DE REPUBLIEK DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, TWINTIGSTE DEEL.   d e REPUBLIEK DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, ZINDS DE NOORD-AMERICAANSCHE ONLUSTEN, behelzende al het merkwaardige voorgevallen in de vereenigde nederlanden, tot op den tegenwo ordigen tyd. MET PLAATEN EN POURTRA1TTBN. . TWINTIGSTE DEEÉ*^'\|\ Te AMSTERDAM, by johannes allart. mdccxcvi ii.   D e RÉPUBLIEK der vereenig d.ë NEDERLANDEN. zes en vyftigste boek. inhoud, Overgang tot de Gefchiedenis naa de Omwenteling. Wyze van behandelen. Zamenhang met het voorgaande. Voorflel van Utrecht om eetie Verbintenis met Pruisfen en Engeland aan te gaan. Verzekering van de Engelfche zyde aan Frankryk, wegens de Omwenteling. Verzekering van Frankryk deswegen. Verdragsonderhandelingen met de Hoven van Berlyn en Londen aangevangen. Het voorfiel in Engeland welkom. Inhoud der Verhntemsfe met Groot - Brittanje. Bekendmaaking des Verdrags aan de Bondgenooten, en lof daar in Harrts toegemeeten. Vleiend door ^ Har ris beantwoord. Bekragtiging van y zelve. Inhoud der Verbintenisfe met Pruisfen. Finckensteins oordeel over deeze V'.rbintenis. Hertzber g s Lofreden daar over. Beoordeeling dier Verbintenisfe. Aanmerkingen van Frankryk. Hoe door de Skaten beantwoord. Nadere Aanmerking van xx. Deel. a den LVI. soek.  * DE REPUBLIEK DER LVI. boek, ' i < ( 1 i i den Franfchen Afgezant de st. Priest op dit Verdrag , en Uoorflel van zyn Hof. Gerugt van Vya* dlykneden. door de Franfchen, in de Oost-Indien aangevangen. Verklaaringen van het Franfche Hof deswegen Een verdeedigend Verdrag tusfchen Londen en Berlyn geflooten. Lof door Hertzberg daar aan gegeeven. Thulemeyer door van Albensleren als Pruisfisch Afgezant vervangen. Voorflaa van de Stad Enkhuizen om het Erfftadhouderfchap tot een Grondwet van Staat te maaken. By Holland en de andere Gewesten aangenomen. Acte van Guarantie hier uit gébooren Staatlyke opdragt van dit ftuk Aanfpraak te dier gelegenheid. Deeze Gebeurtenis met een Gedenkpenning vereerd. Hoe onderfcheiden beoordeeld Het bepaalde omtrent den Eed en den Afftand der Acte van Verbintenis. De Baron van Lynden uit zyn Gezantfchap te Londen te rug geroepen. Van Welder^n op nieuw benoemd Bedankt De Baron van Nagel Jaar toe beflemd. De Ridder Harris aanvaart zyne Ambasfade met veel toejuichings. Overlast den Franfchen Afgezant de st. Priest aangedaan. Zyne klagten deswegen. Nieuwe belediging en herhaalde klagten. Voortzetting deezer zaake. Berigtgeevingen. Hoe men in Frankryk des oordeelde, en eisch m voldoening. De st. Priest dringt hier p aan. Ontwykend Antwoord en verklaa■ing van de oorzaak. Vertrek deezes Af gekants. Brandsen uit Parys te rug ge■oepen. Wat Maron Predikant van Am'asfade in Frankryk overkwam. W. A. Les-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3 Lestevenon, als Minister Plenipotentiaris te BrusfeL te rug geroepen. Van Berckel in America door zynen Zoon vervangen. Lot •san Pieter Paulus. Brief\ welke aanleiding gaf tot zyne Afzetting. Last ten onderzoek aan den Fiscaal gegeeven. Aanfpraak •san P. Paulus by den Zeeraad. Nadert aandrang van den Befchuldigden. Brief om afdoening aanhoudende. Bef uit by hun Hoog Mog. tegen hem genomen. Affcheidsbriefvan P. Paulus. Bedenklykheid wegens zyn Opyolger. W. Bisdom legt zyn Ampt van Fiscaal Generaal neder, en wordt door van der Hoop opgevolgd. De Agent Hieronymus Slicher afgezet. De Commis Quarles genoodzaakt te bedanken, en door H. Fagel opgevolgd. Blok Secretaris van het Noorder Kwartier uitlandig. Raad/lag yan den Stadhouder ten zynen opzigte. Op welk een voet hy aanbiedt afftand te doen. Ontflag hem verleend. Zyn beklag over die Jiandelwyze. Voorfag om de Eer des Hertogs L. van Brunswyk te herjlellen. Uitfiel der bewerkinge. Staatsbefluit om hem te regtvaardigen. De Regtvaardiging zelve. De Erfprins van Oranje met Krygswaardigheden befchonken.' Staatsbefluit omtrent de Landofficieren. Wegens de Zeeofficieren. Gedrag der Staaten van Holland omtrent de beloofde Protectie aan de hun gehoorzaamende Officieren, door Gecommitteerde Raaden gewraakt. Amfierdam dringt aan op het ge~ fland doen des gegeeven woords Niet ongunftig Verflag van Gecommitteerden tot de Krygszaaken. Op welke gronden 't zelve A 2 fteun- LVI. BOEK. j  LVI. 10 EK. j 4 DE REPUBLIEK DER fteunde. Hoe zeer de Officieren zich des fe< klaagen. Hollands gedrag in deezen befchouwd. Welk Be/luit ten dien opzigte Holland laat doorgaan. Hoe door van Ryssel, en diens Lotgenooten, beoordeeld. Wat den Collonel Süljard de Leefdaal wedervoer. Welk eene Schadeloosflelling Holland in V einde verleende. Verfierking der Landmagt. Plan tot verbetening van het Krygsweezen. Op welk een voet Holland bewilligt. Gelderlands aanmerking daar op. Uitfchryving van den Banken Bede-dag voor 't Jaar mdcclxxxvïii. Aanmerking op deezen Dank- en Bede-dag. Wegens de toen gedaane Inzamelingen van Liefdegaaven. Slotbedryf des Pruisfifchen In ■ vals. De Hertog van Brunswyk na den Haage genoodigd fielt zulks uit. In den Haage van wegen hun Ed. Gr. Mogenden begroet. Verzoek dat eenig Pruisfisch Krygsmik in den Lande mogt blyven Vertrek "des Hertogs. Inlegering des Pruisfifchen Krygsmlks. Kalkreuth aamaart het Opper betel aan de Overtoom. Wat den Hertog van Brunswyk naging. Beroovingen en wegvoeringen der Pruisfen. Voorftel om den Pruisffchen Krygslieden een gefchenk in geld te ioen. Gedenkpenningen ih Berlyn op deeze Gebeurtenis gefiaagen. Gedenkpenning hier 'e Lande voor den Hertog en anderen veriaardigd, en met een Brieve tot geleide overgemaakt. Van Rheede s Aanfpmak om ien Koning van Pruisfen te bedanken. 'sKou'ngs Antwoord. Het vertrek der Pruisfiche Krygsbenden uit den Lande. 0n-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 5 Ontelbaare keeren, om zo te fpreeken, hebben wy, in de laatst voorgaande Boeken onzer Vaderlandjche Historie, den draad des verbaals moeten afbreeken, en by het vermelden van de groote Staatsomwenteling in Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii voorgevallen, geweezen, tot een volgend é Tydperk. Immers deeze verandering, in \ de Vereenigde Gewesten, bewerkt door r de Beweegenisfen binnen den Lande ver- ( wekt, op onderfcheidene wyze aangeftookt;1 doch voornaamlyk daargefteld door de komst der Pruisfifche Krygsknegten, onder het aanvoerend geleide des Hertogs van Brunswyk, maakt een Tydperk in de Vaderlandfche Gefchiedenisfen, 't geen zich dermaate onderfcheidt, dat 'er eene nieuwe Orde van zaaken gebooren wierd: want, fchoon deeze, by herhaalinge, voorkomt, als de Oude Conftitutie, en ook, in de daad, voor zo verre dien naam moge draagen, als 's Landsregeering, met eenen Stadhouder aan het hoofd, daar mede beftempeld wordt, verkreeg die Landsregeering, zo door nieuwe Verbintenisfen, met buitenlandfche Mogenheden, als door binnenïandfche Schikkingen, voornaamlyk het Stadhouderfchap betreffende, in zo verre eene nieuwe gedaante, dat, door het een en ander de Banden der Stadhouderlyke Regeering vaster en vaster gemaakt wier^ den. Trouwens eene verandering van dien aart kon niet wel uitblyven. De verfchynzels in de natuurlyke en ftaatkundige Wer A 3 reld LVI. joek. 1787. i?88. Overang van e Ge:hiedeis na de (mwen.1:ling,  6 DE REPUBLIEK DER LVI. reld hebben zeer veel overeenkomsts met boek. elkander: naa een hoogen vloed, volgt een laage ebbe. Naa hevigen ftorm, doodlyke 1787* ftilte; naa geweldig onweer, een onbe1788. wolkt uitfpanzel. Terwyl, gelyk men in * die natuurverfchynzelen opmerkt, niet zelden onregelmaatige getyen zich in de wateren opdoen, de ftüte verraadlyk is, en fchoon de lugt boven van onweerswolken gezuiverd fchynt, nogthans hier en daar in de kimmen, het gerommel des donders gehoord en de fchittering des weerlichts gezien wordt, by het zamentrekken en op een ftaapelen van nieuwe onweerswolken. Wyze In menigerlei opzigten zullen wy de End* waarheid deezer gelykvormigheid bevestigd ling. zien» by het ontvouwen van de Gebeurtenisfen in de Bondgenootfchaplyke Gewesten onzes Vaderlands, zo onmiddelyk naa de voorheen befchreevene Staatsomwenteling, als in volgende dagen, welker befchryving thans onze taak is. De ftoffe hier voorhanden, fchoon veelvuldig en dermaate onderfcheiden van die, welke wy onlangs meest moesten verarbeiden, heeft egter wederom dat gelykfoortige, 't welk eigenaartig gefchikt is om meer of min verveeling te, baaren. Zo veel mogelyk zullen wy voor dit verdriet den Leezer en ons zei ven bewaaren. Zeer zou hier toe kunnen (trekken het inmengzel van Bedenkingen en Oordeelvellingen over Gebeurtenisfen en Perfoonen, met den tooy van goedkeuring omhangen, of in den afzigtigften der kwaadkeuringe voorgefteld; dan, fchoon  VERENIGDE NEDERLANDEN. 7 fchoon wy ons des niet geheel en al zullen kunnen of mogen onthouden, zal dit fpaarzaam gefchieden. Eene fpaarzaamheid welke men ons te meer ten goede zal duiden: dewyl in een en ander opzigt, de Daaden zelve fpreeken, en de Perfoonen die nu vooraan op het tooneel treeden, zich veel al meer ongemaskerd dan anders voordoen, bekleed met een zelfvertrouwen , "t geen aan ftoutheid en onbefchaamdheid grenst, 't Zal ons ook niet mangelen aan lieden der thans te ondergebtagte Partye. die, of in den Lande gebleeven, moeds genoeg betoonden om in befcheidenheid zo voor zich zeiven en als voor hunne zaak, te fpreeken; of die, uit den Lande geweeken,van daar vryeren onbelemmerder de ftera verhieven, het lot hun befchooren bejammerden, en de bewerkers van 't zelve in den haatlykften dag Helden. Door deeze hulpmiddelen onderfteund, treeden wy eene nieuwe loopbaane in. Dien eigenften weg, welken wy voorheen infloegen, ter onderfcheidener vermeldinge van 'sLands- en Volksgebeurtenisfen, zullen wy weder volgen, als de gefchikfte om verveelende herhaalingen te vermyden, en niets meldenswaardigs , . onopgemerkt voorby te flappen (*). Genoegzaam , ter aaneenfchakeling van dit Tydperk met het laatstvoorgaande, is 1 de herinnering van de komst des Stadhou-1 ders ' rr^P,R^n zie' wegens deeze Schikking, onze Vadirl. Eist. XIV. D. bl. 156. A 4 LVI. SOEK. «787. I788. Zatnen- iang met iet voorbande.  & DE REPUBLIEK DER LVI. boek. 1787. +788. Voordel ItUtrecht om eene Verbintenis met Pruisfin en Engeland aan ?e gaan. ders met zyne Egtgenoote en Gezin in het zo lang verlaateue 'sGravenhaage (*), en het daar by onmiddelyk voorgevallene; als mede van de geëischte en volbragte Voldoening aan haare Koninglyke Hoogheid, met het geen zich daar nevens ter Algemeene Staatsvergaderinge paarde (f). Da daadlyke Inrukking der Pruisfifche Krygsbenden in een en ander Gewest; de toerusting van Engeland ter Zee, om die te onderfchraagen, indien Frankryk de beloofde hulpe daadlyk boodt, bragt aan beide deeze Mogenheden, zonder wier be^ loofden en betoonden byftand, de Omwenteling geen plaats zou gegreepen hebben, eene zonderlinge verpligting voort. Het plan der Omwenteling, voornaamlyk beraamd en opgefteld, door de Utrechtfcht Staatsleden te Amersfoort vergaderd, en dus verre volvoerd, kreeg ook, uit dien hoek, eene verdere vastftelling. Immers het was, op den tienden van Wynmaand des Jaars mdcclxxxvii , dat de Edelen en Ridderfchap , den Tweeden Staat van den Lande van Utrecht vertegenwoordigende , met een Voorftel ter Staatsvergaderinge binnen traden, dat de Afgevaardigden van dit G«we.st behoorden gelast te wor* den op de Vergadering der Algemeene Staaten voor te draagen, „ Of het, ge„ merkt het deel, 't welk de Hoven van „ Londen en Berlyn wel hadden gelieven te „ neeCO Zie orazVaderl. Hist. XV D. bl. 204. 222 enz, (f) Zie onze Faderl, Hist. i$tfÜ. D. bl ^57 ,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 9 9, neemen in de Onlusten, die deeze Re„ publiek op den oever van een onherftel„ baar bederf gebragt hadden, en Hoogst9, derzelver aangewende poogingen tot her„ ftel van de rust en eensgezindheid bin„ nen dezelve, niet dienftig en met de „ waare belangens van het Vaderland over„ eenkomftig zou zyn, zo tot bewaaring 9, en verder herftel der ruste, als ter be„ veiliging tegen alle ftoorenis, die de Re„ publiek, zo van binnen als van buiten 99 zoude kunnen worden aangedaan, dat „ getragt wierd eenige nadere verdeedigen„ de Verbintenisfen met de Kroonen van „ Engeland en Pruisfen aan te gaan, op „ gelyke wyze als thaps met Frankryk „ plaats hadt (*>" J Zy voegden 'er voor eene mits by, „ als „ zodanige Alliantie op billyke en gunfti9, ge voorwaarden, ten meesten -voordeele 5, voor de Republiek, kon tot ftand ge„ bragt, en het Cafus Fmderis, zo veel „ mogelyk, daar by ten klaarften bepaald „ wierd; ten einde de Republiek, by voor„ komende gelegenheden, bewaard bleeve ?, voor alle onaangenaamheden omtrent dit « punt, (*) Men zie het voorgevallene wegens die Verbintemsfe en het aangaan van dezelve in onze Vadert. Pist, VIII. D. bl. 172-227. Het heeft bykans geene aanduiding noodig, dat dit Voordel, hoe gunftig ook, in den eerfte opflage, voor Franknk, eigenlyk wa» ingerigt om ten tegen wigt van dit llyk te dienen. Dit bleef ook niet onopgemerkt Kelyk het vervolg onzer Gefchiedenisfe weldra zs Hitwyzen. A 5 LVI. BOEK. I787. 1788.  LVI. boek. 1787. I788. Verzekering van de Engelfche zyde aan Frankryk wegens de Omwenteling. 10 DE REPUBLIEK DER „ punt, en ook zodanig, dat voor andere „ Mogenheden de weg geopend bleeve, ,, om tot deeze Verbintenis te kunnen toe„ treeden (*)." — Een Voorflag van dien aart hoorde men ter Utrefhtfche Staatsvergaderinge met greetige ooren; en onverwylde goedkeuring was het wel te wagten gevolg (f). —/ J j De gerustftelhng, dat men van de zyde der Franfchen in de Omwenteling geene verhindering te vreezen hadt, als mede het affchryven der Staaten van Holland aan Frankryk van de voorheen verzogte hulpe (§) was welhaast gevolgd van wederzydfche Verklaaringen der Hoven van Londen en Verfaïlles. Bewaarenswaardige (tukken. Dat van de Engelfche zyde luidde. „ De Gebeurtenisfen, die 'er voorgevallen „ zyn in de Republiek der Vereenigde „ Provinciën, thans geen onderwerp meer „ fchynende te weezen van onderzoek, „ en nog veel minder van twist tusfchen „ de beide Hoven , zo zyn de Heeren „ Dorset en Willem Eden gemagtigd „ te vraagen, of het zyner Allerchristlyk„ fte Majefteits oogmerk is daadlyk ten „ uitvoer te brengen de Bekendmaaking „ den zestienden van September laatstleden „ door zyne Allerchristlykfte Majefteits „ Minister Plenipotentiaris gedaan, welke, „ door de kennisgeeving, dat men Byftand „ wil- (*) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 34Cf) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 44. {$) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. bl. 303 en 221.  VERENIGDE NEDERLANDEN, n „ wilde verleenen aan Holland, aanleiding „ gegeeven heeft tot uitrustingen ter Zee ,, aan den kant van zyne Majefteit, en „ welke uitrustingen zedert wederzyds zyn gedaan geworden. Indien het Hof ,, van Verfailles geneigd is zich zelf op „ dit onderwerp, en omtrent het gedrag $ „ het welk het zelve zal houden jegens „ de Republiek , te verklaaren op eene „ wyze overeenkomftig het verlangen, het „ welk men van wederzyden betoond heeft „ tot handhaaving van de goede verftand„ houding tusfchen de beide Hoven, en „■gevolglyk, dat 'er geen oogmerk van „ vyandlykheden, in eenig werelddeel, uit „ hoofde van 't geen 'er gebeurd is, plaats „ heeft , zo 'is zyne Majefteit fteeds ge,, neigd om in de vriendlyke denkwyze „ van zyne Allerchristlykfte Majefteit in „ te ftemmen; bereid om met hem te be„ willigen, dat de uitrustingen, èn in 't „ algemeen alle toebereidzelen ten Oorlog, „ van wederzyden zullen geftaakt worden, „ en dat men de Zeemagten der beide Na„ tien weder zal brengen op den voet als „ in Vredestyd, en zo als dezelve fton„ den op den eerften van January van dit „ loopend Jaar." De Graaf de Montmorin verklaarde hier op, van de Franfche zyde; „ Het oog : „ merk van zyne Majefteit niet zynde „ of ooit geweest zynde (*) om zich metJ „ Magt, '*) Men vergelyke hier mede onze Vaderl. Hist. XV. D. bl. 113. LVI. boe kv I787'. I788. Verzeiling van le Fran"che zyde leswe;en.  12 DE REPUBLIEK DER LVI. boek. 1737. 1788. Verdrag! onderhandeliogen met de Hoven van flerlyn ei loonden aan gevangen. „ Magt in de zaaken van de Republiek „ der Vereenigde Nederlanden in te laaten, „ zo heeft de Communicatie, welke den „ zestienden van Herfstmaand aan het Hof „ van Londen door den Heer Barthele„ my gegeeven is, geene andere bedoe„ ling gehad, dan om aan dat Hof een ,, voorneemen te kennen te geeven, van „ 't welk de beweegredenen thans niet „ meer beftaan; vooral niet zedert de Ko„ ning van Pruisfen zyn befluit dien aan„ gaande heeft medegedeeld. Zyn Maje„ fteit maakt dien volgens geene zwaarig,, heid te verklaaren, dat hy de bovenge-. „ melde Declaratie niet zal ten uitvoer „ brengen, en dat hy geen vyandlyk oog„ merk in eenig Werelddeel heeft, met „ betrekking tot het geen in Holland ge„ beurd is." —rf- Hier op volgt eene volftrekt gelykluidende betuiging van de zyde van Frankryk, zo als wy even van den kant des Londenfchen Hofs geboekt hebben. Ook tekenden, op den zeven en twintigften van Wynmaand, de gemelde wederzydfche Onderhandelaars, \\\t naam hunner Souverainen, die Overeenkomst (*), Van Frankryk niets te vreezen, van Engeland en Pruisfen alles te hoopen hebhen"de, vondt het voordel door Staaten van Utrecht wegens de aantegaane Verbintenis-? fen met de beide laatstgemelde Mogenhe1 den, een gunftigen ingang onder de hooge, Bondgenooten. By eehen en anderen werd daar (?) IV. Nederl. Jaarb: 1787. bl. 5642 enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. ï$ daar op geraadpleegd, en eindelyk, den veertienden van Wintermaand, tot het aangaan eens Verdeedigenden Verdrags met de Hoven van Berlyn en Londen beflooten. Met het eerstgemelde Hof zou daar omtrent alles verhandeld worden door de Baron van Rheede, Buitengewoon Gezant 'Van hun Hoog Mogenden by zyne Pruisfifche Majefteit, en met hef laatstgenoemde door den Ridder Harris, van wegen zyne Groot-B riltanni/ch Majefteit, die zelfde post by dit Gemeenebest bekleedende. De aangevangene Onderhandelingen leeden eenige vertraaging (*), doordien, van onze zyde, by Engeland werd aangedrongen op de wedergave van Negapatnam, op de kust van Cormandel, by den laatften Vrede in handen der Engelfchen gelaaten; dan eindelyk zag men hier van af, -en werden, op den vyftienden van Grasmaand mdcclxxxviii, die beide Verbintenisfen getekend. De Engelfche Gezant vaardigde terftond zynen Secretaris Jackson na Londen. Op v den derden dag naa de tekening kwam!' deeze 's avonds by den Markgraaf de Gar- £ marthen. De Heer Pitt ontving de ty- (*) Het voorgevallene deswegen tusfchen de Heeren van het Befogne , volgens de Aantekening van den jongen Griffier Fagel is zeer ter zaake. Men zie R. L. Bouwens aan zyne Committenten. Te Amfl. by de Erv. C. N. Guerin en W. Vermamdel bl. 165. Zeeland kwam 'er traaelyk toe. Aid. bl. i66i LVÏ. boek; 1788. Het 3oi (lel Engend wel)m.  14 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. 3788 Inhoud der Verbintenisfe met GrootBrit tanje. tyding terwyl het Huis der Gemeente nog vergaderd was, en deelde dit welkome nieuws terftond mede. Het Verbond met den Koning van GrootBrittanje hadt tot Inleiding. „ De onder„ linge opregte vriendfchap* welke zedert „ zo langen tyd heeft ftand gegreepen „ tusfchen zyne Majefteit den Koning van „ Groot - Brittanje, en de Heeren Staaten „ Generaal der Vereenigde Nederlanden, op nieuws verfterkt en bekragtigd zynde „ door het belang het welk zyne Groot' „ Brittannifcke Majefteit nog onlangs be„ toond heeft, voor de handhaaving van „ de Onafhangelykheid van de Republiek „ en deszelfs wettige Conftitutie, zo heb„ ben gemelde zyne Majefteit, en de Hee„ ren Staaten der Vereenigde Nederlanden „ beflooten, ten einde, op de allerzeker„ fte en duurzaamfte wyze, de goede har,, monie, het vertrouwen en verftandhou,, ding te vestigen, eene altoosduurende „ Verbintenis aan te gaan, door een De„ fenfief Tractaat van Alliantie, tot welzyn „ der beide Partyen en handhaaving van „ de algemeene en byzondere rust." De Verbintenis beftondt uit de volgende twaalf Artykelen. „ I. 'Er zal eene „ opregte vaste en beftendige Vriendfchap „ plaats hebben tusfchen zyne Groot-Brit„ tannifche Majefteit, deszelfs Erfgenaa,, men en Opvolgers, en de Heeren Staa„ ten Generaal der Vereenigde Nederlanden, „ zodanig, dat de hooge Partyen Contrac„ tanten, de grootfte attentie zullen ves- „ ti-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 15 „ tigen om onder eikanderen, hunne Staa„ ten en Onderdaanen, die vriendfchap en „ wederzydfche verftandhouding te hand„ haaven, verbindende zich, zo veel in „ hun vermogen is, te zullen toebrengen „ om zich onderling by de rust en vrede „ te conferveeren, en wederzyds te be„ fchermen. „ II. In geval eene der contracteerende „ Partyen vyandlyk mogt aangevallen wor„ den, door eenige Europefche Mogenheid, „ in welk Werelddeel het ook zou mogen ,, weezen, zo verbindt zich de andere „ Partye Contractante, haaren Bondgenoot „ te Land en ter Zee te zullen byftaan, „ tot wederzydfche befcherming en bevei„ liging der bezittingen van Staaten, Lan„ den, Steden. Plaatzen, Regten en Vry„ dommen, welke haar refpectivelyk, vóór „ het begin der Vyandelykheden, toebe,, hoorden. „ III. Zyne Brittannifche Majefteit gua„ randeert op de kragtigfte wyze het Erf„ ftadhouderfchap, zo wel als het Erf„ gouverneurfchap van iedere Provincie in „ het Doorlugtig Huis van Oranje, met „ deszelfs Ampten en Prerogativen, als „ zynde een Weezenlyk Deel van de Con„ ftitutie der Vereenigde Provinciën, vol„ gens de Refolutien en Diplomaten der „ Jaaren mdccxlvii en mdccxlviii, uit „ kragte van welke de tegenwoordige Stad„ houder, in den Jaare mdcclxvi is ge„ treeden in de Posfesfie van die Ampten, » en LVI. boek. I788.  16 DE REPUBLIEK DE& Lvr. boek. 1787. i?Ö8. j 9 j »: n h „ en in welke hy in mdcclxxxviii ,, is herfteld, zich verbindende deeze Re„ geeringsvorm te zullen handhasven tegen alle aanvallen en onderneemingen, di„ reet of indirect, en van welk eene na,) tuur dezelve ook mogten weezen. „ IV. De byftand in het II. Art. van „ dit Defenfive Tractaat van Alliantie ver„ meld, zal van den kant van zyne Brit„ tannifche Majefteit beftaan in ach dui„ zend man Voetvolk en twee duizend man „ Ruitery, benevens twaalf Schepen van ,, Linie en ach Fregatten en van de „ zyde der Staaten Generaal in vyf dui„ zend man Voetvolk, duizend man Rui., tery, acht Schepen van Linie en ach „ Fregatten. Welke refpective Byftand „ zal geleeverd worden binnen twee maan„ den naa dat de aangevalle Party denzel„ ven zal gevorderd hebben, en tot des„ zelfs dispofitie zal blyven, geduurende „ den Oorlog, in welken dezelve zich zal , ingewikkeld vinden; zullende dit Secours , (het zy in Schepen en Fregatten, het , zy in Troepen) betaald en onderhouden , worden door de Mogenheid, die het, zelve geleeverd heeft, overal daar het , deszelfs Bondgenoot zal goedvinden te, gebruiken. „ V. In geval de bepaalde Byftand niet » ge- (*) Hier over zullen wy, de Verbintenisfea et de Buitenlandfche Mogenheden afgehandeld ibbende, breeder fpreeken.  VERENIGDE NEDERLANDEN, i? 5, genoeg mogt weezen ter Verdeediging van 5, de Mogenheid, die denzelven gevorderd „ heeft, zal de andere Mogenheid dien, „ van tyd tot tyd, vermeerderen, naar ge- lang der behoeften van zyn Bondge- noot,' en hem zelf, indien het de om„ ftandigheden vorderen, met al zyn magt .„ byftaan, doch is hier by uitdruklyk be- dongen, dat in allen gevalle het aan„ deel der Heeren Staaten Generaal niet zal „ gaan bov&n de tien duizend man Voet„ volk, twee duizend Ruiters, zestien Sche- pen van Linie en zestien Fregatten. „ VI. Dan dewyl het kan gebeuren, „ (uit hoofde der afgelegenheid van ver„ fcheide Bezittingen der Partyen Contrac„ tanten,) dat de voordeden, welke zy „ wederzyds uit de 11 uiting van dit tegen„ woordig Tractaat moeten trekken, kun„ nen verydeld worden, byaldien men „ geene maatregelen tot onderlinge verdeè9, diging der gemelde Bezittingen kan nee„ men, vóór dat derzelver refpective Gou- verneurs, de noodige Orders uit Europa „ daar toe ontvangen hadden, is bepaald „ en overeengekomen, dat, in geval een „ van dezelven vyandlyk aangetast, of ge3, dreigd wierd, vyandlyk aangevallen té g, zullen worden, door eene Europejch ,, Mogenheid, in zyne Bezittingen, het „ zy in Africa of in Afia , 'er aan dé i, Gouverneurs van derzelver Bezittingen, „ in die beide Werelddeclen , zal gelast „ worden om onderling te raadpleegen M over den te geeven Byftand, en in ge- XX. Deel. B „ val BOE IS. 17^7. I78l  18 DE REPUBLIEK DER lvi. boek. 1787. 1788. 5 s s J s s S! 9J >: »! 5) 5! 55 5! j: »5 „ val van nood, dat fecours aan de aange„ valle Party op de fpoedigfte en kragt„ daadigfte wyze te verleenen; en dat de „ orders ten dien einde aan de gemelde „ Gouverneurs , terftond naa het fluiten „ van het tegenwoordig Tractaat, zullen „ afgevaardigd worden: en in geval de „ beide hooge Partyen Contractanten verI, pligt zullen zyn eikanderen het voorge, melde Secours te leeveren, zullen zy , niet toelaaten aan eenig Schip Van Oor, log, van wat foort het ook zou mogen , weezen, toebehoorende aan de aanval, lende Mogenheid, in eenige van derzel, ver Havens binnen de gemelde Bezittin, gen in te loopen, tot tyd en wyle dat , de Vrede tusfchen de aanvallende Party , en den Bondgenoot van de Contractee, rende Party zal herfteld zyn; ten ware , dat zodanige Schepen mogten genoodi zaakt zyn die Havens in te loopen, om , het blyven, of fchipbreuk lyden, voor te , komen. „ VIL Indien het mogt gebeuren, dat i de beide hooge Partyen Contractanten, , gelyklyk met eenen algemeenen Vyand in Oorlog mogten geraaken, belooven zy eikanderen wederzydsch van zich niet te zullen ontwapenen, dan volgens een algemeen accoord, en in vertrouwen elkander kennis te zullen geeven van de Voorflagen, die tot Vrede of Beftand mogten gedaan worden. „ VIII. Wanneer de hooge Partyen Contractanten verkiezen derzelver Se- „ cours,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 19 „ cours, in plaats van in Troepen, in Geld „ te geeven, zal zulks van weêrskanten „ vryftaan, en dan zal dat fecours gere- kend worden, tegen honderd duizend Gul„ dens Hollandsen Courant, in't Jaar, voor „ duizend man Voetvolk, en tegen hon,, derd en twintig duizend Guldens voor „ duizend man Ruitery 's Jaars, of naar „ evenredigheid 'sMaands. „ IX. De Mogenheid, welke Byftand „ gevorderd heeft, zal verpligt weezen, „ het zy dat de Schepen, Fregatten en „ Troepen, die aan dezelve geleeverd zyn, „ lang of kort in haare Havens blyven, „ ze te voorzien van al het noodige tegen den prys, als of zy haar zelf toebehoor- „ den. Het is wyders bepaald, dat „ de gemelde Troepen en Schepen, in „ geen geval hoe genaamd, zullen zyn „ ten laste van de Party, welke dezelven „ gevorderd heeft, en egter niet te min „ tot deszelfs dispofitie zullen blyven, ge„ duurende den ganfehen loop van den „ Oorlog, waar in zy ingewikkeld is. — „ Het bedoelde Secours, zal, met betrek„ king tot de Politie, ftaan onder de Or- ders van den Chef, die het bevel over „ dezelve voert, en niet afzonderlyk of „ anderzins gebruikt worden, dan met „ overleg van den Chef; doch met betrek5, king tot de Krygsverrigtingen zal het geheel en al onderworpen weezen aan „ de Orders van den Opperbevelhebber „ dier Mogenheid, welke hetzelve geëischt ,, heeft. Ba „X, lvl BOE Ki 1787. 1788.  ao DE REPUBLIEK DER lvi. boek. I7Z7. ,, X. Men is overeengekomen, in afwag-* ,, tingdat de beide Mogenheden een Tractaat' „ van Commercie onderling zullen fluiten, „ dat de Onderdaanen van de Republiek, y, in de Koningryken van Groot-Brittanje „ en Ierland zullen behandeld worden, als „ de meest begunftigde Natie; en dat zulks insgelyks zal plaats hebben in de Veree„ nigde Provinciën omtrent de Onderdaanen' ,, van zyne Groot-Brittannifche Majefteit; „ egter met dien verftande, dat dit Arty„ kei niet moet gehouden worden zich uit „ te ftrekken tot eene vermindering van „ Inkomende Regten, die van Linnens ge- heeven worden. ,, XI. En dewyl zyne Èritfcke Majefteit, „ by het IV. Artykel van het Vredes; „ Tractaat, getekend in de maand Juny mdcclxxxiv, zich verbonden heeft om' „ 'met de Heeren Staaten Generaal in on„ derhandeling te treeden over de terug„ gave van Negapatnam met deszelfs On„ derhoorigheden, in gevalle gemelde Hee„ ren Staaten Generaal daar voor, in 't ,, vervolg, een Equivalent konden geeven, „ en hunne Hoog Mogenden derzelver ver- langen na de Restitutie vernieuwd ieb,, ben, gelyk ook om naauwkeurig te be,, paaien den zin van het VI. Artykel van „ gemelde Tractaat met betrekking tot de ,, Zeevaart der Britfche Onderdaanen in ,, de Oost-Indijche Zeeën, zo is zyne Brit,, fcke Majefteit, ten bewyze van deszelfs 9, toegenegenheid ,voor de Republiek, be9, reid om tot het verlangen van hun Hoog „ Mog.  VERENIGDE NEDERLANDEN. &i Mog. mede te werken, en zelf om aan ,, de Republiek nieuwe en zeer weezen„ lyke voordeelen van Commercie in dat ,, Werelddeel toe te ftaan, zo dra men anders maar zal overeengekomen weezen 9, aangaande het Equivalent, waar voor a, zyne Britfche Majefteit niets vordert dan „ het geen tevens voor het wederzydsch belang en de veiligheid van beide Par9, tyen Contractanten in de Indien zal vor- derlyk weezen; en ten einde die onder,, handelingen geene beletzels zouden toe,, brengen aan de fluiting van dit tegen,, woordig Tractaat, is men overeengeko- men, dat die onderhandelingen ten fpoe,, digfteu begonnen en ten einde gebragt ,, zullen worden binnen den tyd van zes ,, maanden naa de tekening van dit tegen9, woordig Tractaat; en dat de Conventie, 9, welke men, ten dien opzigte, zal aan- gaan, dezelfde kragt zal hebben, als of „ die in dit Tractaat was geinfereerd ge9, worden. ,, XII. Het tegenwoordig Tractaat zal „ wederzydsch geratificeerd worden, en de uitwisfeling der Ratificatien zal ge„ fchieden binnen den tyd van zes wee99 ken, of, zo veel mogelyk, eerder." De Ondertekenaars waren James Harris, J. W. Graaf van Welderen ; W. F. H. van Wassenaar; L, P. van de Spie- (*) Zie wegens deezen Vrede onze Va/lerl. Hist. VI. D. bl. i—no. en over het hier behandelde Stuk Negapatnam byzonder betreffende, bl. 30. 34, B 3 LVL' BOEK.' I787. 1788. Bekend" maaking des Verdrags aan  LVL BOEK. 1787 1788. de Bondgenootenen lof daar ia Harjus toege meeten. , i ! i ! 3 3 1 3 3 3 3 3 3 3 5 J s » 3 3! ~1! Si 22 DE REPUBLIEK DER Spiegel; Willem van Citters; W. N. Pesters; Charlês Bigot, M. B. C. van Voerst van Borgel. Om de bekragtiging deezes Tractaats by de Gewesten te erlangen vaardigden de Algemeene Staaten eenen Verzoekbrief aan dezelven af, met voordragt van de wyze op welke de bewerking der Verbintenisfe was :oegegaan. In welk verflag de maate der /leiendfte lof voor den Ridder Harris vordt volgemeeten. Onder anderen betuijen zy hem; „ dat uit de faciliteit waar , mede hun Hoog Mogenden afgegaan wa, ren van hunne eifchen, geoordeeld kon , worden van derzelver hartlyk verlangen, , om de oude Verbintenisfen van Vriend, fchap met zyne Groot- Brittannifcke Mx, jefteit te vernieuwen, te gelyk met hun , vertrouwen in. deszelfs verzekeringen. — , Dat hy Heer Ridder Harris te zeer , verlicht was om niet volkomen onder, rigt te zyn van de middelen, waar van , de geenen, die nydig zyn geweest over , het geluk der beide Natiën, wanneer , dezelve vereenigd zyn geweest, zich be, diend hebben om jaloufie en wantrou, wen tusfchen haar te verwekken, zo , wel als van de hulpmiddelen, die met , vrugt gebruikt konden worden, om de , gevolgen daar van voor te komen. ■ , Dat de grondbeginzels, die hy Heer . , Ridder Harris altoos voor een' regel hadt gehouden in de ongenoegens, die , de gemoederen alhier hadden verwy- derd, en de zorg door hem llandvastig „ aan-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 23 „ aangewend om dezelve tot haare waare „ belangens te rug te brengen, zekere „ waarborgen waren, dat hy met denzelf„ den yver zou aanhouden om het werk, „ zo gelukkiglyk door hem begonnen, tot „ volkomenheid te brengen, met uit te „ werken, dat de Schikkingen, nog. ove„ rig te maaken, uit kragte van het X. „ en XI. Artykel van het tegenwoordig „ Tractaat, van zodanig een natuur mo„ gen weezen, dat niets, voor het toeko„ mende, de thans herftelde Vriendfchap „ moge ontrusten; met betuiging van de „ Heeren hunner Hoog Mogenden Gede„ puteerden, dat zy allen yver, ernst en ,, goede trouwe daar toe zouden toebren„ gen, die het gewigt der zaake vereischt." Het antwoord hier op door den Engelfchen Gezant gegeeven, kenmerkt den gefleepen Onderhandelaar; immers het luidde in deezer voege, „ dat hy, met uitnee,, mend genoegen, de reden vernam waar„ om hy tot deeze Conferentie was ver,, zogt. Dat de Koning zyn Meester de ,, Alliantie, die ftondt geilooten te wor„ den, aanmerkte als een maatregel, wel„ ke den grondflag van eene folide, Jys„ thematique en permcmmte Unit tusfchen ,, de twee Natiën, zoude ftellen; dat, over„ eenkomftig met die grondbeginzels zyne „ Majefteit, in den loop deezer Negotia„ tien, getragt hadt alle hindernisfen, die „ den uitflag daar van hadden kunnen be- „ letten, uit den weg te ruimen. Dat „ hun Hoog Mog. verzekerd konden weeB 4 „ zen, LVI. BOEK. 1787. I788. Vleiend door Harris beantwoord.  LVI. BOEK 1787. ï?83, Bekrag liging van 't aelye. 24 DE REPUBLIEK DER „, zen, dat zy dezelfde dispofitien en voor* . „ neemens zouden ontwaar worden in de „ Schikkingen,'welke volgens de Stipula^ ,, tien van het Tractaat nog voorwerpen „ van discusfien zouden moeten ópleeve- „ ren. Dat de Koning met genoegen „ zou zien de Juftitie, die hun Hoog „ Mog. doen aan zyne gevoelens, en het „ vertrouwen, het welk zy ftellen in des„ zelfs verzekeringen; dat niets waaragti„ ger is dan deszelfs verlangen, om daar „ van de overtuigendfte blykeu te gee„ ven; dat hy Heer Ridder Harris kon ,j verzekeren, dat die geen, die nydig zyn „ over het geluk der beide Natiën, zich s, niet minder in hunne oogmerken zullen „ verydeld vinden, door de maatregelen „ thans vastgefteld, en door de gevolgen „ daar uit voortvloeiende. Dat de „ manier, waar op hy ten zynen opzigte „ was behandeld, hem zeer vleiend was „ voorgekomen; en het getuigenis aan hem „ gegeeven, hem ten uiterften gevoelig „ was (*)." ■ De Békragtiging deezer Verbintenisfe volgde in Bloeimaand des Jaars mdcclxxxviii; by welke gelegenheid de Ridder Harris, ten betoon van genoegen over dit volbragte werk, een zeer kostbaar avondmaal en dans gaf, waar op de Stadhouder met zyn Gezin, en veele aanzieulyke Lieden verfcheenen, om in die vrolykheid te deelen. Dit werk verrigt zynde, begaf de Engel- fcke Ferz, by de Chalmot IV. D. bi, iop enz,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 25 fike Gezant zich voor eenigen tyd na Londen. Een Gefchenk van 14000 Guldens werd deezen Afgezant toegelegd (*). 1 Opzigtélyk het onafgedaane XI. Artykel des Verdrags met Groot-Brittanje, werd zyne Hoogheid door hun Hoog Mogenden verzogt zyne gedagten te laaten gaan over het benoemen-van Gelastigden, kundig in den Koophandel, en in de zaaken van de Oost-Indifche Maatfchappy, om met Engeland de zaaken in de Oost-Indien op eenen vasten voet te fchikken, en over een Tractaat van Koophandel te fpreeken. Zeer gelchikt tot deeze taak oordeelde de Prins de Heeren Jan van de Poll Burgemeester , Jan Graafland Pietersz. Oud Schepen en Raad der Stad dmfterdam; Nicolaas Steengragt, Raad en Advocaat Fiscaal van de Admiraliteit van Zeeland, en Jonker Duco van Haren, Grietman van 't Bild. Eene aanpryzing, van eene benoeming dier Heeren tot deeze zaak gevolgd (f). Ten dien zelfden tyde des Verdrags met Groot - Brittanje was in bewerking en werd voltrokken de Verbintenis met den Koning van Pruisfen. Dit ftuk was toevertrouwd aan der Staaten Afgezant en Gevolmagtigden den Heer van Rheede , die by eenen Brieve verflag gaf van zyne verrigtingen, en het Tractaat van Verbintenis overzondt van deezen Inhoud. —- „ Het Koning- « lyke (*) Refo!. Oen. 14. Mey en 16. Juny 1738. (j-) Refol. Gen. 3. en 4. Juny 17S8. B 5 LVI. BOEK. 1787. 1788. Benoeia* den tot een Tractaat vaa Koophandel» Inhoud der Verbintenisfe met Pruisfen^  26 DE REPUBLIEK DER LVI. boek, 1737. 17H8. „ lyke Huis van Pruisfen en het Keur„ vorstlyke van Brandenburg met de Ver„ eenigde Nederlanden, zedeit onheuchlyke „ tyden, nier. alleen een goede Buurfchap; „ maar ook de naauwfte banden van Vriend„ fchap en Verbond onderhouden,. en zy,, ne Majefteit de Koning van Pruisfen^ „ op nieuw geene dubbelzinnige biyken „ van zyne genegenheid aan de Republiek „ gegeeven hebbende, door haar gewig„ tige en kragtdaadige dienften, tot Her„ ftelling der inwendige rust te bewyzen, „ is daar uit voortgeiprooten een onder„ ling en wederzydsch verlangen, om, „ tot welzyn der beide Partyen, en tot „ handhaaving der algemeene en byzon„ dere rust, door een Tractaat van De„ fenfive Alliantie, de oude banden te ver„ nieuwen en nader aan te haaien. — Ter „ bereiking van zulk een heilzaam oog„ merk heeft zyne Majefteit de Koning van Pruisfen benoemd en gemagtigd zy„ nen Staats- en Kabinets Minister Carel „ Willem Graaf Finck van Fincken„ stein, Ridder der Orde van den Zwar„ ten Adelaar enz., als mede Ewald Fre„ derik Graaf van Hertzkerg Ridder „ van die zelfde Orde; gelyk hun Hoog „ Mogenden de Staaten Generaal benoemd ,, en gemagtigd hebben hunnen Envoyé „ Extraordinair en Minister Plenipotentia„ ris by zyne Majefteit den Koning Arend „ Willem Baron van Rheede Collonel „ van de Infantery en Aide de Camp Ge„ neraal van zyne Doorlugtige Hoogheid „ den  VERENIGDE NEDERLANDEN. 27 „ den Prins van Oranje en Nasfau, wel- ken, naa onderling hunnen last in for„ ma medegedeeld en te zamen onderhan„ deld te hebben, omtrent de volgende „ Artykels zyn overeengekomen. ,, I. Daar zal eene opregte en beftendi„ ge Vriendfchap en Verbintenis plaats hebben tusfchen zyne Pruhfifche Maje,, fteit, deszelfs Erven en Opvolgers, en „ de Heeren Staaten Generaal der Veree„ nigde Nederlanden: zo dat de beide Con„ tracteerende Partyen, de grootfte oplet„ tenheid zullen in agt neemen om onder ,, zich, hunne Staaten en Onderdaanen, die wederzydfche Vriendfchap en Ver- ftandhouding te handhaaven, en zich „ verbinden, zo veel in hun is, toe te „ brengen om onderling den Vrede en rust te bewaaren en te befchermen. „ II. Ingevolge van de Verbintenis, in ,„ het voorig, Arrykel bepaald, zullen dé „ beide hooge Contracteerende Partyen „ de concert werken tot handhaaving van „ den Vrede, en wanneer één hunner met „ een aanval gedreigd wierd, zal de an,, dere terftond deszelfs goede dienften „ aanwenden om vyandlykheden voor te „ komen, en de zaaken op den weg van ,, Bemiddeling te rug te brengen. „ III. Dan, indien de gezegde goede „ Officien niet van het gewenschte effect „ waren, en één der hooge Contractee„ rendé Partyen, door een Europeefche „ Mogenheid, in eenig gedeelte haarer be„ zittingen, hoe genaamd, vyandlyk wierd „ aan- LVL BOEK. 1787.  &8 DE REPUBLIEK DER LVI. ü OEKi 1787. „ aangevallen, verbindt zich de andere „ Party om haaren Bondgenoot te hand„ haaven, in de bezitting van zyne Staa? „ ten, Territoiren, Vryheden, Regten, „ Domeinen, Steden en Plaatzen, die zy „ vóór het begin der Vyandlykheden be„ zaten. Ten welken einde zyne Maje„ fteit van Pruisfen aan de Republiek der „ Vereenigde Nederlanden, indien zy mogt ,, aangevallen worden, zal geeven een Se„ cours van tien duizend man Voetvolk, ,, twee duizend man Ruitery; en, indien ,, zyne Pruisfifche Majefteit aangevallen „ wordt, zullen hun Hoog Mog. de Staa„ ten Generaal der Vereenigde Nederlanden ,, hem een Secours geeven van vyf dui' „ zend man Voetknegten, en duizend Rui,, ters. Welk Secours wederzydsch zal „ worden verftrekt binnen den tyd van ,, twee Maanden naa de aanvraag door de ,, aangevalle Party gedaan, en geduurende „ den Oorlog daar zy ingewikkeld is, te „ haarer belchikkinge blyven. Dit Se„ cours zal door de Party, daar het van ,1 gevorderd is, worden betaald en onder,, houden overal daar het de Geallieerde „ zal gebruiken, doch de eifchende Party „ zal hetzelve van Brood en de noodige „ Voeragie moeten voorzien, op denzelf? j, den voet als haar eigene Troepen. ,, IV. Indien hun Hoog Mog. de Staa„ ten Generaal, zich bezwaard vinden in het leeveren van Secours in Troepen aan zyne Pruisfifche Majefteit, zal hun is vryftaan zulks in Geld te doen, uitge- ,, zon»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 29 „ zonderd alleenlyk als zyne Pruisfifche ,, Majefteit in zyne Staaten, gelegen tus„ fchen den Wezer, den Rhyn en de Maas „ wierd aangevallen: in welk geval zyne „ Majefteit het in deszelfs keuze zal heb„ ben om het Secours van de Republiek ,, in Troepen of Geld te vorderen. „ Insgelyks zal zyne Majefteit niet gehou„ den zyn het bepaalde Secours in Troe„ pen te geeven, wanneer hun Hoog Mog. door eene Europeefche Mogenheid 9i op Zee, of in hunne Overzeefche Be,9 zittingen aangetast wierden; maar het ter keuze hebben zulks in Geld of in Troepen te doen. -— Eindelyk, in9, dien de hooge Contracte erende Partyen ,, den bepaalden Byftand in Geld geeven „ zal het berekend worden tegen hondera ,, duizend Guldens Hollandsch in één Jaar 3, voor duizend Mannen Voetvolk, en hon9, derd en twintig duizend Guldens voor 9, duizend Man Paardenvolk in het Jaar, of ,, naar evenredigheid in de Maand. ,, V. Ingevalle het bepaalde Secours niet ,, genoegzaam zoude zyn tot Verdeediging „ van de eifchende Mogenheid, zal de ,, andere Mogenheid hetzelve agtereenvol,, gend, naar gelange van den nood van ,, zynen Geallieerden, de omftandigheden ,,, en de als dan te maaken overeenkomst, ,, vermeerderen. „ VI. Zo wanneer de beide hooge Con,, tracteerende Partyen zich gelykerhand ,, in een Oorlog tegen denzelfden VyanJ 9, bevinden, verbinden zy zich onderling, „ om SOEK.' 1787; 1788*  LVI. BOEK. 1787, I788. 30 DE REPUBLIEK DER „ om de Wapens niet neder te leggen, dan met gemeen overleg, en geene voor„ ftellen van Vrede of Verdrag te doen, „ dan met wederzydfche toeftemming der ,, beide Partyen. „ VII. Om de goede verftandhouding „ en vereeniging tut,fchen de beide Pruis„ fifche en Hollandfcke Natiën des te vas„ ter te maaken, is 'er overeengekomen, „ ten tyd toe dat de hooge Contracteeren,, de Partyen onder zich een Tractaat van „ Commercie hebben gemaakt, dat de On„ derdaanen der Republiek in de Pruisfi„ fche Staaten, ten opzigte van den Handel „ en Zeevaard, als de meest begunftigde „ Natie, zullen worden behandeld; het „ welk dan ook mede in de Vereenigde Ne» derianden, met betrekking tot de On„ derdaanen van zyne Majefteit zal plaats „ hebben. „ VIII. Dewyl tusfchen de beide hooge >» Contracteerende Partyen eenig verfchil „ over de Grensfcheidingen beftaat, zul, len 'er Commisfarisfen benoemd worden , die deeze verfchillen in der minne zul, len tragten te vereffenen. „ IX. Zyne Pruisfifche Majefteit guaran, deert, op de kragtdaadigfte wyze het , Erfftadhouderfchap, zo wel als de Post , van Erfgouverneur van ieder Provincie, , in het Doorlugtig Huis van Oranje, met , alle deszelfs Regten en Prerogativen, , als een weezenlyk deel van de Conftitutie , der Vereenigde Nederlanden uitmaakende, , volgens de Beiluiten en Diplomas van „ den  VERENIGDE NEDERLANDEN. 31 „ den Jaare mdccxlvii en mdccxlviii, „ uit kragt van welken de tegenwoordige „ Stadhouder in mdcclxvi, in het bezit „ zyner Waardigheden is getreeden en in „ mdcclxxxviii is bevestigd geworden: „ verbindende zich om deeze Regeerings„ vorm tegen alle aanvallen en ondernee„ mingen, direct of indirect, en van welk „ eenen aart ook, te handhaaven. ,, X. Deeze Alliantie zal den tyd van „ twintig Jaaren duuren, te rekenen van „ den dag der Tekening van her. Trac„ taat; en als dan zullen de hooge Con„ tracteerende Partyen nader tragten over,, een te komen. „ XI. Het tegenwoordige Tractaat zal „ door zyne Majefteit den Koning van „ Pruisfen en door hun Hoog Mog. de „ Staaten Generaal der Vereenigde Neder„ landen geratificeerd worden: zullende „ die Ratificatie, in behoorelyke forma, „ wederzydsch, binnen ééne Maand, of „ zo veel eerder mogelyk, worden overge„ geeven, te rekenen van den dag der „ Tekening van dit Tractaat." 't Zelve was den vyftienden 'van Gras-: maand des Jaars mdcclxxviii, door de i gemelde Gevolmagtigden ondertekend en' gezegeld. Onmiddelyk naa de ondertc-ke-' ning, voerde de Graaf van Finckenstein 1 den Baron van Rheede te gemoete „ dat „ zy zich wederzydsch konden geluk wen„ fchen, dat hy hoopte, dat deeze Band onaffcheidelyk zou weezen , tot nut der „ beide Staaten dienen, en even zo veel „ ver- LVI. BOEK. 1787. 1788. ?"1NCKEM. TEIKS jordeel >ver die /erbïn-. enhfa.  3& DE REPUBLIEK DER BOEK. 1787. 1788. HertzSergslofreden wegens die Verbintenis. „ vergenoegens by hun Hoog Mogendeïi ,, mogt verwekken, als hy den Baron van „ Rheede kon verzekeren, dat het aan- genaam aan den Koning was, die geene „ gelegenheid zou laaten voorbygaan om „ hun Hoog Mogenden blyken van des„ zelfs Vriendfchap te geeven." De Baron van Rheede bedankte daar op zyne Medewerkers voor de goede dienften, die zy tot het volbrengen van dit heilzaam' werk. aangewend hadden. Fincken- stein ontving, van wegen deezen Staat, een Gefchenk van 14000 Guldens. De Luitenant van Rheedë die de Bekragtiging van het Tractaat als Courier medebragt, werd met een Gefchenk ter waarde van 525 Guldens befchonken (*). Tekende ons Gefchiedblad op hoe de Graaf van Hertzberg zich, in eene openbaare zitting van de Academie der Weetenfchappen te Berlyn, liet hooren, over de Inrukking en Zegepraal door de Hertog van Brunswyk by diens tocht in Holland Qf), hy liet zich , te dier zelfde plaatze, over deeze Verbintenis uit, en zal het der moeite waardig weezen, dien Redenaar te hooren over een Stuk gedeeltelyk van zyner handen arbeid, daar voor met een Gefchenk van dezelfde waarde als zyn Medewerker van Finckenstein door dezelfde |hand, op denzelfden tyd, beloond. „ De Koning," dus fprak hy, „ heeft „ den (*) Refol. Gen. 18. April 14. Mey 16". Jnny 1788, (t) Zie onze Vaderh Hist. XV. D. bl. 253—257»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 33 den roem en het genoegen gehad om ,, een der grootfte Omwentelingen in een nabuurigen Staat te bewerken, zonder „ merkelyke bloedftortinge (*), door een „ vaardig en kloekmoedig Befluit ter uit,, voer gebragt door de wyze en welbe„ legde maatregelen van den Hertog van Brunswyk, van diens Generaals en van ,, een gering aantal Pruisfifche Krygsben„ den — om het Huis van Oranje in des„ zelfs ouden luister herfteld, en aan de „ Hollandfche Republiek wedergegeeven te „ hebben haareVryheid en Rust, door haar, uit loutere gunst, dienzelfden dienst te „ doen, welke zy in 't Jaar mdclxxii genooten heeft van 'sKonings Over„ grootvader, den Keurvorst Frederik „ Willem , wanneer zy door Lodewyk „ den XIV. aangevallen werd, en die „ groote Keurvorst, met zyne kleine Ar„ mée, na den Rhyn trok, en daar door „ dien grooten Koning noodzaakte om het meerder gedeelte der Vereenigde Gewes„ ten te verhaten, 't welk den Hollande,, ren gelegenheid gaf om adem te haaien, „ en door eene Omwenteling het Stadhou„ derfchap te herftellen, en dus doende „ de Republiek te bevryden voor haaren „ ondergang in Europa, en voor de nood- „ zaak- (*) Wy verkiezen geene Aantekeningen, op deeze Redenvoering te maaken; maar wyzen onze Leezers te rugge op het gedeelte onzer Vaderl. Hist. waar deeze Inrukking, met derzelver toedragt en gevolgen, befchreeven wordt. Zie het XV. Deel bl. 132 enz. XX. Deel. C ïoek Ï787. I788.  34 DE REPUBLIEK DER LVI. boek. 1787. I?88. „ zaaklykheid om de vlugt te moeten nee„ men na Batavia: eene waarheid welke de „ berugte Schryver van den Brief aan de „ Batavieren zelve heeft moeten erkennen. „ Laat die vermetele Schryver Frede„ rik den II, Frederik Willem den „ II. en de Pruisfifche Natie beledigen; „ laat hy hun zelfs op eene kinderagtige 3, wyze durven bedreigen, hy is en zal „ altyd tegengefprooken worden door de „ klaarblyklykheid van zaaken , door de „ gebeurtenisfen, en door de regtmaatig„ heid van het Publiek. „ Is het niet Frederik de II, is het „ niet Frederik Willem de II, zyn „ het niet dè Pruisfen, welke Duitschland, „ Beyeren en Holland gered hebben, zon„ der eenig oogmerk, zonder eenige ver„ geldinge of vergoedinge daar voor te. „ vorderen, met eene edelmoedige belang„ loosheid, welke in de Gefchiedenis van „ andere Natiën onbekend is, en dat in „ het aangezigt van geheel Europa, tegen „ Mogenheden, meer dan eenmaal fter„ ker dan zy; en dat alleenlyk om aan „ Europa die Politieke Vryheid te doen ge„ nieten, welke men heeft durven zeggen „ dat de Pruisfen onwaardig zyn; maar „ die zy in de daad meer genieten dan „ zy, welke 'er hun roem op draagen, 1, en dezelve met zo veel gerugts terug „ eifchen, zonder dat zy die op een on„ wrikbaaren voet weeten te ftellen of te , handhaaven. „ De tegenwoordige geruste en gemak-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 35 3, lyke ftaat van Holland, vergeleeken met 3, alle de afgryslykheden van het voorgaan ,, de Patriottismus, leevert eene volledige wederlegging op van alle die valschhe,, den, welke de voorgewende Verdeedi^ „ ger der Batavieren verfpreid heeft in zyn 9, Lasterfchrift tegen het Huis van Oranje, ,, aan \ welke de Republiek haaren oor„ fprong en beftaan tot hier toe verfchul„ digd is, gelyk een oprecht en onzydig ,, Gefchiedfchryver uit de Historie van ,, Holland zelve ligtlyk bewyzen kan, in ,, weerwil van alle de verwrongene en „ kunftige uitleggingen des Schryvers van 9, den Brief aan de Batavieren. „ Het geheele Lichaam der Republiek ,, heeft beter erkend het gewigt der Om,, wenteling, en den edelmoedigen dienst, ,, dien de Koning haar beweezen heeft. Zy heeft hem plegtig laaten bedanken, door 9, haaren Afgezant den Baron van Rhëe,, de, welke daar toe bekleed met het 9, character van Ambasfadeur, zich van ,, dien fchitterenden last, den tweeden van ,, Louwmaand mdcclxxxviii, gekweeten 5, heeft, in een openbaar gehoor, en door ,, eene fchoone Aanfpraak, welke door ,, zyne Majefteit, met de weezenlyke wel„ fpreekenheid van eenen Koning beant,, woord werd. Op deeze wyze heeft het ,, Hof van Pruisfen eene Ambasfade ont,, vangen, en eene flonkerende vertooning gezien, welke zo zeldzaam in de His9, torien is, als de vertooning in Holland ,, zelve geweest is. ■ Ca „De Uil; boek; 1787. 1788.  %6 ■ DE REPUBLIEK DER LVI. boek. 1787. J788. Beoordeelingdier Verbintenisfen. 1 „ De Republiek heeft ook gemeend , „ dat zy de door de Omwenteling her„ ftelde Conftitutie, niet beter konde ver„ zekeren en bevestigen, dan door het „ aangaan eener Defenfive Alliantie met de „ Hoven van Berlyn en Londen, welke op „ denzelfden dag, te Berlyn en in 'sGra„ yenhaage gelyklyk getekend is; doch met „ ieder afzonderlyk, en by welke ieder „ van deeze Hoven op zich heeft geno„ men de Guarantie van de Republiek van „ Holland, en van het Stadhouderfchap, „ én tevens van derzelver vernieuwde Con„ ftitutie, daar by gelyktydig aan de Re„ publiek een bepaalden onderftand tegen „ al wie haar aanvalt, beloovende (*)." De bekragtiging van deeze hoogopgehemelde Verbintenisfe verwylde niet. De Baron van Rheede ontving van zyne Pruisfifche Majefteit, ter gedagtenisfe van dit door zyne medewerking daargeftelde Verbond, een gouden Snuifdoos ryk met edel gefteente omzet. — Met een. ander oog dan Heutzberg , in het even aangevoerde [luk,zagen veelen deeze Verbintenisfen aan. Zy oordeelden dezelve blykbaar ingerigt om den Stadhouder te fterken met de magt dier beide Hoven, door wier toedoen zyne Herftelling bewerkt was; min ftrekIcende tot heil der wederzydfche Volken, ian wel als Familie Verdragen, ingerigt Dm de Nederlanden, even als eertyds onier hun Eenhoofdig Beftuur te doen ftrek- ken (*) Verz, dï Cuawot IX. D. bl. P9—102. 1  VERENIGDE NEDERLANDEN. 37 ken tot Huwelyksgiften, en middelen van beftaan voor volgende Stadhouders en dier Kinderen, wanneer zy, door Egtverbintenisfen zich vermaagfchapten met Aframmelingen uit de Huizen van Hanover of Brandenburg. Men vroeg, en niet zonder grond, welk een Vryheid 'er overfchoot voor een Gemeenebest, dat op zich zeiven tot de Staaten van den derden rang behoorende, uitgeput door fchulden, en deszelfs Koophandel, de bron van Rykdom en Onafhangelykheid, onherftelbaar ziende vervloeijen , de Magt en het reeds wydftrekkend Gezag van deszelfs eerften Staatsdienaar liet guarandeeren, door de regeer rende Huizen van twee Volken, waar door het van alle kanten als ingeflooten wordt, en die beide het hoogfte belang hebben by de onbeperkte magt deezes' eerften Staatsdienaars ? Men zag deeze aangebodene en omhelsde Vrywaaring aan als gefchikt tot een beletzel om alle inkruipzels tot gezagsvermeerdering van zulk een reeds veel vermogend Staatsdienaar tegen te gaan, om hem zelfs, daar tog de overftap van zyne Magt tot de Souverainiteit, flegts ééne fchreede was, die Oppermagt daadlyk in handen te ftellen. Of, zo dit geene plaats vondt, hieldt men het daar voor, dat die Guarantie het middel was tot een volflaagen verlies onzer Vryheid, en ftrekte om dit Volk geheel door Engeland en Pruisfen te laaten beheerfchen, en onder eene volflaagene flaaverny brengen. Voorts hielden veelen die Verbintenisfen als C 3 ge. lvl boek; 1787. 1788.  38 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. I788. Aanmerking vat Frankryt op het Verbonc met Engeland. gefchikt om den Staat in veele Oorlogen in te wikkelen. Een onheil, 't welk niet geheel geweerd werd, door het flegts verdeedigende van die Verbonden. Men herinnerde zich de bedreigingen door Engeland aan deezen Staat gedaan, inden voorigen Oorlog tusfchen hetzelve en Frankryk, over het niet verleenen van hulpe, fchoon het geval des Verbonds niet beftond, en hoe 't zelve ons , onder andere oorzaaken, uit fpyt over die geweigerde hulp, in eenen rampfpoedigen Oorlog inwikkelde. Ook kon de bedenking niet wel uitblyven, dat die Verbonden door Vrienden des Stadhouders ter baane en tot fland gebragt waren om hunne binnenlandfche Heerschzugt, door den fterken arm dier twee Mogenheden ftaande te houden, fteeds bezet met de heimlyke vreeze, dat zy, op hunne beurt, van die Mogenheden zouden verlaaten worden, indien zy de ftoutheid hetoonden om de geëischte hulp, in eenig geval, te weigeren. Bedenkingen geenzins van grond ontbloot, doch waar over wy ons niet verder zullen uitlaaien om tot daadzaaken over te gaan. Staande de onderhandeling over de vermelde Verbonden, by welker voorftelling men met den naam van Frankryk gefpeeld hadt (*), en die blykbaar moesten llrekken om het Verbond met Frankryk te ontzenuwen, kon het niet misfen of dit Ryk hieldt.daar op het oog gevestigd, (*} Zie hier boven bl. 14,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 39 tïgd. De Heer Caillard, Zaakbezorger des Konings van Frankryk, die met den i Raadpenfïonaris van p& Spiegel reeds een onvriendlyk gefprek, de bekendmaaking deezes Verbonds betreffende, gehouden hadt (*), ontving van den Graave van Montmorin, aanfchryvens, ten opzigte van het VI. Artykel der Verbintenisfe met Engeland, 't Zelve kwam hier op neder, dat, zo men dit Artykel wel begreep, hetzelve fcheen in te fluiten, dat de Hollandfche Bevelhebbers in de Indien, onder de Orders van die van Engeland zouden ftaan, en dat op een bloot voorgeeven van de Jaatften, dat zy een vyandlyken Aanval van Frankryk te duchten hadden, de geheele magt van alle de Hollandfche Bezittingen in deeze Werelddeelen te hunner befchikkinge zou ftaan: zo dat zelfs de Hollandfche Bevelhebbers, noch het regt zouden hebben zich omtrent de waarheid van diergelyke voorgeevens te verzekeren, noch de vryheid om Orders te verwagten, alvoorens tegen een Bondgenoot der Republiek vyandlykheden aan te vangen. Met by voeging, dat het oogmerk en de gevaarlyke gevolgen van zodanig een Artykel maar al te zigtbaar waren. Dat zyne Koninglyke Majefteit gaarne gelooven wilde, dat zodanig een Artykel, hoe zeer voorkomende in de openbaar uitgegeevene Stukken van het Tractaat, in het (*) Men leeze het in R. L. Boy wens aan zyne Committenten bi. 167. C 4 LVI. 10ek. 1787. I788.  LVI. BOEK. 1787. 1788. Hoedoor de Staaten beantwoord. 40 DE REPUBLIEK DER het oorfpronglyke niet ftondt. „ Hy ftelde," ten flot, op dat wy de eigene woorden bezigen, „ te veel vertrouwen in „ de wysheid van hun Hoog Mogenden, „ om inzigten te kunnen veronderftellen, „ die rechtdraads ftrydig zouden zyn met „ de Verbintenis tusfchen zyne Allerchrist„ lykfte Majefteit. Dat zyne Majefteit „ daaromtrent niet in onzekerheid verkoos „ te blyven: dewyl noch deszelfs Grond„ beginzels, noch Character, toelieten, on„ zekere, dubbelzinnige en tegenftrydige „ engagementen te hebben , welke zyne „ Majefteit ook niet verwagtte dat hun „ Hoog Mog. zouden aangaan." 't Geen in deeze voordragt met hoflykheid, als een mogelyk geval, nedergefteld was om rechtftreeks verwyt te misgaan, greep in eene geringe maate ftand, eenig verfchil in uitdrukking deedt zich op tusfchen de woorden in het oorfpronglyk Tractaat, en de affchriften daar van in de En* gel/de Dagpapieren geplaatst. Hier van bedienden zich hun Hoog Mogenden in het Antwoord op dit Vertoog gegeeven; en poogden zy, eens veronderfteld zynde dat de zin zodanig was als de Franfche opgave inhieldt,te beweeren, dat 'er dan nog geene fchennis van het uitftaande Tractaat in lag opgeilooten: en was dit Vertoog voorts opgevuld met vleiende uitdrukkingen voor den Korting van Frankryk (*). In (*) Verzam. hyvp. Chalmot VII. D. bl. 23 -26,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 41 In even vermeld antwoord van de Algemeene Staaten aan den Franfchen Staatsdienaar hadden zy zich beroepen op het oorfpronglyk Affchrift der Verbintenisfe, ten dien Hove naa de Bekragtiging gezonden, 't Zelve daar gekomen en door onzen Afgezant medegedeeld zynde, bleek het dat de zwaarigheid niet uit den weg geruimd was. Althans de Graave de st. priest,. als Afgezant wegens het Hof van Frankryk in 's Gravenhaage verfcheenen (*), leeverde een Vertooglchrift in, by 't welke hy verklaarde, hoe het hem voorkwam, dat het bewuste VI. Artykel, fchikkingen bevatte rechtdraads ftrydig met de gewenschte Alliantie, die tusfchen Frankryk en deezen Staat ftand greep. Byzonder, merkte hy op, kwam het aan op de Magt, die volgens 't zelve aan de Gouverneurs der Hollandfche Vastigheden in de Indien gegeeven was, om, in het geval dat Groot Brittanje door eenige Mogenheid vyandlyk werd aangevallen , zich met de Gouverneurs der Volkplantingen van 't zelve Ryk te verftaan, omtrent de noodige maatregelen, dienende tot onderlinge Befcherming der Bezittingen van beide de Mogenheden. ,, Een Artykel van deezen aart," zegt hy woordlyk, „ bedoelt niets minder dan dé „ Gouverneurs der Hollandfche Vastighe„ den in de Oost- en West-Indien tot Reg„ ters te ftellen over de wettigheid van „ zo- (*) Wegens 't geen deezen Afgezant in 's Gravenhaage bejegende zullen wy vervolgens fpreeken. C 5 LVI. boek. I787. Ï788. Nadere Aanmerking vart 3e Franfche Afgezant de st. Priest op dit Verdrag, en Voordel van zyn Hof»  4» DE REPUBLIEK DER LVI boek. 1787. 17.W, Genigt van Vyandlylchadendoor de Franfchen in de OostIndienaangevangen. „ zodanige vyandlyke aanvallen, waar van „ zy zeer waarfchynlyk de redenen en be„ weeggronden niet kunnen demeleeren.".' Uit dien hoofde hadt hy last, van den Koning zynen Meester, by hun Hoog Mog. aan te dringen, dat dit Artykel niet mogt worden bekragtigd, (of voor zo verre dit geen plaats kon hebben) dat als dan, even dezelfde bedingen het onderwerp mogten worden van eene nadere Overeenkomst tusfchen het Hof van Frankryk en deezen Staat, en een toevoegzei weezen van de reeds beftaande Alliantie. De Graave de st. priest voegde 'er nevens van zynen Meester gevolmagtigd te weezen om niet alleen daar over te handelen; maar ook tot een daadlyk beftaan te brengen, eene dergelyke Uitbreiding van dit Tractaat, die tevens dienen kon tot vermeerdering der voordeden eener Verbintenisfe , die met het belang van beide Mogenheden zo zeer overeenkwam (*). Terwyl deeze zaak hing, en de Franfche Afgezant, met de boven aangeduidde onaangenaamheden in de Hofplaats te worstelen had, vermelden de Engelfche Nieuwspapieren , dat men in Frankryk tyding hadt bekomen van een Krygstocht des Gouverneurs van Pondichery de Heer Conway, Eegen Trinconomale, ingevolge van de bevelen uit Frankryk, in den voorleeden Herfst, afgezonden, wanneer men den Oorlog met Engeland voor zeer waarfchynlyk hieldt (*) Verzam. by de Chalmot VII. P, bi. 92.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 43 hieldt. Men voegde 'er by, dat het Franfche Gouvernement aan den Engelfchen Afgezant hadt te kennen gegeeven, dat, indien de inneeming van Trinconomale daadlyk gebeurd was, het Engelfche Ministerie verzekerd kon zyn van genomene maatregelen tot wedergave en fchavergoeding. De Franfche Afgezant verklaarde deswegen , dat zyn Meester geen rechtftreekfche tyding van zodanig eene lufcheeping, welke door den Gouverneur van Pondichery zou gedaan zyn, bekomen hadt, en gevolglyk buiten ftaat was, aan hun Hoog Mogenden de des gevorderde opening te geeven. Alleen kon de Koning daar omtrent als nu zeggen, dat de Krygstoerustingen, welke het Hof van Londen op het onverwagst, in het laatst van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii, deedt maaken, hem in de noodzaaklykheid gebragt hadden niet alleen om zich van zynen kant mede te wapenen; maar ook om voorzorgen te neemen tot beveiliging zyner Bezittingen in de Indien; dat hy, ten zelfden tyde, geoordeeld hadt verpligt te zyn, zich te laaten gelegen leggen aan de Hollandfche Bezittingen in dat Werelddeel, zynde ten dien tyde de éénigfte Geallieerde met de Republiek, welke toen door Binnenlandfche Verdeeldheden verfcheurd werd. Dat, zo dra men, wegens de Ontwapening met het Hof van Londen overeengekomen was, de Koning nieuwe bevelen na de Indien gezonden hadt; en zyne Majefteit niet twyfelde, of de Heer Conway zou, zo 'er in LVjt. bok k, I787. 1788. Perklaa•ingenjan het Franfche Hof desivegerj.  44 DE REPUBLIEK DER LVI BOEK. 1787. T788. Een ver- deedigend Verdrag tusfchenLonden én Berlyp geflootera. ! 1 t V in de daad eenige onderneaming mogt gefchied zyn, zich gehaast hebben om de zaaken in den voorigen ftaat te herftellen (*_). Om de banden tusfchen het Hof van Berlyn en Londen nog vaster te leggen, en de knoop met de Vereenigde Gewesten tef? fens naauwer toe te haaien, diende een Verdeedigend Verdrag, kort daar op, tusfchen Groot-Brittanje en Pruisfen geflooten. Het Artykel onzen Staat meer onmiddelyk betreffende, is van deezen inhoud, „ De hooge Contracteerende Partyen ver„ nieuwen hier, op de uitdruklykfte wyze, „ het Provifioneel Defenlief Alliantie Trac„ taat tusfchen dezelve op 't Loo den der„ tienden van Juny mdccxxxxviii gefloo„ ten; en zy verbinden zich op nieuw, „ en belooven, ten allen tyde eenftemmig „ en met wederzydsch vertrouwen te werk te gaan, tot handhaaving van de Vei» ligheid, Onafhangelykhéid' en Regee„ ringsform der Vereenigde Provinciën, volii gens de Verbintenislén, welke zy met de gemelde Republiek geflooten heb- „ ben. En, indien, uit kragt der be- ?, paalingen van deeze Tractaaten , de hoo, ge Contracteerende Partyen zich verpligt „ za- (*) Verzam. by de Chalmot VII. D. bl. 246. V. Nederl. Jaarb. 1788. bl. nu. en 1120. In ie opgave, te laatst aangeduiclde plaatze, is in de Jaarboeken eene misftelling en uitlaating in de ver, leiding van Staaisftukken oöverfchoonlyk; men ergelyke die met de onze.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 45 5, zagen de te geevene Secourfen aan de „ Staaten Generaal te vermeerderen, ben ven het bepaalde Secours in de gezegde „ Tractaaten uitgedrukt, of dezelven met „ al haar Magt by te ftaan, zullen de „ hooge Contracteerende. Partyen te za„ men overleggen en vastftellen, het geen „ noodig zal zyn, ten aanziene van zo,, danige vermeerdering van Secours, waar „ omtrent men zal overeenkomen, en ten „ aanziene van het gebruik van haare we„ derzydfche magten tot zekerheid en be„ fcherming van gemelde Republiek (*)" De Graaf , van Hertzberg, dien wy in den lof van de Verbintenisfe tusfchen onzen Staat en Pruisfen hoorden uitweiden , liet geenzins naa om ook deeze, deels zyn eigen werk, in den gunftigften dag te haaien, en de maat des lofs van zynen Vorst vol te meeten. „ Uit alle ,, deeze handelingen, was het," gelyk hy zich liet hooren, „ ligt op te maaken, met „ hoe veel zorg, yver en goeden uitllag, ,, de Koning zich hadt toegelegd om de „ Onlusten in eenen nabuurigen Staat te „ bevredigen; om de natuurlyke betrek„ king tusfchen de Mogenheden te her„ ftellen, om zyne Bezittingen , en de al„ gemeene Rust in het zuidelyke van Eu„ ropa te beveiligen; terwyl hy zyne Lan- den, die ten Noorden gelegen zyn, „ door vreedzaame, doch tevens ontzag- ,, wek- C) Men zie die geheele Verdrag in de N.NederL $aarb. 1788. bl. 1288. LVl. boek. 1787. 1788. Lof door Hertzbergjaar aan Tegeeven.  LVi. boek. 1787. 1788. Thule- tóEYER door van Albens- LEBEN vervangen. Voorflag van Enkbuizenem het Erfftad- aan (*) Verz. by de Chalmot XII. D. bl. 101. 102. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 44. en 47; (§) 11. L. Bouwaws aan zyne Committenten* bl. 164. * 46 DË REPUBLIEK DÉR „ wekkende maatregelen, tragt in veilig„ heid te ftellen (*>" & De Pruisfifche Gezant, de Baron van Thulemeyer , wien wy zo menigmaalen, in den loop der Gefchiedenisfen, ten voordeele des Stadhouders zagen te voorfchyn treeden, was, met den aanvang des Jaars mdcclxxxviii , terug geroepen. Zyne Affcheidsgroete droeg alle kenmerken van het volst genoegen over zyne verrigtingen; en in de beantwoording des Briefs van den Koning van Pruisfen, van Thulemeyers Opvolger, den Kamerheer van Albensleben aanbeveelende, ftraalt het genoegen van hun Hoog Mogenden, over de verrigtingen des vertrekkenden Gezants, met de kennelykfte trekken door (f). — Wegens den nieuwen Pruisfifchen Afgezant gaf de Prinfes den Griffier Fagel dit getuigenis; „ 't Is een Man van groote ver„ dienften; gy kunt vry uit tegen hem „ fpreeken ; hoewel hy van Parys komt „ verfoeit hy de Franfchen, en heeft my „ eene uitvoerige befchryving gegeeven „ van de jammerlyke verwarring waar in „ zy zich tegenwoordig bevinden (§)." Wat men dus bedagt om, door Verbintenisfen met magtige Nabuur Mogenheden, den voet op welken de zaaken herbragt waren te vestigen, men verzuimde niet daar  VERENIGDE NEDERLANDEN. 4? aan van binnen alle mogelyke Hevigheid te geeven. Hier toe ftrekte het Vooriiel door de Stad Enkhuizen reeds met het afloopen van Wynmaand des Jaars mdcclxxxvu ter Hollandfche Staatsvergadering gedaan, woordlyk van deezen inhoud. „ Dat, of„ fchoon by herhaalde reizen door hun ,, Ed. Groot Mog. is verklaard, dat de „ Republiek onmogelyk kan beftaan of be „ houden blyven zonder voorzien te zyn „ van een Eminent Hoofd (*), egter de „ ondervinding, in de laatfte Beroerten, ,, wederom geleerd hadt,dat zommigewoel,, zieke en verandering zoekende Perfoo,, nen zich niet ontzien hebben, deeze „ Grondwaarheid in twyfel te trekken, en, „ (.zo God het niet verhoed hadt,) direct„ lyk tegengeftelde Maximes in te voeren. „ Dat deeze verderflyke toeleg in de eene ,, of de andere Provincie van het Bond„ genootfchap beginnende, het gevolg daar ,, van is, dat, vermids niemand der an„ 'dere Bondenooten regt heeft om zich „ met het Inwendig Beftuur van een Me,, debondgenoot te bemoeijen, het kwaad „ meer (*) Men vergelyke met dit te neergeftelde de Deductie van Staaten van Holland ever de Acte van Seclujie der frinfen van Oranje in de Refol. van Confid. ten tyde van J. de Witt bl.30 102 — Of, wil men meer dan woorden, men raadpleege de Gefchiedenis, die ten vollen toont, dat onze Staat nooit grooter aanzien gehad, nooit grooter rol op het tooneel van Europa gefpeeld heeft, dan van de jaaren 1651 tot 1672, en van 1701 tot 174?, wanneer men geene Algemeene Stadhouders hadt. LVI. boek. i787. 1788. houderfchap tot een Grondwet van Staat te maaken.  48 DE REPUBLIEK DER LVI. boek. 1787. I788. „ meer en meer wortel fchiet, voortkruipt, „ en eindelyk ook de andere Provinciën ,, aanfteekt. Weshalven de Gecommitteer„ den van Enkhuizen eenpaarig hadden ge„ oordeeld, met 'sLands dienst overeen„ komftig te zyn, dat, in de tegenwoor„ dige omftandigheden, zo veel naar den „ mensch gefchieden kon, maatregelen be„ raamd wierden , waar door diergelyke „ ongelukkige gefteldheid, als wy onlangs ,, beleefden, kon worden voorgekomen, „ en mits dien voordroegen, dat hun Ed. „ Gr. Mog. zouden gelieven goed te vin„ den, ten overvloede, en by herhaalinge van voorige Verklaaringen, op nieuw, ,, te declareeren, dat hun Ed. Gr. Mog. het Erfjladhouderfchap', Gouverneur, Ca„ pitein en Admiraalfchap , erflyk in het „ Doorlugtig Huis van Oranje, zodanig als het zelve in hun Ed. Groot Mog. Refo„ lutie van zestien November mdccxlvii is „ opgedraagen, en door den tegenmordigen „ Heer Erfjiadhouder in het jaar mdcclxvi „ aanvaard, houden voor een EsfentieelDeel „ der Conflitutie en Regeeringsvorm deezer „ Provincie, en yastlyk gezind zyn, hetzelve ,, niet minder dan de overige Grondwetten, „ waar op de Jiaat deezes Lands gevestigd is, te conferveeren en te maintineeren. „ Dat van deeze Verklaaring ter Ge„ neraliteit opening zou behooren gedaan „ te worden, en den Bondgenooten daar „ by te kennen gegeeven, dat, hoe zeer „ hun Ed. Gr. Mog. zich niet begeerden „ te mengen in de inwendige befchikking » der  VERENIGDE^ NEDERLANDEN. 49 der zaaken Van de refpective Provindien, „ Hoogstdezelye ègter geperfuadeerd zyn,: „ dat by geen van de Provinciën deeze 3, gedeclaréerde Grondwaarheid, dat het „ Erfftadhouderfchap met deszelfs'Regten „ en Prerogativen, is* een Esfentieel deel der Conftitutie en Regeeringsvorm, ■ zal 5, of kan wordén in twyfel getrokken, dat derhalven de noodzaaklykheid van des„ zelfs handhaaving, als het Middelpunt ,, van de Vereenigingder Unie, even zeer boven alle bedenkingen zynde, gelyk zulks door genoegzaam alle. de Provin.cien, by de herftelling deezer Hooge „ Waardigheden in mdccxlvh is erkend, :& hun Ed. Groot Mog. aan de refpective „ Bondgenooten van hunne op nieuw ge„ manifesteerde gevoelens kennis geeven, „ met verzoek, dat alle de Provinciën, „ tot onderlinge gerustheid omtrent een punt van zb veel aanbelang, dat de Re„ publiek daar mede ftaat of valt, eene 3, foortgelyke. Verklaaring geliefden te doen. „ Dat zy het Erfjladhouderfchap , Gouver„ neur, Caphein en Admiraalfchap Gene,, raai, zodanig als het in den haaren refpectivelyk is opgedraagen, en door den tegenwoordigen Heere Erfjladhouder aanvaard, houden voor een 'Esfentieel Deel van haare Conftitutie en Regeeringsvorm; „ mitsgaders, dat de Bondgenooten hetzelve, „ als een Grondwet van Staat onderling gua3, randeeren, en aannecmen niet te zullen ge ■ 3, doogen, dat door één der Provinciën van het 9, Bondgenootjchap van deeze heilzaame, voor XX. Deel. D de, Lvn soek» 1787. 1788»  5o DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. 1788. By Holland en de andere Gewestenaangenomen. „ de rust en veiligheid van den Staat onont„ beerelyke Grondwet ooit of ooit worde af„ geweeken (*). Genoeg ingangs vondt die Voorfiag by Holland om omhelsd, en ter Vergadering van hum Hoog Mogenden gebragc te worden, met allen aandrang, om dit zelfde fpoor te betreeden (f). Als om ftryd betoonden de meeste Gewesten zich volgzaam, en waren de hier in (temmende Befluiten der Bondgenooten vóór het einde van Bloeimaand des Jaars mdcclxxxviii gereed (§> De C*^ Refol van Hol/. 25 Oct. 1787. Cft Refol. Oen. 15. en 18* Feb. 1788. (§) Zeeland wa* hier agterlyk, blykens deeze Aanteker ing van den jongen Griffier Fagel den 13. Maart 178S. gedagtekend. Myn Grootvader hadt met den Raadpenfionaris van de Spikgel gefprooken over di iVIutueele Suaranïiè van het Erffiadriouderfchap, met verzoek dat hy dat werk in Zeeland ook geliefde voort te zetten; doch op die pu.u hadt de Heer van Lynden voluit verklaard, lat Zeeland vasr niet klaar zou weezen. Dat fpyt my, myn Heer! hadt de Raadp^nfioisris geantwoord, ivant de andere Provinciën zyn gereed. — » Uat kan wel waar weezen; maar wy zyn het „ niet, en zullen het niet zyn." — Ik dagt evenwel dat de Sentimenten van de meeste Leden der Provincie my bekend waren. — „ Dat kan alles „ wel waar zyn; myn Heer! maar Zeeland zal ,, niet klaar z-.n." — Dan zeg Ik nogmaals dat het wy zeer leed is; maat het zal ons niet beletten ?net dit werk voort te gaan. — „ Hoe zo?" hadt toen de s leer van Lynden met groote verwondering gevraagd. — Wel neen , myn Heer! wy zullen onzen KW $gatt, en de zes Provinciën zulten elkander het Stadhotider/chap güa,>■ andeeren , met uitzondering van Zeeland! — Weik zeggdn van den Raadpen- fio.  VERENIGDE NEDERLANDEN. Si De Acte van Guarantie of Vrywaaring hier uit gebooren, èn den zeven en twintigften van Zomermaand getekend, was van deezen inhoud. „ De Heeren Staaten van de Provinciën vsn Gelderland, Holland „ en Wen-Friesland', Zeeland, Utrecht. ,, Friesland en Stad en Lande, nevens die „ van het Eandfchap Drenthe gereflecteerd „ hebbende op de oorzaakén van de in„ wendige verdeeldheden, waar door de „ geheele Republiek, en ieder Provincie in 't byzondef, onlangs is beroerd ge„ worden, en bevonden hebbende, dat de,, zelve grootendeels ontdaan zyn uit ver„ keerde en hoogstgevaarlyke denkbeelden ,, by zommige menfchen, het zy weezen.,• lyk of in fchyn opgevat, en aan andere „ minkundige Ingezetenen ingeboezemd, „ aangaande het gewigt en de noodzaak„ lykheid der hooge en erflyke Waar„ digheden van het Stadhouder-, Capitein,, en Admiraalfchap - Generaal, en daaren- boven geconfidereerd hebbende, dat, by de gelukkige herflelling van het Stad„ houderfchap en de erflyke bevestiging „ van 't zelve in de Jaaren MDcexLvit „ en fionaris den Heer van Blitterswyk zeer verlegen maakte, daar hy hetzelve in 't geheel niet verwagtte. Ondertusfchen hadt de Raadpenfionaris eeö Brief gefchreeven aan den Deere W. A. van Cit« tkrs, Burgemeester te Middelburg, en aanftaande Raadpenfionaris van Zeeland, om hem te onderrigten van den kwaaden luim van den Heer Reprefertt»nt, en hem op zyne hoede te doen zyn. R. L. Bouwenï aan zyne Committenten bl. 167, D 2 LVI. Boek* '787. 1788. A.cte van Gfuaran:ie hier lit gejoorena  52. DE PvEPÜBLIEK DER LVT. BOEK. 1787. I788. „ en MDccxLvni, de Bondgenooten tot „ een groot voorregt van den Staat heb„ ben gerekend, deeze hooge Waardighe5, den, met betrekking tot alle de Provin„ cien en Generaliteits Landen, op één „ en denzelfden Prins vereenigd te zien, en zich daar door een nieuwe kragt en „ vastigheid van den band der Unie heb„ ben beloofd; dat mitsdien dezelve Waar„ digheden, van toen af, een naauwer en „ onmiddelyker betrekking ontvangen heb„ bende, by het geheele Bondgenootfchap „ niet alleen behooren befchouwd te wor„ den als een Esfentieel Deel van de Con„ ftitutie en Regeering'svorm van ieder „ Provincie, maar van den geheelen Staat, „ en zodanig verbonden met de Unie zel„ ve dat het een zonder het ander onmo„ gelyk in bloei en welvaard ftaande kan „ blyven, en dat derhalven, gelyk de „ Bondgenooten verpligt zyn malkander „ met goed en bloed by te liaan, tot con„ fervatie van den Band der Unie, hier „ uit noodwendig moet volgen de verplig„ ting om elkander gerust te ftellen om„ trent de eerfte en voornaamfte midde„ len, door welke de Unie moet behou„ den blyven, en om met vereenigde krag„ ten te waaken tegen allen indrang op „ dezelve; te meerder daar de ondervin„ ding, in de laatfte beroerten, geleerd „ heeft,^hoe uit de geringde beginzelen, „ die in 't eerst kleine veranderingen fchee„ nen te bedoelen, nogthans eene alge„ meene verwarring is ontftaan, welke het „ Bond-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 53 9, Bondgenootfchap op het punt van een ,, totaale (looping heeft gebragt. Zo is 't, dat Heeren Gedeputeerden van de 9, hooggemelde Provinciën, uit naam en ,, op last van de Heeren Staaten, hunne „ Principaalen, mits deeze plegtig verklaa„ ren, dat hooggemelde Heeren Staaten ,, het Erfftadhouder-, Capitein- en Admi„ raalfchap-generaal, met alle de Regten ,, en PrEeeminentien daar aan verknogt, zo ,, en op dien voet als hetzelve in den haa„ ren refpeetivelyk opgedraagen en door ,, den tegenwoordigen Heer Erfftadhou„ der in den Jaare mdcclxvi aanvaard is, ,, houden en confidereeren voor een Es,, fentieel gedeelte van haare Conftitutie „ en Regeeringsvorm, en hetzelve als een ,, Grondwet van Staat, onderling Bondge9, nootfchaplyk aan malkander guarandee„ ren: aanneemende niet te zullen gedoo„ gen, dat in een der Provinciën van het „ Bondgenootfchap, van deeze heilzaame „ en voor de rust en veiligheid van den „ Staat onontbeerelyke Grondwet ooit of ooit worde afgeweeken." De Ontwerpers, Ondertekenaars en Overhandigers van dit Stuk waren A. R. van Heeckeren tot Suideras wegens Gelderland, W. F. H. van Wassenaar , L. P. van der Spiegel wegens Holland, W. van Citters wegens Zeeland, W. N. Pesters wegens Utrecht, M. van Scheltinga wegens Friesland, R. Sloet tot de Haar wegens Oyerysfel, en B. D. van Idsinga wegens Groningen. Van D 3 we- LVÏ. boek; 1787 1788 j  54 DE REPUBLIEK DER. LVL BOEK. 1787. Staatlyke Opdragt van die Stuk. Aanfpraak te dier gelegenheid. 3 3 1 | I * wegen het Landfchap Drenthe was, op volmagt, deeze Acte pnderfchreewen door den Drosfaart P. A. R. Grave van Heiden (*). Gemelde Ondertekenaars, uitgenomen de laatstgenoemden, doch vergezeld van den Griffier Fa gel, trokken, volgens een Staatsbefluit, naar den zin van den Raadpensionaris genomen, in ftaatlyken trein, in vyf koetzen gezeten, na het Lusthuis de Oranje Zaal, ontvingen, zo onder den weg als daar, de gewoone Krygseere. De Stadhouder met de twee jonge Prinfen en Edellieden ontvingen de Bezending aan de trappen. Binnen de groote Zaal geleid namen zy plaats tegen over de Prins en Prinfesfe; en het Vorstlyk Gezin. Jonkheer van Heeckeren tot Suideras leverde de Acte lan zyne Hoogheid over met eene Aanfpraak aan den Prins en de Prinfesfe. en liet Vorstlyk Gezin gerigt. Eene Aanfpraak, geftemd op den toon ran dien tyd, en begreepen in deeze .bewoordingen; „ Strekte het alle welmee» nende • Vaderlanders tot een zonderling ,, en innig genoegen, wanneer zy de fnoo, de oogmerken van eene verderfïyke en , heerschzugtige Cabale mogten verydeld , en uwe Doorlugtige Hoogheid heriteld , zien in de uitoefening van Regten en , Prérogatiyen, welke aan uwe Doorlug» tige Hoogheid op eene wettige wyze , opgedraagen; doch door heerschzugt en (*) RefoL Gen. 30. Mey en 27: Juny 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 55- „ geweld, vooreenen korten tyd, gedrukt „ waren; bragt .een ieder zyn offer van ,, dankbaarheid en erkentenis toe, wan„ neer men de geregtigheid zag zegepraa„ len, en het zo zeer gefolterd Vader„ land uit den bangften nood, en als uit „ den mond des verderfs gered; wierd als „ toen de gedagtenis, dat dit ons Gemee„ nebest deszelfs Opkomst, Bloei en Gods„ dienst en Vryheid aan het Huis van uwe „ Doorl. Hoogheid, aan uwe Doorlugtige „ Voorouders, naast God, verfchuldigd „ was, door eene billyke vreugde van uw „ Doorl. Hoogheid wederom in ftaat ge„ fteld te zien van zich op nieuws en by „ aanhoudenheid, voor die zo geheiligde „ Panden in de bresfe te ftellen, herlee- vendigd; niet minder Doorlugtig Furst! „ zyn thans onze harten doordrongen van de zuiverfte gevoelens van vreugde, „ dankbaarheid en eerbied, daar wy ons „ vereerd vinden met eene Commisfie uit het midden van hun Hoog Mog. de „ Heeren Staaten Generaal der Vereenigde „ Nederlanden om aan uwe Hoogheid over „ te geeven een Befluit by de Hooge „ Bondgenooten genomen, Een Befluit, „ waar by alle Regten en Preeëminentien, „ verknogt aan het Erfftadhouder- Capi„ tein- en Admiraalfchap Generaal, zo als dezelve in den Jaare mdcclxvi in de „ Provinciën refpectivelyk aan uw Doorl. „ Hoogheid zyn opgedraagen , zodanig „ met de Grondwetten van den Staat zyn ^, vereenigd geworden, dat dezelve daar D 4 „ van lvi. 8 0e k. 1787. 1788,  56 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. 1788. „ van onaffcheidelyk zyn, en te zamen „ ftaan of vallen moeten. „ Met dit Befluit, het welk wy thans „ de eer hebben uw Doorl. Hoogh. over „ te geeven, ftellen wy uwe Doorl. Hoogh, „ ter hand een PI eg tanker ter beveiligirigs „ van onze gezegende en herftelde Con„ ftitutie, en een Waarborg tegen alle on? „ derneemingen, welke eenige atteinte aan „ uwe Doorl. Hoogheids hooge Waardig„ heden zouden kunnen toebrengen. „ Hebben de hooge Bondgenooten at» le de Eminente Waardigheden, door ,, uwe Doorl. Hoogheid bekleed, als een „ Esfentieel gedeelte van onze Regeerings? „ vorm en Conftitutie verklaard, en de„ zelve onderling, als een Grondwet van „ Staat Bondgenootfchaplyk geguarandeerd, „ zo mogen wy ons dan billyk vleijen, ,, dat door deeze Guarantie, onderfteund „ door die van twee onzer Geallieerden, „ twee van onze aanzienlykfte en magtig,, fte Nabuuren, van het lieve Vaderland ,, zullen afgekeerd worden alle fnoode on,, derneemingen, welke de afgunst en de ,, heerschzugt daar tegen zouden kunnen 9, berokkenen. , „ Dit gewigtig werk is thans te volle' g, diger, immers zo verre menschlyke wys? „ heid toelaat, voldongen, doordien wy ,, de eer kunnen hebben uwe Doorlugtige 9, Hoogh. kennis te geeven, dat de folem? „ nëele Acte van Guarantie, deezen mor^ 9, gen door de Heere Graave van Hel* *'i ben , Brosfaard des Landfchaps Drenthe.,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 57 9, op fpeciaale authorifatie van dat Land,, fchap, mede getekend is. Deeze acces„ fie zal voorzeker uw Doorl. Hoogheid „ niet minder aangenaam zyn, dan die aan „ hun Hoog Mogenden is geweest, voor,, af ook uit hoorde van den pryswaardi„ gen en onvermoeiden yver, welke in ,, alle handelingen der gezegde Heeren Staaten hebben doorgeftraald, om tot „ herftel der Conftitutie mede te werken. „ Geluk wenfchen wy U Doorl. Furst 1 „ Geluk uwe Koninglyke Furstin! Geluk „ uwe Doorl. Prinfen en Prinfesfe! Gej, luk wenfchen wy ons dierbaar Vader,, land met deeze zo heuchlyke en geze- gende Omwending, waar in de wyze ,, en bewonderende fchikkingen van den „ Allerhoogften , op eene zigtbaare wyze, hebben doorgeftraald. „ Die zelfde God, die zich fteeds de „ God onzer Vaderen heeft betoond, die „ nog zo onlangs ons Gemeenebest van den oever des verderfs gered heeft, en ,, die den dag waar op dit Befluit der hoo„ ge Bondgenooten zyn beflag kreeg, ,, reeds tot eenen aanmerkelyken Gedenk„ dag van Nederland gefteld hadde, be,, vestige ook dit Staatsbefluit met het ze„ gel zyner goedkeuringe! „ Die God, welke vernedert en vee5, hoogt, en zonder wien de Furften der „ aarde niets vermogen, begeeve uw Door8, lugtige Hoogheid nimmer, en wat als „ dan, Doorl. Furst! uwe hand vindt om 8, te doen,» dat ze dat doe met alle magt, D 5 „ Dan LVI. ïoe K. 1787. I788.  58 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. I787. I788. „ Dan zullen wy door oen aanhoudend „ voorzigtig Bertuur, onder den zo hoog „ noodzaaklyken invloed van uw Doorl. „ Hoogheid, het Regt en de Geregtigheid „ zien gehandhaafd en de heilige Band », der Unie niet meer in gevaar om ver„ broken te worden. Dan eerst zullen „ wy ons mogen vleijen, dat de Raadfia„ gen der Bondgenooten, op onderlinge „ eensgezindheid en vertrouwen gegrond, m ^et Vaderland met welvaard, zegen en „ voorfpoed van binnen vervuilen, en van „ buiten tegen onvoorziene vyandlyke aan„ vallen beveiligen zullen. „ Uwe Koninglyke Hoogheid, die in eene „ zo ruime maate gedeeld heeft, in alle de „ rampfpoeden van ons beroerd Vaderland, „ plukke thans ook, met uw Doorlugtige „ Hoogh. en Furstlyke Telgen , de nu aan,, genaame maar onvoorziene vrugten vaa „ eene langduurige vervolging — eene ver„ volging met zulk een heldenmoed door„ geftaan, dat het naauw gelooflyk zou zyn, „ ware het niet gefchied door eene Prin„ fesfe, uit het Huis van Brandenburg ge„ fprooten, en gehuwd aan dat van Oranje. „ En mogen wy thans de voortreffelyke „ Deugden, dier aanzienlyke Huizen, aan? „ gekweekt door eene Opvoeding, waar „ van het beter is te zwygen dan weinig „ te zeggen, vereenigd zien in de Furst„ lyke Prinfen en Prinfesfe, zo blyve erf,, lyk in hun Gedacht hunne aanhouden„ de en ongeftoorde voorfpoed vermeer„ deren, en uwe Doorlugtige en Koning-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 59 lyke Hoogheden zyn nog lange, met „ Nederlands Volk, de blyde Aanfchou- wers van hoogstderzelver bloei en wel„ vaard, tot vreugde van eene te vooren „ misleide; doch thans verblyde Natie." Vol erkentenisfe beantwoordde de Prins eene Aanfpraak zo vleiend voor hem en voor zyn Huis. De Overbrengers dier Acte werden ten maaltyde getoefd, en keerden, onder dezelfde eerbetooningen ftaatlyk te rugge. By eene Waaifchuwing was zorg gedraagen tegen alles wat te deezer gelegenheid, die veel Volks zamenbragt, aanleiding tot ongeregeldheden kon geeven. Behalven het Affchrift aan zyne Hoogheid ter hand gefield, werd, volgens Staatsbefluit, 'er een vervaardigd, om by andere oorfpronglyke Stukken de Unie betreffende bewaard te worden. Men keurde deeze Staatsvcrrigting van genoegzaam belang om dezelve door een Gedenkpenning te vereeuwigen; waar van 'er een in Goud aan zyne Hoogheid werd ter hand geiteld, terwyl de Leden en Ministers der Vergadering van hun Hoog Mogenden, van den Raad van Staaten, en de Genera liteits Rekenkamer, eene dergelyke in Zilver ontvingen (_*,). . Groot (*) Rcfol. Gen. 27. Juny 3. 4. Ju'y 1788. Deeze, zo wel als de Staailyke Opdiagt, was de voorÜag van dé Raadpenfionaris van de Spiegel. Zie R. L. Bouwens aan zyne Committenten bl. 170. Hoe veel 'er onder 's hands te doen vjel oin dit ftuk tot flard te brengen, wordt ie dit Werk versneld. Zie Ui j6i—164. LVI. BOEK, 1787. 1788. Deeze Gebeur-, tenis mei een Ge dcnkpei'v ning vereerd.  fjo DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. I?o7. Hoe on <3erfchei. tlen beoordeeld Het bepande Groot was de vreugde over dit nader en naauwer verbinden dier Hooge Waar' digheden aan de Staatsgefteltenisfe onder alle de Beguniligers van het Stadhouderlyk Huis, ilil het gemor der zodanigen, die dit werk met leede oogen aanfchouwden, en de plaatzing van dit {luk by de Unie van Utrecht hoogst onvoeglyk oordeelden. Zy merkten op, dat, gelyk deeze Unie voornaamlyk en alleen ten grond' ilag hadt de Oppermagt van elk der Zeven Gewesten, dat gelyk men fteeds, onder dit voorwendzel, over de fchending dier Unie geklaagd en gefchreeuwd hadt, wanneer de Staaten van Holland die wilden handhaaven, en gelyk men, ten allen tyde, getragt hadt, om, door de vereenigde magt der Afgevaardigden ter Vergadering van hun Hoog Mogenden met den Stadhouder tegen de Vryheid, voornaamlyk van Holland, zamen te fpannen, nu door de Belluurders van dat Gewest, het eerfle voorftel gedaan was om deeze Unie te verkragten, en den Stadhouder, by de allerminfte oneenigheid of wederftand tegen zyn beduur , het in handen te geeven om de Guarantie der thans ingevoerde Conflitutie van de gezamenlyke Bondgenooten af te vorderen, en des Stadhouders believen door befluiten van hun Hoog Mogenden en den Raad van Staaten, met meer aaudrangs en gewelds, dan ooit te vooren, af te vorderen. Met de maatregelen thans omhelsd en gevolgd, kon niets ftrydigers bedagt worden  VERENIGDE NEDERLANDEN. 6r den dan de zo veel gerugts gemaakt hebbende Agu van onderlinge Verbintenis tot handhaaving der Republikainfche Conftitutie van den Jaare mdcclxxxvi (*_). De Omwenteling was ook naauwlyks daargefteld, of dit Stuk werd door Leden van Staat en Commisfarisfen van den Hove in ernftige overweeging genomen, en over 't zelve een Verflag uitgebragt, 't welk een daar mede zamenftemrnend Staatsbeiluit ten gevolge hadt. By 't welke die Acte van Verbintenis voor van onwaarde en verltooken van alle verbindende kragt verklaard werd; en wyders beflooten, dat onderzoek zou worden gedaan na de eerfte Beleggers en Inftellers dier Acte (f), en dat, wanneer 'er uit dien hoofde, eenige Regtsvorcleringen zouden ondernomen moeten worden, zulks gefchieden zou voor de dagelykfche en bevoegde Regters der Perfoonen daar in betrokken. Dat alle Leden van de Ridderfchap en Vroed fchappen van de Steden en derzelver Ministers, die het nu waren terftond, en die vervolgens aangefteld zouden worden, by derzelver aanftellinge, als mede alle anderen, die geen Vroedfchappen of Ministers zynde en nogthans ter Vergadering van hun Ed. Gr. "Mog. verfchynende, den Eed op den tegenwoor- digen (*) Zie onze Faderl. Hist. XI. D. bl. 191. enz. (t) De eerfte Inftellers hadden zich genoeg bekend gemaakt; wegens de Ondertekenaars was men meer in 't duister. Vergelyk onze Vadert. Hist. XI. D. bl. 297 en 301. LVL soek. 1787. I7o3. omtrent de Eed en den afftand der Acte vm Verbintenis.  6é DE REPUBLIÈK DER LVI. boek, I7«7. J738. DeTïaron vanLynden uit zyn Gezantfchap te Londenxs mg geroepen. digen Regeeringsvorm zouden afleggen. Daarenboven zouden de tegenwoordige Regenten verklaaren, „ dat zy aan de Acte „ van Verbintenis, welke op den achtften van Augustus mdcclxxxvi tusfchen „ verfcheide zich noemende Vaderlandlie„ vende Regenten te Amfterdam aangegaan ,, en door dezelven en naderhand door vee„ le anderen getekend, of geen deel ge- had hebben direct of indirect, of by zo ,, verre /y daar aan eenig deel direct of „ indirect mogten hebben, daar van te re„ lllieeren, en zich ontilaagen te houden „ van alle uit dien hoofde gecontracteerde verpligting." ~ Naardemaal deeze Acte van Verbintenis alle de Vereenigdes Ge westen betrof werd van dit Staatsbefluit by rondgaande Brieven aan de overige Bondgenooten kennis gegeeven; ten einde by alle de Gewesten een Befluit op dit {tukte bewerken. Vaardig betoonde zich Overysfel om in die zeifde maatregelen te treeden (*). Terwyl dit by Holland en Overysfel vastgesteld was, en elders in bewerking bleef,hadt de Omwenteling eenen onmiddelyken invloed op eenige Gezanten, en andere Perfoonen in betrekking {taande tot het algemeen Bondgenootfchap. Tot de terugroeping des Barons van Lynden, Buitengewoon Envoyé aan 't Kof te Londen, werd, op voorftel van Holland, beflooten. Zeeland, welk Gewest nevens Holland, de be- (*) f'crz, ty de Chalmot H. D, fel. 168. en 287.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 63 benoeming heeft van den Gezant ten dien Hove, geen last daar toe hebbende, weigerde de Heer van Citters ter Vergadering van hun Hoog Mog. voorzittende, deezen Voorflag om die reden, tot befluit te brengen; 't welk diensvolgens gefchiedde door den Heer van Wassenaar Spanbroek, Voorzitter in de laatst verftreeke week. Te deezer gelegenheid verklaarde de Heer van Citters het regt van Zeeland, wegens den voordragt eens Ministers ten Hove van Londen, te zullen handhaaven. 't Welk gelegenheid gaf dat die van Gelderland, Utrecht, Friesland, Overysfel en Stad en Lande zich lieten hooren te-en het erkennen van het eene Gewest boven het andere tot het voordraagen van een Perfoon tot een Minister buiten 'sLands (*)• Hoe zeer Zeeland, anders op de wederroeping deezes Gezants gefield, en 'er op uit was om, in 't gemelde voorregt, door geen meer aangedrongen voorftellen der andere Gewesten verkort te worden, bleek ter naast volgende Byeenkomst; wanneer de Afgevaardigden van Zeeland betuigden te vermeenen als nu ongetwyfeld te zullen voldoen aan het oogmerk van de Staaten huns Gewests, met hun Hoog Mog. in bedenking te geeven, of zy het niet voeglyk zouden oordeelen deeze post van Buitengewoon Gezant op te draagen aan den Heer Grave van Welöeren: dewyl deeze nooit van daar was te rug geroepen en C) Refol. Gen, 5. Dec. i/g?. LVI< BOEK." Ï787. 1788. Van Welde- ien Op ïieuw )euoemi  f54 DE REPUBLIEK DER LVL boek. 17871788, Bedankt, DeBaror van Na gel daai toe beftemd. De Ridder Har. ris aanvaart zyti Ambasfa de met Veel toe juichingj (*) Refol. Gen. 6. 8. en 14. Dec. 1787. Hera werd vervolgens wegens zyne voorige Herroeping eene Schadeloosftelling van 21000 Guldens toegelegd. Refol. Gen. 15. Maart 1788. (t) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 411. 440. en altoos, met den meesten yver en ge; trouwheid, de belangen van den Staat hadt waargenomen; weshalven men deeze aanbieding kon aanzien als eene volharding van zyn dienst. Hollands denkbeeld was met dat van Zeeland geheel eenftemmig op dien Heer gevallen: en de Benoeming ging door. Naa eenige dagen overweegings bedankte van Welderen voor het weder aanvaarden van die post (*). De Baron van Nagel werd eerlang hier toe benoemd en vertrok na Engeland om de plaats des te rug gekeerden van Lynden te bekleedens welke hy aanvaardde met herinnering aan de dienften door dit Ryk aan deezen Staat beweezen by de laatfte onlusten (f). De Ridder Harris, die geduurende eenige Jaaren als Extraor dinar is Envoyé van zyne Groot - Brittannifche Majefteit by deezen Staat zich hier onthouden hadt, werd den vyftienden van Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxviii , door den Koning tot diens Buitengewoon Ambasfadeur en Gevolmagtigde Minister benoemd. Een plegtig bezoek leide deeze Gezant, te dier gelegenheid, in Lentemaand by zyne Hoogheid af. Een bezoek gepaard met zeer onderfcheidende blyken van genoegen betooning der  VERENIGDE NEDERLANDEN. 6s der 'sGravenhaagfche Gemeente. Wanneer hy na het Stadhouderlyk Hof zou ryden, waren eenige jonge Meisjes, uit de OostNoordenwykfche en Paarlbuurt, alle in het wit gekleed, met Oranje Bandelieren, en opgeleid door Deken en Hoofdlieden van die Buurt, voor de Wooning diens Gezants vergaderd, en beftrooiden hem by het intreeden in de koets. Onder den weg werd hy opgewagt door een Burger Gilde, ryk van Oranje vercierd, welke vooruit trok met vliegend Vaandel en flaande Trom, vervangen door het geroep eener tallooze menigte Hoezee! Vivat de Koning van Engeland! Vivat Oranje! By 's Ridders uit- treede aan 't Stadhouderlyk Hof ging hy door gefchaarde Burgers, die met Groente en Bloemen, den weg tot aan den trap beftrooiden. Zodanig was ook zyne hertocht, en gedagte jonge Dogters herhaalden by de uittreede het Blad en Bloemenftrooizel. Een dergelyke Maagdenftoet, uit dezelfde Buurt, liet het den Stadhouder aan geen Eeregroen en Bloemgewas ontbreeken, wanneer deeze twee dagen laater, by het afleggen eens ftaadyken tegenbezoeks in de Paradekoets tradt, en ging die optocht van 't gewoon vreugdegeroep vergezeld (*). Wy tekenen deeze fchynbaare kleinigheden aan om dat ze de geestneiging deezer Inwoonderen van 's Gravenhaage kenmerken , en tevens dewyl daar by ten zeer- fte (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl 435. «te. XX. Deel. E lvi. SOEK. 1787. 1788, Overlast AenFranfchen Af« gezant DE ST.  66 DE REPUBLIEK DER lvi. boek. 1787. I788. Priest aangedaan.Zyne klagten des wegen. -i \ -< 1 1 A 1 \ I ] ^ 1 c 1 c \ c1 i d t fte affteekt 't geen den Franfchen Gezant de st. Priest in de Hofplaats bejegende (*_). Op den avond des dags op welken deeze Gezant zyne Geloofsbrieven overgeleeverd hadt, en van wegen hun Hoog Mogenden ftaatlyk verwelkomd was, betoonde het Gemeen in 'sGravenhaage, zo uitbundig in Eer- en Vreugdebewys ten opzigte van den Engelfchen Afgezant Marris, een tegenovergeitelde neiging jegens den Franfchen Gezant, wiens Huisbedienden last hadden geen Oranjetekens te draaien. Dit gevoegd by den ingeboezemden iaat tegen Frankryk, was oorzaak, dat in len avond van den dag zyner verwelkoning, voor de deur zyns Hotels, eene nenigte Volks zamenfchoolde, daar tot »ver middernagt bleef, het aanhoudend opoerig gefchreeuw, met fcheldwoorden afraffelende. Hier over beklaagde de st. 'riest zich by eenen Brieve aan hun loog Mogenden, eischte de veiligheid, irelke aan zyn Character toekwam, het traffen van de fchuldigen, als mede van e Geregtsdienaaren, die deeze wanorde iet verhinderd hadden. Met byvoeging, at hy niet twyfelde aan de waakzaamheid, /aar mede hier tegen zou voorzien woren, gelyk in alle voorregten tot een Puliek Character behoorende, en tot de goee harmonie, welke zo gelukkig plaats hadt jsfchen zyn Hof en hun Hoog Mogenden. Het (*) Hier boven bl. 4.1. hebben wy des een verjg beloofd.  VERENIGDE NEDERLANDEN 6> Het bleef hier niet by. Weinig dagen laater vondt de Franfche Afgezant oor-1 zaak om den Voorzitter van de Algemeene Staatsvergadering een gefchrift te laaten toekomen , waar in hy te verftaan gaf, hoe wel verre, dat de Orders door hun Hoog Mog. gefield, gediend zouden hebben tot beveiliging van zyn Perfoon en j Huisbedienden, de beledigingen van dag tot è dag toenamen. Dat zyn Jaager, door een 1 balddaadige menigte aangerand was, die hem van een Brug in 't water wilden fmyten; dat deeze, tot beveiliging van zyn leeven^ zyn Sabel getrokken, en eenige van de woedendflen uit den hoop gekwetst hadt. Wel verwagtte hy dat men deezen Man befchuldigen zou van 't eerst geweld gebruikt te hebben; doch het voorheen gebeurde deedt genoeg het tegendeel zien, en was het daarenboven zeer onwaarfchynlyk, dat één Man alleen eene raazende menigte zou aanvallen. Hy drong aan op eene voorbeeldlyke ftraffe'der Perfoonen, die zich aan deeze buitenfpoorigheden hadden fchuldig gemaakt. Met verzekering dat hy van 't gebeurde zyn Hof zou kennis geeven, en niet te twyfelen, of hy zou binnen kort in ftaat weezen 't zelve te berigten, dat hun Hoog Mogenden hem deswegen eene rechtmaatige voldoening gegeeven hadden. Men vondt zich verleegen met deeze > klagte, maakte aanmerking op de wy?e, in ze de kennisgeeving gebruikt, als afwykendcrde van de gewoone form; en dat by hunza E 2 Hoog LVI» IOEK. 1788. Nieuwe eledi- ing en ethaal- e klag- in* roott- tfing ezer ike.  68 DE REPUBLIEK DER EVI. BOEK, I7K7 I788. Berigtgeevingen. Hoog Mog. zich reden opdeeden om te denken, dat het onvoorzigtig gedrag der Bedienden des Ambasfadeurs, zonder twyfel buiten diens oogmerk, aanleiding gegeeven hadden tot de onaangenaame gevallen, waar over zyne klagten liepen. Beloften van onderzoek en dat men voor de veiligheid van zyn Perfoon, Character en Bedienden, zou zorg draagen, vergezelden dit antwoord. Het Hof van Juftitie over' Holland, Zeeland en Friesland diende welhaast een berigt in van de kennisneemingen door 't zelve gedaan op de voorvallen, waar over de Franfche Afgezant zich beklaagde, en wegens welke hy voldoening verzogt. Hier ih werd het geval van het Joodfche Meisje, 't welk voor het Hotel des Ambasfadeurs 't bekende Liedje Wilhelmus aangeheeven, en heenen gaande gezongen hadt Toch Oranje! toch Oranje! toch Oranje boven! op de voor 't zelve vergoelykendlte en 's Ambasfadeurs Huisbedienden bezwaarendfte wyze voorgefteld. Even zo kleurde men het geval des Jaagers, dien intusfchen befchuldigende, dat hy, by eene voorige gelegenheid , een Oranje lindje uit zyn zak gehaald, het op den grond geworpen en met voeten getreeden hadt, terwyl hy, ten dage van het meer bekende geval, naageroepen zynde de Hal uit! met een groote witte Cocarde liep, 't welk de aandagt trok. Waar op hy den Sabel uitgehaald, daar mede in 't rond gezwaaid en onder den hoop, die hem een fteen tegen de rug wierp,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 69 wierp, gemaaid hadt, kwetzende twee opgefchoote Jongens, die, naar dit getuigenis, geen deel hadden aan eenige belediging met woorden of daaden. Noch de Perfoonen die zich aan het verboden roepen de Hal uit! noch die zich aan het misdaadig werpen met fteenen hadden fchuldig gemaakt, waren gegreepen. Ten flot voordraagende, om den Jaager in regten te vervolgen, en by den Ambasfadeur uit te werken, dat deeze dien Jaager aan de Juflitie overgave en buiten zyn dienst itelde; ten einde de Juftitie in haare werkzaamheid omtrent dien Man niet zou verhinderd worden. Van een nog verzagtender aart was de voordragt dier gevallen, door Schout, Burgemeesteren en Schepenen van 'j Gravenhaage aan Gecommitteerde Raaden gegeeven. Zy kwamen nader uit wegens de aanleidende oorzaak. Het gedrag des Jaagers in den ongunfrigften dag gefteld hebbende, voegen 'er nevens, „ dat wanneer „ men de fource van het geval aan de „ zyde van het Volk befchouwde, met ,, grond gezegd kon worden, dat het in ,, 't publiek paroisfeeren der Bedienden „ van den Ambasfadeur, met witte Co„ cardes op den hoed, en zonder met eej, nig Oranjeteken vercierd te zyn, by „ een, voor bezadigde redeneering dikwerf ,, weinig vatbaar Gemeen, eene hitte en „ va-bittering hadt veroorzaakt, die de ,, fource was van eenige fmaadlyke bui„ tenfpoorigheid. E 3 Dee- LVI. BOEK. 1787. I788.  7o DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787 I788. Hoe mer in Frankryk des oordeelde, en eiscli om voldoening. Deeze Berigtgeevingen, werden door hun Hoog Mog. den Franfchen Afgezant terhand gefteld, met een daar by gevoegd verlangen, om den geenen, die deeze wanorders veroorzaakt, en het character zyns Meesters misbruikende, het Grondgebied van den Staat gefchonden, en weeilooze Ingezetenen gekwetst hadt, om zich zeiven een vermeende Juftitie te verfchaffen, behoorelyk te ftrafre.n. Die zelfde Berigten, gepaard met den zelfden eisch, werden aan der Staaten Gezant Lestüvenon van Berkenrode te Parys gezonden; met eene zydlingfche aanduiding, van 'c geen wy door de Magiftraat van 's Gravenhaage als de bron van 's Volks misnoegen zagen bybrengen: „ Het was," dus drukte zich hun Hoog Mog, uit, „ niet vreemd in 9, eenig Land, en zelfs niet in Frankryk, „ het gemeene Volk ongeregeldheden te „ zien bedryven, welke niet, dan met de grootfte moeite konden gefluit wor„ den; vooral wanneer die ongeregeldheden „ voortfprooten uit een gedrag, ftrydig „ met de heerfchende begrippen van eene „ geheele Natie." Weinig gunftig was de ingang, dien deeze Stukken te Parys vonden. . Volgens een Gefchrift, door den Grave de Montmorin aan den Hollandfchen Afgezant overgeleverd, zag men, met de uiterfte verwondering,, hoe het onderwerp der eerfte klagte al§ ter zyde gefchooven en het laat fte geval, met: alle verzwaarende omftandigheden, in 't breede opgehaald was. Beleef-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 71 ïeefdelyk wilde men die omkeering van den ftaat des gefchils toefchryven aan eene misvatting , en niet a\s een weigering van regt opneemen. Overzulks kreeg de Heer de sx. Piuest last, om op nieuw, op eene doorfteekende Voldoening aan te dringen; en tevens hun Hoog Mog. te verklaaren, dat, zo ras zy deeze daad van Regtvaardigheid zouden uitgevoerd hebben,zyne Majefteit met de uiterfte onpartydigheid de bedryven den Jaager ten laste gelegd zou onderzoeken , en deswegen ftreng ftrafoefenen, indien uit wettige en niet verdagte bewyzen bleek, dat hy fchuldig was aan de buitenfpoorigheden waar mede men hem betichtte. Overeenkomftig hier mede luidde een nader Gefchrift door dén Franfchen Gezant by hun Hoog Mog. ingediend. Men vondt zich met de zaak meer en meer verlegen; doch bleef in het beantwoorden denzelfden toon flaan. Waar uit eèn dringender ftuk van den Franfchen Afgezant gebooren werd; immers hy fchreef „ uitdruklyken last van den Koning zynen „ Meester gekreegcn te hebben om het „ gefchil te brengen in deszelfs rechten „ ftaat. Hun Hoog'Mog hadden van zy„ nen kant ontvangen de klagten, betrek„ kelyk de bedryven, welke de oproerige „ zamenrottingen voor zyn Hotel verge„ zelden. Hy hadt geëischt, dat de fchul„ digen zouden worden geftraft. Deeze „ eisch, hoe eenvoudig en billyk dezelve „ ook ware 4 was door hun Hoog Mog. „ ontweeken, onder het voorwendzel dat E 4 „ hei LVI. boek. ly-%7. 17&3. De st. Priest dringt hier op aan.  LVI. BOEK. 1787. 1788. Ontwykend antwoord en verkiaaring van de oorzaak. 72 DE REPUBLIEK DER „ het onmogelyk was te ftraffen, uithoof„ de van de onmogelykheid om de fchul„ digen te vinden. Ondertusfchen liep „ het tegen alle waarfchynlykheid aan, „ dat deeze Zamenrottingen, zonder oog„ merk, zonder Opftookers zouden ge- „ weest zyn. Het was, op deeze „ verfchillende punten op welke men on„ derzoek moest gedaan hebben; en hadt „ zyne Majefteit zich gevleid, dat, naa „ onzydige en op eene wettige wyze in„ gewonne berigten, hun Hoog Mog. een „ uitfpraak zouden gedaan hebben, ora„ trent de Voldoening in 'sKonings naam „ gevorderd. Hy vernieuwde zynen eisch „ ten dien opzigte ; en deedt dien ftap „ met des te meer vertrouwen: dewyl hy zich zeer veel verliet op de verzekering „ door hun Hoog Mog. gegeeven van „ hunne regtvaardigheid, van hunne denk„ wyze, en de zuiverheid hunner oogmer„ ken. —- Voor het overige hadt hy „ last om op nieuw te verklaaren, dat zo „ hun Hoog Mog. den Koning voldoening „ zouden gegeeven hebhen, op het ftuk „ der Zamenrotting, zyne Majefteit het „ zich een pligt zou maaken om hun toe „ te ftaan alles 't geen hy zou bevinden „ verfchuldigd te weezen, met betrekking „ tot de daaden de Jaager aangetygd." Ontwykend was meermaals het breede antwoord door hun Hoog Mog. hier op gegeeven; doch kwamen zy 'er nu volkomen voor uit, „ dat de waare oorzaak „ van de eerst voorgevallene beweegingen, „ ner-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 73 „ nergens anders in moesten gezogt wor,, den, dan in de impresfie, welke het eer- fte verfchynen van den Heer Ambasfa,, deur, en vooral van zyne Huisbedien„ den, zonder eenig Teken van Oranje „ op het Gemeen gemaakt hadt (*). Dit voorgevallene met den Franfchen Afgezant maakte veel gerugts , en men liet niet na te verfpreiden, dat hy gereed ftondt, uit misnoegen, het Grondgebied van den Staat te verhaten, en dat hier uit onlusten met Frankryk te wagten waren. De Verbintenisfen met de Hoven van Londen en Berlyn geflooten, gaven gerustftelling, indien dit gerugt grond mogt hebben. Het bedoelde vertrek des Afgezants was waarheid; doch hadt niets in zich, 't welk na een dreigenden Oorlog zweemde; immers hadt hy des kennis gegeeven, plegtig affcheid genomen, en de toewenfchingen van goede reize, by monde des Voorzitters van hun Hoog Mogenden ontvangen. Hy vertrok in het begin van Oogstmaand na Spa. Het leedt tot in Slachtmaand eer zyn Huishouding uit 'j Gravenhaage opbrak en na Frankryk trok, waar deeze Gezant, tot Staatsdienaar des Konings ftondt bevorderd te worden (f). Men bekreunde zich het vertrek eens (*) Men vindt alle de Stukken, tot deeze onaangenaame ontmoeting betrekkelyk, by Chalmot Verzamel. Vil. J). bl. 92—123. ' (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1109. 1238. en 15&3. By eenen Brieve nam hy, met den aanvange E 5 de» lvi. BOB IC. I787. I788. Vertrek deezes Afgezanu.  74 DE REPUBLIEK DER LVI. BOb i 17'Sr. 1788. Brand SENllit Parys te rug gercepen. Wat Ma ron Predikantvan de Ambasfa de 0 /erkvvarn. eens Afgezants niet, die zo weinig met de tegenwoordige inrigting der zaake" betoonde op te hebben, en wiens ongenegenheid om Öranjevercierzelen te draagen, of 'er de zynen mede op te pronken, (taage ftof tot ergernisfe gaf in eene Hofplaats waar alles daar mede op het uitbundigfte vercierd was. De Heer Branosen, die een tyd lang aan het Hof,van Verfailles, als Buitengewoon Gezant, vertoefd hadt, die eene wyl in de gunst der Patriotten deelde; doch by hun in verdenking geraakte (*), was, kort naa de Omwenteling, van daar opontboden, en de bezorging der zaaken geheel aan den gewoonen Gezant Lestevenon aanbevolen. (f). Aan het misnoegen van hun Hoog Mogenden ftelde zich in Frankryk bloot , de Eerw. Marron Capellaan hunner Ambasfade | ten Hove van Verfailles. In een bekend Framch Maandwerk las men van zyne hand een berigt, wegens den Inval en Bedryven der Pruisfen in Holland, begreepen in deeze korte, doch fterke, en zeker overdreevene bewoordingen, „ Men fchryft „ my, dat de verrukkende boorden der „ Vecht, die tusfchen Amflerdam en Utrecht ,, loopt, .onlangs op de onmenschlykite r, wy- des Jaars 1789 affebeid van de Staaten, en ontving he: gewoon Gjichénlt van een Gouden Ketting en Medaille ter waarde van 6000 Guldens. N. Neder l. Jaarb. 1789. bi. aoS. 0 (*) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. bl. Ic6~. Q\) Refol. Gen. % 4. ch 7. Üct. 1787.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 75 „ wyze door de Pruisfifche Troepen afge,, loopen zyn, en dac 'er van de pragtige Buitenplaatzen, die dezelve vercier„ den, thans niets meer overig is dan de „ voetftappen van ftroopery en verwoes- „ ting (*)." Men hieldt deezen Brief beledigend voor hun Hoog Mogenden, en voor de Staaten der byzondere Gewesten. Weshalven hy in zyn Dienst gefchorst werd, tot dat hy dit fchryven, ten genoegen der Staaten, zou hebben herroepen. Hier toe kwam hy niet, en lag zyn Ampt neder (f). De (*) By dit berigt voegde Marron deeze regels uit VlRGIfJUS ; Impius h&c tam culta novalia miles babebit Barbarus bas fegetes? en quo discordia cives Perduxit mifeios! en tjiieis canfevimus agros! En liet'er op volgen, „ Deeze plaats uit Virgi- „ lius herinnert ons zeer natuurlyk deeze andere Exoriare aliquis tanlis e cladibus ulttir „ De zin deezer twee plaatzen uit Virgilius zou „ ik ten zagtften uitdrukken door de vier volgende „ regels Un barbare guerrier defole fes rivages ! Sa licence effreneé a fnule ces giterets i ê Fatale discerde! 6funeste ravage! 4 Juflice des cieux, venge un jour r.os re gr ets! „ Zyt verzekerd myne Heeren! dat de waare „ Vrienden des Vaderlands, onder myne Landge- nooten , met dit tweederlei gevoel bezield zyn. , Ik durf'er borg voor blyven, met dezelfde op„ regtheid, waar mede ik de eer heb te zyn Marron." Efprit des Journeaux Tom. XII. 17S7. (j) N. Nedeil. Jaarb. J788. bl. 6f. 2Ï5. 452. LVI. ÏOEK, 1/87. 1788.  76 DE REPUBLIEK DER LVI. boek» 1787. I788. w. a. LESTEVENON alsMinister Plenipoteiuiaris uit Brusfel teruggeroepen. Van Berckel in Ame rica door zynZoon vervaugen. De Zoon des Afgezants Lestevenon ten Franfchen Hove, de wegens zyne Vaderlandsliefde by de Patriotten hooggefchatte W. A. Lestevenon van Berkenrode, die een tyd lang als Minister Ple~ nipotentiaris hunner Hoog Mogenden tot de Grensfcheidingen tusfchen den Keizer en den Staat, zich te Brusfel onthouden hadt, zag den last hem gegeeven intrekken, en het afdoen dier zaaken aldaar overgelaaten aan den gewoonen Minister den Heer Hop. Met alle waardigheid deedt hy afftand van de hem opgedraage post (*). — Vei volgens deelde hy in 't lot der Haarlemfche Regenten, en werd van zyn plaats als Raad verlaaten. Een braave van Berckel, dien wy; in den loop..onzer Vaderlandfche Historie, zo menigmaalen ontmoet hebben, als de belangen van den .Staat, by het nieuw Gemeenebest in Noord-America, met alle wakkerheid en yver waarneemende, moest de onaangenaamheid proeven, dat hy niet alleen opontbooden; maar door zyn eigen Zoon, van eene andere denkwyze ten aanziene van het Staatkundige, in eene mindere hoedanigheid als onderkroopen werd ; immers deeze Pieter Franco van Berckel kreeg last, om, als Refident na de Vereenigde Staaten van America te trekken (f); ten einde de Vader, indien hy uit (*) Refol. Gen. 1. 4. en 18. Oct. 1787. (t; N. Nederl. 'Jaarb. 1787. bl. 5211. Voor 1788. bl. 805. i\o/. en 1490.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 77 uit dit Werelddeel in 't Vaderland en te Rotterdam wederkeerde, geene waardigheid altoos zou overgelaaten vinden, werd hy, als Vroedfchap dier Stad, afgezet; dan hy deedt de wyze keuze om amptloos in 't vry America te blyven. Een Stadgenoot deezes van zyn post ontzetten van Berckels , dien wy, in [ onze Gefchiedbladen menigmaalen, als een ' allerarbeidzaamften èn 'sLands heil beoogenden Man deeden kennen, en wiens gunftig verflag, wegens den ftaat der Admiraliteit op de Maaze, wy laatst boekten (*), moest, op eene byzondere wyze, in de vervolging den Patriotten aangedaan deelen. De Raadpenfionaris van de Spiegel was op diens verwydering bedagt. Hy zette den ouden Griffier Fagel aan, om in 't geheim Befogne, van wegens den Prins te verklaaren, dat deeze laatfte niet kon confereeren met een Man als Pieter Paulus; en dat hy gevolglyk aan Heeren Gedeputeerden van hun Hoog Mog. voorftelde, Paulus te doen verftaan, dat, indien hy niet goedvondt te letten op 't geen de Prins verklaard hadt, men zich van Geregtlyke Bewyzen tegen hem zou bedienen. Wanneer de Griffier den Raadpenfionaris voorhield t, dat men zeker moest zyn dergelyke Bewyzen te kunnen voortbrengen, ftemde deeze toe, dat (*) Zie onze Faderl. Hist. XIX. Deel bl. 366. waar wy het hier volgend nader Verflag beloofden. Lvr. BOEK» 1787. I78Ó. 't Lot fan Pieper Pau.us.  LVI. boek I787. I788. Brief welke aanleiding gaf tot zyne Afzetting. 78 DE REPUBLIEK DER dat het bezwaarlyk' zou zyn die te vinden (*). Aanleiding tot het leed deezen Man aangedaan, vondt men in eenen Brieve, den achtrten van Herfstmaand des Jaars mdcclxxvii aan den Heer D. Costerus Regeerend Burgemeester te Woerden gefchreeven, woordlyk van deezen inhoud. „ Ik heb de eer gehad te ontvangen uwe „ Letteren. Ik ben volkomen eens, dat „ de Refolutie die U Ed. Geftrenge voor „ de Generaliteit projecteert, ten fpoedig„ ften moeten genomen worden, zo dra „ de meerderheid der Generaliteit goed „ is. Dit zal egter nog zo fpoedig „ niet weezen, zo ik denk. Onder- „ tusfchen is niets zo dringende dan de „ omftandigheden, waar in wy ons vis a vis van Pruisfen ftellen moeten, en zon- der welke alles verboren is. Hadt „ men myn raad eerder gevolgd, wy wa„ ren in andere omftandigheden, en zou. „ den de wet van anderen niet moeten af„ wagten, zo als nu waarfchynlyk gebeu- „ ren zal. Gyzelaar gaat morgen „ na Woerden om te helpen tffectueeren, „ dat men den Rhyngraave het Comman„ do geeve over de Troepen, die tot daad„ lyke defenfie van de Provincie zouden „ geëmployeerd worden, zonder den Heer „ van Ryssel te blesfeeren. Wees zo 5» goed (*) R. L. Bouwens aan zyne Committenten, te Amlr. by de Erven C. N. Guerin en W. Verman del 1797. bl. 155.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 70 „ goed daar ook het uwe toe te doen, en ,., ondertusfchen verzekerd te zyn van de „ waare agting, waar mede ik de eer heb „ my te noemen P. Paulus. Aan den voet van den Brief werd gezegd dat met een andere hand gefchreeven ftondt. „ Het is gevallig, dat ik daar over giste,, ren ook gedagt heb, en wel om deeze „ reden, dat de Zwitzers dan kunnen ge„ employeerd worden in de Steden, die „ weigeren in het Cordon te komen: om „ niet te ftaan onder 't Commando van „ van Ryssel, die door hun Hoog Mo„ genden is gefufpendeerd." Deeze Brief in .Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxviii in het Secreet Befogne ge- < bragt zynde,. oordeelde men het, uit den : inhoud, blykbaar, dat P. Paulus, een [ Minister, aan alle Bondgenooten verbon-1 den, eene zeer bedenkelyke werkzaamheid gehad hadt, buiten zyne Functie, in de onlangs ftand gegreepen hebbende gefchillen, dat deeze zaak de allerernftigfte aan- dagt verdiende van hun Hoog Mog. Men vondt daar op goed, een Affchrift van dien Brief in handen van den Advocaat Fiscaal van Generaliteit Mattheus van der Pot te ftellen om denzelven te onderzoeken, op het gedrag van P. Paulus, zo wel daar in voorkomende als in andere gevallen tot zyne Functie betrekking hebbende, onderzoek en des verflag te doen. ■— Ten zelfden tyde werd gemelde Advocaat Fiscaal gevolmagtigd tot dezelfde nafpeuring en het inflaan van denzelfden LVI. boek. 1787. J7Ö3. Last ten jndertoek aan len Fis:aal ge[eeven.  8o DË REPUBLIEK DER LVI. boek. I7871788. P. Pau lus in zyn pos gefchort Aanfpraakvan P. Paulus by den Zeeraad den weg met betrekking tot alle andere Officianten en Bedienden van de Generaliteit, welke zich op dezelfde of dergelyke wyze mogten misgreepen hebben, en door een in 't oog loopend gedrag zich tegen zommige Provinciën geëmancipieerd. Meer bepaald ten opzigte van Paulus was het befluit. ,, En vermids de inhoud :,, van bovengemelde Misfive van dien aart ,, is, dat het bedenkelyk is of iemand, „ zich hebbende veroorloofd tot zodanige ,, zaaken, als in voorfchreeve Misfive zyn „ aan den dag gelegd, kan blyven occu„ peeren een Ampt van de Generaliteit; dat aan het Collegie ter Admiraliteit op „ de Maaze als mede aan den Advocaat „ Fiscaal Mr. Pieter Paulus van deeze „ hun Hoog Mog. Refolutie kennis zal worden gegeeven, met last aan gemel„ den Advocaat Fiscaal om zich, van nu „ af aan, en by provifie, te onthouden van „ de waarneeming van alle deelen tot des,, zelfs Functie behoorende." — De Afgevaardigden van Holland lieten zich, noch met betrekking tot het gedrag van P. Paulus , noch tot dat van eenige andere Officianten en Bedienden van de Generaliteit in (*). De Heer Paulus, deeze aanfchryving ontvangen hebbende, begaf zich terftond na de Vergadering van den Zeeraad aan de Maaze. Uit de Aanfpraak door hem ■ daar gehouden, moeten wy de voornaamfte trekken overneemen. Hy ving aan. „ Toen (*) Refol. Gen. 6. en 12. Feb. i;88.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 8i 5, Toen ik, op laatstleeden Dingsdag, de .j eer hadt de laatfte Vergadering van U „ Ed. Mog. by te woonên, hadt ik wei„ nig gedagten van het geen ten mynen „ opzigte by hun Hoog Mog. eerstdaags ftondt te gefchieden. ,, Ik had, ja te meermaalen, by gerugs, ten gehoord, dat ik van den Post, dien „ ik de eer heb by dit Collegie te beklee„ den, wel dra ftondt te worden gedimit,, teerd, en dat een ander zich reeds ge*,, reed maakte om eerlang in denzelven té „ treeden; doch, altyd gewoon zyndé ,j recht door zee te gaan, en myn gedrag „ alleen te regelen naar en te toetzen aan „ de voorfchriften van eerlykheid, cordaat„ heid en Vaderlandsgezindheid, heb ik „ my nimmer by zulke gerugten opgehou„ den; maar ik ben in tegendeel voort„ gegaan met mynen arbeidzaam en post „ met dubbelen yver, ten'besten van heÉ „ lieve Vaderland, waar te neem en. ' ,,..lk fteunde daarenboven op de bekende ;, deugd en grootmoedigheid van zyne „ Hoogheid, als onder anderen het Hoofd „ van deezen Raad, die nimmer dulden „ zou, dat ik van eenen Post, my door „ de gezafnenlyke Bondgenooten eenpaa„ riglyk opgedraagen, zonder duchtige „ redenen en gronden , zou worden be- „ roofd te meer, daar ik dit altyd „ gehouden hadt voor een der loflykfte „ Staatsmaximes van dit Land, waar op een ieder Ingezeten zich, met volko„ men zekerheid, kon verlaaten." XX. Deel» F Het LVI, doek* 1787.  82 DE REPUBLIEK DER LVI. boek. I787. 1788. Het Staatsbefluit ten zynen opzigte genomen, bygebragt hebbende, vaart hy voort „ Eene Refolutie, welke ik „ wel niet anders dan met een eerbiedig ,, zwygen mag beantwoorden; doch ik „ houde my ten vollen verzekerd, dat U „ Ed. Mog. met my zullen moeten toe,, ftaan, dat het voor een eerlyk Man, op „ wiens gedrag nimmer iets is te zeggen „ geweest, ten hoogften hard moest val,,, len, zich van de waarneeming van des,, zelfs Post provifioneel te moeten ont„, houden, zonder dat hy, direct of indirect, „ daar omtrent is gehoord — en dat zelfs „ zo min met relatie tot het Schrift als „ tot den inhoud van de zaak in Questie; „ en derhalven zonder dat hy daar tegen ?, eenige defenfie heeft kunnen doen, of „ eenige elucidatie, welke zeer waarfchyn„ lyk alle bedenklykheid, die, ingevolge „ van de Staats Refolutie zelve, in den in„ houd van voornoemden Brief nog alleen fchynt te refideeren, op het oogenblik „ zou hebben weggenomen. Voorts beroept Paulus zich op zynen gedaanen arbeid en gehouden gedrag ftaande den tyd zyner Amptsbekleeding een Arbeid waar door het Departement van de Maaze, op het oogenblik, toen hy deeze Aanfpraak deedt, ,, in ftaat zou zyn om „ alken meer te presteeren, dan alle de ove„ rige Departementen zamengenomen" — een Gedrag 't geen het zyne hadt toegebragt om te bewerken, de volkomenfte harmonie, en het openhartigst vertrouwen, * in  VERENIGDE NEDERLANDEN. 83 xn den Raad, zodanig, „ dat de partyfchap 9, der tyden en der omftandigheden zich „ nimmer in denzelven hadden kunnen in„ dringen; dat de Raad zich nimmer in ,, eenige zaaken, hoe ook genaamd, met ,, zyne Hoogheid, als Admiraal Generaal hadt gecompromitteerd gevonden, of 9, zelfs eenige fchyn of fchaduw van on„ genoegen of verfchil met Hoogstdenzel,, ven gehad hadt; maar dat alle zaaken 9, altyd gegaan en getracteerd waren geworden even en op dezelfde wyze, als ,, in de vreedzaamfte dagen van de Repu9, bliek. Zodanig zelfs dat in het geheele 9, Tydvak van zyn Ministerie (*), mis9, fchien geen drie Refolutien van eênig 9, aanbelang, met meerderheid van ftem9, men, genomen waren." Hy verzogt hun Ed. Mog. dat het hun mogt behaagen „ de pretenfe bedenklykheid, „ welke 'er in den voorfchreeven Brieve 5, ten zynen laste, zou mogen vóórkomen 5 „ mitsgaders dien pretenfen Brief zelve, ten „ fpoedigfte en prompfte, aan hun Éd* „ Mogenden als zyn eenige competente 9, Regter in zaaken zyn Officie concer9, neerende, voor te draagen; mitsgaders ,, zyn gehouden gedrag in officio worden „ geëxamineerd; eri dat hun Ed. Mogen„ den niet zouden gelieven toe te 1'aa9, ten, dat dit werk op de lange baan ge„ houden, maar integendeel zouden gelie- „ ven C) P. Paulus werd het Advocaat Fiscaalfchajr den 7. April 1785. opgedraagen. Fa LVI. BOEK. 1787. 1788.  §4 DE REPUBLIEK DER LVL. BOEK. 1787. I788. Nadere aandrang van den Befchuldigden. „ ven te effectueeren, dat aan hem promp„ te Juftitie en Regt gedaan Werde, even „ en in dier voege als hun Ed. Mog. dit ,, tot hier toe aan elk en een iegelyk van „ deszelfs Amptenaaren en Bediendens, j, volgens de bepaalde Orders, Inftructien „ en Placaaten van den Lande, op zyne „ reprefentatie in officio, altyd zonder ee„ nige andere conflderatie hadden doert wedervaaren, en gelyk ik dus ook met ,, allen grond eerbiediglyk meen te kun„ nen vorderen. „ Op dat ik," was zyne verdere betuiging, „ fpoedig gelegenheid hebben mogé „ om de waarneeming van mynen Post, „ zo als regt en behoorelyk is, wederom ,, als voorheen, te bekleeden; daar ik Ed. „ Mog. Heeren! niet alleen niet voornee„ mens ben my aan dit onderzoek in alle ,, zaaken, myn Officie concerneerende, by „ U Ed. Mog. te onttrekken want „ myne Eer is my dierbaarder dan myn „ Leeven — maar dat ik dit zelfs met blyd„ fchap te gemoet zie, my verzekerd hou„ dende, dat dit niet anders dan tot myne „ groote Satisfactie zal kunnen ftrekken, „ en niets anders verlang dan met die ,, zelfde maate, waar mede ik in deezen „ Amptshalven anderen gemeeten hebbe, „ ook aan my toegemeeten worde! Meër dan ééne maand leedt het en niets op deezen aandrang in zyne zaak was 'er gedaan: daar het Stuk, waar op het befluit tegen hem berustte, „ niet ver fcheen „ te zoeken en in 't öorfpronglyke fcheen „ voor  VERENIGDE NEDERLANDEN. 85 voor handen te weezen." Al die tyd was 'er verloopen, zonder dat hy van deeze zaak iets vernam, zonder dat 'er eenige provifie van Juftitie tegen hem was gevraagd, of zonder zelfs dat men, langs eenen anderen weg, getragt hadt hem gelegenheid te geeven, om die duisterheid of bedenkelykheid, die men ter goeder trouwe oordeelen mogt, dat in den bewusten Brieve zou weezen opgeflooten, op te helderen, en alzo de grieve aan hem toegebragt, te herftellen. Al dien tyd hadt hy met geduld afgewagt; doch met geen ander gevolg dan dat hy alleen by gerugten gehoord hadt, dat-men bezig was, op andere zaaken, zyn Officie betreffende, by deezen en geenen extrajudicieel onderzoek te doen, weshalven by den Raad der Admiraliteit andermaal, op eene onverwylde vervordering zyner zaake aandrong. Paulus, bykansééne maand wederom gewagt hebbende, fchreef een Brief aan den Zeeraad op de Maaze, zich met alleen ten fterkften beklaagende over dit verwyl; met eisch dat de befchuldigingen voor den dag kwamen, indien men meende iets tegen hem te hebben; maar voegde hy 'er nu by, thans in het zekere onderrigt te zyn, dat de Heer van der Pot , belast met de Inquifitie Generaal na het gedrag van alle Generaliteits Amptenaaren, en wel byzonder na het zyne, van zich kon verkrygen, Bedienden en Officieren van den Raad op zyne kamer by zich te ontbieden, en aldaar, ten byzyn van niemand anders, ten F 3 zy- lvi. boek. I787. I788. Brief 0115 ifdoe tiing aanhoudende.  86 DE REPUBLIEK DER t,vr, BOEK. 1787. ï?33. Befluit ter Afzetting by hun Hoog Mog. tegen hem genomen zynen opzigte te ondervraagen, of 'er ook iets mogt te vinden zyn, waar uit men eene meer of mindere misdaad of befchulr diging zou kunnen haaien, daar het fcheen dat men den bewusten Brief, waar op het Befluit van hun Hoog Mog. ondertusfchen alleen berustte, niet genoegzaam rekende, Cgelyk men daar in, zo als hy tusfchen beiden verklaart, ook in de daad gelyk hadt,) om daar uit eenigen grond tot een Actie "te kunnen haaien. Eene handelwyze waar over hy zich beklaagde, en welker onregtmaatigheid hy met de fterkfle kleuren fchilderde; met verzoek, dat hun Ed. Mog. zorg geliefden te draagen, dat geene Amptenaars, Bedienden of Suppoosten van den Raad, op deeze wyze, ten zynen opzigte, weder gehoord mogten worden ; met vrylaating daar en tegen, om die geenen, welken hy zou mogen goedvinden te hooren, voor hun Ed. Mog. te dagvaarden; om, ten overftaaan van twee Gommis farisfen, te worden gehoord. Van nu af aan zich verklaarende tegen alles, wat men, uit verhooren, op de andere wyze ingerigt, ten zynen laste zou trekken. Inmiddels vernam Paulus, dat van der Pot een Rapport tegen hem uitgebragt hadt, en leeverde daar op een Verzoekfchrift by hun Hoog Mog. in, dat dit Stuk hem in handen gefield mogt worden, om zyne belangen daar tegen den Staaten te doen toekomen. Vrugtloos. lm* mers, op den drie en twintigflen van Grasmaand, viel dit Befluit ter Hooge Staatsver- ga-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 87 gadering, „ dat naa examinatie van hetRap„ port door van der Pot ingediend, en ,, verfcheide andere zaaken en omftandighe,, den in het Befoigne geallegeerd, en ten ,, klaarften geprobeerd bevonden zynde, „ dat de Punten, ten lasten van Pieter „ Paulus, welke hun Hoog Mogenden „ in deezen zouden kunnen moveeren, „ beftaan in klaare Faken, waar op het onnoodig is nadere Informatien van den,, zeiven in te neemen, als het welk tot „ niets anders zou kunnen dienen, dan „ om eene zaak, die op zich zeiven van de grootfte evidentie is , en die eene „ fpoedige voorziening eischt, te verwar,, ren, en op de lange baan te fchuiven; „ en in agtinge genomen zynde, dat, naa „ het gedaane onderzoek, aangaande de „ Conduite van den gemelden Pdster „ Paulus, uit alle de daar by gevoegde ,, omftandigheden en gebeurtenisfen, te zamen genomen, overvloedig confteért, „ dat dezelve Mr. Pieter Paulus, zich „ voor het oog van de ganfche Wereld „ zeer diep gemengd, en een principaal j, beftier heeft gehad in de maatregelen, „ die door een verderfiyke Kabaal tot ver„ andering van de waare Conftitutie der „ Republiek, en fpeciaal tot verminde„ ring van de wettige aüthoriteit van zyne „ Doorlugtige Hoogheid als Admiraal Ge,, neraal, zyn ondernomen: dat zodanige „ Conduite direct ftrydig zynde met de „ verpligtingen van den Post, dien hy „ bekleedde, en met zyne betrekkingen F 4 „zo boek* 1787. I788.  83 DE REPUBLIEK DER LVL BOEK 1787. Ï783. A.f- fcheid? Brief vat V. Pau- zo tot de Generaliteit als byzonder tot de „ Perfoon van zyne Doorlugtigfte Hoogr „ heid, als Hoofd van het Zeeweezen „ van den Staat, hem Mr. Pieter Pau,, lus, met het hoogde regt, heeft doen „ verliezen alle aanfpraak op het vertrou„ wen van hun Hoog Mogenden, en van „ Hooggemelde zyne Doorlugtigfte Hoog- heid. Ingevolge hier van het vonnis, dat „ de Commisfie van Raad en Advocaat 9, Fiscaal van het Collegie ter Admiraliteit 5, op de Maaze, zal worden ingetrokken „ en buiten effect gefteld, zo als by dee„ zen gefchiedt; wordende diensvolgens meergemelde Mr. Pieter Paulus, in „ in die Qualiteit gedimitteerd, en van „ den Eed aan den Lande, in die zelfde 9, Qualiteit gedaan, gehouden voor ont,, flaagen." — Zo ontfloeg men zich van eenen Man, die men zedert zes maanden vrugtloos hadt zoeken te loozen; welken men hieldt, dat veel meer kwaads gedaan hadt, dan het grootfte gedeelte der afgezette Stedelyke Regenten (*}. Kragtig, fterk en vol nadruks was de Brief, met welken P. Paulus van den 1 Raad der Admiraliteit op de Maaze affcheid nam. Met rede betoonde hy daar in zyne verwondering, dat hun Hoog Mog. eene zaak op eene Juftitieele wyze begonnen, op eene Politique wyze eindigden; dat het hun Hoog Mogenden hadt behaagd hem zyns De- (*) Dus fchreef 'er de jonge Griffier Fagel over. Bouwkns aan zyne Committenten, b|. 69.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 89 Demisfie te geeven, zonder dat hy, tot nog toe, iets wist van éeprecife gronden en motiven, waar op hy zulks kon hebben getnerïteerd, en zonder dat hy deswegen direct of indirect was gehoord geworden. Op de algemeene befchuldigingen merkt hy aan, dat 'er geen een fait of omftandig^ heid wordt uitgedrukt, waar uit iets van deezen aart zou blyken. Naa zich op de Registers van de Admiraliteit, en op het getuigenis van den Alweetenden God beroepen te hebben, fchryft hy; „ Onder„ tusfchen kan ik thans, Edel Mogende „ Heeren! niets anders doen, dan my ook „ aan deeze Refolutie met ftiïzwygen te „ onderwerpen — en de beoordeeling dee„ zer geheele zaak aan de onpartydige Na„ tie — aan geheel Europa — jaa aan ,, den opperften Regter van alle Regte„ ren, (zy mogen zyn, die zy zyn,) der. 9, onwankelbaaren rotsfteen van myn vol- „ komendst vertrouwen met eerbie- „ dige onderwerping, over te laaten. , ,, Ik doe dit ook met des te meer blymoe„ digheid, daar Hy, die harten en nierer. „ van alle Menfchen beproevende, en alk „ dryfveeren van hunne handelingen gron „ dig kennende, ook bewust is van d< 9, zuiverheid myner bedoelingen en hande «, lin gen in alle deelen van myn Post, er „ van de hartlyke liefde en yver, waai „ mede ik, naar myn zwakke vermogen; 9, myn Vaderland heb getragt te dienen — „ Ja , ik doe dit met des te meer blymoe ?, digheid, daar myne Eer is bewaard ge F 5 „ ble§ LVI. boek. 1787. 1788.  po DE REPUBLIEK DER LVI, boek 1787. 1788. Bedenks lykheid wegens zyn Op volger. ,, bleeven — daar men niets tegen my heeft „ kunnen voor den dag brengen, dat in „ Regten eenigzins beftaanbaar was „ waar van Hooggemelde Refolutie van „ hun Hoog Mogenden zelve, zo wel als „ de bewustheid van U Ed. Mogenden, „ rny altoos de zekerfte waarborg zal wee„ zen (*)." - Rustige taal, gefprooken in een tyd, die naauwlyks zulks gedoogde. Mier zou hy hebben kunnen zeggen, althans indien het waarheid is, gelyk men wil, dat de Admiraliteits Secretaris van der Heim, dien wy by het Rapport der Staatscommisfie als een der zes berugte Vroedfchappen van Rotterdam gebrandmerkt zagen, en door de Burgery, vóór de Omwenteling, afgezet was, hem vóóraf, onder de hand, met het doen van aanzienlyke aanbiedingen , aangezogt hadt om vrywillig zyn post neder te leggen. Wat 'er ook van de egtheid des Briefs moge weezen, uit welken , de egtheid eens veronderfteld zynde, niets meer te haaien was, dan dat hy voor zich zeiven hartlyk deel nam in de zaak der Patriotten, en het behoud van Holland te- (*) Het overige van dit Affcheid is meest ingerigt om te toonen in welken ftaat, door zyne medewerking,'het Collegie ter Admiraliteit aan de Maaze gebragt was. Het hoofdzaaklyke hier van hebben wy opgegeeven XIX. D. bl. 306. Men zie alle de Stukken, waar uit wy dit verflag ontleenden, in de Verzameling van Stukken , betrekkelyk de Demisfie van Mr. Pieter Paulus ; men vindt ze ook in de Verzamel, by de Chalmot iV. D. bl. 251—285,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 91 tegen de overweldiging der andere Partye, terwyl in zyn Vonnis geen enkel woord van deezen Brieve, eerst de groote zaak, gerept wordt, het hadt een vreemd aanzien, fchoon in die dagen geen voorbeelden van dit flag ontbraken, dat het Ampt, hem ontnomen, werd opgedraagen aan van Teylingen, Vroedfchap van Rotterdam, dien men met zo veel nadruks vermeld vindt onder de zes Vroedfchappen dier Stad, in 't even gemelde Staatsrapport met eene zwarte koole getekend (*). Amptsverwisfelingen van een zonderling aanzien, in algemeene Staatsposten, vielen 'er voor, die, fchoon anders gewyzigd en alle zo doorfteekend haatlyk niet als de evengemelde, nogthans der naagedagtenisfe niet mogten onttrokken word<*n. De Heer Wyckerheld Bisdom , dien Pieter Paulus in het Fiscaalfchap by de Admiraliteit was opgevolgd, hadt zich reeds in dat Ampt bedenkelyk gedraagen, vooral door in het onderzoek der Zeelieden tegen den zo zeer verdagten Zee-Capitein A. de Bruin, de verzuimenisfen in Krygs- en Lyfsnoodwendigheden hem door den Heere van Lynden, Envoyé van den Staat te StoMolm, opgegeeven, als kleinigheden te doen ver- dwy- '(*) Men flaa hier na het Rapport der Cmmhfte te Rotteraam, waar beiden die Heeren te meermaalen in een ongunftigcn dag voorkomen. Zie ook enze Vadert. Hist. VHI. d. bl. 329 x. d, bl, 184. XII, d. bl. ioc. en XVI. d. bl, 131. LVI. B O E SC. 1787. I788. W. Bisdom le^t zynAmpt van ThefaurierGeneraal neder, en wordt door van der Hoop op. gevolgd.  92 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. I787. I788, dwynen, en 'er den Luitenant Koelbero het fiagtoffer van te maaken (*). Hy was vervolgens Thefaurier Generaal geworden, en hadt in dit Ampt het doorgaande op de zyde van den Stadhouder en de meerderheid van den Raad van Staaten gehouden; doch niet altoos, of niet fterk genoeg, om te voldoen aan den Stadhouder, buiten wiens medewerking hy deezen post verkreegen hadt, en die nu een ander daar mede wilde bekleeden. Volgzaam betoonde hy zich, op den eerften wenk, om zyn ontflag te vraagen. Eene reklykheid, voor welke hy genoegzaame fchadeloosftelling ontving, niet alleen door een voormaals bedongen Jaargeld van vier duizend Guldens, zo hy ooit van dien Post afftand deedt, te ontvangen, maar ook met een Raadsheersplaats in den Hoogen Raad van Holland befchonken te worden. Wegens zynen afftand fpreekt hy op deezen flaauwen toon, ,, dat1 hem redenen „ waren voorgekomen, waarom hy, die ,, ten allen tyde het gemeen nut boven ,, zyn byzonder gefteld hadt, van dien „ Post meende te moeten afftaan." Zyne Affcheids Aanfpraak is vol trekken van vleiery des herftelden Stadhouders, en des toenmaaligen Bewinds. Men zou, deeze kezende, hem allergefchikst oordeelen om in dien Post te blyven volharden, ja voor iemand houden, die bezwaarlyk zou overtroffen (*) Zie onze Vadsrl. Hist. III. D. bl 366—368.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 93 fen worden in het toenmaalig Bewind hartlyk toegedaan te weezen (*_). Maar zommigen willen, dat het geheim roerzei deezer Postverandering moet gezogt worden in eene belofte gedaan aan van der Hoop, Secretaris der Generaliteits Rekenkamer, om hem dat Ampt te bezorgen; en dus een niet min voordeeligen Post te doen bekleeden dan zyne Broeders, de een Fiscaal ter Admiraliteit van Amfterdam, de ander Luitenant Generaal der Ruitery. Zulke Amptsverplaatzingen geeven ruimte om gunstbetoon op gunstbetoon te ftaapelen. Althans de bevorderde van der Hoop werd opgevolgd door eenen van Helsdingen, Penfionaris in den Brielle, die door deeze bevordering, zyn voorftaan der Stadhouderlyke belangen, als 't ware betaald kreeg. De breede last ten onderzoek aan den Fiscaal van der Pot gegeeven kon niet misfen veele Amptenaaren van den Staat in verlegenheid en ten val te brengen. Dit was onder anderen het lot van Mr. Hieronymus Slicher, Agent van hun Hoog Mogenden. Een onderfchepte Brief, dien men veronderftelde dooi' hem aan zynen Broeder Mr. Raymond Slicher , Secretaris van den Hove van Holland, die ten lande uitgeweeken, zich te Brusfel bevond, gefchreeven te zyn, gaf aanleiding om hem in (*) Men leeze de Staatsbeduiten by die Amptsnederlegging genomen, en de Affcheidsreden in de N. Nederl, Jaarb. 1787. bl. 5a 17—52a/. LVÏ. BOEK. 1797* 1788. DeAgent H. Slicher. afgezet. '  94 DE REPUBLIEK DER LVi. boek. 1787. I788. in zyne Bediening te fchorten. Nimmer durfde men hem dien Brief vertoonen; nimmer hem den inhoud mededeelen; de twee Schryfmeesters * dien Brief met Slichers gewoon handfchrift vergelykende , durfden de gelykheid van het eene met het andere niet bevestigen. Dit fprong vrugtloos af. Een ander bedryf deedt hem voor het Hof ontbieden, en daar onderhouden, wegens een Gefprek op ftraat met den Raadsheer van het Hof Nolst gehouden, waar in hy beledigende uitdrukkingen, opzigtelyk dat Hof, zou gebruikt hebben. Dit gefprek hadt die Raadsheer, hoedanig het dan ook moge geweest hebben, ten Hove aangebragt. En werd hy teffens voor Gelastigden van hun Hoog Mog. in verhoor genomen, wegens zyne deelneeming in het Vaderlandsch Fonds, dat gehaate middel, door de Patriotten, met zo veel opgangs aangewend. Met eene onbeteuterde vrymoedigheid erkende hy zyne deelneeming in 't zelve: waar op die Commisfie, Torck van Roosendaal aan 't hoofd hebbende, hem met veel onbefcheids deeze Vraag dee 'èt. koe heb je 'sjaarïyks kunnen blyven contribuecren , daar je zag wat een vervloekt gebrtfik , door die verdoemde Kabaal, daar van gemaakt wierd? — Op welk een onbefchofiea uitval Slicher tfianlyk antwoordde: Ik weet niet tot eene verdoemde Cabaal behoord te hebben; en het is my niet gebleeken, dat van de Penningen wn het Vaderlandsch Fonds een vervloekt gebruik gemaakt zy. Nader gevraagd, of  VERENIGDE NEDERLANDEN. 95 ly tegenwoordig nog by die zelfde gedagten bleef? was zyn even rustig antwoord Ja! Doch wat hy ook mogt gezegd hebben, het vonnis zyner Amptsverhating, 't geen fpoedig volgde, was reeds geveld (*). De Broeder deezes zo onwaardig behandelden Heere Mr. Raymond Slicher , Secretaris van den Hove van Bolland, ten : tyde der Omwentelinge in 'sGravenktage' aan mishandelingen en zwaarder bedreigingen blootgefteld en genoodzaakt zich te verbergen, voor de woede des Gemeens, was vervolgens, met toeftemming van zyne Hoogheid, de Hofplaats ontweeken, en na Brusfel verreisd. Niet lang daar naa trok zyne Hoogheid dit verlof in. Eene intrekking welhaast gevolgd door een beklag des Hofs by de Staaten, het hard voor andere Secretarisfen oordeelende, dat zy den post van den Heer Slicher langer zouden Waarneemen; fchoon zy des. geene klagten altoos gedaan hadden. Maar, wanneer de Heer Slicher, vervolgens zyn bezwaar te kennen gaf, over den Eed op de nu ingevoerde Conftitutie, deedt het Hof hier van onverwyld de weete aan de Staaten, die niet marden om terftond de gegeevene Com- (*) In de Verzam. by de Chalmot IX. D. vindt rnen een Brief van den Heer H. Slicher aan den Verzamelaar gefchreeven , die over de geheeie behandeling hem aangedaan veel lichts verfpreidt, als mede de opgave der oorfpiongelyke Stukken, van bl. 34—53' met overwyzing tot het Vil. D. dier lerzamel. bl. 292—20Ó. waar reeds een erf ander Stuk, hier toe betrekkelyk, geplaatst was. ' LVI. boek. I788. li. sU- :her van tyn pose >ntzeu  9ê DE REPUBLIEK DER L-VI. boek. 1787. T788. De Com mis Quah.les genoodzaakt te bedanken, door II.Fagel opgevolgd. TLoKSeeetaris Comrnisfie in te trekken en hem van zyn€f bediening te ontzetten (*). De Commis Quarles vondt zich , ten aanziene van het Vaderlandfche Fonds, geiyktydig met den Agent Slicher, voor hun Hoog Mog. gedaagd, en gaf rustig antwoord op de hem des voorgeftelde bezwaaren. Naa opfchortmg in zyn voordeelig Ampt genoodzaakt om voor 't zelve te bedanken, zag hy zyne plaats vervullen door den Kleinzoon des ftokouden Griffiers Fagel, die omtrent een Jaar geredden zynen Grootvader ter hulpe was toegevoegd. Zyne Hoogheid ftelde voor om Mr. Hendrik Fagel , die nu omtrent een Jaar lang, buiten kosten van den Lande, de Vergadering gediend en bïyken van bekwaamheid gegeeven hadt, de voórdeelen van het Commis-ampt te fchenken, met toevoeging van den tytel van Tweeden Griffier, en voorts het Commis-ampt onbegeeven telaaten (f). Dit, wel verre van tegenfpraak te ontmoeten, vondt gereeden ingang, en werd dus het Griffierfchap als gevestigd in een Geflacht, 't welk in vier geduchte omkeeringen, het Huis van Oranje ten dienfte geftaan hadt. Zonderlinge wendingen neemt het rad der Amptsbezorgingen in tyden als wy thans (*) Men vindt de oorfpronglyke Stukken hier roe betrekkelyk byeen in de Verzam. by de Chalmot IX. d. bl. 54—67. Cf) N. Nederl. Jaarb. 17S7. bl. 5155. Verzam; by de Chalmot Vil. D. bl. 211 enz. en IX, D, bl. 40—47.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 9? thans befchryven; hier van kan, by de voorgaande Staatsampten, ten voorbedde ftrekken, 't geen den Secretaris Blok in Noord- Holland ontnomen en aan Mr. Hendrik van StrAalen Jansz. toegevoegd werd. Laatstgemelde Heer, die eenigen tyd vóór de Omwenteling, in het onder ■ zoek van den flegten ftaat der Admirali- \ teit van Friesland gebruikt was, bekwam naa de Omwenteling zelve het Secretariaat van Gecommitteerde Raaden (*). De Heer Blok dit Ampt bekleedende, hadt, naa dien lotwisfel in den Lande, aan Gecommitteerde Raaden verzogt, eenigen tyd van het waarneemen zyner Bediening te mogen verfchoond worden; ter oorzaake van het gevaar 't geen hem boven 't hoofd hing. Dan, uit een Staatsbefluit der Staaten van Holland (f), by 't welk hy perfooneel als Minister ter verantwoording werd opgeroepen, ten vollen begreepeii hebbende, dat men hem, naar den loop der (*) Vervolgens verwierf hy van Staaten van Halland vryheid, „ om de Vergadering en Befoignes van „ hun Ed. Gf. Mog te mogen bywoonen j en werd hy voorzien van een Credentiaal, om, wegens „ Holland ter Generaliteit te verfchynen, en de Deliberatien van den Staat aan te hooren, en zulks uit hoofde van de perfoneele Commisfien, „ welke hy de eer hadt, van wegen denze Provin„ cie, te bekleeden." Van welk gunstbetoon hy daadlyk, in beide de gevallen, gebruik maakte. N» Nederl Jaarb. 1788. bl. 233. Cf) Refol. van Heil, 3 Oct. 1787, XX. Deel. G Lvr. Boek. 1787. 1788. ran het Voofder kwartier ütlandig  93 DE REPUBLIEK DER lvi» b o e k: 1787. 1788. Raadflag des Stadhoudersten zy. san opzigte. 1 i j j 1 s 5 der dingen in die dagen, aan vervolgingeri wilde blootftellen, voldeedt hy wel aan het gegeeven bevel; maar verzogt teffens verlenging van zyn verlof, om eerst den uitflag van de raadpleegingen op zyne Verantwoording af te wagten. Welhaast vernam de Heer BloK, dat 'er by Gecommitteerde Raaden een Befluit gevallen was, om, vóór op zyn laatfte verzoek een befluit te neemen, den Stadhouder des te raadpleegen, en diens raad in te neemen. Van dit tydftip af viel het dien Heer ligt te raamen, gelyk hy naderhand met zo veele woorden verklaarde, ,, dat het „ hem daar uit toefcheen, dat deeze flap „ alleen ingerigt was om hem , onder „ fchyn van-het Regt te willen handhaa„ ven, al mede het flachtoffer te maaken „ van de perfooneele gevoeligheid van heE „ Huis van Oranje tegen de geenen, wel„ ke in denk- en handelwyze van 't zelve „ hadden durven verfchillen." Blok bedroog zich niet in dit ongunstig vooruitzigt. Immers de Stadhouder, les geraadpleegd, gaf te kennen, „ dat , het hem was voorgekomen, dat, voor , zo verre de Heer Blok zich niet kon , vleijen met die agting en dat vertrou, wen, welke tot eene gepaste uitoefening , zyner Bedieningen noodig waren, zo , dra hy van den ftaat der raadpleegingen , omtrent zyn Perfoon, op de eene of , andere wyze , kennis bekomen mogt, , hy waarfchynlyk wel wenfchen zou, „ om,  VERENIGDÈ NEDERLANDEN, do 'j, om, ten einde de rust by de Ingezete„ nen te bevorderen, en allen gevaar voor „ zich zeiven voor te komen, zyn ont„ flag te bekomen: alzo een onbepaald „ verlof van afweezigheid te veel tingele„ genheden en belemmeringen zou ople„ veren, in een Post als die van Secretaris van Gecommitteerde Raaden; en een ,, beflisfende order, om binnen eenen be„ paalden tyd weder te keeren, gelegen„ heid zou kunnen geeven, tot verre„ gaande ongeregeldheden, ja zelfs tot ge „ vaarlyke attentatieh tegen zyn perfoon eil ,j leeven (*)." Met zodanig een voorflag ftrookte wonder wel de aanbieding door den Heer Blok , korten tyd daar naa, aan Gecommitteerde Raaden gedaan, ,, dat hy wel zou overhellen, om, onder voorbehoud van fchikkingen, die billyk gevorderd kon„ den Worden, zyn Post van Secretaris in „ handen, van hun Ed. Mog. te refignee„ ren; gelyk hy, zo hun Ed. Mog. hcnl ,, op eene eetlyke en rêdelyke wyze geliefden te gemoet te komen, ook volkomen gereed was, om den Post van ,, Commis der Finantien mede te refig„ neeren." Wel- (*) Dit is de rondfte bekentenis des Stadhouder* ielve, wegens de onveiligheid van Perfoon en Leeven, voor die zich, op eene aanmerkelyke wyze» in de zaak der Patriotten hadden laaten zien. Men vergelylte hier mede de verklaaringen deswejren, door ons geboekt in het XVL D, onzer FaderI, Mist. bl. spi en 295. G a LVL BOEK. 1787. 1788. Op welk een voet by aanbiedt af(land te doem  ioo DE REPUBLIEK DER LVI. boek. I787. 1788. Ontflag hem verleend. Zyn beklag over die handelwyze. i s en Welkom was deeze Brief, op denzelven en den evengemelden Raadflag des Stadhouders, Vonden Gecommitteerde Raaden ten zelfden dage goed, hem eenvoudig zyn Ontflag te verleenen als Secretaris en naderhand desgelyks als Commis der Finantien, onverminderd de raadpleegingen der Staaten over zyne Verantwoordelykheid, met vrylaating om zich ter behoorelyker plaatze te vervoegen, zo hy meende eenige verzoeken te mogen doen om de wedergave van zyn Amptgeld of andere Hukken geldzaaken betreffende , met byvoeging, om gunfbig agt te zullen flaan op een toekomend verzoek tot de teruggave van zyn Amptgeld. Weinig baate het den Heer Blok naderhand, in een beredeneerd Vertoogfchrift, aan te wyzen hoe trouwloos men hem, op een voorwaardelyk verzoek van Ontflag, 't zelve onbepaald gegeeven, en zich, te!*en zyn oogmerk, van dat verzoek bediend radt tot een voorwendzel om hem te vervyderen. Billyke verontwaardiging deedt rem deeze woorden ter penne uitvloeijen, „ dat men 'er zich op toegelegd hadt, om „ eenen eerlyken Minister, op eene geheel „ politieke, en te eenemaal wederregtlyke a wyze, van zyne Ampten te deposfideeren, en hem, zo wel als zyn onfchul, dig Huisgezin, de droevige flachtoffers , temaaken van den yver en getrouw, heid, met welke hy, geduurende den , loop zyner Bedieninge, zyne wettige , Overheid hadt getragt te gehoorzaamen,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 101 „en deszelfs duldelyke oogmerken by te ftaan en te bevorderen." De Heer Blok hielde naa dit alles aan zich om van zodanige middelen gebruik te maaken, als hem overig waren tot het verkrygen van een Regt hem deezer wyze ontzegd; en ondernam hy naderhand een Regtsgeding zo in Brabant als in Frankryk; doch door de llaatkundige omftandigheden, geheel vrugtloos (*_). Wat voorheen, ten dage der Patriotten,' verhoogd was, moest nu vernederd, en ' wat toen verlaagd was, thans verhoogd ] worden. Dit laatfte ftrekte men, om des ] niet in gebreke te blyven, zo verre moge-1 lyk was uit, en liet het op den dooden 1 werken, toen aangewende vroegere poo-1 gingen waren te kort gefchooten. Een zonderling voorbeeld hier van treffen wy aan in de Eerherftelling des geweezen Veldmarfchalks Lodewyk Ernst van Brunswyk. De Stad Hoorn, die wy eerlang ter Staatsvergadering van Holland overvloedig yverig zien zullen in alles op den ouden voet te brengen, hadt in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii aldaar den voorflag gedaan, „ om het Befluit in den Jaare „ mdcclxxxiv, betrekkelyk den Veld„ marfchalk L. van Brunswyk (f) in „ te (*) De oorfpronglyke Stukken verfchafc ons de Chalmot Verzamel. III. D. bl. 151 enz. IV. D. bl. 32. 285—297. Men raadpleege vooral Mr. 13. Blok Mem. bl, 83—194. (■f) Zie de Gefchiedenis dier Afzettinge in onze Vadert, Hist. Vlll. D. bl. 113—171. C- 3 LVI. boek. 1787. I?88. /oorflag un de Ier van ... van Jruksi>yk te terftel-  IP2 DE REPUBLIEK DER I»VI. boek. 1787. ï?88. Uirftel der bewerking. Staitsbeiluit om hem te rejrtvaardjgen." „ te trekken, met verklaaring, dat hun „ Ed. Gr. Mog. fteeds gedagtjg de dien„ Hen, door hem, in verfchillende betrek„ kingen, aan het Land beweezen, denzel„ ven met veel genoegen van den blaairj, ,, welke door dit Staatsbefluit op zyn Per- foon en doorlugtig Geboortehuis gelegd „ was , pntheeven en weggenomen zagen alles, wat daar uit ten zynen nadeele „ konde getrokken worden." — Zy merkten dit Befluit aan ,, als een gevolg van de ongelukkige tyden van Combustie en 9, Verdeeldheid, in welke Holland zich in „ de laatfte Jaaren bevonden hadt; en ,j meenden qverzulks,, dat de hoon en be„ lediging daar door den Hertog, het Huis „ van Brunswyk, en ook zelfs ingewikkeld „ den Stadhouder aangedaan, behoorde te „ worden uitgpwjscht en herfteld." Dit voqrltel hadt op dien tyd, geen gevolg, en het draalen deswegen werd door zommigen toegefchreeven aan den invloed der Prinfesfe, die den geweezen Veldmarfchalk geen goed hart toedroeg. Het verwylde zolang, dat hy het regtvaardigend Befluit , by zyn leeven, niet zag geboqren worden, en ingevolge daar van in zyne voorige Waardigheden herfteld wierd, fchoon hy tqt den twaalfden van Bloeimaand jvioccLxxxviil zyn dagen rekte. By de ftaatlyke Bekendmaaking zyns qyerlydens ter Algemeene Staatsvergaderinge, was men terftqnd gedagtig, aan een Befogne inWynmaanddes Jaars mdcclxxxiv aangelegd met Heeren Gecommitteerden uit  VERENIGDE NEDERLANDEN. 103 den Raad van Staaten, welke, wegens tusfchenkomende omftandigheden, van tyd tot tyd, was uitgefteld, doch als nu ten fpoedigften diende gehouden te worden. Men nam onverwyld dit ftuk ter hand, en naa het uitftel toegekend te hebben aan de gefteldheid der tyden, zints de Afftanddoening des Hertogs: „ dewyl van de gis„ ting der gemoederen in den Staat niet „ te verwagten was, de vereischte bedaard„ heid om het gebeurde uit zyn waare „ oogpunt te befchouwen," oordeelde men met de Omwenteling, den tyd gebooren, om des een Verflag uit te brengen ; en dat, hoe zeer het onverwagte overlyden des Hertogs het oogmerk hadt doen vervallen, ,, om denzelven' het genoegen te 9, geeven van eene nadere Verklaaring van „ hun Hoog Mog. ten deezen aanziene. „ te mogen verneemen," zy nogthans oordeelden niet te moeten nalaaten de Nagedagtenis van den Hertog te regtvaardigen. Eene Regtvaardigverklaaring gegrond op den Affcheidsbrjeve des Hertogs (*), en in deeze woorden begreepen , „ Dat hur „.Hoog Mog. aan de nagedagtenis var „ den Hertog L. E. van Brunswyk ver- fchuldigd waren te erkennen, dat de we?,-derwaardigheden door hem geleden, toe te fchryven waren aan een geest var „ verwarring en wantrouwen tegen Hem „ tegen den Stadhouder en veele notabejf Re (*) Men flaa denzelvea naa ia onze Vaderl. Hist. yUl D. bl. i6ot G 4 LVI. boek I787. I788, De Regt* vaardi- t 1  104 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 178r. 1788. „ Regenten, als het gevolg van eenen on- ,, gelukkig gevoerden Oorlog. Dat zy „ aan de goede dienften indagtig, door den „ Hertog aan het Land beweezen, en aan „ de blyken van erkentenis deswegen van „ alle de Bondgenooten, verklaarden, dat „ aan hun nooit eenige grond van waarheid „ was voorgekomen voor de lasterlyke Ge„ rugten tegen zyn Perfoon; en dat voor „ zo verre foortgelyke bedenking by zom- mige Provinciën fcheen doorgeftraald te „ hebben, nu, noch ooit, eenig gevolg „ ten nadeele van de Eer, Trouw en goe„ de Dienften van den Hertog getrokken zou worden. Dat hun Hoog Mogenden wel wenschten, de Verdenkingen en de „ Stukken, waar in dezelve waren voor„ gedraagen, voor het gezigt der Naako„ melingfchap te kunnen verbergen, maar „ dat dezelve in Publieke Nieuwspapieren, zo binnen als buiten 's Lands verfpreid „ zynde, derzelver vernietiging volftrekt onmogelyk geworden, en 'er thans niets „ anders overig was, dan door tegenge„ ftelde Befluiten in de Registers van 3, Staat, en'door derzelver bekendmaaking „ het effect der voorige weg te neemen. — „ Weshalven zy verklaarden, dat hun nooit eenige grond van waarheid was „ voorgekomen om de lasterlyke gerug- ten, op onderfcheide wyzen, tegen den „ Hertog van Brunswvk verfpreid, als of dezelve, door kwaade trouwe en „ moedwillig verzuim in 'sLands dienst, „ of door misbruik van Invloed op zyne n Hoog-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 105 „ Hoogheid, den Heer Prins Erfftadhou„ der, oorzaak ware geweest van de rara„ pen, in de laatfte oorlog, de Republiek „ overgekomen (*)." • In deezer voege poogde men, met eene pennetrek, uil te delgen zo veele verdenkingen en befchuldigingen, als ten laste des Hertogs. in het bovengemelde tydperk, geheel hel Land doorgeloopen hadden , en die mei groote letteren in de Staatsbefluiten gefchreeven (tonden. Dan hier door werd voldaan aan den heerfchenden geest diei dagen, en byzonder aan den aanzoek van zynen Broeder F. van Brunswyk (f). Deedt men in deezer voege den overledenen Eerherftelling aan, zo veel mogelyk was, de Erfprins van Oranje, thanj de lieveling en het voorwerp van gunstbetoon, werd als Overften en Capitein dei tweede Grenadier Compagnie van het Regiment Hollandfche Gardes te voet, en in die zelfde waardigheid aan 't hoofd geplaatst der Lyfcompagnie Grenadiers var het Regiment, wel eer het derde Oranjt Nasfau geheeten , maar thans naar dien* naam, dat van Erfprins van Oranje Nas fau vernoemd. Met deeze posten bekleec nam hy de reis aan na Duitschland', vergezeld van-den Overften Graaf van Stamfort en den Hoogleeraar Tollius, mei alléén om een bezoek by den Koning var Pruisfen af te leggen; maar boven al met ' oog- (*) Refol. Gen. 20. Mey en i. July 1787. (tj Verz. by de Chalmot XV. li. b!. 259. ^ 5 LVI. boek. 1787. I788. De Erfprins van. Oranje met Krygswaardighedenbefchon? ken. i  io6 DE REPUBLIEK DER LVI. boek. 17R7. ï?38, Staatsbei'uit omtrent de Landofficiertn. oogmerk om den winter te Brunswyk door te brengen, en daar, in zommige takken van Weetenfchappen, byzondere lesfen by eenige Hoogleeraaren te neemen, en onderweezen te worden in de KrygsleerfchooJ des regeerenden Hertogs van Brunswyk, wiens lof in Staat- en Krygskunde ten hemei toe verheeven, en naa het overlyden van Frederik de Grooten , benevens den gryzen Laudon, onder de grootfte Veldheeren deezes tyds gerangfchikt werd (*). Niet weinig aanmerkingen vielen 'er, doch in ftilte, op deeze verzending des vermoedelyken Erfftadhouders na een Ryk en een Hof, zo gefchikt, om aan de reeds geftrooide zaaden van Heerschzugt verderen en weeligen wasdom te geeven. Zyn ontvangst, zyn verblyf, en de eerbetooningen hem aangedaan, moesten te gader daar toe ftrekken, en kragtig medewerken. Onverwyld naa de Omwenteling was men bezig by hun Hoog Mog. om het beüootene, op den eerften van Zomermaand, wegens de provifioneele Sufpenfie van alle Officieren, welke zich aan overtreeding van den Eed aan de Generaliteit hadden fchuldig gemaakt, in alle Posten, door hun bekleed, en waar in zy van wegen de Generaliteit beëedigd waren, te bevestigen; met byvoeging van zodanige andere Officieren , welke zich mogten misgreepen hebben en in hun pligt te kort gefchooten zyn ; (*) .N. Nedcrl, Jaarb. 1788. bl» 124$. enxjoi»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 107 zyn; en om den Raad van Staaten te verzoeken dit te volvoeren, het zy door aanfchryving aan de bevelvoerende Officieren, het zy op eene andere gefchikte wyze; onverminderd zodanige Actie, als van wegens het Officie Fiscaal geoordeeld zou worden tegen hun te moeten geinftitueerd worden; met verder verzoek aan den Raad van Staaten om tot waarneeming van het Officie Fiscaal, in dit buitengewoone geval, te mogen gebruiken eenen van 's Lands Advoeaaten, 't zy van hun Hoog Mog., 't zy van den Raad. En als ware dit he¬ ruit nog niet fmaadlyk genoeg vopr die Officieren, luidde het flot, „ voorts wordt „ zynp Hoogheid, als Capitein Generaal „ yan de Unie, verzogt, om op zodanig „ eene wyze als hy meest geichikt zou „ oordeelen aan die Officieren, welke ge- trouw waren gebleeven aan hunne Eed 3, en Verpligting aan de Generaliteit, als „ mede aan de Gouverneurs, Commandan„ ten en Majoors van de Garnifoenen, het genoegen en de goedkeuring van hun „ Hoog Mog. wegens derzelver gehouden P, gedrag, te kennen te geeven (*)" Op voordragt van Zeeland, werd, ten zelfden dage, by hun Hoog Mog. vastgefteld, de Admiraliteits Collegien aan te fchryven om ten fpoedigften aan de Algemeene Staaten op te geeven, of, en welke Officieren zich, onder haar beheer, bew von- (*) Verz, by de Chalmot li O. bl.-139 es 2,17. 4itfbl. Gen. 2J en 28. Sepc. 1787. LVI. BOEK, 1787. .1788, Wegens de Zeeofficieren.  ioS DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. I787. 178». Gedrag der Staaten van Holland omtrent de betwisteProtectie aan de hun gehoorzaamendeOfficieren, door Gecommitteerde Raaden gewraakt, vonden, die in dienst van anderen getreeden of gebleeven waren, zonder of tegen behoorelyk Verlof van de Admiraliteiten, of van den Admiraal Generaal (*). Men bedoelde hier mede de uit onze Gefchiedenis bekende Zee-officieren Sels, van Pelt , Braak , Schierhout en anderen, die qp de Hollandfche Gewapende Vaartuigen in de Zuider Zee, en op de Uitleggers in de Rivieren gediend hadden (f). Het gedrag der Saaten van Holland, die aan alle Krygsofficieren, op de plegtigfte en kragtdaadigfte wyze, gelyk wy, dat Tyd vak behandelende, gezien hebben (§_), hunne Befcherming en Schadeloosftelling beloofd hadden, wegens alles wat hun, uit hoofde van het gehoorzaamen hunner Bevelen mogt overkomen, was in dit ftuk, ter Algemeene Staatsvergaderinge, by dit wisfelen van het Staatsgety, zo ohverantwoordelyk, dat ze de berispende bedenking niet ontgaan kon van Gecommitteerde Raaden, hoe zeer ook deezen, in de laatfte maanden het beftuur en gebruik des Hollandfchen Krygsvolks belemmerd en tegengewerkt hadden (**), Zy merkten op „ dat het onbeftaanbaar was „ met het denkbeeld, 't welk ieder zich ,,' van een Souverain moest vormen; dat „ het niet dan tot het gebooren worden „ van een allergegrondst en fchadelykst „ wan- (*) Verzam. by de Chalmot I. D. bl. 240. (t) Refol. Gen. 31. Oct. 1787. (§) Zie onze Vaderl. Hist. XlV- D. bl, 314. 315, ("D Zie onze 'Vaderl. Hist. XIV. D. bl. 367.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 109 wantrouwen zou ftrekken, te onderflellen, dat die Souverain, offchoon de zaa„ ken by verhaasting en niet uit het rechte oogpunt befchouwende, egter beloften doende, welke, by een bedaarder „ en beter inzien, door hem niet zouden „ gedaan zyn, daar aan geen geftand zou „ doen O" Niet min gevoelde Amfterdam de billykheid om het gegeeven woord geftand te <■ doen, blykens een allernadruklykst voor-f ftel, in Slachtmaand, ter Vergaderinge van \ Holland, waar in wy onder anderen leezen, 1 „ dat men beducht was, dat hun Hoog c Mogenden, door de woorden by derzei-É ver Befluit van acht en twintig Septem-1 ber, Officieren die aan hunnen Eed aan ,, de Generaliteit niet zyn getrouw geHeeyen, „ zouden verftaan alle Officiers, welke ge„ meend hadden de Orders van hunnen „ Territoriaalen Souverain en Betaalsheer „ te moeten opvolgen, en aan welken uit „ dien hoofde, de Protectie was toege- „ zegd. Voorts moest de Stad de „ aandagt van hun Ed. Gr. Mog. vesti„ gen op de ongelukkige omftandigheden, „ waar in verfcheide en wel verre de meeste Officieren zich bevonden: alzo het „ niet te ontkennen was, dat by veelen „ derzelven niet huisvestte die gegronde „ kennis van ons Staatsweezen, welk 'er „, noodig was om na te gaan de onder- ,, fchei- (D Verzameling van Stukken raakende de Gen» Major vam Ryssel bl. 38. LVI. SOEK. 1737. I788. Amjler'amringt an op et geand oen des egeeven ,'ourdi.  LVI. boek, 1788. tiO DE RÉPUBLIEK DÉR „ fcheidingen, die aan hun met opzigt tot „ de Generaliteit waren voorgehouden, en „ wel door Lieden aan hun in kunde ver„ re fuperieur, en op welken zy, ziende ,, het- vertrouwen 't geen de Souverain toonde in dezelven te ftellen, geen het minfte mistrouwen konden hebben; dat „ ook anderen het voorbeeld hunner Chefs „ gemeend hadden veilig te mogen vol„ gen; dat aan zommigen geen tyd vart „ beraad overgelaaten was, en aan ande,, ren de Befluiten van hun Hoog Mog. „ en den Raad onbekend geblëeven wa„ ren" Om welke redenen de Afgevaardigden van Amfterdam voorftelden de zaaken ter Algemeene Staatsvergaderinge daar heen te ftuuren, „ dat door hun „ Hoog Mog. wierden ingetrokken de Be,, fluiten van acht Mey, zes Juny en acht 3, en twintig September mdcclxxxvii, voor zo verre by de eerstgemelde was ,, verklaard, dat alle de Officieren, welke 3, zich niet gedraagen hadden naar die Re,, folutie, verklaard waren ongetrouw aan ,, den Eed door hun aan den Lande ge„ daan: en zo verre by de twee laatften ,, was beflooten, om alle die Officieren, ,, en anderen, die zich aan hunnen pligc ,, misgreepen hadden, te fufpendeeren, 3, onverminderd zodanige actie als van we5, gen het Officie Fiscaal zou geoordeeld ,, worden tegen hun te moeten geinfti3, tueerd worden (*)." Des- (?) reis. 6y de ChalMot II. D. bl. 231—236'.  VERENIGDE NEDERLANDEN ni Desgelyks vonden Gecommitteerden van hun Hoog Mog. tot Krygszaaken, in een uitgebragt Verflag, hoe ongunftig ook over 't algemeen voor de Krygslieden, die zich in het gemelde geval bevonden, zich gedrongen te betuigen; „ dat omtrent de „ meesten dier Officieren in aanfchouvv „ konden komen verfcheide overweegin„ gen, welke hun Gedrag, over 't geheel genomen, in een meer gunftig licht dee„ den voorkomen. Dat daar toe konden „ gebragt worden de ongelukkige omftan„ digheden van tyden en zaaken, in wel„ ke alles was voorgevallen; de verregaan„ de verwarringen en verichillen; de te„ genftrydige Orders aan de Militie ge„ geeven, en de daar uit voortvloeiende „ verfchillende uitlegging van den Eed, „ en de verpligting daar uit voortkomen„ de; onkunde en verkeerd inzien van „ zaaken; de verleiding op het voorbeeld „ van anderen; de middelen van overhaa„ ling, intrigues en bedreiging , in het „ werk gefield om dezelven van hunnen „ pligt af te trekken; het vooruitzigt van „ anderzins hunne plaatzen, en daar door „ fomtyds het eenig middel van beftaan, „ te zullen verliezen; en de, in het te„ genovergeftelde geval, door Holland toe„ gezegde Protectie en Schadeloosftelling. ,, Dat deeze omftandigheden dan ook fchee„ nen aan te raaden, om een min geftreng oordeel te vellen over de gedraagingen van voorgemelde Officieren, en dezelve it niet te doen ondergaan zodanige Straf „ en LVI. BOEKi 1787. I788. Niet on* gunftig Verflag van GecommiG:eerde:ot de ürygsuaken.  iia DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK, 1787. I788. Op welke gronden 'c zelve iteunde. „ en Correctie, waar door derzelver Eer „ zou gefchonden, en zy buiten ftaat ge„ fteld worden, om, of nu, of voor het „ vervolg , wederom in dienst van den „ Lande te kunnen worden gebruikt." Hoogst billyk waren deeze overweegingen. Zy fcheenen, in de daad, ingerigt om de zaak, ten voordeele dier ongelukkige Officieren, te beflisfen; doch het vervolg deezes Verflags wyst uit, dat niet deeze redenen het pleit voor hun voldongen, maar dat het groot aantal der zodanigen, die in dit geval begreepen waren 5 het verfchil der omftandigheden, waar in elk hnnner verkeerd hadt, de moeilykheid en langwyligheid der Regtshandelingen tegen zulk een menigte van Perfoonen, en de noodzaaklykheid om hunne zaak langs eenen anderen en korteren weg af te doen , de eigenlyke beweeggronden waren, waar om men van de eerst beoogde Crimineele Procedures afzag. Ten blyke hier van ffrekt, dat het middel, tot die fpoediger afdoening voorgeflaagen, niet min onregtvaardig was: dewyl het alle die Lieden, onverhoord, van hun ftaat en middelen van beftaan beroofde; en de voornaamfte Hoofden, tegen welke men oordeelde de meest bezwaarende omftandigheden te kunnen aanvoeren, om een voorbeeld te geeven, aan Crimineele Vervolgingen biootftelüe, — Verder aarzelde men wel of men alle de Officieren, die in het bewuste geval verkeerden, kon afzetten; doch de overhelling hier toe bleek genoegzaam uit deeze be-  VERENIGDE NEDERLANDEN, izg bedenking; ,, dat, Zo zy in hunne Mili„ taire Posten bleeven, 'er op die wyze ,, geen onderfcheid plaats zou hebben tus„ fchen hun en die Officieren, die blyken ,, hadden gegeeven, van getrouwheid aan 3, Eed en Pligt (*>'' Èen onderfcheid intusfchen waar omtrent de Heer van Ryssel, met zyn Medeofficieren zich op deezen trant by Staaten van Holland laat hooren, „ dat zy. niet flegts of van hunne. Equipagien, Bagadie en 9, Gelden, door hunne eigene Medeofficie„ ren, of van hunne overige goederen door ,, plundering van een losbandig geworden „ menigte beroofd, of van de nog restee- rende Penningen tot voldoening der ge„ maakte Capitulatien gepriveerd; maar „ zelfs van hunne Bedieningen en Iukom„ ften, zelfs van die reeds verloopen wa„ ren , verftooken , aan het gevaar van „ kostbaare en harde Procedures blootge„ fteld, en in het midden deezer menig„ vuldige en voor zommigen geheel ruis, neufe rampen, volftrekt aan zich zel„ ven overgelaaten en de menigvuldige „ inroepingen van hun Ed. Gr. Mog. toe,, zeggingen, zonder het minfte effect, ge„ laaten waren. Dat zy, boven het ge„ voel van deeze onberekenbaare nadeelen „ en grieven, het hartzeer hadden gehad, ,, om, als Krygsge van genen van Staat, „ door zommigen hunner Medeofficieren „ op de hoonendfte wyze beledigd, of, „ in (*) Verzam. by dï Chalmoï UI. D. bl 7—15. XX. Deel. H LVI. boek. I787. i?88. Hoezeer de Officierenzich des beklaaSen.  «4 DE REPUBLIEK DER LVI. BOËK, 1787. 1783. 5 3 S 3 3 3 J 3 3 3 3 Hollands gedrag in y deeze befchouwd f 1 t i C (*) Verzamel, van Slakken raakende ds Generaal Major van Ryssei» bl. 25 en 28. „ in dien toeftand, fchoon verbonden aan „ hun woord van Eer, buiten Soldy ge„ laaten, of als onwaardigen, waar op geen „ vertrouwen te ftellen was, zonder eeni„ ge Schadeloosftelling of Penfioen, met „ hunne onderhoorige Corpfen, afgedankt „; waren, of als Ballingen, uit beducht„ heid voor crimineele vervolgingen, den , Vaderlandfchen grond hadden moeten , verlaaten, of hunne posten aanvanglyk , vervuld gezien door zulken hunner Me, deofïïcieren, die de hoogde verontwaar, diging bevoorens verdiend, en zich in , ongehoorzaamheid aan derzelver beve, len, in defertie en in het debaucheeren , der Troepen van hun Ed. Gr. Mog. , Grondgebied na elders, vergeeten had, den, en nu eindelyk buiten ftaat be, toonden te zyn, om hunne onderhoori, ge Manfchappen in goede tugt te hou, den, en der goede Ingezetenen perfoo,- nen, eer, openbaare veiligheid en goe,- deren te befchérmen (*)." Dan hoe veele duchtige gronden tot 'erontfchuldiging deezer Officieren, in opsnelde Staatsftukken werden bygebragt; 10e billyk en regtmatig de klagten waren, relke zy over de behandeling hun aan;edaan, uitboezemden, dit alles baatte luté: De Leden der Vergadering van Holzndt die 'van Amflerdam alleen uitgezonerd, hadden geen moeds genoeg om het  VERENIGDE NEDERLANDEN. I15 gegeeven woord aan de Officieren geftand te doen* hunne eigene waardigheid te hand-: haaven, en het verpletterend ongeluk van zo veele braaven voor te komen. Billyk hadt men mogen wagten dat die Leden der Hollandfche Staatsvergaderingê, die de bekende Befluiten, ten voordeele dier Officieren , genomen hadden, fchoon buiten ftaat om den ftroom ten bederve dier ongelukkigen ter Algemeene Staatsvergaderingê te fluiten, egter, om hunne plegtig gedaane toezegging van befcherming, geftand te doen, zouden verklaard hebben, dat zy \t geen die Officieren gefchiedde als aan hun zeiven gefchied aanmerkten, dat zy die Mannen, op hun Grondgebied, voor alle vervolging bevryden, hunne Jaargelden op den ouden voet voldoen , eb geen Officieren op hun Grondgebied dulden zouden, die, in de plaats deezer Braaven, werden aangefteld. Dit fchreef Billykheid, dit fchreef Eer voor; maar laage vrees voor eigen veiligheid, met haare getrouwe gezelinne vleiery, beheerschte , om zo te fpreeken aller haften. Eene'laagheid, die ten grond frrekte,^ dat Staaten van Holland ter Algemeene * Staatsvergaderingê, het Befluit lieten door- \ gaan, „ om zyne Hoogheid té verzoeken /, „ om te dimitteeren alle Officieren , wel-d 3, ken, of daadlyk op Utrechts Territoir ,, waren gemarcheerd, zonder toefteniming ,, van den Souverain dier Provincie; of ,, zich, door het ondertekenen der bewus„ te Quitantie hadden verbonden om de Ha ,, Or- lvi; 3 0EK. 1787. 1788. Pelfc Beui t ten ien opigteHolmd laac oorgaan  uC DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. ï787. I788. Hoe door van Ryssel en diens Loigenootenbeoordeeld. „ Orders der Staaten van Holland te zuï„ len gehoorzaamen ook op een ander „ Territoir dan dat van Utrecht. Met „ vrylaating aan zyne Hoogheid om die „ geenen onder dezelven, welke hy oor„ deelen zou, dat uit hoofde van mindere „ fchuld, of meerdere reden van verfchoo„ ning, zonder ondienst of ongelegenheid „ der Armée, wederom zouden kunnen it worden gebruikt, of nu of voor het „ vervolg, op de gefchikfte wyze te plaat- „ zen. En dit alles onverminderd zo- „ danige Actie en Procedures als de Raad „ van Staaten vermeenen zal, tegen eenige „ weinigen van de voornaamfte Hoofden „ te moeten inftitueeren Met welk een oog van Ryssel en dien* Lotgenooten dit Befluit inzagen, verdient, uit eene Verklaaring, welke hun eer aandoet, met de eigene woorden gekend te worden. Zy betuigen recht manlyk, „ dat „ hun Hoog Mog. op één en twintig No„ vember mdcclxxxvii tot hunne De„ misfie en tot vrylaating aan den Capi„ tein Generaal der Unie, om zommigen „ derzehen weder in dienst te gebruiken, „ hunne eer en reputatie wel ongekreukt, „ en hun in de mogelykheid gelaaten hadt ,,, om wederom in dienst gefield te wor,, den, doch dat de voorbehouding der „ Crimineele Procedures omtrent zommi„ gen der Hoofden ; de onmogelykheid „ om met de niet gefuipendeerde Officie- „ ren (*) Verzam. èy de Ciialmot III. D. bl. 7—15.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 117 ren te dienen, en zich op nieuws te „ verbinden aan eenen Dienst, waar in het '„ zelfde geval hun andermaal aan gelyk„ foortige onzekerheden en noodlottighe- den zou blootftellen, en waar in zy „ welligt orders zouden moeten uitvoeren, „ die hun geweeten hun verbieden zou „op te volgen; — en eindelyk het ge„ heel agterblyven van hunner Ed. Groot „ Mog. kragtdaadige tusfchenkomst; ja „ zelfs derzelver Verklaaring omtrent het „ erroneufe van voorige begrippen omtrent „ den Generaliteits Eed, dit Befluit voor hun allen zo onteerend en bezwaarend „ maakte, dat zy, behoudens het gevoel hun- ner Waardigheid', als eerlyke Lieden en „ Medeburgers van een Gemeenebest, zelfs ,, het denkbeeld daar van niet draagen, en ,, zich nog veel minder van die gelegenheid, „ zonder zich veragtlyk te maaken in het „ oog van alle onpartydigen, bedienen kon» den O." De eerfchendendfte Banvonnigfen moesten de Generaal Major van Ryssel, de Collonels Suljart , Mattha , van Citters en van de,Pol, de Artillerie Capitein Neef, de Zeecapitein van Pelt, Braak en Schierhout, boven hunne Afzetting, by den Raad van Staaten of Admiraliteiten vervolgens ondergaan (f). Kwam (*) Verzameling van Stukken, raaiende de Gen, Major van Ryssel bl. 27. (t) Men flaa dezelve na in evengetnelde Verzameling , waar dat van van Ryssel mee aantekenin H 3 ge« LVI. boek,' I787. I788.  n8 DE REPUBLIEK DER LVI* BOEK, 1787. I788. Wat den Collonel Suljarb de leef- daalwedervoer. » i Kwam de Zeecapitein Sels, voor de Admiraliteit te Amfterdam, wegens het die- . nen op de Uitleggers, in peribon gedagvaard, fchoon hy niet goedvondt voor dien Zeeraad te verfchynen, 'er gelukkig en met vryfpraak af, 't geen met rede, alseen wonder in die dagen werd aangezien, het lot van den Collonel Roger Suljard de Leefdaal was des te harder, en verdient dat wy.'er eenige ©ogenblikken by vertoeven. Onfchuld boezemde hem een grooter vertrouwen in dan bedagtzaamheid en den loop der tyden gehengde: waarom hy het oor niet leende aan herhaalden vriendfchapsraad, om," het voorbeeld van anderen volgende, het gevaar te ontwy-ken. Kort naa de Omwenteling werd hy door van Staveren, toen Hoofdofficier van Rotterdam, gevat en door Geregtsdienaars na 'sGraveaaaage gevanglyk wegge-bragt, Verfcheide maanden zat hy daar.Men onderfchepte de Brieven hem door zyne Vrienden, in den beginne der gevangenneeming onkundig, toegefchikt. Geïuurende de Regtspleeging dwong de Fis:aal van der Pot, dien Officier, de vraa?en mét enkel ja of neen te beantwoorlen, zonder zich van eenige andere verieedigmiddelen te bedienen, onder bedrei,ang, dat hy, indien hy daar aan niet vol* leedt, het verhoor zou afbreeken en hem in jen wordt toegelicht bl. 24'?—245. en mdpleege toorts de Verzam, by de Chalmot XV. D. bl. !5(5—358. .  VERENIGDE NEDERLANDEN. 110 ïn de gevangenis laaten verrotten. Vrugtloos vroeg de gryze Held den Raad, of agtbaare Regters zulk een dwang, zulk een bedreiging van een Fiscaal, tegen een Man van Eer, tegen een Gevangenen konden verdraagen? Men opende den mond niet om eenen reeds veroordeelden, tot voorfpraak te dienen, zulks mogt na me- depligtigheid fmaaken. Zagt mag men het vonnis, over hem uitgefprooken, noemen, in vergelyking van dat over anderen geveld, en de misdaaden hen ten laste gelegd: immers hy, „ die," naar luid van 9t vonnis, „ zich fchuldig gemaakt hadt „ aan ongetrouwheid omtrent den Eed aan „ de Generaliteit; aan het fchryven van „ ongeoorloofde Brieven, om de Officiers „ van zyn Regiment, ware het mogelyk, „ te verleiden, en aan andere misdryven „ tegen de Generaliteit," werd alleen van alle zyne Krygsposten ontflaagen, onbekwaam verklaard om ooit den Lande meer te dienen , en veroordeeld in de kosten van 't geding. In 't hooren van dit vonnis gedroeg Suljard zich moedig; en, wanneer van dek Pot , die verderen eisch gedaan hadt, hen aanraadde om veiligheidshalven, nog eenige dagen in de gevangenis te vertoeven, voegde de niet gefnuikte moedige Collonel hem toe; „ dat hy een Man van jaa- ren was, in ftaat om zich zeiven te be „ raaden; maar dat hy (van der Pot^ „ welligt den dag nog eens zou kunner „ bekeven, waar op hy zich nadrukkelyli H 4 her LVI. boek. 1787. 1788. i  LVI. boek. 1787. V88. ] ] ( i < 'j Welkeen Schade- 1 loositel- ' ling Hel- 1 land in't ' laatst j verleen* j «ie. 1 \ ïao DE REPUBLIEK DER „herinneren zou, dat hy den Collonel „ Sul jard mishandeld hadt!" Zo fpoedig mogelyk verzogt hy ontflaagen te worden uit de hegrenis, met aanbod om de kosten terftond te doen betaalen. Een koets hem aangeboden weigerde Sul jard; doch verzogt een geleide ter beveiliging voor fmaad- en onbefchoftheden van 't gepeupel. Hy verkreeg een Ruiterbende en Grenadiers, met fcherp gelaadene Geweefen, tusfchen de laatstgemelde verliet hy syn gevangenis en ging door een ongeneen grooten volkshoop heenen, die, geen ïanddaadigheid durvende pleegen, hem alerlei fcheldnaamen na 't hoofd wierp. Weiha verliet hy het Land en toog na Fransck Vlaanderen, waar hy van het Franfche Hof ■en Jaargeld, en het Eereteken Croix de Merite ontving. Wy moeten hier nog by voegen, dat jStaaten van Holland, om eenigzins den chyn te geeven van woordhouding in het rerleenen van Befcherming en Schadelooslelling, traaglyk 'er toe kwamen (*) om mn een fober Jaargeld toe te ftaan. Een faargeld daarenboven nog verbonden „ aan , de Rangen die zy bekleed hadden op , den achtflen van Bloeimaand des Jaars , mdcclxxxvii , toen de verfchillende be, grippen over den Generaliteits en Pro, vinciaalen Eed begonnen waren; aan , het gehoorzaamen der Orders van hun „ Ed, (*) Het leedt tot den 20, Jan. 1780 eer dit Bauit Ifwari}. *  VERENIGDE NEDERLANDEN. 121 „ Ed. Gr. Mog. naa de Omwenteling gegeeven, om geen wederftand te bieden „ aan de Pruisfen', aan het zich niet ont„ trekken aan de Orders van zyne Hoog„ heid, in de uitvoering zyner Eminente „ Charges, door hun Ed. Gr. Mog. zo ,, plegtig herfteld; aan het zich niet begee„ ven buiten de Provincie, of het gebied „ van den Staat, zonder deszelfs verlof, „ aan het niet overgaan in Dienst of Pen„ fioen van andere Mogenheden (*)." — Deeze bepaalingen daar gelaaten mogt het toegelegd Jaargeld gering heeten, en verre te kort fchietende aan de eifchen, die zy, met regt, konden doen, gegrond op de gedaane toezeggingen, en de handelwyze in andere gevallen van min duchtige aanfpraak gehouden (.f). Weinig tyds naa de Omwenteling hadt Gelderland van de Verfterking der Landmagt gefprooken (§). Ook kwam de Ridderfchap in Holland welhaast ter baane met eenen Voorflag, daar toe betrekkelyk. In hun breedfpraakig Vertoog fchetfte dezelve , naar waarheid, de flegte gefteltenis van ?s Lands Krygsmagt, en namen deeze gelegenheid waar, om, min met de waarheid overeenkomftig, doch geheel inftemmende met (*) Verzam. by de Chalmot XII. D. bl. 63—66. Ct) Meesterlyk vindt men dit aangetoond en ontwikkeld in de Verzamel, van Stukken raakende de zaak van den Gen. Major van Ryssel , bl. 47—49. t§; N. Nederl, Jaarb. 1787. bl. 5365. H 5 LVI. BOEK. 1787. I788. Verder, king der Landmagt.  LVI. BOEK. I787. I7«8. 112 DE REPUBLIEK DER met hun voorig gedrag, de fehuld daar van op de Patriotten en dier gehoudene handelwyze te werpen, in die voordragt de fmaadendfte woorden bezigende, welke wy niet zullen affchryven. Drieledig was der Ridderen voorflag. „ Voor eerst., „ om alle de Corpien in dienst van Hol„ land genomen, af te danken. Ten tweeden, om aan den Capitein Generaal „ voor te ftellen, om, voor eenen bepaal„ den tyd, eenige welgeoefende Regimen„ ten , geregelde Troepen , het zy van „ den Landgraave van Hesfen-Kasfel, het „ zy van andere Duüfche Vorften, zo ras „ mogelyk, in dienst en Soldy der Repu„ bliek, over te neemen: ten einde zyne ,, Hoogheid in ftaat te ftellen om kragt„ daaclig voor de inwendige rust en vei- ligheid te kunnen zorgen, en de oude „ Regimenten, en het Militaire Weezen „ weder in die voltalligheid en goede orde „ te herftellen, waar door alleen, de wee„ zenlyke verdeediging van den Staat, des- zelfs vertrouwen op de Armée, en de „ eensgezindheid in dezelve, tot voorigen „ luister, weder gebragt konden worden. — ., Ten derdin, om hier van een Voorftel by hun Hoog Mogenden te doen, en ,, de overige Bondgenooten te verzoeken „ om daar toe fpoedige en gaave toeftem„ ming te geeven." Tot aandrang voegde de Ridderfchap hier nevens, 't welk de waare bedoeling van dit Voorftel in vollen dag zette, ,, dat » de  VERENIGDE NEDERLANDEN. 123: 9, de duurzaamheid van den Staat meeren„ deels zou moeten afhangen van den keer, die het critiek ftaatkundig Syfthema van „ Europa , en de zorglyke toeitand der „ zaaken, zo als die nu ftonden, neemen „ zouden, en dat hun Ed. Gr. Mog. ge„ dagtig aan de fpreuk, ft vis pacem, para „ bellum, hunnen voorflag uit dat oogpunt „ moesten befchouwen (*)." Eerlang werd dit Vooi'ftel in een Befluit zo by Holland als by hun Hoog Mog. veranderd, en van wegen laatstgemelden onderhandelingen met de Duitfche Hoven begonnen, die, hoe ernftig ook voortgezet, flégts aan Brunswykfche en Anfpachfche Manfchap ruim de helft uitmaakte van het getal door de Ridderfchap bedoeld. Eene Krygsmagts vermeerdering te regt eene Tydlyke Voorziening geheeten: dewyl de tyd nu gebooren was om het Stadhouderlyk geliefd ontwerp de Landmagts vermeerdering door te zetten. By den aanvang des Jaars mdcclxxxviii zonden de Algemeene Staaten, op verzoek des Cipitein Generaals, eenen Brief aan de Bondgenooten , tot geleide en ter onderfteuninge van eenen anderen, door den Raad van Staaten aan hun Hoog Mog. gefchreeven, wegens een Plan ter verbeteringe van het Krygsweezen van den Staat, door zyne Hoogheid ter Vergaderinge van den Pvaad van Staaten voorgeflaagen en aangepree- zen. (*) Verzam. by de Chalmot ft. D. bl. 10—17. LVI, BOE Kt i7r7-. 1738. Plan tot verbetering van het Krygsweezen,  124 DE REPUBLIEK DER LVI. bOEK, 1787. T788. Op well een voe Holland bewilligi zen. Met aandrang op eene fpoedige afdoening. Dit Plan behelsde dat de Armée, behalven de evengemelde Duitfchè Krygsbenden, vermeerderd zou worden met 5409 Hoofden en 2014 Paarden (f). <■ Staaten van Hol/and bewilligden hierin, :mits men alle befpaaring, met het plan : beftaanbaar en overeenkomftig, in agt name, en dat de meerdere beloop der onkosten van het Plan, daar onder gerekend de verhooging der Soldyen, welke reeds gedeeltelyk door de Gewesten werd betaald, niet meer zou bedraagen dan omtrent elf en een halve Ton Gouds boven 't geen de Krygsmagt, waar over dit Plan liep, tegenwoordig den Lande te ftaan kwamen. Zy hadden nog een andere mits, welke zy met deeze woorden te kennen gaven; „ Dat hoe zeer Heeren Staa„ ten van Holland en Westfriesland laudeer„ den den yver en voorzorg van zyne „ Hoogheid en den Raad, om de Armée „ van den Staat, in eene behoorelyke Or„ de te brengen, zo ten aanzien van haare Betaaling, als van eene gemaatigde „ vermeerdering, overeenkomftig te tegen„ woordige omftandigheden van de Repu„ bliek, hun Ed. Gr. Mog. nogthans van „ begrip waren, dat het Zeeweezen van „ den Staat geen minder attentie vereisch„ te, en mitsdien dit Confent niet anders droefs*) Refol. Oen. 24. Jan. 1788. Zie ook de Brieven het Plan betreffende in de A7. Nedgrl. Jaarb* 17-88. bl. 203—214.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 125 „ droegen, dan onder de fpeciaale Con„ ditie dat een evengelyke fora, als het „ bezwaar van de Armée bedroeg, naam- lyk omtrent elf en een halve Ton Gouds, „ op den gewoonen Staat van Oorlog zou „ worden gebragt , om geëmploieerd te „ worden tot zodanige einden, als meest „ gefchikt en nuttig zouden bevonden „ worden voor de Oorlogs Marine van „ den Staat, en dat zyn Doorl. Hoogheid, als Admiraal Generaal zou worden ver,, zogt hun Hoog Mog. een Plan op te „ geeven wegens het beste gebruik, 't geen van die fom zou kunnen gemaakt wor„ den (*)." Van dit Staatsbefluit werd ter Algemeene Staatsvergadering opening gedaan. De Raad van Staaten verwylde niet met zyn gevoelen, wegens de by Holland voorgeflaagene fchikkingen op de Landmagt den Algemeenen Staaten mede te deelen, met verzoek, te dier gelegenheid, om de andere Gewesten, die den Raadflag van Holland overgenomen hadden, tot een fpoedig afdoen deezer zaake aan te maanen (f). Een diep ftilzwygen bewaarde dezelve omtrent de mits de Zeemagt betreffende (§); fchoon een nadere Brief van hun Hoog Mog..aan de Gewesten eene evenredige betragting van de Verdeediging te Watei en te Lande aanprees. Hel (♦) Refol. van Hall. 31 • Maart 1788. (t) RtfoL Gen. 8. April 1788. (§) Vtnam. by de Cbajlmot IV. D. bl. j6.7*. LVtr boek; 1787. 1788.  1^6 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. 1788. Gelderlands aanmerkinghier op. Het Sticht tradt welhaast geheel in dë maatregelen van Holland; Oyerysfel desgelyks (*). Gelderland zag het voorftel van een vaste post tot onderltand der Admira-, liteiten aan, als afwykende van den ouden voet, en van verre uitzigtem Dan voedden zy 'er nevens, dat, wanneer, tot herftel van het verval der Admiraliteiten, geen ander middel voor handen was, zy met de andere Bondgenooten zamenftemden tot het plaatzen van een vaste post op den. Staat van Oorlog, zodanig egter, gelyki zy 'er nader by bepaalden, dat zy, om gerustheid te mogen hebben tot welke einden dïe Penningen zouden worden hefteed, vermeenden alvoorens te moeten onderrigt worden, welk gebruik men daar van zou maaken, en in de billyke verwagting dat men, ten aanziene van de Zeemagt, alle verdere middelen van verbetering zou ter. hand liaan. Zy wilden den Admiraal Generaal verzogt hebben tot de opgave van een' Plan tot de hoognoodige Redresfen in zaaken van de Zee, en tot welke einde die bepaalde fom zou kunnen worden aangewend. Het aan zich behoudende, om, naa het zien van dit Plan, daar op verder te befluiten (f). Meer- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 703. en 817. (t) N. Nederl. Jaarb.- 1788. bl. 758. Van dit Plan kwam niets; en gaf zulks aanleiding tot een ander Plan, dat te verre buiten ons Tydsbeftek loopt om 'er thans van te gewaagen. Men zie ondertusfchen daar op na- Verzam. by Di Chalmot Kfl. Ö; bl. 122 enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 127 Meermaalen hebben wy, by uitfieekende gelegenheden, in onze Vaderlandfcha His-: toris, het hoofdzaaklyke ingevlogten van de Uitfchryvingen der Algemeene Dank- en Bededagen. Wel te wagten was het dat deeze, in 't eerfte jaar, naa de Omwenteling te voorfchyn komende, van den ge-' woonen vorm zou afwyken, en in zich \ behelzen een fterke voordragt van den Staat 1 des Lands, hoedanig zy, die thans aan 't roer zaten-, denzei ven befchouwden, of althans door 's Lands Ingezetenen wilden befchouwd hebben. De Aanhef luidde. „ De „ tbeftand van dit Gemeenebest, in het „ eerfte Tydperk van deszelfs nog onge„ vestigde Vryheid, is meermaalen, in on„ ze Jaarboeken, verbeeld geworden on„ der het zinnebeeld van een Schip, 't „ welk in eene onftuimige Zee met de golven worftelde ; maar evenwel door „ dezelve niet werd verflonden; nooit was „ deeze vergelyking toepasfelyker op de „ fituatie van de Republiek, dan in het „ tegenwoordig tydftip, wanneer de merk„ waardige tusfchenkomst van eene aan„ biddelyke Voorzienighèid dezelve heeft „ gered uit een aaneenfchakeling van de „ fchriklykfte rampen en de grootfte ge„ vaaren. „ Deeze zyn de gevolgen geweest van „ het vuur van Burgerlyke Tweedragt, in ,, het midden van ons ontftooken, door de hand van onze eigene ontaarte of » verleide Landslieden, en heimlyk aange„ zet door Menfchen, die, of onkundig „ wa- LVT. i Ó E IC.' I787. 1788. Jitfchryr'vaz van Ie Dank:n Bedelag voor 1788.  120 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. 1788. „ waren van de weezenlyké belangen vaö „ hun Vaderland, of het waare welzyn „ van hetzelve niet ter harte namen. „ Wy zyn, in de daad, geduurende „ deeze laatfte jaaren, door meest alle on„ heilen van Nationaalen Tegenfpoed be„ zogt geweest. De banden van de ver„ maarde Unie van Utrecht, waar op ons „ geheel beftaan en onafhangelykheid bè„ rusten, zyn verbrooken en met den voet „ getreeden; de zetels van de Souveraini„ teit in onze Provinciën en Steden zyn „ onteerd; de Wetten hebben moeten „ zwygen en derzelver gezag heeft moe„ ten wyken voor een partydige en wil„ lekeurige uitoefening van Juftitie; de ,, ongebondenheid van de Drukpers, is, „ zonder de minde tegenkanting of beteu„ geling ontmoet te hebben, tot zulk een „ trap van onbefchaamdheid, onbetaamlyk„ heid en drift gefteegen, dat de Gebeur„ tenisfen van geen befchaafd Volk eenig ,, voorbeeld daar van kunnen opleeveren. „ De twee uiterften van Anarchie of Re„ geeringloosheid en Despotisme of Wil„ lekeurige Overheerfching, zyn op de „ zonderbaarfte wyze vereenigd, en heb„ ben beiden een fteun gevonden in de „ medewerking van een verleide en gewa„ pende menigte, die niet gefchroomd „ heeft, zich zelve, door geweld, de be„ geeving van Regeeringsposten aan te „ maatigen, en 's Lands vreedzaame en „ weerlooze Ingezetenen met hunnen on„ dergang te bedreigen. Het oogenblik „ fcheen  VERENIGDE NEDERLANDEN. i29 „ fcheen gebooren te zyn, dat de oor„ fpronglyke en aloude Conftitutie van „ den Staat, zo dikwyls in de kommer„ lykfte tyden befchermd door Mannen, „ welke de Voorzienigheid, tot haar be- houd, fcheen te hebben opgewekt, niet „ alleen op haare grondflagen wankelde; „ maar in het dringendfte gevaar was van „ ten eenemaal omvergeworpen te worden; „ met één woord, wy behoefden maar „ ééi e fchreede verder, te gaan, om geen „ Volk meer te weezen. ,, In dit akelig tydftip van ellende eri „ duisternis heeft het den Allerhoogften, dewelke het lot der Volken in zyne „ handen heeft, behaagd, zynen Almagti„ gen Arm uit te ftrekken tot onze Be„ houdenis, Hy bragt hulpmiddelen voor „ ons te wege in de vereenigde Raadsbe„ beiluiten, en vriendnabuurlyke Maatre- gelen, genomen door twee magtige Mo- genheden, welke reeds in vroegere ty„ den, meer dan eens, tot onze befcher- ming toegefchooten waren. — De plot- felyke en onverwagte Omwenteling van „ zaaken, welke hier op in de Republiek „ volgde, was oogfchynlyk het werk van „ den Heere, en vereischt van onzen we„ ge de vuurigfte uitftorcingen van lof en „ dank aan den Rotsfteén onzes Heils. „ Desniettegenftaande is het heilzaam „ werk onzer Herftellinge, offchoon ge„ lukkig begonnen, nog niet voltooid. „ Wy zngten nog onder bezwaarende om„ ftandigheden, die een gevolg zyn van XX. Deel. I ., de LVI. boek I788.  LVI. SOÈK. 1788. 130 DE REPUBLIEK DER „ de rampzalige Verdeeldheden, die ons „ op den oever van ons verderf hebben „ gebragt. Deeze Verdeeldheden hebben „ in de belemmering van onzen Köophan„ del, in den toeftand van'onze Finantien, „ en van onze Krygsmagt, en in verfchei„ de andere voorwerpen van algemeen be„ lang, menigvuldige beklaaglyke gebre„ ken veroorzaakt, welker verbetering de „ aandagt der Overheid tot zich trekt. Zy „ hebben ook aanleiding gegeeven, (het „ geen misfchien het allerdroevigfte is,) „ tot een geest van verblindheid en ver„ warring, die nog aan het gisten is, en „ op verfcheide plaatzen in 't geheim wordt „ aangezet. En het geen de bekommernis, „ welke' uit zodanige befchouwingen na„ tuurlyk moet ontftaan, nog vermeerdert, „ is het droevig aanzien het welk het toe„ neemend verderf van Zeden en Grond- „ beginzelen ons opleevert. Menig- „ maal hebben wy. by het wederkeeren „ van onze plegtige Bededagen, de Zonden „ van het Volk, het hand overhand toenee* „ men van Godloosheid, Ongeloof, Onver- fchilligheid in den Godsdienst en Weelde „ betreurd, waar uit eene menigte van „ Ondeugden ontftaan zyn, die voor elk „ in 't byzonder heilloos en voor de Maat„ fchappy in 't algemeen verderfiyk moe„ ten zyn. Dit is een der rampzaligfte „ gevolgen onzer laatfte Onlusten geweest, „ dat dezelve nieuwe Overti'eedingen ge- voegd hebben by de vernederende lyst „ onzer Nationaale Zonden. Dezelve heb- „ ben,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 131 5, ben, onder allerlei uitvlugten en fpits„ vindigheden, de Eeden, die de Waar- borg der Trouwe onder de Menlchen „ zyn, losgemaakt; op verfcheide plaat„ zen hebben zy de heilige verrigtingen „ van de Dienaars van het Euangelie tot „ de fnoodfte oogmerken van Geweld en „ Oproer doen ftrekken. De verderflyke j, invloed van onze Burgertwisten heeft in eene menigte van Belyders van den „ Christlyken Godsdienst, alle gevoelens „ van Liefde en Opregtheid, van Eerlyk„ heid en Goede Trouw, byna te eene„ maal uitgebluscht, terwyl Partyfchap, „ Haat, Kwaadfpreekenheid en Wraak,, zugt , het genoegen van het Huislyk „ Leeven verbitterd, ja zelfs by veelen „ alle gevoelens van Menschlievendheid 5, hebben doen verdwynen." Naa de ophaaling der ftoffe van Verootmoediging, Dankzeggingen en Gebeden in 't algemeen, vervolgt de Uitfchryving — Wy zyn verpligt om insgelyks „ onze vuurigfte Gebeden ten Hemel op „ te zenden voor zyne Hoogheid, dat. j, gelyk hy onlangs vereerd is met de zon„ derlinge blyken van de Godlyke hoede .,, en voorzorg, in de dagen zyner beproe„ ving, hy en zyn Huis fteeds moger „ blyven de voorwerpen van de byzon„ dere befcherming der Voorzienigheid: dat hy door de Wysheid van :zyn Be „ ftuur, en zynen edelmoedigen yver vooi „ de waare belangen en voorfpoed var „ het Vaderland, de waarneeming zynei I 2 „ hoo LVI. BOEK. I787. I788.  i32 DE REPUBLIEK DER BOEK. 1787. I788. Aanmerking over deezen Dank- en Bededag. „ hooge gewigtige en onontbeerelyke Be„ dieningen moge doen ftrekken tot eene ,, Zegening voor Kerk en Staat. f By „ deeze Gebeden moeten wy ook de ern„ ftigfte fmeekingen voegen voor haare „ Koninglyke Hoogheid; eene Vorstin, „ door de groote hoedanigheden, welke „ zy in haare laatfte ongelukken heeft aan „ den dag gelegd, en door de vrugten, „ die daar op gevolgd zyn , by de Natie „ zo geliefd, dat zy met de beste zegè„ ningen van den Hemel begunftigd mo„ ge worden (*)." Wanneer wy, naa het leezen deezes Uitfchryvings Briefs in onze gedagten het gebeurde herroepen; wanneer wy in het blad der Gefchiedenisfe terugge zien, zullen wy alle reden vinden om ons te verbaazen over het Tafereel hier opgehangen en met fchoonfchynend vernis van Godsdienst overftreeken. De verzwygingen, de verdraaijingen en verwytingen, de onwaarheden, daar in te nedergefteld, zyn ontelbaar, en gaven onvoorzigtige, heethoofdige en oproerige Leeraaren gelegenheid , om ten dien dage, ftrafioos het verbod van geene Staatszaaken op den Predikftoel te brengen, naa de Omwenteling gegeeven, te overtreeden, en het domme op klanken alleen aazende Gemeen, en bovenal haatdraagende Ingezetenen een fpoor en prikkel te geeven, om, meer dan ooit, in onverzoenlykheid, en wrokkende wraak- zugt C*) N. Nederl. Jmb. 1788. bl. 235.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 133 zugt tegen hunne Medeburgers voort te gaan: en juist die ondeugden te pleegen, welke in den Uitfchryvings Brieve als byzondere Landszonden worden opgegeeven. In de daad dusdanig eene Bededags Brie£ baarde by veelen in den Lande, die anders werk van zodanige Landsvierdagen maakten, eenen affchrik, en lag, zo te duchten ftaat, by zommigen niet doordenkenden den grond om ze te veragten, en het gevoel van Godsdienftigheid te verftompen. Althans, is hier toe het geichikfte middel het zo doorfteekend misbruik van den Godsdienst gemaakt, om denzelven ten fpeelbal en werktuig te bezigen van byzondere Staatkundige inzigten. Hoe veel huiverings moest alle Leeraars niet bevangen, die zich met de ftoute ftellingen, daar in voorkomende, fchoon anders der Omwentelinge genegen, niet vereenigen konden; op dat wy zwygen van het geweld, 't geen geheel anders in het ftaatkundige denkenden zich zei ven moesten, doen, om niet agterhaald, en op de aanbrenging van luistervinken, waar aan mén het by zodanige Leeraaren ten. dien Verb'odsdage niet liet ontbreeken, in ongelegenheden van verfcheidenerlei aart gebragt te worden. Met dit alles werd deeze onvoeglyk uitgefchreeven Vierdag, in de dagfchrifteri van dien tyd, als een der heiligfte dagen uitgebazuind. Men maakte er werk van om meer dan ooit na te gaan de Inzame lingen der Liefdegaaven, en naar derzelver grootheid of geringheid in Steden en I 3 Haat- LVI. SOEK.- I787. I788. Wegens de toen gedaane Inzamelingenvan Liefdegaven.  134 DE REPUBLIER DER LVL BOEK. I788. Plaatzen de wel of kwalykgezindheid der Ingezetenen ten opr.igte van het tegenwoordig' Laridsbeftüur af te meeten. Een wel fchynbaare'goede, doch met de daad bedrieglyke maatltok: , dewyl zeer veele plaatslyke omftandigheden kunnen medewerken om die Giften uitfteekend groot; óf zéér gering -te maaken (*). "M- ! j ■ " • v Schoon (*) De Schryvèr der IV. Nederl. Jaarboeken van 1788 met de grootheid dier Inzamelingen, in veele Steden, wonjler in zyn fchik, ma?kt des gewag bl. 404611 504, niet zonder Haarlem, Groningen en Hafderwyk, we'gens 'de geringheid der Liefdegaven, te gispen, bl. 42o.: 535. 567. Wat Groningen en Harderwyk betreft, weeten wy niets byzonders; maai- ten aanziene van Haarlem kunnen wy met zekerheid melden, dat die Stad, nimmer in haare Liefdegaven op zulke Vierdagen üitfteekt; efl de rede hier van is eenvoudig, dat 'er misfchien in Holland geene Stad is, waar het geheele jaar door maandlyks meer ten onderftand der Behoeftige» wordt ingezameld; tenvyl in .eenige andere Steden, gewoon óp Dank-'en Vierdagen met zeer groote Inzamelingen te pryken, alles tot dien" dag gefpaard word(,om ih deNieuwspapieieft een groot vertoon van Liefdaadigheid aan de Armen te maaken. Hoe veel dis van het Pharifeeuwfche heeft, laaten wy aan zyne plaats, en maaken deeze aanmerking al'eön oni het door ons hier boven te re- dergeftelde, met eén'voorbeeld te ftaaven Wy voegen hier nog by<-eene aanmerking van den Chaïacterkundigen Ockersen , ,, Ik kan niet ontvein- zen, dat 'er wry wat Hoogmoed doorkykt, wan„ neer eene Gemeente'er trotscb op is, dat zy „ uufteekende giften doet op den Nattonaaleii „ Boetedag, dat zy geene openbaare Collecte voor haare Armen behotft, en dat een begunftigd Lee- raar zyne Ampt .-enooten verre q /ertr^ft in het „ uitlokken van Miiddaadigheid, waar toezomtyds „ een  VERENIGDE NEDERLANDEN. 135 Schoon het inrukken der pruisfifche Krygsbenden, in gemelde Dank- en Bededags Uitfchryvipg, fchier als een Hemelfelte Tusfchenkomst aangemerkt, en door anderen als een helsch Dwangmiddel verfoeid, blykens het geheele beloop onzer Gefchiedenisfe van dit altoos gedenkwaardig Tydvak, ten voornaamen doele hadt Holland, wegens het niet verleenender doör Pruisfen gevorderde Satisfactie te ftraffen, en aan den Stadhouder te onderwerpen, was dit vreemde Krygsbedryf op andere, ook door dit Krygsvolk niet betrcedene Gewesten, van zo veel invloeds als ons Gefchiédblad" vermeldde, dat wy het vertrek deezer vreemde Legerbenden en 't geen hun Aanvoerder den Hertog van Brunswyk byzonder betrof, best plaatzen ten llot van dit Boek, hoofdzaaklyk beftemd om de meer alge.meene lotgevallen der Bondgenootfchaplyke Gewesten, onmiddelyk naa de Omwenteling, lè befchryvcn : en daar door tevens te voldoen aan eene yoorheen gedaane belofte Q\ De Hertog van Brunswyk werd, Amfier dam geheel te ondergebragt hebbende, uoor eene Bezending, beftaande uit den Graaf van Wassenaar tet Wasfenaar en van der Does, Heer van Langeveld, ge . -. nood- „ een geheel jaar lang door zyne Gimftelingen de fommen worden opgegaard." Ontwerp tot eene algemeene Characterkunde lil. Stukje, te Aroft. J Allart bl. 210. ■ ..(.*) Zie onze Vaderl. Hist. XVIL D. bl. 275. I 4 m boek. 1787. 1788. Slorbedryf dei Pruisfifchen Invals. De Hertog van Brunswyk na denHaag genoodigd,fteltzulks uit.  I3Ö DE REPUBLIEK DER LVI. Boek. 1787. 1788. noodigd om in 'sGravenhaage te komen, werwaards hy, geiyk ons Gefchiedblad vermeld heeft, zich te meermaalen vervoegde , om te raadpleegen en te befluiten, wat men , tot volkomen verfchaffen van Voldoening, vorderde. De Veldheer antwoordde, „ dat hy zulks gaarne „ zou doen zo ras eene volledige afdoe^ „ ning van zaaken zulks zou toelaaten." Hy gaf, te dier gelegenheid te verftaan, „ dat de Steden Haarlem, Leyden en Alk„ maar niet naar behooren voldeeden aan „ de Ontwapening, waarom hy voorge„ nomen hadt, indien zulks niet binnen „ zeer korten tyd gefchiedde, derwaards eenig Krygsvolk te zullen zenden, met „ verzoek om daar van hun Ei. Gr. Mog. „ berigt te geeven; ten einde zulks, zo „ mogelyk, door andere middelen te voor- „ komen." Een gefchrift des Her- :ogs, daar toe (trekkende, werd ter Vergadering van Staaten van Holland ingediend. Hier op volgde eene ernftige aanmaaning aan die Steden, door de andere Staatsleden , om vaardig en zonder eenig agterhouden, aan het oogmerk der Staatsbefluiten, en den duidelyk verklaarden wil van hun Ed. Gr. Mog. te voldoen, en daar door te voorkomen de onheilen, die deeze Steden anders noodwendig zouden treffen, en waar van zy de oorzaak zouden zyn. Om deeze aanmaaninge meerder gewigts by te zetten, werden de Afgevaardigden dier Steden verzogt, zonder uitftel. zich na huis te begeeven, daar de omftandigheden dee-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 137 2er zaak open te leggen, en ten fpoedigften aan het oogmerk des Hertogs te voldoen. Onverwyld gefchiedde het een en ander. Het bevel dat twee Bataillons na Noordholland zouden rukken, bewerkten te Alkmaar een vaardige bewilliging: Haarlem en Leyden marden zo luttel, dat zy, gelyk Pfau het uitdrukt, „ door de „ ylvaardigheid haarer onderwerpinge ver5, giffenis voor haare ongehoorzaamheid „ verdienden (*)•" r Zulks gaf den Hertog gelegenheid om, volgens verzoek, na 'sGravenhaage te komen, waar hy door eene Belending uif hun Hoog Mogenden begroet , uit den mond des Heeren van Welderen , aan 't hoofd dier Bezendinge, vei ftondt, ,, dat ,, hun Hoog Mog. deeze Deputatie be', noemd hadden , om zyne Doorlugtige „ Hoogheid, op het plegtigfte, te verzeke„ ren, van het genoegen, het geen zy hadden om alhier te zien een Prins, j, wiens roemrujtige daadtn , hem , van «, zyne eerfte jeugd af, de alleruitmuntend,, ftè Rèputatie hadden doen verkrygen; ,, dat de manier, waar op ryne Hoogheid „ de Commisfie, waar mede hy zich wel „ hadt willen belasten , hadt uitgevoerd, „ eenen nieuwen luister aan dee2e Repu„ tatie hadde byge/et, ten zelfden tyde, „ als dezelve hun Hoog Mog. met delee„ vendigfte gevoelens van erkentenisfe ver„ vulde. Dat hun Hoog Mog. zich al- ,, toos (*) Pfau Veldmbt der Pi uisf n II. D. bl. |8. i 5 LVI, boek, 1788. De Her- tog in 's Haage van wegen bun Hoog Mog. be» groet.  LVI, u o js k, 17W< i>88. Vertrek «les Hertogs. 13S DE REPUBLIEK DER „ :toos zouden bevlytigen om blyken te geeven van de Hoogagting, die zy had» den voor zyn Peifoon, en de opregtfte t, wenfchen die zy deeden voor deszelfs „ voorfpoed, en die van zyn Illuster 5, Huis!1' Op de verpligtendfte wyze bedankte de Hertog voor de eer, die men hem hadt aangedaan, met verzekering, „ dat hy nooit „ aangenaamer Commisfie in zyn leeven „ volbragt hadt, dan de geen, waar tóe „ hy zich hier hadt laaten emploijeeren, „ aan welke hy hoopte ten vollen beant„ woord te hebben, door het herftellen „ van de Rust en Eenigheid in de Repu„ bliek, ten genoegen van zyne Majefteit „ den Koning van Pruisfen, zo wei als „ van hun Hoog Mogenden; zyn Perfoon „ voor het overige in de aanhoudende „ gunst en vriendfchap van hun Hoog ,, Mog. aanbeveelende (*)." Weinig dagen laater verliet hy deeze Hofplaatze, naa een teder affcheid van het Vorstlyk Gezin genomen, en een affcheidsbezoek by de Afgevaardigden van Amfierdam afgelegd te hebben, en nam de Reis over Utrecht na Duitschland aan. By (*) Verzam. by de Chalmot IT. D. bl. s07. Wy zullen op deeze wederzydfche betuigingen geene aanmerkingen maaken; genoeg dat wy den Leezer verzenden tot de voorige Boeken onzer Vadert. Hist. om daaden en woorden met elkander te vergelyken , en het oog te vestigen op eene en andere byzonderheid, welke wy, nog in dit Boek mouten plaatzen.  VERENIGDE \ NEDERLANDEN. 139 By Staaten-van Holland was, korten tyd vóór dit vertrek, geraadpleegd om een aantal geregeld- Buitsch .Krygsvolk in. dienst te neemen; doch middelerwyl vondt men het geraadèn-,-haare Konin'glyke Hoogheid te verzoeken., dat zy den Koning van Pruisfen zon beweegen,. om nog drie of vier duizend man van, het, Krygsvolk, zich hier te lande £ bevindende, te -laaten blyven (*). Volvaardig: fchreef. de .Prinfesfe een Brief aan den Hertog. :met dien-aanzoek, 'er teifens een'wóórd ten baate der na Wezel weggevoerde Krygsgevangenen by voegende. I Gp 't een en ander verkreeg zy éen gunftig antwoord van den .Hertog, onder 'sKonings;: welneemen (f). Gereed en vaardig ,werd dit verzoek ingewilligd- De Pruisfifche Krygsbenden werden te rug getrokken uit zodanige plaatzen, waar men derzelver tegenwoordigheid onnoodig oordeelde. Behalven die de Leyd fche Poort te Amfterdam en den Overtoomfchen Weg bezet hielden, werd het Winterverblyf één Bataillon te Naarden, één te Weesp en Muiden, één te Woerden en in de Wierïker Schans, één te Schoonhoven en Nieuwpoort, één te Gorkum, en -één te Schiedam aaligeweezen. Honderd Husfaaren zouden re rHiherfum r err een gelyk getal in de Langeflraat het verblyf neemen. ' . ; tfilavfösv oh n:\De (*") Refol. van Holl. 3. Nov. 1787. (-f) Men vindt deeze Brieven in 't oorfpronglyke en vertaald in de N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5659-5665. LVI-. BOEK. 1787. I788. Verzoek dat eenig Pruisfisch Krygsvolk in den Lande mogt blyvéjj,:: sojisH --./' imQ Inlegering van 't PruisfischKrygsvolk.  Lvr. boek. 1787. 1788. Kauc- REUTH aanvaart het Opperbevelaan de Overtoom.Wat den Hertog van Brunswyk naging. BaroovingenenWegvoerin 'jen AerPruisfen. 140 DÉ REPUBLIEK DER De Generaal van Kalkreuth , die tot nog toe het bevel gevoerd hadt in de Diemermeer, buiten de Muider Poort te Amfterdam , aanvaardde het Opperbevel aan den Overtoom, zints het vertrek des Hertogs na diens Duitfcke Staaten. Een Perfoons- verwisfeling den meesten niét ongevallig: dewyl deezen Krygsman alle lof van befeheidenheid nagaat, welke den Hertog door veelen, ten aanziene der Patriotten, ontzegd wordt, en waar van de Heer de Klerk, Katoendrukker aan den Overtoom, ten wiens huize hy zyn intrek genomen hadt, zo men wil, de ;bitterfte proeve fmaakte; althans men verhaalt, dat de Hertog, gereed om dit;verblyf te verlaaten, na den prys vroeg van een kostbaar Porcelein Tafel Servies, waar. uit voor hem was aangerigt, dat hy dien vernomen hebbende, 't zelve liet inpakken,, en nooit betaalde. Wy willen, zo anders dit berigt, gelyk verzekerd wordt, waarheid is, dit liever aan verzuim toefchryven; dan het voor eene diefftal, met veelen, uitkryten. Veel gevoeliger was de neep, die gemelde Heer in zyn Fabriek kreeg. Elk was i/oor de Pruisfifche fchraap- en roofzugt lermaate bevreesd, ,dat hy dezelve, tot zyne zeer groote fchade, heeft moeten verioopen» Van de veelvuldige beroovingen der Ingezetenen droegen de volgepakte Bagadiewagens. getuigenis, als mede de geringde Soldaat, met buit belaaden heenen trekken» de. Wanordelyk geweld roofde veel weg. Voor-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 141 Voorbedagte vervreemding ging 'er mede gepaard. Een der Pruisfifche Bevelhebberen gaat naa .de onbefchaamdheid gehad te hebben, om een der Hollandfche Uitleggers op de Maas in beflag te neemen, en naderhand eene fchriftlyke overeenkomst te fluiten met der Staaten Gemagtigden, om dien voor eene aanzienlyke Geldfomme a£ te koopen; ja dat hy zelfs een beding maakte om iets minder dan de bepaalde fom te ontvangen, onder beding dat de betaaling in goud geld gefchiedde. — Het Pruisfiich Magazyn te Wezel was de verzamelplaats van het fraaist Hollandsch metaal Gefchut. De Heer Pfau doet deswegen deeze bekentenis, als hy ter verdeediging van dit bedryf fchryft. „ De „ Hertog hadt beflooten voor goeden prys „ te verklaaren alle Wapenen en Krygs- behoeften, die zyne Troepes met de „ degen in de vuist zouden maaken, het zy in fchermutzelingen, het zy in den ,, ftorm geloopen tegen fterke plaatzen, „ en zelfs van de veroverde wapens die „ te behouden, welke beftempeld zouden „ weezen met het wapen van Holland. Deeze moesten het loon zyn der dap„ perheid zyner Soldaaten, aan welken de Koning by hunne wederkomst de waar„ dy der Stukken wilde betaalen, om ze te „ bewaaren als een eigendom. In de daad „ men fcheepte op de Waal, de Lek en „ de Vecht de Stukken in, alsdus voor „ goeden prys verklaard, en bragt ze na „ We- LVt boek, I787. I78Ï.  i42 DE RÉPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. 1788. Voorftel em de Prui'fiJcheK-ygslie den een „ Wezel (*>" Dit ftreedt in zo verre met ue waarheid als die Stukken geroofd waren, uit Magazynen van Steden, die geene verdeediging ter wereld'gedaan hadden. Holland, fchoon het flagtoffer, ftondt niet alleen voor deeze berooving bloot. Ondanks de toezegging des K'önings en des Hertogs aan die van Overysfel gedaan, dat zy als Vrienden kwamen, moesten de Staaten van dat Gewest zich verzetten tegen de bedoelde en daadlyk aangevangene infcheeping en het beoogde buiten lands vervoeren der Geweeren en Kanonnen door de Pruisfen in dat Gewest opgehaald (f). Men verzekert, dat 'er onder de Officieren, tot deezen Tocht na de Nederlanden gebruikt, gevonden werden, die hun leedweezen over deezen Dienst betuigden: dewyl zy bevonden hadden, dat de Patriotten, zo flegt buiten 's Lands afgemaald, goeddeels uit de beste Ingezetenen beftonden; dat de toejuichingen van der Pruisfchen bedryven verre 't meest gehoord werden uit den mond van 't veragtelykst gepeupel. Wat moet men, dit voor oogen hebbende , denken van het voorftel door Hoor» ter Staatsvergaderingê gedaan ? ,, Dat zy," .dus fpraken de Afgevaardigden dier Stad, „ ten kragtigften van het waare deel 't „ geen (*) Pfau Oefchiedenis van den Veldtocht der Pruisfen in Holland II. O. bl. 7. (t) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 125.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 143 „ geen haare Koninglyke Hoogheid nam in de rust en goede harmonie van en „ tusfchen de Ingezetenen van deeze Pro„ vincie, ais mede van haare aangewende „ poogingen en voorfpraaken, om, niet „ tegenitaande het ruwe en onaangenaame „ faifoen, de terugmarsch dier Troepes, „ immers voor het grootfte gedeelte, te be„ vorderen, en zelf te verhaasten, niet „ af konden zyn op te merken, dat die „ Troepes, zo wel geduurende hun ver„ blyf alhier, het welk door onverwagte „ omftandigheden, welke die nog fmeu„ lende Factie geftadig heeft weeten te ,, voeden en te doen gebooren worden, „ verlengd was geweest, als by hun aan,, ftaanden terugmarsch, zekerlyk in de voor „ hun zo fchadelyke verpligting zich moe„ ten bevinden van geheel buitengewoone „ onkosten te moeten doen, geheel niet „ geëvenredigd aan de Soldyen by hun „ genooten wordende, welke onkosten daar en boven nog zouden vermeerderd wor„ den-, door dien dezelve nog een gerui5, men tyd buiten derzelver gewoone Lig,. plaatzen zouden moeten campeeren." — Uit deezen hoofde wilden zy eene gepaste fomme bepaald hebben, om dezelve aan den Hertog van Brunswyk aan te bieden ten einde dezelve te verdeelen onder dit Krygsvolk', de Officieren en Onderofficieren (*). Hier toe werden eerlang 500,000 Guldens beftemd. Aan (*) Refol. van Heil. 30. 0ct. 1787. LVI. DOEK. 1787. 1788. jefchenk in geld te Joen.  144 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. 1788. Gedenkpenningte Berlyn op deeze Gebeurtenis. Gedenkpenni g hier voor Aan Eer- en Geldbelooningen voor de iri Holland gedaane dienften liet het de Koning van Pruisfen den meerdere en mindere Bevelhebberen niet ontbreeken (*). Om deeze Gebeurtenis in aandenken te houden diende een Gedenkpenning door de Koninglyke Mtdailleur te Berlyn gemaakt (f). —• Afgevaardigden van Gouda deeden, in Slachtmaand, des Jaars mdcclxxxvii, tef Staatsvergaderingê het voorftel om doof eene kundige hand te doen vervaardigen een aanzienlyken gouden Gedenkpenning, zinfpeelende op de Omwending van zaaken, door den Hertog van Brunswyk: te wege gebragt; dat deeze, op eene onderfcheidende Wyze, aan den Hertog zou worden overhandigd ; en wyders op denzelfden ftempel of een kleinder te doen vervaardigen eenige Gouden Medailles ter verdere uitdeeling. Een voorftel van dien aart werd gereed omhelsd, en de Gedenkpenning vervaardigd (§). De toefchikking liet men wag- teii (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl 5907. 5928. (f) Op de eene zyde ziet uien de afbeeHing van den Prins van Oranje, in eene gewoone kleding, mee den Vorsclyken mantel omhangen, waar om het handfehrift Wilhelmus V- pacata Batavia rkdux. (Willem de V. te rug gekeerd naa de her(lelde rust in Holland.') Op Je andere zyde leesc men Cophs Borussiae ; virtute Guelphica; [Door Pruisfifche Legerbenden, en Brunswykfche Dapperheid ) (§) Oe bovenzyde deezer Gedenkpenning draagt het Borstbee'd des Hertcgs van Brunswyk, met dit Omschrift Casol. Wilhelm Ferd. dux Brunsv. ExERCIT lML'erator. (carel WlLLEM FeRDINANB Her-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 145 ten tot den zeventienden van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxviii , wanneer een Staatenbode dezelve overbragt, onder geleide van deezen vleienden Brieve, ,, Door„ lugtig Vorst en Heer! fchoon wy al„ toos wel overtuigd zyn geweest dat de ,, glorieufe daaden van uwe Doorlugtige „ Hoogheid, welke aanleiding gegeeven „ hebben tot de Omwending, waar door „ de oude en wettige Conftitutie deezer ,, Provincie is herfteld geworden, met den „ grootften roem tot de Posteriteit zoiiden „ overgaan, hebben wy nogthans by onze 5, Refolutie van twee November des af„ geloopen Jaars mdcclxxxvii goedge„ vonden, tot eene dankbaare Naagedag„ tenisfe, een zeker getal van Gedenk„ penningen te laaten vervaardigen, welke „ met de Beeldtenis van uwe Doorlugtige „ Hoogheid te gelyk uitdrukken den ty„ tel dien Hoogstdezelve by deeze Natie „ met zo veel regts verworven heeft. „ Wy hebben de eer deeze Gedenkpen„ ningen, op den eerften Jaardag van die „ heuchlyke Gebeurtenisfe, aan uwe Door„ lugtige Hoogheid aan te bieden, in dat „ aangenaam vooruitzigt, dat uwe Door„ lugtige Hoogheid de grootfte derzelven, in Hertog van Brunswyk, Veldheer van het Pruisisch Leger. — Op de keerzyde ftaan drie door elkander gevloatene Kroonen; de Gras- of Kruidkroon —• de Eerekroon — en de Lauwerkroon, met dit Omfchrift Avitae Libertatis assertori ord. Holl. ac Westfris. 11 nov. mucclxxxvii. {Aan deir Handhaavir der aloude Vryheid; de Staaten van Holland en iVestfriesland i Nov. 4787.) XX. Deel. K LVI. s oek; '787; f788. rten Her. cog en wderen vervaardigd.  Hö DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK. 1787. Ï788. „ in een Gouden Dooze liggende, wel „ van onze. hand zal gelieven aan te nee„ men, als een opregt blyk van onze fteeds „ duurende erkentenisfe van het wys be„ leid en de dapperheid door uwe Doorlug„ tige Hoogheid aan het hoofd der Troe- pen van zyne Koninglyke Majefteit van „ Pruisfen, by die gelegenheid, betoond, „ en met verzoek, dat uwe Doorlugtige „ Hoogheid de goedheid gelieve te hebben „ om de overige Gedenkpenningen te dis- tribueeren aan de Generaalsperfoonen, „ en Stafofficieren op de nevensgevoegde „ lyst met naamen gemeld, welke onder j, de Orders van uwe Doorl. Hoogheid „ aan Hoogstdeszelfs Roem eenigzins ge- participeerd hebben. „ Wy zouden uwe Doorl. Hoogheid de „ moeite van deeze Distributie niet hebben „ durven vergen, indien wy niet verze„ kerd waren, dat de gemelde Officieren „ eene dubbele waarde aan dit Gefchenk „ zullen hegten, wanneer zy het mogen „ ontvangen uit handen van uwe Doorl. Hoogheid zelve, als eene vernieuwing „ van hoogstdeszelfs approbatie (*)." De Koning van Pruisfen beval de Officieren , met dien Gedenkpenning begiftigd, dit Huk, op zekere dagen, met een Oranjelind aan den rok vastgemaakt, te draagen (f). Jonk- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1315—1330, waar men de lyst vindt van de drie en tachtig Perfoonen aan welken de kleindere Gedenkpenningen moestsn uitgereikt worden. Qt) Pfau Veldtocht der Pruisfen II, D. bl, 80.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 147 Jonkheer van Rheede , met den Tytel van Buitengewoon Afgezant van hun Hoog Mogenden aan 't Hof van Berlyn bekleed, hadt by den Koning, by de regeerende Koningin, en by de Koningin Weduwe, gehoor, om, uit naam van hun Hoog Mogenden, dankzeggingen uit te boezemen, wegens de aan Holland beweezene hulp. Met de uitbundiglte Statie ten Hove ver fcheenen, met de grootfte tekenen van hoogagting ontvangen, liet hy zich, in de Aanfpraak aan den Koning onder andere in deezer voege hooren. „ Uit hoofde „ van den eerbied en zuivere hoogagting, 9, welke de deugden en voortreffelyke hoe„ danigheden van haare Koninglyke Hoog„ heid, Mevrouwe de Prinfesfe van Oran„je, hun Hoog Mog. hebben ingeboe„ zemd, hebben zy de leevendigfte fmert „ en afkeer gevoeld, toen een klein getal van Staatsleden, naa het Land in de „ grootfte verwarringen gebragt te hebben, zich aan eene ongeoorloofde belediging „ omtrent haare Koninglyke Hoogheid „ heeft fchuldig gemaakt. Hunne Hoog „ Mog. hoopen, dat uwe Majefteit over„ tuigd zal zyn, hoe zeer zy gewenscht „ hadden haare Koninglyke Hoogheid eene „ openbaare Voldoening te geeven, waren, 9, zy niet door de verderflyke Intrigues „ dier zelfde Cabaale daar in verhinderd „ geworden. Zy hebben derhalven met „ het opregtfte genoegen gezien , dat de „ Troepen uwer Majefteit, onder de be„ velen van den regeerenden Hertog van K * „ Bruns- LVI. boek. 1787. 1788. Van Rheedes aanfpraak te Beriylt om den Koning te bedaa» ken.  143 DE REPUBLIEK DER LVI. BOEK, I787. 1788. „ Brunswyk, eene billyke Satisfactie heb„ ben bezorgd, en ik ben belast uwe Ko„ ninglyke Majefteit daar van te verzeke„ ren, te gelyk betuigende het deel, 't „ welk hun Hoog Mog. in deeze gebeurtenis neemen. ,, Heeft het geluk uwer Koninglyke Ma5, jefteits Wapenen over hoogstdeszelfs Re,, geering eenen nieuwen glans verfpreid, „ en de lauweren vermeerderd, welke de „ Held, die aan het hoofd uwer Troepen „ ftondt, en deeze Troepen zelf gewoon zyn te behaalen, zo heeft het ook eene „ nieuwe orde van zaaken te wege gebragt; „ thans zyn in dezelve de banden, zo wel,, „ tusfchen de verfchillende Provinciën als „ de byzondere Leden van dien vryen „ Staat, vaster gelegd; de Conftitutie, welker geheiligde inrigting onverander„ lyk zyn moet, rust wederom op vaste „ grondzuilen, en zyn Doorl. Hoogheid „ de Prins Erfftadhouder is, volgens den „ wensch van het grootfte en aanzienlyk,, fte gedeelte der Natie, tot het waare „ heil des Staats, in zyne Erflyke Waar„ digheden herfteld. ,, Eene zo gelukkige Omwenteling, tot welke uwer Majefteits bemiddeling aan„ leiding gegeeven heeft, is eeene dienst, „ die de erkentenis hunner Hoog Mog. ,, vordert; en daar ik uitdruklyk gelast „ ben, die aan uwe Majefteit te betuigen, zo heb ik de eer zulks by deezen te „ doen, met verzekering, dat hun Hoog „ Mog. vuurig wenfchen, uwe Majefteit. „ al-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 14b „ altoos bewyzen, zo wel van hunne dank* „ baarheid als waare hoogagting te gee- ven. Hunne Hoog Mog. zullen al- „ tyd de volkomenfre eensgezindheid en „ goede verftandhouding, zo noodzaaklyk „ tusfchen nabuurige Staaten, tragten te „ onderhouden 2 wenfchende hun Hoog „ Mog. zelf, dewyl hun ni§ts aangenaa„ mer zyn zal, deeze eensgezindheid door „ een naauweren Verbintenis te bevestigen. 's Konings Antwoord liep op deezen zin „ Het is my een byzonder genoe„ gen, dat ik de Eer van myn Huis wree„ kende, de Stadhoudeiiyke Waardigheid „ en het Huis van Oranje, in welker be- houdenis en voorfpoed ik altyd een regt„ maatig deel neemen zal, in deszelfs ,. Voorregten bevestigd heb. Niet minder „ aangenaam is het my den Vrede en Rust bezorgd te hebben aan een Staat, wel„ kers welzyn my altyd, uit hoofde der ,, Vriendfchap, die ik de Republiek toe„ draage, en waar van ik dezelve, zo veel „ in my is, onophoudelyk blyken meen „ te geeven, ter harte gaan zal. „ Verzeker hun Hoog Mogenden van „ de gevoelens die ik voor hun voede, 5, en vernieuw tevens aan den Prinfe van s» Oranje, en aan myne Zuster, de verze„ kering myner opregte toegenegenheid. „ Voorts zie ik met genoegen, dat hun, „ Hoog Mog. U door deezen opgedraa gen 3, last, een nieuw blyk van hun vertrou„ wen geeven; en ontvang by deeze gele„ genheid de verzekering myner byzondere K 3 „ ag- LVI. Ii O EK. I787. Ï788. Antwoorddes Konings.  i5o DE REPUBLIEK DER &c. LVI. boek 1787. 1788. Het ver trek der PruisfifcheKrygsbenden. „ agting, welke de goede hoedanigheden, „ die ik altyd in U ondervonden heb, ver„ dienen (*)." Ten floLte moeten wy hier nog byvoegen het vertrek der hier te Lande, volgens •verzoek, agtergelaatene Pruisfifche Krygsb enden. Op den negen en twintigften van Grasmaand mdcclxxxviii, werd te Amfterdam aan de Leydfche Poort, 's morgens voor de laatfte keer de wagt afgelost. Een weinig meer dan zes en een halve Maand was dezelve door Pruisfifche Krygsbenden bezet gehouden. De eiuers gelegerden braken omtrent gelyktydig op, en verlieten met den aanvang van Bloeimaand deeze Gewesten. Hoe gezegend van eenigen, hoe gevloekt van anderen, hun komst en verblyf in deeze Gewesten geweest is behoeven wy niet te melden. Een terugzigt op het voorgevallene, in een groot half jaar tyds,door ons geboekt , zal hier alles kunnen afdoen. Ook zal het in 't beloop dee- zes Boeks aangemerkte, ten opzigte van da onmiddelyke gevolgen der Omwentelinge, hoe zeer alles reeds doorfteeke, ons met nog fterker kleuren voorkomen , by het boeken der Gebeurtenisfen in byzondere Gewesten en Steden onzes Vaderlands, waartoe wy nu overgaan. <*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 36—44. te welker plaatze men een verflag vindt van dei. trein des Afgezaiits by deeze i;ehoorverleening, als mede de Aanfpraaken des Gezants by de regeerende Komngin en de Koningin Weduwe, met de daar op gggeevene Antwoorden, EE  D E REPUBLIEK der VEREENIGDE NEDERLANDEN, ZEVEN EN VYFTIGSTE BOEK. INHOUD. Aanmerking over de vermeerdering van des Stadhouders Magt. Characterfchets van Willem den V. Overgang tot het in Holland voorgevallene. Voorftel om het Onderzoek na de Ondertekenaaren der Adresfen aan het Hof op te draagen. Voorftag des Hofs door Holland omhelsd. Stukken aan het Hof gezonden en meerdere gevraagd. Voorloopige Raadftag des Hofs. Verdere werkzaamheden. Hoe veel kommers dit by de Patriotten baarde. Amnestie aan de Oranjegezinde Tveraaren gefchonken. Nadeelige uitwerking hier van te wagten. Deeze grypt met de daad fland. Den geest van Oproer nog woedende door herhaalde Afkondigingen tegengegaan. Voorftel van Haarlem wegens het volduuren der Oproerig- en Gewelddaadigheden. Nadere Afkondiging daar tegen. Aanmerking op dezelve. Herhaaling der Amnestie aan de Oranje Tveraaren. De oproerige woelingen K-4 bly- LVII. boek.  15» DE REPUBLIEK DER LVir; B O t K, blyven aanhouden. Lang verwyl eer ''er een voorflag tot Amnestie voor de Patriotten opdaagde. Voorftel des Stadhouders ten dien einde. Verwylen des Hofs met een Raadftag hier over uit te brengen. Raadftag des Hofs. Staatsbefluit. op dit verflag gegrond Nadere bepaaling der Amnestie. Aanmerking hier over. Voorftel om buiten de Stads Regeeringen Regt er s te benoemen. Bedenking deswegen. Het lot der buiten de Amnestie geflootenen verflimmerd. Hoe men meer byzonder handelt met eenige Leden van Gecommitteerde Raaden in het Noorder Kwartier. Bedoeling hier mede. Een en ander komt tot fchuldbekentenis. Gevolg hier van. Vonnis van Kloek., Claus en Blok. Aankondiging tegen alles wat tot eene Tegenomwenteling aanleidelyk was. Schoonhoven doet het Voorftel om den Prins ter Regeeringsverandering te volmagtigen. Poogingen om door Requesten dit te bewerken. Alkmaar verzet ''er zich het langst tegen. Beloop deezer tegenkanting. Hoe genoodzaakt. Volmagt den Stadhouder ter Regeeringsverander inge verleend. Voorflag van Hoorn omtrent de Regeeringen ten Plattenlande. Voorftel van Schoonhoven ten opzigte van de Steden geen fiem in Staat hebbende. Bedoelingen deezer beide Voorftellen. Op dezelve viel geen heftuit. Aan welke Heeren de Prins de Magiftraatsverandering opdroeg. Bentincks Character Character van Meerens Door welk een invloed dit werk beftuurd. Die Heeren houden zich niet aan dien last; maar gaan denxehtn te buiten. Aanmerking daar .. - over.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 153 mr. Hoe zy in de Afzetting handelen. Hoe tn de Bekendmaaking Aanmerking deswegen. Algemeene Berouwverklaaring vastgefteld. Voorflag tot een algemeene Eedzweering op de Conftitutie. Voorfchrift van dien Eed. Algemeenheid der Afvor deringe. Uitwerking deezer Eedvor deringe. Aanmerking der Regeering van Gouda op dien Eed. Wat 'er met den Hoogleer aar Bavius Voorda, ten opzigte van dien Eed. gebeurde. Hy weigert den laatst voorgefchreeven Eed af te leggen. Op welk een grond deeze weigering rustte. Voorda van zyn Hoogleer aarfchap afgezet. Op welk een voet hy aanbiedt den Eed af te leggen. Berigt door Curatoren deswegen gegeeven. Bedenkingen van Voorda op dat Berigt. Beraadflaagingen deswegen. Aanmerking van Amfterdam op een uitgebragt Verflag. Voorda duet een naderer Voorflag en Aanbod. Afzetting door de Staaten. Bedenkingen daar over. Verklaaring door Amfterdam gegeeven, wegens den zin van dien Eed. Goedkeuring daar aan verleend. Betoonde Magtsverbreeding des Stadhouders in de verkiezing der Stedelyke Regeeringen. De Volksinvloed door het invoeren van dien Eed vernietigt. Algemeene Aanmerking over de gevolgen van dien Eed. De Raadpenfionaris Bleiswyk bedankt. •Zyne Affcheidsreden. Laurens Pieter van de Spiegel tot Raadpenfionaris van Holland aangefield. Verwelkomd in de Vergadering. Aanfpraak van van de Spiegel. Hoe by den aanvang zyns Raadpenfionarisfchaps by lieden van zyn eigen AanK 5 hang lvil BOEK.  LVI. B OS IC Ï787. Aanmer- king o vei de vermeerdering vai des Stad houders magt. Chirac- terlchets van Willem dem V. 154 DE REPUBLIEK DER hang beoordeeld. Van de Spiegel wordt Groot Zegelbewaarder. Gunftig oordeel over den Staat der Geldmiddelen van Holland. Eene geringe Geldhejfing neemt niet op Uitfchryving van den yyf en twintigften Penning. Hoe men die Uitfchryving beoordeelt. Redt~ nen voor de Uitfchryving van den vyf en twintigften Penning gegeeven. Aanmerkingen daar op gemaakt. Klagten van Holland over de Geldopbrengingen der andere Gewesten. Bepaalingen wegens het Publiek Gebed. Voor* ftel van Schoonhoven over de gemaakte veranderingen in het Godsdienftige door de Patriotten, Aanmerkingen op dit Voorftel. Bedoeling van V zelve. Schoon alle Gewesten des Bondgenootfchaps, blykens het vermelde, in het laatst, voorgaande Boek, in de veranderingen, die by de Omwenteling voorvielen, deelden, en 'er oyer 't algemeen eene nieuwe orde van zaaken gebooren wierd, meest ge' fchoeid op de leest des voorigen Beftuurs, kreeg egter dit Beduur eene meerdere fterkte aan de zyde des Stadhouders, niet al? leen ten opzigte van de Gewesten in 't algemeen ; maar ook van elk derzelven in 't byzonder. Om deeze daar te ftellen ontt; brak het nergens aan werkzaame poogingen. Was Willem de V. een Man geweest van eenen min traagen en befluitloozen aart, hadt hy den geest bezeten zyner Vrouwe, hy zou gewis het Stadhouderlyk Ge-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 155 Gezag, hoe zeer ook in magtbetoon verbreed, tot eene nog veel grooter hoogte opgevoerd, en aan eene volftrekte Oppermogenheid gelyk gefield hebben. Veel waarheids fteekt 'er in het fchryven eens Reizigers, „ De naauwgezette vrees van „ kwaalyk te doen, heeft Willem den „ V. geduurig wederhouden van goed te „ doen. Hy is lydelyk geweest in eenen „ toeftand, dien een wys en goed man „ zou hebben kunnen doen gedyen tot „ voorfpoed van zyn land en het winnen „ van de Volksliefde op eene eerlyke wy„ ze, en dien een wys en eerzugtig man „ tot vergrooting van zyn eigen magt zou „ hebben kunnen gebruiken (*)." — Hy onderfchraagde de poogingen, te zyner Gezagsverbreeding aangewend en deels volvoerd, niet op zodanig eene wyze, dat zyne Voorftanders het beoogde wit konden befchieten; zo zy anders ten doele gehad hebben hem tot eene hoogte te verheffen, welke hun geheel afhanglyk maakte van eenen Man, omtrent wiens Character wy uit den mond zyns volyverigen Bevorderaars den Raadpetifionaris van de Spiegel opgetekend vinden, dat hy zich by den ouden Griffier Fagel beklaagde, „ over „ de weinige Directie van den Prins, die „ zyne dagen doorbragt met gehoor te ver„ leenen; dat hy groote zaaken verzuimit de om zich enkel met kleine bezig te (*) T. Cogan De Rhyn , of Reis van Utrecht na Frankfort, èy A. Loosjes Pz. 1. Stuk bi. 35. LVIL boek. 1787. i?8«.  WIL BOEK. 1788. ! 1 i \ C d 2 li 5 J, A D r< C B 15Ö DE REPUBLIEK DER „ houden, en dat hy geen het minde on„ derfcheid maakte tusfchen zyne ver„ klaarde Vyanden en tusfchen zyne Vrien„ den; dathy, integendeel, de eerfte met „ open ^ armen ontving en de tweede daar „ liet; 't welk veroorzaakt dat deezen hem ,, onvergenoegd verlieten, en de eerden „ hem befpotten." En nog derker. „ Hy is al een zeer raar Heer, en die gee„ nen, die zich verbeelden dat hy geen ,, Systhema heeft, zo als veele menfchen , denken, bedriegen zich zeer; hy heeft , wel degelyk een Systhema; maar het is , een Systhema van verwarring en disordre. , ZynePolitiqueis van de dingen zo veel in , de war te helpen als maardoenlyk is(*)." Met den Prins zelve hadden zy weilig op. Een Characterfchets van dien /orst door een zyner Vrienden, niet Janje naa de Omwenteling, opgehangen (f), jyst zulks ten vollen aan. Een en anere trek daar uit ontleend, zal ons de enkwyze zyner Aanhangeren, zo over yn Perfoon, als over de Post die hy beleedde, op de beste wyze, doen kennen. , Het plan des Stadhouders is gegrond geweest op Theoretisch onderwys en « op (*) R. L. Bouwens aan zyn? Committenten, té ra ft. by de Erven c. N. GuerIn en. W. Verman.* ïl 1797. bl. 153. en 169. (f) Deeze Characterfchets heeft ten dagtekening piil 1788. Men vondt dezelve onder de Papien van den Griffier Fagel , geen naam van den haracterfchetzer treft men 'er by aan. R. L. Ouwens aan zyne Committenten bl. 147. 175 -enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. têf i, op voorbeelden. De Hertog L. van „ Brunswyk verwyderde hem van den „ arbeid, deedt alles, en de Stadhouder „ tekende. Van daar zyne gewoonte en „ behoefte om over de zaaken te fpree„ ken, en zyne weetenfchap in deeze te „ vertoonen, om zyne Stadhouderlyken in„ vloed te doen beftaan in eene verveelen„ de vertooning van Audientien, van vyf, „ zes of zeven uuren; om zeer weezen,, lyke zaaken te doen verzinken in niets„ beduidende gezegden; om langdraadige „ Voorflellen te doen, die dikwyls het „ kenmerk draagen van eene zeer juiste „ redeneering, en zomtyds zelfs van Ge„ nie — van daar eindelyk dit hoofdge„ brek van niets te befluiten, niets te lee-; „ zen, niets te antwoorden, en niets af „ te doen; maar altoos den Stadhouder in „ Theorie te vertoonen, en nooit in de „ daad te zyn. „ Niets zal hem doen veranderen, hy „ heeft zyn plooi gezet. Wanneer de „ Franfchen en de Patriotten gezegd heb„ ben, dat hy zyn Post elendig waarnam, ,, zo hebben zy gelyk gehad. Het zou „ dus aan Frankryk een groot voordeel „ gegeeven zyri, indien men over dit on„ derwerp ooit in de minfte redenwisfe- ling wilde treeden; want, dit alles toe# geftaan zynde, zouden zy daar uit een „ daadlyk bewys neemen, om den Prins „ onbekwaam te verklaaren, en gevolglyk „ vervallen van het Stadhouderfchap. „ Ik geloof, in tegendeel, dat het nood- „ zaak- LVIK BOEK I787. 1788,  158 DE REPUBLIEK DER LVI. boek. 1787. 1788. „ zaaklyk is zyne redeneering te vestigen „ op deezen grondflag dat de Prins „ van Oranje even zo weezenlyk tot „ de Conftitutie der Republiek behoort, „ als een Koning tot de Monarchie: zo „ dat, veronderfteld zynde, dat de een of „ de ander hunne Posten niet waarnee„ men, gelyk zy behoorden te doen, dit „ nogthans geene beweegreden kan daar„ ftellen , waarom men den Koning en „ den Stadhouder niet zou behouden, met „ alle de Regten en Voorregten, die hun „ zyn toegeftaan. —— Op dit beginzel „ redeneerende, ontzenuwt men de drog„ redenen der Tegenparty. Men moet er „ zich by houden om de Plaats te verdee„ digen; maar niet den Perfoon. „ Indien de Prins van Oranje niet uit „ deeze foort van verftands bedwelming „ heeft kunnen getrokken worden in het „ oogenblik toen er alles by hem aan „ hing, zyne Eer, zyne Goederen, mis„ fchien zyn Leeven zelfs: wat kan men ri 'et dan thans van verwagten in de ge„ lukkigfte gefteldheid , die immer een „ Tydperk in zyn Huis gemaakt heeft — „ eene gefteldheid, welke hem niets over„ laat te vreezen? Eindelyk, indien hy „ zwak is, is hy het eerder door zyne r, Verrigtingen dan door. zyn Charac„ ter. Door zich in woorden en redenee„ ringen te verftrooijen kan hy zyn eigen „ gevoelen niet vastftellen; maar om„ helst dat van den geenen,'. die 't laatst fpreekt, het geen ontelbaare tegenftry- » dig-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 159 digheden en valfche gevolgtrekkingen „ voortbrengt. Aangebeden door het Volk, valsch „ gevleid door zyne Party, en meer be„ klaagd dan gehaat by de Franfche Par„ ty, zodanig is de waare gefteldheid ,, van den Prins van Oranje. In het „ tegenwoordig oogenblik moet ik by het „ Tafereel, dat ik van dien Prins gefchetst „ heb, nog dit voegen, dat men aan het Hof van den Stadhouder, in zeer veel „ gelegenheden gebrek heeft aan opletten„ heid, dat men 'er de rechte maat niet ,, weet te houden, en op eene onbeleefde „ wyze beleefdheden bewyst." Waarlyk een Vorst,wiensCharacterbeeld. door de hand zyner Vrienden en Voorftandereh, in deezer voege in 't klein en in 't groot, afgemaald wordt, heeft geen vyandig penceel noodig om eene ongunftige aftekening te bekomen. Een te rugzigt op diens daaden zal de waarheid veeier opgegeevene trekken ten fpreekendften aanwyzen, en zal het volgende onzer Gefchiedenisfen tot nader bevestiging dienen. Wy oordeelden het daarom niet ongepast, eer wy ter befchryvinge van het voorgevallene in de byzondere Gewesten intraden, die Characterfchets te plaatzen. De handelingen daar in gehouden zullen de welgetroffenheid van veele trekken, fchoon 'er nu en dan wat van de Caricature onderloope, doen zien. En twyfelen wy niet te verzekeren, dat het in Holland meer bepaald voorgevallene, inzonderheid ter ftaa- vin- LV1I. BOEK. 1788. Overgang tot bet in Heiland voorgevallene.  i6b DE REPUBLIEK DER LVIi. SOEK. l?871788. Voorftel om het onderzoek na de Ondertekenaars der Adresfen aan het Hof op te draagen. vinge zal dienen. Die Gewest, op welks vernedering het meest by de Omwenteling gemunt was, zal zeer voegelyk het eerst ten voorwerpe onzer byzondere Gefchiedbefchouwinge ftrekken. Aan de algemeene zaaken tot het zelve behoorende, is dit Boek gewyd. Naauwlyks was by Staaten van Holland, op den twee en twintigften van Herfstmaand van het Jaar der Omwentelinge, door het Stadhouderlievend Rotterdam, de Voorflag ingebragt om onderzoek te doen na de Ondertekenaars der ingediende Adresfen, Memoiien, Verklaaringen, en Voordragten, zo ter Staatsvergaderingê, als in byzondere Steden gedaan, en het Hof Provinciaal te gelasten deeze te onderzoeken, en des eenen raadflag in te leeveren (*), of het vondt zo veel ingangs dat 'er een daar mede overeenkomftig Staatsbefluit op viel. — Welxom was dit aangepreezen werk by een Hof, 't geen zich kortlings werkloos getoond hadt, om het wettig gezag der Staaten te doen eerbiedigen, zo door het handhaaven van de wettigheid der hooge Staatsvergaderingê, als in het waaken voor de veiligheid der Ingezetenen, boven al in de Hofplaatze ; thans betoonde het zich gereed ter volyveri^fte medewerking om de onderliggende Party te verpletten. Overboodig in werkzaamheid droeg het, by wederfchryven aan de Staaten zaaken voor, waar op deezen niet fcheenen gedagt te hebben. Im- (*) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. bl. 218.  VERENIGDE NEDERLANDEN. i6ï Immers, naar luid van 's Hofs onverwyld antwoord, op den vyf en twintigften van gedagte Herfstmaand, ,, kon het zich voor », hun Ed* Gr. Mog. niet verbergen, dat de onvoorbeeldige ftoutheid, die in gemelde^A.iresfen doordraaide, zo niet haa „ ren ooilprorg, althans haare toeneeming „ fcheen verfchuldigd te zyn aan de Pro„ tectie, welke derzelver Aucteurs zich ver zekerd hielden te zullen vinden by zo,, danige Regenten, welke by eene op den „ achtften van Augustus mdcclxxxvi te Amfterdam aangegaane en in de Couranten bekend gemaakte Acte van Verhintenis, zich verpligt zouden hebben, om het Systhema der Inftelleren van zodas, nige Adretfen te begunftigen, en des „ noods eikanderen met goed en bloed te „ onderfteunen en befchermen, indien ie,5 mand hunner, uit hoofde van die Verbintenis, of daar uit voortvloeiende daa,, den, in het meest of minst, gekrenkt „ of gemoeid mogt. worden. Dat de uit„ werkzels van die Verbintenis te bekend „ waren , dan da~ het Hof de aaudagt van „ hun Ëd Gr. Mog. met het. onrwikke„ len van dezelve behoefde te ve(moeijen5 „ en dat het zich derhalven alleen bepaal„ de tot het gevolg . 't welk aan t zelve „ toefcheen duidelyk voort te vloeijen uit „ de gemaakte aanmerking; te weeten, „' dat, zou ooit de rust in dir Land volkomen herfteld, en de Veilig heid vart „ hun Ed Gr. Mog. van de Stedelyke en „ andere Regeeringen, en van een iegelyk XX. Deel, L ,? Rst- BOEK.' 1787. 1788. Voorflag des Hofs door Holland omhelsd.  I6*a DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. I787. I788. Stukken san het Hof gezonden , en meer. dere gevraagd. „ Regent en Ingezeten, bevestigd worden* „ het weinig baaten zou, nopens zodanige „ Adresfen voorzieninge te doen, indien „ niet mede werd zorg gedraagen, dat zo„ danige Verbintenisfen tusfchen Regenten, „ met al derzelver aankleeven, en gevol„ gen, wierden vernietigd, zo dat 'er zelfs „ geen fchaduwe van overbleef." Welk een Befluit hier op in 't algemeen viel, hebben wy reeds geboekt (*). By Staaten van Holland werd 'er een gunftig Verflag op uitgebragt, welhaast van een dergelyk Befluit gevolgd (f). In die zelfde Voordragt verzogt het Hof om die Adresfen, voor zo verre dezelve aan hun Ed. Gr. Mog. gedaan waren, oorfpronglyk, of by affchrifte, aan 't zelve te doen toekomen; en, voor zo verre ze aan Stedelyke Regeeringen hielden, te bevelen, dat die Regeeringen, zulks mede, binnen korten tyd, werkftellig maakten. Ingevolge hier van kreeg het Hof welhaast negentien ftuks van die begeerde en tot bezwaaring der Patriotten opgezamelde Gefchriften, en fchreef, op den derden van Wynmaand, aan Staaten van Holland, verflag doende van de ingekomene Papieren, om nog verfcheide andere Adresfen van dien zelfden aart te mogen hebben, „ in welke „ de verregaandfte,ongehoordfte enonregt„ vaardigfte Bedreigingen, zelfs aan hun Ed. „ Gr. Mog. Vergadering, voorkwamen." Voor- (*) Zie hier boven bl. tfi. (f) Refol' van Holl. 18 Oct. en 16 Nov, 1787.  VÈRÈNIGDÈ NEDERLANDEN. ig3 Voorloopig gaven de Leden des Hofs, te dier gelegenheid, hunnen Raadllag op de Adresfen hun reeds ter hand gefield. Een Raadllag, van ftrengen aart, en by welken zy* in den aanvangè eene geheel andere houding aanneeraen, dan toen het te doen was om eënen Moürant, die fnood de onfchendbaarheid der Leden van Hollands Souverain iteit aanrandde, ter ftraffe te vorderen (*_). Onder zeven Arty- kelen vervatten zy hun gevoelen 9, Foor eerst, dat, hoe zeer ook het mis,, daadige, in die Adresfen voorkomende, 3, zou kunnen of mogen gerekend worden 3, te behooren tot dat foort van Misdaa,, den, waar omtrent het Hof, ten allen ,, tyde, gefustineerd hadt, dat aan hetzelve ,, de afzonderlyke Beoordeeling, met uit3, fluiting van alle andere Regters, toe5, kwam; egter, tot vermyding van alle ,, gefchilien, die eenigzins tot veragtering s, van het heilzaam oogmerk, het welk 3, hun Ed. Gr. Mog. zich hadden voorge9, Held, zouden kunnen ftrekken de voor3, gemelde Adresfen behoorden gefield te 9, worden, niet alleen in handen van den Procureur Generaal; maar ook van de 3, Officieren der Steden, daar zy gemaakt, 3, of getekend waren, mitsgaders daar dé „ Aucteurs, Tekenaars, en verdere Per- „ foo- («) Zie onze Vadert. Hist. XII. D. bl 14. Hoé veel beweegings het Hof, wegens die eerfte Itegtspleeging, by hun Ed. Gr. Mog. gemaakt heeft, Wyaen de Brieven en Vertoogen uit, aan de Staaten gezonden. Men vindt ze in de Verxam. by vt Chalmot XXXIX. D. bl. 70—271. L a LV». boek. 1787. 1788. Voorloö* pige Raadslag dés HofSi  1Ó4 DE REPUBLIEK DER LV'L C O B K. Ï787. I788. „ foonen, daar in deel gehad hebbende^ „ woonagtig waren; ten einde tegen de« „ zelve zodanig te handelen als het Regt „ van de Hooge Overheid zou vereifchen» „ Ten tweeden. Dat zodanige Gewa„ pende .schutteryen en Genootfehappen, 5, door welken, of uit welker naam, diers, gelyke Adresfen gedaan waren, zouden behooren ontwapend, vernietigd, en ver„ volgens nieuw gezuiverde Sehutteryen „ in derzelver plaats gefteH, en voorzien te worden van zodanige Officieren, van „ welken men ten vollen kon verzekerd „ zyn, dat zy aan dergelyke zaaken geen „ deel gehad hadden. „ Ten derden. Dat overal alle onder„ fcheidende Tekenen der Sehutteryen, „ uitgenomen de Uniformkleeding, zou„ den behooren te worden afgefchaft, en „ aan dezelve verbooden om gewapend op „ 's Heeren Straaten te veifchynen; ten zy 3, op dietyden, als dezelve de Wagt had,, den, of wettiglyk als Schutters werden opgeroepen. ,, Ten vierden. Dat alle Burgerfocieteï9, ten, welke deel gehad hadden in de on3, wettige zogenaamde Volksvergaderingen, ,, zouden behooren te worden ontbonden y ,, de Huizen, daar toe aan dezelve in ei3, gendom behoord hebbende, of door de ,, Leden van dien of geregtlyk ad opm ,, jus hahentium verkogt, en de penningen 3, aan de geweezene Leden ter hand ge„ field worden. Ten vyfden.. Dat in het byzonder on„ dèrzoek zou behooren gedaan te worden » n*  VERENIGDE NEDERLANDEN. 165 „ na de Oprigters van zodanige Societti„ ten, mitsgaders na de wyze waar op zy s, dit gedaan, en hoe zy zich verder ge„ draagen hadden: terwyl verder onder„ zoek zou behooren te gefchieden op de „ Gecommitteerden en Geconftitueerden, „ zo van zodanige Sociëteiten als van an- dere Corporatien, onder welke benaa„ ming die ook mogten zyn voorgekomen „ welke mede in die Adresfen rechtftreeks „ of zydelings deel gehad, of zich in die ,, Posten ingedrongen, en hoe zy zich ver9, der gedraagen hadden. „ Ten zesden. Dat men ook Onderzoek „ zou dienen te doen op de Aanleggers en 9, Ukfchryvers van de zogenaamde Volkss, of der Genootfchappen - Vergaderingen; ,, inzonderheid op die van de laatfte Ver„ gaderingen te Leyden en te Amfterdam 9, gehouden. „ En, eindelyk, je« zevenden, dat mede „ Onderzoek zou behooren gedaan te wor„ den op de zogenaamde Commisfie der „ Gewapende Burgercorpfen tot Expeditie der „ Militaire zaaken, de Commandanten, en verder die geenen, die in het zoge„ naamd Burgerlegertje eenig gezag geoe„ fend hadden, gelyk mede nopens het 9, geen door dezelven, bydie gelegenheid, „ was verrigt en uitgevoerd." — Gunftig hoorde men deeze Raadllag, de verzogte Adresfen werden in 't oorfpronglyke aan het Hof gezonden (*}. Het Q) Ferz» hy de Chalmot I. D. bl. 291—297. ^ 3 LVir. iOBK, 1788.  166 DE REPUBLIEK DER lvh. B0BK. 1787. 1788. Verdere werkzaamheden. 1 1 1 ! 1 j 3 i 3 i Het voorlichtend Hof fmaakte reeds binnen kort, op den twaalfden van Wyn~ maand naamlyk, het genoegen, om, nevens, Staatsgecommitteerden, een Verflag op deezen raadgeevenden Brieve te helpen uitbrengen. Een Verflag, waar by men, zonder eenigzins vóóraf te overweegen, de gronden, welke vóór of tegen dusdanig eene Crimineele Vervolging waren , de Staaten aanmaande, om, overeenkomftig met het gevoelen des Hofs, tegen alle die Perfoonen, in gemelde betrekkingen, crimineel te doen procedeeren (*). Alle 3eeze werkzaamheden hadden fpoed. Met len aanvang van Slachtmaand verfcheen 'er ;en gelykluidend Befluit van Staaten vaii Holland: wel inzonderheid aandringende 5p het eerfte Punt in evengemelden Raad- lag (/{-). Het Hof van zyne werk- saamheden in dit vak kennis geevende aan Je Staaten, berigtte, eer die maand ten lalve was verftreeken, onder de nader aan t zelve toegezonden Adresfen ontdekt t$ lebben een Verzoekfchrift hun Ed. Gr. Mog. aangeboden, ondertekend door drie londerd acht en vyftig Perfoonen in 'sGr&r leniaage woonende, en onder deezen ver'cheide Suppoosten van het Hof; dat het lit Verzoekfchrift reeds in handen van den Procureur Generaal gefteld hadt; ten einde hy (*) Verzamel, by be Chalmot XXXIII. D. bft 147 - 250. (f Ferzaw. by de Chalmot H. D. bl. 213—aio*» Zie het punt hier bedoeld hier boven bl, 163.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 167 hy daar omtrent het regt van de Hooge Overheid zou waarneemen, zo als ook omtrent de Adresfen door Ingezetenen van Delft, zo aan hun Ed. Gr. Mog. als aan hunne Stadsregeering ingeleeverd (*> • Voorlichtingen, Staatsbefluiten, Werkzaamheden van dien aart wekten vrees in de gemoederen van ontelbaare Ingezetenen in een of ander of in verfcheide der aangegeevene rangen van Staatsmisdaadigeren betrokken. Klein was het getal der uitgeweekenen in vergelyking met de gebleevenen, die zich niet vry kenden van 't geen hier Misdaad genoemd werd. De bekende handelwyze des Hofs in deezen vermeerderden dit duchten: voor al moest zulks met dubbele kragt werken by een aantal Advocaaten, Procureurs, Deurwaarders, Hotarisfen en anderen, welke bedieningshalven onder 'sHofs Regtsgebied behoorden; tegen welken het, vóór het kenteren des Staatsgetys, zyne verbittering niet dan door eene trotfche houding en bitfche bejegeningen hadt kunnen toonen. By zulk een algemeenheid van zogenaamd Staatsmisdryf doet zich meest altoos hoop op van Vergiffenisfe. Deeze was, in het tegenwoordige geval, gering, fchoon het hier te Lande aan geen Vergiflenisbetooningen mangelde; doch deeze ftrekten zich uit tot ander flag van voorwerpen, en mogten eer tot mismoedigmaaking, dan tot opbeuring, dienen. Laaten wy van de- (*) Vcrz. by öe Chalmot III. Q. bl. 2^5—208, L 4 LVII. BOEK. 1787. 1788. Hoe veel komineTï zulks baarde by de Patriotten» Amnestie aan de OranjegezindeYveraaren ger fchonken.  LV1Ï. JB O E K. 1787. I788. 168 DE REPUBLIEK DER dezelve eerst eenig verflag doen; ten einde de Vergifnisverleening den Patriotten vervolgens gefchonken, 'er te fterker by affteeke. De Omwenteling was naauwlyks daargefteld of Staaten van Holland, ongetwyfeid daartoe aangezet door den wedergekomenen Stadhouder, en de Hoofdbewerkers dier Herftellinge'-, kondigden, den zeven en twiutigften van Herfstmaand, aan; „ Naardemaal zich, door de zonderlinge en aan„ biddelyke Voorzienigheid van den Alier„ hoogden, de ongelukkige pmftandigheden, in welke voornaamlyk deeze Pro„ vincie, door hooggaande onlusten en ver„ deeldheden tusfchen Regenten en Re„ genten, Burgers en Burgers en Ingeze,, tenen en Opgezetenen, was gedompeld, merklyk ten besten zyn veranderd, en „ door de gelukkige herfteliing van zyne „ Doorlugtige Hoogheid den Heer Prins „ van Oranje en Nas/au, Erfftadhouder, „ Erfcapitein Generaal en Admiraal Generaai deezer Provincie, in alle zyne hooge 3, Waardigheden Hoogstdenzelven, by zyne „ meerderjaarigwording, Staatsgewyze wel „ en wettig opgedraagen, welhaast, zo „ wy van Gods gunftigen Zegen hoopen en verwagten, geheel zullen ophouden, „ en wy thans hebben buiten effect gefteld de Plakaaten of Publikatien, waar „ door de Voorftanders en Beminnaars van „ zyne Doorlugtige Hoogheid en van Hoogstdeszelfs Vorstlyk Huis, wanneer ?» zy, op eenigerhande wyze, al ware het 2j zelfs  VERENIGDE NEDERLANDEN. iq> 3, zelfs door woorden of door in derzelver aart en natuur onverfchillige daaden, ,, blyken van hunne verknogtheid en aan9, kleevinge aan Hoogstdeszelfs Perfoon of belangen gaven, aan zwaare ftraffen ,, werden blootgefteld, en daar door is veroorzaakt, dat veelen anderzins goede „ en welmeenende In- en Opgezetenen, 9, welke hunnen yver voor die met het heil des Lands zo zeer overeenkomende zaa,, ke, niet kunnende bedwingen, de voor„ fchreeve Plakaaten, in het een of ander „ opligt, overtreeden hadden, in de Ge9, vangenisfen geworpen, en uit hoofde „ van Regterlyke Vonniïfen, zommigen „ aan den Lyve, anderen met Confiner „ ment, anderen met Bannisfement ge? „ ftraft zyn geworden, en ook anderen, „ uit vreeze van vervolgd of geftraft te 9, zullen worden, uit het Land gevlugC 9J zyn, en het onbiliyk zou zyn, dat ie9, mand, ter zaake van yver voor het geen ,, wy thans rekenen de waare Conftitutie en de belangen des Vaderlands te zyn, 59 zou blyven lyden, of eenige onaange,, naame gevolgen ondervinden. Zo is 't, dat wy, naa rype deliberatie, naa 9, ingenomen Advys van onzen Hove, heb,, ben goedgevonden te verkenen, gelyk 9, wy verleenen mits deezen, aan allen en „ een iegelyk, welke uit hoofde van aan„ kleeving aan of yver voor de belangen „ van het Doorlugtig Huis van Oranje, het zy vóór of naa het emaneeren van 5, de bovengemelde onze Plakaaten cf PuL5 Sï bli- lvii; boek» 17^7, I7Ü8,  ifo DE REPUBLIEK DER LVH. BOEK. I787. I788. „ blikatien, zich aan eenige onrustige Be? „ weegingen of Oproerigheden, of aan iets „ van 't geen by de voorfchreevene Pla„ kaaten is verboden, op eenigerhande ,, wyze, hebben fchuldig gemaakt, eene „ Amnestie of volkomene Vergeevinge en ,, Uitwisfinge van alles, wat zy daar door „ tegen ons zouden mogen hebben over„ treeden of misdaan; verklaarende wy wy„ ders alle Procedures, uit dien hoofde, s, tegen dezeiven aangevangen, het zy de„ zelve nog hangende of reeds getermi„ neerd mogen zyn, voor vervallen; verr „ nietigende by deezen alle Vonnisfen te*,, gen de zodanigen om zulke overtreedin„ gen of misdaaden geweezen, het zy de„ zelve reeds zyn geè'xuteerd of niet; met j, Herftellinge der Gecondemneerden en „ Geëxecuteerden in derzelver Eer en Reg,, ten, even of zy die overtreedingen of „ misdaaden niet hadden begaan, ,, Bevelen en gelasten wy de refpective „ Officieren en Geregten, om die geenen, ,, welken, uit zutken hoofde, in hunne ,, Gevangenisfen, of uit kragte van hunne „ Vonnisfen in eenig Confinement zyn, ,, daar uit illico kosteloos te ontflaan, en „ te doen relaxeeren; mitsgaders alle om „ zulke redenen aangevangen Procedures „ te ftaaken, en de ter zodanige zaaken „ Gebannenen, onverhinderd te laaten te „ rug komen, en als alle andere Ingeze„ tenen de vrye inwooning en alle andere „ Regten en Voorregten te doen genie„ ten, in verwagting dat dezelve zich zul- len  VERENIGDE NEDERLANDEN. 171 39 len gedraagen als ftille en vreedzaame „ Ingezetenen, voor welken de weg van „ Regteri, maar niet die van eigenwillige „ wraak, openftaat. „ En interdiceeren wel expresfelyk on,, zen Procureur Generaal, en alle andere „ Officieren, iemand, wiehyzy, ter zaa„ ke voorfchreeve, ooit of ooit, in eeniger maniere, te bemoeilyken, of in het rus5, tig en vreedig genot van deeze onze „ Amnestie en Vergeevinge te Hooren of „ hinderlyk te zyn. Welverftaande „ nogthans, dat onder deeze onze Amnes- tie niet begreepen zyn de zodanigen, „ die onder voorwendzel van de goede „ zaak zich aan Moord, Roof, Diefftai „ en Falciteiten of eenig ander niet tot ?, Oproerigheid behoorende, maar op zich „ zelf ftaar.de Delict hebben fchuldig ge9, maakt; als dewelken wy hier door geen„ zins willen bevryden van de door zoda„ nig Delict verdiende of aan dezelve by Vonnisfe opgelegde en geinfigneerde „ ftraffen (*)." Geen gunftig denkbeeld van den ftaat l der Landszaaken mogen wy ons, op het 1 leezen deezer Amnestie, vormen, indien] anders de waarneeming van den wysgeeri-, gen en ftaatkundigen Cicero , over foort-1 gelyke gevallen, gegrond is; naamlyk, ,, dat bedorvene Gemeenebesten, waar in ,, alles wanhoopig ftondt, doorgaans dee- ze eindelyke uitkomst pleegden te heb- „ ben; CD Ver*, by de Chalmot I. D. bl. 205—207, LVIL SOEgU 1787. 1788. fadeel!;e uitverkir.glier vaa e wagen.  ï72 DE REPUBLIEK DER imi. 17S8. Deeze grypt Eiet de daad fgïOd. „ ben; dat Veroordeelden in vooriges „ ftaat herfteld, Gebondenen losgemaakt, „ Gebannenen te rug geroepen, en ge„ weezen Vonnisfen vernietigd wierden, ,, Dan, daar dit gebeurde, elk begreep, „ dat zulk een Gemeenebest ten gronde „ ging, en niemand eenige hoop op be» „ houd overhieldt (*). In de daad, kon iets den ruimften teugel flaaken tot het pleegen van nieuwe bald daadigheden, euveldaaden en geweldenaaryen van den fnoodften aart, het was de uitvaardiging van dusdanig eene Kwytfchelding, in de dagen der deerlykfte wanordes en beroeringen van allerlei foort aangerigt door het gepeupel, geftyfd door lieden van meer aanziens, en geholpen door de ingerukte Pruisfifche Krygsbenden. Hef gaf de fterkfte aanleiding aan de heffe des Volks, en bovenal aan de Belhamels onder t zelve. om zich diets te maaken, dat 9 wat zy ook uit hoofde van dien zelfden yver voor het Stadhouderlyk Huis, en de oude Landsconftitutie, vervolgens mogten uitvoeren, naderhand dezelfde ftrafloosheid zou ontmoeten, Misdaaden immers, die tot verregaande Oproerigheid voortfloegen, en (*) Cicero Verr. V. c. 6. Pef dit te Civi«attss de'pei atis omnibus rebus, bos folent exitus exitiaies habere, ut damnati in integrum restituantur, vinctf folvantur, exules reducantur, res judicata refcindantur. Qua cum accidunt nemo est, quin intellU gat, rulrê Mam Rempublicam; bac ubi veniunt nemo est, qui uilain Jpem falutis reliquam csfe arbïteretur.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 373 en daadlyke Plunderingen, kwamen nu voor als zaaken, uit haaren aart onverschillig, en alleen willekeurig ftrafbaar gemaakt. Hoogst ontydig althans werd zulk een Plakaat den Volke aangekondigd, en kon het niet misfen, in dit tydsgewrichte, de grootfte ftoorenis aan de openbaare rust toe te brengen. Dan men verkoos liever de veiligheid van veele duizenden braave en ftille Landgenooten, door deeze verhaaste Afkondiging, het hoogfte gevaar te laaten loopen, dan een aantal flegten en oproerigen de welverdiende ftraffe wegens gepleegde misdaaden langer te laaten lyden. Men droeg ook geen zorg dat de gefiaikte Misdaadigers in de diepfte ftilte tot hunne Steden en Wooningen wederkeerden, maar gedoogde in tegendeel, ja zag met welgevallen, dat deezen, op veele plaatzen, onder een joelend gefchreeuw, en tot vervolging der anders denkenden aanhitzend geroep, door het flegtfte gefpuis, als in zegepraal werden ingehaald. — Geene voorzorge altoos werd 'er gedraagen om de Stedelyke Regeeringen de voor da rust zo noodige vryh.'id te vergunnen, om de Oproerkraaiers, die niet zouden nalaaten de ftera op nieuw te verheffen, uit hunne Steden te weeren; ten einde braave Burgers, die in derzelver voorgaande te regtftelling deel of daar toe eenige betrekking hadden, voor de wrange gevolgen van bittere wraakzugt, en de Steden voor het opborrelen van nieuw geweld te bewaaren. Het onvermydelyk gevolg deezer ver- BOEK» 1787. 1788. 'at j<  i74 DË REPUBLIEK DER LVii. Boek. 1787. 1788. De geest van Oproer nog woelendt door herbaalde Afkondigingen tegen gegaan. verhaaste Amnestie, om 'er geen haatlykei en welverdienden naam aan te geeven, was dat veele braaven in den Lande, die voorheen door den Regter genoodzaakt waren geweest om tegen die Onverlaaten te getuigen, om, by de wederkomst dier Oproermaakeren, zelfs de vlugt te neemen. — Byzondere voorbeelden, ter ftaavinge hier van, zullen wy hier niet aanvoeren, in grooten getale zullen zy ons voorkomen, wanneer wy tot een bepaalder Stedelyke en plaatslyke befchouwing in Holland afdaalen, Hoe weinig de gemoederen in kalmte en dus vóór het ontvangen van zulk een Am= nestie gefchikt waren, blykt uit eene Publikatie tegen Rustverftooringen, door zyne Hoogheid, op den dag zyner Intreede in 'sGravenhaagé gedaan, en die Staaten van Holland, op twee voorafgaande dagen, lieten afLezen (*}, doch inzonderheid uit de ftrenge Pubhkatie, den negenden van Wynmaand, tegen het vervolgen van Ingezetenen door Medeingezetenen, vastgefteld en verzonden. De aanhef van dezelve fchildert met weinige maar fterke trekken, 's Lands toenmaaligen ftand. Immers de Staaten geeven daar by, met zo veele woorüen, te verdaan, „ hoe te hunner ken„ nisfe gekomen was, dat op verfcheide „ plaatzen binnen de Provincie van Hol„ land en Wéstfriesland eenige Ingezetenen „ zich veroorloofden, om hunne Medein„ gezetenen, welke zy meenen, omtrent ■„-de (*) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. b!. 206. 208.  VERENIGDË NÊDSRLANDÈN. 17$ „ de oude en gezegende Conftitutie van „ dit Gemeenebest, niet wel gezind ge- ] ,, weest te zyn, in plaats van het onder,, zoek en de beoordeeling van het üraf,, baare, 't welk dezelve mogten bedree- ven hebben, aan den Regter over te ,, laaten, met fchimp- en fcheldnaamen te 9, vervolgen, en in derzelver Perfoon en ,, Goederen met inflaan van Glazen, Plun9, deringen en andere Feitlykheden te be,, ledigen, en zich dus fchuldig te maaken ,, aan de veftooring van de gemeene rust „ en het pleegen van publiek Geweld; en dat zelfs eenigen zich niet hadden ont,, zien, zommigen van hunne Medeinge„ zetenen uit derzelver huizen weg te haa- len, of aan te houden, te vervoeren en aan de Pruisfifche Militie, zich hier te ,, lande bevindende, over te geeven, en ,, bedreigingen te doen van met anderen ,, op gelyke wyze te handelen, en zich „ dus fchuldig te maaken aan eene verre,, gaande Violatie van de Burgerlyke Vry,, heid en Veiligheid; dat ook op ver,, fcheide Comptoiren der Gaarders van ,, 'sLands Tollen en Gemeene Middelen, ,, de Gelden van het Land en derzelver ,, particuliere Goederen geroofd, hunne ,, Perfoonen mishandeld en weggevoerd „ werden: waar by toekwam, dat de In,, vordering van 's Lands Inkomften en Im„ pofitien niet alleen niet kon worden ge„ executeerd; maar geheel te niet liep" Ten flotte betuigende, „ dat zy, op dat ,, de Godtergende Ons en zyne Doorlug- » tige LViL iÜEKi I787. I788.  176 DE REPUBLIEK DER LV1T. BOEK. I78T. 1788. Voorftul van Haarlem wegens het voldLiurender Oproerigen Gew:;!ddaa«di :heden. „ tige Hoogheid den Heer Eiftladhoude? zo zeer grievende en den yver voor dé „ oude Conftitutie zo zeer onteerende „ wanbedryven, des te beter moeten w?or„ den geftuit, aan den geenen, die een der p Beihamels, Aanvoerders of Opftookers Vin zodanige Geweldenaaryen, op eene „ overtuigende wyze, ontdekten, beloof,, den duizend Guldens, en daarenboven „ Strafloosheid, indien hy zelve, zonder ,, een Aanftooker of Belhamel te ïyn, zich „ aan 't een of ander van 't voorfchreevene 5, mogt hebben fchuldig gemaakt ("*)." Ondanks dusdanige Plakaaten van Staaten van Holland ondanks dergelyke Publikatien van het Hof, ondanks herhaalde Waarschuwingen van wegen zyne Hoogheid, ondanks ontelbaare Stedelyke Aanmaaningen tot Rust, bleef de bedaardheid in den Lan^e verre te zoeken. Niet vreemd dat de Afgevaardigden van Haarlem , in Wintermaand, ter Vergaderinge van Holland zich. in deezer voege lieten hooren, „ dat, „ niettegenftaande de zo ernftige en her„ haalde Publikatien van hun Ed. Groot „ Mog. tegen alle Feitlykheden, en het pleegen van Geweld, mitsgaders tegen „ het doen van overlast aan Peifbonen, „ Goederen of Huizen, men in verfchei„ de Steden en Piaatzen binnen de Pro,, vincie zich niet ontzag om de Huuen „ der Inge/.etenen, op de balddaadigfte „ wyze, by voor duuring, dooi het in- ' „ liaan (*) Refol. van HM. ». Oct. i;8/9  VËRENIGDE NEDERLANDEN. i?7 „ liaan van glazen te ruineeren, en andere 9j daaden van openbaar geweld, vooral op het Platteland ftrafloos uit te oefenen, „ zonder dat ''er byna voorbeelden bekend wa- ren, dat eenige Aanvoerders of Daaders „ daar van waren vastgezet, veel min ge„ ftraft. Dat deeze ftraflooze oogluiking, „ zonder eene gepaste voorziening, den „ weg zou baanen om den zelfden geest ,, van muitzugt te doen uitbarften in die „ Steden of Plaatzen, in welke door het „ beleid eener goede Politie, en waakzaa„ me zorg der Juftitie, de openbaare rust „ enveilgheid, tot nog toe, gelukkig be„ waard waren (*)." Sterk was deeze taal der Haarlemfche Afgevaardigden; doch volkomen waarheid: immers de aanhef eener nadere Afkondiging ten dien dage gedaan, wyst zulks met' zo veele woorden uit i want zich beklaagende over de vrugtloosheid der tot nog genomene maatregelen, en wel byzonder de jongfte, betuigen Staaten van Holland, „ dat nogthans zommige Perfoo„ nen zich niet ontzagen, op eene verrc„ gaande wyze, dezelve te overtreeden, „ en daar door de verwarring en desor„ ders, by aanhoudenheid te doen voort„ duuren." Dan het is, in dien zelfden aanhef, dat uit eenen mond koud en heet gebiaazen, en de fchuld der oproerigheden en misdryven ook den Patriotten op den halze gefchooven Wordt, zy vaaren voort 5 (*) Perz* by de Chalmot xx1h.D. bl. 310—-313, XX. Deel. M lvii. boek, 1787* 1788» Naderè afkondiging daar tegen.  LVII. HO&K I787. I788. 178 DE REPUBLIEK DER voort; „ By het agt geeven op de aan„ leidende oorzaaken van deeze ongere„ geldheden is ons klaarlyk gebleeken, dat ,, wel, aan den eenen kant, dezelve groo„ tendeels gelegen zyn in eene verkeerde „ en ftrafbaare drift van veelen onzer In„ gezetenen om hunne Mede-ingezetenen, „ welke zy vermoeden, of zeker weeten, „ omtrent de oude en wettige Regeerings„ vorm deezer Provincie niet welgezind ,, te zyn, tot een voorwerp van hunne „ afkeerigheid te ftellen, en de Beledigin„ gen, welke zy van dezelve ontvangen ,, hebben, door wederkeerige Feitlykhe„ den te wreeken, in plaats van het On„ derzoek en de Beoordeeling hunner be,, dryven aan den Competenten Regter „ over te laaten. Maar dat ook, aan „ den anderen kant, zeer veele onrustige „ Perfoonen, die hunne verfoeilyke bedoe„ lingen tot Omkeering derzei ve Regee„ ringsvorm gemist hebbende, zich nu „ nog toelagen, om niet alleen, door be„ dekte wegen; maar zelfs openlyk, het „ zaad van Tweedragt in den Lande te „ verfpreiden, en de Gemeente tot bui„ tenfpoorigheden aan te hitzen, om, in„ dien het mogelyk was, deeze Provincie „ van de heilzaame vrugten der gelukkige „ Omwending te berooven, en onder de „ beroeringen, door hun zelfs aangeftookt, „ hunne landverdervende oogmerken voort ., te zetten (*)." Schoon (*) Verzam. by de Chalmot III. D. bl. 130.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 179 Schoon het waarheid is dat de wel bedwongene, maar niet geheel te onderge bragte Patriotfche Aanhang, hier en daai zich liet zien , en zulks medewerkte tol het gaande houden van de immer woelen de onrust in den Lande, ftraalde in deeze Publikatie, welke voorts op eenen en denzelfden zin liep als de jongst voorgaanden, ten zigtbaarften door, dat, overeenkomftig met het aangevoerde der Afgevaardigden van Haarlem, veele misdaaden ongeftraft gebleeven waren, en dat mer zelfs geenzins ten oogmerke hadt om oofe die, welke naa de eerfte verleende Am nestie aan de Oranjeyveraaren, zo veelvuldig gepleegd waren, op de gedreigde wy ze, te ftraffen. Twyfelt men nog aan de wèttighek deezer gevolgtrekking, dat dan de Publi katie fpreeke, door Staaten van Holland, den één en twintigften van Sprokkelmaanc mdcclxxxviïi, uitgevaardigd, als welke, hoe ftreng ook dreigende, by herhaaling. den oproerigen voorftanderen van de than; bovendryvende Partye vergiffenis fchonk. — Staaten van Holland lieten zich, op deeze wyze hooren. „ Wy hebben, met de 5, uiterfte aandoeninge, van tyd tot tyd. ,, vernomen, dat veele onzer Ingezetenen. „ zo in de Steden als ten Plattenlande. ,, aan welken wy, by onze Publikatie van ,, den zeven en twintigften September „ MDccLxxxvn, uit byzondere Gratie, „ wel hebben willen verleenen volkomer ,, Vergeeving en Uitwisfching van alles M 2 „ he . LVlt boek. »738. Aanmerking op dezelve. . Herhaal ling der Amnestie aan de Oranje : Tveraaren.  tv ii. boek. I78~. I788. ï8o DE REPUBLIEK DER „ het welk door hun, uit hoofde van aan» „ kleeving aan, en yver voor de belanden „ van het Vorstlyk Huis van Oranje, mogt " hüï misdreeven' »n plaatze van zich als „ ftille en vreedzaame Burgers te gedraa,, gen, en alzo de vrugten van de geluk„ kige Omwending van zaaken te genie„ ten, de onrust en wanorde fteeds bly„ ven voeden, door andere hunner Mede„ burgeren, welke van hun in denkwyze „ over de gezegende Conftitutie verfchil„ len, of verfchild hebben, in hunne Per„ foonen en Goederen, kwaalyk te btjege„ nen en te mishandelen, en hunne ver„ kleefdheid aan het Huis van Oranje, tot j, een voorwendzel van allerlei daaüen van „ Geweld te misbruiken. ,, Dat dezelve onze Ingezetenen onze „ aan hun betoonde Clementie, aldus zeer „ ondankbaar beantwoordende, zich zeiven „ blootftellen aan de regtmaatige vervol„ gingen der Crimineele Juftitie, en aan „ de geftrengheid der Straffen, door ons , n by verfcheiden Wetten, tegen zodanige „ buitenfpoorigheden geftatueerd: welke t, Straffen door ons aanmerkelyk zouden „ moeten worden verzwaard, en met de ,, uiterfte ftrengheid ten uitvoer gebragt, 9 indien ongelukkiglyk een fteeds voort, duurende Moedwil en Wrevel onder on, ze Ingezetenen voortging, waar door, , langs den kortften en zekerflen weg, , de ondergang van dit gezegend Land , zou worden bewerkt. „ Dan, daar wy, alvoorens over te gaan ». tor  VERENIGDE NEDERLANDEN. i8r 8, tot die geftrengheid, welke zulk eene „ handelwyze zou vorderen, de gemoede„ ren van alle onze Ingezetenen, ware het s, mogelyk, tot bedaardheid en medewer- king tot herftelling van de rust, door ?, den weg van zagtheid en gepaste cle- 9, mentie wenfchen te brengen, en wy daar van op nieuws hebben goedgevonden, „ een doorftraalend bewys te geeven, door „ het verkenen van Amnestie en Vergif- fenis aan zodanige van onze Ingezete„ nen, welke zich, door onkunde of mis9, leiding, hebben gemengd in de Beroer- tens, welke tot omkeering van 's Lands „ Conftitutie zyn ondernomen. „ Zo is 't, dat wy, voor de laatfte „ reize, een proef willende neemen, of j, onze Ingezetenen, welke hunne aanklee9, ving aan de oude Conftitutie en aan de S9 belangens van zyne Doorlugtige Hoog,, heid, onzen geliefden Erfitadhouder, zo fchandelyk hezoedeld, door op nieuws „ onze Souveraine Gunst en Goedertie„ renheid te ondervinden, gebragt ziftleri kunnen worden tot die bedaardheid en ,, rust, zonder welke alle maatregels, tot „ behoud des lieven Vaderlands genomen, van geene vrugt kunnen zyn, hebben sj goedgevonden en verftaan, naa daar op ,, ingenomen te hebben de Confideratien en het Advys van onzen Hove, uit ,, zonderlinge Gratie, zodanige van onze „ Ingezetenen, welke zich ter zaake der zedert een geruimen tyd plaats gehad ,4 hebbende Partyfchappen, mogten hebben M 3 „ fchul- LVII» boek; 1787. 1788.  i82 DE REPUBLIEK DER LVlI. BOEK. I787. I788. De oproerigewoelingen blyven aanhouden. : was (*) Verz. by de Chalmot V. D. bl. 251—254. „ fchuldig gemaakt aan het pleegen van „ Infokntien, aan de Perfoonen of Goe„ deren van hunne Medeburgeren, en uit: „ hoofde van dit Misdryf, 't welk wy „ met de uiterfte Indignatie en Verfoei„ jing befchouwen, in Crimineele Proce„ dures zyn of zouden kunnen ingewik3, keld worden, voor dit maal, willende 9, aanmerken als Voorwerpen van Clemen„ tie,aan dezelve, en een iegelyk van hun, „ te verkenen, gelyk wy verkenen by dee■y> zen, eene volkomene Amnestie en Ver„ giffenis van het geen, ter zaake voor„ fchreeven, door hun is gecommitteerd, n met uitwisfing van alles wat zy daar „ door tegen ons zouden hebben bedree„ ven, verklaarende alle Procedures, uit ta dien hoofde, tegen dezelve aangevan„ gen, het zy dezelve nog hangende, of „ reeds getermineerd mogen zyn, voor „ vervallen (*_)." Hoe zeer toekomende dusdanige wanbedry ven, op het fterkst met de voorheen daar op geftelde Straffen bedreigd, en volgende Gunstbetooningen den zulken, die zich, onder welk fchoonfchynend voorwendzel, ook zouden mogen fchuldig maaken, op het volmondigfte ontzegd worden, en de Geftrengheid de plaats van Toegeevenheid i/oortaan fcheen te zullen bekkeden, wa•en hier mede de herhaald verbodene, doch jngeftraft gebkevene Oproerigheden en Schennisfen, niet aan een einde: daar toe.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 183 was de teugel der toenmaalige Regeeringe voor dit losbandig paard te flap, en toonde dezelve, by herhaaling, den moed niet te hebben, zo zy anders in alle gevallen den wil bezaten, om de openbaare en dagelyks geftoorde rust, door fpreekende daa- den van Regtshandel, te handhaaven. Onze pen zal te over gelegenheid vinden, om de meer byzondere voorvallen in Holland, ten deezen tyde befchryvende, hier van de fpreekendtte voorbeelden by te brengen: terwyl onze Leezers zich zeker reeds eenige der vroegere gemelde herinneren (*). De met alle reden, zo veel en zo algemeene ongerustheid verwekkende V001Jichtingen, Staatsbefluiten en Werkzaamheden, als waar van wy gefprooken hebben (f), die fterkte kreegen door de herhaalde llappe handelwyze omtrent de doldriftige en door de eige Party fchuldig verklaarde Oranjevoorftanders gehouden, werden, 't is waar, vervangen, door een vertoon van Vergiffenisverleening aan die den naam van Patriotten in den Lande gedraagen, en dus lang, ook naa de Omwenteling, de erkende mishandelingen geïeeden hadden. Ruim twee maanden leedi het eer 'er iets wat naar Amnestie vooi de zodanigen geleek, opdaagde, 't Wa: eersi (*) Wy wyzen, ten voorbeeld?, alleen op Conda te r.ugge. Zie onze Faderl^ Hitt. XVI. D. bl 291 en 295. (,t-) Zie hier boven, bl. 16,0. M 4 LVII, BOEK. 1787. I788. Langverwyl eer 'er een Voorflag tot Am» nestie voor de Patriotten opdaagde.  tH DE REPUBLIEK DER LVIÏ. BOEK. 1787. I788. Voorftel des Stadhoudersten dien einde. eerst op den één en twintigften van Slachtmaand, dat zyne Hoogheid, ter Vergaderinge van Holland, een Voorflag tot eene Amnestie van dien aart ter tafel bragt. Zelfsgevoel van de onvoegelykheid deezes langen verwyls toont de Stadhouder by den aanvange, dan zyne verfchooning deswegen zal weinig ingangs vinden by allen, die het tusfchen beiden voorgevallene en verrigtte, 't geen wy deels geboekt hebben, en vervolgens nog zullen moeten ?anvoeren nagaan. De verontfchuldigende aanhef luidt ten dien opzigte, nevens de vermelding van 'sPrinfen oogmerk, in deezer voege „ Daar wy, zedert de geluk- „ kige Omwending van zaaken, in welkers „ beloop de aanbiddenswaardige vinger des „ AUerhoogften zo duidelyk is op te mer- ken, eenigen tyd met zeer veele ge„wigtige zaaken, die den grootften fpoed „ en de ernftigfte deliberatien gevorderd ,, hebben, zyn geoccupeerd geweest, en „ verfcheide andere presfante objecten, die „ de hoogstnoodige Herftelling van de „ rust en het vertrouwen in deeze Pro?, vincie concerneeren, ons nog dagelyks ,4 blyven bezig houden, hebben wy egter „ onder dit alles gemeend te kort te zul„ len doen aan onzen pligt, en aan de be„ langen van het dierbaar Vaderland, in„ dien wy, in de aangelegene omftandig,, heden, waar in de Provincie, wegens de treurige en rampfpoedige gevolgen ,, van de machinatien vm eene verderven; }| de Factie zich nog bevindt, teff'ens nkt toon-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 185 toonden bedagt te zyn op alle mogely„ ke middelen ter heelinge van den ge„ fcheurden band van Burgervriendfchap en Vereeniging, en onze gevoelens, zo „ van afkeer van wraakzugt en geftreng,, heid omtrent alle Ingezetenen, die ee„ nige aanfpraak op Verfchooning en Gra9, tie kunnen maaken, als van eenen pligt- lyken yver voor het maintien van de ?, Eer en Hoogheid deezer Provincie, voor 3, zo verre dezelven, zonder de tusfchen 3, komst der Juftitie, niet kunnen of mo„ gen worden gecompromitteerd, met die ,, openhartigheid en trouwe voor het Va- derland openleiden, welke U Ed. Gr. 3, Mog. billyk van ons mogen verwagten. ,, Wy zyn volkomen overtuigd, dat de ,, gezonde Staatkunde, zo wel als de hand-» haaving der Juftitie, noodzaaklyk vor- dert, dat tegen die geenen, welke de ?, voornaamfte Aanleggers en Autheurs ge„ weest zyn van de voorgemelde ramp,, fpoedige Verdeeldheden, waar door de 5, Republiek zo aanmerklyk is beroerd, en „ de' welvaard van den Staat of aan hun„ nen byzonderen haat, of aan ftrafwaar?3 dige inzigten van eigenbelang en heersch3, zugt, of aan beide te gelyk, fnoodlyk „ hebben opgeofferd, naar de geftrengheid der Wetten, worde geprocedeerd. „ Wy kunnen insgelyks niet ontvein- zen, dat de Juftitie ongekrenkt behoor,, de werkzaam te zyn en te blyven, te',, gen de zodanigen, welke als de voor- riaame Volksverleiders moeten worden M 5 „ aan- LVII. BOEK, 1787. 1788»  i86 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK, 1708, „ aangemerkt, en zich niet ontzien heb„ ben, door het opftellen en in de we- reld brengen van hoogst injurieufe en „ voor den Souverain, en de wettige Re-! „ geeringen van Staat en Steden even be„ ledigende Declaratoiren, Requesten, Me„ morien, Inlinuatien, en allerlei andere „ ftukken, mitsgaders door het fchryven, „ drukken, en disfimineeren van oproeri„ ge en feditieufe Gefchriften; en door „ het aangaan van zulke bedreigende Ver,, bintenisfen, welke niets minder bedoel„ den, dan, om, met vilipendie van de ,, Juftitie, zich zeiven een ongepermit„ teerde Wraak te verfchafFen, het vuur „ van Tweedragt te fomenteeren, en hun- ne Medeingezetenen met fehrik te ver? „ vullen, en met moord te bedreigen, en „ even daar door zich van alle banden „ van Gehoorzaamheid te onttrekken, „ 's Lands wettige Conftitutie aan te tas- „ ten, en om te keeren. Terwyl wy „ teffens vermeenen, dat het, in deeze „ omftandigheden van tyden, voor den ,, Lande allergevaarlykst zou weezen, een ,, volkomene Impuniteit te vergunnen aan „ alle die geenen, welken zich aan Dood- flag en gewelddaadige mishandelingen „ hunner Medeburgeren, of andere zwaare „ Excesfen, hebben fchuldig gemaakt. ,, Dan! met hoe veel leedweezen en ,, aandoening wy ook overweegen moeten ,, de onberekenbaare en onherftelbaareram„ pen, ongelukken, fchreeuwende onregt„ vaardigheden en disorders, welken de  VERENIGDE NEDERLANDEN. 187 s, gevolgen geweest zyn van de ondernee- mingen en geweldige onderdrukking, 1 ,, door de bovengemelde Factie en derzel,, ver voornaamfte Aanhangers, onder al9, lerlei clasfen van Menfchen veroorzaakt, en hoe zeer wy, uit dien hoofde, ge,, noodzaakt zyn te erkennen, dat op de „ evengemelde gronden, de gefteldheid der ,, zaaken en het gevaarlyk voorbeeld, het „ welk eene al te groote toegeevenheid, ,, omtrent zulke hooggaande Beroertens, „ voor het vervolg, zouden kunnen gee9, ven, niet toelaaten, dat, in dit tydsge,, wricht, zonder eenig onderfcheid, aan ,, de Clementie een onbepaald gehoor ga,, geeven wierd, houden wy ons egter „ verzekerd, dat onder die geenen, welke „ zich in deeze Troebles hebben vermengd, ,, het zy door zich te asfocieeren in^Ge„ wapende of Ongewapende Genootfchap„ pen, het zy door het tekenen van Adres„ fen, Declaratoiren, Requesten en andere „ Stukken, tendeerende tot bevordering ,, van het heilloos oogmerk ter omkee„ ring van 's Lands gevestigde Conftitutie, ,, zich zeer veele Perfoonen bevinden, ,, welke uit onkunde, onvoorzigtigheid en ,, misleiding van anderen, aan dezelve Fac„ tie zich hebben overgegeeven, en by „ hunne inftemming en ondertekening niet „ genoegzaam begreepen hebben den in„ houd en veel min het ftraffchuldig oog„ merk, het welk hunne Verleiders en „ Aanvoerders daar mede gehad hebben. En vermids wy geinformeerd worden, ,, dat LVIÏ. IOEK. 1787. 1788.  188 DE REPUBLIEK DER LVIL BOEK. 1787. I788. „ dat een aantal particuliere Perfoonen, „ welke zich op die wyze fchuldig heb„ ben gemaakt aan deeze feditieufe en ge„ vaarlyke beweegingen, uit bewustheid „ van fchuld en vreeze voor de vervol? „ ging der Juftitie, of tot hunne Huizin* „ gen en Beroep niet durven wederkee„ ren, of hun Vaderland reeds verlaaten „ hebben, waar door de ruine en armoe„ de van veele Huisgezinnen, tot groot „ nadeel van de Provincie, moeten ver„ oorzaakt worden, en tevens eene aan„ meikelyke ontvolking, zo fchadelyk voor „ een Land van Commercie, waar in de „ arbeid en industrie van een aantal h> „ woonders onontbeerelyk is, ftaat te pro», flueeren; zo vinden wy ons, uit Lief„ de tot het Vaderland èn Commiferatie „ met de ongelukkige verbystering van „ zo veele Ingezetenen, mitsgaders uit een „ verlangen, om, zo veel mogelyk, be), houdens de bovengemelde hoofdgronden „ van eene volftrekte noodzaaklyke hand„ haaving van Regtvaardigheid, en van „ eene even onontbeerlyke Staatkunde, „ de zwaare breuke onder 's Lands Inge„ zetenen te helpen heelen, verpligt aan „ U Ed. Gr. Mog. in confideratie te gee„ ven of U Eu. Groot Mog. niét zou„ den kunnen goedvinden voor dit laatfte „ en zeer verre het grootfte gedeelte der „ geenen, die zich in de voorgemelde fe, ditieufe beweegingen, zonder een opzet, telyk en kwaadaartig oogmerk, dóór in3 ductie, dwang of voorbeeld van ande- „ rens  VERENIGDE NEDERLANDEN. 189 „ ren, hebben geïmmisfeerd, den weg van Gratie te openen, en over zulks, 't geen ter zaake voorfchreeven door hun is gedaan en gecommitteerd, te vergeeven „ en te vergeeten; en ten dien einde voor „ alle de zodanigen, en een iegelyk hun„ ner, te verkenen eene generaak Am„ nestie en Vergiffenis, onder al zulke „ voorwaarden en bepaalingen als U Ed. Gr. Mog. raadzaam en ten diende van „ den Lande dienftig zullen oordeelen — s, Dan dat daar van alleenlyk zouden wor„ den uitgezonderd de eerfte Voorgangers, Aanleggers en Bewerkers van meergedagte „ Beroertens, onder welken Tytel, het zy „ van Gecommitteerdens, of Gequalificeer„ dens, het zy van eenige andere, zy ook ,, mogen bekend zyn; benevens de Ont„ werpers, Inftigateurs en Aanvoerders van Remotien der wettige Regeeringen in de „ Steden, met die geenen, welke daar toe anderen door geld of beloften mogen „ hebben gefeduceerd, of tot zulke eindens „ eenige Samenfpanningen of Corporatien ,, aangegaan. Voorts de Authcurs „ van zodanige Adresfen, Memorien Declaratoiren en andere Gefchriften, waar „ by het hoog Gezag van den Souverain, „ de Eer en de Authoriteit van de wet„ tige Regeeringen en derzelver Leden, „ benevens die van de Juftitie, op de in„ decentfte en hoonendfte wyze, zyn aan,, getast; gelyk mede de Stelders, Maa„ kers en Tekenaars van alle foort van Ac„ tens van Verbintenisfen tot dwang van „ Re- LVir* SOEK. 1788.  190 DE RÉPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1787. 1788. Verwyl des Hofs mee een llaadflag hier over uit te brengen. (*) Refol. van Holl. 21. Nov. 1787. „ Regenten , tot omkeering der Regee„ ringsvorm, en tot bedreigingen van ei,, gendunklyke wraakneemingen op hunne „ Regenten, of Mede - ingezetenen, en „ vooral die daar toe eenige feitlyke on„ derneemingen gedaan hebben; voorts de „ Schryvers, Drukkers en Verfpreiders „ van feditieufe Papieren; en nog de zo„ danigen, die zich aan Doodllag, ge„ welddaadige mishandeling hunner Mede„ burgeren, of andere zwaare Excesfen ,3 van dien aart, mogen hebben fchuldig „ gemaakt; gelyk eindelyk alle Vreem„ den, welke hunne vrye inkomst en ver„ blyf in deeze Landen hebhen misbruikt, „ om de voorfchreevene Misdaadigheden „ te bevorderen, en te helpen uitvoe„ ren (*)." Hoe veel onbepaalds, in deezen Raaddag des Stadhouders, overbleeve, was dezelve genoegzaam om den fchroom, reeds gereezen, uit voorige Staatshandelingen, eer te vergrooten dan te verminderen by de Ingezetenen, die onder de aangeduidde byzonderheden, zich zeiven als van deeze voorgeflaagene Vegiffenis uitgeflooten, moesten aanmerken. Eene ongerustheid tot welker aanwasch men tyd gaf, door dit Voorftel in lange overweeging te houden, by het Hof van Holland, waar aan de Staaten 't zelve in handen gegeeven hadden. Tot den veertienden van Louwmaand  VERENIGDE NEDERLANDEN. 191 maand des Jaars mbcglxxxviïi verwylde dit Hof met des eenen Raadflag uit te brengen, i Een verwyl welks haatlyk- heid het Hof zogt te bedekken met een foortgelyk kleed als waar van zyne Hoogheid zich bediend hadt, orn het marren zyns Voorflags te verontfchuldigen. Het Hof naamlyk beriep zich op de menigvuldige en zwaarwigtige bezigheden, waar mede het zich, zedert eenigen tyd, bezwaard vondt; op de zwakheid van den Raad, en vooral op het moeilyke, 't welk aan 't zelve by de raadpleegingen deswegen was voorgekomen. Wyders verklaarde het Hof met de gron- i den van des Stadhouders Voorftel, zo tot' Verfchooning, als tot Straffe, in te Hemmen ; doch zich verlegen te vinden omtrent eene finaale bepaaling der uit te Zonderen Perfoonen, voornaamlyk, „ om dat, ,, byaldien de Perfoonen by naamen uitge,, zonderd zouden moeten worden, 'er van „ derzelver meerdere of mindere fchuld, „ en van de bepaaling der al of niet uit „ te zonderen Perfoonen, eerst zou kun„ nen blyken, naa een behoorelyk onder„ zoek in de reeds ondernomene of nog ,., te onderneemene Procedures, en mis„ fchien ook wel eerst naa het afloopen „ der Commisfie uit Commisfarisfen van „ zyne Hoogheid in de Steden '(*)" Is de Raadsheer Mrrens Steller van dit Advys geweest, of heeft hy daar in een groot (!) ^erz. by de Chalmot XXIV. D. bl 5c—65. LVII. SOEK. I787. I788. laadflag les Hotst  tvn. BOKK. I7B7. I788, Staatsbefluit op dit Verflag gegrond. 192 DE REPUBLIEK DER \ groot deel gehad, dan kevert dit een trele op hoe hy de paaien van de gemelde Commisfie, waar over wy vervolgens nader zullen moeten handelen, heeft zoeken uit te breiden* Wat hier van zyn moge, het Hof droeg, in zynen raadllag, welzorge, om de grenzen der Amnestie zo zeer te perken, als het anderzins lust betoonde om die der uit te voeren Regeeringsbeftellinge den breedst mogelyken omvang te geeven* Het Staatsbefluit op dit Verflag gegrond, en ééne maand laater in gereedheid, juist op den dag dat de Eed op de Conftitutie werd doorgedrongen, den vyftienden van Sprokkelmaand, fteunde op de eigenftè gronden als die de Stadhouder in zynen Voorflag hadt gevestigd, en 'sHofs goed" keuring hadden weggedraagen, noodloos hier te herhaalen. De Amnestie was begreepen in deeze bewoordingen. „ Dat „ Staaten van Holland alle zodanige Inge„ zetenen, welke zich, zonder verklaard „ opzet, in de laatst ontftaane Beroerten, „ hadden ingelaaten, wilden befchouwen, „ als Voorwerpen van Clementie, aan alle dezelve, en een ieder van hun, verleeSJ nen eene volkomene Amnestie en Ver„ gifFenis van 't geen ter zaake voorfchree,, ven, door hun gedaan of gecommitteerd „ was." Op deezen algemeenen regel waren de uitzonderingen menigvuldig, en werden de Perfoonen, in den Voorflag des Stadhouders algemeen bedoeld, nader als met den vinger aangeweezen: terwyl de byvoegzels ftrék-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 103 ftrekten, om, zo niet in woorden, in kragt te voldoen aan het evengemelde Voorftel van den Hove. 't Zal, ten rechten verftande van deeze veelvuldige uitfluitingen noodig zyn dezelve op te geeven, met de eigen woorden des Staatsbefluits. Naa de Amnestie, in gedagten volzin begreepen, vaaren de Staaten in deezer voege voort — „ Uitgenomen alleenlyk die geen en, wel„ ke als de voornaamfte Oorzaaken en „ Bewerkers, of Aanftookers van de„ zelve Beroertens moeten worden aange„ merkt. „ Voor de zodanigen houden wy, in „ de eerfte plaats, en fluiten, voor als nog, van onze Gratie en Vergiffenis uit, (ten ,, dien effecte, dat de Juftitie, ten hunnen ,, opzigte in haare volle werking en uit„ oefening wordt gelaaten,) de navolgen„ den, te weeten alle zodanige Regenten, „ Leden of Ministers der Regeering, of „ hooge Collegien des Lands, zo in Po„ litie als Juftitie, welke door verleiding „ van andere minkundige Ingezetenen, „ met Geld, Beloften of Bedreigingen, heb„ ben getragt een Omkeering in 's Lands Conftitutie en Regeeringsvorm te be„ werken. „ Ten tweeden. Welke door ongeoor„ loofde Correspondentien met Vreem„ den geconfpireerd en geïntrigueerd heb- ben, om, tot zulk een verfoeilyk einde, „ vreemd Krygsvolk in het Land te bren„ gen, of welken den Naam en Authori- teit van den Souverain misbruikt heb- XX. Deel. N „ ben lvii. ï o e k. 1787. I788.  194 DE REPUBLIEK DER LVH. boek. 1787. Ï788. „ ben in Onderhandelingen met vreemde „ Mogenheden. „ ten derden. Welke door het uitvin„ den of bedriegelyk verfpreiden van on„ waaragtige Gerugten van vyandlyke Des,, feinen tegen deeze Provincie, het Land „ met fchrik hebben vervuld, en gebragt „ tot een ftaat van Defenfie, welke ge„ heel noodloos was, en waar door 's Lands „ Penningen, op eene onverantwoordelyke wyze, zyn verfpild. „ Ten vierden. Welke de Opftellers zyn „ geweest van de 'Acte van Verbintenis, in „ de Maand Augustus mdcclxxxvi te „ Amfterdam begonnen te tekenen, of wel,, ke de hand gehad hebben in het doen ,, van Propofitien in zogenaamde Volks„ vergaderingen, tot omkeering der Con,, ftitutie en fpeciaal de Propofitie gedaan, 9, in zodanige Vergadering den zeventien,, den van July mdcclxxxvii. ,, Gelyk wy mede van deeze onze Arn3, nestie en Vergiftenis, voor als nog, uit* ,, zonderen alle zodanige Perfoonen, het ,, zy dezelve zyn Regenten, Leden of 3, Ministers van Collegien van Regeering ,, of Juftitie, het zy particuliere Perfoo,, nen, welke de Autheurs en Aanvoerders 3, zyn geweest van de Afzetting der wet,, tige Regenten, of den geenen, die tot ,, de Nominatie van Regenten in zom,, mige Steden en Plaatzen waren gereg- 9> tigd. Wyders die last gegeeven ,, hebben tot het verzamelen en optrekken „ van Burgerlegertjes, mitsgaders, die der- ,, zei-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 19S ,, zei ver Operatien hebben beftuurd, het „ Opper-commando over dezelve gevoerd, ,, of als zogenaamde Secretarisfen daar by ,, gefungeerd hebben. Als mede de s, Autheurs en Aanvoerders der geenen, ,, die de Regenten, welke op eene on» wettige wyze waren geremoveerd, be„ nevens zommigen hunner Mede-inge„ zetenen, naderhand feitlyk hebben aangehouden, gearresteerd, of op eene enor- „ me wyze bedreigd. Voorts de gee- ,, nen, welke last gegeeven hebben tot 3, het berooven van 's Lands Magazynen, „ zich meester te maaken van de Poorten „ der Steden, buiten kennis en toeftem„ ming der Regeeringe, of op eenige an,, dere feitlyke wyze de Deliberatien der ,, wettige Regenten te ftremmen. ■ Wy- 3, ders die last gegeeven hebben tot het openzetten der Sluizen, en doorfteeken van Dyken om het Land te inundeeren, 3, naa dat onze Refolutie, om geene Re3, fiftentie te doen aan de Troepen van „ zyne Pruisfifche Majefteit, te hunner ken5, nisfe was gekomen. „ Alle Predikanten en Geestlyken van andere Godsdienftige Gezindheden, wel„ ke, verzaakende de Pligten van hunne „ Bedieningen, als Exerceerende Leden „ van Genootfchappen van Wapenhandel „ zyn uitgetrokken, of welke by de feit„ lyke Remotie van wettige Regenten in „ perfoon hebben geadfifteerd. De „ Directeurs en Schryvers der Historifche, „ Vaderlandfck, beide Nederlandfche. en N 2 ,, Zuid- LVII. DOEK 1787. I788.  196 DE REPUBLIEK DER LVH. BOEK. I787. I788. „ Zuidhollandfche Couranten (*), Politieke „ Kruier en Spectator met den Bril. „ En eindelyk de zodanigen, die zich aan „ Doodflag, en openbaare Daaden van Ge„ weid, tegen hunne Medeburgers of an„ dere zwaare Excesfen van dien aart, „ hebben fchuldig gemaakt." Niet duister of twyfelagtig waren deeze Perfoons aanduidingen, die een wyden omvang begreepen van als ftraffchuldig aangemerkten, of 'er egter iets zodanigs in mogt weezen, voegden de Staaten 'er nevens. „ Doch zal het, onverminderd dee„ ze Uitzonderingen, aan een ieder, die „, mogt twyfelen, of hy ook onder deeze „ uitgezonderde Clasfen zou kunnen geagt ,, worden te behooren, vryftaan, zich bin„ nen den tyd van drie maanden, naa de „ Publicatie deezes, aan Ons te addres„ feeren, met fpeciaal verzoek om mede „ in de Amnestie begreepen te worden: „ waar op wy als dan zullen disponee,, ren, gelyk wy, naar bevind van zaa„ ken, zullen oordeelen te behooren." ïen einde, door het uitoefenen van eene vaar- (*) Schoon de Schryver en Uitgeever der Haar' lemfcbe Courant, bl'ykens zyne Dagmaaren van dien tyd, hoewel niet in dien toon als eenige der opgenoemde Medecourantieren, zich zeer fteik hadt uitgelaaten, liep hy, door een gunftig geftarnte bejegend, vry van op deeze Naamlyst te verfchynen, hoewel hy 'er, zo ons verzekerd is, op geftaRn hebbe. In welke vrykoming hy ten Medegenoot hadt den althans in den beginne Herken en onbewimpelden Schryver v»n den Courier van Europa.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 197 1 vaardige en voorbeeldige Straf, geé'venredigd .aan de Wanbedryven waar aan de ! Uitgezonderden by deeze Amnestie, zich hadden fchuldig gemaakt aan de Juftitie genoegdoening mogt gefchieden, en anderen van foortgelyke Euveldaaden mogten worden afgefchrikt, herhaalden de Staaten hun voorige Orders aan de Officieren de Crimineele Juftitie uitoefenende, om een naauwkeurig onderzoek te doen, en het Regt van de Hooge Overheid tegen dezelven waar te neemen, waarom zy mede de Hoven van Juftitie en andere Regtbanken even nadruklyk aanbevolen eene onverwylde en met 's Lands Wetten overeenkomftige Juftitie. Gelyk zy ook, „ op dat," zo als zy fpraaken, „ deeze Amnestie geene verhin,3 dering mogt toebrengen, aan het zo „ hoognoodig losmaaken en vernietigen „ der verderflyke Factie en Cabaal," hun Befluit herhaalden wegens de vernietiging van alle de Burger - focieteiten, Genoot- I fchappen, Corporatien en Byeenkomften, die deel gehad hadden in de onwettige zogenaamde Volksvergaderingen: de fterkfte waakzaamheid aanbevelende tegen het wederoprigten van alle zodanige Sociëteiten ! en Genoot fchappen, waar in zaaken van j. Politie, of Staats- Stadhouderlyk en Stede, lyk Beftuur, tot onderwerpen van raadpleeging of befchikking zouden worden gemaakt. Desgelyks verbooden zy nogmaals op het nadruklykfte alle Predikanten en Geestlyken van allerlei Gezindheden, N 3 voort- LVÏI» BOEK. I787. 17U  LVII. BOEK. 1787. Ï788. 198 DE REPUBLIEK DER voortaan eenige zaaken van Staat of Regeering op den Predikftoel, of in hunne Kerkelyke Byeenkomften, Huisbezoekingen of Catechifatien te verhandelen, of hunnen Invloed op de Gemeente ten dien einde te misbruiken. Ook verboden zy het maaken, drukken en verfpreiden van Pasquillen, Spotprenten, het invoegen van fpotagtige, hekelende of tergende gezegdens op eenigerlei wyze in Couranten en andere Tydfchriften (*). Het op eenigerlei wyze fmaadlyk bejegenen, of in Perfoon of Goederen beledigen der in de Amnestie begreepenen werd uitdruklyk verbooden. Terwyl de Staaten den zodanigen, die vergiffenis verworven hadden, aanmaanden, om zich zorgvuldig te wagten van alles wat billyk aanftoot of nieuwe oorzaak tot verbittering zou kunnen geeven, „ zullende dezelve, in gevalle 9, zy zich op nieuw fchuldig maakten aan 3, eenig misdryf, van gelyken aart als waar ,, van zy by deezen Vergiffenis bekomen ,, hadden, als dan niet alleen ter oorzaake „ van dit nieuw, maar ook van de voo- rige Wanbedryven, naar bevinding van „ zaaken, geftraft worden." Nog voegden de Staaten 'er nevens, „ dat een iegelyk, die uit vreeze voor de „ Vervolging der Juftitie uit het Land ge- „ wee- (*) Hier door voldoende aan een Voorftel reeds kort naa de Omwenteling door die van Dordrecht in Schiedam gedaan. Refol. vaa HolL 11. Qct. E787.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 199 weeken was , en van deeze hunne Gratie „ zou willen gebruik maaken, gehouden „ zou weezen, binnen den tyd van drie „ Maanden , naa het afkondigen deezer „ Amnestie, tot zyne voorige Woonplaats „ te rug te keeren: onder bedreiging van ,, het verliezen der aangebodene Gratie; ten „ waare hy naderhand wettige reden kon „ bybrengen, waarom de wederkomst, bin„ nen den gemelden tyd, niet mogelyk „ was geweest; hier over zou de Magij, ftraat van zyne Woonplaats oordeelen." Ten Hotte hegtten de Staaten 'er aan eene algemeene Vermaaning aan hunne On«lerzaaten, tot verzaaking niet alleen van de fchadelyke drift ter onderneeming en bewerking van Nieuwigheden; maar ook van losbandigheid, aanftootlyke gedraagingen, losbandige en ongeregelde leevenswyze, waar toe de meergedagte Onlusten meer dan gemeene aanleiding gegeeven hadden. Met aanfpooring ter bevlytiging van alle daar door grootlyks veroorzaakte verwaarloozing van Godsdienftige en Burgerlyke Pligtén. Op dat daar door een ieder, zo veel in hem was, het zyne tot herftel aan de onderlinge Eensgezindheid zou helpen toebrengen, en zich jegens Hun als Hooge Overheid, omtrent zyne Doorlugtige Hoogheid den He ere Erfftadhouder, hunne Regenten en Magiftraaten, en alle anderen die in Hoogheid over hun gefield waren, met betamelyk ontzag, eerbied, gehoorzaamheid en onderwerping te gedraagen, en algemeen in en omtrent al N 4 lei LVII. BOEK. 1787. I788.  aoo DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1787. 1788. Nadere bepaaling der Amnestie. les te handelen, zo als vredelievende, getrouwe, en gehoorzaame Onderzaaten en Burgers betaamt (*). De vergunning om zich binnen drie maanden by Staaten van Holland te mogen vervoegen, aan de zodanigen gegeeven, die twyfelen mogten of zy ook onder de Uitgezonderden mogten begreepen zyn, met bepaald verzoek om mede in de Amnestie te mogen deelen. gaf aanleiding, dat een vry groot aantal Perfoonen zich by hun vervoegden, met Verzoekfchriften, op onderfcheide gronden en wyzen, ftrekkende om in de Amnestie te mogen deelen. De Staaten befchouwden deeze Verzoeken meest al zodanig ingerigt, „dat," gelyk zy fpraaken, „ de Supplianten toonden hunne meening „ omtrent het vrylaaten dier Adresfen niet „ begreepen te hebben, of niet te hebben „ willen begrypen," waarom zy goedvon3en, tot wegneeming van allen twyfel, ten dien opzigte, des hunne meening nader te verklaaren, „ dat alle zodanige Per„ foonen, die gepleegd mogten hebben „ één of meer zulke Daaden, welke zy „ voor als nog van hunne Gratie en Ver„ giffenis hadden uitgellooten, en die nog„ thans vermeenden, dat hunne gepleegde „ daad, door bykomende omftandigheden „ Vryfpreeking of Verfchooning verdien„ de, zich ten dien einde niet aan Hun „ by Verzoekfchrift moesten vervoegen; „ maar (*) RefiL van Holl. 18. Feb. 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 201 maar hunne redenen inbrengen by den „ Regter, voor welken de befchuldiging „ tegen hun zou zyn ingefteld, naardien „ zy alle zulke meer of min verfchoonen„ de omftandigheden, aan het onderzoek „ en de beflisfing van den competenten „ Regter hadden overgelaaten. Dat „ zy alleen aan hunne kennisneeming en „ befchikking hadden willen voorbehouden „ de gevallen van zodanige Perfoonen, die „ met reden konden twyfelen of de daad ,, door hun gepleegd, in expresfe termen, „ in dat Plakaat was bedoeld, en dat of „ die daad op zich zelve befchouwd, en „ niet uit hoofde van verfchooning door „ bykomende omftandigheden, van dien ,, aart was, dat dezelve door Hun onder ,, de. uitgezonderde Wanbedryven was be„ greepen; waar omtrent zy als dan naa „ onderzoek van Pofitiven en bevind van 5, zaaken, zouden befchikken. Dat „ zy deeze onderfcheidene gevallen onver„ anderlyk uit het zelfde oogpunt blyven„ de befchouwen, hunne Dispofitien op ,, de reeds ingediende en nog in te dienene „ Requesten naar deezen Regel zouden „ inrigten, onverminderd nogthans hunne „ byzondere geneigdheid om Gratie en Vergiffenis te verleenen aan zodanige „ Perfoonen, welke met bekentenis van „ Schuld, en betooning van Berouw en ,, Leedweezen, zich aan hunne Clementie ,, fubmitteerden, en wier begaane misdry„ ven niet zo groot of gevaarlyk waren, „ dat de rust en de veiligheid van den fN 5 », Staat LVII. BOEK. 1787. 1788.  aai DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. I787. I788. Aanmerking hiei over. Voorftel om buiten de Stadsregeeringen Reg ters te benoemen. ., Staat alle Gratie en Vergiffenis zou uit„ fluiten (*)." Zodanig eene opheldering, wel verre van gerustftelling te baaren, floot, als 't ware, de op eene naauwe fpleet ftaande deur voor de Verzoekinleeveraaren geheel toe; of liever fcheen dit Stuk alleen ten doele te hebben, om, aan den eenen kant, de Vervolgingen, op welke men zich, temidden van fchynbaaare Genabetooningen, tuk vertoonde , te verzwaaren, en, aan den anderen kant eenen valftrik open te houden voor de zulken, die, naa deeze nadere aanduiding, meenden tot de Staaten hunne toevlugt te moeten neemen; doch aldaar afgeweezen, zich aan een grooter vervolging blootftelden, dan zy, zonder eenige inleevering, zouden geloopen hebben. Waren de Uitzonderingen, in het oorfpronglyk Plakaat van Amnestie vervat, menigvuldig, was door de Opheldering, het gevaar vergroot, men mag 'er byvoegen, dat 'er geen einde was aan de kunstgreepen uitgedagt en te werk pqfteld, om de bedoelde Slachtoffers van Staat met zekerheid te treffen; terwyï men zich alzins met den mantel van fchynbaare Onzydigheid dekte. Voorbeelden hier van zullen ons in de meer bepaalde Stedelyke befchouwing ontmoeten. In 't algemeen tekenen wy hier ten be wyze op, dat de Regtbanken van Delft, Rotterdam, Hoorn en Oudewater zich ver- fchoon- O R'fol. van Heil. ij. April 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 203 fchoonden van het vonnisfen der by de Amnestie uitgezonderde Perfoonen: dewyl derzelver Leden tegengeftelde Staatkundige denkbeelden van die der uitgeflootenen gevoed hadden, of perfoonlyk betrokken geweest waren in de misdaaden door hun gepleegd. Het Hof van Holland, 't geen zo in eenzydigheid als in aangekantheid tegen alles wat den naam van Patriot gedraagen hadt, voor geene dier bezwaar inleverende Regtbanken, fcheen te wyken, werd ter beoordeeling dier Perfoonen gemagtigd: in plaats dat men, op het voorftel van Delft, ter Staatsvergadering van Holland, uit de overige, zo veel doenlyk, onzydige Ingezetenen der Steden, die tot het gewoone Regterampt bevoegd waren, in dit geval, op eene buitengewoone wyze Regters zou benoemd hebben (*). Ook in dit geval zouden de Befchuldigden, wel is waar, over het altoos haatlyke van Gedelegeerde Regters hebben kunnen klaagen; dan het oude Staatsbefluit van Holland (f) was meer by deszelfs on- ge- (*) Verz. hy de Chalmot VII. D. bl. 243—247. en XXIV. D. bl. 40- 49. (t) Dit Staatsbefluit van vyftien September 1677 verklaarde ,, voor een lndisputabel Regt in der Lande van Holland en Wes/friesland, dat geene „ Ingezetenen van denzelfden Lande, niet fugitiel „ weezende, noch ook in flagranti delicto geattra- peerd wordende, geapprehendeerd of te Tegt ge „ fteld mogten worden, anders als voor den 0& % cier en voor den Regter, beiden in hun reguarc „ ordinaiis, dagelyks en competent zynde. Grom 1'lakaat Boek III. D. fol. 13^5. LVII. BOEK. 1787. I788. Bedenking deswegen.  204 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK 1788. gefchondenheid eenigzins bewaard geblee- ven. Men moet bekennen, dat eenigen der thans voor het Hof ten deezen tyde, gedagvaarde Heeren vóór dien tyd , uk hunne Woonfteden geweeken, als Voortr ylugtigen konden aangemerkt worden, en daar door verftooken van het vastgeftelde by 't gedagte Plakaat, maar verfcheiden hunner hadden hunne Stad, of het Land, niet verlaaten, dan naa de volkomene verzekering, dat zy voor het Hof zouden moeten te regtftaan, anderen hadden hier mede verwyld tot op het oogenblik, dat men gereed ftondt hun gevangen te neemen; noch anderen hadden aangeboden voor hunnen bevoegden Regter te verfchy- nen. Wat de Gedaagden voor zulk een onbevoegde Vierfchaar mogten inbrengen; hoe fterk zy, met de dringendfte redenen aanhielden om by hunne Vaderlandfche Voorregten bewaard en gehandhaafd te worden, geen gunftige uitilag bekroonde een deezer verzoeken Hadt de Stadhouder beloften en verklaaringen gedaan „ van zyne bereidvaardig„ heid, tot behulpzaamheid en medewer„ king, om alle Onttrekkingen der Ingeze„ tenen aan hunnen Wettigen Regter tegen 55 te (*) De fterkst fpreekendfle voorbeelden hier van lee veren de Verzoekfchriften op der Rotterdamfcke Burgeren en Kooplieden Pieter de Koker., Thomas Theodore Cremer en Cornelis van der Hoeven; die, met het daar op beflootetie, verdienen naageieezen te worden in de Verzam. by pji Chalmot XVI. D. bl. 104.--.148.'  VERENIGDE NEDERLANDEN. 205 „ te gaan (*)," geen deezer vervulde hy als Hoofd der Juftitie in het tegenwoordig geval. De voor het Hof gedaagden mogten zich niet alleen beklaagen, dat zy van hunnen dagelykfchen Regter, door de gemaakte fchikkingen met het Hof, beroofd en verftooken wierden. Immers voor zo verre dit Hof over Ingezetenen van andere Steden, buiten deszelfs gewoon Regtsgebied, naar deeze de vervolging in de hand werkende fchikking, oordeelen moest, ftrekte het ook de Straffen wyder uit, dan waar toe de Stedelyke Vierfchaaren anders de heden, wegens dezelfde daad, verweezen. By vonnis van Schepenen werden zy gebannen uit Holland en Westfriesland alleen ; het Hof breidde die verbanning uit tot Zeeland en Utrecht; weshalven de Gevonnisten, wel verre met de verandering van Regters dezelfde te blyven, of iets te winnen, in wydftrekkender onheil vervielen, dan hun zou hebben kunnen treffen, indien de Stedelyke Regtbanken, hoe partydig dezelve ook mogten weezen, het vonnis over hun hadden uitgefprooken. — Ten bezwaare van het Hof wordt ook opgegeeven, dat het den Stedelyke Regtbanken in onregtvaardigheid en eenzydigheid voorging: dat de Fiscaal, met voorbygang der C*) Bovenal in zyne voorheen door ons geboekte Verklaaringen van 26. Mey en 11. Sept. 1787. Zie onze Vadert. Hist. XIV. D. bl. acó. en XV. D. bl. 17a. LVII. BOEK. 1787. 1788. Het lot der Uitgeflootenen verflimmerd  ao6 DE REPUBLIEK DER LVII. boek, I788. Hoe men meer byzonderhandelde mee eenige Leden van GecommitteerdeRaaden in 't Noorder Kwartier der Huiscieraaden, die meer dan genoegzaam by verkoop zouden hebben kunnen toereiken om de kosten van het Proces goed te maaken, zeer aanzienlyke vaste Goederen der Ingedaagden in beflag nam, onder welken 'er, hier en daar Eigendommen waren van 40,000 tot 50000 Guldens waarde: terwyl de Borgtogt flegts 3000 Guldens beliep. Deelde de Heer Blok, Secretaris van Gecommitteerde Raaden in Noordholland, by de verwisfeling des Staatsgetys, zo diep in het lot veeier ongelukkigen (*), het meerdertal deezer Raaden in het Noorderkwartier, van die in het Zuider-kwartier, als 't ware, het tegenbeeld uitmaakende, daar hetzelve uit Patriotten beftondt, moest de Vervolging der Staaten en van het Hof, in eene dubbele maate, ondervinden. De Regeering van Hoorn, fel gebeeten op dit Collegie, wegens het kragtdaadig fluiten van het Oproer in Lentemaand Qf), hadt reeds op den achtften van Wynmaand in het Jaar der Omwenteling, ter Vergadering van Holland, een voorftel gedaan, ,, dat „ hetzelve, benevens den Minister (den Secretaris Blok) aangefchreeven mogt worden, om hun Ed. Gr. Mog. Ver„ flag en Verantwoording te doen van het „ gedrag door de Meerderheid, uit kragt „ van de vernietigde Staatsrefolutie van den „ laatstleden zeventienden Maart, gehou- „ den; (*) Zie hier boven bl. 96. Cf) Zie onze Faderl. Hist. XVI. D. bl. 355. £*z.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 207 „ den; als mede opgave, rekening en ver5, antwoording van de Penningen, uit dien „ hoofde gebruikt; en hetzelve wyders ge„ last om de Geweeren, kort naa de be„ faamde intreede der gezegde Meerder„ heid, uit de beilootene bewaarplaats van „ de weldenkende en regt Vaderlands gezin„ de Burgers, met geweld, weggenomen, a, en onder haare bewaaringe gebragt, zon- der tydsverzuim, aan Burgemeesteren te „ doen ter hand Hellen." Niet alleen werd die Voorflag, zo als dezelve gedaan was, daadlyk en woordlyk in een Befluit hervormd door de Staaten; doch voegden zy 'er een last by, „ om, binnen ééne „ maand, aan hun Ed. Gr. Mog. te doen „ toekomen een omftandig Rapport van „ 't geen door dezelve, en wel door ee„ nige Leden en den Minister was ver- rigt, zo wel ten aanziene eener Defen„ fie van de Provincie te water en te land, „ met opgave van de Perfoonen, die daar „ toe gebruikt, van de Schikkingen daar „ by beraamd, van het Gefchut, de Wa,, penen en de Ammunitie, daar toe uit „ de Magazynen gebruikt; van de gee- nen, die daar uit na elders verzonden „ waren; van de Plaatzen, zo binnen als „ buiten de Provincie, werwaards derge„ lyke Verzendingen gefchied en de Per„ foonen door welken ze uitgevoerd wa„ ren; als mede om te doen behoorelyke „ en fpecifieke rekening en verantwoor„ ding der Gelden, tot de aangevoerde „ zaa- LVII. BOEK. 1787. I788.  ao8 DE REPUBLIEK DER LVII. boek. 1787. 1788. Bedoeling hier mede. J 1 ■ i < < i 1 1 (*) Refol. van Holl. 20. en 22. Sepr. 1787. De aanleg van het Burgerlegertje in Noordbolland hebben wy befchreeven in onze Vaderl. Hiit. XV. D. bl. 127. enz. en bl, 213. eene korte opgave gedaan van de hier gevorderde Verantwoording. „ zaaken hefteed, met de daar toe betrek" „ lyke bewyzen (*). Zodanig een Voorftel, van dus een veel meer bevattend Befluit gevolgd, laat niet duister zien hoe men ten oogmerke hadt, den Secretaris Blok en de meerderheid van Gecommitteerde Raaden in het Noorder Kwartier, aan Vervolging ten doel te ftellen, en het gevorderde Verflag te doen iienen tot Zelfbefchuldiging en verklikking /an anderen, wier naamen en verrigtingen ait de ingediende Stukken zouden blyken. De Secretaris Blok en de Monnikendamrcke Burgemeester Claus, Lid van Ge:ommitteerde Raaden, voldeeden aan dee'.e aanfchryving, terwyl de eerstgemelde üch meest gedroeg aan het Rapport der Meerderheid; ook eenige publieke Gelden , lie hy onder zich gehad hadt, overgeevenle. Doch toen hy weigerde eene andere anzienlyke fom mede aftegeeven vóór dat ïy te vrede gefteld was, wegens de fchaievergoeding wegens het verlies zyner Amp:en, waar van wy te hier boven aangeluidde plaats gewaagden , floeg men eenen inderen weg in om die Meerderheid, begaande uit Claus, Kloek, Verschuus.en, Wallendaal , (de Heer Koel 'er  VERENIGDE NEDERLANDEN. 209 •ook mede behoorende was overleden,) en bovenal den Secretaris Blok , ongelukkig te maaken. Ook Wierd niets verzuimd om de Leden der meerderheid, zo verre te brengen, dat drie hunner, Kloek, Verschuur en van Wallendaal , een vernederend Ver- j ' zoekfchrift by Staaten van Holland indien- ( den, waar in zy de geheele fchuld op 1 den Secretaris Blok wierpen. De ge-1 weeze Secretaris bleef niet in gebreke om eene korte, doch fterk fpreekende, Tegenverklaaring, ter befchaaminge dier zwak vallende Heeren, te voorfchyn te brengen. De Heer Claus „ was ook," gelyk hy fchryft, „op allerhande wyze aangezogt tot „ het doen van dien ftap; doch onbewust „ van eenige misdaad in het beduur van „ zaaken, aan hem toevertrouwd, en nooit ,, iets anders dan het heil van 't Vaderland, „ en het geluk zyner Medeingezetenen, „ bedoeld hebbende, hadt hy en ook de „ zynen alle voorflagen van die natuur ' „ met eene gepaste vrymoedigheid afge„ flaagen." Schoon de Heer Kloek van den gedaanen ftap terug tradt, bereikte men; nogthans zo verre zyn oogmerk, dat de overige Leden van Gecommitteerde Raaden, een Rapport, op der Staaten aanfchryving, inleeverden, waar in hy de geheele gehoudene handelwyze der afweezige Leden , omtrent de onderwerpen in verfchil, en byzonder hunne overeenftem- XX. Deel. O ming LVII, 30ek. I787. 1788. Een en ader :omt tot chuld>ekent«lis. *■ Gevolg lier van»  aio DE REPUBLIEK DER LVII. boek. 1/87. I788. Vonriis van Kloek, Claus et Blok. ming met de Staatscommisüe te Woerden, met die van Amfterdam, als mede die der Burgercorpfen. deedt openleggen op eene wyze, die aan de bedoelde oogmerken kon beantwoorden. Hier mede kon noch de Heer Claus, noch Blok, in allen deele zamenftemmen. Eerstgemelde gaf des een ander verflag, waar mede de laatstgenoemde inrtemde. De vervolging flaagde in zo verre in haar oogmerk dat de Heer Claus en Blok, door Gecommitteerde Raaden werden opgeroepen om in perfoon rekening en ver antwoording te doen van zodanige Landspenningen als, uit eenigen hoofde, onder hun berust hadden. Eerlang leeverde de Heer Claus des een Gefchrift in; en deedt de Heer Blok Gecommitteerde Raaden opmerken hoe zeer deeze aanfchryving ftreedt tegen het verhandelde over het ontflag van zyne Ampten, toen men beducht was hem zyne posten te doen hervatten , uit hoofde van de gevaarlyke aanllagen tegen zyn perfoon en leeven, waar aan men hem nu nutloos in perfoon waagen wilde. Niets kon baaten om hun te onttrekken aan den beraamden val. Eerlang werden Kloek , Klaus en Blok wegens hun gehouden gedrag als Leden van Gecommitteerde Raaden, ten eeuwigen dage gebannen, en laatstgemelde, op wien men het byzonder gelaaden hadt, daar en boven, by afzonderlyk vonnis van den Hove veroordeeld om de Gelden, die hy on-  VERENIGDE NEDERLANDEN, au onder zich hadt over te geeven, zonde dat hier tegen eene billyke Schavergoeding in aanmerking kwam (*). Waren Staaten van Holland, onmiddelyk naa de Omwenteling bedagt geweest om, door eene fterke Afkondiging, eene Tegenomwenteling te voorkomen (f). Wat daar op zweemde, bleef, huns oordeels, niet buiten werkzaamheid in den Lande; en fchreeven zy dit toe „ aan de doorflaande „ blyk hunner zagtmoedigheid, in de ge„ geevene Amnestie, en de behandeling omtrent den zodanigen, die by voorraad „ daar van waren uitgeflooten." Zulks blykt uit eene Afkondiging, in Wynmaand des Jaars mdcclxxxviii ; immers laaten zy zich daar in op deezen trant hooren. Wy hebben, tot onze fmarte, ondervon„ dat deeze Zagtmoedigheid, door veele „ kwalykgezinde Menfchen voor flapheid 5, wordende aangezien, dezelve niet op„ houden hunne verderflyke gevoelens te ., blyven aankleeven, en het zaad van „ Tweedragt in het Land te verfpreiden; „ ja zelfs zich verftouten van openlyk „ roem te draagen, dat zy nog in dezel„ ve Gevoelens, tegen de wettige Regee- » ring (*) De omflagtige Stukken , tot deeze zaak berrekkelyk, zyn voor handen in de Verzam. by «a Chalmot V. D. bl. 1—219. XIV. D. hl. 68—70. 92—106. en XVI. D. bl. 30—94. En verznime men niet te raadpleegen de A 'emotie van B. Blok fVatten 1790. inzonderheid bl. iefi—109 198—229. (t) Zie onze Vadert. Hist. XV. D. bl. 208. O 2 LVIÏ. 3 0£K. 1787. 1-88. Afkondiging te» gen alles wat toe een Te» genomwenteling aan* Icidelyk ms.  212 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1787. 1788. J ; t I i „ ring en Conftitutie deezes Lands, vol„ harden en hunne onkundige Medeinge„ zetenen vleijen, dat wel eens eene gun,, ftige gelegenheid zal gebooren worden }, om hunne verfoeilyken toeleg, tot om„ keering van dezelve wettige Regeeringen „ Conftitutie, te doen gelukken; waar j, toe veelerhande ftrafbaare Gefprekken, ,, Byeenkomften, en zelfs het voorneeJ} men van middelen van Geweld worden j, gebruikt." Zeker ontbrak het in den Lande niet aan de zodanigen, die meer deeden dan een mompelend morren, fchoon de meesten het by een diepgevoelden fpyt h>ten berusten. —- „ Deeze verregaande weer„ barftigheid, konden de Staaten," gelyk zy vervolgden, „ niet langer dulden waar „ om zy vastftelden, dat allen, die wel „ verre van zich te onderwerpen aan de „ tegenwoordige vastgeftelde Conftitutie „ en Regeeringsvorm, in tegendeel, door „ woorden en daaden toonden een voor„ neemen te hebben, om zich daar tegen , te verzetten, als onwaardig om de Voor, regten te genieten van eene Maatfchap, py, waar van zyde gronden tragten te , ondermynen, met Bannisfement of an, derzins naar bevind van zaaken zouden , worden geftraft." Hoop om eens uit Frankryk Verlosfing e zien opdaagen, bleef de onderliggende 'arty by, en hielden veelen die hoop niet 1 het harte verborgen. Van hier verbo-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 213 den de Staaten, in die zelfde Aankondiging, wel inzonderheid, „ het verfpreiden „ van beroerende en valfche gerngten, als ,3 of eenjge Mogenheid, zelfs zodanige „ met welke de Staat de eer hadt in Al0 liantie en Vriendfchap te ftaan, Desfei„ nen zou hebben tot begunftiging van „ hunne verderflyke oogmerken. Waarom „ zy de Uitvinders of bedrieglyke Ver„ fpreiders van zodanige gerugten, het „ zy dezelve mondeling, of by gefchrifte , „ in openbaaren druk, of ook in de pu„ blieke Nieuwspapieren, onder de goede „ Gemeente werden gebragt, (voor welig ,, laatfte de Schryvers en Drukkers van „ die Nieuwspapieren zouden verantwoor„ delyk weezen,) met de ftrengfte ftraffe „ en zelfs met den dood dreigden." Spraak ging 'er van Burgerwapening, Niets was meer b.y de toenmaalige Landsregeering geducht, waarom zy ook, in, die zelfde Aankondiging, daar tegen zogten te waaken, en de zwaarfte ftraffe, ook die des doods, dreigden aan allen, „ die ,, zich verftouten, om, buiten hunne verj, gunning of die der wettige Regeering van „ Steden en Plaatzen, om Volk te wer„ ven tot eenige Expeditien of Onder„ neemingen, tegenwoordige of toekomen„ de, of daar toe Penningen zouden op,, fchieten; als mede die zich in zodanige „ Corpfen zouden laaten aanneemen, of, aangenomen zynde, daar in volhardden, ,, ef daar vpor eenig Penningen genooten O 3 „ had- LVIL BOEK. 1787. I788..  214 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. I787. J788. „ hadden." Voorts verbooden zy het houden en verzamelen van Geweer en Krygs voorraad, met volmagt aan de Officieren der Juftitie om verdagte plaatzen te onderzoeken — Vergaderingen van gewapende Perfoonen, buiten Lands of Stads Krygsvolk, wettige Schuttery en Bedien* den der Juftitie, waar dezelve ook mogten gevonden worden, het zy in of zonder het daadlyk gebruik der Wapenen, zouden gehouden worden, „ als beftaande „ uit Vyanden der publieke rust, endoor „ de Militie, wettige Schutteryen, of Be„ dienden van de Juftitie, met geweld van 3, Wapenen mogen worden tegengegaan ,, en ontwapend; zonder tegen de Hooge ,, Overheid te verbeuren, indien zy, by 3, zulk eene gelegenheid, eenige van de ,, onwettig vergaderde en gewapende Per,, foonen kwamen te kwetzen of te dooden (*)," Op alle zodanige gevreesde bedryven, tot eene Tegenomwenteling ftrekkende, of medewerkende, naauwlettend toe te zien, werd, met allen ernst, voorgehouden aan al» len wier Post in 's Lands dienst hier waakzaamheid vorderde: en daar eigen veiligheid altoos een fterke dryfveer is, hadden zy, die thans met Ampten bekleed waren , dien fpoorflag naauwlyks noodig. De kortlings verkreegene Ampten en Waardigheden veeier Magiftraatsperfoonen, of de '(*> Refol. vn Eoll. 3. Oct. 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 215 de op nieuws bevestiging in dezelve veeier andere, ftonden veeg, indien 'er eene Tegenomwenteling mogt gebooren worden : immers was, ten tyde van het uitvaardigen deezer Afkondiging een groot werk in Holland meerendeels voltrokken: een werk waar van in 't voorbygaan, meermaalen gewaagd is, doch een gezetter befchryving verdient. Schoonhoven* waar men, onmiddelyk naa de Omwenteling eene Publikatie gedaan hadt, by welke alle Befluiten, te dier Stede, 't zy by overftemming, 't zy met eerpaarigheid, tegen den Stadhouder, zints eenige Jaaren, genomen, voor van geene waarde verklaard en uit de Stads Refolutieboeken uitgedaan hadt (*), ging in dit ftuk voor. In de eigen week der Omwentelinge deedt die Stad ter Staatsvergadering het voorftel, „ om den Stadhoudei te volmagtigen, om de Regeeringen ie ,, de Steden te veranderen, op dien voel als zyn Vader daar toe was gemagtigd „ geweest." Dit voorftel, op den twee er twintigften van Herfstmaand gedaan, vondl geenen onmiddelyken byval. De Afgevaardigden dier Stad hervatten deswegen, eenige dagen laater, dit voorftel, met een aanloop ten bezwaar van hunne Mederaader en Electeuren der Stad. Immers zy droegen voor, ,-, dat de Heeren Joannes vak a, Kempen , Diderik van Horbag , Mr (*) Verzam. by de Chalmot I. D, bl. 113, O 4 LVII. BOEK. I787. 1788. Sc boon boven doet het Voorftel om den Prins ter Regeetingsverandering te volmagtigen.  2i6 DE REPUBLIEK DER LVII. boek 1787. I788. ,, Jan Julius Schmidtman , Justus „ johannes van oosterhout, hen„ dricus de Wekker de Groot, Jan „ Herman Wyngaard , Frederik de ,, Groot en Dirk van der Aley van ,, Oosterhout, alle acht Raaden in de Vroed,, fchap en Electeuren van de Stad Schoon„ hoven, als mede Jan Berkman , en Da„ niel Wilhelmus Roldanus, Elec,, teuren der gemelde Stad, van zich had„ den kunnenverkrygen, om zich, in dee„ ze hachlyke tyden, onder allerlei Prse,, texten en Voorwendzels, buiten Schoon„ hoven te begeeven en te blyven; dat „ ook de Vroedfchap en Electeur Mr. ,, Dirk de Weille, hoe zeer reeds op „ den achttienden van September als Ge- deputeerde ter Staatsvergadering terug„ geroepen, en des te Rotterdam berigt „ gegeeven, tot op heden, in de Stad niet „ was verfcheenen (*)." Zy voegden 'er by, ,, dat de weinige „ overgebleevene Regenten, daar veelen ,J hunner, tot hier toe, onder den druk „ van eene alles overheerfchende Cabaal „ gezeten hadden, (van welken de voor„ noemde uitgeweekene Regenten verre het grootfte gedeelte uitmaakten,) dus, „ in deezé allerdrukkendfte en hachlykfte „ 00- (*) Hoe min het voorwendzels waren, dat zy uit deeze Stad bleeven, kan ten overvloede blyken uit het geen wy van het voorgevallene te dier Stede, kort naa de Omwenteling, opgaven uit het getuigenis der Oranje toegedaane Regenten zelve. Zie fjet XVI. D. onzer Faderl. Hist. bl. 335.' enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 217 9, oogenblikken, weder al den last van de „ kommerende en angstvolle zorgen, al„ leen op hunne fchouderen gelegd za- „ gen. Dat wel de overgebleeven Re- „ genten, zo veel de bemoeienisfen van „ allerlei aart hadden toegelaaten, geduu,, rende de afweezigheid hunner Medere„ genten, hadden genomen zodanige Re„ folutien en Maatregelen, als zy, naar „ hun beste weetenfchap, hadden geoor„ deeld tot heil van 't Vaderland in 't al„ gemeen, en van de Stad Schoonhoven in „ 't byzonder, te ftrekken; dan dat het ., ten hoogften te duchten was, dat de „ bovengemelde uitgeweeken Vroedfchap„ pen en Electeuren, zo dra de Pruisfifche ,, Troepen die Stad zouden hebben ver„ laaten, binnen dezelve zouden weder„ keeren, en dat dan dezelve, zich veree„ nigende met die geene van hunne ou,, de Cabaal, welke niet ten vollen van „ hunne dwaalingen mogten zyn te rug „ gekomen, men zich hier door in het „ uiterfte gevaar zou bevinden, van aan „ nieuwe Combustien, van herhaaling van ,, de oude Vexatien, en Onderdrukkin- gen, en aan eene totaale vernietiging „ van alle genomene Refolutien, en van de zich van langzaamerhand herftellende „ goede orde onder de Burgery blootge„ fteld te zien." Op deeze gronden ftelden zy hun Ed. Groot Mog. voor, „ om gemelde negen 9, Vroedfchappen en elf Electeuren, in die Qualiteiten, provifioneel te fufpendeeren, 0 5 „en LVIÏ, BOEK, 1787. I783t  axS DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK I787. I788. „ en te interdiceeren van in de Vergade„ ringen van Vroedfchappen en Electeu- ren te verfchynen, tot dat by hun Ed. „ Gr. Mog. zou zyn gedisponeerd op de „ Propofitie, uit naam en van wegen de „ Stad Schoonhoven gedaan, om zyne Door„ lugtige Hoogheid tot het veranderen der „ Regeeringen in de Steden te qualificee, ren, of, indien gemelde Propolicie, (ge„ lyk men hoopte,) tot Conclufie werdt „ gebragt, in dat geval, tot de daadlyke „ executie van zodanige Refolutie toe te „ treeden; immers en in allen gevalle, ,, tot zo lange, dat de gemelde uitgewee„ kene Vroedfchappen en Electeuren, aan „ hun Ed. Gr. Mog. voldoende en naar „ den aart der tegenwoordige gewigtige „ tyden geproportioneerde redenen van hun „ afweezen buiten de Stad zouden hebben „ bygebragt, en dat hun Ed. Groot Mog. ,, vermids men hoopte en zich vleide, dat het vertrek der Pruisfifche Troepes op ,, handen is (*), en dat in dat geval, het „ gevreesde gevaar voor de Stad oogenblik„ lyk voor de deur zou ftaan, noch ftaan„ de deeze Vergadering tot de gemelde „ lufpenfie zouden befluiten." Ten naderen aandrange van dit voorftel der Opfchortinge en Magt verleening aan zy- (*) Hoe zeer deeze Schoonbovenfihe Regenten zich hier in vergisten en misrekenden, kan blyken by het naleezen van de daadlyke onaangenaamheden en plaageryen, welke zy van het Piuhfijche Krygsvolk te verduuren hadden. Zie onze FeiderL Hts:, ter laatst aangetooge.ie plaatze.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 219 «yne Hoogheid ter Regeeringsveranderinge, voerden zy aan, dat, door het afweezen dier Heeren, de Stad genoegzaam regeeringloos, de bediening des Regts ten eenenmaale geftremd en het beheer van 's Lands gemeene Middelen geheel buiten beftuur was; en wilden zy, om redenen de Vroedfchap daar toe beweegende, ook den Secretaris Gerbrand van Overveld gefchort hebben. Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amfterdam en Alkmaar namen een Voorftel, van zo verre uitziende gevolgen, over (*). Dit overneemen, daar men op een onverwyld befluit aangehouden hadt, fmaakte niet. En hoe zeer men zich ook een toeftemmend Befluit mogt belooven, uit hoofde van de moedloosheid der meeste Stadsregeeringen, en de vrees waar in zy gebragt waren en gehouden werden, door de Pruisfifche Krygsmagt aan den eenen en het Gepeupel aan • den anderen kant, nam men egter eene Proeve of het doorzetten ook door het laaten hooren van de Volksftem voor Oranje te verkrygen was. Van hier een aantal Verzoekfchriften der Opgezetenen van Krimpen op de Lek, Vlist en Bonrepas, Berkenwoude, Achterbroek, Amcrftol, 'j Heer Arentsberg , en Bergambagt; meest Gehuchten, of weinig algemeen bekende Dorpen in Zuidholland (f). Hoe (*) Verzam. fsy de Chalmot II. D. bl. 6—10. (+) Refol. van Holl. 3. en 9. Oct. 1787. LVII. BOEK. 1787. 1788. Poogingen om door Requestendit te bewerken.  220 DE REPUBLIEK DER Lvn. BOEK. i-88. Alkmaar verzet'er pich het Jangst tegen. Beloop «leezer Tegenkanting. < 1 i i i i i J i 1 9 9 Hoe luttel dit betekende, mogt men zich egter belooven, dat genoegzaam alle Steden, welker Regeeringen meest Stadhoudersgezind of door geweld tot ftilzwygende onderwerping gebragt waren, het voorftel van Schoonhoven zouden beamen, gelyk ook gefchiedde. Alkmaar, 't geen wy te meermaalen als volyverig in het voorftaan der oude Stedelyke Voorregten zagen te voorfchyn treeden, verdeedigde ook dezelve, in het tegenwoordige geval, hef allerlangst; en verdient het moedbetooti iier Stad, in gedagtenisfe te blyven. Een oude Staatsregel in Holland brengt mede, dat alle Verandering van Regeering met Eenpaarigheid van Stemmen moet getchieden: de ftem van het weigerend Alk' maar kon men, om dit ftuk door te zet:en, niet misfen, en wilde men die geheel :n gaaf hebben. Om hier toe te komen, paarde men geene dwangmiddelen van den rerregaandften aart. Grof hadt de Vroedchap het verkorven met het Voorftel van Schoonhoven, „ als Inconftitutioneel en te, gen de Vryheid der Deliberatien yan , de Regenten ftrydig ," van de hand te sryzen; ja zelfs Stads" Afgevaardigden te jelasten, ,, om, zo het tegendeel door de , Meerderheid der Leden van hun ^d. , Gr. Mog. begreepen werd, te verklaa, ren, dat zy van begrip was , dat aan die , Regeeringen van Steden, welke eenige , verandering in de Regeering haarer Stad , noodig agteden, in dat geval behoorde  VERENIGDE NEDERLANDEN, 22 ï 9, te worden overgelaaten, om deswegen ,, voorftellen aan hun Ed. Gr. Mog. te doen; of dat anders, ingevolge van het ,, laatfte Lid van het Befluit van hun Ed. „ Gr. Mog. van één en twintig Septem,, ber mdccxlviii, die Steden, welke ,., zouden mogen goedvinden, om zich van ,, de voorfz. Auctorifatie te bedienen, het ,, effect van dezelve zouden kunnen genie3, ten, en die Steden, welke zouden mo„ gen oordeelen, dat de voorfz. Auctori3, fatie by haar obnoodig of niet dienftig „ te weezen, met dezelve Auctorifatie niet >„ zouden behooren belast te worden." — Ook moesten de Afgevaardigden van Alk'maar, indien 'er eenig Befluit op dit ftuk, ftrydig met dit Advys, genomen wierd, „ de Conclufie van zodanig een Befluit ,, aanzien, en daar van in de Registers ,, van hun Ed. Gr. Mog. doen blyken, ,, met opgave der redenen, om welken ,, zy tot zodanig een Befluit niet medege,, werkt hadden." De billykheid, gemaatigdheid, en overeenkomst deezes Stadsbefluits met den in-r houd van voorgaande Stukken van gely-1 ken aart, door den nood der tyden afgeperst (*), fpraaken duidelyk; maar niet over- (*) Beriep de Alkmaarfche Regeering zich op 't geen in den Jaare 1747 des betreffende vastgefteld was. Zy hadt ook kunnen bybrengen, hoe by het verieenen van dergelyk eene Volmagt aan Willem den lil, in den Jaare 1672, met zo veele woorden bepaald was, ,, dat de Steden, welke „ zouden goedvinden, zich daar van te bedienen, het LVlt, boek: 1787. 1788. Hoe ge- ood- aakt.  222 DE REPUBLIEK DER LVII. boek. Ï788. overtuigend in dit tydsgewrichte, nu men fcheen beflooten te hebben, niet te. dulden, dat de ftem van eenige Stad voor eenig zweemzel van Vryheid uitkwam. Eene zo flandvastige maar als wederhoorig befchouwde Stad zogt men vervaard te maaken , door eene bedreigde Inlegering van Pruhfisch Krygsvolk. Dat Alkmaar zwaarigheid maakte om zich aan het Staatsbefluit de Ontwapening der Burgeren betreffende, te onderwerpen, was het voorgeeven. Op eene gefchreevene Aanduiding des Hertogs van Brunswyk aan Staaten van Holland hier over ter hand gefield, trok de Heer van Wassenaar Twickel van hunnen wege, na Alkmaar om de Vroedfchap dier Stad tot het ftiptlyk uitvoeren van dat Befluit over te haaien, naa dat hy ten zelfden einde de Steden Leyden en Haarlem bezogt hadt. Onverwyld befloot de Vroedfchap hier toe ter afweeringe van dien gedreigden dwang; denkende hier door nog eenige meerdere vryheid, ten aanziene haarer toekomende Befluiten, te „ het effect van dezelve aanftonds zouden mogen genieten: en dat de Steden, die zouden mogen „ oordeelen de voorfz Authorifatie in den haaren „ onnoodig of niec dienftig te weezen, en overzulks haare toeflemming daar in, binnen acht „ dagen kwamen af te fchryven, met dezelve niet „ zouden worden gccharfeerd." Wagenaar Vadert. Hist. XIV. D. bl. 192. Wy brengen dit by, om te doen opmerken, hoe zulke buitengewoone Magtver'.eeningen, wel verre van niet in gevolg getrokken te worden, de gewoone mits, by voorkomende gelegenheden, zelfs eene verbreeding krygen.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 223 te zullen behouden; fchoon zy 'er niet toe geraaken kon, zonder het afgeeven eener Verklaaring, waar toe het dreigend gevaar der Burgerye hun dwong (*). De dubbel bedoelde toeleg deezer gedreigde Bezending van Pruisjisck Krygsvolk flaagde maar half. Hier op gaf men aan de Alkmaarfche Afgevaardigden ter Dagvaart, naa eene onderhandfche opening van hunnen nu bekomen last, wegens het Voorftel van Schoonhoven, te verftaan, dat die last, in zulker voege, ter Staatsvergaderingê ingebragt, zeer onaangenaame gevolgen naa zich zou fleepen. De Regeering, des verflendigd , en door een Brief uit naam der Staatsvergadering gefchreeven, aangemaand om haare Afgevaardigden ten aller fpoedigften met eenen toereikenden last te voorzien , bepaalde, op den negen en twintigften van Wynmaand, „ om te bly„ ven by haar voorig Befluit, met uitzon„ dering nogthans, dat, indien eenig Be„ fluit op dit pnnt, tegen haar Advys „ mogt worden genomen, de Afgevaar,, digden de Conclufie van zodanig eene „ Refolutie wel zouden moeten aanzien, „ zy daar van in plaats van de opgave der „ redenen, om welken zy tot zodanige „ Refolutie niet medegewerkt hadden, het ,, regt zouden moeten bewaaren, om zo„ danige Aantekening in de Registers van ,, Hun Ed. Groot Mogenden te doen in- „ las- (*) Verz. by de Chalmot XLVII. D. bl 44—52. LVII. SOEK. 1787. 1788.  224 ÜE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. I787. 1788. Hoe tot toeftemming bawoogen. Volmagi des Stat1 houders ter Rege erin gs „ lasfchen als hunne Principaalen mogten ,, goedvinden." Eene infchiklykheid ontoereikende orii daar op de inwilliging van 'sPrinfen magtige Party te bekomen. Men liet ondershands de Alkmaarfche Afgevaardigden aanzeggen, dat, indien de Regeering niet volftrekt gaaf, en zonder eenig blyk van tegenkanting, irt het Voorftel van Schoonhoven bewilligde, het onverwyld aanrukken van een groot aantal Pruisfen na die Stad, niet zou uitblyven. Hadt de Vroedfchap Binkhorst, op dien tyd, de Dagvaart alleen waargenomen, de Stad zou dit leed hebben moeten bezuuren, want, tegen het gevoelen van zyn Medeafgevaardigde, den Secretaris du Tour, wilde hy, ondanks dit bedreigend berigt, zynen last volgen. Du Tour reedt ylings na Alkmaar, en deedt, op den dertigften van Wynmaand, en dus daags voor den dag op welken die zaak by Holland moest worden afgedaan, 's avonds laat de Vroedfchap vergaderen. Deeze, verftendigd van het der Stad makend onheil, befloot dus gepraamd om de Afgevaardigden te volmagtigen, dat zy zich met het Voorftel van Schoonhoven gaaf mogten vereenigen (*). Alkmaar dus eindelyk genooddwangd ter ■ toeftemminge, was 'er een algemeenheid tot het opmaaken van het verlangde Be. fluit, „ om den Stadhouder te verzoeken „ en (*) Verzamel, by de Chalmot XLVII. D. bh 42—44. eu 54—56.  VERENIGDE NEDERLANDEN. &i$ ën te authorifeeren, om het zy in Per,, loon, het zy door één of twee Heeren, ,, daar toe te committeeren, binnen de ,, Steden deezer Provincie, tot voorko,, ming van alle verdere murmuratien en „ onheilen, door alle meest bekwaame „ middelen en wegén, de gemoederen der ,, Burgeren en Ingezetenen met de Re„ genten te vefheelen alle Verfchillen uit den weg te ruimen, mitsgaders de Rust „ te herftellen, en, des noods, ook zodas, nigen Regent of Regenten van de Be„ diening hunner Magiftratuur te ontflaan „ en anderen in derzelver plaats te benoe„ men, als zyne Hoogheid, naar deszelfs „ hooge Wysheid, en tot bereiking van het voorzegde heilzaam oogmerk, noo,, dig en dienftig zou oordeelen: met dien „ verftande nogthans, dat het geen voorfz. „ Was alleen zou gefchieden voor deeze rei„ ze, en zulks zonder eenige prejudicie „ of confequentie voor het vervolg, en mede onverminderd, en zonder eenig „ nadeel voor het toekomende, ten aani, zien van de Privilegiën, Vry- en Gej, regtigheden de Steden toekomende; en 5, dat voorfz. Regenten, daar door geen„ zins zouden worden gekwetst of bena?, deeld in hun goeden Naam en Faami -~ s, Als mede dat zyne Hoogheid zou wors, den verzogt, den Regent of Regenten, die van derzelver dienst of dienften zou„ den mogen worden ontüaagen, mitsga,, ders hunne Familien en Goederen, té „ neemen. in zyn Hoogheids byzondere XX. Deel. P „ pro- LVlt. BOEK. 1787. Ï788. verandering verleend.  LVII. BOEK. I787. I788. Voorflag van Hoorn omtrent de Regeeringen ten Plattenlande. 226 DE REPUBLIEK DER „Protectie en Sauvegarde, met verbod, „ op verbeurte van Lyf en Goed, om die „ Regenten, hunne Familien of Goede,, ren, of eenig gedeelte daar van, eenig„ zins te molesteeren s te befchadigen of te „ incommodeeren. Dat wyders zyne „ Hoogheid in het algemeen wierd geauc- torifeerd om in de Steden, zo ten aan„ ziene van Regenten, als van Burgers en „ Ingezetenen, zodanige verdere Orders te ftellen, als zyne Hoogheid, tot de mees„ te rust en dienst van den Lande in 't „ algemeen, en van de voorfz. Steden in „ 't byzonder, zou oordeelen te behoo- „ ren (*)." De Steden Schiedam en Schoonhoven, die naa deeze algemeene Magtverleening niet fcheenen te kunnen wagten, waren reeds den negenden van Wynmaand, op dezelfde wyze bediend geworden ^f). Schoonhoven in Zuid- en Hoorn in Noordholland waren de Steden, die gezegd mogten worden den voorrang aan te neemen, om Staats- Stads- en Landsverfchikkingen te doen plaats grypen. Sterk waren 'er de werkzaamheden der Patriotten geweest, en daar aan geëvenredigd zag men de wederwerkingen der Prinsgezinden. De Volmagt den Stadhouder tot Regeeringsverandering in de Steden opgedraagen, was naauwlyks daar, of .Hoorn kwam, den zesden van Slachtmaand, met een Voorflag ter Staatsvergaderingê, om voorzieningete doen (*) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 195. Qi) Verzam, by de Chalmot II. D. bl. 20.  VERENIGDE NEDERLANDEN, aa? doen omtrent de Regeeringen ten Plattenlande, en ook daar, voor altyd, van derzelver Bedieningen te laaten zyn vervallen die Leden der Regeeringe en Schutteryen welke als Officieren of Onderofficieren en Gemeenen tot eenig Exercitie Genootfchap, al was het als Leden van Eer , hadden behoord, ook die, welke ter verdeediging van eenige Steden of Plaatzen waren uitgetrokken,'of die als Hoofden of Aanvoerders van Gezelfchappen, of van het tekenen van Dankadresfen of andere dergelyke haatlyke Gefchriften gehandeld, of als Geconftitueerden eenigen Regent of Regenten geremoveerd hadden. Met bepaaling, dat zodanige Leden'van de Burgerfocieteiten, welke zich, in een en ander opzigt niet als Hoofden of Aanvoerders hadden gedraagen, in derzelver Posten en Bedieningen zouden kunnen worden behouden, mits zy plegtig deëden en •met hunne handtekening bekragtigdën, deeze vernederende Verklaaring. —— „ Ik „ ondergetekende verklaare by deezen, dat ,, ik, door onbezonne drift en verkeerde „ uitboezemingen, my heb laaten vervoe,, ren, tot het bywoonen van Vergade„ ringen of Gezelfchappen, waar in men, ,, zonder daar toe wettiglyk geroepen te „ zyn, zich met'de Directie van 'sLands „ zaaken heeft getragt te bemoeijen, en „ dat, voor zö verre ik daar aan eenig „ deel genomen, of door myne Onderte,, kening rjH 'anderzins medegewerkt heb tot het prefenteeren van eenige RequesP a „ ten LVir. SOEK. 1787. I788.  228 DE 'REPUBLIEK- DER LVII. Ii O EK. 1787. I7b8. „ ten, zogenaamde Dankadresfen, of an„ dere Stukken, waar in hoonende en on„ betaamelyke uitdrukkingen, of lasterly„ ke, onwaaragige en onregtvaardige aan,, tygingen, ten laste van zyne Doorlug„ tige Hoogheid, Prins Willem den V. „ Erfftadhouder, Capitein en Admiraal „ Generaal, der Zeven Vereenigde Nederlan„ den, zyn vervat, dit my van harte leed ,, doet; dat ik, overzulks, zyne Hoog„ heid vergiffenis daar over verzoeke, en deeze gelegenheid, welke my daar toe „ zo gratieuslyk wordt aangeboden, met „ dankzegging omhelze. Weshalven „ ik plegtig beloove, voortaan, in alle „ opzigten, aan hoogstgedagte zyne Hoog,, heid, en het Vorstlyk Huis van Oranje „ en Nas/au, dien eerbied en gehoorzaam- heid te betoonen en te bewyzen, wel,, ke ieder goed en getrouw Ingezeten van ,., den Lande, aan een Vorst * wien doos „ de Heeren Staaten van Holland en „ Westfriesland, (den eenigen Souverain „ van deeze Provincie,) de voorgemelde „ hooge Waardigheden erflyk zyn opge,, draagen, aan Hoogstdeszelfs Huis ver- „ fchuldigd is. Dat ik afzie van ,, alle voorgaande Zamenfpanningen; en ,, beloove nimmer wederom , met wien „ zulks ook zóu mogen zyn, te zullen me,, dewerken, -of, in eenigerhande manieren, ,, de hand te leenen tot iets, dat tot hoon „ of nadeel van voornoemde zyne Hoog,, heid, deszelfs Doorlugtig Huis, of van „ de-daar aan opgedraagen Erflyke Reg- „ ten  VERENIGDE NEDERLANDEN. 229 „ ten direct of indirect zou kunnen ftrek„ ken (*)." De Afgevaardigden van Schoonhoven bragten, den zestienden van Slachtmaand, ter Staatsvergadering in overweeging, dat, in het genomen Staatsbefluit der Regeeringsverandering aan zyne Hoogheid opgedraagen, veelligt eenige duisterheid zou kunnen weezen in de uitdrukking, „ van de „ verdere refpective Steden deezer Pro., vincie," dat het in twyfel zou kunnen worden getrokken, of door die uitdrukking zouden moeten worden verftaan alle dt Steden in Holland, zonder onderfcheid Stem in Staat hebbende of niet, dan we alleen de ftemmende Steden. Het fchee! hun toe, dat in alle Steden de buitenge woon .beflootene voorziening evert nood zaaklyk was, en oordeelden zy het raad zaam, om, by een nader Staatsbefluit dit bedryf ook uit te ftrekken tot alle Ste den in Holland, zonder onderfcheid. Een ander voorftel dier Stad, ten zelfdei dage uitgebragt, diende om zyne Hoog heid te volmagtigen, om alle zodanige Le den in beide de Hoven der Juftitie, ei alle andere Perfoonen daar aan verbonden van hunne Posten te ontflaan, voor z< verre zy, door het tekenen van eenig Verzoekfchriften of Verklaaringen, ten on derwerp hebbende eenige Verandering Vermindering of Omkeering van de wet tige en erkende Conftitutie; of door he be (*) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 227. V 3 LVII. BOEK. 1708. Van Schoonhoven , ten opzigte van de Steden geen (tem in Staat hebben■ de. I : 1 » 1 Als wede - van de . Leden der beide Hoven > van Ju- ) üitie. > t  430 DE REPUBLIEK DER LVII. DOEK. 1787. 1788. Bedoelingen . deezer Voorftel len. Op de zelve vie geen Be Ouic. (*) Verz. by de Chalmot II. D. bl. 1202—295. behooren tot eenige Genootfchappen van Wapenen of Sociëteiten of Byeenkomften, hadden dóen blyken aan de als nu zo gelukkig herftelde Conftitutie niet te zyn toegedaan ; om deeze Posten vervolgens, naar orde en gebruik van den Lande, door bekwaame en welgeintentioneerde Perfoonen te vervullen (*). Het Voorftel van Hoorn, en de beide Voordragten van Schoonhoven, hadden baar, blyklyk een en dezelde ftrekking. Niet genoeg rekenden zy het de Regenten, die invloed hadden op de Befluiten ter hooge Staatsvergaderingê van den by hun' alleen echt gekeurden, ftempel te hebben; maar zy wilden , ook de Leden der Hoogere Juftitie, en alle andere Amptenaaren, die eenig Bewind of Beftuur hadden, het zy in de geen ftem hebbende Steden, het zy ten Plattenlande, des ontzetten; om derzelver plaatzen aan te vullen met voorwerpen van de by hun geliefde foort: dit oordeelden zy zou lievigheid geeven aan het gezag des Stadhouders, en diens Aanhangelingen in hunne posten verzekeren. • .Van . alle deeze Voorftellen, naar ge' woonte, in overweeging genomen, kwam "niets, 't Zy dezelve te onbekookt, of niet met genoegzaame voorkennis van de Hoofden der Partye gevormd waren; of aan dezelve, by nader inzien, te bezwaarlyk, of geheel onuitvoerlyk, voorkwamen. Wat    VERENIGDE NEDERLANDEN. 231 Wat hier van zy, men vergenoegde zich met de Regeeringsverandering in de itemhebbende Hollandfche Steden, by welke toch de klem der Regeeringe berust, en die voorzien van Regenten den Stadhouder toegedaan, aan alles, naar wil en welgevallen , de wet kunnen voorfchryven. — Het is de volvoering van het Befluit tot deeze Regeeringsomwenteling, welke wy, naa de mislukking van de wydftrekkender plans, in 't vöorbygaan vermeld te hebben, nu breeder moeten befchryven. De Stadhouder, die door veele dringende bezigheden bezet, zich na de Steden ter beftemde Regeeringsverandering niet kon begeeven, droeg dit werk op aan twee Heeren Commisfarisfen: Jonkheer Willem Gustaaf Frederik Graave van Bentinck , Heer van Rhoon en Pendrecht, befchreeven in de Orde van de Ridderfchap en Edelen van Holland en Westfriesland, Bailluw en Schout van 's Gravenhaage en Hoog-Heemraad van Rhynland; en Mr. Dirk Merens Raad in den Hove van Holland, Zeeland en Friesland. Genoeg, te over genoeg, is de eerstgemelde Heer ons bekend uit de voorige Deelen onzer Vaderlandfche Historie; daai wy hem zo vaak ter Staatsvergaderingê van Holland, en voor zich zei ven, en als Woordvoerder der Ridderfchap, hoorden; en inzonderheid befchouwden als den grooten Stichter der Oranje Sociëteiten in Holland, en deelende in veele der daar aanP 4 ge LVII. boek. 1787. 1788. Aan wel* ke Heeren de Prins de Magifbaatsvernndering op» droeg. 13en- tincks Character.  LVII. boek, 1787. 1788. 1 j 1 < » 1 1 1 1 t I i *$3 DE REPUBLIEK DER gerigte Oproerige beweegingen (.*). Hy was, op dat wy dit, ten naderen kenfchets, hier vermelden, niet alleen verre van alle de Leden der Ridderfchap de jongde, flegts drie of vier en twintig jaaren bereikt hebbende; maar ook op één naa het jongfte Lid in rang. Indien men den overleden Ridder van dek. Does, Heer van beide de Katwyken uitzondert, hadden de de overige Leden der Ridderfchappe, niet tegenftaande hunne believing voor den Stadhouder, ftaande de oneenigheden, zich vm Bentingk onderfcheiden door meer 3efchaafdheids en voeglyker gedrag. Beralven zyne volftrekte vooringenomenheid ;n haat, tegen alles wat Patriot was, en geneigdheid tot alles wat Oranjegezind mogt leeten (f), welke hem ongefchikt maaken om op eenige, flegts eènigzins onzylige wyze, de bezwaaren, de verzoeken Jer beide verfchillende Partyen vanBurreren te hooren, en naar billykheid , htfpraak te doen, of op eene eènigzins vaardige wyze aan de agtbaarheid van zulk :ene Bezending te beantwoorden, was hy te (f) Onnoodig is het de veelvuldige plaatzen , vaar hy voorkomt, aan te wyzen. Zie alleen, ten >pzigte van dit lastlte bedryf, onze Vaderl. Hist. CVI. D. bl. ;3 enz, (t) Veelvuldige Haaien hier van, vóór en raa Ie Omwenteling, zyn voorhanden in de Uittrek:els van eene menigte zyner Brieven, geplaatst Ster R. L, Bouwens Verantwoording aan zyne hnmittenten bl. 555 enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 233 te driftig van Character, om door bedaardheid, beleid, en oordeel, het gebrek aan ondervinding en menfchenkennis aan te vullen. —— Deeze Jongeling vondt zich geplaatst aan het hoofd eener Commisfie, van welke hut lot veeier deftige en agtenswaardige Mannen niet alleen, maar ook het toekomend Beftuur der Steden en des Gewests voornaamlyk afhing. Het aanbelang deezer zaake, hem deels toevertrouwd , maakte geen verandering in Bentincks voorkomen en gedrag: doorgaans gaf hy, zelfs door zyne uiterlyke vertooning, en door een Oordig gewaad, welks noodige welvoeglykheid, in plegtige omftandigheden, van zo veel invloeds is op het Volk, een doorflaand blyk van de agtloosheid, zo niet de minagting, waar mede hy dit gewigtig werk verrigtte. Zelfs gaat hem naa, dat hy zich niet ontzag om in de Steden, waar hy zich ophieldt, te verfchynen in die zelfde Oranje Sociëteiten, waar hy voorheen meermaal zich had laten vinden. Bentincks Amptgenoot, Merens flak in jaaren, kunde en ondervinding, verre t boven hem uit. Te meermaalen hebben D wy dien Man aangetroffen, en in zodanig een licht, dat hy, dezelfde gebleeven zynde, geen ongefchikt Perfoon tot dit thans beflootene bedryf zou geweest hebben. Hy immers was de Man, op dat wy deeze gevallen , op zyn tyd breeder befchreeven, aanflippen, die vóór het uitbarsten der P 5 Staats- Lvir. 5 OEK. I787. Charac* ir van ÏERENS.  LVII. boek I787. I788. 234 DE REPUBLIEK DER Staatsverfchillen, de Regten der Burgerlyke Regeering, en Hooge Juftitie, in aanfpraaken en vertoögen, tegen de Stadhouderlyke inkruipzels zo manlyk verdeedigd hadt; die, als Commisfaris van het Hof, tot onderzoek der zo veel gerugtsmaakende Haagfthe Vrolykheid, in 't laatst van den Jaare mdcclxxxii, zo fterk geyverd hadt, dat niets zyner opmerking ontfnapte; die tot het onderzoek der hooggaande Rotterdamfche Oproerigheden, in den Jaare mcdclxxxvi, zou benoemd geweest hebben, indien hy 'er, onder de hand, niet voor bedankt, en den Raadsheer Mollerus , als een Man, op wiens eerlykheid men kon rekenen, daar toe aangepreezen hadt; die, in voorige jaaren, niet zelden zamenkomften van Vaderlandsgezinden bywoonde. — Vreemd komt het in , dat zulk een Man, in hooggéklomme jaaren, een last aanvaardde, van welke hy te vooren den grootften afkeer zou betoond hebben. Dan niets wisfelbaarder dan de Mensch, niets wisfelbaarder bovenal dan een Staatsman. Verandering van tyden, doet Vrienden in Vyanden veranderen, en vervreemding van Volksgunst, haat tegen 't zelve opvatten; en fchynt men het hier in te moeten zoeken , dat Merens een post aanvaardde, die anders voor hem niet berekend fcheen, en die, gelyk men terecht heeft aangemerkt, hem, wanneer hy zommige Regeeringsleden onder 't oog kreeg, menigmaalen over zvne daaden heeft moeten doen bloozen. Bei-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 235 Beide Bentinck en Merens Monden, zo men wil, ten aanziene van de volvoering deezes lasts, onder den invloed der Prinfesfe, wier maatregelen zy volgden, en wel zo verre, dat de Stadhouder zich nu en dan, zo als men verhaalt, zou beklaagd hebben, dat men de Afzetting der Regenten te fterk dreef; waar op zyne Egtgenoote gezegd hadt , „ dat 'er niemand „ moest geipaard worden!" Wat van deeze byzonderheid weezen moge, vast gaat het, dat die beide Gelastigden zich allereenzydigst gedroegen, en geenzins voldeeien aan het Staatsbefluit , om door alle meest bekwaame „ middelen en wegen, te tragten de ge„ moederen te verheelen, alle verfchillen „ uit den weg te ruimen, en de rust te ,, herflellen." Volgens 't zelve waren zy verpligt, om de voornaamften van beide de Partyen in den Lande te hooren, door minzaame en ernftige tusfchenfpraak de verdeelde gemoederen tot een te brengen; dan zy hoorden, met voorbygang der anderen, flegts de zodanigen, die Oranje waren toegedaan. Men zegge niet, dat dit de fchuld was. der Patriottisch denkende Regenten, die 1 zich niet tot hun wilden vervoegen, uit-4 gezonderd hier en daar eenigen, die, by avond en ontyden, en door achterdeuren, fteelswyze, tot hun kwamen, om, waar 't mogelyk, een zoen te treffen, en in hunne Waardigheden te verblyven. Men zegge niet, dat Burgers, de Patriot- ti- LVIl. ti o 11. I?87. 371,8. Door welk een invloed beftuurd. Hoüden sich niet un den ast; maar jaan dien ;e buiten. Vanmer- ling hier iver.  i$6 DE REPUBLIEK DER LVII. B OEK, 1787. 1788. ■Hoe z' handeier in de A( zeuiig. tifche zyde omhelzende, by deeze Commisfie niet verfcheenen, om hunne zaak voor te draagen. Men zegge nietr dat, langs die wegen, dewyl tog de Omwenteling daar was, door Regenten en Burgers alles zou aangewend wezen om de Commisfie,ten minst mogelykenadeele van der Steden welzyn, te doen uitvallen. Het was de post dier Gevolmagtigden geweest, de Leden der Stadsregeeringen te gader te hooren, of hun te verzoeken, om eenigen hunner te benoemen, ten einde met hun te fpreeken, en de ingebragte belangen der Burgeren met de hunne te vergelyken. Met één woerd; zy moesten ernftig, bedaard, en onzydig hooren en wederhooren zo Regenten als Burgers van beiderlei denkwyze; tegen de bezwaaren omtrent zommige Regenten hunne begaafdheden en verdienden aanvoeren; tegen die omtrent het Beftüur, zo zy ongegrond waren, redenen tot berusting in 't zelve bybrengen, en ten aanziene van de gegronde, herftel belooven en uitwerken. ' Van dit alles zag men het tegendeel gebeuren. Immers doorgaands waren zy één- "maal voor zeer weinige dagen, of éénen enkelen dag, in deeze of geene Stad verfcheenen, om den fchyn van het hooren eeniger lieden te geeven, of zy kwamen 'er niet- weder, dan om de zaak af te doen, niet overeenkomftig met het gedaan onderzoek, maar op onderrigtingen van elders opgedaan en niet van de zuiverfte munte: en j of deeze niet genoeg waren, vorderden zy  VERENIGDE NEDERLANDEN. 237 zy van veifcheide Vroedfchappen affchrü> ten van zodanige Stadspapieren, als iets tegen 'sStadhouders gedrag behelsden, of wilden de Registers der Befluiten zelve onderzoeken, om nader op te geeven, van welke (tukken zy daarenboven affchriften eifchen zouden. Het ontzetten uit de Regeering was, by de Magtverleening, door de Staaten, als een zaak van den uiterften nood befchouwd, deeze gewaagde met zeer veel onderfcheidings van Regent of Regenten; aanduidende de mogelykheid, dat het met de afzetting van één Regent foms zou kunnen volftaan. In ftede van zich aan die beperking te houden, en te werk te gaan, gelyk by voorige Staatsomwentelingen van dien aart in den Lande gebeurd was, vermenigvuldigden zy de Slachtoffers, zo veel mogelyk: ja zich niet aan den letter van de Volmagt gedraagende, om alleen Regenten uit hunne posten te zetten, ftrekten zy hun gezag uit om 'er ook Penfionarisfen en Secretarisfen onder te betrekken. In plaats van zich, gelyk by voormaalige dusdanige veranderingen in den Lande gefchied Was, te binden aan de verpligting om,-voor de van hun Magiflraatsampt ontzetten, anderen te kiezen, die, volgens de Stads Privilegiën, de vereischte Poorterjaaren, Ouderdom, en andere hoedanigheden hadden, bekreunden zy zich nergens aan het gemis van een of ander vereischte, en varten- dus de voorbehouding van de Stedelyke Regten voor het vervolg, niet tegenftaande deeze afwy- king LVII. BOEK. 1787. 1788.  238 DE REPUBLIEK DER LVII. B o ek I787. 178Ü Hoe 1 de Bekendmaking. king van dezelve, niet in dier voege op, gelyk altoos, in dergelyke gevallen, geichied was, dat de Stadhouder alleen Regt bekwam, om, voor die keer, oude Regenten, op eene buitengewoone wyze afen nieuwe aan te ftellen; maar ftrekten hunne magt'niet zelden uit tot het in bewind brengen van geheel onbevoegde Perfoonen. Ondanks dit alles, en dat men niet kiesch viel in de keuze van nieuwe Regeeringsleden, was het afzetten zo veelvuldig, dat, ook in aanzienlyke Steden, verfcheide Vroedfchapsplaatzen openbleeven. Nooit fterker, dan te dezer gelegenheid, bleek het, hoe weinig waarheids ftak in het dikwyls herhaalde voorgeeven van Willem den V, „ dat hy het „ grootfte en beste gedeelte der Natie voor „ zich hadt!" 1» De wyze ook, welke Bentinck en Merens doorgaands hielden in de Afzetting en de bekendmaaking daar van, verfchilde veel van die een Maurits , een Willem de III. en een Willem de IV. gehouden handen, om de Vroedfchappen ten Stadhuize te doen vergaderen, en daar het Befluit te melden; in ftede hier van deeden zy flegts een van hunne gedrukte Publicatien aan de Huizen der verlaatene Regenten afgeeven; of ontboden deezen, ter nog dieper vernedering, in hun Logement, en gaven 'er, naa eenigen tyd wagtens, op eene zonderlinge wyze, des kennis: terwyl zy de aanblyvende of nieuwlings aankomende Regenten op het Raadhuis dee-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 239 den verfchynen, waar zy dan het werk der Aanflellinge volvoerden. In de daad, indien het doel deezer Volmagt ter Amptsverlaatinge ware, gelyk de Staaten zulks uitdrukken, „ om daadlyk de „ gemoederen der Ingezetenen te verhee„ len," hadt men zorg behooren te draagen, dat de Burgeryen in eenige Steden, niet aan den eenen kant volflrekt, en met éénen flag, beroofd wierden van hunne beste en meest geliefde Regenten, en dat, aan den anderen kant, door een geheele wegruiming yan alle Patriottifche Regenten, de hoop van daar tegen ingenomen Burgeren en van het oproerig Gemeen, op flrafloos voortduurende ongeregeldheden, niet getfyfd wierd. Een tegenovergefielde handelwyze, door de Gevolmagtigden gehouden, kon niet misfen eenen onverwinnelyken afkeer by de Patriottifche Burgeren te baaren, zo tegen de aangebleevene als tegen de nieuw aangeflelde Regeeringsleden. Even min kon uitblyven eene volflrekte overhelling van alle de voordeelen, die de Burgery van de Regeering wagten kan, alleen na de zyde der thans bovendryvende Partye, waar van de dagelykfche ondervinding, den afkeer flyfde en in een gezetten wrok veranderde. Hier by kwam, dat onmogelyk het voorbeeld der in het bewind gebleevene of meuwlings daar in gefielde Regenten, in andere betrekkingen, de Oranjegezinden in die Steden kon aanzetten, tot verzoening, tot het bewaaren van de goede orde en LVJI. BOEK. 1787. 1788. Aanmerung des. wegen.  s4o DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 17% 1788. Algemeene 15 etouw verklaaringvasigefteld. en het bezorgen der openbaare veiligheidsHoogst gewigtige belangen tot welker bevordering het laaten aanblyven van oude beminde, fchoon anders denkende Regeeringsleden, by voorgaande Staatsomwentelingen, niet weing hadt toegebragt. Alle deeze byzonderheden hebben wy hier llegts in 't algemeen aangevoerd, Wanneer wy ter gezetter befchouwing van het voorgevallene in die Steden komen, zullen daadzaaken fpreeken. Gewaagden wy hier boven van eene bedoelde door Hoorn voorgeftelde; maar niet doorgegaane Verklaaring voor alle die Leden der Burgerfocieteiten ten Plattenlande geweest waren (*), eene andere algemeener en nog fterker kwam eerlang ter baane: zy was van deezen inhoud. „ Ikon„ dergetekende verklaar van alle zamen„ fpanningen, hoon en laster tegen zyne „ Hoogheid (f), voor zo verre ik daar „ aan met woorden of daaden, deel ge„ had heb, berouw te hebben, en over,, zulks zyne Hoogheid om Vergiffenis te „ verzoeken, terwyl ik de gelegenheid „ my daar toe gracieuslyk aangeboden, „ met dankzegging aan Hooggemelde Vorst „ omhelze. Weshalven ik plegtig be- „ loove voortaan in alle opzigten aan den- „ zel- (*) Zie hier boven bl. 256. Ct) Hier volgen in 'c breede alle Tytels, die wy niet noodig agten uit te fchryven; alleen vermeldende, dat deeze doorgaands zeer weidsch kt aüc Stukken van deezen aart praalden.  VERENIGDE NEDERLANDEN. s6i „ zeiven, en het Vorstlyk Huis van Oranje j, en Nas/au, dien Eerbied en die Gehoor- zaamheid te zullen bewyzen, welke ie.„ der goed en getrouw Ingezeten des „ Lands aan een Vorst, wien. door de „ Staaten van Holland, den eenigen. Sou „ verain der Provincie, de Hooge Waar- digheden erflyk opgedraagen zyn, en aan deszelfs Huis verfchuldigd is, dat „ ik afzie van alle voorgaande Zamenfpan„ "ningen, en beloove nimmer wederom te „ zullen zamenfpannen, met wien zulks ,, ook zou mogen zyn, of in eenigerhan„ de manieren de hand te leenen tot iets, dat tot hoon of nadeel van zyne Hoog„ heid ert van deszelfs Huis, of van de „ daar aan erflyk opgedraagene Regten, „ direct of indirect zou ftrekken (*)." — Hoe veel gelykheids 'en tusfchen dit ftuk en het boven aangeduidde, ook zelfs in bewoordingen, zyn moge, zal men by de vergelyking der uitdrukkingen bevinden , dat in 't laatfte alles meer rechtftreeks op den Stadhouder, en diens Huis, wordt t'huis gebragt. Het by Holland en andere Gewesten bepaalde omtrent den Eed der Regenten,1 waar van wy reeds gewaagden (f), was,; hoe veel ook, hun, die thans de klem! der Regeeringe in handen hadden, nieti genoeg. Op voordragt van Enkhuizen , < want elke Stad bragt haar aandeel toe om 1 de (*) Verz. by de Chalmot XXI. D.bl. 207—2ie« (D Zie hier borai bl. 48. enz. XX. Deel. Q LVII. boek. 1787. Voorflag ot een tlgemeeie Eed:weeringip de ^onilitii' ie.  z62 DE REPUBLIEK DER LVII. BOER. I788. de banden der nu bovendryvende Partye vast te leggen, ging men verder. Die voorflag hieldt in, „ dat het te duchten „ was, dat de goede Ingezetenen, befmet „ met valfche en dwaalende denkbeelden, „ aangaande de Grondwettige Conftitutie ,, van de zo wel ingerichte en gezegende „ Regeeringsvorm, wyders vatbaar zouden ,, kunnen worden voor verleidingen, die „ zo noodlottig by veelen in de laatfte ,, jaaren hadden plaats gevonden. Dat, „ om op de kortfte en eenvoudigfte wyze „ hier aan te gemoet te komen, goedge„ vonden was aan hun Ed. Gr. Mogenden „ voor te ftellen, om door alle Schutte„ ryen in de Steden en ten Plattenlande, „ mitsgaders door alle Amptenaars te laa„ ten doen zekeren Eed." Te vreemd om niet te melden, en te bedrieglyk by den eerften opflag, om eenige toelichting te behoeven, is de drangreden, door die van Enkhuizen aangevoerd om dit hun Voorftel kragt by te zetten: zy hadden goedgevonden dit voor te draagen, „ aangezien ieder Ingezeten, zonder on„ derfcheid belang hadt by deeze Provin„ ciaale Conftitutie: dewyl voor den ge„ ringften Burger, wanneer hy door vlyt, „ goed gedrag, of andere gunftige toeval„ ligheden, zyne zaaken in dien ftand ge„ bragt hadt, dat aan hem geene Privi„ legien of Octroyen tegen waren, niet „ was uitgeflooten de magt en gelegenp heid om tot de eerfte Posten van Bur„ gerregeering en Eerampten te geraaken, „ en  VERENIGDE NEDERLANDEN. 26*3 s, en men, in dien zin de Regeering dee„ zer Provincie als een zweem van Voïks„ invloed voor ieder individu bevattende, „ befchouwen kon (*)." Niet vrugtloos was deeze Voorflag; immers zy werd eerlang gevolgd van dit Staatsbefluit, „dat voortaan allerlei Amp„ tenaaren, zo Politieke als Burgerlyke, en Kerklyke, mitsgaders Dekens en Le„ den der Gilden, als mede de Schutte„ ryen, en die geen die vervolgens tot „ Burgers in de Steden zouden worden „ toegelaaten, zouden moeten doen den „ volgenden Eed — Wy belooven en zwee,, ren gehouw en getrouw te zullen zyn aan ,, de Conftitutie en Regeeringsvorm van den „ Lande van Holland en Westfriesland, „ beftaande in de hoogfle en Souveraine Over„ heid van hun Ed. Gr. Mog. de Staaten „ van dezelfde Landen, met den Erfflad„ houder, Gouverneur, Capitein en Admi„ raai Generaal, erflyk in het Doorlugtig ,, Huis van Oranje* zodanig als hetzelve in „ hun Ed. Groot Mogenden Befluiten van mdccxlvii is opgedraagen, en by den te- genwoordigenErfftadhouderin mdcclxxxi „ aanvaard is (f3-" Aan dusdanig een Eed verbondt men het behoud van alle Ampten, Bedienin-1 gen en Kostwinningen, die niet alleen gee ' ne, (*) Refil. van Holt. 25. Oct. 1787. (t) Refol. van Heil. 15. Feb. 1788. Verzam. ly de Chalmot II. D. bl. 155—157. en IV. D. bl. 303—307. Q 2 LVII. boek. I787. 1788. Voorfchrifcran dien Eed. AlgeleenheidIer Afordeinge.  at$4 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1783. Uitwerking deezer Eedvorderinge. ne betrekking altoos hadden op de Regeëringsvorm, of het openbaar Beftuur; maasr liet dezelve afdaalend werken tot op de geringfte foort van Neeringen, en Bedieningen, zo dat Zakken- en Turfdraagers, Appelkruiers, Klappermannen, Asch-Vulnis- en Baggerlieden, tot zelfs Naaivrouwen , Visch- en Groenwyven, daar toe gehouden waren, ja in zekere niet onaanzienlyke Stad werden de Schuurfters der Kerkkroonen van dien arbeid afgeroepen om dus eene Eedverklaaring af te leggen. Hoe veel 'er, in menigerlei opzigten^ met grond aan te merken viel op deeze Eed vordering, zo in den oorfprong, aanleg, als volvoering, deedt men 'er, ineen tyd als deeze, wanneer het fpreeken gevaarlyk was, meestal het zwygen toe. De gevolgen van deeze Eedvordering liepen eg'.er ten fterkften in 't ooge. Geen gering gedeelte van' Hollands Ingezetenen, die in gemoede deezen Eed nies konden afleggen, werd of'van zyn beftaan en het Land van de dienften dier ftandvastigen beroofd; of zy werden genoodzaakt om inwendige gevoelens over het Staatsbeftuur , nog onlangs zo ruiterlyk geuit, af te zweeren; en zich fchuldig te maaken aan Meineed, of althans aan het veragten van den Eed, door het maaken van uitzonderingen, door 'er uitleggingen aan te geeven, die lynrecht ftreeden met het oogmerk der Ëedvorderaaren. Hoe veelen ftelden den Eed ligt en los, dien men iemand op leeyensgevaar, of onder het aangrimmen van  VERENIGDE NEDERLANDEN. 265 tiypend gebrek, en raadloos maakende armoede afperfte; terwyl anderen en de gemoedelykften, die zich in dit onaangenaam geval bevonden, dien Eed met zugten, traanen, en heimlyk zelfverwyt deeden. Het afpersfen van deezen Eed ging de Afzetting der Regenten, van welken wy gefprooken hebben, voor, en vermeerder^ de de haatlykheid deezes bedryfs (*). Meestal deédt men ,er het zwygen toe tekenden wy zo even, met voordagt, aan: want dit zwygen lydt uitzondering, en kunnen wy niet onopgemerkt voorbygaan, de Tegenverklaaring der Regeering van Gouda, fchoon in andere opzigten der bovendryvende Partye toegedaan. De.voor- naam- (*) Naar waarheid en treffend is de aanmeriiitg >an den Et-rw. W. A. Ockerse in zyn Ontwerp eener algemeene Characterkunde, te Amft. by Allart I 1. St. bl. 77. Een der treurigfte en za3, kerlle bewyzen voor het verval van Nationaale „ deugd en zeJelykheid is, myns bedunkens, het (taalkundig fpei, dat men, z >dert ettelyke Jaa„ ren, begonnen heeft met de Burgerlyke Eeden in ons Vaderland te dryven. Ik doe geen uitfpraak voor of tegen het Politiek gebruik van dat Godsdienltig hulpmiddel; doch ik mag niet „ verzwygen, dat de eerbied voor den Eed altoos „ de Thermometer is geweest van de zedehke braafheid van Regeeringen en Maatfchappyen, m en dat, wanneer in een Land de Eed:n zeer ver,i menigvuldigd, en alle burgerlyke inrigiingen aan „ derzelver bedwang onderworpen worden, de „ eerbied voor God en Godsdienst weldra geheel it verloeren gaat, het bedrieglyk'zweeren en eed.„ breekeh eene beuzeling, een ltaatkundig point s, (Phouneur werdt, en de Natie met reuzen fchree£ den nadert aan haaren volmaakten ènd&gangjT O „ hadt, zo dra hetzelve aan hun Ed. Gr. „ Mog. hadt voorgefteld eenen Eed, tot i „ welken zich zouden moeten verbinden „ alle Leden, en dus niet alleen zulken, „ op welke de agterdogt zou kunnen val5, len, van door hunne Tekening dier Ac„ te eenige verandering in de Regeerings,, vorm te bedoelen; maar zelfs ook die, „ welke nimmer eenig aandeel aan die Ac„ te gehad, en in tegendeel, door hunne 5, handelingen getoond hadden, daar van ten uiterften afkeerig te zyn. Eene daad „ zekerlyk, die niet zou kunnen naalaaten ,, om de bevreemding van eene onbevoor,, oordeelde Naakomelingfchap na zich te „ trekken, en die daar door eenen ingewik„ keiden argwaan, indien niet een onver„ diende vlak, leide op alle de Leden van „ hun Ed. Gr. Mogenden zonder onder„ fcheid." Ten tweeden. „ Dat hoe zeer buiten twy„ fel aan het Befogne tot de zaaken van „ Juftitie wel behoorde een onderzoek op „ het wederregtlyke en ftrafbaare, 't geen in die Acte mogt gevonden worden, „ egter in geenen deele tot deszelfs taak ,, behoorde een onderzoek, in hoe verre v het, in deezen tyd, nuttig en noodig „ ware, dat alle Regenten en Ministers „ van nieuws eenen Conftitutioneelen Eed „ afleiden: even min als de zaaken en be- woordingen van zodanigen Eed. ,, Dat zy vermeenden, dat weinige en „ misfehien geene voorbeelden eener der,, gelyke Handel wyze in de Registers van Q 4 j, hun LVII. !OEK. 1787. 1788.  a68 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1787. I788. s i „ hun Ed. Gr. Mog. zouden te vinden zyn j „ even min als dat in eene zaak, welke „ de Conftitutie van de Regeeringsvorm „ en het Politiek Staatsgeftel van deeze „ Provincie betrof, Commisfarisfen van 9, het Hof tot zodanige Raadpleegingen „ van hun Ed. Gr. Mog. toegelaaten wa„ ren j • hebbende in tegendeel de wyze, „ kundige en doordenkende Voorzaten al„ tyd begreepen, en by een plegtig Be„ fluit vastgefteld, dat kt Politieke en Ju„ dicieele van elkander bekoorde gefche'iden „ te blyven; maar het Hof geenen Invloed op de Politie, zo ten opzigte van hun Ed. „ Gr. Mog. als van derzelver integreerende Staatsleden worden gegeeven; zo als ook „ de Inftructie yan Gecommitteerde Raa„ den en Raadpenfionarisfen, buiten alle „ medewerking van het Hof gemaakt en „ vastgefteld waren. — Dat het van zelve ,, fprak, dat elk Lid van Staat het regt „ hadt om te vorderen dat inzonderheid „ zodanig een wezenlyk en de Conftitutie „ raakend Punt, als het doen van zoda<\ "ig een Eed, alvoorens uitmaakte bet „ onderwerp der Raadpleeging van een , daar toe expres aangelegd Befogne." Wat den Eed zelve, de groote hoofdtak in deezen, betrof, ten dien aan;iene, lieten zy zich dus hooren: „ dat , zy even zo zeer, en ruim zo fterk over, tuigd waren als de andere Staatsleden, , van het noodzaaklyke, om met dien ge, ftaafden Eed te bezweeren, de haridhaa, ving der ' Stadhouderlyke Regeering, als 55 be-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 269 befchouwende die als eene Conftitutie, waar mede de Provincie ftaan of vallen ,, moest. Dat zy even min zwaarigheid ,, gemaakt hadden om te bezweeren de ?, Souverainiteit der Staaten; doch dat, „ deeze twee deelen van den Eed vast„ (taande, zy voor het overige daar by „ bleeven, om, (zonder eene voprafgaan„ de bepaaling der algemeene bewoordin- gen, Haare tegenwoordige Regeeringsyorm, -, en zonder dat alvoorens duidelyk zou „ weezen bepaald, waar in, buiten de „ Souverainiteit der Staaten, en het Stad- houder- Capitein-Generaal- en Admiraal„ fchap, de tegenwoordige Regeerings„ vorm van hun Ed. Gr. Mog. beitondt,) ,? het onbepaald gebruiken en vastftellen „ der woorden in verfchil, in eenen Con3, ftitutioneelen Eed, niet alleen zeer incon,, fiitutioneel en ongenoegzaam te befchou„ wen, zo dra een Lid van Staat uitleg„ ging van denzeiven verzogt, en zyne „ gemoedlyke onzekerheid ten dien opzig„ te betuigde, maar ook van de verstvooruitziende, allerhachlykfte en nadeeligfte s, gevolgen. 3, Dat zy, in geenen deele deeze woor,, den konden aanzien als niets betekenende; „ naardien als dan hun Ed. Groot Mog. 3, geene zwaarigheid zouden gemaakt hebben, om dezelve eenvoudig uit tefchrap,, pen, (zo als door de Afgevaardigden ?, van Gouda was aan de hand gegeeven,) „ indien men die woorden overtollig of » niets beduidende mogt agten. 9 5 „ Dat LVII. BOEK.' I7K7. 1788,  270 DE REPUBLIEK DER LVII. boek 1787. 1788. „ Dat drie onderfcheiden en van elkan„ der geheel afgezonderde Punten in dee„ zen Eed voorkwamen, de Souverainiteit „ der Staaten — hunne Regeeringsvorm, en „ het Erffladhouderfchap; dat het dus ook „ in deeze betrekking was, dat zy aan „ hunne Medeftaatsleden meenden te moe„ ten doen vraagen, waar in de tegenwoor„ dige Regeeringsvorm der Staaten beftondt? ,, en teffens te vorderen, dat alvoorens he^ „ duistere en onbepaalde, in die bewoor„ dingen voorkomende, by eene Commis- „ fie onderzogt wierd. Dat zy zich ,, toen ook beriep, op het Voorftel van „ •Enkhuizen, om by het Vertoog van Rid,, derfchap en Steden van den negentien„ den October mdlxxxvii, over de op„ regte Conftitutie der Regeeringsvorm „ deezer Provincie te blyven. Een voor- ftel, dat, hangende de raadpleegingen „ over den Eed gedaan wordende, immers, „ (hoe men ook over dat Vertoog by de „ Leden mogt denken,) onder andere de „ natuurlykfte gelegenheid verfchafte om ,, over dat onderwerp met elkander te han,, delen en de onbepaalde woorden in den „ Eed te verklaaren: te meer daar immers „ die Regeeringsvorm eens zou moeten „ bepaald worden, en, om het zagtfte te „ zeggen, niets onregtmaatiger, niets ge,, vaarlyker was, dan eerst te z we eren het „ geen men of niet, of op verfchillende „ wyzen konde verftaan, en naderhand te „ verneemen, hoe men eigenlyk dien ge„ daanen Eed hadt behooren te begrypen. „ Dat  VERENIGDE NEDERLANDEN. 271 „ Dat zy ondertusfchen, met leedwee- zen verftaande, dat, ondanks alle de door „ hun gemaakte argumenten tot betoog ,, van de verfchillende wyze, op welke „ men der Staaten Regeeringsvorm telkens „ plagt uit te leggen, als mede tot betoog „ van de, onheilen, welke het verfchil van ,, begrippen over het Vaderland gebragt, ,, en hetzelve op den oever van zynen „ ondergang gefleept hadt, de Leden van „ hun Ed. Gr. Mog. bepaald bleeven om „ met de Conclufie voort te gaan, even„ wel met genoegen gezien hadden, dat „ de Afgevaardigden van Rotterdam, als „ een bemiddeling hadden opgegeeven, ,, om, met uitlaating der woorden in ge„ fchil, te bezweeren. Foor eerst, de Sou- „ verainiteit der Staaten. Ten tweeden, „ bet Gezag van de Leden en Steden zo „ als zulks by het Vertoog van mdlxxxvii „ befchreeven was. En ten derden, het Erffladhouderfchap." Hier in wilden die van Gouda treeden, indien het met eenpaarigheid van alle de Leden werd aangenomen: naardemaal het voldeedt aan de gemaakte zwaarigheden, be ■ trekkelyk het al te algemeene en onbepaalde van den Eed; terwyl het verder overeenkwam met den voorgeftelden Eed van Enkkuizen, dat dezelve door alle Amptenaars en Schutters kon gedaan worden, en Regenten en Ingezetenen aan denzelfden Eed zouden verbonden zyn. Wyders dewyl het niet te ontkennen was, dat het bezweeren van de tegenwoordige Regeerings- „ vorm , LVII. boek. 1787. I788.  272 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1787. I7.88. vorm, den vryen loop aan alle gevoelens en tevens onbepaald liet, wat de waare Regeeringsvorm ware, zullende natuurlyker wyze, indien men tot het doen van eenen zo onbepaalden Eed konde genoodzaakt worden, ieder meenen, dat het aan hem ftond te bepaalen, wat de waare tegenwoordige Regeeringsvorm uitmaakte, het welk dan altyd, wanneer hier over verfchil ontftaan mogt, alleen van de Meerderheid afhing. Dit van hun geftelde, merkten zy op, ging te meer door, wanneer men in aanmerking nam, dat zyne Hoogheid, in zyne verklaaring laatstleden Herftmaand gedaan, uitdruklyk betuigd hadt, „ de aan hem „ toekomende Magt," onder andere, „ ee„ niglyk te zullen gebruiken, ter bevor„ dering van alle billyke verlangens des „ Volks, beneffens deszelfs wettigen In„ vloed op de Stedelyke algemeene belan- ., gen." Voorts beriepen zy zich op het geen de Staatscommisfie over den Volksinvloed, in laatstleden Wintermaand, met ronde woorden hadt te nedergefteld, „ dat „ daar de aart en natuur van het yerbeel„ dende onzer Regeeringsvorm moest wor„ den afgeleid uit, en bepaald naar 's Lands „ waare Conftitutie, en de gronden om„ trent dat verbeeldende naar dien regel moesten worden bepaald, om daar in „ gelukkig te flaagen, vóór af diende te „ worden onderzogt en vastgefteld, welke „ 'sLands waare Conftitutie zy, en dat dèeit ze wederom nimmer konde worden be- • „ paald,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 273 paald, ten zy de byzondere Conftitutien van de onderfcheiden Leden en Deelen van het Geheel wierden overwogen en „ naagegaam" Dit alles ftrekte, huns oordeels, op dat wy hier de eigene woorden affchryven, ten betooge dat de tegenwoordige Re„ geeringsvorm nog niet bepaald was, en „ dat, zonder eene nadere bepaalin^ van „ die generaale woorden tegenwoordige Re„ geeringsvorm, zy het grootfte regt gehad hadden , om zwaarigheid in het gebruik s, dier woorden te maaken, en voor te 9, trekken de duidelyke en bepaalde woor3, den, het Gezag van de Leden en Steden, „ zo als zulks by het Vertoog van mdlxxxvii „ befchreeven is, door Rotterdam voorge„ ilaagen. Welk bezweeren van het Ge„ zag der Leden en Steden des te meer 9, noodzaaklyk was, daar zo veele Leden van Staat, in den loop van weinige voorgaande Jaaren, door hunne veelvuldige Protesten, ja zelfs onder voorbe,, houd van eene perfoneele Actie, getoond hadden te begrypen, dat zy in „ hunne byzondere Regten en Privilegiën „ waren verkort; en waar door, indien „ niet te vooren alle die handelingen wier„ den vernietigd, de woorden tegenwoordi9% ge Regeeringsvorm, aan eene gansch dub^ „ belzinnige en gevaarlyke uitlegging zou„ den kunnen onderhevig gemaakt wor„ den, waar van naderhand cordaate, eer„ lyke en braave Regenten, het flachtof„ fer zouden kunnen worden. Dat het 99 van LVIL boek. 1787. 1788,  274 DE REPUBLIEK DER LVII. boek 1787. I788. „ van zelve iprak, dat en het belang van „ de Natie, en van de Leden van Staat, „ en inzonderheid ook van het Erfftadhou„ derlyk Huis, ten fterkfte vorderde, dat, „ niet met onbepaalde en captieufe woor„ den, maar ten klaarden en duidlykften „ eenmaal de tegenwoordige Regeerings„ vorm bepaald wierd, alvoorens dezelve, „ op eenen losfen voet en in algemeene >, termen, bezwooren wierd; ten einde, ,, even gelyk door het verzuim hier van, „ invoorigetyden, zo ook nu wederom, „ naa verloop van eenige jaaren het Erf„ ftadhouderfchap (het voornaam Palla„ dium van 'sLands Vryheid) wederom „ op zyne grondvesten wankelde." Eindelyk voerden zy aan, dat het Vertoog van den Jaare mdlxxxvii „ het ee„ nigfte ftaatsgewyze vastgefteld, en pu„ bUek gemaakt Stuk waar in de aart en „ natuur der Regeeringsvorm van deeze „ Provincie aan het Volk geopend was, „ en 't welk dus moest worden befchouwd ,, als het éénig eenpaarig goedgekeurd „ Staatsftuk, waar in het gezag der Leden ,, van Staat bepaald werd. Dat het punt ,, van Over/lemming, van Overneeming, ja „ zelfs de ganfche Orde der Vergadering „ van hun Ed. Gr. Mog. zo aanmerkelyk # waggelde, dat, inzonderheid ten opzigt „ van dit laatfte veele notabele Leden, in „ de laatfte jaaren, zich beroepen hadden „ op de orde der Vergadering van negen„ tien February mdlxxxv, en dat Amjler„ dam, nog dit jaar, de Herziening daar van „ hadt  VERENIGDE NEDERLANDEN. 275 „ hadt voorgefteld: niettegenftaande het „ uit de Registers bleek, dat deeze Orde, „ of Reglement, nooit finaal was bepaald. Ten Hotte voegden de Goudenaars 'er by, „ dat zy het eene onaangenaame verplig„ ting agtte, zich in het geval gebragt te „ zien van tegen de woorden tegenwoordi,, ge Regeeringsvorm te moeten protelleeren, „ juist by gelegenheid, dat de Souveraini„ teit der Staaten, en de Befiuiten op het ,, Erffladhouderfchap^ by de overige Leden, „ op nieuw ftonden bezwooren te wor„ den; dat zy egter tot voorkoming van „ alle verdere onaangenaamheden, mede ,, zouden toetreeden tot dien Eed; met „ dat verfland, dat zy, zo voor zich zel,, ven ,als voor hunne Opvolgers, verklaar„ den, geenen anderen zin aan de woor,, den tegenwoordige Regeeringsvorm te hech„ ten, dan welke in het Confiliatoir van „ Rotterdam gemeld werd, en dat zy al,, leen wilden verftaan worden bezwooren „ te hebben, het Gezag van de Leden en „ Steden, zo als zulks by het Vertoog van 3, mdlxxxvii befchreeven was, zonder „ ooit, uit de tegenwoordige Regeeringsvorm, „ voor hun, en hunne Ministers, hunne „ Opvolgers, en die hunner Ministers, „ eenige andere gevolgen, van welk eenen „ aart en natuur ook, te willen getrokken „ hebben, protefteerende daar tegen nu, „ en voor altyd, ten aUerfterkften (*)." Dee- (*) Verz. by de Chalmot XXXV. D. bl. 274 — 294. en XXXiX, D. bl. i— 22. LVII. BOEK. 1787. I788.  :&6 ÜE REPUBLIEK DÉR LVII. b oek. 1787. I788. Het geen met den Hooglet raar Voorda, ten opzigte var dien Eed gebeurde Hy weigert den laatst . voorgefchreeve Deeze Eedvordering ontmoette nog eene' wederfpraak, die aanleiding gaf tot een zeer naauw uitpluizen van dit ftuk, in een ander opzigt dan die van Gouda, gedaan hadden. Dewyl dit ftrekte om het hier gevorderde in eenen helderen dag te haaien , en teffens de gefchiedenis van deezeh tyd toe te lichten, zal het ons niet verdrieten des een eenigzins breedvoerig verflag te geeven, en fchoon dit ons verder zal voeren dan het Tydvak, 't geen wy thans befchryven, zal de éénheid der zaake zulk een vooruitftap ten vollen regtvaardigen: te meer daar dit geheel bedryf, ten dien dage, veel opziens en gerugts maakte. Bavius Voorda, Hoogleeraa? in de Regten op Leydcns Hoogefchool, was de Man, wiens gedrag ten opzigte van den gevorderden Eed aanleiding gaf tot de nadere onderzoekingen en bepaalingen van den zin.- Vóór af moeten wy hier aanmerken, dat deeze Hoogleeraar, bekend ftondt voor geen vyand van het Stadhouderfchap, maar een Voorftander, uit hoofde dat hy 't zelve noodzaaklyk keurde; doch met die ftaatsbegrippen betoonde hy zich een vyand van de ondeugden der Stadhouderen, en liet geenzins naa dezefve te verfoeijen; gelyk hy zich ook verzette tegen hun de paaien overfchrydend magt- en gezagsbetoon. Ingevolge der aanfchryvinge van -Gecommitteerde Raaden gedrongen om, in den Academifchen Raad, den vastgeftelden Eed af te leggen, betuigde Voorda , „ dat hy „ zich    Verenigde Nederlanden. ^ zich in gemoede bezwaard vondt, om, volgens het Formulier van Febfuary, dén Eed af te leggen, hoe zeer hy bereid was om te zweéreh, dat hy houw en „ getrouw zou zyn aan hun Ed.' Groot j, Mog. dé Staaten van Holland, als zyns, de privativelyk, en met uitfluiting van „ even veel wien, de eenige en wettige s, Souverain in deii Lande Van Holland; en in de tweede, doch ondergefchikte 9, plaats aan het Stadhouder- Capitein- efi „'Admivaalfchap Generaal, zo als hetzel9, ve, in mdccxlvii, van Willem den „ IV. by Commisfie van den Souverain „ aangenomen en beëedigd was; fliitsgaders houw en getrouw te zullert zyfi 9, aan hun E.1. Gr. Mog. Befluit van zes„ tien November mdccxlviï, waar by „ en voor zo verre de gemelde hoogs „ Staatsbedieningen in de Nazaateh van „ deezen Prins Willem den IV. erflyk ■ „ waren verklaard." Voorda ging verder, hy boódt, dcezö zwaarigheid opperende, aan, gereed te weezen, „ om terftond den Eed te doen op dén Voét „ en volgens de bewoordingen van het „ eerfte Formulier vastgefteld by hun EL „ Gr. Mog. Befluit van drie en twintig „ November mdcclxxxvji (*)." 's Hoogleeraars zwaarigheid zullen wy best met zyne eigene woorden, uit een ter (*) Het vèrfchÜ t listenen deeze beide voorfebrif. «en van Eadftaaving zal uit de verdere opgave va^ liic voorgevallene te over blyken, XX. Deel. R, LVIf. boek, i?8b'. Eed af iê legg*i)i Öp welk  2?8 DE REPUBLIEK DER LVII. boek. 1787. I788. grond die weigering rustte. ter Staatsvergadering ingediend VerzoeÈ» fchrift opgeeven, hy fchryft, „ dat hy on„ zeker was hoedanig hy, in het Formulier „ van vyftien February mdcclxxxviii, ,, de woorden met het Erfftadhouderfchap „ moest opvatten; of hy dezelve, gelyk „ volgens de fchikking der woorden natuur„ lykst was , moest hegten aan de onmid„ delyk voorgaande, beftaande in de hoogftg „ en Souveraine Overheid van hun Ed Gr. » Mog. de Staaten van denzelven Lande, in „ dien zin, dat de hoogfte en Souveraine „ Overheid niet berustte by hun Ed. Gr. „ Mog. privativelyk, maar by hun Ed. Gr. en den Erflladhouder gezamenlyk: zoda„ nig, dat de Erflladhouder nu, en ire „ den tyd, Deelgenoot van de Souverai„ niteit was, en zulks niet als Lid fan de >, Ridderfchap, maar als Stadhouder, in te„ genftelling van de geheele Ridderfchap, „ en van alle de achttien Hemmende Ste- t, den van Holland zamen. Dan of „ hun Ed. Gr. Mog. gelief ten, dat de 1, woorden, met het Erfftadhouderfchap „ enz werden gehegt aan de voorgaande, „ in dier voege, gehouw en getrouw te zyn „ aan de Confiitutie en Regeeringsvorm vin „ den Lande, beftaande in de hoogfte en „ Souveraine Overheid van hun Ed. Groot „ Mog. te weeten privativelyk, en beitaan„ de de Regeeringsvorm mede in het Erf„ fiadhouderfchap. Dat, volgens deeze „ laattte opvatting, het Stadhouderfchap „ wel zou befchouwd worden als een ge„ dcelte der Regeeringsvorm, (het welk..  VERENIGDE NEDERLANDEN. '$> inzonderheid zedert het Erflyk verklaard 9» was, in eenen gezonden zin gefchieden a, konde,) maar hetzelve nogthans niet 9, deelen zou in de Souverainiteit, in de 9, Wetgeevende Magt, dat deeze dan geheel „ zou zyn by Ridderfchap en Steden, ,, verbeeldende, (gelyk de oude Formu9, lieren der Plakaaten zich uitdrukten,) 99 de Staaten van den Lande van Holland. „ Dat, gelyk voor den eerften zin ten „ fterkften diende de eenvoudige en alzins 9, natuurlyke opvatting der woorden in die „ order, als zy geplaatst waren; zo voor ,j den laatften diende, fchoon minder in s, het oog loopende het onmiddelyk op 9, het Formulier volgend renvooi tot hun 9, Ed. Gr. Mog. befluit van mdccxlvii: 9, Want dat noch in hun Ed. Groot Mog» 9, Befluit van drie Mai, noch in de Com9, misfie van twaalf Mai aan Willem den IV. als Stadhouder, Capitein en Admi„ raai Generaal gegeeven, noch in het Be„ fluit van zestien November mdccxlvii, „ op het Erfftadhouderfchap genomen ,iets 9, gevonden werd, dat den Erflladhouder 9, Deelgenoot van de hoogfte en Souveraine „ Overheid maakte, maar wel het tegendeel. „ Dat, aan den anderen kant, naardien j, by ondervinding gebleeken was, dat gee9, ne dier Befluiten hadden kunnen voor9, komen de laatfte oneenigheden, en hun Ed. Groot Mog. de Provincie voor die „ Verdeeldheden, zo veel naar den mensck i, gefckiedén konde, voor het toekomende » begeerden te bewaaren, en onder andere R 2 „ mid- LVII. 10ES. 1787. 1788.  aSo DE REPUBLIEK DE& LVII. boek. 1787. I788. „ middelen daar toe ook te doen dienen' „ den Eed, zyne twyfel en verlegenheid „ niet weinig vermeerderde, of niet hun „ Ed. Gr. Mog;. waarlyk beoogd hadden, „ om aan den Erflladhouder iets meerder; „ toe te ftaan, dan hy volgens die Beflui„ ten fcheen te'hebben. Het welk dan „ naauwlyks ergens anders in zou kunnen ,, beflaan, dan in de hoogfte en Souveraine „ Overheid met hem gemeen te manken: ,, want dat, de Uitvoerende Magt betref,, fende, behalven dat de woorden met het t» Erfftadhouder- Gouverneur- Capitein- en Admiraalfchap Generaal, niet konden be„ tekenen eenig gedeelte van die Magt, „ waar van een ander gedeelte reeds door „ zyne Hoogheid uitgeoefend werd, hy „ ook niet wist wat gedeelte der Uitvoe„ rende Magt 'er nog ontbrak, dat niet ,, aan zyne Hoogheid reeds gegeeven was ; /, of wat zyne Hoogheid, boven 't geen 3, hy reeds hadt, zou kunnen begeeren." Aan deeze ontvouwing hegt de Hoogleeraar Voorda dit befluit; „ dat het hem zeer gevaarlyk en ftrydig met de voor„ zigtigheid voorkwam, om, in eene zaak „ van zulk eene groote aangelegenheid, „ op gisfingen en loutere redeneeringen te „ bouwen; en dat hy maar in éénen van „ die beide zinnen, en niet in beiden te „ gelyk, zweeren kon, en ook zweeren „ moest in geenen anderen zin dan ïn dien, welken hun Ed. Gr. Mog. be„ doelden, zonder aan dezelve woorden eene andere betekenis te kunnen heg- „ ten,  VERENIGDE NEDERLANDEN: 281 9, ten. Dat hy in deeze verlegenheid „ een expediënt hadt gevonden om den „ Eed te doen op het Formulier van drie „ en twintig November mdcclxxxvii , 5, waar in niet gevonden werd dat geen 9, 't welk hem van het Formulier van Fe„ bruary mdcclxxxvit afmaande. . Dat de Vryheid van Geweeten en recht- maatige affchrik van allen geweetens9, dwang- niet alleen was geweest eene der 9, hoofdredenen waarom de Voorouders tes, gen de Spaanfche overheerfching de wa„ penen aahgegreepen hadden, en die door „ Willem den I. gelegd werd als een 9, der voornaamfte gronden zyner Verdee^ diginge; maar dat ook de vrees, om de „ Confcientie der Ingezetenen eenigzins „ te dwingen, eene der grondregels van „ het openbaar Beiluur in deeze Repu„ bliek altyd hadt uitgemaakt, zonder dat ooit Gemoedsbezwaar gehouden werd, „ of was voor Ongehoorzaamheid, veel min „ geftraft met berooving van Kostwinning, s, en zulks in weerwil van eene duidlyke 9, Verbintenis." Op deeze gronden {leunde de Verklaaring en het Aanbod des Hoogleeraars in den Academifchen Raad. Maar, in ftede dat Gecommitteerde Raaden, aan welken en Verklaaring en Aanbod gezonden waren, des den Staaten kennis gaven, werd Voorda, naa een mondgefprek met den eerften Curator Wassenaar van Starrenberg , en vervolgens met alle de Curateuyen en Burgemeesteren vanLeydeje, op den li 3 . eer* LVIL BOEK. 1787. I788. Van zy'a Hoogleeraarfchapafgezet»  282 DE REPUBLIEK DER LVII. boek. 1787. I788. Op well een voe hy aan. biedt der. Eed af te ieggen. eerften van Herfstmaand mdcclxxxviiï, ontzet van zyn Hoogleeraarampt, Jaarwedde, en daar aan gehegte Voordeden: eene ontzetting met den naam van Intrekken zy~ ner Commüfie beflempeld. Eene Amptsontzetting, volvoerd, niet tegenftaande de Staaten geene Straf bepaald hadden voor de Weigeraaren van dien Eed , en dus aan zich zeiven voorbehouden de befchikking over gevallen, waar in die Eed geweigerd of deswegen bedenklykheden gemaakt mogten worden. : Tegen dit bedryf leeverde Voorda ter Staatsvergadering het Verzoekfchrift in, waar uit wy den bron van 's Hoogleeraars bezwaar zo even opgaven. Op grond der daar in aangevoerde redenen, als mede dat 'er by het Staatsbefluit geen Straf gefield was op het weigeren van dien Eed, veel min op eene gemoedlyke zwaarigheid tegen denzelven, (van welke gemoedlyke zwaarigheid de Hoogleeraar onder Eede verzekering wilde geeven,) boodt hy aan, om, of den Eed te doen op het Formulier van November des voorigen Jaars, of op dat van February deezes Jaars, met by voeging, „ dat dit laatfle niets anders, noch „ meer, ten aanziene van het Stadhouder„ fchap bevatte, dan dat van November mdcclxxxvii aan de hand gaf." Onder dit tweeledige aanbod verzogt hy Staaten van Holland het Befluit, door Curateuren en Burgemeesteren over hem geveld, in te trekken; ten dien gevolge, dat hy jn zyn Post, mitsgaders Tractement en Voor-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 283 Voordeelen herfteld wierd van den eerften van Herfstmaand af (*). Breedfpraakig was het Berigt der Curateuren van 'sLands Univerfiteit en Burgemeesteren der Stad Leydett op dit Verzoekfchrift des afgezetten Hoogleeraars, en op eenen hoogen toon geftemd. Zy verklaa- ' ren onder andere, „ dat, uit hoofde van' de Magt, Authoriteit en Gezag, by de . 9, Oprigting der Univerfiteit, aan hun ge9, geeven, en door hun Ed. Groot Mo9, genden aan hun toegekend, en door hun s, tot heden ongeftoord uitgeoefend, de 35 Heer Voorda door hun was gedemit1 9, teerd en van de Post, welke hy op de „ Univerfiteit bekleedde, verlaaten." Naa het gedrag des Heeren Voorda in het onderhoud befchreeven te hebben als ,, vol 9, Echappatoiren, Allegatien en pretenfe 9, Zwaarigheden, door hem gezogt tegen „ het afleggen van den Eed; naa zich ver- fchoond te hebben van de ftukswyae „ wederlegging der gecogiteerde en gera„ fineerde tweederlei Interpretatie, van den „ zin van het Formulier in alle de verdere „ Hellingen, haatlyke Reflexien en Infi„ mulatien, by het ingediende Verzoek„ fchrift voorkomende,' hielpen zy zich van het wederleggen af met weinig klemmende redenen, en befluiten met de magtfpreukige vraage, „ Is een diergelyk open„ lyk gedrag van een Profesfor in de Reg- « ten 00 Perz. èy be Chalmo? X. D. bl. u8t-I45. M LVIL ï O E K. 1787. 1788. Berigt loor Cuateurenleswezen ge* 'eevetf»  m DE REPUBLIEK DER tvir, boek 1787. 1788. Bedenkingenvm Vqorda ep dat Berigc. „ ten aan 's Lands Univerfiteit, die met „ fuortgelyke Sentimenten bezield is, voor „ de ftudeerende Jeugd niet van een zeer„ nadeelig uitzigt (*)?" Niet onbeantwoord liet Voorda dit Berigt, maar gaf 'er eerlang zyne bedenkingen op, die alleszins de blyken draagén van 'sMans edele denkwyze, maar teffens van zyne geraaktheid over de behandeling hem,, naa een drie en twintig jaarige lotlyke bekleeding van het Hoogleeraarfchap te Leyden in het Roomsch en Hedendaagsch Regt, aangedaan. Wy fchryven het flot af, als flaande op het even bygebragte uit het Berigt. „ In plaats van hem, en wei ü, in zyn Character als Profesfor in de Reg„ ten te fugilleeren, en als gevaarlyk voor „ de ftudeerende Jeugd af te fchilderen, „ hadt de Steller van het Berigt veel beter „ gedaan met den zin van het Formulier iv van February, in abftracto befchouwd, „ te fixeeren, en aan te toonen, dat daar „ in niets dubieus is, en dus zyne Prae- „ cautie overtollig is. ■ Dit niet doen- „ de, ja, zo vertrouwd wordt, niet kun„ nende;doen, zo wordt aan het oordeel s, van %\m Ed. Gr. Mog. gelaaten, wie „ van beiden de gevaarlykfte Perfoon is",: niet fiegts voor de ftudeerende Jeugd, s, maar voor onzen geheelen Burger„ ftaat? —- De Suppliant, die, tot voor„ koming van alle verkeerde begrippen >, en indrukzelen, nopens de Hooge en „ Sou^ £*; Verz, by de Cha^mjt X. D, bi, 10—i6z.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 285 '„ Souveraine Overheid, en het uitfluitend e») Oppergebied van de Staaten van den Lande, de duisterheid der woorden van het Formulier tragt te verhelpen, dooi j, eene interpretatie, gefundeerd op des ,, Souverains eigene declaratie, dat dit For- muiier in het zaaklyke gelyk ftaat me! ,, het voorige; — dan de Steller van het Berigt? die, onder begunftiging van 9, het haatlykfte daglicht, waar in hy des ,, Suppliants Gedrag met mogelykheid j, heeft weeten te plaatzen, in hoope van ,, hier door de oogen van zommige Staats,, leden te verblinden, het dubieufe var het Formulier van February, 't welk hj niet durft tegenfpreeken, tragt te disfi., muieeren, en te doen dienen tot eer s, wolke, waar agter de waare en oude ., Conftitutie, beftaande in der Staater j, privative Souverainiteit, met een daas aan ondergefchikt Erfftadhouderfchap, s, langzaamerhand uit het oog en uit het hart der Onderzaaten verdwyne en plaat* „ maake voor eene nieuwe, die hy gaarne ,, onder den naam van oude, aan den Vol- ke, welks talrykst gedeelte ia^deezen 9, geen onderfcheid tusfehen de Éfchce er iljnke hand weet, ongevoelig zou wil- len inboezemen (*)." By de behandeling van het uitgebragt Berigt van Curateuren en Burgemeesteren op het Verzoekfchrift des Hoogleeraars. liepen de bedenkingen der Staatsleden zeei wyd ■{*) Ferz. by de Cuaijjsot X. D. bl. 163—178. LVIÏ. BOEK. 1787. 1788, Beraadflagin^enop dit Veiflag,  m DE REPUBLIEK DER boek. I787. 1788. Aanmerking van Jtmfterf!am op een ingeleeverdyeiljag. wyd uit een. Eenigen wilden den Eed vej> klaaren; anderen begeerden dat de Hoogleeraar dien, zonder eenige uitlegging, onbepaald zo als die in het Formulier van Sprokkelmaand voorkwam, zou doen. Opmerkenswaardig was de Raadflag door Amfterdam uitgebragt. In denzelve werd aangetoond, dat de Hoogleeraar, den Eed niet geweigerd; maar een Gemoedelyk Bezwaar 'er tegen ingebragt hadt, dat zyne Verklaaring, in den Senaat gedaan, ter kennisfe van de Staaten hadt behooren gebragt te zyn — dat, fchoon Voorda zelfs den Eed geweigerd hadt, Curateuren dan nog onbevoegd waren om hem van zyne Post te ontzetten; maar dat de Hoogleeraar, aan den anderen kant, uit de terugwyzing na het Befluit in Slachtmaand by het Staatsbefluit in Sprokkelmaand gedaan, hadt kunnen en moeten begrypen, welk een zin 'er aan het laatfte moest worden gehegt. 'Dat hy, derhalven dien laatstgemelden Eed, binnen zekeren bepaalden tyd moest doen; in welk geval de Afzetting moest gehouden worden als niet gefchiedt; doch dat hy, zulks weigerende, ontzet behoorde te worden van zyn Post, Trac-» tement en Voordeden. Een Verflag ter Staatsvergadering uitgebragt, 'twelk wilde, dat Voorda, indien hy den Eed, op welks afleggen men ftondt, nog deedt, een Jaargeld zou toegelegd worden; maar, zo niet, hem voor ontilaagen te houden, zonder eenig Jaargeld: wesjialven hy den Eed zelf naar verlangen afleg-  VERENIGDE NEDERLANDEN. ^7 leggende of weigerende, van de waarneerning zyns Hoogleeraarampts verftooken bleef. Hier op merkten die van Amfierdam aan, dat het punt van den Eed al,, leen in verfchil zynde alle bezwaar te,, gen Voorda ophieldt, zo hy den Eed ,, deedt, en dat geen samenloop van cmjlait' digkeden, (waar op men zich beroepen 9, hadt,) eenigen grond kon geeven om ,, te befluiten, dat de Profesfor des we „ gen polüiquement, behoorde ontflaagen „ te worden : vermids foortgelyke Demis„dïen, zonder kennis van zaaken, allerge- vaarlykst eri zeer ftrydig waren tegen 5, de Grondbeginzels by deezen Staat fteeds aangenomen, en waar van men nimmer „ was afgegaan, dan in zodanige tyden, „ welke het te wenfchen was, dat deeze Republiek niet weder zou zien opdaa?, gen, en waar in, zo al de toeftem» „ ming van den Amfterdamfchen Raad ge*» ,, draagen was, ten minften geen van des5, zelfs tegenwoordige Leden hadt toege„ ftemdo Wel was waar, door een der Leden van Holland was aangevoerd, dat, iemand, die door zyn gedrag en s, wyze van Voorftel, het Publiek in ver,, moeden bragt, dat de tegenwoordige 3, Regeering in ftaat was, om door inge,, wikkelde en dubbelzinnige Uitdrukkin9J gen, de onkundige Gemeente te mis9, leiden tot eenen Eed, ftrydig met de 9, Vryheid en waare Gonftitutie, niet lan- ger als openbaar Hoogleeraar op 'sLands 3, Pniverfiteit behoorde geduld te wor- „ den lvjï. BOEK. 1787. i;88f  288 DE REPUBLIEK DER LV1L BOE K.. 1787. ï/88. ,, den (*); doch dat dit den grond van „ het Staatsrapport niet kon hebben uit- gemaakt, daar dat Lid toen ten tyde ,, de zaak aan de Juftitie wilde verzon» den hebben. Dat 'er althans geene re* 9, den was om svo kwaalyk te duiden, dat een Profesfor in de Regten, gewoon ,, de Wetten van alle zyden te befchou- wen, zyne zwaarigheden aan den Sou„ verain door een Request te kennen gaf, „ en denzelven in ftaat Helde, om de duis„ terhéid, het zy weezenlyk of niet, waar „ in hy egter den regten zin hadt ver- koozen op te helderen, weg te nee- „ men. Dat zulks van te meer nood» „ zaaklykheid geworden was, zedert een geleerd Man niet alleen getoond hadt ,, te twyfelen; maar zelfs den Eed ver„ klaard hadt regelregt ftrydig met de al5, oude Conftitutie, en de waare intentie van hun Ed. Gr! Mog. (f), en die zin „ door (*) Dit was de aanmerking van de Ridderfchap; doch indien deeze fteek hield, wat moest'er dan worden van de geheele Regeering der Stad Gouda, die wy hier boven bl. 265; over de ingewikkeldheid en dubbelzinnigheid van dien Eed, tcboon in ren ander opzigt, zo fterk hoorden klaagen? — Ook weerde Voorda zulk eene verdenking op het verlre van zich af, in een nader Verzoekfchrift, waar in hy, by alles wat dierbaar was. betuigde, dat dergelyke vermoedens nimmer in hem wareri opgekomen. Verzam. by de Chalmot XXXIX. D. bl. 40. (f) Deeze Geleerde Man, de Leer aar der openbfiare Kerk, hier bedoeld, is zeker niemand anders dan de berugte Petrus Hofstede, die zich l<) zyne Leê«:d.n op d;n Biddag des Jaars 1788^ 1 Uk  VERENIGDE NEDERLANDEN. 289 j, door veele lieden ter goeder trouwe daar „ aan gehegt wierd: terwyl anderen, der „ tegenwoordige Regeeringe vyandig zynde, van de Leer van deezen Man, (die als Leeraar der openbaare Kerk, al was „ het uitgefprooken, en vervolgens, onder den Tytel van 'stands Pylaaren vastgemaakt, in 't licht gegeeven en aan de Regeerende Burgemeesteren van Rotterdam opgedraagen. In donzeden, bl. 43 en 44. opgemerkt hebbende; „ In dien tyd mogten wy j, onder het zagt en Vaderlyk Beltier der Heeren Staaten en van zyne Doorlugtige Hoogheid een „ ftil en gerust leeven genieten" enz (telt hy 'er in eeha Aantekening nevens. ,, lk vöec deeze 5, twee famen in navolging der Hollandfche Staajj ten, dia, by Refolutie van den 15. Feb. 1788 „ alle Regenten tot deezen Eed verpligt hebben." En laat hy 'er, naa het bybrengen van den Eed, op volgen. „ Dat noch de Staaten alleen, noch de Stadhouder alleen, maar die beiden in vetec„ niging de Souverainiteit van den Lande uitrhaaken, is door de Heer WaalwVk, een Man in da „ Regts- Krygs- en Vaderlandfche Gefchiedkundc „ doorzult, nog onlangs in zynen werkzaamen ou,, derdom opzettelyk beweerd, in eene Verhandeling „ onder den Tytel van Vaderlandfche Remarques, ,, volgens de Staatkundige Gefchriften van Mr. Si,, mon van Slingeland. gedrukt in's Haage'\j%^. bl. 108. fchryfi hy, in dien zelfden zin, „ al was „ zyne Hoogheid, als het eminent Hoofd 'en Erf„ ftadhouder van den den Lande, niet door zyne „ Medeftaaten gevolmagtigd om der Burgeren klag„ ten in alle Hollandfche Steden aan te hooren, te „ beoordeelen en te befluiten." In de Voorreden bl. 38. fchreef hy, „ Nog is 'er iets het wélk f!s „ niet verzwygen kan, te weeten, het fterk verlangen van de veiftandigften en weldenkendiïen in ons Gemeenebest, dat 'er tog eenmaal en eindelyk eens, eene, vaste bepaaling gemaakt en „ door Hoog Gezag bekragtigd mag worden, hoe ~), v«rre jjich niet alleen de ttUwerend; t maar ook V de I.VÏL BOEK» 1787. 178^  doo DE RÉPUBLIEK DER ivil. BOEK. I788. „ het aleen uit het Formulier van het Ge* „ bed, even naa de Omwenteling van zaa„ ken aan alle Predikanten herinnerd;, hadt ,, behooren te weeten, dat de Staaten van Holland waren de éénige, hooge en wet„ tige Overheid, en wiens Gefchrift aan „ een integreerend Lid van deeze Verga53 dering opgedraagen, nimmer was tegen,, gefprooken,) gebruik maakten om quafi 3, te doen zien, dat men, tegen de Grond,, fiellingen van onzen Staat, en boven „ de magt zelve, welke de Regeering heeft, een gedeelte van de Souverainib teit hadt afgeftaan •(*}•" Dë „ de mederegeerende Magt van den Erflladhouder „ uitftrekt, en welke de uiterfte grenzen daar vari Wy merken hier nog aan, dat Hofstede, die nu meer deedt dan Bloemen flrooijen op het Graf van IV. K. H Friso , de eenige nevens Waalwyk niet Ivas, die met de pen dit begrip tragtte voort ta planten, Mr. Cornelis Willem Dekker Adv. en Mot. te Amfterdam, fchreef, ,, dat, men met de „ beste gronden kon beweeren, dat by het uitbar1, ften van den Oorlog Ao. 1572 en hét vervallen „ der Graaflyke Regeeringe, ,sLands aloude Con~ „ ftitutie en Regeeringsvorm, in plaats van driele„ dig (gelyk in de bygebragte Remarques op de , Schriften van Slingeland zeer wei wordt aan!, gemerkt,) is geworden tweeledig, te weeten ,, Staats en Stadshouderlyk, overmids het vervallen ,, Graafiyk Deel als toen aan de twee overigen is „ verbleeven, zo dat zy beiden, bevryd en ontheven. , zyn geworden van de afhangelykheid van den , Graaf, bl. 23. van zyne Proeve eeuer Ferhande,s liHge over de natuur en uitneemenheid der her, ftelde Regeeringswyze der Nederlandfche Repw „ bliek" Te Am li. by Bom 1787. (*) Ferz. by de Chalmüt XV. D. bl. 228—240.  VERENIGDE NEDERLANDEN. t9t De Raadflag van eene Stad als Amfterdam, zo veel goeds en bülyks ademende, gaf den Heer Voorda moed om zich nogmaals by Staaten van Holland te vervoegen, verklaarende, „dat, wanneer hy ,, by het Declaratoir, daar in vervat, voeg„ de het Staatsrapport van één en dertig January mdcclxxxix, (by't welk hem „ byna kwalyk genomen werd, dat by ter „ uitlegging van het Formulier van vyf„ tien February mdcclxxxviii op eigen s, gezag niet hadt durven asfumeeren het 9, Formulier vanNovemb. mdcclxxxvii,) 3j hy gerust verklaaren kon , aangaande 3, den zin van het Formulier geene twy„ feling meer te hebben, maar te meenen, 99 dat hy voor de welmeening en den wi! 4, van hun Ed. Gr. Mog. konde en moesS houden dat geen, 't welk, nopens deil „, zin van het Formulier van Febrüary i, mdcclxxxvïiï, door het Groot Befogne op een en dertig January gepreadvifeerd j5 en vervolgens door zulk een vermogend ,9 en geaccrediteerd Staatslid, als Amfter9, dam in 't breede betoogd en aangedron9, gen, en, voor zo veel hem bekend was, ,, door niemand der andere Staatsleden ee9, nigzins tegengefprooken of in 't aller,, minfte in twyfel getrokken was." —Op deezen grond boodt de nu bemoedigde Voorda aan, en verzogt, „ dat hun ,9 Ed- Gr. Mog. voor aangenaam gelief,, den te houden en te ontvangen zyn Eed 9, van Getrouwheid aan hun Ei. Groot « Mog. den Privativen Souverain van den „ Lan- LVIf. boek. I787. 178» Voorda doet eeO naderen voordag" en aantod.  soa DE REPUBLIEK DEP*. Lvn. êoek. I787. 1783. Afzetting door da Siaaten. „ Lande, mitsgaders aan het Erfftadhoü„ derfchap, thans in het Huis van Oranje „ gevestigd, af te leggen, en zulks pre„ cies met het Formulier der Refoiutie van „ vyftien February mdcclxxxviii, door ,, hem te bezigen zonder byvoeging van „ eenige Claufule en Referve, in den zilt „ dien het opgemelde Staatsrapport, en het „ Advys van Amfterdam, daar aan hegs, teden. Hy meende eerbiedig te mogen ,, vertrouwen, dat hun Ëd. Groot Mog. ,3 geette zwaarigheid zouden maaken om „ hem, naa dit aanbod, in zyn Post als Hoogleeraar te herirellen (*)•" Te veelvuldig, te fterk, wared 'sbraaven Mans Paityen in de Staatsvergadering om de vervulling van zulk eene verwagting te zien opdaagen. De hartige en vrye? taal door hem by aanhoudenheid gefprooken,. klonk te fcherp in de ooren van zyne Party; en moest althans ondraagelyk weezen by de Ridderfchap, die het hem euvel afnam en zich verontwaardigd hieldt, dat een Ingezeten de ftoutmoedigheid hadt durven hebben om zich te behelpen met een Advys ter Staatsvergadering over zyne zaak geuit: oogende op het Advys der Stad Amfterdam, en het * gebruik door Voorda des gemaakt in het laatfte Ver- zoekfchrift. Immers de Staaten be- flooten, naa dat deeze zaak vyfcien maanden gehangen hadt, op den tienden van Louw- C*) Vcrz. by DE CflALriVIOT XV". D. bl. 228—2400 XXVII. D. bi. 37-42.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 293 Louwmaand, des Jaars mdccxc „ dat zy, 9, om redenen hun daar toe moveeren9, de (*), Mr. Bavius Voorda hielden 9, ontllaagen van zyne Bediening als Hoog- leeraar, doch dat te gelyk in overwee- ging genomen zynde, dat hy, geduu3, rende den tyd van drie en twintig Jaa,, ren, met zeer veel yver, en applicatie 9, de voorfz. Bediening had waargeno9, men, ten dien einde van eene andere 9, Academie beroepen zynde, én dat hy nu reeds verre in jaaren gevorderd was, 9, de Gecommitteerde Raaden by deezen ,, werden geauthorifeerd om hem, uit 's ,, Lands Kasfe toe te leggen een Conve- nabel Penfioen, tot fchavergoeding, op 3, zodanigen voet, als zy, overeenkomftig met deszelfs gedaane dienften, en mee 9, de omftandigheden, waar in hy verkeer9, de, gelyk ook met het belang van 's 3, Lands Finantien, zouden oordeelen te 9, behooren (f)." Hoewel de zaak dus voor den Heêri Voorda een gunftiger gelaad verkreegen1 hadt, dan dezelve, in den aanvange, be-' loofde te zullen aanneemen, liet zulks niet naa, dat dit Vonnis onbillyk was over eenen Man, die zich volvaardig tot het afleggen van den gevorderden Eed verklaard én O De uitdrukking 9 om moveerende redenen, week geheel af van den gewoonen ityl der Voniii»fen by Staateh van Holland; doth dit vèrzwygen geeft een fterk vermoeden, dat men de rédenen iiiet wilde, of fchroomde open te leggen; (|) Ferzam. hy de Ciialmqt XXXIX* D. bl. 4$, XX. Deel,, S LVÜ, BOB Kt 1787. I7884 lanrhérüngenüer over*  LVII. boek. -787. 2788. 294 DE REPUBLIEK' DER en dus de redenen zyner ontzetting vafl het Hoogleeraarampt weggenomen hadt. —Het Jaargeld vervolgens door Gecommitteerde Raaden op 1800 Guldens bepaald (*) mogt den naam van Schavergoeding zeer fchaars draagen: dewyl het ten hoogften genomen gelyk ftondt met zyne Jaarwedde en den Vrydom van belastingen; maar hem verftooken liet van andere aanzienlyke voordeden aan het Hoogleeraarfchap verknogt. Om niet te reppen van het nadeel hier door toegebragt aan Leydens Hoogefchool, waar zyn onvermoeide arbeid zo veele kundige en braave Regtsgeleerden en Staatsleden vormde; die door zyn gedrag een voorbeeld gaf van den Regtsgeleerden, dien hy eens, ten baak van navolging, in 't openbaar vóórhelde (f). Met dit alles genoot de Heer Voorda de voldoening, dat Staaten van Holland, onaangezien de verbittering tegen hem opgevat en aangeftookt, zich gedrongen vonden eenigzins regt te Iaaten wedervaaren aan zyne verdienften. Het kon hem ook niet dan tot genoegen ftrekken, dat zyn gehouden gedrag aanleiding gegeeven hadt tot het doen van zeer aanmerklyke Verklaaringen ter Hollandfche Staatsvergaderinge, die zonder zyn bezwaar en tegenftands nimmer zouden gedaan weezen. Wy (*) Verzam. by de Chalmot XXXIX. D. bl. 55. (t) In zyne Redenvoering., ten tytel hebbende Pafinianus, feu optimi J. Cti et viri forma, in uemilio Papikiano fpectata.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 295 Wy kunnen daarom niet nalaaten hier plaats te geeven aan de volgende Verklaaring , door de Afgevaardigden van Amfterdam, kort na het dus afloopen der zaake van den Heer Voorda , in de Staatsbeü uiten van Holland ingevoegd. „ De Ge„ deputeerden varj Amfterdam nebben by' de Raadpleeging over zekere, nu geëin \ 3, digde zaak, niet zonder verwondering j ontdekt, dat het Formulier van den Eed y „ op de Conftkutie by hun Ed. Groot' 3, Mogenden Befluit van vyftien February 1 „ mdcclxxxviii vastgefteld, door zom„ mige Lieden, en daar onder Mannen „ van Naam, geheel tegenftrydig aan des3, zelfs oogmerk en waaren zin opgevat, 3, ten minden als twyfelaftig befchouwd „ wordt; dat zy, om die reden van oor3, deel geweest waren, dat, door eene na3, dere Verklaaring van hun Ed. Gr. Mog. „ die opvatting en twyfeling, (zy mogten „ dan weezenlyk of voorgewend zyn,) „ wierden tegengegaan en^ opgehelderd 5 doch dat die zaak op eene wyze geëin- digd zynde, by welke eene zodanige „ Verklaaring niet te pasfe kwam, zy eg3, ter gemeend hadden, in de Notulen van 3, hun Ed. Gr. Mog. te moeten doen bly5, ken van den zin en meening, waar in „ zy niet alleen dit Formulier hadden hel„ pen vastftellen; maar waar in zy verze3, kerd waren, dat het door alle de Leden 5, was vastgefteld geworden. Dat die 9, zin deeze was, dat by dien Eed wierd „ bezwooren, eerst en yoornaamlyk, de S 2 Sou- LVIL' b oek. I787. I788. /erklaaing doof imfierWm geeeven,s-egens len zin 'an dien ïed.  LVII. BOEK. I787. I788. J 3 ! , i 9 3 3 5 9 3 3! 3! 296 DE REPUBLIEK DËR * „ Souveramiteit der Staaten; en, in dé „ tweede plaats, dat men erkent, dat het „ Stadhouder- Gouverneur- Capitein- en „ Admiraahchap Generaalfchap een onaf„ fcheidelyk deel was van de wettige Re3, geeringsvorm, en wel erflyk in het Huis „ van Oranje, zodanig als het in den Js Jaare mdccxlvii opgedraagen, en by „ den tegen woordigen Erflladhouder in „ MDCcLXvi aanvaard was, Dat deeze n zin en meening van het Befluit van n vyfcien February mdcclxxxviii ten „ klaarften--bleek uit dat van drie en twin„ tig November mdcclxxxviii , voor „ Regenten en Ministers vastgeiteld, waar 13 by ^ zaak, met andere woorden, on„ twyfelbaar werd gefteld, als wordende ,, daar by eerst beloofd de SouverainiteiS 1, der Staaten, en, in de tweede plaats, de , tegenwoordige Regeerinsgvorm. en zulks , mede byzonder hun Ed. Gr. Mog. Be, fluit van zestien November mdccxlvii , op het Erflladhouder- Capitein- Admi, raalfchap Generaal genomen, in alle , deelen te zullen helpen bewaaren en , handhaaven. „ Dat, als men naging de aanleidénds , oorzaak van dit Befluit, het aan nie, mand der Leden onbekend was, dat in , de vöorige Troubles ftaande gehouden » was, (zo al niet met woorden, zeker > met daaden,) dat het Erfftadhouder, fchap geen weezenlyk deel was van de , tegenwoordige Conftitutie, althans dat men het zelve aan naauwere bepaaling „ kon  VERENIGDE NEDERLANDEN, &gy «,, kon onderhevig maaken, dan waar aan „ het by de opdragt was verbonden ge„ weest; en dat, om. dit Systhema eens „ vooral om ver te werpen, hun Ed. Gr. Mog. gewild hadden, dat Regenten en „ Ministers zouden zweeren het Erfftadhouderfchap, volgens deszelfs opdragt, „ te zullen helpen bewaaren en handhaa» „ ven, en dus niet gedoogen, dat daar in , „ van deh eenen of den anderen kant, „ eenige verandering wierde gemaakt. „ Dat naderhand, in aanmerking genomen, „ dat dit voorgemelde Systhema niet al9, leen by Regenten; maar ook by Parti„ culieren, was aangenomen, en nood„ zaaklyk geoordeeld zynde om den Eed op de Conftitutie meer algemeen te; 9> maaken, en het Formulier van drie en ,, twintig November mdccxxxvii daar s, toe niet woordlyk kunnende dienen, „ (als kunnende Particulieren niet, immers niet dan in eenen zeer oneigenlyken zin, belooven een Befluit van hun Ed. „ Gr. Mog. te zullen helpen bewaaren en handhaaven,) het Formulier van vyftien „ February was in de wereld gekomen; „ waar by een ieder, zo wel Regent als „ Ingezeten beloofde en zwoer getrouw „ te zullen zyn aan de Conftitutie. Dat, „ in dat Formulier al weder het Befluit „ van mdccxlvii bezwoor^n wordende, „ daar uit bleek, dat het zelfde met andere woorden, welken, om het onderfcheid „ tusfehen Regenten en Ingezetenen, hadt ,s? moeten veranderd worden, werd beS 3 „ loofd j Lvin b o ek» t787. 1788.  2p8 DE REPUBLIEK DER LVII. boek. I787. 1788. „ loofd, en dat de duisterheid, welke „ men in de woorden, met het Stadhou„ derfchap hadt willen vinden, niet wee- „ zenlyk, maar hersfenfchimmig was. „ Dat zulks nader bleek uit 'het befluit ,, van vyfrien February mdcclxxxviii „ by het Formulier gevoegd, ais zynde „ daar by begreepen, dar alle Leden of „ Ministers der Regeeringe, welken den. „ Eed hadden afgelegd, op den voet van „ het Befluit van Nov. mdcclxxxvii, „ zouden worden gehouden daar mede te „ kunnen volftaan , en wel als zaaklyk niets verfchillende van het tegenwoordig 3, Formulier. „ Dat, al waren die Verklaaringen niet 9, zo uitdruklyk gedaan, het niet kon wor„ den tegengefprooken, dat alle Regenten „ dezelfde verpligting hadden om de Con-* „ ftitutie te handhaaven; en dat daar „ zulks was bezwooren door zommigen, volgens het Formulier van November „mdcclxxxvii, en door anderen was „ en nog dagelyks werd bezwooren vol„ gens dat van February mdcclxxxviii , „ zulks op zich zeiven ten duidelyken be,, wyze ftrekte van den gelyken inhoud der 3, beide Formulieren; en dat dus de Le- den, welken het Formulier van Februa„ ry mdcclxxxviii hadden helpen vast- Hellen, daar aan denzelfden zin had„ den gehegt als aan dat van November mdcclxxxvii; ja dat die Leden die „ Formulier van February mdcclxxxviiï |, in geenen anderen zin hadden kunnen , 's> nee-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 299 „ neemen, om dat alle de geenen, welke „ het Formulier van mdcclxxxviii had,, den helpen vastftellen, door een plegti„ gen Eed, volgens dat van November „ mdcclxxxvii,waren verbonden,en dus „ daar van noch ter rechter, noch ter „ flinker hand mogten afwyken; en dat „ dus de veronderftelling dat het Formu„ lier van February mdcclxxxviii in „ het zaaklyke met dat van November „ mdcclxxxvii verfchilde, niets minder 3, bevatte, dan eene befehuldiging van ,3 Meineed tegen alle Regenten en Minis5, ters, die in dat nieuwe Formulier bej, willigd hadden. „ Dat zy Gecommitteerden, dit alles overwoogen hebbende, - verzekerd wa„ ren, dat niemand der zaake kundig, en ,, althans door geenen der Leden van dee,, ze Vergadering, aan het Formulier van ,, February mdcclxxxviii eenen anderen „ zin gegeeven was, of hadt gegeeven kunnen worden, dan aan dat van No„ vember mdcclxxxvii; doch dat de „ vrees, dat deeze of geene minkundi9, gen of min welgezinden daar aan eenen 9, anderen zin zouden willen geeven, of ,, voorwenden dat daar aan moest gegee„, ven worden, hunne Principaalen bewoo„ gen hadt om te advifeeren, dat zodanig „ eene verklaaring wierd gegeeven, welke „ deeze ftelling, uit onkunde of kwaad„ aartigheid gebooren, den bodem konde „ inflaan; doch dat, (zo als reeds ge„ meld was,) de Raadpleegingen daar toe S 4 r> nict • LVII. boek. 1788.  go© DE REPUBLIEK DER LVH. BOEK. 1787, 1/88, Goedkeuringdaar aan yerleend. BetoondeMagtsverbreeding des Stadhouders, in de Verkiezingder Ste- „ niet gefchikt zynde geweest, zy geoor> ,, deeld .hadden aan de intentie van de „ Heeren, hunne Principaalen niet beter te kunnen voldoen, dan door middel „ van dit Declaratoir, een altyd duurend „ blyk van den waaren zin en meening, „ waar in gemelde hunne Principaalen, „ en, (zo zy zich verzekerd hielden,) alle „ de Leden deezer Vergadering, dit Foi> „ muiier hadden vastgefteld in de Notu„ len van hun Ed. Groot Mog. daar te „ ftellen." De _ Afgevaardigden van Enkhuken berie-> pen zich, naa deeze fchriftlyke Voordragt der Amjlerdammeren, op 't geen zy, daarmede overeenkomftig, voorheen by monde verklaard hadden. Alle de overige Ledea ftemden volkomen in dit begrip der zaa-s ke (*•). De Afgevaardigden van Gouda * van wier bygebragte zwaarigheid wy gefprooken hebben (f), gaven, vervolgens deswegen eene nog nadere bevestiging (§). Hoe zeer ook, door die handelingen en ophelderingen het duistere opgeklaard en het haatlyke voor zommigen daar in opgefiooten, weg geweerd werd, kan niet gelochend worden, dat deeze Eed ter Magtsverbreeding van den Stadhouder ftrekte. Des Stadhouders eigene woorden, en de daa* (*) Refol. van Holl. 30. Jan. i/pa. (t) Zie hier boven, bi. 265. C§) Refol. van Heil. 24. Feb. 1790. Alle deeze Verklaaringen zyn voor handen in de Ferzam. fa ps Chalmot XXXIX. D. bl. 48—54. '  VERENIGDE NEDERLANDEN. 301 daaden der Staatsleden fpreeken in dit geval. Immers zyne Hoogheid fchreef, in Wintermaand der Jaars mdcclxxxviii, aan de Staaten, „ dat, vermids het hun be„ haagd hadt, om dien Eed in te voeren, „ hy zich niet anders konde voordellen „ van de Regtvaardigheid en hooge Wys,, heid van hun Ed. Gr. Mog. en van de ,, gevoelens der Regeeringen van de Ste^ ,, den, dan dat, daar het eene erkende „ waarheid was, dat de door hem ingeroe„ pene Privilegiën en Octroyen altyd, in „ Stadhouderlyke tyden, in volkomen ge* bruik en werking geweest waren; daar ,, hy, by de aanvaarding zyner Waardig„ heden, ook getreeden was in de uitoe„ fening van de Regten zyner Voorzaa„ ten; en daar de Octroyen van mdcl „ en mdcli alleen in Stadhouderlooze ty- den gewerkt hadden, hun Ed. Groot „ Mog. niet zouden willen, dat de" ver- fchillen daar over tusfchen hem en die „ Steden langer zouden openftaan." Dit veel inhebbend Voorftel werd overgenomen; doch zo weinig draalde men met 'er nader op te befluiten, dat 'svolgenden daags werd vastgefteld, „ dat , han„ gende de raadpleegingen van hun Ed. Gr. Mog. zyne Hoogheid werd herfteld 9, in het bezit van het doen der Keuzen „ uit de Nominatien tot de Magiftratuur ,, of andere Posten van Regeering in de Steden Dordrecht, Haarlem, Rotterdam, „ Schiedam, Schoonhoven, Alkmaar, Hoorn, #, Piimerende en Husden, en dat aanfchryS 5 » ving LV1L B O E Kt 1787. I788, del y ka Begeeringen,  302 DE REPUBLIEK DER LVJI. BOEK. I787. I788. J 9 DeVolks invloed door het invoeren . van dien Eed ver*1 uittigd. j 1 1 < 1 i „ ving zou worden gedaan aan die Ste„ den, om, even als te vooren, de No„ minatien aan zyne Hoogheid ter Electie „ te zenden." Hoe veel dit voor- ioopig Befluit ook inhieldt, kon de Ridderfchap zich daar mede niet voldaan houien, weshalven dezelve deedt aantekenen, „ dat zy tot geene der Befluiten, ftrekken„ de tot zogenaamde provifioneele voor, zieningen op de Electie van Magiftraats , Perfoonen in eenige Steden medege, werkt, maar 'er tegen geprotefteerd en , van onwaarde gehouden hadt,en dat, zo" , zommigen oordeelden, dat over den , Brief van zyne Hoogheid eenige nadere , Raadpleeging noodig was, hy, han, gende die Raadpleeging, in het bezit , dier Electien behoorde herfteld te wor, den (*)." De Eed op de Conftitutie ftrekte dus en middel om voor altoos de vrye Stemnen der Hollandfclu Regenten te fmooren. ^iet min diende deeze Eed om allen Indoed der'Burgeryen op de Regeeringsbelellinge, dat by den Stadhouder en diens Yanhang zo gehaat voorregt, volkomen te veeren. Hier door verviel de daar over >enoemde Staatscommisfïe van zelve: niets roorbehoudens, ten dien opzigte, om overenkomftig met den uitflag daar van te ïandelen, ontmoeten wy in dit Befluit. 2ints de Omwenteling vernam men nooit ets van raadpleegingen, of een verflag dier Com- C1*) Verzp by de Chalmot XLI. D. bl. 32^. 340.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 303 Commisïie, alleen wordt van deszelfs aanweezen in 't voorbygaan eene enkele reize, met een woord gerept; zo door zyne Hoogheid zelve, als door de Regenten; doch weezenlyk hadt dezelve niets te beduiden, en mogt gezegd worden eenen langen en vasten ilaap genomen te hebben. Sterk gekleurd, maar veel waarheids is 'er in een Tafereel van onze Staatsgeftel tenisfe, naa het invoeren en afneemen van dien Eed, door de hand eens onbekenden gemaald. Met dit op te hangen befluiten wy het daar omtrent voorgevallene in Hol land. De Eed op de Conftitutie was in den grond, eene vordering van de Regenten , om - den Stadhouder het ongeftoord genot te laaten van die geheele Magt, welke hy zich wettig of onwettig, overeenkomftig of ftrydig met de Octroyen, Privilegiën en Reglementen van Regeering aanmaatigde, (ter belooning waar van de Regenten wederkeerig in 't bezit zouden blyven van alle die misbruiken, welke zy. op zyn voorbeeld, in het openbaar Beftuui pleegden ,) en eene vordering van de Burgers, om den Stadhouder en de Regenter daar in onbelemmerd te laaten voortvaa ren en deemoedig te gehoorzaamen. Dt Stadhouder en zyne Afhangelingen, omftuwd met vreemde en binnenlandfche Lyftrawanten, weezen de overige Regenter met de eene hand op een reeks van Eerampten en Tytels, en een ruim beftaan: met de' andere op een amptloos leeven. op Kerkers en Schavotten. Aan de Bur gei: LVII. BOEK, 1787. I788. Algemeeo ne Aanmerkingover de gevolgen van dien Eed.  go4 DE REPUBLIEK DER LVil. boek. 1787. 1788. De Raad penfiona' ris Bleiswyk bedankt. gers vertoonden zy van de eene zyde Op* roerleuzen, Plundering, Gebrek en Armoede, en aan de andere zyde, in 'tverfchiet Bedieningen en Voordeden, wanneer 'er, naa de Vreemdelingen en Liverybedienden wel bezorgd te hebben, iets voor hun mogt overblyven (*). Te meermaalen verfcheen, in den loop onzer Gefchiedenisfe van dit Tydvak, de Heer Laurens Pjeter van de Spiegel op het tooneel als Raadpenfionaris van Holland, en Opvolger van Pieter van Bleiswvk- Het Affcheid van deezen laatstgemelden, zo wel als de aanftelling der eerstgenoemden, verdient onze opmerking. De Raadpenfionaris van Bleiswyk, dien wy in onderfcheiden daglicht befchouwd, en van wiens Character wy geene gunftige fchets gegeeven hebben (f), zag'in Slachtmaand het einde van het vyfjaarig Tydperk deezer hoogwigtige Bedieninge, Zonder eenig aanzoek om dien post, nu vyftien jaaren door hem bekleed, weder te aanvaarden, gelyk reeds twee keeren gefchied was, werd bewilligd in zyne begeerte om van het Raadpenfionarisfchap ontflaagen te worden, als mede van de Ampten van Grootzegelbewaarder, Stadhouder en Registermeester van de Leenen, !iem als een voortduwende Commisfie opgeef*) Vaderlandsch Huisboek 1753. V. Deel bl¥ 53. 354- (f) Men zie onder andere onze Vaierl. Histi :v. D. bl 244—246.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 305 gedraagen, als mede in het Jaargeld van vier duizend Guldens, hem' by de oorfpronglyke aanftelling toegedaan (*). Kort was Bleiswyks Aanipraak by zyn aftreeden, en zullen wy, onder het leezen , ons 's Mans opgetekende bedryven herinnerende, niet kunnen nalaaten ook daar in eene bevestiging te vinden van de egtheid der even aangeduidde voorheen gegeeven Characterfchets. Op den dag zyns Affcheids, den negenden van Slachtmaand mdcclxxxvii , liet hy zich in deezer voege hooren. ,, Edele Groot Mogende Hee- ren! Daar het my thans mag gebeuren „ het lastig en drukkend pak myner Be9, diening neder te leggen in den fchoot van U El. Gr. Mog. zy het my ver9, oorloofd U Ed. Groot Mog. voor het ,, laatst te naderen, met ootmoedige be- tuigingen myner fchuldige dankerkente,, nisfe voor de menigvuldige gunstbewy- zen, voor de herhaalde blyken van by9, zondere eer en vertrouwen, welke ik ,, van U Ed. Gr. Mog., in den loop van s, myn Ministery, heb mogen ontvangen, ,9 en voor de hooge goedkeuring, waar ,, mede het U Ed. Gr. Mog. by verfchei- den gelegenheden behaagd heeft, my,, nen geringen arbeid en zwakke poogin9, gen te begunftigen. „ Wor- (*) Diers Aanftelling hebben wy geboekt in onze Faderlandfcbe Historie ten onmiddnlyken Vef' volge van Wagenaars Vaderlandfcbe Historie xxiv'. D. bl. 283, lvil boek. 1787. 1788. Zvne Af- fcheids- reden.  3oö DE REPUBLIEK DER lvh. BOEK. I787. I788. „ Worden myne wenfchen vervuld, my= „ ne gebeden verhoord, dan zal de keur „ van 's Hemels besté zegeningen op de „ aanzienlyke Perfoonen en Familien van ,, U Ed. Groot Mog. beftendig rusten; „ Hoogstderzelver raadflagen en befluiten ,, zullen met de gewenschte fuccesfen be„ kroond worden, en U Ed. Gr. Mog,, ,, zullen, in de dankbaare toejuichingen van" ,, 's Lands getrouwe en welmeenende In„ gezetenen, het dierbaar en glorieryk loon „ van hunne landsvaderlyke zorge en on,, vermoeiden yver, tot bevordering van „ de waare belangens van den Staat over„ vloediglyk genieten. ,, Dan zullen alle de takken van 's Lands 3, welvaard, onder het hoogwys Beftuur ,, van U Ed. Gr. Mog. geftadig bloeijen, „ de Commercie, die vrugtbanre bron 3, van 's Lands beftaan, die Hoofdeuil, 3, met welke dit Gemeenebest moet daan ,, of vallen, zal door eene toereikende en 3, wel geregelde Navale Magt, befchermd 3, en gehandhaafd worden. ,, Het Financie-weezen van deeze Pro5, vincie, in de twee eerde Tydperken van ,, myn Ministery door jaarlykfche aflosfin,, gen niet weinig ontlast en verbeterd, 3, doch zedert, ter zaake van de ontftaane 33 onlusten met twee magtige Nnbuuren, 33 door onvermydelyke-Geldnegotiatien be,3 zwaard, zal, zonder invoering van nieu,, we fchattingen, in ftand gehouden wor3, den. Het zo noodige Politiek Credit van 5, Hol-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 307 ,, Holland ter Generaliteit zal evenredig 3, met haar Finantieel vermogen, en aan het overwigt van haare Contributien in 3, de Lasten van het Bondgenootfchap ge3, ftyfd en gefterkt worden. ,, Het volmaaktfte verband en de geduu3, rige medewerking van het Staats- met ,, het Erfftadhouderlyk Gezag, zullen de 3, Conftitutioneele Regeering deezer Lan3, den, boven die van alle andere Volken, doen uitmunten. 1 ,, Het Erfftadhouderfchap, met alle de 3, Regten en Praseminentien 'daar aan ver,j knogt, zal in het Doorl. Huis van Oran5, je en Nas/au tot het laatfte der dagen 5, vereeuwigd worden. ,, Zyne Doorl. Hoogheid, de tegen3, woordige HeerErfftadhouder, zal, on3, der het genot der dierbaarfte zegeningen ,, over hoogstdeszelfs hooge Perfoon, Kc3, ninglyke Gemalinne en Vorstlyke Tel9, gen, fteeds zyn en blyven het hoogst3, waardig voorwerp van de hoogagting en ,, van het vertrouwen van 's Lands Staa3, ten. Aan zyne Hoogheid zal, tot aan de uiterfte eindpaalen van'een gry,, zen Ouderdom, het onwaardeerbaar voorregt en het ftreelend genoegen ver,3 gund worden, van te heerfchen, en het 3, aanminnig Gebied te voeren over de har- 9, ten van een vrye Natie. En dit ,9 Gemeenebest altoos langs diezelfde we3, gen en door diezelfde middelen bewaard ,, en behouden, waar aan het zyn opkomst, zyn aanwas en zyne grootheid is ver- fchül- Lvir. BOEK. I787. 1788,  363 DE RÉPUBLIEK DÉR LVII. doek. Ï787. 1788. L P. V. Ti. Spiegel toe Raadpenfionaris van Holland aangebeld. „ fchuldigd, en praaiende aan 't hoofd met* „ een onafgebrooke reeks van Helden uit „ het Hoogstvorstlyk Huis, zal de roest „ der Eeuwen verduuren (*)." Ten Opvolger kreeg hy L. P, van de Spiegel, een Man, die zich alzins een Voorftander en Bevorderaar van den Stadhouder vertoond hadt, en uit de rol door hem in Zeeland, als Peniionaris van dat Gewest , gefpeeld, in onze Gefchiedbladen te over bekend (f). Opmerkelyk is het, dat hy, naa Jacob Cats , de eerfte was, die, geen gebooren Hollander zynde, tot dat hoogwigtig Ampt, in dit Gewest, werd langefteld. Eene bevordering welke hy aan den Stadhouder hadt te danken, als eene belooning voor de veelvuldige dienden, aan het Huis van Oranje, jaaren lang, en bovenal in den jongst verftreeken tyd, beweezen, terwyl hy by zyne aanftelling een veel hooger Inkomen bedong, dan ooit ïenig Raadpenfionaris hadt genooten (§_), en (*) Verz. by de Chalmot II. D.bl. 24.3. en 245. (|j Bovenal moeten wy hier onze Leezers te rug wyzen tot het XIII. D. bl. 250. en het geheele beloop der Zeeuwfche Gefchiedenisfe, tot dén tyd der Dmwentelinge, XVIII. d. bl. 211. enz. C§) wy vinden opgetekend, dat GecotnmifteerleRaaden, voor zyne Verhuizing uit Zeeland, eene Drdonnantie afgaven van ƒ6000, als mede dat Ge:ommitteerde Raaden den tweeden April 1788 be(looten, om hem boven zyne gewoone Jaarwedde > van/i2oco, 'sjaars nog voor Huishuur ft5oó en ƒ4500 voor een jaarlyks Douceur, en nog ƒ1500 /oor zyn Secretaris te doen betaaleu. Als Secreta•is van de Ridderfchap was zyne Jaarwedde ƒ iooó. Bouwens aan zyne Co.-nmitientsn bl. 501.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 339 en daarenboven nog een Jaargeld "voor zyne Weduwe naa zynen dood, als mede van zyne Dochters naa 's Moeders overlyden, zo lang zy ongehuwd bleeven. By de openbaare aanftelling deezes Mans, die eerst Raad en Burgemeester der Stad Goes, naderhand Secretaris der Staaten van Zeeland, en vervolgens Raadpenfionaris in dat Gewest geweest was, voerde op den zesden van Wintermaand mdcclxxxvii, Wassenaar van Starrenberg , die wy in onderfcheidene gedaanten befchouwden, en de nu heerfchende Party, zints eenigen tyd was toegedaan, dit woord ter begroetinge. „ Myn Heer! Indien hun Ed. Gr. „ Mog. zich ooit hebben kunnen vleijen, „ dat derzelver keuze in de vervulling van dit gewigtig Ampt, zou ftrekken tot ,, nut van den Lande, zo is het geweest, „ wanneer zy met eenpaarigbeid van ftera„ men deeze aanzienlyke Bediening aan U „ Ed. hebben aangeboden. Reeds zedert ,, lang zyn 'er te veel fpreekende bewy- zen van uwe kunde en doorzigt in de „ behandeling van 's Lands belangens, om „ hun Ed. Gr Mog. niet te voeden met „ de ftreelertde hoope van deze Post tot heil „ hiarer Provincie te zien bekleeden, tot „ herftel van zo veele takken van 's Land* Welvaard, gemynd door de droevige binnen- en buitenlandfche Onlusten, waar „ onder de ganfche Republiek, en vooral „ dit Gewest, zugtende is geweest. Zy „ vertrouwen, dat 'sLands Finantie, dat „ £pü i wiar op alles draaijt, en dewelke XX. Deel. T 95 zul- LVIIi BOEK. 1787. I788. Verwelkomd in de Vergadering* I  Sio DE REPUBLIEK DER LVfL BOEK. i?87. 1788. Aan- fpraak 5 van van * de Spie- * gel. \ 1 I 9 9 5 be- 1 „ zulke fcbokken heeft moeten ondergaan; „ door uw Beltuur j weder in eenen bloei„ jenden ftaat zal geraaken, en dat door „ uw beleid en 'uitwerking, dat magtig ,, en fchier twee derden uitmaakende Ge„ deelte van het Bondgenootfchap, weder,, om op de Deliberatien der refpective „ Bondgenooten zal bekomen dien invloed „ en dat gezag, welke een zo prsedomi„ heerend Lid, uit zo veele hoofden, met H regt competeert. Terwyi aan hun Ed. Gr. Mog. niets aangenaamer zal wee, zen, dan gelegenheid te vinden om U , Ed. byzondere blyken van derzelver fou, veraine affectie te geeven; wenfchende, , dat het God Almagtig behaage zyne ,• dierbaarfte. zegeningen in eene ruime , maate over U Ed. Perfoon te willen , uitftorten, alle uwe poogingen tot wel, zyn van het Vaderland te onderfteunen r , en met een gelukkigen uitflag te bekroo, nen; ten einde uw Naam, door de Nako, melingfchap moge worden gefield naast , de geenen, welken zich in derzelver , leevensloop door hunne Verdienden on, fterflyk hebben gemaakt." . De nieuwe Raadpensionaris, dien het an geen bekwaamheid om meesterlyk de ten en het woord te voeren, ontbrak, bentwoordde deeze ridderlyke Begroeting, ti een vry uitgebreide Aanfpraak; begreelen in deeze bewoordingen. „ Ed. Gr. i Mog. Heeren! Indien ooit iemand reden , gehad heeft om deeze Vergaderzaal van , U Ed. Gr. Mog. met eene foort van  VERENIGDE NEDERLANDEN. 311 j, befchroomdheid in te treeden, getroffen 9, te zyn door het gewigt der verplig„ tingen, die hy op zich neemt, en de „ ongenoegzaamheid van zyne vermogens te gevoelen, is dit, in het tegenwoor- dig oogenblik, myn geval. „ Naauwlyks te rug gekomen van de ,, leevendige aandoening, welke het af„ fcheid van de Provincie van Zeeland, „ (myn Geboorteland,) op my verwekt ,, hadt,, daar ik de eer genoot het Ampt 3, van Raadpenfionaris, niet zonder goed,, keuring van den Souverain • en genoe,, gen der Ingezetenen te bekleeden (*), 9,' vind ik my geroepen om het zelfde Ampt, 3, in deeze luisterryke Vergadering, te aan3, vaarden, in welke ik nooit te vooren ,, de eer hadt als Lid te compareeren, daar de dagelykfche behandeling der zaa,, ken my geheel vreemd is, en daar zich 3, duizend voorvallen kunnen opdoen, wel3, ke den loop myner Bediening minder ,, voorfpoedig, oneindig moeilyker kunnen 3, maaken, dan in myne voorige betrek,, king. „ De Post welke U Ed. Gr. Mog. my hebben gelieven op te draagen, is al,, toos aangezien als één der gewigtigfte ,, en zorglykfte van den ganfchen Staat; 3, maar de tegenwoordige omftandigheden des (*) Die goedkeuring en dat genoegen was, blykens de Staats Notulen van Zeeland, die van zyne Party, en verre van algemeen. Men flaa na de laatst aangeduidde plaats in onze Vaderl, Hist. T s LVII. BOEK. 1787. i;88s  3ia DE REPUBLIEK DER LVII. SOEK. 1787. I788. „ des tyds verdubbelen deszelfs last en „ kommer. „ Immers Ed. Gr. Mog. Heeren! wan„ neer men het oog vestigt op den toe- ftand der Republiek in het gemeen, en „ van deeze Provincie in 't byzonder, „ door de kortsgeleden beroerten zo fel ,, gefchokt en geteistert, moet men ver„ baasd ftaan over de onbegryplyke ver- warringen, welke een verderflyke In- vloed door alle de takken van het Pu„ bliek Beftuur heeft verfpreid. Men ver- liest zich in de menigte van voorwer„ pen, die om herftel en verbetering roe- pen. Van het eerfte oogenblik der ge„ lukkige Omwending hebben U Ed. Gr. „ Mog. hunne zorgen befteed, om het „ vervallene weder op te beuren, om de „ gefcheurde Banden der Unie vast te „ knoopen, om de wettige Conftitutie en „ Regeeringsvorm boven alle onrustige „ woelingen te verzekeren, en aan deeze „ weleer zo gelukkige Provincie haare voo„ rige eere, kragt en vermogen weder te „ fchenken: dit is nog de aanhoudende „ werkzaamheid van U Ed. Gr. Mog.. en ,, tot zulke voortreffelyke eindens hebben Hoogstdezelve mynen dienst begeerd. „ Hoe zeer zou ik my gelukkig agten, „ indien ik in het minfte aan die heilzaa„ me oogmerken konde voldoen; maar „ hoe veel, hoe oneindig veel, wordt daar „ toe niet vereischt, en wie is vermetel „ genoeg om zich de noodige bekwaam- heid toe te kennen l „ Het  VERENIGDE NEDERLANDEN. 313 ,, Het zou nogthans zeer ongepast zyn, 9, mynen dienst onder U Ed. Gr. Mog. ,, te beginnen met eene vertooning van angst en kleinmoedigheid, daar men ,, zich veel eerder met een dubbele moed ,, en ftandvastigheid behoort te wapenen, om de zaaken van het Land, in deeze ,, omftandigheden, met ernst en klem aan ,, te grypen. De tyd om zwaarigheid te ,, maaken is ook voorby geweest van het oogenblik dat ik het hartig befluit ges, nomen hadt, my aan de Provincie van 33 Holland en Westfrieüand te verbinden, 3, en 'er blyft niets anders overig, dan alle 3, myne vermogens, hoedanig ze ook zyn, 33 in te fpannen om aan de keuze en ver,3 wagting van U Ed. Gr. Mog. te beant3, woorden, onbekommerd voor den uit,, flag myner handelingen, zo lang ze ,, door beginzels van Eer en Deugd be3, ftuurd worden. ,, Ik zal dan Ei. Groot Mog. Heeren! ,, deezen dienst aanvaarden, met een oot,, moedig opzien tot God, die my uit veele zwaarigheden heeft gered, en in ,, myne voorige Posten, met onderfteu,, ning is voorgekomen. Op deezen grond ,, zal ik aan U Ed. Gr. Mog. belooven „ een onfchendbaare trouw, een duurza„ men yver, een geftadige werkzaamheid, „ Het vertrouwen op dien Magtigen By,, ftand bemoedigt my eene loopbaane in te ,, treeden, daar de gedenktekens ftaan op- gerigt van veele groote Mannen myne „ Vborzaaten; hunne wysheid en deugden T 3 » zul- LVII. boek. 1787. I788.  314 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. I787. 17880 „ zullen my voorlichten; hunne feilen een „ baak zyn om te vermyden; hunne ver„ fchillende uitkomften de wisfelvallighèid ,, der ondermaanfche dingen vertegenwoor„ digen. Wanneer ik nogthans myne Ta,, lenten vergelyke by die, welke deeze plaats geïllustreerd hebben, gevoel ik 3, meer dan iemand, de toegeeflykheid van ,, U Ed. Gr. Mog noodig te hebben, en „ ik verzoek dezelve als een gunst, waar „ op ik ftaat durf maaken, zo lange myne tekortkomingen niet uit verkeerdheid; 9, maar uit menschlyke zwakheid, ontftaan. „ lk betuig U Ed. Gr. Mog. myne ness derige en onuitwischbaare dankzegginge „ voor de zonderlinge Eer aan my, een 9, Afgezeten deezer Provincie, beweezen, en voor alle de Avantages aan my en 9, myne Familie by deeze gelegenheid toe- gevoegd. Deeze weldaaden zullen my j, altoos op het duurfte aan U Ed. Groot ?, Mog. verpligten; en eene geftadige her- innering zyn van het Regt, het welk U Ed. Gr. Mog, met alle de Ingeze9, tenen van Holland en Westfriesland op 9, mynen yver en arbeid verkreegen heb9, ben. .9, Het vertrouwen, welk zyne Doorlug'9, tige, Hoogheid in my heeft gelieven te ,,, ftellen, door myn Perfoon aan U Ei, 9, Gr. Mog, op de gunftigfte wyze aan 3, te bevelen, vordert ook myne fchuldige 9, dankbaarheid. Uit de zuiverfte begin9, zeis van liefde tot het Vaderland, en 3? van overtuiging 9 dat 's Lands behoud nis „ met  VERENIGDE NEDERLANDEN. 315 met die van de Erflyke Waardigheden „ van het Doorlugtig Huis van Oranje on„ affcheidelyk gepaard gaat, heb ik het „ my tot Eer en Pligt gerekend een Voor„ {tander van dezelve te zyn, zelfs in die moeilyke tyden, wanneer dé zugt voor „ Oranje de eenige misdaad was der gee„ nen, die anders geen misdaad hadden. „ Trouwens myne Inftructie in Zeeland „ hadt my de zorg voor dat dierbaar Pal„ ladium opgelegd. En dit is ook niet „ minder de uitdruklyke begeerte iri de „ Inftructie, op welke ik myne tegenwoor„ dige Bediening aanvaarde. Myne opreg„ te bedoeling zal altoos zyn het Vaders, land de beste uitwerkzels van deeze ge- zegende Regeeringsvorm te doen genie„ ten, 's Lands belangen aan zyne Doorl, „ Hoogheid onbewimpeld voor te ftellen, „ onkreukbaar te zyn in myne Advyfen, „ befcheiden omtrent die van anderen, en „ langs dien weg, de eenige om aan zyne „ Doorl. Hoogheid te behaagen, hoogst „ deszelfs vartrouwen meer 'en meer te „ verdienen. ,, Laat het my nog vergund zyn Ed. „ Gr. Mog. Heeren! des Hemels dierbaar„ fte zegeningen af te fmeeken over dee„ ze Hooge Vergaderinge. Dat het Sou„ verain Gezag van myne Heeren de Staa9, ten, door de Wetten en -Privilegiën on„ derfchraagd, beftendig zy en blyve de 9, fteun en vastigheid der Burgerlyke Maatje fchappy, de liefde der góeden, de fchrik der kwaaden! Dat Regeering en VryT 4 „ heid LVIT. BOEK. 1787. I788.  LV1I. BOEK. 1787 1788. 316 DE REPUBLIEK DER „ heid hand aan hand mogen gaan! Dat, „ onder het hoogwys Beftuur van U Ed. „ Gr. Mog. de Godsdienst geëerbiedigd „ en beoefend worde, de Eendragt her,, leeve, de Koophandel toeneeme, Kun„ ften en Weetenfchappen bloeijen! Dat „ U Ed. Gr. Mog. in derzelver Perfoo,, nen iteeds de Voorwerpen van de hoog„ fte agting en dankbaarheid van eene ge„ lukkige Natie mogen zyn, en in hunne „ aanzienlyke Gedachten den begeerlykften „ Eertytel van Vaderen des Vaderlands „ mogen voortplanten tot in de laatfte „ Nakomelingfchap! „ Dat zyne Doorlugtige Hoogheid, de 9, Prins Erflladhouder, naa zo veele on- waardige bejegeningen doorgeworfteld te „ hebben, in zyne wettige Regten her„ fteld zynde, deszelfs dagen moge door„ brengen onder het aangenaam genot van „ Vrede en Voorfpoed! Dat de verdere „ leevensloop van zyne Doorlugtige Hoogs, heid, voor het volgende Geflacht, het „ voorbeeld zy van een ongeftoord Geluk „ en teffens de Historie van den aanwas 9, van Welvaart deezer Provincie, op dat de Nakomelingfchap nooit moge geden„ ken aan de Voorregten, die ik hem toe3, wenfche, zonder de Gedagtenis van den „ Vyfden Willem te zegenen (*). ,, Haare Koninglyke Hoogheid, het Cie- ,, raad (*) Men vergelyk hier mede het vermeldde in den aanvange deezes Boeks uit den mond van van ck SmcEL, ten opzigte van 'sPrinfen Character,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 317 raad haarer Sexe, het Pronkjuweel der „ Vorftinnen, zy beftendig het Oogelyn van het vrye Nederland, de fchoonite 9, Paarel aan de Kroon van deezen Staat, ,, het heerlykst Model van Deugd en „ Grootmoedigheid voor haar Vorstlyk 9, Naageflacht! (*). ,, Dat de beminnelyke Prinfes, de veel 9, beloovende Prinfen, de Steunzels mogen 99 zyn van het Erfftadhouderlyk Huis, de 99 blydfchap hunner Tydgenooten, de hoo9, pe van deezen Staat! „ Dat alzo deeze Republiek, deeze Pro9, vincie, haar geluk onder de vrye Staats,, regeering, en den invloed van het Erf- ftadhouderlyk Beftuur, moge zien voort- „ duu- (*) Ten aanziene van deeze hier hemelhoog opgeheevene Piinfesfe vinden wy aangetekend, dat de Heer van de spiegel tot den ouden Griffier Fagel, op 't einde deezes Jaars, zou gezegd hebben4 „ dat hy befpeurde, dat 'er twee Pariyen aan het „ Hof waren, de eene van de Prinfe en de andere „ van de Prinfesfe, en dat men zich moest wag„ ten van de eene zo wel als de andere te mishaa3, gen, dat de Prinfes zeker eene Vrouw van ver,, ftand was, die fermiteit bezat, en orde hielde „ in de zaaken, welke zy behandelde; maar dat, „ met di! a l s, men zich wel wagten moest haar te vethefFen op de puinhoopen van den Prinfe, „ en dat deeze, niet tegeuflaande alle zyne gebre- ken, ën alle zyne-zwakheden, moest gëhand- haafd en onderfteund worden; want eindelyk 9, voegde de Raadpenfionaris'er by, is hy toch altoos de gëene die Prins van Oranje is, het „ Volk bemint dien Naam, en een Prinfes vsn „ Pruisfin moet ons niet regeeren." 11. L. BqüWEt?s afin zyne Committenten, bi. 15/, T 5 LVII. SOEK. I787. 17U  318 DE REPUBLIEK DER LVII. boek. I78V 17H8. Hoe b; den aan vang zyns Arapts door zy ne Pan; beoordeeld. „ duuren en genieten tot den afloop der „ Eeuwen!" Van de Spiegel klaagde, reeds by den aanvange van zyn Ampt, by zynen Vertrouweling, den ouden Griflier Fagel, ' dat hy niet best wist, hoedanig zich te ge" draagen om eenige Onderwerpen van Raadpleeging by Holland ter tafel te brengen, of dat eene Stad zich daar toe altoos met ■ het Voorftel moest belasten, in plaats dat ' hy in Zeeland zelve de zaaken voorftelde. De gryze Griffier gaf hem ten middel aan de hand, dat hy, in hoedanigheid van Penfionaris der Ridderfchap, zyne Voorftellen gemaklyk door dit kanaal kon doen gaan. Een raad, welken van de Spiegel gewis zou aangenomen en opgevolgd hebben, dan hy kon zich, zo als hy zich liet hooren, met den Heer van Wassenaar Starrenberg , die aan het hoofd der Ridderfchappe was, niet wel verftaan (*). De jonge Griffier Fagel, kende zeker van de Spiegel niet te rechte, als hy, wegens hem, in 't eerst van diens Raadpenfionarisfchap betuigde. „ Voor my ik „ kan my niet wederhouden van meer of ,. min te vreezen, dat hy te zagt zal zyn. ,, Hy fchynt my toe die friste kragt en „ energie niet te hebben, welke ik, in een ,, oogenblik als dit is, zou verlangen in een Perfoon zogewigtigin alle opzigten (f)." In C*~) R. L- Bouwens aan zyne Committ en'en bl. 155. (vt) Dit tekende de jonge Griffier Fag^l aan op 2/, December.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 319 In 't algemeen verklaarde van de Spiegel den ouden Fagel, „ dat hy veele „ hinderpaalen in Holland vondt." Ten welken opzigte de jonge Griffier Fagel deeze byzonderheid optekent. Eene zeer aanmerkelyke zaak in de tegenwoordige 9, omftandigheden is, dat de Heer Meer9, man van der Goes, Penfionaris van sï Amjlerdam, de Heer Jaager, Penfio„ ris van Haarlem, (zo ik my niet be„ driege,) en een derde Penfionaris, zich 9, beginnen te vereenigen en zamen te con,9 fereeren, 't welk zy reeds by verfchei,, de gelegenheden gedaan hebben. By voorbeeld laatst, toen het Request ,, der geenen, die in Sept. mdcclxxxvi 9, het Adres getekend hadden om den Prins ,, te fufpendeeren, aan de Staaten van Hol9,' land werd aangeboden, zo vereenigden 9, zich die drie Heeren terftond om ten 99 voordeele dier Lieden te pleiten, en aan 9, te raaden de Procedures, die tegen de9, zelve begonnen waren , op te heften." — En, laat de jonge Fagel hier op volgen; deeze en eenige andere redeneeringen, „, welke de Heer van de Spiegel, ze„ dert veertien dagen gehouden heeft, be9, haagen my niet veel: om dat zy noch ,, eenen grooten invloed voor het tegen- woordige fcbynen aan te kondigen, noch „ eene groote waarfchynlykheid om dens, zeiven in het toekomende te verkry- 9, gen. 't Was ondertusfchen op dee- n zet? nieuwen Raadpensionaris, dat ,1e LVir. boek. I787. 17^8.  32o DE REPUBLIEK DER LVH. BOEK. 1787. Ï788. Van ra Spiegel wordt Groot Zegelbewaarder. „ goede zaak haare grootfte hoop vestig„ de. Men vleide zich, dat hy vermo„ gen op den Prins van Oranje zou heb„ ben, en hem zou doen werken; maar ,, tot hier toe verneemt men nog niet veel ,, van de tegenwoordigheid van den Pen„ fionaris. 't Is waar dat hy gisteren ron„ de taal gefprooken heeft tegen den Prins „ en dePrinfesfe; maar zonder gevolg dan „ het gewoone, dat is, dat de Prins, over„ tuigd van de waarheid van 't geen men „ hem voorhieldt, alles goedgekeurd heeft, „ zonder eenig befluit te neemen. Daar „ is nog niets op de baan gebragt, noch van een Departement of Raad, waar in „ de zaaken behoorden behandeld en min „ of meer in orde gefchikt te worden, „ eer zy op het tapyt kwamen; noch van „ eene nieuwe orde in de bezigheden van „ den Prinfe in te voeren; noch van ze„ kere uuren te bepaalen om aan gewig„ tige zaaken te werken. De oude ver„ warring beftaat altoos, en de geest van „ kleinigheden en beuzelingen blyft dezelf„ de. Verfcheide Haaltjes bewyzen my ,, ten minflen dat de Raadpenfionaris nog „ niet zeker van zyne zaak is (*)." Dat hy eerlang meester van zyne zaak wierd, wyzen de kort daar op volgende gebeurtenisfen, waar in hy zo veel deels halt, en door ons reeds verhandeld zyn of nog geboekt moeten worden, ten vollen (*) R. L. Bouwens aan zyne Committenten bl. 154.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 321 len uit. By Bleiswyks nederlegging van het Raadpenfionarisfchap, ging ook gepaard de afftand van hét Groot Zegelbewaarderfchap van Holland. Hier toe werd het oudfte Lid der Ridderfchappe de Baron van Wassenaar. Heer van Starrenberg aangefteld. Met deezen kon, gelyk wy zo even gemeld hebben, de Raadpenfionaris zich niet wel verftaan, te welker oorzaake weeten wy niet; doch het laat zich gisfen, dat dezelve daar in te zoeken was, dat dit Ampt door den geweèzen Raadpenfionaris van Bleiswyk bekleed, ook aan van de Spiegel niet was opgedraagen. — Naa dat deeze Ridder eenigen tyd die post waargenomen hadt, kreeg van de Spiegel, terwyl hy in de Staatsvergadering van Holland zat, eenen Brief van zyne Hoogheid, met kennisgeeving, dat hy hem zou voordraagen tot het Zegelbewaarderfchap: dewyl de Heer van Wassenaar Starrenberg van zyn aanfpraak op die Post hadt afgezien, uit zugt voor zyn Vaderland, wegens het bezwaar, dat anders voor de Provincie daar uit zou ontftaan. De Raadpenfionaris den Brief geleezen en den toedragt der zaake daar uit verftaan hebbende, liet zyne Hoogheid onverwyld weeten, dat hy, op dien voet, voor het Zegelbewaarderfchap bedankte : dewyl men natuurlyk, uit een dergelyke voordragt, twee dingen zou hefluitën, voor hem Raadpenfionaris even onaangenaam. Voor eerst, dat zyne aanftelling tot Zegelbewaarder ten bezwaare was van de LVIL boek. 1787. I788.  322 DE REPUBLIEK DER LVÏI. boek. i?87. 1783.: Gunftig oordeel ovtr de Finantien van Holland. Eens geringe Geldheffingneemt niat op. de Provincie; en ten anderen dat hy dee«* ze Aanftelling verfchuldigd was aan de Edelmoedigheid van den Heere van Starren berg. Men ftelde de raadpleegingen over dit ftuk uit; en deeze Ridder, vervolgens afftand gedaan hebbende van zyne aanfpraak op dat Ampt, werd van de Spiegel, eenvoudig aangefteld, zonder het hem ftootend byvoegzel. Men hadt zyne Hoogheid weeten over te haaien, om, ten gevalle van de Heer van Starrenberg , eene diergelyke voordragt te doen: dan hy verklaarde naderhand 'er dat niet in gezien te hebben, 't geen de Raadpenfionaris 'er in hadt gevonden; doch dat hy de door hem gemaakte zwaarigheden nu begreep en goedkeurde (*). Hoorden wy den afgaanden Raadpenfionaris van Bleiswyk , by zyn jonglte aanfpraak, te verftaan geeven, „dat het Finan,» tieweezen deezer Provincie, zonder in„ voeren van nieuwe fchattingen, zou in ftand gehouden kunnen worden (f)." Sloeg zyn Opvolger van d« Spiegel, met den aanvang des Jaars mdcclxxxviii nog eenen eenigzins gunftig klinkenden, fchoon in behaaglykheid afneemenden toon, als hy betuigde, „ dat hy de Finantien „ van Holland, naar maate van alle de „ zwaare onkosten, in een veel beter toe,, ftand gevonden hadt, dan hy hadt kun„ nen verwagten, en dat 'er flegts eene „ Ne- (*~) R. L. Bouwens aan zyne Committenten bl. lóp. (t; Zie hier boven, bl.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 323 „ Negotiatie van vyf Millioenen Guldens „ zou behoeven gedaan te worden om al-1 les in orde te houden." Die Geld- leening werd door Staaten van Holland bepaald (*). Hoe maatig deeze lom ook ware, vondt men zo weinig deelneemers, dat 'er maanden verliepen eer één enkel Millioen genomen was. Dit frak zeer af hy voorige Jaaren, toen op veel grooter geëischte fommen, op min voordeelige voorwaarden, met zo veel graagte werd ingetekend, dat de Raadpenfionaris: van Bleiswyk, meer dan ééns zelfs in den Oorlog tegen Engeland, de Staaten verzogt, om, ter oorzaake van den, goeden voortgang der Geldleeninge, ook fommen, boven de . bepaalde Geldleeninge, aangeboden, te mogen aanvaarden. Eene hoogst onaangenaame te Ieurftel-1 ling voor eenen Aanhang, die, by herhaa- * ling betuigd hadt, dat het grootfte en bes-d te deel der Ingezetenen, wegens de Om- et wenteling des voorigen Jaars, zo hoogst I te vrede en verblyd was. Eene fchaarfche Geldfchieting, die dit voorgeeven leugenftrafte, moesten zy, hoe noode, fchoon eenigzins bewimpeld bekennen. Immers dit bleek uit de betuiging, „ dat men, reeds ,, in het begin des Jaars, op zeer gunfti„ ge voorwaarden, eene Geldleening uit„ gefchreeven hadt, en, tot de volkomene „ vervulling van alle de benoodigdheden „ daar (*) Ferz. by de Chalmot VII. D. bl. 22—25. LVII. SOEK. 1787. I788. Jitfchrying van en vyt' n twingftenenning.  324 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. I787. 1788. „ daar mede zou voortgegaan zyn, maar „ dat men, tot zyne fmert, ondervonden „ hadt, dat de omlïandigheden des tyds ,, zulke onoverkomelyke Beletzelen ver„ oorzaakten, waar door men verhinderd ,, was, om zo fchielyk en op zodanige „ voorwaarden, de benoodigde Penningen, „ uit vrywillige Fournisfementen te beko- men, als de zaak vereischce.' Op deezen grond ging men over tot een buitengewoon middel, en belastte elk Ingezeten van Holland, die tot 2500 Guldens en daar boven, gegoed was, of zodanige Ampten, Bedieningen en Beneficiën bezat, welke niet met naame uitgezonderd waren, om den yyf en tmntigften Penning van het zuiver beloop van zyn Kapitaal, Bezittingen en Ampten op te brengen, met keuze om daar voor te neemen de gewoone Intresfen van twee en een half ten honderd , of wel dertigjaarige Renten van vyf ten honderd, met vernietiging der hoofdfomme, in het laatfte geval. Deeze Belasting werd van allen gevorderd, die in Holland woonden niet alleen, maar ook van die, welke Ingezetenen van dit Gewest geweest zynde, doch zich nu buiten 't. zelve bevindende, het zy met 'er woon, of door eene afweezigheid voor zekeren tyd, nog geen Jaar en zes weeken geleden daar uit vertrokken waren. Hoe zeer nu niemand dan eigenlyk gezegde Inwoonders , en allen die buiten 'sLands, met oogmerk om weder te keeren, vertrokken waren, konden begreepen worden, onder die  VERENIGDE NEDERLANDEN. 32$ die verbintenis te leggen, hadt men 'er die tydsbepaaling bygevoegd, ten einde de uitgeweekenen, die meerendeels hunne goederen nog in Holland hadden, ook in die belasting zouden bydraagen; fchoon men naderhand de Gebannenen verfchoonde. By deeze opbrenging vorderde men van elk deezen Eed, „ dat hy, naar zyne beste kennis en weetenfchap, en zo na als s, hem mogelyk geweest was , op den voet ,, van dit Plakaat, den overflag en be„ grooting gemaakt hadt van het zuiver ,, beloop der waarde van alle zyne Goe„ deren en Bezittingen, Bedieningen en 5, Ampten, hoe genaamd en waar gelegen ,, of zynde, en daar van, ter goeder trou„ we, ten minften vier ten honderd ge3, fourneerd hadt, of, binnen den bepaal,, den tyd, fourneeren zou." Zonderling moest het voorkomen niet alleen aan alle de Staatsleden, die nog maar weinig maanden te vooren den Raadpenfionaris het gunftigfte berigt van de Gewestlyke Geldmiddelen, en den voorfiag van gemelde maatige Geldheffing, hadden hooren doen; maar ook aan alle de Ingezetenen, die des kennis droegen, eensklaps van zulk een ongehoord middel, tot ftyving van 's Lands Kas, te hooren fpreeken. Dan meer doorzigtigen en op het tegenwoordig Beftuur te onvredenen lieten niet na te mompelen, en in den kring hunner vertrouwden deswegen te verklaaren,, dat gelyk de Omwenteling in deri Jiare mdccxlviii kan de geheels Repu XX. Deel. V bliet Lvir.boek4 1787. 1788. Hoe die uitfchryving beoordeel dj  ^ 326 DE REPUBLIEK DER LVII. BOE Kt 1787I788. Redenen voor de Uitfcbryving van den 25. Penning gegeeven. bliek desgelyks eene Liberaale Gift 'onder Eede van den vyftigften Penning gekost hadt, ook deeze moest betaald wórden; dat de Veldtocht der Pruisfen na deeze Landen, en derzelver verblyf aldaar, met alles wat 'er op liep, betaaling vorderde; dat Engeland het geld, tot onderfteuning van- de Stadhouderlyke Party befchikt, moest te rug bekomen; dat de Stadhouder zelve fchadeloos moest gefteld worden, wegens de fommen uit eigen inkómften aan het daarftellen der Otnwentelinge befteed; en eindelyk, dat men over eene aanzienlyke Geldfomme moest kunnen befchikken, om de omkooping buiten 's Lands de mid delen ter bewaaring van eigen grootheid van binnen, en des noods de aanftalte tot verdeediging tegen allen aanval, en tot onderfteuning der gemaakte Verbonden met Engeland en Pruisfen gaande te houden (*> Het mangelde egter den Uitfchryveren deezer zwaardrukkende Belasting niet aan oorzaaken by te brengen, wegens de uitgeputheid der Hollandfche Geldmiddelen, en dus reden te geeven, dat men tot zulk een ongehoord redmiddel hadt moeten (*) Bezwaarende en niet zelden vergrootte bedenkingen van deezen aart, laaten zich noode, door volledige bewyzen, ftaaven : hoe men ondertusfchen met 's Lands penningen kort naa de Omwenteling voor een gedeelte, leefde, en voet gaf tot zulk eene opfpraake, kan blyken uit R L. Bouwens Verantwoording aan syas Committenten, bl. 236—252.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3*7 ten befluiten. Althans zy gaven in dit Placaat te kennen. Voor tent. ,, Dat de ,, buitenlandfche Onlusten, in welke de „ Republiek met twee magtige Mogenhe„ den was ingewikkeld geworden, de Pro,, vincie van Holland genoodzaakt hadt, „ om niet alleen haar aandeel te draagen in de zo importante fommen, als tot „ verdeediging van het lieve Vaderland vereischt wierden, maar om zelfs, wii- de zy het algemeen behoud niet in de „ waagfchaal ftellen, nog, boven dat aan „ d«el, aanzienlyke fchatten te befteeden; ,, en dat allerbyzonderst de Inwendige Be„ roertens en Desorders, waar door deeze „ Provincie, in de laatlle jaaren, zojam„ merlyk gefchokt was, aanleiding gegee„ ven hadden tot het doen van veele on„ gehoorde uitgaven, welke 'sLands Fi3, nantien op zulk eene gewelddaadige wy* 3, ze hadden aangetast, dat zelfs de ge„ woone zaaken tot hi::r toe niet, dan ,, met veel moeite en bekommering, wa„ ren gaande gehouden. ,, Ten anderen, Dat de nadeelen van „ den Oorlog van mdcclxxx in eene zeer ,, groote maate gevoeld waren, door de ,, Oost-Indifch Compagnie, als welke, 3, geduurende dien geheelen Oorlog, met zeer groote en buitengewoone uitgaven ,, bezwaard was, zonder genoegzaam ee3, nige dier voordeden te genieten, wel3, ke dezelve anderzins zo ryklyk ontving; ,, dat het dan daar ook aan toe te ken3, nen was, dat de Bewindhebbers, verre V 2 « van Lvir.boek; 1787. 1788.  328 DE REPUBLIEK DER B O E K. I787. I788. Aanmerking daar op gemaakt. „ van te kunnen voortgaan in hunne maat-» „ regelen, om van tyd tot tyd genego„ deerde Penningen te kunnen aflosten, „ in tegendeel genoodzaakt geworden wa„ ren, om naar middelen om te zien, „ om op nieuw Gelden te negocieeren; „ doch dat dezelve buiten ftaat zynde om „ dezelve, op eigen Credit, te bekomen, „ men hadt moeten befluiten, om haar in „ de verlegenheid waar in zy geraakt was, „ door het opfchieten van Penningen; „ doch voornaamlyk door het tusfchenbei„ den nellen van het credit der Provincie „ in haaren nood te helpen. „ Ten derden, Dat men ook in aanmer„ king genomen hadt den nood der Ad„ miraliteits Collegien, het vereischte her,, ftel van 'sLands Fortificatiën, de aan„ vulling der Magazynen voor den Zee„ en Landdienst, en andere middelen van „ verdeediging, doch aan welke, door dé „ bekrompenheid van 's Lands Kasfè, uit „ hoofde van de bovengemelde omftandig„ heden, zeer veel ontbrak, en welk ge„ brek nogthans moest vervuld worden, „ indien men, de veiligheid van den Staat „ en van eens ieders bezittingen wilde „ handhaaven. Zo min de opgave der oorzaaken vaa 't Geldgebrek als de einden waar toe deeze Vyf en twintigfte Penning zouden hefteed worden, bleeven buiten aanmerking by hun, die de voorige en tegenwoordige gedraagingen der nu in 's Lands Bewind zittenden, met een oog vol afkeurings be- fchouw-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 329 fchouwden. Zy ftemden toe dat de Engelfche Oorlog, sLands Schatkist uitgeput hadt; een Schatkist van welken de Staaten in den aanhef van de Uitfchryving deezer Belasting, met zo veele woorden verklaarden; ,, dat in den Jaare mdcclxxx zodanig ten voordeele veranderd was, dat „ zy, binnen korte Jaaren, geweest zou zyn in zodanigen aller blo eiendften ftaat, als waar van in de Jaarboeken der Provincie geene voorbeelden zouden te vinden ge„ weest "zyn;" maar merkten op, dat deeze, Oorlog, met alle deszelfs hoogloopende nadeelen, té wyten was aan dè Party, die thans denzelven aanvoerde als een oorzaak van geldgebrek (*). Niet min ging het' vast, dit de Oneenigheden met den Keizer Holland desgeiyks eenige Millioenen gekost hadden, zo van wegens de aanftaite tot Verdeediging als van de afkoopingen dier vorderingen; doch ook ten opzigte van dien onvolbragten kostbaaren kryg waren de vermoedens van de oorzaak bekend (f), welke weder voor rekening kwamen van hun, die thans over de berooidheid van 's Lands Schatkist klaagden. Erkennen moest men, dat de Oorlog met, Engeland de .naaste bron geweest was van het deerlyk verval der OostIn- (*) Men flaa onze Faderl. Hist. naa in de VI eerfte Deelen Cf) Zie wegens deezen aangevangen en niet, voortgezetten Oorlcg onze Faderl. Hist. VjïI. D, en ten aanzien der hier aangeftipte verdenking byzonder bl. 181. V 3 LV1I, boek. I787. I788.  S3° DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1787. I788. Indifche Compagnie (*), doch hier omtrent viel het zelfde als ten opzigte van den geheelen Oorlog met dat Ryk aan te merken. Dat men allerbyzonderst het Geldgebrek toefchreef aan de ongehoorde uitgaven voor' de Binnenlandfche Oneenigheden, kon de toets der waarheid niet verdraagen. Men merkte aan en {laafde het met duchtige bewyzen, dat de fchatten, die de Engelfche Oorlog aan Holland alleen gekost hadt, winstderving niet medegeteld, byKans vyftig MiUioenen . beliepen; zonder te rekenen 't geen uit de gewoone Fondfen der Admiraliteit, waar in Holland'het grootfte gedeelte bydraagt, befteed was; dat de Verfchillen met den Keizer en derzelver gevolgen omtrent twintig MiUioenen beliepen; terwyl de onkosten door de Binnenlandfche Oneenigheden veroorzaakt, hier zo breed uitgemeeten, niet veel meer dan twee MiUioenen aan Holland gekost hadden (f), mits men daar niet byvoege, 't geen dit Gewest, naa de Omwenteling, weder aan die van Gelderland en Utrecht of aan Engeland heeft moeteq. te rug geeven, wegens (*) Wy hebben niet naagelaaten in voorige Dee!en onzer Faderl. Hist. van het verval deezer Maatfchappye telken Jaare te fpreeken, doch men zie inzonderheid XIX. D. bl. 387. (t) Men zie de kosten van de Cammisfie te Woerden gemaakt, als mede die van Gecommitteerde Raaden in het Neorder Kwartier en het Burgerveldleger aldaar, in onze Faderl, Hist. XV» D. bl. 212—214*  VERENIGDE NEDERLANDEN. 331 gens de betaaling des Krygsvolks door de Staaten van Holland naa Bloeimaand des Jaars mdcclxxxvii van hunne Betaalinge afge weezen. Welk een drukkende last men op de fchouderen van Holland bleef fchuiven, mogen wy best vermelden met de woorden der Staaten zelve, by de eerfte gelegenheid, die zich naa de Omwenteling op deedt, om des te fpreeken. Immers, by hunne toeftemming in den Staat van Oorlog voor den Jaare mdcclxxxviii, vonden zy zich gedrongen te klaagen, voor e.erst, „ over den veragterden ftaat van de „ Finantien der Admiraliteits Collegien, „ door de gebreklyke Confenten en Four„ nisfementen van zommige Gewesten op ,, de Peticien voor de zaaken tot de Zee, „ welke tegenwoordig tot die onvoorbeeld„ lyke hoogte opgeklommen waren, dat „ Holland,wilde'tzelve hetZeeweezen niet „ in eene totaale verwarring zien vervallen, zich genoodzaakt gevonden hadt den last der Collegien, in dat Gewest, ge„ heel en al op zich te neemen, en aan „ alle haare behoeftens te voldoen. ,, Ten anderen over de eigendunklyke af- wyzing van zommige Provinciën, wel„ ke niet alleen een goed gedeelte der „ Militie en andere Posten, op haare Re„ partitie gebragt, onbetaald lieten, weder„ om met dit uitwerkzel, dat, tot voor- koming van verwarring, de Kas der Ge„ neraliteit reeds dikwerf hadt moeten by,, fpringen om voor te fjhieten, hetgeen V 4 „ een LVII. boek. 1787. I788. Klagten iran Holland over de GeldDpbrcngingeniet andc» e Gewesten.  LVIL BOEK. I787. ?788. 33a DE REPUBLIEK DER „ een dier Provinciën niet' goedvondt zich ,, aan te trekken. „ Ten derden, hoe zeer alle Provinciën ,, hadden' moeten overtuigd zyn, dat, om ,, zich in postuur te Hellen tot het voe„ ren van den Oorlog, noodzaaklyk nieu-. „ we Troepes hadden moeten aangewor,, ven worden, dat de Troepes op Capi,, tulatien moesten worden aangenomen, en naa de Reforme aan die Capitulatie ï9 hadt moeten voldaan worden; nogthans % ,, niet tegenftaande de zekerheid en billyk,, heid van dit alles, verfcheide Provin„ cien haar Confent geweigerd, en, in „ den critiekften tyd van de Republiek, 3, het behoud van den Staat aan die wei„ gering gewaagd hadden, indien niet in 3, andere Provinciën, en met naame in ,, Holland en Westfriesland middelen waren 3, gevonden om de ruine van het Gemee,, nebest te voorkomen. ,, Dat het even zo gefield was met de „ Kapitaalen, die genegotieerd hadden moe^ ten worden, tot voldoening van 't geen men aan zyne Keizerlyke Majefteit, uit „ hoofde van het geflootene Tractaat ver„ fchuldigd was; aan 't welk zommige 9, Provinciën zich zo weinig lieten gele?, gen zyn als of zy geene betrekking tot ,, het Bondgenootfchap hadden; zo dat „ de Generaliteits Kas met de Intresfen ?, dier Kapitaalen bezwaard was gebleeven, p en waarfchynjyk nog meer bezwaard i, zou moeten worden. ' „ Dat hun Ei. Gr. Mog. derhalven re- .9 den  VERENIGDE NEDERLANDEN. 333 9, den hadden om van dé billykheid der 9, Bondgenooten te verwagten, dat de Ver9, toogen aan dezelve gedaan niet meer „ vrugtloos zouden zyn, dat, byaldien de gebrekkige Provinciën belang fteluen in „ 't behoud van 't algemeen Vaderland; indien zy de Orde de voorkeus gaven boven de verwarring, geéne redenen ,, ter wereld fterk genoeg waren om te 5, verhinderen, dat de zaaken eenmaal op „ eenen regtmaatigen voet werden gebragt, „ Dat zelfs het onvermogen der Finantien „ door zodanige Provinciën aangevoerd „ als eene rede van haare gebrekkige Con„ fenten en Betaalingen wel in ftaat was ,, om deeze agterlykheid, voor een korten tyd, te doen verfchoonen; maar nooit ,, kon wettigen eene willekeurige afwy„ zing of onttrekking aan de gemeene „ Defenfie: en dat in tegendeel deeze Fi- nantieele omftandigheid, zodanige Pro?, vincien, als het grootfte belang by haa„ re redding hebbende, behoorde aan te „ fpooren om in de Befognes ten dien einde aangelegd , alle hinderpaalen uit „ den weg te ruimen, en uit zich zeiven gefchikte en toereikende middelen aan „ te geeven, waar door zy konden gered ., worden." Naa deezen ouden en zo menigmaal vrugtloozen aandrang beflooten zy dit ftuk met eene ingewikkelde klagte over de geringe vrugten der Omwenteling tot nu in Bloeimaand" des gemelden Jaars genooten. Althans zy oordeelden, dat die aangemaanV 5 de LVIf, BOEK» I787. I788,  334 DE REPUBLIEK DER kV II. boek, 1787. 1788. (*) Fcrz. Iy dz Csialmst VI. D. b!. 297—209. de agterlyke Bondgenooten te meer tot het neemen van andere maatregelen zich moesten opgewekt vinden, „ nu de Re„ publiek, als door een wonderwerk, van „ haaren naderenden val was behouden; „ nu zy haare wettige Regeering herfteld „ zag; het Erfftadhouderfchap, op vaster „ gronden dan ooit te vooren gevestigd „ was; met haare magtige Nabuuren niet „ alleen in Vrede, maar in defenfive Al„ handen ftondt; nu alle die voorregten „ haar door de Godlyke Goedheid, als een „ licht uit eene nog zo korts geledene „ duisternis, waren gefchonken, hun(Ed. Groot Mog. ook mogten verkopen, dat „ het Inwendig Beftuur van den Maat van „ zulke verderflyke wanordes, als even ,, opgenoemd waren, zou worden gezui,, verd, de verflapte banden der Unie ver„ fterkt worden; en dat de Bondgenoo„ ten daar toe met elkander, onder.de altyd gereede medewerking van zyne Doorlugtige Hoogheid, de handen in „ een zouden ftaan, op dat het voor een „ ieder kennelyk zy, hoe Rust, Veilig„ heid, Regt en Orde de gezegende Vrug„ ten van de Omwending waren (*)." Dat deeze klagten en aanmaaningen 'van Holland, even als zo veele voorgaande van gelyken aart, meest in de lugt ydelyk vervloogen , zal het vervolg van 's Lands Gefchiedenis leeren. Niet  VERENIGDE NEDERLANDEN. 335 Niet weinig was, geduurende de laatfte Jaaren, in veele Kerkgemeentens binnen Holland, in onbruik geraakt het voorfchrift van Voorbidding in de openbaare Kerken voor de hoogere en mindere Overheden in Bloeimaand des Jaars mdccxlvii vastgefteld. De Afgevaardigden van Hoorn oordeelden zulk eene naalaatigheid te moeten tegengaan en herftellen. Zy bewerkten eene Vernieuwing van den opgegeeven Bidregel, ryklyk, naar gewoonte, opgevuld met de in het gebed wanvoeglyke Tytels der onderfcheide Regeeringswaar- digheden. Hier van werd allerwegen aanfchryving gedaan,met last aan de Schouten en Bailjuwen, om wel fcherplyk agt te geeven op de volbrenging van dit Staatsbefluit, en de zodanigen die daar in naar laatig mogten zyn, of zich daar onder, op eenigerlei wyze, oneerbiedig of onbehoorelyk gedraagen, naar bevind van zaaken, te ftraffen (*). Zo bragt men Leeraars in de noodzaaklykheid, om, wilden zy geen gevaar van aanbrenging loopen, want het ontbrak niet aan Verfpieders en Luistervinken by de zodanigen, die, wegens hunne Patriottifche denkwyze, bekend ftonden, zich naar dit voorfchrift te fchikken. Wilden zy het on- (*) Refol. van Hol/. 17. Oct. 1787. 't Is der moeite waardig na te flaan, wat Wagsnaar wegens dit bidden in de Kerken, en de geichillen deswegen optekent, Faderl. Hist. XIII. D. bl 57. enz. Dit maakte, als 't waare, een Sc'iibole: uit ven Stadhouderlyire en Stadhpuderlooze tyden. LVÏI. boek. I788. Bcpaalirr. gen wegens bet Publiek Gebed,  336 DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1787. I788. I I 1 ! ( t l i ( r k onbezwaard doen, dan moest 'er een omweg by gebruikt worden, bezwaarlyk of geheel niet voegende by het ftaatlyk bedryf • des Gebeds. De meesten hielpen 'er zich af met eene bloote voorleezing van het Voorfchrift in het Staatsbefluit, 't welk geenzins èrnstwekkend was, en zagen zy veel maaien, ondanks het gegeeven Verbod , onder dit gedeelte des zogenaamden Gebeds, de doorfteekendfte tekens van kleinagting, by de Mannen door het laaten zakken hunner Hoeden, en by de Vrouwen, door het digtflaan haarer Waaijers, om van andere, meer geraas maakende bedry ven, niet te reppen. Aanftootelykheden, waar toe zulk een Voorfchrift aanleidinggaf. Wy zeggen niet te veel als wy 'er by voegen, dat dusdanige inrigtingen, gepaard met de reeds gemelde vermenigvulliging der Eeden, van eene allernadeelig:te uitwerking waren op de Godsdienftige aegrippen des Volks, en valt 'er geen twy:el aan of zy hebben het haare toegebragt ot eene los- en ligtzinnigheid omtrent den Godsdienst, by de Landzaaten die gebruik :n misbruik niet van elkander ondèrfcheiiende, eerlang alles wat dien eertyds hier e Lande ge eerbiedigden naam Godsdienst >etrof voor fpel en een louteren vond van itaatkunde hielden. Dan wy moeten hier >ver niet uitweiden, deeze. wenk is den adenkenden genoegzaam (*). By C) Wie het biste over dit en andere misbruien van Lea Godsdienst in den Burgeiftant gemaakt, wil  VERENIGDE NEDERLANDEN. 337 By het geen men min of meer als daadïyk door de.Patriotten ftrydig met de oude inrigtingen van--Kerk en Burgerftaat ingevoerd, oordeelde, liet men het niet berusten, louter ingebeelde en gewaande misdryven van deezen aart haalde men op, en bragt ze ter Staatsvergaderinge. Een voldingend bewys hier van leverde Schoonhoven op, als die. Stad , op den drie en twintigften van Wynmaand, naa de Omwenteling, met het voorftel ter baane tradt,^ ,, hoe de overheerfchende kabaal, niets te 9, heilig agtende, wanneer het flegts, naar ?>, hunne denkbeelden, kon {trekken om haa„ re Party te Herken, zich niet ontzien ,, hadt om ook haare handen te flaan aan die geheiligde Maximes, door welke, „ aan de eene zyde, de waare Hervorm9> de Godsdienst, zo als dezelve by het „ Synode Nationaal te Dordrecht van de „ Jtaren mdcxviii en mdcxix was vast9, gefield geworden, en tegen alle inkruip,, zelen van fchadelyke Leeringen bevei„ ligd; en aan den anderen kant aan de Geconniveerde Godsdienften alle middelen ,, tot Uitfpatting en ongeoorloofde In- kruipzelen en Nieuwigheden benomen ,, wa- wil leezen, raadpleege de Antwoorden van van Rees , Hesseunck , Feith en Roggf. , op de Vraag van Tevlers- Godgeleerd. Genootfchap over den Invloed van het Burgerlek Beftuur op zaaken van den Godsdienst in het XVÜ. Deel der Verhandelingen diens Genootfchaps, in den Jaare 1797 uitgegeeven. LVIL b okk. 1787. 1788. Voorftel zan Schoonhoven , wejtens genaaktezerande•ingen in iet G ods * lienltige-  338 DE REPUBLIEK DER' LVU. BOEK. 1787. 1788. „ waren; en hoe, langs deezen weg, en „ met alle deeze heillooze oogmerken, eene „ menigte van Staatsrefolutien waren geno„ men , door welke de oude Maximes, „ welke zo lang de proef hadden uitge„ ftaan, den zuiveren en boven alles dier„ baaren Godsdienst zo langen tyd bevei„ ligd en den Lande zo veel heils en ze„ gens aangebragt hadden, zo niet geheel „ en al den bodem waren ingeflaagen, „ ten minften aanmerkelyk verzwakt en ., kragtloos gemaakt. „ En daar, onder den zegen van Hem, „ die alles regeert, niets meer gefchikt is „ om den Lande heil aan te brengen dan „ de bewaaring van den Hervormden „ Godsdienst, ftelden zy hun Ed. Groot „ Mog. voor eene Commisfie te benoe„ men, uitdruklyk gelast, om alle zoda„ nige Staatsrefolutien als geduurende de „ ongelukkige Overheerfching op het ftuk „ zo van den Hervormden als van de Ge„ conniveerde Godsdienften genomen wa„ ren, te herzien, dezelve met de oude „ en beproefde Maximes te vergelyken , „ daar van een breed Verflag te doen: ten „ einde alle zodanige Staatsbefluiten, als „ tegen die Maximes inliepen, mogten „ worden verworpen, en de waare Her„ vormde Godsdienst tegen alle Aanvallen, „ Inkruipzelen en Niewigheden beveiligd, „ even öngefchonden aan de Naakomeling„ fchap mogt overgeleeverd worden, als „ zy dezelve van hunne Voorvaderen ont» vangen hadden." Vm  VERENIGDE NEDERLANDEN. 33$ Van ingebeelde en gewaande Misdryven der Patriotten fpraaken wy, en haalden daar toe deezen voordragt aan, doch wy zouden niet te verre gegaan zyn met ze verzonnen genoemd te hebben: immers geen Ontwerpen zyn 'er, vóór de Staatsomwenteling, ontdekt, waar uit blyken konde, dat de zaak van den hier te Lande gevestigden Hervormden Godsdienst gevaar liep, het zy van verbastering, het zy van het oogmerk om eene gemengde Regeering van Hervormde en andere Regenten in ts voeren (*). Men zal voordellen,. daar toe {trekkende, in Staats- of Vroedfchaps Vergaderingen gedaan, vrugtloos zoeken. In de Befiuiten by den Staat, of by Stadsregeeringen genomen, aan de Roomsckgezinden ontflag def Recognitiën of Welkomften voor Hoofdofficieren of Bailjuwen verleen ende, of hun ontheffende van gemeene Landslasten, waar van andere Godsdienftige Geftichten of Armenkasfen, reeds voor lange ontheeven waren, is niets zodanigs te vinden: hoogst genomen zyn de Roomschgezinden in die Jaaren, tot zekere Burgerampten en Schutterlyke Bedieningen, van welken zy voorheen waren uitgellooten, toegelaaten, en, daar dit het verfte ging, met uitgedrukte voor- (*) In de Acte van Verbintenis eeniger Vaderïandfche Regenten, dat zo veel opziensbaarend Huk, was men met ronde woorden voor de handhaaving van „ den waaren Christlyken Gereformeerden „ Godsdienst, zo als dezelve in de Publieke Ker3, ken deezer Landen geleerd werd," uitgekomen. Zie onze Vadert. Hist. XI. D. bl. 204. LVII. DOEK.1 1788. Aanmerkingenop dit Voorftel.  34o DE REPUBLIEK DËR lvü. boek. 1787. 1788. Bedoeling van't 2elve. Wegens het - houden van de Zuid holland' voorbehouding van 't geen den Staat, of de Gereformeerde Godsdienst betrof — En zal men nergens eenig fpoor kunnen vinden van nieuwe Vonrregten, ten dien tyde, in Holland aan de Remonflr anten, Lutherfchen of Doopsgezinden gegeeven. Het Voorftel, coegefchreeven aan den zich zeiven zeer ongelyken van Nooten , hadt geen ander doel, dan om het Gemeen, naar den ouden ftyl, te verblinden met een vallenen yver voor de zogenaamde Regtzinnigheid, en de nu onderliggende Party by 't zelve op 't haatlykst af te fchilderen. Hier om bedienden zy zich van algemeene bewoordingen, traden in geene byzonderheden, of weezen zelfs maar van verre en met een wenk Befluiten aan, op welke die Voorgeevens zouden rusten. —» Trouwens dit Voorftel werd by de Staaten overgenomen, en vondt dien by val niet als een tweede, ten zelfden tyde, gedaan. Onmiddelyk op liet even bygebragte lieten die van Schoonhoven volgen; „ En „ daar niet moeilyk door te zien was ge„ weest, hoe diezelfde overheerfchende „ Ka- O Dat hier het Befluit van de Stad Alkmaar, by voorbeeld, fpreelte, 't zelve luidt woordlyk, dat voortaan tot Officiers, Onderofficiers, ere „ Rotmeesters van de Stads Schuttery, tot Dekens en Raaden van Gildei of Ambagten en tot „ Stads Officianten , tot de laaeere foort behooren„ de, cn geen de minfle betrekking hebbende op de „ Regeering der Stad, of op de Gereformeerde Re,, ligie, ook lieden van den Roomfchen Godsdienst „ zouden mogen worden aangefteld." N. NederL Jnarb. 1784. bl. 1310.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 34Ï i, Kabaal, door derzelver Intrigues, zodas» nige Directie heeft weeten te houden, 9, dat de geWoone beurt van de Stad Bre9, da om het Zuidhollandfche Synode binnen a, haare muuren te zien vergaderen, onder allerlei fchoóne Pretexten, doch inde daad alleen om zyne Doorlugtige' Hoogheid, als Heer van Breda, te hoo-' ,, nen, was voorbygegaan, fielden zy voor of hun Ed. Gr. Mog. niet zouden „ behooren te befluiten. dat het eerst te „ houden Synode van Zuidholland binnen ,, de Stad Breda zou worden vergaderd." Terftond werd vastgefteld, dat de Chrisilyke Synode van Zuidholland, in den aanftaanden Jaare, op eenen nader te bepaalen tyd, binnen Breda zou worden gehouden (*_). Thans mogt het niets baa- ten het' te vooren met veel voegelykheids, aangedrongene, hoe verfcheide aanzienlyke en zelfs ftemhebbende Hollandfche Steden, of geheel niet, of flegts by beurten, die Kerklyke Vergadering binnen haare muuren, zagen byeenkomen, en hoe ongerymd het dan ware, dat eene Stad, die noch ftem in Staat hadt, noch zelfs eigen» lyk tot Holland behoorde, dat voorregt, om de elf Jaaren, even als de ten deezen opzigte meest bevoordeelde ftemmende Hollandfche Steden, genieten moest, om den wille des Barons, die, gelyk zyne Voorzaaten, onder de Oranjegezinde Kerklyken den naam droeg van Befchermer van den Her- (*) Re/oh van Holh 23. 0«. 1787* XIX. Deel. X LVlï. BOEK/ I787. I?88„ rcheSyn3» le te Breda,  §42 DE REPUBLIEK DER &c; LVII. BOEK. 1787, I788. VA- Hervormden Godsdienst en Voedflerheer der Kerke. Eertytels, door de viujery bedagt en leevendig gehouden in stadhouder) yke tyden, en thans op nieuw, by herhaahnge ten flerkften uitgetrompet, als groo;!yk.s ftrekkende om een groot deel der Ingezetenen, door die groor,ing ge nomen en vergund hui Dienst u volbrengen, 348 DE REPUBLIEK DER zo van wegen zyne Hoogheid zelve als van het Hof van Holland, en, ten blyke van de ontembaarheid diens moedwils ftrekte een veel laater nog fterker, in het volgend Jaar (*). • De optelling en het vermelden van byzondere gevallen, waar in fmaad- en . fchimplust, overlast en gewelddaadigheid beurtlings elkander afwisfelden, en de Hofplaats bykans onbewoonbaar maakte voor ' Patriotschgezinden, zou een • afzigtige en door eenzelvigheid verveelende fchryfftofte lopleeveren. Nogthans kunnen wy niet voorby, met onderfeheiding, te gewaagen van 't geen twee, der Hervormde Leeraaren in 'sGravenhaage Joannes Heiunga en Wigbold Muilman wedervoer. Beide deeze Kerkleeraars hadden zich, docr hunne Patriottifche denkwyze, van hunne Amptgenooten onderfcheiden, en den haat der Haagenaaren dermaate op den halze gelaaden , dat zy hunne Amptsbediening niet konden volbrengen, noch zich, buitens huis, veilig rekenen voor fchennis. Heringa keverde een Verzoekfchrift in aan den Hove van Holland en de Magiftraat van 'sGravenhaage, om door dezelve, wat zyn Perfoon, Huis en Goederen betrof, ip byzondere befchermihg te mogen genomen worden; als mede; dat zy hem, door eene genoegzaam fterke voorzieninge, in zyne openbaare Bediening zouden (*) N.NcderhJaarl. 1787. bl. 5161. 521 l en 1788, bl. 62/.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 349 den handhaaven; ten einde daar in niet langer, door ongeoorloofde aanvallen en bedreigingen, verhinderd te worden. De Kerkenraad, berigt geevende op dit hun door 't Hof en de Magiftraat ter hand gefield Verzoek des Leeraars, verklaarde, dat by denzelven geene Befchuldigin„ gen, hoe genaamd van eenige Misdaad, S) veel minder eenige Bewyzen tegen- den ,, Leeraar Heringa waren ingebragt; „ fchoon 'er eenige algemeene Hukken in den Kerkenraad ingekomen waren, doch „ die egter niemand in 't byzonder raak„ ten, weshalven 'er ook geene Kerklyke ,., Procedures over dezelve konden aange„ vangen worden." In gevolge waar van die Kerkenraad geene zwaarigheid maakte eerbiedig te verzoeken, dat aan den wensen en begeerte van den Leeraar Heringa, op de best mogelyke wyze, mogt voldaan worden. Herin gas Amptgenoot, Muilman, die nevens hem in 't zelfde lot deelde, hadt denzelfden weg om beveiligd, en in zyn dienst gehandhaafd, te worden, ingeftaagen, en droeg een zelfde getuigenis van den Kerkenraad weg. Beiden gingen zy een ftap verder, gaven het Hof en de Magiftraat te kennen hunne bereidvaardigheid tot het afleggen van eene Verklaaring, by welken zy beloofden en aannamen, „ om , by aanhoudenheid, voortaan, „ in allen opzigre, aan zyne Doorlugtige „ Hoogheid en het Vorstlyk Huis van „ Oranje en Nas/au dien eerbied en die x 5 . „ ge- lvh. iOEK. I787. 1788.  S5o,DE REPUBLIEK DER LVII. BOEK. 1787; 1788. „ gehoorzaamheid te zullen betoonen, welke ieder goed en getrouw Ingezeten van „ den Lande aan eenen Vorst, wien door „ de Heeren Staaten van Holland en West,., friesland, den éénigen Souverain deezer „ Provincie, die hooge Waardigheden, „ welke Hoogstdezelve is bekleedende, in „ deeze Provincie erfiyk zyn opgedraa„ gen, en aan Hoogstdeszelfs Doorlugtig „ Huis verfchuldigd is (*)." Op deeze Onderrigtingen en Verklaaringen werd aan de begeerte dier beide Leeraaren voldaan, en elk, by openbaare afkondiging, vermaand en gewaarfchuwd, geen dier Leeraaren, in het waarneemen van hun Predikampt, of ander Dienstwerk op eenigerlei wyze, te verhinderen, of eenige belemmeringen, hoe genaamd, en onder welk voorwendzel ook, toe te bren* gen. Dit werd geftaafd door de meermaals herbaalde bedreigingen tegen Rust> verftoorders. Dan liet het Hof en de Magiltraat aan allen en een iegelyk Lidmaat der Gereformeerde Haagfche Gemeente vry, om, zo zy meenden, iets ten bezwaare deezer Predikanten te hebben, zich deswegen, met onthouding van alle eigendunklyke en onbehoorelyke feitlykheden, op eene wettige wyze, ter behoorelyker plaatze te vervoegen (f). Wan- (*) Op eene dergetyke verklaaring werd ook de Leeraar der Hervormde Gemeente te Hazarswowle in zyü dienst gehandhaafd. N. Nederl. Jaarb, 1788. bl. 6r. . (t) Fèrz. by de Chalmot IV. D. bl. 15? en 16.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 351 Wanneer die Waarfchuwing, op den één en twintigften van Wintermaand, beraamd. den vyf en twintigften was afgeleezen, hervatten 'svolgenden Zondags, de beide Leéraaren hun openbaar Dienstwerk. By Heringa, die de Morgenbeurt in de Kloos terkerk waarnam, liep alles geregeld af, hoewel de Kerk opgepropt was met Toehoorderen, door nieuwsgierigheid veel al derwaards gedreeven. Schoon dit iets goeds fpelde voor 'sMans Amptgenoot, die de Naamiddagbeurt in de Nieuwe Kerk hadt, beantwoordde de uitkomst in geenen deele aan die verwagting. Naauwlyks hadt Muiljvian den Predikftoel beklommen, of 'er ontftondt eene groote beweeging in de Kerk, met zo veel geraas gepaard, dat men geen woord uit 's Leeraars mond verftaan kon. By het eindigen van die zo balddaadig geftoorde openbaare Godsdienstoefening rotte de menigte zamen, deedt Muilman alle fmaad heden aan, voor welke Onderfchout en Dienaars hem niet beveiligden. Onvoegelyk werd hy op den weg na zyn huis gevolgd door een tierende hoop, geftadig fchreeuwende het geliefde woord van den dag in de Hofplaats, Kees de Hal vit! Een wagt van Krygs■volk daar post gevat hebbende, beveiligde hem in de eindlyk onder zo veel fmaads bereikte wooning {*). Eene mishandeling die Muilman op 't ver- (*) A7. Neder!r Jaarb. 1787. bl. 5930. LVII* boek.' 1787. 1788. Heringa predikt ongeftoord,maar Muilman niet.  lvii. soek. 1787. .1788. 352 DE REPUBLIEK DER verlies zyner gezondheid te ftaan kwam. Zyn Amptgenoot Heringa gewaagde, by het bekendmaaken van diens overlyden, eenigen tyd daar naa, van deeze waarfchynlyke oorzaak. Eene veelgewaagde aanduiding. Hy kon deswegen 'sHofs berisping niet ontgaan, noch de vermaaning om zich voortaan voorzigtiger te gedraagen. Geestig en fcherp was het antwoord hier op door Heringa gegeeven, ,, dat „ hy voor het vervolg niet in de verzoe.,, king zou behoeven te komen, om den ,, dood zyner Amptgenooten, op die wyze, „ te herinneren 1" Althans zou hem deeze verzoeking niet overkomen by het affterven zyner Amptgenooten Nieuwland en FaiESWYK, omtrent welken weleer het befluit viel van Gecommitteerde Raaden, „ om een waakzaam oog te hou„ den op die beide Haagfche Predikanten, „ welke, zo in hunne Leerredenen, als in „ hunne Gebeden, de Gemeente tot het „ deelneemen in de verfchillende Begrip„ pen uitgelokt en aangezet, en alzo van „ den Predikftoel het imeulend vuur van „ Oproer, meer en meer aangeblaazen „ hadden." Tegen dit Befluit bragten Afgevaardigden van Delft, naa de Omwenteling , eene bedenking in ter Staatsvergade-' ringe om Gecommitteerde Raaden te volmagtigen tot het buiten werking ftellen van dit befluit. Zulks gefchieddé onverwyld met kennisge2ving aan die Leeraaren, Cfat zy van de fchandylek, in den Jaare MDCCLXXXVI.  VERENIGDE NEDERLANDEN. &g tvidcclxxxvi op hun geworpen, thans geheel gezuiverd waren (*_). Ongeltraft bleef de boven vermelde aangerigte ftoorenis van de openbaare Godsdienstoefening, en het leed den eenen Leeraar aangedaan; zoo ook eene openlyke mishandeling, op dat wy 'er die ten voorbedde , by voegen, van den Heer Baalde , Raadsheer van het Hof van Holland, dien wy als Secretaris der Staatsbezending te Rotterdam aantroffen. Niet lang naa de Omwenteling met zyne Huisvrouwe over het Buitenhof wandelende, werd hem de Oranjeftrik van den hoed geflaagen door een onverlaat, die, onder een vloed van fcheldwoorden hem toevoegde, „ dat hy on„ waardig was die Heilige Kleur te draa„ gen!" Eene ftraatfchennis en belediging, welke eene zeer groote zamenrotting van eene die mishandeling toejuichende menigte ten gevolge hadt. Hoe zeer nu dit geval, van welk eenen kant befchouwd, zonder eenigen den allerminften twyfel, volgens de herhaaaldeWaarfchuwingen, hoogst ftrafwaardig was; hoe zeer de Heer Baalde aan den Fiscaal 't Hoen den fchuldigen Perfoon, met alle de omftandigheden, opgaf, en dus de veelal gebruikte uitvlugt van de onbekendheid des beledigers wegnam , werd 'er niets tot onderzoek te werk gefteld. Waar op die braave Man, fchoon zelve een Lid der Hooge Juftitie, geen regt heb- (•) Fèrz. de Chalmot II. D. b!, 185— LVU. boek* I787. I788. Smaad den RaadsheerBaalde ongefttatt aarsgedaan.  354 DE REPUBLIEK DER LVUL bqek I787 1788. Aanduiding van andere oproerige be dryven. hebbende kunnen verkrygen, bedankte voor zyn post, en zich buiten 's Lands begaf. Om geen meer ftaalen van de oproerigheid des Haagfchen Gemeens onder 't ooge te brengen, herinneren wy onze Leezers aan 't geen die fchendzieke hoop den Franfcken Afgezant St- Priest deedt wedervaaren (*); en hoe deeze bende, als zich niet genoeg kunnende verzaadigen in de Hofplaats zelve, het nabuurig Delft het ontzettendst en roof- en plunderziekst bezoek gaf (t). Die zelfde of foortgelyk een Volkshoop, vergezeld van Krygsvolk, vergenoegde zich niet met de fchennisfen in "sGravenhaage; maar in den omtrek, ten Piattenlande, pleegden zy de verregaandfte Geweldenaaryen, zo met Huisplunderingen , Glazen infmyten als anderzins, blykens een daar tegen uitgevaardigde Publicatie van zyne Hoogheid en het Hof (§). Het nabuurig Foorburg leeverde, in Wyninaand, het vertoon op van een vyftiental geplunderde Huizen der Patriotten, van het Regthuis als mede de Buitenplaats van den geweezen en uitgeweeken Gecommitteerden Raad Bogaard van Rotterdam. Het farren der Primgezinden hadt de drift eens Knegts in 't Regthuis dermaate ontftooken, dat 'er mandag uit volgde-, 't welk aanleiding gaf tot gemelde fchennis, door ee- (**) Zie hier boven bl. 56". enz. lf) Zie onze Vadert. Hist. XVI D. bl. 224. (§) Vernam, by de Chalmot 1. D. bl. 283.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 355 eene Ruiterbende uit 's Gravenhaage gefluit (*> Argwaan, verdenking en Iosfe praatziekte verfpreidde in 'sGrayenhaage, korten tyd naa de Omwenteling, gerugten, aangaande het vinden van Moordgeweeren, Stroppen en andere zaaken, welke een moord daadig opzet zouden te kennen geeven, in de huizen van zodanige Perfoonen, welke betrekking gehad hadden tot het aldaar vernietigde Genootfchap van Wapenhandel. Hoogst liet 'er zich het Geregt aan gelegen leggen, otn, in het zekere, onderrigt te worden van de waarheid of onwaarheid dier gerugten; ten einde, indien dezelve waar mogten zyn, daar omtrent ter ftrenge ftrafoefening te treeden; of, indien ze valsch mogten bevonden worden, het verder verfpreiden van dezelve, 't welk nergens anders toe kon dienen, dan om de gemoederen meer en meer te verbitteren , te fruitten , en tegen de kwaadwillige verfpreiders ter ftrafoefening te tree- den. Ingevolge hier van hadt het Hof den Procureur gelast, desaangaande de noodige opfpeuringen te doen. Naardemaal, uit de ingekomene befcheiden, aan den Hove, nog niets van de waarheid dier gerugten was gebleeken, vondt het goed, by npenlyk gedaane Waarfchuwing, een iegelyk te vermaan en, om zich door geen ongegronde Gerugten te laaten opzetten, en C*) N. Nederl. Jaarb, 1787. bl. 5276". LVIII. BOEK. I787. I788. Gerugten wegens Geweeren eu Stroppen by de Patriotten , /alsch jevonten.  S5ö DE REPUBLIEK DERJ LVIII. boek.. 1787. I788. douglas te Hon /sholredykheffteld en van der Pot Inge- en om al het geen hun, aangaande hef vinden van Moordgeweeren en Stroppen ., of andere zaaken, welke een moorddaadig opzet zouden te kennen geeven, kenlyk mogt zyn of worden, in plaats van hetzelve onder zyne Medeingezetenen, ter vermeerdering der verbittering, te verfpreiden, hoe eer hoe liever, te brengen ter kennisfe van den Procureur Generaal over Holland, Zeeland en Friesland, op dat deswegen de noodige nafpeuringen zouden kunnen gedaan, en het regt van de hooge Overheid, ter itrafoefeninge, waargenomen worden (*). De Bailjuw en 's Prinfen Rentmeester Abraham Douglas, te Hondsholredyk, door het Vliegend Legertje gevangen genomen, en op Endeldyk de Buitenplaats des Heeren Cornelis van dér Pot in bewaaringe gebragt (+), zag zich met de Omwenteling geflaakt, en- werd door de Ingezetenen van gemelde plaats, als mede van 's Gravefande en Naaldwyk, op het plegtigst, ingehaald. Welhaast werd door hem aan den Hondsholredykfchen Geregtsbode volmagt verleend, om alle Goederen en Effecten van den toen voortvlugtigen van der Pot , onder die Regtbank gelegen , in beflag te neemen, en deezen Heer in te daagen (§). Groo* (*) Verz. by de Chalmot I. D. bi. 175. (t) Zie onze Faderl. Hist. XVI. D. bl. 241. fj) N. Nederl. Jaarb. iffi* bl. 52/9. en voof 1788. bl. 467.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 357" Groote voldoening fchonk het aan het 'Haagsch Gemeen, dat de Hollandfche Lyfwagr. te voet weder optrok met de eer tyds gebruiklyke Vaandels, voor eenigen tyd afgefchaft, waar in of het Wapen of de Naamletters van zyne Hoogheid praalden; dat der Officieren Ringkraagen met dat Wapen voorzien waren, en de Staaten Bodens van Holland het weder op hunne Busfen droegen (*). Ook fmaakte het genoegen in de fchikkingen op de Wagten en Krygseerbetooningen, en de by hen heilige Stadhouders Poort, omtrent welke reeds vroeg in de eerfte dagen des Herftels zo veel te doen geweest was (f). —■ Voor de aangeboden herftelling der afgedankte Cent Suisfes hadt zyne Hoogheid bedankt (§). Hadt men in de Hofplaats reeds vóór de Omwenteling onder het opzigt des Graaven van Bentinck , een Opregte Faderlandfche Sociëteit, in tegenftelling der Vaderlandfche Sociëteit, doen ftandgrypen, en 'er nog eene in 't einde bygevoegd (**), men bragt 'er nu, in Slachtmaand, naa de Omwenteling, eene tot ftand, die ten naam voerde de Staats- Stadhouderlyke en Stads- gf (*) Refol. van Holl. 25. en 28, Sépt. 1787. V«r« gelyk onze Faderl. Eist. X. D. bl. 120. en XI. Di bl. 416. 418. Ct) Refol. van Holl. 3. Dec. 17II8. Men llaa het Voorgevallene omtrent deeze Poort naa iri onze Faderl. Hist. XII D. bl. 7. enz. (§) A7. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 25. t**) Zie onze Faderl. Bist. XVI. D. bl, 73* enz. XX. Deel. Y LVIII. BOEK. 1787. ^788. Zaaken die de Haagfche Burgery tot genoegenftrekter;. Staats en Stadhoudersgezinde S01' cieteit al* daar.  -358 DE REPUBLIEK DER: LVM. BOEK. I787. 1788. Toeftel toe de viering van den Jaardag des Stad houders. O N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 57*3* gezinde Burger - Sociëteit', grootendeels onder het beituur ftaande van Regeeringsperfoonen in 'sGrayenhaage (*). De eerfte Verjaardag des Stadhouders, die naa de Omwenteling aanlichtte, door geheel het Land gevierd, werd in de Hofplaats by uittrek gedagt. Eene Waarfchuwing van het Hof van Holland en de Magiftraat van sGravenhaage fchreef den Burgeren de wyze voor op welken zy allen hunne Huizen ten minften te verlichten hadden, gepaard met het gewoone Verbod van, geduurende die Verlichting, eenige vuurwerken af te fteeken. De toebereidzelen kondigden een luisterryken avond en nagt aan. Pragt en kostbaarheid traden te voorfchyn. Niet alleen werden op de aanzienlykfte Plaatzen, en in de voornaamfte Straaten, de Illuminatien, in eenen nieuwen fmaak, ingerigt, daar in zommige der laatften alle de Huüen van buiten op dezelfde wyze moesten verlicht zyn met Piramiden en Boogen; maar ook de kostbaare Zegenboogen, Triumphpoorten, Naalden, Pyramiden, welke ten getale van omtrent honderd gebouwd werden, beloofden het oog een fraay onthaal. Onder andere muntte uit de pragtige Obelisk op het Buitenhof voor het Stadhouderlyk Kwartier, ter hoogte van omtrent vyftig voeten uitryzende boven het tooneel tot het Vuurwerk gefchikt. Praalboogen, Eerepoorten ,  VERËNIGDE NÈDERLANDEN. 339 ten, van eeneverbaazende hoogte en breedte, vertoonden zich op de aanzienlykfte •Gragten en Pleinen. De dag van zo veel toebereidings brak aan: en zag men op denzei ven vroeg het voorwerp dier Feestviering op het Buitenhof by de Gardes du Corps, alle in nieuw •gewaad, op het kostbaars: uitgedoscht. De Parade, zo tal- als luisterryk, werd vervolgens door hem bygewoond. Op den middag ontving hy de Gelukwenfchingen van de vreemde Gezanten en andere Perfoonen van hoogen rang. De Hollandfche Generaliteits Collegien hadden beraamd, op deezen dag, buitengewoon te vergaderen, en op eene fhatlyke wyze, met hunne Kamerbewaarders en Boodens dè pligtspleeging, op de plegtigfte wyze af te leggen, doch zyne Hoogheid, hier voor bedankt hebbende, gefchiedde zulks door. die Leden der hooge Regeeringe afzonderlyk. *s Avonds was op 't Oude Hof groot Cour en het getal der Gelukwenfchers zeer groot» Met het klokkenflag van acht uuren begon de verlichting,doorftilen fchoonweder begunftigd, en beantwoordde aan de grootfche verwagting des gevormd. Toen deeze op haar fchoonst en "sGravenhaage, als één licht was, doorreedt de Prins met zyne Gemalinne, vergezeld van eenen pragtigen ftoet, de Hofplaats, onder veel Eerbetoons en Toejuichings. —— Drie dagen laater werd het kostbaar en heerlyk Vuurwerk 's avonds op het Buitenhof afgeftooken, ter verlustiging van het oog veelei Y a dui- LVII!. BOEK. 1787. 1738. Höe ge» vierd.  36d DE REPUBLIEK DER LVIL SOEK. I787. i?88. Hoe die der Prinfesfe. De Jaardag der Omwentelingegedagt. 1 1 1 duizenden Inwoonderen en Vreemdelingen, derwaards gelokt Soortgelyke Feestviering, met Verlichting der Huizen en Praalboogen, greep 'er plaats op den zevenden van Oogstmaand, de Verjaardag der Prinfesfe. Op'tHuis in V Bosch gefchiedden de begroetingen. In den avond reedt de Prins en Prinfesfe met een groot gevolg na 'sGrannhaage ter bezigtiginge van de anderwerf verlichte Hofplaatze, waar in thans boven andere in luister uitftaken de wooningén der Engel(che en Pruisfifche Gezanten (f). Naa een derden luistervoilen Feestdag haakte de Hofplaats, den dag der Omwendinge; doch het Hof van Holland en de Magifiraat van "sGravenhaage, waarfchuwden de Ingezetenen, dat overeenkomftig, „ de bekende Intentie van zyne Hoog„ heid," te dier gelegenheid , geene Verlichting zou plaats hebben. Ongevierd bleef egter die Dag niet. In de Groote of Se. Jacobs Kerk werd een Muzyk zo van Zangers als van Speeltuigen, onder het goedvinden der Regeeringe en het Beftuur ran Diakonen, ten voordeele der NederMtfche Gereformeerde Diakonie Armen, ritgevoerd. Het geheel Orchest was over ie honderd Perfoonen fterk. Behalven de Zangers en Zangeresfen, die op vier ftemnen zongen , hadt men 'er het vereischte lantal van die Blaas- en andere Speeltuigen lie- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 271. 422. (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1116. 1238.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 361 lieten hooren. Tot plaatzing van al wat zong en fpeelde, was 'er voor het Orgel een gevaarte opgerigt, met tóepasfelyke cieraaden befchilderd. Naauwlyks kon dit Kerkgebouw de menigte bevatten. De Stadhouder, haare Koninglyke Hoogheid, Prins Frederik, en de jonge Prmfesfe, woonden deeze Feestviering by. De Leeraar Daniël Albert Reguleth, hieldt, te dier gelegenheid, eene Pfcgtige Historifche Redenvoering De beide jonge Prinfen werden, in 't: Voorjaar des Jaars mdcclxxxviii onder j de Confrérie der Ridderen van St. Joris op 1 den Doele aangenomen, en nevens nog \ dertig Heeren van Aanzien, tot die Orde, ingehuldigd met de daar by gebruiklyke t plegtigheden (f). Wanneer by de Omwenteling het Ge- ] meen in 'sGrave/daage de bovengemelde g dolle rol fpeelde, wanneer anderen, den' Stadhouderlyken Huize toegedaan, zich in t meerder ffcilte verheugden, en de voordeelen der Staatsverandering ten hunnen opzigte genooten, of in do heuchlyke verwagting leefden van dje eerlang te zullen ver- (*) Rreeder wordt dit alles omfchreeven in de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1321. enz. Wegens die Redenvoering1, en den Redenaar, hebben wy reeds eene Aanmerking gemaakt in het XV. Deel onzer Faderl. Hist bl. 247. (t) By gelegenheid der Inhuldiginge van Wilijem den V. tot die Ridderorde hebben wy des een Verflag tjedasn, in onzeFaderl. Hist. ten omniddelj. hen Fentlge van Wagenaar XXIL D. bl, 136.^». Y3 LVIH. BOEK. I7ö8. leide de onge 'rinfen porden tidders an St, 'oris. n ""sTJae in geaagde'eriboen.  3ó2 DE REPUBLIEK DER LVIil. BOEK. 1787. I788. Smeek' fphrift van hon derd vy en twin ügHaag fche Bui gers. verwerven, werden te deezer Hofplaatze | als Perfoonen in de jongfte Staatsonlusten betrokken, gedagvaard G. Q. van Persyn, Commis ter Generaliteits Finantie; J. H. Noordbeek , Notaris en Deurwaarder ; R. P. van der Meulen ; Procureur; C. Ohrley, Hollandfche Bode; A. Harte veld, Procureur; P. Martensz, Advocaat; F. Barriel, Procureur; en P. C. Crause (*). Iveelen, inde eerfte barning des geken_ terden Staatsgetys, uit V Grayenhaage gefvlugten,, en Wedergekeerden, met andere - Voorftanders der Patriottifche Partye die al• daar gebleeven waren, vervoegden zich, ten " getale Van honderd en vyf en twintig, in Wintermaand des Jaars mdcclxxxvii, met een nederig Smeekfchrift, aan de Staaten van Holland, en tevens by zyne Hoogheid, om diens Voorfpraak by de Staaten te verwerven. In 't een en ander fchreeven zy hun gehouden gedrag toe aan den loop der tydsomftandigheden; en dat deeze inzonderheid hun hadden aangefpoord tot het tekenen en indienen van een Request in den Jaare mdcclxxxvi, tegen den Prins gerigt. „ 't Zelve en hun ge5, houden gedrag inziende, konden noch „ wüden zy," gelyk ze fpraaken, „ ont„ kennen, dat hetzelve, ten opzigte van „ den Heer Prins Erflladhouder, was ingerigt op eene wyze, overeenkomftig 3, met en toe te fchryven aan de toen „ /heeren*} N. Neder!. Jaarb, 17^7. bl. 5931»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 363 „ heerfchende Partyfchap, Drift en Voor,, oordeelen, waar door men zelfs meest„ al, zonder de vereischte aandagt op den 9, inhoud en de uitdrukkingen van zoda- nige Adresfen te hebben gevestigd, die „ Tekening hadt gedaan; zodanig dat zy „ wenschten daar van zich geheel onthou„ den te hebben: terwyl zy, in tegen9, deel, het zelve Adres, ten hunnen op9, zigte, by deezen herriepen, en zich aan ,, de door hun Ei. Gr. Mog. ten voor9, deele en herftellinge van zyne Hoogheid 9, genomene Befluiten onderwierpen; met „ oogmerk en aanneeming om zich, in alle opzitten, als ftille Burgers te gedraagen, 9, en ook voortaan aan zyne Donrlugtige ,, Hoogheid te betoonen dien Eerbied, ,, welken alle getrouwe Ingezetenen aan „ dien Vorst, die door hun Ed. Groot ,, Mog. als de Souverain deezer Provincie, ,, in gemelde hooge Waardigheden was ge„ fteld, verfchuldigd waren (*)." Van tyd tot tyd vondt men, in het Haagfche Dagblad, de ondergetekende Verkladringen en Bekendmaakingen van Perfoonen, by welken zy betuigden, geen Leden van eenig Patriottisch Genootfchap of Sociëteit geweest te zyn, of geene Adresfen of Verzoekfchriften getekend te hebben; anderen gaven op die wyze te kennen , dat hunne Naamen valschlyk , en buiten hun weeten, onder dusdanige Stukken (*) Verzam. by de Chalmot III. D. bl. 3161 en ïv. l). bl. 1. Y 4 LVIII. BOEK. 1788, Ontfchuldigingen in de Nieuwspapierengeplaatst  364 DE REPUBLIEK DER LVïil. BOEK. 1787. 1788. De Schuttery her» fleld. ken gefield waren, onderfcheide Geldfommen uitloovende, indien iemand het tegendeel zou kunnen bewyzen; noch anderen betoonden door dusdanige Bekendmaakingen hun berouw en leedweezen van nimmer als werkend of Lid van Eer tot eenig Wapenhandelend Genootfchap behoord te hebben. Veel, zeer veel was 'er met de Schutterye in 'sGravenhaage van den. aanvang der Staatsonlusten, en bovenal in den laatften tyd, vervolgens gebeurd (*). Niet lang naa de Omwenteling dienden de Gemagtigden eens aantals van omtrent acht honderd Schutters aan de Magiltraat een Verzoekfchrift in, nevens een ontworpen Plan van Verbetering der Haagfche Schutterye. Een Affchrift van hetzelve fielden zy ter hand aan den Stadhouder, met verzoek van hoogstdeszelfs onderfteuning en befcherming. Gunllig werd dit aangenomen door zyne Hoogheid, die, ondanks al het gebeurde met de Schutterye in de Hofplaatze, zich van derzelver Meerderheid, als op zyne zyde, verzekerd hieldt (f). — Op dit Verzoekfchrift in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii ingediend, draalde het Antwoord. Een draalen, in een nader Adres, aan de Regeering van 'sGravenhaage toegefchreeven aan den inhoud van het eerfte Ar- (*) Zie bovenal onze Vadert. Hist. XVI. D. feL 61—72. (j) Men vergelyke hier onze Vadert. Hist. XII, D. bi. 32. tn de laatst aangetoogene plaats.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 365 Artykel, by 't welke aan elk der geenen, die uit hoofde hunner betoonde gevoe„ lens van Vyandfchap tegen het Door„ lugtig Huis van Oranje en tegen de „ wettige Regeering en Conftitutie deezer 9, Provincie, uit de Schuttery geweerd wa„ ren, een jaargeld van tien Guldens werd ,, afgevorderd." Eene vordering, welker billykheid zy, in dit nader Adres, zoeken te betoogen (*). Eerlang zag zich de Schuttery herfteld op eenen voet, welke den Prinsgezinden genoegen gaf. Wegens de Magiftraats beftellinge in de Hofplaatze, was. reeds in den Jaare mdcclxix, een veifchil ontftaan tuslchen de Magiftraat en Vroedfchap over de Privilegiën en Octroyen van de JaarenMccccLi, mdxiii en mdxxv, en dit door eene uitfpraak van zyne Hoogheid, Waar aan Partyen zich onderworpen hadden, bepaald ten genoegen der Magiftraat. Dan in den Jaare mdcclxxxvii , hadt de Vroedfchap zich by hun Ed. Gr. Mog. vervoegd, om de toen ter zyde gezette Privilegiën van gemelde Jaaren, weder in kragt en werking herfteld te zien: waar door derzelver invloed op 't geheele Regeeringsbeftuur in veele opzigten werd uitgebreid, en ook de verkiezingen eene geheel andere wending kreegen. De Magiftraat door hun Ed. Gr. Mog. verzogt om hier op van berigt te dienen, was zulks gefchied; maar de (*) AT. Nedtrl. Jaarb. 1787. bl. 5685. en voor 1788. bl. a8. Y 5 LVIlï. boek. 1787. I788. Zwaarigleid, we« jens de Magi[h-aatsbelelling in s Haage weggenomen.  266 DE REPUBLIEK DER LV1H. boek. .1787. I788. de zaak fleepende gebleeven, en de Magiftraat gelast, om, hangende de raadpleegingen, niec te treeden tot het vervullen eener opengevallene Vroedfchapsplaatze, zo door het maaken eener Benoeming, als an-> derzins. Dit draalen verveelde de Magiftraat, en de wisfeling van 't Staatsgety gaf dezelve gelegenheid om voor te (lellen en aan te dringen 't geen wy met hunne eigene woorden zullen boeken. Zy ftelden hun Ed, Gr, Mog. op den achtllen van Slachtmaand mdcclxxxvii voor, „ dat de dag, op welken de Haagfche „ Vroedfchap, in gevolge eener door de „ Magiftraat geformeerde Nominatie moest „ worden gecontinueerd, of op nieuws „ aangefteld, in gemelde loopende maand „ inviel: en dat hun, by eene herinne„ ring daar van, met opzigt tot de 'geno,, mene Refolutie, twee bedenkingen wa- „ ren voorgekomen. Voor eerst, dat, „ daar by hun Ed. Gr. Mog. op den vier ,, en twintigften van September alle Refolutien waren ingetrokken, waar by aan zyne Doorl. Hoogheid eenige Prerogati,, ven of Praeminentien gefurcheerd of ontnomen waren; of daar onder de voor- fchreeven Refolutie niet behoorde. „ En ten tweeden, of die zich in allen ge,, valle niet alleen bepaalde tot de toen „ vaceerende Vroedfchap»p aats; dan wel „ of de woorden als anderzins, daar in „ voorkomende, ook zodanig eene alge„ meene betekenis moesten hebben, dat zy als nu insgelyks van hunne jaarlyk- „ fché  VERENIGDE NEDERLANDEN. 367 „ fche gewoonte zouden moeten afgaan, ,, en het formeeren van eene Nominatie „ van Vroedfchappen zouden moeten ag„ terlaaten." Hoe zeer zy nu wel in het denkbeeld {tonden, dat het eerfte bevestigend moest beantwoord worden: „dewyl, even gelyk „ in den eerften aanleg des Gefchils door „ de Vroedfchap, niet onduidelyk door„ ftraalde eene pooging tot het verkorten „ der Prserogativen van zyne Doorlugtige „ Hoogheid, zo ook Hoogstdezelve, by „ de gemelde Refolutie in effecte daar door in het doen der Electie, was ge- furcheerd — en zy, met betrekking tot „ het tweede, zich niet verbeelden kon„ den, dat de meening van hun Ed. Gr. ., Mog. daar by zo algemeen zou geweest „ hebben: naardien 'er, op die wyze, uit „ hoofde dat de Vroedfchappen flegts voor „ één jaar worden geëligeerd, en mitsdien „ alle Jaaren los zyn, in den Haage naa „ St. Catrynen dag, geene Vroedfchappen „ zyn zouden, hadden zy egter, ten ein,, de in alle opzigten zeker te zyn, ge,, meend met het formeeren van de ge,, woone jaarlykfche Nominatie niet te ., moeten voortgaan, vóór en aleer zy des- wegen het goedvinden van hun Ed. Gr. ,, Mog. nader verftaan hadden." Hier van was by hun best en noodig geoordeeld zich nader by Staaten van Holland te vervoegen, om derzelver oogmerk te verneemen, met verzoek tot wegneeming van allen twyfel of het gemelde Befluit, • ,» en LVIÏÏ. tlOfc K. 1787. I7&8»  358 DE REPUBLIEK DER ' LVlil. BOEK. 1787. I788. Oprigting van hec Haagfche Genootfchapvoor den ChristlykenGodsdienst. en daar op gevolgde Aanfchryving, ook onder die behoorden, welke by hec Befluit in Herfstmaand waren ingetrokken; of wel hoe zy zich op den vast naderenden St. Catharynen dag hadden te gedraagen ten aanziene van eene door vertrek opengevallene Vroedfchapsplaats, als in 't algemeen met betrekking tot de Benoeming van Vroedfchappen. Men moet zeggen, dat de Magiftraat der Hofplaatze met zeer veel ommeflags toetradt tot een Voorftel, waar op wel te wagten was dat geen gunftig antwoord zou agterblyven. -— Onverwyld gefchiedde de intrekking van het Staatsbefluit, waar by Schout, Burgemeesteren en Schepenen waren aangefchreeven omtrent het vervullen van eene opengevallene Vroedfchapsplaats op geenerlei wyze toe te treeden; fchoon hun Ed. Gr. Mog. de nadere raadpleeging over de hoofdzaak aan zich hielden (*}. Van alle Genootfchappen en Stichtingen , welke in den tydkring onzer Gefchiedenisfe vielen, gewaagde ons Gefchiedblad niet: dewyl in een tyd, wel eens boertende de Eeuw der Genootfchappen geheeten, 'er veelen opkwamen van weinig-be,duidenisfe in zich zelve, of van eenen zeer kortrtondigen opgang. Onvermeld egter, bleeven zodanige niet, welke door derzelver aangelegenheid en ftandhouding, zich van de overigen onderfcheidden. Des te zwygen zou eene gebrekkige vermelding van (*) Ferz. by de Chalmüt II. D. bl. 236—243,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 36*0 van 's Lands Gebeurtenisfen ten dien opzigte, weezen. Zo hebben wy, met onderfcheiding, gefprooken van de loflyke Stichting des waaren Godsdienst minnenden Geleerden Jan Stolp-te Leyden (*); van de twee Genootfchappen , in Haarlem ftandgrypende, volgens den uiterllen wille des Heeren Pieter Teyler van der Hülst (f). Het eerfte deezer. met den naam van het Godgeleerd Genootfchap onderfcheiden, maakte, zints den Jaare mdcclxxxi, door de uitgegeevene Verhandelingen, in den volften zin beantwoordende aan de gekoozene Zinfpreuk Waare Godsdienstkennis bloeit door Vryheid, grooten opgang, en droeg by inen uitheemfche onzydige Beoordeelaaren den lof weg van eene gansch vrye en aan geen vastgefteld Kerkgenootfchap verbondene voorftelling der behandelde onderwerpen; en keurde men het daar voor, dat hetzelve, in dit opzigt, de Verhandelingen by de Beftuurders van het Stolpiaansch Legaat uitgegeeven, overtrof; fchoon deezen het voorfchrift van den agtenswaardigen en aan geen Kerkgenootfchap. verflaafden Infteller diens Genootfchaps volgende, ten regel namen , dat zy in de beoordeeling der inkomende Stukken een Algemeenheid moesten in het ooge honden, en om die reden geene Schryvers te mogen uitfluiten, welker begrippen, (*) Zie onze Vadert. Hist. ten onmiddehken vervo/ge op Wagenaar XXI i. d. bl. 107. (t) Zie onze Vadert. Hist. 1. d. bl. 336". LVIIÏ. BOEK 17*7. 1788.  270 DÈ REPUBLIEK DER LVtil. jBJSK Ï788. pen, in allen deelen met de begrippen der Hervormde Kerke niet fcheenen overeen te ftemmen (*). Van eene bepaalder bedoeling en meer ter handhaavinge van de Leerbegrippen der hier te Lande heerfchende Kerke, was een Genootfchap in 'sGravenkaage, om deezen tyd, eenen aanvang neemende, onder den Tytel, Tot Verdeediging en Handhaaying van den Ckristlyken Godsdienst tegen deszelfs hedendaagfche Beflryders. 't Zelve fchreef in den Jaare mdcclxxxvi de eerfte Prysvraag uit, met de uitlooving van Eerbelooningen voor de by hun bestgekeurde Behandeling eeniger Godgeleerde onderwerpen. Het nam van tyd tot tyd in- en uitheemfche Leden aan, en maakte, in Wynmaand des Jaars mdcclxxxviii , een meer openlyk vertoon, by gelegenheid der Bekrooning van de eerst opgegeevene Prysvraage; wanneer de Erflladhouder, als een, Voorftander der hier inzonderheid in befcherming genomene Kerkleere, deeze Vergadering bywoonde (f). Eene Inftelling, die, fchoon van bepaalder doel dan de beide voorgemelde, en aan banden der Kerkleere verbonden, opgang maakte, en gelegenheid gaf tot het in 't licht zenden van weldoorwrochte Antwoorden, die ook de goedkeuring van vryer denkende Griste- (*) Verhandelingen over eenige voornaame ft ukken van de Chrhtlyke Zedekunde hy het Stolpiaansch Legaat IV. O. Voorr. bl. iv. Ct) /Hgemeene Konst- en Letterbode. Te Haarlem by A. Loosjes Pz. I. D. bL 75. en 130.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 371 tenen wegdroegen : hoewel niet zelden het handhaaven en vasthouden der vastgeftelde Kerkleere, om welker befcherming het voornaamlyk te doen fcheen, gelegenheid gaf tot het in 't licht brengen van Stukken, die Partyfchap en Sectenyver hoog mogt zetten; doch die waarde geenzins hadden by Mannen daar van afkeerig. Hoe het te Delft, onmiddelyk naa de Omwenteling, gefchaapen ftondt, hebben 1 wy in 't breede geboekt, en die Stad in' fchynbaare rust verhaten (*); — fchynbaare rust: want van binnen en buiten vreesde men voor ftoorenis. De Leden van het ontbondene Genootfchap Tot Herftel der Delftfche Schutterde, voor Vryheid en Vaderland lieten niet af by avond en ontyde zamen te komen: waar tegen de Heeren van de Wet eene ftrenge Afkondiging deeden uitgaan. Zy vonden het van den anderen kant noodig, die Leden, door eene Afkondiging te dekken tegen hoonende woorden en daadlyke aanrandingen. Het Haagfche Gepeupel hadt te Voorburg de hand gehad in de daar aangerigte Plundering by den aanvange van Wynmaand (+"); vrees voor een herhaald bezoek van dit fchuim des Volks, welks Oranjewoede Delft zo zeer ondervonden hadt, deedt de Stads Vesten en Poorten op nieuw met Gefchut voorzien Het (*) Zie onze Faderl. Hist. XVL D. bl.aaq—mi Ct) Zie hier boven, bl. 35+ 6 33* (§) N. Nederl. Jaarb. 17*7. hl. 5op6.5opp. 5101. LVIIT. BOEK* 1787. I788. Delft >lyfc in ingst.  372 DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK. I787. 1788. ASn nieuwen moedwil blootgefteld. Het aanranden van Perfoonen, het fchen-» den van Huizen bleef aanhouden, herhaalde daar tegen uitgevaardigde Afkondigingen der Magiftraat mogten zo min baaten, dat 'er Dragonders uit 'sGravenkaage noodig waren om dien overmoed te ituiten (*). Het Societeitshuis, 't welk zo veel fchennis geleden hadt by den inval der Haagfche Plunderbende (f), ftondt in Wintermaand, by openbaare veilinge, verkogt te worden. Dit Huis, een anders groot en fraay gebouw, zag 'er aan de venfterraatnen deerlyk uit, en was meest van glazen Deroofd. De toevloed van Kykers op den Verkoopdag kon de nog overgebleeve glazen niet ongemoeid laaten. De oude wrok borrelde op, en fmeet dat elendig overfchot in. Eene handdaadigheid, welke by voortgang nieuwe greetigheid tot fchennis fpelde; doch de waakzaamheid der Krygsbezetting ftuitte den voortgang deezes gaande geworden euvelmoeds (§). Zo aanhoudend en voortduurend waren deeze fchennisfen, dat de Gelastigden van den Stadhouder tot de Regeeringsverandering daar gekomen, op den laatlten van Wintermaand , het noodig vonden, uit naam van hun Ed. Groot Mogenden en van zyne Hoogheid, eene allerfterkfte Afkondiging te doen (**> De (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5638; 5886 5887, (+) Zie onze Faderl. Hist. XVI. D. bl. 226. (§) N. Nederl. Jaarb. 1787- bl, 5888. (**; N. Nederl. Jaarb. 1787. bl- 5&01.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 373 De Regeeringsverandering, werd te dier Stede volvoerd (*). Met bevreemding: vondt men onder de Raaden gelaaten Mr. Frans van Beeftingh, fchoon, op dien tyd, in een der Krankzinnighuizen in de fieverwyk zittende; met verontwaardiging een Mr. Canzius Onderdewyngaart, \ die van een Voorganger en Aanmoediger5 der Burgeren tot Vaderlandsliefde, van Party verwisfeld en een Vervolger zyner oude Vrienden geworden was, en Mr. Hermanus Johannes van Royen , zo men wil, uit Familiebelang gezwenkt (f). Zints den Jaare mdcclxxxv was 'erby de Regeering te Delft eenig gefchil ont- 0 ftaan, wegens het Schoutfchap deezer Stad. \ 't Zelve hing nog onafgedaan. Mr. Chris- \ tiaan van Beerestein, ten deezen tyde, die post bekleedende, deelde in de haat der Oranjeparty, en hadt zyn verzogt ontflag terftond bekomen; 't welk gelegenheid gaf, dat de Staaten, op 't voorftel van de Afgevaardigden dier Stede, inWynmaand mdcclxxxvii, verklaarden, dat ten aanziene van de verkiezing van een Schout der Stad Delft, zou worden gehandeld op dezelfde wyze, als onder de Stadhouderlyke Regeering, en wel byzonder ze- dert (*) Noodloos is het by die Regeerings veranderingen, zo 'er niets byzonders in den last is, dien last op te haaien. Wy wyzen onze Leezeren te rugge hier boven, bl. 251. enz. waar wy een al. gemeen berigt van dit bedryf gaven. (t) Men zie denaamlyst in de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 20. en 21. XX. Deel. Z Lvm iOEK. I787. 1788. Regeeingsverndering, Gefchil ver hei chout:hap be» ist.  S74 DE REPUBLIEK DER LVIil. fi oek. I787. I788. Voorflag om buiten gewoonePerfooren tot hetSchepensampt te benoemen. dert den Jaare mdccxlviii tot den Jaare MDCcxxxxn hadt plaats gegreepen, dat overzulks de veertig Raaden dier Stad gevolmagtigd wierden tot het doen van een voorfiag van drie Perfoonen, ten einde dezelve door hun Ed. Groot Mog. goedgekeurd zynde, als dan door dezelven eene Benoeming zou gedaan en dezelve aan den Erflladhouder aangeboden worden om, 'er een Schout, voor den tyd van drie Jaaren, uit te kiezen (*). Zulks was nog niet gefehied ten tyde dat de regterlyke vervolgingen daar ter Stede eenen aanvang namen, dit gaf gelegenheid tot het voorftel van Delft ter Staatsvergaderinge, „ dat een Regeerend Sche„ pen(, die intusfchen het Officie zou waar„ neemen, voorneemens was om crimineel „ te vervolgen, die Perfoonen die eenige „ Regenten, en éénen der Secretarisfen, „ in den nagt of den vroegen morgenftond „ van zestien September mdcclxxxvii, 1, met gewapende Manfchappen, uit hun„ ne huizen gehaald en op het Raadhuis „ gearresteerd hadden (f£). Dat "er onder „ de zeven Schepenen verfcheidene waren, 1, die of uit hoofde dat die verfoeilyke „ daad aan hun zelfs te werk gefteld was, „ of ter oorzaake van verwantfchap aan „ anderen, aan welke dat zelfde te beurt „ gevallen was, zich over dat onderwerp „ niet onzydig oordeelden, en dat eerst- » ge- O Refol. van Holl. o. Oct. 1787. Ct) ^ie onze Faderl. Hist. XVi. D. bl. 22 r.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 375 ,, gemelde Schepen mede onder de Regt- „ bank niet gerekend konde worden. ,, Dat hunne Principaalen, aan den eenen „ kant, niet gaarne zouden zien, dat Bur„ gers hunner Stad voor eene andere Regt5, bank, dan overeenkomftig met de Privilegien, voor Schepenen der Stad Delft „ zouden worden te regt gefield; doch, „ aan den anderen kant, ook gemeend hadden, dat het dan noodzaaklyk was, dat de Schepensbank, voor dit geval, „ wierd aangevuld, met zo veele onzy„ dige Perfoonen, als welken, met de ,, overgebleevene onzydige Schepenen, het ,", regt konden uitoefenen." Hierom verzogten zy, „ dat de veertig Raaden van „ Delft mogten gevölmagtigd worden tot het maaken van een dubbel getal van „ zodanige Perfoonen, als noodig waren tot het aanvullen van zodanige Schepe„ nen als zich niet onzydig aanmerkten; „ ten einde daar uit door zyne Hoogheid eene keuze gedaan wierd; of wel om 9, in dit zonderling geval zodanig Befluit te neemen als hun Ed. Gr. Mog. zon„ der krenking der Stads Privilegiën, noo„ dig zouden oordeelen." Staaten van Holland fielden dit ftuk in handen des Hofs om berigt. 'sHofs raad- d flag luidde overeenkomftig met het eerfte lid deezes voorflags; met by voeging, dat die aangevulde Schepenen mede zouden moeten zitten, over 'z geen, gelyk zy het uitdrukten, ex continentia, tot die zaak behoorde; hier door verftaande deRequesten, Z a De- LVIII. BOEK. I787. I788. Befluit aar op.  376 DE REPUBLIEK DER LVIH. boek. I787. I788. Indaaging veeIer Burgeren. Declaratoiren, door, Burgemeesteren van Delft aan het Hof toegezonden, en aan hetzelve van dien aart voorgekomen, dat het regt van de Hooge Overheid daaromtrent moest waargenomen worden. Het voorftel en de raadflag nader overwoogen zynde, bleek het dat Staaten van Holland over de zwaarigheden, door de Delftfche Regeering gemaakt, heenen flappende, in dit, en andere foortgelyke gevallen, het geregtlyk onderzoek aan het Hof overlieten, met de gewöone voorbehouding van der Ingezetenen Voorregten in volgende gevallen (*_). Dagvaardingen, gevangenneemingen en overbrengingen vaii het Hof waren onmiddelyke gevolgen (f). Een vyftiental Burgers, met naame A. G. Mappa, Wybo Fynje, G. Paape, F. W. Buyser, J. Sanders Cz. , P. Axmacker, J. Bruni, G. Verbeek, A. van der Linden, H. Snep, J. Vrydag, A. van der Goor- bergen, A. W. van haaften, H. Graauw en N. van der Velden , welker meesten reeds voor lang de Stad uitgeweeken en voor het Hof gedagvaard waren, kreegen van de Magiftraat last om binnen vier en twintig uuren de Stad en Stads Grondgebied te ruimen, zonder daar ooit weder in te komen. Veeier naamen fpel- (*) Men vergelyke, wat wy, ter nadere ontvouwing dier handelwyze, opgemerkt hebben hier boven bl. 203. (t) N. Nederl. Jaarb, i;88. bl. aoa.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 377 fpelden wy meermaalen in " Uitwyïens deezen Raadflag hing het voornaamlyk van den Raad Onderdewyngaard af om de vryheid en volkomen ontflag, zonder vonnis, te bezorgen aan een Vader des Huisgezins, met eene Vrouw en vier Kinderen, die, door de voorgaande ontzegging der Stad, reeds zyn post, als Boekhouder der Collecte van 's Lands middelen , hadt moeten derven, en zo lange in de gevangenis gezugt hadt; aan een Man, die verzekerd wordt tot die Burgers behoord te hebben, die, onder anderen, op aanwyzing van dien zelfden Onderdewyngaard, de oogen geopend hadden over het Befïuur in den Oorlog met Engeland. Dan hoe gedroeg hy zich, in een oogenblik, waar op, gelyk hy gevoelde, zo veel van hem afhing ? Hy verklaarde, in den vollen Raad, „ wel gewenscht te „ hebben, dat hy hier in zo byzonder niet „ betrokken geweest ware; vermids het ,, nu aan veelen moest toefchynen, als of „ deszelfs lot meer byzonder van hem af„ hing; daar het toch zeker bleef, dat, „ fchoon hy zulk een Acte van Zoen gaf, ,, zulks aan Buyser niets zou baaten, in„ dien hy niet eene dergelyke van alle „ an- (*) Verz. by de Ciialmot VII. D. bl. 174—18». Z 4 LVIII. BOEK. I787. I788. Ondkr- dewyngaards gedrag ten zynen op» zigte.  380 DÉ REPUBLIEK DE& LVIii. BOEK. 1787. 1788. BtmsRs loc. „ anderen door hem beledigde Perfoonen „ verkreeg." Naa deeze fchoonfchynende en anderen in zyn geval betrekkende inleiding gevoelde hy egter de noodzaaklykheid, dat hy zich, voor zyn aandeel, verklaaren moest, en vroeg aan zyne Mederegenten, „ welke hy oordeelde in deeze „ zaak ten hoogften betrokken te zyn, of „ hy als Regent, behoudens zyn pligt, „ aan den Raad en de Maatfchappy vèr9, fchuldigd, de Acte van Zoen konde en behoorde te geeven? Ten einde hier „ door een zeker Rigtfnoer te verkrygen, „ naar 't welk hy zich in dit geval, als „ mede in dat van J. Sanders , daar me„ de zo zeer overeenkomftig, veilig zou „ kunnen gedraagen? doch behieldt hy „ voorts aan zich zeiven, zo veel de Be„ lediging hem in perfoon en in zyn par(, tikulier betrof, te doen dat geen, 't welk „ zyne betrekking als Mensch en Christen „ van hem vorderde." Onderdewyngaard boodt aan de Raadzaal , geduurende de overweeginge van een ftuk hem zo na betreffende, te verhaten, doch, verzogt te zullen blyven, verfchoonde hy zich van allen aandeel in de Raadpleegingen, welke hier op nederkwamen, dat men befloot, uit naam van den Raad by Staaten van Holland te doen verklaaren, ., dat de gronden door het Hof tot „ Verfchooning bygebragt, zo wel als de „ voorfchreeve Acte van Zoen, aan zo veele zwaarigheden onderhevig waren; „ dat daar uit zeer gevaarlyke gevolgen te „ wag-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 381 „ wagten ftonden; dat dus het verzoek „ van F. W. Buyser behoorde te wor„ den afgeflaagen, en de Regtsvorderin„ gen tegen hem ten fpoedigften voortge,, zet." Op dit befluit verklaarde Onderdewyngaard, „ dat door 't zelve aan ,,, zyn oogmerk genoegzaam voldaan zyn„ de, in zo verre hy daar door eene re„ gelmaat verkreeg om zich naar te ge„ draagen, hy egter verzogt dat zyne „ voordragt in de Notulen mogt gefteld „ worden; ten einde aan 't publiek, het „ welk het oog op dit werk geflaagen „ hadt, en aan de Naakomeligfchap, zou „ kunnen blyken hoedanig hy zich in dee„ zen gedraagen hadt (*)." — Wy voor ons twyfelen zeer of de Naakomelingfchap hem in deezen zal rechtvaardigen? Wy Hellen veel eer vast, dat zy hem zal brandmerken als een Man, die zich hulde met den fluier van Godsdienftigheid, terwylhy met kwaadaartig genoegen zag hoe de raadflag liep ten nadeele van den by hem gehaaten Buyser ; die daar op door het Hof, voor zes Jaaren, gebannen werd. Terwyl de voornaamfte Aanvoerders en Leden van het Exercitie Genootfchap te r. Delft, in druk en gevangenis kwynden of1 ballingslands rondzwierven, zegepraalde het£ Schut z (*) In de Verz. by de Chalmot X. D. bl. 170— 187.. verdient het geheele Extract uit cle Refolucien der Heeren veertig Raaden van de Stad Delftop dit ftuk nnageleezen te worden; en zal men by overpeinzing de aanmerking, door ons hier bovea gemaakt, biüyken. Z 5 iLVIIL boek. 1787. 1788. Eerpening van et chutterfk Geelfchap.  382 DE REPUBLIEK DER LVIIL. BOEK. 1787. 1788. Geftelte- nis te Haarlem Schutterlyk Gezelfchap van Wapenhandel, waar mede het eertyds kampte, en voor een tyd door hun te ondergebragt werd. Van die zegepraal vervaardigde men een Zilveren Gedenkpenning,- die aan de Leden werd uitgedeeld. Eene Bezending uit hetzelve handigde den Stadhouder een Gouden, op denzelfden Stempel geflaagen, over, met eene Aanfpraak, waar in de vleijery den toon gaf, en de Spreeker zyne Hoogheid verzogt, „ dat het hem behaagen „ mogt, by de befchouwing van dit fpree,, kend Metaal, te gedenken aan een no„ tabel getal Ingezetenen van het Prinfe„ lyk Delft, welke wel verre van zich met „ den ftroom van ongeregelde Nieuwig„ heden te hebben laaten vervoeren, cor„ daatheid en moeds genoeg bezaten om „ aan Eed en Pligt getrouw te blyven (*)." Stak Delft, onder de Hollandfche Steden, vóór de Omwenteling en naa dezelve, in lotwisfel uit, van Haarlem mag hetzelfde, fchoon 'er alles eenigzins anders gewyzigd was, gezegd worden. Geen Stad, dan deeze alleen, deedt den grootden ftap (f) tot het vast- en daadlyk daarftellen van den Volksinvloed op het maaken der Stadsregeeringe (§). Een Stads Regeerings Re- gle- (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1069—1071. (f) Een ftap, onder den naam van Welberaadett Stap, allerkeurlykst bezongen door den Dichter J. van Dyk , een Landman, van zommigen den Tweeden Poot gsheeten, en te Haarlem by A. Loosjes Pz. uitgegeeven. (§; Zie onze Faderl. Hist XV. D. hl. 355. 37°-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 383 glement, op dien leest gefchoeid, hadt 'er ftand gegreepen, met verleende bekragtiging der Staaten van Holland (*). Naa de Omwenteling kwam terftond in overweeging of dit Reglement, in den toenmaaligen veranderden ftaat der dingen, kon blyven ftand houden. De Stadsregeering oordeelde, dat op deeze bedenking een toeftemmend antwoord mogt volgen: onaangezien het intrekken en vernietigen van alle Befluiten, by welke zyne Hoogheid in ee nige voorregten mogt zyn verkort geworden : dewyl zy beweerden, dat in het nieuwe en door Staaten van Holland goedgekeurde Regeerings Reglement, de Stadhouder in geenen deele zou verkort zyn. Gecommitteerden uit de Burgery hier omtrent eenige bedenking maakende, beraamde de Regeering uit haar midden eene Bezending aan den Stadhouder, om diens gevoelen op dat ftuk te verneemen. Het behaagde zyne Hoogheid niet zich over Byzonderheden des betreffende in te laaten. De Regeering vervoegde zich daarom by Staaten van Holland, „ dewyl zy," dus luiden de eigene woorden, „ aan den „ eenen kant niet gaarne iets zouden doen, „ ftrydig met het Staatsbefluit van vier en „ twintig September; doch, aan den an„ deren kant, ook folemneel verbonden „ waren aan een Contract en Reglement, .„ met de Burgery zo plegtig aangegaan „ en niet beëedigd of ingevoerd, dan naa ,, dat (*) Zie onze Faderl, Hist, XV. D. b).3$6— 304. LVIII. BOEK. 1787. T788. Vraagea wegen» het nieuwe Stads K egeerings Reglementann den Stadhouder gedar n, hoe be» ant woord. Pborrtel fan Rerententy Staa:cn van Holland.  384 DE REPUBLIEK DER LVHI. boek 1787. 1788. HetRe- glement wordt verwor» pen. BedankendeRegeeringsleden. dat de Aggreatie van hun Ed. Gr. Mog. op twee Punten uit het Regeerings Re„ glement gevraagd, volledig was toege- Haan, welke verbintenis zy in haar na„ tuur en gevolgen voor heilig moesten „ houden. Zy verzogten derhalven, „ dat hun Ed. Gr. Mog door alle twy- feling weg te neemen, die uit Hoogst„ derzelver bovengemeld Befluit, ten aan- ziene van een vroeger, zou mogen wor„ den afgeleid, hun geliefden in ftaat te „ ftellen met te meerdere zekerheid in het „ bevorderen van het welzyn der Stad „ Haarlem werkzaam te zyn." Het wel te wagten Staatsbefluit op dit Voorftel luidde, „ dat de Refolutie op den „ vyf en twintigften van Oogstmaand ge„ nomen, by 't welke goedgekeurd was „ het voorneemen van Raaden en Vroed„ fehappen der Stad Haarlem, om over- eenkomftig het Regt van dezelve Stad, „ voortaan de Electien van Burgemeeste„ ren en Schepenen zelve te doen, gehou„ den werd voor ingetrokken, en dus het „ geheele Nieuwe Stedelyk Reglement „ voor vernietigd (*). Dit befluit hadt ten gevolge dat de Heeren Cornelis Pieter, Baron van Leyden, Heer van Warmond, Raad in de Vroedfchap, en Anthony Kuits, Raad en Oud Burgemeester, beiden Voorftanders van het nu gewraakte Stads Regeerings Reglement, hun ontflag als Raaden (*) Vsrz. by de Chauiot II. D. bl. 59—61,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 385 den verzogten en bekwamen Dit werd ook verleend aan Mr. Johan Arnoud Gallas; aan Mr. Jan üiderik Paauw gebooren Hceuft, Regeerend Burgemeester; als mede aan Gysbert Adriaan Patyn en Librecht Jacob Hooreman. De post van Penfionaris, ia ftede van de Penfionarisfen van Zeeberg h en van de Kasteele, beiden in de Satisfactie van haare Koninglyke Hoogheid begreepen, werd nu bekleed door Mr. Willem Jager, die wy voorheen als Penfionaris te Schiedam aantroffen, en daar in zyne Jaarwedde als een Patriot verhoogd (*); doch nu, van denkwyze veranderd. _ Intusfchen naderde de tyd der Regeeringsveranderinge door de Gelastigden van den Stadhouder. Dier aanftaande komst werd j de Haarlemfche Burgery bekend gemaakt, \ met de weete, dat zy, op de Stads Doe-' len, ten beftemden tyde, zouden zitten, j om de bezwaaren der Burgery te hooren: \ elk, die dezelve hadt in te brengen aanmaanende om het- te doen met alle bezadigdheid, tot vermyding van alle verwarringen, en ter bewaaringe van de goede rust en orde, die zo gelukkig, tot nog toe, binnen Haarlem hadt ftand gegreepen (f), Korten tyd vóór de komst deezer Be-1 zendinge werd ter tekeninge gelegd een 1 Verzoekfchrift aan deeze Commisfarisfen, j van volgenden merkwaardigen en in zyne < foort (*) Zie onze Faderl. Hist. VI. D. bl. 277. (t) Ferz. by m Chalmot IV. D. bl. op. LVliïi BOEK. 1787. 1788. Oproeping der Burgeren >y de tomst Ier Re«erings'eran deaar en. ferzoek- chrifc eniger ïurgeren >m de  386 DE REPUBLIEK DER LVIH. BOEK. 1787. 1788. aanblyving der Regeerinjs perfoonen. foort éénigen inhoud. „ Edele Mogende „ Heeren! de Ondergetekenden, alle Bur,, gers en Inwoonders der Stad Haarlem „ en derzelver Jurisdictie, hebben de eer, „ by deezen , aan U Ed. Mog. te decla„ reeren; dat zy Ondergetekenden meenen „ zouden aan hunne onvermydlyke ver„ pligting te kort te doen, indien zy, by „ de verfchyning van U Ed. Mog. binnen deeze Stad, eenigzins nalaatig waren „ de opregte gevoelens van hun hart, no„ pens de agtbaare en allen eerbiedwaari, dige Regenten deezer Stad, zo eerbie„ dig en onbewimpeld, als naar waarheid, „ voor U Ed. Mog. open te leggen. — ,, Diensvolgens neemen de Ondergeteken,, den de vryheid aan U Ed. Mog. open„ hartig te verklaaren, dat zy de geza„ menlyke Leden der Regeeringe hunner „ Stad erkennen te zyn, braave, eerlyke, „ aan hunnen duuren pligt getrouwe en „ in de daad agtbaare Regenten, die in „ alles de belangen van Stad en Burgery „ derwyze betragten en behartigen, dat „ zy alle mogelyke hoogagting, eerbied 5, en genegenheid van het geheel der Bur„ gerye overwaardig zyn , en van verre „ de meeste en aanzienlykfte Lieden de- „ zelve ook ten vollen genieten. De „ Ondergetekenden zouden deeze hunne ,, betuiging, door de menigvuldige bur„ gerlievende handelingen van hun Ed. „ Agtbaaren, als met de duchtigfte bewy„ zen, kunnen ftaaven, indien niet de vol,} maakfte harmonie en het volkomenst onder-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 387 „ derling vertrouwen, die beftendig in dee„ ze Stad tusfchen den Agtbaaren Raad en Burgery blyven ftandgrypen, daar „ op het zegel drukte, en de onweder„ fpreekelykfte bewyzen daar van opleeverde. — De Ondergetekenden befchou., wen deeze gelukkige gefteldheid van zaaken tusfchen Regenten en Burgers, „ als eene der dierbaarfte onder de tydly' „ ke Zegeningen, waar voor zy de aan„ biddelyke Voorzienigheid hartgrondig „ danken, en waar van zy de beftendige „ volduuring vuuriglyk affmeeken. ,, Zy verklaaren, derhalven, aan U Ed. „ Mog. dat niets aangenaamer aan hun, „ en hunne Stadgenooten, zou zyn, dan, „ (wel verre van zulk een uitmuntend „ voordeel ontzet te worden,) integendeel „ bydeszelfs duurzaam genot geconferveerd „ en bevestigd te worden. ,, En het is op deeze gronden, Edel " M°g- Heeren! dat de Ondergetekenden „ U Ed. Mog. en door dezelven zyne „ Doorl. Hoogheid den Heer Prins van „ Oranje en Nasfau, Erflladhouder, Ca„ pitein Generaal en Admiraal enz. der „ Vereenigde Nederlanden, reverentlyk de„ clareeren, hun vuurig verlangen te zyn, dat alle de thans füngeerende Leden der „ Regeennge der Stad in hunne posten „ mogen blyven continueeren — en dat „ die Heeren, welke onlangs van hunne „ plaatzen als Raaden afftand hebben ge„ daan, weder in derzelver posten mogen „ worden aangefteld, voor zo verre de- »> zel- LVin. fiuEK. 1787. 1788.  LVIII. BOEK. i787. I788. Aanmerking hier over. Hoe het bejegend wordt. 388 DE REPUBLIEK DER „ zelve te overreden zyn die wederom te „ aanvaarden (*)." Dit Verzoekfchrift, waar in befcheidenheid den toon fl aat, was door zeven honderd één en twintig Burgers getekend, op zich zelve geen groot getal, Haarlems Burgery in aanmerking genomen zynde; doch vry groot als men den korten tyd des voorleggens, en de belemmerende omftandigheden zich daar by paarende, gadeflaat. Geene Tegenverkïaaring van eenig gedeelte der Burgerye, veel min van een evenredig getal der Oranje Partye toegedaan, kwam 'er te voorfchyn. Dit toont genoegzaam, dat des Stadhouders Commisfarisfen, althans te Haarlem, zeer gepast en gemaklyk aan de hun verleenden Volmagt in een ftrikten zin hadden kunnen voldoen, en zy daar geene verandering in de Regeering behoefden te maaken, dan die reeds gefchied was door de Amptsontzetting van Camerling en de Penfionarisfen van Zeebergh en van de Kasteele ; hier zelfs kwam, ten deezen opzigte, de hun aanbevolen verheeling der gemoederen niet te pasfe. Verre van zodanig een eigenaartig uitwerkzel te wege te brengen, hadt deeze Burgerverklaaring een daar mede ftrydig gevolg. De begeerte dier Burgeren werd niet alleen ter zyde gelegd; maar hoogst verfmaad, en, op de tergendfte wyze, ten toon gefield, ten tyde der Regeeringsveranderinge zelve. Immers daar by zag men flegts (*) Verz. by de Chalmot IV. D. bl. 97. en 98.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 389 flegts zodanige Regeeringsleden weder aangefteld, die aan den nooddwang'der tydsemftandigheden alleen te danken hadden, dat zy in de. voorgemelde Burgerverklaaring begreepen waren, en door hun volgend gedrag hunne gereedheid betoonden, om op de wenken des Stadhouders te vliegen, en deel te neemen in het onderdrukken van Burgers, die zich, ten hunnen opzigte, zo gunftig verklaard hadden, om de by hun goedgekeurde Regenten te behouden, en geen flimmer, dan in de verklaaring mede begreepenen, in ftede te krygen. In Haarlem werd, by de Regeeringsverftelling, een ftuk afgeleezen, waar van men te vergeefsch, in voorige dagen, of] zelfs ten deezen tyde, eene wedergade in \ eenige Stad zal aantreffen. Op deeze Stad, ( in Vryheidsmin uitfteekende, en eene voor- i gangfter in het doen van manlyke ftap- < pen, hadt men het byzonder gelaaden, en werden die bedryven haar op deezen fchamperen trant verweeten, „ dat ter kennisfe „ van den Stadhouder gekomen was, dat „ in Haarlem, de onlangs in dit Land ge„ heerscht hebbende Factie, welke inge„ rigt was en gepoogd hadt om de vastgeftelde Conftitutie om te keeren, wel „ verre van door de Omwenteling haare „ kragten te hebben veriooren, in tegen„ deel, het hoofd nog opftak en onder„ fteund wierd door die zelfde Lieden, „ welken, onder den verleidenden naam „ van den Volksinvloed voor te ftaan, niets „ anders bedoeld hadden dan om hunne XX. Deel. A a „ on- lviif. soek. I787. 1788. Scham- >ere taal Haarlem leswe-. ;en te ;emoete ;evoerd»  LVIII» boek. I787. I788. 390 DE REPUBLIEK DER „ onbepaalde Heerschzugt te voldoen, en „ hunne Overheerfching op de puinhoo„ pen van het wettig gezag te nichten; „ en door allerlei Machinatien, in het af- geloopen Jaar, hadden bewerkt, dat, „ (zonder in te wagten den uitflag der „ raadpleegingen van eene kort te voo- ren by hun Ed. Groot Mog. bepaalde Commislie om over 's Volks invloed op „ de Regeering van den Lande te be„ foigneereh,) een nieuw zogenaamd Ste„ delyk Regeerings Reglement, ftrydig „ met de Conftitutie en waare belangen „ der Stad, en met des Stadhouders er„ kende en nooit betwiste Erflyke Reg„ ten opgemaakt, en door den invloed der „ toen alles dwingende Cabaal vastgefteld, „ en op eene voor de Stads Finantien be„ zwaar ende wyze ingevoerd was. Dat, „ fchoon dit Reglement by een Befluit „ van zeventien October mdcclxxxvii „ wel was vernietigd, de Magiftraat, in- gevolge van dat onwettig Reglement, „ door de Vroedfchap verkoozen, niet „ voor wettig k »n worden gehouden, even „ als of zy nog in bediening was; dat, „ onder den uiterlyken fchyn van eene ongeftoorde rust te genieten, de zo me„ nigvuldig misleide Burgers, door de waa- re bewerkers van alle die fchadelyke „ nieuwigheden, in hunne verkeerde be,» grippen en handelingen nog geftyfd, en „ derzelver weldenkende, en aan de Con„ ftitutie getrouw gebleevene Medebur» gers byna even eens als vóór deeze ge- „ luk-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 391 3, lukkige Omwenteling aangezien en be„ behandeld wiercen. Ja, dat zelfs zoda5, nigen van die Factie, welke andere Pro9, vincien of Steden hadden moeten ver„ laaten, om dat zy de rust verftoord 9, hadden, in die Stad eene veilige fchuil- plaats kwamen zoeken, en aldaar met ,, open armen ontvangen werden. Dat ,, voorts, uit het Rapport der Commisfa- risfen, gebleeken was de aldaar plaats heb9, bende gefteldheid van zaaken, en wel 3, inzonderheid uit een aan hun onder een verzegeld couvert gezonden Declaratoir, ondertekend met de Naamen van ruim ,, zeven honderd zich noemende Burgers en Ingezetenen der Stad en Jurisdictie, „ beftaande byna allen uit Medeonderteke„ naars van de op den twintigften Octo- berMDccLxxxvi en den dertigften Mei 9, mdcclxxxvii ter Vergadering van hun 9, Ed. Gr. Mog. tot hoon en belediging van 3, den Stadhouder, ingerigte Adresfen. Naa de opgegeeven Naamlyst der thans aangeftelde Regeering, deels beftaande uit: aanblyvende Oranjegezinde, zwakke of; miskende Regenten, (van deezen laatstge- j melden ftempel waren de Heeren Jan I Theodorus Koek, Mr. Herman Geer-1 ling, en Mr. Jacob Helmolt, die, ter: hunner eere , oogenbliklyk bedankten,), deels uit nieuw verkoozene Burgers, deels j uit van buiten ingevoerde Perfoonen, die i geen betrekking altoos tot Haarlem had-' den, werd aan den Hoofdofficier, Burge-] meesters en Regeerders bevolen, „ om een Aa 2 55 waa- LVIII. boek» 1787. 1788. Eenige lan getelde3.egeeingslelen belanken»Weuw| legeeingsperbonenngeroerd,ne: een 'cherp rennaan.  39* DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK. I7»7. I788. Tergend gedrag omtrent de Haat lemmers i „ waakend oog te houden op de gedraa- gingen van de eerfte Aanleggers en Be„ werkers der onwettige en buitenfpoorige „ onderneemingen, die aldaar hadden plaats „ gehad; mitsgaders van zodanige ver dag„ te Perfoonen, die hunne onrustige en „ gevaarlyke gevoelens in andere Provin„ cien of Steden deezer Provincie getoond „ hebbende, zich in Haarlem hadden ne„ dergezet, zo wel als op het . komen woo^ „ nen van meer dergelyken.^ Sarrend tergend was zulk een byvoegzel, zulk eene last van naauwlettend toezien, bovenal den Hoofdfchout, "een Vreemdeling Josias Eckhard, die den Militairen ftand, zo wel als de Patriottifche zyde, verlaaten hadt, aanbevolen. En, of dit niet genoeg ware, werd 'er dit hoonend llot aan toegevoegd, van welks opvolging de Aanbevelers zelve de gemoederen hoogst afkeerig gemaakt hadden, „ dat alle Regenten, Burgers en Ingeze- tenen vermaand werden, om alle Party„ fchappen en Animofiteiten te laaten vaa„ ren, het gepasfeerde wederzyds te ver- geeten en te vergeeven; en voortaan in „ vrede, en goede harmonie, gelyk het „ goede Burgers en Ingezetenen betaam,, de, famen te leeven; des noods bevelen„ de, dat alle Burgers en Ingezetenen „ voortaan zouden betragten al het geen „de pligt van gehoorzaamheid en onder,, werping aan hunne wettige Overheden „ vorderde; op poene dat die geenen wel- ken bevonden zouden worden tegen dee- » zen .  VERENIGDE NEDERLANDEN. 393 „ zen des Stadhouders ferieufen Wil en „ Begeerte aan te gaan, en zich aan ee„ nig wanbedryf tegen de waardigheid „ van de Regeering of ongehoorzaamheid „ aan derzelver bevelen fchuldig gemaakt „ te hebben, anderen ten voorbeelde zou„ den worden geftraft (*)." Het bedanken der drie opgemelde oude Regenten en van den nieuw verkoozenen Dr. 1 M. van Marum, die, ten tyde der Eed- \ aflegginge,zeer onverwagt,zulks brusk weigerde , maakte het verkiezen van vier nieuwe noodzaaklyk. Haarlem fcheen geen ter Regeering gefchikte Perfoonen meer binnen haare vesten te beiluiten. Men vulde die plaatzen aan met lieden van elders; onder deezen fpelde men den vreemdklinkenden naam van Paul Christiaan Fuchs, Vryheer van Haringcarfpel en Dirhhorn: hy was een Frankforter van geboorte, en nog niet lang in den Lande geweest (f), Drie Stads Secretarisfen, Cornelis Anthony Testart, Ocker van Schuilenburg, en Jan Anthony Graswinkel, werden van hun Ampten verlaaten, en door Perfoonen van eene andere kleur opgevolgd. De CO Verzameling by de Chalmot V. D. bk 232. enz. Ct) Men verhaalt van deezen Heer, dat hy, de eerfte keer ter Dagvaard na 'sGravenhaage gezonden, aan Lieden, die, verwonderd hem daar te zien, op de vraage, wat hy in den Haage kwam doen? antwoordde, leb ben verdagvaard! Aa 3 Lviir/ BOEK. 1788. Nieuwe 'laatservulingen.  3*94 DE REPUBLIEK DER LVIII. boek. 1787. 1788. De Schuttery veranderd- De voorzorg der Regeering komt op kleinighedenneder. De Haarkmfche Schuttery, zo onlangs geheel hervormd (_*), doch ontbonden en ontwapend, kreeg eene andere inrigting, meest op de oude leest van den Jaare mdcclii gefchoeid, en gefield onder Oppér-, en minder Bevelhebberen van de thans heerïchende Party. Eene Bezending uit den Krygsraad, ging in Oogstmaand na 'j Gravenhaage om een pligtpleeging van Dankzegging, zo wel by den Stadhouder, als by diens Gemalinne, af te leggen (f). De naauwlettendfte toevoorzigt der nieuwe Regeering e aanbevolen, vondt niet veel wérks, fchoon zy nimmer de agting verwierven van het ontevredene gedeelte der Burgerye, en wel van het aanzienlykfte, 't geen zich, als 't ware, afzonderde. Men wagtte zich doorgaans van zodanige bedryven, als het waakzaam- dreigend- en navorfchend oog konden ergeren. Het bleef ten dien opzigte by kleinigheden, een Italiaanse^ winkelier hadt de onvoorzigtigheid om witte zyden Linten, befchilderd met Leliën, Panaches en dergelyke Figuuren, te verkoopen, en moest zyn winkel zes weeken fluiten ; terwyl de Knegt diens Mans, zich in het rondbrengen en verkoopen dier welgewilde gekleurde Linten bevlytigd hebbende, voor den tyd van zes weeken, de Stad ontzegd werd (§). Zo ook moest een jong Heer van (*) 'Zie onze Faderl, Hist. XV. D. bl. 360. (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl, 193. 949. 1227. (§; A'. Nederl. Jaarb. 17*8. bl. 950,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 395 van goeden Huize, die zich, van tyd tot tyd, over de tegenwoordige zaaken onvoorzigtig uitliet, op last der Regeering, de Stad en het Grondgebied van Kennemerland ruimen (*). Het ontbrak te deezer Stede niet aan: feestlyke viering van den Geboortedag des Stadhouders, met Verlichtingen en ander1 Vreugdebetoon, en wel byzonder gedagt men, by den Jaardag der Prinfesfe, teffens aan de Verbintenisfen van deezen Staat met Engeland en Pruisfen, als mede de Bondgenootfehaplyke Vrywaaring van het Erfftadhouderfchap met alle deszelfs Regten in het Huis van Oranje. By beide deeze gelegenheden maakte de Tooren der Groote Kerk, geheel met lantaarnen verlicht eene allerpragtigfte vertooning. Niet min liep ter laatfte gelegenheid in 't ooge eene Eereboog naar de Dorifche orde voor het Gezelfchap ten zinfpreuk voerende Voor Waarheid en Regt. Men kon 'er noch vinding noch fmaak aan ontzeggen. Op 't midden van da Frontefpies vertoonden zich een ftaatlyk Vrouwenbeeld antiek gekleed. Om 't hoofd des beelds was een krans van koornairen, verbeeldende de zegeningen, uit de Herftelling der oude Staatsgeftellheid en de aangegaane Verbintenisfe met Groot - Brittanje en Pruisfen voortvloeiende. Een Nagel in de rechte hand des Beelds verbeeldde het Geheugen; een rustende Leeuw, aan de rechter zyde, de C) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1053. Aa 4 - LVIII. BOEK. 1787. 1788. ?eestda- ;en daar gevierd.  39ó* DE REPUBLIEK DER LVIU. ROEK. 1787. I788. Aanhoudendeblyken van de Patriottifchedenkwyze der Haarlem meren, (*■) N, Nederl. Jaarb, 1787. bj. 200. 4.10. 1060, êh 1226, de Veiligheid; en een Adelaar aan de flinker zyde herinnerde de weldaaden die men ftelde dat de Republiek van den Pruisfifchen Monarch ontvangen hadt. Onder het Beeld las men Memoria Gratia (Dankbaare Erkentenis). Op de twee hoeken ftonden blaazende Faamen : op de platte form van het Frontefpies, zag men een Weegfchaal, een Spiegel, een Slang, twee bondels Pylen, verbeeldende de Geregtigheid, de Voerzigtigheid en het Bewind. Dit ïn de daad fraaye Ituk was verlicht door drie honderd Lampions, Oranje, Wit en Blaauw gekleurd (*). By deeze beide gelegenheden, ftak de verfchillende denkwyze der Stedelingen ten zigtbaarfte uit. Veele, verre de meeste aanzienlyke Huizen, bragten het minst aan de Stadsverlichting toe: in eenige hadt men naauw zo veel lichts ontftooken als noodig was om zich vry te waaren van overlast en fchennis. Mompelend misnoegen wisfelde het vreugdebetoon af des door de Stad zwervenden Gemeens, wanneer het voor die Huizen komende, de fchaarsheid der verlichting befchouwde. t—*- Dit zelfde vertoonde zich, wanneer, in 't laatst van Oogstmaand, zyne Hoogheid , met het Vorstlyk Gezin, op het grootsch Buiten van den Heer Hoope in den Haarlemmer Hout-ten middagmaale getoefd, met de beide Prinfen te voet de Stad doorwandelde, en  VERENIGDE NEDERLANDEN. 307 ) en het gevolg in koetzen na de Jachten , in 't Spaarne ging. De Regeering, de Schuttery deedt allen eerbewys, en verbaazend groot was de toevloed des Gemeens. De Patriotten hielden zich in huis, fchooven de gordynen voor de glaazen in de aanzienlykfte ftraaten waar de ftoet doortoog. Een blyk van kleinagting, wel met leede oogen befchouwd; doch aan geen ftraffe onderheevig, fchoon gevaarlyk genoeg in zulk een tydsgewrichte, wanneer het Gemeen veelligt de vuist der wraakneeminge opheft. Bedreigingen van zulk een aart mogten zich laaten hooren, hier by bleef het. De Regeering begreep te rechte, dat, wilde men het reeds vervallend Haarlem niet geheel het hoofd doen onderhaalen, men de menigte van ryke en aanzienlyke Burgers, der thans onderliggende Partye toegedaan blyvende,. niet "aan de balddaadigheid des Gepeupels moest overleeveren (*). -— De rust was daar, door het (*) Tot voorkoming van alle verdenking,als of, in dit Tafereel van Haarlems gefteltenisfe, in die dagen , ten opzigte van het aantal en aanzien der Patriotten, iets overdreevens plaats heb>e, beroepen wy ons op de Brieven over de Fereenigde NederLn. 'den door J. Grabener, Luitenant in dienst van de Republiek. Te Haarlem by A. Loojjes Pz. in twee Stukken 1702 uitgekomen. D^eze Scfoyver, te dier Stede in Bezetting liggende, heeft des veel weetenswaardigs , zo ten opzigte van de Nederlanders in'talgemeen, als van de Haarlemmers in'tbyzonder, opgetekend. — Onder de Doopsgezinden re deezer Stede, in evenredigheid met andere St;den, talryk, vindt men zeer rjkgegoeden, en or der Hit aantal trof men bykansgeen éda Oranjegezinde kis. Aa 5 LVIII. HOEK. I787. !7b8.  398 DE REPUBLIEK DER LV11I. BOEK.. I787. 1788. Bezwaar der Stad door het ingelegerdKrygsvolk. het groot getal weldenkende Regenten en de wakkerheid der Burgeren naa de Omwenteling , op eene voorbeeldige wyze, herfteld en bewaard gebleeven By het intrekken van Krygsvolk vondt de Regeering zich genoodzaakt, door eene afkondiging, te voorzien tegen het indringen in de Huizen van zommige Burgers, tegen het afhandig maaken en ftukken flaan. der Burger Geweeren (f). Het belang der Stad vorderde van Oranjegezinde Regenten dezelfde behoedzaamheid en voorzorge om het Oranjegepeupel te beletten de aanzienlykfte Burgers, de Steunpylaaren der Stad, te mishandelen. Die braave rustbewaarende en herftellende Schuttery, was nu vervangen door eene Krygsbezetting, die de Stad 's weeklyks op ruim vier honderd en zeventig Guldens te ftaan kwam. Een last welke de Stads Kas, met geene mogelykheid, kondraagen. Zes maanden naa de Omwenteling hadt dezelve die fom 's weeklyks uitgefchooten, en zou daar mede moeten voortgaan zo lang de inlegering des Krygsvolks duurde, en de bewaaring der Stad weder aan de Wagt en Schuttery zou worden toevertrouwd. Ter verkryging deezer Penningen maakten zy bekend, „ dat, door een ,, der Stadsbodens, vergezeld met de Vin„ ders van elke Buurt, van de Bewoon„ ders der Huizen, zo binnen de Stad als „ der- (*) Zie onte Faderl. Sist. XV. D. bl. 387. tf) Ferzam. by ök Chaumot i. D. bl. 304,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3rr) „ derzelver Vryheid, mitsgaders van de „ Gebruikers van Stallen en Pakhuizen, „ maandlyks zou worden gevorderd en ge- heeven eene Belasting geè'venredigd aan „ de Verponding, en gerekend tegen tien „ Stuivers van ieder Gulden in het Jaar, „ voor welke ieder Huis, Stal of Pakhuis van 's Lands wegen was aangeilaagen." — Van deeze Belasting waren geenen ontheeven dan alleen de Bedeelden uit eenige Diakonie of Stadskasfe. „ Deeze Belasting „ zou dus ook gevorderd worden van de „ Heeren Raaden en Ministers, die reeds „ Huizen gekogt of gehuurd, doch nog „ niet betrokken hadden (*), of welke „ binnen den tyd van zes maanden als „ nog een Huis zouden huuren of koo„ pen, alles mede geè'venredigd aan de „ Verponding dier Huizen. Ook zou de,, zelve geheeven worden van de Bewoon„ ders van Kamers, acht en veertig Gul„ den en daar boven in huur doende, ge„ rekend tegen den twaalfden Penning der „ Huurpenningen (+)." In Leyden zagen wy, -welk eene kalmte daar geheerscht hadt onmiddelyk naa de t Omwenteling, zo lang de weldenkende1 Hoofdofficier P. J. Marcus, en andere Leden der Wethouderfchap, door de Ge- wa- <;*). Aanmerkelyk genoeg was derzelver getal om des byzonder melding te maaken: immers de helft der XXXII Raaden, waren van buiten ingekomen, of werden toen nog verwagt. (t; Ferz. by de'Chalmot VI. d, bl. 1. LVI1I. boek. 1787. Woelinen in ■eyden.  LVIII. boek, I787. 1788. _ _ 400 DE REPUBLIEK DER wapende Genootfchappen onderfteund, de teugels, ten bedwang des Gepeupels, in handen hadden; hoe daar het gerust gelaad der dingen voor een byster onrustig veranderde en de ftrengfte herhaalde Afkondiging noodig maakte (*). Dit was het onmiddelyk en onvermydbaar gevolg der Ontwapeninge van alle Schutters, die Leden van dezelve geweest waren, van het bedanken des geheelen Krygsraads; van het aanftellen van andere Officieren der Schuttery, en het weder in de Schuttery brengen der voorheen ontflaagene Schutteren, die, met het gemeende flag van Volk, thans de Schuttery uitmaakten. Geen voorbyvliegende vlaag van moedwil; maar een aanhoudend betoon daar van, aanfchouwde Leyden. De twee en dertig avonden op welke de nieuwe Burgerofficiers, met hunne Schutters, de wagt betrokken, waren niet alleen zeer grievende voor de braave en kloekmoedige Burgers, die, zints het Oproer van mdcclxxxiv (f), in zo veel dreigende voorvallen, de rust der Stad bewaard hadden, en dezelve nu by aanhoudenheid aangerand zagen ; maar die avonden werden met fchroom te gemoet gezien, en met fchrik doorgebragt van de braaven binnen Leyden in 't algemeen. Zy, wier post en pligt het bewaaren der rust medebragt, vonden zich vergezeld van het uitfchot des Volks, in deeze (*) Zie onze Faderl. Hist. XVI. D. R 313. (t) Zie onze Faderl Hist. Vlil. D. bl. 264. enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 401 ze Stad zeer talryk, 't welk onder hun oog de fchandvolfte en deerlykfte merktekens van botgevierde geweldenaryen naaliet, in zodanige gedeeltens der Stad, waar die tergende optochten, langs den grootstmogelyken omweg, gefchied waren. — Een en ander gaf der bezwaarlyk beteugelbaare en in het duister werkende fpot- en fchimpzugt, waar in men wil dat de Leydenaars veel fmaaks vinden, gelegenheid om zich des' in Spotfchriften .en Prentverbeeldingen te wreeken. Een bedryf, dat het Geregt, door het uitlooven van drie honderd Guldens op den Schryver, Tekenaar en Verfpreider te {lellen, tragtte te voorkomen (*). De Regeeringsverandering greep 'er flancL . By dezelve vonden zich van hunne Amp-1 ten verlaaten van Halteren , van Leeu- ! wen , Snoek', van der Mark , P. Mar-. cus, van Rooyen, Hoogeveen, Cu- NiEUS, romswinkel, heldewier, van den Zantheuvel , Vromans en de Mey. Volgens den Lastbrieve den Stadhouder gegeeven, behieldt hy aan zich het regt om de plaatzen, die door het bedanken der aangeftelden onvervuld zouden blyven, met de nuttigften en bekwaamden te voorzien. Dit werd te Leyden, waar de Prins regelmaatig geene de allerminfte befchikking over de.Vroedfchapsplaatzen hadt, zo verre getrokken, dat de plaatzen van twee bejaarde Regeeringsleden, die by de Remotie weder aangefteld en beftendig naa de- (*) N. Nederl. Jaarb. 17*7. bl. 5715. LVm.ï O E K» 1787. J788. Regeeingsverndering.  402 DE REPUBLIEK DER LVIU. boek,. 1787I788. Aanmerkingengevallen op eeni geaange ftelde Regeeringsleden. / dezelve als zodanig erkend waren, nas hunnen dood, of afftand, door den Stadhouder onmiddelyk vervuld werden, onder voorgeeven, dat hunne plaatzen opengebleeVen waren; doch enkel om dezelve door Lieden van zynen ftempel te doen bekle'eden (*). Eene Regeeringsverandering, die, wat zommige Perfoonen by uitftek betreft, by veelen zeer gewraakt werd. Boven al liep in 't ooge eenen Muller. Massis, Boezemvriend, van den beruchten Kumpel, en diens Medegenoot in. het opruijen van 't Leydfche Gemeen; de benoeming van Mr. Willem Curnelis Boen tot Penfionaris, een Man, over wien, wegens dwangre' geering, als onafhanglyk Fiscaal aan de Kaap de Goede Hoop, bitter geklaagd was; dien de Kaapfche Burgers befchreeven,. als een Man, „ die, in de waarneeming van ,, zyn Ampt, zich zo willekeurig overheer- fchend, onderdrukkend en onverantwoor„ delyk gedroeg, dat al wie flegts eenig „ het minfte gevoel :van Vryheid overig „ hadt, daar aan niet zonder ontroering ,, kon denken; dat door de afpersfingen ,, van hem, en zynen Opvolger gepleegd, „ de Ingezetenen van die Volkplanting met „ eenen zodanigen fchrik en afkeer voor „ den Fiscaal aangedaan waren, dat eene ,, vervulling van die post, op den ouden ,, voet, niet dan van de nadeelïgfte ge» „ volgen voor de rust der Volkplanting „ zou (*) Verz. hy de Chawuot XV. D. bl. 311,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 403 » zou kunnen zyn (*}" De Kamer van Zeventienen hadt op de tegen hem ingebragte klagten geen agt geflaagen, en hem geregtvaardigd. Hy kreeg nu, als Penfionaris van eene de voornaamfte Hemmende Steden , zitting in de Vergadering van Holland. Men hoorde te Leyden een blyk dat de eertyds onafhangelyke Fiscaal aan de Kaap, de heersch- en dwangzugt daar niet gelaaten hadt, als hy, by de Regeering, deezen; raadflag, ten aanziene van het daar eerlang ingevoerde Nieuwe Schutters Reglement CD, uitbragt, „ dat de Stedely„ ke Privilegiën, waar by zommige Bur„ gers wagt- en tocfovry verklaard waren, „ niet gelden konden tegen de beflelling, „ die de Stadhouder thans omtrent hun „ gemaakt hadt." , Haatlyk was het gedrag der twee regeerende Burgemeesteren Hubrecht en Dro- i lenvaux, by de Wethouderfchap door- ' dringende, om 'sPrinfen Commisfarisfcn,3 by eenen Brieve, te verzoeken, „ dat zy c „ nogmaals daar ter Stede komen zouden, „ om zulke Burgers, die tot de Landver„ dervende Cabaal behoord hadden, van „ hunne Bedieningen te verfteeken."' Een harde eisch, door Commisfarisfen op verre na i C) Men zie de Memorien en Requesten door de Gecommitteerden der ktaagende Kaapfibe Bur- ? Nederl. jaarb. 17SS. bl. 161$ Lviir. soek. 1787. I788. Haatlyk ;edrag 'an iwee tegeeingsle-.en.  LVÏH. BOEK. I787. I788. 't Gedraj des Hoofdofficiers VAN Heus» DEN. 404 DE REPUBLIEK DER na niet ingewilligd. Zy vertoonden zich niet op nieuw binnen Leyden, Om eenigzins genoegen te geeven, ontzetten zy flegts eenige zeer weinige uit hunne posten, lieten de overige Burgers hunne Bedieningen behouden, tot grooten ipyt der vorderaaren van eene geheele Amptsberooving hunner Medeburgeren, wier plaatzen zy gaarne met Lieden van hunnen ftempel vervuld gezien hadden. ; Aan vervolgingen der Patriotten ont' brak het niet onder het Hoofdofficierfchap van Adriaan van Heusdén ; een Man die te meerrnaalen de wapenoefeningen des Genootfchaps, met fchynbaar genoegen, by gewoond, tot het in befcherming neemen der hooge Overheid van dat en andere Genootfchappen tqegeftemd, en, als Schepen, zyne goedkeuring gegeeven hadt tot het doen eener Afkondiging daar ter Stede, de Schuttery en de Leden der gewettigde Genootfchappen tot het uittrekken na het Cordon en elders, waar 'sLands nood hun mogt roepen, aanmoedigende (*> Deeze eigenfte Bevorderaar en Goedkeurder van den Burgerwapenhandel, en Aanmoediger hunner poogingen, verbeeldde zich, naa de Omwenteling, met te ftreng te kunnen weezen tegen de eertyds door hem voorgeftaane Party, of zulks ook dienen mogt om al het twyfelagtige zyner voofige daaden uit te wisfchen. Ondanks de veelvuldige Afkondi- gin- (*) Zie onze Faderl, Hist. XVI. D. bl. 305.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 40^ gingen ten tegendeel e, hadt het Leydfche Gepeupel vryheid van fchelden, liaan en mishandelen der Patriotten. Op daar over by hem uitgeboezemde klagten was terftond de Vraag „ of de Klaager 'ook in „ het Moordrot geweest was?" met dien mam beftempelde hy het voorheen door hem gepreezene Exercietiegenootfchap. Op een bevestigend antwoord kreeg de Klaager het bits afzettend antwoord, „ dat de Stadhouder ook lang was onderdrukt ge„ weest, zonder regt te hebben kunnen 9, verkrygen!" ■ Gedreeven door begeerte om den Stadhouder door uitfteekende daaden tegen de Patriotten te behaagen 9 en teffens aan .hebzugt te voldoen, verzogt hy, terftond naa zyne aanftelling, een ongehoord Befluit tegen den Pieter Vrede, en andereni Wanneer dit afgeflaagen, en die weg van vervolging hem niet geopend werd, was hy, naa het verzetten der Schepensbank, en de afkondiging der Amnestie, de Staaten aan, om op 's Lands kosten, alle Ingezetenen van Leyden, die daar van waren uitgeflooten, te vervol gen. Een verzoek gelukkig van de hand geweezen: want hoe verre zou vervolgzugt, geholpen en onderfchraagd door eenen afgerigten en onverzoenlyken Advocaat, die uitfluitingen niet hebben uitgeftrekt? Binnen enger kring moest dus Partyzugt en Hebzugt werken, en hadt Leyden des de onaangenaamfte proeven, welker ophaalen ons niet lust. Alleen moeten wy nog aantekenen, hoe hy toeliet, XX. Deel. Bb dat LVIIL BOEK. 1787. I788.  BOEK. 1787. 1788. Pragt by de Feestvieringen. De Leyderdorpers ilaagen niet in eene Regeeringsafzetting. 406 DE REPUBLIEK DER dat alle Schuldigen aan het Oproer des Jaars mdcclxxxiv, op den zevenden van Oogstmaand mdcclxxxviii , vergezeld door een fchaare Gepeupel, onder een Oranjevaandel, een optocht door Leyden deeden, om, der Juftitie ten fpot, wegens de ontvangene ftraffe, vereerlykt te worden. Leyden {lak boven veele andere Steden uit in cierlykheid van Eerepoorten, in kostbaarheid en vindingrykheid van Bycieraaden op 'sPrinfen Jaardaggen die der Priucesfe. Beeldhouw- en ScBilderkunst hadden, op eene meer dan gewoone wyze, daar aan de hand geleend, ook bleeven de voornaamfte veel langer tyd ftaan, dan men gewoon is dezelve te behouden: ja zo lange, tot dat het fraaije des Schilderwerks geheel verfleeten was (*). Mogt men in Leyden niet naar wil en wensch met de Patriotten begaan , hoe veel zy daar ook te verduuren hadden, senige Ingezetenen van de nabuurigeAmbagtsheerlykheid Leyderdorp verkreegen op verre na de voldoening niet van hun doldriftig poogen. Zy veroorloofden zich, op eene dringende en dwingende wyze, in Slachtmaand, den Schout, de Ambagtsbewaarders, eenige Schepenen, en den Geregtsbode, van hunne Bedieningen te ontzetten, en andere aan te ftellen. De afgezetten vervoegden zich met een verhaal van (*) Een breed verflag hier van geeven ons de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 481. en 112Ö.  VERENIGDE NEDERLANDEN, 40? van het gebeurde, met een beklag en verzoek van herftel by Staaten van Holland. Met dat gevolg, dat de willekeurige en wederregtlyke daaden dier Ingezetenen, door hun ten hoogften gewraakt wierden, en de herftelde Amptenaaren bevolen in het waarneernen hunner Bedieningen voort te vaaren (*). Rhynlands gefteltenisfe, ten aanziene van het Stadhouderlyk Huis, kennen wy uit veele vroegere befcheiden in ons Werk (f). Jongst hebben wy hier boven van de Plundering te Foorburg gefprooken (§). De Manflag, te dier gelegenheid door den Knegt der Herberge begaan in het verdeedigen van het goed zyns Meesters, werd voor Moord gehouden, en hy als een Moordenaar te regt gefteld voor de Vierfchaar van Rhynland. Hier bekleedde, onder den naa de Omwenteling aangeftelden Bailjuw Wassenaar van Starrenberg , een Pagenstecher het Stedehouderfchap. Deeze wist, door bedreiging en ftokflagen, buiten uitdruklyke toeftemming der daar tegenwoordig zynde Welgebooren Mannen , dien Knegt tot eene ongewillige fchuldbekentenis te dwingen; waar op eene veroordeeling ter Doodftraffe volgde. Ten zynen gelukke kreeg het Hof van Holland, even vóór de daadlyke uitvoering £) AT. Nederl. Jaarb. 17S7. bl. 593Ö-S944Ct) Zie onder andere onze Faderl. Hist. XVI. Di bl. 314—3i7. (§) Hier boven bl. 354. Bb 2 boek. 1787. 1788. Strengheid des StedehoudersPagenstecherte Foor' burg.  4o3 DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK. 1787. 1788. Het voorgevallenemet P. v. d. Bosch te Zostermeer. ring van dat vonnis, kundfchap van de onwettige wyze, op welke men dien ongelukkigen fchuldbekentenis hadt afgeperst. Het Hof onderzogt de zaak op nieuw, raadpleegde des met 's Lands Staaten; waar door hy van Doodftraffe, of eenige andere op 't fchavot, vrykwam, maar den yver door hem betoond aan eene andere zyde» dan waar de fchaal van genadebetoon, ten deezen dage zo menigmaal overfloeg, werkende , ontzette hem van geheele vryfpraake: eene gevangenis van tien Jaaren was zyn eindelyk vonnis. Een deerlyk voorbeeld van moedwil en fchennis, leeverde, kort naa de, Omwenteling, het Dorp Zoetertneer op. Deeze borst met herhaalde en telkens verdubbelde woede uit tegen Pietek. van den Bosch (*), Oud Leeraar der Remonftranten te Leyden, die in ftilte zyne dagen te dier plaatfé fleet; doch daar omftreeks bekend ftondt als de zaak der Patriotten toegedaan, en in derzelver bevordering niet on- C) Pxeter van den Bosch, was een waardig en werkzaam Lid van de Maatfchdppy der Ne. derlandfche Letterkunde te Leyden. Men zie de vrugten van zynen Geest in een en ander Deel van de Werken dier Maatfchappy. Hy hadt zich voorlange, door verfchelde üichtltukken en andere Schriften van finaak, bekend gemaakt. Zo wy wel onderrigt zyn heeft het Algemeen Oefenfchool by P. Meyer, een hoogfchatbaar Werk, niet weinig te danken aan zyne penne, zo in vertaalingen als in oorfpronglyke Stukken. 'sMans door veel letteraibeids afgelloofden geest, deedt hem zyn Standplaats,    VERENIGDE NEDERLANDEN. 409 onleedig. Van hier de fchampere en weinig goeds fpellende vraage, naa dat in het Dorp „ Oranje boven!" gefchreeuwd was, by het openfmyten zyner deure gedaan, „ Myn Heer! verkoopt gy ook Oranje?" Kort daar op vertoonde zich een hoop gemeen Volks van B'.eüwyk, deels te voet, deels te paard. De aanvoerder voor 't huis des gemelden Oudleeraars gekomen, fchreeuwde, terwyl hy een fabel zwaaide, „ Oranje boven! Hier moeten wy wee,, zen!" Dit bedryf bragt het gepeupel van Zoetermeer en Zegwaard t'zamen. Hier by voegden zich de Regenten, die egter meerendeels hun best deeden om dien hoop tot bedaaren te brengen, beloovende alle de Papieren tot de zaak der Patriotten betrekking hebbende,en die in het omcingelde huis te vinden waren, te zullen leeveren. De Regenten binnen gelaaten, verzogten die Papieren te mogen hebben. Van den Bosch antwoordde, geene van belang te bezitten, dewyl de Schout Vonk dezelve in bewaaring hadt; doch gaf teffens zyne bereidvaardigheid te kennen, om, die hy hadt, over te geeven. Hy ftelde ze den Regenten ter hand; die ze aan het buitenftaande Volk vertoonden. Hier mede was het niet te vrede; maar vorderde, dat plaats, als Leeraar der Rematiftrauten te Leyden, verlaaten en Zoetermeer ter dille woonplaats kiezen \ waar dien ongelukkigen het hier gemelde onheil, met zo veel fmaads en druks gepaard, bejegende, uit hoofde dat hy de zaak der Patriotten wa$ tQ.egedaau. Eb 3 Lvirr, BOEK. I787. I788.  4io DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK 1787. Ï788. 1 ( i l ] 1 1 dat van den Bosch, met Oranje vercierd, zich aan hun zou vertoonen. Hy deedt zulks. 'Er ging een kreet op „ Kyk „ dien Blixem!" Zy wilden hem ten huize uit hebben, doch welk lot hem dan te wagten ftondt mogt men opmaaken uit zommiger gefchreeuw, „ dien Blixem moet „ van kant! hy is het die al het kwaad „ gebrouwen heeft!" Een der Zoetermeerfche Regenten gaat naa dit laatfte mede gezegd te hebben. De zich by den bedreigden in huis bevindende Regenten, bevreesd, dat het Volk ter deure zou indringen , trokken van den Bosch te rugge, en flooten de deur. Zulk eene behandeling, eene zo dreigende taal en houding drong van den Bosch de betuiging af, „ dat het hem in de ziel leed deedt, dat „ men zo fterk tegen hem was vooringe„ nomen; vermids hy zich bewust was 1, eene regtvaardige zaak voorgedaan en „ niets gedaan te hebben dan 't geen een „ een braaf Man paste." Op 'sMans volernftige verzekering, dat er geene Papieren, meer dan de overgeeeverde, tot die zaak betrekkelyk, ten zylen huize waren, vertrokken de Regenen , en bewerkten dat de zamengefchoolie bende uit een ging. By het heenen ;aan hadden Regenten aan van den Bosch ;ezegd„ dat men, hoe fterk 'er aan de leur gefcheld of geklopt mogt worden, liet moest opendoen. Met dit ontrustend >edryf hadt men reeds, toen de Regenten ïog in huis waren, begonnen: en herhaal- ■ de  VERENIGDE NEDERLANDEN. 411 de 't zelve van tyd tot tyd, tot in den naamiddag, wanneer de Heer van Teilingen , Welgeboren Man van Rhynlatid, uit naam van het Volk, kwam, en meer Papieren eischte: dewyl het Volk de verzekering en 't befcheid van van den Bosch, ten dien opzigte niet geloofde. By den Schout Vonk, die niet op het Dorp, en by Helmont, die 's Schouts zaaken waarnam en niet t'huis was, kon men des geen onderzoek doen. Met van ïeiltngen hadt van den bosch een vriendlyk onderhoud, en ontving van hem, op de herhaalde verzekering dat hy geen meer dan de overgegeevene Papieren tot die zaake betrekkelyk, onder zich hadt, de toezegging dat hy alles, wat mogelyk was, zou aanwenden om het Gemeen tot bedaaren te brengen. Dit volgde niet. Het kloppen op de deur en vengfters ging tot in den avond zynen gang. De Remonftrantfche Leeraar de Roy , by zynen Schoonvader A. Maas , Leeraar dier Gezindheid te Zegwaard, recht over het huis van van den Bosch ten dien tyde zich onthoudende, wilde deezen overhaalen om zich tot veiligheid na het Paleftein, het huis van Schout Vonk te begeeven, doch de menigte des Volks op firaat maakte dien kleinen overftap ongeraaden. In eigen huis te blyven was en bleef gevaarlyk. Laat in den avond kwam de Roy te rug, om den belaagden en bedreigden te beweegen, dat hy zich agterom na deszelfs Zusters zou begeeven,'deeBb 4 ze LVII.L BOEK. 1787. 1788.  412 DE REPUBLIEK DER LVI1I. B oek. I787, I788. ze raad kreeg fterkte, wanneer een Buurman achter aan het huis geklopt hebbende, berigt gaf, dat van den Bosch zyn huis verlaaten moest, met by voeging dat \ men reeds den volgenden dag 's morgens ten zes uureh met paarden door het huis zou ryden. Van den Bosch meer op het hartlyk verzoek zyner Huisgenooten, dan uit eigene verkiezing zyn huis achter uit verlaatende, werd door behulp zyner Nigte Petronella Doornhaag en den Leeraar de Roy over de Ringfloot achter zyne wooning, door middel van een ladder geholpen. Zyne Egtgenoote volg-, de hem, en hy bragt dien zorgvollen nagt in het huis zyner Zusters door. Een zyner Zusteren, die beiden zeer beangst waren, vondt 's anderen daags 's morgens goed om den Tuinman van van den Bosch , drie huizen van daar woonende, te vraagen of deeze Man een veilig verblyf voor haar Broeder en Zuster hadt? Dit gereedlyk met ja beantwoord zynde, begaf hy zich met zyne Vrouw derwaards, en bleeven op een zoldertjen, dien dag en een volgenden. Doch op den morgen van den derden dag, naa dat een gerugt, wegens de komst des Rhyngraafs van Salm, 't welk valsch bevonden werd, het geheele Dorp op nieuw in onrust gebragt hadt, begon de woede met verdubbelde poogingen. Men maakte afipraak alle de huizen te onderzoeken, ten einde van den Bosch te vinden en te vermoorden. 'sTuinmans Vrouw dés verwittigd, kwam  VERENIGDE NEDERLANDEN. 413 kwam by de verfchoolenen, met berigt, dat zy hun niet langer veilig in huis kon bergen; doch zy wees hun achter op de werf een kleine Schuur, met aanmaaning om zich daar in te verfteeken. Beevend begaven zy zich derwaards; doch ter oorzaake van de benaauwdheid der verblyfplaatze, en van de vrees dat zy ook daar niet veilig zouden weezen, vertoefden zy 'er niet lang. Zy keerden weder na de Zusters op de werf; doch beiden verklaarden dat zy hun niet in huis konden neemen: dat zy ook daar niet veilig zouden weezen. Hier op begaf zich van den Bosch met zyne Vrouwe in de fnyding tusfchen het huis van de Zusters en het naast daar by ftaande. Naauwlyks waren de Zusters in huis, of 'er vervoegde zich by deeze zeer bekommerde, een Dorps Schepen, vergezeld van den Bkiswykfchen Klapperman, een flegt berugten Kard, met verzekering dat van den Bosch zich in haar huis, of op haar werf, moest bevinden; en dat zy hem over te leeveren hadden, zonder dat zy egter eenige befcherming beloofden, noch ook eenige kwaade behandeling dreigden. De Zusters verklaarden dat de gezogte zich niet in haar huis bevondt, 'er by voegende, dat zy die verzekering met een eed konden ftaaven. Zy vertrokken. In gemelde fnyding vonden zich de gezogten en belaagden blootgefteld aan een zwaaren regen, met donder vergezeld. Zy zagen van daar over geq plank eenig Pruisfisck Krygsvolk voorB b 5 by- LVIIIV b o ek. 1787. 1788,  414 PE REPUBLIEK DER LVIII. boek. 1787. 1788. bytrekken. Dit weer, en dit ontzettend vertoon drongen de beangften naa bykans twee uuren op die ongefchikte plaatze, zich onthouden te hebben zich van daar en op de werf in de fchuur te begeeven. . De ongelukkigen baden en fmeekten de Zusters om in huis te mogen opgenomen worden; doch deeze verklaarden zulks niet te kunnen toeftaan. In de prangende angst, uit die weigering gebooren, en gevoegd by het reeds geledene, keert van den Bosch zich om, begeeft zich uit de fchuur op de werf en voorts na het pad, 't welk op de Ringfloot liep. Meergemelde Nigt en eene Schoonmaakfter zagen hem het pad opgaan, (terwyl zyne Vrouw geheel vol fchriks in de fchuur bleef,) en voorts in 't water fpringen. Hier op vloog de Nigt ten huize uit om haaren Oom, ware het mogelyk, te redden; doch op de werf komende en van alle zyden veel Volks bemerkende, dat allerysfelykst fchreeuwde, ging z.y* door fchrik niet weetende wat zy deedt, weder in huis. Eenigen van het Volk fchooten toe, trokken hem uit het water; doch hy werd, fchoon hy 'er llegts weinig ogenblikken in gelegen hadt, en adergelaaten werd, dood bevonden. Het Lyk van deezen Man werd op de Stoep agter aan den Ringfloot gelegd. De Zusters onderzogten by de Regenten of het geoorloofd was den geftorvenen in huis te neemen; doch kreegen tot befcheid, dat zy Zusters noch mogten, noch zy.. Re-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 415 Regenten iets aan het Lyk konden doen, vóór dat de zaak aan den Baüjuw was aangegeeven. Zo dat het Lyk, dewyl men geen gevolg van het aangeeven des gevals aan den Bailjuw vernam, op dezelfde plaats bleef liggen, en niet ongemoeid: want de kwaadaartigheid met fpotzngt zich by eenen ongelukkig omgekomenen vereenigende, ftak neus en ooren met Oranjebloemen, vulde daar mede de handen; in den gaapenden mond ftopte de balddaadigheid fchulpen. In deezen befpotten ftaat bleef het lyk vyf dagen lang, liggen tot 'er twee Rhynlandfche Dienders kwamen, die een touw om het Lyk floegen, 't zelve vervolgen* in 't water wierpen en achter een fchuit door den Ringfloot als een Kreng, naa het Kerkhof fleepten, en zonder kist in een kuil dolven. By die fchandlyke mishandeling kwam nog dat 'sMans Weduwe, op last van den Bailjuw, aan den Boode vyftig Dukaaten betaalen moest (*). Men woelde in deeze ftreeken fterk tegen Kerklyke Perfoonen, die zich als Pa-1 tri- (*) In de opgave deezes gevals hebber» wy te breeder geweest, zo om een Man dien het betrof, als om den zonderlingen toedragt en het fchreeuwende dier gebeurtenisfe. Wegens de egtheid durven wy onze Leezers verzekeren: dewyl wy het grootendeels woordlyk hebben overgenomen uit het Verhaal weinige dagen naa het voorval uit deu mond van een der oor- en ooggetuigen opgetekend. De Schryvers van het Vdderlandscb Huisboek hebben, wegens deèze gebeurtenisfe wel eenige, doch geene naauwkeuHse bcrigten gehadt. Men zie het V. Deel van dit Werk bl. 160. Lvm. SOEK. I78T. 1788. Wat eeige'Lee-  4i6 DE REPUBLIEK DER LVIU. » O £ K. 1787. 1788. raaren ii diellreel pver- triotten hadden doen kennen. Van Waanen , Kerkleeraar te Kaïwyk aan Zee kon zelfs door gezag van Gecommitteerde Raaden, tegen zyne woedende Gemeente, in zynen dienst niet gehandhaafd worden; 1 maar werd eindelyk met Eere en met be: houd zyner wedde, tot dat hy eene andere Standplaats bekwam, ontflaagen. — Vateuender, Leeraar der Hervormden te Haazarmoude, werd ten naauwen noode, door het Hof, op last der Staaten, in zynen dienst ftaande gehouden: naa zekere verklaaring, getekend te hebben (*). DeMerree, en Marcel, Kerkleeraars, de eerfte te Sprang en de tweede te Ryswyk, werden gebannen om dat zy, als Leden van Genootfchappen, gewapend ter hulpe hunner onderdrukte Landgenooten uitgetrokken waren. Zo liet men, ten hunnen opzigte, niet gelden de Befcherming, by herhaaling, door Staaten van Holland,, aan de Gewapende en Uittrekkende Burgers toegezegd, en de goedkeuringen daar,: aan gegeeven. Waarlyk, indien het reeds- de ongerymdheid zelve niet geweest was de Leeraaren te verbieden, hunnen pligt als Burgers, waar te neemen, was het althans i'chreeuwend onregtvaardig, dat men hun, ondanks alle aanmoedigingen ten dien dage gefchonken ,• waar van de Leeraars zich niet uitgeflooten vonden, voor hunne goedwilligheid Ürafte. Dan het ten deezen Lande zeldzaam veifchynzel, dat zo veele Leeraars. (*) Ferzam. by de Chalmot XXIV, D» bl.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 417 raars der bevoorregte Kerke, zich voor den Stadhouder niet in de bresfe gefield; maar de zaak der Vryheid voorgellaan en met mond en daad verdeedigd hadden, oordeelde men eene voorbeeldlyke Strafoefening waardig. Hollands oudfte Stad, op zo zonderling eene wyze den Pruisfen overgeleeverd, en van de volyverigfte aanzienlykffe Patriotten verlaaten (*), werd door de goede Orde des Pruisfifchm Bevelhebbers van Winsingerode beveiligd voor veel leeds, 't welk anders het overgebleeven groot aantal Patriotten dreigde. Niet lang was 'er het verblyf deezer vreemde Krygsmagt; reeds met den aanvang van Slachtmaand vertrok dezelve. De algemeene ftem der Burgeren fprak met lof van de goede orde en krygstucht, zag des met genoegen, dat de Regeering dien Krygsbevelhebber, uit erkentenisfe, van wegen de Stad, een fraaija Gouden Snuifdoos, met Stads wapen vercierd en met vyftig Dukaaten gevuld, ten gefchenke aanbopdt; de andere Officieren , zelfs de gemeene Soldaaten, ontvingen van Stadswege eenige erkentenis (f). Kleinigheden in de daad, mogt men daar mede van dit vreemd bezoek, vry geraaken, en zich voorts van geweldige rustverftoorenisfen verfchoond vinden, 't welk Dordrechts lot, in eene vry groote maate was. Eeniger aanhoudende ongezindheid om - (*) Zie onze Faderl. Hist.XVL D. bl 378. (t) N. Nederl. Jaarb. (787. bl. 5634. LVI15.' SOEK» 1787. 1788. Gefteldheid ce Dordrecht.Eerbelooningasn de Pruis/en,  LVIII. boek. I787. 1788. Re<*eeringsverandering. j 3 y '] ] l t 418 DE REPUBLIEK DER om zich met Oranje te verderen, waar uit kleine rustftoorenisfén ontftonden, werd door eene dringende Stads Afkondiging tegengegaan (*): en verzette zich vervolgens de Regeering byzonder tegen het draagen der zogenaamde Keeshontjes van Goud en Zilver (f). By de groote vreugdebetooningen op 'sPrinfen Jaardag, en vervolgens op dien der Prinfesfe, viel niets byzonder merkwaardigs voor; alleen maakte de Dordrechtfche Regeering, by het voorfchrift der Feestviering ten laatstgemelden dage bekend, dat hier mede, deeze kostbaare en by menigvuldige herhaalingen bezwaarende Vreugdebetooningen een einde namen (§). By de Regeeringsverandering door 's Stadhouders Gevolmagtigden, vonden zich van hunne Vroedfchapsposten verlaaten, Mr. Ocker Gevaerts, Heer van Geerniet enz. Mr. Willem Bartholomeus van den sandheuvel, Mr. johan de \oo, Heer van Westrnaas enz., Mr. Nico^aus Backus , Heer van Nieuw Beierland, VIr. Adolph Herbert van der Mey /an der Linden, Anthony Baltha'ar Stoop, Abraham Adriaan Stoop, 'aulus Knoch en Hendrik Francois )ecourt. Eenigen deezer namen kwanen ons te meermaalen in de rei der Padotten voor. Jasper Johan Perduyn hadt (*) N. Nederl Jaarb 1787. bl. 5882. (t) Verzam. by de Chalmqt vii. d. bl. iBï., (§) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1057.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 4.9 hadt de post van Penfionaris, in plaats van den Heer C. de Gyzelaar, in ée gevorderde Satisfactie der Prinfesfe buiten allen bewind gefteld, verkreegen (*). Veel gefchils was 'er te Dordrecht zints lange wegens de Goede Luiden van Achten gereezen (f). Die thans in deeze post, daar ter Stede van veel invloeds op de Regeering, gefteld, en op de hand der oude Regeeringe waren (§), vonden zich weldra, uit dien post gezet, en werden door lieden van eenen anderen ftempel, uit een aan zyne Hoogheid gezonden naamlyst, vervangen. De meesten vonden zich by de nadere Regeeringsverandering in dit hun Ampt bevestigd: en voor drie toen in de Vroedfchap verkoozenen, werden anderen aangefteld (**). Ten aanziene van deeze in Dordrecht zonderlinge Regeeringspost (tt)5 en waar over zo veel in de laatfte tyden, te doen viel, vinden wy ter overneeminge opmerkelyk genoeg, wat des bepaald werd ten dage der Regeeringsveranderinge. Uit 's Prinfen naam laaten zich de Verftellers der Regeeringe in deezer voege hooren; „ Dewyl wy een by- zon- (*) Verzam. by de Chalmot VI. D* bl. 14. enz. N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5635. (t) Zie onze Vaderl. Hist. VI. D. bl. 257. C§) Zie onze Vaderl. Hist.XVI. D. bl. 263. (*♦) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5077. en 563?. vergeleeken met de Jaarb. voor 1788. bl. 406.407. (tf) Men flaa hier over naa de Grondwettige Herftelling van Nederlands Staatsweezen by Almrt ÏI. D. bl. 54. en 55. lviii. boek. 1787. I788. Bepaaling omtrent de Goede Luiden van Acb. ten naa de Omwenteling.  42o DË REPUBLIEK DER LVItl. BOEK. I787. 1788. „ zonder belang {lellen in alles wat in ons „ is te helpen toebrengen om de Rust, „ de Eendragt, het Vertrouwen, en den „ daar uit fpr uitenden bloei van dat ge„ zegend Gewest, en de Stad Dordrecht, te doen herleeven, en ons is gebleeken, „ dat een der voornaamfte middelen, waar „ door onrust en diffidentie is verwekt en „ aangekweekt, is geweest, dat door eene „ willekeurige uitlegging, de meesten der Dekenen van de Gilden zyn geraakt in „ een begrip van ongehoudenheid aan de „ by het Concordat van zeventien Octo„ ber mdcxlvii , pvereenkomftig eene voorgaande oudeÜfantie, tot onderhou5, ding van eenigheid en rust vastgeftelde, en door een opgevolgd gebruik van lan„ ger dan eene Eeuw bevestigde fchik- king: Dat op de Nominatie van vier en twintig Perfoonen zullen worden gehouden „ in goede achtinge en recommandatie der „ oude achten, die yoor dit Jaar heb„ ben gediend; met dat gevolg, dat direct 5, ftrydig tegen dien redelyken pligt is „ gehandeld, en het te vreezen is, dat in de tegenwoordige tydsomftandigheden, dat voetfpoor door onrustige en woel„ zieke menfchen zoude gevolgd en daar „ door ons goed oogmerk illufoir zou kun„ nen gemaakt worden, zo hebben wy, „ (zonder over het verftand dier woorden „ te willen decideeren,) goedgevonden, „ tot de meeste rust en dienst der Stad te „ ftatueeren, gelyk wy doen by deezen, ,j dat geduurende de eerstkomende twaalf jaa-  VERENIGDE NEDERLANDEN, 4&r ,9 ren niemand der dienende Achten 'van de 5> Nominatie zal mogen worden afgelaaten, ,, dan om beweezen redenen wtlke hem daar „ toe naar Regten, inadmisfïbel zouden maa „ ken, in verwagtinge, dat naa expiratie van dien tyd, de onlangs geheerscht hebbende zugt tot Nieuwigheden genoegzaam zal zyn verdweenen en plaats heb„ ben gemaakt voor redelyke en met de „ onafgebrooke Costume overeenftemmen9, de bevattingen van die fchikking " Wyders gaven deeze Regeeringsbeftellers te verftaan; „ Wy begeeren mede, dat „ voortaan onverbreeklyk zal worden ge„ óbferveerd het (onder andere) geftatu„ eerde en verklaarde Plakaat van hun Ed. ,, Gr. Mog. om in de Stad Dordrecht ge9, publiceerd te worden, geinfereerd in „ Hoogstderzelver Refolutie van elf Au9, gustus, mdcli behelzende in fubftantie ; „ Dat de gezamenlyke Dekens der Gilden ,, niet wordt toegelaaten te vergaderen, „ dan met expres Confent, en onder Di„ rectie, van den Burgemeester; dat is, ,, (volgens de zedert veranderde en tegen,, woordig fubfifteerende Regeeringsge„ fteldheid dier Stad,) van de Regeeren„ de Burgemeesteren; en dat het contrarie „ gefustineerde niet excufabel van exorbi„ tante en periculeufe nieuwigheid, en 5, daar om door hun Ed. Gr. Mogenden „ is geimprobeerd." Aan zogenaamde Conventien tusfchen de Regeeringsleden, in verfcheide Steden van Holland, gemaakt, om de Familie *reXX. Deel. Cc „ gee- Lviir; boe k. I788. Eene Acte va» Conventie te die*  422 DE REPUBLIEK DER Lvnr. boek. 1788. Stede vernietigd. Het geÊcurdt geeringen te handhaaven, ontbrak het Dordrecht, zints een reeks van Jaaren, niet. Van den nieuwften ftempel was die in den Jaare mdcclxxxiii aangegaan, met oogmerk om den Stadhouderlyken Invloed tegen te werken , doch tevens zaaken behelzende, die, van eenen anderen kant,.inbreuk maakten op der Burgeren Regten. By deeze Overeenkomst werd onder andere, ftrydig met de uitdruklyke Keuren van de Jaaren mcccclxxviii, mcccclxxxi en mccccxciv, den Voorzittenden Burgemeester toegeftaan de begeeving van een Veertigsplaats,.onder zyn Voorzitterfchap, openvallende (*). Ten opzigte hier van luidt te taal van 'sPrinfen Gevolmagtigden , „ Wy verklaaren, dat de Acte van Con„ ventie en Seclufie refpective, inden Jaare „ mdcclxxxi , door veele Leden van den „ Oudraad aangegaan, en door dezelven, „ gelyk ook naderhand door meer anderen „ ondertekend, zal worden gehouden als ten eenemaal, en voor altoos, vernie.„ tigd, met alle de gevolgen en aanklee„ ven van dien, en dat de Ondertekenaars y, derzelve, by deezen worden ontflaagen „ van alle, uit dien hoofde, gecontracteer„ de Verpligting (f_)." Treeden wy te rugge tot het geen, vóór de Omwenteling, omftreeks Dordrecht en by- O Breeder vindt men dit in de Grondwettige Herftelling van Nederlands Staastweezen II. D. W. 58- CD Ff*' h D* Chalmot VI. D. bl. 19. en 20»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 423 byzonder te Oud-beyerland, gebeurde, herdenken wy aan de betuigingen der Oranjegezinde» aldaar en in dien oord door de Dordtechtfche Wapenbroeders en Schuttery, die nu door eene andere Schuttery, naar een nieuw Reglement, vervangen werd (*), het zal ons niet bevreemden, als wy nier eene ganfche verwisfeling befchouwen, en buiten 't geen wy des reeds optekenden (f), verneemen., dat de Lyken van twee in den optocht der Dordrechtenaaren gefneuvelden en met één been aan de galg gehangen, op verzoek der Weduwen, by Staaten van Holland ingediend, geregtlyk afgenomen, en overeenkomftig derzelver ftaat, naar de Oud-beyerlandfche wyze begraaven wierden. By welke Begraafenis afhangende Oranjelinten en Oranjefjerpen de zeer talryke Lykftatie vercierden, welke zodanig was inge-Tigt, dat dezelve ter vereerlyking van de Begraavenen geoordeeld werd te ftrekken (0. Kort naa de overgave der Stad aan de Pruisfen voerden eenigen deezer met een Boeijer uit Alblas de Geweeren, Trommels en het Vaandel na Dordrecht', op een wagen gelaaden en zo gefchikt dat het Vaandel, ten fmaad, langs de ftraat fleepte, voerde men de ontfcheepte buit na het Stadhuis. De Schout Pyl , uit wiens huis men dit Burgerkrygstuig gehaald hadt, was vóór af (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. hl. 417. Cf) Zie onze Vaderl. Hist. XVI. D. bl. 272—284. (§j N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5881. en voöf t788. bl. 12. . Cc 2 LVIIfc boek. 1787. 1788. te Oudbeyrlanèen omftreekgDordrecht* f  424 DE REPUBLIEK DER LVI1I. BOEK. 17B7. I788, RegeeïingsveranderingSëGmda, af reeds in de Stad gebragt en in bewaa* ring gezet (*). Volyverig betoonden zieh de Pruisfen, in dien geheelen omtrek, om de Patriotten te ontwapenen, en zich te verzekeren van Perfoonen, die gezegd werden , door het houden van Vergaderingen, te toonen geene"geneigdheid ter onderwerpinge altoos te hebbèn (f). By Dordrecht, 't welk ten deezen dage van onrust, in vergelyking gefprooken, gerust mogt beeten, ftak zeer af het oproerig en voor al wat Patriottisch dagt langen tyd onveilig Gouda, waar van wy reeds eene fchets hebben opgehangen (§). Wanneer de Regeeringsveriïeilers te deezer Stede verfcheenen, vonden zy onnoodig af te zetten Mr. Martinus van Toulon, en Mr. Cornet, is Joan de Lange , Vryheer van Wyngaarden, beiden in de Satisfactie der Prinfesfe begreepen ; als mede Jacob Boon van Ostade , te vooren overleeden. Die Amptontneeming bepaalde zich derhalven tot M- Nicolaas Teys- SEN, Mr. CoRNELIS Ni colaas plemper van Bree , Mr. Jan Jacob Slicher , M:. Jan Couperus , Adriaan de Kedts Houtman, en Mr Jacobus Blaauw, Mannen wier naamen wy meerendeels dikwyls in onze Gefchiedenis, als Voorftanders van de zaak der Patriotten, vermeld heb- (*) N. Nedert. Jaarb. 1788. bl. 5077. Ci) Pfau Veldtocht der Pruisfen in Holland 11, D. bl. 8. (§) Zie onze Faderl, Hist. XVI. D. bl. 290—296).    VERENIGDE NEDERLANDEN. 425 hebben. De Penfionaris Mr. H. van Wyn bedankte, en kreeg Mr. Adriaan van Groene veld ten opvolger (*_). Onder de weinige Regenten, die in deezen tyd vry uit durfden fpreeken, trof men hier ter Stede een viertal aan, naamlyk den Burgemeester Teyssen, en de3 Vroedfchappen Plemper van Bree, de] Kedts Houtman en Blaauw. De laatst-j gemelde leeverde, toen de Regeeringsver i arideraars in Gouda gekomen waren , een \ Vertoog ter Aantekening by de Regeering j in, meer vryheids ademende dan men in % deeze dagen gewoon was te hooren. Der Burgemeesteren behandeling in het voordraagen en befluiten op het voorftel, of de Leden van de Vroedfchap niet zouden goedvinden, op de voorbeelden van de Jaaren mdclxxii en mdccxlviii hunne Vroedfchapsplaatzen ter befchikking van zyne Hoogheid te ftellen, als ongepast afgemaald hebbende, legt hy zyne gedagten, over dit Voorftel, gegrond op den bekenden Voorflag der Stad Schoonhoven, in deezer voege bloot. Het Voorftel van Burgemeesteren, als \ een gevolg deezes Voorflags befchoüwen- v de, „ zou- hy," laaten wy 'sMans eigene * woorden affchryven, ,, dan ook gevoeg- g „ lyk, als hangende zulks in de overwee„ gingen daar over als een fchakel aan malkander, opgeleid kunnen worden, a, om zyne gedagten over die Authorifa- (*) N. Nederl. Jaarb. 17%%. bl. 516, Cc 3 Lvnr. SOEK.' i?8r. 88. Eenige legeeingslelen uitea :ich vrynoedig•ver de legeeingsverndering. 'oorftel an J. LAAUW eswe- 30.  426 DE REPUBLIEK DER BOEK. 1787. 1788. „ tie aan zyne Hoogheid verleend, by ,, deeze gelegenheid, te uiten; en dat het ,, hem, in dat geval, niet onvoegzaam of „ eigenaartig zou toefchynen, om in een „ bepaald onderzoek te treeden, of hun „ Ed, Gr. Mogefiden, onder alle gepaste „ reverentie, waarlyk de magt en facul„ teit hebben, of ooit gehad hebben, om eene dergelyke Plenaire Authorifatie aan „ zyne Hoogheid te verleenen ? Of „ wyders, dezelve Authorifatie overeen„ komt met de Conftitutie der Reges„ ringsvorm, de bezwoore Octroyen en „ Privilegiën van de Steden, met de Vry- heid en het Regt, dat ieder Regent, wettig tot de Regeering geroepen, com„ peteert? Om naamlyk niet uit zyne „ Posten ontflaagen te worden, dan met „ zyne volkomene toeftemming, of, naa „ dat hem, in Regten, voldingend bewee,, zen is, dat hy, uit hoofde van verres» gaande Delicten , zich de voorzegde „ Eerampten heeft onwaardig gemaakt; of „ dat hy zodanig het algemeen vertrou,, wen van alle de Ingezetenen, en by„ zonder, die by 'sLands welvaard het meeste belang hebben, heeft verlooren, „ dat het aanblyven van denzelven, vol„ ftrektlyk, de ganfche Maatfchappy in „ wanorde zou brengen, en 'sLands to„ taaien ondergang naa zich fieepen. „ Dat hy dan ook verder zou moeten „ onderzoeken, en vraagen, of hun Ed. Groot Agtb. allen in gemoede over„ tuigd zyn, dat het Voeritel van Scheon- „ Ao-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 42? 9, hoven, in deeze Vergadering ter over„ weeginge gebragt zynde, alle de Leden, „ zonder onderfcheid, die vryheid, die „ onaffcheidelyk aan 's Lands waare wel? zyn verknogt moet weezen, op dat tyd„ flip, gehad hebben, dat zy, zonder ee„ nig gevaar of vrees voor hunne perfo„ neele veiligheid, konden advifeeren, zo als dienftig en oorbaar, volgens eed en ,, pligt voor het welzyn van deeze Stad „ oordeelen te behooren? „ Dat hy verre af was om een derge„ lyk delicaat Onderzoek te aanvaarden, ,, voor al in een tyd, dat de gemoederen „ der Ingezetenen ten fterkften verbitterd „ waren, en een gedeelte met een buiten- gewoone drift fcheen aan te dringen op de Remotie van verfcheide Regenten, „ wier misdaad, zo verre hem bekend „ was, daar in alleen beftondt, dat zy wettig geroepen, om over 'sLands be„ langen te helpen raadpleegen, geadvi- feerd hadden volgens zodanige Grond„ beginzelen, die, naar hun inzien, het „ duurzaam geluk des Volks ten grond„ flage konden hebben, en volgens het „ licht hun van den Hemel gefchonken. Dat hy, derhal ven, alleenlyk de gevol„ gen van dit alles voor rekening laaten- de van die Leden der Regeeringe, die ,, deeze Authorifatie met zo veel yvers ,., hadden geëffectueerd; en thans zich moe3, tende verklaaren op het Voorftel van „ Burgemeesteren, om zyne Vroedfchaps„ plaats ter Dispofitie van zyne Hoogr Cc 4 „ heid LVIII. BOEK. 1787. I788,  428 DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK.. I787. I788. „ heid te ftellen, niet kon nalaaten aan ts „ merken, dat hy zyne Vroedfchapsplaats „ ter Dispoficie (lellende, met de daad niet „ alleen zou fchynen te approbeeren en „ goed te keuren de Authorifatie, van we„ gen hun Ed. Gr. Mogenden, aan zyne „ Hoogheid verleend, en waar tegen hy „ in gemoede moest verklaaren dat ver9, fcheide bedenkingen, die hy van zeer 9, veel gewigts oordeelde, voor den geest „ zweefden; maar dat hy ook door zo9, danig een gedrag, het effect, dat hun „ Ed. Gr. Mog. zich met deeze Autho„ rifatie hadden voorgefleld, zeer illufoir 99 zou maaken. „ Dat de eerfte bedenking alleszins vol„ ledig zynde, het, zyns inziens, ten dui„ delykfte bleek, dat hun Ed. Gr. Mog. „ naa dat door Hoogstdezelven het Stad,, houderfchap in zyne volle kragt en luis„ ter herfteld was, door het verleenen dier „ Authorifatie, onder andere beweegrede„ nen gewis bedoeld hadden, om zyne „ Hoogheid in ftaat te ftellen, om in alle „ de Stemhebbende Steden deezer Provin„ cie, de oorzaaken en beweegredenen der „ misnoegdheid van zommige Ingezetenen „ tegen hunne Regenten te onderzoeken, „ en die middelen te beraamen, welke ge„ noegzaam zouden kunnen weezen, om „ dezelve misnoegdheid en verbittering te „ doen ophouden, en langs dien weg de 1» rust binnen de Provincie, op duurzaan gronden te vestigen. „ ïhans waren de Commisfarisfen van 5J zy-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 429 „ zyne Hoogheid binnen de Stad gekomen „ om de bezwaaren en klagtën der Burgeren en Ingezetenen te verneemen, egter was het niet dan waarfchynlyk, dat s, flegts een gedeelte der Ingezetenen , wel„ ke hy nimmer zou erkennen of aanmer„ ken voor het wettig Lichaam der Stads Burgery, gebruik zou maaken van de uitnoodiging by Notificatie door de Stads Magiftraat gedaan, alzo het niet te den„ ken was, dat zodanige Burgers, welke „ zo deerlyk getysterd waren in hunne „ wettige Bezittingen, andermaal voor hun„ ne gevoelens zouden uitkomen; maar „ liefst, (mogelyk uit verkeerde grondbe„ ginzelen,) zouden verkiezen ftil te zit9, ten, dan moedwillig gevaar te loopen „ van een nog deerlyker lot te ondergaan. „ Gevolglyk kon het ook niet anders „ weezen, dan dat die gevoelens, welke „ hy hadt aangekleefd, en die thans in „ de oogen van een gedeelte der Inwoonderen, als hoogstftrafbaar en misdaadig werden befchouwd, aanleiding 'zouden „ geeven om ook tegen hem eenige klag„ ten en bezwaaren in te brengen. Van „ welk eenen aart dezelve ook zyn mogten, „ of hoe men daar over ook verkoos te „ denken, ftondt het egter altoos vast, „ dat zyne Hoogheid, volgens de Autho„ rifatie van hun Ed. Gr. Mog., verpligt „ was, dezelve te onderzoeken; om langs „ dien weg, naa gedaan onderzoek, orde „ te ftellen op de Stads Regeering „ Uit alle welke natuurlyke gevolgtrekCc 5 „ kin- LVIir; BOEK. 178?. 1788.  430 DE REPUBLIEK DER LVIH. BOEK. .1788. 5 j j j 5 5 3 3 9 5 » » > j: k „ -kingen, het hem in geenen deele vreemd „ zou voorkomen, indien zyne Hoogheid, „ of wel de Stads Ingezetenen, in het « denkbeeld geraakten, dat hy, volgens „ het voorbeeld zyner Medebroederen in „ den Raad, door het ftellen van zyne „ Vroedfchapsplaats ter Dispofitie van zy1, ne Hoogheid, een geftreng onderzoek „ getragt had te ontduiken van die klag- ten en bezwaaren, welke tegen hem, is wegens zyn gehouden gedrag, geduu, rende zyne bekleede Raads- en Vroed, fchapsplaats, mogten worden inge- , bragt. Dat hy vervolgens, in dit , denkbeeld ftaande, door het ftellen van , zyne Vroedfchapsplaats ter Befchikkinge , van zyne Hoogheid, naar zyn inzien, , zich zeer veragtlyk zou maaken in de , oogen van den Heer Erflladhouder, van , wiens Regtvaardigheid hy niet anders , kon of mogt verwagten, dan dat hy , hem als Regent van Gouda, wettig tot , de Regeering geroepen, dat regt zou , doen weder vaaren, waar op de gering, fte Ingezeten van 'deeze Republiek eene , billyke aanfpraak heeft, en welke zyne , Hoogheid plegtig>, by hoogstdeszelfs on, derfcheiden Declaratoiren, aan allen en , een iegelyk, zonder eenig onderfcheid, , hadt toegezegd. „ Dat hy wyders niet alleen vermeenen , zou zich by zyne Hoogheid zelfs in , minagting te brengen; maar dat hy ook ten hoogllen zyn Eer en goeden Naam, hem dierbaarder dan zyn leeven, zou kren-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 431 „ krenken, indien hy niet met die gelaa- tenheid, die den belangloozen Regent „ behoort te kenmerken, afwagtte, welke „ Dispofitie zyne Hoogheid, zou gelieven ,, te maaken, ingevolge van de verleende „ Authorifatie, over zyne Bediening als „ Raad en Vroedfchap der Stad Gouda. ,, Dat hy ,. bovendien zich zelfs niets „ kwaads bewust, en niet alleen met de volkomenfte gerustheid de Dispofitie van „ zyne Hoogheid, maar ook byzonder het „ Oordeel van hem , die alles regeert, „ en harten en nieren beproeft, in zyne ,, betrekking als Regent, durvende afwag~ „ ten, dan ook niet zien kon, welk een ,, oneer 'er voor hem in gelegen was, in„ dien zyne Hoogheid, gebruik maakende „ van de verleende Authorifatie, hem ge„ liefde te ontdaan van de Regeering van „ Gouda; daar dit ontfiag toch nimmer „ anders, volgens de Dispofitie van hun „ Ed. Gr. Mog. kon gefchieden, dan, be„ houdens zyne Eer en Reputatie. Wel„ ke Claufule hem voor het oog van ee„ ne onpartydige Posteriteit, die de zaa„ ken misfchien eenmaal in een ander licht „ zal befchouwen, dan veelen van het „ tegenwoordige Geflacht, zo genoegzaam „ regtvaardigt, dat het, zyns agtens, tot „ bewaaring van zyne Eer en goeden „ Naam, niet noodig was, dat hy door „ eene overtollige Cesfie van zyn Ampt ,, als Vroedfchap van Gouda, aan zyne „ Doorlugtige Hoogheid, eene vrywilliga overgifte zou doen van iets, in welks » PP- LVIIIi boek; 1787. 1788,  432 DE REPUBLIEK DER LVlil. BOEK. 1787 I788. „ posfesfie zyne Hoogheid, door de Re„ folutie van hun Ed. Groot Mog. zelfs „ reeds gefteld was. „ In geenen deele kon hy veronderftel„ len, dat Burgemeesters deeze Propofitie s» gedaan hadden, om, door het effoctuee„ ren van dezelve, eenige meerdere Sanc„ tie te geeven aan de verleende Aurho„ nfatie door hun Ed. Groot Mogenden; „ dan immers zou hy in het denkbeeld „ moeten vallen , dat de verleende Magt „ van hun Ed. Gr. Mogenden, ingevolge 1, het. oordeel van Burgemeesteren, nietge, noegzaam was, om Regent of Regenten , uit hunne Posten te ontflaan; maar dat , dezelve nog behoorde agtervolgd te wor, den door eene vrywillige Cesfie van ie, der individueel Lid van de Vroedfchap. , 't Welk dan ook oorzaak zou moeten » zYn> dat hy zich genooddrongen vondt , meer bepaaldlyk te advifeeren op de ver, leende Authorifatie aan zyne Hoogheid , van wegen hun Ed. Gr. Mogenden; , het welk hy aan de eene zyde, in de 1 premisfen deezer, zorgvuldig van wegen , de delicaatheid der materie, hadt ge, meend te moeten vermyden, zo wel als door zyn gedrag , aan de andere zy, de, geene goedkeuring hoe genaamd te hechten aan een Befluit van de Vroedfchap, genomen in zyn af weezen en in die, van verfcheide zyner Mederaaden, die uit hoofde van de Onveiligheid, waar de Stad zich in bevondt, geen vry ac- of reces tot deeze Vergadering „ had-  VERËNIGDE NEDERLANDEN. 433 hadden: en welke Refolutie evenwel zyne betrekking hadt op ieder indivi„ dueel Lid van de Vroedfchap, en dus „ voorzeker een Object hadt behooren te weezen. om, in eene befchreevene Ver„ gadering van de Vroedfchap op den „ Eed, getermineerd te worden. — Veel „ minder kon hy gewaar worden, dat „ door. het ftellen van zyn Vroedfchaps,, plaats tot Dispofitie van zyne Hoog- heid, eenige faciliteit hoe genaamd, aan „ zyne Hoogheid werd toegebragt, alzo, „ gelyk hy zulks reeds opgemerkt hadt, ,, de Dispofitie over zyne Bediening door „ hun Ed. Gr. Mogenden reeds aan zyne „ Hoogheid gedefereerd was. Terwyl hun „ Ed. Gr. Agtb. zich verzekerd konden houden, dat hy, in geenen deele zyne „ Hoogheid,, door ontydige of overtollige „ Reprefentatien, zou interrumpeeren in ,, Hoogstdeszelfs gewigtige occupatien ten „ dienfte van den Lande. „ Het was dan eindelyk, om alle deeze „ redenen, dat hy zullende advifeeren op ,, de Propofitie van Heeren Burgemeeste„ ren, zich verpligt vondt, dezelve Pro„ pofitie gaaf te declineeren; en, daarby, ,, tevens te declareeren, dat, hoe zeer „ doortrokken met den gepasten eerbied „ voor dé' eminente Waardigheden van „ zyne Hoogheid, en het vertrouwen dat „ hun Ed. Gr. Mog. in Hoogstdenzelven „ gelieven te ftellen, egter niet van zich „ kon yerkrygen, in het byzonder geval, waar in hy verfeert, om zyne Vroed„ fchaps- LVIII." s o E KV: 1787. 1788.  Lvrii. boek. I787. I788. N. Teysseks verklaaringdeswegen. 434 DE REPUBLIEK DER „ fchapsplaats vrywillig ter Dispofitie vaf. „ zyne Hoogheid te ftellen; maar dat hy-< „ met volkomene gerustheid, zich verlaa„ tende op de zuiverheid van zyne oog„ merken, en de regtvaardigheid, die hy „ vertrouwd dat het gedrag van zyne „ Hoogheid in deezen beftuurt, zal afwag„ ten, welke Dispofitie zyne Hoogheid „ in,deezen zal gelieven te maaken." Met verdere by voeging, „dat hy, door „ dit zyn Declaratoir, niet wil begreepen „ worden, tegen het genoegen van het gan„ fche Lichaam der Burgerye, in de pos„ fesfie als Raad in de Vroedfchap te wil* „ len blyven. Terwyl hy, in tegendeel, ,, blyvende aankleeven zyne eens aange„ nomene Principes, voor het oog van de .„ geheele Goudafcke Burgery alle oogen„ blikken bereid was te verklaaren, dat, „ zo de Burgery, en byzonder zodanige „ Burgers, die by de rede ondervinding „ voegden, eenig ongenoegen of wantrou„ wen tegen zyn Beftuur hadden, in plaats „ van zyne Post tot Dispofitie van wien „ het ook zyn mogt, te ftellen, hy daad„ lyk zyne Vroedfchapsplaats, uit eigen ,, beweeging, zou nederleggen, als geen „ oorzaak willende zyn, dat, om zynen ,, wil, eenige de minfte diffidentie of onge„ noegen onder de Burgery van Gouda „ zou plaats hebben." Eenftemmig hier mede fprak zyn Mederaad Adri/aan de Kedts Houtman. By twee Brieven gaf de regeerende Burgemeester dier Stad N. Teyssen, eerst om lyfs- vei-  VERENIGDE NEDERLANDEN.-435 veiligheid dezelve ontweeken, en vervolgens door zyne ongefteldheid verhinderd om ten Stadhuize te verfchynen, zyn gevoelen te verftaan. Hy keurde het infchikïyk Stadsbefluit ftrydig met de Privilegiën en Octroyen eener Stad, waar hy vyf en twintig jaaren in de Regeering geweest was, en betuigde zyn vast voorneemen om niet langer, als regeerend Burgemeester Van Gouda, aan te zullen blyven, dan de Octroyen en Privilegiën dier Stad hem met de daad zouden toelaaten. Nader gevraagd om, met verre de meeste Leden der Vroedfchap, zyne Vroedfchapsplaats in handen des Stadhouders te ftellen, gaf hy zyne rechtmaatige verwondering des te kennen: daar hun Ed. Gr. Agtb. zo verre hun betrof, zyne Hoogheid de magt reeds verleend hadden,om, naar goedvinden, met zyne Vroedfchapsplaats te handelen. De zaak was afgedaan, zyne Vroedfchapsplaats ftondt reeds, zonder zyne bewilliging, ter befchikking van zyne Hoogheid. Roek„ loos genoeg," fchreef de Heer Teyssen, „ was hy niet, om zich thans ftel„ lig te expliceeren op Befluiten, door hun Ed. Gr. Agtb. in zyn afweezen ge„ nomen, en met vry wat overhaasting „ doorgedrongen." Hier woordlyk byvoegende. „ Neen, Ed. Gr. Agtb. Heeren! „ ik ben gerefolveerd de Dispofitie van „ zyne Hoogheid, over myne Vroedfchaps„ plaats, aftewagten; ik ben daar toe te „ meer gerefolveerd, om " dat ik gezien „ heb, dat de Ingezetenen, van deeze Stad » op- LVIII. BOEK. 1787. I788.  436 DE REPUBLIEK DER LVIÏI. BOEK. I7«7. I788. C.Plem- PER VAN Bre?. fchryfc deswegen. „ opgeroepen zyn om hunne Bezwaaren „ in te brengen; en is het, dat tegen my, „ van wegen de Burgery, klagten worden „ ingebragt, welke by zyne Hoogheid van „ dat gewigt worden geoordeeld, dat ik, „ ter wegneeminge van alle Diffidentie, ,', behoorde ontzet te worden uit myne „ Bediening als Raad in de Vroedfchap, „ zo zal ik my deeze Ontzetting niet al„ leen zeer wel getroosten; maar tot by„ zondere eer rekenen; voor al indien my „ de gelegenheid benomen Wordt om met „ alle bedaardheid te onderzoeken de Be„ zwaaren en de Kwaliteit der klaagende „ Ingezetenen (*)•" ; GoRNELÏS NlCOLAAS PleMPER VAN Bree, Raad en Oud Schepen van Gouda, thans, wegens die Stad, als Bewindhebber der Oost - Indifche Compagnie ter Kamer Amfterdam zitting hebbende, in ons Gefchiedblad bekend als een voorwerp van den haat en moedwil des Goüdafchen Graauws (f), van de Vroedfchaps Raadpleeging, wegens het al of niet nederleggen der Vroedfchapsplaatzen aangefchreeven, antwoordde, „ dat „ hy, noch uit hoofde des Eeds by zyn® „ aanftelling in de Vroedfchap, noch ter „ Vergadering van hun Ed. Gr. Mogen,, den gedaan, hier toe niet alleen zich ,, niet verpligt maar onbevoegd rekende." De aangevoerde voorbeelden van de Jaaren mdclxxii en mdccxlviii, als op het te- f*) Verz. by de Chalmot VIII. D. bl. 140—153» Zie onze Faderl. Hist. XVI. D. bl. 205.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 43? tegenwoordig geval niet pasfende, gewraakt hebbende, verklaarde hy verder, by zyn wederfchryven, „ dat, daar 'er by hem .„ geene redenen waren, welke met dié „ gevallen ftrookten, daar 'er niets was, „ waar vanhy eenige ontheiïïnge behoefde, daar hem, in zyne Vroedfcnaps- en an- dere Posten in Stads dienst, niets kwaads „ bewust was, hy geen redenen kon vin„ den, waar om hy zyne Vroedfchaps„ plaats zou moeten nederleggen (*)." Met de verlaating zyner Raadsplaatze in Gouda hadt de Heer van Toulon niet te doen, als reeds ontzet door in de Satisfactie van haare Hoogheid begreepen te zyn. Hy hadt een Stad, voor hem geheei onveilig, geruimd (f), doch daar mede geen afftand gedaan van zyn Post als Ontvanger der Convoyen en Licenten binnen die Stad. De Admiraliteit op de Maazè hadt hem in die post gelaaten, tot groot misnoegen der Oranjegezinden in Couda, die by de Algèmeene Staaten een Verzoekfchrift van dee.zen inhoud ter tafel bragten „ dat het Col„ legie ter Admiraliteit op de Maaze hadt „ kunnen goedvinden om de verantwoor„ ding der Penningen, op het Comptoir „ van de Convoyen en Licenten binnen „ Gouda te ontvangen, voor rekening van „ Mr. Martinus van Toulon , Ontvan„ ger ten zelfden Comptoire, te ftellen, en den Contrarolleur van dit Comptoir „ Mr. (*) Verz. by de Chalmot VIII. D. bl. 270. 27 s. Cf) Zie onze Faderl. Hist. XVI. D; bl. 296. XX. Deel. Dd LVlIi. BOEK. 1787. 1788. Verzoek» fchrift by Staaten van Holland tegen VAN TOULON.  LVIII. BOEK, 1787. I788. 438 DE REPUBLIEK DER ,, Mf. Frederik van der Hoeve te ge„ lasten om aan het gemelde Coilegie re „ bezorgen alle de Papieren, Bef heiaen „ en Penningen tot gemelde Comptoir be„ hoorende, en welke onder gemelde Con„ trarolleur, van wegen voornoemde Col„ legie, waren gefteld, by gelegenheid van „ abfentie van bovengemelaen Ontvanger, „ en dat deszelfs Huis naast het CompN .ir, „ ten tyde der Omwenteling, was gepiun„ derd geweest. Dat zy vreesden, dat door de Adminiftratie van gezegde „ Comptoir aan meergemelden Ontvanger ,, over te geeven, en het bewind daar van ,, aan hem te ftellen, nieuwe onlusten in „ de Stad zouden ontftaan, en de rust, ,, die 'er thans herleefde, zou geftoord wor,, den: wyl de Ingezetenen dier Stad te,, gen meergemelden Ontvanger ten hoog„ ften verbitterd waren, en hem onwaar„ dig verklaarden, om ooit zyn post als Ontvanger te aanvaarden, als zynde een ,, der Gecommitteerden geweest in de ver3, foeilyke en landverderflyke Commisfie „ ter Defenfie van Holland en de Stad „ Utrecht, als mede een Autheur en Uit„ werker van het geweldig Attentaat te„ gen haare Koninglyke Hoogheid ge- „ pleegd. Weshalven zy verzogten ,, dat hun Hoog Mog. de Refolutie, die „ by het Coilegie ter Admiraliteit op de „ Maaze mogt zyn genomen, om den ,, Ontvanger van Toulon weder in het „ bewind van het Comptoir der Convoyen „ en Licenten te plaatzen, ten fpoedigften » ge-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 439 9, geliefden buiten effect te ftellen, en }, hem, zo tas doenlyk, om zyne verfoei99 lyke gevoelens en daaden, van zyn Post 9, als Ontvanger te ontzetten, of zodanige 5, maatregelen te neemen als hun Hoog 9, Mog* tot bewaaring van de heilzaame 9, rust binnen de Stad Gouda, zouden mee* 99 nen te behooren (*)." Een Verzoekfchrift blykbaar ingerigt om de plaats, door de afzetting des Heeren van Toulon, openvallende vervuld te zien door den gemelden van der Hoeve, Zoon eens Goudafcken Burgemeesters , die vóór de Omwenteling zich by een Verzoekfchrift aan de Vroedfchap, als Oranjegeconftitueerde, vervoegd, en bevreesd getoond hadt voor eene Remotie van Regenten door de Burgery: dewyl hy ligt begreep, dat zyn Vader in dat lot zoü deelen, ter weeringe hier van aanvoerende, „ dat de Privilegiën verboo9, den, iemand, wie hy ook zou mogen zyn, buiten verhoor, buiten behoorelyk „ onderzoek, en zonder dat hy met regt overwonnen, en door een uiterlyk ge9, wysde ver weezen was, van zyn. Ampt 9, of Goed, via facti te ontzetten, ja zelfs, „ Uit zyne wettige posfesile, by provifie, te ftellen (f)." Deeze zelfde van dek. Hoeve, was deezer grondbeginselen zo weinig gedagtig, dat hy gezegd wordt zich niet alleen aan 't hoofd der Goudafcht Plun- (*) N. Nederl Jaarb. 1788. bl. 89. CD fferz, by de Chalmot L. O. bl. 206— 3oa* Dd 2 LVIII. BOEK, 1787. 1788. Hoé F. van der Hoeve Vrugt loos tegen hei» yvert.  440 DE REPUBLIEK DER LVIII. boek. 1787. I788. Plunderaaren gefteld; maar openlyk geroemd te hebben, „ dat hy, hun met het „ opligten zyner hand, bedwingen kon;" terwyl hy met die bende zelfs Patriotten in hunne huizen of fchuilplaatzen opzogt, en tot in het Waterfchap van Woerden zynen invloed uitftrekte. Hy hadt daarenboven de onbefchaamdheid, om, zamenftemmende met het gemelde Verzoekfchrift. der Oranjeburgeren op het ontflag des Heeren van Toulon aan te dringen, verzoekende by de Algemeene Staaten, om, indien hy genoodzaakt zou zyn met van Toulon, in zyn post te blyven, liever daar van te worden ontflaagen. Het zeer doorfteekend uitzicht hier van was om zyn post van Contrarolleur met die van Ontvanger te verwisfelen. —— Dit ontftondt in hem en zyne Voorftanders. Toulon bleef, ten fpyt zyner haateren, in dit Ampt bevestigd en werd door de Admiraliteit derwyze gehandhaafd, dat zynen Vyanden de lust van tegenwryten verging. Vrugtloos was ook van der Hoeve s voor een tyd lang verzetten tegen alle bevelen des Admiraliteits Hofs van de Maas om de Boeken en Papieren van het Comptoir, die vóór de plundering van het huis des Heeren van Toulon aan het zyne gebragt waren, wederom by dien gehaaten herftelden Bedienden der Admiraliteit te bezorgen (*). Het O Verzameling 63 de Chalmot XXXV. D. bL 295—3°6.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 441 Het Hoofdofficierfchap, door den van zyn post verhaten Mr. Jan Couperus opengevallen, werd thans bekleed door Francois Harencarspel Decker. Hoe weinig deeze vermogt om het Goudafche Gepeupel in den band te houden, en de openbaare veiligheid te herftellen, mag men daar uit opmaaken, dat onder anderen, de Paüïottifche Kerkleeraars Couperus en Smit, vyftien maanden lang, noch den predikftoel konden beklimmen, noch de ftraat betreeden, en mogt de laatstgemelde zynen dienst niet weder aanvaarden, dan naa het afleezen eener fchriftlyke verklaaring van den Predikftoel. Terwyl -in Gouda de Patriot by uitftek die Stad, voor een tyd, ruimde, of zich als in zyn Huis gekerkerd vondt,' haalden de Prinsgezinden het hart lustig op, en Heten geene gelegenheid ter Feestviering voorbyglippen. De Leden van de daar opgerigte en bloeijende Opregte Vaderlands fche Sociëteit., ftaaken boven allen uit in de viering van den eerften Verjaardag der Omwentelinge, Voor het Societeitshuis, op het ruime Marktplein, was een gaandery gemaakt om de lichten achter elf Schilderftukken, op de jongfte Gebeurtenisfen flaande, te gemaklyker te kunnen aanfieeken. De Koning van, Pruisfen hadt men in deeze ter verlichting gefchikte Stukken niet vergeeten: van den avond den zeventienden van Herfstmaand hieldt men aan, deeze Schilderyen min of meer te verlichten, tot dat eene geheele verlichDd 3 ting, LVI1I. b oek. 1787. I788. Onveiligheidvoor de Patriotten te Gouda. HetFeest der Omwenteling aldaar gevierd.  44* DE REPUBLIEK DER LVIII. BOKS. 1787 Ï788. Rustbewaaringin Rot terlim geloond. ting, met Mazyk gepaard, op den vier eti twintigften .lier Miand, den Verjaardag van den Pruisfifchen Monarch, een einde mlakte aan het verlicht vertoon dier Schilderftukken en Opfchriften (*> Hoofdzaak! vk waren ze beftemd om Oranje en Pruisfen toe te juichen; terwyl de Bende van laatstgemelden Vorst, in die Stad eens tot zeven duizend Koppen was aangegroeid; wanneer men eene menigte van geroofde en vernielde Goederen opvisch e, byeenbragt, en openlyk op de markt aan de Jooden, ten voordeele, der Pruisfen verkogt. Uit Rotterdam waren de meest yverigfte Voorftanders der Grondwettige Herftelling, by grooten getale, geweeken (f), en zou Stadsverlaating nog veel talryker geweest hebben, hadt men daar, gelyk in Gouda, het gepeupel de handen ruim gegeeven; doch die woede werd eenigermaate beteugeld door vrywillig wagtdoende Burgers, Om deezen te beloonen en alle byzondere Geldafvorderingen, die plaats begonnen te grypen voor zulk een dienst, te beletten, was 'er van Stadswegen een Kist ter inzamelinge van Penningen tot dat einde geplaatst, waar in ryklyk geftort werd door de Regeeringe < en Burgers van onderfcheidene lenkwyze. Qp voorftel van Burgemees:eren belloot de Vroedfchap, die Burgeren met (*) Men vindt ze befclireeven in de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1369—1372. (tj Zie onze Vaderl. Hist, XVI, D„ bh 176.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 445 met een Gouden Gedenkpenning, op het voorgevallene toepasfelyk, te vereeren. Deeze Offerkist ftondt open tot den tienden van Slachtmaand (_*). Wanneer men de dankzeggende, zwellende en met bitterheden doormengde Aanfpraak des Hoofdofficiers van Staveren aan deeze vrywiïlig wagt gedaan hebbende Burgers, die zeker hunne van allen erkende verdienften hadden, leest (f), zou men denken, dat 'er, naa de Omwenteling, te Rotterdam, althans tot dien tyd, geen leed gefchiedde, en alle oproerig geweld te eenemaal beteugeld was; doch hier in wordt zo veel waarheids verzweegen, als onwaarheids, op het fchaamtloost, voorgedraagen, in eene zonderlinge Aanfpraak, door de Hoofdlieden van het Zakkendraagers Gilde te Rotterdam, by gelegenheid dat zy, in Wynmaand des Jaars mdcclxxxvii, ter gelukwenfching in de tegenwoordigheid van den Prins, Prinfes en Vorsdyke Telgen, werden toegelaaten, onder andere verzekeren zy „ dat hun Gilde altoos wars „ geweest ware van Oproer en oproerige „ beweegingen (§)." Immers, fchoon men (*) Verzam. by de Chalmot I. D. bl. 254. N. Nederl. Jaarb. i787. bl. 4703. 5433. 5445. 5747. Cf) Verz. by de Chalmot II. D. bl. 201. C§) ln de Verz. by de Chalmot II. D. bl. 100. vindt men deeze Aanfpraak en een Heilgroet in Dichtmaat, te dier gelegenheid, uitgeboezemd. Maar bet gebeurde te Rotterdam logenftraft zulk een voorgeeven; wy wyzen, om niet anders op te haaten, te rug tot het Vil. Deel onze Vaierh Hist. bl. Dd 4 75- LVIII. BOEK. Die Rust zo grooe niet als men op* gaf.  444 DE REPUBLIEK DER LVIÏI. boe k. Ï787. men van de daar gepleegde Oproerigheden geene andere berigten hadt, en reen dezelve ook veel al uit de Schriften van dien tyd hieldt, of zeer omzwagtelde, zouden de veelvuldige Afkondigingen, Onrust en Oproer beftraffende en Stilte en Rust aanmaanende, hier van het tegendeel getuigen. Men hoorde dezelve te dier Stede, in Wynmaand, in Slachtmaand, en Wintermaand des Jaars mdcclxxxvii telkens met verzwaaring herhaald (*); op nieuw reezen ?er in Louwmaand en Herfstmaand des volgenden Jaars onlusten (f). Te 75. enz. — Dit eigen tydvak leevert, in de Rotterdamfche Zakkedraagers een voorbeeld op van derzeiver hoogst oproerigen aart, en teffens van de gunst in welken zy (tonnen by den Prins, zo zonderling door hun begroet. Een Zakkedraager vormde het overfnood ontwerp, om, op zekeren nagt, verfcheide Patriotten te vermoorden. Hy vondt eenen genoegzaameh aanhang, en bleef zo lang in zyn fnood ontwerp volharden, dat de nagt om zyn fchelmftuk uit te voeren, genaakte, en hy reeds bezig was om de Huizen, waar de gedoemde flachtoffers woonden, met zeker teken té merken. Doch de Zamenzweering werd even tydig ontdekt, de booswigt gevangen, te regt gefteld, en naa dat de Hoofdofficier, in dit fchreeuwend geval, een gellrengen eisch gedaan hadt, werd de Misdaadiger veroordeeld orn zyn leeven lang in het Werkhuis opgeflooten te blyven. De goede Burgery fchepie hier uit hoope , dat nu eenmaal, hun leeven airhans, voor zulke gruwlyke aanflagen zou beveiligd zyn. Doch zyne Hoogheid gaf eenige weeken laater dien Booswigt eeri onbepaald, Pardon, en droeg zorg dat hy wederom, als te voqren, de post van Zakkendraager zou waarneemnnl (?) N. Nederl. Jaarb. 1787.111. 5441. 5754.5976'. Ct2> N Nederl. Jaarb, 1783. bl. 84. en 1376,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 445 Te vroegtydig zeker hadt men de Burgers, onder den naam van Rustbewaarders bekend, afgedankt, naa dat de Burgerwagt zo na mogelyk op den ouden voet herfteld was; want korten tyd daar op zag men de oproerige beweegingen, in groote maate beteugeld, toeneemen. Ten ftaal hier van ftrekke de méérmaals in dit deerlyk lot ingewikkelden Burgemeester Elzevier, wiens huis door de gemelde Bur gers voor fchennis behoed was. Zelve hadt hy de Stad geruimd, met agterlaating eener acht en zeventig jaarige Moeder, die nu, om haaren Zoon, zo veel en meer leeds hadt moeten verduuren, dan zy in den Jaare mdccxlviii, om haaren Man hadt moeten lyden. Nu werd zy op dezelfde wyze verjaagd. In Louwmaand des Jaars mdcclxxxviii openbaarde zich het wetteloos geweld, op nieuw, tegen dit gehaate Huis, en wel zo openlyk, dat eene Bende Plunderaars, in eene foort van orde kwam aantrekken, gevolgd doorheden, die manden met fteenen nadroegen, en die voor het huis en de bende plaatften. Een hunner ging op ftraat voor het huis eens naasten Buurs ftaan, als vleugelman, en gaf bevel de fteenen zo te werpen, dat zy zelfs de glazen der derde verdieping raakten, 't geen door het ilingeren dier fteenen met neusdoeken gefchiedde, en met zo wel treffenden uitflag, dat bykans alle glazen van boven tot beneden, van dit aanzienïykgebouw werden ingefmeeten , naa welke fchennis de Bende weder eenigzins gereDd 5 g'eld LVIIL BOEK. 1787. t-88. Schennis Jan het Huis van I3urgem, Elzevier gepleegd.  446* DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK. I787. 1788. DePruisfen by bun uittocht he? geld aftrok. Eene ftrafbaare en on- geftraft gebleeve euvelmoed, welker optekening de Schryver der Nieuwe Nederlandfche Jaarboeken, zich fchaamde, en het alleen het by deeze algemëene bewoordingen laat berusten; „Nu en dan vallen 'er in Rotterdam nog eenige on„ aangenaamheden voor, welke blyken „ draagen, hoe moeilyk het is, dat eens „ verdeelde Burgers zich wederom met ,, eikanderen verzoenen, en niet aan dee„ ze of geene zyde de oude wrok uit., barstte (*)." Omtrent gelyktydig met het afdanken der Rustbewaarende Burgeren gefchiedde de uittocht der Pruisfifcke Krygsbezetting, die, met den aanvang van Slachtmaand de veste van Rotterdam verliet, beftaande in Huzaaren en Voetvolk. De Officieren werden door de Regeering ieder met een fraay Gefchenk begiftigd, aan de Onderofficieren en Gemeenen werd een Geldgifte overgereikt. ,, Tot erkentenis ," gelyk wy vermeld vinden, „ van de door hun „ onderhouden Krygstugt, en anderzins ,„ loflyk gedrag (f)." Reeds hebben wy met een woord aangetekend, „ dat zy, „ wel verre van een geregelden Krygstugt „ te onderhouden, zich balddaadig aan (tel,, den (§)." Dit bedryf der Rotterdamfche Regeering, dit getuigenis eens Gefchied- fchry- (*) A7. Nederl. Jaarb. 1788. bi. 84. (f) N. Nederl. Jaarb. 1787. M. 5746. (§) Zie onze Vaderl. Hist. XVI. D. bl. 177.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 447 fchryvers, fchynen te wederfpreeken, 't geen wy, ter aangetoogene plaatze, met een kort woord, vermeld hebben. Om ons gezegde te ftaaven, en dit partydig getuigenis te logenftrafFen, zullen wy hier eenigzins breedfpraakiger optekenen, hoe het, te dier Stede, in den aanvange, met de Pruisfen zich toegedraagen hebbe. Naa dat op den twintigften van Herfst-' maand, tachtig Huzaaren,■ binnen Rotter-1 dam gekomen, door den Secretaris vanj Zuylen van Nyeveld aan het 'Stad-, huis ontvangen en derzelver twee Officieren in de Schepenskamer geleid waren, booden deezen aan, dit Krygsvolk in de Stad te laaten, tot bewaaring der rust, die door de vreugdebedryven van het Gemeen gevaar liep van geftoord te worden. Naauwlyks waren zy, naa eenigen tyd toevens, van het Stadhuis gegaan of zy kwamen te rug, der Regeering vermeldende, dat hun Volk, door het vergaderd Gemeen, geduurende hun afweezen, zodanig door den drank befchonken geraakt was, dat zy zich buiten ftaat bevonden tot het bewaaren van de goede orde, en voorftelden, dit Volk te rug te zenden, om het door een gelyk getal Huzaaren te doen vervangen. Dien eigen avond kwamen zy volgens affpraake, weder ter Stad in, vergezeld van een gelyk getal Huzaaren; doch gevolgd van zes honderd Voetknegten en Jiagers; waar van niets vermeld en hun juthans geen verlof verleend was- Voor 4e LVIIl. BOEK. 1787; I788. t Gedrag lerPruit' en te dotterlam ontrouwde  443 DE REPUBLIEK DER LV1II. BOEK. I787. I788. de tachtig Huzaaren hadt men verblyfplaatzen bezorgd en Spys doen vervaardigen. Het meerder ingerukte Krygsvolk ging naar willekeur te werk, vielen in der Burgeren huizen, verblyf, fpys en drank vorderende. Niet alleen deeden deeze den Burgeren overlast aan; maar ook de Huzaaren. De Burgemeester Elzevier , dien wy hier boven en te meermaalen befchreeven als een voorwerp van 'sVolks haat, ftondt, by deeze inrukking, byzonder ten doele van overlast hem door Party op den halze gefchonnen. Immers eenigen deezer ruwe Gasten drongen in zyn huis, vorderden Spys en Drank, als mede dat een aantal hunner Spitsbroederen voor de deur gereed, ook zouden worden binnen gelaaten. Door een Leverybediende als Gids vergezeld maakten zy buiten 'shuis een groot getier; hunne Makkers openden de deur en lieten hun binnen; en hadt het veel moeite in om een hoop Graauws daar buiten te houden. Op de vraage van den Heer Elzevier , „ of zy „ wel wisten dat zy aan het Huis van „ een Regeerenden Burgemeester waren ? " gaven zy te verftaan, „ dat zy zulks wel „ wisten en gezonden waren om zulk een „ Schurk den nek te breeken!" Onbehouwe taal, met vloeken gemengd, en met bedreigingen vergezeld, geftaafd door het uittrekken der fabels, en gevolgd van den eisch om Dukaaten. Een ryke gift voldeedt hun niet, Zy dreigden alles wat in huis was te zullen vermoorden, indien men al het gereede Geld, 't welk voorhanden was,  VERENIGDE NEDERLANDEN., 449 was, niet overgaf. Een herhaalde geldgifte deedt hun vertrekken, naa van negen uuren tot 'snagts ten drie uuren, die rol van onverlaaten gefpeeld te hebben. -— Soortgelyk geweld pleegden anderen van die Bende; fchoon niet in die maate, ten Huize van den Heer van Ryicevorsel. — Op het huis van den braaven Burgemeester Bogaert, of wel van diens Zoon, Colonel der nieuw opgerigte Schutterye, hadt men het desgelyks gemunt; een voor hem gelukkig misbegrip van huisaanduiding bragt dit leed over aan Mevrouw de Weduwe Bogaert. Dit waren de bedryven der Krygslieden, tot plaatsvervangers gezonden van de verwyderden, aan welken de rust der Stad niet toevertrouwd werd. 's Volgenden daags beklaagde zich de Heer Elzevier, over 't leed, het geweld, en de berooving hem aangedaan, op het Raadhuis by de Wethouderfchap, in tegenwoordigheid devPruisfifche Officieren, die fteeds de zittingen bywoonden: en vorderde deswegen onderzoek en ftraffe. Alles liep af met eene mondlyke beftraffing van een Onderofficier der Jaagers, door de Officieren op het Stadhuis befchreeven „ als een Hondsvot, „ die reeds meer dan eens de galg ver„ diend hadt." In ftede van regt te verkrygen moest de Heer Elzevier dulden, dat die zelfde Soldaaten, die hem mishandeld en beroofd hadden, hem openlyk op ïïraat uitjouwden. Dan LVIII. boek. 1787. 1788.  45° DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK I787. I788. Befluiten by de Regee ring wederaanvaardende MagiSraac. i 1 ] l (*) Zie onze Vaderl. Hist. XVT. D. bl. 167. (t) Zie onze Vaderl Hist. XVl- D bl. iio.eua, C§) Refol. van Holl. 1. en 6. Qcc. 1787. Dan dat wy van deezen hertred te rug keeren. De onlangs afgezette Regeeringsleden , nevens die men hunne plaatzen niet hadt doen verhaten, verfcheenen, by de Staatsomwenteling, ten Stadhuize, en zonden nieuwe Afgevaardigden ter Staatsvergaderinge (*), die onmiddelyk in de Staatsftukken van Holland deeden plaatzen, hoe iy alle geweldige daaden, door de onwetige Vroedfchap van Rotterdam en derzelver pretenfe Gedeputeerden gedaan, wraak:en, en dat de wettige Vroedfchap der Stad *een deel hadc,of hadt kunnen hebben,aan aelediging en hoon haare Koninglyke Hoogleid aangedaan; tefFens hunne gereedheid betuigende om mede te Hemmen tot het Denoemen eener Commisfie om by Hoogstlezelve te verneemen, welk eene Satisfactie zy zou begeeren. Gelyk zy Dok te dier Vergaderinge inbragten, hoe ly introkken en buiten werking fielden alle Befluiten, eene provifioneele Voorziening jehelzende omtrent de Magiftraatsbeftellin*e der Stad, met alle de gevolgen van dien: :en einde alzo dezelve Regeering- onverïinderd bleeve in het uitoefenen der Privilegiën aan de Stad gegeeven; teffens de mderhandelingen over de vermeerdering Ier Vroedfchapsleden (f) voor vervallen rerklaarende (§).  VERENIGDE NEDERLANDEN. 451 Ingevolge van dit Befluit traden zy ter Magiilraatsbeftelling, door daar toe gekoozene Boonheeren; die eene benoeming van Burgemeesteren en Schepenen aan den Stadhouder zonden, met eenen breedfpraakigen Brieve, in welken zy zich beklaag den over de handelwyze te dier Stede, in den jongstverloopen tyd omtrent de Magiftraatsbeftellinge gehouden. Hoe welkom deeze Brief was blykt uit dit Antwoord van zyne Hoogheid. „ Met ,, een byzonder genoegen hebben wy fae„ den U Ed. Misfive ontvangen, daar uit „ verneemende dat U Ed. ingevolge der„ zeiver aloude Privilegiën, Costumen en „ Herkomften, de Nominatien van Bur„ gerneesteren en Schepenen gemaakt, en „ aan Ons, als Erflladhouder deezer Pro„ vincie, ter Electie hebben toegezonden. „ Wy hebben ons ten uiterften bedroefd s, over het ongelyk en geweld aan de wet„ tige Vroedfchap van U Ed. Stad aange„ daan. Wy hebben met fmert de Privi„ legien zien verkragten, om eene Ca„ baal te ftyven, die, zo de Godlyke „ Voorzienigheid het niet hadt voorgeko„ men, dit goede Land onherftelbaar zou „ hebben geruineerd. Wy werden door „ dezelvê, in onze betrekkingen, en in de „ uitoefeninge onzer Eminente Charges „ geturbeerd, en waren wy, ten dien ty9* de, niet in het vermogen om aan U „ Ed. en aan U Ed. Burgery, die aan „ onze Perfoon en Huis zo veele blyken „ van affectie heeft gegeeven, die befcher- 99 ming LVI1L soek. 1787. 1788. Magiüraatsbe?lkliing. Antwoordvan zyme Hoogheid op de zessimgéasspan.  45a DE REPUBLIEK DER LVIII. boek. 1787. 1788. Verkiezing doorhem gedaan. Verkinarint; der ïlfrree- d^nde Schepenen en M-mnen van Scbieland. „ ming ie verleenen, die de billykheid „ uwer klagten vorderde; God heeft, in „ zyne gunst, dat alles doen veranderen. „ Wy defereeren dus gaarne aan het ver„ langen van U Ed. om eene fpoedige ,9 Electie uit de Nominatie, door' eene ,, wettige Vroedfchap gemaakt, te doen." Op de lyst der benoemden zag men den meergedagten Heer Elzevier geplaatst: dewyl hy, even vóór het opmaaken van dezelve, in Rotterdam was te rug gekomen, anders zou men 'er zyn naam zo min op gefpeld hebben als die van den nog uitgeweeken Burgemeester Bogaert. Boonheeren hadden in het plaatzen der Naamen de gewoone orde gevolgd; doch zyne Hoogheid, die anders de vier bovenfte der opgenoemde gewoon was te verkiezen, ging thans van die gewoonte af, en koos den Heer van Mierop tot Burgemeester Niemand verwonderde zich toen over deezen voorbygang, en wie dié eenige weinige bladzyden in onze Gefchiedenis te rug ziet, en zich voorts de rol door Elzevier, in Rotterdam gefpeeld, herinnert, zal zich des bevreemden ? Schepenen van Rotterdam, uit hunne bediening ingevolge deezer Stedelyke verandering treededde, deeden te dier gelegenheid deeze verklaaring, tot wegneeming van alle verkeerde uitleggingen, welke nu en naderhand zouden kunnen gegeeven worden aan de buitengewoone daad, te hunner (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. S«5~54"'  VERENIGDE NEDERLANDEN. 45$ her verantwoording „ dat al het gethe té„ gen de uitoefening der Privilegiën van Rotterdam , by hunne aanftelling, zou „ mogen gefehied zyn, geheel buiten hun 9, geweest was en gebleeven; ên dat zy ,, dus, zo in de Aanftelling als in de Af,, treeding, lydelyk geweest en gebleeven 9, waren % Zich in beide deézé omftandig,, heden gevoegd hebbende naar den wil 9, van den Souverain, en de Electie van zyne Hoogheid.'*— Woordlyk deeden de aftreèdende Schepenen en Mannen van den Edelen Hove en Hooge Vierfchaare van Schieland, by hun aftreeden, ingevolge der door zyne Hoogheid nieuw gedaane verkiezing, dezelfde verklaaring (*). Met eene zeer omflagtige Aanfpraak des Hoofdofficiers van Staveren , ging het ontflag der Stads Schepenen uit den Eed toe: niet zonder fcherpe herinnering aan het gebeurde by de jöngfte Regeeringsverandering; eene fcherpheid eenigzins Verzagt door het goed getuigenis aan die Heeren gegeeven, wegens hunne gedraaging geduurende den korten tyd, dien de Hoofdofficier met hun hadt doorgebragt (f). Het was op den tienden van Wynmaand dat dit ontflag ge* fchiedde. Welhaast naa de Omwenteling werden ] Burgemeesters, door de Vroedfchap ver- < zogt en gemagtigd om te onderzoeken,1 wel- (*) N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 545Ö. (t) Men vindt dezelve ia de Verzam, by i>8 Chalmot I. D. bl. 305. XX, Deel. Ee LVIIL boe k, 1787. I788. .ast tdt •rider;oek des impte-  454 DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK. I787. 1788. naars en Suppoosten. Afzettbr ge hier uit gebcoren. welke -Amptenaars en Suppoosten der Stad Rotterdam, geduurende de voorige onlusten zich tegen de Regeering verzet, en byzonder wie, met de daad, medegewerkt of zich vervoegd hadden by de Afzetting der Regeeringsleden, in Grasmaand, om naa gedaan onderzoek des der Vroedfchappe kennis te geeven. Ingevolge hier van werden alle de Regenten van het Weeshuis afgezet , en anderen in derzelver plaatzen aangefteld. Dit gefchiedde ook met Commisfarisfen van kleine zaaken en van het Zeeregt. Meer byzonder en met naamen vinden wy, ter zaake der voorige Beroertens, van hunne posten ontzet J. A. Fe.escau.ode, als Contrarolleur en Boekhouder in de Wisfelbank; J. P. van Heel als Notaris; J. J. le Sage ten Broek, als Profesfor Honorair en Predikant; F. W. de Moncy, als Stads Doctor; J. Th. Frescarode als Notaris en Translateur; N. Mon- TAUBAN van ZwYNDREGT en LEONAR- dus van Zwyndregt als Makelaars, Mr. A. J. van Ravestein als Secretaris van het Zeeregt; Mr. Gerar.d van der Looy Houthoff als Notaris; Cornelis van El als Pondgaarder; Lekndert Hofhout als Beftelmeester; Salomon de Moncy als Profesfor Honorair; Jan Ys van der Vliet en Simon Lans als Makelaars; Scheffer als Luthersch Predikant; Mf. Abraham Gevers als Secretaris van de Bailjuadie van Schieland; Gerrit Manheer, als Octrooi hebbende tot het drukken  VERENIGDE NEDERLANDEN. 455 ken der Stads Almanach; Dirk van Ei als Bode van Kralingen; Jan Izerim, al Stads Helbaardier. De Wethouderfchap deedt de Drukkerj der Boekverkooperen Krap en de Leeuw ftilftaan, de Winkel van den Boekverkoo per de Leeuw fluiten, en veroordeelde by vonnis den Boekverkooper Bronk horst (*). Desgelyks verbooden zy eenige Dag- en Weekbladen op het ftrenfte (f). Zo. veel hadt men reeds, om den Oranjegezinden voldoening te geeven, en Rotterdam in bedaaren te houden, met genoegen verrigt, eer de aangeftelde Regeeringsveranderaars te dier Stede opdaagden. Op den vier en twintigften van Wintermaand kondigde het losfen des Gefchuts en de Volksbeweegenis aan hoe weikon Zy in de Maasftad waren* Ingevolge eenei gedaane uitnoodiging leeverden de Gecon ftitueerden der Leden van de Opregte Va derlandfche Sociëteit een aantal van twee er twintig Punten van Bezwaar in, welke hoofdzaaklyk hier op nederkwamen. I. Dal Commisfarisfen van zyne Hoogheid hel daar heen geliefden te wenden, dat hel Staats Rapport van hun Ed. Groot Mog, Gom- (*) Verzam, by de Chalmot IV. D* 27. Deezen Bronkhorst ging na, dat hy de Uitgeever was van een aliervuillre Spotprent het Gelderfche Zwyn, verwonende het Hoofd van den Stadhouder op eer Varkens'yf aan een trog, met een vers in vuilheid de atbeeldiug evenaarende. (3) Verzam, hy de Chalmot tV* D. bl. 18» Ee a : LVIIÏ. ; boek. ' 1787. ■ 1788. Bepaalingenvan de Drukpers. Ingediendebezwaaren by da Regeeringsveranderaaren.  LVIII. boek. 1737. 1788. 456 DE REPUBLIEK DER Commisfarisfen, welke voorheen in Rotterdam geweest waren (*_), mogt worden gefteld in handen des Hofs van Juftitie, om 't zelve te onderzoeken, de bedenkingen van dat Hof 'er op te verftaan; ten einde de flettrifure der Burgerye aangedaan, door eene Staatsrefolutie wederom mogt herfteld worden. -— II. Dat alle Regenten, die in de verkortingen van de Prseeminentien van zyne Doorlugtige Hoogheid hadden ingeftemd, als mede die hunne ftem gegeeven hadden tot de Staatscommisfien in de Steden, en tot de nieuwe Stads Schuttery; als ook die medegewerkt in, of geholpen hadden tot de Afzetting der wettige Raaden, van hunne Ampten mogten worden ontzet, onverminderd den loop des Regts. III. Dat allen, die de plaatzen der wettige Regenten hadden ingenomen , voor akoos, van alle Ampten en Bedieningen mogten ontzet blyven. IV. Dat alle Amptenaars en Gebenificeerdens, (voor zo veel derzelver Actens en Claufulen tot wederopzeggens toe waren ingehouden,) die van het Societeitshuis op de Wynhaven, zich in corps na het Raadhuis hadden begeeven, en aldaar op den drie en twintigften van Grasmaand mdcclxxxvii zeven wettige Raaden hadden geremoveerd, als me- (*) Men flaa hier over na onze Faderl. Hist. VM. D. bl. 317. ent- en, om onze overwyzingen liet te vermenigvuldigen, ten aanzlene van de neeste en voornaarnlte gevallen vervolgens aangeluid, het aangetekende in ons XVI. D. bl. 109 enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 457 mede die zich daar by gevoegd hadden, daadlyk van hunne Ampten en Bedieningen zouden worden ontzet, en dat dezelve gegeeven zouden worden aan Perfoonen der oude Conftitutie toegedaan. Als mede dat alle Predikanten, die aan gemelde Regeeringsafzetting deel gehad hadden, het Grondgebied der Stad zou ontzegd en niemand hunner weder in eenig Ampt of Bediening gefteld worden, alles onverminderd den loop des Regts. — V. Dat ook alle Generaliteits en Admiraliteits Amptenaaren, fchuldig aan de gemelde Afzetting der Regeeringsperfoonen, van hunne Ampten zouden worden ontzet. —■.— VI. Dat 'er naauwkeurig onderzoek zou gedaan worden na het Adres van J. Hildebrand; en de Opftellers van een Infmuatie van den zevenden Juny deezes Jaars, ondertekend door P. Caarten, Am. van Ry- kevorsel , NS. montauban van ZwYNdrecht, J. BeELDEMAAKER, J. PENNING Abr. Zoon, H. Leemput, J. P. van Heel en A. Radys , en aan zeven wettige doch geremoveerde Raaden, benevens den Secretaris Nieveld en der Elf Oudfchepenen cum fm's t'huis gezonden, dat den bovengemelde Ondertekenaaren de Stad en Stads Regtsgebied zou worden ontzegd. — VII, Dat 'er onderzoek zou gedaan worden na het oogmerk om zommige Regenten, Directeurs enz. als Aankleevers van de oude Conftitutie, na het Pesthuis te vervoeren, en de Aanleiders van dit ftuk, naar bevind van zaaken, geftraft. — VIII. Ee 3 Dat Lvnr. BOEK» I787. 1788.  458 DE REPUBLIEK DER LViïl* boek. 1787. I788. Dat alle Oudfchepenen, die by de Regeeringsafzetting tegenwoordig geweest waren, van alles mogten vervallen blyven, en uit de Banken in de Kerken, als mede hunne Vrouwen uit de Mevrouwebanken, geweerd worden. IX. Dat 'er onderzoek zou worden gedaan op het gedrag van den Major van den Byllaart', en daar over geoordeeld. —- X. Dat zy die de Regeeringen en zyne Doorlugtige Hoogheid gehoond hadden, voor altoos, van hunne Ampten mogten worden verhaten. — XI. Dat de zodanigen, die in de Burgerlegertjes, en als Auxiliairen (gelyk de Onder-equipagiemeester Meyners, S. Lans en anderen,) na elders waren uitgetrokken mee Detachementen, van hunne Ampten en Bedieningen zouden ontzet en anderen ten voorbedde geftrafc worden. XII. Dat de Boekverkoopers J. Br.onkhor.st , J. de Leeuw en J. Krap, over het uitgeeven van het Boekje Aan het Volk van Nederland zouden onderzogt, en naar bevind van zaaken, geftraft worden. — XIII. Dat 'er onderzoek zou gefchieden na den Schryver en Drukker van het Zaturdagfche Kroegpraatje. XIV. Dat dit ook zou gedaan worden na J. Hujïert c. 1*. H. A. Kreet, P. ds Koker en C. van den Bosch, byzonder, wegens hun gehouden gedrag by het afzetten der wettige Regenten, om die Perfoonen, naar bevind van zaaken, te ftraff;n. -— XV. Dat zulk een onderzoek ook gefchieden omtrent L. van Zwyndregt en L. Nqlst, die zonder  VERENIGDE NEDERLANDEN. 459 der oorzaake, op de Burgery hadden laaten fchieten. XVI. Burgemeesters te verzoeken om onderzoek te doen na het gedrag van de Kamerbewaarders en verdere Bediendens van het Stadhuis. XVII. Dat alle Stads Leveranciers, die de Qualificatie op de Geconftitueerdens van de Sociëteit op de Wyn/iaven getekend hadden, mogten worden afgezet. XVIII. Dat de Requesten en Memorien van J. J. Elzevier, door hun Ed. Gr. Mog. gefteld mogten worden in handen van het Hof van Holland. XIX. Dat men voorzage, dat nooit de Ondermyning van het Erfftadhouderfchap, wederom mogt plaats hebben; en ten dien einde een ieder onder een Eed gebragt wierde. . XX. Dat de Regeering zou zorge draagen, dat de zodanigen, die, om hun gehouden wangedrag, van elders na Rotterdam kwamen vlugten, om zich te dier Stede neder te zetten, de Stad en Stads Grondgebied zou worden ontzegd. XXI. Dat alle Amptenaars, der Oranje Partye toegedaan , en daarom door de Patriotten van hunne Ampten ontzet, daar in wederom mogten worden herfteld. — XXII. Dat alle Ampten of Bedieningen, die mogten openvallen, zouden gegeeven worden aan gebooren Burgers van den Predomineerenden Godsdienst en der oude Couftitutie toegedaan, en die ten minften vyf jaaren Stads lasten hadden gedraagen. — En, of deeze lyst van Onderzoek, Amptsderving, en voorgeftelde Straffe, hoe breed ook, niet ujfgeftrekt geEe 4 noeg Lvirr. BOEK. 1787; I788.  46q DE REPUBLIEK DER LVIII. BOEK, 1787. 2788. Welke aangenomen ; welke afgewee% en worden. noeg ware, was 'er een Bylaage aangehegt van geen minderen inhoud, dan dat; de zo-s danigen, die geene Ampten bezaten en by de Remotie hadden geadfifteerd, in hunne Perfoonen en Goederen, zouden worden geftraft, om daar door de fchadenste vergoeden, door hun toedoen den Lande toegebragt (*). Partyfchap, haat en wraakzugt ftraalen om het zeerst door in opgemelde eifchen, Derzelver geheele Inwilliging kwam den Afgevaardigden ter Regeeringsverande^ ring, hoe zeer ook tot het genoegen geeven van de Oranje Party overhellende, niet geraaden voor. In een uitvoerig fchriftryls antwoord op alle deeze Bezwaarpunten, bragten de Commisfarisfen der lndieneren onder 't ooge, wat reeds, van Stadswege, tegen een aantal Patriotten, vóór hunne komst te Rotterdam, ten genoegen der Inwoonderen, gefchied was. —— Voorts wilden zy de Burgers niet onkundig laaten, dat met hetrekking tot de handelingen van zommige Perfoonen, door de Burgery aangeklaagd, het onderzoek by den Procureur Generaal van Holland reeds wrs ter hand genomen, of eerlang zou gefchieden, immers in zo verre zy by de Amnestie uitge- flooten waren. Dit zeker fchonk volt doening, fchoon de algemeenheid der uitdrukkiqge, daar aan iets onttrok. Min voldeedt het yolgende, dat by de Regeering vaï& CO Verz. by db Chalmqï IV» D. bl. 83—26.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 461 van Rotterdam geene befchikking kon worden gemaakt op Afzettingen van Pc:ifooneh, die tot byzondere Collegien behoorden, dit moest aan dezelve worden over- gelaaten. Nog minder de verklaaring, dat onder de opgegeevene Perfoonen zich verfcheidene bevonden, die berouw betoond en beloften gedaan hadden van gehegtheid en trouwe aan het tegenwoordig Beltuur, omtrent welke Perfoonen reeds fchikkingen gemaakt waren, die het aanvangen van nieuwe raadpleegingen, ten hunnen opzigte, overboodig maakte. — Allerminst, dat uit het overig getal der Perfoonen door de Burgery voorgedraagen, als het hoogde ongenoegen verdienende, 'er veelen voorkwamen op wier gedrag, by naauwkeurig onderzoek, geene gegronde aanmerkingen te maaken waren, van dien aart, dat zy, uit dien hoofde, van hurtne Broodwinningen zouden kunnen of behooren ontzet te worden. — Uit het klein overfchietend getal der zodanigen die het ongenoegen hunner Medeburgeren zich op den halze gelaaden hadden, ter oorzaake van de voorige Partyfchappen, kwamen flegts vier Perfoonen in aanmerking; de Schipper van het Stads Jagt en de Ddftfche Veerfchuit, een Bedienaar der Begraafems; een Keurmeeeter van de Steen, en een Commkfa. ris van de Inlandfche Fruiten. Deeze kleine Amptenaaren werden dienvolgens van hunne Ampten ontzet. Het gevorderde onderzoek op den Major van den Byllaart, was ten diens voorueeie af. toen nog Gezant , (*) In de N. Nederl, Jaarb, 1788. bl. 88, enz, vhdt men deeze ingediende Stukken,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 465 zant van deezen Staat in America (*); Mr J. P. Bogaert, P. J. van der Goes. Mr. J. H. Vingerhoed, Vryheer var Esfelickerwoude en Heer Jacobswoude; Mr. Paulus Gevers, J. J. Elzevier, Mr. Jacob Reepmaaker, Heer van Strevelsfioek, en Samuel van Hoogstraaten . Heer van Heykoop en Boeykoop. Vier en twintig nieuwe Vroedfchapsleden werden 'er aangefteld; de Penfionaris Mr. Herman Nederuurg, en de Secretarisfen Mr. Willem Wendelius van Berkel , en Nicolaas Belaars , hadden ontflag van hunne Posten by de Regeeringsbefchikkers verzogt en bekomen. Mr. Gyserecht Cornelis van Hogendorp verkreeg het Penfionarisfchap, en de nieuwe Secretarisfen waren Mr. Dirk Cornelis Gevers en Mr. Otto Paulus Groeninx (f). Onder de nieuw benoemde Vroedfchapsleden fpelde men den naam eens in onze Gefchiedenisfen, wegens Oranjegezindheid en y ver voor dat Huis berugten Jan Cor nets de Groot, Bentincks volyverige Medearbeider in het oprigten van Oranje Sociëteiten. Een Man, dien de Stadhouder, in den voorleden Jaare, fchoon hy boven op de Naamlyst ftondt, tot die waardigheid niet hadt durven verkiezen om den ver- (*) Men zie wat wy wegens dien Heer optekenden hier boven bl. 76". (f) Zie de Lyst der nieuw aangeftelde Vroedfchappen in de Fèrz.èy de Chalmot IV. ü. bl. 231. Lvim boek. t/87. i;88. verklaardwerden. Aanmerking omtrent een ïn ander ier lieuw lan geleldeVroed- . chap. Jen.  466 DE REPUBLIEK DER LVIlh BOEK. 17:871788. Oevers, Jïogaeri verklaarden wederzin der Burgery: immers leezen wy, ten zynen opzigte, dit fchandvlekkend getuigenis; „ dat de algemeene „ verontwaardiging tegen hem niet alleen „ gefprooten was uit deszelfs laage daad, „ van zich aan het hoofd te ftellen van, ,, en zyn huis te Ieenen aan de tekenaars „ van het Antidotaal Request in Juny „ mdcclxxxv aan de Regeering aange„ boden; maar dat hy zich nog meer aan ,, de veragting en befpotting van het Publiek blootgefteld en getoond hadt, zo partydig, voorbaarig en onkundig te zyn, dat hy het vertrouwen der Burge„ ren en Ingezetenen niet verdiende, noch „ met eenige gerustheid als Regent kon „ gebruikt worden (*)." Den op deeze nieuwe Vroedfchapslyst geplaatften Mr. JoHAN AüRIAAN VAN DER HoEVEN gaat naa, dat hy, om gunftige uitzigten voor zich zei ven en zyne Kinderen, by eenen afftand van de Conventie, van Party verwisfelde, en dat Mr. Cornelis Groeninx van Zoelen, Heer van Ridderkerk, dien zelfden ftap deedt om de Huwelyksverbintenisfe zyner Kinderen (f). De geweezene Hoofdofficier Paulus Gevers, nevens de Oud Burgemeesters Bo- (*) In de Verzam. by de Chalmot XL Hl. D. bl. iör- 185. vindt men de Qualificacie der Burgery op de Geconltitueerden, en de laatstgemelde Requesten, daar over aan de Regeering, den Stadhouder, Gecommitteerde Raaden en den Staaten aangeboden (t) Vaderlandicb Huisboek V. D. bl. 263.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 4Ö7 Bogaert , Heer van Alblasfernaar d en Vingerhoed, voor den Hove van Holland, Zeeland en Friesland gedagvaard, wegens het afënemen der Eeden van de zeven by Befluit der Vroedfchap aangeftelde Regeeringsraaden in Grasmaand (*), en hunne bekende Patriottifche denk- en handelwyze, leeverden een Verzoekfchrift in om onder de Amnestie begreepen te worden; doch hier op kwam een afwyzend Advys van den Hove Provinciaal, en werden zy verweezen aan de Gewoone Juftitie, met opheffing omtrent de Procedures (f). Met de Omwenteling was de Advocaat Hendrik Arnold Kreet , dien wy meermaalen, en byzonder hy de Regeeringsverandering te Rotterdam aantroffen ('§),' uit de Stad geweeken, hadt zyn vast woon- \ verblyf in Amfierdam, zyne Geboorteftad, genomen, met de daar toe behoorende overtekening en beëediging als Burger. Als voornlugtig werd hy eerlang door den Hove ingedaagd. Hier op leeverde hy een breedfpraakig Verzoekfchrift in by Staaten van Holland te zyner yerontfchuldiginge; als zich zeiven volkomen bewust, zich zonder een verkeerd opzet, in de zaaken hem ten laste gelegd, ingelaaten, en getoond te hebben, dat hy daar door voor zich zelve niets bedoelde; dat hy ook niet uit vreeze van (*) Zie onze Vaderl. Hist. XVI. D. bl. 164. CD W. Nederl Jaarb 1788. bl. 529—532 CS) Zie onze Vaderl. Hist. XVI. I). bl. 150. em. LVUI. boek. I787. I788. en Vingerhoedverzoeken te vergeefs in ceAuinestiebegreepen te worden. Dit doet jokH.A. Jreet , net (legen uit. lag.  LV11I. BOEK. 1787 I788. 468 DE REPUBLIEK DÉR van vervolging des Geregts; maar alleen op de aanzegging van Burgemeesteren det Stad Amfterdam, zich alleen j voor een korten tyd, buiten die Stad begeeven hadt, met voorneemen om in deeze zyne Geboorteplaats weder te keeren: wanneer de Regeering, wegens Verkeerde ten zynen opzigte ontvangene berigten , het ingetrokken Poorterregt weder zouden gelieven te vergunnen. Welk intrekken van het Poorterregt hy beweerde dat geheel iets anders was, dan iemand de Stad te ontzeggen of Inwoo* ningte weigeren. Welk heengaan niet gefchied was dan op den raad des Burgemeesters Jap* van de Poll hem als vriend, en niet als Burgemeester, gegeeven, om zich uit de Stad te begeeven: dewyl hy in moeilykheden zou kunnen geraaken, waar tegen Burgemeesters hem niet zouden kunnen befchermen, daarom hadt hy die Stad, waar zyne vaste inwooning door bekendmaakingen in de Nieuwspapieren, als anderzins, bekend was, geruimd: weshalven hy zeer verkeerd als voortvlugtig befchreeven werd. Nader verdeedigde hy zyne zaak in een Berigtfchrift in handen van den Penfionaris van Haarlem gefteld, om 'er gebruik van te maaken in het te houdene Befogne der Gecommitteerden van hun Ed. Gr. Mogenden tot de zaaken van Juftitie en Commisfarisfen van den Hove; hy floeg alle wegen van Regten in; doch te vergeefsch: zo dat hy naa een Zaaksvervordering, die tot in Hooimaand des Jaars mdcclxxxix aan-  VERENIGDE NEDERLANDEN 469 aanhieldt, ten eeuwigen dage gebannen werd uit Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht (*). Zo voer men ten opzigte van de Rotterdammers voort ten Hove, ondanks van daar een foortgelyk Verzoekfchrift was ingediend, als te Delft om l uitengewoone Perfoonen de post van Schepens, in het \ tegenwoordig Tydsgewrichte, voor die ge- 1 vallen, te laaten bekleeden (f). Alle 1 de Geconftitueerden der Steden, waar af- ' zetting der Regenten plaats gegrerpen hadt, ! werden vervolgd, doch te Rotterdam had- ' den twee uitzonderingen op dien anders algemeenen regel plaats, ten aanzien der Heeren van Beefting en Frescarode. Een vreemd verfchynzel. Te vreemder nog daar de eerstgemelde niet alleen Geconftitueerde geweest; maar ook Vroedfchap geworden was door die afzetting. De verfchooning van zulk een tweevoudig Ovenreeder moet eene byzondere oorzaak hebben, en vinden wy 'er deeze van opgegeeven; dat een zyner Oomen, die kort te (*) Alles hier toe betrekkelyk vindt men breedfpraakia mei de oorfprorglylte Siukken en Ophelderingen in een Stukje . geiyteld Nederlandfche Amvestten in de Jaaren i485, i487, 1 87. en 1788. bl. 20 Zie hier boven, bl. 202 en wegens Delft bl. 374. Refol van Hsll 30. Nov. 1^87. Het Voorftel van Rotttrdam des betreffende vindt men bl. 275. van het evengnmelke Werk Nederlandfche Amnestien. XX. Deel. Ff LVIII. doek. 1787. 1788. Van ÏEEF- riNG ea fRESCA- tode van le vervolgingliige;ondefd,  470 DE REPUBLIEK DER LVIIT. boek. I787. 1788. Hö3 Kaat Mossel ] ontflaa- gen en 1 beloond 1 wordt. 1 te voören een Ampt by de Admiraliteit voor hem afgedaan hadt, aan zynen anderen Oom, die Raad en Burgemeester was, Verklaarde, dat, zo deeze hun Neef gebannen en dus van zyn Ampt ontzet wierd, hy des anderen Kinderen onterven zou, en hem alleen tot erfgenaam van zyne geheele naalaatenfchap benoemen. —- Hoe zeer die uitzondering in 't ooge liep, zou dezelve zulks nog meer gedaan hebben, indien van Beefting alleen dit gunftig lot was ten deel gevallen, hier om werd de Heer Frescarode, die nog niet gedagvaard was, insgelyks verfchoond (*). Veel keeren hebben wy 't oog der Ge'chiedkunde op Rotterdam fiaande, moeten preeken van een allerveragtlykst voorwerp, Datharina Mulder, meer bekend onler den naam van Kaat Mossel. Haare zegepraal was met de Omwenteling daar. Naauwlyks zou men 't kunnen gelooven, ndien de Staatsftukken van dien tyd niet praaken, dat hun Hoog Mog. op 'sHofs fidvys, Gecommitteerde Raaden last gayen , haar te vergoeden de kosten der Crinineele Procedures, eerst voor Sehepenen yan Rotterdam en naderhand voor het Hof gevoerd. Kosten, ten beloope van 3648 Guldens, haar voldaan. Eene fom, die mag aangemerkt worden als eene belooning aan haar uitgereikt: dewyl de welbekende Advocaat Bilderdyk haar voor niet Vaderlanchch Huisboek V. D. bl, 407»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 471 hier, bediend hadt (*). Reeds vóór af hadt deeze met van der Linden, die haar mede ten dienfte ftondt, het als *t ware te vernederend oordeelende, dat zulk een Vrouwsperfoon, den naam zou hebben, als of zy door de Amnestie ontflaagen was, zich by het Hof om voorziening vervoegd. Dit was infchiklyk genoeg voor zulk een uitvaagzei des Jgterkloosters van Rotterdam, om eene verklaaring te verleenen, „ dat uit het gebruik „ maaken van het ontflag, uit hoofde der s, Amnestie, geen gevolg zou kunnen wor„ den getrokken, als of zy zou fchuldig ö, ftaan aan de haar ten laste gelegde mis9, dryven (f)." De Rotterdamfche Schuttery, om, en in welke zo veel, zints eenige Jaaren, was; Voorgevallen, kreeg door StadhouderlykeJ beftelling goeddeels de oude gedaante we-! der, met Mannen aan het hoofd, der te-j genwoordige Regeeringe ten fterkften toegedaan. Wanneer de herftelde Burgerwagt in Hooimaand mdcclxxxvii de eerfte keer, volgens de nieuwe Ordonnantie optrok , werden de Officieren der Burgerwagt, die zints de vernietiging der voorige Schutterye dus lange gewaakt hadden, voor de Heeren van de Wet ontbooden, en met eene aanfpraak by monde des Hoofdofficiers Van Staveren bedankt (J). Rot- (*) R. L. Boüwens aan zyne Committenten bl. Ê39. en 468. (tl N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 5195. (§) N. Nederl, Jaarb. 1788. bl. 306.744. en 1 iffi. Ff 2 Lvm, boek. I787. 1788. De er dam- cbe Ichuttey herteld.  47* DE RÉPUBLIEK DER LVIH. boek. 1787. I788. De Jaardag der jonge Prinfesfe daar gevierd. Die des Stadhouders gedag:. Rotterdam, Oranjefeesthoudens gezind, kon den eerstkomenden Jaardag des Stadhouders niet afwagten. Wanneer de acht en twintigften van Slachtmaand aanbrak, de dag waar op de Prinfesfe Frederica Louisa Wilhelmina, in haar achttiende Jaar tradt, betoonde die Stad haare vreugde, door het uitfteeken van Vlaggen en vercierde Kroonen; het oprigten van Eerepoorten, het affchieten van Vuurwerken, en het verlichten der Huizen; inzonderheid der Eerepoorten en Kroonen, waar door zommige ftraaten genoegzaam geheel verlicht waren (*). Een voorfpel flegts van den Jaardag des Stadhouders, den volgenden achtften van Lentemaand, met eene uitbundigheid gevierd, te wagten in eene Stad, wier dat Huis genegene Ingezetenen het in verfcheide Jaaren niet hadt mogen gebeuren , om door eenige openbaare tekenen haare vreugd, op dien dag;, te betoonen; en die teffens aan den dag te leggen, wegens het Herftellingswerk en de Bevestiging der Oude Conftitutie, en de Regeering zo de aangebleevenen als de nieuw aangeftelden te begroeten. Staatlyk was de optocht van Noachs-gilde, en alle de Scheepstimmerlieden, onder het Regtsgebied der Stad. Deeze hieldt de Ingezetenen bezig van 's morgens ten acht tot 's naamiddags ten vieruuren. In ftaatlyken trein, met veele Scheeps- en Werfcieraaden opgepronkt, waar C) N. Nederl. Jaarb. 17%?. bl. 5755.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 473 waar in de Oranjekleur bovenal uitfchitterde, trokken deezen de Stad door, voorgegaan en opgefiooten door de daar gelegerde Dragonders, vergezeld door de Muzykanten van de Gardes du Corps van zyne Hoogheid, en die der Jachten van den Raad van Staaten en der Oost-Indifehe Compagnie. Wanneer deeze Stoet met de helft voorby het Huis van een der Regeeringsleden getrokken was; werd by het ftilhouden, het geweer geprefenteerd, het Lied Wilhelmus van Nasfauwen twee maal geblaazen; drie maal Hoezee! geroepen, en ten flotte voor de derde keer 't gemelde Lied aangeheeven. Op dien woe- ligen dag volgde de avond der prachtigfte verlichting. In deeze ftak de Kerk en het Raadhuis, met andere openbaare Gebouwen uit; doch werden als overfcheenen door de prachtige verlichting voor het Huis waar de Opregte Vaderlandfche Sociëteit vergaderd. Geduurende deeze verlichting ftonden alle openbaare Kerken, die met Orgels voorzien waren, open, en liet zich het Orgelfpel, in de van binnen meer dan gewoon verlichte Kerkgebouwen, met keurige Hukken op de tydsomftandigheden toepaslelyk, hooren (*). Eene maand naa dien luisterryk gevierden Feestdag ftondt een Oorlogfchip, voor vier en zeventig Stukken gehoord, en de Staaten Generaal genaamd, van ftapel te loopen. 's Morgens werd eerst bekend, dat O N. Nederl. Jaarb, 1788, b!. 323.427, en 519. Ff 3 LVIU. BOEK. 1787. 1788. Koras der Vorstlyke Familie teRattcrdain%  LVIII. boek. 1787. 1788. '< De Jaardag der 'Prinfesfe gevierd. 474 DE REPUBLIEK DER dat de Prins, diens Gemalinne, benevens de jonge Prinfen en Prinfesfe , dit afloopen zouden bywoonen. Tegen den tyd dat deeze Vorstlyke Perfoonen verwagt werden, grimmelde de weg, langs welken men hun verwagtte, van menfchen. Een groot getal was het Hofgezin tot op een geruimen afftand te gemoet gegaan, met oogmerk om de paarden te antfpannen en de koetzen na de Stad te trekken: een bedryf op het verzoek van zyne Hoogheid naagelaaten. Wanneer de Rydtuigen aankwamen, wedergalmde de lugt, zo langs den weg als op de werven, van het gejuich der van alle kanten toegevloeide aanfchou-s weren. —- Naa het te water loopen des Oorlogfchips hieldt het Vorstlyk Gezelfchap het middagmaal ten huize van den Oud Burgemeester van der Heim. Het uitgeleide s avonds evenaarde in luidrugtioheid de verwelkoming. By deeze gelegenheid was het Huis van den Heer Blaauw op de Sekte zeer fraay verlicht: en veelen beklaagden zich dat zy, te laat van die komst verwittigd, geene aan Halte ter verlichtinge hadden kunnen maaken (f). ' Eene fchade aan Eerbetooning, die de Rotterdammers mogten inhaalen, wanneer zy, den zevenden van Oogstmaand, de Verjaardag der Prinfesfe op het luisterrykst vierden. Op dien dag door het het gebalder des Gefehurs, en door het gelui der Klokken, aangekondigd,herhaalden de Gil- de-t (?) N. Nederl Jaarh. 1788. bi. 649.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 47S debroederen van Noachs Gilde, en alle de Scheepstimmerlieden, den voorfchreeven optocht. Stak de Opregte Vaderlandfche Sociëteit ten gemelden dage in pragt van verlichting uit, thans niet minder, 't Zelfde groote gevaarte tot vertoon der Schilderstukken, was 'er voor opgerigt, met dit onderfcheid, dat 'er nog twee groote ftukken waren bygevoegd: het een verbeeldende de Nederlandfcke Maagd, de Verbintenis fluitende met de Koningen van Engeland en Pruisfen; en het ander de Unie, in de gedaante van eene Vrouw, welke aan zyne Hoogheid de Guarantie van het Stadhouderfchap aanboodt. In de geringde buurten was de verlichting zeer fterk. De Vischmarkt, op kosten der Visehvrouwen, geheel befchilderd, en door een aantal van verlichte Eereboogen in een wandelplaats hervormd, wees uit dat deeze , in betoon van verknogtheid aan het Oranjehuis , voor de aanzienlykften, niet wilden wyken (*_). Wy vinden ons genaderd in onze Gefchiedenisbefchouwing tot het groot 4mfterdam; doch eer wy 't zelve intreeden willen wy ons zeiven en onzen Leezeren eene verpoozing fchenken. CD Nederl. Jaarl* 1788. bl. 1159. en 1374» Einde van het Twimi£fte Deel. Ff 4 BLAD- LVIII. BOEK. 1787. I788.  BLADWYZER PER VOORNAAMSTE ZAAKEN. . , A. Jïcte vanGuarantie. Zie Stadhouderfchap. Acte van Verbintenis des Jaars. 1786, wat men des bepaalt, 61. Admiraliteiten {Holland wil op de Staat van Oorlog een vaste pust ten onderftand der) gefteld hebben, 128. Zie verder Holland en Gelderland. eenslebem ver vang t Thulemeyer als Pruisfisch Afgezant, 46. Getuigenis der Prinfesfe ten zynen opzigte , 47. 'Alkmaar verzet z'ch 't langst tesen het opdraaien derRegeeringsveranderinge aan zyne Hoogheid, 220. Beloop dee zer tegen k a n < i n ge, Aid. Hoe genoodzaakt, 221. Amnestie aan de Oranjeyveraaren in Holland gefchonken, 167. Nadeelige uitwerkingen hier van te wagten, 171. Deeze grypt met de daad ftand . 172, Herhaal1 ng der Amnestie aan de Oranjeyveraaren, 179. »- (Voorftel des Stad¬ houders tot eene) aan de Patriotten, 184 Verwy! des Mufs met eene Raadflag hier over uit tc brengen , 190. Raadllag des Hofs, ipï, Staaisbrfluit op dit Verflag gegrond, 192. Nadere bepaaling der Amnestie, 200. Aanmerking hier over, 202'. Amfierdam dringt ter Vergadering van Holland aan op het geftand doen des gegeeven woords, 109. Hoo die Stad zich in de zaak van Profesfor Voorda gedraagt, 2g6 Verklaaring wegens de zin van den afgevorderden Eed, 295. .Daalde (Smaad den Raadsheer) in 'sGravenhaage ongeftraft op de weg aangedaan. 353 Begeeft zich buiterj 's Lsn,ds, 354. Beeftjng (Van) te Rotterdam van vervolging uitgezonderd , 469. Biïntinck (W. G. F. Graaf van) door den Stadhouder aangefteld om de Regeeringsverandering in de Steden  SLADWYZER. den van Holland te volbrengen, 231. Diens Character, Aid. Berckel (Van) Gezant van deezen Staat by de Staaten van Noord - America opontboden, en door zyn Zoon vervangen, 76. Bisdom (Wyckerheld) legt zyn Ampt van Thefaurier Generaal neder, en wordt door van der Hoop opgevolgd, 91. Blaauw (J) diens voorftel, wegens 377- 's Hofs gunftig antwoord, AM, Ónderdewyngaards gedrag ten zynen opzigte, 379. Diens lot, 380. Claus, Burgemeesters' van Monnikendam, hoe inenten zynen opzigte handelde als Gecommitteerde Raad van het Noorder Kwartier, 208. Is niet tot het inleveren van een Verzoekfchrift te beweegen, 209, Vonnis over hem, 210. Couperus, Predikant te Gouda, hoe in zyn huisvyfrien maanden lang als gekerkerd , 441. Courantiers, welke van de . Amnestieuitgeflooten, 196. . De Haarlemfcke bleef des bevryd, Aid. Dank- en Bededag, Inhoud van de Uitfchryving tqt^ den zei ven in den Jaare 1788, 127. Aanmerking op deezen Dank- en Bededag, 132. Wegens de toen gedaane inzamelingen van Liefdegaven, 133. Delft blyft, naa de Omwenteling in angst, 371. Aan nieuwen moedwil blootgefteid, 372. Regeeringsverandering, 373. Gefchil over het Schoutsampt beilisc, Aid. Voorflag om buitengewoone Perfoonen tot het Schepensampt tö benoemen, by Staaten van Holland, 374. Befluit hier op. 375- Indaging veeier Burgeren, 376. F. W. Buyser leevert een Verzoekfchrift van Onderwerping in, 377. 's Hofs gunftig antwoord, Aid. Onderdewyngaards gedrag ten zynen opzigte, 379. Buysers ongelukkig lot, 380'. Eerpenning van het Schutterlyk Gezelfchap, 381. Douglas (A.) te Hondsholredyk herfteld, 356. Dkolenvaux Burgemeester te Leyden, diens haatlyk gedrag, 403. (Ledzweering op de ConftitUr tie; voorllag van Enkhuizen deswegen , 26r. Voorfchrift van dien Eed , 263. Algemeenheid der Afvorderinge, Aid. Uitwerking deezer Eedvorderinge, 264. Aanmerkingen van Gouda op dien Eed, 265. Wat mgt den Hoogleeraar Voorda ten opzigte van dien Eed gebeurde, 276. Zie verder Voojida. Verklaaring vmAmfterdam, wegens denzin van dien Eed, 295. Goedkeuring daar aan verleend, 300. Algemeene aanmerking over de gevolgen van dien Eed, 303. Slzevier, Burgemeester te Rotterdam, fchennis aan diens Huis gepleegd, 44j. Overlast en geweld hem by de komst der Pruisfen aan-  BLADWYZER. aangedaan, 449. Voorby- gegaa-n in de verkiezing van zyne Hoogheid, 451. Engeland, welk een verzekering het Frankryk gaf wegens de Omwenteling, i0. ! (Voordel van Utrecht om eene Verbintenis tusfchen) en deezen Staat aan te gaan, 8. üefluit daar toe, 13. De Ridder Hareis hier toe benoemd en het voordel in Engeland welkom, Aid. Inhoud van die Verbintenisfe, 14. Bekendmaaking des Verdrags aan de Bondgenooten, en lof daar in aan Harris toemeeten, 22. Vleiend door Harius beantwoord, 23. L'ekragtiging van 't zelve, 24. Benoemden tot een Traciaat van Koophandel, 25. Beoordeeling dier Verbintenisfe, 30'. Aanmerking van Frankryk op de Verbintenis met Engeland, 38. Verdeedigend Verbond tusfchen Engeland en Pruisfen, wat men daar in ten opzigte van onzen Staat bepaalde, 44. Hoe zeer door IIektzbero gepreezen, 45. Enkhuizen (De Stad) doet het voordel om het Erfdadhouderfchap enz. tot een Grondwet van Staat te maaken , 47. Zie verder Stadhouderjehap. — —- (laat eene algeuieere Eedzweering op de Conftitutie voor , 261. Stemt ïuet Amjlerdam in over denzin der Eedvordering, 300. 17 F- r acel (Hendrik) hoe bevoordeeld en tot tweeden Griffier aangefteld , 96. Finkenseein's (De Graaf van) oordeel over de Verbintenis tusfchen Pruisfen en deezen Staat, 31. Gefchenk hem van der Staaten wege gefchonken, 32. Frankryk, welke verzekering dit Ryk aan Engeland gaf, wegens de Omwenteling, 11. Aanmerking van Frankryk op het VI. Art. des Verbonds met Engelandgellooten , 39. Hoe door de Staaten beantwoord, 40. Nadere Aanmerking van den Franfchen Afgezant de St. Priest op dit Verdrag en voorftel van zyn Hof, 41. Gerugt van vyandlykheden , door de Franfchen in de Oost-Indien aangevangen, 42. Verklaaring van het Franfche Hof des- _ wegen, 43/ Frescarode te Rotterdam Van vervolging uitgezonderd, 469. Frieswyk, Leeraar in'j-Gravenhaage, een befluit van Gecommitteerde Randen, ten zynen opzigte, ingetrokken , 352. Füchs (P. C.) byzonderheid wegens hem, 393. n G- vjrs5frf(Bepaa!ingen InHollani wegens het Publiek) 335. Gej;r  BLADWYZER. Geermng (H.) bedankt voor het Regentfchap te Haarlem, 391. Gelderland flaat eene verfterlïing der Landmagt voor , 121- Aanmerking van dat Gewest op den voorflag van Holland., wegens een vaste post tot onderftand der Admiraliteiten, 126. Genootfchap onder den Tytel Tot Verdeediging en Handhaaving van den Christlyken Godsdienst en deszelfs he~ dendaagfche Bejlryders , in 'sHaage opgerigt, 370. Gevers (P.) verzoekt te ver geefsch in de Amnestie begreepen te worden, 466. Gouda (.Wat die van) aanmerken op de Eedvordering op de Conftitutie, 265. Bevestigen dit hun begrip, 300. Regeeringsverandeling, 425. Voorftel van J. Blaauw deswegen , Md. W. Tyssens verklaaring deswegen, 434. C N. Plemper van öree fchryft deswegen, 436. Verzoekfchrift by Staaten van Holland tegen van Toulon, 437.. Hoe van der Hoeven tegen hem yvert,439. Onveiligheid voor de Patriotten aldaar, 441. Hoe men 'er bet Feest der Omwentel inge viert, Aid. 'sGravenhaage gefchaapenheid van die Hofplaatze voor oproerige beweegenisfen , 347. Afkondigingen daar tegen , Aid. De Rerkleeraars Heringa en Muil¬ man in befcherming genomen en vergund hun Dienst te volbrengen, 348. Ver. fchillende uitftag by hun eerfte prediken , 351. Smaad den Raadsheer Baalde ongeftraft aangedaan, 353. Aanduiding van andere oproerige bedryven, 354. Gerugten wegens Geweeren en Stroppen by de Patriotten verborgen , valsch bevonden, 355. Zaaken die de Haagfche Schuttery tot genoegen ftrekten, 357. Staatsen Stadhoudersgezinde Sociëteit aldaar, Aid. Toeftel tot de viering van den Jaardag des Stadhouders, 358. Hoe gevierd, 359, Hoe die der Prinfesfe, 360. De Jaardag der Omwentelinge gedagr, Aid. Beide de jonge Prinfen worden Ridders van St. Joris, 361. Jrf's Haage ingedaagde Perfoonen, Aid. Smeekfchrift van honderd vyf en twintig Haagfche Burgers, 362, Ontfchuldigingen in de Nieuwspapieren geplaatst, 3163. De Schuttery herfteld, 364- Zwaarigheid wegens de Magiftraatsbeilelling in de Hofplaatze weggenomen, 365- Oprigting van het Haagfche Genootfchap voor den Christlyken Godsdienst, 368. Groot (J. Cornets de) aanmerking op diens gedrag, Haar-  BLADWYZER. jJaarlem, Opheldering wegens de geringe fomme te dier Stede op Dank- en Bededagen ingezameld, 134. Voorftel [dier Stad by Staaten van Holland, wegens het volduuren der Oproerig- en Gewelddaadigheden, 176. Gefteltenis aldaar naa de Omwenteling, 382. Vraagen wegens het nieuwe Stads Regeerings Reglement den Stadhouder gedaan, hoe beantwoord, 383. Het Reglement wordt verworpen , 384. Bedankende Regeeringsleden, 385. Oproeping der Burgeren, by de komst der Regeeringsveranderaaren , 381. Verzoekfchrift eeniger Burgeren om aanblyving der Regeeringsperfoonen, 386. Aanmerking hier over, 388. Hoe 't 2elve bejegend wordt, en fchampere taal die Stad deswegen te gemoet gevoerd, 389 Eenige aangeftelde Regeeringsleden bedanken. Nieuwe Regeeringsperfoonen ingevoerd, met een fcherp vermaan , 391. Tergend Gedrag omtrent de Haarlem' mers, 392. Nieuwe Plaatsvullingen. 393. De voorzorg der Regeering komt op kleinigheden neder, 394. Feestdagen daar en hoe gevierd, Aid. Aan- oudende blyken van de atriottifche denfcwvzeder Haarlemmeren, 396. Be-s zwaar dier Stad door het inlegeren des Krygsvólks,, 398. Harris tot het maaken van een Verdrag tusfchen deezen Staat en Engeland benoemd, 13. Lof deswegen aan Harris gegeeven, 22. Vle.iend door hem beantwoord, 25. Eerbetooning hem door 't Haagsoh Gemeen aangedaan, 65. Helmolt (j.) bedankt voor het Regentfchap te Haarlem, 391. Heringa (j.) Predikant in 's Gravenhaage in zyn dienstwerk geftremd, 348. Verzoekfchrift om herfteld te worden, Aid. Getuigenis des Kerkenraads, 349. Verklaaring door hem afgelegd, Aid. Herfteld, 350. Predikt ongeftoord, 351. Scherp en geestig antwoord diens Leeraars ,352. Hertzberg (De Graaf van) diens Lofreden, wegens de Verbintenis tusfchen Pruisfen en deezen'Staat, te wegens het Verdeedigend Verbond tusfchen Pruisfen en Engeland, 45. Helsdinoen (Van) wordt Secretaris der Generaliteits Rekenkamer, 93. Heusden (A. van) Hoofdofficier te Leyden, diens verwisfeld gedrag, 404. Vervolgzugt, 405. Hoeven (F. van der) hoe hy tegen van Toulon yvert, 439. Hof-  BLADWYZËR. Hofstede (P.) diens gevoelen wegens de vereeniging van den Stadhouder in de Souverainiteit van Holland, 289. Holland (Staaten van) hun gedrag omtrent de betwiste Protectie aan de hun gehoorzaamende Officieren , door Gecommitteerde Raaden gewraakt, 108. Amfterdam dringt aan op het houden des gegeeven woords, 109- 1 Hoe zeer de Landsofficieren zich över der Staaten gedrag beklaagan, 113. Aanmerking over dit gedrag, 114. Welk befluit Holland hier op laat doorgaan, 114. Hoe door van Ryssel en diens Lotgenooten beoordeeld, 116. Welk eene fchadeloosftelling Holland in't einde verleende, 120. Op welk een voet de Staaten in de verfterking der Lnndmagt bewilligen, zy willen op den Staat van Oorlog een vaste post ten diende van hetZeeweezen gefield hebben , 124. Gelderlands aanmerking hier op, 126. Brief ten geleide der Gedenkpenningen aan den Hertog van ' Bruns- wyk ,145. Holland (Voorftel by Staaten van) om het onderzoek na de Ondertekenaars der Adresfen enz. aan het Hof op te draagen, 160. Vol' vaardigheid van het Hof in deezen, Aid. Voorflag, des Hofs door Holland omhelsd, 162. Stukken aan het Hof gezonden en meer« dere gevraagd, 162. VoorloopigeRaadflagdes Hofs, 163. Verdere werkzaamheden , 166. Hoe veel kommers zulks baarde by de Patriotten, 167. Amnestie aan de Oranjeyveraarcn gefchonken, .167. Nadeelige uitwerking hier van te wagten, Ï71. Deeze grypt met de daad ftand, 172. De Geest van Oproer, nog woelende, door verfcheideAankondigingeu tegengegaan, 174. Voorftel van Haarlem, wégens het volduuren der Oproerig- en GewClddaadigheden, 176. Nadere afkondiging der Staaten daartegen , 177. Aanmerking op dezelve» 179. Herhaaling der Amnestie aan de Oranjeyveraaren.^M. Lang verwyl eer 'er eene Amnestie voor de Patriotten opdaagde, 183. Voorftel des Stadhouders ten dien einde, 185. Verwyl des Hofs met eenen Raadflag hier op uit te brengen, 190. Raadflag des Hofs, 191. Staatsbefluit op datVerllag gegrond, 192. Nadere bepaaling der Amnestie, 200. Voorftel om buiten de Stadsregeeringen Regters te benoemen, 202. bedenkingen deswegen, 203, Het lot der Uitgeflootenen verfliinrr.crd, 205. Hos men  BLADWYZER. men meer byzonder handelde met eenige Leden van Gecommitteerde Raaden van het Noorder Kwartier , 206. Afkondiging tegen alles, w.\t tot eene Tegenomwenteling aanleidelyk was, 211. Voorftel van Schoonhoven om den Stadhouder terRegeeringsverandering te volmagtigen, 215. Poogingen om dit door Requesten te bewerken, 219. Alkmaar verzet 'er zich het langst tegen, 220. Hoe tot toeftemming bewoogen, 224. Volmagt den Stadhouder ter Regeeringsverandering in de Steden gegeeven, Aid. Voorflag van Hoorn omtrent de Regeering ten P.'attenlande, 226. Van Schoonhoven omtrent de Steden geen flem in ftaat hebbende, als mede van de Leden der beide Hoven van Juftrtie, 229. Eedoeling deezer Voorftellen, 230. Op beiden valt geen Befluit, 230. De Magiftraatsverandering in de Hemmende Steden aan Bentinck en Meerens opgedraagen, 231. Zie verder Regeeringsverandering. Eedvordering op de Conftitutie, en wat des voorviel, zie Eedvordering. Magtsverbreeding in de verkiezing der Stedelyke Regeeringe verleend, 301. De Ridderfchap des niet voldaan, 302. Van de Spie¬ gel wordt Raadpenfionaris, Zie van de Spiegel. fïnn- ftig oordeel over de Finantien van Holland. Eene geringe Geldheffing neemt niet op, 322. Uitfchry. ving van den vyf en twintigften Penning, 323. Hoe dezelve beoordeeld, 325. Redenen voor die Uitfchryving gegeeven, 326. Aanmerkingen daar op gemaakt, 328. Klagten van Holland over de Geldopbrengingen der andere Gewesten, 331. Bepaalingen wegens het Publiek Gebed, 335- Voorftel van Schoonhoven, wegens gemaakte veranderingen in bet Godsdienftige, 337. Aanmerkingen op dit Voorftel, 339. Bedoeling van 't zelve, 34° Voorftel wegens het houden van het Synode te Breda, Aid. Staatsbefluit ten opzigte van de Haagfche Predikanten Nieuwland en Frieswyic ingetrokken, 352. Rellislen het hangend Gefchil over het Schoutsampt te Delft, 373. Laaten hec regterlyk onderzoek der daar ter Stede befchuldigde Burgeren aan het Hof over, 37ö. Voorftel der Regenten van Haarlem, ten opzigte van het Regeerings Reglement dier Stad, verwerpend beanrronn^f «o. Hoop (Van der) wordt The- faurier Generaal, 91, Hoorn (Voorftel der Stad) omtrent  BLADWYZER. trent deRegeeringsverandering ten Plattenlande ,227. Bedoeling van't zelve,230. 'Er valt geenBefluit op, Aid. Hubkecht, Burgemeester te Leyden, diens haatlyk gedrag , 403. JYalkreuth (De Generaal van) aanvaardt het bevel over de Pruisfen aan de Overtoom, 140. Kloek, wat hem als Gecommitteerde Raad van het Noorder Kwartier bejegent, 208. Levert een vernederend Verzoekfchrift in , 209. Komt van zyn gedaanen ftap te rug, Aid. Vonnis over hem , 210. Koek (J. T.) bedankt voor het Regentfchap te Haarlem, 391. Kreet (H. A.) verzoekt, met een flegten uitflag , in de Amnestie begreepen te worden, 467. Landmagt (Voorftellen ter verfterking van de) 121. Landofficieren, Befluit ten opzigte van de zodanigen, die zich aan de overtreeding van den Eed aan de Generaliteit hadden fchuldig gemaakt, ic6. Het ge' drag der Staaten van Holland omtrent de betwiste Protectie aan de hun gehoorzaamende Officieren , door Gecommitteerde Raaden gewraakt, io8*< Amflerdam dringt aan op het ge- ftand doen des gegeeves woords, 109. Niet ongunftig verflag van Gecommitteerden tot de Krygszaaken, ui. Op welke gronden 't zelve deunde, 112. Hoe zeer te OfhVeren zich des beklaagen. 113. Zie voorts Holland, lianvonnisfen verfcheide Land-en Zeeofficieren aangedaan, 11 7- Leefdaal (R. Suljard de) wat deeze Collonel wedervoer, 118- Zyn Vonnis, 119. Zyn gedrag by zyn gaan uit de gevangenis, Aid. Lestevenon (W. A.) als Minister Plenipotentiaris uit Brusfel te rug geroepen, 76. Leyden (Woelingen in) 399. Regeeringsverandering aldaar, 401. Aanmerkingen gevallen op eenige daar aangeftelde Regeeringsleden , 402. Haatlyk gedrag van twee deezer, 403. 't Gedrag des Hoofdofficiers vak Heusden, 404. Pragt der Feestvieringen, 406. Leyderdorpers (De) flaagen niet in eene Regeeringsafzetting, 406. Lynden (De Baron van) uit zyn Gezantfchap aan het Hof te Londen te rug geroepen , 62. M. Marcel, Leeraar te Ryswyft, gebannen , 416. Maron fchryft over den inval  BLAI3WYZER. Val der Pruisfen, 47. Wordt in zyn dienst als Capellaan van Ambasfade gefchorst, en legt zyn Ampt neder, 75. Marum (M. van) bedankt voor het Regentfchap te Haarlem, 393. Merens (D.) aan hem wordt door zyne Hoogheid de Regeeringsverandering in Holland opgedraagen, 231. Character van dien Heer, 233. Zie verder Regeeringsverandering in Holland. Merró (De) Leeraar te Sprang, gebannen, 416. Muilman (W.) Leeraar in 'sGravenhaage, leevert een Verzoekfchrift om veiligheid en het hervatten zyns Ejienstwerks in, 348. Verkiaaring door hem afgelegd, 349. In zyn dienstwerk herfteld, 350. Geboord by het doen zyner eerfte Leerreden, en mishandeld, 351. Zeggenzyns Amptgenoots Heringa ten zynen opzigte, 352. - N. Ïn agel (De Baron van) tot Gezant aan't Engelfcke Hof benoemd, 64. Nieuwland Predikant in 'sGravenhaage, een befluit van Gecommitteerde Raaden ten zynen opzigte ingetrokken, 352/ Noorder Kwartier (Byzondere handel wyze met eenige Leden van Gecommitteerde Raaden van htrL) gehouden, 206. « XX. DeSL. Onderdewyngaard ( C.) verandert van Party, 273. Zyn gedrag ten opzigte van F. W. Buyser , 379. Oud Beierland, wat 'er naa de Omwenteling gebeurde ten opzigte van de Öranjegezinden, 4231 r% P. Pagenstecher, Stedehouder van Rhyniand, voorbeeld zyner verdrukkinge, 407. Paulus, (P.) 'Van de Spiigel op diens verwydering bedagt, 77. Brief, welke aanleiding gaf tot zyne afzetting, 78. Last tot oriderzoek aan den Fiscaal van -der Pot gegeeven , 79. In zyn. post gefchort, 80. Zyne Aanfpraak by den Zeeraad, Aid. Nadere aandrang van den befchtildigden , 84. Brief om afdoening aanhoudende, 85. Befluit ter Afzettinge by hun Hoog Mog. tegen hem genomen, 86". Zyne Affcheidsbrief, 88. Bedenkelykheid wegens zynen Opvolger Van Teylingen, 91. Pot (C van der) diens goe' deren te Hondsholredyk gelegen in beflag genomen, en hy ingedaagd, 356. Priest (De St.) Aanmerkingen door hem ingebragc, op het Verdrag met Eng»* land geflooten, 41. Overlast door 't Haagsch Ge- G g ' rnecn  S L 5l D W y z E r. meen hem aangedaan, en beklag deswegen, 6SNieuwe belediging en herhaalde klagten, 67. Voort2etting deezer zaake, Aid. Berigtgeevingen van het Hof van Juftitie, 68. Van Schepenen en Raaden van 's Gravenhaag!, 60. Hoe men in Frankryk des oordeelde, en eisch om voldoening, 70. De Afgezant dringt daar op aan, 71. Ontwykend Antwoord van hun Hoog Mog. en verklaaring Van de oorzaak, 72. Vertrek deezes Afgezants, 73. pruisfen, Voorftag van Utrecht om eene Verbintenis tusfchen dit Ryk en deezen Staat aan te gaan , 8. De Baron van Rheede benoemd om dezelve te bewerken, 13. Inhoud der Verbintenisfe, 25. Finkensteins oordeel over deeze Verbintenisfe, 31. Hertzberg Lofreden daar over, 32. Beoordeeling dier- Verbintenisfe, 36. Sluit een Verdeedigend Verdrag met Engeland, 44. Welk een lof Hertzberg daar aan geeft, 45. Slotbedryf des Pruisjïfchen Invals, 135. Verzoek dat eenig Pruisfisch Krygsvolk in den Lande mogt blyven, 139. Inlegering van 't zelve, Aid. Beroovingett en Wegvoeringen, 140. Wat de Heer Pfau ^des bekent, 141. Verklaa¬ ring van eenige Pruisfifcfts Officieren, 142. Voorliet om de Pruisfijche Krygslieden een gefchenk in geld te doen, volvoerd, 142. Gedenkpenning ta Berlyn op deeze gebeurtenis, 144. Gedenkpenning hier te Lande voor den Hertog en anderen vervaardigd , Aid Brief tot geleide van die Penning, 145. Dankzegging door den Heer van Rheede aan den Koning wegens het Volvoerde in deeze Gewesten, 147. 's Konings Antwoord, 149. Het vertrek der Pruisfijche Krygsbenden uit deeze Landen, 150. Pyl, Schout te Alblas, na Dordrecht gevanglyk weggevoerd , 424. I^oarlês (De Coramis) genoodzaakt te bedanken, 96. Reguxeth (D. A.) houdt in 'sHaage eene Hisrorifche Redenvoering, 361. Regeeringsverandering in Heiland voorgeflaagen en bewerkt , 215. Zie voorts Staaten van Holland.. Bentinck en Meerens daa* toe benoemd door zyns Hoogheid, 231. Character dier be de Heeren, 231—234. Door welk eene invloed beftuurd, 23f. Zy houden zich niet aan hun last; maar treeden dierj te buiten; Aanmerkingen bier over, Altt. Hoe zy haft-  BLADWYZER. Bandelen in de Afzetting, 236.. Hoe in de Bekendmaaking , 237. Aanmerkingen deswegen, 239. Rheede (De Luitenant van) begiftigd, wegens bet overbrengen der Bekragtiging des ïractaats met Pruisfen, 32. Rheede (De Baron vak) wegens deezen Staat benoemd om eene Verbintenis met Pruisfen te bewerken, 13. Hoe hy Finckeksteins taal, by de voltrekking, beantwoordt, 32. Gefchenk Van den Koning aan deezen Gezant, 36. Aanfpraak aan den Koning van Pruis- Jen tot Dankzegging voor het gedaane in deeze Ge¬ westen, 147. s Konings Antwoord, 149. Rotterdam, Rustbewaaring aldaar beloond, 242. Die rust zo groot niet als men opgaf, 443. Schennis aan het Huis van Burgemeester Elzevier gepleegd, 445, De Pruisfen by hunne uittocht begiftigd, 446. Hun gedrag te Rotterdam ontvouwd , 447. Befluiten by de Regeering weder aanvaardeuden Raad genomen , 450. Magiftraatsbeftellingaan zyneHooghpid gezonden, 451. Antwoord van den Stadhouder, Aid. Verkiezing door hem gedaan ,451. Verklaaring der aftreedende Schepenen en Mannen van Schieland, Aid. Last tot onderzoek der Amptenaaren, 453. Afzettingen hier uit gebooren, 454. Bepaaiingen van de Drukpers, 455. Ingediende Bezwaaren by de Regeeringsveranderaaren^tó.Welke aangenomen, welke afgeflaagen worden, 461. Vermaan aan de Rotterdammers, 463. Klagten tegen de Lutherfche Leeraars Book en Scheffers, 463. Regeeringsperfoonen, die vervallen verklaard worden, 465. Aanmerkingen omtrent een en ander der nieuw aangeftelde Vroedfchappen, Aid. Vak Beeeting en Frescarode van vervolging uitgezonderd, 469. Kaat Mossel ontflaaeen en beloond. A7ok De Rotterdamfche Schuttery herfteld, 471. De Jaardag der jonge Prinfesfe gevierd, 474. Die des Stad. houders gedagt, Aid. Komst der Vorstlyke Familie, 473. De Jaardag der Prinfesfe gevierd, ah. Ryssel (Vak) diens beklag over de behandeling hem en veelen zyner Medeofficieren aangedaan, 113. Verklaaring, welke hem en hnn eer aandoet, 116. cheffer Luthersch Leeraar te Rotterdam, bezwaard, 464. Schoonhoven doet het voorftel om den Prins tot de Regeeringsverandering te vol- Gë a magt  BLADWYZER. magtigen, 215. Voordel dier Stad ten opzigte der Regeeringsverandering van Steden geen ftem in Staat -hebbende; als mede van de Leden der beide Hoven van Juftitie; dee  BL ADWYZER. Thulemeyer door van Albensleben als Pruisfisch Afgezant vervangen, 46. Toulon (Verzoekfchrift tegen) door die van Gouda, ' 437. F. v. d. Hoeve yvert vrugtloos tegen hem, 439. Vatebender, Leeraar te Hazarswoude houdt ten naauwen noode zyne Standplaats , 416. Verbintenis met Pruisfen en Engeland. Zie Pruisfen en Engeland. Versciiuuren, wat hem als Gecommitteerde Raad van het Noorder Kwartier bejegent , 208. Leevert • een vernederend Verzoekfchrit in, 209. Vingerhoed , Oud Burgemeester te Rotterdam verzoekt te vergeefsch in de Amnestie begreepen te worden, 467. Voorburg, verfcheide Huizen der Patriotten aldaar geplunderd, 354. Wat een Knegt, die daar een manflag begaan hadt, des wedervoer, 407. Voorda (Bavius) wat met deezen Hoogleeraar ten opzigte van den Eed op de Conftitutie gebeurde, 276 Hy weigert den laatst voorfchreeve Eed af te leg- . gen, Aid. Op welk een grond die weigering rustte, 277. Van zyn HoogJeeraarichap afgezet, 281. pp welk een voet hy aan- - biedt dien Eed af te leggen, 282. Berigt door Curatoren des gegeeven, 283. Bedenkingen van Voorda op dat Berigt, 284. Beraadflaagingen op dit Verflag, 286. Aanmerking van Amfierdam op een ingeleverd Verflag, 286, Voorda doet een naderen Voorflag én aanbod, 29l Afgezet door de Staaten , .292. Aanmerking hier over, 293. Waanen (Vak) Predikant te Katwyk aan Zee,-moet zyn Standplaats verlaatén; doch met behoud van Eere en Wedde, 416. Wallendaal, wat ben als Gecommitteerde Raad van het Noorder Kwartier bejegent , 208. Leevert een veruederend Verzoekfchiift in, 209. Wassenaar Starrenberg verwelkomt den Raadpenfionaris van de Spiegel, 309. Ligt het Groot Zegelbewaarderfchap neder, 321. Wat de deezer gelegenheid met van de Spiegel zyn opvolger voorviel Aid. Welderen (De Graaf van) op nieuw tot Gezant na jonden benoemd, 62. Bedankt, 64. Schadeloosftelling hem toegelegd, Aid, Winsingerode , een Pruisftsch Bevelhebber, diens lpflyk gedrag te Dordrecht, 417. Hoe door de Regee- Gg 3 ring  BLADWYZER. ring door eene vereering erkend, AU. Willem de V. Aanfpraak door Heeckerenvan Sutderas by gelegenheid van het aanbod der Guarantie, 54. Aanmerking over de vermeerdering van zyne Ma.it, 154. Hoe van de Spiegel het Charactervan dien Prins befchryft, 155. Characterfchets door zyne Vrienden van hem gemaakt, J56. Zyn voorftel tot een Amnestie aan de Patriotten, 184. Zie verder Amnestie. Volmagt ter Verandering der Regeering in de ftemmende Steden van Holland hem opgedraagen, 224. Draagt deezen last op aan Bentinck en Merens, 231, Betoonde Magtsverbreeding des Stadhouders in de verkiezing der Stedelyke Regenten, 300. Geeft flegts eqn zeer ont- wykend antwoord op eene vraage betreffende het Niemvp Regeerings Reglement der Stad Haarlem, 383, De Benoeming der Regeering door die van Rotterdam aan hem gezonden , 451. Hoe beantwoord, Aid. Op welk pene wyze hy in die verkiezing te werk gaat, 452. Komst te Rotterdam, 473. 7 Z' /Zeeland agterlyk in de toeftemming om het Erfftadhouderfchap tOteenGrondwet van Staat te maaken, 50. Gedrag dier Provincie in de Benoeming van van Weldersn tot Gezant aan het Hof van Londen, 62. Zoetermeer, P. v. t>. Bosch daar vervolgd en naa zyn dood mishandeld, 408-= 41$. VEIL  VËÜËETERlNfjEW tot hst XIX. Deel onzer Vaderlandfche Historie behoorende. Te meermaalen hebben wy andere inlichtingen, ter wee* finge van misftellingen geplaatst, en doen dit thans, ten op* 2igte van eene en andere byzonderheid in het opgeroeide jongst uitgegeevene Deel voorkomende. Wegens 't geen op bl. 173. voorkomt, „ Te dier Stede i» hadt de Heer Wopho Knoop" enz. tot „ ter tékening „ zoude leggen," hebben wy van de hand diens Burgers .zelve, dit narigt ontvangen. „ Omtrent eene maand, vóór dien tyd, te weeten op den , elfden Mey, refolveerde de Krygsraad der Vry willige s, Schuttery dier Stad , waar van de Heer Wopko Knoop, „ Lid en Secretaris was, in eene extravergadering om een „ Request te ontwerpen, en twee a drie dagen daarna m te ;„ leeveren aan de volle Stadsregeering (de Magiftraat en a Vroedfchnp). Dit Request werd, in abfentie van gemel„ den Secretaris, opgefteld. Volgens verder befluit werd, op 4, dien naamiddag de Schuttery, by Trommelflag, als naar gewoonte, opgeroepen. Op het gewoone Drilveld geko- *» me" zynde, werd 'er eene opene kring geformeerd; teil s, einde de voor- en omftaande Burgers zouden kunnen hoo*' ïfni hct seBn, voorgedraagen zou word«. Het gemelde 3, Request werd aan uien sPCrPraris ter hand ge(feld om i, hetzelve, naar gewoonte, voor teleezen, gelyk gefchied„ de. — Hetzelve tendeerde om de Regeering te verzoe„ ken om zekere Refolutie, ten behoeve van de oude Burgerwagt, twee jaaren te vooren genomen, en tot bezwaar „ der Burgery moetende ftrekken nu niet uit te voeren, ge- 5, lyk de Magiftraat door eene op dien dag gedaane Pub'lica„ tie poogde te doen, voor en aleer, door de ganfche Re„ geering op nieuw zou onderzogt zyn, of de voorige rede. a, nen als nog exifteerden, en dat; die uitvoerjnge nu nog s, noodzaaklyk was ; met verklaaringe, dat zoi.der dat oi.deri, zoek en toeflemminge de Ondertekenaars zich ongehouden achtten, om aan die Publikatie, de invoering van dat j, middel behelzende, te gehoorzaamen. Hier bjr werd ver„ ders berigt, dat dit Request dien avond en den volgenden i, in de Herberg het Fortuin voor een ieder Schuier en Bur- ger ter tekeninge zou leggen. Deeze zelfde verrigtint, gen gefchiedden, op de voorige wyze, den volgenden „ nacmidJag. Op den vyftienden was die Vergadering der Kegeermg beichreeven. Da Schuttery was weder onder de  VERBETERINGEN. 5, de wapenen gekomen, op de gewoone wyze en plaats, de „ getekend hebbende Burgers in de Kerk, ten einde twee „ Gecommitteerden uit de Schutters en twee uit de Burgers „ te kiezen, om het gemelde Request in te leeveren en „ Rapport uit te brengen. De Schuttery bleef exerceeren „ en paradeeren tot dat 'er Rapport kwam, 't welk inhieldt, „ dat de Regeering het verzoek der Requestranten inwillig" „ de en eene Commisfie benoemd hadt tot onderzoek diee j, zaak, en hier mede eindigde dit bedryf." Ij , * •« De Schryver en Uitgeever deezes Werks willen het gegeeVene Verhaal in het XIX. Deel bl.322. voorkomende „ voor „ zo verre het den Kerkleeraar ten Oevlr betreft, aange- merkt hebben, als niet geplaatst: dewyl zy, door Brie- ven en Informatien van de onwaarheid van 'c zelve over„ tuigd, en door verkeerde opgaven misleid zyn." Zo betuigt de Schryver ook, ten rechten verftande et voorkoming van allen misbegrip, ten aanziene van den Oud Penfionaris van 's Hertogenboscb, Martini, „ dat diens Ver„ haal, den Schryver gegeeven, alleen betrekking heeft tot het geen hem is wedervaaren by de Plundering van 's Her„ togenboscb, en geenzins tot het geen bl. 34S. voorkomt." "'■ "' :■: n * • • "r * ;.. \yA ... 4 • -t : ' ... In dit laatstvoorsttdi'iïc ueei is eene verkeerde plaatzing en onderfchrift van een der Plaaten ingefloopen, dezelve moet ftaan tegen over bl. 332. en onderfchrift zyn, Twee. ep. roerige Soldaaten in 's Bosch geftrafi. BERICHT voor den BINDER. De Plaaten moeten tegen over de volgende Bladzyden ingevoegd worden. Het Portrait van Bentinck tegen over bl. 1230. — Voorda . . 276. De Mishandeling van P. v. d. Bosch 408. Het Portrait van J. Blaauw , , 424.