I   DE REPUBLIEK DER VEREENIG DE NEDERLANDEN. TWEE- EN- TWINTIGSTE DEEL.   D E REPUBLIEK NEDERLANDEN, ZINDS DE NOORD-AMERICAANSCHE ONLUSTEN, behelzende al het merkwaardige v o o r g evallen in de vereenigde nederlanden, tot op den tegenwo ordigen tyd. MET PLAATEN EN POUKTRAITTKIb. DER V E R E E N I G D E TWEE- EN- TWINTIGSTE DEEL; Te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART. mdccxcix.   D Ë REPUBLIEK der VËREENIGDE NEDERLANDEN, TWEE - EN - ZESTIGSTE BOEK. INHOUD. Inleiding. Herinnering aan het ih Friesland voorgevallene. Algemeene Schets, van Frieslands toenmaalige gefteltenis. Een nieuwe Eed op de Conftitutis daar onnoodig gebeurd. Aanmerking deswegen, Strengheid om de Roömfchen van den Landsdag uit te monJleren. Koperen Trommen aan de Schutterden van Leeuwaarden en Harlingen gefchonken. De Luitenant P. Ardesch , met een Gouden Degen, door Gedeputeerde Staaten begiftigd. De Schuttery te Harlingen, met een Eerpenning befchonken. Aanfpraak van den Collonel te Harlingen te dier gelegenheid. De Gewapende Genootfchappen ontbonden, en de Burger Sociëteiten geweerd. Hóe men de Burger Sociëteiten afmaalde. Vernieuwing en verbreeding van het bevel der Voorbiddinge voor het Huis van Oranje. De Leeraar Frans Ernst Schmitz, deswegen gefiraft, Franciscus Hellendoorn Kra- XXII. Deel. A mb& LXIL boek. I  a DE REPUBLIEK DER LXII. boek. jj i y j mer , veel zwaarder. De Hoogefchool te Frahekeir krygt nieuwe Hoogleeraars. Groot aantal der op het Blokhuis gevangen gezetten. Van waar de gevangenen meest - kwamen. Opgave van de Befchuldigingen en Vonnisfen ^ der voornaamflen.' Vönnisferi over Jurjen "Tuinema Philippus Meinsma en Wo-. pko Knoop. Vonnisfen en Geldboetens van yerfchenk anderen. Eenigen tot Geldboeten, en Ballingfchap verweezen. Lyf/lraffe, Opfluiting en Ban anderen aangedaan. Cor- nelis van der BüRG, Op het Schavot geftraft. Ligtere firaffe van anderen. Aanmerking'bverdeezeVonhisfin en Gevangenhoudingen. Het gedrag des Hofs. Twee Heeren Ahasuerus VegElin van Claahbergen en Arend Aulus van Haersjma, maakten hier eené uitzondering. H. L. van Buma te Sneek, in boete foflaagen. Rengers, vervaardigt 'een verzoekfchrift- om vergiffenis voor eenige Friezen* Door Elf Vrouwen getekend. Groot getal der Uitgzweekenen en Ingedaagden. Curatores Bonorum aangefteld. Overgang tot Stad en Lande. Op welk eene wyze de breuke tusfchen de. Stad en de Ommelanden geheeld werd. Ge* lastigden van wederzyden benoemd. Dit werk-, haperd. De Stad geeft deswegen berigt aan hun Hoog Mogenden. Bejluit hier op van de Algemeene Staaten. Aanmaaning tot het hervatten van het werk der Bevrediginge. Reeds gemaakte fchikkingen op de Provinciaale Regeering. Klagten der Ommelander Heeren over die der .Stadt. Schryven der Ommelander Heeren aan zyn Hoogheid. De Stad  VERENIGDE NEDERLANDEN, g "Stad moest Hukken. Afkondiging in Stad tn Lande. Verftag tot het benoemen eener Commisfie ter opfpeuring en ftraffe der Patriotten. Wydftrekkende magt daar aan verleend. Herroepingen van voorgaande Veranderingen. Afkondigingen van het Hof, tegen rustverftoorenisfen. De Ommelander Heeren des gebelgd, gaan dit te keer. Voortzetting van dit gefchil. Aanmerking hier oven De Stad, het Hof en de Ommelanden ver-' eenigen zich m de verdrukking, en laaten de Commisfie na Appingadam voortgaan. ,sHofs hefluit deswegen. Drukkende gevolgen hief van. Vervolgingen daar uit gebooren. Deeze treft inzonderheid de Kerkleeraaren. Byzondere voorbeelden hier van. De Leeraar Gerrit Jacob Georg Bacot, flrekt ten byzonderen. doel der vervolgingen. Plakaat tegen hem. De Commisfie fchryft aan de Bentkeim Steinfurtfche Regeering. Scherp antwoord- dier Regeeringe. Gronden waar op hy voor zyne onfchuld pleit. Vonnis over hem gefireektn. Het lot van J. Fruiïier. Aanhoudende oproerige beweegingen der Orangeparty in de Ommelanden. Voorzorgen en bepaalingen in Groningen, wegens het Oran* je draagen. R. B* Gockinga, over ze* kere uitdrukking-, Oranje betreffende, ernftig onderhouden. Oproeren tn Schennisfen in Groningen- Oproerige bewegingen by de HerIer g de Unie. De Burger Sociëteit verboden. Vonms over Jannes en Berent van Bolhuis. Netelig gefchil hier uit tusfchen de Stadsregering, en de Hooge Juftitü kamer 'kier uit gereezen. Aanmerking op dit gevah A 2 De Üfflïï BOEK»  LXII. Boek Met«ing.1787. 1788. voor- jVïoeilyk valt het, in Je befchryving: der Gebeurtenisfen onzes Vaderlands, by zo opmerkenswaardige Tydvakken, als groote Gebeurtenisfen, in deeze Jaaren voorgevallen, opleveren, eene fcheidpaal te ftellen, die, ten opzigte van alle Gewesten , voldoende is, en dus eenen eenpaarigen voet te hóuden, voor ons gemaklyk, en voor onzen Leezeren gevallig. Doorgaande bragten wy de Gefchiedenis der . byzondere Gewesten, tot de hoogte der daadlyk daargeftelde Omwenteling; zomtyds voerde de zamenhang der niet wel; fcheidbaare Gebeurtenisfen, ons eenige fchreeden verder. In dit geval, 't welk byzonder plaats greep; ten opzigte van •Friesland, moeten wy, de Gefchiedenis verder voortzettende, eene korte herinnering voor- | DE REPUBLIEK DER &c - De Syndicus Tiddens , befchuldigd. Vérjlag in zyne zaak uitgebragt. Van zyn Ampt ontzet. Qmzigtig gedrag der Patriottifche Leeraaren binnen Groningen. Moeilykheden der Leeraar de Blau aangedaan. Welk eene verklaaring men van hem vordert. Hoe door hem beantwoorden waar toe hy komen kan. Brusk afgeweezen. De Kerkenraad fielt zich voor hem in de bresfe. Wordt niet verhoord. Het affchrift zyner Leereeden hen onthouden. Hy dient by deeze een ftuk in, wegens zfne Commisfie, als Correspondent def Zuid-Hollandfche Synode, 'i zelve wordé ingehouden. .  VERENIGDE NEDERLANDEN. 5 vooraf laaten gaan, van het hoófdzaaklyke reeds vermeld, en zamenhangende met het geen nog te befchryven ftaat van de Gebeurtenisfen, welke onmiddelyk naa, en in 't Jaar op de Omwenteling volgende, ftand greepen. < Zo hebben wy, in een voorgaand Deel onzer Vaderlandfche Hiftorie, geboekt de Afkondiging der Amnestie in Friesland; de Befluiten omtrent de Franeker Staatsleden ; het fchryven der Franeker Regenten aan de Staaten, die te Leeuwaarden op 't kusfen gebleeven waren; het. Krygsbewind, 't geen te dier Steede plaats greep; alsmede de diepe vernedering dier Stad befchreven, en de volvoering van dit fchreeuwend ftuk: gepaard met een oogflag op 't geen in eenige andere Steden, onmiddelyk by de Omwenteling gebeurde. (*) Ondanks dit leevert het in Friesland voorgevallene; ingevolge deezer beginzelen eenige, maar veelal zeer ongevallige , ftofFe voor ons Gefchiedboek op. Van . ééne onaangenaamheid zullen wy egter ons zeiven verfchoond vinden, die zo vaak onze pen vermoeide, het befchryven van oproerige beweegingen, met plunderingen vergezeld: Geene noemenswaardige werden 'er gepleegd. De ftrenge maatregelen door de thands meester zynde Party genomen, aan welker volvoering men piet twyffelde, fchrikten allen, die iets eu- (*) Men flaa naa onze' Vader h Hist. XIX. D. W. J5=-i8a. A 3 LXIL BOEK. I787. I788. Herinnering van het in Frieslandvoorgevallene. Alge- meene Schets van Fries- lands toenmaa- lige ge- fteltenis.  é DE REPUBLIEK DER LXH. Boek, 1787. Ï788. euvels in den fchild mogten voeren, af, Naa den korten tyd duurenden, maar geweldigen , ftorm des Burgertwists, hieldt de Gemeente zich ML Veelen althans der vuurigften, der voornaamften, endermeest gehaaten, onder de Patriotten hadden het Gewest geruimd; en viel 'er geen twyfel, of de zo zeer beheinde Amnestie zou>de zo-r danigen, die in Friesland gebleeven waren, wel in de handen des Hofs doen vallen, aan welks doorüaan in het ftraffen niemand twyfelde, en welke waarheid, wy eerlang, in ons Gefchiedblad, met de trefLndfte voorbeelden., zullen geftaafd zien. 1 De aankleeving aan d&Frantc ker Staatsleden, die bykans door het ge-* heele Gewest heen, in meerder of minde., re maate, plaats gegreepen hadt, verfchafte ruime ftoffe om de Patriottifche Grietmannen,-Volmagten,. en Regenten der Steden, voor 't minst, uit hunne posten te weeren, en die te vervullen met lieden van de tegenwoordig heerfchende Party. Eene Party; ,welke zich thans geftyfd en gefterkt vondt door eenigen, die zich nu zo driftig tegen als eenige jaaren, en nog korter, geleden, voo» de Burger Vryheid gedroegen-; doch met den zuurdeesfem der Ariftocratie van den flegtften aart te- zeer t doortrokken waren, om, op den duur, Burger voorftan-? ders te blyven. Zy hebben de les, zo. dikmaals vrugtloos den Burger voorgepre» clikt, voorbeeldlyk herhaald en getoond, da$ mgn dien, voor eene korte wyl, vleit;  VERENIGDE NEDERLANDEN. 1 maar, zyn oogmerk bereikt hebbende,, hun geheel vergeet, zo niet gevoelig i "^Zo min als in het Stadhouderminnend Gelderland, (*) hadt de dien Prins beftendig aankleevende, o£ tot zyn e>, Party wedergekeerde Meerderheid der Friefche Staatsleden, eenigen grond om eenen nieuwen Eed op dé' Conftitutie in te voeren. Zy fpraaken deswegen, omtrent op den zelfden toon, als de Staaten van het.evengemelde-. Gewest. Door hun Hoog Mogenden- des wegen, nevens andere Gewesten, aansefchreeven, gaven de Staaten van Friesland hun, genoegen te verftaan, dat die van Holland weder eene denkwyze aan den dag lagen, overeenkomftig met dé gronden van de Gonftitutie der Zeven Vereenigde Gewesten; maar tevens te kennen , op dat wy hunne eigene woorden bezigen, „ dat, ten deezen opzigte het „ doorgaand en eenvormig gedrag, door „ de groote Meerderheid der hooge Re„: geering in Friesland, altoos indagtig „ aan, en overeenkomftig zynde, met „ derzelver plegtig gedaanen Eed, ge„ houden , in de Troubies, welke zo on„ gelukkig de Republiek hadden gefchokt, „ voor de oogen van alle de Bondgenoo„ ten, en zelfs voor geheel Europa, ten „ aller ontwyfelbaarfte getoond, en aan „ den dag gelegd hadt, hoe zeer de hooge Waardigheden, waar mede zyn Door- lug- (*) Zie onze r<«fc/7. tf/tf. X.XI D.bl. ipa.Copy A 4 }OEKir I787. 1788. Een nieuwe ïed op ie Conti unie 3aar on«> noodig gekeurd.  3 DE REPUBLIEK DER BOEK. 1788. j 3 5 „ lugtige Hoogheid bekleed was, naar de „ overtuiging van hun Ed. G. Mog. wat „ belangt de ganfche Republiek aller„ noodzaaklykst, en wat hunne Provin„ cie byzonder betrof, bovendien als een „ Esfentieel Deel der Conflüutie, en in „ 'sLands Regeeringsvorm ingelvfd, fteeds „ befchouwd waren, en voortaan befchouwd „ moesten worden. Dat de respeftive „ Bondgenooten, over zulks, dien aangaande, door fpreekende daaden, een veel „ fterker grond van zekerheid aan de zyde „ van Friesland hadden; dan immer door „ eenig Declaratoir, hoe ampel ook, kon „ worden daar gefield. Zy voegden 'er nevens „ dat hun Ed. „ Mogende al verder, hoe volkomen af„ keerig ook om zich in het inwendig Be„ ftuur hunner Bontgenooten in te drin„ gen, en vastlyk vertrouwende, dat zulks „ nimmer hier door zou worden gezogc „ of ondernomen, echter gaarne aan de * overige Bondgenooten, zulks begeeren„ de, de Conftitutie en Regeeringsvorm „ zo en in dier voege, die met den „ Erfftadhouder- Capitein en- Admiraal„ Generaalfchap, thans wel wilden gua„ randeeren, en tevens wederkeerig de , Guarantie der Bondgenooten, dien te ,, nevens accepteeren. .. Dat zy, eindelyk, gezien hebbende , de abuizen, welke by zommige Beamp, te Perfoonen in de Generaliteit, en in , zommige Diftriften van dezelve, plaats , vonden, gaarne met de respective Bond- » ge-  VERENIGDE NEDERLANDEN. $ 9, genooten zouden medewerken, en door ?, middel van eenen nieuwen te arrefteeren „ Eed, daar tegen voor het vervolg te „ waaken. (I) Uit welke bronnen dit Friefche Staatsbefluit, op een ftuk van die aangelegenheid, ook ontfprongen zy, meenden zomni^en daar in nog iets te ontdekken van eenen Republikeinfchen geest, in geene der Befluiten van de andere Staatsvergaderingen der Bondgenooten, dit onderwerp raakende, te befpeuren. Wy voor ons, vinden die trekken te flaauw, en te twyfelagtig, om 'er eenige aanmerkelyke waarde aan te hegten. Daarenboven betoonden de Friefche Staatsleden zich zo zeer met den zwymelwyn des thans ten boorde vol gefchonken beekers, gedrenkt, als die van eenig ander Gewest. Niet meer of min dubbelzinnige woorden; maar de onloochenbaare, en aller in 't oog loopende daaden fpreeken. De Uitfchryving tot den Landdag in den Voorjaare van mdcclxxxviii , draagt 'ér blyk van in deeze fchorklinkende ouderwetfche herhaalde taal. „ Dat niemand„ van Paapfche Ouders gebooren, in het „ toekomende, op den Landdag zal wor„ den verkooren; ten ware hy alvoorens Ledemaat vaq de Greformeerde Religie is „ geworden, uitgezonderd de zodanigen, „ die vóór deezen, daar uit geadmitteerd „ zyn (*) Verzam. bym Chalmot V. D.bl. 285—287, A 5 LXL boek; 1787. 1788. Aanmerking des° wegen. Streng« heid om Je Rooni' rchen van ien Landdag ait te tnonfteren.  io DE REPUBLIEK DER lxh. BOEK. I787. 1788, 1 1 < 2 < S „ zyn geweest. Weezende de voor- ,, fchreev'e - Volmagten, die op den Landr „ dag verfchynen zullen, goede .Patriot „ ten, Liefhebbers van de waare Greformeerde Religie, zo als dezelye in 't be„' gin van de Reformatie aangenomen, en „f geleerd is^ als mede van de Vryheid „ des Vaderlands, genegen tot eendragt, „ en die als nog zodanige te weezen, met „ 'er daad bevonden worden. ïuhs Gansch„ lyk vry en onverdagt van alle fuspi„ fien, en eenige gunst tot den Vyand „ van deezen Staat te draagen, of ooit ,, gedraagen te hebben, en ook niet las„ terlyky noch ergerlyk, dan eerlyk en a, vroom van leeven. (*) De ' ' ? w**» j,ö«*«d wiu&éz è§ icv (*) IV. Nederl. Jaarb. 1788. bi. 125. 1 Stugge Onverdraagzaamheid , uit vermeend Staatsbelang gebooren, (traalt, hier geweldig door, by de Heertellende Kerk. In dat zelfde Gewest gaven, ter? deezen jaare, de Doopsgezinden, van ouds voor rtreng bekend, een niet onraeldenswaardig blyk, van, ten deezen. opzigte , veranderde gevoelens, ter gelegenheid, dat zy, in het geval der Dóapsgezin. ien, die zich uit Dantzig in de Staaten vaa Catharina, Keizerin aller Rasfen, als eeu VolkJianting, hadden nedergezet, enden Buitentrouw ïreng weerden, hun gevoelen uicbragten,. om die • msbruik der Kerklyke Tugt, door de Keizein befchouwd als een bron van verdeeldhelen', én onbegaanbaar met den bloei der Volk'■antinge, tegen te gaan. Leezenswaardig is hier >ver de Misjive van de Sociëteit der Doopsgezinde Gemeenten in Friesland, gefchreeven aan de 'üoopsezinde Christenen , die zich uit Dantzig in Rusland ?bben nedergezet, te Leeuwaarden by ToANfias eydel, 1788.'  VERENIGDE NEDERLANDEN, n De Schutteryen der Steden Leeuwaarden en Harlingen, hadden, blykëns het verhaal der laafte en geheel onftuimige Staatsbewegenis, door ons gehoekt, zeer veel toegebragt, om het ontwerp der Patriotten te doen mislukken, (*_) Staaten vari Friesland wilden dit erkennend vergelden, met aan de Schuttery der StadLeeuwaardentvf'mtig, en aan die van Harlingen, tien Kóperen Trommels te fchenken. De Staatlykheid, welke derzei ver overgave vergezelde, zette eene hoogere waardye by, aan dit gefchenk. Immers de Gëdeputeerdè Staaten, door den Souverain, daar toe gevolmagtigd, verrigtten zulks plegtig op het Collegie in Fricslands Hoofdftad. Op de groote zaal verfcheenen de Collonels en Bevelhebbers, met hunne Secretaris van Leeuwaarden, en daar naa de Collonel, en eene Bezending • uit de Bevelhebberen, benevens den Secretaris van de Harlinger- Schuttery. Jonkheer Lamoraal, Jöachim 'Johan Rengers, wiens naam in de Friefche Gefchiedenisfen, van deezen en vroegeren tyde, te meermaalen, onder de y verige Voorftanders van den Stadhouder, gefpeld werd, thans Voorzitter te dier Vergaderinge voerde het woord, op deezen zin loopende: „ datzy, door hun H. Ed.Mogenden, de „ Heeren Staateiii, gelast waren, om aan „ deeze Schutteryen het genoegen van den Souverain, over derzejver gedrag, ge9, duurende de onrustige beweegingen in Fries- (*) Zie onze V-aderLHisu XIX. D.bKp^—135, Lxir. BOEK. 1787. Koperen Trommen aart die van Leeuwaardenen Hark gefchon» ken.  i*. DE REPUBLIEK DER LXJF. BOEK. %7%7- . >?83. 5 5 1 » 5 5 # » z z o h B a ï S d n d S d „' Friesland, te kennen te geeven, en ten „ blyke daar van, aan dezelve dit Gefchenk ft aan te bieden. Dat die aanbieding van „ hun. Ed. Mogenden, daar deeze Schutte„ ryen zo loflyk hadden getoond, eerbied .» te hebben voor den Souverain, door , betoonden moed en yver ter be,, waaring van de goede orde en rust,: in , de beide Steden, het doorflaand bewys , opleverde, hoe zeer 'sLands Hooge , Overheid, het gedrag deezer Schuttery, en, van dat van anderen wist en begeer, de te onderfcheiden- Dat dit Gefchenk , een beftendig gedenkteken zou zyn, der , loflyke handelingen deezer Schutteryen, , en voor het vervolg tot een prikkel zou , dienen, om fteeds 's Lands Hooge , Overheid te blyyen lieven en eerbiedi- i gen." (*) ■ Eindigende met een ver- oek, dat door de Collonels, ieder in de ynen * deeze Trommels aan de Schuttery p eene behoorlyke wyze zouden overgeandigd, en het hoog genoegen van hun Ed. log. uit naam van Heeren Gedeputeerden, in 't zelve te kennen geeven worden. —! )ene overgifte met het verblydfte genoeeri ontvangen, en door de Hoofden der lis gunftig onderfcheidene Schutteryen iel dankzegginge beantwoord. Groot was 8 Zegepraal der begiftigden in beide de :eden, op die Eeretekenen aan den eenen; ych daar aan geëevenredigd de wrok en fpyt (*) W. Nederk Jaaïb. 1/88. bi. 127.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 13 fpyt van de te ondergebragte Wapengenootfchappen aan den anderen kant. Bovenal moet in Harlingen, by het klein aantal Patriotten, het invoeren dier Trommen geweldigen aanftoot verwekt hebben; doch men liet te dier Havenftad, welker behoudenisfe voor 'sPrinfen party van het ttiterfte aanbelang geweest was, het niet berusten by dit Krygshafrig gefchenk aan de Schutterye. De Luitenant Collonel P. Ardesch, wiens dienst en hulpbetooningen, in de veegde omftandigheden voor Harlingen, en voor geheel Friesland, ten dage der hoogloopende Burgerwoélingen, wy ïn 't breede vermeld hebben genoot eene zeer onderfcheidende eere. Immers beflooten de Gedeputeerde Staaten van dit Gewest, tot het doen vervaardigen vaneen fraayen Gouden Degen; ten einde denzelven, tot een blyk der hooge goedkeuringe , wegens zyn gedrag, hem aan te bieden. Wanneer dit Eer gefchenk vervaardigd, en aan zyne Hoogheid vóóraf vertoond was, die het niet alleen goedgekeurd, maar ook den Heer Ardesch, vergund hadt, dit Zydgeweer, zo wel in als buiten dienst, te draagen, werd hy ter Vergadering van Gedeputeerde Staaten verzogt, om dit gefchenk te ontvangen, 't welk de Voorzitter Eysinga , hem onder het doen eensr aanfpraake overreikte, (-fr) De (*y Zie onze Vaderl.Hist. XIX.D.bl. iea—108. (f) N. NederU Jaarb. 1788. bl. 1418. boek. 1787. I788. P. Ar* desch met een Goudeë Degen begiftigd.  ï4 DE REPUBLIEK DÉR txn. boek. 1788. De Schuttery. te Jaarlingen, met een Eerpenningbefchon. ken. Aan- fpraak ' van den Collonel | te Har- ' tingenby ( diover- j gifie. j 9 ■ 9 De volvaardigheid der Harlingfche Schur* tery, werd op eene byzonder uitfteekende wyze, door de. Stads Regeering, beloond , die op Stads kosten een. Gedenkpenning deedt vervaardigen; in Goud voor de Buigerbevelhebberen en in Zilver voor de Schuttery. By de eerfte was eene Verklaaring gevoegd, en werd deeze by de overgifte der laafte voorgeleezen: dezelve luidde: „ Ter belooninge voor onwrikbaare Trou„ we, ter 'altoos duurendë Gedagtenisfe „ van betoonden Moed, een blyk van vol„ maakte goedkeuring der poogingen, die „ tot behoud en verdeediging der Stad te„ gen uit- en inwendige, zo heimlyke als „openbaare aanilagen, door de braave „ Schuttery van Harlingen, in'den Jaare i| mdcclxxxvii, zyn aangewend, worden „ deeze Medailles, met gevoelen van erken- tenis en agting vereerd: naamlyk aan iej der Officier, en den Secretaris, een Gou, den, en aan ieder Schutter een Zilve,, ren, door de Edele Agtbaare Regeerins ,, deezer Stad." 8 By het gebruik der vereerde Koperen rrommen, en het uitdeelen dier Eerepennngen, deedt de Collonel der Harlingfche Schuttery, aan zyne Medebevelhebberen, Dnderofficieren, en de Leden der Schutteye, die in den voorleden Jaare gediend ladden, deeze Aanfpraak: „ 'Gylieden hebt j zo aanftonds gehoord, dat onze verrig, tingen, in den jongst afgeloopen Jaare, i toen onze Stad, door in- en uitwendige, , zo heimlyke als openbaare aanflagen ge- „ dreigd  VERENIGDE NEDERLANDEN, f5? & dreigd wierd, de goedkeuring van hun „ Ed. Mog. de Heeren .Staaten deezer Pro„ vineie, onze wettige Souverainen, en de Regeering deezer Stad, hebben wegge,, draagen, en ten blyke daar van, deeze „ onze Schutterye, door beiden, metopen„ lyke erkentenisfe en Gefchenken, ter vereeuwiging dier Daaden, zyn ge„ kroond geworden. 4—1 Wel aan dan, „ Edele Manhafte Heeren Officieren, On- der-Officieren en verdere Leden deezer „ Schuttery, ontvangt die Gefchenken dan ook als blyken van erkentenis; bewaart ze daar toe tot een eeuwig gedenkteken, ^, en laaten ze ons alleen tot een fpoor„ flag verftrekken, om, in het vervolg, „ by diergelyke (doch onverhoopte) gele„ genheid, ons, opgelykewyze, van on- „ zen pligt te kwyten. Laaten wy „ den aangenaam en Vrede, de zo noodige „ Eensgezindheid, altoos beminnen en be„ vorderen; dan zullen wy, ten allen ty„ de, overeenkomftig het oogmerk onzer „ inrigting, werkzaam zyn, en een goed „ Geweten voor God en onze Medebur5, gers behouden! (*) Met den aanvange van Herfstmaand des Jaars mdccLxxxvii, hadden de Staaten van Friesland de Gewapende Genootfchap-j pen verboden. Een verbod van geen alge , meen (*) De Gedenkpenning vertoonde, aan de eene zyde, het Beeld der Vryheid, draagende in de regserhand de Hoorn des Overvloeds, en fteunende op een Pedeftal; ia de (linkerhand heeft het den Hoed: voorts wordt die Beeld belaagd , door eenige Mon- lters, lxiu BOEK.' Ï787- i?88. De Ge< rapende Jenootchappenmtbon-  iê DE REPUBLIEK DÉR LXIL SOEK. 1787. 1788. den en de Sociëteiten geweerd; lïde men de Burger-Sociëteitenafmaalt. meen werkende kragt, zo lang de Staaten van Friesland, te Franeker vergaderd, in weezen waren, die, byeen tegen overgeftelde Afkondiging, deeze Genootfchappen in fchut en fcherm namen (*); dan dit gebelde verbod kreeg, met de daad klem en. werd volvoerd naa de zegepraal der Leeuwaarder Staatspartye. Met deeze Ontwapening was veel; doch, in hun oog, op verre naa, alles niet afgedaan. De BurgerSociëteiten, in dit Gewest eerst gebooren(f) en onder den naam van Fraierniteiten bekend, beftonden nog, genoegzaam geheel zamengefteld, uit Leden van de ontbondene Wapengenootfchappen, en voorts uit Perfoonen, die, onder deeze en geene benaamingen, het hunne tot in ftandhoudingvan dezelve bydroegen. Ook die doorn moest uit den voet getrokken , en verwylde men daar niet langer mede, dan tot in den aanvange van Slachtmaand des Jaars der Omwentelinge. Wanneer Staaten van Friesland^ de Fraterniteiten, en foortgelyke Gemeenfchappen, be- fchree- fters, uit den grond opkomende, die door den Gewapenden Arm worden afgeweerd. — Aandekeerzyde, vertoont de Penning eenig Wapentuig met dit Oiiderfchrift: De Vrybeid Staat en Stad Door Muitzugt aangerand, Ontftak der Schutfren moed Voor 't kwynend Vaderland. (*) Zie onza-Vadert. Hist.XIX. D. W.69—7%„ Cf) Zie onze Vaderl. Hist. V. D. bi. 162.  VERENIGDE NEDERLANDEN, xf fchreeven: „ als opgericht door Menfchen •9, van geheel ondericheidene klasfe, waar van de aanzienlykfte in rang en vermoj, gens veilig veronderlïeld konden wor- den, een ander oogmerk te hebben ge„ had, dan om eenvoudig een geflooten Gezelfchap, met allerlei rang van Men- „ fchen, op te rigten." Met byvoe- ging „ dat deeze van huh befchouwd wer„ den, voor ongeoorlofd en nergens an9, ders toe .kunnende ftrekken, dan om de rustverftoorende en verderflyke Bewee- gingen, welke het Vaderland op den „ rand des verdërfs gebragt hadden, te „ voeden, en leevendig te houden. Zy merkten daarenboven op, ,, dat, door die „ afgezonderde Byeenkomften, zeer veele „ Lieden, uit diegroote klasfe, wiernyve„ re werkzaamheid voor een Gemeenebest, „, om wel te beftaan, onontbeerlyk is, uit „ hunne huizen en van hunne bezigheden en bedryf werden afgetrokken, en dat „ het nadeel, daar door aan veele Huisge„ zinnen wordende toegebragt, de voor„ zieninge van 'sLands Hooge Overheid, „ voor het toekomende, allernoodzaaklykst „ maakte, ten einde een ieder, van wat „ ftaat hy mogt zyn, zo veel mogelyk, „ daar toe te bepaalen, dat hy door zyne noeftige arbeidzaamheid, en een verdub5, belden vlyt op de zaaken van zyne Ne- gotie, Winkel of Handwerk, de nu ver„ vallen, doch alzins noodige bron van al* „ gemeen beftaan, en welyaart hielpe her- ftellen en vermeerderen." Te deezer XXII. Deel. B oor* LXII. BOEK. I788.  tS DE RÉPUBLIEK DEK LXiL SOEK. I787. 1788. Vernieuwing en verbreeding van hec bevel der voorbiddinge oorzaaken hadden zy goedgevonden, „ al„ le de bovengemelde Fraterniteiten en Ge„ 'meenfchappen, welke zëdert de oprigting der voorfchreeven beftaan hebben* „ de Exercitie Genootfchappen, Corpfen enz. aangegaan en opgerigt waren, zo „ ten [Piattenlande, als in de Steden, te vernietigen, met last aan een ieder, om „ zich voortaan van zulke Byeenkomften „ te onthouden, op bedreiging van, als „ Overtreeders van 's Lands Wetten, en ftoorders der Gemeene Rust, te worden „ geftraft." Ten flotte deezer Strafdreigende Aankondiging , voegden zy 'er nevens een bevel 9 om, 't geen die Gezelfchappen, in Gemeenfchap mogten hebben, te fcheiden, en te dee-^ len. en daar van, binnen den tyd van drie maanden, aan de Geregten en Magiftraaten behoorelyk bewys te toonen. Binnen dien zelfden tyd, werden zy desgelyks gelast, de 'Huizen, tot die Byeenkomften gediend hebbende, indien dezelve aan de .Leden in eigéndom toebehoorden, te verkoopen, onder bedreiging dat zy anders, van 'sLands wege, aangeflaagen en verkogt zouden worden. (*) Door dusdanige voorzieningen, op den zelfden voet als in andere Gewesten ingerigt, oordeelde men den wortel der Patriotterye, dat haatlyk en hoogstfchadelyk ge-; keurd gewas, uit te zullen rooijen, of alles te verdelgen, wat daar aan op nieuw eenig voed-< , O Verzam. By az Qumor II D.bl.210—.221*  VËRËN1GDE NEDERLANDEN» 19 Voedzel zou kunnen geeven» — Van den anderen kant was men bedagt op middelen, i om aan dè denkbeelden, der thans heerfchende Partye bevordering, kiemen gewigt by te zetten. Men nam, gelyk elders in den Lande, de handhaaving van den open-1 baaren Godsdienst te hulpe. Naa een be- J klag, dat ten aanzien van het bidden voor 'sLands Overheid, in de Publieke Kerken van Friesland, aan de daaromtrent gegeevene bevelen niet voldaan; maar zulks door eenige Leeraars geheel naagelaaten werd, terwyl zommigen, het gedeeltlyk deeden, en het by anderen met willekeurige veranderingen en verfchikkingen gefchiedde, vernieuwden de Staaten het oude Voorfchrift, met invlegting van zodanige veranderingen, als zy oordeelden, dat de tegenwoordige toeftand van zaaken vorderde. Deeze beftonden meest in eene breedfpraakige vermelding van den Stadhouder, met opnoeming van alle diens Waardigheden, van Mevrouw dePrinfesfe, en het ganfche Vorstlyke Huis* Dit ging gepaard met aanfchryving aan de Geregten van Grietenyen en Steden, om naauwkeurig toezigt te houden, op de volbrenging van dit vernieuwd en in zo verre veranderd voorfchrift. (*) Dit toezigt bleef niet agter wege. Twee ] fpreekende voorbeelden weezen zulks uit. ' Frans Ernst Schmitz, Kerkleeraar te] Finkum en Hyum, in de Grietenye van j Leeuwarderadeel, werd verklaagd in allen deele (*) NrNederl. Jaarb. 1787. bl. 5800. B 2 LXir. ! O K k; 1787. 1788. 'oor het -luis van 3ranje. 5e Leerar F. E. ■ CBMITZ !es getuft.  2© DE REPUBLIEK DER LXlï. b0ük. I788. f. ii Cramer. veel zwaarder. deele niet aan dit voorfchrift voldaan, doch daaromtrent willekeurig, en naar eigen goeddunken , gehandeld te hebben. Ten teken, hoe zeer*de Gedeputeerde Staaten 'er opgezet waren, dat de daaromtrent gegeevene Bevelen ftiptlyk werden naagekomen, en daar mede niet volgens willekeur gehandeld, werd deeze Leeraar, voor den tyd van zes weeken, in zynen dienst gefchorst, en zyne Bezolding, geduurende dien tyd ingehouden. (*) Erger liep het af met een ander door hun gefield voorbeeld. De Kerkleeraar Franciscus Hellendorn Cramer, de Dorpen Suawude en Tietjerk bedienende, befchuldigd van niet alleen zich, ten aanziene van het bidden, ongehoorzaam aan de ftellige bevelen gedraagen; maar ook, in ftede van dat Gebedsvoorfchrift, in zyne Gebeden de hoonendfte en rustverftoorendfte uitdrukkingen gebezigd te hebben. Dewyl hy, in zyn verhoor, zich niet hadt weeten te zuiveren , van de befchuldigingen tegen hem ingebragt, en Gedeputeerde Staaten, gelyk zyfpraaken, „ inaanmer- king namen, het te eenemaal verderflyke „ voor de algemeene Rust, en het' gevaarly„ ke, 't welk 'er ligt om Leeraaren in dienst „ te laaten, die openlyk, en met veragtinge „ van de Bevelen van 'sLands Hooge Re„ geering, het hoogwaardig Ampt vanBe„ dienaaren van Gods. woord én die de Leer des Vredes misbruikten, om hunne Toe- „ hoorei) N. Neierl Jaarb. 1788. bi. 1407,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 21 f, hoorders veragting voor den Souverain, „ en ontrustende beweegingen in te boeze„ men; waar van de gevolgen niet anders „ konden zyn, dan de berokkening van „ het ongeluk van Toehoorderen, die zwak ,, of verkeerd genoeg mogten zyn, om aan „ zulke gevaarlyke en rustftoorende uit„ drukkingen eenig gehoor te geeven, en „ in plaats van kalmte in ontruste gemoe,, deren te wege te brengen, dezelve meer „ en meer aan te zetten, en daar door „ het heil van den Lande, en deszeifs goe„ de Ingezetenen, op het verderflykst, te „ ondermynen en te benadeelen," — werd hy, „ ten einde, in dit veruitziende ge„ val, een Exempel, ten affchrikvoor an„ deren gefteld, en de bevordering van de „ rust en kalmte onder 'sLands Ingezete„ nen daadlyk mogt bewerkt worden, on„ vervanglyk de Actie tegen denzelven, „ voor den Hove van Juftitie kunnende „ worden geëntameerd, van zyne Bedie„ ning als Leeraar gedeporteerd;'met uit„ druklyk bevel, om zich van den Predik- ftoel, en van alle deelen des Leeraar„ ampts in Friesland te onthouden, (*) Het verlies, 't welk de Hoogefchool te Franeker geleden hadt, door de verwydering van vier Hoogleeraaren (f) zogt men re vergoeden. Naa vrugtlooze poogingen Haagden de Bezorgers dier lydende Hooge- fchoo-? (*") N. Nedcrl. Jaarb. 1788. bi. 14.10—1412. (t) Zie onze Vadevl. Eist. XIX. D. 'bi. jsj—agk B 3 LXIL BOEK. 1787. I788. Hoogieeraarese Fra-  sa DE REPUBLIEK DER LXII. Boek 1787. 1788. Groot aantal der op het Blok huis gevangengezetten fchoole (*) en werd, in zo verre het leed dier Academie - Stad geboet; fchoon haar de aangewreevene fmette van Oproerigheid bleef aankleeven, door de in de Kerk ten voorbeeld gefielde Stadspoorten. Hoewel veelen der hevigfte Patriotten Friesland geruimd hadden, en de Hoofdbelei_ ders van de Staatsvergadering te Franeker ' gehouden, zich buiten het Friefche Grondgebied bevonden, was het getal der ge.bleevene Patriotten zeer groot, en {telde eene Amneftie, met zo veele bepaalingen, hun lot veeg. Zy hadden hier van eene deerlyke ondervinding. De Omwenteling daar zynde, ving het vatten en op 't Blokhuis te Leeuwaarden brengen, met allen ernst aan. Eer het jaar dier gebeurtenisfe ten einde was, hadt men 'er twee- en- veertig Friefche Burgers geplaatst; men vermeerderde derzelver aantal in 't volgende, met nog zes. Dus beiloot die Friefche Kerker, een aantal van acht- en- veertig, allen als Staatsgevangenen daar geplaatst, en te midden van het onzeker lot, 't welk hun over 't hoofd hing, in dat angstvallig verblyf, gelyk een der Lorgenootën van dien Staatskerker zich uitdrukt, „ dikwyls geplaagd ,, door de nukken van eenen fchraapzug„ tigen Cipier." De toefpraak hunner Vrienden, die dikwerf, op daar toe geftel? de tyden, den pligt van de Gevangenen te bezoeken volbragten, mogten zy genieten, ep daar uit eenige opbeuring fcheppen, in den. (*) N{ Neder!, J«arb< 1788, bh 359,' 1036,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 23 den anders afgefcheiden en drukkenden toeftand; terwyl het vertrek dier bezoekeren,] weder van nieuwe opfluiting gevolgd, de wonden van het gemis der Vryheid, op nieuw deedt gaapen. Meermaalen hoorden wy de verhaalen van zommigen, die deezen Vriendenpligt herhaalde keeren volbragt hadden, vol ontroering. Onder dit aeht- en- veertig tal Friefche' op het Blokhuis gezette Burgers, telde men • 'er negentien uit de Stad Franeker, tien' uit Bohwaard, drie uit Hindekopen, üegts twee uit Leeuwaarden, en een tweetal uit nog drie Dorpen, voorts uit eene en andere Stad en Dorp, üegts één. Men kan hier uit opmaaken, dat de beide eerstgemelde Steden, het diepst in deeze burgerdruk deelden, gelyk zy ook zich de vuurigfte betoond hadden, in de door hun verdeedigde, doch nu geftrafte zaak. Eén dier Gevangenen, en vervolgens geftrafte Burgers, heeft ons eene naauwkeurige Naamlyst medegedeeld van die met hem daar gekerkerd zaten, met eene korte opgave van derzelver Befchuldigingen en Vonnisfen. (*) Schoon het voor ons Gefchiedblad te breedfpraakig is, deeze Naam lyst (*) Het Werkje, waar in deeze Naamlyst voorkomt, is in Maart 1795 uitgegeeven onder den Tytel: Bydraage tot verlichting van het Algemeen, en hyzotider voor de vrienden van het voormaalig Beffuur, door een verdrukten van het zelve. De naam des Voorberigtfchryvers, onder den Letter W. C. verborgen kan, blykens de Lyst der gevangenen , geen ander weezen dan Wopko Cnooiv B 4 LXIL SOEK.. 1787. 1788. /a n waar le gehangenenneest twamen» Opgave 3 er Befcbuldigingenen Vonnisfender voor. oaam- V ftea,  a4 DE REPUBLIEK DER LXH. Boek. 1787. 1788. J. Tui- nema's vonnis. lyst te plaatzen, die anderzins zulks in verfcheide opzigten verdient, kunnen wy niet voorby, 'er eenigen van de voornaamften uit over te neemen, en by de befchuldigingen hun ten laste gelegd, het Vonnis over hun geftreeken te voegen (*) Reeds den zeven- en.- twintigften van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii , werd Juk jen Tuinema, Eerfte Hopman der Stads Schuttery van Franeker, ten Blokhuize gebragt, en was de eerfte der Burgeren, op die wyze, in verzekering genomen. Hy werd befchuldigd met her, Qnderfchryven van de verklaaring, ten behoeve van de Minderheid der Staatsleden te Franeker vergaderd; met de Ondertekening van den Brief aan Johannes Bergsma, als mede van de Brieven aan de Schuttery te Harlingen (f); van Zitting in het Defenfieweezen , endathy, als eerfte Hopman der Schuttery, en als Commandant der Stad Franeker, gediend hadt. Het Strafvonnis, den achttienden van Wintermaand tegen hem uitgefprooken, hieldt in eene dertig jaarige Verbanning buiten Friesland; (*) Schoon de Vonnisfen tegen de meesten deezer Gevangenen geflaagen, blykens de opgave van den tyd wanneer, buiten het Tydperk. 't welk wy thans befchry ven, loopen , oordeelden wy dit Tyd verfchil aan de eenheid der zaake te mogen opofferen• (f) Wegens de voornaamfte zaaken, waar over die Befchuldigingen liepen, hebben wy te rugge te wyzen , uit het XXI. Deel onzer Vackrlandfcbe Historie , Friesland in 't algemeen en Franeker ia 't byzonder betreffende.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 25 land; 't welke hy ten derden dage te ruimen hadt, en naa binnen daags zonnefchyn de Stad Leeuwaarden te moeten verlaaten. Voorts verweezen tot het betaalen, der kosten van het Regtsgeding. Drie dagen laater, werd ten Blokhuize gebragt Philippus Meinsma , van Leeu-1 waarden, Major van het Battaijon Vrycor-! poristen van Menaldumadeel. De hoofdpunten zyner Befchuldiging, waren de voordragt en tekening van de bovengemelde Verklaaring; het inneemen en in bezitting houden van de Stad Sneek; het in verzekering neemen, en overleeveren van verfcheide Perfoonen; het pleegen van Brutaliteiten op Galamadamme; het in de Wapenen blyven tegen 'sLandsplacaat van den vierden van Herfstmaand, des Jaars mdcclxxxvii , en hetdoen van bedreigingen aan de Gevangenen. — s'Mans vonnis, één Jaar naa zyne Gevangenneeming geftreeken, beftondt in eene Opfluiting in het Blokhuis, op zyn eigen kosten, (mits borge daar voor ftellende,) voor drie jaaren, of anders voor dien zelfden tyd in het Tugt of Rasphuis; en verder tien jaaren buiten Friesland gebannen. Met betaaling van de kosten op zyne zaak geloopen. Met den aanvang van Wynmaand, bragt men op het Blokhuis in verzekering Wopko 0 Cnoop, Burger van Bolswaard. Te dier C naast Franeker fterkst voor de Burgervryheid woelende Stede, Luitenant van de Schuttery, en Lid van het Defenfieweezen der Stad. Deezen werd ten laste gelegd de tekening der meergemelde VerklaaB 5 ring, LXll. SOEK. 1787. 1788. P. Weinsia ge. ronnisd Vonnis ver VV, noop,  26 DE REPUBLIEK DER LUI. BUEK. ï788. Vormisfen en Geld boetens van verfcheideanderen. ring, het bezorgen van het aanplakken der Plakaaten van de Staatsleden te Franeker vergaderd; het in de Wapenen blyven naa den vierden van Herfstmaamd. Elf maanden gezeten hebbende, lag men hem ten laste, het tekenen van verfcheide Verzoekfehriften, aan de Regeering van-Bolswaard; eenige verrigtingen met het Defenfieweezen dier Stad; het doen van Aanfpraaken aan de Burgers, om de Staatsleden te Franeker te doen erkennen, en het gelasten van Leden des Krygsraads, tot de Geconftitueerden te dier Stede. Het leedt tot den elfden van Herfstmaand des Jaars mdcclxxxix , dat hy tot eene tien jaarige Ballingfchap buiten Friesland, en de kosten verwezen werd. Een Dirk Waardenbutig, van Franeker Secretaris van het Fitzgeregt, ten wiens laste men de ondertekening der verklaaring alleen inbragt, kwam 'er af, met eene Inbanning binnen Franeker, voor den tyd van vier Jaaren. ■—- Nys Snellius, een Medeburger dier Stad, nevens hem befchuldigd van die ondertekening, en met deelneeming aan de Brieven, "het Fitzgeregt te Harlingen gefchreeven, moest dit boeten met eene Geldfbmme, van honderd en vyftig Gouden Friefche Ryders. Of, by mangel aan die Betaaling, werd hy tot eene vierjaarige Ballingfchap verweezen. (*) — Diens Stadgenoot Joannes Haitsma, wien men 't zelfde ten laste lei, moest vyf- (*) Een Gouèz Friefche Ryder wordt, meen ik, berekend op drie Gulden dertien Stuivers,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 27 vyf honderd Goudguldens betaalen, of zich eene Ballingfchap van twee jaaren getroosten. Van foortgelyke misdryven werden eenige anderen befchuldigd, en deezen in de boete van duizend, of zes honderd Goud Guldens, geenen tot eene mindere van honderd Goude Friefche Ryders verweezen, of by onvermogen, tot eene zes, vier, twee of één jaarige Ballingfchap veroordeeld. Jan de Hoop, in Workum; Luitenant der Stads Vrywillige Schuttery, befchuldigd met het vatten van een Perfoon, en het in de Wapenen blyven naa den vierden van Herfstmaand, moest dit boeten met tien duizend Goud Guldens, of zich een tien jaarige ballingfchap laaten welgevallen. —— Een Lieuwe Hessels,, van Oostbirum, tot de boete van Duizend Goudguldens, of tot een vier jaarige Ballingfchap verweezen, onderging het laatfte. Geldboete en Ballingfchap te gader treffen een en ander. Zo moest Jan E.1 Scheltema , van Franeker, Raad en Vroed \ fchap in die Stad, wiens befchuldiging be-: ftondt, in zich te hebben laaten welgeval-1 len, de {temming der Burgeren tot Burge- ] meester op hem, in deezen beroerden tyd,' en het daadlyk bekleeden van dien Post, als mede dat hy, in die hoedanigheid, zich hadt laaten {temmen tot Volmagt ten Landsdage, welken hy by gewoond, en verfcheide Plakaaten mede vastgefteld hadt de beta^ ling eener boete van duizend Dukatonnen , en eene tien jaarige Ballingfchap ondergaan» —— TjaaPvD Gererands , van Hinde- LXIL 30 ek. I787. Een en :n der tot 2eld>oete en 3alliii^ 'chap rerwee:en.  28 DE REPUBLIEK DER LXH. BOEK. 1787 1/88. Lyfïïraffe, opfluitingen Ban een en ander aangedaan. I deloopen, Burgemeester en Capitein in het Vrycorps te dier Stede, gingen zwaare befchuïdigingen naa, als dat hy last gegeeven hadt om eenPerfoonte vatten, vervolgens na Franeker gevoerd; dat hy de Sluis hadt toegehouden, om het land onder water te laaten loopen; en in het befluit om byftand van het Defenfieweezen te Franeker te vraagen, hadt medegewerkt, en ook dat Volk ontvangen. . Eerst werd hy, onder een Borgtogt van veertig duizend Guldens, ontflaagen; mits onder opzigt van eenen Deurwaarder, ten zynen koste, te blyven binnen de Grieteny Hemelumer Oldephaart; by laater Vonnis, werd hy voor onbekwaam verklaard, en voor vyftien jaaren geban^ nen. Diens Stadgenoot Adrianus van Loon, Secretaris en Papitein Commandant van het Vrycorps,; met ioortgeIyke zaaken als Tjaard Gerbrands , beticht, werd onbekwaam verklaard, en voor vyf en twintig jaaren gebannen. Lyfitraffe van Geesfeling, plaatzing voor drie jaaren in het Tugthuis, en eene zeven jaarige Uitbanning uit Friesland, was het vonnis van Hoite Peeissel , Vrycorporist van Si. Anna Parochie, befchuldigd net het uittrekken na Franeker, alsmede van geweld aan den Executeur gepleegd, een mis bezet gehouden, en het Volk naa den werden van Herfstmaand gemonfterd te lebben. (*) , Geesfeling en Brandmerk, (*) Men vindt het vonnis ovar hem uitgefp;o.o. en in de N. Nederl. Jaarb. 1788 bi. 705. '  VERENIGDE NEDERLANDEN. 29 merk, met zitting van zeven jaaren in het Tugthuis, was het Strafvonnis uitgefprooken over Pieter Wolters, van Leeuwaarden , wiens befchuldiging beftondt in, zonder eenige kwaliteit, op de Lemmer de Collecteurs gedwongen te hebben, om 's Lands penningen aan de Bezettelingen te dier plaatze over te leeverefft (*) Van de openbaare Strafoefeningen, maakte het meeste gerugt, die den Heere Cornelis van der Burg, Regeerend Burgemeester van Bolswaard, en Capitein der Vrywillige Schuttery, werd aangedaan. Zyne befchuldiging was het tekenen van meergemelde Verklaaring; in het gewapend blyven naa den tienden van Herfstmaand, en boven al in eene ftandvastige erkenning, van de Staatsleden te Franeker vergaderd voor den éénigen wettigen Souverain van Friesland; en dat hy, in de Vroedfchaps vergadering, den vier- entwintigften van Herfstmaand gehouden s op het voorftel van Dirk van Geelkerken , geraadpleegd zynde, of het niet beter ware, om de gedaane erkentenis der Staatsleden te Franeker, in te trekken, en de Staaten te Leeuwaarden daar voor te houden, en te eerbiedigen, de daar van ontvangene Publikatie te doen afkondigen en ten uitvoer brengen, het Defenfieweezen der Stad Bolswaard,. uit elkander te doen gaan, en van hunne ver- plig- (*) Zie 'diens Vonnis in de N. Neder/. Jaarii «788. bl. uoo. LXIÏ. IGEKr 1787. I788. C. v. »i Burg jeftrafc*  go DE REPUBLIEK DER Lxih boek. IJ 'ó'di ¥i oete behagen.  34 DE REPUBLIEK DER LXIL BOEK. 1737. 1788. Rencers vervaardigteen verzoekfchrifcom vergifFenisfevoor eeuipe Friezen. Een fterk fpreekend voorbeeld deezer handelwyze, doet zich op in 't geen den Drukker H. L. van Buma, teSneek, van we^ gen deezen overkwam. Van zyne Drukpersfe was eene enkele naamlyst- in 't licht gekomen, getyteld, Lyst der Gevangenen , om de taak des Vaderlands, op het gedemolieerde Blok- of' Gevangenhuis te Leeuwaarden. Hy werd, by opene Acte, op de groote Vertrekkamer van Gedeputeerden gedagvaard, en wegens het Drukken en verkoopen, van de dus getytelde Lyst onderhouden. Beide bekend hebbende, werd hy onmiddelyk veroordeeld, tot eene boete van honderd Gouden Friefche Ryders , ten behoeve der Heerlykheid van den Landfchappe, binnen veertien dage te betaalen, op ftraffe van Executie, boven de kosten van de opene Acte, met eene allerernftigfte aanbeveeling, om zich, in het toekomende, van het drukken en verkoopen, van dergelyke ftukken te onthouden, onder bedreiging van zwaarder ftraffe. (*_) De Friefche Burgers, op het Blokhuis in dien akeligentoeitandzittende, bleeven, ondanks het fammelen der Regtsvorderingen, de bedreigingen van Regters of Fiscaals, de aanzoeken van Naastbeftaanden, de Vonnisfen van eene veeljaarige Gevan enis, en wat ook andere beweegreden en van dringenden nood, in andere Gewesten byzommigen in dit, tydsgewricht mogen uitgewerke hebben, ftandvastig. Geen blyk is 'er vooe han- C*) Verzam. by de Chalmot VIII. D. bL 37* ,  VERENIGDE NEDERLANDEN. g$ handen, dat iemand hunner een flap van vernedering, om gunst- of genabetoon gedaan heeft. Eene ftandvastigheid, die den vervolgeren wee en leed deedt, en aanzette om de teedere liefde van raadlooze Vrouwen, Moeders of Kinderen, voor hunne Egtgenooten, Zoonen of Vaders te misbruiken; om de zodanigen ten minsten eene gedwongene erkentenis van fchuld af te persfen, hunne gewaande Barmhartigheid, die wreedheid mogt heeten, in te roepen, en des moedig om gena en vergiffenis te fmeeken. De Heer Rengers, ftelde eigenhandig voor eenige Vrouwen een Verzoekfchrift op, en liet haar eene fchriftelyke Verklaaring tekenen, „ datzy 'er hem toe verzogt hadden, 't zelve 5' goed keurden, hem verzogten het dooi? „ eenen der Advocaaten te laaten tekenen, J en ter raadpleeging op den Landdag te „ bezorgen.'* Dit ftuk was van deezen bewaaïingswaardigen inhoud: „ De ondergetekende geeft „ met allen eerbied te kennen, dat, in de oproerige beweegingen, die onlangs te „ Franeker plaats gehad hebben, veroor4, zaakt door eene zich daar opgeworpen, „ en van de Stad meester gemaakt hebben9] de muitzieke hoop, haar Man in zyne „ kwaliteit van Officier van de Schuttery mede gedwongen en betrokken is ge4j worden, om in dezelve te deelen, en „ onder andere, in die voorfchreeve kwa„ liteit getekend heeft, zeker Declaratoir, », waar by hy de zogenaamde Staaten te Ca „ &a* LXII. BOEK. 1787. 1788.  # DE REPUBLIEK DER LXU. BOEK. I787. Z788. /. „ Franeker vergaderd, erkent voor derï ,-, wettigen Souverain, en belooft dezelve 4, tegen een ieder te zullen verdeedigen; „ 't welk dan ook dat ongelukkig gevolg ,, voor haar Man gehad heeft * dat, naa „ die hoop de Stad verlaaten hadt en ont„ vlugt was, hy door den Procureur Ge„ neraal deezer Landfchappe geactioneerd, 9, op order van den Hove daadlyk van „ Franeker gehaald, en op het gedemo- „ lieerd Blokhuis overgebragt is. „ Akelig tooneel! welks herdenking de s, Suppliante met fchrik vervult, daar haar 5, Man, midden in den nagt, van haare zyde is weggerukt, met boeijen, „ gekluisterd, en uit haar arm is ge„ voerd geworden. Ja het is die droevige „ nagt, die haar overal vervolgt, en haar 9, in de grootfte droefheid dompelt; haar ,j huis, haar bed, en de tedere omhelzinj, van haare onnoozele kinderen, alles ver„ meerdert haare fmert, en doet haar wee„ moedig een gezegend leeven kennen, 99 't welk zy weleer onder de Beftuuring „ van eene Geliefde Overheid leidde, en 9, welk nooit was geftoord geworden, had99 den niet eenige Aanvoerders, om hunne 9» oogmerken te bereiken, onnoozele en s, ftille Menfchen aangezet, en genoods, zaakt deel te neemen in hunne fnoode 9j voorneemens. „ De Suppliante zou misfchien, om 99 haars Mans onfchuld aan te toonen, kun„ nen te berde brengen , de onmogelyk» heid, die 'er voor hem was , om zich „ m  VERENIGDE NEDERLANDEN. 37 „ in eene Stad, (als Franeker toen was) „ daar alles met geweld, en volftrekte „ overheerfching behandeld werd, en waar „ de eene Burger den ander, door vrees „ voorbyliep , om zich van de Tekening „ te onthouden. in de tweede plaats „ aanvoeren de Kwaliteit, in welke hy „ alles getekend heeft, en de manier, op „ welke de tekening is toegegaan: daar „ het hem naauwlyks, of niet vergund „ geweest is, iets te leezen, of daar over „ te denken. *— En in de derde plaats» „ daar uit kunnen bewyzen, het weinige „ vertrouwen, 't welk de Oproerige Party „ in hem gefield heeft, daar zy, niet te „ vreede met hem te dwingen in hunne „ maatregelen te deelen, zich boven dien ,, met eene handtekening van hem hebben „ willen verzekeren, en by de Ontvlug-* „ ting zo weinig gewag van hem gemaakt hebben, van niet eens dat papier mede „ te neemen of te verbranden. „ Dan deeze verontfchuldiging, zou a, meer in het Proces tegen den Procureur „ Generaal te pasfe komen. Zy wil, zy „ zal zich alleen aan de voeten van U Ed. Mogenden werpen, en fmeeken van medelyden te willen hebben, met haar „ en haare Kinderen, en de droevige om„ Handigheid te willen overweegen, dat „ zy, hoe onfchuldig ook in het bedryf „ van haaren Man, het zelfde noodlot v egter haar alle te gelyk met haar Man ,? boven 't hoofd hangt, en dat haar Man £ niet kan geftraft worden, zonder dat zy C 3 „ ook Lxir. SOEK» 1788,  33 DE REPUBLIEK DER LXir. BOEK. J787. I788. „ ook mede geftraft, ongelukkig en be* „ dorven wordt. „ Het taay geduld, 't welk U Ed. Mo„ genden tegen de Aanvoerders zo lang „ geoefend hebben; de zagtmoedigheid „ met welke U Ed. Mogenden ook naa dat Oproer veelen behandeld hebben, en waar door U Ed. Mogenden de lief„ de en agting van U Ed. Ingezetenen, „ meer en meer na zich getrokken heb„ ben, dit alles doet de Suppliante hoo„ pen, dat U Ei. Mog. nog wel een goe„ dertieren oog op de Suppliant zullen „ willen flaan, haar Man, als met meerdere fchuldig, zyn daad zult wil- „ len vergeeven. Nooit zou deeze „ weldaad uit haar aller harten gaan, zy „ zouden met zich als ftille en rustige Bur„ gers te gedraagen, en alleen op haar 9, Beftaan en Negotie te letten, aan U Ed, „ Mogenden tragten te toonen, dat zynut„ tige Burgers voor een geiieel bederf „ bewaard hebben, ,, Desgelyks zouden zy, by die Geweldi„ ge Handehyze van die geenen, die niet „ anders dan Vryheid en Voorregten in den mond hadden, vergelyken die Zag$- moedigheid van U Ed. Mogenden, wei,, ke, niet tegenftaande hunne Ingezetenen „ dikwyls vermaand en gewaarfchouwd te hebben, naderhand evenwel hunne mis„ daaden heeft kwyt gefcholden: waarlyk ,, het werk der Godheid ! Gy zyt het al„ leen, die aller harten tot u trekt, en 5, welke de halftarrigfte zelfs noodzaakten „ u  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3© 9, u te lieven en eerbiedigen. Het is in dat „ ftreelend vertrouwen» dat de Suppliante 9, zich wendt tot U Ed. Mogenden, en „ nogmaals fmeekt, het behage U Ed. „ Mog. haar Man, Pardon en Abolitie te verleenen van al het door hem gepleeg„ de." C) Door Elf Vrouwen van op het Blokhuis zittende Burgers, was dit Stuk den vyf- en- twintigften van Wintermaand, mdcclxxxvii getekend, (f) Deeze Tekenaaresfen, vergeleeken met de boven gebruikte Naamlyst, met de bygevoegde Vonnisfen, blyken Vrouwen geweest te zyn, van de meest bemiddelden der GevangeT nen: althans tien treffen wy 'er aan, wier Vonnisfen meerdere en mindere Geldboetens inhouden. De Egtgenoote van D. Waardenburg , die voor haaren Man en Zoon S. P. Waardenburg tekende, is de éénige, welker Egtgenoote en Zoon, in geene Geldboete by de andere ftraffe, beflaagen zyn* (§) Van geene beduidenis altoos tot flaakingwasditVerzoekfchrift, deeze Mannen bleeven even zeer zitten, als die der niet getekend hebbende Vrouwen, en bragt het geene verzagting toe in hun lot. Dit te (*) Verzam. by de Chalmot IX. D. bl. 17—19.. (f) By die Vrouwen vinden wy als een twaalfde Tekenaar vermeld Paulus Meinderts , voor zyn Zoon. Wie deeze geweest hebbe, konden wy uit de Naamlyst niet ontdekken- (§) Vergelyk hier mede, wat wy bl. 13. hier boven weg«ns dien Vader en Zoon hebben opge» tekend, C 4 LXII. BOEK. 1787. 1788. Door ElfVrou. ive getekend.  40 DE REPUBLIEK DER LXII. boek. I787. 1788. Groot getal Uit» ge weeken en ei) lngediagden. Curatores Bonorum aangebeld. '/ tekenen was veel eer een wenk aan de Reg» ters gegeeven, om eenige vry zwaare Geldboetens den zodanigen opteleggen, wier Vrouwen zich, in diervoege tot fchuldbekentenis voor hunne Mannen vernederden. Een groot aantal der ftraffchuldigst gerekenden hadt, by de Omwenteling, Fries* land geruimd. (*) Indaagingen by Indaagingen volgden, opgevuld met de zwaarfte befchuldigingen van Oproer, inzonderheid van de Heeren, die als Staatsleden te Franeker zitting genomen, of te hunner befcherming en handhaving de wapens opgevat, en anderzins medegewerkt had den. (f) Naauwlyks behoeven wy te melden, dat geen hunner op die roepftem zich na Friesland vervoegde. Dit hadt eerlang ten ge^ volge, dat men ten Hove van dat Gewest voortvoer ter opgave van bekwaame Perfoonen, tot Curator es Bonorum van Hector Livius van Attema, Hermanus Zacheus Attema, Jan Roorda, Willem Hogeniïurg, Ayso Boelens , Arent Julianus Carel de Bere , Jr. Ernst Frans van Aylva, Pieter Breug- man, horatius AlLERT HlDDEMA VAN Knyff, Reinier van Kleffens, Jr. Sicco « O Zie onze Vaderl. Bist. XIX D- bl. 150.15a. (+) Men leeze, ten voorbedde, die van A. J. C. de Brke; van Hajo Tuinhout, Pieter Fontein, Albertus Lykelma A Nyeholten Allart Sciiei,tinga, in de N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 60II. 68 voor 1788. bl. i»oi—pi5. voor 1780. bl. 420.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 41 Sicco Douwes van Aylva, Broer. Feenstra, en Coert Lambertus van Beyma, allen thans Friesland ontylugt, ten einde door den Hove gevolmagtigd te worden, om de Boedels dier Uitgeweekenen aan den Lande vervallen, te vereffenen , en zo veel van de Goederen openbaar te doen verkoopen, als tot betaaling der fchulden en onkosten zou noodig zyn. (*) In de groote en kleine Steden van Friesland, viel, inditTydvak, 't welk wy eenigzins overfchreedenhebben, om onmiddelyk aan elkander behoorende zaaken niet van den andere te fcheiden, niets vooe , 't welkftoffe aan onze Gefchiedpenne opleevert: weshalvenwyoverftappen in het nabuurige Gewest Stad en Lande, 't Geen wy, by den aanvange deezes Boeks, omtrent het verhaal der Friefche Gebeurtenisfen aanmerkten (f) geldt ook ten aanziene van die des Gewests, waar toe wy het laatfte gedeelte deezes Boeks beftemmen. De ftryd tusfchen de Stad en de Ommelanden, die eene fcheuring dreigde, met de onaangenaamfle omftandigheden verge zeld, en gepaard ging met een beleid des Hofs, 't welk wy in 't verdiende licht fielden; als mede de vernederende Verklaaring, welke, naa de Omwenteling, de Stad genoodzaakt was afteleggen, hebben wy breedfpraakig opgegeeven, en dit verflag be- (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 410, Cr) Zie hier boven, bl. r. C 5 LXII, boek. I787. I788. Overgang tót Stad en Lande. Wat de» voörnaamlykte boeken valt*  42 DE REPUBLIEK DER Lxir. BOEK 1787. I788. Op welli eene wyze de breulie tusfchen de Stad en de Ommelandengeheetd werd. ] I beflooten met de algemeéne Aanmerking» • dat wy van de 'Overheerfching dier Partye meer zouden kunnen zeggen; doch dat wy te verre zouden overlTappen in een Tydvak, waar in wy de Ommelander Heeren werkzaam zouden zien, in Vervolging en Verdrukking der by hun met zo zwarte kleuren af gefchilderde Patriotten, die, fchoon ook in de Ommelanden verfpreid, voornaamlyk in de Stad Groningen gevonden werden. (*) 'tls deezebefchryving, welke geen gering gedeelte van 't geen wy, wegens Stad en Lande, thans te melden hebben, moet uitmaaken. De wyze op welke deeze Verwydering geheeld werd, verklaarden wy, tot een volgend Tydvak onzer Gefchiedenisfe, te behooren, en zal het vermelden hier van het eerfte weezen, waar op wy onze aandagt vestigen. De Ommelander Heeren by hun Hoog Mogenden een Verflag ingezonden hebbende, geheel gekleurd om het de gunftigft-e vertooning van hunne zyde te doen maaken, en het gedrag der Stads Regeeringe in den haatlykften dag te zetten (f), bleeven de Laatstgemelden niet in gebreke, om op dit alles het verlangde mderrigt, hun Hoog Mogende te laaten toekomen, zich gedraagende aan het versoek dier Hooge Vergadering, om zich te (*) Zie onze Vadert. Hht. het gehcele L,IV*. io?k in het XIX. Deel. (t) Men zie te. rugge in onze Vadert. Hht, XIX, >. bl, 260,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 43 te onthouden van alles 't geen aanleiding tot verdere verwydering zou kunnen geeven. By het verflag van 't geen zy, onmiddelyk vóór het ontvangen een er Aanfchryving van hun Hoog Mog. gedaan hadden, om zich naar de keer genomen hebbende rigting der Staatzaaken te fchikken, als mede van hunne bereidvaardigheid, om dóór Gecommitteerden de ge* reezene gefchillen te vereffenen, vertrouwden zy genoeg bygebragt te hebben, om te doen zien, dat zy geen oogmerk altoos betoonden, om iets te doen waar door de gereezene gefchillen zouden kunnen vermeerderd worden, maar veel eer dat zy gezogt hadden, van die middelen gebruik te maaken, als meest gefchikt en minst omflagtig waren, om de onderlinge eendragt in Stad en Landt te herftellen, zonder des hun Hoog Mogenden te moeijen. 't Was niet alleen om die reden dat zy, nog geen antwoord op den voor-r ilag van door Gecommitteerden de szaak te vereffenen, van de Ommelander Heeren bekomen hebbende, verwagtten, dat hun Hoog Mogenden hun wel zouden willen verfchoonen, van zich tot de groote zaak in te laaten; maar zy vonden zich te meer hier toe genoopt; dewyl zy uit de Brieven hunner Afgevaardigden zagen, dat hun Medelid zich ook zelfs aan de Beflisfing van hun Hoog Mogenden onttrok, en zelfs, naa de te rug komst der Groninger Burgeren van dppingadam, zodanige middelen van heritei vorderde» als de Stad alle LXII. ! O E K. I787. I788,  44 DE REPUBLIEK DER LXII, BOEK. Ï787. I788. Gelas- tigden van wederzydenbenoemd. Dit werk haapsrt. ; De Stad , geeft des 1 berigt aaa hun 1 alle middelen van verdeediging zouden be» neemen. Tegen de klagten der Ommelander Heeren, als of zy een voorneemen zouden gehad hebben, om, aan den Collonel van van Meyeren, de Stad tot een Loopplaats voor een op te richten Regiment in te willigen , bragten zy in Brieven, een verzoek daar toe behelzende reeds in Oogstmaand ontvangen, uitwyzende dat zy een maand daar naa 'er over geraadpleegd, en daar in zwaarigheid gemaakt te hadden. (*) 6 Het leedt egter niet lange, of de Hee^ ren van de Stad kreegen van die der Om* melanden wederfchryvens op den voorflag om Gelastigden te benoemen tot het hou! den eener Byeenkomst om een zoen te treffen. Zy benoemden daar toe den Burgemeester B. van Iddekinge , de Raadsheeren van Swjnderen en Rengers den Syndicus Tiddens, en één hunner Secretarisfen. Van de zyde der Ommelanêeren werden daar toe gelast, R. J. Lewe, van Middelftum; S. L. Alberda, Heer van Byma; en O. R. Alberda, Fleer van Ekenfltin; benevens hunnen Synlicus en Secretaris, (f) Een zo ongelukkige afloop hadt deeze samenkomst, dat die van de Stad, te midden 'an Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxviii mn Hoog Mogenden by eenen Brieve ver' vittigden, dat zy, ter bereikinge van het heit. (*) Verzam. by de Cimujot VL D. bl. 138—140 (ij Ferzam. /fy de Chalmot Vi.D.bl. 138-140J  VERENIGDE NEDERLANDEN. 4§ heilzaam oogmerk, de grootfte toegeevenheid gebruikt hadden, en zich ten fterkften overtuigd hielden, van hunne zyde, alles te hebben aangewend, wat van welmeenende en vredelievende Regenten, immer kon gevorderd worden, 't Geen hun met regt deedt verwagten, dat aan de zyde van het Lid der Ommelanden, even de- ' zelfde neiging plaats vindende, naar het verlangen der Hooge Vergaderinge, de gereezene verfchillen fpoedig, in der minne, zouden worden vereffend, dan dat de uitkomst aan deeze hunne zo billyke verwagting niet hadt beantwoord; dewyl Jonkers, Hovelingen, Eigenerfden en Volmagten der Ommelanden, tusfchen de Eems en Lauwers hadden kunnen goedvinden, de Onderhandelingen af te breeken, en daar door de zaaken in dien ftaat te brengen , waarin dezelve zich, vóór den aanvang, bevonden. By dit berigt der ftaakinge van dit Zoenwerk, gaven zy te verftaan Leeden benoemd te hebben, die zich in ftaat zouden ftellen, om alles, wat ter beantwoordinge van de klagten der Ommelander Heeren kon ftrekken, aan hun opteleeveren; en aan te toonen hoe deezen, in meer dan één opzigt,' de Beflisfirtgen van hun Hoog Mogenden overtreeden, en aan die van de Stad dus de gegrondfte reden van klagten gegeeven hadden. (•) Ter (*) Verzam. by de Chalmot VI. D. bl. 100. Eene opgave der onderhandeling, net de oorfprong- lyke Lxrr. BOEK* 1787. 1788. ioog Vfogea* len.  46* DE REPUBLIEK DÉR LXII. BOEK. I788. Befluit hier op by hun Hoog Mogenden. Ter Hooge Staatsvergaderinge dit Berigê met den Stadhouder onverwyld in overweeginge genomen zynde bragt men dit verflag uit op den achttienden van Sprokkelmaand, dat hun Hoog Mogenden, wat den aart en het aanbelang dergereezene Gefchillen betrof, roÊ dus verre niet genoeg onderrigt waren; maar dat het inmiddels zeker was , dat, geduurende dit onderzoek, de verwarringen in de Provincie van Stad en Lande, van dag tot dag, (tonden te vermeerderen. Dat hier uit te meerder onheilen te wagten en te vreezen waren: dewyl de Staatsvergaderingen afgebrooken bleeven op een tyd, dat de Regeering over de geheele Provincie, en de Generaliteits Commisfien, op den twee- en- twintigften van Sprokkelmaand, in eene te houdene Landsdag, moesten worden befteld. Dat, indien deeze Landdag niet uitgefchreeven en gehouden wierd, dit Gewest zich aan eene volftrekte Regeeringloosheid zou vinden blootgefteld s en hun Hoog Mogenden daar tegen onverwylde Maatregelen dienden te neemen. Men vondt goed Gedeputeerde Staaten van Stad en Lande aan te fchryven, van niet in gebreke te bly ven, indien de Landdag nog niet uitgefchreeven was, denzelven ten allerfpoedigften, tot weering van alle verwarring en nadeel, tegen den tweeen- twintigften der gemelde Maand, uit te fchryven, de beide Leden van Staat, naar lyke gewisfelde Stukken, vinden wy Aid* bU 116—166.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 4? naar aloud gebruik, daar op zamen te roepen, en de gewoone beftellingen te maa- ken. Hun Hoog Mog. waren in ver wagting, dat hier tegen geen zwaarigheden zouden gemaakt of aangenomen worden. Was'het dekortgeftelde d;ig, die eenige belemmering kon baaren; dan wilden zy, in dit buitengewoon geval, de Landsdag één dag laater befchreven hebben. Van dit befluit zou onmiddelyk aan de Stad en Ommelanden kennis gegeeven worden , met aanfchryving, dat hun Hoog Mog. vastlyk verwagtten, dat tegen het houden van deezen Landdag, of de Beftellinge der Regeeringe op denzelven, naar gewoonte, door geen der Leden eenig beletzel zou worden in 't midden gebragt, of te werk gefield; vooral daar hun Hoog Mog. deeze noodzaaklyke voorziening, in geenerlei opzigt in gevolg wilden getrokken hebben, of doen dienen tot eenig nadeel aan het Regt en het beweerde van een der beide Staatsleden, ten aanziene van de daar heerfchende gefchillen. Ten zelfden tyde werden Stad en Ommelanden aangemaand, om de afgebrookene Onderhandelingen, tot het vereffenen der hoog gefteegene Oneenigheden, hoe eerder hoe beter, te hervatten. Met bygevoegden aandrang, dat, indien deeze her-: vatte Onderhandelingen, de gehoopte uit-1 werking van het herftel der wederzydfche overeenftemming, binnen den tyd van vier weeken, niet mogten te wege brengen, de beide Leden des Gewests, zouden worden BOEK. I787. I788, AanmaaBing tot let herratten?an bet verk der ïevrediïinge.  48 DE REPUBLIEK DER LXIL BOB K. 1787. 1788. Reed.; gemaakt! fchikkin«enopdfProvinci aale Regeering. den aangefchreeven om als dan, binnen den tyd van zes weeken, naa verloop van het eerstgeftelde tydperk, de gronden van hunne wederzydfche eifchen aan hun Hoog Mog. te doen toekomen; ten einde die dezelve zouden overweegen, en daar op, naa den raadflag des Stadhouders te hebben ingenoomen, zodanig daaromtrent te handelen , als zy zouden oordeelen te behooren, het zy door het voorflaan van bemiddelende fchikkingen als anderzins. —-— De Afgevaardigde van Stad en Landt, liet zich op deeze zaak niet in. (*) Eer deeze dringende aanfchryving kwam, 1 was 'er reeds aanftalte gemaakt, tot het , houden van den Landdag, op den gewoo.mn tyd, waar van de Stad en 'èe Ommelander Hoeren, de Algemeene Staaten onverwyld verftendigden: de eerstgemelden met byvoeging van hunne bereidvaardigheid, om aan de Verzoening, van hunnen kant, opnieuw, werkzaam te zyn. Byeen nader fchryven, gaven die van de Ommelanden kennis, dat de Gedeputeerde Staaten, en die van de Rekenkamer, werklyk onder Eede genomen waren, en dat dus de Provinciaale Regeering befteld was. In dien Brieve beklaagden zy zich hun Medelid, door hei haalden aandrang, niet te hebben kunnen beweegen,. om te dier gelegenheid, volgens beftendige gewoonte en aloud gébruik, eene Predikatie of een (*) Refol. Gen. 18. Feb. 1788. Chalmot VI. D. bl. 10a—107.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 49 een Gebed in 't Provincie Huis te laaten doen. (*) Wegens de genegenheid tot het hervatten der Onderhandelingen, en het uitftel daar van, veroorzaakt door fchikkingen in de Gewestlyke Regeering, gaven die van de Stad hun Hoog Mog. by eenen Brieve kennis, en deeden des eenen voorflag aan de Ommelander Heeren. Dan werd deeze op een toon beantwoord, die alleszins gevoeligheid ademt. Zy drukten zich in deezer voege uit, „ Hadden U Edel Mo„> genden in de voorige Conferentien eeni„ ge meerdere dispofitie, tot eene harmow nieufe af komst van zaaken, gelieven te „ betoonen, wy zouden ons niet in de noodzaaklykheid bevonden hebben, om „ de Conferentien, die meer dienden om „ de beide Leden van eikanderen te ver- wyderen, dan te vereenigen, af te „ breeken, en aldus de Aanfchryving van „ hun Hoog Mogende, die wy ons niet „ kunnen laaten welgevallen, zyn voor„ gekomen. ,, Hadden ook U Ed. Mogenden, naa „ afgebrookene Befoignes aan ons geene „ nieuwe {toffe tot ongenoegen gegeeven, „ zou 'er by ons wederom alle mogelyke ,, faciliteit zyn gevonden, om het Voorftel ' „ van U Ed. Mog. tot het hervatten der„ zeiven, terftond weder aan te neemen; „ doch niet als een gevolg van de Aan- fchryving van hun Hoog Mogenden; „ maar (*) Verz. hy de Chalmot VI. D. bl. 107—11?» XXII. Dk*l. D LXII. BOEK. I787. 1788. Klagten Ier OmmelanderHeeren, sver de Stad.  $o DE REPUBLIEK DER LXII. BOEK. I788. s ! 5 5 J 5 ! 5 'i 3 5 S 5 » Schry- „ maar als een gevolg van onze vredelie» vende gevoelens. „ Dan , daar U Ed, Mogenden van zich „ hebben kunnen verkrygen, door onge„ hoorde en voor ons ten hoogden tafi„ ve Aanfchryvingen, aan eenige Gerech„ ten in de Ommelanden, en een zeer on„■ voegzaam Adres aan de Heeren Luite„ nant en Hoofdmannen, van de Hooge „ Juftitie Kamer deezer Provincie, ons „ wederom op nieuw aan te vallen, zich „ een inzage in het huishoudelyk Beltuur ,, der OmmelanderRegeeringe, en Superip„ riteit boven ons, aan te maatigen, de , Hoogheid en Souverainiteit der Omme- landen te kwetzen, en diens onafhan, gelykheid aan ons te betwisten: zo vin, den wy Ampts en Eedshalven ons ver, pligt, U Ed. Mog. in antwoord te fchry, ven, dat wy, ter betooning van onze , infchiklykheid ën geneigdheid tot den , Vrede, andermaal wel willen beproe, ven, of wy met U Ed. Mog. over dé , Conditiën van Hereeniging in der min, ne verdraagen kunnen: mits dat UEd. , Mog. in duidelyke en verftaanbaare woor, den die geen uitleg behoeven, vooraf , de Souverainiteit en Onafhangelykheid , der Ommelanden erkennen; de daar te, gen gepleegde Attentaaten repareren; , en wegens die fchending aan ons toerei, kende Satisfactie bezorgen." (*) In dien tusfchen tyd hadden de Omme- lan- CO Verzam. by de Chalmot VI. D.[bl. 16?.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 51 iander Heeren eenen Brieve aan den Stadhouder afgevaardigd, vergezeld van alle de Stukken gewisfeld in de voorgaande Onderhandelingen; opgevuld aan deneenen kant met een vertoog van hunne Bereidvaardig- en infchiklykheid, en, aan den anderen kant, met een verwytend verfiag van de wederftreeving en ontoegeeflykheid des Stadsbeftuurs. Zy eindigen met de betuiging: „ dat de naauwe betrekking, „ welke zyne Doorlugtige Hoogheid tot „ dat Gewest, als wettige Erfftadhouder „ hadt, en 't belang 't geen Hoogstde„ zelve in diens welvaard ftelde, hun hadt doen befluiten, van al-het voorgevalle„ ne kennis te geeven, en naar toedragt „ der zaaken open te leggen, in die recht„ maatige hoop en verwagting, dat het „ geen dus verre door hun gedaan was, „ de goedkeuring van zyne Doorluchtig„ fte Hoogheid zou moeten wegdraagen, „ en zy dieswegen eene kragtdaadige Pro„ tectie, hunner voormaals zo deerlyk ge„ fchondene; maar nu eenigzins herftelde „ Vry- en. Geregtigheden, by zyne Door„ lugtige Hoogheid zouden vinden; dat „ zyne Doorlugtige Hoogheid niet zou naa„ laaten, van ftonden aan Hoogstdeszelfs „ Gezag, tot het houden der Landsdagen „ werkzaam te doen zyn; op dat dus het 9, belang Van het lieve Vaderland in het „ gemeen , en van Stad en Lande in 't „ byzonder, bevorderd mogt worden. (*) Al- (*) Ferz. by de Chalmot VI. D. bl. 170—175, D 2 LX1L BOEK.' 1787. 1788. ven van de Ommelan*der Heeren aan zyne Hoogheid.  5* DE REPUBLIEK DER LXII. BOEK. 1787. 1788. De Stad moest bukken. Afkondiging in Stad en Lande. Alle deeze werkzaamheden hadden voof de Groningers het vernederend, en voorde Ommelander Heeren het gewenschte gevolg, 't geen wy reeds in onze Gefchiedenis vermei J hebben. C) Thans zegepraalde in de Stad , door de gemaakte veranderingen, de Party, die voorheen de Minderheid uitmaakte. Een zegepraal waar op dezelve zich beroemt, in eenen Brieve van den eerften van Hooimaand mdcclxxxviii; immers luiden daar in de eigene woorden: „ dat hadt de Minderheid der Stadsregeering9 „ de Meerderheid kunnen worden, zy aan „ de Heeren der Ommelanden, niets zou„ den hebben toegegeeven in de handhaa„ ving der Conftitutie en Regeeringsvorm; „ en dat daar van ten bewyze ftrekte, dat, „ zodra de gelukkige Omwenteling daar was, „ de Stadsregeering alle de inconftitutio- neele befluiten van den B reeden Raad, op „ eene plegtige wyze, vernietigd hadt. (f) Zodanig eene taal paste volkomen in den mond van Staatstleden uit de Stad, die nu met de Ommelander Heeren eendragtig eene Afkondiging lieten doen, over de ftoute en hoogftrafbaare poogingingen, van eenige woelzieke na verandering haakende Perfoonen, gelyk zy de tiu onderliggende Party betytelden. Eene Afkondiging, die, fchoon in de groote hoofdzaak, eenftemming met die wy in andere Gewesten hoorden voordraagen, egter (*) Zie onzeVaderl. Hist.XlX. D.bl. 255—084. (O Vernam, ij de Cüalmot AIX. D. bl. 108.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 53 ter genoeg charactermaatigs heeft, ten aanziene van Stad en Lande, om hier, voor geen gering gedeelte, woordlyk plaats te vinden. - Zy lieten zich op den eerften van Oogstmaand mdcclxxxviii. in deeze bewoordingen hooren. „ Hoe zy, zedert „ eenen geruimen tyd, met de uiterfte „ verontwaardiging hadden befchouwd, de „ fèoute én hoogstftrafbaare poogingen, 9, van eenige woelzieke en naa verande„ ring haakende Perfoonen, om in de be„ roeringen, waar door zommige Gewes„ ten van het dierbaar Vaderland, eenige „ jaaren agter een, zo deerlyk gefolterd „ waren, mede Stad en Lande te doen „ deelen, diens gevestigde Conftitutie „ het onderst boven te keeren, en eene „ volflaagene Regeeringloosheid intevoe9, ren; ten dien einde, op verfcheide „ plaatzen, de verderflykfte Zamenkom„ ften, of zo genaamde Sociëteiten en „ beflooten Gezelfchappen te beleggen, „ om niet alleen opzetlyk over het Be» „ ftuur van 'sLands zaaken, hoe zeer ook „ buiten hunnen kring, te raadpleegen, „ en zich een Gezag nevens, ja boven den „ Souverain, aan te maatigen; maar „ ook om de minkundigen, die de fnoode „ en arglistige oogmerken, van deeze „ Volksverleiders niet doorzagen, de verderflyke Grondbeginzelen, tot kleinag„ ting van de wettige Regeering des Lands, „ en krenking van het Regt der Hooge „ Overheid, in te prenten ; ja zelfs eenige 9, Predikanten ten Plattenlande,' niet geD 3 s» fchroonad LXIL BOEK. 1787. 1788.  54 DE REPUBLIEK DER LXII. BOEK. 1787. I788. „ fchroomd hadden, om, geheel ftrydig „ met het waare oogmerk hunner zending, „ zich als de Beleiders van die Zamenkom„ ften, eh Spreekers in dezelve op te wer„ pen; ten einde den eenvoudigen Land„ man te bedriegen, en in zyn verderf „ te doen ftorten; misbruikende aldus, „ op eene fchandelyke wyze, den invloed „ en het vertrouwen, het welk zy, uit „ hoofde van het eerwaardig Charakter „ door hun bekleed, op en by hunne Ge„ meentens verkreegen hadden. Waar door 3, het dan zo verre gekomen was, dat, „ Choe zeer zy met blydfchap hadden „ mogen befpeuren, dat verre het groot„ fte gedeelte der Ingezetenen, afkeerig 3, van zulke ftraf baare onderneemingen, en „ door eerlyke gevoelens bezield, zich „ voor de gevaarlyke ftrikken, van zo „ veele Verleiders hadden weeten te wag„ ten,) egter veelen tegen den . Herken „ voortgang van dit dag by dag toenee„ mend kwaad te zwak waren bevonden, „ om dezelve tegen te ftaan: en daardoor • „ zommigen willens en weetens, zommi„ gen door enkele misleiding en onkunde „• van het kwaad, dat zybedreeven, zich „ aan Muitery, verfmaading van het regt „ der Hooge Overheid, en andere ftraf„ baare daaden, hadden fchuldig gemaakt, „ en 'ér voorts eene verbittering en animo9y fiteit in de gemoederen Was verwekt „ géworden, die, zo zy niet door alle :„ mogèlyke en gepaste middelen wierd j, uitgebluscht, de 'nadeeligfte gevolgen « voor  VERENIGDE NEDERLANDEN. 55 „ voor Land en Volk móesten naa zich fleepen. „ Dit ftondt te meer te duchten, naar„ dien zy langs hoe meer ondervonden, „ dat het thans even zo weinig, als in den jaare mdccxlviix. „ „ aan Perfoo„ nen ontbrak, die hun werk fcheenen „ te maaken, om de goede Gemeente, „ „ door verzonnene onwaarheden, vuile „ kwaadaartigheden, en lastertaal, (waar „ aan zich niet ontzagen fchuldig te maa„ „ ken, die zulks het minst betaamde,) „ „ tegen hunne wettige Overheden op te „ „ hitzen , de agtbaarheid der Regeerin„ „ ge weg te neemen, en dus alles in „ confufie en verwarring te brengen, „ ftrydig tegen ons Plakaat van den één„ „ en- twintigften Maart mdccxlviii. „ Terwyl zy, boven dien, van tyd tot }, tyd, berigt ontvingen, dat door zom„ migen, by aanhoudenheid, de verderf„ lyké Maxime werd opgevolgd, om de Befluiten van de Hooge Magten des Lands, op de eerlooste wyze, te bew dillen , en de goede Ingezeetenen, die „ niet met hun willen inftemmen; maar zich als ftille en vreedzaame in den „ Lande gedraagen, balddaadiglyk aan te ^, randen, te befpotten, en te mishande„ len; voorts allerhande fchadelyke ver'„ dichtzelen van ingekomene Nieuwstydin„ gen uit te vinden, ftrekkende aan den eenen kant, om de goede en ftille In„ gezetenen een fchrik aan te jaagen, en „ aan den anderen kant, óm de verblinde D 4 „ voor< lxil 5 o e k; 1787. 1788.  56* DE REPUBLIEK DER LXII. B ('E K. I787. I788. 1 I „ vooringenomene menigte hoope te gee„ ven, dut het pernicieufe Volk- en Land„ beroerend Leerftelzel, (waardoor Neêr„ lands Gemeenebest, onder het masker „ van Patriotisme en Vaderlandsliefde, „ met verlies van de door het Bloed onzer Voorouderen zo duur gekogte panden „ van Vryheid en onbelemmerde Gods„ dienst-oefening, tot deszelfs ondergang „ zou zyn gebragt, zo niet door de ont,, fermende goedheid van het Alziend Oog, zulks, op eene wonderdaadige wyze, „ ware verhoed geworden.) eindelyk door„ breeken, en door uitheemfche Magt „ onderfteuning zal ontvangen; waar door „ zy te gelyk de affchuwelykfte boosheid ,, van hart te kennen geeven, dat zy „ het dierbaar Vaderland, liever door Uit„ heemfche Magt vernield, dan hunne „ flinkfche oogmerken verydeld willen „ zien. „ Tegen deeze gevaarlyke en ongeoor„ loofde machinatien, op het ernftigst en „ kragtigst willen voorzien, verboden zy „ wel ftrenglyk alle zodanige particuliere „ Sociëteiten, Zamenrottingen, en Byeen„ komften* waarin opzettelyk over zaaken „ 's Lands Beftuur betreffende, gehandeld „ werd, of de Ingezetenen werden opge„ ruid, om zich een inzage in de Re„ geering aan te maatigen; alle nadeelige „ en lasterlyke discourfen tegen de Hooge „ Regeering, of Leden van dien, mitsga„ ders het onbehoorelyk taxeeren van s, derzelver Befluiten, tot welzyn van den „ Lan-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 57 „ Lande genomen; alle fchrikbaarende en „ malitieufe uitftrooizels van ingekomene „ Nieuwstydingen; voorts het aanranden, „ befchimpen en mishandelen van particu- liere Perfoonen, wegens derzelver ver„ fchillende denkenswyze, en aankleeving „ aan de waare belangens van de geves„ tigde Conftitutie, welke wy onze kragt,, daadige en byzondere Protectie overwaar„ dig keuren; en eindelyk alle verdere „ balddaadigheden en ongeregeldheden, waar „ door de veiligheid van het Publiek Ge„ zag, eenigzins gekrenkt, en de voort„ duuring van twist en tweefpalt bevor,, derd wordt; op ftraffe, dat die geenen, „ welke bevonden zouden worden, ftry,, dig hier mede gehandeld, of gemachi- neerd te hebben, als openbaare Rust„ verftoorders, en Oproermakers, zonder ,, eenige toegeevenheid, aan denlyve, en „ de omftandigheden het misdryf eenigzins „ verzwaarende, met den dood, zouden ge„ ftraft worden." Ten zelfden dage deezer Afkondiginge, was men in Stad en Lande niet min dan \ elders in deeze Gewesten bedagt, om door \ Strafbedreiging en Uitoefening , de nu ge , vestigde en zo hoog aangepreezene Confti-1 tutie .te handhaaven, en de vroegere we- < derftreevers van dezelve t'huis te zoeken. [ Een verllag hier over uitgebragt, en on- ( verwyld in een Befluit veranderd, kvram t hier op neder. „Om, in de eerfte plaats, onderzoek „ te doen, op alle die ongeregeldheden D 5 » en LXII. BOEK. 1787. I788. Verfljg on het >enoenen eelerComnisfie ter ipfpeuii'ffen:raffe er Palotten.  53 DE REPUBLIEK DÉR LXII. ï O B K, 1788. i s - i •>■> en gebeurtenisfen, welke het Gewest „ eenige agtereenvolgende jaaren beroerd „ hadden, en waar in zo veele Perfóo„ nen, van allerleien Staat en Rang, be„ trokken geweest waren; en des de noo?, dige Informatien te bezorgen: op dat, „ naa volledige opening der waare gefchaa„ penheid van zaaken, en ontdekking van den oorfprong en fpoedige vordering, „ van zo veele heillooze Volks- en- Land„ verdervende Oneenigbeden, Woelingen „ en Kabaaien, bepaaldlyk met genoeg„ zaame zekerheid en vertrouwen kon „ worden opgemaakt, wat tot verhoeding „ derzelve voor het toekomende, en bete„ ring, wegens het voorledene gedaan „ diende te worden. Om, ten ande- „ ren, deeze Buitengewoorte Staats-com„ misfie, met genoegzaame volmagt te „ bekleeden, om alle die middelen te kun„ nen aanwenden, zonder welke aan dit „ oogmerk niet kon voldaan worden, en „ om derhalven niet alleen, op 'sLands „ kosten de noodige Perfoonen, en by„ zonder den Fiscaal der Provincie J. H. „ de Raadt te mogen gebruiken; maar „ ook om infpectie te neemen van en te , vorderen, alle zodanige Prothocollen, , Charters, Registers, Refolutie boeken , zonder onderfcheid, als by eenige Pro, vinciaale Vergadering, Collegie, of Ge, regt, in de Provincie gehouden waren, , zonder dat zulks aan hun geweigerd , mogt worden, als uit naam van den , Souverain gevorderd; ten einde dus in „ ftaat  VERENIGDE NEDERLANDEN. 59 „ ftaat gefteld te worden, om hunne Com„ misfie met vrugt te kunnen volbrengen. Aan deeze Commisfie werd de volvoering van het Plakaat, tot vernietiging van alle Exercitie Genootfchappen ten Plattenlande, en het ontwapenen der onwilligen opgedraagen. (*) Welfcherp werden alle rechtftreekfche of zydelingfche poogingen , die zouden kunnen ftrekken, om het bedoelde deezer Commisfie te verydelen, verboden: „ op dat, dus was het woord; eindelyk eens de hoognoodige rust mogt „ worden herfteld, en niemand zich voor- taan wederom verftoutte, eenige pooging te doen, om zyne wettige Overheid „ den klem der Regeeringe te ontwrin„ gen." • In tegendeel werd elk aangemaand dien Fiscaal, in: het te doene onderzoek , allen byftand te verleenen, en voorts aan denzelven bekend te maaken, alle zodanige buitenfpoorighëden, het zy met woorden, of met daaden, ftrekkende tot verftooring der rust van Stad en Lande, als zedert een geruime tyd gebeurd waren, en tot kennis van deezen of geenen mogte gekomen zyn. (f) Hoe zeer men in deeze alle thans Staatswyze uitgegeevene Stukken, van de Hoogheid der Staaten fprak, kwam men nu daar tot, om die Hoogheid, voor zo verre dezelve in de Wetgeevende Magt be- (*) Het Plakaat daar toe ■ (trekkende was 'den 18. July afgekondigd. CD ^erz' h de Chalmot VII. D. bl. 256—263} LXII. BOEK, I787. 1788. Wyd- (Irekxendï Magt tiaar aaa verleend. Herroe» ringen /an voo•ige verinderinSen.  6b DE REPÜBUEK DER boek Ï787. I7Ü8. Afkondiging van bet Hof tegen i 1 i beftaat, en de gewigtigfte Regten der Inge» zetenen betreft, niet by inkruiping, maar vol* gensStaatsbefluiten, opnieuw, aan des Stadhouders willekeur over te laaten, met opzicht tot de Wetgeevende Magt, over het fchouwen vanDyken, Wegen en Wateren; waar omtrent de Staaten, in den Jaare mdcclxxxiv, zulk eene noodzaaklyke voorziening gedaan hadden. (*j — Deeze onderwerpen werden, naa de Omwenteling, andermaal in Commisfie gefield, en, op een geheel ftrydig verflag, waar by aan den Stadhouder op nieuws de vrye befchikking over het Reglement Reformatoir gegeeven werd, alle de voorheen plaats gehad hebbende, en met zo veel reden afgefchafte inkruipzels weder ingevoerd, (f) ö Even onregtvaardig als elders, en even geweldig, waren de Vervolgingen, die eerst op naam der Souveraine Heeren van de (*) Zie onze Vaderl. Hist. IX. D. bl. 92. (t) Verzam. by de Chalmot XX. D. bl. 9—54, Uit de Stukken des betreffende, en voor handen in de gemelde Verzamel. XX. D. bl. 1*3—174. met eikander vergeleeken, blykt het gewigt en de in* wloed deezer zaake op de oorfpronglyke en aloude Regeeringvrom dier Provincie; en kan men zich pen denkbeeld vormen van de verkraging van het [legt veeier Ingezetenen, by koop wel eer verïjeegtn, als mede van de indragt op het Reglement Reformatoir, en van de zwaare en meestal mtlooze kosten, door den Stadhouder in dat geval ;emaakt, op 120,000 Guldens begroot, en van de liilykheid der voorzieningen, ten dien tyde, door ie Staaten deswegea gemaakt.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 61 de Ommelanden alleen, als nu de Wet aan dje der Stad ftellende, naderhand op dien der Staaten van Stad en Lande, door de Hooge Juftitie Kamer, in dit Gewest aangevangen en voortgezet werden. By die wy, ter meermaals aangetoogene plaatfe, teeds vermeld hebben, paarden zich andere bedry ven, welke van dat ter nedergeftelde getuigenis draagen, en melding verdienen. — Reeds opdenzes-en-twintigllenvan Herfstmaand, hadden de Ommelander Heeren, het draagen van Oranjevercierzelen toegeftaan, en de Stad zich genoodzaakt gezien, dit voorbeeld te volgen, en de WapenhandelendeGenootfchappente vernietigen. Dit, wel verre van de Rust te herftellen, gaf aanleiding tot nieuwe ftoorenisfen door geheel het Landfchap, en veroorzaakte eene gisting in de gemoederen, waar tegen het Hof oordeelde te moeten waaken, door eene Afkondiging, in welker aanvang zy deeze fchets gaven van de gedraagingen in de Ommelanden, „ dat men zich niet ont„ zag, om by geheele menigten zamen te „ komen, na zommige Kerspelen heenen \, te trekken, allerhande balddaadigheden „ en ongeregeldheden aan te rigten, en „ een en ander aan befpotlyke uitwendig„ heden, met dwang en doldriftig bloot „ te (tellen, eigenhartig en ontydig de „ klokken aan te trekken, geld, onder de „ benaaming van een drankpenning, af te „ vorderen, ja, wat meer was, de Hui„ zen en Bezittingen der Ingezetenen ge„ welddaadig aan te tasten en te vernielen, „ dus LXIL boek. 1787. 1788. rustveröooringea.  62 DE REPUBLIEK DER LXII. B O E K. 1737. 1788. De Ommelander Heeren des gebelgd gaan dit ïe keer. „ dus de openbaare rust fnoodlyk te fcfaen„ den, van de Omwenteling van zaaken ,, een gansch verkeerd gebruik te maaken, „ en zich daaden te veroorloven, op welke, „ naar algemeene Statutaire Wetten, de „ ftrengfte ftraffen en vervolgingen befloo„ ten en vasgefteld waren. Deeze den daaderen dier ongeregeldheden bedreigd hebbende, voegden zy 'er by, „ ten einde alle verdere ftoffe tot verwy„ dering, en aanhitzing der gemoederen ,, tot wreevele onderneemingen worde „ weg genomen, verbieden wy mids dee„ zen alle tergende en verbitterende ge„ fprekken, alle fchrikbaarende en onwaa„ re gerugten en verfpreidingen, die, uit „ de vuilfte bron voortkomende, dikwyls „ de grootfte, zo niet de eenigfte, oor„ zaaken zyn, waar door zulke gistingen „ gebooren, en tot daadlykheden gebragt „ worden." (*) Uit den inhoud deezes Plakaats bleek genoegzaam, dat het Hof daar in de gedraagingen der Ommelanderen alleen bedoelde, ook hadt de Stads-regeering, vyf dagen laater, een dergelyke Aankondiging voor de Burgery laaten afleezen (f). Deeze fchildery belgde de Ommelander Heeren geweldig; ja dermaate dat zy, zeven dagen daar naa, het Plakaat des Hofs vernietigden, met bedreiging „ dat, zo bin„ nen acht dagen, geen behoorlyk herftel » be- (*) Verzam. hy de Chalmot II D. bi. 36"—39. CO Verzam. hyDZ Chauiot II. D. bl. 54—57..  VERENIGDE NEDERLANDEN. 6$ „ .bezorgd wierd, zy hun Befluitby open„ baare Aanplakking en Kerkenkondiging, „ tot ee'ns ieders kennis zouden brengen. Ter deezer gelegenheid verklaarden zy het .Hof geheel onbevoegd om Wetten te maaken, als welke Magt de Staaten nimmer aan 't zelve vergund hadden. Zy voegden 'er deeze herinnering nevens: „ hoe de „ Staaten, by de Befluiten van negentien „ Augustus en twee- en- twintig Odtober „ mdcclxxxiv , zich daar omtrent zo na„ druklyk verklaard hadden, dat zy meen„ den, dat geen der beide Leden, ooit „ wederom aan'hetzelve zou moeten onder ■„ het oog brengen, dat het Hof zich, niet als Wetgeeyers, maar als Uitvoerders en „ Handhaavers der Wetten, behoorde te ge- draagen; en hoe weinig zy verwagt had„ den, dat dit onaangenaam lot, aan hun „ het eerst te beurt zou vallen, daar zy „ hunne gevoelens om het wettig gezag „ des Hofs, tegen ondermyning en verkor„ ting te onderfchraagen, zo dikwyls aan „ den dag gelegd hadden; terwyl zy niet „ hoopen wilden, dat het Hof zich de „ ongelukkige breuk, tusfchen de twee „ Leden van Staat, ten nutte zogt te „ maaken, om, met verkorting hunner „ Regten, de grenzen van deszelfs gezag „uit te breiden, en zich de Opperde '„ Magt over de Ommelanden aan te maati,> gen." C) Gegrond egter bleek deeze laatfte gisfing; », im- (*) Verz. ly de Chalmot II. D. bl. 54—57. LXIL boek. I788. Voort,  64 DE REPUBLIEK DER LXII. BOEK. 1787 I788V zetting van die gefchil. Aanmerkinghier•ver. immers het Hof weigerde, by eenen breedfpraakigen Brieve, voluit om de begeerte der Ommelander Heeren in te willigen; en beriep zich ten Hotte op het XXXII. Artykel van het Reglement Reformatoir, blykens t welk, in geval van Oneenigheii tusfchen die Heeren en het Hof, de bemiddeling en de eindelyke beflisfing aan den Stadhouder alleen toekwam. De beantwoording deezes Briefs beftondt in eene Afkondiging van wegen de Ommelander Heeren, (trekkende tot vernietiging van die des Hofs. Alle Geregten werden daar in gelast, om dezelve op hun Grondgebied aftefcheuren, en de Kerkleeraaren het afleezen verboden: daarenboven lieten zy eene andere, gelykluidende in de Ommelanden doen. Een bedryf waar over het Hof zich aan de Stadhouder beklaagde, diens bemiddeling en uitfpraak inriep (*) Omtrent dien zelfden tyd van tweefpalt, fchreef het Hof, op het verzoek der Stad, om door hetzelve, ten aanziene van zekere Regten in de Ommelanden, gehandhaafd te worden, de Heeren der Ommelanden, op eenen eifchenden toon aan, ten einde op dit ftuk, het Hof, zo fpoedig mogelyk, te dienen van beiigt. Deswegen belgden zich die Heeren geweldig. Zy ondervonden nu te laat, om, daar zy hunnen wederftreevenden euvelmoed, tegen de Opgezetenen, vóór de Omwenteling, niet hadden kunnen (t) Verzam. by de Chalmot XXXVIII. D. bl. i—12. !<)—30.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 6 hen koelen, door den tegenftand van hu: Mede-ftaatslid een Hof van Juftitie to hun werktuig te gebruiken, om hun eigei Mede-lid te helpen kwellen, en hetzelve, met dat hoogst laakenswaaadig inzigt, veel zins eene magt te doen uitoefenen, waai van het nu ook, met verkorting van hel Regt der Ommelander Heeren zelve, misbruik maakte; want niemand kon lochenen, dat het Hof, ook in veele voorgaande , gelyk in dit geval, zich de Wetgeevende Magt hadt aangemaatigd. Doch, fchoon de Heeren der Ommelanden , in de gemelde gevallen, misnoegen tegen het Hof opgevat, en zich als 't ware bevlytigd hadden, om dit hun Medelid fpyt aan te doen, zag men egter eerlang dat Stad, Ommelanden en Hof van Juftitie, zamenfpanden, om, nu eens openlyk dan weder meer zydelings, in dit Gewest, het geweld der Burgervervolging den teugel te vieren. Hadt het Hof, vóór de Omwenteling, toen de kans der Partyen in eenen onbeflisten ftaat hing, de bemoeijingen met de Maagiftraatsbeftellinge te Appingadam, waar over zo veel te doen viel, op eene vreemde wyze geftaakt (*), het zette die terftond, naa het beflisfen van dit Staatsgefchil voort, en befloot, op den twee- en twintigfte van Wynmaand, om de Commisfie na Appingadam beftemd; doch door de voorzorg der Stad in Herfstmaand gekeerd, thans té doen (*) Zie dnzé Vadert. Hht. XIX. D. bh 22U XXII. Deel. E 5 l LXlk t BOEK. \ 1787. I788. De Stad, het Hof) en de Ommelandenvereenigen zidh ter verdrukkingen laaten de Conp misfie in slppingadamvoortgaan.  66 DE REPUBLIEK DER LXII, boek 1738. 's Hofj béfluic deswegen. Drnlc- doen voortgaan, en maakte nu ook gebruik .. van de bereidwilligheid des Commandeurs van Sommerlatte , om Krygsvolk te verkenen, wanneer het Hof, denbyftand des gewapenden arms, zou oordeelen noodig te hebben, fchoon het zelve te vooren ingewikkeld erkend hadt, daar toe zonder Attaché, ja zelfs zonder regelregt bevel van Gedeputeerde Staaten , onbevoegd te zyn; en naderhand, op een Verzoekfchrift der Ingezetenen van Middelftum en Toornwert, klaagende over eene meer dan vier- en- twintig weeken duurende Inlegering van Krygsvolk, wel berigt eischte van het Geregt; doch de Indieners van het Verzoekfchrift tot Gecommitteerde Raaden der Ommelanden verwees. Naa dat deeze Commisfie uit het midden der Gecommitteerde Raaden, voorde oorzaaken van de daadlykheden te Appingadam gepleegd, des een wel te verwanten Verfiag, in haaren fmaak, hadt uitgebragt, viel het Hofsbefluit in Louwmaand des Jaars mdcclxxxviii , om, in ftede van het geregtlyk onderzoek aan den Regter en de Rêgeering der Stad over te laaten, dit zelfs te doen, en van» het bevind der zaaken den Procureur Generaal kennis te geeven. Het maakte zich dus fchuldig aan die zelfde inbreuk, op het regt der Stad Groningen, als waar over de Heeren der Ommelanden, omtrent hunne Ingezetenen te vooren, zo heftige klagten uitgeboezemd hadden. De uitflag van dit alles was, dat erlang niet  VERENIGDE NEDERLANDEN. 67 niet alleen de Leden der voormaalige Met derheid van Appingadams Regeeiing; ma ook de Commandant der Genootfchappi in de Ommelanden, J. Tjeekds Lantu ga, als mede de Bevelhebber, van h Patriottisch Wapengenootfchap te Appii gadam, gedagvaard en gevonnisd wierd. 'sHofs onregtvaardigheid, in de vonnisfe over deeze zaak aan den dag gelegd, fta byzonder daar in uit, dat het niet allee niemand ftrafte van de menigte, die d handdaadigheden, in het voorst van Herfsl maand, des Jaars mdcclxxxvii, te Ap pingadam gepleegd, en door die rustftoo rende bedryven, de waare aanleiding ge geeven hadden, om eene Commisfie ui het Hof derwaards te zenden; dóch daar enboven de zodanigen, welke dat Oproerig bedryf gefluit hadden, verwees tol goedmaaking van een gedeelte der kosten, op die Bezending gevallen, als mede van de fchaden en verdere uitgave, by gelegenheid des gewapenden optochts, invals en bezethouding van Appingadam gemaakt. (*) Voornaamlyk ftelde de wraakzugt van het Hof, als mede van de Staatscommisfie tot handhaaving der nieuw gevestigde Staats Conftitutie, die veeltyds de handen in eenfloegen, zich ten doele, de Ondertekenaars der twee Adresfen, door eenige Leden der Wapenhandelende Genootfchap- pen, (*) Verzam. by de Chalmqt XXXVII. D. bl. 2ii—ai7. en 234—248. E 2 x- LXir.' ar boek. :n ■ h 1787. ;t 1788. 2s kende _ gevol~ gen hier n van. k » e Vervolging daar uit gebooren.  «8 DË: REPUBLIEK DER LXII. BOEK. 1787. I788. Deeze treft inzonderheid de Kerkleeraaren. pen, in Gras- en- Oogstmaand aan de Stoten overgegeeven, (*) als mede eenige Kerkleeraars. 'sHofs Commisfie ontzag zich niet aan ëenzydigheid, en daar uit voortvloeiende onwaarheid fchuldig te maaken, als het voorgaf, „ dat de voornaam„ fte aanleiding, zo niet de éénige bron, „ waar uit het kwaad voortgekomen was, „ vooral beftondt in zeker zo genaamd „ Vertoogfchrift, op den dertigften van „ Oogstmaand, by Staaten van Stad „ en Lande ingeleeverd." Meer dan gemeenen yver, betoonde het Hof, om de deelgenooten van die beide Adresfen; maar boven al van het laatfte, te vervolgen en te agterhaalen. Niet alleen werden 'er eene menigte van Getuigen, en onder deezen ook zulken,- die ligtlyk in gevaar konden gebragt worden, om tegen zichzelven te verklaaren, gehoord; niet alleen werden 'er verfcheide Perfoonen deswegen gedagvaard en gevonnisd; maar ftak Stad en Lande uit, in de vervolging der Kerkleeraaren. De Commisfie tot handhaaving der gevestigde Conftitutie bragt een verflag uit, zeer eenftemmig met de klagte voorgefteld, in eene reeds geboekte Afkondiging (f) vermeldende: „ dat onder de „ voornaamfte oorzaaken, van zo veele „ Volk- en- Landbedervende Oneenighe„ den, Woelingen en Kabaaien, mede ger „ hou- (*") Zie onze Vadert. Hist. XIX. D. bl. 233—259. (f) Zie hier boven bl. 52.  VERENIGDE NEDERLANDEN. <* „ houden moest worden, het alzins be risplyken oproerig gedrag van zommi„ ge Predikanten, die niet gefchroomc hadden, om, zo op den Predikftoel. „ als in byzondere byeenkomften, allé „ hunne kragten in te fpannen, ten einde „ de goede en ftille Ingezetenen, eene „ zeer verderflyke Leer tot verguizing van „ het wettig gezag der Hooge Overheden, „ in te prenten, en in het denkbeeld te „ brengen, dat de gemeene Landszaaken kwalyk beftuurd en behandeld wierden, „ en noodwendig daar in verandering moest „ gemaakt worden; om de Leden der ,, Hooge Regeering, op de ichandelykfte „ wyze, te lasteren, Ingezetenen tegen In„ gezetenen op te ruijen, en zich alzo „ daaden te veroorloven, die niemand min„ der pasten, dan Bedienaars van hethei„ lig Euangelie." Als de zoodanigen werden met naame befchouwd en vervolgd, de Kerkleeraars Hofman, van Middeljlum; Kniphuizen, van Obergum; W. L Hanenberger, van Beerta, en de Lutherfche Predikant van Sapmeer Finck. (*_) De Getuigen tegen deeze Leeraars, waren zo veelvuldig als onregtvaardig. Men wil dat aan de Staaten door de Regtèrs verzogt werd, om omtrent een van deezen de Regtvervolgingen te ftaaken: dewyl 'er geen genoegzaame ge- van- , (*) Verzam. by de Chalmot XXXVII. D. bl.223. 227. XXjtVliI. D. bl 261. en 235—237. E 3 LXII; BOEK. 1788. Byzon-; dere voorbeeldenbier van.  LXII. BOEK. 1737. 1783. 70 DE REPUBLIEK DER vangenisfen zouden voor handen zyn, om 'er de valfche Getuigen tegen hem, in te plaatzen. Onder anderen weeten wy in 't zekere, dat tegen den Lutherfchen Leeraar Finck, een getuigen opftondt, hem van eene oproerige Leer op den Predikftoel befchuldigende, die dermaate doof was, dat men, met fterk fpreeken aan zyn oor, naauwlyks voor hem verftaanbaare klanken kon voortbrengen. De Leeraar Dekens, van Zandeweer; die, onder den Voorzang van zyne plaats opgeftaan was, en aan Jongens de geelt bloemen, die zy als Orangeleuzen, ter befpotting van der Staaten Afkondiging droegen, afgenomen hadt, werd als een bedryver van daaden, waar toe hy Amptshalven onbevoegd was, en daar door gelegenheid gegeeven tot meerder onrust, tot de kosten van het regtsgeding daar uit gereezen verweezen, en naderhand, by een Staatsbefluit, afgezet, en onbekwaam verklaard,', om in dit Gewest den Predikdienst waar te neemen. Dit zelfde vonnis fprak men uit, over den Leeraar Janssonius, te Oofternieland, die reeds, om dat hy in eene openbaare Dankzegging op den Predikftoel, naar het voorgevallene by Utrecht in Bloeimaand des Jaars mdcclxxxvii gedaan, en zich na Zandeweer begeeven hadt, om tegen gevreesde oproerigheden, de hulp van het Genootfchap aldaar te verzoeken, en van daar gewapende Manfchappen op Oosternüldn'd gebragt en gehouden '" ' ~ . hadt,   ü  VERENIGDE NEDERLANDEN, fg hadt, in eene breuke van veertig Daalders, en ter betaaling der Geregtskosten gedoemd was. (*) Geen der Leeraaren in de Ommelanden, ftondt intusfchen meer ten doele der Vervolginge, dan Gerrit Jacob Georg Bacot , op het Dorp Eenrum, by de Hervormden het Leeraarampt bekleedende. Van den beginne der Staatsoriusten, hadt hy de zyde der Patriotten gekoozen, door een en ander Dichtftuk het vuur van Vaderlandliefde aangeblaazen, zyne pen ftondt verder die zaak ten dienfte, en werd hy, misfchien niet zonder grond, gehouden voor de Steller van het gehaate Adres, waar in de Wapengenootfchappen, 'sHofs beleid voorde Staaten, in 't laast van Oogstmaand mdcclxxxvii ontmaskerden, (f) Een jaar laater was hy, naa eenige voorzorge omtrent zyne Goederen, uit hoofde \ van de nog duurende woelingen in den' Lande gedraagen te hebben, van zyne Standplaats gegaan, om, volgens jaarlykfche gewoonte, in Friesland, de zaaken zyner Moeder te bezorgen. Kort naa zyn vertrek vernam hy by gerugte, zich te Burgfteinfun bevindende, waar hy een bezoek by een Vriend aflei, dat 'er tegen hem, door hun Ed. Mog. van den Hove Provinciaal, een Stuk zou uitgevaardigd weezen, om hem te vatten, dat zyne goederen opgefchree- ven (*) Verzam. by de Ciialmot XXXVII. D. bl. I1Ó -122. 223—227. CD Zie onze Vadert. Hist, XIX. D. bl. 239—243. E 4 LXII. boek. 1787. T788. De Leeraar Ba- cot ftrekt byzonderten doel der vervolginge. Hy veriet Een'urn.  72» DE REPUBLIEK DER LXII. boek ifWI788. Publikatie tegen hern. ven en verzegeld waren. Dit was waar-* heid. Hy werd in deezen Brieve, ter opfpeqringe tot de minfte kleinigheid, om hem te onderkennen , befchreeven, en aangeduid als een Voortvlugtige, die onder zwaare verdenking gevallen was, van zich aan Majefteitfchennis, en oproerige beweegingen, te hebben fchuldig gemaakt. Bacot, het gevaar 't geen zyn Perfoon liep inziende, verzogt by eenen Brieve, de Leeraars, in de Clasfis van de Marne, om daar hy 't niet veilig oordeelde, op zyne Standplaats in dit tydsgewrichte, weder te keeren, zyn dienstwerk te vervullen. (*) Tydig en wel te regt, was hy het tegen hem opfteekend onweer der Vervolging ontdooken; want met den aanvange van Wintermaand, zag eene Publikatie van Staaten der Stad Groningen en Ommelanden het licht, waar in wy leezen; Alzo „ Gere.it, Jacop, Georg Bacot, Predi„ kant te Eenrum, welke, volgens voor „ handen zynde Informatien, zich aan ver- fcheide Delicten, op onderfcheide tyden „ en plaatzen gepleegd, als het ftooken „ van Oproer, lasteren op zyne Doorluch- tige Hoogheid den Heer Erfftadhouder, „ en verdere Leden der Hooge Regeerin„ ge, het pleegen van openbaar geweld, „ en het fabriceeren van valfche, en door hem verzonnene Nieuwstydingen, heeft „ fchuldig gemaakt; en mogelyk uit over- tuiging, dat, op alle zyne euveldaaden, „ ein- (*) Verz. by de ChalmotXV, D,W. 154— i6j)^  VERENIGDE NEDERLANDEN. 73 „ eindelyk de welverdiende ftraffe zou „ volgen, zich, naa dat hy vooraf zyne „ meefte Goederen uit de Paftory hadt „ doen vervoeren, van hier heeft geab„ fenteerd, en als nog latiteert, egter de „ Juftitie en het belang deezer Provincie ,, 'er grootlyks aangelegen ligt, dat deeze „ Booswicht, over de zo menigvuldig te„ gen hem ingebragte Befchuldigingen in „ Perfoon gehoord, en daar van geconvin„ ceerd wordende, loon naar werke ont- „ vange. Zo is het dat Heeren Staa- „ ten van Stad en Lande belooven, eene „ Premie van één duizend Caroli Gul' „ dens uit het Comptoir van den Ontvan3, ger Generaal deezer Provincie te vol- doen, aan den geenen die deezen La,, titant onder hunne magt, of wel van „ die der Heeren Gecommitteerden, tot „ Handhaaving van de Gevestigde Coniïi„ tutie, zal weeten te bezorgen." Hier aan was toegevoegd eene dergelyke Perfoonsbefchryving, als in den even gemelden Brieve, met aanduiding dat hy, op alles afgerigt, foms zyne eigene kleeding affei, eene andere, en ook een vercierden Naam aannam. (*) Bacot, deeze woelingen tegen hem weetende, fchreef een Brief aan de Leer-, aaren van de Clasfis van de Marne, by welken hy, met dankbetuiging voor de blyken van toegenegenheid en broederlyke agting, zyn Predikampt te Eenrum nederlag. — De Commisfie vlammende, om het gehaa- te (*) Verzam. by de Chalmot IX. D. bl. 327—1*% E 5 LXII. SOEK. 1787. I788. De Commisfiefchryfc aan den BentbeimStein-  74 DE REPUBLIEK DER lxii. boek, 1787. T788. furtfche Regeering. 'Scherp Antwoorddier Regceringe. 5 9 i S: te voorwerp in haare magt tc krygen, en weetende dat hy zich te Burg-Steinfun onthieldt, deedt een zonderlingen ftap, vaardigde eenen Brief af, aan de Hoog Graaflyke Bsntheim Steinfurtfche Regeering, met byvoegingvandePublikatie waar in Duizend Guldens op Bacot 'sLyf gefteld was, en verzoek om hem, zo fpoedigmógelyk, in te trekken, daarvan kennis te geeven, beloovendq de daar op vallende kosten, en uitgeloofde belooning, aan dien het der Regeeringe zou behaagen, tot dit werk te "gebruiken, Ten flot betuigende, dat het hun byzonder aangenaam zou weezen, indien ook de Goederen en Papieren, welke hy by zich mogt hebben, in zekere bewaaring genomen, en nevens de Gevangenen aan hun overgegeeven mogten worden. Geene uitleevering, maar een befchaamd maakend fchriftlyk Antwoord, van de Hoog Graaflyke Bemkim- Stdnfurtfch Regeering, was hier van het gevolg. Immers, naa voordragt van het hun aangefchreevene, vingen zy aan (wy kunnen ons niet weder houden, deezen Brief goed^ ieels af te fchryven,) „ Waarlyk! de „ Heeren moeten, in de daad, een elendig „ denkbeeld van de Duüjche Regtspleeging , in 't gemeen, en byzonder in Crimi, neele zaaken, waar het op Lyf en Lee, ven, Eer en Goed, van den befchul, digden zal aankomen, zich vormen, , wanneer dezelve gelooven, dat een Col, legie van Juftitie zou bevoegd zyn, op , enkele nog onbeweezene befchuldigingen, eenen Man, die een Eerampt „ heeft  VERENIGDE NEDERLANDEN. 75 „ heeft bekleed, zyn Vaderland egter, we„ gens de daar in ongelukkig ontftaane „ inheemfche beroertens hebbende moeten verhaten, vreemde befcherming gezogt, „ terftond op bloote Requifitoriaale Brie„ ven, zonder dat eenige, men zwyge „ klaarblyklyke en onwrikbaare, bewyzen „ daar by gevoegd zyn, in corporeele „ Apprehenfie te mogen neemen, en dus „ denzelven aan de Requiranten over te „ leevèren, om hem aan de Fiscaiifche „ eifchenen befchuldigingen blóot te ftelleri. „ Trouwens ! De Duitfche Geregtshoven „ bezitten eene gansch andere denkwyze, „ by het uitoefenen van Geregtigheid, en „ vorderen vooral zulke duidlyke, en wet„ tige oorzaaken, tot Prife de Corps van „ een Man, die in een Eerampt heeft ge„ ftaan, dat preumtio juris et de jure com,, mifi delicti voor handen moet zyn; maar ,9 enkel Fiscaiifche befchuldigingen, kun„ nen ons daar toe niet geregtigen; zoda„ nige manier van procedeeren, zoude im„ mers voor de Regters, by weidenkenden „ een affchuw te weeg brengen. ,, Wy hadden, derhal ven van U Ed. .„ Ernstfesten billyk verwagt, dat, by al„ dien dezelye den Predikant Bacot , der „ Corporeele Apprehenfie, en uitleevering „ waardig hielden, zy als dan de oorzaa„ ken zyner misdaaden, benevens de mid„ dagklaare en onwraakbaare bewyzen zy „ ner Euveldaaden, zo als naar Juftitie „ vereischt wordt, ons zouden voorgelegd „ hebben; ten einde wy ons daar door, „ we- LXII. BOEK. 1787. 1788.  76 DE REPUBLIEK DER LXII. BOEK. .I7«.7.. 1733. 3 ! 1 9 1 > „ wegens onze handelingen in deezen, tel„ kens voor de geheele wereld raogten kun„ nen verantwoorden. „ Edoch, van dit alles is nogthans in „ U Ed. Ernstfesten Requifitoriaalen Brie„ ve niets te vinden. Dezelve imaakt dan „ veel meer naar eene willekeurige uitoe„ fening van geregtigheid, :en is te zeer „ op klinkende woorden, zonder zaaken „ gegrond, dan dat wy daar aan zouden j, kunnen of mogen defereeren. „ Wy betuigen ondertusfchen het groot„ fte aandeel te neemen, over de Verdeeld„ heden , en daar uit ontftaane Onrustig„ heden der Vereenigde Nederlanden. Zy„ ne Hoog-Graaflyke Erluchtigheid, onze „ grootmoedigfte Landsheer, zal ook nim, mer eenen weezenlyken Misdaadiger, , die regterlyk geconvinceerd, en derftraf, fe ontvlugt is, in Hoogstdeszelfs Land, heerlyke befcherming op enaanneemen. „ Ais Landsheer, nogthans is Iloogst, dezelve verpligt zyne Landen, op alle , mogelyke en betaamlyke wyzen, door verleende Protectie der ongelukkige , Vreemdelingen, die hier heen hun toe, vlugt neemen, te verryken, te bevol, ken, en duszynen Burgerftaat, zo veel , doenlyk, in vollen bloei te brengen; waar , in Hoogstdezelve de menigvuldige en , dagelykfche voorbeelden, zelfs van de , Geconfedereerde Zeven Provinciën, is , opgevolgd: want terwyl deezen meenen , geregtigd te zyn, de uit de eene Pro, vincie in de andere gevlugte, en onge- „ luk-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 77 „ lukkige Ingezetenen in hunnen Burger„ ftaat te neemen, zo heeft zyne Graaf-1 „ lvke Erluchtigheid, dies temeer, als een Duitfche Ryksftand, zich bevoegd ge„ houden, ongelukkige Nederlandfche ln,, gezetenen in zyne befcherming, en ge„ lyk als Leden van zynen Burgerftaat, „ insgelyks op en aan te neemen, als mede hun teffens van alle Landsheerlyke Pro,, tectie te verzekeren (*), en daar in „ zelfs het voorbeeld, van zyne Doorlug„ tigfte Hoogheid, den Erfftadhouder der „ Nederlanden, in zyne Duitfche Staaten, ,, na te volgen. ,, Dus zouden wy,- als een van Hoogst„ denzelven aangefteld Collegie van Jufti„ tie en 's Lands Regeering, zeer tegen „ onze Pligten handelenwen wy, het „ belang van ons dierbaar Vaderland uit „ het oog verliezende, daar tegen recht- ftreeks aangingen, en den Predikant Ba„ cot, aan Ü Ed. Ernstfesten, als een „ Misdaadiger, zouden willen overleeveren; „ daar hy evenwel, tot nog toe van geene „ de minste Euveldaaden is overtuigd ge„ worden. „ Deeze Geleerde Man, toen hy zich „ in de Maand Augustus of September, „ des laastleden Jaars, (f) hier heenen „ hadt (*) Wy hebben gezien, dat de Hoogleeraar van der Marck, Deventer ontweeken, onder anderen, hier eene Schut- en Schuilplaats vondt. Zie onze Vadert. Hip?. XXI. bl. 282. (f) Deer.e Brief was den 27 van January de» Jaars 1789 gedagtekend. LXII. soek, I787. 1788.  ?8 DE REPUBLIEK DER LXII. boek. I787. I788. „ hadt begeeven, gaf mondelyk te ken,, nen, dat hy voor de vervolgingen van „ zyne Vyanden zich niet veilig hieldt, „ om dat hy voorheen de toenmaalige Or„ donnantien der Heeren Staaten van Stad „ en Lande, welke hy in origineel ver„ toonde, getrouwlyk agtervolgd hadt: „ waar naa zyne Hooggraaflyke Erluchtig„ heid-, denzelven ook in zyne Protectie, „ en als een Ingezeten deezer Stad en „ Graaffchap, heeft op en aangenomen. — „ Hy heeft thans hier ter Stede zyn Fo„ rum, en moet gevolglyk, indien hy „ van eene Misdaad zou kunnen befchul„ digd worden, niet by U Ed. Ernstfes„ ten, maar hier, by zyne Competente O ver„ heid, regterlyk worden aangeklaagd. „ En men öelle ook al eens, als of „ Ds. Bacot , gelyk een weezenlyk Mis„ daadiger, van zyne euveldaaden gecon,, vinceerd zynde, der Straffe was ontvlugt, „ dan waren U Ed. Ernstfesten wel be„ voegd geweest, ons, met en benevens „ Communicatie der volledige Acten, om „ zyne Uitleevering te verzoeken. „ edoch nooit hadden U Ed. Ernstfesten, „ het durven waagen, ons door een pre„ mie van duizend Caroli Guldens, tot eene „ handeling te willen verleiden, wanneer „ dezelve zich hadden overreed gehouden, „ dat die regtvaardig was. „ Thans egter, terwyl U Ed. Ernst,, festen, geen eenigen grond van Regten „ voor zich hebben, of immers in derzel, ver Requifitoriaalen Brieve niet ophaalen, „ waar  VERENIGDE NEDERLANDEN. 79 „ waar op wy zouden kunnen of mogen „ befiuiten, om den Predikant Bacot, „ overteleeveren: zo is het zo veel te meer „ belediging voor ons, wen dezelve geloo„ ven, dat wy, als Mannen van Eer, „ voor eene aangebodene Premie vatbaar „ waren, en op zulke wyze konden, en „ mogten overgehaald worden, om het „ leeven, goed en eer, van iemand on„ zer Ingezetenen, ih de waagfchaal te „ Hellen. Neen! wy zyn Duitfche „ opregte Mannen, en blyven ftandvastig „ aan onze Pligten getrouw. „ Zouden inmiddels U Ed. Ernstfesten, „ ons overtuigend kunnen bewyzen, dat „ Ds. Bacot, weezenlyk een zodanig „ Booswicht ware, als dezelve hem heb„ ben opgegeeven, en wy vervolgens, „ naar de regelen van Juilitie, bevinden, „ dat daar in eene volkomene Onpartydig„ heid heeft plaats gehad, zo zullen wy, „ naar bevind van zaaken, niet nalaaten, „ eene zulke fchikking daar over te maa„ ken, als wy meenen met onze Pligten „ overeen te komen." (*) Tot nog meer befchaaminge, voegde de c Hoog Graaflyke Bentheim Steinfurtfche Re- w geering, by deezen verwytvollen Brieve, h ten bylaage een breedfpraakig Stuk, door? den Eerwaarden Bacot, den Landheer in- pj gediend, behelzende een Verhaal van de toedragt der zaake in Stad en Lande, ten tyde der heerfchende Staatsonlusten, en wat O Verzam. by de Chalmot XV. D. bh 173—176. LXII. boek; 1787. 1788. ronden sar op f voor rne onbuldeit.  3o DE REPUBLIEK DER LXU. e O & k. 1737. I788. wat herri daar in byzonder wedervaaren was | alles ingerigt, ' om zyne* onfchuld en dé wraakbaare drift zynër Vervolgeren, tegen elkander in den hun befchaamenditen dag te ftellen, onderfchraagd met Bylagen, tot verdere ontvouwing en aandrang, van alles wat hy, te zynerverdeediging, by bragt. — Naa een Tafereel opgehangen te hebben, van den loop der Gebeurtenisfen, die hem eindelyk drongen, van zyn Standplaats af te zien, en, zyns agtens, de ontwyking uit zyn Vaderland billykten, een Tafereel waardig, om met de Gefchiedenis, welke wy van dat Tydperk gaven, vergeleeken te worden, vestigt Bacot , het oog des Landheers nader op de Befchuldigingen tegen hem afgegeeven; fchoon, gelyk hy verklaart, het algemeene en voor hem raadzelagtige, derzelven hem niet toeliet, in eene bepaalde beantwoording te treeden. — Genoeg egter brengt hy hier te berde, om zich te ontheffen van de blaam der Oproerftookinge hem aangewreeven der lastering tegen zyne Hoogheid, geuit — des openbaar gepleegden gewelds - en van het verzinnen eeniger valfche Nieuwstydingen. Onbeantwoord bleef dit fchryven. (*) De f*) Dit fïuk in de Verzamel, by de Chalmot XV. D. te vinden loopt van bl. 177—220. Naderhand eaf Bacot een afzonderlyk Stukje uit, onder den Tytel van Verzameling van Stukken, door Dr. G. J G. Bacot,-tot verdeediging zyner Onfcbuld, enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 81 De Commisfie tot handhaaving der gevestigde Conftitutie, bragt nog andere befchuldigingen tegen Bacot, te voorfchyn by de Staaten (*), voor geen gering gedeelte daar in beftaande, dat hy, met mond en pen, de Gewapende Manfchappen hadt ten dienste geftaan. Het gevolg van dit alles was, dat 'er den vyfden van Lentemaand des Jaars mdcclxxxix, een Vonnis tegen hem geflaagen werd. Waar in, naa de ophaaling eener menigte van byzonderheden, ten zynen bezwaare; doch in het Berigtfchrift aan den Bentham Steinfurdfchen Landsheer, reeds meest alle ont- zeenuwd, gezegd wordt. „ Uit alle „ welke beweezene Misdaaden ten klaarften „ bly.kt, dat Bacot, van het eerfte bej, gin der ongelukkig ontftaane Troubles „ in de Republiek, tot zelfs naa de ge„ wenschte en gezegende Omwenteling der zaaken, zich altoos, hoe vreemd en „ rechtftreeks ftrydig, ook van en tegen „ zyne eerwaardige Amptsbetrekking, heeft ,, doen zien, als een Aanftooker en Be- vorderaar van de allergevaarlykfte ge„ voelens, ter Ondermyninge van de ge„ vestigde Conftitutie, en verguizing van „ allen eerbied voor Wetten en Overheid, en „ dus, in ftede van een Vredelievend, de „ Magten over hem gefteld, ondergefchik„ te Voorganger, met raad en daad, mond en penne, heeft getoond een openlyke „ Roer- (*) Verz. by dk Chalmot XXXVII. D. bl.224— 228. XXII. Deel. F LXII. boek, 1787. 1788. Vonnis ïverhem jeftreea Chalmot Iï. D. bl. 210. (§) iV. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 119/—1435- '  VERENIGDE NEDERLANDEN. 85 In de Stad Groningen zelve hadt men, de ongezindheid veeier Burgeren, tegen het draagen van Oranje tekenen kennende, dit in 't eerst aan de hand willen gaan, en alleen het Verbod van die te draagen vervangen, door eene Veroorlomng, met uitdruklyken last, dat niemand s wegens het niet draagen \ zou mogen gemoeid worden. (*) Dan zy vonden welhaast oorzaake, om tegen die moeienisfen en verdere balddaadigheden, der Oranje yveraaren eenenadeie* Afkondiging te doen; als mede om die der andere Partyen te verzoeken en te raaden, om zich te voegen naar het thans in de geheele Republiek algemeen aangenomen gebruik. Dit herhaalden zy nogmaals, op het allernadruklykst. (f) Dan zy vonden zich genoodzaakt, de drift der andere Party te beteugelen, door het ten . ftrengften verbieden, van het omloopen met Kroonen en andere Vercierzelen, het oprigten en hegten van dezelve, aan de Huizen der Ingezetenen, gepaard met Ongeregeldheden en Geldafpersfingen. (§) De herhaalde Raadgeevingen tot het draagen van Oranjevercierzelen , wilde de Regeering als een vriendlyk Bevel aangemerkt hebben; waarom dezelve ook, toen de Oranjedragt onder de Burgery afnam, zonder dat des eenig wederzeggen, van wegen de (*) Verz. by de Chalmot I. D. bl. 203. (t) Verz. by de Chalmot li. D. bl. ver J. m B. ^an Bol* iuis.  S>o DE REPUBLIEK DER LXli. lOEK. Ï7&7 I788. Netelig gefchil hier uit tusfchen de Stads B egee. ring en de Hooge Jtiltitte kamer geieczen. 1 ring vondt goed J. van Bolhuis, als gewapend eenen uitval uit de Unie gedaan, en iemand op een geweldige wyze aangerand hebbende, en als Kastelein, verantwoordelyk voor de daaden van geweld, door anderen gepleegd, die hy vrywillig geherbergd hadt, zyne Gevangenis van omtrent een- en- twintig weeken, voor ftraf toe te "rekenen, met verwyzing in de kosten des Regtsgedings, en hem, met betrekking tot het pleegen van openbaar geweld, door het fchieten uit zyn Huis, te ontflaan, onder handtasting en belofte van, des vermaand, ten allen tyde wederom te zullen verfchynen. B. van Bolhuis , als befchuldigd van Medegenoot dier gepleegde daaden geweest te zyn, ontfloeg de Stadsregeering onder gelyke handtasting en belofte. (*) Dit gaf gelegenheid tot netelig gefchil, tusfchen de Hooge Juftitie Kamer, en de Regeering van Groningen; een gefchil van vvederzyden, tot zulke ongelooflyke uiterften gedreeven, dat het eene korte vermelding verdient. Deeze Perfoonen, by Verzoakfchrift, aan de Hooge Juftitie Kamer, in appel van dit Vonnis toegelaaten, en ien Procureur Generaal, op diens verzoek, vergund zynde, om zich in dat Regtsgehng by hun te voegen, werden zy na sHofs gevangenis overgebragt; ten overgaan van den Procureur Generaal, eenen ander- (*) Verz. by de Chalmot X. D. W. 283—2^2» V7. Nederl. Jearb. 1788. bl. 351—362.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 91 andermaal verhoord, en in een gewoon Regtsgeding toegelaaten. Hier op verzogten zy, ieder ^oor zich zeiven, en J van Bolhuis., daarenbo ven als Man en Vader van acht onnozele Kinderen, die allen nog voor zyne rékening waren om, hangende het Pleitgeding, uit hunne Gevangenis ontflaagen te worden , onder belofte van zich, ten allen tyde, des vermaand, weder in beiloote Hegtenis te zullen begeeven. De Stads Advocaat Fiscaal, ftelde zich tegen dit verzoek party, en vervoegde zich deswegen by de Stadsregeering, die daar op aan het Hof fchreef van gevoelen te zyn, dat hetzelve niet bevoegd was, om die Lieden los te laaten; maar dat zy haare Gevangenen bleeven, zo lang haare Vonnisfen niet vernietigd waren, met bygevóegde bedreiging aan den Hove, „ dat zy zodanig een Ont„ flag, geenzins met onverfchilligheid aan„ zien, maar, in zulk een geval, genood„ zaakt zouden zyn, om het ter kennisfe „ van de Staaten en den Stadhouder te „ brengen." Het Hof vergunde; naa verhoor van Partyen, aan de beide van Bolhuizen, hun gedaan verzQek, mits genoegzaam borg ftellende, van niet buiten het Gewest van Stad en Lande te zullen gaan, en zich { des gevorderd, geduurende het Regtsgeding. ten allen tyde, en plaatze, voor het Hof te zullen vervoegen. Deeze borgtogt, ten genoegen van het Hof gefield zynde, hieldt zich de Stads Advocaat Fiscaal, als of hy van dit vonnis LXII. SOEK. Ï787. 1788.  92 DE REPUBLIEK DER LXII BOEK. 1787. 1788. nis in revifie wilde komen. Hier op rees weder verfchil, of die zaak voor revifie gefchikt was. De Stads Advocaat Fiscaal begaf zich geduurende het geding, en ftaande rollen uit de Regtkamer. Het Hof bevestigde het verleende ontilag, naa dat zy nu reeds bykans negen Maanden, in befloote hegtenis gezeten hadden. Doch de Stadsregeering, verftondt, dat beide die Perfoonen andermaal in Stads Gevangenis zouden gezet worden, en liet beider Huizen, des nagts door den Schout, en Dienaar, van Krygsvolk onderfteund, bezetten en onderzoeken. — Opaanklagt, zo van der Procureur Generaal, als van die twee Lieden, en derzelver Vrouwen, waar van de eersten zich wederom vrywilJig na 'sHofs Gevangenis begeeven hadden , verleende het Hof Acte op den Cipier, om hun, by voorraad, van eene bekwaam ejiuisvesting te voorzien; en geen Onderzoek van Stads wegen te gedoogen; ook verzogt het des Stadshouders tusfchenkomst, tegen dien geweldigen ftap der Regeeringe. Deeze daar en tegen vervoegde zich, by eenen breedfpraakigen Brieve , aan de Staaten en den Stadhouder beiden, met bede om haar gerust te willen ftellen, voor de bewaaring hunner Gevangenen. Zy vergat niet, op eenen klaagenden toon, hier by te vermelden: „ dat de Gevange- nen, eerst op de Plaats en in de Tuin „ van 'sHofs Gevangenis, tot herftel hun„ ner gezondheid gewandeld, en nu, fris „ en gezond, de vryheid verkreegen had- „ den,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 03 „ den, om door de geheele Provincie ver„ fche lugt te kunnen fcheppen, en te „ zamen te fpreeken, zo dikwyls zy zulks „ goed vonden." Als of het Hof kwaalyk gedaan hadt, met die vryheid te vergunnen, aan de Perfoonen reeds in een gewoon Regtsgeding ontvangen. Hier uit rees een tweede verfchil, tusfchen het Hof en de Stadsregeering. Daar het Hof ftaande hieldt, „ dat aan den Stad„ houder alleen, het Regt van beilisling „ over dergelyke Oneenigheden ftondt, volgens het Reglement Reformatoir." — Een gelyk verfchil rees 'er ook tusfchen de Staaten en het Hof, over dit onderwerp. Daar eerstgemelden aan den Stads Advocaat de vryheid lieten, om als nog, ongeagt 'sHofs nader vergund ontflag, in revifie te mogen komen, van het eerfte Appoinctement van Ontflag, door het Hof verleend. Tegen welk Staatsbefiuit de Gevangenen , zich op nieuw by het Hof vervoegden, „ om zodanig te befchikken, „ dat hunne zaak daar door niet wierd be„ nadeeld." Weinig tyds daar naa, beflooten de Staaten, om met den Stadhouder, over die verichillen; door eene Bezending, te handelen. Naa wydloopige onderhandelingen, en een breedvoerig betoog van het Hof, dat den Stadhouder het regt van Beilisling, in foortgelyke zaaken, met uitfluiting van de Staaten, toekwam, waar in het zich beriep op het Reglement Reformatoir, en Willem den IV. als Wetgeever deedt voor- LXIÏ; 1787. I788.  94 DE REPUBLIEK DER LXII. BOEK 1787. .1788. voorkomen, gaf de Stadhouder voor be- flisfing, „ dat 'er van 'sHofs vonnis tot „ Ontflag Revifie kon vallen, voorbehou„ dens het Regt der Gevangenen, en dat „ de Stads Regeering, haare bezwaaren „ tegen het Ontflag der Gevangenen zou „ kunnen aanvoeren, ten einde hy daar „ over mede zou beflisfen." Ingevolge hier van, vondt zich het Hof genoodzaakt, om het verzoek van Revifie, door den Stads Advocaat Fiscaal gedaan, regen het verleend Ontflag aan de Gevangenen, te laaten gelden. Zy zouden dus, naa zo veele flingeringen en wederwaardigheden, te gelyk met den Procureur Generaal, eerst in Regten hebben moeten bewyzen, dat de zaak voor geene Revifie vatbaar was, of althans een onderzoek in Revifie over de wettigheid, van het verleend Ontflag ondergaan hebben, geduurende welken tyd, die door de langwyligheid van zodanige gedingen, zeer lange kon gerekt worden, zy in befloote hegtenisfe zouden hebben moeten blyven. Wyslyk was de raad hunner Raadslieden , om liever af te zien van hunne Beroeping op het Hof, tegen het Vonnis der Regeering van Groningen: waar uit alle die gefchillen gereezen waren, dan die onuitoogelyke onaangenaamheden langer te rekken. De Procureur Generaal, zich daar tegen niet verzet hebbende, vonden deeze Lieden zich verpligt, om by een Verzoekfchrift aftezien van hun verdere Beroeping, dus te berusten in het Vonnis der Stads Re-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 95 Regeeringe, en aan deeze te vraagen, om ontflag van de kosten van de zyde der Stad aangewend, welk een en ander zy verwierven. ~— Zy moesten zich hier op weder in 's Hofs gevangenis begeeven, om aan de Stads Regeering uitgeleverd te worden: ten einde het Vonnis aan hun te volvoeren. Bykans één- en- twintig Maanden hing deeze over en weder betwiste zaak, en eindigde nog in zo verre gelukkig voor de Gevangenen, dat zy in hunne Posten van Hoplieden herfteld wierden, mits den toen ingevoerden Eed op de Conftitutie afleggende. (*) 't Is de zaak der Regrskundigen, niet eens Gefchiedboekers, om een juist oordeel1 te vellen, over de gegrond- of ongegrond-' heid der menigvuldige Gefchillen, welke1 in deeze netelige zaak zamen liepen. Dan kunnen wy, ter flot deezer, onzes oordeels, wel meldenswaardige Regtszaake, niet afzyn aan te merken, hoe rampzahV het lot is van Ingezetenen, die de lydende Onderwerpen, van zodanige Regtsverfchillen worden. Als mede hoe vaak een Ariftocratie van de flegtfte foort, geheel uit het oog verliest, het deerlyk lot dier ongelukkigen, waar van zy haare fpeelballen maakt; hoe, het hoofdverfchil, in gevallen van dien aart, in het einde zo verCO Wy hebben dit Verflag opgemaakt, uit dé egte Stukken, tot dit geval behoorende, te vinden m de Verzamel, by Dï CltALMWT XXXVül. D. fel. 54—223. LXIL BOEK. I*'87. I788. A in m exin g op lit geal.  ><5 DE REPUBLIEK DER LXII. boek 1787 J788. De Syn dicus TlDDEN; befchuldigd. verre te niet loopt, dat zy, die 'er de onderwerpen van waren, nog op 't laatst, door de onderlinge verbittering der Partyen , die hun van de eene Vierfchaar na de andere, van het eene Collegie na het andere gefleurd en gefleept hadden, voldoening en regt verkrygen, welke zy alleen aan de regtvaardigheid van hunne zaak moesten te danken hebben. De thans te Groningen in 't bewind gefielde Heeren, fcheenen een wellust ,te 1 fmaaken, wanneer zy Lieden, het Patnotismus toegedaan, hunne ongunst konden betoonen; alle gelegenheden daar toe ftrekkende, waren hun welkom. Hier van levert de Grysaart Tiddens , Raad en Syndicus van Groningen; eene aanmerkelyke proeve op. In een breedvoerig verflag der Drenthfcke Commisfie, tot handhaaving der gevestigde Conftitutie, in Wintermaand des Jaars mdcclxxxvii uitgebragt, kwam de Heer Tiddens voor, als door D. van der. Wyk, geraadpleegd over het geen met vrugt, in de Sociëteit der Patriotten, zou kunnen geleezen worden; „ daar toe „ de leezingvan het niets ontziende Schend„ blad, de Post van den Neder-Rhyn, niet ,, alleen ten fterkften aangepreezen; maar „ wel byzonder aangeraaden hadt, het ont„ bieden der Nommers, waar in het In„ komen van den Erfftadhouder gefpeci„ ficeerd ftondt: (*) Dit wekte den naspeurenden geest der vervolging op, en werden de C) Verzam. by de Chalmot III. D. bl. 201  VERENIGDE NEDERLANDEN. , de eigenhandige Brieven door den Heer Ti: dens, aan de daar gebannen en van deHe ren des Land fchaps Drenthe vefzogt, enve kreegen. De Heer Tiddens erkende d; voor van zyne hand. De voorzittend Burgemeester B. van IddekiNge, never anderen, gelast, om een verflag uit te brer ge, in die zaak, gaven te verftaan „ dat de Heeren van den Landfchapp „ verklaarden, hoe zy den inhoud der Mis fives en Correspondentie, van den Hee: i, Tiddens aanmerkten, als eene zamen „ fpanning met s Lands Rustverftoorders ,, om de gezegende Conftitutie omver t< „ werpen, en het Doorluchtig Hoofd dei „ Republiek allen invloed te beneemen. en vertrouwden, dat hun Ed. Mogen„ den, zich deeze zaak wel zouden gelie„ ven aan te trekken, en den Landfchappe eene genoegzaame Satisfactie, ge„ ëevenredigd aan de belediging 's Lands ,% Hoogheid toegebragt, te bezorgen." Gereed waren de Gelastigden in dit onderzoek, om dien wenk op te volgen, en te betuigen, dat zy den Inhoud dier Brieven van Tiddens, met van der Wyk, gewisfeld, zeer bedenkelyk hadden gevonden, daar dezelve duidelyk te kennen, gaven, „ dat de Heer Tiddens, hadt he„ hoord tot de Kabaale , die 'er op uit „ geweest was, om de gevestigde Re„ geeringsvorm te altereeren, zo niet ge„ heel te veranderen." Ten verderen bezwaare 'er byvoegende, „ dat hy van die „ Bnefwisfeling nimmer aan Burgemeester XXII. Deel. G „ re!3 >- Lxir. boek. e 1787. e 1788. s » t Verflag in zyne zaak uit* gebragc.  DE REPUBLIEK DER LXII. boek, i?3j. 1788. Van zyn Atnpt ontzet. teren en Raad, als zyne Heeren en ,, Meesters hadt kennis gegeeven; maar „ zich, (offchoon uit hoofde van het IX. „ Art. zyner Inftructie verpligt, by aldien iets tot zyne kennis mogt komen, waar „ aan de Stad gelegen lag, zulks voort aan 5, den Raad, of den Heer Prefideerende aan „ te dienen, om daar op orders te verwagten,) „ niet te min , op eigen gezag, haat mge,, laaten in zaaken, die voor deeze Stad, waar van hy de eerste Minister was, „ van de uiterfte confequentie hadden kun„ nen zyn, en by aldien de gunltige voor- ziening, het 1 niet hadden belet, en in „ die voorneemens geblaazen, ook alhier, „ zo als elders, de gevestigde en bezwoo,, rene Regeeringsvorm, zou hebben ge- converteerd." Te deezer oorzaake vonden zy zich genoodzaakt, als hun verflag uit te brengen, „ dat zy 'er niet van tusfchen konden te twyfelen, of de Heer „ Tiddens, wel met dat vertrouwen, door hun Ed. Mogenden kon worden „ en blyven vereerd , 't welk hy vdór „ de ongelukkige verwarringen, die het ,, Vaderland hadden beroerd, hadt genoo„ ten, dan of hy niet veel eer, het zelve, „ door zyn eigen ongeoorlofd gedrag, hadt „ verlooren." In de gefteldheid van Burgemeesteren, en Raad der Stad Groningen, op den dertigften van Zomermaand, des Jaars mdcclxxxviii, kon 'er geen twyfel vallen , of zulk een Raadflag was aangenaam, en hoogstaanneemelyk, en hadt ten gevol- s> ge?  VERENIGDE NEDERLANDEN. 95 ge, dat de Heer Tiddens , wegens ongeoorloofde Briefwisfeling, en een ontwerp van een Verzoekfchrift, tegen den Schultus Kymel te Daalen, met die Brieven overgezonden, van zyn Post verlaaten werd. Van dit alles deeden zy' met vreugde verflag aan den Stadhouder, en zonden, met dankzegging, de oorfpronglyke ftukken, aan de hulpvaardige Drentenaars te rugge- (*) Tot lof der Kerkleeraaren, in de Hervormde Gemeente binnen Groningen tekenden wy op, dat zy, ten 1 tyde der Staats en Stads verfehillen, de zyde der Patriotten hielden, en hier voor, de een min, de ander meer, rondborftiguitkwamen, (f) Thans, daar men de Kerkleeraaren in de Ommelanden, die veel deels genomen hadden in de Staatsbeweegingen, vervolgde, gelyk wy hier boven zagen, was 'er dubbele behoedzaamheid noodig voor de Stadsleeraaren, om nergens in behaald, en van hun post afgezet te worden; want fcherp luisterende ooren, met vooringenomene harten, vervoegden zich Kerkwaards, om \ Ware het mogelyk, uit den mond dier Leeraaren; die het meest zich voorftanders van de Volkszaak betoond, en by voorkomende gelegenheden der Sectenhaat, te Groningen zo zeer als ergens elders werkende, rustig in den fchild gevaaren hadden, (*) Verzam. hy Chalmot VII. D. bl. 182-*» 1b4. en XXXVlil. d. bl. 35. (t) Zie onze Vadert. Hist* XIX. D. bi. 279» G a \ LXIL BOEK. 1787. 1788. Omzig. tig gedrag der PatriottifcheLeeraars in Groningen*  LXII. boek.. I7&7I788. Moeilykheden den Leeraar BE ELAï aangedaan. 100 DE REPUBLIEK DER den, iets te bejaagen, 't geen konftrekken, om aan ouden en diep ingevreeten wrok voldoening te fchenken. De Kerkleeraars ontweeken, in 't algemeen, de aanflagen op hun gemunt ; dan één hunner strekte ten flachtoffer dier vooringenomenheid, haat en wraakzugt. Was de aandagt doorgaans wakker, om ftoffe van befchuldiging te raapen, dubbel , zeker fcherpte dezelve haare f ooren, op den Dank en Biddag des Jaars mdcclxxxviii, (*) wanneer een Leeraar ten Kanfel tradt, wiens voorheen Patriot tifche denk- en- handelwyze bekend was». Geen wonder dat deeze naauwlettend luisterde, om iets kwaads te bejaagen, toen Theodorus Brusveed de Blau, te Groningen , ten gemelden dage, in de Martini Kerk, het woord voerde. Dat hy daas mede ondank behaald hadt, was- hem bekend, door het afvraagen zyner Leerreden, waar in hy gezegd werd, te Taxatoir te hebben gefprooken, eene Commisfie hadt hem des onderhouden. Terwyl hy zich toerustte, tot een nader antwoord, en op de Beurtlyst ftondt, om 'svolgenden Zondags op te treeden, kreeg hy de weete van Burgemeesteren en Raad, dat hy zich by voorraad, van denPredikdienst zou onthouden, tot den tyd dat de Raad nader beflooten zou hebben, over zyne Biddagsleerreden.,, Eenboodfchap,"die, gelyk hy (*) Men zie de Uitfchryvihg van dien Vierdag in onze Vadert. Hifi. XX. D.. bl. 127.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 101 hy zich uitdrukte, „ hem als een onverwagte donderdag," in de ooren klonk:" dewyl hem, ten nader antwoord, tot den Maandag uitftel was gegeeven. Hy vondt zich, door dit verbod, voor de gantfche Gemeente ten toon gefield, als was 'er zwaare fchuld reeds klaar genoeg gebleeken. Dit kon hem geenzins , als een Dienaar van het Euangelie, onverfchillig weezen, en moest hem natuurlyk te zwaarder treffen, daar hy reeds bykans dertig jaaren in de Gemeente te Groningen, het Woord hadt verkondigd. Zulks 1'chreef hy aan den voorzittenden Burgemeester, en verklaarde tevens, op het plegtigfte, _ niet in ftaat te weezen, om aan den eisch des Raads, ter overgaave van zyn gefchreeve Leerrede te voldoen: dewyl hy die_, om opgegeeven reden, flegts gedeeltelyk in gefchrifce hadt, en boven dien niet gewoon was, zich aan het gefchreeven in de voordragt naauw te verbinden. (*) — Schoon dus niet in ftaat, om aan den eisch van den Raad volkomen te voldoen, „ was ,, hy egter," dit zyn'sMans eigene woorden, „ïchoonvan de verpligting daartoe „ nog niet overtuigd, wel genegen en'ge„ reed, om waar in hy befchuldigd mogt „ wor- (*) Eenige Leeraars, anders niet gewoon hun fchriftelyk opitel voor zich te hebben, waren tea deezen naauw luisterenden dage bedagt geweest, om alles der Gemeente voor te leezen: om niet |n eenige onaangenaamheid te komen, door eene uitdrukking, die ten kwaade kon geduid worden5 zy konden zich op hun gefchrift beroepen. G 3 LXII. iOEK. 1787, I788.  Lxir. BOE.K I787. I788. i I 1 i ï l 9 9 9 9 9 9 9 9: *! ?! 9J 95 95 ï» w ïos DE REPUBLIEK DER 99 worden, te taxatoir te hebben gefproo„ ken, of waar op eenige andere aan„ merking mogt zyn gevallen, zulks uit „ zyn gefchrift, of uit zyn geheugen, zo „ veel hy kon, ter goeder trouwe, op te „ geeven, fchroomende in het allerminfte „ niet te laaten leezen, wat hy hadt doen „ hooren, zo veel hy het kon te herhaar „ len, mits hy zelve den zin zyner woor„ den mogt verklaaren." Op de overweeging deezes Berigtgeeven3en Bnefs, werd de Leeraar gelast, binlen driemaal vier- en- twintig uuren, naa iet overhandigen deezes Befluits, de Leerreden aan den Voorzitter van Iddekinge e bezorgen. Op deezen herhaalden eisch naakte hy, in een breedvoerig antwoord, gepaste aanmerkingen, over de moeilykleid van het geval, waar in men hen? 'ragt; doch, voegt 'er ten flot by. „ Daar , men uit eene aanhoudende weigering, , mogelyk, ten mynen nadeele, zou beflui, ten — daar ik my van geen drift, of • verkeerdheid bewust ben, —- daar ik 1 in eene korte aanfpraak aan de Heeren , gelyk men zien kan, uit de Preek, open, lyk verklaard heb, hoe het verre van my ware, dat ik hun befchuldigen zou willen, of in verdenking brengen. Jal daar.ik, in de grootfte ooregtheid van myn hart, betuigen kan, zulk eene uitwerking van ophef en ongenoegen, als myn Preek gehad heeft, zelfs niet vermoed, ik laat ftaan bedoeld te hebben, ~—- en daar ik vertrouwe, dat ' U  VERENIGDE NEDERLANDEN. 103 U Ed. Mogenden, my in deezen wel " op myn woord zullen willen gelooven, " daar geef ik hier nevens over, wat ik " kan" - Zich verfchoond hebbende, over het gedeeltlyke, 't geen hy in gefchrifte overreikte, voegde hy er nevens „ is voorts een ieder de beste Uitleg' ger van zyne eigene woorden. U ta. Mog. gelieven my dan, noch over het !, gefchreevene, noch over het uitgefproo' kene te veroordeelen, voor en alweer „ ik 'er nader over zal zyn verftaan. De Leerreden in'den Raad overwoogen zynde, werd de opregte en moedige Leeraar gelast, om binnen drie dagen, naa de hem gedaane aanfchryving, zich op het Raadhuis te vervoegen, en aldaar by den zittenden Raad te doen, en vervolgens, met zyne Naamstekening bekragtigd, over te geeven, eene verklaaring van deezen woordlyken inhoud. ,, Ik betuig dat my .» van harten leed is het ongenoegen, het : welk ik aan de Ed. Mog. Heeren Bur! gemeesteren en Raad heb gegeeven, door de onvoorzigtige en ongemefureer' de uitdrukkingen, in myne jongst ge1, daane Biddagsreden, waar over ik van hun Ed. Mog. ootmoedig verfchoomng " verzoeke" — By deezefchuldbekentènis, was het voorgefchreeve Raadsbefluit, zyn Eerwaarde op het ernPugst aan te maanen,,, om zich, in hettoekomftige, „ van alle taxatoire termen, en uitdrulc!, kingen over de Regeering, Tydsomftan„ digheden, Lands en Regeeringszaaken G 4 9» LXII. ÏOEK. I787. I788. Welk eene verklaaringmen van hem vordert.  LXII. SOEK. 1787. 1788. Hoe door hen beantwoord. 104 DE REPUBLIEK DER " lvteïW?' Z° Wd ak Van alle haat*, ders, tot eerbied voor en onderwerping aan hunne wettige Regeering te vermaa„ nen en op te wekken, "en daar door met de Regeer^ mede te werken, ter her» ftelhng Van de rust en eendragt; op dat " Zoudenmv-E/' M0g' Zich genaak flVfflde"' om aanzyn welEerw. " ?™ °"genoegen, op eene meer ecla" wyze» te doen ondervinden." d^rviegTWaS hier uit °P temaaken, dat de gryze Leeraar, by zulke Refters 'er met gemaklyk af zou komen, iï een ont worpen Antwoord, verklaarde hy van ' was" alVnV/20?^^11 ten las* was als nog onkundig te weezen. En, egter, dus fchreef de braave Man: „ wordt " vorLT? Va" my een De^ir ge" %dl-P vernederend niet alleen; » maar zodamg ook, dat ik het zelve ? ^ar waarheid, en met een goed gewei' , ten, derwyze niet doen kan. JZ L , den vollen Raad niet alleen zulk een , dat ^ de gedagtems van blyve, het , zelve vertekend over te geeven, be, fchouw ik, voor iemand vin myn Ou- 'bSttmTeP>Brkking' ^ da^ïnTyn » besten Leeftyd, nu byna dertig iaaren • reb^afir?van g&ks 'rlnd f??6"' f8 20 dieP vernede- nen Anl lk my daar aan niet zo« bunnen onderwerpen, dan in gevalle van zeer zwaare en onwederfprelklyk klaar „ be-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 105 „ beweeze fchuld. Maar, al kon ik „ ook, Edel Mogende Heeren! tot zulk eene diepe vernedering befluiten, dan 5, nog zou ik het niet mogen doen: al zo „ ik daar door een valsch getuigenis tegen „ my zeiven zou afleggen, en tefFens we„ derfpreken , wat ik bevoorens, by de „ overgifte van myn Preek, ook onder „ myne handtekening, verklaard1 heb, en „ betuigd. —*n Zedelyk onmogelyk is 't „ my, over zulks, het voorgefchreeven „ Declaratoir alzo te doen; behalven dat 'er de eer van mynen Naam, en de agt„ baarheid van mynen Dienst, derwyzé „ is mede gemengd, dat ik 'er my aan de „ haatlykfte verwytingen door zou vinden „ bloot gefield, en alle vrymoedigheid in „ 't fpreeken my ook zou zyn benomen. „ U Edele Mogenden gelieven te ver-r „ onderflellen, dat ik my heb fchuldig „ gemaakt aan Uitdrukkingen, zo onvoor„ zigtig en ongemefureerd, dat ik Hoogst„ dezelve daar door ongenoegen gegeeven heb, en beledigd. Maar ik ben 'er my „ niet van bewust; en welke uitdrukkin„ gen U Ed. Mog. bedoelen, is my me- „ de onbekend. Hoe kan ik dan, my- „ ne Heeren 1 daar over welmeenend be„ rouw betuigen, of verfchooning ver„ zoeken? Deed ik het, wat zou hetan„ ders zyn, dan een woord der lippen^ ,> daar myn hart geen deel in hadt. Dan „ hoe ik dit, als een eerlyk Man, zou kun„ nen doen, beken ik niet door te zien. „ Befchouwen U Ed. Mog. myne UitG 5 „ druk- BOEK. 1787, I?88.  ïo6 DE REPUBLIEK DER LXII. boek, 1787. 1788. Waar toe hy komen Zou. ,, drukkingen als onvoorzigtig, en ongemefu,, reerd; ja als van eenen beledigenden aart, ,, blyft het dan nog niet, -het zy met eer„ bied gezegd, eene nadere vraage, hoe„ danig myne meening ware ? Elk is toch de beste Uitlegger van zyne eigene woor„ den. Ook kunnen Uitdrukkingen onge,, mefureerd en onvoorzigtig weezen, terwyl 'er nogthans geene beledigende bedoe- „ ling mede gepaard gaat. Overweeg „ ik daar beneven de ernftige Recomman„ datie en Bedreiging, deeze fchynen die ,, ook in myn Perfoon en Dienst te on„ derftellen, waar van my myn geweeten „ voor den Regter der ganfche aarde vry „ verklaart." Rustige taal der Onfchuld! de Bi.au kon, gelyk hy wyders betuigde, zich tot die maate niet fchuldig vinden, dat hy welmeenend fchuld belyden, berouw betuigen en vergiffenis vraagen kon: des niet tegenftaande, wilde hy zich geenzins onttrekken ; maar, uit agting voor de Regeering, ter liefde tot den Euangeliedienst, en tot de hem zeer waarde Gemeente, een plegtige Verklaaring voor de Regeering af leggen, en ook ondertekend aan bieden. Hy nam de vryheid deeze voor draagen. „ Ik betuige hoe het my waar- „ lyk leed zy, dat 'er, uit myn jongfte „ Biddagspreek, zo veel ongenoegen' by „ de Ed. Mog. Heeren Burgemeesteren en „ Raad deezer Stad is ontftaan, en dat, „ daar ik geene beledigende Intentie ge„ had heb, gelyk ik ook op den Biddag „ van  VERENIGDE NEDERLANDEN. 107 8, van den Predikftoel gezegd heb, myne 9, uitdrukkingen evenwel als zodanig onvoorzigtig en ongemefureerd, aan den ,, Raad zyn voorgekomen, gansch anders „ dan ik dezelve heb gemeend, of ook s, nog nu daar van ben bewust. Konden hun Ed. Mog. in deeze zyne Verklaaring, 't geen hy eerbiedig verzogt, niet berusten, dan betuigde hy gereed te zyn, om alle andere blyken van voldoening, aan Heeren Burgermeesteren en Raad te geeven, „ wanneer hem zou gebleeken s, zyn, dat hy, (fchoon het als dan nog altoos tegen zyn intentie geweest zou 9» zyn,) zich onvoorzigtig en ongemefureerd 9, beledigend hadt uitgedrukt; en wanneer 5, hem daar toe, uit zyn overgegeeven 9, Preefc zou zyn opgegeeven, welke Uit„ drukkingen zodanig aan den Raad waren „ voorgekomen, dat hy daar over berouw „ betuigen , en verfchooning moest verzoe„ ken." Hy agtte het zeer mogelyk, dat 'er, in de eene of andere zyner Uitdrukkingen , iets onvoorzigtigs, of ongemefureerds kon liggen opgewonden, 't welk hy zelve, wierd het hem onder het oog gebragt, als zodanig zou moeten bekennen, hoe zeer hy ook zulk een denkbeeld, als 'er ongedwongen uit kon worden afgeleid, aan zyne woorden geenzins gehegt hadt. Van zodanig eene Bekentenisfe, van j zulk een Aanbod, tot de uiterfte grenzen g naderende, waar toe een braaf Man, in 2 een geval van deezen aart, kan komen, was een gunftige uitfjag te verhoopen. Over- een- LXII. BOEK. I787. I788, iruskaf- ewee- en.  *ïo8 DE REPUBLIEK DER lxu. boek. 1787. I788. eenkomflig hier mede, gaf de Blau, door den Stads Secretaris Cranssen, uit naam van den Raad, ten Stadshuize gevraagd, of zyn Eerwaarde aan des Raads Refolutie zou obtempereerenP- ten andwoord zulks, zo nahy als hemmogelyk was, te zullen doen, en tevens een Ondertekend Declaratoir van leedweezen in gefchrifte over te zullen keveren. Hier mede doelende op het even vermelde ontworpen gefchrift. Doch dit woord , zo naby mogelyk, door den Secretaris aan den Raad overgebragt, was genoegzaam, om alle verdere naavraag af te fnyden, by eene Regeering, die 'sMans val beflooten hadt, eh voorzag dat dit het gewis gevolg zou weezen van het volhouden der eerst gedaan e vordering. Het fchorre Raadsbelluit, hem by monde van den Secretaris overgebragt, luidde: Dat de Raad by haare Refolutie ferfifteerde, en zyn Eerwaarde als nog gelastte, het voorfchreeven Declaratoir, zonder 'er iets by of af te doen, in den Raad af te leggen, en ondertekend over te geeven. 'sBraaven Mans hart klopte van verontwaardiging, over deezen volhoudenden eisch, daar hy zich toegerust hadt, om alles te doen wat een eerlyk Man kon worden afgevergd, door onpartydige Regi-ers. Hy antwoordde op deezen zin; daar kan ik niet aan voldoen; ik kan geen valsch getuigenis geeven, door te verklaar en, my iets leed te zyn, daar ik nietweete, waarover ik leedweezen zou hebben. Ik zal dan moeten ifwagten, wat my zal overkomen \ Met deeze Verklaaring verliet hy het Raadhuis, Dooï  VERENIGDE NEDERLANDEN, iojf Door deeze toedragt der zaake verhinderd, om den ontworpen Voorflag, dat zo naby mogelyke bevattende, te doen, kwam dezelve nogthans ter Raadzaale, en wel op eene wyze* die'er allen klem aan behoorde by te zetten. De groote Kerkenraad der Stad4 met 'swaardigen Mans lot begaan, bragt 'er dien Voorflag, gepaard met een Verzoekfchrift, waar in deeze Vergadering, naa betuigd te hebben, verre af te zyn van eenigen toeleg, om het Befluit des Stadsraads, of de gronden daar van, eenigermaate te beoordeelen of te berispen; of zich eenigzins uit te laaten , over de gegrondheid of ongegrondheid van het oordeel, en 't daar uit voortvloeiende bezwaar van den Eerwaarden de Blau, verklaarde, uit aanmerking van de naauwe betrekking, in welke een Euangeliedienaar ftaat, tot den Kerkenraad en de Gemeente , geene vryheid gevonden te hebben, om in deeze zaak geheel ftil te zitten ; maar zich, gelyk de eigene woorden luiden; onvermydelyk verpligt re„ kende, met de leevendigfte gevoelens „ van eerbied, onder het oog van hun „ Ed. Mogenden te brengen de zorglyke „ bekommering, welke dezelve hadt, we„ gens de gevolgen, die 'er ten aanzien „ van zyn Wel Eerw. zouden kunnen „ ontftaan, by aldien hy, alleen uit hoof„. de van een Scrupulus Confcienti, (wél„ ke in zyne magt niet ftondt weg te neemen, en tegen welke het niemand vry ftondt aan te gaan,) mogt blyven „ zwaa- H C E K. 1787, I788. De Kerkenraad(telt zich voor hem in de breste.  üo DE REPUBLIEK DER Lxn. boek. 1787. I788. Niet verboord, j < ] t ( ( 1 i r 9 9' „ zwaarigheid maaken, om aan alle deeïefi ,, van hun Ed. Mog. Refolutie, zo als ,, dezelve lag, te voldoen. Dat de „ Kerkenraad volkomen vertrouwde, het „ oogmerk van hun Ed. Mog. geenzins te 99 weezen,, om het Geweeten te bezwaa„ ren, of daar door eenen Euangeliedie„ naar, (anders met de kennelykfte blyken „ van Goedkeuring van hun Ed.-Mogen„ den vereerd, en van de Gemeente zo „ geliefd,) in ongelegenheid'te brengen; „ maar alleen, om hun gezag, zo veel „ noodig , te handhaavên.' . Op deeze gronden verzogt de Groote Kerkenraad, „ dat het hun Ed. Mog. groot 99 ffunftig moge behaagen, behoudens hun „ Ed Mog. gezag, Volgens hunne hooge „ wysheid, het Beiluit zodanig te verzag•S ten9 dat zyn Eerwaarde, daar aan, be„ houdens een onbezwaard geweeten, vol* 1, komen voldoen kon." , Dit Verzoekfchrift, uit naam des ganche Kerkenraads Vergadering gedaan, door Ie Leeraars H. Sypkens en L. van Jolhuis ondertekend, en den Voorziter van Iddekinge, aangeboden, werd loor hem in den Raad gebragt, om 'er liens welneemen op te hooren. Naa gelouden raadpleeging, werd de Voorzitter, 'erzogt, dit Adres weder aan de Inleeveaaren over te langen, en daar by, uit aam van den Raad, te kennen te geevent , dat de Raad dit Stuk, in geen beraad, flaaging konde neemen;" met de haat^ke by voeging, „ dat dezelve, over die „zaak»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 111 zaak, nu, noch in het toekomftige, „ eenige Adresfen van den Kerkenraad zou , „ verwagten of ontvangen." Een ftrenge afwyzende raadflag, door dien de Patriotten haatenden Voorzitter, ongetwyfeld, met een hartlyk genoegen uitgebragt. Een raadflag, die den Raad zo zeer tot fchande, als den zo hrusk afgeweezenen het ingediende tot eere verftrektè. Het was niet te wagten, dat de Leeraar de Blau , naa de gedaane Verklaaring, by zyn laatite vertrek, van den hem gegeevenen naderen tyd en gelegenheid, om aan 's Raads. zagte en gemaatigde Begeerte, gelyk men fchaamtloos dien harden eisch durfde noemen, zou voldoen. Tot den negen- en- twintigften van Bloeimaand, hadt de Raad, zoals dezelvefprak, daarop te vergeefsch, zints den tweeden dier maand-, gewagt, en velde toen dit Vonnis: „ dat „ hun Ed. Mogenden, ter maintien van „ hun wettig Gezag, den Heer Theo„ doris Brunsvëld de Blau , den dienst „ als Leeraar in de Gemeente te Gronin„gen' opzeiden, en alzo het Leeraarampt „ van- dezelve vacant verklaarden, gelyk „ zy den Heer de Blau, het zelve op„ zeiden, en het Leeraarampt, met dee„ zen vacant verklaarden: wordende voorts ,, gemelde Heer T. B. de Blau, verbo„ den-in de Stad Groningen, en derzelver „ Jurisdictiën, den dienst als Leeraar waar „ te neemen." Van dit Vonnis, kreeg hy» de groote Kerkenraad, en het Clasfis van de Stad en Gorecht, benevens die van LXTI. soek. I787. I788. De Bla» itgezet..'  LXII. boek. X787. I788. De Leerrede hem onthouden. Hy dient een ftuk, wegens zyne Commis-, iie als 1 Correspondentvan het ' Zuidhol- i landsch • Synodi. J i 1 1 j < e e r l d v tia DE REPUBLIEK DER van 't Oldampt en Westemolde,. als mede de Rentmeester van der Predikanten Goederen, de weete* Vrugtloos verzogt de afgezette Leeraar, by monde van den vervolgers Voorzitten-" den Burgemeester Quintus, de Leerreden, op 'sRaads verzoek overgeleeverd, te rugge. De Raad begreep dit Stuk in s Voorzitters Lesfenaar, te moeten opfluiten en bewaaren. De afgezette de Blau, hadt nog in handen den Geloofsbrief, om, als Correspondent te gaan, na de Synode van Zuidholland. Heeren Gedeputeerde Staaten hadïen dien, van hem te rug gevorderd, en iy zyne bereidvaardigheid betuigd, om lan dat goedvinden te voldoen, doch tefens verzogt zyne bedenkingen daar over ilvoorens, aan die Vergadering te mogen roordraagen. Men begreep aan den Heer de Blau, n de. Vertrekkamer zich vervoegd heb>ende, door den Secretaris te laaten aanleggen, om, by aldien hy iets, by gechrifte, mogt hebben in te dienen, :ulks aan den Secretaris over te geeven. iy deedt zulks, met by voeging van het Credentiaal zelve. Dit gefchrift draagt blyken van 'sMans delen en onverfchrokke'n geest, te miden van het ongelyk hem aangedaan. Imïers naa het een en ander aangevoerd te ebben, wegens den tyd, op welken hem it Credentiaal gegeeven was, enden aart an het Credentiaal der Synode zelve, betuig-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 113 tuigde hy, daar de verleende Commisfie, hem van wegen Gedeputeerde Staaten werd te rug gevraagd, wel gereed te zyn, om daar aan, zonder uitftel, te voldoen: „ dan" voegt hy 'er by, „ het zy my aivoorens geoorloofd, U Ed. Mogen- den eene en andere bedenking, daar „ omtrent onder het oog te brengen, niet „ zo zeer uit een beginzel van fterke be- geerte, om die Commisfie zelve waar te neemen: want ik had reeds in over„ weeging genomen, om dezelve aan myn Secundus overtedraagen; maar om eene „ nieuwe fletrisfure af te wenden, welke „ my door van die Commisfie, naa het „ reeds ontvangen van de vereischte Au- thorifatie, alzo ontzet te worden, zou worden toegebragt." Met veel klems voert hy aan, het lydig onregt, 't welk hem, door het te rug neemen dier Volmagt, zou worden aangedaan , en bewyst uit den aart zyns gevals zyn regt, om die Commisfie te vervullen; brengt voorbeelden zelfs uit deezen tyd by, van Politiek ontflagene Leeraaren, die egter hunne andere Kerklyke betrekkingen daar door niet derfden. „ Ben ik," fchryft hy, alles zamentrekkende, „ der„ halven Kerklyk nog Predikant en Lid „ van onze Clasfis, zo wel als afgaande „ Depatatus, dan betuig ik niet door te „ kunnen zien, waar om ik myne Com„ misfie, waar toe onze Synode my naar .„ ftyl benoemde, en ook U Ed. Mogen„ den my reeds gevolraagtigd hadden, XXII. Deel. H „ niet LXII. 5 o EK. 1787. I788.  LXII. BOEK I7795» tot zyn Ampt weder geroepen, vierde dien Herttelden Predikdienst den 15. Maart, met eene Leerreden, die het licht ziet, waar in hy een kort verflag geeft, van zyne Amptsontzetting en van zyn gedrag geduurende den ftilftand van zyn Stedelyk Leeraarampt. O Verz. by de Chalmot XXXVIII. D. bl. 35. H 3 VA LXII. BOEK. I787. 1788*  D E R E PU BLIEK. per VEREENIGDË NEDERLANDEN. DRIE EN ZESTIGSTE BOEK. lxiii. boek. I N H O UD. Schets van Zeelands Gefteltenisfe naa de Omwenteling. Veel was ,er reeds vóór de Omwenteling afgedaan. Middelburgs Prinsgezindheid. Gelukwenfching dier Stad, en 'van den Eilande Walcheren, wegens de Omwenteling, aan zyne Hoogheid. Verzoekfchrift der IValcherfche Landlieden, om den Eerflen Edelen erflyk te verklaaren. Hoe door den Plaatsbekleeder van den Eer ft en Edelen van Lynden, met goedkeuring gehoord. Algemeen aangenomen. Op welk eene wyze door Willem den • V. beantwoord. Daadlyke Opdragt. Hoe zeer Zeeland veranderde in 't geen het Krygsweezen betrof. Veranderingen in de Stedelyke Regeeringen voorgevallen. Men beftuit den Prins te verzoeken ter Regeeringsverftelling. Gronden waarop dit be(luit rustte. De geest van Regeer ingsverandering in Zeeland woelende. Van de Spiegels raadflag deswegen. Nadere aanzoeken, om  VERENIGDE NEDERLANDEN. 117 om Patriotten te weren en Prinsgezinden te bevorderen. Heeren tot de Regeeringsverfchik-1 king benoemd. Aanmerking die Heeren betreffende. Regeeringsverfchikking te Vlisfingen. Vrugttioze voorflag der voornaamfte Vlisfingfche Burgeren.- Aanmerking op de Regeeringsverflelling te dier Stede. Hoedanig de Regeerinsverandering te Zierikzee was. Veranderinge in andere Steden. Algemeen Verflag van de handelingen door die Regeer ingsveranderaaren gehouden. Die Heeren geraadpleegd, wegens het Oproer en de Regeeringloosheid te Kortgene. Hoe zy 'er zich van ontflaan. Op welk eene wyze men die zaak vindt. De Staaten betoenen vergiffenis aan de Oproerigen. Verflag wegens de Commisfie ter Regeeringsverandering. Alle eigendunklyke Aan- en Afzettingen van Regenten vernietigd. Van de Spiegel, tot Raadpenfionaris in Holland geroepen. Bekendmaaking wegens deeze Verkiezing. Redegeeving van zyn fpoedig Antwoord op deeze Beroeping. Schryven der Staaten van Holland, ter wegneeming van eene zwaarigheid. Van de Spiegel, verkrygt vryheid om die post aan te neemen. Affcheids Redemoering, van dien Penfionaris zyn vertrek. Het verkiezen van eenen nieuwen Raadpenftonaris in zyne plaats. Wil hem Aarnout van Citters, hier toe aangezogt. Wat hem bewoog om die post te aanvaarden. Intreedredenvoering van van Citters. Weinig Patriotten blyven uit Zeeland verwyderd. De Kerkleeraar Johannes de Fremery keert na Middelburg weder, Oorzaaken van de weinige vervolging in ZeeH 3 land LXIII. SOEK.  LX III. BOEK. 1 ) fl t t 0 6 J h 1 j' h & 4 g< k to. dr de bej gei n8 DE REPUBLIEK DER land naa de Omwenteling. Vonnis over den Zeecapttetn Adrianus Schierhout. Schaarschheid van Gelde in dit Gewest. Zeeland dringt aan op het afdoen van het Stuk der Quotas. Overgang tot de Generaliteits Landen. Hoe men daar over V algemeen handelt. Byzondere Aanklagte tegen eenige Leden in den Raad van Brabant. Befchuliigmgm ingebragt tegen Willem van Laar '*en Voorzitter en de twee Raadsheeren Nisolaas Willem . Hartman , Daniël >tein Parve en Lambert Engelbert 'an Ecic. Hoe zy zich tegen opfpraak erdeedigen. Nadere bepaaling ten hunnen pzigte. Wat de Fiscaai Witte Tulling s werk fielt, om veele 'sHertogenbosfenaaren i benaauwen. Hy flaagt niet in allen deele; ik van der Pot niet, in het vervolgen er Bedienden van de Generaliteit. Voor■hrift^ van Vaorbiddinge voor 'sLands Overttd tn de Generaliteit. Hoe de Franfche redïkant Jean Gagriel la Font, te Hertogenbosch gezegd wordt gebeeden te hebn. In zyn dienst gefchort. Zoekt te ver, 'efsch in de Amnestie begreepen te worden, fgezet, ^Gene openbaare Vreugdebetoonin* n °P jPrinfen Jaardag in 'sHertogenscL Hoe de Jaardag der Prinfesfe daar vierd. Komst van zyne Hoogheid m 'sHer-, \enbosch, Aanfpraak ter verwelkoming door - en zeventig Burgers opgefteld. Het geag der Ungeweekenen te Brusfel en op an? plaatzen. Hoe daar en elders gunfiig egjd. De Haven by het Nieuwediep in •eeMetd. Belasting daar geyorderd. Gefield  VERENIGDE NEDERLANDEN. 119 fteldheid van 'i Lands Zeemagt. Het Kweekfckool der Zeeward blyft in ftand. Poogingen ten nutte der Zeevaard Gefteldheid van de Oost-lndifche Compagnie. Voorflag van zyne Hoogheid, ten opzigte van die Maatfchappy. Zwaare Geldbehoefte en aandrang op Onderfland. Voordragt aan hun Hoog Mogenden. Eene Geldopneeming van vyf Millioenen in Wisfelbrieven.. Aanmerkingen der Afgevaardigden van Amfterdam daar tegen. Voordragt der benoodigde Gelden. Uitdteling der Maatfchappye Een Paketboot op de Raap de Goede Hoop aangelegd. Ongelukkige Staat van de Wesï-Indifcke Maatfchappye. Voordragt van dien hooploozen toeftand. Hollands oordeel over dien fland der zaaken. Tvert voor de te g&moetkoming met gereede Penningen. Sterke taal van Holland deswegên gevoerd. 'Welk een ingang dit by'hun Hoog Mogenden vondt. Bcflel op de Regeeringen in de Volkplantingen aan zyne Hoogheid opgedraagen. Staat des Slaavenhandds. Hollands begrip over den Slaavenhandel. Be Fiscaal van Teylingen, op Curacao herfteld. Slegte gefteldheid des Handels op Noord America, Bezwaar, wegens de Vaart op Spanje opge Haard. Gefchil met Spanje, wegens het Salut op Zee, uit den weg geruimd. De terug roeping des Afgezants van Dkdem , by dt Porte gevreesd. Hoe Directeuren van dei Levantfchen Handel voor hem opkomen. H\ blyft die post bekleeden. Van hoe veel in vloeds hy by de Porte was. Vreemd voorfte des Keizers van Marocco. Hoe door onzei Vice-Conful beantwoord. Deze Keizer betuig li 4 li LXIII. BOEK. T / 1 r ! I  LXIII. BOEK J737. 1788. Schets van Zeelands gefteltenisfe. 120 DE REPUBLIEK DER in vollen vrede re zyn met alle Chfisten Mo< genheden. Zonderlinge Verklaaring van dien Moorjchen Vorst. Een Gezant van Tripoli gezonden aan zyne Hoogheid. Zeldzaame Brief. Gehoorverleenmg by den Stadhouder. Aanzoek van wegens de IValvischvisfchery, Qm onderftand van 'j Lands wege. Hoe te gemoet gekomen. Nadere fchikking deswegen ; de Haring- en andere Visfcheryen begunjligd. Alle de Bondgenootfchaplyke Gewesten , deelden in de groote Staatsomwenteling, veele op omtrent dezelfde wyze. friesland, als mede Stad en Lande, zagen fUJn f.k^fte voorgaande Boek, vergilden hier in van die Gewesten, waar de daadlyk daar gefielde invloed der Pruisfifche Krygsmagt, met een alles overheerlchend Geweld, in die dagen Verlosfing geheeten, werkte. In Zeeland, mede van frmsfisch Krygsvolk geheel bevryd, vernamen wy de fnaaren der Omwentelinge op eenen anderen toon gefpannen, en Joor Plunderingen by Plunderingen, de fchnk zo diep in 't hart gejaagd, dat, ondanks de veelvuldige en kragtdaadige tegenftribbehngen, of liever tegenkantingen der Patriotten, 'sPrinfen Party de boven hand kreeg en behieldt. Het Luctor et Emergo Ik worflel en kom boven, het randschrift der Z^/c/fce Geldmunt ^ men, van de zyde der Prinsgezinden, met volle ruimte, toe op de daar gebeurde StaatsDmwentelmge. Wy hebben deeze ftoffe zeer in  VERENIGDE NEDERLANDEN, iai in 't breede ontvouwd, en gebragt tot het Tydperk dat de Staatsomwenteling, in dit Gewest, en in de meest daar tegen werkende Steden, daadlyk ftand greep. (*) De verdere gevolgen dier groote Gebeurtenisfe, moeten wy thans vermelden, en fchikken daar toe het eerste gedeelte deezes Boeks. De Burgerfocieteiten waren gefloöpt; de Wapenhandeletfde Genootfchappen ontbonden , de Schutteryen van Patriotten gezuiverd, en door naauwe bepaalingen beperkt. Veel was 'er dus afgedaan, 't geen in andere Gewesten nog te doen ftondt, tot de Omwenteling der Prinsgezinden ruime handen gaf, en in ftaat ftelde, tot het volvoeren van dat fpel, 't géén wy ,hun, in de overige Gewesten, zagen fpeelen, op eene wyze die, ontzetting, fchrik en andere onaangenaame aandoeningen, beurtlings deeden afwisfelen. Stak onder de Zeeuwfche Eilanden Walcheren, ftak onder de Zeeuwfche Steden Middelburg uit in yver voor het Huis van Oranje; deedt deeze Stad. haar en foms overweegenden invloed voor die Partye gelden, ten tyde dat het nog in de waagfchaalehing, of dezelve het zwaarfte zou weegen, dan, als te ligt bevonden, opgehaald worden. ■ Zagen wy die Stad, zo in de algemeene Staatsverrigtingen, als in (*) Wy wyzen te ruege op onze Vaderl. Hifi. het geheele LU. Boek, in het XVIII. D. bl. 211— 432. H 5 LXIII. BOEK. I787. 1788. Veel was er reeds voor de Omwenteling af« gedaan MiddelburgsPrinsgezindheid.  iaa DE REPUBLIEK DER LXIII. boek, 1787. I788. Gelukwenfchingdier Stad en van den EilandeWakheren, wegens de Omwentelingaan zyne HoogheiJ. in haar meer byzonder raakende gevallen, den Eerften Edelen, enden Raadpenfionaris van de Spiegel , getrouw op zyde ftreeven, als er iets ten voordeele van den Prins in. bewerking was ; ja fnelde deeze Hoofdftad van dit Gewest, die Mannen niet zeldzaam vooruit in het ontwerpen, daarftellen en voltrekken van maatregelen en middelen ter dempinge van alles wat, met woord of daad, de Patriottifche Party begunrtigde; dan zeker zal het ons geene verwondering baaren, die Stad aantetreffen als opgetoogen in blydfchap, en overvloeijende Dankerkentenisfe, toen de Omwenteling, zo fterk verlangd, en met zo veel moeite bewerkt, daar was. (*) Geen wonder, derhalven, dat zy boven andere Steden, in het doen van Gelukvvenfchingen, uitmuntte. Een Brief daar toe ingerigt, vaardigden de Burgers en Ingezetenen van Zeeland* Hof en Hoofdftad, en eenige Opgezetenen van derzelver Regtsgebied, als mede van het Platteland des Eilands van Walcheren, aan zyne Hoogheid af. De Gelukwenfching was in deeze woorden begreepen. „ Doorlugtige Hooggeboore Vorst „ en Heer! Het zou niet alleen eene koe„ le onverfchilligheid, maar zelf eene fnoo„ de ondankbaarheid zyn, byaldien het „ Volk en de Inwoonders deezer aanzien„ lyke Hof en Hoofdftad in deeze Pro- „ vin- (*) Zie onze Vaderl. Èht. XVIII. D. bl. 350.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 123 vincie, by de gewenschte Omwenteling ,, van zaaken, niet hun zugt ten toon ,, fpreidden, waar van enkele liefde, door „ edele gevoelens onderfteund, en door „ eene grootmoedige dankerkentenis bege„ leid, het kenmerk is. ,, 't Zy den Burgeren en Inwoonderen „ der Stad Middelburg in Zeeland, by dee„ ze gewenschte gelegenheid, vergund „ hun onderdaanig. refpect té betuigen, en in dit tydftip, by het aantal der ver9, blyde Ingezetenen van Zeelands Gewest, „ ook hun opregte toegenegenheid en con9, gratulatie, over uwe Hoogheids lang „ gewenscht Herftel, en op nieuw aan„ vaarde Regeering, uit te boezemen; ,, zulks als nu by verdubbeling over U „ Hoogheids dierbaare Perfoon, Hoog aan„ zienlyk Huis, eminente Posten, en „ wettige Regeering, van den Hemel affmeekende, teffens deeze gelegenheid waarneemende, om het belang en de ,, welvaard van onze Stad, en de handhaaving van derzei ver Regten en Vryheden, ,, aan uwe Hoogheids byzondere befcher„ ming aan te beveelen, ,, De God der Heerlykheid, doe uwe Doorlugtige Hoogheid uitblinken, als ,, een ichitterende zuil, om hetgewigtig, ,, Staatsgebouw te fchooren, en bedekke „ uw Hoogheids Regeering, met zyn gunftige befcherming en goedertieren toe„ verzicht. En daar zyne oneindige Wys,, heid, zulk eene gelukkige Omwenteling ,8 heeft te wege gebragt, als die, welke ï » wy LXIJI. boek. 1787. 1788.  124 DE REPUBLIEK DER LXIII. BOEK. 1787 E788. Verzoekfchriftder WalcberfcheLandlieden om „ wy thans genieten mogen, fchiete zyn „ alvermogende hand, in deeze duistere „ dagen, een glans vart Hemelsch Licht „ in uw Hoogheids harte, waar van een ,» wys en voorzigtig Beftuur, de gezegen» „ de uitwerkfels zyn, terwyl de liefde „ der Burgerlyke Maatfchappye, hun lof„ lyke poogingen bekroone, en de voor„ fpoed der Ingezetenen van dit aangenaam „ Gewest, en byzonder van onze Stad, „ de uitmuntende vrugt zy van derzelver „ loflyken arbeid, „ Uwe Hoogheid, en deszelfs dierbaar ,, Huis, worden gefteld tot fpreekende „ bewyzen van de Godlyke Gunst, on„ der een gezegenden toeftand van Kerk „ en Burgerftaat, om als waare en regte „ Vaderlanders geëerd te blyven, en fteeds „ hoog gefchat te worden in de gevoelige „ harten van de dankbaare Zeeuwen; ten „ einde de onfterflyke Naam, van uwe „ Hoogheid ongefchonden moge worden „ overgeleverd aan de laatfte Naakomeling„ fchap, en de dag der aflegginge uwer „ Doorlugtige Hoogheids Eminente Post, „ de onuitwischbaare Gedenkdag, zy uwer „ Hoogheids eeuwige belooning in de za„ lige Onfterflykheid." (*) Zo geene Magtsvermeerdering bekwam zyne Hoogheid, in Zeeland, ter gelegenheid deezer Staatswisfelinge, eene Eers aanwas voor zich en zyn Huis. Aanleiding hier toe, gaf een Verzoekfchrift getekend door '(*) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 230.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 125 door zestien honderd Landzaaten en Inwoonders, ten Plattenlande van het Eiland Wakheren, waar in zy hoofdzaaklyk te verftaan gaven, dat, zints meer dan twee honderd Jaaren, de Prinfen van Oranje, Stedehouders van Zeeland, by Perlöoneele Opdragten, het regt hadden bezeten, om, onder den Tytel van Eerfte Edele, het geheele Lichaam der Ridderfchap, 't geen bevoorens een aanzienlyk Lid der Regeeringe uitmaakte, in zich alléén te vereenigen , en aldus de Landlieden, met derzei ver belangens, te vertegenwoordigen. — Dat, offchoon hun Ed. Mog. by onderfcheide Opdragten van den Staat van Eerften Edele, telkens hadden verklaard, dezelve niet toe te kennen aan eenig Huis, Goed, Qualiteit of Familie, zy vermeenden , dat die Bepaaling alleen gemaakt en ïngerigt was geweest, om tegen te gaan de meening, by wylen Prins Maurits van Oranje gevoed, als of het Regt tot den Staat van Eerften Edelen aan het Marquifaat van Veere, byzonder was gehegt en toebehoorde. Dat zy vermeenden, dat die bepaaling van geen kragt en gevolg behoorde te zyn, ten opzigte van het Doorlugtig Huis van Oranje, zedert dat in hetzelve de Stadhouderlyke Waardigheid, van Zeeland de Verklaaring van Erftyk te zyn, bekomen hadt. Hoe volgens de Conftitutie van alle de overige Gewesten , dit Gem eenebest uitmaakende, de Ingezetenen van het Platteland, fchoon op onderfcheidene wyze, ter Staatsvergaderin- LXIIL boek* 3787. 1788. den Eerften Edelen Erflyk ce verklaren.  is6 DE REPUBLIEK DER LXHI. kiek. ( ] ge werden vertegenwoordigd, en aldus deel aan de Regeeringe hadden. Zulks hadt mede, van de oudfte tyden af, plaats gevonden in Zeeland, eerst door een geiieel Lichaam van Edelen, en naderhand door dien Stand aan de Prinfen van Oranje alleen, telkens door hun Ed. Mog. optedraagen. Zy vertrouwden uit dien hoofde, eene gegronde aanfpraak te hebben., om den Staat van Eerften Edele, in het Erfftadhouderlyk Huis te zien voortduuren. Zy wisten geen reden uit te denken, waarom die Staat van Eerften Edelen, niet Erflyk zou behooren te verblyven , aan de wettige Afftammelingen van het Doorlugtig Huis van Oranje, even zo wel als het Stadhouderfchap van dit Gewest, in plaats van telkens eene nieuwe Aanftellinge te behoeven, zo als nog laatstlyk, ten opzig:e van den tegenwoordigen Erfftadhouder, :en Jaare mdccli, hadt plaats gegreepen.—■ ren naderen aandrange hier by voegende lat men door dusdanige Perfoneele Aanftelingen, zich altoos bloot gefteld vondt, lan de in 't oog loopende ongelegenheid lat, by onverhoopt affterven der Heeren ïrfftadhouderen, de Staat van Eerften Edeen , aan nieuwe raadpleegingen zou onderïevig zyn, en daar door eenigzins in een laat van onzekerheid dobberen, als wanïeer de Ingezetenen van het Platteland hun legt, om ter Staatsvergaderinge vertegenvoordigd te worden, zouden misfen. Zy ?erzogten derhalven eerbiediglyk, dat het m Ed. Mogenden gunftig behaagen mogt, tot  VERENIGDE NEDERLANDEN. 12? tot behoud der thans gelukkig gevestigde Conftitutie, den Staat van Èerften Edelen binnen Zeeland, Ertlyk te verklaaren, in de Wettige Afftam melingen des tege»woordigen Erfftadhouders, By de raadpleegingen op dat Voorftel, den laatftén dag des Jaars mdcclxxxvii, betuigde de Heer van Lynden, de Perfoon des Eerften Edelen in de Staatsverga- : dering vertegenwoordigende, zyn vol ge i noegsn over de blyken van toegenegenheid: en verkleefdheid der Landzaaten voor het Huis van Oranje; met by voeging, dathy, ter oorzaake van de byzondere betrekking, welke hy tot den Heer Eerften Edelen hadt, het Stuk zelve zou overlaaten, aan de Raadpleegingen der overige Staatsleden. Deeze namen het over, om het goeddunken hunner Zenderen daar op te verneemen. (*) Een Voorflag van deezen aart, geftemd op eenen toon, welke genoegzaam den Stel-1 Ier aankondigt, kon niet misfen eenen gun-\ • ftigen ingang te vinden, en onmiddelyk het voorwerp van daadlyke bewerkftelling te worden. In de eerfte Maand des volgenden Jaars, werd, hier op het eenpaarig toeftemmend Befluit der Staatsleden uitgebragt. Op deeze Aanbieding was het antwoord des Stadhouders: „ dat hy, volgens zyne d meermaalen gedaan e Verklaaringen, zich v „ volkomen zou vergenoegen met de Qua- £ » litei-v (*) Net. van Zeeland 1787. W. 758. LX1IÏ. boek. 1787. 1788. Hoe loor den rleervAN LYNDEN net roedkeuing geïoord. AJgeïeen aanenoïen. Hoe oor flLLEM EN V. eant'oord.  ïa8 DE REPUBLIEK DER LXIII. boek. 1787. J788. Daadlyk Opdragi „ liteiten en Voorregten, waar mede hy in „ den Staat, en ook in de Provincie Zee„ land, bekleed was, en in dezelfde denk„ wyze, bleef volharden, zonder eenige „ meerdere uitbreiding van Gezag te ver„ langen." Maar, dit laat hy 'er onmiddelyk op volgen, ,, dat het hem egter „ vleidde, gelyke aanbieding aan hem te „ zien doen, als aan Willem den III; „ dat hy daarom des te meer, de gunfti„ ge Intentie van hun Ed. Mog. gaarne „ aannam; en dat hier door de band van Verknogtheid, waar mede zyn Perfoon „ en Huis aan hun Gewest verbonden was, „ nog nader zou worden toegehaald: ter„ wyl hy altoos volvaardig zou weezen, ., om den bloei en welftand van den Lan„ de van Zeeland, en derzei ver goede Ingezetenen, zo veel in hem was, te be„ vorderen, en daar door te beantwoorden „ aan de genegenheid, door hun Ed. Mog. ,, thans hem op nieuws betoond." (*) : Dit Antwoord hadt ten wel voorzienen gevolge, dat de Staatsleden eenftemmig goedvonden, om, „ uit aanmerking", zo luidt het Staatsbefluit, „ van de hooge ge„ boorte, notabele diensten en zonderlinge hoedanigheden, die het kenmerk zyn van het Huis van Oranje, den Staat en Kwa j „ liteit van Eerften Edele van deeze Provincie, even als zulks ten opzigte van zyne Hoogheid, den Heer Prins Wil- „ lem (*) Verzam. by de Chalmot XXV. D. bl. 186—■ 188. XLVL.D. bl. 183—186.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 12^ „ lem den III. hadt plaats gehad, ook „ met betrekking tot zyne Hoogheid, den „ Heer Prins Willem den V., by am„ pliatie van voorigen Opdragt aan Hoogst„ denzelven, als nu Erflyk zou worden „ verklaard, in die Wettige Afftammelin„ gen van deszelfs Huis, aan welken het „ Stadhouder-Capitein Generaal en Admi„ raalfchap van deeze Provincie, den der- tigften November mdccxlvh, door hun Ed. Mogenden mede Erflyk v/as opge„ draagen.. .Dat nogthans deeze Opdragt gefchiedde, onder aankleeving van voo„ rige gedaane Verklaaringen, en onder „ dezelfde bepaalingen, in der tyd, als vermeld waren in de Refolutie van den „ eerften November mdccli. waar by aan „ den tegenwoordigen Heer Erfftadhou„ der, de Staat en Qualiteit van Eerften „ Edelen was opgedraagen. (*) — Van deeze volduurendé Opdragt dier Waardigheid, werd onverwyld eene Acte, onder het Groot Zegel van Zeeland, aan Willem den V. toegefchikt. Om (*) Verzam. by de ChaljIot VI. D. bl. 283. Van hoedanig een aart, en van welken invloed de Eer li e Edels in Zeeland is, kan men zien in den Tegen-w. Staat van Zeeland. I. Deel. bl. 35. enz. Van de uitoefoning diens gezags, heeft onze Vadert. Hifi. ten onmiddelyken Vervolge op Wagenaar, een aanmerkelyk ftaal geleverd, XXIV. Deel. bl. 148. enz. Om thans geen byzondere Hukken, ten bewyze hier voor op te haaien, uit de laatere Gebeurtenisfen; en wel byzonder even vóór de Omwenteling. De Gefchiedenis van Zeeland, in dat Tydperk, is des vol. XXII. Deel. I Lxrir. soek» 1787. 1788»  LXIII. Buil 1787" 1788. Hoe zeer Zeeland veranderde in 't geen het Krygs- weezen betrof. ] 130 DE REPUBLIEK DER Om zo te fpreeken van den aanvange der binnenlandfche woelingen af, en vervolgens, hadt Zeeland, op het fr.uk der Gewapende Landmagt, veele voorftellen gedaan, den .Capitein Generaal geenzins gevallende. (*) — Naa de Omwenteling veranderde Zeeland terftond hier in van maatregelen. De meeste Befluiten, over de Krygs Regtspleeging, en den Invloed der Staats- en Stads Regeeringen op het Krygsvolk, werden ten dien tyde vernietigd, of dermaate verminkt, dat het. weezen der zaake verboren ging, onder de veelvuldige bepaalingen, deswegen tusfchen de Staaten van de onderfcbeidene Gewesten en den Stadhouder gemaakt. Ja, gaf hier toe de eerfte aanleiding een Brief, reeds in Wynmaand des Jaars mdcclxxxvii , op naam der Staaten van Zeeland, door' den Raadpenfionaris van de Spiegel, aan den Stadhouder afgevaardigd. Immers gaven zy hier by, als 't ware, een terugkomen te verftaan, van 't geen zy voorheen des beflooten hadden. In 't algemeen fchreeven zy den Capitein Generaal aan, „ dat „ hun oogmerk in het neemen der Beflui„ ten, over het Militaire niet geweest „ was, om een byzonder Regt over de „ Troe- (*) Men zie onder andere, als meest uitfleekende voorbeelden van dien aart, onze Vaderl. Hifi. VII. 1>. bl. 22. 58. IX. D. bl. 224—225. X. D. bl. 64.108. Van toon was dit Gewest, zints eenigen cyci vóór de Omwenteling veranderd. Befchryvingen '?n ' êeen Zeeland in 't algemeen raakt, leeverea uer van (leeds ftaavende bewyzen op.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 131 3) Troepen binnen hunne Provincie in Guarnifoen, of te hunne betaalinge ftaan„ de, intevoeren, zo 'er mogelykheid ge„ weest was, of nog was, om de ganfche ,, Armeé van den Staat op dergelyken voet „ te brengen tot eenftemmigheid, die ten hoogften noodig was, ter bevorderinge „ van de Militaire Krygstugt en goede Or„ de; dat alle Provinciën op deeze punten „ wel befluiten genomen, maar dezelve „ uit zo verfchillende oogpunten befchouwd „ hadden, dat daar uit niets dan verwar„ ring ontftaan kon; en vermids zy in 3, overweeging namen, de tegenwoordige „ gefteldheid der Armeé en begreepen , dat „ een der voornaam fte zorgen van zyne „ Hoogheid naa de gelukkige Omwenteling 9, van zaaken , zyn zou, om de Orde en on„ dergefchiktheid, die geduurende de Trouï5 bles genoegzaam verdweenen was, in de 9, Armeé te herftellen, zy dienftig geoor„ deeld hadden hem te verzoeken, dat hy 5, zyne gedagten ook voornaamlyk wilde „ laaten gaan, over de Onderwerpen in de voorgemelde Befluiten opgenoemd, „ en daar omtrent aan hun Hoog Mogen„ den zodanige Bepaalingen voor te Haan, als hy tot dienst van het Land oordee„ len zou te behooren: terwyl zy bereid „ waren, om, ten aanzien deezer punten, „ met overleg der Bondgenooten, de noo- „ dige Maatiging toe te laaten." Tot een ftaal van den ernst deezer hunne zo zeer toefchietende verzekeringe, voegden zy 'er, met zo veele woorden, nevens, „ dat, I 2 „ ver- LXIII. BOEK. 1787. 1780*.  i3« DE REPUBLIEK DER LXIII. boek.. 1787. 1788. Veranderingen in de Stedelyke „ vermids de omftandigheden, en redenen „ tot het neemen van Befluit, op den elf„ den van Maart des Jaars mdcclxxxiV. „ waar by Gecommitteerde Raaden ver„ zogt waren, „ „ om geene Attachés te „ „ verleenen, op eenig Patent van Hem, „ „ tot het na buiten de Provincie weg zenden der Troepen, te hunner Be„ „ taalinge ftaande, dan met hunne Voor- kennis en Toeftemming," " thans „ ophielden; en zy goedgevonden hadden, „ om dit Befluit op te ligten, en buiten ge„ volg te Hellen." (*) Waarlyk, indien de veranderende geestgefteldheid der tyden, en de daartoe zo zeer kragtdaadige medewerking van den Raadpenfionaris, alles niet mogelyk gemaakt hadt, zou men zich ten hoogften moeten verbaazen, dat Staaten van Zeeland, eerst een voordragt van dien aart deeden; — Staaten van Zeeland, die wy, 't in vroegere boven aangeweezene zeer onlangs verftreeken Tydperken, gezien hebben, dat op het allerfterkfte, de loflyke Befluiten tegen des Stadhouders woelingen, om de Krygsmagt geheel onder zyn beheer te krygen, met mannen moede doorgezet hadden, en daar in bykans voor geen der Gewesten weeken, en veele overtroffen. ™Ij17rfe Steden was» ten aanziene van Middelburg, geene verandering in de Regeering, die zints eenigen tyd, de zyde van den (*) Verzam. t>y de Chalmot XXV. D. bl. 127— !3P. '  VERENIGDE NEDERLANDEN. 133 den Prins gehouden en fterk getrokken hadt, voorgevallen. Wy aanfchouwden daar alleen, als een Slachtoffer van Staat, den Penfionaris Ermerins, die, op eene treffende en hem waardige wyze, afftand van zyn Penfionarisfchap deedt. (*) In Vlisfingen hadt, door Plunderdwang eene Regeeringsverandering plaats (f), als mede te Zierikzee. (§) Te Veere waren de Patriottfche Regeeringsperfoonen, toteenen Eed genoodzaakt, op het kusfen gebleeven. (**) Het door woelende en ftaag weder opborrelende onrust gefchokte Zeeland hadtrust noodig , en oordeelden de Staaten van dat Gewest, als het gefchiktfte middel den Prins te verzoeken , om zyn Stadhouderlyk gezag daar toe te willen gebruiken, en zich of in Perfoon na dat Gewest te begeeven, of Gemagtigden te zenden, waar de nood het vereiscnte; ten einde aldaar het Wettig Gezag der Regeeringe en Juftitie te handhaaven, de klagten der Ingezetenen te hooren, en, dezelve gegrond vindende, te doen herftel- len. Ten zelfden tyde, wilden zy zyne Hoogheid verzogt, en byzonder gevolmagtigd hebben, om tusfchentyds, zodanige verandering in de Collegien van ' Po- (*) Zie otize Vaderl. Eist. XVIII. D. bl. 361— (t) Zie onze Vaderl. Rist. XVIII. D, bl. 386— 3Br§) Zie onze Vaderl. Eist. XVIII. D. bl. 423. (*•) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. 4°** I 3 lxiii: ao EK. 1787. 1788. R.egee> ingen /oorgeirallen. Men be< fluit in Zeeland den Prins te verzoeken ter Regeeringsverftellinge.  134 DE REPUBLIEK DER LXIII. BOEK. 1787. I788. i Gronden waar op 1 dit Befluit rust- { te. I ( t I \ :r 9 5 5: y. 9 v. 9'. 9'. 9'. 9'. »1 9) 5» 91 59 Politie en Juftitie, of mindere Ampstbeiieningen te maaken, als in de tegenwooriige tydsomftandigheden, onvermydelyk zou zyn. Zy voegden 'er het door veelvuldig misbruik kragtloos geworden beding levens, behoudens in alle andere gevalen, de Privilegiën der Steden en Plaatzen. Van dit Staatsbefiuit, den tweeden van Vynmaand in 't Jaar der Omwenteling [enomen, gaven de Staaten den Volke by \fkondiging kennis, en voegden 'er een eden nevens, die der thans bovendryvenIe Partye geenzins tot eere ftrekt en ter iewyze, zo daaden anders het bewys van iroorden mogten noodig hebben, dat die 'artye, naa de Omwenteling rustloos bleef /oelen; althans zy drukten zich in deezer oege uit: „ Dit ons Befluit hebben wy , willen doen bekend maaken, op dat een , ieder, in deeze Provincie, zich voor; taan ftil houde, zonder eenige Verani dering te vergen: tot den tyd dat zyne i Doorlugtige Hoogheid van alles kennis zal hebben genomen; en naar regt en billykheid daar in voorzien ; terwyl wy ons verzekerd houden, dat niets aan zyne Doorlugtige Hoogheid, zo onaangenaam kan weezen, als het volduuren der Onrust, waar door de Provincie onherftelbaar wordt bedorven, en de poogingen van zyne Doorlugtige Hoogheid, tot het weezenlyk heil der Ingezetenen, onnut gemaakt. (*_) De (*) Ferz, by de Chalmot I. D, bl. 379—281.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 135 De geest om Regeeringsperfoonen en andere Amptenaaren te veranderen, begon met geweld in Zeeland te heerichen. Die zo weinig maat en paal kennende geestdrift dreigde, ook werkzaam te zullen worden omtrent Perfoonen,. die by de thans aan't roer zittende Party, niet onverfchillig waren. Althans ter Staatsvergaderinge kwam, een Verzoekfchrift van eenige op nieuw aangeftelde Wethouders, die zich Schout, Schepenen en Secretaris van Serooskerke in den Eilande van Schouwen noemden, met verzoek om de goedkeuring der Staaten wegens de afzetting van twee Schepenen, daar gefchied, op voordragt en aanhouden der Burgeren; als mede op het weder aanftellen van twee Perfoonen in derzelver plaats. Teffens gaven zy te kennen, de begeerte der Burgeren om den Predikant, één Diaken, en den Voorzanger te gemelder Plaatze mede, tot bevordering van de rust, zo zy fpraaken, aftezetten. Te deezer gelegenheid, gaf de Raadpenfionaris te verftaan, dat men zich niet ontzag om ook, op andere Heerlykheden in Schuwen en Duiveland, over te gaan tot afzetting van wettig verkooren Amptenaaren. Van de Spiegel oordeelde, dat hier tegen voorzieninge moest gedaan, en ten dien einde gebruik gemaakt worden, van de zeer onlangs gedaane Aankondiging , wegens de Volmagt den Stadhouder opgedraagen. De Verzoekers kreegen dit hun onaangenaam befcheid: „ dat het hun Ia Ed. LXIII. boek. 1787. I788. De Geest van Kegeeringsverandering in Zeeland woelende. Van de Spiegels raadllag deswegen.  LXIII. EOE.K. 1787. Ï788. 1 '« 4 i3<5 DE REPUBLIEK DER „ Ed. Mog. zeer onaangenaam geweest „ was te verneemen, dat zy, en zommi„ ge andere Opgezetënen van de Heerlyk„ heden in Schuwen en Duiveland, zonder „ aftewagte de befchikking van zyne Hoog„ heid, ja zelfs zonder eenige klagten aan „ zyne Hoogheid in te brengen ° reeds „ hadden afgezet of aanftalte gemaakt, om „ aftezetten, hunne Wettige Magiftraat en „ andere Bedieningen, zo in 't Polityk als „ Kerklyk; dat hun Ed. Mog. deeze daa„ den en voorneemens, ten hoogften af„ keurden, en de Verzoekers, mitsgaders „ alle anderen, die het mogt aangaan, „ bevolen, om, indien er eenig bezwaar „ of klagten tegen iemand hunner Regeer„ deren, of Polityke of Kerklyke AmpÜ te«aaren hadden, zulks te kennen te „ geeven aan zyne Doorlugtige Hoogheid, „ of aan Hoogstdeszelfs Gevolmagtigden; „ wanneer dezelve binnen dit Gewest zou>, den aangekomen weezen; dat zy daar „ op de befchikking zouden moeten af„ wagten, alles intusfchen in den voorigen (, ftaat laatende, onder bedreiging; dat door „ hun Ed, Mog. kragtdaadig zou worden „ voorzien, tegen alle zodanige weder„ regtlyke Onderneemingen. (*) — Van lit Staatsbeiluit kreegen de Verzoekers kenus, en werd, ten zelfden tyde, een Brief dgeyaardigd aan de Regeering der Stad Ziertkzee, met verzoek en volmagt, om, :o veel m haar was, zorg te draagen, dat (*) Nat. van Zeeland 1787. bl, 630,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 137 dat dergelyke ongeregelde Afzettingen, in de Heerlykheden van Schouwen en Duiveland, in 'tjvervolg, geene plaats mogten hebben. (*) De woel en wraakzieke geest, bleef in dit gedeelte van Zeeland werken. By Dank-adresfen aan de Staaten» voor den verleenden byftand, in de daar geheerscht hebbende tweedragt, en gelukwenfching, wegens de Omwenteling, voegden eenige Burgers en Inwoonders van den Eilande van Schouwen, woonende op en onder de Dorpen Dreyfchoor en Noortgouwe, als mede een zeer groot getal Ingezetenen der Stad Zicrikzee, en van de omliggende Plaatzen, hunne breedvoerige klagten, over de bedryven der Patriotten, eindigende in een verzoek, dat door hun Ed. Mog. de noodige maatregelen mogten genomen worden; ten einde alle Perfoonen, die Leden van het Exercitie Genootfchap geweest waren, en deel gehad hadden aan de Nieuwigheden , in Zierikzee of de Eilanden aldaar ingevoerd , of wel anders zich verzet tegen de Oude Conftitutie, van hunne Publyke Bedieningen, het zy Politieke of Kerklyke, voor altoos mogten worden afgezet, en derzelver plaatzen met andere waare Vaderlandfche Lieden vervuld, op dat hier door de rust zou kunnen bevorderd worden. Hoe zeer ook brandende van begeerte, om met die af- en aanzettingen voort te vaaren, moesten zy zich vergenoegen, met het Staatsbefluit, dat die Klagten. zouden worden overgebragt in I 5 de LXIII. BOEK. 1787. 1788. Nadere aanzoeken om Patriotren te weeren en Prinsgezinden te bevorderen.  Lxiir. BOEK, I788. Heeren tot die Regeeringsbefchikking benoemd. < ] ( j ( * \ z (*) Not. van Zeeland 1787. bl. 639—540. (Ij Zie onze Vaderl. Hifi» XX. D. bl. 224. 138 DE REPUBLIEK DER de handen der Heeren, die zyne Hoogheid tot herftelling van de Rust na dit Gewest zou zenden. Ten troost was 'er bygevoegd, „ met verzoek aan die Heeren, om op „ den inhoud van uw Adresfen de noodi„ ge aandagt te willen flaan." (*) De bovengemelde Volmagt door Staaten van Zeeland, aan den Stadhouder verleend was zeker ruimer dan die in Holland hem werd opgedraagen, en welker volbrenginge, met meerder ruimteneeming, wy in 't breede geboekt hebben, geenzins tereere van de Heeren tot dit werk benoemd. (*) Zo min als in Holland, kon zyne Hoogheid zelve ter voldoeninge van dit hem hoogst aangenaam verzoek, werkzaam weezen. Dan het ontbrak, in geenen deer ie, aan wilvaardigen om hem, ter volroeringe van dit verzoek der Zeeuwfche Staaten, de hand te leenen. Een 3rief van zyn Hoogheid den veertienden /an Wynmaand gedagtekend, verwittigde ie Staaten, dat hy tot de verzogte Rereeringsverandering gelastigd had, de Hee- eh CoENRAAD de LEU de WlXHEM, jErard van Minninghem en Pieter Vlex ander , Baron van Boetzelaar, Raaien in den Hove Provinciaal van Holland, Zeeland en Friesland, in 't vast vertrouwen , dat hun Ed. Mog. die Heeren voor yne Gecommitteerden zouden erkennen, als  VERENIGDE NEDERLANDEN. 139 als zodanig doen aanmerkèn, en des noods de behulpzaame hand bieden. (*) Minder merkte men op de keuze deezer Heeren aan, dan men op de tot dit werk in Holland benoemden gedaan hadt. (f) Alleen ftondt de Heer van Minnighem bekend, als een onmaatig yveraar voor de. Stadhouderlyke Partye, doch fchynt de meerdere gemaatigdheid zyner twee Amptgenooten, op diens aart, in het volvoeren van deezen last, veelal de overhand gehad te hebben. Op den achttienden van Wynmaand vetfcheenen zy in Zeeland, ter volvoeringe van den hun opgelegden last. Onder de Zeeuwfche Steden, was te Vlnfingen de Regeering, op eene onwettige wyze, veranderd. (§) Dit bedryf werd vernietigd, door de Gelastigden van zyne Hoogheid, en zelfs een en ander, der door het Gepeupel uitgefchopte Regeeringsperfoonen, weder onder de Raaden benoemd: als Cornelis Caen, Cornelis Christiaan Berteling en Petrus gulielmus schorer. (**) Wel deeden de Voornaamfte Burgers van Vlisfmgen, aan die Gezanten een dringend voorftel, tot een onderzoek na de Perfoonen, die zich als Gelastigden uit de Burgery, ter tyde der hoogloopende Be-' roerPi Not. van Zeeland. 1787. hl. 646. (f) Zie onze Vaderl. Bijl. XX. D. bl. a%6. t$) Zie onze Vaderl. Bist. XVttl. D. bl. 386. (**) Verzam. by de Chalmot VI. D. bl. 74. / LXIII. boek. 1787. 1788. Aanmerking die Heeren betreffende. Regee•ings ver"chikking:e Fittingen» Voorflag der voornaamfte rche Burgeren.  14© DE REPUBLIEK DER LXIII. boek. 1788. Aanmerking op deRegeerings- : verftel- ] Iers al- ( daar. i 3 i s 1 roerte, hadden durven opwerpen, om de Afzetting van een aantal wettige Regenten daar te ftellen, onder verzekering dat zulk een onderzoek, ten klaarften zou ontdekken, dat niet de goede en deftige Burgery; maar het Gepeupel, zamenfpannende met Vreemdelingen, die tot de Stedelyke zaaken, geene de minste betrekking hadden, de lieden geweest waren, die deeze Regeeringsverandering bewerkten. Wel beriepen zy zich , op het beste gedeelte der Burgerye, en durfden het er op laaten aankomen, dat men de Burgers hoofd voor hoofd des de Verklaaring ifnam, wanneer zou blyken dat deezen de Herftelling zo niet van allen, althans van het grootfie gedeelte, zouden begeeren. Doch Gelastigden durfden deeze Proeve, zo zeer naar Burger Invloed fmaakende, niet waagen. 't Ontbrak niet aan vertoogen, door een :n ander der mishandelde VÜsfingfche Regenten ingediend, tot herftel van 't ongeyk hun aangedaan. Inzonderheid liet zich le Raad en Penfionaris N. C. Lambrecht»en, hooren; maar zonder vrugt. (*) Diens plaats werd vervangen, door Mr. ?redrik Frans Lodewvk Pestel \ Zoon (*) Verzam. hy de Chalmot XXV. D. bl. 142— %6. Wy hebben in het XVIII. Deel onze Vaerl. Hifi. bl. 363—385. een en ander ftaal opgeeeven van de klagten door den Heer Lambrechten, voor die Commisfie, met zo veel rustigeids, als waarheids, uitgeboezemd.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 141 Zoon eens Leidfchen Hoogleeraars. Voor de zich vrugtloos beklaagende braave Vlis(ingers, viel het hard te zien, dat Pieter Jacob Clyver, die zich onder de Bewerkers der Regeeringsverandering den voorften betoond hadt, op de lyst der Gelastigden, de eerfte plaats als Burgemeester bleef bekleeden. Verontwaardiging vervulde hunnen geest, als zy hem ten Amptgenoot toegevoegd zagen: Mr. Johannes Mauritz, by de Burgery inflegt gerugte, wien de opfpraak naaging, dat hy, uit vrees van om begaane valschheden, uit den Raad te zullen geweerd worden, vóór de Omwenteling, 'er niet in hadt durven verfchynen. Onder de Schepenen moesten zy tellen eenen gehaaten van Rosenthal, Rentmeester van de Stadhouderlyke Domeinen, die eerlang toonde, dat de flegte naam welke men hem gaf, geen aangewreeve blaam, maar wel verdiend was; dewyl hy een fchelmagtige bankbreuk maakte, en met de kas der Domeinen doorging. (*) Zyne Hoogheid hadt den geweezen Raad en Vroedfchap van Amfterdam, A. J. C. Lampsins, tot Baljuw aangefteld. (f) De weinigen wederherftelden betoonden, in hun vol- (*) Verzam. hy de Chalmot XXXVI. D. bl. 98—103. en 107—ui. Men vergelyke 't geen wy reeds, in voorraad, van deezen Man gezegd hebben, in onze Vaderl. Hifi. XVIII. D. bl. 392. (t) Ven. hy de Chalmot XXXV. D. bl. 225. LXIII. boek I787. I788.  142 DE REPUBLIEK DER LXIII. boek.. 1787 I788. Hoedanig de Regeer in gs veranderingte Zierikzeewas. (*) Wil men des blyken, men raadpleege mes de Verzamel, hy de Chalmot XXV. D. bl. 190— 250—262—2/8. xlv11i. D. bl. 285—326. Ct) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. 423. enz. (§) Men vergelyke de Lyst der toen afgezette en aanjeftelde Regeeringsleden in onze Vaderl. Hifi. XVIII. D. bl. 424. met de lyst der door de Gecommitteerden benoemden in de Verzamel, hy de Chalmot VI. D. bl. 198. en voorts de Publicatie van wegen zyne Hoogheid den 20. Maart 1/88. volgend gedrag, dat zy hunner voorige Burger- en Geregtigheidlievende gevoelens indagtig waren, en behouden hadden. Hunne voordellen, en aantekeningen, naderhand gedaan, ftrekken hier van tot doorfteekende bewyzen. (*_) Nog bitterder kelk van 's Volks aangefchonne misnoegen, dan te Vlisfingen, hadt de Regeering van Zierikzee gefmaakt. (f) De Heeren ter Regeeringsverandering afgevaardigd, vernietigden de daar, met zo veel oproers, ingevoerde Regeeringslyst. Schoon zy van onder de toen afgezette Regenten, een en ander weder benoemden, als Samuel Boeye, Sibertus Jacobus 'sGraeuwen, Bonifacius Mogge Pous en Bonifacius Mogge Pous, Junior; fchoon zy onder de Penfionarisfen Honorair weder aanftelden Cornelis de Jonge, Heer van Dreyfchor, en Frans Andries de Jonge ; fchoon zy van de nieuwe Lyst eenige Perfoonen aflieten, in de Beroerte aangefteld (§), bleef aan 't hoofd der Regeeringe als, Bailjuw, Gilles van  VERENIGDE NEDERLANDEN. 143 van Ysselstein, een Man gehaat om zyne Partywisfeling, en de groote rol, die hy gefpeeld hadt, zo in het Oproer, als in het benaauwen der Regeering sleden (*). Desgelyks telde men onder de Schepenen. Dr. Jan Macquet, die de eerfte Plaats als Burgemeefter bekleedde, op de Oproerings Regeerings Lyst; eene plaats door wisfeling van Party bekomen. Aan bekwaamheid ontbrak het deezen Man niet, althans men houdt hem voor den Steller van de meeste dier fchoone Patriottifche Stukken, welke, op naam der Vroedfchap van Zierikzee, van den Jaare MDccLXxxntot in mdcclxxxvii uitkwamen; doch gaat hem naa, dat hy, de Omwenteling daar zynde, onder de eerften was, die, te gemelder Stede, de Oranjeleuze aannam, en het Gemeen, door zyn voorbeeld, geweldig opzette. — Daniël de Braaw, tot Raad aangefteld, op den twintigften van Lentemaand, hadt den ouderdom van twintig jaaren nog niet bereikt, en werd daarom diens Beëediging, tot in Herfstmaand verfchooven: wanneer de vereischte Ouderdom daar was. De Regeeringsveranderingen in Goes, \ Tholen en Feere, bieden geene meldens r waardige byzonderheden aan. (f) Dat men d (*) Eerlang moest deeze, om wancedrag, die Post verlaaten, en vertrok een mW. Xflxl. D. bl. 286—294.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 151 nader Onderzoek zou mogen worden „ gedaan: behoudens nogthans zodanige „ Actie, als aan de befchadigde Ingezete„ nen, tot weder veirkryging van hunne „ vermiste Goederen, in regten, toekwam. Alleen bleeven by hun Ed. Mog. van de „ bevatting in deeze Amnestie, uitgezonj, derd zodanige Perfoonen, welke men in „ Regten zou kunnen betrekken, uit hoof„ de van Doodflag, Roof en Dievery, „ onder voorwendzel van Burgertwisten „ gepleegd, of tegen welken de Juftitie „ reeds gevonnisd hadt. (*_)" De bovengemelde Gelastigden des Stadhouders ter Regeeringsverfchikkinge in Zeeland hun werk verrigt hebbende, waar voor zy een daggeld van twaalf Guldens ontvingen (f), deedt de Stadhouder aan de Staaten des verflag, by eenen Brieve, in algemeene bewoordiging eene kennisgeeving, behelzende van het volvoeren des hem opgedraagen lasts: vergezeld van de Publikatien, reeds voor lang in de Steden, door Afkondiging en Aanplakking bekend. De Staaten, gedeeltlyk door zyn gezag herfteld, of op nieuw benoemd tot hunne Stedelyke Ampten, namen genoegen in deeze handelwyze; blykens hunne dankzegging , voor 'sPrinfen aangewende zorg, en (*) Nat. van Zeeland. 1788. 20. Dec. (t) Verzam. by de Chalmot XXXVI. D. bh. as—49. Het daggeld der Gedeputeerden vaa Zeeland is gewoonlyk niet meer dan zeven Gulden tien Stuivers. K 4 LXIII. BOEK. 1787. 1788. Verflag wegens de Commisfie ter Regeeringsverandering.  LXIII, BOEK I787. 1788. Alle e gendunli lyke Aai en Afzei tingen van Re' genten vernie« «igd.' 15a DE REPUBLIEK DER en poogingen ter bereikinge van het be* , doelde einde, de wegneeming der klagten, en bezwaaren der In- en Opgezetenen , en de herftelling der Rust. (*) Ten tyde dier Bezendinge, waren aan -dezelve, en den Stadhouder, niet weinige ;Adresfen overgeleeverd, wegens Afzettin, gen van Regenten en andere Amptenaaren, in eenige der zo zeer woelige Am* bagtsheerlykheden, van Schouwen en Duiveland, zo door de Ambagtsheeren, als de Ingezetenen; zo van afgezette als nieuw aangeftelde Regenten. De troost, welke de Voorflanders van Oranje, die afzettingen van Patriotten, en aanftellingen van Pnnsgezinden, gedaan hadden, hier erlangden was niet groot. Staaten van Zeeland hadden goed gevonden, alle de eigener Authoriteit gedaane Afzettingen te vernietigen, Dit bekragtigde zyne Hoogheid: dan met de by voeging, welke eenigen troost kon fchenken, „ dat hy" om de eigene woorden te bezigen, „ geenerhande prae, 9, judme aan iemands wel verkreegene Reg» 9S ten willende toebrengen, goed gevon„ den hadt, aan de Ambagtsheeren over te laaten, om, overeenkomftig de hun „ competeerende Regten, zodanige veran»» ^"«gen in de Regeeringen, en andere ss Bedieningen van hunne Ambagtsheerlyk99 heden te maaken, als zy zouden oor. deelen, ten njeeflen nutte der Ingezet „ te» <*) Vmm, by pE Chalmot XXXVI, 0. 'hl,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 153 „ tenen, en tot de meeste bevordering „ der onderlinge rust en goede harmonie, byzonder ook in deezen tyd te kunnen ftrekken. Ten deezen einde, wilde hy „ hun wel ernftig vermaand hebben, in „ de Regeeringen niet te doen aanbly ven, 9, of op nieuw te plaatzen, zodanige Per„ foonen, die zich op eene merkelyke „ wyze, als Voorflanders van de onlangs „ beoogde Nieuwigheden hadden doen „ kennen; of die opzettelyk getragt had„ den mede te werken, tot Omkeering „ der Oude Conftitutie der Regeeringe „ van Zeeland, of andere Provinciën: ten „ ware dezelve, in tyds, van deeze hun„ ne handel wyze mogten zyn te rugge „ gekomen. (*)'* De Lotgevallen van Holland, ten deezen tyde meer byzonder befchryvende, hebben wy gewaagd, van de roeping en aanftelling des Zeeuwfchen Raadpenfionaris, Laurens Pieter van de Spiegel, tot Raadpenfionaris van Holland, en vermeld was 'er by deezen Standwisfel, in de Staatsvergadering van dat Gewest gebeurde, (f} Het zal der moeite waardig weezen, ook naa te gaan, wat 'er by diens affcheid. uit een Gewest, waar hy zo lang eene groote rolle, ja de eerfte, gefpeeld hadt, ten deezen aanziene voprviel, De (*) Publicatie van zyne Hoogheid, betreffende de fiifanden Schouwen en Duiveland, bl. 8—9. Ct) Zie onze Vadert. Hist. XX. O. bl. 308. K5 LXIII. BOEK. 1787. I788. V. DE Spiegel tot Raad» penfiona» ris in Holland geroepen.  LXIII boek I787 I788 Beken< jnaaking deezer verkiezing» i J 1 'i l 154 DE REPUBLIEK DER . De openlyke bekendmaaking deezer Ver. kiezmge, hoorden Staaten van Zeeland, op den vyftienden van Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii, wanneer van de Spiegel m de Vergadering vermeldde, dat de een'-paarige keuze van hun Ed. .Gr. Mogenden, tot het gewigrig Ampt van Raadpeniionans van Halland en Westfriesland op hem gevallen was: eene keuze die de volle goedkeuring van den Erfftadhouder hadt weggedraagen: niet onvermeld hatende, hoe hun Ed Groot Mogenden, aan de eene zyde, vertrouwden, „ dat hy „ deeze importante Bediening, doorhem, „ tot dus verre, by Heeren Staaten van „ Zeeland, hunnen Oudften Bondgenoot, „ met zo veel asfiduiteit, als applicatie „ bekleed, ' wel zou willen op zich neemen, en zulks, binnen zo korten tyd, als met zyne onaftandigheden beftaanbaar was, terwyl zy, aan den anderen kant, ook bereid waren, om, ten aanzien van den voet en de wyze, waar op deeze Bediening zou worden aangenomen, zodanige fchikkingen te maaken, als, in dit buitengewoon geval, en overeenkomftig met de langenaame ftand, waar in hy zich in Zeeland bevondt, meest voegelyk zoude jeoordeeld worden. Hoe zeer geneden % om die nieuwe Post te aanvaarden' vas er, m zyne Inftructie, als Raadpenjonans van Zeeland, een Artykel, dat de Raadpenfionaris zynen dienst verlaatende ■ich in geen dienst van andere Prinfen of lepubheken mogt begeeven, zonder be- wil-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 155 williging der Staaten van dat Gewest. Des fchreef hy hun Ed. Groot Mogenden, dat hy zich niet durfde vleijen, dat Staaten van Zeeland, op zyn byzonder verzoek, hem van dit Artykel zouden ontheffen; doch vertrouwde, dat die zwaarigheid wel zou geweerd worden, indien hun Ed. Gr. Mogenden mogten goed vinden, deswegen poogingen by Staaten van Zeeland aan te wenden. Wel eenigzins voorbaarig fcheen die ftap van den' Zeeuwfchen Raadpenfionaris; dan hy verfchoont ze met aan te voeren, dat hy ze hadt moeten doen; dewyl Staaten van Zeeland, ten dien tyde niet vergaderd waren, en het antwoord met geene welvoeglykheid kon worden uitgefteld, Hy verzogt de vryheid, zich, ten deezen opzigte, geheel aan het goedvinden der Zeeuwfche Staatsleden te mogen gedraagen, bereid, indien zulks by hun Ed. Mog. alzo mogt begreepen worden, om in zyn dienst van dit Gewest, met den zelfden yver en werkzaamheid, als hy tot nog gedaan hadt, te volharden. Teffens betuigende, als of hier op eenige verdenking kon vallen, die ook wel door zommigen gemaakt is, „ dat „ hem deeze honorable Bediening, volko„ men buiten zyn toedoen, of eenige „ follicitatie, direct of indirect, was voor,, gekomen, gelyk hy vertrouwde, dat „ hun Ed. Mog. ook uit den aart van de „ zaak zelve, die buiten exempel zynde, ,5 ook boven vermoeden van Sollicitatie „ was, LXIII. BOEK. 1787. I788, Redegeevingvan zyn fpoedig antwoordop deeze Beroeping,  156 DE REPUBLIEK DER LXII! BOEK 1787 178» Schryven der Staaten van Holland ter wegneeming van eene ?waarigheiJ. (*) Nat. van Zeeland. 1787. bl. 6"5c—652. . „was r wel zouden gelieven af te nee. „ men." Waarheid kon dit behel¬ zen, het woord Sollicitatie in eenen be. paalden zin genomen; doch zeker hadt . van de Spiegel , als wy zyne bedryven in Zeeland, en zyne verdere werkzaamheden, in eene en andere vermelde Bezending, geduurende het neteligst tydperk der Staatsgefchillen, ons te binnen brengen, zich verdienstelyk genoeg gemaakt om op de hoogst mogelyke bevordering, onder koestering der Vorstlyke gunfte, te mogen hoopen. Gereed betoonde hy zich, om ter Zeeuwfche Staatsvergadering uit te treeden, zo lang over dit ftuk, hem betreffende gehandeld werd: doch de Staatsleden verzogten hem te blyven, en met de behandeling der zaaken voort te vaaren, gelyk hy, onder veele betuigingen van verpligting, deedt. (*) Weinig tyds leedt het, of een Brief van hun Ed. Gr. Mog. verftendigde Staaten van Zeeland, van hunne eenpaarige, en door den Stadhouder volkomen goedgekeurde verkiezing, eens Mans, dien zy befchryven, als „ door bekende fuperieure „ bekwaamheid, en loflyke hoedanighe„ den, daar van het voorwerp geworden;" in de verwügting, van daar door te zullen bevorderen < het nut en de waare belangens, niet alleen van de Provincie Holland;  VERENIGDE NEDERLANDEN. 157 land} maar ook van de gemeene zaak des Bondgenootfchaps, waar van Zeeland een zo aanmerkelyk Lid uitmaakte. Ter wegneeminge van de zwaarigheid, dat van de Spiegel , zonder bewilliging der Staaten van Zeeland, zich in geenen dienst in andere Provinciën, Republieken of Steden mogt begeeven, merkten Staaten van Holland op, „ dat zy zich niet mogten „ voordellen, dat hun Ed. Mog. welker „ Provincie, door zo naauwe banden van „ Vriend- en Bondgenootfchap, met die „ van hun Ed. Gr. Mog. was vereenigd, „ uit hoofde van die Claufule en Inftruc„ tie, welke zeker daar in gebragt was, „ met het goede oogmerk en te verhoe„ den, dat een Raadpenfionaris, van hun„ ne Provincie zyn dienst verlaatende, „ geen misbruik zou kunnen maaken, van „ de kundigheden, wegens het inwendig „ geftel, en de belangens van de Provin„ cie verkreegen, zouden kunnen verval\, len in het begrip, om den Heer van „ de Spiegel te weigeren, in dienst van de Provincie Holland, als Raadpenfio„ naris over te gaan; naardien die overj> gang» niet tot nadeel van de Provincie „ van Zeeland, maar tot beter cultivee„ ring, en naauwer toehaaling der oude „ Banden van Vriend- en Bondgenoot„ fchap, tusfchen de twee Provinciën zou „ ftrekken." Egter hadden zy niet willen afzyn, het verzoek des Heeren van de Spiegel, tot het bekomen van dit LXII!* 50es. I787. I788.  LXTil. é o ek I787. I788. Van di Spiegel irygt vryheid om die post aar te neemen. (*) Not. van Zeeland. 1787. bl. 680. (f) Men vergelyke onze Vaderlawlfche Hiftfc rie ter laatst aangetogeue plaatze. 15& d;e republiek der dit ontflag, wel te willen onderfteünen. (*) Op het Voorflel van den Raadpenfionaris, en deezen Brieve der Staaten van' HollandV wérd te gelyk een Verflag uit; gebragt, gevolgd van een daar mede eenftemmig Befluit hier op neder komende; dat, hoe wenfchelyk het voor de belangen van Zeeland geweest ware, dat de Raadpenfionaris van de Spiegel, zyn Post nog lang, ten algemeenen nutte, hadt mogen bekleeden, en hoe onberekenbaar groot, het gemis van zulk een Minister weezen moest, 'er geen reden zich op deeden, om het verzogte Ontflag van dien mits te weigeren. Ook konden zy niet vóorflaan, om den Heer van de Spiegel over te haaien, door het doen van eenige aanbiedingen, om van de Post van Raadpenfionaris van Holland af te zien: „ daar den Staaten van Zeeland", dus luiden de woorden: „ de denkenswyze van dien 3, Heer al te wel bekend was, om te 3, kunnen veronderftellen, dat zyn Ed. 3, zich ééns in gemoede verpligt geoor- deeld hebbende, die keuze in te vol„ gen. daar van, uit eenig beginzel van „ Perfoneel belang, zou kunnen worden „ afgehouden, (f)" Hier op volgde het ont-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 159 ontflag van het bewuste Artykel, als mede 't verlof, om het hem opgedraagene nieuwe-, en veel voordeeliger Raadpetili onarisfchap te aanvaarden. — In eenen den Heer van de.Spiegel, zeer vleienden Brieve, wordt hier van aan Staaten van Holland kennis gegeeven: doch in denzelven niet onopgemerkt gelaaten, dat Staaten van Holland, zonder deeze nu betuigde Inwilliging af te wagten, reeds daadlyk tot de aanftelling waren overgegaan. — Ten zelfden dage beflooten Staaten van Zeeland, tot een blyk van hun byzonder genoegen en erkentenis, wegens de goede en getrouwe dienden, door den geweezen Zeeuwfchen Raadpenfionaris aan dat Gewest betoond, eene gepaste Remuneratie, ten gedagtenisfe aan te bieden. (*) Een Brief van Dankzegging der Staaten van Holland, befloot deeze verkiezing, (f) Hoorden wy de in veele opzigtèn aanmerkelyke Aanfpraak door van de Spiegel, ter Vergadering van Holland, by zyne Intreede gedaan, het zal voegen, dat wy zyne Affcheidsgroete in Zeeland, niet onvermeld laaten. Hy voerde deeze Reden: „ Ed. Mog. Heeren! Het moet, „ buiten twyfel,. als een zeldzaam ver„ fchynzel voorkomen, dat iemand, die „ in het Land zyner Geboorte, tot een van (*) Not. van Zeeland 1787. bl, 697. (t) Not. van Zeel. 1787. bl. 72a. Lxlïï. 3 o EK* I788. AffcheidsRedenvoeriiigvan den Kaadpenfionaris.  LXIII. lu EK. I787. 1788. 160 DE REPUBLIEK DER „ van de aanzienlykfie en beïangrykftd „ Posten verheeven is, die in deszelfs „ waarneeming zich vereerd vindt met „ het vertrouwen zyner Meesters, en met » de toegenegenheid zyner Landgenooten 5 ,, die nog in het yermogen is, van in zy„ nen dienst te kunnen volharden., niet „ tegenftaande alle deeze voorregten, zich vertoont om Affcheid te neemen van de ,, menigvuldige genoegens, welke zyn „ Stand, zyne Betrekkingen, en zyne „ eigene geneigdheid hem konden ver,, fchaffen; en nogthans Ed. Mog. Hee„ ren! hoe ongewoon deeze zaak ook zy, „ ik bevinde my in zodanige, voor my „ ten hoogften ontroerende omftandig- heden. „ Het is ruim twëe jaaren geleden, dat „ U Ed. Mog. my de gunst beweezen, „ om het Ampt van Raadpenfionaris dee„ zer Provincie, met volkomen eenpaarig„ heid, en op eene zeer vereerende wyze „ aan myop te draagen. Een Ampt altyd „ vol zorg en kommer, maar vooral in de „ gefteldheid van zaaken, welke wy ze„ dert beleefd hebben, waar in eene dub„ bele maat van voorzigtigheid, bedaard„ heid en ftandvastigheid vereischt werdt, „ om niet te bezwyken onder den last der ,, bezigheden en der ontmoedigende voor„ vallen. „ Wanneer ik, egter, het lief en leed, „ dat my, geduurende dien tyd, is overgekomen, tegen elkander opweege, heb  VERENIGDE NEDERLANDEN. 161 9, ik overvloeiende {toffe van dankbaarheid, ,, dat de Hemel my den moed en de krag-1 5, ten verleend heeft, om, getrouw aan „ licht en pligt, met een opgefteeken hoofd, door veele wederwaardigheden heen te gaan. ,, Het is waar, dat het ongeluk der ,, tyden, my ryklyk heeft doen deelen, in den fmaad en laster, welke het lot ,, geweest is van ieder eerlyk Man, die, verbonden aan de vastgeftelde Conftitu,9 tie en Regeeringsvorm, fland durfde j, houden, tegen de bedreigingen en ver,, leidingen van een Land- en Volkberoe- renden Aanhang; maar gemeenlyk heb 9, ik op deeze aanvallen met veragting nes, dergezien; en wanneer de noodweer my perfte tot zelfverdeediging, heb ik de paaien van befcheidenheid niet over„ treeden; teirwyl ik niet noodig hadt, dezelfde wapenen te gebruiken als myne „ Vyanden, om dat ik, in het getuigenis „ van een goed geweeten, en in deRegt,, vaardigheid van U Ed. Mog. myne fterk,9 te vond. Ik heb ook, geduurende myn Mini- ftérie, het genoegen gehad, dat U Ed. „ Mog., op myne ernftige vertoogen* „ een nieuw Reglement van Orde op de ,, Deliberatien deezer Vergadering_ hebben „ gearrefteerd, waar door de noodige klem „ in de Regeering kon worden herfteld, „ en de arbeid van een Minister aange5, naam en nuttig voor het Land gej, maakt. XXII. Deel. L ,, De LXIII. soek* 1787. 1788.  ió*2 DE REPUBLIEK DER LXIII. BOEK. 17*7: 1788. „ De gelukkige Omwending van zaa„ ken in de Republiek, die zo zeer met „ de gevoelens van U Ed. Mog. en van „ alle welmeenende Ingezetenen deezer „ Provincie overeenftemt, verleende nu „ een blyde vooruitzigt op geruster tyden, welke alleen gefchikt zyn, om zulke „ heilzaame maatregelen werkflellig te „ maaken, waar door de Finantien van „ het Land kunnen worden verbeterd, en „ de welvaart der Ingezetenen geftyfd. „ Deeze waren de omftandigheden, na „welke ik altoos had gereikhalsd; nu „ meende ik het toppunt myn er wenfchen „ bereikt te hebben; myn hart kweekte geene andere Eerzugt, dan om met alle „ vermogens werkzaam te zyn, tot dienst 9, van het Vaderland en de betrekking, „ waar in U Ed. Mog. my gefield had„ den: toen my, op het onverwagtst werd te kennen gegeeven, het verlangen van ;, zyne Doorlugtige Hoogheid, de Heer „ Prins Erfftadhouder, en van zeer veele „ aanzienlyke Regenten uit de Provincie „ van Holland, om het Ampt van Raad„ penfionaris dier Provincie op my te „ confereeren. „ Nooit heeft een zaak, in myn leef„ tyd, my meer getroffen dan deeze: het „ gewigt van de Post, myne klimmende „ Jaaren; de verknogtheid aan de Provin„ cie van Zeeland; myne Huislyke Be„ trekkingen op dezelve; alles riep my „ toe, om met betaamelyke erkentenisfe, „ voor de aangebodene Eere te bedanken; ,, en  VERENIGDE NEDERLANDEN. n6$ ,, en in myne tegenwoordige Bedieninge „ te volharden; maar, wanneer ik, aan „: de andere zyde, in aanmerking nam, „ den zonderlingen zamenloop van omftan5, digheden in deeze zaak, die het bereik „ van menschlyke fchikkingen te boven „ gaat, vond ik niet alleen vryheid, maar zelfs verpligting, om mynen dienst, in de nieuwe betrekking, waar toe ik gej, noodigd werd, aan het Vaderland niet „ te ontzeggen. „ Ik vond vryheid, Ed. Mog. Heeren ! om dat de Post, tot welke de Heeren „ Staaten van Holland en Westfriesland, „ my begeerden, my nooit iets kon op„ leggen, waar door ik genoodzaakt zou worden, tegen het weezenlyk belang j, van Zeeland, myn oorfpronglyk Vader- land, te werken. Indien ook de zaa- ken in de Republiek behandeld worden, „ ge.lyk het behoort, en gelyk de geluk- kig herftelde Regeeringsvorm grond geeft „ om te verwagten, zullen de Bondgenoo„ ten, met één hart malkandersbyzonder „ welzyn,- waar uit het welzyn van den Gemeenen Staat wordt zamengefteld, „ bevorderen. Holland en Zeeland, wier naauwe verbintenis den gronddeen aan „ het Gebouw van den Staat heeft gelegd, „ kunnen noch mogen geene ftrydige be- langen hebben, of ze zyn, van de eend 9, of andere zyde onredelyk, en kunnen », door geen eerlyk Man voorgeftaan wor„ den. „ Wanneer ik verder befchouwe, het La groot LXIII. BOEK. I787. I7885  i64 DE REPUBLIEK DER LXIII. boek. 1787. 1788. ! 3 3 3 ,, groot gewigt van de Provincie van Holland, „ voor het ganfche Bondgenootfchap, en „ het belang 't geen alle Provinciën, en „ byzonder die van Zeeland, met reden „ (tellen in de kragt en welvaart van dee„ zen haaren magtigen Bondgenoot; wan„ neer ik raadpleege myn hartlyken lust, „ om fteeds, by toeneeming, en in den „ uitgebreidften zin, dienstbaar te zyn aan „ het heil van 't Vaderland, dan gevoel „ ik een onwederftaanbaaren aandrang van „ pligt, die my noodzaakt tot het opvol„ gen eener roeping, waar in, (zo God „ myne arbeid zegent,) ik niet alleen voor „ Holland, maar ook voor Zeeland, en voor „ den ganfchen Staat, nuttig zou kunnen ,, gemaakt worden. „ De Heeren Staaten van Holland en „ Westfriesland, hebben my vervolgens, , met volle eenpaarigheid, op een zeer , honorabelen en voordeeligen voet, tot ;, hunnen Eerften Minister aangefteld, en , van U Ed. Mog. verzogt. U Ed. Mog. , hebben my gelieven te accordeeren dee, ze roeping aan te neemen, op eene , wyze, die een altoosduurende blyk zal , opleeveren van de hooge gunst, welke , U Ed. Mog. my, tot het laatfte oogen, blik mynerBediening, hebben toegedraa, gen: en welke U Ed. Mog. zich niet , vergenoegd hebben, met de allergraci, eufte woorden uit te drukken; maar , zelfs met een aanzienlyke Remunera, tie, boven myne verwagting, te verge, zeilen. „ Naa  VERENIGDE NEDERLANDEN. 16*5 „ Naa dit alles, blyft voor my niets „ overig, dan gebruik te maaken van de „ permisfie, door U Ed. Mog. my toe„ geftaan, om myn Ampt van Raadpen„ fionaris deezer Provintie, in den Schoot „ van U Ed. Mog. neder te leggen, ge„ lyk ik de eer heb thans te doen, met „ ootmoedige dankzegginge voor de me„ nigvuldige goedheden, hulp en toegeef„ lykheid, welk U Ed. Mog. my zo veele „ Jaaren, en inzonderheid geduurende „ myn Minifterie, ja zelfs tot het laatfte „ tydftip, beweezen hebben. Weldaaden, „ die ik nooit zal vergeeten of met on„ verfchilligheid, veel min met ondank„ baarheid beantwoorden ; die diep in myn „ hart zullen gedrukt blyven, en die my nooit zullen toelaaten aan Zeeland te „ denken, zonder erkentenis voor het „ goede, 't welk ik, in dit gezegend „ Land, genooten heb. „ Het zou my niet voegen uit te wei„ den over de wyze, waar op ik my van „ de onderfcheiden Posten, in deeze Hoo„ ge Vergaderinge, geduurende byna ne„ gen- en- twintig Jaaren, gekweeten heb; , dit ftaat toch niet aan my, maar aan „ U Ed. Mog. te beoordeelen. Ik ver„ zoek alleen eerbiedig verfchooning voor „ de gebreken, die my hebben aange„ kleefd; terwyl ik hartelyk wensch, dat „ die door myne Succesfeurs mogen wor„ den opgemerkt en verbeterd. Indien „ nogthans myne welmeenende Dienften „ aan U Ed. Mog. niet ongevallig geweest L 3 „ zyn, LXIII; BOEK. Ï787. I788.  LXIII. BOEK. 1787 I788. 166 DE REPUBLIEK DER „ zyn, bid ik, dat het een grond moge „ uitleveren, waar op ik myne talryke Fa-» „ milie, van welke reeds twee de Eer „ hebben Leden deezer Vergaderinge te „ zyn, in de gunst van U Ed. Mog. mag ,, aanbevelen. « Het is dan heden waarfchynlyk de ,, laatfte maal, dat ik in de betrekking van Lid of Minister, het woord in deeze Vergaderzaal voeren zals en dit ,, laatfte woord zal de opregte uitlaating „ van myn hart zyn, gelyk ik wensch, „ dat het een van de laatfte zugten van 3, myn leeven moge zyn! ,, Dat de bewaarende en zegenende hand ., van den Allerhoogften, deeze Provin- cie, myn dierbaar Geboorteland, tot 3, eene veilige overdekkinge zy! dat haare ,, voorfpoed fteeds toeneeme met haa,, re duurzaamheid, en dat die duurzaam,, heid onafgebrooken blyve, tot aan den „ afloop der Eeuwen! dat Eendragt, Ze9, digheid, Naarftigheid, Vaderlandslief3, de, en alle Voorouderlyke Deugden, ,, mogen herleeven, en Zeeland ftellen tot 9, een roem der Nederlandfche Gewesten! dat de dierbaare Panden van Godsdienst ,, en Vryheid, agter het bolwerk eener 9, onkreukbaare Juflitie, haare veiligheid vinden! dat de Regeeringsvorm, onder 9, welke de Republiek het hoogfte top= 9, punt van luister en welvaard heklommen heeft, ongefchonden onder de Afdamp melingen van het Huis van Oranje, bej9 ^aard blyve, tot in 't laatfte naage- 9j fiacht!  VERENIGDE NEDERLANDEN. 167 ,, flacht! dat U Ed. Mog. als deBeftuur„ ders en Medewerkers' van het Heil des „ Lands, ook lang de Getuigen daar van „ mogen zyn, en teffens de Voorwerpen „ van eerbied, liefde en agting van een „ gelukkig Volk! tot dat U Ed. Mog. „ hunne glorieryke loopbaan voleindigd „ hebbende, den prys van getrouwe Re,, genten in de onverderflyke Heerlykheid „ zullen genieten! (*)" Onder de leevendigfte betuiging van zich te houden, aan de gevoelens te meermaalen ter zynen opzigte geuit, namen de Staatsleden, met zegenwenfchen en aanbevelingen van Zeeland, op den derden van Wintermaand, affcheid van den Heere van de Spiegel, en baden hem eene voorfpoedige Reize toe, na het Gewest tot welks dienst hy zich verbonden hadt. (f) Met zyn vertrek uit Zeeland, verloor hy alle Regeeringsbetrekkingen op dat Gewest, en dus ook die van overlang door zyne Vyanden hem te meermaalen als onvoegelyk verweetene van Raad der Stad Goes: eene waardigheid, welke hy met veel ongenoegens verkreeg, ondanks zyn Raadpenfionarisfchap, onder veel weder- fpraaks, (*•) Op deeze Alfcheidsraden, zullen wy, zo mui als op de Ir.treeds Aanfpraak ter Staatsvergaderinge van Holland, aanmerkingen maaken; maar onze Leezers üegts verzoeken, onze Vaderl. Bijl. geduurende het Ty'dperk door den affcheidneemenden Rasdpenfionaris bedoeld, naa te Haan. (t) Kot. van Zeeland i?%7> bl. 706—110. L 4 LXIII. boek. I787. I788. Zyn vertrek  168 DE REPUBLIEK DER LXIII. BOEK 1787. 1788. 't Verkiezenvan een nieuwen Raadpenfionaris in Zeeland, W. A. van Citters hier toe aangezogt. fpraaks, behieldt. (*) De Stadhouder vervulde , in Louwmaand des Jaars mdcclxxxvii „ diens Raadsplaats te gemelder Stede, (f) Hoe zeer de Zeeuwfche Staatsvergadering als in rouwe gedompeld was, wegens het vertrek van den Raadpenfionaris, die, met veel beleids , doorfleepenheids en moeds, de thans heerfchende Partye geftyfd, en de'zegepraal op de Patriotten voor geen gering gedeelte, bewerkt hadt, mogt dezelve troost fcheppen in de volzekere bewustheid, dat haar nog Mannen overbleeven, in ftaat, om de thans opengevallene Post waar te neemen, met dezelfde inzigten, als de nu vertrokken Raadpenfionaris van de Spiegel fteeds bedoeld en dus verre, gelukkig voor zyne Party, bereikt hadt. Onder andere niet ongefchikte Voorwerpen , tot het vervangen van deeze aanzienlyke Bediening, overeenkomftig met den thans heerfchende denk- en handelwyze, ftak boven allen uit Mr. Wil hem Arnout van Citters, Oud-Burgemeefter en Raad der Stad Middelburg, dien wy meermaalen in onze Gefchiedverhaalen, en onder anderen in Oogstmaand des Jaars Ier Omwentelinge, met zyn Vriend van de Spiegel vergezeld, in Bezending na ie Provincie Utrecht en Gelderland aan- trof- (*) Zie onze Vaderl. Wst. ten onmiddelyken vervolge op Wagenaar, XVU1. D. bl. 335. en voo#s ;n dit Werk XVI li. D. bl. 231. 235 237 »(f) N, Nederl, Jaarb. 1788. bi. 155.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 169 troffen. (*) Aan deezes Mans denk- en handelwyze in het Staatkundige twyfelde niemand, en mogt hy, in eenige opzigten, de wedergade van van de Spiegel heeten. Naauwlyks was van de Spiegel, tot Raadpenfionaris van Holland benoemd, of een aanzienlyk Lid der Zeeuwfche Staatsvergadering, gaf van Citters in bedenking, dat hy zyne gedagten zou laaten gaan, om, indien Staaten van Zeeland mogten goedvinden, het opengevallen Ampt, hem op te draagen, 't zelve te aanvaarden. Dit aanzienlyk Lid, was hoogwaarfchynlyk de Heer van Lynden , de Vertegenwoordiger van den Eerften Edelen ter Zeeuwfche Staatsvergaderinge ; althans deeze verwelkomde den nieuwen Raadpenfionaris, by zyne eerfte verfchyning in dezelve: „ met vriendlyke en flat,, teufe uitlaatingen," gelyk van Citters betuigd. •— Hy zelve vermeldt ook, dat het daar naa zyne Doorlugtige Hoogheid behaagde, hem mondeling zyne begeerte te kennen te geeven, dat het Hem aangenaam zou weezen, indien die Heer deezen last op zich wilde neemen. Dit een en ander was oorzaak dat van Citters, daags naa het kennis krygen, van de op hem gevallene keuze tot dat Ampt, het zelve aanvaardde, met aflegging van den daar toe geftelden Eed, Dan (*) Zie onze Vaderl. Hist. XVIIL D. bl. 20^, L 3 LXIII. BOEK. I787. 1788. IVat hem sewoog 3ie Post :e aanvaarden.  i?o DE REPUBLIEK DER LXIII. boek. 1737. I788. Intreed redenvoeringvan van Citters. Dan laaten wy den nieuw aangeftelden, en beëedigden Zeeuwfchen Raadpenfionaris zelve, te dier gelegenheid, hooren fpreeken. Naa het boven kortlyk aangeroerde breeder vermeld te hebben, vaart van Citters voort; „ Overtuigd, Ei. Mog. „ Heeren! van het gewigt der zaak; be„ wust, dat het verlies, 't geen deeze „ Provincie kwam te lyden, door my niet ,, evenredig kon geboet worden, vleidde „ ik my altoos met de hoop, dat men zou „ uitzien na iemand, die, in deeze tyds „ omftandigheden, meer gefchikt was, ,, dan ik my zelve agtte, om dit zwaar- wigtig Ampt te bedienen; doch met „ geene andere uitkomst, dan dat ik, naa vergeefsch gevvenscht te hebben, dat „ deeze keuze op een ander, dan op my, ,, mogt vallen, eindelyk geene vryheid „ vondt, indien het U Ed. Mog. behaa,, gen mogt my hier toe te requireeren, „ my den dienst van deeze Provincie te „ onttrekken; maar in tegendeel te moe„ ten befluiten, myne gunftige Pofitie in „ de Stad Middelburg te verlaaten; eene „ Pofitie, waar in ik van de avantages, „ die de Regeering geeft, bedeeld was, „ zodanig dat my niets meer kon worden „ toegevoegd; waar in ik vereerd was „ met het vertrouwen myner Mede-regen,, ten en der Heeren Ministers, en waar „ in de Regeering, met dit al, onaffchei,, delyke moeitens en lasten veraangenaamd, „ verligt en vergeeten wierden, door de „ blyken en bewyzen van Liefde en Toe- » ge-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 171 genegenheid eener erkentelyke Burgery: „ alle welke, hier in 't kort opgenoemde, „ en door my genoote weldaaden, ik my 9, herinner op eene wyze, die de vermo- gens van myne uitdrukking te boven gaat, en waar aan ik fteeds dankbaar 9, gedagtig hoop te blyven. „ Hoogstderzelver welbehaagen is my hier omtrent gebleeken, by U Ed. Mo,, genden op gisteren met eenpaarigheid ,, genomene Refolutie, die voor my zeer „ vereerende en verpligtende is, en dit ,, geeft my vryheid, om, onder afbidding „ van den Godlyken Zegen, het Raadpen„ fionariaat van deeze Provincie te aan- vaarden, in dat vertrouwen , dat U Ed. ,, Mog. by alle weldaaden, die ik onder,, vinde, ook nog aan my eene meer dan , „ gewoone indulgentie zullen gelieven te ,, betoonen, in het waarneemen van dee,, ze gewigtige Post. „ Eenen tyd van ruim zes- en twintig „ jaaren, deeze Souveraine Vergadering ,, by gewoond hebbende, als Lid van de ,, Regeering der Stad Middelburg, is my „ de behandeling van 's Lands zaaken niet „ geheel vreemd. Ik heb getragt my daar ,, in met allen yver te gedraagen, en „ wensch my verder met alle getrouwheid ,, van mynen pligt te kwyten, doch wan- neer ik in overweeging neem, het on,, derfcheid en de uitgebreidheid van ver,, pligtingen, die er, in deeze nieuwe be„ trekking, van my zullen geëischt worden, ' j, zou my de moed ontzinken, zo ik niet ten LXIII. BOEK. 1787. I788.  172 DE REPUBLIEK DER LXIII. BOE.K 1787. I788. 9 9 5 9 3 9 J 9 9 9 9 9! 3: 9! 9; 9! 3) „ ten vollen bewust was, van U Ed. „ Mogendens goedwilligheid, orn Hoogst„ derzelver Ministers hunne Post te ver„ aangenaamen, en hunne feilen en mensch„ lyke zwakheden goedgunftig te overzien. ,, Ik erken niet te zullen evenaaren aan de „ kundigheden van zo veel groote Man, nen, die deeze Plaats vóór my bekleed ,, hebben; maar zou niet gaarne minder , zyn, dan iemand hunner, in liefde en , trouwe voor myn Vaderland, en in ge, hoorzaamheid aan U Ed. Mog. bevelen. „ Die immers kunnen zich alleen be, paaien, om, volgens myne Inftructie, ., de Hoogheid, Vryheid en Onafhange, lykheid van deeze Provincie voor te , ftaan; den zuiveren Hervormden Gods, dienst te befchermen; de Ingezetenen , by hunne wel verkreegene Regten, en , Privilegiën te bewaaren; misbruiken te , helpen weeren; Regt en Geregtigheid, , volgens vastgeftelde Wetten, te handhaa, ven; allen invloed en gezag op de , Deliberatien van U Ed. Mogenden, die , men mogt praetendeeren aan een prae, pondereerend Lid van het Bondgenoot, fchap te competeeren, als ftrydig tegen , de Souverainiteit van de Provincie, te, gen te gaan; een gepast evenwigt te , bewaaren, tusfchen de respective Leden , van Staat, — waar tegen nimmer ftry1 den zal de Sesfie, die de Heeren van Middelburg my op eene zeer gracieufe, en my eer aandoende wyze, niettegenftaande myne aanftelling tot eerften Mi- 9>  VERENIGDE NEDERLANDEN. 173 ,5 nister van Staat, in hunne Vergadering „ hebben toegedaan. Daar het behoud „ van de radicaale Qualiteit gegrond is op „ voorige Exempelen, is het by U Ed „ Mog. zeker buiten eenige bedenking, dat praejudiciabel kan zyn aan een der „ andere Staatsleden. — Hebben UEd. Mo„ genden eenig vertrouwen in hunnen Mi„ nister, dan ook kunnen dezelven van „ hem verwagten, dat hy, zynen Piigt „ in deezen indagtig, byzich zei ven over„ tuigd is, van de waarheid der taal U „ Ed. Mogenden niet vreemd, „ „ dat, „ „ naamlyk de Heeren van Middelburg, „ „ van de betrekking op hunne Stad, „ „ van my niets zullen vergen, dat hin„ „ derlyk zou zyn aan de betrekking, „ „ die ik als Raadpenfionaris op alle de ,, „ Leden van Staat heb, en dat U Ed. „ „ Mogenden van my, als hun Minis„ „ ter, ooit zullen vergen, dat ik my van alle voorige pligten en betrekkin„ „ gen ontdoe; maar alleen dat ik myne „ „ pligten en betrekkingen behoorelyk „ „ onderfcheidde, en de een niet betragte „ „ in praejudicie van de andere. ,, Het nieuwe Reglement van Orde op de Deliberatien deezer Vergadering, by „ U Ed. Mog. gearrefteerd (*), doet my „ hoopen, dat de Befluiten meer en meer „ vrugt- (*) Wy kunnen niet naalaaten onze Leezers te rug te wyzen, tot het geen de invoe:ing van die Orde voorging, en vergezelde, in onze Vaderl Bist. XlII. D. bl. 312. en XVI11. D. bl. 208—308. LXIII. 3 O EK. 1787. I788.  i74 DE REPUBLIEK DER LXIII. BOEK.. 1788. „ vrugtbaar zullen zyn, en myn arbeid „ daar door zal worden veraangenaamd; dat kan alleen te wege gebragt worden „ door eordaate, eenftemmige en onver„ wylde Refolutien, niet alleen in Poli„ tieke zaaken; maar vooral in het Be„ ftuur der Provinciaale Financien. „ Het is myn lust en begeerte Ed» Mog. „ Heeren! naar de maate der vermogens, „ die my gefchonken zyn, aan alle deeze „ Pligten te beantwoorden. Voor den „ dienst van myn Vaderland, voor het „ Land van myne Geboorte, voor Zeë„ land, is geen arbeid of moeite my te „ zwaar! „ Zeeland, myn Vaderland, zedert eeni,, ge jaaren, zo zeer gefolterd door de „ rampen en onheilen aan het zelve be„ rokkend, door den verderflyken Invloed „ van eene overheerfchende Kabaal, en „ daar door gebragt op den oever van „ deszelfs ondergang Zeeland leedt „ ook door alle die twisten en verdeeld„ heden; en de gevolgen, daar uit ge„ booren, zullen by dit Geflacht nog lang „ in geheugen blyven, en by het volgen„ de, tot haarer verbaazinge, herinnerd wor„ den. By de droefheid, die ik deswe„ gen, van tyd tot tyd, nogdraage, heb „ ik deeze voldoening voor my zeiven, „ dat ik, wel verre van daar in medege„ werkt te hebben, in tegendeel, van het „• begin van dien Oorlog, die de bron en „ wortel van de laatfte rampen van het „ Vaderland zyn geweest, tot het tydftip 5) van  VERENIGDE NEDERLANDEN. 175 „ van de gelukkige omwenteling van zaa„ ken, my onafgebrooken verzet heb te„ gen alles, 't geen in de uitkomst ge„ bleeken is, fchadelyk, fchandelyk, en „ verderflyk voor de Republiek geweest „ te zyn." Ik deelde deswegen ook wel eens in „ fmaad en laster; maar een goed gewee„ ten ftelde my toen gerust; en nu vleije ,-, ik my in den volften zin, met het ver„ trouwen van U Ed. Mogenden, het„ welk ik my meer en meer zal zoeken „ waardig te maaken, my, op dien grond „ in Hoogstderzelver Protectie nederig aan„ bevelende. ,, Daar U Ed. Mogenden nu in dit Tydftip, ooggetuigen mogen zyn van „ eene gansch onverwagte, en alleen door „ de goedertierene beftelling der Godlyke „ Voorzienigheid gelukkige Omwenteling „ van zaaken; daar onze Gezegende Con„ ftitutie op nieuws bevestigd, het Erf„ ftadhouderfchap als een esfentieel deel „ daar van aangemerkt, en door de hooge „ Bondgenooten zo goed als geguaran„ deerd is, (*) en de Republiek zich van „ buiten beveiligd vindt, door twee aan„ gegaane Alliantien, met de Kroonen van „ Engeland en Prulsfchen, zy het my ge„ gund U Ed. Mog. met alle deeze Eve„ nementen eerbiedig geluk te wenfchen. n De (*) Het was op den 15 van April 1788, dat van Citters deeze Aanfpraak ter Amptsaanvaar4inge liet booren. Lxin. iOEK. 1787. 1708.  LXIII. BOEK. I787. 1788. 176 DE REPUBLIEK DÈR ,, De medewerking van U Ed. Mogen,, den in deeze gewigtige Gebeurtenis„ fen, (*) ftrekke tot heil van dit Ge„ meenebest! De bronnen van onze wel„ vaard, worden onder het wys en loflyk „ Beftuur van U Ed. Mog. op nieuw geo„ pend! De Commercie, de Zenuw van den „ Staat, bloeije! De Oost- en West-Indifche „ Maatfchappyen mogen, als in voorige da„ gen, de fteunpylaaren van de Provincie „ bevonden worden, en het vervallend „ daar in herfteld! „ Uwer Ed. Mogenden Deliberatien eft „ Beiluiten worden daar toe, entotande„ re gewigtige eindens, van den Aller- „ hoogften gezegend! De harmonie „ en het vertrouwen worden meer en meer „ bevestigd, tusfchen de Leden deezer „ Hooge Vergadering; het gezag der wet>, tige Regeering daar door gehandhaafd! — „ Uwe Ed. Mogenden mogen lang de ge„ eerbiedigde voorwerpen van liefde en „ agting zyn, van gelukkige en wel te „ vredene Ingezetenen, en verwisfelen, „ niet dan fpade, deeze Stoelen der Eereï „ met eene eindlooze Zaligheid! ,, Zyne Doorlugtige Hoogheid, voor„ heen gelasterd, nu, tot blydfchap van „ alle welmeenenden, in zyne wettige Reg„ ten herfteld, geniete in zynen verdé- „ ren (*) Wat Zeeland, in de opgemelde gevallen* Seedt, heeft ons Gefchiedblad vermeld, de zaaken van Staat in 't algemeen befchryvende. Zis >nze Vaderl. Hift. XX. D. bl. 8, enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 177 „ ren leevensloop vrede en voorfpoed, de ,, God van Nederland, die hem, in zyne: „ wederwaardigheden, behoed heeft, zy „ zyne Doorlugtige Hoogheid, in de uit„ oefening van zyne zwaarwigtige Amts„ bedieningen, tot onderfteuning, tot in eenen gryzen ouderdom! „ Haare Koninglyke Hoogheid, die „ deugdryke en grootmoedige Vorstin, „ blyve fteeds bemind, en bewonderd, „ by eene verpligtte en dankbaare Natie, „ en deele ryklyk in den bloei en wel- vaard van dit Gemeenebest! „ En, worden myne wenfchen voor de „ drie jonge Vorstlyke Perfoonen vervuld, „ zo zullen zy fteeds, en in alle opzig„ ten, blyven de byzondere begunftigde voorwerpen der liefderyke Voorzienig- heid! „ Zo zy Nederland, zo zy deeze Pro„ vincie, onder den invloed van het Erf„ ftadhouderfchap en het Huis van Oran,, je, beveiligd en gezegend tot in lengte „ van dagen! Benaauwd had men het den Patriotten in Zeeland gemaakt, tot nog meer benaau- ë wens hadt men lust, blykens de Eifchen £ tegen hun te Vlisfingen gedaan, (*)en geen n wy hier boven aanftipten, wegens de Af- k zettingen ten Plattenlande, (f) als mede' zo veele andere beweegenisfen, tot het bewerken niet alleen van hunnen val; maar ook (*) Zie onze Vaderl. Bijl. XXIII. D. bl. 380Ct) Zie hier boven bl. 137. XXII. Deel. M Lxnr. 3 0e k. 1787. 1788. Weinlm Paiotten yven it Zeend veiyderd, 1  LXIII. boek. I787. 1788. De Leeraar Fre- aiery keert na Middelburg weder. 178 DE REPUBLIEK DER ook van hunnen ondergang genomen. Eenige weinigen hadden Zeeland ontruimd; doch geen Vonnis was tegen één der Uitgeweekenen geflaagen, dan alleen tegen den deerlyk mishandelden Dr. Stevening. (*) De Vlisfmgfche Kerkleeraar Holst, van zyne Standplaats verhaten, vondt 'er te Zaandam eene weder, (f) Der Doopsgezinden Leeraar. van Goes A. Staal, keerde niet na zyne Standplaats te rugge. (§) De Schipper Joost van St. Annaland, zette zich in Holland te Haarlem neder. (**) De Kerkleeraar Johannes de Fremery, den tyd der bekoelinge te Haarlem afgewagt hebbende, vervoegde zich, in Hooimaand des Jaars mdcclxxxviii. na zyne Standplaats te Middelburg; en aan- vaard- (*) Zie onze Vaderl. Hist. XVIII. D. bl. 39 kon worden, op eenen voet, geëvenre* 1, digd aan het waare vermogen hunner „ Provincie, zy van het volgende Jaar l9 zouden afwyzen alle zodanige Posten, 4 op de ordinaire en extraordinaire Staaten " Y.an Q.orlog, als het vermogen hunner 9 £ wanden te boven gingen; waar van « zy (?Q Vifzam, 3y m Chalmot XI. D. bl, 32^  VERENIGDE NEDERLANDEN. 183 „ zy aan den Raad van Staaten opgave zouden doen; ten einde zich, in het for-: „ meeren van de volgende Staaten van „ Oorlog, daar volgens te kunnen regu- leeren, met den eerften Oétober aan„ ftaande; ten zy men vóór dien tyd, op goede gronden, eene vrugtbaare afkomst ,, van zaaken kon verwagten. (*)" De zeven Gewesten met het oog der Gefchiedkunde, in het tydperk thans voor handen, doorloopen hebbende, bieden zich J de Generaliteits Landen ter befchouwinge ; aan. Deeze verfchaften, in het tydperk vóór de Omwenteling, ruime ftoffe, fchraaler bieden zy ons tegenwoordig aan; en. hebben wy ook , om den zamenhang der Gebeurtenisfen, nu en dan eenige gebezigd, welke anders, volgens de tydorde , hier zouden voegen, als naa de Omwenteling voorgevallen, (f) Dan het zal ons egter aan geen voorraad ontbreeken; die hier voorkomt, moge van dezelfde geftalte weezen, als de reeds verwerkte, wy zullen ze eenigzins anders geftempeld vinden, en die verfcheidenheid de aandagt, Zo wy hoopen, verleevendigen. Het daar aangevange Plan werd, in. het'. Tydvak, nvt meer bepaald het voorwerp ] onzer befchouwinge, voortgezet, op eene j wyze, die 'te wagten was, van eene geworfteld hebbende, en nu heerfchende Partye; de rol in de Bondgenootfchaplyke Ge- (*) Verzam. iy r>e Chalmot VII. D. bl. 61. (t) Zie ouze Vaderl. Hist. XIX. D. bl. 290. &c. M 4 LXIII. BOEK. 1787. I788. Over. ;ang tot le GenealiteitsLanden. 3oe mes laar over Igemeea landelt.  i84 DEj REPUBLIEK DER LXIII. Boek. Ï787. 1788. Byzondere aaniJagtetegen eenige Leden van den Raad van Brabant. 1 1 1 ( Gewesten gefpeeld, werd gelyktydig, of iets laater, met de veranderingen, uit plaatslyke om Handigheden gebooren, herhaald, op het onbedwongendst, herhaald, daar de Plundering van 'sHertogenbosch, om van andere gewelddaadigheden niet te reppen, een allergefchiktst middel was, om de vrees wel diep in 't hart der Patriotschgezinde In- en Opgezetenen van deeze ftreeken te jaagen. De ftrikken der vervolginge, werden ook in deezen Oord gefpannen, en om derzelver werking niet te verhinderen, moest uit den weg geruimd worden, wat het toehaalen zou kunnen vertraagen, of geheel beletten. Ten deezen einde diende een verflag door Torck van Rosendaal , ter Vergadering van hun Hoog Mogenden uitgebragt. By 't zelve gaf hy te verdaan, hoe verfcheide berigten en kundIchappen aanleiding hadden gegeeven, om in 't zekere te mogen vastftellen, dat eenige Perfoonen, Zitting hebbende in den Haad en Leenhove van Brabant en Lande tan Overmaaze, Honoraire Leden zouden geweest hebben , van het zogenaamde Pa:riottisch Vrycorps in 'sGravenhaage, geluurende de laatfte onlusten en Kabaaien Dpgerigt. Een Lidmaatfchap, 't welk groo:endeelstot een allerverderflykst voorbeeld, /oor de Ingezetenen van de Stad en Meyery /an 'sHertogenbosck, en andere Plaatzen 'an Generaliteit hadt moeten verftrek:en, en zulks te meerder: wyl aldaar de mzinnigfte yver voor dit Patriotismus reeds fterk  VERENIGDE NEDERLANDEN. 185 fterk was aangezet geworden: niettegenftaande dergelyke Nieuwigheden, zo wel uit hoofde van de plaatslyke gefteldheid, als om andere redenen, voor ten uiterften gevaarlyk moesten aangemerkt worden. Dat de Ingezetenen, zich daar door ook fcheenen bevoegd gerekend te hebben, om de buitenfporigfte oogmerken, en onderneemingen der Voorftandexen, van zodanig een Patriotismus, op allerlei wyze te onderfteunen, en daar in meer en meer waren voortgegaan. Verder merkte de Verflagdoener op, dat het, in een tyd, in welken de handhaaving der Regten van de Ingezetenen aan den eenen kant, en de behoudenis der flegts even herftelde Conftitutie, aan, den anderen kant, voornaamlyk zouden moeten berusten op de uitoefening van eene onzydige, belanglooze, en aan 's Lands Grondwetten heilig verbondene Juftitie, het zeer bedenkelyk moest voorkomen, of het doen dier Juftitie wel veilig zou kunnen en mogen gelaaten worden, in handen van zodanige Leden, welke door hunne deelneeming in zodanige gewapende Genootfchappen, als mede door hun verder gedrag, hadden getoond, dat zy niet vreemd waren, van de min of meer gewelddaadige onderneemingen, tegen 'sLands Conftitutie, door hun voorbeeld, aan te moedigen, en hunne byzondere denkwyze, ook zelfs in de behandeling van zaaken hun Ampt betreffende, ten koste der onzydigheid, welke hunne hoofdpligt als Regters moest M 5 uit- LX1II. BOEK. 1787. I788.  i86 DE REPUBLIEK DER taxa. BOEK. .Ï787. I78Ö. Befchuldigingenregen hun ingebr.gr. 3 3 3 3 3 9 » e v I d uitmaaken, aan den dag te leggen: waar door zy zich gebragt hadden in de omftandigheden, van over veele zaaken en Perfoonen , waar in, of waar mede zy zelve van ter zyde zouden kunnen zyn betrokken , of waar omtrent zy, uit hoofde, van hunne eigene aan den dag gelegde gevoelens, niet konden geoordeeld worden de vereischte onpartydigheid te hebben behouden , veel min als Regters te kunnen fungeeren. Deeze Voordragt betrof den Voorzitter Willem van Laar , en de Raadsheeren van den Hove van Brabant, Nicolaas Willem Hartman , Daniël Jan Stein Parve en Lambert Engelbert van Eck., die, volgens het genomen Befluit, lanfehryvens kreegen, „ dat zy zich zou.9 den hebben te onthouden, van alle De, liberatien en Befognes, welke in den , Raad en den Leenhove van Brabant, , zouden worden gehouden, of bepaald ten , opzigte van eenige zaaken, welke tot , de zo genaamde Patriottifche Genoot, fchappen, Vaderlandfche Sociëteiten en , Exercitie Genootfchappen betrekking , hadden, of in verband ftonden, met de , in de laatfte tyden plaats gehad hebbeni de Troebles. —• Genoemde Mannen zyn ns reeds bekend, als die de Regeering an j Hertogenbosch fterkten, in het handaaven van der Burgeren Regt. (*) Dan it eigenfte ftuk, 't geen die Mannen tot lof, (*) Zie onze Vaderl. Hht. XIX. D. bl. 297.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 187 lof, by alle weidenkenden verftrekte, moest thans ten hunnen bezwaare dienen, in de handen van hunnen en der Patriotten vyand, den Fiscaal Witte Tulling , dien wy, als tegen de Privilegiën van Brabant, in die post ingedrongen, en als een Tegenwerker van alle Patrioitifche bedoelingen, hebben leeren kennen. (*) Immers by de befchuldigingen, dat gemelde Heeren het hunne bygedraagen hadden, tot het Nationaal Fonds, of Honoraire Leden geweest waren, van het Vrycorps in 'sGrayenhaage, bragt hy, ten hunnen laste, in: „ dat zy over het Request der Regeering van 's Hertogenbosch, tot inroeping der „ Stads Privilegiën, een afzonderlyk be„ rigt, aan hun Hoog Mogenden hadden 9, ingeleverd; (f) en voorts geen zwaarig„ heid gemaakt, om dat Berigt, naa dat „ het zelve door hun Hoog Mogenden „ was van de hand geweezen, aan Staa,, ten van Holland, op derzelven afvor„ dering, over te geeven, het welk ver- volgens door deezen, aan de andere „ Bondgenooten, meteenen rondgaand en „ Brieve gezonden was: voor welk ftuk de Regeering van 's Hertogenbosch, die „ Heeren plegtig bedankt, en in 0verweest ging genomen hadt, om elk van hun „ een (*) Zie onze Vaderl, Hist. XI. D. bl. 144—157. en XiX. D. bl. 301—303. (t) Dit bondig en treffend berigt, is voor handen in Bylaagen tot den Post van den Neder-Rhyn *Jp, XVI. bl. 12—39, LXIII. boek. 1787. I788.  i38 DE REPUBLIEK DER LXIII. boek I787. 1788. Hoe zy ^ieh tegen opfpraakverdeedigen. : 5 s 3 3 „ een Gouden Penning te vereeren; als „ mede dat een reeds verkreegen Mande„ ment van apprehenfie, in eene Dagvaarding, in Perfoon veranderd was," De bewyzen der befchuldigingen tegen deeze Raadsheeren ingebragt, waren meest ontleend uit Boekjes, of Lysten, op ftraat, of in het Societeitshuis, of andere byzondere Huizen, door ongenoemde Perfoonen gevonden, en door den Fiscaal 'tHoen, aan Witte Tulling ter hand gefield: bewyzen van zulk een aart, dat zy even min ten grondflage van Staatsbefluiten konden ftrekken, als tot die van Geregtshandelingen gelegd worden, en voorts van zulk eene ltrekking, dat de Befchuldigden niet vermogten te zwy- gen. In eenen Brieve aan hun Hoog Mogenden fchryft dit Viertal, het van hunnen onvermydelyken pligt geoordeeld te hebben, te betuigen, dat zy gaarne berusten wilden, in het verlangen van hun Hoog Mogenden, by het toegesondene Befluit, hun bekend gemaakt; ;n zulks uit hoofde van den piigtmaads;en Eerbied, voor Hoogstderzelver Sou/eraine Bevelen, in welke te gehoorzaa nen zy nooit te kort gefchooten waren: , dan zy meenden, egter", dus vaaren :y woordlyk voort, „ aan de Eer van , hun Ampt, en aan hunne eigene on, bevlekte Reputatie, fchuldig te zyn, , om voor hun Hoog Mogenden niet te , moeten ontveinzen, dat zy gevoelig , getroffen waren, door de voordragt „ van  VERENIGDE NEDERLANDEN. 189 „ van zaaken, welke by de middelen „ van het Rapport, in de Prsmisfen van „ de Refolutie voorkomende, zo ten „ opzigte van hun gedrag, en denkwy9, ze in het gemeen, als voornaamlyk „ ten opzigte, van de daadlyke waar9, neeming hunner Posten, gevonden werd; „ en zulks te meer, daar het, naar het „ oordeel der Heeren Gedeputeerden, „ door meer dan eene omftandigheid , „ by eene Memorie van den Advocaat Fiscaal van Brabant, voorgedraagen, „ beweezen zou zyn, dat zy in de be„ handeling van zaaken, hun Ampt be„ treffende, de Onzydigheid, welke hun „ Hoofdpligt, als Regters, moest uitmaa„ ken, zouden gevioleerd hebben. „ Een Voordragt, Hoog Mogende „ Heeren! waar omtrent het nader On„ derzoek, by U Hoog Mogenden, in„ gevolge van het Advys van Heeren „ Gedeputeerden zelve, vastgefteld, ons „ wel fchynt te mogen doen vertrouwen, „ dat U Hoog Mogenden, dezelve nog „ geenzins voor beweezen hebben aan- „ genomen. Maar een Voordragt, „ nogthans, waar door wy ons, in onze „ tederfte betrekking, vinden aangetast, „ en waar van wy dieshalven niet mogen „ nalaaten, met al dien ernst, welke de verdeediging van onze Eer van ons af„ vordert, de grievende hardigheid res„ pectueuslyk, aan U Hoog Mogenden te reprefenteeren, met eerbiedig vert> zoek, dat, daar wy ons geen daaden „ noch LXIII. BOEK. 1788,  £xin. Boek. 17H7. i;88. Nadere bepaaling ten hunnen opzigte. 190 DE REPUBLIEK DER ,, noch omftandigheden ter wereld kun„ nen herinneren, waar door wy ons aan „ zulke verregaande misdryven, fchuldig „ zouden moeten rekenen, daar ook nim-, „ mer eenig vermoeden, dien aangaande, „ door iemand onzer Mede-leden, of „ door het Officie Fiscaal, aan ons is te „ kennen gegeeven; en daar de /Equi„ teit van U Hoog Mogenden niet kan „ toelaaten, dat wy onverhoord verdagt „ gehouden, veel min veroordeeld, zou„ den worden, aan ons de vifie van die „ Memorie en Bylagen, waar op gemeï,, de Infimulatien fchynen te berusten, „ zal mogen worden toegeftaan; ten ein,, de wy gelegenheid mogen hebben, om „ aan U Hoog Mogenden, zodanige elu„ cidatien te doen toekomen, welke wy „ vertrouwen, dat meer dan toereikende „ zullen zyn, om ons van alle blaam, „ in het bekleeden van onzen Post, vol„ ledig te zuiveren." Deeze Brief en andere Stukken, tot dit voorval betrekkelyk, by hun Hoog Mogenden overwoogen zynde, verftondt men, dat, wanneer in den Aanvange van het Staatsbefluit, jongst ten opzigte yan die Leden des Raads van Brabant genomen, de zaak zo was voorgedraagen, ils of de partydige handelwyze dier Heeren, door meer dan eene omftandigheid, zou zyn beweezen, „ het oogmerk niet „ was geweest, die vier Raaden, aan „ directe en reeds gebleekene Partydig„ heid, in de Regtsoefening van hun Reg- » ter-  VERENIGDE NEDERLANDEN. iqï „ terampt fchuldig te verklaaren; dan wel „ te kennen te geeven, dat het aan de „ Heeren hun Hoog Mogenden Gedepu„ teerden, uit meer dan ééne omftandig„ heid, gebleeken was, dat deeze vier „ Heeren waren geweest, of Honoraire Leden van het Patriottisch Vrycorps, „ in 's Graven/iaage opgerigt, of wel an- derzins aan het zogenaamde Patriottis„ mus, openlyk toegedaan: en dus ook „ het noodwendig gevolg daar van moest „ zyn, dat, in zodanige Leden, niet kon „ worden veronderfteld, de noodige on„ zydigheid als Regters, ten aanzien van „ zodanige zaaken, welke tot die zo„ genaamde Patriottifche Genootfchappen, „ Vaderlandfche Sociëteiten, en Exerci„ tie Genootfchappen, betrekking kon„ den hebben, of eenigzins relatief wa„ ren tot de laatfte Troebles, welke uit „ den onzinnigen yver, voor dat gewaan- de Patriotismus, alhier te Lande, waren „ voortgefprooten, en hadden plaats ge„ had. Dat diensvolgens ook behoorde „ te worden voorzien, dat dezelfde vier „ Raaden, buiten de gelegenheid wier„ den gefteld, om in zodanige zaaken te „ advifeeren, en regterlyke functien te „ pleegen: terwyl, voor 't overige de „ handelwyze van dezelye vier Leden, „ ten aanzien van de uitoefeninge van „ hun Regter-ampt, by Hunne Hoog „ Mogende Refolutie werd gelaaten in v haar geheel, en zy mitsdien daar door „ niet Lxnr.' boek. 1787. I788.  192 DE REPUBLIEK DER Ï.XIII. BOEK. 1787. J788'. „ niet kónden gerekend worden, onder „ eene Reatie te zyn gebragt. Hier op vondt men goed, dien Voorzitter en zyne drie Mede-raaden , ieder afzonderlyk aan te fchryven, „ zich by aanhoudenheid te blyven onthouden, „ van alle Deliberatien en Befoignes, „ welke, in gemelden Raad en Leenhove „ van Brabant, zo in Materie Civiel als „ Crimineel, zouden kunnen worden ge,, houden of gedecerneerd, ten opzigte „ van eenige zaaken, welke tot de zo„ genaamde Patriottifche Genootfchappen, Vaderlandfche Sociëteiten, en Exerci„ tie Genootfchappen, betrekking had„ den, of wel eenige relatie met de „ Troubles, die in de laatfte tyden had„ den plaats gehad, en dat voor het „ overige die Heeren zou vryftaan, by de „ andere Deliberatien en Befoignes, van „ den Raad te adfifteeren: houdende ver„ der hun Hoog Mogenden, het verzoek „ by hun lieder Misfive gedaan in ad„ vys." Van dit Staatsbefluit, kreeg de Griffier van den Raad een afichrift, om het ter kennisfe van denzelven te brengen; dergelyk een, werd 'er gezonden aan den Advocaat Fiscaal, ten zynen narigte; dan hem onverlet gelaaten, om, ingevolge van het Befluit, den laatften van Wintertermaand, des voorigen Jaars genomen, ten aanziene van de daar in vervatte punten, zodanige kundfchappen in te winnen, als hy zou vermeenen te behooren; als  VERENIGDE NEDERLANDEN. 193 als mede, om, zulks voor het Regt der Hooge Overheid, noodzaaklyk oordeelende, tegen de vier Raaden, of één of meer derzelven, naar de orde van den Lande, en goede Juftitie te handelen. (*) Dus eene bepaaling van de werkzaamheden der gemelde Raadsheeren, fchonk den Fiscaal Witte Tulling, de groote meerderheid, zo niet de eenpaarigheid, der Leden. Hiervan verzekerd, vervaardigde hy een breedfpraakig Verflag, aan hun Hoog Mog. over de Boeken en Papieren der geweezene Vaderlandfche Sociëteit in VHertogenbosch, hem op zyn verzoek in handen gefield, (f) De Algemeene Staaten hadden, by het toeftaan van dit verzoek, den Fiscaal gelast: „ 'er „ geen gebruik van te maaken, vóór dat „ hy hun zou voorgedraagen hebben het „ gebruik, 't welk hy 'er van meende „ te maaken;" deeze bepaaling fcheen hem, als 't ware, de handen te binden, om veelen der door de plundering, reeds zo zeer geleden hebbende, 'sHertogenbosJche Patriotten, op nieuw in lyden te bren- (*) Verzam. by de Chalmot IV. D. bl. 164—220. 243—245. en VI. D. bl. 6—13. (f) Uit deeze eigende Papieren, heeft men aan den Procureur Generaal, of Momboir, van Gelder' land toegedaan , een affchrift te neemen, ten einde eenige Perfoonen, in dat Gewest daar uit te kunnen moeilyk vallen. Men verdunde dit ook aan de Advocaat Fiscaal 'tHoen, voor Hol/and, betrekkelyk zommige Perfoonen, in dat Gewest wóor.aglig. Bouwens aan zyne Committenten bl. 337. XXII. Deel. N LXIII. boek. 1787. i?88. Wat de Fiscaal te werk fielt qm veele der 'sHeriO' genbosfchenaa~ren te bcnaauwen.  194 DE REPUBLIEK DER Lxni. BOE K. 1788. brengen. Daar toe moest eigenaartig ftrekken, het breed uitmeeten van de verrigtingen der Societeits Leden, ten aanziene van het Vaderlandfche Fonds, en de Briefwisfeling, tusfchen de Vaderlandfche Sociëteit dier Stad, in welken Regenten geweest waren, met die der andere Steden in het Gemeenebest, ten opzigte van eene en andere belangryke gebeurtenisfe. De Befluiten daar genomen, wegens de aanfchryving des Raads van Staaten, om geene Wagten door de Burgers te doen betrekken, of eenige verdere Nieuwigheden in 't werk te ftellen, zonder voorkennis van den Gouverneur, of bevelvoerenden Officier dier Vestinge: het voorftel daar gedaan, om van al het gebeurde kennis te geeven, aan de Provinciaale Vergadering der Gewapende Genootfchappen, welke den twintigften van Len:emaand, des voorleden Jaars, binnen Dordrecht, als mede aan de Nationaale, welke den zeven- en twintigften dier Maand, te Utrecht ftondt gehouden te worden; met overzending van dit zelfde Befluit, by eenen Brieve aan alle Gewapende Genootfchappen, mitsgaders aan de 'Burger- en Vaderlandfche Sociëteiten in de Republiek; met verzoek, dat zy den invloed, welken veelen hunner, by hunne Etegenten en Repreféntanten hadden, zouien gelieven te gebruiken, tot bewaaring sn onderhouding van de Regten der Stad sn Schutteryen. Een Brief, waar in zy iet Befluit des Raads van Staaten deeden voor  VERENIGDE NEDERLANDEN. 195 voorkomen, als eene willekeurige Refolutie, gevestigd op, en geftaafd door Militair Geweld. ■ Inzonderheid moest hier dienen, een Gelukwenfchings Brief, aan de Vaderlandfche Sociëteiten, in de Steden Amfterdam, Rotterdam, Gouda, en Schiedam , wegens de daar bewrogte Regeeringsveranderingen: een Brief, die als een zeer bezwaarend ftuk, in 't geheel wordt opgegeeven. Het eerst bygebragt bezwaar befchreef hy, „ als eene daad van weder„ fpannigheid aan de bevelen van den „ Raad van Staaten, het oppergezag heb„ bende, over de bewaaring en verdee„ diging van ''sHertogenbosch; waar van „ het voorbeeld, in alle tyden en om„ ftandigheden, niet dan ten hoogften „ gevaarlyk, voor het behoud der Gene„ raliteits Landen, zou kunnen worden, en die zekerlyk, naar de gronden van „ Regten, onder de Crimina Majeftatica „ behoorde." Voorts zogt de Fiscaal hun Hoog Mogenden over te haaien, om hem verlof" te geeven, tot Crimineele Procedures,* uit die Boeken en Papieren, door aan te merken, „ dat de Actiën, die daar uit zouden moeten geëntameerd worden, „ zich tot eenige weinige Perfoonen zou„ den bepaalen; daar hy geenzins voor„ hadt, om daar door.de Amneftie, door „ hun Hoog Mogenden, aan verleide en minkundige Ingezetenen verleend, in „ haare werking te bepaalen:} en de Raad van Brabant, waar aan hun Hoog MoN a „ gen- Lxnr, JU O EK. 1787. 1788. Slsagï iec in Hen eele.  LXÏIf. boek. 1787. I788. Amneflie in de Landen der Generaliteit. 10Ó DE REPUBLIEK DER gende, de beoordeeling dier Feiten „ overgelaaten hadden, in allen gevalle» „ zöuden moeten toezien, of 'er Stof ,» was, om tegen de zodanige te proce„ deeren, Zo hy de Amnestie al eens te „ naauw zou hebben willen bepaalen." — Naa eenen aandrang van de gronden, op welke hy die vervolging wilde vestigen, de mogelykheid overweegende, dat hun Hoog Mogenden, op dit Vertoog, geen zo fpoedig Befluit zouden neemen, dat de tyd, by de Amnestie bepaald, tot het beginnen der Procedures, inmiddels niet zou kunnen verloopen weezen, waar door de Regterlyke Aanfpraaken van zelve zouden vervallen weezen, verzogt hy ten flot, „ dat hun Hoog Mogenden hem, „ in het entameeren van zodanige Actiën, „ als hem by finaal befluit, zouden kun„ nen worden vrygelaaten, zouden gelie„ ven te houden voor diligent, en 'er „ hem blyk van te laaten toekomen. (*) — Dan, zo veel ter onzer kennisfe gekomen is, heeft hy zyn duidelyk doorftraalend oogmerk niet bereikt. In 't opgemelde Stuk, gewaagt de Fiscaal Witte Tulling, van eene Amneflie, ook deeze was, op 't voorftel van zyne Hoogheid, in Lentemaand des Jaars mdcclxxxviii. gedaan, (f) door hun Hoog Mogenden in Zomermaand vastgelleld. De inhoud en de Uitzonderingen, C*) Vernam, hy de Chalmot XII. D. bl. 14—24. (t) Veraam. hy de Chalmot V. D. bl. 304.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 197 gen, fhrooken volkomen, met die wy in een en ander der Bondgenootfchaplyke Gewesten, reeds hebben opgegeeven: en is alleen onderfcheiden, door eenige plaatslyke byzonderheden. De bepaaling, op welke de Fiscaal het ooge heeft, ter even bygebragte plaatze, luidt in deezer voege: „ wy begeeren, dat tegen de uitgezon„ derde Perfoonen geprocedeerd, en met „ 's Lands Wetten overeenkomftige Ju„ ftitie geadminiftreerd zal worden, zo„ danig, dat in dit geval de Actiën, uit „ dien hoofde, door de daar toe compe„ tente Crimineele Officieren, binnen den „ tyd van drie Maanden, naa Publicatie „, deezes; en wanneer zulks niet gefchied „ mogt zyn, in zodanige gevallen, al„ waar een Fiscaal of Momboir uit hoof„ de van verjaaring der Delicten, ver„ mag te procedeeren, binnen andere „ drie Maanden daar naa, zullen moeten „ worden geëntameerd, ten dien effecte dat, naa verloop van dezelve zes maan„ den, geene Actie geinftitueerd zynde, „ dezelve zal worden gehouden voor ver- vallen, en de daar by geconferneerde ,, Perfoonen, het Effect van deeze Am„ nestie, rustelyk en vredelyk zullen ge- nieten, en van alle verdere aanfpraak deswegen bevryd zyn. (*)" Niet minder, dan de Fiscaal van Brabant Witte Ttjlling, vonden wy, in vroegere deelen onzer Vaderlandfche Hi fto- (*) Refel. Gen. 5 Juny 1788. N 3 LXIIÏ. BOEK. 1787. I788. v. d. Pot Haagt niet in het ver-  ic;8 d;e republiek der LXIII. boek, 1787. 1788. volgen van de Bedienden ter Generaliteit. ftorie, naa de Omwenteling, den Fiscaal van de Generaliteit, M. van der Pot, bezig, om de ftrikken der vervolging te fpannen. Deeze wilde hy ook uitzetten, ter beklemminge van verfcheide Amptenaaren der Generaliteit, blykens de ftukken, ten hunnen bezwaare, ingeleeverd. Dan hunne Hoog Mogenden verydelden, dien toeleg, door aan te merken, dat, ten opzigte van de Gedraagingen dier Officianten en Bediendens, geduurende de jongde onlusten gehouden, gelyk zy fpraken, „ onderfcheiding moest ,, gemaakt worden, tusfchen 't geen door dezelven was verrigt, in hunne betrek, king als Burgers en Ingezetenen, of in eenige andere relatie, dan die van ,, Generaliteits Amptenaaren, en tusfchen , dat geene 't welk betrof derzelver ge, drag, in de laatstgemelde kwaliteit van , Generaliteits Amptenaaren. — Dat de , beoordeeling van het eerfte, niet ftondt , aan hun Hoog Mogenden; maar moest , overgelaaten worden, aan de Dis, pofitie van derzelver respective Provin, ciaale en Stedelyke Overheden; en dat .» mitsdien alleen hier in overweeginge , kwamen, zodanige gedraagingen, waar , door gemelde Perfoonen zouden heb, ben aangegaan, tegen de verpligtingen, , hun in het ftuk van hun Ambt incum, beerende, en dus in Officio gepec, ceert." (*) — Op deezen grondflag, wa- C) Men vergelyke hier mede de handel wyze, osn-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 199 waren hun Hoog Mogenden van oordeel, „ dat zy aan de eene zyde, de zaak niet gedisponeerd vonden, om op het onderzoek, door den Advocaat Fiscaal van der Pot, na het gedrag der Generaliteits Officianten en Bediendens gedaan, ,, eenige verdere Politieke voorzieninge ts „ doen; doch dat, egter, aan den ande„ ren kant, hun Hoog Mogenden niet „ wilden verlïaan, daar door afgefneeden „ te hebben, zodanig een Judicieel On„ derzoek, en Actie, als tegen eenige „ Bediendens en Officianten van de Ge„ neraliteit, welke zich, ter gelegenheid „ van de gepasfeerde Troubles, aan Delieten of Malverfatien, in het Stuk van „ hunne Generaliteits Officiè'n , mogten „ hebben fchiddig gemaakt, en, in dat „ geval, deswegen zouden behooren te „ liaan, 't zy voor den Raad van Staa„ ten, 't zy voor een der Admiraliteits „ Collegien." —— Met byvoeging, dat, in zulk een geval , de Regtsvorderingen zouden moeten worden aangevangen, bin? nen den tyd van drie Maanden. (*) Den Leeraaren van allerlei Gezindheden, en Roomfche Paftoors in de Steden, en Heerlykheden der Generaliteit, was wel fcherplyk verboden, zich over eenige Politieke zaaken, en het Staatsbeftuur of de Regeering deezer Landen, zo op den omtrent P. Paulus, gehouden. Zie onze Vaderl, Eist. XX. D. bi. 77. enz. (?) Verzam. by de Chalmot XII. D. bl. 59—624 JN 4 LXT1I. boek. I788. Voorfchriftder Voor- biddin- ge voor 's Lands,  soo DE REPUBLIEK DER LXHI. boek I787. I788. Overheid in de Ge neraliteit. Hoe d Tranfcht Predikant LA den Predikftoel als anderzins uit te laaten. (*) Ondanks dit verbod, waren den Advocaat Fiscaal Witte Tulling, klagten voorgekomen, over de aanftootlyke wyze van bidden, omtrent den Perfoun van zyne Hoogheid, welke zich eenige Predikanten, in de Stad en Meyerye van '$ Hertogenbosck, zedert een geruimtn tyd, hadden veroorlofd: terwyl anderen het bidden voor 'sLands Overheden, den Prins en de Vorstlyke Familie, ontweek-^, door het Nagehed alleen, in 't Onzevader te doen beftaan. Ter weeringe van 't een en ander, vaardigden hun Hoog Mog. een Publikarie af, by welke den L.fraaren opgelegd werd. ., te bidden , voor de Hooge Souverainen, en ande„ re H >oge Collegien van deeze Landen, „ mitsgaders voor de Illuftre Perfoonen, „ van hunne Doorlugtige en Kuninglyke „ Hoogheden, en Hoogstderzelver Vorst„ lyke Kinderen", volgens het vast gefielde Formulier van hun Hoog Mogenden, en zich geenzins te veroorloven, deeze Voorbidding naa gedaane Predikatiën, onder welk voorwendzel ook, agter wege te laaten; onder bedreiging van de hoogfte verontwaardiging der Algeme. ne Staaten. (f) . Volgens deezen naderen en ftrikteren last, fchikten zich de meesten; doch niet allen. Byzonder liep hier in 't ooge Jean (*■) Zie onze Vaderl. Hist. XIX. D. bl. %o6. (t) Refil. Ge». 23. 06t. 1787.  VERENIGDE NEDERLANDEN, aoi Jean Gabriel la Font , Leeraar in de Walfche Gemeente te 's Hertogenbosch. Van deezen verhaalt men, dat hy, op den eerften Zondag naa de afkondiging van 't ge melde Voorfchrift, in deeze bewoordinzou gebeden hebben. „ Wy bidden u „ voor hun Hoog Mogenden, de Heeren „ Staaten Generaal, en de Ed. Mog. Hee„ ren Raad van Staaten: dat de hooge „ Rang, waar in zy geplaatst zyn, hun ,, niet verblinden moge, en dat zy de ,, paaien van hun gezag niet mogen te „ buiten gaan, ten naadeele van de Reg„ ten des Volks, vooral van eene Stad, „ die nimmer geweigerd heeft , haare bil,, lyke Refolutien te gehoorzaamen; maar, „ volgens haare Capitulatie, daar toe niet „ gehouden is. Wy fmeeken ook de grootheid van uw medeaoogen en barm„ hartigheid af, voor zyne Doorlugtige ,, Hoogheid . den Heere Prinfe van Oran„ je en Nas/au\ dat hy eindelyk van zy„ ne langduurende dwaalingen moge te rug „ komen, en aftand doen van de lang,, duurige Geweidenaaryen, waar aan hy „ zich tot heden toe, tegen de Regten „ van een Vry Volk, heeft fchuldig ge„ maakt. Wy bidden u, eindelyk, voor „ de edele en deugdzaame Magiftraat dee„ zer Stad, dat zy voort mogen gaan, „ met eenen onbezweeken moed, haar ,, Regten en Privilegiën te verdeedigen, „ zonder zich daar van, door iemand, „ wie hy ook zy, te laaten aftrekken, „ of daar over eenige onaangenaamheid te N 5 „ ont- LXIIL BOEK. 1787. 1788. Font, geragd wordt gebeden u hebben.  soa BE REPUBLIEK DER Lxni. boek. In zyn dienst gelchort. Zoekt te vergeefich ( in de Amnes- ; tic be- (*) N. Neder!. Jaarb. 1787. bl. 5837. (!) Verz. by de Chalmot V. D. bl. 239. (j) Zie hier boven, bl. 196 „ ontmoeten, of, zo die hun overkome, „ dat zy dan, in de verdeediging van hun„ ne regtvaardige zaak mogen onderffeund „ worden, door de Wapenen van hunne „ Mede-burgers, die de uitvoering hun„ ner Regten aan hun toevertrouwd heb„ ben." (*) Of zich de Leeraar La Font, deezer wyze woordlyk uitgedrukt hebbe, gelyk veele Dagpapieren van dien tyd, het opgaven, is iets waar voor wy niet durven in ftaan. Zeker gaat het, dat hy zich van bewoordigingen bediende, hoogst onvoorzigtig, in het toenmaalig tydsgewrichte. Althans, hy werd, in Sprokkelmaand des volgenden Jaars, by een Befluit van Hun Hoog Mogenden, wegens zyn onbetaamelyk gedrag, in het naagebed ten dien Zondage, in zyn dienst, voor den tyd van zes maanden, gefchort; naa verloop van welken tyd hy zou gehouden zyn, zich met een Verzoekfchrift, by de Algemeene Staaten te vervoegen, zyn berouw en leediveezen over zyn gedrag te betoonen, en opheffing van de opfchorting te verzoeten. (f) Middelcrwyle, was in de Generaliteits Landen, bovengedagte Amneitie afgekonligd (§). Met dezelve hadt de Leeraar .a Fcnt, naar luid van een door hem ngediend Verzoekfchrift aan hun Hoog Mo-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 203 Mogenden, zyn gehouden gedrag vergeleeken, en meende, ter goeder trouwe, daar in begreepen te zyn: dewyl geen der uitzonderingen op hem toepasfidyk konden gemaakt worden. Hy merkte daar by op, dat dit Plakaat van Amnestie, volgens deszelfs oogmerk, voornaamlyk mede voor Omoorzigtigen was ingerigt, en dat hy oordeelde daar uit veilig te mogen befluiten, dat het ook op Hem, in zyn byzonder geval, behoorde te werken. — Ten flot verklaarende, dat hy volvaardig was om zyn leedweezen, wegens het tegen hem opgevat ongenoegen, te betuigen, en dat hy zich voortaan zou wagten, daar toe eenige aanleiding te geeven. Op welke gronden, hy opheffing van de fchorting in zynen Dienst, en herftel verzogt. Dit Verzoekfchrift werd van de hand geweezen, met vrylaating om zich, binnen den tyd van veertien dagen, nader in gepaste uitdrukkingen, overeenkomftig met het Voorfchrift hem by de fchorting gegeeven, ter kamer van hun Hoog Mogenden te vervoegen. (*) Wanneer de Leeraar la Font, ten geftelden tyde, daar niet kwam, zodanig, als men oordeelde reden te hebben om te verwagten, van iemand, die met een opregt berouw en leedweezen, over het gehoude, en met een hartlyk voorneemen, om voor het toekomende een beter gedrag te houden, was aangedaan, en , (*) Verzam. by de Chalmot VII. D. bl. 314. LXIII. boek. I787. 1788. greepen te worden. \fgezet.  LXIII. BOEK I787. 1788. Geen openbaarVreugde betooningenop 's Prinfen Jaardag te 'sHer togenboscb. 204 DE REPUBLIEK DER en dat mitsdien hun Hoog Mogenden misnoegen, zo ter zaake van het aanftootelyk Gebed, als van andere daar toe behoorende omftandigheden, door geene betaamlyke onderwerping voldoening hadt gekreegen, werd hy van zyn Leeraarampt in die Gemeente ontflaagen. (*) Hadt de Stad 'sHertogenbosch, in Patriottifchen y ver uitgeftooken, was dezelve, in daar voor ontvangene ftraffe, niet min voorbeeldlyk geweest, (f) 't geen 'er thans voorviel, was op den toon van de voorgevallene Staatsomwenteling geftemd. Geringe moeienisfen, door het Krygsvolk .veroorzaakt, verdienen in eene Stad, die des zo veel geleden hadt, geene optekening. Nog was dezelve, als 't ware in rouwe, over dit Plunderbedryf, toen de Jaardag des Stadhouders, ten Jaare naa de Omwenteling, inviel: althans de Regeering vondt goed, den Ingezetenen bekend te maaken, dat zy van openbaar vreugdebetoon, te dien dage wederhouden werden, „ uit overweeging van den „ betreurenswaardigen toeftand, waarin de Stad, door. de verregaande Geweldenaa,, ryen, en de Excesfen daar gepleegd, „ nu onlangs gebragt was. Eene onthouding, die veelen zeker moeilyk viel, en mislchien onuitvoerlyk zou geweest hebben, indien de Magiftraat, het bevel deswegen niet onderfchraagd hadt, met deeze : ".. be- (*) Verz. by de Chalmot IX. D. bi. 325—327. (D Zie onze Vaderl. Hift. XIX. D.bl. 201—332,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 205 betuiging des Stadhouders. „ Dat het, uit „ aanmerking van die ongelukkige omifan ; „ digheden, Hoogstdenzelven ook aange- naam weezen zou, dat, tot voorko„ ming van verdere onheilen, geene open „ baare blyken van Vreugde, te dier ge,, tegenheid, gegeeven wierden. (*) Naa acht maanden verloops, daagde de Verjaardag der Prinfesfe, met zo veel1 Feestlykheids in de Bondgenootfchaplyke' Gewesten gevierd. „ Thans waren de ge„ leden Onheilen eenigzins herfteld, en „ zo veele den Staat gewigtige, en der „ Omwentelinge heilzaame gebeurtenisfen, „ in dien tusfchen tyd, voorgevallen, dat „ nu het niet deelen aan de openbaare „ Vreugdebedryven," gelyk de Magiftraat zich uitdrukte, „ veelhgt zou kunnen op„ genomen worden, voor eene laakbaare „ onverfchilligheid, of verfoeilyke kwaa„ lyk gezindheid, waar van zy Hoofd„ fchout, Schepenen, Gezwoorens en „ Raaden, en, zo zy vertrouwden, ook „ de goede Burgery en Ingezetenen der „ Stad, hoogst afkeerig hielden." Op deezen grond bevolen zy eene Illuminatie, en veroorloofden verdere Vreugdbetooningen; doch alles omheind met zo veele voorzorgen, bepaalingen, en ftrenge ftrafbedreigingen, dat de vrees voor overmaate en balddaadigheden aan alle kanten, in het voorfchrift van dit Feest, doorftraalt. (f) Een (*) Verz. by de Chalmot V. D. bl. 276. (t) Verz. by de Chalmot VII. D. bl. 253. LXIII. 50EK. I788. Welke >p dien Ier Priifc fesfe.  LXIII. Boek. 1787. 1788. Komst van den Prins in 'i Hertogenbosch. Aanfpraakter verwelkomingvoor 75 Burgers opgefteld. (*) Men vindt des eene breede Befchry ving „ in de N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1447 enz. naar het oordeel van dien Schryver, zodanig vervaardigd, dat hy wel gewenscht hadt, dat ze met minderen ophef was opgefteld." 206 DE REPUBLIEK DER Een nog grooter Vreugdedag, was voor de Vrienden des Stadhouders befchooren, in de daar opvolgende Herfstmaand. De Magiftraat hadt de zekere tyding ontvangen, dat zyne Hoogheid een keer na 'jHertogenbosch zou doen. Onverwyld werd 'er eene Bezending na 's Gravenhaage afgevaardigd, om by den Prins te verneemen, of het hem aangenaam zou zyn, wederom eene algemeene Illuminatie te dier Stede vast te ftellen, en of de Magiftraat de eer zou mogen hebben, den Vorst een Dejuné, Diné of Soepé, aan te bieden. Het voorftel der Illuminatie floeg zyne Hoogheid af, oordeelde beter die agter wege te laaten, uit aanmerking van het geen deeze Stad geleden hadt; doch gaarne nam hy een Dejuné aan. Alles bereidde zich ter ontvangst verwelkoming , en toeving van den Stadhouder. De begroetingen, dé gehoorverleeningen, de werkzaamheden hadden niets zonderlings, (*) of men zou tot het zonderlinge moeten betrekken, eene Aanfpraak overgegeeven door de vereenigde Burgers, begaande in vyf- en zeventig Perfoonen, die de Eer gehad hebben, zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heer Prins van Oranje en NasCau, by hoogstdeszelfs, komst in hunne Hoofd- Jlad  VERENIGDE NEDERLANDEN. 207 ftad''sHertogenbosch te begeleiden, en onder het licht van Flambouwen voor te lichten, den negen- en twintigften Sept. mdcclxxxviii. Dus luidt liet Opichrift van een Aanfpraak, naar 't oordeel van eenen anders , in dit flag van Aanfpraaken, veel fmaaks vindenden Schryver, „ niet zonder veel ophefs in„ gerigt." (*) Men luistere. — „ Door„ lugtige Vorst! Welk een gelukkig tyd„ flip hebben wy op heden beleefd; wy, ,, die als Burgers de Eer gehad hebben, ,, uwe Doorlugtige Perfoon te vergezel„ len, en te verlichten op den weg, in „ de vaale fchaduwen van den avond, en „ daar in eene fiaauwe fchets vertoonden „ van de U vergezellende en voorlichten„ de Voorzienigheid, wanneer de akelige „ doods fchaduwen, over het Doorlugtig „ Hoofd van uwe Hooge Perfoon, fchee„ nen zamen te trekken! „ Het worde ons van uwe Doorlugtige „ Hoogheid niet euvel genomen, dat wy „ ons verftout hebben, uwe Doorlugtig„ heid te begeleiden; daar eene edele en byna niet te beteugelen zynde drift ons „ aanfpoorde, om de oude en rechtgeaar„ te Vaderlandfche Trouw, voor het „ Doorlugtig, roemryk en gezegend Huis „ van Oranje, aan den dag te leggen. — „ Maar, neen! het hart van Willem „ den V. even als dat van zyne groote ,, Voorvaderen, is veel te edelaartig en „ menschlievend, dan dat het de Burger- „ trouw (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 1451. LXIII. IOEKi I/87.  £o3 DE REPUBLIEK DER LXIII. BOEK. 3787. 2788. „ trouw verzaaken zou! egter hebben wy „ geen ftap gedaan , zonder onze Wettige „ en Hoogstgeëerbiedigde Overheid daar „ in te kennen, en hunne goedkeuring te „ verwerven. (*) ,, Onnoodig is het om uit te weiden „ in den lof, welke Uwe Doorl. Hoog„ heid verdient: daar Vrienden en Vyan„ den befchaamd moeten ftaan, en traa„ nen weenen, wanneer hunne harten wel „ geplaatst zyn, by het herdenken van „ de edelmoedigheid, en menschlievenheid, „ die allezins in de daaden van Uwe Door„ lugtigheid doorftraalen. Zulk een hart, „ (om dit eene maar aan te haaien,) is „ Godlyk groot, dat beledigingen vergeeft, „ en aan den belediger weldoet! ,, Deeze Deugden, die onaffcheidelyk „ moeten weezen in braave Vorsten van „ Oranje, worden fteeds aangekweekt en „ bevestigd, zonder daar by de Geregtigheid uit het oog te verliezen! ,, De Alzegenaar, zie uit den Hoogen „ in gunfte neder, op uwen Doorlugti„ gen Perfoon! Op uwe Koninglyke Ge„ malinne! en Vorstlyke Telgen! Hy „ geleide en befcherme Uwe Doorlugtige „ Hoogst) Dit herinnert ons aan de veelvuldige manlyke poogingen der Schutteryen te dier Stede, hier van ter zyde aangegrimd, door dit klein getal Burge;s, die, allen in 't blaauw gekleed, met Oranje Cocardens en Linten vercierd, voorzien van Flambouwen, en voorafgegaan, door een aantal Muzykanten, den Prins te gemoet toogen.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 200 s, Hoogheid op alle uwe weegen, en wena, de dus al het kwaade van U af; dat B „ de laage nyd, (die al lang, haar vleesch ' „ verteerd heeft ,5 U mogt toewenfchen! „ Trouwens! Die de befcherming van „ Jacobs God geniet, behoeft niet te „ vreezen voor de Hydraas, met alle haa„ re Slangen hoofden! Deeze befcherming „ is veelmaals aan Uwe Doorlugtigheid „ gebleeken, de heuglyke Omwenteling „ ftrekt tot een roemryk bewys, en die „ God , wien Uwe Hoogheid en wy aan- bidden en eeren, maakt niet befchaamd „ de geenen, die op zynen naam ver„ trouwen! „ Geniet dan de goedkeuring van den ,, Hoogen Hemel Heer, en gedenkt ook, „ tot vreugde van uw hart, aan de Braa„ ven in den Lande, welke met eene „ onverdeelde ziel u aankleeven, en hun „ tydlyk geluk ftellen in de welvaart van „ hunnen Vorst! „ De Zegeningen en troost, die voort„ vloeijen uit den geheiligden Godsdienst, „ (waarvan Uwe Doorlugtige Hoogheid „ de Befchermer is,) verleevendigen veel „ uwen geest, doen U ftaan, als een rots „ in het midden van de teifterende gol„ ven! De dageraad van volkomenheid en eensgezindheid, lichte haastlyk aan, „ over Uw Doorlugtig Hoofd en Ge„ flacht! en de Vredelievende Burgery, „ zitte eerlang gerurf neder, onder haas, ren Wynftok en Vygeboom! Neerlands wellust, zy nog lange ge- XXII. Deel. O „ tm- LXIII. OEK. [787. [788.  aio DE REPUBLIEK DER LXM. boek. 1737. I788. Het gedrag der Uttgeweebeuen te Brusfel en op andere plaatzen. „ tuigen van dit wenfchelyk geluld en „ wanneer Uwe Doorlugtige Hoogheid de „ Kroon der cierlykheid, op den weg der 1? Geregtigheid gedraagen hebbe, dan „ vlye zich eindelyk een Cherubynen „ Wagt rondsom uw Leger, en voere „ Uwé féMs. in'die plaats, waar geen „ Nydigaarts meer zyn , daar de Boozen ophouden van beroeringe, en waar eeu„ wige blydfchap, vrede en eensgezind„ heid heerscht, in de nabyheid van Ko- ning Jesus! Terwylzicb, door het ganfche Land heenen, de Prinsgezinde Party in Feestvieringen verlustigde, en deeze tot de Generaliteits Landen, in Steden en Dorpen , doordrongen , en het deerlyk mishandeld 'iHertogenbosch, daar in, op de voorbe* fchreevene wyze. moest deelen, hieldt men het oog gevestigd, op de ten lande uitgeweekene Patriotten; op *t geen 'er te Bethune en St. Omer, werwaards zich veelen vervoegd hadden, omging; als mede wat hun lot was te Brusfel, waar geen gering aantal aanzienlyke Uitgeweekenen zich bevonden. Der Staaten Minifter Hop, fchreef, van tyd tot tyd, wat des in die Stad, en elders, gebeurde. Hy gaf, onder andere kennis van de Vergaderingen, door de Vlugtelingen te Brusfel gehouden, met naame van de Hollandfche Beurs, zo als hy fchryft, in een der Allee's van het Park gehouden. Aan Hun Hoog Mogenden vraagende, hoe zich te gedraagen, ten opzigte vin het Oostenryks Gouvernement,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 211 ment, omtrent de Gevlugten. uit deeze Gewesten: met kennis geeving van hunne gedraagingen en werkzaamheden, en Frankryks handelwyze ten hunnen aanziene Onder andere byzonderheden, vermelde die Staatsdienaar het voorgevallene aan het Hof te Brusfel, met Capellen tot de marsch, de WlTT, RuYSCH, PoTTEY TüRCQ, CaSTRICUM , ABBEMA , Gyzelaar, Hogendorp, en anderen. Van hun fpreekende hadt de Aartshertogin, den Heer Hop, te gemoet gevoerd , „ Daar zullen my heden veelen van „ uwe Landslieden aangeboden worden," waar op hy antwoordde: „ Het fpyt my „ dat de kvvaade zaak, welke zy omhelsd ,, hadden, my de eer beneemt van zulks „ te kunnen doen," — In Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxviii. , zondt hy aan de Staaten klagten, over de beleefdheden aan zommige uit Holland geweeken Heeren aangedaan. Deeze hadden ten gevolge een Staatsbefluit, om, door den Heer Hop, uit naam van hun Hoog Mogenden, het Qostenrykfche Gouvernement te doen weeten, dat zulk eene behandeling hier te Lande niet aangenaam kon zyn: vermids die eigenfte Heeren, in de Vereenigde Gewesten, befchouwd werden als Staatsmisdaadigers, en ook als zodanigen ingedaagd waren. Soortgelyke bemoeijin- gen, gaf zich de Afgezant van Haeften, ten Hove van Wtenen; doch zy vonden daar zo weinig ingangs, als by het Qostenrykfcke Gouvernement te Brusfel. De O 2 be- LXIII. üüKK. 1787. 1788. Hoe daar en elders gunflig bejegend.  LXIII. BOEK. I787. I788. De Haven aan liet Nieuwe Diep in ge- , 1 ai2 DE REPUBLIEK DER bedoelde vervolging der Uitgeweekenen, tot in hunne fchuilplaatzen, ontmoette te leurftelling. In tegendeel bejegende hun, zo in Brabant, als in Frankryk, een vriendlyk onthaal. Gunstbetooningen en Vryheden, vielen hun ten deele, zelfs van openbaaren Godsdienst, (*) en Kerklyke Gebouwen vrydom van inkomende Regten voor hunne goederen. Door opgefchoote Penningen aan de voornaamften, en verleende Jaargelden aan anderen, werden veelen een tyd lang onderhouden, (f) Veele byzonderheden van verfcheidenerlei aart, niet wel zich in 't Algemeen Verhaal, of in 't Verflag van meer byzondere gebeurtenisfen voegende, zullen een gepast flot aan dit Boek en het thans ons voorgeftelde Tydsbeitek maaken. Hoe lang en hoe zeer verdeeldheid, uit verfcheiden hoofde gefprooten, het verkiezen en aanleggen eener bekwaame Haven , tot veilige berging van Oorlogs en Koop- vaar- (*) Zie de Acte ten veordeele van 4e gevlugte Hollanders, ten opzigte van het uitwendige van hunnen Godsdienst, en om hunnen Burgerleken ftaat te verzekeren, den ri. Sept. 1788. gegeeven, op bet Verzoekfchrift der Belyderen van de Proteftant was de daadlyke uitrusting, en te werkftelling goeddeels tot de voorige nietsbeduidenheid gekomen, gelyk wy zulks reeds geboekt hebben, en blykbaar is, uit de klagten door de onderfcheidene Zeeraaden, omtrent deezen tyd, uitgeftort. (**) Trouwens de Verbintenis met Groot Brittanje, naa de Omwenteling aangegaan, ftelde het Staatsbeftuur, van de zyde dier geduchte Zee Mogenheid, gerust. Eene gerustheid, welke'eene werkloosheid baarde, voor een Staat: als de onze, wil dezelve anders onder Zeemogenheden geteld worden, en ftaande blyven, onverfchoonlyk. (ff) Een  VERENIGDE NEDERLANDEN, ais Een Smaldeel Oorlogfcheepen, was nog, onier bevel van den Capitein Haringman, in de Middelandfche Zee, en kreeg last, om zich daar langer te onthouden; uit hoofde van den Oorlog tusfchen Rustend en de Porte. en de vorderingen des Keizers van Marocco. (*) Met dit alles, bleef de onzen Staat Zo zeer vereerende als heilzaame inrigting, de Kwcekfchool der Zeevaar d te Amfterdam (f), aan den gang, en mogt, fchoon- de fommc der jaarlykfche toelaagen verminderden, op aanzienlyke Gefchenken roemen, in den Jaare mdcclxxxvii. fchonk onder anderen, wylen de Heer Arnoldus Ameshoff, daar aan inééns, de aanmerkelyke fom van vierduizend Guldens. (§) De verdienstlyke Mannen, de Hoog leeraar J. H. van Swinden, Pieter Nieuwland (**) en G Hulst v. Keulen; door den Amfterdamfchen Zeeraad benoemd, als Leden eener Commisfie, tot de zaaken, het (*) Refol. gen. 15. July 1788. (.T) Wy hebben van die overheerlyke Stichting, in onze Vaderl. Hifi. IX. D. bl. 133- en verv. in 't brsede gefprooken. (§) Men zie de Gedenkfchriften betrekke lyk tot bet Kvseekfcbool der Zeevaart: Te Am ft. 1791. uit» gegeeven, bl 14—98. en de Bylagen der Rekenith gev. bl. i'—29, (**) Hier over verdient geleezen te worden, wat P. Nieuwland betreft, 't geen de Hoogleeraar van SwtNDEN, des gezegd heeft, in zyne Lykre* den , op dien den Vaderlande te vroeg ontvallenen, wiens naam wy nimmer zonder gevoeligen weedons fchryven. 'Je Amfl. by P. de Hengst, 1795. ü 4 LXiir, boek, 1787. I788. Het Kweekfchoolder Zeevaartblyft in ftand. Poogin» gen ten nutte dep Zeevaard.  2i6" DE REPUBLIEK DER LXH[ boek 1787. I788. Gefteldheid der OostInd. Compag nie. het bepaalen der Lengte op Zee, en de verbetering der Zeekaarten betreffende, zetten hunnen onvermoeiden, en den Vaderlande zo vereerenden als heilzaamen arbeid voort; daar in door in dit vak yverige en kundige Zeeofficieren geholpen. Zy gaven in 't licht, den Almanach ten diènfte der Zeelieden, gepaard met ftukken voor den Zeeman allerbelangrykst.' (*_) Eane inrigting, van welke wy niet mogten naalaaten te fpreeken, als met de evengemelde Kweekfchool, niet alleen tot eer, maar ook ten nutte van ons Vaderland ftrekkende, en om andere Zeebouwende Volken op zyde te blyven, zo niet vooruit te ftreeven; indien anders de daadlyke bewerkftelling, of aan de vermeerdering van het befpiegelend gedeelte beantwoordde, en deeze beide, ter volmaakinge, elkander minzaam de hand leenden. Wanneer wy, inde laatfte jaaren, van de groote Handeldryvende Maatfchappy, de Oostindifche Compagnie fpraaken, was Geldbehoefte het heerfchend gebrek, en de agreruitvaard door ons vermeld ontzettend. M-'n mogt zich met de hoope ftreelen, dat de Staatsomwenteling, aan die verouderde en fteeds toeneemende kwaaie, hu!pe zou verfchaffen, en moed raapen, uit ie Voordragt, in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii., door den Prins gedaan; tfy zullen zien dat deeze dezelfde bleef, en C) N. NeierI, Jaarb. 1788, bl. 1795.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 217 en vervolgens met ongelooflyken fpoed verflimmerde. (*) Gemelde Voordragt des Opperbemndhebbers, Gouverneurs en Generaals van de gehele Oostlndifcke Compagnie, (f) was ver vat in eenen Brieve gerigt aan Bewindhebberen der voorzittende Kamer Amfterdam. De Opperbewindhebber, fchryft, dat hem van het oogenblik zyner wederkomfte in 'sGravenhage, niets meer ter harte hadt .gegaan, dan de Naarftigheid en Koophandel deezer Republiek, de . behulpzaame hand te bieden. Als een der voornaamfte beweegredenen daar toe, was by hem terftond in aanmerking gekomen, de inftandhouding van het Staatkundig en Mercantiel Lichaam der Oost lndifcke Compagnie. Om deezen te ftutten dagt hem best, in 'sGravenhaage, eene Vergadering van zeventienen te befchryven, die byzonder ten oogmerk zou hebben, een naauwkeurig onderzoek na den ftaat, waarin zich deeze uitgeftrekte Commercieele Mogenheid be- vondt. (*) Zie onze Vaderl. Bijt. XIX D. bi. 387 en den Generaalen Siaat derKameren in 1787, en 1788. by Bouwens aan zyne Committenten bl. 490—492. Met den Jaare 1788. was de agter uitvaard tot 64 Millioenen geklommen, Rapport van de Gecommitteerden tot de zaaken van de O. I Compagnie, aan de Proviponeele Reprefentanten van bet Volk van Bolland, ingeleverd 15. Juny 1795. (*) De opdragt deezer Waardigheden aan Willem den V. hebben wy befchreeven in onze Vaderl. Bi ff. ten onmiddelyke vervofge op Wagenaar , XXlV. D. bl. 23- O.5 < * LXIII. SOEK. 1787. 1788. Voorflag van zyne Hoogheid ten opzigte van die Maatfchappye.  ai8 DE REPUBLIEK DER LXIII. BOEK, I787. 1788. vondt. Om dien ftaat inwendig en naa genoeg te leeren kennen, oordeelde hy het noodig, in de eerfte plaats, met alle naauwkeurigheid, na te gaan zo het Financieel, en Mercantiel, als het Zeeweezen en Militair beftaan, van die Maatfchappy: ten einde door eene grondige kennis van dit alles, vergeleeken met de betrekkingen, waar in dezelve ftaat tot de overige handeldryvende Maatfchappyen en Mogenheden in de Oost Indien, eindelyk te kunnen komen, tot eene oordeelkundige bepaaling van die grondbeginzelen, gefchikt naar de tegenwoordige om (handigheden van Europa, waar van men, op goede gronden, zou kunnen hoopen en verwagten, dat haar aanweezen beftendig, en voor de Republiek het voordeeligst zou zyn. De Opperbewindhebber voegt 'er by, dat, gelyk het tydftip van het verval, waar || deeze eertyds zo bloeiende Maatfehappy was geraakt, en van de mine van deszelfs Fin ancien , met de ontwyfelbaarfte zekerheid, kon bepaald worden, op het begin van den Oorlog, waar in de Republiek, met de Kroon van Engeland, jongst ingewikkeld was geweest, zo zou ook, in het onderzoek van de Lasten, welke de Maatfchappy jaarlyks droeg, en de hulpmiddelen, welke zy daartegen hadt, volftrekt noodig zyn, dat men een vergelykenden ftaat opmaakte, van den ftand der zakken, zo als die met betrekking, tot die beide onderwerpen was, vóór den , Jaare  VERENIGDE NEDERLANDEN. 219 Jaare mdcclxxxi. , en zo als die zich thans bevondt. (*) De voorgeflaagene buitengewoone Vergadering van Zeventienen werd gehouden. Het gedaane onderzoek hadt de Leden, gelyk zy, in eenen Brieve aan Staaten van Holland te kennen gaven, op nieuw en ten fterkften overtuigd, dat het vermogen der Maatfchappye niet toereikte, tot het draagen der rasten en bezwaaren, van zodanig een aantal Manfchappen, als tot eene noodzaaklyke vermeerdering van het Krygsweezen der Compagnie vereischt werd; mitsgaders om de Vestingwerken op haare Vastigheden, in een genoegzaamen ftaat van verdeediging te {lellen. In dien zelfden Brieve aan Staaten van Holland, terwyl zy zich op gelyke wyze, by die van Zeeland vervoegden, als die beiden een meer byzonder belang hadden, by de welvaard van de. vereenigde Maatfehappy, dan de overige Leden des Bondgenootfchaps, herinneren zy hun Ed. Groot Mog. den te eenemaale uitgeputten ftaat der Geldmiddelen; met aanduiding van de oorzaaken, waar door, huns oordeels, de Maatfchappy eens tot een hoogen ftaat van voorfpoed geklommen, van die hoogte in de allerzwaarfte rampen was nedergeftort. Met eene dankbaare erkentenis herinnerden zy zich, de aanzienlyke Onderftandgelden van hun Ed. Gr. Mogenden, in dat {*) Verzam. by de Chalmot II. D. bl. 307. LXIII. boek. I7l8. Zwaare Geldbehoefte en aandrang op Onderftand.  22o DE REPUBLIEK DER LX'II. BOEK. 1787. .1788. I 1 dat Tydvak, genooten, en hoe die byftand den va! der Maatfchappye verhoed hadt; doch zy moesten, tot hun leedweezen, verklaaren, dat de Onderftanden wel voor een tyd, de Financieele Bezwaarenisfen, eene merklyke verligting hadden toegebragt; doch geenzins toereikend geweest waren, om dezelve grondig te herftellen. De bekrompenheid der Kasfen van de onderfcheide Kameren, verhinderde niet alleen het opbeuren van het Crediet der Compagnie; maar was ook van ;en hoogst fchadelyken invloed, op de voordeelen van den Handel, de eenigé jronnen van haar beftaan. Hooploos, egter, was de toeftand der Maatfchappye niet. Het was 'er, op dat yy hunne eigene woorden bezigen: ver-r , re van daan, dat zy zouden oordeelen, , dat de Maatfchappy tot die laagte ge, komen was, dat zy niet, als voorheen, , zou kunnen zyn een ryke bron van , welvaard voor het Vaderland. Zy , vermeenden, in tegendeel, dat, wan, neer haar Mercantiel vermogen, door , het grondig herftel van haare Financien , en Crediet, de gelegenheid werd ge, geeven, om zich in al die uitgeftrekt, heid, waar voor hetzelve vatbaar is, , te developpeeren, de Maatfchappy niet , alleen in ftaat zou kunnen zyn om het , voorledene te herftellen; raaar zelfs een , veel ruimer veld zou kunnen openen, voor den aanwas van het vermogen als mede van het Vaderland, en den welvaard „ van  VERENIGDE NEDERLANDEN, azt van deszelfs Ingezetenen, dan tot nog „ toe hadt plaats gehad." Doch daar het tvervallen Crediet der Maatfchappye, hun buiten ftaat ftelde, om die redmiddelen, die zy tegenwoordig behoefden te verkrygen, vervoegden zy zich, op nieuw, by Staaten van Holland en Zeeland, om zodanig eene kragtdaadige onderfteuning, waar door het geftremd vermogen der Maatfchappye, zou kunnen worden herfteld. Met aanbod, van het geeven van zodanige openingen, als zouden mogen gevorderd worden. Met deezen Brieve ging gepaard het Affchrift van een Adres aan hun Hoog Mogenden, den uitflag vermeldende van die zelfde Vergadering. Door aan den eenen kant het vermogen, en aan den anderen kant, de zo noodzaaklyke veiligheid en befcherming, van den Handel en Vastigheden der Maatfchappye te befchouwen, ■waren zy, op nieuw overtuigd en ten fterkte verzekerd van de waarheid, reeds in den Jaare mdcclxxxv. hun Hoog Mogenden onder 't ooge gebragt, ,, Dat de Maat„ fchappy, als een Lichaam van Koop„ handel, uit de voordeden van haaren „ Handel eeniglyk moet beftaan; en dat „ haare Bezittingen weerbaar behooren te „ zyn, tegen aanvallen van Europeefche „ en Inlandfche Vyanden, en dat het be„ zwaarlyk valt, die beide beginzelen zo„ danig te vereenigen, dat noch het een, „ noch het ander, van die beiden, te kort „ gedaan wordt." In LXIIÏ.' b o EK» 1787. I788. Voordrage aa& hun Hoog Mogenden.  222 DE REPUBLIEK DER LXIII BOEK 1787. 1788. In gemelden Jaare, hadden zy reeds te . kennen gegeeven, dat de voorziening door hun, tot vermeerdering van de 'Krygsmagt te Lande gedaan, het uiterfte, of liever meer was dan zy doen konden. — Eene daadlyke ondervinding hadt hun, zints dien tyd, hoe langs hoe meer verfterkt in de begrippen, dat, gelyk alleHandeldryvende Maatfchappyen, in de Indien gevestigd, hadden moeten verkrygen een zeker Militair beftaan; 't welk zy, hoe weinig zulks ook met derzelver aart, en de oogmerken*der inrigtinge moge overeenkomen, zelfs genoodzaakt zyn, naar maate van de algemeene omftandigheden te vermeerderen, zo ook de Nederlattdfche Maatfchappy, zal zy haar aanweezen op vaste gronden gevestigd houden, in de tegenwoordige omftandigheden van Europa, tot eene vermeerdering van haare Krygsmagt in de Indien, onvermydelyk befluiten moest. Een Onderwerp, in het boven aangehaald Adres, breedfpraakiger uitgewerkt. Het vermeerderen van het Krygsvolk, boven het gewoon getal, thans door haar onderhouden, bragt buitengewoone bezwaaren te wege, die het vermogen der Maatfchappye overtroffen; ook vondt dezelve zich buiten ftaat, tot het draagen der kosten , om de Vestingwerken, op haare Vastigheden, in een behoorlyken ftaat van verdeediging te ftellen. Op deeze gronden lieten zy het verzoek rusten, dat hun Hoog Mogenden, de noodige en toereikende middelen wilden be-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 223 beraamen, waar door in de als nog ongenoegzaamen ftaat van verdeediging der kostbaare Bezittingen van de Maatfchappy, tot zoverre, buiten haar bezwaar, werd voorzien, dat derzelver zekerheid, voor binnen- en buitenlandfche aanvallen, aan de Maatfchappy, de bronnen van haar beftaan mogt verzekeren, en aan het Vaderland tot eene waarborge ftrekken, van derzelver geduurige heilzaame werking, op deszelfs beftaan en vermogen. Zy namen deeze gelegenheid waar, om hunnen dank aan hun Hoog Mogenden te betuigen, wegens de gunftige fchikkingen, waar door zy, zedert eenigen tyd, hadden gelieven te voorzien, in de befcherming van den Handel en Binnenlandfchen Vaart in Indis, door het aldaar doen verblyven, eeniger Oorlogfchepen van den Staat, 't welk hun onthief, om, op dit ftuk eenigen naderen aandrang te doen. (*) Het Voorftel aan Staaten van Holland, hadt die gunftige uitwerking, dat zy, met overleg des Stadhouders, beflöoten de Hollandfche Kamer, op het kragtdaadigfte te onderftutten, en van de noodige Penningen te voorzien, zo tot het ftipt vervullen van deszelfs verbintenisfen, als tot het fterker voortzetten des Handels. Hier toe ftrekte een volmagt, aan Bewindhebberen dier Kamer, tot het vastftellen eener Geldopneeming, groot vyf Millioenen Guldens, in (*) Verz. by de Chalmot VI. D. bl. 28—34. LXIII. 15 o E.K 1787. 1788. Eene Geldopneemingvan vyf Millioenen in Wisfelbrieven.  224 DE REPUBLIEK DER tXIIL BOEK I787. 1788. Aanmer kingen van Am fterdam. daar tegen. in Kasfa of Bankgeld, ter keuze der Geld. geeveren, vry van Collateraal, in Wisfelbrieven, ten lasten der Staaten van Holland, tot vier ten honderd Rente's jaars. (*) Sterk hadden die van Amfterdam zich • verzet, tegen deeze wyze van Geld op_ neemen en aangemerkt, dat zy dezelve niet ' alleen, als eene nieuwigheid, maar eene allerfchadelykfte nieuwigheid, aanzagen, en dat daarom dit Plan, wel verre van de voorkeus, boven alkandere te verdienen, behoorde ter zyde gefield te worden. • Wanneer 'er geen ander voor den dag kwam, dan dat der Wisfel - Negotiatie, gingen die van Amfterdam nog een fiap verder, voor haare raadflag uitbrengende,, datzy dit Plan aanzagen, als onbeftaanbaar met de agtbaarheid van den Souverain, aller nadeeligst voor 's Lands Finantieweezen, van eene zeer onzekere, ja waarfchynlyk alleronkragtdaadigfïe uitwerking; als een geheel vreemd Plan, waar van mogelyk te vergeefsch, naar een voorbeeld by eenig Souverain zou gezogt worden, vol van onoploslyke zwaarigheden. Op het daar tegen in brengen, dat dit de éénige weg was, om Penningen te bekomen , hadden Afgevaardigden dier Stad, zich in deezer voege uitgelaaten, dat, hce zeer zy overtuigd waren van de noodzaaklykheid, om de Compagnie te helpen, zy •gter begreepen, dat niet alle Middelen, hoe (*) Vtn, by de Chalmot VII. D. bl. 268—371.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 225 hoe genaamd, ook zonder onderfcheid, moesten beproefd worden, als dezelve maar eenigen fchyn van redding vertoonden zonder voor het overige in aanmerking'te neemen, of het beftaanbaar ware met her belang van.den Staat, dat eene zaak, waar by het Land zo veel belangs hadt, de grootfte bedagtzaamheid vorderde. Dat zulks mitsdien niet moest geichieden op eene wyze, die aan de overige belangen des Lands nadeelig zou zyn; dat, eens gefteld zynde, dat dit middel jrefchikt was, om eene fpoedige redding der Compagnie daar te Hellen, het egter zou moeten verworpen worden, als ftrekkende tot bederf van het Land Andermaal verwierp Amfterdam dit Plan: doch werden de Afgevaardigden ter Dagvaart gelast, het Befluit aan te zien, onder betuiging, dat de Vroedfchap niet vetantwoordlyk wilde zyn, voor alle de heil looze gevolgen, welke deeze Geldopneemine zou kunnen hebben, en dezelve mits dien overlieten, aan en voor rekening vai die Leden, die met dien voorflag ïnftern den dat men dit Plan bleef aanzien, al bezwaard met de voorheen opgehaalde on voeglykheden, en zwanger van de gemel de heillooze gevolgen. • Niet aan o] herhaalden en den fterkften aandrang, j Afgevaardigden van Amfterdam gedaan, on tos zodanig eene Verklaaring, welke aai die Geldopneeming zeer nadeelig zou kun nen zyn, uit de Aantekeningen van Stas te laaten, hadt de Raad dier Stad daar 1; XXII. Deel. P hi LXIII. boek. 1787. 1788. ï I r 1 1 t ï  2^6 DtE REPUBLIEK DER LXIII. boetk, 1787. 1788. (*) Secret. Refol. van Holland25july 1788. Men vindt de hier aangeftipte voorftellen, in eenen Brieve door Burgemeesteren van Amfterdam, aan Gecommitteerde Raaden van 'tZuider Kwartier, gefchreeven in de Maand Maart 1794. té vinden in R. L. Bouwens, aan zyne Committenten, bl. 407— 408. die 'er deeze Aanmerking by voegt. „ Uit „ deezen Brieve, blyktten duiderykften, metwel„ ke ronde taal. Burgemeesteren openlyk de Ge„ committeerde Raaden befchouwen, als de eenige „ oorzaak van 't verval van 's Lands Crediet; door dien zy op zodanige willekeurige wyze, met „ 's Lands Finantien herom gefprongen hebben, en „ de goede oogmerken van Amfterdam, ter Staats„ vergaderinge, hebben weeten te verydelen. Ook „ kan men 'er uit opmaaken, dat Burgemeesters „ van Amfterdam, liever dan eene behoorlyke „ Aantekening, daar toe betrekkelyk, en zo als „ betaamlyk was, in de Staats - regifters te doen ,, plaatzen, lieververkoozen het door zodanige en „ wederfchryven aan hun Ed. Mog. te doen, om , „ zo als zy zeggen, de zo hoognoodige Harmo- nie te bewaaren; doch zo als uit den Brieve zel„ ve blykt, zulks agter geiaaten hebben, op de „ gereïtereerde inflancien aan de van wegen Atn~ „ fterdam Gedeputeerden gedaan, en dus dit ais ,, uit een Condecendance daar voor doen voorko„ men. Doch wy hebben rede om te denken, dat ,, zy zulks niet hebben durven doen, uitlaage on„ derdaanigheid voor de toenmaalige Regeerders, „ wier wil zy tog blindelings in alles moesten „ gehoorzaatnen. Men fprak ten dien dage deeze „ taal; Wie zou zich tegen zo iets openlyk dur-ign „ verzetten, zonder zich verdagt te maaken! Ine „ Bouwens , als boven bl, 411. 412. bewilligd: dewyl zy zich meende verzekerd te mogen houden, dat het eene taal behelsde, kragtig genoeg, om niet fpoedig uit het geheugen te geraaken. (*) De*  VERENIGDE NEDERLANDEN. 227 t De benoodigdheden waren, in Lentemaand des Jaars mdcclxxxviii. , door de Vergadering van Zeventienen bepaald op dertig Millioenen Guldens, welken moesten ftrekken tot aanvulling van het ontbreekende in de Kas hier te Lande, en van het ontbreekende aan Geld en Goederen in Indien; om den Handel op den voorigen voet te herftellen, om dien uit te breiden; tot inwisfeling van het Papieren Geld in 't Oosten; tot herftel der dooi den Oorlog geruineerde Zeemagt van de Compagnie; tot voltallig maaking van de Zeevaarenden en dat der Krygslieden, to' het getal voorheen altyd noodig geoordeeld Eene berekening daar op gebouwd, dai men deeze Geldfomme in één of ander half jaar naa dat dezelve opgemaakt was, zou ontvangen, en dat derhalven, binner dien tyd, door toereikende uitzendingen in het Geldgebrek van Indiè'n zou wor den voorzien. Hier om hadt men, ii den aanvang der Onderhandelingen, tei gemelde Jaare, met eene Perfoneele Com misfie, uit hun Ed. Gr. Mog. gehouden op het nadruklykst aangedrongen, op eenei oogenbliklyken onderftand, en niet ver borgen, dat de Compagnie behoorde ftaa te kunnen maaken, op vaste Tydperken waar op zy de benoodigde Penningen zot kunnen in handen krygen; met eene voors handfche opgave van die Tydperken, wel ke tot den eerften van Wynmaand vat dat jaar, zamen beliepen tien Millioenet Guldens. Het langzaam inkomen de: P 2 Gel LX! II. boek. I787. 1788. Voordrage der benoodigdeGelden. l i l 1 » t l I ' 1  223 DE REPUBLIEK DER LXIII. b o ek I780. Uitdee ling der Maatfchappye. Gelden van de Negotiatie in Wisfelbrieven; aftrek van eene fom der ingekomen Gelden ten behoeve van Holland, en het nog langdraalender genot, 't geen de Kamer van Zeeland trok, maakte dit Redmiddel van weinig beduidenisfe. „ Het „ was 'er", gelyk Bewindhebbers fpraaken, „ verre van af, dat men dit alles „ zou willen bybrengen, met een inzigt, ,, om zich te beklaagen over het lang„ zaam inkomen der Onderftand gelden; „ de uiterfte poogingen door Holland en „ Zeeland aangewend, maakten alleen de „ wettigde aanfpraak, op eene nederige „ erkentenis, van de zyde der Maatfchap„ pye; doch daar zy zich getrouw moest „ kwyten, van naar het beste inzigt van Bewindhebberen, haare benoodigdheid, „ niet alleen met betrekking tot de Sommen; „ maar ook tot den Tyd, onbewimpeld „ dp te geeven, was het daar en tegen „ geheel buiten haar vermogen, om te „ doorzien, of daar aan al of niet kon „ worden voldaan, en, al waren'zy van het tegendeel verzekerd geweest, kon „ zulks den aart der. zaake niet verande„ ren, of maaken, dat die benoodigd„ heid minder wierd, of in de fommen, of omtrent den tyd. (*)" Wy zouden te veel vooruitloopen met in een breeder verflag te treeden, van die fteeds aangroeiende Geld- be- (*) Zaaken van Staat en Oorleg, by T. Allart. XXIII. D. bl. 34.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 229 behoefte der Maatfchappye. Te midden deezer fchaarsheid vonden Bewindhebbers goed, aan de Deelgenooten in de Oost Indifche Maatfchappy, ten deezen Jaare, een Uitdeeling te doen, van twaalf- en een half ten honderd. (*) Menigvuldige klagten, over het te zoek geraaken van Brieven en Papieren, die uit Indien en van de Kaap de Goede Hoop, na Europa, of van hier derwaards, onder hertelling van byzondere Perfoonen, werden medegegeven, en die door verzuim, of overlyden van den Overvoerer, of wel anderzins, niet in de regte handen kwamen, deeden de Maatfchappy befluiten, om viermaal in 't Jaar, in Maart, ]uny, September, en December, uit Texel een Vaartuig of Paketboot te doen vertrekken, welke, zonder zich op te houden, de Reis derwaards, en te rug ten fpoedigften zoude doen; tefFens aankondigende, waar ter plaatze by de onderfcheide Kamers, de beftelling en afhaaling, tegen de betaaling van een maatig Brievengeld daar op bepaald, zou kunnen gefchieden. (f) De West Indifche Maatfchappy vondt zich, by aanhoudenheid, in de uiterfte Geldbehoefte; wy verlieten dezelve, jongst des gewaagende , in eenen benarden toeüand. (§) Deeze, wel verre van te ver- be (*) N. Nedert. Jaarb. 1788. bl. 833m N. Nedert. Jaarb 17' .t g n is 1- 1- s- el a- r- tia in ie- >e-  i LXIII. BOEK, I787. I788. Holland oordeel oi'erdiet ftand dei Zaaken. 232 DE REPUBLIEK DER „ vroeden, dat, byaldien die Deliberatien „ met ras ten einde mogten kunnen ee» prag' worden, hun Hoog Mog. zich „ m de noodzaaklykheid zoudan bevin„ oen, zelf provifioneel, en hangende » de verdere Deliberatien, fchikkingen „ werkfteihg te maaken, waar door de „ verdere Confufie geweerd wierd, en * voorgekomen, dat de Republiek haare „ Colomen en de voordeden, dewelke „ dezelve aan den Lande behooren aan te „ brengen, geheel en voor altoos ver„ looren. (*)" Hollands breede Raadflag en Befluit ftrekte zeer om hulp en onderfteuning toe te brengen, aan de West-Indifche Maatfchappy, die noch Geld,, noch Crediet haat; terwyl .de Regeering in de Volkplantingen omver geworpen was, en de Juftitie onwerkzaam; waaruit voortvloeide, een openlyk gedoogde Handel met Vreemdelingen, die de voordcelen renooten, welke voor de Ingezetenen "alleen behoorden bewaard te worden. Eene geiteltems, huns oordeels, zodanig, „ dat „ liet Moederland, indien de zaaken lan- ger op dien voet voortgingen," gelyk zy fpraaken, „ beter zou doen, de Co„ lomen geheel te laaten vaaren, en alle „ de onafmeetbaare Voordeden derzelven " 5einisfea» dan 'e'r langer kosten aan te „ befteeden, waar van anderen de vrus>, ten plukten." ö Geen O Refd. gcn. 29. Jan. en 1. April 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 233 Geen yvers of fpoeds genoeg oordeelden die Staaten te kunnen betoonen, om den West-Indtfchen Handel voor te ftaan, en de noodige middelen daar toe by de hand te neemen. Wel hadt by hun ingang gevonden, de bedenking van Heeren Gedeputeerden uit hun Hoog Mogenden, dat het voor het algemeen belang voordeeliger zyn zou, byaldien alle de Colonien in de West-Indien, onder één en het zelfde Beftuur konden gebragt worden; in het tegenwoordige waren gebreken ingeftoopen, natuurlyke gevolgen uit de Zamenftelüng in Vyf Kameren, „ tus„ fchen welken," gelyk zy zich uitdrukten, geene genoegzaame gemeenfehap was, „ uit hoofde van derzelver zeldzaame By„ eenkomften, en by zommige, van wel- ke flegts een fchaduw van Beftuur was ,, overgebleeven." Op welke gronden die zelfde Heeren volmondig erkenden, „ dat het voor het algemeen belang „ voordeeliger zyn zou, byaldien alle de „ Colonien in de West-Indiën, onder één „ en dezelfde Directie konden gebragt worden." Dan vonden Staaten van Holland het bedenkelyk, of het wel raadzaam zyn zou, zo kort vóór het ten einde loopen van het Octroi der Compagnie, voortduurende fchikkingen te maaken; of het niet beter ware, flegts de zodanige, by voorraad, vast te ftellen, die betrekking hadden tot het tegenwoordig Beftuur, op dat de Souverain de banden mogt vry houden, om P 5 na- LXI1I. ïOEK. 1787. I7Ö8.  £34 DE REPUBLIEK DER LXIII. ROEK. I788. Yvert voor de tegemoetkomingmetgereede Penningen. naderhand, de Regeering van de Colonien, en den Handel op dezelve, beter in te rigten; terwyl de tegenwoordige toeftand dier Volkplantingen, hier boven vermeld, vorderden, dat die fchikkingen met den meeften ipoed, aandrang en kragt, wierden ingevoerd. Tot dit laatfte bepaalden zy zich, in de voordragt hunner Bedenkingen, op de veelvuldige punten hun ter overweeging gegeeven: als ten aanziene van de fchikking tusfchen Holland en Zeeland, omtrent het oude Gefchil, ten opzigte van de Fortificatiën; het Plan eener Regeering voor Demerary en Esfequebo, met voordragt, om zyne Hoogheid ter Regeeringsverandering te volmagtigen. In 't breede laaten zy zich uit, over den Negerhandel, en de fchikkingen daar op te maaken. Ten flot komen gemelde Staaten tot het groote ftuk, zo fterk door de West-Indifche Maatfchappye, by onderfcheide gelegenheden , aangedrongen, het geeven van Onderftandgelden. Zy ftemden in, met de noodzaaklykheid, en moesten ten allerfterkften aandringen, „ dat," om hier hunne eigene woorden te bezigen, „ zo „ lang als de Compagnie beftondt , en de „ importante Colonien van den Staat, van „ dezelve afhingen, dezelve ook moest „ onderfteund worden, in de Adminiftra„ tie van zaaken, en bygefprongen met „ gereede penningen, wanneer haare Kas „ met toereikte, tot het onderhoud der „ Üverzeefche Bezittingen; dat de Com-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 235 3, pagnie, vooral fchadeloos moest gefteld „ worden, voor het gemis van de belas„ tingen, door dezelve tot goedmaaking „ van haare onvermydelyke uitgaven op „ de Commercie gelegd, en naderhand s, door den Souverain verminderd, of zelfs 9," provifioneel vernietigd. —— Dat, mits„ dien hun Ed. Gr. Mog. zich confor„ meerden, met het Rapport der Hee„ ren Gecommitteerden, van hun Hoog „ Mogenden: ten dien effecte, dat, in- geval by hun Hoog Mog. wierd gere,, iblveerd, om, voor Rekening van den „ Lande, te doen maaken, zodanige For„ tificatien op de Kusten van Guinea en „ Caracao, St. Euftatius, St. Martin, „ Esfequebo en Demerary, als men ten meesten nutte der Colonien zal vinden „ te behooren, als dan verder aan de „ West-Indifche Compagnie, en wel ten „ fpoedigften, behoorde te worden geac„ cordeerd, eene Subfidie van Vyf Tonnen Gouds, onder Guarantie van hun Hoog „ Mog. te negotieeren; ten einde de Com„ pagnie daar door in ftaat te ftellen, tot „ gaandehouding van haar Beftuur, ter „ verzorging van de Kust van Guinea, en het „ noodzaaklyk onderhoud der andere Co„ lonien onder haar Octroy. Dat tot be„ taaling der Intresfen , mitsgaders tot ftrp„ pletie van het jaarlyks te kort, ten be„ hoeve van dezelfde Compagnie, op den Staat van Oorlog worde gerepartitieerd, 3, eene jaarlykfche Subfidie van 250000 Lxnr. BOES I788.  IX! II. Boek. 1787. Sterke taal van Holland deswegen gevoerd. i ! 3 Welk ten in- , gang dit by hun ' Hoog ( Mogen- { den vóndt. (*) Refol. van Holland 16, Mey 1^ 88. *l6 DE REPUBLIEK DER „ Guldens, voor de Jaaren mdcclxxxviii, „ mdcclxxxix, mdccxc en mdccxci." Op dit Voorftel, voorzagen hun Ed. Gr. Mogenden zeer wel, dat die Posten aan de Bondgenooten, aan den eenen kant, zeer bezwaarende zouden voorkomen; doch gaven zy hier op te kennen, „ nogthans „ te verwagten, dat, aan den anderen „ kant, zouden worden in aanmerking ge„ nomen, de groote voordeelen, welke de „ West-Indifche Colonien, aan alle de Pro„ vincien verfchaften, en het niet langer „ kon gevergd worden, dat de last van „ de Overzeefche Bezittingen van den „ Staat, genoegzaam alleen op Holland nederkwam. Dat mitsdien, zo de Bond„ genooten zich, tegen vermoeden, zou„ den willen onttrekken van het helpen „ draagen der Lasten, van deeze Etabüs„ fem enten, waar aan Holland reeds zo „ veele Millioenen hadt te koste gelegd, , het dan ook niet vreemd zou kunnen , gevonden worden, dat hun Ed. Gr. , Mog. door eene betere verzekering der , Vrugten van de Colonien, zich fcha, deloos fielden, voor deeze importante , uitgaven. (*) By hun Hoog Mogenden vondt deeze voordragt vry algemeenen ingang, inzonlerheid de groote zaak, de verzogte Onlerftand, als mede eenige andere punen De verfchiliende begrippen der Staaten  VERENIGDE NEDERLANDEN. %' ten van Holland en ^jüS$t/, over ze, om den Slaaven H#%i:.a% te 'moedigen, deedt een volttreta hölw >p dit ftuk uitftellen, fchoon huri"M«g Mögrab den, zo wel als de Staaten dier beide Gewesten, „ overtuigd waren," gelyk zy fpraaken: „ dat die Handel, op eene uit„ fteekende wyze, behoorde aangemoe„ digd te worden, als de grond van allen „ voorfpoed der Colonien." (*) Inmiddels hadden de Planters en Inge-\ zetenen der Volkplantingen Berbice, Es- ■ fequebo en Demrary, zich by hun Hoog, Mog. vervoegd, met een Verzoekfchrift, tot het verkrygen eener volkomene vry- heid, om, door Schepen van allerlei Na-1 tien, van Slaaven voorzien te worden, en wel zo lange, als de West-Indifche Compagnie, of andere Nederlandfche Slaavenhaalers, in gebreke zouden blyven, om aan hunne behoefte, en den inhoud te voldoen van het Octroy, door hun Hoog Mog. aan die Volkplantingen verleend. Uit het zelve bleek, dat een werkbaare Veldneger, waar voor men eertyds, vyf of zeshonderd Guldens betaalde, nu niet onder de achthonderd, en zelfs boven de elfhonderd Guldens beliep, (f) Gereed betoonden zich hun Hoog Mogenden, by andere fchikkingen op het beheer van Esfequebo tn Demerary. „om, „ uit aanmerking van de verregaande on- » ge- (») Refol. Gen, 27. Ang. 1788. (t) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 409—504. LXIII. SOEK. Ï787. 1788. Staat des ilaavenlandels.>p Esfequebo en Demera* Bedel ap de [legeringen in die  238 DE REPUBLIEK DER ixiii BOEI I787. I788. Volkplantingen aan denPrin opgedra gen. Hollands begrip over den Slaven- . „ geregeldheden, op het- voetfpoor van :' » het gebeurde hier te Lande, ook in de „ Colonien verwacht, zyne Hoogheid, als „ Gouverneur Generaal en Opperbewind„ hebber, te verzoeken en te volmagti„ gen, om voor dit maal, en zonder ge„ volg, de Regeering in de Volkplantin} „ gen van Esfequebo en Demerary, en van . „ de Eilanden direct aan te ftellen, en „ des noods, met de fterke hand te main- „ tineeren en te doen respecteeren." ■ Alsmede dat de Eed, by een Verflag yoorgedraagen, verbreed zou worden met dien ,, van Getrouwheid, aan zyne Hoog„ heid, als Gouverneur Generaal en Op5, perbewindhebber."—De Regeeringen op de Eilanden zouden, by voorraad, blyven op den ouden voet; doch zou zyne Hoogheid, in meergemelde hoedanigheden, verzogt worden, eenige aangeftipte misbruiken, zo het noodig ware, by gelegenheid van derechtftreekfcheaanfteUing, der Regeeringe te verhelpen: dat men intusfchen de Inftructien der Fiscaals van Curacao en St. Euftatius zou nazien. > Het liep tot Wintermaand des Jaars mdcclxxxviii. aan, eer het befluit van den meergemelden Onderftand in Geld, met vyf Gewesten doorging, Utrecht en Friesland, waren nog ongelast. (*) Staaten van Holland, drongen nogmaals hun voorgeftelde begrippen, wegens den Negerhandel aan, in hoope, om die van (*) Refof. Gen. 5. Dec. 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 230 Zeeland tot hun gevoelen over te haaien: en gaven in een breede voordragt hun denkbeeld, den Handel der Eilanden betreffende , op. (*_) — Tot een algemeenen grondflag lagen zy,. het onderfcheid tusfchen de Landbouwende en Handeldryvende Volkplantingen: byzonder aanmerkende , dat de laatstgemelden, geene Producten van eenig aanbelang'voortbrengende, noch het Moederland daar mede kunnende verryken, of benoodigdheden, uit het zelve, daar tegen inruilen, de Producten der Landbouwende Collonien van andere Volken behoorden aan te trekken; ten einde dezelve tot een grond van Handel, met het Moederland te leggen; dat zy, op dezelfde wyze, de Goederen van het Moederland moesten bezorgen, aan zodanige Colonien ter betaaling der gekeverde Producten: dat op die wyze de Handel van de West-Indiën, verder buiten de paaien van de Bezittingen der Republiek kon uitgeftrekt, en de vlyt en de rykdommen der Buitenlanderen, aan de wyze inftellingen van deezen Staat, dienstbaar gemaakt worden. Dit werkten zy in verfcheide byzonderheden uit, ten aanziene van den Nederlandfchen Handel op St. Euftatius en St. Martin, als enkel handeldryvende Eilanden aangemerkt. Ten aanziene van Cu- ra- (*) Slaa, ten opzigte van dien Handel, en dit verfchil onze Vaderl. Hifi. naa XIX. D. bl. 138. enz. Zeelands gevoelen deswegen, is te vinden in de N. Nederl. Jaarb. van 1780. hl. 129. LXIII, BOEK. I787. I788. handelen de Koopvaart.  240 DE REPUBLIEK DER LXHI. boek. 1787. I788. De Fiscaal van Teylin- gen op Curacao nerfteld. Slegte gefteldheid des Handels opNoordAmerica. racao, gedeeltlyk door Landbouw, gedeeltlyk door Handel'bloeijende, merkten zy op, dat het niet vatbaar was, voor eene meer uitgeftrekte vryheid; dat de Handel deezes Eilands, zich ook meestal tot de vaste Kust daar omftreeks bepaalde; en door geene nieuwe inftellingen, verder behoorde uitgebreid te worden, weshalven, zo om die, als om andere goede redenen, huns oordeels, de Handel van dit Eiland op den ouden voet zou kunnen bly- ven. (*) Wat des verder voorviel, loopt buiteü ons tegenwoordig beftek. Op Curacao, waar, blykens de bygebragte Staatshandelingen, de onlusten 't hoogst gereezen waren, was de Fiscaal van Teylingen, uit zyn Post gezet; doch werd in dezelve, op last der Bewindhebberen, in Hooimaand des Jaars mdcclxxxviii., onder veel vreugdebetoons, weder herfteld. (f)' Meermaalen hebben wy gewaagd, van de geringe beantwoording der opgevatte en hoogvliegende hoope, op eene uitbreiding des Vaderiandfchen Koophandels, als een gevolg vsn de Vryverklaaring der Americaanfche Staaten. (§) Die te leurftelling bleef ftand houden, of liever nam toe. Een Brief uit Nüuw-Tork, te midden des Jaars mdcclxxxviii. gefchreeven, vermeldt , (*) Refol. van Holt. 12. Dec. 1787. (t) IV. Nedert. Jaarb. 1788. bl. 1456. (§) Zie onze Vaderl. Hist. IX, D. bl. Ió>. en XIV.D. bl. 28.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 241 meldt, dat 'er naauwlyfc^ meer één Hol landsch of Framch SchipY met Goederer uit Europa daar aankwam; maar alleer Ëngelfchen, die gezegd" mogten worden . den geheelen Handel op de Vereenigde Stadiën in te hebben. Zo fterk was derzelvei invoer, dat meest alle Americaanfche Staaten overvoerd, en de Engelfche Goederen, aanmerkelyk laager, daar dan in Engeland te koop waren. Schoon dit de Engelfche Manufacturiers, in 't einde, gevoelig zou treffen, klaagde men in America , openlyk over den uitvoer van het gereede Geld na Engeland. Een toedragt van zaaken, welke vooral de Noordlyke Staaten bewoog, om het binnenlandsch vervaardigen dier ftoffen aan te moedigen, door eene belasting op de Engelfche te leggen, en belooningen uit te looven, aan de Maakers van binnenlandfche. (*) Een Koninglyk bevel, in Sprokkelmaand des Jaars mdcclxxxviii. te Madrid gegeeven, omtrent de Scheepvaard der vreemde Volken, hieldt in, dat de Koning van Spanje, zonder eenige nieuwigheid in te. voeren, in de Havens bevoorregt met den vryen West-Indifchen Handel, beflooten hadt, in alle overige onbevoorregte Havens , niet toe te ftaan, den invoër van vreemde Koopmanfchappen, dan alleen in Spaanfche Schepen, welke Nationaale Vragten en Goederen hebbende uitgevoerd, de- zel- (*) N. Nederï. Jaarb. 1788. bl. 1517. XXII. Deel. Q LXIH. boek. I787. I788. Es* zwaar wegens de vaart op Span* 'e opgeklaard.  LXIII. boek. I787. I788. Gefchil met Spanje over het Salut op zee weg geruimd. (*) N. Nederl. Jaarb. 1788. bl. 633-635. 242 DE REPUBLIEK DER zelve als t'httisvragten invoerden. Dit bevel in die Havens aangekondigd, zou, naa verloop van zes maanden, in werking komen, Om de onrust hier uit, by de Handelaars deezer Gewesten gebooren, weg te neemen, maakten Directeuren van den Levantfchen Handel, en Navigatie in de Middtllandfche Zee, den daar by belang hebbenden bekend, dat, naar het fchryven van den Heer J. Aubert, Chargé des Affaires, wegens de Commercie van hun Hoog Mogenden te Madrid, „ de „ Havens van St. Sebaftiaan en Biïbao, „ niet behoorden onder de onbevoorregte „ Havens, in welke, volgens de jongfte „ Ordonnantiën, van zyne Catholyke Ma„ jefteit, de vreemde Koopvaardyfchepen, „ in 't vervolg niet zouden worden toege„ laaten: alzo de Provincie van Biscayen, „ wegens haare Previlegien en oorfprong„ lyke Voorregten, aan die nieuwe Ko„ ninglyke Bevelen, niet onderworpen „ kon worden. (*) Verfcheen de Ridder de Lïano, Gezant des Konings van Spanje, in Grasmaand des Jaars mdcclxxxviii. by hun Hoog Mogenden met klagte, dat, in den voorleden Jaare, 'sLands Zeecapitein van Woenzel , bevel voerende over drie Oorlogfchepen van den Staat, de Eeregroet niet gegeeven hadt, aan de Heere Langara, Luitenant Generaal der Spaanfche Zee- .  VERENIGDE NEDERLANDEN. 343 Zeemagt; daar de Kroon van Spanje oordeelde, een gelyk regt te hebben, om als de Kroonen van Frankryk en Groot Brittanje, behandeld te worden: de Algemeene Staaten, op dit Stuk geraadpleegd hebbende, met de Afgevaardigden uit de Collegien ter Admiraliteit, beflooten dien Ridder, ten antwoord toe te voegen, „ dat „ door hun Hoog Mogenden, aan de Com„ mandanten van 's Lands Oorlogfchepen, geene Bevelen waren gegeeven, om, „ by het ontmoeten van Spaanfche Oorlog„ fchepen, dezelve, omtrent de wyze van „ Begroeting, 't welk niets anders was, „ dan eene daad van Beleefdheid, anders te handelen, dan die van andere Ge„ kroonde Hoofden. Het was merkten zy „ op, niet, vreemd, datEsquaders en en„ kele Oorlogfchepen, elkander in Zee „ ontmoetende, het Salut niet wierd ge,, daan, als mede, dat het door die ver„ langde begroet te worden, uitdruklyk „ werd gevraagd; waar na men wel eens wagtte; ten einde gelegenheid te hebben, om zich te verzekeren, dat het „ Salut opgenomen, en met gelyke fchoo„ ten zou beantwoord worden, gelyk het „ ook, in gevalle het van den Capitein 0, van Woenzel, door den Spaan/den „ Vlootvoogd was gevraagd, niet zou „ zyn geweigerd; en ook in 't vervolg, „ niet zou geweigerd worden; mits 'sLands „ Officieren zich verzekerd konden houden. dat men het zou opneemen, als eene Beleefdheid, en op eenen gelyken Q 2 „ voet, LXIII. boek. Ï787. I788.  £44 DE REPUBLIEK DER LXtll b o e i< 1787. I788. De teru foeping des Afgezantsvan Dedem gevreesd. „ voet, dat is met even veel fchooten, . „ wanneer de Graaden der Officieren ge„ lyk waren, of althans op eene voegly„ ke wyze, zou worden beantwoord. (*) Eene openlyke aankondiging van een gaanftaand Opontbod des Heeren van Dedem van de Gelder, der Staaten Afgezant, by de verheeven Porte te Co«flantinopolen, in een Dagpapier, onder 't oog van hun Hoog Mog. gedrukt, en in andere Nieuwspapieren herhaald, hoewel op zich zelve met geen gezag bekleed, kreeg, door deeze ongeftoorde verfpreiding, nogthans zodanig een aanzien, dat die Afgezant, ligtlyk tot het denkbeeld zou kunnen geleid worden, ,, om het als „ een Nationaale wenk te moeten be„ fchouwen, en diensvolgens gebragt wor„ den, tot het Befluit, om zyn Opont„ bod by hun Hoog Mog. te verzoe„ ken." (f) Dit bewoog de Beftuurders van (*) Refbl. Gen. 38. July 1788. (t) Dit zyn de eigen woorden, door Directeuren van den Levantfchen Handel gebezigd. In Stukken van Staat, drukt men niet alles met de eigene woorden uit. Wanneer wy in overweeging neemen, hoe men met Patriottisch denkende Afgezanten handelde, wat 'er plaats hadt, omtrent van Lynden, in Londen; eenen van Berckel, in America; en meer anderen in onze Vaderl. Hifi. XX. D.hl. 62-76. vermeld was'er alle vrees om terugroeping ie wagten van den Heere van Dedem, die, in den Jaare 1785, het Jaar, wanneer hy tot Afgezant by de Ottomannifche Porte beftemd was, den Vry Burgeren van Deventer, de twee Metaalen Veldftukjes, Gedenktekens van Grootvaderlykedap- dap.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 245 van den Levantfchen Handel te Amfterdam , om des eenen Brieve aan de Algemeené Staaten te fchryven. In denzelven geeven zy verder 'hunne bekommering voor zodanigen ftap te kennen, uit aanmerking van de Perfooneele gevaaren, aan welken zich die Afgezant, met de zynen, vondt blootgefteld, uit hoofde van de Pest, die zich onlangs tot het Huisgezin van dien Gezant verfpreidde; en andere gevaaren in de Hoofdftad van dat Ryk te duchten. Hier by kwam, dat zy niet konden ontveinzen, fpooren van een voorneemen, om voor die Post te bedanken, in de Briefwisfeling van dien Heer aan te treffen. Het gaan of blyven van gemelden Afgezant , ten dien Hove, „ aan het lot der „ Gebeurtenisfen over te laaten," zou hun, zo zy oordeelden, aan de befchuldiging van agtloosheid blootftellen. Uit deezen hoofde, oordeelden zy het een blyk van hunne" waakzaamheid, en eene voldoening van pligt, hun Hoog Mogenden voor te houden, dit zyn hunne eigene woorden, „ dat de uitfteekende Eerbewyzingen, „ welke het eerfte Gehoor van deezen „ Ambasfadeur hadden vergezeld, (over„ treffende al het geen , immer te vooren „ by eenig Minister hadt plaats gehad,) „ reeds toen ten tyde, door hun waren „ aangezien geworden, als gunftige voor„ tekens dier byzondere agting, en uit- » ge- perbeid vereerde. Zie onze Vaderl. Hifl. X. D. bl. 300. Q 3 LXIII. l'OEK. 1787. i7i>8. Hoe Directeurenvan den LevantCebe Handel voor hem opkomen.  S46" DE REPUBLIEK DER LXIII. ,. BOEK. „ 1788. „ »> 99 95 5» 99 5> 55 >5 5> 59 95 59 5» 55 5? 55 9» 55 95 99 »9 5> 59 95 95 55 95 5* " 5> 59 gebreiden invloed, waar door thans, op deszelfs eerfte reprefentatien, de lydende voorwerpen terftond, en met eenen aldaar ongewoonen fpoed, werden gebeterd. Gelyk nu laatstlyk nog was gebleeken, omtrent de knevelaaryen, waar aan onze Nationaalen, tegen den inhoud der Capitulatie, in de fchaale van Alexandrien, waren onderworpen. En dat dus , met zodanig eene onverhoopte Retraite, niet alleen de ,voordeden van deezen zo heilzaamen invloed, benevens de vrugten zyner verworve kunde, aan een Hof, zo onderfcheiden in Zeden, Gewoonten en Beftuuring van zaaken, in alle andere Hoven van Europa, voor den Lande zouden verlooren gaan; maar dat ook byzonderlyk de welvaard, eens zo aanzienlyken taks van Handel en Scheepvaart, als met de uitgeftrekte Turkfche Bezittingen, in de Levant wordt gedreeven, en die, ten allen tyde, met regt, als een Hoofdader des voorfpoeds, van dit Gemeenebest was aangemerkt geworden, zich daar door te gelyk en van dien invloed, en van de bekende oplettende toezigt, en onderfteuning van dien Minister ontbloot vindende, juist in een tydftip, wanneer de omftandigheden dezelve allernoodzaaklykst maaken, grootlyks gekrenkt, en wel ras met eene aaneenfchakeling van tegen- fpoeden zou te worftelen hebben. Een gevolg, dat het verreziende oog ,, des  VERENIGDE NEDERLANDEN. 247 des Koopmans niet ontflipte, en reeds „ ontrustende aandoeningen by de Com merrie verwekte. By deeze redenen van het belang in deu Perfoon, des Heeren van Dedkm, met zo veel gronds gefield, voegden die zelfde Beftuurders, of dezelve niet genoeg mogten klemmen, en het overwigt behaalen, op de fchaale der Partyfcbappen, tegen deezen Afgezant ongetwyfeld werkzaam, het bezwaar voor de Geldmiddelen der Directie van den Lev&ntfchen Handel; daar het aandeel', 't welk dezelve droeg, in de uitrusting en bekostiging der Prefenten, waar mede ieder nieuwe Ambasfade vergezeld ging , meer dan veertig duizend Guldens beliep: terwyl die Kas, door twee laatfte, zo kortlings ó| elkander gevolgde verwisfelingen der Am basfade, gepaard met ,eenen ftilftand des Handels in den jongflen Oorlog, zodanig was verminderd, dat zy zich tot nog toe. onaangezieh de mogelykfte fpaarzaamheid, en den merkelyken aanwas, ja zelfs wederom bloeienden 'ftand van denzelven, geheel buiten flaat bevonden, om de Uit ^aven met de Inkomflen te beftryden, Het opontbod des Heeren van Dedem. dreigde dus den flaat hunner Geldmiddelen met eene onheelbaare wonde. Het Vertoog ter behoudenisfe van dier Afgezant, wiens lot, om opgemelde, er in dit fluk omfchaduwde reden, zeer vee£ ftondt, eindigden zy met deeze nadruk lyke taal; „ Eén enkele blyk van goed Q 4 s, keu LXIII. 3 Oi K. 1787. 1788. i :  LXIII BOEI I788. Hy blyft die Pose bekleeden. Van boe veel invloedsbyét Porte. j i S48 DE REPUBLIEK DER • „ keuring, omtrent de Befluuring der „ zwaarwigtige Post, waar in zyn Hoog » Li. Geboren door U Hoog Mogenden „ is gefield, zal genoegzaam weezen, om n zyn Excellentie alle gevaaren, welke „ hem mogten bedreigen, te doen verag„ ten, en tQt eene onderfleuning en voort„ duurendeaanmoedigingverftrekken, om, „ ten dienfte van zyn Vaderland, in dien ,, waakzaamen en oordeelkundigen yver, „ waar van de Handel reeds zo heilzaa- » me v5u£en geniet> te bJyven volhar„ den. (*) De gewigtige drangredenen aangevoerd, om van Dedem, tegen eene gedreigde t huisroeping te befchutten, vonden °zo yeel ingangs dat hy, ondanks zyne Patriottifche denkwyze, der Staaten Gezant te Conftajitinopolen bleef; en voortvoer met 'sLands belangen, als voorheen, met allen yver en getrouwheid te behartigen. Een nieuw blyk hier van, ' leeverde de volgende gebeurtenis ten deezen Jaare mdpclxxxviiï. op. De Conful van den Staat te Morea, George Paul, hadt aan de Porte eenige ongerustheid'doen blyken, zo omtrent de veiligheid van den Nederlandfchen Koophandel en Zeevaart, als :en opzigte van zyn eigen Perfoon. Hy /ervoegde zich, om onderfleuning, byden leer van Dedem, die onverwyld deeze zaak (*) Verzam. hy de Chauwot. V. D. fel. 300— 13. Deeze Verzoekbrief was den 12. 'Mate 1788 soagtekend.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 249 zaak ter harte nam, en terftond van den Turkfchen Keizer, een Bevelfchrift van deezen inhoud ontving. „ De Ambasfa„ deur der Staaten Generaal, de Door„ lugtige onder de groote Heeren, die 9, Profesfie doen, van de Religie van den „ Mesfias, de Baron van Dedem van de Gelder, (wiens einde zalig zy!) „ hebbende verzogt, by eene Memorie, „ met het Zegel zyner Wapenen voor„ zien, dat wy hem zouden verleenen 8, een Keizerlyk Bevelfchrift, geaddres- 9, feerd aan U, in het hoofd deezes ge„ noemd, Bacha van Morea en Regter „ van Patras; ten einde, wegens de 9f Vriendfchap en goede verftandhouding, ,, welke tusfchen de Verheevene Porte, en „ de Staaten Generaal van Nederland, „ door het by Keizerlyke Capitulatien, „ geformeerde Tractaat, plaats heeft, de „ Kooplieden en andere hunner Onder„ daanen, als mede derzelver Schepen, „ de veiligheid en befcherming mogen „ genieten, die hun van regtswege toe„ komt; en de Conful der Nederlanden „ George Paul, wien het opzigt over de zaake, der Kooplieden en der Sche, pen, binnen de Plaatzen uwer Jurisl, dictie vaarende, is toevertrouwd, ze, dert het Jaar der Heghiva 1094., den l, 24, der Maand Maharrem, zo voor „ zich zeiven, als voor zyne Lieden en , Landslieden, beveiligd worde tegen al? „ le Knevelary en onregt; zo hebben wy „ de Artykelen der Keizerlyke CapitulaQ 5 »> üen» LXIII. BOEK. 1787. 1788.  25° DE REPUBLIEK DER LXIII. boek. iM 1788. Vreemd voordel 1 des Kei- j 7Prs van Marocc». -, tien. in onze edelen Divan bewaard „wordende, naagezien, en bevonden, „ dat de infiantie van bovengemelden Ge„ zant overeenkomt, met den Inhoud „ der gezegde Capitulatien. Wy „ hebben de uitvaardiging Wan het tegen„ woordig Bevelfchrift geordonneerd, op „ dat xnen zich daar volgens richtte; ge„ lastende daac by, dat Gy, myn boven„ genoemde Gouverneur en Regter, zorg „ zult draagen, dat zo wel de Conful, „ als zyne Lieden, Landslieden, en Vry„ en, mitsgaders de Nederlandfche Koop„ lieden en Schepen, die van dat Depar„ tement mogten pasfeeren, volkomen „ bevryd blyven, van eenigen overlast „ hoegenaamd; dat zy alle begeerde ze„ kerheid, en de volkomene befcherming, „ die hun, van uwen wege, toekomt, mo„ gen genieten." Niet alleen' bezorgde de Gezant van Dedem, aan den Conful te Morea, een zo gerustftellend en veelzins beveiligend Bepelfcbrift; maar verkreeg-ook dergelyke Bevel fchriften, voor den Conful van rfkppo, en meer andere Plaatzen, waar nen ontrustende tydingen verfpreid, en ie vrees, in die oorden zo ligt te vervekken, gaande gemaakt hadt. (*) Meermaalen, vermeldde ons Gefchied)lad vreemde eifchen des Keizers van Vlarocco. (f) Met den aanvange des jaars mdcclxxxviii., (*") N. Nedtrl. Jaarb. 1783. bl. 1157. Qj Zie onze Vaderl. Hist. XiV. D. bl. 60.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 251 mdcclxxxviii., hadthy, opnieuw, een zodanige gril. Brieven uit Tanger, van 1 dien tyd, hielden in, dat de Nederlandfche Viee-conful van Nieuwerkerke , door den Bacha van Tanger, op het Kafteel van die Stad genoodigd, aldaar eenen Brief hadt hooren voorleezen, van den zonderlingen inhoud, dat de Bacha dien Heer moest gelasten, aan hun Hoog Mogenden te fchryven:dat zy vóór de aan„ ftaande Maand Mey, aan zyne Keizer„ lyke Majefteit, eenen Ambasfadeur „ moesten zenden, zonder Gefchenken; „ maar met eenen enkelen Brieve van hun „ Hoog Mogenden, om te weeten, of „ zy in Vrede of in Oorlog met zyne '„ Majefteit waren; en dat, indien dee„ ze niet tegen den bepaalden tyd mogt „ komen, zyne Majefteit dan zelve eenen „ Ambasfadeur , met vyf kleine Fregat„ ten na Amfterdam zou zenden, met be„ vel om aldaar twintig dagen te vertoe„ ven, en daar naa met tyding van Vre„ de of Oorlog te rug te keeren. Op het hooren van deezen zeldzaamen voorflag, verklaarde de Vice-conful, en verzogt alle de andere Confuls daar by tegenwoordig, dat zy 'er kennis, van zouden draagen, ,, dat de volmaakfte Vrede „ en Harmonie, niet alleen gelukkig he„ ftondt, tusfchen hun Hoog Mogen,, den en zyne Majefteit, zedert de af„ gedaane zaak, tusfchen den Schipper „ Teunissen (*); maar dat ook de Be- „ vel- (*) Zie oaze Vaderl. Hhn XIX. D. bl. 418. enz. LXIII; lOEK, 1787. 1788. Hoe door onzen Vice Conful beantwoord.  *52 DE REPUBLIEK DER Ï.XIII. BOEK. I?87. Ï788. : 1 9 j De Keizer van : Marocco ( betuigt , in vrede ' te- zyn 1 inet aile C Christen j Mogen- J heden. x j j „ velhebber van hunner Hoog fvïogenden „ Esquader, Capitein van Woenzel, „ daar van, in naam van hun Hoog Mo„ genden, de fterkfte verzekering aan „ zyne Keizerlyke Majefteit hadt doen „ toekomen; en dat deeze, vóór zyn „ vertrek, die verzekering bevestigd hadt, „ door de eenigfte publieke tekenen van n eerbied en oplettenheid, voor zyne Kei„ zerlyke Majefteit, die in zyn vermo„ gen waren: naamlyk de Koninglyke „ Saluten." De uitkomst van al deezen ophef was ;een ander, dan dat de Bacha, op dit voortel des Nederlandfchen Vice Confiüs, in :egenwoordigheid der overige Confuls, verklaarde: „ dat hy zeer wel wist, dat het , geen van Nieuwerkerke gezegd hadt, f, de waarheid was; doch dat men uit , Magador, aan zynen Meefter het te, gendeel gefchreeven hadt; en dat zyn . Meefter, om in ééns het waare te wee, ten, het voorgemelde Befluit genomen , hadt. (*)" Welhaast volgde een Brief diens Keiiers, den zevenden van Bloeimaand, gelagtekend aan alle Confuls te Taager, ;ich onthoudende, die hy, met de geelen, welke den rechten weg volgen, Vree gewenscht hebbende, deedt weeten, ;elyk de Overzetting uit het Arabitsch olgt: „ dat wy in Vrede en Vriendfchap i zvn> met alle Christen Mogenheden, , tot de Maand Mey, van het aanftaan- „ de CO N. Ncdei l. Jaarb. 1788. bi. 488-, enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 253 j, de Jaar mcciii. (mDcclxxxix) en de „ Natiën, die als dan in Vrede en Vriend„ fchap met ons blyven willen, zullen, zo dra de Maand Mey daar zal zyn, „ ons een Brief moeten fchryven, om „ ons te doen weeten, dat zy in Vrede „ en Vriendfchap met ons zyn; en dan „ zullen wy 't zelfde met haarlieden 5, doen. — Insgelyks, indien de een of „ andere Christen Natie, Oorlog met ons „ hebben wil, zal dezelve ons zulks laa,, ten weeten, tegen de bovengemelde „ Maand Mey, hoopende dat God ons tegen dezelven zal willen befchermen. —■ „ Ik heb alles gezegd." Een Brief, twee dagen laater gedagtekend , door den Heere Francisco Chi- \ appe , Secretaris van buitenlandfche zaa-, ken des Keizers van Marocco, mede aan 1 alle !de Confuls te Tanget gerigt, was van ] denzelfden vreedzaamen, doch zonderlingen inhoud;,, Zyne KeizerlykeMajefteit, dien „ God bewaare! gebiedt my U Wel Ed. „ bekend te maaken, op dat overal rugt„ baar worde, dat hy met geen Natie, „ hoe genaamd, in Oorlog is; en dat, in geval de een of andere Natie hem „ den Oorlog verklaart, hy tien Galjoo„ ten en acht Galeijen zal zenden in de „ Straat; een gedeelte van dezelve ftati„ oneerende te Algtziras, en het ander „ gedeelte te Tanger en Tetuan, om dus „ de Straat bezet te houden; en de Pry„ zen, die zy zullen maaken, zullen ge„ heel en met haar ganfche Laadingen » ver- LXïik b o e k deezen Jaare, en in 't vervolg uit Holland, ter Kabbeljaauw Visfchery fteevenende. — Geen ongunftige ontmoeting hadt dit Verzoekfchrift. Op 't zelve werd een Verllag uitgebragt, 't geenfchoon wet ten vollen beantwoordende, aan de (*) ReCol van Holland, 12. July 1788. (tj Rn/bf. van Holland. 1/. April 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 263 de gedaane voordragt, egter ftrekte om deeze Visfchers, met de Haringvisfchers gelyk te Hellen, en hun eene even hooge Premie, voor den zelfden tyd, toe te zeggen, als elk der Haringbuizen verleend was. Men nam in overweeging, dat 'er naauwlyks eenige Visfchery hier te Lande meer te worftelen hadt, met de mededinging der Nabuuren, dan de Tslandfcke; en dat nabuurige Mogenheden, vry voordeelige Belooningen uitreikten, aan zulken hunner Onderzaaten, die zich op deeze Vischvangst bevlytigden. Terwyl de byzondere gefteltenisfe der Reederyen, in die Vischvangst hier te Lande, wegens het uitreiken°deezer toegedagte Premie, eene nadere overweging fcheen te vorderen. (*) (*) Refol. van Holland. 12. July 1788. R 4 VA- Lxni. BOEK. 1787. I788.  D E REPUBLIEK der VEREENIGDE NEDERLANDEN, VIER - EN - ZESTIGSTE BOEK. LXvV. Boek INHOUD. Overgang tot het Jaar mdcclxxxix. • Uit welk een oogpunt men 's Lands Jlaat, in de Uitfchryving van den Dank- en Bededag befchouwt. 1 Men telt Frankryk min dan voorheen. Vordering by het tranfche Hof, om de Betaaling van eenige Millioenen. Voorflel deswegen aan den Graave de Montmorin. Antwoord van de Franfche zyde. Wedir. antwoord van de Staaten. Deeze zaak blyft fieeken. Schryven der Staaten aan den Koning van Deenemarken - over den Oorlog in het Noorden. Door Engeland hier tn onderfieund. Gerust/lellend Antwoord van Deenemarken. Gerusiftelling der Rusfifc&e Keizerinne en des Konings van Zweden, wegens de Scheepvaart. Klein verfchil met PaltzBeyeren. Brabantjche Onlusten. Grond der nieuwe misnoegdheden aldaar. Streng Bevel des Keizers. Emftige waarfchouwing. Der Staaten kruipende Onderwerping. In Henego* -  VERENIGDE NEDERLANDEN. a6$ gouwen tot bukken genoodzaakt. Bedoelingen m poogingen eeniger Brabantfche Patriotten. Punten der Brabanderen door den Keizer ter overweeginge gegeeven. Deeze werden verworpen , en hadt zulks de vernietiging des Raads van Brabant ten gevolge. De gemoederen van den Keizer vervreemd. Wat 'er tegen hem zamenfpant. Vergeeffche poogingen om de gemoederen te leenigen. Gefleldheid te Brusfel. Verrigtingen van het Patriottisch Leger. Vergeefsch aanbod van Toegeeving en Vergiffenisfe. Be/luit om den Keizer vervallen te verklaaren. Brusfil gaat aan de zyde der Patriotten over. d'Alton en Traumantsdorfj? , vlugten. Zegepraal der Patriotten en de Omwenteling voltrokken. Men draagt op de Grenzen van ons Land voorzorgen, Manfchappen uit Brabant verzamelen op onze Grenzen. Afkondiging van hun Hoog Mogende» deswegen. Een Committe der Staaten van Brabant vergadert te Breda. Klagten van den Afgezant Hop } wegens het willen doorzoeken van zyn huis te [BrusfeL Voldoening hem des aangaande gefchonken. Nadere voorzorgen der Staaten. De Canfehei van Crumpipen , los gelaateu en uitgebragt. Drie Hoofdeifchen door de Keizer by kun Hoog Mogenden. Hoe twee dtrzeiven beantwoord. Wat zy op den eisch, om van der Noot gevangen te neemen, zeggen. Geeven het Wagifchip, van voor Lillo weg genomen, weder en worden deswegen bedankt. Het Keizer/yk Krygsvolk in Sluis opgenomen. De Gelastigden tot het Defenjieweezen vat, deezen Staat doen verflag. Hoe zy zich. K 5 wt LXIV. boek,  s.66 DE REPUBLIEK DER LXIV. boek wegtnt hunnen arkid hwrtn lieten. Aan• merkingen hier op. Nieuw plan van den Prins, over de vermeerdering des Krygsvollt. Plan tot een Corps Mariniers, door Reynst en van Kjnsbergen ontworpen. Inhoud van het Plan tot vermeerdering der Landmagt. Beklag des Raads van Staaten. Be/luit daar op gevallen. Utrecht wil een gedeelte des Krygsvolks niet langer betaalen. Stad en Lande wil ook een gedeelte afwyzen. Verandering in de Eedaflegging der Hooge Stafofficieren. Bepaaling, ten opzigte van de vorderingen der Ingenieurs. De Ridder Harris blyft in Engeland. Zyn Affcheids Brief aan deezen Staat. Fitzherbert volgt hem op. Hoe door zyne Groot Britannijche Majefteit aangepreezen. Nader aanzoek tot Vereerlyking des Hertogs van Brunswyk. Verklaaring van hah% Hoog Mogenden hier op. Genoegenneeming daar in. De thans regeerende Prins van Nassau Weilburg, komt in den Haage. Doet een keer na Amfterdam. Zonderlinge Affcheids groete des Voorzitters van hun Hoog Mogenden van Citters , aan zyne Hoogheid. De Prinfesfe van Oranje na Berlyn en Brunswyk. Willem de V. gaat na de Helder en Texel. Hoe ontvangen. Zyn wedervaar en aldaar en op de Vloot. Vreugde op Texel, wegens zyne komst. De Prins bezoekt ""er verfcheide Dorpen. Vertrek van daar. Willem de V'. heeft het ongeluk van met zyn Rydtuig in V water te vallen. Voorgeflaage EgtverVmtenisfen van den Erfprins en Prinfesfe -ouisa. Eekendmaaking van VErfprinfen aan-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 367 aanftaand Huwelyk aan hun Hoog Mogenden. Goedkeuring van 't zelve. Berigtgeeving van Huwelyk van Prinfes Louisa. Gefchenk aan den Edelman van Heeckeren tot Walien, den Bekendmaaker deezer Egtverbintemsfen. De Erfprins komt op de Hooge School te Leyden. Lot der Uttgeweeken Patriotten in Frankryk. Antwoord den Gecommitteerden van de Uilgeweekenen gegeeyen. Brief des Heeten van Hoey deswegen. A an den eenen kant hadt men veel gedaan, om, zo dra de Omwenteling daar gefield was, het Stadhouderlyk gezag te ftyven; en aan den anderen kant, den invloed der te ondergebragte Partye, zo veel mogalyk, verder te ontkragten; hier toe moesten de Verbintenisfen met de twee hulpgebooden hebbende Hoven van Londen en Berlyn dienen; hier toe bevorderlyk weezen, de Eedvorderingen op de herftelde Conflitutie des Lands; hier toe medewerken de Verbanningen veeier Patriotten, alsmede de Geldboeten, en Verbeurtverklaaringen van Goederen. Men voer voort, met die banden van Verbintenisfe naauwer toe te haaien, en wat flrekken kor om tegenfland te bieden, aan de thans ingevoerde Orde van zaaken, by het eerfte opkomen, te fnuiken: terwyl, op eenige plaatzen, het te ftreng en fterk doorzetter dier eigenfle maatregelen, ftoffe van on aangenaamheid verfchafte voor hun, óit dei LX1V. boek; 1789. Overgang tot dit Jaar,  a68 DE REPUBLIEK DER LXIV. soek, I789. Uit welk een oogpunt men 's Lands Staat in de uitfchryving van de Danken Bededag befchouw;. der heerfchende Partye anderzins hulde deeden. Daadlyk ongelukkige gebeurter nisfen, en van verre dreigende onheilen, bejegenden onzen Staat. Het Jaar mdcclxxxix. , welks befchryving wy thans aanvangen, zal ons van 't een en ander, de treffendfte blyken opleeveren. In een veel korter beftek, zullen wy 'sLands Gefchiedenisfen kunnen bevatten, dan die der laatst afgeloopene jaaren, in welke zy dermaate vermenigvuldigden, en over't algemeen van zo belangryken aart waren, dat dezelve met ftilzwygen voor by te treeden, in de taak, welke wy op ons genomen hebben, een onverfchoonelyke misflag zou geweest zyn. Met de Nieuwe Orde der zaaken, thans doorgaans met den naam de Oude Conjïitutie beftempeid, greepen, in een en ander Gewest, in eene en andere Stad, byzondere daar aan gepaste inrigtingen plaats, welker {vermelding wy, wanneer dezelve, uit eenigen hoofde, niet opmerkenswaardig zyn, aan anderen overlaaten. Was de Staatshemel, naar luid der uitfchryvinge van 't Landsbeftuur, in den vooileden Jaare, ter vieringe van den Dank- en Bededag, nog met zwarte wolken betrokken (*) ; gaven de bezwaarende onhandigheden, die hun en de Ingezetenen nog omringden; de aanhoudende verdeeldheden tusfchen de Ingezetenen, en de onzekerheid, waar in de genomen maatregels, (*) Zie onze Vadert. Hist. XX. D. bl. 127. enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 269 gels, toen ter tyde, nog Honden, zo veele oorzaaken van groote en rechtmaa-; tige bekommering, thans fcheen alle kommer , uit dien hoofde, geweeken. „ Te- genwoordig", dus lieten zy zich, in de uitfchryving tot dien Vierdag deezes Jaars hooren, „ egter hebben wy het genoegen, „ de Omwenteling van zaaken meer en „ meer bevestigd, en de waare Regee., ringsvórm deezer Landen, op haare „ oude en wettige Grondvesten herfteld, „ en door nieuwe fteunzels onderfchraagd, ., te zien. Onze Verbintenisfen, met Nal, buurige Mogenheden, zyn vermeerderd „ geworden door de Verbonden, die wy „ de eer gehad hebben, met twee magtige „ en in onzen welvaard en voorfpoed, „ belangneemende Koningen te fluiten; „ Verbonden, welke alleen de veiligheid )} en verdeediging van den Staat, met „ deszelfs Bezittingen in andere Wereld„ deelen, en de verzekering der wettige „ Regeeringsvorm, ter doelwit hebben. De Zeven Bondgenooten en geasfocieer„ de Landfchappen van dit Gemeenebest, hebben zich, op de plegtigfte wyze, „ vereenigd, om de banden der Unie van „ Utrecht, waar op onze Vryheid, Onaf„ hangelykheid en dierbaarfte voorregten „ berusten, door eenen nieuwen knoop, , toe te haaien, en voor deszelfs onfchendZ baarheid, onderling aan elkander borg „ te blyven. Wy zyn gebleeven in het „ bezit der onwaardeerbaare Zegeningen, „ van Vrede van buiten en van binnen, „ en LXIV. 30EK. 1789.  27o DE REPUBLIEK DER BOEK* 1780. ; ! J 3 1 „ en de wyze fchikkingen, by de Over„ heid beraamd, hebben de Bronnen van „ onzen Welvaard, wier loop, geduuren„ de de voorige beroertens, geflremd was, „ v/eder geopend en onbelemmerd doen „ vloeijen." Zo veel zwellende en grootfpraaks, als 'er in deezen aanhef ligt opgellooten , fchoon voorts met een floers van nederigheid bedekt, zo veel waarheids treft men aan, in eene volgende afieeling, die, hoewel op de onderliggende Party gemunt, niet min op de overleerfchende paste. „ Het is niet te ont,, kennen," zo luidt de taal der beftraffin2jev, dat die zelfde Ondeugden en Zoni, den, die wy zo dikwerf in dergelyke , gelegenheden als deeze betreurd hebben, , by aanhoudenheid, onder ons de over, hand houden. By veelen zien wy dat , de Godsdienst, zo gefchikt, om aan , alle Burgerlyke en gezellige Deugden, ., kragt en nadruk by te zetten, of door ,, Ongeloof te eenemaal uitgerooyd en ver- dreeven, of door Onverlchilligheid ver, flaauwt en bezwalkt wordt;' daar door , krygen de in zwang gaande gebreken, , meer invloeds, en worden met toegee, venheid en verdraagzaamheid, ja zelfs , met goedkeuring, befchouwd; daaraan , is ook toe te fchryven, die verkeerde , Eigenliefde, die, onder meer dan ééne , gedaante, en in verfchillende kringen, , het algemeene Welzyn opoffert, aan , byzondere belangen en oogmerken; een » ge-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 271 „ gebrek, dat onder ons maar al te veel „ heerscht, en aanleiding geeft tot onder„ linge verdeeldheden , waar door de edele „ geest, van algemeene Vaderlandsliefde „ wordt uitgedoofd; eindelyk ontftaat uit „ dien grond, het voortduurend gebrek, „ van eerbied en ondergefchiktheid, aan „ de Overheid en de Wetten, het welk ,, de gewoone voorbode is, van den On„ dergang van een Gemeenebest." (*) De regtmaatigheid, dat wy deezen aanhef van grootfpraak befchuldigen, als mede dat de opgehaalde gebreken, niet by eene byzondere Party in den Lande huisvestten , waar men ze gaarne alleen wilde t'huis brengen; maar ook elders, en misfehien in eene zo groote maate, fchoon eenigzins anders gewyzigd, by die den mantel van Vroomheid omhing, zal geen woordenbewys behoeven, zaaken, daaden, zullen fpreeken. Gerugfteund door de aangegaane Verbintenisfen, met Engeland en Pruisfen, hadt men Frankryk, op eenen min ontzienenden voet beginnen te behandelen (f), en voer men hier mede voort. Schuldmaaningen tusfchen Mogenheden {trekken, van de zyde des Maaners, ten betoon van vertrouwen op regt en magt beide: want als het vermogen, om den eisch geftand te (,*) Zie de geheele nitfchryving in de IV. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 197. (t) Men raadpleege onze Vaderl. Hifi. XX. D» bl. 40. enz. LXIV. BOE.K I789. Men telc Frankryk min dan voorbeen.  LXIV. boek. I789. Vordering by het Fran» fche Hof om betaalingeeniger Millioenen. (*) Zie onze Paderl.Hift. IX. D.bl. 290. 272 DE REPUBLIEK DER te doen, ontbreekt, is het de Staatkunde , die den vinger op den mond legt. — Om den vreemd dreigenden Oorlog^ met Keizer Josephus den II., in den Jaare mdcclxxxv., te voorkomen, hadt men meer Gelds dien Vorst moeten bieden, dan de laatfte last der van hier gezondene Onderhandelaren inhieldr. Deeze belemmering, v/elke de Vredesonderhandeling te Fontainebkau dreigde af te breeken werd weg genomen, daar Frankryk op zich nam, om van de tien Millioen Guldens, den Koopprys des Vredes, vier en een halve Millioen te zullen voldoen. Een bedryf, 't welk by de'Staaten grooten dank behaalde, ten dien dage, met alle hartlykheid uitgeboezemd. (*) Op acht onderfcheide vastbepaalde Tydperken, zou deeze Geldfomme, door het Hof van Ferfaffles, betaald worden. Aan de vier eeriie was voldaan; doch omtrent de volgende was men in Frankryk agterlyk gebleeven, fchoon de Algemeene Staaten hun aandeel, in de vyfde en zesde termyn, reeds voor lang afgedaan hadden. By den afloop des Jaars mdcclxxxvih. vonden hun Hoog Mogenden goed, hunnen Afgezant Lestevenon van Berkenrode aan te fchryven, om, by de eerfte bekwaame gelegenheid, het Franfche Mimfterie, over deeze zaak te onderhouden g en te kennen te geeven, dat hun Hoog Mo-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 273 Mogenden, de agterlykheid in het verfchaffen van het gemelde aandeel, daar aan hadden toegefchreeven, dat de voldoening dier fomme, op dien tyd, aan het Franfche Hof niet voeglyk kwam : waar om zy ook tot nu hadden verwyld, om aan hunnen Gezant bevelen te geeven, tot het doen van eenige vertoogen, of aanfpraak deswegen. Dat hun Hoog Mogenden, als nog, op de daadlyke voldoening dier Gelden niet wilden aandringen; byaldien de omftandigheden mogten medebrengen, dat zulks, voor het tegenwoordige , aan het Hof van Frankryk te onpasfe kwam; doch dat zy niet konden nalaaten deezen eisch te doen herinneren, in dat vertrouwen, dat het zelve Hof, ter voldoening aan zyne verbintenisfe, voor de betaaling van het uitgeloofde, zo wel op de reeds verfcheene vyfde en zesde termynen. als de twee volgende, zorge zou draagen, en geene zwaangheid maaken, om deswegen eene verzekerende toeitemming, aar hun Hoog Mogenden te geeven. Gelderland, Zeeland en Friesland; die in deeze Koop des Vredes niet bewilligd hadden, hielden zich thans vast aan de Befluiten ten dien tyde, door hunne Gewesten ge nomen (*3 > en lieten zich tot deeze zaal niet in. (f) Der Staaten Afgezant, onderhieldt des wegen den Graaf de Montmorin, eers mon (*) Zie onze Vaderl. Eist. IX D, bl. 202—20: Ct) Mol. Gen. 26. Nov. 1788. XXII. Deel. S LXIV. soek. 1789. i Voorfte! ï deswe. gen aan  274 DE REPUBLIEK DER LX IV. boek. T78p. den Graaf dj Mont- MORIN. Antwoordvan de Franfcbe zyde. mondeling. Dit wérd gevolgd door een fchriftlyke opgave van de zyde diens Afgezants, waarin hy het geen, door den overleden Graave de Vergennes,'den Buitengewoonen Gezant Brantsen , en ' hem gehandeld was voordroeg: gepaard met het thans gedaane Voordel van hun Hoog Mogenden, en eene Aantekening, den letterlyken inhoud bevattende van de gemaakte overeenkomst, zo aangaande deGeldfomme als den Tyd der betaalinge. Gevoeligheid deedt een antwoord van de Franfche zyde gebooren worden, 't 'welk bewaarenswaardig is, als uitwyzende, met welk een oog men in Frankryk het jongst voorgevallene in deezen Staat, op dit oogenblik, befchouwde. De Graaf de Montmorin, drukt zich het geval opgehaald hebbende, in deezer voege uit: „ Om, over den aart deezer Verbintenisfe, „ te oordeelen, is het voegelyk de be„ weeggronden, en omftandigheden te „ herinneren, welke daar toe aanleiding „ gegeeven hebben, als mede de Gebeur„ tenisfen daar op gevolgd. — Hun Hoog „ Mogenden, hadden zeker niet vergeef „ ten , dat, toen zy genoodzaakt waren, „ den Oorlog tegen Groot Brittanje te „ voeren, zv van Frankryk en Spanje, „ de kragtdaanigfte onderfteuning ontvin„ gen; dat 'sKonings wapenen, voor hun de Kaap de Goede Hoop behouden; dat „ dezelve Ceilon, St. Euftatius, en geheel „ Hollandsen Guiana, weder veroverd had„ den; en dat alle die Bezittingen, aan „ de  VERENIGDE NEDERLANDEN. 275 „ de Republiek waren te rug gegeeven. — De erkentenis voor zulke doorfteekende „ weldaaden, hadt de Staaten het verlan„ gen ingeboezemd, om zich met zyne „ Majefteit te verbinden. De Koning hadt „ in dien voorflag bewilligd. Het plan „ van dit Verbond, was flegts even ont„ worpen, toen de Oorlog tusfchen den „ Keizer en de Republiek op het punt „ ftondt, om uit te barsten. Offchoon „ den Koning, ten• dien opzigte, tevens „ pligten te vervullen flonden, hadt zyne „ Majefteit, egter, geen oogenblik ge„ toefd, zich als der Staaten Bondgenoot „ te betoonen, en in die hoedanigheid, „ zich met hunne belangens bezig te hou„ den. De bemoeijingen des Konings be„ woogen den Keizer, om zyne Vorde„ ringen in Geld te verwisfelen; en hadt „ het zyne Majefteit behaagt, een gedeel„ te dier Geldfomme op zich te neemen; „ ten einde, de Vyandlykheden, welke „ op het punt ftonden, om uit te bars„ ten, voor te komen, en daar door de „ Vereenigde Gewesten, voor een ver„ derflyken Oorlog, te bevryden. — Ge„ voelig over eene zo grootmoedige handel„ wyze, waren hun Hoog Mogenden niet „ in bedenking geweest, of zy den voor„ flag zyner Majefteit zouden aanneemen; „ zybeflootendaar toe, en betuidgen hun„ ne zugt tot dankbaarheid, door het aanbod van twee Linie Schepen, (*) en „ het Cs) Wat 'er van dit aanbod zy, en van dig k J s 3 Sehe- LX1V. BOEK. 1789»  D76 DE RÉPUBLIEK DER LX1V. BOE h I789. 1 ï, het verhaasten van de ondertekening der „ Verbintenisfe. Deeze hadt ook onmidde„ lyk, naa den Vrede met den Keker „ ftand, gegreepen in Slachtmaand des Jaars „ MDCCLXXXV. „ Kort na dit Tydftip, waren de On„ lusten in veele Gewesten uitgeborsten, „ welke haaren oorfprong hadden in Ge„ beurtenisfen, geduurende den jongden s, Oorlog voorgevallen. De Koning hadt „ zo veel mogelyk was, gebruik gemaakt „ van zynen invloed, en raadgeevingen, „ om eene Verzoening te bewerken; doch „ zyne poogingen waren vrugtloos geweest. „ Eene onverwagte Omwenteling, hadt „ de geheele gefteldheid van zaaken, in „ de Republiek veranderd. De Perfoonen, „ die voor den éénigen Bondgenoot der „ Republiek» genegenheid hadden betoond, „ waren ten Lande uitgedreeven, en men „ hadt nieuwe Verbintenisfen aangegaan. — „ Het Verbond met Engeland behelsde ,-, Punten, die in het Aliantie Tractaat, , tusfchen den Koning en de Republiek „ ftandgrypende, waren uitgelaaten. Zy„ ne Majefteit hadt verzogt, dat die vast, geftelde Punten of geheel opgeheeven, ; of dat dezelve gemeenfchaplyk zouden 1? gemaakt worden. De Algemeenê Staa, ten, hadden dit verzoek, op weinig be(, tekenende gronden, verworpen (*_), en „ daar Ichepen geworden is, hebben wy in 't breede rermeld. Zie onze Vaderl. Hifi XIV. D. bl. 71 -75. (*) Zie onze Vaderl. Hist. XX. D. bl. 30—41.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 277 „ daar door vrywillig hun Verbond, met „ zyne Msjefteit in 't weezenlyke ver„ anderd. „ In deezen toedragt van zaaken, dagt „ zyne Majefteit, dat hy niet in de ver„ pligting ftondt, om aan een Verzoek „ te voldoen, waar van de Algemeene „ Staaten zelve den grond aan 't wanke„ len hadden gebragt. Derzelver ftihwy„ gen, tot hier toe, hadt zyne Majefteit „ zelfs doen'gelooven; of dat hun Hoog „ Mogenden dit voorwerp'hadden laater „ vaaren, of dat zy Hoogstderzelver Her „ innering, zouden vergezeld hebben doer ,, gaan, met een voldoend Antwoord, 01 ,, 't geen waar van hier boven was ge „ fprooken. Laatende zyne Majefteit, he „ verder aan de wysheid van hun Hooj „ Mogenden over, om het Befluit, hui „ dien aangaande voegende, te bepaalen.' Niet onbeantwoord, lieten de Algemee ne Staaten dit fchryven. Zy voerden eenei toon vol zelfsvertrouwen, fteunende o] de nu onlangs gemaakte Verbintenis fen. Het zal der moeite waardig wee zen, het voornaamfte des Antwoords t boeken, 't welk met een te rugzigt o het gebeurde, ten tyde der Omwentelir ge, daar aan zodanig een licht byzet hoedanig men de Staatswisfel hier te Lal de, thans ten Franfcken Hove wilde doe voorkomen. . Met den aanvange betuige hun Hoog Mogenden hunne gevoelig aandoening, op het verneemen, dat zy Majefteit oordeelde niet in de verpligtii S 3 LXIV, BOEK. I789. i 1 t r 1 l t - Weder t antwoordvan de - Staaten. e ? 1nn ;e je tS te  s?8 DE REPUBLIEK DER LXIV. BOEI 1789. te weezen, om aan het jongst gedaan* : verzoek van hun Hoog Mogenden te voldoen, dat hunne aandoening zo veel grooter geweest was, op het zien der redenen, welke zyne Majefteit in die verklaaring bewoogen hadden, namelyk, dat hun Hoog Mogenden zelfs den grondflag van die Verpligting gefchonden hadden. Dan, laaten wy de eigene woorden bezigen, waar mede hun Hoog Mogenden, hun begrip deezer zaake uitdrukten. „ Zy zouden, in dit oogenblik, niet fpree„ ken, over de waarde van deeze Ver„ bintenis, afgefcheiden van alle andere „ omftandigheden; zy zouden niet doen „ opmerkan, hoe zeer het ieder hadt „ moeten verbaazen, dat de vervulling „ van eene Verbintenisfe, gemaakt vóór „ dat de Republiek de eer hadt, in een „ Verbond met zyne Majefteit te ftaan, „ van de hand ge weezen werd, naa dat „ dit Verbond, gelukkig was tot ftand „ gebragt; zy zouden even weinig daar „ op aandringen; dat de Verbintenis van „ het toenmaalig Minifterie, uit naam van „ zyne Majefteit aangegaan, op het oogen„ blik, dat de Onderhandelingen met den „ Keizerlyken Gezant, ftonden afgebroo„ ken te worden, den eenigen grond hadt „ opgeleeverd, waar op hun Hoog Mo„ genden, zich tot zulke groote opoffe„ ringen, aan zyne Keizerlyke Majefteit „ hadden laaten overhaalen: dewyl hunne ?, Gezanten nooit verder gelast geweest „ waren, dan eene zekere fomme toe te ,, ftaan,  VERENIGDE NEDERLANDEN. g?q , ftaan, die aanmerkelyk minder was, dan die, welke door de tusfchenkomst, ' en op de Verbintenis van 'sKonings ]] Ministers, in het Tractaat was vast„ gefteld. • . „ Hun Hoog Mogenden hadden des te „ minder noodig op diergelyke redenen , te blyven ftilftaan; om dat zy over„ tuigd waren, dat de kragt derzelven en „ van andere, die de grootmoedigheid en „ regtvaardigheid van zyne Majefteit, „ niet nalaaten kon te gevoelen, zich var , zelfs aan zyne Majefteit zou opdoen, ,, wanneer de verkeerde denkbeelden zou" den weggenomen zyn, welke door Men " fchen, nydig op de tegenwoordige gerustheid, en welftand van den Staat. H aan zyne Majefteit mogten ingeboezemc " Voorts betuigden de Algemeene Staaten den weg inilaande, waar zy zo gaarni heen wilden, om Frankryk van ter zydi te doen zien, in welk een gerust vertrou wen, op de zekerheid hunner zaak, z] thans leefden, zich niet te kunnen wedei "houden, van hier den draad der omftaii digheden te volgen, tot welken zy in he Antwoord van 's Konings Ministers gelei waren. , „ Zy hadden, ' voeren zy voort, „ b „alle gepaste gelegenheden, met danl< „ baarheid, erkend, en zy vonden beha; gen, om het wederom te herhaaler dat in den Oorlog, in welken zy mi het Ryk van Groot-Brütanje waren u ** S 4 » g< LX1V. boek. I789. i » T t 1 f > :t  28o DE REPUBLIEK DER LXiv. BOEK. I789. „ gewikkeld geweest, (om oorzaaken en „ beweegredenen aan zyne Majefteit niet „ onbekend,) de Republiek de grootfte „ en trefFendfte blyken, van zyne Maje„ fteit ontvangen hadt, dat Hoogstdeszelfs „ Wapenen, door het behouden of her„ neemen der Bezittingen van de Repu„ bliek, niet alleen den gemeenen Vyand afbreuk gedaan hadden; maar dat ook „ zyne Majefteit, de heroverde Bezittin„ gen, op eene edelmoedige wyze5 aan „ de Republiek hadt te rug gegeevén. ,, Vervuld van erkentenis, voor deeze , blyken van Vriendfchap en Verdeedi, ging, en bezield met eene begeerte, , om dezelve, by gelegenheid, te beant, woorden, hadden hun Hoog Mog. hun , verlangen te kennen gegeeven, om een , Verbond van onderlinge Verdeediging , aan te gaan. De Onderhandelingen , over 't zelve, warén egter uitgefteld , geworden, door de verfchillen tusfchen , zyne Keizerlyke Majefteit, en de Re, publiek. Zyn Allerchristlykfte Majefteit, , aan de eene zyde, door de allernaauwfte , banden met den Keizer vereenigd. en, aan , de andere zyde niet willende ophouden, , door eene aaneenfchakeling, van welwil, lenheden hun Hoog Mog. aan zich te , verbinden, geliefde door zyne tusfchen, komst het vuur van den Oorlog, het welk , van gevaarlyke gevolgen, voor de kort , herftelde rust van Europa, hadt kunnen , weezen, in den beginne te blusfchen, ; en tot een blyk van het groot belang,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 281 „ 't geen dezelve in de bevrediging, var „ beide de Partyen ftelde. zich te verbin „ den, tot de voldoening van een gedeeltf ,, der Geldfommen, waar in de Eifchei „ van den Keizer waren veranderd. On „ middelyk naa de tekening van de Over „ eenkomst met den Keizer, verkreeg he „ verdeedigend Verbond, tusfchen zyn< „ Majefteit en de Republiek haar be „ (lag. Het v/as ook omtrent op diei „ zelfden tyd, dat door een der Bondge „ nooten , aan hun Hoog Mogenden wen „ voorgefteld, om aan. zyne Majefteit d< „ twee Schepen van Linie, waar van he 9, Antwoord gewaagt, aan te bieden; dai „ fchoon 'er toen ten tyde, meer dai „ eens over was geraadpleegd, hadden hui „ Hoog Mogenden, nooit een befluit ge „ nomen, om die Aanbieding, openlyl „ aan zyne Majefteit te laaten doen, ei „ hunne Afgezanten aan het Hof vai „ Frankryk, nooit daar toe last bekomen.' Naa zo veel omhaals. neemt het Ant woord eenen anderen toon aan: immei hun Hoog Mogenden vaaren voort. ,, Tei wyl zy zich overgaven, aan de blyc „ fchap over deeze gewenschte Gebeurte „ nisfe , het fluiten des Verbonds me „ zyne Majefteit, waren de ongelukkig ,, Verdeeldheden in de Republiek, va „ trap tot trap, aangegroeid; Verdeeldhe „ den, die gebooren, uit eene drift tc „ fchadelyke Nieuwigheden, even als een „ befmettelyke ziekte, zo veelé Ryke ss en Staaten hadden aangeftooken, en no S 5 » d« LX1V. BOEK. ! 1789. 1 l s \ e 1 t e 11 i 1-  LX1V. BOEK. I789 182 DE REPUBLIEK DER „ dagelyks beroerden, gezaaid door Men,, fchen, die niet fchroomden, den ge„ heiligden naam van zyne Majefteit te „ gebruiken, als of dezelve hunne ver;i derflyke oogmerken, tot omkeering van „ de Staatsgesteldheid deezes Lands, zou „ hebben willen begunftigen; terwyl zy zich zelfs in ftaat ftelden, om deeze „ oogmerken gewapender hand uit te voe„ ren; en daar toe Onderdaanen van zyne „ Majefteit, hadden weeten te engagee„ ren; waar van de bewyzen, door hun „ Hoog Mogenden, onder 't oog van „ zyne Majefteit waren gebragt, tot een „ blyk, hoe zeer men getragthadt, hem „ te misleiden. ,, De Aanvoerders van deeze Onlusten, :, waren zo onverdraaglyk trots geweest „ op de middelen, die zy meenden in „ handen te hebben, dat zy de Wettige „ Regeering, met geweld, van hunne „ plaatzen geftooten hadden, en door „ hunne Creatuuren doen vervangen, dat „ zy aan alle Menfchen, zonder onder„ fcheid van Rang of Perfoon, die niet „ van hunne Party waren geweest, het „ gewigt van de hardfte Dwingelandy „ hadden doen gevoelen; ja zich niet ont„ zien, de handen te ftaan, aan de Ko„ ninglyke Gemalin, van den Prins Erf„ ftadhouder, wier hooge Geboorte en tt uitmuntende hoedanigheden, haar tot „ een voorwerp van eerbied maakten, voor „ elk mensch, die eenig gevoel van Eer en Deugd bezat. „ Zulk  VERENIGDE NEDERLANDEN. 283 „ Zulk een Euveldaad, kon niet onge„ ftraft blyven. Zyne Koninglyke Maje„ fteit van Pruisfen, zwaar getroffen, door „ den hoon zynen Koninglyken Bloede „ aangedaan, in de Perfoon van de Prin„ fesfe zyne Zuster, hadt dien ter harte „ genomen, als hemzelve aangedaan, en „ eene uitfteekende Voldoening geeischt, „ van de Bewerkers dier Belediging in de „ Provincie Holland. „ Hun Hoog Mogenden zeiven, had„ den herhaalde aanzoeken, by de Staaten „ dier Provincie gedaan, om deeze Vol„ doening niet te weigeren; doch de „ heerfchende Cabaale, hadt liever het „ Vaderland, aan de ysfelykheden Van „ den Oorlog blootgefteld, dan het oor ge„ leend aan de ftem van Regt en Rede. „ Het Pruisfifch Krygsvolk was in Hol„ land getrokken, om de lang uitgeftelde „ Voldoening, met de Wapenen te nee,,^men. De lang onderdrukte Natie hadt, ,, by die gelegenheid, moed gegreepen; „ haare ftem verhief zich, ten gunfte van „ de Wetten en de Wettige Regeering, en, binnen weinig dagen, was'er eene „ Omwenteling ontftaan, die voor altoos „ merkwaardig zou weezen; om dat ze „ niet ftrekte ter vergrootinge van ie„ mand; maar alleen de Staatsgefteldheid „ van de Republiek herfteld hadt, op de „ oude en wettige grondvesten. „ Ondertusfchen was het Krygsvolk „ van zyne Pruisfifche Majefteit, tot in 't hart van Holland, doorgedrongen: en » de LXIV. BOEK. I789,  a84 DE REPUBLIEK DER LXIV BOS K.. » de Staaten van dat' Gewast zagen» zo „ ras zy als aan zich zeiven wedergegee„ ven waren, in dezelve niets anders „ dan Vrienden en Verlosfers. Zyne Ma„ jefteit bediende zich van deezen loop „ der zaaken, niettot nadeel van de Scaats„ gefteldheid , laatende den eisch der V©1- doening over, aan zyne Konioglyke „ Zuster; en deeze Grootmoedige Vorst„ in, hadt zich daar mede vergenoegd, „ dat een klein getal Perfoonen, die het „ gezag der Regeering misbruikt hadden, „ ter fchennis der openbaare veiligheid, „ uit het Bewind gefteld werden." Naa dus het werk der Omwentelinge, in den gunftigst mogelyken dag gefteld te hebben: dewyl, huns oordeelshet Antwoord van 'sKonings Ministers uitwees, iioe deezen de Omwenteling, uit een ajansch ander en verkeerd oogpunt beschouwden, vielen zy byzonder over de aitdrukking, in het voorheen hygebragte Vertoog der Franfche Staatsdienaaren; De Perfoonen, die voor den éénigen Bondgenoot der Republiek, genegenheid betoond hadden, waren ten Lande uitgedreeven. „ Zy konden," dus vervolgden hun Hoog Mogenden, „ het leedweezen, 't „ welk deeze aantyging bun baarde, niet „ verbergen, en vonden zich verpligt, „ dezelve, op de volftrekfte wyze, te „ ontkennen. Men hadt het niemand ten „ misdaad gerekend, zyne vèrknogtheid „ aan de Verbintenis van de Republiek met „ zyne Majefteit te betuigen. Die Ver- „ bin-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 285 „ bintenis was het werk geweest, van de „ Wettige Regeering, en hun Hoog Mo„ genden verklaarden, dezelve heilig te „ zullen vervullen, zo lang het zyne Ma„ jefteit behaagde zich, van zyne zyde, „ daar aan te houden. Maar hun „ Hoog Mogende, die nimmer vergeeten „ hebben, hoe dikwyls zyne Majefteit „ betuigd heeft, dat hy zich nooit met „ geweld zou mengen, in de inwendige „ zaaken van de Republiek, moeten met ,, allen eerbied, van welken zy doordron„ gen zyn. voor den Perfoon des Ko„ nings, verklaaren, dat het voor een „ misdaad moest gerekend worden, het „ Publiek te bedriegen, met het voorgee„ ven, dat zyne Allerchristlykfte Majefteit, de Bondgenoot van de Republiek zou willen zyn, tegen de Republiek zelve, , en alzo de Muitelingen onderfteunen, gewapend om de wettige Staatsgefteld, heid het onderstboven te keeren. ' „ Betreffende de Verbonden, welke hun Hoog Mogenden, naderhand met de Hoven van Londen en Berlyn aangegaar , hadden, mögten zy niet nalaaten aar ' te merken, dat, zo weinig als zyne „ Majefteit, door het aangaan van he „ Verbond met de Republiek, zich had „ willen ontdoen, van de bevoegdheid „ óm ook met andere Mogenheden te han „ delen, en andere Bepaalingen, met de „ zelve te bedingen, voor zo verre dii , niet ftrydig waren, met de ftandgrypen " de AUiantien, hun Hoog Mogendei 5 ,, evei LXIV. BOEK. 1789. [ l > 1 1  LX IV. Boek. 1789. (*) Zie onze Vaderl. Hist. XX. D. bl. 40. 286* DE REPUBLIEK DER „ even zeer, van hunne zyde, by die „ bevoegdheid gebleeven waren, en daar „ van geen gebruik hadden gemaakt, 'e „ welk in 't minst nadeelig was, aan de „ Verbintenisfe, waar in zy de eer had„ den, met zyn Majefteit te ftaan. Ge,, lyk hun Hoog Mogende, zich vleiden „ met goede redenen aangetoond te hebben in het Antwoord, aan 'sKonings Gezant, „ in den voorleden Jaare gegeeven. (*_) „ Eindelyk hadt het Minifterie van zy„ ne Majefteit, het ftilzwygen van hun „ Hoog Mogenden, en het niet opeifchen „ der vervallen Termynen, verkeerdlyk „ toegefchreeven aan een afzien van dien „ eisch, daar het alleen geweest was, „ uit hoofde van zekere omftandigheden, „ welke hun Hoog Mogenden deeden „ denken, dat het zyne Majefteit, op dien „ tyd minder fchikken kon, van die be- „ taalingen zich te kwyten. Neen! „ hun Hoog Mogenden, konden nooit „ een eisch laaten vaaren, op het Ko„ ninglyk Woord, van zyne Majefteit ge„ grond. Zy moesten blyven verkeeren in het vertrouwen, dat zyne Majefteit, omtrent de flappen en gevoelens, van „ hun Hoog Mogenden beter onderrigt, geen reden van bezwaar meer kon heb„ ben , om de aangegaane verbintenisfen, geftand te doen, en zy zouden die ver„ vullig blyven afwagten, op zodanigen „ tyd  VERENIGDE NEDERLANDEN. 287 „ tyd en wyze, als de omftandigheden „ zulks gevoeglyk zouden maaken. (*) Dit tydperk is niet opgedaagd. Welhaast vondt zich de Koning, door de gewigtigfte voorvallen, in zyn eigen Ryk, zodanig geflingerd, dat 'er tyd noch gelegenheid was, om zich met deeze buitenlandfche betrekkingen te bembeijen. De Krygtoorts in het Noorden ontftooken, tuGfehen de Keizerin aller Rus/en, en den Koning van Zweeden, kon niet naalaaten, in ons handeldryvend Gemeenebest, eenige bekommering te baaren; deeze nam toe op de bedenking, dat ook Deenemarken, deel in dien twist zou neemen. Om dit te verhoeden wendden Engeland en Prm'sfen alle poogingen aan, en oordeelden hun Hoog Mogenden, niet te moeten ftilzitten , maar den Heer van der Goes , Buitengewoon Gezant te Koppenhagen aan te fchryven, om van hunnen wege, het Deenfche Hof te verftaan te geeven, dat de Algemeene Staaten, die geduurende den loop van den tegenwoordigen Oorlog, reeds te meermaalen blyken gegeeven hadden, hoe zeer de herftelling van den Vrede hun ter harte ging, en daar toe, in gemeenfchap met de Hoven van Londen en Berlyn, hunne goede diens- (*) Wy hebben in de opgaave deezes Antwoords het Franfche gevolgd, 't welk hier en daar, eenen eenigzins anderen zin heeft, dan het Nederduitfcbe daar tegen over gevoegd in de Refol. Gen. van 22, ]an. 1780. LX1V. roek. I789. Deeze zaak blyft fteeken. Schryven der Staa. ten aan Deene- ir.arken over den Oorlog in 't Noor- i den.  a88 DE REPUBLIEK DER LXIV. BOEK 1789 diensten, en bemiddeling aangeboden, doch met leedweezen gezien hadden, dat deeze poogingen, tot nog toe, van geene uitwerking geweest waren, en dat, door het ten einde fpoeden, van den Wapenftilftand, tusfchen de Koning van 'Deenemarken en Zweeden, de Vyandlykheden, weder op nieuw zouden kunnen beginnen, en de middelen van Bevrediging, des te moeilyker gemaakt worden, geóórdeeld hadden, in dit hachlyk oogenblik, hunne Vredelievende gevoelens, met allen nadruk, by den Koning, te moeten herhaaien. Waarom zy ten ernftigften aanhielden, „ dat zyne Deenfche Majefteit, „ door het aanneemen eener volkomene „ Onzydigheid, of ten minften door het „ verlengen van den Wapenftilftand, ge„ liefde te verhoeden, dat het vuur van „ den Oorlog, zich niet verder verfpreid„ de; als mede dat zyne Majefteit van „ Deenemarken, zich geliefde te vereeni„ gen, met de poogingen der Hoven van Londen en Berlyn, en van hun Hoog „ Mogenden, om den Vrede tusfchen de „ Oorlogende Mogenheden, op eenen „ vasten en duurzaamen voet, te helpen „ herftellen. Dat voorts hun Hoog „ Mogenden, als een handeldry vende Staat, ,, altoos te veel belangs gefteld hadden, „ in de rust van het Noorden, en in het „ evenwigt, waar op deeze rust moest „ gevestigd zyn, om ook niet, in deeze „ omftandigheden, alles wat mogelyk was „ te helpen aanwenden, tot bevordering „ VM1  VERENIGDE NEDERLANDEN. 289 van dat heilzaam oogmerk, en ziel „ vleiden, dat zyne Deenjcht Majefteit, „ deeze hunne poogingen, uit dat oog„ punt zou gelieven te befchouwen, er „ des te meer dezelve helpen bevorderen, uit aanmerking, van de Vriendfchap en „ onderlinge betrekkingen, welke van ouds „ tusfchen de Kroon van Deenemarken, „ enden Staat hadden plaats gegreepen." — Zy verwittigden dien Vorst, dat zy, dooi hunnen Staatsdienaar te Stokholm, ten Zweedfchen Hove, dezelfde Verklaaring zouden laaten doen, gelyk ook gefchiedde. (*) Engeland, de fterkfte bewerker in deezen, fchreef, door den Afgezant El liqt, aan den Deenfchen Staatsdienaar, Graaf van Bernstorff, ten deezen ty de, eenen aller nadruklykften Brief, waar in hy hem onder 't ooge bragt, de vertoogen ten Vrede weleer by,monde gedaan, de maatregelen tot het bevorderen daar van genomen; het Deenfche Hof aanmaanende, tot het behouden eener volkomene Onzydigheid. Ten aandrange hier van, onder andere, fchryvende. „ Maak „ 'er ftaat op, myn Heer! dat zo ras „ Deenemarken een Befluit, zo gefchikt „ naar den wensch zyner Vrienden, zal, „ genomen hebben, de medewerking des Konings van Deenemarken, tot herftel „ van eenen algemeenen Vrede, aan den „ Ko- (*) Refol. gen. 17. April 1789. XXII. Dekl. T lx1v. boek. 1789. Door Engeland hier ia onderfteund.  aoo DE REPUBLIEK DER LX1V. boek 1789. Gerust' ftellend Antwoordvan Dee. nemarhen. • „ Koning myn Meester, oneindig aange■ „ mam zal zyn, en ik mag 'er by doen, „ dat uwe Excellentie, de waare belan„ gen van Rusland, en de gevoelens van ,, Engeland te lang gekend hebt, dan dat „ gy niet erkennen zoudt, dat de Kei„ zerin van Rusland, de bewerking van „ eenen Vrede , niet beter, dan aan zyne „ Britjche Majefteit, en diens Bondge„ nooten, kan toevertrouwen. (_*) De Afgezanten der drie op de Onzydigheid van Deenemarken aandringende Mogenheden, kreegen eerlang ten befcheid, dat geen antwoord, van wegen Deenemarken , kon gegeeven worden, eer het Deen fche Hof een Postbode van het Rusftfche bekomen hadt. — Op het ontvangen hier van, deedt de Graaf van Bernstorff, deezen Afgezanten de troostryke weete, dat de Koning zyn Meester, altoos bezorgd, om den Vrede en rust te bewaaren, een Affchrift van het verzoek der drie Hoven aan de Alleenheerfcheresfe aller Rusfen gezonden, en dat de Keizerin, in antwoord daar op, toegeftemd hadt, dat Deenemarken, niet verpligt zou weezen den Onderftand, volgens een plegtig tusfchen hun geflooten Verdrag bepaald, te geeven; doch, onder deeze wel duidelyke bepaaling, dat de Hoven van Londen , Berlyn en Halland, op geenerlei wyze , den Koning van Zweeden byftand zouden (*) Deeze geheele Brief, is voor handen in de N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 701—705.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 291 den bieden; maar, in tegendeel, hunne goede dienften, in vereeniging met Deenemarken aanwenden, om den Vrede te bewerken. (*) Ingevolge hier van liet zyne Deenfche Majefteit, denAlgemeene Staaten eene Verklaaring ter hand ftellen, door zyn Afgezant, den Heer Schubart, hoofdzaaklyk van deezen gerustftellenden inhoud. Dat Deenemarken niet zou betrokken worden in den twist tusfchen Rusland en Zweeden; dat de onzydigheid van Deenemarken bevestigd was, en de Deenfche Vlag, voortaan dezelfde Veiligheid en Voorregten genieten zou, als in tyd van vollen Vrede. Met verzoek dat deeze zaak, ter algemeene kennisfe mogt gebragt worden; ten einde niet alleen alle Deenfche Zeevaarenden gerust te ftellén; maar ook alle verkeerde begrippen, welke by Kooplieden en Asfuradeurs mogten plaats gehad hebben, weg te neemen. Vroeger, hadt de Rusfifche Gezant Calitchef den Algemeene Staaten, eene vernieuwde Verklaaring overgeleeverd, de verzekering behelzende, van de Befcher-ming der Keizerinne, aan de Vlagge der Onzydige Mogenheden, in de Oostzee. Zy gaf by dezelve te verftaan, dat de naauwkeurigfte Bevelen gegeeven waren, \ aan de Bevelhebbers van haare Zeemagt ■in de Oostzee, om de volkomenfte befcher- ming (•) Univerfal Magazine Vol. XXXV, p. 107. T 3 LX1V. li o ek. 1789. Geruit» [teling der Rus. lifcbe Keizerinne en Zweeden 'oor de Scheep, 'aart.  Boa DE REPUBLIEK DER I.xiv. BOE «» I780. ming te verleenen, aan alle Koopvaardyfchepen, die zy, geduurende deezen Oorlog, in Zee zouden ontmoeten; dezelve geene beletzeis toe te brengen, of in hunne Vaard, na eenige Havens in de Oostzee gelegen, en werwaards zy bestemd mogten zyn, te verhinderen; maar in tegendeel dezelve, in geval van nood, alle hun mogelyke hulp en byftand te verleenen. Naa hier van uitgeilooten te hebben, de Koopvaardy Schepen, die Oorlogsbehoeften aan de Vyanden van Rusland zouden willen brengen, beiluit de KeizerinhaareVerklaaring,,, zodanige ver„ zekeringen, van welke de Keizerin nooit „ gedoogen zal, dat men afwykt, of dat „ daar aan, door haare Officiers, de min- fte inbreuk gefchiedde, zullen voldoen„ de zyn, om met tak en wortel, uit te ,, rooijen, al zodanig wantrouwen, welk „ nog by deezen of geenen plaats mogt „ hebben, omtrent de veiligheid van dee,, ze Zeevaard; terwyl haare Keizerlyke Majefteit verwagt, dat alle onzydige „ Natiën, zonder onderfcheid, zullen „ voortgaan, derzelven Handel in de ,, Noordzee te vervolgen, en zulks met gelyke gerustheid, als zy gewoon ge,, weest zyn, vóór het ontftaan der on,, eenigheden tusfchen Rusland en Zwee„ den. — Eene gerustftelling van gelyken aart, ontving de Onzydige Zeevaart van de Koning van Zweeden. (*) NauwCJ Rafil. gen. ij. Mey 17 89. laastgem. wai gedag-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 393 Nauwlyks der optekeninge waardig is het voorgevallene met den Keurvorst van Paltz Beyeren, die, in den aanvange deezes Jaars, door den Heer van Willigen, zynen Refident, een Vertoogfchrifc aan de Algemeene Staaten overleeverde, klagten inhoudende, zo over het bezetten der Tewezer-heide, in het Hertogdom van Gulik, door eenig Oostenryksch en Hollands Krygsvolk, als over het wegvoeren van eenige Scheidpaalen, en het plaatzen van twee andere op het Guliks Grondgebied. Bedryven door den Keurvorst aangemerkt, als een fchennis van het Regt der Volken , en een inbreuk op zyn Souverain gezag. De Gefchillen hier over gereezen, eerlang in der minne bygelegd, hadden geene gevolgen altoos. Van meer aanbelangs , en ook in de gevolgen op ons Vaderland, waren de Gefchillen tusfchen Keizer Josephus den II., in het nabuurig Brabant gereezen. Het twistvuur 't welk daar reeds eenen geruimen tyd gefmeuld hadt, begon, naa eene korte verpoozing , heftiger te ontbranden, en kondigde in die Nabuurfchap, de gewigtigfte Gebeurtenisfen aan. Gebeurtenisfen, die met het aanvanglyk voorgevallene in Frankryk te deezen Jaare, een zeer zonderling en treffend vertoon maaken , voor den Staat- en Menschkundigen Opmerker. Wy mogen ons niet toegeeven in vergelykingen. Kei- dagtekend 2. Juny 1789. N. Nederl. Jaarb. 17%$. T3 LX!V. boek. T"yP 9 K'ein verlchil met PaltzBcyeren. Brabantfche Onlusten.  5294 DE REPUBLIEK DER LXIV. BOEK. 1789. Grond der nieuwe misnoegdhedenaldaar. i ] 1 ( i J 1 i l Streng Bevel- ( ichrift , des Kei-1 zers. Keizer Josephus de II., hadt veele ontwerpen van Hervorming in 't hoofd, ving 'er eenige aan, bragt 'er zommige tot ftand. Het openen van een algemeen Kweekfchool, in den voorleden Jaare, hadt 'er geen opgang, en vonden de fterke middelen daar toe aangewend, veel tegenftands. De oneenigheden daar uit gereezen, lagen den grond tot verdere en hoogloopende gefchillen, voor eene korte wyl, door magt van Krygsvolk gedempt. In Henegouwen en Brabant hadt de Geestykheid alle gemoederen opgewonden, met ien Adel, en de Staaten de noodige maat:egelen, in 't geheim beraamd. Niet lang geleden hadden de laatstgemelden, den teizer, in de onderdaarigfte bewoordingen, verzekerd van hunne geheele te rug keeing, tot zyne Vaderlyke gehoorzaamheid. Huns bewilligden de beide opperfte Stanlen, in de Onderftandgelden, welke zy, ngevolge der affpraake, wisten, dat de ;ogenaamde derde Stand, beftaande uit le Afgevaardigden der drie Steden Brus"el, Mechelen en Antwerpen, zou weigeen. Een weigering, welke zy grondden sp de agtergebleevene herftelling "der Pro:esfien en Broederfchappen; teffens vorlerde men de wedergave, van alle opgeleevene Kloofters, en de onbepaalde afschaffing van alle nieuwigheden, in het luk der Geestlyke opvoeding. Dit hadt, in Louwmaand deezes Jaars, :en Bevelfchrift, ten gevolge van deezen Irengen inhoud! „ De weigering der ge- „ mee-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 295 „ meene Onderftandgelden, waar toe de „ derde Stand van myn Hertogdom heeft „ durven overgaan, zonder dat de eerfte „ Leden, de minste pooging gedaan heb„ ben, om daar in orde te {lellen, heeft „ alle myne verontwaardiging moeten op„ wekken, en noopt my om, van dit „ oogenblik af, voor Brabant te herroe„ pen, alle de toegeeflykheden, die ik „ haar beweezen hadt, en vooral die van „ de vergetelheid, wegens het voorgeval„ lene in de jongfte Troubelen, welke „ ik haar, in goedgunftigheid, hadt toege„ ftaan. Ik verbied tevens aan myn Ge„ neraal Gouvernement my verder eeni „ ge genade hoe genaamd te vraagen, hei „ zy 'voor die van den Burger-, het zy „ van den Geestlyken ftand deezer Pro „ vincie, of eenigen van hun in eeniger „ ftand te zetten. Ook fchort il „ alle laatere benoeming, tot de Brabant „ fche Abtdyen op, en myn Gouverne „ ment Generaal, gefterkt door den Mi „ litairen arm, zal na de Perfoonen vai „ alle Klasfen en Beroepen, in gemeld „ Provinciën, welke in de jongfte Trou „ beien zich fchuldig gemaakt hebben „ met de daad, met woorden, of doo „ gefchrifte, ten ftrikften onderzoel „ doen; ten einde hun te ftraffen, zo „ danig als ik, naar de gelegenheden „ gepast zal oordeelen. Naa de weige „ ring, die gylieden u hebt durven or „ derftaan, van de bewilliging in de Or „ derftandgelden, die billyk en onvermy T 4 » dÉ LX IV. BOEK. I789. I 1 J c c 9  206* DE REPUBLIEK DER LX1V BOEK. 1789 Ernftige waarfchuwing. „ delyk behooren opgebragt te worden, „ tot onderhoud van het Publiek Beftuur, „ ftaat U geenzins meer vry, in eenige „ zaak, de Blyde Inkomst (*) in te roe„ pen, achtende ik my niet langer tot „ dezelve verbonden, terwyl gylieden het „ van uwen kant, aan my als getrouwe „ Onderdaanen verfchuldigde, hebt dur„ ven ter zyde ftellen." Het Generaal Gouvernement, deedt dit Bevelfchrift, in alle Steden van Brabant aanplakken, vergezeld van eene ernitige Waarfchuwing, en de by voeging, dat, naardemaal zy boven dien onderligt waren, dat men, zonder eenige de minste onthouding, voortging met zeer berispelyke gefprekken te houden, ftrydig met het ontzag aan zyne Majefteit, en diens Gouvernement, verichuldigd, het Gouvernement de Ingezetenen verwittigde, dat zo wel de Civiele als Militaire Officiers bevel hadden , öm daar op, met de grootfte zorgvuldigheid, te letten. Als mede, dat het de wil van het Gouvernement was, dat alle Stads Magiftraaten, zonder uitftel een Bevel deeden afkondigen, op nieuw, alle byeenrottingen, en alle hoegenaamde beweegingen, ftrydig met de orde en de algemeene rust, verbiedende: op dat (terwyl (*) 't Is bekend, en verdient flegts voor weinigen herinnerd te worden, dat men door Blyde Inkomst, de Voorregten verftaac, die zo wel door het Volk, als door den Landheer, by diens ihhuUiging, bezwooren worden.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 197 wyl men aan de Vredelievende Inwoondeis de rust verzekerde, welke zy zouden bly ven genieten, indien zy zich wel gedroe gen,) het Gemeen intusfchen onderrigt wierd, dat in zo verre men voortging in ftrafbaare Gefprekken, en andere beweegingen; of dat men, uit hoofde van de te doene Onderzoekingen, in gevolge van de bevelen zyner Majefteit, eenigen tegenftand of belemmering ondervondt, de fchuldigen onmiddelyk gevat, en in de Gevangenis zouden gebragt worden. (*) De Staaten van Brabant, niet genegen, om de Priesterfchap, die met voorgemelde redenen van weigering, ter baane gekomen was, te onderfteunen, booger zich , op nieuw, voor den Keizer, bewilligden in de fchattingen, fmeekten om vergiffenis en genade: met de kruipendfte uitdrukkingen. Onder andere, naa bekentenis van misdryf, verklaarende; „ Ei „ wilt althans, ó Sire! Gy beste zo we „ als toeganglykfte aller Koningen, vooi „ het minst gedoogen, dat wy aan uwe „ Majefteit, eenige Perfoonen uit de drit „ Ordens mogen afzenden, om U t< „ fmeeken, niet alleen te willen aannee „ men de hulde, welke wy U hier voor „ loopig toebrengen van alle de vermo „ gens uwer Onderdaanen; maar voora „ van aan uw Volk, Sire! uwe goed „ gunftigheid, goedhartigheid en goeder „ tierenheid, in alle derzelver uitgeftrekt „ heii (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 161—165. T £ LX1V. BOEK. 1789. Der Staaten kruipendeOnderwerping. i l l  so8 DE REPUBLIEK DER LXIV. boek. I789. In Henegouwentot bukken genoodzaakt. Bedoelingen en „, heid, te willen wederfchenken; inzon,, derheid, nog van aan dit Volk te wil„ len laaten, de ongekreuktheid van des„ zelfs Staatswetten, onder welker zagten „ invloed, het zelve zich zo veele eeu„ wen gelukkig bevonden heeft!" (*_) De Keizer betoonde zich onaandoenlyk voor deeze Vleitaal, en nam die onderwerping niet aan. Gunstbetooningen weigerde hy den Brabanderen, even als die van Henegouwen. In deeze Provincie begeerde men voor den Keizer niet onder te doen. Groot was 'er de verbittering, over het ontilag des Hertogs van Aremberg, van diens Eerepost als Hoofdbaljuw, en het opdraagen van dit Ampt, aan eenen gehaaten Vreemdeling. De Staaten bleeven daar by hunne weigering. Het gemor en de geest van tweedragt werd 'er algemeen. Waar op het Gouvernement Generaal befloot, om ftrikte bevelen na verfcheide Plaatzen te zenden, en inzonderheid na Namen, om een gedeelte van de Krygsbezetting dier Stad, na Bergen te doen trekken. Door deezer komst, en die van Gelastigden, werd der Staaten Vergadering geftoord, en eindigde aldaar de wederlland, met de vernietiging van alle voorregten, en de gevangenneeming van de hoofden der misnoegden, (f) In Brabant, hoe diep over 't algemeen ook gebukt, onder het juk der vooroor- dee- (*) N. Neder/. Jaar!. 1789. bl. 351—357. (f) N. Neder/. Jaarb. 1789. b!. 358—360.  VERENIGDE NEDERLANDEN. -299 deelen en des bygeloofs, werden 'er gevonden, die 's Keizers Hervorming van eene gunftiger zyde befchouwden. Dit was het geval eeniger Regtsgeleerden, en niet weinigen onder de gegoedfte Burgers toonden zich vatbaar voor derzelver 011derrigting. In'sKeizers maatregelen, fchoon niet geheel goed gekeurd, erkenden deezen eene pooging, om den Invloed van den Adel, zo wel als van de Geestlykheid, te beperken, aan het Volk eene meerdere magt te verleenen, en bygevolge eene zekere nadering, tot het doel van het klein aantal Patriotten, die eene volkomene Vertegenwoordiging voor den eenigen vasten grondflag der Volksvryheid hielden. Deezen vleiden zich eenigen tyd, dat het gefchil tusfchen den Keizer en de Staaten, eene gunftige wending na dien kant zou neemen: dan, door de fchielyke herftelling der oude Staatsgefteltenisfe, verdween dit uitzigt geheel en al, en bleef 'er ilegts eene geringe mogelykheid over, om die Volksgezinde begrippen , onder de menigte te verfpreiden. Hier toe keurde men best, het aanleggen van Vaderlandfche Gezelfchappen, omtrent in dien zelfden fmaak, als de Burger Sociëteiten vóór de Omwenteling, in onze Bondgenootfchaplyke Gewesten. In deeze poogden de Regtsgeleerden Vonk , Verlooy, en meer anderen, op hunne Medeburgers te werken, en in een Land van algemeene duisternis, licht te verfpreiden. Deezer oogmerken waren aan zommige Per- LXIV. boek. 1789. Poogingen eeniger BrabantfchePatriotten.  300 DE REPUBLIEK DER LX IV. BOEK I7f?Q, Punter den Bra banderet door det Keizer ter over weeginge gegecven. Perfoonen uit den eerden Adel niet onbekend , en zy begunftigden dezelve onder de hand. Met al de betoonde onderwerping, hadt de Keizer niet uit het oog verlooren, dat de gebrekkige inrigting van den derden j Stand, de voornaame oorzaak was, van de laatde weigering der Onderdandgelden. Hy maakte zich dit oogenblik ten nutte, om, naa eene herhaalde afkondiging, tegen oproerige beweegenisfen, op eene buitengewoone Vergadering der Staaten van Brabant, een nieuwen vorm van deezen Stand voor te flaan, die denzelven tegen den bovenmaatigen invloed der beide anderen beveiligen zou, en den trots der drie, tot hier toe alleen vertegenwoordigende Steden vernederen. Opmerkeiyk genoeg, boven al om der gevolgen wille, zyn de vier punten, door zyne Majefteit ter raadpleeging overgegeeven. — Voor eerst; een vaste Onderdand, even als in Vlaanderen, dat is te zeggen, de onafgebrooke voortduuring der tegenwoordige gewoone Belastingen; ten einde te voldoen, aan den last van het Beduur, en de Verbintenisfen, wel eer door de Provincie aangegaan, zonder benadeeling van de Algemeene Vergadering der Staaten, welke 'sjaarlyks, als voorheen, zouden plaats hebben. Ten tweede. Het herdel van den derden Staat, op den ouden voet, geevende aan yyftien Steden Stem en Zitting, in plaats van alleen aan de drie groote Steden. Ten derden, dat  VERENIGDE NEDERLANDEN. 301 dat by alle Raadpleegingen, over de Generaliteits zaaken, ieder Orde een zuiver en eenvoudig beiluit zou neemen; en dat diensvolgens de wil der twee Ordens, de meerderheid uitmaakende, de derde zou noodzaaken toe te ftemmen. Ten vierden, dat, om voor te komen, dat de Raad van Brabant voortaan, tot verkorting van het Souverain gezag, geen misbruik maakte, van den Eed op de Blyde Inkomfte, zou gehouden zyn, alle Eedic ten, Reglementen, Ordonantien, en wat van dien aart meer was, op gezag van zyne Majeiteit gedaan, op de gewoone wyze te bezegelen en af te kondigen, mits die niet duidelyk aantoonden, dat men, tegen de meening van den Souverain. daar door wilde verkorten, eenig Artykel van de Blyde Inkamfts. of anders en daadlyk in zwang zynde Voorregten. Dat, ingevalle de Raad iets mogt vinden , in Edicten of andere Staatspapieren, ftrydig met de Blyde Inkomst, of eenig ander Voorregt, dezelve zou gehouden weezen, die twyfeling ter kennisfe van den Gouverneur Generaal te brengen» welke, naa de Gemagtigden der Staaten, van de Provinciën gehoord te hebben, 't geval ter kennisfe en beflisfinge, van zyne Keizerlyke Majefteit zouden overgeeven, naar wiens uitfpraak de Raad verpligt zou weezen, zich te gedraagen. Het Slot deezes Bevelfchrifts, hieldt in, dat de meening van zyne Majefteit hier op uit kwam, en dat van de voldoening aan de- LXIV. BOBKt I789.  goa DE REPUBLIEK DER LXIV. BOEK. I789 Deeze wierden verworpen, 't Geen de vernietiging des Raads van Brabant ten gevolge heeft. De gemoederen van den Keizer varvreemd. (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 85a—8 Brabantfe Patriotten, met negen gelaaden Karren, belaaden met negenhonderd Ponden Buskruid- en eenige honderden  VERENIGDE NEDERLANDEN. 311 den geweeren waren aangekomen, verzoekende te mogen weeten, hoe hy zich in dit, en dergelyke gevallen, te gedraagenhadt.(*) Dit gaf aanleiding aan hun Hoog Mogenden, om, te midden van gezegde maand, openlyk te verklaaren, ,, dat, hoe zeer zy geen voorneemen hadden, „ om aan Vreemdelingen, welke niet be„ hoorden, onder de Klasfe van Vage„ bonden, of Landloopers, (waar tegen „ zy vroegere Plakaaten inriepen) het in„ komen,"of verblyven op het Grondge„ bied van den Staat te verhinderen, maar „ wel mogten lyden, dat dezelve, zich ,, ftil en wel gedraagende, het zy in de „ Herbergen, het zy by de Ingezetenen, „ welke genegen waren hun in te neemen, „ zich ophielden. Dan konden zy niet „ gedoogen, dat dezelve, op plaatzen, on„ der hun Gebied gelegen , in welken zy „ aan de Ingezetenen, alle Wapening, „ en het formeeren van eenige Corpfen of „ Genootfchappen, verboden hadden (f), „ zich gewapend zouden vertoonen, of „ eenigen voorraad van Wapenen, Kruid „ of Ammunitie, met zich voeren, en „ Corpsgewyze excorteeren, noch ook „ Exercitiën van Wapenhandel verrigten, „ of in 't algemeen, iets doen, 't welk „ tegen hun Territoriaal gezag, en de „ ftandhebbende Orders en Plakaaten zou ,, aan- (*) R. L. Bouweks, Verantwoording aan zyne Committenten bl. 318. Cf) Zie onze Vadert. Hist. XIJ(. D. bl. 304. V 4 LXIV. BOEK. Afkondigingvan hun Hoog Mogenden deswegen.  LXIV. boek. I789. Een Committé der Staaten van Bra bant vergadert te Breda, (*) Re/el. Gen. 16. O ft. 1789. 512 DE REPUBLIEK DER '■' „ aanloop en." —- Hier tegen het neemen van alle voorzorgen den Officieren gelast hebbende, wilden zy ook, „ dat voorts, in 't algemeen, aan de reeds in„ gekomene Vreemdelingen, en die gee„ nen, welke nog zouden willen binnen „ komen, van deeze hunne meenihg en j? goedvinden, zou kennis gegeeven wor« „den, en voorgehouden, dat, byaldien zy genot wilden trekken, van de vrye „ Inkomst, en Verblyf öp het Gróndge„ bied van den Staat, zy zich ftil en „ rüstig moesten gedraagen, geen'over„ last aan de Ingezettenen veroorzaaken, „ en zich onderwerpen, aan de vastge„ ftelde Orders en Plakaaten, van deezen „ Lande. (*)" Eene Afkondiging als deeze belette niet, dat omtrent dien tyd, een Gezantfchap of Committé der Staaten van Brabant, zich na Breda begaf, om aldaar de verrigtingen van het Patriottisch Leger der Nabuuren te regelen. ' Zy lieten van daar te Hoogftmaien eene Afkondiging doen,' het gehoorzaamen van 'sKeizers bevelen verbiedende, en allen uitvoer na Holland openzettende. Ingevolge van welke Vryheiiverleening onmiddelyk eenè groote menigte Karren uit Brabant j na de Leur , Oudenbosch en Breda, vertrokken. Hee houden der gemelde Vergadering, de weigering der Algemeene' Staaten om van der  .VERENIGDE NEDERLANDEN. 313 der Noot , die zich met duistere bedoelingen, nu en dan in 'sGravenhaage onthieldt, op aanzoek van den Keizerlyken Gezant, uit te leeveren, wekte ergdenkingen by de Oostenrykfche Regeering, ol ook van hier de Party der misnoegden onderfteund, en met zydelingfche oogmerken gefterkt wierd. Iets 't welk niet onopgemerkt bleef; en waar van de fpooren, zich naderhand vry blykbaar op deeden. (*) In Brusfel, waar men allen voorzorg gebruikte, om den Opftand ejders in den Lande gaande, voor te komen, deedt men onderzoek na Wapentuig. Der Staaten 'Af (*) Wy zullen, het volgend jaar befchryvende, gelegenheid vinden, om des nadere blyken by ts brengen, genoeg hier aan te flippen, dat de Baron Hov, den twee en twintigften van Wynmaand deezes jaars, eenen Brief, fchreef over de Bra bantfcbt Patriotten, en over de klagten van hei Oostenrykfche Gouvernement, ten opzigte van de handel wyze, welke men met dezelven liieldt. — AU mede een Stuk van den Minifter te Brusfel, At Graaf van Trautmanssdorf , aan hun Hoog Mo' genden, daar toe betreltkelyk; en een Nota, daai pp flaande* van den Secretaris Schraut, ir ''s Gravenhaage aan Fagel overgegeeven — Doel het geen meer klemt, dat hun Hoog Mogendei toegedaan hebben, het verzoek van A. van Adiuc hem , op den negen- en twintigften van Slacht maand 1789, om wedergave van Verfchotten, in de zaak der Brabantfcha Patriotten), door hen gedaan, als mede om zyne Vacatiën en Verfchot ten, als Hoofdfchout van Breda, ten dien op zigte, te mogen in rekening brengen R. E Bouwens, Verantwoording aan zyue Committen ten. bl. 329. v5 LXIV. boek, I789. Klagterj van de Baron Hop, wegens 1 t  3H DE REPUBLIEK DER LX.V. boek. T789. het willen doorzoekenvan zyn Hnis. Afgezant, de Baron Hop , vondt zich daar door, gelyk hy fchreef, in de harde noodzaaklykheid, om aan den eerften Staatsdienaar der Brusfelfche Regeering te klaagen, over eene belediging hun Hoog Mogenden, in zyn Perfoón aangedaan. Dezelve beftondt hier in, dat een Officier, met zeventien mannen der Krygsbezetting, voor 's Afgezants deur verfcheen: eene verklaaring eifchende, dat 'er in het Huis geen Wapenen noch Ammunitien waren, of dat hy het anders moest doorzoeken. De Heer Hop , deeze boodfchap verftaan hebbende, verzogt dien Officier te fpreeken; en op de herhaaling van dien last, vroeg hy na een fchrifdyke Orde, en kreeg ja ten antwoord, ook dezelve te zien, en nam 'er een affchrift van. Hy bragt den Officier onder 't ooge, dat deeze Last niet door zyn Excellentie getekend was; dit hadt het brusk Krygsmans antwoord ten gevolge, „ dat hy geene Orders van zyne „ Excellentie kende; geene dan die van den Commandant Generaal eerbiedigde, ,, en deeze ten uitvoer bragt! — Naa eenige oogenblikken bedenken, voegde de Afgezant hem toe, „ de Orders van „ den Commandant Generaal niet te ken,, nen; doch dat hy, om allen gerugt, „ voor te komen, wel wilde verklaaren „ geene Wapens of Krygsvoorraad te heb„ ben; en dat hy voor de zynen, in dee„ zen, inftondt." Terwyl dit onderhoud duurde, bleef de gewapende Manfchap, voor de deur des Afgezants in orde ge- „ fchaard;  VERENIGDE NEDERLANDEN. 315 fcha'ard; en trok een zeer groote menigte volks om den afloop van dit vreemd bedïyf te zien. „ Het was niet anders te begrypen," laat de Heer Hop op deeze berigtgeeving volgen, ,, dan dat deeze „ daad, een der openbaarde fchendingen „ van het Regt der Volken was, mede„ brengende eene openlyke kleinagting, 9, voor een Geprivilegeerd Huis, door de „ Wapenen der Republiek kennelyk." — Deeze handelwyze was, gelyk hy 'er ten flot by voegt, „ teonverwagter, dewyl men „ ze zich veroorlooft hadt, in een tyd, dat zyne Meesters niets verzuimden, het „ geen bevorderlyk kon zyn, tot het aan- kweeken der welwillenheid en vriend„ fchap zyner Keizerlyke en Koninglyke „ Majefteit, en hy dus niet twyfelde, „ of het Gouvernement zou, aan hun Hoog „ Mogenden, de blykbaarfte voldoening „ geeven, wegens een zo merkelyken hoon, „ zo openlyk, en met voorbedagten raade aangedaan." 't Leedt vyf dagen eer de Heer Hop antwoord ontving op deeze klagte en eisch. Een antwoord zeer voldoende, 't Zelve hieldt in, dat het aan 't Gouvernement Generaal leedt deedt, te verneemen, dat de Baron Hop, in't geval was gebragt, om de gedaane klagten uit te ftorten. Het zou de gegrondheid dier klagten niet betwisten ; maar zeer bereidvaardig aan den Gezant verklaaren, dat de ftap, die 'er het onderwerp van uitmaakte, gedaan was buiten kennis van het Gouvernement Ge- ne- LXIVV boek. 1780. Voldoening hem des wegen geichonken.  3i6 DE REPUBLIEK DER LXIV. jsoek neraal. Dat, terwyl het zelve de agting . aan heg Character van vreemde Ministers verfchuldigd te wel kende, om maatregelen geftand te doen, welke tegen de algemeene gebruiken mogten aanloopen; dat deszelfs gevoelens en beftendige gedraagingen , voor ahes, waarin hun Hoog Mogenden belang fielden, "'en tevens het vertrouwen, 't welk de Perfoon van Hoogstderzelver Minister genoot, genoeg zou ftrekken', om zich verzekerd te hóuden, dat Hoogstdezelve, de zaak niet anders kón aanzien, dan als het uitwerkzel èener Misvatting, zo als dezelve waarlyk was. ; Den Baron Hop , voegde het Gouver^ nement Generaal 'ér nevens, was wel bekend, welke omftandigheden de noodwendigheid daar gefteld hadden, van eene fchielyke Ontwapening te Brusfel. De middelen, welke men tot dat einde, hadt moeten in 't werk ftellen, hadden grooten fpoed geëischt. Dje verhaasting,' hadt aanleiding gegeeven, by de Militairen, 'tot the verwarring, van welke de flappen, ten opzigte van vreemde Ministers voorgevallen , de gevolgen geweest warén. Dit bleek uit de verklaaring in deezen, door den Commandant Generaal d'Alton, gegeeven, eh het Gouvernement kon, onder het betuigen van al zyn leedweezeri, wegens het gebeurde, geen fterker bewys geeven, van zyne oplettènheid, in het beantwoorden aan de gronden van vertrouwelykheid, en vriendfchap, tusfchen de wederzydfche Souverainen beftaande, dan  Verenigde Nederlanden. 317 clan voor eerst den gemelden {lap af te keuren ; en door den Nederlandfchen Gezant melding te doen, van de aanbieding clie de Commandant Generaal deedt^ eri nam het Gouvernement te zeer ter harte, deszelfs denkwyze, omtrent hun Hoog Mogenden aan den dag tê leggen, om zich niet bereidvaardig té verklaaren, op zodanig eene wyze, als volkomen aan Hoogstderzelver wenseh moest beantwoorden. • , , Een nevensgezonden Affchrift van d'Al.ton hieldt in, dat het gebeurde aan enkel Misverftand, moest worden toegefchreeven, 't geen te minder te voorzien was i dewyl hy, ten deezen opzigté, de itelligfte Orders hadt afgevaardigd^ dat hy^ tot meerder voorzórge bevolen hadt, een Dnder-officier aan de Hotels der vreemdé Ministers af te zenden, met last, bm daar te blyven wagten, tot de aankomst van den Officier, die het Huisbezoek na de Wapenen zou vèrrigten, om deezen tè zeggen,, dat hy voorby moest gaan; dat deeze Officier, verzuimd hebbende den gegeeven last uit té voeren, daar door gelegenheid gegeeven hadt, tot de regtmaatige klagten van den Afgezant Hop. Byaldien het Gouvernement hetgöed vondt, zou hy den Majoof, wiens verzuim aanleiding, tot dit Misver/land gegeeven hadt, bevelen des veifchooning by dén Heer Hop, te gaan vraagën, overeenkom ftig met een eigenhandfchrift diens Onder-officiers; en zelfs dat deezen arrest zou opge- - ' • » - DOEK,  gi8 DE REPUBLIEK DER LXIV. Boek. 1789. Nadere voorzorgen der S.aaten. Van Crumpipen losgelaatenen uitgebragt. gelegd worden, tot herftel der belediging, waar over die Staatsdienaar zich beklaagde, indien hy zulks vorderde, wegens iets zonder opzet gefchied. (*) De Staaten namen genoegen, in deeze ontwikkeling des voorvals, en dit gegeeven antwoord. Zy deeden meer, fchreeven de Hoogfchouten, Drosfaarden, Balj uwen , en andere Geregtsperfoonen, in de Landen der Generaliteit aan, om zich, ten opzigte van de Uitwykenden uit Brabant, niet alleen ftipt te gedraagen, volgens de Bekendmaaking jongst gedaan (f); maar om desgelyks, wanneer zy eenig vermoeden mogten hebben, dat door deeze, eenige Önderdaanen of Officieren, op het Grondgebied van den Staat, tegen hun wil en dank, werden ingebragt, of vastgehouden, of in gevangenis gefteld, des naauwkeurig onderzoek te doen, en die Perfoon in vryheid en veiligheid te doen ftellen. Dat dit geen enkele woorden waren bleek, wanneer de Canfelier van Crumpipen, door een party der Patriotten opgeligt, en in Breda gevanglyk weggevoerd , op aanzoek van den Heer Schraut , met de zaaken des Keizers, in 'sGravenhaage belast, niet alleen, op bevel der Staaten, in vryheid gefteld; maar in een rydtuig, met vier paarden befpannen, begeleid door twee- en dertig Dragonders, van (*") .v, Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1470—1474. (t) Zie hier boven bl. 311.  31 e Canfelici- van crtjmpipen uit Breda gcbragt en begeleid .   VERENIGDE NEDERLANDEN. 319 van Breda, op Brabantfchen bodem gebragt wierd. —- Een Patriottifche Krygsbende, 1 op ruim vierhonderd Man begroot, door den Generaal van der Mersch , en den Capitein Graaf van Berlon aangevoerd, hadt, by het wyken voor 'sKeizers overmagt, deezen Canfelier in handen gekreegen, vervolgens hunne wapenen te Zunderi en in andere Generaliteits Dorpen afgelegd; zy vonden zo te Breda, als in de omliggende Plaatzen, eene veilige wyk. Gemelde Zaakbezorger des Keizers, vorderde meer. Drie zyner hoofdeifchen1 kwamen hier op neder. Dat hun * Hoog Mogenden, de Brabantfche misnoeg-1 den, die zich op 't Grondgebied des Gemeenebests bevonden, zouden doen ont- . wapenen. Dat zy niet alleen in vryheid zouden doen Hellen, den Canfelier van Crumpipen, maar ook den Groot Baljuw van Turnhout, en diens Broeder, gelyk ook eenige Commifen van den Tol, door .de Misnoegden op der Staaten Grondgebied gevoerd. — Eindelyk, dat zy den Advocaat Hendrik van der Noot , die te meermaalen, zich op der Staaten Grondgebied bevondt, zouden doen vasthouden. Ligt viel het hun Hoog Mog., omtrent de twee eerste verzoekpunten te antwoor-1 den.. Wat het eerfte betrof, haddpn zy j de no.odige bevelen gegeeven, die ook , reeds ten uitvoer gebragt waren. — Aangaande het tweede, verzekerden zy nimmer'te zullen gedoogen, dat iemand, wie het LXIV. ioek. I789. Drie loofdi fchen an den keizer. Hoe wee derelve bene- voord.  320 DÊ REPUBLIEK DER BOEK. I789. , Wat zy op den eisch om van der Noot gevangente neemen zeg= gen. het ook wezen mogt, op hun Grondgebied, zou gevangen gehouden . worden» In het geval van den Canfelier Crumpipen , hadden zy des reeds een voorbeeld gegeeven: en yermids hunne Bevelen niet. tot dat geval bepaald waren , zy dezelve nog ten overvloede herhaalden, zich voorts verzekerd houdende, dat het Goüverne-, ment Generaal, wel aan hun zou willen overlaaten, om de fchending van' het Grondgebied, zulker wyze te ftraffen, als de aart der omftandigheden zou vorderen, Brêedfpraakiger , lieten hun Hoog Mogenden zich uit, over de voorgeftelde Gevangenneeming des veelgerugtsmaakenden van dér NooTS. Zy befchreeven hem als by hun niet bekend , verzekerden ,. dat hy geenzins hunne byzonderc Befcherming genoot, en dat het Manifest, waarvan men gewaagde, nimmer, op èène Officieele wyze, in hunne Vergadering was overgebragt. Met verdere betuiging „ dat daarenboven de Conftitutioneele Vryheid der Republiek medebragt, om ieder, die zich der burgerlyke Zamenleeving niet onwaardig maakte, in dezelve de befcherming der Wetten te laaten genieten. Ook;' hadden hun Hoog Mogenden, gelyk zy. betuigden, „ zich nimmer beklaagd, aan „ eenige der nabuurige Mogenheden, by „ welken aan Lieden, die daadlyk deel' „ gehad hadden, in de Troubles van de' „ Republiek , niet alleen een fch uilplaats ï ,, maar zelf gunsten en byzondere blyken 5^ vafi ondérfcheiding gegeeven waren: of' ■ 3, feboon  Verenigde Nederlanden. 32*' \i fchöon het hun Hoog Mogenden, niet „ onbekend was geweest, dat zorhmigen i 9i dier Perfoonen, op eene wyze, welke hun Hoog Mogenden niet aangenaam ,„ heeft kunnen zyn, die gunftige vry„ heid hadden misbruikt. C*J Dewyl nu reeds aan de twee eerste verzogte Punten voldaan was, „ twyffelden hun „ Hoog Mogenden met, of men zou, op „ 't geen van der Noot betrof;, niet ,k meer aandringen." Terwyl zy in den aanhef huns antwoords, hunne verwondering te kennen gaven, over den inhoud der klagten van het Gouvernement van Brabant, 't welk zy veronderftelden, dat door valfche Berigten was bedroogen geworden. Om de opfpraak, dat dë Staaten on-, dershands, de poogingen der Brabantfche en Vlaamfche Patriotten begunftigden, en Veelvuldige onderfteuning toe fchikten, of althans zulk een bedryf, door de vingeren zagen, te weeren, gaven zy 's Keizers Wagtfchip, van voor Lillo, door de Brabantfche Patriotten weggenomen, en na Bergen op den Zoom gezonden, op 'sVors ten aanzoek, weder over. Voor welke te rug gaave, als mede voor de handelwyze, in 't geval van Cr ümpipen gehouden, 's Keizers Zaakwaarneemer in 'iGravenhaage, hun Hoog Mogenden, uit naam (*) Men vergeljke hier mede, het door oris ofgetekendehier boven'aio—aia» XXII. Deel. X LXIV» OEKé GeeTCE iet Wagt"chip van roor Lil' !o weggenomen weder en ivorden tiier voor sedanku  312 DE REPUBLIEK DER LXIV. i BOEK i t?8q. KeizerJvk Krygsvolk in Huis opgenomen. laam van het Gouvernement der Oostenykfche Nederlanden, bedankte. Tot een blyk van onzydigheid in déesen, voert men desgelyks aan, dat de Keizerlyke Bezetting van het Haazegras, Dp de aankomst der Patriotten , ruim ionderd man fterk, by zich hebbende werfcheide Karren met Oorlogs voorraad, ;n twee ftukken Gefchut, waar uit zy i/yf Eere fchooten deeden, en vervolgens hunne Vlag opheisten, de vlugt namen, ïn na Sluis in Vlaanderen weeken. In 3en nagt kwamen zy voor de Barrière der Poort, en lieten berigt van hunne komst, lan den Krygsbevelhebber dier Veste geeyen. Op de vraag, „ wat zy daar kwa„ men doen?" gaven zy ten antwoord, „ dat zy in de Stad, eene Vryplaats te„ gen de Vlaamfche en Brabantfche Patri„ otten zogten." Aan het beding, dat ïy hun Geweer en Wapens moesten afleggen , voldeeden zy gereedlyk, en werd dit Krygshoopje ontwapend na de Hoofdwagt gebragt, voorts gehuistvest met ver-^ lof om vrylyk door de Stad te mogen gaan. De Vestingen Lillo, Liefkenshoek, en de Kruisfchans, vielen in handen der Patriotten. Zy vernagelden 'er het gefchut en verlieten dezelve. Te midden van dit alles, namen de. zaaken, in die Gewesten, voor den Keizer dien keer, welken wy vermeld hebben. (*) Het verder lot dier (*) Zie hier boven, bl. 509.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 323 dier mbuurige Gewesten, en wat zulks voorts, ten opzigte van ons Vaderland, baarde, loopt thans buiten ons beftek. Zints Zeeland, inden Jaare mdcclxxxiv. eenen voorflag deedt, en volgens den Raadflag daar op door Holland uitgebragt, een Befluit der Bondgenooten gevolgd was, om twee Commisiien te benoemen, Waar van deeze de öuotas zou herzien, en de andere het Defenfieweezen van den Staat befchikken, hadt men, in 't volgend Jaar, tot die beiden, uit de onderfcheidene Gewesten, Gelastigden benoemd. (*) 's Lands veelvuldige lotgevallen, en de daar uit gereezene verandering van Perfoonen, hadden, behalven de omflagtigheid des werks, te, wege gebragt, dat zy, die beftemd waren, om den Staat der Verdeediging te onderzoeken, de middelen tot verbetering van denzelven uit te denken, en voor te draagen, met dien arbeid , naa het tyds verloop van ruim vier jaaren, eerst gereed waren. Ook gaven zy, by de overleevering in Wynmaand deezes Jaars, te verftaan, „ dat hunne 5, werkzaamheid, ten minsten die werk„ zaamheid, waar van meerder vrugts kon „ worden verwagt, gedagtekend moest „ worden, van den tyd der gelukkige „ Omwending van de zaaken in 't Ge- meenebest." Het Verflag op zich zelven maakt een Boekdeel uit, en kunnen wy (*) Zie onze Vader!. Bist. Vill. D, M. %6 &$« XI. D. bh 157. boek» I789. De Gelastigdentot het Défenfie» weezen van den Staat doen Veï* flag.  3»4 DE REPUBLIEK: DER LXlV. BOEK. I789. Hoezy zich, wegens hun arbeidhooren iieten. t 9 i 5 9 1 wy Ons, zelfs ter aanltipping der hoofclzaaken, niet inïaaten. Alleen mogen wy niet voorby, om, behalve het kleine trekje onmiddelyk opgegeeven, het Slot deezesVerflags meerendeéls te plaatzen. „ Wy hebben," dus fpreeken zy, „ ia ,j de behandeling van dit alles, een wee„ zenlyk genoegen beproefd: om datwy „ getragt hebben, het algemeen welzyn, „ nooit uit het ooge te verliezen; ten „ einde ons, van den eenen kant, hee „ vertrouwen van U Hoog Mogenden, >i en van de Bondgenooten waardig te i, maaken, en ons, van den anderen, „ eene gepaste aanfpraak, op de dank,, baarheid van Nederlandsen Volk, en van , de Naakomelingfchap, te verzekeren, , Wy zeggen dankbaarheid, Hoog Mog* , Heerenl en zo wy ons daar van een , gedeelte voor ons zeiven toeëigenen, , zo bekennen wy teffens gereedlyk, dat , wy de fource daar van moeten zoeken, , in het vertrouwen, waar mede wy ons , hebben vereerd gevonden. Waren U , Hoog Mog. en de Staaten der respecs tive Provinciën niet overtuigd geweest, , dat 'er, in de onderfcheide takken van , dè Regeering deezer Landen, veele en s weezenlyke gebreken waren ingefloopen, , waar door het noodig wierd, om de j zaaken, die de Unie, en het Genej raale Bondgenootfchap aangingen, te , onderzoeken; zo ware ons ook gee, ne voldoende gelegenheid gegeeven , geweest, om onzen yver, op eene  VERENIGDE NEDERLANDEN. 325 „ zo folemiïeele wyze aan den dag te j, leggen; en daar voor bieden wy U „ Hoog Mog. by deezen, op het plegj, tigfte, onzen dank aan. Wy getroos?, ten ons gaarne de moeilyke langwylig„ heid, met welke wy in den loop onzer „ Deliberatien, hebben moeten woriïelen, „ in de hoop, dat wy eenigermaate, hn„ mers voor Zo veel zulks, in ons ver„ mogen heeft gelegen, aan de algemeene verwagting beantwoord mogen hebben. „ Deeze is dan de derde Epoque, in „ de Gefchiedenisfen deezer Landen, die „ de Bondgenooten hebben voorgefchikt, om te ïtrekken tot Herziening, van ingekroopene gebreken, en om de Conititutie der Regeeringe van dit Bondgenootfchap, op oude en duurzaame „ fundamenten, te vestigen. — Indien het ons geoorloofd ware, die Epoques, in „ hunne oorzaaken en gevolgen, te mogen 9, kenfchetzen, wy zouden, in een klein „ beftek, voor oogen zien, dat dusdanige „ groote poogingen, van weinig vrugts ,, altoos moeten zyn, wanneer zy niet „ vergezeld gaan, met een onwankelbaar ,, voorneemen, om dezelver eerfte doel,, eindens, nimmer uit het hart te verlie„ zen; en wy zouden door een zodanig be,, ftek, indien deeze laatfte pooging, in het lot van de eerften mogte deelen, de „ kragtigfle beweegreden aan de Naako?, melingfcgap opleeveren, om den voor?, fpoed van het Gemeentbest, voortaan X 3 ,s meer- LXIV, SOEK. l)»89.  325 DE REPUBLIEK DER LXiV. SOEK. I789, „ meerder door het ftunen, dan door het „ gemzen van gebreken, te bevorderen. „ Maar, zonder te treeden in eene ver,, gelyking van tyden, welke ons te verre „ zou afleiden, zo zal het tot ons oog„ merk voldoende zyn, nog voor een „ oogenblik te gedenken, aan de gebeur„ tenisfen, waar van deeze Republiek, „ geduurende eenige jaaren, het ongeluk- kig tooneel is geweest, en welke dezels, ve, geduurende die jaaren, tot eene „ zodanige onvoorbeeldige laagte, en ver„ legenheid, hadden gebragt, dat alle de „ groote zaaken, zo ten aanziene van de „ Buitenlandfche Belangens, als van de „ Inwendige Orde, Regeeringen Conrtï„ tutie, ten eenemaal werden verwaar„ loosd; zo dat 'er geen middel fcheen „ overig te zyn, dan de toevlugt te nee„ men, tot het Exempel der Voorvade„ ren,|in tyden van nood, om door het „ benoemen van buitengewoone Vergade„ ringen, zamengefteld uit Leden van „ alle de Provinciën van het Bondgenoot„ fchap, aan dezelven een gereeder mid„ del aan de hand te geeven, om met „ een geest van infchikkelykheid, en ,5 onderling vertrouwen te overleggen, en na te gaan, op wat wyze, de inge„ kroopene abuizen, en oude en weezen„ lyka gebreken, zouden kunnen worden „ verbeterd; ten einde door het neemen », van cordaate Refolutien, het geheele lf verval van het lievp Vaderland te voor„ komen. 5) Dee-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 327 ,, Deeze Commisiïe was dan haare ge„ boorte verfchuldigd, aan het ongeluk „ der tyden, en het was te midden van „ de ongelukkigüe tyden, dat wy eenen „ aanvang moesten maaken met de deli„ beratien over importante Punten, waar „ van U Hoog Mogenden, en de Bond„ genooten, ons het Onderzoek hadden ' aanbevolen. Important waren dezelve ' voor/eker J De ftaat van 's Lands magt " ter Zee en te Land; de herftelling of verbetering van 'sLands Frontieren, met ' het geen daar toe behoort; het beftuur ' van den Oorlog te Lande en te Water, " eene bepaaling, omtrent de Jurisdictie ' Militair; — en voor eene andere Commis" üe nevens ons, het regelen van de aan), deelen der Respective Provinciën, in ., de algemeene Lasten van het Bondgenootfchap, en een onderzoek, over het ' gebruik, 't welk van de Penningen der l\ Unie, tot foulaas der Penningen van de respective Bondgenooten, met be, trekking tot de algemeene Defenfie, zou behooren te worden gemaakt. Deeze „ waren ieder afzonderlyk, en in derzei* „ ver zamenhang, zaaken van het aller„ uiterfte aanbelang, en welke nimmer te „ gelyk, binnen den kring van eenig Lic„ haam van Regeeringe, of wettige By„ eenkomst van een aanzienlyk getal Re,, genten, waren gebragt geweest. ;, Dan, Hoog Mog. Heeren! onze mt, zigten, by het aanvaarden van deezer X 4 >j iast' LXIV. 3 O £&. I789,  32p DE REPUBLIEK DER LXIV. SOEK. „last, waren ten uiterften fomb.erJ.ea „ welke hoop konden wy ook voeden, „ om eefrigermaate aan denzelven te vol» „ doen ? Want hoe dringende de nood; „ was, hoe grooter de indragten op de „ Grondwetten van den Staat; hoe hevi,, ger het misverftand, tusfchen Bondge„ noot en Bondgenoot, hoe losfer de „ band der Unie; hoe minder vrugts wy ,, ons van ons werk konden belooven. — „ En ware het niet geweest, - dat wy „ voor ons het oog fteeds hielden gevestigd op die zelfde Voorzienigheid, welke zo zigtbaar de opkomst van dit ,, Land hadt beftuurd, en hetzelve zo ,, dikmaals voor den ondergang bewaard; „ met het vertrouwen, dat toekomende „ gebeurtenisfen, onzen byzondere yverij „ voor het algemeen belang, mogelyk „ nog van eenige vrugt zouden maaken•. „ zo hadden wy bereids toenmaals onzen i, last, in den fchoot van U Hoog Mog'. „ wederom nedergelegd. Gebeurtenisfen, die wy niet konden „ voorzien, wakkerden onzen yver te gë„ lyk, met onze hoop aan, en eene ge„ denkenswaardige Omkering van zaaken, ,, zette ons een nieuw ïeeven. by, toen , eerst konden wy, met uitzigten op eenen , gelukkigen uitüag, de handen aan het , werk liaan; en op grond van eene oor ■ ,, fpronglyke Unie, voorflagen aaq U , Hoog Mog., tot verzekering van het , algemeen geluk, opdraageq, welke an- „ der-  HERENIGDE NEDERLANDEN. 329 9, derzins noodeloos, maar thans gefchikt a, mogen zyn, om eenmaal alle die heüzaame eindens te bereiken, „ Wy zagen teffens met genoegen, dat, a, door de Herftellinge van 's Lands Re„ geering, in haare voormaalige vorm 3, en gedaante, ons een gedeelte van on„ ze taak was afgefneeden; —- maar wy „ zyn, van den anderen kant, gelukkig „ genoeg geweest, omtrent dat geene, 9, 't welk ons overfchoot, zodanige ver> ,, beteringen voor te draagen, zodanige 9, voorzieningen aan U Hoog Mogenden, „ met concurrentie van den Heer Erfftad,, houder, aan te bieden, als waar by , een geregelder voet, op verfcheide tak„ ken der Regeeringe wordt beichikt; de „ wyze van het Beduur, meerder naar ?, de belangens van het Bondgenootfchap „ ingerigt, de finantieele vermogens, in 9, zommige opzigten vermeerderd en ge?, fterkt; de hoognoodige harmonie, on„ der de Leden van een en het zelfde 9, Lichaam, aangemoedigd en bevorderd; „ en wy moijen gerustlyk daar by voe9, gen, zo alle die voorilagen gebouwd „ zyn, op de zuiverfte en onwraakbaar„ fte grondbeginzelen van de Unie, wela, ke de hoofdfchakel is, waar aan wy „ ons hebben vast gehouden; en zo geene „ van die*voorilagen, eenige de minfte „ kwetzing, aan die grondbeginzelen kan ,, te wege brengen; zo wy ingewortelde „ vooroordeelen hebben beftreeden; en „ aangetoond, dat met vaarwel zeggen X S „ aa« LXÏV. SOEK.  33© DE REPUBLIEK DER LXIV. BOEK I780, Aanmerkingenhier op. i i 1 „ aan die vooroordeelen, en aan de in„ gebeelde byzondere belangens, waarop „ zy waren gefchoeid, het algemeen voor„ deel wordt behartigd, en dat zelfde byzondere belang, niet uit het ooge „ yerlooren, zo mogen wy ons ook vlei„ jen, dat 'er by de Bondgenooten, die „ deezen onzen arbeid zullen herzien, „ goede wille, verftand en cordaatheid, „ genoeg zal gevonden worden, om den „ bloei en het welzyn van het dierbaare „ Vadeiland, door het neemen van fpoe„ dige en efficacieufeRefolutien, voorlan„ ge te verzekeren. — Dan, welk ook het „ gevolg, van deeze onze Deliberatien „ moge zyn, wy hebben onzen last „ volbragt, en kunnen ons in deezen „ houden voor gedefungeerd, en wy mo„ gen vervolgens, dit ons geheele werk „ befluiten, met het onwaardeerbaar ge„ noegen, dat het aan ons niet zal heb„ ben gehaapert, dat een zuiverder Con„ ftitutie, en een ruimer maate van ge„ luk, tot de laate Naakomelingfchap „ worden overgebragt." Genoegen gaf ditVerilag, met dankzegSinge by hun Hoog Mog. ontvangen, met beEluit om het zo fpoedig mogelyk af te drukten , en aan de byzondere Gewesten rond te senden, onder aanmaaning, tot het neenen van heilzaame en fpoedige befluiten, )p het zelve. (*) Het omflagtig ftuk werks, (*) Men vindt dit omflagtig Stuk, in de Zaake* an Slaat en Ourlog, by Allart, VU. Ü. bl.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 331 werks, behelsde, naar gelange der uitvoerigheid , hoe veel ophefs 'er veelen van 1 maakten, naar anderer oordeel, niet veel byzonders. Het gemak, waar van hier boven gefprooken en geroemd wordt, der Commisfie bezorgd, door de Omwenteling, hielden veelen voor oorzaak, van gebrekkigheid in een en ander opzigt. Die eigende Omwenteling weerde uit de Commisfie kundige en braave Leden. Zulks hadt ten gevolge, dat, by dit Verflag, volftrekt geen eene verandering of verbetering werd voorgefteld, omtrent het Beduur, de Inrigting, het Bewind of 't Gebruik der Landmagt. Byzonderheden, die by eene Commisfie van eenen anderen {tempel, of in een ander tydsgewricht, wel deegelyk in aanmerking zouden genomen, en verbeterd weezen. Men herinnere zich flegts, hoe veel de Staaten, in onderscheidene Gewesten, vóór de Omwenteling, ten dien aanziene, reeds ter verbeteringe daargefteld, of den weg tot verdere verbeteringen, met den vinger aangeweezen hadden. Het daaromtrent verrigtte, werd thans vernietigt. Omtrent de Zeemagt van den Staat, liet men, in dit Verllag, alles bykans op den ouden voet; behalveneen Voorftel, reeds, by die Commisfie, vóór de Omwenteling, ont- 129—317. Als mede in de N. Nederl. Jaarb. vt» 1789. bl. 1155—1367—1485—I73I. LXIV. (O EK.  3S2 DE REPUBLIEK DER LXIV. BOEK> Nieuw plan van den Prins wegens ontworpen, om in ftede van vyf, niet meei? dan één Admiraliteits Collegie hier te Lande te hebben. Dit was het beftreeden vooroordeel, van welks beftryding het opgegeeven Slot des Verflags, met zo veel ophefs, fprak. Doch, hoe noodwendig deeze Hervorming, nevens zo veel andere, die voorheen, door verfcheide Vaderlandlievende Staatslieden aangeweezen waren, zyn mogt; hoe zeer 'er geene andere Zeemogenheid bekend is, die meer dan ééne Admiraliteit heeft, het belang waarfchynlyk van zo veele Regeeringsleden, die voor zich zeiven, of hunne Bloedverwanten en Vrienden, uit het aanneemen, van die voorgeflaagene noodwendige veranderinge, met huivering en fchroom, de zeer verminderde kans op Commisfien, of aan de oude wyze verknogte voordeelige Ampten, met het geen 'er ten aanziene van Stedelyke voordeelen aan verknogt was, te gemoete zagen, gepaard mogelyk met de zugt des Stadhouders, om zodanigeRegenten genoegen te geeven, bragten te weege, dat ook dit Ontwerp, het eenigfte bykans, 't welk uit eene zo veel jaarige in den Lande, op veel gelds te ftaan komende Commisfie, zou voortgevloeid zyn, in ydelen rook verdween. Hoe zal ons een volgend Tydperk leeren. Onze Gefchiedenis vermeldde in 't breede, wat door zyne Hoogheid, in den voorleden Jaare, voorgefteld was, omtrent de vermeerdering der Landmagt, en wat  VERENIGDE NEDERLANDEN. 333 wat 'er by de Algemeene Staaten voorviel, wegens het oud en gewigtig gefchil, om de Zeemagt desgelyks in beteren ftaat te brengen. Een voorgedraage Plan, bleef zonder gevolg. Een ander, van 't welk wy, te dier gelegenheid, repten als te ver buiten dit toenmaalig Tydsbeftek loopende, om 'er van te gewaagen, (*} zal nu eene korte vermelding verdienen. By een geheim Staatsbefluit was zyne Hoogheid, in Bloeimaand des afgeloopen Jaars, vérzogt tot het opmaaken en indienen van een Plan, wegens het gebruik, \ welk zou kunnen en behooren gemaakt te worden, van de fom der Penningen, die men voor het Zee weezen, op den Staat van Oorlog zou brengen. Inmiddels, hadt hy afgewagt de Befluiten der Gewesten, die zich, over het voorheen ingeieeverd Plan, nog niet hadden verklaard; en naa derzelver inkomfte moeten opmaaken , dat, zo lang het Stuk der Quotas, in de lasten van het Bondgenootfchap, nog onafgedaan hing, 'er weinig uitzigts was, om een eenpaarige toeftemming, zonder uitbedingende voorwaarden, op dit Plan te verkrygen. Maar het gunftig uitzigtj *t welk zich zyne Hoogheid vormde, van den gelukkigen uitflag der Commisfie, mee deeze moeilyke zaake belast, bewoog hem, om 't geen ook tot verbetering van het Zeeweezen zou kunnen dienen, in over- wee- (*) Zie onze Vaderl. Hist. XX. D. bl. iai~-is& LXIVs' BOEK* 1789. ié verneerde*•ing des /olks.  334 DE REPUBLIEK DËR LXIV. BOER. I789. Plaa tot een Corps Mart' uiers door Revnst en van KlNSBER- cen ontworpen. weeginge te neem en. Wegens het gebruik dier ibmme fprak hy met den Vice Ad-3 miraal Reynst, en den Schout by nagt van Kinsbergen , vorderde van hun des een uitgewerkt Plan op te maaken, en hem ter hand te Hellen. Beide die kundige Zeehelden betoon* den zich gereed tot het ontwerpen en berekenen van een Project Plan, ter oprichtinge van een Corps Mariniers, 't welk zou beilaan, uit twee Regimenten, ieder Regiment uit drie Battaillons, en ieder Battaillon uit vyf Compagnien, in 't geheel 'sjaarlyks berekend, den Lande te zullen kosten 553352 Guldens. Zy gaven den Captein en Admiraal Generaal in overweeging, om by ieder Compagnie, een Stuk Scheepskanon, met het daar toe behoorende te voegen. Zy vleiden zich, nevens het geheele Corps de Marine, dat zyne Hoogheid, niet alleen goedgunftig op zich zou neemen, het Commando als Chef van het geheele Corps; maar desgelyks zou weezen, Proprutair van het eerfte Regiment. —- By dit Plan, voegden de gemelde Zee-officieren een Berigtfchrift, om de noodzaaklykheid te toonen, van zulk een vast Corps voor de Marine daar te {tellen; ten bewyze daar van aan* voerende, 't geen door andere Mogenheden, die eene Zeemagt hebben, gefchiedtj die allen een vast getal Officieren in hunnen dienst hielden, met een voegelyke jaarwedde, als mede een zeker getal Manichappen, die een goed gedeelte, van de be-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 335 bemanning hunner Oorlogfchepen uitmaakten. Schoon zulks door dit Gem eenebest nooit gefchied en ook, in vroegeren tyde, wanneer men geduurige Oorlogen ter Zee voerde, niet noodzaakiyk was, bragten veranderde tydsomftandigheden, huns oordeels, hier in eene verandering te wege, en maakten het noodzaakiyk, eenen anderen weg in te flaan, waar van zy een fchets mededeelden. (*) Dit Plan, met de Byvoegfelen, deelde zyne Hoogheid aan hun Hoog Mogenden mede; en was teffens, daar hy reden hadt om te vermoeden, dat het Plan tot verbetering der Landmagt, in den voorleden Jaare, voorgedraagen , aan zommigen der Bondgenooten te bezwaarend, voor hunne Geldmiddelen fcheen, en het te vreezen was, dat dit bezwaar, zommigen hunner zou affchrikken, om daar in toeteftemmen, bedagt geweest, 't zelve te veranderen op eene wyze, dat de uitvoering min kostbaar zou weezen. Het breed uitgewerkte en berekende nieuwe Plan bepaalde zich tot bet vermeerderen der Regimenten Cavallery en Dra- (*) Verzam. fyDE Chaimot XII. D. bl. na. 117—153. Men vcrgelyke hiermede de Aanmerkingen door van Kinsbergen, Overde Defenfieder Republiek; en het Ontwerp voor eene jaarlykfche Equipeering, te vinden in de Korte Inleiding, voor den Oorlog ter Zee, door den Ridder van Kinsbergen , uitgegeeven door C. A. Mackay, te Zutphen by li, C. A. Thieme 1798. LXIV. BOEK. I789. Inhoud van het Plan tot vermeer»  336 DÈ REPUBLIEK DER BOEK. I789. dering tfer Landiüagt. Dragonders, met twee-^ en tachtig Hoofden, en even zo veel Paarden; het aanneemen van een nieuw Regiment Dragonders,- en een van Huzaaren. Voorts, tot de vermeerdering der Hollandfche Gardes te voet, met honderd een en tachtig Hoofden , en eindelyk tot het aanwerven van een Batailjon Waaien; waar by dan, in gevalle het derde Regiment van den Vorst van Waldek , her waards mogt ontbooden. worden, en zich hier bevinden, nog zevenhonderd één- en zeventig hoofden zouden* komen* Van deeze Vermeerdering zou,' naa aftrek van 't geene, het zelfde gedeelte van de Armée, naar de tegenwoordige fterkte, indien de Soldy van de Dragonders en Infantery verhoogd werd, op den voet by het Plan voorgedraagen, de kosten een bezwaar opleeveren, van niet meer dan 362651. Guldens; buiten eenige, in 't algemeen genoemde, en niet uitgedrukte bykomende noodig te doene uitgaven. — Ten flotte verklaarde zyne Hoogheid, „ dat hy het agtte van zyn „ pligt te zyn, op het kragtigfte te moeten infteeren, dat geene verminderingen „ in het Plan mogten plaats hebben: de„ wyl hy, met een gerust gemoed, kori „ verklaaren, dat, naa dat het Plan zou zyn befloöten, zo als het zelve lag, „ de Frontieren, nog naauwlyks tegen' „ eenen eerften aanftoot, zouden kunnen „ worden beveiligd; en d?t het getal der „ Armée, nog merkelyk minder zyn zou 4 „ dan het getal, 't welk de kundigfte Ge» » ne>  VERENIGDE NEDERLANDEN. 337 neraals, die in 's Lands dienst zyn ge„ wees't, altoos hebben geoordeeld, dat s, in Vredestyd behoorde te worden on„ derhouden, en waar toe hy zou 'voors, gehad hebben, om de Armée te bren5, gen, ware het niet, dat de Financien a, der Provinciën thans niet toelieten zich „ daar mede te bezwaaren (*) De Raad van Staaten, was middelerwyle in de onmogelykheid gebleeven, om, naar 't vast gebruik, den Jaarlykfchen gewoonen en buitengewoonen Staat van Oorlog op te maaken, en by hun Hoog Mogenden in te dienen. De Leden van denzei ven, hadden zich, en zo zy meenden, op goede gronden, gevleid, dat, in den Voorleden Jaare, alle beletzelen, welke hun daar in een en andermaal verhinderd hadden, zouden zyn weggenomen, en zy niet wederom, zich in 't geval bevinden, van geen Staat van Oorlog te zullen kunnen inleveren. Inzonderheid, hadt dezelve verwagt, dat het Plan door zyne Hoogheid, tot verbetering der inrigting van het grootfte gedeelte van 's Lands Landmagt in den voorleden Jaare, door den Capitein Generaal ontworpen, geheel of gedeeltlyk zou zyn vastgefteld geworden: aangezien de dienst vart den Lande volftrekt vorderde, dat ten minsten door eene algemeene bepaaling, van den voet, op welken de Soldyen van het Voet- (*} Verzam. by de Chalmot XII. D. bl. na— 160. XXII. Deel. Y LXIV. boek, I789. Beklag des Raads van Staaten.  338 DE REPUBLIEK DER LXIV BOEK. -789. Voetvolk van den Staat, zouden worden' verhoogd, en hier door weggenomen de verfcheidenheid, welke daar omtrent plaats hadti en nog ftand hieldt, door dien de Gewesten, op eene verfchillende wyze, eene Verhooging aan het Krygsvolk ,* te hunner Betaalinge ftaande, of in hun Gewest zich gelegerd houdende, hadden toegelegd: waar door niet zelden gebeurde, dat in een en dezelfde plaats zich Krygsvolk bevondt, waar van het eene gedeelte hooger Soldye dan het andere, ja zelfs geene verhooging genoot, terwyl een ander gedeelte dezelve trok, 't geen tot fchroomlyke gevolgen aanleiding zou hebben kunnen geeven, in zo verre dat het te verwonderen was, dat zulks niet hier of daar, die heillooze uitwerking hadt. Tot hun gevoelig leedweezen, hadt eene droevige ondervinding hun geleerd, dat zy in hunne verwagring te leur gefteld, en de zaaken, ten dien opzigte, nog in den zelfden ftaat waren, als zy zich in den aanvange des verloopen jaars bevonden. Genoegen hadt het hun verfchaft, uit de Staatsbefluiten der Gewesten, op dit, ftuk te verneemen, hoe deezen met hun de onmogelykheid begreepen, om, in den tegenwoordigen ftand der dingen, Staaten van Oorlog op te maaken. Te meer, hadt zyne Hooghejd en de Raad van Staaten volhard, om wederom, voor dit loopende Jaar, geene Staaten van Oorlog te doen opmaaken: vermids zich hoope op deedt, dat niet al-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 339 •alleen eerlang zou worden bepaald, of Zeeland, by volharding, zou blyven genot trekken, van de Verligting, een geruim aantal jaaren genooten, en eenige fchikking zou worden gemaakt, over de Vermindering door Friesland, in zyne Quota gevorderd, maar dat in 't algemeen, de Quotas van alle de Gewesten, zouden worden naagezièn, en dit werk, 't geen zyne Hoogheid, en de Raad van Staaten, van zo veel belangs ooi deelden, dat het welzyn, of de ondergang van de ^Republiek daar van afhing, op een meer geregelden voet zou worden gefchikt, dan het tot hier toe plaats vondt, waar door de verdeeling van de lasten der Bondgenooten, die in de Staaten van Oorlog worden gebragt, zodanige veranderingen zouden moeten ondergaan, dat, indien het anderzins mogelyk was, dezelve voor het loopende Jaar te maaken, zulks vergeeffche moeite, en dit werk, naa verloop van weinige maanden, van geen dienst meer zou weezen. Naa de opgave van eene en andere fchikkingen, op de betaaling der Manfchappen, en der Penfioenen, betuigde de Raad van Staaten, „ dat zy veel reden „ zou hebben, om zich te beklaagen, „ dat de vertoogen, by hun fchryven in „ Louwmaand des afgeloopen Jaars, over „ de wanbetaaling van eenige Provinciën „ gedaan, niet tegenftaande, dezelve door „ hun Hoog Mogenden, op het kragtig„ fte onderfteund waren, weinig of geen Y a „ uit- LX1V. BOEK» I.789.  LX'V. boek. 1789. Befluit daar op gevallen. Utrecht wil een gedeelte des (*) Refol. Gen. 19- Jan. 1789. (t j Het leedt tot het volgend Jaar eer des ee* Verilag werd uitgebragt, B40 DE REPUBLIEK DER „ uitwerking gehad hadden; doch dat zy ,, zich daar van onthouden zouden, om „ dat zy inzagen, dat zo lange het werk „ der Qaotas, niet zou zyn af gedaan, zulks „ van weinig vrugt zou zyn; en zy in „ tegendeel, vertrouwden, dat wanneer „ dit werk gefchikt zou weezen, de Bond„ genooten volvaardig zouden bevonden „ worden, om alle oneffenheden, die nog „ overig waren, uit den weg te ruimen, „ en de lasten van de Unie, met een„ paarigheid te draagen." Guniligen ingang, vondt dit fchryven by hun Hoog Mogenden. De Bondgenooten zouden aangefchreeven worden, om. by volduuring, order te ftellen op de Betaaling des Krygsvolks, en verdere Lasten van de Unie, zo als dezelve vervat waren, in den gewoonen Staat van Oorlog, voor den Jaare mdcclxxxv. en in den Buitengewoonen van mdcclxxxvii , met de veranderingen intusfchen opgekomen , en by laater Berigten van den Raad van Staaten vermeld, alleen met oogmerk, om de zaaken buiten verwarring te houden, in de hoop en verwagting, dat het werk der Quotas, eerlang zou geregeld, en op eenen vasten voet gebragt weezen. (*) Geftadige botzingen hadden 'er, dewyl die Regeling der Quotas nog agterbleef (f), ten opzigte van de Betaaling des Krygsvolks  VERENIGDE NEDERLANDEN. 341 volks, plaats. Staaten van Utrecht deeden, ter Vergadering van hun Hoog Mog. verklaaren, dat dewyl de Handelingen, over het Aandeel, 't geen ieder Gewest, in 's Lands kosten te draagen hadt, nog tot 1 geen gelukkig einde gebragt waren, Utrecht,' niet langer met de Betaaling der Mecklen- \ hurgfche Krygsbenden kon aanhouden: terwyl andere Gewesten, by voldoening, een gedeelte van derzelver aanflag onbetaald laatende, dit op de fchouderen der Generaliteit overbragten, en zy derhalven, met den Jaare mdcclxxxix. de Betaaling van dit Krygsvolk zouden ftaaken. De Raad van Staaten, des geraadpleegd, was van oordeel, dat de Kas der Generaliteit zich thans met de betaalin;r van dat Krygsvolk, by de verdeeling op Utrecht gebragt, onmogelyk belasten kon Dat, indien Staaten des Lands van Utrecht van hun befluit niet af te brengen waren, 'er ernftig behoorde overwogen te worden, om zo veel Compagnien, als hun Ed. Mog. afweezen, daadlyk af te darken; doch vermids zulks, met de Mecklenburgfche Krygsbenden, niet kon geichieden, dit op de Nationaale Compagnien te laaten aankomen. Hun Hoog Mogenden beflooten Staaten van Utrecht-» ten ernftigften te verzoeken, om van dit voorneemen af te Zien, met allen aandrang, tevens de gevolgen voor oogen flelknde, welke anderzins hier uit zouden kunnen ge- booren werden. Van geen vrugt was dit aanfchryven; immers zy gaven tot Y 3 ant- LXIV. 30ek. r 89. Crygs'olksliet langer be.aalen»  LXIV. BOEK. ,-7-9 Stad et. Lanie Wil ook een gedeelte af wyzen. Verandering omtrent de Eedsflesjgin?dei- flooge Stafofficieren. 342 DE REPUBLIEK DER antwoord, dat aan hun geen redenen wa-» ren voorgekomen, waarom de Provincie van Utrecht, minder zou bevoegd zyn, de Betaaling van dat Krygsvolk af te wy-. zen, dan Zeeland en Friesland., omtrent zommig Krygsvolk gedaan hadt. Gelyktydig, met dit weigerend Antwoord der Staaten van Utrecht, verklaarden ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, de Staaten van Stad en Lande toe te ftem men, in de Betaaling van het door Friesland afgeweezen Krygsvolk, uit de Generaliteits Kas, voor twee He eren Maanden: dan fielden zy tevens voor, om, eer die tyd daar was, te beilaiten, wat in gelyk geval met dit Krygsvolk te doen, of anders 't zelve af te danken, met by gevoegde verklaaring, om, by ontftentenis hier van, desgelyks een evenredig aantal Krygsvolk te zullen afwyzen. (*) In een tyd, wanneer men met Eedvorderingen en Eedafleggingen, in veele opzigten, het geheele Land door, zo roekloos en onbezonnen te werk ging, dat al d> kragt daar van verdween, bekroop den Capitein Generaal eene zwaarigheid, of liever zag hy het onnutte, en ongerymde der herhaalinge van dit Sraatlyk bedryf, ten tyde der aanftelling, van Efective ffooge Sta/s Officieren, by de Regimenten in dienst man den Staat. Zy hadden naamr [yk_, by het bekomen van gelyke Titu; laire O N. Nederl. Jaarh. 1789. bl. 89, 330.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 343 laire Qualiteit, den zelfden Eed gedaan: derhalven, mogt niet alleen zulk een Eed i voor overtollig aangemerkt worden, maar zelfs gebeurde het dikwyls, dat zodanig een Officier. het zy dan reeds een Generaals Perfoon zynde, het zy reeds dienst doende, in een hooger Titulaire Qualiteit, by Eede zich verbpndt, om de Piigten na te komen, verbonden aan de Post, van welke hy nu, flegts het Tractemeht bekomen hadt, offchoon hy in eene andere Qualiteit dienst doende, dus de belofte niet kon nakomen. Om deeze zwaarigheden, of liever ongerymdheden, mis te gaan, keerde men te rugge, tot eene handelwyze, die, omtrent een vierde van eene Eeuw geleden, hier te Lande, op dit ftuk, hadt plaats gegreepen, en van welks afwyking, de fpooren niet te vinden waren: om naamlyk, wanneer iemand de Efective Qualiteit . bekwam, welke hy voorheen reeds Titulair hadt bezeten, niet weder den Eed te doen afleggen, maar enkel op de rugzyde van zyn Lastbrief, de dagtekening te plaatzen, wanneer hy by de Titulaire Aanftelling, den Eed hadt afgelegd. De daar by belang hebbende, werden des verftendigd. (*) Het was gebruiklyk geweest, om aan 's Lands Ingenieuren, eene buitengewoone toelaage te geeven, voor het maaken van Te- [*) Refol. des Raais man Staaten. 12. Qft. 1789. Y4 LXIV. : O E K. 1789. Bepaaling ten opzigte van de  LXIV. BOEK. I789. vorderingen der Ingenieurs, ji ( 3 1 1 . ] 1 ] 344 DB REPUBLIEK DER Tekeningen behoorende tot de Bedekken, waar op men eenige Werken aanbefleedde. : Het hadt moeilykheid in, ten deezen opzigte, een vasten en eenpaarigen voet te volgen; en kwam hier by, boven al dat de verbetering van der Ingenieuren vast inkomen, het geeven van buitengewoone belooningen, te onvoegelyker maakte, weshalven de Raad van Staaten beiloot, voortaan, wegens zodanige Plans of Tekeningen, als by de Bedekken moesten gelegd worden, geene belooning toe te eggen; maar dat zy gehouden zouden veezen, die te vervaardigen voor hunne raste Jaarwedde, als behoorende tot het verk van hunnen gewoonen dienst. Met iie uitzondering nogthans, dat, ingevalle er een Plan of Tekening moest worden remaakt, van zoveel aanbelangs, ofmoeie, dat dit werk eene buitengewoone beooning zou verdienen, hun Ed. Mog., tls dan uit zich zeiven genegen zouden syn, dit in agt te neemen, en dien buiengewoonen arbeid, niet onbeloond te aaten. Van deeze verandering, kreegen liet alleen de Ingenieurs kennis; door Directeuren; maar deezen ook last, om ïorg te draagen, dat dezelve kenneyk wierde, by de aanbededing van eenig iverk, ten einde, die genegen waren ter ïanneeminge, hunne Berekening der kos:en, uit hoofde van de betaaling der Toelaage voor de Tekeningen, niet te verbogen. (*) Te (*) Refol. des Raads van Staaten. 13. Oft. 1789.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 345 Temeermaalen gewaagde ons Gefchiedblad van den Ridder Harris, thans My» lord Malmesbury als Gezant des Konings van Groot Brittanje, by onzen Staat, en zagen wy in hem een yverig Medewerker van de thans daar gefielde Staatsomwenteling. De Koning gaf, by de zending van diens Opvolger, de Heer Alleyne Fitzherbert, aan de Staaten te kennen, dat hy zyn Geheimraad Lord Malmesbury, wien hy verlof gegeeven hadt, om na Engeland te komen, ook, op diens verzoek, vryheid gegeeven hadt, om zyn Post als Afgezant by de Staaten neder te leggen, en ontflaagen te weezen van de aanbieding der Brieven, diens opontbod behelzende, terwyl zyn Opvolger dezelve ter hand ftelde. Lord Malmesbury, nam derhalven afïcheid, by eenen Brieve, op deezen zin loopende, „ De omftandigheden„ my, Ambasfadeur van zyne Groot „ Brütannifche Majefteit, in het geval „ gefteld hebbende, van by den Ko„ ning mynen Meefter, myn Opontbod 9, te vraagen, en zyne Majefteit zich ver„ waardigd hebbende, het zelve gun„ ftig toe te ftaan, zie ik my met leed5, weezen, door de tegenwoordige gele„ genheid, van het genoegen beroofd, om „ in perfoon affcheid van u Hoog Mo„ genden te neemen, en u Hoog Mo „ genden, op eene meer gepaste wyze „ te verzekeren van myne gevoelens, en van de diepe erkentenis, waar mede Y 5 » » LXIV. boek. I789. De Ridder Harris blyft in Engeland. Zyn AffcheidsBrief aan deeze Staat.  LXIV. E O E K. I780. FlTZHERB9RT volgt hera op. 34<5 DE REPUBLIEK DER „ ik my doordrongen gevoele, wegens „ de goedheden, welke ik van den kant -„ van u Hoog Mogenden ondervonden „ heb, geduurende den tyd, dat ik „ het geluk genoot, van by u Hoog Mo- „ genden my te onthouden. Ik zal ,, dit Tydperk altyd rekenen, onder de „ voortreffelykite en fchoonfte oogenblik„ ken myns Leevens. Ik heb, geduu„ rende myne Ambasfade, de rust en goe„ de orde, in de Republiek zien herboo„ ren worden. „ Ik heb haare oude Conftitutie zien herleeven en bevestigen; en ik heb de „ glorie gehad van het werktuig te zyn, „ 't welk de.Koning myn Meester ver„ koozen heeft, om, door een plegtig „ Alliantie-Tractaat, de Verbintenis te „ vernieuwen, welke zo natuurlyk is „ tusfchen de beide Naden. Deeze' „ bdchouwing, zal eene aangenaamheid „ verfpreiden, over myne volgende Lee„ vensdagen, en ik zal niet ophou„ den myne wenfchen te doen voor den „ roem het geluk, en den voorfpoed, „ van de Republiek der Vereenigde Pro„ vincien, gelyk ook voor die van het „ Doorlugtig Oranjehuis." — Lord Malmesbury ontving het gewoone Gefchenk van een Gouden Ketting en Eerepenning ter waarde van zes duizend Guldens, en zyne Secretaris eene van zo veel honderd De Koning van Groot Brittanje, prees diens Plaatsbekleder met- deeze woorden aan, „ dat hy, niets meer ter harte nee- 5s men-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 347 9, mende, dan het bewaaren der onderlin„ ge verftandhouding, en om de banden van Vriendfchap, die hem met onzen „ Staat vereenigden, (leeds vaster toe te „ haaien, geoordeeld hadt, niemand te 9, kunnen gebruiken, die bekwaamer was „ en die zich met meer yvers en naarftig„ heids, zou bevlytigen, om zyne doel„ einden en begeerten, in dit opzigt te „ bereiken, dan zyn Geheimraad Fitz„ herbert." Niet twyfelende, of hy zou hun Hoog Mog. aangenaam weezen, fchreef de Koning, hem gelast te heb„ ben, hun Hoog Mogenden, de fterk„ fte verzekeringen te doen, van zyne „ genegenheid en onveranderlyke- oplet„ tenheid, omtrent al het geen betrekJ, king zou kunnen hebben op de voordeden , den voorfpoed en welvaart van 11 onzen Staat, en tevens zich fteeds te „ bevlytigen, om de gelukkige Vereèni, ging en naauwe Vriendfchap, welke ', tusfchen Hem en hun Hoog Mogenden 9, plaats hadden, gegrond op de goede „ verftandhouding, en de wederzydfche „ belangen der beide Natiën, meer en meer te bevestigen en te vermeerderen." Beftuitende met een verzoek, om volkomen geloof te geeven, aan 't geen de Heer Fitzherbert, van zynen wege zou voordraagen. — Wy behoeven naauwlyks te melden, dat een Gezant, deezer wyze aangepreezen, aangenaam gekeurd werd by hun Hoog Mogenden. (*) Zo <*) N. Nederf. Jaarb. 1789-bl. 88(5—888. LXIV. BOEK. x7?9. Hoe door den Koning as.ngepreezen.  LXIV. BOEK. 1789. Nader aanzoek tot Vereerlyking des Hertogs van Bruns- WVK. Verklaaring van hun Hoog Mog. hier op. O Zie vuttVadeTLHiJt. XX. D. bl. 101—105. 348 DE REPUBLIEK DER Zo veel hadt men gedaan, om den geweezen Veldmarfchaik, en den Voogd van Willem d-.n V. Lodewyk Ernst van Brunswvk, m zyne Eer te heiitellen, dat alle verdere aanzoek ten dien einde overboodig mogt fchynen dan diens Broeder, de Hertog Ferdinand van Brunswyk Lunenburg, die men des niet wel onkundig kan veronderftellen, moet hier mede niet voldaan geweest hebben , althans hy verzogt, zo voor zich zelve, als uit naam van 't Vorstlyk Huis, „ dat hun Hoog Mogenden, zodanige „ maatregelen geliefden te neemen, en „ zodanig eene verklaaring te doen, als „ waar door da Naagedagtenis van zynen overleden Broeder gezuiverd mogt „ worden, van de blaam, dien Vorst, „ door verfcheide Staatsbefluiten, geduu„ rende de laafte ongelukkige Troubles, „ opgelegd, en dat die verregaande fle„ trisfure te eenmaal mogt worden uitge,, wischt, door behoorelyke Satisfactie te „ geeven, aan het doorlugtig Huis van „ dien Vorst." Met regt mogten hun Hoog Mogenden , hier op verkharen, „ dat zy reeds, „ in den voorleden Jaare, hunne gevoe„ lens, ten opzigte van dien Hertog, in „ de kragtigfte bewoordingen, opengelegd hebbende, thans zouden vermeenen, „ die uitdrukkingen te verzwakken, in- „ dien  VERENIGDE NEDERLANDEN. 349 „ dien zy dezelve voor naderen uitleg „ vatbaar rekenden." Zy herhaalen, te deezer gelegenheid, het toen betuigde, met by voeging, „ dat zy toen reeds ge„ wenscht hadden, en nog wenschten, „ deeze Verdenkingen, en de Stukken, „ waar in dezelve voorkwamen, benevens ^ zo veele andere Staatsbefluiten, als in , dien ongelukkigen tyd, niet alleen ten laste van den Heer Hertog; maar ook ' van zyne Doorlugtige Hoogheid, den Prins Erfftadhouder, en van veele braave Regenten genomen waren, voor het " gezigt der Naakomelingfchap te kunnen verbergen; doch dat dezelve in openbaare Staatftukken en Nieuwspapieren, \ zo binnen als buiten's Lands, verfpreid ' en in menigvuldige handen gekomen '' zynde, derzelver vernietiging, volftrekt onmogelyk was geworden, en 'er thans 5 niets anders overfchoot, dan door ftry" dige Befluiten in de Registers van den " Staat, en met derzelver openbaarmaa" king, de uitwerking van de voorige Z wee te neemen." Wyders betuigende, dat zulks ook het oogmerk des hier herhaalden Staatsbefluits, van den voorleden Jaare, geweest was: dewyl de Gewesten, Leden van de Unie, in bet neemen van dit Staatsbefluit toeftemmende, daar mede met de daad en in kragt verklaarden, dat zodanige andere Befluiten welke voorheen, door het ongeluk der'tyden, ten nadeele van de Eer en Trouw van den Heer Hertog Lodewyk van LXIV. aOEK. 1789.  350 DE REPUBLIEK DER LXIV. b 0 e Ki i789. Genoegen neming daar in. De thans regeeren- van Brunswyk, genomen mogten weezen, ingetrokken, en in der zelve gevolgen vernietigd waren. Zy voegden 'er nevens, „ dat zy te„ genwoordig, ten overvloede, op den „ aandrang van Hertog Ferdinand, de „ Verklaaring tot Regtvaardiging van wy„ len diens Broeder, te vooren uit eigen „ beweeging gegeeven, herhaalende en „ op nieuw bekragtigende, nu ook in ,, het vertrouwen waren, dat zyne Hoog,, heid zich overtuigd zou houden, dat „ hun Hoog Mogenden, in deeze zaak , „ alles gedaan hadden, wat zy aan de „ Juftitie, ten opzigte van den overleden „ Heer Hertog, aan diens hooge Betrekn kingen, en aan de verpligtingen, die „ deeze Republiek aan het Doorlugtig „ Huis van Brunswyk hadt, konden ge„ oordeeld worden verfchuldigd te zyn." Volkomen voldoening fchonk deeze herhaalde en bekragtigde Onfchuldigverklaaring aan den Hertog. By eenen Brieve, in Bloeimaand aan hun Hoog Mogenden gerigt, betuigde hy zyn genoegen en erkentenis, over de fpoedige en edelmoedige wyze, op welke hun Hoog Mogenden, aan de naagedagtenis van den overleden Hertog van Brunswyk , regt hadden laaten wedervaaren. (*) 1 Carel Christiaan, Prins van Nassau Weilburg, gehuwd aan Carolina, Zus- (*) N. Nederl. Jaarb. i;8p. bi. 565?. enz. i  VERENIGDE NEDERLANDEN. 351 Zuster des Stadhouders, en om Staatsverfchillen, met nederlegging zyner Waardigheden èn Posten hier te Lande, naa zyne Duisfche Staaten geweeken (*), hadt zich daar lreeds onthouden, en in Bloeimaand des Jaars mdcclxxxvii. zyne Egt- (*) Breedvoerig, hebben wy des melding jre. daan, in onze Vaderl. Hiji. ten onmiddelyken vervelge op Wagenaar, XXtn. D bl. 32 enz XXlV. D. bl. 139 100. 273. Wegens de ooizaak van her. venrek van deezen Prins, mee zyn Gezin, uk 'sGravenhaage, eerst na Maftricht, ■ en vervolgens na zyne Duitfche Staaten, treffen wy, by eenen Engel* fchen Schryver, 't volgend berigi aan. Op het einde des Jaars 1769, ontitondt 'er eene openlyke lcheuring, tusfchen den Prins van Nassau Weilhurg, en den Hertog van Brunswyk, 't geen de verlaating der Hofplaatze, door den eerften ten gevolge hadt. Deeze Prins, was, uithoofde zyner hoedanigheden, by de Nederlanders zeer bemind, en de gezindheid tot dien Vorst vermeerderde door hunne liefde, van vroeg af, Prinfes Carouna, zeer algemeen toegedraagen. De yver voor die Vorstlyk Paar, groeide by veele Landzaaten aan, uit hoofde van de vervolging, (gelyk zy hernoemden ,) die deeze beiden van den Prins en den Hertog te lyden hadden. Hun vertrek uit de Hofplaatze , ter oorzaake van onininzaame bejegeningen, wetten veeier haat tegén de Bewerkers. Het ontbrak in Amfterdam, en andere Handeld yvende Steden, niet aan Perfoonen , die ftoutlyk verzekerden , dat de beginzels van den Stadhouder, en diens Raadsman, van eene zo fchadelyke {trekking waren, voor de weezenlyke belangen van den Staat, dat de Prins van Nassau Weilburg, die het Gemeenebest waarlyk een goed hart toedroeg, door zyn tegenwoordig blyven in 'sGravenhaage, den fchyn niet wilde geeven van de maatregelen, welke hy zag dat zy beflooten hadden, te volgen, door zyne tegenwoordigheid eenigzins goed te keuren. LXIV* B OEKt 1789. de Prin* va.i Nassau  35* DE REPUBLIEK DER LXIV, boek. 1789. Weil- btjrg komt in dmHaa ge. Doet een keei na Amficrdam. genoote verlooren. Hy zelve te Kïrchein Boland woonende, overleedt in 't jongst afgeloopen Jaar, ter Jagt zynde, op het aUeronverwagtst, aan eene beroerte, in den ouderdom, van omtrent vieren- vyftig jaaren. In Lentemaand deezes .Jaars, kwam diens Zoon, de regeerende Prins van Nassau Weilburg, met zyne Egtgenoote, en oudfte Zuster, in 'sGrayenkaage, en nam zyn intrek ten Stadhouderlyken Hove. Den Voorzitter ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, den Heer van Scheltinga, verwittigd hebbende van zyne komfte, lag deeze een plegtig tegenbezoek by hem af, deezen Bloedverwant des Stadhouders, uit naam der Algemeene Staaten, begroetende. Naa eenig toeven, ten Stadhouderlyken verblyve, en vriendlyk onthaal, voerde het Binnenjacht des Prinfen, dit Vorstlyk Gezin na Amfterdam, waar zy den intrek in een aanzienlyk Logement namen, by het bezigtigen van de voornaamfte Gebouwen dier Stad, in het Stadhuis, door de Regeering deftig onthaald werden, en naa twee dagen toevens, na 'sGravenhaage te rug ren. IntroduStion to the Hifiory of the Hut eb Repu* bliek for the last ten Tears, reckoring from the Teat 1777. Londen 1788. — Wy hebben voorheen geboekt, hoe die Prins, in de Jaare 1783, ten oogmerke hadt, zyne Krygsposten by deezen Staat neder te leggen; doch, dit opzet toen geltaakc hebbende, in het volgend Jaar volvoerde. Zia onze Vaderl. Hifi. Vil. D. bl. 93. 222—200.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 353 TUg keerden. (*) Dit bezoek fchynt niet sneer, dan een Familiebezoek by den herilelden Stadhouder geweest te hebben. Wy gewaagen 'er enkel van, om wegens de Afftammelingen van een Prins en Prinfesfe, die ten eenigen tyde, in ons Vaderland, zo zeer gevierd en gevleid; doch van het Stadhoudérlyk Hof, en den Lande verwyderd werden, eenig aandenken ter neder te {tellen. De Stadhouder (rondt, met dén aanvarge van Zomermaand, 'j Gravenhaage te ver-1 laaten, om na Breda te vertrekken; ten* einde dè Vestingwerken op de Grensfchei- < dingen, als mede de Krygsbezettingen, s in de Steden der Generaliteits Landen, en ! elders, te bezigtigen; en haare Koninglyke ' Hoogheid gereed, om, binnen kort, met het Vorstlyk Gezin na 't Loo te vertrekken j om den Prins daar, op 't einde van die maand af te wagten, en voorts, met den jongen Prins eri de Prinfes, de reis ©ver Brunswyk en Desfau, na Berlyn aan te neemen. —- Dit aanftaand verlaaten der Hofplaatze, door geheel het Vorstlyk Gezin, wekte den Heer van Citters, Voorzitter ter Vergadering van hun Hoog Mogenden op* om. wanneer de Stadhouder van die Vergadering, naar gewoonte, affcheid nam, eene taal te voeren, die wy me* betrekking tot deszelfs bedoelingen, onbeflist laaten. Wat des zyn moge* (*") Nèderl. Jaari. 1789. bl. 380—408» XXli. Deel. Z BOBS* 1789. Afcheidt*Toete an van üitters an den itadhou- ler.  LXIV, BOEK. 1789. i 354 DE REPUBLIEK DER ge, de Voorzitter liet zich in deezer voege hoören. „ Doorlugtigfte Vorst era „ Heer! Hoewel hun Hoog Mogenden ,, volkomen overtuigd zyn, dat de onver„ moeide yver, van uwe Doorlugtige „ Hoogheid, tot het handhaaven der waa,, re belangens van den Staat, de eenigfte „ reden is van Hoogstdeszelfs vertrek, ,, over welke afreize hun Hoog Mogen„ den, den zegen des Allerhoogften, als over den hoogen Perfoon, en de ver» „ rigtingen van uwe Doorlugtige Hoog,, heid affmeeken, zyn hun Hoog Mogen„ den, op het gevoeligst getroffen, van „ beroofd te worden, van de tegenwoor„ digheid van uwe Doorlugtige Hoog-» „ heid — als ook, binnen weinig tyds, „ van die van haare Koninglyke Hoog„ heid, en van het geheele Vorstlyke „ Huis; twyfelende zy geenzins, of het (, nadenken van de akelige oogenblikken, „ waar in zich hun Hoog Mogenden heb!5 ben bevonden, by eene voorige afwee„ zigheid van uwe Doorlugtige Hoogheid, „ zal Hoogstdezelve aanfpooren, tot eene „ fpoedige te rug komst; ten einde door „ eene langduurige afweezigheid, niet ,, meer kragts moge worden bygezet aan , de onophoudelyke woelingen der open, baare Vyanden of Schynvrienden van , uwe Doorlugtige Hoogheid, die»dezelf> , de zyn, als die van de Conftitutie, , welke, hoewel thans door buitenlandfche , Verbintenisfen bekragtigd, in zich zel- n VS  VERENIGDE NEDERLANDEN. 355 5, ve misfchïen, nog geen kragts genoeg ,, heeft, om het vuut van Tweedragt te 3, kunnen wederftaan, Vergeef my „ deezen uitftap, Doorlugtigfte Vorst! de „ opregte en welmeenende gevoelens van „ hun Hoög Mogendeh, en myne ge3, gronde vrees, vermids ik Menfchen ,j heb leeren kennen, en nog dagelyks a, meer leer kennen, hebben my daar toe 9, gebragt; (*)" De jaardag der Prinfesfe viel in terwyl zy te Berlyn zich bevond, en werd'ei luisteiryk gevierd. Vreemder was een Eerbetoon, te dier Stede, haare Koninglyke Hoogheid aangedaan. De Academie der Wetenfchappen droeg haar» door eene bezending, beftaande uit den tweeden Beftüurder Chodowicki, en den Hoogleeraar Morits , het Honorair Lidmaatfchap dier Academie op ; èene Eer door haar, met welgevallen, aangenomen, (f) Wy zullen ons des niet verwonderen, op het bedenken, hoe de Graaf van Hertzberg, in deeze Academie, naa de volvoerde Omwenteling hier te Lande, den Lof der Pruisfen, in 't vernederen van Holland, uitbromde (§) 5 en laater zich liet hooren, over dé voordeden der Verbintenisfe tusfchen Pruis'ftn en onzen Staat, als mede lofredende, ove£ CO Verzam. by de Chalmot XV. D. bl. 273» (f) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 995» u (§) Men Qaa naa onze Vaierl. Uist. XV. Di m Lxiva BOË Kö 1789. be'Prins3 fes Ce te Betïyn en te BmtiS" wyk.  356 DÈ REPUBLIEK DER LXIV. BOEK. '789 Willem de V. gaat na de Helder en Texel. Hoe ontvangen. over het Verdeedigend Verdrag tusfchëri de Hoven van Londen en Berlyn. (*) Terwyl haar Koninglyke Hoogheid, ten Pruisfïfchen en Brunswykjchen Hove toefde „ met Staatkundige oogmerken, die zich nog dit jaar ontwikkelden, hieldt zyne Hoogheid zich onleedig, met eene Reis na de Helder en Texel. Groot was de toeftel, veelvuldig het Scheepsbedryf, om den Admiraal Generaal te ontvangen,, ta begroeten, en te onthaalen. Het voornaamfte hier van te boeken, zal een geen onbevallig, en gedenkwaardig afwisfelend tooneel, gansch verfchillende van zo vee* le andere, als wy voor onzen Leezeren, zints eenigen tyd mogten openfchuiven, opleevêren. De Schout by nagt van Kinsbergen, het bevel voerende, over het in Texel liggend Vlootdeel, begaf zich met de groote Sloep, den Vlag van vooren voerende, van 's Lands Schip de Vryheid; de Capiteinen der andere ter Reede liggende Oorlogfchepen, mede in de groote Sloepen gezeten, welker roeijers in de groote raonteering uitgedoscht waren, na het Nieuwe Diep, aan boord van het groot Admiraliteits Jacht, daar gelegen, om den Admiraal Generaal te ontvangen; terwyl die der Oost- en West-Indifche Maatfchappye ter zelfde plaatze laagen, om ten verblyve van denverderen ftoet, en aanzienlyke deel» nee- (*) Zie onze Vadert. Hist. XX. t>. blr 32-4$-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 357 ■neemers, in dit .vertoon van Zee-Opper■mogenheid, te dienen, 't «Was omtrent middernagt, eer de Prins kwam, en dus tyd ten avondmaal en ter nagtrust. Vroeg 's morgens, den eerften van Oogstmaand, werd aan 't boord van 's Lands Schip de Vryheid, door gemelden Schout-by nagt gevoerd, de Admiraal Generaals Vlag opgeheefchen, met één- en twintig fchooten, door de zich ter Reede bevindende Oorlogfchepen begroet, van de Battery op de Helder, met negen fchoten; dit werd, door één- en twintig fchoten van 't boord der Vryheid beantwoord. Naa aan den Helder 'svpormiddags de Hoofden, de Zeeweeringen , de Haven aan het Nieuwe Diep bezigtigd, en Kykduin onder een afwisselend Eerbetoon, beklommen te hebben, ging zyne Hoogheid op den middag, aan boord van twee Oorlogfchepen, nam het Middagmaal, op het Schip des Schout by nagts, telkens by het weggaan, met één- en twintig eerefchooten, én met paradeeren der Schepelingen in het wand vereerd. — De andere Lands Schepen, werden 'svolgenden daags, in den namiddag, bezigtigd , en hadden 'er dezelfde begroetingen plaats. Des vooimiddags hadt zyne Hoogheid op de Helder, den openbaaren Godsdienst bygewoond, en naa zich op 't Huis van Gecommitteerde Raadtm begeeyen , daar gehoor verleend, en veelvuldige begroetingen ontvangen te hebben, bezigtigde hy met de Heeren Secretaris van £traalen, den Fiscaal van der Hqqp* Z 3 den LXIV.' boek. I789. Zyn we3ervaa-iren al-\ iaar op Je Moot,  35$ DE REPUBLIEK DER LXIV» boek. Vreugde pp Texel over zyn komst. den Vice-admiraal Reynst, en den Schoufc by nagt van Kinsbergen , wat daar verder te zien viel. Tot een bezoek van het Eiland Texel, was de volgende dag beftemd. Derwaards zeilende begroetten de Oorlogfchepen den voorby vaarenden Admiraal. Aan boord des Schout by nagts, werd de Admiraals vlag geftreeken, en voor die des Schout by nagts aan den Kruistop weder opgeheefchen. Deeze deedt 's Lands Fregat van Oorlog, de Venus. onder zeil gaan, om zyne Hoogheid te vergezellen, tot voor het Oude Schild, aan den Texelfchen wal. By dit kleine tochje bulderde het gefchut eeniger Schepen, en werd 'sPrinten aankomst, door het afbranden des Gefchuts, van den Schans op Texel bekend gemaakt. Alles was 'er aan 't Oude Schild in gereedheid, om de Prins met eerbetoon te ontvangen. By het ryden na het Hoofddorp den. Burg, deedt zyne Hoogheid de Schans aan. Op dit Dorp was alles ten begroeting en onthaal in gereedheid. Dorpmeisjes, zindelyk uitgedoscht, beftrooiden den Vorst met Palm en Roozenbladen. Hy toefde tot het neemen des ontbyts, aan 't huis van de voorzittenden Schepen A. Kikkert, en ontving 'er de begroetingen van den Oranjegezinde Texelaaren. Hy verliet dit Hoofddorp niet, zonder zich tot de zamengevloeide menigte te keeren, te welker gelegenheid hy zou gezegd hebben. „ Vrienden1, ik ben overtuigd', dat al„ les uit een goed hart gefchied:" leeft voorts ia  VERENIGDE NEDERLANDEN. 359 in rusten Vrede, en die dit doet is myn beste Vriend; want Texels, rust is myn lust/( ) ■ Op het Eyerland, werwaards zyne Hoogheid, met zyn gevolg heenen reed, was, op 'sLandhuis, het éénige daar ftaande,, een deftig middagmaal in gereedheid gebragt., Het Dorp de Waal, werd naa 't zelve bezogt; ] en het boven alle, in zugt voor Oranje uitfteekend Dorp Oofterend, niet vergeeten. Hier kon zyne Hoogheid niet voorby te toeven, en de uitbundige Eer- en vreugd betooningen dier Dorpelingen te ontvangen. Onbezogt, als niet in den weg liggende, bleeven de Dorpen de Hoorn en Koog, fchoon het daar zo min, als op de andere Texelfche Dorpen, aan gezindheid tot 'sPrinfen Huis ontbrak. Die Dorpelingen moesten zich vergenoegen, met aan den Burg en het Oude Schild, deeze Vreugdebetooningen by te woonen, en daar in te deelen. Schoon naa deeze bezigtiging des Eilands, na 't Jacht te rug gekeerd, onder veel gejuichs, lokte de Verlichtingen des laastgemelden Dorps, in den avond den Prins om 'er nog eene wandeling te doen. Van Texel zeilde zyne Hoogheid, den vierden dag naa zyne aankomst op de Reede, na het Eiland Waringen: by het af- (?) Van deezer Eilanderen Prinsgezindheid, en de woelingen daar uit gereezen, hebben wy een tafereel opgehangen in onze Vadert. Hift. XXl. D* bl. ioi &c. Z 4 LXIV; SOEK, I789. Bezoek? er vercheidejorpen, Vertrek ran daar.  '%6o DE REPUBLIEK DER ixiv. BOEK l?S9. DE V. heeft eei ongeluk van met zyn Ryd tuig in 'i water te yallen. \ afzeilen, door het Lands Fregat, 't welk ■ het Jacht na het Eiland Texel vergezeld hadt, ten affcheid, met één- en- twintig Eerefchoten begroet, kwam het we. der by het Vlootdeel ten anker. (*) : : Weinig dagen naa de wederkomst van , dlt Noord Hoüandsch Speeltochtje, zo zeer tot 's Prinfen genoegen, als ter voldoening der Helderfchen, Texelaaren, en Schepelingen op 'sLands Vlootdeel, afgeloopen, wedervoer zyne Hoogheid een ongeluk. Op de Lustplaats leeuwenhorst, by Jonkheer van Wassenaar Starrenburg, den aehtiten van Oogstmaand, het Middagmaal gehouden hebbende, viel by by het wederkeeren, niet verre van Leyden, met zyn Rydtuig om. en geraakte in de wetering, tusfchen Noordwyk en KatwyL Spoedige hulp deedt dit met den fchiik, zonder ongemak van belang afloopen. — Deeze Dorpen, als mede de Zeedorpen van dien naam, hadden vóór het afgelegd bezoek, ter Texelft&e Reede, zyne Hoogheid met veel Feestlykheids ontvangen'; blyk by blyk van verkleefdheid aan hem, en zyn Huis afgelegd, (t) Sterk (*) Wie meerder by zonderheden van de Vreugdebedryven aan de Helder en op Texel, verlangt, kan ze vinden, in de N. Nederl. Jaarb. 1789 bl, 1033—1041. (t) Breed wordr dit qnthaal befchreeven, in de N. Nederl. Jaarb. van 1789. bl. 903—909. Het byzonder daarstin is,- dat het aloude Gilde en Broederfchap van St. Joris te Noor-joykbimun, met den Voetboog na een Zwaan fchooten, in walk beJryf  VERENIGDE NEDERLANDEN. 30*1 •Sterk zeker waren de banden van Verbintenisfe, tusfchen deezen Staat en de Hoven, die mede gearbeid hadden, om de tegenwoordige Orde van zaaken daar te ftellen; doch zy konden nog naauwer toegehaald, en vastgeftrengeld worden, door eene foort van Verbintenisfe, die de Staatkunde der Stadhouderlyke Partye, altoos zo zeer aangeraaden en toegejuichd heeft, als dezelve heftig gewraakt, en 'er tegen gefchreeuwd is, door de Staatsgezinden. Thans was men gereed, twee Egtverbintenisfen van dien aart daar te ftellen, e'n kwam zyne Hoogheid, in de Bekendmaaking dier bedoelde Echtvereenigingen, rondlyk voor deeze zaak uit. Van de eerfte, tusfchen den Erfprins Willem Fredrik van Oranje , en haare Koninglyke Hoogheid, Mevrouwe de Prinfesfe, Fredrica. Louisa Wilhelmina van Pruiffeti, ge•fchiedde de Kennisgeeving aan Hun Hoog Mogenden, by deezen Brieve. „ Hoog-Mogende Heeren} Ons geftadig „ doelwit en oogmerk, om, by alle mo„ gelyke gelegenheden te bevorderen, al 9, het geen ten voordeele van deezen „ Staat, en teffens volgens onzen Vader- Iyken pligt, tot welzyn van onzen Hui„ ze, kan ftjekken, heeft ons, by zonder ?, in het oog houdende, de zo heilzaame „ eindens, waar toe de Stadhouderlyke >t Waardigheden, door de Heeren Staa- „ ten de Prins, met eenige Heeren van zyn gevolg, titel nam. 25 LXIV, boek* 1789. Voorge? flaage Egtverbintenisfen van den Erf. prins en Prinfes Louis/b Bekendmaakingvan 's Erfprins aanfiaandtluwelyl| ian hun Hoog Mog,  gto DE REPUBLIEK DER i.xm BOEK. V8o. „ ten der gezamenlyke Provinciën, in ons „ Huis erflyk zyn gevestigd, reeds over „ eenigen tyd, by de vermeerdering der „ jaaren, van onzen Oudften Zoon, den „ Erfprins Willem Frederik, in rype „ overweeging doen neemen, het aangaan „ eener convenabele Huwelyks Alliantie.— „ En daar wy, naa een ferieus overleg, „ aangaande eene daaromtrent te doene „ keuze, met onze dierbaare Gemalinne 9, begreepen hebben, dezelve te moeten 3, bepaalen, op haare Koninglyke Hoog„ heid, Mevrouwe de Prinfesfe Frede„ rica Louisa Wiluelmina van Pruis9, fen, zo agten wy het van onzen pligt, „ ter kennisfe van uwe Hoog Mog. te brengen, dat wy, overeenkomftig de begeerte van onzen voornoemden Zoon, 9, gemelde Prinfesfe voor derzelven heb„ bende verzogt, van zyne Majefteit den „ Koning van Pruisfen, wy het allergrootst „ genoegen genieten, dat zyne Koning„ lyke Majefteit, dit ons verzoek niet al„ leen volkomen heeft ingewilligd, maar 9, tevens Hoogstdeszelfs vergenoeging daar over betuigd, en te gelyk zyne wensch, „ dat deeze nieuwe Verbintenis tusfchen de beide Huizen ook ftrekken moge, „ tot verfterking en vereeuwiging der „ naauwe banden van Vriend-nabuurfchap, „ welke zyne Majefteits Doorlugtige Voor„ ouders met deezen Staat verknogt heb„ ben, en nu onlangs, met hoogstdenzel? „ ven, nader verfterkt zyn. s, Het geluk, 't welk onze Zoon, naa „ ver-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3*3 „ verloop van eenigen tyd, alzo zal kun9, nen genieten, om eene Egtverbintemsfe 3, aan te gaan, met eene Vorstinne, uit 3, een der magtigfte Huizen van Europa, 3, begaafd met de uitmuntendfte hoedanig9, heden, en met hem één en denzelfden „ Godsdienst belydende, leevert ons ge„ gronde reden op om te vertrouwen, 3, dat U Hoog Mog. dezelve mede zul3, len aanzien, als voordeelig voor onzen „ Zoon en Huis, en te gelyk, als over„ eenkomftig met de belangens van dee- „ zen Staat. Weshalven wy ons al- 9, zins durven vleijen, dat dezelve aan U 9, Hoog Mog. aangenaam en welgevallig 3, zal zyn, en dat U Hoog Mog. het „ voorgenomen Huwelyk, met derzelver „ Approbatie en Aggreatie, wel zullen „ gelieven te verëeren, een Huwelyk, 3, welks volvoering, indien onze vuurig59 fte wenfchen van den Alvermogenden 3, verhoord worden, met deszelfs zegen s, bekroond, ten nutte van de Republiek, „ en ter bevordering haarer waare en wee„ zenlyke belangen ftrekken zal. (*)" Alleszins werd deeze Bekendmaaking, door een goedkeurend Staatsbelluit van hun Hoog Mogenden vereerd, en daaromtrent nader 's anderendaags beflooten, zyne Koninglyke Majefteit, haare Majefteit de Koningin van Pruisfw, haare Ko- ning- (?) Ten zelfden dage, den i8.van Sepc, werd een Brief van denzelfden woprdelyken inhsud, ter Vergadering van Staaten van Holland ingediend. LXIV. SOEK. Goedkeuring/an decelve.  gÖ4 DE REPUBLIEK DER XA1V. 'é jek, Berigtgeevingvan het ïluwelyk van prinfes lqv- ninglyke Hoogheid, Mevrouw de Prinfes van Pruis/en en den Heer Erfprins, by Brieven, wegens dit Huwelyk geluk te wenfchen, met betuiging van blydfchap over deeze gebeurtènisfe. De Brieven, daar toe {trekkende, werden gezonden aan der Staaten Afgezant ten Hove van Berlyr,. Voorts kreeg de Agent van Hees last, om aan de vreemde Staatsministers in 'sGra.•imhaage des by monde kennis te geeven, en by Brieven, aan de Ministers van Staat buiten 's Lands. Ten zelfden dage der Bekendmaaking van het aanftaande Huwelyk des Erfprinfen, ontvingen de Algemeene Staaten, de Berigtgeeving eener andere Egtverbintenisfe, in eenen Brieve, welke op deezen zin liep. „ Hoog Mogende Heeren! Over5, tuigd van het deel, 't welk U Hoog „ Mog. {leeds neemen, in de belangen van ons Huis, en in al het geen tot „ voorzetting van 't zelve ftrekken kan, „ agten wy het van onzen pligt, ter ken- nisfe van Hoogstdezelven te brengen, „ dat het zyne Doorlugtige Hoogheid, „ den Regeerenden Hertog van Bruns„ wyk, behaagd heeft, nu onlangs onze „ Dogter, de Prinfesfe Frederica Louisa „ Wilhelmina , ten Huwelyk voor Hoogst ,, deszelfs Oudften Zoon, den Heere Erf„ prins Carel George August, van „ ons te verzoeken; en dat wy, bene- vens onze dierbaare Gemalinne, volko„ men overreed zyn, van de Joflyke hoe- danigheden van .welgemelden Heer Erf- „'prins,  VËRENIGDE NEDERLANDEN, rfi prins 9 en even daarom, uit dat Huwelyk, met allen grond het welzyn en geluk, van onze Dogter mogende ver-* wagten, vermeend hebben, met volko„ men toeftemming van dezelve onze 5, Dogter, dat verzoek te moeten inwilligen; te meerder, om dat de Egtver», bintenis, met een der voornaamfte Hui* s, zen van Europa, welk bereids lange, ,, zo met ons Huis, als met deezen Staat, „ in een naauw verband geftaan heeft, „ en aan wiens tegenwoordig Hoofd, de Republiek, zo wel als wy verpligt zyn, „ in allen deele beantwoord aan die eindens, welke wy gemeend hebben, ons in deezen te moeten voorftellen. ,, Wy kunnen plegtig verzekeren, dat de Prinfes, onze Dogter, eenen die* „ pen indruk hebbende van het geluk, het „ welk zy gehad heeft, om in deezen „ Staat gebooren en opgevoed te worden, „ haar Vaderland altoos indagtig zynde, nimmer zal nalaaten, de vuurigfte wen„ fchen voor het zelve en deszelfs waare „ belangens te voeden, als ook die be„ langens, by alle gelegenheden voor te ftaan en te bevorderen, en daar door „ de continuatie, van uwer Hoog Mo„ genden benevolentie te meriteeren. (*_) Even zeer als de voorgaande Huwelyks bekendmaaking, werd deeze met geluk f wen-» (*) Staaten van Bolland, ontvingen ook woordelyk dezelfde aanfchrvviug, wegens deeze Egtver* feintenisfe* C OE Kt l78y. Ge. :henk an den  LXIV. boe.k. I789. Bekendinaakerdeezer Egtverbintenisfe. Gelük■vvenfchingenby Prinfes 1.0uïsa van ■wegen bun Hoog Mogenden en (SenRaad van Staaten. De Erfprinskomt op de IIooge fchool te Leyden. Wm'U ggö DE REPUBLIEK DER wenfching Van hun Hoog Mogenden ver= ëerd: en befloóten, om voor den Jonkheer van Heeckeren tot Walien , Edelman van den Stadhouder, den Brenger der Brieven aan hun Hoog Mogenden, tot eene gédagtenis eene Goude Ketting en Gedenkpenning, ter waarde van zes honderd Guldens, te doen vervaardigen. (*) Jonkheer van Voorst tot den Breuöel , Voorzitter ter Algemeene Staatsvergaieringe, werd verzogt, zich by de aanftaande Prinfesfe Bruid te vervoegen, om, uit naam van hun Hoog Mogenden, de Gelukwenfching af te leggen. Ten zelfden einde was, van wegen den Raad van Staaten Jonkheer Ch. Bigot, aldaar het Voorzitterfchap bekleedende, benoemd. In Staatlyken optocht, gingen die beide bezendingen, na het Lusthuis de Oranjê Zaal, en volvoerden dien last. — Weinig dagen laater, gaven de Prins en Prinfesfe , nevens de verloofde Dogter, ten zelfden Lusthuize openbaar gehoor, om de Gelukwenfchingen, van Lieden van allerlei aanzien en ftand, te ontvangen. De voltrekking dier Egtverbintenisfen, valt buiten ons tegenwoordig Tydsbeftek, binnen 't zelve, dat de Erfprins, dien wy naa Brunswyk zagen vertrekken, en zich te Berlyn ophieldt,' by zyn wederkeeren, aan de Hóogefchool te Leyden, eenigen tyd vertoefde. Het Stadhouder- (*) Refol. Gen. 18. en 22= Sept. 17?^  VËRËNIGDË NEDERLANDEN. 367 derlyk Gezin begeleidde hem derwaards, en in het Huis van den Heer Diederick van Leyden, Heer van Vlaai-dingen en Vlaardinger Ambagt, tot'sPrinfen intrek, ftaande zyn verblyf op 's Lands Hooge Schoole, beftemd. De Rector Magnificus te Water, verwelkomde deezen hoogaanzienlyken Leerling; die hem ook op de rolle der Academieburgeren, met aflegging van den daar by gewoonen Eed, aanfchreef. Eene bezending uit de Stadsregeering, van den Academifchen Raad, Krygs- en Kerkenraaden, kwam by hem ter verwelkoming. Eigenaartiger dan van deeze twee laatstgemeldën, was de opwagting by den Vorstlyken Student gemaakt, door veele der Studenten, in de vier onderfcheidene Faculteiten; ■ Véekté fchry ven wy, dewyl, in eene andere Faculteit, 'er niet weinigen gevonden wierden, die, uit hoofde der jongfte gebeurtenisfen, van deezen nieuwen Academieburger, geen werks altoos maakten. Deezen werden door geenen, met eene zwarte koole getekend. De Graaf van Stamfort , en de Hoog* leeraar Tollius , die deezen hunnen Kweekeling na Brunswyk vergezeld, en* het oog op diens Letter- en Wetenfchaps-oefeningen, te Brunswyk, in den jongst verloopen winter, gehouden hadden, hielden beftendig hun verblyf by den jongen Prins, en de laatstgemélde, was altoos tegenwoordig, by de lesfen hem, op beftemde uiïïen, gegeeven door de Hoogleeraaren Kluit, LXIV. boek. 1789»  $63 DË REPUBLIEK DÉR Ixtv. boek 1789. Lot de; Uitgewekenen in Frank- Ant» woord C*) Zie hier boven bl. 2ia< Klüit, Pestel en van der Keeselj 1 By ■ den Hoogleeraar Damen nam hy eenige Lesfen in de Natuurkunde. By zo veel opgeruimdheids, onthaals en ' vreugds, als dit Boek vermeldde ten deezen Jaare den Stadhouder, diens Gezint en Aanhang bejegend, terwyl de onderliggende Party, gelyk de meer byzondere befchouwing der Gewesten zal uitwyzen, met aanhoudenden druk belaaden bleef, mogen wy niet vergeeten, ten flot iets te vermelden, wegens het lot der ten Lande uitgeweeken Patriotten. Hoe zy in Brabant en in Frankryk, over 't algemeen, ontvangen en onderhouden werden, vermeldde ons Gefchiedbiad. (*) Byzonder kwam hun, in die uitlandigheid, te ilade de jaarlykfche Onderftand, dien de Koning van Frankryk uitreikte aan elk des behoevenden, geëvenredigd naar den rang, Voorheen in hun Vaderland bekleed. Gjooé en veelvuldig waren deezer benoodigdheden, en oordeelden zy de Önderftandgelden, daar'aan niet voldoende. Zy hadden Gevolmagtigden gekoozen. Deezen vaardigden den Heer Hubert, een der Uitgeweekenen, na Frankryk, om deswegen ,■ uit hunnen naam, klagten by den Koning, uit te ftorten, en, waar het mogelyk, een ruimer toelaage te verwerven. Eene pooging, van geen gelukkig gevolg vergezeld. Immers in Wintermaand, ontving  Verenigde Nederlanden. 3*59 "ving gemelde Hubert, een Brief van 's Konings wege, waar in hy, ten aanziene van de Volmagt der Perfoonen, die zich noemden Gedeputeerden der Holland/de Vlugttlingen in Frankryk^ ten befcheid ontving, „ Zyne Majefteit heeft gedagt, dat „ hy, noch in u, noch in andere Vlugte„ lingen, die de vertoonde Volmagt gc„ tekend hebben, de hoedanigheid van ,, Gedeputeerden kon erkennen. Indien s, de Hollanders, aan welken zyne Maje9, fteit eene Schuilplaats, en Onderhoud „ hadt willen toeftaan, Gedeputeerden zou„ den kunnen hebben, zo zouden die „ Vlugtelingen, een wettig zamengevoegd ,, Lichaam in Frankryk moeten uitmaaken. s, Doch geen reden, geene omftandigheid, „ noch eenige daad, gaf hun magt om „ iets zodanigs te eifchen, 't geen de wys„ heid varPzyne Majefteit, nooit zou toe„ laaten goed te keuren." Uit welk een oogpunt, de Koning de Uitgeweekenen befchouwde, geeft hy te verftaan, 'er by voegende, „ de Holland* „ fche Vlugtelingen in Frankryk, kunnen „ niet anders, dan als enkele Perfoonen, „ worden aangemerkt, in het Koningryk, „ onder de befcherming der Wetten, lee„ vende. Was hun toegeftaan, dat zy „ zich in eenige Steden van Vlaanderen ,, en Artois zouden zamenvoegen: dit was alleen gefchied, om te gemaklyker in „ derzelver onderhoud te voorzien, en „ nimmer om 'er een byzonder Lichaam van te maaken. xxii. Deei, Aa LXIV» BOEK* 1789. der Gecommitteerdender Uitgeweekenengegee* ven.  3?o DE REPUBLIEK DER LXïV. BuEK.i I789. „ Wat het Onderhoud den Hollandfche ., Vlugtelingen toegedaan betrof, die was „ een Gunstbetoon van zyne Majefteit, „ waar van hy geene rekenfehap behoef,, de te geeven, op welken zy geenen „ Officieelen invloed konden hebben; dit „ Onderhoud kon zyne Majefteit vermeer,, deren, verminderen, ja zelfs intrekken, naar gelange hy zulks mogt goedvin„ den. Naar deeze grondüeliing, welke „ zyne Majefteit voor hadt ftipt te vol„ gen, hadt hy alle Officieele kennisgee„ ving der Lysten, weïke de Heer Hu„ bert gevraagd hadt, geweigerd, en diens„ volgens hadt de Heer Schardon, zy„ nen last ontvangen. „ Indien," voegde dit Gefchrift 'er nevens, „ de voornaamfte Hóllanders, die „ zich in Frankryk bevonden ^aagten dat „ 'er kwaalyk verordende handelingen, om„ trent het Onderhoud, plaats hadden, of „ dat 'er voorwerpen zich opdeeden, het „ hun toegelegde onwaardig, deezen kon- den, ieder voor zich zei ven, hunne „ vertoogen, des betreffende, aan 'sKo„ nings Ministers zenden. Zyne Majefteit „ zou ze laaten onderzoeken, en zy be„ hoorden zyn goedheid genoeg te fcen- nen, om overtuigd te weezen, dat de Voordragten, op regt en reden gegrond, zouden worden aangenomen." Ten flotte, ,. twyfeldede Koning niet, „ of de Hollandfche Vlugtelingen, zouden „ 'er. zich. een pligt van maaken, om hem 9> in 't vervolg te overtuigen, dat zy door „ eene  VERENIGDE NEDERLANDEN. 571 „ eene volmaakte rust, hun erkentlykheid „ voor zyne weldaaden aan den dag lagen, „ en, door dat gedrag, de voortduuring „ daar van verdienen."^ Schoon dit Antwoord, de Vlugtelingen uit Holland niet afmaalde, gelykmen liet verluiden, dat in Frankryk gefchiedde, „ als Lie„ den, met welken Frankryk niets wilde te „ doen hebben, hun behandelde als Schooy- ers, en men den Prins van Oranje aldaar „ beklaagde, van met zulke Bedelaars te „ doen gehad te hebben, die men in „ Frankryk den naam gaf, van Patriotti„, fche Convulfionaristen (*), voldeedt dit fchryven, geheel niet aan de uitgeweeken Nederlanderen. Onder de Gevolmagtigden, door hun gefcoozen, bevondt zich de Heer van Hoey , vóór de Omwenteling Geneesheer in sGrayenhaage, een man van veel vernufts, bekwaamheids en vol mannen moed. Met verontwaardiging vervuld, op het leezen des even medegedeelden Gefchrifts, vatte hy de pen op, en fchreefaan den Controlleur der Financien in Frankryk, een Brief, die uit verfcheiden hoofde, verdient bewaard te worden. Ballingfchap, hadt op verre na zyn moedigen geest niet geknakt; een vooruitzigt op herftel, hoe fcheemeragtig, zweefde hem voor de geest, en beurde hem op-, te midden van de nede'rdrukkende grieve. Dan laaten wy dien moedigen Vaderlander hooren — horen fchryf ik: want (*) R. L. Boüwens aan zyne Committenten bl. 158V Aa 2 LXIV. BOEK. 1789. Brief van vam Hoey des wagen.  37* DE REPUBLIEK DER LXIV, BOEK I780 want het Stuk, 't welk wy gaan boeken, mag veel eer aangemerkt worden, als een klemmend pleit voor de zaak zyner Medepatriotten, dan als een Èrief aan een Staatsman gerigt. Men hoore. „ Myn HeerI Daar de Heer Hubert, „ my den verbaazenden Brief heeft mede„ gedeeld, welke het u behaagd heeft hem „ te zenden, vind ik my in de onvermy„ delyke verpligting, van u myn gevoelen , „ over dat Onderwerp, te doen weeten: „ om dat ik te wel overtuigd ben, dat „ dezelve, voor het grootfte gedeelte, my „ mede betreft. Ik verzeker u tevens, ,, myn Heer! dat deeze overlast de laat„ fle zal zyn, die gy van my te verwag5, ten hebt. „ Vermids dezelve niet handelt over my- ne Volmag^ welke reeds voor lange, als wettig, erkend is door myn Heer ,, den Aardsbisfchop van Sens , den Graaf „ van Montmorin, en den Graaf van St. Priest, zou ik, zo veel te gewil„ liger, dit Onderwerp onaangeroerd laa„ ten, om dat de gevoelens van het Mi„ nifterie, ten aanziene van myne Zending „ en myn Perfoon, my volmaakt onver„ fchillig zyn. „ Maar, 'tgeen my byzonder aandoet, 5, het geen my in 't binnenfte van myn „ hart treft, is de duidelyke Verklaaring ,, van de gevoelens van het Minifterie, „ omtrent een dapper en edelmoedig Volk, „ omtrent de gevlugte Hollanders, welke men den beker der verdrukking en ver-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 373 s, veragting, tot den droesfem toe, doet 9, ledig drinken, „ Ik bemerk, myn Heer! dat men 9, fteeds den naam des Konings tragt te mengen, met het onderdrukkend Syfte„ ma; 't welk men omtrent de Hollan9, dsrs volgt. De Ministers maaken zich 9, uit denzelven een agtbaar fchild, om 9, zich zeker te ftellen, in de fchaduw 9, van deezen geheiligden Naam. Maar, 9, om deeze eeuwige uitvlugt kort af te „ fnyden, verklaar ik . ronduit, dat het „ volftrekt onmogelyk is, dat die Vorst, ,, zo zagtaartig, 'zo regtvaardig, zo wel9, daadig, en met een zo menschlievend 3, Gharacter begaafd, de Ontwerper zou „ kunnen zyn, van zodanige bevelen, of 0, doortrokken kon zyn van de grondbegin„ zelen, van een Turkfchen Vifier, met „ welke de boven aangehaalde Brief aiV „ lerwegen doorzaaid is. „ Toen de Koning aan de gevlugte Hollanders, eene Schuilplaats en Onder„ ftand verleende, zegt die Brief, bewees ,, hy hun eene gunst, welke niemand regt hadt te vorderen; hy kan dezelve intrekken, ,j naar zyn welbehaagen. Is de Koning hun „ iets fchuldig? — Zekerlyk, myn Heer! 9, is de Koning hun iets fchuldig; ja, zeer „ veel is hy hun fchuldig; want hy is ,, de oorzaak van alle hunne rampen. — „ Indien de plegtigfte Verbintenis, de „ heilige en dikwerf herhaalde Beloften, „ indien het onverbreeklyk woord des Ko- nings, die hunne zaak wel als zyne Aa 3 „ ei- LXIV. 8 OEK. 17*9-  374 DE REPUBLIEK DER LXIV. BOEK. I789. „ eigene heeft willen aanmerken, indien dit „ alles niets is, en men daar op geen ftaat „ kan maaken, zo heb ik ongelyk, en „ de Ministers hebben gelylc Maar, in„ dien de Eer, de Regtvaardigheid, en „ de Menschlykheid, nog iets betekenen, „ indien men dezelve nog niet openlyk, „ aan de voeten van het Regt, en de „ Wetten, wil vertrappen; indien men nog „ bloost, om den Myneed te wettigen, „ in het aanzien van 't Heelal, dan zal „ ik gelyk, en de Hollanders hunne zaak „ gewonnen hebben. „ Het Minifterie fchynt de Hollanders „ aan te zien, als een hoop Bedelaars, „ aan welken men, als uit medelyden, „ eenige Broodbrokken voorzet, 't geen „ men hun nog verwyt, en die men groos, ten lust fchynt te hebben, hun nog te „ ontneemen. Neen, myn Heer! zo- ,, danigen zyn de gevlugte Hollanders niet, „ zy maaken het dapperfte, het eerlykfte „ gedeelte uit, van een weleer edelmoe„ dig en vry Volk, en nog kloekmoe„ dig, fchoon verdrukt, aan de verfchrik„ lykfte elenden onderworpen, door val- fche hoop bedroogen, en, tot overmaat „ van rampen, onder de beheerfching van -, een Minifierieel Despotismus gebragt. „ Wat de Gevolmagtigden betreft, myn „ Heer! deeze zyn de Lieden niet, om „ voor uwe bedreigingen te buigen. Zy „ allen waren Leden van de Souveraini,, teit, vóór de noodlottige Omwenteling, „ welke het Branfche Minifterie hadt moe- „ ten  VERENIGDE NEDERLANDEN. 375 , ten voorkomen, en die, tot op den ' da? van heden, ter fchande van Frank , ryk ftrekt. Het is met hun, en huns •• gelyken, dat Lodewyk de XVI. ge„ handeld heeft, als iemand met zyns gelyk handelt, dat hy deeze Verbintenis \l heeft geflooten, welke zo veel heeft be,, loofd, en zo weinig is vervuld. —„ Eeuwigen dank zy toegebragt aan den ,, goeden, deugdzaamen Monarch der Fran„ fchen. Hy is het niet, die ons zo laf„ hartig als trouwloos verlaaten heeft. Ik „' erken zyne goede oogmerken, de fchoon„ heid van zyne ziel, en de regtvaardig, heid van zyn hart; maar ik verklaai " niet minder ernftig, dat deeze goede „ Koning, door zyne Ministers, onwaar diglyk is bedroogen, dat zyn Rehgif „ is verfchalkt, en dat, indien de Repu bliek niet door Frankryk herfteld wordt ', ïet ongeluk der Hollandfche Patriotten " ten eeuwigen dage, een fmet zal wee „ zen in den roem der Regeermge vai Lodewyk den XVI. „ Ik denk alles gezegd te hebben, my: Heerl maar my drukt nog een klei • Artykel op het hart, het welk ik d r' eer zal hebben, op dezelfde vrymoedig Z wyze, voor u geheel te ontwikkelen. „ Gy zegt, myn Heerl dat zodanig .„ Bezendingen nutloos, en dat indien '( Klagten te doen zyn, men die, iede ' voor zich zeiven, aan de Ministers ka !' voordraagen. Helaas, myn Heei * aan de Ministers! wie heeft ooit 2 Aa 4 i> m LXIV. BOEK. 1789. t > 1 1 1 e e q X X a 5 b  LXIV. boek. i J i "1 p a a 1 9 9 5 l ) r ;fe ■ v / v. $76 DE REPUBLIEK DER „ menigvuldig, en met zo veel aandrangs. ,, de elende der ongelukkige Hollanderei „ aan hem voorgedraagen, als ik? wie „ hadt ooit meer hoops op hunne Regt„ vaardigheid, of, zo het u meer be„ haagt, op hun Medelyden? en heb ik „ niet altoos vrugtlooze flappen gedaan ? —■ „ Ik beroep my myn Heer! op u zeiven, „ op myn Heer den Directeur Generaal, „ op den Graaf van Mojstmorin, op „ den Graaf de St. Priest, op myn „ Heer deii Aartsbisfchop van Sens , in „ dien tyd de eerfte en meest vermogen,, de Minister. „ Myn befluit is genomen. — De Minis, ters zullen door my niet meer lastig , gevallen worden , de verveelende klag, ten der ongelukkige Hollanderen, zullen , in hunne ooren niet meer weergalmen; , hunne harten kunnpn voortaan geflooten , blyven voor de Regtvaardigheid en het , Ongeluk. Maar ook de Befcherm- , engel van Frankryk heeft de denk, beelden van Vryheid, van Regtvaardig, heid en Deugd doen ontdaan, en 'er , beftaat eene Agtbaare Vierfchaar, daar , deeze geheiligde naamen nog geëerhie, digd worden, en daar is het, waar wy , hoopen gehoord te zullen worden. (*) „ Zie (*) Wanneer wy de dagtekening deezes Briefs ladpleegen, den 8. Dec. 1789. en ons de Geeurtenisfen in Frankryk herinneren, vak 'er geen pyfel, of de Heer van Hoey, bedoelt met de igtbdarè Vierfchaar, de Nationaals terg adert lig w branh-yk. ' ■ 9  VERENIGDE NEDERLANDEN. '%if „ Zie daar de denkwyze van eenen waas, ren Hollandfchen Patriot, die zo veel „ te vrymoediger kan fpreeken, daar hy ?, het geluk geniet van zich te kunnen 9, onttrekken aan den Byftand, welken 9, men zyne ongelukkige Landgenooten, ,9 tot zo duuren prys, doet koopen. „ Eindelyk, myn Heer! ik weet niet ,, of het der Minilïerieele wraakzugt nog 5, tegenwoordig zal kunnen gelukken my 9, te ftrarfen, om dat ik de waarheid heb ,, durven zeggen, — ik weet niet of de ,, laatfte ftuiptrekkingen van deezen ziel- toogenden Colosfus, gevaarlyk voor my 9, zullen kunnen worden; maar dit weet „ik, dat het my nimmer berouwen zal, 9, alles aan Eer en Pligt te hebben op- geoiTerdl" De Staatsomwentelingen in Frankryk, hadden op de derwaards Uitgeweekene Nederïandfche Patriotten uitwerkingen, welke in 't vervolg moeten vermeld worden: dewyl zy, met de Gefchiedenis onzes Vaderlands, van tyd tot tyd, meer zamenhangs kreegen. Ons ftaat, in een volgend Boek, te bezien, wat 'er Gewestlyk, in den thans opengefchooven Jaarkring, voorviel. . Einde van 't Twee- en- twintigfte Deeh Aa | LXIVi BOEK 1783.  BLAD W Y Z E R der VOORNAAMSTE ZAAKEN. •*J-dmiraliteits Coliegien, Voorlag om de vyf tot één te brengen, 331. Alexajsder (P,) Baron van Boetzelaar, tot een der Regeeringsbefchikkers in Zeeland, door zyne Hoogheid benoemd, 138. America (Slegte gefteldheid onzer Handels op Noord-) 240. Asnfierdam, de Kweekfchool der Zeevaard bjyft 'er in ftand, 215. Poogingen ten • nutte der Zeevaard daar aangewend, Aid. Sterke aanmerkingen door die van Amfterdam, gemaakt op de Wisfei Negotiatie ten behoeve der Oost-Indifche Maatfchappye, 224. Bedenking deswegen, 226. De regeerend Prins van Nassau. Weilburg, bezoekt die Stad, 3^2. Annaland (]. van St) blyft uit Zeeland; wordt vervolgens Municipaal te Haarlem, 178. Appingadam, (De Stad, de Ommelanden en het Hof, vereen igen zich en laaten de Commisfie in) voortgaan, 65. 'sHofs befluit des wegen, Aid. Dj ukkende gevolgen bier van, •Aid. Ardesch (P) 'Luitenant Collonel, door Gedeputeerde Staaten van Friesland, met een Gouden Degen begiftigd. 13. Vergunning van Willem den V., om dit Zydgeweer zo wel in ais buiten Dienst te draageu, AU, Tï B JDacot (G.J. G.) een byzon- der doel der Vervolginge, 71. Hy verlaat zyn Standplaats Eenmm,ii. Publikatie tegen hein, 72. Legt zyn dienst aldaar neder, 73. De Commisfie fchryft aan de Bentheim Steinfurtjche Regeering, Aid. Scherp Antwoord dier Regeeringe, 74. Gronden waar op hy voor zyne Onfcbuid pleit, 79. Vonnis over bem geftreeken, 81. Bentheim Stewfurt (De Regeering van) fchryft een feberpen Brief aan die van Stad en Lande, 74. Bsrbice, ftaat des Slaavenhandels aldaar, 237. Bigot (H; legt, van wegen den  B L A D W Y Z E R. den Raad van Staaten , de Gelukwenfching ten Stadhouderlyken Huize, we. gens het Huwelyk dei'jonge Prinfesfe af, 360". Blau (Th. B. de) Leeraar te Groningen, moeilykhe> den hem aangedaan, 100. Welk eene Verklaaring men van hem vordert, 103. Hoe door hem beantwoord, 104. Waar toe by komen zou, ioó. Brusk afgeweezen, 107. De Kerkenraad fielt zich voor . hem in de bresfe, 109. Niet verhoord, 110. De Bi.au afgezet, 111. Het Affcbrifc zyner Leerleden hem onthouden , 112. Hy dient esn Stuk, wegens zyne Commisfie, als Correspondent van het Zuidhollands Synode in, 112. Dezelve wordt ingehouden, 114. Bolhuis (J. en B. van) Vonnis over deezen geflaagen, 89. Netelig gefchii hier over, tusfchen de Stads Regeering te Groningen, en de Hooge Juftitie kamer gereezen, 90. Afloop deezer zaake, 94. Aanmerking op dat geval, 95. Brabant (Raad van) Byzondere aanklagte tegen eenige Leden van dien Raad , 184. Befcbuldigingen tegen hun ingeiuagt, 185. Hoe zy zich tegen opfpraak verdeedigen, 188. Nadere bepaaiingen, ten hunnen opzigte, 150. irabant, (Onlusten in) , 293. Grond der nieuwe misnoegdheden aldaar, 294. Ernftige Waarfchuwing , 296. Der Staaten kruipende onderwerping, 297. Poogingen van eenige Brabantfche Patriotten, 299* Punten der Brabanderen door den Keizer ter overweeginge gegeeven, 300. Deeze werden verworpen; 't geen de vernietiging des Raads van Brabant, tengevolge heeft, 302. De gemoederen van den Keizer vervreemd, Md. Wat'er tegen hem zamenfpanr. Vergeeffche pooging om de gemoederen te leenigen, 303. Gefteldheid te Brusfel, 304, Verrigtingen van het Patriottisch Leger, Aid. Vergeefsch aanbod van toegeeving en vergiftenisfe, 305. Befluit om den Keizer vervallen te verklaaren, 305. Brusfel gaat aan de zyde der Patriotten over, Aid. d'Alton en Traumantsdorf vlugten, 307, Zegepraal der Patriotten en de Omwenteling voltrokken, Aid. Veelen uit Brabant wyken na deeze Landen, 309. Een Committe der Staaten van Brabant vergadert te Breda, 312. Breda, een Committe der Staaten van Brabant daar vergaderd, 312. Bhunswyk, nadere aanzoek by  BLADWYZER. hy de Algemeene Staaten, tot Vereerlyking vsn (Lob3wyk Ernst van) 343. Verklaaring van hun Hoog Mogenden daar op, Aid. Genoegenneeming daar in, Brusfel, hoe de Uitgeweekenen daar bejegend werden, 211. JJuma (H. L. van) in boete beflaagen, 33. B"r8 (C. van der) Burgemeester van Bolswaard, wat men hem ten laste legt, 29. Met het Zwaard over ?t hoofd, en eene twintig jaarige Balüngfcbap uit Friesland geftraft. 30. C. Carel George Aucust. , Erfprins van Brunswyk, bekendmaaking van diens bedoelde Egtverbintenisfe met de Prinfesfe Fredeiu- CA LOüISA WlLHELMINA, 364. Gitters (W. A. van) aansezogt om na hetRaadpenfionarisfehap in Zeeland te ftaan ,168. Wat hem bewoog die Post te aanvaar, den, 169. Diens Intreedreden voering, 170. C'ttehs (van) Affcheids groete naa zyne Hoogheid ter vergadering van hun Hoog Mogenden, 353. Claemergen (A. V. van) diens gedrag als Raadsheer van Friesland gepreezen, 33- Clyver (P. J.) blyft by de Regeeringsverandering te Flisftngen, de eerfle plaats als Burgemeester bekleeden, 141. Cnqop (W.) waar mede befchuldigd en hoe gevonnisd, 25. Cramer (F. Hellendohn) Leeraar in Friesland afgezet, 20. Crumpipen (De Canfelier van) te Breda, losgelaaten en op Brabantfchen Bodem gebragt, 318. Ouracaop Aanmerkingen den Handel van dit Eiland betreffende, 239. De Fiscaal van Teylingen, aldaar herfteld, 240. D. Dank-en Bededag in i789uftgefchreeven, uit welk een oogpunt men daar in 's Lands toeftand befchouwcle, 268. Dedem (van) De terugroeping diens Gezants by de Porte, bier te lande gevreesd en wat daar toe grond gaf, 244. Directeuren van den Levantfclien Handel komen voor hem op, 245. Hy blyft die Post bekleeden, 248. Bewerkte een Bevelfchrift ten voordeele des Confuls te Morea, 250. Als mede voor anderen, Aid. efenjleweezen, (de Gelastig den tot het doen verflag, 323. ■ Hoe zy zich, wegens hun  Ü 1 A D W ï 2 Ê 1 hun arbeid hooren laaten, 324. Aanmerkingen hier op, 330. Denemarken, (de Algemeene Staaten fchryven aan den Koning van) over den Oorlog in 't Noorden, 287. Engeland ondeffteunt dit fchryven, 289. Gerustftellend antwoord van wegen den Koning van Deenemarken, 290. Demerary, zie Esfequelo. Doopsgezinden in Friesland, blyk van derzelver Verdraagzaamheid, 10. 1? Ë -Ü-ck (Lambert EnCEOERT van) wat hem ais Raadsheer van den Hove van Brabant wedervaart, 186. Zie verder Raad van Brabant. Eedaflegging der Hooge StafOfficieren verandering des' gemaakt, 342. Esfcquebo en Demerary, Maat des Slaavenhandels in die Volkplantingen, 237. Beitel op de Regeeringen aldaar aan zyne Hoogheid opgedraagen, 238. F Fitzherbert (A.) Afgezant des Konings van Groot Brittanje by onzen Staat, 345. Hoe door den Ko»ning aangepreezen, 346. Font (J. Gabkiél tA)Leeraar in de Waifcbe Gemeente te 'sHertogenbosch, hoe hy gezegd wordt gebeden te hebben, 201. In zyd Dienst gefchort, 202. Zoekt te vergeefsch in de Amneftie begreepen te wordon, Aid. Afgezet, 203. Franeket, de Hoogefcboof weder van Hoogfeeraaren voorzien , 21. Frankryk, wordt by deezen Staat, min dan voorheen, geteld, 271. Vordering by het Franfche'H.oï om betaaling eeniger Millioenen, 272. Voorftel deswegen aan den Graaf de Montmorin, 274. Antwoord van de Franjche zyde, 274. Wederantwoord van de? Staaten, 277. Deeze zaak bleef fteeken, 287- Lot der Uitgewecken in Frankfyk, 368. Frederica Loüisa WilhelHina, Bekendmaaking van. haar Huwelyk met den Erfprins van Brünsw)k Carel, George Aügüst, 364. FrEMery (J. de) keert als Leeraar te Middelburg weder, 178. Diens voorzigtig gedrag, 179. Friesland, Herinnering van het daar, onlangs voorge^ vallene, 5. Algemeene Schets van de toenmaaliga gcfteltenis, Aid. Een nieuwe Eed op de Conftitutie daar onnoodiggekeurd, 7. Aanmerking deswegen, 9. Strengheid om deRoomschgezindsn van den Landdag uit te monfteren, Aid. Koperen Trommen aan de Schutteryen van Leeuwaarden  B t A D W Y Z E R. rfen en Matlingen Refebonken, ir. P, Aaoucs, door Gedeputeerde Stilten met een Gouden Degen begiftigd , 13. DeGcwapende Genootfchappen ontbonden en de Sociëteiten geweerd, 16. Hoemen de Burger-Sociëteiten afmaalt, Aid Vernieuwing en verbreeding van het bevel der Voorbiddinge voor bet Huis van Oranje, 18. Groot aantal op het Blokhuis gevangen gezette Burgers , 22. Van ■welken Plaatzen demeefte Gevangenen kwamen, 23. Opgaave van de Befchuldigingen en Vonnisfen der voornaamflen, 23. Aanmerking over deeze Vonnisfen en Gevangenhoudingen , 31. 't Gedrag des Hofs: Twee Raadsbeeren • maaken hier eene uitzondering. 33. Standvastigheid der op 't Blokhuis zljttenden, 34. Rengers vervaardigt een Verzoekfchriftom vergiffenis voor eenige Gevangenen, Aid. 't Zelve door elf Vrouwen getekend, 39. Van geene uitwerking Aid. Groot getal van Uitgeweekenen en Ingedaagden, 40. Fruitier (J.) Vonnis over hem geftreeken, 82. % G Generaliteit (Landen der) Hoe men daar in 't algemeen, naa de Omwenteling han¬ del:, 1S3. Zie verder Raad van Brïbant. Amnestie dsar afgekondigd, 196. De Fiscaal van de Generaliteit vah nss Pot flaagt niet in het vervolgen der Gene. raliteits Bedienden, 197. Voorfchrift der Voorbiddinge voor 's Lands Overheid in de Generaliteit, 199. Gerbrands (Tjaard) waarmede befchuldigd en hoe geflraft, 27. Gockinga (R. B.) \s Groningen over zekere uitdrukking, het Oranje draagen betreffende, ernftig onder houden en bedreigd, 86. Groenland en Straatdavids, de Deelhebbers in de Walvischvisfeheryen doen aanzoek om ouderftand by Staaten van Holland, 258. Worden te gemoet gekomen, en op welk eene wyze , 260. Groningen (Voorzorgen en bepaalingen in) wegens het Oranje draagen, 8S. De Secretaris R- B. Gockinga, over zekere uitdrukking , het Oranje dragen betreffende , onderhouden, 86. Oproerigheden en Schennisfen te dier Stede, 87. Oproerigheden by de Herberg de Unie, Aid. De liurgcfocieteit verboden , 89. Vonnis over J. en B. van Bolhuis, Aid. Netelig gefchil hier uit tusfchen de Stadsregeeringen de Hooge Juftitiekamer gereezsn, 90. Aanmerking op  BL ADWYZER. op dit geval, 95. Het gebeurde met den Syndicus Tiddens zie- Tiddens, Omzigtigheid der Patriottifche Leeraaren in Groningen, 99. Moeilykheden der Leeraar de Blau aangedaan en diens Afzetting, 100, Zie voorts de Blau. Ha ersma (A. A. van)Raadsheer in Friesland, diens gedrag gepreezen, -33. HAtTSMA, Vonnis over hem geftreeken, 26. Haringvisfchery, door Staaten van Holland begunftigd, 262. Harlingen (Koperen Trommen , door de Staaten van Friesland aan de Schuttery van) gefchonken, 11. De Schuttery aldaar, door de Regeering, met een Eerepenning begiftigd, 14. Aartfpraak var) den Collonel te dier gelegenheid. 14. Deeze Gedenkpenning befchrecven, 15. Harris (de Ridder) nu Lord JMalmesbury , blyft inEngeland, 345. Diens affcheids Brieve als Afgezant by deezen Staat, 345. Hartman (Nicolaas Willem) Raadsheer in den Hove van Brabant wat hem in die post wedervaart, 186. Zie verder Raad van Brabant. Haven van het Nieuwe Diep in gereedheid, 212. Belasting daar gevorderd, 213. Helder (Hoe zyne Hoogheid op de) ontvangen wordt, 357- Henegouwen (de Staaten van) tot bukken genoodzaakt, 298. 's He' togenbosch, wat de Fiscaal Witte Tulling in 't werk ftelt om veelen te dier Stede te benaauwen, 193. Hy flaagt niet in allen deele, 195. Wat den Leeraar la Font overkwam , zie la Font, Geene openbaare vreugdebetooningen daar ter Stede op 'sPrinfen Jaardag, 204. Welke op dien der Prinfesfe, 205. Komst van den Prins te dier Stede, 206. Aanfpraak ter verwelkoming door 75 Burgers opgefteld, Aid. Hessels (L.) gaat in een vierjaarige Ballingfchap uit Friesland, in ftede vaneen zwaare Geldboete te bgtaalen, 27. Hoey (van) Brief wegens het antwoord aan de Gecommitteerden der Uitgeweekenen gegeeven, 371. Holland (Staaten van) fchryven aan die van Zeeland, ter wegneeminge van eene zwaarigheid in de overgang van van de Spiegel , tot het Raadpenfionarisfebapinhun Gewest, 156. Wat zy oordeelen over den Staat der fVest-Indifche Maatfchappye, 232. Yveren voor eene te gemoetkoming met Penningen, 234.  Hadwyzei. 334. Sterke taal deswegen gevoerd, 236. Hun begrip, wegens den Slavenhandel en de Koopvaard op de Volkplantingen in AsWest Indien, 239. Holland (Staaten van) aangezogt om onderftand aan de Groenlandfche en Staatdavidfche Walvisvisfcberyen , 258. Komen dezelve te gemoet, a6o. Maaken nadere fchikkingen deswegen , Aid. Begunftigen de Haringvangst, en de Tslandfche vaart, 26a. Krygen kennis van de aanftaande Huwelyksverbintenisfen van den Erfprins en de jonge Prinfesfe van Oranje, 363 en 365. Holst (de Kerkleeraar) uit Vlisfingen geweeken, te Zaandam beroepen, 178. Hoop (J. de) waar toe ver. weezen, 27. Hop (de Afgezant) Schryft aan de Staaten over de Uitgeweekenen te Brusfel, 210. Zyn zeggen derAartshertoginne ten hunnen opzigte, toegevoegd, 211. Klaagt, •wegens het willen doorzoeken van zyn huis te Brusfel, 314. Voldoening hem des wegen gefchonken, T 1 Ingenieurs (Bepaaling ten op» zigte van de Geldvorderingen der), 343, K. li-aap de Goede Hoop, Pake^ boot op dezelve aangelegd „' 229. Kinsbersen (van) ontwerpt met Reïnst een Plan tot een Corps Mariniers, 334. Kongene (Oproer en Regeeringlooshcid te), 145'. Hoe de Gelastigden van zyne Hoogheid ter Regeeringsverfchikkinge ia Zeeland, zich daar van ontflaan, 146. Op welk eene wyze men de zaak vindt, 147. T U ■L*aar (Willem van) Voorzitter in den Raad van BraBant, wat hem als Patriot wedervaart, 18<5. Zie verder Raad van Brabant. Lambrechtsen (N. C.) wordt door Pestel als Penfionaris van Vlisfingen opgevolgd, 140. Lampsins, tot Baljuw te Vlisfingen aangefteld, 141. Leeuwaarden (Koperen Trommen door de Staaten van Friesland, aan de Schuttery van) gefchonken , 11. Leyden, ontvangt op de Hoo» gefchool den Erfprins als Student, 367. Lillo (Het Keizerlyk Wagtfchip, van voor) weggenomen , wedergegeeven , 321.  BLADWYZER. M. Maatfchappy (Oost - Indifihe) Gefteldheid van dezelve, 2]6. Voorflag van zyne Hoogheid ten deezen op2igte,2i7. Zwaare Geldbehoeften en aandrang op ■ Onderftand.by Staaten van Holland en Zeeland, tig• Voordragt aan hun Hoog Mogenden, 221. Eene Geldopneeming van tien Millioenen in Wisfelbrieven, 223.- Aanmerkingen van Amfterdam daar tegen, 224. Voordragt der daar benoodigde Gelden, 227. Uitdeeling der Maatfchappye, 228. Maatfchappy (West - Indifche) Ongelukkige ftaat van dezelve, 229. Voordragt van dien hooploozen toeHand, 231. Holldndsoordeel over dien ftand der zaaken , 232. Yvert voor de te gemoetkoming met gereede Penningen, 234. Sterke taal deswegen door die Staaten gevoerd, 236. Welk een ingang dit by hun Hoog Mogenden vindt, Md. Staat der Slavenhandels op Esfequelo en Demerary, 337- Beftel op de Regeéringen in die Volkplantingen aan den Prins opgedraagen, Aid. Hollands begrip over den Slaavenhandel en Koopvaart, 239. MaQuet (j.) te Zierikzee verwisfeld van Party, en blyft in deRegeering, 143* XXII. Deel. Mariniers (Plan tot het oprigten van een Corps) door Reïnst en van Kinsbergen ontworpen, 334.- Marocco (Vreemd voorftel des Keizers van) 250. Hoe" doordeVice-Conful Nieuwerkerke beantwoord , 251. Die Keizer betuigt in vrede te zyn met alle Christen Mogenheden , 252. Zonderlinge verklaaring diens Keizers, 253. Mauritz(J.) als Burgemeester te Vlisfingen aangefteld >, 141. Meinsma (Ph,) befchuldigd en gevonnisd, 23. Mersch (Van. der) aan 't hoofd der Patriottifcheix Legers in Brabant, 304. Zegepraalt, 307. Middelburg, Prinsgezindheid dier Stad, 121. Gelukwenfching dier Stad en Van den Eihnde Walcheren, wegens de Omwenteling aan zyne Hoogheid, 122. Wat 'er omtrent de Regeeringsverandering voorviel, 132. B. M. Pous en van Vis* vliet , uit de Regeering gezet, 144. Schaarschbeid van Geld te dier Stede, 181. Minninghem (G. v.) door zyne Hoogheid tot de Regeeringsbefchikking in Zeeland benoemd, 138. Aanmerking op diens Character, 139. Noot (H. van dek) hanBb 4t\t  BLADWIJZER. dèlt in naam des Brabantfeiten Volks, 303. In zegepraal omgevoerd, 307. Diens Gevangenneeming ' door den Keizer van de Algemeene Staaten gevorderd, 319. Wat zy op dien eisch antwoorden. 320. Officieren (Hooge Stof) verandering in hunne Eedaflegging gemaakt, 342. Ommelanden, De Predikanten daar befchuldigd , 69. Byzondere voorbeelden, Aid. Aanhoudende Oproerigheden van de Oranje party in dezelve, 83- Zie wyders Stad en Lande. Oranje (dePrinfes van) trekt na Eerlyn en Brunswyk, 355. Aan haar werdt het Honoraire Lidmaatfchap in Academie der Weetenfchappen te Berlyn aangeboden , Aid. P. Pahz Beyeren (Klein verfchil tusfchen) en onzen Staat uit den weg geruimd, 293- Parve (Daniël Jan Stjhn) Raadsheer in den Hove'van Brabant, wat hem als zodanig wedervaart, r86\ Zie verder Raad van Brabant. Pestel (F. F. Z.) in ftede van N. C Lambrechtsen tot Penfionaris van Vlisfingen aangefteld, 240. Pous (B. M.) wordt te Mid. delburg uit de Regeering geweerd, 144. R RMengers (L. J- J.) diens Aanfpraak by de overgifc der Koperen Trommen aan de Schutteryen van Leeuwaarden en Harlingen, 11. Vervaardigt een Verzoekfchrift om Vergiffenisfe' voor eenige Gevangene Friezen, 34. 't Zelve door Elf Vrouwen getekend, 39. ReYnst, ontwerpt mer van Kingsbergen, een Plan tot een Corps Mariniers, 334- Roomfchen, hoe van den Landdag in Friesland uitgemonfterd, 9. Rosenthal (van) wordt Schepen te Vlisfingen, gaat met de Kas der Domeinen door, 141. Rusland (de Keizerin van) . geeft den Staaten gerustftelling, wegens de vaart in de Oost zee , 291. Q S. ochsltema (J. E.) in Geldboete en Ballingfchap verweezen , 27. Schterhout (A<) Zee-Capi'. , tein, neemt zyn Ontflag uit den dienst der Zeeuwfche Admiraliteit, 180. Vonnis over hem geftreeken, Aid. ScriMiTZ (F. E.) Leeraar in Friesland geftraft, 19. Schouwen, woelingen aldaar om  BLADWYZER. om de Patriotten te weeren en de Prinsgezinden te bevorderen, 137. Serooskerke, geest der Regeeringsveranderinge aldaar woelende, 131. Raadflag van van de Spiegel deswegen , 135. Sluis (Keizerlyk Volk in) op. genomen, 322. Snellius (Nys) waar mede befchuldigd in Geldboete verweezen, 26 Spanje (Bezwaar wegens de Vaart op) opgeklaard, 241. Gefchil met dit Ryk , wegens het Salut op Zee uit den weggeruimd, 242. Spiegel (van de) diens raadflag 'wegens de geest van Regeeringsverandering op de Eilancle Schouwen, 135. Tot Raadpenfionaris in Holland \geroeperi, 153. Bekendmaaking van deeze Verkiezing, 154- Redegeeving van zyn fpoedig Antwoord op deeze Beroeping, 155- Schryven der Staaten van Holland, ter wegneeming van eene zwaarigheid, 156. Hy krygt vryheid om die Post aan te neemen 158- Zyne Affcheidsredenvoering, 159, Diens vertrek, 267. Staal (A) Doopsgezind Leeraar blyft uit Zeeland, 178. Iets wegens het zonderling lot van dien Man, Aid. Stad en Lande. Op welk eene wyze de breuke tusfchen Groningen en de Ommelan¬ den geheeld werd, 42. Gelastigden van wederzjden benoemd, 44. Dit werk haapert, de St;d geeft des berigt aan hun Hoog Mogenden, 44. Be» fluit'hier |p by de Alge' meene Staaten , 46- Aanmaaning tot het bervatien van het werk der Bevredi» ginge, 47. Reeds gemaakte fchikkingen op de Provinciaale Regeering, Aid. Klagten der Ommelander Heeren over de Stad, 43. De Stad moest bukken , 52. Afkondiging in Stad en Lande, Aid. Verflag tot het benoemen eener Commisfie, ter opfpeuring en ftrsffe der Patriotten, 57. Wydftrekkende Magt daar aan verleend, 59. Herroepingen van voorgaande veranderingen, 59. Afkondiging van het Hof tegen rustverftooringen, 60. De Ommelander Heeren, des gebelgd, gaan dit te keer. 62. Voortzetting van dat Gefcbü, 63. Aanmerking hier over i 64. De Stad het Hof en de Ommelanden vereenigen zich ter Onderdrukking en laaten de Commisfie in Appingadam voortgaan, 65. 'sHofs befluit deswegen, 66. Drukkende gevoigen hier van, 67. Vervolging daar uit gebooren, Aid. Deeze treft inzonderheid de Kerkleeraaren , 68- Byzondere voorbeelB b 2 den  BLADWYZER.' den hier van, 69. Bacot fpreekc hier boven ai ten bewyze, 71. Zie verder Bacot. ( Brief van de Bentheim Steinfurtfche Regeering aan die van Stad en Lande, 74. Wil een gedeelte Krygsvolk afwyzen, 342. Staaten (Algemeene) doen een Voorftel wegens de bezaaiing eeniggr Millioenen aan Frankryk. 273. Antwoord van de Franfche zyde, 274. Wederantwoord der Staaten, 277. Deeze zaak blyft fteeken, 287. Scbryven aan Deenemarken en Zweeden , wegens den Oorlog in 't Noorden, 287. Door Engeland hier in onderfteund, 289. Krygen van Deenemarken een Gerustftellend antwoord, 290. Ais mede van wegen de RusfiJche Keizerinne, 291. En van Zweeden, 292. Staaten (Algemeene) doen eenig Kryksvolk ten tydeder Brabantfche Onlusten zamentrekken, 309. Afkondiging ter gelegenheid dat veelen Manfchappen uit Brabant op onze Grenzen verzamelen, 311. Drie Hoofdeifchen van den Keizer aan de Staaten, Jio. ïwee derzelven beantwoord, 319. Wat zy op den eisch om van der Noot gevangen te neemen zeggen, 320. Geeven het Wiigtfchip van voor Lillo weggenomen weder, en worden deswegen bedankt, 321. Neemen het fchryven des Raads van Staateii, wegens het niet inleveren van een Staat van Oorlog gunftig aan, 337—340. Ontvangen, de bekendmaaking van het aanftaande Htjwelykvanden Erfprins,3öi. Keuren 't zelve goed, 363. Ontvangen berigt wegens het bedoelde Huwelyk van Brinfes Louisa, 364. G%lukwenfching wegens dit laattte, 366. Straatdavids, zie Groenland.