DE REPUBLIEK DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. DRIE- EN- TWINTIGSTE DEEL.   D E REPUBLIEK DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, zinds de noord-americaansche onlusten, BEHELZENDE AL HET MERKWAARDIGE ÏOOR'Oï. VALLEN INDE VEREENIGDE NEDERLANDEN, TOT OP DEN TEGENWOORDIGEN TYD. met p l a a t e n en pouutkaittbn. DRIE- EN- TWINTIGSTE DEElÉf fl Te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART. M D C C X C I X.   D B REPUBLIEK der VEREENIGDE NEDERLANDEN. VYF EN ZESTIGSTE BOEK. INHOUD. Overgang tot de Gew&tlyke Befchottwing. Uitfchryving van de Honderfle- en Tweehonderfte Penning in Holland. Ferzoekfchrften Van vyf- en- veertig Dorpen om Schavergoeding. Antwoord van Gecommitteerde Raaden. De zaak der Land-Officieren, die ziek aan de gehoorzaamheid der Algemeene Staaten onttrokken hadden, afgedaan. De zaak des Advocaat Fiscaals Luyken hangt. Zyu gedrag in deezen. Voorftel ten zynen opzigte door de Ridderfchap gedaan. Luyken vervoegt zich by de Staaten. Van zyn Ampt ontzet; doek mei eene gunftige fchikking ten opzigte van zyne Jaarwedde. C. Boonzayer , Rector te Gorm'chem, kevert by de Staaten een Perzoekfchrift in om in de Amnestie begreepen te worden. Daar in be* greepen. Feele Delffche Burgers tot BallingJchap verweezen. Welk lot ook Rotterdamjche en Hoor-nfche treft. Befchuldigingen teAXill. Deel. A gen LXV. BOEK*  a DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK, J I i gen Jan Henri des Vilattes. Vonnis over hem uitgefprooken. Vonnis over Lucas Butot. Laag Gedrag en Vonnis van J. G. Tegelar. Dordrechis yver om Oranje te doen draagen. Aalsvellen met kogels daar verboden. Dudaar, te Rotterdam, wegens het niet draagen van Oranje, aangevallen, ver- , men zich en kwetst een zyner Aanvalleren. Gevangen genomen. Afkondiging te dier gelegenheid. Men bidt in de Kerken voor den Gekwetfien. Bekentenis Dudaar afgeperst. Aangemaand om zich by den Stadhouder te vervoegen door hem afgeflaagen. Vonnis over hem. Zyn lot-, ondanks eenige verzagting op een Smeekfchrift aan den Stadhouder. Nuttige Inrigting voor de Heelkunde te Rotterdam. Kokers-hofje daar gelicht. Ziekenhuis of Nofocomium Clinicum f,e Leyden. Het Kabinet des Hoogleeraars Alleman , aan de Leydfche Hoogefchool gerchonken. Te dier Stede flerft de Dichteresfe Lucretia Wilhelmina van Winter, lebooren van Merken. Gedenkteken ts dmfierdam haar toegedagt. Inweiding der Gehoorzalen van Felix Meritis te dier Stede. Maaking des overleden Doopsgezinden Leeraars Pieter Fontein , aan de Kweekrchoole dier Gezindheid te Amfierdam. Bymnderheden van Harmen, den zogenaamien Propheet aan den Overtoom. Eenige Boeken te Amfierdam verboden. Woelingen der Partyfchappe aldaar en Strafoefeningen. — Overgang tot Gelderland. Gedenkpenning op le Omwenteling daar uitgedeeld. Vergunnin\en aan de Jooden aldaar. ——- De Verbeurt-  VERENIGDE NEDERLANDEN. § heurtverklaaringen in het Sticht houden fland. Perfoonen in de Stad Utrecht veroordeeld. Klaas Goudriaans Verantwoording. Veroordeelingen door het Hof. Harde voorwaarden waar onder eenigen bukken. Woelingen der Prinsgezinden ten Plattenlande in het Sticht tegen gegaan. Bepaaling op de Inwooning der Jooden binnen Utrecht. — De eifchen der Gilden te Deventer door den Stadhouder gewraakt. Te Zwolle het Departement der Maatfchappy tot Nut van 't Algemeen verdagt. Verzoekfchrift der Beftuurderen. 't Zelve afgeweezen en de Byeenkomflen der Leden verboden. Aanmerking die Maatfchappy betreffende. Voorzorgen in Drenthe gedraagen. Eerpenning aan vyf Krygsoff eieren gefchonken. — Overgang tot Stad en Lande. Verflag op de Regeering der Provincie uitgebragt en omhelsd. Vastflellingeft daar by gemaakt. Voorzorgen daar by gedraagen. Aanmerkingen deswegen. Vrylaating van Oproermaakers. Amnestie daar aangekondigd. Geldboetens daar opgelegd. — Overgang tot Friesland. De Kerkleeraar Bulthius door den Prins bevorderd. Weering van Patriottifche Kerkleeraaren. Affckeidsgroete van Rengers op de Synode te Sneek. Bepdalingen wegens het Stemregt der Roomfchen. Verandering ten aanziene van de Militaire Jutisdictie daar gemaakt. — Overgang tot Zeeland. Voorflel van den Penfionaris Juhannes Louysen, wegens een ge* dreigd Oproer. Diens voorflag tot eene Afkonaiging. Daar op gegronde Afkondigingi De Baljuw Apolonius Jan Cornelis A 2 Lamp- boek»'  LXV, SOEEi I789. Overgang ter meer Ge- westlyke befchouwing. * DE REPUBLIEK DER Lampsins kant V zich tegen aan. Aan" tekening van vier Raaden daar tegen. Lamp» SiNS als Baljuw door den Prins ontflaagen* Vordering van wedergave der Amptgelden^ door eenige afgezette Vlisfmger Regeer ingsleden. Ongunftig Ver/lag en Be/luit hier op. P. G. Schorer kant "er zich te^en aan. Verzoekt de vernietiging van het Be/luit. Dit Be/luit ingetrokken, Lambrechtsens voordragt te zyner verdeediging, by die gelegenheid. Gunftige bejegening Lambrechtsen aangedaan. Lampsins verzet zich tegen Schorer. Wederfprooken door eenige Vlisfingfche Ra aden é Amptgelden der Provincie te rug gevraagd door de afgezette Regeeringsleden. Gunftige raad(lag deswegen, uitgebragt. Raadple&gingen hier over, en afwyzing. Dit wedervoer ook Francois Breekpot te Zierïkzee. Itel Fredrik Potty Turcq verzoekt wedergave van Recognitie-gelden. Hoe zyne zaak behandeld wordt. Middelburg fpreekt ten zynen voordeele. De Eerfte Edele voert een ander woord. Afloop dier zaake. Tjle meer bepaalde Gefchiedkundige Êefchouwing der byzondere Gewesten, welker algemeene Bondgenootfchaplyke verrigtingen, ten deezen Jaare, ons, in nee voorgaande Boek, bezighielden, zal min omflagtig weezen, dan in twee jongst affteloopene en in 't breede door ons befchreevene Jaaren. Alles hadt een meer gezetten en veel al den ouden plooi ge~ kree-  1/ERENIGDE NEDERLANDEN. 5 kreegen. In deeze Gewesten, hielden de overblyfzels van voorige woelingen meer dan in andere ftand; in geene voegden 'er zich nieuwe, doch eenigzins van eenen anderen aart, by, fchoon veelal uit dezelfde bron opwellende. De meeste zaaken, het Algemeen Gewestlyk Beftuur raakende, ftonden in veibintenisfe met die van andere Gewesten, thans door een.naauwer band aan den anderen verbonden; fchoon het Gewestlyk onderfcheid, in veele opzigten, met kennelyke trekken, uitftak. Holland, met het geen 'er Gewestlyk en Plaatslyk voorviel, zal ons de meeste fchryfftoffe opleveren, en wy met dit Gewest eenen aanvang maaken. By het drukkend bezwaar, der geheeven Vyf- en- twin tig/ie Penning, in Holland, met welker invordering men inmiddels voortvoer, zorg draagende voor een niets agterhoudenden opbreng (*), en ondanks de klagten door de Staaten van dit Gewest, te dier gelegenheid, uitgeboezemd, over den last, waar onder de Ingezetenen , dieper dan die van andere Gewesten, gedrukt en gekromd gingen, verfcheen, van hunnen wege, met den aanvange des Jaars mdcclxxxix. eene Uk- (*) Zie wat wy des aangemerkt hebben in onze Yaderl. Hifi. XX. D, bï. 313- euz. Men wil dac de opbrengst van gemelde vyf- en- twintigfte Penning, lustenen de 50 en 60,000,000 Guldens bedraagen hebbe. Bouwens , aan zyue Committent ten. bl. 34. Men vindt daar vervolgens eenige gisfingen , over het verantwoorden, en gebruik van me Penningen. • A 3 LXV boek. I7S9. Uitfchryving van een honderfte en tweehon» derfte Penning in Hol* land.  6 DE REPUBLIEK DER LXV. soek. Ï789. ! j 1 ] 1 I \ Uitfchryving, by welke zy verklaarden te ondervinden , dat, tot onderfchraaging van de groote en buitengewoone Lasten, waar in de Staat, door de laast geëindigden en voorige Oorlogen, was vervallen, die uit de gewoone Inkomften van den Lande, niet konden worden gevonden, als mede om goed te maaken, de groote onkosten en zwaare lasten, waar mede de Staat, meer dan te vooren was belast, de Geldmiddelen op eene buitengewoone wyze moesten worden onderfchraagd. Met niets meer dan deeze algemeene aanduiding van Geldbehoefte, moesten zich de Ingezetenen getroosten, om ten deezen Jaare, in twee tydperken, bepaald op voor half Bloeimaand en den eerften van Hooimaand, op te brengen een honderfte- en- tweehonderfte Penning, van alle Obligatien en Losrenten- brieven, loopende ten laste van het Gemeeneland, of van eenige Publieke Kantooren binnen dit Gewest, van eenige Steden, Collegien, Heemraad- of vVaterfchappen, Dorpen, Sociëteiten, of ïenige andere Gemeenfchappen. — Van Rentebrieven , gefprooten uit de Loteryen i/an den Jaaren mdccxi. tot mdccxiii. lie flegts twee ten honderd rente gaven, werd een twee honderfte en vierhonderfte Penning gevorderd Van de Lyfren- ebrieven, zou men een tweehonderfte Penning betaalen. Zekere uitzonde- ingen gingen hier by gepaard, met naame le Obligatien, ten laste van de Oost- en'Vest-lndifch Compagnien deezer Landen, on-  VERENIGDE NEDERLANDEN. $ onder vrywaaring van Staaten van Holland, of van de Algemeene Staaten opgenomen, ] of die nog opgenomen zouden worden; alsmede de Obligatien, behoorende tot die Geldlig-ting, tot welker Aflosfing, Staaten van Holland, by Befluiten in de Jaaren mdcclxxxv. en mdcclxxxvi. , eene fom van 100,000 Guldens 'sjaarlyks hadden vastgefteld; als mede van die Schuldbrieven, in welke de Recepisfen van Anticipatiepenningen, ten laste van de Oost-Indifche Maatfchappy deezer Lande, onder der Staaten Vrywaaringe, verwisfeld waren. Voorts zou van alle Huizen een honderfte Penning geheeven worden. Een honderfte en tweehonderfte Penning, zou men moeten betaalen van alle Heerlykheden, Tienden, Visfcheryen, met zekere bepaalingen; doch van de Landen alleen een tweehonderfte Penning. Desgelyks zouden de Bezitters van eenige Ampten, op de Quohiren van de tweehonderfte Penning van de Ampten bekend, daar van, onder zekere kortingen, tweehonderfte Penningen betaalen. Maatregels ter ftrikte en ftipte Invorderinge, werden by deeze uitfchryving bepaald, en voorgefchreeven. (*) Niet alleen hadden de Holland/de Ste- Vi den, by de inrukking der Pruisfifcke Ben- fc den, in zo verre zy door dezelve bezogt Da geworden, of in de nabyheid gelegerd ge- or weest waren, en tot derzelver onderhoud fc moeste*) Refol. van Holland. 17. Jan. 1789. A 4 LXV. 10EK. I789. irzoeh» uiftea n 45 jrpeu 1 ïaaver*  8 DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. 1789. goedin- Wat daar op geantwoordwordt door GecommitteerdeRaaden. moesten bydraagen, groote uitgiften uit Stads Kasfen gedaan; maar ook de Dorpen. Niet minder dan een vyf- en- veertig tal derzelven, vervoegden zich, van tyd tot tyd, met verzoekschriften, by Gecommitteerde Raaden, om betaaling voor de Leevensmiddelen en verdere Behoeften aan deeze Krygsmagt verftrekt. Zy verzogten teffens vergoeding van de fchaden, door verfcheide der Opgezetenen, by het inkomen en 't verblyf diens Krygsvolks geleeden. Gecommitteerde Raaden oordeelden, tusfchen deeze verzoeken onderfcheid te moeten maaken; de uitgiften voor verfchafte Leevensmiddelen, gedaane Wagen en Scheepsvragten , onder aflegging van Eede, weder te mogen betaalen; doch de Verzoeken om verdere Schavergoeding, van de hand te moeten wyzen. (*) Hoe groot: deeze ook mogten zyn, en zo wel Oranjegezinden als anders denkenden troffen: want de eerstgemelden waren by lange na altoos niet verfchoond gebleeven van overlast en gewelddaadige fchennis, zou egter de vergoeding, hadt men ze ingewilligd , zich tot allen hebben moeten uitftrekken; en maakte het bezwaarlyke, om. in deezen op eenen zekeren voet te gaan, geen geringen grond uit, om in dit verzoek niet te treeden. Desgelyks zou, ondank^ het even aangemerkte, wegens de algemeenheid der berooviqgen 9 die Schaver- goe," (*) Refeh van Qtcommitteerde Raaden, 9. Aprils 1789. •••• • f ••• • r -;• •  HERENIGDE NEDERLANDEN. 5» goeding, meest den Patriotsgezinden, als verre het meest geleden hebbende, in handen gekomen weezen; iets, 't welk met de handelwyze deezer dagen geheel niet ftrookte. De nog hangende zaak der Land-Officieren, in den Jaare mdcclxxxvii. af gedankt, of buiten dienst gefteld, waar over reeds zo veel woorden gewisfeld, zo veele fcherpe aanmerkingen gemaakt waren, die met herhaalde Verzoekfchriften, derzelver gehoorzaamheid, aan de byzondere Bevelen der Staaten van Holland ver deedigd, en de toegezegde Befcherming, van hun Ed. Groot Mogenden ingeroepen hadden (*_), werd in Louwmaand deezes Jaars afgedaan, door een Staatsbefluit hoofdzaaklyk hier op neder komende j dat de Staaten, in aanmerking genomen hebbende, de verfchillende Middelen in 't werk gefteld, om deeze Officieren tot die gehoorzaamheid oyer te haaien, en de ongelukkige omftandigheden, waar in de meesten derzelven, zich daar door gebragt vonden, beflooten hadden, Gecommitteerde Raaden te magtigen, om aan de Officieren , welken uit hoofde van het Befluit der Algemeene Staaten, in Slachtmaand des Jaars mdcclxxxvii. genomen, ter zaake van de gehoorzaamheid aan de toenmaalige Regeering van Holland, waren afgezet, de Jaargelden toe te leggen, voor ZQ C) Zie onzeF«#;7. Bist. XX. D. bi. 10S,*-117, A 5 LXV. boek, I789. De zaak der Land-officieren , die zich aan de gehoorzaamheidder AlgemeeneStaaten onttrok, ken hadden, af. gedaan.  ïo DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. I zo verre zy ieder deeze Posten daadlyk bekleed hadden; als aan een Cojlonel negenhonderd, aan een LuitenanY Collonel achthonderd, aan een Major zevenhonderd, aan een Ritmeester zeshonderd, aan een Captein vyf 'honderd, aan een Captein- Commandant vierhonderd, aan een Luitenant driehonderd, aan een Sous-Luitenant-Cornet of Vaandrig, tweehonderd vyf- en- zeventig Guldens. Niet zonder veelvuldige bepaalingen gefchiedde de gemelde toezegging. In aanmerking genomen zynde, dat zommigen der Verzoekeren alleen waren gefchorst, en niet afgedankt, om reden, dat zy by den Raad van Staaten, niet hadden bekend geftaan, als Officieren van die Corpfen, waar by dezelve door hun Ed. Gr. Mogenden waren aangefteld geworden, en by de Omwending van zaaken dienst deeden, begreep men de zodanigen voor afgedankt te agten; met den elfden van Sprokkelmaand, des Jaars mdcclxxxviii. , in zulker voege, dat derzelver Tractementen, tot dien tyd toe, aan hun zouden worden uitgekeerd; doch, van dien dag af, zouden ophouden. De voorgemelde Jaargelden, zouden gegeeven worden met dien verftande; dat die de Penfioenen, zo aan de reeds voorbeen afgedankte Officieren, als aan de ?eenen, die uit kragte van het tegenwoordig Staatsbefluit werden, gedimitteerd, ïouden gerekend worden, naar de Rangen, w§lke zy met de daad bekleed hadden, op  VERENIGDE NEDERLANDEN, u op den achtften van Bloeimaand des Jaars mdcclxxxvii. , de tyd wanneer de Befluiten, over de verfchillende begrippen van den Eed, zo by de Algemeene Staaten als by Holland, eenen aanvang namen. Dat alle de gemelde Jaargelden, zouden gerekend worden ingegaan te zyn, met den dag dat de gewoone Bezoldigingen, in de voorheen bekleedde Rangen hadden opgehouden , en volduuren zo lang zy leefden : ten waare zy eenige andere post bekwamen, zo veel of meerder, dan het toegelegd Jaargeld opbrengende: of ten wa? re zy zich, door wangedrag, deeze gunst van hun Ed. Gr. Mogenden onwaardig maakten. De Officieren, uit deezen hoofde op Jaargeld gefteld, zouden verpligt zyn hun' vast verblyf te houden, op het Grondgebied van een der zeven Provinciën , het Landfchap Drenthe, of de Generaliteits Landen, en daaruit, zonder verlof, niet mogen vertrekken; hier van zouden zy 's Jaarlyks, by de ontvangst der Jaargelden, blyk moeten geeven. Gecommitteerde Raaden kregen Volmagt, om aan deeze Officieren, vier jaaren in eens, by wyze van uitkoop, te mogen betaalen. Maar alle Officieren, die de uitwerking van het thans genomen Befluit wilden genieten, moesten, ten genoegen van Gecommitteerde Raaden, doen blyken, dat zy, by de Omwenteling van zaaken, door of van wegen hun Ed. Groot Mogenden ge- LXV. boek.  jt* DE REPUBLIEK DER LXV» BOEK. Ï780. 1 i i i gelast zynde, zich niet te verweeren, tegen de Krygsmagt des Konings van Prutsfen, daar aan daadlyk hadden voldaan, en zich niet op bevel, van wien zulks ook mogt weezen, tegen dit Krygsvolk, naa dat die bevelen van hun Ed. Gr. Mogenden hun waren bekend geworden, hadden ïaaten gebruiken — wyders, dat zy op en naa dien tyd binnen Holland, of althans binnen het Gebied van den Staat gebleeven waren, of zich daar buiten niet begeeven hadden, zonder daar toe behoorelyk verlof, of hunne demisfie, bekomen te hebben. Eindelyk zouden zy, onder Eede, moeten verklaaren, niet getreeden te zyn, in den dienst van eenige buitenlandfche Mogenheid, en ook van dezelven geene Penfioenen, Tractementen", Gratificatiën, of eenigen Onderftand rechtreeks of zydelings, genooten te hebben of nog te genieten. Over een ftuk zo lang in gefchil gehangen hebbende, uit hoofde van de verdeeldheid der begrippen, de hoofdzaak zelve of deeze en geene byzonderheden, betreffende, waren de Staatsleden niet eenftemmig. De Ridderfchap, met de GemagtigJen der Steden Delft, Gornichem, Brlelle, Enkhuizen en Medtmbtik, begeerden niet nede te (temmen, in de verïeening dier [aargelden; doch verklaarden egter tegen iet Befluit zich niet te zullen verzetten. De Afgevaardigden van Amfierdam, behielden -oor hunne Magtigers het regt, om 'er odanige aantekeningen tegen te mogen doen.  VERENIGDE NEDERLANDEN. i$ doen, als deezen, ter eenigen tyde, zouden vermeenen te behoeven. Op welke Aantekeningen, die van kotter dam, ten zelfden {tonde, zich verklaarden, aan zich het regt van Tegenaantekeningen te behouden. (*) Zo lang, zo veel werks hadt het in, om nog met huiveringen van eenen en anderen aart, en onder veele bepaalingen, een fober Jaargeld toe te ftaan; een Jaargeld geenzins geevenredigd aan de eifchen, welke zy met regt konden doen, niet alleen gegrond op de gedaane fterke toezeggingen, maar ook op de handelwyze, hier te Lande, in andere gevallen, waar de aanfpraak zelve zo duchtig niet was, gehouden, (f) Onder de Staatsamptenaaren, wier lot nog onbeflischt hing, bevondt zich Mr. Joannes Gerardus Luyken , met veel moeite in den Jaare mdcclxxxv. bewoo-; gen, om het Advocaat Fücaalfchap te aan- : vaarden; en daar toe niet overgegaan, dan op het eenpaarig Staatsbefluit, om, uit byzondere Confideratien en Rede„ nen, hun Ed. Gr. Mogenden in faveur „ van den Advocaat Luyken permovee„ rende, aan denzeiven by voorraad, en „ ter tyd en wyle, dat hy van eene con„ venabele Post zou voorzien weezen, „ eene (*) Verzamel, by de ChalMot , xii. D. bl. 63—66. (|) Men flaa des na de Verzamel, van Stukken, raakende de «aak van den Generaal Major van Ryssel , bl. 47—'4P- lxv: BOEK.' I780. De Ad- /ocaac "iscaal L.uykkcis :aak langt; tyn gekag irt ieezen.  14 DE REPUBLIEK DER LXV. Soek. 1789. Voorftel ten zynen opzigtedoor de lUdder. fchap. „ eene Jaarwedde van zes duizend Gul„ dens toe te leggen. (*)" By een Staats^ befluit, één jaar laater genomen, werd zyne Commisfie by Gecommitteerde, Raaden met betrekking tot zaaken, waar in hun Ed. Mog., uit kragte van hun Lastbrieve, by preventie regt doen, altyd duurende gemaakt. De Post van Advocaat Fiscaal hadt hy waargenomen, tot den tyd der Omwentelinge, wanneer hy zich bloorgefteld vondt, aan allerleie onaangenaamhe* den, in zulk eene maate, dat hy zich in 't einde genoodzaakt vondt, om ter beveiliging van zyn Perfoon, verlof te verzoe* ken, om met voorkennis hGrayenhaage, voor eenigen tyd, te verlaaten. Een verzoek hem toegedaan, onder voorwaarde, dat hy aan den Secretaris van hun Edel Mogenden. de Plaats van het verblyf intusfchen door hem genomen, zou doen weeten. Eene voorwaarde flipt door hem nageleefd, ook met dat gevolg, dat hy zints zyn vertrek nog eenige nadere hem in zyne kwaliteit toegefchikte Orders hadc kunnen uitvoeren. Doch, reeds op den vyf- en- twintigHen van Herfstmaand, des Jaars van de Omwentelinge, deedt de Ridderfchap, onder andere punten van bezuiniging, ter Staatsvergaderinge, een Voorftel om te onderzoeken, of de Commijfie den Heer Luyken opgedraagen, als nog zou moeten (*) Zie deswegen onze Vadeth Hifi. X. D* j1. 66i  VERENIGDE NEDERLANDEN. i$ ten ftand grypen. Dit ftuk werd ter onderzoekinge aanbevolen; doch hadt voor hem ha? onaangenaam gevolg, dat hangende dit onderzoek naa den dertigften van Herfstmaand, geene Betaaling altoos inkwam, van de hem toegelegde Jaarwedde, en hy zich dus verftooken zag, van het genot des Staatsbefluits, van den Jaare mdcclxxxv. , en dus fteeds wagtend bleef op den uitflag des onderzoeks, wegens het volduuren, of niet volduuren, van zyn post als Advocaat Fiscaal. Met geduld en zonder de Staaten, met eenige aanmaaningen om fpoed, lastig te vallen, wagtte Luyken af, wat 'er van zou worden, tot het uitkomen van het Plakaat van de vyf- en- twintigfle Penning, in den voorleden Jaare, wanneer hy zich verlegen vondt, hoe de hem toegelegde Jaarwedde te berekenen, en genoodzaakt, om zich deswegen by Gecommitteerde Raaden te vervoegen, die hem onder anderen aanfchreeven, dat hy zich deswegen by hun Ed. Groot Mogenden behoorde aan te melden. Hy floeg den aangeweezen weg in. Een Verzoekfchrift, het geheel beloop van zyn gedrag, ten aanziene van de Staatkundige betrekkingen, waar in hy van wegen de Staaten zelve gefteld was, ontvouwende. Aan den eenen kant gaf hy, daar in, met vollen nadruk, te kennen, zyne gerustheid en volkomen vertrouwen, op het woord van den Souverain, en het Verdrag door de Staaten met hem, onder de bekende bedingen, aangegaan, by de LXVa boek. 1789.' Luyken vervoegc zich by de Stapten.  LIV. Soek 1789. Van zyn Ampc ontzet; doch met re DÉ REPUBLIEK DER de aanvaarding van een Post, die hy niet ■ gezogt, maar tot welks aanvaarden men hem, door de ftreelendfte vooruitzigten en toezeggingen overgehaald hadt. Aan den anderen kant, verzogt hy de oplettenheid van hun Hoog Mogenden op zynen toeftand, daar hy nu reeds langer dan veertien maanden, in het onzekere geweest was, of, en op welk eene wyze, men zou goedvinden, van zyn Perfoon gebruik te maaken; dat hy zich al dien tyd ten dienstbetoon hadt gereed gehouden, en zyne Huishouding in 'sGravenhaage laaten blyven, zonder, zints den dertigften van Herfstmaand, des laars mdcclxxxvii., eenig Geld van de hem toegezegde Jaarwedde bekomen te hebben. Hy bevondt zich derhalven nu in dien toeftand, over welke hy, vóór de aanvaarding des hem opgedragen Ampts, zyne bekommernis hadt te kennen gegeeven Weshalven hy verzogt, dat zyne zaak,' zo fpoedig mogelyk, aan zodanig een einde zou gebragt worden, als de Staaten uit hoofde van de aangegaane Verbintenisfe, naar gronden van regt en billykheid, zouden oordeelen te behooren. Niet ongunftig werd dit Verzoekfchrift opgenomen, en in handen gefteld der Staatsleden, voorheen met die zaak belast. (*) _ Veel vyanden telde de Heer Luyken, uit hoofde van 't geen hy in zyn Post, ten dienfte der Patriotten, by aanhouden/ heida (*) Refol. van Holland. 13. Dec. 1788.  VËRENIGDE NEDERLANDEN. 17 heid, verrigt hadt. Geen twyfel leedi het, om de hem opgedraagene Commisiie te vernietigen; maar men vondt zich, wegens het duidelyk, en met zo veele omlr.andigh.eden bekleedde gegeeven woord des Souverains, verleegen. Dit te lebenden, was de openbaare trouwe in 't aangezigt vliegen. Niet weinig overweegings hadt deezen eisch ten gevolge; doch eindigdein Herfstmaand des Jaars mdcclxxxix, in de wel voorziene vernietiging der Amptsbediening, terwyl men op de Jaarwedde eene fchikking maakte, die gunftig was voor den van zyn Ampt ontzetten Luyken, en de goedkeuring wegdroeg van allen, die belang ftelden in deezen bekwaamen en verdienstlyken Vaderlander. Onder weinigen, die van deelgenootfchap aan de Beweegenisfen, ten tyde der Vryheidsworftelingen , befchuldigd, en des wegen in Regten vervolgd, in Holland vryfpraake ten deezen Jaare bekwamen, moeten wy tellen Cornelis Boonzayfr , Rector der Latynfcke Schoole te Gomichtm. By een ingediend Verzoekfchrift aan hun Ed. Groot Mogenden, komt hy 'er rus tig voor uit, die Party toegedaan geweest te hebben, welke in verfcheide takken van het Landsbeftuur, veele febadelyke gebreken meende te ontdekken, en teffens oordeelde de gelegenheid daar te zyn, om op derzei ver verbetering, met vrugt, te kunnen aanhouden. Een gevoelen, naar 7,yn inzien, op onderfcheidene, in 't openbaar uitgebragte Voorftellen en Raadllagen van XXIII. Deel. B Staats- LXV. BOEK. 1789. eene gUBftig» fchikking op de hem toegezegdewedd». C. Boon* ZAYER dient een Verzoekfchriftin om in de Amnestie begreep en te worden.  LXV. BOEK, «7«9 18 DE REPUBLIEK DER Staatsleden gegrond, ja op veelvuldige Staatsbefl uiten van hun Ed. Gr. Mogenden. Hy wilde niet ontveinzen, in het denkbeeld verkeerd te hebben, dat hy, zou hy anderzins een goed Burger, en Liefhebber van zyn Vaderland kunnen genaamd worden, geen ftil en leedig aanfchouwer van alles, wat omtrent hem gebeurde, blyven mogt; maar dat hy, in naavolging van veelen zyner Regenten, en aanzienlyke Medeburgers, zo veel in zyn vermogen was, ter bevordering van het bovengemelde oogmerk, verpligt was mede te werken. —— Onbewimpeld moest hy erkennen, dat hy, zo voor zich zeiven , als in kwaliteit van Secretaris, van het by Drosfaart, Burgemeesteren en Vroedschappen der Stad Gorm'chm, gewettigd Wapenhandelend Genootfchap, tot verfcheide flappen en verrigtingen, welke de omftandigheden dier tyden, binnen Gornkhem hadden opgeleeverd, en toen als geoorlofd en wettig befchouwd werden, medegewerkt , en zich in de toenmalige Burgertwisten ingelaaten hadt. (*) Met dit alles, kon hy hun Ed. Gr. Mog. verzekeren, geen één eenige van die daaden gepleegd te hebben, welke hem van de verleende Amnestie uiiflooten. — Hoe zeer hy, op dien grond, vermeend hadt (*) De gefteldheid der Cornicbemfcbe Regeerïng ten dien dage, en het voorgevallene ie dier Stede, hebben wy breedlpraakig opgegeeven ia onze V&* ierl. Hifi. XVII. D. bl. 7—ao.  VERENIGDE NEDERLANDEN. I] ïiadt van alle Regterlyke Vervolgingen be vryd te moeten blyven, hadt egter Fran 1cois CoRNELIS VAN AeIISSEN VAN SOM melsdYk, Heer van Sommelsdyk, als Dros faart der Stad Gornichem en Lande vat Arkel, kunnen goedvinden hem te dagvaar den, om in perfoon te verfchynen, voo Schepenen der gemelde Stads zonder ii die Dagvaarding eenige daad of daadei door hem verrigt, waar over hy aanfpraak lyk zou weezen , byzonder op te noemen 'Ten geftelden dage verfcheen hy, ten ein de, door het ondergaan van een Verhoor de Befchuldiging hem ten laste gelegd als 't ware uit te vorfchen. Hy werd on dervraagd, en vervolgens ontflaagen onde handtasting en belofte, om des gevor derd, nader te zullen verfchynen. Dit verhoor hadt, tot Boonzaveri verwondering aan den eenen, maar to zyn groot genoegen aan den anderen kant alleen betrekking gehad tot zodanige be dry ven, die of als onverfchillig moestei worden befchouwd, of als van dien aart dat hy in de verleende vergiftenis betrok' ken was. 't Geen hem ten vollen over tuigde, dat de Drosfaart, geene befcihül digingen tegen hem hadt weten te vinden, welke hem van de verleende Kwytfchelding uitflooten. De Hoofdbefchuldiging, waar over men in het Verhoor hem onderhouden hadt, beftondt daar in, „ dat hy, uit naam van j, de gecombineerde ! hrectie, van het ge„ legalifeerd Exercitie; Genootfchap * eri Es » V&J3 t • LXV. - boek, ■ Ï7S> tv > I » »  LXV. boek. I780. ï© DE REPUBLIEK DER „ van de Burger-focieteit, in de maand „ Juny des Jaars mdcclxxxvii. getekend „ hadt, eene gedrukte Circulaire Misfive, „ geaddresfeerd aan de respective Genoot„ fchappen binnen Holland; in welke Mis„ live de Staaten van Gelderland worden „ voorgedraagen, als de gedeclareerde Vy„ anden deezer Provincie, en de respec„ tive Genoot fchappen geexhorteerd, om „ zich aan hun Ed. Groot Mogenden „ Gecommitteerden van het Defenfiewee„ zen deezer Provincie, en deStad£//r«cAf „ te Woerden aan te bieden ; ten einde die , „ in ftaat gefteld mogten worden, de noo„ dige fterkte te kunnen byzetten, om „ de Stad Gornichem tegen alle aanvallen, „ welke door de Geweldenaars mogten „ ondernomen worden, te helpen verdee„ digen." Het bloot tekenen van gemelden 'Brieve, in de kwalteit toen door hem bekleed, beweerde hy geene Misdaad te zyn, welke hem van 't verleende Genabetoon uit(loot. Het fcheen ook dat deeze zaak, geene verdere gevolgen naa zich zou fleepen, waarom Boonzayer, het ook van zyne zyde liet berusten. Dan, naa omtrent een Jaar verloops naa de eerfte Dagvaarding, volgde een tweede: welke egter geen daadlyk gevolg hadt: dewyl de Regtsdag toen werduitgefteld. Deeze hervatting, het verdriet, en het mogelyk nadeel tezyner bevorderinge, bewoog den Rector Boonzayer, om zichby Staaten van Hol* ImdtQ vervoegen met verzoek, om verklaard te  VERENIGDE NEDERLANDEN, ar¬ te worden, in de Amnestie begreepen te zyn, dat mitsdien werkloos gefteld mogten i worden, de Regtsvervolgingen tegen hem ondernomen, en dat inmiddels, hangende de raadpleegingen van hun Ed. Gr. Mog. de Regtsvorderingen mogten opgefchort blyven. Dit laatfte werd toegeftaan, en het ftuk gefteld in handen van den Voorzitter en Raa- * den van den Hove; die eenen Raadflag uitbragten, zozeer ftrekkende totverontfchuldiging van Boonzayer, als ter befchaaminge van den Drosfaart van Aersen van Sommelsdyk. Ingevolge hier van, werd de Schoolvoogd in de Vergifnisverleening begreepen, mits betaalende de kosten van de zyde des Drosfaards, in dit geval gemaakt. Wegens de flappen, door hem ten aanziene der Regeeringe van Gornichem gedaan, was hy in eene Geldboete beflaagen geweest. (*j Men voer ten deezen Jaare voort, met Vonnisfen van Uitbanning, over een en ander der Land- en- Zee- Krygsbevelhebberen (f). Burgers, die ingedaagd en uitlandig, of althans buiten Holland waren, kreegen vonnis, 't welk hun tot Balling fchap uit het gemeld Gewest Zeeland, Friesland en Utrecht verwees. Dit lot trof den (*) Alle de flukken tot dit geval betrekkelyk, zyn voor handen in de Verzamel, by de Chalmot, 268—283. (f) Wegens deezen hebben wy reeds melding gedaan in onze Vadert. Bift. XX. D. bl. 117—12», B 3 LXV. OEK. I789. Daar in egree- en. Veele üelftfchi Burgers :ot Balingchaprerweeitü.  LXV. BOEK. Welk lot ook Rotterdatnfcheen Hoorn- fchs treft. sa DE REPUBLIEK DER den derden van Grasmaand de Delfifch» Burgers, Wybo Fynje en Gerrit Paape ; hier moesten met Hooimaand nog elf hunner Medeburgeren in deelen, als Jan Herman Brunie, Nicolaas van der Velden, Hieronymus Grau, Adam van den GoORBERG, joost vrydag, Gerardus Verbeek, Anthony van der Linden, Paulus Axmacher, Anthony Wygel, Willem Kahl en Pieter Boer (*). De Apothecar van Haapten te dier Stede, was met eenigen der thans gevonnisten medepligtig, aan het vasthouden der Regenten, en hadt een Verzoekfchrift ingediend, om in de fchuldvergifnis ontvangen te worden. Dit was by denHove in zoverre toegedaan,, dat hy, in de openbaare Gehoorkamer, ten overftaan van Commisfarisièn uit den Hove, en de Regeering der Stad Delft-, vergiffenis verzogt hebbende, tot eene Ballingfchap voor drie jaaren, uit die Stad verwee zen wierd, den tyd zyner Gevangenisfe daar onder begreepen. (f) Een zelfde Banvonnis, werd ten deezen Jaare geftreken, ove^ Hendrik Ak» nold Kreet, en diens Mede Rotterdammers (§), Gerrit van der Pot van Groeneveld, Mr. Pieter de Monchy, m% O IV. Nederl. Jaarh. 1789 bl. 477-899. (+) N. Nederl. jaarb. 1789 bl. 52 (§) Mede-Rotterdammer, fchryven wy, fchoon hy , ten de»zen tyde, zyn woonplaats enBirgerrejr te ^mfterd.h'M. Zie onze Vadert Hifi. XX D.bl.457.  VERENIGDE NEDERLANDEN. a3 Mr. Nicolaas Martinus Bogaart van Alblasserdam , Daniël de Jong, Thomas Theodore Cremer , Abraham van Rykevorsel en Nicolaas Montauban van Zwyndrecht. — De Stad Hoorn in 't Noorderkwartier, keverde de Bannelingen op, Mr. Bernard Blok , (*) Willem Ris , Pieter Houttuyn , Dr. Frederik Guillemet Welman en Voi.kert Brouwer, (f) Mr. Jan Henri des Villattes , Secretaris der Defolaate Boedelkamer in AmPer dam, in den voorleden Jaare, door den Drost van het Hof van Holland te Hillegom gevat, na "sGrannhaage overgebragt, en aldaar eerst in de Kastelenye, en vervolgens op de Gevangenpoort in hegtenis gezet, viel onder zwaare verdenking, van het bewerken eener Tegenomwentelinge, beraamd met den Waard uit de Herberg de Dorftige Kuil. niet verre van Haarlem, die desgelyks in hegtenis geraakte. Ten huize des laatstgemelden, werd des Vilattes gezegd, met zekeren HermaNüs van Harten , bezig geweest te zyn, in het oprigten van een Huzaaren Corps, tot het bovengemelde einde. Deeze van Harten , ontkwam de handen zyner vervolgeren ; doch de Papieren van des Villattes, en de Antwoorden, door hem gegeeven, gaven ftoffe, om hem ten las (*) Wegens deezen, hebben wy breedvoerig as issndeld in onze Vaderl. Hifi, xx. D. bl. 96. enz. (tj N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 899—1054. B 4 lxv. boek. 1789. Befchuldigingentegen des Villattes.  *4 DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. I789. 5 ! ? 5 9 5 5 > 9 5 9 3 9 5 9' 9 9! 9: f. ?' »3 i h. 4 •1 te te leggen, „ eene aaneenfchakeling van „ verfcheide zaaken, waar in hy zich ge* „ mengd, of waar aan hy mede gearbeid „ hadt, ftrydig met de waare en oude „ Lands Conftiturie, door hem, naar het „ bekende Formulier, bezwooren; onder , andere, het houden van Briefwisfeling , met de Uitgeweekenen, die zich thans , in Brabant onthielden; voornaamlyk met , het oprigten van een Corps Paarden- en , Voetvolk, 't welk dienen zou ter on, derfteuning van vreemd Krygsvolk, om , met derzelver behulp, hier te Land , eene Revolutie te bewerken , voornaam* , lyk in de Steden Amfierdam, Rotter , dam en Haarlem, als mede in 'sGra, venhaage; het aanneemen.van Manfchap; , het koopen van wapenen en andere be, hoeften voor dat Corps, het negocieeren van Gelden, op naam van Gecom, mitteerden of Gedeputeerden, en voor , rekening van de Hoog Mogende Hee, ren Staaten Generaal, refideerende te Brusfel; voorts waren, onder zyne Pa, pieren, opmerkeiyke ftukkengevonden, zo met betrekking tot de fterkte van de Krygsbezetting, en Schuttery in 'sGra-, venhaage, als omtrent de Posten en Wagten in dezelve. (*) Het (*) In deeze Befchuldigingen moet veel waar:ids fleeken; althans zy worden niet gelochend >or R. L. Bouwems, wanneer deeze, van die Gengenneeming, en dit Vonnis gewaagende, des niets itkent 5 maar hein, a's een Martejagr voor de Vip  VERENIGDE NEDERLANDEN. 25 Het Vonnis over deezen, den negenden van Wynmaand deezes Jaars uitgefprooken, hieldt in, „ dat hy verval„ len verklaard werd van zyn Ampt, als „ Secretaris van de Kamer der Defolate „ Boedels te Amfierdam', voorts mein„ eedig, infaam, en inhabil, om ooit „ eenige publieke Post of Ampt in de 9, Provincie van Holland en Westfriesland „ te bedienen; terftond aan ftukken te „ fcheuren, de Recepisfen by de Senten„ tie vermeld, naa dat by den Heer Se„ cretaris het origineel derzelve, waar op „ het Exhibitum was gefteld, vooraf ge„ fcheurd zou zyn; vervolgens den tyd ,, van vyf- en- twintig jaaren te blyven geconfineerd op zyn eigen kosten, in „ eene verzekerde plaats binnen deeze „ Provincie, en daar naa ten eeuwigen „ dage uit de Provincie van Holland en 9, Westfriesland gebannen, zonder daar we„ der in te mogen komen, op pjene van „ zwaarder ftraffen; zullende hy daaren„ boven de Regtskosten betaalen (*). Met deezen des Villattes , werd zekere Lukas Butot , die wel eer te Utrechi en naderhand omftreeks Bodegraave gewoond hadt, gezegd zich ingelaaten, en foori-gelyke daaden bedreeven te hebben, Eenigen tyd zat hy op de Voorpoorte var den Hove in gevangenis, en leedt het to ii Vryheid afmaalt, Bouwers aan zyne CmiPenten bl? 207, N. Nederl, Jaarb, 1789. bl. 1131. enz* B § LXV. boek, I789. Vonnis overhei» uitgefproo»ken. Vonnii over L. Butot, t 1  LXV. BOEK. Laag gedrag en vonnis van J. G. Tege- 1AAR. 1 ] ] 26 DE REPUBLIEK DER in Bloeimaand des volgenden Jaars, eer hy zyn Vonnis kreeg. By 't zelve werd ny, door Gecommitteerde Raaden, verweezen, om, geduurende zes jaaren in eene verzekerde plaats binnen dit Gewest gevangen te blyven , en vervolgens voor altoos gebannen, uit den Lande van Holland en Westfriesland. (*) Niet min aan de eens omhelsde zaak, dan aan elkander getrouw, vondt men doorgaans de Patriotten, en het is, te deezer oorzaake \ dat een enkel ongetrouwe, in deezen te fterker en te leelyker afïteekt, deeze was Jan Gabriel Tegelaar. In Perfoon te Amfierdam gedagvaard, om dat hyhet beleid gehadt had? ran een der veelvuldige Nieuwspapieren', tn de dagen der Beroeringe, onder den Tytel van den Opregten Nederlandse® lourant, daar ter Stede, by den Boekverkoper Dirk Schuurman, uitgegeeven zogt hy zich uit die ongelegenheid te redJen, met uit Parys aan den Hoofdofficier Backer te fchryven, „ dat hy wel niet „ kon ontkennen, dat deDrukkery, waar „ op die Courant gedrukt was, aan hem „ toebehoorde, als mede, dat by de , penningen daar toe gefchooten, en eeni, ge Proeven gecorrigeerd hadt." Maar effens gaf hy te verftaan, dat W. van rhoven van Dam, het eerfte Blad dier ^euwsmaare gefchreeven, en het beheer dar.? C) N. Nederl. Jaarl. r^pa bl. 470.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 27 Üaar van op zich genomen hadt; dat dit daar op was overgegaan, in handen van Mr. J. i; C. Hespe ; en laatst in die van J. Nomsz, den laatstgemelden betuigde hy voorheen niet gekend, veel min opgezogt te hebben; maar dit gefchied was op aanraden van J. H. Zwildens, (*) die hem deezen Man, als zeer kundig, en als een waaren Vaderlander voorgedraagen en aanbevolen hadt, — Verder bragt hy ter verontfchuldiging in, meermaalen eenen wanfmaak gevonden te hebben, in 't geen Nomsz, zomtyds in dat Nieuwspapier plaatfte, waarom hy dien Schryver tdeswegen meermaalen onderhouden, en deeze hem ook herhaalde keeren beterfchap in dit ft.uk beloofd, maar ook wel eens ten antwoord gegeeven hadt, „ dat hy (Nomsz), als Schryver en Di„ recteur der Courant, weeten moest wat „ te doen, en dezelve zodanig zou fchry,, ven, als hy oordeelde te behoor en " — Verder verfchoonde Tegelaar met zy-? ne afweezigheid, dat hy, op de Dagvaarding, niet kon verfchynen; herhaalde deeze verfchooning by eenen anderen Brieve aan Schepenen, en deedt daarenboven ^yne Vrouw nog een Verzoekfchrift indienen, om uitftel der verfchyninge; doch nimmer daagde hy op, ter verantwoordinge van 't geen hy ten laste van anderen gefchreven hadt. De Ten dien dage Schryver en Directeur van een Hoogduitfche Courant, die in 't eerst veel op» ^lens baarde» LXV. O EK. I789.  LXV*. boek Bordrecbnyver om Oranje te doen draagen. Aalsvellen met a8 DE REPUBLIEK DER Tegelaar, verraadde dus het vertrouwen tusfchen hem, en verfcheide andere Perfoonen berustende, en brast teffens ten minsten drie zyner voorige Mede-arbeideren in gevaar van dergelyke geregtlyke vervolgingen, over die zelfde zaak, van welke hyzich, ten hunnen laste, op eene laage wyze, zogt te ontdoen. Dan alle deeze fpartelingen, konden hem niets baaten. By vonnis op den twintigften van Louwmaand de'ezes Jaars geflaagen, werd hy ten eeuwigen dagen uit Holland en Westfriesland gebannen. Schoon hy, het bewys van de daad hem ten laste gelegd, in zyne Brieven, deels bevestigde, zal niemand hem rangfchikken onder die ftandvastigen, die den naam van Vaderlanders verdienen, en eigen veiligheid, in gevallen van meer aangelegenheids, niet hebben willen koopen ten koste van laagheden, of het pleegen van ontrouw, fchoon veelen hunner zulks hadden kunnen doen, zonder anderen in hun ongeluk te betrekken. (*) De woelingen, over het draagen en niet draagen, of het op deeze en geene wyze amdoen van Oranje, hielden ftand, en gaven aanleiding, tot het herhaalen van de bevelen deswegen, en het verzwaaren der Boetens op de nalaatigen. Dit was onder andere het geval te Dordrecht. De nieuwe (*) Alle fluit ken, betrekkeiyk tot deeze zaak. zyn byeen verzameld, voorhanden in de Ferxaml ly oe Chalmot , Xil. D. bl. 4—j3.,  VËRENIGDE NEDER LANDEN. z§ we Afkondiging, in Oogstmaand deswegen gegeeven, hieldt eene byzonderhe d mi van vreemden aart. By dezelve verboodt men het draagen, en gebruiken van Aakvellen met Kogels gevuld: vermids de Man, ] die aanleiding tot de jongst ontftaane be-. Weegenisfen hadt gegeeven, van zulk een , werktuig gezegd wordt, voorzien geweest en 't zelve gebezigd te hebben. (*) — Dusdanig een afweerend of beledigend wapentuig, was in deeze ftreeken toen niet zeldzaam; maar veel algemeener dat, om deezen tyd, door de Patriotten van zeker ilag, korte, meest knobbelige, Hokken gedraagen werden, en de Draagers, zich onderling Leden van het Knuppelgenootfchap noemden. Wy vermelden deeze kleinigheden: dewyl zy, zo zeer als grootere zaaken, tyden van aanhoudende en woelende Partyfchap, op verdeedigen zo niet op beledigen bedagt, kenfchetzen. Hooger dan in Dordrecht, liepen in Rotterdam de onlusten, wegens het niet draagen van Oranje. Gelegenheid hier toe, gaf, dat een Wynkooper, Dudaar geheeten, zich des onvoorzien, in die Stad vertoonde. Met anderen hadt deeze Heer gemeen," om geene Oranjeleuze te zullen draagen, ondanks hem des aanrandingen beliepen. Naa een derzelven, hadt hy zich by den Hoofdofficier van Staveren beklaagd, en geen onderzoek daar O N* Nederl. Jaarb. 1780. bl. g?Q—99*> LXV.' ioek. •789. Êogel» ldaar re rooien. Dudaab. te Rot. terdam langevallen verweerdzich, en kwetst een zyner Aanranderena  LXV BOEK Gevangen genomen. i -i 1 ] ( ( t 30 DE REPUBLIEK DER ■ daar op kunnende verwerven, betuigd • dat hy, uithoofde van weigering van Reet in volgende gevallen, zichzelven zou verdeedigen. Gelegenheid hier toe kon niet misfen In Oogstmaand deezes Jaars, werd hy onverhoeds overvallen, dooreen hoop gemeen volk; deeze wiesch aan en het oogmerk om hem te mishandelen leedt geen twyfel. Hy haalt te zyner verdeediging voor den dag, het evengemelde te Dordrecht verbooden verweermiddel een Aalsvel met Kogels gevuld. De Geregtsdienaars toegefchooten, verzekerden hem, dat hy geene zwaarigheid hadt, indien hy flegts dit Aalsvel overgaf; doch dit hein ontnomen zynde, verdubbelden de tot viermaal herhaalde mishandelingen* dermaate, dat hy in arrenmoede zyn mes trekt, en de aanvallers, fnydende en fteekende, tragt af te weeren. Onder dit bedryf fteekt hy een zyner beledigeren in de borst. De woedende menigte hier over ontzet, deinst voor een oogenblik, en hv bedient zich van 't zelve, met de vlugt te neemen in zyn wynkelder. . Dan de Heer van der Hoeven , Vroedchap van Rotterdam , en thans Baljuw en Dykgraaf van Schieland, doet hem met zyïe Dienaars van daar haaien, en, ten wauwer noode aan de felfte woede des Ge neens ontrukt, op Bet Stadhisis gevangen jetten. Een bedryf, zonder toeftemming Ier Regeenng, die in andere tyden eS jmftandigheden, over de fchennis van grondgebied zeker zou geklaagd hebben* Was,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3* Was, deeze opbrenging gefchied, om hem der klauwen des gepeupels te ontrukken, het hadt, in zo verre, lof verdient. Maar de Heer van Staveren, Hoofdofficier der Stad, en de Scheepensbank begreepen het anders. In ftede van eenig onderzoek te doen, na de voornaamfte belhaamels van den aanval» die dit bloedig gevolg naa zich fleepte, en den aangeranden, die zich van het regt van zélf* verdeediging bediend hadt, voor eenigen tyd ter Stad uit te helpen, liet men den gewonden fchouwen; diens wonde werd doodlyk verklaard. Dit voorval hadt ten gevolge eene Afkondiging , hier op neder komende, „ dat „ Schout, Burgemeesters en Schepenen „ vernomen hadden, dat 'er den voori„ gen ochtend, reeds eene merklyke be„ weeging inde gemoederen was befpeurd, „ ter oorzaake van de gevaarlykc kwetzing „ van een Burger; dat 'er vervolgens eeni„ ge Attroepementen op ftraat, met be„ tooning van ongenoegen, hadden plaats „ gehad; dat tegen den avond fommige „ Perfoonen mishandeld waren; dat by a, de toeneemende donkerheid, aan ver„ fcheide Huizen de glazen ingeflaagen, ,, en verdere ongeregeldheden gepleegd „ waren. Dat, alzo zy wyders in agt „ genomen hadden, dat de geen die fchul,, dig gehouden werd. aan de voorzeide „ Kwetzing, ten eerden aan de Juftitie „ in handen gevallen, in verzekering ge„ bragt, en de Juftitie reeds werklyk be- LXV. boek. Afkondiging te dier gelegenheid.  LXV 1* u e k j 3 1 1 < l { I a 31 j: J3 SJ Js f» DÉ REPUBLIEK DER „ zig was , om tegen denzelven, naar de „ geftrengheiddei Wetten . te procedeeren „ daarom alle byzondere Wraakoefening „ gansch ongepast, en ten hoogften ftraf„ baar was : —Dat zy, aangezien deeze ver» regaande ongeregeldheden oorzaak fchee„ nen genomen te hebben, uit de hoofdig„ heid en ongezindheid, die by enkele per„ foonenbefpeurdwerd, tegen hetdfaagen „ van een Oranje vercierzel, (het geen men, „ niet tegenftaande des verzogt, geweigerd hadt aan te neemen ,j elk vermaani, den, om zich daaromtrent te fchikken „ naar de algemeene genegenheid, zo van * üs Regeering, als van de goede Bur, gery; en dat zy, die zich daar volgens , met zouden gedraagen, deswegen by , de Juftitie konden worden aangeklaagd , en alzo gecorrigeerd, als, overeenkom, ltig hunne onverzettelykheid, geoor, deeld zou worden te behooren — Voorts leten zy elk vryheid, om zich op zulk ene wyze, als hem geviel, met een Jranjeteken te dekken; loofden eene Beloning uit, voor den aanbrenger van :hennis gepleegd hebbende Perfoonen. >e Burgery waarfchuwende, van zich voor He rustftoorende balddaadigheden en zalenrottingen te wagten, „ zuUende een ieder het zich zelv:n te wyten hebben, indien hy by of in dergelyke balddadigheden gekwetst wierd, of in grooter ongeluk verviel." (*) OpenCJ rerzam, hy de Chalmot XV. D. bl. 308—3 io.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 33 Openbaare Gebeden voor den Gekwetften Hortten de Predikanten uit, en ontbrak bet onder deezen niet aan yveraars, die niet fchroomden eenen Onverlaat, die van de hand eens Zelfsverdeedigers, het loon zyns moedwils ontvangen hadt, by den gebede voor te draagen, als een Ongelukkigen, die, door de hand van eén Boosdoener gekwetst, voor den throonvan Gods genade, werd nedergclegd. Onze Gefchiedpen moet zich wederhouden de aanmerkingen, welke 'er gereed uit zouden vloeijen, het papier aan te bevelen. Dudaar werd in een onderaardsch gat gezet, waar de vogtigheid en bedorve lugt, hem eene ziekte op den hals joegen; die hem, naar het zeggen van den Arts, zo hy 'er langer bleef, op 't leeven zou te ftaan komen. Van tyd tot tyd, werd hy verhoord. Hy erkende de daad; doch hieldt fteeds ftaande, dat hy niets ongeoorlofds verrigt hadt, en dus niet ftrafbaar was; maar in een gewoon Regtsgeding moest ontvangen worden. Elf weeken hieldt hy dit uit. Der gevangenisfe moede, verklaarde hy, dathy, door allerlei mishandelingen gedwongen, alles bekennen wilde wat men goedvondt, en daarom maar erkennen zou, dat hy fchuldig was, aan het geen men goed vondt hem voor te leggen. Naa deeze afgeperfte bekentenis, ver- j haalt men, dat hy, 's nagts vóór het be- * komen van het Vonnis, uit zyn gevange- ai nis in een andere kamer gebragt, en ge- h XXIII. Deel. C fteld LXV» boek. I789. Men bidt inde Kerken voor de Gekwetften. Bekentenis Dudaar afgepenc ianmaaingomcli tot :n Stad^ >uder  34 DE REPUBLIEK DER LXV. SOEK. I789 te vervoegendoor hem afgeflage». Vonnis over hem. Wat zyn lot was ondanks eenige verzag ting op een Smeekfchriftaan den Stadhouder. fteld werd voor den Procureur des Hoofdofficiers, die hem te verftaan gaf, dat zyn Vonnis gereed lag, dat het niet zagt zou weezen5 met bygevoegden raad, dat hy best zou doen, met aan den Stadhouder, een Verzoekfchrift om vergiffenisfe, aan te bieden; en dat, indien hy teffens kon befluiten, om aan den Hoofdofficier twee duizend Guldens, en aan den Gekwetsten zekere fom voor pyn, fmert, meestertoon, en verzuim, te betaalen, 'er een gunftig antwoord op zyn Verzoekfebrift zou te wagten weezen. Dudaar floeg deezen raad vol verontwaardigings af. Het Vonnis beantwoordde aan de voorloopige bekendmaaking; het verwees hem, 'sanderen? daags,acht jaaren lang, in het Stadstugthuis, tot een uitbanning voor zyn geheele leeven, en de kosten des Geregts. —- Het akelig vooruitzigt eener achtjaarige gevangenisfe, gepaard met de aanzoeken zyner Egtgenoote en Vrienden , deeden hem, naa verloop van eenige maanden , befluiten tot het doen van den voor heen geweigerden ftap by den Stadhouder. Deeze gaf ontflag van de voortduuring zyner Gevangenisfe; doch de Uitbanning liet hy blyven. Met dit alles, moest Dudaar den Hoofdofficier twee duizend Guldens betaalen; waar van hy egter naderhand, als uit edelmoedigheid, zeshonderd Guldens te rug kreeg. Eene gelyke fomme, hadt hy moeten uitreiken aan den gekwetften, die, wel verre van doodlyk gewond te zyn, herftelde, en eene Stadsbediening kreeg,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 35 kreeg. De Banneling, zogt te vergeefsch inwooning; in 's Hertogenbosch, als mede in Zwolle. Kampen, de zo algemeene wykplaats der elders verjaagden, nam hem op in haare herbergzaame muuren. (*_) Rotterdam is niet alleen opmerkelyk in fterke woelingen. Die Stad (leekt tevens uit in roemwaardé Stichtingen. Om van andere daar, van tyd tot tyd, ingevoerde Inrigtingen, ter bevordering van Kunsten en Weetenichappen niet te fpreeken, en niet te reppen van de Bataaffche Maatfchappy, zints jaaren, bloeiende en de Hollandfche te Haarlem, na de kroon dingende, kunnen wy niet voorby hier met onderscheiding te gewaagen, van de te dier Stede aangewende en voortgezette poogingen, om alzins bekwaame Heelkundigen te vormen, door eene Stichting, met den naam van Collegium Chirurgico Clini€um, beftempeld. Een Gefticht ter daadlyke beoefening der Heelkunde beftemd, te dier Stede, gefchikter en nuttiger dan tot die der Geneeskunde; eensdeels om dat het Gasthuis aldaar, over 't algemeen, met een genoegzaam getal Lyderen, met heelkundige gebreken worftelende, was voorzien, en ten anderen, om dat meest alle Geneeskundige Leerlingen, zich, te hunner beoefening na de Academie Steden begaven. —.— Volgens den last aan den Ge- nees- (*) Zie dit alles, met veele byzonderheden, in &et Vadert. Huisboek, V. D. bl. 144—140. C 2 LXV. BOEK. Nattige inrigting i?oor de Heelkunde te Rotter, ■lam.  LXV. boek. 1780. 36 DE REPUBLIEK DER nees- en- Heelkundigen G. ten Haaf, in den voorleden jaare opgedraagen, moest hy, in het Gasthuis der Stad, de daar in, van tyd tot tyd, voorkomende Heelkundige gebreken, voor het Bed der Lyderen, aan den jongen Heelkundigen verklaaren; hun den aart der uitwendige ziekten Ieeren kennen, alsmede hoe dezelve van andere Gebreken, die 'er veel overeenkomst mede hebben, te onderfcheiden zyn; de oorzaaken, die dezelve voortbragten, nafpeuren, de gevolgen, die ze kunnen naa zich fleepen, voorhouden; welke voorzeggingen , omtrent dezelve kunnen gemaakt worden , en wyders den zekerften en kortften weg ter geneezing dier Gebreken aanwyzen; de allergepaste en beproefde middelen , ter geneezing opgeeven, en eindelyk de noodige en kunftige verbanden, doen zien en leeren aanleggen. Aanvaarde gemelde Genees- en- Heelmèester, by het afioopen des voorleden Jaars, deeze veel behelzende post, met eene Redenvoering, over het onderling verband der Genees- en- Heelkunde, zyne voorleezingen in den Winter gehouden, beantwoordden zo wel aan het oogmerk, als aan de verwagting, die men met veel gronds hadt opgevat van een voorheen in 'sLands dienst beproefden Heelmeester, door een veeljaarige, zeer uitgebreide beoefening onderweezen, en die zyn roem, door veele Schriften in dit vak verworven, thans een nieuwen luister byzette. Zo greep  VERENIGDE NEDERLANDEN. 37 greep eene Inrigting ftand, die alle rechtfchaape Nederlanders wenschten, dat in alle groote Steden van ons Gemeenebest, waar Gasthuizen of Hospitaalen gevonden worden, mogt plaats vinden: dewyl men dan, na geene andere Gewesten behoefde uit te zien, ter volmaaking eener Weetenfchap, die wy veel gefchikter binnen onze eigene grenzen kunnen leeren kennen; ook zou Nederland, hier door meer rechtfchaaps Heelmeesters, over welker gebrek zo algemeen geklaagd werd, voortbrengen. (*) - \ Een toevoegzei van cieraad en nut, ont ving Rotterdam, ten deezen tyde, door de voltrekking eens Liefdegeftichts, onder den naam van Kokers Hofje bekend. Onderfcheiden was dit Gebouw van verre, de meeste inrigtingen van deezen aart, anders in 't weldaadig Nederland, niet zeldzaam, dat, naamlyk de Stichter en Uitdeeler, van de daar beftemde Liefdegaaven, Gerrit de Koker, zulks by zyn leeven verrigtte, en het beftuur van het Hofje, het welk tachtig Vrouwen, op eene zeer voegelyke wyze, huisvest en bezorgt, op zich nam. Een beftuur't geen de beftendige bezigheid, zyner hooge jaaien uitmaakte, en de plaats bekleedde van ?yn voorheen in Koopdrukte befteedde Leeven. (f) Ge- C*S N. Neder!. Jaarb. 1789 bl. ?7f». (t) Men vindt eene vry nauwkeurige BefcliryC 3 ™s LXV. BOEK. 1789. Koters* hofje daar gebouwd?  38 DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. I789. Ziekenhuis No- foc omturn Clini cttm te Leyden. i . ] ] ] 1 ) j I 3 'J 1 i 1 i Gelykaartig aan de even gemelde Heelkundige Inrigting te Rotterdam, was een Ziekenhuis ter Leydfche Hoogefchoole, ten deezen tyde, "opgerigt en aan den gang. onder den naam van Nofocomium Clinkum, in het Cicilia Gasthuis, 't welk wy, te deezer gelegenheid, niet onvermeld mogen laaten. Lang reeds hadt men gewenscht, pp het voorbeeld van gelykfoortige Inrigtingen, buiten 'sLands, ook te leyden, ïen Gefticht te zien, waar in de jeugd zich in de Geneeskunde oefenende, de gelegenheid gegeeven werd, om de Lesfen Ier Hoogleeraaren, door daadlyke ' waarleemingen te verfterken , en zich met het Ziekbedde allengs bekend te maaken. \an deezen wensch werd, in den Jaaré hdcclxxxvi. voldaan, door een Staatsbeluit van hun Ed. Gr. Mogenden, de Bezorgers der Leydfche Hoogefchoole volmagïgende, om, ten kosten van den Lande, e,.dl~.?ede>te doer> aanleggen, een Gast)t- Ziekenhuis van twintig Bedden, en 'i :elve te voorzien van twee Hoogleeraaren 1 n de Geneeskunde als Oppérbeftuurders ■an twee Doctoren en één Heelmeester, levens de noodige Bedienden ter oppasing. In't volgend jaar, greep deeze inigting ftand, en kwam thans in volle verking. Tot het gemelde getal, worden 'er deels /lannen, deels Vrouwen, in opgenomens by m van het Gebouw en de Inrigting, in de Jl. vn. Kunst en Letterbode, 111. D. bl. 166. enz4  VERENIGDE NEDERLANDEN. 39 by voorkeus Lyders en Lyderesfen, aan Iieete Ziekten, als wier kwaaien, volgens den gewoonen aart, haaren loop, meestal in een bepaald tydsbeftek eindigen, en eene leerzaame verfcheidenheid van gevallen opleeveren. De Lyders worden, onr der het genot eener zorgvuldige oppasfinge, dagelyks één of meermaalen, naar gelange der ziekte, bezogt door een der gewoone Artzen, onder het medewerkend toevoörzigt der Hoogleeraaren. Het byzonder vereischte is, dat de Hoogleeraar jn zyne bezoeken, doorgaans vergezeld worde, door het meest gevorderde gedeelte zyner Leerlingen, dezelve by het Ziekbedde hunne gedagten en waarneemingen, wegens der Lyderen toeftand, afvraage, hun zyne eigene opmerkingen mededeele, en by gemeenfchaplyke raadpleeging, de noodige' voorfchriften, of door hun zeiven laate opmaaken, of althans in het vervaardigen derzelven, gemeenfehapiyk met hun handele. Dit laatfte, was het Hoofdoel deezer nieuwe Inrigtinge, welke den Kweekeling in de Geneeskunde, die om, hoe kundig anderszins, niet onbedreeven voor het Ziekbedde te komen, daar toe voorheen , buiten 's lands gelegenheid moest zoeken. Geen ongunftig uitzigt leverde dit op , voor den vernieuwden bloei van Leydens Hoogefchooi, in het vak der Geneeskunde, eertyds buitens Lands, daar in meer dan eenige andere beroemd. (*) De £*) By de oprigting, werd het opzigt toeverC 4 trouwd8 LXV. BOEK. I789.  4© DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK 1789. Het Kt binet va Alleman der Leydfcbe Hoogefchooigefchon ken. Te dier Stede fterfr. L. W. VAN Merken. rrouwd aan de Hoogleeraaren N. G. Oosterdyk en N. Paraoys , tot gewoone Geneesheeren benoemden Curatoren Dr. R. de Kruyff en Jacobus Thiensius van de Wynpersse en tot Heelmeefter F. B. Haver, N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 215. (.*) Algemeene Kunst en Letterbode I. D. bl. 13. De zeer verdiertstlykë Hoogleeraar in . de Wysbegeerte, Johannes Niklaas Sebastiaan Alleman, hadt een Kabinet van Natuurlyke Zeldzaamheden, voor zich • zeiven afzonderlyk verzameld; doch 't zei» 've reeds, zedert een geruimen tyd, in eene zaal agter het Gebouw der Academie, en daar aan behoorende, ten gemeenen nutte geplaatst. Een fchat van zeldzaamheden, naa 'sMans overlyden, door diens Weduwe, Magdalena Cromjmelin, ten deezen Jaare, geheel in eigendom aan de Hoogefchooi afgedaan. De Bezorgers derzelve bewaarden de dankbaare'naagedagtenisfe eener voor dit vak, zo aanzienlyke gifte, voordeNaakomelingfchap, door een gepast opfchrift, met vergulde letteren in deeze Kabinet-Kamer. (*) Vereeuwigde deeze Egtgenoote haaren Naam, met dien haar 'sMans, door die, met zo veel erkentenis, aangenomene gifte, wy mogen hier niet onvermeld laaten, den Naam eener Dichteresfe, den negentienden van Wynmaand deezes Jaars, te Leyden, in het acht- en- zestigfta jaar haars ouderdoms overleden, daar zy zich eener Dichtroem verwierf, hooger klinkende, dan  VERENIGDE NEDERLANDEN. 41 dan die van eenige Dichteresfe hier te Linde, Lucretia Wilhelmina van Winter gebooren van Merken, eene Afftammelinge van den Gefchiedfchryver Gerard Brand, en den geleerden Hoogleeraar Casparus Barleus, te dmflerdam gebooren; doch, zints eenige jaaren, te Leyden woonagtig, den zomer flytende, op1 het lustig Ley der dorp, ter door haar zo fraay bezongene Buitenplaatze Bydorp (*_), in hetkunstkweekendzamenwoonen, met haaren op Neerlands zangberg, met regt vereerden Egtgenoot Nicolaas Simon van Winter. Troostvol is haar Nut der Tegenfpoeden, leerzaam en ftigtend zyn haare Brieven, grootsch zyn haare Treur[pelen, onder de Heldendichten, zal haar Dayid altoos uitmunten , en de Germanicus haaren naam, met breeder lof, doen vermelden: daar dit Heldendicht, de zonderlinge eer genoot, van in 't Fransch vertaald te worden. Hoe bezwaariyk het valle, een ftuk van dien aart over te zetten, hoe zeldzaam een Fransch Geleerde, het Nederlandsch genoegzaam verftaa, om de kragt der uitdrukkinge, voor al in een zo verheeven Heldendicht, volkomen te bevatten, en in zyne taal over te brengen, gaven nogthans dein dit ftuk, voor zo verre bevoegde Kunstregters Marmontel en Formey, hunne verwondering, over- C*) Geluksbedeeling, Brieven en naagelaatene Gedichten &c. bl. 169. Te Am ft. by P. J. Uvlen:«ku£K, 1792. C 5 LXV. BOEK.  LXV. 8,0 EK. 4« DE REPUBLIEK DER over dit fchoone ftuk in nadruklyke Brie? ven, aan de Dichteresfe te verftaan. Haar Zedelyk Character, beantwoordde aan haare Schriften, die ongeveinsde, verlichte en manlyke Godsvrugt ademen, (i) Het .(*) Hier op doelende bezong de Dichter Ad. Loosjes Pz., haar affterven mei; deeze weinige, maar kragtige, regelen: De bleeke hand des doods, die Koning der verschrikking Voor 't dooiende vernuft, voor 't Godverfmaa» 'dend hart, r Schenkt voor Lucretia, een rustdrank vol verkwikking ; Zy drinkt — ftort in zyn arm — gevoelt hec eind der fmart, — Beveelt de vlotce ziel, haar'eeuwigen Behoeder t-> Omhelst met dankbaarheid Gods afgezant den Dood. Die braave fterfr, en de Aarde onze algemeene Moeder Ontvangt haar overfchot, weldaadig, in heur fchoot — Haar geest, die edle geest, van 't groove ilof ontflaagen, Met fyner ttof bekleed, verbeidt nu 't hachlyk uur,1 Wanneer in 't dal des doods Gods heilzon op zal daagen; Terwyl de nevel fcheurt der eindige Natuur. — Dan, eeuwig zullen dan de Vroomen zamen woonen. Ach! dat ik ook haar vjnde in dien volmaak, ten (laat! LpcRETiA! Zing daar, op nog verheev'ner toonetf Wen Hemelzaligheid den maatflag voor u Haat! — iVaar Edens koeltje ruischt, waar nimmer (tormen woeden, ' Waar 'p al in 't middenpunt der Godsmin zamenloopt, Her    VERENIGDE NEDERLANDEN. 43 Het Taal- en- Dichtlievend Genootfchap je Leyden, onder de Spreuk Kunst wordt door arbeid verkreegen, vergenoegde zich niet, met in het Pan Poeticon (*), de Afbeelding deezer Dichteresfe te plaatzen, grooter en openbaarder Eerbe.tooning, dagt het deezer Dichteresfe toe: eene Eer.betooning, die, naar gelange van de fchaarsheid der Gedenktekenen, voor Geleerden Kunftenaars en Dichters, hier te Lande, te meer doorfteekt. Een voorftel van den Heer Loncq, om, op kosten der Leden des gemelden Genootfchaps, een Gedenkteken ïh de Oude Kerk te Amfierdam, waar haar overfchot bégraaven was, op te richten, werd met genoegen ontvangen: de nog leevende Egtgenoot der Dichteresfe, des gevraagd, gaf zyne toeftemming; .tot het oprichten des Gedenktekens werdbeflooten. De Amflerdamfche Regeering, naar eisch hier Herhaalen wy uw zang, hst Nut der Tegenfpotden; ■ Wyl 't raadzelagtig lot des Proef-(laats zich out* knoopt. Als dan een Hemelling, behouden door uw zangen, Toen hem de twyflaary na wanhoops afgrond toog, U dankend nader treedt, u aan de borst blyft hangen Met hemeltraanen van erkentenis in 't oog .... Zo ftaamlen wy verrukt, van 't diepst gevoel doordrongen, Gy hebt voor de Eeuwigheid gezongen!" (*) Men zie een zeer leezenswaardig berigt van den aanleg deezer Verzamelinge der Af bee!dze}en van Nederlandscb Dichters en Dichteresferi, in de 'Algem, Kunst en Letterbode IV. D. bl 202- LXV. boek. 1780. Gedenktekente Amfierdamaan haaf toegedagt.  LXV. BOEK. 1789. Inwyding de! Gehoor zaaien van Felix Meri lis te Amfierdam. (*") Algem. Kunst en LetterboJe. V. D. bl. 90. (|) Men zie te rugge, op't peen'wy deswege» boekten in onzer Vadert. Hifi. XXI. D. bl, 5$. 44. DE REPUBLIEK DER hier in gekend, gaf wilvaardige toeftemming, met aanwyzing van de plaats in gemelde Kerk. De hand van den kunstgraaveerder Vinkeles , vervaardigde eene Tekening, van een zo eenvoudig als fchoon Gedenkteken, 't welk de kunstryke hand des Beeldhouwers Ziezenis, ftondt te vervaardigen. Naa berekening der kosten, gefchiedde de infcbryving. (*) Dan de daadlyke oprichting is, door den dood van, zommigen dier Dichtminnaaren, en andere omiiandigheden, tot nog, agtergebleeven. Ongevoelig vinden wy ons te Amfierdam gebragt, en gelykaartigheid van ftoffe, doet ons hier, met een kort woord, gewaagen, van de Inwydingen der byzondere Gehooxzaalen van de grootfche Stichting Felïx Mer itis. ("|") Die voor de Letterkunde, werd met veel ftaatlykheids, op den achtften van Louwmaand ingewyd, door den Hoogleeraar in de Regten, aan 's Stads Doorlugiige School , H. C. Cras. Op den volgenden avond, "gefchiedde de Inwyding der Gehoorzaale, gefchikt voor den Koophandel, Zeevaar d, Landbouw, iabrieken en Trafieken. De Heer Willem Wagtendorp Eek man, voerde, hier 't woord. Het leedt tot in Slachtmaand deezes Jaars, dat de Gehoorzaal voor de Tekenkunde beftemd, eene dergelyke plegtige opening genoot, als mede die voor de Na-  Inwijding" van MEH.ITIS   VERENIGDE NEDERLANDEN. 45 Natuurkunde gedicht. Te dier beide gelegenheden voerde A. Bonn, Hoogleeraar in de Ontleed- en- Heelkunde, het zeer gepaste woord, voor dp aanzienlyke fchaare, van fteeds vermeerderende Leden, en verder verzogte Toehoorders. Alles gefchiedde, by die gelegenheden, met een toellel aan de grootscheid des Gebouws, en het belang der zaake beantwoorden- De (*) Een omftandig berigt van deeze Verrigtingen, gepaard met eene nadere befchryving dier byzonde» re Gehoorzaalen, (laa de Leezer na, in de Algem. Kunst en Letterbode II. D. bl. 19, 20. Hl. D. bl. 194. 202. De beide Redenvoeringen van den Hoogleeraar Bonn , over de voordeelige zamenwooning en onderlinge betrekking der Tekenkunst, met andere Kunsten en Weetenfchappen; en de ander, het voortreffelyk nut eener beoeffening der Proefondervindelyke Natuurkunde, zien het licht, te Amft. by J. C. Sepp en A. Fokke Simonsz. — Hieuonvmus r>a Bosch, fpande by de Belchouwing van dit Nieuw Gebouw, tot zo veel grootsch en goeds gefchikt, de Latynfche Dichtfnaaren, op deezen toon: MlNERVAE MUSIS EN MeRCIJEIO. Oui Felix Meritis veneratur Palladis aras, Mufarumque domum Mercuriique foces, Laetus in augufto ponat vestigia templo, Ingenuisque fuas artibus addat opes, Dumqtte Camoenarum refonant haec atria cantu , Majugenae exhilaret lingua vigorque lares; Sic Dea, quae doctos quondam celebravit Atbenas, Hic ftabilem Amftelia figet in urbe pedem. Door P. Nieuwland» dus in ondicht verduitschr. „ Wie door Verdienften Gelukkig, deAltaaren van „ Pallas, de Woonplaats der Zanggodinnen, het „ veiblyf van den God des Koophandeis eerbie- „ d'gt, LXV. BOEK. I780.  0 DE REPUBLIEK DER LXV. £ oej I789. Maaking dei Overleden DoopsgezindeiLeeraars P. Fontein. Byzonderheden van Harmen De Kwéekfchool der Doopsgezinden, bf : de Kerk het ham, en de Tooren te Amfierdam gevestigd, welke, van tyd tot tyd, Mannen opleeverde der Vaderlandfche Letterkunde tot eere ftrekkende, hadt 1 in den Geleerden Pieter Fontein , rustend Leeraar onder die Gezindheid, te deezer Stede, een fterken fteunpylaar. Schoon 1 het Hoögleeraarampt niet bekleedende, was hy een Vraagbaak der Letteroefenende Jeugd, en ftondt zyn rykvoorziene Boekery, ten haaren diehfte open. Naa zyn afftervèn, in hoogen ouderdom, wilde hy deeze Jongelingfchap nuttig weezen; niet alleen befprak hy verre, het grootfte gedeelte, zyner rykvoorziene Boekerye aan dit Kwéekfchool; doch tenens vierduizend Guldens, om, binnen den tyd van drie of vier jaaren, befteed te worden aan geleerde nog ontbreekende Werken. (*) Met zo veel genoegen als wy, door de laatst opgehaalde byzonderheden, adem fchepten, den Vaderlande ter eere, Perfoonen en „ digt, zette verheugd zyne fchreeden in denluir„ terryken Tempel, en deele zyne fchatten aan de edele Kunsten mede; zo moet, terwyl deeze ge„ welven van de Klanken der Zanggodinnen weer- galmen, de welfpreekenheiden y ver van Merco„ rius , het Gebouw verderen; zo vestige de Go,, din, die wel eer de roem van het geleerd Athe„ nen was, in de Amftelftad haaren beftendigen „ Zetel, Algem. Kunst en Letterbode. II. D. bl. 27. (*) Byzonderder naarigten deswegen, en "ook iien Geleerden Grysaart betreffende, vindt men in le Algem Kunsten Letterbode, l. D. bl. 53. en 60. Sy afïtervea viel voor op den 8. Aug. 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 47 en Gebeurtenisfen vermeldende, zo zeer fmerthet ons, te deezer Stede,-of in den omtrek, weder eene dwaasheid te ontwaaren, niet ongelykaartig aan eene daar onlangs opgemerkt (*). Waren het toen oude verfteetene Letters, of liever was het een louter bedrog van dezelve gevonden te hebben , die den geest des Bygeloofs in beweeging bragt, thans vertoonde zich die geest op eene andere wyze, en verdient, zo tot kennis der tyden, als ter befchaaminge, van die 'er zich door lieten beleezen, eene korte aantekening; terwylwy'er, zoons anders des voorbeelden ontbraaken, uit kunnen leeren, hoe luttel 'er noodig is. om, door een uitgeftrooid gerugt, algeraeene nieuwsgierigheid, veeier verwondering, en ook dikwyls geloof, aan de byfterzinnigheden der dwaasheid, te verwekken. _ Veelvuldig fprak men van Harmen . den Propheet van den Overtoom geheeten en vermeldde het gerugt, dat hy veele din gen zag en wist, voor anderer gezigt er kennisfe verborgen; dat hy het dekkleed. over toekomende gebeurtenisfen en lotge^ vallen, byzonder den Vaderlande betref fendè, opligtte. Genoeg, om eene fchaan vanligtgeloovigen, een tyd lang, derwaards heen te lokken. Te voet en met rydtuig. kwamen lieden van allerlei ftand, om 'sMani zo genaamde Voorzeggingen te hooren Eenigen wel is waar, lachten 'er hartlyÈ mede; doch veelen ging het gelyk der zo £*) Zie onze Vadert, Htst. XXI. D. bl. 58. LXV. BOEK* 1789.' de Propheet aan de' Overtoom. i  lxv. BOEK I780. ] j ( ] 1 ] < ( 1 1 Eeaige 48 DE REPUBLIEK DER zodanigen, die eene foort van Artzen raadpleegen, in welker wondergeneezinsen zy betuigen, niet te gelooven, zeggende het enkel uit nieuwsgierigheid te doen terwyl op den bodem van 't hart, een vertrouwen in den met den monde gewraakten Arts rust. Niet gering was het aantal der onnozel geloovigen, die hem, van tyd tot tyd, hoorende, nieuw voedzel van verwondering, of ftoffe tot hoope of vreeze kreegen, naar gelange de voorfpellingen, of liever de praateryen , hepen van deezen Harmepj Volgens geloofwaardige berigten, was hy een Dmtfcher, die op een Katoendrukkery, aan de Shoterweg werkte, een Man van een onnozel uitzigt; onder zyne Medeknegts, veelal van denzelfden ftempel, ftak hy uit mbemoeijingen met 's Landszaaken, althans, om deswegen , op zyne wyze ruimde praaten, en gisfingen te waagen! vzn t geen te gebeuren ftondt. Gelukte gisfingen deeden het denkbeeld zyner Voorveetenfchap, by zyne Medearbeiders eeboo•en worden: dit won veld, breidde zich angs hoe verder uit, tot hem in 't einde, len naam van den Overtoomfchen Propheet ïaagwg. , Zo verre wy weeten, liet nen hem ongemoeid, ook liepen de neeste zyner onnozele voorzeggingen hen weg op, welke met de begrippen Ier Regeeringen ftrookte. Men kon hem, vare het anders geweest, zonder Propheet e zyn, een ander lot fpeelen. Althans de waakzaamheid, der Regee- rin-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 49 ringe van Amfierdam bleef onverlet toezien , op alles, wat tegen de ftandhebbende orde van zaaken inliep, of geoordeeld werd, dezelve, fchoon zydelings, tegen te werken. — Van hier het verbod eeniger ge drukte Schriften, onder andere van een veel opziensbaarend Fransch Werk, in' Brieven (*_), naar luid des voorberigrs, een groot aantal gebeurtenisfen vermeldende, geduurende delaatfte maanden des Leevens van Fredrik den Grooten , en. de eerfte tyden der Regeeringe zyns Opvolgers voorgevallen: met eene Schildery der voor> naamite Perfoonen, thans ten Hove van Berlyn van grooten invloed. • De Gefchiedenis der Omwenteling, werd'er, op eenen de thans heerfchende Party, gansch aan- ftootelyken trant, in voorgedraagen. Het Rapport van den geweezen Commandant van Gornickem. Alex. Ph. van der Cajpellen ; ais madë de Bedaarde en Vrymoedige Nederlander, werden itreng verboden (*). Het algemeen en bekende gevolg hier van was een drukker vertier, en fterker lee- zing (*) De Tytel wis, Hifloire Secrete de la Cour de Berlin, ou Correspondence d,un Poyageür Francois, depuis 5. Jullet 1786. jusque au 19. Janvier- 1787. Ouvrage postume. Deux Tims a Bafele en Suisfe. Cbez , G. Tomassen, 1789. (t) Schoon hec eerfte voorkwam, als te Parys, by Fraucois Marcuant, enhetlaatftealste Rysjel3 by Louis Francois, ten deezen Jaare gedrukt, ieedt het geen twyfel, of zy hadiien een nadef by liggende Perste tot moeder. XXiil. Deel. ü LXV. BOEK.' 1789. Boeken te AmIer dam verboten.  go DE REPUBLIEK DER LXV. boek, I789. Woelingen der Partyfchappente Amfierdam, Strafoefeningen. zing van die en dergelyke Schriften, welke de verbittering der Patriotten, in den Lande leevendig hielden, en opwakkerde. De voornaamfte Hoofden deezer Par? tye hadden Amfierdam verlaaten, veelen waren, gelyk wy vermeld hebben, gebannen. Volkoome rust was hier uit niet gebooren. Woelingen, van een meer en min ernftigen aart, openbaarden zich voor? naamlyk des Zondags, wanneer ledigheid en drank, gelegenheid gaven, tot twisten? de 'gefprekken, en daar op volgende handdaadigheden. Bovenal deeden zy zich op aan de twee druk bezogte plaatzen, de Nieuwe Stads Herberg, en buiten de Wetering en Utrechtfche Poorten. Het Krygsvolk der Bezettinge moest tusfchen beide komen, om der Burgeren onderlinge woelingen, en vyandfchappen te fluiten. Voorbeeldelyke Strafoefeningen des Geregts dienden ten affchrik van allen beftaan, 't welk eenige onvoorzigtigen zich onderwonden, om, op deeze of geene wyze, aan hun haat tegen Oranje, en yver voor het Patriottismus lugt te geeven. Een Jongeling, befchuldigd van een Liedje, ter eere van Vader Hooft, op ftraat gezongen te hebben, werd tot het zitten in het Stads Werkhuis, voor een aantal jaaren, veroordeeld. — De Knegt van een geweezen Wapengenootfchap, hadt een Vers, getyteld "sLands Dehora, waar in de  VERENIGDE NEDERLANDEN. 51 de Prinfesfe heftig werd doorgeit reeken, rondgebragt of uitgedeeld, ter ftraffe ftondt hy op het Schavot, met een bord voor de borst, waar op men Rusiverjioorder las, te pronk; een aantal der door hem verfpreideBoekjes werd verbrand, en hy, ten flotbedryf, ftreng gegeesfeld. — Veele voorbeelden van dergelyken en ook van eenen anderen aart, wegens aangedaane Strafoefeningen, zouden wy kunnen bybrengen. Voorbeelden, waar in de Partydigheid, tusfchen Plunderaaren, die, van den Oranje-, of den Patriottifchen Stempel waren, kennelyk doordraaide, doch wie kent den aart en werking der Partyfchappe, in het hevigst van derzclver woelinge, zo min. dat hy iets anders zou verwagten. Zodanige verfchynzels zyn gewoon in tyden van Omwenteling; fchoon dit wel verre is, van tot verfchooning eens aangedaanen ongelyk te kunnen dienen. De overige Steden en Plaatzen deezes Gewests, leeveren ten deezen Jaare, geene verdere gebeurtenisfen op, dan die zeer plaatslyk zyn, en geen verband altoos hebben met 's Lands algemeene Gefchiedenis. Schaars is hier in Gelderland. Tot in 't aüoopen deezes Jaars bleef het pleit eemger Gelderfcke Edelen, die zich m de zaak der Patriotten zeer hadden laaten zien, hangen; doch wy hebben, door de gelykaartigheid huns gevals, met dat van den Ridder Capellen tot de Marsch , zulk£ D 2 leeds LXV. [5 0 EK. I789. Overgang toi Gelderland,  52 DE REPUBLIEK DER LXV. boek. Ï7P9 Gedenk penning op de Omwentelingdaar uitgedeeld. Vergunningentier Jooden aldaar. reeds in onze Gefchiedenis te boek ge~ flaagen. (*) Vonden deeze Heeren zich verweezen , werd hun eene zwaare Geldboete opgelegd ; thans mogt de over hun zegepraalende Party, zich verlustigen met het aan^ fchouwen en verheugen over het ontvangen, eens zilveren Gedenkpennings, tot welks vervaardiging in den voo'rleeden Jaare beflooten was, voor alle de ftem hebbende Leden van het Provinciaal Hof, de Rekenkamer, en alle derzelver eerfte Dienaars. Volgens last der Staaten, deelden de Raads- Secretaris fen, op den Landsdag in Oogstmaand gehouden, die Penningen uit. Zeven waren 'er in Goud vervaardigd , en beftemd voor den Prins, de Prinfcsfe, de Vorstlyke Kinderen, den Koning van Pruissen, en den Hertog van Brunswyk. (f) Strenge Plakaaten tegen het jnwoonen en vernagten der Jooden in dit Gewest, ten Platten lande, voorheen, en wel bepaaldlyk in den Jaare mdccxxvl uitgevaar- (f) Zie onze Vaderl. Hifi. XXI. D. b!. 209. (f) Op deeze Gedenkpenning, welks ftempel verbrooken werd, vertoonden zich drie Vrouwenbeelden , houdende de Wapens der drie Kwartieren Nymegen, 't Graaffchap Zutphen en Veluwe* Op het Voetfhik, zag men het Wapen van Gelderland, met het Omfchrift ut rupes immota manet. Aan de Keerzyde leest men, binnen een Lauwerkrans, ÏÏepubl. ab. Interitu Servata Ord. D. G. et C. Z. C. J. 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 53 vaardigd, hadden, in de uitvoering, van tyd tot tyd, veel verfiappings geleden; in zo verre zelfs, dat verfcheide Jooden, met derzelver Huisgezinnen en Familien, aldaar woonden, even of 'er geen Verbod tegen was. De Staaten oordeelden eene nadere Voorzieninge hier in noodzaaklylc, en tevens aan eenige Artykelen, in voorgaande Publikatien des aangaande, eene andere wyziging te ge even, die op vergunningen, met zeer veele bepaalingen omheind, nederkwamen. (*) Op het fpoor, in den voorleden Jaare, in het Sticht gebaand, (f) ging men voort; inzonderheid met het uitbannen en de Verbeurtverklaaring der Goederen van Lieden aan Hoog Verraad fchuldig verklaard 1 Of dit overblyfzel van woeste tyden, in andere Gewesten des Lands vernietigd, ook in 't Sticht als buitenwerking gefteld moest befchouwd worden, trok men in twyfel (§). Da Staaten gaven het ter beflisfinge over aan den Stadhouder, die, des den Raad des Hofs van Holland en West-Friesland ingenomen hebbende, by eenen Brieve befliste, „ dat de Vjerbeurt„ verklaaring, in die Provincie, nog niet was afgefchaft." Waar op men ter Staats- (*) Het Plakaat is voor handen in de N. Nederh jaarb. 1789. bi. «548. &c. (f, Zie onze Vadert. Hift XX\ D b. 157. ^§ Wy hebhen des reeds iets opgetekend,, in onze Vadert Hift. ter laatst aangetoogene plaatze, wei waards wy den Leézer tè rug wyzeri. D 3 LXV. KOEK. I789. De verbeurtverklaaringen houden in het Sticht (tand.  54 DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. I789. Perfoonen in de Stad Utrecht veroordeeld. j Staatsvergadering vast ftelde, den Procureur Generaal aan'te fchryven; dat de Raadpleegingen, wegens de affchaffing der Confiscatie van Goederen, tot een bekwaamer tyd uitgefteld zynde, hy zich intusfchen overeenkomftig de kragthebbende wetten kon gedraagen. (*) Naa dat die wensch van de Meerderheid der Staatsleden vervuld was: want eenigen, en inzonderheid de Edelen, gaat de lof naa, van dit doordryven der Verbeurtverklaaring tegen gewerkt te hebben, vingen de Verbanningen, met de Verbeurtverklaaringen gepaard, aan. De eerfte Slachtoffers velde de Regeering van Utrecht, met Mr. Pieter Philip Juriaan On- daatje, BOGISLAUS FREDERICUS VON LlEBEHERR, Mr. JoAN VAN LlDT DE Jeude , op den acht- en- twintigflen van Sprokkelmaand, wegens hun aandeel in de voorledene Onlusten, by vonnis te verklaaren, „ dat zy hadden begaan, het „ Cr men Lafiz Majeftatis, en mitsdien te „ zyn infaam, en inhabil tot eenig Ampt „ of Officie; voorts gebannen uit de Stad „ Utrecht en derzelver Vryheid, mitsga„ ders uit de Hooge Heerlykheid Vrees, wyk, anders genaamd de Vaart, hun , leeven lang geduurende; zyude boven , dien, ten behoeve van den Lande, ver, beurd en vervallen verklaard, alle hun, ne Goederen, welke zullen bevonden s, wor- (*) N. Nederl. Jaarb. 1780. bl. 133.  VERENIGDE NEDERLANDEN. SS worden over te fchieten, boven de kos- ten en tmïen van Juftitie, alles onver„ minderd, zodanige verdere lyfftraffe, ' indien zy in handen der Juftitie geraa- ken, als ter oorzaake van het voorz. " Crimen zal bevonden worden te behoo" ren» _ Eerlang vonden zich in't zelfde lot ingewikkeld, de geweezeneBevelhebber van Utrechts Wapengenootfchap, O. D. Gordon, de Procureur A. Hoevenaar en Hermanus Kruis ; als medede nieuw aanreftelde Vroedfchaps Leden A. C. de NorMandie, F. C. de Ivoy, Joh. Vos van Zyl, Ph. Kuvel, A de Bucquoi, Maret en Izaak Goudoever. Zwaare befchuldigingen werden mgébragt tegen Klaas GoüdriaaN, Gewee2e Dykmeester van den lekkendyk boven Dams aan de Vaart, thans voortvlugtig. De Drosfaart der Hooge Heerlykheid Vreesmk, lag hem niet alleen ten laste, het bezigen van zeer fterke en onbetaamelyke Uitdrukkingen, omtrent zyn wettigen Souverain, ten tyde der nu geftilde onlusten; maar wel byzonder Daaden, in t begin van Herfstmaand des Jaars mdcclxxXvil gepleegd, Hy zou naamlyk, ten dien tvde, alle de deuren van de Sluis aan de Vaart opengezet, en zich niet ontzien hebben, om eene afmeeting en afpasfing te doen, op den Haagefiynfchen Schoorêyk, en de plaats af te tekenen, waar die Dvk moest worden doorgegraaven. Eene Doorgraaving ook daadlyk gefchied, waar door niet alleen een gedeelte van hetSttcnt; D 4 mm LXV. JOEK. I789. DR.IAANS veroordeeliag.  5<5 DE REPUBLIEK DER LXV. boek. Veroordeelingen door het Hof. O W. Nederl. Jaarb. 1780. bl. 629, maar een aarizienlyk gedeelte van Holland, 't Land van Vianen, alsmede de Graaffchappen van Culenktrg en Leerdam, by eene eenigzins wasfende Rivier, zoudesi overftroomd geworden zyn. Een onheil, alleen door de zeldzaame en ongemeens laagte der Rivieren, in die dagen, voorgekomen. — Wyders hieldt zyne befchuldiging in, dat hy, zonder eenige voorziening , omtrent de Sluizen te doen, by de Omwenteling, toen de Vaart door hel aldaar liegende Lands en Burger Krygsvolk verlaaten werd, zich onmiddelyk van daar begeeven hadt. -— Onbekwaam, werd hy, by vonnis, verklaard, tot hetbekleeden van eenige Post, in het Sticht} buiten Utrecht en de Heerlykheid Vreeswyk gebannen, onverminderd zodanige ftraffe, wanneer hy, ten eenigen tyde, in handen des Geregts mogt geraaken, als, naar den aart der door hem gepleegde Misdryven, eene goede Juftitie over hem zou uitfpreeken. Terwyl zy hem, tot de betaaling der gemaakte kosten verwees. (*) Welhaast volgde het Hof van Juftitie in het Sticht dit voetfpoor, met over eenige geweezene, thans uitgeweekene Leden der Regeering, op den elfden van Grasmaand, dit vonnis uit te brengen, „ dat „ J. van Amerongen, GeëligeerdeRaad; i, Benj. G. van Boetzelaar van Lan„ gerack, befchreeven in de Edelen en » Rid-  VERENIGDE NEDERLANDEN. §7 „ Ridderfchap; de zogenaamde regeerende Burgemeesteren der Stad Utrecht, „ Adriaan Hendrik Eyck en Pieter s, de Ridder ; (*) benevens de Raaden „ in de Onwettige Vroedfchap, der ge„ melde Stad, Joh. Fred. van Senden, „ Jan Carel Smissaert en Jacob van Haeften, als hebbende de Inkomften „ van den Staat vervreemd, zich tot Sou„aVerainen van de Provincie opgeworpen, „ en gewapend Volk in dezelve gebragt, „ ten eeuwigen dage uit de Provincie van „ Utrecht, Holland en Friesland gebannen, „ en hunne Goederen, ten voordeele van ,, den Staat, verbeurd verklaard worden, „ behoudens verdere Straf aan Lyf en Lee„ ven, indien zy, ten eenigen tyde, in „ handen des Geregts geraaken mogten." Dit eigenfte Hof velde, den negentienden van Wintermaand, een zelfde Vonnis, over de in de jongfte Onlusten betrokkene Heeren J. H. Voorda, voorheen Hoogleeraar in het Romeinfche Regt, ter (*) In het Vonnis over Burgemeester de Ridder, wordt hem byzonder ten laste gelegd, ,, dat „ hy hadt medegewerkt, tot het doen uittrekken „ van gewapende Manfchappen, tegen de Militie „ van den Staat, byzonder op den 9 Mey 1787.'' Verzamel, by de Cualmot, XXIL D. 273—276. De vahchheid deezer befchuldiging, was hyinftaat aan te toonen, door het voldingenst bewys, van zyn verblyf in 'sGravenbaage, op dien zelfden dag: alwaar hy, uit een Brief hem van Utrecht gezonden, het voorgevallene aan de Vaart veelen yoorlas. D 5 LXV» BOEK* I780.  58 DË RÉPUBLIEK DÈR LXV. Soek, 1780. Harde voorWaardeonder welke 4er eenlge bukken. ter Stichtfche Hoogefchoole, vervolgens, door de Gecommitteerden uit den Krygsraad en Burgery, tot Raad in de Vroedfchap verkooren; over de Heeren Abeleven en Mulrooy, op dezelfde wyze tot Raaden aanfteld, en zedert Herfstmaand des Jaars mdcclxxxvii, ter Stad uitgeweeken; als mede over Hendrik SchilGe, voorheen Bode der Stad Wyh hy Duurflede, in gemelde dagen, tot Raad dier Stad gekoozen. (*) Voor eenigen nogthans ftondt de deur der genade, by de Staaten des Lands van Utrecht, open. Dan zommigen moesten, vóór zy dezelve ingingen, door eene vernederende Verklaaring en belofte, wegenö hun gedrag in het toekomende, te tekenen, zich wel diep buigen, en teffens den intred duur betaalen. Dit deeden in den voorleden Jaare eenigen. (f) thans hadden zy, in dit ftuk, tot Naavolgerss de Heeren Willem van Dam , Heer van Isfelt; en P. C. Burman de la Bassecour, geweezen Raaden in Utrechts Vroedfchap. Overeenkomftig met het uitgebrage verflag der in die zaak benoemde Heeren, vondt men goed, de Geldboete te ftellen, op duizend Zilveren Dukatons en dui- (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 318. 331-639,, f428. 2064. wy wyzen onze Leezer» te rugge, tot onze Vaderi. Hift. van de Jasren mdcclxxxV. lot mdcclxxxvii: waar wy de bedryven deezef Heeren vermeid hebben, om de thans over hun ge* [treeke Vonnislen daar mede te vergelyken. (J) Zie onze Vadert. Hifi* XXI, D. M. ip.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 59 duizend Ducaaten. Men wil dat de Stad Utrecht, voor haaren raadflag zou uitgebragt hebben, dat de Boete ten minften, op veertien duizend Guldens, hadt behooren gefteld te worden, boven het Amptgeld, aan de Provincie en de Stad aangebragt. De Heer J. de Visscher Lz., was eenigen tyd te Utrecht in Gyzeling gehouden ; dewyl hy een der tegenftreevers geweest was, in de zaak der Geldboetens, voor zommige Burgers dier Stad, byderzelver opneeming in de Amnestie vastgefteld, en waaromtrent hy zelfs , een Regtsgeding voor den Geregte van Utrecht, hadt doen aanvangen. Dan, op het inleeveren eens Verzoekfchrifts van Onderwerping ter Staatsvergaderinge, kreeg het Geregt volmagt, om zyne Onderwerping te mogen aanneemen; mits hy, by het tekenen der Verklaaring, voor zyn toekomend goed gedrag, vier duizend Guldens betaalde, (f) Anderen kwamen 'er zonder Geldgifte af, als J. F. GoBius, E. Noteboom en J. Story, van Montfoort; dan delaatstgemelde, moest alle posten door hem bekleed, derven. (§) — Met dit alles waren alle fchuldig gehoudene in het Sticht niet gevonnist; dan der (*) N. Nederl. Jaarb. i;8o. bl. 782. (t) N. Nederl. Jaarb. 1789» bl. 415(S) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1042. LXV. SOEK» I789.  6ö DË RËPUBLIËK DER LXV. SOEK. I789. Woelingen der Prinsgezindenten Plattenlandetegengegaan. der andëfen lot, loopt buiten ons tegenwoordig Tydvak. (*) Strafoefeningen tegen de Patriotten, zó aanhoudend voortgezét, konden den geest der Oranjegezinden niet voldoen. Zy maakten zich fchuldig aan eigen wraakneeming. Hier van trof men nu en dan blyken* aan ten Plattenlande. Inzonderheid, deeden deeze zich op, ten Verjaardage des Stadhouders, aan den Uithoorn, Thamen* Mydrecht en elders, in de Proostdye St. Johans, waar, gelyk Gedeputeerde Staakten van de Staaten 'sLands van Utrecht* in eene Afkondiging fpraaken, „ door de „ groote ongeregeldheden, de Ingezete„ nen genoodzaakt werden, zich te fchik>, ken, naar den wil eener zamenfchoo» Jende' menigte, die, tegen den wil en „ 't verbód van den Geregte, de klokken >, luidden; en zich toegaven, tot het „ pleegen van ongeregeldheden, ftrekken„ de, om de goede en ftille Ingezetenen „ te ontrusten, vreeze aan te jaagen, te „ mishandelen, en alzo alle goede Orde „ en Onderdaanigheid, welke Ingezete„ nen aan den Geregte, of Hooge Over„ heid fchuldig zyn, weg te neemen." (f) De gewoone Strafbedreigingen werden herhaald j. (*) By vervroeging, hebben wy reeds voorheen opgetekend, wat den Graave van Boetzelaar en B. W Visscher overkwam. Zie onze Vadert. Bijl* SXI. D. bl. 119. (t) N. Nederl. Jaarb. 1780. bl. 6a?.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 61 ihaald; doch ons is niet gebleeken, dat ze volvoerd zyn aan de reeds fchuldigen. Zagen wy de Stad Utrecht, op de eerfte Verjaaring van den Dag, dien zy met den naam, van den Dag der Verlosfmge beftempelden, in vervoering, druk m vxeugdebetooningen, afgewisfeld door Kerk dankzeggingen. (*) De Vroedfchap wilde dien Dag, ten deezen Jaare, niet ongedagt laaien; maar beftemde het Uur der gewoons Avondpreeke, op Woensdag avond ten Dankflonde, met verbod van allen bedtyf, ftaande dat uur van Afzondeiinge. Drie keeren, verwittigde het gebalder van één- en- twintig losbrandingen des Gefchuts , en het ftaag herhaald Klofe kenfpel, de Burgery aan dien dag der onderfcheidinge. (f) Ten opzigte van der Jooden inwooning,. binnen de Stad Utrecht, betoonden zich de Regeering gereed, om dezelve aan de Verzoekers te verleenen, onder zekere voorwaarden en bepaalingen. Het ontbrak' niet aan Jooden, die, nevens hunne Huis-' gezinnen, gebruik maakten van deeze vergunning der Vroedfchap, teffens ontheffing verzoekende, en verwervende van twee Artykelen, iq de Vergunning begreepen, Dezelve waren met de daad van eenen zeer bezwaarenden inhoud. Het een hieldt in, „ dat de ganfche Gemeente, voor ie- ,, der (*) Zie onze Vadert. Hifi. XXI. D. bl. 228, 345—272. Ct) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1426. LXV. BOEK. 1789.' Dank[tonde3p den Dag dse VerlosInge. Bepaal ing op le inwooningiev Joo* hn binlen 'Jtrecht,  U DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. Over- De Elfchender Gelden te Deventer door de Stadhoudergewraakt. „ der Requestrant, of regtverkrygenden „ Joodsch Inwoonder, ten opzigte van diens „ goeds gedrag inftondt, en zich ver„ bondt." — Het ander, „ dat de Hoof„ den, of Parnasfyns der Joodfche Gemeen„ te, zich zonden moeten verbinden, tot „ betaalinge en vergoedinge, van alle zo„ danige fchaden en nadeelen, als eenige „ Ingezetenen der Stad, door Diefftallen, „ of anderzins onverhoopt, by één of ,, meerder Leden hunner Gemeente ge„ pleegd, zouden lyden." (*) Hoe het in Overysfel, naa de Omwentelinge in 't algemeen gefteld was, hoe het in de byzondere Steden toeging, ontvouwde ons Gefchiedblad. (f) Het volduurde in dit Gewest op dien voet. Weinig byzonders ftaat ons, ten deezen Jaare, op te tekenen. Geen Stad in Overysfel, waar de woelingen hooger liepen, en de eifchen verder gingen dan te Deventer. (§) Deeze holden dermaate buiten 't fpoor, dat de Oranjeparty, naa veel toegeeflykheids betoond te hebben, zich genoodzaakt vondt, dit ongebreideld paard, een teugel in den bek te wringen. Immers, de fteeds lastig ge? vallene Gecommitteerden des Stadhouders, tot de zaaken van Deventer, oordeelden het, ten deezen Jaare, noodig, om de meeste Vorderingen, op naam der Achttien Gildens gedaan, van de hand te wy- zen, (?) N. Nederl. Jaarb. 17*9. bl. 416—426. (t; Zie onze Vadert. Hift. LXI. Boek. (g) Zie onze Vadert. Hift. XXI. D. bl. a/a,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 63 zen, en ftrafte taal te doen hooren. Althans, op dat wy dit, ten fpreekenden bewyze, uit eene Verklaaring, overneemen, zeggen zy daar in, „ dat het Res, quest gefteld was, in bewoordingen en 3, aangedrongen met uitdrukkingen, die „ niet wel overeen te brengen waren, met „ die ondergefchiktheid van Gilden, aan „ hunne wettige Overheid, in eene wel„ gefchikte Maatfchappy onontbeerelyk „ noodig, en die als bedenkelyk, om- trent de openbaare rust der Stad, zou? 9, den kunnen worden opgevat, entevens „ geen ongegronde vermoedens uitleever„ den, als of aan de meerderheid der „ Achttien Gildens, zaaken waren bekend s, gemaakt, van zodanig een aart, dat „ dezelve buiten de Magiftraats Vergade9, ring, niet hadden behooren geëlimineerd te worden. Naa het bybrengen van eenige byzondere gevallen hier toe betrekkelyk gaan zy, ineer algemeen fpreekende, voort. „ Dat „ het Voorftel tot intrekking van het Con„ cordaat van Odtober mdcclxxxvii. was „ gedaan uit volle overtuiging, dat het ,, verleenen van zodanig eene magt aan „ Gilden, over hunne Medeleden eene „ gevaarlyke bron kon worden van vexa„ tïe, partyfchap, en voortduurende ver?, wydering der gemoederen. Dat zou de „ jaarlykfche keuze van Schepenen en 9, Raaden, aan haare eerfte en heilzaame „ inftêlling beantwoorden, daar by geene a, in Functie zynde Regenten, anders, ,, dan LXV9 boek* I789.  64 DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. I78Q, i S dan om wettige en dringende redenen, » behoorden te worden verlaaten; maar „ dus ook, wanneer zy ééns gedaan was, „ en door Aprobatie van zyne Hoog,i heid, haar vol beflag gekreegen hadt, „ zy dan ook geene tegenkanting of uit„ ftel, verder onderhevig behoorde te r, zyn. En dat alzo de ganfche han- „ delwyze, der Meerderheid van de Acht„ tien Gilden, zou kunnen geoordeeld (, worden, niet alleen geheel inconftituti„ oneel, maar ook beleedigende voor het , eerfte Lid der Regeeringe, en omkee„ rende een, op hun voorftel, wettig „ gemaakt Concordaat, door Schepenen, „ Raad en gezwoorene Gemeente; alsme„ de de Amnestie, die op gelyke wyze „ verleend was. „ Zyne Hoogheid", voeren zy voort, , hadt al het voorzegde, met onaange, naamheid moeten verneemen; doch was , meer genegen, om zulks te houden, , voor een uitwerkzel van nog ongenoeg, zaame bedaardheid van de gemoederen , in Deventer, en van het gebruik maaken, , van deeze gefteldheid, door meer woel, zieke geesten, dan wel van een opzet, telyk voorneemen, om zyne Gecom, mitteerden zydelings te taxeeren, en het , eerfte Lid der Regeeringe groovelyk te , manqueeren. „ Het zou, over zulks, zyne Hoog, heid niet onaangenaam zyn, zo Sche, penen en Raad den voorfchreeven ftap, , voor deeze rei?e, wei rnet hetzelfde  Verenigde Nederlanden. 6$ h oogpunt zouden willen befchoUwen; en 5, het Adres der Meerderheid van Acht„ tien Gilden, houden als niet gedaan: j, naardemaal hy meende zich te mogen ,, vleyen, dat de Gezwooren Gemeente 5, van die Verzoeken, wel zou willen af,, en inzien, tot welke fchroomlyke ge„ volgen zy den voet zouden leggen, in gevalle de Beëediging der gekoozene, ,, en geapprobeerde Leden der Magiftraac 9, door dezelve wierd gefchorst, of opge,, houden." Voorts betuigden zy, „ dat zyne Hoogi, heid niet twyfeldè, of het onderwerp „ van de begeeving der Stads Ampten, zou gelaaten worden op den voet, waar „ op het, zedert de jongite herftelling van „ het Erfftadhouderfchap , was geweest * ,, en alzo aan hem zou worden voorbe3, houden, die Invloed op de begeeving, „ die aan zynen Vader en Moeder nooit ,, betwist was." Eindelyk zou de Regeering, met toezending van een Affchrift deezer Verklaaring, de Achttien! Gilden aanmaanen, om zich, voor het vervolg, te onthouden van zodanige Adresfen. (*) Zorgvuldig was, in het voorheen Patriottisch Zwolle, de Regeering geweest, waar eene Afkondiging, fterker dan elders (*) Het geheel e leezenswaardige Stuk, den 20. April 1789. gedagtekend, waar uit wy dit hebben overgenomen,' is voorhanden in de Verzameli bt Bi Chamuot, XII. D. bl. 282—200, xxiii. Debl. e LXV. ROEK. 17890' Te. Zwoll; iet De* ?an©.  66 DE REPUBLIEK DER lxv. boek. ment vsu de Maatfchoppytot Nut y g£ naakt.  7$ DE REPUBLIEK DER LXV. boek. Ï789. 1 | gevestigde Conftitutie, eenige ftukkenvasl te ftellen. De eerfte vastftellingen betroffen de Inwendige gefteldheid der Provincie, en kwamen hoofdzaaklyk hier op neder. Dat niemand van den Eed op het Reglement van Regeering, des Jaars mdccxlviii. zou mogen ontilaagen worden: maar 't zelve voor altoos als een Verdrag en Verbintenis, tusfchen de Staaten als de wettige Souverain en den Stadhouder, en diens wettige Naakomelingen, zou ftand houden. . Wyders ftelden zy vast, „ dat alle Amptenaars, waar onder Pro„ fesforen en Predikanten van den heer,, fchenden Godsdienst, en andere getole5, reerde Gezindheden, als mede de Ad„ vocaaten, mede begreepen, reeds in func- tie zynde, of nieuwlings hun Ampt of „ bediening aanvaardende, verpligt zouden „ weezen, den Eed tot handhaaving der „ Conftitutie te doen, en wel zodanig, „ dat, ingevalle zy zich mogten onder- ftaan, om door hunne Advifen, of het 1, ftellen en tekenen van Memorien, Adres? »i fen> of Requesten, in de Regeerings „ Conftitutie, en daar omtrent meer ge- dagt Reglement, eenige Explicatie, „ Interpretatie, of Verandering te verzoe,, ken, zy terftond, niet alleen van hun- ne Ampten en Bedieningen zouden wee, zen vervallen; maar ook, boven dien, ,, als fchuldig aan Hoog Verraad, worden , geftraft." Van het Ejdformulier, dit iezweerende, gaven de Staaten een Voorchrifc. r^iet  VËRENIGDÊ NEDERLANDEN. 77' Niet genoeg was deeze Eed. By het afleggen moesten alle Amptenaars eene Verklaaring tekenen, hoofdzaaklyk behelzende, dat zy geen deel gehad hadden, aan de Acte van Verbintenisfe, in Oogstmaand des Jaars mdcclxxxvi. te Amfierdam opgerigt; dat, ingevalle zy die getekend mogten hebben, zy door het afleggen van den gedaanen Eed, zich ontflaagen zouden houden, van alle verpligting daar door op hun gelegd; dat zy ook nimmer weder dergelyke Verbintenisfen zouden aangaan; of dat zy anderzins, terftond van hunne Ampten en Bedieningen zouden zyn vervallen, en boven dien, als Beroerders van den Staat, anderen ten voorbedde, worden geftraft. Hier by werd vastgefteld, dat het nieuwe Eedformulier, door alle Regenten, Hooge en laage Magiftraatsperfoonen, en Amptenaaren, op nieuw zou worden gedaan, en alle jaaren, vóór het doen des Eeds op het Ampt, ftaande worden afgelegd; zonder zulks zou tot den Eed op het Ampt niemand worden toegelaaten. Voorts zouden, die weigerden den Eed op de Conftitutie te doen; of de voorgemelde Verklaaring te ondertekenen, terftond van hunne Ampten worden vervallen verklaard. By deeze voorzorgen, lieten de Staaten het niet berusten; maar gaven, in de tweede plaats, eenige Artykelen op, die ten bovenfchrift droegen: Tot weeringe van Infractie, tegen de gevestigde ConfiitMü. Zy wa- LXV. 50EI» Voorzorgendaar by gedraagen.  78 DE REPUBLIEK DER LXV. SOEK. i?%9 waren negen in getal, en de zonderling, heid der meesten, zal het geheel affchry- vtn wettigen. „ I Dat nimmer, „ binnen deeze Provincie, confent zal „ mogen worden gegeven, tot het op„ richten en in ftand brengen, van gewapende Exercitie Genootfchappen, on- „ der wat naam het zou mogen zyn. , II. Dat nimmer zal mogen worden toe, gelaaten, het oprichten van Sociëteiten , of beflooten Gezelfchappen, waar in , opzettelyk over zaaken, raakende de , gevestigde Conftitutie, Stads- of Lands , regeeringe gehandeld wordt. . HL1 , Dat nimmer zullen mogen worden ont, vangen, veel min gedisponeerd op eeni, ge Memorien, Adresfen, Requesten, , betreffende Regeerings-zaaken, onder , wat naam ook. IV. Dat, alzo de , Majefteit en Souverainiteit in deeze Pro, vincie, by de Heeren Staaten van de , Stad Groningen en Ommelanden, als uitmaakende de Wettige Souverain derzeli ven, refideert, over zulks de Conftitutie eene Staats Regeering en geene Volksregeering is, nimmer eene Oproeping van het Volk, om over zaaken, , raakende de Regeerings- Conftitutie te raadpleegen, zal mogen gefchieden : maar de Verzoekers van dergelyke Nieuwigheden, als Verftoorders van de algemeene rust, zullen worden geftraft; gelyk mede de Regenten, die daar in mogten toeftemmen, of mede werken. — V. Dat de Deliberatien by de Stad over „ 'sLand-  VERENIGDE NEDERLANDEN, n „ 'sLanddags befoignes, alleen door de „ vier Regeerende Burgemeesters en twaalf „ regeerende Raadsheeren, met overroe„ ping van den Oud-raad, zullen worden „ gehouden, benevens den Stads Syndicus ,, en Secretaris, en by de Ommelanden, „ door Jonkheren, Hovelingen, Eige„ nerfdens en Volmagten, met den Syn- dicus en Secretaris. VI. Dat de Landsdagen van de Stads zyde, gelyk „ van oudsher, alleen zullen worden be„ kleed en waargenomen, door de vier „ Regeerende Burgemeesters, en twaalf „ Raadsheeren, benevens den Syndicus „ en Secretaris; en van de zyde der Om„ melanden, door de Heeren Gecommit, teerde Raaden, Jonkheren en Hovelin„ gen, Eigenerfden en Volmagten, de„ welke geen Generaliteits of Provinciaale \, Commisfie waarneemen, benevens den „ Syndicus en Secretaris. VIL Dat „ nimmer door iemand eenig Voorftel zal „ mogen worden gedaan, tot het benoe„ men van Commisfien, of het neemen „ van Refolutien, waar door de Regee„ ring de Klem, en wettige Authoriteit „ wordt uit de hand gewrongen, of dat „ dezelve terftond van zyn Ambt en Be„ diening vervallen zal zyn, en in de „ Vergadering niet langer worden ge- ^ duld. Vin. Dat het Hof van Ju- „ ftitie, noch eenig Gerichte in deeze „ Provincie, "eenige oogluiking of clemen„ tie, omtrent de overtreeding deezer Punu ten, z!al mogen gebruikenj maardeUit- „ VUÏ- LXV*. BOEK. I789.  éo £>E RÉPUBLIEK DER tav. CO BK. i?S9. 3 4 1 i 'i "* i "»": „ vinders Aanleiders, Dry vers, Doorzet„ ters, naar de Wetten van den Lande, „ zullen moeten agtervolgen, en overeen„ komftigde Gemanifesteerde Welmeening h van den Souverain ftraffen, of dat zy* „ anders, daadlyk in hunne Functien zuli „ len worden gefchorst, en, als hunne „• Ampten en Bedieningen onwaardig, daar r, van zullen worden ontzet en verlaab ten. —— IX. Dat de Heeren Profesfo„ ren, zónder onderfcheid, tot welk eene „ Faculteit zy behooren, en de Predikan- ten, in deeze Provincie, zorgvuldig „ zich, zullen hebben te wagten, van hun,, ne byzondere denkwyze, over en om„ trent 's Lands en Regeerings zaaken, en „ diens Beftuur, 't zy publieke, 't zy privative Collegien, of op den Predik, ftoel te brengen, of hunne Discipelen, , Toehoorders en Gemeentens in byzon, dere gefprekken, flinkfche inboezemin, gen daar omtrent in te prenten, maar , veel eer dezelve Eerbied, voor en OnS derwerping aan hunne Wettige Regee, ring voor te houden, en als de pligt , van braave Burgers en getrouwe Inge, zetenen in te boezemen, en langs dien , weg, met de Hooge Regeering, mede , te werken, om Vrede, Eendragt erf , Voorfpoed, onder den Godlyken Zegen, , in deeze Provincie te doen bloeijen; of , dat zy anders, ais hunner Bedieningen , onwaardig, van hunne Ampten zullen , worden verlaaten, en als Opftookers, , onbekwaam verklaard, de door hun be- a3 kleed»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 81 kleedde Posten, in deeze Provincie „ waar te neemen. (*)" Inrigtingeh en Voorzorgen, van eenen fchrikbaarenden aart, daar zy zo veel ruim te lieten, door de onbepaaldheid der bewoordingen, om de zoodanigen, wier val men befchooren hadt, in den ftrik te doen komen — Inrigtingen en Voorzorgen, die kenmerken, welke middelen de Dwinglandy fchroomde, dat Vryheidsmin, ten eenigen tyde, zou mogen te baat neemen, gelyk zy, in pas voorleden dagen, gedaan hadt. Men kan ze niet nadenken, zonder verontwaardiging te voelen, als men overweegt, de aangeboorene geaartheid der Groningerlanderen, wier Vryheidsmin, zo vaak uitblonk. De Stellers en Omhelzers dier beteugel- en dwangmiddelen, toonden zich ontaart van den voorvaderlyken ftam. De aankondiging van de vastftelling zodaniger maatregelen, aan welker handhaaving niet te twyfelen viel, moet geweldig hard gevallen hebben, voor dat aantal Ingezetenen in Stad en Lande, 't welk met zo veel moeds en geluks, in den beginne als ongelukkigen uitflags, in het einde, aan eene Grondwettige Herftelling gearbeid hadt. (t_) Zy vonden zich omringd van voor- (*") N- Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1439—1445. (f) Men naa te rugge, tot het XIII. Deel onzer Vadert. Hifi. bl. 199—214. en XIX. D. bl. ipf! enz. XXIII. Deel. F LXV. b o ek 1789. Aanmerking desivegen.  Si DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. 1789. Vrylaating van Oproermakers. voorheelden der uitvoering van de flrenge maatregelen, door de heerfchende Party genomen. (*) * Tot vermeerdering van fchroom moest ilrekken, de Vrylaating en Strafkwytfchelding, aan de vuigfte Oproermaakers, op gunftige voordragt der Staaten, door zyne Hoogheid verleend, aan een twaalftal by Vonnis verweezenen, zo dat zy met buiten vervolgftelling deezer vonnisfen, herfteld werden in hun eer en regt, met uitdruklyk verbod, van hun, immer of ooit, des eenig verwyt te mogen doen. (f) Onder dit Twaalftal, leezen wy den naam van Hendrick Overbek Hecket , den berugten Prinsgezinden Osnabrugfchen Landlooper, die gegeesfeld, in het Tugthuis gevangen gezet, en vervolgens voor altoos gebannen was. (§) Zyn ïhorken, ten dien dage, „ dat hy voor de Geregten niet bevreesd was: want „ dat 'er wel zouden opdaagen, om hem te verlosfen", werd thans bewaarheid, fchoon in eenen anderen zin, dan dien thans vrygeftelden Onverlaat toen bedoelde. Men mag vry, uit dit voorbeeld, een gevolg f*3 Wy hebben eenige vermeld in onze Vader!. Hift. XX. D. bl.,6>. (t) Verzamel, by vzChmmot , XXI. D. bl. 301— 202. (§) Men leeze de vreemde Gefchiedenis deszes Mans, in onze Vaderl. Hift. XIX. D. bl. 229— 231.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 83 volg trekken, tot zyne elf mede vrygeftelden. Bykans gelyktydig met de bevryding dier om Oranje-voorftand geregtlyk geftraften, verfcheen 'er in Stad en Lande eene Amnestie. De aanhef behelsde eene afzigtige fchildery van de Lieden, die gezegd werden, ,, alle hunne kragten aan- gewend te hebben, om de gevestigde en duurbezwoorene Conftitutie, geheel ,, omver te werpen, en onder den fchoon',, fchynenden naam van Vryheid en Vaderlandsliefde, 'sLands waare Vry,, heid te vertreeden, en, in dier plaats, „ eene onverdraaglyke Overheerfching in „ te voeren; die, ter bereiking van die „ heillooze oogmerken, Gewapende Genoot„ fchappen in ftand gehouden en gebruikt, 9, Sociëteiten en andere Byeenkomften op- gerigt, Memorien, Aequesten9 Adresfen ,, en Declaratoiren ingediend, op een zo „ genaamd Vaderlandsch Fonds ingetekend, „ en eene Commisfie van buitenlandfche ,, Correspondentie van private Perfoonen, „ voorzien met een Prefident en Secreta„ ris, aangefteld hadden. Terwyl zy die ,, Volk- en Landbedervende hoofdwoelin- gen, en euveldaaden vergezelden, met „ de vuilfte fmaadredenen, hoon en las„ ter, omtrent de Stadhouderlyke Regee,, ring, den dierbaaren Perfoon van zyne „ Doorlugtige Hoogheid, en het Door„ lugtig Huis van Oranje en Nasfau, om dezelve tot eene algemeene veragting F 2 „ ea LXV. BOEK. 1789 Amnestie aangekondigd.  LXV. BOEK. i ] 84 DE REPUBLIEK DER m en haat te ftellen; als ook met die gee~ „ nen, welke blyken van hunne verknogt„ heid en aankleeving van Hoogstdeszelfs ., Perfoon of belangen gaven, te vloeken ,, en te fchelden, dezelve, zonder onder„ fcheid van rang of ftaat, in hunne eer, ,, goeden naam en faam aan te tasten, „ als Verraaders van het Vaderland te doen „ voorkomen, en in hunne Perfoonen en „ Goederen te beledigen; ten einde alzo „ de grootfte verwarringen te veroorzaa,, ken, en het zaad van verderflyke Twee„ dragt en Oproerigheid, ten onherftelbaar „ verderf van Stad en Lande te ftrooijen." Te doorfteekend waren de euveldaaden, in dit Gewest, door die van de Oranje partye gepleegd, om dezelve met ftilzwygen voor by te gaan, of als ftrafloozen te befchouwen. (*) Doch men hieldt het daar voor, dat zf „ naa ondergaane ter„ gingen, door eene verkeerde drift en „ onberaaden yver, voor de behoudenis „ der waare Conftitutie, en belangens „ van het Vaderland, vervoerd waren ge„ worden, om de Goederen hunner Me„ de-ingezetenen te vernielen, en hun „ gewelddaadige behandelingen aan te „ doen." (f) Terwyl zy, ten op- zig- (*) Men denke hier te rugge, op den evengenelden vereerlykten van die Partye, korten tyd vóór iet gee/en deezer Amnestie, gefchied: de Amlestie zelve, was gedagtekend 29. Mey 1789. (f) Zo legt men een zagte kleur op de haatlyk- fte  1 VERENIGDE NEDERLANDEN. 85 zigte van veelen der Schuldigen van de andere Party, zich overtuigd hielden, dat" zy zich in de Beroeringen gemengd hadden, „ aangefpoord, verleid, bedroogen, „ of gedwongen door Perfoonen, die, uit „ hoofde van hun aanzien of veronderftel„ de kundigheden, van meerder invloeds 55 op 't gemeen waren, die den fchoonen „ naam van Vryheid en Verbetering mis„ bruikten, om eene Verandering in de „ Conftitutie, en Regeeringsvorm van den „ Lande te bewerken." Allen deezen befchouwden zy, als voorwerpen van hunne goedertierenheid, en kundigden, naa ingenomen Advys des Stadhouders, en diens volkomene goedkeuring, eene Algemeene Amnestie, of Vergiffenis aan alle die geenen, welke aan de „ voorgemelde oproerige beweegingen, en „ ongeregeldheden, deel gehad hadden; „ zonder onderfcheid of tegen dezelven, „ wegens voorgewende overtreedinge rechts „ wegen was geprocedeerd, dan niet: zo „ dat de zulken, welken zich, naa dat'er „ Regterlyke Recherche tegen hun werd 59 gedaan, te zoek hebben gemaakt, in„ gedaagd, of wegens het niet comparee„ ren, op de gefielde Termynen, buiten de Provincie gebannen waren, mede on- „ der fte wanbedryven, en overitrykt ze met het vemjs der leugen: wy verzenden onze Leezers, tot de Groninger- en Ommelander [GefchieiJenisfen , in onze Vaderl. Hifi. ten tydederwoelingeinhet XiX. Deel W. 186. enz. F 3 LXV. BOEK. I789.  lxv. Boek. 1789. ! 5 ; 3 3 1 s 3 3 3 3 3 3 3! 3! ï; 3! c e C) Zie onze XXlI. D. bl. 65, 86 DE REPUBLIEK DER " d?£. de alge«»eene Amnestie, of Ver„ giffenis zouden begreepen weezen." Uitzonderingen, en geene geringe, bepaalden deeze Kwytfchelding. „ Men wil„ de er van uitgezonderd hebben," dus luiden de eigene woorden, „ de Hoofden „ des Landverdervenden Kabaals, welke „ als de voornaamfte oorzaaken, en be» werkers der Onheilen deeze Provincie 1, overgekomen, moesten worden aange- , merkt. Ten tweeden, die in publie- , ke Functien gefteld geweest waren , En laastlyk, alle die geenen, welke in , het Rapport van de Heeren Gecommit, teerden van de Hooge Juftitie Kamer , van Stad en Lande, den vyftienden van , January mdcclxxxviii., als aan de , Gewelddaadigheden, in de Maand Sep, tember, in mdcclxxxvii. in Appinm, dam gepleegd, fchuldig worden^gehou, den. (*j) Naardien 's Lands welzyn, en , de rust, en veiligheid van onze goede , Ingezetenen, voorfchreevende uitgezbn, derde Perfoonen van onze Gratie uit te fluiten, en aan de Juftitie over te laaten; ten einde daar tegen, naar rigeur van Regten worde geprocedeerd." Aan Perfoonen in Publieke Functien geeld, hier boven van de Algemeene Kwytheldmg uitgeflooten, werd nogthans deeze unstaanbieding mede gedaan en hun venreeng gefchonken,,, zo zy zich aan geene an- 5, de-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3? „ dere Exces/en hadden fchuldig gemaakt, „ 't geen zy door het vertekenen van Me,, morien, Requesten, Adresfen, Decla„ ratoiren en het contribueeren in het Va„ dedandfche Fonds, tegen de Hooge Over„ heid des Lands, misdreeven hadden." Naar gewoonte, by dergelyke Vergifftnisverleeningen, werd elk gewaarfchuwd, zich, in 't vervolg, voor dusdanige misdryven te wagten, onder verzekering, dat, wie ook zulks zou mogen beftaan, geen de minste oogluiking, of genade, te wagten zou hebben, maar de voorbeeldlyküe flraf, den verttoorderen der openbaare ruste gedreigd, moest duchten. (*) In dit Gewest, was men zo ylings voortgeflaagen, met de Patriotten te vervolgen en te veroordeelen, dat 'er, naa het af kondigen deezer lang verwylde Amnestie, flegts eene geringe naaleezing overfchoot. Met deeze op te zamelen, vertoefde men tot het volgend Jaar, wanneer, in Lentemaand, een breuke van tweemaal tachtig Daalders, ten voordeele van de Provincie, ter betaaling der geregtskosten, en vyf honderd Guldens , tot goedmaaking dei fchsden en verdere kosten, by het over weldigen van Appingadam, verweezen weiden , Dr. A. Tibuens en B. Krypin ga, Bouwmeester van Appingadam; al; medepligtigen aan de overwekugiging diei Stede, in den Jaare mdcclxxxvii. To; eene N. Nederl. Jaarl. 1789 bl. F 4 LXV.. BOEK. Geldboetensdaar op-, gelegd.  88 DE REPUBLIEK DER LXV Boe i;8c Over. gang tot Freisland. . eene gelyke Boete, en eene Schadevergoeding van die zelfde, of eene mindere - iomme, werden kort daar op veroordeeld, • Jacob Thomas , Oiderman van het Stapelregt, H. W. van Sysen, Remge Jans de Wedman, Hero Meinardi, Geert Reinders. Hermanus Mulder . kwam 'er van af, met danig Daalders Breuke, en de kosten des Regtsgedings • welke zy allen moesten betaalen. Geldboetens en Vergoedingen, naar luid van het Vonnis,, hun opgelegd, wegens het gewapend trekken in verfchillende Grondgebieden in de Ommelanden, zonder toeftemming der Territoriaale Geregten; het op- en gevangen houden van Perfoonen op openbaare wegen, het geweldig inrukken Ki Jppmgadam, het bezet houden dier PlaaUe, het zich bemoeijen met Regeeringszaaken, geduurende dien tyd, als mede het tekenen van Adresfen, in de dagen der Beroeringe. (*) Het verband der voorvallen in Friesland, heeft ons reeds eene en andere gebeurtenis, byzonder de Vervolgingen en Strafoefeningen, ingevolge * der Bedryven in den Jaare mdcclxxxvii., doen vermelden ; fqhoon zy in deezen Jaare, de tyd orde alleen in 't ooge gehouden zynde, zouden behooren plaats te vinden; wy moeten derhalven, ten deezen aanziene, thans, eerwaards te rug wyzen. Qf) (?) IV. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 344. CD 2ie onze Paderl. Hift. XXÜ. D. bl. 22,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 89 Onder de in Friesland thans vervolgden en veroordeelden, troffen wy ook Kerkleeraaren aan. (*) Voorheen, hadt het Hof van Friesland reden gevonden, om den Sneekfchen Leeraar der Hervormden, Joannes Bulthuis, wegens de fterke uitdrukkingen van zyne gevoelens, de verkleefdheid aan den Huize van Oranje te kennen geevende, in eene Geldboete te beflaan. (f) Of hy, door volgende bedryven van dien aart, zich aan zwaarder en bedreigde ftraffe onderhevig gemaakt, en, in gevolge daar van, friesland geruimd hebbe , is ons onbekend; wy treffen hem zedert aan, als Predikant te Rys~ fum in Oostfriesland; doch, ten deezen Jaare, werd hy, als 't ware verlost uit de ballingfchap, fchoon in Friesland niet ter wooning wederkeerende. De Stadhouder, zyns gedagtig, gaf hem de Collatie van de Klundert. (§) Geen Hofs of Staatsbefluit, zou Bolt huis, thans uit Friesland geweerd, maar veel eer hem den weg ter wederkomfte gebaand hebben, als waar, ten deezen tyde, op voordragt van den Procureur Generaal, een Befluit van gansch anderen aart, by de Staaten genomen werd. Beducht , dat Leeraars, elders in nabuurige Gewesten, wegens hun gehouden gedrag in (*) 71e onze Vadert. Mist. alsbov. bl. 19. (f) Zie deswegen eenige byzonderheden in onze Vadert. Hifi. XIII. D. bl 133—135. (§) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1795. F 5 - LXV. boek, I789. De Kerk leeraarBulthuis door den Prins bevorderd. Weering van Pa- triotti- fche Leeraa» ren.  co DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. 1780. ! J S i i i i \ 1 1 i Affcheids Ij groete „ van * Ren- b GER.? op de Syn-o- ti de te in de beweegenisfen, afgezet, of by Po~ litieke Refolutie, van hun post ontflaagen, in Friesland zouden kunnen beroepen worden, dagt hy zich verpligt, zulks den Gedeputeerden Staaten onder 't oog te moeten brengen, ., oordeelende het, wegens „ den bekenden invloed der Predikanten „ op hunne Gemeenten, ten hoogden „ gevaarlyk, zodanige Leeraars, die voor „deezen, hunnen pligt vergeetende, op 1, eene ftrafwaardige wyze, tegen de Hoo, ge Overheid hadden geyverd, en ande, ren tot Oproerigheden aangefpoord, , wederom in deeze Provincie te beroe, pen. waar door de rust der goede Ge, meente, op nieuw zou kunnen worden , geftoord." Uit deezen hoofde, nam iy de vryheid de Gedeputeerde Staaten te ;erzoeken, om aan de Glasfen aan te chry ven, om geen Beroepen van zodani;e Leeraars, met hunne goedkeuring te ;ereeren; of anders, ten dien opzigte, zoianig een befluit te neemen, als zy tot iehoud der ruste en welzyn, van Stad, .and en Kerk, dienftig zouden oordee* ;n. — Een Befluit, daarmede overeenomflig', werd onvenvyld genomen. (?) Langs deezen weg mogten zy zich elooven, de Kerk in Friesland behoed te ien , voor het weder ontftaan van Geeurtenisfen, welke een der Commisfarissn Politiek, op het ten deezen Jaare ; Sneek gehouden Synode, Jr. E. S. G. J- VAff O Nederl. Jaarb. 1785. bl. 636.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 91 J. van Burmannia Rengers, in deezer voege befchreef; „ Wy herinneren „ ons, dat onlangs, in deezen zelfden Tem„ pel, eene verdwaalde, en door vreemde Zendelingen , en buitenlandfche For„ tuinzoekers misleide menigte, haaren ,, wettigen Souverain verlochenende, aan ,, Oproermaakers trouwe zwoer, en zich „ dus tegen den grooten God, die een ,, God van Orde en geenzins van verwar„ ringe is, grootlyks misgreep; ja zelfs, „ dat onder de geheiligde Priesterfchaar, ,, in deeze Provincie, eenige ontaarten ge„ vonden zyn geworden, die niet alleen „ leugen op leugen, tegen der Staaten „ Beftuur en Oranjes handel C*), in de „ ooren der fmalie Gemeente blaasden; „ maar ook het Priestergewaad, met den „ Maliën kolder verwisfelden, en met den " Ver- C) „ Veelen", fchryft de Chalmot dit Stuks aanroerende in zyn Tydreketikundig Register, V.Sr. bl. 288.,, verwonderden zich zodanige uitdrukking van dien Commisfaris Politiek tehooren, door dien het overbekend was, dat zyn Ed. een der grootfte Antagonisten van Willem den V. is geweest, en altoos zeer werkzaam, om deszelfs gezag paal en perk te ftellen; doch het is waar, dat zulks niet langer heeft geduurd, dan ten tyd toe; dat hy, vreezende door eene Grondwettige Herftelling, zelve in zyne Heerschzugt beteugeld te worden, benevens andere Friefche Ariftocraten, Oranje ïn den arm nam, om dus gezamender hand, hun aan 't waggelen geraakt gezag te onderfteunen, en zo veel te zekerder, die geenen, welken hun daar in te keer wilden gaan, naamlyk de Patriotten, ie jrader te brengen," LXV. boek. 1789.  LXV. boek. ! ] 3 3 3 s $ 3 9 3 9: 9; i: 9: s: 9! 35 33 9! 33 9» 3» 3) 3» 92 DE REPUBLIEK DER ,, Verderver optrokken. Dan daar het „ Nederlands God, genadiglyk heeft be„ haagd, toen het kwaad ten toppunte was „ geklommen, uitkomst te geeven, der » Achitophellen raadflagen te verydelen .9 hun te doen vlugten, fchoon 'er in i, die, voor hun bange oogenblikken, , geen Vervolger was, en hunne gewa, pende Bende te verftrooijen, als het , zand in de woeftynen. Daar, ver- , volgens, door degunftige befchikkinge, , van dien zelfden Goedertierenen God , het gezag van den Souverain, benevens , de wettige en noodzaaklyke invloed van , zyne Hoogheid, den Heere Prins Erf, ftadhouder, en het Beftuur der alge, meene zaaken van de Republiek her, fteld, en de oude gezegende Conftitu, tie, door een nieuw Verbond gevestigd , is geworden; zo verkiezen wy, het gordyn voor het akelig tafereel, van gebeurde zaaken te laaten vallen, en liever aan hetgrootfte en beste gedeelte van Fneslands Euangeliedienaaren, den welverdienden lof toe te zwaaijen, dat zy, geduurende de jongfte Beroertens, naar het voorbeeld hunner waardige Amptgenooten in Frieslands Hoofdftad, en m het door Muitelingen overheerscht Franeker, fteeds hebben betoond, agtervolgens, de les van onzen geheililden Zahgmaaker, den Keizer tt geeven\ wat des Keizers en Gode dat Godes is en gelyk wy aan den eenen kant niet twyfeien, of zy zuUen altoos jn het 99 be-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 03 betragten hunner pligten volharden, zo „ kunnen vvy hun ook, aan den anderen - kant verzekeren, dat zy, zulks doen„ de, op de efficacieufe befcherminge van „ den Souverain, ten allen tyde, kunnen „ ftaat maaken. (*)" ■ By het herhaalen van het uitfluiten der Roomschgezinde Burgeren, in het ftemmen ten Landsdage, in den voorleden Jaare, op den voet van voorige eeuwe gedaan (f) , werden, in de uitfchryving voor den Landsdag deezes Jaars, van het ftemmen, of het verleenen van ftemmen uitgeflooten, „ allen die van den Paapfchen Godsdienst ', waren, of van zodanig eene andere „ Religie, waar van de vrye oefening ' in Friesland, niet was toegelaaten. —- Desgelyks zouden tot ftemmen niet ge„ regtigd weezen, de Voogden van Pu„ pillen, yan den Roomfchen Godsdienst, wegens de Goederen hunner Pupillen, ', fchoon de Voogden van den Gerefor" meerden, of gepermitteerden Godsdienst '', mogten weezen; noch Paap/de Voog„ den mogen ftemmen, wegens de Goe„ deren hunner Pupillen, van den Gere„ formeerden, of toegelaaten Godsdienst. — „ Men zou niet lyden, dat zo wel in de „ algemeene als byzondere ftemminge, „ zouden mogen ftemmen, rechtftreeks ' of zydelings, middelyk of onmiddelyk, eenige Papisten." -— Thans bepaalde men, O Verzamel, by de Chalmot, XV. D. bl. 275. (f) Zie onze Vaderl. Hift. XXII. D. bl. J). LXV. SOEK. I789. Bepaaling wegens het Steraregt der Roomfcben.  H DE REPUBLIEK DER LXV. boek I780. Veranderingten aanziene der Militaire Jurisdictie daar gemaakt. « i l i 1 c men, ten aanziene der byzondere ftern ' miugu,' " dat iemand PaaPMe ftemmen „ hebbende gebruikt, daar door niet ver» valle" zou, van de meerderheid der „ ftemminge; maar zo hy bevonden werd, „ buiten die de meerderheid te hebben, zou -, hy ook tot het Volmagtfchap geadmit„ teerd worden; doch voor ieder Paap„ fche Stem, waar voor op deszelfs order „ geftemd was, zou hy verbeuren hon„ derd Caroli Guldens, ten voordeele van „ de Diakonie Armen, ter plaatze waar „ de Stemminge gefchied zou weezen; „ welke Penningen, by parate Executie „ zouden worden geint. (*)" Veel, zeer veel, was 'er in Friesland, tot geen gering misnoegen des Stadhouders, ten opzigte van de Militaire Jurisdictie voorgevallen en vastgefteld, in den Jaare mdcclxxxiii., wanneer dit ftuk een hoofdonderwerp der Staatshandelingen \ 10 van dit, als van andere Gewesten uitmaakte, (f) Eene herroeping hier van ivas, derhalven te wagten. Deeze bleef niet agter. Eene Afkondiging der Staaten yan Friesland, dit ftuk betreffende, in Bloei- (*) Dit maakt een gedeelte uit, van de Uitfchryving des Landdags deezes Jaars, die ook in andere >pzigten aanmerkelyk is, en te vinden in de N. Vederl. Jaarb. 1780. bl. 138—145. (t) Wy hebben onze Leezers wegens die Staats!ebeurtenis, een breedfpraakig Verflae gegeeven n onze Vadert. Hift. VU. D. bl 1. &c. Wat 'er* en opzigte van Friesland bepaaldlyk gebeurde, iaar vermeld van bl. 15—21.  VERENIGDE NEDERLANDEN. p§ Bloeimaand deezes Jaars, deedt het geen des in den Jaare mdcclxxxiv. vastgefteld was, te niet. Men kwam goeddeels weder te rugge, tot het gewraakte, wegens den Militairen Regter, in den Jaare mdccliii. (*) Het nu gemaakte Reglement (f) zou ftand houden, tot zo lange, met gemeene bewilliginge, van alle de Hooge Bondgenooten, de Militaire Jurisdictie, in alle de zeven Gewesten, op een gelyken voet zou zyn gebragt. Aan zo veel wisfellots vondt zich een ftuk van dat aanbelang en dien invloed, op de Burgerlyke Vryheïd blootgefteld; zo keerde en draayde het naar gelange van het boven dryven der eene of andere Party in den Lande. Wenden wy het oog, na het door Oproeren deerlyk gefchokte Zeeland, wy vinden het nog onrustig. In dit deerlyk lot deelde Vlisfingen, 't geen onder zo veele mishandelde Zeeuwfche Steden, ingeteisterdheid uitftak, bovenal ten deezen Jaare. Wy zullen, dit vermeldende, eene fchoone gelegenheid aantreffen, om de waarheid te bekragtigen, van eene aanmerking, door ons voorheen gemaakt, „ dat eeni„, gen, der in de Regeering weder her" ö „ ftel- (*) Het dewsegen voorgevallene, met de Vrouwe Gouvernante, verdient naageflaagen te worden , in onze Vadert. Hifi. ten onmiddelyken vervolge van Wagenaar, XXII. D. bl. 71—84. (t) Dit is voor handen in de N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 641—644. LXV. boek; 1789; Over» gang tot Zeeland.  LX V. boek. I789. Voorftel van den Penfio- ; naris Louyssen te Vliifingen wegens ge- ; dreigd Oproer. 3 9 c \ 1 h e b I I 9$ DE REPUBLIEK DER „ ftelde Patriotten, te dier Stede, in hun „ volgend gedrag, betoonden, dat zv „ hunner voorige Burger-en Geregtifdieid » J.ieventie gfvoele"s indagtig waren", en „ behouden hadden (*)." Eenen ander zal ons, opdeonbedrieglvkJe wyZe, kennelyk worden, uiteen Voortel, door den Heer Joannes Louyssen. Penfionans Honorair van Vlisfwgen, op den liegen- en twintigften van Herfstmaand ay de Regeering gedaan, en de gevoken ' welke dit voorftel hadt. „ Met een hart » vo1 aandoening," dus ving hy aan ■» ben * te deezer Vergadering verfchee, nen, befchouwende de jammerlyke ge, fteldheid, van deeze eertyds vermaarde , Stad, tegen welker naauw herftelde rust , een nieuwe aanflag, heden veertien da, gen geleden, fclïsen te zullen uitbars, ten. Daarenboven vind ik my belast , met iets, dat my ten deezen opziVe , geheel ontmoedigt!" ' Hier op verhaalde de Penfionaris, dat e Heer J. C. Bert, thans te Leyden roonagtig, voorneemens geweest was ich te Vhsfmgen neder te zetten, waar y reeds een aanzienlyk Huis gekogt hadt n ter berrekkinge liet gereed maaken; met ygevoegde vermelding, van hoe veel be ngs, uit verfcheiden hoofle, zulk een ïwooner voor de Stad zou weezen loch deeze in 't vooruitzigt der Stede zo nut- (*) Zie onze Vadert. Hi/l. XKil. D. bl. 142.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 97 nuttige Burger, hadt hem gelast, den arbeid aan het gekogte Huis te doen ftaa ken. en 't zelve te fluiten, verklaarende na Vlisfingen niet te zullen komen , zonder Heilige verzekering ontvangen hebben, dat hy volkomen,, op de zekere en veilige Inwooning, onder de befeherming der Wetten , en der Juftitie , konde ftaat maaken. -— Te meer verlangde die Heer , zodanig eene verzekering te erlangen ; daar hy wenschte, zich van eene gelegenheid te bedienen, dat 'er een Schip na Dernerary zeilree lag, om der waards tyding, van de omftandigheden der Stad Vlisfingm te zenden: ten einde allen, waar op hy betrekking hadt, te waarfchuwen van zich te wagten, met op die Stad één enkele Baal of Vat af te fchepen: naardien men niet zeker zou kunnen weezen, dijt men zyn Goed, het eene half uur aangekomen, het andere half uur nog zou bezitten. . Naa voordragt van dit ter zaak aanleidend geval, waar op hy betuigde, zich buiten ftaat gevonden te hebben, om aan h gedaane verzoek te voldoen, en dus oordeelde, het ter kennis te moeten brengen van de Regeering, vervolgt hy woordlyk; „ Maar Ed. Agtb. Heeren! is het „ niet hoonende, niet vernederende voor „ elk, die eenig gevoel van Eer heeft, „ 't zy Regent, 't zy Burger, dat Vreem„ delingen, die geneigd zyn, om zich „ met 'er woon hier te plaatzen, in de „ noodzaak gebragt worden, om voor af „ zekerheid te vraagen, tot eene veilige XXIII. Deel. G „ In- LXV. BOEK.  LXV. boek I780. 98 DE REPUBLIEK DER „ Inwooning? — Hoe vernederend voor • „ een Lid van Staat, het publiek credit „ zo verre te misfen, dat het zich, aan „ dergelyke buitengewoone, maar nood„ zaaklyke vraagen, ziet blootgefteld. ==> „ Hoe beledigend voor d^n Souverain, „ de Heeren Staaten van Zeeland, die by „ Hoogstderzelver nadruklyke waarfchu„ wing van één July mdcclxxxvii., en „ opgevolgd Plakaat van dertien Augustus „ deszelfden Jaars, zo ernftig allen Op,, roer en Geweld verboden hebben, met ,, aanfchryving aan alle Magiftraaten en „ Officieren, om daar aan ftiptiyk de „ hand te houden! Hoe beledigend „ inzonderheid voor zyne Doorlugtige „ Hoogheid, den Erf heer deezer Stad, „ die, by Hoogstdeszelfs Publicatie van „ den twintigften Maart mdcclxxxviii. , ,, en den derden April daar aan volgende, „ de Heer Baljuw deezer Stad, mitsga„ ders Burgemeesters en Regeerders van „ dezelve, wel ernftig heeft aanbevolen, ,, alles aan te wenden, en in 't werk te „ ftellen, wat zou kunnen dienen tot vermeerdering en bevestiging van de i, Rust, Bloei en Welvaart van deeze „ Stad, ;en ter bevordering van de Admi„ nitlratie eener onpartyaige Juftitie!" Sterk klinkende vraagen, of iievgr fcherp verwytende betuigingen, ongewoon in deezen tyd; doch by dezelve, liet de Penfionaris Louyssen, het niet berusten. Gloeiende yver legt hem verder in den monde. „ 'Loont men niet veel eer, door „ zo-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 99 „ zodanige onrustige beweegingen aan te „ ftooken of uit te voeren, in plaats van „ Vrienden van het Doorlugtig Huis van ,, Oranje te weezen, en deszelfs belangen „ te behartigen, in tegendeel, fteeds ge,, zwooren Vyanden daar van te willen ,, zyn? Dan helaas 1 de Ondervin- „ ding heeft geleerd, en leert nog dage„ lyks maar al te veel, dat, wanneer het „ met de byzondere belangens niet ftrookt, ,, men zich weinig aan zyne Doorlugtige „ Hoogheid, of Hoogstdeszelfs Bevelen, „ laat gelegen leggen. Veelen trekken ,, het masker van Oranje aan, om daar ,, onder, zo zy meenen, alle Godloos„ heid, ongeftraft te kunnen uitvoeren. — „ Terwyl, in tegendeel, wanneer men „ als waare Vrienden van dat Doorlugtig „ Huis wil handelen, men alles behoorde aan „ te wenden , om de Publikatie van zyne „ Doorlugtige Hoogheid te gehoorzaamen. ,, Dan zou men eerst zien, ingevolge van „ het verlangen van dien Vorst, dat Vrede „ en Eendragt herleefden, en elkanders ,, belangen behartigd wierden; waar door „ het deeze Stad zou wel gaan, en waar „ door insgelyks de Eer en Grootheid, ,, van zyne Doorlugtige Hoogheid zou toe„ neemen." Veel gezegd, in de daad, dan nog meer, rechtftreeks ter zaake, hadt de Penfionaris voor te draagen, immers hy vervolgt; „ Maar Ed. Agtb. Heeren! ik ,, vraag, (en daar heb ik regt toe,) zyn ,, 'er Wetten? Zo ja, waarom worden die G 2 „ niet LXV. 10 EK. I?89.  igo DE REPUBLIEK DER LXV. boek. niet fterker gehandhaafd? Om té „ bewyzen dat dit nietgefchiedt, heb ik niets „ anders noodig, dan my op de weeten„ fchap van U Ed. Agtb. zelfs te beroe- „ pen. Deeze durf ik daar op gerust „ reclameeren. Heeft men, tot op „ dit oogenblik, eenige legale kennis, wie „ deeze onrustige beweegingen hebben doen gebooren worden? of waar aan „ zy hunnen oorfprong verfchuldigd zyn ? ,j Is 'er reeds onderzoek na de fchuldigen „ gedaan? of weet men het? heeft men „ dan daaromtrent reeds maatregelen ge„ nomen, om ftraf te oefenen? — Het „ kan geen onderzoek genaamd worden, j, wanneer men op den vollen middag, „ met geflooten oogen wandelt; of dat „ men ter flinker hand zou gaan, wan- „ neer het te rechter brandt. Ik mag ,, niet zwygen Ed. Agtb. Heeren! ook „ vrees ik geen geweld, al was het zelfs, „ dat men my laagen in de duisternis lei„ de : naardien ik volkomen vertrouw, „ dat zodanig leed niet ongewrooken bly^, ven zal." Louyssen , zich dus rondlyk verklaard, en 'er zich als voor opgezet hebbende, vaart voort; „ verre het meerendeel der „ Ingezetenen van deeze Stad, zullen door het derven van alles wat voorfpoed kan „ opleveren, en waar uit zy hun beftaan „ kunnen hebben, tegen U Ed. Agtb. „ moeten getuigen, wanneer de oorzaa,, ken, van het hun nadeel doende kwaad j, niet worden opgefpoord, ontdekt, en daad-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 101 „ daadlyk geftraft. Trouwens, dit is -j, volftrekt noodzaaklyk, wil men blyken ,, geeven, dat men waaragtig gezind is, „ tot welzyn van deeze Stadt en Burgery „ werkzaam te weezen. Ik verzeker „ U Ed. Agtb., dat, indien alle zaaken, „ zodanig als die thans gebeuren, haar „ gang moeten blyven gaan, het volftrekt „ onmogelyk wordt, dat lieden van Eer „ in de Stad blyven. Want af te hangen, ,, van misfchien vyf of zes Oproerkraai„ jende Burgers en Ingezetenen, eeuwig „ in onzekerheid van zyne bezittingen te „ woonen, kan alleen behoorelyk zyn, „ voor ztdken, die rust in onrust zoe„ ken." Nog meer, nog dringender vraagen, boezemt de Penfionaris uit; „ Mag ik „ vraagen, welke zyn toch de redenen, „ om welke die Woelgeesten zo in be„ weeging zyn? — Moet ik het befchou,, wen voort te fpruiten uit Hebzugt, om „ zich, in het Oproer, door de goederen „ hunner Medeburgeren, te verryken? • ,, Of moet ik in aanmerking neemen, den „ gedelabreerden toeftand van zodanigen, „ die misfchien gaarne wenschten in zulk „ een onheil te deelen; ten einde door „ dit middel, als met een penneveeg, alle „ hunne Schulden voor betaald te hou- „ den ? Of moet ik het eindelyk aan- „ merken als een Geesfel, waar mede men „ zo lang wil kaftyden, tot dat men zyn „ bedoelde twistzoekende oogmerken heeft „ bereikt, en zyn zin geniet. — VerG 3 „ foei- LXVo aoEX.. 1789.  102 DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK 5* Diens Voorfla toe eene Afkondiging, „ foeilyke beginzels, welke verdienden, • „ indien men daar van iets in 't zekere „ kon ontdekken, dat aan al de wereld „ wierden bekend gemaakt; ten einde men „ kon zien, en kennen de Gedrochten, „ door welke een Volk kan misleid wor„ den!" Hier op floeg de Penfionaris, het doen > eener fterke en beredeneerde Afkondiging voor, tot herlïel en behoudenis der algemeene Rust. Ten aandrange van dit voorftel , in den eigen geest, van het voorgaande zyner Aanfpraake, dit Hot 'er by voegende. „ Dan, indien onverhoopt ,, U Èd. Agtb. kunnen befluiten, van „ deeze of foortgelyke middelen, tot be„ boud van Vlisfwgen, volftrekt noodzaak„ lyk, geen gebruik te maaken, zal ik „ my voor myne Medeburgers, des ge„ vraagd wordende, verantwoordelyk hou„ den; en altoos kunnen verklaaren, dat „ ik myn geweeten heb voldaan, dat ik „ voor de belangens van Stad en Burgery, „ tot het uiterfte toe , heb gewaakt; maar „ dat myne, zo ik meen, rechtmaatige „ yver niet is mogen bekroond worden, „ en diensvolgens, dat wy in aanmerking ,, neemende, onze Commercieele belan„ gen en verpligtingen, ons gedrongen „ vonden, deeze Stad te verlaaten, de„ zelve gaarn ter bewooninge afftaande „ aan de zulken, die hunne Medeburgers „ tot (*) Verzamel, by de Chalmot, XXV- D. bl, 262. enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. T03 „ tot Slagtoffere hunner woelzieke oogmer„ ken willen maaken." Dit nadruklyk Vertoog, zaaken aanroerende , waar over men het in die dagen, onveilig mogt oordeelen te fpreeken; en aanduidingen behelzende, van een zeer bedenklyken san, hadt op de Regeenngs leden van Vlüfingen die uitwerking, dat zy aan den raad van den Penfionaris Louvssen gehoor, en weinig dagen laater eene Afkondiging gaven (*), in welker aanhef, het gedreigde Oproer, door den Penfionaris aangeduid erkend, en in deeze woorden omfchreeven wordt; met toertemming van de fchroomlyke en nadeehge gevolgen, uit zulk een beftaan te wagten. „ Wy hebben, niet zonder de grootfte „ aandoening en verontwaardiging, ver„ nomen, de bedreigende Geiugten, die „ zommige woelzieke en onrustige Per„ foonen, 00 Saturdag den vyftienden dei „ afgeloopen maand Augustus, en eenige „ dagen bevoorens , hebben beftaan, dooi „ deeze Stad te verfprciien, en welke zo„ danige Beroeringen en Senfatie hebber „ gemaakr, dat niet alleen veifcheide Bur „ gers en Ingezetenen, byzondere pre eau ,' tien, voor de beveiliging hunner goe „ deren hebben gemeend te moeten nee „ men; maar dat wy zelfs ons verplig geoordeeld hebben, feiïeufe orders t „ gee (*) De Penfionaris Louyssen, deedt zyn vooj ftel op den20. van Augustus, en de Publicatie g< fchiedde den 5. van September 1789, G 4 LXV. boek. t?Fq, Afkon» diging daar op gegrond. t  io4 DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. ï i t r S ?' >'■ „ geeyen, aan de Militie binnen deeze „ Stad m Garmfoen liggende, mitsgaders " aan de" BurSer Krygsraad, en verder i, tot zodanige maatregelen te befluiten, „ als wy vermeenden toereikend te zyn, j, om de kwaadaartige oogmerken te ver- „ ydelen. En hoe zeer wy de ver- fpreide Qerugten, Eifchen, én Bedrei„ gingen, wel aan de eene zyde met ver,, agting befchouwd hebben, hebben wy ?, egter, aan de andere zyde, tot ons V Ieedweezen, befpeurd, hoe door dit ,, middel de rust, ten naamver noode ,, her Held, weder beroerd is, en de herinnering van voorige Gebeurtenisfen we,, der verleevendigd: terwyl wy vertrou„ wen, dat een ieder reeds uit zich zeli, ven zal hebben opgemaakt de gevolgen, „ die uit eene dergelyke gisting der ge„ moederen, ten nadeele van den Koop, handel, Handwerken en Neeringen, , noodzaaklykmoeten voortfpruiten ; daar' „ niemand op eene fecure Inwooning kunr , nende ftaat maaken, de gegoede Inge, zetenen deeze Stad zullen moeten ver, laaten, en Vreemdelingen afgefchrikt, , om zich daar in neder te zetten." Naa de Burgery , tot aflegging van alle tartyfehap, wantrouwen, hyd en kwaadpreekenheid, en het 'betragten van daar ïgenoverftaandè Burgerdeugden aangeïaand te hebben, verzekeren zy, „ dat, , daar zy de bewuste rustftoorende Ge' rugten, alleen toefchreeven aan de finistre oogmerken, van eenige weinige „ woel-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 105 ,, woelzieke of kwaalyk onderrigte men„ fchen, wilden zy alle hunne overige „ Burgers vermaand hebben, om zich des„ wegen voortaan niet te bekommeren: „ terwyleenieder, overeenkomttigde Wet„ ten zich gedraagende, ftaat kon maa„ ken, op hunne kragtdaadige befcher„ ming." Ten deezen einde hadden zy de Krygsbezetting, en den Burgerkrygsraad op nieuw bevel gegeeven, om tegen alle zamenrottingen , geweld en plundering te waaken, met volmagt om geweld met geweld te keeren: en ook den Baljuw verzogt, naauwkeurig onderzoek te doen, na de aanleggers en beftuurders der jongüe Beweegingen, doende dezelve, en die, welke naderhand zich tot dergelyke Bedryven mogten verftouten, ftraffen, naar de geftrengheid der Wetten. Zy herinneren de Burgery aan de ftrafdreigende Plakaaten, des Jaars mdcclxxxvii. aan de waarfchouwing des Stadhouders, in den Jaare mdcclxxxviii. gegeeven. Daarenboven, beloofden zy eene Belooning, van honderd Zeeuwfche Ryksdaalers uit 'sStads kas, aan den geenen, die den Verfpreider, of Uitvinder van dusdanige fchrikbaarende gerugten, zqu bekend maaken, met belofte van Strafloofcheid, zo hy daar aan zelve medepligcig mogt weezen. (*) De zegepraal van Louyssen, in het verwerven van het doen deezer Af kondiginge, was een fcherpe doorn in den voet van (*) N. Nederl.' Jaarb. 1789.01. 1410—1413, G5 LXV. boek» lampsins kantz ch tegen Louyssen aan.  io6 DE REPUBLIEK DER LXV. Boek. ï;8q. i i { i c } 1 11 2 van den Baljuw Appollonius Jan Cornelis Lampsins. (*) Hy vroeg een Affchrift van het Vertoog, 't geen Louyssen verzogt hadt, dat in de Stads Papieren mogt geplaatst worden, met voorneemen, gelyk hy betuigde, „ om zyn „ Ampt, 't geen hy de eer hadt, uit „ naam van zyne Doorlugtige Hoogheid, „ uit te oefenen, vry te fpreeken van de „ aantygingen, daar in ter neder gefteld." Naar zyne Verklaaring , „ was zyne aan„ doening over de droevige gefteldheid „ van Vlisfingen, niet minder, dan die » van den Penfnnaris Louyssen; dezeln ve vermeerderde dagelyks, wanneer hy „ zag, welke machinatien 'er in 't werk „ gesteld werden, om Tweedragt te ver» „ wekken, en het vertrouwen te vermin- „ deren. Machlnatien berokkend, by i, wien het ook zyn m )ge, waren in zyn „ oog erfoeylyk! ' Voorts vroeg de Heer Lampsins, of le gedreigde, en in het Voorftel van Louyssen, opgegeevene Beroertens in riisfingen, daadlyk plaats gehad hadden, ian niet ? met bygevoegde betuiging, , dat de bewustheid en kennis, van de , Leden der Regeering genoeg was, tot ant- (*} By de Regeeringsveranderin;» te Jmflerdam, p zyn verzoek ontflaagen. Zie onze Vaderl. Hift, .Xi. D. bl. 7 ; in Wynmaand des Jaars 1787. door yne Hoogheid, tot Baljuw van Flisfagen aangeeld. Verzamel, fy Da Chalmot , XXXVI. D. bl, 25»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 107 ' „ antwoord op die vraage." Dan, laaten wy zyne eigene woorden hem in den mond leggen; hy zegt. „ Neen Ed. Agtb. Hee„ ren! al wat men van een plunderziek „ Gemeen heeft willen uitftrooijen; alle „ Opruijingen, waar mede men de goede „ Ingezetenen deezer Stad heeft willen be;, tichten, zyn in rook verdweenen: en „ zo 'er al eens werklyk kwalyk gezin„ den genoeg gevonden waren , die be„ zield met laage en verfoeylyke oogmer„ ken, hunne losbandigheden den teugel „ wilden vieren, zyn dezelve niet door „ de wyze voorzorg, van de twee Hee„ ren regeerende Burgemeesteren, door „ de Refolutien van deezen Raad gefterkt, „ te leur gefteld?" Dit gordyn voor de beweegenisfen des Oproers gefc'hooven hebbende, is de Baljuw Lampsins, 'er op uit, om anderen zwart te maaken. „ 'Er zyn, „ vervolgt „ hy", „ geen andere Oproerkraayers dan ], de zulken, die geen vertrouwen in de „ tegenwoordige Regeeringsvorm hebben;< de, de Wetten, de Juftitie, en de gee„ nen, die dezelve moeten uitvoeren, in „ verdenking zoeken te irengen, als of „ zy hunnen pligt vergeten, en dus als „ onwaardige Regenten te doen voorko- men. Zulke Oproerkraaiers, zyn ', te zoeken, onder die geenen, die ge„ fluit in hun boos voorneemen, het her„' ftel der wettige Regeering benyden, en " hunne wraak oefenen, door dezelve !,' gehaat of haatlyk te maaken. „ Eene LXV. 30ek, I789.  10B DE REPUBLIEK DER LXV. ÏSOEK. I 5 5 9 5 9 9 ,, Eene onpartydige Juftitie kan alleen „ dezelve in behoorelyke paaien houden» „ maar wat kan de Regter doen zonder „ befcheiden ? Die geenen, die zulke gru„ welen brouwen, wagten zich zurgvul„ dig, op dat men hunne euveldaaden „ niet bewyzen zou. — Het vertrouwen „ alleen, is thans genoeg, om die wel„ denkenden in rust en vrede te houden, „ als men waakt voor hunne regten, als s, men zorg draagt voor hun welzyn, dan „ wordt liefde en agting voor Regenten „ aangekweekt. „ Geheel anders Ed. Agtb. Heeren! „ was het vóór de gelukkige Omwenteling 5, gefteld. Een verfoeyjyke Kabaal ftrem„ ae de Juftitie, vervolgde de Yveraars ,, yan de Conftitutie, en plunderde, als „ 't ware, den Stadhouder van zyne Voor„ regten. Regenten, Burgers, Ingezete» nen' ** Gemeen zelfs, was befchimpt „ en onderdrukt; dus getergd, verfchaf„ ten zy zich Regt. _ Én heeft men „ met gezien, dat indien tyd, alle wyze „ voorzorgen, ja zelfs buitengewoone „ Precautien, van geen vrugt geweest , zyn, en een dol onbezonnen, en mis, leid Gemeen, hunne wraaklust, aan de , Goederen vin hunne Medeburgers zoe, ten te koelen. „ Thans Ed. Agtb. Heeren! zyn ordi, naire en welberaamde middelen genoeg, zaam. T^vee keeren hebben wy er de , fpreekendfte bewyzen van in deze Stad ; ! lk bedoel het gebeurde den zevenen- „ twin-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 109 twintigften van Oétober mdcclxxxvii. en op den vyftienden Augustus laast „ leden. „ Zien de Burgers niet met zo veel „ gedulds, als bedaardheids aan, hoe wei,, nig men de voorkeur geeft aan de wél„ denkenden? Zyn 'er niet reeds naa de „ Omwenteling Bedieningen gegeeven, zo in het Kerklyke, als in het Burger„ lyke, aan Perfoonen , die wel tegen 1 ,j maar niet voor de Conftitutie, en het j, Gezag der Stadhouderen geyverd heb„" ben ? Zyn 'er U Ed. Agtb. eenige klag„ ten over gedaan ? Hebben U Ed. Agtb* „ eenige, anderzins zo biliyke Verzoek„ fchriften daaromtrent gezien ? Staat men „ niet openlyk voor die geenen, die men Martelaars van het Patriotisme noemt, „ en die in de daad niet anders zyn ge„ weest, dan Uitvoerders van de fnood- fte raadflagen? „ Dit is genoeg ge?egd Ed. Agtb. Hee„ ren! om voor Ü Ed. Agtb., en voor ,, de Posteriteit aan te toonen, dat Vlis„ fmgs Burgery, wiens welvaard wy niet „ minder, dan een van U Ed. Agtb. ter „ harte neemen, vreedzaam en welden„ kend is; dat het Officie waakt voor die „ booze aanflagen, dat Heeren Burge„ meesteren hun pligt gedaan, en dat U „ Ed. Agtb. die voorzorge gebiilykt en „ onderfteund hebben. „ Wat vreest men dan voor geweld, „ als alles in Rust is? Wat vreest men „ voor brand, als de Brandftichters ge- „ weerd LXV. boek, 1789.  "ci DE REPUBLIEK DER LXV. Soek. 1789. Aantekening van vier Raaden daar tegen. 1 ; i e d ii „ weerd worden? Ik vertrouw Ed. „ Agtb. Heeren, dat gy dit, tot myne „ perfooneele decharge, en dat van het „ Ambt, 't geen ik de eer heb te beklee„ den, wel in de Notulen zullen willen „ plaatzen. (*) " Dit flot verzoek, gehegt aan een Voordragt, zo vol onwaarheden, als doorzuid met bitterheid, (f) wenschten vier Raaden der Stad Vlisfmgen, P. G. Schorer, A van Doorn , A. Sandra en A Louvssen, uit de Stads aantekeningen gehouden, of gezuiverd te hebben van zodanige uitdrukkingen, die, wilde de Raad niet gevoelloos zyn, geenzins onbeantwoord konden gelaaten Worden. Sterken en herhaalden aandrang, hadden zy hier toe vrugtloos gedaan: en oordeelden zy zich verpligt, het doen eener Tegenaanrekening aan zich te houden. In de daad, 3e Gefchiedkundige Waarheid, mag gezegd worden verpligting te hebben, aan leeze ongeneigdheid des Baljuws, om na lit verzoek te luisteren. Gemelde Raaden iwamen hier door in de noodzaaklykheid, >m zaaken te ontdekken, en der penne tan te bevelen, die veelligt anders verhooen zouden gebleeven zyn, en van aanbelang (*) Verzamel, by de Chalmot, XXV. D.bl. 268. az. en IV. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1410—1427." (t) Wy verzoeken onze Leezers met deze Voorragt te vergelylten, watwy, wegens het Oproer 1 Vlisfingen, aantekenden in onze Vaderl. Hift, Vi.lL D. bl. 376. en byzonder 3812. eaz.  VERENIGDE NEDERLANDEN, ui lang moeten gerekend worden, om veele Gevallen op te helderen, en eenige Perfoonen te ontmaskeren. Het zal ons over zulks niet verdrieten het voornaamfte, uit deeze Tegenaantekening. mede te deelen. Naa opgemerkt' te heiben, dat de Heer Lampsins, ten tyde der bedoelde beweegingen, zich in 'sGravenhaage ophieldt; en voorby flappende, het redensbeleid van hem gehouden, daar is niet geplunderd ; derhalven was 'er geen oogmerk om te plunderen, en dus waren ook alle buitengewoone voorzorgen noodloos, oordeelden zy, dat, in het door hem overgeleeverde Stuk, zulke veel gewaagde Hellingen voorkwamen, dat zy meenden ze niet onbeantwoord te moeten laaten, bovenal daar zy voortvloeyden uit de pen van iemand, die een Voorftander behoorde te zyn, eener onpartydige Juftitie, een Kenner en Handhaaver der plaats hebbende Wetten. „ Te vergeefsch", dus vervoloen zy woordlyk, „ tragt de Heer Baljuw de Bedreigingen van Geweld en Plunde„ ring, op rekening te ftellen van die geenen, die hy befchryft als de zul5, ken, die niet vergenoegd met de tegen„ mordige Regeeringsvorm, en gefluit in hun „ booze voorneemen, het herftel der Wettige „ Regeering benyden, en hunne wraak oefe3, nen. door dezelve gehaat of haatlyk te „ maaken.' Te vergeefsch, tragt hy de Aanleggers en Verfpreiders der Beweegingen, die hy de eer aan doet van Tve- raars LXV. lOEKt  LXV. boek -7*9I 2 1 H2 DE REPUBLIEK DER raars mr de Conftitutie te noemen, te exculpeeren. ,, De aart der gedaane Eifchen en Be„ dreigingen, de woelingen der bekende „ Roervinken, bewyzen genoegzaam, on„ der welke Ciasfis van Lieden men het „ Kwaad zoeken moet. — 't Zyn dézelf„ den, die wy onder den dekmantel van „ te yveren voor de oude Conftitutie, ten „ Jaare mdcclxxxvii., de Huizen en „ Goederen hunner weerlooze Medebür„ geren hebben zien verwoesten, plundei, ren en berooven; die wy hunne Wettige Regeering, hebben zien van 't *, kusfen jaagen! - 't Zyn dezelfde, die „ wy meermaalen den naam van de Goede „ Burgery, van weldenkende Burgeren hoor„ den geeven, wanneer men, door de „ verdeediging, of verfchoóning van der„ zei ver gedrag, zyne oogmerken meens> de te kunnen bevorderen! — Maar „ zo lang 'er onderfcheid zal zyn tusfchen „ licht en duisternis, zal de onbevoor„ oordeelde Naakomelingfchap, de bete" ^enls deezer Klanken onderfcheiden! " ^" alI<:n' die aankleevers van Deugd „ en Godsdienst, zo wel als Van de Con' *tltl"4e.zyn» zullen zich bedroeven over , de Huichelaars, die hun op zy ftree, ven? r J By dit algemeene laaten die Heeren iet met berusten. Met den vinger wyzeri y aan, de gelegenheid by welke, door nen en hoe de ter zyde gefchoovene Onisten veroorzaakt waren. „ Om klaarder „ te  VERENIGDE NEDERLANDEN. 113 ,i te fpreeken", gaan die Heeren voort, ,j wanneer men te rug denkt, op de ver ,j vulling der opengevallene Raadsplaatze, „ in ftede van den Heer J. A. Schorer, „ en de directie, door den Heer Baljuw „ daar in gehouden, kan men dan in j, twyfel Haan, omtrent de fource der be- ,j doelde Beweegingen? De Vroed- ,, fchap formeert, by meerderheid van ,i ftemmen, (zo als altoos) eene Nomi4, natie van twee Perfoonen, agtervolgens „ de Privilegiën deezer Stad, en het Regt „ haar toekomende, zonder dat daar te- gen, door den Heer Baljuw, eenige bej, denkingen worden geopperd. (*) De „ Nominatie wordt, agtervolgens het Be„ fluit van den Raad, met concurrentie „ der Baljuw genomen, door een Stads „ bode aan zyne Hoogheid gezonden; ten „ einde, één perfoon daar uit, tot Raads- man te kiezen. „ De Baljuw, fchoon verpligt zich te laaten welgevallen, het befluit der Meerderheid; doch misnoegd, over het mis,, lukken van zyn oogmerk (f), begeeft ,, zich (*) Op den vierden July 1789., werden genomineerd de Heeren Daniël Jacobüs Matthvssen en JohanCornelis Kroeff, en is eerstgemelde Heer, ih 't laatst van OdtoSer diiar aan volgende geëligeerd door zyde Hoogheid. (f) De Baljuw, hadt den 15. April 1789. den Griffier ter Thtfaurie Hermakus Pruist, uitnaam van zyne Hoogheid gerecommandeerd. — Deeze èn de laatt voorgaande Aantekening zyn van d» Stellers der Tegenverklaring. XXIII. Deel. H LXV. hoek. 1789.  ii4 DE REPUBLIEK DER b o e je. < „ zich na 'sHaage, verzoekt zyne Hoog-» „ heid de Verkiezing op te houden, for„ meert zwaarigheden tegen de Nomina„ tie, dreigt Heeren Burgemeesteren, by „ eenen Brieve, in 's Raads Notulen nog „ voor handen, met een verzoek, 't geen „ hy aan zyne Hoogheid zou doen, om „ cafu uo de Nominatie te feponeeren, en op dezelve geen reguard te flaan; be„ fchuldigt den Raad, van tegen de Pu„ blicatie van zyne Hoogheid aangegaan „ te hebben; ja zendt, boven dien, den Stadsbode te rug. „ Zodanig eene willekeurige handel„ wyze, zo hoonend voor de agtbaarheid „ der Regeeringe, en die niet onbekend „ kon blyven, moest natuurlyker wyze „ opfpraak maaken, een Object worden „ der beoordeeling van 't Publiek, en naar „ maate der verfchillende denkwyze en „ neigingen, worden uitgelegd. Hier „ by kwamen Murmuratien, over voorige „ mislukte bedoelingen; en daar men voor„.maals de gelukkige uitwerking van Ge„ weid, en Bedreigingen, ondervonden „ hadt, was het niet vreemd het zelfde „ middel te baat te neemen; misfchien al„ leen om vrees aan te jaagen, en dus „ het voorgenomen oogmerk te bereiken." In deezer voegen de aanleidende oorzaaken der jongst in Flüfingen gereezeneonlusten klaarder ontdekt hebbende dan Lampsins, en diens Aanhang wenschten, paaren' zy 'er nevens. „ Gedankt zy de „ Hemel! dat die Troubles gefluit zyn, „ het  VERENIGDE NEDERLANDEN. 115 „ het zy dan door de wyze maatregelen „ der Regeering; het zy door de ge„ dreigde Oppofitie der meeste Burgeren, „ die afkeerig van geweld, en den in„ vloed daar van, op hun be liaan ge voe„ lende, geen bloote aanfchouwers van „ zulke fnoode ontwerpen verklaarden te „ willen zyn! Mogt zulks verhoeden, dat ,', men niet wederom dien geesfel ophieve, „ en de vermaaningen by U Ed. Agtb. „ jongde Publicatie, van gewenschte vrugt „ waren!" Hoe veel die Heeren dus gezegd hadden, konden zy niet na laaten, op het uitboezemen van dien wensch te laaten volgen; „ Maar zal men dit verwagten, ,, dan moet men geen haatlyk onderfcheid ,, maaken, tusfchen Burgers en Burgers. „ Dan moet men niet verheffen, het Geduld „ en de Bedaardheid, van zogenaamde ,, Weidenkenden, daar zy zonder beklag heb,, ben aangezien, het geeven van Bedienin,, gen, zo in 't Kerklyke als Burgerlyke, „ aan Perfoonen, die (volgens het zeggen „ van de Heer Baljuw) tegen de Conftitu„ tie, en het Gezag der Stadhouderen zou,, den geyverd hebben. -—- Dan moet men, „ deugdzaame Burgers niet befchryven, „ met dezelfde ademhaaling, als Martev laars van het Patriottisme, Uitvoerders ,, van de fnoodfte raadftagen. -— Dan moet „ men niet raazen, mee toepasfing op deeze Stad, (want anders kan men in „ 't bewys, geen goeden zin vinden.) op „ eene verfoeilyke Kabaal, die de Juftitie Ha „ ftrent LXV. BOEK. I789.  n6 DE REPUBLIEK DER LXV B O B K. x7t9. „ flremde, eel onzer Vaderl, Hift. bl. 3«2. enz.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 119 „ wy zouden dergelyke gevoelens, in den „ Heere Lampsins hebben durven wag ten, indien hy vóór de Omwenteling, „ in deeze Stad verkeerd hadt, en ges, tuige der zaak geweest ware. „ Maar, " en met deeze veel beduidende aanmerkingen , befluiten zy hunne Voordragt, „ indien alle Regenten, Burgers „ en Ingezetenen deezer Stad, ingevolge „ der ernftige aanmaaning van zyne Door„ lugtige Hoogheid, alle tot hier toe plaats gehad hebbende Partyfchappen. V en Animofiteiten, moeten laaten vaaren ' het voorgevallene wederzyds vergeevet " en vsrgeeten, en, gelyk het goede Bür gers en Ingezetenen betaamt, voortaai ", in goede harmonie zamen leeven; in " dien het betragten of naalaaten van diet " Pligt, van de zyde der geenen, di " Pfofesfie maaken Jankleevers te zyn vai " de belangen van het Huis van Oranje moet worden aangemerkt, als de toet , fteen, van de Opregtheid van derzei '-, ver gevoelens en bedoelingen; waar to " opgehaald niet alleen; maar geëtabhs feerd zelf, het haatlyk onderfcheid, tus *' fchen Burgers en Burgers? Waar to uitgevaaren tegen eene Kabaale, wie " voorgaande beftaan, binnen deeze Stad ' zelf onbewysbaar is? Waar toe Burgei „ tegen Burgers aangehitst, ter zaakeva gepretendeerde voorkeur, in de uitdeÉ \ ling van zekere Ampten, hier vooie '„ gemeld ? Waar toe de Beguhftigdèri gt ti 4 »» boek. ( l l l > r i j s a Él x  ia© DE REPUBLIEK DER LXV. boek 1789. Lampsins als Baljuw door der Prins ont flaagen. Vordeffoig van ixreder- „ haat gemaakt, in de oogen hunner Me„ deburgeren ? (*) Op dit Stuk, zo vol ontdekkings, met zo veel Zeeuwfche rondheid gefteld, en ingerigt, om den aanvaller tot fchaamte en zwygen te brengen, vinden wy niet dat hy geantwoord heeft. Tusfchen de Stadsregeering, waar onder zich Mannen bevonden, die dagten en fchreeven, gelyk wy onmiddelyk gezien hebben, en den Baljuw Lampsins , moest een wortel van onaangenaamheid fchieten, die wrange vrugten droeg. Deeze, waar van wy terftond eene proeve zullen zien, fcbynen den Heer Lampsins zo weinig gefmaakt te hebben, dat hy, in 't volgende Ja^r, van zyne Hoogheid ontflag verzogt, van eene post, hem door dien Prins, in Wynmaand des Jaars der Omwentelinge, met zo veel vertrouwen opgedraagen, om de plaats te vervangen, van Antony Pieter Lambrechtsen, die des vrywillig afftand deedt. (f) Op gedaanen aanzoek, verleende zyne Hoogheid Lampsins ontflag, met behoud van den Rang, Voorregten en Vrydommen, aan voorige Oudbaljuwen verleend. (§) De byzonderheid, na welke wy zo even een wenk gaven, was van eene zeerern- fti- 00 Verzamel, by m Ghalmot, XXV. D. bl. sf>a—271. (t) Zie onze Vaderl. Hift XXII. D. b. 14.1. (§; Verzamel, by de Chalmot, XXXVI. D. bh S37j  VERENIGDE NEDERLANDEN. 121 ftigen aart, en verdient ter rechte kennisïè van het beloop der dingen, ten deezen dage, gekend te worden. De in Vlisfingen van hunne Posten ontzette Regeeringsieden, L. C. van Sonsbeek , N. C. Lam^- brechtsen, C. versluis , F A. van Rosevelt Cateau en J. yv. Bouw^ns , drongen, by eenen Brieve, in Bloeimaand aan, op de Vergoeding der Recognitiën, in hunne onderfcheidene Stedelyke Posten betaald, op den grond, dat zy hun Ontflag, by die Regeeringsverandering, ver kreegen hadden, ., met behoud van zoda„ nige voorregten, als oude Regenten en „ Ministers gewoon waren te genieten"; en dat zyne Hoogheid, hun door dit bedryf, niet in hun goeden Naam gekwetst, of in hun Perfoonen of Goederen benadeeld wilde hebben; maar hun in zyne byzondere befcherming nam. Zy fpraaken teffens, over de billykheid van hun verzoek, en de onregtmaatigheid, welke 'ei in zou gelegen zyn, indien de Geldmiddelen van eenige openbaare Corpora bevoordeeld werden, ten nadeele van hun, „ die", gelyk zy openlyk met zo veele woorden verklaarden, „ voor het meerendeel. „ althans eene zo aanmerkelyke fchade was „ toegebragt, door de plundering en rooi „ hunner goederen." Te meer oordeelden zy, die wedergave te mogen eifchen, daai door hunne Opvolgers, de gewoone Re cognitien, aan de Stads Kas, en de arm« Zeemans- en Visfchers-beurs betaald, waren. Gelden, die niet ingekomen zouder H 5 wee LXV. boek. gave der Amptgeldendoor eenige Afr gezette VlUfinge Regeeringsleden. ' ' «, 1  122 DE REPUBLIEK DER LX7. boek, Ongunftig Verllag en Befluit hier op, P. G. Schorer kant 'er zich legen aan. 1 weezen, indien zy in hunne posten gebleeven waren. Dit ging vergezeld, met de opgave der lommen, die elk hunner, op dien grond meende te vorderen te hebben. (*) Wel hadt dé Regeering van fflsfingen, gelyk zy zich uitdrukte, ., gewenscht een „ gunftiger verflag op dit verzoek te kunnen „ uitbrengen, dan dezelve deedt, met te „ verklaaren, dat in dit Verzoek niet kon „ getreeden worden; ten zy die Heeren „ afftand deeden, van alle Prerogativen, „ Honeurs, Emolumenten en Ampten, » waar van zy thans genot hadden." Verfcheide redenen , die zy onvermeld lieten, waren hun hinderlyk geweest, in het uitbrengen van een gunftiger Befluit; als geen der minste bragten zy in 't midden, „ de deswegen gemanifesteerde Intentie „ van zyne Doorlugtige Hoogheid." Met betrekking tot den Heer N. C Lambrechtsen , als geweezen Penfionaris aan? gemerkt, maakte men geene zwaarigheid, om hem, in die hoedanigheid, de bepaalde Recognitie weder te geeven; doch onder de voorgemelde bepaalingen, (f) Ten tyde van het neemen deezes Stadsbeflmts, was de Heer P. G. Schorer, Raad en Secretaris van Vlisfingen, uit loofde van ongefteldheid, buiten ftaat geweest, om zyne gedagten te uiten, by ie herleezing behieldt hy aan zich zyne Aan- (*) Ver lamel, by de Ciialmot, XXV. D. bl. 190. (f) FerzaméL by de Chalmot, XXV. O. bl. 193,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 123 Aantekening tegen dit Befluit, door hem met bynaamen van onbillyk en onfoftaaribaar beftempeld. Andere oogpunten, uit welken, dit ftuk zou kunnen befchouwd worden, als de onwettigheid der Remötien zelve, en de • gefteldheid der Staatsvergaderinge, by welke dit Stuk tot een Befluit kwam, maar even aanftippende, bepaalt de Heer Schorer zich, om alleen zodanige gronden aan te voeren,',, waar op elk Regent, en „ dus ook mede de ontflaagen Regenten „ en Ministers, hun volmaakt regt, tot het behoud hunner Amptsbedieningen „ konden gronden; om vervolgens daar „ uit te doen blyken, met hoe weinig „ fchyn van regt, aan de ontflaagene Re„ genten, de door hun betaale Recogni- tien, konden geweigerd worden, of de „ teruggaave daar van verbonden aan „ nieuwe Opofferingen." Dit doet hy breedfpraakig, en met klem van bewyzen, uit den aart der zaake, uit vroegere gevallen van deeze foort, en zelfs uit laatere, uit tegenwoordige gevallen, die met het onderwerp , door hem verhandeld, in een onmiddelyk verband ftonden, ontleend, niet zonder overwyzingen en aanduidingen, van veel gewigts. Op de gelegde gronden oordeelde die Voorftander der Burgerlyke Vryheid en1 Regten, bevoegd te weezen, om naderx zich te verklaaren, tegen het genomene 2 Stads befluit; maar verkoos liever, zyne f gevoelens aan den dag te leggen, door dit twee- LXV. S o ek. I789. Veroekt de ernieiiing deees Beuiis. 1  124 DE REPUBLIEK DER LXV. boek. I789. tweevoudig voorftel. Dat hun Ed. Agtb. by nadere raadpleeging, geliefden te veranderen, of in te trekken, het door hem betwiste Befluit, en aan de ontftaagene Regenten en Ministers, zonder onderfcheid, te doen wedergeeven, de Penningen door hun, tot het verkrygen der hun ontnomene Bedieningen, bepaald. —Ten anderen, dat hun Ed. Agtb. de Afgevaardigden der Stad Vlisfmgen, ter Staatsvergaderinge geliefden te volmagtigen, om de Verzoeken reeds gedaan, ter wedergave van Provinciaale Recognitiën, alzins te onderfteunen. Schorer befloot zyn Voordragt, met de daar op zeer toepasfelyke woorden, van den beroemden Schryver der Satisfactie van Goes, de Heer P. L. van der Spiegel. „ In ons gezegend Land, is de minfte ,, Arbeider zo volftrekt Heer van het ,, zyne, als de doorlugtigfte Edelman; de ,, Wetten van het Land zyn bekend, en „ in ieders handen; en zo lang hy geen ,, daad begaat, door die Wetten veroor„ deeld, kan niemand hem deezen, of ,, iets beneemen. — De nieuwe Wetten, „ die gemaakt moeten worden, verbinden „ hem voor het toekomende; maar be- oordeelen zyne voorleden verrigtingen „ niet. De belastingen, die hy be- „ taalt, draagt hy in evenredigheid met „ andere ingezetenen, niemand is 'er vry „ van. Maar wanneer de Burgerlyke „ Overheden zich en hunne Gedachten „ beginnen aan te zien, als een byzondere Glas.-  VERENIGDE NEDERLANDEN. ia§ „ Clasfe van Menfchen, afgefcheideh van , het gemeen Lichaam der Ingezetenen, ' als Zelf-eigenaars der WetgeevendeMagt, ,, wanneer zy uit inzigten van eigenbelang, uit angst of traagheid, zich laaten overhaalen in de begrippen van an' deren, die het welzyn van den Staat niet nuttig zyn; dan heeft men te vree, zen, voor den aanftaanden ondergang " der openbaare Vryheid, en der byzondere Vryheid, welke daar in gevestigd " is!" (*) " Zo veel ingangs vondt het gezegde, en het voorftel van den Raad Schorer, dat de Vlnfwgfche Magiftraat, het voorheen genomen Befluit introk, en de Stads Thefauriers gelastte, ten minsten bezwaar voor 's Stads Kasfe, daar toe een middel te beraamen. Zy gaven hier toe een middel aan de hand, 't welk de goedkeuring van den Raad weg droeg, (f) t ,In deeze fchikking, namen die Heeren genoegen, en was het te dier gelegenheid, dat de Heer Lambrechtsen , aan de Regeering van Flisfingen de Papieren overreikte, betrekking hebbende tot zyne Commisfie, aangaande de verfcbillen tusfchen die Stad, en den Domeinraad van zyne Hoogheid, welke hy deels het geluk gehad (*} Het geheele zeer leezenswaardige ftuk is voor handen, in de Verzamel, by de Chalmot , XXV. D. bl. 194. enz. (t) Verzamel, by de Chalmot, XXV, D. bi. 308. «09. LXV. BOE Ki I789. 't Zelve ingetrokken. Lam- BRECHTSEN's Voordrage te zyner verdeediging te dier gelegenheid.  u6 DE REPUBLIEK DER LXV. B U E IC. I781). ((( had hadt, uit de vernieling zyner Goederen, by het Plundergeweld, te redden. By het vermelden hier van, voert hy in zynen Brieve dit vrymoedig woord (*_); „ lk zou thans Ed. Agtb. Heeren! geene „ ongepaste gelegenheid hebben, om te treeden, in eene Ontvouwing der fa„ taaie omstandigheden van den Jaare , mdcclxxxvii., en fpeciaal. de vrees„ lyke Revolutie binnen Vlüfingen, met „ zo veel woede als ftoutheiu aangerigt; „ om de mishandeling ons aangedaan, te „ vergelyken met het geen, geduurende „ den geheelen loop der binnenlandfche „ Troubles, alhier gebeurd is, en 'r ?een „ wy billykerwyze, agtervolgens de Wet„ ten en de Conftitutie van ons Vader„ land, zo dikwerf bezwooren, hadden „ mogen verwagten. Ik zou, nopens het „ gedrag van den Burger Krygsraad. en „ van het Guarnifoen, beiden by fpeci„ aaien Eede, aan de ftipte naakoming „ der Orders van den Raad deezer Stad „ verbonden; nopens de buitengewoone „ Regeeringsverandering, en de dnar toe „ ingerichte Staatsrefolutie, op den twee- „ den (*) Het is uit deezen Brieve, dat wy rejikoint-nd iich- ie ve> fpreiien, over vroeger verhaalde gebeurtenisfen.  VERENIGDE NEDERLANDEN, 127 „ den van Wynmaand des gemelden Jaars, ,, mitsgaders menigvuldige andere zaaken „ daar toe betrekkelyk, my kunnen uit- „ laaten. Maar, wanneer ik alles ge- „ zegd hadt, 't geen ik zeker weet er ,, bewyzen kan, zou ik nog altoos te „ weinig gezegd hebben, tot myn oog „ merk, en welligt te veel naar het oog merk van anderen. De Waarheid ook. „ hoe zeer miskend en ontveinsd, heerscb „ altyd onzigtbaar; en de Ondeugd doei „ haar niet minder hulde dan de Deugd „ Rampzalig Vlisfmgenl Gy die de eer „ fte der Nederland]che Steden uwe poor „ ten voor de Dwinglandy geflooten, ei „ der Vryheid hebt opengedaan! Gy, die „ zo veel toegebragt hebt, tot opbouw „ en luister van het Vaderland! liet dar „ de nyd op uwe rust en welvaart nie ,, toe, dat gy gefpaard bleeft, van he „ lot uwer Nabuurcn! Moest een dee „ uwer eigene Burgeren verblind genoeg „ zyn, om zich, of daar toe te laatei „ aanvoeren, of zich aan uwe verdeedi „ ging te onttrekken! Gelukkig zy, di< „ zeggen kunnen. Ik althans heb er geei ,, deel aan! Dit is myn voorregt!" Naa vermeld te hebben, hoe die Plun dergeest hadt kunnen gefluit worden (*) vaart de Heer Lambrechtsen voort ,, Hoe 't zy, Ed. Agtb. Heeren! myi ,, taak is alhier afgedaan! Gaarn had il „ de (*) Dit is, te boven aangehaalde plaatze, inonz Vadert, Hift. te vinden. LXV. boek. 1789. 1 I i i l l » I l i  148 DE REPUBLIEK DER LXV. Boek. 1789. „ dezelve op eene voegzaamer wyze ge„ ëindigd. En niemand kon minder dan „ ik verlangen daar in te volharden, zon„ der de goedkeuring van U Ed. Agtb. „ en het vertrouwen der goede Burgery. „ Deeze trouwens, waren myne grootfte* „ aanmoediging, en verhinderden my meer„ maaien, eene post neder te leggen, „ welke te zwaar was, voor myne lic„ haams kragten, en welke ik tegen voor„ deehger, en aanzienlyker Eerampten „ hadt kunnen verwisfelen. Ik heb zo >, veele blyken genooten, van de Vriend„ fchap en het Vertrouwen van U Ed. „ Agtb., dat ik daar aan niet, dan met „ dehartlykfteerkentenisfe,gedenke. Nim„ mer ook, (zo veel my voorftaat,) heb „ ik met iemand van U Ed. Agtb. zedert ., myne eerfte toelaating, tot derzelver „ Raadpleegingen, eenig perfoneel ver„ fchil gehad, of van U Ed. Agtb. eenig „ verwyt geleden, wegens het waarnee„ men myner Functien. „ En wat de goede Burgery van Vlü* „ fingen aangaat, ik heb voor allen, zon„ der onderfcheid van rang of denkwyze, „ my toegelegd, met de hartlykfte belang„ neeming, met opoffering van myne jeugd, ,, en_ ten kosten dikwerf van myne gezond„ heid. Niemand heb ik immer opzette:, lyk beledigd, en nog vleije ik my met „ de erkentenis, agdng en vriendfchap, , der meeste en notabelfte Burgeren, zelf , van veelen, die van my en in het be, grip, nopens de publieke zaaken, ge- „ oor-  VËRENIGDE NEDERLANDEN. 124 j, oordeeld worden te verfchillen. — Ook erken ik openlyk de hartlykheid, waar „ mede zommigen hunner, by de Heeren 5, Gecommitteerden van zyne Doorlugtige „ Hoogheid, op de herftelling van my, ,, in myne Functien, hebben aangedron,, gen. (*) De toegenegenheid deezer „ braave Burgeren, zoü alleen in ftaat „ zyn, om my de ondankbaarheid van „ anderen te doen vergeeten. ,, Geenzins, egter, ontveins ik, zo „ wel als eenigen myner Mederegenten, ,, gedeeld te hebben, in den haat van „ zommigen anders gefchikte Burgers. Dit kon ook niet anders zyn; het is de gewoone belooning van zuiken, aan „ wien de zorg van het algemeen belang ,, is aanbevolen, en die getrouw aan hun„ nen pligt, de geheime of openlyke machinatien van onkunde, dwaaling, of" eigenbaat durven tegengaan. „ De woede van het Gemeen heb ik ,, aan myn Huis, en Goederen, mede ondervonden. Maar deeze onkundige en j, misleide Lieden, handelden als werktuigen, ingevolge van hun voorfchriff. „ 't Vooruitzigt op roof, verdoofde alle „ andere gewaarwordingen; Men weet „ ook, hoe ligt het gemeen te verleiden „ is, en ieder Menfchenvriend, zal de » ügt- (*) Wy hebben des een fpreekend voorbeeld bygebragc, in onze VaderL Hift. XVIU D. bl. 391 ê Men vergelyke hier rnede ook ons gezegde* iü het XXI. D. bl. 159. XXlll Deel. I lxV. ;$ o E K-.  ioo DE REPUBLIEK DER LXV. boek. I789. „ ligtzinnigheid en verbyflering, nu „ zelve by veelen reeds, fchoon te laat, „ befpeurd, en in de gevolgen onder von„ den, beklaagen." Lambrechtsen , befchryft voorts zyn Afzetten, met aanduiding van zyne regtsbehouding, om zich, voor de fchending van zyn Eer, daar en wanneer hy zulks te raade zou vinden, behoorelyke voldoening te verfchaffen. Hy wenscht de herftelde Raaden geluk, met die uitkomst, en dat de verdubbelde liefde der Burgery, deeze waardige Mannen, het ongelyk hun aangedaan vergoede, en den last op hunne fchouderen thans weder gelegd, verligtte. Zich zeiven geluk gewenscht hebbende, met de rust hem thans vergund, vaart hy voort; „ Ondertusfchen „ wil ik niet nalaaten, myne vuurigfte „ wenfchen, voor het welzyn van myne „ Geboorte - Stad, hoe zeer ik daar in, ,, by zommigen miskend en mishandeld „ ben, uit te Horten; terwyl ik, wegens „ menschlyke feilen en zwakheden, zo „ wel als iemand anders, aanfpraak meen te „ mogen maaken, op de toegeevenheid „ myner Medemenfchen. In Burger- „ gefchillen van die hoedanigheid van „ dien aart, als wy beleefd hebben, al„ toos het juiste midden te houden, nim„ mer door overyling van driften, door „ misvaiting of verkeerde berigten, van het „ fpoor af te wyken, is voor Menfchen, „ die de onvolmaaktheid hunner natuur, „ niet afleggen kunnen, onmogelyk. Het „ kan  VERENIGDE NEDERLANDEN. 131 „ kan ook niet anders zyn , of een Minis„ ter, die by het vertrouwen zyner Com- mittenten, moed heeft, om voor de „ Regten van zyn Vaderland of Stad, „ volgens zyn last, of naar zyn inzien, „ met gepasten yver, te waaken, moet ,, zich vyanden op den hals haaien. Maar, „ hoe veel meer is een Minister, aan „ heimlyke of openbaare vyanden bloot„ gefield, wanneer hy, behalven zyn Mi„ nifterie, nog verfcheide Commisfien „ heeft waar te neemen; hoe vermenig„ vuldigen hier door zyne zorgen; maar ook de gelegenheden, om zyne daaden „ te bedillen of af te keuren. Hier van „ meen ik in eigen perfoon, een leeven- dig voorbeeld te weezen. Dit toont de Heer Lambrechtsen, door den loop, zyner omtrent dertien jaarigen Stads- en Staats- dienst af te fchetzen, zich op de Registers, van Stad en Staat, en op de bewustheid zyner Mederegenten te beroepen, met by voeging, „ ook ,, zou ik niet verlegen zyn, om van myn „ gedrag rekenfchap te geeven; en ik ,, vlei my, dat ik in ftaat zyn zou, alle „ onzydige beoordeelaars te overtuigen, „ dat ik eene betere behandeling verdiend „ had. Indien ik my nogthans, door eigen„ liefde hier in vergrypen mogt, indien „ U Ed. Agtbaaren, of de Burger Krygs„ raad, of iemand anders, eenige befchul,, diging ter zaake myner Officien, mogt 5> oordeelen te kunnen fustineeren, weiI a „ gere LXV. boek. 1789.  t32 DE REPUBLIEK DER LKV. SOEK, ï/89. „ gere ik geenzins, voor myne competen* „ te Regters, my te verantwoorden. Ongevetgd komt de Heer Lambrechtsen nader uit, als hy 'er by voegt. „ Tot bevrediging der Burgergefchillen, „ byzonder ook zo ver de Regten van „ den Heer Erfftadhouder, of het Huis „ van Oranje daar in betrokken waren, „ heb ik, in een tyd, toen veelen daar „ toe de moed ontbrak, openlyk meer „ gedaan dan veele anderen, die zich ,, kwanswys daar van Vrienden noemden; ,, waar van het overfchot myner Papie„ ren, zo wel als voornaame Mannen, nog „ in 't beftuur, getuigenis zouden kun„ nen geeven. ,, Dit zeg ik niet Edele Agtb. Heeren! ,, om myn Patriottisme te ontveinzen. „ Het zy verre! Van myne eerfte jeugd ,, af floeg myn hart voor myn Vader„ land. Myn geheele leeven, heb ik be,, fteed, aan het onderzoek van deszelfs „ Regten en Belangens. Maar ik meen, „ dat myn Patriottisme beftaanbaar was, „ en nog is, met de Conftitutie, zo wel „ als de Regeeringsvorm van ons Gemee„ nebest, en ik ben bereid het afteleg„ gen, of te veranderen, zo dra men „ my beter onderrigt. Niemand heb ik ,, myne begrippen opgedrongen, of ge„ haat, om dat de myne mishaagden. „ Maar ik heb genoeg gezegd Ed. Agtb. „ Heeren! Mogten flegts zo veele Slagt„ offers, welke de voorgewende yver, « voor  VERENIGDE NEDERLANDEN. 133 „ voor de oude Conftitutie, en de goede „ zaak, in deeze Stad heeft aangerigt,; „ niet vrugtloos verfpild zyn! Mogt Vlü„ fingen eenmaal, het lang beloofde heil „ zien daagen! en gunftig verfchoond „ blyven, van de rampzalige gevolgen, „ welke uit dergelyke onderneemingen, „ volgens de orde der dingen, pleegen* „ voort te komen!" Naa zo veel van zich zeiven, en te zyner verontfchuldiging, gezegd te hebben, voegt hy 'er eindelyk nevens; „ Gelieft „ dit niet te houden-, voor eene uitwer,, king van misnoegdheid, wegens de my „ aangedaane verongelyking, of voor eene „pooging, om myn eigen daaden te roe„ men; maar fchryf het alleen toe aan „ den yver voor myne Eer, die ik gaar„ ne buiten verdenking hieldt, en aan de „ fmart, die ik gevoel over de mishande„ lingen myner Medeburgeren en Geboor„ te Stad. Ik heb niet zonder aandoe„ ning, (dit kan ik niet ontveinzen,) ge„ zien, hoe ik, benevens negen myner ,, Mederegenten, in de Brieven, door de „ overgebleeven en prefente Leden, van „ U Ed. Agtb. Vergadering van den der„ tigften September en den derden Oéto„ ber des Jaars mdcclxxxvii. , aan zy„ ne Doorlugtige Hoogheid gefchreeven, „ en naderhand met den druk gemeen ge„ maakt, ben afgetekend als iemand, die eene Verandering in de Conftitude be„ doeld hadt, en het vertrouwen der Bur- gery verboren; en van ter zyde, heb I 3 » * LXV. I7«9>  134 DE REPUBLIEK DER LXV. boek. 1789. Gunftige bejegeningLam- brecht- sen aangedaan. „ ik met geen minder leedweezen verno,, men, dat men, van tyd tot tyd, die „ denkbeelden leevéndig houdt, ja zelfs „ releveert in ftukken, die, fchoon zy „ minder notoriteit hebben, nogthans by „ zommigen, eenen nadeeligen indruk zou„ den kunnen maaken, ftrydig met het h openlyk verklaarde oogmerk, van den „ Heer- Erfftadhou ier." De Schryver der Nieuwe Nederlandfchc Jaarboeken, deezenBael piaa.(.ende, noemt denzelven Schoon, met by voeging, „ dat „ 'er de Leezer, met de grootfte aandoe„ ning, zal ontwaaren, welke godlooze „ Plunderingen en Geweld, aan eedyke 1, Regenten en Staatsdienaaren zyn aange„ daan." Hoe veel 'er ook, in deezen langen geheel dubbel leezenswaardigen Brieve mogt voorkomen, 't welk een gedeelte ier toenmaalige Vlisfingfche Regeering niet kon fmaaken, en zelfs by hun de onaangenaamfte aandoeningen moest verwekken, befloot dezelve terftond, den Oud-Peufionaris Lambrechtsen , te bedanken voor zyne genóroene moeite, omtrent het fluiten van eene Overeenkomst, met den Heer Ardesh, over de nog openftaande Differenten, tusfchen Vlüfingen, en de Domeinraad van zyne Hoogheid; zyn gedrag in deezen gehouden goedkeurende, waar van hy terftond de weete kreeg. Als een blyk, dat de toenmaalige Stadsregeering, niet ongunflig over dien Oud-Penfionaris dagt, ft-rekt dat dezelve, in 't laatst van Wintermaand, deg  VERENIGDE NEDERLANDEN. 135 des Jaars mdcclxxxviii. , het gebruik der Stads Bibliotheek aan hem vergunde Dit erkent hy met dank, in 't Hot des Biiefs. Der Regeeringe tellens een Boekenlyst oveileeverende, van die aanzienlyke Boekverzameling — eene Lyst door hem, met behulp van eenige andere Heeren vervaardigd; met bygevoegden wensch, vloeijende, uit zyn kundigheidlievend harte. „ Mogt het „ U Ed. Agtb. behaagen, om eenmaal, „ volgens de uitdruklyke begeerte van my,, nen overledenen Bloedverwant» den Bur„ gemeester W. B. Lambrechtsen, zy„ ne aan de Stad gefchonken Bibliotheek. „ ten' algemeenen nutte te doen die„ nen (*)!" Inmiddels hadt de Baljuw Lampsins, niet ftil gezeten ; maar een Tegenverklaa ring, op het Stuk van den Heer Scho rer ingediend, en verzogt, dat deeze zo wel als die van laatstgemelden, in di Stadspapieren,mogtingelyfd worden ,„daa „ hy zich durfde vleijan, dat de Naako ,, melingfchap, onzydiger en regtmaatige „ over dit ftuk zou oordeelen, dan da 5, gedeelte der Vlisfingfche Regeering, „ welk, ten dien opzigte, in het zelfd „ gevoelen, met de Geremoveerde Raa „ den ftondt." Wel fcherp 'er b; voegende. „ Altoos gewoon my zelve: -.-> ge (*) N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 142—159. D Stuk is ooit voor handen, in de Verzamel, by v Chalmot, XXV. D. bl. 230. 1 4 LXV*. DOEK. I780. Lamp. jins verzet zich ' tegen 1 Sciio- ; rer. f c t t f 1 it i  136* DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK. 17%. 5 5 j 5 Wederfprooken,door eenige c «r Raa- j ti S) „ gelyk te zyn, en myn fysthema, nief „ van omfhndigheden te laaten afhangen, „ roep ik uit, met de aangehaalde woor? „ den. van de Raadpensionaris van Hol„ land (*), zo moet ik die alleszins bil „ lyke, regtaardige en wettig genomen© „ Refolutie reclameeren ; laatende het groot „ nadeel, dat de Stads Financien, daar „ by zullen komen te lyden voor reke? „ ning en verantwoording van die Leden, „ die tot het intrekken dier heilzaame „ Refolutie, zullen hebben medegewerkt; „ en zo onverhoopt, de meerderheid van „ U Ed. Agtb. daar toe mogt overgaan, „ wel expresfelyk protefteerende van Irre„ gulariteit, alsftrydig, en onbeftaanbaar ,• tegen de Orde van Regeering, en wel , herbragteUfantien, hier ter Stede vigee, rende; my, ten allen tyde referveeren, de, zodanige middelen van Redres, , waar en ter plaatze ik, tot het vernie, tigen van voornoemde Refolutie, zal , vermeenen te behooren. (f)" Dit breedfpraakig Stuk ging niet on/ederfprooken door. De Vlisfingfche Raaen A. van Doorn , N. J. van Hoqrn 'an der burch , A. sandra , B, CaTTOU 'unior, met welken P. G. Schorer ir~ :emde, leverden'een niet min uitvoerig uk, ter wederlegging in, van den Baltw. — „ Indien wy", dus vangen zy aan, 5, de (*) Hier herhaalt hy de woorden van van dij iegkl» door SciiOKE-i boven door ons bygebragt, (f) VerzameLbym. Chalmot, XXV. D. bl.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 137 ;, de breede Schriftuur en Aanteke,, ning, van den Baljuw Lampsins, met „ ftilzwygen hadden voorby gegaan, zou„ den wy zeker dien Heer niet hebben „ geftoord, in de vleijende verwagting, „ waarmede zyn Wel Ed. Geftr. de goed„ keuring van de Posteriteit, op zyn af„ geweeven taak vooruitziet. De verge„ lyking der Propofitie, van den Heer P. „ G. Schorer, met het daar aan geop9, pofeerd Advys van den Heer Lamp* ,, sins, indien de eenvoudige gronden, ,, der gezonde Redeneerkunde, by vol„ gende Omwentelingen, gelukkiggefpaard „ blyven, zou zeker voor de Posteriteit genoeg zyn, om een onzydig en recht* ,, rnaatig oordeel te vellen, en wy zouden „ met een enkel Perfijlit, het vonnis eer„ biedig kunnen afwagten. Dan, daar wy ,, mede geenzins onverfchillig zyn, aan„ gaande het Oordeel der Pofteriteit, en „ ook gaarne, het tegenwoordig Gedacht „ willen overtuigen, dat wy onderfcheid ,, kennen, tusfchen Magtfpreuken en Be„ wyzen, zullen wy, met welneemen van ,, den Heer Baljuw, de voornaamfte gron,, den en asfertien, van zyn Ed. Advys „ tragten te refmeeren. Indien wy 3, ons hier in modelleerden, naar het voor„ beeld van den Heer Lampsins, die in ,, den aanvang van zyn Advys, de Refu„ tatïe, belooft van het, f^zo zyn Ed. zegt) erroneus begrip van den Heer Scho„ rer , en ondertusfchen geen een enke?, len grond daar van heeft beftreeden, I 5 » zou- LXV. SOES. I789'  i38 DE REPUBLIEK DER LXV. boek. „ zouden wy zeer kort kunnen zyn; wy „ zouden de Aandagt van U Ed. Agtb. „ weinig vergen; maar ook weinig over- ,, tuigen. Dan daar refuteeren bete- „ kent, een ander van dwaanng overtui„ gen, de gronden van zyn Party weder,, leggen, door de onbeftaanbaarheid, en „ ongerymdheid daar van aan te toonen, ,, met goede bewyzen en redenen, zul„ len, wy genoodzaakt zyn, onzes on„ danks, meer in detail te treeden." Zy doen zulks, van flap tot ftap, het aangevoerde door Lampsins, wederleggend naagaande; en daar hy, gelyk zy fpreeken, „ goed gevonden hadt,. in weer„ wil zyner belofte, en den grooten voor„ raad van bewyzen, uit de voornaamfte „ Regtsgeleerden, het Voorftel van den ,, Heer Schorer, niet te wederleggen, „ maar zich enkel bezig hadt gehouden, „ met de wettigheid, en beftaanbaarheid „ des Befluits van vier Juny mdcclxxxviii. ,, op zyne wyze te adiirueeren, zulten wy ,, ue gronden deezer adftructie ter toets „ moeten brengen; en, wanneer deeze „ te ligt gevonden worden, zullen wy „ vermeenen, dat de Schriftuur van zyn „ Wel Ed. Geftr. niets afdoet, en dat „ daar en tegen, die van den Heer Scho„ rer, voor voldingend moet gehouden ,, worden." De toon, welke in deezen aanhef heerscht, duidt genoegzaam aan, in welk een ligt zy hun Party befchouwden. En fchoon, daar zy voet by 't ftuk zetten, een meer ern-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 139 ernftige gehoord wordt, wyst de geheele lange Aantekening uit, dat zy oordeelden met eenen Man te doen te hebben, dien zy, hoe zeer de Gunfteling des Stadhouders, met een oog vanminagtingbefchouwden. Wy kunnen ons tot eene opgaave van dit uitvoerig Stuk geenzins in- doch niet nalaaten, uit veele byzonderheden, het voorgevallene te Vlkfingen, in de dagen der Regeeringsafzetting, en by de Plundering betreffende, eene byzonderheid over te neemen, welke, fchoon door eenigen op de lyst der vergrootingen, van de Patriottifche zyde aangefchreeven hier voorgedraagen, en met de ondertekening deezer Regenten, geftaafd wordt. Wederfpraak heeft, ook in dit geval gediend, om, als een vuuiflag, de vonken der gefchiedkundige waarheid, te doen te voorfchyn komen. Een der gronden, op welken Lampsins bouwde, was, dat de afgezette Heeren, het vertrouwen der goede Burgery verlooren hadden; de Burger Krygsraad heeft het zelf gezegd. „ Wy kunnen," meiken de Aantekenaars omtrent dit ftuk op; „ dit bewys gaarne aan den Heer Lamp,, sins toe geeven: daar zyn Ed. Geftr. „ geen oog getuige geweest is, van de „ maneuvre der Goede Burgery e van Vln„ fingen (fi Diü placet!), en van de con„ duite van die van den Burger Krygs- raad, die als getuigen ftonden, en wor„ den ingeroepen. — Zyn Wel Ed. Geftr. „ het ongeluk gehad hebbende, in eigen „ Per- LXV. soek. 1789.  140 DE REPUBLIEK DER LXV. BOEK 1789. „ Perfoon te Amfierdam te ondervinden, „ wat het te zeggen zy, het vertrouwen „ der goede Burgery verboren te hebben, ,, en door de voomaamfte, bezadigde, „ beredeneerdfte, met één woord, door „ de Bloem der Burgery van Hollands „ magtigfte Koopftad, langs zagte en be„ daarde wegen, als Raad, geremoveerd „ te worden, (wy laaten daar jure an in* „ juria,) met authoriteit van den Burger „ Krygsraad, heeft waarfchynlyk deeze „ denkbeelden onder een verward, maar „ wy, die in zo verre wy de zaaken by„ gewoond hebben, durven zyn Wel Ed. „ Geftr. verzekeren, dat de Goede Burge„ ry, die in Vlisfingen het werk der Re,„ motie verrigt, en gederigeerd heeft, beftaan hebbe, uit een hoop plunderen„ de Scheepstimmerlieden, (fpeciaal Kat„ tenburgers, eenigen tyd bevoorens hier „ aangekomen, en, naa het voltooide „ werk, wederom afgezakt,) Sjouwers, r, Vischwyven, Straatjongens, Boeren," „ Verlofgangers en dergelyke elendelin„ gen, door den drank verhit, door leu„ gensen beloften opgehitst, endoor roof„ zugt aangefpoord; fchoon wy niet ont„ veinzen, dat zich onder hun, hier en „ daar, een wel gekleed Burger, die al „ het uiteriyke, van een eerlyk Man hadt, „ tot beftuuring van de zaak, vertoond „ hebbe: hier van, zouden wy rog he„ den voldingende getuigenisfen kunnen „ by brengen. ,? Maar-de Burger Krygsraad, evenwel » heefc?  VERENIGDE NEDERLANDEN. 141 „ heeft, uit naam der Goede Burgery ge„ fprooken; de overblyvende Raaden, „ hebben zich, in Brieven aan zyne Hoog* „ heid, daar op beroepen. Wat die Brie„ ven aangaat, men weet dat dezelve ge„ fteld zyn, door den overleden Advocaat „ j. Brasser, die zyn eigen voordeel ,, zogt in de Omwenteling, en fpeciaal „ zyn oog hadt op de Secretary, gelyk „ met bewyzen van zyne eigene hand kan „ geftaafd worden. De Vroedfchap ,, beftondt uit zeven of acht Raaden, wel„ ke de verwarring naauwlyks toeliet de „ extenfie der Brieven aan te hooren, veel „ min te overweegen, om van het gewigt ,, dier Brieven niet meer te zeggen. Maat „ wat den Burger Krygsraad aangaat, in„ dien wy de waardy van hun getuigenis „ onderzoeken wilden, waar zouden wy „ beginnen, waar eindigen ? Vooral wan„ neer wy de fraaije Oproeping der Bur„ gery, op den derden van Slachtmaand, „ des Jaars mdcclxxxvii., om de ge„ daane Remotie te wettigen, buiten ken„ nis der Regeering; doch met voörwee„ ten van den Baljuw Lampsins, (zo „ wy ons niet bedriegen) aangelegd, en „ de daar by gehoudene Directie, in aan„ merking neemen! (*)" Het (*) Het hier vermelde kan ter ophelderinge en flaaving dienen van't geen wy, wegens de Vlhfingfcha Plundering, en Regeerihgsverandering gezegd, en ten aanziene van J. Brasser, aangemerkt hebben. Zie onze Vaderl. Hift. XV1H. D' LXV* BOEK» 1789.  142 DE REPUBLIEK DER LXV. boer. l789. Het gedrag des Burger Krygsraads van Vlüftngen, door deeze Heeren, „ het ge„ hefUoosd en onfeilbaar Orakel van den „ Heer Lampsins", genoemd, dus ten toone gefteld en vermeld hebbende, het voorgevallene omtrent die Afzetting, door de Afgevaardigden ter Regeeringsverande™g (*)» komen zy tot de door de Burgery afgezette, en naderhand door zyn Hoogheid ontflaagene Regenten. „ In de ,, beweegredenen des Stadhouders, kon„ den en mogten zy niet treeden", gelyk zy zich uitdrukten, „ met eerbiedig „ ftilzwygen, wenschten zy dat Hoogst„ deszelfs oogmerk, voorde rust en dienst „ van Vlisfmgen, mogt bereikt worden:" maar, voegen zy 'er fcherp by; „ Wy voor ons zeiven begeeren, even wei,, nig als de geremoveerde Heeren te dee„ len, in het vertrouwen van dat foort „ van Menfchen, waar aan de Heer Lamp„ sins , zo ydelyk, den waardigen naam „ van Goede Burgery, en Bloem der Bur„ gery, toezwaait; maar dit verzekeren wy „ met alle fiducie, dat wy, immers van „ den Heere Lampsins, meer yver voor „ de goede zaak, zo als die Heer het „ noemt, verwagt hadden, dat zyn Wel „ Ed. Geftr. zich zou herinnerd hebben, „ het uitdruklyk verbod van zyne Hoog„ heid, aan een ieder, en dus ook aan „ zyn Wel Ed. Geftr. wel ftriktlyk ge- „ daan, (*) Zie onze Vadert. Hift. XXI. D. bl. 13*  VERENIGDE NEDERLANDEN. 143 „ daan, van de ontftaagene Regenten of „ Ministers te verdenken, veel min te „ betichten, van zich in de Regeering „ van Land of Stad, niet naar behooren „ gedraagen te hebben; woorden, welke „ althans ons, en een ieder Burger vry„ heid geeven, om de oogen voor de „ waarheid te openen, en dezelve hulde „ te doen, waar het te pas komt. (*) In Middelburg en Zierikzee, waren voor lange reeds, zonder eenige bedenking of tegenfpraak de Recognitiën, welker wedergave te Vlisfmgen zo veel voeten in de aarde hadden, en aanleiding tot de opgemelde ftukken gaaven, den afgezette Raaden ter hand gefteld (f). Behalven van de Stedelyke Amptgelden, hadden de af gezette Regeerings Perfoonen in Zeeland, ook wedergaave verzogt, van de Gelden aan de Provincie, by hunne Amptsaanvaarding, opgefchooten. Dit was het geval van Mr David van Visvliet, Oud Raad en Burgemeester van Middelburg, Mr. Bonifacius Matthias Pous, Oud Raad dier zelfde Stad; Mr. Leonard constantyn van sonsbeek, Mr. CoR- nelis Versluis, Oudraaden van Vlisfmgen; Mr. Nicolaas Lambrechtsen, Oud Raad en Penfionaris dier Stad; als mede van de Oud Raaden, Francois Adri- (*) Men vindt dit geheele leezenswaardige Stuk, in de Verzamel, by de Chalmot, XXV. D. bl.217. (f) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 2050. LXV: BOES I789. PioviaciaaleAmptgelden te rug ge. vraagd door de Afgezette Regeeringsleden.  tsXV. BOEK 1789. Gunftigi Itaadflag daarove! üitgebi>. ïtaad- pleegingen hier over, en afwy- j 144 DË REPÜBLIËK DER Adriaan van Rosevelt Catau en Ta. • cob Wouter Bouwens. De Staatsleden, benoemde om die Veizoekfchriften te onderzoeken, hadden be1 vonden, dat verfcheide voorbeelden, in vroegeren tyde, hoewel niet in allen deele gelyk aan het tegenwoordige geval, voor die Wedergaave fpraaken; en fchoon dus liefst de beflisiing daar op, aan de Staaten overlaatende, moesten zy, uit aanmerking van de wyze des Ontflags, door den Stadhouder, een gunftig verflag, wegens die Wedergaave. uitbrengen; temeer daar de Provincie, door de aanftelling van nieuwe, m ftede van deontflaagenen, geen lchade zou lyden, en het bedenklyk kon voorkomen, dat dezelve zich, ten koste van byzondere Perfoonen, zou verrykem Geen onmiddelyke inftemming volgde* De eerfte Edele van Lynden, en de Afgevaardigden der Steden, namen dit ftuk te nader beraadflaaging over. Schoon ter volgende gelegenheid, Zierikzee en Thlen, zich genegen en gereed betoonden, om gunftig voorde Verzoekers te befluiten, waren andere Steden ongelast. Zo bleeven ïemge een geruimen tyd, terwyl Goes ïenen ongunftigen, en Vlüfmgen eengunftipn Raadflag in bragt, daar in eerlang, loor Middelburg gevolgd. Veere floeg het /erzoek af. Schoon de Raadpenfionaris /an wegen den Eerften Edelen, niet ten vol-' en over het ftuk zou fpreeken, „ vondt , ny zich , 0m zyne eigene woorden te pruiken, „ uit aanmerking, dat dit punt „ nu  VERENIGDE NEDERLANDEN. 145 „ nu moest afgedaan worden, (*) ver„ pligt, om, als Minister van de Pro„ vincie, het Befluit op te maaken, ftrek„ kende, om het verzoek van de hand te ■ „ wyzen; naardien maar vier Leden zich „ gunftig hadden uitgedrukt, en volgens „ het Reglement, op de Vergadering, • „ eene volkomene eenpaarigheid der ftem,, men, van alle de Staatsleden vereischt „ werd, tot uitgave van 's Lands Penningen, „ in die hoeveelheid, (f) als de Reftitu„ tie, van die betaalde Recognitiën zamen „ genomen, zouden bedraagen." Overeenkomftig met deezen voordragt viel het afwyzend Befluit. (§) Een zelfde lot, ten aanzien van het Provinciaale, wedervoer Mr. Francois* Breekpot , van zyn Post, als Penfionaris 1 en Secretaris der Stad Zierikzee, by de ] Omwenteling, ontflaagen. Van het geen hy der Stad, by zyne Amptsaanvaarding, betaald hadt, was hem, zonder eenige korting, wedergaave bezorgd. Hadt de Raad (*) Dit was op den 20. April, 1790: want zo lang marde dit Stuk. (I) leder hunner, hadt aan de Provincie 50 Ponden Vlaams betaald, als Raaden en Vroedfchappen, by hun aanftelling. N. C. Lambrechtsf.n, daar en boven 200 Ponden Vlaarasch, als Penfionaris van Vlhfingen, en B. M. Pous, 50 dergelyke Ponden, wegens zyne Aanftelling als Staat van Walcheren, wegens de Stad Middelburg. N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1772. (§) Zie de Staatshandelingen en Befluiten, tot dit geval betreklfflyk, by een , in de Verzame . by be Chalmot, XXV. D, bi. 250—260. XXlii. DüfiL. K LXV. boek. Dit we« Ier voer >ok F. 5 reesot.  146 DE REPUBLIEK DER LXV. boek. I7S9 potty turcq verzoekt wedergave var Recognitie gelden. Raadpenfionaris het gevoelen van den Eerften Edelen niet ten vollen, in het voorige geval, kunnen uitbrengen, dat deeze, in diens geest gefprooken, hadt bleek nu: dewyl hy, thans tegenwoordig, de andere Staatsleden voorging met eene afwyzende ftem te geeven; waar in hy Medeftanders vondt (*): weshalven Breekpot zich, nevens zyne Lotgenooten, die onthouding moest getroosten. .ItelFredrik Potty Turcq, Raadsheer in den Hogen Raade van Holland, Zeeland en Friesland, dien wy met andere voorftanderen der Volkszaake, by de Omwenteling, het land zagen ruimen, wiens Lastbrief, als Raadsheer der Staaten van Zeeland, in Bloeimaand des Jaars mdcclxxxviil, werd ingetrokken (f), verzogt, by eenen Brieve, Staaten van Zeeland, om de wedergave van de door hem betaalde Recognitiën, en verdere uitfchotten, tot die post behoorende, Dit Verzoekfchrift, werd in handen gefteld van dezelfde Heeren, die op de even gemelde een gunftig verllag uitbragten. Zy zwygen des geheel; alleen vinden wy, in den gunftigen Raadflag, door de Regeering van Middelburg, ten opzigte van de wedergave van meergemelde afgezette Regenten uitgebragt, „ dat huns oor„ deels, onder die gunftige fchikking, „ de (*) Not. van Zeeland, 2(5. July 1790. (t3 Verzamel, ty de Chalmot, XXXVI. D, bl. 35.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 147 „ de Heer Potty Turcq , mede behoor„ de begreepen te worden." In de boven bygebragre Afwyzingvan Regenten en Penfionaris, wordt zyn naam niet vermeld. Het fchynt dus, dat de Staaten van Zeeland diens zaak als van eene andere natuur befchouwden. De toedragt van de zaak diens Raadsheers, zal hier licht kunnen geeven. Wan- j neer 'er, naar a-inleiding eens firiefs der, Staaten van Holland, het ontflag van den 1 Heer van Spaan, als Raadsheer van den Hoogen Raad, meldende, als mede op een nader fchry ven van den zelfden Raad, by Staaten van Zeeland geraadpleegd werd, over een Verllag door derzelver Commisfarisfen, over die twee Brieven uirgebragt, waren de Staatsleden verre van èenftemmig. Het verflag bragt mede, „ dat aan „ het verzoek der Staaten van Holland, „ tot Intrekking der Commisfie van den ,, Raadsheer van Spaan, behoorde vol„ daan te worden, en dat 'er, ten aan„ zienevanden Raadsheer Potty Turcq, „ geene mindere redenen waren, om diens „ Commisfie in te trekken, zo uit hoof,, de van de volduuren de verlaating van „ zyn Post, als ook inzonderheid, van „ wegen deszelfs bekende handelwyze te „ Brusfel, betrekkelyk de Perfoonen, die, „ uit de Republiek derwaards gevlugt, „ zich na Frankryk begaaven, welk aan„ gaande door den Minister Hop, wet„ tige befcheiden aan hun Hobg MogenK 2 „ den LXV. boek. 1789. Hoe zyie zaak >e aanleidporde.  148 DE REPUBLIEK DER LXV. boek, I780. Middelburgi>reekt tan zyni voordeele. „ den waren ingezonden." (*) Deeze betroffen het gedrag der Uitgeweekenen te Brusfel in 't algemeen, en Potty Turcq in 't byzonder, die nevens eenige andere Heeren, van wegen het Franfche Hof, belast was met de zorge, om de uitgeweekene en vervolgde Nederlanders te Brusfel te ontvangen, de behoefdgen van het noodige Reisgeld te voorzien, en na St. Omer op te zenden. By het voorgaande voegde de Raadflag; „ Alles on„ der deeze bepaaling, dat, indien de „ Heeren van Spaan en Potty Turcq, „ zich by deeze Befchikking bezwaard mog„ ten oordeelen, aan hun werd overge„ laaten, om zich van zodanige middelen „ in Regten te kunnen bedienen, als ie,, der hunner te raade zou werden; ter„ wyl aan den Fiscaal van het Hof zou „ kunnen worden overgelaaten , om , ten aanziene van den Heer Potty Turcq , ,, uit hoofde van diens alzins bedenklyk „ gedrag te' Brusfel, zodanig te ageeren, „ als hy Fiscaal zou bevinden te behoo„ ren." Billykheid en Regtvaardigbeid fpraaken, uit den mond der Stad Middelburg, als , deeze verklaarde, „ zich hier mede niet ' „ te kunnen vereenigen, begrypende, dat ,, eene foortgelyke Dispofitie, van veele „ gevaarlykc gevolgen, voor de Vryheid „ der (*) Men zie te rugge in onze Vaderl. Hift. XXII. D. bl. 211.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 149 „ der Ingezetenen, kon zyn; en daarom „ nimmer te kunnen medewerken, tot het „ invoeren van een Systhema, waardoor „ iemand, onder het voorgeeven van re„ denen, die nimmer van beide zyden ,, waren onderzogt, zonder form van Pro„ ces, van zyn Bedieningen zou worden „ ontzet, het welk rechtftreeks ftrydig „ was, met de Grondwetten der Confti„ tutie van een Vry Land, waar in nie„ mand, wie hy waare, in zyn Perfoon, „ Goederen of Eer, mogt worden lastig ,, gevallen, zonder door den bevoegden „ Regter, daar toe veroordeeld te zyn.1' —■ De Stad Thoolen was van oordeel, „ dat „ deeze zaak, aaneen Regterlykonderzoek „ moest worden aanbevolen." Stemmen, die niet ter bekragtiging dienden, van een Verflag zo vol hardheids, waren wanluidend in 't oor der Partyfchappe. Althans de Eerfte Edele bragt, uit naam des Stadhouders, in 't midden; ,, dat, daar de Staaten zyne Hoogheid „ hadden gequalificeerd, om eenige ver„ andering in de Regeering te maaken, 9] hun Ed. Mog., in deeze omftandighe„ den van tyden, moesten geoordeeld „ worden, dat Regt zelfs te kunnen uit„ oefenen, het geen zy aan eenen ande„ ren hadden opgedraagen , en dat hy dus 5, den Raadpenfionaris verzogt, om het „ Befluit te neemen, volgens het Ver„ flag." —- Wanneer de Raadpenfionaris hier op in bedenking gaf, of hy, in dit geval met de Meerderheid kon befluiK 3 ten, LXV. BOEK. I789. De Eerfte Edele voert een ander woord.  15© DE REPUBLIEK DER LXV, Boe Kt ten, tegen 't geen Middelburg en Tholen, hadden in 't midden gebragt; dewyl by het XVI. Artykel van het Reglement op de Vergadering. „ verboden werd, geene „ Schorsftng van den ioop der Juftitie, by „ Mecraerneid te befluiten, en des te min„ der eene ftremming der Juftitie, zelve „ door eene Politieke Dispofide," mogt zulks niets baaten (*). Het Reglement kortlings, met 10 vee) moeite, in Zeelands Raad, du >rgédrongën en vastgefteld ("f), moést een kruk lyden. „ Waar over", vro-geo zommigen met zeker Schryver, (in ten ander , geval van voorige Eeuwen ,) „ waar over, „ moeten wy ons hier het meest verwon,, deren , over de vermetele fchennis, „ van een bezwooren voorregt door den „ Vorst, of over het gehengen van zulk „ eene fchennis in de Onderzaaten ? Geen „ van beiden , verdient onze verwonde„ ring, als wy bedenken, dat dier ge„ zwooren Eeden, ten nadeele van'sLands „ geheiligde Regten in den wind te flaan, „ niet meer fchandelyk fcheen voor den „ Vorst, wiens Voorzaaten, het zelfde „ dikwyls gedaan, met eigen bekentenis, „ gedaan hadden: dit veelvuldig krenken „ der Handvesten, maakte ze min agt- „ baar, (*) Verzamel, by de Chalmot, XXXVI. D. bl. 19-34. (t) Breedvoerig, hebben wy des een Verllag gegeeven, in onze Vadert. Hift. XVIH- D. bl. 298 — 308. y  VERENIGDE NEDERLANDEN. 151 „baar, in het oog der zodanigen, die „ Deugd en Ondeugd, niet naar 't rigt„ fnoer van Regt en Rede; doch veel ,, eer naar gebruik beoordeelen, en zeer 11 toegeefiyk zyn, als Laaghartigheid Vorst„ lyke gunst bedoelt. O Daar wy Middelburg, in t geval der verzogte Gelds-wedergave, alleen ten voordeele van den afgezetten hoorden fpree- ken (f)» zal 't ons? naa deeze on^ouwing, van 't geen ter Staatsvergadering over PottyTurcq voorviel, niet bevreemden , dat het eerlang, naa veel omhaals, niet gunftig afliep. (§) f"*) Het aangehaalde betreft de aanftelling van Toost van Lelaing, door Maximiliaan, tot Stadhouder van Holland, ftrydig met het bedonsen voorregt, om hoo^e Ampten aan geen Vreemdeling te zullen geeven, Characterkunde der Faderlandfche Qefchiedenh. Te Haarlem by hm. Loosjes Pz. II. D. bl. 180. (f) Zie hier boven bl. 140 (§) Verzamel, by de Chalmqt, XXV. D. bl. 254—258. 260. K4 VA- LXV. boek. I789. Afloop der zaake.  DE REPUBLIEK der VEREENIGDE NEDERLANDEN* ZES EN ZESTIGSTE BOEK. LXVI. boek. INHOUD. Stoffe van dit Boek. Vöorgeftelde'vermindering van de, Admiraliteiten. Wat daar op werd in 't midden gebragt. Berekening der kosten, van het Zeeweezen, en voorftel nopens s Lands Zeemagt. Pieter Nif.uwland tot Leeraar in de Zeevaar dkunde te -Amfierdam bevorderd. Oorlogfchepen in Zee. Waarfnhuwing tegen eenige Rusfen in de Middellandfche Zee. By zommigen gevreesde gevolgen van de Overwinningen der Rus/en. Gerustfiellingen der Noordfche Mogenhtden. Het geval van een en ander in Zweeden opgebragt Koopvaardy Schip. Toedragt deezer zaake. Edelmoedigheid des Koninss van Zweeden. Be Zee capitein van Winter fneuvelt inRu.fi/chen dienst. Het verzoek om eenen Conful te Londen vindt %een ingang. Be Afgezant van Nagel, tot Opp-rconful aaiigefteld. Bezending na de West-lhdifche Volkplantingen benoemd. Verzoek  VERENIGDE NEDERLANDEN. 153 zoek der Jooden ter gelegenheid dier Bezendinge. Plakaat tot aanmoediging van den Negerhandel. Klagten der Planteren is Esfequebo en Demerary over gebrek aan Slaaven. Hoe men in Frankryk op het ftuk des Slaavenhandels dagt. Gedreigde Op ftand der Slaaven op Demerary. De weggeloipe Negers in Suriname beteugeld. Letter en Landbouw bevorderende inrigting in Suriname. Geldheffingen in Zeeland, ter onderfchraaginge van de Oost-Indifche Maatfchappy. Algemeene fchaarschheid van Geld in den Lande. Oorzaaken hier van opgenoemd. Schaarsheid aan Graanen. Hooge Prys der Graanen. Waar aan dezelve werdt toegefchreeven. Hoe Straten van Holland over deeze duurte der Graanen fpraaken. By zonder e fchikking daar op te Amfierdam. De Graanhandel zommiger Regenten gewraakt. Schikkingen te Rotterdam. Bepaalingen te Utrecht op den Graanhandel. Zorgen in Zeeland gedraagen. Hoe de Staaten over het Verbod van Uitvoer dagten; en hoe over het Opkoopen. Schikkingen daar in gemaakt. Maafiricht voor gebrek aan Graanen befchut. Bepaalingen omtrent den U'.tvoer van Aardappelen. Belasting in Friesland op den Uitvoer van Aardappelen gefield. Strmghtid des Winters. Beloop van denzehen met eenige Byzonderheden. Milddaadige giften te Haarl-.m en te Amfierdam. Hoe men in "sGravenhaage der armoede te hulp kwam. Wel daadigheid te Utrecht en in s Hertogenbosch. Watersnood. Tsgang in de Waal.' Beveiligt g der Schepen te Arnhem voor den TsK 5 gaüS. lxvt. BOEK.  154 DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK. I78g. Stofte van dit Boek. Voorgefteldeverminderingaan de Admiraliteiten.Wat daar op ingebragtwordt. O Zie onze Vaderl. Eist. XXII. D. bl. 214. £j.oe vee* wy 0°k van 's Lands algemeene gebeurtenisfen, en die der byzondere Gewesten, in de twee laatst voorgaande Boeken, vermeld hebben, fchiet ons egter nog eene herziening over, welke zich bepaalt tot de Zeezaaken, den Koophandel, de buitenlandfche Werkzaamheden ten dien opzigte, den Staat der Oost- en West- Indifche Maatfchappyen. Terwyl ook dit Jaar zich kenmerkte, door een ftrengen Winter; door Watervloeden; door Duurte aan de noodwendigfte Leevensbehoeftens. Onderwerpen, welke wy, in dit Boek, voor hebben te verhandelen, om de Gefchiedkundige fchets van dit Jiarvak te voltooijen. Het ontbrak in den Lande, hoe zeer ook als eene Zeemogenheid, om welbekende en door ons voorheen aangeftipte oorzaaken, agterwaards gaande (*), niet aan voorftellen tot in lïandhouding, of verbetering, van het Zeeweezen. De Bezuiniging van 'sLands Penningen, elders, naar veeier oordeel, op verre na niet te raade gehouden, gelyk het behoort, wilde men, in dit vak zoeken: deels door de vermindering van de kosten der gang. Hooge Rivieren in den Zomer. Andere Waterfchadens.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 155 Uitrusting, van veertig tot zevenendertig Guldens, naar de Manfchap 'sMaands gerekend, te brengen; deels door ten aanziene van zommige Petitiën, tot den Aanbouw der Schepen, twintig ten honderd te korten. ■— De Admiraliteit op de Maaze, beantwoordde deezen voosllag met eene voordragt van de onmogelykheid, om die tweevoudige bezuiniging in 't werk te ftellen. (*) De Zeeraad aan den Amftel, bleef niet in gebreke, om met de ftukken te toonen, dat dusdanig eene vermindering, een onaanneemelyk voorftel was. (f) By eene Berekening, vóór het einde deezes Jaars ingediend, wegens de Jaarlykfche kosten, tot het in ftand brengen van het Zeeweezen op eenen vasten voet, bleek dat de Inkomften der Admiraliteits Collegien, ter goedmaaking dier kosten, 'sjaarlyks te kort kwamen 1159654 Gul dens. (§) Eene te kortkoming, welke op den (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 375—379« (t) N. Nederl. Jaarb. 1789 bl. 740—7S8. (§) De berekening, wordt in deezer voege opgegeeven: Voor den Aanbouw. . . ƒ 545542 Reparatie van Schepen. . ƒ 319000 Jaarlykfche Equipages. . f 1200000 Vaste Tractementen. . ƒ 1000000 — Huishouding. . . ƒ 500000 ƒ 356424a Tegeo deeze Kosten, ftonden aan Jaarlykfche Inkomften over, By lxvi. B O E K. Berekening der kosten van het Zeweezen, en Voorftel nopens 's Lands Zeemagt.  156 DE REPUBLIEK DER LXVI. boek. ! ] Verbetering van het Admiraliteits Zegel, f 3'foooo Verbetering op de heffing van de Middelen te water. ... ƒ 200000 ƒ 2405588 en dus 'sjaarlyks te kort. . . f 1150654. (*) Bouwens aan zyne Committenten, bl. 353—' 354- den ftaat van Oorlog, voor de zaaken ter Zee moest gebragt, en door de gezamenlyke Bondgenooten gedraagen worden; doch waar van even weinig kwam, als van de beantwoording aan de voorftellen, der Vice-Admiraalen Reynst en Zoutman, die, onder andere, ten zelfden dage, als hun gevoelen inleverden, dat 's Lands Zeemagt, in tyd van Vrede, zou behooren te beft san, uit één- en vyftig Linie Schepen van 74, 64, en 54 StukKen; ioch welke laatfte gebouwd zouden moeien worden, ter lengte van honderd en lestig voeten, om 60 Stukken te kunnen /oeren; uit twee- en veertig Fregatten, '■waalf vm 40, vyftien van 36, .en vyfien van 24 Stukken, mitsgaders eenige Idvies Jichten. (*) Bleef 5y het Collegie van de Maaze. f 44833 r~ Amfierdam. f 1425613 - Zeeland. f 165364 tVestfriesland en 't Noorder Quar- tier. ƒ g48n • Friesland f 71470  VERENIGDE NEDERLANDEN. 157 Bleef iets in ftand, tot de Zee en 't Zeeweezen betrekking hebbende, 't was de Kwéekfchool te Amfierdam, van welke wy 't genoegen hebben, fteeds met lof te fpreeken. Hadt Amfierdam den kundi gen Pybo Steenstra, door den dood verlooren, het vondt die fchade geboet, in den verdienstlyken Pieter Nieuwland , dien wy reeds in het vak der Zeevaard bezig vonden (*), aan te ftellen, tot Leeraar in de Wis - Sterre en Zeevaardkunde. Een Post, die ter belooning ftrekte, van zyne reeds betoonde kunde en werkzaamheid; een Post door hem aanvaard, met eene Redenvoering , welke hem en der Stofte, door hem behandeld eere aandeedt (f). Terwylhy, door zyne openbaare Lesfen, zodanig. ingericht, dat zy een volledia; en aaneengeschakeld onderwys uitmaakten, 't welk met de eerfte beginzelen der Reken- en Meetkunst aanving , de voornaamfte Stukken der Zee- vaard- (*) Zie onze Vaderl. Hifi. XXII. D. bi. erj. 'sjongelings uitfteekende bekwaamheden moeten, 't geen men van zyne Staatkundige gevoelens dage of wist, hebben, kunnen opweegen, Hoe hy, te dieroorzaake, tot het Hoóïleeraarfchap te U/recht, niet werd toegelaaten te bekleeden, is door ons vermeld in onze faderl. Hift. XXI. L). bl. 166. (f) De S'offe doorhem behandeld liep, over het Nut, dal de L ithreiding der Zeevaurt aan de Menschlyke Maatfchappy , in het algemeen , heeft, toegebragt, en in 't vervolg neg doet vt rwq'gten. Deeze Redenvoering, zasr, nevens ■ de Aanfpraak, by het arin vaarden zyner Lesfen , het licht. Te 'dmft. hy P. 11. ÜROINSBERG. LXVL boek. I789. p. NlEUWLAND te Amfierdam tot Lee aar in de. Zeevaardkundebevorderd.  153 DE REPUBLIEK DER LXVI. boek J789. Oorlog fchepen in Zee\ waarfchouwing,ten aanzien van eenige Rusfeu in de MiddelandfcheZee. By zom- mige gevreesdegevolgen vaardkunde bevatte, en inzonderheid de . wyze voordroeg om door de Maansafftanden de Lengte op Zee te bepaalen. (*) Weinig tyds, naa het bezoek door den Admiraal Generaal, aan-de Oorlogfchepen in Texel (f), zeilde er een Vlootdeel uit drie Schepen beflaande, van die reede. Eenige Oorlogfchepen, bevonden 'er zich nog in de Middellandfche Zee. — Directeuren van den Levantfchen Handel, en de Scheepvaart op gemelde Zee, maakten bekend, dat honderd vyftig man, van twee Rusfifche Schepen weggeloopen, met twee groote Visfchers-barken, en eenige kleindere Vaartuigen, daar omzwierven, die veelligt, door vertooning van de Rusfifche Vlag, de Scheepvaart zouden ontrusten. By deeze waarfchuwing, gaven zy de verzekering, dat door den Zee-capitein Blois van Treslong , over 's Lands Schepen in den Archipel bevel voerende, reeds de noodige maatregels waren genomen, ter beveiliginge onzer Vaart: met toezegging van verdere thans genomene maatregelen, der Admiraliteit aan den Amfiel, om de befchermende hand te leenen, aan onzen Handel in deeze Zee. Schitterend was de ongelooflyke ftoutmoedigheid, waarmede, in Wintermaand des verftreeken Jaars, de Rusfen, onder het (*) Algem. Kunst en Letterbode, II. D. 163. III. D. 58. en 179. (f) Wy hebben des een verflag gedaan, in onze Vadefl. Hifi. XXII. O. bl. 357.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 159 het Opperbevel van Prins Gbjegory Alexandrowits Potemkin Tawritscheskoy, de Turkfche Vesting Okzakow, ftormenderhand hadden ingenomen. (*) Eene overwinning, hoogst gewigtig voor het Rusfifche Ryk; doch hoogst bedenkelyk, voor de meeste Europifche Zeemogenheden: naardemaal het overwonnen Okzakow, aangemerkt mogt worden, als de Sleutel van het Turkfche Gebied aan de Zwarte Zee; en het bezit daar van, aan de overmeesterende Rusfen, veelligt aanleiding zou kunnen geeven, om eene opening te verlangen voor de Scheepvaart, door de Zwarte Zee, en den Archipel na de Middelandfche Zee; waar door de gevestigde Vaart en Handel van Engeland, prankryk, Holland en andere Mogenheden, op Smirna, zeer veranderd en benadeeld zou kunnen worden. Doch dit bleef bj duchten voor een fchrikbeeld, 't geer zich, in een zeerverwykendverfchiet, vooi het ligt bevreesde oog vertoonde. Van nader by was de onrust, welke 's Lands Scheepvaard in 't Noorden dreigde. Hoe zeer onze Staat mede werkte, om Deenemarken het deelneemen in den Kryg, tusfchen Zweeden en Rusland te ontraaden, en welk eene bemoedigende ver- (*) Deeze Overwinning der Rusfen werd met eene grootfche Gedenkpenning, door den Heer Holtzhev vervaardigd, in aandenken gehouden. Men vindt die befchreeven in de N. Nederl. Jmrh. 1789. bl. 1374. lxvi. boek. I789. van de Overwinningder Rusfen. Gerust(tellingender Noordfche Mo* genheden.  i6*o DE REPUBLIEK DER LXV!'» boek. 1780. 't Geval van een en andei in Zweeden opgebragtKoopvaardy.fchip. verzekering, de Staaten deswegen van het Deenfche Hof ontvingen, hebben wy vermeld, en . tevens opgetekend, de ge rustftellingen door de Rusfifche Keiferin, en den Koning van Zweeden, aan de onzydige Mogenheden gegeeven (*) De geruststellingen dier beide Oorlog voerende Mogenheden, fteunden, gelyk het Staat en Volken regt mede brengt, op het niet voeren van verboodene Waren en Goederen, in de gemaakte Verdragen uitgezonderd. Een en ander Hollandsch Schip, werd door een Zweedfche Kaper genomen, en te Karelskroon opgebragt, eerst verdagt, en vervolgens befchuldigd van de Wet, ten aanziene van vrye en verbodene Goederen gefchonden te hebben. De Agent zyner Zweedfche Majefteit, te Amfierdam, C. A. Hasselgreen , maakte , daar dit geval veel opziens en onrusts baarde, eerlang bekend, dat het den Koning van Zweeden behaagd hadt kragtdaadige orders te geeven, tot omflag dier Vaartuigen, als mede dat de kosten en fchaden, door dit ophouden veroorzaakt, aan de Schippers en Eigenaars, zouden moeten vergoed worden. Eene bekendmaaking, welke ftrekte, tot het verwyderen van alle onvoordeelige indrukken, welke de oogenbliklyke ophouding, gevoegd by verkeerde en voorloopige berigten, zouden hebben kunnen inboezemen. De O Zie onze Vaderh Hist. XXÜ. D. bl. 290.  VERËNIGDE rSlEDÈRLANDËN. t#t De toedragt deezer zaake was dusdanig: de Algerneene Staaten hadden. wegens het Opbrengen dier Schepen, zich door hunnen Afgezant, den Baron van der Borch , by zyne Zweedfche Majeiïeit vervoegd. De Koning hadt, op de eerfte ontvangst der tyding van het neemen dier Vaartuigen, last gegeeven, om dezelve, naardemaal de Laadihgen, hem als onfchuldig waren opgegeeven, te ontdaan. Dan de afftand, op welken zich de Kolling van Kareiskrom be vondt, was oorzaak geweest, dat het Admiraliteits Hof aldaar reeds, uil kragt van eenen algemeenen last, met hei onderzoek dier Scheepsladingen een begin gemaakt, en dit onderzoek ontdekt hadt, dat de behaaming van kwaade Pryzèn, op allé niet even toepaslyk was; en, te deezer oorzaake hadt, het Gerechtshof der Admiraliteit reden gevonden, om ze voor Contrabande Goederen te verklaaren, én deswegen nieuwe bevelen van den Koning te vraagen. Zyne Majefteit, zag, aan dë eene zyde, dat de Vonnisfen , door hef Admiraliteits Geregtshof geftreeken, óp dë daar by aangehaalde Artykels der Tractaaten gegrond warenj doch werd, aari de andere zyde, door zyne billyke dénkw'yze wederhouden, van de volvoeringdief Vonnisfen; dewyl dezelve de verwagting, welke de Eigenaars dier Schepen $ door het eerfte bevel, des Konings verkregen hadden , te eeneïöaal den bddem Zouden ififlaan. Uit kragt hier. van beval de Koning, dat niet alleen de ZmXXI1L Deel< L 9f$^ LXVL boek. Toedragï deezer zaake»  i6*2 DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK 1780. Edelmoedigheid des Konings van Zweetien. vel, maar ook de twaalfduizend Ryksdaa► Iers, aangegeeven als al het Geld aan boord gevonden, zou worden ontflaagen, gelyk ook de Zeemunitien, en het onfchuldige gedeelte der Laadingen. Het Geld, aan boord gevonden, naar den inhoud eens Tractaats, tot de Contrabande Goederen behoorende, zou daar uit hebben moeten volgen, dat de Eigenaars der Schepen, aan welker boord het gevonden was., van alle vergoeding, hoe genaamd, veiftooken zouden geweest hebben, als welke, naar luid der overeenkomfle, alleen toekwam aan die fchade leeden buiten hunne fchuld, en dus regt hadden, om zodanig eene vergoeding te vorderen; dan de billyke en edelmoedige gevoelens des Konings, fpoorden hem aan om het Geld, waar over hier gefchil viel, alleen te befchouwen, als den byzonderen eigendom der Schippers, gefchikt ter betaalinge van de inkomende Regten, in de haavens hunner befte mmin ge < Zo werd niet alleen, ten voordeele van de Ingezetenen der Vereenigde Nederlanden, de ftrengheid van het Regt verzagt; maar ook wilde zyne Majefteit, dat de fchavergoeding zich niet bepaalde tot den tyd alleen, dat die twee Schepen in de Haven van Karelskroon waren opgehouden geweest! doch zich uitftrekte, tot dien van het neemen. Eene fchavergoeding, welke de Koning ook vergunde aan een derde opgebragt Schip, fchoon de Schipper, door eigen verkeerd gedrag, zich die  VERENIGDE NEDERLANDEN. 163 die onaangenaamheden te wyten hadt. — Hier by liet de Koning het niet berusten. De Officier, die twee deezer, op zulk eene edelmoedige wyze vrygegeeven Schepen genomen hadt, weid befchuldigd van ichandlyke wreedheden tegen de Schippers en het Scheepsvolk gepleegd te hebben; de bewyzen daar voor by gebragt waren duchtig. Hy werd van zyne post afgezet, en overgeleeverd, in handen des G regts, om, volgens de ftrengheid der Wetten, veroordeeld te worden. (*) De krygfmoed, die het fiagveld te land , en den fch.epftryd ter zee doet opzoeken, hadt den dapperen van Winter , Zeecapitein in dienst van onzen Staat, opgewekr om deel te neemen in dan Noordfchen Zeekryg, en hy zich, met verlof, in dienst der Keizerinne van Rudana begeeven. Hy deelde deezen zomer in een hardnekkigen en bloedigen Zeedag, tusfehen de Rusfifche en Zweedfche Vlooten, voor Frederiksham. Zeer dapper kweet hy zich, veel roems ging hem des naa, de Keizerin gaf hem een gefchenk, van twee duizend Roebels, en eene buitengewoone Jaarwedde van zeshonderd Roebels, dien Held tevens tot Brigadier-benoemende. Dan, noch de Geld- noch de Eerbelooning. baatte den dapperen van Winter. By het betoon zyner dapperheid was, door een Kanonskogel, zyne flin- O N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1010, L S LXVI. boek. 1739. De Zeecapiceiu van Winter. fn eu velt in Rusfifchendienst.  i64 DE REPUBLIEK DER LXVI. boek. 1789. 't Verzoek om eenen Conful t« Londen vondt geen ingang.Van Na. GEL tot Opperconfulaangeileid. {linkerhand afgefchooten, en hy overleedt wel haast aan die bekomene wonde. Veelvuldige en fterke Handel op Londen bewoog een aantal Kooplieden en Scheepsreeders , tot het inleeveren eens Verzoekfchrifts by de Algemeene Staaten, om, ook te dier Stede, eenen Conful aan te ftellen. Dat verzoek vondt geenen ingang; doch baarde een Staatsbefluit, 't welk den Heer van Nagel , der Staaten Afgezant en Minister Pknipotentiaris, ten Hove van Londen, tot Opperconful verhief. Immers werden alle Confuls, Commisfarisfen en Agenten, in het Ryk van Groot Brütanje , aangefchreeven en gelast, om van alles, 'tgeen van eenige aangelegenheid, in of by de Plaatzen, waar zy zich onthielden, voorviel, eenigzins betrekking hebbende op den Koophandel , of Zeevaard van den Staat, dien Staatsdienaar kennis te geeven; als mede, om in zaaken van gewigt, die uitftel konde lyden , niets te verrigten, zonder den raadilag diens Heeren te hebben ingenomen. Van dit Staatsbefluit, kreeg de Heer Nagel kennis, met een bygevoegde lyst van alie de Confuls, Commisfarisfen en Agenten van den Staat, in het Kyk van Groot Brütanje, met nevensgaanlen last, om op derzelver gedrag een waaiend oog te houden, en, wanneer des*egen redenen van klagten mogten voortomen, dezelve aan hun Hoog Mogenden 3p te geeven. Ten zelfden tyde be- looten bm Koog Mog., om dien Sraate- die-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 165 dienaar kundfchap te doen toekomen, van de Orders aan die Confuls, Commisfarisfen en Agenten te geeven; met aanfchryving van Hoogstderzelver verwagting, dat de Heer Nagel, niet zou nalaaten, de belangens der Ingezetenen van de Republiek, zo veel in hem was, met alle bereidvaardigheid te behartigen, en ten dien einde aan deeze, dus onder hem gefielde Zaakbezorgers, zodanige bedenkingen te doen toekomen, als hy voor den Handel en Zeevaard in 't algemeen, of in byzonder voorvallende omftandigheden, noodig zou oordeelen, als mede om ten Hove van zyne Groot Brittannifche Majefteit, zodanige Vertoogen te doen, als de omftandigheden der voorvallende zaaken zouden vorderen. (*) Een Superintendentfchap, 't welk zeer ftrekte, om het Inkomen van deezen. Gezant te vemeerderen. (f) Om het beftel op de Regeeringen, in de West-Indlfcke Volkplantingen, van den Staat aan zyne Hoogheid, by eenen zeer wyd- (*) TV. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 719. Cl) Wy vinden aangetekend, dat hun Ed. Gr. Mog. op den 2 Sept. 1789, toepeftaan hebben, om aan den Envoye Nagel, in Engeland f ,1000 *sJaariyks toe te leggen, boven den extra Byllsg van ƒ 5000 'sjaarlyks, om denzelven uit de Kas per Befroyementen te betaalen, voor zyne moeite van het SuperiiHer.d.eiufchap ovi-r n'le de Com-> tuisfisrisfen en Agenten in het Ryk v?n Groot Brit» fopje R. L. Bouwers, aan zyne Committenten, bi, 254, L3 LXVI. boek. I78Q. Bezending tot ie IFest Xndifcbs  16*6 DE REPUBLIEK DER Lxvr. boek. 1789. Volkplantingen benoemd. wydftrekkenden Lastbrieve, in Oogstmaand des voorleeden Jaars, opgedraagen (*) te doen ftand grypen, gaf de Stadhouder, als Opperbewiiidhebber en Gouverneur Generaal der Wen - Indifcke Compagnie, met den aanvange deezes Jaars, kennisi dat hy tot Commisfarisfen, na de WestIndifche Eilanden, en de Volkplantingen Esfequebo en Demerary, benoemd hadt Jr. Willem August Sixtema Thoe Grqvesteins, Afgevaardigden wegens Friesland, ter Vergadering van hun Hoog Mogenden, Willem Cornelis Boey, Schepen en Raad der Stad Haarlem, en tot Secretaris Rochus van Sucht&len , Auditeur Militair der Krygsbezettinge in 'sGrayenliaage, met by voeging, dat de goedkeuring deezer Gelastigden, en der verdere gemaakte fchikkingen deswegen, hem aangenaam zou weezen. ■ Onverwyld volgde de goedkeuring, en het befluit, om de Gouverneurs en Raaden in de Volkplantingen Esfequebo en Demerary', Curucao, St. Eujlatius en onderhoorige Eilanden-, aan te fchryven en te gelasten, om deeze Heeren in die hoedanigheid te erkennen, den inhoud van den Lasibrief hun gegeeven, op te volgen, en in alles behulpzaam te zyn. (f) By (*) Zie onze Vaderl. Hift. XXII. D. bl. 337. (t) Deaze Commi-fie van 13. Aug. 1789. tot 5. Mey 1790. werkzaam koste den Lande ƒ 252P0. De beide Heeren Cotnmisfarisfen Groverstins en Boev, trokkea ieder een Daggeld van veertig Guldens,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 167 By gelegenheid van het aanftellen deezer Bezendinge, vervoegden zich de Parnasfyns der Portugeefcke Jooden, ^ zo te Amfierdam als in 'sGravenAaage, by 'sLands Staaten, met verzoek, om aan zyne Hoogheid voor te ftellen, dat de Heeren na de West Indien benoemd mogten gevolmagtigd, en met den noodigen last voorzien worden, om in de West-Indien onderzoek te doen, over de al of niet Admisfibiliteit. van die der Joodfche Natie, op de Rivieren Esfequéo en Demerary, en deswegen zyne Hoogheid veiflag te geeven; op dat, ingevalle die toelaating zou kunnen gefchieden, door hun Hoog Mogenden zodanige ordeis zouden kunnen gefteld en fchikkingen beraamd worden, als tot het aan die van hunne Gemeente, in die Volkplantingen te accordeeren, Genot des Staatsbefluits, van den jaare mdclvii. zouden bevonden worden te behooren. (*) Hoe noodig, hun Hoog Mogenden den Slaavenhandel, ten dienste der Volkplan tingen, keurden, bleef, in den voorleeden Jaare , uit hoofde van Gewestlyke gefchil len een volftrekt befluit, op dat ftuk, fteeken. (f) Eer het tegenwoordige ten einde liep, vaardigden zy een Plakaat uit, ter aanmoediging van den Negerhandel. Met dens, en de Amanuenfis van Suchtelen, vyftien Guldens daags, R. L. Bouwens, aan zyne Committen'cn , bl. 362. ' (*") N. Nederl. 'Jaarb. 1789- bl. 86-210. (t) Zie onse VaderU XXII. D. bi. a39* L 4 Lxvr, BOEK, 1789. Verzoek der Jooden by deeze gelegenheid. Plakaat ter aanmoediging van den Negerbaq del.  Ï38 DE REPUBLIEK DER LXVL JJ O EK. Met den aanvange betuigende, „ dat, daar „ de Handel op de West-Indien, een der „ aanzienlykfte takken uitleverde van „ het beftaan der Ingezetenen deezer „ Landen , en het zeker was, dat zo lang „ 'er geen nieuwe middelen waren uitge„ dagt, om de Volkplantingen in de West„ Indien, van de noodige handen te voors, zien, tot het verrigten van den arbeid, „ de Negerhandel behoorde aangemerkt te „ worden, als onaffcheidelyk van den 3, bloei en voorfpoed der Volkplantingen, 9, en van den geheelen Handel. (*)'* De (*) Refol Gen. 24. Nov. 1789. IV. Neder/. Jaarb. 1789. bl. 1418. Lang voor deezen-, doch ten deezen tyde meer byzonder, werd over den Slaavenhandel en het gebruik der Slaaven, in de Volkplantingen getwist, en veele Gefchriften tot voor- en wederfpraak in 't licht gegeeven. Wy zullen ze noch optellen, noch beoprdeelen; dan kunnen niet nalaaten, daar dit werk ouder het fchryven van dit blad, ons jn handen viel, aan te pryzen, Bryan Edwards, Burgerlyke en handde kundige Gefchiedenisvan de Engelfche Volkplantingen in de IVtzt. Indien; waar in dit Stuk breedvoerig behandeld wordt, door dien Mensch-handel- en Volkplanting kundigen Schryver; en wiens fchryven , te meer de opmerkzaame aandagt der onderzoekeren, van dit belangryk onderwerp verdient: daar hy betuigt, op dat wy dit weinige affchtyven. Ik heken, dat ik, de middelen in oyerweeging neemende, waar door zeer gewoonlyk, de Slaaven in Af, ka verkreegen worden, en de verwoesting, die voortyds de wyze van overvoering na de West Indien vergezelde, eenmaal van gevoelen was , dat het deeze groote en vermaarde Natie (de Entfifc'- ) voegde, in plaats van haar'gezag, door andere Volken te laaten regelen, b.1111 ecu lofwaardig  VERENIGDE NEDERLANDEN. 169 De Planters in Esfequeho en Demerary, hadden, door het verbod van vreemde Slaavenfchepen, alle de uitweikzels eener weezenlyke Af^baiEng des Slavenhandels ondervonden, en deswegen aan de Algemeene Staaten in deezen zin gefchreeven, „ Het is onmogelyk u Hoog Mogenden, de jaarlykfche vermindering onzer Slaa „ ven te berigten; maar zy wordt gemeen„ lyk berekend op vyf ten honderd, of „ een twintigje gedeelte. Dit wordt het „ eerfte jaar weinig gevoeld, de negentien „ overgebleeven Negers, bemerken naauw„ lyks, dat zy het werk doen, 't geen, „ in het voorgaande jaar, door twintig „ verrigt werd. Maar het tweede jaar, „ komt het zelfde weik voor achttien op, „ en zo 'er nog een jaar, zonder ver- „ meer- dig yoorbeeld te geeven, door eene onmiddelyke en bepaalde affchaifing van deezen fchandlyken Handel; en ik zou nog dezelfde gevoelens ftaande houden en voeden, was ik niet, by volkornener onderzoek, en beiere onderrigting, opgeleid, om te vermoeden , dat de voorgefielde middelen ""er niet aan voldoen zouden, ik vrees dat eene onmiddeiyke en plotslyke affchaffing, door ééne Natie alleen, niet aan de oogmerken der menschlykheid, in Africa zal beantwoorden, en ik ben volkomen overtuigd, dat zodanig een maatregel (trekken zou, om, in eene groote maate de elende van verre de meerderheid der Negers, die reeds in de Wht lndien zyn , te verzwaaren; welker afneenjing. in ge>al onvermydelyk is,; en die daarom, niet' verftrrkt uit Africa, hunnen arbeid zodanig, vermeerderd zouden vinden, Els hun gets^l afnam." Zie het vyl'de Deel deezes Werks , in by A, Loojjes pt.. te Maaileiif uitge^ceven. L 5 LXVI, BOEK, I789. Klagtea der Planters over gebrek aan Slaa? yen.  LXVI. BOS tv. !?%. Hoe men in Frankryk op het ftuk des Slaaven handels dagt. Gedreigde Op ftand dei Slaaven in Deme rary. (*) Zy droeg den naam van La Societe des Amis des Noires. Algem. Kunst en Letterbode, 11. D. bl. 142. (f; Men heeft eene Nedtrduitfche zeer leezenswasrdige Verrasling van Iïrissots Rei'ze, derwaards' te Amfl. by M. ds Bruyn, ialll. Deelen. Ï7© DE REPUBLIEK DER ,, meerdering door aankoop by komt. moe„ ten zeventien het werk doe 1, waar toe eerst twintig beftemi waren. Dit m jet „ ongenoegen, verloop en op ftand ten ge,, voke hebben; of, zo de Negers deeze „ overlaading van werk, al geduldig op „ zich neemen, dan is ziekte, en een „ vroegtydiger dood, voor hun het ge„ volg. Of eindelyk, zo de Planters alle deeze nadeelige gevolgen zoeken te ver„ myden, moeten zy trapswyze hunne „ Plantadien inkorten, en ook by gevolge „ verminderen hunne voortbrengzels." , Anders over dit ftuk dagt men in Frankryk, waar, ten deezen Jaare, in Parys de Menschlievende Maatfchappy tot affchapfinge van den Slaavenhandel (*), tot ftand kwam: de beroemde Condorcet, was 'er Voorzitter, en de Heer Brissot de Warvelle, een der eerfte Oprichteren, ftak na America over, om den toeftand der Negeren, aldaar van nader by te ieeren kennen, (f) Wat 'er ook zyn mogte van de behandeling , door onze Volkplanters, den Slaaven aangedaan, waar over zeer veffchillend gefprooken wordt, en wier lot zeker zeer onderfcheiden zal weezen, naar de Hee-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 171 Heeren zyn, welke zy als lyfeigenen dienen, van tyd tot tyd, gewaagen de berigten herwaards overgebragt, van Opftanden door hun aangerigt. Zo vernam men, dat ten deezen Jaare, op drie Plantadien in Demerary , de Negers zamenfchoolden. Niets minder ging hun na, dan de toeleg, om alle de Blanken aan de Westkust dood te flaan; doch een klein aantal Soldaaten, met eenige gewapende Manfchap van een Oorlogfehip, daar ter reede liggende, befchutte eene der Plantadien, op welke het voornaamlyk gemunt • fcheen. Door de Indiaanen van de Rivier Esfequebo, binnen weinig dagen, onderfteund, geraakten de meeste Muitelingen gevangen, en werden te regt gefteld; terwyl men de in de bosfchen omzwervende opzogt, om ze den Regter, nevens de anderen, over te keveren, of af te maaken; waar mede de vrees voor dien Opftand verdween. (*) In Suriname, v/aar men fteeds op de hoede is, en kryg voert tegen de weggeloopene Negers, en eene Linie van ver deediging heeft, met welke het meest be woonde gedeelte dier Volkplantinge tegen de aanvallen van die geduchte en zwervende hoop gedekt wordt, hadt dezelve, in een ftreek, zeer hoog de Rivier op, en verre boven de gezegde Linie gelegen, drie Houtgronden afgeloopen, eenige Blanken vr moord. en Slaaven van daar mede gevoerd. Een gedeelte der Krygsbe- zet- (*) N. Nederl. Jaarb. 1750. bl. 38. LXVL' BO E K. I789. De weggeloopeNegers te Suri' name beteugeld.  LXVI. boek. I?89. Letter en Landbouw bevorderende Inrigting in SurinaPie. J 172 DE REPUBLIEK DER zetting, fchikte zich onverwyld derwaards, om die Ontrusters, in de bosfchen, hunne wykplaatzen, te vervolgen. Dit voorkwam allen verderen aanval, en een Krygspost aangelegd over de plaats, waar die Bende zich meest onthieldt, om dezelve in teugel te houden, verdeedigde dit gedeelte der Volkplantinge dermaate, dat zy, by eenen vrugtloozen aanval, met veel verlies moesten aftrekken. (*) Uit gemelde oorden berigten van dusdanige opftanden aan te treffen is in geenen deele vreemd , vreemder van daar te verneemen, en uit dien hoofde in onze Gefchiedenis meldenswaardig, dat 'er de hand gefbagen wordt aan Weetenfchappen en het ftichten van nuttige Inrichtingen. Dit greep thans in Suriname plaats. Eén enkel Mensch kan veel toebrengen om het licht van kennis te doen opgaan. De Arts J. voegen van Engelen, die zich hier te lande door de vrugten van zijne pen bekend en beroemd gemaakt hadt, na Suriname vertrokken en daar gevestigd, zette zyn Geneeskundig fchryven voort, ten dienste zyner nieuwe Landgenooten. Aan 't hoofd gener Letterkundige Maatfchappy te Paramaribo gefteld, deelde hij een plan mede om ;en nieuw Departement aan dezelve toe :e voegen, onder den naam van Surinaamïh Maatfchappy van den Landbouw, int jerigt om in air. vak ten* meest© nutte van de (*} A7. Nederl. Jaarb. 1790, bl. 39-1065»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 17$ de Volkplanting werkzaam te weezen (*). Om in den veel gelds behoevenden Haat der Oost-Indifcke Maatfchappye te, voorzien hadt men by Holland, in den voorleeden Jaare, kragtige maatregelen genomen (f). Zeeland fpande ook thans de kragten in om die behoefte aan te vullen. Eerst fchreeven de Staaten van dat Gewest eene Geldlee'ning uit van negen Millioenen Guldens, tegen de rente van drie ten honderd, vrydom van Belasting van het Collateraal voor den tyd van dertig jaaren. Deeze Gelden zouden, ten minften voor de helft, moeten opgebragt worden in gereed Geld, gewerkt Goud en Zilver; voor de andere helft zou men Schuldbrieven ten laste van Zeeland aanneemen. By het uitfchryven deezef Geldligtinge vreesden de Staaten reeds, dat dezelve geenen genoegzaamen opgang zou neemen in een Gewest, zo zeer behoeftig en zo zeer bezwaard: weshalven zy den Ingezetenen tevens bekend maakten, dat, wanneer in deeze Geldopneminge geen genoegzaame fom mogt ingetekend worden, zy befluiten zouden tot eene andere Geldligtinge , waar toe ieder Ingezeten van Zeeland vier ten honderd van alle zyne Bezittingen , tegen de rente van drie teri honderd, zou moeten opbrengen. De eerst voorgeftelde Geldopneeming, in den aanvange van Oogstmaand, hadt „ ondanks veeien der Ingezetenen," ge- „ lyk~ C*) Men vindt het in de Algemeene Kunst eft Lx t ter bode, l!. i). bl. 59. Q) /ie onzeFaderl. Hift. XXü. D. bl. 323. LXVt. BOEK. 1789. Geldheffingen ia Zeeland ter onderfchraa*ginge van dé 0. ƒ. Maatfchappy*  174 DE REPUBLIEK DER lxvi. Boek. 1789. Algemeenefchaars. heid aan Geld. „ lyk de Staaten fpreeken" , ryklyk „ het hunne toegebragt hadden , te „ weinig bygedraagen, om het oog„ merk te bevorderen." Weshalven zy, in Üachtmaand, van de vrywillige Geldheffing rot de andere overgingen, en 't geen de Staaten, zo weinig tyds te vooren „ ten gevalle hunner Ingezetenen uit„ fielden" nu werkilellig maakten ; en dus goedvonden „ overeenkomllig met het hoog wys Advys van zyne Hoogheid," te bewilligen in de Geldheffiag by de eerst voorgeftelde van verre aangeduid; maar thans onder het gezigt gebragt der Ingezetenen, die nu genoodzaakt werden , dat geen doen, 't welk de meesten wel voorzien hadden, dat by de eerst voorgeftelde Geldleening, het gewis gevolg zou weezen. (*) Geldgebrek uit het vergelegen Oost hadt, zints lange, de klaagftem tot hier te lande toe, doen klinken, met een hollen wedergalm ; men geraakte 'er aan gewoon, men bragt ter vervullinge aan, en vry en op een meer gedwongen voet; doch daar niet alleen hadt geldgebrek plaats. Schoon des te klaagen een vry algemeene klagt is, was ten deezen Jiare dezelve fterker dan gewoonlyk. Het ryzen der Descontes tot de ongemeene hoogte van meer dan vyf ten honderd, duidde, op dien Thermometer van_ overvloed of fchaarsheid van Geld, dit laatfte, op eene ontzettende wyze , aan. . Men (*) Verzamel, by de Cf'almgt, XV. D. bl. ïp7—308. xvlt D. bl. 288—307,  VERENIGDE NEDERLANDEN. 175 Men bleef niet in gebreke om verfcbeide oorzaaken van deeze kwaaie, met regt een gebrek aan bloed, of omloop van 't zelve, in het lichaam van Staat geheeten, op te geeven. Zonder ons in de beoordeeling in te laaten, wegens de gegrond- of ongegrondheid, het meerder of minder daadlyk aanweezen , dier tot gebrek aanleidende of reeds werkende oorfprongen , willen wy de opgave der voornaam fte, naar aanwyzing van Handel kundigen, met een enkel woord, hier plaats geeven. Zy fpraaken van den minderen Invoer van Goud en Zilver, zints eenigen tyd, uit de Mynen van America na Europa. By deezen minderen Invoer kwam , ter verdubbelinge, eene grootere Verzending dier koostbaare Meraalen uit Europa na Afia. De Oorlog de* Duïtfchen Keizers en van de Keizerin aller Rusfen de Porie bragt men mede by: dewyl het eene door de ondervinding geftaafde waarheid is, dat veel Gelds getrokken wordt na oorden, daar men Kryg voert, magtige Legers teveld houdt, en in veelvuldige Behoeften van allerleien en zeer wydftrekkenden aart; door middel van gereed Geld, grootendeels moet voorzien worden. — Tusfchen Rusland en Groot Briitanje was het verdrag van Koophandel ten einde geloopen en niet vernieuwd: ingevolge hiervan moesten de Engelfche Kooplieden, op dat Ryk Herken handel dryvende , even als die van andere Volken, de Tollen, en andere daar gevorderde Regten, in Ryksdaalders voldoen: 't welk gelegenheid gaf dat de LXVI. BOEK. I789. Oorzaa. ken hier van op. geteld.  ifé DE RÉPUBLIEK DÉR Lxvl BOEK i?8o. Schaarsfieiii aan Graanen* de Engelfche Kooplieden, die Munte uiè ■ Holland ontbooden. —— Veel meer egter dan de laatstgemelde oorzaak bragt eene andere, naar veeier begrip, toé om ons Land van gereede Penningen te ontblooten, de menigvuldige Geldligtingen , met aanbod van hooge Renten, die de buitenlandfche en boven al de Oorlogvoerende Mogenheden, by herhaalinge, hier te Landë deeden, met eenen uitflag, welke zeef afdak by de traagheid, in het doen van Infchryvingen by Geldheffingen ten behoeve van het Vaderland gedaan. Men voerde eindelyk, als eene rede aan, den hoogen Wisfel van Engeland op Holland, waar? door veele Ingezetenen hier te Lande, byzonder de Jooden zich lieten verlokken orn Geld, en bovenal Goud, van hier na Engeland te zenden; ten einde daar voor Wisfels te bekomen, en het voordeel van deri hoogen Wisfel te trekkem De geftaadige vervoering van veel Gouds na Engeland leedt geen twyfel, daar het openlyk, langs den gewoonen weg, menigvuldig gefchiedde , en men alle rede 'hadt om groote overmaakingen , langs andere wegen, bykans even zeker te ftellen. Schatten Werden 'er op die wyze verhandeld , en fchoon byzondere Perfoonen hier door veel gelds wonnen, diende dit ten middel om by zeer veele anderen den voorraad en omloop' des gereden Gelds te verminderen, en te doen vertraagen. Schaarsheid van Geld in den Omloop mogeveelendrukken, tèrwyl eer%ëh hief iti  VERENIGDE NEDERLANDEN. 177 in het middel vonden om fchatten te vei zaamélen : eene andere fchaarsheid deet zich dreigend en drukkend op, ten aar; zien vau eene der Levensnoodwendig heden, Welke ons Land, by lange na niet in eene genoegzasme hoeveelheid, voort brengt ttot voedzel der Ingezetenen noodig teiwyl het egter zints lange, de Koorn fchi-ur van Europa genaamd en ge weest is, door den iterken Handel daar ir Graanen gedreevert : een Handel, die t< meermaalen den afgunst wekte, en det nyd met een fcheel oog op ons Land deed nederzien; Verhaa?end was, ten deezen Jaare, d< fteigering;van denPrys der Graanen,in by k:ms alle Landen van Europa, zo waar dezélve in den groottten overvloed vallen, er van Waar zy verzonden worden, als waat men de Stapelplaatzen en groote Markten van dezelve aantreft. De toevoer van Graanen uit America, in welk Werelddeel een nieuwe Koornfchuur, als 't waare werd opengezet, droeg wel iets by ; doch kon de ongelegenheid op verre na niet weeren. De lysten van de Pryzen der Graanen getuigen van deeze Marktfteigeringen (_*). Ten voor- (*) In de Maand July deezes Jaars werd, uit Frankryk gemeld, dat de Onuerfrand, in de thans plaats hebbende fchaarsheid van Graanen in Frankyy*,op orde des Konings, buiten 's La^ids, opgekogt, en ten grooten deele reeds in dat Ryk ingevoerd, biykens eene egte opgave van den Heer Necker aan de Nationaale Vergadering gedaan, niet minder bedroeg dan 404 duizend 463 Quln- XXÜL Deel. M talen, ■ LXVI. t n c E K. - 1789. > 1 ! Hooge prysder Graanen.  i78 DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK. I789. Waar aar dezelve worde toege- fchreven HoeStaa len van Jioilana overdec ze Duui te fprai ken. voorbedde ftrekte, dat de Tarwe, die in 't laatst des voorgaanden jaars, Honderd en Tagtig Goud - Guldens goldt, thans voor Driehonderd en Zeventig verkogt werd: een ongehoord verfchil in zo kort een tyds bellek. Het klimmen der Pryzen maakte de\^ Voorraad fchuuren, waar men de Graanen uit de eerfte hand heeft, ledig en hieldt men dezelve elders op , in de verwagting dat die pryzen, hoe hoog, nog hooger zouden loopen. Geen algemeen misgewas in de Landen , waar voor Europa deeze Leevensnoodwendigheden doorgaans in de groorfte ruimte vallen, was hier van de oorzaak; ' maar wordt zulks, -voor geen gering gedeelte, toegefchreeven, aan een plan om Frankryk in de deerlykfte verlegenheid te ftorten, door gebrek aan die behoefte des Leevens, 't welk zich in dat Ryk reeds, onder eene fchrikbaarende gedaante veeier wegen deedt zien. — Lieden kundig in den Graanhandel hebben ons, te meermaalen verzekerd , dat geen daadlyk gebrek oorzaak gaf tot die ontzettende Marktpryzen. In de Aankondigingen van wegen de Staaten in een en ander Gewest onzes Lands ge- \ taaien, zo van Tarwe en Rogge als van Gerst en " Ryst, die de Koranglyke Schatkist meer dan 25 MUL Livrei Honden te kosten. Door deeze maatregelen, en de meer en meer aangroeienden toevoer van buiten, byzonder in de Havens van Normandyen, begon men hoop te fcheppen op eene fpoedige senoegzaame vervulling van dit gebrek. Jkem. Kunst en Letter Bode 111. D. bl. 31.  VERENIGDE NEDERLANDEN* 17$ gedaan , ontmoeten wy geene andere dan algemeene en duistere aanduidingen, wegens de Duurte van het Graan , en zonderlinge fchikkingen op den prys van 't Brood. Immers Staaten van Holland lieten zich, in Hooimaand, op dit Stuk, in deezer voegen hooren; Alzo wy in ervaaringe gekomen zyn, dat, door eene „ zamenloop van omfiandigheden, eene al„ gemeene fchaarsheid van de hoogstnood„ zaaklyke Graanen van Tarw en Rogge, ge„ noegzaam door geheel Europa,ptezLts heeft, „ dat mitsdien deeze Staat, den toevoer, „ welke zo ryklyk over Zee en langs de „ Rivieren,in gewoone tyden, wordt aan* ,, gebragt, met andere Landen moetende ,, deelen , daar uit gebooren is zodanige „ fteigering der Pryzen , dat daar van, „ in veele jaaren , geen voorbeeld is ge„ weest, hebben wy deeze omflandighe„ den in ernftige overweeginge genomen, „ en daar by aangemerkt; dat indien de „ Zetting van het Brood moest geregeld „ worden in evenredigheid van de voor„ gemelde hooge Pryzen van Tarwe en „ Rogge , en , by aanhoudenheid, naaf „ maate van derzei ver verdere fteigeringe, „ verhoogd, zulks tot een zeer groot Be9, zwaar voor het algemeen , en tot eeri „ ondraaglyken last voor de mingegoeden „ en arme Ingezetenen zou worden , en „ wy,. zo veel in ons vermogen is , tegen de gevolgen van deeze onmaatige Duur„ te , tegen de vreeze van Gebrek , in 9, deeze Provincie , willende voorzien « M s M heb* SOEK,  j8o DE REPUBLIEK DER1 LXVI. Soek. 1780. „ hebben wy, onverminderd de maatregelen^ „ welke de Regeeringen der Hemmende Ste„ den, goedgevonden heben , ten aanzien „ van hunne Burgers en Ingezetenen te nee„ men, of nog zouden mogen neemen, goed„ gevonden vast te ftellen : dat van nu „ af aan, tot den eerften October aanftaan„ de, tegen welken tyd men hoop heeft „ op de vervulling van den nieuwen „ Oogst, de Zetting van het Brood, ten ,, Plattenlande alom binnen deeze Pro- „ vincie, niet zal worden verhoogd. ,, Dat, ten einde de Bakkers mogen in„ ftaat gefteld worden om het Koorn te „ bekomen , dat zy het naar de voorge,, melde Zetting kunnen verbakken ; en ,, om dezelve eenigzins te gemoet te kothen, in de reeds geledene Duurte, wy by deezen vryheid geeven aan alle Bak„ kers ten Plattenlande, welke onder Eede „ zullen kunnen verklaaren , geen Voor„ raad van Tarwe of Rogge te hebben „ gehad, en dezelve niet te hebben kun„ nen bekomen tot een Prys, die naby geëvenredigd is, of geweest is aan de „ Zettingsprys van het Brood, dat zy „ zich , tot den eerften October aanftaan„ de, kunnen vervoegen aan de Sehou„ ten en Geregten , waar onder zy be„ hooren, en aldaar onder Eede als voo„ ren, opgeeven de kwantiteit van Tarw „ en Rogge, welke zy ieder Maand, te ,, rekenen van den achtften July tot den „ achtften Augustus, voorts van den acht„ ften Augustus tot den achtften Septem- i, ter*  VERENIGDE NEDERLANDEN. i8x s, ber, en geduurende de laatfte drie weeken van den achtften September tot den 9, eerften October deezes Jaars , in hunne , Bakkeryen zullen hebben verbakken, „ mitsgaders tot welke Pryzen zy dezelve „ Graanen zullen hebben ingekogt, en ,, dat deeze te doene opgaven, door dezelve Schouten en Geregten, aan onze „ Gecommitteerde Raaden, by het einde ,, der geftelde Termynen, zullen worden „ toegezonden; ten einde door dezelven, „ uit 's Lands Kas , aan gemelde Bak„ kers, worde goedgedaan , het geen zy, „ tot het bekomen van voorfchreeven „ Graanen, genoodzaakt zyn geweest „ te moeten befteeden boven den Prys , „ naar welke de Zetting van het Brood „ gereguleerd is, tot de gemiddelde Pry„ zen der Markten van Amfierdam , Rot„ ter dam en Dordrecht op de tyden, ,, wanneer de voorzegde Graanen door de „ Bakkers zyn ingekogt.1' De Staaten voegden, tot voorkoming van bedrog, hier nevens ; „ vermids deeze on„ ze voorzorg , door welke het Room, „ op eene zo voordeelige wyze, verkryg,, baar gemaakt word, alleenlyk ten oog„ merk heeft het gerief en.de verligting „ der Ingezetenen , bevelen wy en ftel„ len by deezen vast, dat, wanneer een „ Bakker van het alzo door hem opge„ geeven Koorn eenig ander gebruik „ maakte, dan om hetzelve in zyn Bak3, kery te verbakken, hy eene boete zal M 3 „ moe« Lxvr, BOEK. I78Q.  LXVI. BOEK. I789. Byzon dere fchikkin gen te Amfterdam. DleStac deswegen gepreezen, 18a DE REPUBLIEK DER „ moeren betaalen van twee duizend Gul„ dens." (*) Ten aanzien der fchikkingen in byzondere Steden van welke, in deeze Afkondiging, gewaagd wordt, ftak Amfierdam , boven anderen uit. Om de duurte op die algemeene Benoodigdheid, voor de fmalle gemeente, tot geen ondraaglyk bezwaar te maaken , bepaalden Burgemeesters de Zetting van het Brood tegen twee honderd en veertig Goudguldens de Last Tarwe, en vonden goed alles, wat de Tarwe meer goldt dan twee honderd en zestig Goudguldens , aan de Bakkers in de Stad goed te doen. Terwyl zy op het Roggenbrood eene fchikking maakten,die den Prys van dit allerbenoodigst voedzel voor geringe Lieden, draaglyk deedt worden; met fchadeloos ftelling voor de Bakkers. De invloed deezer Koopllad hadt alle Voorlieden, wegens een verbod van Uitvoer uit Holland, met de duchtigfte redenen, van Handel en Algemeen belang ontleend, weeten te keeren, en verdienden de Afgevaardigden des wegen allen lof. Burgemeesteren worden by zommigen ook gepreezen , dat zy , by tyds, eenen grooten voorraad van Koorn opkopten. Een opkoop, die den prys tot^de gemelde ongewoone hoogte deedt klimmer. Door deezen voorraad , zeggen eenigen, was de .Regeering inftaat, de Baatzugt van ( ) Refal. van Holland. 28. July 1789.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 183 van zommige byzondere Kooplieden voortekomen, en den Prys te dwingen; rees dezelve te hoog , dan verkogt de Stad, en deedt daar door den Prys oogenbliklyk daalen: was de Prys hier door weder laag, dan kogt de Stad wederom in. Zy willen dat de Stadsregeering , door dit Handelbedryf, den al te hoogen en drukkenden Prys deezer allernoodigfte behoefte heeft voorgekomen, en een overgroot nut aan het algemeen toegebragt; zy voegen 'er by, dat men door dit beleid eene aanzienlyke fomme gelds voor de Stad gewonnen en overgehouden heeft. (*) Dan, om geene aanmerking te maaken over de bevoegd of onbevoegdheid eener Stadsregeeringe, om dus de rol van Koopman te fpeelen , waar voor en tegen niet weinig zou te zeggen vallen, en de omftandigheden voor of tegen kunnen beflisfen, vinden wy, wegens den opkoop daar ter Stede , ten aanzien van zommige Staatsleden opgetekend „ dat zy", wy fchryven, niets beflisfende , de eigen woorden af, „ om in Frankryk een Hon„ gersnood te helpen favorifeeren , de „ noodige orders gegeeven hebben aan „ het huis van Roquette en van de „ Pol. te Amfierdam, om eene zekere „ kwantiteit Graanen op te koopen, en wel ten beloope van 2800090 Guldens , „ welke men naderhand weder ,, uit be„ noodigdheid van Penningen, heeft moe- „ ten C) 2V. Nederl. Jaarb. 1789. bl. ;ó".f, M 4 LXVI. li O e k. I789. De Graanhandelvan zommigeStaatsleden gewraakt  184 DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK. I?8p. Schikkingen te Rotterdam. BepaaItogen in Utrecht op den 1 Graanhandel» 1 ten verkoopen, en waar uit eene aan„ merkelyke fchade voor den Lande vdort„ gevloeid is: dewyl 'er niet minder dan „ 1350000 verlies op viel." (*) In Rotterdam nam de Regeering, even als te Amfierdam , dergelyke voorzorgen om aan de Bakkers eene vergoeding te geeven,'t welk den armen te ftaadê kwam; want, daar volgens de Markrprys der Graanen in Hooimaand, het Tarwenbrood van drie Pond door de Ingezeténen zou moeten worden betaald tegen zeven en een. hahen ftuiver, werd het, volgen ie iaitfte Zetting, verkogt voor zes Huivers en, ten half: terwyl het Roggenbiböd va,! vier Pond'bleef op vier ftuiver s en zes duiten, 't geen anderzins, naar den toenmaaligêri Marktprys, tegen vyf ftuiver s en vier duiten sou gekomen zyn. (f) Elk Gewest droeg, ten aanzien van dit jelangryk ftuk, zyne byzondere voorzorgen, De Staaten van den Lande van (*) Bowwens aan zyne Committenten bl. 355. /ergeleeken met bl. 598. Hy voegt 'er nevens, „ hier Van byna met zekerheid te kunnen zeg? „ gen, dat de Ridder Bentinck daar mede de di, rectie in gehad heeft, zo als blyken kan uit ver, fcheide Brieven by hem ten dien opzigte gê« , vonden , door David Wendorp en deszelfs , Broeder gefchrëevenwaar uit men tevens zien , kan welke lieden men daar toe gebruikt heef? , buiten 's Lands \ zynde de Brief van P. S„ , Wenoohp, welke over de Graanen handelt, , den 1 July 1789 uit Amfierdam aan Rhoo^ > gefchreeven. ' (f) N. Nederl Jaarb. 1789. bl. 928.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 185 Utrecht., vernomen hebbende, dat, niettegemtaande het Verbod by verfcheide Publikatien en Waarfchouwingen daar tegen, veele Perfoonen ten Plattenlande zich vervoegden om allerlei foorcen van Graan vóór of op te koopen, waar door aan de openbaare Markten, in de beflootene Steden , niet alleen groot nadeel werd toegebragt; maar ook de goede Opgezetenen en Huisluiden konden worden misleid en benadeeld in den Piys demdven, en oorzaak gegeeven tot eene verregaande fteigeringe van den Prys, wanneer dezelve als uit de handen van de Vóór of Opkoopers zou moeten gebrooken worden, tot bezwaar van alle In- en Opgezetenen des Gewests, by ronder in de tegenwoordige Duurte der Graanen — vonden goed een algemeen verbod te laaten uitgaan. By 't zelve werd een iegelyk verboden eenige Graanen, of ook Meel van dezelve , ten Plattenlande gevonden wordende in Huizen, Bergen, Schuuren, Schuiten, Wagens, of waar ook, het zy gedorscht of ongedorscht, te gaan vóór- of opkoopen, om daar mede Handel te dryven, of ook aan zodanige Vóór- of Opkoopers te verkoopen , of ook wel dezelve by Monfteren te veilen , om naderhand te leeveren, of ook op tyd te verkoopen. — Zy bevelen dat alle Opgezetenen zouden gehouden weezen hunne Graanen te brengen in de beflootene Steden van het Sticht om aldaar te verkoopen, of te markten. -— Het \>\ze$ nogthans aan de Op« M 5 §e< LXVI. BOEK.  i85 DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK. gezetenen ten Plattenlande geoorlofd onder den anderen te koopen of te verkoopen , zo veel zy ten onder ftand van hunne Huisgezinnen, of weder bezaaijen van hun Land, en zo verre Bakkers of Brouwers ten Plattenlande betrof, dezelve tot voortzetting van hunne Neeringen noodig hadden. Alles op verbeurte van het Graan of Meel, dat tegen den inhoud dier Publikatie zou worden verkogt, of, ingevalIe die niet mogten zyn agterhaald , de waarde van dien, boven eene boete van drie honderd Guldens door Koopers en Verkoopers beiden te verbeuren. En dewyl het zou kunnen zyn, dat reeds Contracten van Vóór- of Opkoop, of Aflevering op tyd, tegen dit verbod, waren gemaakt en geflooten , verklaarden zy die alle, in zo verre dezelve binnen zes Maanden vóór die Afkondiging hadden plaats gegreepen , te niete te doen, niet willende dat daar uit eenige Actie of Regt zou worden gebooren of vervolgd. (*_) De fterke uitvoer van Graanen en daar uit onvermydelyk ontftaande Duurte ook van andere Leevensnoodwendigheden, deedt de Stads Regeering van Uirecfo in den Zomer deezes Jaars, een verbod uitgeeven, tegen het voor- en opkoopen van Graanen en Eetwaaren „ als mede het veilen en verkoopen dier Levensbehoeften langs de Huizen, geduurende den Markttyd. (f) In (*) N. Nederl. Jaarh. i?So. M 5^2. (t3 N. Nederl. Jaarb. 1789. bU 784.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 187 In Zeeland, het rykfte der Bondgenootfchaplyke Gewesten in het opleveren van Graanen , droeg men byzondere voorzorgen tegen Gebrek. De Staaten betuigden, in Wynmaand, dat zy , niets meer ter harte neemende dan het belang hunner Ingezetenen te bevorderen, 't geen onder andere gelegen was , dat een ieder, naar zyn en ftaat, de meest noodzaaklyke Levensmiddelen , tot eenen redelyken Prys, bekomen kon, met veel kommers aangedaan geweest waren, wegens den weinigen voorraad van Graanen, en de bovenmaatige Duurte, welke daar door, zints eenige Maanden, hadt plaats gegreepen. Wel hadden zy reden om de Voorzienigheid te danken voor een ryken en milden Oogst, die de vreeze voor fchaarsheid deedt ophouden, en de kommerlyke uitzigten, die 'er met reden, wegens den harden Winter waren, deedt veranderen in eene geruste verzekering, dat zy, mits gepaste maatregelen neemende, voor Gebrek waren bewaard gebleeven. Ondanks dit alles vernamen de Staaten van Zeeland, dat de Pryzen der Graanen wederom reezen, en 'er groote verzendingen plaats hadden. Dit bewoog hun om zorg te draagen, dat de goede In- en Opgezetenen, zo verre menschlyke vermogens en maatregels zulks toelieten, bewaard bleeven voor gebrek aan Brood, en dat te gelyk een vryen loqp gelaaten wierde ann den Ia- en Uitvoer, ten voordeele van den Koop- LXVTj BOEK,' I789. Zorgen in Zeeland ge» draagen.  i88 DE REPUBLIEK DER lxvi. B O Ë K. I789. Hoe zy over het Verbod van Uitvoer dagten., Hoe over het Koopman, Winkelier, Landman en minvermogenden Arbeidsman. Onder de Middelen, tot voorkoming van gebrek, was den Staaten wel voorgekomen een Verbod van Uitvoer, of een Opkoop van Graanen. Over deeze laaten zy zich byzonder en in deezer voege uit, dat zy, ten opzigte van het Verbod van Uitvoer, „ het belang inziende van alle hunne In„ gezetenen, in bedenking hadden geno„ men, dat aan dit Middel, niet dan in „ den meeriten nood, kan noch mogt ge„ dagt worden 1 dewyl het eenen aller„ nadeeligften invloed hebben zou op den „ Koophandel; daar Verbod van Uitvoer „ een ftilzwygend Verbod van Invoer in„ floot, dat de anders van buiten inko„ mende Graanen van de Markten in de „ Provincie zouden worden afgewend; dit (, zou den Koopman in zyne Speculatien ,, bepaalen, den Commisfionaris van zyne „ Provilien berooven, den Winkelier het „ vertier zyner waaren doen verminderen; s, den Sleeper en A^dder een gedeelte „ van zyn loon doen derven; terwyl dit „ allerfchadelykst zou weezen voor den „ Landman, en de Pryzen der Graanen ,, in Zeeland tot zulk eene laagte brengen, „ dat deezen reden zouden hebben om „ zich te beklaagen van geen aandeel te „ hebben in de voordeden , die andere „ Landgenooten te beurt vielen." Ten aanziene van eenen Opkoop der Graanen, fpraaken zy in deezer voege 93 da?  VERENIGDE NEDERLANDEN. 189 „ dat hun gewigtige reden waren ,, voorgekomen, waarom zy een Mid- del, het geen in het algemeen, het „ eenvoudigfte en gemaklykile is, in dit Tydftip niet raadzaam vonden; gemerkt. „ zo die Opkoop de gewenschte uitwer„ king zou hebben, 'er gezorgd behoor„ de te worden , dat zulks in tyds ge„ fchiedde; en fchoon hier aan kon vol- daan worden, dit geen invloed behoor,, de te hebben op het fteigeren der Pry„ zen, waar van zy met reden het tegen,, deel vreesden ; behalven dat noch de „ Provinciaale, noch de Stedelyke Finan,, tien het toelieten dat de fchade, die „ hier door kon veroorzaakt worden, en „ het geen reeds zo merkelyk ondervon,, den was, by voortduuring , ten laste „ van dezelve, kon gebragt worden." Zorgende tegen gebrek , en in 't oog houdende het wederkeerig belang der Ingezetenen, oordeelden zy het redelyk en billyk, dat allen dezelve voor hun gebruik eenen meer dan gemeenen Prys beiteeden voor het Brood, en dat ook de Landlieden , die zo ryklyk deelden in de Zegeningen , die de Voorzienigheid fchonk, zo zigtbaar doorllraalende in het opwasfen , ryp worden en inzamelen van den jongilen Oogst, door het afllaan van een gedeelte hunner Graanen tegen eenen redelyken Prys, ook het hunne zouden toebrengen ten nutte hunner Mede - Ingezetenen. Uit hoofde van dit alles Helden de Staaten vast, dat ieder Landman, in de ge- hee- LXVI. BOEK» 1789. opkoopen. Schikkingendaar gemaakt.  i6o DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK* I780. ; j 1 ( ! I i c I c c f c '< i e t \ d ii I \ lieele Provincie, ten gebruik© der Ingeze:enen zou houden en leveren yyf zakken Tarwe van ieder Gemei, tegen een hier bepaalden Prys (*). Op ftraffe dat hy, daar tan niet voldoende, maar een gedeelte van iie bepaalde hoeveelheid, anders dan tot ;ebruik verkogt, hy van elke dus verkogte ak twee Ponden Vlaamsch boete zou moeen betaalen. Men oordeelde, dat het beloop van duslanig eene Leevering de Inwoonders van Zeeland, op honderd duizend begroot, :ou kunnen voeden. Eene berekening der op gemaakt zal eenigermaate ten bly:e kunnen ftrekken van de Tarweteelt in iit vrugtbaar Gewest. Volgens eene be;rooting worden in Zeeland van de honerd gemeeten fchotbaar land, twintig met rarwe bezaaid, en dat, naardien Zeeland mtrent twee honderd duizend gemeeten chotbaar land bevat, derhalven veertig uizend ten Tarwenteelt bezaayd zyn, en :r dus vyf zakken van ieder Gemet, dit i twee honderd duizend zakken voor acht n twintig Schellingen moesten geleeverd .•orden. Een Gemet leevert van tien tot «raalf Zak op; en dus mogt men, in dit rugtbaar Jaar, met grond veronderftellen, at 'er ten minften twaalf Zakken van :der Gemet waren gekomen; dat dus de .andman ten minden zeven Zakken tot rerzending zou kunnen verkoopen, en dus (*) Te weete: 1:8:0 Pond Vlaamsch de Cos» be Zak.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 161 dus nog twee honderd en tachtig duizend Zakken uit Zeeland kunnen uitgevoerd worden (*). Bepaalingen van Uitvoer door de Algemeene Staaten daargefteld, by een Plakaat in Sprokkelmaand deezes Jaars , ingevolge van 't welke de Uitvoer van Graanen , uit den Lande van Overmaaze, tot onzen Staat behoorende, uit den Vroenhove, mitsgaders uit de verdere Bannen , en Diü rieten onder hun Gebied, by en omftreeks Maaftrkht gelegen, was verboden , hadden daaromtrent verkeerde handelingen plaats gegreepen ; die ten gevolge naa zich fieepten, dat uit die Landen geen toevoer na Maaflricht gefchiedde; 't welk groote duurte en fchaarsheid in die Stad , en den omtrek van dezelve zou kunnen doen ontftaan, in gevalle 'er geen kragtdaadige middelen ter voorzieninge werden aangewend. Dit deeden de Staaten by een Plakaat in Wynmaand (f). Geen Spys in den Lande algemeener voedzel voor de Ingezetenen, naast Brood, opleverende , dan het gezegende Grondgewas, de Aardappelen, werden de Algemeene Staaten, in Slachtmaand, te raade om , ter oorzaake van de fteeds aanhoudende en de min vermogenden zo zeer bezwaarende Dueirte der Graanen en andere Leevensmiddelen, welke niet te voorzien (*) N. Nederl. Jaarb. 1739. bl. 1396 en 1762. enz. Ct) Mol. Gen. 2. Oct* 1789. LXVI. BOEK. 17X9Maai* tricht voor gebrek be-. fchuu . Bepsw- iingen ?mtrenc ten Uit. ?oer van \ardappeien.  *92 DË RÉPUBLIEK DER txVI. BOEK. 1789. Belasting in Fries/and op den uitvoer gefteld. zien was dat binnen korten tyd zou kunnen worden weggenomen, den uitvoer van Aardappelelen , tot den eerften van Zomermaand des volgenden Jaars , te verbieden ; ten einde dit nuttig voedzel voof een gemaatigden Prys verkrygbaar te döen blyven. De ftraffe op den Uitvoer gefteld was de verbeurte der Aardappelen, die men zou hebben tragten uit te voeren , als mede van de Schepen, Schuiten, Wagens , of Karren, ten dien einde gebruikt; boven en behalven de dubbelde waarde der Aardappelen, welke men zou hebben tragten uit te voeren. Alleen met uitzonderinge van de kleine hoeveelheid, ten dienfte van het Scheepsvolk op reis(*> Friesland, onder alle de Gewesten geen•dns het minfte in het uitleeveren van dien Leevensvoorraad, hadt des wel veel; doch de Staaten , lettende op den fteeds toeneemenden Uitvoer, niet alleen buiten die Provincie, maar zelfs buiten de Republiek,vonden in Slachtmaand goed, eene belasting van twaalf ftuivers te leggen, op ieder Ton Aardappelen , ter voorkominge, dat de prys dier vrugt tot eene buitengewoone hoogte loopende, de minvermoogende Ingezetenen geen gebrek aan dit voedzel zouden lyden Cfö Zo veel nafleeps hadt eene Duurte die fommigen vermoedden den oorfprong genomen te hebben uit Staatkundige be- doe- C*) Refol. Gen. 30. Nov. 1789, (t) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 1788.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 193 . doelingen ; zo ftrekt het lydend Menschi dom ten voorwerp van veelvuldige folteringen , die op eenen grooten afftand werken. . Niet alleen kenmerkte dit Jaar zich , by onderfcheiding , door de Duurte der ' Graanen, waarom wy 'er het voornaamfte 1 van optekenden; maar ook door de ftrengheid des Winters , welke verfchynzelen 'opleverde, in 's Lands gefchiedenisfe meldenswaardig, en edelmoedige bedryveh deedt gebooren worden , wier ophaalen eenigzins kan dienen tot vergoeding van den weedom, welke het edel hart gevoelt, by het bedenken van het leed 't geen den Inwoonder treft. §•■; De koude van deezen aanmerkelyken j Winter, en de vorst daar aan geëvenrej digd , mogen gezegd worden, in 't laatst d i van Slachtmaand des voorigen Jaars, eenen v j .aanvang genomen , met het begin van " ! Wintermaand herhaald, te midden van de-f, zelve zich met meer heftigheid betoond, h én tot den veertienden van Louwmaand, by tusfchenpoozen, fterk gekneld, en dus yyftig dagen aangehouden te hebben (*). — Een en ander welgeftaafd voorval, uit dee- (*) In de Algem. Konst en Letterbode vindt mets de Waarneemingen deswegen gedaan, inzonderheid te Harderwyk, Haarlem en Rotterdam: werwaards Wy den des weetgierigen Leezer wyzen, om den Thermometer ftand, en de dikte van het gemaakte Ys te verneemen; met veele daar by gepaards Wast- XXIII. Deel. N Lxvr. b o ek 1789. Streng, leid des Vintere» Loop eezes 'intersj et eehi" v by- mder» idèh".  194 DE REPUBLIEK DER LXVI. boek. 1789. Waarneemingen. I D. bl. 202. Iï Deel. bl. 6—24. en 34 en 37. De Thermometer daalde, blykens dezelve, een en andermaal tot 2, 4. en volgens eenige tot 70 onder o. Uit de daar by gebragte waarneemingen blykt, dat de koude, die van alle voorige hardewinters, zo niet overtroffen , gelyk zulks op veele plaatfen het geval was, ten minfte geëvenaard hebbe-, terwyl haar het begin en de langduurige geftrengheid deezen Winter, in 't algemeen van alle bekende ftrenge onderfcheidt ln den jaare 1740 is de Thermometer hier te Lande niet laager dan 20 onder o, en in 1776 niet laager dan 40 onder o waargenomen. In het eerstgemelde Jaar was de vorst wel langduurig; doch flegts, geduurende weinige dagen tot eenen aanmerkelyken trap van ftrengheid geklommen ; die van het laatstgemelde Jaar hieldt vier en twintig dagen aan — haamlyk van 9 Jan. tot 2 Feb. daar de vorst van den tegenwoordigen Winter reeds den 24 Nov. begon , en onder eenige korte verpoozingen, van flegts weinig dagen, rot den 14 Jan. heeft aangehouden. De zwaarte van den Dampkring was deezen Winter zeer opmerkelyk. De Barometer klom tot eene byna onvoorbeeldlyke hoogte, en bleef'erop (taan. Immers ftondt hy niet alleen van den 21 Dec tot den 8 Jan., alleen Nieuwjaarsdag uitgezonderd» beftendig boven 30 Eng. Duimen, maar ook meesttyds veele lynen daar boven , voor al de drie koudfte dagen, ja den 5 Jan. op een halve lyn na, op 31 Duimen, het uiterfte der Baromeeter fchaale. — Opmerkelyk deedt deeze Winter zich ook elders, op Breedtens, waar men dezelve niet gewoon was, gevoelen. Wie Iu«t heeft dit na te gaan, raadpleege de Algem. Kamt en Letterbode, II P< bl. 28. en 35. en 43. deeze vorst gebooren, zal eene korte vermelding verdienen. Een Stalhouders knegt te Rotterdam reedt, op den achttien van Louwmaand, met een fleede met twee Paarden en vyf Mannen over het Ys van het  VERENIGDE NEDERLANDEN. 195 het Hollandsen" Diep, van de Hooge Zwaluwe tot aan Drimmelen. Veele Menfcher gingen te voet de Rivier de Schelde ovei van Vianen tot Stavenisfe, als mede var Zype tot St. Anneland Het eerfte ge beurde zelfs niet in de hier te lande bj uitflek bekende Winteis van mdccix. en mdcoxl. terwyl ftokouden verhaalen, dat het laatfte ook in mdccxvi plaats gehad hebbe. De Zuiderzee was zo vast bevrooren, dat men van Medemhlïk en Enkhuizen, over deeze binnen Zee, na Staveren ging. De Noordzee aan onze Sranden lag, tot eene aanmerkelyke uitgeftrektheid, te eenemaal digt, zulks men van Zandvoort, tot op drie uuren verre over Ys kon gaan (*). De dikte van het Ys haalde op veele plaatzen by de zeventien duimen. Getuigden voorige ftrenge Winters van de hulpryke Milddaadigheid den Nederlanderen aangebooren, en altoos uitgeoefend als de ftem der behoefte en des noods zich liet hooren, deeze fprak niet of hulp- vaar- C') De Vaart van Calais op Doüvres was geheel geftremd. Het Kanaal lag, tot op eene tusfehenwydte van twee uuren na,scheel digt. inhet Noorden was de vorst zo fterk, dai men zints den 2 Dec. de Groote Beid kon beryden; den 18 ging men van Calmar tot Oeland over 't ys , als mede ovef den Zeeboezem tusfehen Zweeden en Finland. — Vreemder nog was het, dat alle Franfche Havens ook die,der meest Zuidelyke deelen van het Ryk, gelyk die van Marfeille, als mede de Rivier Rhone fterk bevrooren geweest zyn. Algem. Komt- en Letlerb. ü D. 36. N fl Lxvr.> I BOEK. I789, Milddaa* dige Gifte te Haarlem  ïo6 DE REPUBLIEK DER LXVI. boek. 1789. vaardige handen tastten allerwegen wel diep' in de beurze om de fchreiende armoede te hulp té komen. Een en ander voorbeeld moeten wy, ter eere van den Land* aart, vermelden. Haarlem ging hier andere Steden voor, en toonde, by het bekendmaken van het inzamelen deezer buitengewoone Liefdegift, in derzelver uitdeeling, meerder de ftem der Menschlykheid , dan die van Gezindheidsyver, te willen hooren: immers gaven Burgemeesters te kennen, dat alle de Penningen, welke, op de door hun op voorgefchrevene wyze, zouden worden ingezameld, onder de Behoeftigen van allerlei Gezindheden zouden worden verdeeld, gerekend naar het getal der Perfonen en Huisgezinnen , by ieder hunner bedeeld of die buitengewoone hulp en voorzorg verzogten ; met bepaaling, dat de Liefdegaven , te deezer gelegenheid uitgereikt, by geene der Armbezorgeren, tot eenige andere eindens mogten worden befteed, dan om de noodlydende Ingezetenen , geduurende deeze ftrenge koude en felle Winter tyd , geëvenredigt aan den nood, waar in zy zich bevonden, te gemoet te komen, en hun van eenig dekzel, voedzel, brandftoffe, als anderzins, te voorzien. De Inzameling bragt 4157. Guldens op (*). Noch de Doopsgezinden, noch de Aemonjlranten daar ter Stede verkoozen in de verdeeling dier ingezamelde Penningen iets ten baate hunner behoeftige Le- (*) N. Nederl. Jaarh. 1789. bl. 26 «n u/.  1 VERENIGDE NEDERLANDEN. 197 Leden te ontvangen: deezen uit eigen Fonds, ryklyk van het noodige verzorgende. In Amfierdam betradt men 't eigende ïiefdefpoor als te Haarlem, met dezelfde uitgeftrektheid tot alle Christengezindheden en werd 'er de aanzienlyke fom van36385. Guldens ingezameld. — Vonden de Jooden zich hier van uitgeflooten de Parnasfyns der Portugeefche Jooden daar ter Stede, de armoede en bedroefde omftandigheden in welke zich hunne Armen, door den feilen Winter, bevonden, kondigden in hunne Synagoge aan , dat zy eenige dagen, op gezette uuren, in de Vergaderkamer zouden zitten, tot het ontvangen van Liefdegiften , waar eene beflooten bosfe geplaatst was, in dewelke de gegoeden onder de Gemeente, naar ieders vermogen en wil, konden bydraagen, 't geen hy zou goedvinden, zonder gehouden te zyn des rekenfchap aan de Parnasfyns te geeven ; doch ftondt het elk vry zyne gifte, des begeerende, te laaten optekenen (*)■ Aan het loflyk oogmerk der Parnasfyns werd beantwoord: en weeten wy van goeder hand , dat Christenen daar ter Steede ook in deezen gaven toebragten om de fchreiende ar-r moede onder de talryke Joodfche Natie, door handen der Parnasfyns te vertroosten. 's Grayenhaage dak mede in Milddaadigr h heid uit, fchoon op eenen anderen voetin in-^ (*) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 109. ', ' N 3' LXVIi BOEK. I789- 1 e Atn* lerdant, oemen 'sHaader Ar-  198 DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK. moede t hulp kwam. Weldaadlg- heid te Utrecht. ingerigt. Men ontwierp een Plan van Toelaagen tot menschlievende giften, waar in Lieden van aanzienlyken, en ook uit den Burgerftand deel namen: de uitreiï kingen beftonden in Brood, Kaas en Bier aan Armen en Behoefugen. Voorts werden ; 'er verfcheide aanziènlyke Liefdegiften geofferd tot den aankoop van Kleederen en andere Eetwaaren. Hoe men in die, uitdeelingen, ten aanziene van de verfchillende Gezindheden, te werk ging is ons niet gebleeken : wel dat Armbeftuurders van de Roomfche Armen in deeze Hofplaatze , op bekomen verlof van den Hove van Holland en de Magiftraat van 'j Gravenhaage , verlof kreegen om eene algemeene Inzameling voor hunne Armen te doen, die de aanziènlyke fom van 3225 Guldens in handen der Arm- bezorgeren ftelde. Men vermeldt ook dat de Stadhouder, een en ander Koetshuis liet opruimen, met genoegzaame Kachels voorzien en dagelyks ftooken, werwaards zich veele Armen vervoegden, die teff ns een overvloed van verwarmende Spvze ontvingen (*). Utrecht mogt op de ruime weldaadigheid der Ingezetenen roemen. De aanziènlyke fom van 8968 Guldens, welke de grootfte van voorige tyden, in dergelyke omftandigheden gedaan , meer dan een vyfde gedeelte te boven ging, wordt met lof in gedagtenisfe gehouden: terwyl de (*) N. Nederl. Jaarb, 1789. bl. 82. '  VERENIGDE NEDERLANDEN. 199 de verdeeling onder de Armen der onderfcheide Gezindheden daar ter Stede, in deezer voege was ingerigt. In drie gelyke deelen zouden de ingezamelde Penningen gedeeld worden één voor de Ne- derduitfche Gereformeerde Diaconie één voor de Aalmoefenierskamer — één voor de andere Gezindheden, welk laatfte gedeelte wederom zou gefplitst worden, in twee derde deelen voor de Roomfchen, en een derde voor de overige Gezindheden (*)• Eene verdeeling, die, zo zeer naar't aantal geëvenredigd, eene algemeene goedkeuring wegdroeg. Schepenen der Stad 's Hertogenbosch deeden desgelyks eene algemeene Geldinzameling, in den gemeenen nood,ten behoeve van alle door den nypenden Winter noodlydenden; hier ook nam men het onderfcheid van Godsdienstbelydenisfe, daar het de Menschlykheid goldt, niet in agt; maar kreeg de fom van 1195 Guldens om aan de Behoeftigen algemeen uit te reiken. Elders in den Lande bleef men niet in gebreke om die hulpvaardigheid jegens de elendigen te betoonen.' Wy voerden alleen de meest uitfteekende en de ons bekende gevallen , ten voorbedde aan : iets 't geen ten aanziene van het Naageflacht meer af doet, dan de algemeene vermelding: 's Lands Ingezetenen, betoonden hunne gewoone Weldaadigheid. De ftrenge Winter hadt het algemeen ge- Q) N. Nederl. Jaarb. 1789. bl. 134. N 4 lxvl BOEK» I789. In 's Her- togenboib Water?* nood.  aoo DE REPUBLIEK DER LXVL BOEK. I7ÖQ. Byzon der 'eYsgang ih de Waal. 8 •-' ; \ gevreesde gevolg van dreigenden Watersnood. Het los gaan van het Ys, in de diep bevroorene Rivieren (*), -dreigde Dyken en Dammen van ons Vaderland, door zo veel kunsts en arbeids, voor 't overzwalpend nat befchut, doch welke befchutzels te meermaalen voor het geweld der kruiende Ysfchotièn op de hoogte des' opgeftopten waters, bukken; te doen befwyken; met dreigend leevensgevaar en gewis goedverlies der Bewoonderen, wier ftreek voor het geweld des inbreékenden vloeds' blootftaat, en daar door overirroornd wordt. Het leedt niet lang na den Dooy of 'er liepen zeer ontrustehde tydingen in. Een berigt uit Cuiknbmg vermeldde, dat het Dyk-collegie aldaar, den twee eri iwintigften van Louwmaand, zitting hadt; genomen, en vervolgens door uitgezondene en wederkeerehde Booden, nu eens ontrustende, dan gerusttïellende berigteri ontving (f). Ontzettendst waren de tydingen uit Thiel In de daad de Ysgang in de Waal was allerzonderlingst , ên gaf Hoftot 'duchten. Be voornaamftè omftandigheden Van dit dreigend waterwee, in dien bord, waar men flegts weinig jaaren geleeden des (*) Ten deezen Jaare werd het Ys in den Rhyn by Mulbeim ïii Rhynlandfche Duimen dik gemee'. ten, en haalde het in de Maas tusfehen de 18 ert lp van die Duimen; en dus twee Duimen meer dan men het, in de iaatstgemelde Rivier, in den Jaare s 1776 gemeeten heeft. Algem.' 'Komt en Letterbodes [1 D. bl. 37- Cp N. Nederl. Jaarb. 1789. bi. 17..  VERENIGDE NEDERLANDEN, aoi des eene zo deerlyke ondervinding hadt, waren deeze (*): Op den vier en twintigrten van Louwmaand kreeg men te Thielm den morgenftond tyding, dat, in den voorgaanden nagt, de Rivier de Waal, by Dodewaart, een Dorp geen uur boven die Stad gelegen, losgeraakt en aldaar, by de Kerk, met zeer veel gewelds, op den Dyk gefchooven was; als mede dat de Rivier by het Dorp Ochten , één en een half uur beneden Dodewaart gelegen, in beweeging was, dat men de Dyk, tegen welke de ftroom geweldige Ysfchotzen aanvoerde , in gevaar oordeelde. Eene tyding die het hart der Tkielenaaren, en nabuurige Landlieden deedt krimpen. De vrees voor hef ergtte vermeerderde: dewyl de Rivier, die voor en boven Nymegen dryvende geweest was, zich weder, even beneden gemelde Stad, vast gezet hadt, en het water aldaar , binnen het kort verloop van één etmaal, honderd en achttien duimen opr geloopen was, en van daar tot even boven Dodewaart nog met vakken vast zat. . Weinig naa den middag geraakte de Rivier voor Thiel in beweeging en hieldt Omtrent een vierde van een uur daar mede aan : doch beneden de Stad nog zittende, fchoof dezelve wederom toe. Dan 't leedt flegts een half uur of de Rivier ging te Dodewaart en Ochten (waar dezelve (*) In onze Vadert. Hift. IX. D. bl. 158 -176, kan men van dien ih 1784 voorgevallen deérlyken Watersnood een breed verflag leezen. N 5 LXVI. BOEK.  &oz DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK. I789. 1 ve 's morgens zich weder vastgezet hadt,) met zeer veel gewelds los, en voerde de ftroom het Ys , met zo veel kragts tegen den Dyk aan , even boven het laatstgemelde Dorp, flegts weinige roeden neffens de plaats waar een der fchroomlykile en fchadelykfte Doorbraaken, in den Jaare mdcclxxxiv geweest was, dat het zelve meer dan vyfdg voeten hoog , van den voet des Dyks gerekend, op een ftapelde, den geheelen kruin van den Dyk, ter uitgeftrektheid van eenige roeden bedekte. Dit leeverde een der verbaazendfte en ontzettendfte vertooningen op, immer in deeze ftreeken gezien; een gezigt 't welk een alle gedagten te bovengaande werking van het door den ftroom voortgeftuwde en opeengefchooven Ys vertoonde, en een Yabergin de Rivier deedt gebooren worden. De geheele kruin des Dyks was , door dien geweldigen aanval en aandrang, byna afgeftooken, en de Dyk in het uiterfte gevaar van oogenbliklykdoor te breeken. De zorg, werkzaamheid en het beleid van den Heer S. W. Graave van Randwyk, Amtman, Regter en Dykgraaf des Ampts Nederbetuwe, die als Dykgraaf zyn post te Ochten waarnam, voorzag hier in, met alle wakkerheid , ftelde meer dan zeventig man te iverk om een Berm tegen den Dyk op :e werpen; deeze werd ras tot de hoogte les Dyks gebragt, ver fterk te en verzecerde denzei ven. Voor Thiel bleef het Water, op dien '.o veel Waterwee dreigenden dag, langzaam  VERENIGDE NEDERLANDEN. «203 zaam wasfen. Met het vallen van den avond begon de Rivier weder te bewee gen; doch dit duurde weinig tyds. Het Ys, zich op nieuw vastzettende, deedt het Water zo geweldig wasfen, dat het, in den nagt, tot de hoogte van twee en twintig voeten en drie duimen aangroeide, en dus eene hoogte beklom flegts weinige duimen minder dan in den toen met feilen fchrik herdagten morgenftond van den eerden van Lentemaand des Jaars mdcclxxxiv. Dit deedc de angst in de beklemde harten ten top fteigen ; elk oogenblik vernieuwde de vrees , dat de Dyken, zo zeer geprangd, bezwyken zouden, en dit dezelfde fchriktooneelen, van veelvuldidige vernieling en onnoemlyke fchade gevolgd, Zou opleeveren. Dan, toen de nood ten hoogden toppunte geklommen was en alle middelen van menfchen vinding en kragt fcheenen te kort te zullen fchieten, om de Dyken voor bezwyken te bewaaren, geraakte de Rivier los, dreef door, 't welk een magtigen val in 't Water veroorzaakte , en al het Ys, voor eenige uuren boven Thiel gezeten hebbende, wegvoerde. Zeer zwaar Ys dreef den volgenden dag voorby die Stad. De hoop, op bevryding van het Waterwee, hier uit gefchept, verdween , daar het water weder geweldig begon aan te groeijen. Een aanwas veroorzaakt doordien de Rivier by het Dorp Varik , in de Thielewaard gelegen, nog vast zat. Deeze daar ook losgaande viel LXVI. boek. I789,  ao4 DE REPUBLIEK DER Ï.XV1 J?OEK Beveiliging der Schepen te Arnhem voor den Ysg?ng. i i viel het water voor Thiel tot op vyftiei? ■ voeten. Hier door was men het gevaar geheel te boven,en de vrees,die met alle reden veeier harten beklemd hadt, verwisfelde in eene vreugde daar aan geëvenredigd. Stad- en Landvolk Hortte traanen van blydfchap, wegens het ontkomen eens zo dreigenden gevaars (*). Het veelvuldig kwelwater, door den hoogen ftand der Rivieren veroorzaakt, mogt den Landman lastig vallen; doch dit leedt nam eerlang mede een einde. By Arnhem hadden zich, door de fchielyk opkomende en aanhoudende Vorst deezes Winters, een veel meer dan gewoon aantal Schippers moeten ophouden. Het iaage water maakte het, voor verre de meesten, onmogelyk in de Haven te liggen, en zy vónden zich gevolglyk aan het gevaar van Ysgang, by het ïosraaken der Riviere, blootgefteld. Men vreesde het ergfte. Om de Laadingen te behour den viel het befluit de Schepen te losfen en de Goederen in Pakhuizen op te ilaan; dan de Vaartuigen bleeven aan 't gevaar blootgefteld. Gelukkig viel men op het denkbeeld, dat 'er mogelykheid was, om 3oor het Ys eenen doortocht te maaken, iet Ys uit de Haven daar door heen te huwen, en, by verhooging des waters, le Schepen in de Haven te brengen en voor (*) Wy volgden in deeze befchryving eene opgave des gedaan, te vinden in de N. Nederl. Jaarb» 789. bl. 187—190.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 2ög voor het anders onvermydelyk gevaar, te befchutten. Met veel vlytbetoons werd hier aan eenigen tyd geiirbeid ,.. en met dit gewenscht gevolg , dat de Schepen, voor de Stad in het dreigendst gevaar liggende , alle zich, den twee en twintigften van Louwmaand, in de Stads-Haven borgen. Zeker ten rechten tyde : dewyl drie dagen daar naa de Rivier los geraakte met een geweldig fterken Ysgang, die, naar alle waarfchynlykheid, deeze Schepen , tot groote fchade * zo geen geheel verderf, zou mede gevoerd hebben. Wy tekenen dit aan , tot lof der Amhemmzren, en om tot een wenk te dienen, die vervolgens, daar en elders, in foortgelyke gevallen, van groot nut kan weezen ter voorkominge van anders onvermydelyke nadeelen. Zo borst, den vyf en twintigften van gemelde maand, de Zee voor Harderwyk, met groot gerugt los, zwaare Ysfchotzen kruiden aan, en ftapelden zich tot huizen hoogte op een, aan en over de Zeebrug, of het in Zee noord- en oostwaard uitloopend hoofd, 't welk een Schip, aan die Brug liggende, bykans in een drong. ^ Gelderland rekende zich gelukkig een zó groot gevaar ontkomen te weezen; en : dagt luttel, in den Zomer, op nieuw des j te duchten, en eene onaangenaame onder-' vinding te hebben. Dan in Zomermaand klommen de Waal en den Rhyn, op het onverwagtsfte, tot eene buitengewoone hoogte. In Nymwegen ftondt het aan de Paal LXVL BOÈKi i?8o. Hooge livieren ii den 'omer;  aoö DE REPUBLIEK DER ehz. LXVI. I boek. { 1780. ( - i S < . 1 1 1 j Andere Waterfchadens. DE • >aal op achttien voeten. Duizenden morgens heerlyk Weid- en Hooiland ftonden !lank van 't water, en de fchoonfte Poliers ondergeftroomd. Het Vee, uit de veiden en uiterwaarden opgehaald, leedt rebrek aan voeder. Onverwagc en zeer [anmerkelyk was de fchade hier door ver>orzaakt. — Deeze zo buitengewoone opoop des Waters in den Zomer fchreef nen, methooge waarfchynlykheid, toe, aan Je. aanhoudende en meer dan gewoone mweersbuyen, vergezeld van fterke ftort•egens, het geheele Voorjaar in Duitsck'and gevallen. By het hoog water in den Winter was dies in den Lande, naar gelange van. het dreigend gevaar, vry gelukkig afgeloopen , alleen te Maasbommel eene Huis, door kragt van het aandringend water, weggedreeven , 't welk eenige Dorpen tusfehen Maas en Waal met waterleed bezogt. — In Herfstmaand brak tusfehen Overfchie en het Zwed9 digt by de Langebrug, eene Kaade door 't welk de overftrooming van de Oostpolder ten gevolge hadt, en den Bewoonderen op geene geringe fchade te ftaan kwam: doch dreigde deeze fchade veel grooter te worden, door het onderioopen van geheel Delfland; 't geen het gevolg zou geweest heoben, indien men, daags naa de doorbiaake, het gat niet met zeer veel moeite en arbeids hadt weeten toe t,e dammen.  D E REP UB L I E K der VEREENIGDE NEDERLANDEN* ZEVEN EN ZESTIGSTE BOEK. INHOUD. Vrede in het Noorden, en gerustflelling wegens de Toscaanfche Havens. Een gedreig de Oorlog tusfehen Spanje en Groot- Brit tannie ontflak niet. Kennisgeeving deswegen aan onzen Staat, Antwoord van hun Hoog Mogenden. Aanmerking hier over. Een Vlootdeel na Engeland gezonden. Men arbeidt aan een Handelverdrag met Engeland. Volduuring des Vredes met den Keizer van Marocco. Zonderling geval met den Dey van Algiers. Keizer Josephus de II [Ierft. Leopold de II volgt hem op. Voorftel van wegen het Hof van Londen van Berlyn en van onzen Staat tot een Stilfland van Wapenen in Brabant. Leopold kende de bemoeijingen van hier ten opzigte van Brabant. Diens antwoord, 'Toedragt der zaaken in Brabant. Bemiddeling van deeze Volhtwist. Hoe aangevangen, en welk deel onze Staat 'er in nam. Aandrang op on- der- LXVIL BOEK.  208 DE REPUBLIEK DER Lxvh. boek. derwerping by de Belgifche Afgevaardigden, 's Keizers Manifest. Voor/lagen van de zyde der Belgifchen afgeweezen. Getroffen Overeenkomst en Verftag des wegen, Inhoud des Verdr&gs. De Raadpenfionaris van de Spiegel krygt volmagt van Hun Hoog Mog. tot het rege* lén der Brabanlfche zaaken Verdagtheid van de handelingen hier te Lande, omtrent de Brabantfche Onlusten, Wat mm deswegen aanvoerde. 'Er komt te Brusfel een Stuk in V licht, eenige Perfoonen in deeze Gewesten bezwaarende. De Stadhouder kevert deswegen een Vertoog in by de Algemeene Staaten. S'chryven der Staaten aan den Heer Hop hier over. Antwoord aan Hop door het Brusfelfche Gouvernement gegeeven. Hoe de Raadpenfionaris van de Spiegel by Hun Hoog Mogenden zich over die betichtingen beklaagt. De Heer Hop vervoegt zich anderwerf by het Gouvernement Generaal. Antwoord hem gegeeven. Wat deswegen ter Vergadering van Hun Hóóg Mogenden voorviel. Aldaar, en op welk eene wyze, vrygefprooken. Bekendmaaking van G. W. Motman, eene befchuldiging ten zynen laste betreffende. Een nader ontwikkelend ver/lag door het Brusfelfche Gouvernement gegeeven. Aanmerkingen hier over. Iets over de vryheid der Druhpersfe hier te Lande. Beklag en vertoog des Hoofd]chouts te Leyden van Heusden over eenige Werkjes'. Zyn voorftel deswegeh. Een tegen Oranje gerigt Werkje te Haarlem uit gegeeven, door Beitls handen verbrand. Gedenkpenning ter Gedagtenisfe van de Omwenteling. De Erfprins  VERENIGDE NEDERLANDEN. 209 prins wordt Gouverneur van Breda en trekt derwaards. Voorftel om den Erfprins Zitting in den Raad van Staaten te verleenen. Voordragt door de Staaten van Holland om deezen Prins tot Generaal te doen aanjlellen. Dit door de Bondgenooten goedgekeurd, en inzonderheid door Zeeland. Raad/lag over de wyze van Inleiding by den Raad van Staaten, De Stadhouder neemt genoegen in de Voorjlellen. Deeze vcrfchynt ter Algemeene Staatsvergadering om zyne voldoening deswegen te betuigen. De Erfprins in beide die betrekkingen in den Eed genomen. Staatlyke Gelukwenfchingen deswegen. Hoe ontvangen. Voorbidding voor dien Prins in Holland en Zeeland veranderd. De Erfprins van Brunswyk komt ter voltrekkinge zyns Huwelyks met de Prinfesfe Fbederica Louisa Wilhelmina in 's Gravenhaage. Verwelkomingen. Gelukwenfchingen en overgifte van het Juweelgefchenk. Staatlykheid der Trouwplegtigheid. Gelukwenfching van Hun Ed. Groot Mogenden. Muzyk in de Lutherfche Kerk en Illuminatien. Verflag van de Commisfie over de Quotas. Aanhef van 't zelve. Inhoud va/i^dit Verflag. Wat 'er in gezegd wordt van de Quotas , en van de Generaliteits Kas; TVat van de Middelen ter Befpaaring Hoe zy over den Saat van Oorlog fpreeken. Over het voorftel van Zeeland, wegens Gddfneemingen. Aanmerkingen op dit Plan. Wegens dén voorflag om de vyf Admiraliteiten tot één te brengen. Inhoud van dien voorflag, en vordering der Staaten van Holland om XXIII. Deel. O het LXVH boek  aio DE REPUBLIEK DER LXVIT. boek.. 1790. Vrede in 'c Noorden en ge- rustftel- ling wegens deOnzy- digheid der Tos- kaanfche Havens. § Je bekommerende ongerustheid, wegens den Oorlog in het Noorden , die eenigen tyd 's Lands Regeering, ten nutte des Handelbelangs, bekroop, en , in den voorleden Jaare,ftoffe tot bemoeijingen deswegen gaf, gevolgd van gerustftellende Antwoorden. en gepaard met daaden, daar mede overeenkomftig (*) , werd geheel weggenomen, daar de Vrede tusfehen de Keizerin aller Rusfen en den Koning van Zweeden in die door feilen Kryg ontruste Noordfche Rvken , met Oogstmaand van het Jaar mdcclxc. welks Gefchiedems wy thans aanvangen, tot ftand kwam (f). Vóór dien tyd hadt onze Staat, van wegen den Groot Hertog van Toskaanen, gerustftelling ontvangen , wegens de Onzydigheid der Haven van Livorno, als mede (*) Zie or^ze Vadert. Hifi. XXII D. bl. 9-11. en hier boven bl. «59- , . , nT nr (t) Men vindc die Vredesver&ag in de IV, deii. Jaarb. 179°. bl. 2165. het gevoelen der Admiraliteiten te weeten. Wat de Zeeraad en het Noorderkwartier deswegen zegt. Berigt der Admiraliteit op de Maaze. Berigt van Amftels Zeeraad. Geldleening der Algemeene Staaten. Laagte •van het Bankgeld. Bekendmaaking der Amfier damfche Regeering daaromtrent. Aanhoudende laagheid des Bankgelds.  VERENIGDE NEDERLANDEN, au 'de van alle Havens des Groot Hertogdoms tbskaaneh (*). Een Ooriog tusfehen Groot-Br ittanje en de Spaanfche Kroon dreigde uit te breeken ; daar eersrgemelde Mogenheid zich beklaagde, wegens het neemen van Schepen, aan Engelfchi Onderdaanen toebe hoorënde, in de Baay van Nootka , op de Noord Oost kust van Amerika. Een beklag deswegen gedaan vondt ingang. De Koning van Spanje deedt verklaarert genegen te zyn en zich te verbinden tot de volkomene teruggave van de genomene Schepen en fcbadeloo*ft.dIing der Deelhebberen, zo ras het beloop daar van behoorlyk zöü zyn opgemaakt; met dien verftande, dat deeze Verklaaring geenzins kon uitfluiten noch nadeelig weezen aan het verder onderzoek der Regten, Welke zyne Majefteit zou kunnen meenen te hebben tot het daarftellen van eene uitfluitende Bezitting in'de Baay van Nootka. Het Hof van Groot ■ Brittanje nam voldoening in deeze verklaaring, wegens het herftel des aangedaanen ongelyks, onder wederkeerig beding , dat die aanvaarding geene .uitflüidng of nadeel zou toebrengen aan de Regten, welke zyne Majefteit Zou ril eenen te hebben op eenige Bezitting, welke zyn Onderdaanen reeds zouden kunnen gemaakt hebben , of willert maaken, in de gemelde Baay; Vari £*) M Neder/. Jaarb. 1790 W. iij. O 2 LXVIf. BOEK. I790. Een ge» dreigde Oorlog tuschen Spanje en Engeland ontftak niet;  Êi2 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK Kennis geeving deswegen aan onzen Staat. Antwoordvan Hu Hoog Mogenden. Van deeze Overeenkomst en derzelvef i Bekragtiging gaf de Engel/de Afgezant Mylord auckland, die ten deezen Jaare, Opvolger van den Heer Fitzhsrbert ' geworden was, {*), aan hun Hoog Mogenden verflag, onder de volgende betuiging. „ Het is myn pligt, om U, myne Heeren ! deeze tyding mede te „ deelen, en aan u te herhaalen de ver„ zekeringen van het genoegen, waar me„ de de Koning de geneigdheid en het „ gedrag van de Republiek, geduurende den „ geheelen loop van dit Gefchil, befchouwd „ heeft. Niets heeft meer toegebragt aan „ de rust van Europa, dan het Syftema „ van Billykheid en Gemaatigdheid , 't „ welk zyne Majefteit zich hadt voorge„ fchreeven , dan getoond te hebben, „ gelyk men in de daad gedaan heeft, „ dat, ingeval zyne Majefteit in de nood„ zaaklykheid hadt geweest van zyne „ Bondgenooten ter hulp te moeten roe„ pen, hy niet zou hebben kunnen twy„ felen, noch aan hunne oogmerken; noch „ aan hunne vermogens, om vaardig en ,, kragtdaadig aan de Verbindtenisfen der „ Alliantie te voldoen." Eene Verklaaring Hun Hoog Mogenden hoogst welkom , by de dankzegging aan a Auckland gaven zy hun opregt genoegen te kennen, „ over zulk eene, voor het ,, welzyn van het Menschdum , en de „ rust van Europa, zo wenschlyke Ge- „ beu- (*) N. Nederl, Jaarl. 1750. bl. 193.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 213 „ beurtenisfe; met by voeging, dat zy, ] „ zo veel te meer reden hadden, om de 1 „ wysheid en gemaatigdheid van beide 9, de Monarchen te pryzen, naar gelange „ zy, van het begin der verfchillen af, het „ hooggaande leedweezen hadden te kennen „ gegeeven, het welk hun zou getroffen „ hebben, indien ongelukkig de onvoor„ ziene loop der Gebeurtenisfen hun in de verpligting bragt om te voldoen aan „ de bedingen der Alliantie, door het „ verleeneh van byftand tegen eene Mo„ genheid, welker vriendfehap zy, zedert een lange reeks van Jaaren, hadden ,, aangekweekt. Niettemin getrouw aan „ hunne Verbintenisfen; maar niet min„ der verknogt aan hunne vreedzaam e „ denkwyze , hadden hunne Hoog Mo^ genden zich in de noodzaaklykheid ge„ vonden van toebereidzels te moeten „ maaken; doch zy agten zig thans gelukkig, „ dat de bevestiging van den Vrede en „ de zekerheid van hunnen Bondgenoot, „ het geval hadt voorgekomen, waar door „ zy onvermydelyk genoodzaakt zouden „ geweest zyn, de genomene maatregelen ,, verder door te zetten (*)," Deeze genomen maatregelen beftonden i in een Vlootdeel, daar toe in dienst ge- k field, en na Engeland te zenden, om hetw met de En.gelfcke gereed liggende Vloot, te doen vereenigen, in den Oorlog tegen Spanje, om de gemelde aoizaake gevreesd. (*) Refol. Gen. 16 Dac, 1790. O 3 -xvir. iOBK. I79O. Lanmering desegen.  LXVII. B üE K. Een Vlootdeel naar 'Engeland gezonden. 214 DE REPUBLIEK DER vreesd. Men was in hoop, zo zommigen willen, dat Frankryk, met zyne eigene zaaken benard, Spanje geen hulp zou bieden. Doch, daar Engeland zich ontwapende, toen Frankryk verklaarde, dat het Spanje zou byftaan,' werd daar door de eerft; Oorlog voorgekomen, waar in ons Land, naa de Omwenteling en het Verbond met Engeland deel zou gehad hebben.: of, naar eeniger oordeel, meer aan de gelegenheid van dat Verbond dan aan het Verbond zelve : devvyl de Oorlog, (doch dit blyfc bykans aboos een kyfaas.) van de zyde van Engeland aanvallender wyze zou gevoerd gewet si zyn. Het Vlootdeel van hier tin Engeland gelievend , waarop de Engelfche Afgezant, in bovengemelde B.kendmakiug ' doelde, beftondt uit derden Oorlogfchepen, onder bevel van de V:ce- Admiraal van Kinsbergen. Het zeilde , ie midden van Zomermaand, in Zee, en rteevende na Portsmouth. In dié Zeehaven kwam eerlang Lord Howe , en de Vice - Admiraal Gower aan. Te deezer gelegenheid greep 'er een Zeeftaatelykhdd'plaats , zints veertig jaaren, op geen Engelfche Vloot vertoond. Hier in beftaande , dat zyne Lordfchap aan boord van zyn Schip de Uniom Vlag ophees (?). By de aankomst van (*) Dit is eene Roode Vlag, die een opfchrift voerde van deeze" betékenis' l'e.r' den Proteftani* 'fchen Godsdienst, en de Vryheid van Engeland? He: by .-.onder ^voorregf aan deeze Vlag verk'nög'è \M- -$:■> » v * . < •. - < iS *  VERENIGDE NEDERLANDEN. 1215 van zyne Lordfchap begroette hem ons Es quader met zeventien Schoten, door eer gelyk getal beantwoord. Aan boord dei Vice - Admiraals van Kinsbergen bevondt, zich de Ridder Bentinck , Heer van Rhoon en Pendrecht, met wien hy een keer naar London deedt, om nevens hem, den Koning voorgefteld te worden. —— Zo veel ftaatlykheids en eene Zeetoerusting , uit bovengemelden oorfprong gebooren, kwam den Lande, op geen geringe fchat te ftaan, fchoon dit Vlootdeel in 't laatst van Oogstmaand reeds weder Texel binnen zeilde (f) Zints de komst des nieuwen Engelfchen Afgezants Lord Auckland , werd de fleepende Onderhandeling des Verdrag* van Koophandel met Groot - Brittanje (§), met meer yvers aangevangen, om tot een naauwer band tusfehen onzen Staat en dat ' Ryk te ftrekken. By een Verflag ter Algemeene Staatsvergadering ingebragt, werd voorgefteld aan de Heere Jan van de Poll, Jan Graafland Pietersz., Nicolaas van Steengragt van Oosterland, en Duco van Haaren , door hun Hoog Mogenden benoemd om met de is, dat de Admiraal, die dezelve voert, zyne Commisfie niet krygt van de Admiraliteit ; maar van den Koning zeiven, en dat die , getekend zynde door een der Secretarisfen van Staat, den Admiraal door zyne Majefteit in den Raad Wordt ter hand g' field. (t) AT- Nederl. Jaarb. 1790. bl. 1647 en 1993, (§) zie onze yaderl. Hift. aX. D. bl. 25. O 4 LXVII. ; boek. ' t?qo. Men werkt aan het HandeN verdrag met Engeland,  i\6 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. Volduu- rng des Vredes met Marocco. de Engelfchen Afgezant over het aangaan eens Handels-verdrags te handelen, en de zaaken in de Oost te regelen, vyftien Guldens daags toe te leggen, buiten de kosten van Scheeps en Wagen vragten, en voor hunnen Amanuenfis vier Guldens daags (*). De Keizer van Marocco, van wiens vreemde voordellen onze Gefchiedenis te meermaalen gewaagde (f), geftorven zynde, werd door zyn Zoon opgevolgd. Der Staaten Conful genreaal Webster Blount, ging, volgens verzoek, zyne opwagting by den nieuwen Keizer maaken, om hem met de onlangs aanvaarde waardigheid geluk te wenfchen, de volduuring van den Vreede te verzoeken, overeenkomftig met het oude verdrag, en op denzelfden voet als met diens overleden Vader. Op de vreemd klinkende, doch, in de daad, niet vreemde vraage van zyne Majefteit; „ Hoe veel men gewoon was te betaa„ len?" gaf hy ten antwoord: „ dat „ zyne Natie nooit een Verdrag hadt ,, aangegaan om eenige bepaalde Gefchen„ ken te geeven; dat hy alleen zyne Ma„ jefteit verzogt om eenen Brieve aan hun Hoog (*) Daar deeze Commisfie vyftien Maanden ge? duurd heeft vinden wy de berekening gemaakt, dat dezeU-e den Lande, buiten de Scheeps en wagen vtagten, geitost heeft 29,716 Guldens. R. L. Bouwfns aan zyne Committenten, bl. 255. ' (f) Zie onze Vadert. Hifi. XiV. D. bl. 60. e% XXU D. bl. 250.  VERENIGDE NEDERLANDEN, aif „ Hoog Mogenden ter bevestiging van „ den Vrede, op den ouden voet, gelyk „ zulks aan de Coniuls van andere Mo„ genheden was toegedaan." Gunftig was hier op het antwoord, en een Brie! hem ter hand gefteld, verzeekerde den Staat aan de volduuring des Vredes (*_). Eerlang kwamen 'er berigten in, dat de Keizer van Marocco, aan de Ingezetenen van deezen Staat, de uitfluitende Vaart op St. Cruz hadt toegeftaan (f). Hoewel de Staat met den Dey van Algiers in Vrede leefde, greep 'er een netelig geval plaats, 't welk eenigen tyd aanhieldt, en zich vreemd toedroeg , fchoon het tot geen vredebreuk kwam. Een Algerynfche Kruisfer hadt een Hollandfche- Koopvaarder aangedaan, om zyn Pas te zien , en hem gedwongen die uit zyne handen te geeven. De Algeryn gaf, by de wedergaave, te kennen dat dezelve niet floot; doch dat de Schipper gerust kon vertrekken. Naa weinig tydverloops roeiden die van den Kruisfer weder aan Boord des gerustgefteldpn Schippers, men vroeg hem de Pas andermaal af, nam ze in bewaaring, ftelde Algereinen op het Koopvaardyfchip om het na Algiers te Voeren. Weinig dagen naa de aankomst nam men den Schipper Geld èn Lyfcieraadien af. De tusfchenkomst van den Con> (*) N. Nederl Jaarb. 1790. bl. 2279—2381. NederL 3arb. 1790. bl 5554. en voo* Wi. bl. 19. O 5 LXVII. BOEK. Ï7S-Q' Zonderling geval met den Dey van AL giers.  »i8 DE REPUBLIEK DER LXVU. boek., Conful Fraisinet by den Dey, dien hy juist een Gefchenk van hun Hoog Mogenden hadt aan te bieden, zogt de vrygive der Lading te bewerken: daar hy reeds Schip en Volk van Prys verklaaring en Slaaverny bevryd hadt (*_); doch hier toe wilde de Dey geen oorleenen; hy moest zich wel te-vrede houden met het reeds verkreegene: dewyl de Dey uit veelen gehoord hadt, dat de Scheeplingen Ham? burgers waren. — Op de volftrekte verzekering van het tegendeel door den Conful volgde de wedergave van het Geld en de Cieraden den Schipper ontnomen; voor de gevraagde Vragtpenningen wilde de Dey hem flegts zekere Som , en de Pas geheel niet te rug geeven. De VikilHadgi, of Opperhoofd der Zeemagt, ontboodt alle Schippers, met hunne Pasfen, en bevonden hebbende dat die des Amjierdamfchen Schippers niet floot; 't geen de Schippers eenpaarig erkenden, bevestigde de Heer Fraisinet, „ zulks ook wel ,, te weeten; doch dat het 'er op aankwam, „ wje zulks afgefneeden hadt!' Dit zeggen (*) De Reeders en Asfuradeurs van dit vreemd behandeld Schip, hadden de tusfehenkomst van hua Hoog Mogenden verzogt, om eene fpoedige en kostlooze Vrygeeving der zo onregtvaardig genomene Laading, of de Betaaling der Waarde met de Kosten en Intrcsfen; of wel dat hun Hóóg Mogenden zodanige maatregels zouden neemen , als tot eer van de Vlag van deezen Staat, beveiliging van de Zeavanrt en handhsaving van den Handel, huns oordeels, zou behooren,  VERENJGDE NEDERLANDEN, ax? gen ontft.ak het misnoegen des Vikü-Hadgis, die hem te gemoet voerde, ,, of de „ Conful dan meende , dat de Reis aan „ boord des Kruisfers zulks gedaan hadt?" Hier mede brak het onderhoud brusk af. Te vergeefsch hadt der Staaten Conful de Laading van dit Schip te rug geëischt. Hy zondt nogmaals zynen Tolk aan den Dey, om, in een voorzogt gehoor, dit verzoek nogmaals te herhaalen. Hy werd af ge weezen met de boodfchap, „dat de „ Dey onpasfelyk was, en dat hy, iets „ byzonders te berigten hebbende, zich „ by den ViMl-Hadgi kon vervoegen , ,, afs willende hy zich niet meer bemoei„ met de zaaken der Christenen; maar „ zulks overlaaten aan den VikilHadgi, „ zullende alles goedkeuren, wat deeZe „ daar in doen zou." De Conful wilde dit Opperhoofd der Zeemagt des onderhouden; doch kon deezen op hem verbitterden Man , even min als den Dey, te fpreeken krygen. Hy liet daar op de boodfchap door den Tolk doen , deeze bragt het onheusch befcheid, „ dat geen „ de minfte vergoeding of wedergave . „ van de Laading kon gegeeven worden, zynde dezelve voor goeden Prys ver„ klaard, om dat het Paspoort niet goec ,, was bevonden, en dat, als de Kaapen „ nog duizend zulke Schepen, met zo „ danige Paspoorten opbragten, hy dezelve „ altoos goeden Prys zou maaken." Met een genomen Fransch Schip en hei pt Slaaven gemaakte Volk, liep het dier LXVII. BOEK* 1790. I  Sao DE REPUBLIEK DER lxvh. boek. 179O. JOSEPHUS PP.N ii fterft, Leopold EEN ti volgt hem op. dien Vïkïl-Hadgi nog flegteraf; naa veelvuldige aangewende poogingen des Franfchen Confuls de Kercy om den .Schipper en diens Volk ontilaagen te krygen, luidde het onverftand en bitterheid ademend antwoord, „ dat het Volk van het ,, genomene Schip Rusfen en geen Fran- fchen waren , en dat fchoon alle de „ Fregatten en Gezanten van den Koning ,, of van den Grooten Heer kwamen , „ men dezelve nooit te rug zou geeven; „ dat de Regeering Slaaven hoog noodig ,, hadt om haar werk te doen ; en dat „ als men alle de terugeifchen der Con„ fuls gehoor wilde geeven, 'er nooit een „ goeden Prys zou gemaakt worden : „ want dat alle de gezegdens der Con„ fuls maar Leugens waren." (*) Een Vlootdeel in de Middelandfcke Zet beveiligde 's Lands" Scheepvaard, ten deezen tyde, voor verdere onaangenaamheden en fchadens , met zo veel onbefcheids als onr'egts der Koopvaardye toégebragt. In Bloeimaand zeilde Capitein J L. Bosch van Livorno na Algiers om ae Gefchenken van wegen onzen Staat aan den Dey en diens Staatsdienaaren te brengen (f_). De woelingen in Brabant hielden aan en werd onze Staat in dezelve nader betrokken. De dopd van Keizer J-.sephus den II, voorgevallen den twintigften van Sprokkelmaand , naa eene Regering van ruim (*") iV. Nederl. Jaarb. 1700. bl. iSSu{f) N, Nederl, Jaarb, 1790. bl. 1648.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 22 i ruim negen Jaaren, bragt hier in geene kleine verandering te wege , onder het1 Bewind zyns Oudften Broeders Leopold den II, die hem, daar hy geene Afilarnmelingen naaliet, opvolgde (*). De (*) Een Gedenkpenning, op dien Keizer , sis hier te Lande vervaardigd, door den Heer J. Gi Holtzhey verdient, om derzelver byzonderheid, melding. Op de voorzyde vertoont zich het Borstbeeld des overledenen Keizers, in een Romeinsch gewaad en gelauwerd, met het Omfchrift joseph 11. D. G. r.omanorum Iimperator semper Augustus. Joseph de 11. D. G. Genade Keizer der Romeinen, altoos Vermeerderaar des Ryfo. — Op de Keerzyde befchomvt men eene Graftombe, gedekt met eene Keizerlyke Kroon, omflingerd met Cypresfen loof, waar by Scepter, Zwaard en Ryksappel ligsen, onder een Starrekroon aan heC Firmament geplaatst. In deeze Tombe is uitgehouwen P. X. tusfehen twee Olyftakken het kenteken der algemeene Verdraagzaamheid, het welk zyne Apoftolifche Majefteit in alle zyne Erflanden bedoelde, hebbende zyn Afkomst van Constantyn de Grooten , die dit teken in zyne Krygsbanitr voerde betekende Pax Cruce, dat is: Vrede door het Kruis, willende de rampen en moeilykheden der Christenen doen eindigen, en de Kerk van Vervolgingen verlosfen. — Hier op ziet men een Bedelmonnik ftaroogende, in eene verlegene gedasnte ter aarde liggen, rukkende met zyn 's linkerhand een Momaangezigt van voor zyn gezigt weg: rustende op zyn Regterhand, waar in hy een Zwaard houdt, met den voet tegen het Voetftuk fchoppende. Aan het hoofdeinde deezer Tombe is uitgehouwen een Menfchenhart, met een vuurvlam daaruitkomende , in een Krans van Doornen , tusfehen twee Lauriertakken. Een Turfche Hasfa ligt in eene wanhoopende gedaante alhier als overwonnen ter aarde, zyne oogen nederwaard keetende , om- ftuwd LXVIL lOEKi  222 DE REPUBLIEK DER LXVIL BOEK. I79O. ftuwd met Öttomanifche Wapenen, sis Vaandelj Standaart , Paardenfhart en een Speer met een daar aan geftóoken Hoofd eens venlaagen Turks; Wyders drie Schilden aaneenjefehakeld, waar op de Naamen van de in deezen laatften Veldtocht genoegzaam geheel overmeesterde Provinciën , Wallachycn en Moldavien, benevens de kort daar op volgende Overgaaf vari Belgrado. Dit alles heeft het Omfchrift Per. VarIos Casus , Per Tot Discrimina Rerum , Dat is: Door verfiheidenerlei Lotgevallen en zo veele hachlyke omflandig. beden. — Onder in de Affneede leest men Natüs 13 Maart 1741; Rex RömaNoru.m Coronatus 3 April 1764. !mp. Rom. Successit 1765. Tole- RANTIAM InTRODUXIT I782. Wl UHAMEÜANIS' BÈL lum indixit, 1788. Obiit 20 Feb. i7vo. Dat is." Gebooren den 13 Maart 1741 Roomfche Koning gekroond 3 April 1764. als Keizer opgevolgd 176$. de Verdraagzaatnheid ingevoerd 178a. den Oorlog aan de Turken verklaard. 1788. Overleden 20 Febi 1790. Met dit alles, op het klein beftek eens Gedenkpennings, wüdi de Vervaardiger af beelden, dé Fuurige Begeerte, welke de overleden Monarch iri Zyn hast gevoeld;», om n.pr zyne Ziel.-vermogen* eii alle zyne Lichaatsskragten, werkzaam te zyn tot nut èn ten besten zyner Onderdaanen, hüri ten eerften, willende ontheffen van het ondraaglyk Juk der Hiërarchie, die in het Christendon (naa dat Cónstantyn de Groot 't zelve van de Vervolging lier Meidenen verlost hadr,) van tyd tot lyd was ingedoopen en aangegroeid door Dweep, zugt, Bygeloof en afdwaalingeri van oe eenvoudige Waarheden der Christelyke L.jer; oorzaakeii vari zo veele verwyderingeri en verwoestingen * in «ie Christen K rk * fchaffende ten dien einde af zo vee» ié De Drie verbondene Mogénheden 4 Groot ■ Brittanje, Pruïsfeh en onzen Staat, meenden, ten opzigte der onlusten in Oostenryks Brabant tot de hoogte eener vol-  VÈPvENIGDÈ NEDERLANDEN. U$ Volftrekte affcheuring gereezen (*) , niet te moeten ftilzitten. Jonker van Haeffen, der Staaten Afgezant, ten Hove van Weenen, kreeg last om, van hunnen wege, Koning Leopold dè opregtfte Gelukwenfchingen te doen, over de hoop, wel ke zyne Hungaarfcfie Majefteit hadt, om eerlang de Noord/de en Leyantfche zaa ken, door eene gelukkige Bevrediging van de Hoven van Stokholm , Petersburg en Confiantinopolen te zien beïluiten. — Teffens moest hy dien Monarch betuigen , „ dat hun Hoog Mogenden" gelyk zy zich lieten hooren , „ ten allen tyde, eene ,, innige droefheid gevoeld hadden, over „ de Onlusten der Nederlanden , dat zy van derzelver begin alle de gevolgen „ hadden voorzien maar dat zy, gelyk „ ook le onnutte Kloosters, die zo veele Natuurgenooten als leeven jig begroeven, en onnut voor de Za* menleeving deeden zyn, verfcheurende die banden des geweetens , wzar door die Gefticbten, zo onnoemlyk veel fchatten tot zich hebben weeten te trekken, ten koste van de algemeene welvaart der Burgeren en onthouding der regtmaatige Inkomften van 's Lands Regten. Dan , gelyk meermaalen de heibaamfte oogmei ken veeltyds verkeerd uitgelegd worden, zo heeft dit ook omtrent de handelingen des Overleeden Keizers plaats gehad, en aanleiding tot veele Beroerten gegeeven, het geen zyne Majefteit, in 't laaifte zyns leevens zeer heeft fjetroffen, gelyk ook de mot ilykheid en de wisfelvalligheden van den Turkfchen Oorlog, welke by de Laurieren zulke fcherpe Doornen gevoegd hebben, waar door de Leevensdraad van ieeze Monarch te vroegtydig is afgefneeden. (*) Zie onze Vadert. Mist. XXH. D. bl. spj. LXVlL 1.0ek. I79Ó. Voorftel aan dien Vorst van een Wapenftilftandin Brabant van" wegen deezen Staat.  224 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. Leopoi.d kende de ■bemoeijingenvan hier, „ ook hunne Bondgenooten, het zich tot een wet gefteld hadden , daar in niet te ,, treeden , of zy moesten daar toe ver„ zogt worden door den wettigen Souve,, rain der Nederlanden, of in gevalle hun „ eigen rust daar door mogt bedreigd „ worden. Dat hunne grondbeginselen, ,, ten dien opzigte , nog fteeds dezelfde „ waren, en het met hartzeer was , dat „ zy de hoop op eene Bevrediging van „ zich meer en meer zagen verwy deren. Dat „ zy , in verlangen tot het voorkomen „ der rampfpoeden, welke gereed fton- den die fchoone Provinciën te overval„ len, vermeenden aan den Koning van j, Hongaryen, het Voorftel te moeten doen $ „ dat zyne Majefteit, by bewilliging van eenen Wapenftilftand tusfehen de Oor„ logende Mogenheden, de fchorfing der Vyandelykheden tot de Nederlanden ge„ liefde uit te ftrekken, en den Marsch des Krygsvolks, 't welk zyne Majefteit ,, na de Nederlanden afzondt, te ftaaken; „ mits de Brabanders ook van hunne zyde „ niets tegen de Oostenrykfche Troepen „ ondernamen, dat, in gevalle zyne Ma„ jefteit dit voorftel aannam, hun Hoog „ Mogenden gereed waren om hunne 5, goede diensten aan te wenden , om „ hooggerhelden Vorst die verzekering te „ bezorgen. Niet onbekend waren aan Leopold, de althans zydelingfche bemoeijingen, in deezen Lande met de Brabantfche zaaken, die agterdenken moesten baaren. Slegts wei-  VERENIGDE NEDERLANDEN, nag weinig tyds geleden hadt zyn Zaakbezorger de Baron de Buol de Schauestein eene klagte ingediend, dat zyne Majefteit, van zeer goeder hand, berigt bekomen hadt, dat meteen fchip onmiddelyk van Rotterdam vyf duizend Snaphaanen moesten afgezonden, en dat, binnen veertien dagen, met een ander Schip een dergelyke vragt Zou vervoerd worden. De Schippers werden, ten blyke van goede kundfchap, van beide deeze Vaartuigen genoemd. Hy gewaagde van een derde, dat misfchien een dergelyk getal Snaphaanen zou laaden, gefchikt om de Boeren omftreeks Brusfel te wapenen. Ongenoemd bleef de Afzender ; doch werd aangeduid als een Duitfcher, en ten diens opzigte 'er by gevoegd , dat hy eenen onbepaalden last. hadt voor kooppartyen van denZelfden aart. De Baron oordeelde zich verpligt den Griffier Fagel te verzoeken , om van deeze bedenkelyke verzendingen onverwyld kennis te geven aan hün Hoog Mogenden. „ Het zoumet deeze woorden befloot hy dit berigt, „ ongetwyfeld eene „ verkorting zyn van het regt verfchul„ digd aan hunne Hoog Mogenden vriendd, fchappelyke geneigdheden voor zynê „ Majefteit, als mede aan de gevoelens, „ welke de aart van het geval hun zou „ inboezemen , waar van de gevolgen de s, menschlievenheid flegts oneindig zouden }, kunnen bedroeven , zo men niet meê »» vertrouwen hoopte, dat 'er kragtdaadigö XXllI. Deel. P „ maal* LXVIL boek, I790. ten opzigte vali Brabanh  226 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. I79O. Leo- tolds Antwoord. „ maatregelen zouden genomen worden 4 „ om te beletten* dat die Wapenen der„ zeiver noodlottige beftemming bereik„ ten." Leopolds antwoord op der Staaten gemelde voorftel, draagt de duidelykfte kenmerken, dat hy van deeze aangeboden tusfchenkomst geen gebruik verkoos te maaken. Immers, wanneer de Baron van Haeften , aan den Prins van Kaunitz Rietberg dezelve hadt medegedeeld, gaf zyne Apoftolifche Majefteit, door meergemelden Baron, het volgende, op 't een en ander, te verdaan. — Wel zeer gevoelig was hy geweest over het vriendlyk belang, 't welk de Algemeene Staaten der Vereenigde Gewesten hem hadden laaten betuigen over de gunftige keer, welke de Onderhandelingen fcheenen te neemen, die aangevangen waren tot herftel en handhaaving der Rust. Teffens wilde hy hun verzekeren, dat zyne Majefteit gewisfelyk. tot derzelver goeden uitüag zou medewerken, door alle Infchikkelykheden $ die beftaanbaar waren met de waardigheid van zyne Kroon, en zyne eigene Veiligheid, zo als' hun Hoog Mogenden en geheel Europa, zich by het vervolg daar van zouden kunnen overtuigen, hoedanig de uitkomst daar van ook zyn mogt. Zyne Apoftolifche Majefteit verzekerde, wyders , overeenkomftig met Hoogstdef zelver Bondgenoote, de Keizerin van Rusland, zonder zwaarigheid, de hand te zullen kenen tot eanen Stilftand van Wa-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 227. penen met de Turken, zo dra dezelve zouden verklaard hebben, dat zy bewilligden in en als Vredesvoorwaarden toeftonden, de Bedingen van de grootfte gemaatigdheid, welke hun zouden worden voorgefteld, en men, door die mits, grond zou hebben, om redelykerwyze het fpoedig en vast herftel des Vredes te hoopen. Zo gerustftellend ën bemoedigend deeze aanvang luidde, zo min gunftig was Koning Leopolds antwoord op de groote zaak, waaromtrent de Staaten zyne gevoelens wenschten te weeten. Hy gaf, op dat wy hiet de eigene woorden in het Berigtfchrift zyns Zaakbezorgers bezigen, met toefpeeling op het höopgeevende in 't eerfte gedeelte zyns antwoords, te verftaan. „ Maar het is, by wisfeling, al„ leronmogelykst, dat zyne Majefteit op ,i den zelfden voet zou kunnen handelen » ten opzigte zyner Belgifche Onderdaa- nen. Foor eerst, om dat een Söu- ,i verain réchtftreeks of zydelings met re- belleèrende Onderdaanen niet kan han„ delen als van Mogenheid tot Mogen;, heid. — Ten tweeden, om dat, naa zon,i der eenige vrugt alle bedenkelyke mid,j delen, van goedheid en toègeeftykheid „ uitgeput te hebben 4 aan zyne Maje-, ,i fteit, tot zyn groot leedwezen , niets ,i anders dan de weg van Wapenen over- bleef om hun onder de gehoorzaamheid ■* van hunnen Wettigen Sou verain te rug Si te doen keeren. —- Ten derden, oril Lxnu boek. 1790;  228 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. X?0O. „ dat het voorgefteide Middel, wel verre „ van dat begeerlyk oogenblik te vervroe„ gen, alleen gefchikt zou zyn om het „ nog meer te verwylen en einde- „ lyk, ten vierden, om dat rebelleerende „ Onderdaanen, welke van het eene oogen„ blik tot het andere , zich zelve den „ Vrede kunnen geeven, en hunne vol„ maakte Rust voor het toekomende kon„ den verzekeren, door het aanvaarden en „ herftellen hunner oude Staatsgefteldheid „ onder Vry waaring der Zeemogenheden en „ volkomene vergiffenis van het gebeurde, „ geenen Wapenftilftand noodig hadden." Behalven deeze redenen om der Staaten voorflag geheel van de hand te wyzen kwam het zyne Apoftolifche Majefteit voor, „dat de tegenwoordige ftaat van „ zaaken, in de Nederlanden niet als meer„ der dringende kon befchouwd worden „ dan dezelve was toen de wederfpannige 5, Onderdaanen in die Gewesten zich ftraf„ loos de grootfte buitenfpoorigheden van allerleien aart, omtrent hunnen Souve„ rain, hadden kunnen veroorloven ; en „ dat, indien zy toen de veiligheid en de „ rust der Vereenigde Nederlanden niet „ fcheenen bedreigd te hebben , dezelve „ het niet meerder moesten fchynen te ,, doen, op dit oogenblik, het welk den „ Koning, tot herftel der Orde en Rust „ in de Nederlanden, of om te behouden, „ het geen hem nog daar van was over„ gebleevën, niets anders overliet dan de „ Mid-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 229 „ Middelen, welke de blinde halftarrig„ heid zyner Onderdaanen hem gedwon„ gen hadt te gebruiken. ,, Daarenboven meende zyne Majefteit te moeten onderftellen, dat het van hunner Hoog Mogenden Staatkundig „ belang', overeenkomftig met de grond„ begindzelen van goede Nabuurfchsp , en de zaak der Souveraine Mogenheden was, dat de Belgifche Provinciën, „ eerder vroeger dan laater, te rug keer„ den onder de Heerfchappy van haaren „ Wettigen Soyverain. En vleide zich „ zyne Majefteit, ten ware Hoogstdezeïve „ zich daaromtrent in dooling mogt be,, vinden , dat hun Hoog Mogenden , wel verre van die middelen, de voor„ keur te geven , welke enkel gefchikt „ zouden zyn om de herftelling der Rust te „ verwylen, in plaats van te vervroegen, ,, omtrent zyne rebelleerende Onderdaa„ nen, die taal zouden gebruiken ,om dee,, zen tot zich zeiven te doen komen, „ en om door eene fpoedige en volko„ mene Onderwerping , op de bovenge„ melde Voorwaarden, de rampen te doen „ ophouden , aan welke zy zich bloot „ ftelden , door de voortduuring hunner „ ftrafwaardige handeling tegen hunnen „ Wettigen Souverain." Ten flot van deeze weigerende Beantwoording, waarin, met zeer veel o'mzigtigheids, wenken gegeeven worden op de gedraagingen hier te Lande, ten op/.igte van de Brabantfck Onlusten gehouden , P 3 be- LXVIi. BOEK. I79O.  as© DE REPUBLIEK DER LXVII *b oei Toe- dragt dei èaakenir, Brabant, \ betuigde zyne Majefteit, „ de Algemee^ [ „ ne Staaten der Vereenigde Nederlanden „ 'er zeer verpligt voor te zullen zyn, hun wel hartlyk verzekerende, dat het „ Hoog§tdenzelven zeer aangenaam zou, ,, weezen , daar door op nieuw te zien, „ aanknoopen en bevestigen de banden. der opregte Vriendichap en goede ver„ ftandhouding, welke zyne Majefteit „, verlangde, in het toekomende, met hun „ Hoog Mogenden aan te kweeken Strekt het geen wy oordeelden van de. Brabant/de Onlusten en Oproerigheden te moeten vermelden , tot den tyd van de Oprigting der Unie in Sprokkelmaand, deezes Jaars mdccxc. (f) om dit Antwoord door Leopold op der Staaten^ Voorflag, gegeeven, toe te lichten, 't zelve zal nog meer lichts ontvangen, wanneer wy, eenige oogenblikken befteeden om den toedragt der zaaken in die nabuu-| ïige Gewesten, te befchouwen, en wat 'er van den kant deezer Landen in gedaan^ werd na te gaan. De Aanbiedingen, van Leopold hadden, wel is waar, de Party der Koningsgezinden verfterkt; doch de Geestelykheid de groote Volkshoop geleerd, den naam' van Leopold nimmer dan met afgryzen( te noemen, en aan denzelyen het 'Wei zeer duister en verward, maar tevens 'zeer vreeslyk denkbeeld van Kettery, of liever. van, (*) Refol-, Oen. 29 Jur.y en 9 July 1790. \\) Zïa onze f adert. '/Av.XXli. L>. bj.398*  VERENIGDE NEDERLANDEN. 231 van Ongeloof als aan dien van Josephus, te verbinden. Men ftondt hem niet alleen tegen; doch zy die den naam van Patriotten droegen , vonden zich in twee Partyen verdeeld, welke op elkanders verderf, langs veelerlei wegen, bedagt waren. Partynaamen onderfcheidden deezen ; Vonkisten was de naam der Volksparty, die den beroemden Generaal van der. Meersch aan 't hoofd hadden, Ariftocraaten werden zy getyteld die het oor leenden aan den berugten van der Noot. De Vlaamingers fchaarden zich meest onder de eerstgemelde; de Brabanders onder de laatstgenoemde Party. Dan, hoe ftrydig ook onderling, waren zy het zo zeer eens om de Keizerlyke Party, die den naam van Vygen droeg , te vervolgen , als zy zich beyverden om elkander te vernielen, en de zaak der Vryheid, wtlke ieder in den mond hadt, daar aan op te offeren. Die verfchillende inzigten en ftrydige belangen , bronnen van verbittering en haat tusfehen de Partyen, werkten zamen om de Ingezetenen van alle de zich voorgeftelde vrugten te berooven, en zelf de fchaduw weg te neemen eener Onaf hangelykheid, waar van zy zeker het weezen niet bezaten. Verwydering en tweedragt ftonden het Oostenryklche Hof den weg te baan en ter herovering der Nederlanden, en de zo zeer gebreklyke Unie, door de Volksgezinde Party gewraakt, en tegengewerkt , geheel overhoop te werpen. Onderlinge twist moest hun verzwakken ; terwyl de P 4 tu§- LXVIÜ boek. I790.  &XVII, boek, i ; ! 5 i S32 DE REPUBLIEK DER tusfchenkomende werkzaamheden van buiten , om de Heerfchappy in handen te krygen hier toe mede wrogten Men beweerde , men fprak tegen , dat men een boitenlandfchen Eifftadhouder of eenen onafhangeJyken Hertog, uit het midden des Nederlandfchen Adels, het Catholyke N~ederland wilde opdraagen (*), Een liegt Advocaat, van der Noot, fpande met eenen veragtelyken Geestely^ ken vanEupen zamen, om de Volksgezinden in de zeer wel beraamde plans tegen te werken, en ten val te brengen. Deezen befchuldigden den eerstgemelden „ dat diens doel was de Opperheerfchappy der Oostenrykfck Nederlanden zich toe te eigenen, en de teugels der Regeeringe, Leopold ontrukt, in handen te neemen. Diens Aanhang fcholdt de Vonh'sten voor Land-, verraaders ,die,onder den mom van Volksgezindheid, het Land weder onder het oude Juk wilden doen bukken, Hoe men het Volk tegen hun. ophitste door den invloed der Geestelykheid, blykt uit een flaal van zeker Priester, die gezegd wordt :e Brusfel op den Predikftoel deeze taal ;e hebben laaten hooren; eene taal, welks >ns eenige eeuwen, als 't ware, te rug zet. , Kleine Vygen komt tot ons, wy hoopen , u nog te bekeeren; maar lieve Vader, landers ! flaat de groote Vygen dood, , verbrand ze en ftrooit het itof in den , wind, op dat de befmettelyke pest te ,. eene- (*) Reizen van Geqrc.e Forster. III D. bl. 88.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 233 eenemaal verdwyne. Doch wat verders' 9, de Vygen belangt, ik hoop niet dat die: „ verdoemd zullen weezen; maar het is „ buiten twyfel, en ik.kan 'er u voor in „ ftaan, dat de Vonküten en alle Aanhan„ gers van van der Meersch het ze„ ker zyn!" De Geestelyken , die genoegzaam allen op de zyde van van [der Noot waren, en het Volk door dergelyke Aanfpraaken tegen de Vonküten ophitsten, deeden het hun te kwaad krygen , en door op een volgende treeken van list en bedrog met geweld gepaard, het onderfpit delven. Hun moedig- Opperhoofd en Aanvoerder de Generaal van der Meersch, werd, dóór het Congres te Brusfel van pligtverzuim befchuldigd zynde, op het Kafteel van Antwerpen gevangen gezet; de Staaten van Vlaanderen, hoe zeer deezen Volksvriend genegen, hoe veel poogingen aanwendende om hen te redden, konden zulks niet beletten. Om dus een lot te ontgaan, weeken de voornaamfte van diens Aanhangers ten Lande uit (*). De Hooge Raad van Brabant (*) Onder deezen bevondt zich Eduard Wai,kirrs", die in den aanhang der Fonkisten eene hoofd, ro! fpeelde. Hy was een Burger en Bankier te Brusfel, wiens vermogen wy op dertig Millioenen Guldens gefchat vinden, en van wien gezegd wordt, dar, hy, ter bewerking der Omwentelinge in Wintermaand des voorleden Jaars , en ter ontwapen;ng des Krygsvolks van d'Alton, aan omkoo ping omtrent een half Millioen zou bedeed P 5 heb- LXVII. 5 0 ek.  S34 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. 1790. bant kondigde een Befluit af, waar by het Patriottifche Genootfchap , zo lang gehaat en belaagd, werd opgeheeven. De aanzienlykfte Leden namen de vlugt. „ En „ 't allereerste oogenblik," gelyk Forster. fchryfc, „ waar op die Vergadering zich 5, vry gevoelde van alle mededingers be„ fteede zy , om , door middel van ge„ welddaadige maatregelen, de mogelyk„ heid eener nieuwe Republikeinfche Om? „ wenteling te verhinderen. De Vryheid „ der Drukpers , dat heiligst pand van „ vrye Volkeren, werd onherroepelyk af- gefchaft. Eene geftrenge keuze over „ de Boeken waakte zorgvuldig voor de „ inftandhouding van ftaatkundige en geest„ lyke duisternis, en het verbod van alle „ buitenlandfche Nieuwspapieren , welke „ de Democratifche Grondftellingen be„ gunftigden, bekroonde deeze de Achfc „ tiende Eeuw zo zeer onteerende ver„ ordeningen. De fluier van geheimhou„ ding bedekte alle de raadflagen der Wet-? „ geevende Magt; en bittere haat ver„ volgde de nog overig zynde Leden des Vaderlandminnenden Genootfchaps, uit „ vrees voor geftrenge berisping werden „ de Naamen van Vonk , Walkiers , s, Ursel en la marck, op openbaare sj plaathebben. Forsters Reizen. III D. bl 128. In dn deel deezer Reizen, treffen wy veele byzonderheden aan tot dit tydvak der Brahantfcbe Onlustea behoorende. Zie bl. 88—108..  VERENIGDE NEDERLANDEN, m 9, plaatzen niet meer genoemd (*)." Van der. Noot kreeg de handen ruimer en in dezelve bykans allen gezag. Het verblinde Volk bewees hem eene bykans afgodifcbe Eere, althans men verhaalt dat hetzelve , in de krankhoofdigheid van deszelfs yver voor deezen Man, diens Beeldtenis naast het Beeld van Maria op het Altaar plaatste. Dit hieldt de geestdrift op eene vreemde wyze gaande , en werd dezelve door een ftroom van Blauwboekjes allerwegen aangezet, Onder het voorgevallene, in dien kryg, beftonden eenige Brabanders, te midden van den Zomer, op het Grondgebied van onzen Staat, niet verre van Breda den trommel te doen roeren, en in 't geweer te komen, om zich in den Wapenhandel te oefenen. De Drost dier plaatze zogt dit, door zyn gezag, te vergeefsch te beletten. Hy gaf des kennis aan de Regeering der Stad Breda, met verzoek om byftand. Eenige manfchap van het Regiment van PalLARDy , daar in krygsbezetting liggende, benevens eenige Zmtzers en Dragonders, derwaards gezonden, en van het noodige om zich daar te legeren voorzien, ftaakten dit bedryf en deedt de Brabanders het Grondgebied der Staaten verlaaten. Op eigen Grondgebied begon het, be-; halven de fchokken door de Partyfchappen toegebragt, 'er langs hoe duisterder, uit te zien. Het Oostenryks Krygsvolk hei (*) G. Foreter als boven bl. 107—108, LXVII.1 BOEK,  »3<5 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. I790. behaalde , van tyd tot tyd overwinningen op de volhoudende Brabanders , fchoon eenigen , door bekommerdheid en vreeze voor den ongelukkigen uitflag tot eene verzoening met Leopold neigden, en onder de hand daar aan werkten, of liever lieten werken , hieldt de Afgod des misleiden Volks vol. Hy vaardigde zynen Medeftander van Eupen. Geheimfchryver van het Congres, na s Gravenhaage en na Rotterdam , om te verneemen of 'er geen- fpoedige en kragtdaadige hulp tegen de dreigende overmagt der Oostenrykeren te bekomen was. Hoe zeer hy, in zyn oogmerk faalde , poogde die Party het volk te paayen , met den byftand der Pruisfifche , Hollandfche en Hesjifche Hulpbenden , die , gelyk men liet verluiden, gereed ftonden, om, op den eerften wenk 9 Brabant in te rukken , met oogmerk om de Oostenrykers te verdelgen, of alom uit de Nederlanden te verdryven. Tot meerder aanmoediging liet het Congres der Belgifche Staaten de maare loopen, dat de Doorlugtige Verdeediger van het Vaderland, (met deezen tytel werd een veragtelyken van der Noot beftempeld,) zich welhaast in perfoon na het Leger der Vrye Burgeren zou begeeven, en aan hun hoofd overwinnend optrekken. Intusfchen hadden de Staaten van Brabant, ten nairukkelyken betoon van hunne Souveraitiiteit , goedgevonden eene geheele vermdering in de Munten te maaken, en Geld te  VERENIGDE NEDERLANDEN. 237 te Haan met het Opfchrift Nieuwe Munt der Vereenigde Belgifthe Provinciën. Ondanks alle de toezeggingen van hulp, welke enkel in woordenklank heftopen, volgde de eene tegen fpoed der Btlgifche Wapenen de andere op; de Zegepraalt der Oostenrykeren vermenigvuldigden. Veelen begonnen duidelyk te begrypen, dat het, in 't einde, op eene Onderwerping zou nederkomen. Zy verwonderden zich niet, dat de misleide Brabanders en Vlaamingers, die alleen voor de Omwenteling geweest waren en daar aan de hand geleend hadden, in het denkbeeld, dat men de waare Volksvryheid ten doele hadt.. liever tot hun voorigen Souverain zouden wederkeeren, dan zich langer laaten overheerfchen , door Eigengrootheidzoekers, als een van der Noot, een van Eupen en zo veele anderen, die werktuigen waren van deeze hoofden, die door Geestelyken opgeftookt, en met dezelve zamenfpannende de beste en waare Patriotten aan allerlei mishandelingen blootftelden: deezen waren, zints eenigen tyd, de bedoelde flachtoffers geweest van de woede en euvelmoed dier gewaande Patriotten. Behalven de heimlyke werkzaamheden om tot daadiging te komen, vondt men te Roermond en elders Briefjes geftrooid, die eene bedreiging inhielden van het plunderen der huizen van allen, die niet riepen Vivat Leopold ! Onder dit alles daalde het gezag en de invloed yan van der Noot, binnen korten tyd, tot èene zo Lxvir. boek* i-7QO.  s38 DE REPUBLIEK DER fcxvii boek. -7QQ. Bemiddelingvan deeze Volkstwist. . zo bedwelmende hoogte geklommen, met ■ dien zelfden fpoed als dezelve gereezerï ware. „ De fchrikbeelden welke de Geest„ lykheid, onderfteund door de Ariftö* cratie, van Leopold elders ophing, „ mogten," gelyk de meermaals aangetooge Fors ter, die by het tooneel deezet beroertens tegenwoordig was, fchryft, „ genoegzaam weezen om de Staaten van „ de gehoorzaamheid der Brabanders te „ verzekeren; maar zullen dezelve hun „ moeds en kragts genoeg geeven om Leoj, pölds Krygslieden te wederftaan ? In ,, de daad het gerugt der vrywilligers ,• „ welken wy dagelyks zien optrekken,i, en alles wat wy van den toeftand der „ Krygstugt en Vestingbouw der Armée „ kunnen verneemen, laat niet toe iets „ dergelyks te vermoeden. De eenige ,, hoop der Staaten van Brabant, en der s, overige Provinciën, op de bewaaring. hunner Onafhangelykheid [van den Keis, zer] is alleen gelegen in de Jaloersheid „ der Europeefche Mogenheden tegen „ het huis van Oostenryk." (*) Hoe veel men des fprak en elkander de ooren volblies, dit bleek welhaast eert vertrouwen te zyn op niets meer dan eene ydele inbeelding gegrond. Dan Leopold* mogt zich vertoond hebben, als , ten opzigte van dien Volkstwist, geene Bemiddeling raadzaam of aanneemelyk te keuren (f),- de-" (*) G. FoasTÉRs Re'zcn. III. D. bl. rai,(.f) Zie boven bl. 322,  VERENIGDE NEDERLANDEN, m dezelve greep eerlang ftand, en maakte 'er een einde aan. Het deel 't welk onze Staat daar in nam i, zal, daar wy zo veel van deeze nabuurige Onlusten vermeld hebben, het biïlyken, dat wy den aanleg, het voortzetten, en den afloop daar van, boeken; te meer nog, daar dit gebeurde op onze Grenzen aanleiding gaf tot verdenkingen Perfoonen van het hoogftè aanzien in het Vaderland raakende. De Groot -Brütannifche Afgezant Mylord Auckland , als mede de Pruisfifche de Graaf vanKeller hielden zich, met de Staatsdienaaren van dit Gemeenebest, van tyd tot tyd, onledig, om de zaaken der Oostenrykfche Nederlanden met Keizer Leopold den II te fchikken. Meer bepaald benoemden hun Hoog Mogenden , eerlang den Raadpenfionaris van de Spiegel om met de bovengemelde Gezanten deeze gewigtige zaak te behandelen. De Graaf de Mercv dArgenteau, Oostenryks Gezant te Parys, kwam herwaards over om in die onderhandelingen deel te neemen. Ook verfcheenen 'er in j Gravenhaage vier Afgevaardigden van het Belgifehe Congres, de Ridder de Bouzier, uit Bergen en Henegouwen; de Graaf de Baillot, uit Antwerpen; de Heer Petit Jean , uit Namen ;< en de Heer de Graaf uit Gent; laatstgemelde was voorheen Afgevaardigde van het Congres aan het Hof van Berlyn geweest. Meermaalen drongen de Staatsdienaars der drie zamenverbondene Mogenheden< by LXVII. BOEK* Hoe aaa«; gevangen en welk deel 'et de Staac in nam» Aanhang op 3nder-  LXVII, B o e k 17 gó. werping by de Belgifch Afgevaardigden. 240 DE REPUBLIEK DER by de Afgevaardigden van het Congres , aan om, door een volledig Beftand, deVyandlykheden tegen de Oostenrykfche Krygsmagt, met zo ongelyk een kans gevoerd, te ftaaken. Telkens werd zulks, door de 0 laatstgemelden, onder veelvuldige voorwendzelen, van de hand geweezen. Dit marren moede , ■ lieten de Handelaars def drie Hoven, hun, voor de derde en laatfte maal, het veel behelzend voorftel doen 5 ,, dat het alleen van de Belgifche Natie „ afhing haare wettige Conftitutie , zo „ als dezelve , vóór het begin der laatfte „ Regeering, in dezelver grootfte zuiver,, heid beftondt, gelyk ook alle Kerklyke „ en Burgerlyke Privilegiën, met eene vol„ komene Vergeeving en Vergeeting van „ alles, wat geduurende de Onlusten mogt „ voorgevallen zyn, herfteld te zien." Ten aandrange 'er nevens voegende, dat deeze de voorneemens des Keizers, ten opzigte Van de Belgifche Natie waren, en dat diens Gevolmagtigde, de Graaf de Mercy d'Argenteau , dezelve, uit naam van dien Vorst, door een Manifest bevestigen zou. Dit voorftel kreeg te meer klems door de bygevoegde drangreden , dat zy hun niet meer dan den tyd van één en twintig dagen, naa de dagtekening van 't zelve , konden vergunnen om dit Voorftel aan te neemen; doch dat, indien zy deezen tyd vrugtloos lieten voorby loopen, of in dien tusfchentyd nieuwe vyandlykheden pleegden, hunne Souverainen het Lot der Belgifche Natie niet langer konden  VÈRÈNIGDE NEDERLANDEN. 241 flen vrywaaren ; maar dat zy, die door hunne hardnekkigheid, de oorzaak dier rampen waren, zelve daar voor verantwoordelyk zouden wezen. Het Keizerlyk Manifest kwam te voorfchyn en behelsde hoofdzaaklyk, overeenkomftig met het voorgeflagene, eene plegtige Verbindtenis van den Monarch, op den Eed, welken Hoogstdezelve flondt te doen , wanneer hy de Regeering der Belgifche Provinciën zou aanvaarden, en wel onder vry waaring van Pruisfen , Engeland en de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden, om ieder der gemelde Provinciën, byaldien dezelve goedfchiks onder zyne Heerfchappy te rug keerden, te zullen regeeren naar inhoud van derzelver Staatsgefteldheid , Charters en Voorregten , zo als dezelve, geduurènde de Regeering van 's Keizers Moeder, Maria Theresia, van kragtgeweest waren. Wyders werd aan de zulken der Belgifche Ingezetenen , die vóór den één een twintigften van Slachtmaand naastkomenden de Wapenen zouden nederleggen, eene volkomene Vergiffenis aangeboden van alles wat ei- geduurende de Onlusten gebeurd was; met uitzondering nogthans van de zodanigen, die mogten be'werken , dat deeze Verklaaring niet ter kennisfe van alle de Belgifche Onderdaanen kwame. — Ten ilotte vermaande zyne Keizerlyke Majefteit, uit ieder Provincie , eenige Perfoonen na 's Gravenhaag af te zenden, om met den Graaf de XXIII. Deel. q_ bïer- lxvu. 8 o EK. I790 's KëU zers Manifest  '242 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. 1700. , 1 ( ] i J j i Voor- ïhien van de zyde der Belgifche Afgeweezen. Mercy d'Argenteau, als daar toe met /olledige volmagt voorzien, het noodige :e beraamen;ten einde tot de vereischte Onlerhoorigheid weder te keeren, beloovende, op het Keizerlyk en Koninglyk woord, dies wat in die Onderhandeling mogt vorden vastgefteld, te zullen aanneemen :n bekragtigen. De gemelde Belgifche Afgevaardigden ïadden zich wel ter onderhandeling vervoegt ten huize van den Raadpenfionaris /an de Spiegel , als mede by de Pruistfche, en Engelfche Gezanten, en by de deer van Leempoel, ook waren zy met le Gezanten van de Hoven van Berlyn en Londen , by den Heer Caillard , Zaak>ezorger des Franfchen Hofs, in gefprek geweest. Maar men hadt niet vernomen, lat zy eenig onderhoud gehad hadden by ien Graaf de Mercy dArgenteau, noch by den Baron de Buol de Schauwenstyn , Oostenryk/che Legations Secretaris. Onkundig van het verhandelde dier Belrifche Afgezanten, bleef 's Keizers Gevolnagtigde niet; en wil men dat zy de Irie volgende Voorftagen, van hunne zyde , zouden gedaan hebben. — Voor eerst, het in ftand blyven van het Belgifche Congres. Ten tweeden, het in dienst houden des Belgifchen Krygsvolks. > Ten derden, verzogten zy nog veertien dagen uitftel van tyd. Vermids deeze voor- flagen geen ingang altoos vonden, maar volftrekt van de hand werden geweezen, ver-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 243 vertrokken zy, onverrigter zaake, met alJen fpoed na huis. Met hun vertrek was de zaak niet afgedaan. Meergemelde Staatsdienaars zetten het bewerken der Bemiddelinge onderling, en met den Graave de Mercy d Argenteau, voort, troffen met hem, den tienden van Wintermaand, betrekkelyk de zaaken der Nederlanden, eene Overeenkomst. —- In den aanhef lieten zy zich hoofdzakelyk in deezer voege hooren. Het was bekend , dat by de Conventien te Reichenbach, den zeven en twintigften van Hooimaand deezes Jaars getekend, bellooten en vastgefteld was , dat de Rust en goede Orde in de Belgifche Provinciën fpoedig zouden herfteld worden, en dat de drie verbondene Mogenheden zouden mede werken tot herftelling der Heerfchappy van zyne Apoftolifche Majefteit in die Provinciën , mits verzekering van derzelver oude Staatsgefteldheid, nevens eene volkomene vergiffenis en vergetelheid van het gebeurde, geduurende de Onlusten. Alles onder Vrywaaring der gemelde drie Mogenheden. Zints dien tyd hadden de Staatsdienaars der verbondene Hoven, in 'f Gravenhaage vergaderd, ingevolge van de ftellige lastgevingen van hunne Souverainen, eenftemmig met den Keizerlyken Gevolmagtigden, niet opgehouden alle hunne poogingen aan te wenden, ten einde de Belgifche Provinciën tot eene volkomene Onderwerping te beweegen, onder bepaalde voorwaarden. Q 2 Wel- LXVII.boek. 1790. Getroffen overeenkomst en verflag deswegen.  ©44 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. I790. Inhoud des Verdrag s. Welke Onderwerping egter niet was gefchied, dan naa dat het Keizerlyke Krygsvolk werd gebruikt om 'er zich van te verzekeren. Dit heilzaam werk, wat den üitflag betrof, volbrasgt zynde, overeenkomftig het verlangen en den wensch der bemiddelende Mogenheden, bleef 'er niets over tot bevestiging van het wettig Souverain Gezag der Belgifche Provinciën zelve , voor het gemeen belang dier Mogenheden , als mede voor het meer en meer fluiten der banden van Vriendfchap en goede Nabuurfchap , dan het vastftellen eeniger Artykelen, volgens welke hunne Ministers, uit- -kragt hunner volmagten, met volle eenftemmigheid waren overeengekomen, „ Zyne Keizerlyke Majefteit zou ," naar luid van het Eerfte Artykel, op de gewoone wyze, de Hulde der Belgifche Provinciën ontvangende, aan dezelve allen , en ieder in 't byzonder de wettige Conftitutien, Privilegiën en Gebruiken bevestigen, van welken haar het genot, door de Inhuldigings Acten van wylen Carel den VI, en diens Dogter Maria Ther-s ia , verzekerd geweest was. By het Tweede Artykel bewilligde de Keizer om alle Buitenfpoorigheden-en Wanories , geduurende den tyd der Onlusten gepleegd, in eene volkomene Vergetelheid te begraaven . en dezelve in eene algemeene Vergiffjnisfe te begrypen , welke onmiddelyk zou afgekondigd worden. — En  VERENIGDE NEDERLANDEN, 245 En fchoon de Verklaaring, te Frankfort den veertienden van Wynmaand deezes Jaars getekend , die Vergiffenis bepaalde tot de geenen, die vóór den één en twintigften van Slachtmaand de Wapenen zouden nedergelegd, en de opruijing tegen het wettig gezag zouden geftaakt hebben, wilde zyne Keizerlyke Majefteit zyne Zagtmoedigheid wel uitftrekken , tot allen en een iegelyk; zich alleen de Uitzondering voorbehoudende van een klein getal byzondere Perfonen , die door hun eigen fchuld , zich in de ongelukkige omftandigheid gebragt hadden van deeze algemeene Vergiffenis niet te verdienen. — Deeze Uitzondering zou ook de zodanigen betreffen, die zich aan misdryven en misdaaden fchuldig gemaakt hadden , geene betrekking hebbende tot de Wanorders, die de Wederfpannigheid vergezeld hadden. Welveiftaande, dat zyne Keizerlyke Majefteit, deeze Kwytfchelding verleenende , niet verftondt te erkennen , noch te bevestigen, het geen, geduurende de Onlusten , tegen de Regten en Hoogheden van zyne Souveraine Magt kon bedreeven zyn, In het Derde Attykel herinnert zyne Keizerlyke M ijefteit, hoe hy, by de Önderhandelinge van Reichenbach, zyne genegenheid te kennen gegeeven hebbende om aan de Belgifche Provinciën eenige nadere Voorregten in te willigen, welke de Conflitutis niet weezeniyk zouden benadeelen, of veranderen, in geval dei zeiver OnderwerQ 3 , ping LXVII. boe k. i;oo.  LXVII. boek, 1700. 046 DE REPUBLIEK DER ping het gebruik der Magt voorging, hadt hy, egter, op aanhoudender bemiddelende Hoven, toegeftemd , om, onaangezien de omftandigheden , welke hem tot het gebruiken dier uiterfte maatregelen hadden doen befluiten, deeze dezelfde Voorregten toe te ftaan, tot welke zyne Majefteit , uit eigene beweeging zich reeds verbonden hadt, tot den prys van eene vryj willige Onderwerping (_*). - Die voorregten waren vervat in eenen Brieye van zynen Gevolmagtigden aan de bemiddelende Staatsdienaaren , uit 's Grayenhaage den negen en twintigften van Wynmaand deezes Jaars gedagtekend, zy werden geheel in dit Staatftuk ingelascht. Dezelve betroffen hoofdzaakiyk verfcheide Punten van Beftuur, ten aanziene van het Geestelyke, waar in de Wetgeeving der Nederlanden, onder de laatfte Regeering, eenige verandering hadt gemaakt ,°met bedoelingen, welker zuiverheid men niet hadt willen erkennen. Ten deezen aanziene wilde zyne Majefteit wel herroepen alle de Ordonnantiën, betreffende de Kweekfchoolen of Seminarien, de Procesfien , en eenige andere Godsdien fh'ge gebruiklykneden j de Broederfchappen en dergelyke , en dit alles weder onder de onmiddelyke Beftuuring derBisfchoppen ftellen, met al de magt welke zy oefenden op het einde der Regeeringe van Keizerin mar ja teeresia. Ten (*) Deeze oorfpronslyk aangebode Amnestie, met <= enige Aanmerkingen, vindt men in het Vaderk Huisbak, V. Df bj. dot—606.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 247 Ten aanziene der Univerfiteit van Leuven , waar de ingevoerde veranderingen 1 ten grooten ftrnikelblok geftrekt hadden, wilde de Keizer alles op den ouden voet herftellen, zo als zy geweest waren op het einde der evengemelde Regeering, eU byzonder in het regt van Benoeming, welke zy oefende omtrent zekere Geestlyke Beneficiën, uit kragte eener Pauslyke vergunning , alleen voor. zich, als nu behoudende de Beneficiën van de Provincie Luxemburg, tot dat men die aangaande, vriendlyke fchikkingen gemaakt hadt. — De Studiën in de Wysbegeerte, de Regten en de Geneeskunde in de Nederlanden, vereischten eene Hervorming, die nadere beraamingen vorderden, ten welken opzigte zyne Majefteit met de Staaten zou overeenkomen. Onmoglyk was het alle de Kloosters, onder de laatfte Regeering afgefchaft, te herftellen ; dit ftuk ging vergezeld met veelvuldige zwaarigheden, zo ten aanziene van de Perfoonen als van de Goederen; dan beloofde zyne Majefteit de Inkomften dier Goederen. tot geen ander einde te zullen gebruiken of te beftemmen, dan alleen tot Godsdienstige gebruiken, op de meest mogelyke wyze overeenkomftig met de oogmerken der Stichteren, en zulks op voorftellingen, welke hem door de Staaten zouden gedaan worden , met deezen, als mede met de Magiftraaten zou zyne Majefteit zich verftaan, wat het beduur diei goederen betrof. Wyders beloofde de Q 4 Kei Lxvir. 1 OE*. I79O.  448 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. J7§o. j 3 £ z r V I $ t V g 't V n g r< tc u ECeizer de vernietigde Abtdyen, welkers iet regt hadden hunne Opperhoofden naar 3e Staaten af te vaardigen, te herftellen, )f derzelver herftelling te bevestigen. By het wegneeraen deezer groote Struikelblokken voegde de Keizer Toezeggingen van eenen anderen aart; als eene ftelige verbintenis dat 'er nimmer een Miliaire opfchryving regtftreeks of zydelings ou in aanmerking komen; dat hy nooii: Militie , of gedwongen Recruten, zou igten, anders dan met bewilliging derStaain, ingevalle het daar op mogt aankoaen. — Desgelyks verbond hy zich om ooit. eenigen Inpost op het volk te hefin, onder welk eenen naam het ook ïogt weezen, dan met toeftemming der taaten. Veel toegeeflykheids betoonde de Ke/ier verder ten aanziene van de Amptenaaïn der Oppergeregtshoven en de vervulling an daar in openvallende plaatzen; het maaen van Wetten; de Organifatie en het Gouvernement , en het gebruik der Milidre M-igt. Ten aanziene van dit laattle erklaarde de Keizer zyne hoope, dat de teenwoordige Onlusten geëindigt zynde, r geen voorwendzel meer zou overbly2n, het welk dezelye op nieuw zou kun;n doen gebooren worden , het éénige. ;val, in 't welk het gebruik van Militaij Magt tegen alle, onvermydelyk wordt it handhaavinge van de Publieke Orde en itvoering der wetten, en wilde hy wel tot :nen onverandexlyken regel ftellen, dat van het  VERENIGDE NEDERLANDEN. 249 het oogenblik, waar in alles in volmaakte Orde en Rust zou wedergekeerd zyn, de Soldaat nooit zou gebruikt worde tegen de Burgers, dan om Beiluiten van den Regter te onderfteunen, en op verzoek der Regtbanken en Magiftraaten. Daar het bedienen van het Burgerlyke en Lyfftraflyke Regt een der voorwerpen uitmaakte, die voor het geheiligde Regt der Volken op de Vryheid en den wettigen Eigendom , van het weezenlykst belang waren, en zyne Majefteit het voorneemen hadt, meer dan ooit eene volmaakte eenftemmigheid vast te ftellen tusfehen zich en de Vertegenwoordigers des Volks, omtrent het geen ftrekken kon tot bevordering van den algemeenen voorfpoed en zekerheid, beloofde hy de Staaten te hooren , omtrent de Veranderingen en Hervormingen, die 'er zouden kunnen te maaken zyn, betrekkelyk tot de vastgeftelde Regelen en Vormen in de bediening des Regts, en verbondt, hy zich om niets te veranderen in de orde der Jurisdictiën , zonder overeenkomst met de Staaten, en zonder hunne voorafgaande goedkeuring. Ten aanzien van twyfelagtige gevallen, aan eene moeilyke uitlegging onderhevig beloofde zyne Majefteit, dat 'er van zyne zyde, Commisl'arisfen zouden benoemd worden, en dat de Staaten der Provincie, welke de zwaarigheid betrof, van hunne zyde , dezelve- zouden benoemen, om zich, indien het mogelyk ware , te zamen te veiftaan; dat aan zyne Majefteit Q 5 zel- LXVÏI. SOEK.  250 DE REPUBLIEK DER LXVI. BOEK. 1790. zelve rekenfchap zou gedaan worden van den uitflag dier Onderhandelingen, en dac, ingeval de zwaarigheden door middel dier Commisfarisfen niet vereffend konden worden , zyne Majefteit van den eenen, en de Staaten van den anderen kant, een gelyk getal onzydige Perfoonen zouden benoemen , ten dien einde van alle verhinderenden Eed behoorelyk ontflaagen , en dat zyne Majefteit, gelyk ook de Staaten, zich aan de Bellisfing deezer Arbiters zouden onderwerpen. Naa de Inlasfching deezer ftukken, in dertien Afdeelingen breeder begreepen, luid het tierde Artykel der tegenwoordig voor en vastgeftelde overeenkomst, dat hunne Majefteiten de Koningen van Pruisfen, en Groot - Brittanje, en hun Hoog Mogenden de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden, op de plegtigfte wyze, aan zyne Keizerlyke Majefteit, en diens Doorlugtige Erven, en Opvolgers, de Souverainiteit guarandeerden der Belgifche Provinciën, thans onder zyne Heerfchappye weder vereenigd, als flegts één eenig, onverdeelbaar, onvervreemdbaar en onverwisfelbaar Domein , het welk onaf fcheidelyk zou zyn van de Staaten van het Huis van Oostenryk in Duitschland, en geregeerd volgens de Conftitutien, Privilegiën en Gewoonten, in de drie bovengemelde Artykelen ; gelyk de meergenoemde Mogenheden insgelyks guarandeerden de Bewaaring en het volle genot der Conftitutien, Privilegiën en wettige Gewoonten in dezelfde Artykelen uitgedrukt. Bin»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 251 Binnen zes maanden, of eerder, naa de tekening, op den tienden in Wintermaand, gefchied , zouden de Ratificatien deezer Overeenkomst, volgens het flot Artykel, worden uitgewisfeld. (*) De Raadpenfionaris van de spiegel, die zo veel deels genomen hadt in de Onderhandelingen de Brabantfche zaaken betreffende , kreeg, met den aanvang van Winter maand verlof van Staaten van Holland, om te mogen aanneemen de volmagt van wegen hun Hoog Mogenden , als Minister Plenipotentiaris tot herftel der zaaken in de Oostenrykfch Nederlanden, als mede tot het regelen der Grensfcheiding; waar van hy op het einde der gemelde maand verflag deedt (f). Met deeze bedryven nam de hooggereeze Tweefpalt in onze Nabuurfchap een einde; dan hadt dezelve, ten opzigte van eenige Perfoonen hier te Lande een nafleep , welke fchoon op eenigen tyds afiland volgende, met het thans gebeurde in een zo naauw verband ftaat, dat het hier, beter dan elders, plaats vindt. Onder het verhaal der thans gedempte Onlusten in Brabant, hebben wy niet kunnen nalaaten hier en daar gebeurtenisfen te melden, welke aan onzen Staat het voorkomen gaven van eene ten minften zyde- ling- (•) N. Nederl. Jaarb. 1790. bi. 2193—2195. £1388—2391. 2486—2479. (f) R- L. Bouwens aan zyn Committenten. 322, LXVII. b oek. I70O. VAN DE SPIEGEL, volmagc in het regelen der Brabandfchezaaken. Verdagtheid van de handelingenhier te Lande omtrent de Bra' bantfche onluscee,'  a$2 DE REPUBLIEK DER L-XVI, BOEK. I7OO. lingfche deelneeming in dezelve (*). Ten tyde der Wapeninge in de Oostenrykfche Nederlanden tegen josephus den II., vondt de Koning van Pruis/en, onderfteund door Engeland, goed om de misnoegden , in dien oord, met hulpe te vleijen, ten einde den Keizer tot den Vrede met den Turk te noodzaaken, en de Stadhouderlyke Party hier te linde deedt alles, wat in haar vermogen was, om aan de oogmerken dier beide Vorsten dienstbaar te zyn : de fchoone gedaante van onzydigheid bewaarende, bleef men niet in gebreke om hun tegen den Keizer te onderfteunen. Ondanks uitgevaardigd Plakaat op Plakaat, Verbod op Verbod ten aanziene van hulpbetooning aan de Misnoegden , ftondt men toe dat hunne Hoofden een Congres te Breda hielden, liet een Minister van 't zelve daar onder de hand toe, raadpleegde met den zeiven in 's Gravenhage; verfchafte hun gefchut en krygsvoorraad, verboodt dien, weiken van hier gezonden werd , te onderzoeken of aan te houden; gaf aan eenige Officieren in , dienst van den Staat hun ontllag of een lang verlof, om onder een hooger rang in het Leger der Misnoegden geplaatst te worden ; zogt daar toe zelfs Officieren aan in ,den Jaare mdcclxxxvii gedimitteerd, met' belofte van eene eeuwige ver- C*) Wy hebben reeds iets daar roe behoorenda, te vooren gemeld, en meer beloofd. Zie onze Vadcrl. Hift.XKlU. D. bl. 313 Wy volbreagen hjer onze gedaane belofte.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 253 vergetelheid van alles, zo zy zich lieten geqruiken (*). Deeze deels duistere, maar bedenkelyke, ftappen, heeft men zoeken op te klaaren. door het oogmerk te veronderftellen om een Verbond met de Belgifche Republiek te maaken, en door dit middel den Franfchen, voor altoos, de gelegenheid te beneemen om deeze Landen van het tegênwoordig Beftuur te ontheffen, of om aar den tweeden Zoon des Stadhouders, ondei den een of anderen tytel, eenigen Invloed, en een ruim jaarlyks Inkomen te bezorgen, Aan dit doelwit fchreef men.toe, dat 'er, geduurende.den Oplfand der Brabanderen. eenige Blaauwboekjes , welker Schryverj genoegzaam met naame bekend, door Hol lands geld betaald, hun daar toe zogter over te haaien; dan dit nam geen opgang, uit hoofde, zo men wil,, van den afkeei der Brabanderen van'Hoofden uit aanziènlyke Huizén; en het verfchil van Godsdienstbelydenisfe; De Heer vonck fchryft met zo veele woorden, „ dat vander noot de Prinfes beloofd hadt, om haar' Zoon te doen verheffen tol ,, hetStadhouderfchap vm Brabant (f)."— Een na Frankrfk oVergefcnreevene tyding. i dai (*) Déez'ë Perfoonen worden met naame genoemd, en als daartoe door den Stadhouder er de Priufesfe aangepreezen, befchreeven door R, L. Boüwens aan zyne Committenten bl. 326. (f ) Korte 'tlisi. Verhandeling en onzydige Aanmerkingen over de gefteldheid in Brabant , dooi Mr. J. F. Vonck, bl. 11. en 52. LXVII. BOEK. X790. Wat men deswegen aanvoerde. 1 1  Ö54 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. I70O. (f) N. Nederl. Jaarb. 1799. bl. 190. (*) Verdeediging van den Heer van der meersh, bl. 164. dat de Prinfesfe, zonder des Stadhouders toeftemming, zich na de Vergadering dtr Algemeene Staaten zou begeeven hebben, om 'er de erkentenisfe der Onafhangelykheid der Belgifche Provinciën voor te ftellen, werd, op vordering van der Staaten Afgezant Lestevenon van Berkenroode, als eene onwaarheid herroepen (*). Anderen willen, dat men, door dien Onderftand , hadt zoeken te bewerken, dat onze in Brabant uitgeweekene Landsgenooten, een afkeer hebbende van de misleide Vryheids liefde der bedroogene Brabanderen, hun ftil en benyd verblyf aldaar moede gemaakt en zy genoodzaakt zouden worden om elders eene fchuilplaats te zoeken. Althans van der Meersch , die zulks van naby weeten kon, fchreef de hulp van hier aan de Nederlanders beweezen toe „ aan een mis„ noegdheid over de Protectie , in Brabant, „ aan de Uitgeweekene Hollanderen be„ weezen , en aan de Onderhandelingen „ der Prinfesfe van Oranje met het Con„ gres, waar door de Hollanders, in Bra~ „ bant woonende , zich van daar moesten „ verwyderen (f). Dan naauwlyks was de Overeenkomst, in den Zomer des Jaars mdccxc te Reichenbach getroffen, of de Stadhouder, en diens Aanhang, onttrok zich geheel aan de Bra- ban»  VERENIGDE NEDERLANDEN. &$$ banders, liet hun over -aan hun lot, en door de Keizer vermeesteren. De Staaten verbonden zich met Pruisfen en Engeland om , gelyk wy gezien hebben , de blyde Inkomst aan de Nederlanders, en den Keizer de Souverainiteit over de Nederlanderen te verzekeren. In welke handelingen Keizer Leopold alles, wat van de zyde deezer Landen in de Brdbandfche Onlusten gebeurd was, geheel, als ware 'er niets voorgevallen, onopgemerkt liet. Stil bleef dit alles geduurende eenen geruimen tyd , en fcheen het volkomen in 't Vergeetboek gefteld; doch, met den Jaare mdccxcii kwam te Brusfel in 't licht, Eene Befchryving van de onnoodige Verkwisting van de Koninglyke en Publieke Penningen, door de geweezen Brabantfche Souverainen, of eerfte Extract van den Register der Staaten van Brabant. van den Jaare mdcclxxxix en mdccxc (*). Het was zonder Plaatstekening ge- i drukt, (*) De Tytel was Tableau de la Delapidation des Deniers Royaux & Publicqs par les Ex ■ Souverains Brabangons; eu Premier Extrait du Registre des Etats de Brabant des Années 1789 & 1790, pub/ié pour t'inftruction, de la Nation Belgique & de la Posterité. Meer dan twaalf Mil« lioenen zouden dezelve beloopen hebben. Men treft 'er zeer groote fommen in aan, enkel onder de benaamina: van geheime of fecreete Dienden, als aan van Eupen f 88,000•, aan van der Noot ƒ62,000", aan Sr. Sagermans ƒ 63,290; nog eens voor groote Diensten aan denzelven / 40,000, en aan den Heer Beekmans ƒ 40,000 ; aan den Graaf van Limmingen voor fecreete Affaires ƒ 80,900; lxvh; boek. 179O. 'Er komt te Brusfel een Stuk uit eenigen hier te lande be* zwaarende.  LXVII, boek De Stad houder levert des een Vertoog in by d< AUe- meene Staaten. &S6 DE REPUBLIEK DER drukt,' maar werd openlyk te Brusfel vet' ■ kogt. Op die lysten trof men onder andere aan deeze drie Posten. — „ Ordon„ nantie van Betaaling aan den Heer van „ de Spiegel , Raadpenfionaris van Hol„ land, voor het begunftigen der Verza„ melingen te Breda f 80,000. — Aan „ den Intendant van het Huis der Prin„ fes van Oranje ƒ 100,000 ter verkry„ ging van haare Protectie ; en aan de „ eerfte Kamer'- Juffer ƒ 25pao tot het „ zelfde einden. De Stadhouder, een Afdruk hier van ontvangen hebbende, begaf zich onverwyld na de Vergadering van hun Hoog Mogenden, met een mondelingen Voordragt, vervolgens in gefchriftovergegeeven. Naa' de' ontvangst van het gedagte Stuk vermeld en de daar in opgegeevene getrokkene Geldfommen opgehaald tehebben, voer hy voort, „ dat de Princes , zyne „ Gemalin hem verzogt hadt , hun Hoog „ Mogenden voor te draagen, dat zy geen„ zins onverfchillig kon zyn aan zodanig „ een gerugt, verfprëïd in een ftuk, het „ welk,' hoe zeer niet. geauthorifeerd, ,, evenwel fchyn van wettigheid hadt : „ vermids het onder het oog van het pi Gou- /8o;ooo; aan den Heer van Leempoel voor zyiiO Ambasfade in den Haag en voor fecreete z;.aken.ƒ 358,000; aan den Graaf van Mi-rode voor zyn Gezantfchap en fecreete zaaken ƒ458,000 5 aan van der Noot voor djn dag wan zyn Feest ƒ 100,000; aan van Eupen dito ƒ 30,000.-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 257 », Gouvernement te Brusfel was gedrukt „ en openlyk verkogt. Dat zo in Pasj, kwülen en Blaauwboekjes dergelyke zaaken Honden, zy dezelve veragt en ge,, oordeeld zou hehben, dat het Haar niet ,, voegde zich aan dergelyke Uitftrooi„ zeis te ftooren; maar dat zy thans, zo ,, wel ais Hy, dagt, dat zy daaromtrent „ niet konden ftüzitten, en daarom aan ,, hun Hoog Mogenden verzogten, dat „ zy zodanige maatregelen in het werk ,, wilden ftelien : ten einde de allerge„ ftrengfte navorfchingen gedaan wierden na de bron , waar uit die befchuldi„ gingen gefprooten waren; en, wanneer ,, ze gevonden werden in eenige Registers „ of Rekeningen geduurende de Trou„ bles in de Nederlanden gehouden , dat als „ dan, volgens de regten van het ftriktst „ geregtlyk Onderzoek, aldaar gebruiklyk „ geprocedeerd mogt worden , om te „ ontdekken den Perfoon, of de Perfoo„ nen, die de opgegeevene fommen mog„ ten ontvangen hebben, en welk gebruik „ zy daar van gemaakt hadden. VermidS „ het van het uirerfte aanbelang was, zd voor zyne Gemalin, als voor Hun, oni „ te weeten of één, of meer Perfoonen, i, in hunnen dienst, zich hadden fchuldig gemaakt aan het ontvangen van derge,, lyke ongeoorloofde Gefchenken. Dat ,, hy , wyders , niet kon afzyn om op' „ het erndigst te verzoeken , om aan ;, zyne Gemalin zodanig eene Satisfactie hieromtrent te bezorgen , als zy zouXXIII. Deel. R ^ deri LXVII.' boek. ÏJiJO.  I LXVII. boek. I790 Schryven der Staaten aan den HeerHop hier over Antwoordastn den HeerHop door het Brusfel/^Gouvernement gegeeven. i58 DE REPUBLIEK DER „ den oordeelen, dat de Belediging ver„ diende." Onverwyld vonden hunne Hoog Mogenden goed den Minister Plenipotentiaris Hop te Brusfel aan te fchryven , „ om aan het Gouvernement hunne ver won„ dering en gevoeligheid te betuigen over 11 de verregaande Licentie waar medederge), lykePapieren, onder het oog van 't zel„ ve gedrukt wierden", en om voorts den Eisch te doen in de voordragt van des Stadhouders begreepen (*> De Baron Hop marde niet dien last uit te voeren, en kreeg, daags daar r,a (f), een antwoord, 't welk hier op neder kwam, „ dat de Publiciteit door de Drukpersfe „ aan die Stukken gegeeven voor het „-Gouvernement Generaal der Nederlan„ den, niet dan een nieuw bezwaar was, te rangschikken onder alle de geene, ' welke de fpoorlooze losbandigheden der " Drukpersfe, daar aan , tot deszelfs leed' weezen, verfchafte. Het was 'er on- eindig verre van, dat het tot dit voort" brengzel de hand geleend, of het ge- toloreerd hadt : en alle waakzaamheid " van het Gouvernement zou het niet " kunnen gedekt doen zyn tegen foort, gelyke uitvallen , dikwyls tegen het 1 Gouvernement zelve gericht. Deeze ' uiterfte losbandigheid was toe te fchry" „ ven (*) Refol. Gen. 17 Jan. 1792. (V) Den 19 Jan. was de zaak door den Baros Hop voorgedragen en het antwoord den 20 gedagtekend.  VERENIGDE NEDERLANDEN. ü$9 3i ven aan de gevolgen van de gisting, en „ van de desorders, door de Troubelen i „ van dit Land veroorzaakt, welke men niet te eenemaal hadt kunnen fmooren; „ als mede aan de kwaade voorbeelden, 3, door hunne Nabuuren, door haatlyke 9, Declaratien, die zich niet bepaalden by „ de Belediging van Particulieren; maar „ zelfs ftrekten om, in de oogen van alle a, Volkeren, de Waardigheid der Souve9, rainen te verlaagen. „ Deeze toeftand van zaaken moest 9, noch aan den Prins, noch aan de Prin„ fesfe, noch aan hun Hoog Mogenden, 3, eenigen twyfeloverlaaten omtrent de moei,, lykheden , hinderlyk aan eene volkoi, mene terugkeer van goede Orde in 3, hunne Provincie, onaangezien de zorgi 3, en waakzaamheid van het Gouverne,, ment. Ondertusfchen hadt hetzelve, 't 9, welk zo weinig middelen hadt om de losbandigheid te keer te gaan, wanneer „ zy over de voornaamfte Agenten liep 5 3, de meest preciefe Orders gegeeven, orn informatien te neemen , ten laste van 3, den Drukker en Aucteur van dat Ge.9, fchrift, en dat, zo het mogelyk was hun te ontdekken, zy zeker geactio9, neerd zouden worden om bewyzen in a, Regten van hunne Gezegdenste voor» ,, fchyn te brengen; ten einde zy die „ niet hebbende, zy met alle geftrengheid „ zouden gehandeld worden, als Lasteraars. „ Als mede dat het Gouvernement zicht „ byzonder zou toeleggen om aan zyne R 2 „ Hoog- LXVIÏi O EK*  *6o DE REPUBLIEK DËR LXVII. boek. I79O. Hoe de Raad. penfionaris van de Spie gel zich by hun Ed. Gr. Mog. de beklaagt. „ Hoogheid, en aan haar Koninglyke „ Hoogheid de Satisfactie te bezorgen, ,, welke hunnen belasterden Dienaaren „ zou toekomen; doch dat, in geval 'er „ wezenlyk eenig bewys beftondt van 't „ geen tegen dezen aangevoerd was, zou „ het Gouvernement aan zich voorbehou„ den aan de Juftitie van hunne Door- lugtige en Koninglyke Hoogheden de „ Satisfactie over te laaten , welke aan „ dezelve zou toekomen." (*) Men zou van dit Antwoord mogen zeggen , dat hetzelve by het Gouvernement eene bedremmeldheid met dit geval tekende , dat het wel fpoedig gegeeven Was ; doch de zaak geenzins uitmaakte; het liet althans de mogelykheid des geVals in 't midden. Ue Raadpenfionaris van de Spiegel, die zynen Naam-,- op deeze lyst, vooraan met groote letteren gefpeld vondt, zat niet ftil. Op den achtften van Sprokkelmaand leeverde hy ter Vergaderinge van hun Ei Groot Mogenden een Vertoog in, met deezen aanhef. „ Edele groot mo„ gencle Heeren! Ik ben niet gewoon de „ Raadpleegingen van U Ed. Groot Mog. „ te ftooren door een voorftel van zaa„ ken, die my in t particulier aangaan. „ Ik had anders, reeds menigvuldige rei„ zen redenen gehad om te klaagen over ,, den Leugen, Laster en Smaad, die van „ tyd tot tyd, in zommige meest buiten „ land- (*) Re/el. Gen, 17. Jan. i;pa.  VERENIGDE NEDERLANDEN. af5i landfche, periodique Papieren, op myn fubject worden verfpreid; maar begry„ pende dat dit een gevolg is van de „ tyden, die wy beleeven, waar in niemand, van welken ftand , conditie of „ beftaan hy moge zyn, vry is voor de pylen, die in het donkere, of van eene ongenaakbaare plaats, op hem afgefehoo„ ten worden; en ook door de ondervinding ," in myne Ministerieeie Posten , zedert lang gehard zynde tegen de aan,, vallen der kwaadaartigheid, heb ik 'geleerd op dezelve neder te zien, met die veragting, welke zy verdienen." „ Maar eene zaak, Ed. Gr- Mog. Heeren! onlangs voorgevallen verbiedt my dezelfde ftilzwygenheid daaromtrent te „ bewaaren; om dat niet flegts myn Per9, foon daar by betrokken is, ook niet in „ vague bewoordingen ; maar met uit-. „ drukking van een Fait, by het welk U „ Ed. Gr. Mog. belang hebben, en in„ dien het waarheid was my den Dienst van den Lande en de Agting van alle „ eerlyke lieden onwaardig zou maaken. Opgehaald hebbende wat 'er, ter Vergaderinge van hun Hoog Mogenden, ten opzigte van de ingediende klagten des Stadhouders, gebeurd was; en hoe hy, zyn Naam mede vermeld vindende op de lyst der befchuldigde Perfoonen, onmiddelyk aan den Heer Hop , fchreef met betuiging, van weinig gedagt te hebben , dat hy „ ook zyn aandeel zou hebben aan dien 3, laster; doch hoe het hem voorkwam, R 3 „ dat LXVII.- boek i;qq,  êö2 DE REPUBLIEK DER B-U EK. , 3 Hcp vervoegt des nader by het Gouvernement Generaal. We'kant" woord hy bekwam. , dat een flap, door hun Hoog Mogen» , den gedaan, hem genoegzaam authori, feerde, om , by provifie , voor zyn , Perfoon ftil te zitten: dewyl een van , beiden zou gebeuren, of dat het Gou, vernement dat Pamphlet desavoueerde. , In welk geval hy het, onder meer an, dere Paskwillen, kon veragten^ of dat , het een grond hadt, in de Registers , der Staaten, geduurende de Troubles, , wanneer hy de Juftitie van het Land , op de zelfde wyze als hun Hoog Mo, genden, te hulp kon roepen, om de „ zaak te onderzoeken." Dan de Heer Hop oordeelde andermaal iet Gouvernement Generaal te moeten langaan , met de kennisgeving , „ dat „ de Raadpenfionaris van de Spiegel „ hem niet .zo fpoedig als Mevrouw dë „ Prinfes de Orders van hun Hoog Mo„ genden hadt kunnen doen toekomen, „ om Voldoening te vraagen, welke die ,, Minister van Staat moest verwagten, „ omtrent eene Befchuldiging, zo eerroq„ vend als uitzinng, en rechtftreeks ftrydig „ met de Reputatie, welke hy, in alle „ opzigten, zo billyk genoot." : De Minister Plenipotentiaris gaf 's daags daar op antwoord , by 't zelve nog veel fterker het leedwezen betuigende van het Gouvernement Generaal, over de beledigende aantyging, thans 't zelve onder het oog gebragt, dan over de voorgaande, dia flegts betrekking hadt op Bedienden, of Domeftiquen'van het Stadhouderlyk Hof, daar  VERENIGDE NEDERLANDEN. 263 daar de laatfte de gevoeligheid trof var een der eerfte Ministers van de Repu bliek. ■— Naa vermeld te hebben, dat 'ei reeds de ftiprte bevelen gegeeven waren tot ontdekking der Opftelleren en Uit,ftrooijeren van dit beledigend voortbrengzei, dat het Gouvernement Generaal zich zou beyveren om den uitilag van het onderhoek der Baron Hop te doen weten; ,, kon hy hem", om de eigene woorden af te fchryven, .„ alleen herinneren de „ algemeene aanmerkingen, vervat in het „ voorheen gegeeven Antwoord, betrek „ kelyk de moeilykheid , die 'er tegen„ woordig overal plaats hadt, om de los„ handigheid der Drukpersfe te beteuge„ len. Het was buiten twyfel, en, ge„ duurende de laatfte Troubles in de Ne„ derlanden, hadt het Gouvernement Ge,, neraal dikwyls, ftilzwygend 'er de droe,, vige ondervinding van gehad, dat hun „ Hoog Mogende insgelyks dezelfde „ moeilykhe ien, onder hunne beheer„ fching, hadden ontmoet, door naamlooze „ gefchriften, welke of hunne Regeering, „ of die der nabuurige Mogenheden aan„ randen, het was zeker een droevig ge„ volg van de algemeene gisting, welke s, tegenwoordig, in] Europa, de losbandigheid der buitenfpoorigheden verwar„ de met de natuurlyke en wertige Vry„ heid " Naa deeze ftukken in 't breede bygebragt te hebben , vaart van de Spie* Gel , in deeze bewoordingen voort. „ Myn R 4 «oog- [ LXVII; boek. I70O.  *f54 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOE K. 179,0. Wat des ter Ver feadering van hun Ed. Gr. Mog. voorviel. oogmerk is geenzins u Ed. Gr. Mq., genden op te houden met eene Pro„ teftatie van myne .volmaakte Önfchüldii ,, want bloote woorden van Ontkenning, „ waar van fchuliigen zich zo wel kun,, nen bedienen als onfchuldigen, zouden „ niet genoeg zyn, indien 'er anders de „ minfte twyfel op myn Subject plaats „ hadt. Maar het éénic oogmerk waarom „ ik deeze zaak aan u Ed. Gr. Mog. „ vbordraage, is, om mn Hoogstdezelvè „ te verklaaren, dat, wanneer (J Ed. Gr. „ Mog. oordeelen, dat eene Befchuldi: ,, ging van dien aart een nader onderzoek „ vereischt, ik niet alleen dit onderzoek „ niet vrees, noch tragten zal te ontduiken ; „ maar dat ik, in tegendeel, my volvaar„ dig aan u Ed. Gr. Mog. welbehaagen, „ dien aangaande, zal onderwerpen, en, ,, in dat geval, ernftig verzoek, dat u, ,, Ed. Gr. Mog. zodanige maatregelen ge„ lieven in het werk te doen ftellen, „ als meest dienftig zyn om verzekering „ te bekomen , aangaande de Integriteit ,, van eenen Minister, die zonder het ;, vertrouwen van zyne Meesters te bs~ „ zitten, niet nuttig kan zyn in den diens? „ van het Land." De Raadper fionaris , deezen voordragt gedaan hebbende, verliet de Raadzaal.de Baron van Boetzelaar., Meer van Kyfkoek, nam, op verzoek, in deeze zaak, de post van Raadpenfionaris waar, en viel het befluit, om in een groot Befoigne, 's anderen daags te houden , te oyerleg- gen8  VERENIGDE NEDERLANDEN. 265 gen, „ door welke meest gefchikte en „ gepaste middelen aan den Raadperdio„ naris, ter zaake voorgefchret-ven, eene „ behoorelyke Satisfactie zou kunnen wor„ den bezorgd." Een Befluit, 't welk de Onfchuld van den Raadpenfionaris voor uit vajstftelde, en de zaak , als geens onderzoeks waar dig, deedt voorkomen, 's Anderen daags was 'er op dit ftuk een breedfpraakig Verflag gereed. Hoofdzaakelyk kwam het neder op eene fterk uitgedrukte betuiging ■> ,? van de leevendigfte aandoening „ met welke zy befpeurd hadden, dat de „ Laster van boosaartige en agter het gorr ,, dyn van naamlooze Schryveren fchui,, lende lieden ,■ voor welke niemand veilig „ was , in dit geval getragt hadt aan te „ vallen , den eerften Mi: sister van deeze Provincie, in wiens Perfoon zy „ begreepen dat hun Ed. Gr. Mogenden „ zelve beledigd waren. Dat de aart der „ Befchuldiging zodanig was , dat dezel„ ve, vergeleeken met de bekende, en „ by alle de Leden van hun Ed. Gr. „ Mog. erkende Opregtheid van den „ Raadpenfionaris, voor volftrekt ormogelyk „ moest gehouden worden. — De Com* „ misfie was verzekerd, dat hun Ed. Gr. „ Mog._ geen oogenblik aartzelen zouden, „ om hier van eene openlyke verklaaring „ aan den Raadpenfionaris te geeven, Teffens vertrouwende , dat de Heer „ van de Spiegel, offchoon geene Sa9, tisfactie yerwagt hebbende, zodanig R 5 „ een LXVll, boek, «799. Aldaar en hoe vrygerprookeu  sl66 DE REPUBLIEK DER Lxvir, , BOEK. \ , een Befluit als eene volkomene Regt- , vaardiging voor hem zou aanzien. * „ Wat het Onderzoek betrof, waar aan „ de Raadpenfionaris verklaard hadt zich , volvaardig te willen onderwerpen , dit ,, befchouwden zy als geheel overtollig. — ,, Gerust zouden hun Ed Gr. Mog af„ w^gten, den uitflag der Iüformatien aan „ den Heer Hop te Brusfel toegezegd. — „ Dat voorts aan den Raadpenfionaris van her voorftaande behoorde kennis gegee, ven te worden, met verzekering, dat „ gedagte atroche Calumnie, geene de „ minfte verandering in hef Vertrouwen „ der Leden gemaakt hadt ; en dat hy „ behoorde verzogt te worden om voor „ zyn partikulier niets te doen in deeze „ zaak, welke hun EI Gr Mog. niet zou^ , den nalaaten, als de hunne te befchou„ wen." Eene ontwyfelbaar te wagten goedkeuring volgde . op dit Verfl ig. De Raadr penfionaris, weder binnen verzogt ,• en van riet omtrent hem voorgevallene-verfteniigd, antwoordde, „ dat, indien hy ook „ eenige Satisfactie hadt beoogd , dit „ Befluit hem dezelve ryklyk verfchaf„ te. Dat hy hun Ed. Gr. Mog, „ durfde verzekeren, dat zo lang de He„ mei hem bewaarde by de Grondbegin„ zeis, die hy, in zyne onderfcheide Pos-, „ ten akyd hadt aangekleefd hun Ed. „ Gr. Mog. zich in hun vertrouwen op „ zyne Eerlykheid nimmer zouden be„ droogen vinden ; en hy zich voor het „ ove-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 267 „ overige, van het verder Onderzoek „ deezer zaak aan het goedvinden van 9, hun Ed. Gr. Mog. zou onderwerpen. „, -— Volgens het Verflag, en het Staats „ befluit daar mede overeenkomftig, kreeg „ den Baron Hop onverwyld des berigt. ?, Hier mede liep de zaak ten opzigte „ van den Raadpenfionaris af. (*) (?) Refol. van Heil. 8 en 9. Jan. 1792. Dit ftuk werd weder verleevendigd by het Rapport in de zaak van den Gewezen Raadpenfionaris van de Spjegel, den 14 Oer 1795 uitgebrsgt : zonder dat 'er eenig meerder lichts aan wordt bygezet *, en 't zelve, in den Brieve van den Heer Joh. Valkenaar als Fiscaal , gerang1'chikt onder de daadzaaken , die hem als Objecten van nader Confideratie voorkwamen. Zie Verzamel, van Stukken in de zaak van L. P. van de Spiegel. Te Amft. by van Gulik 1796. In 't gemelde Rapport vinden wy alleen. „ Ook „ weeten wy te wei, hoe het Keizerlyk Ministe,, rie te Brusfel, het onderzoek van deeze zaak, „ daar alhier in den Haag zo veel ophefs wan 5, gemaakt werd, ongevoelig heeft laaten zitten, ,, zonder dat aan van de Spiegel, en aan an„ dere mede geinculpeerden, eenige andere Sa„ tisfactie, dan die van andere Hooffche Compli,, meuten, bezorgd is, en waar mede, gelyk ook „ met eene panydige Declaratie van Integriteit „ van den kant der Stadhouderlyke Regeering, ,, de eerstgenoemde zich van den hem aaugetyg„ den blaam heeft weeten te zuiveren; maar het ,, geen hem, nog by onpartydigen, zo 'er geene „ andere bewyzen voor handen zyn, altyd ver„ dagt blyft maaken^ bl. 37 en 95. Hooger brengt het R. L. Boüwens niet, als hy, in het Stuk aan zyne Committenten , dit gevsl aanvoert en des eenige byzonderheden boekt , bl. 323—330 en ten flor, zich beklaagt over het gebrek aan noaöige Staatstukken, „iu de laatfte dagen der Qver- „ heer- LXVIL BOEK. I?QQ.  £68 DE- REPUBLIEK DER LXVII. boek. I790. Bekendmiükinsyan Mot- MAN. Nooit is, onzes weetens , de naam vermeld van de eerfte Kamerjuffer der Prinfesfe van Oranje, uie gezegd wordt 25.,000, Guldens getrokken te hebben : en zou men ook geheel in het duistere weezen ten aanziene van den Man als Intendant van het huis der Prinfesce van Oranje omfchreeven; indien G. W. Motman , Raaden Rentmeester der Domeinen, zich niet bekend gemaakt hadt als den hier bedoelden Man: immers hy liet, in de Nieuwspa^ pieren, deeze Verontfchuldiging plaatfen, ,, dat hy, eerst van ter zyde, en daar naa „ meer openbaar, befchuldigd zynde, als „ of hy een Som van 100 000 Guldens „ zou genooten hebben , voor het beloo5, ven van Protectie aan de Geëmigreer„ den, uit de Oostenrykfche Nederlanden „ verklaarende, behoudens zyn regt tegen „ de Verfpreiders van die Leugen, dat dezelve was verzonnen, en van alle ,, waarheid ontbloot: terwyl, even gelyk „ hy openlyk en op de folemneelfte wyze „ betuigde, dat hy nimmer van de Staa- ten van Brabant, noch ook van iemand anders,, in hunnen naam, voor de bo„ vengemelde, of voor eenige andere zo„ genaamde Protectie, welke of hoedanig „ die ook geweest zou mogen zyn, iets „ hoe genaamd, veel min een fom van „ 100.000 Guldens, hadt genooten; wes„ hal ven hy een ieder durfde provocee- „ ren, „ heerfching verdonkerd, of met Willem den Vs „ na Engeland overgevoerd.';  VERENIGDE NEDERLANDEN. a6< „ ren, om, dien aangaande , eenige di minfte bewyzen te berde brengen, ei „ voorts de Verfpreiders van dat gerug „ hieldt voor openbaare Calumniateurs (*).' Met hoe . veel duisters dit geval 00} moge omgeeven zyn, beyverdé men zielzeer om de ftukken, daar toe betrekkelyk, die ter1 verontfchuldiging of af weering var blaam konden ftrekken, in de Hollandfclu Nieuwspapieren van dien tyd te plaatzen; maar ten zelfden tyde hieldt men daar in fchuil eene meer beflisfende Memorie-, door het Brusfelfche Gouvernement, op den eerflen van Sprokkelmaand , deeze zaak betreffende , aan den Heer Hop overgeleeverd, Belangryk genoeg is dezelve om hier plaats te vinden. Het Gouverne„ ment Generaal heeft niet zonder verwondering kunnen zien de wyze waar „ op zich de Leydfche Courant van 17 „ Jan mdccxcii uitdrukte. Zodanig zyn „ de aanmerkingen, die zy zich veroor„ looft, by eene Inleiding tot een naam„ loos Gefchrift te Brusfel gedrukt. 'Er „ zyn gerugt en, die, uip hoofde van der-1 ,, zeiver aart-, niets anders verdienen dan „ veragting, of onverfchilligheid; maar wan„ neer die zelfde gerugten fchynen gewet„ tigd te worden, door hun, die eenig Qpen„ baar gezag bekleeden, en welke Post zelfs ,, hun verpligt om aan geene gemeene ge„ rugten geloof by te zetten * is die onver„ fchilligheid niet meer geoorloofd. Uit „ dee- (*) N. Nederl. Jaarb. 1792. bl. S03. ) ; LXVIL I KOEK. ' 1700. : Een na1 der ontwikkelend verflag door 1 het BrusfelfcheGouvernementgegeven.  S7o DE RÉPUBLIEK DÉR LXVII. boek „ deeze aanmerking , die, hoe waaragtig „ ook in haar grondbèginzel, egter niet „ toepasfelyk is op de om (handigheden, „ volgt natuurlyk , dat het Gouverne„ ment Generaal befchuldigd wordt van „ te hebben gewettigd , ' of ten min„ ften geduld, het Gefchrift, waar over „ gehandeld wordt : en de verzekeringen aan den Heer Hop gegeeven, moeten „ hem evenwel overtuigen, dat niets meer „ onwaaragtig is. Konde het Gouverne- ment Generaal blootgefteld zyn aan „ verwytingen van oogluiking omtrent „ Paskwilfchryvers, terwyl het zelve reden heeft om zich te beklaagen „ „ dat het blootgefteld is aan derzel„ ver vergiftige trekken, en terwyl het „ openbaar gezag , zo veel belang heb.,, bende by het inbinden van de waarlyk „ toomlooze vryheid der Drukpersfe, zich zeiven , in andere Landen, en geduu,, rende eenige jaaren, niet heeft kunnen „ behoeden tegen de kwaade trouw der „ Nieuwspapier- en andere Schryvers ? „ En 't is aan 't zelve gebleeken, dat „ het zelve in Holland niet meer dan els, ders ontzien is. „ De geauthentifeerdeCopiendernevens- gaande Stukken , die de Minister Ple„ nipotentiaris de eer heeft aan d^n Heer „ Hop mede te deelen , verfchsftin het ,, bewys, dat alles geen Laster is. het welk ,, in dat Gefchrift, het welk zo veel gerugts maakte . gevonden wordt. Het Gou- „ vernemenc Generaal zou buiten tegen- fpraak  VERENIGDE NEDERLANDEN. 271 „ fpraak bevoegd zyn om zich te laaten gele- gen leggen aar; eene Satisfactie van dien Be„ dienden van het Stadhouderlyk Hof, welke , „ volgens de eigene bekt-t i^nis van eeni- ge Staaten der Belgifche Provinciën. eene „ Gift van Honderd Duizend Guldens ont- vangen heeft voor het doen van voor„ gewende goede dienften, waar op het „ Gouvernement overtuigd is dat hy zich , zonder eenigen grond, beroemd heeft. „ Maar getrouw aan de grondbegin,, zeis, die niet zullen ophouden het„ zelve te beftuuren , en van den ande- ren kant geloovende meer dienstbaar te „ zullen zyn aan de waardigheid van „ deszelfs Souverain , bepaalt het zich , ,,* om de zaak aan de Rechtvaardigheid „ van haare Koninglyke Hoogheid de „ Prinfes van Oranje over te laaten." In een byvoegzel van den Schryver des Briefs, waar by dit Stuk ter plaatzinge in het Franfche Nieuwspapier, waaruit wy 't zelve ontleenen , gezonden werd, vinden wy met zo veele woorden vermeld, „ dat het egt was, dat Motman die fom voor de befcherming der uitgeweeken Bra„ banders te Breda genooten en. ontvan„ gen hadt van den Penfionaris der Bra„ bantfche Staaten de Jonghe, en van 'verfcheide Gedeputeerden der Staaten „ van eenige Gewesten; en dat deeze „ hunne toeftemming vertoond hadden, „ om de fomme te doen lyden in de Re„ kening der Staaten van Brabant» by » ge- LXVII. boek. I790,  fi?a DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. i^qo. Aanmerkinghier Over „ gelegenheid van het vereffenen der ge„ maakte onkosten, geduurende de onee„ nigheden , met de daar toe benoemde „ Raadsheeren en Secretarisfen van des „ Keizers geheimen Raad, benoemd om „ by die vereffening tegenwoordig te „ zyn." ' Die Schryver laat 'er op volgen , ,. dat de Heeren hun befluit „ daar by gevoegd hadden, het welk door „ G. J. de Limpens, en L. C. van de „ Veld, Secretaris van dien Raad, ge„ tekend en vergeleken was met het oor„ fprongelyke , berustende onder de ftuk„ ken van de Secretarie van Staat door ,, den Secretaris, Baron Feltz, op den ,, negen en twintigften van January des „ Jaars mdcclxcii (*)." Aan de egtheid deezer, zo veel betekenende Stukken kan niet wel getwyfeld worden; inzonderheid wanneer men 'er byvoegt, dat noch het Brusfelfche Gouvernement, noch de Stadhouder, noch de Prinfesfe., de egtheid daar van ontkend heefc. Spelt men in de Memorie zelve den naam van Motman niet, is deeze alleen in het Byvoegzel des Zenders te leezen, hy wordt daarin met genoegzaam onderfcheidende en onlochenbaare trekken aangeduid , en , ondanks 's Mans verklaaring ten tegendeele, in het By voegzel, met zeer bezwaarende omftandigheden, befchuliigd. Ook heeft men gegist, met hoe veel gronds (*) Gazette (Jnivers. 1792. No. 470  VERENIGDE NEDERLANDEN. 273 gronds laaten wy aan zyne plaats, dat van de Spiegel, in dit Stuk van het Oostenryks Gouvernement, ontzien is om dezelfde reden, waarom het betuigde op de Satisfactie öyer het gedrag van den, wel niet met naame genoemden, maar genoegzaam omfehreeven, Motman te zullen aandringen. Doch deeze overge- laaten zynde aan de Regtmardigheid der Prinfesfe hadt geen ftraf te vreezen. VeeIer wegen hadt hy zich aan haar Huis verdienftelyk gemaakt (*). Door haar Schild gedekt hadt hy niet te duchten, dat hun Hoog Mogenden, hem, als een Misdaadiger van de eerfte grootte, zouden opzoeken, te regtftellen, en ftraffen. - Zeer gepast drukt zeker Schryver, op deeze bemoeijingen oogende , zich uit. „ De regtftreekfche ftyving in de Vereenigde Gewesten van den Brabantfchen Op9, ftand, hoe fchynbaar aanleidelyk om 5, Oos- (*) Voorlang hebben wy hem, In onze VaderL nist niet van de beste zyde, leeren kennen. Merir zie het XIX. D. bl. 357, 358. „ Bekend", dit leezen wy, ten zyn en bezwaare, omtrent het ftuk nier voor handen, „ is het ten overvloede, hoe „ de befaamde Motman, door zyne frequente ap» parnieten deezen tyde in Brabant, de aandagt vari i, allen , en zelfs van het Ministerie tot zich eeSi trokken heeftj zelfs werden,?toen ter tyde, de „ WisTels op hem geëndosfeerd, onder voorwendi? zel,_ dat het penningen waren, uit de Admini„ itratie der Domeinen van zyné Hoogheid proflupe'. „ re^c.e.' Verzamel, van Stukken in de zaaken van l. p. van de Spifgel bl. 37.. Men vergejylïe' \h o0uwens aan zyne Committenten, b'. '28. AAlIL Deel, S LXVII. boek*  B74 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. I790. Iets over de vryheid der Drukpersfehier te lande. „ Oostenryk te verbitteren, liet geen twyfel overig aan uitgeftrekter bedoelin„ gen , waar van veeiligt Engeland en „ Pruisfen de aanleggers waren (*). Wy keeren van deezen Uitftap, zo anders het invoegen eener gebeurtenisfe tot ons Tydvak zo rechtftreeks behoorende, een Unftap moge heeten, tot het voorgevallene , ten Jaare onzer Befchryvinge, te rugge. — Was het geen wy des vermeld hebben het gevolg van de vryheid der Drukpersfe, of liever van het gebruik des gemaakt, om anders in 't duister bly vende zaaken, aan den dag te brengen; beklaagden zich het Brabantfche beftuur deswegen , gaf het te kennen, dat het ook hier te Lande niet ontbrak aan Drukkeryen gebruikt tot dit en nog haatlyker einden. Deeze tyd, hoe zeer men ftrenge Plakaaten ten tegendeele hadt uitgegeeven, en hoe open men het waakend oog hieldt op alles, wat de rust der thans heerfchende Partye kon ftooren, mogt vrugtbaar heeten in Werkjes van een onfmaaklyken aart voor hun, die thans op 't Kusfen zaten. Hebben wy voorheen, om de geestneiging der tyden aan te duiden, van dusdanige Gefchriften te meermaalen gewag gemaakt, wy doen het thans te meer, om dat zy.Vertoogen en Handelingen ten gevolge hadden, die, wat men ook van de waarde of onwaarde dier Gefchriften oor- (*) Tafreekn van de Staatsomwenteling in Frankryk Vd O. bl. 152. te Am ft. by Allart.  VERENIGDE NEDERLANDEN. i7 oordeelt, te fterk in 't oor klonken of t zeer in 't oog liepen, om in een Gefchïed blad onvermeld voorbygegaan te worden. Uit dit oogpunt befchouwd moet hel ons niet verdrieten ee,n Voorftel te hooren , in de eerfte maand deezes Jaars, ter groote Vroedfehaps Vergadering van leyden gedaan, door den Raad en Hoofdofficier Mr. A. van Heüsden. Aanleiding tot het zelve gaf een Boekje, vreemd van Tytel (*), 't welk in Leyden niet alleen verboden en opgehaald was; maar wegens 't welk ook aanfchryving gedaan was aan den Penfionaris dier Stad in 'j Gram&aage>om dit Boekje, als prophaan, hoonend en lasterend voor het Huis van Oranje, en dus ftrydig met de Plakaaten van den Lande, bekend te maaken. Naa dit breedfpraakig vermeld te heb-* ben vaart Leydens Hoofdofficier voort, s, Natuurlyk Ed. Gr. Agtb. Heeren! was 9, het te denken, dat naa het emaneeren » van zulke fterke blyken van den wil en „ begeerte van den Souverein, de licen„ tieufe Schryvers afgefchrikt zouden zyn » geworden, om de Pen en Drukpersfe op „ nieuw te gebruiken ter vilipendie en 9, overtreeding van dezelve Plakaaten en » Pu- (*) De zonderlinge Tytel luidde 5 Het Prophe* tmhe_ Gezigt van den Ziender Joannes, befchreeven m bet XIII Boek zyner Openbaaringen, op dé tegenwoordige aanmerkelyke Omftandigbeden en zaaken toepasfetyk. Te Antwerpen by T. T. FreS* mien, j S a $ ; LXVII. ■ BOEK. Beklag en Vertoog van van Heüsden over eenige Werkjes.  LXVII. boek. I790. 1 S76 DE REPUBLIEK DER „ Publikatien , en zich niet blootgefteld „ zouden hebben aan het incurreeren der „ Straffen by dezelve geëmaneerd. Het „ tegendeel Ed. Gr. Agtb. Heeren! heeft „ nogthans, naa de gelukkige Omwending, „ zich gemanifesteerd en mamfefteert zich dagelyks nog maar al te klaar. Verfchei„ de der dagelyks uitkomende werken too„ nen allerduidelykst, dat, hoe zeer 'er eene gelukkige Omwending van zaaken, door Gods Goedheid, aan deeze Repu- bliek heeft mogen te beurt vallen, de 3, Omwending van fentimentenengemoeds„ neigingen by veele Ingezeetenen deezer Landen nog geene plaats heeft kunnen „ krygen, en dat 'er onder dezelve zyn, die niet alleen halftarrig blyven by hun„ ne ïandverderfiyke Gevoelens, maar door dezelve zodanig worden vervoerd, dat „ zy zich niet ontzien, om de eerfte aan„ flagen der Landberoerte wederom in 't „ werk te ftellen. Ik meen Ed. Gr. Agtb. „ Heeren! het maaken en verftrooijen van; „ oproer wekkende Gefchriften. „ U Wel Ed. Gr. Agtb. weeten tog, dat „ ten allen tyde en in alle Landen, de op„ ruiende Laster- Hoon en Smaadfchrif„ ten', het eerfte middel zyn geweest, van „ 't welk zich de geenen, die Beroerte en ,, Opftand zogten te verwekken, bediend „ hebben,om hunne inzigten te bereiken , „ in zo verre dat de beste Staatkundigen „ het disfemineeren van zodanige Ge„ fchrifien houden voor voorbodens en „ eerfte beginzelen van Oproer en Seditien. . » En  VERENIGDE NEDERLANDEN. 277 ,- En geen wonder Ed. Gr. Agtb. Hee'., ren! ais men nagaat welke impresfien „ zodanige vrugten, voortbrengzels van 't „ menfchelyk bedorven vernuft op de Be=,, woonders van een Land moeten maaken, „ dan wordt men ras overtuigd, dat uit „ dezelve noodzaakfyk moeten fpruiten, „ haat, nyd, tweedragr, twist, onder de „ Ingezetenen tegen elkander; wantrouwen „ op het Staatsbeftuur ; misnoegen tegen „ de Regenten, welke, in verfchillende „ betrekkingen, aan hetzelve deel hebben, „ en eene volflaagene vernietiging van al„ len ontzag en onderdaanigheid. Zo 'er „ geen duizend voorbeelden in de Gefchie-; „ denisfen van het Menschdom de waarheid „ daar van bevestigden, het gebeurde in „ ons Vaderland , geduurende eenige nu pas verloopen Jaaren, op welke de her,, Helling van de tegenwoordige op nieuw „ gevestigde Conftitutie zo onverwagt is ge,, volgd, zou op zieh zelve alleen genoeg zyn „ om 'er ons volkomen van te overtuigen. Wy ftaan Ed. Gr. Agtb. Heeren! „ thans wederom in 't zelfde gevaar, by „ rein en onrein wordt de tegenwoordige „ Conftitutie, op de felfte wyze. en op „ allerlei manieren, aangetast, als ondeu-, „ gend, onderdrukkend* verderflyk, met „ éên woord allerhaatlykst aan de goede „ Gemeente voorgefteld., Zyne Hoogheid „ den Heer Prins van Oranje wordt, op nieuw, in die Gefchriften gehoond., ge„ lasterd en gefcholden , met de ferfoei„ lykfte bewoordingen. De bittere kwaad-, S 3 ?, aar-> Lxvm BOEK,  s?8 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. ( j « i i 1 < ( 1 I „ aartigheid ftrekt zich gelykerwyze uit „ over haare Koninglyke Hoogheid, Me„ vrouwe de Prinfesfe, Hoogstdeszelfs Ge„ malinne, en het Huis van Oranje en Nas„ [au. De euvelmoed gaat verder en „ brengt onder de Voorwerpen, op wel„ ke die zynen zwadder uitfchiet , zy?, ne Majefteit de Koning van Pruisfen, „ van Staatswegen als den Verlosfer, naast „ God, van de Republiek uit gevaar en „ elende , begroet en bedankt, en de „ Kroon van Engeland wordt in die heil„ looze bemoeijingen niet gefpaard! „ Wat moet, wat zal Ed. Gr. Agtb. „ Heeren! daar van eindelyk het gevolg „ zyn? zonder te fpreeken van eene ge„ heele verbastering van Zeden, welke, „ uit zulk eenen aanhoudenden euvelmoed, „ moet ontftaan; zonder te fpreeken van „ de Infamie, welk dezelve op de geheele „ Natie, oudtyds, wegens haare goede „ Zeden, zo hoog geroemd, althans, en ,, voor de vreemde Natiën tot een affchuw ,, ftelt (*). Hoe is het mogelyk , Ed. „ Gr. (*) Wy houden onze pen, als buiten onze Gechiedfchryvende taak loopende, te rugge om dit londerling Stuk met Aanmerkingen vergezeld te loen gaan; doch kunnen niet voor by, ter geleicnheid deezer zinfnede op te merken, dat de Opteller, of zeer onkundig heeft moeten weezen van iet Characteristique des Nederlandfchcn Volks in dit pzigt, van zeer oude tyden af het zelve toegekend; n waar van de voorbeelden, door alle tydkringen een,in welke iets zonderlings te doen viel, vooranden zyn — of dat hy, dit weetende, om deezen  VERENIGDE NEDERLANDEN. 279 „ Gr. Agtb Heeren! dat, wanneer zelfs ,, de Souverain niet ontzien wordt, het ,, Eminent Hoofd der Republiek , des„ zelfs edelmoedige Gemalinne, derzei ver ,, Huis en Gedacht, ten fpot, ten fchimp, ,, ter verfmaading van ieder een wordt „ overgelaaten ? — Hoe is het mogelyk, „ dat by zoodanige pofitie, eenige agt„ baarheid, eenige eerbied, eenig ontzag „ of onderhoorigheid, in de gemoederen „ der Gemeente kan overblyven, en de „ rust in het Land herfteld of bewaard „ kan worden? Moeten dezelve vonken, „ die wederom aan 't vlammen raaken, ,, niet hetzelfde vuur. doen ontbranden ? „ Zuilen zy niet wederom dien yver ont„ fteeken, door welken de gealïectioneer,, den voor de tegenwoordige op nieuw „ gevestigde en bezwoorene Regeerings „ Conftitutie zullen vervoerd worden tot „ ongeregeldheden en buitenfpoorigheid ? „ Zal men in gemoede het Zwaard kun„ nen voeren tegen deezen, terwyl die „ aanritzende Oorzaaken buiten kragtdaa„ dige beteugeling blyven , en niet ge,, lykmaatig voor alle Regtbanken en Vier,, fchaaren met effect aangeklaagd kunnen „ worden? „ Het Boekje, Ed. Groot Agtb. Hee„ ren! voor eenige weinige dagen hier in „ de zen tyd te bezwaaren , en als flegter dan voorbaande, ten dbn opzigte, af te fchüderen , niet ter goeder trouwe te w rk gaat. Doch niet meer hief van, de lieer van Heusden ftaac hier niet alleen. S 4 LXVIÏ. BOEK 1790.  s8o DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. 179®' „ de Stad opgehaald, dat Godloos Stukje „ van een dooiend verftand, is het eenig„ fte niet, dat myne zorglyke bedenkin^ „ gen opgewekt, en tot den flap, dien „ ik nu in deeze Vergadering doe, be„ woogen heeft."— Hy telt 'er andere op (*), en vervolgt. — „ Deeze allen, even zeer ,, fmaalendé, fchoon op verfcheide toonen, „ op 's Lands Conftitutie, pas nieuw beves„ tigd en bezwooren, en inzonderheid op „ het Eminente Hoofd deezer Republiek, „ Hoogstdeszelfs Gemalinneen Gedacht, „ zyn my onder het oog gekomen , en „ ik ben verre van my verzekerd te hou- den, dat.ikzealle gezien heb, die in „ denzelfden fmaak , zedert kort, zyn ?, uitgekomen, ongerekend zulke, tegen ,, welke eenige Demarches gedaan zyn (f). „ Het is zo, Ed. Gr. Agtb. Heeren! „ meer dan ééns is 'er gedagt, om te„ gen diteuvel,'t welk aan de Ingezetenen van eenen Burgerftaat het edelfte gedeelte, „ van het geen waarom de Burgerzamenlec „ ving tot beftaan is gekomen, naamlyfc „ vry en veilig genot van zyn eer, en (*) Zie hier de lyst der opgegeeven Tytels, die goed deels uitwyzen wat men van den Inhoud ia wagien hebbe. — De gevallen van een Keeshond. —. De Pruisfifchen gedagvaard voor de Fierfcbaar van, Europa. — De bedaarde en vry moedige Nederlander. — Twee belangryke Brieven over de Omwenteling in Holland. — Het vrolyke Keesje in deverdrukking. — Brieven van een gevlugte Holldn.. ier. CO Wy hebben 'er een Lyst van opgegeeven in b.ec XXi Deel onzer Vadtrl, Hist. bl, 38.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 281 9, goeden naam en faam ontrooft, den ?, Burgerftaat zelve ontluistert, en alle „ befchaafdheid verbant, eenig hulpmid8, del aan te wenden.- Te meermaalen is „ 'er gefprooken }over het emaneeren van een nieuw Plakaat tegen de Licentie der Drukpersfe; maar het is niet van gevolg geweest. De ondervinding heeft „ ons, in de tyden der laatfte beroerte, „ maar al te zeer overtuigd, dat de bes„ te Wetten nutloos en overtollig zyn, „ wanneer de Executie afhangt "van-de „ willekeurigheid en zinlykheid der gee„ nen, die dezelve moeten doen wer- 3, ken. Zo veel my voorkomt Ed. „ Gr. Agtb. Heeren! is 'er by ons geen ,, gebrek aan Wetten tegen Faamroovende en andere Gefchriften. De befchreeven Regten zyn daaromtrent mede niet ftil : zo dat het zo zeer niet fchynt te „ haaperen aan Wetten, als wel aan 't doen „ executeeren van de Wetten, overal bin„ nen deeze Provincie, op gelyken voet, ,, voor alle Vierfchaaren, en zonder dat „ die Licentie op de eene plaats meer dan „ op de andere getolereerd of geconni„ veerd worde." Het was op deeze gronden dat of Leydens Hoofdofficier der Vroedfchap voor- * ftelde , van wegen dezelve de Vergade- É ring van hun Ed. Gr. Mogenden kennis 8 te geeven van het beftaan der Boekjes' door hem vermeld ; met by voeging van het verlangen der Vroedfchap, dat 'er S 5 een- Lxvir. BOEK. Zyn ooritel eswe- en.  282 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek, I79O. Een tegen Oranje gerigt Boekje te Haarlem uitgegeven. eenmaal kragtdaadige middelen tegen het maaken en verfpreiden van fameufe Gefchriften mogten worden beraamd en in 't werk gefteld, als mede dat de Wetten hier te Lande daar tegen gegeeven, zo wel als de befchreeven Regten, in kragt en werking gefteld wierden (*). Met regt mogt de Heer van Heusden , by de opgave van eene Lyst der onlangs tegen de Oranje Party gerigte werkjes zeggen , dat hy ze alle niet opnoemde. Omtrent gelyktydig met deeze uitgeboezemde klagten en voorgeftelde raadgeeving, zag te Haarlem het licht een Boekje, getyteld, Antwoord aan den Schryver van den Vrymoedigen Raad, aan de Inwoonders van Nederland in t algemeen een aan de Burgery van Haarlem in 't byzonder, — Het voerde den naam dier Stad, als daar gedrukt, op den Tytel, en hebben wy alle reden om te gelooven dat dit eene egte Plaatstekening ware. Sterk \vas het onderdehandfche vertier ; doch werd het welhaast op de kragtdaadigfte wyze geftuit. Naa eene gedaan vergeeffche opfpeuring, liet de Regeering onmiddelyk eene welftrenge Publicatie daar tegen afkondigen. ,, Met de uiterfte verontwaardiging", dus liet zich dezelve hooren, „ hadt zy ver„ nomen, dat, in hunne Stad, het licht „ zag, zeker aller vuilaardgst, fchandelyk en oproerig Schotfchrifc , (onder den „ bo- (*) N. Nederl Jaarb. 1790. bl. 32—37.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 283 „ bovengemelden tytel) en daar niettegenftaande allen gedaan onderzoek ,tot nu toe, de Auteur , Drukker, of Uitgeever „ niet hadt kunnen ontdekt worden en „ 'er hun Ed. Agtbaaren ten hoogften aan gelegen legt, dat dezelve bekend „ wierden: dewyl het voorgemelde Schotfchrift oproerig en lasterlyk was, zo „ voor den Souverain, als voor zyne Doorlugtige Hoogheid en deszelfs Gemalinne, en de Regeeringen der Hollandfche Steden, s, en wel byzonder voor de Magiftraat van „ Haarlem , zo was het dat de Heeren „ van den Geregte honderd Gouden Ry„ ders beloofden aan hem, die de Auteur, „ Drukker of Uitgeever van dit Schot„ fchrift zou weeten aan te wyzen. Zul„ lende des Aanbrengers Naam niet al„ leen geheim gehouden worden, indien ,, hy zulks begeerde ; maar hem werd „ daarenboven toegezegd, dat, indien hy, „ door zulks aan te brengen, zomtyds van zyn brood- of kostwinning mogt wor„ den beroofd, hy van Stads wegen, zyn „ leeven lang geduurende, of tot zo lang „ aan denzelven eene behoorlyke kost„ winning kon worden toegevoegd, redelyk zou onderhouden worden (*)." Hoe uitlokkend deeze Aanbiedingen ook mogten weezen, bleef het begeerde eene Verborgenheid , en kon men niet verder komen , dan tot gisfingen, ontoereikende om (*) N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 188. LXVII. BOEK. 17QO. Door Beu ls wnden /erbrand  q84 de republiek der LXVII. BOEK. 1790. Gedenkpenningter ge~ dagtenis fe der Omwenteling. om iemand des te vatten, en in regten te vervolgen. Den haat tegen dit Werkje mogt men alleen aan het gedrukte Papier koelen. Dit zogt men, drie dagen naa opgemelde Publikatie • te doen , door alle de Stukken, welke men, by eene geftrenge ophaaling, hadt kunnen bekomen, op het Schavot, door Beuls handen, te verbranden. Eene Strafoefening. die een drom Toekykers lokte ; doch , in eene Stad, waar der Patriotten aantal fteeds groot was en bleef, by veelen meer de lachfpieren in beweeging bragt dan eenige andere aandoening weke; fchoon de - orzigtigheid der Patriotten, die deeze ftrafoefening by woonden, raadde zulks te bedekken , om zich te bevryden voor de onmiidelyke gevoelige ftrafoeftning , die zaker zou gevolgd weezen door de vuisten des Gemeenen Volks, 't welk in die verbranding een heiligen yver voor het Huis van Orarje meende te befpeuren , en zich wel in den fchik vertoonde, over dit bedryf De onaangenaamheden, welke de thans heerfchende Party, ter oorzaake van uitgegeevene Schriften, als mede dezelve ter oore komende Gefprekken» te verduuren hadt, werden intusfchen ryklyk vergoed, door de goedkeurende toejuichingen,welke zy van elders ontving; door bedryven, die hun de daargeftelde Omwenteling als een der grootfte en zegenrykfte Gebeurtenisfen afmaalde. Onder deeze mogen wy bui-  ;Een Boekje-te HAARLEM 4oor Beulshanden. -verbi-and .   VERENIGDE NEDERLANDEN. 285- buiten twyfel rangfchikken de uitdeeling der Zilveren Gedenkpenningen, ter waarde van dertig Guldens volgens een Scaatsbefluit kort naa de Omwenteling genomen, aan de Leden van Regeering en Staatsdienaaren, in den aanvang van Oogstmaand (*_). De (*) Aan de eene zydè van deeze Penning leest men, in een krans van Eikenloof. Heroibus Patriis Li bertas publica Dat is Be Vryheid dei Volks aan de Vaderlandfche Helden. Ov de keerzyde ftaa'. Republica., Tyrannide postrata, ab ÏNFESTISSIMIS AC POTENTISSIMIS HOSTIBUS, APERT O ET OCCULTO MARTE SAEPIUS frustra TENTATA, ab INPROBIS PERDITO* HUM HOMINUM incepus VINDICATA , ac TANDEM, sub AUSPICIIS L'Et CONDlTIORIS ARCTIORI INTER: SOCIOS foedere PERENNITATEM ADEPT a praepoTENT. OftDIN. foed. ÜELG. in AET. mem- iiunc cudi JUSSERUNT. mdcclxxxviii. Dat betekent. De Republiek, door D,ringelandy ter neer geveld, door zeer geduchte en zeer magtige Vyanden , met openbaare en bedekte Krygsmagt , meermaalen te vergeefsch belaagd, van de ondeugende vnerneemens van ,'tioo ie mcnfchen verlost, en eindelyk, onder het beftuur van God, haaren Grondlegger, door eene naauwere verbintenis der Bondgenooten duurzaam gemaakt zynde, hebben de Hoog Mogende Staaten der Vereenigde Nederlanden , ter eewwigir gedagtenisfe, deeze Penning doen ftaan 1- Wegens de uitdeeling treffen, wy hy R. L. Bouvvens aan zyne Committenten dit na 'er berigt aan b! 363- Dtn 11 Aug. heeft de Griffier Fagel „ ter tafel van hun Hoog Mog ge;>ragt 6 ZW„ vere Medailles, door den Raad van Staaten „ ver- LXVII. BOEK. 1790.  28* DE REPÜBLIEK DER LXVII. SOEK. I79O DeErfwins De Eer van het Oranjehuis, en de Voofdeelen met die Eere gepaard, namen, ten deezen Jaare, toe. Immers de Oudfte Zoon uit deezen Stamme, die reeds met Krygswaardigheden was befchonken (*), klom „ vervaardigd volgens Refolutie van ï Juny 1788 „ ten getale van ioo, ter gelegenheid van het „ aangaan eener Acte van gemeenfchappelyke „ Verbintenis tusfehen de Provinciën; van welke j, 'er drie aan zyne Hoogheid en zyne Zoonen „ zyn gegeeven. Vyftien aan de Leden en Minis„ ters van den Raad van Staaten. Zestien voor de ,, Rekenkamer; en vermids 'er maar zes en vyftig „ nodig zyn voor de Heeren Ordinaris Geriepu„ teerden; en dus te zamen vyf en tachtig, be„ flooten hun Hoog Mog. 'er één te geeven aan „ den Drosfaart van Drenthe. De veertien nog „ overgebleevene beflooten hun Hoog Mog. aan „ zyne Hoogheid te offereeren , om daar mede „ naar hoogstdeszelfs goedvinden te handelen , „ terwyl de Raad van Staaten verzogt werd 'er „ nog een van Goud te laaten maaken voor Me„ vrouw de Prinfesfe." Wy vermelden dit te meer om daar door te verbeteren bet kort berigt des gegeeven in onze Vaderl. Hist. XX D. bl 59. De volvoering was eenigzins anders dan de Raadoenfionaris van de Spiegel, de eerfte Voorfteller eens zodanigen Penningp by den Griffier Fagel : immers hy wilde aan den eenen kant de Zeven Pyien met een Strik verbeeld, en ten omfchrifc'er op gefteld hebben Nodm indisfolubilis, en aan de anderen kant een eenvoudig verhaal van het gebeurde in goed Latyn. — Die zelfde Heer zou ook gaarne gezien hebben, dat men op het Buitenhof een Monument hadt opgerigt, als een Gedenkftuk der' revolutie, relatief tot de Zaak , en geenzins tot dePefjbon. R. L. Boüwens ah hoven. bi. ifo. Men zie van andere Gedenkpenningen op die Gebeurenisfe onze Vaderl. Hist. XX D. bl 144. (*} Zie onze Faderl. Hist. XX. D. bl. 105.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 28? Iel om in deezen tot hoogere op, en verkreeg nog andere Eerbetooningen, van geene geringe Geldbeiooningen vergezeld. Laatst lieten wy dien Erfprins aan Ley dens Hoogefchooi (*). Van dezelve fcheidde hy in Hooimaand deezes Jaars. Zyn gemis daar ter Stede, werd van zommigen zeer beklaagd. By zyn laatst verfchynen in de Kerk, onder het gehoor van den Hoogleeraar t e Wa ter, kreeg hy eene Affcheidsgroete. De Prins begaf zich na Breda , om de plaats van Gouverneur , door het bedanken des Generaals Graaf de Maillebois (f) opengevallen, te aanvaarden. Aan den Voorzitter van hun Hoog Mog. zyn vertrek bekend gemaakt en plegtig affcheid van die hooge Vergadering genomen hebbende , vertrok hy derwaafds. De Bredafche Burgery hadt zich voorgefteld den nieuwen Gouverneur, met veel plegtigheids, in te haaien; dan bleef dit, ter oorzaake dat hy voor die eerbetooningen bedankte , agter wege ( §)• Op onlangs gedaane Voordragt der Afgevaardigden van Amfierdam, by de Staa- 1 ten van Holland , bragten laatstgemel- 3 den' (*") Zie onze Vader!. Hist. XXII. D. bi. 367. (t) Zie onze Faderl. Hift. IX. D. bl. 204. (§) N- Nederl. Jaarb. 1790. bl. 1640 en 1850. (**) Deeze voordragt werd den 30 van July gedaan. R. L. Bouwens aan zyne Committenten* bl. 256. LXVII. BOEK, •790 wordt Gouverneur van Breda en trekt derwaardg. Voordel >m den irfprins fitting  $88 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. I790. In den Raad van Staaten te verieenen, Voordragt van Holland om "hem tot Generaal te doen aanftellen. den ter Algemeene Staats Vergadering ifï 't midden, dat Willem Frederik , Erfprins van Oranje en Nas/au, naa het voleindigen zyner Letteroefeningen te Leyden, van daar wedergekeerd was , en op den vier en twintigften van Oogstmaand achttien Jaaren zou bereikt hebben , waar in hy behoorde opgeleid te worden tot eene meerdere en volkomen kennis van 's Lands zaaken, en tot eene daadlyke uitoefening zyner verkreegene kundigheden; waar om zy hunne Afgevaardigden gelast hadden '• hun Hoog Mogenden in bedenking te geeven, of niet door de gezamentlyke Bondgenooten aan dien Erfprins Zitting in den Raad van Staaten , op zodanigen meest vereerenden voet, als voorige Heeren Prinfen van Oranje, nog niet in de uitoefening der Stadhouderlyke Waardigheden in eenig Gewest zynde, aan de Raadpleegin^ gen des Raads van Staaten hadden deel gehad. Te deezer gelegenheid, en uit aanmerking der beoogde Egtverbintenisfe van dien Prins , met de Koninglyke Prinfes van Pruisfen, hadden zy in last, als het verlangen van Holland,. aan die Hooge Vergadering voor te draagen, om , van wegen de gezamenlvke Bondgenooten zyne Hoogheid den Prins Erfftadhouder te kennen te geeven, dat, zo wanneer deeze mogt goedvinden zyn Zoon aan hun Hoog Mogenden voor te ftellen tot Generaal in de Armee van deezen Staat, de Bondge- noo-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 280 nooten, in dat geval, bereid en genegen waren, aan zyne Doorlugtige Hoogheid - aan te bieden, om een Extraordinair Generaals Tractement van Tien duizend Guldens, ten behoeve van den Erfprins daar te ftellen, en op den Staat van Oorlog te brengen. Niet zonder grond hadden de Afge : vaardigden van Holland, ten aanziene van ' beide deeze voorftellen, betuigd, „ niet te > „ twyfelen of hun verlangen zou met! ,, dat van alle Bondgenooten overeenftemmen." Immers alle de overige Gewesten verklaarden, met veel genoegen, het Voorftel van Holland gehoord te hebben, en in hetzelve, op byzonderert last hunner Zenderen, ten vollen, te treeden. Die van Zeeland, anders doorgaans huiverende, als het op Gelduitgave aan- d kwam, betuigden te deezer gelegenheid, d uitdruklyken last te hebben, om van we- 2 gen de Staaten huns Gewests te verklaaren, „ dat Hoogstdezelve bereid waren der„ zeiver Quota te presteeren in het vooir„ fchreeven te creëeren en op den Staat s, van Oorlog te brengen, Extraordinair „ Generaals Tractement, volgens den „ nieuw te bepaalen en by Hoogstde„ zeiven geaccepteerden aanflag/' Zittens deeze zelfde Vergadering namen r£ de daar toe benoemde Heeren in overleg, ov op welk een voet men deswegen den Stad wv houder zou kennis geeven, én de wyze va' waar op de Inleiding van den Erfprins zou behooren geregeld te worden. Men ra! XXIII. Deel, T vondt S'S! LXV1L boek. I790, 3it doof ie Bond* ;enooengoedi;tkeurd» In torn erheid Jor beland*, adliag r de ze In- ing ien dVafi £<.<  200 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. TSe Stadhouderneemt genoegen in de voorftel2en, Verfchyncter AlgemeeneStaats vergade- irondt goed, dat twee Leden uit de Vergadering zulks zouden verrigten, en benoemde de Voorzitter den Raadpenfionaris van de Spiegel en van Lynden van Blitterswyk , Reprefentant van '-yne Hoogheid als Eerfte Edele van Zeeland, Dm dit, 's volgenden daags, te volbrengen. Wegens de wyze op welke de Inleiding i/an den Erfprins zou behooren te gefchieden , hadt men het éénig geval met [iet tegenwoordige • overeenkomftig naagezien; naamlyk hoe Prins Willem, Zoon van Prins Fredrik Hendrik in de Raad van Staaten, ten Jaare mdcxxxviii was ingevoerd (*). Gemelde Heeren volvoerden den hun opgelegden hoogstaangenaamen last. Zy gaven verflag , dat het zyne Hoogheid aangenaam zou weezen , dat 's anderen daags de Inleiding zyns Oudften Zoons in den Raad van Staaten gefchiedde, dat hy met dankbaarheid aannam de aanbieding van diens bevordering in het Krygsweezen: als mede dat de Erfftadhouder ten oogmerke hadt, nog heden ter Vergadering te verfchynen, om den Erfprins tot Generaal in de Armée van den Staat voor te ftellen. De Erfftadhouder verfcheen ter hooge Staatsvergadering. Hy gaf mondeling en fchriftelyk te verftaan zyn gevoelig genoegen, over beide de Voorftellen. „Ik kan", dus liet hy zich hooren, „ niet afzya om (*) Refoï. Gen. 20 Aug. 17130;  VERENIGDE NEDERLANDEN, spï „ om U Hoogmogenden myne danêbaar„ heid te betuigen voor de genegenheid, ,, welke U Hoog Mogenden en de Hooge i, Bondgenooten, in deezert aan my, en „ myn Huis,hebben gelieven te betoonen, en voor de gratieufe wyze , op welke j, de Refolutie is genomen; ën in ver-! ,, wagting dat myn Oudfte Zoon Wil- J i, lem fredrik, Erfprins van Oranje en „ Nasfau, zich deeze gunst van U Hoog „ Mogenden, en van de Heeren Staaten „ der Refpective Provinciën, zal waardig „ maaken, zo draag ik hem voor aan U ,, Hoog Mogenden tot den Rang van Ge- neraal van de Infantery. Het zy „ my geoorloofd deeze gelegenheid waar 9, te neemen , om my en de mynen, ira ,, de voortduuring van de Vriendfchap, 3, Genegenheid en Affectie van U Hoog „ Mogenden aan te beveelën, en myne 9, vuurigfte wenfchen uit te boezemen, ;, dat het den Allerhoogften behaagen moge het lieve Vaderland voorfpoedig te maaken, en deszelfs welvaart te doen „ groeijen en bloeien , tot aan het einde 9, der. eeuwen, en de wyze Deliberatien van U Hoog Mogenden , tot die eindens té ,, beftunren, en op Hbogstderz'elvén zyïié 4, dierbaarfte Zegeningen in eene ryké „ mate neder te ftorten." Hier op kreeg die zaak onmiddelyk haar volle beflag (*)." D@ (*) Refot. Gen. 23 Aug. T 2 BOEK. 1790. 'ing raëê jetuiring vag !yn geiüegenó  292 DE REPUBLIEK D;ER LXVII. BOEK I79O. De Erfprins in beide die opzigten in den Eed genomen. Staarlyke Geiukwenfchingen deswegen. Dë Erfprins werd, ten beftemden dage, , door den Griffier Fagel afgehaald, en ter Vergadering van hun Hoog Mogenden door den Voorzitter Scheltinga begroet. De lastbrief, op welke hy de Zitting zou nemen in den Raad van Staaten, als mede die van Generaal der Infantery hem overgegeeven zynde,deedt hy de daar toe gefielde Eeden. De Raadpenfionaris van de Spiegel leidde, den Prins ten Raad van Staaten in , met het doen eener aanfpraake, beantwoord door den Heer Changuion Oud Burgemeester der Stad Leyden (*). Als Lid van dien Raad werd hem een Jaargeld van tien duizend Guldens, toegelegd (f). Staatlyk was het beloop van dien dag. Twee aanziènlyke Commisfien waren 'er benoemd, uit de Algemeene Staaten, en de Raad van Staaten om den Erfprins diens Aanftellingsbrief als Generaal der Infantery te overhandigen, en teffens het Stadhouderlyk Gezin, wegens de Achttiende Verjaaringe diens oudften Zoons, en de aanziènlyke bevordering, ten dien dage bekomen, geluk te wenfchen. -— Uit de Algemeene Staaten waren afgevaardigd, de Graaf van Welderen, de Baron van Heeckeren tot Kell , de Baron Torck , Heer van Rofendaal, de Baron Schimmelpenninck van der Oije, de Heer Calkoen, de Heer Block, de Heer van Liot ds Jeu- (*) Refot. Oen. 24 Au?. 1790. (t) R. L. 13 ou wens am zyne Committenten o!» 473-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 293 Jeude , de Heer Gevaarts en de Raadpenfionaris van de Spiegel, de Heer van' Citters , de Baron R. J. van, Borsselen, de Baron van Brakel, de Heer Pesters, de Heer Scheltinga, de Baron Rengers, de Baron Grovestein , de Baron Sloet tot Westerholt, de" Heer van Suchtelbn , x de Heer Trip , de Griflier Fagel , de tweede Griffier Fagel en de Agent van Heel. Uit den Raad van Staaten waren benoemd, wegens Holland, de Baron Aertsen van Sommelsdyk, de Heer Changuion , en de Heer Jager ; wegens Zeeland de Heer Stavenisse Pous; wegens Utrecht de Heer Pesters ; wegens Friesland de Baron Bigot, de Graaf van Wassenaar Obdam, met de Heer Thefaurier Generaal van der Hoop , de Ontvanger Generaal van Citters, en de Secretaris Mollerus. Het twaalftal koetzen in welke deeze 1 Heeren gezeten waren, werd voorgegaan 1 en opgeflooten door twee Detachementen Guardes Dragonders; hier by bevonden zich de vier Staaten Trompetters, en vier' en twintig Bodens van Staat; de" Bedienden gingen nevens de koetzen: van -alle de Wagten, welke zy voorbytrokken ontvingen zy de gewoone krygseer. Onder dit eerbetoon en den toevloed van veele duizenden aanfchouweren, kwam de fiaatelyke Trein aan de Oranjezaal. De beide jonge Prinsfen ontvingen deeze Heeren en geleidden die binnen, om, naa her. ukvoeT 3 ren LXVII. 3 0ek. i7<;o. ioe ont» 'angtn.  £94 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK I790. DeVoor bidding voor dien Prins in Holland en Zeeland ver» ander J. ren van hun last, en het afleggen der gelukwenfchingen , het Middagmaal te houden. Voorts werdt deeze Jaardag in V Grayenhaage luisterryk gevierd. Deeze Standtverandering van den Erfprins gaf de Afgevaardigden der Stad Hoorn , te meermaalen voorbeeldig yverende inftukken de Godsdienstverrigting raakende, gelegenheid om ter Staatsvergaderinge te fpreeken van de onvoegelykheid om zich, in de Voorbiddinge, ten aanziene van den Erfprins, te houden aan de algemeene vastgeftelde Bewoordingen, de jonge Prinfenen de Prinfesfe van Nasfau, deeze wilden zy verwisfeld hebben in eene bede voor den Heer Erfprins van Oranje, en de verdere Afftammelingen van dat Doorlugtig fluis. Het beiluit viel overeenkom- ilig dit voorftel, en werd deeze verandering, by de verdere herhaaling van het oude Voorfchrift, het ganfche Gewest doorgezonden en bekend gemask, op dezelfde wyze als de Jaarlykfche Uitfchryvingen van den Dank- en Bededag, Men nam deeze gelegenheid waar om den Leeraaren de onlangs gedaane Uitfchryving te herinneren, dat zy zich hier aan flipt te houden hadden, terwyl dat hier op zorgvuldig zou gelet worden, om de verzuimers met ftraffe t'huis te zoeken. Staaten van Zeeland fpeet het mogelyk, in deeze verandering, voorgekomen te weezen door die van Holland. Zy bleeven egter niet in gebreke fpoedige Maavolgers te zyn  VERENIGDE NEDERLANDEN. 295 op dezelfde wyze het voorfchrift des Gebeds veranderende (*). De Egtverbintenisfe van de Jonge Prinfesfe FREDERICA LOUISA WlLHELMINA , welker Bekendmaaking aan hun Hoog Mo genden wy, in den voorleden, Jaare , vermeld hebben (f), ftondt nu voltrokken te v/orden. Haare beftemde Gemaal Carel George August , Erfprins van Brunswyk. Wolffenbuttkl , haut reeds eenige Edellieden vooruit na Is Gravenhaage gezonden. Deeze vertrokken, vergezeld van eenige Edellieden des Stadhouders, na Utrecht, om den, Bruidegom, daar verwagt, af te haaien, en na de Hofplaats te begeleiden. —>— De zelfde Edelman van zyne DoorL Hoogheid, van Heeckeren van WALiëN, die de Bekendmaaking der voorgenomene Huwelyksvereeniging by hun Hoog Mog. gedaan hadt, was ook by de Hooge Vergaderingen de Aankondiger, dat die Egtverbintenis, op den veertienden van Wynmaand, ftondt voltrokken te worden. — Niet alleen werd de Bruidegom te Utrecht door gezegde Edellieden opgewagt, maar beide de Erfprinfen van Oranje gingen hem te gemoet tot Leyden. Hy verfcheen, onder dier geleide, ten Stadhouderlyken verblyve , waar het geheele Hof ter volvroiyke opwagting gereed was, en de verwelkoming, met alle tekenen van vreugde, gefchiedde. Van (*) N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 0191. 2586. (f; Zie onze Vadert, Bijl. XXII. D, bl, 304, T 4 LXVli. BOEK. 1790. De Erfprins van Brunswyk komt ter voltrekking des Huwelyks in 's Hage.  aoS DE REPUBLIEK DER LXVÏI BOEK, I700. Verwelko VBiDg. Geluk wen fchingen en over gifte var een Juweelgeffïhenk. . _ Van zyne aankomst gaf die Prins kennis aan den Voorzitter van hun Hoog Mog den Baron van' Tuyl van Seroosker>:e Heer van Zuykn, als mede dien dei Raad van Scaaten, den Heer van Lichtenberg, en hieldt mee hun, als ook mee andere Regeeringsleden, een gefprek. Beide Voorzitters leiden een ftaatlyk tegenbezoek van verwelkoming af. Eene dergelyke verwelkoming gefchiedde vari wegen Gecommitteerde Raaden door Jonk* heer van Wassenaar Heer van Star? renberg. • Da en van veel plegtigheids en van afwisfelend vreugdebetoon waren beftemd, en ftonden af te loopen naar een bedek, 1 't welk gevolgd en in deezer voege hoofd zaaklyk volvoerd werd.. Het Vorstlyk Paar, den twaalfden van Wynmaand in Ondertrouw getreeden zynde, vervoegden zich uit het midden van hun Hoog Mogenden Jonkheer van Spaan to? Hardestein en Jonkheer van Wassenaar Katwyk , ten Stadhouderlyken Hove, om 'niet alleen de Gelukwenfching, wegens den volbragten Ondertrouw, en de aanftaande Huwelyksverbindtenisfe, af te leggen; maar ook het door hun Hoog Mogende toegelegde Gefchenk van Juweelen aan de Prinfes Bruidt, ter waarde van 220,000 Guldens (•*•) >ter nand te ftellen. Veel plegtigheids vergezelde deeze Bezending. Daq £*) UoEpn/It aandeel in de kojcen heliep iiedi. ^..X. Boy wens aan $j» Committenten. 501.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 297 Dan allerplegtigst en ftaatelykst was de trein op den Trouwdag na de Se. Jacobs : Kerk. Dertien koetzen met zes Paarden befpannen voerde Bruidegom, Bruid, het Stadhouderlyk Gezin, en eenige Hofbedienden, der waards, met een toeftel die Vorstlyke grootheid aan den dag lei. De fleep werd vergroot door zestien Koetzen , die de Afgevaardigden ter Algemeene Staatsvergadering voerden, gevolgd door twaalf met de Leden des Raads van Staaten, vergezeld van alles wat grootheid ten toon kon fpreiden. Gelyk een Ruiterbende den trein opende werd ook dezelve daar door opgeflooten. De Haagfche Burgery was in de wapenen, en reed de Stoet door dezelve heen. Grootsch was de toeftel in de St. Jacobs Kerk ter voltrekking van de Trouwplegtigheid, verrigt door Munnikemolfn , öudfte Leeraar der 's Gravenhaagfche Nederduitfche Gemeente. Naa het volvoeren van dit werk keerde het Vorstfjk Paar na 't Stadnouderlyk Hof te rugge. Een aantal van zes en dertig Jonge Dogters , uit drie Buurten , net in 'c wit gekleed, met blaauwe zyde linten omgord, ftrooide, naar 's Lands wyze , by het afgaan en weder opkomen der trappen van het Stadhouderlyk Kwartier den Bruidegom en Bruid. Daar te rug gekeerd ontvingen de Getrouwden de Gelukwenfchen van hun1 Hoog Mogenden van hun Edel Mogenden, en andere hooge Regeerjngen, als mede T 5 van ' LXVII. 3 0EK. f790. Staatlykbeid van ie Trouwplegtigaeid. Geluk- VlIJ- "cli;r>!r ran \v3.%\ id, Gr.  sp8 DE REPUBLIEK DER LXVIL boek I790. Mogenden. Muzyl in de Lu therfche Kerk en Jllumina tien. van den Kerkenraad. By een grooten Maaltyd, dien avond gehouden, was eene Bezending uit de Staaten van Holland tegenwoordig. — 's Volgenden daags werd de gelukwenfching van wegen hun Ed. Groot Mogenden, met ftaatlykheid herhaald. De Bezending, hier toe benoemd, beftondt uit Jonkheer Dirk van BoetZELaar , Heer van Kyfhoek, wegens de Ridderfchap en Edelen; Mr. Hugo Repelaar Burgemeester van Dordrecht, Jean Gysberto Decker, Burgemeester van Haarlem ; Mr. Hermanus Johannes van Royen , Burgemeester van Delft; Mr. Abraham van Gerwen , Burgemeester van Leyden; Mr. Jacob Elias Arnoudsz. Burgemeester van Amfierdam; Mr. Adriaan Jacob van der Does, Raad in de Vroedfchap van Gouda; Mr. Cornelis Groeninx van Zoelen Heer van Ridderkerk, Burgemeester van Rotterdam, Mr. Jacob Harsteen , Heer van Cadeier en Blankenburg , Burgemeester van Alkmaar; Cornelis Christoffel van Akerlaken, Burgemeester van Hoorn ; Mr. Hugo Adriaan van Bleiswyk , Burgemeester van Enkhuizen; Mr. Laurens Pieteb. van de Spiegel, Raadpenfionaris. Een groot Muzyk liet zich in de lutherfche Kerk binnen 'j Gravenhaage, ter gelegenheid dier Echtverbintenisfe, hooren, vereerd met de tegenwoordigheid der Vorstlyke Perfoonen, en die van Hoorderen van allerlei rang. Tusfchenvallende beltemde Maaltyden en andere Hofver- maak-  VERENIGDE NEDERLANDEN, m maaklykheden, bragten den negentienden van Wynmaand aan; een dag, op welks avond, volgens eene waarfchouwing van het Hof van Holland, en de Magiftraat van 's Gravenhaage, in die Hofplaats eene algemeene Verlichting, deezer Gebeurtenis ter eere, moest plaats hebben. In de volbrenging van dit bevel beyverde zich ieder. Kunst, vinding, fmaak, en vreugd vereenigden zich om dit volheerlyk te maaken in de oogen des Stadhouders, diens Gezins, en het Jeugdig Paar, en die welke deeze Verlichting volvrolyk aanfchouwden. — Met een Gedenkpenning werd die Gebeurtenis vereeuwigd (*) — Niet lang was het verblyf deezer Gehuwden naa den Trouwdag, en volvoering der Feestlykheden: immers zy verlieten met den vierden van Slachtmaand 's Gravenkaage, gingen na 't Zoo, en trokken van daar (?) De Medailleur J. M. Lageman te dm/Ierdam vervaardigde dezelve. De Vooizyde verbeeldde Twee brandende Harten op een Alrrar, omhangen met een Feston van Myrthe, en befchee^ hen door een Hemellicht; met dit. Randichutt: Boor God onfcheidbaar vereenigd. — Op de Keerzyde praa'den de Waperen der beide Vorstlyke Huizen , door Wolken gedraagen; daar onder deeze twee Dichtregel: Oranjes Deugd door de gelyktydig aangeftelde Commis[ïe over de Quotas (f), was ten deezen Jaare, naa eenen zeer omflagtigen arseid, in gereedheid gekomen, 't Ontbrak leezen Heeren, zo min als die den evenremelden gelyktydig opgedraagen last volvoerd hadden , aan verontfchuldigingen , vegens dit lang agterwege blyven des Ver' lags. Dezelve waren bykans op denzelflen toon geftemd: immers zy lieten zich n deezer voege hooren. „ Zyn wy verpligt geweest tot het vol, brengen van dit Werk meer tyds te be, fteeden , dan wy zelve wel gewenscht , hadden, en heeft het ons, om die reden, , niet mogen gebeuren dit ons Rapport , eerder te brengen ter tafel van U Hoog » Mog. (*) Zie onze Vadert. Btli. XXÜ. D. bl, 323. (f; Zie onzei Vadert. Bijl. XL D, bl. 157»  VERENIGDE NEDERLANDEN. 301 „ Mog., zulks is veroorzaakt, eensdeels „ door het omflagtige van het werk zelve, „ anderdeels, en wel voornaamlyk, door „ de gefteltenis der jongst verloopene Jaa,, ren, en den aart der zaaken, die eerst en „ vooral aan ons Onderzoek waren aanbe„ volen. „ Eene nadere Verdeeling toch der Quo„ tas of Aandeelen , door de Provinciën „ op te brengen, in de gemeene Lasten „ der Unie, vorderde meer dan eenige an„ dere, het hoogstmogelyke vertrouwen „ en eensgezindheid tusfehen de Bondge„ nooten. — Vereischtens, die reeds by „ den aanvange onzer Befoignes, helaas ! „ maar al te zeer waren verzwakt; en ein„ delyk geheel en al ophielden, waar door men van den toenmaaligen toeftand der „ Republiek, met de woorden van de Gene„ raliteits Rekenkamer met regt zeggen kon, dat dezelve, in geen Tydpcrk, door inwendi„ ge twisten Jlerker en gevaatiykerwasgefchud , ,, dat de oneenigheid en verdeeldheid tusfehen „ de Hooge Bondgenooten, en de Staatsleden „ van ieder Provincie, hooger geklommen en he,, viger uitgebarften waren — en daar door „ het gezag van den tot dien tyd toe beken9, de Souverain, in ieder Gewest, minder ge9, eerbiedigd was; zo dat men dagelyks zaaj, ken zag gebeuren, die niets minder voorafpelden, dan dat de band der Unie, die, ,, tot voor weinig Jaaren, gelukkig hadt ge,, fubfifteerd; tot ruïne van den Staat in 't al„ gemeen, en van elke Provincie in 't byzon„ der, geheel verbrooken , en alle order e en „ ondergefchiktheid vernietigd ftondt te wor- den." LXVït SOEK. I790.  3Q2 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. 17pO. „ dén " En gelyk dit een en ander „ noodwendig invloed moest hebben op „ Deliberatien, die zonder wederzydfche „ openhartigheid en cordaatheid, nimmer ,, eenen gelukkigen uitflag konden hebben, ,, zo heeft het U Hoog Mog. niet kunnen „ verwonderen, reeds by de Lecture van „ de eerfte Afdeeling deezer Memorie te ,, vernemen , dat meer dan twee Jaaren, „ zedert onze eerfte Byeenkomst verloo- pen zyn, zonder dat zich eenige grond s, opdeedt om in deezen tot een gelukje) kig einde te komen. Ja, dat zelfs deeze Commisfie , met betrekking tot dit gewigtig en allerbelangrykst punt, „ vrugtloos zou hebben moeten fcheiden „ by aldien zyne Hoogheid niet ware tus„ fchen beiden gekomen. Want, offchoori „ wy reeds vóór dien tyd verre gevorderd s, waren in ons onderzoek na de verdere „ Objecten in Uwer Hoog Mog. Refolu„ tie van den vierden Mey mdcclxxxv vervat, zo was egter alles vrugteloos en „ kon men zich daar van geen het minfte ,, effect belooven, zo lang de zwaarighe9, den over een nader Regulatief van de 9, Quotas bleeven voortduuren. Deeze „ nu door den gedaanen voorfiag van „ zyne Doorlugtige Hoogheid, gelyk wy „ vertrouwen, uit den weg geruimdzyn- de (_*,), fmaakten wy eindelyk het ge- ,, noe- (*) De tusfcbenkomst des Stadhouders, waarop' hier gedoeld wordt , viel voor den elfden van Hooimaand des Jaars 1788. Hy deedt in Grasmaand des  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3©g „ noegen, ons werk te zien afgedaan, op „ eene wyze, welke wy ons, in den be„ ginne, niet hadden kunnen voorftellen, „ en welk genoegen des te gtooter is, dewyl wy vermeenen ons te mogen „ vleijen, dat, indien de Voorflagen in „ dit Rapport vervat, worden geamplec„ teerd, de Evenredigheid in het draa- » gen des volgenden Jaars eenen Voorflag ;'doch zodanig, dat de voorgellagene Verdeeling by veele Gewes» ten, uit verfcheiden hoofden, waarfchvnlyk gee* nen ingang zou vinden. Dit gaf aanleiding om den Stadhouder te verzoeken de Bedenkingen en Bezwaaren, op diens eerften Voorflag, te hooren, en een tweeden naderen deswegen te doen. Deeze gefchiedde. Offchoon de Commisfie als zodanig, verklaarde, „ onkundig te weezen van ,, de gronden, op welke deeze laatfte Repartitie „ berustte , maakte zy egter geene zwaarigheid „ zich te voegen met degedagten van zyne Hoog„ heid over de nadere Verdeeling der Quotas-,daar „ by voorgedraagen: dewyl zy overtuigd waren, „ dat deeze zaak niet wel tot meerder genoegen „ kon worden afgedaan. Zy waren, derhal ven, van oordeel, dat de „ Verdeeling der Quotas van' de Provinciën, het „ Landfchap Drenthe en de Kas van de Generali„teit in de Ordinaris en Extraordinaris Staaten van „ Oorlog en van de Provinciën in de buitenge„ woone Petitiën, tot welke laatfte de Kas van de „ Generaliteit niet kon contribueeren , als zynde „ alleen fulh'cient tot het draagen van een Quota „ van ƒ4 8-2 in de Ordinaris Lasten van de U„ nie, en verder niet — terwyl de Quota van „ Drenthe blyft als van ouds op één boven de „ honderd , door de BonHgenoo en behoorde te „ worden geaagreëerd. zullende mitsdien de Quo„ tes in ordinaris en extraordinaris Staat van Öbr« „ log, zyn, van LXVIL BOEK.  LXVII. BOEK. 304 DE REPUBLIEK DER „ gen der gemeene Lasten, zo wel afë „ het vertrouwen op de Eensgezindheid, „ tusfehen de Bondgenooten, zo veel mo„ gelyk herfteld, en de Staat van Oor„ log. van de ingefloopene gebreken voor „ altoos gezuiverd, de Finantien van dé „ Generaliteit verbeterd zullen worden, „ en alzo aan dit Gemeenebest wederge- » gee- Gelderland . . . f 6 : © s 10 Holland . . . - 62 : 1 : o Zeeland . . . » 3 : 16 : o Utrecht . . - 4 : 10 : o Friesland . . . -9:7:0 Overysfel . . ; - 3 : 9 s 6 Stad en Lande . . -5:7:8 Drenthe . . . - o : 19 : 10 Ccncraliteits Kas . . -4:8:2 en in de Petitiën geheel • 100 : o : o iran Gelderland . * f 6 : 7 : 9 Holland . . - 65 : 11 : 10 Zeeland . . -4:0:4 'Utrecht 4 . » 4 : 15 : £ Friesland . . . - 9 : i? : 8 Overysfel . . - 3 : 13 : 5 Stad en Lande . . » 5 : 13 : 5 Geheel . . < ƒ 100 : o : o „ En zouden deeze Quotes provifianeel behoo„ ren betaald te worden, voor den tyd van vyf en „ twintig Jaaren; zonder dat daarin, ma expiratie „ van dien »yd, door één of meerder Bondgenoot „ ten, buitensemeene bewilliging ,ecna eigendunk» ,, lyke verandering zou mogen gemaakt worden,en* „ zonder dat een derze!ve zou geoorloofd zyn, om, „ geduurende dien termyn, zyne Quota te verminde„ ren, of door het afwerpen van lasten van het Bond„ genootfchap op zyne repartitie gahragt, of aan het 1, Comptoir Generaal van de Unie verfchuldigd.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 3°5 „ geeven, die gelukkige gefteldheid, waar in hetzelve zich weleer bevondt." Dit uitgebreide ingediende Stuk (*), met dankzegging ontvangen, zou, volgens Staatsbefluit, gedrukt, onder geleide van eenen Biieve,> van hun Hoog Mogenden en aan de Gewesten rondgezonden worden, met aanmaaning tot eene rype , fpoedige en den Lande heilzaame overweeging en het uitbrengen van een Befluit vóór het begin of uiterlyk vóór het midden van Oogstmaand eerstkomende : ten einde de Raad van Staaten tyd en gelegenheid te geeven, om, zo dra doenlyk, den Staat van Oorlog te formeeren en denzelven aan hun Hoog Mogenden over te brengen (f). In vier Hoofdafdeelingen was dit Verflag gefplitst. De eerfte Afdeeling handelt, • op dat wy, zo kort doenlyk, den Inhoud; opgeeven van eenen arbeid , die zo veel, tyds duurde, den Lande op zo veel gelds < te ftaan kwam, en aanleiding gaf tot veel 1 vuldige Aanmerkingen , over de Quotas, en geeft verfcheide middelen aan de hand, tot het beraamen van eene nadere en meer evenredige verdeeling van dezelve. Als eene Invordering van algemeene Belastingen— eene Openlegging van deFinan- tien der klaagende Provinciën eenê op- (*) 't Zelva beflaat met de Bylagen, drie bekwaame Boekdeelen in 8vo, gelyk het is uhgegeeven by j. Allart in de Zaaken van Staat en Oorlog, maakende van dit Werk hetXÜ, XIÜ en XIV Deel (*) Refol. Gen. 21 Mey 1790. XXIil. Deel. V LXVIL BOEK.. 1790. Ji hóud pan die Verflag. Wat 'er n gelegdvordt vegens le Quoas.  So6 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek, I70O. Watvai de Gene raliteits Kas. opgave van het getal der Ingezetenen iri alle de Provinciën, zonder onderfcheid van rang of jaaren, met derzelver bezittingen, en middelen van beftaan , gelyk ook van de hoeveelheid en deugd der Landen en eene blootlegging der Finantien van alle de Gewesten. — De Vborflagen van den Stadhouder ten opzigte van dit belangryk Stuk, en het oordeel der Gelastigden deswegen, zodanig als wy het hierboven aan den voet derbladzyde, zeer verkort, hebben medegedeeld. 1' De tweede Afdeeling handelt van de Ge■ neraliteitsKas , behelst een onderzoek na de gefteldheid der Finantien van de Generaliteit, in het Jaar aiDccxvii, en-fielt voor op welk eene wyze dit onderzoek thans is gefchied en met welk eenen uitflag. _ in deeze Afdeeling komt ons voor oogen, de voordeelige ftaat van de Genëraliteits Kas, in vergelyking van dezelve in den Jaare mdccxvii en mdccliv, aangetoond uit den ftaat der Capitaalen, ten laste van de Unie loopende, met eenige daar uit afgeleide gevolgen. Hier wordt voorgedraagen, welk een gebruik van de Generaliteits Kas , tot verligting der Bondgenooten, zou kunnen gemaakt worden 5 waar door men de Geldmiddelen der Generaliteit zou kunnen verbeteren; als de invordering van oude agterftalligelntresfen, die Zeeland, Friesland, gelyk ook Stad en Lande fchuldig waren; de verkooping van der Smaten, Dorpen in de Meyery, verkoopingder Tienden , Landeryen en Muizen. Men vindt -'er  VÉRËNIGDË NEDERLANDEN. 307 er by gevoegd verfcheide Middelen, tot verbetering der Generaliteits Inkomften in Staats - Brabant. 'Er wordt gehandeld over de Middelen van de Generaliteit in Staats Vlaanderen, in de Landen van Overmaaze, in de Heerlykheid van Wedde en Westwoldingerland; over de Inkomften der Generaliteit in het Over kwart ier van Gelderland, de Litfche Tol, die te Venlo wordt geheeven; over de verdere Inkomften der Generaliteit, Klein Zegel, voordeel van de Lotery, Posten in Rekening van den Ontvanger Generaal, Middelen vallende in het Committimus, als mede in de Stad en het Eiland van de Willemftad; de Schatting der Heerlykheid van Tsfelftein, van Buuren, Cuilenburg en Leerdam; Amptgelden en Geestelyke Goederen in de Baronnie van Breda. Hier by worden gevoegd Middelen van Befpaaring, die eenige Posten van aan belang; doch ook kleinigheden, behelzen, welke egter te zamen genomen , en op den duur, een Schat beloopen. Deeze zyn betreklyk tot de Jaarlykfche Commisfien uit de vergadering van hun Hoog Mogenden; tot de Schryfloonen ter Griffie van de Algemeene Staaten (*), ten Comp* .toi- (*) Het was de Griffier H. Fagêl, in die Erfpost grys geworden , welken de Commisfie g«-. raadpleegd; doch wiens inlichting zy niet altoos gevolgd, en van andere onderrigiingen zich bediend hadt, die, ter deezer oorzaake, goedvondt zyne Aanmerkingen daar op by hun Hoog Mog. in te LXVL BOEK. I7QÖ. Van &9 Middelen van Befpaa. ing.  gbÖ DË REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. I70O. toire van den Gommis en van den Klerk;, tot het geen eens gefchreeven en gedrukt wordt zenden, waar in de gevoeligheid van een hoogbejaard Man, alzins -doorftraalt. Men vindt dezelve in het XIv Deel der Zaaken van Staat en Oorlog foy Allart, bl. 171. Aanmerkelyk is 't geen wy, ten zynen opzigtte, in dit Rapport, leezen. ,, Wy ,, oordeelen het niet ondienltig, tot we^neeming ,, van alle verkeerde Begrippen, welke hier om» trent mogen plaais vinden, aan te merken, dat „ onze Intentie geenzins is om aan den tegenwoor,, digen Heer Griffier iets te ontneemen van de ,, Regten en Emolumenten, waar op hy, zo wel als zyne Pradecesfeurs, is aaugefteld geworden, ,, en van welke hy geduurende zo veele Jaaren het „ genot heeft gehad; maar dat onze gedagten veel „ eer daar heenen gaan, dat byaldien eenige Ver„ anderir.gen omtrent de Schryfloonen van deGrif,, fie zouden mogen gemaakt worden, dezelve, ,, ten minjlen voor zo veel betreft ,t geen ten Comp- toire van gemelden ^ Heer gefchreeven wordt , „ eerst (land zou behooren te grypen omtrent zy„ nen Succesfeur en verdefe Opvolgers, en dat „ wyders de Inkomften v^n dit aanzienlyk Ampt „ niet te zeer moesten worden befhoeid; maar „ altoos eene genoegzaame Beloouing behooren op te leeveren voor de moeite en zorge, die aan „ de waarneeminge van 't zelve is verknogt." Zo kwamen die Heeren te rugge omtrent een Staatdienaar, die diep in de gunst des Stadhouders ftondt, in wiens Gedacht het Griffierfchap als gevestigd was, wiens Kleinzoon hem, met den Tytel van Tweeden Griffier, kort naa de Omwenteling, was toegevoegd. Zie onze Vaderl. Hifi. XX D. bl. 96. Fagel liet zich, in den aanvang eene ongunftige aanmerking, over de Commisfie zelve, ontvallen,* eene aanmerking, die genoegzaam uitwyst, met welk een oog, dezelve van die Party werd aanaezien ; immers hy fchreef. „ Ik zal niet opnaaien de omftandigheden, waar in zich de Republiek bevondt toen deeze Commisfie, en  VERENIGDE NEDERLANDEN. 309 wordt voor de Gezanten buiten 's Lands; tot de Translaten en Cyfers; tot onderhoud der Vertrekken, behoorende tot de Vergadering van hun Hoog Mogenden , tot den Hofmeester van den Staat; Trompetters van den Staat; j.tarlykfche toelaag aan de Provinciaale Klerken; Jaarlykfche Com- „ en die van het Defenfie-weezen in de wereld „ zyn gekomen. — Een tydftip vrugibaar, voor„ waar in kostbaare perfooneele en buitenlandfche „ Commisfien! ik zal alleen aanmerken, dat de „ Leden van deeze twee Commiffien, in aanmer„ kelyke getalen, uit de refpeccive Provinciën te „ zamen kwamen , en , zo als de meeste zelfs „ openhartig bekend hebben, weinig of geen ken„ nis konden hebben van de zaaken, waar over zy ,, hun oordeel moesten vellen.'' In dien fmaalt oordeelde de Raadpenfionaris van de Spiegel over die beide Commisfien. Zie R. L. Bouwens aan zyne Committenten, bl. 150. Diens plan was om die beide Commisfien bi riep kort te doen ophouden. „ Ondertusfchen fchreef „ de jonge Griffier Faoel op den 27 Dec. 1787. ,, hebben die Heeren, die vóór Kerstyd gefchei- den zyn, om in 't begin van Maart weder te „vergaderen, middel gevonden om den Prins, „ van wegen hun Hoog Mogenden te doen ver„ zoeken hunne Conferentien by te woonen. Een „ voordel, 'c welk deeze met yver aangenomen ,, beeft, hoe wel het baarblyklyk is, dat deeze Commisfie daargefteld is geworden, om te doen v vervallen de Magt van den Capitein en Admi«, raai Generaal, aan wien dus, als ook aan den „ Raad van Staaten, de zorg is toevertrouwd a „ om voor de verdeediging der Republiek te waaf., ken." Büuwems als boven bl. 155. 156. . v3 LXV1L 3 OBK. 1790.  3io DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. (*) Ten aanziene van den Raad van Staaten oordeelen wy het gepast hier op te merken , dat het Voorftel van Gelderland om twee Leden in denzelyen te hebben, (zie onze Vaderl. Hift. XXi. Ü. bl. 188 enz.,") hoe zeer door zyne Hoogheid in Slachtmaand des Jaars 1787 onderfteund, tot nog toe geen plaats gegreepen hadt. Waarom de Stadhouder, in een zyner Voordragten , de Quotas betreffende, 'er op aandringt, met deeze woorden. „ Omtrent het admitteeren van een tweeden Ge.* „ committeerden, wegens de Provincie van Gelder' ,, land in den Raad van Staaten, ben ik van oor„ deel, dat de hooggemelde Provincie, te meer wanneer haare Quota wordt verhoogd, met re,, de, kan vraagen, dat aan haar wedergegeeven „'worde een voorregt, waar van zy in 't begin vari de Republiek lange jaaren heeft gejouisfeerd,en „ dat die redenen niet dezelve zyn ten opzigte van a, andere Provinciën, die maar één Gecommitteer- den in den Raad hebben." Op .dit voorftel den g7 Jan. 1790 gedaan, leezen wy in dat Rnpport. „ Wst betreft de Admtsfie van een tweeden Ge„ committeerden wegens de- Provincie van Gelder„ land in den Raad van Staaten, waar van door zy„ ne Hoogheid in den meergemeldén Voorflag meri„ tie gemaakt wordt, zo' kunnen wy niet naiaaten „ U Hoog Mog. te remoreeren de Iuftantien door ,, de Heeren Staaten van die Provincie gedaan tot Recuperatie van een Reït dat aan haar zedert „ de erectie van dien Raad heeft gecompeteerd; „ en in welkers genot zy, uit dien hoofde3 benoog „ herftjld te worden." Commisfien van. den Raad van Staaten (*); tot de Inkomften van den Thefaurier Generaal; vermindering der Inkomfien van de Jongfte Gommis ter Thefaurie, der Commifen ter Secretarie, en des Chartermeesters van den Raad van Staaten, der Com-  VERENIGDE NEDERLANDEN. 311 Commifen van de Generaliteits Finantie, en der Kusfen Gelden voor de Leden van de Generaliteits Rekenkamer. Daar op volgt een Voorflag tot verbetering der Inkomften van de Secretarisfen èn Klerken, van de Jaarwedden der Raaden in den Raad van Brabant, en bedenkingen omtrent de Jaarwedde van den Ontvanger Generaal der Unie, van de Commifen en Bedienden op dat Comptoir. — Aanmerkelyk zou 'er kunnen uitgehaald worden omtrent de Schryfbehoeftens, Almanakken, Couranten, Kaarsfen en Boden-loonen (*); omtrent den Commisfaris en Bedienden van 't Klein Zegel, en de Jaarwedden van eenige anderen hier breeder genoemd. -—- Ter bezuiniging zou, ook kunnen ftrekken de Voorflag van het vereenigen van eenige Ontvangften, en het vernietigen van de Opzigters plaats te Maafiricht. Ook wordt hier in aanmerking genomen het verlies der Generaliteit op de Zeeuwfche Ryksdaalers. Tot de derde Hoofdafdeeling , die den Staat van Oorlog ten opfchrift voert, tree- c den- (*) Zeer naaleezenswaardia zyn de Ontdekkin. gen van verkwisting op verkwisting geftapeld, in deezen, tot fchade van 's Lands karfe, in zwang geraakt, en door den tyd, als wettige Inkomften befchouwd. Hoe veel fchreeuwden 'er niet om veibetering! dan men heeft, misfchien niet ten onregte opgemerkt, dat men de Bezuiniging, hoe zeer, ook in kleinigheden, als het 'er op aankomt, te zoeken, ook in het groote , dat ongeraakt bleef s moest gezogt hebben, V 4 LXVII. soek. 1700. Hoe zy ver den  3i3 DE REPUBLIEK D.ER LXVII , boek. : 1790. , Staat van Oorlog fpreeken, ! 1 1 i 9 1 5 1 ■> 1 1 f s « 9 5 1 3 lende brengen zy eene voor de Naakoonelingfchap hier overfchryvenswaardige lanmerking te berde , dezelve loopt op leezen zin. „ Hadden wy in alles kun„ nen voldoen, aan het Voorfchrifc door „ U Hoog Mogenden aan ons den vier„ den Mey des Jaars mdcclxxxiv ge„ geeven, zo zouden de Middelen tot de „ algemeene Verdeediging benoodigd gefchikt zyn naar de Financieele Vermo, gens van het Bondgenootfchap in 't aL , gemeen, en van ieder der Bondgenoo, ten in het byzonder; en het onderzoek , van deeze Financie Punten zou hebben , opgeleverd, den grondflag en het richt, fnoer, waar op en waar volgens, alle , fcbikkingen omtrent het Militaire Wee, zen . zo te Water als te Lande, moesten , gebouwd en ingericht worden: dan daar , wy, reeds by den aanvange onzer De, liberatien, verfcheide zwarigheden ont-? , moeteden, in het nafpeuren van de Fi-* , nancieele Vermogens van ieder de« , Bondgenooten, en het bepaalen van , derzelver tegenwoordige grootte , nader, hand geheel ondoenlyk was geworden, , door de geopperde Bedenkingen tegen , het openleggen van den Staat der Pro, vincjaale Financien aan deeze (Dommis, fie, waren wy al ras in de onmogelyk, heid gebragt om het voorfchreeve Staats, befluit, naar de letter te volgen, en den , Staat van Oorlog , overeenkomftig de , Bondgenootfphappejyke Vermogens, te , regelen. „ Mea  VERENIGDE NEDERLANDEN. 313 „ Men verbeeldde zich nogthans niet, LXVII. „ zo al deeze zwaarigheid geen plaats ge- boek. vonden hadt, en men in 't algemeen „ bereid geweest was, tot eene openleg- 1790. ging van den Staat der Provinciaale „ Financien, dat daar mede alles zou zyn „ uit den weg geruimd, 't welk zou kun,, nen beletten aan den inhoud van Uwer „ Hoog Mog. Refolutie, voor zo verre „ dit punt aanbelangt, ftiptlyk te vol„ doen." Deeze zwaarigheden, in 't breede uitgemeeten hebbende, betuigden zy, dat zy „ geen ander noch beter middel hadden „ weeten uit te denken, dan door Hee„ ren Gecommitteerden uit den Raad van „ Staaten te verzoeken om een Project Schema van een nieuwen Ordinaris en Extraordinaris Staat van Oorlog te ont„ werpen en hun ter hand te ftellen, ge„ zuiverd van zodanige Posten, als in„ revolge hunne raadpleegingen over de „ Financieele Refiectien door de Provin„ cien gemaakt, of om andere redenen, „ zouden kunnen afvallen; .aan welk ver„ zoek die Gecommitteerden, met overleg „ van zyne Doorlugtige Hoogheid, vol„ daan hadden." Hier komt eerst voor een breed verflag handelende, (opdat wydit, zo kort mogelyk aanftippen,) over Doode Posten. Onnoodige Posten, onge- lyke Betaaling op zommige Posten op den gewoonen Staat. Vergezeld van een feeks gebreken in onderfcheide Capittels V 5 van  314 DE REPUBLIEK DER LXVII. boek. Over het voorftel van Zeeland wegens Geldopneemingen. Aanmerkingenover dit Plan. van den Gewoonen Staat van Oorlog voorkomende; zeker wel van onderfcheiden aanbelang, doch die alle om verbetering fchreeuwden. Het fchema der beide Staaten van Oorlog , op bovengemelde wys ontworpen, maakt het Slot deezer Hoofdafdeelinge uit, en bevat in zich9 een geheel nieuw ontwerp, met eenige daar bygevoegde aanmerkingen , nieuwe Posten op dezelve ovcrgebragt, als Onderftandgelden, ten behoeve van den Vorst van Waldek , en den Keurvorst van Keulen; Jaargelden van Officiëren, buiten ftaat om te kunnen dienen; Campementen; Posten ter verbetering der Vestingwerken, en Magazynen, Zeemagt, en eene menigte van andere Punten, die zouden moeten worden vastgefteld ; en eindelyk de Vereffening, wanneer mogt blyken, dat de Posten op den .Extraordinaris Staat van Oorlog niet waren uitgegeeven of betaald. De laatfte. of vierde Hoofdafdeeling is zeer kort, en handelt alleen over het Voor-; ftel van .Zeeland tot het doen van Geldopneemingen ten Comptoire Generaal der Unie, voor rekening der Gewesten, ingevalle van eenen gevreesden Oorlog. Met hoe veel genoegen allen,, die dit uitgewerkt Verflag laazen, .daar in zagen het affchaffen van eenige volftrekt Denkbeeldige of enkel Geldipillende Posten, op den gewoonen Staat van . Oorlog; hoe zeer hun de voorgemelde bezuiniging. in zommige gevallen, fmaaktè, merkten zomj mi-  |VERENIGDE, NEDERLANDEN. 315 migen op, hoe verfcheiden byzonderheden ten voordeele van den Stadhouder als mede der meesten van zyne vrienden, of geheel onaangeroerd gebleeven of met een zeer ligte hand behandeld waren. Het groot gevolg van alle de verfchillende en omflagtige Raadplegingen der Gewesten, en van de onderfcheide overeenbrengende Plans, zo van den Stadhouder als van den Raad van Staaten was, in 't einde , gelyk wy in een volgend Tydperk moeten vermelden (*), dat de Zeven Gewesten zich onderling verbonden, om, by het bepaalen der wederzydfche Quotas, voor den tyd van vyf m twintig Jaar en, ook te gelyk den Staat van Oorlog voor vyf en twintig Jaar vast te ftellen, en zich zeiven, en hunne Opvolgers , elk in de hunnen, door die tydsbepaaling , de gelegenheid te beneemen om aanmerkingen te maaken, die zy 's Jaarlyks anderzins op den Staat van Oorlog, op het gebruik des Krygsvolks en der Zeemagt maaken, en, des noods-, een gedeelte van de Toegeftaane Gelden weigeren konden. Dat het dien weg zou op moeten zagen alle eenigzins doorzigtigen in den Lande. — Viel de niet oneigene waag, ten deezen tyde; indien de Conftitutie, zo geheiligd en gezegend, en de Unie (*) Het liep, ondanks de fpoedïg verzogte Afdoening deezer zaaken , aan tot den 7 van Herfstmaand des Jaars 1792, eer men tot een volftrekt jkfluit kwam. LXVH. ROEK. I70Q.  3i6 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK, •w Wegen: den voorflag om de vyf Admiraü ■ Unie van Utrecht, zo zeer het éénig Fundament onzer Vryheid en Onafhangelykheid uitmaakt, dat men die, door ontelbaare Eeden , naa de jongfte Staatsomwenteling, heeft willen laaten bezweer en, als eeuwigduurend en onveranderlyk, waarom heefc dan de Stadhouder deeze aliergewigtigfte Verandering in de Conftituüe voorgeflaagen, en waarom neigde men ter vastftelling, in een zo belangryk ftuk(*_)? Het toen gemompeld antwoord der misnoegden was, alleen daarom , op dat de Stadhouder zyn leeven lang, over eene talryke Landmagt, geëvenredigd aan de zwaare Gelden , jaailyks daar voor bellemd , zou kunnen befchikken, en geene middelen, by verandering van tyden en omftandigheden , ontmoeten , om zich de wet te zien voorfchryven. Doch het uitbreiden deezer en dusdanige bedenkingen willen wy ftaaken, om met het verhaal der Gebeurtenisfen ten deezen Jaare voort te gaan. Was dit de afloop eener geflaagene Commisfie voor den Lande van een zo onuitoogelyk aanbelang, wy hebben, by het vermelden van de daar aan gelyktydig vastgeflelde j doch in den voorleden Jaa- (*) Een ftuk, waaromtrent wy, wat de Quotas betreft, de Heeren in de Commisfie gefteld, met 20 veele woorden hoorden betuigen, dat zy var% de gronden ""er niet van wisten. Zie hier boven bje 302 in de Aantekening.  VERENIGDE NEDERLANDEN. 317 Jaare volbragte Commisfie, de Verdeediging van den Staat betreffende, aange^ merkt, dat deeze, onder andere Voorflagen, fprak om de Vyf Admiraliteits Collegien, tot één te brengen, en daar met een en kei woord by gevoegd, dat 'er van dien Voorflag niets kwam, met aanduiding van de algemeene oorzaaken tot verwerping van dit voorftel aanleidelyk, zo niet volftrekt werkzaam (*). Iets meer, die zaak betreffende, ten deezen Jaare voorgevallen, ftaat ons thans te vermelden. Staaten van Holland vonden by een befluit in Louwmaand deezes Jaars, goed van de onderfcheidene Zeeraaden in hun Gewest nadere kundfchap in te neemen, op ,, de Voordragt ter oprichting van een „ Algemeenen Raad ter Admiraliteit, waar van de beftendige Zitplaats in den Haag „ zou zyn , en welke zou beftaan uit „ zestien Perfoonen of Leden. Vier uit „ Holland, en twee uit iedere Provincie, ,, een Raad en Advocaat Fiscaal, een Se^, cretaris, een Griffier, en een Ontvan„ ger Generaal. Welke Raad zou ftellen, „ twee óf drie Commisfarisfen in de re„ fpective Zeehavenen deezer Landen, „ tot het doen der gewoone Expeditien „ voor de Commercie, de noodige Equi„ pagiemeesters, tot opzigt over de Wer„ ven en andere Publieke Werken, en „ één of twee Officieren of Capiteinen, „ tot (*) Zie onze Vadert. Hist. XXII. bl. 331. LXVIT. BOEK.. »7QO teits Collegientotéén te brengen. Inhoud van dien voorflag. Vordering der Staaten van Holland om het gevoelender AdmiraliteitsCollegien te weten.  LXVII. BOEK. I79O. ' 'Wat de Zeeraad van het Noorder. kwartiet dss zegt, (*) Reft»l. van Holland. 30, Jan* 1790. 518 DE REPUBLIEK DER „ tot het opzigt over de Wervingen „: ,, Monfteringen, compleetheid der Equi„ pagien,toeftand der Schepen, en andere „ Militaire zaaken , alle onderhoorig aan ,, den Raad zelve , en met behoorlyke Inftructien door denzelven voorzien (_*_). Op een voorftel van dien aart was natuarlyk te wagten, dat wederfpraak zou gehoord worden. Deeze vernam men met de daad. Eerst waren hier in gereedheid de Hollandfche Raaden en Ministers ter Admiraliteit in West- Friesland en het Noor der -Kwartier , die, in Bloeimaand, hunne Bedenkingen ter Staatsvergadering indienden. — In 't algemeen zwaayden zy den Voorftelleren van dit Plan den lof toe, welken zy, „ door het zamenftel van „ eene allerdoorwrogtfte Memorie, voort„ gevloeid uit eenen onvermoeiden arbeid 5 „ van elk kundig en onbevooroordeeld „ Pvegent hadden verworven. -— Zy „ wilden niet ontkennen , dat het Plan „ zyne verdienfte>hadt, dat het mogelyk „ maar niet zeker, eenige Bezuiniging zou 3, te wege brengen; maar zy konden niet s, ontveinzen hun fchroom en huiverig- heid , of mogelyk de voordeelen dier „ Bezuiniging, zo dezelve daar door al „ mogt worden uitgewerkt, niet zouden „ kunnen opwegen, tegen de Inconve„ nienten, welke daar uit zouden voort„ fpruiten." Veel9  VERENIGDE NEDERLANDEN. 319 Veel, 't welk zy zouden kunnen aanvoeren, lieten zy onaangeroerd , en ver-'{ genoegden zich met eenige algemeene bedenkingen in 't midden te brengen, als, dat de onzekerheid van den uitflag en de vrees voor gevolgen, die niet te voorzien zyn , wel niet altoos moesten ftrekken tot een hinderpaal van voorgenomene verbeteringen ; maar dat het egter altoos gevaarlyk was de verbeteringen te zoeken in eene geheele Omverwerping van eene vastgeftelde Conftitutie , en dat het min gevaarlyk was, zo veel van die Conftitutie te behouden, als mogelyk is, en de verbetering te zoeken in 'er iets by of af te doen. Ten anderen , dat de fchynbaare Bezuiniging, welke men, met het invoeren van één eenig Departement, zich voorftelde, hoe waarfchynlyk ook, uit verfcheide hoofden , niet wel zou te bepaalen zyn. Dat de omflag, welke, by de vernietiging der tegenwoordige Admiraliteits Collegien, zou worden overgebragt in één middelpunt, huns agtens, van dien aart zou zyn, dat een fpoedige afdoening van zaaken boven het menschlyk vermoogen zou reiken, ten ware dan dat dit ééne Collegie weder in verfcheide Departementen verdeeld werd, 't welk eene vermeerdering van Leden noodzaaklyk maakte. Wyders, dat de voorzorg onzer Voorouderen den Zetel der Zeezaaken gevestigd hadt op Plaatzen meest door den Handel bloeiende , en dat het overbrengen van dezelve in ééne Plaats, LXVII. boek. 1790.  §20 DE REPUBLIEK DER LXVII. soek I75>0. Plaats, in één Departement in k Gravenhaage, onderheevig zou zyn aan verfcheide ongelegenheden, fpruitende uit de verdere afgelegenheid van de voorwerpen des Handels, en der benoodigdheden van veelerlei aart. —— Voorts dat door de vernietiging der Admiraliteits Collegien, wel veele Raadsplaatzen zouden worden afgefchaft, maar dat de bezorging der zaaken andere Perfoonen, onder andere Tytels, zou vorderen. Eindelyk merkten zy op het verfchil tusfehen de inrigting van den Raad van Staaten en de bedryven der Admiraliteiten. Liever dan dit Plan wilden zy , met eenige verandering, omhelzen een vroeger, door de Gelastigden der Admiraliteits Collegien in de Jaare mdcclxxxvi, aan de Perfooneele Commisfie, voorgefteld (*_). 't Zelve ftrekte om een Algemeen Beftuur der Zeezaaken in '* Gravenhaage te befchryven, 't welk den Admiraal Generaal aan 't hoofd hadt: dit oordeelden zy het eenvoudigfte, en meest overeenkomende met de oorfpronglyke Inrigting der Admiraliteits Collegien, en dat men, dit omhelzende, het minste gevaar eener geheele Omverwerping der oude Conftitutie zou ontwaar worden (f). 'Op (*) Dit plan is, in de Bylagen tot het Rapport Let. D. voor handen. (t) Zie het geheele Stuk in de N. Nederl. Jaarb. 1790. bl. 1861—1871.  VERENIGDE NEDERLANDEN. §tï" Op eenen anderen toon was het Berigt der Admiraliteit op de Maaze, 't welk in Oogstmaand ter tafel van hun Ed. Groot Mog. kwam , geftemd. Wel noemen zy het opgegeeven Plan > „ het werk van „ kundige Staatslieden, het gevolg van een „ zeer langduurig en omflagtig onderzoek, draagende de kenmerken van goeden ,, yver en onvermoeiden arbeid; — doch ,, konden zy het niét aanpryzen, als vol„ doende tot öplösfing der gebreken in „ het tegenwoordig Beftuur van zaaken; ,, noch als gefchikt ter bereiking van de ,i heilzaame gevolgen, welke men zich „ daar van beloofde, of overeenkomftig ,, met de belangen van hun Ed. Gr. „ Mogenden , wier Gewest, onder alle j, de Bondgenooten, het allernaaste belang hadt by het Defenfieweezen te Water " Ten bewyze hier van voeren zy hunne bedenkingen aan, — of dit Plan de bedoelde nuttigheid zou hebben ? — of het zo veel zou befpaaren ? — en geeven hunne vrees té kennen , dat de bedoelde Eenheid van Beftuur niet zou bereikt worden. Hoe zeer zy met de,, tegenwoordige Orde der zaaken waren ingenomen, en de verwydering daar van fchroomden , blykt uit de volgende ftaalen. „ Da Hoofddirectie té 9, Water berust meer afrondérlyk by huti „ Hoog Mog. en den Heer Admiraal Generaal; die der Convoyen èn Licenten vloeit onmiddelyk uit de Vergadering ,j van hun Hoog Mogenden vöort. - I, Daar dan de Heer Admiraal Generaal Deel. X , u Lxvirs BOEK. Berigt der Ad\ miralitëifc op de Maaze%  322 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK. „ is het leeven en de ziel van het Zee,, weezen, daar dezelve, zo als Heeren ,, Gedeputeerden zich zeer wel uitdruk„ ken , het Fundament is, waar op dat ge„ hee/e Gebouw berust, waar uit van den be„ ginne af zyn voortgevloeid alle de Be/lel„ lingen, al het Gezag, al het Bewind in „ zaaken van de Zee, oordeelen wy met „ dezelve te mogen befluiten, dat het dan ,, ook, in dat opzigt, weinig ter zaake „ doet, of de waarneeming van die Emi,, nente Charge, zich zal openbaaren door ,, den weg van één of wel van meerdere „ Collegien, en dat vervolgens de klem „ en kragt der Eenheid van Beftuur, in „ al wat weezenlyk, en van de plaatslyke „ omftandigheden onaffcheidbaar is, in „ dat Character van Admiraal Generaal re„ fideert, en in Hoogstdezelven met meer„ der fucces en kragt, dan in eenig Col„ legie of Raad ter Admiraliteit, hoeda„ nig dan ook gecomponeerd, moet en „ kan worden gezogt, gevonden en bevorderd." — Naa eene aanmerking,over den ophef der Convoyen en Licenten, waar in hun Hoog Mog. zelve geen Eenheid hadden kunnen daarftellen, laaten zy, ter ftaaving van het bygebragte, volgen, ,s beleefden wy de ongelukkige tyden, „ waar in de Republiek te duchten hadt, „ het Character van Admiraal Generaal te „ zien verdwynen, men zou kunnen ge,, voelen, waarom Heeren Gedeputeerden „ deszelfs werkzaamheid in een Politiek „ Lichaam wilden byeenverzamelen j dan daar  VËRËNIGDE NËDËRLANDËN. 323 „ daar zy de onderhoorigheid van alk de dee,, len van het Admiraliteitswezen aan de Pres; rogativen van die Eminente Charge vol5, mondig erkennen, zien wy geen reden, ,, om, naa de Herftelling van 'sLands ,, Regeering, in haare voormaalige vorm ,, en gedaante, in een der voornaamfte „ deelen van 's Lands Adminiftratie, zo„ danige totaale fubverfie daar te ftellen." Uit zodanig eene geheele Ommekeer van zaaken, moest, hoe zeer alle gevolgen van vooren niet te berekenen waren, gelyk zy fpraken, voortvloeijen, „ eenë „ mindere kennis, en daar door mindere ,, relatie, en minder yver in de Hoofdbe- Huurders, mindere gelegenheid tot het „ nagaan van alle onderdeden van het 9, Beftuur, en daar door meer onzeker,, heid, en meer kostbaarheids in wer9, king, minder plaatslyk opzigt, en daar 3, door meer afhangelykheid van allerhan- de , en zomtyds verkeerde , informa„ tien*" Zo veel gezegd hebbende, om dit Plan verwerplyk te doen voorkomen, en dat zy 'er wel verre af waren, van alle die bedoelde Voordeden daar van te verwagten, ontkende de Zeeraad aan de Maazê niet, dat 'er eenige noodwendig uit moesten voortfpruiten, doch oordeelde, dat die geenzins tegen de nadeden, te vooren met den vinger aahgeweezen, zouden kunnen opweegen. _ Niet vry blyft hun Berigt Van eênfg£ins een fpottoon aan te neemen, wanneer X Sk ZJjj- LXVIL BOEK.  824 DE REPUBLIEK DER LXVII. BOEK, 1790. zy, wegens de door de Heeren Gecommitteerden hooggefchatte Gelykheid in de zamenftelling der Scheepen, oordeelen, „ dat dezelve tot die Platonifche Republiek „ behoorde, welker daarftelling, huns ag„ tens, nimmer kan, noch zou, gevon„ den worden; en, voegen zy 'er by, in „ deezen opzigte nimmer behoeft verkree- „ gen te worden." De toon wordt die der berisping, als zy de opgegeevene Berekeningen nagaan. ,, Wy zoeken," zeggen zy vervolgens, „ geenzins onze gebreken te verfchoonen, „ veel min te verbergen, en kunnen der,, halven niet anders dan volmondig er„ kennen, dat deeze veele zyn. Terwyl „ de Collegien dagelyks moesten ver„ gaderen, is het U Ed. Groot Mog. „ bekend, dat zulks by geen derzelven „ plaats heeft, dat de Gedeputeerden uit „ de Provinciën de Vergaderingen niet veel bywoonen, dat genoegzaam geen der Leden hunne refidentie ter plaatze „ van die van het Collegie hebben, fchoon „ wy zeker, zo zeer als eenig ander Col- legie, onze primitive Iuftructie hebben „ aangekleefd, kunnen wy niet ontken„ nen, in meer dan één opzigt, vanon„ ze Inftructie te zyn afgeweeken, en „ vertrouwen, dat Heeren Gedeputeerden ,, naar waarheid zeggen, hoe het nu of „ dan is gebeurd, dat de Collegien, door ,, ouderlingen nayver, de Materiaalen, by „ ieder noodig, tegen den anderen hebben „ opgejaagd. Wy ondervinden dagelyks, ,» dat  VERENIGDE NEDERLANDEN. 325 • 9, dat wy, in veele opzigten, door de „ Repartitie en Orde, by hun Hoog Mo„ genden, in den Jaare mdclxxxiii vast„ gefteld, worden gedrukt en benadeeld; s „ dat in de Convoylyst, van den Jaare „ mdccxxv, veele nuttige veranderingen „ zouden te maaken zyn; om nu van de „ Conftitutie van het Collegie in Noord„ Holland niet te fpreeken, als zulks aan „ hun eigen Berigt overlaatende; noch s, van de al te groote Provinciaale Depen„ dentie van het Collegie in Zeeland, noch ,, van de maar al te wereldkundige gefteld„ heid van het Collegie in Friedand, ter „ welker redding nuttige voorilagen ge* daan zyn (*)," De Admiraliteits Leeden aan de Maaze overweegen verder in 't breede, of de Belangen der Staaten van Holland, in de tegenwoordige gefteldheid van zaaken, het oprigten van zodanig een Raad ter Admiraliteit kunnen medebrengen. Zy raadpleegen de Oudheid, en gaan naa, hoe de Gewesten, aan Zee gelegen, door den Koophandel en Zeevaard beftaande, zich met betrekking tot het Oppertoezigt in zaaken van de Zee gedraagen;. en Holland en Zeeland zich in 't byzonder beyverd had- (*) Men flaa hier naa de Opgave van de geftel« tenis d r Admiraliteits Collegien in den jaare 1787. in onze Vade,rl. Bis. XiX D. bl. 366—377. Dit zal, onder andgre, uitwyzen, hoe de beide best cellelde Zeeraaden, die aan de Maas en den Ampel, in wyze van doen zo veel verfchilden, dat de laatstgemelde de eerstgenoemde niet zagt beri.;pt, X 3 LXVII. boek I70O,  326 DE REPUBLIEK DER LX VII. BOEK. Ï7P0. i \ i 9 3 9 3 3 3 J hadden voor de bewaaring van een Regt, zo noodzaaklyk tot bewaaring der bronnen van derzelver Welvaart. -— Dit aan» geflipt hebbende, laaten zy 'er op volgen 3 ,, Maar wy zouden, dit alles uithaalende, „ misfchien, aan den eenen kant, te verre „ afwyken van de denkbeelden van den „ tegenwoordigen tyd, en aan den ande,, ren kant gerekend, kunnen worden on„ ze betrekking, als een Generaliteits CoL legie, te veel uit het ooge te verliezen, „ daar het tog zeker is, dat 'er eene Uni„ formiteit in de Directie moet plaats heb„ ben, en dat dezelve van Generaliteits. „ wege behoort geadministreerd te wor1, den, en in handen te zyn van den Ad„ miraal Generaal der Provinciën, en men , waarlyk een grooten ondienst zou doen ,, aan den gemeenen Staat, door meer da, gelykfden Provinciaalen Invloed in de „ Admiraliteits zaaken te brengen dan noo;, dig is." Het oude Beftuur, met het nieuwe Plan cergelykende,laaten zy zich,onder andere, lus hooren, „ By het thans voorgeftelde , Plan worden aan de Provincie van Hol-, , land alleen vier van de zestien Raads, plaatzen toegefchikt, en gaat dus de , klem van Directie over in handen van , Heeren Gedeputeerden uit de andere , Provinciën; daar nu, zelfs te midden , van den laatften kostbaaren Oorlog, , zommige Provinciën niet, andere zeer > langzaam, hebben geconfenteerd in zaar » ken yan de Zee, en, zedert dien tyd, ,» by--  VERENIGDE NEDERLANDEN. 327 „ byna geen der Bondgehooten , buiten „ Holland, gaave Confenten heeft gedraa ,, gen, oordeelèn wy dat gebeurde maar te moeten aanftippen om U Ed. Gr. Mog. „ te doen nadenken, welke de gevolgen ., van de Compofitie van 'deezen Raad „ voor de Provincie van Holland zouden „ kunnen worden. Eene Provincie, die „ byna den last der Marine alleen draagt, „ die daar aan zo veele Schatten ten kos„ te legt, en uit wier boezem de ganfche „ klem en kragt zou genomen, en in han„ den der Regenten van andere Provin„ cien overgebragt worden." Vervolgens kwamen zy 'er volmondig voor uit; „ Wy zouden liefst beiluiten, „ om den tegenwoordigen vorm te be- houden; een vorm door byna twee Eeu- wen geheiligd, en die als ingeworteld „ is. Want wie zal 'er voor inftaan, dat „ deeze Verandering, met zoveel wysheids zal gemaakt worden als de eerfte Inrich„ ting geweest is, in eene Eeuw, waar in dezelve zich fchaamen te denken als hnnne Voorvaders, daar men al het ou„ de aanziet als Vooroordeelen, daar hars„ fenfchimmige Gedagten dikwerf voor ver- lichte Principes worden gehouden — in' „ zulk eene Eeuw fchynt men, naar ons „ inzien, zeer omzigtig te moeten zyn om aan geene Capüaale Punten in het „ Publiek Beftuur te tornen, en liever „ eenige Gebreken te laaten blyven, dan „ gevaar loopen, dat ze door grooter ver„ vangen worden. En daar Heeren Ge* 1X4 „ de- LXVII, SOEK. I70O.  823 DE REPUBLIEK DER LXVH. ■ BOEK. . 1799, \ J 1 J J J T ? ? ?( ?' > ? 5' ?! V r. ?> ?! 51 ?! ?! V ?! ?! »5 »> ?> Is , deputeerden gelieven te fpreeken van gelds.  LXVII BOEK. i;go. BLAD- 338 de REP. der VEREEN. NEDERL. flagtigheid onder de Kooplieden, uit veelvuldige Bankbreuken gebooren, het Bankgeld een achtfte of een vierde ten Honderd beneden het Kasgeld deedt vallen. (*) (*) Zie wegens het voorgevallene ten dien Jaare onze Faderl. Hist. ten onmiddelyken vervolge op Wa« genaak XXIli D. bl. 231. enz. Einde van het drie- en twintigfte Deel.  BLADWYZER DER. VOORNAAMSTE ZAAKEN. A A. halsvellen met Kogels in gebruik als een verweermiddel, 29. Aardappelen , (Bepaalingen door de Algemeene Staaten op den Uitvoer van) gemaakt , i9t. Belasting in Friesland daar op gefield, 192. Admiraliteiten, (Voorgeftelde vermindering aan de) 154, Wat daar op, door die de Muaze en den Amjiel wordt ingebragt, 155. • (Voorflag om de vyf) tot één te brengen , 316. Vordering der Staaten van Bolland om het gevoelen der Admiraliteits Collegien te weeten , 317. Wat de Admiraliteit in het NoorderKwartier deswegen in 't midden bragt, 316. Berigt der Admiraliteit op de Maaze, 321. Berigt van Amftels Zeeraad, 3.29. Algiers , (Zonderling geval met den Dey van) 217. Alleman, (J. N. S.) diens Hoogleeraars Kabinet aan de Hoogefchooi te Leyden gefchonken, 40. Amjlsrdam, (Êea gedenkte* ken voor de Dichteresfe van merken in de oude Keric te) beftemd; maar niet geplaatst, 43* Inwy* ding van de Gehoorzaa» len in Felix merttis , 44. Latynsch Dichtftuk op dit Gebouw door H. de Bosch , 45. Boeken te dier Stede verboden, 49» Woelingen der Party fchappen en Strafoefeningen , 50. Byzondere febikkingen daar gemaakt op de Pryzen der Graanen a en de Regeering deswegen gepieezen , 182. Mildaadigheid aldaar in den Strengen Winter , 197. Hoe de Jooden aldaar voor hunne Armen - zorgden, Aid. Wat de Zeeraad van den Amjiel in* brengr op bet plan om flegts één Admiraliteits* Collegie te hebben, 329. Laagte van bet Bankgeld, 333. Bekendmaaking óop^ Regeering deswegen, 335» Arnhem, (Beveiliging der Schepen te) voor den Ysgang, 204. T> B. ■bankgeld, (Laagte van bet) 333. Aan welke oorzaa- Y 2 ken  BLADWYZER. ken toegefchreeven, Aid. Bekendmaading der A.njierdamfche Regeering deswegen, 335, Aanhoudend laagheid van 't zelve 337. Boey, (W. C.) tot Commisfaris na de West-Indien benoemd, 166. Bonn, (A.) Hoogleeraar weidt de Gehoorzaalen voor de Tekenkunde en Nat'iurkunde van Fslix Meritis in, 44. Boonzayer, (C) Rector te Gornkhem , dient een Verzoekfchrift in om in de Amnestie begreepen te worden, 17. Dit gelukt hem naa veel draalens , 21. Brabant, (Voorftel van deezen Staat wegens een Wapenftilftand in) 223. Wat deswegen met Leopold voorviel , 276. Toedragt der zaaken aldaar, 230. Bemiddeling van deezen Volkstwist, 238. Hoe aangevangen, en welk deel 'er onze Staat in nam, 239. Aandrang op onderwerping by de Belgifche Afgevaardigden , 240. 's Keizers Manifest, 24r. , Gedrag der Belgifche Afgevaardigden , 242. Voorhagen van - hunne zyde .gedaan ; afgeweezen, Aid. Getroffen Overeenkomst en verflag deswegen , 243. Inhoud des Verdrags, 244. Verdagtheid eeniger Perfooner bier-te Linde, ais aandeel gehad hebbende aan Brabandfche onlusten, 251. Wat men deswegen aanvoerde, 253. 'Er komt , te Brusfel een ftuk uit, dat eenigen hier te Lande bezwaart , 255. Wat hier , over te doen viel, 25f>. enz. Zie Willem de V. Van de Spiegel , en Motman. Breda, (De Erfprins wordt Gouverneur van) 286. Daar ontvangen, 287. Breekpot , (F.) de wedergave van het Provinciaale Amptgeld in Zeeland geweigerd, 145. Butot , (L.) vonnis over hem geftreeken, 25. Cras, (H. C) Hoogleeraar wydt de Gehoorzaal voor de Letterkunde van Fsllx Meritis in, 44- n D- Delft, Burgers ten deezen Jaare, uit die Stad in Baliingfchap verweezen , 21. 1 Demerary zie Esfequebo. Deventer, (De eifchen der Gilden te; door den Stadhouder gewraakt, 6z. Doorn, (A. van) Raad der Stad Flisfingen, deelt in eene Aantekening tegen den Baljuw Lampsins , 112. Dordrecht! yver om Oranje te doen draagen , 28. Aalsï  BLADWYZER. Aalsvellen met Kogels daar verboden, 28. Dorpen , (Vyf- en veertig) in Holland verzoeken fchavergoeding, wegens het geledene by den inval der Pruisfen, 7. Wat daar op gedaan wordt by Gecommitteerde Raaden, 8, Drenthe , (Voorzorgen in) tegen de Patriotten gedraagen, 71. Eeipenning aldaar aan vyf Krygsofficieren gefchonken, 73. Drukpers, (Vryheid van de) hier te Lande gewaakt, 274. Dudaar, te Rotterdam aangevallen , verweert zich, en kwetst een zyner Aanranderen , 29. Gevangen genomen , 30. Men bidt in de Kerken voor den Gekwetften, 33. Bekentenis Dudaar afgeperst , Aid. Aangemaand om zich tot den Stadhouder te vervoegen, door hem afgeflaagen, Aid. Vonnis, over ham. Wat zyn lot was, ondanks eenige verzagting op een fmeekfchrift aan den Stadhouder, 34- E. ■t-'ekman, (W. wagten- dorp) wydt de Gehoorzaal voor den Koophandel , Zcevaard , Landbouw, Fabrieken en Trafieken by Felix Meritis in, 44- Engeland, (Een gedreigde Oorlog tusfehen Spanje en) ontltak niet, 211. Ktni.isgeeving deswegen aan onzen Staat, 212. Antwoord van hun Hoog. Mogenden , Aid. Een Vlootdeel derwaards gezonden, hoe ontvangen; en van daar te rug gekeerd, 214. Men werkte aaneen Handel verdrag met Engeland, 215. Hoe veel die bewerking gekost hebbe, 216. Engelen, (J. Voegen van) richt in Suriname een Letterkundige Maatfchappy eene van den Landbouw op, 172. Esfequebo en Demerary klagten der Planters over het gebrek aan Slaaven, 169. Gedreigde opftand in Demerary beteugeld, 171. -Tagel, (Dc Griffier) betoont zyn misnoegen tegen de Commisfie over de Quotas, 307. Aatu. Hoe zeer met onderfcheiding behandeld, 308. Fontein , (P.) befpreekt zyne Boekery, met een Legaat, aan den Kwéekfchool der Doopsgezinden te Amfierdam. 46. Frederica Louisa Wilhelmina , de Erfprins van Brukswyk Wolfenbuttel komt, ter voltrekkinge, van zyn Huwelyk met haar, in 's Haage. ig$. Verwelkoming Gelukwenfchingen en overgiLe van Y 3 het  BLADWYZER. het Juweelgefcbenk, 296. Staatlykheid der Trouwplegtigheid, 297. Gelukwenfching van bun Eed. Grootmogenden Aid. Muzyk in de LuterJ'che Kerk en Illuminatie, 2$8- Gedenkpenning op die gebeurtenis, 299. Het jonge Paar vertrekt, 300. friesland, ftrafoefeningen in dat Gewest, 88- De Kerkleeraar J. Bulthuis door den Prins bevorderd, 89Weeren der Patriottifche Leeraaren uit andere Gewesten , Aid. Affcheidsgroete van Jr. E. S. G. J. VAN BuRMANNIA. ReN- cers op de Synode te Sneek, 50. Bepaaling wegens bet Stemregt der Roamfchen, 93. Verandering ten aanzien van de Militaire Jurisdictie aldaar gemaakt, 94. Belasting in dit Gewest op den uitvoer van Aardappelen gefteld , 192. Fynjb, (W.) gebannen, 22. n G, yseienkpenning ter gedagtenis van de Omwenteling, 284. Byzonderheden, de uitdeeling en vervaardiging betreffende, Aid. Geld , (Algemeene fchaarsheid aan) hier te Lande, 174. Oorzaaken daar van opgefteld ,175. Geldleening der Algemeere Staaten, 332. Geldetlwd , Gedenl'penning op de Omwenteling daar uitgedeeld, 52. Vergunningen aan de Jooden in dat Gewest, Aid. Hoog Water in den Winter, 200. Ook in den Zomer, 205. Wordt bevoegd en geregtigd geoordeeld om een tweeden Gecommitteerden in den Raad van Staaten te hebben, 310. Goudriaan, (K.) waar mede befchuldigd, 55. Vonnis over hem geftreeken, 56. Graanen, (Schaarsheid van) 176. Hooge pryzen daar voor befteed. 177, Waar aan toegefchreeven, 178. Hoe Staaten van Holland over deeze duurte fpraaken, Aid. Byzonderefchik. kingen te Amfierdam daar op gemaakt , 182. De Stadsregeering deswegen gcpreezen , Aid. De Graanhandel van zommige Regeeringsperfonen gewraakt, 183. Schikkingen daar op te Rotterdam, 184. Bepaalingen in Utrecht op den Graanhandel, Aid. Zorgen in Zeeland gedraagen, 187, 'Hoe zy over het Verbod van Uitvoer en den Opkoop dagten, i88- Schikkingen daar gemaakt, 189. 'sGravenkaagen hoe men al» daar in den Winter de Armoede te hulp kwam, 197. Grovesteins , (W. A S. Thoe.) tot Commis-faris  BLADWYZER. na de West - Indien benoemd, 166. Haaf, (G. ten) wat hy, ten beste der Heelkunde, te Rotterdam verrigt, 36. Haarlem, (Milddaadige gifte te) in den Winter, 195. Een tegen Oranje gerigt Boekje aldaar uitgegeven, 282. Vergeeffche opfpeuring des Schryvers en Drukkers, Aid. Door Beuls handen verbrand, 284. Harmen, (De Profeet) aan den Overtoom, berigt wegens dien Man. 47. Harten, (Hermanus van) wegens het oprigten van een Huzaaren Corps verdagt, neemt de vlugt,23. Hecket. (H. O.) in Groningerland vryjielaaten , 82. Jj Hertogenbosch Milddaadigheid aldaar in den feilen Winter, 199. Heusden, (A. v.) beklaagt zich te Leyden over een uitgegeeven Werkje, en de vryheid der Drukpersfe, 275. Zyn Voorftel deswegen , 281. Holland, (Uitfchryving van een Honderfte en twee Hondertfte Penning in) 5. Vyf- en Veertig Dorpen verzoeken öm fchaavergoeding, wegens het geledene by de inrukking der Pruisjen, 7. Wat Gecommitteerde Raaden daar op antwoorden, 8. De zaak der Lanft-Officieren, die zich aan de gehoorzaamheid der Algemeene Staaten in 1787 omtrekken hadden, afgedaan, 9. Hoe de Advocaat Fiscaal Luykens zaak daar behandeld wordt, 13. Zie verder Luyken. Hoe Staaten van Holland over de Duurte der Graanen fpraken, 178. Hoorn, Burgers ten deezen Jaare, uit die Stad in Ballingfchap verweezen, 23. Hop , Antwoord aan dien Heer gegeeven, door het Brusfe/j'che Gouvernement, wegens eene en andere Befchukliging van Perfónen hier te Lande, in d» Brabandjche Onlusten, 258. Welk antwoord hy bekwam, 262. Jooden, (Vergunningen aan de) in Gelderland, 52. Bepaaling op der?elvtr Inwooning in Utrecht gemaakt, 61 ■ Hun verzoek ter gelegenheid eener bezending na de West-Indien, 167. Josephus de II. fterft, 220. Verllag van een Gedenkpenning op diens Dood, 221. Jurlsdictfie, (Militaire) verandering ten dien opzigte in Friesland gemaakt. 94. K. Ivingspebgen, (De ViceAdmiraal van) zeilt mét een Vlootdeel na Enge- Y 4 /and,  BLADWYZER. land, 214. Keert fpoedig weder , 215. ' Knuppel-Genootfchap, hoedanig zich de Leden van 't zelve wapenden, 29 Koker, (G. de) (licht te Rotterdam een Hofje by zyn Leeven, 37. Kreet (H. A.) gebannen, 22. Kwartier, (Wat het AdmiraJiteits Collegie in het Noorder) inbrengt ten aanzien van den voorflag om flegts één Admiraliteitscollege te hebben, 316. t L- JL