VERHANDELING OVER DEN ORPHELIN de la CHINE, VAN V O L T A I R Eo DOOI J. N O M S Z. T E AMSTELDAM.by DE ERVEN VAN DAVID KLIPPINK, in de Nes. I782.   VERHANDELING OVER DEN ORPHELIN de la CHINE, van v o l t a i r e. Penchéz vers l'accufé; tachez de le dêfendrt. LE PHIL. DE S. S. Louis Racine, zoon van den onvergelykelyken Jan Racine, onderftelt, en toont zich bevreesd, in een werk over de tooneelpoëzy, dat men licht eenige overéénkomst zou kunnen vinden tusfehen de Athalia, het meesterltuk- van zyn' onfterfiyken vader, en den verre van goed zynden Heraclius van den grooten Corneille, deivyl het hoofdoogmerk der beide ftukken beftaatin de herftelling van twee prinfen wier troon men gewelddadig heeft geroofd. Wy zyn alle achting aan de Racines verfchuldigd, maar noch meer achting aan de gezonde reden. Het zy my vergund aan te merken , dat de onderftelling van l. Racine wegens zodanig eene aanmerking van overéénkomst A z geen'  4- VERHANDELING geen' verderen grond kan hebben, dan met betrekking tot de twee prinfen Joas en Heraclius, voor zo verre het hunnen toeftand betreft; maar verder overéénkomst in de twee ftukken te vinden, kan niet vallen dan in de harsfens van menfchen die niet verdienen door een' man als Racine verlicht te worden; want niets is meer van elkander verfchillende dan Athalia en Heraclius. Wy willen van de behandeling alleen aanmerken, dat, behalve het verbazend onderfcheid dat 'er is tusfchen de ten troon voering van Joas en Heraclius, in Athalia alles aandoenlyk en klaar, en in Heraclius alles koud, duister en verward is. Om 'er klaarder denkbeeld van te krygen , wyze ik de jonge dienteren naar de befcheidene en keurige aanmerkingen van Voltaire op den Heraclius van Corneille: men zal zich verwonderen hoe een man , die een Cid en Cinna heeft voortgebragt, een ftuk als Heraclius heeft kunnen voortbrengen (*); maar de leerling der kunst zal 'er tevens uit leeren hoe verbazend moeilyk het is een goed tooneelftuk famen te ftellen. Zo evenwel de overéénkomst van onderwerp , of overéénkomst van O Noch flechts weinige jaren geleden, was dit ftuk in ons land een meesterftuk; lieden denken wjt anders over het tooneel dan voor weinige jaren. Met dat alles voor het jaar 1Ö47. was Heraclius een meesterftuk , even als de Mariamne dit was in 't jaar 1638.  OVER DEM ORPHELIN. $ van twee perfonaadjen. aanleiding kon geven om ten nadeele van cenig' dichter eene grooter navolging te doen bcfluiten , alsdan zou.de Heraclius nadeelig moeten zyn voor den Orphelin, van Voltr.ire ; want daar is in die ftukken ook overéénkomst : Leontina fpaart haar'zoon even weinig voor 't behoud van den erfprins, als de mandaryn Xarnti, in den Orphelin, den zyn en doet ter redding van den jongen Chineefchen keizer. Nochtans gelykt de Orphelin niet meer naar den Griekfchen prins, dan een Aelmoesmers weeskind te Amfieldarn naar een' Chineefchen mandaryn. Zelfs heeft Leontina niet de minfte overéénkomst met Xamti: Voltaire merkt met grond aan, dat: ,, Leontina een ,, ca rafter heeft dat haar volftrekt tot zo edel eene „ daad, als de opoffering van een eigen kind voor ,, het vaderland is, onbekwaam maakt. Dat zy in „ het fT.uk alom voorkomt als eene arglistige, on„ deugende vrouw , die den erfprins fpaart om „ hem bloedfchande te doen begaan , (ten minfte „ hem noodeloos in dat gevaar brengt,) en dat dit „ geen menfeben zyn waarvan een Terftandig lezer ,, of aanfebouwer eene allerbuitengewoonfte edele ,, daad za! of kan verwachten". Hy voegt 'er by : „ dat Racine ongelyk heeft te' onderftellen , dat ,, het onmogelyk is dat een moeder haar' zoon tot ,, behoud van den zoon eens geflorven keizers zal „ opofferen; maar Voltaire eisebt dat zo zeldfaam A 3 „ een»  £• VERHANDELING „ eene daad ons met alle waarfchynlykheid bekleed „ moet worden voorgefteld.; by voorbeeld, de moeder „ kan door den Godsdienst des lands, en vooral geen veel minder oorzaak , daartoe gedrongen wor„ den; die Godsdienst moet haar tot een' eed van „ dergelyke opoffering noodzaken, enz." Maat dit is het geval van Leontina niet; hoe het met Xamttgefteldzy, zullen wy nader zien. De Orphelin zou noch met 'een ander ftuk iets overéénkomftigs hebben , zo zulk foort van zaken overéénkomst kan genoemd worden; het is met den Pompejus: in dit ftuk komt de held niet op het tooneel, en dit is even zo gelegen met den Orphelin. Evenwel hebben de twee ftiïkken geen de minfte overéénkomst. Men heeft echter in 't vernuftig Vrankryk., het zy uit afgunst tegen den dichter, het zy'uit bedilzucht, deze aanmerking gemaakt; doch waren 'er geen andere aanmerkingen voor deri dag gekomen dan foortgelyken , ik zou de moeite niet nemen om 'er verder van te fpreken ; maar daar zyn 'er wigtiger gemaakt , daar zyn 'er waarby de eere des dichters last lyd, en het gemeen gevaar loopt in hun oordeel bedrogen te worden. Men zal het ftraks zien. Wy meenen foortgelyke berispingen niet ftilzwygend te moeten voorbygaan. Men kan ondertusfchen uit dit alles zien, waartoe ;Bien in Vrankryk federt lang in ftaat was en noch 'is, wanneer het op 't berispen van tooneelfhikken, (ze-  OVER DEN ORPHELIN. ^ (zekerlyk de moeilykfte gedichten,) aankomt; efl men kan 'er uit leeren, dat wy geen reden hebben ons in Nederland te beklagen, wanneer wy mishandeld worden. Le Sage zegt: „ Men vind overal, „ tegen één' zotten fchryver , honderd berispers „ noch zotter dan hy." Waarom zou een verftandig man bevoorrecht zyn, om nooit op eene zotte of vuile wyze aangevallen te worden? Nadat de lezers het Weeskind van China zekerlyk zullen moeten kennen, kan het voor hen niet onaangenaam en voor jonge dichters niet ondienftig zyn, te weten hoedanig het ftuk is waaruit de doorluchtige Franfche dichter zyn' Orphelin getrokken heeft. Ik verzoek den lezer, die zich niet veel in de historie der toönêelpoëzy heeft geoefend, de CWneefche natie niet als zot te véröorJeolen, wanneer hy het volgende leest. Het ftuk begint met de onderneming van den vyand van het huis van Tchao, die deszeifs uitroeijing had gezworen. Hy wil eerst den ftamvader van dat huis dooden, door een' grooten bulhond op hem los te late.: , en fielt vast dat dit beest door zyn' reuk de fchuldeloozen en misdadigen kan onderfcheiden (*) ; maar hy verandert van voor- (*) De Christen veroveraars der niemve waereld dachten even zo over de honden, waarmede zy op de arme Indianen jagt maakten. A 4  ff VERHANDELING voornemen, en wend een' lastbrief des keizers voor, om Tchao een' ftrop, een' beker met venyn, en een' dolk toe te zenden. Tchao verkiest den dolk, zingt, naar 's lands gebruik, een liedje, en fteekt zich do keel af, met bedaardheid; het een' pligt achtende zich te dooden , uit hoofde van ' verfchuldigden eerbied voor den keizer , die als godlyk word geëerd. Terftond bevalt de prinfes van het Weeskind , dat geftoleri word, ten einde het voor de moordenaars te bewaren, wier opperr hoofd, niet te vrede dan met de geheele verdelging van Tchaoos geflacht, dit kind ook met geweld wil ombrengen. De opperbeul flaat , naar eene vruchtelooze zoeking, den weg van Herodes in ; (of liever Herodes geval heeft met het zyne in dezen overéénkomst;) hy beveelt in de omgelegen dorpen alle zuigelingen om te brengen , ten einde de Wees in dien algemeenen moord omkome. Dit alles loopt af op het tooneel, en de daad duurt vyf en twintig jaren, terwyl het tooneel nu hier en dm weder daar geplaatst is, zonder eenige andere orde dan die in éea gefchiedenis plaats heeft. Men kan niet ontkennen dat dit alles gedrochtelyk is; maar men hebbe de befcheidenheid van te bedenken, dat men Hechts anderhalve eeuw te rug dient te gaan , en het oog heeft te vestigen op Italië, Spanje, Engeland en Vrankryk, (ik zwyg rsn ons land,) en men zal 'er even zulke wan? fcha-  over de-V ORPHELIN. 9 fchapen kluchten vinden. Wat zyn de oorfprongkelyke zonden#(*) ? Wat. zyn de ftukken van CaU deron (f)? van Shakefpear? en wat zyn de meeste ftukken vóór Corneille? Zal men hieruit befluiten dat de vorken ten dien tyde gek waren ? Alles minder dan dat! Alle kunsten zyn ruw in hare beginfelen, en de fmaak vormt zich nooit- in één' enkel' mensch éénsflags , veel min by een gantsch volk. . Dat het Weeskind van Tchao en de ftukken van een' Calderon en Shakefpear behaagden, is toe te fchryvcn aan de belangverwekkende deelen, en de onnavolgbre fraaije byzonderheden waarmede dié ft'uk- (*) Het ftuk heet eigentlyk Adam, of-de oorfprongkely; ke zonden. De duivel danst 'er een ballet in met de zonden. Meer behoeft men 'er niet van te zeggen, om den ongerymden fmaak van dien tyd aan te duiden. Met dat alles, dit zelfde monftreufe ftuk bragt den-grooten Milton op de gedachte om zyn Verloren Paradys op te ftellen. Cf) Wie belust is gedrochten in kunstgewaad- te zien, geve zich de moeite van de ftukken van Calderon te lezen. Die de Spaanfche taal magtig zyn , en een: weinig fmaak bezitten , (zonder dat , kan niemant over poëtifche werken oordeelen ,) zullen moeten bekennen dat zy voor het lezen van de walgelykfte ongerymdheden rykelyk beloond zyn, door de daaronder gemengde oii^ navolgbare fchoonheden. Het is met de ftukken van Shaken fpear even zo gelegen. A 5  10 VERHANDELING ftukken zyn doormeng!, voordeden die vele onzer hedendaagfche ftukken in:sfen, ondanks hunne regelmatigheid. Rabener zegt : „ Een ftuk kan „ armhartig zyn, zelfs gevolgd met de regelmatigheid van een' Aristoteles". De groote Corneille .maakt zich eens eere uit de gedrochtelyke „ C0inedia Famofa" van Calderon , genaamd: En efla vida todo es verdad y todo mentira, (alles is in dit leven waarheid, en alles is logen,) zyn' Heraclius te nemen, en 'er zelfs geheele brokken uit over te zetten: dit is eene eere, en moet niet tot verwyt verftrekken (*). 't Is een bewys dat groote mannen in C) Die de Spaanfche' en Franfche talen kennen, (en wenfchelyk ware het dat jonge tooneeldichters dezelven beoefenden ,) zullen de volgende vaerzen van Caldero» Uchtelyk in die van Corneille ontdekken. Alles is byna • letterlyk overgenomen. Ah yenturofo Maüricio ! Ah infeliz Phocas quien vlo , . Che para reynar rio qniera Ser hijo de mi valor Uho, y che quieran del tuyo Ser lo para morir dos. 0 malkcureux Phocas ! 6 trop Heureux Maurice 't\ ' Tu recouvres deux fils pour mourir après tot , Et je rCen puk trouver pour régner après mol. - Etc. Zie, Heraclius tlF Jkdïyf^ 11/ Tooneel.  over den ORPHELIN. u in die ftukken de fcboonheden wel degelvk voelden. ^Men weet] dat hy in Cinna veel uit Shakefpear heeft overgenomen , en hoeveel de Franfche Cezar den Engelfchen, hoe gedrochtelyk, verfchuldigd is, Men heeft nu het ftuk gezien waaruit Voltaire zyn' Orphelin heeft faamgefteld, en men heeft zyn' Orphelin zeiven gezien , dus valt de vergelyking der twee ftukken elk' middelmatig' kenner van zelve lichtelyk onder het oog. Het Chineefche ftuk heeft één voordeel dat het Franfche nooit kon hebben j dat is, dat het naauwkeurig de waarheid behelst, gelyk de Chineefche jaarboeken bewyzen; of liever het gantfche ftuk is een jaarboek in famenfpraken • gefchreven, en dat is in den fmaak van dien tydv Den Franfchen zangberg is door Boileau den regel voorgefchreven, dat men op het tooneel het waar- . fchynlyke voor het ware moet kiezen, elk weet dit (*); doch het is evenwel waar, al had de onfterf• lyke Boileau het niet tot een' regel gemaakt: onze geest kan niet ingenomen zyn met het geen wy niet kunnen gelooven, al is het waar. Voltaire kon niet na- (*) Onze Vondel was van het zelfde gevoelen. Men Weet dat zyn Gysbrecht niets dan een fchildery der inne« ming van Troije is. Men zie verder over dit ftuk Wa9 genaar, in zyn Befchryving van Amfterdara. Voltaire zegt: Ce qui est propn pour l'Iiistoirf, Petf rerement pour k thédtn. A 6  ia VERHANDEL I N G nader aan de waarheid blyven dan hy gedaan heeft', dat is in de hoofdzaken, het lotgïvalvan den prins, de trouw van den mandaryn , en de'onderwerpingdes Tartaarfchen overwinnaars aan de wetten van China. Laat een dichter ondernemen een ftuk ten tooneele te voeren, alleen faamgefteld naar de juiste waarheid in alle de deelen van 't ftuk; hy kan zich verzekerd houden van' de nederlaag op het tooneel. De proef kan genomen worden IVoor my.ik beken niet te kunnen zien hoedanig zulk een ftuk behagen zou aan ware kenners, die zich niet vernoegen met een ftuk te zien vertoonen, maar alles in hun boekvertrek met den maatftok der geftrenge reden afmeten, en van dezen hangt onze duurzame roem af. Lezers flechts weinig onderricht in de Chineefche zedekunde, gefchiedenisfen , en de tooneelpoëzy, zullen zekerlyk de opoffering van des mandaryns zoon hard en onwaarfchynlyk vinden, en kwalyk zich verbeelden- kunnen dat een overwinnaar als Gèngis zich , met de wapens in de hand, aan de wetten der overwonnelingen onderwerpt; maar zy gelieven te bedenken dat beiden waarachtig is, en dat de Franfche dichter alle zyne bekwaamheden infpant om alles verdragelyk te maken. Men moet weten dat de Chineezen eenen uitfporigen eerbied voeden voor hunnen keizer: hy is hun vader, hy is by hen het afbeeldfel der Godheid, nooit word hy genoemd dan met eenen verwonderlyken eer- _ bied.  ov£r den ORPHELIN. 13 bied. God en de Keizer weten het", is de be" krachtiging van eenig wigtig verhaal: 't fchynt dat de oude Rusfen dit fpreekwoord hebben overganomen. Alles , zegt de Chinees , zyn wy onzen' vader , den keizer, verfchuldigd, ons leven, ons beftaan, onze vrouwen, onze kinderen ; één eigendom is'maar aan ons, dat is onze eer! Van daar offeren zy zich eigenhandig zo lichtvaardig op. Na den eerbied, die de Chinees zyn' keizer toedraagt, eerbiedigen «y niets hooger dan ouders en .leermeesters: beiden is by'hen een GodsdienüMgs en burgerlyke wet.' Van daar zegt Idame togen den Tartaarfchen overwinnaar : ,, Gy weet hoe „ hoog wy hen waardeeren; uit hoofden van dien ,, Godsdienftigen en pligtmatigen eerbied, veracht„ te ik uw hand, die my te aanvaarden verboden >, was door myne ouders. Anders ware het voor ,, my een aangenaam gefchenk geweest." De edelmoedige overwinnaar krygt 'er te meer achting, door voor haar, en eerbiedigt wetten die eene vrouw dringen haar bloed aan haar' trouw voor vorst, vaderland , en pligt op te offeren. Zulke wetten verbazen en verrukken hem, en deze uitroeping voorbereid de ontknooping van 't ftuk , wanneer hy zegt: De meester van dit land Buigt zich voor Chinaas wet; met wapens in de hand. „ Gewapend" doet hyhet.om dj zonderlingheid der A 7 bui-  14 VERHANDELING buiging groot te maken. Na dit alles ziet men in het iluk dat Xamti zyn' zoon geheel anders waagt, dan Leontina den haren opoffert. Zyn eed, zyn Godsdienst, zyn vaderland, zyn natuurlyke verpligting, alles maakt zyn daad loflyk en waarfchynlyk. In 't kort, hy handelde volgens zyn' pligt, en deed dus 't geen ieder braaf man in alles behoort te doen, inzonderheid voor de belangen van 't gemeen. Wenfchelyk ware het dat ieder Nederlander voor zyn vaderland zo getrouw ware , als Xamti voor het zyne ! Men werpe hier niet tegen, dat, als Xamti niet meer deed dan zyn' pligt, hierin zo veel lofwaardigs niet is: hoe! is het volbrengen van 20 zwaar een' pligt, als waarlyk die van den trou■wen mandaryn is, niet loflyk? 't Is zeker, dat ieder zyn'pligt moet doen, en dat Richardfon zyne Glarisfa laat'fchryven: „ daar is geen roem in een' ,, vplbragten pligt"; maar, helaas! de menfchen befchouwd zo als zy zyn, en niet zo als zy behooren te zyn, leveren ons dagelyks voorbeelden op, datde koning in den Cid gelyk heeft: glk die tot dezen pligt, als gy , zich ziet verbonden, Word juist niet ftraks, alsgy, daar vaardig toe bevonden. Naarmate nu het -voorbeeld der volbrenging van zware pligten zeldfaner word, naarmate mag men de volbrenging te meer als lofwaardig aanpryzen en ten voorbeeld Hellen, gelyk men by tegenffeiling de  over den ORPHELIN. 15 de groote misdaden, hoezeldfaam, met de fterkfte kleuren moet hatelyk maken, en den mensch ontladen. Clarisfa had ook in haar geval Hechts grond om dus te fchryven; maar uitdrukkingen , in byzon« dere gevallen, zyn geen algemeene regelen in alle gevallen, zonder eenige uitzonderingen. In 't kort, alles is door Voltaire waarfchynelyk, en asndoenlyk gemaakt, alles is voorbereid tot de groots omwenteling van Gehgis, en de deugd der twee Chineezen, (die hy zegt dat hem zodanig doet veranderen 0 is waarlyk groot , verheven en zonderling genoeg om die omwenteling te wettigen: het gantfche carafter van Gengis is van zyne eerfie verfebyning reeds aangelegd, om zodanig eene verandering van gedrag, by elk' verftandig' mensch, te wettigen, en hem aangenaam te verrasfen. Elk perfonaadjêwerkt mede tot dien doorluchtigen omzwaai, en alles werkt éénvormig, en die éénvormigheid is altyd verfchülende voorgedaan , dat het' fraaije en Herke der kunst is; alles is ecnvouwdig, en'allesis natuurlyk, en dus is alles behagelyk. Het verfchil der volken , het verfehil hunner zeden , en gevoelens, alles is treffende, op zyn plaats, en naar ieders caracter gefchetst, en met alles is zo veel voordeel gedaan , als eenig verftandig en geoefend man van een' mensch kan vorderen. De .verhevenheid der zedeleer is niet vergeten. Evenwel heeft men omtrent dit ftuk O) Ik lub in Hambroek eenige vaerzen van Idame overgenomen in den mond van den gezant van Coxinga, ten einde de redekavelingen van den Christen leeraar tegen den zelfmoord te meer te doen klemmen, en de drogreden voor den zelfmoord te beter te verzwakken. Een bewys dat ik de redenering van Idame voor haar ftclfel, •paar de zedeknndeder Chineezen, fraai vond; maar daarom kaa  j8 VERHANDELING niet van in zyn onderwerp een' Christen te kunnen invoeren: hy heeft niets anders dan Chineezen kunnen kan die des te gevaarlyker zyn, zo men dezelve door reen bondige redenering tegen paat. Dit is zeker! maar hier was dit onmogelyk : Voltaire kon , naar den aart der Chineezen, zyce heldin geene andere redekaveling in den mond legr.en. Zekérfyk ware het wenfchelyk dat hy dezelve had kunnen doen wederleggen; maar , gelyk .gezegd is, zyn onderwerp Het het niet toe. Derhalve moet men hem niet lichtvaardig befchuldigen. Ik heb het genoegen gehad van te zien, dat de redenen van Hambroek tegen den zelfmoord altyd met fmaak wierden gehooid en gelezen. In het zélfde tooneelftuk ga ik noch ééne Helling van den heere de Voltaire teren ; zy is deze : in Mahömet doet de dichter £eïd zeggen; Qite la Ttligitm est terrible £? fuisfanle! En ik doe Hambroek zeggen: Wat is myn Godsdienst fchoon ! V/at is zyn vrucht beminlyk.' Ik laat alle kenners over te onderzoeken, wie het meeste recht had om zo te ('preken, /cïd of Hambroek. De Godsdienst is nooit verfchiikkelyk en vreeslyk van vermogen, dan voor deugnieten^ Wat denFraidchen dichter bewogen heeft deze uitroeping in den'mond van den fchuldeloozen Zeïd te piaatfen , vei meet ik my niet te onderzoeken ; ik laat est den orpartydigen lezer over. God geve dat het oogmerk des dichters edel. ten minfte fchuldeloos zy-! Men kan hem, dit is zeker, gelyk in de Verhandeling gezegd word, niet in alle zyne ichiiften verdedigen. Ik bepaal my fiechts tot den Orphelin.  oves Den ORPHELIN. ig Tien fchilderen, die den zelfmoord voor heldhaftig en loflyk houden. Idame kan hem dus onmogelyk, een ander voorftel doen, dan zy doet: de nood is zo hoog geklommen, dat 'er volftrekt geen uitzigt van verlichting van lot, veel min van eenige uitkomst voor den mandaryn en zyne gemalin meer overig is; de nood , de natuurlyke trotsheid der natie, de kregelheid ontftaan door 't befef van voor een vreemd juk te moeten bukken , alles fpreekt in twee menfchen, by wie een valsch, en te verregedreven begrip van eer alles is; de zelfmoord is by 't volk een deugd, men weet dat wie kloekst de dood ondergaat, of de dood zich pyn'lykst durft aandoen, een held is in China; wanneer men dit alles famen neemt, kon dan de Franfche dichter een' anderen weg- inflaan, dan Idame haar' gemaal te doen voordellen zich van kant te maken? Alles was dan afgedaan; zy waren de woede en vervolging van den vreemden overwinnaar ontkomen; dit alles is in de zeden van 't volk. Het komt my voor dat Voltaire te verw.yten , dat hy den zelfmoord hier als pryslyk voorftelt, een verwyt is als zeker fchryver aan Homeer doet, wegens de ruwheid zyner helden; het is een' fchilder verwyten dat hy de beelden fchildert naar de gebruiken hunner eeuw. Het zou belagchlyk zyn Chineezen als Christenen te laten praten , en Hektor , Agamemnon , enz. als hovelingen van St. James of Verfailles te fchil- de-  aó VERHANDELING «eren. Het zou vreemd zyn dat een man als Voltaire, die zyne natie zo wel kende, die maar al te wél wist dat de Franichen de lucbthartigfte aller Europefche volken zyn , zulk een volk den zelfmoord zoude willen fmakelyk maken: om die dolheid een volk aan te pryzen, moet men zich tot diepdenkende , zwaai moedige volken keeren , niet tot een volk uitfpoiig verliefd op verlustigingen" en bekend voor gretig in alles wat naar . minnehandel zweemt. Men zou Addifon veeleer kunnen verwyten den zelfmoord zyne peinzende Engelfchen , bekend voor liefhebbers van zich op 'te knoopen, of voor den kop te ïchieten (*), te hebben willen aanpryzen', in zynen Cato. Gndertusfchen blyft dit waarheid, dat Voltaire in andere gefchriftcn Hellingen vol gevaar heeft zoeken 'te beweren , en fmakelyk te maken. Doch ik bepaal my tot zynen Oiphelin, en beklaag verder haitelyk , dat een man van zo veel vermogens heeft kunnen goedvinden af te öalen tot fchryven van ftukken , die men onze yedendaagfche broddelaars naauwlyks zoude kunnen vergeven. Men hebbe de beruchte Joodfche brieven ' Hechts te lezen , om overtuigd te worden, Lee verbazend lang het eerfte vernuft van Euro- " C) In Kuü Klim leest men : De Engelfchen befcoevcr. geen' beul in hun. land ; zy hangen zichzelven op.  over den ORPHELIN. iXr r.opa heeft kunnen afdalen , na zo Loog geklom, men te zyn. Doch laten wy een gordyn fchuiven voor ee.n tooneel zo beklagslyk , zo vernederend voor de menfchelyke natuur. Om alles wegens de ingebragte befchuldiging tegen den Orphelin af te doen , moet ik alleen noch dit zeggen : zo het waar is , dat Voltaire den voorflag van Idame in den Orphelin heeft opgefleld, om den zelfmoord aan te pryzen', dat evenwel niet bewezen is , alsdan zoude ik het liever als eene lichtvaardigs dwaasheid , dan als een fchelmftuk aanmerken. Wat hoop ken de man hebben om Christenen, wier Godsdienst, zedekundige begrippen , luchtftreken , en geftel , het volftrekt onmogelyk maakt dat de zelfmoord ooit een, algemeen gebruik, veel min een deugd kan worden, te verleiden ? En was één enkle trek in een tooneelftuk daar het gepaste middel toe? Indien het my vry (laat over een' meester als Voltaire te oordeelen, dan zou ik voor my eene gantsch andere aanmerking maken tegen den voorfl g van Idame ; zy is deze : waartoe gebruikt zy zulk eene omftandige aanpryzing om zich te dooden, by een' man die immers in haar gevoelen ftond , waarvan zy niet onkundig kan zyn ? by een* man die haar kort te voren getoond had kloekmoedig, ten behoud van zyn vaderland en keizer, de dood te duiven en te. willen ondergaan?  ia VERHANDELING gaan? Ware het niet genoeg geweest, wanneer zy de geheele redenering had weggelaten, en eenvouwdig gezegd: „ Alles is voor ons verloren ; , Xamti , voig my , de dood maakt een einde „ aan alle vervolging !" Hare redekaveling, om Xamti over te halen tot den zelfmoord, kon niet fterker zyn tegen iemant die uiterst tegen den zelfmoord ware ingenomen. Men fpreekt zo lang niet, en met zulke fraaije redekaveling in het tydftip waarin de nood ons dringt toe te tasten, en dan noch minder , wanneer men met iemant te doen heeft wien men niet behoeft over te halen in onze gevoelens, maar van wien men overtuigd is in alles met ons overéén te Hemmen. Idame zegt Xamti,als een'geleerd'man, niéts nieuws, en nooit moet men Hellingen, die men bewust is dat een ander aanneemt, ten overvloede noch eens bewyzen , en dat in tyd van haast, vooral aan geen' groot' man, of de redekaveling word fluitende of vervelend. Alles zou wel zyn , indien de man-' daryn zyne gemalinne reden had gegeven om te twyfelen , of hy zich in nood wel kloekmoedig genoeg zou gedragen, en de dood tarten met dien heldenmoed die zo veel roems verwerft onder het volk ; maar in tegendeel ! Xamti fpreekt overal ais een onverfasgd man ; hy trotfeert op eene edele wyze den overwinnaar, zyn bedreigingen en da folteringen, Idame zelf zegt hem ,, een held"  OVER DEN ORPHELIN. 25 held" te zyn; overal komt hy voor als een groot, kloekmoedig , geftreng , trouwhartig , verlicht en geleerd man. Hoe meer men dit bedenkt, hoe minder de aanfpraak van Idame tegen Xamti , in het laatfte bedryf des Orphelins, kan treffen. Ik weet niet of de lezers en aanfchouwers met my in één gevoelen zyn ; ik fpreek zo als het my voorkomt, en met alien eerbied voor den grooten dichter der Henriade ; maar zo myne aanmerking in den haak is, immers alsdan is men de waarheid meer hulde verpügt dan eenig' fterveling ; en alsdan kan myne bedenking voor jonge dichters van nut zyn. Behalve dit , indien het al een viak in het fchoone fchildery is , die vlak ontluistert niet; want, inderdaad, de vaerzen waarmede Idame haar' gemaal den zelfmoord voorftelt zyn allervoortreffclykst; het is alsdan een fpin op een fchoone bloem van Van Huizem: zy kan gemist worden , zy valt dezen of genen affchuwelyk in de oogén; maar zy is een kunstftuk op zichzelve. Is intusfehen myne bedenking valsch, men legge die ter zyde , naar hare waarde. Genoeg , dat geen bedilzucht, of hatelyke en lage afgunst om de eere van een' groot' man te verkleinen, my deze aanmerking heeft doen ter neder ftellen; een laagheid, die een' braav'man behoort onbekend te zyn! Kan  24 VERHANDELING over den ORPHELIN. Kan die gefchrift van eenig nut zyn , alsdan' zal ik myn oogmerk hebben bereikt; ander oogmerk, ik heb het meer gezegd, moet een febryver niet hebben. Ik moet by deze uitgave den lezer eene aanmerkelyke misftelling onder het oog brengen, door myn afzyn in het ftuk geflopen ; zy is deze: in het eerfte bedryf, tweede tooneel, bladz. 7. leest men: Wanneer ik, langs den weg elk buiten ons bekend. En het moet zyn : Wanneer ik, langs den weg den hoovling flechts bekend. Feilen van weinig belang zal de goedwillige lezer wel willen verfchoonen.