pos/  01 1088 6421 UB AMSTERDAM  1   D Ë ABDEMTEI Eens STAATKUNDIGE ROMAM, Uit het Hoogduitsch Vertaald, DOOR GERRIT P A A P E* EERSTE DEEL. tn 's H A G E0 B y C. PLAAT. MDCCLXXXVL  • Mutato nomine de te Fabula narratur. -  O P D R A G T. Geëerbiedigde abderiten, onder myne Landgenooten ! Ïn zo verre de Vertaaling van dit Werk my eenig recht geeft, om 'er een Opdragt voor te mogen plaatfen, zou het de onbillykheid zelve weezen, my niet van dat recht te bedienen, in eene geleegenheid, die de eenigfte en de beste toefchynt, om ü de blyken myner achting openlyk te kunnen betoonen. Ik weet zeer wel, zonder daarom noodig te hebben een demqcritus te weezen, dat de meesten uwer my dat hart niet toedraagen , 't welk gy alleen kunt hebben voor hem - die u gélyk is; - doch deeze kundigheid wischt by my de zucht niet uit, die ter uwer verbetering, * i zo  ïv Ó P D R A G T. 20 'verre gy 'er vatbaar voor zyt - ïft myn boezem beftendig huisvest. Behalven dit, is het vermaak dat gy my byna daaglyks verfchaft, het gefchikt^ ite-, ohi my in den loop myner wonderlyke dagen het 'leven recht aangenaam te maakeh, én my veele ftruikelingen te befpaaren. De Archons, de Strobylusfen onder u, verheffen rny door hunne onderdrukkingen, ën bezorgen my de zege door hunne vervloekingen. Dit alles is een raadzel voor u , nïyne lieve Nederland/the Abderïten ! - ^eh ^smopo/iet alleen Verftaat dit! - Doch het zy Verre vari my, u daarom tè willen opdringen-, dat gy te ongelukkiger Zyt. Gy bezit de gaaf, om over de doornen heen te rollen, zonder deszeifs fteekende punten tê voelen! Ik begeer dit geluk u ook niet te ontneemen; ik bedoel alleen , om door de vertaaling van dee2e uwe Evenbeelden, ü uwe wonden die niet doodlyk zyn, te doen opmerken.  & P D RAGT. v ken , en by het zien derzelven, u haru lyk te doen lachen, om dat uwe geneezing toch - hooploos is. En ziet daar myne erkentenis, die ik zo zeer naar uw fmaak gefchikt hebt, als my mooglyk was l Door u om u zelve te doen lachen, terwylgy denkt, dat- uw lever fchudt om de gebreken van uw» nabuur, verpligt ik u niet minder daa de zig beterende Abderiten, die het ongeluk hebben,, in uw midden, te woonen. Eerbiedig derhalven draag- ik u dit eerfte Deel der5 Abderiten (voor zo. verre ik.'er toe gerechtigd ben) op. Uw eigen, oordeel over dit Werk zal uw Abderitïsch hoofd: en hart verraa-. den ! — en hier door meen ik ook onze waardige Kpsmopoliten eenen. dienst te bewyzen, door hen eene geleegenheid te meer bezorgd te hebben , om uw Hoog-Edelens ,Wel -Edelgeboorens.,, Wel-Eer waar dens enz., meer van naby te leeren kennen,  H O P D R A G T. My in uw beftendig aandenken te-' vetknde, blyf ik,, met den eerbied, dien ik u verfchuldigd ben', • Geerbiedtgde abderiten onder myne Landgenoot en ! Uw Hoog - Edelens, W*el - Edele - Geboofens, en Wel - Eerwaardens, D VV. Dienaar, GERRIT PAAPE. pelft I7-S6. IN-  VOORBERICHT, lf3e geenen,. die'er iets aan geleegen mogt zyn , zig van de waarheid der oorfprpnklyke daaden. en caraóterifeerende trekken , waaruit, deeze Gefchiedenis is opgefteld,; te, oyer tuigen, kunnen, indien zy geen lust hebben, qm zulks in de.bronnen zelf,. naamlyk in; de Werken van H&* rodotu$: y ' Diogenes Laertius , Atheneus , Aelianus,}. Plutarchus, Lucianus, Palephatus, Cicero , Horatius, Petronius, Juvena*lis , Vakrius, Ge Mus, Salinus enz», optezoeken, —— het artikel abdera en demo c r i t u s in hs t Woordenhqek van Bayle opflaande zig overtuigen, dat deeze Abderiten. niet onder de waare- Gefchiedenisfen, in den fmaak van Lucianus, be»~ hooren, Zo wel de Abderiten , als hunne geleerde medeburger Democritus, verichynen hier in hun waar licht: en, alhoewel de Schryver, by de aanvulling der gaapingen, verklaaring der duistere plaatfen, wegneeming der weezenlyke en vereeniging der fchynbaar.e tegenitrydighec'en Si die men. by de opgemeide Schryvers aai>. treft naar. onbekende berigten gewerkt fchy nt te hebben, zullen echter dporzig-*. * 4, tige  vjii VOORBERICHT. tige Leezers ontwaar worden, dat hy, ia dit alles, een Leidsman gevolgd is, wiens gezag alle Aelianusfen en Atheneusfen te boven gaat, en tegen wiens enkele ftem, het getuigenis van een'geheele Waereld, noch de ftoute beflisfchingen van alle Amphictionen, Areopagiten, Decemviren, Centumviren, en Ductntumviren, en van alle Doctooren, Magisters en Baccalauren , hoofd voor hoofd , niets kunnen afdoen 1 dat is, de Natuur zelf. Indien men nu dit kleine Werkje als eene, offchoon geringe, bylage tot de Gefchiedenis van het menschlyk verftand gelieft aantemerken, zal het de Schryver zig zeer laaten welgevallen. Men geloove echter, dat het werk, zelf onder deezen zo voortreflyk klinkenden tytel, meer noch minder zy, dan het geen alle gefchiedboeken moeten weezen, zo zy niet in een yergeeten hoek begeeren geworpen te Worden, IN;  ï N H O U D der. HOOFD STUKKEN, van het EERSTE DEEL. EERSTE BOEK, democritus onder de abderiten, EERSTE HOOFDSTUK. Van den oorfprong van Abdera, en de ge- Bk sariheid der Inwomers. - - i TWEEDE HOOFDSTUK, Democritus van Abdera: in hoe verrezyne geboorteplaats bevoegd was , zig op hem te verhovaardigen. - - ij, DERDE HOOFDSTUK. fVat Man democritus was. Zyne reU zen. Hy keert weder naar Abdera. Wat hy medebragt, en hoe hy ontfangen werd. Een Examen, ,t welk men hem liet on^ dergaan, en 't geen teffens een flaaltje op-, kevert van eene Abderitifche Qonverfatie. aa * 5 VIER^  x INHOUD der VIERDE HOOFDSTUK. Het Examen wordt voortgezet, en verandert Bh in een redenflryd over de fchoonheid, waarby het democritus zeer heet krygt. 32. VYFDE HOOFDSTUK. Qnvehvagte afbreeking van het moeilyk verfchil, met.eenige nieuwe voorbeelden 'van Abderitiesch vernuft. - . ^ ZESDE HOOFDSTUK. Eene geleegenheid voor den Leezer, om zyn gehoor, na de fchommelende beweeging in het voorige Hoofd/luk, weder in rust te brengen. - - . . ZEVENDE HOOFDSTUK. Patriotismus der, Abderiten. Hunne voor■ ingenoomenheid met Atnenen , als haare Moederftad. Twee proeven van hunnen. Attifchen /maak, en van de onaangenaam me opregtheid van democritus. 61 AGTSTE HOOFDSTUK. Poorloopig berigt van- het Abderitisch Toneelweezen. Democritus wordt verzogt, 'er zyn oordeel over te zeggen. 67 NEGENDE HOOFDSTUK. , Zagte geaartbeid der Abderiten ,• hoe zy zig, over de onhoflykheidvan democritus. weeten te wreeken. Eene zyner Boetpredikatiën , tot een proef. De Abderiten maar ken  HOOFDSTUKKEN, ja ken eene wet tegen het reizen, waardoor BL een Abderitisch inboorling wyzer zou kunnen worden. Merkwarrdige wys, waarop de Nomophylax GRïLLUSeene zwaarigheid, uit deeze wet ontflaan, oplost. 77- TIENDE HOOFDSTUK. Democritus verlaat de Stad, en begeeft zig ter woon op een Buitengoed. H$ wordt aldaar vlytig door de Abderiten bezogt. Allerlei zeldzaamheeden , en onderhandeling over het Luilekkerland der Zedenmeesters. - - - 8.8; ELFDE HOOFDSTUK. Jets van de Abderitifche Wysgeeren. Hoe democritus het ongeluk heeft, zig door een paar welgemeende woorden in een kwaad blaadje te zetten. - - 10? TWAALFDE HOOFDSTUK. Democritus verwydert zig verder van Abdera. Wat hy in zyne eenzaamheid verrigt. De Abderiten verdenken hem van tovery. Zyn wedervaaren met de Abderitifche Dames , by deeze geleegenheid, en hoe het afloopt. - - - m DERTIENDE HOOFDSTUK. Democritus moet de Abderitinnen de taal der Vogels leer en. In,t voorbygaan een Staaltje, hoe zy haare Dogters onderwyzen. 135 TWEE-  » INHoud 0 e r.. TWEEDE BOEK, 0/hip,.ogRATE^ A b d.e h a0, EERSTE HOOFDSTUK. Wygeerte van democritus ; welke »y den Leezer verzoeken vooral niet over. te/laan. '■ - 148: TWEEDE HOOFDSTUK. Pemo.critus w,rdt van eene zwaare misdaad befehuldigd , en door een zyner Naastbefiaanden ontfehuldigd% door de verklaaring, dat hy niet wel by zyn verfiand was. Hoe hy het onweder, dtor Priester stroïïlus hem berokkend «fletdt. Een Arkanum, welker-s werking zelden mist , wanneer, het regt tydig geappliceerd wordt. 154 DERDE HOOFDSTUK. Eene kleine afwyking tot den Regeeringstyd Van schahbaham den WXZËN. — Karakter van den Raadsheer thra- syllus. VIERDE HOOFDSTUK. Korte , doch genoegzaam berigten van de AWeriufche s yc ophanten. Een Frag~.  HOOFDSTUK k"Ë N. tfü Fragment uit de redenvoering, waarin BI. thrasyllus aanzoek doet, om zyn Neef democritus onder zyne Koogdy te doen fiellen. * ' - 179 vyfdê hoofdstuk. De zaak rtordt aan een Geneeskundig ónderzoek overgegeeven. De Raad fckryft aan hippocrates. Die Geneesheer komt te Abdera, verfchynt voor den Raad , wordt van den Raadsheer thrasyllus ten eet en verzogt, en — verveelt zig. Een voorbeeld, dat een beurs Dariken op alle ?nenfchen geen vat heeft. - - 192 zesde hoofdstuk. Hippocrates legt een bezoek af by democritus. Geheime berigten van de aêloude Orde der Kosmopoliten. zevende hoofdstuk. Hippocrates geeft den Abderiten zyn geneeskundigen Raad. Groote en gevaarJyke beweegingen, daarover in den Senaat ontftaan; en hoe, tot geluk van het Abderitisch Gemeenebest, de Uurwyzer weer alles in order brengt. - 208 der*  «/INHOUD der DERDE BOEK. p/euripides onder de abderiten. EERSTE HOOFDSTUK. De Abderiten maaken zig gereed, om naar BI. den Schouwburg te gaan. - 222 TWEEDE HOOFDSTUK. Nader berigt van het Abderitisch Volkstoneel. Smaak der Abderiten. Karakter van den Nomophylax gryllus. - 238 DERDE HOOFDSTUK. Bylaagen tot de Abderitifche Letterkunde. Berigten van hunne eerfie Toneeldichters , hyperbolus, paraspas mus, antiphilus en thlaps. - 240 VIERDE HOOFDSTUK. Merkwaardig voorbeeld van de goede StaatsOeconomie der Abderiten. Be/luit der uitweiding over hun Toneelweezen. - - 251 VYFDE HOOFDSTUK. De andromeda Van euripides wordt vertoond. Groot Succes van den Nomophylax en wat de Zangeres e üKolpis 'er toe deed. Twee aanmerkingen over de verdere V-ertooners, het Choor en de Decorati'èn. - - 257 ZES-  HOOFDSTUKKEN, xv ZESDE HOOFDSTUK. Zonderling nafpel, dat de Abderiten met Bh eenen Vi eemdeling fpeelen, en deszelfs hoogstönverwagte ontknooping. - - 269 ZEVENDE HOOFDSTUK. Hoe euripides te Abdera kwam, befieffens eenige geheime narigten van het ■Hof te Peiïa. - - . . 2gg AGTSTE HOOFDSTUK. •Hoe euripides zig met de Abderiten vermaakt. Zy maaken een aan/lag op hem, waarby zy hunne juiste bedreevenkeid in een fterk licht plaatfen, die zy met te meerder vrugt in 't werk feilen, om dat alle zwaarigheeden , zo 'er eenige by mogten weezen, enkel ingebeeld zyn. 29 a NEGENDE HOOFDSTUK. Euripides beziet de Stad ; wordt met den Priester strobylus bekend, en verneemt van hem de Gefchiedenis van de Kikvorfchen van latona. Merkwaardig Gefprek, by deeze geleegenheid tusfchen democritus, den Priester en den Dichter. - go^ TIENDE HOOFDSTUK. Be Raad van Abdera geeft euripides, zonder des verzogt te zyn, verlof om een zyner Jlukken op het Abderitisch Toneel u  Svi INHOUD der HOOFDSTUKKEN. te vertoonèn. Kunstgreep, waardoor de Bh Abderitifche Kanslery zig gewmm was te redden. Slim gedrag van den Nomophylax. Merkwaardige manier der Abderiten, om eenen, die hen in den weg flond, •de behulpzaame hand te bieden. - ELFDE HOOFDSTUK. De anbromeda Van euripides ■wordt eindlyk', in weerwil van alle verhinderingen , door zyn eigen troep, vertoond. Buitengewoone aandoenlykheid der Abderiten; met eene uitweiding, die onder de leerrykfle in dit geheele werk behoort, en om die reden dan ook van gansch geen nut zal zyn. - ^ TWAALFDE HOOFDSTUK. Hoe alle de Inwooners van Abdera, van bewondering en vervoering over Aandromeda van euripides, tot Narren worden. Wysgeerige uitpluizing van deeze zeldzaame foort van raazende Ziekte , hy de Ouden gemeenlyk de Abderitifche krankte genaamd, den Gefehied- fchryvers mderdaanigst opgedraagen. - 331 DE  , D Ê ABDERITEN* EERSTE BOEK, democritus onder de abdéritèn, EERSTE HOOFDSTUK, Wan den bbrfprong van Abdera , eh de geaard heid der Inweonerst 3D)e oorfprong der Stad Abdera in Thraciënis in de fabeltyden der Helden verlooren. Het kan ons ook zeer weinig verfehillen , of deeze Stad haaren naam ontleend hebbe van Abdera, eene Zuster van den berugten Diomedes, Koning der Rhtorifche Thraciërs,■ ( die zulk een groot liefhebber van paarden was, en 'er zig zo rykelyk van voorzien had, dat hy en zyn land eindlyk door de paarden werd opgeneeten,) of wel van Abderus, een Stalmeester van! deezen Vorst; of eindelyk van eenen anderen Abderus, die een byzondere lieveling van Hercules geweest zoude zyn, pJï, deel, & j$  Ê B B ABDERITEN,, Na verloop van eenige eeuiven, was Abdera door ouderdom geheel ingeftort. ThneCus vw Klazomene ondernam , haar weder op;ebonwen \ (omtrent den tyd der een en dertiglte Olympiade. ) De woeste Thraclhs, die in hunne nabuurfchap geene Stad gedoogen wilden, gunden hem den tyd niet, om de vrugten van zy. nen arbeid te genieten: zy verdreeven Ttmefius, en Abdera blééf ortbewoond en onvoltooid, tct dat, omtrent het einde der zesênvyftigfte Olympiade , de bewooners der Fónifche Stad Teos, ongeneegen om zig den Veroveraar Cyrm te onderwerpen , te fcheepe gingen , „aar Thraciën fteevenden; en.dit Abdera, in eene der vrugtbaarfte oorden dier hmdftreek, reeds gebouwd vindende, 'er bezit van namen , als van eene verlaatene plaats , welke niemandtoebehoorde. Zy verdeelden zig Z0 dapper tegen de woeste Volken van Thraciën, in het bezit hunner Stsd, dat zy en hunne nakomelingen, van toen af, den naam van Abderiten verfcréegen , en een klein Gemèenebest uitmaakten ," yt welk (gelyk de- -meeste 'HVickfche Steden, )' een tweevoudig middending was van Democratie en Aristocratie, en geregeerd werd , gelyk kleine Republieken altoos- van oiHs her zyn geregeerd geworden. „ Waartoe (zullen onze Lezers hier moog„ lyk'uitroepen,) waartoe deeze nietsbedui„^dende- 'uitweiding over den oorfprong en „ de lotgevallen van het Stedelce Abdera \ri „ Thra*,  .Èene Staatkundige Romati. «a fï Thraciën? Wat raakt ons Abdera? ~— Wat verfcheelt het ons , of wy weeten ^ S, of niet weeten, wanneer, hoe, door wie, ^ waar ,'eh waarom eene Stad , welke aivoor3, lang niet meer in deeze waereld beftondjj is geboüwd geworden? ■ Geduld, guhflige leezér! geduld! -—— tot dat wy^ eer ik verder verhaal, gezien hebben , of wy het te famen eens 'kunnen worden. De hemel verhoede, dat men immer u zou-willeri hoodzaakeri, de Abderiten te lèezen, wannéér gy noodiger dingen te verrichten j of iets beters te leezen had'! ,„ Ik moet eene Leerreden opftellen ! — Ik heb krahkeri te bezoeken ! — i, Ik heb eene Recenfie, een Advys , een Piei« doöy, eene önderdanigfte 'Opdragt' te fchryii ven ! — Ik moet beoordeelingen maaken ! —• My ohtbreeken nog zestien vellen itan de vier j, Alphabets, die ik-,-binnen agt" dagen, myri a Boekverkooper keveren moet! Ik heb S> eert jok osfen gekogt! Ik heb'een wyf 33 getrouwd." In 's Hemels naam ! Maak Predikatiën bezoek kranken ; fehryf opdragten en uittrekzels; vertaal; koop en Iïeffeöo's! —De vólhandige Leez-ers-zyij zelden de' beste Leezers. Dan • eens zal heft 'alles §Shangen,- dan voldoet ben niets. Nu verdaan' zy deri Sehryv'er tén halve, dan in het geheel niet1 üf * dat nog wel het erglh is , verkeérd. Die géfieeglyk m met vrugt wil keffen 5 -moet op dien A i f fyU  4 be abderiten. tyd niet anders te doen of te denken hebben. Ej wanneer men zig toch aan het leezen zet , waarom zou men dan niet twee of drie minuuten willen befteeden, om dat geene te weeten, 't welk eenen Salmafius, eenen Barnes, eenen Bayle en om het recht te zeggen, zo als het isr dat ook my (wyl my niet eens onder het opftellen is te binnen gekomen, om, tot meerder gemak, het artikel Abdera ia Bayle op- teflaan,> even zo veele uuren gekost heeft? Of zou men mymeer aandacht verkenen, wanneer ik de gefchiedenis van den Koning van Boheemen, die zeven floten had, of vande^m -Calenders had beginnen te vertellen ? De Abderiten derbalven r (om het geen wy begonnen hebben te vervolgen,) hadden een zo fyndenkend, leevendig, verftandig en verr nuffig Volk moeten zyn, als immer onder de zon geleefd heeft, , . , . En waarom dat? Deeze vraag wordt ons zekerlyk niet door degeleerden onder onze Leezeren gedaan. - Maar wie zou ook boeken willen fehryven , wanneer alle Leezers zo geleerd waren als df fchryver? De vraag : waarom? is op zig zelve altoos eene verftandige vraag. Zy verdient, wanneer men van menfchelyke zaïken fpreekt , een volleedig antwoord en wee hem , dje verleegen, befchaamd of verftoord wordt,. wanneer hem dit waarom wordt voo?- SF*  Eene Staatkundige Rsmm, 5 gehouden! Wat ons betreft, wy zouden het antwoord op deeze vraag ongevergd reeds gegeeven hebben, indien dè Leezer niet zoo haastig geweest ware. Hier is het! Teos was eene Atheer.fche Volkplanting, en wel eene van de twaalf of dertien, die onder aanvoering van Neleus, den Zoon van Kodrus, in löniën geftigt werden. De Athenienfers waren van oudsher een Iugthartig en geestryk Volk; en zyn het nog, naar uien zegt. De Athenienfer, naar löniën verplaast , tierde onder den gunlligen invloed der lugt, die dit vrugtbaar en bekoorlyk land omringt , even als eene Bourgondifche wyngaardrank, die naar de Kaap verplant wordt. De Grieken van löniën waren, boven alle andere Volken van den aardbodem, lievelingen der Zanggodinnen. Homerus zelf was, naar de grootfte waarfchynlykheid, een I'önier. De Erotifche gezangen, de Milefifche fabelen , (de voorbeelden onzer Vertelfelen en Romans,) ayn hunne geboorte aan löniën verfchuldigd. De Horatius .der Grieken, A/cceus,—. de in liefde gloeijende Sappho , Anacreon , de zanger, Aspafia, de leermeesteres- fe , —1—- Apelles , de fchilder, de drie. Bevalligheden, waren allen uit löniën; ■ — Anacreon zelf was een gebooren Tejer. Deeze laatlie zal een Jongeling van ongeveer agttien jaaren geweest zyn, (zo anders Barnes recht A 3 ge-  * » E ABDRRlTENj gereekend heeft,) toen zyne. medeburgers naar Abdera trokken, Hy vergezelde hen op djen togt; en, ten blyke, dat hy zyne Lier (den God der liefde toegewyd,) niet had agtergelaaten, zong hy daar ter ftede het lied aan een Maagdeke van Thraciën, (zynde het.een-en-" zestigfte in de-uitgaave van Barnes^ waar in de woeste Thracifche fmaak, gepaard met eene Jomfche bevalligheid, zyne vaerzen eigen, op eene zeer byzondere wyze doorlteekr. Wie zou nu niet in de gedagten vallen, dat de Tejers — «, hunnen eerften oorfprong^*pienfers — zo lang inwooners van löniën —\ en medeburgers van eenen Anacreon, 0ok in Thraciën het onderfeheidend karakter van een g^eestryk Volk zouden behouden hebben? En echter (wat hiervan ook de reden moge geweest zyn,) het tegendeel was waar. Naauwlyks werd de Tejer een Abderiet, of by ontaarte! Niet dat hy, zyne vorige levendigheid geheel afleggende, in een blok verkeerde, gelyk Juvenalis hem te last legt. Neen: zyn geestgeftej nam flechts eene venyonderlyke wending: zyne verbeelding liep derwyze zyn verftand voorüit, dat hetzelve buiten de mogelykheid raakte, om haar ooit weder in te haaien. Het mangelde den Abderiten aan geene vernuftige invallen; maar dezelve ftrookten nimmer met de voorkomende gelegenheden; of kwamen eerst, Wanneer de gelegenheid yoorby was. Zy fpra- ken.'  Eene Staatkundige Roman. 1 ken veel; maar bedachten zig nooit, zelfs geen oogenblik, wat zy wilden zeggen, en hoe zy het wilden zeggen. Het natuurlyk gevolg hiervan was, dat zy zelden den mond openden , dan om dwaasheeden te zeggen. Ten allen ongeïukke verzelde deeze kwaade gewoonte hen ook in alle hunne handelingen ; want gemeenlyk Hooten zy het kooitje, wanneer de vogel reeds weggevlogen was. Dit haalde hen bet verwyt van onbedagtzaamheid op den hals; doch de ondervinding leerde , dat zy het niet beter maakten, wanneer zy zig bedagt hadden. Begingen zy ( ge'yk al dikwils net §eval was ') een by uitftek domme pas, 't kwam meest daar van daan, dat zy die al te goed wilden maaken, Eu, wanneer zy omtrent de belangen van hun Gemeenebest zeer lange en ernffige beraadflagin'gen gehouden hadden, dan kon men raet zeekerheid ftaat maaken, dat zy onder alle mogelyke befluiten , altoos het flegtfte zouden verkiezen, Zy werden eindelyk bet fpreekwoord der Grieken. Een Abderitifche inval, een Abderitisch Snikje was by hen omtrent het zelfde, als by ons een Camper Stukje, of'een Schildburger trek by de Düitfchers; en de goede Abderiten lieten nimmer aan den vrolyken fpotter ftof tot geestige kwinkflagen ontbreeken. Wy zullen voor ditmaal flegts twee Haaltjes daarvan bybrengen.— Op een tyd kwam hen in SJ hoofd , dat eene Stad , gelyk Abdera , A 4 nood-  PE A B D E R I T E N> «cdwendlg eene heerlyke Fontein behoorde te .hebben. Men zou dezelve in het midden der g-oteMarktp,aatren; en,omdeo2S! en goed te maaken, werd 'er eene nieuwe b astmgIngevoerd. Zylieteneenberoemdbee de houvvervan^Wkomen?omtcn _ de en groep van Standbeelden te vervaardigen welke den Zeegod »o*te„ vmoonen, £ de op 2yH ZeekaF} doof ^ > - ^pannen met zyn gevo,g ^ « Dolfynen. De Zeepaarden, Najaden en Dol! fynen zouden eene groot, menigte water * hunne neuzen fpuiten. Maar, toen alles ge! reed was, werd men gewaar , dat water genoeg voor handenwas, om flegt d -us van eenen enkelen Dolfyn nat te maaken werd was t met anders, dan of alle de Zee. Wnte* verkond waren, en hetwateruitln" neuzen druppelde. Om nu niet uitgeJac£ te worden heten zy hec ganfche watergevaarte mden Tempel van Neptunus brengen - en Werd , dan beklaagde zig de opzigter wel zeer «nft.g , uit naam der loflyke Stad JMera dat een zo heerlyk kunstftuk, door de kaarig! heid der Natuur, nietgebruiktkonde word „S Op een ander tyd kogten zy een zeerfchoo» flpenbeeaen Venu, beeld, dat men onder de meesterlikken van telde, Dit b Jd Was,  Eene Staatkundige Roman. £> was omtrent vyf voeten hoog, en gefchikt om op een altaar van dè liefde geplaatst te worden. Toen dit fraaije beeld te Abdera aankwam, werd de geheele Stad verrukt over de fchoonhcid van haare Venm; want de Abderiten gaven zig voor juiste kenners en driftige liefhebbers der fraaije kunften uit. „ Zy is te „ fchoon, (riepen zy eenpaarig,) om eene nederige plaats tebekleeden: een konstftuk, „ dat de Stad zoo hooglyk vereert, en zoo veel geld gekost heeft, kan niet te hoog ten „ toon gefteld worden; zy moet het eerde j, voorwerp zyn, 'twelk den vreemdeling,die „ Abdera binnen treedt, in het oog valt! "—• Ingevolge deeze gelukkige gedagten (lelden zy dit klein, kunftig bewerkt beeld op een Zuil van tagtig voeten hoogte; en, alhoewel 'tvolfixekt onmooglyk was te kannen onderfcheiden, of het beeld, op de naald geplaatst, de Godin der liefde of een Oestermeisje verbeelde , noodzaakten zy echter alle vreemdelingen te bekennen , dat 'er nergens iets volmaakter te zien was. Deeze voorbeelden bewyzen onzes bedun-; kers volkomen, dat men den Abderiten geen onrecht deed , wanneer men hen voor een weinig dweepagtig hield.— Doch wy twyffelen zeer, of 'er wel een trek te bedenken is, die hun karakter fterker uitdrukt,' dan het volgen-, de geval: dat zy, namenlyk, (volgens hetge. tuigenis van Justinits,) de kikvorfchen dermaaA 5 ten  ten in en om hunne Stad lieten vermenigvuldigen, dat zy eindlyk zig gedrongen vonden, om voor hunne kakkende medeburgers plaats te makken en tot den uitflag der zaake zig onder de befchermtng van Koning Casfanderl "een geheel ander oord, moesten begeeven Dit ongelukkig toeval kwam ten Abderiten niet ongewaarfcbuwd over. Een verftandig man die zig toevallig onder hen bevond, had hen zulks al voor lang voorfpeld. De misflag la. w de daad, alieerlyk in het middel, waardoor zy het kwaad fluiten wilden, hoewel zy 'er nooit toerebrengen waren, om zulks te erken, nen; en 't geen hen eindlyk de oogen had befcooren te openen, was, dat, na dat zy zig eenige maanden buiten Abdera hadden opgehouden, eene menigte kraanvogels van den kant van Geranten overkwam, die alle de kikvorfchen zo fchoön wegpikten, dat'er eene gan. fche myl rondom Abdera niet eene enkele overig bleef, om het wederkeerende lentefaifoeij het brekekek, kcak, keak, te gemoete lezingen. TWEE»  $en« Staatkundige Roman, n TWEEDE HOOFDSTUK, Democritus van Abdera; in hoe verre zyne geboorte plaatsbevoegd was , zig op hem te verhovaardigen, CztTeen lugt is zo dik, geen volk zoo dom , geen oord zoo onberoemd, dat 'er nietfomwyJen een groot man uit zoude te voorfcbyn ko-» men; zegt Juvenalis, Pindarus en epaminondas werden in Bëotïèn gebooren ; ARISTOTELES te Stagira\ cicero teArpinum; virgiliüs in het Dorpje Andes by Mantua; ALBERTUSMAGNUSte Lauingen; mar te ij luther te Ei s kb en; SIXTUS ©e vïfbe in het vlek Montalto in de Mark yan Ancona J en een der beste Koningen, die immer geweest zyn, te Pau in Bearn. Wat wonder derhalven, dat ook Abdera, toevalli > ger wyze, de eere had, dat de grootfte Natuur-onderzoeker der Oudheid , demorcitus, binnen haare muuren het leven ontving? Ik begryp niet, hoe eene plaats zig van zulk pene toevallige omftandigheid bedienen kan , om aanfpraak op den roem van een groot man te maaken. Wie gebooren zal worden, moet wel  3ï E A II D E R r T E N> wel ergens gebooren worden; her overige neemt de natuur op zig; en ik twyffele-zeer, of'er buiten Lycurgus wel één Wetgeever geweest zy, die zyne voorzorgen tot den homunculus'toe uitgeflrekt, en alle mooglyke voorbehoedzelen genoom.en hebbe, dat 'er aan den Staat geene andere, dan welbewerktu>de fchoone en zielryke kinderengeleeverdwerden' Ik erken, in dit opzicht had SfarTa eenigen grond, om zig op de voorrechten baarer Burgeren te verhovaardigen. _ Maar, in Abdera (gelyk byna de ganfche waereld door,; liet men het aan 't geval en den befchermged over. natale comes qui temperat astrum. En wanneer een Protagoras (*) of Demoeritus uit haar voorfproot, was de goede Stad Abdera even zoo onfchuldig daaraan, als Lycurgus en zyne wetten, wanneer er te Sparta een domoor of zotskap gebooren werd. Deeze nalaatigheid, offchoon zy eene zaak betreft, waar aan den Staat ten hoogfte geleegen ligt, zou nog al door den beugel kunnen. De natuur, wanneer men haar Hechts ongel ■ ftoord . Em ber°emd Drogredenaar van abdera, (een weinig ouder dan Democritus,) die door Ccero naast Hiffuu, Prodicu,, Gor*iaS> en dus naast de grootte mannen van zyn beroep geplaatst wordt.  Eene Staatkundige Roman. *;j floord ■ haar gang Iaat gaan , maakt meesttyds alle verdere voorzorg , ter bevordering van haaren arbeid , overtollig. Dan, hoewel zy zig zelden vergist , om haar pronkduk, den mensch , met de vereischte bekwaamheeden toeterusten , waardoor hy eene gefchiktheid verkrygt, om de volkomenheid te bereiken, zoo is, toch deeze verdere voltooijing, de daadelyke bereiking van die volkomenheid, juist dat geene, 't welk zy aan. de kunst overlaat. 'Er blyft dus voor eiken Staat nog geleegenheid genoeg over, om zig zelve wegens de uitmuntendheeden en verdienden zyner burgeren ee-iige eere te geeven. Dan juist hier in bleek het gemis van verdand by de Abderiten. Zeer bezwaarlyk zou men een oord gevonden hebben, alwaar voor de vorming en leiding van het inneriyk-gevoel , het verdand en het hart der toekomende Burgers minder gezorgd werd. De vorming van den goeden frnaak, dat is , van een keurig , juist en vcrffandig. gevoel van alles, wat fchoon is, is de beste grondflag tot de welë^r vermaarde Socratifche .kalokagathie-,, of ' Ot de innerlyke fchoonheid en goedheid der ziele, welke den beminlyken, den ed.elmoedigen, .weldaadigen en gelukkigen mensch maskt. En niets is gefchikter, om dit juist gevoel-van hetfcboone in ons te vormen , dan , wanneer alles , wat wy van onze kindsheid af, zien en hoeren 9  U DÉ ABDÏRItEfr, ren, fchoon- is. In eene Stad, waar de künitëfl der Zanggodinnen de grootfte volkomenheid bereikten; in eene fraai gebouwde en met de meesterftukken' der beeldhouwkunde ryklyk voorziene ftad, ft' Athene- gebooren te worden , Was daarom wel déeglyk;een zeer groot voordeel; èn wanneer de Athenienfers , ten tyde '\m lhail en Mcnander, meer frnaak hadden dan duizend andere "volken , hadden zy zulks onbetwistbaar aan ffifiS Vaderland te danken. Abdera verkreeg , in een Griehch fpreekWoord, (over welks beteekehis de Geleerden, volgens hunne gewoonte, het niet eens zyn,) den byhaam , waarmede 'Florence onder de Steden Van Italien pronkt, de schoone! Wy 'bcbben reeds gezien, dat de Abderiten doldriftige liefhebbers der fchoone kunftéh Waren; en inderdaad, ten tyde hunner grootfte''bloei, naamlyk , toen zy zig genoodzaakt vonden , hunüe woningen voor een tyd den kikvorfchen interuimen , was hunne fhd vol pragn'ge gebouwen, ryklyk van fchilderFhikken en beeldwerken , beneffens eene fchoone Schouwburg en Muziekzaal voorzien: in 't kort, het was een Athene in 't klein j • den firiaak alleen uitgezonderd. Want ongelukkig béftuurdehunne'wonderlvke geiinxtbeid , vari welke wy reeds 'géfproken hebben , ook hunne begrippen ovef het fchoone en • bevallige, Latona , de befchermgodin vaii hunne Stad% had den onaan^ zittf*  '-Eene Staatkundige Roman. 1$ Zienlykflen, en Jazon, de aanvoerder der Argonauten, (welics gouden vlies zy voorgaven" te bezitten,) had integendeel den pragtigfteu tempel. Hun Raadhuis geleek een voorraadfchuur; recht voor de Zaal, alwaar de gewig-' tigfle belangen van den Staat overwoogen werden , hadden de kool de fruit- eh eyerwy ven hunne verkoopplaatfen. Integendeel ruste de fchool , waarin' hunne Jongelingen zig in 't ringfteekeir en vechten oelfenden, Op eene drie - dubbéle ry van kolommen. De Schermfchool was enkel met tafereelen, die -beraadflagen vertoon-* den, en met beelden van eene bedaarde'en diepzinnige''ho"iiding orjgefierd. Daarentegen werden in liet'Raadhuis de oogen van de Vaderen des Vaderlands met'zo veel te b'ekoorlyker gezigten verlustigd. Want, wei-waards zy in de gewoo'ne "Raadzaal hunne oogen lieten rondweiden, van' alle kanten fclu'tterden' hen fchoone^ raakte kampvechters, of badende Diana s en' flaapende Bachanten te gemoet. Van Vetiui ërF haar boel in het net van Vulcamis, voor alle de bewooners van den Olympus ten toon gefield, (zyndèreen groot fchilderfluk, dat tegen over de'zitplaats van den A^chon , of Stadvoogd, hing,') werd den vreemdeling met eene foort van zegepraal gezegd , dat op deszelfs' gezigt de flaatige Phocion genoodzaakt werd, voor de eérllemaal van zyn leven te lachen.' De Koning Lyzmachus, ( zeiden zy,) had hen voor  f6 » E A B D E U I t E N J %'oor dat ftuk zes fteden, en een gebied, vaö veele mylen ia de rondte aangebooden; maar zy hadden niet kunnen befkiten, een zoo heerlyk Stuk voor dien prys aftedaan; te minder, daar het juist de hoogte en breedte had, om eene geheele zydevan de Raadzaal te bekleeden; en bovendien had een hunner kunstbeoordeelaaren, in een breedvoerig, en-met degrootde geleerdheid opgevuld, boek, de overeenkomst van de allegorLrche beteekenis van deeze fchildery, met de plaats, waar het zig bevond', zeer icherpzinnig aangetoond, Wy zouden nimmer gedaan werk krygen, indien wy alle de onvoeglykheden , waarvan, dit. wonderlyk Gemeenebest vol was., wilden aanftippen. Eene. daarvan kunnen wy echter idet voorbygaan, dewyl zy een zeer weëzen-» lyken trek hunner geaartheidopleevert, en geen geringen invloed op. het karakter der Abderiten had. In de oudde tyden der Stad was, vermoedlyk ingevolge eener indeiling van Qrpheus , de Nomophylax, of de Wethouder , een der opperde Magiftraatsperfoonen , te gelyk Voorzanger by de Godsdiendige Chooren, en overfte opziender der Muziekzaaken, Dit had toenmaals zyne goede reden. Doch, 'door langheid van tyd, veranderen ook de gronden " waarop de wetten deunen, zo dat derzelver letterlykc vervulling als dan beJachlyk wordt; de wetten moeten derhalven naar de veranderde oroftan-  Bent Staatkundige Roman» 17 digheeden vervormd worden. Zodanige overweegingen kwamen echter nimmer in een' Abderhifchen kop. Het was al zeer dikwils gebeurd, dat een Nomophylax verkoozen werd, die, wel is waar, de wetten vry wel handhaafde, doch die erbarmlyk flegt zong, of in het geheel niets van de Muziek verftond. — Wat hadden de Abderiten te doen ? —*r- Na veelvuldige beraadflagingen, maakten zy eindlyk deeze fchikking: de beste Zanger in Abdera ,, zou voortaan altoos te gelyk Nomophylax „ zyn; " en daar by bleef het, zo lang Abdera ftond. Dat de Nomophylax en de Foor* zanger twee onderfcheidene' Perfoonen zyn konden, was, by twintig openbaare raadsvergaringen, in geene levendige ziel opgekomen. 't Is gemaklyk te begrypen, dat, indeezen töeftand van zaaken , de Muziek in eene zeer groote achting te Abdera moet geweest zyn. Alles was in deeze ftad muzikaal; alles zong , alles fpeelde op de Fluit, of draaide de Lier, Hunne Zedenleer en Staatkunde, hunne Godgeleerdheid en Natuurkunde , hadden Muzikaale grondflagen; ja! hunne Geneesheeren" verdreeven zelf de ziekten door Muziektoonen en Zangwyzen. . Tot zo verre fcheeu hen, wat de bloote befpiegeling betreft, het gezag van de voornaamfte Wysgeeren der Oudheid , als van eenen orpheus, pythagoras en plato, te ftade te komen; doch j. deel. B in  ïS SE ABDERITEN, in de daadelyke beöeffening verwyderden zyzig des te verder van de geltrengheid deezer Volk. hervormers. PLATo verbande alle verwvfde en weekmaakende zangtoonen uit zyn Gemeenst: de Muziek moest zyne Burgers nocb vreugde noch treurigheid inboezemen: hy verbande, met de m/che en Lydifche Harmosien (*), alle Drink- en Minneliederen. Ja f de Muziek-Inftrumenten zeiven waren hem zó min onverfchillig, dat hy zelfs de veeljarige, en de Lydifche Fluit, als gevaarlyke werktuigen der weelde, volftrekt afkeurde, en zyne Burgers alleen de Lier en de Cyther, gelyk de Herders en het Landvolk flegts de RietPYP vergunde. Zo ftreng philofofeerden de Abderiten .niet. Geene Zangwys, geen Muziektuig was byhen uitgeflooten; en - volgens eenen in zig zelve zeerwaaragtigen, doek isaar al te dikwils door hen kwalyk begreepenen grondregel- beweerden zy: dat men alle crnftige zaaken vrolyk, en alle vrolyke zaakev emftig behandelen moest. De toepasfing van deezen regel op de Muziek bragt by hen de tegenftrydigfte uitwerkfelen voort Hunne Godsdienffige gezangen klonken alsftraatdeuntJes: daarentegen kon men niets plegtiger en ftaa- (*) Zie over deeze Harmoniën plato de Bepubl. Ltb..llL Tom, Opp. n, 398,  'Eene Staatkundige 'Roman. ftSatélykef hoofen , dan de melody hunner Dansliederen. De Muziek in een Treurfpel was gemeenlyk boertig; hunne Krygszangen , in tegendeel, waren zo zwaarmoedig, dat zy zeer gefchikt fcheenen voor misdadigers, die naar de galg geleid werden; Deeze verkeerdheid ftrekte zig uit tot alle voorwerpen van kunst of fmaak. Een Liereman werd dan eerst voor uitmuntend te Abdera gehouden ', wanneer hy de fnaaren op zulk eene wyze roerde ^ dat men dagt eene Fluit te hooren; en eene Zan geres die bewonderd wilde Worderi , moest gorgelen en trillen gelyk een nagtegaal. De Abderiten hadden 'er geen begrip vandat de Muziek flegts Muziek is , in zo verre , -als zy het hart roert:' zy waren wel te vreden, wanneer flegts hunne oore'n gekitteld, of ten minften met nietsbeduidende, doch verdoovende én' geftadig afwisfelende klanken geflopt werden^ — Met één Woord, met alle hunne bui» tenfpoorigé geneigdheid voor de kunften,- baddert zy echter geen fmaak; en zy hadden geene de minfte bevatting, dat het fchoone' uit eenen veel verheevener grond fchoon was, dun om dat zy het zo' goedvötiden; Niettegenftaande dit alles, konden natuur^ toeval en goed geluk, met vereende kragten nog welëens zo veel te weege brengen,- dat een gebooren Abderiet menschlyk verdand bekwam. Men móet echter bekennen, dat.; S £ wan-  *e DE ABDERITEN. wanneer 'er iets dergelyks gebeurde, Abdera daar niets het minde toegedaan had. Een Ab~ deriet u as gemeenlyk maar in zo verre verfïandig, als by geen Abderiet ware. Eene omftandigheid , waardoor men gemaklyk bcgrypt, hoe het, bykwam, dat de Abderiten van die geenen hunner Medeburgers, die hen in het oog der waereld wel het meest tot eere ftrekten , altoos het minfte werk maakten. Dit was evenwel geene hunner gewoone verkeerdheden : zy hadden 'er eene reden voor, die zo satuurlyk was, dat het onbillyk zoude zyn, hen hieromtrent iets te vervvyten. Deeze reden was niet, (gelyk eenigen zig verbeelden,) om dat zy den Natuuronderzoeker democritus — lange vóór dat hy een groot Man was met een dryftol fpee- len, of in het gras hadden zien buitelen. Ook niet, om dat zy uit nyd ofyverzugt niet dulden konden, dat 'er iemand onder hen wyzer ware dan zy. Want — by het onfeilbaar opfchrift boven de poort van den Tempel te Delfos, om alzo te denken, had niet een éeuige Abderiet wysheid genoeg, of van dat óogenblik af zou hy opgehouden hebben een Abderiet te zyn. De waare reden, myne Vrienden I waarom de Abderiten zo weinig werk van hunnen Medeburger d e .-, c r i t u s maakten , was deeze: om dat zy hem voor — geen wys Man hielden.  Eene Staatkundige Roman. ar Waarom niet? Om dat zy niet konden. En waarom konden zy niet? Om dan zy dan zig zeiven voor domkoppen zouden hebben moeten houden; en om dit te doen , waren zy al evenwel nog niet verkeerd genoeg. Ook hadden zy even zo gemaklyk op hunne koppen kunnen danzen , hunne neuzen met hunne tanden kunnen afbyten, en het vierkant $an den cirkel kunnen uitvinden, als dat zy een Mensen , die in alles hun tegenvoeter was, voor een wys Man konden houden. Dit volgt uit eene eigenfebap van de menfchelyke natuur, welke men reeds zedert adhms tyd behoorde opgemerkt te hebben, en evenwel, toen helvütius daaruit ging gevolgtrekken het geen 'er uit volgt — veelen als geheel nieuw voorkwam ; eene eigenlchap , welke, ztdert dien tyd, voorniemand meer nieuw is, en echter in het leven alle oogenblikken vergeeten wordt. B 3 1 DER.-  DERDE HOOFDSTUK, W«t Man DEMOGRTTTTQ V iUt-uiTus was. Zyne reii"' ^ keert «"der naar Abdera. Wat hy medebragt, en hoe hy ontfangen werd. Een Examen, V welk men hem liet ondergaan, en 't geen teffens een fiaaltje opke, * vert van eene Abderitifche Converfatie. ff"10"'™ - » denk niet, dat het « fpyten zal, den Wan een weinig nader te Jeeren kennen. Democritus was ongeveer twintigjaarenoud,toen hy 2ynen ^ ^ fte Burgers van veri0ör. In ftede ^ bedagttezyn.hoehy best zyne geërfde fchatten zoude bewaaren en vermeerderen, ofwel PP de aangenaamfte en lugthartigfte wyze doorbrengén, befloot de Jongeling, om die alleenJyk te gebruiken als een middel tot de zedelvke volmaaking zyner ziel. Maar wat zeiden * Abderiten toch wel van dit befluit van den jongen democritus? ' Die goede luiden hadden nimmer gedroomd dat de ziel eene andere bedoeling had, dan dè maag, den buik, en de overige famenftellende dee?  Eene Staatkundige Roman. 23 deden van den zigtbaaren Mensch. Dus zal hen gewisfelyk deeze gril van hunnen Landsman wonderlyk genoeg zyn voorgekomen. — Dan, dit was juist het geene , waaraan hy zig weinig bekreunde. Hy vervorderde zynen weg, en bragt veéle jaaren door met geleerde reizen door alle de vaste Landen en Eilanden, die in dien. tyd te bereizen waren; want, dia> toen wys wilde worden, moest uit eigen 00gen zien. Men had toen nog geene Boekdrukkeryen , geene Journaalen , Bibliotheeken „ Magazynen, Eucyclopedien, zaakelyke Woordenboeken , en zo als alle die geleerde werktuigen heeten mogen, met wier behulp men tegenwoordig, zonder zelf te weeten hoe, een Wysgeer , een Kunstrichter, een Sehryver „ een Alweeter wordt. Toenmaals was de wys- heid zo duur, ja nog veel duurder dan - ie fchoone lais. Niet iederéén kon naar Kofinthen reizen. Het aantal der Wyzen was zeer klein: doch die het waren , waren het ook des te meèr. Democritus reisde niet blootlyk, om der Menfchen zeeden en gefteldheid te befchouwen, gelyk ülysses; niet, om alleen» !yk Priesters en Waarzeggers op te zoeken , gelyk i'Lato; of om Tempels , Beelden , Schilderyen en Oudheeden te begluuren, gelyk pausanias; of om Planten en Dieren jfteteekenen, en onder foorten te brengen, B 4 ge-  de abderiten, de Natuur ° . * * *** ^rkfelenl ooS'? hl aJle -terp «LTÏÏio,DdenMe»'c,'.Con, «"e *vne bekled V TO -üi en bewerl Jere"!e,S/n VBrk,ee^««, -Uw d'»ge« in hunne betrekk* °Veng8 leerenkennTf-!!!1 r '%Me- der daad niets anders dan » ' ^ ^ een Ru»! ' Y * P/h'K 'En «™>«fte, deenig^™ * » — X «" Mensch, thiopiën zyn ZB J WyI "* m **k in Ae. r <.yn, zo kunnen wy üok AV, r i Onderzoek doen na„r j O , gtelyk ee,!s van Meajhhea 'kJTJSS^^ °f 'er ook aan den Nis,er niet 7 ' s fin gevonden worden ! *" Met dee2e rnanier van d "itüs, op 2yne reizen ,iad»*Mo-: Weetenfchan ' een fchat van »-etenichap opgezameld, die i„ ,vrp ^ ™« waardig was, dan al her r l ^ ^ePaarlenom de hJn • *» da» ,elfs Vrouwen. Hy ^«^1^ van £#«1» af tot r ' Van d^n Ceder men, Heesters M , en'gte Van Bo°- ' ?tUS' Gras en Mos;  Eene Staatkundige Roman. 25 hy kende ze niet flegts aan hunne geftalten, by hunne naamen, geflagten en foorten: hy kende ook hunne eigenfchappen, kragten en deugden. Doch, wat hy duizendmaal hooger fchatte dan alle zyne overige kundigheeden; overal, waar hy het der moeite waardig vond zig optehouden , had hy de wyste en beste Menfchen leeren kennen. Hy had hen wel ras doen blyken, dat hy van hun gellagt was. Zy waren dus zyne Vrienden geworden, hadden alle hunne kundigheeden aan hem medegedeeld , en hem daar door de moeite befpaard , om door eigen vlyt, jaaren lang, en dan veelligt nog te vergeefsch, dat geene te zoeken, 't welk zy met veel nafpooring en moeite, of ook wel toevalliger wyze, reeds gevonden hadden. Verrykt met alle deeze fchatten van verdand en hart, kwam democritus^ na eene reize van twintig jaaren-, by de Abderiten terug, die hem byna vergeeten hadden. Hy was ecu zeer ftaatig Man ; welleevend en befchaafd gelyk iemand van kunde en finaak, die geleerd heeft met veelerlye foorten van Aardbewooners omtegaan , gewoonlyk niet anders zyn kan; hy was vry bruin van kleur; kwam van het einde der aarde; en had een opgezetteCrocodil, een leevendeAap, en verfcheidene'an-, dere zeldzaamheeden medegebragt. De Abderiten fpraken, etiyke dagen aan één, van niets anders, dan van hunnen medeburger demo-, £ 5 cri-,  W £>E A B D E R I T E Sf, critus, die wedergekomen was, en Aapen en Crocodillen had medegebragt. Doch het bleek welhaast, dat zyin hunne meening, wegens dien zo zeer bereisden Man, zig zeer misreekend hadden, Democritus was door den wakkeren Man, wien hy, gedurende zyneafweezigheid, het beftuur zyner goederen had toevertrouwd', voor de helft bedroogen geworden; en al even! wel onderteekende hy deszelfs reekeningen, zonder 'er een enkeld woord tegen in te brengen. Natuurlyker wyze moest dit aan de goede gedagten, die men van zyn verdand had opgevat, de eerde knak geeven. De Advo* kaaten en de Richters, die ten minfien op een voordeelig procés hadden ftaat gemaakt, merkten , met een veelbeduidend ophaalen der fchouders, aan, dat het bedenklyk was, om een' Man , die zyne eigen zaaken zo liegt voorftond , het beftuur der gemeene zaaken toetevertrouvven. Ondertusfchen twyffelden de Abderiten niet, of hy zou zig thans onder de mededingers naar hunne voornaamde eeriimpten dellen. Zy overleiden airede, hoe duur zy hem hunne demmen verkoopen zouden; gaven hem eene Dogter, Schoon - Dogter , Nigt, Tante, Zuster, of Schoon-Zuster ten huwelyk; zy maakten reeds een overdag van de voordeden, die zy, ter bereiking van een of ander oogmerk, uit zyn aanzien en invloed trekken zouden,  Eene Staatkundige Roman. 2f ien , wanneer hy eens Archon of wel Priester? van l a t o n a zou geworden zyn; en zo al voort. Maar ziet! democritus verklaar-? de zig, dat hy noch Raadsheer van Abdera , iioch Gemaal eener Abderitinne zyn wilde , en verydelde daar door op eenmaal alle hunne uit-? zigten en voorneemens. Nu hoopte men ten minden in zynen omgang hier voor eenige vergoeding te vinden. Een Man , die Aapen , Crocodillen en getemde Draaken van zyne reizen had- medegebragt, moest eene verv-aarlyke menigte van wonderbaarlykheeden te vertellen hebben. Men verwagtte, dat hy van Reuzen van twaalf elltn lang, van Dwergen van zes duimen hoog, van Menfchen met Honds en Ezelskoppen, van Zee-Meerminnen met groe? ■ne hairen, van witte Negers en blaauwe Centauren fpreeken zou! Maar democritus loog zo weinig, ja inderdaad nog weiniger, als of hy nimmer zyne voeten over den Thracifehen Zeeboezem gezet had. Men vroeg hem, „ of by in het Land der a, Garamanten geene luiden zonder hoofden „ had aangetroffen , die de oogen, de neug ,, en den mond op de borst droegen?'' En een Abderitifche Geleerde, ( die, zonder ooit buiten de muuren zyne'r Stad geweest te-zyn, zig aandelde, als of 'er geen hoekje op den Aardbodem was, 't welk hy niet doorkropen had,) bewees hem, in een aanzieniyk gczel- lchap;  *S de abderiten, fchap,- dat hy oi' nooit in Aethiopiën geweest „ ware, of dar hy anders noodwendig met d* „ Agriophagiien, wier Koning flegts éénoog, „ en dat wd op het puntje van zyn neus had; ,, met de Sambernen, die altoos een hond tot „ hunnen Koning verkiezen ; en mp-AtArbata„ titen, die op handen en voeten gingen, ken„ nis gemaakt moest hebben. En indien gy „ (voer de Geleerde Man voort,) tot in het „ uiterfte deel van het Oostlyk Aethiopiën waart „ doorgedrongen, dan ben ik verzeekerd, dat « gy een Volk zonder neuzen zoud ontmoet „ hebben, en nog een ander Volk, wiermonS5 den zo klein zyn, dat zy zig genoodzaakt j, zien, om hunne foupen door ftroohalmen in te flurpen. " DaW kitu.s betuigde by Kastor en Pollux, dat hy zig niet kon herinneren, immer die eere gehad te'hebben. „ Gy zult dan ten minflen, (hernam de an»» dtT>) in dndiën Menfchen hebben aange„ troffen, die flegts met een éénig been ter „ waereld komen, en desniettegenflaande, uit „ hoofde der buitengewoone breedte van hun-, 3, nen voet, over den grond zo gezwind heen „ fchuiven, dat men hen te paard zelf fchier „ niet agterhaalen kan. En wat zegt gy daar ,» van , dat men aan den oorfprong van den „ Ganges een Volk ontmoet, dat, zonder ee?J nig ander yoedfel, blootlyk van den reuk van  Bene Staatkundige Roman. %fy ~~s, van wilde appelen leeft ? " O vertel om doch, (riepen de fchoone Abderitinnen,) vertel ons doch, Heer bemocritus Wat zoud gy ons niet al vertellen kunnen , indien gy flegts wiklet. Democritus zwoer te vergeefsch, dat liy van alle deeze Wonder-Menfchen in Aethiopiën en Indien niets gezien of gehoord had. Maar wat hebt gy dan gezien ? vroeg een dik, lyvig Man, die noch éénöogig was, gelyk de Agriopaten , noch een hondenfnuit had, gelyk de Cymolgen, noch de oogen op defchouders droeg, gelyk de Omephthalmen , noch van den blooten reuk leefde, gelyk de Paradysvogel; maar die gewislyk niet meer hersfens in zyn grooten fchedel had, dan een Mexicaanfche Colibri, zonder daarom minder een Raadsheer van Abdera te weezen. 1 Maar wat hebt gy dan gezien? (vroeg de dikbuik , ) gy, die twintig jaaren in de waereld hebt omgezworven , wanneer gy niets van dat alles gezien hebt, dat in verre landen wonderbaarlyks te zien is? Wonderbaarlyks! antwoorde d e m o- c ri tus al lachende; ik heb zo veel met debefchouwing van het natuurlyke te doen gehad, dat ik geen tyd voor het wonderbaarlyke tverig hield. Wel, ik moet zeggen, (hervatte de lyvïge Man ,) dat het wel der moeite waardig is, alle Zeeën doortevaaren, en alle Bergen te beklauteren*  óm niets anders te zien, dan het geen men te huis even zo goed zien kan' Menfch^^ver hunne gevo.lens, en allerminst met de Abderiten; evenwel wilde hy ook nier ' geheel niets wist te antwoorden 7 de fchoone WW, 4 • 0rden' Hv zogt onder ^SZnft- «etgezelfchap neggen'had " ' "f"* ^ fl6t geene % £ zeggen had, gevoegelyk konde ngten • e/ü* Von 'er eene met twee groOt^'o^ aafl"de' "^«f, om derzelverelenaf -sfe meer verend en gevoel toe te^ ] ven , dan aan aan alle de overigen -Jl Wvoorhoofd, 0f aan haZ^o ^ zou hebben aangevangen? ofÜ * Z 7 8* » baaten, dat ik Z " h« humt T r g erv^ren ware in de kunst , om het hart van eene wr ru freetfter te roeren? — «T, Me«Men* h nnden, met my aan het zagt geweld van Z fchoone eogen die op hunne natuurde pla é fijn te onderwerpen, dan dat ik imj „ e Z7tWgr:fen' °m ^SrooteStierelot De fchoone met de groote oogeu, onzeker Wat zy van deeze aanfpraak maaken' moest, glUUS*  Eene Staatkundige Roman. g£ gluurde den Man, die aldus fprak, met eene ftornrne verwondering, in den mond; lachte hem haare witte tanden voor, en zag ter regter en linker zyde om, als wilde zy de eigenlyke meening zyner woorden zoeken. De overige Abderitinnen hadden 'er even zo min van begreepen: dan, vermits zy, uit de omftandigheid, dat hy zig regtftreeks tot de grootöogige gewend had, (beflöóten, dat hy haar iets fraais gezegd had, zagen zy elkander, elk met de haar byzonder eigen grimasfen, aan. De eene trok eerliklein ftompneusje: de andere trok een langen mond; eene derde deed den haaren wyd open, fchoon hy buiten dien groot genoeg was; eene vierde fpalkte haare twee kleine oogen op; eene vyfde ftak, met eenen te rug getrokken kop, de opgezwollen borst voorüit; ..... enzovoort! Democritus zag dit; herinnerde zig, dat hy in Abdera was, en zweeg. VIER-  32 VIERDE HOOFDSTUK. ' &£pm W* m^iï en verander* >n een redenfiryd ever % %™heg watby hes. B£ sro c ■ Zwygen —- ia ^ ^ geene zo groote wekere Menfchen- ons ragtenwys te maaken, die dan het verft»! «Jgstzyn, wanneer zy-zwvgen Wanneer een verftandig"Man ziet, dat hy -t kinderen te doen heeft, waarom' £ ^ Zig.dan te wys achten, om z,g naar bunZ zwakheid te fchikken en ™ i • -n' en °P hunnen trant met hen te fpreeken ? „Ik ben C2eiDEM0CRITUS tegta " meuwsgierig gezelfehap,) opregt genoeg „geweest om toeteftaan, dat ik van alles „ wat men wil dat ik gezien zoude hebben ' „ mets gezien heb: maar verbeeld u daarom' * niet, dat my, 0p zo'veele reizen, te water „ en te land, niets is voorgekomen, 't welft „ uwe nieuwsgierigheid zou kunnen bevredi" fl! Gel00ft ffly' ^ zyn zaaken „der, " dl° u T%« n°S wonderbaarlykcr zullen voor-  Eene Staatkundige Rbmdii, 33' 53 vóórkomen, dan die, over welken gy z© I, (traks gefprobkefl hebt! " Op dit woord fchikten de fchoone AbderitinHen zig nader by, en fpitftén monden en 00- ren. Dit is toch de taal van een bereisd Man l liep de korte, dikke Raadsheer. Het geleerde voorhoofd ontrimpelde zig door dë hoop, dat hy wel iets te berispen of te verbeteren zou vinden; democritus üiogt dan ook zeggen 3 wat hy wilde; ,, Ik bevond my eens in een land , ( ving dej, MbCRitus aan,) alwaar het my zó wel '„ beviel, dat ik, in dë eerde drie of vrie da^ gen, welke ik aldaar doorbragt, óntfterflyk wenschte te zyn, om aldaar eeuwig te kun~ -,, nén leeven; " Ik ben nog nooit buiten Abdera geweest, (zei de Raadsheer,) maar ik dagï altoos, dat Vgeen oord in de IVaerèld gevonden wierd, waar het my beter gevallen kon, dan /» Abdèra. Het gaat my ook daar, gelyk het u in uw geliefde land ging. Ik zou ook met blydfchapvande ganfche overige waereld kunnen afftand doën, wanneer ik flegts eeuwig in Abdera Ie even mo'gt. — Maar Waaroni geviel het ü maar drie dagen lang zo wel in dat land? „ Gy zült het zö aanftonds faooren. — 2 9, Stelt u ëëri onnieetlyk land voor, dat de verruklykfte afwisfeling ppleevert van bêrgérj; f„ dalefi, bosfchen, heuvels erivelden, «naderde  34 DE ABDERITEN, „ heerfchappy van eene altoosduurende Lente " en Herfst5 dat overal, waarheen men deoo„ gen wendt, het voorkomen van de heerivk„ fte lustplaats vertoont; alom bebouwden „ doórnvieren befproeid : overal bloeijende en „ vrugtdraagende: geheel overdekt met eeuwig ». groen, en altoos verfrisfchende fchaduwen, « en wouden van de fchoonfte vrugtboomen, „ als dadels, vygen, citroenen, granaaten; „ die zonder eenige oppasfing, gelyk de eikels „ in Thraciën, groeijen; hooge bosfchaadjen „ van mirthen en jasmin , Cupidos en Citheras „ lievelingsbloemen, niets langs latten en ftok„ ken, gelyk by ons, maar in digte bosfchen „ op groote boomen groeijende, en tot vollen „ bloei gekomen, even gelyk de boezems my„ ner fchoone medeburgeresfen. " [Dit hado emocritus niet welgetroffen.— En hetftrekke voortaan alle vertellers ter waarfchouwing, dat men vooral eerst zyn gezelfchap ter deeg overzie, eer men complimenten van zulk eene natuur maake, hoe verpligtende die op zig zeiven ook mogen luiden. . De Schoenen hielden de handen voor haare oogen, en bloosden. Ongelukkig was .er onder alle de aanweezenden niet êéne, die door deeze vleiende gelyk en is vereerd werd, fchoon zy niet in gebreke hleeven., om zig zo fierk op te zetten, als haar mogelyk was. ] „ En deeze bekoorlyke wouden, (voer hy voort,)  Eene Staatkundige Roman, 35 voort,) door het lieflyk gezang van ontel„ baare lborten van vogelen verlevendigd, en » opgevuld met fchoonkleurige papegaaien, „ welkers glansryke vederen in de- Zonnefchyn „ de oogen deeden fcheemeren. Welkeen „ land! — Ik begryp waarlykniet, waarom „ de Godinne der Liefde Cythera tot haare „„ wooning verkoozen hebbe, daar 'er eenland .„ gelyk dit in de waereld was. Waar hadden „ de Bevalligheeden vrolyker kunnen danzen , „ dan aan de boerden van beeken en fprïng„ bronnen , alwaar, in het digt in één groeiende „ gras , van het leevendfte groen , leliën en hy,, acinthen, en tien duizenden veel fchooner ;, bloemen, die in onze taal geen naam heb„ ben , uit zig zeiven opluiken, en delugt met ,, de welldstigfte geuren vervullen? De fch oone Abderitinnen hadden , gelyk ligt te denken was, de verbeeldingskragt niet minder 'leevendig dan myne Heeren de Abderiten. Het tafreel, dat democritus, zonder daarby op erg te denken , voorftelde, was meer dan haare kleine zieltjes verdraagen konden. Eenige zugtten overluid van enkele begeerlykheid; anderen zagen 'er 'uit, als wilden zy de wellustige geuren, die in haar verbeelding opwaasfemden, met neus en mond influrpen ; de fchoone Juno liet het hoofd agterwaards op de leuning van haar Canapé zinken; flopt haare groote oogen half, en bevond zig ongemerkt, aan C a den  5S DtoE ABDERITEN, den bloemryken boord van eene dier fchoone waterbronnen, overfchaduwd van roozen en & troenboomen, van welkers takken wolken van Ambrozynoplteegen, en haar liefejyk befproeioen In zulk eene tedere verrukking van itreelende gewaarwordingen, was zy in eene zagte Wring ingewiegd; wanneer zy eenen ïon- als de Liefde, voor haare voeten zag liggen Zy Hgtte zig op, om hem des te beter te kunnen befchouwcn. Zy vond hem zo fchoon, zo bekoorlyk, dat de woorden, waarmede zy zynevermetelheid wilde beltraffen, op haare lippen fmoorden. i.. Naauwlyks had zy „ En hoe meent gy, ( ging democritus voort,) dat dit toveragtige Land heette, van „ mens fchoonheeden alles, waf ik u daarvan ) 5, zoude kunnen zeggen, u naauwlyks een fcha- „ duwagtig denkbeeld zoude geeven ? „ Het is even dat zelfde Aethkpien\ \ welk „ myn geleerde Vriend met zulke wanfchepfels „ bevolkt, die een zo fchoon Vaderland geheel „ onwaardig zyn. Maar eene zaak, die hy „ naar waarheid kan navertellen, is, dat 'erin „ gwsch Aethiopien, of Lybien, offchoon dee„ ze naamen eene groote menigte van onder*» fcheidene Volken influiten, geen mensen ge„ vonden wordt, die zyn neus niet even eens „ draagt als Wy, en ook niet even zoveel 00S€n en °oren heeft. Om kort te gaan .,., Ee«  Eene Staatkundige Roman. * 37 Een zwaare zugt, even als van iemand, die, ■ door fmart of vermaak geperst, zynen boezem Jugt geeft, ontfchoot dit oogenblik het beklemde hart van de fchoone Abderitin'. welke , ( geduurende dat d, e m o c r i t u s met zyn verhaal voortvoer,) in het droomgezigt, waarin • wy haar ftraks door het fchilderend voorftel ■ vervoerd zagen, naar het fchynt tot eene omfi;andigheid gekomen was, in welke haar hart, op de eene of andere wyze, een zeer levendig aandeel nam. Daar de overige aanweezenden niet weeten konden, dat deeze goede Dame eenige honderd mylen ver van Abdera, onder eenen Aethiopifchen roozenboom , in een,zee van hemelfche geuren zwom ; duizend nooit geziene vogels de zaligheid der liefde hoorde zingen ; duizend veelkleurige papegaayen voor haare oogen zag heröm zweeveq; en , —= 't welk dit alles oneindig overtrof, eenen Jongeling, met. goudgeelen lokken en koraale lippen, aan haare voeten had liggen; — zo was het natuurlyk, dat men dien gemelden zugt met eene algemeene verbaazi.ng gewaar werd. Men begreep niet, hoe de laatfte, woorden van democritus de oorzaak van zodanig een uitwerkfel hadden knnnen weezen. Watfcheehu, lyzandra? vroegen de Abderhinnen als. uit éénen mond , ter-, wyl zy zig zeer bezorgd om haar heen fchaar-* den. De fchoone lyzandra, op dit oogenblik weder gewaarwordende, waar zy. w,as ,t 'C 3 bloos-  3S *** A B D e U i x e N, b!oosde en verzekerde, dat het niet met al was. DemoorttUs, die nu begon te merien,wat er haperde, Oond er voorin, dat een r^XadCra alinSe" friSfChG ]^^s weder te recht 20u brengen ; hy nam echter by zig zelve voor , om zyne fchilderyën voortaan flegLenvoudIgJes met eene enkele Ke«r ^n- "dl dagt hy, welk eene inbeeldingskragtheb-' ben deeze Abderitinnen \ \ » Maar , myne fchoone nieuwsgierigen • » Cvoer democitus voort,) van welke „ kleur meent gy, dat de inwooners van dit „ ichoone land zyn ? " Fan welke kleur? _ Wmn ^ eene andere kleur hebben, dan anderemenfchen? *eide gy ons niet, dat zy de neus middenin hun ««ngeztgt droegen, en in alles menfchen waren gelyk wy, Grieken? „ Menfchen, zonder twyffel! - Maar „ zouden zy daarom minder menfchen zyn „ wanneer zyeens zwart ofolyfkleurig waren ? IVat meent gy daarmee ? „ „ Ik meen, dat de fchoonften onder de Ae „ thiopifche volken, (naamlyk die geenen die „ naar onzen meetflok van fchoonheid de „ fchoonfte, dat is met ons de ov,reenkom„ Ibgltenzyn,) geheel olyfkleurig,- endiegee„ nen, welker dieper landwaards, indezuide,» lykfteftreeken, woonen, van den hoofdfche- ■ „ del  Eene Staatkundige Roman. 39 „ del af tot de voetzooien toe, zo zwart, en zelfs • nog iets zwarter zyn, als de raaven in Abdera. Wel, wat gy zegt!"— En verfchrikken die luiden niet voor elkander, wanneer de een den ander aanziet. „ Verfchrikken? — Waarom? —Hetraaven „ zwart is zeer gevallig in hunne oogen; zy „ denken, dat'er niets fchooners zyn kan. O, dat is vermaaklyk! — (riepen de ^b-'■ deritinnen.) — Zwart over het geheele lyf,als of zy met pek bef reeken waren , en dan nog te droomen dat zy fchoon zyn! — Wit moet dat voor een dom volk weezen ! Heeft het dan geen Schilder, die hen eenen ap ollo, een bacchus, of de Godin der liefde, of de Bevalligheden kan afnaaien ? Konden zy van h 0meru.s niet geleerd- hebben, dat juno wittearmen, thetis zilverblanke voeten, en aurora roozenkleurde vingers had? „ Ach, ( antwoorde democritus,) die goede luiden hebben geenen homerus; „ of, zo.zy 'er een hebben, kunnen wy ons verzeekerd houden, dat hunne juno kool-' „ zwarte armen heeft. Van Schilders heb ik „ in Aethiopi'èn niets gehoord. Maar ik zag. „• een Maagdeke, welkers fchoonheid onder haa„ re Landsluiden byna zo veel onheil aanregtte, „ als de fchoonheid van de Dogter van le d a „ onder de Grieken en Trojaanen-: en deeze Afri- ■ caanfche' h e l e n a was zwarter dan ebben- ■ „ hout. C 4 ê, Be-  *° "E d • D E tt I T I „, diP rt , ' nepen de Abderi-tinnen til 7 ^ mtmr1^ **» van de lil s^r ~ibe^^i-nderrUd „Gy'zult moeite hebben, om daarvan be" t£tr SteIt^etvomrektte,e„ ?' V3n he£ Grieve ideaal derfchLnS 5 * bol, geIvkhet bakhuis yan ' ^ ?i ter; de mond groot "ompet- Cph".inna lachte hier nm + j ^ klein de haare waS.J " Del!'PPen zeer dik en omgekruld „„ ♦ „ryön tanden gelyk paarIenf™' 6n tw?e [De Schoonen lachten hiergezamenh* h m zy geene andere reden daa'rtoe he ^koT den dan om hunne tandente^J^^ Wat viel hier anders te lachen *J ^ vroeg Lyz " °' wa£ dje betreft, die waren zo 1 V e" 20 waterkleurig dat » van my verkrygen kon om ff ^ „ vinden. » ' om 2e fchoon te  Eene Staatkundige Roman- 41; D e m 0 c it 1 t u s is , naar het fchynt, voor de koeöogen van h 0, i\i e r u s ; zei m y r i s , terwyl zy een verfmaadenden zyblik op de fchoonheid met de groote oogen wierp. ,, Waarlyk, (liet democritus zig hoo„ ren, met gebaarden, waaruit pene doqve zelf „ zou hebben opgemaakt, dat hy haar de,gropt-. „ fte vieyery wilde zeggen,) fchoone oogen „ moeten al zeer groo: zyn, wanneer ik die te „ groot zal vinden: en leelyke qogen, dunkt „ my, kunnen niet te klein weezen. De fchoone lyzandra wierp een zegepraalenden blik op haare Zusters, en fchoot een vollen gloed van vergenoegdheid uit haare groote oogen over den gelukkigen democrit us uit. Mag men veeten, wat gy door fchoone oogen verftaat? vroeg de kleine myris; terwyl zy haar neüS merklyk fpitfte. Pen blik van de fchoone lyzandra fcheen hem te zeggen: gy zult niet verle egen zyn , om een antwoord op deeze vraag te vinden. „ Ikveritaadaardoor, zei democritus, „ zulke ongen, waarin zig eene fchoone ziel „ vertoont. " lyzandra zag zo onnozel, als iemand, welke iets onverwagfs gezegd wordt, en 'er geen antwoord' op geeven kan. — Eene fchoone Ziel! - dagten de Abderitinnen allen te gelyk. —— Welke wonderlyke dingen heeft . G 5 toch  42 . de abderiten, toch die Man uit verre landen medegebran' - Eene fchoone Ziel! njr ff1ir,vnfl a, uk gaat *.yne Aapeu en Papegaaijen nog te boven! Maar met alk deeze fpitsvindigheeden, (zei de dikke Raadsheer,) raaken wy van de hoofdzaak af. My dunkt, wy fpraken van de fchoom hele na ««Aethiopiën, en ik wenschte wel eens te hooren , wat die eer lyke luiden voor fchoons aan haar vinden konden ! „ Alles!" antwoorde d e m o c r i t -u s Ban moeten zy in >t geheel geen denkbeeld van fchoonheid'hebben; zei de Geleerde. „ Vergeef my, hernam de Verteller; ver„ mits deeze Aetkiopifche ^elena het'voor„ werp aller wenfchen was, kan men daaruit „ zeker befluiten, dat zy overéénkwam met " het lnnerlyk denkbeeld van fchoonheid, dat „ ieder van hen in zyne verbeelding vond." Gy zyt uit de fchoolvan parbienides(*) rei de Geleerde, terwyl hy eene gefchiivoerende houding aannam. „ Ik ben mets — dan ik zelf, 't welk zeer « weiIJ!feris; hervatte democritus, half , " ver" (*},Pi^,ENiflEj van Elea wordt voor de» uitvinder der Leere wegens de imedyke Denkbeelden , of m^niykj Qorfpïonkelykhede» , gehouden welken puio in ?.yn Stelfel aangenoomen , en wg 7.o eigen gemaakt had, dat men die gewooafyk naar zynen naam pleeg te noemen.  Eene Staatkundige Roman. 43 verfchrikt. Indien u het woord, innerlyk ,, denkbeeld, zoo zeer mishaagt, veroorloof my dan , my anders uittedrukken ! De „ fchoone gulleru Aldus werd de ,, Zwartinne , waarvan wy fpreeken , ge- naamd." Gulleru! riepen de Abderitinnen, terwyl zy in een gelach uitberfleden, waaraan geen einde fcheen te komen. — gulleru! —1 welk een naam! • En hoe ging het met- uwe fchoone gulleru? vroeg de fpitsneuzige m y r i s , met een gelaat, en op een' toon, die nog driemaal fpitfer als haar neus was. „ Wanneer gy my eens de eere bewyst, van my een bezoek te geeven, antwoordde „ de Wysgeer, met de ongedwongenfte hof-,, lykheid, zo zult gy te weeten komen , hoe het met de fchoone gulleru gegaan zy. „ Eerst moet ik met deeze Heeren ons ge,, fprek afhandelen. De gedaante der fchoo» ,, ne gulleru dan" [De fchoone gulleru! — herhaalden de Abderitinnen, en lachten van voren af aan, zonder dat echter democritus, voor ditmaal, daarom zyne reden afbrak. ] ,, — boezemde, tot ha!ar ongeluk, den Jon- gelingen van haar land de hevigfte hartstog- ten in. Dit fchynt te bewyzen , dar men „ haar weezenlyk fchoon gevonden heeft ; en „ ongetwyffeld, lag de reden, waarom men as haas  DE ABDERlTËNii " h3arlfh0on v™d> in al dat geene, waarom * mn haar niet voor leelyk hield. De Ae" **** maakten derhalven onderfcheid tus,, lcheq het geene hen als fchoon , en het „ geene hen niet fchoon voorkwam; en wan„ neer tien Aetbiopiërs in hun oordeel over „ deeze hunne «ELENA overeenlïemden , " kAWam het vermoedlyk daarvan daan, door' „ dien zy éénerlei denkbeeld van fchoonheid' „ en leelykheid hadden." Bat volgt niet;, (zei de Abderitifche Geleerde,) kon elk van deeze tien niet iets af zonderlyk beminlyks aan haar vinden ? „ Zulks is niet onmaoglyk , hernam df„ mPcriTbs, maar het hewyst niets tegen „ my. Gefield, de een had haare kleine oo-en m een ander haare gezwollen lippen, een der„ de haare groote ooren bewonderenswaardig „ gevonden; zo veronderftelt dit toch altoos " ecne vergelyking tusfehen haar en andere „ Aethwpifche fchoonheeden. De overigen „ hadden oogen, ooren en lippen , zo wel' „ als gulleru; wanneer men dan de h»aren fchooner vond, zo moest men wel een „ zeker model van fchoonheid hebben, by het „ welk men, by voorbeeld, haare oogen en „ andere oogen 'vergeleek: -- en dit is het ,» alles , wat ik met myn innerlyk denkbeeld van fchoonheid zeggen wilde." Imusfchen, (voegde de Geleerde hem toe,) zuip.  Eene Staatkundige Roman. 45 tuit- gytoch niet willen beweeren, dat gulleru ■ volflrekt de fchoonfle onder alle de zwarte Maagden j voor; benevens, en na haar geweest zy ! Ik meen , de fchoonfle in vergelyking met het model, waarvan gy /preekt. ,j Ik weet niet, waarom ik zulks zou moe■„ ten beweeren: " was het antwoord van d e- moc ritus. Kon er aldus geene gevonden worden, die, by voorbeeld, neg kleiner oogen , nog dikker lippen, en nog groot er ooren had? i, Dat zou niet onmooglyk zyn , voor zo veel 3, ik weete." En aan deeze laatfle zou zonder iwyffel de voorrang moeten gegeeven worden, en zo tot,in het oneindige. De Aetbiopiërs hadden derhalven geen model van Schoonheid.- ten zy men wilde zeggen , dat men zig eene voorflellivg kan maakenvan oneindige kleine oogen, oneindige dikke lippen, en oneindige groote ooren. Hoe fpitsvindig zyn de Abderitifche geleerden! dagt democritus; ,, Wanneer ik al „ toeftond , zei hy * dat men een zwart Maagj, deke vinden kon, welke kleiner oogen, of ,, dikker lippen had dan gulleru* dan zeg „ ik daarmede nog niet, dat dit zwarte Meis,, je daarom den Aethioperen fchooner zou moe„ ten voorkomen dan gulleru. Het fehoo,, ne heeft noodwendig eene beftemde maat ; al j, wat .daar boven gaat, verwydert zig even zo  *6 d ê abderixkn, "Jlyft. VViezal daaruit, dat de GVftfe. in « de g^ottedcroogeneninde kleinheid va„ „dn d gededte ^ " f S<+°°-»«d fielden, dit befluit ^ „ Een. — eene Vrouw, wier oogappej. een "1™ ^ diameter ^'^wieTrnon" „ zo klein es, dat men moeite had om Ï d^oSlnt >.V0°r ^-^-r gehou. De Abderiet was, gelyk men ziet, uit het veld geflagen; en hy gevoelde zulks. Maareen Abientuch geleerde had zig eerder laaten wur„en, dan zulks■ toeteftaan. - Waren niet eenePu„ INNA, eene LYZA veel geleegen was? — En hoe te het hem, en ^V/^» op zy. ^ zyde te brengen? Hy wist, waarlyk zo -eerflenniet, wat hy zeggen zW m-in het vast vertrouwen, dat hem nog wel 't een of ander zou invallen, antwoordehyintusfchen met een fchamperen lach, welke te gelyk aan cr\rdhrefte]jinsvanzyn^- jchte en dat hy, zq in eens, den beflisfendenflagftondte geeven. Is 't mooghk riep ^ eindlyk, op een toon, als of dit "zyn Zl ^oord op de ïmpme van ««cïn.s floot,  Eene Staatkundige Roman. 47 floot (*), kan de zngt tot wonderfpreuken u zo verre vervoeren , dat gy in het aanzicht deezer Schoonen , durft fiaande houden, dat een Schepsel , gelyk gy ons deeze gulleru befchreeven hebt, eene Venus zy ? „ Gy hebt vergeeten, voegde democrit u's „ hem zeer bedaard toe, dat ons gefprek niet „ my en deeze Schoonen, maar de Aetbiopiërs „ betreft. Ik beweer, ik beflis niets; ik ver„ tel flegts, wat ik gezien heb. Ik befchryf u „ eene fchoonheid in den Aethiopifchen fmaak. „ 't Is myn fchuld niet, dat de Griekfche leelyk,, heid in Aethiopien fchoonheid is. Ik zie ook „ niet, wat my gerechtigen kan, omtusfchen „ de Grieken en Aetbiopiërs uitfpraak te doen. „ Ik vermoede, dat het zou kunnen zyn, dat „ ze beiden gelyk hebben." Een luidfchaterend gelach , waarin men uitbarst, wanneer iemand iets onbegryplyk ongerymds zegt, fchaterde den Wysgeer uit alle de aanweezige Abderitifche halzen té gemoet. Laat hooren! — laat toch hooren! — ( riep de dikke Raadsheer, terwyl hyzyn breeden buik met beiden handen vast hield,) wat onze Landsman kan bybrengen om tebewyzen, dat ze beiden gelyk hebben! — Ik hoorde altoos gaarne zoiets zon- (*) Eene zeer gewoone kunstgreep der Abdtritifcht Geleerden en Kunstrechters,  W T> E A\B B e „ j T E N.., rf"f^Wm?" £" heHi mm u geleerde Heeren ! ook anders? - B* Aarde U rond; de Sneeuw is Zwart; de Maan is tienmaal zo groot als heel Peloponnefus! achi t lïs ^ng.enjlakmetloopeninhaalenl - Nietwaar, Heer D e jm o c u i t i s ? Gy ziet, dat ik ook een ™,mg je ,» uwe verborgenheeden ben ingewyd ' ha, ba, ha .' 6 J f • Alle de Abderiten en Abderitinnen omfpandert andermaal, Sympathetifcher wyze, hltnne ]on, gen;enHeerANTISTREPsiy!I)£S5dieeeuen aanflag op den avondmaaltyd van den weigehumeurden Raadsheer gemaakt ha. , onderderfteunde zeer infchiklyk het algemeen gelach met een luidruchtig handgeklap.  Bene Staatkundige R»man% 4$ VYFDÉ HOÖFDSTÜE; ênverwagie afbreeking van hei móèilyk veH fchil, met eenige nieuwe voorbeelden van Abderitieseh vernufti B emocritus was- recht öp zyn dreef j om met zyne Abderiten, en de Abderiten, orrt niet Hem te kortswylen. Te verftandigj ont hen iets in 't minst vart hun Nationaal of byzonderlyk perfoneel karakter kwalyk te neemen; mogt hy zeer wel lyden« dat zy heni voor een Waaiiwys man aanzaagen; die zyn Abderitisch Vaderlandsch vernuft , in zyne iange omzwervingen, ve'rlooreri had, én die nü nergens anders toe goed was, dan om hen 5 met zyne invallen en grillen, Hof tot lachen te verfehaffen. Hy voer dërhalven, na dat het lachen, om den geestigen inval van dén dikken Raadsheer , eimielyk tot bédaaren gekomen was, met zyn gewoone flegma voort,- het gefprek opvattende, daar het wyze mannetje hem in de reden viel. „ Zeide ik^niet, wanneer de Griekfche ledï5 lykheid in Aethiopiën fchoonheid ware, dat ,i het dan zeer wel zyn kon j dat beide partyeri i, gelyk hadden ? dee.LV D fa!  ' clat zeiden■ e„ „„ , . Zyn woord. &J Cn braaf man houd? " Als ik het frezend te» ^ ^, » dien einde behoef ik hi„ / — En,ten J, n«. telling te ZLv ^ de he,ftl«y- » ^maakte zaak. Maar f " P^"' eene - ook gelyk „ebben, d d * **** » vergenoegde niet m^^^f^ ^ * «ommen - zoo zou ? WP"*ker te ver- »^^S^ÜSss^verfehijaan - «M* zou ik vn 1 ;Sfi?Ig0Wr]aaten- tóf ö/w g / eten *»<»*m j geene geftahe , deeze of peen? hl, »-*W - 0ffl dat zy hen behaagdZ £",', » maa>'waarom behaagt z,hen * ' f°ed!. "-'op.w„,.e„ mmmJSföl?? * <«*» * -, ■ne  Bene Staatkundige Roman. £t 5!> Be voldoender reden optegeeven. Nu zon het „ belachlyk weezen, iemand te willen oplrry,, den, dat hem aangenaam zy, het geen hem „ aangenaam is: of hem te bewyzen , dat hy onrecht hebbe , wanneer hy zig iets laat wel», gevallen, dat een welgevalligen indruk op hem. ,, maakt. Wanneer derhalven de gellalte van „ eene gulle r u behaaglyk is in zyne oogen, dan behaagt zy hem; en indien zy hem 9, behaagt, dan noemt hy haar fchoon; —> „ t«n ware er zobdaanig een woord in zyne „ taal niet voor handen was. En wanneer — en wanneer een waanwyzepaardekeuteh voor perfikken vrat? — zei de geleerde Heer ant i st rep s ia des. Paardekeuteh voor perfikken! -— Wel ge*zeid! by myn ziel! wel gezeid! riep de Raadsheer. Kraak die noot eens ! — Heer d e mo* c rit us! Foei, foei, democritus! (lispte de fchoone myris, terwyl zy haar hand voorde neus hield,) wie zal ook van paardekeuteh /pree» ken ? Ver fchoon ten minfien onze neuzen! Elk een ziet, dat de fchoone myris dit ver» wyt aan den geestigen antistkepsTades behoorde gedaan te hebben, die het eerst de paardekeutel had ter baane gebragt; of welaan den Raadsheer, die democritus onder de verpligting poogde te brengen, om hem tekraafeen: doch het was 'er nu geheel op gezet, om D S DS-  52 de abderiten, bemocritus belachlyk te maaken. Het 'm* ftnctnam, by aile aanweezenden, deplaats in eener daadelyke affpraak; en myris kon deeZe fchoone geleegenheïd om een kwinkflagte zeggen , die de lachers op' haare zyde braf wat het Gemeenebest tot eere fl'rekt; kost hooit te veel; (was het befcheid van den Archon, die op dit oogenblik een tweeden peric l e s iu zig ontwaarde ; ) ik weet ,• gy zyt een kenner, democritusj want gy vindt altoos aan alles wat te berispen i Ik bid'u, toon my, zogy kunt, één eenig gebrek aandeezen voorgevel? Duizend drachmen voor één gebrek'. Heer o e m o.6 ritus.' riep een jong Heer, die de eer had een Neef van den Archon te zyn, en onlangs van Athenen was te rug gekomen, waar hy zig, voor de helft van zyn erfgoed , van een Abderitifchen bengel tot een At heenfc hen gek had laat en kneedem ,, De gevel is fraai, (zei democritus , j met veel befeheidenheid , ) zo fraai inderdaad , ,, dat hy zelfs te Athenen, te Korinthen en ta Syracufe ook fraai zyn zoude. Wanneer het ,, my geoorloofd zy te zeggen , dan zie ik maar ,, één gebrek aan dit pragtig gebouw. " Een gebrek l -—■—— riep de Archon, met eene houding, die niemand, zou kunnen aanneemen, dan een Abderiet, die Archon was. Een gebrek ! een gebrek ! herhaalde de jonge zotskap , terwyl hy in een fchaterenden lach uitberstév Mag men vraagen, democritus, welk dit gebrek zy? ,, Eene kleinigheid', hernam © e m o c r i5, t u s; niets anders , dan dat men eenen zo' 3, fraaijen gevel — niet zien kan." Niet zien kanEn hoe zo ? 1. DEEL, Ë J?Ja.  - '^;nby/NüBrS-''h°e Wi,t gydatwydiei? ""ZOde" ^ wegens alle die oude wan- " l"SfC le° de G°Z™ d«r aanfchouwers en uw „ gevel-gezet zyn? * 8eb0Sren »""*°»; zei de Archon " 7" had lw Wapenhuis elders moeten W geplaatst hebben; " zei n P „ Zulke iamenfpraaken had de Wysgeer zo l3ng hy herben verkeerde, alle dagen'uu ren en oogenbiikken. ^ ^ ^3 *>•/ te Tyrus ;'jk^Me-ouw-maardit purper niet; " 7;s.C°"'"^, dar de Syrtcufers u " , f brenSe^ e" voor 2>/^purpÈr ]aa„ s> ten betaalen. 7« vnnflen-zuk gy evenwel deezen Sluijer wel T I"diaanl!he « * /*» erkennen? ,» Van de fynste foort, fchoone a t a l a n— 5, ta! die men in Memphis en Belufium ver- arbeidt. En nu had--zig de eerlvk<*man tweevyandin- nen m eene minuut gemaakt.' Kan 'er ook wel iets ergerlyker zyn, dan zulkeenel«l age opregtheid ? A G T»  Serie- Staatkundige Roman. 6p AGTSTE HOOFDSTUK Pbbrlöopig berigt van het Abderitisch Toneelweezen. - Democritus wordt verzegt4 ''er zyn oordeel Over te zeggen: Abderiten hadden zeer veel pp met hunnen Schouwburg. Hunne Tooneelfpeelers warén gemeeue Burgers van Abdera, die, of van hiirt handwerk niet beftaan konden, ofte ïuy ofte dom waren ,• om 'er een te leeren. Zy hadden geen beredeneerd denkbeeld van de kunst, maar een' des te grootér verbeelding van hunne eigen bekwaamheid: en zeker, aan natuurlyken aanleg ontbrak liet hen niet, dewyl de Abderiten gebooren hansworsten , guicnelaars en bootfemaa- ' kers waren, by wien elk lid van het lighaam altoos medefprak, hoe weinig, 't geene zyzeicten, ook te beduiden had. Zy hadden ook een eigen Toneelfpeldigter, hy-' r è r ï o l u s geuaamd, die,wanneer,men hen gelooven rnogt, hunnen Schouwburg tot die hoogte gebragt had,-dat hy dien van Athenen byna tevenaarde. Hy was in het comieke even zo llerk Éls in het tragieke, en maakte daarenboven dë. . E 2 pot-  Pópae Hekelden van £) de waere]d ^ ^hy^yne eigen Treurfpelen 20 klugtig paro geerde, dat me* zig, naar het «ggeUrJ! f7; ee" b0^' '-hen moest. Volgen ^ oordeel verend. hy inZyBe Trellrfpélende verheevenh,d en de fterke inbeelchngskragt vn a^chylu*, met hgt we]fpreek4deS ™ br7e'ïkeVanEWlïIDE^eIyk ^eBiyfpélen, de klugtige kwinkflagen en'h« weelderige vernuft vanARIST0PHfNEsnmh denfynen fmaak en de cierlykbeid van AJr 11 ° * J$ faam te Pwren.- De gemakiykbeid waarmede hy zyne (lukken ter waereldLn' ^s -ttafent, waarop hyWelhetmeestep0ch°te: Hy leverde regelmaatig elke maand zyn TreurIpe, meteen klein Klugtfpelletje, tot een toeg-f. Myne bes(e Comedie (zeide hy,) beeftmy «>et meer dan veertien dagen arbeidt gekost, en evenwel fpeelt men 'er vier of vyf uitren over wet geteld. ' „ Dan zy ons de hemel genadig; » dano*. wo c ritus. ö Onophoudelyk drongen de Abderiten hem , om zyn ( ) Eene foort van GrUkJiké Klugtfpelen , die' ee mgen zweem hebben naar de ^ der ^ aanen, en waarvan de Cychps vaBSVKlPlBXS fc.  Eene ■ Staatkundige Roman. 6$ •zyn oorJeel over hun Toneel te zeggen,- en hoe ongaarne hy zig met hen over hunnen fmaak in woordemyisfelingen inliet, kon hy echter niet van zig verkrygen, hen te vleijen, wanneer zy hem gezamenlyk afvergden, om zyne gedagte te zeggen. Hoe gevalt u dit nieuive Treur/pel? ,, Het onderwerp is gelukkig gekoozen. — ,, Welk een Auteur zou hy moeten zyn, die s, zulk eene overheerlyke ftof gansch- en - al verknoeide! " Vind gy het niet zeer aandoenlyk ? ,, Een (hik kan hier en daar zeer aandoenlyk, „ en met dat al over 't geheel genoomen een zeer erbarmelyk ftuk zyn, antwoordde d e3, moc ritus. Ik ken een beeldhouwer van Sicion , die de razerny heeft. van enkel Liefde godinnen te beeldhouwen. En die beel„ den, ftuk voor ftuk, zien 'er even eens uit „ gelyk gemeene Straatloopfters ,• maar allen „ hebben zy de fchoonfle beenen van dewa»„ reld. Het geheele geheim van de zaak is, „ dat de Man zyne Vrouw tot een modél neemt, „ welke, tot geluk voor zyne Venus-beelden, ,, ten minde fchoone beenen heeft. . De „ flegtfte Dichter kan dus ook fomtyds een tref„ fenden flag doen, wanneer hy, by geluk of „ ongeluk, verliefd is, of een Vriend verloo„ ren heeft, of wanneer hem een of ander toe-. „ val bejegend is , waardoor zyn hart eene ge£ 3 s, fchikl-  f° de abderiten, " fc?1)'krheid vcrkrygt, om zig gemaklyk in W " van den perfoon, dien hywil " laaren -fpreeken , te Hellen. " Gy vind derhahen de hecuea van onzen Uichter niet voortrefelyk l " l\ Kind' dat de Man yeeJHgt zyn best ge„ daan heeft. Maar de groote menigte zo van " AESCHnus. soPHocLEsals vanEUkipides, opgeraapte vederen, waarmede i, hy zyne naaktheid poogt te bedekken, en „ die hem mooglyk, in deJ*oogen der meeste „„ toehoorders,., welken deeze Dichters ze ge„ meenzaam niet kennen als ik, eereaandoen, „ benadeelen en verkleinen hem in de mynen. V kraai> 20 ■> gelyk God haar gefchapen „ heeft, komt my veel fchooner voor, dan wan,, neer zy zig met pauwen en faifamen vederen ,/, oplmukt. Yoornaamiyk vorder 'ik van den „ maaker van een Treurfpel met gelyk recht, „ dathymy, voor myne goedkeuring, een voor„ treflyk Treurfpel, als van myn Schoenmaa„ ker, dat hy my, voor myn geld, een paar goede„ Laarzen levere. En hoewel ik zeer gaarne „ toefta, dat het veel moeilyker is , een goed „ Treurfpel, dan goede Laarzen te maaken; zo „ ben ik echter daarom niet te mm gerechtigd „ van elk Trein fpel te vorderen, dat het alle hoe„ danigheeden hebbe, die tot een goedTreurfpcl, „ — als van een Laars, dat hy alle vereischte „ hebbe, die tot eene goede Laars behooren." En  Eene Staatêmé'ge Roman. 71 En wat behoort 'er dan, volgens uwegedagte , pot een wel gelaarsd Treur [pelt vroeg een jong Ab~ deritiesch Patricius , hartlyk lachende over den -geestigen zet, die hem, naar hy meende, was ingevallen. Democritus fprak in een kleinen kring van perfoonen, die naar hem fcheenen te luisteren , en voer, zonder op de vraag van den geestigen jongen Meer acht te geeven , voort. — ,, De „ waare kunstregelen , zei hy, kunnen niet wille9, keurig zyn. Ik vorder niets van een Treurfpel, ,, dan het geen s o p h o c l e s van de zynen vor- 8, dert; en dat is noch meerder, noch minder, dan „ de natuur en het oogmerk van de zaak mede ■ brengt. Een ènkelypudig, weldoordagtbc„ ftek, waarin de Dichter alles vooruitgezien, .„ alles voorbereid, alles natuurlyk famenge- voegd , alles tot één punt gebragt heeft; waar„ in elk deel een onöntbeerlyk lid, en het ge- 9, heel, een wel gevormd , «en fchoon , en zig „ met een vryen en edelen zwier beweegend, „ lighaam zy! geene langwylige verhaalen, geene ., nodelooze afwendingen , geene ontydige ver» „ dichtzelen, geene toneelen om gapingen te vul9, len, geene gefprekken, naarwelkers einde men 0, al geeuwende verlangt, geene handelingen, die „ niets tot de hoofdzaak doen! Belangryke,en „ uit de natuur ontleende Karakters , veredeld, ,, maar zo , dat zy dit ondermaanfche niet te e, boven gaan; geene meer dan menscblyke E 4 „ deug-  F* »B A li nE R I T E N> » deugden, geenegedrochtlykeboosheid ! Per. « «oonen die altoos overéénkomftig hunne ei, » gene, hen alleen toebehoorende, «daardoor » van anoere onderfcheiden begrippen enge^^ordi«genlpreeken en handelen; en 2uL » »M dat men voelt, dat 2y, in elk by" f2;rnderfeval' volgens hun byzonder karak, " omLVn°>T?Unne V°rige e" "^ordigo „ omda d heden en beftemmïngen, Juist zo " " n,etandfs^etenfpreekenen handelen, » of zy zouden ophouden te zyn, het geen ■ " Z/n: Ik d« de Dichter niets «flegts de menscblyke natuur kenne, « verre zy bet model van all, zyne navolgin« gems; ik vorder ook, dat hy de betrekkin. « tusfchen zyn ftuk en de a.nfchouwers in acht „ neeme, en naauwkeurig weete, langs welke „ wegen men zig meester van hunne harten « maakt; dat hy. hen tot eiken treffendenflar « dienhy op hen doen wil, onmerkbaar vooV « beretde; dat hy weete, wanneer het genoeg « Zy; en eer hy qns door éénerlei indrukken ' « geheel afmat, of eene hartstocht tot dat uitei« fte dryft, dat zy voor ons pymgend wordt „ een kletn rustpunt aan ons hart vergunne i, en de aandoeningen, die hy ons inboezemt' „ zonder nadeel van de hoofdzaak, weete te* " ve™ei"'g^ldigen, en elkander te doen nf «wafelen, ik vorder van hem eene zuivert s> en zonder gedwongenheid met den uiterffcn vlyt 5 5 5 35  ■Eene Staatkundige Roman. 73 "„ vlyt, befchaafde taal; eene altoos vuurige en 8, kragtige uitdrukking; eenvoudig en verhee* „ ven, zonder immer te zwellen ofte zinken; „ fterk en gefpierd, zonder ruw of flyf te wor-> „ den; luisterryk, zonder te verblinden; waare ,, heldentaai, die altoos de leevende uitdruk* king is eener grooter ziel, enonmidlykdoor ,, het tegenwoordig gevoel wordt ingegeeven, die niet te vee] en niet te weinig zegt, en gelyk, een om 't lyf fluitend kleed den vorm van 't lig„ haam, zo ook altoos de eigenaartigen geest des „ Spreekers laat dóorfchynen. Ik vorder van hem, „ die zig onderwind helden te laaten fpreeken , „ dat hy zelf eene edele, eene groote ziel bezitte; dat hy, terwyl hy door de kragt der •„ verrukking, als 't ware, zelve in den Held „ vervormd wordt, dien hy voorftelt, ook al, „ les, wathy hem in den mond legt, in zyn ei- „ gen hart gevoele. Ik vorder O lieer democritds!( riepen de Abderiten , die zig niet langer konden bedwingen, ) • Gy kunt, dewyl gy toch aan het vorderen zyt, alles verderen, wat u gelieft. In Abdera is wen met veel minder voldaan. Wy zyn te vreden , wanneer een Dichter ons treft. De man, die ons doet lachen ofweenen, is, in onze oogen, een Godlyk man ; hy mag het dan aanleggen , gelyk hy wil. Dat is zyne en niet onze zaak ! H Y? PERBOLUS behaagt ons; treft ons; doet ons lachen; en al eens gefield, dat hy ons nu- en dan E 5 doet  f4 ° * ^dulteb) doet geeuwen, zo blyfi by doch „/, Dichter. Rrhh>« $ H. bbe„ wy verder b p " Ue zwarteo aan de Goudkust ti nog tindrten waan k„ l ' " gy ... » atgm ^ oTzo^ r 1° vmelze"jes ■ Gr^^M^, DEM0CRITus, » Verfchoonmy,Ikben2o y u. " Iledmgenbyhunnereduenaamennem et " al!es fch°°« en voortreflvk zy wat n ' *. gelieft te noemen. » Y' nJe" ZQ jfr* gevoel van _ doch meer te relden d„„ / k°°n f een éénig^ » Eigendunkeiykheid? . n„ . . . - " e"^-wilde verbannen Onde a t "d? VOrde""^' waarvan de 35 ncn  Eene Staatkundige Roman. fS 5, nen gunsteling hyperholus zo goed? „ aartig ontdaan, is er geen één, die niet op 5, de ftrengfle gerechtigheid gegrond-is. Het 1 gevoel van een geheel volk, wanneer het geen „ yerflandig gevoel zy, kan en moet in entelbaas, re gevallen bedrieglyk zyn. " , Hoe.' tehenker! (riep een Abderiet, die zeer wel rnet zyn gevoel te vreden lcheen , ) gyzoud ons, eindlyk onze vyf zinnen nog wel willen betwisten. ,, Zulks verhoede de hemel! antwoorde de,, moc ritus- Wanneer gy zo befcheiden ,, zyt, om geen verdere aanfpraak dan op de vyf zinnen te maaken, dan ware bet de grootfte 9, onrechtvaardigheid, u in het geruste bezit daar van te willen ftooren. De vyf zinnen ,, zyn , in allen opzigte , vooral wanneer men „ ze alle vyf te famen neemt , bevoegde rech5, ters in alle zaaken, waarin het 'er op aan ,, komt te onderfcheiden, wat wit of zwart ,■ glad of ruuw, week of hard, dik of dun, s, bitter of zoet zy. Iemand , die nooit ver- der gaat, dan zyn vyf zinnen hem leiden, gaat altoos zeker: en waarlyk, wanneer „ uw hyperbolus daarvoor zorgdroeg, ,, dat in zyne Toneel-fpélen elke zin vergast, ,, en geen eene beleedigd werd, dan ftaa ik hem voor een goed gevolg in, al waren zy ook nog tienmaal flegter, dan ze zyn. " Was democritus te Abdera niets meer geweest, dan diogenes te Korinthen, de yry-  "ff" ™ 2>"> '** »u hem wollL «ni„ verdraaien V ' ° Weini§ ke»den zy "5 en, dat nog veel dip», ,. , , had, hy was ryk! Deeze dnM i ^d veroorzaakte da 1 0n,flandi*vingeren zaff kt' *" ^ door de *>« afgenomen. !!!!i'rrkwa1^^ ^b- de fchoone aua BEM0crit^: fnaterden hem .r^*^ > " - -droegen -"«■^::f^d-eIVenavond P-„ Wysgee, Den<* het alle de Toiletten rond , ^ gi"S Vys op. geZet. RlTus^fhad 'er Wa  Eene Staatkundige Roman. 77 NEGENDE HOOFDSTUK. Zagte.geaartheid der Abderiten; hoe -zy zig «ver de onh'ofykheid van democritus weeten te wreeken. Eene zyner Boetpredi* ' iatïèn , tot een proef. De Abderiten. maaken eene wet tegen het reizen , waardoor een Abderitisch inboorling wyzer zou kunnen worden. Merkwaardige wys, waarop ' de Nomophylax gryllus eene zwaarigheld, uit deeze wet ontftaan, oplost. 't Is gemeenlyk eene gevaarlyke zaak, meer verftand te hebben dan zyne medeburgeren. Socrates moest zulks met zyn leeven boe, ten ; en dat aristoteles 'er heels - huids af kwam, toen hy den Opperpriester eürïmed 0 n te Athenen van kettery befchuldigde', was alleen , om dat by zig by tyds door de Vlugs wegpakte. „ Ik wil de Athenen, „ zei hy, geen geleegenheid geeven zig ten „ tweedemaale aan de Wysgeeren te bezon„ digen." De Abderiten waren, ih weerwil van alle hunne, menscblyke zwakheeden, evenwel geene zeer bsosaartige menfchen. Onder hen had 5 qc r a-  ■ * b i) U i t é ^ SOCRATEs zo 0lid ^nnen worden a!s #£> *t oa Zy hadden hem flegts voor een wonderlyk flag van een nar gehouden,"én zi„ met rireende dWaaShe,'d ^igd^aaf f, 20 Ve"'e te trekken' ** hem vergif nk D,M;0ca1TlJS gii!g z0 a met en.te werk, dat een min lugthartig Voftl daarby het geduld zou veriooreu hebben. £ echter befl-ond alie.de wraak, die ty \£* beu, oefende, alleenlyk daarin, dat zy C onbezorgd op wat gronden) even zo.ved kwaad van hC1nipraken,alsby van hen fprak j alles ^keurden, wat hy ondernam, alles belachlyk bonden wat hy2eide; en van alles, wat hy hun raadde , Juist het tegendee| ^ ^ moet den Wysgeer zy„ zin niet geeven . ^ ?** mm m0St- hem ffa *» '* hoofd breien dat hy alles hater weet, dan wy ' £ «gevolge deezen verfiandigen zetregel, m2 gen die goede luiden de eene dwaasheid na de andere, en verbeelden zig, zeer veel daar by gewonnen te hebben , Wanneer zy 'er he^ flegts verdriet door aandeeden. Ongelukkig misten zy, in deezen, hun doel geheel en ai" Want democritus lachte 'er om es werd, ondanks alle hunne fpotternven, geen Oogenblik vroeger grys. — ,-, 0 dié Mderi** \mi ~~ die ^eritenl riep hy fomwy. ii lm$ daar hebben zy wederom zig ze]verr ," ' ■ ■## een.  •Bene Staatkundige Roman. 'j, een oorvyg gegeeven , op hoop, dat hef j, my zeer zou doen." Maar ( zeiden de Abderiten, ) —' kan wen ooit erger met een mensch gebruid zyn! Over alles, wat in de waereld is, denkt hy an'ders dan wy. Op alles, wat ons gevalt, heeft hy iets te berispen. Het is wel zeer onaangenaam , zig altoos te hooren tegenfbreeken. ,, Maar , wanneer gy nu altoos ongelyk „ 'hebt ? antwoordde democritus: • r* „ En laaten wy toeh eens onderzoeken, of't „ wel anders zyn kan? Alle uwe begrippen }, hebt gy aan uwe Minnen te danken ; gy denkt „ over de dingen nog even zo, als gy gedagt ,, hebt , toen gy kinderen Waart. Uwe lig„ haamen zyn volwasfen , en uwe zielen liggen nog in de wieg. Wie -uwer heeft zig de „ moeite gegeeven , om den grond uittevor„ fchen , waarom gy iets waar, fchoon, of 3, goed heet? Gelyk den■ onmoudigen en zui,, gelingen, is u alles goed en fchoon, wat uwe zinnen ftreelt, wat u wel gevalt; en van welke geringe, of gansch niet tot de 3, zaak behoorende oorzaaken en omftandig- heden hangt het af, of u iets welgevallen 5, zal, of niet! Hoe verleegen zoud gy me,, nigwerven zyn, wanneer gy zeggen moest, 3, waarom gy 't een lief hebt en 't ander baat > ,, Grilligheden, nukken, eigenzinnigheid, de 'f} gewoonte om aan den leiband van anderen » ts  S° » E A B D E U T t É N, « te loopen, met hunne oogen te zien,me£ M hunne ooren te hooren, en wat zy u voor, fe Piepen, natepiepen; —_ dit zyn de d f. " TTu' Wlke by U de P]aar« van 't ver- * ftand ^kJeeden. Zal ik u zeggen, waar de " f°Ut 1]St? " Gy hebt u een valsch be* » gnp van vryheid in h«Wd gehangen, „ Uwe kinderen van drie of vier Jaaren hebben * 6r Waadyk hec zelfde begrip van,- maar zy * zyn 'er daarom "'et beter aan toe. " f ee" vry ^gt gy; en meent, da* „ het verftand nu niets meer tegen u heeft in ,, te brengen. Waarom zouden wy niet moo„ gen denken', gelyk het om behaagt? niet be- ' „ minnen en haaten, wie het ons behaagt? niet «, bewonderen, of verachten, al wat ons be* haa&t? Wie heeft,het recht, om ons reden af" tevr^gen, of om onzen fmaak en onze nei- „ gingen vo, poppen en ftokpaardjes betreft , ware het „ onbillyk, u te willen flooren in het bezit „ van uw recht, om uwe poppen en ftokpaard„ jes naar uwe eigen verkiezing, optefchikken „ en  Eene Staatkundige Romtkh "%% i, en te beryden. En al eens gefteid , uwe ^ 5, pop was foei lelyk, of het geen gy uw flokpaardje noemt, zag 'er van voren'èrt „ van agteren uit, als een Osje of Ezeltje! „ Wat kan het fcheelenf wanneer uwe dwaas,, heeden u gelukkig , en niemand ongelukkig ,, maaken, wat raakt hét dart een ander, dat ,, het dwaasbeeden zyn? Waarom zou niet „ de hoogwyze Raad van Abdera, in ftaatlyi, ken omgang,'de een agter den andereri, „ van het Raadhuis tot den Tempel van Lx* „ tona, mogen over den kop buitelen, wan,, neer dé Raad zulks verkoos, én het déa ,!, Volke aangenaam was? Waarom zoud gy ,, uw heerlykst Gebouw niet in eenen donke,, ren hoek , en uwe fchoone kleine Venüs „ niet op een hooge zuil moogen plaatfen ? — ,, Maar, myne lieve Landsluiden! alle uwe „ dwaasheeden zyn zo onfchuldig niet, gelyk „ deezen. Wanüeer ik zie, dat gy door uwe grilligheederi en opftuivirigen u zelven na', deel doet, zou ik uw Vriénd niet zyn, zó ïi ik dan zwygen kon. By voorbeeld, uwè „ kikvorfchen en muizen - oorlog met de Lem~ ,, niers, de onnodigfte en onbezonnenlte, diè „ immer is aangevangen, en dat om de z dat gy °nder den onmiddelyken invloed van uwen kwaaden geest waart» t. BEEin F „Niets,  58 b* a6deriten> - Niets, van alles wat men n daartegen in" mo* he]Pe«- de Lemnivs moeiten » g traft worden, en ingevolge de leevendig- 5'^ , rer Verbee!di"g' fcheen u niets ge" dan « «ee&r van hnn geheel. »EH»d te maaken. Want de zwaarigbeeden " Vane£ne 2aak P'eegt gy nooit in overwee»>gmg te neemen, voor dat gy'ernw neus L "f m ^m^ nog byheenge- f| loopen 2yn,mdien gy flegts de uitvoerL " Va" f ontwerP aan een bekwaam man had „ opgednagen. Maar.' den jongen aphron " Veldbeer te ««ken, zonder dat zig daar„ voor eenige mogelyke reden bedenken liet „ dan dat uwe Vrouwen hem, i„ zjnepraé„ ttge nieuwe wapenrusting, zo fehoon als cl „ nen pak1S vonden; en door het genoegen „ van een groote vuurkleurige vederbosch™ i, zyn breinloos hoofd te zien wapperen, te » vergeeten, dat het niet om een louter Spie „ gelgevegt te .doen was; — dit, ontkent „ het flegts niet, dit was een Abderitisch ftuk», je! En, daar gy het met het verlies van „ uwe eer , galeyen en befte manfchap geboet „ hebt, wat baat het u nu, dat de Athenen (*> . . ,, die (*) De Athenen hadden tot hunnen Oorlo» met Megara (zo men akistophanes gelooven mag,) geen teter grond, da* dat eenige jonge Heeren vaB Myn, om de wegvoering eeuer Megarifehe Cour- ti&üs-  Eenè Staat ktindlgè Roman. 83 3, die gy u, in uwe dwaasheeden, tot mo3, dèl verkoozen hebt , wel eens even zulke „ fchrandere Stukjes, en fofnwylen met eene „ even gelukkige uitkomst, by der hand neej, men." Op zulk eeh tratlt fprak democritus met de Abderiten, zo dikwils zy hem daartoe" geleegenheid verfchaften ; en hoewel dit zeer dikwils gefchiedde, zo konden zy zig echter onmooglyk gewennen, om deezen trant aangenaam te vinden. Zo gaat het, ( zeiderï zy, ) wanneer men neuswyze Jongelingen veroorlooft , de wyde waereld door te reizen, onp, zig te keren fchaamen over hun Vaderland', en , na tien of twintig jaaren , met ■ het hoofd vol uitheëmfche begrippen, gelyk Kosmopoliten „ ie rug te keeren, die alles beter weeten dan, hunne Grootvaders, en elders alles beter gezien hebben ., dan te huis. De oude Egyptenaars, die niemand lieten reizen, zo hy niet ten min" fien vyftig jaaren agter den rug had, waren ivyze luiden. Ylings trfane te wreeken , een paar jonge Deernes vaïi het zelfde beroep uit as pa si a's Kweekfchool ootVoerd hadden. Aspasia vermogt alles op pericles; pericies vermogt alles in Athenen, en Zo werd aan Megara de Oorlog aangezegd. > PlBiAHCHïS, in 't leven van pericies. F *  S4 DE ABDERITEN, Ylings gingen de Abderiten heen, en maakten eene wet: dat geen Abderiten- Zoon voortaan verder dan tot den Korlnthijchen Iftbmus, langer dan een jaar, en anders dan onder het opagt van eenen bejaarden Gouverneur van Abdermfchen afkomst, denkwvze en zeeden 20U Verm°gen te reize»-—» Jonge luiden' » moeten wel de waereld 2ien , zeide de Wet „ maar even daarom moeten zy, aan ieder" * oord z,g niet langer ophouden, dan tot ,, zy alles, wat met oogen daar te zien is, gett z.en hebben. Inzonderheid zal de Gouver» neur wel „aauw acht geeven-, welke Loge„ meuten (*) zy aangetroffen , wat zy gegee, „ten hebben, cn hoe veel zy betaalen moe" "; '°P dat in '* vervolg hunne medebur„ gers deeze hoogstlolFelyke „.arigten zig ten „ nutte zullen kunnen maaken. Ook zal " C«gt de" Wet verder,) ter befpaaring der „ onkoften van een te kng verblyf aan een 3,.oord, de Gouverneur daartegen voorzien » fat d£ J°n§e Abderiet in geene onnoodij „ kennismaakingen worde ingewikkeld D~e „ waard of-de huieknegt, als inwooner der * pIaats» kan best zeggen, wat aldaar merk- , ; ^ 59 waer- ( *) Of deeze pasfagie, nopens de Logerr^7 voor onëgt of verdigt te houden zy, laat men aan' het oordeel van den geenen, die een grondig oÖ$ derzoek'gedaan hebben, omtrent de S„ fcbU*j| Vettrum.  Eene Staatkundige Roman. 83" „ waerdigst te zien is; hoe de'aldaar zig onthoudende geleerden en kunftenaars heetcn; „ waar zy woonen, en op welken tyd zy te „ fpreeken zyn. Dit zal de Gouverneur in zyn dagboek aanteekenen, en dan kan men, in „ twee of,drie dagen, wanneer men den tyd „ wel verdeelt, al zeer veel in oogenfchouw „ neemea," • Ongelukkig voor dit hoogwyze decraet, bevonden twee jonge Abderitifche Heeren, van groot aanzien , zig juist buiten 's Lands, toen het afgekondigd, en, naar ouder gewoonte, het Volk op de voornaamlte plaatfen der Stad voorgezongen zou worden. De een was de' Zoon van een Kramertje, die door vrekheid . en laage kunstgreepe-n in zynen handel, binnen veertien jaaren een aanzienlyk vermoogen by een gefchraapt, en , uit- hoofde van dien, zyne Dogter (het haatlykfte en domfte diertje van gansch Abdera,) onlangs aan een Neef vanden kleinen dikken Raadsheer, van wien wy bevorens reeds met lof gemeld hebben , had uitgehuwlykt. De ander was de eenige Zoon t van den Nomophylax , en zou , om zynen Vader in deszelfs bediening hoe eerder hoe liever te kunnen worden toegevoegd , naar Athenen reizen, om zig met het Muziekweezen ten naauwiten bekend te maaken; terwyl intusfehen de erfgenaam van den Kramer, die hem verzelde, de naauwlte kennis aldaar met F 3 d§  de Gaj erie.Juffersen Sm ' Ke", w den zin had 7v„ 1, j opalen van de wet ' , u ^ by het *-"n diefonl k' " ^ byz°nd« geval , eeda^t n g e" Zig bev°nden, niet gedagt. De vraag derhalve» was- i«L / ^ -?ofraen ook eene vJ;g--; " Wet voeSen, ef wd by den rL m , , * -ene dispenfatie voor" Jet l ^ moeken moest , de dispens betreft, V * 20 f S wille < en ik*, #, ' der d"penfatie\ ' ' th *P^el l of de Raad zou zon der zwarigheid te maaken, ons to-ffl * f^gelyke gevalle Z^t^ Ü >* vorderen. Jntasfchen fa dWg het««»*™ van eene betoonde genade 'e» ^artoe is het noodig, 0„s den m £ %M ^gen op den hals te haaien? De lVe ï Jlu,pen. En wie zou ooit de enbefchaamdhej, de  Eene Staatkundige Roman. S7 de floutheid hebben, om tegen den Zoon van den Nomophylax dien leeuw wakker te maaken ? Deeze befchermer der Wetten was , gelyk wy zien, een man, die over de wetten en zyn .ampt zeer fyn dagt, en van de voordeelen, welken het laatfte hem roebragt, zig vaardig te bedienen wist. Zyn naam verdient vereeuwigd te worden. Hy noemde zig gryllus, Zoon van cïnistus, F 4 TIEN*  D? ABDERITEN? TIEN D E HOOFDSTUK. *Maar- vlytig door de Abderiten / Sevl«d, da/ y £".' TT "e "aarmede L L' "f do0r al dat «™= Hy zy„ verttand en hart verbeterd' ™,g 2„„ hQlhea tunM]_ weezM b£t^ ^5**. *« het^etdel! ^»-r^:r-/tr"rds'fs ■whtig ande4 vast h , ' '"°ê; M" «nvan dezelve aTefc'h.t 0™»Slyt, talen Staet oLete™ p2MV ?™^fr 31 2Ulk£ buiken, al- „ les befl^fchen. De ft**^ Dogters „omdat zy korte rokken, en die van den * ndus' om dat zy geheel geene rokken dra„ gen, zyn daarom niet oneerbaarder, noch „ aan grooter gevaar blootgelield, dan de zul„ ken die haare deugd in zeven Sluijers om„ wmden Niet het voorwerp, „ denkbeelden van hetzelve, 2yn de 00rzafffc „ van onze ongeregelde driften. De Gymnof°Phisten- ^e geen een deel van het Men„ fchelyk lighaam voor onedeler houden dan „ het andere, zien hunne Vrouwen, fchoon ii zy alleenlyk in het hun aangebooren vel ü gekleed zyn , voor even zo wel gekleed 3, aarf, als de Scythen de hunne , wanneer „ een Tyger - Kattenvel om haare lendenen „ hangt." Ik zou niet „gaarne zien, dat democriT u s met zyne Philofophie zo veel op onzeFrouwen vermogt, dat zy zig zulke dingen in v 1 t e r. van homerus, ,zyne Ambrozyne Hairlokken om zyn met wysheid bezwangerd hoofd fchudde. ] Zeg my toch, in welke van alle deeze landen heeft het u het best bevallen ? „ Waar zou het iemand beter kunnen be- vallen dan te Abdera?" 6! Wy wee ten zeèr wel, dat u dit geen ernst is. Zonder complimenten ! antwoord de jonge Dame voor de vuist, zo als gyhet meent; zei de Raadsheer. „ Gy zult my uitlachen, antvvoordde de Wys* geer. Maar, vermits gy het zo begeert, ,-, fchoone klonarion, zal ik u de zujve^ „ re waarheid zeggen. Hebt gy nooit gehoord „ van een land, alwaar de Natuur zo gunftig 1, deel. G ,v  98 d* abderiten> » Js, dat zy, behalve haare eigene verrigtitt» gen, ook nog den arbeid der Menfchen op " Zlg/^mt ? van een land , waar eeuwige " Wede beersdlt>' waar niemand Knegt en " "iem;nd He- hi bemand arm, ennft. „mand ryk is? waar de 2lIgt naar goud den „ Mensch nimmer tot euveldaaden vervoert " ?m dat men 'er geen goud nodig heeft, en „ het nergens toe gebruiken kan; waar een „ hkkel even zo onbekend is alleen zwaard • „ waar de naarltige niet voor den ledigganger' V beh,°f te arbeiden' ^-geeneAnfeu zyn, » wyl er niemand ziek wordt,- geene Rfeh„ters,om dat 'er geen handel is; geen han„ del, vermits elk met het zyne vergenoegd „ is;en ieder met het zyne vergenoegd is, „ om dat !eder een alles heeft, wat hy fle„ta „wenfchenkan:—met één ^ ^ n een and, waar alle Menfchen zo vroom als „ de lammeren , zo gelukkig als de 'Goden „ zyn? hebt gy van zulk een land nooit ge- Niet, dat ik my herinneren kan. „ Dat heet ik nog eerst een land l klona „ RiONf Daar is het niet te warm, en nféi „ te koud; niet te nat, of te droog. Lente en Herfst regeeren daar niet by beurten « maar, gelyk in de Lusthoven van alci'„ nous, bloeijen, te gelyk, in eene altoos- „ dnurende ééndrsgt. Bergen en Dalen, Bos- „ fchen  Eene Staatkundige Roman. 3, fchen en Velden zyn opgevuld met alles, wat des Menfchen hart gelust. Niet zoj ,, dat de luiden de moeite behoeven te nee- men, om de Haazen te jaagen, de Vogels ,, of de Visfchen te vangen , of de Vrugten te,, plukken, die zy eeten willen , of dat zy de l'i gemakkefl, welken zy genieten, eerst met ',, veel ongemak moeten koopen ! — Neen! 3, alles maakt daar zig van zelf. De Patryzen ,, en Sneppen vliegen , gelardeerd en gebra,3 den, in den mond, en fmeeken ootmoedige ,, dat men hen eeten wil! allerlei foorten van Visfchen, op alle mooglyke wyzen toebe» ,, reid, zwemmen in de Rivieren, welkers oe= ,, vers altoos opgehoopt liggen met Oesters.,, ,, Kreeften, Pasteijen, Hammen en Osfenton3, gen* Haazen en Rheebokken komen . Vry3, willig aanloopen, ftroopen zig zelve 't yel 3, over de ooren, fteeken zig aan het fpit, en ,, leggen zig, wanneer zy gaar zyn, van zelf ,, in de fchotel. Overal ftaan tafels, die zig 5, zelf dekken; zagt opgemaakte Rustbedden noodigen alÖm, om van nietsdoen en 5, aangenaame vermoeijenisfen uitterusten: — ,, Daar nevens ruisfchen kleine Beekjes van 3, melk en honig, van Cyprifche Wyn , Citroen,, water, en andere fmaakelyke Dranken;- en }, boven uw hoofd zweeven boordvolle bekers en glazen, met Roozen en Jasmyn omgee™ 3, ven, die, zo dra zy uitgedronken zyn, zig Ga s, daad*  100 de as der i t e n, „ daadlyk van zelf wederom opvullen. Ook „ vmdt men daar boomen, die, in ftede van „ Vrugten, Pasteitjes, Braadworften, Amau„ deltaarten, eH Boterkoekjes dragen; ande*,t€ zyn aan alle hunne takken behangen met «Fioolen, Harpen, Cythers , Cymbaalen , „ Fluiten en Waldhoornen , welke van zelf „ het verruklykst Concert maaken,- dm men >, hooren kan. Deeze gelukkige Menfchen, „ na dat zy het warmte van den dag verfiaa'„ pen, en den avond verdanst, verzoneen en „ verfchertst hebben, verfrissen zig dan in „ koele, marmeren Baden, waar zy door on5, zigtbaare handen zagtelyk gewreeven, met „ het fynfte linnen, dat zig zelf gefponnen „ engeweeven heeft, afgedroogd, en met de 'Ü köstbaarfte Reukwerken, die uit de avond„ wolken, gelyk een druipende daauw, ne„ derdaalen, gebalzemd worden. Dan leggen „ zy op zagtbolle Masrasfen zig om de tafel, „ en eeten en drinken, en lachen en zingen [ „ en dartelen en kusfehen, den geheelen pagt „ door, die door eene altoos volle maan in eenen zagte dag, herfchapen wordt, - „ en dat nog het aangenaamlïe van al- „ len is "... ,• Wat wilt gy, Heer democritus, ons op den mouw [pelden l Neem het my niet kwalyk ; maar al wat gy ons daar vertelt, /, hetfprookje van Luilekkerland, dat ik duizendmaai  Eene Staatkundige Roman. 101 maal van onze Minne gehoord heb, toen ik nog een klein Meisje was. ,, Maar gy vindt toch ook, klonari,, on! dat het in dit land heel goed te leeven „ is?" Merkt gy dan niet, dat onder dit alles een geheime zin verborgen ligt? zei de wyze Raadsheer. Het is vermoedlyk eene Satire op zekere Wysgeeren, die het hoogfte goed in de wellust zoeken. „ Slegt geraden, Heer Raadsheer!" dagt democritus. Ik herinner my, in de Amphyktions van T eLEKLIües eene foortgelyke Bejchryving van de gulden eeuw geleezen te hebben; zei Mevrouw sa lajjanda (*). „ Het land, 't welk ik de fchoone klo„ n a r i o n befchreef , ( vervolgde de Na„ tuur-Onderzoeker,) is geene Satyre; 't is „ het (*) Mevrouw salaeanda heeft gelyk. Lange vóór de Hammei van Mevrouw d»üsot, maakte l u c i a (j u s, in zyne waare gefchiedenis , en lange voor l u c i a n u s , maakten de Griekfclie TooneelDichters, metagenes, phere crates, tlleklides, KRATEsen kraïinus, befchryvingen van het Luilekkerland en het Luilekkerleeven , waarin zy om het zeerst tegen elkander yverden, om voor de buitenfpoorigfte verbeelding van G 3 eene^  « het laad, eerwaards twaalf van elk douzvn P«en, indiei) CS 3» aan hunne Predik^;*.,* ■ «miers „ ven zy." lrea,k3tI£1' "mge zin te gee. omeene 7 ari°nietgaarne de m*»a». eiie zaak ,ang te overdenken ''nfy5,fyt een lief^bber van fterk ]icht „ naar lk merk, Heer R^i , * dpn„ F ' "eer ^aad.heer! antwoord" d£ B*"^^s. Maar, om wel te " ***** veel licht evenhindlrlyk a te »»W Een tusfchenbeiden licht lnk - »y.» juist het geen men nodig „/eft * » no<* te veel, noch te weinig5e z^ 7 »> voorönderftel vooraf H,t n lk vuur.tr , dat men z , s> want is dit zo nW a \ 5 1 zo inet, dan begrypt gy weU " dat eenen nieuwen Sprookjes - Vrr^u  Etfte Staatkundige Roman. 103 dat wy by het licht van tienduizend zonnen niet beter zien zullen, dan by het fchynzel „ van een glimworm." Gy [preekt van Glimwormen? zei de Raadsheer, (terwyl by, op het woord Glimworm , uit eene foort van zielfluimering, waarin hy onder het Itaroogen op sala band a's boezem , geduurende het gefprek van democritus, gevallen was, weder ontwaakte;) ik dagt, dat %vy van Zedenmeesters Jpraken ? ,, Van Zedenmeesters of van Glimwormen , „ al zo het u behaagt; voerde democritus 9, hem te gemoet. 't Geen ik zeggen wilde, „ om li de zaak duidelyk te maaken, was dit: 9, een land, waar eindelooze vrede heerscht, „ en waar alle Menfchen , in een gelyken s, graad, vry en gelukkig zyn ; waar het goe- de niet met het kwaade vermengd is;-. fmart „ niet aan wellust , en deugd niet aan on„ deugd grenst: waar enkel fchoonheid, en,, kei orde, enkel overééuftemming gevonden wordt, met één woord : zulk een „ land, gelyk uwe Zedenleeraars den ganfehen 9, Aardbodem hebben willen, is of een land, ,, waar de Menfchen geene maagen en geene ,, onderlyven hebben, of het is niet anders „ dan het land, 't welk teleklides onè „ affchildert ; uit wiens amphyktions, „ gelyk de fchoone salabanda zeer wel „ heeft aangemerkt, ik myne befchryving ontG 4 „ leeud  SE A B D E R i T E N? » ^ndheb. Volkomenegelykheid, volkc* „ m ne vergenoeging met het tegenwoordil " £f °üsdu^nde ecndragt, kon. "l>k' d£eeuw ™ saxurnüs, waarin Koningen,: geene Prieker^ " ,S°ldaat£I1' ^ne Raadsheeren, geene „ Jdanneesters, gcene H ^ ^ ene * «e Koks gee„e Geneesheeren, en gee A ». Scnerpnchters nodig heeft 1 ,v n » gebraden Patrvs nn* ;„ ,j " of' Cwik by„a bet zelf(le ™CBt' « » ttar, dar bé, voor in ° e reld „ ? 1Êtfdiynr> «ver de wae¬ reld, om dat zy zo is, gelyk 2e • " r^^-^Wy.geer/diel1^ ; „ weet, waarom ze niet anders weezen n „ de ergernis deezer Heeren belachiyk "i d ' " da"be-'e»zyhem, ais ware hyee„ v ' V and Va» Goden en Menfchen; iets datwlï „opzrg2e,ve „pg vee, beiachlyker L rfoTh ^^«,. far deeze miI z tt ?' ge Hee;e" de" feester fpeeien, eene tren s, nee uitkomst heeft." " „ De  Eene Staatkundige Roman. 105 „ De Natuur eerst een, weinig leeren ken3, nen, eer zy zig laaten voorflaan, het be„ ter te weeten dan zy; verdraagzaam en ge„ duldig te zyn omtrent de dwaasheeden en „ gebreken der Menfchen, gelyk deezen het „ gebrekkige in hun moeten dulden ; door voorbeelden te verbeteren, in ftede van door ,, yskoude dorre redekavelingen te vermoeii, jen , of door fmaadelyke berispingen te ver,, bitteren; geene uiiwerkfelen vorderen, waar„ van de oorzaaken nog niet beftaan , en ,, niet begeeren, dat wy den top eens bergs 3, bereiken , eer wy dien beklommen heb3, -ben! " Zo onzinnig evenwel zal niemand zyn; zei een der Abderiten. ,, Zo onzinnig zyn negen tiende deelen van 5, de Wetgeevers , Ontwerpmaakers , School, .3, meesters, en Staatshervormers, op het gan,, fche Waereldrond, alle dagen; zei ,, DEMOC RITUS." Het tydkortend gezelfchap, 't welk de geestige trekken van den Natuur-Onderzoeker onverdraaglyk begon te vinden , begaf zig nu weder naar huis; en koutte onderweg, by het fchynen van de Avondftar, in eene fchoone Avondfchemering, over Sphinxen, Eenhoornen, Gymnofophisten, en Luilekkerlanden: -en hoe verfchillend de begrippen, onder de menigvuldige zotheeden, die zy uitfloegen, ook zyn G 5 niogr  166 DB ABDERITE n, »ogten; daarin toch ftemden g allen overéén dat democritus e«n wonderlyke, in-' gebeede laatdunkende, bedilzieke, fchoon by dn alles een vrolyke, klugtige fnaak was. Zyn Wy» u nog wel het beste, wat men by hem vtndt! nep de Raadsheer. „Goede anübis! dagt democritus, „ toen hy zig weder alleen bevond: wat moet „ men met deeze Abderiten niet al praaten „ om ons _ den tyd doorhen » „ ten ontlteelen.' ELF-  Eene Staatkundige Roman. ioy. ELFDE HOOFDSTUK. fets van de Abderitifche JVysgeeren. Hoe democritus het ongeluk heeft, zig door een paar welgemeende woorden in eenkwaad blaadje te zetten, U JMHen moet zig echter, uit hoofde van dit alles, niet verbeelden, als of alle Abderiten, zonder uitzondering, door eene plegtige geklofte , of door hunnen Burgerëed. verbonden geweest waren, om niet meer verftand te hebben , dan hunne Grootmoeders , Minnen en Raadsheeren ! Abdera, de Mededingfler van Athenen, had ook VVysgeeren; wel te verdaan, zy had Wysgeeren even gelyk zy Schil¬ ders en Dichters had. De beroemde Sophist protaco ras was een Abderiet geweest, en had eene menigte Leerlingen nagelaaten, die hunnen Meester wel niet in geest en welfpreekendheid evenaarden , doch die daartegen hem in waan en onkunde des te meer over-, troffen. Deeze Heeren hadden zig eene gemakkelyke panier van Philofophie eigen gemaakt, waardoor  105 ** ABDERITEN.5 d°or zy, zonder moeite 0d rit, antwoord vonden ™ P Vraag een « boven de 20;;s Van ^' Wat °»d« e zon is, met zo veel vaird;"n^' derl d"" WiSt'alS d^enJ der alle de Abderiten, die zig verbeeldde T mmst 'er van te weeten. Verbeeldde" het Deeze Wysgeeren, vermoedlyk wyi zy het ^^^^^^ öewyze te befchouwen , hielden zig alleen met vraagltu ken beezig, welkers oplofj£, en het bereik des Menschlyken verftands gel e" , was. n dit gewest van duisterheedenf agt , ZY, volgt ons niemand, dan - W P gelyk is; en w« wy ook deTj, * Lerd, dat ons niemand kan logenltraffen Ly voorbeeld, een huuner meest geliefdeo„ ^ vaaron,, en waar Uit de Waer,ld ontftaln » Zy  Ëene .Staatkundige Roman. ïqo ,, Zy kwam uit een Ei voort; zei 'er een: de Lugt was het wit, de Chaos was het „ doir, en de Nagt broeide het uit ( *)." „ Zy is uit vuur en water ontftaan;" zei een ander. Zy is in 't geheel niet ontftaan; fprak de ,, derde. Alles was altoos, gelyk het nu is, ,, en zal altoos zo blyven, gelyk het was." Dit gevoelen vond in Abdera, wegens deszelfs gemaklykheid, veele aanhangers. Het verklaart alles, zeiden zy, zonder Jat mennoodig heeft, ,er eerst lang den kop over te bree- ken., — Het is altyd zo geweest; was ge- woonlyk bet antwoord van een Abderiet, wanneer men hem naar de reden of oorfprpng van ee'ne zaak vroeg; en, die daar mede geen genoegen nam, werd voor een domkop aangezien. „ Het (*}Öm zulken onzer Leezers, die noch dioge- n e s l a e r i i V s , nodl deslandes of b r u c- kers Oordeelkundige Gefchi:de7iis der Wysbegeerte, noch het Kort Begrip van formei of bussching hebben geleezcn , alle valfche vermoedens te befpaaren „ dient ter onderregting , dat alle de hier voorkomende gevoelens op eenen zeer eerwaardigen ouderdom, en een groot getal Voorvegters en Aanhangers roemen kunnen. Het gevoelen van ónzen de(iockitds is het eenigfte, waarfchynlyk om dat het wel het verftandigfte is , 't welk geene Secte gemaakt heeft.  110 DE A B D E R r T E N, " Het geen ^ Waereld noemt, zei devies " , MJ,genIyk nkt &dérS da« «ne eeuwi», ge opéénvolging van Waerelden, die ,e" !ykde^i,ien,of bekleedt van een'üt „jen, Overte]gander liggen, en de een na den ander 2'S allengs afTchillen.» Zeer duidlyk verklaard! (riepen de Mderi*e,)zeer duMyk! Zy verbeeldden zig den ^ vsgeer zeer Wel verftaan te hebben , verndt" ^-er wel wisten, wat een OyenwL " LrnUea» viezevaazen! riep een vyfde ^ # Er Zyn WaarJyk ontallyke Waerelden - maar n ^aan uit de toevalhge beweeging ™ " °ndeeIba^e zonaeftofjes ; en het is een — - ^t het ^ is iTindttM,,dukend mallen mislukt „ is tndlyk eene Waereld uit te voorfcbyn - komt, die 'er nog zo taamlyk goed uitzie . 5, als de onze/' „ Zonne/tofjes fta ik u toef zeJ de ««de' " lZeTS TVamge beW£eging' zo«d" »> «nige bepaalde rigting. De Hofjes zyn of .-ets, of hebben beflemdekragtenenei;:! " *f eIkander aan, of/boten zig te rug — " ,(die' ™Z men om de waare inwen.' " dlgege^eid van den Jetm te weeTen ' " ZlgZ£er W ^in deszelfs kolkne: 3> der-  Eene Staatkundige Roman. m derftortte,) haat en liefde tot de eerfte oor,, zaaken van alle ftoflyke famenftelzels ; en „ empedocles had gelyk." lk verzoek verfchooning, myne Heeren! „ liet de Wysgeer sisamis zig hoören: gy „ hebt allen ongelyk. 'Er zal in eeuwigheid , ,, noch uit uw geheimzinnig ei, noch uit uwe verééniging van vuur en water, noch uit uwe zonnevezeltjes, noch uit uwe gelyk en „ sngelykflagtigheeden eene Waereld te voor,, fchyn komen, by aldien gy geen geest te „ hulp neemt. De Waereld is, gelyk elk an,, der Dier, eene famenHelling van ftoffe ea „ geest. Het is de geest, die aan de ftof de gedaante geeft,- beiden zyn ze van eeuwigheid af veréénigd geweest: en, gelyk het lighaam fterft, wanneer de géést, die de deelen by elkander hield, 'er uittrekt, zo ,, zou, wanneer de algemeene Waereld-geest konde ophouden alles te omvatten en te be,, zielen , het gansch Heelal, met al, wat „ daarin befkat en leeft, Hemel en Aarde, in ,, één enkel oogenblik, tot een' eehzaamen , „ verfchriklyken , gedaanteloozen, droevigen „ en dooden klomp famenvallen!" Behoed en hefcherm ons , jupiter en laton aI riepen de Abderiten; doödelyk ontfield, toen zy den wyzen Man zulk een vrees- lyk dreigement hoorden uitfpreeken. 'Er is geen gevaar by, (antwoordde de Priester stro-  D B A B D E tt ï T £ STRO YLus0 20 ^ ^ ^ . |* ^oNA /„ ^ muur en tbben, Ll de ■ relfy"ep !nendr ! fpr3k dé ^ ■> de Wae" het/elfde foorc, ais de zonneftofjes, de de UiJenenEijeren vatt r eTw^61'6 MedebTOede-- Wy moeten kBeeSter' " !MD£er^ eene Waereld willen heb- " pi t> " g£b0mv' y^0¥éit immers " eenB°™eeSter,often minnen een Tim " ontftaat niets uit 2igze! -. gelyk wy allen weeten." W« f?/ van zelfs gnan , 2eiden de riten. 1U " Men *reektwel2o-, antwoordde de Wvs" geer'maar wie heeft ooit gezien, dat het „ werklyk zo gebeurde ? Ik beb onze ^ * we dutzendmaal hooren zeggen: dit 0f *. dat ZaI Z'ê van Mikken, van zelfs kt men van zelfs maaken l Maar wy hadden " ^^1^ «te' niet, het kwam . „ met, en 't maakte niet.'' Zto is maar al te Waar, met betrekking tot de daaden tnzer ^bonten, (zei een ƒ •Senoenlapper, die voor een Man van doorzigt by  Èene Staatkundige Rowttii, it% by het Volk te boek Hond, en groote hoop had , om by de eerstkomende verkiezing Deeken van het Gild te worden;) maar met de Werken der Natuur , gelyk de Waereld is, is het misfchien geheel anders gefield. Waarom zoU de Waereld niel even 'zo gemaklyk en natuurlyk uit de Chaos gegroeid kunnen zyn , ah een pad' deftoel uit de aarde? ,, Meelter priem! hernam dé Wysgeer^ ,, om Deeken te worden, zult gy myne, Hem , en alle de Hemmen van myne familje hebben; maar, wat ik u te verzoeken heb, geene „ tegenwerpingen tégen myn Syfiema ! De pad-' „ deftoelen groeijen zeekerlyk Van zelf uit de „ aarde , dewyl H dewyl dewyl zy 3, paddeftoelen zyn; maar eene Waereld groeit ,, niet van zelfs, om dat zy geen padde- „ ftoel is. Veritaat gy my nu, Meelter „ priem?" Alle de aanweézenden lachten hartlyk, om dat Meelter priem zo afgezet was. — De Waereld is geen paddèfioel! dat is zo klaar als den dag! (riepen de Abderiten.) Daar valt niets tegen in te brengen, Meefler priem! By myn Ziel! morde de aanftaande Deeken,zo gaat het, wanneer men zig inlaat- met dis Heeren, welken, bêwyzen kunnen, dat de fneeuw Wit is. , „ Zwart is, wilt gy zeggen, buurman! "~ tk weet wel, wat ik gezegd heb, en wat ik zegl. ï> E e Lt ü gen  114 DE ABnERITENJ gen wilde, antwoordde Mee/W », s^j Kan, Meester p(m,,,i » • de Wysgeer. W*m1 riep Demaaoffen r, - ë' '*w/ gogen, „och Demlurgen « , VMr de rrykeid! en al wie een echt l, ^"gezegd hebbende vertrok Meefter van daar: (de Lee^r u Pï,ÏM X er, op eene retóyke wy„ ™ " ™ » het Hond aileen aan d-i />. • P' „ een onguuren grooten klnmr> ~~— ■—- n niiurg, (*) Deeze Wysgeer was dus een CvZT ~~ >'5 55  Eene Staatkundige È.omaii: Ü5 5, mittrg, die fnet een groote diamante hamer' 9, deezen klomp, met éénen (lag, in oneindig veel kleine ftukjes verbryzelt , die veele 3, Hiillioenen teerlingfche mylen wyd door het ,, ledige ruim heen Huiven. Natuurlykerwys moesten deeze oneindig kleine ftukjes kry,, ftal, onder het breeken , allerhande ver,, fchillende gedaanten; aannecmen 5 en terwyl ,, zy, door de hevigheid der beweeging, die 3, de (lag met dert diamanten hamef veroor,, zaakte', op duizenderlei v#yzen tegens een botften, zig van alle kanten tegen elkander ftieten , fidegen eri fchilferden; ontflond 5, daaruit noodwendig eene ontelbaare menigte 3, van lighaampjes, van allerlei regelmaatige en ,, onregelmaatige gedaanten, driehoekige, vier-; 3, hoekige, agthoekige^ veelhoekige, en ook ronde. Uit de ronden kwamen het water ,, en de lugt, (dié niet anders dan verdund , ,, water is ,) té voorfchyn : uit dé driehoekige ,, het vuur: uit de overigen de aarde; en uiÉ ,, deeze vier Hoofdltoffen, gelyk bekénd is, ,, ftelt de Natuur alle dé lighaamen in de waé5, reld famen." Dat is wOnderlyk ! allerwönderiykst f maar' het laat zig evenwel begrypen ; ( zeiden de Abderiten. ) Een klomp kryftal, een diamanten hamer, en een Demiürg, die het kryflal zo meesterlyk in ftukken flaat, dat uit de Jplinters , zonder eenige verdere hemoeijing, eenè H 2 1 ii>aé'  de abderiten,' wereld ontftaat! 'waariyk^ * ^ Mgfteftellinjt, die men Ledenhen kan, en even* *el zo eenvoudig, dat men ^ verbeeJden dat men ze aanfionds van zelf had kunnen uitvinden. " V°!gens deeze 20 eenvoudige voorönder» f lÜlë Vefk,aar ik aIIe niooglyke werkingen * der Natuur!" zei de Wysgeer, met eenen glimlach, die zyne weltevredenheid over zij? zelve uitdrukte, „ Gy kunt 'er zelfs geen Wespennest dcor „ verkharen! " (riep een negende, DAM0nax genaamd, die alleen de bovengenoemde Stellingen zyner Medebroederen , tot hier toe met eene ftilzwygende verachting had aange! boord.) „ 'Er worden geheel andere kragen „ en voorzieningen verëischt, om een zo groot „- fchoon , en verwonderlyfe kunstgebouw als* „ het Waereldgebouw is, een aanweeze'n te ,* geeven ! Een Hoogsrvolmaakt verltand alleen „ kan het ontwerp daarvan uitdenken; fchoon " lk Zeer gaarne r°efea , dat ter daadejyke „ uitvoering van dat ontwerp min volmaakten ,, Werkmeesters konden gebezigd worden. ~ „ Dar opperfte verltand üet aan de verfcheide„ ne klasfen der ondcrgefchikre Goden' den » arbeid over. Het wees elke klasfe den kring zyner werkzaamheid aan , en zelve verge„ noegde het zig, een algemeen opzigt uver het geheel te houden, h Is belachlyk, den oor-  Eene Staatkundige Roman. oorfprong der (ïoflyke lighaamen, van bet aardryk, der planten, der dieren, en van „ alles, wat zig in de lugt of in het water „ onthoudt, uit zonnevezeltjes, uit gelykflag„ tigheeden, uit toevallige beweegingen, of „ uit een enkelen hamerflag te willen verkfaa„ ren. Neen! het zyn Geesten, die't gebied ,, over de Hoofdftoffen voeren, die de Sphee- ren des Hemels draaljen, die de bewerktuig,, de lighaamen vormen, het Lentegewaad der „ Natuur met bloemen verfieren, en de vrug,, ten van den Herfst in haaren fchoot uitltor„ ten. Kan 'er iets bevattelyker, iets aangesp naamer zyn, dan deeze verklaaring ? Zy lost alles op ! Zy leidt elke werking uit „ de gepaste oorzaak af. Door haar ontdekt ,„ men de geheimen der Natuur, ("welke uit alle andere (tellingen volftrekt onverklaar„ baar zyn,) even zo ligt, als men begrypt, hoe xe uxis of PARUHAStus, uit een ,, weinig gekleurde aarde, een heerlyk Land„ fchap, of een Bad van diana fcheppen „ kan!" Welk eene heerlyke zaak is toch de Wysgeerte! (riepen de verbaasde Abderiten.) Alles, wat men 'er tegen kan inbrengen, is alleen dit, dat men, onder zo veele fraaije en diepzinnige befpiegelingen , naauwlyks weet, wat men kiezen zal. Desniettemin maakte de Pythagorist, die ajH 3 , les  t*? de abderiten, Jes door Geesten liet uitvoeren, den meeften opgang. De Dichters, de Schilders, en alle de overige onderhoorigen der Zanggodinnen, met Abdera'; Jufferfchap aan r hoofd, verklaarden zig voor de Geesten; onder dit bediyg nochtans, dat het elk vry zou (taan, om de°, zeiven, in zulke bekoorlyke gedaanten, als elk zou verkiezen, zig te mogen voorftellen en te omkleeden. _ Ik ben nooit een greot Korftander van de Wysgeerte geweest, (zei de Priester stro b yl u s, ) en dat om reden ! Doch vermits de Abderiten hunne hairkhovery over het hoe en waarom der dingen toch niet geheel kunnen nalaaten , „ heb Lk tegen het Natuurkundig ftelfel van djmonaï nog wel het weinigfte van allen intebrengen; zy is, onder zekere noodwendige bepaalingen, nog al taamelyk verdraagelyk. „ ó Zy ftrookt overal mede, en heeft geene „ de minfle bepaalingen noodig: zei damo,, n a x; en dit maakt 'er juist het fchoone van „ uit. ' „ Zal ik u myne gedagten op dit ftuk eens „ zeggen ? vroeg democritus. Wanneer „ het u waarlyk te doen is, om de gefteldheid „ der dingen, die u omringen , te leeren ken„ nen, dan neemt gy, „aar mvn inzien, een „ verfchriklyken omweg. De Waereld h zeer „ groot; en van het flipje af, van waar wy j? de-  Eene Staatkundige Roman. 119 ,, dezelve inkyken, tot aan haare voornaamde ,, Provincies en Hoofdlieden toe, is zulk een ,, verre aflland dat het my onbegryplyk ,, voorkomt, hoe het in iemand onzer ooit kan „ opkomen , de Kaart te willen maaken van „ een Land,'waarvan hem, uitgezonderd zyn ,, geboortedorpje, al het overige, tot de gren,, zen toe , onbekend is. My dunkt, eer wy „ van Cosmogonien en Cosmologien droomen, ,, behooren wy vooraf eerst waarneemingen in ,, bet klein te doen ; by voorbeeld, het maak„ zei van een Spinneweb te onderzoeken, en „ zo lang met dit onderzoek aantehouden, tot „ wy zo veel daarvan met zeekerheid konden ,, bepaalen, als onze vyf zinnen, door een „ gezond verdand onderdeund, daarvan kon„ den ontdekken. Gy kunt my op myn woord „ gelooven, dat gy 'er overvloedig werk aan zoud vinden: maar even daardoor zoud gy „ ook ontdekken, dat dit enkele Spinneweb „ meer licht over het groote delzel der Natuur „ verfpreïdt, en waardiger denkbeelden van „ deszelfs Maaker inboezemt, dan alle die fyn„ gefponne Sydema's over den oorfprong der „ waereld , welken gy, tusfchen waaken en „ flaapen , in uwe verwarde hersfens hebt fa„ mengeflanscht." Democritus meende dit in goeden ernst, maar de Wysgeeren van Abdera verbeeldden zig, dat hy hen befpotten wilde. Hy H 4 ver.  **r* »e abderiten, vtrflaat niets van de Geestkunde: zei de een.— Fan de Natuurkunde neg minder; zei de ander. — ffy t-s een twfêjggr. — Hy gelooft aan geen grondbeginzels —~ geen Waereld- Geest jjs- geen Demiurg — gem God , - zei de derde, de vierde, de vyfde, de zesde en de zevende. _ 3/efl ^ luiden m de famenleeving niet te dulden l gpeg dc fle Priester strolylcs 'er by. TWAALF-  JBtne Staatkundige Roman. m TWAALFDE HOOFDSTUK. Democritus verwydert zig verder van Abdera, Wat hy in zyne eenzaamheid ver~ rigt. De Abderiten verdenken hem van tovery. Zyn wedervaaren met de Abderitifche Dames, by deeze geleegenheid , en hoe het afloopt. JMCet dit alles was democritus een menfcbenvriend , in de volle beteekenis van dat woord, Hy had het goede voor met het Menschdom, en verblyde zig nooit meer, dan wanneer hy iets kwaads voorkomen, of iets goedsi doen , te wege brengen of bevorder ren konde. En, fchoon hy begreep, dat het karakter van een waereldburger betrekkingen inhield, voor welke alle anderen, in gevalle van famenbotfmg, wyken moesten, hield hy zig daarom niet te minder verpligt , om, als een Burger van 4bdera, den toeftaud van zyn Vaderland ter harte te neemen, en, zo veel by kondp, tot deszelfs verbetering toetebrengen. Doch, vermits men maar in zo verre goed kan doen, als het onderwerp daarvoor vatbaar is, ?ag hy zyn vermogen in deezen, door de tallooze hinderpaalen, welken de Abderiten hem jilpm tegenftelden, binnen ztilke enge grenzen H S be-  I2a DE A B D E R I T E\N, beperkt , dat hy genoegzame reden had om zig aantemerken als een Perfoon, die Zeer gemm in de Repub]iek gemist kon worden. 5? Het geen zy het nodigfte hebben, dagt hy, » ?P het beste, dat ik aan hen doen kan, zou weezen, hen yerltandig te maaken! — », Maar de Abderiten zyn vryë luiden » ,, Indien zy nu niet wyzer willen worden! wie „ kan hen daartoe noodzaaken ? " Daar hy riu, in zulk een to'eftand van zaaken, voor de Abderiten, als Abderiten, weinig of niets ten nutte konde uitrigten, geloofde hy zig van zyn pligt gekweeten te hebben en ten vollen gerechtvaardigd te zyn, wanneer hy ten rainften zyn eigen Perfoon in veiligheid ftelde, en zo veel doenlyk van dien tyd befpaarde, welken hy, als Waereldbnrger, aan de vervulling zyner algemeene pligten meende verfchuldigd te zyn. Vermits nu zyne tegenwoordige wykplaats niet verre genoeg van Abdera was, of wegens deszelfs ligging, of andere aantreklykheeden , den Abderiten zo bekoorlyk toefcheen, dat hy in weerwil zyner afzondering op het land , zig altoos te midden onder hen bevond; verwyderde hy zig nog eenige uuren verder van daar en zette zig neder in een bosch, dat tot zyne goederen behoorde; alwaar hy, in het wildfte minstbekende oort, een klein huis bouwde, en zyn meesten tyd, ~ i„ de eenzaame rust, het eigen  Eene Staatkundige Roman. 123 eigen element der Wysgeeren en Dichters, -~ in het onderzoeken en betragten der natuur en haare werken befteedde. Eenige nieuwere Geleerden, -— het zy , Abderiten of anderen, zullen wy onbeflischt laaten, -— hebben zig van de eenzaame vcrrigtingen van deezen Griekfchen bacon wonderlyke, hoewel volgens hunne denkwyze zeer natuurlyke, begrippen gemaakt. Hy ar-, beidde aan den ft een der wyzen; zegt bouriC h 1 u s , vond hem, en maakte goud. En , om Zulks te bewyzen, beroept hy zig daarop, dat PEmoc ritus een Boek over de Steenen en Metaalen gefchreeven heeft. De Abderiten, zyne Tydgenooten en Medeburgers, gingen nog verder. Hunne vermoedens — die in Abderitifche koppen weldra in zeekerheid veranderden, —— waren op een even zo bondig befluit- gegrond, als dat van n o v r 1 r. b rus. De m o c iu t u s was door Perffhe Wyzen opgevoed geworden ; (») twintig jaaren lang had hy in de Morgenlanden gereisd, (*) X k r x E s, op zyn krygstogr tegen de Grieken , zyn Hoqfdquarrier te Abdera by den Vader van democritus eenige dagen gehad hebbende, was den toenmaals nog zeer jongen democritus zo geneegen geworden, dat hy, ter zyner betere opvoeding , twee van de Wyxen, welken hy by zig had, agterliet. D1 • g e n. L a e k t.  i24 d e A e o E r ï t e ■ , gsd en ^ommegang gebad met «. fff'"f' e"Was- alle derzelver verbeet bad duizenderlei^ zei V e" med^bragt,ea wist tien duiT ^ 3 e"' Waa^" 'e' n«oit een in een^_ : :if;r°Tniet f >pWP»s? > e» in de daarby behoorde kunften, zyn moest? - De eerfv^H Maar de goede hadden nad f^-^en in handen, om te beLgen dat hunne geleerde Landsman - een weinig' heren kon Hy wist Zon- en Maanverduiste! nngen, Mlswasfchen, Ziekten, en andere toekom (bge dingen, te voorzeggen. Hy bad een £oor,yk verliefd Meisje de hand gezien, en een Raadsheer van Abdera, die zyn ganfche Jeeven tusfchen llaapen en fmullen dooLagt -orzerde hy, dat hy aan een ^ fpysverteenng fferven moest; e„ hy had het van deeze twee juist getroffen. Boven dien ^d men, in zyn kabinet, ook boeken met z ar;derlyke figmiren gezien^ ™^ hem sdlerle,, vermoedJyk Toverkundige, wer. ken  •s Èe'iie Staatkundige Roman. 125 ken zien verrigten, niet het bloed van vogelen en dieren, men had hem verdagte kruiden zien , kooken; en eenige jonge luiden hadden hem, in 't holde van den nagfs by een flaauw maanlicht , tusfchen de graven zittende, betrapt. „ Om hem te verfchrikken, zeiden zy, had-», „ den wy ons op eene monftreiize wyze toe„ getakeld. Hoornen, bokspooten, draak en-, ,, (taarten, niets ontbrak ons, om baarlyke : „• Veldduivels en Nagtfpwoken te verbeelden. ,, Wy bliezen rook uit neus en ooren, en \ „ maakten zulk een vervaarlyk geraas om hem ,,• heen ,■ dat hercules zelf zig van angst „■ bevuild zou hebben. Maar democritus bekreunde zig onzer in 't geheel niet, en , ,, wanneer wy het eindlyk te lang naar zyn ,, zin maakten, zei hy niets anders dan: , ,, Wel nu ! zal dat kinderfpel nog langer dun- , 9i ren? (*) Daar uit ziet men toch middagklaar, (zeiden de Abderiten, ) dat het maar gansch niet pluis met hem is. Geesten zyn voor hem geen , nieuws: hy zal best weeten, hoe na hy met hen ftaat. — Hy is een Tovenaar! niets is zekerder : (zei Priester strobylus;) wy, moeten wat naauwer acht sp hem geeven .' Men moet toe (taan , dat p e m o c r 1 t u s , het { *) Zie Imanns, in zya Philopfcudss.  *** hè, abdèrixen, het Zv uit onvoorzigtigheid, of we], — dnf waarfebynlyker is, - om dat hy zig weinig aan de meening zyner Landsluiden liet geleeoen zyn , tot deeze en andere flegte gerugten eetóge aanleiding gaf. Men konwaarlyk niet lang onder de Abderiten verkeeren, zonder in de fterkfte verzoeking te vallen, om hen iets op den mouw te fpelden. Hünne nieuwsgierig heid en ligtgeloovigheid aan den eenen en hunne hooge verbeelding van hunne eigene fneedigheid aan den anderen kant, maakten zulks , om zo te fpreeken, noodzaaklyk; en behalven dat was 'er in \ geheel geen ander middel, om de verveeling, die zy altoos veroorzaakten, eenigermaate te vergoeden. DE, Mocr ,T us bevond zig dikwils in dit geval; en, dewyl de Abderiten dom genoeg waren om alles , wat de Wysgeer fpottende zeide in ernst en letterlyk optevatten, ontflonden daar door veelen dier ongerymde denkbeelden en vertelfeltjes, die op zynen naam door de waereld wandelden, em die nog verfcheiden eeuwen na zyn dood, door andere Abderiten voor klinkklaare waarheid zyn aangenoomen ' of ten mmften hem, op de onbillykfte wyze ' zyn te last gelegd geworden. Democritus had, onder anderen, zig ook op de Gelaatkunde toegelegd, en deels uit eigen waarneemingen, deels uit kundigheeden, hem door anderen medegedeeld, zig daar* van  Eene Staatkundige Roman. van eene befpiegelende Weetenfchap gemaakt, van welker gebruik hy — zeer verftandig, naar 't ons voorkomt, oordeelde, dat het 'er even eens mede geleegen was, als met de befpiegeling der Dichtkunde , of eenige andere Kunst.— Want, gelyk nimmer iemand door de bloote kennis der regels een goed Dichter of Kunstnaar geworden is, en flegts zy alleen, welker aangebooren Genie, naarftige oeffening en aanhoudende vlyt hen tot Dichters of Kunstnaars vormden, gefchikt zyn, om de Regels hunner kunst regt te verftaan, en 'er een gepast gebruik van te maaken; zo is ook de befpiegelende kundigheid, om van het uitwendige van den mensch tot het inwendige te befluiten, flegts van gebruik voor luiden van uitfteekende vaardigheid in onderzoeken en beoordeelen; daarentegen is zy voor alle anderen eene volftrekt onzeekere en bedrieglyke zaak: en even daarom behoorde zy, als eene der geheime weetenfchappen , en groote verborgenheeden , altoos en alleen door het klein getal der e p\> pten (*') beoeffend te worden. Deeze maniervan denken over dit onderwerp be- <*') Epopten werden die gécnen genaamd, welken, na doorgeftaane proeven, tot de groote verborgenheeden te kleufis toegelaaten werden. Zie wakburton's Vivine Legatim, Vol. I. p; ijj, rójdp {fc. gaaf. , -  128 » e. A B D 6 R f t e bewees in der daad, dat n e m o c r j tos irf kundigheeden ra e f ^ Z*«° niet af hv 7 1 ,,eteü derhaiven mm -es. De niea^e 5^:^' «"» ****** S* 4 ni al n t wilden van hem weeten • - Zy '«7j>* ^„ ww ' ^ «/- „„? — Ofuu ^ tB kemen vraagen ! a"dere ^gelyke vraagen; waarmede zy dermaate zyn JJ py^gden^ ilagen te worden , voornam haar ee„ J£L hang te maaken. eJn,# », de oogen te zien is ? " /« * oogen? (riepen de Abderitinnen^ 0 dat isonmooglyk! waarom jukt in de oogen ? * „ Her (*) Eenman, van wiens" wonderbaa'rïyïe^ haamsflerlae en gHlzigheid de verdigtzeJry J 'S" d—:dinsen vmeiien; dat hy een gemesten Os drie honderd fchreeden verre op ,yn Ouders droeg, met een enS* JWtog doodds, en in éénen dag opvrat  Eene Staatkundige Roman. 129 Het is niet anders: antwoordde demo5, critus: en gy moogt niy rhet volkome, ne zeekerheid gelooven, het is even dit ken■fi teeken, dat my dikwils meer geheimen der ^ fchoone Sex ontdekt heeft, dan zy zelf lust ,, gehad zouden hebbenmy vrywillig toete«" ,4 vertrouwen: ( * ) " • De verzeekerdé toon, waarmede hy dit zeide , joeg éenigen dér Dames een blos op hét aanziet, offchoen de ■Abderitinnen , (altoos gewoon, wanneer het de eer haarer Séxë in het algemeen gold; elkander getro'uwlyk bytéftaan,')' met groote drift beweerden, dat zyn voorgewend geheim niet dan een bloote hers'fenfchifri,' een louter verdigtzel was." ,, Uw ongeloof dwingt my , ü nog meer te 3, moeten zeggen', vervolgde de Wysgeer. —• 3, De Natuur, myne fchoone Dames! is vpï vatï atzülkè geheimen. Ën om wat réden 3, zoü ik öök heel naar Aethiopiën en Indien 3, gereisd zyn, indien ik 'èr niets had kunnen „ opdoen , dat der moeite waardig was ï De; ,, Gymnofophisten ,~ wier Vróuwen ——^ gelyk s, gy weet — naakt gaan,' hebben' my zeer 3, aartigé dingen ontdekt. By voorbeeld ? —• Vroegen de Abderitinnen^ (*) Eene by de helft van het menschlyk geflagt geliaate fcherpzinnigheid — zegt joh. chr t s o s 1' öjirus magnenus in zynleveri van d e m oc rit' üsV X. DÈEt; ï  5) Onder anderen dén „„i • - ^ getrou;d wag;e e2' — de^ defeJonrth*t ^ ^* » Her 2y„de si " °°re" ™ de » woordd. de N°° 7nl,ai"™! ~ °«' « « «ffflbur* °» weet Jchrtkken zo ligt niet. Wy ver' s, Wie zou hier ook »nn u - verfchrikken denken r ^ A * °f n Wyfpreeken van een'Jd^*MOCl"Tirs. » kunnen toonen, dat ™ * verkrvgt, om te TVerkt  Êene Staatkundige Roman\ t$t ffierkt uw middel ook op ongetrouwde» ? vroeg eene Abderitin, die niet jong noch bekoorlyk genoeg fcheen te weezen, om zulk eene vraag te doen. „ Het werkt van de tien tot de tagtig faaS5.ren toe; hernam democritus, zonder ,, de minite uitzondering van eenige omftan,, digheeden , waarin zig een Vrouw kan bes, vinden." De zaak begon nu ernftig te worden. —— Maar gy /leekt 'er immers flegts de gek mede, democritus! zei de Gemalin van eenen Thesmothetus (*), niet zonder eene heimelyke Vrees, om van het tegendeel overtuigd te worden. Wilt gy 'er de Proef van neemen, lysi- s, STllATi?" ' De Proef? — Waarom niet? — Maar vooraf te bedingen , dat 'er geene tovery mede gemoeid zy! —— Want met behulp van uwe Talismannen en Geesten kunt gy eene arme Vrouw 'Mes doen zeggen, wat gy wilt. „ Geene Geesten noch Talismannen hebben 3, 'er iets mede te doen* - Alles gaat na- 3, tuurlyk in zyn werk. Het middel, dat ik „ beezige, is het eenvoudlgfte middel vaiï 5, de waereld." u (*) Een maaker van Wetten en Inftellingen. . I a  wfMpS I^^ zig zelve met gl te ' ^den ^sgeer by uitltek vermaak- JU' -777 mag men««rt» » Gelyk ik gezegd heb, 't is de natuurfyk».fte zaak ter waereld. Een klein fchadeloOS %tre'?te —rflaapend " ,Vl°UW ?,e*. * ganfche geheim: maar " B V?g£ WOndere"r hier gy van ve ! „ zeekerd zyn. Het dher ft™ r rer in a/ u- „et fP>eeken , zo lang " " m den bin"enften fchuilhoek van het „ hart nog iets verborgen ligt." Onder de zeven Vrouwen , welken i„ hetgezelfchap bevonden, wal 'er >s 1 " wier gebaarden en houdingen onveran^ zelfde bleeven als te voren. Mooglyk denkt men, zy was oud leivfe. nf uitfat ^ j . Jeiyk; of wel by uitltek deugdzaam — Maar mVt-o * jiot, i v waar niets van dit al¬ les ! Zy was — doof.. ugelooven zullen! noem om dl ■,/ ^ «om ^» uw middel; „ Ik za et den Echtgenoot van de fchoone 2 /RYALLIS in h" oor luifteren": zei de doortrapte Natuurkenner. De Man van de fchoone thkyat t t  Eene Staatkundige Roman. ' 133 oeborn een blinden Echtgenoot acht, die eene fchoone Vrouw heeft. Hy had altoos goed gezelfchap, ten minften zo als men het te Abdera noemde, by zig in huis. De goede Man geloofde, dat men een ongemeen genoegen vond in zyn omgang, zo wel als in de vaarzen, die hy gewoon was zyne Bezoekers voorteleezen. Hy bezat, in de daad, de gaaf, om de flegte Vaarzen , welke hy maakte , taamlyk wel op te fnyden, en vermits hy met veel geest-vervoering las, werd hy niet gewaar, dat zyne toehoorders, in ftede van op zyne Vaarzen acht te geeven , de fchoone t h r yal li s toelonkten. In 't kort, de Raadsheer smilax was een Man, die veel te hooge gedagten van zig zelven had, om zyne Vrouw in het minfte te verdenken, Hy aarfelde derhalven geen oogenblik, om aan het geheim van democritus het oor te leenen. ,, Het is anders'niet, (luisterde de Wys,, geer hem in,) dan de tong van een leeven,, de Kikvorsch, die men eene flaapende Vrouw „ op de linker borst moet leggen. Doch by „ het uitrukken der tonge moet men wel toe,, zien, dat 'er geen© andere deelen worden „ medegenomen! en de Kikvorsch moet ook s, wederom in het water gezet worden." Dm middel kan niet kwaad zyn , (zei smi-  54 b* **a*KlTEN, ^ strobvlu, ' ^ "deprus, »nee„Di;;;e^- E,n Kikvorscil » °»* zeggen wje,pnestcrst^b¥lus *» as*-", wat hv wil . »• Kikvorsch niet aan Z'. 7 k°m Ook Map- ik u het ,eeven." Ïax. stellen? vroeg Smi- .' " Van ganfcher harten I aj/e ivr, «» gezelfchap mogen he^ Men ID het » het niemand aa„ "T^ «at „ resfe overzegge W °f Minne^ De goede dOeritimen wisten mV, f^en he/LafSorten' 0uai00** S*** onnroogiv,. (ch^?*^°* genwoordig zynde Mannen en Minn, ' ^ met minder onrustig Pu/ ^inn^rs waren o-atmiddei^^Ch^^^ (uitgezonderd de Xx±L^ ^ was bezorg ' d-t L f ,S S1I,i«J tegen haarenEgtgenoot,terl " J*U'S' ïyk op den wang tikte ) - 7 ? hem Vnend'  Eene Staatkundige Roman. 135 E>e myne moest het eens onderneemen! ( zei 1a6iska.) Eene proef vooronder ftelt twyfel, ■en een Man, die aan de deugd zyner Vrouw tivyjfelt . . . „Is — vervolgde democritus, toen hy zag, dat zy ophield, een Man, die ,, gevaar loopt, om zyne twyffeling in zeeker„ heid veranderd te zien 1 Dat wildet gy im„ mers zeggen, fchoone lagiska?" Gy zyt eenVrouwenhaater, democritus! (riepen alle de Abderitinnen,) maar vergeet niet, dat gy in Thraciën 231*, en wagt u voer het nootlot van 0 r p heus! Hoe fchertfende dit ook gezegd werd, liep 'er echter al vry wat ernst onder, 't Is natuurlyk te begrypen , dat men zig niet gaarne flaaplooze nagten laat veréorzaaken; en van dit oogmerk kunnen wy den Wysgeer niet geheelen- al vryfpreeken, vermits hy noodwendig de gevolgen van zynen inval vooruit kon zien, Hy gaf ook daar door de zeven Vrouwen zo veel te denken , dat zy den ganfchen nagt geen oog toedeeden; en daar den volgenden dag het gemélde geheim door geheel Abderaverfpreid werd, veroorzaakte het, etlyke nagten aan een, eene algemeene flaaploosheid. Intusfchea haalden de Vrouwen de fchade van den nagt by den dag wederom in, en dewyl het verfcheidenen niet te binnen viel, dat men dit Arcanum, wanneer zy des daags flieI.4 . pen,.  Pe»,zo goed kon te werk frellen au en «V* dien hoofde haare nl , des"agts, ?e gejeegenhei'd ' nm TnLn de onverwag«ongei, geb ; ,V3n hunne Kikvorfche,- meestby d e'e^ r,geanderen' die ^.even/hier d^^S^^ d«2er Vrouwen na 7 ^e Mannen ofdriemaa 2 ^ * ^ ^vamen i„ vo,)ea ™I Wierde»> den had?. ^ ^ tC bed^ * zyne werking gedaan? '^°rlchen^ng .. nu victorie r,.,,„.„, »t,»*»«t Sy lujil „ dat „ „.' m be»ys, ..-«betoettS ;ttfreere"!elk""^  Eene Staatkunde Roman. 137 ten! Zy liepen zo fpoedig te rug als zy gekomen waren, vielen hunne verwonderde Vrouyven om den hals, verftiktenze fcliier met kusfchen en omhelzingen, en bekenden nu vrywillig, wat zy gedaan hadden, om zig van de deugden hunner wederhelften, (fchoon wy 'er buiten dat zeeker genoeg van waren, zeiden zy,) nog des te meer te verzeekeren. De goede Vrouwen wisten niet, of zy hun» ïie zinnen gelooven moesten. Doch, hoewel zy Abderitinnen waren, bezaten zy echter ver-> ftand genoeg, om zig zeer gebelgd te houden, en haare Mannen een zo liefdeloos wantrouwen, als waarvan zy zig zeiven befchuldigden, met hartige woorden''te verwyten. Eenigen lieten het zelf tot traanen komen; maar allen hadden veel moeite, om de blydfchap te,verbergen , die eene zo gansch ongehoopte bevestiging van haare deugden in haare harten veroorzaakte; en offchoon zy, welflaans halve x bitter tegen democritus moesten uitvaaren, was 'er toch geen eene, die hem niet gaarne omarmd zou hebben, uit hoofde van den goeden dienst, dien. hy haar, ook voor het vervolg, beweezen had. Dit was echter maar geheel zyn oogmerk niet geweest. Dan de gevolgen van deeze. enkele op zig zelve onfchuldige fcherts m.ogten hem keren, dat -men niet behoedzaam genoeg kan zyn in het fchert2en met Abderiten. I 5; fa  * b e a e ü e * Mannen maaltc„ taa, Mann 1 ' V0""'en m"ktt" *™8e„ Ech,ge„00tcn> ££2£-«* d.-llesbWendevoortoor;;^ ' even zo gJad en a ^denten even ZQ t^cTTTgen andere luiden. *uiscb, ais doe van  Bene Staatkundige Roman. *39 DERTIENDE HOOFDSTUK. Democritus moet de Abderitinnen df? taai .der Vogels leeren. In 't voorbygaan een Staaltje, hoe zy haare Dogters onder* wyzen. 't C3"ebeurde op een ander tyd, dat democritus, op een fchoonen Lenten - avond, zig met een Gezelfchap in eene der Lusthoven bevond, waarmede de Abderiten den omtrek hunner Stad verfierd hadden. Weezenlyk verfierd? Strikt gefprooken , juist wel niet: want waaruit zouden de Abderiten geleerd hebben, dat de Natuur fchooner is dan de kunst, en dat tusfchen kunstiglyk oppronken en waarlyk ver- fieren, eenig onderfcheid zy? Doch hier over willen wy thans niet fpreeken. Het Gezelfchap lag in de rondte., op zagte en met bloemen beftrooide zooden, onder een vermaaklyk lustprieel. In de takken van een naby ftaanden boom zong een Nagtegaal. Ec ne jeugdige Abderitinne, van veertien jaaren , fcheen iets daarby te gevoelen, dat geene deióverige Dames gevoelden. Democritus merkte zulks. Het Meisje had een zagt uitzigt, en veel geest in haare oogen. — „ Tot „ uw  140 *. uw ongeluk, dagt hv ,» „ » Gevoelige Ziel' ,kwel,enr^Tochr UlteFfl^s«-lve Doch geen nood 1 vVar de nn « voeding van uwe Moeder en r P' » en het L 1 ^ e" gy eene Abdentmne zyn . <-DI°ng, op een hartenkuiltje ge, / » Jeg-, mets te beduiden heeft vroe.Tt£denkt§;y'fchoone **;;ïÓNt« vroegDEM Tüsaanhet ^^^^^^ 5,MeïeZ0Hllfng!;iePdeM0ede-- ^t 1 , Cbt SY dm nooit meer een Na*, « tegaai gehoord?" s « ^6 //_ - W<*> '* verzeekevd^ daf.  Eene Staatkundige Roman. x^i dat men de fchoonfle dingen van de waereld hooren zou. ■ Maar gy! jjemockitös! die alles Weet, verftaat gy de taal der Nagtegaalen niet? ,, Waarom niet?" (antwoordde de Wysgeer: met zyne gewoone koelzinnigheid,) ,, en de ,, taal van alle overige Vogels daarenboven." In goeden ernst ? ,, Gy weet immers, dat ik gewoon ben al„ toos ernftig te fpreeken." ê, Dat is lief! — gezwind! — vertaal ons eens wat uit de taal der Nagtegaalen ! ~ Wat was de heteekenis van het geen de Nagtegaal zong, waar door onze kannion zo getroffen werd ? ,, Dat laat zig zo gemaklyk in het Grieksch ,, niet overzetten, als gy wel denkt, fchoone „ thryallis! Ër zyn geene uitdrukkin- gen in onze taal, die daartoe teder en vuurig „ genoeg zyn." Maar hoe kunt gy dan de taal der Vogels vetflaan , wanneer gy niet in het Grieksch kunt everzeggen, het geene gy gehoord hebt ? „ De Vogels kennen ook geen Grieksch, en ,, evenwel verftaan zy elkander." Maar gy zyt geen Vogel,- fchoon gy een Spotboef zyt, die ons altyd beet heeft. ó Dat men in Abdera zo gereed is, om 3, altoos erg van zyn evenmenseh te denken ! —> j, Intusfehen verdient uw antwoord, dat ik «9 my  m 3,5 AMERITEK, " Z "S/a" «"«".« verwek gwoel. Door middel van hun eigen inner. » f gevoe, derhalve,, verrtaan ^ '""J bedagt^eenoogenblik. Hy hannion nW» , ' «ei de kleins ion, met eene bedeesde fteni <%* Welke, ellendige dingen liet mag n enu s , in het jaar 1646 i 1. deel. K in  U6 DE M?u,TEK) Een draak! „; net alle de ke ei- PM ' Aid"»i"»"> K *? een te Vlede™ ■ T T'" » fty* ge i„ tleiM IS D»» draak " U-* van „»erig? a;cn2°" " " ge naar bed dekr „ Mrol> «W kwaakt ge weder;kleed '"aan ^ ** » rondsom door de Vol va" —den, de zaak, indien zy L f' " ^ onmooglyk met zo veei omL 7 W3S' was om hen des te ongeduldiger ^ "^ om alles te weeten. maaken, . ; Maar, in zyn Vernocrkus rédivivus hem ze™mr~~T- ? moeten de luiden in de °e ved * haten vertellen" ^ Waerdd niet 1  Eens- Staatkundige Roman. 247 Maar , vroegen zy, welke Vogels zyn het toch, die men daar toe gebruikt? Is 'er de mosch, de vink, de nagt egaal, de exter, de , kwartel, de rave, de kievit, de nagt uil ook onder? — Hoe ziet 'er de draak uit? — Heeft hy vleugelen ? — Hoe veel heeft hy 'er ? Is hy geel- of groen , blaauw of rozen kleurig ? • Spuuwt hy vuur ? : Byt of fleekt hy niet, wanneer men hem wil aanrdaken ? -—~ Is hy lekker om te eeten ? Is hy geniaklyk te verteer en ? Wat drinkt men 'er by ? • Alle deeze vraagen , waarmede onze goede Natuuronderzoeker van alle kanten beftormd werd, maakten het hem zo heet, ddt hy, om zig zo kort als mooglyk was 'er van af te maaken , best oordeelde, voor de vuist te belyden, dat de ganfche hiftorie een louter verzinzel èri enkele fcherts was.-j O.' dat kunt gy ons niet wys maaken, —- riepen de Abderitinnen: Gy wilt niet, dat wy agter uwe geheimen zullen komen;' maar, maak 'er /laat op, wy zullen u geen rust laat en l -—— Wy willen den draak zien, betasten, beruiken, proeven, en met vleesch enbeenen op vree ten! — of — gy moet Ons zeggen, waarom niet! * 4  ' DE ABDERITE]SL TWEEDE BOE K. ^ HIPP°CRA"S in ASDERA. EERSTE HOOFDSTUK. Bene uitweiding over JVysgeerte van DJÏlï0CRr welk, »y den Leezer verzoeken ,nn r „ , ™ zoenen vooral met over- tejiaan. i'n"f geweest 2„„ zyn, om af/I Sproot we,te„ „y zy„e dJjZ le„ S •'' M° Terwf "ebben „agegeeven, be- roe-  Eene Staalkundige Roman. 149 •toepen zig op zyne Schriften. Maar reeds lang voor den tyd van vitruvius en pi, 1. ni us,' werden eene meenigte Prulfchriften, roet veel beduidende tytels, op zyn naam alom uitgevent, 't ïs bekend, dat by de armhartige Grieken van laater tyden deeze wyze van bedriegen zeer gewoon was. — De naamen van hermestrismegistus,zoroaster. o r p h e u s , p y t h a g o r a s, en d e m o c r i- t u s waren eerwaardig genoeg, om de armzaligfte misgeboorten van fchraale geesten vertier by te zetten; inzonderheid na dat de Alexandrynfche Schoole de geheimzinnige Wysbegeerte in eene algemeene achting gebragt, en onder de Geleerden het gebruik ingevoerd had, om zig by de ongeleerden het aanzien te geeven , als of zy verbaazende wonderen konden verrigten, de fleutel van het ryk der Geesten gevonden hadden, en alle de geheimen der Na tuur wisten. De Abderiten hadden democritus van tovery verdagt gehouden, om dat zy niet begrypen konden, hoe men, zonder een Hexenmeester te weezen, zo veel kon weeten als zy met wisten; en iaatere bedriegers fielden op zynen naam toverboeken op , om by de Domkoppen van hunnen tyd, voordeel met zyn gezag te doen. Over 't algemeen waren de Grieken groote .Liefhebbers, om met hunne Wysgeeren den draak te fteeken. De Atheners lachten hartlyk, K 3 toen  nestige PotremaakerARISTOpHA HIS hen wys maikrP ^ fB^ wolken voor ' datsoc^TEsde * V0;ea ^geenvloo fP,ngen ' ^^hy, wanneer hy „et ernfiige over- ( *) Het is Zeer mooelyk "daTT" ge^gd kan hebben, dat lil £°CRA?Es fa b°ertery ge,eeven $ ™ deeze ^ gtzdfchap', waar men ^ g fc* een fprak', ^^S^^^ en kleinhe* mcenlyk be"*^ dien men ge- ^denken ; da t T ST ^ ^ ** verkeerd;dr p o" % ^ ^O'' fesgï van een vloo met dip £ fpri^ "ensch, maar die eene^l ^ VM een *en ; indien fiSSf , f0t ™atftok n^ tegenwoordig was, zo kunnen wy verzeel rd7,P deeze het op zvne ,} er?eelceld zvn, dat "Iizyne eigen wyze za oververteld H'Jï-i door het de gedaante gegeeven hebben ' ^ tot  Éene Staatkundige Roman. 151 dcnkjngen zig onledig hield, zig in een korf iiet ophangen, ten einde'de aantrekkende kragt der aarde zyne gedagten niet mogte inzuigen , enz. En het kwam hen ongemeen kortswylig voor, den man, die hen'altoos de waarheid, en dus 'zeer dikwyls onaangenaame dingen zeide, ten minften op het toneel d;e lomp-ffe dwaasheeden te hooren zegden. Hoe zeer moest diogenes, (die, 011 Ier alle dé Navolgers' van socrates, nog wel dé meeste rrekken van zyn origineel had,) zig niet van dit Volk, dat zo gaarne lachte, laaten mishandelen? 'De verheevene pu'to, de diepzinnige aristoteles, bleeven zelf niet vry van befchuldiging, waardoor men hen tot de Clasfe der daaglykfche Verftanden zogt te vernederen. ——1— Wat wonder d'erhalven , dat het dien man niet beter verging, die de ftoutheid had:, om midden onder de Abderiten ver^ lfandig te zyn! Democritus lachte fomtyds, gelyk 'alle menfchen lachen; en, indien ify te Korinthen, . • • w.: " . ',' ' vri te' tot zyn oogmerk, om den Wysgeer befpotlyk voor te ftellen, genoeg, dat men dit gezegde een draai konde geeven, waardoor het zeer gefchikt werd, om Acn Athenen, die (den fmaak en het vernufeiiitgezonderd ,) taamlyk Abderuhch waren, een 00genblik den lever te doen fchudde». K 4 '  '5i ",: uithoofde van a , «H* "^n , of m & dw ;eJ ge;1'«eerder g-eigd vindt, ^^asheeden der menfchen te hgllw als te bevveenen. Mair , M<"c,ie'1 Abdenten En hrt P* ^* 0I)der de net was de hpn-nn^i- ^ ES deeze goede luiden ,£?° gW°Wh Wvrnmtn ofiacbe S letstedoe"'. worden moest- „ °f ffioe^ daar::'P0ocRr °rocRiTv* gepeld, een r' N VOOrhoofi i u' xe,n ca-ïo. ffekeeven f'«'-» beeft, gelylze,Kf« ; «WW ?ü*en ,e verre drvfr l 10 behoorde, te„ SSt*^ noemt. SH' "^^nswaardig 4 :— _____ ', *7 - n?» »3J .^gt pkiios - JT„ * re demo. Jvns«. Sat: X. 33.  Eene Staatkundige Roman. 153 „ zegt hy (*), dat ons de dwaasheeden en „ gebreken der meenigte, zo algemeene als „ byzondere, niet liatenswaardig maar belache„ lyk voorkomen ! Wy doen, in dit geval, 53 beter democritus, dan heracli- j, tus ten voorbeeld te neemen. Deeze „ pleeg, onder de menfchen . verkeerende , te weenen, geene te lachen: Deeze zag, in „ alle onze daaden, niets dan kommer en el„ lende; —— geene, ydelheid en kinderfpel. Nu is het beter, het menschlyk leven aan-^ ,, telachen, dan aantegrynzen; en men kan zeggen, dat hymeer verdienften hééft, die het menschdom belacht, dan die het bejammert, . Want de eerfte laat ons nog een weinig hoop van verbetering over, terwyl de „ ander daartegen dwaaslyk weent over dingen, „ aan welkers"verbetering hy wanhoopt. Hy, „ die het oog over het geheel laatende gaan, het zelve,belachlyk vindt, toont een grooter „ ziel te bezitten, dan een ander, die by de* „ zelve, befchouwing zyne traanen niet kan ,•, inhouden. Want daar door geeft hy te ken-. „ nen, dat alles, wat den ander groot en ge„ wigtig genoeg voorkomt, om hunne hevig- ' „ lle driften gaande te houden, in zyne' oo„ gen zo gering zy, dat het flegts den ligtften . ,vttböo l\b \ 'v. o m o i • - , sn« W' ws-r v: iP-i» (*) Ve tranquillïtate animi. Cap. 15. K 5  *54 D -é ABDERITEN, „ en koelflen aller hartstogten in hem ka» ,, verwekken. (*) " In 't voorbygaan dunkt my, dat deeze onderfcheidingvanden Sopkiu seveca verftandig is, offchoon hy mooglyk beter gedaan zouhebben, de grondflagen voor dezelve niet zo magtig verre te zoeken, noch ook zulke kuns' t'ge . (*) Met dit alles verklaart seneca kort daarna, dat het nog beter, en voor een wys man betaamlyker is, de heerfchende zeeden en gebreken der menfchen gelaaten en gelykmoedig te verdraagen , als daarover te lachen of te weenen. Hy zou echter met weinig moeite, naar het ohs voorkomt, hebben kunnen' vinden, dat. 'er nog iets beters" dan dit betere zy i Waarom moet men altoos lachen, altoos weenen, altoos toornig, of altoos onverfchillig' zyn > 'Er zyn dwaasheden , die belaching verdienen; 'er zyn anderen , ernftig genoeg, om een menfchenvriend zuchten atteperfen; anderen, die zelf eenen Heilig tot toorne zouden vervoeren; eindlyk nog anderen, die men der menschlyke zwakheid ten goede moet houden ! Een verftandig braaf man, {nifi pimta moiefl* efi, gelyk hosatius wyslyk vooraf bedingt) lacht or meesmuilt, beklaagt of beweent, ontfchuldigt of vergeeft, al naar dat het perfoonen, zaaken, °wy*en en tyden medebrengen. Wm > is een tyd van lachen en weenen, van beminnen en van haaien, van tugUgen en van loslaaten , zegt salomon, die ouder verftandiger en beter was dan s ene ca , met allé zyne tegenftellingen.  Bettë Staatkundige R&man, tige mttt'kdfen voor te (lellen. Doch, gelyk jk zeide, de bloote omihndigheid, dat democritus onder Abderiten leefde, en om Abderiten lachte , maakte de befchuldiging, van welke wy hier handelen, hoe overdreeveri dezelve ook zyn mogt, nog de verdraaglykfte van alles , wat men onzen Wysgeer immer heeft te laste gelegd! — Laat niet homerus, overeen veel minder-belachenswaardig voorwerp, -—■> over den kreupelen v u l kaïn us, die met her goedhartig oogmerk, om den Vrede up den Olympus- te ftigten , voor fchenkcr Ipeclt, de Goden in een on- ophoudelyk gelach uitbersten? Maar het voorgeeven , alsof democritus zig vry willig van het gezigt beroofd, en de reden, waarom hy zulks gedaan zou hebben , vooronderftelt iri hen, by dit Spreukje geloof vindt, eene neiging, welke ten minsten hun verltand weinig eere aandoet. En wat voor eene neiging mag dat zyn? —> lk zal het u zeggen, myne lieve Vrienden ! —i de gunftige Hemel geeve, dat het geenen Doot ven gezegd worde! Het is de armzalige neiging, om eiken domkop, eiken nydigaart als eeri onfeilbaar Orakel te laaten geiden, zo dikwils by een groot man van eene verregaande ongerymbeid betigt, waartoe eon alledaagsch mensch, die zyne vyf gezonde zinnen heeft, volltrekt niet in ftaat geweest zgl< zyn. ' Ik  ï& DE ABDERITEN, Ik kan kwalyk gelooven, dat deeze neiging zo algemeen zy, als de zulken, die 'er Ln werk van maaken, ^ m op a e me0g!yke e„ * * ^ «deren 01]s zoekendiets ^ *§eChH kert °"S'd- de kleine Aecd, en Je nien doorgaans van groote Geesten ten kosten van hun verltand,-_uitftrooir den groots hoop zeer genutklyk inga ï vrnde. Deeze gekheid is, i„ den gSt aiisfchien niet berispelyker, dan het vergenoe- riTr/f ^ Sterreku»d^n bevlekken op de fthyfder zon ontdekt hebben! 't Is het onverwagte, het onbegrypelyke ^ welk de ontdekking deezer vlekken Laan! genaam maakt! Bovendien ziet men ook weieens, dat oekrompen Hoofden, terwyl zy ver, heeven ge dg ^ * ^ tygen,hen,„aarllunnewyze vm we veel eere meenen te bewyzen. En dit mag W^t de.-vrywilhge blindheid van onzen Wysgeer. betreft wel het geval by meer dan een Abdenusch brein geweest zyn. „ DeWc-ri t u s beroofde zig ze!vcn van „ het gezlgt,zegt men, om des te afgetrokkener „ ^s te onbelemmerder te kunnen denken Wat v ongeloiflyks is hierin? Hebben wy ^ene " van veel erger vryvviJJige'ver, * mi^"gen, ^ combabus — ORire- s) nes'— ? " Goed!  Eene Staatkundige Roman. 157 Goed! -,cojir,JBusen orioenes —c entzetteden zig van een lighaamsdeel, waarvoor verre weg de meeften, in geval van nood-» zaaklykheid, alle hunne oogen, al hadden zy 'er zelfs zoo veel als argus, tot rantzoen zouden willen geeven. Dan , deeze luiden hadden 'er eene kragtige beweegreden toe. Wat geeft de inensch niet ter behoudenis van zyn leven ? -— Wat doet, wat lydt men niet, om de Gunfteling van den-Vorst te blyven, of wel om den afgod van het dwaalend gemeen te worden ? —>— Democritusdaarentegen had zulk eene fterke beweegreden niet. 't Zou 'er nog by heen geloopen hebben , 'Ware hy een Bovennatuurkundige , of wel een Dichter geweest. Dit zyn luiden, die het gebruik hunner oogen des noods kunnen misfen. Zy werken het meest door de verbeelding, en deeze wint altoos by de lighaamlyke blindheid. Maar waar heeft men immer gehoord , dat een Natuuronderzoeker , een Ontleedkundige, een Sterrekyker zig de oogen uitftak , om des te beter te onderzoeken, te ontleeden, en de Sterren te befchouwen ? Deeze ongerymdheid is zo handtastlyk, dat tertullianus het gemelde bedryf van onzen Wysgeer uit eene geheel andere oorzaak afleidt, welke, evenwel, hem ruim zo ongerymd had moeten voorkomen, wanneer hy beter had weeten te redeneeren; of wanneer hy niet noo-  *58 ° e ^ s " e R i r e (j . -1de vernederen, i„ pap:;eren ^ veranderen „ om hPn a« verre te blazen R °m oiaazen. „ Hy ontdeed zig Van zvne » oogen, zegt TlRTr7I , , ö Zyne b<- ^RTULLUNus om dat DeSeeren- - E=ne vroome beweegreden v,,ry voor een 0^Wy5gwio(|^» van pjerikles! en haH ,.r,, • s ;LZret l!'et —^wyzer te zyn d „' - noodzaake, om zy„ toevlugt tot zull e; «ddel te neemen? h Is waar, de raad v fl rj18 CdieDEM^— ongetwyf! feid bekend was , dewy, hy verltand. genoe, bezat, om dien zig zelve te geeven,) vermot SS tegen ^m^éyZ St en eenen Wysgeer, die zig geheel aan het on Verzoek der waarheid toewydde, was 'er by mtftek veel aangeleegen, om zig voor eene zo tyranmfchehartstogt zo veel m§0ge,yk T g velgen. Dan hier voor behoefde Lmockx tus, madera ten minfte, weinig bekom-enng te hebben. De AMeritinnen fchoon 5 doch de goede natuur had. haar dl domheid tot een tegengift haarer lighaamlyke bekoorlykheden gegeeven. Eene AbderiUn L5 flegts fchoon, tot dat - Zy den mond oPe ! deed of tot dat -men ze in haar hmW*aad.zag. Het hoogfte, wat zy een eerjyfc man  .Mefte Staatkundige Roman. 159 man, die geen Abderiet was, konden inboezemen, was, eene hartstogt van drie dagen, en eene liefde van drie dagen is eenen democritus zö onfchadelyk in zyne Studiën, dat wyzélf alle Natuuronderzoekers, Ontleedkumdigen, Meetkunstcnaars en Sterrekykers op het nadruklykst zouden aanraaden , zig van dit middel, als van een heilzaam recept tegen de miltziekte, .te bedienen, indien het niet waarfchynlyk ware, dat deeze Heeren te verlicht zyn, om eenigen raad te behoeven. Of nu democritus zelf toevallig de kragt van dit middel, by de eene of andere der Abderitifche fchoonheeden , welke wy airede hebben leeren kennen, beproefd hebbe, kunnen wy* by gebrek van egte berigten, voor noch tegen- fpreeken. Doch dat hy, of om geheel niet, of om niet in zulk eene hoeveelheid door deeze onfchadelyke fchepfelen bekoord te worden, (vermits het naar alle waarfchynlykheid zeker was, dat zy hem de oogen niet zouden uitkrabben ) zwak genoeg ware, om zig zelf de oogen uittekrabben, laaten wy tertullian u s zo lang gelooven, als het hem behaagt; fchoon wy zeer twylFelen, of het wel iemand met hem gelooven zal. Doch alle deeze ongerymdheeden worden minder dan niets- in vergelyking van die, welken een in zyne foort zeer verdienstelyk Verzamelaar van bouwftoffen voor de gefchiedenis van  iöo n v .i, A B D É R I T £ ^ l UIT us noemt. Het ?nf> zeer bezwaarivk 7vn ™ oa den der waereld had faamaebnsi ,„„, 2. Md re kunnen zegmn dar e, Z<*e" ^„ï* *LsS«i, dat het waarlvk dedreM van deezen Tempé, waren.' — Maar wat zou men moeten denken van den ma ' ^77nT7ydee^^^ geëgd n lfr00^^' eI^er lapt had m ftr°° 3an dender ge- te™^/0 armZaI/^ k»oe-erk, zonder bewerp, 20„der grondfiag, zonder fflMt ZQn der evenredigheid of fchoonheid, VOor Z Tempé, te Olympla 2eIve w,de ^ iyk"V;?^^ ^g Leerltelzel faam te nW' ^^ eene eeuw geleefd, altoos te Jeg ^ l. den (*)brücker; orn van MAGNEN77T BEMOCK.IT II c tir.o^ . *.«US, Öie  ■Eene Staatkundige Roman. if« den 'dood verrascht zyn geworden. Doch dat zulk een man , met dat doordringend verdand, en met die vuürige zugt naar waarheid, welkë de Aloudheid hem eenpaarig tóekertt, bekwaam, geweest zou zyn, óm hartdtastiyke ongerymdheederi (taande te höUderi, is nog zó ruim zo waarfchynlyk. „Democritus, vertelt men ons, verklaarde het aünweëzen def ;, waereld alleen uit de zonneftofjes, het ydeh, ;, en de noddzaaklykhëid, of hét Noódlöt. Hy> raadpleegde tagtig jaaren lang de Natuur; li in al dien tyd zeide zy hem niets van haa„ ren Maaker, rioch van zyn Ontwerp of oog- merken: Hy fchreef de Zonneftofjes eeneri, lei aart van beweeging toe (*), ert begreep ii niet, dat uit HoofdftofFen, die zig in eveni, wydige liniën beweegen, in eeuwigheid gee- ne lighaamen kunnen ö'ntftaan. Hy ontken-» „ de,- dat de famenloop der zonneftofjes voli, gens de wet van overéénkomst gefchiedde g j, hy verklaarde alles, wat in de Waereld bei, ftond, uit eeue oneindig fnelle, doch blinde ,,- beweeging, eri beweerde evenwel, dat de ,, waereld een geheel uitmaakte; enz." Deezë ën dergelyke wartaal z-et men ó'p zyne rekening; en men beroept zig op stobeus,' 5extus en censokinus, zonder zig te be- (*) Br'uck'er nistor. Crït. p/iihf. t, r. p. n^a. Ö heel: L  *Gt A B d■ e r I t e nj beko r of het onder men , ,-Cen man> waarvoor faan,20erbarmJvkredeneeren P^^^ekerlyk.al^wdabdekleirer in ^-^Vkheidvante kunnen dwaale en onrechtmaatige gevo]gen t£ «> en zaamer m die foM vallen , als het de '-gaarnehadden. Doch >„ 2yn dwaasheeden, ©omkop bekwaam is, gelyk 'er ook ondeugden zyn moe een Schurk aJ|een ^ £ Te'ldh ?eSte,menfehen hebben h»nneongeregeldheeden, de verftandigften ondergaan wd-ns eene voorbygaande verduistering: doch du neemt niet weg, dat men van een WyS. Man met genoegzame verzekering verwal *an, dat hy doorgaands , en voofal in S gelegenheeden , waar de dwaazen zig 2eJvt ^^^^^ Deeze /telling, behoorlyk toegepast, kan ans voor menig overhaast oordeel Ivoor 'men g vergryp van fcby„ voor waarheid, en de daar £ThT? WiSdge ^en, bevlogen. Doch by de Abderiten deed 2e niets af Want tot het vrugtgebruik deezer aanmerking werd .uisuets gevorderd, dat - 2y niet J. den. Deeze goede Lieden behielpen zig met eene  Èjfie Staatkundige Roman. t6'§ eene geheel andere Logica, dan verftandige menfchen: In hunne hoofdei! waren zekere denkbeelden met elkander verbonden, die, zo zy geene Abderiten geweest wareh, in der eeuwigheid niet by een konden gekomen zyn. —1 Democritus onderzogt de natuurlyke gefteldheid d.er dingen j en voorzag zekere voorvallen , in den loop dfer natuur, een weinig vroeger dan de Abderiten, daarom was hy een Toyenaari Hy dagt over alle zaaken geheel anders dan zy, leefde volgens gansch andere grondbeginzels , en befteedde zyn tyd , op eene voor hen onbegrypelyke wyze, met zig zelf. Gevolgelyk, was hy niet wel met het hoofd! —- de Man had zig gek gefludeerd, en men vreesde, dat hy een ongelukkig eiude zou hebben. L 4 TWEE-  * ft g *- * w _ . A * ï> É R I T e[ffi ' TWEEDE HOOFDSTUK. oejchuldtgd, en door een zyner Naast. Zoe hketonweder, door Priester sTR0 , ^ zeMen f » ^ -eer het regt tydig geapplieeerd f Zed r! CVr°egen d«^*« elkander.)»&dert zes weeken heeft nieinand - ^ ï5 nem vernomen ' — K/fcV; ?;„ ? Vdn 9-5iykee„saaDtreft5dari2.t -eznd * daf"'en me^^eenhalfuurvooPr n^ "Aftaan, met nem gefproken, e„ * Zes§Tn.' zonder dat h* •*£ ? «gardenia.- Dan eens wroet hy in de Tn „ gewande» van honden en katten" dan wt ^bykrniden, of ftaat ffle" ^ „groote blaasbalg in de hand voor Z Z » veroven, en maakt gond, of nog Ss e" :^oPXts°rotfenvande» 1 ' om krurden te zoeken, als s, of  Eene Staatkundige Roman. i6$ $2 of 'er niet genoeg hier omftreeks te vinden J} waren. By nagt, wanneer het onredelyke 93 vee zelf zig ter ruste heeft nedergelegd, }3 fteekt hy zig in een Scytifche Oyerrok, en ,, tuurt, by ca s t o r! door een glazen fpuit naar de fterren." Ha.' ha ! ha! zotter zou men 't niet droomen kunnen! ha ! ha! ka! lachte de korte dikke Raadsheer. ,, Het is met dit alles jammer van den Man! zei de Archon van Abdera; men moet toch 0, toeftaan, dat hy zeer veel weet." Maar wat heeft de Republiek daar aan? —r vroeg een Raadsheer, die door Projecten, yoorftellen tot verbetering, deducties van ver* ouderde pretentie's te maaken, een goede fomme gelds van de Republiek verdiend had, en Uit hoofde daarvan, met vollen monde, zyïie eigene verdienften, betreklyk het Staats,^veezen van Abdera, uittrompette! offchoon het Abderitisch Staats weezen, door alle die projecten, deducties ep verbeteringen, zig geen honderd drachma's 'er te beter om bevond. „ 't Is waar, voegde een ander 'er by, al „ zyne weetenfchap loopt eindlyk op louter M kinderfpel uit; —niets weezenlyks! —In „ minimis maxiinus !" 3j En dan zyne onyerdraaglyke trotsch'jjj JieidJ — zyn geduurig tegenfpreeken I —. L 3 „ syn.  }66 D _ v - s' Zy" eeil^gduurende geestig, , *> *»"en én lbotten ! « geestlSh^nl - 4j* » Van de MU2iek ft » geen koekkoek!" zei d ' ft En van de verheev™ n / • , Be» Mm, dTZ ^" ^'"^''1'-' 5 aan ntets ppJnnf* i Vigèfcheurd., ■ '7 ' " Men preekt zelf fterk ^ è , den? — Gerecht* , °eWeezen ***** #oA terechte latona.' — us„ l de vervloekte wyshegeerte den tl " # vervoeren ' - ffl § , ~" fierfimS ™i ^ ffo°g^htbaare Heer \U chon', -n  Eifte Staatkundige Roman'. t'67 c^on j Welwyze Heeren! — Ik bezweer u in dm naam van latona! — de zaak moet enderzogt worden! ,, Waartoe zulk een onderzoek?" (vroeg thrasyllus, een der Hoofden van de Republiek, een Naastbeftaande en vermoedlyke Erfgenaam van den Wysgeer.) „ De zaak „ is maar al te waar; doch zy bewyst niets 3, meer, dan het geen ik, helaas! reeds ze„ dert een geruimen tyd aan myn armen Neef „ ontdekt heb; — dat, naamlyk, het met ,, zyn verftand niet zodanig gefteld is, als te „ wenfchen was. Democritus is geen „ ondeugend Man; hy is geen verachter dei „ Goden; maar hy heeft oogenblikken, dat s, hy niet wel by het hoofd is. Indien hy een „ Kikvorsch ontleed heeft, dan wil ik 'er een 9, eed op doen, dat hy het dier voor een Kat aanzag." Des te erger! zei strobylus. ,, In der daad, des te erger voor zyn „ hoofd en voor zyne huishouding; ver- volgde thrasyllus. De arme Man is „ in eenen toeltand, waarby wy niet langer „ onverfchillig kunnen blyven. De Familj'e ,, zal zig genoodzaakt zien, het Gemeenebest ,, om hulp te verzoeken. Hy is in geenerlei 9, opzigten in ftaat, om zyne eigene zaaken ,, te beftuuren. Hy zal onder Voogden gefteld „ moeten worden." E 4 la'  ^ ******* I T E indien dat zo . . eene «Steekenende m£ * ff*' ^ Pverige binnen. WWe en W hef ^ - Criep een tr 7 * Beer* inV,*Jr r***? », Wat py doet i (L > ' ' wel v°or Vitbarjïen. n wil * ' "d * doen &"<»! de zaak ij neteUga. /°°r U» ^ denkt. ' <* ie uttkomt fem,. dat hy het be.den.y^ rflles wel overwoogen zmde ■ Au i „ n , z-ynae, 1S dit myn be fluit: t^^T^ ^LbeLed domheid zullen elkander in e.enwigt houden. Z hgèen Omrah meer zal zyn noch door deeze noch dn** „ 3 ■' doen n, ,7 ê nC grÓOte fchad* doen De waereld h ^ ^ Sultane bedanken ! Nog geen drie minulten óm uit te vinden, waarom schah baha„ met den bynaam van deu^ ia deGefchiei boeken van den Indouan beitempeld w dt Doch ,nadeuitwyzingVandifvonn g*J «* hutten kyfi Alle de 2even Wyzen 4 Grie*  Eene Staatkundige Roman. 177 1 Griekenland hadden den knoop niet beter kunnen ontbinden, dan schac hisaiia m hem -r->' doorhakte.' De Raadsheer tiirasyllus had het ongeluk, om een van dit (tot geluk der waereld,)niet zeer gemeen flag van menfchen teweezen, in welkers hoofd en hart, volgens^de uitdrukking van den Sultan, de domheid en boosheid elkander in evenwigthouden. Zyn aanflagopde bezittingen van democritus was niet pas van gisteren. Hyhad gerekend, dat zyn Bloede verwand, na eene zo lange afweezendheid,- in het geheel niet zou wederkomen. In deeze voor* enderltelling, had hy zig de moeite gegeeven ^ om een ontwerp te maaken, dat door de terug' komst van den Wysgeer op eene zeer onaa'nge-* naame wyze in duigen viel. Thrasyllus^ wiens verbeelding reeds daaraan gewoon wass het erfgoed van demociutus gedeeltelykals zyne eigene bezitting te befchouwen, kon zig nu zo gemaklyk niet gewennen, om in dit ftuk anders te denken. Hy hefchouwde democritus derhalven als een Roover, die hems het zyne onthield. Doch ongelukkig had deeze Roover — de wetten in zyn voordeel. De arme thrasyllus deorzogt al de hoeken van zyn breinkas , om een hulpmiddel tegen deeze ongunstige omftandigheden te vinden' , en zogt lang te vergeefsch. Hy vermeende eindlyk, in de leevenswyze van den Wysgeer, eejb dekl. M mii  lfs d e a ^ d e r i t e nj «en grond, waarop hy bouwen konde, gevonden te hebben. De Abderiten waren reeds voor. bereid, dagt thrasyllus; waut dat democritus een dwaas was, was te Abdera eene uitgemaakte zaak. Het kwam flegts daar nog op aan, om den grooten Raad tot eene wettige verklaaring te brengen, dat de dwaasheid vaH den Wysgeer van die natuur was, dat zy hem onbekwaam maakte, om zyn eigen Heeren Meester te zyn. Dit nu had eenige zwaarigheden in • welken thrasyllus, zonder ander behulp' dau zyn eigen verltand, bezwaarlyk kon te hoven komen ! Doch in zodanige gevallen vindt dit foort van luiden voor geld altoos een doornaaiden Schurk, die hen zyn hoofd verhuurt en dan * het even zo goed, als of zy 'er zelf een hadden. VIER,  "Eene Staatkundige Roman* Ï79 VIERDE HO, OFDSTUK. Korte, doch genoegzaame berigten van de Abderitifche sycoi'hanten. Een Fragment uit de redenvoering , waarin t h r asyllos aanzoek dost, om zyn Neef d ehocritus onder zyne yoogdy te doen fteljen* M en vond toenmaals een zeker (lag van menfchen te Abdera, die zig van de kunst geneerden , om het kromme en verdraaide der menscblyke bedryven zo regt te maaken, dat het een regt* vaardig voorkomen verkreeg. Hiertoe bezigden zy flegts twee hoofdkunstgreepen; zjvervalsch'ten de daad en de omftandïghèeden , of, zy verdraaiden de wet. Vermits nu dit middel vanbeftaan zeer voordeelig was, begon eene zo groote menigte van Lediggangers 'er zig op toe te leggen, dat ten laatften de Beunhaazcn de Meesters verdrongen. De handteering verloor daar» door haar aanzien. Men noemde de luidjes , die 'er zig mede bezig hielden, Sycophanten, om. dat de meesten van hen zulke arme jakhalzen \varen , dat ze voor eën ei of een appel alles meiden , wat men wilde. Daar bit de Sycophanten ten minuien het twin* tigfte gedeelte der inweon'ers van Abdera uitM 2 maak*  -ïSo Ti T? « „ maakten , en dee7P r van eiieren nf• ,Lu,den eve«Wel niet bloot vnln- r , te Iuj. bv^e- voJgfchoot den meesten men WfWm-w , dan ^ , "Secn ander middel over — ^n handel, die„ zy Voeren r zeiven te maaken. wuaen, Dewyl m, te Abderiten menfchen van zeerhee- fyn eigen Iangs deezen ^ er eene foort van evenwigtte voorfchyn , Z ™ door de handteering wederom i„ groot geraakte vermits denayer groote bekwaamh e den ontwikkelde. ""iiunee- . Abdera verwierf hierdoor den roem, dat de kunst om wanbedryven te vernisfcheH en wet ten te verdraaiJen,i„^W 2e;f z£™* verbande hoogte niet bereikt hadde. ver-  Mene Staatkundige Roman. iJU vervolg bragt deeze roem den Staat zelf voordeel toe. Want elk, die eene ongemeene kwaade zaak van eenig gewigt had, ontbood een Abderitisch Sycophant; en het. moest niet natuur]yk zyn toegegaan, wanneer de SycopKant eerder van zulk een Client afliet, voor dat 'er niets, hoe genaamd, meer aan hem was uittezuigen. Dit echter was nog het voornaamfte voordeel niet, dat de Abderiten van hunne Sycophanten trokken. Hetgeen deeze luiden in hunne oogen deed uitmunten,-— was de gemaklykheid, om elke Schelmery uittevoeren , zonder dat men zelf 'ei: zig mede behoefde te bemoeijen, of met de Juftitie iets te maaken had. Men behoefde flegts de zaak eenen Sycophant in handen te geeven, om, volgens het gewoon beloop, van den uitkomst zeeker te zyn. Ik zeg, volgens het gewoon beloop: want met dat alles waren 'ergevallen , waarin de Sycophant, na dat hy zig eerst, wel van zyne Cliënten had doen betaalen, teffens heimeiyk de zaak met den Rechter verknoeide; doch zulks gefchiedde ook niet, dan .wanneer deeze ten minften twee derden meer gaf, daii de Client. Voor het overige, kon men niets voorbeeldiger zien , dan de goede verftandhouding, waarïn te Abdera de Sycophanten met de Magiftraatsperfoonen (tonden.. De eenigen, die zig gansch niet wel. by deeze eendragt bevonden, M 3 waren —«  i§2 * E a B D E R I 'f e w Waren - de Cliënten. By alle andere onderneemmgen , hoe gevaarlyk en gewaagd zy anders • ook zyn mogten , fchiet altoos nog eene moogïykheid over, om 'er den heelen huid aftebrengen: maar een Abderitisch Client was altoos verzeekerd, zyn geld kwyt te zullen weezen, hy mogt zyn rechtsgeding dan winnen of verliezen, 't Is waar, deeze luiden hadden daarom geen een rechtsgeding te meerder ofte minder; hunne rechtbank alleen geraakte daardoor in eene bemgtheid, welke flegts door Abderiten overfchillig konde opgenoomen worden. Want het wierd een Spreekwoord in Griekenland', om hem, die men alles kwaads gunde, een Precis in Abdera toetewenfchen. Doch byna deeden de Sycophanten ons vergeeten, dat wy fpraken van den aanflag van den Raadsheer thrasyllus op de bezitting van onzen Wysgeer, en van het middel, waardoor hy zyn voorneemen, om dien roof onder de fchaduw der wetten te begaan, wilde ter uitvoer brengen. Om den geneegen Leezer met geene Jangwylige omftandigheden.optehouden, vergenoegen wy ons, met te zeggen, dat t h ras yllus deeze zaak zynen Sycophant opdroeg, 't Was een der gefchiktflen in geheel Abdera; een Man die de gewoone kunstgreepen zvner medebroe-' ders verachtte, en 'er zig niet weinig op liet voorltaan, dat hy, zedert hy zyn edel hand- werk  Eene Slaat kundige Roman. 183 werk dreef, een paar honderd kwaade Procésfen gewonnen had, zonder immer eene directe leugen te zeggen; zyne bewyzen waren altoos gegrond op ontegenfpreeklyke facta's , gebeurde zaaken, doch zyne fterkte lag in de wyze van famenvoeging, en in het kleuren en fchaduwen. Democritus had in geen beter handen kunnen vallen. Het fpyt ons flegts , dat aangezien de (tukken van het gansch Procés al voorlang door de muizen zyn opgevreeten , wy ons dus buiten ftaat bevinden, om , ten nutte van hedendaagfche jonge en nieuwaankomende Sycophanten, de geheele redenvoering, waarin deeze meester in de kunst den Grooten Raad van Abdera bewees, dat democritus van zyne bezitting ontzet moest worden , te kunnen mededeelen. Alles, wat 'er nog van over gebleeven is , beftaat in een klein Fragment, het welk ons aanmerklyk genoeg voorkomt, om, tot een proefje, hoe deeze Heeren gewoon waren met de zaaken omtefpringen, een blaadje twee of drie in deeze gefchiedenis te beflaan. De grootfte, de gevaarlykfte, de onverdraaglykfte van alle dwaazen, (zeide hy,_) zyn de redeneerende dwaazen. Zonder daar. ,, om minder dwaazen te zyn dan anderen, ., verbergen zy,by het niet denkend Gemeen , ,, de verwarde gefteldheid van hun hoofd door ., de vaardigheid van hunne tong, en worden „ voor wyzer gehouden, om dat zy aanëenM 4 ., ge-  2i™ wy mis, ,,„ "aaze"> Aantegen, «* 2 Zo: t;™-zï° " ve voJkomen overtmVd jn+ ë > «l*e vanhun °fteffi,Strouwe^5 ten op. " k11- Ve,n nun eigen verfl-m^ ~ » "iets verfiaan hehben : Zs To ' » ^al de geleerde dvvaa u^o d *** »-andagt!gerre,d iaatsn overtuigen. Hepfv u„ ■ , "ien ë Heeft hy met beweerd, dat  Eene Staatkundige Roman.' 187 ■, dat de Godin der Liefde 'mAethiofien zwart , was ? Heeft hy onze Vrouwen niet zoeken te bepraaten, om naakt te gaan, g'elyk de |, Vrouwen der Gymnofophisten? Verzeekerde i, hy onlangs niet, in een groot gezelfchap ,■ dat de Zon (til ftaat, dat de Aarde, zig drie ~, honderd vyf en zestigmaaleil op haar eigen ,, aspunt wentelende, 1 in een jaar de twaalf hemelteekenen doorloopt ; en dat de oor- zaak, waarom wy niet in het ydel van haar *•; afvallen, deeze is , om dat midden in de aarde ,, een groote zeilfteen ligt, die ons, even als zo veele yzervylzeltjes, aantrekt, offchoon wy niet van yzer zyn? Doch ik wil gaarne ,, toegeeven, dat dit alles nog maar kleinig- heeden zyn! Men kan dwaaze dingen zeg„ gen, en verftandige dingen doen. Behaagde „ het latona, dat de Wysgeer zig in dit '„ geval bevond! — Maar, het doet my leed, dat ik genoodzaakt ben het te zeggen.— Zy*• ne verrigtingeu tborfen een zo ongewoonen graad van waanWysheid aan , dat al het „ nieskruid in de waereld niet toereikende ge,, noeg zou zyn , om dat h'ers'fehfte'1 te zuive,, ren, waaruit zy bairen oorfprong neemt. „ Om het geduld van den doorluchtigeu Raad I ,, niet te vermoeijen, zal ik, lüt ontallyke voori „ beelden, 'er flegts twee aanvoeren, wel: kers egtheid gerechtlyk kan beweezen wor: 3» den, ingevalle zy, om hunner ongeloof- baar- „ beelden, 'er ilegts twee aanvoeren, wei-  is8 »e a e d e r r T e n, ,, Eenigen tyi g™"eltoe„pgraaTCn> 0]ld°^« " 00k oe welke hy ftond,enfdaT,1c .. etlyke d.gen aLCe„ ?- * Zy" h°°fd j uai>enagtereen,oniwtrevüiden hoe » «-»-elke gedaante de „^'^ " f3nder raoeste* overéénllemmen, ^ een " V™ naar h°nig fmaak kon. Hy ye^nT "^«.-wierpzewS:^: ^" anere uit? toen nog eene tweede, ,..««5 derde en vierde; en verwierp ze weder » om allen, om dat geene derzelven henll eI '^Z1S'e\gdeetd ^'oeftheen DCe« " faaknam^^uerkterharte, dathydefla n " 1" ef"Slust Erdoor verloor. Eind 1 Int" femde zyne Keukenmaagd zig over f, 3, ^/j»/Wrzei7V v ^ g r hem-  Eene Staatkundige Roman. 185 ,, nig [maakten ! — En waarom dat? vroeg ,, democritus.-^ lag deFygen (zei de Keukenmaagd ,) om ze frisfcherte houden , in een \, pot, waarin honig geweest was. Dit is het gan■„ fche geheim ! en ik denk , dat ,er nu verder niet I,, meer te onderzoeken valt. — Gy zyt een dom dier ! (riep de maanzugtige Wysgeer.) Eene fraaije verklaaring waarlyk, die gy my daar .op den mouw wilt /pelden, foor Schep„ zeis van uw foort mag zy mooglyk voldoende •,, weezen; maar meent gy, dat wy, Wysgeeren ,. v, ons met zulke eenvoudige verklaaringen laaten te vreden /lellen? En gefield, de zaak was eens zo, gelyk gy zegt! wat raakt my zulks ,, dan nog? Uw honigspot zal my niet het minst „ doen ophouden, met te onderzoeken, hoe dit •„ natuurlyk toeval, ook zonder honigspot, had- „ kunnen gebeuren. Op zulk een trant voer de wyze Man voort, om, in weer5, wil van het gezond verltand van zyne Keu,, kenmaagd, de waare oorzaak in een gron,, delooze put, waarin, volgens zyn voorgee„ ven, de waarheid verborgen ligt, te zoeken , die ondertusfchen niet dieper dan in een hanigs pot te vinden was. En dat zo lange, tot ,, dat eene andere gril, die iij zyne ontftelde verbeelding tusfen beiden kwam , hem tot andere, mooglyk nog ongerymder, nafpoo3, ringen verleidde." Doch, hoe belachlyk deezeAnecdote ook zy,  55 " I| f7Vniet te ^«iyken met het bewys ",yiler ^éid;,.^èygaf,in bet ^ "ZET*ende oo^n d2,,smRreveks; "ren V-k I0CRITUS had het''aar te vo " °k ^et -niet, 0f door Karakters of »eene andere Toverkonst0voorin ; de "Oiyven, waarvan toen overvloed was fn " bJ\v^nde Jaar geheel ontbreeken zoud'» " f°da7 — voorweetenfchap zo"z27yi » het geheele leven van een verLnd^a "e " J:f^2vk---^fDEi^0h:Rb; X J deeze geleegenheid niet wilde laa "; 7t"mn:want * kogr ai den o; r ttceg de prys van den Q :; uu boofde van bet misgewas, XJl " ™ düt 31 de v™™d zigin de magt v n » d.mocuitu. bevond, viermaal hooj „dandie waarvoor by 2eimgekogt had. Na' » «eef.k alle me.fchen, die pten, dat v5 " -aai v;er meer is dan een, te raaden , lat ^ -arvoorzy.hemdienge-eeverdhadden we.* * de™-^erkoopen?(^U^y,.eerejlwe;Joe; ■ —_, ______ ver* (*) Op hoe vederiei k-v?™ L, • ~~~ ' ^en laat zig toch dezclf('e zaak  Eene Staatkundige Roman. igi verre de grootmoedigheid van een mensch , ,, die zyner zinnen magtigzy,gaan kan: maar ,, deeze daad ging alle geloofwaardigheid zo zeer te boven, dat zelf zy, die 'erby won,, nen, het hoofd fchudden, en aan het ver- ftand van den man, die een hoop goud zo ,, goed als een hoop nootendoppen fchatte, ,, hartlyk twyffelden , welke twyfling, tot on- geluk van zyne erfgenaamen, maar al te wel ,, gegrond was." zaak vertellen ! Van even dit bedryf, dat onze Sycophant voor een voldoend bewys van ontftelöe hersfenen houdt, fpreekt plinius als van eene waarlyk edele, en den Wysgeer tot eereftrekkendedaad. Democri rus was veel te goedhartig om , ten kos,ten van anderen, die zo veel niet konden misfen als hy, zig te willen verryken. Hunne kommervolle oniust en vertwyfFeling van een zo groote winst verkeeken te hebben, bewoog hem : hy gaf hen hunnen Olie, of het daarvan gemaakte geld te rug, en vergenoegde zig, met den Abderiten getoond te hebben , dat het flegts van hem afhing, rykdommen te vergaderen, wanneer hy zulks der moeite waardig keurde. In dit licht befchouwt plinius de zaak ; en in de daad men zou een Abderiet, een Sycophant, en een Schurk teffens moeten zyn, om 'er even als deeze onze Sycophant over te fpreeken. VYF-  A B D E R I T E pg zoek overgegeeven. Be Raad rJ r A Wen,, „wfc * ƒ Geneesh«r komt te ' * "Jcfjynt voor den , Raadsheer TH^^ «*• ot dus verre msi- ï,-,. » me» van een 2 kt ' **VB^ ea«9 ffl . °daf" gf t0^et geheel *>) aan waarlvk had ri» r "eer dan eene korf Vygen L *t de/^*"* T»^svLLus verdijd 3H «jne fchuld nier t *» van ö ' ,,,dlen ^ hooge Raad *ad Worden was, beweerde m.f dde §e- ^t.metdevryheid va^X §'Te" da£ "n Burger voor ,j? if*** ft»**, ^^e^^* ^-n/eer' ' #W »*.' (riep T H R A.  Êetie Staatkundige Ro.m0. Thrasyllus,) wat my bttreft, men kan zelf hippocrates over dit geval laaten OOrdet* Jen.' Ik ben 'er wel mede té vreden. Hebben wy niet alrede gezegd, dat de" donl* heid van den Raadsheer thrasyllos zyne boosheid in evenwïgt hield? —Het Was een domme pas van, hem, in eene zo fchurfdé zaak zig op hippocrates te beroepen^ Doch zekerlyk is hem toen ook niet ingevallen, dat men hem op zyn woord vatten zou. Hippocrates (zei de Archon,') Is in allen opzigteh de mari, dié ons het best in deeze bedenklyke zaak kan te recht helpen. Tot alle •geluk bevindt hy zig juist te Thefas: mooglyk iaat hy zig beweegen, om over te komen, wan* neer wy hem uit naam der Republiek ontbieden ïaaten. Thrasyllws verfchoot een weinig, toën hy hoorde, dat men de zaak er'nftig meende. Doch de meerderheid der Hemmen was vonr den Archon. Men vaardigde ^ zonder vertoef Ven j een gezantfchap, met Verzoekbrieven ( * ) aan (*) Men vindt nog het een en ander van dit fommelzootje in de uitgaaf, der Werken van hippocrates. Doch zonder twyffel is het onderge» ftooken goedje, en dc arbeid van den een of andeten armhartigen Griek van laater tyd, gelyk ook de ganfche vertelling van de famenkomst van deezen 1« deel. N ©&3  den Geneesheer af, en b™, a ^'d der zitting door L? S " °migen ^ eerbewy2e„ 1' T raadpJeegen over genZOu. ' Waarmede^nhem ontfan- öit was toch zo Abderitisch niet I - Zu * Geneesheeren denken üi * 60 de on«Lee««be ndTn' d" "g ffi00^ onder ^AbZt::^::^11^ deeden, dat een W I Sehed !}O0« iets * y«. glorie 1 geheel en " '<- * Matten wisten" f°™ »P W waarde ** -y and^E;deb;rt 7 "y zy van „„d.k. egen,le'd aangemerkt, Raad „„ ^2' *n darde —-~—Wigtige Geneesheer met de«„c8iio'. " t^n Brieven, die den „a ' eene deroi<ëg-  Eene Staatkundige Roinan. i§§ Wigtige zaak dit zyn kon! — 5, Want waar» iy toe, dagt hy, is het nodig, om 'er een geiy heim vart te maaken? De Raad van Abdera kan ïihmers bezwaarlyk in Corpore door ea» „ rie ziekte overvallen weezen, die men niet it gaarne Wereldkundig zag?" Intusfchen belloot hy, om tót dëeze Reis tö bewilligen , vermits hy reeds voor lang ge» wenseht had , onzen Wysgeer perzoohlyk tè leeren kennen* Maar hoe groot was zyne Verwondering , töeri hem , ■ '■ ' na dat hy met groote plegtigheederi was ingehaald , en voor den vergaderden Raad geleid, doof den regeerenden Archon, in eene welgefteld® aanfpraak, werd te kennen gegeeven: ,, Dat li men hem enkel te Abdera verzogt had; om \'i de zinneloosheid van hunnen Medeburger ,, BEMOCJiiTUS te onderzoeken, en vol-, gens ampt en geweeten te berigten, of hy ,, nog geholpen zou kunnen worden, dan öf ,, het niet reeds zo Verre met hem gekomen it ware , dat men hem , zonder bedenken, ,, voor burgerlyk dood verklaaren kort?" Dit moet een andere demo c k. it u* zyn"; dagt de Geneesheer'in den beginne: doch de Heeren van Abdera lieten hem niet lang in zyne twyffeling. — „ Goed , goed! „ ( zei hy in zig zelfs, — ) ben ik dan niet tè Abdera? Dat men zulks ook zo ligt ti vergeeteri kan !'* N * Hj?"  •* *» 7„ j°„ "? genoegde 2ig, «deonrgers «ia d° waariiJ' c™> e„ ™e'??k ""c""»™,had. « te afgeLIZT"1' * «—*.«« %i,eid, r,; 'i „ hy'met s">°« *f. rae5ih^rd™E7ar'todeD»- telchsld echT™ d 8 he!' C«w «""hen, „„„ „ ~ d «** op hen Het was ^L ? " 'a'"'l""i ^eeoe^e^rr^^'»»-  Eene Staatkundige Romatt. *97 dat Tiaar domheid gelykt, zeggen mag, (het welk de fchoone Vrouwen al zo wel gebeurt, als de leelyken,) maakt het echter een magtig onderfcheid , of men ze flegts hoort, dan of men haar te gelyk ook ziet: want in het laatfte geval is men altoos geneigd, alles, wat zy zegt, of zeggen kan , vernuftig, aartig , of ten minden verdraaglyk te vinden. Daar nu de Abderitinnen dit voordeel by den kortzigtigen Vreemdeling verlooren , en deeze in de noodzaak was, om over hunne verdienden, volgens den indruk , dien zy op zyne ooren maakten, te oordeelen; zo was zeker niets natuurlyker, dan dat het begrip, het welk hy daar door van haar verkreeg, dat geene taamlyk gelyk was, het welk een doove zig, door middel eener paar gezonde oogen , van een Concert maaken zou. Wie is de Dame, die daar zo even met dien geestigen Heer fprak? vroeg hy zagtlyk aan thra8yllus.— Men noemde hem de Gemalin van een der Matadors van de Republiek. —- Hy befchouwde ze met te grooter opmerkzaamheid. ,, Verbruid ! dagt hy by zig zelf, dat my dat verwenschte Oesterwyf niet uit de gedagten wil, die ik ,, onlangs, voor myn huis te Larisfa, met eenen Molosfchifchen Ezeldry ver fchertfen hoorde." Thrasyllus had geheime aanflagen op N 3 onzen  12 ^ i ten, wyn had eene drol ** ührie^l ^ overvloedehadt;^?6"^ eQ ^en komen. Docfl * JWeriwea ASP^1A te 1T' £n had 113 huis van tfe* Beu "z ! *ed de bed^lde uitWe, -Maaren 3^**** veelde zi*- en ms' ^ --dig;^uh;//Cheen^ cle moeite niet b! uui ZIÜ/CS VOOr dp 4UJ„ ■ feergen. -abderiten te ver- -De Abderitinnen bemerkten aldn« ✓ , cat zy groote 71vic ^cenaiclus, (zonder t£ eender om ff^00^ behoefden aan &* was het dat 1 " gaf' Natuur* a elkander fn T duisterden m,) waar t is , m wereld „iet £ ^ j/* * nimmer zal invalh» ' r' «V », zingen,  Eene Staatkundige Roman. ?99 „ zingen, waarmede de Raad hem overhoop„ te, fcheen hy niet zeer gediend te weezen. H De vrolykheid behaagt hem ook niet. Doch ' ik wed , dat een volle Beurs met nieuwe 5S lchitterende Dariken hem wel in beter humeur brengen zal." Zo dra de tafel afgenomen was, toog thrajsïuus aan het werk. Hy nam den Geneesheer ter zyde, en gaf zig veel moeite, ( onder i betuiging van het grootiTe deel in den ongeluk! kigen toeftand van zynen Bloedverwant te neejmen,) om hem te overtuigen, dat de ontfteltenis zyner hersfens eene zo kenbaare en uiti gemaakte zaak was, dat niets anders dan de i verpligting, om aan den gewoonen flenter der I Wetten te voldoen, den Raad bewoogen had, ; eene volzekere zaak, waaraan niemand twyifelde, nog ten overvloede, door het oordeel van i een' uitheerasch Gebeesheer, te laaten bekragtij gen. — ,, Daar men nu u de moeite gevergd heeft, om eene reis te onderneemen, die gy denklyk zonder deeze geleegenheid niet ge■ „ daan zoud hebben, is 'er ook niets billy\ „ ker, dan dat hy, welke het geval het naasi ], ten aangaat, u, wegens het verlet, dat deei „ ze afwending in uw beroep te wege bragt, naar zyn vermogen fchadeloos houde: Aan,, vaard derhalven deeze kleinigheid, als een s, blyk myner dankerkentenis, van welke ik u ' nog fpreekender bewyzen hoop te geeven." N'4 * E65^  860 Een redelyke dikke Beurs rfe » Raadsheer haft ' ""'arn'e,ie h? *=» >} Wat Wilt SV dar ib- f »i urs -1 uitvoerendvroe' hip ^ Tes, met *«nv g hippocrA. - bedank u daar Z .8 °men ben- * •i * - £we^r »i het bezoek, 'twelfc • ' " * durf verfchuivl^'!!^^d ben' ianger b00^y zig, 'en vertrok ***** hebbende De Raadsheer had 'd » a's * dit oogenbhk * \ eUSgehad> b-v een ^ k°"ds *« ook komen zyn da L , " 1Dlmer «ft. kon? Dk t j! rSdykS hCm be^ ZES-  Eene Staatkundige Roman. 2(m ZESDE HOOFDSTUK. Hippocrates legt een bezoek af by d e. mooritus. Geheime berigten van de aéloude Qrde der Kosmopoliten. TL., pocrates trof, gelyk de gefchiedenis zegt, onzen Natuuronderzoeker aan, bezig met de ontleediging van verfcheiden Dieren, welkers inwendig maakzel en dierlyke huishou? ding hy onderzoeken wilde , om, ware het mooglyk, agter de oorzaaken van zekere onderfcheidenheeden in hunne eigenfchappen en neigingen te geraaken. Deeze bezigheid verfchafte wel dra ryke (lof tot een onderhandeling, welke democritus niet lang in de onzekerheid van den perfoon des vreemdelings liet. Hun wederzyds genoegen over eene zo onverwagte famenkomst was aan de grootheid hunner beider waardye geëvenredigd. Democritus gevoelde ze eghter zoveel te leevendiger, als hy te langer, in zyne afzondering van de waereld, den Omgang met eenen wyzen - van zyn fmaak had moeten ontbeeren. Men vindt eene foort van Stervelingen, waar van de Ouden zo nu en dan airede gewaagden , onder den naam van Kosmopoliten, en die ——r zonder aftpraak, zonder ordenteekcn, zonder N 5 Loges  2*2- ÖE ABDERITEN, Loges te hebben, en zonder door eeden daar» toe verbonden te zyn, —eene zekere Broederichap uitmaaken , welke vaster te faam vermogt ls, dan eenige andere Orde in de waereld. Twee Kosmopoliten komen, de eene van bet Oosten, de andere van het Westen, — zien elkander voor de eerftemaal, en — zv„ vrienden 1—Niet door de kragt eener verborgen Symphatie, die mooglyk alleen in de ver%m te vinden is;-niet, om dat beëedigde Phgten hen daartoe verbinden, - maar alleen, om dat zy Kosmopoliten zyn. In elke andere Orde vindt men ook valfche ten minften onwaardige Broeders , maar in de Orde der Kosmopoliten is zulks eene onmooglykheid; en dit is, naar't ons voorkomt, geea gering voorrecht der Kosmopoliten boven alle andere Gezelfthappen, Gemeentens, Verbindtenisfen, Orde en Broederfchappen in de waereld! Want waar is een van deezen , die zig beroemen kan, dat 'er nimmer een Eerzugtige, een Gie, rige, een Woekeraar, een Lasteraar, een Pronker, een Huichelaar, een Dubbelhartige, een Verklikker, een Ondankbaare, een Koppelaar, eenVleijer, een Tafelfchuimer, een Slaaf, een menfch zonder hoofd of hart, een Waanwyze, een Vliegenvanger, een Vervolger, een valsch Profeet, een Koordedanfer, een Fymelaar of een Hofnar, onder hun midden gevonden wordt? De Kosmopoliten zyn de eenigen, dje  Eene Staatkundige Roman. 203 die zig deswegens beroemen kunnen. Hun Gezelfchap behoeft door geene geheim volle plegtigheeden, en affchuwelyke gebruiken, gelyk voormaals de Egiptifche Priefters, den onreinen buiten te fluiten ! — Deeze fluiten zig zei ven uit; en men kan even zo weinig een Kosmopoliet fchynen, wanneer men zulks in de daad niet is, als men zig zonder de daartoehoorende bekwaamheeden voor een goed Zanger of Violist kan uitgegven. Dit bedrog ontdekt zig daadlyk, zo dra men zig hooren laat. De wyze, waar op de Kosmopoliten denken , hunne grondltellingen , hunne gevoelens , hunne denkbeelden, hunne taal, hunne koelzinnig= beid, hunne yuurigheid , zelf hunne buyen, zwakheeden en gebreken, kunnen onmooglyk nagebootst worden, vermits zy voor allen, die niet tot hunne Orde behooren, een diep geheim zyn. Een geheim , dat niet van het ftil-? zwygen hunner medeladen, -m niet van de voorzorg, om niet befpied te kunnen worden, afhangt; maar een geheim, over het welk de Natuur zelf haaren fluijer gefpreid heeft: Want de Kosmopoliten konden, zonder bedenken, het door de • geheele waereld met trompetten laaten aankondigen , en dan'er veilig op rekenen, dat, buiten hun, geen een menfch 'er iets van begrypenzou. In deeze gefteldheidvan zaaken, is niets natuurlyker, dan de innige verftandbouding , en het wederkeerige vertrouwen ,. dje zig in de  2°4 d* abderiten, r.f en orestes waren, na eene .vu vanher oogenblik, dat zy , ' ^Deeze vnendfchap heeft niet nodig, door den tyd tot volkomenheid gebral te worden, zy behoeft ^ " Td n"' ? * \00d^^heid om ons Ze,ven Telyken * het meeste kerTv'eeT ^ ^ °™00^, doch Zefcer yk eene ongerymde zaak van ons begeren indien men verwan* j uegecren, geheim d,r £ * ' Wy 0ns over het laa en w ****** «uilen & I^ten, Want,-gdyk wykIaa ^ verftaan gegeeven hebben,-.het behoortt t de natuur der zaak, dat alles, wat menTr va ?egt een Raadzel is, waar van flegts de jle den deezer Orde de fleutei hebben. Het ee^ £ datwy'emogvan Zeggen kunnen, dat hun aantal, ten. allen tyde* zeer L ■ ' ^eestzy, e„ dat, geacht de'^ invloed m de dingen deezer waereld hPhu *.« e t"• en  Eene Staatkundige Roman. 205 «n veelal door middelen worden daar gefteld, weikers fchynbaare beftuuring de oogen der waereld verbystert. - Den geenen, welken dit gezegde een nieuw raadzel is verzoeken wy liever te willen voortleezen, dan met eene zaak, waarbyhy zo weinig belang heeft, den kop te breeken. Democritus en HiPPOCRATES.be* hoorden beiden tot dit wonderbaar en zeldzaam llag van menfchen. Zy waren dus reeds lang, offchoon op eene onbekende wyze, de ver» trouwdfte vrienden geweest; en hunne famenkomst geleek veelmeer naar het wederzien na eene lange afweezenheid, dan naar eene nieuwe verbintenis. Hun .gefprek, naar het welk de Leezer mooglyk begeerig is, was naar alle gedagten, belangryk en waardig genoeg, om medegedeeld te worden. Doch dit zou óns te verre van de Abderiten ver wy deren , welke eigenlyk het onderwerp deezer Gefchiedenis zyn. Alles, dat wy 'er van zullen mededee deelen, is, dat onze Kosmopoliten den geheelen Avond en het grootfte deel van den Nagt in verftandige gefprekken doorbragten, waardoor hen de tyd zo kort viel, dat zy hunne tegenvoeters , de Abderiten, den Raad van Abdera, en de oorzaak, waarom zy hippocrates ontbooden hadden , zo ganschlyk vergaten , als of 'er nooit zulk eene plaats en zulke luiden in de waereld geweest waren. fierst  200 D P . Eerst den volgenden monwm * OB °P eenen heuvel Mbv , " k1"M,en' Bïitoemrr, J' f abyden I^thof van opkomende Zon befch ^ ^ doot dè Tïs, dat hv in At f ■ tpf oc nX* V«end,; ,w ^ ^ C^dP^ 2yU U^l * Abdenten my ont- .De ^/V^ bebben u OTt 7Pn ; hoor evenwel in dee- ;: Sü&ss»die'°*z o, ge wekiVen na «JZ ' °P eeni" . Gyfchertst, (hernam DEM0CRITt;s » hoe! de , ITüs'> & gebrek gekomen ^nM e^'V" 33 toe al te wei T " 7 hen daar' - 'dat zy/rnie a;Vn%hlIn- » voelen." et kennen "och Intusfchen, (vervo] de 3, Ach.'  : Eene Staatkundige Roman. ' 107 „ Ach ! nü verlïaiku; (antwoordde de „ Wysgeer. — ) Uw opontbod kan eene uit„ werking huhner Ziekte zyn, zonder dat zy ,, het zelf wisten. Laat eens zien! — Ha! ,, nu weet ik het airede. Ik wed, om ,, alles in de waereld, zy hebben u hier doen komeni om den eerlyken demociutus zo veele aderlaatingen en nieswortelen voor,, tefchryven, als hy nodig heeft, om hen 3, gelyk te worden! niet waar?" Gy kent uwe Luiden by uitneemendheid, gelyk ik befpeur, democritus! En in der daad men moet zo zeer ah gy aan hunne dwaasheid gewoon zyn, om 'er zo koelbloedig over te redeneeren. ,, Als ©f 'er overal geene Abderiten te vin„ den waren;" zei de Wysgeer. Maar Abderiten in zulk een graad'. — Vergeef het my, wanneer ik met zo veel doorzigt ntet over uw Vaderland kan oordeelen, als gy! Inmiddels verzeeker ik u, dat zy mygansch niet te vergeefsch zullen ontboodett hebben. ZE-  2 E V P M n D r. ~ _ - ~ » ^ ji nUOFDSTÜti; geneeskundigen Racd fS* S hke ke„eegLef °L ? ^ verfcheen 2? g' Z°ü mededeelen. My " Voo^gtige, Discreete, Lieve Heeren en ■ r ^1?ve> Getrouwe «eeren en dbdemenl Gisteren roemde ik » " WegeUS UWe ™>«ar« voor het hersfen, 1" « ™-uwen Medeburger, &E M 0 c *^ » Ziel cn rï-i. irefu- Rondheid naar » Aiei en Lighaam iS fea hoogfte ffoerf rfa, gv U zelv* ö s°e«, dat u zelve, dat gy aan UWe kind a over-  Eene Staatkundige Roman- soÊ r, overlang genoeg, bm my re overtuigen, dat ,-, de Abderiten zig rtiet zo wel bevinden;, als wel te Wenfcben was. Ik ben eigenlyk tè Cos gebooren, doch woon nü eens tè Athenen , dari te Larisfa', dart weer elders; hèderi ■„ te Abdera; morgen rtiisfchien op den weg ï, naar Byzantie. Met dat alles echter, ben ik noCh een Cosmer, noch een Athener, noch' een Larisfer, hoch een Abderiet; maar ik ,, ben Geneesheer. Zö lang men Zieken op' ;\ den Aardbddern vindt, is het myn pligt, zd ;; veeien gezond te maaken, als ik kan. De ,, gevaarlykfte Zieken zyn die , welkett niet ,, weeten, dat zë Ziek zyn5 en dit is, naaf ;; myne bevinding, het geval met de Abde'ril, ten. Dit kwaad ligt te diep voor mynë „ kunst. Het geéri ik ter voorbereiding der ,, Geneezing doen kan, is alleen dit; zendt, niet den eerftert goeden Wind, zës groote A Schepen naar Anticyra. Gy kurit ze bej, vragten met alzulke goederen, als het deii Abderiten behaagt." Doch te Anticyra moet gy alle zes de Schepen met zo veel nieswor• , tel doen laaderi, als zyi zonder té zinken, kunnen overvoeren. Men zou ook wel nieswortel uit Galatie kunnen krygen, die iets' beter koop' is; doch die van Anticyra is de „• befte. Als nu de Schepen zyn aangekci, men, verzamelt dan het ganfche Volk op' .,, uwe groote Martkpiaats by één. Stelt u, be*. deel; O li nef-  neffensrnvegeheelePriesterfchaar km X i » zelfs Hoofd er, a * cncnaar» aan des. s, wortel onder alle „We Burgers uit 1 k voor 7vn iw-rj U1£ersuit. elk man zyn hoofd zeven pond! — te. J\n?eete,n'dataan de Zeereu, ,( Wen h«geen 2yyoor - wdk " ken'> voor zo veeie andere menfchen * verftand moeten hebben, een dubbel deel " rfr0^deeW-'-De Porties zyn ö " !Cn 2y" Vettig, en kunnen ü ™ * het butend gebruik der Geneesm de en » overwonnen worden. Wanneer gy ^ " f df t£r voorbexddïng, na het voorfchrift " daik «geeven wil, ter regter tyd geb± %-lt hebben, dan laat ik u aan een' ™> ',eb' de' der 2k * " tÊdieP. ^or myne kunst, ik ken, vyfS " TZ m den van ^ » -néémgman,dieuin den grond gnee2e* - -n, wanneer gy n gedu)d;§. en ^ne™ 93 aan zvne Curp w;,r ~ i s^ciu/saanr » Man I " onuerwerpen. Deeze ar. CA*  Êerie Staatkundige Roman, u Mi& j| damasippus. Ergert u niefaari de om. j.j ftandigheid, dat hy te Abdera gebooren is; ,, hy fs daarom geen Abderiet; gy moog: my ,,- op myn woord gelooven! Of, indien gymy ,f niet gelooven wilt, vraagt het dan deri apollo te Delfos! Het is een goedaanig man, die 'er zyn vermaak in zal vinden; y, als hy u'helpen kan. En hier mede, myne l\ Heeren en Burgers van Abdera! beveel ik ü en uwe Stad in de guiist der Goden ! ver,, acht myn' raad niet, welken ik u om niet geef: hy is de beste, dien ik immer eert H Zieken, welke zig gezond achtte, gegeeven „ heb." Toen hippocrates dit gelegd had, maakte hy voor den Senaat eene hoflyke buiging , en ging zynes wegs. Nooit — zegt de Gefchiedfchryver h e- c a t e u s , eert des te geloofwaardiger getuige, om dat hy zelf een Abderiet was", ( * )— hooit heeft men tweehonderd menfchen, allen te gelyk, in eene zo gansch zonderlinge geltalte gezien, als die van den Raad van Abdera op1 dit oogehblik : Of het zouden die tweehonderd Pheniciers geweest moeten zyn, welken perse u s , (*) Ongelukkig zyn alle zyne werken verloören geraakt. Zie RecèeriAes fitr Hecatée dl Mikt. Xtm. IX, des Hém. dc Litèrat. O 2  ,„„.,„ h ' toen >™M aanvoerder jen, wat er in hunne Zielen omging ZL fene vergeeffche moeite 1veeZen n? ' in dezelve om ' hu»nP 7- > tS glnS heen gegaan u ^W*^ was v mogen S!:g' " ^ h^genl Z grvTen ? ^ ^ bet geurde te Z grypen, uitgedrukt. Eindelvk c,u ^jgen eikander met wvr? r aan' Vvft.V ^ y °^efPerde oogen aa"; Vyftig monden openden zig gelyktvdi* ooi iets te vraagen Pn n„ . • seJiktvdig, vidd^en, en ilooten zig wedpr „m « ay vraagen wüden ^^^Z f™ '<™P ""dlyl de Wykmeesrer , R ,*Tv hek (*) Ovid. Metamorph. l. v. v. 281.  Eene Staatkundige Roman.' *i3 hele portie nieskruid braaf voor den gek houd!—• ' Ik heb, van den beginnen af, my weinig goeds van hem voorfpeld; zei thrasyllus. Hy wilde gifleren myne Vrouw niets uitleggen, ' voegde 'er de Raadsheer smilax by. Ik dagt wel, dat het kwalyk zou afloopen, toen hy van de zes Scheepen fprak, die wy naar Anticyra moesten zenden; zei een derde. >-* En die verdoemde ernsthaftigheid, waar mede hy ons dat alles vóórpredikte ! (riep een vierde.) Ik be-* ken, dat ik my niet voorflellen kon , waar het op , uit zou loopen. Ha ! ha ! ha! een klugtig geval! zo waar als ik eerlyk ben, (zei de dikke Raadsheer, terwyl hy van het lachen zyn buik vast hield;) wy moeten toeflaan, dat hy ons fraai in de luuren heeft gelegd! een verduivelde jïreek! dat had ons niet moeten overkomen! ha! ha ! ha ! —* Maar wie zou ook iefs dergelyks van zulk een man verwagt hebben ? riep de Nomophylax. — Gewiflyk is hy ook een van uwe Wysgeeren , ( zei Meester priem,) Priester stroe y l u s heeft waarlyk geen ongelyk. Indien het niet uit hoofde van onze- vryheid was, zou ik de eerfte zyn, die 'er op aandrong, dat men alle' deeze fpitshagfden uit het land jo.eg, ,, Myne Heeren! (ving toen de Archon ,, met fpreeken aan:) de eere der Stad' Abdera is aangetast ; en in ftede , dat wy hier zitten, en ons verwonderen en aani, metkingen maaken , moesten wy ernstig O 3 „ be-  514 SE^BERITEKI ?! bedaar rvn zy.'» PüClu"s gefeleeven Een Kamerdienaar, die ■ , gezomien werd k« U Êinde heea herbet ^^f0^^ tyd te PP te fpooren. ' *y Iler§e"s meer wa$ Een vervloekte ftre.ek rJsl ^ l'^eoen mond 1'/W e Zegeesten en kwaad! » vreemden Heer2ee £r ^ °« rnen den Arende, ao-ter dPn -r ' °P Zyn ^ailëzel opryden. bad zien fim ons nu te Sn Vroeg de Archon. ^Heeren? 7 1 ~~ eenvoudig maar' . ix ons nu te doen ? * ' Wat » doen? daf V .Wat ftaat ons nu te zagen. Na «n • y e]kander aan- ^ doen ftond ^ ^sten, wat ben nu man fiaat in een zeer groot afzien hyden Koning  Eene Staatkundige Romtnl sig Koning van Macedoniër), (voer de Archon voort;) 'hy wordt door geheel Griekenland ah ten tweede Eskulaap vereerd! Wy zouden om gemakkelyk in lelyke omftandigheeden kunnen inwikkelen, indien wy aan eene, offchoon volkomen rechtvaardige , gevoeligheid , gehoor wilden geeven. Met dit alles ligt de eer van de Stad . „ , , Behoudens uw gefprek, Heer Archon! I, (viel de Wykmeester priem hem in de reZ den ,) de eer en de vryheid van Abdera kan " niemand zwaarder op het hart weegen, dan Z my! Maar, alles wel gewikt en gewoogen, H dan zie ik waarlyk niet, wat de eer van „ onze Stad met dit voorval te maaken hebbe! Deeze harpocrates of ijypocriT, tus, zo als hy zig noemen mag, is een H Geneesheer; en ik heb altoos gehoord, dat ]] een Geneesheer de geheele waereld voor een " groot Gasthuis, en alle menfchen voor zyne Zieken aanziet. Een ieder fpreekt en 11 handelt overéénkomstig zyne weetenfehap: *l en wat iemand wenscht, gelooft hy-gaarne. \, hypocritus, denk ik , mogt het .wel ly", den, dat wy allen eens Ziek waren, om dat %\ hy dan des te meer werk om te geneezen '° vond. Nu denkt hy, wanneer ik flegts hen eerst zo verre brengen kan , dat ze myne \, Geneesmiddelen inneemen, dan zullen ze ziek genoeg worden. Ik wil geen meester O 4 • » **F'n  ?ï? » e a r n „ ?» priem heeten ^nder! dehare/ï zfZ W ^ ^/«^^ ,tf ^ ■»«■ geld, weder gezond J m °m ' «« - n/r gez°M-te maaken ! ha ' h„ i l / Maar veertien p "j: ha! ha! ^ zyn niteriyk voorkop / ^ ^ vprfchen „Uto ƒ -> & «/• * ^ ^ hna argwaan krygen 1^ tzrftak. . ' ^ ' d(lt er MS meer ag? „ Veerden pondNiesïrmM " IJatJsbl!irenmvfrriPni\/r »> ^'fprak geen een wn T 'St£rPliIE^0. . . %egrypt zich echter ~ ;^ J « X; ■ W^ - • ^ §7 kunt niet zien, " wat  Bene Staat kundige Roman. ai? f- wat byzonders de Wykmeesters op de Raads" heeren voor uit hebben?—Myne Heeren! gy, , hebt het gehoord! — Heer Secretaris, ik verzoek u,het op de Protecol aanteteekenen !" ' De Wykmeesters Honden allen, met een groot gebrom , van hunne zitplaatfen op. ' Zeide ik het niet, (riep de oude Hypochondrifche Raadsheer;) dat V iets meer agter da zaak ftak ? Een geheime toeleg op de Ariftocrai tïe! — doch die Heeren hebben zig een weinig te, vroeg verraaden. „ Tegen de Aritlocratïe! — ( ichreeuwde „ priem, met eene dubbele verheffing van ftem,) tegen welke Ariftocratie? ter drommel! myn Heer de Raadsheer! zedert wan„ neer is 'er eene Ariftocratie te Abdera? zyn wy Wykmeesters dan maar Hechts mannetjes ,] aan den wand gefchilderd? verbeelden wy ,, het Volk niet ? moeten wy deszelfs rechten en vryheeden niet verdeedigen en handhaaven'?—: Heer Secretaris! op het Protecol, dat ik s, tegen al het tegenovergeftelde protesteere, j, en het lofwaardig Wykmeesterfehap, zo wel 5, als de geheele Stad Abdera Protest! Protest! fchreeuwden alle de Wykmeesters te gelyk. Contraprotest! Contraprotest.' fchreeuwden de Raadsheeren 'er tegen in. ' Het geraas en de verwarring namen de overhand. — „ Myne Heeren! (riep de regeeren.de O 5 „ Archon,  *> E A B R i ï E w> » ^ zo luid hy kon,) welk eel tul»* 59 ge£stheef^z ingenomen! ik bid u, hedenl * och, wie,-en waar gy zytf de Lyerwyven en Oesterverkoopfiers hier ^ hoor» fchreeuwen?" ^* e l "r WyShdd ^onöpge, merkt veilooren m het verdoovend getier. Niemand hoorde 2ig ze]ve. * 12 ^TJT^ H hetze^-^Uglyke dagmaal te l« T S ^ Stad' het ™dflagtnaal te houden; en uit hoofde van eene Refolutie van den Raad, moest, by den af he PRV:ielk 7' ^ ^ voor ^Raadhuts komen, en het uur openiyk uit! ^ ^> ardlch^eu, de Verkondiger! Waf " -Pf/? —twaalf! myne Heeren 'J!l " tWaflf Voorby-' — reeds twaalf - —_ » reeds voorbyl-dan is het hoog tyd- " Het meerendeel der Genadige Heeren wa, m vuD..na itonden. Sneller d^i ^a • oneJier dan de vertooningen . ■ reeds twaalf! reeds voorby!-dan is het hoog tyd- " Het meerendeel der r„„,j;„„ in  Bene Staatkundige Roman. , siy fn een Rarekieb-veranderen, vertoonde zig in hun aandoenlyk hersfengeftel, een groote tafel, met eene menigte welvoorziene en appetytelyke .fchotelen bedekt: hunne neuzen fnooven by voorraad de verkwikkende fpysgeuren, als de gezegendfte voorbereiding; hunne ooren hoorden airede het gerammel der tafelborden ; hun:rie tongen fmaakten bereids de lekkerfte Sauceu, in welken uit te vinden de Abderitifche Koks met elkander om den prys dongen: In 't |tort, het verbeelde Gastmaal hield al cte vermogens hunner zielen ingefpannen; en in eens was de rust van den Abderitifchen Staat weder yolkomen herlleld! Waar zult gy heden middagmaalen ? „ By ■■ , p o L Y i» h o n t. " Ei daar ben ik ook ver- zogtt _ J5 Jk verblyde my zeer in de eer van ,, uw aangenaam gezelfchap!" De eer zal ten hoogften aan my zyn! „ Wat toneel- „ fpel zullen wy van deezen avond hebben ?" — De and romeda Van euripides. • ■}, En dus een Treurfpel?" 6, Myn begunstigd ftuk! „ En een Muziek! onder ons „ gezegd, de Nomophylax heeft eenige Choo., ren zelf gecomponeerd! gy zult meesterftuk?, ken hooren." Onder zulk een zagtzinnig gefprek reezen de Vaderen van Abdera op, en gingen met eene verhaaste , doch vreedzaame dooréénlooping, van het Raadhuis, tqt groote verwondering der  fchreeuw. ' gt ThraWch ge, «Mal, da I00m" ™ de ^«meesters, pen ^^V, verdienH * ~ 0 00IC U°reni >tb waar gf der voorbyfneJlende ^ uitfteekende ^r^T d* feöd verlies, door^f S^^^ heid, dat hv tw le üfflftandig. -si want d 5;:?r *5 da„ aan « £J^"** aan niets dat hy daar door Ja" ^ch™o»Iyk»t onheil, ^« ^ neemen dt g 7 ^ ^ ^en, geen 0D ! °^euglyke Wan-  Eene Staatkundige Roman. siï j Wanneer het gebeurde, dat zy iets verrigtten t 1 dat door een zeer gelukkig toeval ten voördeele der Stad ftrekte, dan dankten zy 'er de Goden voor, vermits zy wel gevoelden, dat zy flegts als bloete werktuigen of aanleidelyke oorzaaken\ hadden medegewerkt. Intusfchen lieten zy dë Verdienften der toevalligheid zig zo ryklyk betaalen, als of ze hunne eigene geweest waren:" of, om juister te fpreeken! vermits zy zig zelf geene eigene verdiensten by dit alles bewust waren, lieten zy zig al het goede, dat een bloot toeval, op hunnen naam, te wegebragt, op even den zelfden voet betaalen, gelyk een Ezeldryver het daaglyks verdiend loon van zyn Ezel zig betaalen doet. Het verftaat zig van zelf) dat Wy hier alleen van Archonten, Raadsheeren en Wykmeesters fpreeken. Want de eerlyke Uurverkondiger mogt by de Republiek zig zoverdienstlyk maaken als hy wilde, hy ontving zyne zes penningen des daags, in goede Abderitifche munt, efi werd verder!—'Gode bevolen. DE  ■A B D E R r | Ë M DERDE BOEK. of ****** HOOFDSTUK- maai, Chet zv d™ j ' r het middag*oofdzaak)ykte om aldus een ryke bmn ? her^eneèren ;-«^S^D^^-aItircheboezemzugten ld. ' °f van Patriot. -^envooJi^^r^-^ meer, wanneer bv 2 en des te geheimhouding £ ST de Maar dee2e keer 1.^"^"^olen was, ' ~offthoon de ontmoeting der  ËeHe Staatkundige Romaif* aSg iti Abderiten met den Prins der Geneeshecreri zonderling genoeg was, om eene plaats in de Öefchiedboeken van het Gemeenebest te verdienen,- -werd aan alle tafels, waar een ;'Raadsheer of Wykmeester de hoogfte plaatsbekleedde, aan hippocrates en de-moc ritus even zo weinig gedagt, als of 'er geene mannen van deezen naam in de waereld geweest waren. In dit ftuk bezaten te Abderiten een gansch byzonder public fpirit, en een fyner gevoel, dan men, uit aanmerking hun-| ner verwaande zelfliefde, van hen verwagt zou hebben. In de daad, hunne Gefchiedenis met hippocrates, hoe men dezelve ook wendden, keeren en vernisfchen mogt, kon op geene wyze verteld worden, die hen tot eenige eer verftrekte! Het veiligfte derhalven, in dit geval, was, de zaak ftil te laaten berusten , en 'er van te zwygen. Het Toneelfpel, dat heden vertoond zou worden , maakte dus voor ditmaal, gelyk gemeen* lyk gefchiedde, het Hoofönderwerp van hun onderhoud uit. Want zedert'de Abderiten, in navolging van hunne groote voorbeelden, de Athenienjers, zig van een eigen Toneel voorzien hadden, werd in de Gezelfchappen, zo dra de gewoone flenter der Veelpraaters, van goed en flegt weder, opfchik, nieuwstydingeu en buurhistorietjes, ware afgeloopen, onfeilbaar altoos gehandeld van het Toneeï- fpely J UC1I - jvcnw» <-> ' - —  Me Heeren Jieten U' ~ ' ^ ^ ^eritM vreemdJingen niet w Z*g > V°°ral te^ da-. ^^«L^bJl^0p V00*an,da£: ^oone geleegenh ^^resfen eene zo »°ft en fmaak , e„ een ' W V3" hU" Ver" tot onfcbu,dige' et "L20 °DuitP"tIyke ftofFe P™, en voorSi aa fh fr ï 3313 * GeZdfchaP» *eerlyk middel^ ^er,eebngbe2;rg;;:ddÏZie'Verdef^de Vvy zeggen het «iet ter h™. • welverdienden roem d fflaar •Toneelvveezen voor 1 ^' d". *y hu* - het op2igt^v^|rg hielden, ««er altoos de *'er Vo°- gevolg een der eerite Vadll ï ^' M ^ — bit was OT^«^deS-Vate,and* mngting konde inbrengen 'L? J f ° deMe i geeu hair te beter met hun T ' fehapen ftond J e„ ?ui■ ™ ^ het geen nien "iet ande^ 1 iatuuriyk te wagten hV" vf ^ belden uit den Raad ^mding der Schouwburg de -mgte uitvindingen beboort, we "en * ouden ,  Eene Staatkundige - Roman. 255 ouden, den voorrang geeven, zo wist het volk zelden van te voren , (uitgezonderd, als ^er een nieuwlings opgefteld Toneelftuk, van Abderitifche uitvinding, ten toneele gevoerd werd,) wat men fpeelen zou. Dan , alhoewel de Heeren van* deeze Commisfie geen geheim van de zaak maakten, moest zy evenwel, voor dat zy algemeen bekend werd, eerst door'zo iheenigen fcheeven mond, en door zo veele dikke ooren gaan; dat het altoos vast op een qui ■pro quo uitliep ; zo dat, wanneer de Aanfchouwer, by voorbeeld, de antigowe van s0fHOCLEs verwagtte, hy de m r i a o n e van physionathus voor lief en wadrd moest bpneemen, — waaromtrent hy dan ook zel¬ den of hooit in gebreken bleef; Wat zal men' ons heden voor een ftuk vertoornen ? was derhalven thans de algemeens vraag in^Z>'d'era —— eene vraag, die op zig zelf zekerlyk de onfchuldigfle vraag van de waereld was, maar die, door eene geringe omftandigheid', in den hbogften graad Abderitisch werd; naamlyk, dat het antwoord in geenerlei opzigten van eenig nut zyn kon; want de luiden gingen in den Schouwburg, 'er mogt dan een oud of nieuw, een goed of liegt ftuk gefpeeld worden ! Om eigenlyk te fpreeken, waren 'er geene flegte ftukken voor de Abderiten, Want zy hielden ze allen Voor goed! Een natuurlyk gevolg van deeze onbeperkte infchiklykheid was ook, dat ï. DEEL. P  '" m°' hen goede (Jokken „aren 91. Hoe geneden onze waarde Leezers »r.t iets van alles, wat wy hen weeën, H. //• "en, zo is toch echter de gemeld' ,tt geheel byzonders, dat wy v,«z» ' *° teznhen vinden, inten Z^LT^ » t eene z„ grootege„eig<1heidtotScho ;'- :: en het evenwel tot eene zo We onbenet te Dmmlifite A, m liever ! , ^den t„„„en ^ *££*t2 ™>g «I W geheei 4bderhhch j moe-  Eene Staatkundige. RomMi -sa? moeten veroorloven. Doch vooraf zien wy ons genoodzaakt, van den gunftigen en weldenken, den Leezer een klein gunstbewys te verzoeken 5 3 aan welks grootmoedige Verleening hem , in het j einde, zo veel en nog meer geleegen legt dan I ons; _ en dat is, zig — ondanks alle booh&t ingeevingen van zyn' kwaaden geleigeest, —5 I vooral niet intebeeldea, als of men hier, on1 der verbloemde naamen , van de Toneeldichters 1 de' Sebouwfpelcn • en de Parterres van zyn lief 1 Vaderland fprak! Wy ontkennen wel niet, dat de geheele gefchiedenis der Abderiten, in zeker opzigt, een dubbelen zin heeft. Maar .zonder de&ileutel van den geheimen zift, dien • j de Leezers van ons alleen ontfangeri moeten, : zouden zy gevaar loppen, alle oogenblikken val- iche verklaaringen te maaken* Tot dat einde i derhalven verzoeken wy hen, , Per genium <, dextramque , Deosqüe Pehates ! z\g van alle nabuuronvoegelyke en onvriendelyke toepasfingen te onthouden , en om al het • volgende, gelyk ook dit ganfche Boek, met gee\ ne andere gemoedsgeftalte te leezen, dan waar- mede zy elk ander oud of nieuw gefchiedverJiaal leezen zouden* t'WÈÊ=  ST2J D E ABDERITEN TWEEDE HOOFDSTUK, Nader be,y Van het Abderitisch Volkstoneel Smaak der Abderiten jr \ ™0neel' W ' ' . oen de AbderitenbeÖanten^AA «*» T«d te W,b«»!tS^f" t 7*!* Jandfche in7; dee^ of andere WyzSi0fm^ toe-  Eene Staalkundige Roman. I toeluisteren, of met zyn buurjuffrouw, of mei l flaapen en droomen, al zo ah het elk behaagt; ! 'dan klapt men in de handen ; elk gaat weltevreden, naar huis, en daarmede — goeden nagt! Wy hebben reeds gezégd, dat de Abderiten I zig zo veel met hun Toneel te doen gaven, dat 1 ?er in de Gezelfchappen door hen van byna niets :] anders gefproken werd, dan van den Schouwi burg. Doch, wanneer zy van de Toneelltuk- kèn , de vertooningen en de uitvoering fpra- , I ken, gefchiedde zulks niet om te onderzoeken s I wat 'er weezenlyk pryswaardig in was, of niet. I Want, om al of niet welgevallen in iets te hebI ben, hing, volgens hymne meening, alleen van J hunnen vryën wil af; en, gelyk gezegd is, zy ■J hadden eenmaal eene foort van ftilzwygende 1 affpraak met eikanderen getroffen, om hunne i inlandfche Toneel-manufactuuren aantemoedigen. Men ziet, (zeiden zy,) zo klaar I els den dag, de grootfte nuttigheid.., wanneer k men ergens de kunsten aanmoedigt. Nog geen •: twintig jaaren geleeden, hadden wy naauwlyks : twee of drie Dichters, welken, uitgezonderd op Verjaardagen of andere Hoogtyden , by geen .,< mensch in aanmerking kwamen l — Heden, zedert tien of twaaf jaaren, dat wy een eigen To• tieel hebben, kunnen wy 'er reeds over de zeshonl derd, groot en klein, door elkander gerekend, mptellen , die allen op Abderitifchen grond gepoot i ^ewasfen zyny P 5 Wan-  fr^i geweest was? 'J^™^^ te antwoorden: & , L " eenanderoP ^n de Vrouwlyke 21 Wer' ^deritisch,i dl de , J ^ "iet ^gehadi^zJC:,: eenfch°onnieuwkIeed tot duizend Ideine beIf T ^nheid houding, denga^ L0^*^. hoofd en de armen l 3aijen van het ^^^^^^^ Speieresfen. Me. Ir f, , ToneelrPeIers en van de -w^^^*: «oemdenO datis «fn eder , ■ da3rVan de meest roerende P„ t d'* men k°os I overdreeven of ff» . « voeJe"> dat men te I ven ot te aanftootJyk vond i r> , I altoos eindigde dP u„ ■ ■ —Doch I heer'erdanbyvoegen b,f " I y wegenenhetgeval Wasa]t00s, I dat  Eene Staatkundige Roman. 23$ dat de ftukken , die hy wegens hunne fchoone Redekunde het meeste prees , juist de ellendigften waren. r Men zal mooglyk denken, dat, daar de byzondere redenen , die men te Abdem had , om alle inlandfche ftukken , zonder hunne verdienften en waardy in aanmerking te neemen, aantemoedigen, by de vreemdelingen geen plaats vonden; ten minften '"de groote verfcheidenheid der Atheenfche Toneeldichters , en de magtige afftand .tusfchen eenen as tyd ama s en eenen sop ho cl es iets zou hebben moeten toebrengen, om hunne fmaak te vormen, en hen het onderfcheid tusfen goed en liegt, voortreflyk en middelmaatig, — byzonderhet ontzaglyk onderfcheid tusfchen eene natuurlyke gefchiktheid en beroeping en eene-ingebeelde kunde en loutere naapery, en tusfchen den moedigen , gelyken , en beftendigen gang van een egt meestér, en den fteltengang, of het gehakkel, het hinken, het kruipen van den voetmaatknoeïer, hebben-doen voelen en tasten. Maar, in de eerfte plaats, is de fmaak iets , dat zonder natuurlyken' aanleg en eene zelfere fynheid van zielgeftel, waarmede men fmaaken moet, door geene kunstof vorming te verkrygen is ; en wy hebben teffens in den aanvang 'deezer Gefchiedenis aireede bemerkt, dat de natuur deezen aanleg den Abderiten geheel fcheen ontzegd te hebte hebben. Alles fmaakte hen. Men vond in hun-  hersfenlooste Hoofd'„ '7°°^^ der wat men wilde en " " ^ ^ *W dan om de vermaarde oZTf^1^ v°or het eerftep^fievane:nVa"PfN^RU5 m omgekeerd, de zinn.r "^^'"«enden, ^MeafdeeC ^^f^^4 Ê° gangen had, voor een wTg,n 2an«* hep i„ de hand ?! ^ ^ ^ A- ?°*k™, ^"^7^ ^n onder het F het? - £n m \Cerfte Vtaag: Van w- voorhee" verfchillig bleevef tot :°0rtreflykfïeWerk «* dat het een vermaa^2**** Hier kwam nog by dar ri» L dr°^' opngtingdes^vV//^ VnS.^s' dje aan de ?e deel had, en de o!\!,kst0neeli^n,eeS, 1 ™ een groot Mwfckfc ^^^^ I fpraak, waartegen de ~~ Ee"e aaB' 1 ^"der hadden LtebrL " Ê re 1 Volkshevend Heer w ' Verffiitshyeefizeer I Poneerkunde in een V, - ^ gehee!e Co™: I verT  Ëene Staatkundige Romtri: 53? veïzeri pasfen moesten, en 'er dus niets gemak* lyker viel, dan zyne Zangvvyzen te zingen en van buiten te leeren. De bekwaamheid, waarop de Heer grylius het meeste pochte, was zyne vlugheid in het componeeren, Wel nul hoe gevalt u myne iphigenia, hecosa, alcestis, tf wat het anders weezen mogt? —- he ? j, Allervoortrefllykst,HeeriVömej5^/«r. Waarj, lyk fchoon! 't Is een.zuiverftuk ! eenevloeij, jende melodie ! " —•— Ha! ha! ha! En hoe lang, denkt gy, dat ik 'er over gewet kt heb? — Reken eens na! — Heden hebben wy den dertienden ! Ben vierden, des morgens om vyf vuren gy weet, ik ben altoos vroeg op — zette ik my aan myn lesfenaar, en ging aan 't werk — en gisteren precies ten tien uuren voor den middag zette ik den laatften fireep ! — Reken nu eens op! 1 Vier , vyf, zes, %even , agt, negen, tien , elf, twaalf, — dat maakt, gelyk gy ziet , nog. geen volle negen dagen! Daar onder zyn twee dagen van Raadsvergadering , en nog twee of drie, dat ik te gast gemest ben, andere bezigheeden niet gerekend, — hem! wat zegt gy.' Is dat niet knubs gearbeid? Ik zeg het juist niet, om my zelve te roemen, maar zo veel vertrouw ik my zelve toe, dat, wanneer het op een weddingfchap aankwam, geen Componist in geheel Europisch en Afiatisch Griekenland eerder met een Stuk klaar zou zyn, dan ik l  IP » e a b d e r ! t e n> 7 evenwel zo een bia zonderegaaf, die ik heb' ka! ha! ha > - Wyhoopen, dat onze Lezen den man nu MuZIek hebben, moet hen dunken , oLy be reids den man zyuegeheele iphjgenta h' e,B.en alcestis hadden hooren^-" Beneffens dit had de groote man nog deklei. "? fW3kheid' d« ^ geene Muziek fraai kou vmden, dan — zype eyen ~ f* , tP r™„ • g Geene der oes- te Compomste» van Athenen, Theben, Corin. thenenz. kon het hem van pas maaken, Denbe* roemden damon zelf, wiens gevallige, geest, rykeen altoos tot het hart fpreekende w^fe v « componeeren, alles, C behalven te Abdera \ wat een ziel had, betoverde, noemde hy, li der zyne vertrouwden, flegts den Herberg' Compost. By deeze wys van denken, en Jt hooideeeneronbegrypiykegemaklykheid, waar- ' mede hy van zynemuzieale misgeboorten verlos, te, had hy binnen zeer weinig jaaren, opmeer dan zestng ftukken van beroemde en onberoemde Atheenfche Tonèeldiebters de muziek ce. 1 maakt. - Want de Abderitifche voortbrengsels methy meestyds aan zyne leerlingen en navolgers over en vergenoegde zig enkel met 1 hunnen arbe.d te overzien. Zyne keus viel, I gelyk men denken kan, zekerlyk „iet altooJ I op de beste ftukken, De helft ten minften wa- ren  Eene Staatkundige Rommi. ren barbaarsch verrminkte navolgingen van jeschylus, of ©pgewarmde Klugtfpelen„ of 1 Jaarmarktftukken, die door hu ue Opft^lera ïielf enkel ter verlustiging desg' feentten volks gefchikt- waren. Doch genoeg! tNomophylax , een Hoofd der Stad, bad ze g s^npoaeerd: zy i werden derhalven oneindig behandkiapt j en, , zo ze al, door de menigvuldige herhaalingen , I geeuwen en gaapen deeden, dat de kinnebakS ken uit elkander dreigden te rekken, men verzeeI kerde elkander echter onder het naar huisgaan , I zeer troostlyk, dat het een zeer fchoon Stuk , I en zeer fchoone Muzfek geweest was. ; En aldus veréénigde zig dan alles, niet flegts, I tegen de foorteu en trappen van het fchoone, I maar Ook tegen het innerlyk onderfcheid van I het voortreflyke en flegte zelf, om deeze werkI tuiglyke Onverfchilligheidvoorttebrengen, waardoor zy zig, als door een vast onveranderlyk I Volkskarakter, van alle overige befchaafde Volsj ken des aarbodems onderfcheidden. Eene onverfchilligheid, die daardoor des te zonderlinger werd, om dat zy, ongeacht dit alles, hen I de gefchiktheid liet, omfomtyds door het weeI zenlyk fchoone, op eene zeer zeldzaame wyze, Iaangedaan te worden, — gelyk firaks door een . merkwaardig voorbeeld blyken zal. DER-  " e r j T E w a/Je deeze m„iiL a,s hef êöéSl^J^^ °f™ Aandigheeden, alles Ü ^ °^ee^e ónfa ^ter /maakte dan het nndeL / ï" ^ eené 1 ook hunne begmm"d ^ ***** ** %deDichters,evenZ0;&e f bW ^ ^^^^^ *»w f^er een taamlyk aantal ^^1^' er hun handwerk van ^ ^^, die j wdhge Maakers nier gerekend ' **» i aaamlyk twee mh^u ■ 5 voor- 1 4»*», e„ e„2Jte;„ * Treu,. I nnaïmj-  Èette Staatkundige Romani vqi Tiaamd thlaps, ftetde een middelfoort op, waarby niemand goed noch kwaad wedervoer jwaarvan hy de uitvinder was, en die deswegens naar zynen naam Thlapfodiën genaamd werden. De eerfte was dezelfde hyperbolus, die reeds, in den aanvang van deeze zo waarag' tige als waarfchynlyke Gefchiedenis,- als de beroemdfte onder de Abderitifche Dichters is vermeld geworden. Hy had zig Ook in alle Dichtkundige gedaanten vertoond. De meer dan gewoone vooringenomenheid zyner Landsluiden met hem, had hem in alles den pry's toegekend;' èn door even dit voorrègt verkreeg hy den hoogklinkeildentoenaam van' hyperbolus, want naar zyn geboofteftam.noemde hyzigHÈGEsias. De reden, waarom' deezè Mah een zo' byzonderen opgang by de Abderiten maakte,■was de natuurlykfte van de waereld; naamlyk even dezelfde reden , waarom hy en zyne werken , aan alle andere, oorden der waereld," behalven te Abdera, zou uitgejouwd geworden zyn. Hy was ,• onder alle hunne Dichters, die geen, in wien de eigenlyke geest van Abd'.ra-, met al derzelver Idiotisme!, afwykingen van de regels van het waare fchoone , de evenredigheid èn grondtrekken der menschheid , nadruklykst woonde!'- dié geen, niet wien de overigen het allermeest overéénftemden !' ■— die altoos alles luist zo maakte, als zy het gemaakt l. deel Q' *W  w E R I T E Njj, zouden Hebben'—^ u f d^n «ond nam ' - £ ?k°°s het *oor a n a c r £ o N, hu * «y was ook hun a»BU„!^ hun S' MP,KOARUs5 e» ^dert kort werkte Z S***1^*»* m Heldendicht, n a!tyer ^ Nat- de ' *fen dertig gezaiWn I ) h om£R L. . ƒ~" geiden- 1 * Mj>^ Hvl7'ge'*ommSont- g"' hebbsn »'J de Ilias er, de  Èène Staatkundige Roman. 243 'de Odysféa in één ftuk by elkander! Laaten dan de andere Grieken eens komen, en ons over de fchouders aanzien, indien zy het hart hebben! Laaten zy ons dan eens een man voorzetten , wien wy 'er geen uit ons midden kunnen tegenoverftel- ab.-. . .1 , . -f ., \ >-y Het Treurfpel intusfchen was het eigenlyke vak van hyperbolus. Hy had 'er reeds Aonderd-en twintig, (denklyk ook groot en' klein door een gerekend,) vervaardigd; èene omftandigheid, die hem, by een VolkjJ dat in' alle dingen flegts op de hoeveelheid en lighaamlyke uitgebreidheid zag, airede eene meer dan gemeèné achting verwerven moest. Want van ille zyne Medearbeiders had geen een het' zelfs tot een derde van dit getal kunnen bréngen.' Ongeacht de Abderiten heni * wegens zyn bronv inenden ftyl, hunnen aé s c hyl us noemden, liet hy zig zelf echter niet Weinig voörftaan op zyne oorfpronklyke denk-en fchryfwyze. Men tóone my, ( zeide hy ,) een Ê~arakter, eene gedagten, een gevoelen, eene uitdrukking, in alle myne werken,' die ik uit een ander ontleend heb „ Of uit de natuur! " voegde ue mo- « ritus 'er by. — O, (riep' hyperbolus,) wat dat betreft, dat kan ,ik gereedlyk toegeeven, zonder dat ik 'er veel by verlies. Na- \ tuur! natuur ! deeze Heeren reutelen altyd van hunne natuur, en weeten ten laatften niet, wat zy 'ér zelf door verftaan willen! De eenvoudige O 2 rik-  TiTwZef™ f°tgJ hmerS' - hsh^t at» ~ f te* zo verkiest . iël zagen 'er n5T' ^ Van of gehandeld/ M ^ 7' de ^-/^ JU1St dlt berden d« sy va alT' " ^ daar'™ ^ ook , «Mm Gezelfc^ ! ot üs eens,n een voor- gefproken werd Offli • tempen, wat am d ^ Ik kan met ^-'—^sophocL -S0/rw^ zyn phiiokte ' **>w» Dichter als AE,r ' " *** ^ ^en , * Jonderfli^JZ ^T6 ^gt, die adelaars-vJt ^"7* ^ * flormende ik  Eene Staatkundige Roman. 445 ik gelyk een Meelter van de kunst te fpreeken! (zei een van het Gezelfchap, ) ,, 0 In al „ zulke dingeu kunt ge u veilig op het oordeel van hyperbolus verlaaten; (riep een an„ der;) Zou hy zig daar niet op. verft aan? —K Hy heeft honderd en twintig Treurfpelen ge- maakt: (luisterde eene Abderitin een vreem? ,, deling in het oor)- 't Is de eerfte Toneeldich- ter van Abdera l " Intusfchen evenwel was het aan twee zyner mededingers, leerlingenen fleepdragers gelukt, hem, op den Treufpeltroon, daar de algemeens goedkeuring hem op gefmeeten had , te doen wankelen: -— De eene. door een ftuk , waar-, in de Held airede in het eerfte toneel des eerften bedryfs zynen Vader vermoordt, in het tweede zyne eigen Zuster trouwt, in het derde ontdekt, dat hy haar by zyne Moeder gewonnen heeft, in. het vierde, zig zelf neus en ooren affnyd, en in het vyfde, na dat hy de Moeder vergiftigd en de Zuster verwurgd heeft, door de Furiën , onder een geweldig donderen en blik- femem, in de hel gehaald wordt. De andei re door een ftuk, geheeten niobe, dat behalven een menigte al £l[ Ai., As! p . * * D * * I T E N, - tó* / eest was- - *U^f?%f^1 (mten defchoone ^ , . '»'< tea huilde di< h voerde, ^ 7 ^ ' ~ f* * At^ C'iep eene ander7^""J^"** Cfcnreeuvvde eene'dert !f *ïg *£fcr een 'er «esn ' ' * k°" vier *w- *« Hm verfenri; Jk ^ - C-ieenevierdeO zo *t* zy daar J Z' *'^""obeJ om 'er eennieulTeZZ f>P *'» * forten! ^vm^%^e^L ^ ^' oogen gelyk vuurigeralZLTl. T de W« w/jw, /Py*'y*fc verwenMin- \ ^en! zulk 1 W/ ""P* ■' - I ^ZU^^^^^nLermeer m zulk een SchouwL ™*™ S«"*g heeft , I ïrengen? ff f * I «'et altoos eVe„ zekert , ^ die is *er3 of Z7RaZ " ** ■ ... . ' f*ARASI>ASMuSoPdej>roef„eI dif  Eene Staatkundige Roman. 247 \dle geene zou weezen , waarvan hy het voorkomen \ heeft! Hoe grooterpronker, hoe hlooder jonker l — \ Men kende de fchoone salabai>jda voor eene i Vrouw, die iets dergelyks zonder goeden grond pet zeggen zou. Deeze enkele omftandigheid Ihragt zo veel te wege, dat de niobe van pa.raspasmus, by de tweede vertooning, de 'helft der yoorige uitwerking niet meer had, en 1 de Dichter zelf kon zig nooit weer vandenflag I herftellen, dien. salaisanda hem , door een i eenig woord , in de verbeeidingskragt der Abi deritinnen had toegebragt. Met dit alles had hy, en zyn vriend antii-hilus, echter altoos de eer, van het Treurfpel te Abdera een nieuwe zwaai gegeeven te hebben, en de uitvinder van nieuwe oogverdraaijingen, tandknerfingen en Pantomimes te weezen, waar1 door de Abderitifche Dichters een loopbaan gej opend werd, waafin het hen zo veel te zekerder w.as lauweren te vergaderen, als het in de ,i daad gemaklyker valt — Kinderen te verfchrikken , en zyne Helden, louter drift zynde, — in : -het geheel niets te laaten zeggen. Doch, gelyk de menfehlyke Onbeftendigheid : zig wel dra geheel verzadigd vindt, ook aan dat I geen , 't welk door zyne nieuwheid het aange; naamtte was , begonnen ook airede én Abderiten, i verdrietig te worden, om altoos en in dereeur | wigheid fraai te vinden, het geen hen reeds zeer I langen tyd weinig of geen genoegen gaf; toen, Q- 4. eeA  H$ d e a b deriten, een jong Dichter, metnaame the a p s, den inval kreeg, ftukken op het Toneel te brengen, die noch Blyfpel, noch Treurfpel, noch Khurtfpel, maar eene foort van leevei)dige^/(;w//c,v,; familie vertooningen waren , waarin Helden noch dwaazen, maar goede eerlyke, huisbakken^ deriten te vöorfchyn traden, pm hunne daaglykfche markt - huis- en farnilje bezzgheeden te verrigten, en voor eene aanzienlyke vergadering xo te doen en zo te fpreeken, als of zy op het Toneel in hun eigen huis, en 'er buiten hen geen andere menfchen in de.waereld waren. Men ziet, dat dit even dezelfde vond is, waardoor menander vervolgens zo veel roem verwierf. Het onderfcheid belfond eenvoudig daarin, dat hy Atheners en geene Abderiten ten toneele voerde, en dat by menandek, en geen thlaps was. Alleen uit bomde dat dit onderfcheid den Abderiten niets nieuws Voordeide , maar des te meer tot voordeel van thlaps gedydde, werd zyn eerde (*) Stuk , op deeze leest gefchoeid, .met eene zo buit.eni'poorige geestvervoering ontfangen , dat men 'er nog nhn• ; " :!' H .... I • l/UMnöw ub ■' •■ nier ï , ! ( * N Het heette e u g a m i a , of de viervoudige Bruid. Eugamia was door haar Vader aan eenen, door haare Moeder aan een anderen, en door eene Tante , aan wier Nalaatenfchap haar zeer veel geleegen was, aan een derden Man toegezegd. Emdelyk kwam het  Eene Staatkundige Rmmn. 249 ïner een voorbeeld van gezien bad. De Ah 'denten zagen voor de eerftemaal zig zeiven pp het Toneel in paris naturalibus,-, zonder bekleedzels , zonder fielten , leeuwenhuid , knods, fcepter en duideme, in hun gewoon huisgewaad, hunne gcwoone taal fpreekende; uaaHiunne aangebooren en eigengemaakte Abderitifche wyze van.leeven en huishouden , van eeten, drinken, vryen en. geyreën te worden, enz; en juist dat was het, 't welk hen zo veel genoegen veroorzaakte. , Het ging hen gelyk de jeugdige Vryster, die zig voor de eerftemaal in de Spiegel zag; zy kon 'er haar bekomst niet van krygen. De viervoudige Bruid werd veertien maaien agter een gefpeeld , en geduurende een gevuimen tyd wilden de Abderiten niet anders dan Thlapfodïen zien. Thl a ps , dien;het zo fiks niet van de hand fchoot, gelyk den. grooten hyperbolus, en den Nomophylax g aYi,l u s, kon 'er niet genoegzaam van in gereedheid krygen. Doch daar hy voor zyne Medebroederen eenmaal het ys gebroken had, ontbrak het hem aan geene navolgers. Alles lag zig toe op de nieuwe, uitvinding; en, ia minder dan drie jaaren , waien aile muogiyue,On: derwerpen en tytels dermaaten afgezaagd en uit- het uit , dit het voorbarige Mei?je zig zelf, in al-. Ie ftilte, altede aan een vierden verloofd had, Q 5  gePUt, dat het weezerdvk „ • d'e reeds door veelen Vf ?' °ffl UItde'Pons, «^drulct was, 0^1" fepersfen. 1 g drop>e frötbel water wigt verknagen n7Trhmbeho°^^ * ^eigdheid opvatTeden 1 g/ene ^^'k wanneer zy hunne waJ»inff d f06"™* —loed, k0nden afweeg ^f**0* e» zo gemeene als tandknf c \ TreurfPé^n s ^e,heneffe„s^^ fP^n, kwamen wede 0» d' ^ * en Kl««t{?* doneerde tL^!"- **W hem het ontwerp om ^ l Cte meer> daar **■ te worden ' , homp- rin« op zat, £trtoch geece verande- e« huwlyk met de fliat v ' ^ deeze do«r I ff**ï -de, korX^ rV£r"MVyS" ^ang geworden was. ^«rvan-aan-  Bene Staatkundige Roman. f*f - ,y I E R D E HOOFDSTUK. Merkwaardig voorbeeld van de goede StaatsOeconomie der Abderiten. Bejluif der uit- 3Ef er wy van deezê afwyking ter vervolging onzer Gefchiedenis te rugkeeren , zal het mogelyk noodig zyn, den geneegen Leezer eene kleine twyffeling te beneemen, die, geduurende de voorgaande korte overweeging van het Abderitisch Toneelweezen, by hem niogt opgereezen zyn. Het is niet wel te begrypen , zal men zeggen, hoe de Schatkist van Abdera, welks 4 inkomsten juist zo aanmerklyk niet konden weezen, om eene zo aanzienlyke byuitgaave, gelyk een daaglyksch Toneel met al zyn „ omflag verëischt, op verre na te kunnen goed9, maaken; vooronderfteld zelf, dat de Diehters zonder foldy of loon, uit loutere vaders, landsliefde, of enkel om de eere, gediend hadden. Hoewel, indien het laatfte al waar was, men het naauwlyks geloof baar kan vinden, dat 'er zo menig Toneeldichter van Beroep in Abdera gevonden werd, en dat de „ groote hyperbolus, met al zyne vader- weiding over hun Toneelweezen. land-  2S* D F » |>W hebben. ^ s 2ou gd *8 h^n,L °ZZ\ZüUen WV he'" openhar. ^^enendeeLnon/nÏ^-^0""'^^^ g">ote gebod; ^ JS/^^'^nt dat verbindende hZ^TT' a,geme« nanaebeftuuring de Sra . ']ei zo«derhnge fi. koe^^^ ^^ ^a^ tenbe. ; Wtff-ven te doen had ff** f ^ ^«g van andere e T ^ ^ ken. en nodiger zaa« Het was met de znsl^u ^uaffigers van h^Zodrade eene weezenlyke behoeft, °neeJ/PéIe" heten zy ntt° ^ heD ^rden d™ Wykmeester te ia t n ' ^ V°Jk d°or »ga-e„, Zond eh vanuit- I « —eW»g va„ l' .» uithouden." Dit ™* Ultgaavej5 > "iet kon ^™-ShewerdX;jrkdtedandat'ere?esng welgetelde Zitting' 7^ ^ dajl [ meQ  Eene Staatkundige Roman. 253 men zo gegrond en wéTuitgedagt bevond, da* het ftraks , in eene algemeene byëenkomst van den Burgérftaat, als eene Grondwet van Abdera Berd vastgefteld. Wy zouden het ons tot een genoegen reekenen , dit Abderitisch meesterftuk insgelyks voor onze Leezers openteleggen , indien wy flegts hun geduld zo veel durfden vergen , om het te leezen. Maar zo* ergens in of buiten het Heilige Roomfche Ryk, een of andere Staat de *olleedige mededeeling hier Van verlangde, is men gereed, om, op befcheidene requifitie; tegen bloote vergoeding der uitfchryfönkosten , zojider eenige vergelding, het bekend te maaken. Alles, wat wy 'er hier van zeggen kunnen , beftaat daarin, dat uit hoofde deezer inrigting , fine aggravio publici, een toereikend fonds gevonden werd, om viermaal ter week de Abderiten op Toneelfpélen te onthaalen ; om zo welde Dichters, de Acteurs, en het Orchester, als de Heeren Gedeputeerden en den Heer Nomophylax naar betaamlykheid te beloonen, en om bovendien nog de twee laagfte Clasfen der Aanfchouwers, by elke vertooning, met een penningsbroodje en twee drooge vygen te befchenken. De eenigfte fout deezer fchoone inrigting was, dat de Heeren van de Commisfie zig in de bereekening der ontfangften en uitgaaven, (wegens welkers rigtigheid men zig op hunne bekende behendigheid verliet,) omtrent  A 15 ü Ë R I T E Ns trent agtentvvintfg duizend n L ?eveér derdeha/f^^end n aChmen' ^Oi^l^!» ons tóeer ^taaJen moest d, de Sd"^t fonds opbragt 2 " ™n8™^ri t** **Z^J^ ze,kerIyk §anscf> w-en de Heeren va^ "' Vo"% weg en f W0°0'-20 Pen, eer men gewaar 1Ty verliedat 'er l by het ^ de»> dagt het de STn^ 3°^ ^/^ op de afftLfflf engen'ea'b»rg aantedrin^en n7 *"* dm ***** v«"r en water wilde onrn, f ^ he* «etwerdais een .^ort; ** de ontbreek d " T JSStgefïeld' oNA bewaard'^?" T^ moesten worden, en dat bv • genóotn™ | bomende onderneement , '1'1 * t0e" fg van den S^^^tó ■f" Vyand van de Stad ij n,gen' voor worden. ^ gehouden  Eene Staatkundige Römdtii 255 gen Vreemdelingen 'er zig niet weinig op voorftaan, dat hunne Schouwburg 's jaarlyks1 tagtig Talenten [80,000. Daalers] ën echter den Burgerhaat van Abdera geen eenen penning koste. Het komt alles aan op eene goede inrigting '. ( zeiden zy.) Maar daarvoor hebben wy ook eert Volkstoneel, zd als 'ér geen ander in de waereld zyn moet. „ Dat is eene volleedige waarheid, (zei dehöcritus,) zulÉj ke Dichters, zulke Vertooners, zulke MuL, ziek, viermaalen ter week, en dat voor h; tagtig Talenten! Ik ten. ftinften héb zulks' L in geen ander oord van de waereld aangeb, troffen." Dit getuigenis* ten' rn'inilen tribest men herï geeven, dat hun Toneel voor een der pragtigiften van Griekenland kon doorgaan. Zy hadiden, wel is waar, hun béste Ampt den Ko* riing van Macedonië verpand, om het te kun: nen bouwen ; doch, daar de Koning hen guns|ig toeftond, dat de Amptman, de Secretaris en de Rentmeester altoos Abderiten zouden weezen, had niemand in Abdera hier iets tegen ; intebrengen. Wy verzoeken den Leezer verfchooning, indien hy door dit algemeen berigt van het Abideritisch Toneelweezen te lang mogt opgehouiden zyn. Het heeft nu zes uuren gellagen, en ! wy plaatfen ons dus, zonder meer omwegen , i jn het Amphetheater van dit lofwaardig Gemee- në-  ftoever autist,,,» "l»s, of by dan heemeni Plaats zal geheven fg' v"YF-  Bene Staatkundigè Romans &52 VYFDE HOOFDSTUK. De andromeda van euripides word vertoondi Groot Succes van den Nomophylax ; en wal de Zangeres edkolpis' 'er toe deed. Twee aanmerkingen over de verdere Vertooners, het Choor en de Decoratten; .iHtet ftuk, dat deezen avond géfpeeld ftond' të worden, was de a nd r o me d a van euripides: een van de zestig of zeventig werken van deëzeu Dichter, waar van flegts weinige fcliérfjeS ën fplintertjes dër vernietiging ontrukt zyn géworden. De Abderiten hadden, zonder juist zeèr naaüWkeurig te weeten waarom , diepen eerbied voof den naam van euripides , en voor alles, wat 'er mede beftempeld Was. Vórfcheidene zyner Treurfpélen, of Zinnefpélen, (zo als wy ze eigenlyk noemen moeten,) waïen reeds dikwils Vertoond, en altenraal zeer fchoon gevonden De and rome* da, eender nieuwften, verfcheen heden voo? de eerftêmaal op het Toneel.' Dé Nomophyldx had 'er de Muziek' op gefteld, en —■ (zo als' hy zyne Vrienden taamlyk luide in het oor zei,) ditmaal zig zeiven overtroffen; dat is, de man' had zig voofgefteld, om op eenmaal zyne ge-' i. be e l. R. heels'  258 D * A b d e r , # e ^ ^i^^êebee,,ithet00j *»* tot een vvanbebbelvfc ' *yne Mu' erover de fr« f "was, eerden. Genoeg, dlt ^ mwtte maakte/ Het had r ",! **" ^ Geeven, ZWa " 'i/^'. Zyne ieders, ^nden, e» zeer verheevene „ T ' ver2eekerden ,) ^sSd^r^ir-^ genoegen aangehoord Ech er "******** leiden gevonden had, l^m Jyk dunder ooren or> d7 2y mooS~ «kg otn een ok,h™J " Zym J dan een Liereman niet «eer 1 «* «engeln^2^T? ^ ook zonder zin Was. De 2TL me6Sten^ ™ en dan de verh,, nwem^n hadden dagten onder het Volk W T^'1^ ge- W telken J^ZZll^V ^h ooor de vereerders der GW/.  Eene Staatkundige Roman, H fcrylfifche Muziek zo kwalyk ontfangen geworden, dat zy, om 'er voortaan den heelen huid afrebrengen, goedvonden; zig in tyds denikfö|i firibus te onderwerpen , en zedert waren dee* | ze Heeren altoos die geenen , welken — by j de ellendigfte ftukken, — het eerfte en het i laatfte in de handen klapten. Het Orchester deed ditmaal zyn üiterfte best, om zig hunnes Opperhoofds waardig te betoonen. — Maar ik heb hun Ook de handen : vol gegeeven .'zei gryLl us; en fcheen 'er zig byster op' te verheffen, da:t de arme menfchen, reeds in het tweede bedryf, geen drooi gen draad meer aan het lyf hadden, In het Voorbygaan gezegd, het Orchester was eene der inftellirigen , waarover dé Abderiten met alle Steden def waereld verfchil hadden. Het eerftè, dat zy'er den Vreemdeling ' van vertelden, was i dat het honderd en twin■ lig koppen fterk wal. — Het Atheenfche (dus waI ren zy gewoon'er op een.veelbeduidenden toon oytevoegen,) moei 'er tagtig hebben! maar waarlyk, met hónderd en twintig man is Hok wat itittevoeren. — ln dé daad, ontbrak het onder zo veelen niet aan bekwaame luiden,' ten minften niet aan de zulken, waaruit een' goed Meester, — zo als 'er in Abdera geen was,' noch weezen kon, — iets goeds zou hebben kunnen maaken. Doch wat baatte dit hun' "Sïttziekwe-ezen ? Het was toch eenmaal in den lk s ra'adf*'  260 »* -ader Goden beflooten, dat i„ het ^ niets op 2yne ni,,f, ■ gens zyne beftemmftj SL ' ' metS vo1" we''nig voor hun*, da Luiden ta, te ko„„e„ vorderen E„" ™" «* -ren met eft »; /™ dat het niet zo recht Z*"f bet wel behoorde. Maar hZ . ' g g' aIs fmaak bezat, of _ ' ^«"^bygeen by zelf gek00kt had, en du a ' ? " **" om te ^ v^ ^ÏÏ was  Eene Staatkundige Roman.. 2.61 was hy ook te traag, en te lomp, om zig, gelyk elders, op de w'aare kunst toe té leggen, Veelligt mogt hy ten laatfte gaarne lyden , da' wanneer zyn lieremansarbeid , ( gelyk fomwylen wel eens gebeurde,) den Abderiten juist Biet heel fraai in de ooren klonk, als dan de fchuld daarvan op het Orchester. gefchooyen werd , en hy dus de Heeron en Dames , die welleevenheidshalven hem deswegens hun Complit ment maakten, verzeekeren kon, dat geen eene noot, zo als hy dezelve, gedagt en gefebreeven had, was gefpeeld geworden. Doch dit was echter altyd maar een agterdeur voor een ongelukkigen uitflag! Want uit den neusöptrekkenden toon, waarop hy van alle andere Orchesten gewoon was te fpreeken , en uit de verT diensten, die hy zig wegens het Abderitifche toefchreef, moest men befluiten, dijt hy 'er zo gansch wel mede te vreden was, als,het—eenen Vaderlandlievenden Nomophylax van Abdera betaamde. Dan, hoe het ook met de Muziek deeze? ^ND.it o m e d a? en derzelver uitvoering , moge gefchapen ftaan, dit is. zeeker, dat in. langen tyd geen ftuk zulk een algemeen genoegen ge-, geeven.bad. De Zanger, die den rol, van psrseus fpeelde., werd zo geweldig toegeklapt« dat hy i te midden in een der fraailte toneclcn, van de wys, en in eene pasfagie uit de Cykhpi •verward geraakte. —- a n d r o msl p a — in het 11 3 Toneel  eenzo roemryken uitflag nJ ™^ °™ ^ »t zitplaats- rond mfn7 rl T '' £n te midden de verzeke. kende hy, dat hy 2e]f fflet geen een ' b SS» ^^^^heÏen1: . 2yne °Pera s geliefde te noemen ) zo -I tn zyn fokwas, als met deeze zy;i" Jntusfchen evenwel har, ï,,, rfp ■ «ad hy, om zig zelf en öe Abderiten recht te doPn , „ behaagen was; maar die in de rol vanAND"f geleedheid vond, om zig in Voordeehg lichtte vertoonen, dat de/o tl oude Heeren van^2igniet ^ e* zien konden- Want daar was zo veel te^ ' tl " ^ te den e Ts'  E-enc Staatkundige Roman. 263 mn tot eene Schoone vereischte; —— doch in dit ftuk waren de Abderiten, gelyk in veele anderen, voldagene Thracicrs. Een Meisje, waaruit een Beeldhouwer te Sicijon 'er twee zou gemaakt hebben, was, volgens de byhen aangenoomen voetmaat , een wonder van een Nimphenbeeld. Daar andhomeda nu zeer dun aangekleed moest weezen, hadEUKOLpis , die zeer-wel wist, waar in eigenlyk haare toverkragt beftond, een roozenverwig kleed van zeer fyn gaas voor zig uitgevonden, waaronder, zonder dat 'er de wclvoeglykheid al te zeer door beleedigd werd, weinig of niets van haare fraaije geftalte-, die zo zeer aan haar be-. wonderd werd, voor den aanfchouwer verloo- ren ging. Nu had zy goed zingen! — De. £ompofitie had, ware zulks mooglyk geweest, nog fmaakeloozer, en haar voordragt tienmaal gebreklyker kunnen zyn ,• zy zou echter haare alleenfpraak hebben moeten herhaalen, vermits zulks het eerlykfte voorwendzel was, om. haar des, te langer met begeerige oogen — te kunnen betasten. Waarlyk, by ju P 1t br !• een keerlyk, een eyerheerlyk ftuk! (zei de een tegen den anderen , met halfgeflooten oogen ,) een onverge* lyklyk ftuk ! Maar dunkt u ook niet, dat e ukolpis heden gelyk een Godin zingt ? — 0! dat is boven alle uitdrukking ! By anu- Bl s / V is niet anders, dm of euripides B, 4. hsl  "9 •"..«,,„» ^woonte, om ,1 'r' dje d" «i, had de wee,twa,s; b£t0°"e»> d«J^&^^^ De Dames , se}vk ,• „ -Vonden de nieuwfl * ^Wg^ .*> venvonderlyk ^l*?**** maar hoe kcm het "Zr'' ^ > & Men had 2 f „ ver1"» hoofdlid en, , , gen haar gang -eene^ö;e^~ïr,d> woon waren te verberg ' -%*a**«fc Ondertusfcben kwamen de ^„vr, „ W en D^s gezame„lyk dfa^ Hee' d-zy bovenmaat fraLo«7 ZT'"> , keuriger hooren kon d ' L ^ waarin zv b»9r- v "i, ' tet amJe, ■*oi.pIS v, l0t keerde. Eü -ux-pis, alhoewel hair ,„> j • • 4 r , - \ i Van de overige Perfoonen, die per s e us , als den Hoofd-Acteur, en die agewor, alsden vorigen Minnaar van a n q a o m e d a , beneffens den Vader,-de Moeder, en een Pries-, ter van mectihinus verbeelden , hebben wy niet veel anders te zeggen, dan dat men wel, op eenigen iets te zeggen vond,.doch dat men over het geheel met hen te vreeden was. Peuseus was een wakkeröpgefchooten man, en. had een uitfteekend Talent vopr een T—r Jb-, deritifche pekelhaaring. De bevoorensgemelde e \ k l o t s, een Satirefpel van dien naam van euripides, was de rol, waarin hy het. R 5 "WSt  «eest uitmunte. j,v n , ***** cm» deZiZ VE,iSEUS '«* ^J^^zz^zh^ een klein klyköpgeCchikt 7 ""ea , *™ar zy ve * < ^^^""^yken toon; f r, om kleine yjie3 " e?" 2eer d-i%e ma! *ceNor, 2rfende matroozenbas : En f tweeden Minnaar" flegt> «* Zo"g ook niet beter , g tIs Waar> H fpeeWe. ffla ; ^a""eer by Voor ^ **• Hy danst ^ L \ §tei te mo^ ^n. ^ d-^L fe*e, dat zyn kras' ,Vam5eer ^and aan. In'^chen danste I zo«g daar en tJe' *"* ZeJde»i er* I %era's. tegfin 111 ^" ^gfpélen £■ ' 00 het geheel der fi** * - ! andromeda te overzien°n deeze 1 no§ twee Chooren, een T % ^ men % ^ Gefpe'-en ™» godinnen, ^ I beiden mZX^t^> V^ I ^de, die ZI> J'f^ be- "e Abderiten, tot  Eene Staatkundige Roman. jot hun groote troost , overvloedige ftof tot lachen bekwamen. In het byzonder deed hef Choor der Zeegodinnen , door de uitvindingen» die de Nomophylax 'er by gelapt had, de koddigfte werking van de waereld. De Zeegodin-, pen verfcheenen als ten halven lyve uit het water voorkomende , met valfehe geele hairen, en met magtige groote valfehe borsten, die van verre 'er recht natuurlyk , gelyk opgevulde blaazen , en dus zig zelf volkomen | gelyk, uitzagen, 't Welluidend Gezang, on'; der het welk deeze Zeewonderen kwamen aan: zwemmen , was eene naarvolging van het beroemde wrekkekkek, koaks, koaks, der Kik, vorfchen van aristophanes; en om de \ misleiding te volkomener te maaken, had de ï Heer grïllus verfcheiden koehoornen aangebragt, daar van tyd tot tyd op geblaazen werd, om de op hunne Slakkenfchelpen blaazende Tritons natebootfen, Van de DecoratVèn willen wy, kortheidshalven , niets zeggen , dan dat zy door de Abderiten zeer fchoon bevonden werden. Inzonderheid bewonderde men een Zonnenöndergang , die zy door middel van een molenrad , met lange brandende zwavelftokken beftooken, te weege b/agten; 't welk eene goede uitwerking gedaan zou hebben, zeiden zy, indien het flegts een weinig rasfeher was omgedraaid geworden. By de wyze, waarop pers sus me? ; zende Tritons natebootien,  A B D E R I T E N, zwegen ^ ^^^^.e, gen wenfchen dar m» T 13 WeI m°' dat **** bad, op vallen zyn„ y Jls oog m0gten g£j  Eene Staatkundige Roman, s6$ ZESDE HOOFDSTUK. Zonderling na/pel, dat de Abderiten met een Vreemdeling fpeelen, en deszelfs hoogstön* Verwagte ontknoopingt. dra het Stuk geëindigd was, en het verdoovend handgeklap een weinig tot bedaareri kwam,( vroeg men , volgens gewoonte, aan elkander: Nu, höe heeft u dat ftuk bevallen? eri men ontfing van rondfomme het oude antwoord. Een der jonge Heeren, die voor een voornaam kenner te boek ftond, deed insgelyks deeze groote vraag aan eenen vry bejaarden Vreemdeling , die in een der middenryen zat , en volgens £yn voorkomen geen gemeen perfoon fcheen te weezen. De Vreemdeling, die mooglyk airede gemerkt had, wat men te Abdera op zulk eene vraag moest antwoorden, wastaamlykfpoedig gereed met zyn, Zeer wel! Doch vermits zyne houding deeze goedkeuring eenigzins verdagt deed voorkomen, en teffens eene onvry* willige, hoewelfchieronmerkbaare , beweeging der fchouders, waarmede hy dit gezegde ververgezelde, als eene ophaaling der fchouders kon uitgeleid worden, liet de jonge Abderitifche Heer zig zo gemakkelyk niet afzetten. Heü  m d 8 a e d e a i t e £| « Het fchynt.CBeiby, ) dat het Stuk n n,V I " dbff" h:Cftf? H« wordt echter onder :t, T ^-- — sger. : Het ftuk mag „iet kwaad zyn; was het intwoord tan den Vreemdeling OP de Muziek? - oJ tffe dg M M™gt, dat is een Muriek u T te Abdera hoort. ' **** *** » Gy zyt zeer hoffeiyk. In de daad, onzê -an in2ya -Zi*w zeeker. Dan zyt gy veefligt over dé vertooners hH I i, te vreeden?" ™w».me« * t? T f ^ ***** te vreeden, — 1 " naar ro1 by uitneemendheid gefpeeld ? " I o Zeer uitnemende! " Zy deed ee^ groote uitwerking waar ? " * ' BIel Dat zUIt gy het bme ^ . I jong genoeg meer toe. 'I Te" minfle" "Kgjtoeftaö, dat jER. - sEUS een groot Acteur is?» >«* ^r/fAf» ^ * WJ m de fi En die Chooren ? s rw ™i ■^at waren nog *V eer"s?'  Eene Staatkundige Roman", njt i, eerst Chooren, die hunnen uitvinder eere „ aandeeden? Vond gy den inval, by voor,, beeld, waarop de Zeegodinnen Werden aan- gevoerd, niet ongemeen gelukkig? " De Vreemdeling fcheen den Abderiet zat te worden. Ik vind, (hernam hy, met eenig ongeduld,) dat de Abderiten gelukkig zyn, door zo veel vermaak in alle deeze dingen te hebben. ,, Mynheer ,< ( zei de jonge Melkbaard op eest j, fpottenden trant,0 kom 'er maar voor uit, „ dat het Stuk de eer en't geluk niet gehad ,, heeft, om uwe goedkeuringwegtedraagen!" Wat ligt u aan myne goedkeuring geleegen ? — De Meerderheid heflhcht het. ,, Daar hebt gy gelyk in. Doch ik wilde, om 14 de aartigbeid , wel eens hooren * watgy toch tegen onze Muziek, of tegen onze Acteurs zoud kunnen inbrengen ? " Kunnen? zei do Vreemdeling een weinig haastig , doch hield het overige binnen. - Ver- fchoon my ! Ik wil niemand zyn vergenoegen betwisten. Het ftuk, zo alshet daar gefpeeld'werd , heeft te Abdera een algemeen genoegen gegeeven; wat wilt gy meer ? ,, Echter zo algemeen niet, dat het u behaagt „ heeft. Ik ben een Vreemdeling. ,, Vreemdeling of niet, uwe gronden ver- lang ik te hooren! hi! hi! hi! uwe^gronden , „ Myn  t ^ n e r i T E N. fi Myn heer ƒ l!we gronden ' >. ** bekome ^ , * h 'llnf^^T ^Abderitisch Jonge, Si ******* ongehoord had. ) Gv >> boonéndelhóS V ' ne°SWyze' » "waarlyk£ l ° °PgewektJ ^y laaten Vreemdeling.) (2e} de 5» Hoe meent gy dai-g'.. r T, , » ziek is Muziek en mV u , deDk» ^ -te hebben 0^,1" ^^Wri *" ^r.dU ^ar alle feil A, ge!s der kunst welafge- pas-  Eene Staatkundige Roman. tf§ paste , een Schoolgeleerde en regelmaatige MAziek zyn, ik heb daar niets tegen. Ik zeg alleen, ■dat het geen Muziek voor de a n n r o bi e d a vM , EUR1PIBES 'tS. „ Gy denkt dan, dat de woorden beter uitj, gedrukt moesten zyn ? " o De woorden zyn fcmtyds Zelf te fterk Uitgedrukt : Maar in hetganfche Stuk , myne Heeren i in het geheel is de kragt der uitdrukking, door den Dicher bedoeld, gemist! De karakters der perfoonen ■, het natuurlyke der driften en aandoeningen, de eigenaartige fchikking en ft geling der lighaams beweegingen, -— dat geene, 't welk de Muziek zynkdn, en zyn moest, om de taal der natuur, de taal der hartstochten te weezen, —wat zy zyn moet, zo dat de Dichter óp haar als op zyn element zwemme i het hoofd boven heude, en geenzins 'er in verdrinke; dat alles ontbreekt >er. — In het kort 4 bet geheel deugt niets» Ziet daar myn gevoelen in vier woorden ! ,5 Het geheel, (fchreeuwden de beide Ahs, deriten,) het geheel deugt niets! Ha! dat 5, is veel gezegd! Wy wilden wel eenshooren 4 ,j hoe gy dat bewyzen zoudl " De hevigheid, waarmede onzfé twee voorvegters van hunnen Vaderlaridfehen fmaak den graauwbaardigen Vreemdeling toefpraken ^ had bereids verfcheiden andere Abderiten hier doen famenvlocifen. Elk een werd opmerkzaam op een verfchil, dat de eer van hun Volkstoneel i, D£Et. S fcheerj  fcheen te betreffen aiu j te hebben, ' ^ ****** den rng vry verder met u i„uet. ? * wanneer ik my ^SS^!;^~g. fieer> ^^inhetgeSeL0"1 ^ ^ voor wien de twee j^T?" ^' * *Wy elk 2y„e vryheid ^ Wd is "Hoe,- wa;? J^d'7d0che^eri--. f fthreeuwde de fc™ ^ 1S" dat * hooren.' haf ha' h* ' v l U Wil ft vertoond zyn! *> , P r ToiJeel frh t en "ttmuntend Sust i »* fchoone Zedekunde f » een Myne Heeren! Czei rl» \r  Êene Staatkundige Roman. üig uit te rusten; ik heb in de handen geklapt, gelyk, het gebruik des Lands medebrengt, en zouftilen vreedzaam wederom myns wegsgegaan zyn, indieri Hiet deeze jonge Heeren my op dednngendfie wyze hrpligt hadden, óm hen myn gevoelèn te zeggen. ,j Gy hebt 'er ook volkomen recht op; " (voegde de andere Raadsheer hem hier op toe, die in zyn hart geen groote vereerder van den Nomophylax was, en om'Staalkundige redenen zedert eenigen tyd op de geleègenheid loerde, om hem , op eene welvoeglyke wys, een gevoelige neep te geeven.) „' Gy zyt een kenner der „ Muziek, naaf het fchynt, en — " ! Ik [preek vólgens myne overtuiging', zei de Vreèmdeling. De 'Abderiten ofii Irem heèn wérden van tyd tot tyd luidfugtiger. . Eindlyk kwam de Heer Óslyllus, die vani verre gehoord had, dat 'er over zyne Mufiek gé> fprookén wierd , in eigen perfoon 'er by. Hy had een geheel eigen manier i om de oogen famen te trekken, zyn neus optefchorten , zyne fchouders op' te haaien jf te gryhzeh',. en' te meesmuilen, wanneer hy iemand , met wien hy zig in éene woordwisfeling' inliet", by voorraad, zyne verachting wilde doen ondervinden.' — ,,' Wei" zo, (zeihy;) hëeft myne Coinpofitie het geluk niet, om dien Heer te behaagen? Hy fi is bygevolg een kenner? ha! ha! ha! Ver-, Haat zonder twyflel de Stelkunst ? ha! ha!" $ % 1W  dekking vnn V ' °m hem' doordeont- w vVerk rangdee2SS mans » ™* renmasT hvZ0on^ig geoordeeld had, 0[> «-enmaal van zyn ftok 1-0 inoi p te flaan. hdpen ' en ter neer De Vreemdeling maakte denA^/(W £ Comphment, VöJgens het gebruik fe j-ertrvei bonderd d-h-« „één fout ln de Gompofitie! ha.'halha' " VVelnu' laat eens hooren' " Vrl~'j:^/^—^.eide Muziek naarmy»>™en, heeft de „ En dat is ? » _ pyasde de A, de neus optrekkende. ' °^fV ^antwoordde de Vreemdeling.) % Zo ! meer niet? ha, ha 1 ha.' Ik heb aU A» de„ Dichter niet verüaan? En dat weet * kopge2eeten? hT' ^ hi - " ^ * linf Tï' rh£rnaiH de Vreemde-  Eene Staatkundige Roman. fi?7 , dm, myn gevoelen te Olymipia voor ^^Griekenland teftaaven. Dat zoute veel omftandigheid maaken; "• zei de Staatkundige Raadsheer. „ Het behoeft ook niet , (riep de Nomophylax. ) Morgen vertrekt 'er eeu Schip, naar A„ thenen. Ik zal aan eu r i p-i» e s, aan den „ Dichter, fchryven; hem de geheele Muziekzenden! Deeze Heer zal immers het ftuk niet „ beter verftaan dan, de, Maaker zelf? Gy al-> „ len, die hier zyt, onderteekent het als ge„ tuigen ! e u r i p, i.d e s zeli^zal 'er de uitfpraak over doen. Die moeite kunt gy fpaaren,, (zei de Vreemdeling lachende,) want om de onderhandeling meteen woord ten einde te brengen , e u a 1 p i d e s,. op wien gy u beroept, —i ben. ik zelf. Onder alle mooglyke flimme trekken, die.eur ip idas den Nomophylax immer fpeelen kon ,, \yas ongetwyffeld deeze'de flimfte, dat hy, —. in het. zelfde oogenblik ,■ waarin men zig op. • hem, als op een afweezenden, beriep, - ■ in eigen Perfoon daar ftond! Maar, wie konook op. zulk een. (keek verdagt weezen? Wat, by ANtims!■ had hy in Abdera te doen? En dat juist op een tydftip, dat men liever een wolf \ zou gezien hebben, dan. hem ? Ware hy, gelyk natuurlyker wys te. denken - was, te Athenen geweest, waar hy te huis hoorde —- dan was ^Ues volgens den gewoonen weg afgeloopen. De S 3 No:  'm m„e,efd;;nBf£,Dat H P e s had een hnfl„i J ' Euripj. r,RUu b0«yk-*/w* befcheid gegeeven- nebben lasten leezen ge',£eJ ^oPden^^:;L!trd-de gisten? Maardatde V^el n. T" fy^, de bedillende VreeQt neUS" fnsch weg i„ hef 9„ Vreemcie{'ng, die hem zo 5t geen 1 ""^ had, _ ^twaseendie toevïZiP,DESZe,fwas-'-Felyk hy, :„ . ■ ° » man , ^lyk'verdooS ^ ^ ^ oognnl Tcharrelde drfe" fcLri« ? ^ ^ Euripjd^? ' eerwaards. — Raadsheer, de beiden korte dik* deümltandlrs te Ltr°THeeren' e" a»e ™ «ig keek» ^£**H ^"baasd rond, -^„onderhen gevalled; * ? ** * aa.i  u,*,* $t/iAtkitndt?e Roman. 279 san welkers moqglykheid by zelf niet eens gedagt heeft. - „ Hoe? - Dat zou euripi„ des weezen? De zelfde euripides, l, van wien wy gefprooken hebben ? die de ' andromkda gemaakt heeft ? en aan wien ,', de Nomophylax dreigde te fchryven? — Hoe kan dat waar zynt De Staatkundige Raadsheer was de eerfte, die uit de algemepne verbystering bekwam. —t. ,,. Een gelukkig toeval! waaragtig! (riep hy,) by kastor! een gelukkig toeyal! Heer \.„ Nomophylax., Nu behoeft gy uwe Muziek niet 3, uittefchryven, en gy befpaart een brief. " ' De Nomophylax voelde het gansch gewigtig aanbelang van het tegenwoordig oogenblik: en wanneer die een groot man zy , die in zulk een beflisfend tydftip, op ftaande voet, het eenige middel aangrypt, dat hem uit de verlegenheid redden kan! dan moet men bekennen, dat g r v l l u s een voortreflyken aanleg had, om een groot man te weezen. ,, Euripides ( riep hy, ) hoe ! Die Heer zou zo in ], eens euripides geworden zyn ? ha! ha ! ha! Die vond is goed. Maar wy laaten ons hier in Abdera zo ligt geen zwart in ftede van wit in de hand floppen. " Dat zou grappig zyn , (zei. de Vreemdeling,) wanneer ik my te Abdera het recht van myn naam, moest laaten betwisten! S9 Vergis u niet, Mynheer! (viel de Syes*.  .»^/va„TRASYLLUshem •;;f-^^deM^^^ nf . T E LMi 1P1D £s genaamd ZVn ; maar » ofgy die EüRiPlDESzvt , ' 'dr „ dere vraag. DESW, ^t^ecnezn- rchrrJ % ƒ verzee ker u , Wet deeze eerfte » d« gaat xofcbielyk niet. Deeze Hefr ntfr „ daar hy ziet dat het recht ernst wordt zou' ?' byr;fllliper20eken^niaaken.-- Ne"U ^SBietgeWed- ^-etnnhe! » waaralsikGRYLLusben__'01 Za -Niet al te driftig, fleer Collega, 2ei de „ Staatknndige Raadsheer, ft ben^ £ „ Phyfionotmst, maar de Vreemdeling fcW " my ZU k een tornen te hebbent dat hy , ZeerwelEüR1PIDES2ynkQn> ' £ V de« voordeel, raade ik U/Aw J™ t Verwondert my,(merkte een der om. V fnders aan * > dat men hier zo veele woo/ *' ^ ^> ^ar het geheele verfcn^  55 1 > Eene Staatkundige Roman, a8i 4. fa, of neen, beüischt kan worden. Boven 2 den ingang, ftaat immers het afbeeldzel van ** euripides naar het leven. 'Er behoef? Z niets anders gedaan te worden dan te gaan zien, " of de Vreemdeling aan het beeld gelyk zy? Bravo ! Bravo! (fchreeuwde de kleine dik„ ke Raadsheer:) dat is een woord van een L onpartydigman. Ha! ha! ha! Het beeld — dat is geen vraagens waard, —r— het beeld " moet de uitfpraak doen, — offchoon het niet fpreeken kan. Ha! ha! ha! ha!" " Alle de omftaande Abderiten ftoegen luidkeels, aan het lachen over den vernuftigen inval van het korte ronde mannetje , en nu liep alles, wat voeten had, naar den ingang. De Vreemdeling gaf zig met gelaatenheid aan zyn noodlot over , liet zig van agteren en van vooren bezien , en. ftuk voor ftuk met zyn beeldtenis vergelyken, zolang zy wilden. Dan, helaas! de vergelyking kon onmooglyk tot zyn voordeel uitvallen, want het welbekeeken beeld geleek naar alle andere menfchen en beesten, behalven naar hem. Wel nu! fchreeuwde de Nomophylax zegevierende , — wat kan die Heer nu ter zyner verdeediging inbrengen? " \ R kan iets zeggen, (amwoordde de Vreemdeling, die vermaak in de klugt begon te krygen,) waaraan geen van u allen fchynt te denken, offchoon hef even zo waar is, als dat gy — Abderiten zyt, evripid.es ben, S 5 » ZeS-  ?> kost ons, of jyp jjpj, o ™" Het » Het is een fraai aT k°0t & Da vertellen. V houwer. ?' Va" onze« Stadsbeeld. * man.» . Mn ten be^'aaffi, beroemd - ^ongetwyjdirrrheefen'--G^ » hen. £en Wei van hem gehoord heb- >> fay ons geu,eest die „og ifflmer » wonderd. >t Is egr 1 I ^ be~ Ö Gy ziet hef «at k«ntgynaverfeJjen> » letters onder - L /"aat met ^oote g0uden - aangebooren defi --tin jachen ^^f»0"'»*» » Van ganfcberbapte,, i» • *> Dat  Eene Staatkundige Roman. ,', Dat is eene aartige vraag! " (zei een der Abderiten, zig agter de ooren klouwende.) ■ X Eene bedrieglyke vraag, by j.upiter! (riep een ander.) „ Geef wel acht op het „ geen gy antwoord, hooggeachte Heer Raads„ heer! Is die dikke Heer een Raadsheer van dit vermaard Gemeenebest.' — (vroeg de Vreemdeling met eene buiging - ) ■ dan bid ik wel zeer em verfchooning. Ik fia toe , het beeld is een fraai glad ftuk, van fchoon Paros marmer, r en zo het my al niet gelykt, komt het eenvoudig daarvan daan, om dat uw beroemde Stadsbeeldhouwer het beeldfchooner gemaakt heeft, dan de natuur my. Het is althans een bewys van zyn goeden wil, en verdient al myne dank' baarheid. Dit compliment deed eene groote uitwerking; want de Abderiten hadden zeer gaarne , dat men op eene hoflyke wyze methenfprak. — „ Het „ moet toch euripides zyn; " fluisterde de een den ander in het oor; en de dikke Raadsheer zelf bemerkte , by hernieuwde vergelyking van het beeld met den Vreemdeling, dat de baarden elkander volkomen gelyk waren. Ten allen geluk kwam de Archon onolat v s en zyn Neef o n cus u l u s 'er ook by, die euripides honderd maaien te Athenen. gezien, en dikwils gefprooken hadden. De vreugde van den jongen oï?obulus over eene zq on-  ?«4 De abderiten, onverwagte ontmoeting, en zyneltellige bevestiging, dat de Vreemdeling waarlyk de beroem-' deEuRiPXDEs was, hakte den Knoop op eenmaal door; ^AbdeHten verzekerden nu den een den ander: Zy hadden, by ^ Art ^, ^ V voor aangezien Be Nmafate, toen hy 2a§, dat kuil k P,eid^tegen2ynbeeltenis ^ » maakte eene zydelingfche fiuiper \ » Een verdoemde Streek! (bromde hy, onder " L ZgT' tUSfChen ZVne tande*0 Wat behoefde hy zig ook zo fchuiI te J < "Z° hy Wlst> dat hy e uRipi'DEs was' « waarom liet hy zig dan „iet aan my aanbie! " den' Dan eene geheel andere kee, 9j genoomen. * * De Archon onolaiü jj„ • „ i.„ "«otAus, die m zulke geval- 1 gewoonlyk de eere der Stad. JhdeSa op. Dichter, om Zy„ gast te wi]Jen P k d,en staatkundigen en den dikkenVaadÏ «eer om de eer van hun byzyn tegen den „ Dagt ik niet wel, dat het juist geleek (7P\ " De "at«ur'yke eüripides! Baard, neus » voorhoofd, oorlapjes, wenkbrauwen —1 » alles gelykt op een hair! Men kan geen vol » maakter gelykenis zien < Waar of toch de zin- nen  Eene Staatkundige Roman.. ' „ nen van den Nomophylax waren? maar " ja . ja Hy mogt wel een wei- niaje . hm ! Gy verftaat my wel ? ,, Cantores amant humores! —— ha! ha! ha I na i , Basta! des te beter, dat wy den " regten euripides by ons hebben! Zo H als ik zeg, een fraai man, by ju- „ piper! en die ons veel uitfpanning zal be„ zorgen; ha! ha! ha! " ZE-  Peil! *W »*» ** wd in even lel zTfta ^ > ^danig eene' verfcbynbSn^' """^ valt; en hét is m , Parterre vo°r- *er te beriit-„ ho!omen Lee, trouwlyk vernaaien • en ™ gÊ" lès> dan nog bv den V " MgMcbt dit betreffen h,p ■ l a'gemeene vraag- by voorbeeld • • J ' Waarom moest mug ^ jmst 2n deeze fa.  Èene Staatkundige Rotnad. 687 fecunde — deeze tiende minuut ——- op dit zesde uur, naden middag, van den 10Augustus I?85 _ en dat juist deeze Mevrouw, of Freuille van * * * * • niet in het ge- zigt, niet in den nek, niet aan denellenboog, niét op den boezem , niet op de hand, noch in den hiel, enz, maar juist vier rynlandfcheduimen boven de linkerkniefchyf, geftooken wor- . den? enz. ?& en dan bekennen wy zonder kfchroomheid , dat wy op dit waaróm niet weeten te antwoorden. Vraag het de Godenl zouden wy, rn allen geval, met eert grootman kunnen zeggen ! doch vermits dithand- tastlyk een grootfpraakig antwoord zou' weezen, houden wy het voor welvoeglyker, deeze zaak, zonder eenige verdere omftandigheeden, geheel aan zyne plaats te laaten. Nu! zo veel wy 'er dan van weeten! — De koning auchelaus in Macedonïèn, een groot beminnaar der fchoone kunsten en 1 der fraaije vernuften; ( zo als, toen ter tyd zekere beüürvene kinderen der Natuur niet genaamd werden, en zo als men heden ten dage élk een noemt, Van wien men niet zeggen kan, wat hy is:) — Deeze Koning archelaus fiad den inval gekreegen , om een eigen Hoftoneel te hebben , en uit hoofde ecner famenloop" van omftandigheeden, oorzaaken, middelen en toevallen, waarby niemand heden eenig belang aieër kan. hebben, had hy euripides, op zeer  s2 de A B D E R ï T E Wj *eer Voordeelige voorwaarden , overgehaald om met e ep üitge20gt£ T - Vinuofa's, Bouwkundigen, Schilders enWerku.gkundigen, in het kort, met alles, wat rot een volleeoig Toneelweezen behoort, naariVla aan zyn Hof te komen, om de beliuuring over^ zynen nieuwen Hof-Schouwburg te aan! vaarden Tegenwoordig was e uRI E sbe_ rtri ldZe> bCneffe,1S zyn ond^oong gezelfchap, te doen: En, offchoon de weg over^nochde eeHigesnüch de kortfg Was, had hy denzei ven evenwel verkoozen* vermus hy begeerig was,.om eene, van wegen het wonderlyk vernuft haarerlnwooners zo zeer beroetnd^ Republiektezien. Hoe het bykwam, t ^ f? denZe!Ven d3g 2ig hier ^vond waarop de Nomophylax voor de eerfte maal zl ne a . o R M venooBen ^ ^^^^ y «en wy, gelyk gezegd is, geen «kenfchap gee* -ven. DergeJjkïapropo's komen menigvuldter" voor, da„ men wei denkt. Ten miln bet » g^n grooter wonder, dan dat, byvoorbeeld de jonge Heer van * * * * »„•! J ü°Weel*> dat de Koningen en Vorsten' De Koning archelaus had dusinsW^de kunsten 2yne hoede genoomeT en ,ï d7 h°fie — de gelchiedLlr;e ;;! *en en heerlyke meubelen te kosten Ia-i en hoe a,,CS' «*■ Sehenn gemak toe, i£*2 moest weezen ' hn*» h„ Aa mrurnck naars L>, * y de vermaardfte kunste- zeggen zj, hy des te yveriger deed, om d ' aangeleegen was, de gedagtenis der eü'^ da den u.tteuisfchen, door welken hyzigAm öebaaadh.d. w^ver de Leezer ij Woprj  Eene Staatkundige Roman. 291 Woordenboek van bayle in het bfeede kan naarzien. Na deeze kleine afweiding, heeren wy tot onzen Attifchen Dichter té rug, dien wy onder een ichitterenden kring van Abderiten en Abderitinnen van den eerften rang, onder een groen prieel, in den tuin van den Archon ox o« i'AuS zullen aantreffen; fa- AGT>  A B " K R I T E U, ^GTSTE HOOFDSTUK. Mk licht plaatfen, die zy met te meerchr vrugt tn'twerkftellen, omdat alle zwaa* rig eeden zo er eenigen by mogten weezen, enkel ingebeeld zyn, Het IS boven, reeds aangemerkt, dat * *i "Ivoor tog,. fchoon onbekend, by den 7 l m gr°0t aanzie" ^ Heden, 20dra hetverfpreidwas, dat hyinperfoon tegenwoordig ware, geraakte de geheeiS m beweeg ng. Men fnrnt- • van f rr „ x f P a" metS anders da* Iks al OPID/S"~^^^EUR"B,*J**>* —^ er uit? _ . Meefthy een groote neus f - Hoe houdt hy het 'hoofd? - Welke oogen heeft hy? ^. Sprel l' met enkel in dichtmaat? r< ƒ , J' J;a ? -- , Js hy hovaar- *g- —-en honderd dërgelyke vraagen, die T« °P ee"S elkaM"er deed, met eene gezwind :d welk het vohfrekt onmooglyk maak e, ^ men op. e derzelven konde antwoorden Demcnvvsg^gheidom.o.^,^^^^ lok-  Eene Staatkundige Roman» ep3 ' Jpkte nog verfcheiden anderen, behalyen die door den Archon te gast verzogt waren, herwaards. Alles pakte zig, rondom, denkaalhoofdigenDichter, in elkander, om aldus zo naby als mooglyk was, te begluuren, of hy 'er ook zo uitzag, gelyk zy zig voorgemeld hadden, dat hy 'er moest uitzien. Verfcheidenen , inzonderheid onder de Dames, (cheenen zig zeer te verwonderen , nu zy ondekten, dat hy'er juist zo uitzag, gelyk een ander mensch. Anderen merkten op., dat hy veel vuur in de oogen had. Dg fchoone thryallis fluisterde haare gebuur in het oor: Het is hem zeer wel aan te zien, dat hy een volflagenVrouwenvyand is. (*) Zy maakte deeze aanmerking met eene houding van voorloopige vergenoegdheid over * de zegepraal, die zy zig zelve beloofde , wanneer deeze verklaarde vyand van haare kunne ' de kragt haarer bekoorlykheeden zou moeten erkennen. De Domheid heeft zo wei haare uitfleekendheeden , als het verftand ; en die het daarin tot het buitenfpoorige brengen kan, beeft het verheeven toppunt deez.er zielslluimering bereikt, dat voor zekere menfchen altoos een bron van vernoegen is. De Abderiten hadden het geluk, om. (*) Het is bekend, dat hem deeze haatlyke laster-, fchoon onverdiend, is aangewreeven geworden. T \ .  llÏkt'VC° t0? "^nheid bereikt n hebben Hunne omgerymdheéden maakten een Vreemdeling fomwylen in den aanvang wel war ongeduldig; doch zo dra men befpeurde da ^o geheel uitéén Huk waren, en even'da^ om zoveel vertrouwdheid en goedwilligheid jnzig a den, verzoende nien zig weder daadW met hen, en vermaakte men zig dikwils -eer met hunne dwaasheid, dan met her vel m:rt van andere luiden. EtiMPiDEs was, inzyn geheele keven, m geen lugüger humeur geweest, dan op di Aboerituch onthaal. Hy antwoordde met de UT te g°edh^d op alle- hunne vraten lachte over alle hunne platte invallen; gj f! -hoog gelden, als by zig 2elf w^deenle en verklaarde zig over hun Toneel - en Muziek' * weezen zo gansch voordeelig, dat elk een hem volkomen ,e vreden was. - gen ZZ lelie Dam' " ^ heer de Dame salabanda, die naast hem zat ï °f O * *>* -n nederig voorkoKen^l En daarhy zo boflyk , zo befckeiden, als of L geen groote kop „as: antwoordde salabanba. ~- £yJVP1TERUe d , Z7 ki Z- ^ k°ne ^ ^dsheerS het opftaan van den dischO^^^ J fi *!"» ! Ik ms niet Van kern ge^ hy myn ziel' &ew,.gt genoid Hd 7 D*Dames> die by fchoon poemd had, waren daar voor zo. hoiryfc, m ge=  Eene Staatkundige Roman. ' 295 gedroegen zig zo, als of zy hem voor twintig jaarerrjonger aanzagen, dan hy was. Om kort te gaan , men was geheel door hem betoverd, en beklaagde zig flegts, dat men de eer en het genoegen , van hem in Abdera te zien, niet langer genieten kon: want eüripjdes bleef 'er by, dat hy zig niet kon ophduden. Eindlyk nam Vrouw sa l a is a n d a den Staatkundigen Raadsheer en den jongen onobtjL u s ter zyden. Wat dunkt u, (vroeg zy hen,) wanneer wy het daar heen konden brengen, dat, hy ons zyne andromeda vertoonde ? My heeft zyn eigen troep by zig. Bet zuilen voorzeker bui- tengewoone virtuosen zyn. Onobu- las vond dit een hemelfchen invaL —Ik heb even het zelfde gedagt, ( zei de Staatkundige Raadsheer,) en was juist voorneemens,het aan U voortedraagen. Maar. 'er zullen zwaarighee- den tegen zyn. De Nomophylax.' 0 Laat my daarvoor zorgen ! ( viel salabanda hem. in de reden,) ik zal dien baan wel rydbaar krygen. Voor myn Oom Ha ik in , zei 0 n 0 b u l u „ en nog van deezen nagt wil ik onder onze „ luiden een party vormen, die gerugt genoeg „ in de Stad zal maaken. " Slegts niet te dfiftig, (mompelde de Staatkundige Raadsheer, het hoofdschuddende,) wy moeten ons zeiven niet in het licht kopen.'- t 4 'Em  " ^aar Wy hebben geen tvd t* - H-K*vorfchenver^r^J^f « D?s gaat heeni» C ^yiUPi- Wy zullen hem zien „* ,„ z, , . f „ ^aat mJ maar begaan. — , Za! ^ mel^ Vrouw SALAJJA,DAÖoi]d wy2e Vrouw re boet y„ i f OP d.„ ^ij™^'™ £>'«=» i»»loed CJK VOOr hun hnnf,-! „., , " "» ,Jun noofd, een ander advvs in d™ Raad, dan het steen »v ,?„ "Mvys in deq r » &een zy des avonds te voren van zo (*) De Raadsheer was een ~c\Pr v ^t ii, het Neerdnnc ' . . .^'W*». , . • * "Wiuwjj.  Èitie Staatkundige Roman. »97 ZO gedwee waren als kalfsleere handfqhoenen. flaar huis, dat onder een der besten in de Stad gehoorde', was de plaats, waar alle beraadüagingen voorbereid, alle handelingen gcdoqdverwd, en alle verkiezingen in het net gebragt werden! Met een woord, Vrouw salaban©a deed in Abdera, wat zy wilde. E u r i p i d e s had , zonder het minfte inzigt, om van de aangelegenheid deezer Vrouw ger bruik te willen maaken, zig zo zeer, pp deezen avond , in haare genepgenheid weeten intedringen, als of hy voor het minst een Kikvorfchenverzorgersplaats bekjeed had. Kwam zy met een agterbuurtftaatkundig fpreukje als met «en fyne gedagten te voorfchyn, hy vond het eene zeer fcherpzinnige aanmerking te weezen; bragt zy eene plaats uit simonides of howerus by, dan bewonderde hy haare ongemeene bekwaamheid in het opfnyden van vaarzen. Zy had uit zyne eigen werken eenige plaatfen opgezogt, dje hem te Athenen in het kwaad gerugt gebragt hadden van eenVrouwenbaater te weezen ; doch hyhad, terwyl hymet een veelbeduidend gelaat, voor haar en de fchoone thrvallis eene diepe buiging ©aakte, haar verzeekerd, dat het zyn ongeluk was, niet eerder te Abdera gekpmen te zyn. In 't kort, hy had zig zelve zo fchoon voorgedaan, dat Vrouw salabanda gereed was, een opftand te verwekken, in gevalle het plan, T 5 dat  'i( '&s b e abderïtk k? dat zy met den Staatkundigen R„> , worpen had *n ""-ci^en Raadsheer ont- ^^^^^^ 'P-edig overtébaaïen wa« dle «erae-%k . b^uide, dat dit 0f dl tot ^ ffiCn ^ Gemeenebest g °té& r°em va» h« Volk «er aangenaam zoulyn Ma ' * mits hy een Hwr™-., j y Maar' ver- -0 onberc,,oft ^ teken aünhwg onder be, Volïhad teerde. ' ""* « rag 5, Wees gerust' ('zaS j r> » RaLsheet =,°pzyde„an,0 &fco - ^ é me„ hen, wimen wil Wan- 55 den 5  Eene Staatkundige Poman. 5^ 5, den, en wanneer hy neen gezegd heeft, des ' morgens wederkomen , en , zonder den mond „ te vertrekken , zo over de zelfde zaak fprce" ken, als of hy ja gezegd had, en hem tef„ fens beduiden , dat men van het gevolg zee„ kef is. Dan kan men zig op hem verhaten ' Z als op gekeurd Goud. Het is de eerfte keet niet, dat ik hem dus in myn net gekreegen . heb." Gy zyt een looze Vrouw, (hernam de Heer Kikvorfctjenverzorger, .terwyl hy haar zagtlyk pp den poezeligen arm tikte. — ) Hoe jlëmmig kunt gy de menfchen by den neus leiden! Doch men zal merken , dat wy iets in *lzin heb- ben, — en dat kon nadeelig weezén, — ; Wy moeten piano gaan \ Op 't zelfde oogenblik kwamen twee Abderitinnen 'er by huppelen , die weldra door bet overige gezelfchap gevolgd werden, om te hooren, waarover men fprak. De Staatkundig? Raadsheer maakte zig ongemerkt van daar. , Wel nu! Hoe voldoet euripides u? , Vroeg sa laband a. Dat is nog eerst een „ man , niet waar?" o Een charmant man! riepen de Abderitin- een. +t h fegts jammer, dat hy zo kaal is! - zei 'er eene. En dat hem twee tanden on't- brseken ! voegde eene andere 'er by.  3°? XXE A E D E a I T E K', iV*mW/ ^ minder km ' an woorddede derde; en vermits h t ea^ zdtje d t er uttzag, aIs of h £ Paddeftoel, in eenen nagt, uit den £ond Z groeid was. t>e- VrSwlf'V*««e* vroeg een ander Vrouwtje fporsgewyze. Ik denk, dat h ■ ^erezeerfpirs. En deeze Iteek was" -espenagnger , vermits het gezegde Vrouwtje hoewel zy zig voordeed als een Meisje van al' „beiden )Van dn alles fpreeken wy nu niet „Erts geheel iets anders op het tapyt. £ ,5 2ou het uaanftaan, wanneer ik den vreeml „ den Heer overhaalde, om hier eenige dag^n « e vertoeven, en om ons, met zyn eig n ?> -ep dieh een zLr fo" » neelfpelen te vertoonen ? » ' ' ™ ° f T7;it- te gejy,c v—oprpr;nge^ " DatZaI ikwel.kunnen maaken, (hernam ??sALABAN,A^ maar gy moet my Z s, behulpzaam weezen •» ' -  Eene Staatkundige Romah Soi Ja wel! ja wel! "fchatetdefl de AhderttinHen; en liepen ftraks met geheele troepen naar euripides, gelyktydig fchreeuwendè: o Myn Heer euripides! Gy móet eene Comedie voor ons fpeelen! Wy laaten u niet gaan, voor dat gy eene Comedie voor ons gefpeeld hebt! Gy belooft ons zulks? — Niet waar? De arme man, wien dit zo fchotsch voorkwam , als een emmer koud water over het hoofd, trad twee fehreden te rug, en verzeekerde hen, dat het hem nooit in den zin gekomen was, om te Abdera eene Comedie te fpeelen. Hy moest zyne reis bekorfen, enz. Doch dit alles mogt niets helpen. o Gy moeti (fchreeuwden de Abderitinnen O Wy zullen u geen rust laaten. Gy zyt veel te welleevend, dan dat gy ons iets zoud afflaan. Wy willen u op het vriendlykst bidden. -—— In ernst, (zei Vrouw s ala ban da",) wy hebben een aanfl-ag op u gemaakt!" — En die ook niet in hok verdwynen zal, (viel omobulus tusfchen beiden,) of myn naam zal geen onobulus weezem , Wat is dat? wat is-dat ?" vroeg de Staatkundige Raadsheer, die den onweetenden fpeelde, terwyl hy langzaam en met een geheim verraadend oog voor zig keek. „ Wat hebt gy „ met dien Heer in 'tzin?" De korte dikke Raadsheer kwam 'er ook by gewaggeld. Ik geloof waaragtig, zy willen allen te gelyk arrest op  SC2' ' BE /.BUERITÉ rfj" ej> é)W /fcri ƒ hal ha 1 ha! fchreemy d« hy; lachende, dat hy zig. den büik mo£st vasthouden. Mén onderrigte hem, war ter verhandeld werd Bfe* ha! ha! Een fchoone vond! zowaar frafm'y jf u pi t g r / V beloof ik u! Da Server zelf! Dat zal de moeite waardig wee. zen. Dat zal waarlyk een groote eer voor Abde™zyn, Heer eompidss! een groote eeri IVy mogen om gelukkig rekenen, dat wy vaü zulk een bekwaam man profiteeren zuHen ' No» twee Heeren van Beduidenis maakten hem ten naasten byhet zelfde compliment; ■ Euripides, hoewel hy dién inval' niet onaartig vond, om zig aldus eens met de Abdenten te vermaakerr, hield zig echter zeer ver- ' wonderd, en omfchuldigde zig daarmede, dat' Hy den Koning archelaus beloofd toto ,zyne reize te zullen verhaasten; ■"' ' Ei wat l C zei o w o b u e r s, J gyzvt 'e»h C mèenebestgezhide, en eeifGemspiebsst he'ft t>* naaste recht op u. „ Zeg flegts aan den Koning 4 É&aterdé de „ fchoone myris,)-dat wy ér u met" kragr" toe hebben overgehaald. % 2al rtkeilvl » een galant Heer zyn, en het tf niet kwal-" " klm.nerj neenjen> ^t gy-oor eene keer gc„ verzoek van zes Vrouwen wildet afflaan." 0 Liefde! ~ .Gy Tyran van Goden en ike fchen! nep EUripides in tqne,my:: ^ wy! jl ; Ilt;P euripides in tonedhy  Eene Staatkundige Roman. 303 wyl hy met een de fchoone thuya llis aanzag. • „ Indien ü zulks ernst zy, (zei thrya lj, lis, met de houding van iemand, die niet ,, gewoon is afte wyzen, noch afgeweezen te j, worden,) indien li zulks ernst zy, bewys 1 j, het dan daar mede, dm gy u door my ver, ^, bidden laat!" Dit door my verdroot' de andere Abder'klnnetu . - . JJfy willen niet onbefcheiden zyn; -zei 'er eene, terwyl zy de lippen introk, en i ter zyde zag. Men moet den Heer geene j tnmoöglykheeden vergen; zei eene andere. „ Om u genoegen te geeven, (zei de Dich3, ter,) myne fchoone Dames! wordt liet on>' 3, mooglyke my möoglyk." • ■ Wyl dit onzin was, gaf het een algemeen \ genoésen. Onubulus kwam daadlyk met , zyn fchryftafel voor den dag, om dit gezegde Voor zig aanteteekenen'. De Vrouwen en Maag1 dekens wierpen een blik op thryallis, als of zy zeggen wilden: Ei! hy heeft ons ook non genoemd! Madam behoeft op haare atal ante gedaante zig zo veel niet intebeelden ! Hy blyft zo wel om onzen wil hier, als om haaj 'ren wil. Salabanda bragt wel dra den handel ten ]' einde, wyl zy hem alleen om het genoegen verzogt, dat hy haar, en haare vrienden, die al1 leh zyne groote vereerders waren, nog den volgenp  geriden dag fchenken wilde. Vermits nu é rjn rp i d e s m waarheid zigniet behoefde te overhaal iTet'bv" llnAMera Zk Z6er W£l ™***te, het hy ZIg met lang.bidden, om een voorlte aanteneemen, dat hem verfcheiden origineel' fchan in • US gl"S h« gezel- fchap m voormtzlgt op de eer, om morgen by Vrouw saeabanda' elkander Weder te tegen middernagt i„ het onderling Vergenoegen uit elkander, &  Eenê Staalkundige Roman. 305 NEGENDE HOOFDSTUK, Euripides beziet de Stad ; wordt met den Priester stiiobylus bekend , en verneemt van hem de Gefihiedsnis van de Kikvorfchen van l.a t biiA. Merkwaardig Gefprek , by deeze gehegenheid tusfchen democritus, den Priester en den Dichter. Xntusfchen leidde onobulus,' in gezelfchap van eenige jonge Heeren van zyn foort, zyn Gast door de Stad; om hem al het bezienswaardige te vertoonen. Onderweg ontmoette hen democritus, met wien euripides reeds voor langen tyd bekend was. Zy gingen derhalven met elkander;, en, daar de Sizd Abdera taamlyk uitgefbrekt was, hadden de twee Wyzen8 overvloedig geleegenheid, om zeer veel te leeren van de jonge Heeren, als die altoos den mond open hadden, over alles oordeelden, alles wisten, en wien het in het geheel nier te binnen kwam, dat het voor huns gelyken welvoeglyker was, in de tegenwoordigheid van mannen , te hooren, dan zig te laaten hooren. Euripides had dus deezen morgen genoeg te hooren en te zien. De jonge Abderiten , die nooit verder dan tot de uiterfte Hag- ï, deel. V boom  30S »* "tlll,,,, * van 4d r „' a'2y.'h™' "e"°J"d™' **** dingen « J^'^ " * te Svracrtn, ' Lor'»the;j en? ^ fraayer " ^ger waren dan te dighig iy geene ver°k 'lyjfófcTf-,neder,, 'Myclkkórt e -vandoor de pest byna gebed onu Ikt w " if ^e overleevering zegt, niets meei dt * «yfct geheiligd bosch en g£g " , LAT0^ moesten agteWaaten Zv " -n gennmen tyd, "o^ "^--ndiyk, dat het beat VaS eXj >>^eboom,n, uit hctvootuoenWbTf >>™e!s en aarde, beneffens een Jntl llit ft* fiemelden waterpoel h'eerft ^ *y tC ^ panden, was 1 §'' niecw^r of Wa- " tCrP°£l tC die eVen de zelve is , -^gy hier voor u zie, Voorts^ " ! arffl Vaü de ^ierAWin denzel- ^Jfl -ueden de nakomelingen der in 5J Kik. 53 Kik.  Eene Staatkundige Rouwt!» 9" Kikvorfcben herichapen Lyciers of Milten „ die zy m het gewyde water hadden med*„ebragt, in denzelven. Om deeze meuwe " Waterkom , die zy zorgvuldig de naauwkeurige gedaante en grootte van de oude " gaven, planteden zy de med.egebragte heiZ «ge hoornen, wyddcn dezelve op nieuw tot een heilig Bosch aan latona; zy bouw" den haar deezen Tempel, en verordenden een Priester, die den dienst deszeivenwaarneemen , en het Bosch en den Vyverbcwaaken moest, die op deeze wyze, zonder " zulk een groot wonder, als de Heer demo" cultus voor noodig houdt, te behoeven, " mt Lycien naar Abdera zyn ovcrgebragt ge"worden. De Tempel, dit Bosch en deeze ' ' Vyver zyn in onveranderden (land gebleeve* " uit hoofde van den eerbied, dien alle de na" buurige woeste Thraciën voor dezelven heb" ben door alle de veranderingen en onge" vallen heen, welke Abdera, in vervolg van ! tyd te beurt vielen, tot dat eindlyk de " Stad door de Tejers, onze Voorouders ten tyden van den grooten cvrus herfteld "'werd; en, gelyk men zonder grootfpraak l " ze^en kan , lot zulk een toppunt van heer" lykheid opklom, dat zy geen reden heefr, „ om ergens in de waereld eene Stad te be, nyden." Gv (Preekt gelyk een waar Vaderlander, Heer V 4 0yer-  312 DE "DEIUTÏN) zy>eene " VlaaS— wat gy wilt; (vieISTR0By. » in.) Ik zal God dank.' niet verkegen }, .zyn om ti te antwoorden " Met verlof dan van „w Wel-Eerwaarden ltvoer euripides voort - ï />„ z, , * Abdenten ^ het denkbeeld gekomen zy„\ em kaar een aanvenlyker Te,.pel te bouwen? woör rei'WEgUe deeZV^nwerping;>' antwoordeSTROBVLUSffiet ^ g).m!3c wyl by zyne oogleden wyd van een fpalkte om als tware, zeer verre te kunnen zien, ' Betu geene tegenwerpt , (hernam ÉURi, „ Ik wil u dezelven beantwoorden; (zei de » WrO He^as bulten twyffe, voor het Gemee»ebest gemaklyk geweest, voortA. s» T o n a , als eene Godin van den eerflen „ rang, een zo p.agtigen Tempel te bouwen „ als zy voor Jaz'on, die flegts een Held » was, gebouwd heeft. Maar met gtomi eq » goed. ?3  ■> 5 55 55 Eene Staatkundige Roman. S*3 „ goed recht heeft zy geoordeeld , dat het „ overeenkom ftiger ware met den eerbied, dien we aan de Moeder van apollo en diana Z verfchuldigd zyn, om haaren ouden Tempel „ in dien ftaat te laaten, waarin zy hem ge* vonden had: en ongeacht dit alles, is en " blyft hy de opperfte en heiligde Tempel van Abdera, wat ook immer de Priester van j azon daar tegen inbrengen mag! - Strobylus fprak dit laatfte uit met een y ver, en een crescendo il forte, dat democritus' het noodzaaklyk vond, hem te verzekeren: dat dit, by alle menfchen van gezond verftand ten minften, eene uitgemaakte zaak was. „ Inmiddels, (voor de Overpriester voort,) , heeft het Gemeenebest teffitas zulke door" flaande bewyzen van haaren byzonderen eer" bied voor den Tempel van latona en deszelfs toebehooren afgelegd , dat wegens H de zuiverheid haarer oogmerken geen de „ minde twyffel meer overig blyft. • Zy heeft, tot waarneeming van den dienst, niet " flegts'een Collegie van zes Priesters, va'n \\ welken ik , onwaardige , de eere héb de eerfte te weezen , maar ook , uit het hgZ haam van den Raad, drie verzorgers van " den Geheiligden waterpoel verordend, van " Wdken de Oppeilte altoos een van de Hoof" den der Stad is. Ja! zy heeft, om bcwecg" redenen, wier billykheid te wederfpreeken, V 5 • » al"  5** » E A B D E R r T E N3 S' a!!e;in5 or^öo"oofd is,het verbod om gee. * ledigen, ook ten behoeven der andere die" 2^1 dat-f°°rt Ui^ftr^; en tot dat " "nd£ h£t ^ genagt Va„ Qyevaars, ..Kraanvogel,, en «He andere bekende vyanl >■> defli der Kikvorfchen, van haare grenzen », verbannen," s**'4*ea ? zy, de billykheid deezer handelingen * tong met hond, dan zou ik de vnhejnel *en m t ^ dat zulks meer in eene j;r%ze/re zeer ^ tot z ujnrfte gedreevene Daifidemonie dan in Je natuur der zaak, of op den eerbied, dienZ t a t o n a verfchMigd zyn, fifa ^rond te ' r;T™ 7 «^^rder"Z dat de mvorfchen, te Abdera en in de oïrgZ ien oorden, daar zy nu bereidt den InJoners zeer bezwaarlyk rallen, door den tyd, en onder zul eene befcherming, zig zo gedugt vennenig. ruldtgen zullen, dat ik niet begryp, hoe onze .'_ AT«- C) De Apostel Paulus bedient zigvan het toeyoeg,yk woord, „it dit woord atgdeidl daar hy d ^W,, fpot, of ten nnnlten dnbbelzinniger wJ* wegens hunne onbepaalde God.dienffighi te .' i -nfchvn, Hand. XV¥. za. Men k°an he GZ eerïmems, of Demonenöm^g overzetten.  Eene Staatkundige Roman. 4*$ Nakomelingen met hen in een Land zullen kunnenweonen. Ik [preek hier alleen menfchlyker wys , en onderwerp mytie gedagten aan hooger mrdeel, gelyk het eenen rechtzinnigen Abderiet betaamt. „ Daar doet gy wel aan, (zei stroby, „lus,) het moge u dan ernst weezen of niet; maar, neem hot my nietkwalyk, gy „ zoud üog beter doen , wanneer gy derge- ' „ lyke gedagten zo luid niet uitriept. Voor het overige kan niets belachlyker zyn, dan " bevreesdheid voor Kikvorfchen: en ik denk, dat wy, onder de befcherming van la t o" na, gevaarlykervyanden verachten kunnen, . " dan'deeze goede onfchuldige diertjes immer " kunnen worden, zo zy al eens onze vyan<„ den worden mogten." Dat zou ik ook denken,( zei euripides.) Het verwondert my veel meer, dat het aan eenen zo grooten Natuuronderzoeker , ah demo* c ritus, onbekend kan weezen, dat de Kikvorfchen , die zig van Infecten en kleine Slakjes geneeren, veeleer nuttig dan fchadelyk voor den mensch zyn. De Priester strobylus nam deeze aan^ merkmg zo wel op, dat hy van dit oogenblik af een der fterkfle begunftiger* en voórftanders van onzen Dichter werd. De Heeren hadden nog naauwlyks affcheid van hem genomen, of hy vervoegde zig in eenige der aanzienlylïfte huh  516 DE ABDERIXE N, *** ** ongemene verdienden was. ' (laa* tri „lTus °P ^en besten voet Hy kaatfte hem een of Weemaal gedugt Zn oe' tIsrze!ibkeenh^^gftJs man V0Qr een Dichter , ff TIEN-  Eene Staatkundige Roman. %\7 TIENDE HOOFDSTUK. De Raad van Abdera geeft euripides, zonderdes verzogt te zyn, verlof'om een zyner ftukken op het Abderitisch Toneel te vertoornen. Kunstgreep, waardoor de Abderitifche Kanslery z!g gewoon was te redden. Slim gedrag van den Nomophylax. Merkwaardige manier der Abderiten, om eenen, die hen in den weg ftond, de behulpzaame hand te bieden. 3STa dat euripides alle de wonderen van Abdera in oogenfchouw genoomen had, geleide men hem naar den tuin van salabanda, alwaar hy den Raadsheer, haar Gemaal, een Man, die enkel om zyne Echtgenoote merkwaardig was — beneffens een groot gezelfchap van Abderitisch beaumonde aantrof, allen zeer begeerig om te zien, wat men doen moest, om een euripides te weezen. Euripides wist flegts een middel, om zig met eere hier door te redden, en dat WaS \ — om in een zo louter Abderitisch gezelfchap geen euripides maar een zo rechte Abderiet te weezen , als hem flesrts mooe Aanhang van Vrouw < * r '««hen dapper h „T^^"-:»« **5 «fcn was. "*'Wo m™er een ge, e"e„,v:;rRatós*»'; «I e» deug ,.er2ekeri)' ™ "«'e». bo« i oen de ^;T^;2 ecnVnn „ ' . Een der rfn'ftigften beweerde AU 1 h *«Nd ^ behoorde : ^d »W«s te bevvvzen d,r 2eg^Cn' 0HÏ ^atzoH";^rhyffireSrer^ »-zenic,epr^m:2r^ » om dat de geheele LIT' ""^O ëeneeje Stad 'er op gezet is, & #> de 5 3  55 Eene Staatkundige Roman. 3ïQ „ de vreemde Toneelfpeelers verlangt te hoo" ren* daarom zou nu de Raad neen zeggen? [\ Ik beweer vlak het tegendeel. Juist om dat ' het Volk hen Wenscht te hooren, zullen zy " fpeelen! Fox pobulus fox Deus! Dat is altoos „ myn ftelregel geweest, en dat zal het blyven, zo lang ik Meester priem zal hce„ ten." De meesten verkoozen de zyde van den Wykmeester. De Staatkundige Raadsheer fprak Pro en Contra, en beüoot eindlyk: Wanneer de Nomophylax 'er niets op had aantemerken, dan, geloofde hy, konde men, voor ditmaal, connivendo toelaaten, dat de Vreemdelingen op Stadstoneel fpeelden! De Nomophylax had tot dus ver alleenlyk de neus opgetrokken' ge§rynsd» zyn kneve!s etl baard geltreken, en eenige afgebroken woorden, met een ondergemengd, ha) ha! ha! gemompeld. Hy wilde 'er niet gaarne voor aangezien worden, als of by 'er belang by had, dat de zaak geen voortgang had! Doch hoe meer moeite hy zig gaf, om zulks'te verbergen , des te fterker liep het in 't oog. Hy zwol telkens op , gelyk een kalkoenfche baan , die men een rood lapje voorhoud, en daar hy eindlyk berden of fpreeken moest, zei by* De Heeren mogen \r van gelooven, wat zy wiP jen ; Maar ik ben werklvk de eerfte,'. die be- geerig is, om dat nieuwe ftuk te hooren. Zonder twyffel  32° DE ABDERlTEWj twijfel heeft de Dichter ,U o[^oon alle aandrang en |0^etting van hem afhing, geen man van SS-' WeefBaar °egtS het -nige' »«Wel over, om den Wykmeester PRlE f en de„ paster s t r o b y l u s , die alle^p he Volk vermogten, in beweeging te bren! gen. Sala«anoa volvoerde dit met zulk een gewensehten uitfiag, dat ^ £f™ den  Eene Staatkundige Roman. 323 den kant der Toneelcommisfie bezorgd moest Vrorden, binnen een dag en nagt, in voilé gereedheid was : dat des te gemaklyker geleideden kon , óm dat euri'pidjes zyné eigene Decoratien by zig had, en 'er verder fliéts te 'doen was, dan ze op het iibderitiscü Toneel toepaslyk te maaken. ELF-  3H D E A B B E M T È N, ELFDE HOOFDSTUK, Z)eANSR o m e d a van euripides wordt eindlyk , in weerwil van alle verhindering gen, door zyn eigen troep, vertoond. Bui* tengewoone aandoenlykheid der Abderiten • vet eene uitweiding, die onder de leerrykfle tn dit geheele werk behoort, en om die re. den dan ook van gansch geen nut zal zyn. 3De Abderiten hadden een nieuw 'ftnk verwagt, en waren zeer kwalyk te weden, toen zy hoorden, dat het even .de zelfde andrombda was, die zy voor weinige dagen reeds geloofden gezien te hebben. Nog minder wilde men, Jn den aanvang van het Spel de vreemde Toneelfpeelers toejuichen, wier taai en handelingen zo geheel natuurlyk waren dat de goede luiden die gewoon waren , hun- ne Helden en Heldinnen gelyk bezetenen en raazende Duivels over het Toneel te zien vliegen, en te hooren bulken, gelyk de gekwetlle mars in de ///^, —gansch niet wisten wat zy 'er van maaken moesten. Dat is een Wonderlyke wys van fpeelen! (fluisterden zy elkander in.) Men kan in 'tgeheel niet merken, **t men h den Schouwburg is. Het >s weezenlyk , ah  Eene Staatkundige - Roman, 3*5 als of de luiden hunne eigen rollen fpeelen. Inmiddels betuigden zy toeli hunne verwonde» ring over de Decoratiën, die te Athenen door een beroemd Meester in de Toneelperfpectief vervaardigd waren; en daar de meesten van nun leeven niets goeds van deeze natuur gezien hadden , geloofden zy betoverd te weezen , wanneer zy den oever van het meir, de rots, waaraan andromeua gebonden werd , en het geheiligd bosch der zeemonfters aan een kleinen inham, ter eene zyde, en het Paleis van Koning cepheus in het verfchiet, aan den anderen kant, zo natuurlyk voor zig zagen , dat zy gezworen zouden hebben, dat alles weezenlyk en natuprlyk voor hunne oogen ftond. Daar nu bovendien de Muziek volkomen met de gevoelens en de bedoelde kragt van uitdrukking van den Dichter overéénftemden, en bygevolg alles was, wat de'Muziek van den Nomophylax gkïllus niet was; daar zy altoos regelrecht op het hart werkte, en ongeacht de groote eenvoudigheid en welluidendheid , altoos nieuw en verrasfchende was: Dit alles veroorzaakte , door de leevendigheid en de waarheid der Declamatien en Pantomimen, door de fchoonheid der ftemmen en voordragt, een trap van betovering by de goede Abderiten, zo als zy nog nimmer in een Schouwburg ondervonden hadden. Zy vergaten ganschlyk, dat zy voor; hun Nationaal Toneel zaten; ge. X 2 loof-  ja* ï» E ABDERITEN, loofden ongemerkt het natuurlyk Toneel der eipnlykehandelingen te zien; namen zoieeldeel ?n het geluk of ongeluk der handelende Perzoo?ren, als of het hunne naaste bloedvrienden ge•weest waren; zy bedroefden of beangftigden ?ig; hoopten en vreesden; beminden en haateden; weenden en lachten, zo ais het den toveraar, onder wiens geweid zy waren, behaag, de' " ~ In 'rkort> die andromeda deed' gulk eene buitengewopne werking op'hen, dat euripides zelve betuigde, nog nooit zulk eene volkomen aandoenlykheid uit eenig Toneelfpel ondervonden te hebben. Wy verzoeken —— jn Parenthefis , . , die aandoenlyke Juffertjes en Jonkertjes van onze door loutere aandoenlykheid hoogst on|andoenlyke eeuw, wel zeer om verfchooning! — Doch het was waarlyk ons voorneemen niet, ' door deezen trekder ongemeene aandoenlykheid der Abderiten hen een fteek te 'geeven — en te gelyk daar door eenige verdenking ten opzigten van hun gezond verltand, zb by hen zelf als by anderen luiden, te verwekken. — In goeden ernst, wy vertellen de zaak eenvoudig, zo als zy zig toedroeg: £n wanneer deeze groote maat van aandoenlykheid in de Abderiten iemand vreemd mogt voorkomen, deezen verzoeken wy op het hoflykft — te bedenken , dat die goede lieden, me: alle hunne 4bderietkeid, evenwel menfchen wann gelyk an-  Eene Staatkundige Roman, 3*7 andere menfchen; ja! in zekeren zin, flegts des i'e meer menfchen, hoe meer Abderiten zy waren. _ Want juist hunne Abderietheid veroorzaakte , dat het even zo gemaklyk viel hen- te bedriegen, als de Vogels, die in de gefchilderde druiven van xeuxes pikten; terwyl zy zig aan eiken indruk, in het byzonder aan de misleidingen der kunst, veel zorgloozer en openhartiger overgaaven, dan fyngevoeliger, koudbloederiger, en bygevolg ook gefchikter luiden gewoon waren te doen: als welken men zo ligt niet beletten kan, door elke tovergreep, die men voor hen maakt, heen te zien. Voor het overige maakt de Schryver deezer Gefchiedenis deeze aanmerking: „ De groote gefchiktheid der Abderiten, om zig door „ het geweld der inbeeldingskragt en der naarvolging te laaten wegvoeren , was juist even dat geene niet, dat hy het minfte in hen beminde." Doch hy heeft zekerlyk daartoe zyne goede redenen gehad. In de daad hebben de Dichters, Muziekkundigen en Schilders het altoos het moeilykst by een verlicht en verfynd Publiek; en juist de ingebeelde kenners , die onder zulk een Publiek altoos het grootlte getal uitmaaken, zyn het moeilykfte te voldoen. In plaats van Uil zig te laaten bewerken, doet men alles, wat men kan, om de werking te verhinderen. In plaats van te genieten, het geen 'er werklyk X4 is>  ^redeneert men over het geen'er zyn kon. In Plaats van zig tqt de beguicheliug voor te bemden,^ vermits d * «ergens anders toe dient, dan om ons van Iei} wezenlyk vergenoegen te berooyen, Helt men * weet met welke, eene kinderagt ge ee" in en ontyde den Wysgeer te TpedenV 't lachen te dwingen, waar menfchep d een Wnrlj* gevoe, hebben, en deszelf aandoe! »'»g volgen, de traanen in de oogen ftaa„ en, waar deeze lachen, den neus lp te ^ *«•, om ^g daar door het aanzien te W als of men te iferk, of te kiesch, of e^1 SC,gdoo,zoietsuitzynev4^ fn, door Wi^n^^^ »W te maaken, y^^-ï j^ (*) Het verftaat zite„ zynen geJen gen zouden, als of w M* ff' °"S gedraa" Pf« vertoont, en gevoeLn d', , ^ hy °ns griffen, enz ' § * dat hy niet doet  Eene Staatkundige Roman» 3*9 onrechtvaardig, en altoos tegen ons voordeel aangekant zyn. Waut alles, wat onze ydelIjeid gewint door een waar genoegen te verachten, is toch altoos flegts een fchaduw, naar welke wy grypen, terwyl het weezenlyke ons pntfnapt. 't Is daarom, dat het altoos onder rauwe en pnbefchaafde menfchen was , dat de Zoonen der Dichterlyke Qoden die groote wonderen deeden, waarvan men nog altoos fpreekt, zonder recht te weeten, wat men zegt. De wouden van Thraciën dansten op de Lier van orpheus; de wilde Dieren vleidden zig aan zyne voeten, niet om dat hy een halve God was '■> maar om dat de Thraciën = Beeren waaren; niet, pm dat hy bovenmenschlyk zong, maar om dat zyne toehoorders gelyk enkel natuurlyke menfchen toeluisterden , - in 't kort, uit even dezelfde grondbcginzels , waarom (naar forsters berigt,) een Schotfche Zakpyp de goede Zie-r len van tahjt.i in verrukking bragt. De toepasfing van deeze niet zeer nieuwe, maar zeer werkdaadige aanmerking, die men zo dikwils hoort , en evenwel altoos in den wind (laat, mag de geneegen Leezer zelf maaken , wanneer het hem behaagt. Ons eigen geweeten mag ons zeggen, of én in hoe verre wy , in andere dingen , meer of min Abderiten en Thraciërs zyn. Doch wanX 5 neer  33° DE ABDERITEN, neer wy het in dit eenige punt waren, 20U het flegts des te beter voor ons ■ en waarlyk ook voor het grootfte deel onze? JJichterlyke Zakpypers weezen, TWAALF,  Eene Staatkundige Roman.* 33» TWAALFDE HOOFDSTUK.. Hoe alle de Inwooners van Abdera, van bei wondering en vervoering over de andromeda van euripides, tot Narren worden. Wysgeerige uitpluizing van deeze zeldzaame fiort van raazende Ziekte , by de Ouden gemeenlyk de Abderitifche krank- te genaamd, den Gefchiedfchryven gnderdaanigst opgedraagen. Toen het Gordyn gevallen was, bleeven de Abderiten nog met open oogen en monden naar de Schouwplaats zitten gluuren; en zo groot' zelf wa"S hunne geestvervoering, dat zy niet flegts hunne gewoone vraag; hoe heeft u het ftuk bevallen? vergaten, maar ook hun handgeklap geheel vergeeten zoude hebben, indien salajianda en onobulus, (dieindealgemeene itilte het eerfte weder tot zig zeiven kwamen,) niet ylings deeze achtloosheid verholpen , en daar door hunne Medeburgers dé fchande befpaard hadden , van juist de eerfte keer, dat zy 'er waarlyk reden toe hadden, niet in de handen geklapt te hebben. Maar daar voor haalden zy hun verzuim ook weer Biet dubbele woeker in. Want, zo dra was 'er  f3? D e a b q e r i t e k> geen aanvang gemaakt , of ,„ ^ fyn handen meer voeide. Zy, die niet meer wederom met verdubbelden yver aan, tot zv door anderen, die intusfchen hadden uitgerus IwoTV^ ^^^tbydlV enh^brS VgaonedehUXk,aPPendet0^-goeae Abderiten waren zo vni - alles, wat zy geboord en gezien hIen° da^«g genoodzaakt vonden, hunne totbers! .ns t boezems op eene andere wyze lugt te bezorgen. Verfcheiden bleeven L hf g3aU °P de ^aare ^aat fean om overluid eenige plaatfen uit het ftuk den. Anderen, hy wien de verrukking zo boog gefteegen was, datze zingen moe,,en be wel_ofkwalyk, het geen zy van de fraaifte Autjes onthouden hadden. Ongemerkt werd gelyk het gemeenlyk in zodanige gevallen ging deeze raazende ziekte algemeen. Eene Tovergodm icheen haare toverroede over Abdera uit- geftrekt, en ai haare Inwooners in Toneel- fpeelers en Zangers herichapen te hebben. Al- ' es, wat adem had, fprak, zong, traIa]ide5 herde en p.epte , waakende en flaapende . veele dagen agter elkander, niet dan vaarzen *" de AN:DR0^^ van Over*l,  Eene Staatkundige Roman. 333 óveral, waar men kwam, hoofde mén dê groote Aria; ó Liefde! gy beheerfcher van Goden en menfchen! —enz. en deeze wérd zo lang gezongen, tot 'er van de oorfpronk]yke wys in het geheel niets meer overig was, en de handwerksgasten, door welken zy eindlyk werd overgenoomen, haar by nagt, larigS de ftraaten, volgens hunne eigen uitgevonden wys uitbrulden* Wanneer onze raad niet ( gelyk zo véele anderen , die ons van verftandigen gegeeven worden) dit eene gebrek had —— dat hy niet te bewerkftelligen is, dan zouden wy ons haasten , zo veel wy konden, om allen menfchen den raad te geeven; om nimmer van eene eenige gebeurtenis, die heit verteld werd, een enkel ivoord te gelooven! Want ontelbaare ondervindingen , geduurende meef dan dertig jaaren, hebben ons overtuigd, dat van alzulke vertellingen gemeenlyk geen woord waarheid is. Wy kunnen, in goeden ernst, ons geen een geval te biiïnen brengen, waarin een zaak, offchoon eerst voor weinige uufen voorgevallen , niet van elk, die ze vertelde, anders, en dus, (vermits eene gebeurtenis maar op ééne wyze waar kan zyn,) door elk valsch is verteld geworden. Daar het difs gefteld is met de dingen, die in onzen tyd, in onze buurt, en byna onder onze oogen gebeuren, kan men ligt nagaan1, hoe m  234 »EABDERITIN len, en voor welken l Y v°°rgeval- borgen hebben H , ^ Mdere Waar' arme, eerlyke waarheid omf ■ °« X a3ren aarendooraide--^ TtffWVan °^venngen, Chronyken *e Begrippen , ffistorifche Woordenboeken verzamelingen van Anecdoten, en, endoor' « memgte gewasfchen en ongewasf hen den van Schavers en Affehryvers, Tekeer beteraars en Opzetters, Cenforen en C^ ree toren en,, gebuüd, doorgeZygd en „eper sewordpn i Ti- . , 6 ö^perst is gewo den. ft voor my ben, door eene *e. ooedlyke overweeging van alle deeze omftat digheeden, reeds voorlang overgehaald g^J den, om eene gelofte te doen, van geene!* dere Gefchiedenisfe te zuilen VchrjC d» van Perfoonen, aan wier beftaan,rne;t Gebenrtemsfen , aan welker zekerheid g-een m.nsch in de WaaM i& Het geen my deeze inlaag hier pIaatfea doet iS J„i£t de Gefchiedenis, die wy. voor ons hebben, en die ^„ j ««is en (He, door de ouderfcheiden Schry-  Eene Staatkundige Roman. 335 Schry vers, welken haar bybtengen, zo zeld. zaam behandeld en mishandeld is geworden, als een goedhartig en gansch geen ergwaanend Leezer zig naauwlyks verbeelden kan. Daar is , by voorbeeld .ïoriök, de uitvinder , Vader, Protoplastus en Prototypus van alle fentimenteele Reizen en fentimenteele Reizigers , die zonder knapzak en geldbeurs*, ja! zonder een paar fchoenzoolen verfleeten te hebben , fentimenteele reizen, wie weet waar al heen ! in de enkele verbeelding gedaan hebben, met welks befchtyving zy hunne Wyn- en Bierrekeningen voldoen. Daar is , zeg ik yorick, die, om een fraai Hoofdftükje in zyne beroemde fentimenteele reizen uit dit alles te fabriceeren , de gemelde gebeurtenis zodanig verhanfeld heeft, dat zy zo wonderbaarlyk en aventuurlyk als oen toverfpreukje geworden is , maar ook juist daardoor al haare individueele waarheid, en teffens alle Abderitifche familjegelykheid, verlooren heeft. Men hoore flegts eens! —•—* ,, De Stad „ Abdera, zegt hy, was de flegtfte en God- loodfle Stad van geheel Thraciën; zy weemeide ven Gifmengers, Samenzweerin* gen, Verradërlyke Moorden, Lasterfchriften en Oprocrmaakers. By klaaren lichten „ dag was men zyn lyf niet zeker; by nacht „ was het nog erger. Wanneer nu, vaart hy voort, de gruwel het hoogde toppunt be- „ reikt  33<5 DE ABDERITEN, " rei^ had> gebeurde het, dat men te Abde" ra de andr°meda van euripijjes „ vertoonde. Het .ftuk voldeed alle de aan„ ^houwers. Doch van alle trekken, die het „ Volk Behaagden , werkte geene fterker op U hunne inbeelding, dan dé eigenaartige trek, „ die de Dichter in de .aandoenlyke taal van 3, perseus heeft ingevlögten: v êLiefde! Gybéheerfchervan Goden en Menfchen! i, Geheel Abdera fprak den volgenden dag in „ Jambifche Voetmaat van niets-anders, dari p van de beweeglyke aanfpraak van perse ijs : oLiefdé! Gybéheerfchervan Goden enMenfcheni " ^Ht^ivan Ahderi>in eik huis „ het. , Liefde! Liefde! In eiken mond niet & anders dan: 0 Liefde! Gy beheerfcher van „ Goden en Menfchen! o Liefde» ~ H-t vuur floeg hoe langs hoe verder voort, en „ de ganfche Stad opende het hart, gelyk dat ** V3n een eeniS man> voor de Liefde. Geen „ Kruidenier kon een eenige grein Nieswortel ' „ verkoopen; geen Wapenfmit durfde het in „ de gedagten neemen, om een enkel doodlyk „ Wapentuig te fmeeden. Vriendfchap en ,> deugd ontmoetteden elkander op de ftraas, ten. —-— De gouden eeuw keerde weder en ] 1  Êëne Staatkundige Roman. 337 g en zweefde bóven ;,de Stad Abdera. Elke ü Abderiet greep zyn ruischpyp, én elke Ah3, deritin verliet haar Purperweefzel, en zette „ zig zediglyk neder, om naar het-gezang tc hooren." Waarlyk, een zeer fraai Höofdftukje! Alle jonge knaapjes en meisjes vonden het uitftee- kende. ö Liefde! Liefde! Gy beheerfcher 'van. Goden.en menfchen! 0 Liefde! — En dat een enkel vaars uit euripides een vaafs gelyk Waarlyk ( by beide de Ooren van Koning midas!-) de geringde onder uwe ruischpypers 'er , alle oogenblikr ken, op een been ftaande, twintig te maaken durft aanneemeiv,—— een zodanig wonder- zou gewrögt hebben , 't welk alle Priesters, Profeeten en Wyzen der geheele waereld , inet veréénde kragten f niet jn Haat geweest zyn, flegts éénc enkele keer üittewerken. Het wonderwerk, dat eene zo .flegte, heilloo^e en Godvergeetene Stad, gelyk Abdera toch geweest moet zyn, zo eensklaps in eene onfchuldige, liefdevolle Arkadia veranderde, voldoet zekêrlyk aan de Bokkebaarden , aan de geelihavelige Tortelduifjes en Toltelduiv.en ! Doch — 'tls flegts jammer, dat, gelyk gezegd is , aan de geheele Historie, zo als Broeder yqrick die vertelt , geen woord waarheid.,is. Het geheele geheim beftaat .daarin, dat de ivonderlyke man verliefd was , toen hy zig dit 1, DEELi Y alles  33$ Dï ABÏ)ERITEfï, niks Meelde; en dns fchreef hy, (gelyk het alle eerlyke verliefde virtuozen, ftokpaardberyders, en mondruiters gemeenlyk gaat,) alles, wat zyne verbeelding flegts opleverde, voor khnkbaare waarheid op. Nu is het zekerlyk met braaf van hem, dat hy om zyn Lyf. god en Tovermagt, de Liefde, een des te grooter Compliment te maaken, - de arme Abderiten het ergfte nazegt, wat van menfchen zig ooit denken of zeggen laat. Doch de ge. heele Griekfche en Roomfche Aêloudheid kan opkomen en getuigen, of iets dergelyks immer die goede Luiden is te last gelegd geworden Zy hadden,gelyk men weet,ja waarlyk! hunne buyen en nukken, en dat geene, 't welk men, m den eigenlyken zin , kloekheid en wysheid noemt, was nooit hunne zaak geweest; doch deswegens hunne Stad tot een moordkuil te maaken! zulks overfchreedt een weinig de grenzen der berugte Dichterlyke Vryheid , die, (hoe groot een Tuimeltoneel men haar ook* toefta!) met dat alles, gelyk alle andere waereldfche dingen, evenwel haare paaien hebber* moet. Lucianus de Samofener, in de Inleiding van zyn vermaard werkje, hoe mende GefcMe* denisfen fchryven moet wanneer men'kan: verhaalt de zaak geheel anders, hoewel,— met zyn verlof, — niet veel beter dan y o r i 'c k. Hy moet, gelyk het fchynt, 20 iets van Ko-* Hing  Béne Si ast kundige Roman* &39 aütg i&cuEUüs en van de. a n dr o m eDa van euripides, en van de zonderlinge pestziekte , die de Abderiten overviel, gaboord hebben, en ook dat men ten laattle genoodzaakt w.as., om hip poc kat.es. te hulp te roepen, ten. èinde hy. te Abdera alles wederom in de oude plooi zou.brengen! — En ziet eens, hoe de man dit alles door elkander haspelt!. — „ De ToneeKpeeler ar c h e„ laus. kwam.,, in de dagen van Koning lysimachus-, te Abdera, en vertoonde „ de andromeda van euripides. Het *l was, juist op een buitengewoonen heeteu „ Zomerfchen dag.. De Zon ftak. den AbderiZ, «« op den kop, die waarlyk zonder dit reeds " warm genoeg waren.. Alle de. Inwooners ' v.an Abdera keerden, met ee.ne geweldige „ koorts op. het lyf, uit den Schouwburg naar „ hupne huizen, te rug; op.den zevenden dag l ontlaste de ziekte zig door een. hevig neusbloeden of een fterk zweeten;. doch liet by , hen een zonderling foort van toeval agter. Want, toen.de koorts geweeken was, over* ,% viel hen gezamenlyk een onwederftandelyke *, aaudrang, om luidkeels Heldenvaarzen optefnydeu. Zy fpraken in enkele Jambifche „ voetmaat; fchreeuwden, waar zy gingen „ of (tonden,, geheele regels van a.n d r.ojnij:„ da, zo hard zy. konden , uit; zongen de. al„ leenfpraak. van pe.useos.., enz,. • Y a L.»-  34° d e a n d e R i T E N) rLl'CUNUS vermaakt zig, voïsem 'vr ***** geest, ötóróé^f^^ r'ai°eedge?k ^ ui^«^ . ' 3116 de ftraaten van opgepropt te -n van bleekkleurige, ontbuiktef e'n d0 Z en aagrcbe koorts uitgemerge.de Treurt^ -eken ■ che u,t al hun magt zongen: , Liefde! Qy bekeerfeher van Goden en fnenfchen! En hv verzee pt dat deeze Volkskwaal » lang ge! duurd heeft, tot dat de Winter, en eene^. bomende Rrenge koude, aan deeze ^nzinJ heid een einde maakte. S Men moet toeflaan , l loeuaan, lucianus wyze van * geval te verhaalen , heeft hovende va deeRIlK7ee,/°0rUit' Wö»t hoe zeldzaam ^Abderitifche koorts ook fthynen mag, alk Geneesheeren echter zullen toeltaan , d! y ten mmRen mooglyk en alle Dichters dat ne fpreekwoordder/^/Ww. Sg ^ °- Jee bezyden de waarheid ; gelyk uit deeze éene onhandigheid blykt, dat in den zeiven tyd, waann deeze gefchiedenis met de Abderiten zou voorgevallen zyn, eigenlyk geen Abdera meer ifi weezen was, vermits de Abderiten reeds eenige jaaren te voren 'er uitgetrok ken waren, en de Stad aan de Kikvorfcnen en de Rotten hadden overgelaaten. U 'tkort, de zaak gebeurde -U geJyk ze  Eene Staatkundige Roman. §4? ze verhaald hebben : en indien men de Pa„ roxysmus, die den Abderiten na de andromeda van euripides overviel, eene koorts gelieft te noemen, dan was zy ten minden van geene andere foort , dan de Toneelkoorts, waarmede, tot op deezen dag, deeze en geene Stad van ons Vaderland befmet fchynt te weezen. Het kwaad zat niet zo zeer in het bloed, dan wel, over 'talgemeen, in de Abderietheid der goede luiden zelf. Intusfchen is het niet te ontkennen, dat het by eenigen, die door deeze kwaal heviger dan anderen werden aangetast, ernst genoeg was, om een Geneesheer te behoeven — waaruit dan vermoedlyk in het vervolg de dwaaling van X, ucianus ontdaan zal weezen, om het geheele toeval voor eene foort van heete koorts te houden. Ten allen gelukken bevond hippocrates zig nog by de hand; en, vermits hy de natuur der Abderiten reeds taamlyk genoeg had leeren keenen, bragten eenige Ponden Nieswortel alles binnen kort weder in zyn voorigen dand — dat is, de Abderiten hiel? den op met, o. Liefde! Gy beheerfcher van Geden en menfchenl te zingen, en waren nu allen , hoofd voor hoofd, wederom — zo wys als te vooren. Einde van het Eerfte Ehstl,