\30Jj\   01 1174 0171 UB AMSTERDAM   D E Eene STAATKUNDIGE ROMAN» Vit het Hoogduit sch Vertaald, DOOR GERRIT P A A P E» TWEEDE DEEL. In 's H A G E, B y C. PLAAT. MDCCLXXXVI.   INHOUD- PER. HOOFDSTUKKEN, van het TWEEDE DEEL. VIERDE BOEK. Behelzende het Proces over des Ezels Schaduw. EERSTE HOOFDSTUK. Aanleidende oorzaak tot het Proces, en Bh f ac ti species. . . i TWEEDE HOOFDSTUK. Onderhandeling. voor den Stadsrichter v h i - lip p ide s. . . . . 6 DERDE HOOFDSTUK. Hoe de Partyen zig eene hoogaanzienlyke onderfteuning yeeten te bezorgen. . . 13 VIERDE HOOFDSTUK. Gerecht/yke onderhandeling, Ver/lag van i i * 3 den  * 1 N H O U D D , , uitvoortvloeit. 1 ; 23 VYFDE HOOFDSTUK. ZESDE HOOFDSTUK. %' van^z°«-- Contrast in de Karakters der Opperpriesters s t Ro by. LUS MAOATBïasus, . STR0 * ÏL US ^ vmr ^ - Vm dm en wordt door sala- ^ zaak begint tefpeelen. „ ZEVENDE HOOFDSTUK. *W Abder. verdeelt zig f„ tWee p^en. O* zaak komt voor den RanA . 4g AGTSTE HOOFDSTUK. ©m* order in de Kamlary va» AM  HOOFDSTUKKEN. v liet Volk wil het Raadhuis beflormen, en BI. wordt door acathyrsüs ter neer gezet. De Raad befluit, om de zaak aan den grooten Raad overtelaaten, . . §6 NEGENDE HOOFDSTUK, Staatkunde der beide Partyen. De jazons Priester vervolgt zyne behaalde voordeelen. De Schaduwen kruipen in. De dag van bcflisfing wordt bepaald. , . , 69 TIENDE HOOFDSTUK. Welk een myn de Priester strobylus tegen zyn Collega fpringen laat. Samenroeping der Tienmannen. De Aartspriester wordt ontbaoden, doch vindt middel, om zig tot zyn voordeel uit deeze zaak te redden, . . , , $1 ELFDE HOOFDSTUK. Agathyrsus roept zyne Janhangers by een. Inhoud zyner aanfpraak aan hen. Hy verzoekt hen op een groot Offerfeest, De Archon onolaus wil zyn ampt nederleggen. Ongerustheid der party van den Aartspriester over dit voorneemen. Door welke list zy- zulks weeten te verydelen. • . . 96 *4 TWAALF-  vt INHOUD DER TWAALFDE HOOFDSTUK. De Dag van. keJlkCmg. Maatregels der Bl. beide. Partyën. De Vierhonderd vergaderen , en het gerechtljk onderzoek begint. Philanthropisch Patriottifche droom van den Schryver deezer Gefchiedenis. . IoS DERTIENDE HOOFDSTUK. Redevoering van den Sycophant physig- n a t h u s. , , . . il8 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Antwoord van den Sycophant polypho- 133 V YF TIENDE HOOFDSTUK. Beweegingen, door de reden van polypho n u s veroorzaakt. Supplement van den Sycophant physignatus. Verleegenheid van den Rechter. . . T^0 ZESTIENDE HOOFDSTUK. Onrerwagte ontknooping der geheele Come-* die, en hertelling van de rust te Abdera. 147 V YF-  HOOFDST U K K E N. vu VYFDE BOEK. of de Eikvorfchen van latók/i. EERSTE HOOFDSTUK. Eerfie bron van het kwaad, dat eindlykden BI, geheelen Ondergang van het Abderitisch Gemeenebejt na zig fleept. Staatkunde van den Aartspriester agaihyiisusj Hy laat een eigen, openlyken Kikvorfchenpoel aanleggen. Nadere en verdere gevolgen deezer nieuwe Inflelling. . 154 TWEEDE HOOFDSTUK. Karakter van den Wysgeer korax. Na" rigten van de Academie der Weetenfchappen te Abdera. Korax fielt in dezelve tene bedrieglyke vraag voor, 'betreklyk de Kikvorfchen van iaïoha, en werpt zig zelf op ten Hoofd der Tegen-Kikvorfehiaanen. Bedryf van den Priester van l at 0 n a tegen deeze Secte, en hoe zy te bewerken weet, dat men haar voor onfchadelyk aanziet. ~~. i , 164 DER-  vm INHOUD der DERDE HOOFDSTUK. Een ongelukkig toeval noodzaakt den Raad, BI. om van de onmaatige menigte Kikvorfchèn te Abdera kennis te neemen. Onvoorzigtigheid van den Raadsheer meidias De meerderheid bejluit, het oordeel der Academie inteneemen. De Nomophylax hypsiboas protesteert tegen dit befalt, en haast zig, om den Overpriester stil bon daartegen in beweeging te brengen. K4 VIERDE HOOFDSTUK. Karakter en leevenswys van den Overpriester 5 tub0n. Onderhandelingtusfchen de Priesters van l a t o n a en de Raadsheren, die de minderheid uitmaakten, S t ilbon befchouwt de zaak uit een elgen gezigtpunt, en gaat zelf by den Ar- Ch0" ^ vorfiellingen doen: Merkwaardig gefprek tnsfchen de agtergeb/eevenen. ,83 VYFDE HOOFDSTUK. Het voorgevallene tusfchen den Overpriester en den Archon. Een der ^ zaamfie Hoodfiukken in deete ganfche gefchiedenis. ' • 1 • 196 ZES-  HOOFDSTUKKEN, jk zesde hoofdstuk. Wat de Overpriester stilbon deed, Bh toen hy weder te huis gekomen was. . aoö zevende hoofdstuk. Uittrekzel uit het berigt der Academie. Iets over de oogmerken, welke k o r a x daarby had, beneffens eene Apologie, waaraan stilbon en korax even vee laandeel kunnen neemen. . . 2.16 agtste hoofdstuk. Het Berigt wordt in den Raad voorgeleezen , en, na verfcheidene heevige debatten , befluit men, om het den Priesters van latona mede te dee-len. . 236 negende hoofdstuk. De Overpriester stilbon fchryft een zeer dik Boek tegen de Academie. Het wordt van niemand geleezen! Voor 't overige blyft alles op den ouden voet. . 343 ï tien-  x INHOUD der HOOFDSTUKKEN* TIENDE HOOFDSTUK. Zeldzaame ontwikkeling van het geheele Abderitisch klugtigTreurfpel. . . De>sle utel tot de Gefchiedenisder a b- de1iien. . , / ' a^ Einde des ïnhouds. DE  D E A B D E R I T E N. VIERDE BOEK. behelzende het Proces om des Ezels Schaduw: EEUSTE HOOFDSTUK. Aanleldende oorzaak tot het Proces, en f a c- ti species. 33£et noodlottig tydftip <3er Stad Abdera fcheen eindlyk gekomen te zyn. Naaiawlyks hadden zy van de Toneelziekte, waarmede zy den F>eheerfcher der Goden en menfchan vari den eerlyken en argloozen euripides agter geflenterd waren, zig weder een weinig herfteld; naauwlyks fpraken de Burgers weder met elkander in onrym op dé ftraaten; naauwlyks verkogten de Drogisten weder hunne Nieswortel ; fmeedden dè Wapenfmeden hunne Wapentuigen; begaven zig de Abderitinnen weder eerbaar en vlytig aan het purperweeven, en wierpen de' Abderlten bunnen ruispyp weg, om zig weder met gezond vërffaud op hunne ben. dée-Lè -A reeps-  * DE AEDERITEN, roepsbezigheden toeteleggen, wanneer de Schikgodinnen, in het verborgen , nit de fchraalfle dunfle en onhandelbaarfïe (lof, die immer door Goden en fflenfcben is verfponnen geworden, eed zoo verward weefzei van noodlottigheden^ twisten , verbitteringen , aanftookingen~ kabaaien, parryfchappen en ander onzrdig gefnor, hervoortbragten , dat eindlyk geheel Vjbdera daarvan omwikkeld en omfporinen werd; en daar dit heilloos tuig door de onbezonne vuurigheid der Helpers en Noodhulpen in brand geraakte, zou deeze beroemde Stad daardoor byna en mooglyk wel geheel verlooren zyn gegaan, indien zy, ingevolge het belluit der Schikgodinnen, door eene zo geringe oorzaak aIs Kikvorfchen en Katten zyn, hadde kunnen verdelgd worden. Dit geval had , gelyk al7e groote omwentelingen in dewaereld, eene zeer geringfehvhende oorzaak. Een zeker Tandmeester, struthion genaamd, te Megara van Ouders tot Ouders gdioorén., hr.d zig reeds zedert veele jaaren met rer woon te Abdera nedergezet, en vermits hy, veelligt in het geheele Land ' de éénig;te van dat beroep ware, was zyne kundiglie X in een aanzieniyk gedeelte vanhetZuidelyk Thracihi vermaard. Zyne gewoone \vy«e, om hiervan alle moogiyke voordeden te trekken, was, dat hy de Jaarmarkten van alle de klemfc Steden en Vlekken, njeej dan dertig  'Eene Staatkundige Rsman. 3 fnylen in de rondte, bezogt, alwaar by, beIialven zyne Tandpoeyers en Tandwatertjes, by geleegenheid zig ook van verfcheiden Arkana's voor Mild- en Moederkwaaien, Engborstigheid , ontydige Vloeyingen, enz. met eerï goeden winst, ontlastte. Tot dit einde' had hy een eigen Ezelin op ftal, die by dergelyke' geleegenheeden te gelyk bevragt werd, met zyn eigen kort en dik perfoon, en een gróote' knapzak vol artfenyen en mondbehoeften. Eciïs zig op reis zullende begeeven, om de Jaarmarkt te Gerania te bezoeken, wilde het geval, dat: zyne Ezelin, 's avonds te voören, juist een' Veulen geworpen had, gevolglyk niet in ftaat was, om de reis met haar' Meester te doen.Strüthion huurde derhalven' éen anderen' Ezel, om hem tot de plaats te brengen, daar hy zyne eerde nagtrust neemen' wilde. De eigenaar des Ezels begeleidde herri té' voet, om het lastdraagend Dier te bezorgen, en 'er weder mede naar huis te ryden. De Weg liep over eene' uitgestrekte heide.' Het was in' het midden van den Zomer, en de h'etïe' bovënmaate groot. De Tandmeester', de' brïïïdende Zonnefchyn onverdraaglyk vindende,- zag aamëgtig ih de rondte, om eene gefchikte plaats te zoeken, waar hy in éen koele fchaduween oogenblik konde nederzitten, om frisïchc lugt te fcheppcn. Maar heinde en' veer was 'er ftrüik noch Boom, noch iets dergelyks, te ontdekken, dat A ï heiir  4 de aederite n, hem fehaduw aanbood. Eindlyk geheel teri einde raad zynde, hield hy ftij, fteeg af, en zette zig in de fehaduw van den Ezel. Wat doet gy, Myn Heer < (vroeg de Èzeldry./er,) wat wilt gy ? — „ Ik zet my een weinig in de fehaduw, >i (zei struthion,) want de Zon fteekt my onlydlyk op het hoofd." Neen ! myn goede Heer, (antwoordde de an* der,) dat is de affpraak niét! Ik verhuurde u den Ezel, maar van zyn /chaduw is 'er geen Woord gefprooken. „ O, (riep de Tandheer lachende,) de è, Ezel geeft my de fehaduw; dat begrypt zig van zelf." By jason! (riep de man des Ezels zeer trotsch,) dat begrypt zig zo gemaklyk niet. Iets anders is de Ezel, en iets anders is zyn fehaduw. Gy hebt den Ezel voor zo veel van my gehuurd. Had gy 'er zyn fehaduw by willen hebben , dan had gy zulks moeten zeggen. Mei een woord, myn Heer! fia op, en vervorder uwé reis , of betaal my voor de fehaduw van den Ezel, Vgeen billyk is. „ Wat! (fchreeuwde de Tanddoclor,) ik i, heb voor den Ezel betaald, en moet ik dan „ nog voor zyn fehaduw apart betaalen ? In- dien ik dat doe, kunt gy my vrylyk een H dr«edubbelen Ezel noemen ! De Ezel is dee>, zen geheelen dag dejoyne, en ik zal my is zo  Eene Staatkundige Roman. 5 zo dikwUs in zyn fehaduw zetten, en 'er zoo lang in blyven zitten, als het my be„ haagt; daar kunt ge u gerust op verlaaten." Is dat waarlyk uw voorneemen? vroeg de ander , met al de koelbloedigheid van een Throch lenen Ezeldryver. , ,, Dat is geheellyk myn voorneemen;" hernam s ï a u t 1-11 o. n„ Dan,,myn Heer ! zullen wy op ftaande voet weder te rug naar Abdera trekken ; ( zei. de ander.) Daar, zullen we, zien, wie van ons. beiden, gelyk heeft.. Zo waarlyk als i' rjapus my en myn Ezel genadig zy! Ik zal zien, of gy, tegen myn wil, my de fehaduw van myn en Ezel ontvreemden zult. De Tandtrekker-had grooten lust, om dooi; de fterkte van zyn arm het verfehil te bcilegt.en. Hy kneep reeds zyne vuisten in é'éuj verhief reeds, zyn korten arm: 1— Maar zyn man in naamver opmerking neemende, oordeelde hy het beter, om zyn arm -5—: zagtt jes wederom te laaten zakken, en het nog een-i maal met zagtheid. te bezoeken. Dan, alles te vergeefsch. Het onhandelpaare mensch flond 'er op, om, voor de fehaduw van zyn' Ezel betaald te worden , en vermits s t r u t h i o is even hardnekkig zulks bleef, weigeren,, bleef '■er eindlyk geen andere weg over, dan naai Abdera te rug te trekken, en de zaak by den. Stadslichter aan,tegeeven. A a TWEE».  j de asderiten, TWEEDE HOOFDSTUK. Onderhandeling voor den Sladsrichter p ü is li p pip e s. JC^e Stadsrichter philippides, voorwien foortgelvke zaaken in de. eerfte plaats gebragt moesten worden, was een man, die zeer veeIe goede hoedanigheeden bezat. Hy was eerbaar, nugter, en vlytig in het waarneemen zyner bediening; die elk een mee het grootfte geduld aanhoorde; alle menfehen vriendlyk befcheid gaf, en by het algemeen bekend ftond' voor iemand, die onomkoopbaar ware. Bovendien was hy een goed Muzikant; verzamelde natuurlyke zeldzaamheeden; hy had ook eenige Toneelfpelen gemaakt , die , volgens Stadsgebruik , zeer 'wel waren uitgevallen , en hy was byna zeeker, van by de eerst open valwinde plaats Nomophylax te zullen worden. Met alle deeze verdienden had de goede philippides een enkel klein gebrekje ; naamlyk, dat, wanneer twee partyen voor hem kwamen, hem die geene toefcheen volkomen gelyk te hebben, dien hy laatst gefprooken had. De Abderiten waren zo dom niet, dat zy dit niet ©pgémerkt zouden hebben; maar zy meenden, dat men een man, die zo yeele goede hoedanig-.  Eene Staatkundige Roman. $ njgheeden bezat, een enkel gebrek wel tengoede kon houden. Ja ! (zeiden.zy,)zo phiuppides dit niet ontbrak, dan was hy debeste Stadsrichter , die, Abdera immer gehad heeft. — Intu.sfcheh had de omftandigheid , dat by den eerlyken man altoos d.e beide partyen evenveel gelyk fcheenen te hebben, natuurlyker wys dit goede gevolg,, dat hy aan jiiets zig meer liet geleegen zyn, dan om de, 'verfchillen , die voor hem gebragt werden, in het vriendlyke aftemaaken; en aldus zou de bloo-? heid van den goeden philippides een waare zegen voor Abdera hebben kunnen zyn , zo niet de waakzaamheid der Sycophanten, die met zyne vredelievendheid zeer kwalyk gediend waren , geen middel had uitgevonden , om de uit-* werking zyner zagtaanigheid in alle gevallen te verydelen. De Tandmeester struthion en de Ezeldry ver anthrax kwamen aldus, byna buiten adem, voor deezen waardigen. Stadsrichter geloopen, en bragten, beiden te gelyk hard fchreeuwende, hunne klagten uit. Hy hoorde hen aan met zyne gewoone langmoedigheid; en, toen zy eindlyk gedaan hadden , of des fchreeuwers moede waren, haalde hy de fchouders op , vermits hy de zaak befchouwde als. een der verwardde, die hem ooit was voorgekomen.. -—r. En wie van u béiden is dan eigenlyk de klaager ? vroeg hy. A 4 t% Ib  ° - A B D e R i T E N? ^4s^^^ « En ik, (zei de ander ^ ;t m„„ •t' j ik k/aag over dpn »landmeeffer. om d hy, WdV^S V *g ^ f éven, 2ig ie£s heeft£ " dat lL hem «'et verhuurd heb " , 9« al deszelfs omfiandlgheden, ___ f éen een na den anderen — Lnt hpt ■ /„ i . %a,n "et ts onmoos- T-l °™ rscht«gter de zaak te kome gj hctden te gelyk fchreeum. " ~': «Hooggeachte Heer Stadsrichter? (zei de Tan ^meester, ) ik heb van hem het gebruik van den Ezei voor eenen dag gehuurd. Het » « waar, de fehaduw van den Ezel is nkt Uitdruk^m het beding vermeld geworden' Wk beeft °«* '»»elr gehoord, dat by = . zulk een huur een Chufule wegens de fcha» duw ,s bygevoegd? Bet is, byHERC, » *M- de eerlte Ezel uiet, die te Abdera >, vernuurd is geworden. ^r heeft de Heer gelyk In ; zei de Rich- De Ezel en zyn Schaduw (voer sm, » T«roN voon:,) gaan onmidlyk famen; en ..waarom zou hy, die den E2el 2£,fgehuurd heeft s  Eene Staatkundige Roman. % heeft , het vrugtgebruik niet hebben van ?, deszeifs fehaduw ? " De Schaduw is een Accesfirium, dat is klaar; voegde de Stadsrichter hem hierop toe. ,, Geftrenge Heer! (fchreeuwde de Ezeldry„ ver,) ik ben flegts een gemeen man. Ik ver-, fta niets van uwe arien en orien, maar dit „ kan ik met myn vier zinnen begrypen, dat „ ik niet verpiigt ben, om voor niet myn Ezel „ in de brandende zonnefchyn te laaten ftaan , „ ten einde een ander zig van zyne Schaduw „ bediene. Ik heb den Ezel aan dien Heer ver„ huurd , en hy heeft my de helft vooruit be,, taald; dit fta ik toe. Maar wat anders is de „ • Ezel, en wat anders is zyn Schaduw. Dat is ook waar ; mompelde de Stadsrichter. ,, Wil hy de Schaduw nu ook hebben , dan mag hy my half zo veel daarvoor betaalen, „ als voor den Ezel zelf. Ik begeer niets meer, „ dan het geen recht en billyk is; en ik bid u „ wel zeer, om myn goed recht te willen hand,, haaven! Het beste, wat gy hier in doen kunt, (zei. ï hil ip pides j) is., dat gy het in het vriendlyke ziet te fchikken. Gy , eerlyke man! laat hei gebruik van des Ezels fehaduw, om dat het flegts een fehaduw is, onder de huur doorgaan ! en gy, Heer struthion.' geef 'er hem een halve drachma voor; dan hebt gy reden, om beiden weltevreden tejieyn. A5 5> Ik  i© BE abderiten, „ Ik geef 'er geen halven penning voor „ (fchreeuwde de Tandmeester,) ik begeer 5j eenvoudig myn recht." „ En ik , (fchreeuwde zyn Party 'er teo-en ) „ & fta op het myne. Wanneer de Eze°l myn „ is, dan is ook de Schaduw myn, en ik kan „ 'er als met myn eigen goed naar myn wel„ gevallen mede omfpringen. En ver-mits die „ man van niets dan van recht en billykheid „ hooren wil, heb ik heden dubbele reden, „ om het insgelyks te begeeren. Ik wil dan „ ook eens zien, of 'er noch recht in Abde,, ra is. De Richter bevond zig thans in de grootfte verlegenheid. Waar is de Ezel? voeg hy eindlyk, vermits hem, in den angst van zyn hart, mets anders te binnen fchoot, om tyd te Gewinnen. ï, Die ftaat daar op de Straat, voor den '., deur!" Breng hem hier binnen ! zei p .bi r, i p p r D e s é* De eigenaar van den Ezel gehoorzaamde met blydfchap aan dit bevel, om dat hy het voor een goed voorteeken hield, dat de Richter de Hoofd-perfoon van het Spel begeerde te zien De Ezel werd binnen geleid. Jammer was het dat hy ook zyn oordeel over de zaak niet kon uitbrengen! Maar hv ftond daar . geheel bedaard! - nu eens de beide Heeren en dan weder zynen Meester tegen te ooren' baauw-  Eene Staatkundige Roman. LX baauwde met zyn mud, liet de oorenwederom hangen, en —«<* fprak geen woord. ,, Nu kunt gy zelf zien, genadige Heer Stad„ richter! riep a n t h r a 'tl , of onder Broeders, „ de Schaduw van een zo fchoonen, ftaatlys, ken Ezel geen twee Drachmen waardig is, ,, en vooral 'm een zo fmoorheeten dag, als de tegenwoordige? De Stadsrichter beproefde nogmaals den zagtften weg, en de Partyen begonden alreeds meer tot elkander te komen ; toen, ongelukkig, physignathus en polyphonus, twee der vermaardfte Sycophanten te 'Abdera, binnen traden ; en, na dat zy gehoord hadden, wat ',er verhandeld werd, eensklaps Je zaak eene geheel andere wending gaven. De Heer struT h i o n heeft het recht volkomen op zyn zyde: zei PHYSiONATHUS,die den Tandmeester voor een welhebbend en tellens zeer driftig en eigenzinnig man kende. De andere Sycophant, offchoon een weinig verdrietig , om dat zyn handwerksgenoot hem zo uitermaaten gezwind den pas had afgefneeden , wierp eene zydelingfche blik op den Ezel, die hem een wakker en welgevoegd dier toefcheen te weezen, en verklaarde zig te gelyk, met den grootften nadruk, voor den Ezeldry ver. Beide Partyen wilden nu geen enkel woord meer van vriendelyke fchikking hooren, en de eerlyke jhilippides zag zig genoodzaakt, een Rechts-  12 BEABDERITEN, Rechtsdag vastteftellen. Elk begaf zig daarop met zyn Sycophant naar huis; doch de Ezel met zyn Schaduw, als het onderwerp van den gerichtshandel, werd, tot na de uitwyzing der zaak, in de gemeene Stads-Stal vas Abdera in bewaaring gebragt. DER-  Eene Staatkundige Roman. ■%% DERDE HOOFDSTUK. Hoe de Partyen zig eene hoogaanzienlyke onder fieuning weet en te bezorgen. . J[n gevolge het Stadsrecht der Jbderiten, werden alle verfchillen , die onder de gemeeneBurgers over het myn en dyn ontftonden, voor eeii Vierfchaar van twintig eerlyke mannen afgedaan , welken driemaal ter week in de voorfte Gallery van den Tempel van nemesis by één kwamen. Alles werd, uit een billyk inzigt voor het beftaan der Sycophanten, fchriftlyk voor deezen rechtbank verhandeld; en vermits de loop der Abderitifche Justitie eene foort van Slakken linie befchreef, en zig ook met de gezwindheid van eene Slak voorwaards bewoog, —- te meer om dat de Sycophanten niet eerder verpligt waren , om tot befluit te komen , dan tot zy niets meer te zeggen hadden, — zo duurdegemeenlyk het verdragen en overéénkomen zo lang, als het de beurzen der parryen flegts konden uithouden.' Alleen voor ditmaal liepen zo veele byzondere oorzaaken famen, om de zaak eene fterkere aandrang te geeven , dat men zig niet te verwonderen hebbe, dat het Proces over de Schaduw van den Ezel reeds zo verré', binnen minder  , DE ABDERITE N, der dan yier maanden , gevorderd was, dat opden naastvolgenden gerichtsdag de ênale uitipraak ftond te gefchieden. Een Rechtsgeding over de Schaduw van een Ezel zou, ongetwyffeld , in elke Stad vair de waereld opzien baaren. Men bedenke dan, wat zulks te Abdeta doen moest! Naaaw'- lyks had het gerugt daarvan zig verfpreid, of oogenbliklyk ftonden alle de onderwerpen der gezelfchaps gefprekken ÉL Elk fpr^k met zoveel deelneeming van dit rechtsgeding, als of 'er fchatten by te winnen of te verliezen waren f De een verklaarde zig voor den Tandmeester, de ander voor den Ezeldryver, Ja.' de Ezel vond zyne zelf begunftigers en aanhangers, die het daar voor hielden , dat dezelve zeerwel bevoegd en geregtigd was, interveniendo in 't Spel te komen, omdat het bekend was, dat hy door' den eisch van den Tandmeester om ia zyne Scha-duw te zitten, en ondertusfchen aan den brandenden zonnefchyn blootgefteld te weezen , hef meeste van allen gepynigd was geworden. Mef één woord, gemelde Ezel had zyn fehaduw over geheel Abdera verfpreid! en de zaak werd met zulk eene levendigheid, yver en belangneemïng gedreeven,. dat men naauwlyks meer zou hebben kunnen doen, wanneer hetgemeenevvefzyn der Stad en Republiek van Abdera op hettapyt geweest ware. Alhoewel nu deeze fiandelwy'ze over her alge-  Eene Staatkundige Romaiu 25 gemeen aan niemand, die uit de voorgaande waaragtige gefchiedenis de Abderiten heeft leeren kennen , vreemd zal voorkomen, gelooven wy echter, zulke Leezers, die dan eerst vermeenen eene gefchiedenis recht te weeten, wanneer de verborgene raderen en dryfvederen, met al derzelver betrekkingen en famenhang van de oorzaaken en gevolgen der gebeurtenisfen, voor hun worden opengéi*.gd, geenen onaangenaamen dienst te zullen bewyzen , wanneer wy wat omftandiger uitweiden, hoe hetbykwam, dat dit rechtsgeding, — dat zya oorfprong aan een verfchil tusfchen twee menfchen vata weinig betekenis verfchuldigd was, en waarvan het onderwerp ten uiterfte verachtlyk ware , zo gewigtig worden kon, om einde- lyk de geheele Republiek in zyn draaikolk te verflinden. De gezamenlyke Burgerftaat van Abdera was (gelyk van oudsher de meeste Steden der waereld ,) in wyken afgedeeld, en uit hoofde van eén overoud gebruik behoorde de Tandmeester struthion in de Schoenmaakerswyk. De reden daarvoor was, gelyk al de redenen der Abderiten gewoonlyk waren , magtig Spitsvindig. In de eerite tyden der Republiek had, naamlyk, deeze wyk geene andere bewoouers dan alleen Schoenmaakers en Schoenhippers. Naderhand werd aan alle lappers de inwooning aldaar vergund; en van daar'kwam het, dat in het  *f » e aede riten, het vervolg de Wondheelers , als menfchen Jappers aangemerkt, en dus ook, ob parit atem rationis , alle foSrten van Geneesheeren, in deeze wyk gefchikt werden. S t * u t h i~ on had daarom de geheele loÖyle Schoenmaakers wyk ( uitgezonderd alleen de Geneesheeren met wie hy altoos geweldig overhoop lag,) en vooral alle de Schoenlappers op zyn zyde, die (zo als men zig nog wel herinneren' zal ) een zeer aanzienlyk gedeelte van den Burgerftaat të Abdera uitmaakten. Natuurlyker \ wyze wendde de Tandmeester, voor alle anderen, zig ftaandevoets naar het Hoofd van Ut Gilde, den Wykmeester priep.. Deezeman • wiens patriotifche yver ter bewaaring der Re! pubhekeinfche Conftitutie niemand onbekend is, verklaarde daadlyk, met zyne gewoone hevigheid, dat hy zig eerder metzyn Schoenmaakers eist het hart wilde affteeken, dan gedoogen, dat de rechten en vryheeden vm Abdera > m der perfoon van een zyner Gildebroede-s zo fcharidjyk vertreeden zouden worden " De m]ykh^ C^ei hy,) is hethoogfte „ recht. Maar wat kan billyker zyn , dan dat „ hy, die een boom geplant heeft, hoewel hy „ daarby alleen de vrugten op het oog had beneffens die ook de fehaduw van den boom' „ geniete? En waarom zou het geene van een boom m rechten geldt, niet even zo goed « van eenen Ezel gelden? Waar, ter Hen- kef'  Eene Staatkundige Roman. rj op uitkamen, indien hèt één Burger vznAh- derd, een Gildebroedef zelf, niet vryftaat om zig in de Schaduw van een Ézel te zetten? evenals ware de Schaduw des Ezels voortref,, lykerj' dan de Schaduw van het Raadhuis of van den Tempel van jazon, waarin elkj die wil, ftaan, zitten of leggen mag? —\ „ Schaduw is Schaduw, 't zy ze van eenen boom, of van een Paleis, van eenën Ezel, „ of van zyne Genade, den Archón zelf, af- komt! Kort en zaaklyk, (Voegde Meestei7 ,j priem 'er by,) verlaat u op my, Heer ,, struthion! De Lompertzalunietflegtó de Schaduw, maar ook, tot de biHykfte ver;, goeding, u bovendien den Ezel Zelf moeten „ overlaaten, of'er rrioêst noch vryheid, woéd. ,', recht van eigendom meer in Abdera weezen \ en daartoe zal het, by al de Elementen! nooit. i, komen, zo lang ik Wykmeester of prieM genaamd worde! " Geduurende dat de Tandmeester zig van de gunst van zulk een wigtig man verzeekerde, bleef de Ezeldry ver anthrax van zyn kant öok niet in gebreken 3 om zig een Befchérrner te verkrygen, die ten minften een evenwigt tegeii zyne party kon uitmaaken. Anthrax was èigenlyk geen Burger van Abdera, maar éen' yrygelaaten , die zig in den omtrek van ja z o n s' Tempel ophield, én Hond dus als een verl'ofhebiend Inwooner onder de onm'idlyke Jurisdictie: Ho* des u È v«ef  van den Aartspriester van deezen Held ft werd. Het was natuurtyk, dat zyne eerde I ^gten waren, hoe hy het zoude l n ef on, te maaken, dar de Aartspriester a cTT j d£ °PPcrPnester van jazon was t*Ab *ra een zeer voornaam perfoon, en een Ezll drvver kou bezwaarlyk hoopen om, TO!d« ee" b^°,lder ooit toegang tot en Heer van zulk een Rang te zullen vLryge„ r Naveele beraadfiagingen met zyne vertrouwd, fte Vnenden, werd eindelyk het volgende middel goedgekeurd. Zyne Huisvrouw,^'". J' had kenms aan eene Gaianteriekraamder ; r0d£r.de Minnaar was vaJ M KamermelsJe eener zekere affl#E» Danze" ln * k°rt, vermirs fU waereld argdenkende is, fprak ' , , allerlei —_ Doch ' P "k men waarlJ* is • de O W3are Van de de Opperpnester acat„yrsus was een groot liefhebber van Pantomimifehe S lo ven eOanzerin niet by heldere; dag by I oveng, dan om haar, met de nodige voorzorg, des-  Eene Staatkundige Roman: t§ èeè nagts door een kleine tuindeur in zyn Kabinet te ontfangen. Daar nü zekere luiden eens eene geheel met haar Sluijer omwonden perfoon ih de morgenlchemeriug uit zyn huis hadden zienko-^ men, was 'er een gemompel ontdaan, als of het deDanzerin geweest was, eh als of de Opperpriester eene zeer naauwe vriendfchap mer dit fchoone, jeugdige Schepzel onderhield. — Wat hier ook van zyn mogt! — genoeg! —; De Ezeldryver fprak hier over met zyn Vrouw ; Vrouw kroByle met dé Gadanteriekraamfter; de Gaianteriekraamder met haar Broeder; de Broeder met het Kamermeisje ; en vermits het Kamermeisje alles op deDanzerin vermogt, van wie vooronderdeld werd, dat zy alles vermogt op den Opperpriester, die weder alles' op de GrOoten en aanzienlyken van Abdera en hunne Vrouwen vermogt, twyftelde anihrax geen oogenblïk, of hy had zyne zaak in de beste handen van dèwaereldbedeld. Doch ongelukkig bleek het, dat dé Gunsteling der Danzèrin eene Gelofte gedaan had, omi even zo min haar invloed en alvermogen onbeloond té laaten bezigen, als anthrax dé Schaduw van zynen Ezel. Zy had de pryzen van alle zaaken in dit geval bepaald, uit welken hoofde de geringde diertst, die men van haar verlangde, ten minden eene erkentenis van vier Drachmen vooronderdelde : en in het tegenwoordig geval was liet haar nog veel minder te vergen, B 2 m  -q de abderiten, om flegts eene halve Drachme te laaten afdingen, daar zy haare zedigheid zo veel geweld zou moeten aandoen, om eene zaak te bewerken, waarïn een'Ezel de hoofdrol fpeelde. In'tkort, cfeeze iRIS eischte vier Drachmen, 't welk juist dubbeld zo veel was, als de arme Duivel met zyn Proces, wanneer het al ten gelukkigflé uitviel, zou hebben kunnen-winnen. Hy bevond zig aldus wederom in de vorige verlegenheid. Want hoe kon een gemeene Rzeldryver hoopen, om, zonder fterker fteun dan de rechtvaardigheid zyner zaak te hebben, tegen eene party te beftaan, die door een geheelen Wyk onderfleund werd, en die zig overal beroemde , dat de zege reeds zo goed- als in zyne handen was? Eindlyk vond de eerlyke a n t hr a x een middel uit, waardoor hy waarfchynlyk den Opperpriester, zonder tusfchenkomst der Danzeriu of haar Kamermeisje, op zyne zyde winnen zou. Het beste daarvan kwam hem voor dit te weezen , dat hy het niet verre behoefde te zoeken. Zonder omwegen te neemen! — Hy had eene Dogter, oor go genaamd. Dit Meisje was wel geen van de fchoonlTen; maar eene niet onbehaaglyke geflalte , twee groote zwarte oogen , en de bloei van haare jeugd vergoedden, naar zyngedagren, ryklyk alles, wataandefchoonheid van haar gelaat ontbrak; enwaarlyk, wanneer zy zig eens deeglyk gewasfchen had, was 2/  Eene Staatkundige Roman. 21 zy in haar feestgewaad, met haare lange pikzwarten hairvlegten, en met een bloemruiker voor haar boezem, alvrytaamlyk gelyk aan het wilde Thracifche Meisje van anacreon. Daar men nu by nader onderzoek bevond, dat de Opperpriester agathyrsus ook een beminnaar van Citerfpelen en kleine Liedekens was , waarvan de jeudige gorgo een groot aantal vry wel opzingen kon, voedden antu rax en k r 0 b y l e groote hoop , om door de bekwaamheeden en de geftalte van haare Dogter, op de kortfte wys , hun oogmerk te bereiken. Ten deezen einde vervoegde anthraxzig by den Kamerdienaar van den Overpriester, en krobyle onderrigte Intusfchen het Meisje, .hoe het zig gedragen moest, om, ware het mogelyk, de Danzerin den voet te ligten, en het uitfluitend recht van de kleine tuindeur te verkrygen. De zaak ging naar wensch. De Kamerdienaar, die door de fterke zugtvanzyn •Heer naar het nieuwe en veelvuldige, niet zelden in verleegenheid raakte, greep deeze goede geleegénheid met beide handen aan , en de jonge gorgo fpeelde, voor een pasbeginnende, haar rol meesterlyk, Agathyrsus ontdekte in haar eene zekere mengeling van levendigheid en dartelheid en eene foort van wilde bevalligheid, die hem bekoorde, om dat zy nieuw voor hem was. — In 't kort, zy had naauwlyks twee of driemaal in zyn flaapkamer voor hem gezongen , B 3 ef  25 de abderiten, of anthras vernam reeds van reeds van goeder hand, dat agathyRSüs zyne gerechtszaak aan verfcheiden Richters had aanbevolen* pn zig eenigzins nadruklyk had laaten verlui' den, hoe hy niet voorneemens ware te gedoogen dat zelf de allergeringe inwooner, omftreeks Jazons, Tempel, het flagtoffer der rechtsgeleerde kunstgreepen en fielteryen van den Sycophant p H y s i c n a t us , of van de partvdigheid des VVykmeester p r i £ M zou worden." VIER-  Eene Staatkundige Roman, 23 VIERDE HOOFDSTUK. Gerechtlyke onderhandeling. Verflag van den Richterlyken Byzittèr sul tias, Vonnis, en wat 'er uit voortvlseit. Ïntusfchen was de Geriehtsdag verfcheencn , waarop dit zeldzaam geding door een gerechtlyk vonnis beflischt ftond te worden. De Sycophanten hadden de zaak beflooten, en de Ac ten waren aaneenen Berigter, genaamd miltta s , overgegeeven.. Tegen de onpanydigheid van deezen hadden de vyanden van den Tandmeester al vry wat intebrengen ! Want het was niet te ontkennen, dat hyzeervertrouwlyk met den Sycophant physignatus verkeerde; behalven dat men'erookopenlykvoor uitkwam, dat Mejuffrouw (*)struthion, (dievoor eene der bekwaamde Vrouwen in haaren kring doorging,) hem verfcheiden reizen de rechtszaak van haar man, in eigen perfoon, had aani " be- ( *) Wy weeten wel, dat dit nier a U Grecque gefproken is; maar Mejuffrouw s te. u ï h i on is even eens als Vrouw damon in onze Tö".eelfpelen. En wat ligt er ook den Leeier aan geleegen , hoe de eigen naam der Tandmeesteresle was? B 4  P b A B D e R I T E N) bevoelen! — Doch daar al het ingebraete op geene genoegzaame gerechtlyke gronden fteunJ de_, en.de beurt van te berigten nu aan deezen mLTIAS Was, bleef het thans bydeeze fchik- Miltias droeg den waaren ftaat des ver*h,!s zo onbevattelyk, en het onderfchaidende entwyffdagtjgcdat 'er in was, zo breedvoerig voor, dat de Toehoorders 0p lange na ^t^emerkten, waar de m eigenlyk'heen Hy ontkende niet, dat beide partyen veel ■voo-n tegen zig hadden r™ g "H^' C?eihy'^ «***bZ niets ^arder' d™dathy, dieden Ezel, als hef »^ Schaduw yan den Eze,, 'er ffilzwygend f' ff^Wgend yerdrag wilde toeftaan , K dat e schaduw m.**^^ " rdenp,?elaan Ziê gebragthad, ookhetbe" f6rde gfbmik van deszelfs Schaduw, zon„ der verdere tegenfpraak, toekwam; en wel „ zoveel te meer, als deEzeldaardoor, inzyH ne «ellBMdjghdd noch gedaante, in he minst , ^—noftekortgedaanwerd. Hetfclëen 'derdnlirfT >Mt daar^« -et minï derdmdelyk, dat, offchoon de Schaduw no* . ^-"F^ndig^oehalseenvormly^e! » deel-  Eene Staatkundige Roman. 25 deelte van den Ezel was aantemerken, gevolglyk ook door den Huurder van den laafden geenzins bedoeld kon geworden zyn , om de Schaduw en den Ezel teffens, ftilzwygend , te hebben willen huuren , dat evenwel, daar gemelde Schaduw onmooglyk op zig zelve alleen, of zonder gezegden Ezel, befhan konde, en de Schaduw eenes Ezels niet anders is dan een Schaduw Ezel, de eigenaar van den weezenlyken Ezel, zeer gevoeglyk, ook als eigenaar van den van deezen afkomenden Schaduw Ezel kon aangemerkt worden , uit welken hoofde hy ook geenzins te verpligten was , om zonder vergelding deezen Schaduw Ezel aan den Huurder van den eigenlyken Ezel ovcrtelaaten. Behalven dit alles, zo men ook al eens wilde toegeeven , dat de Schaduw een accesforium van den meergemelden Ezel ware, dan zelf kon de Huurder nog geen gerechte aanfpraak opdezelve maaken, vermits hem door het Huurcontract niet elk gebruik, dat van den Ezel te maaken is, maar alleen dat, zonder het welke, het geheel oogmerk van het Contract, zyn voorgenomen reis naamlyk, niet bereikt konde worden, naar alle rechten toekwam. Doch, daar 'er onder den wetten der Stad Abdera geene gevonden werden, waarin het voorkomende geval klaar en duidlykbéflischt wordt, en de beöordeeling derhalven geheel B 5 uif  S-ó D» ABDERITEN, „ uit de natuur der zaak zelve gevonden moest „ worden, kwam hetvoornaamlyk aan op één Hoofdpunt, dat door de wederzydfche Sy'„ cophanten buiten opmerkinggelaaten was, of ten minden flegts ter loops aangeroerd: naam* lyk, op de vraag: Ofhetgeene, dat men 3, Schaduw noemt, onder de gemeene Goederen, „ op welks gebruik elk een gelyk recht heeft, dan of het onder de eigendomlyke goederen , yvaarop byzondere Perzoonen alleen een uitfluis, tend recht hebben of verkrygen kunnen, be-> „ hoore P Daar nu, by gebrek van eene ftellig be„ flisfchende wet, de algemeene overéénkomst „ en het gebruik onder het menschlyk geflagt, „ als zynde bet waare orakel der Natuur zelve, billyk de kragt eener ftellige wethebbe; en daar, uit hoofde deezer algemeene ge- „ woonte, de Schaduwen der dingen , ■ . ,, zelf die, welken niets flegts byzondere Per„ foonen, maar geheele Maatfchappyen, ja ,, de onfterflykeGoden toekomen, — lot hier toe, aan alle oorden derwaereld, aan elk en een iegelyk, wie ze ook zyn , vry en ongehinderd, zonder iets daarvoor te betaalen, werden overgelaaten, zo bleek uit dit alles, „ dat, ex Confenfu et Confuetudine Generis „ Humahi, de gemelde Schaduw, even gelyk „ de vrye lugt, weer en wind, ftroomend wa„ ter, dag en nagt, maanefchyn en fchemering, „ en foortgelyken meer, onder de gemeene goe- „ de-  Eene Staatkundige Roman. ?? deren .te rekenen zy, welks gebruik elk eeu „ vryftaat, en op welken, — in zo verre, by ,, zekere omftandigheeden, 'er een uitfluitend ge- not plaats zou kunnen hebben, die gee- „ ne een oogenbliklyk uitfluitend recht heeft, „ die ze het eerfte bemagtigt. Deeze ftel- ling, (tot welkers ftaaving de fcherpzinnige miltias eene menigte gerechtlyke beflui' s, ten bybragt , die wy onzen Leezer niet me- dedeelen zullen,) deeze ftelling ten grondflage gelegd zynde ,^kon men niet an„ ders dan vastftellen, dat de Schaduw vau al,, le Ezels in fhraciën, en bygevolg ook die, welke tot het tegenwoordige Rechtsgeding onmidlyk aanleiding gegeeven.had, even zo min een gedeelte van den eigendom van een byzonder perfoon konde uitmaaken, als de „ "Schaduw van den Berg Athos, of die van ,, den Stadstoren van Abdera. Uit dien hoof„ de kon de meermaals gezegde Schaduw noch geërfd, nochgekogt, noch intervivos oïmor„ tis caufa gefchonken, noch verhuurd, noch op eenige andere wyze ten onderwerp van ,, een Burgerlyk Contraél gemaakt worden; en aldus kon, uit hoofde der aangevoer„ de bewysgronden, in de zaak van den lizel„ dryver anthrax, k'laager aan de eene, — „ aan en tegen den Tandmeester sthru„ thi o rc* beklaagden, aan de andere zyde, gerechtlyk beweezen worden, (tenopzigtevan » de,  28 DE ABDERITEN, „ de, door den beklaagden, totmerklykeprte„ judicie en fchade van den klaager, aangemaa„ tigde Ezels fehaduw, Sa/vis tarnen meliori„ èus;) dat de beklaagde zeer wel gerechtigd „ en bevoegd is geweest tot het gebruik der ge„ zegde Schaduw; en dat daarom de klaager, „ ongeacht alle zyne ingebragte bezwaaren,' j, niet flegts, ten opzigte zyner onwettige en „ onbevoegde eifchen, behoorde te worden afü geweezen, maar ook tot alle de kosten, waar„ onder de vergoeding van het veroorzaakte „ tydverzuim en fchade van den beklaagde be„ greepen zy, na voorafgegaan gerechtelyk „ onderzoek, verweezen moest worden; enz. „ enz." Wy laaten het aan onzen geneegen eh rechtskundigen Leezer over, om over deeze, wel is waar, uittrekzelsgewyze, doch juiste mededeeling van het berigt des verftandigen m i l t rAs, naar welgevallen aanmerkingen te maaken ! Wy, die ih deeze geheele zaak ens geene beoordeeling willen aanmaatigen, maar eenvoudig de plaats van een onpartydig Gefchiedfchryver tragten te bekieeden, vergenoegen ons met te berigtén, dat het, zedert onheuchlyke tyden, een gebruik by het Stadsgericht te Abdera was, om het uitgebragt berigt van den daartoe gecommitteerden Mederaad, altoos mét eenpaafigheid van 'temmen, of ten minften door de frootfle meerderheid derzelven, te bekragtigen. AI-  Eene Staatkundige Roffiaü* s$ Althans, men had, zedert meer dan honderd jaarenj geen voorbeeld van het tegendeel gezien. Het kon ook, de gefteldheid van zaaken in aanmerking genomen zynde, niet wel anders vveezen : want, geduurende het verflag, dat gemeenlyk zeer lang duurde, waren de Heeren byzittende Mederaaden eerder gewoon, om alles anders te doen, als op de Rationes dubitandi et decidendi acht te geeven. De meesten ftonden van hunne plaatfen op; keeken buL ten de venflers, of gingen heen om in een naastgelegen kamer koekjes met worst, genever, brandewyn of andere liqueuren te gebruiken, of deeden een vliegend bezoek by eene goede vriendin, en de weinigen , die zitten bleeven , en eenig belang in de zaak fcheenen te {tellen, hadden elk oogenblik de naast hun gezetenen iets in het oor te fluisteren, of vielen onder het toehooren in flaap. In 't kort, de berigter had altoos de zaak in zyne magt, eu deed het befluit vallen , zo hy begeerde; en het gefchiede enkel om der plegtigheids wil, dat, eenigeminuuten voor dat men daadlyk tot de conclufie kwam, zig elk wederom op zyn plaats bevond , om, met de behoorlyke plegtigheeden, het uitgebragt berigt, als het befluit van den geheelen Raad, te bekragtigen. Dus was men tot hier toe te Abdera , oofe by vry gewigtige zaaken , altoos gewoon ge* weest te handelen. Het Proces over de Schaduw  S° DÉ ABDERITEN, duw van den Ezel genoot alleen de eere, da£ de Leden van het ganfche Gerecht by een bleeven en toeluisterden, (drie of vier Raaden uitgezonderd , die hunne ftemmen airede aan den Tandmeester hadden toegezegd, en die hurt Voorrecht, om geduurende de reehterlykezitting te flaapen, niet verwaarloozen wilden,) met al de opmerkzaamheid en aandagt, als een zo wondèrbaarlyk Rechtsgeding verdiende ; en toen de ftemmen. opgenomen werden, bevond men, dat het befluit flegts door eene meerderheid van twaalf tegen agt bekragtigd Werd. Op 't oogenblik, dat het vonnis was uitgeweezen, vertoefde polyphonus, dë Sycophant van den klaager, niet, om zyne ftem te verheffen, en van dit vonnis, als onrechtvaardig, partydig, en van nul en geeneriet >waarde zynde, te appelleeren tot den grooten Raad van Abdera. Vermits nu het rechtsgeding gevoerd werd over eene zaak, die, volgens de fchatting van de zig bezwaard achtende party zelve , niet meer dan twee Drachmen bedroeg, en deezen, ook zelf met influiting van alle de ge; maatigd gerekende onkosten en fchaden, nog op verre na niet de Summa appellabilis was j ontftond hierover niet weinig twist in het Gerecht. De minderheid verklaarde zig, dat het hier in 't geheel niet aankwam op de Geldfom , maar op eene gerechtlyke vraag, die het eigendom' be-  Eene Staatkundige Roman. 31 betrof, en nog door geene wet te Abdera be* paald was, en gevolglyk , uithoofde van de natuur der zaak, voor den Wetgeever zelf gebragï moest worden, als aan wien het alleen toekwam, in twyffelagtige gevallen van deeze foort de uitfpnak te doen. Hoe het bygekómen is, dat de Bertgter, ten fterkften vooringenomen voor de zaak van den beklaagden, 'er niet eens aan gedagt had , dat de Voorfpraak van zyn tegenparty zig van dit voorwendzel bedienen , en de zaak dus voor den grooten Raad brengen kou —t- daarvoor weeten wy geene andere redenen bytebrengen, dan dat hy een Abderiet was, en, volgens de algemeene van oudsher ftandgrypende gewoonte zyner Landsgenooten, gewoon was, elke zaak flegts van eene zyde, en dan nogtaamlyk oppervlakkig te befchouwen. 't Zou evenwel mooglyk nog veel ter zyner ontfchuldiging kunnen dienen, dat hy den laatften nagt gedeeltlyk aan een groot Gastmaal had doorgebragt, en in het naar huis gaan Mejuffrouw struthion eene vry lange audiëntie moetende verleenen , waarfchynlyk — niet uitgeflaapen had. Genoeg is het te zeggen, dat, na lang twisten en harrewarren , de Stadsrichter philippideszig eindlyk verklaarde: dat hy, in de tegenwoordige gefteldheid van zaaken, niet voorby kon om de vraag: Of de klaager bevoegdwas, in dit geval , om te appelleeren? voor den grooten Raad te  3a DE ABDERITEN, te brengen. Hiermede ftond hy op. De Gerichtsleeden gingen zeer verdeeld en al twistende uit elkander; en beide partyen beyly tigden zig ten fterkfte, om met hunne vrien^ den, begunffigers en Sycophanten te beraadslagen, wat hen nu verder in de zaak te doen ftond. VYF-  Ë'éne Staatkundige Roman. 3$ Vyfde hoofdstuk.. Het gevoelen van den grooten Raad. Deugden der fchoone gorgo, en haare uitwerkingen. De Priester strobylus treedt ten toneele, en de zaak wordt geheel ernstig. Het Rechtsgeding over de Schaduw vanderi Ezel, dat in dén beginne, door zyne ongerymdliéid, de Abderiten verlustigd had, begon'riti eene zaak te Worden, waarin dé rechtheven hei d; het point J' honneur, en allerlei hartstogten en bfelangen van verfcheiden, gedeeltlyk zeeraanzienlyke, Leden van het Gemeeriebest b'ègreëpeii en aangevuurd werden. De Wykmeester p ri e m had 'er zyn hoofd onder verpand, dat zyn onderhoorige Gildebroeder het geding winnèn moest; en vermits hy zig , meest alle avonden, op de verzameïplaatfen der gemeene Burgers vinden liet, had hy reeds byna de helft des Volks op zyne zyde gebragt, en zyn aanhang nam nog daaglykstoe. De Opperpriester daarentegen had het geval tot hier toe nog niet voor gewigtig' genoeg gekeurd, óm het, ten gevalle van zyn befchermling, met al zyn aanzien té onderfteuilen. Doch , daar de zaak'tüsfchen hem en de fchoonë g or- Jï. DEEL. C gó  34 dé Abderiten';j go insgelyks ernffiger begon te worden, terwyl hy, in flede van eene zekere toegecvcndheid, die hy gehoopt had by haar te zullen aantreffen, een tegenlhnd ontmoette, die men van haare geboorte en opvoeding niét verwagtende was, en zy zig teffens uitliet, hoe hef haar wel zeer bedenklyk voorkwam, om haar deugd en goeden naam nog eenmaal flegts aan 't getalvar, een bezoek door de kleine tuindeur bloot te Itellen, Zo Was het zeer natuurlyk, dat hy met langer talmde om , door den yver" waarmede hy de zaak van haaren Vader begon te on r , derfleunen , eene nadere aanfpraak op de dank. baarheid van de Dogter te verwerven. Het nieuwe gerugt, dat het Ezels - Proces door het appel aan den grooten Raad, in de Stad maakte, verfchafre "hem geleegenheid, om •foet eenigen der voornaamfle Raadsheeren over de zaak te fpreeken. Zo bchchlyk (zei hy > als dn Geding op zig ze/re zy , is het evenwd met te .gedoogen , dat een arm man, die onder de befcherming van jazon fimt, door eene openhaare cabaal onderdrukt zou worden. Het komp niet aan op de aanleidende oorzaak, die 'dikwijs van de gewigtigjiegebeurtenis ^n zeer gerings maar wel op den geest, waarmede men de laai door dry ft, en op de inzigten, die men 'er of openlyk, of inhetgeheim, medebedoelt. De onbefchoftheid van den Sycophant v h y s i g n a t u s Z!lVaürh vm a,Ies önaffcanglyk was. ^Feesten van den Tempel van latok^ waren etgenlyk de groote Feestdagen van hel Gemeenebest; doch, verrnit9 de bckfompep. heid zyner inkomsten geene onmaatige onkos^ gedoogde, was het Feest va„JA z0Mt m£t. °^£me^ -W en groote plegtighe den gevierd werd, in de oogen des Voi^, Z0 niet het voornaamfie, ten minde dat, waarop het ?.g het meeste vrolyk maakte. Al de eerbied d-en men aan den ouderdom van den dienstvak L a t o n a verknogt had, en het buitenfpoorige vertrouwen, dat het gemeen in deszei ff Pries! ter en zyne heilige Kikvorfchen delde, kon in J. minSt "iet Aderen , dat de groote figuur «hè JAZons Priester maakte, hem een hooger* graad van aanzien bezorgde. En, offchoon het grosdesVolksover'talgemeen den Priester van ^atona degrootdegeneegenheid toedroe* werd dn voordeel aan den anderen kant opge! woogen, door de verbintenis, die dePrSL van j az o n met de Aristocratifche Kamiliën had • waardoor-zyn invloed dermaaten derk was, dat' het een daatzugtig mensch,. deeze plaats\l Redende, zeer gemaklyk zou geweest zyn een klein Tyran te worden. * * By zoveele oorzaaken der van oudsher overgeërfde yverzugt en andere haatlykheeden tusgen de twee Opperhoofden der Abderitifche ^tlykheid, bedond by stkobylus £ AGA-  Eene Staatkundige Roman. 41 agathyrsus nog eene perfoonlyke af keerigJieid ,.die een natuuvlyke yrugt hunner tegenftrydige zinlykbeeden was. Agathyrsus,meer waereldling dan Priester, had in de daad van den laatften niet veéi meer dan de kleeding. De liefde tot vermaak was zyne heerfchende drift. Want, offchoon het hem niet aan trotsheid ontbrak, kan men echter van niemand zeggen } dat hy eerzugtig zy, zo lang zyne eerzugt nefTens zig eene andere drift laaten heerfchen. Hy beminde de kunsten en den vertrouwlyken omgang met allerhande kuntenaars; en had den naam van een dier Priesters te weezen, die weinig geloof aan hunne eigene Goden hebben. —- Het is ten minften niet te ontkennen, dat by dikwyls al zeer vry wegens1 de Kikvorfchen van latona fchertfte. Men vond zelf iemand, die bezweeren wilde mt : zyn mond te hebben gehoord: Alle de Kikvorfchen deezer Godinne waren alreeds voorlang in armhartige Dichters en Ahderitilche Zangers herfchapen geworden. Dat hy met d e- mocritus in een vry-groot vertrouwen verkeerde , was juist ook niet zeer gefchikt, om zyne rechtzinnigheid te bevestigen. In 'tkort, agathyrsus was een man van een goedaartig natuurgeftel, van een wakkeren kop, en eene vry ongedwongene levens\vyze; bemind by den Abderitifchen Adel, nog meer bemind by het fchoone geflagt, en—- uit hoofde zyner mildaaC 5 dig-  4£ de abderiten, digheid en jazon s-agtige figuur, — hoog, 3yk in achting by de laagfte clasfen des Volks. Nu bad de natuur, in het tydftip haarerwonderlyklte buijen , geen volleediger Antipoden in alles kunnen te voorfchyn brengen, dan agathyrsus, en den Priester strobylus. De laatfte was, zo als veelen zyns gelyken, in het denkbeeld gevallen , dat een gefronscht gelaat en eene ftyve houding 't onfeilbaar middel was, om by den grootften hoop voor een wys en oBberispelyk man doortegaan. Daar hy nu van de Natuur een donker uitzigt ontvangen had, koste het hem weinig moeite om eene deftigheid aantewennen, die by den meesten niet anders aankondigt, dan de duisterheid van hun verftand en de onbefchaafdheid hunner zeeden. ^Zonder gevoel voor het groote en fchoone, was P* een gebooren verachter van alle bekwaamheeden en kunsten, die dit gevoel vorderen. Zyn haat tegen de Wysbegeerte was niet anders dan een masker.voor de natuurlyke wangunst , die een domkop voedt tegen allen, die wyzer zyn dan hy. Zyn oordeel ging mank, en was doorgaans eenzydig. Hy was eigenzinnig in zyne denkwyze; in zyn tegenfpreeken heftig en onbehouwen; en in alles, waarin hy zyn eigen perfoon of de Kikvorfchen van laton a beleedigd achtte te weezen, ten uiterfte wraakgierig; maar, daar tegenovernietminder gedwee en kruipende, zq dra hy eene zaak, waar-  Eene Staatkundige Roman. 43 srgarfan hem gejeegen was, niet zonder de hulp van den ee'n of anderen, dien hy haatte, kon doorzetten. Daarenboven had hy den naam, dat hy met eene hehoorlyke hoeveelheid Dariken en PhiUppen tot alles, wat in de waereld loos jen boos is, te brengen was, indien het flegts met zyn uitwendig karakter eeinger maaten ftrookte. Uit zo veele tegenflrydige gemoedsneigingen ? en zq veele aanleidingen tot nyd en yverzugt^ aan de zyde van den Priester strobylus, ontfproot noodwendig by beiden een wederkeerige haat, die met moeite doordendwang, die hun fland hen oplag, beteugeld werd, enflegt? daarin verfchilde, dat agathyrsus deq Overpriester te zeer verachte, om hem zeer te haaten ; en strobylus hem te zeer benydde, om hem zo hartlyk te kunnen verachten, al$ hy wel gewenscht had. By dit alles kwam nog, dat agathyrsus uit kragt zyner geboorte en alle zyne omftandigheeden, voor de Aristocratie, -- str.ob y l u s daarentegen , ongeacht zyne betrekking tot eenige Raadsheeren, -een openbaar vriend der Democratie, en, naast den Wykmeester priem, die geene was, die door zyn perfoon* 3yk karakter, zyne waardigheid , zyne opftuivende en woedende geloofsyver, en een zeker flag van Volkswelfpreekendheid, den meesten invloed op het gemeen had. Men,  44 be abderiten, Men voorziet nu HgtJyfc, dat de zaak met das Ezelsfchaduw, of met den Schaduw Ezel, nood«aklyk ernstiger worden moest, zo dra twee Mannen , gelyk de O verpriesters van Abdera, 'er zig mede begonnen te bemoeijen. ■ Strobylus had, zo Jang het proces voor de Stadsrichters gevoerd werd, geen ander deel er aan genoomen, dan dat hy by gedegenheid verklaarde, dat hy, in des Tandmeesters plaats zynde, even eens gehandeld zou hebben. Doch naauwlyks vernam hy, door Dame sala ba nba, zyneNigt, dat a gat hyr s us de zaak van zynen by de eerfte rechtbank veroordeelden Onderhoorigen, zig als zyn eigen aantrok, of hy gevoelde daadlyk eene inwendige roeping om zig aan het Hoofd van de Party des beklaagl den te ftellcn, en deeze Gahaal van den Wykmeester, met al het aanzien, dat hy by den Raad zo wel als by het Volk had, te onderfteunen. Salabanda was te zeer gewoon, de hand te hebben in alle Abderitifche handelingen , dan . dat zy onder de laatften zou geweest zyn, om ' m de tegenwoordige partyfchap deel te neemen Behal ven haare betrekking op den Priester strobylus, had zy nog eene byzondere reden om het met hem te houden; eene reden, die daarom niet te minder was, om dat zy die geham hield. Wy hebben , by eene andere geleegenheid, reeds gemeld, dat' deeze Dame, het  Eene Staatkundige Roman. 43 het zy uit loutere Staatkundige inzigten , hetzy dat 'ér mooglyk wél een weinigjè Coquettcrie, of zoiets , wie weet het,— van dat geene, 't welk men in de nieuw verfynde Franfche taal, hét- hart eeiler Dame noemt, onderliep ! Genoeg, dat het eene uitgemaakte zaak was, dat zy altoos een aantal ootmoedige, vérliefdé liaaven aan de hand had, onder welken, (zo als men geloofde,) altoos deeze of geene, ten minnen, gevonden moést worden, diewièten,waarvoor zy diénden. De geheime Kronyk van Abdera zegt, dat de Opperpriester a ga t ii y r sas een geruimen tyd de cere genoot, om een dér' laastgemelden te weezen; en waarlyk , er veréénigden zig verfcheiden omftandigbeeden, waardoor' men dit gerugt voor vry Wat mger dan een bloot Vermoeden houden kon. In 't kort, zedert een geruimen tyd, na dar de Danzerin te Abdera kwam, en by den lugtigen Jazonide zo zeer in aanmerking kwam, had die naauwe vriendfchap tusfchen hen opgehouden-, en sala banda begreep eindlyk, dat zy niet langer kon afzyn, om zig als eene verlaatene aan te zien. 't Is waar, agathyrsus bezogt haar nog by aanhoudendheid, op den voet van een oud bekenden, en de Dame was veel te doorlleepen , om, in haar uitwendig gedrag tegen hem, de minfte verandering te laaten blyken. Haar hart evenwel ziedde van wraakzugt. Zy ondernam ' al-  4| de abderj te'rt,' alies, wat den Opperpriester a! dieper en dieper in de zaak .kon inwikkelen; en in volle vlad kon (feilen, Heimlyk beloerde zy echter alle zyne treden, alle voor-én agterdeuren van zyn geheim vertrek zo naauwkeurig, dat zy de iistige onderhandeling met de jonge oor go welhaast ontdekte, en den Priesterstrobyhjs in ftaat ftelde , om den yver, door den Opperpriester agathïksus in de zaak van den Ezeldry ver betoond, in een even zo haatlyk licht te ftellen, als-zy zelf, onder de hand, zig bevlytigde, om dien het belachlykst voerkc men te geeven. Agathyrsus, hoe weinig het hem ook koste, om ftaatkundige en eerzugtige voordeelen aan de belangen van zyn vermaak op te offeren, had evenwel oogenblikken, waarin dege-< ringde tegenkanting, in eene zaak, waaraan hem weezenlyk niets geleegen lag, zyn geheelen hoogmoed in beweeging bragt. Zo.dikwils dit gefchiedde, was hy gewoon, zyne gramfchap oneindig fterker té doen woeden, dan hy gedaan zou hebben, wanneer hy de zaak met zyne bedaarde overweeging verwaardigd had. Dereden, waarom hy in den beginnezi^ met deeze misfelykzaak bemoeide, had , weliswaar, thans geene plaats meer: Wantdefchoone gorgo had, in weerwil van het onderregt haarer Moeder kroeyle, of geene bekwaam heid, of geene inwendige ftandvastigheid ge' . • noeg  Eene Staatkundige Roman. 47 fioe'g gehad , om het vooraf ontworpen Verdeedigings plan tegen zulk een gevaarlyken en ervaaren Belaager b'ehoorlyk optevolgen. Doch' hy was nu in de zöak begreepen geworden: zyn eer was 'er aan verknogr^ en eiken dag , elk uur berigtte men hem, hoe onbetaamlyk de Wykmeester en de Priester s r 11 o is yl vs zig wegens hem uitlieten ; hoe zy dreigden, hoe hardnekkig zy voorneemens waren, de zaak doortezetten, en dergelyken meer. Dit rru was overvloedig genoeg, om hem te doen befluitén, al zyn vermogen aantewenden, om zyn tegenftreever, dien hy zo zeer verachtte, geheel over hoop te werpen, en voor de domheid, van zig tegen hem verzet te hebben , te ftralFen f Ongeacht de Cabaal der Dame sa laiïajnda, die niet fyn genoeg gefponnen was, om lang voor hem verborgen te bly ven , had hy het grootfte gedeelte van den Raad op zynezyde; en alhoewel zyne tegenparty niets onbezogc liet, wat het Volk flegts tegen hem verbitteren kon ,■ had hy.echter, vooral onder de wyken der Leertouwers , Vleeschhouwers en Bakkers , een aanhang van flerkgefpierde Gezellen, even zo heet van kop als gewigtig van armen, en die op eiken wenk gereed waren', om voor hem en zyne party, al na dat het noodig bevonden werd, te fchreeuwen of toe te kloppen. * * 2E-  48 b k aedériten; ZE VENDE HOOFDSTUK; Geheel Abdera verdeelt zig in twee partyen: De zaak komt voor den Raad. iO^ldus ftonden de zaaken gefchapen , toeniri eens de naamen van óbfoiaw' en Ezel in Abdera geboord, en binnen kort eenp'aarig gebezigd werden, om de beiden partyen te beteekenen; Men heeft wegens den oorfprong deezer toenaainen zeer gebrekkige narigten. Vermits party' fcn doch doorgaans niet lang zonder bynaamen beftaan kunnen, had waarfchynlyk de aanhang van den Tandmeester struthion den aanvang gemaakt, om, onder het gemeen, zig zélf, uit hoofde dat zy het recht van desEzelö Schaduw handhaafde, de Schaduw, en haare tegenparty, om dat die de Schaduw te gelyk voor den Ezel wilde doen doorgaan, uitfchimp' èn verachting den Ezel te noemen, Daar nu deaanhang van den Opperpriester agathyrsus deeze benaaming niet afweeren kon, had dezelve, zo als het gewoenlyk gaat, zig ongevoelig daaraan gewend , om die, hoewel iii 'i begin fchertsWyzé, ter onderfcheiding te gebraden; flegts met dat ondcrfcheid, dat zy' het mes omkeerden, en het verachtlyke denkbeeld  T^enc Staatkundige Roman. 49 .beeld aan de Schaduw, en het vercerende aan den Ezel hegtten. Indien het dan toch een van béiden zyn 'moet, (_ zeiden zy ,) dan kal elk braaf rian veel liever een weezenlyke Ezel, met al zyn ioebehooren, dan flegts de bloote Schaduw van eïnèn Ezel willen weezen, Hoe het hier ook mede mag toegegaan zyn! 't Is genoeg, in weinig dagen was gansch Abdera.'xa. gemelde twee partyen verdeeld; en, gelyk zy nu een ondérfcheiden naam voerden, nam ook de yver aan Weerskanten zo ïpoediger! heftig toe , dat het in 't geheel niet meer raadzaam •was , onzedig tè blyven. Zyt gy 'een Schaduw, of een Ezel? was altoos de eerde vraag, die dé gemeene Burgers aan elkander deeden, wanneer op de ftraat, of ih de herberg, de een den ander aantrof : en Walmeer een Schaduw juist het ongeluk had, dm aan zulk eene plaats de eènige van zynë föort onder een aantal Ezels te weezen, dan bleef hem, zo hy zig niet tydig door de vlügt redde, niets anders óver, dan op ft'aande voét één Apostaat, of op eene gedugte' vrys de deur uitgefchopt te worden. De wanordens, hier uié ontftaande, kan mert zonder onze aanwyzing zig gemaklyk verbeelden. De verbittering werd eerlang zo groot, dat eene Schaduw zig liever van den honger tot een wezenlyke Menfchenfchaduw wilde laaten uittëeren, dan van een Bakker, die tot zyne tegenparty* béhoordé, voor een penning brood kóopen i juf. DEEL. D ÖoÈ  5.» de Abderïte n. Ook koozen de vrouwen, zo als ligt te verwagten was, party, en zekerlyk niet met de geringde maate van heftigheid. Want het eerde bloed, dat, by geleegenheid van deezen zon» derlingen Burgerkryg, vergpöten werd, bezoedelde de nagels van twee Mosfelwy ven , die, op de ope/ibaare markt, elkander in 't gezigt gevloogen waren. Men bemerkte intdsfchen, dat het grootfle deel der Abderiten zig voorjAz o n s Priester verklaarde. In het huis , waar de man een Schaduw was, kon men zigverzeekerd honden, in de vrouw eene Ezelin te zullen vinden, eri doorgaans eene hevige en losbandige Ezelin, als men zig kan voordellen. Ónder eene menigte, gedeeitlyk heillooze, ge-< deeltlyk belachlyke gevolgen van deezen partyZieken geest, was geen van de minde, dat veeJe liefde onderhandelingen daardoor op eenmaal werden afgebrooken.; om dat dè eigenzinnige ceiadon liever zyne minne - rechten dan zyne party verktfos te laaten vaaren; gelyk men dan ook daarentegen verfchèidenen vond, die jaaren lang reeds om de gunst haarêrSchoonen te vergeefsch gezugt en gebéden hadden, en derzelver antipathie tegen hen ,- door alles wat ooit een ongelukkig Minnaar flegts ondernee-, men kon, niet hadden kunnen overwinnen, heden op eenmaal geen anderen tytel behoefden , om gelukkig te worden, dan dat zy hunne Dames overtuigden, dat — zy Ezels waren. Ia-  Eene Staatkundige Roman. gt Intusfchen werd de Prayudicieele vraag, Öf het gevorderd Appèl op den grooten Raad toegedaan kon wórden, óf niet ? voor den Raad gebragtl Offchoon liet nu dé eerfte keer was , dat de zaak van den Ezel ter tafel van dit eerwaardig Collegie gebragt werd, bleek het wel dra, dat elk airede zyné party gekoozen bad. De Archon onolaus was de eenigfte, die in verleegenheid fcheen te zyn, om de zaak inde beste vouwen te fchikken. .Men merkte op, dat hy veel zagter fprak , dan gewoonlyk, en aan het (lotvan zyn voordragt in deeze merkwaardige .onëzelsoorige woorden uitbrak: Hy was zeer bedugt, dat de Ezels Schaduw, wadrover thans zulk een heftig verfchil gevoerd werd, den roem van het gemeenebest voor i>eele eeuwen verduisteren zou. „ Men zou, haar zyne gedagten, best doen door hét gevergd Appèl als onbeftaanbaar te wyzen van de hand, en de uitfpraak van l, het Stadsgerecht, (op de onkosten na, die gelyklyk van beide partyen géheeven konden werden,) te bekragtigen,. Öndertuslchcn, „ voegde hy 'er nog by, indien de meerderheid „ het daarvoor hield, dat de wetten van Abdera niet toereikende genoeg waren, om een zo „ nietwaardig rechtsgeding aftedoen, zy het Ü dan zig moesten laaten welgevallen, dat de /, groote Raad 'er fterk op zou aandringen, ,, om in Stads Archiven eerst te laaten onder,V zoeken, of men niet iets dergeJyks, onder tf i „ de  d 2 abderiten, ïï de ongewoons gevallen der oude tyden, zoude kunnen oplpeuren, en zien, hoe men zig als toen gedraagen hadi" Deeze gemaatigdheid van denArckon, die hem dóur de ónzydig oördeelendc Nakomelingfchap als een beWys van Waare verdienstlyke Regenten wysheid zal worden toegerekend, — werd in dat tydftip, toen de partyzugt aller oogerl Verblindde, hem als zwakheid en koudbloedige' onverfchrlligheid te last gelegd. Verfcheiden Raadsheeren van de party van jAz ons Priester lieten zig wydloopig en met gfooten yver wit: „- Men kon niets voor nietw'aardig ver,j klaarèri, dat de rechten en de vryheedender ,i Abderiten betrof. Waar geen wet was , kori ,} ook een gerechtlyk Proces geen plaats vinden: en het eerde voorbeeld,- waarin men Rechters töeltond,' een geding naar eigen willekeur en vermeende biilykheïd, te be,i ilisfchen,- zou ook het einde der vryheid van & Abdera vveezèn. Hoe gering ook hetonder„ werp des vérfchils' zyn mogt, het Was hier de ,, vraag niét, hoe veel of weinig hèt waardig was ! maar inzonderheid, wie van de twee partyen „ gelyk Had! en daar rer geene wet voorhani» den' ware •> die in het tegenwoordige geval „ befliste, of de Schaduw van den Ezel ftilzwygend onder de huur begreepen was of niet,„ kon noch het Stadsgericht, noch de Raad ii zelf, zonder de openJykfte Dwinglandy ta oef-"  Ë-ene Staatkundige Roman. §■« oeffenen, den Huurder iets. toekennen , waar*. ?, op de Verhuurder ten minden een even ge? !yk recht, of liever een ougelyk grooter recht. ,, had; daar he.t geenzins uit den aart van het Contract zelve noodzaaklyk voortvloeide, „ dat de meening van den laatften geweest zött zyn , om den anderen ook de Schaduw vart ,, den Ezel te verhuuren, enz." ——- Een;, deezer Heeren ging zo verré, dat hy in d$ ,, hevigheid- zyner drift uitvoer:, Hy was altoos. „ een yyerig Patriot geweest-, en. eer hy toeflaaff. »» zou •> dat een zyner Medeburgers zig het recht. „ aanmaatigde, om flegts de. Schaduw van een ,, Aardaker willekeurig zig toe te eigenen, wilde hy. ,,. liever geheel Abderain vuur en vlammen zien, En nu verloor de Wykmeqster, pjiije m al- zyn geduld. —r— „ Het vuur, (zei,hy,), ,, waarmede men de geheele Stad- zo ftoutlyk. ,, bedreigde , behoorde men, dan aantefteeken; »» met die geenen, welken zig onderwonden al-, dus te fpreeken. Ik ben geen ge(tudeerdperT foon,( vervolgde hy,) maar. by, al de GoT den, ik laat my geene mujzen-keutels voor „ peper verkoopen. Men moest het verftan^ verlooren hebben, om een gezond vernuft wys te willen maaken, dat 'er .eene byzondere wet toe vereischt. worde, wanneer.hetog „ de vraag aankomst, of iemand zig in de Scha- ,, duw van den Ezel mag zetten, wanneer ,hy, ^ inei:. baaren Gelde het recht gelcogt heeft a  54 1 e ABDERITEN^ yi om zelf' zig op den Ezel tepkatfen? 't Is \t over &«* algemeen fchande en- te belacbens waardig, dat zo veel ernstige en ' bekwaai, me mannen den kop over eene zaak breek en', «, die elk kind, op ftaande voet, zou hebben „ ■ kunnen benisfchen. Waar heeft men ooit in „ de vvaereld gehoord, dat de Schaduw behoort onder die dingen , welken men elkander verhuurt? ' ''''""- ''' Heer IVykmeester, (viel de Raadsheer btjf f r a n o r hem in de reden, ) gy flopt u zeiven den mond, indien gy zulks beweert: want, 'indien de Schaduw van den Ezel niet verhuurd kan worden, dan is het uitgemaakt, dat zy wik niét verhuurd geworden is; want a non pofle ad hun effe valet conlequentia." De Tandmeester der halven kan aldus , volgens uwe eigen grondregel, geen recht op de Schaduw hebben, en het vonnis is dus nul en van geene waarde. De Wykmeester hoeste: en, vermits hem niet ZO fchieiyk te binnen 1'choot, wat'op dit fyngefponnen Argument wel te antwoorden was, begon hy des te harder te fchreeuwen: hy riep; hemel en aarde tot getuigen, dat hy liever zyn' gryzen baard hair. yoor hair wilde uitplukken , dan dat hy, in zyn ouden dag, zig tot ten Ezel Zou laaten maaken. De Heeren van zyne party onderfteunden hem met al hun vermoogen ; doch zy werden overltemd ! Alles, watzy eindlyk, met hulp der Raadsheeren en van den Ar-  Eene Staatkundige Roman. 55 Archon, die beftendig by zyne zagtheid volharde, gewinnen konden, was,- dat de zaaken zo lang in Statuquo bjyven moesten, tot men „ de Archiven had nagezien, of 'er geen Pra„ judicium in te vinden ware, waardoor deeze onderhandeling zonder verdere wydloopig35 heeden kon afgemaakt worden. 3H. AG.T-  f$ i) | ar de rite n, AGTSTE HOOpFDSTUL GWe «p^r ja ^ Kan.slary van Abdera,, Prajudiciaale gevallen, die niets uitdoen.' Het Volk wil het Raadhuis beftormen, en wordt door a o a t h y r s u s ter neer gezet. De Raad befluit', om de zaakxiandeti grooten Raad overtelaaien. IDe Kanslary van Abdera vermits de gedegenheid het vordert, om hier ter plaats'er iets van te melden, was over't algemeen zogoed ingerigt, en werd^o weLbediend, als men het van een zo vérftandi'g Gemèenebest verwagte,n zou. Zy was evenwel, met veele andere Kanslaryen, aan twee gebreken overheeyig, waarover te Abdera, zeden eeuwen her, reeds daaglyks was geklaagd geworden, zonder dat het daarom ooit by iemand was opgekomen: of kei niet mooglyk ware, middelen uittedenken , om dat kwaad op de eene of andere wys te verhelpen. Eene deezer gebreken was , dat de Oirkonden en Acten in eenige zeer bedompte en vogtigp gewelven in bewaaring lagen, waar zy, door gebrek aan lugt, befchimmelden, verrotten, of van de motten gevreeten, en van tyd tot tyd geheel onbruikbaar werden. Het an¬ dere was, dat men, in weerwil van het yve- rig*  Eene Staalkundige Romaq. jjj rlgfle zoeken , 'er nooit iets in vinden kon. Zo f •. • .' . ■ dikwils dit gebeurde;, pleeg deeze of geene Pa- friottifche Pvaadsheer, doorgaands met byval van den geheelen Raad, deeze aanmerking te maaken : Het komt enkel en alleen daarvan daan, om dat 'ex geene order in de Kanslary gehouden werd! Men kon ook inderdaad zeer bezwaarlyk eene andere Hyppthefe uitdenken, waardoor men dit verfchynzel op eene ligter enbevatlyker wys zou hebben kunnen verklaaren. Van hier kwam het ook, dat elk een, wanneer de Raad befloot, dat het een of ander in de Kanslaiy moest nagezien worden, vastlyk van te vooren reeds wist, en doorgaands zeeker daarop rekende, dat men 'er niets van vinden zou- Het was ook even hieraan toetefchry ven, dat het berigt , dat ter volgende Raadszitting gedaan werd, ongeacht al het zoeken, is 'er niets van in de Kanslary gevonden, met de koelbloedigfte gelaatenheid, gelyk iets, da? men verwagte, en dat van zglf fprak, werd gehoord en aangenoomen. Dit was derhalven ook wederom het geval., nu de Kanslary bevel ontfangen had, om in de oude Acten natezien, of 'er niet misfchien een preejudicium in geyonden werd, dat, in het hoogstmoeilyk verfchil over de Schaduw van den Ezel, de wysheid van den Raad ten fakkel zou kunnen verltrekken. Men had niets van die.natuur gevonden,- fchoon verfcheiden D 5 Hee,  58 BE ABDERITEN, Heeren in de laaide Zitting Heilig verzeekerden, dat 'er ontallyke foortgelyke gevallen verhanden moesten zyn. Intusfen had, fchynt wel, de yver eens Raadsheers van de party van den Ezel de Acten van, twee oude Rechtsgedingen uit den duister te voorfchyn gebragt, die eens veel gerugt in Abdera gemaakt hadden, en met het tegenwoordig geval eenige gelykheid leheenen te hebben. Het eene betrof een yerfchil tusfchen de eigenaars van twee Stukken gronds op Stadsgrond, over het recht van eigendom aan eenen tusfchen' beiden geleegenen -kleinen heuvel, die omtrent vyf of zes fchreden in den omtrek befloeg, en waarfchynlyk door verloop van tyd uit eenige by elkander geraakte molshoopen ontdaan was. Duizenden kleine bykomende omdandigheeden hadden van tyd tot tyd eene zq verregaande verbittering tusfchen de twee verfchilvoerende f artyen veroorzaakt, dat elk derzelver beflooten had , liever huis en hof, dan zyn vermeend Recht aan deezen Molhöopsheuvel, te verliezen. De Abderitifche vierfchaar werd daardoor in des te grooter verleegenheid gebragt, vermits het bewys en tegenbewys van eene zo ongehoorde famenloop van oneindig kldne twyffelagtige en onverklaarbaare Omdandigheeden afhing, dat, na een Proces van vyf en twintig jaaren, de zaak niets flegts. geen enkele ftap nader  Eene Staatkundige Roman. ^ nader aan het befluït gebragt ware, -— maar in tegendeel juist vyf en twintigmaal verwarder geworden was, dan in den beginne. De zaak zou waarfchynlyk ook nimmer ten einde gebragt geworden zyn, zo niet eindlyk beiden partyen zig genoodzaakt gevonden hadden, de Stukken gronds, waar tusfchen de betwiste • molhoopsheuvel geleegen was, aan hunne Sycophanten , voor de onkosten van 't Proces en Advokaatenloon, cum omni caufa et actione, aiteftaan. Vermits nu hier onder ook het vermeende Recht aan gemelden heuvel begreepeii was, hadden de Sycophanten , nog denzelven dag, onderling in der minne zig vergeleeken, om dit heuveltje aan de groote the mis té heiligen , een Vygeboom daarop te planten, en Onder denzelven , op gemeenfchaplyke kosten , het beeld van genoemde Godin, uit goed vuurenhout gemaakt, en met pleister beitreeken , te plaatfen. Ook werd, ouder Garantie van den Ahderïtifchen Senaat, vastgefteld, dat de eigenaars deezer twee grondftukkert ten eeuwigen dage verfchuldigd zouden zyn gezegde beeld beneffens den vygeboom gemeenfchaplyk te onderhouden. Uit welken hoofde dan oqk de vygeboom, wel is waar, in zeer aanzienlyken, doch het beeld in zeer vervallen en wurmfteekige omftandigheeden, nog tot den huidigeu dag deezer Gefchiedenis, ter onvergankelyke gedagtenis van dit merkwaardig rechtsgeding, jte aien waren» He£  £° 36 E ABDBRITFN, ■ % j Het ander Proces fcheen met het tegenwoor^ dige in een naauwer verband te (laan. Een Jbderiet, genaamd pamplius, bezat een Landgoed, welks yoprnaamde waarde daarin bedond, dat het aan den Zuidwestlyken kant een zeer beerlyk uitzigt over een yerrnaaklyk Dal had, dat tusfchen twee boomryke Bergen heenloopende, in 't verfchiet zig op de bekoorlykde wyze verfraaide, en zig eindlyk in MtEgeifche Meir verloor. Pampuuspleegdikwils te zeggen , dat hy dit uitzigt voor geen honderd Talenten misfchen wilde; en hy had te meer reden, om. dit uitzigt op deezen prys tefchatten, vermits het Landgoed, op zig zelyeaangemerkt, zo weinig waardig was, dat iemand, die enkel op het vrugtgebruik van het zelve zag, hem 'er geen vyf talenten voor gegeeven zou hebben. Ten allen ongelukke kon een taamelyk welgegoede Ahderitifche Eotx, die aan even deezen Zuidwestlyken kant zyn Nabuur was, goedvinden, om een Schuur te laaten zetten , die den goeden pamplius een zo groot deel van zyn uitzigt benam , dat, volgens zyne rekening, zyn Landgoedje daardoor ten minden tjigtig Talenten in waarde verminderde. Pamplius wende alles aan , wat in zyn vermogen, was, om met goedheid en ernst zynen Nabuur yan een zo noodlottigen bouw te doen afzien. Doch de Boer dond op zyn recht, om zyn eigen' yryen grqnd, overal en op zulk eene wyze, as hy.  Eene Staatkundige Roman. 6't het goedvond, te mogen bebouwen. Hetkwarri dèrhalveri tot een Proces. Pamplius kon wel niet bewyzen, dat het betwiste uitzigt een noodzaaklyk , weezenlyk en uitdruklyk gedeelte van zyn Landgoed was; of dat hem door dien bouw lugt of licht benoomeri werd, of dat zyn Grootvader, die het door aankoop aan zyn farrfiljèbad geb'r'agt, dit hoofdè van gemelde uitzigt, 'ër flegts èene enkele Drachma meer voor betaald had, dan het Landgoed, volgens de toenmaalige prys, op zig zelve waardig was; noch minder kon hy aantoonen, dat zyn Nabuur, dé Boer, zig door è'enige S'èrvfiüde aan hem verbonden had, uit kragt van welke hy recht kon hebben, hem den bouw te beletten. Doch zyn Sycophant beweerde , dat de gronden , waarop dit ftuk beflischt moest worden, veel dieper lagen, en in dén eerften oorfpronklyke bron van alle eigéndomlyk recht onmidlyk gezogt moesten worden. Ware de lugt geen doorzigtig wee- i» zen, zei de Sycophant, dan kón de Elyfium en de Olympus zelf tegen over hét Landgoed van myn Principaal liggen, en flegts zou hy'er ,,' nooit zo veel van te zien gekreegen hebben , als of onmidlyk voor zyn venster, een muur „ ffond, die tot aan den Hemel reikte. De ,, doo'rzigtigé natuur eri eigenfehap der lugt is' derhalven de eerde en eigenlyke grondoorzaak van het heerlyk uitzigt, waardoor het Landgoed van myn Principaal bevoorrecht ,y word tv  ïp D E ABDERITEN, „ wordt. Maar de vrye doorzigtige lugt nu} is, zo als elk een weet, een'e van die ge,, meene dingen, waaraan allen oorfpronklyk een! „ gelyk recht hebben: en even daarom is elk ongebezigd gedeelte derzelve, als een Res „ nullius, als eene zaak, die nog niemand in; „ eigendom toebehoort, aantemerken, en werd „ by gevolg het eigendom van deneerlten, die :, 'er gebruik van maakt. Zedert onheuchlyke tyden hébben de voorzaat en -van myn Prin„ cipaal, by dit Goed, het thans betwiste uitzigt in bezit gehad, en het ook, door nie,:, mand daarin verhinderd of verftoord, werk» „ lyk bezeten en genooten. Zy hebben aldus het volftrekt daartoe vereischt wordend ge** deeIte lugt in de daad met hunne oogen in bezit en gebruik gerioomen, en dit gedeelte is , zo wel door dit gebruik, als doör hetbe;, zit van een onnadenklykeh tyd, een eigen» is domlyk deel van het meergemelde Landgoed geworden, waarvan men niets het minfte „ beneemen kan, zonder met een de gronden ,, van alle burgerlyke order en zekerheid om „ vertewerpen. " _ De Raad van Abdera vond deeze reden zeer bedenklyk. 'Er werd Jang voor en tegen, met de grootfle fpitsvinnigheid , geftreeden; en, daar pamplius eénigen tyd daarna, tot de Raadsheerlyke waardigheid verheeven werd, werd het ver-" fchil hoe langs hoe ingewikkelder, en de aan- ge-  Eene Staatkundige Roman. 63, gevoerde gronden voor zyn recht van tyd tot tyd bedeiïklykèr. De Boer ftierf eindlyk, zonder liet einde van het geding te beleeven, eri zyne Erfgenaamen, die eindlyk bemerkten , dat arme Boeren, gelyk zy, het onmooglyk van een zo groot Heer, als een Raadsheer van Abdera was, konden Winnen, lieten zig eerlang door hunnen Sycophant tot een vergelyk overha'alen : uit hoofde van 't welke zy de onkosten van 't Proces betaalden, en van den bouw der betwiste Schuur afzagen; 't welk zy te eerder deeden, om dat zy — 'er geen geld meer toe hadden j en het Proces van hun erfdeel zo veel had opgeflokt , dat zy geen nieuwe Schuur meer behoefden, om de weinige vrugten , die hen nog te teelen overig bleeven, opteleggen. Hier uit nu blykt wel zeer duidlyk, dat deeze twee rechtsgedingen, ter ontknooping of opheldering van het tegenwoordige, zeer weinig licht konden byzetten ; te minder, daar in geen van. beiden eene beflisfende uitfpraak gevonden werd, maar beiden door éen vergelyk teneinde gebragt waren. Doch deRaadsheer, diezeproduceerde, fcheen 'er ook geen ander gebruik van te willen maaken , dan om den Raad te toonen ,' dat die twee Rechtsgedingen, die zo wel ten opzigten van de gewigtighéid hunner onderwerpen , als van de fubtiliteit der Rechtsgronden,zeer vee! gelykheid met het Ezels Proces fcheenen ie hébbèti, zo veele ja aren agter een voor den kléi-  &i * E abderiten, Kleinen Raad van Abdera gevoerd en behandeld zyn geworden, zonder dat het iemand zig had laaten invallen, om ze aan den grooten Raad te provoceeren , of flegts in twyffel te trekken , of de kleine bevoegd en gerechtigd ware, omi denzelven in dit foort van zaaken te erkennen/ De gezameulyke Ezels onderfleunden deeze meenihg van den verdeediger hunner party met des te grooter yver, vermits zy de meerderheid op de hand hadden, wanneer de zaak voorden Raad moest Worden afgedaan ; doch ook even' daarom b'leeven de Schaduwen dés te hardnekkiger by hunne'tegenfpraak. De geheele morgen werd met twisten" erf fchreeuwen dooïgebragt; en' de Héereri zouden eindlyk, (zo als doorgaans het geval was, J •onverngter zaak, op den eetenstyd uit elkander' gegaan zyn, indien niet eè'h groot aantal gemeene Burgers van de Schaduw party , dié, doof aanzetting van den Wykmeester priem, zig voor het Raadshuis verzameld hadden, en door eene menigte bygekomen volkje , van het ge-* niéenfte flag, vërfleik't waren geworden, de zaak eindlyk haar beflag hadde doen krygen De Party van jazon s Priester bragt in vervolg' ten laste van den Wykmeester in, dat hyvoorbedagtlyk aan het venstér getreeden was, en bet Volk, door tekenen te geeven, tot oproer bad aangeflookt. Doch de Tegenparty ontkende volftrckt deczé befchuldiging, èn beweerde? dat'  Eene Staatkundige Roman, 6§ dat hét onbetaamlyke gefchreeuw, door eenige: ' Ezels gelyktyclig aangeheeven, de voor het Raadhuis verzamelde Burgers in het vermoeden had üocn vallen, als of denHeeren Van hunnen aanhang geweld gefchiedde, en dat daar door dit geheel oproer veroorzaakt geworden was. Hoe het ook zyn mogt, op eenmaal drong éen brullend gefchreeuw door alle de vensters Van het Pvaadhuis: Fryheid! Fryheid! Lang leevd de Wykmeester priem! Weg mei de Ezels! Weg met de Jaforiideri! enz. De Archon vertoonde zig aan het venster, en gebood de fchreeuwende menigte ie zwy-gen. Doch het getier kreeg de overhand ; en eenige der lloutften uit den hoop dreigden, het Raadhuis op (taande vöet in den brand te zullen fteeken, indien de Heeren niet aanftonds uit elkander gingen, en de zaak in handen van deri grooten Raad en het Volk fielden. Etlykc looze hóeven en haringwyven drongen werklyk reeds met geweld in de naastgeleegen huizen, grecpeu de brandende houten van de haartfteeden s en kwamen 'er mede te voorfchyn „ om de genadige Heeren te teonen , dat het geen dreigen alleen,- maar waarlyk ernst was. ' Onderwylen had de oploop, die hierdoor veroorzaakt werd, een aantal Ezels herwaards gelokt, die de Heeren van hunne party met kruip* pels, vuurtangen, vleeschmësfen, mistgavels, eti met het eerfte het beste, dat hen voor de ii. üeei,, 'JE hand  66 de abderiten, hand kwam, te hulp wijden koomen; en hoéwel zy van de Schaduwen verre overmand waren, dreef echter hunne orbezuisde kloekmoedigheid ^ en diepe verachting, waarmede zy den gehee* len aanhang der Schaduwen befchouwden, hunne woede zo verre, dat zy van woordlyke beleed gingen tot de nadruklykfte houwen en Hagen overgingen: zo dat bet niet weinig bloedige koppen koste, en in korte oogenblikken het gevegt algemeen werd4 By deeze gefc.haapenheid vari zaaken viel 'er nu wasrlyk in de Raadzaal niet anders te doen, dan eenpaarig te befluiten, dat men, enkel uit Üefde tot den vreede , en om des gemeenen besü wil, voor deeze keer, en citra prejudicium, zig ge ykiyk zou laaten welgevallen, dat het geding wegens des Ezels Schaduw voor den grooten Raad gebragt, en aan deszelfs uitfpraak overgelaaten zou worden* De goede Raadsheeren Wareri onder dat al zo benaauwd van hart, dat zy, zo dra men dit befluk, (offchoon op eene zeer woeste wys,) genoomen had, den Wykmeester priem, met gevouwen handen , baden, zig onder hetfaamgerotte Volk te willen begeeven,om het gerustte (teilen. De Wykmeester, wien het niet weinig goed deed, de trotsheid dier Raadsbeerlyke mannen zo laag voor het geweld van zynen fpanrïem te zien bukken, aarzelde wel niet, om hen dit blyk van zyn goeden wil en van zyn aan*  Êene Staatkundige Roman* 6*7 tanzien by het Volk te geeven; maar het oproer was reeds zo groot, dat zyneftem, fchoon eert' der beste nagtwaakers Memmen van geheel Abdera , even zó weinig gehoord werd, als het geroep van een Scheepsjongen in het topje van den mast, by het donderend gehuil van een woedenden ftorm, et? het verfchriklyk geklots der ten hemel fiygende golven. Hy zou zelf in de eerfte woede , waarin het Volk (dat hem niet daadlyk 'kende,) by zyne verfchyning opftoof, zyn eigen leven niet zeker geweest zyn, indien niet gelukkig de Opper-Priester aga th yrsus, — die dit toevallig oproer voor het gefchiktfle oogenblik hield, om zyne Tegenparty in de flank te vallen, met zyn vergulden Lamsvel aan een ftok voor zig heen, enmetzy* fie ganfchePriesterfchaar agter zig, op even dit oogenblik, er by gekomen was, om het oproer tot bedaaren te brengen ;terwyl hy het Volk ver* zeekerde , dat aan hunne begeerte voldaan zoiv worden; en dat hy zelf een der eerflen was,die 'er fterk op ftonden , dat de zaak voor den grooten Raad beflischt werd. " Deeze opentyke verzeekering van dén Opperpriester, zyne nederigheid en gemeenzaamheid, gepaard met den eerbied, die het Abderitlsck" gemeen het vergulden Lamsvel gewoon was te bewyzen , deeden eene zo voortreflyke uitwerking , dat in weinig tyd alles weder in rust was , en de geheele markt van het luid gefchreeuw, E a Lang  £s. D E abdérite n1, Lang] leeve de Opperpriester agathyrsus \ weergalmde. De gekwetften gingen goedfehiks naar huis,om hunne hoefden te laaten verbinden. De overige trein"«enterde den te rug keerenden Opperpriester agter na. Doch de Wykmeester had het verdriet te moeten zien, dat een groot deel zyner anders zo getrouw aan hem verkleefde Schaduwen, door den algemeenen ftroom medegefleept, de zegepraal zyner tegenparty hielp vergrooten, en in dit oogenblik Van bedwelming ligt daarheen gebragt zou kunnen worden, om den wocsten moedwil, waarmede zy kort te voren hunne vermeende vyanden dagten uitteroeijen, nu tegen hunne eigen vrienden, dé Schaduwen, aantewenden-. NE.  Eene Staatkundige Roman. go NEGENDE HOOFDSTUK.. Staatküpde der beide Partyen. Dg jazon s; Priester vervolgt zyne behaalde voordeelen*. De Schaduwen kruipen in. De dag van beflisfing wordt bepaald., JCD-it onverwagt voordeel-, door jazons-. Priester op de Schaduwen behaald, krenkte de laaften zo,veel te gevoeliger, daar het hen nietfiegts het vermaak en de eere der zegepraal, die zy in den Raad behaald hadden, vergalde, maar hun eigen party merklyk verzwakte, en over 't algemeen hen leeraarde, hoe weinig zy. zigjop de onderfteuning van een wuft, ligtzinnig en onbeftendig gemeen verlaaten konden , dat van eiken wind naar eene andere zyde geworpen wordt, en zelden recht weet, wat het zelf wil , en nog veel minder weet, wat die. geenenmet hem voorhebben, door wien hy zig laat voortdry ven. Agathyrsus", die nu het- verklaarde. Hoofd der Ezels was, had door zyne befpied-ers ervaaren, dat deszelfs tegenparty door nieta meer by den- gemeenen Burgerhaat gewonnen had, dan door den tegenftand, die de Befchermers van den Ezeldry ver- aanvanglyk-deeden ,E 3 dat,  Ï9 T> E ABDERITEN, dit de zaak voor den Grooten Raad verhandeld fiund te worden. Want, daar deeze Raad uit vierhonderd tpan, pen beftond,die als de Reprefentanten des geheeten Burgerfïaats werden aangemerkt, en waar, van byna de helft enkel kraaniers en handwerks heden waren, zo rekende elk gemeen Burger, door dien tegenfïand, als door een vermeen, den toeleg , 0m zyne voorrechten te willen' hefnoeijen , zig perfoonJyk beleedigd; en de voorfpelling van den Wykmeester priem, dat het op eene ganschlyke ftmkeering der De~ möcratifche Conflitutie was toegelegd, vond des, te gemaklyker ingang. In de daad was ook alies, wat m\\&. Abderiiisch Staatswcezen Democratisch fcheen , louter* Schaduwwerk en Staatkundig Gocbelfpel. Want de kleine Raad , waarvan twee derden uit oude geflagten bellonden, deed in de daad, al wat hy wilde,; en de gevallen , waarin die Vierhonderd moesten faa ingeroepen worden, waren in de Abderitijche grondwetten met zulke dubbelzinnige duisterheeden bepaald, dat het byna geT heel van het oordeel des kleinen Rafids afhing, wanneer, en hoe dikwils, zy die vierhonderd minnen wilde fkmenroepen, om tot alles, wat deeze reeds beflooten had, hunne toeftemming te geeven. Doch juist om dat dit voorrecht des Abderitifchen Volks niet veel te beduiden had, waren zy 'er des te yverzugtigerop, en zo veel tc  Eene Staatkundige Roman. '. ft te noodzaaklyker ware het, om den leiband te verbergen , waaraan men het Volk naar welgevallen leidde , terwyl het waande alleen te gaam liet v/as dus een cgte fyne meesterlyke trek van jaz ons Priester,dat hy zig nu als in een enkel oogenblik , daar de uitwerking plotsling en beflisfehend zyn moest, zig het Volk ter wille verklaarde,, in eene zaak, waarep het zulk eenen hoogen prys ftelde. En vermits hy, in ftede van 'er iets by te waagen , veeleer daardoor eene wyde gaaping in het plan van zyne Tegenparty veroorzaakte; had deeze laatfte ook alle reden om op nieuwe wegen en middelen te denken, waardoor zy ag a t hyrs u s en zyn aanhang wederom van dit voordeel ontzetten, en den gunstigen indruk, dien hy op het gemeene Volk gemaakt had, uitwisfehen mogten. De Hoofden der Schaduwden kwamen nog dien zclven avond in het huisderDame&alasanda by een, en beflooten, dat men, in ftede van de benoeming van een dagterfamenroeping Van de Vierhonderd by den Archcn te bevorderen, men veel meer, (ingevallen zulks noodig mogt zyn,) zyn best moest doen, die te ver-. traagen, om daar door het Volk tyd tot bedaaren te geeven. Inmiddels zou men dén Btirgerftaat onder de hand en met allé befeheidenheid tragten te overtuigen, hoe.dwaas het wa-. re, zig door jaz-ons.Priester, en zyne rnedeEzels, als verdienstelyk -te laaten -aanrekenen E 4 iet&j  f1 DE abderiten, Kts, bet peri niets mmder dan goeden wille, maar louter als een gedwongen gevolg hunner zwakheid was aantemerken. Indien de gzefs liet tlegts in hunne magt gehad hadden, den grooten Raad huiten 't fpel te houden, zy zouden het gedaan, en zig weinig bekreund hebben , of zuiks aan het Volk lief of leed geweest ware. Deeze piotslyke omkeering in hun voorig Staatkundig Stelzel was eene al te groove kunstgreep, om het Volk fe verdeelen , dan dat men zig door dezelve zou laaten bedriegen. Veel meer had men reden, om op zyne hoede te weezen, daar het oogfchynlyk daarop gezet fcheen te zyn , om het Volk door zoete woorden iu flaap te wiegen , en ongemerkt daarheen te brengen , dat het onweetende een werktuig zyner eigene onderdrukking w>erd, De Opperpriesters t rob ylus, dieby deeze beraadflnging tegenwoordig was, billykte wel alles, wat men iu 't werk kon fteJJen, om he: aanzien van zyu Mededinger by den Burgerflaat te doen daalen, en deszelfs oogmerken verdagt te maaken: i} Doch ik twyffel zeer, (voegde „ hy 'er by,) of wy 'er de gewenschte vrugr 3, ten wel van beleeven zullen. Ik bereid een veel bytender loog voor hem, die des te 5, beter werken zal, wanneer zy hem geheel onvoorziens op den kop komt. Het is nog }, dc tyd niet,om my duidelykerte verklaaren. v, Laat my üvgts begaan! Hy mag zig een wyl met  Eene Staatkundige Roman. j* met r!e hoop vleijen, om den Priester strobylus in zegepraal agter zig te fleepen! „ Die blydfchap zal hem zuur opbreeken i Verlaat u daar vrylyk op! Intu.sfchen wanneer wy , gelyk ik hoop , elkander trouw zyn , en wanneer het ons recht ernstzy, om de zege over onze vyanden te behaalen, dan, zy alles ,, onder de roos gezegd, war ik u van myn geheimen aanOag ontdekt heb, en te zyner tyd daarvan nog ontdekken zal. Aga,, t h y r s u s moet zorgloos gemaakt worden. Hy moet in 't denkbeeld komen, dat wy „ flegts nog maar met ééne vleugel flaan, en dat alle onze hoop. gegrond is op het ver,, trouwen, dat wy het overwigt in den groo- „ ten Raad hebben. " — Elk een bevond,, dat de Opperpriester de zaak in zyn rechte gewricht gevat had, en het Gezelfcljap betoonde zig zeer nieuwsgierig, om te weeten, wat dat toch voor een aanflag tegen jaz ons Priester zyn mogt, die hy dus in petto hield; maar was tcfFcns overtuigd, dat, wanneer het op den val van den laatften gemunt ware, men dan de zaak in geen beter handen, dan die van den Priester s ï r p b y lus Hellen- kon. Agathyrsus ondertusfehen liet niet na, om uk de kleine zege ,' die hy door eene, hem zo eigene, tegenwoordigheid van geest, zo ter juister tyd, op zyne Tegenparty.. behaald had, alle moog'yk voordeel te trekken. Hy had on* E 5 der  74 DE ABDERITEN, • der het gemeene Volk, dat hem tor in den voorhof van het Aartspriester!yk Paleis bcgeleidde,brood en wyn laaten uitdeelen, alvorens hy het met eene ernstige vermaaning, om rustig en vreedig te zyn, naar huis te rug zond; waar het tegen buurenen bekenden zyne gemeenzaam^ heid en mildaadigheid uittrompette. Maar, ge. 3yk hy den aart van Gemeénebesten te wel kende , om de gunst des Volks voor niets te achten, zo wist hy evenwel ook, dat hy hier mede nog niet veel gewonnen had. Het noodzaaklykflre was, om zig van de geneegenheid van het grootst gedeelte der Vierhonderd gausc'hJyk te verzekeren; deels, om dat het alles op deezen alleen aankwam ; deels öm dat men , wanneer zy eenmaal gewonnen waren, meer (iaat op hen kon maaken, dan op het overige Volk. 't Is waar, hy had airede een aanzienlyken aanhang onder hen: Doch, behalven een aantal verklaarde en yverige Schaduwen, met weiken hy zig niet kon inlaaten, bevonden 'er zig nog zeer veelen , . _ en deezen be- ftonden meest uit de verraoogendflen en aan- zienlykften van den Burgerftaat,' die zig of nog in 't geheel niet verklaard hadden, of flegts'daarom tot de party Schaduwen o verhelden, wyl hen de Hoofden der Tegenparty als heerschzugtige , geweldaadige lieden waren be-, fchreeven geworden, die deeze gansch belachlyke Qmskiamachie enktl daarom zo flerk aan• •' ' dree--  JËtfte Staatkundige Roman. ?j , ten einde de Stad in verwarring te bréngen,- en de onlusten, waarvan, zy zeiven de aanleiders waren, ten voorwendzel en tot werktuigen hunner Staatztigtige oogmerken te gebruiken, Dee;;e menfchen nu op zyne zyde te brengen, ffcheen hem even zo gemaklyk, als het vo'Jr de zege zyner party beflisfchend was. Hy het hen allen nog dien zeiven avond te gast verzoeken. De meesten verfcheenen, en de Aartspriester, die eene byzondere gaaf had, zyne Staatkunde met een vernis van openhartigheid en opregte welmeenendheid te bedekken, maakte, voor hen geen geheim daarvan, dat hy hen by. zig verzogt had, om met behulp van-zulke braave en vcrftandige mannen de vooroordeelen,,. die (gelyk hy hoorde,) de Burgerftaat tegen hem voedde, te wederleggen en uit den weg te. ruimen. ,, Dat men, (zei hy,.) in een ver-. fehil, tusfchen een Ezeldry ver en Tandmeesj, ter, en wel in een verfehil, waarin het en-. 3, kei om de Schaduw van eenen Ezel te doen, was, een man van zyne waardigheid ten Hoofd. eener party verklaaren wilde, kwam hem,al 3, te belachlyk voor,' dan dat hy zig zelf'da moeite zou willen geeven, om eene zo dwaa-, ze befchuldiging van hem afteweeren. De arme anthiiax intusfcben was een onder-. hoorige van jazons Tempel, en hy had. 9, dus niet kunnen afzyn, öm zig zyne.r, zo. verre  /6 DE ABDERTTEtt, „ verre de biMykheid zulks vorderde, santé„ trekken.;: Zonder de bekende voorbaarige he„ vigheid van- den Wykmeester p r i e ?.r, die „ zig een weinig ten ontyde tot verdeeaiger „ des Tandmeesters had opgeworpen, * „ niet om dat deeze recht had, maar enkel om ,, dat hy tot het Gilde'der Schoenmaakera be„ hoorde, — zou eene zo weinig.beteekenen„ de zaak onmooglyk tot zulk eene hoogte ge-! „ komen zyn. Maar als eenmaal het "vuur was „ aangefteeken, deeden 'er altoos zig luiden, „ op, die er zig mede vermaakten, in hetaan„ teblaazen en te onderhouden. Hy voor zig. bad zig altoos ten zetregel gehouden, zig in „ geene zaaken te mengen, die hem niet aan-, „ gingen. Dat hy zig echter verleedigd had, él om het gevaarlyk oproer, deezen morgen ,-, door den aanhang van den Wykmeester voor„ het Raadhuis aangerigt, door zyne tusfchen „ komst en vriendelyke aanfpraak, te ftillen zou hem, zo by vertrouwde, door geen wel„ denkenden, als eene onwettigeaanmaatising te last gelegd, maar veel meer als eene ver„ fchuldigde daad van elk goed Burger en ' ,ï Patriot toegerekend worden; te meer nog, „ daar het altoos.overeenkomstiger met het „ Karakter eens Priesters ware, den vreede *, te maaken, en wanorders voorte-komen , dan „ olie in 't vuur te gieten, zo als van deezen „ en geenen kennelyk was, die men juist met1 naa-  Eettt Staatkundige Roman. ff „ naamen niet behoefde te noemen. Voor het „ overige ontkende hy niet, dat hy, daar toch de zaak met -des Ezels Schaduw in den aanVang verdorven , en tot een rechtsgeding ge,, komen was, waaraan geheel Abdera zig ge,, lyklyk genoodzaakt vond deel te neemen,— ,s altoos gewenscht had, dat de zaak, hoe eerdér hoe liever, voor den grooten Raad gebragt werd; niet. zo zeer, om den armen anthrax de verfchuldigde genoeg„ doening bezorgd te zien, (alhoewel hy geenzins twyffelde, of deeze zou hem by „• die hoogde vierfchaar geworden,) als wel, ,, om eindlyk eens dén onbeteugelden moedwil der Sycophanten door eene rechtvaardige ., wet beperkt te krygen , en om de Stad Abdera in het toekomftige, voor dergelyke rechtsgedingen , die haar gansch niet tot eere verftrekten , zo 't mooglyk ware, ,, te beveiligen." Agathyrsus bragt dit alles met zulk eene zagtzinnigheid en gemaatigdheid voort, dat zyne gasten zig niet genoeg over de ongerechtigheid dier' geenen konden verwonderen, die 1 een zo weldenkend Heer ten voornaamlten aanftöoker deezer onlusten* vérklaaren wilden. Zy allen hielden zig nu volkomen van het tegendeel overtuigd; en het gelukte hem, binnen weinige üuren, deeze wakkere mannen, zonder dat zy het zelf bemerkten, en terwyl zy zig nog als ge.  ?S d è a b d e r i t £ n, geheel onzydig te weezen geloofden, tot zulks volmaakte Ezels te vormen, als 'er mooglylt in Abdera gevonden werden;.te meer, na dat de voortrefiyke wyn , waarmede hy hen by het avondmaal befchonk, elke fehaduw van mistrouwen volkomen uitgewischt , en elke ziel bekwaamd had, om alie indrukken, diehy hen geeven wilde," te kunnen ontvangen en behouden. Men kan zig ligt voordellen , dat deeze ftap> van agathyrsus de Tegenparty niet weinig verontrusten moest. Daar de omkeering , hier door, onder dat gedeelte van den ÈuÉgerftaat, dat tot dus verre onzydig gebleeven was veroorzaakt, wel dra zeer aanmerklyk begontef worden; en daar alle battery en , die men by verdubbeling daarentegen fpeelen liet , niet ïlegrszonder werking bieeven,maar juist detegenovtrgefielde uitwerking hadden; en daar de kwalykgezindheid der Schaduwen, door de vergeiyking me.t de gemaatigdheid en de Vaderiandfche' gevoelens van den Kerkvoogd, des te afzigtiker en verfoeilyker werden , zouden de gerriel-de Schaduwen in de uiterfle verlegenheid geweestzyn, wat aantevangen, om hunne byna geheel nedergeworpen party wederom op den been tof helpen; indien niet de Priester. stro by lusben bemoedigd en verzeekerd had, dat hy, zo dra de Gerlchtsdag vastgefteld zou zyn,1 den kleinen jazon , (aldus was hy gewoon hem te'  Eene -Staatkundige Roman. ja 'te noemen,) een onweder op den hals zou zenden , dat hy zekeriyk met al zyne loosheid niet voorzien zou hebben , en waardoor tellens de zaak eene geheel andere gedaante zoude aanneemen. De Schaduwen fcheenen zig nu zo ftiltehou' den, dat agathyrsus en zyn aanhang deeze ('chynbaare verflageuheid van geest zeer waarfchynlyk moesten toefchryven aan de weinige hoop, die hen, na dit dubbel over hen behaald Voordeel, overig bleef. Zy verdubbelden daarom hun aanzoek by den Archon okolaus, (wiensZoon een vertrouwd vriend van j a z ons Priester, en een der yverigfte Ezels was,) ora een dag ter byeenkoming van den grooten Raad te feeraamen , en verkreegen, door hun rustloos aanhouden, eindlyk, dat deeze Plegtigheid op den zesden dag na de laatfte Raadszitting werd vastgefteld. Zy, die de wysheid van een ontwerp of genomen maatregel naar de uitkomst gewoon zyn te beoordeelen, zullen waarfchynlyk de gerustheid van jazons Priester by de plotslyke werkloosheid van zyne' Tegenparty, van gebrek aan verftand en doorzigt befchuldigen, waarvan wy hem zekeriyk niet geheel kunnen vryfpreeken, Wy ftaan . toe, het zou bedagtzaamer van hem gehandeld geweest zyn, deeze werkloosheid eerder aan ee-. ne looze Staatkundige (treek, waaropzyinft.ilte bedagt waren, dan aan een geheel ter neder- -g»  &3 bè abderiten, geflagen.moed ,'tóetcfchryven. Doch hef was eene der misdagen van den Jazoniet, dar.' hy, uit een al te leev'endïg gevoel zyner eigene meederheid, zyne tegenparty altoos meer kleinen verachtte, dan het gezond verftand veroorloofde. Hy handelde altoos als iemand, die het niet uer moeite waardig acht, te berekenen , hoe veel en waarin hem zyne vyanden al benadeelen kunnen ,. om-dat hy over't algemeen bewust was, dat het hem nimmer aan middelen zou ontbreeken, om hetergfte, dat zy hem doen konden , van zig afteweeren. 't is inmiddels te vermoeden, dat duizend anderen in zyne pl?^*s, eh by zulke gunstig fc'iynende omftandi^Leden , even eens gedagt, en %o als hy geloofd zouden hebben , zeer wel te doen , met zig den goeden wil hunner nieuwe vrienden ten nutte te maaken , eer die weder bekoelde, en hunne vyanden geen tyd te laaten, om weder tot verhaal te komen. Dat deeze uitkomst niet aan zyne verwaaiing beantwoordde, was aan een list van den Priester s t r o b y l u s te danken, die hy met al zyne loosheid niet had kunnen voorzien, en die, hoe zeer hy ook met het karakter van deezen man bekend mogt zyn, echter zo gefteid was,-» dat men alleen door de daadlyke ondervinding in het begrip kon gebragt worden, van hera daar bekwaam voor te honden. TIEN-  Eene Staatkundige Roman. $i TIENDE HOOFDSTUK. tVelk een myn de Priester strobylus tegen zyn Collega fpringen laat. Samenroeping der Tienmannen. De Aartspriester wordt ontbooden, doch vindt middel, om zig tot zytï voordeel uit deeze zaak te redden. ' JtDe dag tevoren, eer het Proces over de Schaduw van den Ezel, dat, zeclert eenige weeken , de ongelukkige Stad Abdera in de veruitziendfte onlusten geftorthad, voor den Grooten Raad ten einde gebragt moest worden, kwam de Overpriester strobylus, verzeld door twee andere Priesters van latona, en nog verfcheiden anderen Perfoonen uit het Volk, in groote gemoedsbeweeging'en met overhaasting, inden vroegen morgen, tot den Archon onolaus, om zyne Genade te berigten van een wonderteeken, dat, -— gelyk men de hoogfte reden om te vreezen had, —- de Republiek met het een of ander groot ongeluk bedreigde. ,, Eenige perfoonen, nanienlyk, tot den ., Tempel van latona behoorende, had,, den geduurende twee nagten voor deezen laatften aireede vermeend gehoord te hebben, dat de Kikvorfchen van den geheiligden waterpoel, in ftede van haar gewoon ii. deel. F „ Wruk-  ö2 de abderiten, „ Wrekkekkek, koaks, koaks, hetgeen zy anders met alle andere natuurlyke Kik„ vorfchen, zelfs met die in de Stxgifchemod„ derpoelen, (zo als uit aris tophanes », blykt,) gemeen hadden, - een zeeronge" Woon en klaaglyk geluid van zig gegeeven had„ den; hoewel gemelde Luiden zig niet ver„ trouwden nader byte gaan , om zulks juist te „ onderfcheiden. Op het berigt, dat men hem , „ Overpriester, gisteren avond daarvan deed, «, had hy de zaak gewigrig genoeg bevonden,' " om' beneffens zyne onde'rhoorige Priester3> fchap, den geheelen nagt by dengeheiligden » Poe'doortebrengen. Totmiddernagtheerschte de diePfte ft'lté rondom dezelve, dochter „ gemelder tyd had zig eensklaps een bedompt » ongeluk voorfpellend gefchrei uit den poel „ verheeven. Hierop nader bytreedende, had„ den zy gezamenlyk het woordlyk geluid van • „ Weh! JVeh ïPheu! Eleleleleleu ! zeerduidlyk „ kunnen onderfcheiden. Deeze weeklage had „ een geheel uur lang geduurd, en was, behal>! ven door de Priesters, ook nog door allen die „ geenen gehoord, welken hy als getuigen van „ een zo ongehoord en hoogstbedenklyk won„ der had medegebragt. Daar het nu niet in „ twyffel getrokken kon worden, of de Godin „ had haar tot hier toe zo zeer bemind Abdera, „' door dit dreigend en wondervol voorreeken , ir, voor sen naderend groot onheil willen waar! yr fchü-  Eene Staatkundige Roman. 83 fchüwen, of haar, welligt, ter onderzoeking „ en ftrafli-ig van eene nog verborgen wrevel willen aanmaanen, die anders den toorn der ,^Godin over de geheeleStad kon doen uitltorten, zo wilde hy, uit kragt van zyn ampt, en in ,, den naam van latona, zyne Genade ver- zoeken, om op (taande voet het Collegie der Tienmannen, te laaten byeenroepen, ten einde de zaak in gevolge haarer gewigtigheid over,, woogen, en de verdere voorzieningen, die zo„ danig een geval vorderde, beraamd zouden ,, kunnen worden. De Archon , die den naam had, ten opzigteder geheiligde Kikvorl'cheu taamlyk (lerk tot de vrye denkwyze van democ ritus over te hellen , ichudde , op het hooren van dit voordel, het hoofd, en (ton d een poos, zonder den Priester te antwoorden: doch de ernst, waarmede die Geestlyke deeze zaak voordroeg, en de zonderlingen indruk, dien zulks bereids op de tegenwoordig zynde Perfoonen uit het Volk fcheen gemaakt te hebben, gaven hem gemaklykvooruit te zien , dat, binnen weinig uuren , de geheele Stad met dit voorgewend wonderwerk vervuld, en met de fchrikbaarenddeaandoeningen bezield zou weezen ; waarby het hem gansch niet raadzaam zyn zou, om onverfchilligte blyven. Hem fchoot derhalven niets anders over, dan om, in het byzyn des Priesters, bevel te geeven, dat de Tienmannen, uit hoofde eener buiF 2 ten-  U de abderiten, tengewoone gebeurtenis, binnen het uur in den Tempel van latona moesten famenkomen. Intusfchen had, door toedoen van den Opperpriester, het gerugt van een vreeslyk woncerteeken, 't welk zedert drie nagten in het geheiligd bosch van latona was gehoord geworden, zig airede door geheel Abdera verfpreid. De vrienden van den Aartspriester a g athyrsus, dieniet eenvoudig genoeg waren,, omzigdoor dergelyk gochelfpel te laaten misleiden , werden hierdoor te meer verbitterd , vermits zy geenzins fwyffelden , of 'er lag een fnoode aanflag tegen hunne Party onder verfchoolen. Verfcheidene jonge- Heeren en Dames van de eerfte clasfe verleedigden zig, om met dit voorgewende wonder te fpotten, en maakten partyen,, om den volgenden iragt dit nieuwmodisch treurmuziek aan den Kikvorfchenpoel van latona by te woonen; Doch op het gemeene volk en op een groot gedeelte der aanzienlyken, die in dit foort van zaak doorgaands geheel onder de Clasfe des gemeenen Volks behooren, deed de uitvinding van den Opperpriester dl volkomenfte uitwerking. Het pheu!pheu ! E/eleleleleu! van latona 's Kikvorfehen deed in eens alle burgerlyke en huishoudlyke bezigheeden ftilftsan! Oud en jong, wyven en kinderen, vloeiden op alle ftraaten famen, en onderzogten met verfchrikte aangezigten naar deomftandighceden- van dit wonderwerk. En daar nu byu4  Eene Staatkundige Roman. 85 byna een iegelyk voorgif, het geval uit de 1 mond van hen, die 't gezien hadden, gehoord te hebben , en daar gemeenlyk de indruk, die men dergelyke vertellingen op den toehoorder veroorzaaken ziet, de natuurlyke trek vandenvertelder opwekt, om 'er altoos nog iets, dat de zaak belangryker maakt, bytevoegen, werd dit wonder in verfcheiden wyken van de Stad mét zulke vreeslyke omftandigheeden, in minder dan een uur, opgepropt, dat demenfchen, by liet bloote gehoor daarvan , de hairen te bergen reezen. • Eenigen verzeekerden, dat de Kikvorfehen, toen zy hunnen noodlottigen zang ophieven , menschlyke koofden uit den poel hadden opgeftooken: anderen, datzygansch vuurige oogen, ter grootte van een walnoot, gehad hadden: nog anderen , dat men ter zelfder tyde allerlei verfchriklykefpooken, die een afgryslyk knarfend geluid van zig gaven, door het bosch had zien omdwaalen: nog anderen, dat het, met een helderen hemel, zeer ontzettend, over den heiligen vyver, ge blikfemd en gedonderd had: en eindlyk bevestigden eenige Oorgetuigen, dat zy zeer duidlyk de woordeii: Wee u, Abdera! by herhaaling hadden kunnen onderfcheiden. In 't kort, het wonder werd, zo als doorgaans het geval is, hoe langer hoe grooter, hoe meer het voort verteld werd, en vond des te meer geloof, hoe ongerymder, hoe tegenflxydiger en ongelooflyker deherigten waren, die 'er van gegeeven werden. F 3 En  16 DE a li |) E R i t E n, .Endaar men welhaast de Tienmannen op een btntengewoonen tyd, in a]Jcr y] ; en mJ beduidende aangéziotpn r,™,. j ««esigtMi, naar den ? empel van latona fnellen 730- »■„.„«■14 lei.en zag, twyffelde nu niemand meu-, dat er gebenrtenisfen van het grootfte «ew,gt inden nootlortigen beker van Abdera H^^'^^geheeleStaddond^ de fidderende vcrwagting wegens de dingen, 01e komen, moesten. Het Collegie der Tienmannen beftond uit den Archon>,de vier oudfte Raadsbeeren, de rwee oudfte Wykmeesters, den Opperpriester van l atona, en twee Befchermheeren van'den geheiligden waterpoel,- en was als de eerwaardigfte van alle Abderitifihe Rechtbanken aantemerken Alle zaaken , waarby de Godsdienst van Abdera onmiddelyk betrokken was, ftonden onder deszelfsrechtsbeibhikkking, en zyn aanzien was byna onbeperkt. Het is, eene oude aanmerking, dat verdandige luiden, by het toeneemen der jaaren gegemeenlyk wyzer, en de gekken altoos d'waazer worden. Een Aldeniifche nestor zou zelden veel 'èr by gewonnen hebben, met twee of drie nieuwe geflagten te zien : dus kan men • zorlder gevaar, vooronderdellen , dat de Tien mannen van Abdera., by den hoop genoomen , het uitfchot der lèdigfïe Hoofden van de *eheele Republiek uitmaakten. Die goede menfchen waren zo gereed, om de vertelling van den  Eene Staatkundige Roman. 87 den Over-Priester voor eene waaragtige gebeurtenis , die in 't geheel geeene tegenfpraak onderhcevig was ,. aanteneemen , dat zy het hooren der Getuigen voor -eene bloote formaliteit fcheenen aan te zien, waar mede men, zo ras doenlyk was, moest zien klaar te raaken. Vermits nu strobylus de Heeren van de egtheid des gevals zo wel overtuigd zag , dagt hy zo veel te minder'er by te zullen waagen, wanneer hy, zonder tyd verzuim , tot dat geene overging, waarom hy alleen de moeite genoomen had,, om deeze fabel uittevinden. Van het eerfte oogenblik af, (zeiby,) dat mvne eigen ooren getuigen van ditwon- derteeken geweest zyn , 't welk ik zeggen ,, durf, dat, in de Jaarboeken van Abdera, „ zyns geiyken niet heeft, rees de gedagten ,, in myii binnenlte op, dat het eene Waar- fchuwing der Godinne weezen kon, voorde ,, gevolgen van haire wraak, die, uit hoofde ,, eener heimelyke en ongeftrafte misdaad, wel- ligt boven onze hoofden zweeft. Dit bragt my in de noodzaaklykheid, om den Genadi,, gen Heer Archon tot de tegenwoordige ver- gadering van het zeer eerwaardig Gericht der „ Tienmannen zeer ernstig te verzoeken. Het ,, geen toen enkele vermoeding was, is ze,, dert het verloop van een uur in volkome- ne zekerheid veranderd. De wrevel is alre,, de ontdekt, en de misdaad door ooggetuigen F 4 fee-  88 de abderiten, » bewyslyk; aan welker waarheid des te min„ der getwydeld kan worden , daar de Befchulchgde een man van te grooten aanzien is dan datiets in de gereld anders dan de vrees " V°°r de G°^n, meniehen van een geringen " ftand zou kunne» beweegen, om als eetuiS5 gen tegen hem optekomen. Zond gy het im„ mer voor mooglyk gehouden hebben, hooggeachte Heeren! dat iemand uit ons midden ,, ftout genoeg zyn durft, om onzen aalou" den' van de ee'^ Stigters onzer Stad tot „ op ons overgeërfden , en zedert zo veele eeu„ wen onbevlekt bewaarden Godsdienst, om „ deszelfs gebruik en heilige dingen te verach„ ten, en zonder eerbied voor de wetten, het „ heerfchend geloof, of de zeeden onzer Stad, " moedwillig dat geene te mishandelen, 'twelk „ ons allen heiligen eerwaardig is ? Met een „ woord , kunt gy gelooven , dat 'er een man „ te midden in Abdera leeft, die, in weerwil » van den letter der wet, Oijevaars in zynen „ lusthof onderhoudt, die zig daaglyks'met „ Kikvorfchen uit den heiligen Poel van la,.. tona, en andere geheiligde waterpoelen, geneeren. " ! Verwondering en ontzetting was, op dit woord, op eiks gelaat te leezcn. Ten minsten moest de Archon, om de eenigfte niette zyn, die bier eene uitzondering maakte, zig even zo ondaan aanftellen, als zyne overige Col- le-  Eene Staatkundige Roman. 89 lega 's weezenlyk waren. Is het mooglyk ? (riepen drie of vier van de oudfïen te gelyk: ) En ■wie toch kan de hooswlgt zyn, die zig aan zulk eene euveldaad heeft fchuldig gemaakt? ,, Vergeeft het my, (hervatte s t r o e y* 3! lus,) wanneer ik u bidde, om deeze harde uitdrukking te verzagten. Ik voor my wil liever gelooven, dat geene opzettelyke Godloosheid, maar loutere onbedagtzaam,, heid, of het geen men heden ten dage, voory, al zedert democritus zyn onkruid op ,9 onzen akker geftrooidheeft, gemeenlyk wys„ begeerte noemt, de oorzaak van deeze fchyn„ baare verachting onzer heilige gebruiken en ' inftellingen zy. Ik wil en moet dit te meer gelooven, om dat de man, die van den ge,-, melden wrevel, door het eenpaarig getuigenis van meer dan zeven geloofwaardige getui3, tuigen, overtuigd kan worden, zelf een man van een heiligen ftand, zelf een Pries- ter, — met één woord, dat het de Jazoniet agathyrsus is! " Agathyrsus? riepen de verbaasde Tienmannen als uit éénen mond. Drie of vier van hen verbleekten, en fcheenen verleegen te weezen , eenen man , van zo veel aanzien , en met welks huis zy in zulk eene goede betrekking ftonden, in zulk eenen boozen handel ingewikkeld te zien. Stróbylus liet hen geen tyd, om tot F 5 her-  9° de abderiten, herhaal te komen. Hy beval de getuigen binnen te laaten. Zy werden den een na den ander gehoord; en het bleek ontegenzeglyk, dat a"gathyrsus zedert eenigen tyd twee Oijevaars in zyn Lusthof onderhield: dat men dezelven dikwerf over den geheiligden vyver zag vliegen , en werkelyk een zyner kwaakende Inwooners , die zig even aan den oever in de zon bakeren wilde, derzelver prooi had zien worden. Offchoon dit nu de waarheid der befchuldiging buiten allen twyffel fcheen te ltellen, geloofde de Archon onol.aus evenwel, dat het met het gezond verlland ftrookte, om , ter voorkoming van onaangenaame gevolgen, met een man, gelyk de Opperpriester van jazon was, in het vriendelyke te handelen. Hy ftond 'er derhalven op, dat men in deezen zig vergenoegen zou , orri hem , van wegens de Tienmannen , vriendelyk te laaten beduiden: ,, Dat men voor deeze keer geneegen was te ge- looven , dat de zaak, waarover men zig be,, klaagde, zonder zyne voorkennis gefchied „ ware; dat men echter verwagte van zynebe- kende billyke denkwyze., dat hygeenoogen,, blik in beraad zou ftaan, om de twee mis,,'daadige Oijevaars aan de Befchermers van ,, den heiligen waterpoel overteleveren, en zo wel de Tienmannen als de geheele Stad hier„ door een aangenaam blyk zyner achting voor de  Eene Staatkundige Roman. 91 de wetten en de godsdienstige gebruiken zyner vaderlyke Stad te geeven." Drie (temmen van de negen bekragtigden bet vporftel van den Archon; doch strobylus en de overigen verzetteden zig met dengrootften yver daar tegen. Zy beweerden: „ behal,, ven dat het in geenerlei wyze te billykenware, ,, eene zo buitenlpoorige zagtheid te gebruiken tegen een Burger van Abdera, die van een zo zwaare misdaad gerechtlyk te overtuigen was, zo vorderde ook de Rechtvaardigheid zelve, dat men hem niet eerder veroordeelde, dan ,, voor men hem gehoord, en hy zig verant,, woord had. "S tr obylus derhalven ftond 'er op: ,, dat jazons Priester ontboden moest worden , om daadlyk zonder vertoeven voor de Tienmannen te verfchynen, en ,, zig te verantwoorden wegens de befchuldi- ,, gingen, tegen hem ingebragt. " ■— Dit voorftel ging, in weerwil van al het aangevoerde der gemaatigdfte party, met zes (temmen tegen vier door. De Aartspriester werd, ingevolge van dien, met al de formaliteiten, in zulke gevallen gebruiklyk, ontboden, Agathyrsus was niet onvoorbereid, toen de Afgevaardigden der Tienmannen in zyn huis verfcheenen. Na dat hy hen meer dan een uur had laaten wagten, werden zy eindlyk in een zaal geleid, alwaar de Aartspriester, in zyne volle heerlykheid, op een heogverheeven elpen-  92 DE ABDERITEN, penbeene leenftoel zittende, het frotterend voor. ftel van hunnen woordvoerder met de grootfte bedaardheid aanhoorde. Toen zy uitgefproken hadden, gaf hy een wenk aan een bedienden, die zydelings agter zyn ftoel ftond. Geleid deeze Heeren (zei hy tegen hem,) in den Lusthof, en toon hen de Oijevaars, waarvan hier gefproken is, op dat zy hunne Principaalen zeggen kunnen , dat zy ze met hunne eigene oogen gezien heblen; breng ze daarna wederom hier! De Afgevaardigden floegen groote oogen op, doch de eerbied voor den Aartspriester bond hunne ton, gen. Zy volgden den Dienaar zwygende, evenals luiden , die gansch niet. wei over de zaak geffigt waren. Toen zy weder binnen kwamen, vroeg agathyrsus hen, ofzy de Oijevaars gezien hadden? en door hen daarop eenpaarig Ja.' geantwoord zynde, voer hy voort; Nu, gaat dan heen! maakt het zeer eerwaardig Gerecht der Tienmannen myn Compliment, en zegt aan hent die u gezonden hebben, dat ik hen weeten doe, dat deeze Oijevaars, gelyk ook al het overige, dat in den omtrek van j azon s Tempel leeft, onder de befchermlng van jazon /laat: en dat ik de aanmaatiging, om eenen Aartspriester van deezen Tempel te dagvaarden, en volgens de wetten van Abdera te willen rechten, ten uiterften belachlyk vind. Hier mede wenkte hy, dat zy vertrekken moesten. Die antwoord ~ 't welk de Tienmannen te meet'  Eens Staatkundige Roman. 95 meer hadden behooren vooru.ittezien, vermits hen niet onbekend kon zyn, datjAZONs Tempel en Priesterfchap geheel niet onder de Jurisdictie van Abdera behoorde , ■ , ■■■ bragt hen in eene onbefchryfiyke verleegenheid. De Opperpriester strobylus geraakte daarover in een zo heftigen toorn, dat hy, in zyne woede , niet meer wist wat hy zeide, en eindlyk befloot: met de geheele Republiek den on- dergang te dreigen, indien deeze onverdraag- lyke trotschheid van een klein opgeblaazeu ,, Paapje, dat gelyk hy zig uitdruk- te, niet eens als een openbaar Priester was ,» aamemerken, niet verootmoedigd, en de be,, leedigde latona niet de volleedigfte gë,, noegdoening bezorgd werd. " Doch de Archon, en zyne drie Raadsheeren, verklaarden, daarentegen:,, Datlato- na, (voor wier Kik vorfchen zy voor het ove- rigen den verfchuldigden eerbied toonden,) „ niets 'er mede te doen had, wanneer de Tien„ mannen de paaien van hun Rechtsgebied ,, overfchreeden. Ik heb hetu voorzegt, (ver„ volgde de Archon,') maar gy wildet niets „ hooren. Had men goedgevonden , myn voor„ flag aanteneemen en optevolgen, ikbenver- zeekerd, dat de Aartspriester onseenhoflyk ,, en gewenscht antwoord gegeeven zou heb- ben: want een goed woord vindt eenegoe» de Plaats. Maar de eerwaardige Opperpriester  P4 be abderiten, „ ter geloofde de geleegenheid gebooren te zien , ., om zyn ouden wrok den Aartspriester te doen „ gevoelen; en nu blykthet, dat hy en allen, die door zyn ontydigen yver zig lieten me„ defleepen, het Gerecht der Tienmannen een „ Schandvlek hebben aangewreeven , die door „ al het water van den Hebrus en den Nestus „ in geen honderd faaren kan afgewasfen wor3, den. Ik kom 'er voor uit, ( voegde hy 'er „ met eene hevigheid by, die men in geen reeks ,, van jaaren in hem befpeurd had, _) — ik ben het moede, om langer de Voorzitter eener „ Republiek te zyn, die zig door Ezels Scha* „ duwen en Kikvorfchen te gronde helpt; en ik ben zeer geneegen, om, eer het morgen ,, wordt, myn ampt neder te leggen; doch „ zo lang ik het bekleede, Heer Overpriester.' ,, zultgybymy, voor elke wanorde, die van „ dit oogenblik af op de firaaten van Abdera fi ontftaan zal, verantwoordlyk zyn. " Met dit woord, dat met een zeer ernstig opilag van oog tegen den beteuterden str obyi. us gepaard ging, vertrok de Archon met zyne drie Aanhangers, en liet de overigen in eene fpraak* looze ontfteltenis alleen. Watftaatons nuaantevangen? vroeg de Opperpriester eindlyk, die door de wending, welke het werk zyner uitvinding, tegen alle vermoeden , genomen had, niet weinig zig begon te ver* ontrusten. Watzuik-nwy nu doen > myne Heeren? Dat  Eene Staatkundige Roman. 95 Dat weeten wy niet; antwoordden de beide Wykineesters en de vierde Raadsheer, en gin- \ gen met een heen , 20 dat strobylus ende twee Bewaarders van den heiligen Poel alleen bleeven ; die, na dat zy nog een geruimen tyd alle drie te gelyk gefproken hadden, zonder zelf recht te weeten, wat zy zeiden, eindlyk hetbefluit namen, om eerst by een der Bewaarders — het middagmaal te neemen, en dan verder met hunne vrienden en aanhangers te raadpleegen, wat hen verder ftond aantevangen, om de beweeging, waarin deezen morgen het Volk gebragt was, daar heen te beftuuren, dat hunne aanhang daardoor van de overwinning verzeekerd werd* ELF-  $6 BÉ ABDERITEN, ELFDEHOOFDSTUK. Agathyrsus roept zyne Aanhangen hy een. Inhoud zyner aanfpraak aan hen. By verzoekt hen op een -groot Offerfeest, De Archon onolaus wil zyn arnpt neder* leggen. Ongerustheid der party van den Aartspriester over dit voorneemen. Door welke list zy zulks weeten te verydelen. A. gathyrsuS liet intusfchen , zo dra de Afgevaardigden der Tienmannen aftrokken, op ftaande voet, de voornaamften van zyn aanhang, zo in den Raad als onder den Burgerhaar benefleHS alle de Jazoniden, tot zig roepen. Hy verhaalde hen, wat zo even, door aanftooken van den Priester s tro byl us, hem met de Tienmannen bejegend was; en ftelde hen voor: „ hoe noodzaaklyk het nu, zo wel voor het „ aanzien van hunnen aanhang als voor de eet* re, ja.' zelf voor de behoudenis der Stad „ Abdera was, om den aanflag^an deezen — -vtjuuui, en om net , Volk, dat hy door de belachlyke Fabel van _i.wi., n o iviKvoiicnen , m beweeging gebragt had , weder een tegen,.overgelrelden ftoot te geeven. Het viel elk een  Ëeïte Staatkundige Roman. §y een van zelf in 't oog, dat strobylus „ dit armhartig Sprenkje flegts daarom verzonnen had, om voor dezoganschongerymde, maar wegens het bygeloovig vooroordeel des », Volks des te gevaarlyker aanklagt, die hy tegen ,, hem, den Aartspriester, by de Tienmannen ,, had ingebiagt, den weg te baanen , om daarvan eene gewigtige , den welvaart der geheele Re„ publiek betreffende zaak te maaken. Doch ., ook dit was, in den grond, flegts een middel, ,, waartoe hy door vertwyffeling zyn toevlugt ,, genomen had, om daardoor zyne verflagen party wederom op den been te helpen, en om „ uit de bevveègingen , die hierdoor in de Stad ,, ontftaan zouden, by de aanftaandebeflisfing van het geding over des Ezels fehaduw voordeel te trekken. Wyl men nu, om evende., zelve oorzaak, gemaklyk vooruit kon zien, ,, dat de onrustige Priester, uit al het voorgevallene met de Tienmannen op deezen morgen, nieuwe (tof zou w'eeteh te Tinden , ora hem , den Aartspriester naamlyk , by het a Volk in den haat te brengen, en, wanneer zyn belang het eischte, mooglyk nog wel i een nieuwen en veel gevaarlyker opfland te ,, berokkenen, had hy het voor noodig gekeurd, ,, om de getrouwe vrienden, zo van hem als van het algemeene welzyn, in (laat te ftellen, om het Volk, en allen, die zulks be;, hoefden, een juist begrip van het tegenwoorix. deel. G dig  93 de abderi te n, ■ geval, deszelfs oorfprong, en alle des- él «Is gevolgen te kunnen geeven. Wat al» dus de Oijevaars betrof; deeze waren, zon" p m COedoen' ™> «lfgekomen, enhad" en' °P eenen b°omin zynLustbof, zig " CeR neSt ^ouwd. Hy had zig zelve niet * ScrecnüSd gekeurd, om hen daarin te ftoo» m om dat de Oijevaars, zedert •' onhe«ge!yke tyden, by alle-befehaafde Vol- " l%mg&*fW ^ geheiligde gastvryheid verkreegen hadden; deels, om dat de » vryheid van jazons Tempel, en de befchermingvan deezen God, zig over alle " keVenc!e en ,eevenlooze zaaken, diezigbin- „ nen den omvang zyner muuren bevonden uitftrekte. De. wet wisrN,, ^' ■ ' wei, waainy, voor eenige jaaren, de Tienmannen de Oijevaars uitliet * gebied van Abdera verbannen hadden, ging „ hem niet aan: vermits de Gerichtsmagt van „ deeze Rechtbank zig flegts bepaalen mogt tot o, dat geene, wat op den dienst vanL a t o na 53 en deszelfs gebruiken betrekking had. . En „ over het algemeen was het bekend, dat ja„ zons Tempel alleen in zo verre met de Re„ publiek in verbintenis flond, als deeze by „ deszelfs ftigting zig openlyk verbonden had , „ hem tegen alle gewelddaadige onderneemin' „ gen van in-en uitlandfche vyanden te be„ fchermen; maar die voor het overige van „ alle rechtsonderwerping aan de Abderltifche „ Vier-  Eene Staatkundige Roman. 99. Vierfchaaren, en van alle Oppermogenheid ,, der Republiek zelf, volkomen en voor eeuwig 5, vry verklaard was. Hy had derhalven, door „ het afwyzen der onbevoegde dagvaarding, niets anders gedaan, dan het geene "zyne. ,, waardigheid van hem vorderde: de Tienmannen daarentegen hadden, door deezen t» onbezonnen Hap, tot'welken de meerderheid van dat Collegie door den Priester „ stro by lus was .verleid geworden, hem ,, in het geval gebragt, om van de Republiek, wegens een zo grooten inbreuk op zyne Aartsü priesterlyke voorrechten, in den naam van jazon en allér Jazoniden, de ftrengftè en „ volleedigfte vergoeding te eisfchen. De zaak f, was van een gewigtiger nafleep, dandeAan„ hangers van . den Wykmeester priem en ft strobylus, met zyne Kikvorfchenver- • ti zorgers, zigmooglyk voorftelden. HetGou„ den Vlies, dat de Jazoniden als hun belang„ rykst erfgoed in deezen Tempel bewaarden, ti was zedert eeuwen als het pallaoium van Abdera aangemerkt en verëerd geworden. „ De Abderiten hadden daarom wel toe te zien , om geene flappen te doen of toe te laaten, waarft -doorzy, door eigen fchuld, weiligt beroofd „ zouden kunnen worden van dat geene, waaraan, volgens een overoud en,tot denGods„ dienst behoorend geloof, het noodlot en de h behoudenis der Republik verbonden was." G 2 De  100 d e abderiten, De Aartspriester omring van alle aanweezenden , op deeze voordragt van zaaken , de fterkfte verzekeringen van hunnenyver- zo wel voor de gemeene zaak, als voor de rechten en vryheeden van jaz on j Tempel. Men overwoog de verfcheidene maatregels, die men neemen wilde, om de Burgers in haar goed gevoelen tebevesugen, en om denzulken weder te gewinnen , dre door het voorgewende wonderwerk met de Kikvorfchen van latona gaande gemaakt, ot door strobylus tegen de Oijevaars van oen Aartspriester opgeruid mogten zyn. De vergadering hierop fcheidende, begaf zig elk naar zynen post, na dat a g a t h yr s u$ hen allen by het Offer genoodigd had, dat hy deezen avond jaz on in zynen Tempel wilde toebrengen. • Gedimrende dit alles in het Paleis van den Aartspriester voorviel, was te Archon, ten hoogften misnoegd over de niet al te erntfeste rol, die bytegen zyn genoegen bad moeten fpeelen \ te huis gekomen, en had alle zyne Bloedverwanten, Broeders, Zwagers, Zoons, Dogtersmans, Oomen, en Neeven, by een laaten roepen, om hen aantekondigen, dat het vasteJyk by hem beflooten was , om morgen aan den dag voor den grooten Raad zyne waardigheid neder te leggen, en een Landgoed, dat hy voor eemge jaaren.op het Eiland Thafis gekogthad ie gaan betrekken. Zyn oudfte Zoon, en nog eeni-  Eene Staatkundige Roman. ïoi eenigen van de Familje waren by deeze Familje party niet tegenwoordig, vermits zy een half uur te voren by den Aartspriester verzogt waren geworden. Daar nu de overigen zagen , dat onolaus, in weerwil van hunne verzoeken en voorlieden, onbeweeglyk op zyn voorneemen (laan bleef, maakte een van hen zig weg, om hier van aan de Vergadering in jaz ons Tempel narigt te geeven, en om derzelver bylland tegen een zo onverhoopt, en met hun belang ftrydend toeval te verzoeken. Hy kwam op het oogenblik , dat de Vergadering op het punt van fcheiden (fond. Zy, die de denkwyze en het humeur van den Archon van lange tyden her gekend hadden, vonden de zaak bedenklyker, dan zy den meesten by den eerHen opflag toefcheen. ,, Zedert tien jaaren, (zeiden zy,) is dit mooglyk de eerftemaal, dat de Archon een befluit uit zig zelf geno,, men heeft, 't Is hem zekerlyk niet plotsling ,, ingevallen. Hy heeft er al een geruimen tyd ,, over te broeijën gezeeten: het tegenwoor,, dige geval heeft flegts de fchaal geopend , ,, die toch over kort of lang had moeten open,, bersten. In 't kort, dit befluit is zyn ei,, gen werk: men kan derhalven té zekerder ,, (laat maaken , dat het gansch niet gemaklyk zyn zal, hem daarvan af te brengen. " * De ganfche vergadering geraakte daar over in ©ngerustheid. Men geloofde, dat deeze afftand, G 3 m  10Z DE ABDERITê n, ^ ee" 20 ba<*'# tydsgewrïgt aïs hct teger. woordige, voor den geheelen aanb-j het r»m i WICCIt-n aanhang, en voor ten daf dusmetcc»P-ngheidbefloo. ten, dat men wel zo,VEel vanéesArchons voor- r:n onder het ^wS, ^genoegzaam ware, om het vrees aantejaagen, en ln onzeekerbeid te (lellen; maarteffens moest men ook te wege zien te brengen, d« nog voor het Offer in j a z(oiv s Tempel de Aanz-enlykften uit den Raad en de Burgert **tot den^ vervoegden, om hem in den ^ van geheel Abdera, te bezweeren, om het ftaatsroer der Republiek niet, temidden vaneenen Storm, te verhaten, a]s wan. neer 2y een zo voorzigtig en verftandig Piloot het allermeest noodig hadden. Men begreep, dat het volilrekt noodzaaklyk ware, de beide partyen in deeze zaak eensgezind te maaken, vermits men voorzag, datzonder dit, ah hun arbeid aan den Archon vrugt- ' loos zo Waut, alhoewel hy, van der jeugd af, .de Aristocratie zeer yverigwas toegedaan, hadhyzigechtertengrondregelgemaakt, om er n,et voor aanzien te willen worden. De Vofegezindheid, die hy, ten deezen einde, reeds zo lang had doen blyken, dat zy hem eindlyk.als natuurlyk eigen geworden fcheen was juist dat, 'twelk hem by het Volk zo zeerbemind had gemaakt, als nog weinigen van zyne  Eene Staatkundige Roman, 103 ne voorzaaten had mogen gebeuren. ïnbetbyzonder had hy, zedert de Stad zig Fh twee partyen van Ezels en Schaduwen verdeeld vond, zig zo gedraageni dat geerie der twee p'artyeu immer reden had, om hem onder de hunne te kunnen tellen; en alhoewel byna alle zyne Vrienden en Aanverwanten volflagen Ezels waren, bleeven echter de Schaduwen overtuigd, dat zy daar door «- veel anders, dan een hoogs?" ' dryf van een oproerïgen Wykmeester, die Zi geval het hem tegenliep, door het onmidlyk gevaar van eenen oploop, den Rechter dwiL gen Mde, het vonnis naar zyn zin uittewyzen: duc ook dit was het, waarop de Sc Jw vas lykbedooten hadden, het te zullen fcij aankomen; en daar de andere Party hiervan ten vollen overtuigd was, hadden zy van hunnen kant alle mooglyke maatregels genoom*,, om m m Haat te Hellen van het uiterfte te kunnen afwagten. De Aartspriester liet, 20 dra het Gerecht een aanvang nam, al de toegangen tot den Tempel vrm JAZ0N, dooreen aantal Leertouwers en Vleeshouwers, die met gedugte knuppels en mesfen voorzien waren, bezetten: in de hui- zen  Bene Staatkundige Roman. in zen der voornaamfte Ezels had men een toeftel gemaakt, als of men bezorgd was, eene belegering te zullen moeten verduuren. De Ezels ;zelven verfcheenen, met dolken onder hunne lange klederen, op de Gerïchtsplaats: eenigeh van hen, die het luidffe fpraken, hadden de voorzorg gebruikt, om een borstharnas onder hun bovengewaad aantedoen, ten einde met te grooter zekerheidhunne patriottifche boezems de fteeken van de vyanden der goede zaak te kunnen tegenftellen. » De negende uur verfcheen eindlyk. Geheel Abdera ftond fidderende te reikhalzen; vol verwagting, wat toch de uitkomst van dit zo ongehoord rechtsgeding weezen zou! Niemand had ordenlyk ontbeeten , fchoon elk, met het aanbreeken van den dag, reeds op den been was. De Vierhonderd vergaderden op het Terras des Tempels van apollo en diana, (de gewoone plaats, alwaar de groote Raad onder den blooten hemel, gehouden werd,) tegen over de groote marktplaats, van welke men langs een breeden trap van veertien treden tot het Terras opklom. De Partyën waren ook airede met hunne boedverwanten en hunne twee Sycophanten verfcheenen , en hadden de voor hun gefchikteplaats ingenoomen; terwyl eene ontzaglykè menigte volks de markt vervulde, dat' zyne gevoelens, door een fchreeuwend vivat 4 zo dikwils een Raadsheer of Wykmeester van de Schaduw- r>ar«  112 be abderiten, party naar boven klom, duidJyk genoeg ontdekte. Alle oogen wagtten nu op den Üomöphylak, die, volgens bet gebruik der Stad Abdera, in allen gevallen, waarin de vergadering van den Grooten Raad niet over de onmiddelbaare aarigeleegenbeeden van het algemeene Staatsweezen belegd was , liet Prefidium by denzelven bekleedde. De Ezels hadden wel alles aangewend ,-.om den Archon onolaus te bewèegen, dat hy vermits het toch om eene nieuwe wet te doen was,denelpenbeenenlee'nftoel, (die, 'drie treden hoogefdande zitbanken voorden Raadverheeven, voor den Prefident gezet was,) met zyn eigen eerwaarde Perzoon zou vervullen; doch hy verklaarde zig, liever het leven te willen verliezen , dan daartoe te komen , om over het gerecht van een Ezels Schaduw te prefideeren. Men had zig dus genoodzaakt gezien, zyne naauwgezetheid in dit Huk toetegeeven. De Nom&phylax ajs een groot bemin- ' naar der hoflykheeden, gewoon, om, bydergelyke geleegenheeden, lang op zig te laaten wagfen, had zorggedraagen , dat de Volksvergadering intusfchen met een Muziek van zyne eigen Compofitie onderhouden, en (gelyk hy voorgaf, ) tot eene zo plegtige onderhandeling behoorlyk voorbereid werd. Deeze inval, offchooti het eene nieuwigheid was, werd «venwel zeer wel opgenoomen, en deed (tegen  Eene Staatkundige Roman. irj gen'het oogmerk van den Nomophylax, die m zynen aanhang een fterker betoon van moed en yver daardoor zogt te veroorzaaken,) eene zeer goede uitwerking. Want deeze muziek gaf die van den aanhang des Aartspriesters overvloedige aanleiding tot eene menigte koddige Invallen , waarover van tyd tot tyd een groot gelach ontftond. De eene zei: deeze 'Allegro klinkt- even als een Feldgefchrei. Tot een Kwartel Stryd; voegde een ander 'er by. Maar daarentegen klinkt ook die Adagio, als of men den Tandmeester stu uthton en Meester Spanriem , zyn Befchermheer, naar V graf wilde zingen ! De geheele muziek ( meende een vierde , ) verdiende door Schaduwen gemaakt en doorEzels gehoord te worden, enz. — Hoelafdeeze boerteryen nu ook mogten weezen, men be-. hoefde echter, by een zo JoviaHsch en ligt bcfmetlyk volk, niets meer, om de geheele volksvergadering in haar natuurlyk klugtig humeurte brengen; een humeur, waar door aan de woede der Partyfchap ongemerkt al het gif benoomen werd, en dat mooglyk meer dan iets anders tot het behoud der Stad, in dit hachlyk oogenblik, medewerkte, • Eindlyk verfcheen de Nomophylax, met zyn lyfwagt van arme, oude, handwerks invaliden, die met puntlooze hellebaarden en een vreedzaam dag van verroeste degens gewapend , meer het aanzien hadden van die drulii^e iiguuren, waaru. deel, H ms-  W de abderite n, mede men in de tuinen de vogels verfchrikt, dan vankrvgshelden,die, in de oogen van he gemeen, het gereeht deftigheid en ontzagmoeten byzetten. Welgeiukzaligondertusfen het Gemeenebest, dat, ter bewaaring haarer poorten en inwendige veiligheid, geene andere Helden behoeft, dan de zodanigen ! Deaanfchouwingvan deeze grotesque krygstnegten, en de ongefehikte potiige wyze , waarmede zy zig, in hunnen krygshaften opfchik, Cwaann men hen, „iet zonder groofe * ^daeuugedoseht,) gedroegen, veroorzaakte by het toekykend volk nieuwe ftof tot luidru*tige vrolykheid, zo dat de Heraut veel moeite had, om de gemeente eindlyk tot eene paslyke ftdte en tot den eerbied, dien zy aan het hoogfte Gerecht verfchuldigd waren, te bren.en. De Prefident opende daarop de Zitting met eene korte Redenvoering: De Heraut gebood een diep ftilzwygen, en de Sycophanten der beiden partyen werden gelast, hunne aanklagt en verantwoording mondeling te doen. Voor de Sycophanten , die als groote meesters in bun foort doorgingen, moest deeze gedegenheid, om hunne kunst aan een Ezels Schaduw te oeffenen, op zig zelve alreeds eene groote aanmoediging zyn. Men kan derbalven ligt begrypen,' hoe zy nu al hunne vermogens zinden tewerk ftelien, daar deeze Ezels Schaduw een onderwerp van yerfchil geworden was, waar-  Eene Staatkundige Roman. waaraan de geheele Republiek deel nam, en: waarom zy zig in twee partyen verdeeld had, waarvan elk de zaak hunner Cliënten tot zyne eigen zaak maakte. Zedert 'er eene Stad Abdera in de waereld was , had men nog geen, rechtsgeding gezien, dat zo belachlyk op zig zelf, en zo ernstig door de wys , waarop het behandeld werd , geweest was. Een Sycophantmoest wel gansch-en-al van Genie en aanleg tot een Sycophant ontbloot geweest zyn, die , by zulk eene geleegenheid, zig zeiven niet overtroffen had. En hierom is het des te meer te beklaagen , dat de alles verflindende tand van den tyd, dien zo veele andere groote werken van vernuft en weetenfchap niet ontgaan konden, noch in het toekomende ontgaan zullen, • helaas! ook de twee origineelen deezer beroemde gerechtlyke redenvoeringen niet verfchoond heeft, —. ten minden niet, zo veel ons bekendis. Want wie weet, of het niet'nog eens aan eenen toekomenden FOURMONT Of SE VIN, die Op ontdekkingen van oude handfchriften uitgaat, zal gelukken, om ergens in den een of anderen hoek eener oude Griekfche Kloosterbibliotheek, een affchrift van dit merkwaardig Rechtsgeding öptefpeorèii i — Of zo dit al niet te verwagtea, mogt zyn , wie kan ons dan verzeekeren,, dat niet, by tyds vervolg, Thracien zelf weder iu de handen van 'tihristelyH,Vorsten vallen zal, li= die: ■  Iï6 B E A B D ï R r T E N, die het zig ( naar het voorbeeld van een groot Koning van onzen philofophisch heroïquen leeftyd,) tot eere zuilen rekenen, om Magtige Bevoorderaars der weetenfchappen te worden , Academiën te ftigten, en verzonken Steden te laaten opgraaven, enz? Wie weet, of als dan met deeze tegenwoordige Gefchiedenis der Abderiten zelf, (zo onvolkomen als zy is,) in de fpraak dier toekomende en veel betere Thraciers overgezet, de eer zal hebben , om eeleegenbeid te verfchaffen, dat zulk een nieuw Travifche Musgete den inval krygt, om de Stad Abdera uit haaren afgrond te laaten opdelven ? Wanneer ongetwyffeld als dan ook de Kansfaary en de Archiven deezer beroemde Republiek, en in dezelve de gczamenlyke origineelen van dit Rechtsgeding over des Ezels Schaduw, beneffens de twee redevoeringen, welks verlies wy ons zo zeer bekJaagen, zullen weder gevonden worden! Het is althans aangenaam, in zulker voegen, op de vleugelen van zulkepatriottifche en menschlievende droomen , in het toekomstige intedringen, en zig in de gelukzaligheedente verheugen, die onze Nakomelingen uog te wagten ftaan! Gelukzaligheeden , waarvoor de (bekende) altoos toeneemende volkomenheid der kunsten en weetenfchappen, en de daardoor over alle vleesch zig uitftorrende verlichting, en verfraaijing en verfyning van denkwyze, fmaak en zeden , onze zekere waarborgen blyven. *  Eene Staatkundige Roman. 117 Het flxekt intusfchen eenigzins ter onzer vertroosting , dat wy ons in ftaat bevinden, om uit de papieren, waaruit de tegenwoordige Fragmenten deezer Abderiten gefchiedenis genoomen zyn, ten minften een uittrekzel dier redenvoerin' gen te leveren, welks egtheid te minder verdagt kan zyn, daar elk Leezer, die flegts een neus heeft, den damp der Abderietheid, die uit dezelve op-ftygt, herkennen zal, — eene bewysredenvan het innerlyke ontleend, die eindlyk toch altoos de beste fchynt te weezen, die wegens het werk van eenig Sterveling, het zy dan eenossiAN of een Abderithch Drogredenaar, zig geeven laat. H3 DER-  zx8 DERTIENDE HOOFDSTUK. todevoering Van den popham physiq. nathiis. De^«PHïslG,_1ÏHuS) • verdeediger van den Tandmeester s t r u t h i- dew" Cerfte W3See" ^-nmid. tómaange grootte, fterke fpieren, en een goede d" t hv e ^^'-^-lopvoorfean, dat hy een Leerling van den beroemden (;oï' Jias geweest »M, en maakte aanfpraak van de allergrootfte Redenaar van zyn tyd te wee- T' a ^ d3arïn W3Shy' g^kinzeerveelandereftukken, door en door een Abderict. Zyne grootfte Wbeftond daarin , dat hy, om zyn woordryke voordragt van zaaken, door de me^gvulchge buigingen van zyne ftem , meerleevendlgheld en nadruk bytezetten, in den tyd > van anderhalf octaaf, byelke tusfchenpoozing, als «en eikhoormje in >t rondfprong, en zo veer gnmmasfen en gesten maakte, als of hy flens door gebaarden alleen zig verftaanbaar aan zyne Toehoorders maaken kon. Intusfchen .villen wy hem hierdoor die verd.enSten niet betwisten, dathy, naamlyk, in al deljandgreepen, waardoor men een Rechter tot  Eene Staatkundige Roman, nf tot zyn voordeel inneemen, zyn verftand verwarren, zyne Tegenparty gehaat maaken , en over't algemeen eene zaak een bedrieglyk voorkomen geeven kan, taamlyk wel ervaaren was en dat hy ook, by geleegenheid, een loos verleidlyk tafereel te fchetfen wist. Gelyk de diepzinnige Leezer, zonder onze herinnering, uit zyne redenvoering zelf, het beste zal kunnen opmaaken. Phy signathus trad, met al de onverfchrokkenheid van een Sycophant, die zig daarop verlaat, dat hy Abderiten tot toehoorers heeft, hervoort, en begon aldus: Edele, er ntfes te enwyze! Grootmogende Vierhonderd Mannen! , Indien 'er ooit een dag was, waaróp de voortreflykheid onzer Republikeinfche Conftitutie zig in haare volle Heerlykheid vertoonde! Indien-ik immer met het ïeevendigst gevoel , wat het te -zeggen zy, Burger van Abdera te weezén , onder u ben opgetreeden! ■ Het is op deezen grooten en plegtigen dag, waarop , voor dit eerwaardig-en hoogst Gerecht, voor deeze verwagtingsvolle en deelneemende menigte des Volks, voor deeze aahz.ienlykefamenvloei'jing van vreemden , "die door bet gerugt van een zo buitengewoon Schouwfpel met ganfche fchaaren herwaards gelokt zyn, een Rechtsgeding beflischt ftaat. te worden , dat in H 4 een  i20 d e a jg .„ E R r T e ^ een ginder vryen, in een minder wel ingelaten fta*t, ^ft 1)k£ in fien «f f voor wigdg genoeg gehouden zou worden, om den trotfehen ■Befiunrder der algmeene belangen üegts een oogenblik bezig te houden I,del, pryswaardig, driemaaal geLAbdera! Gy alleen geniet, onder de hefcherining van eene wetgeevende magi, voor wie de geringde, de twyffelagtigfle en diepzrnnigikrechten en aanfpraaken derBurge,* heilig zyn. CT gemet het weezen van veiligheid en vrvheid waarvan andere Gemeenebesten , < welke" voorrechten zy ook anders , ter ftreeüng hunner patrtottifche ydeJheid , bezitten mogen , ) flegts de ■fehaduw tot hun aandeel verkreegen hebben »• Zegt my toch ! In welk ander Gemeenebest zou een Rechtsgeding tusfchen een gemeen Burger, en eenen der geringften des Volks — «en Rechtsgeding, dat by deszelfs aanvang nog naauwlyks twee of drie drachmen bedroeg- een Rechtsgeding over een onderwerp, dat zo niets beduidende fchynt, dat zelfde wetten , by de be «aaming der dingen , die als gefchikt eigendom», lykgoed konden aangemerkt worden, het geheel vergeeten fchynen te hebben; een Rechtsgeding over rets, waaraan een fpitsvindig Redenaar zelfden naam van zaak kan betwisten ; meteen Woord, een verfchil over de Schaduw van een Ezel, ■ ten onderwerp der algemeene deel- neenung, de zaak van een iegelyk, en aldus, in-  Eene Staatkundige Roman. mi • Lidien ik my zo uitdrukken mooge, teffens de zaak des geheelen Staats geworden zyn ? In welk ander Gemeenebest zyn de wetten des eigendoms zo bepaald , — de wederkeerige Jura vel quaji der Burgers tegen allen willekeur der Overheids perfoonen zo wel verzeekerd; — de geringde aanfpraak of rechtvordering, van den armften zelf, zo gewigtig en groot aangemerkt, dat het hoogfle Gericht der Republiek zelf het niet beneden zyne waardigheid keurt, plegtig te vergaderen , on? over het tvvylfelagtig fchynende Recht op eenen Ezels Schaduw uitfpraak te doen? Wee den man, die op dit woord den ïieus optrekt, en uit een dwaas kindedyk begrip van het geen groot of klein is, dat geen , met eene onverlhmdige fchimplach befchouwt, datde hoogfte eere onzer Gerichtsoetfening, den roem onzer Overheid, den triumf van geheel Jbdera 's Staatsweezen en van elk goed Burger uitmaakt! Wee den man, ik herhaal het ten tweeden en ten derden maale, die hiervan geen gevoel heeft 1 Gelukkige Republiek! waarin, zo dra het op de rechtsbevoegdheid van den Burger, op eene twyffeling over myn en dyn, op den grondflag van alle burgerlyke zekerheid aankomt, ook zelf de Schaduw van een Ezel geene kleinigheid zyl " ,, Maar terwyl ik in dier voegen , aan de eene zyde, met al de vuurige hart-lykheid vaneen Patriot, met al den; echtmaatigen hoogmoed van H 5 een  ïaa de abderit e.n, een egt Abderiet gevoel en erken , welk een glorieryk getuigenis van de voortreflykheid onzer Republikeinfche Conftitutie zo wel, als van de onëenzydige gefteldbeid en niets vergeetende zorgvuldigheid, waarmede onze roemwaardigfte, regeerende Overheid de balans der Gerechtigheid handhaaft, dit tegenwoordig Rechtsgeding by de laatfte Nakomelingfchap zal afleggen ! Zo zeer moetik, aan den anderen kant, de afneeming der trouwhartige eenvoudigheid onzerVooröuders; de doodlyke kwyning van elke burgerlyke en vriendnabuurlyke gevoeligheid, van elke wederkeerige dienstbetooning, van elke vrywillige geneigdheid, om uit liefde en vriendfchap, uit een goed hart, oftenminften om vreede's wil, iets van ons vermeend uiterst recht te laaten vaaren; — zo zeer, met een woord, moet ik het diep verval der aloude goede Abderitifche zeeden beklaagen , dat de waare en eenige bron van dit onwaardig en beichaamend Rechtsgeding is, waarin wy heden begreepen zyn! — Hoe! — Kan ik het, zonder van fchaamte te gloeïjen, uitbrengen ? —o Gy, weleer zo hoogvermaarde gulhartigheid onzer goede, eerlyke Voorzaaten l Is het dan reeds zo verre met u gekomen, dat Abderitifche Burgers, zy, die byelke geieegenheid, uit vaderlandfche trouw en vrienclhoudende nabuurfchap, bereid moesten weezen, om hun eigen hart met elkander te deelen, — zo baatztig- tig  Eene Staatkundige Romen. 123 -tig, zo inhaalig, zo onvriendlyk, wat zeg ik, zo onmenschlyk kunnen zyn, om den een den "ander de Scbadaw van eenen Ezel geheel te ont-zeggen? " ,, Doch — verfchoont my, mynewaarde Medeburgers ! — Ik vergis my in het woord, — vergeeft my eene onöpzetlyke beleediging. Hy, die voor z-ulkeenelaage, woeste en barbaarfche denkwyze vatbaar was, is geen van onze Medeburgers; hyis enkel een geduld Inwooner van onze Stad! ■een onderhoorige van j a z on s Tempel! Een Mensch uit de' verachtlykll'e heffe des volks ! Een mensch , van wiens geboorte , opvoeding en levenswys niets beters te verwagten was, —• in 't kort, een Ezeklryver! die, be- halven den grond , dien hy betreed, en de genieenfchaplyke lugt, die hy inademt, niets met ons gemeen heeft,' dan het geen wy met de woede volken der I-hperborlfche wildernisfeil gemeen hebben. Zyne fchande komt op zynen kop! ons kan zy niet bezoedelen. Een Abderitisch Burger, ik durf het met zekerheid zeggen , een Abderitisch Burger kan aan zulk eene wandaad zig nimmer febuldig maaken. " ',, Maar zou ik weltigt dit bedryf een te haatlyken naam toevoegen ? Stelt,' ,, wat ik u 'bidden mag, u in de plaats var, u,-, wen goe-len Medeburger struthion, ft en — gevoelt! " „ Hy  lH Dt ABDERITEN, Hy reist om zyne bezigheeden, de bezigheeden zyner edele kunst, die enkel de vermindering van bet lyden zyner medemenfchen bedoelt , van Abdera naar Gerania. De dag is eene der verfmagi.end.fte zomerdagen. De gloeijend.fte zonneftraalen fchynen den gebeelen Horizon in den hollen buik van een vuurïge glasoven herfcbapen te hebben. Geeu walkje, dat de zengende zonnehette fluit! geen zagtbiaazend koeltje, dat den aanmegtigen wandelaar vcrfrischt. De zon gloeit op zynen fchedel; zuigt het bloed uit zyne aderen, het merg uit Zyne beenderen. Hygende, kleeft de dorre tong aan zyn gehemelte; met bedroefde, met verrwyffelde oogen, door ftof en te fterk licht verblind , ziet hy naar eenè fchaduwgeevende plaats, naar eenen eenigen medelydenden boom om, onder welks befcherming hy zyne uitgeputte kragten flegts een oogenblik herftelt; hy een mond vol verfche lugt kan inademen, en hy voor degloeijende pylen van den onverbidlyken a p o l l o beveiligd is. " „ Te vergeefsch! Gy kent den ganfchen weg van Abdera naar Gerania. Twee uuren verre, het zy tot fchande van geheel Thracien gezegd! geen boom, geen ftmik, die het oog des Wandelaars, in deeze affchuwlyke vlakte van magere braak - en koornvelden, verfrisfchen, of hen tegen de fteekende middagzon eene fchuilplaats aanbieden.' " De  Eene Staatkundige Roman', 125 • ,, De arme struthion zeeg eindlyk van zyn beest op den grond. De Natuur kon het niet langer uithouden. Hy deed den Ezel ftil ftaan, en zette zig in zyne fehaduw. Zwak, armzalig Hulpmiddel! Doch hoe gering het ook was, ook was evenwel nog iets! " ,, Welk een gedrogt moet de ongevoelige, de rotshartige man weezen, die zynlydendmedemensch, in zulke omftandigheeden, de Schaduw van eenen Ezel ontzeggen dorst? Zouden wy gelooven kunnen, dat 'er zulk een mensch gevonden werd, indien wy hem niet bier voor onze oogen aanfehouwden ? Doch hier ftaat hy; en, wat byna nog erger, nogongelooflyker dan de daad zelve zy, — hy bekent zulks vry en openlyk; fchynt zig in zyne fchanue te beroemen! en daar hy aan allen zyns gelyken, die in het toekoomende nog gebooren (taan te worden , alle mooglykheid beneemt, om hem in de fchandelykfte vrekheid te evenaaren, gaat hy zelf zo verre, om, na dat hy reeds door het eerwaardig Stadgerecht aanvanglyk is veroordeeld geworden , voor de heerlykheid van dit opperst Gerechtshof der Vierhonderd mannen te beweeren, dat hy, in deezen', rechtmaatig gehandeld hebbe ! Ik ontzeide hem deSchaduw van den Ezel niét, (zegthy,) offchoon ik volgens het llrengde recht niet gehouden Vï was j hem in dezelve te laaten zitten ; ik be... geerde flegts eene billyke erkentenis daarvoor, dat  l2fj db abderiten, dat ik hem, behalven den Ezel, dien ik hem » verhuUrd had, rm ook de Schaduw van den „ te* zou overlaaten, welke ik hem niet ver" hmrd} h9&' " — Ellendige, fchandlyke "•tv.ugt. Wat zouden wy van den man denken, die eenen halfverfmagtenden Reiziger beletten wilde, om , zondervergelding, zig i„ de Schaduw van zynen boom te zetten ? Of hoe zouden wy den geenen noemen, die eenen van dorst üervenden Vreemdeling niet toeftaan wilde dat by zyn leeven redde door eene teug waters uit den Stroom , die over zyn akker vliedt 2 »' f' HL'ril!"ert «- o gy Mannen van Abdera! datchta^een, dit en niets anders, de misdaad der Lyafihe Boeren was, die door den Vader der Goden en der menfchen , ter wraak over eene loortgclykeonmenschlykheid, diedeezeElendigen aan zyne geliefde latona en haare kmderen nho^nden, ten fchrikwek- kend voorbeeld'voor de volgende tyden, i„ Rikvorfchen zyn herfchapen geworden. Een vreeslyk vvonderweik, welks waarheid en aandenken, te midden onder ons, in het geheiligd bosch , en den waterpoel van ia ton a, de eerwaardige Schutgodin onzer Stad, leevendig gehouden , vereeuwigd en genoegzaam daaglyksch vermeuwd wordt! En gy, anthrax! gy een fowooner dier Stad, in welke dit vreeslyk gedenkteeken van den toorn der Goden over verbasterde menschlykheid, een onderwerp des open-  Eene Staatkundige Roman. 127 ©penbaaren geloofs en van den Godsdienst is, gy onziet 11 niet, om door een gelyk wanbedryf de gramfchap des Hemels op uwen hals te haaien? " ,, Maar gy verheft u op het recht van ei- ,, gendom. Die zig van zyn recht „ bedient, zegt gy, doet niemand onrecht. Ik ben een ander niet meer fchuldig, dan ?, hy aan my verdient. Indien de Ezel myn eigendom is, is zyn Schaduw'hetinsgelyks. " ,, Zegtgy dit? En gelooft gy, of gelooft de doorfleepen en giadbefpraakte zaakverdeediger, in wiens handen gy de kwaadfte zaak, die immer voor de vierfchaar van Goden ofmenfcheu kwam, gefteld hebt, gelooft hy, dat hy met al de beguigelingen zyner welfpreekenheid , of met al zyn Sophistifche Spinneweefzels van drogredenen , ons verftand in dier voegen zal overweldigen en omfpinnen, dat wy ons zullen laaten overreeden, om eene Schaduw voor iets weezenlyks, ik zwyg voor iets, waarop iemand een direct en uitfluitend Recht heeft, te houden? " ,, Ik zou, grootmogende Heeren! uw geduld misbruiken, en uwe wysheid beleedigen; indien ik al de gronden en redenen herhaalde, waarmede ik airede in den aanvang, blykens de Acten , de nietigheid der fchyngronden myner Tegenparty heb aangetoond. Ik vergenoege my , voor het tegenwoordige , om 'er flegts dit weinige, dat de noodzaaklykheid d^r zaak vor-  Ï28 de abderiten, vordert, van te zeggen. Een Schaduw kan , juist gefproken, niet onder deweezenlykedingen berekend worden: want dat geene, 't welk de Schaduw uitmaakt, is niets weezenlyks ofpofitief, maar juist het tegendeel; riaamlyk, de berooving van dat licht, 't welk zig weide overige buiten de Schaduw liggende dingen verfpreid. fn het tegenwoordig geval is de fchuinfche ftand der zon, en de ondoorzigtbaarheid van den Ezel, (eene eigenfchap, die hem niet in zo verre als hy een Ezel, maar in zo verre als hy een vast, ondoorfchynend lighaam is, toebehoort,) de eenige en waare oorzaak van de Schaduw, die de Ezel van zig te werpen fchynt, en die elk ander lighaam, in zyne plaats, van zigwerpenzou; want de gedaante der Schaduw doet hier niets tot de zaak. Myn Client had zig aldus, juist gefproken, niet in de Schaduw eenes Ezels, maar in de Schaduw van een vast lighaam gezet: de omftandigheid, dat dit het lighaam van een Ezel, en de Ezel een huisgenoot van een zekeren anthra.x, uit den Tempel van ja z o n te Abdera was, ging hem even zo weinig aan, als zy tot de zaak behoorde: want, gelyk gezegd is , niet de jjfi. Wielt, of, indien ik my zo eens mag uitdrukken , de Ezelheid, maar de lighaamlykheid, en ondoorzigtbaarheid van den meergemelden Ezel is de waare oorzaak van de Schaduw, die hy van zig te werpen fchynt. " Doch ,  Eetie Staatkundige Roman. 129 V, Doch, zo wy ten overvloede al eens toe•gaven, dat de Schaduw onder de zelfdandige Zaaken behoorde, dan nog is hét uit ontaliykë Voorbeelden klaar en kennelyk, dat zy onder de algemeene zaaken te tellen zy, waarop de een juist zo veel recht heeft als de ander, waarop hy het naaste recht verkrygt, die zig in 't eerfte bezit daar van fielt. " Doch , ik wil nog meer doen; ik wil zelf toeftaan, dat des Ezels Schaduw eentoebehooren van den Ezel zy, even gelyk het zyne oo: ren zyn! Wat wint onze Tegenparty hierdoor? struthion heeft den Ezel gehuurd , gevolglyk ook zyne Schaduw. Het verftaat zig van zelve, dat, by elk huurcontractde verhuurder aan den huurder de zaak, die hy verhuurt, met al haar toebehoorén en met al haare vrugtgebruiken , ten zynen dienste overlaat. Met wat fehaduw van recht derhalven kan an~ t h r a x vorderen , dat struthion hem nog afzonderlyk voor de Schaduw des Ezels bctaale? Deeze dubbele bewysreden is buiten allen tegenfpraak. Of de Schaduw is een gedeelte van den Ezel, ofz'yis het niet. Is zy het niet, — dan heeft struthion en elk ander mensch 'èr even zo veel recht op, als anthrax. Maar is zy het wel, i dan heeft a n - ti-Irax, toen hy den Ezel verhuurde, te gelyk ook deszelfs Schaduw verhuurd, tn zyn èisch is even zo ongerymd , als wanneer my ieit: D bel. I mand  15° DE ABDERITEN, mand zyn Lier verkogt had, en, wanneer ïfe er op fpeelde, dan nog begeerde, dat ik hem voor d.eszelfs .kjank betaalde. " " Doch waartoe zo veele bewyzen, in eene zaak, die voor de algemeene bevatting zo duidlyk is, dat men dezelve fjegts behoeft te hooj?:n, om te weeten, wie het recht op zyne zy~ de heeft. Wat is eene Ezels Schaduw? Welle eene onbefchaamdheid van deezen anthrax,' indien hy 'er geen'recht op heeft, om zig hetzelve aantemaatigen! En indien de Schaduw weezenlyk hem toebehoort, welke laagheid van geest, iets zo gerings,, het minffe dat te noemen of uittedenken is, iets, dat in duizend andere gevallen volftrekt onbruikbaar is, aan een mensen , aan een Nabuur en Vriend te ontzeggen,, en dat in het eenigfte geval, waarin het hem onontbeerlyk is! " „ Laat, Edele en Grootmogende Vierhonderd Mannen , laat toch van Abdera niet gezegd worden, dat zulk een moedwil, zulk een wrevel by een Gerechtshof, voor het welk, (als voor het beroemdfte te Atheenen, ) de Goden zelf niet zouden behoeven re bloozen , om 'erhunne verfchiJkn te laaten beflegteri, befcherming gevonden heeft.» De Afwyzing van denAanklager, met zyne ongeoorloofde, onrechtvaardige en beiachlyke aanklagt en appèl ; de veroordeling van denzeiven in alle onkosten enfchaden, die hy door zyn' onwettig bedryf r ■ den  Eene Staatkundige Roman. 131 den onfchüldig Beklaagden hierdoor veroorzaakt heeft, is heden het minde, dat ik, uit naam van myn Principaal, vorderen kan. Genoegdoening, en waarlyk eene gansch buitengewoöhe Genoegdoening, indien zy al dë grootheid zynes misdryfs moet evenaaren, is dë onbevdegde Aanklager verfchuldigd! Genoegdoening aan den Beklaagden, wiens huislyke rust, bezigheeden, eere en goede naam , van hem en zyne Befchermers, geduurende den loop vari dit Rechtsgeding, óp ontallyke wyzè geftoord fcn aangegreepen zyn geworden ! Genoegdoening aan het eerwaardig Stadsgericht, van wiens gerechte uitfpraakhy, zonder grond, zig op dit hoog Gerechtshof beroepen heeft! Genoegdoening aan dit hoogst Gerecht zelf, dat hydoor zulk een nietwaardig Rechtsgeding moedwillig heëft beftaail moeilykheeden te veroorzaakenJ Genoegdoening eindlyk aan de geheele Stad en Republiek van Abdera, die hy by deeze geieegenheid in onrust, tweefpalt en gevaar gebragt heeft! " Vorder ik te veel, Grootmogende Meeren i Vorder ik iets, dat onbilJyk is ? Aanfchouwt de outelbaare menigte Bewooners van geheel Abdera, aan de trappen van deeze verheeveri Gerichtsplaats faamgevloëid! Ziet hen, iri dent naam van'een verdienstlyk en zwaar beleedigd Medeburger, genoegdoening verwagten, genoegdoening eisfehen ! Öflchöori de eerbied hunne i a ton-  !32 ti E & B D E R I T E N, tongen binde, desniettegeftaande is ait het fpree* kendoogvan elk Burger, deeze rechtvaardige, deeze nimmer af te vvyzen eisch, met vuurige letters te Jeezen! Het vertrouwen der Burgers, de zekerheid hunner rechtsbevordering, de herHelling onzer inwendige en openBaare rust, de vastdelling daarvan voor het toekomende, met een woord, de welvaart van onzen geheelen Staat, hangen af van de uitfpraak, die gy doen zult, hangen af van de vervulling eener recht* maatige en algemeene verwagting. En, zo in de eerde tyden der waereld, een Ezel die verdienste had , van de Animerende Goden hy den aanval, door de Titans by nagt ondernoomen, door zyn gefchreeuw te wekken, en daardoor den Olympus zelf tegen verwoesting en onder* gang te beveiligen ! wel aan ! dat dan heden de Schaduw van een Ezel de geleegenheid, - en de Dag van heden het gelukkige Tydperfc zy, waardoor en waarop deeze aloude Stad en Republiek, na zoveele en gevaarte fchok* ken, weder in voorige rust herfteld, de Band tusfchen Overheid en Burgers weder vast te feamgetrokkeir; afle voorbyzynde moèïlykhe«2 den en verltoornisfen in den aferond der vergeetelheid begraaven, en door de veroordeeling van een eenigen wrevelzugtigen Ezeldry ver de ganfche Staat gered, en deszeifs bloei en welvaart op onwrikbaare gronden voor eeu, wig gevestigd worden VEER,  Eene Staatkundige Roman. 133 VEERTIENDE HOOFDSTUK. Antwoord van den Sycophant v 0 L y p H 0nu s. /étdo dra physignathus ophield tefpreeken , gaf het Volk, of liever de heffe daarvan , dat de markt vervulde , zyne toeftemming, met een luid gefchreeuw, 't welk zo hevig en aanhoudend was, dat de Rechters bezorgd begonnen te worden, dat 'er de ganfche handeling door afgebroken zou worden. De aanhang van jazo ns Priester geraakte daardoor in ver'leegenheid. De Schaduwen daarentegen, alhoewel zy in den grooten Raad de minderheid hadden , greepen nieuwen moed, en beloofden zig van den indruk, die dit begin op de Ezels manken moest, een gunstig gevolg. De Wykmeestcr liet intusfehen niet na, om , door teekenen, het Volk tot ftilte en rust aan te maanen: en nadat de Heraut, door een driemaal herhaald roepen, de algemeene ftilte heifteld had, trad polyphomus, de Sycophant van den Ezeldryver, een dik, geflopt lang man, met kort gekroest hair, en zwaare 'pikzwarte wenkbraauwen , te voorfchyn; verhief een basftem, die de ganfche markt deed' I 3. • weec--  W de 1 b O J n j T E Mt zzr'm n"zig in te» Grootmogende Fierhonderd Mannen! „ Waarheid en Licht hebben, boven alle andere dingen in de waereid, dit byzonder voorP", dat zy geene vreemde hulp behoeven , om gezien te worden. Ik laat zeer gaarile.aan mvu 1 egenparty alle de voordeeJen over, die hy door ?yne redeneerkunst meent behaald te hebben. Want het voegt.den geenen, dieongelykheeft, Pm door bloemtjes, door draaijen, wenden eq keeren, en door het ganfche gochehpel der Schoolfche Welfpreekendheid, den kinderen eq narren een rad voor de oogen te draaijen. Verftandige Lieden laaten 'er zig niet door verblin, ' den. Ik wil niet onderzoeken, hoe veel cerg en achting de Republiek Abdera by dit Rechtsgeding over een Ezels Schaduw behaalen zal. Jk wil den Rechter noch door groove vleierijen pmkoopen , noch door ingewikkelde bedreigingen doen wankelen. Nog minder wil ik het volk, door muitzieke taal, het teeken tot alarm en oproer geeven. Ik weet, waarom ik hier gekomen ben, en tot wien ikfpreek. Kortlyk, ik zal my vergenoegen met te bewyzen, dat de Ezeldry ver anthrax gelyk heeft. De Rechter zal als dan zelf wel weeten, wat zyn ampt is, zonder dat ik hem zuiks zal behoeven te herinnerefi. " Hier  Eene Staatkundige Roman. 135 Hier beronnen eenige weinigen van het gemeen , die naast aan de trappen van het Tempel Terras Honden , den Redenaar met gefchreeuw, fchimpredenen en bedreigingen in zyn fpreeken te ftooren. Daar echter dt Nomophylax van zyn elpenbeeuen troon opftond, de Heraut andermaal ftilte gebood, en de Burgerwagt, die aan de trappen Hond, hunne lange fpietfen velden, was alles eensklaps wederom ftil, en de Redenaar, die zo ligt niet van zyn Huk te heipen was , voer aldus voort: ,, Groot Mogende Heeren! Ik fta hier niet als' Zaakverdeediger van den Ezeldry ver a nthrax, maar als gevolmagtigde van jazons Tempel, en van wegen den Doorluchten en zeer Eerwaardigen agatiiyrsus, thans AartsPriester en Opper- Voorftander van den Tempel; befchermer van het egten Gulden Vlies; Overfte Gerïchtsbeer over al deszelfs ffigtingen , goederen, gerichten en rechtsgebieden, Opperhoofd van het hoogedel gefiagt der Jazoniden enz. Om in den naam van jazon en zynen Tempel van u té begeere'n , dat denEzeldryver anthrax genoegdoening gefchiede, dewyl hy in den grond het groot Me gelyk heeft; en dat hy zulks heeft, hoop ik, in weerwil vanalle'de loopjes, die myne Tegenparty zig beroemt van zyn Meester gorgias geleerd te hebben, zo klaar en overluid te bewyzen, dat' het dé blinden zien en de dooven hooren zullen. En I 4. . dus  p. e a b d e r. i t e n, 1 dus zonder verdere vooniffpraak, ter zaak !.'.» „ A n t h r a x verhuurt aan den Tandmeester, ? t r u t h lo dt zynenEzel vooreenen Dag: niet tot zyn eigen willekeurig gebruik , maar om hem , den Tandmeester, met zyn mantelzak , halverweg, naarfor^redraagen, dat, zo als allen bekend is , agt goede mylen verre vanhier ligt. " „ By de verhuuring van den Ezel dagt, natuurlyker wys, geen van beiden aan zyne Schaduw. Doch, toen de Tandmeester te midden op het veld affteeg, en hy den Ezel, die Faarlyk nog meer van de hitte geleeden had dan. hy, in de Zon liet ftj.1 fiaan? en z!g ^ deszelfs Schaduw zette, was het zeer natu.urlyk, dat de meester en de Eigenaar van den Ezel. daarby, niet onverfchijlig blyven kon. " „ Ik begeer niet te ontkennen , dat antii k ax een dwaaze en Ezelagtigc pas beging' toen hy van den Kiezentrekker begeerde, dat hy hem. ook voor des Ezelsfcbaduw betaalen zou, vermits hy hem de Schaduw „iet verhuurd ' had ! Maar daarvoor is hy ook een Ezcldry.ver van Ouders tot Ouders! dat is, een man, die' even, daarom , om dat hy van loijtere Ezels afkomffig is, en meer met Ezels dan eerlykelui-' den verkeert, een zeker foort van Recht hergebragt en verkreegen heeft, om naamlyk zelf «iet veel beter dan een Ezel te zyn. In den grond was het dus niet anders dan - het fpel van een Ezeldry ver." ' >, Doch  Eene Siaajkundige Rosntiü* 137- Doch in wat rang van dieren moeten wy den geenen plaatfen, die uit zulk een fpel ernst maaken ? Had de Heer strü-thion als een yerltandig man gehandeld, hy had tegen den Lomperd flegts behoeven te zeggen : ,, Goede Vriend ! wy zullen ons om een Ezels Schaduw niet verontrusten. Vermits ik den Ezel ,, niet gehuurd heb, om my in zyn Schaduw ,, te zetten, maar om daarop naar Geraiiia te ryden, is het billyk, dat ik u de weinige 00,, genbikken tydverzuim vergoede, die ik u door myn afzitten veroorzaak; temeer, daat de Eze,l hierdoor te langer in de hitte moet (laan, en 'er niet te beter om wordt. Zie daar, Broeder ! hebt ge een halve Drachma; laat my een oogenblik hier myn adem haaien, en dan zullen wy , in den naam aller Kik,, vorfc.hen , weder onzeh weg fpoeden. " ,, Had de Tandmeester op deezen toon gefprooken, dan bad hy gefprooken als een eerlyk, billyk man. D.e Ezeldryver zou hem , voor zyn halve Drachma, nog een God vergeldc het u toegewenscht hebben.. De Stad Abdera ware ook boven fien onzekeren roem, die myn Tegenparty haar uit dit Ezels Proces belooft, — en al de onrusten , die daaruit ontdaan moesten, 20 dra veele groote en aanzien'yke Heeren en Dames zig in de zaak mengden — verhee- ven geweest. Doch in (lede van dit, zet d^ man zig op zyn eigen Ezel; (laat op zyn on1 5 ge-.  13' DE abderite n, gegrond recht, om uit hoofde van zyn huurContract zig in de Schaduw van den Ezel te zetten , zo dikwils en zo lang het hem behaagt, en brengt daar -door den Ezeldryver tot die hevigheid van geest, dat hy voor den Stadsrechter loopt, en een aanklagt doet, die even zo belachlyk en onzinnig is, als de verantwoording van den Beklaagden. " „ Of het nu niet, ter daarftelling van een leerzaam voorbeeld, wel gedaan zou zyn, wanneer den Sycopkant physignatus, mvnen waardigften Medebroeder, als aan wiens aanhitsing het geheel en alleen is toetefchryven, dat de Tandenbreeker, in het door den eerwaardigen Stadsdichter phillippides voorgeflagen billyk vergelyk niet getreeden is, — voor den dienst, die hy door dit alles aan het al'geroeeneStaatsweezen van Abdera beweezen heeft, de ooren afgefneeden , en ten eeuwigen aandenken, hem daarvoor eenpaarEzelsooren aangezet werden! Te gelyk ook, welk eene dankbaarheid de eerwaardigeWykmeester priem, en de overige Heeren, die door hunnen patri! ottifchenyverolie in het vuurgooten, verdiend hebben, laat de doorlugtigeAartspriester, myn Principaal, over aan het eigen doorzigtig oordeel van het hoogfïe gerecht der Vierhonderd, Hy, vanzynen kant, zal, als gebooren Opperheer en Rechter van den Ezeldryver anthrax, niet nalaaten , hem, ter welverdiende belooning van  Eene Staatkundige Roman. 139 yan zyn in deezen Handel betoond onverftand yyf en twintig ftokflagen te laaten geeven. Doch vermits daarom het recht van den meergemelden Ezeldryver, om wegens het door den Tand? meester struthion hem aangedaan Ongelyk, wegens het misbruik dat deeze van zynen Ezel gemaakt heeft, en wegens de weiger ring eener billyke vergelding voor het daardoor veroorzaakt tydverzuim en de benadeeling van zyn lastdraagend dier, vergoeding te vorderen, niet te minder in zyn volle kragt beltaat, begeert en verwagt de doorluchtige Aartspriester yan de Rechtvaardigheid van dit Hoog-Gerichtshof, dat zyn onderdaan, zonder langer uitftej, de verpligte en volleedigfle fchadeloosfteliing en genoegdoening bezorgd worde." ,, Maar u, — (voegde hy 'eirby, terwyl hy, zig omkeerende, zig naar het Volk wende,) —— u moet ik, in den naam van jat zon, aankondigen, dat alle de geenen, die op eene onwettige en oproerige wyze aan de kwaade zaak van den Tandmeester aandeel ge? nomen hebben, zo lang, tot dat zy daarvan overeenkomftig hunnen pligt affiand gedaan zul? jen hebben, van alle de weldaaden, die de behoeftige Burgers alle maanden van jazons Tempel ontfangen , verfteeken zuilen zyn en blyven. Dixi." V YF-  »E ABDERITENj VYFTIENDE HOOFDSTUK. Sereegingen, door-de reden van polïpho n v s veroorzaakt. Supplement van den Sy cophant physignaxus. rerkgenheii van den Rechter. . Deeze korte en onverwagte redenvoering bragt, vooreenigeoogenblikken, een diep (lift jwygenvoort. De Sycophant physignatus fcheenwel grooten trek te hebben, om over de u,tdrUkking, die hem perfoonlyk betrof, met hevigheid uittevaaren: doch daar hy de verflagenheid bemerkte, die,- door den inhoud der iaat/Ie periode van zyn Tegenparty, onder het gemeene Volk fcheen veroorzaakt te zyn vergenoegde hy zig, met tegen de beleedigendé uitdrukking van oorenaffnyden en foortgelyken, zig quaevis competentia voovtebehouden, haalde de fchouders op, en zweeg. Het licht, waarïn de Sycophant polyphonus den waaren Stat urn controver/us gefield had, deed eene zo goede uitwerking, dat, onder de gezaamlyke Vierhonderd mannen, 'er naauwlyks twintig overbleeven, die niet volgens de Abderitifcie gewoonte verzeekerden; dat zy van, den beginne af de zaak uit het zelfde oogpunt be- fchouwd;  Eene Staatkundige Roman* 141 ■ fchouwd hadden, en zig zeer nadruklyk hadden' uitgelaaten tegen hen, door wier fchuld de zaak tot zulk een uiterften gedreeven was gewordem De meesten fcheenen daarop gezet te zyn ; dat de Aartspriester niet llegts de voor zyn ,j onderhoorigen begeerde Scha vergoeding en genoegdoening, toegedaan zou worden, maar 5i dat men ook een Commisile uit den Groots ten Raad benoemen zou, om ten drengde ,i te onderzoeken , wie de eerde Stookers ,i en aanblaazers van deezen twist geweest waM ren. " i Dit voordel bragt den Wykmeester, en alle de geenen , die reeds vooraf zyne party tegen alle gevolgen gekoozen hadden , weder in eens in 't voile harnas. De Sycophant physignatus, hierdoor wederom moed bekomende, begeerde van den Nomophylax ,■ nog eens ter gehoor tocgelaaten te worden, vermits hy tegen het aangevoerde van zyn tegenparty iets nieuws had intebfengen; en, daar hem dit volgens rechten niet geweigerd kon worden, liet hy zig aldus hooren: Indien het billyk vertrouwen op een zo eerwaardig Gerecht, gelyk het tegenwoordige, den gehaaten naam van omkoopende vleiery-y waarmede myn Tegenparty het niet ontziet te bedempelen, verdient; dan moet ik een vervvyt tegen my dulden, dat ik nietvermyden kan, en in allen gevallen geloof ik minder te zon«  *42 D E A B D E R I f E ^ zondigen , door een al re groot denkbeeld van ü j Grootmogende Heeren.' te voeden, dan myne Tegenpai-ty door de verbeelding die hy heeft, van uwe Rechtvaardigheid en uwdoorzigt, in zulk een lompe firik, als hy n gelegd heeft, te kunnen vangen. De fchyn van gezond ver/rand, waarmede hy de botte manier van de zaak voortellen vernischt, en de toon, dien hy van zynen Ezelagtigen Client ontleend fchynt te hebben, kunnen ten hoogden eene oogenbliklyke verrasfching te weeg brengen; maar dat zy in ftaat zouden zyn, de Wysheid van den Opperften Raad van Abdera overhoop te werpen zulks te vreezen_zou in my , ' gelyk zulks te hoopen onzinmgheid in myne iegenparty zou weezen. " '1 H°e !pou,pHO»^,in (lede van de gerechte zaak van zyn Client te willen bewyzen ■ gelyk hy voor het eerwaardig Stadsgericht eü tot hiertoe, altoos hardnekkig gedaan heeft, ftemt nu op eenmaal zelf toe, dat de Ezeldryver onwettig en onzinnig gehandeld hebbe, door zynen aanklagt tegen den Tandmeester str otui on op zyn vermeend recht van Eigendom' op des Ezels Schaduw, te gronden < Hv be, kent openlyk, dat de aanklagt onbevoegd" ongegrond en beuzelagtig zy: en met dit al onderftaat hy evenwel, om van fchadeIoosfte!~~ 7g' en' °P den ^tfchen toon van een'Ezeldryver, genoegdoening te vorderen i Welke eekc  Eene Staatkundige Roman. 143 ne nieuwe en ongehoorde wyze van Rechtsgeleerdheid ! Indien de ongelykhebbende Party hiermede uitkon, dat hy eindelyk, wanneer hy zig anders niet meer te redden wist, zelve toeftond, dat hy ongelyk had , en dan door vyf-entwintig ftokuagen, die hy zig daarvoor geeven liet, (en die een karei, gelyk antrax, gemaklyk op zyn pochelveelen kan,) het recht van fchadeloosflelling en genoegdoening verwerven kon! Gefteld ook, des Ezeldryvers misflag beftond enkel daarin, dat hy niet de regte Actie inftitueert f wat gaat zulks de onfchuldige' Tegenparty of den Rechter aan ? Geene moetzyne verantwoording naar de aanklagt rigten : en deeze oordeelt over de zaak, niet gelyk zy mooglyk, in een ander licht , en uit een ander Gezigtpunt befchouwd zoude kunnen worden , maar zo , gelyk ze hem werklyk voorgedraagen wordt. Ik eisch derhalven in den naam van myn Client, dat, ongeacht de rampzalige lugtfprong van myne Tegenparty, de tegenwoordige zaak niet volgens den nieuwen, enden tot' hiertoe'tegen allen rechtshandelingen inloopen.. den draai, die polyphonus haar te geeven tragt., maar volgens de waare geltalte en inhoud der aanklagt en van het bewys , mag uitgeweezen worden. In het tegenwoordig Rechtsgeding is het punt van verfchil niet het tyd verzuim, en de verandering van den Ezel, maar alleen des EzelsSchaduw. De Klaager houdt ftaande, dat zyn recht  U4- 0 E A B D E R I T E N , recht van eigendom op den Ezel zig ook g oeweezen. De Aangeklaagde beweert, dat hy zd veel recht op de Schaduw van den Ezelhebbe; als deE.genaar; of, dat alles wat hem in allengevallen al niet mogt toekomen, hy zulks 1 door ö« huurcontract, tot gerechtlyk gebruik Verkreegen iieeft..en het geen hy be mejt hy beweezen. " >, Ik Haderhalvénhier, Grootmogende Heemi én begeer eene rechterlyke uitfpraak overdone, wat tot hiertoe het waare en eenige onderwerp des verfchils heeft uitgemaakt. Daarover alleen is tegenwoordig het opperde Ge." ncht gezeeten ! Bit alleen maakt de zaak uit Waarover het uitfpraak te doen heeft. En ik onderüa, om voor dit gehêele Volk, dat my fpreeken hoort, te zeggen : dat er, of geen recht teeerffi^M^ zy, 0f dat myne vordering bii-l yk en wettig fe? eh het recht van eenen iegelyk Burger 'er belang by heeft, dat myn CJienf net zyne wedervaare. " ZWCeg' De Rechters testten; Het Volk begon op nieuw te mompelen en onrustig te worden, en de Schaduwen flaken wederom de Hoofden op. Nu, (zei de Nomophylax, terwyl hy zig tof PÖi..PHONuS wende,) wat heeft de Lk. verdeedger van den klaager hier tegen in tè brengen ? ' ,i Hoog*  Eene Staatkundige Romm. 145 i, Hooggeachte Heer Opperrechter! (antwoordde polyphonus,) niets —— dan Van woord tot woord alles, wat ik reeds gezegd heb. Het Proces over des Ezels Schaduw is een zo booze Handel, dat het niet fpoedig genoeg afgedaan kan worden. De Aanklaager heeft daarby gefeild; de Verdeedigers hebben gefeild; de Rechter ter eerder inltantie heeft gefeild: geheel Abdera heeft gefeild! Men zou haast denken , dat een booze geest ons allen heeft bezeeten, en dat het niet zo geheel richtig met ons is, als wel te wenfehen ware. Kwam het blootlyk flègts hier op aan, on» ons nog langer ten toon te dellen, dan zou het my zekerlyk niet aan adem ontbreeken, om over het recht van myn Client op de Schaduw van den Ezel, eene redenvoering te houden, die van den opgang der zonne tot haaren ondergang duuren zou. Maar, gelyk gezegd is, zo al de klugt, die wy gefpeeld hebben, te verontfchuldigen ware , zo lang zy blootlyk een klugt bleef, dan is het, naar myn voorkomen, in geenerlei Wyzen recht en betaamlyk, om dezelve, voor een zo eerwaardig Gerecht, gelyk den hoogen Raad van Abdera is, te blyven voortfpeelen. Ik ten minden ben daartoe niet gelast, en laat het derhalven aan u, Grootmogende Heeren} over, onder herhaaling van alles, wat ik, in den naam van den Doorluchtigen en zeer eerwaardigen Aartspriester, met recht gevorderd 11. DEEL. K heb?  '4*5" O* ABDERrTBN, heb, om de zaak als nu uittewyzen, en afte- doen, ZOj ge!vk de Goden he[ u z mgeeven." De Rechters bevonden zig in de grootfte verlegenheid; en het is bezwaarlyk te zeggen van wat middel zy zig eindlyk bediend zouden'hebben, om zig met eere uit deeze zaak te redden indien niet het Toeval, dat ter aller tyden de groote Befcherm-God van alle Abderiten was zig hunner ontfermd, en aan dit eigenaard* Burgerlyk Toneelfpel eene ontknooping gegeeven had, zoals, een oogenblik te voren, geen mensen voorzag of voorzien kon. ZES-  Eene Staalkundige Roman, H7 ZESTIENDE HOOFDSTUK. Qnverwagte óntknooping der geheele Comedie^ en herflelling van de rust te Abdera; D e Ezel, wiens Schaduw tot dus verre, Volgens de uitdrukking van den Archon onolacjs, eene zo zeldzaame verduistering in dé hèrsfenichaalen der Abderiten veroorzaakt had j was tot den uitflag der zaake in den openbaaren Hal der Republiek gebragt, en tot hiertoe, öp eene bekrompene wyze, aldaar Vanvoedzel Verzorgd geworden.- Het beste, dat men daarvan zeggen kon „• was, dat hy 'er niet vetter door geworden ware„- Deeze morgen nu Was het den Stalbedienden der Republiek, die wisten, dat het geding geëindigd Hond te worden , op eenmaal ingevallen i dat de Ezel, die hen voorkwam, een Floofdperfoon van het fpel uittemaaken , ook billykvan de' party behoorde te weezen,. Zy hadden hem derhalven gereinigd, met bloemenkranfen en linten opgefierd, en bragten hem aldus, onder het gejuich van eene ontelbaare menigte Straatjongens, met de grootfte ftaatigheid te voorfchyn. Het toeval wilde, dat zy juist in dé naaste flraat, die naar de markt liep , aankwamen, toeni K 2 f &i  de ab'deriten- * o L y p h on u s even zyn laaide reden geëindigd had, de arme Rechters zig in het geheel niet meer te redden wisten, en het Volk daarentegen, tusfen de vrees voor den Aartspriester en den nieuwen fchok, die de tweede reden van den Sycophant p h y s i g n a t h u s het gegeeven had, in eene onzekere en moedelooze wys van beweeging dobberde. ö B Het gekrysch, dat de gemelde Straatjongens rondom den Ezel maakten , trok aller oogen naar den kant, waar het van daan kwam. Men horte, ftootte en drong 'er met alle magt naartoe.. Ha! (riepeindlyk een uit het Volk,) 'daar komt de Ezel zelf! - ffy zaI de Rechter$ {fj ^ uttfpraak willen helpen/(zd een ander.) Die verdoemde Ezel! (fchreeuwde een derde,) hy heeft ons allen te gronde geprocedeerd! 7i wenschte, dat de wolven hem gevreeten hadden, eer hy ons dit helfche rechtsgeding op den nek fmeet! Alhier! alhier! ( fchreeuwde een Ketellapper, die altoos een der yverigfte Schaduwen geweest was.) Al, die een braafAbderiet is, vatte op den Ezel aan! Hy zal ons die vervloekte pots betaalen! Laat 'er geen enkel hair in zyn fchurften Staart overblyven ! In een ogenblik ftorte de geheeie menigte zig op het arme dier; en, eer men de hand omdraaijen kon, was hy in honderd duizend (lukken gereeten. Elk wilde 'er ook een (tukje van hebben. Men rukte, plukte, floeg, raasde, tierde,  Eene Staatkundige Roman. 149 de, fchreeuwde en vloekte daarom, met eene hevigheid, die nimmer haars gelyken had, By fommigen ging de raazerny zo verre, dat zy , op ftaande voet, hun aandeel, zo hairig en bloedig het was, opvraten. De meesten ecb« ter liepen met het geen zy'er van magtig hadden kunnen worden, naar hunne huizen, en daar elk een van deezen eene groote menigte agter zig had, die, met eenverfchriklykgefchreeuw, hem zyn buit poogden te onzetten, werd de geheele markt, binnen weinig minuuten, zo leeg als omtrent middernagt. De Vierhonderd geraakten in het eerfte oogenblik van deezen oploop , waarvan zy zo fchielyk de waare reden niet ontdekken konden, in zulk eene geweldige ontfteltenis, dat zy allen, zonder zelf te weeten Wat zy deeden, de Dolken uittrokken, die zy heimlyk onder hunne mantels by zig droegen. De Heeren zagen, met geene geriuge verbaazing, op elkander; daar, van den Nomophylax af tot den minften Byzitter toe, in elke hand een onblootte Dolk blikfemde. Toen zy eindlyk zagen, en hoorden , wat 'er te doen was, bergden zy hunne moordgeweeren wederom in hunne boezems, en berstten allen te gelyk, even als de Goden in het eerfte boek der Iliade, 'meen byna ouophoudlyk gelach uit. Dank zy den Hemel l (riep eindlyk, na dat de zeer eerwaarde Heeren weder tpt zig zelf K 3 ge,  DEABDERITEN, gekomen waren, de Nomophylax fchaterend uit s met alle ome wysheid zouden wy de zaak geen gefchikter uitkomst hebben kunnen geeven. Waartoe zullen wy nu nog langer ons hoofd breeken? De Ezel, de onfchuldige aanleiding tot deezen onzabgen handel, is (zo als het gemeefielyk gaat, ) 'er het Jlagföfer van geworden: Het Folk heeft zyn moed aan hem gekoeld: het komt nu nog maar op een goed befluit van onze zyde aan; en deeze Dag, die zo even ons nog met de treurigfte gevolgen fcheen te bedreigen, kan nog een dag van vreugde en herftelling der algemeene rust worden. Daar de Ezel zelf'er niet meer is, wat helpt het, om dan langer over zyne Schaduwe te twisten? Ik doe der halven het voor ft el, om deeze gekeele Ezels zaak hiermede cpenlyk voor geëindigd en afgedaan te houden , om beiden partyen , met vergoeding van alle hunne kosten enfchaden uit Stads Schatkist, een eeuwig ftilzwygen opteleggen, en om den armen Ezel, op gemeene Stadskosten, een gedenkzuil opterigten, die te gelyk ons en onze Nakomelingen tot een eeuwig aandenken diene, hoe gemaklyk een groot en bloeijend Geneenebest, enkel om de Schaduw van eenen Ezel, had kunnen ten gronde gaan. Elk klapte , op dit voortel, den Nomophylax zyne goedkeuring toe, als de verftandigfte en billykfle weg, dien men , naaromfïandigheeden van zaaken, kon inflaan. Beide Partyen konden  Eene Staatkundige Roman. iji den hiermede te vreeden zyn,. en de Republiek had haar rust, en de voorkooming van grooter fraaad en onheil, nog goedkoop genoeg. Het befluit der Vierhonderd mannen werd aldus , overeenkomftig dit voordel, meteenpaarigheid genoomen en vastgefteld, hoewel het eenige moeite koste, om den Wykmeestér i>riemzo ' verre te brengen, dat hy geene tegenfporreling maakte. Hierop geleidde de Groote Raad den .Nomophylax, met zynewan;/#//yrAi?Biirgerwagt in de voor-en agrerhoede, . tot voor deszelfe woonïng te rug, alwaar hy zyne Heeren Mede? debroeders, allen te faraen, tegen den avond, op een groot Concert verzogt, dat hy hen., ter bevestiging der wederherftelde Eendragt, ten beste wilde geeven. De Aarts-Priester agathyrsus ontfloeg ■den Ezeldryver niet flegts van de beloofde vyfen twintig flokflagen , maar fchonk hem daaren boven nog drie fchoone Muilezels uit zyn eigen ftal, met uitdruklyk verbod, om geene :fchavergoeding uit den Abderitifchen Schatkist aanteneemen. Den volgenden dag gaf hy aan de gezaamiyke Schaduwen uit den kleinen en den grooten Raad een pragtig Gastmaal, en op *len avond liet hy., onder ide gemeene Burgers -van alle wyken, een hiW Drachma voor elk ■man uitdeelen , om daarvoor op zyne en op aller Abderiten gezondheid te drinken. Deeze mU* daadigheid won in eens hem aller harten wederik 4 om;  *st b b a * d e r i t e nj om; en. daar de Abderiten, gelyk wy weefen rnenfchen waren , dien het niets kostte, om van he eeneuuerfte tot het andere overteflaan , is he gee te verwonderen, dat, by een zo Onl,i 711 t0t him0e ^est ^nde Opperhoofd der flerkfte Party, de naamen van ef in 't kort in het geheel niet gehoord werden. De lachten nu zelf over hunne eigen dwaasheid , welke zy als eene vlaag van raazende koorts befchouwden dte nu Godlof! voor by was. Een van hun! ne L.edjesmaakers (welken zy veelen en zeer fiegten hadden,) overhaaste zig, zo veel hy kon, om de ganfche historie jn een Straatdeuntje te brengen , dat met een op alle Straaten gezongen werd. De Eurger-Toneelfpelmaaker t h l a p s vertoefde ook niet, om binnen weinig weekenJer een BJyfpel uit te vervaardigen, waarop de Nomophylax eigenhandig de muziek ftelde. Du fraaje ftuk werd openlyk ten toneele geroerd, en de beide voormaals daarin begreepen partyen lachten zo hartlyk, als of de zaak hen in 't geheel niet betrof. Democritus, die zig door den Overpriester had Jaaten overhaalen, om mede naar den Schouwburg te gaan, betuigde by het uitgaan Uit denzelven: „ Die gelykheid met de^e. „ menfsrs moet men de Abderiten ten minften >, toeflaan, dat zy recht openhartig over hunne \ eigen narre^uuren lachen kunnen. Zy worden  Eene Staatkundige Roman. $53 den 'er, weliswaar, nietwyzerdoor; maar het is altoos reeds veel gewonnen, wanneer een Volk dulden kan, dat eerlyke Luiden zig met hunne dwaasheeden vermaaken, en zelve medelacht, in plaats van 'er, even als de ,, aapen, lien omtoe.te grynzen." Dit was het laatfte Abderitifcke Toneelfpel, dat democritus in zyn overig leeven bywoonde: want kort daarop trok hy, met pak en zak, uit de nabuurfchap van Abdera weg , zonder iemand te zeggen, waar hy naartoe ging; en van deezen tyd af heeft men geene yerdere narigten van hem. * 5 DE  D E ABDERITEN. VYFDE BOEI O F de Kikvorfcken van Latona. EERSTE HOOFDSTUK. Merfie bron van het kwaad, dat eindlyk den geheelen ondergang van het Abderitisch Gemenebest na zig fleept. Staatkunde van den Aartspriester Acathyuus. Hy laat een eigen, openlyken Kikvorfchenpoel aanleggen. Nadere m verdere gevolgen deezer nieuwe Inflelling. 33e Republiek van Abdera genoot eenige jaa. ren na deeze even zo gevaarlyke, als - dank zy haaren goedaartigen Befchermgeest» zo' gelukkig afgeloopene beweeging over des Ezels Schaduw, de volkomenfte rust van binnen en van bmten; en zo het natuuriykerwys mooglyk geweest ware, dat Abderiten zig lang wel zondes hebben kunnen bevinden, dan had men, naar ket  Eene Staatkundige Roman, 155 het zig Het aanzien, hunnen welftand eene ge* duurzaame beftendigheid moeten belooven. Doch tot hun ongeluk, arbeidde een voor hen allen verborgen oorzaak,' —- een geheime vyand, die des -te gev'aarlyker was, om dat zy hem in hunnen eigen boezem omdroegen, — onmerkbaar aan hunen ondergang. De Abderiten vereerden, gelyk wy weeten, iatona, zeden onheuchlyke tyden, als hunne Schutsgodin. ■Hoe veel men ook raet welvoeglykheid tegen den dienst van latona kan inbrengen ; het was de eenmaal van hunne Voorouders overgeërfde Volks-en Staats-religie; en in dit geval waren zy 'er niet te erger aan toe 4 dan alle de overige 'Criekfche Burger-Staate'n. Het kwam 'er niet op aan, of zy met de Atheners, minerva, met die van Santos, juno, met de Ephefers p i a n a , 'met de Orchomeniers de gratiën, dan of zy l a t o na godsdienstig vereerden. Zy moesten een Godsdienst hebben ; en, by gebrek van beter, was zulk een ten minften beter dan in 't geheel geen. Maar de dienst van latona zou ook zonder de geheiligde Ivikvorfchenpoelen hebben kunnen beftaan. Wat behoefden zy het eenvoudig geloof der oude Tejers, door een zo gevaarlyk byvoegzel, te onderlleunen ? Waartoe de Kikvorfchen van latona, daar zy latona zelf hadden! —— Of, zo zyal een zigt*  1S$ DE ABDERITEN, zigtbaar Gedenkteeken van de wonderbaarlyke herfchepping der Lycifche Boeren ter onderhouding van het Abderitisch geloof behoefden, had dan een half douzain opgevulde Kikvorfchen vellen, met een fraai verguld Opfchrift, ineen Kapél van den Tempel van latona ten toon gefteld, met een kostbaar Tapyt omhangen, en Jlle jaaren met de behoorlyke plegtigheeden aan het Volk vertoond, hunneInbeeldingskragtniet den zelfden dienst beweezen ? Pkm-oc ritus, hun goede Medeburger maar ongelukkig een man, dien men niet ge' looven kon, om dat hyin den kwaaden naam ftond, dat hy zelfs niets geloofde, had, geduu. . rende zyne verkeering onder hen, by geleegenheid zig nu en dan daarvan een woord laaten ontvallen. Men kon (zeidehy,) welteveel goed doen; en vooral, wanneer 'er Kikvorfchen in het Spel waren! En vermits zyne ooren , na eene twintig-jaarige afweezenheid, aan het lieflyk Brekekekek, koaks, koaks, niet zo wel gewend waren, als de dikker ooren zynerEandsgenooten, had hy verfcheidene reizen hen eeni-ena druklyke voorftellingen tegen hunne Deifibatrach>e, gelyk hy het noemde, gedaan, en hen dikwils fchertfeude, en ook wel in ernst voorzegd, dat, zo zy niet tydig 'erin voorzagen zy eindlyk door hunne kwakkende Medeburgers' uit Abdera gekwakt zouden worden. De Aanzienlyken kouden omtrent dit ftuk zeer wel dien fcherts  tent Staatkundige Roman. 157 fcherts verdraagen ; want zy wilden ten minsten 'er niet voor aangezien woroen, als of zy meer van de Kikvorfchen van latona geloofden, dan dem0critus zelf: maar het ergfte was , dat zy door fchimp noch ernst daar toe te brengen waren, om de zaak uiteenverftandig gezigtpunt te zien en te behartigen. Schertfte hy 'er over, zy fchertften mede; fprak, hy ernstig, zy belachten hem, om dat hy ernstig over iets dergelyks fprak. En aldus bleef het ook hier in, ongeacht het tegeningebragte, gelyk in alle dingen, te Abdera altoos — by het eitde gebruik. Intusfchen wil men , ten tyde vandemocri* tus,, eene zekere laauwheid onder deAdelyke Abderitifche jeugd, met betrekking tot de Kikvorfchen, waargenoomen hebben. Zeekerishet dat de Priester strobylus meenigwerven groote klaagliederen 'ophefte, dat de beste fami-' lien de Kikvorfehenpoelen, die van oude tyden her in hunne tuinen onderhouden waren geworden, onachtzaam lieten vervallen. Dat de gemeene man byna de eenige was , die , in ditituk , nog getrouw het aëloud loflyk gebruik aankleefde, en zyn eerbied voorden heiligen waterpoel, ook door vrywillige giften, aan den dag legde. Wie nu zou in deeze gefleldheid van zaaken durven vermoeden, dat onder alle de Abderiten. juist hy, waarop het allerminst de verdenking, van aan de Deifibatrachie ziek te zyn, vallen kon , — in  158 dé abderiten, in 't kort, dat de Aartspriester a o a t h yr-sus de man was, die, kort na het eindigenvan den twist tusfehen de Ezels en de Schadu* wen, den verkoelden Godsdiensty ver der Ahderi-ten voor de Kikvorfchen wederom een nieuw leëven byzette ? Te gelyk is het onmöoglyk, om hem van de zeldzaamfte tegeftrydigheid tusfen zyne inwendige overtuiging én zyn uitwendig gedrag vry te fpreeken, en byaldien wy niet bereids van zyne wyze van denken onderrigt waren, zou het laat-fte naauwlyks verklaarbaar weezen.- Maar wy kennen deezen Priester als een eergierig man. Geduurende de laatfte onlusten had hy zig aan het hoofd eener magtige Party gezien, en hy had geen lust, om dit genoegen tegen iets van minder waarde te verruilen < dan tegen eenen beftendigen invloed op de nu wederom bevredig, de Republiek, - iets, dat hy voortaan door geen zekerder middel behouden kon, dan door eene groote Volksgezindheid , en het koesteren der Volksvooroordelen, dat hem des te minder moeite kostte, daar hy (zo als veelenvanzyn foort,) den Godsdiénst enkel als een Staatkundig werktuig befchouwde, en het hem in den grond volftrekt onverfchillig was', of het Kikvorfchen , dan of het Uilen en Lamsvellen waren, die hem de vrye en zekerfie bevreediging zyner geliefkoosde hartstogt bezorgden. Uit deezen hoofde, en om zig op de goedkoop--  -Eene Staatkundige Roman. 159 koopfte wyze by het Volk zyn aanzien en invloed te behouden, verbande hy, kort na het eindigen van den vermaarden Schaduw oorlog, niets flegts de Oijevaars, waarover de Kikvorfchenverzorgers hem beklaagd hadden, buiten de heerlykheid enhet rechtsgebied van j a zo ns Tempel, maar dreef zelf de goedwilligheid je* gens zyne nieuwe vrienden zo verre, dat hy te midden op een vlakte, die een zynerVoorzaaten tot een openbaare wandelplaats gefchikt had, een canaal graaven liet, en ter vulling van dezelve , op eene zeer verpligtende wyze , den Over-Priester s trobyl us om eenige vaten met bezwangerd Kikvorfchen zaad water, uit den geheiligden modderpoel, verzogt; die hem dan ook, na daarvoor aan latona plegtig geofferd te hebben , begeleid door het geheel Ab* deritisch gemeen, met groote ftaatigheid toegevoerd werden. Van deezen dag af was acathyrsus de1 Afgod des Volks, en eenKikvorfchenpoel, ter regter tyd aangelegd, verfchafte hem, het geen hy anders door alle zyne Staatkunde, welfpreekendheid en milddaadigheid nooit verkreegen zou hebben. Zonder immer de Raadkamer te betreeden, heerfchte hy te Abdera zo onbepaald als een Koning; en vermits hy deRaadsheeren en Wykmeesters alle weeken twee of driemaalen ten eeten gaf, en hy zyne bevelen niet anders dan in volle bekers Chierwyn inprente, was 'er nie-  b e a b d é r i t e n, niemand, die tegen zulk een beminnenswaardig Tyran iets had intebrengen. De Heeren geloofden daarom niet te minder, op het Raadhui» hunne eigen gevoelens te zeggen, offchoon hunne temmen niets anders dan Echos waren van die befluïten, welken daags te voren in den eetzaal van den Aartspriester waren vastgeteld. Aoatkyrsus was de eerte, die, onder vertrouwde vrienden, zig het eerst met zyn Kikvorfchenpoel vermaakte. Doch het Volk hoorde niets hier van. Vermits nu zyn voorbeeld op de Edelen van Abdera meer werkte, dan zyn fcherts, was het een zonderling vermaak, om den yver te zien, waarmede zy, om insgelyks proeven hunner Volksgezindheid te geeven, zig bevlytigden, om of de vervallen Kikvorfchenpoelen in hunne Lusthoven te hertellen , of om nieuwen aanteleggen, waar 'er voor deeze geenen geweest waren! Gelyk nu te Abdera alle dwaasheeden befmetlyk waren , bleef ook niemand van deeze vry, In den beginne was het flegts een mode; eene zaak, die tot de bonton behootde. Een Burger van eemg vernfogen zou het zig tot eene fchande gerekend hebben, hierin voor zynaanzienlyker Nabuur te moeten onderdoen. Ongemerkt werd het een noodzaaklyk yerëjschte van een goed Burger;-en hy, die niet ten minten een kleine ' Kikvorfchenpoel binnen zyne muuren kon aan- wy-  Eene Staatkundige Roman. ifir wyzen, zou voor een vyand van latona' en een verraader des Vaderlands uitgekreeten zyn geworden; By een zo vuurigen yver Van byzondere perfoonen is het ligt te denken , dat de Raad, dé Wyken, en andere Coliegien, geenzïns de laatften waren, om latona gelykfoortige bewyzen van hunne godsdienftigheid té geeven.Elke Wyk liet zig een eigen Kikvorfchenvyver graaven. Op elke openbaare plaats van de Stad 4 ja voo'r het Raadhuis zelf4 (waar de Oesteren Eijerwyvën buiten dien leven genoegs maakten,) werden grootej -met aarde zooden eri biezen omlegde, waterkommen geplaatst; Het Coll egie van Policie, dat hoofdzaaklyk het verfraaijen der Stad onder een zyner voornaame pligten rekende, kwam eindlyk op den iff. val, om aan weerszyden der waudellaanen , waarmede Abdera ringsgewyzé omgeeven was^ fmalle watergangen te laaten graaven, en die met Kikvorfchen te doen vullen. Dit Ontwerp _werd den Raad voorgelegd, en zonder de minste tegenfpraak goedgekeurd; hoewel men zig genoodzaakt zag j ten einde de eanaalen en de overige openlyke Kikvorfehenpoelen van het noodige water te voorzien, den vloed Nestus by-' na geheel van water te ontblöoten. Noch dë koste, die door alle deeze werken op den Schatkist gebragt werden, noeh.het veelvoudig nadeel, dat uit de water-vermindering van den li. deel. L , vloed  ïfo de ai5derixe N, vloed Nestus ontflond , werden in 't minst in aanmerking genoomen. Zelfs, toen een jon» Raadsheer flegts in 't voorbygaan opmerkte^ dat de Nestus op het punt was van uittedroogen, nep een der Kikvorfchen - verzorgers j Des te beter < dan hebben wy een grooten Kikvorfchenpoel te meer, zonder dat het de Republiek eenen penning kost. Die zig by deezen, waar]yk it) Ab(Je_ ra flegts mooglyke, — Enthufiasmus voor de verfraaijing der Stad door Kikvorfchenpóelen, het besten bevonden, waren de Priesters van den Tempel van latona. Want, niettegenitaande zy het Kikvorfchenzaad uit den heiligen waterpoel zeer goedkoop, naamlyk de Abderitifche Cyathus, (zynde omtrent een half pintje van onze maat,) flegts voor twee Drachmen verkogten, meende men evenwel berekend te hebben, datzy, in de eerfte twee of driejaaren, toen de geestdryvery op het fterkfie was, over de vyfduizend Dariken 'er mede gewonnen hadden. Deeze fom komt ons voor als te hoogge» fteld, offchoon het niet ontkend kan worden dat zy voor het zaad, dat zy aan deRepubhek keverden, zig dnbbel zo veel uit de bouwkas betaalen lieten. Voor het overige dagt niemand in geheel^. dera aan de gevolgpn deezer fchooneïnfteïlingen De gevolgen kwamen, gelyk doorgaans, va» ^f. Doch, vermits zy niets in eens zig daar  Eene Staatkundige Roman. 163 ftëlden, zo duurde het niet flegts eën geruimen tyd, eer men dezelven opmerkte, maar toen zy eindlyk overvloedig genoeg in het oog liepen, om niet langer door Ab der it en zelf over't hoofd gezien te worden, konden deezen, in weerwii haarer bekende fcherpzinnigheid, 'er evenwel de oorzaaken niet van uitvinden. DeAbderitifche Geneesheeren braken zig niet weinig het hoofd, "om te gisfeil, van waar het toekwam; dat verköudheeden, herfenvloeden en hoofdziekten vari allerlei foorten, van jaar tót jaar 2.0 magtig dé overhand naameri, ëh zo uitfteeicerid hardnekkig werden, dat zy noch haar hunne kunst, noch naar al het nieswortel vari Antïcy'ra meer leisterden; In 't kort Abdera, met haüre omliggende oorden , was byna in een énkele, onöverzienlyke Kikvorfchenpoel veranderd , eer het een hunner Wysgeerèn inviel, de vraag op te geeven: Of eene onbeperkte very, meerdering der Kikvorfchen een Staat moogji lyk niet meer fchaade deed, dan ooit door ü de vöordeelen, die nieri 'er zig van. beloof» ft dej kon goed gemaakt worden? fc b TWEE«  i(?4 be a b d er i t e n, TWEEDE HOOFDSTUK. Karakter van den Wysgeer K o r a x. Narigten van de Academie der Weetenfchappen Abdera. KoRax fielt in dezelve ee, ne bedrieglyke vraag voor, betreklyk de Kikvorfchen van latona, en werpt zig zejf op ten Hoofd der Tegen-Kikvorfchiaanen. Bedryf van den Priester van Latona tegen deeze Secte, en hoe zy te bewerken weet, dat men haar voor onfchadelyk aanziet, E)e merkwaardige kop, die het eerst de waar- , neeming deed, dat de menigte der Kikvorfchen fe Abdera inderdaad te overvloedig was, en in het geheel in geeiie evenreedigheid fiond met het getal en de behoeften der tweebeenige, vederboze Inwooners, was genaamd korax. Hy was een jongeling van goeden huize, die zig verfcheiden jaaren te Athenen opgehouden en. op de Academie, (gelyk de door plato geftigte Schooi voor de Wysgeeren, zo als kenlyk is, genoemd werd,) zekere grondbeginsels mgezoogen had, die voor de Kikvorfchen van latona niet al te gunstig waren. Om de waarheid te zeggen, la to na zelf had, door zyn verbjyf te Athmm , zo veel by hem ver- lo®=  Eene Staatkundige Roman. i$$ • looren, dat het geen wonder was, wanneer hy haare Kikvorfchen niet met al dien eerbied befchouwde, die- van een rechtgeloovigen Ab- ■ deriet gevorderd werd. „ Elke fchoo- ,, ne Vrouw (was hy gewoon te zeggen, ) is „ eene Godin : ten minften eene Godin van het „ hart. Latona was ongetwyffeld een zeer ,, fchoone Vrouw; doeh wat raakt zulks de Kik„ vorfchen? en, — de zaak bloot met het oog des menschlyken verftands befchouwd, wat „ beeft ook latona met de Kikvorfchen te maa<- ken?-En. vooronderlkid eens, de-Godin 5, voor wie ik, voor het overige , zo veel eerbied „ hebbe , als eene fchoone Vrouw en Godin toe„ komt, — vooronderfleld, zy had de Kik„ vorfehen, voor alk andere gedierte en ongedierte van d-e waereld, in haare byzondere befcherming -ge-noomen, volgt dan daar uit, dat men niet te veel Kikvorfchen hebben kan ? Korax was, toen hy aldus begon te rede. neereri, een Medelid der Academie, die, innavolging der Atheenfclie , te AMera was «pgeregt; want de Abderiten waren , gelyk wy weeten , reeds voorlang 'er opgeöeld, om alles gelyk de Atkeners te hebben. ' Deeze Academie ftond in een klein omvergehakt-bosch , aan den wandelweg, zeer naby de Stad; en, daar zy onder de befcherming van den Raad ftond, en op kosten van den Schatkist wasopgerigt, hadden de Commisfarisfen der Poiicie niet nagelaaten , k 3 om-  1ö0 »e A ederiten, om haar ryklyk met Kikvorfchenpoelen te voor-, zien. De Leden der Academie vonden , wel i$ waar, zig niet zelden door het eentoonigChoorgezang deezer kwakkende Philomeelen in hunne diepzinnige overweegingen geftoord; doch , daar het aan alle andere oorden van de Stad het zelfde geval was, hadden zy 'er altpos geduld mede geoeffend; of om juister te fpreeken, men was het Kikvorfchen gezang in Abdera zo geWoon, dat men 'et niet meer van 'hoorde, dan de Inwooners van Catadupa van de Arj7 ftorting, in welkers nabuurfchap zy leêven , of als de Inwooners van eenigen anderen waterval in t]e waereld. ^och meti?oRAx, wiens ooren, door zyn yerblyf te Athenen, de aandoening, die aan alle welgemelde tnenfchen ooren eigen is, weder, gekreegen hadden, was de zaak geheel anders. Men zal derhalven zig niet bevreemden , dat hy, reeds by de eerfte Zitting, die hy by woonde, de fpitsvindige aanmerking maakte: ,, Hyge?, loofde, dat de Uil• yan mikerva veel be„ ter tot een buitengewoon Lid der Academie. *y bevoegd was, dan de Kikvorfchen van l a t pna.— Ik weetniet, myne Heeren .'(voegde hy 'er by,) hoe gy de zaak. befchouwt;. s, maar my dunkt, de Kikvorfchen zyn zedert ee3, nigen tyd op eene gansch onbegrypiyke wyze te Abdera in menigte toegenoomen. " De Abderiten, gelyk wy allen weeten, waren  Eene Staatkundige Roman. i6j ren een volkje van een domagtig geftel, en mooglyk was 'er buiten hen, ( eene eenige beroemde Natie hiervan gansch uitgezonderd,) geen ander in de waereld, dat inde zonderlinge eigenichap, van een woud niet voor boomen te kunnen zien, hen den voorrang betwisten kon. Doch dit recht moet men hen doen, dat, zo dra het flegts eenen onder hen inviel, om eene aanmerking te maaken, die elk een zo goed had kunnen maaken als hy, offchoon niemand voor hem die gemaakt had, zy dan gezaamenlyk plotslyk als uit een diepen flaapfcheenenteontwaaken, en op eenmaal zagen het ge£n ——— hen voor den neus lag, en zig wel zeer ver* pligt achten te weezen aan den geenen, die 'er hen aan geholpen had. -— Inderdaad, (antwoordden de Heeren van de Academie,) de Kikvorfchen zyn zedert eenigen tyd op eene gansch onbegryplyke wyze toegenoomen, ,, Wanneer ik zeg, op eene gansch onbe„ grypelyke wyze, (hernam horax,) dan „ wil ik daarmede geenzins aanduiden, dat'er iets bovennatuurlyks in de zaak zy. 'Eris, ,, in waarheid, niets begryplyker, dan dat de Kikvorfchen op eene ongehoorde wyze vers, menigvuldigen moeten , aan een Oord , waas men zulke Inftellingen ter hunner onderhouding en voortplanting begunstigt, gelyk te Abdera, Het onbegryplyke ligt alleen, vol,K gens myn gering doorzigt, daarin , hoe de L 4 »* 4b-  jbderite» eenvoudig genoeg ^ deeze ZQ ^ fe ^ £ ted!:rr!Iy5eLeden ï zr,fe:ryheidvandee2e ver^gentli ere" en & IS 4' d£ * —en .erK^fr alIeeU —^wyZe;. . ^DeAcadem;ete^^CvielK0RAx - ^ 't Woord,) h0lldt zig aan zodanig eene V «iet Waoneer men niet over alles mag V *^P*#W* dan is her evenzogoed, als ,, of men o ver - niets philofophee»; We! oyer alles, (zei de Pnefident Tienman i -\ T O Df A , __ » Haare Kikvorfchen? " _ voegde ko^ er lachende, by; en dit was was ook weeWfek het geen. de Prudent had willen ze.f3 - het «, beving hem eene Joort van beklemdheid, als 0f hy, tegen zyn ftflfc gevoelde, dat hy een, dwaasheid .eggen wil-  Eene Staatkundige Roman. 169* wilde; dus hield hy plotsling met een open mond (lil, en liet het aan korax over, om den zin te voleinden. „ Elke zaak (vervolgde korax,) kan van „ veelerlei zyden, en uit een verfchillend licht ,', befchouwd worden: dit te doen, is, dunkt my althans, juist dat, waartoe een Wysgeer ,, gefchikt en bevoagd is, en het geen hem van „ het dom en niet denkend gemeen onderfcheid. Onze Kikvorfchen, by voorbeeld, kunnen wy eenvoudig ah Kikvorfchen, en ook ah,, Kikvorfchen van latona befchouweri: want in zo verre zy eenvoudig Kikvorfchen ,, zyn, zyn zé meer noch min Kikvorfchen dan ,, alle anderen. Hunne betrekking tot de Ab- deriten is in zo verre even dezelfde, als de betrekking van alle andere Kikvorfchen tot ,, het overige menschdom, en in zo verre kan „ niets fchuldeloozer zyn dan het onderzoek, „ by voorbeeld, of de menigte Kikvorfchen^ j, in een Staat, behoor lyk ge'èvemedigd is aan, de menigte des Volks, of niet ? En 1 „ indien het blykt, dat de Staat een grooter „ aantal Kikvorfchen te onderhouden heeft, ,, dan dezelve eigenlyk behoeft, —om dan het gefchiktfte middel aan de hand te geeven , ,, waardoor hunne overtollige menigte, vermin-. derd kan worden." K o r a xfpree-kt verflandig: zeiden eenigejon», ge Academis.ten., ' L 5 „  17° DE ABDERITE N, „ Ik fpreek enkel menschlyker Wyze over de zaak; "zei korax. Ik wenschte, dat wy dit gefprek liever niet begonnen hadden; zei de Prsfidenr. .-Dit was de eerfte vonk, die korax in de tuimelende geesten eeniger jeugdige Speculative Abderiten wierp. Ongevoelig werd byhet hoofd en de woordvoerder eener Wysgeerige Secte, van wier grondbeginzels en denkwyze te Abdera niet al te voordeelig gefprooken werd. Zy werden, en niet zonder grond , befcbuldigd; dat -zy niet flegts onder hunnen kring, maar ook in groote Gezelfehappen , en pp de openbaare Wandelpaatfen, beweerden; fife was met geen eene dugtige reden tebewyzen] dat de Kikvorfchen mlatona iets beter dan gmeene Kikvorfchen waren; het gezegde, dat van ^Milifehe Kikvorfchen-Boeren, ofBoeren- Kikvorfchen, afftamden, was een zot Folksfpreukje; de oude overleevering zelf, dat jvp i^TER de Milifche Boeren, om dat zy latona en haare Tweelingen niet uit den Waterpoel vergunden te drinken, in Kikvorfchen herfchapen had, was iets, waaraan men in allen gevallen twyfekn kon, zonder zig even daardoor tegen j upiter of latona te bezondigen. Doch het mogt hiermede geleegen zyn, zo het wilde, 'twas en bleef ongerymd, om uit Godsdimstyver voor de fchoone l a t. o n a de gekeele Stad en Republiek Abdera tot een Kikvorfchen*bak te maa- ■ ken;  Ment Staatkundige Roman. \?\ ken; en wat dergelyke Hellingen meer waren; die, hoe eenvoudig en verftandig ze in onze dagen mogen toefchynen, te Abdera evenwel, voor-; ai in de ooren van den Priester van latona, zeer kwalykluidende voorkwamen, en den Wysgeer korax. en zynen aanhang den haatlyken bynaiam van Batrachomachen ( *) op. den hals. haalden: Een titel, dien zy zig te minder fchaamden , yermits zy hen diende, om byna de geheele jonge en fchoone waereld met hunne vrygeestifche denkbeelden te vervullen. De Priester, van den Tempel van latona, beneffens het Collegie der Kikvorfchen - verzorgers , lieten niet na, om by elke geleegenheid hun ongenoegen over het moedwillig vernuft der Antikikvorfchiaanen te. betoonen; en de Overpriester stil bon nam hier uit aanleiding, om zyn boek over den Ouderdom van latona's. Tempel met een zeer wydloopig en door en door geleerd Hoofdftuk over de natuur van latona'j Kikvorfchen. te. vermeerderen. Intusfchen hadden zy eene weezenlyke. beweegreden , om het daarby te laaten berusten, en deeze was: dat, niet tegengaande de. vrygeestifche denkwyze over de Kikvorfchen, die doöÈ toedoen van korax in Abdera eene mode ge- wor- (*) Kikvorfchen - beftryders, of Tegenkikvorfchiaanen.  ï?i d e a B d e R i T E N) worden was, 'er in of om de Stad echter geen een enkele Kikvorfcbenpoel minder dan te\l ren te zien ware. De VVysgeer korax en zyne Aanhangers waren loos genoeg geweest, om te begrypen, dat zy de vryheid, am ovcrluid « les ran de K^rfcken te Henken, Wat zy J den, met goedkoop*- verkrygen konden, dan door, wat de daadlyke uitoeffening betrof het juist even eens tc maaken als alle andere Luiden. Ja! de wyze korax, als de man zynde waarop men het meest acht gaf, had het voeglyk geoordeeld, liever te veel dan te vvei- ■^VT' 6n dUS'b^» i'^ede als Lid m de Acadewe, op zyn eigen aangeürfden grond een der fraailte. Kikvorfchen-vyvers 'van "jJl Godera aangelegd, en met eene aanmeHdyke menigte fchoone welgevleeschte KikvorfcheV m den geheiligden Modderpoel,, waarvoor hy' den Pnester ffuk voor %k vier Drachm „ betaalde, bezet. Dit was eene hoffelykheid waarvoor deeze Geestlyke Heeren, hoe wei! nig zy zig anders ook aan hem verpJigt rekenden , evenwel niet konden afzyn , om 'cr dankbaar voor te fchynen, uit hoofde van het goede voorbeeld, dat hy hier doorgaf; temeer «aar gemelde handeling Yan den z0 genaam,' den Wysgeer een toereikend voorwendzel verichafte om den geenen, die zig aan 2yne. vrye denkwyze en vernuftige .mvaffen ergeren mogt, te overtuigen, dat het hem geen rech, i te- I  Eene Staatkundige Roman, 173 ten ernst daarmede was. Zyn tong is boozer dan zyn geweeten; ( zeiden zy gewoonlyk. ) Hy wil aangezien worden voor iemand, die te veel verftand heeft, ofn even eens te dénken als andere menfcben; doch in den grond is het niet anders dan geleerde pronkery. Wanneer hy in zyn hart niet beter overtuigd was, zou hy dan zyne vrygeestifche gevoelens wel door zyne daaden wederleggen ? Men moet zulke luiden niet beoordeelen, volgens het geen zy zeggen, maar volgens het geen zy doen! Met dit alles is het niet te ontkennen, dat korax in 't geheim met geen minder voorneemen bezwangerd was, dan om, even als een nieuwe herkules, theseus of harmodi u s, 231» Vaderland van de Kikvorfchen te verlosfen; van welken het, gelyk hyte zeggen pleeg, met nog grooteronheil bedreigd werd, dan ooit de monfters, de roovers en tyrannen in gansch Griekenland hadden aangerigt. DER.  *?4 t> E ABDER.ITEN, DERDE HOOFDSTUK. Een ongelukkig toeval noodzaakt den Ra^j, om van de omnaatige menigte Kikvorfchen te Abdera kennis te neemen. Onvoorzigtig'heid van den Raadsheeer mêidiaS. D' meerderheid beflwt, het oordeel der Acadl *nie inteneemen. De NoöiophylaihJpsi&0 as protesteert tegen dit befluit, en haast zig, om den 'Overpriester STiLBOR daêr« tegen in beweeging te brengenü Het ohgemak, dat de Abderiten van de afgryslyke toeneeming der geheiligde Kikvorfchen ondergingen , werd ihtusfcheti van dag tot da* drukkender, zonder dat.de toenmaalige Archol ONokRADiAs (een Zusterszoon van den beroemden on claus, en, om de waarheid te zeggen, de wispeltüurigfte kop, die immer aan bet Roer aan Abdera gewiegewaagd had,) kon overgehaald worden, oin de zaak voor den Raad te brengen, — voor dat by eene groote plegtigheid, ivaarby de Raad en de geheele Burgery in Procesfie door de ftraaten moest trekken het ongeluk bejegende, dat een paar douzain Kikvorfchen, die zig te verre van hunne poeiert  Eene Staatkundige Roman. 175 Jen gewaagd hadden, in het gedrang des Volks vertreeden werden, en, in weerwil van alle mooglyke en fpoedige tehulpkoming, jammerJyk om het leven kwamen* Dit voorval fcbeen zo bedenklyk, dat de Archon zig genoodzaakt vond, om eene buitengewoone Raadsvergadering te laaten beleggen, ten einde te beraadflaan , welk eene Genoegdoening de Stad voor deeze, wel is Waar, onvoorbedagte, 'maar daarom niet te minder hoogst ongelukkige heiligfchennis, aan latona had toetebrengen, en door welke voorzieningen der gelyk ongeluk in het toekomende zou kunnen voorgekomen worden? Na dat een goede wyl veele Abderitifche lafheeden over deeze zaak waren voorgefleld, borst eindlyk de Raadsheer me id ia s , eeh Naastbeftaande en aanhanger van den Wysgeer k orax, in deeze woorden uit: Ikbegrypniet, waarom de Heeren, om een paar douzain Kikvorfqhen meer of min, zulk een geweldi}, gen ophef maaken» Ieder een is overtuigd, dat het gebeurde een louter toeval wass dat latona met geene mooglykheid ons kwalyk neemen kan: en vermits het noodlot, si dat over Goden, mehschen en beesten bes, fchikt, nu toch , by deeze geleegenheid , den s* ondergang van e.enige dier kwakkende fchep„ felen gehengen wilde, warehettewenichen, s, dat het, in plaats van vier en twintig, even i* zo veele duizenden geweest waren. " In  *t& D JJ A B D E R I T E N, In den ganfchen Raad bevonden 'er mooglyfc zig geen vyf, die niet in hunne huizen, of in byzondere gezelfchappen, (ten minften zedert korax de eerfte ontdekking gemaakt had,) z.g duizendmaal over de altegroote vermeerde, ring der Kikvorfchen beklaagd hadden, Daar evenwel over dit onderwerp nog nooit in den vollen Raad gefprooken was, geliet elk een zig over de ftoutheid van den Raadsheer meidias niet anders, dan als of hy latona zelf by den Strot gegreepen had. Eenige oudeHeeren zagen 'er zo verfchrikt uit, als of zy rerwagtten, dat hun Heer Medebroeder, voordeezen onheilige reden, op fiaande voet in een Kikvorsch veranderen zou. Ik betuig alle de verfchuldigde hoogachting .-, te hebben, voor den geheiligden Modderpoel, » (ging me.idias, die alles zeer wel be„ ■ merkte, zeer bedaard voort,) maar ik be» roep my op de inwendige overtuiging van alle menfchen, wier natuurlyk verftand nog „ niet geheel uitgedampt is, of iemand onder „ ons, zonder de grootfte onbefchaamdheid, „ ontkennen kan, dat de menigte Kikvorfchen in Abdera verfchriklyk is!" De Raadsheeren intusfchen hadden zig van hunne eerfte ontfteltenis weder herfteld, en ziende, dat meidias nog in zyn eigen geftalte op zyne plaats zat, en ongeftrafd had durven zeggen, het geen zy al te famen in den grond vatj  Eene Staatkundige Roman. hun hart voot waarheid erkenden , begon dé een na den ander het toeteftaan , en na een klein ty<Ü verloop bleek het, dat de ganfche Raad ëënpaarigvan gevoelen was '. dat het te wen'fchen ware , dat hét aantal 'Kikvorfchen te Abdera wat minder zyn mogte. Men is in zyn eigen huis niet langer voor hen zeker, - (zei 'er éen.) Men kan niet over de Straat gaan; (zei éen ander,) zónder 'gevaar te hopen van, hy elke trede, 'er een of twee te vertrappen. — Men had de vryheid om 'Kikvorfchenpoelen aanteleggen , in den beginne paaien behoor en te zetten , ( Zëi een derde. ) —■ Waar ik ( voegde een vierde 'ér by,) toenmaats in den Raad geweest, toen de fiigting 'der tipenlyke Kikvorfchenvyvers bejlooten werd, ik zou 'er nooit myn fièm 'toe gegeeven hebben'. ■ Maar j wie had oók gedagt j (vroég een vyfdë, ) dat de 'Kikvorfchen , binnen weinig jaar én , zo onmenschlyk vermeerderen zouden? —■ Ik voorzag zulks zeer wel, (antwobrde de Preüdënt van de Academie ,) doch ik heb my altoos tot een wet ge~ •field, om met de Priesters van latona in vreede te leeve'n. ,, Ik ook, (zei meidias,) maar onzé j, omftandigheeden zyn 'er niet door verbeterd geworden. " Wat de'rhalven , by deeze gefchapenheid van zaaken, aantevangen, myne Heeren ? vroeg eindlyk de door zyn neus fpreekende Archon o n o kra d i as^ li. deel. M D..af  178 DE AfiB-E RITEN, ZW 2// /«/^ i hddO Helaas! het is, ^. dank zy de „ .Cb00ne Il!ri^'ngen; die men zedert eenige „ jaaren gemaakt beeft, eene Staatszaak. »— En mooglyk de gewigtigfte, die immer eene algemeene verbintenis van vaderlandsgezinden noodzaaklyk gemaakt heeft; viel stentor hem in - t woord: stentor, een der heethoofdigüen uit de geheele Stad, en die wegens zyne groove donderende Stem, veel in den Raad vermogt. De, Jazoniden hadden hem, alhoewel hy flegts een Plebejer was, door een huwlyk met de natuurlyke Dogter van den overleeden Aartspriester acathyrsus, op hunne zyde gebragt, en pleegen gemeenlyk zig van zyne zwaare ftem te bedienen, wanneer 'eriets tegen den Nomophylax was door te dry ven, die eene even zo fterke, hoewel niet zo geheel'donderende flem, als stentor had» Voor ditmaal kwam het de ooren der Abderitifche Raadsheeren vry.wcl, dat zy door het eeuwig koaks, koaks, hunner Kikvorfchen een weinig dikhuidig geworden waren ; zy zouden anders, by deeze gelegenheid, gevaar geloopen hebben, van volflagen doof geworden te zyn: Doch zulke aartigheeden was men op het Raadhuis van Abdera reeds zeer gewoon", en men het dus.de beiden gedugten Schreeuwers, ge-  Eene Staatkundige Roman. 181 gelyk twee minne-nydigen Stieren, elkander zo lang aanbrullen, tot dat zy van heesheid niet meer fchreeuwen konden. Daar het, van dit oogenblik af, de moeite niet meer waardig was, om naar hen te luisteren , vroeg de Archon aan. den Stads-Schryver:. hoe laat'het- was ? r- En op de verzekering, dat het zeer naby den eetenstyd was , werd' 'er onmiddelyk tot de omvraag getreeden. Men gelieve zig te herinneren, dat het op den Raadhuize van Abdera nimmer te doen was, om, by het neemen van een befluit, de gronden , die voor en tegen een gevoelen werden bygebragt, koelbloedig en onpartydig met el-, kander te vergelyken, en dan overtehellen tot; de gedagten van hem, die de beste had opgegeeven ; maar men voegde zig gemeenlyk by de geenen, die het hardde fchreeuwden , of wierpar-. ty men was toegedaan. Nu was, wel is waar, de party van den Archon in loopende zaaken, gewoon, altoos de fterkfle te weezen: doch voor ditmaal, daar het (om met den Prefident van de Academie te fpreeken,)- eene zo netelige zaak betrof, zou de Archon onokra-. dias bezwaarlyk de overhand-behouden heb-, ben, indien stentor zyn longen met zo gansch ongemeen te werk had gefield. Dus. werd , met agtèjitwintig tegen tweeëntwintig, ilemmen, befiooten : Dat de Academie haar gevoelen .zou afgevorderd worden, daor welke wegen, M 3., en  lS* SE ABDElllTEtI, "ü?Wkï?f™m > de y**<$g*'«meerder m der K^orfchen in en om Abdera, (bebouwde» ^-v^ «^W wr ^^l'voorgekomen worden. Die Ciauful had de Raadsheer meidi4S wel mtdruklyk 'er laaten byvoegen, om, ofdepar7 van den Nomophylax weder te winnen, of ten minflen haar geen voorwendsel overtelaaten, waarvan 2y zig bedienen kon, om het Jolk tegen de meerderheid optezetten. Doch de Nomophylax en zyn aanhang verzeekerden, dat zy niet eenvoudig genoeg waren, om door Claululen zig by den neus te laaten leiden. Zy protesteerden tegen het befluit ad Protocollen ; Heten zig daarvan Extractum in firma probante geeven, en vervoegden, zonder vertoeven, zig in proceflie tot den O verpriester STlLÜ0Ny om hem van deezen ongehoorden inbreuk op de rechten der Batrachoirophen, en die van den Tempel van latona, berigt te geeven, en teffens maatregelen teberaamen, ter kragtdaadige handhaaving van hun beleedigd aanzien. VIER-  Eene Staatkundige Roman. 183 VIERDE HOOFDSTUK. Karakter en leevertswys van den Overpriester stil bon. Onderhandeling tusfchen de Priester van l a t o n a en de Raadsheeren, die de minderheid uitmaakten. Stilbon hefchouwt de zaak uit een eigen gezigtpuni , en gaat zelf hy den Archon zyne voorftellingen doen. Merkwaardig gefprek tusfchen de agtergebleevenen. e Overpriester stilbon was reeds de derde , die den eerwaardigen strobylus ( zyn asch ruste in vrede! ) in deeze waardigheid opvolgde. In de karakters deezer twee mannen was, den yver voor de zaak van hunne orde uitgezonderd, anders zeer weinig gelykheid. Stilbon had van der jeugd af de eenzaamheid bemind, en zig in deontoeganklykfteoorden van het heilig bosch van latona, of in de afgeleegenfte hoeken van haaren Tempel, met befpiegelingen bezig gehouden, die des te meer bekoorlykheeden voor zynen geest hadden , hoe hooger zy boven het bereik der menscblyke kennis verheeven fcheenen te zyn; of om juister te fpreeken, hoe minder zy tot de daadlyke beoeffening in het menschlyk leveu dienstig waren. Gelyk eene onvermoeid werkzaanie M 4 fpin.  *M d e a b d e r i t e v > fpin, zat hy, $ het middenpunt zyner e* dagten en woordweefzel, in der eeuwigheid bezig, om den kleinen voorraad van denkbeelden den gewigtig genoeg voorkwam, om 'er kennis van te neemen. Ik heb nooit gehoord, dat men reden hebs, ben kan , om' zig over eene te groote menigte Kikvorfchen te beklaagen; " zei stilbon zeer bedaard, toen de Nomophylax zyn voorftei geëindigd had.  183 DE ABDERixe N, /tart» zullen wy heden n.gt Qverprtester! (hervatte de ander.) De Rail ° °™ fW»t al vry eenpaarig van ged" en tk denk, de reheele SW ' / g'"aSten > der A„J ■ Maar dat d r Acadtme WQrdt opgedfaage^ kaa * -eggen , en middelen en wegen aan de hand te g eeven waardoor de onmaatige menigte van Kikforfchen gevoegIyk bepaM ^ ^ dat rs eigenlyk de zaak, die wy nimmer kunnen toegeeven. .. Heeft de Raad zodaanig een opdragt aan de Weggedaan? » vroeg stilbon Gy hoort immers van ja\ ( riep HYPSI. leTll T °f meer °n^]di^) dat is frist te geen tk u zeg, en de reden waaróm wy hier " DanheeftrfeRaad een ftap gedaan , waarby " ^fwoone wysheid hem geheel verhaten * heeft (antwoordde de Priester, even zo „ koelbloedig als te vooren.) Hebt gy het » R-aadsbefluit by ü?" Hier is 'er een affchrift van. Hm! hml (2ei stil «oNenfchuddeden >: , na dat hy het met veel aandagt eens of " tW^maa' StenhadO Hier zyn byna zo „ veele ongerymdheeden als woorden. Primoeerst moest beweezen worden, dat 'er té " Klk«hen in Abdera zyn; 0fliever " 7 ka" In eeuwigheid niet beweezen wor, den: want om te kunnen hepaaien, wat te „ veel  Eene Staatkundige Roman. tt$ 57 veel is, moet men eerst weeten, wat ge* „ noeg is; en dat is bet juist, wat wy on,, mooglyk kunnen weeten, ten ware, dat de ,, Delphijifche apollo, of zyne Moeder la,, tona zelf, door eene Godfpraak ons daar van eene bepaaling geeven wilde! Dit is zo klaar als den dag: want, daar de Kikvorfchen ,, onmidlyk onder de befcherming en den in,, vloed der Godinne fraau, is het ongerymd te zeggen , dat'er ooit meer kunnen zyn , dan de Godinne behaagt: en derhalven behoeft de ,, zaak niets flegts in't geheel geen onderzoek, >. maar zy laat zelfgeen onderzoek toe. Secundo ,, vooronderflelt, dat 'er waarlyk te veel Kikvor„ fchen waren; dan is het nog ongerymd, om van middelen en wegen te fpreeken, waardoor hun aantal verminderd zou kunnen worden: ,, want zulke middelen en wegen zyn'ergeen, ,, ten minden geenen, die in onze willekeur ,, flaan, dat even zoveel is, of'er in't geheel ,, geen waren* Tertio. Het is ongerymd, zo* ,,. danig een opdragt aan de Academie te doen : ,, want de Academie heeft niet alleen geen recht, ,, om over onderwerpen van datgewigt te oor,, deelen; maar, zo ik hoor, heiraat zy ook ,, grootendeels uit nieuwbakken vernuften en flegthoofden , die van al zulke dingen in 't geheel niets verdaan : tot een overtuigend bewys; dat zy 'er niets van verftaan , zullen zy, zo ~fi als ik hoor, overdwaas genoeg zyn, om i, 'er  *90 t>È ABDÉRlTfiKj 'er mede te fchértfen en te fpotten. Tk ver-' trouw van deeze arme menfchen, dat het uit ii on verbrand gefehiedt; want haddén zy myn ii boek over de dudheeden van den Tempel van ii latona aandagtig geleezen , dan moesten " zy Van hunne zi«neri beroofd, of openbaart re booswigteri zyn, indien zy de waarheid, dié ik daarin zonneklaar heb Voorgeftëld * ii wederflaan konden. Dat Confult van den U Raad is derhalven geheel ongerymd, en kan bygevolg van geen effect weezen: want eeii ne öhgerymdë Stelling, js even zo veel a's ii geheel geen3 Stelling. Zeg dit aan onze ge„ nadige Hëeren; in denaastvolgendeZitting, „ Hooggeachte Heer Nomophylax! Ik fta 'er" s, u voor in. Onze genadige Heeren zullen „ onfëdbaaf zig beter bedenken , ëri ih dat ge„ va! zullen wy best doen, dié zaak te laaten ii berusten !" Heer Overpriet er! (antwoordde hem Hy p sit,o a s ,) gy zyt een doorgeleerd man, dat weet en wy allen; doch neem het my niet kwalyk, van waereldlyke handelingen enStaaiszaakeh verftaat Uweleerwaarde niets. De majöra in den Raad hebben een befluit uitgebragt, in prejudicie van dé Gerechtsbevoegdheid der Batrachotrophen. Intusfchen ingevolge den Regel, majora concludunt, blyft het by dit RaadsbeJJuit, en de Archon zal het ter uitvoer gebragt hebben, eer ik in de naastvolgende zitting uwe redeneerkmstige tegenwen* pin^  Ëtne Staatkundige Roman, i$l pingen kan voordraagen, indien ik my daarmede belasten wilde. ,i Maar in zulke fpeculative zaaken komt het ,, niet aan op de Majora , maar op de Saniora ! '* zei s T 1l B O Ni Voortreflyk, Beer Overpriester 1 (hernam dë Nomophylax. ) Dat is eenwoordl De Saniora! de Saniora hebben buiten allen tegenjpraak gelyk. De vraag derhalven is nu flegts, hoe wy het maai ken zullen, dat zy gelyk blyven houden? Wy moeten op éen fpoedig en kragtig middel bedagt zyn « om de voltrekking van het Raadsbe/luit optefchorten! Ik zal aan zyne Genade, den Archon, ooit*: genbliklyk myn boek over deOudheeden van j5 den Tempel van latona ter hand doen li ftellen* Hy moet het zekerlyk nog niet ger leezen hebben: Want in het Hoofdftuk over a de Kikvorfchen vindt men alles, wat over dit onderwerp te zeggen is, in het helderst dag* licht gefield! De Archon heeft van zyn leven geen ander boek geleezen, Heer Overpriester! (zei een van de Raadsheeren lachende , ) dan het Abderitisch Intelligencieblad; dat middel zal van geen uitwerking zyn, daar fta ik u borg voor. • ,, Des te boozer, antwoordde s t i l b on , ïn welke tyden leëven wy, zo zulks waar is ? ,s Wanneer het Opperhoofd van den Staat zulk „ een voorbeeld geeft — doch ik kan onmooglyk a ge*  Ï92 be abdéritén,"' -,; gelooven, dat het reeds zo verre met Abdér* ,, zou gekomen zyn ! " Gy zyt ook cl te onnozel, Heer Overpriester < (zei de Nomophylax;) maaV laaten wy dh am zyne plaats laaten! Het zou nog alvrywelzynzo dit het grobtfte gebrek van den Archon ware » „ Ik weet. flegts een middel in dit geval; ti (zei een der Priesters, genaamd pam. p h a c; u s ) het hoogloflyk Collegie der Tieri- mannen is boven den Raad - . byge- volg " Vergeef het my, (viel een Raadsheer hem in de reden , ) niet boven den Raad, maar flegts — I, Gy hebt my niet laaten uitfpreeken; ( hervatte de Priester eenigzins driftig. ) De Tien„ mannen zyn nier boven den Raad in Gerechts * Staats-en Burgerlyke zaaken; maar daar aï„ le zaaken, waarin de Tempel van latona „ betrokken is, voor de Tienmannen behooren, en van hun vonnis niet verdergeappel„ leerd kan worden ; is het zeer klaar, dat — De Tienmannen niet boven dén Raad zyn; ( viel de ander hem wederom in;) want de Raad bemoeit zig in 't geheel niet met de zaaken van l at o n a , en kan dus met de Tienmannen niet in vergelyking gebragt wordens ii Des te bet" voor den Raad! (zeidéPries„ ter. ) Maar byaldien de Raad 'er eens toe overging, om over een onderwerp, dat met den dienst van latona ten minften zeer a naauw  Eene Staatkundige Roman'. 193 hartuw verbonden is , eenig oordeel of gevoej, len te willen hooren , gelyk heden weezenlyk i, het geval is, dan zie ik daartoe geen ander mid.,, del, dan de famenroeping der Tienmannen." Dit kan de Archon alleen doen, (bragt hypsnyoAS;hier tegen in,) en natuur lyker wys zal hy zulks weigeren. ,ji Hy kan het niet weigeren, indien hydoor i, het Collegie der Priesters daarom aangezogt werd; " zei pamphagus. ,, Heer Medebroeder! (viel de Overpriester hem in, de reden , ) ik ben niet van uw ge,, voelen» Het (treed tegen- de waardigheid der Tienmannen, en was geheel en al tegen j, de order, wanneer wy in het exteerende ge„ val op de famenroeping der Tienmannen wil,, den aandringen. De Tienmannen kunnen eri ,i moeten vergaderen, als de Religie werklyk s, aangetast geworden is. Maar waar is. hier het blyk, dat zy aangetast is? De Raad heefteen i, ongerymd befluit genoomen; dat is het al! Dit is erg, maar nog niet erg genoeg. Gy zoud dan eerst moeten bewyzen , dat de Tien„ mannen gefield zyn, om den Raad te beriepen, wanneer hy omgerymde befluiten neemt!" De Priester pamphagus beet op de lippen ^ keerde zig naar den Nomophylax, en fluisterde hem iets in 't linke oor; Stilbon, zonder daarop acht te geeven', voer aldus voort: „ Ik wil op ftaandevoet zelf ii. deel» N haaf  '- *94 DE ABDE RITEN, " naarde"^« gaan. Ik zal hem myn boek „ overdeOudheedenvan den Tempel van la" ToNAb™g™. Hy moet het Hoofdduk over " f Klkv^hen leezen! Het is onmooglyk , » dat hy dan niet oogenblikkelyk van de on- " ^ervradhe''d- van het Raadsbefiuit overtuigd i, werd. ö 9****. De Overpriester vertrok ook daadlyk. » V\at is dat voor een kop I » zei dePriester p a m p h a g „ s, toen hy weg gegaan was> #y *• «» ««r geleerd man; antwoordde de Raadsheer bucephalus; maar — » Een geleerd man! (hervatte de ander.) » Vvat noemt gy geleerd ? Geleerddn al zulke » dingen, die geen mensen begeert te weejj ten. " Daarover kan Uwelwaarden beter oordeelen, danken van om allen: (antwoordde de Raadsheer. ) Ik verfla niets daarvan; maar het is my altoos onbegryplyk voorgekomen, hoe een zo geleerd man in de daaglykfche beroepszaak zo eenvoudig zyn kan als een klein kind! „ Dat is ongelukkig voor den Tempel van »» latona!" zei een ander Priester. En voor den geheelen Staat! voegde eenderde 'er by. „ Dat weetikjuist niet, ( zei de Nomopby>:> lax, met een fpitsvindig neusoptrekken : ) ,» doch wy willen by de zaak blyven. De Hee- „ ren  Èene Staatkundige Roman. ï§$ y, ren gezaamlyk fchynen dan vari gedagten te weezen, dat de Tienmannen faamgeroepea u moeten worden ? — Daarom ie meer, ( zei een der Raadsheeren, ) vermits wy zeker zyn, de meerderheid tegen de;i Archon te zullen uitmaaken. ,, Als wy ons niet beterkunnen redden , (vervolgde de Nomophylaxdan ben ik te vreeden! maar zouden wy, in eene zaak, waarin in wy latona en haare Priesterfchap op dé -,i hand hebben, ons niet nog beter kunnen red- ■„ den? Maaken wy niet byna de Helft van deri Raad uit? Wy zyn bloot met zes ftemmen overftemd geworden, en wanneer wy'ons vast te famen verbinden; Dat zullen wy! fchreeuwden de Raadsheeren met luider keelen. ,, Ik heb eene gedagte, myne Heeren! maar ik moet haar eerst ryp laaten worden. Committeert gy 'er twee of drie uit uw midden , a met wie ik deezen avond, op myn Lusthuis, nader over de zaak fpreeken kan. v Ondertusfchen blykt het, hoe yerre het deOverpries- ,i ter met den Archon onokradias gebragt a zal hebben. Ik verwed myn hoofd tegen een Meloen, ( zei de Priester c h a r a x , ) indien hy niet het booze , nog boozer zal maaken. " ■ Des te beter! " zei de Nomophylax^ N * VY F»  I9<5 DE A b d E R I T E n, VYFDE HOOFDSTUK. Bet voorgevallene tusfchen den Overpriester e* den Archon. Een der leerzaamfle Boofdftukken in deeze ganfche gefchiedenis, O'edmirende dit in de Voorzaal van deti Overpriester verhandeld werd , had s t i l b o n zig ih eigen perfoon naar den Archon begeeven, en över eene zaak, waaraan den Archon veel geïêegen lag, gehoor verzogt. O , dat zal zekerlyk de Kikvorfchen betreffen , Zei de Raadsheer meidias, die juist alleen by den Archon was, en hem berigt had, dat men don Nomophylax met zyn geheelen aanhang naar den Tempel van latona had zien gaan. „ Dat de drommel Latona verffee- „ ve het my: — alle de Kikvorfchen haal,, de ! ( riep onokradias ongeduldig uit. ) „ Daar zal my nu die zuurmuilige Paap de ooren zo vol waaroms en da-droms zwetzen, dat „ ik eindlyk niet weetsn zal, waar my het „ hoofd (laat! Verlos my toch, wat ik u bid„ den mag, van dgt grynzende kerkfpook! Meidias moest over de verleegenheïd van den Archon lachen. Hoor hem , in alles Wat hy te zeggen heeft, (zei hy,) maar handhaaf uvt aan-  Eene Staatkundige Roman. 197 tianzien tegen hem, en houd vast aan den grond' regel, dat de nood geene 'wetten lieert. Wy hunnen ons immers door de Kikvorfchen niet laa* ten opvreet en ? — en indien het op dien voet alt heden blyft voortgaan, dan mag latona ons uilen ook wel in Kikvorfchen herfcheppen ! Dit is althans nog het gèlukkigfte , dat ons kan overkomen , zo wy niet fpoedig op eene andere wyr geholpen worden. Het kan in allen gevallen ook geen kwaad, wanneer uwe Genade den Priester . te verftaan geeft, dat jazON. ook een Tempel te Abdera heeft, en dat de Goden flegts in zo Verre Goden zyn , als ze goed doen. ,, Goed, zeer- goed! zei de Archon, als ik u, nu alles raaar zo onthouden kan, gelyk gy ,, het my daar gezegd hebt l maar ik zal myn uiterfte best doen ! Laat de Priester nu maar opdaag&n ! — Ga gy intusfchen in myn Kabiuet, meibias. Gy zult 'er een zoet aantal kleine Hukken van parthasiüs,, vinden, die men overal niet aantreft, wn Doch zég 'er myn Vrouw niets van, Gy verftaat my wel. M e 1 n la s Ooot zig in het Kabinet. De Ar* chon (lelde zig in Postuur, en stilbon werd' binnen gelaaten , die hem aldus aanfprak: Genadige Heer Archon! ik kom% om uwi gaarne onheil zou willen voorkomen^ & 3. H- &  ¥98 D M a b d e r i t e n, ,, ft bedank u voorbelden, Heer Overpriester! Een goede Raad behoort, gelyk gy 3> weet, een goede plaats te vinden. Wat hebt 13 gy my te melden?" i D.eRaad (vervolgde stilbon,)^, ge. iyk tk verneem, in een zaak, die de Kikvorfchen, van latona betref en, zig aan een overyld hejluit fchuldig gemaakt. ■ . Heer Overpriester! - " Ik zeg niet, dat hy zulks met een boos opzet gedaan heeft. De menfchen zondigen, meest om dat zy onkundig zyn. Ik breng uwe Genade hier een Boek, waarin gy kezen kunt, hoedanig het met onze Kikvorfchen geleegen zy. Het heeft my veel hopfdbreekens en nagtwaakens gekost. Gy kunt 'er uit zien, dat de Academie, dis van. gisteren en eergisteren is, geen bevoegd recht kan hebben, om over de Kikvorfchen te oordeelen , die zo oud zyn als de Godheid van l a t o-, na. D* Kikvorfchen te Abdera zyn, gelyk wy allen behooren te weeten, geheel andere dingen , dan de Kikvorfchen in de andere Oorden van de Waereld. Zy -behooren latona toe. Zy zyn. de nooit uitfiervende getuigen en de leevendige bewyzen haarer Godheid. Het is wartaal te zeg. gen, dat 'er immer te veel van kunnen zyn, en 'eene heilig foennis, van middelen te fpreeken x waardoor hun aantal verminderd zou kunnen worden. », Eene heiligfchennis, Heer Overpriester ? " Ik  Eene Staatkundige Roman. 199 Ik was niet waardig Overpriester te weezen, wanneer ik zulke dingen verzwygen wilde: want wanneer wy eenmaal zullen toegelaaten hebben., dat het getal der Kikvorfchen van latona verminderd mag worden, dan zouden misfchien onze nog ontaarter Nakomelingen wel zo verre komen, om ze geheel en al uitteroeijen. Doch, gelyk ik gezegd heb, in dit Boek zal uwe Genade alles vinden, wat gy van de zaak te gelooven hebt. Bezorg, dat 'er affchriften van gemaakt, en elk huisgezin met eèn exemplaar voorzien worde ! Zo dra dat gefchied is, zal het de veiligfte weg zyn, om in 't geheel niet meer over de zaak te fpreeken. De Academie mag in andere gevallen oordeelen, waarover zy wil. De geheele Natuur ligt voor haar' open; zy kan fpreeken van den Elephant af tot de Bladluis toe; van den Adelaar tot déWatervloo; van den Walvis tot den Smeerling, en van den Ceder tot het Zeewier; maar van de Kikvorfchen moet zy zwygen. ,, Heer Overpriester! (antwoordde de Ar„ chon,') de Goden, hoop ik, zu'len my kewaaren, dat ik immer op de gedagten zon ,, komen , om te onderzoeken , hoe het met „ deeze Kikvorfchen gefield is. Ik ben Archon, om in Abdera alles zo te laaten, als ,, ik het gevonden heb. 't Is intusfchen middagklaar, dat wy ons, enkel door de Kikvorfchen, niet meer roeren kunnen; en dit ongemak moet verholpen worden. Want N 4 „ dim-  20* BE AJ1DERITEN, i, flimmer moet het met ons niet worden : dat u ziet gy zelf. Onze Voorouders vergenoeg„ den zig, met den geheiügden Modderpoel te „ onderhouden, en al, wie zyn eigen Kikvor„ fchenvyver hebben wilde, dien frond zulks » vry. Daarby had men het behooren te laa,, ten. Maar daar het eindlyk zo verre met „ ons gekomen is, dat wy te naby gevaar j00-. pen, om, leevendig of dood, door de Kik„ vorfchen te worden opgevreeten, zal uw „ Weleerwaarde ons zekerlyk niet willen aan, „ zetten, om het daarop te moeten laaten aan. „ komen ! Want wanneer iemand van de Kikvorfchen gevreeten wierd, dan zou het een „ zeer flegte troost voor hem weezen , te zeggen, dat het geen gemeene Kikvorfchen zyn. „ Kort en goed, Heer Overpriester 1 de Aca** demie za* haar gevoelen zeggen, zo als het )} haar door den Raad is opgedraagen gewor- tt den, en ;— behoudens al de achting, >5 die ik uw Weleerwaarden verfchuldigd ben' „ ik zal uw boek niet leezen; en het moet ,., eenmaal uitgemaakt worden , ofdeKikvorr s, fchen om der Abderiten wil, dan of de Ab„ deriten om der Kikvorfchen wil gefchapen „ zyn. Want, zo dra de Republiek door de a, Kikvorfchen in gevaar gebragt wordt, ziet %, ge, dan wordt het een zaak van den Staat en dan hebben de. Priesters van latona \ % D5ets W te zei?gen» gelyk gy weet. De ,, Nood  Eene Staatkundige Roman, scu i, Nood kent geen wet, en ■ met een woord, Heer Overpriester! wy zoeken geen óntbyt of middagmaal van de Kikvorfchen ,, teVworden. Zo gy onverhoopt echter daarop Kaan blyft, dan doet het my leed, u te moeten zeggen, dat de Tempel van latot „na niet de eenige Tempel te Abdera is, en ,, het gouden Vlies, welks bewaaring de Go,, den aan myn geflagt hebben toevertrouwd, kon mooglyk wel eene tot hier toe onbeken,, de deugd uitoeffenen, en Abdera in eens van —!— alle onheil bevryden, Meer ,, wil ik niet zeggen. Maar let daar op, Heer Overpriester! de kruik gaat zo lang te wa,, ter, tot z.y eens breekt. De goede Overpriester wist niet, of hy waak» te dan droomde, daar hy den Archon , dien hy altoos voor een weldenkend en voorbeeldig Regent gehouden had, zulk eene taal hoorde voeren. Hy Mond een poos zondereen enkel woord te kunnen uitbrengen: niet om dat hy niets te zeggen wist, maar om dat hy zo veel te zeggen had , dat hy niet wist, waar hy eerst beginnen zou. Dat had ik nimmer voor mooglyk gehouden, ( ving hy eindlyk aan ,) dat ik den tyd bekeven zou, dat de Overpriester van l A* T o n a uit den mond eens Archons zou hooren , het geen ik daar gehoord heb. De Archon begon op dit woord verleegen te worden: want vermits hy zelf zo, eigenlyk niet N 5 meer  soï de abderiten, meer wist, wat hy tegen den Overpriester gezegd had, werd hy ongerust, dat hy meer gezegd mogt hebben, dan hem betaamde. Hy zag met eenige beangstheid naar de Kabinetdeur, als of hy gaarne zyn geheimen Raad meidias ter hulp geroepen had. Maar, daar hy zig nu alleen 'er door helpen moest, wreef hy beurtlings nu aan zyn neus, dan aan zyn baard, hy hoeste, rispte, en antwoordde eindlyk den Overpriester, met al de deftigheid, die hy zig in der yl geeven kon: „ Ik weet niet, hpe ik, het geen gy daar zegt, moet opvatten : doch „ dat weet ik, wanneer gy vermeent iets ge„ hoord te hebben, dat gy „iet had moeten s, hooren, dan moet gy my geheel verkeerd „ verdaan hebben, Gy zyt een zeer geleerd man, en ik heb alle mooglyke achting voor „ uwe perfoon en bediening. Wilt gy dan myn boek kezen? vroeg stilbon. „ Dat juist niet maar wanneer gy s, 'er op ftaat, wanneer gy gelooft, dat het eenvoudig " Goede , waar behoeft men niemand op te dringen, (zei de Priester, met een aandoening van wrevel, waarover hy geen meester was. ) Ik zal het u laaten. Leest gy het niet! des tefimmer voor u, wanneer gy onverfchillig Zyt, ofgy wel dan of gy kwalyk denkt 5S Heer Overpriester, (viel de Archon, die eind-  Eene Staatkundige Roman, 293 s, eindlyk kitteloorig hegon te worden, hem in 3, dereden,) naar ik merk, zyt gy een ligt geraakt man. Ik neem het u niet kwalyk, dat de Kikvorfchen u op liet hart liggen; want daar voor zyt gy Overpriester. Maar gy moet ook indagtig zvn, dat ik Archon over Abdera, en niet over een Kikvorfchenpoej ben. Blyf gy in uw Tempel, en regeer 3, daar zo goed als gy wilt en kunt: doch laat ,, my op het Raadhuis regeeren! De Academie j, zal haar gevoelen over de Kikvorfchen zeg- 5, gen , daar geef ik u myn woord op en zulks zal u gecommuniceerd worden, eerde Raad daar omtrent een befluit neemt; daar a, kunt ge u gerust op verlaaten ! DeOverpriesterverb.org zyn ongenoegen over dit gansch onverwagt flegt gevolg van zyn bezoek , zo goed hy kon ; maakte zyne buiging, en vertrok, onder verzekering, dat hy volkomen overtuigd was, dat de Raad niet verderin de zaak zou treeden, zonder vooraf met de Priesters van latona 's Tempel daarover in onderhandeling te komen. De Archon daarentegen verzekerde van zyn kant, dat hem de rechten van den Tempel van latona zo heilig waren, als de rechten van den Raad en het welzyn der Stad Abdera: en hiermede fcheidden zy, naar omftandigheid en zaaken, nog taamlyk hoflyk van elkander. Die —- heeft my warm gemaakt," zei de  *°4 D E A B D E R I T E N, de ^„ tegen den Raadsheer me idias, ter- wyi hy met zyn zakdoek zyn voorhoofd afveeg Maar gy hebt » ook dapper gekreten, (ah*, woordde de Raadsheer.) Dat Paap}e ^gd en verg!frpoegen: maar zyn blikfem J van beerenvellen gemaakt. Men behoeft zig flegts -'^Distinctionen en Syllogismen nk!iZ baten, en .dan is hy verwonnen, en weet niet waaruit of waarin. ' „ Ja! wanneer de Nomophylax niet agter hem » zat, (antwoordde de Archon.} Ik wensch. " M Z° V£rrei,iet Uit^aten had. s, Maar hoe veel is het ook gevergd, om zo " te tan, waaraan die oude holoogige Karei zig blind gefchreeven heeft» 3, Wie zou niet ongeduldig worden? " Wees nergens voor bekommerd, Heer Archon, Wy hebben de Academie meé; e„ binmn wein} dagen zullen alle de Lachers van geheel Abdera op onze zyde zyn. R zal liedjes en firaatpasqudlen onder het volk doen flrooijen. De Lied jesmaakercz ,EX moet my de gefchiedenis der Lyafche Kikvorfchen-Boeren in een Zangdeuntje orengen, waarover de menfchen zig flap zu/. den moeten lachen. Men moet de Heeren met hunne Kikvorfchen befpotlyk maaken.' 0p eene looze wys, dat verflaat zig van zelf- nJr flag op flag ! flraatliedje op flraatliedje > wy moeten zien, hoe dat middel werken zal. „ Ik hoop het van ganfcher harten, (zei de Ar-  Eene Staatkundige Roman», «05 <9>» Archon. ) Want gy kunt u naauwlyks ver- beelden, hoe die weer en windfche Kikvor,, fchen, deezen Zomer , op myn Landgoed huisgehouden hebben! Ik kan de jammer „ niet meer aanzien. Ons ontbreekt niets meer, als dat 'er nog eens een droog jaar kwam, dat ons een armeê veldmuizen en 4, mollen op oen hals zond ! " Foor eerst zullen wy de Kikvorfchen uit de voeten zien te helpen! ( hernam meidias.) Voor de muizen, die nog komen zullen, zullen wy daar na wel raad fchaffen. ,, Maar wat drommel, zal ik met dat dikke j, boek, dat de Overpriester my hier gelaaten heeft, uitvoeren? (vroeg de Archon. ) Ik ,, hoop niet, dat gy'begeert, dat ik heruit.ee- zen zal?" Daar voor behoede ons jazon en medra! ( hervatte meidias.) Geef het my. Ik zal het aan myn Neef korax brengen, aan wien ongetwijfeld de opflelling van het gevoelen der Academie zal opgedraagen worden. Hy zal 'er een goed gebruik van maaken, daar blyf ik u borg voor. ,, Kr mag fchoon tuig in gevonden wor« ,', den." — zei de Archon. Indien het tot niets anders bruikbaar is, (antwoordde de Raadsheer, ) zullen wy het tot pulver maaken, en geeven het de rotten in, die naar uwe Genadens voorzegging nog komen zullen. Het moet een overheerlyk Rottekruid uitleveren. ZES-  ZESDE HOOFDS TUK. Wat de Overpriester Stiuon^, tseH hy weder te huis gekomen was. Set eerfte , dar de Overpriester s t i l b o s öeed , toen hy weder in zyn Cel was aangeland was dat hy zig nederzette, zyn werk over dé Oudneeden Wuatona*, tempel in de hand nam, met oogmerk, om het Hoofdftukoverde Kikvorfchen , dat het grootfte Hoofdfïuk inhei geheele boek was , te overleezen , en dat wel O als hy. ten minflen zig zelf wysmaakte, met al de onpartydigheid Van een Rechter, die geen ander belang by de zaak heeft, dan de ontdekking der waarheid. Want, hoe overtuigd hy ook van de uitkomst zyner onderzoekingen was, hield hy echter voor billyk en noodzaaklyk, eer hy'er zig verder mede inliet, zyngeheel Syflema en de bewyzen voor het zelve „0£E " eens punt voor punt naauwkeurig te toe'tfen i om het zelve, wanneer het ook deeze nieuwe en gedrenge beproeving doorftond, desteflandvast.ger tegen alle aanvallen van het vernuft en der Modewysbegeerte te kunnen verdeedigen. o Arme stilbon! wanneer gy - (dat ik liever al, dan niet gelooven wil,) op. recht  .Eene Staatkundige Roman. 207 ïecht waart, welk een bedrieglyk ding is het menschlyk verftand! en welk eene gladde, verleidende (lang is de groote Toveres —- Eigenliefde ! Stilbon doorlas zyn Hoofdftuk over de Kikvorfchen, met al de onpartydigheid, voor welke hy vatbaar was: hy toetste elke (telling, elk bewys , elke fluitreden , met de koelbloedigheid van eenen arcesilaus, en — bevond : ,, dat men iemand alle menschlyk ver(band ontzeggen, of dat hy van zyn Systema overtuigd worden moest. " Dat kan niet mooglyk zyn, zegt gy ? — Wy verzoeken vergeeving! het kan zeer wel mooglyk zyn; want het is gefchied, en hetgefchiedt nog daaglyks. Niets is natuurlyker. De goede man beminde zyn Systema, gelyk zyn eigen vleesch en bloed. Het was, als 't ware, een uittrekzel uit zyn eigen zelfftandigheid. Het was hem in de plaats van vrouwen kinderen; in de plaats van alle goederen, eere en vermaaken op de waereld, die hy by zyne intrede in den Tempel van latona, vaarwel gezegd had! Het verftrekte hem voor Alles. Toen hy 'er zig toe zette, qm het van nieuws af te toetfen , was hy airede zo volkomen van deszelfs waarheid en fchoonheid overtuigd , als van zyn eigen aanweezeu. Het ging hem derhalven natuurlyker wyze even eens, als of hy zig nedergezet had , om met alle onzydigbeid van de waereld te onderzoeken , of de Sneeuw op den top van den Hemus wit of zwart ware. „ Dat  *08 öe abderiten, „ Dat de Milifche Boeren, die de dorstige 5, latona uit hunnen poel weigerden telaaten drinken, in Kikvorfchen herfchapen zyn geworden, (zei s t i l b on in zyn boek,) ., dat is eene Hoofdwaarheid. " „ Dat een aantal deczer Kikvorfchen, op „ zujk eene wyze en langs dien weg, -gelykde „ overleevering vermeldt, naar Abdera inden „ waterpoel van het geheiligd bosch van la,, tona verplaatst zyn geworden, is eene Hoofdwaarheid. " ,, Beiden Facta gronden zig 0p datgeene, „ waarop alle Gefchiedkundige waarheid zig' grondt, op menschlyk geloof en menschlyk „ getuigenis: zolang Abdera ftoud, liet geen „ fterveling het zig invallen, om het algemeen „ geloof der Abderiten. aan deeze Facta -te u wederfpreeken : want, die ze ontkennen wil, «, moer hunne onmoogiykheid kunnen bewyzeir • „ en waar is op aarde de mensch, die zulks' doen kan ? " „ Maar of de Kikvorfchen, die zig, in onze „ dagen , in den geheiligden Modderpoel be„ vinden, even dezelve zyn, die van lato- na, of (dat op één uitkomt,) die door ,, ju pi ter, op de bede van la ton a, in >, Kikvorfchen herfchapen werden, daarover zyn, tot hier toe, verfchillende gevoelens ii geweest." „ Onze Geleerden hebben grootendeels het daar*  ' Eene Staatkundige Roman. sop daar voor gehouden, dat de onderhouding van den Geheiligden Modderpoel ais eene blooté Inftelling onzer Voorouders, en de bewaarde Kikvorfchen als blootegedenkteekenen van de raagt onzer befchermgodin , met den verpligten eerbied, waren aantemerken. " Het gemeene Volk daarentegen heeft vari deeze Kikvorfchen altyd even zo gefprooken en geloofd ^ als of het dezelfde waren , waar,-, aan het bekende wonder gefchied is. " ,, En ik — stilbon, by der gratie vari js jüïiter en latona, ter deezer tyd ii Overpriester van Abdera, heb, narypeoveri, weeging van zaaken, bevonden, dat dit gea loof des Volks zig op onwankelbaare grond,-, Hagen vestigt; en hier is myn bewys! " — De geneegen Leezer zou waarfchynlyk zig weinig gedigt vinden , wanneer wy hem dit bewys, zo Wydloopig als het in 't gemelde boek van den Overpriester stilbon wordt voorgedragen, te leezen wilden geeven; te meer, daarwy vooraf van deszeifs ongegrondheid ten minden ruim zo wel overtuigd zyn, als de goede stilbon van deszeifs gegrondheid. Wy vergenoegen ons derhalven, met twee woorden'er flegts dit van te zeggen: Dat zyn geheel Systema j wegens de meergemelde Kikvorfchen, op eene, heden ten dage zeer gemeene, maar toenmaals, ( in Abdera ten minden,) gansch nieuwe, en C volgens stilbon s uitdruklyke verzekering, ) II. DEEL. O dooi  4io de abderiten, door hem zelf uitgevonden Bypothefe rustte: naamlyk op de leer: Dat alle voortteeling niet anders dan de ontwikkeling van het oorfpronklyk zaad zy. —- Stilbon vond deeze uitvinding, toen hy dezelve eerst deed, zo fraai, en wist ze met zo veele Dialectifche, en Moralifche gronden, (want de Phyfica was zyne zaak niet,) te ondertteunen, dat ze hem van dag tot dag waarfchynlyker voorkwam. Eindlyk geloofde hyze tot den boogften trap van waarfchynlykheid gebragt te hebben ; en vermits van deeze tot de zekerheid zelve flegts één fprong te doen is, wat wonder! dat hem eene zo zinryke, zo fyne, zo waarfchynlyke Hypohefe , ■— eene Bypothefe, die hy zelf uitgevonden , met zo veel moeite uitgewerkt, met alle zyne overige Denkbeelden in verbindtenis gezet, en ten gronddag van een nieuw , daaruit beredeneerd, Systema over de Kikvorfchen van latona gemaakt had, eindlyk zo. zeker, zo handtastlyk en ontwyffeibaar voorkwam , als eene eenige ftelhng in e u k l i d e s. Toen de 'Miïifche Boeren herfchapen wer,, den, (zei stilbon,) voerden zy de grondzaaden van alle Boeren en Onboeren, die van toen af tot op deezen dag, en van ,,.deezen dag tot het einde der dagen, vol,, gens den gewoonen loop der Natuur, uit hun voortkoomen konden en zouden, in even zo veelen in elkander geflooten zaa- den  Èene Staatkundige Roman. 211 den met zig; en op het oogenblik, dat ge„ melde Boeren in Kikvorfchen veranderden, ,j werden ook de gezamenlyke Menfchelyke „ grondzaaden, die elk by zig voerde, in Kik,, vorfchen grondzaaden hervormd: Want f zei 5, hy,) deeze grondzaaden werden, of vernietigd , of veranderd, of zy bleeven gelyk zy>waren! Het eerde is onmooglyk, omdat iets al zo min tot niets , als niets tot iets wor,, den kan. Het derde is ook niet Vasttellel,, len: want waren de gezegde grondzaaden Menfchelyke grondzaaden gebleeven , dan 5, moesten de Miiifche Anthropohatrochoi , of ,, Menfchen Kikvorfchen, werklyk menfchen hebben voortgebragt , 't geen tegen alle ge,, fchiedkundige waarheid inloopt, en op zig zelve geheel ongerymd is. *Er blyft derhal,, ven niets overig dan het tweede, naamlyk, zy zyn veranderd, of in Kikvorfchen grondzaaden herfchapen geworden ! Men kan dus met volkomen naauwkeurigheid zeggen: dat „ de Kikvorfchen, die zig ten huidigen dage 3i in den geheiligden Modderpoel bevinden , en allen de overigen, wier afkomst van dezelven bewyslyk is, by gevolg de gezaamlyke Kikvorfchen in Abdera, even dezelven zyn, die >, door latona in Kikvorfchen zyn herfchas, pen'geworden , in zo verre naamlyk, alszy s, toen in de Kikvorschwordende Boeren, in ,!, hunne grondzaaden , voorhanden waren, en O 2 xë*  2I£ » E A B D E R I T Ê N, u te gelyk «;W ^ veranderd of 5j herfchapen werden. " Dit nu eens voor al als eene beweezen waar* heul aangenoomen zynde, fcheen den eerlyketl stilbon niets zonneklaarder toe, (gelyk hy gewoon was te zeggen,) dan de gevolgtrek* kingen, die genoegzaam van zelf daar uit voortvloeiden. — „ Even gelyk, by voorbeeld, „ een door den Wikfem getroffen Eik, als ee,, ne Resficra, als aan den Donderaar jupi„ ter toebehoorende en geheiligd, metbeevenden eerbied aanfchoüwd moet worden, even „ alzo moesten ook, zei hy, de door l a t oNa of ju ptt ek herfchapen Kikvorfchen* menfchen, beneffens alle hunne in de gron„ zaadefl hervormde Nakomelingen, tot in het ,', duizenddeen tienduizendfte gelid, sis eene ,, focrt van wondervolle, aan latona toe„ behoorende Middelweezens aangemerkt, en *> derhalven ook als zodanige behandeld en ge„ eerd worden, 't Is waar, volgens het ui„ terlyk aanzien, zyn ze Kikvorfchen, gelyk alle de anderen; maar te gelyk zynze ook geen ,., Kikvorfchen, zo ars alle de anderen: want „ daar zy door geboorte en van natuure menV, fchen geweest waren, en daar alles, wat „ wy volgens de natuuT en de geboorte'zyn ons een onuitwischbaar Karakter geeft, zyn s, ze niet zo zeer Kikvorfchen , afs wel Kikvor„ vorfchen-menfchen, en dus, in een zekeren rr Zin,  Eene Staatkundige Roman. 213 „ zin, nog altoos ons geflagt, onze broeders, ,, onze. ongelukkige broeders, ter onzer waaifchouwing met den vreeslyken Stempel van de wraak der Goden getekend; maar ook even ,, daarom ons hartelykst medelyden waardig. —- Doch niet flegts ons medelyden, (voegde ,, stilbon 'er by , ) maar ook onzen eerbied; daar zy de blyvende, de volkomene gedenk„ teekenen van de magt onzer Godinne zyn , waaraan men zig niet vergrypen kan, zon-,, der zig aan haar zelf te vergrypen: tërwyl hunne onderhonding, door zo veele eeuwen ,, heen, het fpreekendfte bewys opleevert, dat ,, zy deeze onderhouding begeert." De goede Overpriester, een man, die onzen Leezers zo geheel verachtlyk, gelyk hy hen vermoedlyk is, niet zou voorkomen , wanneer zy hem op zyne regte plaats te zetten wisten , ,— had den geheele avond met nalee- zen en overdenken van zyn Hoofdlluk over de Kikvorfchen doorgebragt, en zig derwyze ingefpannen, met de bemoeijing om zyne ftelling met nieuwe gronden te bevestigen, dat hem gansehlyk uit 't hoofd gegaan was, dat hy den Nomophylax belooft had, om hem by den Atcho,n den uitflag van zyn bezoek te zullen mededeelen. Hy herinnerde zulks zig niet eerder, dan toen hy, met het vallen van den nagt, de deur zyner cel hoorde opendoen, en den Notnophylax in éigen perfoon voor zig zag, O 3 li  ÜA DE ABDE UITEN, Ik heb u niet veel troostryks te berigte» (nep hy hem te gemoet:) Wy zyn in Hegter handen , dan ik my immer had voorgefield. De Archon keej't geweigerd myn boek te leezen ; mooglyk wel, om dat hy in V geheel niet leezen kan. „ Daar zou ik geen borg voor willen zyn; " — zei HYPSJBOAS. En hy fprak op een toon, zo ah ik nimmer van ' een Opperhoofd der Republiek zou hebben durven verwagten. Wat zeide hy dan?" Ik dank den Hemel, dat ik het meeste vergee, ten heb, van hetgeen hy gezegd heeft. Genoeg, hy fond daarop, dat de Academie haar oordeel 'er over geeven moest. „ Dat zal zy wel moeten laaten blyven, (viel de Nomophylax hem in de reden j ) die „ Antikikvorfchiaanen zullen meer tegenftand «, ontmoeten, dan zy vermoeden en verwag„ ten.' Maar, op dat men ons niet befchuldige,. dat wy geweidaadig te werk gaan, alfï vorens wy zagter middelen beproefd hebben, „ is de gezaamlyke minderheid vanbefluit, om,' „ zonder vertoeven, den Raad een Schriftelyk ,,-VoorfteI te doen, indien dePriesterfchap van » latona geneegen is, met ons in deezen s, gemeenfchaplyk te werk te gaan." - Van ganfcher harten! (antwoordde stilB o N.0 Ik wil dat voorftd. zelf opfeilen, en hem daarin aantoonen —- Voor  Eene Staatkundige Roman. ai$ ,, Voor als nog (fruitte hem de Nomophy,, lax,) kunnen wy met eene korte Promemo„ ,ia, die ik airede Sub fpe rati et grati opge„ fteld heb, voldaan. Wy moeten eene zo ge„ leerde pen als de uwe tot in den laatden en zwaarden nood befpaaren. " De Overpriester liet zig dit, wel is waar, welgevallen; doch hy nam evenwel voor, om nog in deezen nagt aan een klein Tractaatje te werken, waarin hy zyn .Systema over de Kikvorfchen van latona in een nieuw licht plaatfen, en op eene nog veel fynder wyze , dan zulks in zyn werk over de Oudheeden van den Tempel van latona gedaan was, alle tegenwerpingen en bezwaaren oplosfen en voorkomen wilde , die deWysgeer korax daartegen2ou kunnen maaken en inbrengen. Voor- ,, geziene pylen fchaden minder dan onverwagte, (zei hy by zig zelf.) Ik zal de zaak zo klaar en duidlyk maaken, dat 'er de eenvoudigften zelf door overtuigd zullen worden. Waarlyk, de dingen zoudeneen onnatuurlyken loop moeten neemen, wan„ neer de waarheid, juist in dit geval, haare natuurlyke magt over de verdanden der men„ fchen verlooren zou hebben. " 0 4 ZE-  O E ABI)ERlTENj ZEVENDE HOOFDSTUK. Vittrekzel uit het berigt der Academie. Jen over de oogmerken, welken korax daar, hy *ad> Effens eene Apologie, waaraan stilbon en korax evenveel aandeel kunnen neem en. Geduurende alle deeze bewegingen onder de minderheid van den Raad en de Priesters van lat o. na, » had de Academie een bevel bekomen , om binnen zeven dagen haare gedagten by den Raad inteleeveren: Door welk gepast middel, — behoudens de rechten van latona, — ^ onmaatige menigte van Kikvorfchen op het fp.o.edigfte en welvoeglykfe voorgekomen en bel,et zou kunnen worden? De Leden der Academie verzuimden niet, o,m den naastvolgenden morgen te vergaderen!' Daar nu ten dien tyde de Antikikvorfchiaanen het grootte gedeelte van dezelve uitmaakten, werd de uitvoering van het berigt, of de ppftelling van de gedagten derAcademie, aan den Wysgeer korax opgedragen; alhoewel, van de zyde des Voorzitters, met deeze uitdruklyke herinnering- dat hy zig ten zorgvuldig„ fte zou te wagten hebben, pm de Academie in  Eene Staatkundige Roman. ai?, in geene onaangenaamheeden met de Priesterfchap van latona intewikkelen. " Korax belqofde, dat hy al zyn vernuft zou te koste leggen, om, zo veel mooglyk was, de waarheid op eene oniianflootlyke wyze voortedraagen. Want tot het onmooglyke, (voegde fry.'erby,) is, gelyk myne hooggeëerde Heeren weeten, niemand, in geen een geval, verbonden. „ Daar hebt gy gelyk in, (hervatte"de Voor* zitter,) ik bedoel 'er ook niet anders me,, de, dan dat gy u, zo veel mooglyk is, in j, acht neemen moet: want de Academie mag en moet, zo veel mooglyk zy , de waarheid niet te kort doen." Dat is het geen ik altoos zeg! antwoordde korax. In welk eene-zeldzaame omftandigheid kan een e^rlyk man niet komen, zo dra hy het ongeluk heeft een Aoderiet te weezen! —- dagt korax by zig zelf, toen hy zig nederzette, pm de gedagten der Academie over de Kikvorfchen zaak op het papier te (lellen. In welke ander? Stad op Gods aardbodem zou men zig laaten invallen, om zulk eene vraag aan eene Academie der weetenfchappen voorteleggen ? — En evenwel is het den Raad nog als een verdienste aanterekenen, dat hy nog zo veel verftand en moed gehad heeft, om hier over de Academie te vraagen! 'Er zyn (leden in de 0 5 Wae»  218 de abd'eriten, waereld, waar men iets dergelyks op geene Academie laat aankomen. Men moet toedaan , dat de Abderiten fomtyds, uit loutere dwaasheid, nog wel eens een goeden inval hebben! Korax plaatde zig dus aan zyne Schryftafel, en werkte met zo veel lust enyveraanzyn taak, dat hy nog voor zonnenondergang .met zyn berigt in gereedheid was. Daar wy den Leezer een, wel niet uitvoerig, doch evenwel toereikend uittrekzel uit de Stellingen van den Overpriester stilbon gegeeven hebben, vordert de onzydigheid, die de eerfte pligt eens Gefchiedfchry vers is, dat wy hem ook van den Inhoud deezer Academifche gedagten ten minden zo veel mededeelen, als hy tot het recht verdand deezer merkwaardige Gefchiedenis noodig geacht wordt te moeten weeten. De hooge Raad, zeide korax in de inleiding van zyn Gefchrift, vooronderdelt in het afgevaardigd en voorde Academie zeer verëerend Raadsbefluit, dat de menigte der Kikvorfchen de menigte des Volks in Abdera in eenen onmaatigen en verbaazenden graad overtreft, en ontheft daardoor de Academie van de onaangenaame moeite, om eerst te moeten aantooneu en bewyzen, het geen als eene Stad-en Waereldkundige zaak voor elks oogen kenlyk is. " ,, Het is derhalven blykbaar, dat de Academie, by deezen daat van zaaken, blootlyk een middel heeft aan de hand te geeven, waardoor - dit  Eene Staatkundige Roman. 219 dit defect ten fpoedigfle en welvoeglykst verholpen zou kunnen worden." ,, Doch, daar de Kikvorfchen in Abdera, ingevolge een overoud en eerwaardig geworden Inftituut en geloof onzer Voorvaderen , voorrechten verkreegen hebben, in welks bezit hen te willen ftooren, zeer bedenklyk en aan veelen mooglyk wel ongeoorgeloofd voorkomt; en daar het, uit hoofde vau den aart der zaak, ligt zou kunnen gebeuren, dat heteenige zekere middel, dat in den tegenwoordigen uïterlten nood van het algemeene welzyn door de Academie ■ zou worden voorgeflagen, eenige inbreuk zou kunnen fchynen te weezen op deeze of geene weezenlyke of vermeende Rechten der Abderitifche Kikvorfchen, zal het zo zeer ter zaak en oogmerk dienende als onvermydlyk zyn, om vooraf eene historifche pragmatifche Opheldering te geeven van de vraag: Hoedanig het niet onze gemelde Kikvorfchen gefchapen ftaat?" ,, De Academie verzoekt derhalven , dat de hoog en welaanzienlyke- Medeleeden van den grooten Raad, dit befpiegelend gedeelte haares onderdaanigst en niets beveelend Berigt, met des te meer geneegen aandagt en opmerkzaamheid gelieven te begunstigen, als het gelukkig gevolg, van deeze voor de geheele Republiek zo hoogstaangeleegen zaak, alleenlyk van de verklaaringen het goed veifland der preliminaire vraag afhangt: Of en in hoe verre de Kikvor_ fchen  *20 DE ABDERITEN, fchen van Abdera, al of niet, ah weezenlyke Kikvorfchen zyn aantemerkenf'" Deeze verkering beflaat in het berigt meer dan twee derden van het geheel. De looze Wysgeer, zeer wel indagtig, wat hy den voorZigtigen Voorzitter beloofd had, gewaagt van de herfchepping der Milifche Boeren flegts in het voorbygaan, en met al den eerbied, dien men aan een oud Volksvooroordeel verfchulfl'igd is; hy fielt dit, met betrekking tot het boek van den Overpriester stilbon over de Oudheeden van den Tempel van- latona, vooraf vast, als. eene zaak, waaromtrent al zo weinig twyffelingen vallen , als men twyffelen kan aan de herfchepping van narcissus in een Bloem; van c y c n u s in een Zwaan; van daphne in een Laurierboom; of aan eenige andere herfchepping, die op even gelyken goede gronden berust. Indien het ook al niet ongeoorloofd en onwelvoeglyk zyn mogt, zulke overoude gebeurtenisfen te heeten liegen was het echter, zo hy meende, onverftan' dig. — Want daar het aan de eene zydeonmooglyk was, om door gefchiedkundige bewyzen derzelver geloofwaardigheid om verre te ftooten, en dat, ter andere zyde, geen Natuuronderzoeker in de Waereld in (Iaat was, om de volflrekre onmooglykheid deezer herfcheppingen te kunnen betoogan, zou elk verflandige Zig bever onthouden om ze in twyffél te trek- ' ken,  Eene Staatkundige Roman. 42 f Ren, wanneer hy 'er toch niets anders zou weeten tegen in te brengen , dan de gewoone , en duizendmaal herhaalde gezegden: Het is ongelooflik ! Het is tegen den loop der Natuur ! en foortgelyke formulierbezwaaren , die het breinlöoste hoofd, in den eerden opflag, te binnen moeten fchieten. Hy befchoiiwde dus de verkeering der Milifche Boeren in Kikvorfchen, als eene op zig zelf (taande zaak; doch hy beweerde, dat derzei ver waarheid, irt het voorhanden zynde geval, voldrekt onverfcïiillig was, en 'er niets mede te maaken had: want niemand zou immers willen ontkennen, dat deeze Milifche Menfchkikvorfcben reeds ten xa\nften een paar duizend jaaren dood en vergaan Waren. —-—- En al eens gefield, dat &z Abdetitifche Kikvorfchen hunne afkomst van dezelven voldoende bewyzen konden , dan zouden zy daarmede nog niet anders beweezenhebben, dan dat zy zedert onheuchlyke tyden van Vader tot Zoon egte elkander in eene linie opvolgende Kikvorfchen waren: want, zo dra de meergemelden Boeren, door hunne herfchepping, van het oogenblik hunner bekikvorfching af, opgehouden hadden Menfchen te weezen , hadden zy ook, zedert dat zelfde tydftip, niet anders dan lyflyke eh Uatuürlyke Kikvorfchen kunnen voortbrengen. Met een woord, Kikvorfchen zyn Kikvorfchen, en de omflandighéid, dat hünne eerde ftamvaders voor hunne her-  222 de abderitek, hervorming Milifche Boeren geweest zyn, maakt even zo weinig verandering, in hunne tegenwoordige Kikvorfchen natuur, als men een van twee en dertig quartieren her gebooren bedelaar voor een Prins zou aanzien, fchoon het telfens bewyslykware, dat de eerfte Bedelaar van zyn geflagtboom in eene regte linie van ninus en semi kam is oorfpronkiyk was. De Aanhan^ gers van liet tegenovergefteld gevoelen fchee' nen hiervan ook zo wel overtuigd te zyn, dat zy, bm de voorgewende verheeven natuur der Abderitifche Kikvorfchen ftaande te houden, hunne toevlugt tot eene Hypothefe moesten neemen, welker bloote daarftelling alle wederlegging overtollig maakt. De fcherpzinnige Leezer, (en het fpreekt vari zelf, dat een werk, gelyk dit, geene anderen hebben kan,) zal airede, zonder onze herinnering , bemerkt hebben, dat k o r a x deezen omzwaai nam , om op het fystema van den Overpriester stilbon te komen , welk hy — voor hy het waagen durfde, om met zyn voorflag wegens de vermindering der Kikvorfchen voor den dag te komen, . 0f wederleggen of belachlyk maaken moest. Daar nu van deeze twee wegen de laatfte de beste en gefchiktfte was, ten opzigte der bekwaamheeden. van hun Hoog- en Weledelens, waarmede hy te doen had, vergenoegde korax zig, om het onbegryplyke van deeze hy- po-  pene Staatkundige Roman. aüj pothefe door eene comicque berekening der oneindige kleinheid der aangenoomen grondzaaden tot eene ongerymdheid te overdryven. ,, Wy willen, zei hy, om den aandagt van den hoogen Raad niet buiten noodzaake met rekenkundige fpitsvindigheeden te vermoeijen, aanneemen, dat de zoon van den grootden en dikften Kikvorschgeworden Milier, in zynen grondzaadlyken ftaat, tot zynen vader Hond als i tot 10,000,000. Wy willen dit enkel om des ronden getals wil zo aanneemen , hoewel het zonder veel moeite bewyslyk zou zyn ,. dat de grootde onder al de Homunculi, als een grondzaad, ten minden nog tienmaalen kleiner is, dan ik opgegeeven heb. Nu deekt, naar het gevoelen van Priester stilbon, in dit grondzaad, naar evenredigheid verkleind , het grondzaad van den kleinzoon , en zo al vervolgens het een in het ander, by al de Nakomelingen , tot in het duizendde geflagt, doch altoos by elke graad tien millioenen kleinder wordende! Zo dat het grondz-aad van een thans leevende Abderitifche Kikvorsch , gedeld dat hy niet meer dan in den dertigden graad van zynen Stamvader verwyderd was, toen hy zig nog in zyn grondzaad in zyn gemelden eerden Vader bevond, zo veele millioenen, billioenen , trilli— oenen enz, kleinder dan een kaasmade zou moeten geweest zyn, dat de vlugde fchryver, die de hoogs Raad van Abdera in deszeifs Kansla- ry  "4 BÉ ABDËRITÈ N, ry heeft, in geen tweehonderd jaaren al dé Hullen , die hy noodig zou hebben, om dit getal uittedrukken, zou kunnen affchryven, ert dat het geheel gebied der pryswaardige Republiek (zo veel naamlyk, als daarvan nog niet m Kikvorfchehpoelen veranderd is,) zeer bezwaarlyk ruimte genoeg zou opleveren , om hetpapier of pergament te bevatten, 't welk voor dit verfchriklyk getal nullen groot genoeg zou Weezen. De Academie laat het aan het oordeel van den Raad, of het allerkleinde der kleine dieren in de waereld klein genoeg zy, om van Zulk eene allerkleinde kleinheid zig een denkbeeld te kunnen vormen? En of men ook wel anders gelooven kan , dan dat den eer-waardigen Overpriester iets menfchlyks is overkomen , toen hy de (telling van de Grondzaa-den uitvond, om de voorgegeeven heiligheid der Abcleritifche Kikvorfchen eene, wel niet zeer fchynbaare, maar evenwel ten minden eene zeer donkere en onbegryplyke onderdeuning te geeven ?" „ De Academie heeft de inbeeldiiigskragt der doorluchtige Vaderen des Vaderlands niet over deeze zaak tot het uiterde willen infpannenl Doch, Waniieer men .bedenkt, hoe kort het na-tuurlyk leven eener Kikvorsch Zy, en dat onze hedendaagfche Kikvorfchen,- naar de vooron-derdelling, ten minden het vyfhonderdde Geflagtvan de Milifche Boeren zyn, dan verliest- zig  Eens Staatkundige Roman. 225 zig de Stelling van den wel zeef ëerwaardigeri Overpriester, ih zulk eenen Afgrond Van kleinheid , dat het ongerymd, en om de Waarheid te zëggeri, grouwlyk ware, Om 'ér flegts nog één woord verder óver te fpreeken!" ,, De Natuur is (gelyk het beroemde Opfchrift te Sais zegt,) alles , wat is, wat was , en wat zyn zal, en haare fluijer is nog doof geen iterfling afgeligt. De Academie, iterkër' dan ieriiand anders van deëze waarheid doordrongen , is 'ér verre van af, om zig eeftig by« zonder ën juister inzigt in geheimen, die ondoorgrondelyk blyven moeten, te willen aanmaatigen. Zy gelóóft, dat het te vergeefscri 2y, van de Wordingswyze der werktuiglykë weezens méér te Willen weeten, dan onze zinnen by een aanhoudëndé opmerkzaamheid daarvan ontdekken. En, wanneer zy het al voor' geoorloofd zou houden, om de natuurlyke neiging van den geest des menfchen — om zig alles begryplyk te willen maaken , — door Hellingen voedzel te geeven, dan komen haar nog altoos dezulken het natüuriykfte vöor, uit hoofde van Welken men aanneemt, dat dié grondzaaden der werktuiglykë Lighaamen eerst dan door de verborgen kragten der Natuur gevormd worden , wanneer zy hen waarlyk noüdig hééft; Ingevolge deeze wyzè van verklaaren, is het grondzaad van elk thans lëévend kwakkend fchepzel, in alle de moerasfen erf II» DEEL; P Kik»  s2<3 de abderiten, Kikvorfchenpoelen van Abdera, niet ouder dan het oogenbiik zyner wording, en heeft met den indiuidueelen Kikvorsch, die ten tyden van den Trojaanfchen Oorlog kwakte, en waar van de thans leevende in eene regte linie afdamt, verder niets gemeen , dan dat de Natuur hen beiden naar een en het zelfde Model, door dezelfde werktuigen , en tot dezelfde oogmerken gemaakt heeft." De Wysgeer korax, na dat hy in het lange en breede het een en ander ter nadere bevestiging van zyn gevoelen heeft bygebragt, trekt eindlyk 'er dit gevolg uit: Dat de Abderitifche Kikvorfchen even zulke natuurlyke, gemeene en alledaagfche Kikvorfchen zyn, als alle de overige Kikvorfchen in de waereld, en dat derhalven het zonderling voorrecht, waarop zy in Abdera zig te verheugen hadden, niet gegrond was op de voortreflykhcid hunner nabuur , en voorgewende verwandfchap met de menschlyke, maar blootlyk op een volksgeloof, dat men, ten grootden nadeele van het algemeene welzyn, al te lang onbeperkt en in eene duisternis gelaaten had, onder welkers begunftiging de vervoerde inbeelding van den eenen , en het eigenbelang van den anderen ryklyk geleegenheicj vonden om den zotden en ongevoeglykden rol te fpeelen , waarvan men, Egypte» uitgezonderd, geen foortgelyk voorbeeld in de waereld vinden zal." u De  Eene Staatkundigs Roman. az? ,, De oudheeden van Abdera ( vervolgt hy, )> verbergen zig, in weerwil van al het licht, dat de eerwaarde en geleerde stilbon 'er zo ryklyk over verfpreid heeft, nog altoos, gelyk de oudheeden van alle andere Heden in de waereld, in eenen nevel, welks on¬ doordringbaarheid den waarheidiievenden Onderzoeker weinig hoop overlaat, om immer in deeze zyne begeerte bevreedigd te zien. Doch tot wat einde hebben wy ook noodig,, meer daarvan te weeten, als wy werklyk weeten ? Hoe het ook geleegen mag zyn met den oor- Tprong van den Tempel van latona, en deszelfs geheiligde Kikvorfchenpoelen, latona is daarom niet te meer of minder eene Godin , noch haar Tempel te meer of min een Tempel, noch zyn haare Kikvorfchenpoelen temeer of minder Kikvorfchenpoelen! Latona zal en moet in haaren aelonden Tempel vereerd, en haaren aelonden Kikvorfchenpoel zal en moet de verfchuldigde hulde beweezen worden ! Beiden is het eene Inftelling onzer *oud(te Voorvaders; eerwaardig door den grysten Ouderdom; bevestigd door de gewoonte van zo veele eeuwen; onderhouden door het onafgebroken voortgeplante algemeene Volksgeloof ; geheiligd en onwrikbaar gemaakt door de wetten van het Gemeenebest, die de bewaaring en handhaaving derzelve aan het aanzicnlykst Collcgie van den ftaat heeft toevertrouwd; P « doch  £*8 fi b a b d e é. i t ë n, doch wanneer latona, of jupiteroib l a x o n a 's wil, de Milifche Boeren in Kikvorfchen herfchapen heeft, volgt dan daaruit, dat alle Kikvorfchen latona heilig zyn, en zyzig; hetPriwerlyk voorrecht, van nimmer gemoeid te mogen worden, kunnen aanmaangen? En wanneer onze Voorvaders goedgevonden hebben, om, ter eeuwiger gedagtenis van du wonder, in den omtrek van latona 's Tempel een kleinen Kikvorfchenpoel te onderhouden, is het dan gezegd, dat geheel Abdera m een K.kvorfchenmeir hervormd moet worden ? " „ De Academie iveet zeer Wel, wat achting zyaan zekere denkbeelden en gevoelens van het volk verfchnldigd is. Doch het bygeloof, waartoe het altoos geneegen is overteflaan, kan flegts in zo verre en tot zo lang geduld worden, als het de paaien der onfchaadlykheid niet al te zeer overfchreedt. De Kikvorfchen kunnen in eeren gehouden worden; maar de menfchen aan de Kikvorfchen opteöfferen, is onbillyk Het oogmerk, waartoe de Abderiten, onze Voorvaderen, den geheiligde,, Kikvorfchenvyver inftelden, had zekerlyk ook door een enkele Kikvorsch bereikt kunnen worden ! Doch laat het zyn, dat 'er een geheelen poel vol onderhouden moet worden ! wanneer men zig dan flegts tot deezen éénen bepaald had! Abdera zou daarom niet minder bloeiende, magtig en gelukkig  Eene Staatkundige Roman. 229 lukkiggeweest zyn. Enkel de /.onderlinge waan , dat men geene Kikvorfchen en Kikvorfchenpoelen te veel hebben kon, heeft ons daarheen gebragt, dat ons heden waarlyk geene andere keur overig blyft, dan om ons van deeze lastige, fchadelyke en al te vrugtbaare Medeburgers ten fpoedigfte te ontlasten , of dat wy gezaamlyk, met ontbloote hoofden en voeten, ons naar den Tempel van latona begeeven, en op onze knien biddende zo lang by de Godinne aanhouden, tot dat zy het oude wonder aan ons hernieuwt, en ook ons, zo veelen onzer 'er zyn, in Kikvorfchen herfchept." De Academie zou zig aan de wysheid en het doorzigt der Hoofden en Vaderen des Vaderlands zeer groflyk vergrypen, indien zy flegts een oogenblik wilde twyffelen, dat men het middel, dat haar in zulke vertwyffelde omftandigheeden voorteflaan wordt afgevorderd, en dat het eenige is, 't welk zy in Haat is om te kunnen voorflaan, niet met beiden de banden zou aangrypen. Dit Middel heeft alle de vereischten, die de hooge Raad vordert: het fiaat in onze magt; 't is voldoende aan het oogmerk , en van eene onmidlyke uitwerking, 't is daarenboven niet alleen onkostlyk, maar zelfs met een aanmerklyk huislyk voordeel verbonden, en latona, noch haare Priesters, kunnen 'er, onder behoorlyke bepaalingen, iets het miufle tegen hebben in te brengen!" P 3 Eu  *3* » E ABDERITEN, En nu raade de geneegen Leezer, welk een m.ddel dit zyn moge! Het is, om hem niet lang optehouden, het eenvoudigde van de waereld; het is eene in Europa zedert de dagen van ouds tot op den huidigen dag zeer gewoon middel; 't is iets , waar over niemand Jn de ganfche Christenheid eenig bedenken maakt, — en waarover evenwel, toen dit gedeelte van het berigt in den Raad van Abdera werd voorgeleezen, de helft der Raadsheeren de hairea, te berge reezen. Met weinig woorden , het middel, dat de Academie van Abdera voorfloeg, om de'overtollige Kikvorfchen op eene gevoeglyke.wyze kwytte worden, was — hen op te eeten. „ De vervaardiger van het berigt betuigde, dat hy, op zyne reizen, te Athenea, te Corinthe, tzMegera, in Arkadie, en op honderd andere plaatfen, Kikvorfchenboutjes had zien eeten , en zelf gegeeten had. Hy verzekerde, dat het eene zeer gezonde, welvoedende en welfmaakende fpys was; men mogt ze dan gebakken , ingelegd, gedoofd, of in kleine pasteitjes op tafel brengen. Hy berekende, dat op deeze wys, de overtollige menigte Kikvorfchen, in korten tyd, op een zeer gemaatigd getal gebragt, en aan de fmalle gemeente, in de toenmaalige drukkende en kommerlyke tyden , geene geringe verligting, door dit nieuw Voedzel, bezorgt zou kunnen worden. En, de-  Eene Staatkundige Roman. sjj dewyl het daaruit ontftaande voordeel, uithoofde van de natuur der zaak, van dag tot dag noodwendig verminderen moest, zou daarentegen dit verlies te ryklyker vergoed worden, óm dat men, van tyd tot tyd, eenige duizende Kikvorfchenpoelen en vyvers droogmaaken en weder tot vrugtgebruik aanleggen kon, eene omftandigheid, waardoor ten minften het vierde deel van den grond, tot Abdera behoorende, wederom aangewonnen, en door de Inwoonders met nut gebruikt zou kunnen worden. De Academie, voegde hy 'er by, heeft de zaak uit alle mooglyke gezigtspnuten befchouwd , en kan niet begrypen , dat de Priesters van latona, van hunne zyden, iets het geringde daartegen zouden kunnen inbrengen! Want wat de Godin zelve aanging, zonder twyffel zou zy zig, door de bloote verdenking, als of haar meer aan de Kikvorfchen, dan aan de Abderiten geleegenlag, zeergebelgd en beleedigd vinden; en van de Priesters was het te verwagten, dat zy veel te goede Burgers en Vaderlanders zouden zyn , om zig te verzetten tegen een voorflag, waardoor dat geen, 't welk tot hier toe het grootfte kwaad en de ondraaglykfte kwelling voor het Abderitisch welweezén had uitgemaakt, enkel door eene gepaste fchikking in het grootfte nut veranderd kon worden. Doch, daar het zeer onbillyk zou zyn, om de Priesters te befchaadiP 4 gei»  43a' BE abderitem, gen ten voordeele van het algemeen , hield de Academie het daarvoor, dat men niet flegts het aeloud beftaan en vrugtgebruik der Kikvorfchenpoelen aan den. Tempel van latona kon blyven toekennen en verzekeren, maar darmen ook eene fchikking zou kunnen maaken, dat van het oogenblik af, dat.de Akdekitifche. Kik' vorfchenboutjes voor eene geoorloofde fpyze ?onden verklaard weezen , 'er van elk dubbel ' frees een impost van twee of drie Obolen aan den Tempel van latona betaald zou moeten worden. Een impost, die naar eene zeer gematigde berekening, binnen weinig tyd, een fomme van dertig of veertig duizend drachmen aan latona 's Tempel opbrengen kon, en dat aldus dien Tempel, weegens alle andere klerne voordeden, die door deeze nieuwe inTigtmg zouden koomen optehouden, rykelyk fchadeloos gehouden worden zou." De Wysgeer k o &. a x befloot eindlyk zyn berigt met deeze woorden;-,, De Academir gJ loofde door deezen zo hoog noodz-aaklyken ais algemeen nuttigen voorflag zig van haare fchuldige verpügting gekweeten te hebben. Wegens het gevolg daarvan fielde zy zig volkoomea gerust, dewyl 2y, in bet geval, I)iet meer ^ trokken was, dan alle de overige Burgers van Abdera: doch daar zy overtuigd was, dat niet anders dan volflagen Batnachofibhteti in (iaat konden zyn , om zig tegen eene zo onöntbeer- lyke  Eene Staatkundige Roman, 233 |yke hervorming aantekanten, hoopte zy, dat de lofwaardige Vaderen des Vaderlands niet zouden gedoogen, dat eene zo belachlyke feqte de overhand yerkrygen, en voor het oog van alle Grieken en Barbaar en, den Abderitifchen naam, een fchandvlek aanwryven zou, die al de vol-> gende eeuwen niet konden uitwisfchen," 't Is moeilyk om uit de handelingen der menfchen hunne oogmerken te beoordeelen; 't is hard , booze inzigten te vermoeden , enkel om, dat een daad even zo ligt eene kwaade dan goede beweegreden hebben kan ; maar het is onverftandig en dom, iemand voor een erg mensch, te houden, alleen, om dat zyne voorftellingsWyze de onze niet gelyk is. Alhoewel wy nu, niet met zekerheid zeggen kunnen, hoe zuiver de oogmerken van den Wysgeer korax by het opdeden van dit Berigt geweest moogen zyn, kunnen wy niet anders dangelooven, dat de Priester stilbon zyne hartstogt te veel heeft toegegeeven , toen hy den gemelden k 0rax, uit hoofde van dit berigt, voor een 0penlyken vyand van Goden en menfchen verklaarde, en hem van een handtastlyk opzet, om allen Godsdienst te ondermynen, befehuldigde. Hoe overtuigd ook s t il 110 n van zyne eigene Helling was, is het echter niet onmooglyk, dat, onder de veelvuldige en onwillekeurige verfcheidenheid van gevoelens, korax van de waarheid zyner denkbeelden even zo P 5 zeer  *34 de abderitem, zeer en zo oprecht overtuigd ware, dat hy, naamlyk, in het binnenst van zyn hart, de Abderitifche Kikvorfchen voor niets meer dan voor enkele natuurlyke Kikvorfchen hield, en hy, door dit zyn voordel, weezenlyk geloofde, zyn "Vaderland een gewigtigen dienst te zullen bewyzen. Intusfchen wil de fchryver deezes gaarne bekennen , dat het heden , uit aanmerking, dat de in Europa algemeen aangenoomen grondregels voor de Kikvorfchen niet zeer gunftig zyn, voor ons eene ten alleruiterde delfcaate zaak is, om over dit punt een volkomen onpartydig oordeel te vellen. Dan, hoe het ook met de zedelykheid der oogmerken van korax gefchapen mag zyn, zo veel is ten minften zeeker, dat hy zo min zonder hartstogten was dan de Overpriester, dat hy ook al te yverig zig de vermeerdering van zynen Aanhang beyverde, om geene verdenking tebaaren, dat de ydele eerzugt, om het Hoofd eener Party te weezen , de begeerte om over stilbon te zegevieren, en de trotfche gedagten, om daarmede in de Jaarboeken van Abdera te pronken, ten minden ruim zo veel, tot zyne groote werkzaamheid, in deeze Kikvorfchen zaak , hebben toegebragt, dan zyne deugden. Doch dat hy, alles wat hy gedaan heeft, uit loutere eerzugt gedaan zou hebben , houden wy voor lastertaal van zwakhoofdige of met drift bezielde en kwaadaartige men-  Eene Staatkundige Roman. 235 menfchen, waaraan het, gelyk bekend is, by zulke geleegenheeden, vooral in kleine Ge' meenebesteu , nimmer pleeg te oHtbreeken. Korax had zodanige maatregels genomen, dat zyn gefield Berigt, by de tweede vergadering der Academie, eenparig werd goedgekeurd en overgenoomen: want de Voorzitter en drie of vier honoraire Leden, die zig niet bloot wilden geeven , hadden daags te voren zig op eene reis buiten 's lands begeeven. AGT-  de abderiten, AGTSTE HOOFDSTUK, Bet Berigt WOrdt in den Raad voorgeleezen en, na verfcheiden heevige debatten, fa fiutt men, om het den Priesters van l a t on a mede te deelen. Het Berigt werd binnen den bepaalden tyd den Archon ter hand gefield, en by de volgende Zitting van den Raad, door den Stadsfcbryver pyrops,een volflagen Tegenkikvorfchiaan met luider keel, en met eene buitengewoone naauwkeurige inachtneeming van punten en comma's, voorgeleezen. De minderheid had intusfchen wel by den Ar. chon flerke beproevingen gedaan , om het daar heen te brengen, dat de uitvoering van het Raadsbefluit werde uitgefleld, en om het, in eene buitengewoone Raadsvergadering, nog eenmaal op de meerderheid van flemmen te laaten aankomen , of de zaak niet, met voorbygaan van de Academie' het Collegie der Tienmannen in handen moest gefield worden? Onokradias bad ook dit voordel in beraad genoomen; maar, in weerwil van hetdagelyks aanhouden der Tegenparty, zyn antwoord telkens uitgedeld, daar hy verzekering had, dat het Berigt, op de aandaande gewoone Raadsvergadering, gereed zou zyn. De Nomophylax hypsiuoas , en zyne aan-  Mem Staatkundige Roman, 237 aanhangers, vonden zig dus niet weinig b deedigd, toen, na de gewoone zaaken waren afgehandeld , de Archon een groote Rol papier van onder zyn mantel te voorfchyn bragt, en den Raad te kennen gaf, dat dit het Berigt was, dat, ingevolge het jongde RaadsbeOuit, ter vervaa diging aan de Academie, in de bekende rampzalige Kikvorfchenzaak, was opgedraagert geworden* Met de gr otde onduimigheid reezen zy allen te gelyk overend; befchnldigden den Archon, dat by valschlyk gehandeld had, en Verklaarden , dat zy de voorleezing van het Be* rigt nimmermeer gedoogen zouden. Onokradias, die onder andere kleine menschlyke gebreken, ook deeze had, om hevig te zyn, waar hy koe], en koel te weezen, waar hy hevig zyn moest, was voorneemens om een zeer fcherp en driftig antwoord re gee* Ven; doch de Raadheer me id ia s verzogt hem zyn rust te houden, en de Heeren te laaten uitfehreeuwen. Wanneer zy alles gezegd zullen hebben, (beet hy hem in't oor; ) zullen zy niets meer te zeggen hebben, en dan zullen zy van zelf wel moeten ophouden. Dit was ook waarlyk het geval. De Heeren blateden, kraaiden en redeneerden met handen en Voeten, zo lange tot zy het moede waren; en toen zy eindlyk bemerkten, dat niemand naar hen luisterde, zetteden zy zig brommende wederom neder, wisehten het zweet van hunne voor-  £35 d e A li D E R 1 T E N) voorhoofden, en het berigt werd voa*. geleezen. Wy kennen de geaartheid der Abderitm om, zo gezwind als men de hand verdraait' van het ernstige tot het klugtige overteflaan,' en om door de geringde aanleiding tot lachen de ernstige zyde van eene zaak geheel uit het oog te verliezen. Naauvvlyks was het derde gedeelte van het berigt geleezen , of de werkindeezer Joviaüfche bnijen vertoonde zig geheel by hen, die kort te voren het luidde gefchreeuwd hadden. „ Dat heet % evenweJ zen, " zei een der Raadsheeren tegen zyn Nabuur, geduurende pyrops ophield, om volgens de gewoonte van dien tvd, een Snuifje nieskruid te neemeu. - „ Men moett0£. „ daan, zei een ander, dat dit ding me«ter„ lyk opgedeld is." — „ Ik ben zeer be„ mtuwd, zei een derde, wat men tegen het ' „ bewys, dat Kikvorfchen eindlyk flegts Kik« vorrclien zyn, zal kunnen inbrengen. " -1 „ Ik heb reeds voor lang dien weg heen -e„ dagt, voegde een vierde, met een veeizeg„ gend gelaat er by; maar het is met dat alles „ aangenaam , wanneer men bevindt, dat geleer„ de Luiden met ons van een gevoelen zyn " Nu verder, Heer Stadsfchryver! zei meidias, want het beste moet nog eerst komen Pyrops last voort. De Raadsheeren lachen, dat zy hunne buiken moesten vasthouden.  Eene Staalkundige Roman. 239 den, over de uitrekening der kleinheeden van de Grondzaaden des Priesters stilbon; doch werden eensklaps wederom ernstig,' toen de treurige Alternative voor den dag kwam , en zy zig voorftelden , hoe jammerlyk het 'er zou uitzien, wanneer zy, in corpore, met den regeerenden Archon aan het hoofd , naar den Tempel van latona zouden trekken, en het nog voor een byzondere genade zouden moeten aanzien, wanneer zy in Kikvorfchen veranderd werden. Zy rekten den dikken hals, en fnakten naar ademtogt, op de bloote gedagten, hoe zy by zulk een catastrophe te moede zouden zyn, en waren van harten willig en bereid, om elk middel goed te heeten, waardoor, zulk een ongeval verhoed zou kunnen worden. Maar toen nu het geheim 'er uitwas; toenzy hoorden, dat de Academie geen ander middel had voorteflaan, dan om de Kikvorfchen, waarvan zy , een oogenblik te voren , het koste wat het wilde, ontflagen wenschten te weezen, op te eeten.-. Welke tong is inflaat, orademengeling van verwondering, fchrik, en verdriet over de te leur gefielde verwagting te befchryven, die zig in eens op de misvormde aangezigten der oude Raadsheeren, die byna de helft van den Raad-uitmaakten , vertoonden ? Deeze luiden zagen 'er niet anders uit, dan of men hen aangemoedigd had, om hunne kinderen totfrikadillen te laaten hakken en dus op te-vreeten. Eens.  M° DÉ ABDERItEN, Eensflags door de onbegryplyke kragt van het vooroordeel overweldigd, fbndenzy metafgryzingop, en verklaarden; „ dat zy 'er verder s, niets van lnoren wilden, en dat zy zulk eene ,s Godloosheid nimmer van de Academie verss wagt hadden*" ■ Maar gy hoort evenwél, (riep de Raadsheer meidias,) dat het flegts gemeene Kikvorfchen zyn , die Wy eeten moeten ! Eeten wy geenpaauwen, duiven en ganzen , ongeacht deeze aan ju. K o, geene aan veRüs, en die zelfs aan p r iA p us geheiligd zyn 1 Bekomt het rundvleesch ons "er te flegter ota , om dat de Princesfe i o in een koe herfchapen is geworden? Maaken wy wel de fninfle bedênkelykheid, om alle foorten van visfchen te eeten, offchoon zy onder de befcherming der Watergóden ftaan ? Maar de vraag is hier noch van ganzen, „ noch van visfchen, maar van Kikvorfchen, „ riepen de oude Raadsheeren en Wykmeesters: dat is geheel wat anders. Rechtvaar„ dige Goden! de Kikvorfchen van lato„ na te eeten! Hoe kan het in een mensch „ van gezonde zinnen immer opkomen? Aldus begrypt gy het, myne Heeren ! ( riep de Raadsheer stentor 'er tegen in, ) Maar gy zoud evenwel zodanige Batrachofebisten niet. willen weezen i „ Liever Batrachofebisten d m B atritchophagen! ti riep 'de Nomophylax, die dit gelukkig tyd- llip  Eene Staatkundige. Roman., . 241 flip zig niet wilde laaten ontllippen , om zig ten hoofd eener Party optewerpen, op welks fchouders hy eerlang zig als Archon hoopte te verhellen. Li.ever, alles in de Waereld dan Batrachophagen! fchreeuwden de Pvaadsheeren van de minderheid, en een paar grasuwbaardige Wyk.meester$, die tot hunne party overfloegan. Myne Heeren ! ( zei de Archon onokradias, terw'yl hy met .eenige hevigheid van zyn elpelibeenen Stoel oprees , toen de Batrachofehis* ten zo vervaarlyk. hard begonnen te fchreeuwen , dat hy bedugt werd Voor zyne trommelvliezen:) 3, Een voordel van de Academie is nog geen bciluit. Zet u neder, en luistert verdandigs, lyk, indien gy kunt! —Ik hoop niet, dat ,, hier ientand gevonden wordt die zig verbeeldt, ,, dat 'er my Veel aan geleegen ligt, om Kik-f vorfchen te eeten i Ik zou ook nog wel raad tö ,, fchaffen weeten, dat ik 'er niet door opge- geeten worde. Maar de Academie, die uit de' „ geleerdde luiden van Abdera bedaat, moet 5, evenwel weeten, wat zy zegt, — " Niet altoos; mompelde me 1d1 as tusfeheri zyne tanden. En daaf het geffleeiie welzyrt Voor alles gaat, en het niet billyk zyé dat de Kikvori, fchen den Menfchen, ■— dat de Menfchen ^ „ zeg ik , den Kikvorfchen opgeofferd worden ^ zo als de Academie zeer wel b'éweezen beeft,ii. deel. 0/ „ tn  24* de aederite n, zo is myn gevoelen dat het Berigt, zon- der meer, den Priesteren van latona ge„ communiceert worde! Weet gy een beter „ voorfiel te doen, ik zal de eerfte zyn, om „ het te helpen onderfieunen. Want ik voor „ my, heb niets tegen de Kikvorfchen, in zo verre' zy geene fchade veroorzaaken. " Daar nu dit voordel van den Archon niets an. ders behelsde, dan dat geene, waartoe beiden Partyen, buiten hetzelve, evenwel zouden heb. ben moeten koomen, werd wel de Communicatie van het Berigt eenpaariggoedgekeurd, maar de rust in den Raad werd 'er niet door herdeld ' En, van dit uur af, bevond zig de arme Stad Abdera wederom, onder andere benaamingén, in 'Ezels en Schaduwen verdeeld. «  Eene Staatkundige Roman, 243. NEGENDE HOOFDSTUK; De Overpriester stilbon fchr.yft een zeer dik Boek tegen de Academie. Het wordt van niemand geleezen ! Foor V overige biyft alles op den ouden voeti 3Ef!k een verbeelde zig, dat dé Overpriester vüür én vlam zoü fpoegen over bet Berigt der Academie , eh men ftond niet wéinig verwonderd, toén hy, haaf hét üiterlyk aanzien, zd bedaard en gëlaaten zig daaronder gêdroég, als of de zaak hem in 't gèheel niet' aanging. Welke armzalige koppen! ( zëi hy, terwyl hy de zynë fchudde, en het Berigt niet ëehvlugtig Oóg inzag,) en evénwel zóu meh 'denken, dat zy myn Boek over de Oüdheedèngeleezen hebben , waarin allés zó middagklaar opgehelderd is ï Het is onbegryplyk , hoe men ,- by 't gebruik vali vyf gezonde zinnen, zó dom kan weezen. Ik wil echter hun het ver ft and nog wel ééns openen. Ik zal een Boek fch'ryven, een Boek, dat alle' Academiën, in dé ganfche waereld, my wederleggen moeien, indien zy kunnen ! En stilbön, dé Overpriester, zette zig neder, en fchfeef een Boek , driemaakn dikker dan het eerde, dat'dë Archon 0 n o kradi- q 8 a é  244 DE ABDERITENj „ as niet leezen wilde; en hy bewees daarin„ dat de Opüeller van het Berigt geen men" fchenverftand had; dat hy een weetniet was „ die met eens geleerd had, hoe 'er, in de ,,. natuur, niets groots of kleins was; niet wist „ dat de ftof, tot in het oneindige, gedeeld „ kon worden, en dat de oneindige kleinheid » der Grondzaaden, (indien men ze zelfs nog „ oneindig kleinder vooronderftelt, dan ko" RAX' in 2yne tot het belachlyke toe over„ dreevene berekening,) tegen hunne mooglyk-' heid geen minimum bewyst. Hy vermeer-' " derde de gronden van zyn Systema, wegens ,, de Abderitifche Kikvorfchen, met nieuwe „ gronden, en beantwoorde metgrootenaauw" keurigheid en wydloopigheid, alle moogly«, ke bezwaaren, die hy zelf'er tegen inbragt. „ Zyne verbeelding en zyn gal verhitteden, ongemerkt onder het fchryven , derwyzen , dat „ hy, in zeer bittere befchimpingen, tegen „ zyn..Party zig uitliet,- hen van een veiflok„ ten haat, tegen de waarheid, befchuïdigen„ de, en vry duidlyk te verdaan geevende, „ dat zulke menfchen in eene befchaafde Maat„ fchappy niet geduld behoorden te worden. De Raad van Abdera verfchrikte, toen de Archon, na ettelyke maanden, (want eerder had stilbon met zyn wérk, alhoewel hy dag en nagt fchreef, niet gereed kunnen geraaken ,j het tegenfchrift van den Overpriester voor den Pvaad  Eetie Staatkundige Roman. 243 Raad bragt. Dit gefchrift was zo verfchriklyk groot, dat hy het, om de zaak te bekorten, door twee van de (lerkstgefpierde en breedstgcfchouderde zakkendraagers, op een groote berrie, binnen fleepen, en op de groote Raadstafel leggen liet. De ,Heeren begreepen , dat 'er geene mooglykheid toe was, om hen eene zo wyduitgeftrekte verdeediging te laaten voorleezen: 'Er werd derhalven , by meerderheid van Hemmen, beflouten, om het Boek, zo als het was, den Wysgeer korax te doen toekoomen,met byvoeging, dat hy alle de aanmerkingen , die hy op het zelve te maaken zou vinden, fchriftlyk en zo fpoedig mooglyk was,'aan den regeerenden Archon zou ter hand (lellen! Korax bevond zig juist midden ondereen aantal neuswyze Abderitifche Jongelingen in den voorhof van zyn huis, toen de zakkendraagers , met hunnen geleerden last, by hem aankwamen. Wanneer hy nu van den byzynde Raadsbode vernoemen had, wat 'er van de zaak was , ontftond 'er zulk een geweldig gelach , dat men het drie, vier flraaten verre, ja! tot in de Raadzaal toe, hoofen kon. — Dg Priester stilïon (zei korax, > is een flimme gast! Hy heeft juist het onfeilbaar middel aangegreePen, om niet wederlegd te worden ! Doch hy zat zig bedroegen vinden! Wy zullen hem ioonen, dat wy een boek wederleggen kunnen , zonder het gekezen te hebben.. Q 3 s* Waas  £4-6 DE ABDERITSN, Waar zullen wy onze vragt aflaaden ?" vroegen de zakkendraagers, die 'er reeds een goede poos mede gedaan hadden, en van alle de geesrJge en fchertzende invallen der gelee*, den Heeren niets verftonden. In myn huisje (antwoordde korax,) is geen plaats voor een zo afgryslyk groot Boek. ,, Weet gy wat, ( viel een der jonge Wys„ geeren tusfchen beiden,) vermits dat Boek toch gefchreeven is om niet geleezen teworr „ den, zo bezorg het een plaats, in de Biblio? theek van den Raad. Daar is het zeker, en 55 wel bewaard, en zal, onder de befcherming van een vingerdik ftof, ongeleezen en onber " fchadigd, tot de iaate Nakomelingfchap woIt den overgebragt." L}ie wval is voortrefiyk; (zei korax.) Goede Vrienden ! (vervolgde hy , zig tot de zakkendragers wendende,) daar zyn twee dracht men voor uwe moeite ! Brengt de lading op de Ra.ads bibliotheek, en bemoeit 'er u verder niet mede l ik neem, de geheele zaak voor myne rekening- . . ;' | Stilbon, wien het noodlot van een Boek, dat. hem zo veel tyd en moeite gekost had,' niet lang verborgen kon bJyven , wist van verbaasdheid en gramfchap niet, wat hy denken of doen moest. — „ Gerechte latona! „ (riep hy by herhaaling uit,) weifee tyden 3, beleeven wy! — Wat is'er met menfchen i, aan-  Eene Staatkundige Roman. 247 aantevangen, die niet hooren willen? — Maar het zy zo! Ik heb het myne ge- ,, daan! — Willen zy niet hooren, zy kunnen ,, het laaten! Ik verroer geen veder meer; ik deek myn ping niet meer uit, voor een zo ,,, ondankbaar, onbefchaafd en onverdandig „ volk." Aldus dagt hy in de eerde opwelling van zyn hart; maar de goede Priester bedroog zig zelf door deeze fchynbaare geiaatenheid ! Zyne eigenliefde was te zeer beleedigd, om 'er aldus in te blyven berusten. Hoe meer hy de zaak indagl, en hy kon, den geheelen nagt, op niets anders denken, hoe meer hy zig overtuigd voelde, dat het hem niet vry dond, om," by zulk eeue fterke roeping, voor de goede zaak ftil te zitten. De Nomophylax, en de overige vyanden van den Archon onokradias, verwylden niet, om, door hunne opdookingeu , zynen yver in volle vlam te zetten. Men hield dag aan dag byeenkomden, om zig te beraaden over de maatregelen, die men te neemen had, om den geweldig vloeijenden droom van wanorde en reukeloosheid , zo als stilbon het noemde , tegendand. te bieden. Doch de tyden waren, in de daad, zeer veranderd. Stilbon was geen strobylus. Het Volk kende hem weinig of niet, en hy bezat geene. dier bekwaamheeden, waardoor . Q 4 zyn  £48 d e a t, d e r i t e n, zyn gemelde voorganger, met oneindig minder geleerdheid, 2ig zo gewigtig in Abdera gemaakt had. Byna al de jonge luiden der beide kuntie waren met de gronddellingen van den YVysgeer korax befmet. Het grootde deel der Raadsheeren en aanzienlyke Burgers helden zonder grondbeginzels, tot die zyde over, waaihet meeste te lachen viel. Qnder het gemeen hadden ook de Straatliederen , waarmede eenige vaarzenmaakers, van den aanhang vari korax de Stad opgevuld hadden, zulk eene goede uh> werking gedaan, dat men vooreerst weinig hoop kon voeden, om, gelyk voordeezen, het gemeen zo ligt tot oproer te doen overflaan; en, dat nog het ergde van allen was, men had reden om te vermoeden , dat 'er onder de Priesters zeiven gevonden werden, die met de Antikikvorfchiaanen in onderhandeling Honden. Plet was althans zekerlyk meer dan eene enkele verdagthouding, dat de Priester pamphagus van den aanflag zwanger ging, om zig de tegenwoordige omdandigheeden ten nutte te maaken, en den eerlyken stilbon uit eene plaats te dringen, waartoe hy, (zo alspamp hagus onder de hand, te verdaan gaf,) in zulk eene bedenklyke Cruis van zaaken, wegens zyne voldrekte onbedrevenheid, in de verëischten werkzaamheeden, in geenerlei wyze bevoegd was. Mret dit alles evenwel maakten de Batrachofe, \ Bis*  Eene Staatkundige Roman. 249 bisten eene tranzienlyke Party uit, en 11 y i> s 1loas had gefchiktheid genoeg, om hen altoos in eene beweeging te onderhouden, die meer dan eens gevaarlyke omwentelingen had kunnen te wege brengen, indien de Tegenparty, te vreeden met haare behaalde zegepraalen, en ongeneegen, om het overwigt, in welks bezit zy was, in gevaar te zetten, — niet zo werkloos gebleeven was , en alles, wat tot ongemeene beweegingen aanleiding zou hebben kunnen geeven, zorgvuldig vermyd had; wartt offchoon zy wel niet den naam van Batrachophagen te weigeren fcheenen, en de Kikvorfchen van latona in hunne gezelfchappen de gewoone ftof tot vrolyke invallen verfchaften, lieten zy het echter, volgens de egte Abderitifche wyze van handelen , daarby berusten; en de Kikvorfchen bleeven, in weerwil van het berigt der Academie, en de fpotterny van den Wysgeer k 0 r a x , by aanhoudendheid ongeftoord en ongegeeten in het bezit der Stad en het Landfchap van Abdera. QI5 TIEN-  *5° D E A B d E r I T E N, TIENDE HOOFDSTUK. 'Zeldzaam ontwikkeling van het gehcth Abdentiscli klugtig Treur/pel, I^aar alle waarfchynlykheid zouden de Kikvorfchen van latona deeze zekerheid nolang genooten hebben, zo niet, ongelukkig^ m den volgenden Zomer, eene oneindige me~ ingte Muizen en Rotten, van allerlei kleur eenklaps, de velden van het ongelukkig Ge! ineenebest overdroomd, en daar door de gansch onnozele en onberaden voorzegging van den Archon anokradias, op eene onverwagte wys, vervuld hadden. Van Kikvorfchen en Muizen te gelyk opgegeeten te worden, was voor de arme AbderiW* te veel oP eenmaal. De zaak werd ernstig. De Antihkvorfchiaanen Honden nu flerk od de noodzaaklykhe.d, om, zonder uitltel, het voordel der Academie te bewerkdellingen De Batrachofebhten fchreeuwden : „ Degee» Ie, groene, blaauwe, bloedroode en vloo„ verwigen Muizen, die binnen weinig dagen » de gruuwlykde verwoesting op de AbdeL " VeIde» hebbe" «ngerigt, zyn een zigt., baare draf voor de Godioosheeden der L " irac^*d™, en oogfcbynlyk door lato-  Eene Staatkundige Roman.. 251 ^, na ontnidlyk gezonden, om de Stad, die zig der befcherming van latona onwaardig ge- maakt heeft, geheel te verderven." Te vergeefsch bewees de Academie, datgeele, groene en vlooverwige Muizen daarom niet te meerder Muizen zyn dan anderkleurige ; dat het met deeze Rotten en Muizen geheel natuurlyk in zyn werk ging; dat men, in de jaarboekken van alle Volken , diergelyke voorbeelden vond; en dat het nu, des te meer, daar gemelde Muizen beflooten fcheenen te hebben , om de Abderiten bovendien niets hoe genaamd ter fpyze over te laaten, te noodzaaklyker was , om de fchade,die deeze twee gemeene vyanden het Gemeenebest toebragten,op de eetbaare helft derze4ver, op de Kikvorfchen naamlyk , te herhaalen. Te vergeefsch poogde de Priester pamphagus het te bemiddelen door voorteflaan; „ om,in 't ,, vervolg, de Kikvorfchen tot gewettigde Of,, ferdieren te maaken, en om, na dat de kop en de ingewanden der Godin waren opge,, offerd geworden, de boutjes , als offervleesch , tot haare eer te verteeren," Het Volk , verfchrikt en verdrietig over eene Landplaag, die het zig niet anders, dan eene ftraftënde bezoeking der Goden , kon voordellen, en aangedrookt door de Hoofden der Kikvorfchenparty, liep , met faamgerotte hoopen , naar het Raadhuis; dreigende geen beentje van de Heeren onverbryzeld te zullen laaten, indien zy niet, op, Haan-  Sja DE AJDERlTE N-j ftaande voet, een middel uitdagten, om de .Stad tegen het verderf te behoeden. Nimmer was, op het Raadhuis van Abdera, goede raad zo duur geweest, als tegenwoordig. Het doodzweet brak by de Raadsheeren uit. Zy floegen zig voor den kop; doch het klonk! hol ledig te rug. Hoe meer zy zig bezonnen, hoe minder zy konden uitvinden, wat hen te doen ftond. Het Volk wilde zig niet laaten afwyzen, en zwoer, zo wel de Kikvorfchiaanen als de Antikikvorfchiaanen, den hals te zullen ' breeken , indien zy geen raad fchaftcn. Eindlyk rees de Archon onokradias eensklaps , als door een hemelfchen geest bezield van zyn ftoel op. Volgt my ! zei hy tegen de Raadsheeren , en trad met groote fchreden den marmeren Rechterftoel op, die voor de openlyke aanfpraaken tot het volk gefchikt was. Zyne oogen glinsterden wegens een on^emeenen glansch; hy fcheen wel een hoofd langer te weezen dan anders, en alles, wat aan hem was, had meerder heerlykheid, dan men immer aan een Abderiet gezien had. De Raadsheeren volgden hem , met een diep ftilzwygen, en vol verwagting op het geen gebeuren zou. Hoort my, ( zei onokradias, met een » ftem,die de zyne niet was,) hoort my, gy „ mannen van Abdera .'Jazon, myn groote Stamvader, is uit de verhecven wooningen „ der Goden nedergedaald, en geeft, op dit j* oo-  Eene Staatkundige Roman. 253 ,, ©ogenblik, my het middel in, waardoor wy allen gered kunnen worden. Een iegelyk uwer ,, ga naar zyn huis! Pakt daar alle uwe beste bezittingen en levensbehoeften te famen! Helt „ u, morgen, met zonnenopgang, met wyven, en kinderen, paarden en ezelen, run,, deren en fchaapen, in 't kort, met pak erj ,, zak, voor den Tempel van jazon. Van daar zullen wy , met het gulden vlies, het heilig Palladium def Abderiten, aan ons hoofd, ,, uittrekken; deeze door de Goden verachte „ Muuren den rug toewenden , en in de ruime vlakten van het vrugtbaar Macedonien eene ,, andere woonplaats opzoeken , tot dat de toom ,, der Goden geltild of verzoend zal weezen, en het ons, of onze kinderen, wederom ver,, gund zal zyn, om onder gelukkiger voorte,, kens, tot dit fchoone Abdera wedertekeeren. De verdervende Muizen, wanneer zy geen ,, voedzel meer zullen vinden, zullen elkan,, der opvreeten; en, wat de Kikvorfchen be„ treft— latona moge hen genadig wee,, zen! — Gaat, ïhyneKinderen.' en maakt u gereed. Morgen, met den opgang der zon, zul,, len alle onze rampfpoeden eeii einde hebben." Het geheele Volk juichtte zyne goedkeuring den Archon toe; en in een oogenblik, ademde 'er wederom flegts eene ziel in alle de Abderiten. Hunne ligt ontvonkbaare verbeelding ftond iu volle vlam. Nieuwe uitzigten, nieuwe tonee- len  254 DE AEDEniTÉN, leh van geluk en vermaak openden zig voor" hun verbysterd brein. De ruime vlakten van het gelukkig Macedoniën lagen , als een vrugt* baar Paradys , voor hunne oogen , uitgeftrekt. Zy ademden reeds de zagter lugt, en wensch-tën zig, met een' onbefchryflyk ongeduld, uit hunne Vefwenschte geboorte Stad en den door den walm der Kikvorfchen verdikten dampkring. Alles ylde, om zig tot een uitrogt te bereiden, waal-van , weinige oogenblikkën te voren, geen Sterfling gedroomd had» Den volgenden morgen was het ganfche Volk Vin Abdera reisvaardig. Alles war zy, van hünne bezittingen, niet mede konden neemen, lieten zy, zonder het zigaantetrekken , inhunné huizen, zo ongeduldig waren zy, om naar een Oord te trekken , waar zy door Kikvorfchen noch Muizen meer geplaagd zouden worden. Op den vierden morgen bünneruitwandeling, bejegende hen de Koning cassander. Men hóórde het geraisch hunner Optogt van verre; het ftof, dat rondsofflme hen opging, verduisterde het daglicht. Cassander deed de zy* iièn ftil houden , en fchikte iemand af, om to verneemen, wat het ware ! Sire, ( zei de te rug keerende Afgevaardigde, ) het zyn de Abderiten , die zig voor de Kikvor* fchen en de Muizen te Abdera niet meer te bergen wisten, en eene andere woonplaats zoeken, t, Indien dit zo is, (antwoordde c as san- » der,)  Eene Staatkundige Roman. 25$ », Der,) dan zyn het zekerlyk de Abderiten." Intusfchen verfcheen onokradias, aan het hoofd van een Gezantfchap, uit Raadsheeren en Burgeren beflaande, om den Koning hunne wanfpoeden Voortedraagen. Deeze zaak kwam cassander en zyne Hovelingen zo vermaaklyk voor, dat ze zig, met al hunne hoflykheid, niet onthouden konden , om de Abderiten , in hun gezigr, luidkeels uittelachen; en de Abderiten, het geheele Hof lachen ziende, hielden het voor verfchuldigde welleevendheid, om mede te lachen. Cassander beloofde hen zyne befcher* ming, en wees heti , op" de grenzen van Macedoniën, eene plaats aan, waar zy zig zo lang1 konden ophouden, tot dat zy een middel gevonden hadden, om met de Kikvorfchen en Rotten van hun Vaderland een billyk verdrag te treffen. Van dit tydflip af weet men weinig meer dart niets van de Abderiten en hunne ontmoetingen. Zo veel edhtef is zeekef, dat zy, eenigejaaren na deezen zonderlingen uittogt, (welks gefchiedkundige zekerheid, door het getuigenis van Ju stiNuS , in eene aanhaaling uit den Gefchiedfchryver trogüs pompejus L. XV. C. 2. buiten allen tvvyffel gefield wordt, ) weder te rug naar Abdera getrokken zyn. Naar alle waarfchynlykheid, moeten zy de Rotten in hunne Hoofden, die er anders altoos meer gefpook in gemaakt hadden, dan al de Rotteu en Kik-  256" de abderiten, Kikvorfchen van hunne Stad en hunLandfchap te faamgenoomen, in Macedonïèn agtergelaaten hebben; want van dit tydperk af, zegt de Gefchiedenis verder niets van hen, dan dat zy, onder de befcherming van de Koningen van Macedoni'èn en Romen, verfcheiden eeuwen agter een, een ftil en gerust leven geleid hebben, en vermits zy toen wyzer noch dommer geweest zyn, dan andere Streflingen van hunnen tyd , gaven zy den Gefchiedboeker geene geleegenheid om goed of kwaad van hen te kunnen zeggen. Om voor het overige onzen geneegeti Leezer een volleedig blyk onzer opregtheid te geeven, zullen wy, zonder achterhouding, hem berig- ten, dat, in zo verre de oude p l ini- us en zyn zegsman varro, waarop hy zig beroept, geloof verdienen, Abdera Ae "eenige Stad in de waereld niet was, die door zulke onaanzienlyke vyanden, gelyk Kikvorfchen en Muizen zyn, van haare natuurlyke Inwoonders is ontbloot geworden: wantvARRomoet niet flegts gewaagen van eenë Stad in Spanje, die door Konynen , en van een andere, die door Mollen is verwoest geworden; maar ook van eene in Gallien, welkers iHWoonders, gelyk de Abderiten, voor de Kikvorfchen plaats moesten maaken. Alleen, daar plinius, noch de Stad, welke dit onheil overkwam, met naame noemt, noch uitdruklyk zegt, uit welk een der ontellyke werken van den geleerden varro hy  Eene Staatkundige Romari. 25? hy deeze Anecdot,e genoomen heeft, geloovert wy den eerbied , dien wy deezen grooten Man verfehuldigd zyn, niet te kort te zullen doen , wanneer wy vermoeden, dat zyn geheugen, op welks getrouwheid hy zig niet zelden wat al té Veel verliet, hem in flede van Thracien, Galden heeft inde pen gedopt, en dat de Stad, waar van by varro gemeld wordt , geene andere dan ons Abdera geweest zy. En hiermede is de gedenkzuil voltooid, dié Wy deeze, Weleer zo beroemde en nu reeds, zedert zo veele eeuwen, wederom vergeeten Republiek , begcerig waren op te rigten, zonder twyffel door aandryving van eenen voor haarert roem bezorgden Demon, in hoope, dat dezelve , ondanks zy uit zo ligte doffen , als de zonderlinge nukken en Jovialifche dwaasheeden der Abderiten zyn, is faamgedeld, zo lang zal duuren, tot dat onze Natie het gelukkig tyddip bereikt zal hebben, Waarin deeze üefchiedenis niemand tneet aangaan, niemand meer onderhouden, niemand meer verdrietig, niemand meer opgeruimd maaken zal; met een woord, waarin de Abderiten aan niemand meer gelyk zullen zyn * en waarin hunne gefcfriedenis zo onverftaanbaar zal weezen, als de Gefchiedenisfen uit eene andere Planeet, voor ons , zyn zouden ! Eert tyddip, dat niet verre meer afkan zyn, indien de knaapen, van het eerfte voortbrengzel der negentiende eeuw, flegts eens zo vvys zullen M. SBBLt R Weö*  25^ DÉ ABDERITEN, weezen, als de knaapen der agttiende eeuw zig wyzer, dan de mannen der zeventiende eeuw, dunken te zyn! of wanneer alle de Boe- ken over de opvoeding, waarmede wy, zedert tien jaaren , zo ryklyk voorzien zyn geworden, en nog daaglyks voorzien worden, flêgts het tiende deel dier heerlyke uirwerkingen hebben, waarop de welmeenende Schryvers ons doen hoopan. DE  DE SLEUTEL tot de GESCHIEDENIS . der A B D ER I TEN. JL oen de Gedichten van homerus onder de Grieken bekend waren geworden, had bet Volk, dat veele zaaken gewoon is, met zyn eenvoudig menfchen verftand , rigtiger in te zien , dan de Heeren met gewapende oogen , juist verHands genoeg, om optemerken, dat in deeze verheeven Helden-fabels, ( angeacht al het wonderbaare, het gevallige en ongelooflyke, waarmede zy zo r'yklyk doorfpekt zyn, dat een Baker 'er Hof genoeg in vond tot een Spreukje, om haar kind in flaap te praaten , ) meer wysheid en onderrigt voor het werkdaadige leven lag opgeflooten , dan in een Milejisch Baker vertelzeltje; en wy zien uit den brief van horativ s aan lollius, en uit het gebruik , 't welk plutarchus van de Gedichten van h omerus maakt en leert maaken, dat, nog veeIe eeuwen na homerus, de verftandigfte onder de Grieken en Romeinen van gevoelen waR a ren,  Sfo d ë a b d e ft i t ê w, ren, dat men alles wat recht en oirbaar, wat onrecht en fchadelyk was, en hoe veel men doof deugd en wysheid vermag, zogoed, ennogbeter uit de Fabelen van homerus kon leeren, als uit de fyngefponnenfte en welfpreekendlte zeedenleer der Stoicynen. Men lief het aan de gryze kinderhoofden over, (want de jeudige onderwees fflen beter, ) om aan het lou• ter ftoflyk gedeelte der vinding te blyven hangen: verftandigé luiden gevoelden en erkenden ■ den geest, die in deeze doffe ademde , en lieten zig nooit invallen , om te willen fcheiden, 't geen de Zanggodinnen onfcheidbaar faamgevoegd hadden, naamlyk, het waare onder de optooizels van het wonderbaarlyke, en het nuttige, door eene kunst van mengeling, die allen niet geopenbaard is, verécnigd met het fchoone en aangenaame, Gelyk bet in alle menfchelyke zaaken gaat, ging het ook hier. Niet te vreeden, met in de Gedichten van homerus waarfchuuwende of uitmuntende voorbeelden, en «en leerryke Spiegel van het menschlyk leven in deszeifs veelvuldige ftanden, betrekkingen en tondelen, te vinden, wilden laatere Geleerden nog dieper doordringen , en nog meer zien dan hunne voorvaders; en aldus ontdekte men, — want wat ontdekt men niet, wanneer men eenmaal heeft voorge- noomen iet-s te ontdekken? in alles, wat niet. meer dan voorbeeld was, Allegoriein alles,  Eene Staatkundige Roman. 2^1 les, zelf in bloore werktuigen en decoratien van den Dichterljken Schouwburg, eenen verborgen zin , en eindlyk, in elk perfoon , elke gebeurtenis, fchüdcring, elke geringe fabel, de hemel weet, welke geheimen van Hermetifche, Orphifche en Magifche wysbegeerte, waaraan de goede Dichter, in de onfchuld van zyn hart, zekerlyk zo weinig gedagt heeft, als dat vergil 1 u s vermoeddedat men, twaalfhonderd jaaren na zyn dood, met zyne vaerzen de booze geesten bezweeren zou. Inmiddels werd het, ongemerkt, eenweezenlyk verëischte van een Heldendicht, zo als men de groote Dichterlyke Helden Fabelen gewoon was te noemen, dat het, behalven dennatuurlykenzin, en. de zeedenleer, die het byden eerden opflag aanbood, nog eene andere geheime en aliegorifche beteekenis hebben moest; ten minden verkreeg deeze grilligheid, by de Italiaanen en de Spanjaarden, de overhand, en het is meer dan belachenswaardig te zien , v/elk eene ondankbaare moeite de uitleggers, of ook wel de Dichters zelfs, zig geeven , om uit een amadis é» orlando, uit t riss 1 u s verheerlykt Italien, of de Lu-iade van* c am o rn, ja! zelfs uit de Adóne van m a co, allerlei foorten van metaphyfifrhe, politique, moralifche, phyjicahfche en theologifehe Allegorienxt fpinnen. Daar het nu de zaak van den Leezer niet was, om met eigen kragt in R 3 dee-  20*4 de abderiten, deeze geheimen te dringen, moest men hem, wilde -men niet, dat deeze heerlyke fchat verluoren ging, noodzaaklyk daartoe een fleutel geeven; en deeze fleutel was juist de uitlegging van den zinnebeeldigen of verborgen zin, alhoewel de Dichter geme'enlyk eerst, wanneer hy met het ganfche werk gereed was, bedagt, welke geheime gelykenisfen en gevolgtrekkingen 'er uit zyn Dichtwerk gehaald kon d en ' worden. Het geen by veele Dichters enkele toegeevendheid tegen eene heerfchende mode was, waarboven zy het niet waagen durfden zig te verheffen, werd voor anderen het weezenlyke oogmerk en voornaame Hoofdzaak. De beroemde Zodiacus vita van den zogenaamden palmgenius, de Argenis van barclay, de Toverkoningin van .spencer, de nieuwe a tlantis van Madame manley, de Ma iabaarfche Princesfen, het Vertelzel van de Ton , de Gefehiedenis van jan bul, en een menigte andere werken van deeze foort, waarvan de zestiende en zeventiende eeuw, in 't byzonder, vrugtbaar geweest is, waren volgens hun natuur en oogmerk allegorisch, en konden derhalven zonder fleutel niet verdaan worden. Offchoon eenige derzelven , by voorbeeld, spencers Toverkoningin en de allegorifche Satyren van d. swift, zo gedeld zyn, dat elk verflaudig en der zaaken kundig merisch , de fleutel ,  Eene Staatkundige Roman. 263 tel, zonder vreemde hulp , in zyn eigen kop vinden kan. Dit kort verhaal zal meer dan toereikende zyn , om hen, die 'er nog nooit aan gedagt hebben , begryplyk te maaken , hoe het bygekomen zy, dat ongemerkt een zeker algemeen vooroordeel en waarfchyniyk gevoelen in de meeste hoofden zig gevestigd heeft, als of naamlyk, elk boek, dat naar eenen Satyriqucn Roman gelykt, een geheimen zin zou hebben, en aldus een fleutel noodig heeft. Van hier ook, datdeUitgeever der tegenwoordige Gefchiedcnis, (toen hy gewaarwerd, dat de meesten, onder de menigte van Leezers, die zyn werk de eer gehad heeft te vinden , zig vastlyk overtuigd hielden, dat 'er iets meer moest agterfteeken, dan de woorden, in den eerden opflag, fcheenen aanteduiden, en daarom naar een Sleutel tot de Gefchiedeuis der Abderiten, als naar een onontbeerlyk vereischte, tot volkoomener verdand van een zo belachlyk Boek, verlangden,) zig geenzins verwonderde. over de algemeen hem ter ooren koomende begeerten zyner waardige Leezers j in tegendeel rekende hy zig, by deeze hunne oplettendheid, verpligt, om by de vernieuwde uitgaave [in het Hoogduit sch~] van dit werk, zo veel in hem was, hen genoegen te geeven , en hen , als een fleutel, of in dede van den begeerden fleutel, dat in den grond der zaak op een uitkomt, alles medetedeelen, wat ter ge- R 4 &ÏOR-  ?Ö4 BE ABDERITEN, gronde kennis en nuttig gebruik van dit, ter . verlustiging alier verftandigen, en ter.Ieereen tugtigmg alier hedendaagfche Abderiten gefchreeven werk, dienstig zyn kan. Ten dien einde is het noodzaaklyk, om den Leezer, voor alie dingen , de aanleiding tot deeze Gefchiedenis, onvervalscht, en met de eigene woorden van den Scbryver, die, wel is waar, zeer weinig bekend, echter zedert den jaare i753 zeer fterk geleezenis, medetedeelen. „ Het was, ('aldus ]uid zyn hetigt^ een „ fchoone Herffïavond, in het iaar i7ri; ik s, bevond my alleen, op de hoogfte verdieping h van myn huis, en zag, = want ik " fchaam ™y ni« te bekennen, wanneer my » iets menschlyks bejegent, voor de ver- veehng, buiten het venster; want reeds zeden verfcheiden weeken had myn Genius my i, geheel verhaten. Ik was buiten flraat om te v denken of te leezen. AI het vuur van myn ^t fcheen uitgebluscht; al myn geestig. * heul fcheen als een viugtig zout vervlooeen. „ Ik was dom — maar ach ! zonder deel te hebV ten MO de Zahgheeden der Domheid; zon„ der een enkel greintje te bezitten van die v ftoute voldaanheid over zig zelf, van aieon„ verwr.kbaare overtuiging, welke fommWz C, menfchen verzeekert, dat alles watzy zeg-en » denken' Zoomen, of al Animerende mompeH *eu»w wr» V£rauftig, verftandig en waardig zy, om  Eene Staatkundige Roman, „ om in marmer gegraveerd te worden, eene, „ overtuiging, die den egten Zoon der groot(Ie Godinne, gelyk een hoogstbegunstigde „ Eerstgeboorene, kenbaar en den gelukkig„ de van alle menfchen maakt, In 't kort, ik ,, gevoelde mynen toeltand, en het bezwaarde my; ik fchudde my te vergeefsch; en, ge„ °lyk gezegd is, het was zo verre reeds met my ,, gekoomen, dat ik, dooreen taamlyk onge„ fchikt klein venstertje, de waereld inkeek, „ zonder te weeten, wat ik zag, of zonder iets ,, te zien, dat opmerkenswaardig was. Eens,, klaps was het, als hoorde ik eenelfiem,— of het waarheid of beguicheling geweest zy, „ wil ik niet beflisfchen, — die my toeriep: zet u neder, en fchryf de Gefchiedenis. der Abderiten! Plotsling werd het licht in myn hoofd. Ja! ja! dagt ik, de Abderi„ ten! — Wat kan natuurlyker zyn? De Gefchiedenis der Abderiten. zalikfehryyen ! Hoe is het mooglyk, dat ik deezen natuurlyken in„ val niet al voor lang gekreegen heb? En al„ dus zettede ik'my neder en fchreef, ver„ zaamelde , en voegde by een; en het was een lust te zien, hoe my het werk van de hand vloog! ,, Terwyl ik nu-zo in het best van mynfchtyven was, — (vervolgt onze Qpfteller in zyn openhartig berigt, > — kreeg ik, in een ,» vlaag van capriccio, of bui , of zo als men R 5 he|t  &46 TE ABDERITEN, „ het noemen wil , den inval, om myn verbeel- ding den ru men teugel te vieren, endezaakén zo vérre re dryven, als zy gaan wilden. ,, Het raakt flegts \eAb eriten , dagtik, en aan „ de Abderiten kan men zig niet verzondigen j „ 't komt einde'yk toeb uit op eene verzameling van Gekken. De dwaasheeden, die de „ Gefchiedenis hen te last legt, zyn groot fe„ noeg, om hetongerymdfte , dat men hen kan aandigten, te rechtvaardigen. Jk beken het aldus onverbloemd, — en wanneer ik onge„ lyk hebbe, vergeeve de Hemel het my. — „ Ik fpande al de kragten myner verbeelding tot het uiterfteïn, om de Abderiten zodwaaslyk te doen denken, fpreeken en handelen, als flegts mooglyk was. 't Is immers aiover „ de tweeduizend jaaren, dat ze al te famen dood en begraaven zyn, zei ik tot my zelf: het kan hen of hunne Nakomelingen geen fchade toebrengen, om dat ook van deeze „ geen beentje meer overig is. By dit alles „ kwam eene andere reden, die my door een „ zekeren fchyn van goedhartigheid innam. „ Hoe dwaazer ik hen voordel, dagt ik, hoe „ minder ik ie dugteri heb, dat men de Abde- „ riten v->or eene Satyre houden, en daar nit roepasfingen maaken zal op menfchen, die ik 'er ntet by bedoeld kan hebben , omdat „ hun aanweezen my niet bekend is. Doch „ ik dwaalde zeer, toen ik aldus befloot. Het „ ver-  Eene Staatkundige Roman. 267 „ vervolg bewees, dat ik op eene onfchuldige wys waare Afbeeldingen gemaakt had, terwyl ik geloofde Schaduwbeelden te fchildereo. ,, Men moet bekennen, dit was een dererg,, lleStreeken, die een Schry ver bejegenen kun.., nen, welke geen erg in 't zin heeft, en die, „ zonder eene eenige ziel te willen ergeren of be,, droeven, zig zelf en zyne medemenfchen van „ de zelfverveeling poogt te ontheffen. Evenwel „ was het dit, dat'den Schryver der Abderiten reeds by de eerde Hoofdftukken van zyn werk ontmoetede. Mooglyk is 'er geene Stad ia s, Duitschiand, en zo ver de grenzen der Hoog„ duitfche taal zig uitftrekken, — dat, in 't s, voorbygaan gezegd, een groote ftreek land s, is, dan die eene 'der andere Europee fchstiZ' len zig beroemen kan te.beflaan, — waar ,*, de Abderiten geene Leezers gevonden rooeten hebben; en alwaar men dezelve las, wil,, de men de origineelen derdaarinvoorkomen,, de Schetfen gezien hebben. In duizend plaatfen, waar ik zelf nooit geweest, noch geen de minfte kennis had, verwonderde men zig, hoe ik de Abderiten, Abderitinnen en het ,, Abderitismus van die oorden en hoeken, zo „ juist kende! Men geloofde eenvoudig, dat ,, ik, of eene geheime briefwisfeling, of een „' kleinen Kabinet duivel had, die my Anecdoten bezorgde, die ik recht voor de vuist öie't zou hebben kunnen krygen. Nu was „ ik  2, begrypelyk maakte, bevestigde dit wederön „ deszeifs geloofwaardigheid. De Abderiten had„ den aldus een zaad agtergelaaten, dat in alle Landen was opgefchooten , en zig tot een zeer „ talryke Nakomelirtgfèhap had uitgebreid: en daar men, byna algemeen, de Gebeurtenis„ fen en Karakters der oude Abderiten, voor afbeeldingen en anecdoten der nieuwen "aan„ zag» werd daardoor ook beweezen, dezelds, zaame eigenfchap der eenvormigheid en onveranderlykheid, welke dit Volk , na bygebragte getuigenis, van de andere Volken ^ der vasten Lands en van de Eilanden der Zee, „ onderfcheidt. De berigten , my van alle oor„ den toegezonden, keverden my een dubbelen grond ter groote vertroosting op. Voor eerst, om dat ik my nu geheel beveiligd vond tegen alle innerlyk verwytr als of ik 5S den Abderiten te veel te laste gelegd had : », ten tweeden, om dat ik vernam, dat myn „ werk overal, zelf ook door de Abderiten, >> met'  DE ABDERITENi, met vermaak geleezen werd, en dat men iris j, zonderheid de treffende overeenkomst tusfchen de oude en nieuwe Abderiten bewon* „ derde, dat voor de laatflen, als een hoogst waarfchynlyk bewys der egtheid hunner s? afkomst, in allen opzigten zeer vleiende „ moest zyn. De weinigen, die zig bezwaard moesten vinden, dat zy al te flerk gely„ kende gefchilderd waren, komen verre .weg niet in aanmerking, by de menigen , die 'er zeer wel mede in hun fchik 'zyn; en „ ook deeze weinigen deeden mooglyk beter, s, wanneer zy de zaak anders opvatteden. Want „ daar zy, gelyk het fchynt, niet gaarne wiïlen aangezien worden voor de geenen die ze „ zyn, en zig daarom in den huid van een ede„ Ier Dier geflopt diebben, verëiseht de loos„, heid, dat zy zelf hunne ooren niet buiten »t hunne fchuilhoeken fleeken, en eene oplettendheid naar zig trekken, die nimmer tot hun voordeel kan uitvallen. " ,, Doch aan den anderen kant, flrektedeom„ Handigheid, dat ik de gefchiedenis der oude s, Abderiten teffens onder het oog der nieuwen fchreef, my tot eene beweegreden, om myne verbeelding, die ik aanvanglyk aan haar „ eigen willekeur had overgelaaten , korter by ,, den teugel te houden; my zorgvuldig voor ,, wanfchapenheeden te hoeden, en om den Ab~ „ deriten, in alles, wat ik van hen vertelde, dé llreng-  Eene Staatkundige Roman. 273 „ ftrengfte gerechtigheid te laaten wedervaaren. , Want ik befchouwde my zelf nu als een be„ fchryver der Oudheeden eener nog beftendig „ bloeiende Familie, die bevoegd was, om het „ kwalyk te neemen, wanneer men haare Voor„ vaderen iets, zonder grond en tegen de waar„ heid, te last leide. " - De Gefchiedenis der Abderiten kan aldus, op goeden grond, als eene der waaragtigfte en zekerde, en even daarom als een getrouwe fpiegel aangemerkt worden, waarin de hedendaag, fche Abderiten hun evenbeelden aanfchouwen; en waardoor zy, indien zy flegts eerlyk met zig zelve handelen willen, zeer juist ontdekken kunnen , in hoe verre zy hunne Voorvaderen gelyk zyn. Het was overtollig, om hier veel te zeggen van de nuttigheid, die dit Werk, in dit opzigt, zo lang als 'er Abderiten zyn —. en dat zal waarfchynlyk zeer, „ mo> zeer lange weezen, veroorzaaken kan en moet. Wy merken flegts nog maar aan, dat het, in 't voorbygaan , ook nog voordeel zou kunnen toebrengen aan de Nakomelingen der oude Batavieren, door hen te leeren zig te wagten voor alles, wat verdenking zou kunnen baaren, als of zy of van Abderitifcben bloede waren, of, uit overdreeven bewondering over het Abderitismus , en de daar uit voortvloeiende Navolgingszugt, zig eenige gelykheeden met dit volk zouden poogen te gee11. deel. S ven,  i?4 OE ABDERITEN. ven, waarby zy, om veelerlei redenen, weinig of niets winnen zouden. En zie daar, waarde Leezer! de beloofde Sleutel tot dit oorfprongelyk en merkwaardig werk, met bygevoegde verzeekering, dat 'er niet het allerkleinste woordje in gevonden wordt, welks zin door deeze Sleutel niet te ontfluiten zy! En in zo verre u iemand in het oor wilde luisteren, dat 'er nog meer in verborgen zou zyn, dan kunt gy vastlyk gelooven, dat hy, ofniet weet wat hy zegt, of geen goeds in't zin heeft, sapientia prima est STULTITIA CARUISSE- Wi ¥*■ Tweede en laatfie Deel,