ïtCQmCM toOOMZOOJ? door het geschrift GETYTELT A D R E S VAN EENIGE LEDEN DER LUTHERSCHE GEMEENTE aan joc&em ROSELLÓn; • £ 6 ft. alom te bekomen.  Zo geeft gy immer over u zeiven getuigenisfe, dat ,gj Kinderen zyt der geenen die 'tier Prof beten tgedood bei>ben, Ma 1t HEUS»,  KORTE DO O R L O O P DOOR H E X GESCHRIFT GETYTELT ADRES VAN EENIGE LEDEN DER LUTHERSCHE GEMEENTE AAN JOCHEM ROSELLON, Jesus Christus!de Eeuwige en Hooggdoofdé God-Mensch fpreekt by Matth. VII: 22 , 23 z\„ dus: veele zullen tot my zeggen op dien das lieere , Heere, hebben wy niet in uwen naam se* propbeteert, hebben wy niet in uwen naam duivelen uitgedreven* hebben wy niet in uwe naam veek daden gedaan? Dan zal ik hen bely den: Ik heb u nog nooit gekent; wykt alle van ™y ■> gy kwaaddoenders. Buiten allen twvfel zvii het de Mondbelyders, wélke onze Goddelykl rerlosfer , hier bedoelde. Daar nü zulke valfche Mond. Christenen zich te dier tyd al in de Kerk bevonden, zo hoeft het ons niet vreemt tezvn dat zulks ook nu plaats heeft, in deze dagen llt .Veele treft men heden aan, die oprechte BelyA a ders  ( 4 ) ders van Jezus Heilige Godsdienst heten willen * zy worden door hunnen Farizeeuwfchen aart, ook eenigen tyd hier voor aangezien, dog eindelyk word hunne fnöödheid openbaar. Eïndelyk word waarachtig 't geen Jezus zegt: aan haare vrugten zult ze kennen. Satan, de eeuwige vyand van 'smenfchen geluk, heeft altoos zyne vermogens aangewend, om de Godsdienst, de gids naar den hémel te ondermynen, en zyne werktuigen aan tefpooren, om de waare Belyders van Jezus tegen te gaan, te dvvarsbooraen, ja waare het mogelyk hun van de aarde te verdelgen. Dit is ahoos zyn gevloekte oogmerk geweest, en in deze dagen is hy hier omtrent met weinig werkzaam. Daar hy door zyne werktuigen door fnoodaarts, in de hel uitgebroeit, en uit Cerbes geelen fwadder voortgekomen, de Gemeente van Jezus laat vervolgen; en hen door mond en pen, door vuile laster zoekt fwart te maken. Om waate het mogelyk hier door de waare Belydërs van hun Heer moedeloos te maken en Koning Jezus alzo zyne Onderdanen te ontroggelen, en dezelve onder zyn gevloekt gewelt te breagen» — Zulke werktuigen van d;n heivorst ontzien zich niet om openbaar de eer, de goddeiyke luister van den hemelfchen monarch, Jezus 'Christus te verdonkeren, om zyne bloedige, om zyne eeuwige verdienden kragteloos te maken door Schriften, door Leeringen, waann men eigen verkoren werken, en eigen gerechtig* heid wil ten throon verheffen. Het welk alles onder een fchyn van Godsdienst en Geleerdheid word aangeprezen, en voor een nieuw ligt uitgevent, fchoon het alles in de Schriften , van Cocyn ai bekent is...... Dan .waas ben ik ? Wie J moet  (5) moet met zyn aangedaan? Wie moet niet treu ren en khefelL\U nog zyn Tan /vVv T^l' e" den 20 was een Brief fwel S ,?Td 5 Haart«»™ hem gefchreven ; hv t a l °P dC2e!ve ^zonden; en den o«h fSt Antwoord> v.n zyn Vriend op weeren SS TTT" * W3nneer ik dit beweeren dan zoude ik moeten aannemen, als men X inld£d!f ? een IeU*enaar was> ^ het dan ook m oer daad was. ~ Maar de zaak is hier anders gelegen Heeren! want zo ik my niet verg s dan isden eerften Brief, van de HeerV^S derfenvm Haarlem aan ƒ. Rofellon gezonden, op den 20 January ,787. te Amfterdam; en hec Antwoord op dezen Brief meen ik, is getekenc den 23 dito; en het Wederantwoord op den 26 van die zelfde M^and. Nn meen ik «| kens 3 -Dagen tusfchen beide geweest, dat deze dunkt u? Zoude het in drie Dagen niet moge. l Jyn,,0m Cen Brief' n°S g^n 3 uuren ver te verzenden, en een Antwoord op dezelve te ■u ont-  ( 18 ) ontvangen. Dog ik vergeet, dat uwe zwarigheid hier uk ontftaat,dat gy in dien waan zyt, en vast (lelt dat J. Rofellon niet te Amfterdam, maar te Schiedam woont. —— Maar wanneer ik u dit gevoelen, nu eens wilde laten behouden; zoude het dan nog wel eenige zwaarigheid in zich hebben, Ik kan zulks niet vinden. En zo gy Heeren! niet begrypejn kunt, hoe zulks in drie."Dagen gefchieden kan, don moet gy lieden waarlyk allang werk hebben, om een Briefte fchryven, en mogt dan nog wel wat by J. Rofellon School gaan. Dog hoe zulks met die gezwindheid, welke gy bezit om in een onbegrypelyke korte tyd,- in de gehele Waereld rond te zoeken, of een mensch genaamd J. Rofellon aanwezig is, of niet; is overeen te brengen, weet ik niet. Het is dan blykbaar,dat al uvoorgaand fchryven, met dit vergeleken, louter tegenspraak behelst. Nu twyfel ik niet of ik heb u ook uit deze zwarigheid geholpen. — Maar Heeren! wat dunkt u? (Ik veronderftel hier al wederom dat J. Rofellon niet te Amfterdam, maar te Schiedam woont,) wat dunkt u, zo hy mogelyk, eens voor een Dag of zes, om een of andere rede in Amfterdam was geweest, zoude het dan niet nog ligter mogelyk wezen, om in dien tyd twee Btieven te ontvangen, en een af tê zenden ? —- De dekzel, ja, zult gy zeggen! daar halden wy, fchoon ons weinig ontglipt, nog niet op gedagt. Jammer is hec maar. dat wy zulks niet geweten hebben, want dan hadden wy onzen Hardraver den Castelien 'er op uitgezonden, en gewis die had hem dan wel gevonden. — Dog Heeren ik geloof voorzeker wat onlangs een myner Vrienden tegen my  ( 19 ) &eide, 'dat *hy dacht dat den Brief van J. RofeU ■Ion, aan van Duider Jen, voor u lieden zulk eenè fterk braakmiddel zyn zoude, dat dezelve u op eenmaal van u laster volle galle ontlasten zoude. Dog nog eens over dit nommer 3. Gy lieden gelooft, dat dien Brief met bet Antwoord 'en Wederantwoord door een èn dezelve Man gsfchreven is. Maar nu Heeren zoude ik beginnen rs twy velen, of gy lieden wel Zo ver in de letter Canceering gevordert zyt,als gy lieden inden 'beginnen hebt voorgegeven. — Waarom, na deze naam, (ik meen de naam, van N. van Dut derf en) ook niet verhaspelt, gelyk gy met die van J. Rofellon gedaan hebt ? Waarlyk Heeren! ik zoude u zulks raden, want zo gy de konst goed verftaat gyzult, een zeer bekende naam zien te voorfchyn koomen!! En dan imwiers kan het niet misfcben of die perfoon, welke die gevonden naam draagt, is voorzeker ivïkolaas van Duiderfenü J — lk tWyfel niet of d» Heeren zullen my wel bégrypen. .— Dog den lóf waar van gy in u Blad, (of Adres) fpreekt, Welke aan J. Rofellon toegezwaaid is, heeft u wat fterk in de oogen gefcheenen^ dit konde gy niet dulden, en wenschte wel dat zyn Brief even zo min, in de Waereld was. (wel te verftaan naar u lieden hoogverligt denbeeld) dan hw gelver Dan ik hebbe my hier by al langer opgehouden dan ik gedagt hadde 5 — ïk zal dan een flap verder gaan, en eens zien wat gy lieden nu re zeggen hebt. * * Ten vierden zegt gy lieden, wenscht gy wel te willen weten, waar in de vervolgingen beftaan dien men die Perfoon, om zyn Godsdienst yvét aeeft gedaan. **> lk zal u dit ras zeggen HetfB a rcnJ  ( 20 ) renfU.*' Zy,beftaan 'daar in, dat éen meenigte vari'lastervolle fchimpfchriften, op hem zyn aangevallen; — zy beftaan daar in, in die menigte Van verguizingen, ja vervloekingen, die gy helden ovéf den Perfoon van J. Rofellon gedaan Wtm — Zyt gy lieden niet Godloos genoeg getveest, om dezen Belyder der waarheid den dood 'te zweeren, zo gy wist waar,en wien hywas, — En zoud gy lieden wel een oogenbiik aarfelen, zo gy : lieden zeker wist wie hy was; en zo het 3ri uwe: magt was, om het ter uitvoer te brengen ?• Blykt het niet zo klaar als den dag, dat gy lieden met u geheel rot niet anders ten doel-hebt» dan dien Man door allerlei vervolgingen,' te agterhalen ? ■ lk wil eens. wederom Vöor' een oogenbiik'toeftaan, dat die Milchior -Stiotöé'dié Perfoon is, die gy lieden bedoelt. — Hebt gy dan niet reeds in den beginne van de onlusten, hem door allerlei laster en fpotzugt ■hem ;agtérhaalt? Al- het welk zyn ziel grieven moet;' — en heeft hy nog wel ooit zyne pen •ingedoopt om u weder te fchelden ? — En nu gaat gy hem weder toewenfchen, (fchoon gy lieden ü nog zo verwart uitdrukt, is het nogthans duidelyk) 'dat hy door den Scherprechter zelf rnógt gegeesfelt ja opgehangen worden. ~- Is dit hu geen verfmaden? Is dit geen lasteren? — " Is dit geen vervolgen ? Dit laat ik over ter oor. deeling, aan alle die eeneredelykeziel bezitten. — 'Dog wat nu?nu zoektmen.dat geen den Christen te ontroven, waar door hyinzyn leiden moet getroost en opgebeurt worden ! — Nu'moet dit een oud uitaevonden 'kunstje genoemd worden jfJtt, ja, ik zal al weer.wat toegeven: hierom moeftèn de woorden'van Paulus: ik heb den goeden  C-aO goeden ftrydgeftreden enz. Ook door een zeker Man ook maar van het Apostelampt verftaan worden. — Hierom moeiten de woorden, dewelke de Goddelyke Jezus tot den Jongeling zeide: een ding ontbreekt u nog, gaaf been verkoop, al. wat gy hebt, en geef het aan den Armen.- Zo verklaard worden: dat, het in dien tyd maar geldende was , en geenzins op deze tyden konde getrokken worden. —r Nu behoeft men om de Beleidenis, en voor de eer van Jezus zo veel niet over tc hebben. SA Nu kan men de Tollerantie, of zo genaamde Verdraagzaamheid: dog laat ik het maar zeggen, de Onverfcbilligheid, wat meer laten gelden. Nu Heeren wat zullen wy nu hebben ? — Nu moeten alle de rechtzinnige Leeraaars te gelyk aan de beurt, doch eerst den waardigen Leer aar Hamelau, om dat hy de Christsnen, niet wil leeren bouwen , op hunne niets waardige werken, nog hun op hun eige gerechtigheid (die zv dog niet besitten) niet wyse wilde. —«- Orn dathy zeide : Dat hy het prediken, Van die^vefdoeraelyke philozooffche zedekunde, niet wïide voortplanten. En van niets wist, nog wilde we= ten, dan van Christus den gekruisten..;—r- Dan hier onder vind ik een aanmerking wat is daar te zeggen9 Daar vind ik, dat men van het gebeurde, in de Gatecbifatie, van den Heer Feini niet fpreeker» wil. Geen wonder want zelfs op een Oorlog Schip zoekt men den Bottelier te vriend te houden, \—• Doch in ernst Heeren, lk vraag waarom niet, waarom wilt gy lieden hier niet van fpreeken, is het mogelyk dat hy het zo niet gemeent heeft, als hy het gezegt heeft ? —r- Die zoude ik niet kunnen denken j want waarvom wil B 3 dan  da» dezen trotsen man, (dit is geen lasteren nog fchelien vriend, want om uwe Onverdragelyke irotsheid zyt gy immers, van over lang van alle verftandige veracht geweest,) op donderdag den. i Maart 1787 niet Herroepen? —Hy immers heeft zich dan volgens u zeggen maar ver(pioken; (En hoe ligt dog ontglipt 'er niet ie=r mand een woord 't welk hy niet en meent.) En door z'egs te zeggen dat hy zulks gedaan heeft, zoude immers veel gevaar uit de weg kunnen geruimt wo'.den. ->r-* Daj intusfchen den. Leeraar H.melau zich van zyn pligt heeft gekweten, behoef ik u niet eens te herrinnesen; want gy lier den, weet dog zo wel dan ik, (want wat zoude voor u verborgen zyn zelfs is u lieden niet eens onbekent wie 'J. Rofellon is.) Dat dien leer aar onzen eerften, en oppersten Deurwaarder , (neerp u hoed af lezers) voor 't Confifiorie heeft doen, roepen; en dat hy ook door het zelve getonde* meneerd is om te herroepen en tegen te beivyzen. — £»an gy Heden fchynt te willen gehad hebben , dat den Leeraar dit tegen bewefen had ten dier tyd. —t 't is waar dit konde den Leer,' aar des tyd gedaan hebben; maar by dit alles immers konde den Heer Deurwaarder zyne dwaaling oehouden hebben, die hy nu opentlyk moet bekennen, en herroepen. — Wat dunkt u Heeren ? is dit niet veel beter, en een veel veihgef weg inaeflagen , ik mene ja- iNu Herder Klap, gy hebt dog in lang van onze Heeren geen beurt gebat. Het word dan tyd dat zy om u denken; gy zult dan, om dat gy de gemeente over welke God gefteld heeft, om dat gy deze zielen welke u zyn toevertrouwt, niet jyilt verwaarlozen, om. dat gy hen hebt aangemaand  C*3) maant, dat zy togniets van de gelooft waarheden zouden laten vaaren, die gelyk waaren; als een keten dat wanneer een fchalm breekt, de gehele keten verwaarloost is; om dat gy hen hebt aangemaant, dat zy dog niet moesten onverfchillig zyn, omtrent de waarheden hun toevertrouwt, en zy mess moesten te dierbaar agten„ om het voor dezelve over te hebben. — Om dat gy. u pligt, als een braaf, als een oprecht, als een getrouw Leeraar, en Herder over uwe kudde waarneemt om dit alles zeg ik zult gy ook door deze deugthevende Heeren Adres-fchryveïS, gebrandmerkt worden. — Dan ik begin rykelyk in u heden te ontdekken Heeren, dat gy onder de zogenaamde tolleranten 't huis hoort; dog als dit alles wat gy tot hier toe gefchreven hebt , en nog fchryven zult doorgaat, onder de verdraagt «eia, dan kome nimmer myne ziele in uwen raad. Nu Heer Marti I nu waardige godsknegt nu zal 't weer u beurt worden, om dat gy den waaren toeftand, en wederwaardigheden, waae mede Christus Kerk altyd was, gekneld geweest % en waar mede zy had moeten worstelen?, in wek Jee beklemming, zy menigmaal had moeten uitroepen. Heere help ons wy vergaan. Hebt voorgeitelt en lchoon deze eerwaardige mannen zegt gywel reden voor dit hun gedrag zullen weten te geven kunnen wy, zegt gy wederom: niet om* veinzen, dat u lieden, dit kunstje wat laag voorKomt. — Dit laat zich gelooyen Heeren , want deze waardige mannen, moesten de tollerantie. mede mvoeren. Zy moesten geheel onverfchillig syn, omtrent het hun toe vertrouwt ampt; enen met uwe hevelingen maar een lyn trekken.* m zoude een gewenschte uitüag hebben, om deB 4 Leer  < *4 ) Leer van Jefus te ondernieinen $ om het Cocinanimus in de Kerk te dóen indringen. — Dan deze uwe helfche pogingen zullen u niet gelukken; deze brave Herders zullen u hier in nimmer te wille zyn. Schoon gy hun door fchoone reden , vleiende woorden, en groote belofte, zoekt tot u te trekken , en in u belang të krygen , om alzo gezarfientlyk werkzaam te zyn, ter ondermeining van de zuivere Leere der Verfoening. En even zo meinëédig worden dan die Leeraars weke gy met de dit elendig (addres) waapen zoekt te verdedigen. Dog ik ga verder en flaa om o niet te lang op te houden, (want mogelyk moet gy lieden wedEn m, ineenige weinige dagen, een reisje rondom de waereld doen, om te onderzoeken, of ook deze of geenë aanwesigls.) eenige niet beduidende wooiden over. Dan ik zie daar nóg door u lieden nedergeftelt, de tytels der twee gefchrif-' ten, welken ook het haare hebben willen toe brengen ter verdeding, en rugfteuning, van «we waggelende Leeraars- Gy lieden vraagt waarom dien man namelyk J. Rifeion dezelve niet beant: woord heeft ? —- Hier moet ik u zeggen Heeren, datgy lieden-een geheel overtollig werk begeert 5 want men vind imme;s in die Schriften niets wat tot het zakthke i-ehoord, dat niet al volkomen wederlet t is. Zo wel in het artdwoord in den Rotterdammer Britf, door Christiaah Waarheidvrienii-. (*)' Als ook in het antwoord op den Brief van Haa Iem door J. Rofellon, waar tegen gy Heden zo (terkichyni geyvert ; nu ik ik geloof ook dat gy lieden deze pillen niet makke- (*) Beproef hier 'wederom uuwe vordering Heeren in de Leuerchanceering. Mogelyk kan het u van nut zyn.  - C 2£ } jjtelyk hebt kunne binnen krygen. Maar waarom 3og zoude dien man nodig hebben , om al uwe bekladde papieren te wederleggen, daar dezelve alle een deun zingen , en dus alle beantwoord ,zyn- Het eerde gefchrift waar op gy lieden u beroept, is volkomen wederlegt, in den Brief van Rotterdam. En wat dog zou dezen man uitregten, in dat gefchrift daar hy op verre na niet het Leerfluk der H. Drieèenheid is toegedaan, en wyl hy daar reeds mede begint,*begrypt een ieder ligtelyk, dat ook het volgende niet veelbehelst. — Wat aangaat het tweede Gefchrift door u lieden aarigehaalt, hier moet ik bekennen Heeten, dat ik daar zo veel geleerdheid niet in vinden kan als gy lieden daar in meent aan te treffen. Dan om alle tegenlpraak hier weg te ruimen. Zo wyze ik dien fchryver, wyl hy wat veel te» gen een Symbolium heeft, na het nu in 't ligt gekomen , en uit het Hoogduits vertaalde Werkje, van den Heer Dietelmair. —-1 JMu Heeren wat hebt gy nu? nu moet nog eens nagezongen worden wat voorgezongen is. — Dan ik vertrouw, dat wat J. Rofellon u'nog niét voldaan heeft, hy u dat fchnldig blyfr, dog u als een eerlyk man, alles ook tot den Jaatften penning toe betalen zal. Heb dan flegts gedult, en vermaak u intusfchen zo lang met dit u voordeel dat dit Gefchrift hoe Wel zakelyk dog niet letterlyk wederlegt is. — Dan mogelyk heeft dezen man dit tot hier toe nog gelaten, om u lieden niet geheel en al den troost te benemen; want nu fchynt dit uwer en uwe geliefde Leeraars, ik meen de nieuwelingen, eenigfte troost nog te zyn , dat zy in dat Gefchrift nog leezen kunnen wyl het niet letterlyk wederlegt is. Hier by twyfel ik niet, of die B 5 Leeruars  (««> Leeraars [rigteri hier na haare verdediging in.. *—■ Dus meen ik Heeren dat J. Rofellon dan noggenadig met u handelt, en u lieden niet op eenmaal , en te gelyk van uwen troost ontroven wil. Dog vertrouw hem niet al te veel, als of hy dit nimmer doen zal. Mogelyk heeft hy tot hiar toe wat veel om handen, daar by weet gy Heeren, dat hy dog de gaauwfte niet is, want hy dog heeft drie dagen nodig om een Brief te beantwoorden. Nu Heeren. Tolleranten wat zullen wy na hebben? • Nu gaat gy lieden wser meester- lyk liegen! Nu zegt gy heden , dat de |ongfte uic de drie Dominees al een-en-veertig jaar oud is. — Wel dekzels is dat liegen Heeren dat kan 'er immers niet door. Of het moest des Zetters fchuld zyn, dat die, in plaats van. oudfle, ongelukkig jongfte gezet hadde. Want Baum is immers de oudfte Dominéé na de jaar ren, en kan aauwelyk deeze jaaren bereiken. — Dog wy zullen wel meer zo iets van Sint Anna.' aantreffen. Nu al verder nu zyn de ves- ftandigfte onder de Heeren Ouderlingen, de Leere dier drie Leeraars toegedaan, de andere zullen dan jfegts geleerde zyn lil ——— Die het; vatte kan, die vatte het Nu Heeren al weer iets anders. Nu in de aanmerking wat ftaar daar ? Na dat men gezegt heeft dat meest alle de Diakenen ook de party dier Heeren Leeraaren die na de nieuwe mode. zyn, zyn toegedaan, zegt men dat dien Man „, zeer geestig ontdekt heeft, wat de reden daar, van zyn mag. Naamlyk dat bet verfiand niet voor de jaaren komt. — Ik wil wel aannemen Heeren dat gy lieden dit niet dulden.kon. — Maas  Maar Heeren , is het u, of uw Schoolmeesters fchuld dat gy lieden niet goed leezen kunt? — 'Ex ftaat immers niet in dien Brief van J. Rofellon , dat alle de Diakonen de party dier Heeren zyn toegedaan! 'Ex ftaat flegts, in dien brief, (ja die hageüche brief, niet waar,) dat'er veele Vtienden en Verdedigers van de 'befchuldigde Leeraars onder de Armbezorgers zyn, en hier van fchreef hy de oorzaak aan hunne onkunde toe, met te zeggen; bet verfiand komt niet voor de jaaren. —r— Dan gy lieden beweert, dat Onder die Heeren al ouden knapen zyu, die in 't jaar 1741, 1753, i756. en dus voor die Man zyn Geboorte toen hy nog in de wieg lag, al Diakenen geweest is, — Maar Heeren iets in ftilte. Hoe oud is dog die Man , die toen nog niet geboren, of nog in de wieg lag? -— Gy verrtaat my hoop ik wel, ik meen niet den Voorzanger, met dien man dog hebben wy niets te fchaffen, neen ik meen J. Rofellon', wel nu hoe oud is die ? — Haast u Heeren en ligt zyn Doop-Cedul, dog wat ongeluk men kan van zyneDoopplegtigheid vinden, men bladert, en herbladerd, dog alles vruchteloos. Wel nu Heeren hoe oud is nu dien man? — Jaa jaa Heeren beken maar met fchaamte, dat gy 't niet weet. — Maar Heeren zou dien man, mogelyk niet eens Gedoopt zyn. — Ja wej , dog men brengt hun die buitenlanders zyn, niet naar Amfieraam om Gedoopt re worden. Nu Hee¬ ren ftaat gy daar al fraai! Gy weet wanneer Jochem Rofellon nog niet geboren was, gy weet dit ook op een jaar te bepaalen; dog daar ik u vraag hoe oud hy is weet gy niets. Is het m niet fraai maar zo wat heen te fchryven, zonder  ( s3 ) dér overtuigt te wezen. — Dog iets anders Heeren, waarom vergeet gy, die Heeren Diakenen , die naauweiyks twintig jaar bereiken» Het is dus dan niet te verwonderen dat dieri man in de wieg lag, toen deze Diakonen wierden. ... .. Maar hoe fraai zullen deze vlukfe jonge bollen, kunnen oordeelen als Armbezorgers, wat yder arm huisgezin naar haar toeftand behoord uitgedeeld te worden. — Nu Heeren meen ik zyt gy ook van deeze zwarigheid ontheven, die u hart zo zeer beknelde. — Dog hiervan ook al genoeg voor dit maal, daar na weer wat.. Wanneer ik nu verder hier u gefchrift befchouw, zo zie ik een geheele Caos van verwarring, door u opgefchept, waarlyk ik zoude nog lang geen gedaan werk hebben, zo ik dit naar behooren wilde zamen vatten — Dog het is al zo wat te zeggen Heeren, in drie jaaren tweemaal te preeken over het Leerftuk der Heilige. Drieëenheid! Dog gy hebt abuis Heeren, dien Leeraar heeft 'er meer over gepredikt, namelyk toen hy de bewyzen, van dit gewigtig Leerftuk ontkragte — Gelyk gy lieden zommige al vind aangemerkt. — Dog ik wilde graag iets aan u lieden vraagen , maar zegt het wat ftil, want wat hoeven alle menfehen dit te weten. <■* Wat dog zyn halve Ariaanen ? Dog ik merk hier al wederom dat gy lieden nog niet goed ïeezen kunt. -— Maar wat dunkt u zoude het niet goed zyn, een Predikatie te doen, en daar in feeweeren, dat de Woorden Persoon en Drieeenheid niet in den Bybel ftaan , dan immers bragt men den tyd die men op den Kanfel moet doorbrengen dog ergens mee door; daarenboven ve$  C 29 ) vertelde men dan de Gemeente iets, 't welk zy nog niet wisten! Ook zouden zy dan van de waarheid van dit Leerftuk kragtig overtuigt zyn. —. Nu ik fla dat over. Nu zegt.gy lieden, dat dezen Man klaagt, dat onze jongfte Leeraars het Leerftuk, van de Godheid , van Christus ondermeinen ; en hier Mynheeren, geloof ik dat hy en de Requestran' ten de waarheid, hulde doen. — Nu eerst Dominee Mutzenbecher gerechtvaardigt, om dat hy nog eens zodanig een valfche verklaaring over die woorden gegeven heeft, en wel in zyn Proefpredikatie ; toen liepen de Requestranten nog knikkeren. Dit Geloof ik ook, want zo ik recht hebbe, dan heeft Mutzenbecher, hier zes jaaren als Leeraar beroepen geweest; en toen 25 jaaren, de Requestranten oud zynde, zullen zy naar alle waarfchynlykheid .nog hebben lopen knikkeren. En wyl 'er toen niet van gerept is, daarom zal het zeker ook geen dwaaling zyn. Dog dit zal ik overlaten aan Mannen, die wat meer doorzicht dan gy lieden bezit. -—- Wat Dominéé Sterk betreft zege gy, die heeft dat. niet gedaan, namelyk de bewyzen van-Christus eeuwige Godheid ontkragt; ik zoude u egter een meenigte kunnen aanhaalen: als by voorbeeld , 1 Cor. X: 9, 10. Matth. IV: 10. Den door u aangéhaalde Spreuk Pfalm II: 7. En een menigte andere. ■ Dog nog een woord van deze laatfte ipreuk; zyne Vrienden, zegt gy lieden zeggen: dat hy toen maar in 't voorbygaan gezegt heeft, dat zommige oudé rechtzinnige Gsdgeleerden die plaats niet van de Eeuwige Generatie, maar van de Opftanding van Christus uit den Dood verftonden. Dog  Dog ik hoop Heeren\ dat het ü lieden hrj$ niet vergeten zal zyn, dat Sterk, des tyds heef fterk beweerde en zeide, dat de andere verklaring namelyk van de Eeuwige Generatie of Gé>bootte des Zoöris Gods eert verklaaring was, die men zo van ouds daar mSar over gegeévert had, en dat dezelve zonder grond was, maar dat zyn verklaaring, de besté, en het meest met de zin der woorden overeen frëmmende Was. — Dan dit alles Heeren hebt gy vergeten- «pi Hierop beroept gy lieden u, op dé Predikatiën, Van Sterk, welke hy nu en dart heeft in 't ligt gegeeven; en wadrin hy in een van dezelve, de Godheid van Christus opzettelyk Verhandeld. — Maar zo gy dit weet Heeren dan zult gy lieden ook wel weeten dat dezen Leeraar geen Goddelyke Atvjetindheid aan Christus toe durft fchryven. — En dat hy dé geene, die de Alwetendheid in Christus ontkennen, niet zoude konrten regenfpreeken. — En wat aangaat, 't geen Hy daar van de Almagt van Christus beweert; dat kunnen ook die geenen toeftemmen die de Godheid vaft onzen Zaligmaker rond uit tegenfpreeken. —— Dit Heeren \ geen ik hier beweer is geen laster of blaam ; want. ik zoude u overtuigen kun*nen aantöonen, dat ik dit alles zoude kunnen bezegen, en by dat alles nog de eeuwige Godheid van Christus Ontkennen. — Dog gy lieden zyt zeer verheugt , dat dien Leeraar zyne Predikatiën iri 't ligt geeft, lk Voor my Heeren, gevoel hier over ook geen kleine vreugde, want hoe meer ik die Predikatiën inzie', hoe meer ik overtuigt worde, dat de btfchuldi.gingen der Requestrdnten waarheid Zyn. —«'• Dan  C 31 ) Öan gy beroept u ook op die Preek, waar uit i gy zo het u voorkomt fterk meent te kunnen be! wyzen, dat dien Leeraar zuiver leert. Dat de memch Gerechtvaardigt word, zonder de wèr^ ben, alleen door het Geloof. Maar Heeren, een woordje tusfchen ons, dan moet ik u rondbor flig bekennen, dat dien Leeraar nog niet weet wat het Zaligmakent Geloof is. Dan moTtlk bekennen, dat hy de waare aart en natuur van hetzelve nog niet kent. - lk neem by voorbee5 eJa/£fT°Verïet Verb3nd «"fcko Geloof *n Heiligmaking. Daar geeft de man het duidelyk.te kennen, dat hy dit niet weet. W™t overal waar dien man het woord Geloof beziet, «eemt hy het nergens hooger, en meegaan da„ het aannemen der Leer van Jezus; en daar hy eene tegenftrydigheid vermeent te vinden , (Z lyk hy in zyn Leerrede op pag. II5 voorfteld) komt met voort uit de oude en béLiT^Si. ongen van deze Textwoorden, mïar u7zvn uerftel,lnge" van onze Kerk kan inzien Want hy veronderueld5dat een mensch hetwaa"* re Geloof kan hebben, en dat het hem nochTan, aaa waare Hedigmaking ontbreken kan. Tn zulk een betekems Heerenlals dien Leeraar hetwoorrj Geloof neemt, ftem ik hem zulks gaarne toe-maar m die betekenis, waarin het over 't algeCen voorkomt, en betekent Zalig te maken lt Zulks bezitten. Ato by VO0rbi£ 16. flem ik hem zulks in eeuwigheid niet toe Wam het is onmogelyk, dat hy %ie zy TkrZ fZUJllUS Chrmas! d00r he£ waarachdg geloof heeft aangenomen, en met een toeverziftig vertrouwen hem blyft ^kleven. Het i$ Lraog% lyk,  t 3£ ) Jyk, zeg ik: dat zulk een mensch niet zoude ftaan in dë-Heiligmaking, en in dien ftaat niet zoude voort wan del en op den weg des levens,. —fin dit nu immers is het juisr, wat dezen Leeraar van elkander fchyt 'c welk égter niet van elkander zyri kan. —> Dan al weer genoeg hiervan Heeren \ hieruit kan nu reeds een iegelyk opmaken, zonder dien Preek gelezen te hebben, wat dezelve behelst tot zyne verdediging.. „ , Dan gy Heden fpreektook van Üo. Baum, dat die onlangs; de Godheid van Christus bewezen , en kragtig bewezen heeft. «— 't Kan zyn Heeren! waarfchynlyk meent gy de Predikatie over Joh. I: 14. Het is tog ongelukkig, dat men u lieden telkens het zelfde herhalen moet- Gy lieden begaat hier immers weder een gróote misftag, die 11 reeds meermaalen is onder 't oog gebragt. Waar tog hebben de Requestranten hunne Leenaars befchuldigr in hun grfchrift, over' het geene zy na-deszelfs inlevering nog Prediken zoude ? Hunne klagten immers, gingen niet verder als over 't geen toen reeds gepredikt was. En hoe zouden dan die Predikatiën die zy nu doen hun kunnen Rechtvaardigen. Ik veronderftel eens Heeren voor een oogennblik, zy Predikten nu Rechtzinnig, kunnen zy by dit alles, die - dwaaling, die zy voorheen htbben voorgedraage wel wederom ten halze inhalen ? — ! Neen zegt gy zeiver. Nu Heeren weder een ander vertooning. Nu fielt gy lieden in vele woorden, weinig afdoende zaaken voor. Waarom? Om den waardigen Leeraar Hamelaü weder te gaan fchenden. ■ Dog al wat gy lieden op dit u pag. voorfteld, zyn verdigte harferiweeffels, vuile laster, en logen  "(33) Ë? !fL Giap maar 20 n,et Heeren, het t f' d r bf?> dlt zelver fchielyk in, Gy zaaat zefden elyk,ir]',Wat de eijentiyk SS * njme,yk dat zv v*n eenfee Z«r£„ beIZtZ^ Zy fe br°n toe^Pt^,-waar uit de fvk^ u voortko*en- Oog hierin.hebt ay ge- Zed^f J"*- nietS ,meer' dan eene Philofooffcht Redekunde. ,s, welke die voordragen. hehh^merS T,pr 0118 de rede toc> r-od Hef te ft haasten te doen, zo als men geda n Wli worden. Egter beweert B fel Pt /egende,eI7aar is- £n hec ««& ondertr l^gt gY be&aC hier in : dat de r)ie"we Heehen Z ZeggCn' ,dat "len zvn geioof moet topdirnw ^yi5e,Werke"; da£ de oude Predikanten ™M dit wel doetl moeten l wyl het geloof m Jezus.' want waarlyk Heeren dit tTtloven ?°n0t °ndearCheid: *»■ *a^« tep geloven,) flegs verftaan het aanremen zyner £ V0V" u lieden, in u gevloekt oogmerk onderfteunen? Neen, in eeuwigheid zullen deze u lieden hier in niet te wille zyn. Intusfchen , dierhaare Burgervaders, ontfang onzen dank, voor, dat gy niet gedogen wilt, dat men grondzuilen van den godsdienst ondermynt. Ontfang in gunst onzen hartelyken dank getrouwe wagters, op den post die u is toevertrouwt., Heb dank getrouwe befchermers van Jezus Heilige godsdienst. ,— Heb Driewerf dank , Achtbren, Raad, gy die kloekmoedig afzet, alle die aan den ondergang , van Jezus Kerk' zoeken te arbeiden. — De alzegenaar kroone u lieden hier voor, met de beste, met de keur van zyne goederen. Hy doe op u nederdalen een dubbele maat van zeegen. — Hy lterke u E. Acht- b'aare hier om meer en meer, in alle uwe loffely-' 3