«üï HET LEVE N van hem in handen kreeg door 't beleid van den Heer Ketelaar, toen ter tyd Gezant aan dat hof. Alle deeze onheilen waren voorzeker op geenerhande wyze aan den Heer vanRiebeekte wyten, maarmoesten nochtans ten uiterften onaangenaam zyn voor de Heeren Bewindhebbers: hier by voegde zich noch een opstand op de Westkust van Suinatra, werwaards men troepen moest zenden om de Belhamels te beteugelen. In 't Gouvernement van Malacca gebeurden ook groote wanorders, die ten gevolge hadden, dat de beide voornaamfte Regenten dier plaats door den Raad van Juftitie aldaar wierden afgezet, en in zwaare geldboeten verweezen. Doch de Raad van Indien te Batavia fcheen gunffiger over hen te deuken : want door deezen werden zy in hunne eer en ampten herfteld. Eindelyk zag men in dit jaar, 't geen 't laatfte was van 't leven des Heeren van Riebeek, een Reglement voor den dag komen, aangaande de hoeveelheid der goederen, die een ieder, naar maate zyns aanziens, uit de Indien met zich zou mogen voeren. Men ziet uit dit verhaal, dat de Heer van Riebeek weinig gelegenheid heeft gehad om zyn beleid ten nutte der Maatfchappy te doen blyken. Ook had hy het ongeluk, van zeer dikwyls in gefchil te zyn met eenige Raaden van Indien. en in 't byzonder met den Directeur Generaal Douglas, een man van een zwak geftel en geringe zielsvermogens, dien de Gouverneur dikwyls in den vollen Raad zodanig doorftreek, dat hy zomwylen eenige weeken lang uit verdriet het bed hield. Dj Heeren van Zwol en Chastelein waren de eenig ie onder de Raaden, die den Directeur durfden onderfteunen ; en 't was ook door hun beleid,( dat deeze twee Hoofden der Siidifche Regeering, ten mirrften in fchyn, wederom verzoenden :• hoewel, van den kant des Gouverneurs „  HET. LEVEN var verandering in de Steden. Doch de Raadpenfio naris loste de zwaarigheden op , welke daartegen wierden ingebragt, door aan te merken, dat de verandering der Regeeringe buitens tyds en door den Stadhouder behoorde te gefchieden, om dat het volk anderzins niet te vrede zou zyn; hebbende men hier [inden Haage], toen bet verfoeilyk: ftuk aan de Witten uitgevoerd wierdt, voorgegeeven, dat de Prins te goed was, ert dat men daarom het werk moest verrigten, eer hy in den Haage kwam. Dat de voorgeflagene verandering wel aanliep tegen de gewoone orde der Regeeringe ^ maar dat het beter was, dit voor eene enkele reize door de vingeren te zien, dan af te wagten dat het volk zelf orde ftelde. Dat Zyne Hoogheid, ongetwyffeld, befcheidenlyk handelen, en de Regeering zo veel in ftand houden zou, als mogelyk was. Dat 'er genoegzaame ftoffe was om fcherpe Plakaaten te maaken; doch dat de tyden zulks niet gehengden, zullende het volk maar hardnekkig worden, indien men hetzelve doorftrenge middelen zogt te verbaazen. Van elders is bekend, dat, in de meefre Steden, op 's Prinfen bevel, de Wet verlteld wierdt. Alleen te Haarlem gefchiedde bykans geene verandering. Doorgaans wordt dit toegefchreeven aan het beleid van den Heere Fagel die nog veel invloed in die Stad hadt, en den Prinfe hadt doen verftaan, dat dezelve volkomen gezind was om te treeden in de maatregels, welke hy voor dienuig hieldt. Wanneer de Franfchen, in den jaare 1673, Utrecht verheten, en de Leden van de Vroedfchap dier Stad verzogt hadden wederom in de Unie te worden aangenomen , wierdt de Heer Fagel, nevens nog vier Gemagtigdeu der Algemeene Staaten, derwaarts gezonden. Van  GASPAR FAGEL. 3? Van deeze bezending deedt hy verflag ter Vergadcringe van Holland , op den dertigften van Slagtmaand des genoemden jaars. De vermeerdering van de magt en het aanzien des Prinfen van Oranje, inzonderheid in de Provincie Gelderland, gefchiedde voornaamlyk door de bewerking van den Raadpenfionaris. Te Nietuvmegen hadt hy eenen Broeder, Nikolaas Fagel genaamd, alsmede eenen Zwager, met zyne Zuster getrouwd, Willem van Hoekelum, beide aldaar in de Regeering, en in de Stad, vooral de laatfte, onder de Burgery zeer gezien. Van Hoekelum hadt een Schoonzoon, Koenraad Klerk, die het ampt van Secretaris van 't Kwartier bekleedde, en voor een Man van verftand en eere wierdt gehouden. Van deeze aanzïenlyke Bloedverwanten bediende zich de Raadpenfionaris, om aanhangers voor den Prins te winnen; on om he-t werk meerder voortgang te doen hebben, deedt hy, met verlof der Staaten van Holland , in eigen perfoon een keer na Gelderland. Daar veelen reeds ten voordeele van Oranje waren ingenomen, kon 't niet anders weezen, of de zaak moest een gewenschten uitfiag hebben. Niets was eigenaartiger te verwagten, dan dat een perfoon van zo veel gezags en aanziens , als de Raadpenfionaris Fagel, over de Vredehandeling te Nieuwmegen meevmaalen geraadpleegd wierdt. Een merkwaardig gefprek hieldt hy hierover met den Engelfchen Gezant by de Staaten, den Ridder Temple. In dit gefprek verklaarde hy het als zyn gevoelen, dat de belangen der Vereenigde Gewesten vorderden, een afzonderlyken vrede met Frankryk te fluiten. Met een fchrander be-. leid en zeer kunftig wist hy zyne redenen d erwyze in te rigten, dat de zaaken der Staaten op het nadeeligst ver-, C 3 ¥>°8&  GASPAR FAGEL, 45 wien de toeleg van Zyne Hoogheid , om na Engeland overtefteeken, bekend wierdt. Dewyl hy deezen toeleg volkoomen goedkeurde , verklaarde hy, in den aanvang des jaars 1688, in hetKollegie derGekommitteerde Raaden , in tegenwoordigheid van den Amfterdamfchen Burgemeefter Witfen, van gedagten te zyn dat zyne Hoog. heid een togt na Engeland behoorde te onderneemen, tot herftelling van den verwarden toefiand der zaaken in dat Koninkryk. Zedert hieldt hy hierover, in tegenwoordigheid van zyne Hoogheid, een gefprek met den gemelden Burgemeefter, die beweerde, dat de zaak van Engeland, eene zaak van Godsdienst zynde, door God zeiven wel zou befchermd worden. De Raadpenfiona* ris , daarentegen , beweerde met fchriftuurlyke voorbeelden , dat men , ter befcherming van den Godsdienst, het zwaard mogt, ja, behoorde te gebruiken. Doch » ongelukkig was het voorbeeld j 't welk hy, om aan dit zyn gevoelen kragt te geeven, uit 's Lands gefchiedenisfen aanhaalde: „ Zo hebben, zeide hy, onze Voor» ouders gedaan, den Staat op den Godsdienst vesti,, gende ". Waar tegen ook de Heer Witfen aanmerk: te, „ dat onze Voorouders zich tegen de Spaanfche „ dwingelandy, en het verkragten van 's Lands voor*. ,, regten gekant hadden", Volyverig werkte ondertusfehen de Raadpenfionaris mede om de volvoering van 's Prinfen overtogt na Engeland en deszelfs gelukkigen uitflag te bevorderen. Hy ftelde eene Verklaaring op, welke de Prins by zyn vertrek uit de Nederlanden in 't licht geeven, en voorts in Engeland verfpreiden zou, behelzende de redenen ,< welke hem tot het doen van een zo ongewoonen ftap bewoogen hadden. Tot het verftrekken der noodigö penningen tot zulk eene onderneeminge, beraamde hy wyders  43 HET LEVEN van GASPAR FAGEL. lïonaris hadt gelegateerd het Huis de Kruitberg bv Haaf tan, nevens eene fomma van honderdduizend guldens • De Heer Fagel is nimmer gehuwd geweest Hoe wel ny twee jaaren het ampt van Griffier ; vol-ens 5 fchryvenvan Burnet, het voordeeligfe iu Hol a en d arnaa zestren jaaren het Ampt Van Raadpenfion" ris op eene wedde van twaalfduizend guldens Zt bekleed ; hoewel hy , daarenboven, def ^t vau Grootzegelbewaarder en Stadhouder der Leene Z Holland hadt waargenomen, en boven dit alles no* Hoogheemraad van Rhynland geweest was, liet hv! nogtnans, weinig na. Zyne meeste inkomften hadt t te koste gelegd aan de Abtdy van LeeUwehhaart, welZ hem, door de Ridderfchap van Holland, of dèrzelvèr Rentmeester, was toegedaan, alwaar hy van zyn lastig beroep nu en dan eenige rust zogt, en waarvan de tegenwoordlge deftige Heerenwooning door hem & diea flaat gebragt iSi 8  HET LEVEN VAN H E N R I t Z WA AR DE KR ö ö N. 'Gouverneur Generaal van Nëerlands ïndiefs. TT XlENRIK Z WAARD E KROON; gebooren te Rotterdam, vertrok van daar naar Indien in 1684, aan boord van 't fchip Purmerende, 'tgeen den Commisfaris Generaal Van Rheede overvoerde, in wiens dienst by zich als Adelborst had begeeven, hebbende ongeveer den ouderdom van 24 jaaren. In IÓ8Ö werdt hy Boekhouder, in 't zelfde jaar Onderkoopman, in 1689 Opperkoopman, en 1694 ecrfte Koopman te Batavia, alwaar zyne fchoone gedaante hem deed uitmunten bóven de overige jeugd dier Stad, zelfs zodanig dat hy, eens door een lid der booge Regeering tot eene jonge Dame gezonden zynde, om dezelve voor hem ten huwelyk te vraagen , ten antwoord kreeg , dat zy wel zou Weeten te antwoorden , indien hy voor zich zeiven vroeg. Het ontbrak hem ondertusfehen geenszins aan weezen' lyke verdienden, die zeer fpoedig zyn geluk bevorderden: want in 't zelve jaar werdt hy gezonden, als X DEEL* D Con>  5ö IÏET LÉVEN van Commandant, naar Jaffanapatnarri op 't eiland Ceylon van waarhy in 1699 tot Directeur van Suratte werdt geroepen; hy gaf aldaar ongemeene proeven , van zyne bekwaamheid in 't behandelen van zaaken, en werdt by zyne te rugkomst van daar, door den Generaal Oudhoorn , tot Eerften Secretaris der Hooge Regeering aangefteld,en deezen post bekleedde hytot den 4 Augustus des volgenden jaars, op welken hy, byna tefFens ter "zeiver tyd door den Gouverneur van Hoorn en de Bewindhebbers, tot buitengewoonen Raad van Indiert werdt benoemd; hy had ook het geluk van ieders ach■ ting te verwerven in deeze waardigheid die hy bekleedde tot aan 1715, wanneer hy onder de gewoone Raaden werdt aangenoomen. Toen de Gouverneur Van Zwol, op den 21 November 1718, kwam te derven, had men veel moeite omvoor hem een gefchikten opvolger te vinden. De oud" fte der Raaden Castelein, hoewel zeer bekwaam, verklaarde , dat hem de noodige kundigheden tot deezen zwaarwigtigen post ontbraken: de Heer de Haan, die geen minder kundigheden bezat, vond eene verontfchuldiging in zyne hooge jaaren, en de Heer Zwaar, dekroon, beter in ftaat dan iemand om dit pak te draagen, weigerde het zelve tot drie keeren, maar nam het eindelyk aan op het herhaald verzoek zyner Amptgenooten, doch werdt eerst met de vereischte plechtigheden ingehuldigd m 1720. Ondertusfehen had de Javaanfche Keizer zyn leven geëindigd op dên xöFebruary des voorgaanden jaars,zonder' veel te hebben uitgevoerd , en werdt opgevolgd door zynen oudften zoon, onder den naam van' A' matig-Kourat II; doch deeze genoot, niet lang eene wsedzaame Regeering : want twee zyner Broeders be- ftakes  #- HET L E V EN van moorden. Men ontdekte den aanflag noch by tyds ei wist den aanlegger, benevens veele zyner medeplichtig gen, te vatten, die, verfcheiden e reizen gepynigd zyn, de eindelyk het geheele fchéhnftuk met alle deszelfs verfoeielyke omdandigheden beleeden, D,ezeErberfeld was 58 of 59 jaaren oud, een man van vermogen, en, ten minden in naam, een Christen, gebooren uit een' Hollandfchen Vaderen eene Javaanfche Moeder. Zyne Sententie noemt verfcheidene der zamen-ezwoorenen, zo Javaanen als andere Oofterlingen met drie hunner vrouwen, Volgens hunne bekentenisfe hadden zy voorgenoomen „Alle Hollanders , die zv konden „ vinden, te vermoorden, en daarna de Chineezen , Ma„ casVaaren en andere Natiën, woonende te Batavia in „ hun complot te doen deelen. Tot meerder gezagzou „ Erberfeld zich hebben doen noemen Tbowang Gusti „ rt geen betekent een Grooten Heer of Hoofd derRe-ee„ ring, en zyn eerde Mededander Catadia zou den naam! „ voeren van Rading oïPrins. De zamertzweering was be„ leid op een buitenplaats van den eerden, gelegen aan „ den weg naar Jacatra. Vier hunner waren gelast de brie„ ven te fchryven, en andere verkogten ten platten Ian„ de briefjes met cbaracters, die voor zo vermogend „ werden uitgevent, dat hunne bezitters onkwetsbaar „ waren. De aanval was bepaald op den eerden Jan'u. „ ary 172* , met het open gaan der poort, en de za" „ mengezwoorenen moesten zich gedeeltelyk door de „ Stad, en gedeeltelyk door het Kasteel verfpreiden „ Ook hadden zy vooraf, om allen twistte vermyden' ,, bet gezag van een ieder bepaald; Erberfeld zou de „ Stad,en zyn Luitenant het platte land regeeren, ter„ wyl dt andere, onder den titel van Pangorans'enz. „ Gouverneurs van de byzondere didricten zouden zyn.  ÏIENRIK ZWAAR DEKROON. 53 .„ Zy hadden tot hun oogmerk een corps van 17000 „ welgewapende mannen in gereedheid, en ieder moest „ zich op de bepaalde tekens naar zyne posten begee. „ ven; waar door alle poorten en posten zouden bezet „ geweest zyn, en niemand uit hunne handen hebben ,. kunnen ontfnappeu. Het geheel ontwerp was maar drie dagen voor den beftemden tyd der uitvoering „ t if volkomenheid gebracht, en zou, zonder de ge„ lukkige ontdekking, niet hebben konnen misluk* „ ken". De vSentcntie f behelsde , dat Erberfeld en Catadia ieder op een kruis gebonden , met tangen geneepen, onthoofd en gevierendeeld zouden worden, terwyl de overige werden gerabraakt, en de vrouwen gewurgd. De toffe werdt uitgevoerd op den 22 April, en op den volgenden 24 hield men een plegtigen dankdag wegens het ontdekken van dit affchuwelyk fhik. In 't vervolg werden noch ruim dertig medeplichtigen gevat, en geftrsift naar behooren. Ook werdt het huis van Erberfeld te Batavia tot den grondtoe afgebrooken, en in plaats daar van een fchandzuil opgericht, op welks hoofdftuk een doods kop was gefield, en aan den eenen kant, in vyf verfchÜïende taaien, dit opfehrift. Alhier beeft eertyds het huis geflaan van den verfbeielyken fchehn Erberfeld, op welke plaats tot aan 's einde der eeuwen geen huis zal worden gefticht.. Batavia den 22 April Men weet niet naauwkeurig, door wicn *t verraad werdt ontdekt. Zommige zeggen, dat het gefchiedde door een' flaaf, andere door eene vrouw, en andere door eenige der zamengezwoorenen zelve. Hce dit zyn moge, "t is meer dan waarfchynclyk, dat de Gouverneur voor *i onheil gewaarfchuwd wierdt door den KoD 3 Hing  HENRTK ZWAARDEKROON. s? koffyhandeI,die tfianè een'aanmerkdykeh tak yan koophandel uitmaakt. Hy kweekte deeze boomen de eerde aan in zyn lusthof te Cadauwang, 4 uuren gaans buiten Batavia; eenigen tyd daarna, de vruchten aan de inwooners hebbende doen zien, moedigde hy ze aan om derzelver aankweeking te onderneemeu , waarna de Maatfchappy met hen een contract maakte om httpkol, dat is ongeveer 125 ponden, te ontvangen tegen 30 guldens. De Heer Zwaardekroon, die zeer groote fchatten had verzameld, en zich voorilelde van dezelve in eene frille rust gebruik te maaken verkreeg de verzochte vryheid om zyn' post neder te kggen, geiyk hy deed ,00 den 8 July 172.5, terwyi hy verkoos in de Indien te blyven. De Gouverneur begaf zich toen naar zyi: fraai buitengoed, aan 't welk geene kosten gefpaard waren: en alhier trok hy tot zich een groot deel zyner goede vrienden, die het genot zynerfchatten met hem deelden. Daarenboven was de Heer Zwaardekroon by een ieder bemind wegens zyne ongemeene vriendelykheid , geestigheid en befchaafdheid; terwyl het hem, door zyne fchranderheid en vaardigheid van geest gelukte yerfcheide takken van koophandel, die by zyne komst tot de Regeering verwaarloosd lagen, te herftellen. D 5 HET  HET LEVEN VAN HENDRIK VAN BREDERODE. , waaruit deeze edele Vaderlander en doorluchtige Voorvegter der Nederlandfche vryheid, zynen oorfprong nam, ontleende zynen naam yan zeker aloud en al voorlang verwoest Kasteel, tusfchen Haarlem en de Beverwyk, gebouwd, gelyk eenige wilTen, door Sjgfried, eerften Heer van Brederode, jonger Zoon van Arnold den I, derden Graave yan Holland. Den naam yan Brederode, wil men, gaf hy aan dit Slot, doordien zyn Vader, of, gelyk andere willen, zyn Broeder, op zekeren tyd, zeide, dat hy hem zyn erfdeel lands met breede roeden zou toemeeten. Het Baljuwfchap van Brederode, nog heden in weezen, fchynt een overblyfzel te zyn van de aanzienlyke lande-, ryen en goederen, welke de aloude Stam van deeze Heeren in Kennemerland heeft bezeeten. Heer Hendrik was de Zoon van Reinold van Brederode, Deken der Ridderen van het Gulden Vlies, Opperhoutvester van;  * HET LEVEN vA „ SS ^ ™ - 5> met negts tot het niet verza^n m™ , iro,., , vci^agten, maar ze f f>t het » verzwaaren derftreneePlafeiai-Pn « , r«w« , - 8 akaaten j en tot het geweïdiff » invoeren der inqnifitie, 20 ftrydig met alIe !JSZ f ? —aereldlyke Regten, en vooraf ooi ECffi » iepen en loflyke herkoomens deezer Landen „ waardoor alle Koophandel verdreeven 7, u ' » van alle gezag over 't volk i « ' mng' • Iv1-p beroofd, en onbeichryf- " iYke °pi0eren eH verwarringen te wege zonden L i, bragt worden. Dat ™ t ' ^ouuen ge- pn Ji t Y' Leenmannen des Konings ,T en Jidelen des Lands wan a;* , ö s, te fluiten, waarby zy met niP ma,,', ISke dl™ ^ C<™P«»M, ieder va„ Amboin, de GoTCnTO JXÏÏ »« goede.magt by zich hsd m T *' d,e bek-vaaiheid gLefeam iV .d"''ento™> •"*-><* s:*:™^ 4- ? "i ci maar vier ontkwamen tigheid werdt niet minder sZlZ , " V°°r2I'ch- Je Jacatra werdt men ein^wt vieescie. *«:, --weifadevZdeT ^.„Xr" * t was naar. Miiar.„ j„ , «aaaen begeeven; eerst de l^ïZ^Z^.^ wdden beproeven. Doch dit geheel ontwerp l^Ten >n rook, want niet alleen kwamen zy te Mahcca verzwakt door de langdurigheid der reize t *** looren ook hunnen Admiraaf Don ^aT/e S/ T OP Zee kwam te fterven: hierdoor raaktlf " ' * over het opperbevel, en ^Zl^llf^ ftoo.d naar Manilla te rug, .onder ets * Verricht. te «ebben Terwyl Spilbergen noch op de Rhede van Tacatr, i kwam aldaar het fchip de Eendracbt J/™0 rn laf> door  LAURENS REAAL. g, door enkele particulieren uitgerust, en mogt derhalven voorzeker niet naar de Indien vaaren door de Straat van Magellaan en andere bekende wegen; maar Le Maire meende, dat deeze vryheid hen niet betwist kon worden , zo zy een nieuwen weg wisten te vinden Dit laatfte gelukte hen, en zy volbrachten den tocht door die engte, welke noch heden de Straat van La Maire wordt genoemd, en op deeze wyze kwamen zy eerst op de Moluques, en eindelyk te Jacatra. Doch hier nam hun tocht een ongelukkig einde; want de Prefident Jan Pietersz. Koen , vernomen hebbende dat dit fchip alleen door byzondere eigenaars was uitgerust, verklaarde hetzelve, niet tegenftaande de aanhoudende proteftatien van Schouten, verbeurd ten voordeele der Compagnie, en verdeelde de manfchap op de overige fchepen ; zo dat de voorige eigenaars niets overhielden dan de Vryheid om hun recht in Holland te beproeven. De Generaal Reaal, toen op Ternate zynde, had hen aldaar zeer vriendelyk geholpen en voorzien, zonder dat hy op den ongeoorlofden aard huns handels fchynt gedacht te hebben. Zeer ten onrechte zou men echter hier uit befluiten5 dathy g£en genoegzaame ■ den handel der Maatfchappye droeg; want in tegendeel was dit het hoofdoogmerk zyner poogingen, en het gelukte hem de bezittingen en Comptoiren der Compagnie veel verder uit te breiden, dan men ooit van Se omftandigheden zyner tyden en magt zou hebben kunnen hoopen. Hierdoor waren de Retourvlooten, geduurende zyne regeering , ongemeen ryk, en brachten <*, meetelyke fchatten in Holland. Niet zonder groote moeite" en herhaalde poogingen .verkreeg hy zyn ontflag van 't bewind oP den 3i Octo1 ber  HET LEVEN VAN A L B E R T H A L L E R. ALBERT HALLER, Heer van Qmmues/e_ JuX en van Eucaglens, Raad van Staat, Eerire Ge. neesheer van Z M. den Koning van Grootbritannien te Gottmgen , Ridder van de Poolller, Lid van de Hoog Regeenngte Bern, een der acht buitenlandfche leden van de koninglyke Academie der Weetenfchappen tePa rys, Prefident der Genootfchappen van Gottingen eil Bern, en Lid van byna alle Geleerde Genootfchappen m Europa, werdt gebooren te Bern op.den l6 October 1708. Zyn Vader was Nicolaas Emanuel Haller Ad vokaat en Canceliervan 't Graafichap Baden, en'zvn." Moeder Anna Maria Engel, Dochter van Mathys En gel, die lange jaaren de aanzienlyklfe posten in de Zwitzerfche Cantons heeft bediend. De Familie van Haller, die eene plaats bekleedt onderden Ouden ZwitzerfchenB.urgerftand, is altoos be- roemd  HET LEVEN van ALBERT HALLER. 85 roemd geweest door haare Godsdienftigheid; en derzelver indrukzels, die zich zo gemakkelyk doen voortplanten, hadden al haare kragt behouden in het hart van den Vader des Heeren Haller.. Hy had vier zoonen, van welken Albert de jongfte was ; derzelver opvoeding betrouwde hy aan eenen Leermeester, genoemd Abraham Baillodz, een zeer afgetrokken , ingetoogen, zwartgallig en geftreng mensch , doch die telïens zeer kundig was in Taaien en Godsdienftige Weetenfchappen. Albert Haller , als de jongfte en by gevolg de gevoeligfte , was ook onder dit hard beftuur de vreesachtigfte en ongelukkigfte. Niettegenftaande den ftaat van lyden en pyn, welken zwakke en gevoelige leden en gemoederen moeten ondervinden, wauneer zy worden overgeleverd in handen van wreede en gehuurde kinderbeulen, was echter de eerfte jeugd van onzen Haller een wonderftuk: ja wy zouden 'er naauwelyks eene fchets van durven geeven, zo wy niet geheel Zwitzerlaud tot getuige hadden. Zo ras hy kon fchryven, fchikte hy op eene Alphahétifcbe order alle woorden, die hy leerde, en maakte dus een zoort van een Chaldeeuwsch , Hebreeuwsch en Grieksch Woordenboek, 't welk hem in laater tyd nog dikwyls van dienst was. In den ouderdom van 10 jaaren maakte hy reeds Latynfche en Hoogduitfche Versfen , over welke zyne Meesters hunne verwondering betoonden; hy nam nu wraak over de hardheid van zynen Beftierder, wiens waanwysheid hy, in haare volle belachelykheid, ineen zyner Latynfche hekeldigten fchilderde. Twaalf jaaren oud had hy reeds een uittrekzel gemaakt, uit de Woordenboeken van Moreri en Bayle, en in 't byzonder uit het laatfte, bevattende een kort begrip yan 't leven der' F 3 aldaar  86 HET LEVEN van aWav gefchüderde Groote Mannen AM . • *hildery der vroege jeugd te^SZlTTI doorgaans in de menfchen een enkel? ' ' al zwakheden is, reeds df 1 ui «menweefeel van tengewoonen 'gee't en df -f,keilVan bui" lykfe zielsvernroge^ m^ der allerheer- ?yn in wel geregelde r.»™ ^«'"«"sfen 2eer gemeen ning alleen Z lS***1' alwaar »' M°onen, die Teld „ t * ? de radtadta . «dezoo- >'«.'hnn eigen 4 tveSi^» ï*"™ door2yne onderen gereldir,' ?' Ha"er' rtelyken ta> i" 1 invers, ^pSS^e™^^ heer te Bienne, en Vader van een' zTnt ^ den. De lust tot vermeerderd van k g°f VUm' deeze reis onderneemen: 5? dewvl T , ^ hemindeWysbegeertezoudPn V N^hams, die lings  " «ET LEVEN v a ej aeiir de Mr™*" n «* *«» '1. daarom verdien, de'elvé hfer T'" k™*0»' Hy raak.e by tneyal « ™*n. ongeregelde wyz. aa„ vermaaken „e' i„ P zy met meer in (laat waren ,„ „ ""S1™ , welke t bcgm een der yZZZlZ'T W'Si" werdt ras een enkele S u P t0nceI' heid, biCÖjfN-*J gekrenkt en dit fehomylpel joegbem fchrik u herdenk'"S™ WOnitom geen' 4 L« e i„ " ^ ^^ leevSniS^"''" d"bcmiit AM gebrnikte de Ond,r^d„„„ ,■„ . „ «eyanBoethaave, ,„, den gj d„£'"*J^T ' geen een menwlicht in Haller ontibd- e„? ; ' «e om, hoe eerder hoe beter „ V T 0TCrhaaIHy brandde yan begeerte 1/ , ^ " s'aan- alshet beste der natuurkundige ♦éSSjf^^ de herflelling der fraaye letteren in vlT' ' sre^vpn t„ t ,j 1CLLt-ien, m t licht waren ge- ook  9* HET LEVEN van eer verdaedigde verhandeling te Tubingen over de ver dichte kwylbuis , welke (brTe hy thans l\ t / betoogde. I, fraaije plaaten £ ^ - t reede «tucr was, en dus was zyne eerlïe srh*,A ; j, V» , tande de wederieggingeL iSS£^efeS,et gfl#d,ad0i!, em dcrgroot(le hetmenschdomka» doen, en de fchoonlle „ffe bande zy 20 dikwyls gemengd is, te verminderen» l.y HoldeHrHaI'erD0CtOT 'MS ««*« vertiet wciuc Detreurd. Hy doorreisde toen Eneehnd en^ ad al dra het gelnk de vriendfchap te verwerv^n fan w S V°°-«erder Koninglyke Societd yan welke Douglas en Chefelden leden waren, die hem msgelyks alle venna* en nut bezorgden. Van oJc^d Te^de hy naar Frankryk, alwaar hjf inzong & vriendfchap zogt van de Heeren GeofFroi , JlJsfieif van d 6n LC Dl'an' Hy W°°nde °°k ^ lesfen ; van den Grooten Winslouw, van wien hy zich een Leerhng „oemde. Hy fpnk nod dan m£tde ™ achting, van een man, die den moed had gehad zvn geheele leven in 'toeffenen en onderwyzen der Ontleedkunde te flyten, zonder dat men hem verwyten kon een opfteller van een eigendunkelyk leerile^eT te z^n Haller was altoos gewoon deezen . grooten nian aan zyne Leerlingen voor te (tellen als een voorbeeld van omzichtigheid in 't waarneemen; ook heeft hv al' toos deszelfs voetftappen gevolgd, in zo verre LI groote verbeeldings kragt en werkzaamheid van ge t zulks konden toelaaten. * ■ Na zyne te rug komst te Bern nam hy eene reis voor naar  *♦ HET LË VEN va n dezelve Hellen immers doordans mh verdiend in de kundigheden t V V00rna^c kleinen, enzich aLon 1 f hU"S ^ver- Letterzifters onzer dagen k„n„0 onrustige - de gedichten van deS onw rT ^ da" tot h^tf^^S^? Haller , een naaktheid afhang, * ~ baar maakt ^fen,^^^;^ de bronader is van »™ i Kwaad, en die «ekkenvad de diepfte ZZZl ^' * * «eed ee,,e, ...^ «■* zeggen, dat Haller de eerfte h „ kan leedkundeendeDichtLnsf * * 0nt"' die zelden in eern perfoo ^va n 7/7 *? *** wyze heeft weeten te paaren. ? ' Sel«kkiglfe Maar het fchooniïe ftuk^ door mii • dichten te voorfchyn geb aÏ if , ^ Ge" van de Alphche gebergl fde t 7 bewooners. Zo ^ ™ te meer was het gefchikt voor de ttSbS- ^ ^nen geest, en zo ^M^gg?™» wel te treffen. fty O0K ln het heuti: s^jst1^van fezoomd zyn met «an t oog van den ve rukte ^ ""^ deA1Pen wier toppen ^S^S»^e^ even oud als de fcheppin£2eTe Ld f P' ffl<,geIyk "cppmg zelve, bedekt: gints vertoont zich  *6- het leven van hy fchikte volgens eene nieuwe order meer dan t K>w zyne Kruidkundige, Ontl^h^SnS zullen kunnen maaken, wilde hy Slv" nocT f laatst eens doorloopen om aan de W^SïS ™ * laatfte eerbetuiging en aan de g7ZTzT? T dienst te doen, met hen de bronnenlf wyl ^ ke hy met een zo goed gevolg had gebruikt. ' Het Gemeenebest van Bern gaf den Heer van Haller by verfcheide gelegenheeden, zitting in zyneRechÏn' ken , van welke toebetrouwde posten hv l voortrelfelyk gebruik heeft gemaak 0L "/^ werdt door zyne zorg ^^^^ Stad. Telfens bepaalde hy, door proeven in 't t n genoomen, de beste wyze om het LdooZJJp ' te bereiden, en ontving van de Reeeerin- h.r „ [ g ga * z„„tmïnM en fo S der mwooners. nut ioen de Zwitzers eenisen 3rmm« ^ «wgen argwaan opvatteden wegens  ALBERT HALLER. Ul gens de laatst voorledene Geneeffche onlusten, en het ll:ichten van Verfoix, werdt 'er eene geheime cqmmisfie benoemd ten dien einde , beftaande uit vier perfoonen. De Heer Haller was een van derzelver leden, bragt alle ftukken in order , en werdt naar Solothurn gezonden om met den Franfchen Gezant te fpreeken. Reeds in 't jaar 1758 had hy te Roche verfcheide verfchillen mt den weg geruimd , die tusfchen de Regeering van Bern en de Republyk der Vallenzen over de grensfeheidingen waren ontftaan. Dewyl de Weezen als kinderen des Vaderlands moeten worden befchouwd, gaf de Heer Haller, in 1757 een plan in 't licht wegens de beste wyze, om een huis, tot hunne opvoeding gefchikt, te ftichten, in 't welk hy ook wilde dat men de kinders van arme lieden zoti toelaaten. Dit gebouw werdt ras gedicht, en de Heer Haller had 'er zelfs het opzicht over, geduurende eene reeks van jaaren. De Bernfche Republyk heeft ook op zyn voorftel eene openbaare fchoole doen ftichten, in welke jongelingen van den Burgerftand ondcrwys in allerhande weetenfchappen en konften kunnen verkrygen , en om een voorbeeld te geeven deed hy zyn jongften zoon in dit huis opvoeden. Kort daarna had hy noch eene gelegenheid om zyne rechtvaardigheid en weldaadigheid te toonen aan de Geestelykheid van 't land van Vaud, welke in eene zeer groote armoede leefde. De Heer Haller door de Regeering benoemd zynde om deeze zaak te onderzoeken . bewoog haar om een buitengewoon penfioen aan. dezelve toe te ftaan, genoomen uit de opkomften van een fonds van vyf tonnen gouds. Hy wist dat de bedienaars des altaars vooral ryk moesten zyn in deugden , nanzienlyk door de zuiverheid hunner zeeden, en geliefd door  *» het leven van door hunne welclaaden: hy begreep ook dat de armn ' de hen beter paste dan de rykdom en ^ ^IT daarom wilde hy 2e ook „iet ryk maaken. Zyn oot' ff? allee« f voor hun noodi. ondeAoud en hen in Haat ftellen om de waare armen te ante n ' -n, die geen onderband kunnen verwal d hen, die de hood,aakelykheid daar van gelaat !e'r 1 * ^ ^ * Go^ad opsn. gelaaten verwekte een algemeen verlangen om hem daar weder te zien. De Koning van Engeland deed hem, by herhaaling, de ruimde aanbiedingen, en om hem zo veel te gemakkelyker te beweegt/verzot hy de tusfchenkouist der Regeering va" ^ ™* Rusfifche Ke,zerin deed ook de uiterde moeire om hen naar Petersburg te lokken. Deeze Vorffin herinnerd -ch ongetwyffeld, dat Pieter de Groote met Leibn z * over t oprechten van dat gebied had geraadpleegd en 2y was verzekerd in Haller een' Geleerden» redens een grooten staatkundigen te zullen vinden. MW Z «geen genoegen 't welk men vergeïyk*, kan me dat welk een Burger geniet in den boezem van 2yn Vaderland, wanneer hy by >t zelve geacln H vooral zo hy daar nuttig aan is. De Heer Haller bleef derhalver verknocht aan het Bernsch Gemecneb van t welk hy, tot dankerkentenis, een buitengevv00n Penfioen ontving; è "wn Rut17,6 Tm hy d°0r de" K0m',lg Van ^eden tot R.dder derPoolfterre benoemd; deeze order is de eer ! van 't Koningryk, maar kan ook door een Burger ^ kreegen worden;, wanneer hy de saven h„i* Haller of Linnens. g ^ Vm een wïte,freferend, KeiZer' diGde ***** -aarde der Weetenfchappen kent, én Groote Lieden met zo veel yver  ALBERT HALLER. uS had bezig gehouden. Een oogenblik voor zyn dood zelfs willende weeten , in welk een ftaat zyne pols was, zei hy aan den Heer Rosfelet: Myn Vriend, de Jlagader /laat niet meer. Hy gevoelde dus het oogenblik op het welk hy zou ophouden te leven, en ftierf op den 12 December 1777. Driemaalen is hy getrouwd geweest, de eerde maal in 1731 met Marianne Wysf, Dochter van den Heer Mathod , welke hy verloor in 1736 , eenige maanden na zyne komst te Gottingen: en deeze is het, welke hy in zyne versfenzo veel achting heeft betoond, onder den naam van Doris en Marianne. In 1738 vereenigde hy zich met Elïzabeth Buiker, Dochter eens Raadsheers in Bern, welke hy ook ras verloor. De laatfte echtgenoot was Mejuffer Sophia Amelia Teichmeyer, met welke hy zich in 't jaar 1741 vereenigde. Uit deeze Vrouwen heeft de Heer Haller geteeld elf kinders, en uit dezelve gezien twintig kleinzoonen en twee achter kleinzoonen; aan welke hy gelaaten heeft, met zyne erffenis, zyn naam en voorbeeld. Een zyner zoonen is lid van den Hoogen Raad en Luitenant - Crimineel van Bern. De tweede, die eene algemeene achting wegdraagt, is aan 't hoofd van eene der voornaame Banken van Parys. De derde is Officier in 't Re» giment van Erlach, thans in Franfchen dienst. De vierde legt zich toe op de Rechtsgeleerdheid; en alle zyne fchoonzoonen bekleeden in Zvvitzerland de aanzienlykfte posten. De Heer Haller heeft altoos met den grootden yver de pligten van den hervormden Godsdienst betragt, en verfcheide ftukken tot ftaaving van dien gefchreeven, en zelfs eene uitgaaf der geheele Heilige Schrift bezorgd in 't jaar 1747 , welke zeer wordt gepreezen. La MeH a trie  "6 HET LEVEN van trie wilde hem zyn werk getiteld De Menscb e*n, r tuig O'Homme machine-) opdragen ■ 2 , zu^dT^^ *»i en wT' i • Heyne' beroemd Hoogleeraar in de Welfpreekendhetd te Gottingen , verzekert 2lfs da hy deeze taal verrykt heeft met veele „ieuwe uit-' drukkjngen. Hy verdond ook het Fransen, Italiaansch Zweedsch, Deense*, Hollandsen en Engels I 1' fchreef aan reder Geleerde dier verfchillendfnti» £ hunne taaie Deeze bekwaamheid was hy Poot gedeelte verfchuldigd aan zyn uitmunten! g h , gen, -t geen nooit iets verloor van die zaak.. T daar wel waren ingeprent 't Pm", ! ' wdke Heer Tisfot aan Haüer door ^^0^ f omdandigheeden der veldtochten van t ,°d^ boorde vernaaien; doch die zich in verfcheJ lyke omdandigheedenvergiSte,nietditge^lf"ffhem unzjm geheugen alle plaatzen opnoemde dL geetenofkwalyk genoemd waren, en dit mt ^ naauwkeurigheid, dat de oude Kyslfn T ™* Te Bern was men overtuigd dat niemand de Staat Raad, 't geen hem geduurende eenfee ,',„„, ' Me„ moer hem zommigen gedaan hebbeu, van hoogmoed „f eerzug. befchuhugeu. 2y aIleen 11i T°" pu,g, welke „aar p.aatzeu „aan, tot on-      levensbeschryving VAN EENIGE VOORNAAMS MEEST nederlandsche MANNEN en VROUWEN. \ Inhoudende *. jan van hoorn. j. en h. van eik. a. van riebeek. gaspar fagel. h- ZWn arde kroon. h. van br ederode. laurens reaal. albert haller. willem den iii. jan wagenaar. willem den v. r. h. schele. maria v. bourgondie* jan arendszoon. e. m. kortenaar. 1 j. v. d. kornput. Uit EgteStukken opgemaakt. TIENDE OF LAATSTE DEEL. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADÏ, Te HAR..L1NGEN, By VOLKERT van der PLAATS, MDCCLXXXIIf,   LÈVENSBESCHRYVING VAN EENIGE VOORNAAME bi e e s t NEDERLANDSCHE MANNEN en VROUWEN, HET LEVEN van JAN van HOORN, Gouverneur Generaal van Neêrlands Indien, JaN van HOORN, gebooren te Amilerdam., vertrok vandaar, in zyneeerde jeugd, metzynenVader naar de Indien, aan boord van 't fchip Alpheu, zonder' post of inkomen $ hy kwam te Batavia in 1663, werdr Onder Aëfiitent in 1665 , Adfiftent in 1Ö71, Onderkoopman in 1675, Opperkoopman in 1676, Secretaris der Regeering by voorraad ia 1679 •> en in volgend jaar gewoon Secretaris; welken post hy met groot genoegen bekleedde tot den ;i Aug. 1682, wanneer lïy door den Gouverneur Speelman, op eigen gezag, iot bui» X. dsel. A te'n»  ft "HET LEVEN va» tengewoon» Raad van Indien vverdt aangefteld : dit wiffekeurig bellier des Generaals werdt ten hoogften •gewraakt , doch niet te min bevestigd wegens *s mans menigvuldige en bekende bekwaamheden. Tweemaal werdt hy in Gezantfchap gezonden aan des Bantamfchen Koning, 't laatst in 688 , en verkreeg, twee jaaren kater, de waardigheid van gewoon' Raad. vanlndie, en in 1691 die van Directeur Generaal, wel. ken post hy met eene ongemeene fchranderheid en vaardigheid bekleedde. Onder 't waarneemen deezergewigtigebedieninge rees de Koophandel tot zynen hoogften bloei; terwvl de bedienden der Maatfchappy zo wel hun eigen , als het algemeene' voordeel, met den grootften yver behartigden : de Directeur zelve verzamelde onmeetelyke fchafr. ten , die men hem echter nietbenydde; dewylzyopeene eerlyke wyze werden verkreegen, en alle anderen ook behooriyke vryheid genooten. Het eenigfte, dat zommigen tegen de borst was, belfond in de groote vryheid f die hy aan de Chineezen verleende, waar uit hy zyne voornaamfte voordeden trok: doch hy wist alles, in geval van klagte, wederom zodanig te fchikken, dat een ieder volkomen te vreden was. Op dien zelfden tyd was de waardigheid van Gouverneur Generaal in handen van zynen Schoonvaderen Heer Willem Oudhoorn; doch niet tegenftaande den bloei der Maatfchappy, zagen de Bewindhebbers ongaarne dat dee e twee hoofdampten derIndiaanfche Regeering, door twee zo naauw vermaagfchapte perzoonen werden bekleed. Dit bewoog hen den Heer Oudhoorn te bedanken , en zyn' Schoonzoon in zyne plaats te {tellen op den 26 September 1701; -waar op de eerfte,na verloop van 14 dagen (zynde het ter zyner keuze gelaaten om een fa**  JAN v & N HOOR No 3 befluit te neemen, of hy naar't Vaderland keeren, cf te Batavia blyven wilde) op den 3 July 1702, zyne waardigheid nederlei ; maar de laatfte weigerde dezelve aan te neemen , zeggende dat hy daar toe geenszins de vereischte bekwaamheden bezat, en toen verlieten zy beide de vergadering, om de Raaden niet in hunne Hemmen te hinderen. Niet weinig was de Raad van Indien met dit geval verlegen, en dewyl de Héér van Hoorn ftandvastig by zyne weigering bleef, wisten zy geen beter' raad, dan deïi ouden Gouverneur te verzoeken om zyn' post weder by voorraad te aanvaarden, terwyl men nadere orders uit het Vaderland zou vraageu, het geen hy na eenig uitftel aannam. De Heer van Oudhoorn hield ondertnsfehen aan op zyn ontflagen de aanftelling zyns Schoonzoons , die by aanhoudendheid weigeren bleef de waardigheid van Generaal aan te neemen, doch teftens van zyne waardigheid als Directeur afltand deed, die, na dat de oudlteRaad, de Heer Pyl, wegens zyne hooge jaaren -had bedankt , aan den tweeden in rang, den Heer Abraham van Riebeek, werdt opgedraagen , zodanig nochthans , dat hy als adjunct was van den Heer Hoorn, die,tot den Gouverneurs post benoemd, denzelven noch niet bekleedde, en dus als in het midden Itond tusfehen deezë twee aanzienelyke waardigheden. Eindelyk kwamen 'er nadere brieven van de Heeren Bewindhebbers op den sa fuly 1704 , die een nader verzoek aan den Heer van Hoorn inhielden tot het aanvaarden van 't Gouverneurs ampt, waartoe hy zich eindelyk na> eenig beraad liet bewegen: mits door den Raad van Indien, op nader goedkeuren der kamer van Zeven- tienen, tot buitengewoone Raaden werdenverkoorendê Heeren Zwaardekroon, de Haan en de Roo, en tos  4 HET LEVEN van Secretaris der Hooge Regeering de Heer Garfin. Deëze? voorbaarige aanftelnng mishaagde ondertusfehen teri hoogten aan de Heeren Bewindhebbers, en het hield lang aan eer zy de twee laatfte Raaden wilden bevesti ■ gen; want den eerften hadden zy zelve ongeveer .elvk tydig aangefteld. De overige voeren des niettegenftaarr de voortin twaarneemen hunner vwkreegene bedieningen, In 't begin zyner regeering leefde de Gouverneur in geen goede verftandhouding met zynen Directeur, den Heer R.ebeek, die zich ten zynen opzichte zeer geweldig gedroeg, en door zyne vastheid van geest en mannelyke welfpreekendheid , doorgaans de teinmeir der Raaden van Indien in- zyne begrippen wist te brengen. Maar de betrekkingen deezer twee Hoofden ver anderden eerlang, toen de Heer van Hoorn, zyn vrouw verlooren hebbende, door 't trouwen der oudfte Doch ter des. Heeren van Riebeek, zyn Schoonzoon werdt Deeze Dame was de Weduwe van den Heer Gerard deHeer e, Gouverneur van Ceylon, met welke de Gouver neur , op den 16 November i?06 , met de grootte' plechtigheid , in den echt werdt vereenigd door dcrr Predicant van Holten, die hier voor een gefebenk var* 1000 kroonen ontving. De voornaamfte gebeurtenis, die onder de Regeerina des Heeren yan Hoorn voorviel, was de Jamnfche' oorlog, reeds onderden Heer Oudhoorn begonnen ter gelegenheid van den dood des Keizers Aman*-Kourat overleeden in't jaar 1703. Deeze had totzyn' opvolger be!' noemd zynen zoon Depati-Anom, die aan 't eene been kreupel was.en voor zeer wreed werdt gehouden. Deeze nieuwe Vorst zond aanftonds Gezanten naar Batavia om-de Com~  JAN van HOORN. 5 Compagnie kennis te geeven van den dood zyns Vaders en van zyne komst tot den troon. Ondertusfehen was , door'die van Mataram en eenige andere plaatzen, tot Keizer aangelleld een Oom van den voornoemden, met naame Pougar, die insgelyks Gezanten naar Batavia zond om de Maatfchappy in zyne belangen te trekken. De Gezanten van beide kwamen eerlang ten gehoor voor den Raad van Indien , die in 't begin miet twyffelde , of het ware billyk den Zoon en wettigen erfgenaam des overleedenen voorKeizer te erkennen: doch men veranderde ras van oordeel, dewylde brieven der Gezanten geenzins aan de venvagting voldeeden; om dat 'er niet in gefproken werdt van 't vernieuwen der oude overeenkomften en 't erkennen der geldfommen , door den Keizer aan de Maatfchappy verfchuldigd. Ook herinnerde men zich, dat hy altoos een gezwooren vyand der Compagnie was geweest, en aan dezelve den ondergang had gedreigd s zo hy maar eens op den troon zou bevestigd zyn , gelyk uit zyne onderfchepte brieven weleer was gebleeken, Deeze reden bewoog de Regeering om in zyne aanftelling geen genoegen te'neemen, en om tyd te winnen, antwoordde men, dat de Raad met 's Keizers Gezanten niet in onderhandeling kon treeden, dewyl zy van eene te laage geboörte waren, cn dat hy andere van grooter waardigheid moest zenden. Ondertusfehen werden de troepen op de been gebrngt, en op den 18 Maart 1704 beflooten, den Vorst Pougar niet alleen voor Keizer te erkennen, maar hem ook op den troon tegen zyn mededinger te verdedigen. Niet weinig argwaan vatte Depati-Anom op, uit de toerusting , en liet meermaalen vraagen, waar toe zulks diende ? En eindelyk, toen hy vernam , dat de Heer Knol reeds met zyne manfehap te Samarang was, zond A 3 hy  6 het leven van hy derwaards drie Gezanten met 70,000 kroonen en volkomene aanbieding om in alles het vvelbehaagen der Maatfchappy te volgen : maar dit Gezantfchap viel ook ongelukkig uit; want toen zy tot Tingkar kwamen , waren de troepen reeds in beweeging, 't geen hen noodzaakte met verhaasting te vlugten, by welke gelegenheid hun medegevoerde fchat, die welbefteld van veel nut zou zyn geweest, in den loop bleef. De Regeering erkende eindelyk Pougar, op den 19 Juny, plegtig voor Keizer , en gaf hem een Segel gelyk aan dat, 't geen weleer aan Amang^ Kourat gegeeven was. Zy gaf hiervan ook kennis aan de Koningen van Bantam, Goa en Boni, benevens de Macasfaarfche Vorlten:met verzoek om hen als getrouwe bondgenooten tegen Depati Anom by te ftaan; doch deeze Vorilen verontfchuldigden zich op eene vriendelyke wyze. Men begon echter de Krygsoperatien, en de Heeren Knol en Eintang kreegen order om naar Damak te trekken; 't geen zy met 1500 man ondernamen , met dit gevolg^ 'dat zy .'t Keizerlyk leger van 40,000 man op de vlugt joegen, en de plaats veroverden. Zodanig (tonden de zaaken, toén de Heer van Hoorn aan't roer der regeering kwam; de tweede veldtocht werdt geopend, in 't jaar 1705, door den Heer H. de Wilde, die op den 4 July vertrok naar Samarang, met den Prins van Madura , zyn'Luitenant, en een aanzienlyk leger, waaronder 7 of8000Europëerswaren. Toen de nieuwe Keizer in 't leger was gekomen, begon men met het inneemen van verfcheide Steden, die door 't verraad van Djaja de Nirgrat, Generaal van DepatiAnom , gemakkelyk werden veroverd. De vyand had zich, ten getale van 30,000 man, gelegerd halvemaans ■ wyze, op een verfchanst gebergte, alwaar hy volkome»  JAN van HOORN. 7 reen veil''g zou zyn geweest, zo hy, op 't aankomen van den Kapitein Knol,, niet op eene laf hartige wyze, het haazepad had gekoozen. Hierop volgde het inreemen van Catta Soura, eene fchoone Javaanfche ftad, alwaar Dep*tï- dnom zeer veel krygstuig had verzameld., en onder anderen 4 of 500 fraaie metaalen nukken gefchut, die echter nog zonder affuiten lagen. Voorts werdt Pougar pleotig tot Keizer uitgeroepen, door den Prins van Madura, tcCarta ■ Soura t doch zonder krooning 5 devvyl de Keizerlyke kroon noch in handen vzvDepatiAnom was. Op den 5 October deezes jaars vernieuwde de Keizer alle oude- verbintenisfen met de Maatfchappy , en ftond aan haar in eigendom af eene aanzienelyke landftreekj terwyl de Compagnie hem van haaren kant alle fonvmen * door de Kroon aan haar verfchuldigd , kwytlchold. Depati-Anom had zich ondertusfehen begeeven tot Souropati, en met hem een verbond geflooten , welks oogmerk was, zyn mededinger van den voorouderlyken Troon te ftooten, of hem 'ten minften zo veel nadeel, als mogelyk was , toe te brengen. Voor 't volgend jaar 1706 werdt het oppergezag door den Gouverneur van Hoorn opgedraagen aan den Heer Knol, die den Heer van Bergen, weleer Capitein te Bantam; beneden zich had. Zy kwamen op den 4 Augustus te Samarang, en vonden hun leger ongeveer fterk 3c,ooo man, doch pas de helft met wapenen voorzien. De Prins van Sourabaja gaf hem aldaar te kennen , dat de Kapitein de Roode het land van Cadouwang had ingenomen, en dat Depati-Anom op eenen geheimen brief der Regeering had geantwoord , dat hy niet wist de Compagnie beleedigd te hebben; dat hy ook in 't gehfel niet van voorneemen was haare bezittingen aan te A 4 tas~  8 HET LEVEN van tasten, doch dat by, aangevallen wordende, zich zou verdedigen. Eenige dagen laater deed hy de Maat ichappy boodfchappen . dat hy zeer gezind was tot eene" verzoening, mits men hem herfteldé op den troon zyns Vaders , en daar van verzekering gaf onder 't groot Segel; doch dat hy daar nog eerst over fpreeken moest met Sourapati, den fteun zyner rechtvaardig zaak vooral om dat hy beloofd had, niets zonder zynen raad te zullen onderneemen. De Heer Knol voer ondertusfehen voort met deaangevangene krygsverrigtingen en , na 't inneemen van een fterk Fort, maakte hy zich meester van Bangel, alwaar Sourapati gekwetst werdt, en, door de zynen mPasJaroman gebracht zynde , na eenige weeken kwam te-fterven. Men had nu de fehoonfte gelegenheid gehad, om den vyand in Pasfarouwan -eheel te vernielen; doch de Heer Knol had deonvoorzigtHreid^ van, uit vreeze voor 't aanftaand ongunftig jaargety den veldtocht te eindigen, en te rug te trekken naar Soura baja. Dit deed den verflaauwden moed der vyanden herlceven, zodat zy niet alleen alles, wat geduurende den geheelentocht gewonnen was, hernamen, maarook meer dan 60 fchoone Vlekken en Steden in de asch lei' den, en zelfs tot voor Sourabaja durfden komen - zodat men genoodzaakt was hen met het gefchut af te kee ren. Met reden toonde derhalven de Raad van Indien " zyn ongenoegen over deezen misflag, en fchreef aan den Heer Knol „ Wat hy met zyn degen gedaan had,toen „ hyzoveelgewigtige posten, met veel moeite wierd vier jaaren laater, namelyk in het jaar dertienhonderd en zeventig, gebooren; hunne Zuster Margareta, welke zich insgelyks aan de Sehilderkonst hadt toegewyd , en in deeze haare onderneeming mede niet ongelukkig gefiaagd was, ftierf ongehuwd, na dat zy zich als eene Schilderes van goede verwachting hadt doen kennen. Deeze beide Broeders hielden zich in den beginne m de  14 HET LEVEN van de Nederlanden op, en fchilderden, meest in gemeenfchap, veele ftukken in lym en eyerverf, zynde toen ter tyd alhier nog geene andere manier bekend, hoewel de Italiaanen de konst van in Fresco, dat is, van op natte kalk tegens gevels en romrren te Ichilderen, reeds bezaten. Dewyl eer en vergelding de konten aankweekt, wierdt de jongte, meer bekend geworden zynde, te raade, zyn Vaderland vaar wel te zeggen, en zodanige plaatzen uit te zoeken, alwaar hy zeker konde zyn dat zyn arbeid en konst rykelykcr zouden beloond worden ; hy begaf zich ten dien einde naar Brugge in Vlaanderen, welke Stad in dien tyd, niet anders dan Antwerpen naderhand geworden, en thans Amfterdam is, voor de grootte Koopftad der Waereld gehouden wierdt. Aldaar geduurende eenigen tyd gewoond hebbende , verkreeg hy den toenaam van Jan van Brugge, en fchilderde veele ftukken op paneelen in lym en eververf, waar door hy dagelyks meer en meer in bekwaamheid vorderde, en zyn oogmerk bereikte van in aanzien op te klimmen, en zyne middelen te zien vermeerderen. Schoon yverig bezig in het vervaardigen zyner tafëreelen, verloor hy echter de andere wetenfchappen op welke hy zich voorheen hadt toegelegd, niet uk het oog, maar oefFende zich in dezelve, wanneer zyne bezigheden hem den nodigen tyd hier toe niet weigerden. Een geleerd man zynde zo wel als een uitmuntend Kontenaar, hadt hy zich in de Scheikunde bekwaam gemaakt, de natuur en eigenfchappen der verwen onderzocht , en verfcheide nuttige zaaken voor zyn gebruik en tot verbetering van zyn beroep uitgevonden. Gelyk eene aanhoudende oeffening de bekwaamheden vermeerdert en de konften volmaakt, hadt hy eindelyk eene foor';  JAN en HÜYBERT van EIK. 1$ föort van vernis' zamengefteld uit eenige Oliën, met welk by zyne tafereel en verniste; eene uitvinding, die by kenners en liefhebbers met groote gretigheid aangenomen, en van allen bewonderd wierdt, dewyl aitvernis het werk niet alleen veel glans byzette, maar het zteïve ook tevens voor de aa-doenïng der lucht bewaarde. De ïtaliaanen hadden reeds veele jaaren naar dat geheim gezocht, doch nimmer de rechte wyze, om zodanig een vernis te vervaardigen , of te gebruiken, konnen ontdekken; zedert echter is dezelve zo gemeen en bekend geworden, dat men nauwelyks eenige fnuisteryen te koop vindt , wier fehilderytjes niet met vernis overtogen zyn. Op zekeren tyd gebeurde het, dat onze Schilder een ftuk afgemaakt hadt, aan 't welk hy veel tyds, moeite en arbeids, als zynde gewoon zyne Schilderyen keurig en met de grootfte zuiverheid uit te voeren , hadt te koste gelegd. Hy verniste dat (luk met zyn gewoons .vernis, en (telde hetomtedroogenin de Zon; doch het zy het paneel niet wel gevoegd, ofgelymd was, hetzyde hitte te groot was, het paneel borst, en de venven , ge* fmolten zynde, liepen in eikanderen , waardoor het Schil» derftuk geheel bedorven wierdt. Dat onze Konstenaar over dit ongelukkig toeval weinig te vreden was , is ügtelyk te bezefFen , doch wel verre van zich door het zelve te laaten nederflaan, of den moed te verlie zen, begaf hy zich op nieuws aan 't werk , nam veele Scheikundige proeven , vol hoop van ter eeniger tyd Iets te zullen ontdekken, waar door hy zyne Schilderyen binnens huis zoude konnen droogen. Hy onderzocht ten dien einde den aart van veelerleye Oliën, en bevond, na lang zoeken, dat de Lynolie, en die der Nooten, de meest opdroogende waren; deze ontdekking ge.  ld ÜETLËVËN v a ft gédaari hebbende, kookte hy dezelve niet verfche'ideri andere zaaken , en bereidde diïs een Vernis onvergelyke'. lykveel beter dan de voorgaande. Gelyk ondertusfehen de eene proeve de andere, en de eene ontdekking de andere voortbrengt, wierdt de Heer van Eyk hier door op het fpoor geleid om eene konst uit te vinden, door welke hy de Verwen , geduurende zeer langen tyd , voor den invloed der lucht, en voor de vogtigheidkoude'beveiligen; hy za? namelyk, dat de gezegde Oliën zich veel senrakkelvker met de verfflofTen lieten vermengen dan lym 61* ever water, dat de verwen, hierm-de vermengd, veel fchielyker droogden, en dat die oliën de koleuren eenen helderen glans gaven, zonder dat het noodig ware dezelve met eenig vernis te beftryken. Maar het gene hem boven al zeer behaagde, was , dat hy tevens ont', dekte, dat de verf zich veel beter iiet behandelen dan met het eyerwater, waar mede de koleuren altoos min of meer ftyf of hard (tonden, terwyl dezelve, met de oliën gemengd, van zelve, als 't ware, verdweenen en verfmóltén. Ten hoogden Verheugd over deeze ontdekkingen, liet Onze Meester niet na van dezelve het beste gebruikte maaken; en hier door in Haat gefteld, om, zo veel fnogëlyk , de natuur naby te komen, baarde zyne Schil» derkonst by ' een iegelyk de hoogde verwondering, waar door de roem en achting van den Uitvinder niet Wein'g vermeerderde. Vafari (telt deeze uitmuntende ontdekking in den jaare vyftien honderd ge'fchied te zyn, terwyl andere dezelve bepaalen in het jaar veertien honderd en tien, en met meer grond van waarheid, dewyl Jan van Eyk in den jaare dertien honderd en zeventig geboren, reeds lange voor dien tyd, op welken de Heer Vafari voorgeeft, dat de  JAN én HUYBERT vanËIK. i? dat de Olicverwen zyn uitgevonden, ten grare gedaald was. Jan en Huyfet vari Eyk, aan welken Iaat/Ten ónze geleerde Konltenaar zyne ontdekking hadt medegedeeld hielden hiui geheim zodanig verborgen , dat het, hoewe' veele ichilders alle mogclyke ihocite aanwendden om het zelve uit te voisfehen, geheel bedekt bleef, waar döor hunne Schilderyen veel in waarde reezen , en van de keuners en liefhebbers boven alle andere gezocht wierden. De beide Gebroeders hebben hunne meestd tafereelefi geich.lderd te Gent in Vlaanderen: onder deeze munt byzonderlyk uit een Altaar/luk, 't welk in de St. Jans Kerk aldaar geplaatst is, en bun door den Graaf van Vlaanderen , Philip van Charlois, wierdt aanbefteld: men ziet hn • xtfbeeldzel van gemdden Graaf, te paard zittende op een' der deuren. Zommigen zyn van gedachten ' dat •Huybert dat Altaarftuk het eerst begon , en dat zyn Broeder het opfchilderde , doch Joachim de Sandaart " en Carel van Mander onderftellen, dat de beide Broeders het ondernamen , en dat Jan, dewyl Huybert irt den jaare veertien honderd en zes en twintig overleed, het voltooide i > Om eenig denkbeeld tc geeyeh van dat meesterftuk, t welk zo veel roems aan zyne maakers, en der waereld zo veel ftofs van verwondering gegeeven heeft, zullen wy vanher zelve eene korte befchryving hier in voegen. Het binnenst van dat Altaarftuk vervat dien test uit dé' Openbaaring van Johannes , alwaar hetLam aangebeden wordt van de Ouderlingen. Boven dat tafereel ziet men het beeld van de Maagd Maria, benevens den Vader cn den Zoon, welke het bekroon en : de Heer Christus voert een Kruis,, 't welk. zo doorfchynend als Grystal en met onderfcheide edele gefteentcu en gulde dronpen S DEEf„ E r ver*  18 HET LEVEN van verfierd is. Onder het beeld van Maria vertoonen zich veele Engelen, voorzien van Mufyk-Inftrumenten, welke ditGoddelyk Gezelfchap eenen Lofzang toezingen. Boven op de rechter deur ftaan Adam en Eva gefchilderd, in eene houding, welke fchynt te kennen te geeven dat de eerfte Mensch in twyffel ftaat, of hyhet verbod des Allerhoogften zal in den wind Haan, dan of hy het onbehoorlyk aanzoek zyner Echtgenoote zal weigeren. De Heer van Eyk toont in deeze afbeelding mede zyne beleezenheid, geevende Adam eerte vyg in de hand, daar hy gewoonelyk met eenen appel wordt afgebeeld, ingevolge het gevoelen van den H. Augustinus, en eenige anderen, welke beweerd hebben, dat de vrucht, byMozes verzweegen, een verfche vyg geweest zy, dewyl zy, na hunne overtreeding, vygebladeren gebezigd hebben ter bedekking hunner fchaamte. Op de andere deuf ziet men de H. Cecilia en andere beelden , benevens verfcheide Ridders te paard, onder welke ook de afbeeldzels van de beide Broeders Konftenaars gevonden worden. Huybert ftaat afgebeeld aan de rechterhand zyns Broeders, op hebbende eene kostbaare bonte muts van een byzonder maakzel, welke van voorenis opgeflagen; Jan, benevens hem, met eene zoort van Tulband, gekleed in eenen zwarten tabbaard, en houdende in de hand een' rooden Paternoster, waar aan onder eene Medaille hangt. Dit alles is ten opzichte der koleuren, verfcheidenheid der aangezichten , van welke 'er meer dan drie honderd en dertig in dit ftuk gevonden worden, uitdrukking der hartstochten, afbeelding van boomen en kruiden, fchikking, orde en uitvoering, zo by uitneemendheid fchoon behandeld en voltooid, dat het met recht de verwondering van de ganfche waereld wegdraagt. Ko-  JAN én HUYBËRT van EIK. lg Koning Philips van Spanjen deedt dit (luk verVolgens nafchilderen, door Michiel Coxcie, eenen Schilder van Mechelen , welke het in 't algemeen gelukkig uitvoerde. Dit Altaarluik ftondt voorheen op eenen voet, welke met lym of eyverf befchilderd was, verbeeldende de Hel, waar in de verdoemde, en de in derzelver Voorburg veroordeelde, hunne wederfpannige knieën boogen voor het Lam; doch die Hel , benevens derzelver Inwooners , is doof het water van eenige onbedreevene Konstfchoonmaakers zodanig uitgedoofd en uitgewasfchen , dat 'er noch vuur, noch vlam, noch iets meer van te zien is. De beide Broeders leefden zeer gemeenzaam metGraave Philips, die tevens Hertog van Bourgondieu was , en men gelooft, dat Jan van Eyk's Vorften Geheime raar! geweest is; zeker is het ten minnen, dat onze Schilder niet anders van den Hertog behandeld wierdt, dan eertyds Apelles van Alexander. De waarde waar in men met recht dit Konstftuk houdt, en de zorge welke men neemt om het, zo veel mogelyk, te bewaaren, maakt, dat het byna altoos geflooten is, en niet dan op groote Feestdagen geopend Wordt, of wanneer eenige aanzienelyke menfchen ' derwaarts koomen om het te" bezigtigen. Na dat Jan dit uitmuntend Tafereel hadt opgemaakt, Verliet hyjSent, en keerde weder met der woon naar Brugge, alwaar hy ook eene Schildery van zyn maakzel tot een gedenkteken naliet. Vervolgens fchil, derde hy nog veele Kunstftukkeu voor byzondere Per. foonen en Konstköopers, welke wyd en zyd verzonden wierden, ert grooten nayver verwekteu by de Uitland.fcheSchilders, die met diepe verwondering befchouwB a den*  £0 HET LEVEN va» den, 't geene zy niet magtig waren na te volgen. Dé Hertog van Urbino, Frederik de tweede, kreeg een Tafereel van bem j verbeeldende een Bad, én Laurens de Medicis èeneti St. Hieronymus en nog' eenige andere Konstftukken. Ook kogten eenige Florentynfche Koop» lieden een uitneemend fchoon frak van onzen Schilder in Vlaanderen, 't welk zy den Koning van Napels, Alphonfus, toezonden, welke liet met zeer groot ge noegen ontving. De Italiaanen befchouwden deeze nieuwe wyze van fchilderen met de uiterfte verwondering , doch hoe zy ook dezelve van naby bekeeken en onderzochten, zy waren niet • in ftaaf dit geheim te ontdekken, 't welk voor een iegelyk verborgen bleef. ' Eindelyk evenwel, na oneindige vruchteïooze moeite, ondernam zeker' Italiaan ,'Autonello genoemd, en: van Mesfina geboortig, zich van deeze onfchatbaare konst meester te maaken ; en zich op reize begceven hebbende naar de Nederlanden, ging hy den grooteu Uitvinder , Jan van Eyk , te Frugge bezoeken , die hem , met zyne gewoofle openhartigheid , op eene zeer heufche wyze ontving. De doortrapte Italiaan deedt zyn uiterlre best, om zich, zo veel mogelyk, in de gunst en in het'vertrouwen van van Eyk in te wikkelen; fchonk hem, ten dien einde, verfcheide fchoone Italiaanfche tekeningen, en geraakte, door ,duizend gedienftigheden en beleefdheden, zo verre, dat zich onze Konftenaar bloot gaf, en den Italiaan toeftond, by het mengen en fchikken zyner verwen tegenwoordig te zyn; " hy lag vervolgens dezelve voor hem aan, en-fchilderde ; in een woord, hy openbaarde hem de geheele konst, welke toen by niemand, dan alleen by den Uitvinder, bekend was. Te Iperen was nog daarenboven een Altaarrtuk van Oözej;  JAN Eir HUYBERT van EIK. 21 . onzen Schilder , in de Kerk van St. Maarten , waar op de Abt Priano afgebeeld ftond. De deuren hier van waren onvoltooid gebleeven ; men kon 'er echter de voorgenomene fch'ikking van den Konftenaar op ontdekken . zynde zy in twee perken verdeeld, en met verfcheide zinnebeeldige gefchiedenisfen op de Maagd Maria voorzien: dit Tafereel wordt insgelyks als een uitmuntend meesterftuk by de Kenners geacht. Behalven deeze fchilderde hy ook veele afbeeldzels naar het leven , geftoifeerd met nette en fchoone Landfchappen, welke zo hoog gefchat worden ; dat zy voor groote fommen gekïs dikwerf voor de voornaamfte Heeren van Europa zyn opgekogt; dus wierdt in het huis van zekeren Baardfcheerder te Brugge een ftukje van hem ontdekt, verbeeldende een jong paar, dat door den echt ftond vereenigd te worden, waar van kennis wierdt gegeeven aan Maria , Koninginne weduwe van Hungariën, welke zo veel behaagen in hetzelve fchepte, dac zy voor het zelve den Barbier een ampt gaf, 't welk hem jaarlyks honderd guldens opbracht. De Heer Carel van Mander roemt zyne Schilderyen zeer hoog, en getuigt van hem, gezien te hebben het afbeeldzel eener gedoodverfde vrouw, het welk zo zuiver en fchoon was aangelegd, dat de opgefchilderde ftukken van andere Meesters daar voor moesten wyken; zyne tekeningen worden met geenen minderen lof by denzelfden geroemd. Na een roemryk leven, onderging onze groote Konftenaar, in eenen goeden ouderdom, het lot aller ftervelingen, te Brugge, alwaar hy in de Kerk van St. Donaas, met dit onderftaande Graffchrift, begaven list. ° y - E 3 Hic  22 HET LEVEN van J. en H. van EIK. Ilic jacet eximia clarus virtute Joannes, In quo picturae gratia mira fuit. Spirantes formas, & humum florentibus herbis Pinxit, & advivum quodlibet egit opus. Quippe illi Phidias et cedere debet Apelles; Arte illi inferior ac Polycratus erat. Crudeles igitur, crudeles dicite Parcas, Quae talem nobis eripuêre virum. Actum fit lacrymis incommutabile fatum, Vivat ut in coehs jam depreeare Deum. De oudfte Broeder, Huybert, ligt begraavente Gent, en op zyn graf een witte fteen, waar op een Doods ■ hoofd uitgehouwen Haat ; op den fteen zeiven ligt een kopere plaat, op welke een oud Vlaamsen graffchrift, ter gedachtenis van dien beroemden Schilder, gegraveerd is. HET  HET LEVEN VAN ABRAHAM VAN RIBBEEK* Gouverneur Generaal van Neêrlands Indien. .Abraham van Riebeek werdt op den i8 0ctober 1653 aan de Kaap de Goede Hoop gebooren, alwaar zyn Vader zich toen aan 't hoofd bevond der nieuwe volkplanting , door hem daar ter plaatze gefticht. In zyne jeugd werdt hy naar Holland gezonden, alwaar hy zich met grooten yver op de Rechtsgeleerdheid uitleide, cn groote bekwaamheid verkreeg in deeze weetenfchap. In 'tjaar 1676 vertrok hy, £3 jaaren oud zynde, voor de kamer Enkhuizen, aan boord van 't fchip de Vryheid , met de waardigheid van Onderkoopman, en kwam in 't volgend jaar te Batavia, alwaar hy ras trouwde met de Juffer Elizabeth van Bosten, en op den 2 Augustus 1678 tot buitengewoon' Raad in 't Hof van Juftitie werdt bevorderd. In 't jaar 1Ó84 droeg de Gouverneur Camphuis hem den post op B 4 Secre-  H HET LEVEN van Secretaris der Hooge Regeering, welken hy met veel lof, waarnam tot in ,69o, toen men hem bevorderde tot Buitengewoonen, gdyfc in X693 tot Gewoonen Raad van Wn, Op den rjuny 1703 werdt hy aanmeld tot Directeur Generaal, doch bekwam deeze waardigheid eerst op den 31 January I704; vvanneer de Hee&r van Hoorn dezelve geheel afftond om die van Gouverneur Generaal te aanvaarden, fa welke hooge bediening de Heer van Riebeek zyn Schoonzoon op zyn beurtopvolgde m 't jaar 1705. Onder de Regeering des Heeren van Riebeek vielen weinig voomaame gebeurtenisfen voor, doch wel veelerhande verfchillen en wanorders, die men echter den Gouverneur niet kan wyten. De eerfte onlusten openbaarden zich op Celebes, alwaar de Koningen van Bom en Goa m oorlog raakten , en de Maatfchappy ■ genoodzaakt werdt den eerilen te onderfteunen met dit gevolg, dat de laatfte, hoewel hyiri 't begin'eeni ' ge voordeelen behaalde, eindelyk de nederlaag kree* In deMolukfche eilanden ontftond, 0p den zelfden tyd, verfchil tusfchen Tolucco, Koning van Ternate en Hasfanodin, Koning van Tidor, die altoos over hoop lagen; de laatfte kwelde den eerften op veeier bande wyzen, waarop deeze een' engen weg bezette op 't eiland Giloh, h geen de onderdaanen des Koning van Tidor verplichtte, zomvvylen een' omweg van o0 dagen te neemen. Om de gevaarlyke gevolgen, deezer verfchillen voor te komen, wist de Heer Peterfon, Gouverneur van Am boma, geen beter middel, dan dien weg voor een ieder vry te verklaaren, 'tgeen hymet h grootfte recht kon doen, om dat dezelve op 'sCompagnies bodem gelegeq was. Doch de Koning van Ternate had hier in geen ba.  ABRAHAM van RIEBEEK. a5 behaagen, 't welk den Gouverneur verplichtte over deeze zaak ernftig aan de hooge Regeering te fchryven , en eenen behoorlyken onderftand te verzoeken, die hem, zo ras mogclyk, werdt gezonden. Zodra de hulptroepen waren aangekomen, begaven zich de Gouverneur en Opperkoopman naar Tolucco , met deezen éïsefi: om den weg in verfehil af te ftaan , of 'er zich toe te zien dwingen, en alle voordeden, door de Maatfchappy aan den Koning toegeftaan, te verliezen. Ook nam men zyn' voornaamften geheimen Raad, die de dryfveer der onlusten was ,in hegtenis,en zond hem naar Banda in ballingfchap, 't geen den Koning zulk eene vrees aanjoeg, dat hy deeze engte aan de Maat fchappy overgaf, die aldaar een Fort'met iz ftukken gefchut deed bouwen. Op Amboiha ftierf in 't jaai'1709 de beroemde Has fan SoJiman , de rykiie, fchranderfte en gevaarlykfte Moor der kust van Hitou, welke hy naar zyn welgevallen regeerde. Niet tegenftaande zyne menigvuldige zamenIpanningen met den Koning van Ternate, eö andere gevaarlyke ftreeken tegen de Compagnie, had dezelve hem echter, uit verfcheide Staatkundige inzichten, fteeds met veel achting behandeld. De Heer van Riebeek vond ondertusfehen niet dïenftig. een Neef des overledenen in zyn' post te laaten opvolgen, maar gat eten zeiven aan een ander. Kort daarna openbaarden zich op 't eiland lava nieuwe onlusten, die tot eenen zwaarén oorlog Aanleiding gaven, In 't jaar 1712 ontving de Heer van Riebeek een Gezantfchap van den Keizer, 't welk zyne betrekking had tot de twee volgende zaaken, 1. um te w< e ten, of de Maatfchappy goed zou keuren, dat zyn Zoon hem, thans 60 jr.aren oud, ter zyner tyd in 't ^ ? gebied  *6 HET LEVEN van gebied zou opvolgen; a. om te verdaan hoe de Maatfchappy zich zou gedraagen , indien de Prinfen van Sourabaja zich tegen deeze opvolging zouden aankan, ten, gelyk thans waarfchynelyk viel. In 't volgend jaar ontving de Regeering een tweede Gezantfchap van veel aanbelang, 't geen met zeer groote gefchenken voorzien was, en op den a May 1713 plegtig werdt ontvangen. De Gezanten ten gehoor toegelaaten zynde, verzogt de Gouverneur hen, den Keizer in geheugen te brengen, in welke onlusten de Compagnie zichten zynen behoeve had geftooken; de moeite die zy zich had verwekt, de fommen tot zyn voordeel door haar verfpild; de beloften door hem in gevolge van dien gedaan, en de verplichting die op hem lag om dezelve te volbrengen. Hier mede werden de Gezanten te rugge gezonden met het gefchenk van een' fchoonen Kemel. Die van Sourabajabereidden zich ondertusfehen ten oorlog, en verzamelden van alle kanten eene menigte troepen, die hen zeer gedugt maakten voor den Keizer. Het duurde echter noch eenige jaaren, eer de zaakeii tot eene openbaare vreedebreuk kwamen, doch deeze heeft de Heer van Riebeek niet beleefd. In 't jaar 1707 waren twee magtige Vorsten geftorven, te weeten de Keizer van Kandy en de Groote Mogol, de eerfte een vreedzaam en de ander een on. ftuimig mensch. De Zoon en Opvolger des eerften was Wira Singa , toen oud 17 jaaren, een Vorst van een' zeer wreeden en trouwloozen aard , die den Hollanderen een' tweeden Ra ja Singa deed vreezen; doch hy voerde niets uit, 't geen hunne belangens hinderlyk was. Sliah Alm Bbadur, Zoon en Opvolger van den beroemden"  ABRAHAM van RIEBEEK. fi? roemden Aureng Zeb , bezat niets van den onftuL roigen aard zyns Vaders. De Maatfchappy befloot in 1710 hem een plegtig Gezantfchap te zenden; tot welken post benoemd werdt de Heer C. Bezuyen, Directeur van Suratte, maar deeze op reis komende *e nerven, werdt in 'c volgend jaar tot zyn Opvolger benoemd de Heer Ketelaar, die zeer wel ten Hove werdt ontvangen t en op alle zyne verzoeken eene gunffige toeftemming verkreeg. Deeze goede uitkomst was men hoofuzaakelyk verfchuldigd aan eene Portugeefche Dame , Donna Juliana Bias da Costa, Gouvernante van 't Serrail des Keizers: doch dezelfde dag, op welken den Atnbasfadeur, wegens't goed gevolg zyner handelingen, werdt geluk gewenscht, verloor de Keizer het leven, door de • crraaderlyke pook van een zyner Generaalen f die aan Honds door de Lyfwagten werdt aan (lukken gehouwen. De daarop volgende verfchillen tusfchen de Zoonen van den overleedenen verwekten den Ambasfadeur niet weinig moeite; doch eindelyk, toen deoudfte, genoemd Mocfoddien, op den troon was bevestigd, namen de zaak en der Compagnie een beteren keer , 't geen echter van korten duur was : want een nieuwe opftand deed dien * orst in 't volgend jaar zyn hoofd verliezen, en plaatste op den troon Tia Rochfoer, welke het Comptoir van Bengalen, tot groot nadeel der onzen, had uitgeplonderd , en daarenboven noch wel vierdehalf ton gouds ontving tot gefchenken , hoewel zonder eenige vrucht. In Perfien verloor de Maatfchappy in 't jaar 1713 eenen fchat van vyf tonnen gouds door de onvoorzichtigheid van den Directeur Pieter Macare, die zyn toeviucht genomen hebbende onder den Sophi, te vergeefs werdt .opgeeischt tot in 'tjaar i7i6, wanneer de Gouverneur hem  ABRAHAM van RIEBEEK. 19 verneurs ,onder deeze voorwaarde, dat al wat gefchréeven was gefchreéven zou blyven, en naar Holland Worden gezonden, 's Gouverneurs mond en pen waren beide van 't grootst vei mogen , en by een ieder ten hoogden gevreesd. Voor 't overige was de Heer van Riebeek een zeer eeriyk man, niet minder geestig dan Werkzaam en zedig, en hy had niets tegen zich, dart zynen verdrietigen inborst, waar door'by zo voor anderen als voor zich zeiven zeer lastig was. ' Zyn Voorhoofd was altoos gefronsd, en niemand durfde zich beroemen, van liem ooit te hebben zien lachen, Zyne te groote geltrengheid liet zich nooit verzachten door gefchenken. Hy was niet vatbaar voor omkooping, doch deeds belangeloos. Ook hield hy zich niet op met het verzamelen van groote fchatten, maar vergenoegde zich met zyne inkoomens, zonder veel op te leggen. Hy had eene groote drift voor paarden, en reed zeer dikwyls naar zyn buitengoed, 7 of 8 mylert van Batavia, vergezeld door een ftoet van flavinnen , ïydende op ezels. Het voornaamfle , 't geen de Heer van Riebeek ukVoerde , waren eenige togten naar de grenzen der Koninkryken van Jacatra en Bantam, of naar de Zee van den Zuidkant des Eilands; hy liet zelfs denvaards een weg aanleggen en aldaar een vlek dichten, om met zekerheid te weeten, wanneer , of welke fehepen daar voorby voeren. Zommige lieden verzekeren , dat deeze tochten zeer nuttig voor de Maatfchappy zyu geweest; ten eerden, om dat hier door eene groote daaling kwam in den prys des Zwavels, en ten anderen, om dat men dus gelegenheid kreeg tot eene meer naauwkeurige kennis van de inwendige gedeldheid des Lands. Maar andere zyn van meening,. dat deeze  So HET LEVEN v a n deeze redenen niet genoegzaam warén voor een Gouverneur Generaal om zich zo verre van zyne Hoofd, ftad te verwyderen, en 't bellier aan anderen over te laateu: waar by noch komt, dat de Generaal door de onvermydelyke moeielykheden der reizen zyne gezondheid niet weinig benadeelde, terwyl veele javaanen, die den fnellen trein der paarden te voet moesten volgen onderweg dood bleeven. Het gebeurde op een deezer togten * op welken men zeer veel te lyden had van de brandende hitte by dag en vau de doordringende koude by nacht dat de Gouverneur van Riebeek door eene zwaare krankte wierdt overvallen, die hem zo hevig aangreep, dat hy niet langer te paard kon zitten , maar door eenige perfoonen naar Batavia moest gedraagen worden , alwaar hy noch daarenboven niet, dan met het uiterlte gevaar, te rugge kwam; dewyl hy van "t overige gezelfchap der Ruiters afgedwaald zynde, door de onvoorzichtigheid zyner gidlen, in eene zeer gevaarlyke woestyne was aan 't dwaalen geraakt. Maar had hy het geluk zyn leven uit deeze oogenfchynlyk verderffelyke gevaaren te redden, hy moest het echter, eenige weeken laa. ter, in zyne Hoofdftad verliezen, alwaar hy op den 17 November 1713 kwam te overlyden , en op den twintigtïen dier maand met de gevvoone plegtigheden werdt bygezet. Zyne Echtgenoote overleefde hem alleen vyf maanden, en zyne kinderen keerden in 't volgend jaar naar Holland te rug. De Zoon des Gouverneurs verkreeg den titel van Heer van Bunfchooten; zyne jongfte Dochter trouwde te Batavia met den Heer van Oosten; terwyl zyne oudfte Dochter , Mevrouwe Bors van Waveren, thans voor de derde keer Weduwe was. Wy  ABRAHAM van RIEBEEK. 31 Wy moeten hier noch by voegen, dat, volgens onze berichten, de Heer van Riebeek reeds , zedert 't jaar 1710 , zyn ontflag by de Maatfchappy had zoeken te verkrygen ; ook dat hy, in 't vervolg, by gelegenheid zyner gefchillen met den Raad van Indien, deeze verzoeken menigmaal had vernieuwd; maar dat dezelve altoos door de Bewindhebbers van de hand waren geweezen. II E ï  HET LEVEN van G AS P A R FA GEL. TT. l^it een geflagt, overvrugtbaar in Staatsmannen, Wierdt Gaspar Fagel gebooren te Haarlem, in den jaare 1629. Op den ouderdom van vierendertig jaaren, wierdt hy, door de Wethouderfchap dier Stad, tot haaren Penfionaris aangefteld, en woonde,in die hoedanigheid, de Vergaderinge der Staaten van Holland by. In zyne jeugd hadt hy zich vlytig op de Regtsgeleerdheid toegelegd, en met veel lof etlyke jaaren, als Advokaat, voor de Hoven van Juffiüe in 's Graavenhaage gepraktiseerd. Men verhaalt dat hy, reeds tot Raadpenfionaris bevorderd, nog altoos met genoegen fprak van dien tyd , in welken hy als Advokaat het regt bepleit hadt. De eerftemaal, dat wy hem in 'sLands Gefcinedenisfeu vermeld vinden, was ter gelegenheid der vermaarde bezendinge van de Algemeene Staaten na Zeeland, Friesland en Stad en Lande, in den jaare 1Ó6S, om die Gewesten over te haaien tot het Ontwerp van Harmonie of Overeenltemminge, dienende om Zyne Hooghe d Prins Wiliem den III, te bevorderen tot de waardig! heid  GASPAR FAGEÏi. ' 53 héld van Kapitein- en Admiraal-Géneraal, raids dezelve van het Stadhouéerfchap afgefcheiden bleeve. Om dit in Friesland te bewerken, wierdt Fagel aan de Staaten van dat Gewest gezonden; doch hy keerde onverrigt-r. zaake weder, dewyl men aldaar nietkonde Bewilligen ia hetbefluit, by vier Provinciën genomen, dat de -emel' dë hooge waardigheden zouden gefcheiden worden Naa hetoverlyden van ded Heere Nikolaas Ruisen' Griffier der Algemeene Staaten, wierdt hy, 0p aanprv' zing der Staaten van Holland, in den jaare 1670 niét dat gevvigtig ampt begiftigd. J& deeze hoedanigheid' hadt hy de eere, van Prins Willem den IÜ by de hand te geleiden ter Algemeene Vergaderinge, om aldaar deri eed af te leggen als Kapitein- en Admiraal Generaal Toen in den jaare ,#a , by de Vergadering 'vari Holland, het befluit was genomen, in afweezigheid van eenige Leden, om op de best rriogelyke wyze met Frankryk telluiten, weigerde Fagel dit befluit te tekenen. ,, Gy moogt", deeze ftérke uitdrukkingen zou hy, vólgens het verhaal van zommigen , tegen dè vooènaamfte dryvers gebruikt hebben; Gy moogt het ,, Land aan Frankryk verkoopen : doch het zal, hoop j, ik, nooit aan ulieden ilaan om het te leveren. Eer3, der liet ik my aan ftukken kappen, dan dat ik zulk ,, eene bezending zoude op my neemen". Van zyne kloekmoedigheid in het ftraks gemelde zo noodlottig jaar, verhaalt men het volgende voorbeeld. De Koning van Frankryk, Lodewyk de XIV, met zyne krygsniagt tot in de Betuwe genaderd zynde, kwam dé RaadpenfionarisJoandeWit, op een vroegen morgen ten vieruurén, by onzen Griffier, te kennen geèvendè, dat hy teri einde raad was , en geen kans nieer zag om he* langer té houden. De Heer Fagel zou hem hierop te  34 HET LEVEN van gemoete gevoerd hebben: „Dat Philips de II, ruini „ zo magtig als Lodewyk de XIV, de Provinciën ., veel verder hadt gebragt; dat het alleen aankwam „ op kordaatheid en kloeke refolutie. Men had nog „ Zeeland, en alles, wat tot een lange en dappere tegen„ weer noodig was , enz." Hoe zeer ook de Griffier meestal de zyde van den Prinfe van Oranje hieldt; willen egter zommigen dat hy moet aangezien worden voor een der voornaamfte doordryvers van het vermaarde Eeuwig Edikt, waarby Zyne Hoogheid van de hooge waardigheden zyner Voorzaaten voor altoos wierdt uitgeflooten. Zeker is het, dat de Heer Hans Bontemantel, Raad en Voorzittend Schapen van Amfterdam, ten tyde als over de vernietiging van dat Edikt gehandeld wierdt, openlyk verklaarde : ,, Dat het Eeuwig Edikt door den Griffier ,, Fagel en nog iemand uit Amfterdam [den Burgemees,, ter Gillis Valkenier] eerst uitgevonden, en den „ Raadpenlionaris de Witt opdrongen was, fchoon „ Fagel, nog Penfionaris van Haarlem zynde , in den „ jaare 1670, het reeds hadt willen doen vernietigen ? „ zo men oen Prinfe geene beiïisfende ftem in den ., Raad van Staate wilde toeftaan. " Naa het rampzalig lot, den gebroederende Witt overgekoomen, en toen nu hierdoor het zwaarwigtig ampt van Raadpenfionaris van Holland was open gevallen,wierdt de Heer Fagel, door de Staaten van het Gewest, op aanpryzing van Zyne Hoogheid , in deszeFs plaatze aangefteld. Men wil dat Heer Joan, fchoon hy geheel andere Staatregels volgde, by zyn leven zou gezegd hebben, niemand te kennen, bekvvaamer om dit ampt te bekleeden, dan den Griffier Fagel. Op den twintigften van Oogstmaand des jaars 167a aanvaarde hy dit gewigtig Ampt,  GASPAR FAGEL. 35 Ampt, naa alvoorens verklaard te hebben, j, Dat hy 5, in zich niét vondt de hoedanigheden, welke in zynen „ Voorzaat hadden uitgemunt, en die deezen, fchoon >, hy wel gediend hadt, niet hadden kunnen behoe„ den voor de rampen, welke hem waren overgekoo„ men. Dat het Ampt ook aan veele opfpraak onder„ worpen was, en dikwyls, zelf by Regenten ,v in 't s, oog liep; doch dat hy het aannam, om de Staaten te „ gehoorzaamen." Op den voorflag van de Rïdderfchap van Holland , wierdt zyne Jaarwedde van zesduizend guldens, welke zyn Voorzaat hadt getrokken, tot twaalfduizend guldens verhoogd. Het Griffiersampt wierdt zedert opgedraagen aan Hendrik Fagel > ouder Broeder van den nieuwen Raadpenfionaris. Schoon de Heer Fagel voorheen de zyde van den Heere Joan de Witt gehouden, en zeer geyverdhadtom Friesland te beweegen tot het aanneemen van de Akte van Overeenftemminge, welke regelrecht ftreedt met de belangen en inzigten van het Huis van Oranje, veranderde hy, egter, eerlang van maatregelen; hy wierdt een yverig voorftander der belangen van Prinfe Willem den III, zonder wiens hulp hy meende, volgens het fchryven van den Ridder Temple, dat het Land niet kon behouden worden. Geen wonder dan ook dat de Prins zich geheellyk verliet op zynen raad; en deezef zou inzonderheid geftrekt hebben, om Zyne Hoogheid te doen begrypen , dat deszelfs gezag niet onafhankelyk genoeg zyn zou , zo lang 'er geene verandering kwam in de Regeering der Steden en zo lang zy, die de maatregels van de Witt gevolgd hadden , zitting hielden in de Staatsvergaderingen. Merkelyken tegenftand ontmoette deeze yoorgeflagen* c * ver-  38 HET LEVEN van toond wierden , om alzo den Gezant Temple uit te lokken tot hetvoorflaan van eenige hulpe, van de zyde van Groot - Britannien, doch hiertoe kon de fchrandere Ambasfadeur niet gebragt worden. De Ridder Temple gaf van dit gefprek kennis aan den Prinfe ■ doch deeze hoe zeer de Raadpenfionaris doorgaans met hem ecnelyn trok, verfchildeten deezenopzigte merkelyk van hem m gedagten. Hy betuigde aan den Engelschman, dat wat Fagel en anderen hem ook voorhouden mogten vaneen afzonderlyken Vrede, dezelve, egter, nietzou geüooten worden zo lang hy leefde, en in ftaatwasom dien te beletten: hoewel hy tevens wist, dat het terItond zou gefchieden, indien hem iet menschlyks over» kwame, ten ware anderen daarin geliefden te voorzien. Jn eene volgende byeenkomst met den Raadpenfionaris verhaalde hem de Ridder Temple, hoe fterk de Prins' zich tegen een afzonderlyken vrede hadt verklaard, Fagel antwoordde daarop , dat hy 'er zo noode toe koomen zou als zyne Hoogheid, doch dat de Prins zeive 'er toe gedwongen zou kunnen worden, door het flegt beleid der Bondgenooten, door den nadeeligen uitflag van den aanftaanden veldtocht, en, vooral, door binnenlandfche beroerten, waartoe men te Amfterdam reeds neiging hadt befpeurd, om dat de Vredehandeling zo traag voortging. Hy befloot zyne redenen met te zeggen, dat zyne Hoogheid de landzaaten te wel kende, om zich fterk te kanten tegen derzelver genegenheid Volgens landsgebruik was de Heer Fagel voor den* tyd van vyf jaaren tot Raadpenfionaris aangefteld • deeze, in den jaare 1677, verftreeken zynde, werdt hv op fterke aanpryzing van zyne Hoogheid, in den Zo! mer deezes jaars, wederom voor wf jaaren aangenomen. Bezwaarlyk fcheen hy zich te laatea beweegen - om  GASPAR FAGEL. 39 om in die bediening te volharden; hy deedt het,egter, doch met een beding van eene jaarwedde van vierduizendguldens, fngevalle hy mogt verkiezen zyn ampt neder te leggen, waartoe hy de vryheid aan zich -behieldt. Diergelyk eene vernieuwing gefchiedde ook in den jaare 1687, op de zelfde voorwaarde, hoewel de Raadpenfionaris, om zyne toeneemende lichaamszwakheid , toen met ernst verzogt om van zyn ampt ontflagen te worden. Gaarne zou Amfterdam dit gezien hebben; en men verzekert dat die Stad allang toeleg hadt gemaakt om hem van zyne bedieninge te doen verlaaten. Doch, doorj zynen veelvermogenden invloed, wist de Prins dit tegen te houden. Op eene harde proeve wierdt, in den Jaare 1682, des Heeren Fagels eerlykheid en trouwe aan den lande gefield. Het Franfche Hof was toen op middelen bedagt om verfcheiden Mogendheden in zyne belangen over te haaien. Ten dien oogmerke kreeg de Graaf d' Avaux, 'Gezant van dat Hof by de Algemeene Staaten, bevel van zynen Meester om den Raadpenfionaris Fagel twee milliosnen te belooven, indien hy den Prins van Oranje konde ovevhaalen om in de maatregels van Frankryk te treeden. Ten dien einde moest hy, onder andere, den Prinfe voorflaan, dat de Koning hem den tytel van Graaf van Holland zou doen opdraagen, en hem daarenboven verklaaren tot Generalisfimus of Opperveldheer over de Franfche Legermagt, met byvoeging van verfcheiden millioencn aan geld. Doch de Raadpenfionaris gaf hierop dit kloekmoedig en onbaatzuchtig antwoord: Dac de Staaten, welken hy diende, magtig en edelmoedig genoeg waren, om den arbeid, welken hy, „ m*t waarneemen van zyn ampt, te koste leide, te vergelden. Dat ook de trouwe, welke ;hy Gode-#n C 4 » zYn  4° HET LEVEN vam „ zyn Vaderland hadt gezwooren, niet gehengden het « d0£n Va" ZuIke TO^agen aan een edelaartigen en " f °tm°;dl^n Pri«s> #, niet minder dan zyne „ Vooronders, roem zogt uit deugd, geenzins uit „ icnatten en waardigheden. " Pe bekende bezending na Amfterdam, ter gelegen, beid van het gefchil over de werving van zestienduizend man aan t hoofd van welke bezendinge zich de Prins gefteld hadt,woonde ook onz, Raadpenfionaris by. Hy was om zo te fpreeken, de mond der Afgevaardigden, dewyl hy, m de Vergadering der Vroedschap, uit naam ?yner Meesteren en Mede-afgevaardigden, het woord voerde, en daarna zyn voorftel in gefchrifte overgaf. Dn, en de verichillende inzigten, welke hy, ook in andere ftukken, met Amfterdam voedde, kan wel de oorzaak geweest zyn , waarom de Wethouders dier Stad, gelyk wy boven aanmerkten, hemgaarne van zyn ampt zouden verlaaten gezien hebben. Te waar fchynelyker zal dit voorkoomen, indien men in aanmerk/mg neemt het fchryven van den Graave d'Avaux aan den Koning van Frankryk, volgens *t welk het gezag des Prinfen van Oranje en het beleid van den Raadpenfionaris Fagel zeer groot waren; als mede eene anderplaats, in den zelfden brief, meldende dat de Raadl penfionaris Fagel, gefterkt met het vermogen van den Prinfe van Oranje, zulk een befluit kon doen neemen' ais hy goedvondt, zelf tegen de wetten van den Staat' De Heer Fagel zelve bevestigde dit vermoeden van den Franfchen Gezant wegens zynen invloed op de zaaken der Regeeringe, alzo hy.dikmaaïs plag te ze-gen en zelf m eenen brief aan den Ambasfadeur Citters fchrèef dat d'Avaux alles wist uit te vorsfchen , wat in den Staat omging. De  GASPAR FAGEL, 4r De twist over het ftuk der Wervinge duurde nog* toen de Keurvorst van Brandenburg goedvondt Paulus van Fuchs te zenden na Holland, om de Staaten en «den Prins van Oranje te vermaanen tot vreedzaame gedagten , eii de ftad Amfterdam te verfterken in haare gedagten. Naadat hy met den Amfterdamfchen Burgejneester, Koenraad van Beuningen, en met zyne Hoogheid zelve, eene afzor.derlyke byeenkomst hadt gehad, tradt hy daarna in gefprek met den Raadpenfionaris, dien hy volkomen in 's Prinfen gevoelen vondt. De Heer Fagelftondt denBrandenhurgfchenGezant toe, dat d e Vereenigde Gewesten in groot gevaar waren ,en vol verwarringe ftaken; doch, hy voegde 'er nevens % met eenen ernst, die hem natuurlyk was, dat de zaaken nog hachelyker geftaan hadden in de voorgaande Eeuwe , toen Haarlem verboren was, en Leiden en Alkmaar wonaerdaadiglykbehouden wiet den ,, De zelfde God" , dus ging hy voort, „ leeft nog. Onze zaak is regt„ vaardig. En als 't al ten ergften omkoomt, is 't nog ,, beter te ftcrven in het handhaaven van eene goede en Gode aangenaame zaak, dan in 't opvolgen van maat,, regelen, die uit den boozen zyn. Beter is 't , den ,, Franscbman te Bruslël en te Antwerpen , dan te Breda „ of te Dordrecht, te gemoete te trekken. De rampen, welke de Franfchen over 't Vereenigd Nedenand ,, hebben uitgeftort, zyn nog in yerfche geheugenis. „ Duizend dooden te fterven is wenschlyke.r, dan bloot j, te ftaan, voor. de wreedheden van den ontmenschten „ Louvois, of van eenen knevelagtigen Ontvanger, „ wien de Livreirok maar even is uitgetrokken. Onze Voorouders hebben niet gefchroomd, d.en dood te j? ondergaan, in't verdeedigen der gemcene vryheid, Hierdoor hebben, zy zich een onftetllyken rpem verC 5 5, wor-  .4» HET LEVEN van ,, worven. Hun voorbeeld moet men naavolgen. IVy „ plagten veel vertrouwen te ftellen in den Keurvorst, „ die,gelykwy, de vryheid lief heeft, en den zelf! den Godsdienst met ons belydt. Maar nu beroemt zich d'Avaux, dat de Keurvorst met Deenemarken „ en Keulen is overeengekoomen om de wapenen op te „ vatten tegen elk, die de Vereenigde Gewesten by„ ftand biedt." Nog meer andere woorden fprak Fagel, welke de Brandenburgfche Gezant eerder voor eene kerkelyke Leerrede hieldt, dan voor het Vertoog van eenen Staatsman. Hoewel de Raadpenfionaris zich thans niet liet verzetten door den Heere Fuchs, veranderde hy, egter, eerlang van gedagten; waartoe veel hielp, dat verfcheiden Gewesten eerlang tot den vrede neigden, en zwaarigheid maakten om in deWer. ving van de zestienduizend man te bewilligen. Elk weet, hoe zeer Jakobus de II, Koning van Engeland, in zyne godsdienftige inzigten verfchilde van Prinfe Willem den III, die gehuwd was met deszelfs oudfte Dochter, Prinfesfe Maria. Langs verfcheide wegen hadt hy getragt, hunne Hoogheden tot zyne maatregels over te haaien, (trekkende om denRoomschKatholyken Godsdienst, in het Engelfche Ryk, veld te doen winnen, zo niet by openbaar gezag vast te ftellen. Onder andere bediende hy zich ten dien einde van zekeren Jakob Steward, een Schotsch Advokaat. Loos van aart zynde, en weetende hoe veel invloeds de Raadpenfionaris Fagel op den Prins hadt, deedt hy een keer na den Haage, alwaar hy verfcheiden vertrouwely. kezsmenkomften met dien Staatsdienaar gehouden , en een groot deel van deszelfs vertrouwen hadt weeten te winnen. In Engeland wedergekeerd, fchreef hy verfcheide brieven aan den Heer Fagel, waarin hy hem fterk  GASPAR FAGEL. 43 fterk drong, uit 's Konings naam, om den Prins te beweegen tot bet goedkeuren van 's Kcnings maatregelen , en het medewerken tot de aflcharfing van de zogenaamde Test- Akte en van de ftrafdreigende wetten over zaaken van den Godsdienst. Meer dan eens fcbreef Steward , zonder antwoord te bekoomen. De Raadpenfionaris liet alle deeze brieven den Prins leezen, die, eindelyk, te raade wierdt, dat de Heer Fagel een volledig antwoord zondt aau Steward, welk voor eene verklaaring van 'sPrinfen oogmerk zou kunnen doorgaan, en als zodanig in openbaaren druk verfpreid worden. Diensvolgens fchreef.de Raadpenfionaris een wydloopigen brief aan Steward, die door den vermaarden Bisfchop Burnet in 't Engelsch wierdt overgezet. Men kan deezen geheelen brief vinden in den Hollandfchen Merkurius van den jaare 1687, bladz. 9a env. Onder andere verklaarde de Brieffchryver, dat de Prins en Priniès van Oranje van gevoelen waren, dat geen Christen om zyne Confcientie behoorde vervolgd, of , omdat hy van den vastgeftelden Godsdienst verfchilde, kWalyk gehandeld te worden. Dat zy overzulks oordeelden , dat den Roomschgezinden de vrye oelTening van Godsdienst, in Engeland, Schotland en Ierland, behoorde te worden toegedaan; doch dat 'er, met dit alles, voldoende redenen voorhanden waren, van de belangen van den Protcfiantfchen Godsdienst ontleend, om welke zy, in de drie gemelde Koninkryken, buiten de twee huizen van het Parlament, en buiten alle openbaare Kerkelyke, Regcerings- en Krygsampten behoorden geflooten te worden. Steward hadt den brief niet ontvangen, of hy deelde dien den Koningmede, op wiens bevel de Schotfciie Advokaat ftraks aan Fagel fchreef f dat zyne Maje- fteit  44 HET LEVEN van fteit alles wilde hebben of niets. Voorts was het En» gelfche Hof derwyze geftoord over het waereldkundig niaaken van deezen brief, dat het eerlang een Gefchrift deedtin 't licht koomen, onder dentytelvan Pariamentumpadficum of bet vreedzaame Vzrlzmmt, waarin bexveerd wierdt dat de brief verdicht was, of althans de eigenlyke gevoelens hunner Hoogheden niet behelsde. De Raadpenfionaris, zich hierdoor in zyne eere geraakt oordeelende, verklaarde in openbaaren druk het tegendeel. Ook is 'er nog een eigenhandige brief van hem voorhanden, aan den Ambasfadeur Citters, waarin hy erkent dien brief gefchreeven te hebben. Weinige maanden verhepen, of 'er wierdt een gedrukte brief van Steward aan den Heere Fagel verfpreid, in welken hy ontkende, ooit op den Raadpenfionaris begeerd te heb^ ben, om te mogen weeten zyn eigen gevoelen of dat van den Prinfe, over de affchaffing der ftrafdreigende Wetten in Engeland. Toen oordeelde de Raadpenfionaris zich wederom verpligt, eenige uittrekzels uit ee, mge brieven van Steward, zo aan hem zeiven als aan iemand zyner Vrienden, te moeten in 't licht geeven* om daar mede te doen zien, dat Steward hem Raad! penfionaris menigraaalen hadt aangezet om den Prins en Prinfes over te haaien tot het voldoen aan 's Konings, begeerte. Voor eene der merkwaardigfte verrigtingen % wat de uitwerkzels aangaat, moet de bovengemelde brief van Fagel, en 't geen daar omtrent voorviel , worden, aangezien ; als hebbende merkelyken invloed gehad op de Staatsomwenteling, welke eerlang in Engeland voorviel, en Prins Willem op den throon van GrootLrittanie plaatfte. En, in de daad, de Heer Fagel, die genoegzaam alle de geheimen desPrinfen Van Oranje wist ,was een der eerften*  04 HET LEVEN v a w wvders de dienftigfte midaelen, To£n de men togt nog een diep geheim was , hadt de Raadpen J onaris de Staaten overgehaald tot het opneemen vari vier muhoenen guldens, onder voorgeeven'van d j" te zullen doen chenen tot het verfterken van de phattrt langs denRhynendenYSfel;thansbtagthy te w^ 'at deeze penningen den Prinfe verftrekt wierden tot ynen voorgenomen -togt. Om de' Hollandfche lieden in dee" zen voorflagte gereeder te doen bewilligen, bediende hy zich van het volgende middel. Hy ontboodt de voornaamüe Predikanten uit onderfcheidene Steden bv zich, en bragt deezen onder 't- r»nn- - o ««^«i onoei t oog, met eenen ernst en minzaamheid , die hem natuurlyk waren. „Dat hun „ Godsdienst en Vaderland in een zo groot gevaar „ waren, dat niets dan de gelukkigfte uitllag der onderJ} neemmge op Engeland beide kon behouden. De „ vervolging in Frankryk, en de geweldenaaryen des „ Komngs van Groot-Britamen, konden, zeide hV „ hun doen zien, wat deeze Landen te wagten had! „ den: ingevalle deeze twee Vorften hun oogmerk eens „ bereikten, 't Zou dan gedaan zyn met den God<. „ dienst en met de Vryheid van deezen Staat". Met deeze en foortgelyke gevoelens vervuld, liet hy d*e Predikanten na huis keeren, die zedert van den Predikftoel het volk innamen met gunffige gedagten van 's Prinfen onderneeminge. Alle de Stenen, Amfterdam zelf wierden dus overgehaald om in de bovengemelde geld! leening van vier millioenen te bewilligen. Groote eer behaalde de Raadpenfionaris Fa-el zo' bv den Prins en 's Prinfen vrienden als by de ingezeetenen van den Staat in 't algemeen,^ met het bewerken van het gewigtig befluit der Staaten. Doch het mogt hem niet gebeuren, den gantfchen uitflag van 's Prinfen on«  GASPAR FAGEL. 4? onderneeminge te beleeven. Hy overleedt, ruim eene maand naadat zyne Hoogheid was vertrokken, op den vyftienden van Wintermaand des jaars 1688, het negenenvyftigfte zynes ouderdoms. Bisfchop Burnet,die hem van naby gekend hadt, befchryft zyn karakter aldus : „ Zeer bedreeven was hy in de regten. Hy hadt „ eene duideiyke bevatting van zaaken, en een klaar en „ vaardig oordeel. Hy was welfpreekend, doch meer „ gemeenzaam , dan net van taaie. In eene talryke vergadering kon hy gemeenlyk de zaaken naar zynen „ zin tot een befluit brengen. Voorts was „ hy een vroom. deugdelyk man, doch te fcherp ert „ te hevig. Hy hadt wat te groote verbeelding van „ zich zeiven. Moedig was hy, als alles voor de» „ wind ging; maar, in moeilyke en netelige omftan„ digheden betoonde.hy zo veel harts niet, als in een groot Staatsdienaar vereischtwordt". Hoe hoog hem de Prins van Oranje fchatte, kan uit de twee volgende voorbeelden blyken. Toen zyne Hoogheid in Engeland de tyding ontving van het overlyden van den Raadpenfionaris, fchreef hy aan iemand hier te lande „Dat de Staat zynen getrouwften Dienaar , „ en hy zynen besten Vriend hadt verboren; dat hy „ niet genoeg kon betuigen; hoe zeer dit overlyden ,, hem getroifen hadt tot in het binnenfte zyner Ziele; ,, dat dit het grootfte ongeluk was, 't welk in deeze 9, conjunctuure van tyden de Republyk hadt kunnen wedervaaren, enz." Het ander bewys van's Prinfen hoogagtinge en liefde voor deezen zynen Vriend, is, dat in den jaare 1702, onder de papieren van zynen boedel, en door Gemagtigden van het Hof van Holland geopend, een gezegeld Kodicil was, waarby de Prins, Vóór zyn vertrek na Engeland, aan denHeere RaadpenT Ü fionaris  HENRIK Z WAARDE KRO ON. 5\ Raken eerst een' aariuag op zyn leven , die hen mislukte, en vatten toen opentlyk de wapenen op ■ met een' zo talryken aanhang, dat de nieuwe Vorst wel dra den byftand der Maatfchappy moest verzoeken. De Heer Zwaardekroön onderfteunde hem ras met een genoegzaam Leger, het geen eerst den oorlog met eene ongelyke uitkomst voerde, doch ras de wederfpanne., üngen in groote verlegenheid bragt. Gedtmrende deezen oorlog .vielen hen onder anderen negen hoofden der Rebellen in handen, en onder dezelve twee zeer habeftaande bloedverwanten des Keizers: deeze werden in 't openb,aar op eenen regel gezet, en aan eikanderen met touwen vastgebonden; waarop de Keizer zyne voornaamlïe hovelingen verzogt om hem hunne liefde tëtoonen door de Rebellen te ftraffen, wanneer zy op de fchuldigen aanvielen en ze met hunne ponjaarden verm'oörddên* Het overfchot der Rebellen had zich geborgen in de gebergten van Ma/ang, van waar zy het omliggend land verwoesteden , 't geen men hen bezwaarlyk kon beletten. De wedeifpannigejavaanfche Prinfen, ten langen laat. fte bezeffende dat 'er niets goeds van hunne onderneeminge te wagten was, gaven zich eindelyk over aan de Maatfchappy, en verzoenden zich met dezelve • waar door deeze bloedige en kostbaare oorlog een einde nam. Batavia ontkwam ondertusfehen, tér naauwernood, het gevaar van een' volftrekten ondergang, wegens eene zamenzweering, aangelegd door zekeren Pieter Erber'feld* welke zieh, ten dien einde, met eenige Javaanen en andere Indifehe Hoofden had verbonden om de Stad,- het Kasteel en de Forten te verrasfen, en den Gouverneur en alle Christenen op 't eiland Java te vers moorden.  54 HET LEVEN van nïng van Bantam, aan wienErberfeld het geheim in een5 brief had toebetrouwd, met byyoeging, dat, zo rashy zich meester van Batavia gemaakt, en het gebied der Christenen een einde zou hebben doen neemen, hy den Keizer van Java zou aantasten, Men meent, dat de Koning,voor zyne eigene veiligheid beginnende te vree zen, indien de onderneeming mogt gelukken, geen beteren raad wist om zich voor de ftoutmoedige onderneemingen van deezen fchelm te bewaaren, dan door de. zelve aan den Heer Zwaadekroon te ontdekken. In dit zelfde jaar van i722 kwamen voor de kusten van Java twee der drie fchepen , welke de Westindifche Maatfchappy in 't voorleeden jaar hadt' uitgezonden onder bevel van den Admiraal Jakob Roggeveen, tot het ontdekken der onbekende landen, gelegen in de Zuidzee, aan de Westkust van America, en van welken tocht ccn breedvoerig verhaal is in 't licht gegeeven in de Franfche taal. Deeze tocht had juist geen gelukkig einde, want een der fchepen verongelukte, en de twee, met welke de Admiraal, na veel omzwervens, te Batavia kwam, werden aldaar door de Regeering voor goeden prys verklaard. Ondertusfehen had de Westindifche Maatfchappy het geluk, haar geding over deeze zaak voor Hun Hoog Mogende te winnen, dewyl het klaarlyk bleek , dat zy in Neerlands Indien geenen koophandel hoe genaamd hadden gedreeven. Daarde nayvertusfchenLandsgenootenzo verreo-inokan een ieder gemakkelyk begrypen, hoe groot° een argwaan door de Hollandfche natie moest worden opge- ■ vat tegen de nieuwe Oostindifche Maatfchappy van Qoftende , die omtrent deezen tyd werdt opgerecht. Veelerhande gefchriften kwamen ftraks voor en tegen deeze nieuwe onderneeming in 't licht, en de Hollanders berie.  HENRIK ZWAARDEKROON. 55 beriepen zich voornamélyk op'hét vyfde artikel van den Muhfterfcheii vrede; volgens 't welk, huns bedunkens , niemand in de Oostenrykfche Nederlanden op de Indien mogt handelen. De Engelfchen namen ras deel aan 't verfchil, en 't zou tot een' oorlog gekomen zyn, zo niet de bemiddeling, door den Koning van Frankryk aangebobden, door beide partyen was omhelsd. Ten dien einde werdt 'er een Congres belegd te Aken, doch van daar naar Cameryk, en eindelyk naar Soisfons verplaatst; dewyl de Cardinaal de Fleuri, die bet voornaame toezicht zou hebben op de handeling, zich niet gevoegelyk verre van de Hoofdftad kon verwyderen. In dit Congres werden de redenen voor en tegen overwoogen, doch zonder tot een befluit te komen; men bleef fteeken in eenige préliminaire artikels , volgens welke deeze piaaeffhappy geduurende 7 jaaren werdt opgefchort, op voorwaarde echter, dat de fchepen, voor 't tekenen van deeze overeenkomst uitgevaaren, onverhinderd zouden wederkeeren. Geduurende het jaar 1720 ontving de Hollandfche Maatfchappy eene ongewoon groote Retourvloot van 26 fchepen, alle zeer ryk gelaaden : maar in 't volgend jaar was de vloot noch fterker, en belfond uit 33 fchepen, wier laading by den inkoop gekost had ruim yS tonnen gouds. De zes eerfte fchepen volbragten hunne reis in den korten tyd van 7 maanden én 6 dagen. Ter zelver-tyd ontving de Engelfche Maatfchappy drie haarer fchepen uit China, van waar zy 425000 ponden' thee aanbragten; teffens kwamen ook te rug de fchepen der Compagnie van Qoftende, insgelyks met deeze waai* gelanden; waar door de thee, tot hier toe zeer duur gehouden , tot een ongemeen laagen prys kwam te vallen, • P 4 liet  # HET LEVEN van verloor twee dlar vaT • ^ fdlepen • doch pen aan dP pL ei' UJtgaai,de k«miSfche. pen, aan de Rhede van de Caan rip a tt eenen geweldigen uonn, op de, J f t ^ * jaars, waren yei-aan 2? ^ Ju"y de? vooriSeiï dar In ? ' Wd °P £ei1e zo- Beeldige wyze> 2 men, byna "lets v^ de elfeeten en geidfpeeien had bonnen bergen,en een aanzienlyk -edeeked.1 r -verboren gegaan: want va^ c f ^ 2* fCh)P Vfdro"ken 2oS' -n >t twe de 2T5, va " ff f >Vm 1 Vlerde 6* > « van het vyfde een p Zn • fPch de njanfehap van. het laatfte fchipwerdZZ' oprgen. Ter zelver tyd bevonden zich at aa 01' Rhede een Fransen en drie EimeWrh. n P 6 •e verleen, ,e £^ en Moty. Onder de ReSeerins vanr den Heer „„ z„., . „ voorzaat van den Heer 7.,„j i 1 • <,en fchappy, verbpol-n Doelde 1 f M™' rtelde deezen han^I Wif^f^^^*^ Aan zyne zorgeis men ookverfchuldigddejavaanfclï koffy-  HET LEVEN van H. van BREDERODE. 59 van Holland en Heere van Vianen, -en van Philippa, Dochter van Robert, Graave van der Mark, In den jaare 1531. zag hy te Brusfel het eerfte leevenslicht. Naar de gewoonte dier ftrydbaare tyden, volgde hy al vroeg den kryg. Voor dat de Oorlog tusfchen Philips, Koning van Spanje, en de Nederlanden openlyk was uitgebroken, volgde hy veelal des Vorften zyde, en zogt zich by denzelven aangenaam te maaken; ft welk, onder andere, hieruit blykt, omdat HeerHendiik zeer veel toebragt tot het inwilligen eener Bede, door den Koning van den Lande gevorderd. Van hier ook dat Philips , op zekeren tyd, hem het bevel gaf over eene Bende van Ordonnantie, zynde een zeker getal troepen, dus geheeten. Het leedt, egter, niet lang, of hy veranderde van maatregels. Ten tyde als de Kardinaal van Granvelle, hier te Lande, een willekeurig gebied zogt in te voeren , kon het niet misfen, of de oogen der Nederlanderen moesten geopend worden voor het gevaar, welk hunne vryheid dreigde. Prins Willem van Oranje, nevens de Graaven van Egmond en Hoorn, verecnigden hunne poogingen tegen zyne heerschzuchtige oogmerken, en fpaarden geene moeite om aanhangers te winnen. De Heer van Brederode was een van de eerften, welke hun toeviel. Zy Helden een Vcrbondfchrift op, dat getekend en plegtig bezwooren wierdt. Daar men het thans voornaamlyk op den Kardinaal hadt gelaaden, behelsde dat gefchrift niets, 't welk met den dienst des Konings, of met het belang van den RoomschKatholyken Godsdienst ftreedt. Brederode was een van hun, die zich aan het draagen van een bondel pylen deeden kennen, in plaats van de Zotskap of het Kar-  6z HET LEVEN vau kwam Graaf Loöewyk van Nasfau te Brüsfel, als mede Graaf Hendrik van den Berg. By hen voegde zich deGraaf van Kuilenburg, nevens een groot getal meest Nederlandfche, doch ook zommige uitheemfche, Edeleü en Heeren. Op den vyfden van Grasmaand , gehoor verzogt en verkreegen hebbende by de Landvoogdesfe, begaf zich Heer Brederode, verzeld van Graave Lodewyk van Nasfau, aan het hoofd der verbonden Edelen, ten Hove. De zamelplaats was geweest aan het huis van den Graave van Kuilenburg; van daar traden zy gezamentlyk voort met eene fhatelyke deftigheid, gelyk lieden paste, welke geen oproer, maar herilel van goede orde zogten. In de tegenwoordigheid der Landvoogdesfe toegelaaten zynde , tradt Heer Brederode een weinig voorwaarts; en naa de Prinfes met eene diepe en eerbiedige buiging gegroet te hebben, fprak hy, uit naam der verbonden Edelen, aldus: „Mevrouw! de Ede„ km, hier tegenwoordig, en anderen, huns gelyken, „ in merkelyken getale, om gewigtige redenen nalaa! „ tende hier te verfchynen, hebben geraaden gevon. „ den, dit Vertoog (en met een wees hy op het „ Smeekfchrift, 't welk hy in de eene hand hielde ^ „ m allen ootmoed aan uwe Hoogheid te behandigen. „ Zy gelieve daarop te befluiten 't geen zy zal dienffig „ vinden. Men berigt ons wel, Mevrouw-i dat men ;, uwer Hoogheid en eenigen Heeren van den Raad „ heeft aangediend, dat wy zouden voorhebben den „ weg tot oproer en afval te baanen; met vreemde „ Vorften, met Duitfche en Franfche Krygshocfden 9, verftand houden, en reeds een Verbond geflooten „ hebben; doch dit Gefchrift zal zulk een aanbrengen „ genoegzaam logenfh-arfen. Niettemin bidden vvy' ern.  H HET LEVEN van . w eed en pugt, verbonden gerekend niet langer te mo T,, gen zwygen vertrouwende dat zyne Ma^deit ons „ fk met kwalvk zal neemen, alzo wy, die onze hul * " m mCeSt hebbe« legge» « 't open „ veld by een gevreesde» opdand den eerden aandoot .„.zouden lyden, en ook „iemand van ons, ja, Z mand in gantsch Nederland , zyns lyfs zeker is z0 „ men de Plakaaten ten drengden wil hebben uit-e„ voerd- ftaandü5 .m zu]k £en g£va] ^ „ b oot voor den haat des eerden kwaadaartigen be,s fch^gers, Wy bidden dan uwe Hoogheid ootmoe„ dlg yk., dat zy zonder uitdel iemand gelieve af te „ ^nden aan den Koning, met erndig verzoek, dat „ zyne Majefteit in de gemelde zwarigheden ten fPOe„ digften gelieve te voorzien, door het intrekken en te . „ mete doen der Plakaaten; maakende nogthans, by „ raaae en met bewilliging der Algemeene Staaten an „ dere in derzelver plaatze. Wy fineeken daarenbo" * ven, dat uwe Hoogheid, terwyl de Koning deezV „ onze begeerte overweegt, de Inquifitie en Plakaaten „ by voorraad, buiten uitvoer ffelle, tot dat zvne » Majedett ander bevel geeven mogt. Betuigende wy „ anderzins wel erndig, onfchuJdig te willen gehouden^ „ worden aan alle de kwaade gevolgen, die £ ^ „ waarloozen van deezen goeden raad zouden mo-en „ ontdaan. Wy hebben ons ak mt t ' - J ns' als getrouwe dienaars „ en Leenmannen des Konings, gekweeten van onzen „ Phgt, zonder dien ergens in te buiten gegaan te zyn„ waarom wy te v ytiger en te vuuriger btdden, 1 „ uwe Hoogheid gelieve te Jetten op ons verzoek eer „ er meer onheil van koome. h Welk doende za zy wel doen.» Welke uitwerking dit Verzoekfèhril deedt,  HENDRIK van BREDE RODE. 67 gewest was om zich een taïryken aanhang, ook onder de aanzienlykfteh uit den Burgerftand en de Wethóudèrfchap der Steden, te verwerven. Te Hoorn, in 'tbyzonder, onthaalde hy dikwyls de voornaamfte Regenten in zyne herberg, daar 't geroep van Vivent les Gueux, onder 't ryklyk en vrolyk rondgaan van den beker, menigmaal gehoord wierdt. Eenen der Burgeméesteren, Willem Pieterszoon Enkhuizen genaamd, die befchonken was, hing hy zelf, half met, half tegen deszelfs wil, een gouden Geuspenning om den hals, met welken deeze, toen hy wederom nugter was* zich merkelyk verlegen vondr. Het ongunftig antwoord, 't welk men op het Ve& zoekfchrift uit Spanje hadt ontvangen, noodzaakte de' Edelen op hunne hoede te zyn. Van hier dat veelen onder hen hunne Sloten en Kasteden begonnen te verfterken. Dit deedt ook Heer Hendrik ten aanzien vart zyne Sloten te Vianen en te Ameide. Prins Willem van Oranje hadt hem zulks erriltig aangeraaden, en drie ftukken gefchuts vereerd, welke hy te Utrecht hadt doen gieten. Hy ging nog verder. Door den Prins van Oranje aangezet, begon hy heimelyk volk aan te nee; men, 't welk te Vianen wierdt verzameld. Doch, eer' hy hiertoe overging, hadt hy, binnen Vianen, met Graave Lodewyk, Hartman Galama, Sjoerd Beima en andere Edelen en Heeren geraadpleegd ,• om op hunne onderlinge befchermmge bedagt te zyn. Eer Brederode met de zynen hiertoe kwam, hadt de1 Landvoogdes een nieüwén eed ontwo pen, waarby alle Amptenaars en Wethouders moesten belooven, het Roomschgeióof te zullen handhaaven, de beeldftormers te ftraffen, en de ketteryen uitrocyen. Zommigeri deeden deeze eeds anderen weigerden dien. De Heer È 2 van  68 HET LEVEN van van Brederode, door brieven en booden, tot het tekenen vermaand, onder bedreiging dat hem, in geval]- van weigeringe, zyne Bende van Ordonnantie zou wórden afgenomen, koos, hoewel klaagende over zulk eene hardigheid, het laatfte. Als men hem, by deeze ^le genheid, van wegen de Hertoginne , beftrafte over hei liSten van Krygsvolk en her fterken van 't Slot te Vianen, verdeedigde hy zich met voor te wenden dat de verilerking flegts gefchied was tot weeringe van het Landloopers geboefte, en 't geen men hem wyders na .gaf, tegen de waarheid ftreedt. Met een onderhielde men hem over zekere verboodene boeken te Vianen gedrukt, onder anderen over een, waarin de overeen itemmmg tusfehen de Kalvinifche en Lutherfche Leer beweerd wierdt. Het antwoord was, dat hy deswe-en onderzoek gedaan, doch bevonden hadt dat alles bezydeiide.waarheid was. Voorts beloofde hy, zo ras hy van zyn Huis te Kleef by Haarlem, daar'hy zich thans bevondt, na Vianen zou gekeerd zyn, haare Hoogheid volkomen genoegen te zullen geeven.' Niet lang daarnaa deedt Brederode een keer na Antwerpen,, van waar hy, op aanraaden der Bondgenooten, door Willem Blois van Treslong, gehoor liet verzoeken by de Landvoogdesfe teBrusfel. Doch dit wierdt hem met fiere woorden afgeflagen. Toen zondt hy haar een fmeekfehrift, waarby hy om vryheid van openbaarePreeke,en de afdanking van 't aangenomenKrygs'volk, durfde aanhouden. Hy befloot dit gefchrift Dat het verleenen van deeze weldaad hem en veele ai/deren in hunne trouwe en dienstvaardigheid zou verfterken, en de anderzins onvermydelyke elenden en de bloedftorting van 't arme volk, welk zich ook op hem verliet, zou afweeren. Doch hierop volgde zulk een moedig antwoord s  HENDRIK van BREDERODE, 6j woord, dat den Edelen daar door geen geringe fchrik wierdt aangejaagd. De Heer van Brederode verzogt, door bemiddeling van den Graave van Kgmond , aan de Landvoogdesfe., dat het haare Hoogheid mogt beKaagen , hem in genade aan te neemen. Zy toonde zich daartoe genegen, mids hy zich volkomen en zonder eenige voorwaarden aan des Konings goeddunken onderwierp. Zulk een antwoord ontving Brederode op zyn Smeekfchrift. Doch, in ftede van in deeze voorflagen te bewilligen , maakte het hem meer en meer baloorig , en deedt hem, veelligt uit vertwyfeldheid, tot verfcheiden geweldige onderneemingen overflaau. Hy beraamde van nu af het ontwerp om zich van eenige Zeelteden te verzekeren; 'twelk, indien het gelukt ware, hem zelf by de Landvoogdesfe zou geducht gemaakt hebben Doch dit ontwerp hadt geenen voortgang. Maar kennis gekreegin hebbende dat de Graaf van Megen bezetting in 's Hertogeubosch zogt te werpen, zondt hy iemand zynentwegen derwaarts, die binnen gelaaten wierdt, doch eerlang wederom de Stad moest ruimen. Het getal van Heere Hendriks Krygsknegten was nu tot drieduizend aangegroeid, die allen te Vianen lagen. Hier mede dagt hy Utrecht te verrasfen; doch de Graaf van Megen was hem te gaauw , en verhinderde dien toeleg. Thans was men beducht dat hy iets in den zin hadt tegen Gorinchem, alwaar hy dikwyls byeenkomften plagt te houden met de verbonden Edelen; doch men kwam 'er hier met den fchrik af. Zyne knegten, ondertusfehen, in hunnen aanflag op Utrecht te leur gofteid','doorliepen 't platte land van 't Sticht en Holland', en beroofden verfcheiden Kerken en Kloosters, Es Te  7° HET LEVEN van Te Amfterdam was, i„ den jaare xS67, merkelyke beroerte ontdaan, ter zaake van het invoeren van den Hervormden Godsdienst. Van deeze gelegenheid be. diende zich de Heer van Brederode, om in dit troebel water tevisftben. Opdenzesentwintigftenvan Sprokkelmaand kwam hy binnen de Stad, op de volgende wyze. Te paard tot aan Ouwerkerk gereeden zynde, was hy aldaar afgetreeden, en van daar te voet voort gegaan tot digt onder de Stad. Hier ontboodt hy by -m-h in de herberg Klement Volkertszoon Koornhert, o: dat deeze hem een bekwaamen weg weeze om gevoegelyk binnen te raaken: want by de p00rt moest ieder zynen naam laaten aantekenen, en te water mogt . memand bmnen koomen. Koornhert deedt Heer Brede, ro e a„ nIyk yan ^ ^ ^ . een fchuit zitten, toen , zonder zich aan >t roepen van de wagt te kreunen , fnellyk door den Boom roeien en vervolgens aan de Turfmarkt aan land zetten. De Wethouders, vernomen hebbende dat Brederode binnen de Stad was, d:en zy het hoofd der Geuzen nóemden waren merkelyk bedremmeld, alzo zy niet anders denken konden dan dat de Onroomfchen hem ontbl en hadden. De trelfelykfte Onroomfchen lZ zTch' dagelyks in zyn gezelfchap vinden. Ook be-aven 7 veele Friefche , Stichtfche en andere EdelenCv^ naame Burgers na Amfterdam, .die vermomd als slhio pers Kooplieden of Boeren, de Wagt aan de PoóZ" en Boomen, door het opgeeven van valfche nal! blinddoekten. Onder deeze bevonden zieh dl Fr ? Edelen Sjoerd Beima en Hartman Galama nev Heere Hendriks Bastaardbroeder, Lance^S De Landvoogdes hiervan verftendigd zondt den  HENDRIK van BREDERODE. 71 Geheimfchryver de la Torre na Amfterdam, met brieven1 aan de Wethouders, hun gelastende, het,vertrek van Brederode .uit die Stad, door overreeding of uitgedrukt bevel, te bevorderen. By monde verklaarde de la Torre aan de Regenten, van de Landvoogdesfe gelast te zyn, zo Brederode naar hen niet hoorde, hem, uithaaren naam, een tyd van vierentwintig uüren te Hellen om de Stad te ruimen, en in gevalle van weigeringe , hem by plegtige verklaaring de fchuld op te tygen van allen onheil, dat'er uit ryzen mogt. Zedert verklaarde de Geheimfchryver aan Brederode in eigen perfoon den wil der Landvoogdesfe; doch hy, hiervan blyk en bewys gevorderd hebbende, welk de la Torre niet kon toonen, hieldt zich ongehouden om een mondelingen last te volgen. Vervolgens zonden Burgemeesteren aan hem twee Schepens en den tweeden Penfio-1 naris, om hem het vertrekken uit de Stad aan te raaden ; doch zy kreegen geen ander antwoord, dan dat hy doen zou zo als hy 't verftondt. Opdat, ondertusfehen, Heere Hendrik niets kwaads mogt overkoomen, hieldt de Burgery de wagt voor zyne "herberg, met omtrent honderd man. Eenige Friefche en andere Edelen vervoegden zich by la Torre, en overvielen hem op zyne kamer; zy ontnamen hem zyne gewigtigfte papieren, en behandigden dezelve aan Brederode; maakende hem voorts het verblyf te Amfterdam zo bang, dat hy heimelyk ter Stad uitweek. De Onroomfchen , thans het hoofd opfteekende, verzogten van de Regeering dat men meer knegten befoldigde, en Brederode tot Overfte der Stad aanftelde, tot den tyd dat de Prins van Oranje daarin anders zou voorzien. Deeze gaf zedert zyne toeftemming tot de werving, doch niet tot de aanftelling van Brederode, E 4 dien  T HET LEVEN van tobbende dien 1^2 ,, ' EentaMris Bloklanden „itr d°°r ^yn verblvi was eotPr „ 1 ^g^^f^^ de brand der vervolgi„ge iüTf te la"de5 opgegaan,, floeg oot^Z^^T deedt befluiten om hunne onroerende goed rlnt^ ï te maaken, en met de roerende ten f w • g ^ ken. Te Amfterdam en door ga ct f,, ^ans het vlugten algemeen. Ket^^elTw' Heer van Brederode voor zich nu nJ * de Ahbanshy deedt een ger^Cp r"^ Eurgemeesteren ter ooren kwam! dat hv f ° , * van daar te vertrekken, indien zy "J^ ^ W3S fommegelds, op zekere landeryeu bedvk, T*** ger- en Kleimeer, wilden 52*?*? ^ *** teren, niets liever dan hét :ver^S^emeeS" de, maar tevens de ongunst va "'Hf 6 vermyden, wierden te ie om^n^" * zoeken, hem uit hunne beurs S C Ver" S«a,depe„„,nSe„te::;X1,~^to toe over zekeren Herman van Rn„f , daar_ en Adriaan Pauw, die Tm ÏÏSS^ °^ den, welke fomme hun naderh^ st f ^ derom is goedgedaan. Eenigen r7d re v ^Wege We" Heere Hendrik, door de ^^ZZ *** getuigenis onder het Zegel der sj££^> zich aldaar heusch en gerust hadr JS' 1 hy öemst hadt gedraagen, zonder ' iets  HENDRIK 'van BREDERODE. 73 iets tot beroerte der Gemeente, of ondienst des Konings, te onderneemen. Thans reisvaardig zynde, at hy, op den zevenentwintigften van Grasmaand des jaars tfrr, het fcheidmaal met de aanzienlykften zyner vrienden en aanhangeren. Bitter klaagde hy over tafel, dat men hem en zyn eerlyk voorneemen zo flaauw gevolgd , en den eed van 't Bondgenootfchap zo kwalyk betragt hadt. Omtrent elf uuren in den nacht ging hy tefcneep, met zyne Gemaalinne Emilia, Graavinne van Nieuwenaar en een goed getal Edelen. Men hadt bezorgd dar de fleutels aan den Boom waren. Op (rróom lagen twee Karveels, en een Waterfchip, doorhem zelve') mee ge* fèhut voorzien, 't welk hem tot geleide dienhe. Hy begaf zich eerst na 't Vlie, en zeilde van naai- na Embden, van waar hy vervolgens in Düitschland be« landde. Dus als balling 'sLands' Ieevehde', verlöo* hy, nogthans, de belangen der góede zaake niet1 geheel uit het oog. Want, als nog in het zelfde j iar Jan zyn vertrek, zommigen zich verbonden om benige pi Hingen byeen te brengen, tot voorlfand van het v'erbond der Edelen, beloofde hy twaalfduizend Kareis' guldens daar toe te zullen fchreten. Geduurende zy.e Ultlandigheid wierdt hy, nevens verfcheiden andere Edelen., door den Hertog van Alva ingedaagd, onder voorgeeven dat hy de Regeering hadt tragten te onderkruipen, en de onderzaaten hadt vervreemd van de hefde tot hunnen natuurlyken Heer, den Koning van Spanje. Naderhand wierdt over hem een vonnis ge- ' veld, volgens 't welk hy voor altoos uit des Konings Staaten wierdt gebannen, op ftraffe des doods, ea alle zyne goederen, ten behoeve des Konings, wierdèii verbeurd verklaard. Doch , ten tyde als dit vonnis 5 Wierdt  f4 HET LEVEN van wierdt geveld, was Heer Hendrik van Brederode reeds overleeden. Niet lang naamlyk overleefde hy zyn ongeluk, Zom nugen fchryven dat hy zyne droefgeestigheid, uit zyne wederfpoeden ontftaan , door fterk drinken willende verzetten, in eene heete koorts viel, die, op den vyftienden van Sprokkelmaand des jaars 1568, een einde van zyn leeven maakte, op het SlotHarnhof of Harenburg, in de veste Rekelinghuizen. Hy wierdt te Gemmen, in 't Land van Kleeve, begraaven. „ Van per„ foon Cfchryft hooft) was hy lang en welgefcha„ pen, kloek van moed en vernuft, mildt en aanmin„ mg, maar heet van hooft, en ftyf op zyn ftuck„ Tot een ftaaltje van zynen geest dient, dat hy in „ zyne jongheit plag te fchryven Peut efire; dat is „ Misfcbien, een zinfpreuk flaande op het verftandt „ der twyfelende Wyzen, die men Sceptyken noemt, „ en uitbeeldende met ernftige Iduchtigheit, de ons. „ wisheit zo van 't menschlyk oordeel, als van 't be„ loop der vveereldfche zaaken." Kort voor 2yn vertrek van Amfterdam, hadden eenige liefhebbers der Vryheid, deels Onroomfchen, deels Roomschgezinden, plegtiglyk gezwooren, den honderdften penning hunner goederen te zullen opbrengen, tot vervulling van elfduizend guldens, die aan verfcheiden kosten, ten dienfte der algemeene zaak, waren hefteed. Tot ontvangst van dit geld ftelde men een kist met een gat in het dekzel en van drie floten voorzien. Doch eenigen hadden hunnen Eed zo verre vergeeten, dat 'er by 't openen niet boven de zevenhonderd guldens in gevonden wierden, die men aan de Waardinne des Heeren van Brederode, in mindering zyner verteerde kosten, toetelde. Ten  HENDRIK van BREDERODE. 75 Ten befluite moeten wy hier nog aanmerken, dat zyner Gemaalinne een veel gunffiger lot buitens lands bejegende. Naa 't overlyden van haaren Echtgenoot tradt zy in het huwelyk met den Keurvorst van den Paltz. Heer Hendrik liet geene wettige Kinderen na, maar, gelyk zommigen fchryven, een Natuurlyken Zoon, Lancelot genaamd. Doch, veelligt, moet deeze niet voor zyn Zoon, maar voor zyn Bastaardbroeder gehouden worden. HET  HET LEVEN VAN L A U R E N S REAAL, Gouverneur Generaal van NeSrlands Indien, LaüRENS REAAL, van geboorte een AmWammer Jag zich in zyne « op de kennis der fraaie Letteren en der ReekLgXd hexd; met veel lofs werdt hy in de laatfte dier weeten ichappen tot Meester bevorderd en ?™ ™ ,7T l^rfte^ Latyn a s in 0Me Moedertaale, en onder and n mt een hed toegeëigend aan den Ridder Conftan^ Huygens, Heere van Zuilichem , welke by allen S wege"S zyne fraaie vaerzen. Niet tegenftaande de Heer Reaal dus eerder tot het a nmtnmggezelfchap der Zanggodinnen fcheen voorj fchikt, dan tot het befchermen der Vaderlandfche bezntmgen in de Oosterfche gewesten, vindt men hem echter m May lön uit Texel vertrokken, met het op, perbevel over'vier fchepen; en hoe groot zyne kundigheden geweest zyn, is genoegzaam blykbaar , door- dien  HET LEVEN van LAURENS REAAL. 7? dien hy in 't jaar i6i> reeds tot Gouverneur der Molukfche Eilanden wierdt bevorderd. Maar deezen post behield hy ook niet lang, dewyl de Raaden van Indien hem, op den 19 Juny des volgenden jaars, met algemeene Hemmen tot hunnen Gouverneur Generaal verkoozen Hy bekleedde deeze waardigheid maar twee jaaren, en had dus geene langduurige gelegenheid om zyn beleid en heldenmoed te doen blyken; te meer, daar een lang overlegde en gevreesde aanval der Spanjaarden, die onder zyne regeering uitborst, door het kwaad beleid dier vyanden van zeiven te niet liep, De Spanjaarden hadden naamelyk al lang befpeurd, dat het vermogen der Vereenigde Gewesten, voor een groot gedeelte , fproot uit hunnen voordeeligen handel in de Indien , en begreepeu, dat zy nooit zouden kunnen worden overwonnen, zo men niet eerst deeze voornaame bronnen hunner welvaart flopte : ten dien einde hadden zy zich reeds in "t jaar 1613 op de Philippynfche Eilanden begonnen te wapenen, en zodanig eene vloot te verza. melen, die genoegzaam zou zyn, om de Hollanders op eens uit de Moluques, Java en Malacca te verdryven. De hoofdaanlegger deezer onderneeming was Don Juan de Sylva; doch de overige Gouverneurs namen de zaak zo weinig ter harte, dat hy eerst in "t jaar 1615 gereed wierdt, en dus de onzen genoegzaame gelegenheid hadden om eenen behoorlyken onderftand uit Europa te krygen, alwaar men, door het twaaifjaarig beltand , 't geen de Oost-Indifche Spanjaards der Philippynfche Eilanden niet hadden willen aanneemen, thans de handen .ruim had. De Hollanders dus gebruik maakende van de vadzigheid hunner vyanden, wapenden zich allengs zodanig, dat zy het gedreigd onweder met tame- lyke  7* HET LÉVEN van lykegerustheid konden afwagten, dewyl 2y eenige M . ryke vlooten^ overvloed van manfchap en aller£ b hoefcen uit Europa ontvingen, meest alles tot be fchermmg der Moluqnes, voor welke men 't meest t kommerd Was Geduurende de werkeloosheid der W jaarden wist Reaal deezen byftand «eer voord e| gebruiken, en veroverde het eene Fort na het ander gdyk ook verlcheide kleine Eilanden; terwy hy eh teffens op verfcheide noch niet bezette kusten vestig De Spanjaarden daarentegen fpotteden hier mede en hielden deeze bedryven voor de laatfte poogingen e neï Memenatre, dié, zo zy waanden, oP het Pun ftond om door hunne overmagt in eens te worden opgeüo t Behalven deeze hulptroepen voor de Moluques rust t, tnen in Holland noch eene vloot uit, om den"tó te tasten m zyne bezittingen "aan den Oostkanf vanT ft nca by de Zuidzee. Ten dien einde vertrokken f« t jaar I0Ï4 «ven fchepen onder den Admiraal Spi! bergen, welke door de Straat van Magellaan gevÏÏren,langen tyd een algemeenen fchrik verwektent^è Spanjaarden van Chili en Peru, alwaar zy meermaalen landden en de kusten pionderden. Zy oZoZtSn wel een fterken tegenftand van eene JLét^S fehe vloot, die onderRodrigo deMendoza op hen kruil te, en uit acht groote Gallioenen beftond, ieder be mand met drie of vierduizend man; maar Spilbergen had, op den l8 July l0I5, he£ geIufc deeze \^ te verflaan, met het gering verlies van alleen 4o dooden en 60 gekwetsten; terwyl drie van 'svyands fchenen en daar onder dat van den Admiraal en Vice- Admiraal * wierden 111 den grond gefcho'oten, en de overige ge 'ï verftrooid; waarna Spilbergen voortvoer alles tf v ö Spil-  Sa HET LEVEN van ber 1617; doch ontving daarvan eerstdetydingin'tmid den des volgenden jaars. Ongeveer een jaar laater ontmoette hy zynen opvolger Koen by 't Eiland Bachian en keerde met hem over Amboina naar Jacatra, alwaar by bleef tot aan de verovering dier plaats. Hier had hv ongemeen veel deel aan de maatregels, die men neemen moest tegen de Engeüchen en Javaanen , de eemeene vyanden der Hollandfche natie; en ten dien ein de overlag hy alle zaaken met zyn' opvolger, wien hv door zyn verftand en kunde, van 't grootfte nut was om maatregels te neemen, gefchikt naar den gevaariy ken toeftand der tyden, en voldoende om de Maatfchappy in haaren waggelenden ftaat ftaande te houden' Van hier vertrok hy eindelyk op den 5 Augustus i6i9 met het Jacht de Eenhoorn^ en kwam op den 20 January des volgenden jaars gelukkiglyk in 't Vaderland. De diensten van deezen man werden in Holland naar waarde erkend, en uitfteekend beloond; want zyne bezolding werdt gerekend op 600 guldens ter maand zo lang als hy het opperbevel had gevoerd, tot aan den dag van zyne te rugkomst: daarenboven ontving bv een gefchenk van 4000 guldens en eene fraaje ^den penning, met een loflyk opfchrift, 't geen ^ zyne groote verdiensten gewaagde. In laater tyd werdt hy in 't Vaderland tot de groot fte waardigheden verbeven, en voerde onder ande ren m 1626 het opperbevel als Vice - Admiraal over eene vloot van tien fchepen, die door de Staaten Ge neraal den Koning van Engeland te hulp werden gezon ' den; na dat hy door dien Vorst, wegens zyne bekende verdiensten , in 't voorig jaar tot den Ridderftand was verheven. Hy werdt ook derwaards door den Staat in Gezantfchap gezonden; en bekleedde tefiènsinzynege- boorte*  LAURENS REAAL. s3 boorteftad de gewigtige posten van Raad in de Vroedfchap, Bewindhebber der Compagnie, Schepen, Commisfans in de Bank, Commisfaris der Weeskamer enz Emdelykftierfhy op den ij October 1637, oud van dagen, en bekroond met de grootfte eere en achting by zyn leven , 't geen groote mannen zelden magebeuren door de ftreeken hunner benyders. Om zyn naam te Vereeuwigen , heeft men zélfs een kwartier van Amfterdam , aan het Y, naar hem Reaalen Eiiandgznoemd. Voor 't overige is hy der vergetelheid onttrokken door de fchriften van den Ridder Hooft en van Vondel, den Vorst der Hollandfche Dichteren, metwien hy in groote vriendfchap leefde. Over het algemeen kan men van hem zeggen, dat in hem de fraaifte fie. raaden der vrye weetenfchappen vereenigd waren met die uitmuntende kundigheden, welke hem by uitftek bekwaam hebben gemaakt tot het waarneemen van alle die zwaarwigtige posten, welke hem van tyd tot tyd werden opgedraagen. De trekken ¥an zyn gelaat waren van de allergelukkigfte; en zyn zedig weezen toonde een dier oudé Bataaffche Helden, die voornaamlyk hier aan te kennen waren. 1 t HH  ALBERT HALLER. 87 lings voldeeden, zo hield hy aanmetzich voornaarcelyk toe te leggen op zyne tot hier toe meest geachte be* zigheden, te weeten de taaien en dichtkunst: en niet zonder reden ; want daar de Zang - Godinnen hem by zyne geboorte zo ongemeen hadden begiftigd , was het natuurlyk, dat hy haar de eerftelingen van zynen arbeid' toewydde. Te Bienne trof hem een onverwagt onheil door brand ; want het vuur aan 't huis, waarin hy zyn verblyf had, hebbende gevat, had hy alleen 't geluk van met zyne waardiglte dingen, dat is zyne gedichten, te ontkomen. Eenigen tyd daarna herlas hy zynen voor de vlammen bewaarden fchat , en vooral zyne hekeldichten , voor welke zoort van ftukken hy eene ongemeen groote liefhebbery had; doch befloot tefFens om de laatfte nu vrywillig aan de vlammen op te offeren, hebbende de goedheid van zyn hart de drift voor hekelfchriften over» wonnen. Hy zonderde alleen eenige weinige gedichten uit, die zyne nagedagtenis zonder vlek of blaam aan de laate nakomelingfchap zullen overbrengen. Zyne nabeftaanden vorderden welhaast, dat hy eene • hoofdftudie uitkoos; doch dit viel hem zeer bezwaarlyk , dewyl hy door zyne uitgebreide letteroeffeningen, de netheid en vaardigheid van zynen Geest, tot alles even gefchikt was. Eene natuurlyke geneigdheid, niet weinig vermeerderd door Dr. Neuhams, bepaalde hem ein_ delyk tot die weetenfehap, in welke zich de natuur onder haare meest veranderende gedaanten opdoet, die tcffens de wonderbaarlykfte en nuttigfte is, ik meen de Geneeskunde. Met dit oogmerk begaf hy zich naar Tubingen, in 1723, alwaar toen Camerarius en Duver» noi deeze weetenfehap met grooten roem onderweezen j F t, heb-  ALBERT HALLER. So ook ras het vermaak van door dien Onfterffelyken man voor een' zyner beste leerlingen gehouden te worden. Terwyl Boerhaave aan Hollands Hooge Schoole de Geneeskunde, benevens de Schei-en Kruidkunde, onderwees , oeffende Albinus reeds de Ontleedkunde met grooten roem; en beide deeze groote Mannen deeden al wat hun mogelyk was, om den Heere Haller zyn verblyf te Leyden nuttig en aangenaam te maaken, 't geen voor deezen eergie'igen en onvermoeiden Jongeling een nieuwe prikkel was tot oeffening. Maar, 't geen hem voornaamelyk den fmaak der Ontleedkunde en de drift tot arbeid inboezemde, was 't gezicht van 't overheerlyk Cabinet van Ruisch , alwaar hy in 't midden van zo veel menschelyke deelen, met eene onbegrypelyke konst bereid, in 't midden van voorwerpen, die in een' zekeren zin een nieuw leven hadden gekreegen, een' Gryzaart van negentig jaaren aanfchouwde , wel uitgedroogd door den ouderdom, maar echter (leeds arbeidzaam en vlug, verfchynende als een tovenaar iu 't midden zyner wonderwerken , die, behalven de konst om dezelve te bewaaren, noch het geheim fcheen ontdekt te hebben om zyn eigen lichaam onfterffelyk te maaken. Haller , door zulke uitmuntende voorbeelden aangemoedigd, arbeidde met zulk eene naarftigheid, dat zyne gezondheid daar door ontfteld wierdt. Eene reis door Neder -Duitschland, in gezelfchap van twee zyner landslieden, herftelde haar, en kort na zyne te rug komst te Leyden verkreeg hy de Doctoraale waardigheid, in den ouderdom van negentien jaaren. Hoewel hy thans in een veel heerlyker School verkeerde, had hy echter niet vergeeten de belangen van zyn' eerften Leermeester Duvernoi, en nam daarom tot het onderwerp zyner openbaare Promotie zyne reeds 'welF 5 eer  ALBERT HALLER, 0I jiaar Italien; doch, naardien de ftaat zyner gezondheid dit toen niet gehengde, begaf hy zich naar Bazel, alwaar hy eenigen tyd doorbragt by den beroemden Wiskunftenaar Jan Bernouilli. Alhier hield hy zich enkel op met de Wiskundige weetenfchappen, en zyne ziel, belust op waarheid, hegtte zich zodanig aan deeze zaaken , dat dezelve de Geneeskunde zou hebben kunnen vergeeten, zo de Heer Bernouilli zelve hem niet gewaarfchuwd had. Geen Natuurkundige heeft meer en nuttiger gebruik van de Wiskunde gemaakt in de kennis der dierlyke huishouding, dan Haller; boven allen heeft hy zich daar van bediend in het wederleggen van Hellingen en rekeningen, die op valfche gronden fteunden. Want de afgetrokkene weetenfchappen hebben dit ongeluk , dat zy, misbruikt zynde, in plaats van tot waarheid , tot dwaalingen leiden, en dit zo veel te gevaarlyker doen , om dat hy, die 't valsch gevoelen voorftaat, in den waan is, het zelve wiskundig te hebben beweezen. In 1729 trok Haller te rug naar Bern, en oeffende aldaar de Geneeskunde met den grootllen yver en met een zeer gelukkig gevolg. Hy behandelde alles met de grootfte zorge , en tekende met alle naauwkeurigheid alle zeldzaame gevallen aan, die, in een boekdeel verzameld , noch in zyne boekery gevonden worden, en niet zonder groot nut in 't licht zouden kunnen verfchyneu. Weetnieten, die doorgaans nayverig, en niet gewoon zyn, een zamenloop van gaven in één Perfoon te pryzen, befchuldigden hem, dat hy te veel tyds aan de befchouwend weetenfchappen had hefteed, eveneens, pf de Geneeskunst eene kennis zonder zekere grondflagen, en het een pligtware dezelve niet te weeten, ja een misdaad dezelve te leemi. Deeze handelwyze , van welke men zich zo dikwyls bedient om het publyk te  91 HET LEVEN van te bedriegen, had omtrent den Heer Haller haare volle m werking: men weigerde hem in 1?S4 de plaats van Geneesheer m een Hospitaal, welke hy geVraa*d haT Eene onrechtvaardigheid vandeeze zoort za, ntlt deriyk voorkomen aan de geene, die den loop derwl reldfche zaaken kennen; maar het zal hen meer vlr. wonderen te verftaan dat die zelfde Regenten , weTke deezen mjsflag begaan hadden, moeds genoeg beJatn om denzelven een korten tyd daarna te verbeteren , me hem deeze voornoemde plaats te geeven, welke hv met veel lof bekleedde tot in 1636. y Zyne ontleedkundige bekwaamheden waren al te kenbaar dan dat het Gemeenebest van Bern niet zou getragt hebben daarvan gebruik te maaken: men rechtte da-r tenzynen voordeele; een Ontleedkundige gehoorzaal^' gelfeld! ' 0VCr ^ H°°Sleer^ werd aan- In eene mededinging van verfcheide Geleerden om f en Hoogleeraars ampt inde fraaje Letteren, fprak Z ».dat zelfde Jaar eene redevoering uit, over' df voor! reffelykheid der Ouden boven de Hedendaagfchen ene zaak, die zo dikwyls het onderwerp is geweest Vn letterkundige gefchillen. Hy gebruikte, een vooreele van zyn gevoelen, wapenen, die zeer bekwaam wal om t zelve door anderen te doen beftryden, dewyl hy mhetbehaadelendeezerftoffe, toonde, dat hv zelf' op zyn minst gerekend, in vermogens van geest en goeden fmaak, voor niemand in de gryze aloudheid had te wyken. ; Ongeveer op den zelfden tyd gaf de Heer Haller m * licht zyne verzameling van Hoogduitfche Brieven en Lierzangen, die daarnain bykans alle taaien van Eu ropa zyn overgezet. Men vindt daarin de trekken , die hem  ALBERT HALLER. 93 hem altoos hebben ondcrfcheiden, eene groote gevoeligheid , eene edele wyze van denken, veel verhevenheid, en eene voortrelïelyke Wysbegeerte. Men zou zeggen, dat hy met verachting had verworpen die ydele liêraadcn, welke eene gedwongen geestigheid zoekt te {tellen, in de plaats van waaren finaak en kennis. Nu fchildert hy eens de aangenaame zoetigheid van den morgenftond, en 't aanminnig gelaat, welk de frisfche velden hem zo dikwyls op dat tydftip hadden gegeeven , wen hy met de zon van zyn leger rees om ze te doorkruisfen. Op eenen anderen tyd drukt hy in de aandoenlykfte bewoordingen het verdriet uit, welk hy in zyne reizen, over 't uiisfcn van zyn Vaderland, had geproefd. In veel perfoonen is dit gemis enkel een wiskundige'invloed van 't climaat; maar in Haller was het een oprechte liefde tot zyne geboorteplaats en medeburgers : hoe groot een vermaak heeft het hem derhalveu moeten geeven, overal voor derzelver fieraad gehouden te worden. Hy lei zich voornaamelyk op de Dichtkunde uit van 1732 tot 1740, en wel inzonderheid om het verdriet te verzetten, welk hem zyne wisfelvallige gezondheid gaf. Men fchreef zyne Gedichten , die alle zonder naam verfcheenen, in 't eerst toe aan Muralt, een zeer beroemden Hoogduitfchen Dichter ; en de meeste Letterkundigen in die taaie gaven over zyne Hukken een allergunfrigst oordeel. Byna alle zyne Gedichten zyn opgedraagen aan den eenen of anderen Vriend. „Indien onze vers„ fen waardig waren voor de nakomelingfchap bewaard „ te blyven ( zegt hy aan Gesner ) zo zou ik ons beide „ en Sthéleri voorftellen als een model der volmaaktfte „ Vriendfchap". Hoe veel gelykzoortige geleerdenzyn beneden de edelmoedigheid van deeze groote mannen; dezelve  ALBERT HALLER. <,$ zich de kruin van eenen hoogen berg, die door de wolken boort, en hemel en,aarde als met eikanderen vereenigt; niet verre van daar valt een woedende ftroom langs eene fteile rots over duizenden afgebroken fteenklippen heen, en geeft, met zyns gelyken vereenigd, den oorfprong aan groote rivieren, die degrensfcheidingender Ryken bepaalen : het allerzuiverfte goud mengt zich met het flyk, en wordt als onnut, door den gelukkigen bewooner deezer plaatzen veracht. In 't verfchiet ontdekt men eene aaneenfchakeling van vrucht» baare gewesten ; oorden , alwaar de luchtsgefireldheid vruchtbaar, gezond en gemaatigd is. Hier groejen de planten van 't Noorden op de hooge en koude bergen ; terwyl de valleyen, gekoesterd door eene zachte Warmte , die van 't Zuiden voortbrengen , en deeze verfchillende Climaaten eikanderen als van naby aanraaken. Het was van den top deezer bergen, dat Haller de natuur waarnam ; dat hy haar zag onder haare verfchillende gedaanten , en teffens overtuigd wierdt van de nietigheid der meeste ftelzels aangaande de fchepping en 't maakzel deezer wereld als uitgedagt door menfchen, die, alleen Hennende op' de vermogens van hunne verbeeldings kragt, naauwelyks het punt kenden, van waar hunne onderftellingen begonnen waren. By zulke uitmuntende Dichtkundige vermogens voeg. de hy geen minder kennis van de algemeene en byzondere Gefchiedenisfen , de Oudheden en de Tydrekenkunde. Hy had gelegenheid deeze bekwaamheden aan den dag te leggen in 1735; want toen ter tyd zynde aangefield tot opziener der openbaare Bibliotheek te Bern, Helde hy eene beredeneerde Catalogus op van de boeken, die aldaar gevonden worden j en hy  ALBERT HALLER. 99 door hem behandeld, en over zyn' fchielyken overgang van 't een tot het ander. Diepzinnig en verheeven in de meeste Honen, Haat hy byna overal gelyk met de grootlïe Meesters, en dikwils overtreft hy dezelve. Dit blykt onder anderen uit zyne overheerlyke Ontleed» kundige plaaten, die van 't jaar 1743 tot aan f53', te Goitingen, in acht Hukken, voor den dag kwamen, verfierd met zeer uitgebreide en geleerde aanteekenirtgen. Alle Ontlecdkundigen komen hier in overeen, dat dit werk dat van Cöuper in netheid en uitgebreidheid verre overtreft. Zelfs zyn de plaaten Van Haller boven die van Albinus te Hellen, ten opzichte der uitgewerktheid en der meenigvuldigheid van afgefchetHé deelen; maar ten opzichte der natuurlyke fehoonheid komt Albinus de voorrang toe 3 dewyl Hallef, door het opfpuiten der vaten zo veel deelen op en door elkaftderen heeft vertoond, dat het konlïigtst fnymes niet in Haat zy iets diergelyks in een voorwerp na te bootzen. De Natuur heeft zich in 'tfcheppen aller lichaamelyke i wezens zekere regels voorgefchreeven. die zy zelden te buiten gaat, en derzelverzeldzaameafwykingen wor> den monsters genoemd. De Geleerden zyn omtrent I hunnen oorfprong in twee gezintheeden verdeeld: zom1 migen Hellen, met Harvey, Leme.y, Hebenflreit en • Bonnet, dat de monHers voortfpruiten uit telgen, die, | in hunnen eeiiten Haat natuurlyk gefteld, van hun' ge: gewoonen aard door eenige toevalligheden zyn afgevveekëti. Anderen daarentegen denken met Duverney, Me' ry, Littre en Winslow, dat 'er telgen, in hunnen eerficn toeftand misvormd, beftarm. De Heer Haller heeft zyne waarneemingen en bedenkingen over den aard van de afwykingen der natuur by elkanceren verzameld hi een Werk gedrukt te Gottingen in 1745; in h welk hy  100 HET LEVEN v a w zich, wegens den invloed van veele bevestigende proeven, zelve, dat de eerfre rib veel oabeweeglyker was dt ^ ovenge; dat de ruimten tusfchen de nbZnl T ^embaaling kleiner wierden; dat de luwend! e, nbbtge fpteren 20 wel de ribben oplichten, als de u^ wend,ge; en eindelyk, dat deeze beweegingen niet zich baar worden, dan door de borst des onderzochten et te openen. Hier zouden wy moeten fpreekeT de heevige verfchillen over deeze ftofi£., ^2 Ia er en Hamberger, die met verfcheiden ^n " fekt was ontilaan; doch in welke hy ras de ovethand behield: dan wy vinden geen reden deeze meer of m n perfooneele verichillen, na den dood der belangh be d n, te vernieuwen- De driften des gemoeds moeten het graf met overleeven, en 't zal niet noo{d hier eemge bitterheeden onder te mengen- dewyl de ware V^enft,n van den Heer Haller ons eene genoegzaameftoffe tot zyn' roem opleveren, zonder dat het noodig zy , dien van anderen te verkleinen M dat Haller geduurende twintig jaaren, zich van de Boerhavraanfche Natuurkunde had bediend, gaf hv m i?47 eene van zyn eigen maakzel uit, onder den ze d.gen titel van Prmae Lineae Phtfologiae. Alles is zeer kort en naauwkeurig in dit werk, en de Sehryver is zeer ingetoogen omtrent al het geen, dat naar eenige onderilelling zweemt. Mogelyk was het goed geweest dat hy van eenige gefprooken bad al ware het mam' gefclned om ze te wederleggen. De leerlingen, die tot de kennis deezer Weetenfehap worden opgeleid kezen zelden zónder verdriet een werk, «r 't weik alles zo naauw  iQ* HET LEVEN van boven anderen uitmuntte, wasdie vanwei te onderwv zen. In andere zaaken, zegt Haller, heeft deezTbt roemde roan mogelyk zyns ^ ^ mand ka„ aan een ander zyne denkbeelden met zo verf netheid en naauwkeurigheid mededeelen, Dit oord el moet ons voorzeker zeer veel waarde doen ftdL 0P de onderrichtingen van hem gefchreeven, voor b n, dÏ de Geneeskunde willen leeren. Zyn arbeid daar over dezelve gaf daar van in I?Sl eene ui-gave in twee Quarten, welke een onnoemelyk aantal van fchryvers die men over ieder ftoife kan nazien , bevatten. Vte! genwoordighcd of de afweezigheid van een of meer fterretjes betekent den graad van goedkeuring, wie een werk verdiende. De Heer Haller zou mogelytbeS gedaan hebben, met zyn oordeel niet te zeggen oVer noch levende Schrywers; want dit heeft hem zTerveeien i tot vinden gemaakt, die niet konden verdraagen da defterretjes ook niet op hunne naamen waren ge vallen. öC j Een der nuttigde zaaken, op welke de aandagt van den Heer Haller is gevallen . was de vereeniging van nuttige Twistredenen in een lichaam: die,welke behoorden tot de Ontleedkunde, heeft hy verzameld in acht die der Practicale Geneeskunde in zeven, en die der ] Heelkunde in vyf deelen in Quarto. Twee byzondere eigenfchappen 'der dierlyke lichaa men, te weeten de Gevoeligheid en de Prikkelbaarheid ^ 'irptabiütap waren voor de tyden van Haller geheel onder eikanderen verward; doch aan zyne meemgvuldige proeven zyn wyveelenieuwe kundwfee den aangaande dit ftuk vurfchuldigd. Hy is & ' geweest, die met grond van zekerheid bepaald" heeft, welke  ALBERT HALLER. icg welke deelen gevoelig en welke ongevoelig zyn. Daarentegen beeft hy ook aangeweezen de verfchillende graaden vanzamentrekking in verfchillende deelen, wanneer zy worden aangedaan door fcnerpe werktuigen, en getoond dat deeze eigenfchap alleen in de fpiervezelen haare zitplaats heeft. Maar of de Heer Haller zo zeeker beweezen hebbe , als zommigen meenen, dat dit prikkelbaar vermoren niet van de zenuwen af hangelyk zy , zuilen wy thans niet onderzoeken. Beh'alven de gewigtige beezigheedcn, die hem voornaameïyk te Gottingen bezet hielden, en die hoofdzaakelyk door ons zyn aangeweezen, fchreef hy aldaar ook nog veelerhande ftukken, die alleen genoegzaam geweest zouden zyn, om zyne nagedachtenis te vereeuwigen. Zodanig waren zyne fraaie ontdekkingen over de wyze op welke het bloed in 't hart rond loopt; over de gedaante vanhet klapvlies van Euftachius , befchouwd fn verfchillende leeftyden; over het middelfte vlies in de vrucht en 't weefzel, welk het vlies met de baarmoeder vereenigt; over de voornaamfte wortels derchylbuis; over het oogappel vlies, ontdekt door Wachendorf, dat de opening des oogappels in de vrucht fluit voor de zesde maand; over den onrfprong van de tusfehenribbige zenuw, die geen gemeenfehap heeft met den eerften tak van 't vyfde paar; over eenige netsvormige uitwasfen aan het dik» kc gedarmte; over de betrekkelyke gevoeligheid van de hersfenen en nahersfenen; en eindelyk over de beweeging, welke de ademhaaling in 't hersfcngeftel te wege brengt, die 't eerst door Schligting is aangereekend. In 't midden van alle deeze beezigheedcn vond de Heer Haller noch tyd om den toeftand der Stad en Univerlttelt van Gottingen, door verfcheide nuttige inrichtingen a die aldaar ontbraken, te verbeteren. Hy verzaG 4 • melde  Ie4 HET LEVEN vAW mdde de Heelmeesters, die geheel tot een behooriyk eenootfch™ * Wette"waren, en ftejde haare wetten od h Gc*tinSen « order, - verwerven een Hospitaal vÏ d,e ZOrm^ kon^voor'tmenscl do ' / * tWdk Hy verzamelde e,n nL " Ontleedkundig bereiding ^ ^Ier]ev fr^je ^ ^legger van eene Teken*Zol > ? WaS hy »elyk tot onderrichting nn Zt^ ^ y°°rnaahooren Ontleedkund.Ve In J S CdCn' om naar be- bloei hy deeze ^^Tgo«- ^ bracht. 1P tC Gottlngen had ge- hem 't eerst tot haar '1 ' Z,ch °m "w°> Wie ver; frv voesde * ~" ™ «Bef, va„ dcn Kdm. van Hofraad, en die n,et zeer veel venna* w 1° VM Addd°mK,eh„o?ae,ltfr? en „er„e,nd„eid • anr  ï08 het leven van den gebragt, zal men met Bonnet i dat Haller in het ey de ontbind , * -aarfte voor J £It^T^^ natuur der voortteelinge. UrUnde ' dat » van de De volgende ontdekkingen heeft bv ™ geen men tot aan zynen t j Y g QSgd hv het voortteelinghadg re erin?aande *" der verfchynzels ^^^^ * ^ weeten. Wanneer het kuiken 't eerst vnn ° waarneemers zichtbaar wordt zvn °°g zeer verre van eikanderen verward J.T* aannadering tot eikanderen K "! derzelver ^^eiiing:hetbeftaatnd;nb^ J^**»* welker een het hoofd, de léden^,^^ bink bevat, terwyl het ander eene wvl t u welke de buiks ingewanden met he l " " Hoten. ^eze laatfte deden zyn ^e01",^ dkanderen vereenigd en onrJ f volkomen ™t dezelfde ftammenf U" d S ^ * dekking befluit de Heer Haller 2 l °m' eyerbaarende, en bygevolg öofc ln ƒ 7 ! ' fa ^ dieren, tot de moeder behoor Z L voortteeling het voomaamfte ^S^^ ftelzel zal voorzeker zeer behiio-nn , , g lü riü i- ■ , oenaagen aan de beminneh;?-» fexe , die ons in de tedere jaaren met zo VS * ftreelingen koestert, en aan welke 1 P ™? ^ tlge wedervergelding van ilefdl n eSn zyn. «Kcntems fchuldig De meenigvuldige ontdekkingen van den W r-i , Ier, door ons afgeketst, waren .cfcbita " een verfpreid te blyven ligoen • 7V * ' °m V3n *offen, gefchikt tot het gtoo 'g bo v"" e>b°UW& bc^öa nact m zyne jEV^ Linies  ALBERT HALLER, u3 yver zoekt, ging in zyne kiatde reize van den voorge» noomen weg af om een bezoek by den Heer Halleraf te leggen , en met hem te fpreeken. Hy vond hem overlaaden met zwakheeden, en , om zo te fpreeken op zyn doodbed. De Vorst en de Wysgeer waren beide even zeer op deeze ontmoeting aangedaan; en na dat zy een langen tyd hadden geredekaveld, verlieten zy eikanderen met een diep gevoel van voldoening en eerbied. Kort na zyne te rug komst te Weenen zond de Keizer aan den Heer Haller een gefchenk van allerbesten Koortsbast en eenige vlesfen met zeer kostbaaren hartfterkenden Wyn: dan de tyd om van deeze middelen gebruik te maaken was verloopen , zynde de Heer Haller eenige dagen eerder geftorven. Dus werdt hy beroofd van 't vermaak om van een der grootte Oppermagtige Vorfteneen gefchenk te ontvangen zonder eenigen0 ydelen toetel, en 't welk, in plaats van 't kenmerk der grootijheid , niets bevatte dan de tekens van hoogagting en tmenschlievendheid. De Keizer heeft met veel leedweeijzen den dood van deezen uitmuntenden Man verdaan, jen nayverig op de eere van iets zyner overblyfzels te' ^bezitten,heeft hy zyne geheeleBoekery gekogt,en naar jMilaan doen overbrengen. Tot aan zyn twintigfïe jaar was de Heer Haller zeer lawak, doch met zyn achtentwintigte werdt hy zeer fr.erk , hoewel altoos geplaagd met hoofdpynen. In i776 viel hem de ftoffe van 't voeteuvel, waar medehy mcermaalendeerlyk was geplaagd geweest,op de blaas en verwekte hem zo veel ongemak , dat hy volfrrek't tïi huis moest blyven,. Het heulzap was 't eqnigte innddel, welk hem verzachting kon geeven. Altoos gewoon waar te neemen, tekende hy deszelfs uitwerkzels ui zyn lichaam naauwkeurig aan , cn zond dat opfM X DEEL. H r ** naar  H4 HET LEVEN van naar Gottingen, om 't zelve te pbatzen in de Handelingen des Genootfchaps. Ondertusfehen heeft de Heer Haller het voeteuvel geenszins gekreegen door eenigen misdag m zyne levenswyze; want hy was een voorbeeld van de gtootfle zoberheid: hy at weinig vleesch en zyn drank was zuiver water. Hier aan is 't toe te fchryven, dat hy in zyn vers over de Alpen, derzelver inwooners geenszins beklaagt over 't gemis van den wyn, welken zy geheel ontbeeren: maar dit gebrek in tegendeel befchouwt als eene heilzaame weldaad'der Voorzienigheid, {leeds waakende voor de zuiverheid hunner zeden. In 't midden zyner pynen was hy noch even werkzaam, en voltooide zelfs de tweede uitgaave zyner Phyfiologie onder dep titel van Functione* Humdni Cor* foris. Het fchynt dat de dood, die geen groote mannen maar alleen hunne werken fpaart, het leven van Haller ontzien heeft, tot dat hy de laatfte hand aan zyn voornaamfte werkftuk had gelegd. Zyne kragten dagelyks ziende verminderen , endaar entegen den uitloop vermeerderen van eenekwaadaardi ge verzweering aan een zyner beenen, begreep hy dat zyn einde naby was. Dit tydftip gaarne, zo net als mogelyk willende bepaalen , verzocht hy den beroem den Geneesheer Rosfelet te Bern, een zyner vertrouwd' fte vrienden, op 't ernftigst om hier over met hem zon der eenige verbloeming te willen fpreeken. De vriend " welken hy had geraadpleegd, voldeed aan zyn vertron* ! wen, en bepaalde dien tyd, naar zyn oordeel op >t I einde van den herfst. De Heer Haller ftemde dit toe met eene wysgeerige bedaardheid, en verdeelde zyn' overigen tyd tusfchen zyne letteroefeningen en zyne Godsdienftige pligten, met welke hy zich altoos veel had  ALBERT HALLER. 117 onbekwaam zyn. Haller klaagde ondertusfehen nooit over tlat ongelyk, maar aanhoudende met nuttig te zyn, volbragt hy de pligten eens vroomen Burgers, welke bellaan , in 't aanwenden van zyne uiterfte poogingen tot bevordering des algemeenen we-lzyns, en zich niet ontllagen te gelooven van de pligten der rechtvaardigheid, om dat men zeer onbillyk wordt behandeld. De uitmuntendheid der talenten van den Heer Haller in veelexhande Weetenfchappen wordt door niemand in twyffël getrokken ; hoewel hy derhalven oneindig veel en ras gefchreeven heeft, moet hy echter zorgvuldig onderfcheiden worden van die fchryfzieke geesten, aan Duitschland in 't byzonder eigen, die niets weeten voort te brengen dan een mengelklomp van Leerlïelzcls en gedooleu kundigheeden, gedekt met het vernis van een' vloeyenden ftyl, welke, door de dwaalingen te vermeerderen en voort te planten , den aanwas der nuttige kundigheeden geweldig vertraagen. Het leven van Haller is ongemeen werkzaam geweest, en in eene geduurige beezigheid om zo veel werken te fchryven. Het leezen der nieuwe boeken, hem van alle kanten gezonden, was zyne eenigfte uitfpanning. Hy Hiep in zyne boekkamer, en verliet dezelve zomwylen niet geduurende eenige maanden. Hy hield daar altoos zyne maaltyden, en wanneer hy in dezelve zyne Familie ten eeten Onthaalde, vereenigde hy die twee voorwerpen by elkander, die hem het waardigst waren. Aangaande zyne werkzaamheid kunnen wy niet nalaaten 't volgend proefltuk by te brengen. Een korten tyd na zyne te rug komst van Gottingen te Bern, had hy het ongeluk van de Raadshuis trap te vallen, enzyneurechter arm te breeken, welke ramp aan een' be-» II 3 kwaa-  HET LEVEN VSH kwaamen Heelkundigen t*r u ™^e, gevonden had 0,„ fi ^ °ff» 20 ras * een vallen; «nopdenvol^den m M *"** * Ver' o* *o veel tyd vanhemte verk "en 7 gen0eg verbinding van een arm, SS"-8 ^^ ^bemonnut w^Ï£*2*~ * huis was de wcln ! 0mnngende voorwerpen, -n den dienstu ^^«^ . klingen, die onde lv! " " t0egeWyd' Boekery of oP de On LS °°*a ^ de uitge^kte doen, WW5^'itt d,'e"S£ te tm aanta, goede ^^^^ «a mogen om iets nuttigs voor den grooten M ^ den; terwyl hy, i„ hm middeIPUT " f tC Vi"' verzamelde en alles aanmoedigde TiJ^T > kragt hield niet op hem nieuwefhetzen V£rbeeldi"^ beuren afgemaald, op te geeven 7v ' ™" die oneindig groot Was iS I J gevoelig«eid, % bewaarleWenTd d nt^T ^n had , en zo wel de weldaade ^ °ntVangen, werden nietras uit Z lï ' ^ ' Veron«inIn 't laatst- , y geIie»gen gevvischt. t laatst zyns ievens Werdt h c; watgemelyk, teffens belaaden zyndeTetX7^ Joewel vereerd met waardigheeden e *1 ^ ^ *» geen gelegenheid & om iet he erf' Z % wereld te wenfchèn. Geheel overi "eveTa Z ^ -ordeletteroe^ : ten  ALBERT HALLER. 119 ten in evenwigt werdt gehouden , was hy voor alle andere dingen volftrekt ongevoelig. Hy fcheen niet meer de zelfde man, en men erkende niet meer in hem den getrouwen Vriend van Gesner, of den lederen echtgenoot van Marianne. De Heer Haller was van eene meer dan gemeene grootte; hy had zeer veel leven in zyn gezicht, edelheid in zyne gedaante en aangenaamheid in zyne wyze van fpreeken; hy voegde eene groote kragt by eene onnavolgbaare werkzaamheid. In een woord, hy was een dier zeldzaame lieden, die door de Natuur fpaarzaam worden voortgebragt om eene geheele eeuw en een geheel volk te verfieren. En 't is om deeze reden dat wy onzen Nederlanderen deeze levensfchets van den grooten Haller hebben willen mededeelen , gerust dat alle Lief hebbers van geleerdheid, zo niet de uitvoering, ten minden onze keuze » met goedkeuring zullen bekrooncn, . ÏI 4 HET  HET LEVEN VAN D E N g^g RJD E N. Slaand desjjfrs' Xf^^ den dienden vaa ^ negen uuren, «aadat fyn ;usfd-« *** «* overleden was. Op den vvf> T ^ * V0°' ^ volgenden Jaars ^7ÏyTT^™Uwmaia* Haage plegtig ^ ^ ^roote Kerk van lem Hendrik. Een4 A l ' g de" "aam van Wil. *aaten, die der St2n ° der AJ^ene veosde Gem^^^^d, ne. den, ftonden als Geva^™ I ' dft en Leimeene Staten bêgS h ^^^P' De AJ^ ' achtdui2e„d gmLTf^T* "* ™ doos. De Staten van ^ * 660 ^°ude» met eenRentebriefv"^ - eJ|tj beiden en Amfterdanj, lei'  HET LEVEN van WILLEM den DERDEN. 121 leiden hem een jaargeld toe van zes, twaalfhonderd en duizend guldens. De Staaten van Zeeland deeden thans geen gefchenk, maar eenige jaaren laater fchonken zy een jaargeld van twee duizend guldens. Terflond naa zyne geboorte wierden de Klokken geluid. De Algemeene Staaten vergaderden, en gaven van deeze geboorte kennis aan de Gewesten. DePrinfes Weduw van Frederik Hendrik fchreef, zeven dagen naa's Prinfen geboorte, eenen brief aan de Sta*, ten der byzondere Gewesten , waarin zy verzogt dat de Staaten den jongen Prins , door wiens geboorte het jongstleeden fterfgeval van Zyne Hoogheid Willem den II eenigzins vergoed was , wilden in gedagten houden, wanneer zy zouden raadpleegcn over de verkiezing van een anderen Kapitein • Generaal over de Krygsmagt van den Staat, en van een anderen Stadhouder over de byzondere Gewesten „ ter oorzaake van de gewigtige dienftcn, door zyne Voorvaders aan de landen beweezen. Diergelyk een verzoek deedt zy ook aan de Algemeene Staaten in het volgende jaar. Merkelyk gefchil ontftondt 'er, kort naa 's Prinfen geboorte, over de Voogdyfchap overzynenperfoon, en de goederen hem aangeworven. De Koninklyke Prinfes, zyne moeder, beweerde regt te hebben tot deeze voogdyfchap, uit kragt van den uiterften wille Van wylen haaren Gemaal. De Prinfes Weduw daarentegen beweerde, dat deeze voogdyfchap niemand dan haar zelve toebehoorde; voor reden geevende, dat haare Schoondochter, zelve minderjaarig zynde, dus eenen' Voogd, althans eenen Bezorger noodig hadr, en dus geene Voogdes zyn kon. Nog verfcheide andere mededingers tot de Voogdyfchap openbaarden zich, en onder deeze de Keurvorst van Brandenburg, gehuwd met 11 5 de  het leven van de ondifc Zuster van wylen zyne Hoogheid. mJ nmdt het eindelyk eens, dat de drie gemelde hc-oÏ neemen, doch dat de Koninklyke Pri„fes alleen daar aan zo veel deel zou hebben ik J„ v Prinfes Weduw te zamen ' ^^ de Nog rnaar weinige weeken was Prins Willem oud toen de Staaten van Zeeland aan die van Ho IndT' voorflag deedenom hem tQt TtfZTJZ doch de laatften weezen deezen voor/lag van dhan ' Zy beweerden dat zulks als nog ontydi* was • dat In goed en bekwaam Vorst kon j y en voeten m mJy^Z *\dlt "* * v.n geweldig, «egden. JZ Vt * P T 27a, 'Ïs'ttr^33"' e" d— vee-ee/aZe" eemgden Staat, en dat hoogerbevorderinggevaarlvkzvn zou voor de Vryheid. Dat dit gevaar vooral Ïcf ten was van een Vorst, wiens Voorouders, onder d n -am van Stadhouder, geftaan hadden n de hoo2 gagt; die zy met de daad in hooger maate dan ^ Graavenvan ouds bezeeten hadden n / * foortgelyke redenen lieten zich de 7P ' f M I- handelingen der Pri„feSfen ten 2ynen tLeedt, egter, niet lans 0^ f,P, ™, 's Prinfen bevorderinge kwam ;n V ? fP Va" het tanvf nnn , ZeeJand van nie«WS op ' t3Pyt* D°°r llet draa^ van Oranje - linten ver! klaar-  WILLEM den DERDEN. 123 klaarden zich aldaar veelen van 'sPrinfen vrienden. De Predikanten wisten het gemeen nog meer aan te zetten, en werkten hier zo fterk onder, dat de Staaten dier Provincie, in Herfstmaand des jaars 1652, een befluit ontwierpen, inhoudende dat de jonge Prins behoorde voorgefchikt te worden tot Kapitein-en AdmiraalGeneraal over de Land- en Zeemagt van den Staat. Doch ccnige Afgevaardigden van Holland, na Zeeland gezonden, wisten de zaak derwyze te beleggen, dat(zy voor als nog niet ten uitvoer wierdt gebragt. Gelyk ook in Gelderland, alwaar men iet diergelyks zogt, het werk dit maal fteeken bleef. Ligt was ondertusfehen uit dit alles te befpeuren, hoe zeer men hier te Lande den Prinfe was toegedaan, en dat deszelfs bevordering den een of anderen tyd zeker volgen moest. Toen dezelve door geregelde Staatsen Stads-handelingen nog niet kon bewerkt worden, zogten zommige vrienden van 't Huis van Oranje, door 't heimclyk verwekken van beroerten onder de menigte , hun oogmerk te bereiken. Want , volgens de aanmerking van den doorluchtigen hooft, „ heeft men „ hier te Lande de magtigfte veranderingen, by aan5, (lichting, of immers dapper toedoen des gemeenen „ mans, zien invoeren." En, in de daad, geducht Waren de opfchuddingen, welke ten deezen tyde in veele fteden verwekt wierden. Te Amftexdam, hoewel de helft van 't volk Prinsgezind was, voorkwam men dezelve, voornaamlyk doordien de Regeering aan vier Predikanten de Stad ontzeid hadt, omdat zy openlyk voor den Prinfe van Oranje gebeeden hadden. Maar in andere Si eden, zo van 't Zuider- als Noorderkwartier, vooral te Enkhuizen, raakten de gemoederen in geweldige beweeging. Dit gebeurde ook in den Haa- ge.  "* HET LEVEN VAM ge. De Koninklyke Prinfes was fflet den p . Zoon, m den Zomer des jaars l653, na Breda gere sd om hem als Baron dier Stad te doen huldigend tL den tyd dat hy van daar wierdt te ru» verwal t Jich een groote hoop Haagfche jongis £££££ volks gereed om hem in te haaien; Zy trokken ten die emde dagelyks op met Oranje Vendels en andere teken van hunne gezindheid, 't Was reeds diep i„ den i ach toen het Vorstlyk gezelfchap inden Haage de en de optrekkende hoop gefcheiden. Men ve" dc.de dan des anderendaags in dezelfde toerusting voor he. Hof; toen toonde men hun den jongen Prins voor de ventte van >t Binnenhof, waarop de jongers dl t om, pet bliezen, en een groot gefchreeuw maakten. De Fiskaal kreeg hierop last van de Staaten van Holland d.e voor meerder opfchudding vreesden, om den ho0p teverftrooien. Hierop toefde ee„ deel van * flegtfte Snuuw na t huis van den Fiskaal, daar de glazen wierden uitgefmeeten. Diergelyke baldaadighedenkierden ook gepleegd aan de Logementen van Dordrecht en AmMerdam Derzelver bewooners, nevens den Pvaadpe-nfionans de Witt, wierden voor Schelmen en PHn> lenverraaders uitgemaakt. Jakob de Witt, Vader van den Raadpenfionaris, was geweldig aangevallen van een dronken Dmtfcher, en gedreigd dat men hem wel leeren zoude den Prinfe tegenfpreeken. Te Haarlem ook waren de Schutters op Kermis opgetrokken, verfierd met Oranje-linten, en een Oranje- blaauw- en wit Vendel voerende. Zommigen voerden een geopend hart op de borst, daar een Oranje-appel in ftafe Men ftreefde dus toegerust door de Stad, onder het -eroepVivat Oranje, infpp van Britannie en Spanj*. Diergelyke opfchuddingen gebeurden ook' in' Zeeland. Doch, .  WILLEM den DERDEN. 12$ Doch , in dit Gewest , daar ook de Leden der Regeering beter Prinsgezind waren dan in Holland, deeden de beroerten meerder uitwerkinge. Men kwam aldaar tot het befluit, om den Prins van Oranje tot Kapitein - Generaal, en Graaf Willem, Stadhouder van Friesland, tot' zynen Luitenant voor te flaan ter algemeene Staatsvergaderinge , gelyk op den achtentwintigffcen van Hooimaand met'er daad gefchiedde. De Staaten van Holland, egter, 'sPrinfen bevordering uit alle hunne magt zoekende tegen te houden, wisten te beletten dat 'er op geraadpleegd wierdt. Voorts wierdt in hunne Vergadering vastgefteld, een beredeneerd Vertoog in 't licht te geeven , en aan de Gewesten rond te zenden, waarin de noodeloosheid en ondienlligheid van het aanftellen van eenen Kapitein- en Luitenant.Generaal uitvoerig beweerd wierdt. Tot het opftellen van dit Vertoog gebruikte men de welverfneeden penne van den Raadpenfionaris de Witt, die het ook tot genoegen zyner Meesteren in gereedheid bragt. Door dit alles wierden 's Prinfen vrienden genoodzaakt voor het tegenwoordige wederom van hunne bedoelinge af te zien, tenvyl zyne tegenftreevers over de vereenigde poogingen van veele aanzienlyke Regenten en van een oproerig zaamenfchoolend graauw zegepraalden. De jonge Vorst, van alle deeze fchroomlyke beweegingen, gelukkiglyk onbewust, genoot, nogthans, te midden van dezelve, eenige eere, dewyl hem, uit naame en van wegen Karei den II, Koning van GrootBritannie, de Ridderorde van den Kouzeband omgehangen wierdt. 't Was ondertusfchen niet alleen in de Vereenigde Gewesten dat 's Prinfen bevordering wierdt tegen gehouden: ook ia Engeland vondt men 'er, die niet gaarne  **t leven va* «elbezig, VéaT^S^^^ Verdrag voorgeflagen ƒ „ t^ff m een fraande. Het twJfde A LÏÏ^ ^ be" ^neene „och de byzonde^ X^r V ^ * Gewesten, Willem, Prins van Q^ der ^reemgde van Zyne naakomelingen ooir ' Ch lemand' Kapitein.Generaal, sSX ^.T** »' tegendeel alle poogingen d e bff J' maar in wend, zondenVenCn' ï^^^ byzonder, ftondt zo fterk od dit Kroi™el, in 't dat hy feande hieldt dat t , ^ ^ uitfl»"inge, de tusfchen Engelen VZ^^ Plaats hebben, indien de ritfluirinf GeWesten kon en bekragtigd «uerdt. De Algemeel Ta f*8*"™* dat dit punt, met eenige vJZtl ^ WMcn ftemd; doch die van Hollandse ' "7* ^ . wanneer in hunne Vergaderin<, JT ^ Want uitOuiting overhelde, bed^^TtT ** ** de Witt van deeze gelegenheid T RaadPenfio«aris Groot-Mogendheden te vraagèn «f? ^ Edele naam zyn zoude, dat hy zich voor eenT ""^ gaf na de Vertrekkamer, om de Akte , tyd be' te Leden bewilligd hadden, op te ^^ toeftemmend antwoord bekoomen lJu , °P Cen hy fpoedig de berugte Akte v,n s h r °mwi^ De Staaten van Eiland en WeftÏ °Ukü^ by dezelve, tot gerustlielling^ ^ Kromwel „ Dat zy den vLlZtor^ ^ „ van deszelfs naakomehWn nin J ' f lemand «a tot .stadhouder Sfi^""1? **** 55 ge-  WILLEM den DERDEN. 12.? „ gedoogen dat hy ooit wierdt aangeftcld tot Kapitein„ Generaal over de Krygsmagt der Genei aliteit." Veertien Leden keurden deeze Akte goed, doch de fteden Haarlem , Leiden , Alkmaar, Enkhuizen en Edam deeden aantekeningen tegen dezelve. Vermids evenwel de Akte door de meerderheid was goedgekeurd, wierdt zy des anderendaags na Engeland gezonden. Dus liet het zich, derhalven, aanzien, dat den Prinfe de toegang tot de hooge waardigheden voor altoos was afgefneeden. Midlerwyl nam de jonge Prins toe in jaaren, en begon men nu meer en meer bedagt te zyn om hem eene bekwaame opvoeding te geeven. Al in den jaare 1655 hadden de Staaten van Zeeland aangehouden by de andere Gewesten, om een Predikant aan te ftellen, die den Prins in de beginzels van den Christlyken Godsdienst zou ondervvyzen, en nog een ander bekwaam perfoon, die hem de taal, zeden, gefchiedenisfen , regten en gewoonten deezer landen, nevens andere weetenfehappen, eenen Prinfe voegende, zou leercn. Doch de Staaten van Holland merkten toen reeds aan, dat het den Zeeuwen noch de andere Provinciën niet paste, zich te fteeken in 'sPrinfen opvoedinge. In het volgende jaar wierdt door de Voogden zelve van den jongen Prins, die nu den ouderdom van zes jaaren hadt bereikt, aangebreid om hem in de gronden van den Godsdienst te ondervvyzen de Predikant Trigland. Dit, en nog ander onderwys, genoot hy gedmirende de twee volgende jaaren. Maar toen hy nu den ouderdom van acht jaaren hadt bereikt, wierdt de Koninklyke Prinfes te raade om hem de Letterbaane nog hooger te doen opfh'eeven. De Wethouders van Leiden, zulks vernomen hebbende, booden  128 HET LEVEN van booden dePrinfesfe „iet alleen hunne Stad en Hoo^ fchooleaan, maar ook een Huis tot 's Prinfe • °f £^rhfirmd' ' ^ - ^VoW °°gmerk te Leide» gekomen p agtbewoo„ate worden. De Leidfche Burgemee^ 2? Met'e ^ n°°digeHui^n vooraf ^ b dL fn ThdSde dePrinfes deeze op¬ bieding. Zy verkoos den Heer Gouverneur van haaren Zoon, en den HoogTer a B rneus tot zyne. Leermeester. Op den derden va de Prinfesfe Weduwe en de Koninklyke Prinfesfe. Van d vertrek hadt men vooraf kennis gegeeven aan digden, uit hunnen naame, deeden begroeten. Op den dagzyner komfte te Leiden, wierdt de Prins, I naam der Hoogefchoole, ftaatclyk verwelkoomd met eeneNederduitfche redevoering, door den Hoogleer*" Joannes Coccejus, die thans de waardigheid van Rector Magnificus bekleedde. Geduurende 'sPrinfen verblyf te Leiden, nam de gezindheid der gemoederen van veelen hier te Lande een merkelyken keer ten zynen voordele. Karei de II zyn Oom, m zyn Ryk van Groot- Britannie te rug J. roepen prees hem, by het plegtig affcheid, welk hy an denHaage van de Algemeene Staaten nam, hunner gunfte aan nevens die der Staaten van Holland. Het zelfde deedt kort daarna* de Koninklyke Prinfes, hein voordragende tot het bekleeden van de hooge waardigheden zyner Voorzaaten. Op den zevenden van Oogstmaand des jaars «öfo.bcflooten hierop de Staaten eTtofS' ff j°n§en PdnS t0r KaPitdn' en tot Stadhouder van Zeeland te bevorderen; dit be- fluit  WILLEM den DERDEN. ï2? fluit vervolgens efnftig aandringende ter Vergaderinge van Holland. Hier vervoegden zich ook de beide Prinfcsfen, met verzoek dat hunne Edele Grootmogendhe:. den de zorge voor de opvoeding van dcri jongen Prinfe geliefden op zich te neemen. Hierop volgde het gunflig I hefluit, dat men de zorge voor 's Prinfen opvoeding I 'zou aanvaarden , opdat hy , deeze Woordén gebruikte i men, dus bekwaam mogt worden tot de bediening dèr I hooge Ampten, door zyne Voorzaaten bekleed. Het l bleef hier niet by. Vier dagen ïaa'ter wierdt beflooteh fde Akte van Seclufie of Uitfluitinge, in den jaare 1654 aan Kromwel verleend, dood eii te nieté te verklaaren. Naadat men hier te Lande zo gunftige befluiten hadt genomen, verreisde de Koninklyke Prinfes, Moeder van den jongen Prinfe, na Engeland. Doch niet lang hadt zy daar vertoefd, of zy ftortte in eene zwaare ziekte, welke, naa vyf of zes dagen, op den derden van Louwmaand des jaars 1661, haar te Londen uit het leeven wegrukte. Behalven den rouwe , welken het verlies van eene tederbeminde Moeder, den Prinfe in zo jortge jaaren moest veroorzaaken, befchouwderi : veèlen dit voor hem als een hoogstnadeelig fteifgeval • ! dewyl hy daardoor uit de handen der Engelfchen zóu I getrokken worden, gelyk ook eerlang gebeurde. Ondertusichen wierdt het daadlyk geroep om 's Prinfen bevordering wederom leevendig. Aanleiding tof hetzelve gaf de Oorlog, door deii Bisfchóp van Man-fter, inden jaare 1665, deezen Staat aangedaan. Hy hadt het oog op Groningen, en was by de Ommerfehans ! in Drenthe gerukt, waardoor Overysfel voor hem 'bloot lag. Algemeen begon men nu wederom ondef 't Gemeen te fpreeken, dat men den Prins van Oranje aan 'i hoofd der i egers noodig hadt, Dé Bisfchóp, in de verdeeldX deel. I heid  13» HET LEVEN van heid van deezenStaat zyne eigenflerktezoekende voed >tC^lê[në™\en dr°eg Z°rge dat2v« v'<* 3 t.G aaffchapLmgen, den Prinfe toebehoorende, ge,ni overlast deedt. In 't voorbytrekken van Zwolle deedtt hy wakker Wilhelmus van Nasfouwe blaazen. Met A alles wilde hy te kennen geeven, dat hy >t niet op den \ jongen Pnns en die 't met hem hielden, maar alleen op de tegenwoordige Regeering hadt gelaaden. ? Gevold hiervan was, dat men over >s Prinfen bevordering in den Krygsdienst ernftig begon te handelen. Leiden was vanverftand, dat men hem tot Generaal der Ruiterye behoorde te verheffen; andere Steden féheenen hiertoe msgelyks over te hellen. Doch,overt algemeen, waren tot nog toe de gemoederen in Holland zo af keerig van het Huis van Oranje dat dePrinsin de benoeming »t de hooge ICrygsampten m dat Gewest geheel wierdt voor. by gegaan. Om de Regeering van Amflerdam in zyne belangen over te haaien, hadt de Prins zich in eiL Perfoon derwaarts begeeven. De Regeeri„g ontv? * j hen, met grooten toeflei, en onthaalde hem pLgtfc ter maaltyd. Het Volk in grooten getale zamengevloeid om hem te zien, „eP openlyk om zyne bevordering en deedt hem mtgeleide tot buiten de Stad, onder het gejuich van Vivat Oranje. Doch de Regering bleef flïï ophaarftuk,enhieldtzieh aan de medelid 0nf I trent deezen tyd en waarfchynlyk met het zelfde oog." merk hadt de Pnns ook een keer na Rotterdam L beTeezeT ^ eere wie^ Ondertusfchen traden de Staaten van Holland in ee„ land° %" //Prek T £enige AfSevaa^igden van Zeeand. Sterk drongen de laatften , dat men zich van de tegenwoordige gelegenheid moest bedienen om den Prins te  WILLEM dbn DERDEN. i3I te bevorderen, als die nu een genoegzaam getal van Jaaren hadt bereikt om 't harnas te kunnen aanfchieten. Doch die van Holland hadden hier geene ooren na. Om zyne jongheid oordeelde men zyne bevordering ongeraaden. Zommigen merkten aan dat dezelve dan eerst behoorde plaats te hebben, naadat men hem geheel van de Engelfche zyde zou hebben afgetrokken; 't welk zou kunnen gefchieden, indien de Staaten van Holland de zorge voor 's Prinfen opvoeding geheel op zich namen. Andere voegden 'er nevens, dat de Prins, zo jong en zo verknogt aan Engeland, toegclaatcn wordende in den Raad van Staate, alles zou overbrieven wat aldaar voorviel, 't Befluit was eindelyk, dat hoewel 's Prinfen bevordering, in de tegenwoordige omftandigheden, om gewigtige redenen, geen voortgang kon hebben, men, egter, genegen was, op eene andere wyze voor hem te zorgen. Dit laatfte gefchiedde ook met 'er daad. Op verzoek der Prinfesfe Weduwe namen de Staaten van Holland den jongen Prins aan tot een Kind van Staat, gelyk men 't noemde; dat is, zy benoemden de perfoonen, welke over hem het opzigt zouden hebben, en droegen alle de kosten zyner Opvoedinge. Om hem van de Engelfchen af te trekken, en meer gezindheid jegens het Vaderland in te boezemen, wierdt in zyne Hofhouding mcrkelyke verandering gemaakt, en alle perfoonen van hem geweerd, die geoordeeld wierden hem andere grondregels te zullen inprenten, dan de Staaten van Holland liefst met hem wilden zien opgroeien. De Prins liet over deeze verandering vry wat leedweezen blyken; doch die van Holland duldden niemand omtrent zyn perfoon, dien zy voor Engelschgezind hielden. In het zelfde jaar als dit was voorgevallen, verzamelIa dt  13* HET LEVEN van. de men 'sLands Zeemagt in Texel, om tegen de Emelfchen in Zee te fteeken. Jn Bloeimaand was de geheele Vloot gereed, ten getale van vyfentaehtig fchepen, behalven de Jagtcn en Branders. Veele Grooten en aanzienlyken , onder andere de Keurvorst van Branden, burgen de Prins van Oranje, begaven zich bv deeze gelegenheid na Texel om 's Lands Vloot te bezigtigen. Het Scheepsvolk gaf thans een bewys van genegenheid voor den jongen Prins, door zulk een luid ^eroep van Vivat de Prins van Oranje, dat het door de gantfche Vloot en over de geheele Reede van Texel klonk. " 3 Debenoem^ van Opperhoofden over de Kry^mm vandeilSt in den jaare . ^J, n gt leiding om Prins Willem op het tapyt te brengen In Louwmaand des voorgaanden jaars hadt hy belydenis van hetChristlyk geloove gedaan, c„ was tot ifd d Hervormde Kerke aangenomen. Tly hadt thans den ouderdom van ruim zestien jaaren bereikt. Meermaalen hadden de Staaten van Holland aangemerkt, dat zyne ' bevordenng tot op zyn achttiende jaar behoorde te wor den uitgefteld; en dewyl dat tydffip vast naderde begreepen zy duidelyk dat naa dien tyd zyne bevordering tot Kapitein-Generaal niet langer zou kunnen wederftaan worden. Doch men was tevens beducht, Gevalle hem zo veel gezag in zaaken der Regeeringe wierdt opgedraagen, als zyne Voorbaten genooten hadden dat hy veelligt iets ten nadeele van den tegenwoordige!; Regeenngsform ondemeemen mogt. Om deeze zwaa ngheid te voorkomen, was men op een voegzaam mid del bedagt. Ten dien einde wierdt in. de Vei-aderinvan Holland een Ontwerp beraamd, en naa eenige te genftribbeling vastgefteld, zedert by den naam van het  WILLEM den DERDEN. 133 het Eeuwig EAikt bekend, volgens 't welk het Kapitein • Generaalfchap van het Stadhoudérfchap voor altoos afgefcheiden, en de laatstgenoemde waardigheid vernietigd wierdt. De Raadpenfionaris wierdt voor de voornaamfte bewerker van dat Edikt gehouden. Geen wonder dan dat hy meer en meer in den haat viel by de vrienden van het Huis van Oranje, dewyl de jonge Prins zich hierdoor voor altoos vcrfteeken zag van het Stadhoudérfchap van Holland, en zonder bewilliging dier. Provincie geen Stadhouder kon worden van eenig ander Gewest, ten waare hy voor altoos afzag van de waardigheid van Kapitein- en Admiraal-Generaal,' Hierover ontftondt merkelyke verwydering tusfchen Holland en de overige Provinciën; dit bragt te wege, dat de Prins tot nog toe geene zitting kreeg in den Raad vanStaate , waartoe anderzins Holland ook de toeftemming zou gegeeven hebben. Merkwaardig is het, 't geen zommigen vernaaien, dat wanneer in de Vergadering van Holland van alle de Leden wierdt geëischt, het Eeuwig Edikt met Eede te bekragtigen, de Afgevaardigde op de Dagvaart van wegen de ftad Edam zulks weigerde , voor reden geevende dat hy oud en doof was, dat hy den inhoud van den Eed niet kon begrypen, en daarom liever zyne bediening wilde nederleggen, 't geen ook met de daad gefchiedde. De Zeeuwen, ondertusfchen, nu zo dikwyls door die van Holland, in hunne gunftige voorneemens ten aanzien van den Prinfe gedwarsboomd, beflooten eindelyk iets te doen 't geen van hun alleen afhing, en waarover zy met andere Gewesten niet behoefden te raadpleegeh. Prins Willem, na Breda getrokken , onder voorwendzel om eene proeve te neemen van eenigc jagthonden, hem door den Koning van Engeland ten I 3 ge-  134 HET LEVEN van gefchenke gezonden, wierdt te raade om van daar ~» keer na Zeeland te doen. Heimelyk was hyu7den Haage vertrokken, 2e,f zonder aan ieJ^ ^ Voogden des kennis te geeven. Te Benren rm 7 vondthy eenjagt, hem door de Staaten Ta-, 7 a toegezonden. Te Arnemuiden glZ Tyn^ hy daar van kennis, door eenen Va7 g f"" h?^geboone voegende. Naanwdyk,LTS; gerugt zich door de Stad verfpreid, of de mX b gaf zich in grooten getale na bniten om dTpr s t e -en Door eenige Afgevaardigden uit de hoog Ve gaderingen wierdt hy vervolgens, langs de geweende Bu gery, na de Stad en vervolgens in de Abfdy geleid PieterdeHuyben, Penfionaris van Zeeland, vfrvvl' komde den Prins met eene Aanfpraak, overioopeTde van betuigen van hoogagtinge en genegenheid. On der het Vo k befpeurde men de in >t oogloopendfte bh, ken van b ydfcbap over >s Prinfen tegenwoord ghdd door het uitfleeken van Oranje - vlaggen, het bran en van Vreugdevuuren en het verlichten der Hnizen. 0p den achttienden van Herfstmaand, des Jaars l668 daags na zyne komst, te Middelburg, vervoegden zich eemge Afgevaardigden der Staaten in *S Pri„fen her berg, om hem van daarin hunne Vergadering te ffelei" den._ Zyne Hoogheid aldaar verwelkoomdzynde 'nat er zitting in de hoedanigheid van Eerflen Edele en gdri^ Verfchillende waren de gedagten in Holland over 't geen m Zeeland was voorgevallen. Zommigen konden niet  WILLEM den DERDEN. 135 riet nalaaten, daarover openlyk hunne blydfchap te betoonen. Anderen keurden het af, en namen 't zelf den Prinfe kwalyk dat hy na een ander Gewest verreisd was, zonder vooraf de Staaten van Holland des te verwittigen. Men vondt 'er zelf die dcezen flap aanmerkten als een blyk van ondankbaarheid, weinig ftrookende met de weldaaden die hy reeds van die van Holland hadt ontvangen, ja, dat hem zulks in 't vervolg niet anders dan nadeelig zyn kon. Nosthans wierden de laatften in hunne verwagting bedroogen. In den jaare 1669 liet de ftad Amtterdam eenige genegenheid blyken om den Prinfe zitting tegeeven in den Raad van Staate. De Burgemeester Koenraad van Beuningen onderfteunde kragtdaadig deeze bevordering. Ook toonden hem de Staaten van Holland, in dat zelfde jaar, eenige meerdere genegenheid, door hem, in Wintermaand, de vrye jagt toe te ftaan , omtrent het Lusthuis Honsholredyk, welke zyne Voorzaaten altoos plagten te genieten. In het volgende jaar beflooten die van Holland om hem zitting te geeven in den Raad van Staate, met het genot van eene beffisfendc ftem, zo dra de andere Gewesten zouden bewilligd hebben in hun befluit om het Kapitein - Generaalfchap voor altoos afgefcheiden te houden van het Stadhoudérfchap. Eerlang wierden de Gewesten het hieromtrent eens, op den voet van eene Harmonie of onderlinge overeenftemminge , in welke ook door de Algemeene Staaten wierdt bewilligd. In gevolge van het genomen befluit, wierdt Zyne Hoogheid, op den tweeden van Zomermaand des jaars 1670, door drie Afgevaardigden der Generaliteit, ingeleid in de Vergadering van den Raad van Staate, en aldaar plegtig verwelkoomd. Voor het bekleeden deezer waardigI4 heid,  H- HET LEVEN van heid> kernen hem een Jaaree]d tn zend guldens. Thans wierdt oo ? gemerkt als van alle voogdyfchan omf' gheid aan" gens de Heer van Gend g ^ r ^U was, bedankt. y" Gouve™eur geweest AlZederteenïgeutydhadtdePrins;il , *W om eene reize na Engeland tT geno' ^ om zynen Oom,Koning Ka ' Ds geeven, was niet de eènii w Gen bezoek te oogmerk ^s /aZ^T^ **** reivan de fommen, welkeIZ * vorderen ^huldig was, deels om t! epif ^ * 1 Huize mm ware om hem te bevo d eTto't T * ^ denzynervoorzaaten. Hy taf Z f \ WaardiS«evoorneemenaau den Ridde, tIm^T** ^ 2Vn f Engeland overbriefde Eerwt' " Vem%e«* Haage Lord Osfeny, met ln «n ^ « de* Edelen S^f^^ - vyftig eemge Koninklyke Fregatten na P °°gheid tooninge van blydfchap en £ dta^aarm«*eelb 1 tegen zynen Eed, de opgedraagene waardigheid te aanvaarden. Ook wil men, dat zyne Hoogheid, het oproerig dwingen der Burgerye ziende, tot de Wethouders zou gelegd hebben: Mym Heeren, ik beklaag  HET LEVEN van klaag u. Diergelyke opfchuddingen vielen ook Voor te Rotterdam, Gouda, Haarlem, Amfterdam, en in au dere plaatzen. 't Gevolg van dit alles was, dat ter Vergadering] van Holland m ernflige overweeging wierdt genomen ' om het Eeuwig Edikt te vernietigen, en vervolgens den! Pnnfe de waardigheid van Stadhouder op te draaien Zommigen deeden den voorilag of men hem niet'tor! Graaf van Holland behoorde te verheffen; doch dit wierdt met de meerderheid van de hand geweezenl Maar op den vierden van Hooimaand des jaars i67a I «morgens ten vier uuren, wierdt zyne Hoogheid! van der Staaten wege, verklaard voor Stadhouder Kapitein- en Admiraal - Generaal van Holland. Zeven Afgevaardigden der Vergadering* bragten hem hier van de tyding in 't Leger by Bodegrave. Eer hy de hoo-e waardigheid aannam, vraagde hy, of men hem ontflagen hadt van den eed, by het aanvaarden van het Kapiteinfchap .Generaal gedaan, waarby hy zich hadt Tl T % !"mmer d6eZe waarc%heid te gelyk met het Stadhoudérfchap te zullen bekleeden. Hierop een toeHemmend antwoord bekoomen hebbende deedt hy belofte het Land te zullen befchermen en d'e rust in de Steden herltellen. Vervolgens bewerkten de Staaten van Holland in de Vergadering der Algemeene Staaten dat de Prins tot Kapitein - Generaal derünie wierdt aan' gefield. Dus beklom zyne Hoogheid, Willem Hendrik Prins van Oranje en Nasfau, in den ouderdom van no* geene volkomene tweeentwintig jaaren, de aanzienelyke waardigheid zyner Voorzaaten. Op den negenden van Hooimaand, in eigen perfoon in den Haage gekoomen zynde, wierdt hy plegtig tot dezelve aangefteld. Op het gerugt hiervan ging 'er een algemeen vreugdegejuich op onder  WILLEM den DERDEN. 143 onder de menigte door 't gantfche land. Men liet OranjeVendels waaien van Kerken en Stadshuizen. Elk was in de weer om zich met Oranje -ftrikken en linten op te tooien. De lucht weergalmde van 't bulderen uit klein en grof gefchut. Menig een glas, boordevol gefchon^ ken, wierdt geledigd op de gezondheid en verheffing van zyne Hoogheid. De eerftezaak, welke de Prins, terftond naa zyne be« vordering, verrigtte, was het fchryven van een rondgaanden brief, ter verontfchuldiginge van de Regenten der Steden en des Lands, die by het Gemeen verdagt gehouden wierden. Het verlies van verfcheide Steden, door de Franfche wapens overrompeld, en andere onheilen, weet hy in denzelven, niet aan de ontrouwe van hun, welkt het bewind in handen hadden, maar aan de lafhartigheid en trouwloosheid van zommige Krygsbevelhebbers. Doch deeze Brief, hoewel op verzoek van 's Lands Staaten gefchreeven , deedt de uitwerking niet, welke men 'er zich van beloofd hadt. De onlusten en oproerigheden bleeven in veele Steden nog duuren. Tot het füllen van dezelve floeg de Prins eene bezending voor, in welke men gaarne zou bewilligd hebben, indien zyne Hoogheid zich aan het hoofd van dezelve hadt willen Hellen. Doch, alzo deeze voorwendde, dat hier mede te veel tyd zou verloopen, en hy niet zo lang uit het Leger kon blyven, kwam 'er niets van deeze bezendinge. Midlerwyl was men met Frankryk en Engeland, over het fluiten van den Vrede, in onderhandeling getreeden. Op den voorflag van Burgemeester van Beuningen ,'die wegens Amfterdam het woord voerde, wierdt eerlang, ' ter Vergaderinge van Holland, het befluit genomen, om den handel met Frankryk geheel over te laaten aan den  *44 Het leven van den Prinfe en aan de Engelfcben. om betere vooraarden tegedingen, dan dus lang waren aangebeden Doch deeze handel was van weinig vrügtsi De tul verklaarde dat onder de voorflagen der beide Kon nZ éé" ^ »^ «>„ aanneemen, S men zich eerder behoorde te laaten in ftukken Luwen dan zulke voorwaarden aanneemen. Zommige Gefchiedfchryvers verhaalen , dat zyner Hoogheid, (feande d*e ze onderhandelingen, de Opperheerfchappv der Ven*" rngae Nederlanden, onder de' befcherminge der Koggen van Frankryk en Engeland, zou zyn aangebooden ; maar dat hy deeze aanbieding zou hebben van de hand geweezen, met betuiginge, dat hy nimmer het vertrouwen zou verraaden, welk de Staaten getoond hadden tn hem te (Tellen, en nog veel minder de vrynetd van zyn Vaderland verkoopen, door zyne Voorzaaten zo lang en zo dapper gehandhaafd Hoe het hier mede zy, zeker is het dat zvne Hoo». dl Witter ' d°°r de" RaadP-«o-i de Wtttgefchreeven, waarin hy verzogt hem te re~t! vaardlgen wegens zekere befchuldiging tegen hem, e&en zo flaauw en koel antwoord zondt, dat hetzelve, alzo het door den druk wierdt gemeen gemaaiu, den Heere de Wm, onder de menigte, vveezenlyk nadeel toebrai Kusfen ; de Gemeente *af geen rust. voordat nnl- j.. ö . v.iaauenng gemaakt was. Even eens ging het in Zeeland, werwaarts zvne Hooghe.d in eigen perfoon, een keer deedt, dewyl dat voor het eenige middel wierdt gehouden om de gemoe deren te doen bedaaren. • De veelvuldige veranderingen in de Regcering hadden, ondertusfchen, de uitwerking niet, welke men zien aaarvan be nnf-H hnric \r^i„.„„. . . , , u *- »^gcns c ooraeei van zy¬ ne Hoogheid zelve, waren hierdoor veele bekwaame Regenten buiten het bewind geraakt, en derzelver plaatzen vervuld met driftige en geringe lieden, welke zich  WILLEM den DERDEN. i4? zich 'sPrinfen vrienden noemden. De Prins befpeurde den misdag, welken hy begaan hadt, doch toen het te laat was om dien te herftellen. Ondertusfchen Haagden 'sPrinfen vefrigtingen te velde niet zo gelukkig, als het gemeen zich hadt voorgemeld. Vcelen erkenden nu,' dat men t' onregt aan de Heeren de Witt de fchuld van 's Lands onheilen hadt gegeeven. De Franfchen hielden nog eenige Steden in. In 't einde van Herfstmaand ondernam zyne Hoogheid om Naarden by verrasfing in te neemen. De maatregels , ten dien eindé genomen, droegen elks goedkeuring weg; maar door het aan den grond zeilen der vaartuigen, welke eenige troepen van Amfterdam moesten aanvoeren, mislukte deeze toeleg. Even ongelukkig liep ook zyne onderneeming op Woerden af. Hoewel het Jaargety reeds verre verloopen was, toonde zich, nogthans, de Prins genegen om de mislukte onderneeminge, op de eene of andere wyze, te vergoeden. Ten dien einde beriep hy eenen Kiygsraad te Gouda, in welken, onder den eed van gcheimhóudiiige, wierdt beflooten, eenen kans op Charleroi te waagen. Opdat de. vyand het waare oogmerk niet zou ontdekken, zogt men hem te misleiden'door het Leger na een anderen kant te doen optrekken. Hy verzamelde zyne troepen byRoozendaal op den zevenden van Slagtmaand, en bevondtze fterk vierentwintigduizend man. Van daar trok hy na Maastricht, en vervolgeus over de Maaze na de Moer', van waar hy den Graaf de' Duras deedt wyken. Vervolgens Valkenburg hebbende doen veroveren, toog hy fchielyk te rug, en floeg, in Wintermaand, onverhoeds het beleg om Charleroi. Van veel gewigt was het veroveren van deeze plaatze, dcwyl zy den Franfchen tot hun voornaamfte Magazyn K a diende,  H8 HET LEVEN van diende en den toegang verleende na de onlangs overde tanden. Daarenboven was de Stad flegt v\n Krygsyolk voorzien, en thans zonder Bevelhebber, alzo de Graaf de Mortal, die daar binnen geboodt oö de tydmg der komste van Prinfe. Willem , na xtLn was ongetrokken, niet twyffelende of zyne Hoof ™ # het oog op die ftad. Door een list wist hy t o^ hans wederom binnen Charleroi te geraaken, ïS P zou hebben moeten opgeeven, indien 'er niet e^nc fterke vorst ware opgekoomen. Dit noodzaakte den Pnns het beleg op tc breeken , £„ ^ J .« n men.gte van ongemak en koude flicrven, de Winterkwartieren te doen betrekken. Op den dertig!!en van Wintermaand kwam hy zelve wederom in het Leger bvAlfen : flftm1 hadde" de Franfchen, zich van de afvvee-' «gheid Zyner Hoogheid bedienende, op verfoeiden plaatzen, welke hy voorheen bezet hadt, met naame te oodegrave en Zwammerdam , zeer flegt huis gehou- aan'de ih ^ ^ aan de la,hartigheid van zommige Legerhoofden, wel. ke de aanoevolene posten, tegen ontvangenen last, verheten. Hervan wierdt onder anderen befchuldigd de Kolonel Mozes Pain & Vin, Kwartiermeester-Gener-al derLegersvan denStaat. Op het voorbeeld van den i ui tenant Generaal Graave van Koningsmark , verliethv den post by Nieuwerbrugge by Bodegrave, omdat hv oor deelde dat dezelve niet te houden was, en week naGou" da, alwaar hy met opene armen wierdt ontvangen Doch dit wyken wierdt hem zo kwalyk genomen door Zyne Hoogheid, dat hy terflond bevel gaf hem te vatten en voor eenen Krygsraad te flellen. Deeze veroordeelde Lm tot verbeurtenis zyner Ampten en goederen, en ter eeuwi. ge gevangenis. Doch de Pnns, met dat vonnis niet te vrede,  WILLEM den DERDEN. 149 vrede, trok de zaak aan zich zeiven en voor een Regtbank, door hem benoemd. Hier wierdt hy gevonnisd om onthalsd te worden; welk vonnis eerlang in het Leger by Alfen aan hem volvoerd wierdt. Klein genoegen gaf dit vonnis aan veelen, die van oordeel waren , dat Pain & Vin, zich op een post bevindende , welke niet meer te houden was , zich van de zelfde vryheid mogt bedienen , welke men aan den Graave van Koningsmark hadt gegeeven, om naamlyk in den dringendften nood na Leiden te mogen wyken. Naa de mislukte onderneeming op Charleroi en zyne wederkomst in den Haage, beraamde zyne Hoogheid weldra nieuwe fchikkingen tot de eene of andere verrigting tenvoordeele van den Lande. Men raadpleegde inzonderheid om den Franfchen, geduurejide het beflooten water, denverderen voortgang af te fnyden, en, ware 't tnogelyk , hen op hunne legerposten aan te vallen. Vooral was de Prins op middelen bedagt om een aar.flag op het Sticht te doen , en Meldt ten dien einde geduurige zamenkomsten met denVeldmaarfchalk Wurts ,de Graaven van Waldek, Koningsmark en andere hooge Bevelhebbers. De imvooners der fteden en dorpen van Holland kreegen last, om met verdubbelde poogingen voor hunne eige veiligheid te waaken. Reeds op den vierden van Sprokkelmaand des jaars 1673 vertrok de Prins uit den Haage na het Leger; doch een fchielyk opkoomende dooi deedt zynen toeleg mislukken. Toen deedt hy dén voorllag aan de Staaten van Holland om de Steden en plaatzen van hun Gewest ten fpoedigfte te verfterken; deeze voorllag vondt eene algemeene goedkeuring , en wierdt flraks ten uitvoer gebragt. Nieuwerfluis deedt hy in de eerfte plaats verfterken, dewyl hy van oordeel was, dat de Franfchen, langs dien weg, een aanK 3 flag  HET LEVEN VAN flag op Amfterdam of Weesn zond™ i Hercoge,, de Eng™ £n g*£* ° op van Woerden om dien kans m , daad m behooilyke Krygswcht i„ de Legers. % de Ves,^* „ ™, "W* hum Tn ^ i v'isungen, Sluis en Aarden- bmg. Ir, de laatstgenoemde Stad wierden hem aT eemge Burgerdochters, keurlyk ufcg!S{ de' n m h ^ ^eren Schotel aangebo d ^ * rug reize nam hy 2ynen weg over Berden n» ï Hertogenbosch. Hier lie» bv f , P °™ en S leevens T, P Y e"dreigend ™ f', Te water zyne reize willende voortzetten wierdt hy by het affteeken met het eefchm 1 ' Eenige Uitleggers op Bosfeveld t fc ten vnT* «dn van onraad houdende, kwamen t Ïhl en de" kant, van welken zy het gerugt hoorden ffi^ rnoetten zy eenige Vaartuigen, die den Prins y0 rdT doch welke zy, om de reeds vallende duisternis vyandlyke fchepen aanzagen. Zy gaven daarop e' C en maakten toebereidzels tot een tweede Io J' a wanneer zy nog gelukkig in tyds van W t ^ onderngt wierden. "waaunge Eehalven de middelen van tegenweer, welke in 't be- ' a gi«  WILLEM den DERDEN. 151 gin des jaars 1673 wierden te werk gefteld, om den vyand te lande afbreuk te doen, beraamde men ook de noodige maatregels om ter zee den Kryg kloekmoedig door te zetten. De waardigheid van Luitenant-Admiraal onder het Kollegie van Amfterdam was voor eenigen tyd open gevallen, door het fneuvelen van den Heere van Gent. Zyne Hoogheid droeg dit gewigtig ampt op aan Kornelis Tromp, bekend voor een yverig Vriend van het Huis van Oranje, en die zedert eenigen tyd hadt ftil gezeeten. Veelen verwonderden zieh over deeze keuze, van wegen het misnoegen, welk tusfchen hem en de Ruiter plaats hadt. Doch, door de tusfchenfpraaken op uitdrukkelyk bevel van Prinfe Willem , wierden zy thans verzoend, gelyk wy in het Leven van den Admiraal Tromp breeder verhaald hebben. Een lofwaardig bewys van Edelmoedigheid gaf de Prins van Oranje ten deezen tyde. Door de zwaare oorlogskosten was 's Lands Geldkist bykans uitgeput, en het volk morde over de drukkende belastingen. Ge-« voelig over de rampen van zyn Vaderland, en genegen om den algemeenen last te helpen draagen, deedt hy aanbieding om afftand te willen doen van de wedden, hem voor het bekleeden zyner hooge waardigheden toegelegd, -als mede van zyn aandeel in de veroverde Pryzen, 't welk eene aaumerkelyke fomme bedroeg. Schoon deeze aanbieding van de Staaten niet wierdt aangenomen , ■hadt zy, nogthans , de bedoelde uitwerking , dat de belastingen door het gemeen zedert met meerder gewilligheid wierden opgebragt. Zedert zyne reize na Engeland, hadt Prins Willem geduurig heimelyk verftand gehouden in dat Koningryk. Door dit middel kreeg hy thans kennis van de groote toebereidzelen, welke aldaar gemaakt wierden, om de K 4 Ver-  HET LEVEN VAN Vereenigde Gewesten met ern, J va«en, zo door het doen v bet beftxydenvan 's Lands ^ aIs ze tydmg in het Leger bv R,„ ' 7' y °ntvinS ^zvete^d^^£^^, endee,dede2elzelve, op verzoek van HunneH g VËrfcheen hy Haage, om de «Leo^ ^^«heden, i„ nodige maatregels ^ e" ^ beraamen. Ten z*lfden d Undi"S te *» Haage zondt hy eenen m/1 Tl ^ * ^t de Vloot in zee was om L , RlMer' die van zyne ontvangene kondfchTp 1 T ^ ^ was de Admiraal de HoIIandfche Ir. " bevd wyk en Scheveningen, S ' tusfc^n Karweinige dagen naa het\l 12P *7 , * Vloot, aanboord van ^ ^ ^ in * Pleegen over 'tgeen in d! t ' °m hem * ^ad«en, ren ffleest| dieSetK^ worden, 't Befluir »» "enLande» moest verrigt op den ^ teDnefredi^ — £ fchap op het zonnedek il "S metZvn ter een aanfpraak tor^» Ma^60 ZVnde5deedtdeRu;_ hen allen tot ho^el^ 01 SoMaaten. «» digen van dezelve, JÊÏÏSTTï ^ ei- -ald gejnich van LaJ^J ? .lüCht Van ^ he,. driemaal afneemenCr'tfT''," door antwoord wierdt door ZyL CÏ0?' be~ - na den Haage Jg£§ te gekreegen. Dit gaf Prins W;n eenigeruimgenheid om een kan. op ^ Franfchen. Hertog van Lt,^b ! ^ °* «moarg te misleiden,gedroeg hy  WILLEM den DERDEN. 153 hy zich als of hy een aanflag op Bommel in den zin hadt, en deedt het met "er daad befenieten. Doch onder dit alles was zyne Hoogheid met het gros van 'tLeger van Raamsdonk na Alfen getrokken, en vervolgens tot aan de Vegt, waarover de benden, in den nacht en midden onder een verfchrikkelyk onweder, met fchuiten gevoerd wierden. Den volgenden dag, 't was de zesde van Herfstmaand, floeg de Prins het beleg om Naarden, en deedt de ltad terflond berennen en hevig befchieten. Eerlang gaf hy last om eenen algemeenen florm te loopen; doch die van binnen wagttcn zulks niet af, maar gaven zich op den twaalfden van Herfstmaand by verdrag over. Hoewel Zyne Hoogheid, by zommigen, geene geringe eere hadt ingelegd door deeze bemagtiging, welke de Hertog van Luxemburg met hadt kunnen beletten, anderen , egter, befchouwden het ais de uiterlie onvoorzigtigheid, de meeste Krygsmagt van den Staat by eene eenige ftad te doen zamentrekken, waardoor de overige Gewesten weerloos en open wierden gelaaten. Niet lang vertoefde Zyne Hoogheid binnen Naarden. Naadat hy de noodige bevelen hadt gegeeven tot het verbeteren der Vestingwerken, vertrok hy na Braband, alwaar hy een mondgefprek hieldt met den Graave Monterey, Spaanfchen Bevelhebber, om de volgende krygsonderneemingen te regelen. Hier wierdt tevens beflooten , dat de Prins zich na Antwerpen zou begeeven om over zaaken van aangelegenheid te handelen Hykwam aldaar in Wynmaand, en wierdt 'er van de Wethouderfchap en Burgcry ftaatelyk ontvangen, 's Anderendaags tradt men in onderhandeling over 't geen dienfligst was, in de tegenwoordige omflandigheden te onderneemen. Gaarne zou de Prins tegen den Hertog de Condé een kans in 't open veld gewaagd hebben; doch dit wierdt K 5 on.  HET LEVEN van ongeraaden geoordeeld m«*~ • te,. Diensvoigens ve*~™" *»« «*■ dezich, op den twaalfden van nl ' mvereraiSSpaanfche,, by Heerenï, " d °0SSt,"M"d' ">« * «tak waren. Hiermede ™ - bv bvV dawaim«' wapens vond,, 0ïer d= bedoor men Bon„ < *ï»e Hoogheid i„ perf„0» v ' r ^"'l™ ber opperbevel over den toele* w u aanvaardde - begta mer bet op,„e"£ * T'T? lyke wonde ontving i„ teelve L°G™iv*2 mark, die het beleg bywoonde LT. *"1D8ÏWillem deZe,ve badt 5erC"t2 "f h™ °' zoek, om bem over 2y„ onge, k „«^^T J? d rendaags gaf zich de Stad by ye,.d ^ gen laaterontving dePrins van o, , . re daeenige met deeze verovering , en de een* , gCmecne St^n Thans 20U by ■MZ^^T^ was  WILLEM den DERDEN. 153 was de Wintermaand reeds verre verloopen : hierom deedt hy het Leger de Winterkwartieren betrekken, en begaf zich na den Haage. Een nieuw bewys van genegenheid te hemwaaarts ondervondc zyne Hoogheid Prins Willem in het volgende jaar 1674. Op den voorllag van de ftad Haarlem, die daartoe de eerde opening hadt gedaan, wierdt, op den tweeden van Sprokkelmaand, by de Edelen en Steden, met eenpaarigheid beflooten, het Stadhouder-Kapiteinen Admiraaifchap Generaal van Holland en Westvriesland op te draagen aan den Prinfe van Oranje en deszelfs wettige mannelykc naakoomelingen; als mede om ter Algemeene Staatsvergaderinge, waar 't mogelyk, te bewer< ken, dat aldaar diergelyk befluit wierdt genomen. Van dit befluit gaf men ten zelfden dage kennis aan Zyne Hoogheid, die, hetzelve met genoegen verftaan hebbende,alle de Leden der Vergaderinge van Holland afzonderlyk en hoofd voor hoofd ging bedanken voor deeze betooning van gunst en genegenheid. Zedert wierden de woorden tnannelyke naakoomelingen nader uitgebreid, en de gemelde hooge waardigheden den Prinfe ópgedraagen en erflyk verklaard in deszelfs mannelyke Kinderen, Kindskinderen, Defcendentenen verdere naakoomelingen. By de Algemeene Staaten en by die van Zeeland wierdt ten zelfden dage een diergelyk befluit genomen. In den ouderdom van ruim drieentwintig jaaren zag zich dus Prins Willem tot hooger trap van eere en waardigheid verheven, dan iemand zyner Voorzaaten hadt beklommen. Opdat nu zulk een gunflig befluit de bedoelde uitwerking mogt hebben, wierdt eerlang, op den voorllag der Edelen, ter Vergaderinge van Holland vastgefleld om zyne Hoogheid ernftig tot trouwen te raaden. Doch de Prins  156 HET LEVEN va n Pnns hadt hier nog geene ooren naar. Zelf wil ffl J Deftad Amilerdam, ondertusfchen, deedt ingel^ , t' haare on,'s Pr,„fen Hnwelyk te bevorderen;^ d den voorHag dat men ^ne Hoogheid behoorde te ont heffen van eene fchuld van twee Millioenen, weL de" Stad aan Prinfe Willem den II hadt opge^t en deze ve tot last van Holland te brengen! Vet glnllTn hoorden de Edelen en meeste Steden zulk een lol2" Alleen de Afgevaardigden van Leiden en Schiedam wa ren van oordeel, dat de tegenwoordige komm^ tyd en zulk eene mildheid niet gehengden. Dit nieft ! genltaande wuerdt 'er toe beflooten. Wat laater gaf "ok oeOostindifche Maatfchappy een blyk van agtinge en genegenheid voor het Huis v,n Oranje, door den Prinfe en zynen mannelyke erfgenaamen toe te leggen het drie enderngfte gedeelte van alle haare uitdeelingen Zo veele gunstbetooningen deeden 's Prinfen aanzien merXelyk klimmen. Doch het (teeg nog hoogel 'd de Provinciën, die van de Franfchen bemagtigd, doch nu wederom verhaten waren, in het Verbond de Unie op n.euw wierden aangenomen. Men nam hans in overleg, of de oyerheerde Provinciën GelderanUtrecht enOverysfel, in haare oude waardigheid Meld, of geoordeeld moesten worden haare voorre, ten vertoon* te hebben. Het gevoelen van zyne Hoogheid hierover zynde ingenomen, helde hetzelve over tot devolkomene herftelling, gelyk ook met 'er daad gebeurde. Opdat, egter, de Regeering op een eenpaarigen 1 voet mogt gebragt worden, in de genoemde Gewesten beflooten de Algemeene Staaten, zyne Hoogheid te mag,' tigen  WILLEM den DERDEN. 15? tigen tot het maaken van zodanige veranderingen, als hy zou geraaden vinden. Hy ontving ten dien einde eene volle magt, zonder aan eenige voorfchriften gebonden te zyn. In gevolge van dit befluit begaf zich de Prins op den zesentwintigften van Grasmaand na Utrecht, alwaar hy eene geheel nieuwe Regeering over 't Land en over de Stad aanftelde. Ook maakte hy een nieuw Reglement op de Regeering der Steden en van t platte Land, 't welk terftond door de Staaten van 't Gewest wierdt goedgekeurd, 't Bleek duidelyk dat zyne Hoogheid by dat Reglement voor de uitbreiding van zyn eigen gezag rykelyk hadt gezorgd. De aanftelling van nieuwe Leden der Ridderfchap en de verkiezing der Burgemeesteren en Schepenen wierdt daardoor aan hem gelaaten. Ook mogt de begeeving van verfcheiden ampten en waardigheden niet zonder 's Prinfen kennis en toeftemming gefchieden. Op deeze voorwaarde'wierdt Utrecht wederom in de Unie aangenomen. Doch 't liep aan tot in het volgende jaar, eer de Regeering in de twee overige Provinciën, Gelderland en Overysfel,herfteld wierdt. Het gefchiedde aldaar bykans op den zelfden voet als in Utrecht. Onder deeze binnenlandfche verrigtiugen, wierdt de vyand niet uit het cog verlooren. Het Staatfche Leger by Bergen op Zoom byeen getrokken zynde, begaf zich de Prins van Oranje, in het midden van Bloeimaand, in perfoon derwaarts. Van daar brak hy op na Mechelen, en vereenigde zich met de Spaanfche Krygsmagt. Eenige Keizerlyke troepen, onder den Graave de'Souches , voegden zich naderhand by dezelve. De volkomene vereeniging gefchiedde eerst in Hooimaand, niet verre van Leuven. De Prins van Oranje voerde het opperbevel over het zamengevoegde Leger, 't welk vieren-  W HET LEVEN van enzeventigduizend man Merk wrfc! frisi metoogmerkom denPrins 1^^?^^ te lokken. Op den negei de, v foo" ^ ^ ^ Prins Willem zich by L Zp^' ^l ^ dagen daarnaa wederom ébt^^-T^^ Condé uit zyne m£25$Z ^ 1" ■** ** ken. De Souches hadt den voo o ' ^ ken. De Staatfchen volgden ond^el^e^ Graave van Waldek, by wien Prins wn den vondt, De Spaanfche Genera Gr af^ »ch be« fleidde de achterhoede. S^^^ togt, ter oorzaake van de enge ween ni p °P* Condé, zulks van eene höo*>PfS Pnns de floot het vereend Le er e P 'f^' be" aan te vallen. ~ w£j^^« orde gebragt. De Prins van Oran e d' f ^T* bende, «èlte^g^ ^n kort oP de vlngt SS^S^*!* looven niet genoeg was mm hv r i van cie„ „acht ntaata «, «JgSg L „7 het  WILLEM den DERDEN. I59 het meest verboren. De Prins van Oranje weet de ongelukkige uitkomst van den SlagbySenef, aan de lafhartigheid van den Keizerlyken Generaal de Souches, dien hy door den kop zou gefchooten hebben, ware hy niet wederhouden door de agting voor den Keizer Ook zondt zyne Hoogheid terltond berigt nopens denuitilag van den velddag aan de Algemeene Staaten, die hem van hunne zydehooglyk roemden over de betoonde dapperheid, en vermaanden zynen perfoon voortaan minder tewaagen,. Terltond naa den Slag by Senef, zpgt de Prins van Oranje gelegenheid om Condé andermaal tot een gevegt te lokken; doch deeze bleef binnen zyne Verfchansfmgen, en hieldt zich te vrede met de bevveegingen dei' Bondgenooten gadete flaan. Toen befloot Oranje tot het beleg van Oudenaarden, 't welk in Herfstmaand ondernomen wierdt. De Prins bereikte hier mede zyn oogmerk, 't welk geen ander was dan om Condé uit zyne voordeelige legging te trekken. Toen deedt hy zyn best om de bondgenooten tot een tweeden Veldflag te beweegen. De Spaanfchen bewilligden, doch de Souches toonde zich ongeneegen. Hieruit ontftondt zo groote verwydering tusfehen de Legerhoofden , dat het beleg van Oudenaarden wierdt opgebroken. Prins Willem dus in zyn oogmerk te leur gefteld zynde , door de onwilligheid van de Souches, over wiens gedrag hy ten Keizerlyken Hove klagtig viel, vertrok van daar na Graave. Al in Herfstmaand hadt de Generaal Rabenhaupt de Stad berend, doch het beleg flaauwelyk voort ■ gezet. Op den negenden van Wynmaand verfcheen zyne Hoogheid voor Graave met eene talryke verfterking van manfehap. Zedert wierdt het beleg met meerder wakkerheid vervolgd. Hy zelve kweet zich dapper, en moedigde de foldaaten aan door zyn voorbeeld zo wel als  H.ËT LEVEN van als door zyne tegenwoordigheid. De Stad, door *ebrek aan mondbehoeften tot het „iterde gebrag uS^Ê op de„ zesentwintigden van Wynmaand fby. deaendf" SS T- f £ene intrede' deedt Terdond naa de verovering van Graave ,0ndt byeemge manfchap. om met de Spaanfche verenigd Huy m Ltukeriand te bemagtigen, 't welk ook geluk* waarnaa hy het Staatfche Leger de Winterkwartieren deedt betrekken. Hy zelve keerde inSlagtmaand na den Haage, alwaar hy van de gewapende Burgery, mettoejuiching en onder allerlei vreogdebetooning wierdt ontvangen; ook vierde men kort daarnaa >s Prinfen geboorteverjaanng met een ftaatelyken toedel. Om hun genoe gen, over de gedaane dienden in deezen Veldtogt, te betoonen gaven % Lands Staaten aan zyne Hoogheid ten gefchenke al het gegooten koperen gefehut, met de wapens van Frankryk bedempeld, wflk men, naa de bemaguging van Graave, binnen de Stad hadt gevon- Naauwlyks was zyne Hoogheid in den Haage gekoo«*>, 0f de Ridder Temple tradt met hem in onderhandeling over t fluiten van den Vrede. Ten zelfden oogmerke hadt hy te vooren reeds zich na 't Leger begeeven ; doch vondt toen geene gelegenheid om den Prins te fpreeken, die , meent men, zich met voordagt te ^huü lneldt , omdat hy nog niet tot den Vrede neigde. Met dankbaarheid ontving de Prins de eere, welkehen, door zyne Groot - Britannifche Majefleit, door dit blyk van vertrouwen, wierdt aangedaan; doch uit zyn antwoord was tot nog toe kleine gezindheid tot den \ rede at te leiden. Zedert kwamen drie Heeren uit Engeland herwaarts over, in fchyn om hunne vrienden te bezoeken , doch in de daad om den Prins ter bewilling tot den • Vrede,  WILLEM den DERDEN. 161 Vrede, op voorwaarden, Frankryk aangenaam, te beweegen. Een van hun, Arlington genaamd, klaagde by deeze gelegenheid, dat men in den flaage gehoor gaf aan dé zulken, die oproer in Engeland zogten te verwekken. En , in de daad, het bleek thans, dat de Prins heimelyk verftand hieldt in Engeland, waardoor hy van al het Hof- en Staatsnieuws kennis kreeg. Zelf wierdt hy verdagt gehouden, dat hy zommigen in Engeland zogt op te ftooken tot eenen opitand, en ten dien einde krygsbehoeften na Schotland hadt gezonden. Zeker is het, dat zekere Pieter du Moulin, welke van 's Prinfen wegen tot de geheime briefwisfeling wierdt gebruikt, hier te Lande zo zeer in gunst was, dat hem eerlang een Jaargeld van zestienhonderd guldens uit de Sekreete Correspondentie penningen toegelegd, en hy, in den jaare 1676, tot Gouverneur van Suri-. name wierdt aangedeld. Ook toonde de Prins zich by aanhoudendheid ongenegen, op den vooiflag van Arlington, om den Koning van Engeland regen de wederfpannelingèn by te daan, en om ineenafzonderlyken vrede te bewilligen. Al in den aanvang des jaars i6"7 prenten. Zo hoog liep dit gerugt, dat de Staaten van Holland zich genoodzaakt vonden, aan eenen ïegclyk, van welk een dand of rang hy weezen mogt, op draiTe der doods te verbieden, by, monde of gefchrift te verfpreiden of daande te houden ,, Dat s, de Prins een toeleg hadt gemaakt op de Souvereini- teit deezer Landen, of dat de Staaten der Provincie „ een oogmerk hadden gehad om hem dezelve op te „ draagen ". Onder deeze verrigtingen verzuimde men niet het maaken der noodige toebereidzelen tot den aandaanden Veldtogt, opdat zyne Hoogheid,aan he: hoofd van 't S'taatfche Leger, eerlang den vyand wederom mogt te gemoete trekken. Doch een onverwagt toeval deedt alle zaaken van gewigt eenigen tyd bykans geheel dilfiaan. Gantsch onverwagt wierdt de Prins van Oranje, in den aanvang van Grasmaand, van deKinderpokjes aangetast, die voor zynen Vader, en bykans in geL 3 lyken  165 HET LEVEN van lyken ouderdom, doodlyk geweest waren. Doch zvne Hooghei herftelde'ergelukkigenzofpoedig van, dar' y op den negeneenden dier maand wederom in 't openbaar verfcbeen lot lot van denHeere WillemBemink Dros-, faard van Lpgep en Kamerheer van zyne Hoogheid, vindt men aangetekend, dat hy zich nacht en da, voor' het bedde vanden zieken onthielden denzelven, alles, vvathyeischte of noodighadt, met eigen handen toediende : tot zo verre dat zyne Hoogheid , naa zyne herftelling, dikmaals plagt te verhaalen, dat hy niet wist of Bentink, geduurendc zyne ziekte, geflaapen hadt of niet maar wel dat hy in den tyd van zestien etmaalen niet hadt geroepen, zonder door dien trouwen oppasfer vaardig lyk beantwoord te zyn. Naa Prinlèn herftelling,Hortte de Heer Bentink in dezelfde ziekte, doch wierdt 'er gelukkig, hoewel met meer gevaar dan zyn Meester van geneezen. Om de bovengemelde en andere blyken van genegenheid en trouwe, vatte zyneHoogheid voor hem zo groote agting op, dat hy hem , fchoon bur en Holland gebooren, in het volgende jaar in de Orde der Ridderfchap deedt befchryven, en naa zyne verheffing op den throon van Groot-Britannie tot Graaf van Portland verhief. Als eeneandere byzonderheid van s Prinfen ziekte vindt men aangemerkt, dat hy ^eduu rende dezelve niets wilde eeten of drinken. dan 't geen uit het huis van den Engeïfchen Gezant den Ridder Temple kwam. Onzeker is het of zulks uit wantrouwen dan uit enkele grilligheid ontftondt. Hoe 't hiermede zy, veelen, die in 's Prinfen herftelling belang ftelaen, gave„ niet donker te verftaan aan de vrienden van den Engelsman, dat zyn huis en hy zelve groot gevaar zou geloopen hebben , indien zyneHoogheid iet doodlyks ware qvergekoomen. Doch de gelukkige her, ftelling  WILLEM den DERDEN. 167 Helling van den doorluchtigen zieken weerde dit gevaar, en deedt de algemeene blydfchap herleeven. In Bloeimaand wierdt de Veldtogt van weerkanten geopend. De Prins van Oranje vertrok na Roozendaal, alwaar het Staatfcke Leger verzameld wierdt. Hier vernam hy dat de Franfchen Limburg hadden aangetast. Terltond brak hy op met het Leger om de Stad te ontzetten; doch hy verftondt eerlang dat zy, op den een-entwintiglten van Zomermaand , aan den vyand was overgegaan. Toen volgde hy het Franfche Leger, welk onder het bevel van den Prinfe de Condé ftondt, en trok by Roermonde over de Maaze. Allengs naderden elkanderen de Legers tot op den afftand van tweemylen, en men hadt nu geene andere gedagten, of 'er zou een Veldflag gevolgd zyn; doch Condé fchuwde dien, en het Jaargety verliep, zonder dat 'er iets van belang voorviel. Evenwel gelukte het den Prinfe van Oranje , de ftad Binch te bemagtigen op den laatsten dag van Oogstmaand. Hy deedt de Vestingwerken flegten, en, dewyl zich geene hoop opdeedt om iets verder van gewigt te onderneemen, in Herfstmaand het Leger de Winterkwartieren betrekken. By twee plegtigheden van een verfchillenden aart was zyne Hoogheid , geduurende dit jaar, tegenwoordig. Op den achtften van Sprokkelmaand wierdt te Leiden, met veel ftaatelykheid, gevierd het eerlte Eeuwfeest der oprechtinge van 's Lands Hoogefchoole. Zyne Hoogheid, die zich toen te Zuileftein. bevondt, wierdt genodigd om deeze verrigting met zyne tegenwoordig, heid te vereeren, Met een jagt zich derwaarts hebbende laaten brengen, wierdt hy, naa zyne aankomst, 'door de Regeering der Stad, na de Hoogefchoolgeleid, én' Vervolgens door de Hoogleeraars verwelkomd. Men L 4 deedt  Iös Het leven van deedt hem in de Gehoorzaal onder een verhemelte dM» neemen De afgaande Reetor Magnificus Ï redevcermg, op de gelegenheid flaande en de P benoemde-hem eenen opvolger ü!_ll n Piegtigheid was, de begraafenis 'van.de PrinfeÏe Wed^ We van Prinfe Fredprifc- t-t , ., ^ "miesie VVedu- verngtingea niet geftaakt n/p7 ' *#, voo, te hy fc «<»* vkI ton daarnaaBoucbain f„ •. ! lMn"°- 0ok » ou ges„e antoe v^t° "t T Me" Wek dien, of>gdykM(lmil f*^W«* W weerhouden door de <„,. ,• ' y W,erdt dalr Franfch™ „fcrdt ta^^"*- ' door de Hooimaand floeg hy zich „„ ' ™ fy b"™" WiW dagen geopend wierdè, t™ Ion daags be2ogt «fc Prins £ „™ ^wee maa, door 2y„e tegenwoordigheid aa„ te ^ ,gen oT£ ? P«fVing hy, dooreen Musketkogel, eene ligte  WILLEM den DERDEN. 169 lfate wonde aan den arm, waar door alleen de opperhuid een weinig gekwetst was. Nogthans baarde dit geene geringe verflagenheid onder de zynen : waarom hy, om te toonen dat de kwetzuure van geen gevaarlyken naafleep zyn zoude, den gewonden arm aan zynen hoed bragt, en denzelven daarmede veifcheide maaien over het hoofd zwaaide. Zodra het werk voltooid was, deedt de Prins dorm loopen. Hy wierdt moedig ontvangen ; doch dit diende degts om den yver en kloekmoedigheid der belegeraaren te verdubbelen. 'Er vertoonde zich merkelyke hoop en waarfchynelykheid dat men der Stad zou meester worden. In den Muur hadt men reeds bres gefchooten; het Hoornwerk moest nu nog alleen worden ingenomen. Doch, in deezen toedand van zaaken, gaf de Maarfchalk vaaSchomberg, die het Franfche Leger geboodt, door eenige Kanonfchooten, kennis van zyne aankomst aan de belegerden. Straks beriep de Prins van Oranje eenen Krygsraad, in welken beflooten wierdt, terwyl het nog tyd was, en zulks met goede orde en weinig verlies kon gefchieden, het beleg op te breeken. Dit gefchiedde in het einde van Oogstmaand. Hoewel de Prins dus onverrigter zaake van voor Maastricht moest opbreeken, hadt hy, egter, geene kleine eere ingelegd door zyne voorzigtigheid en wys beleid, als mede door zynen onvermoeiden y ver in het beraamen en uitvoeren der noodige maatregelen. Dikwyls gunde hy zich den tyd niet om zyne nachtrust te neemen, en meermaalen zag men hem met een fluk brood en kaas zynen maaltyd doen. Met de mislukte onderneeming op Maastricht, welke de Prins inzonderheid toefchreef aan gebrek vanVolk en Gefchut, nam de Veldtocht van dit jaar een einde. Terwyl dit te Velde voorviel, was de VredehandcL 5 ling  ï7o HET LEVEN van ling te Nieuwmegen geopend. De Franfchen wendden hier alle hunne poogingen aan om den Prins Van Oranje tot eene afzonderlyke onderhandeling over te.haaien; zelf zogten zy hem, door het aanbieden van byzondere voordeelen, daartoe te beweegen. Doch zyne Hoogheid toonde zich by aanhoudendheid hier toe ongenegen. Ondertusfchen was hem de llegte uitflag der onderneeming tegen Maastricht, door zommigen hier te lande, kwalyk genomen. Zelf wierdt hy 'er fchamper over doorgehaald in Blaauwboekjes en Schotfehriften , waarin men den Prins belchuldigde dat hy den Vrede tegenhieldt. Gretig las het gemeen deeze fchimpfchriften , welk daardoor in zynen yver voor het Huis van Oranje eenigzins verflapte. Voor den fchryver deibovengemelde gefchriften hieldt men zekeren Johannes Tvothd, Burger van Amfterdam, een Man van kranke harsfeucn, doch die by vlaagen blykcn van goed verfland gaf. Men wil zelf dat hy zomtyds brieven aan de Staaten zou gefchreeven hebben, waarin hy hen vermaande, op hunne hoede te zyn tegen den Prins. Zyne Hoogheid dus verdagt gehouden wordende dat hy voornaamelyk den Vrede tegenhieldt, zondt zynen Geheimfchryver Pesters na Nieuwmegen, om den Franfchen Gezant d' Estrades in 't byzonder te kennen te geeven, hoe zeer hy na een fpoedigen Vrede verlangde, en wenschte te verftaan, op welke voorwaarden zyne Majefteit van Frankryk begeerde te fluiten. Doch d'Estrades antwoordde dat hy niets hadt voor te liaan, maar gaarne zou hooren, welke opening de Prins van Oranje zou doen. Zedert wierdt de onderhandeling, door bemiddeling van den Geheimfchryver, voortgezet. Ook hieldt zyne Hoogheid verfcheiden zamenkomsten met den Ridder Temple over het werk van den Vrede, eerst  WILLEM den DERDEN. 171 eerst te Zoestdyk, en naderhand in den Haage. In een van dezelve verklaarde hy zich uitdrukkelyk en m hartelyke taaie tegen eenen afzonderlyken Vrede, maar gaf te verftaan, indien men den Vrede wilde fluiten, dat dan dezelve algemeen zyn moest. Onder dit handelen over den Vrede te Nieuwmegen, waren de Franfchen, in Lentemaand des jaare 1677, te Velde getrokken. Spoedig veroverden zy Valenchyn en Kameryk, en floegen vervolgens het beleg voor St. 'Omer. Op het gerugt hiervan trok de Prins van Oranje insgelyks ten fpoedigften te velde. Van Bergen op Zoom , daar het Leger byeen verzameld was, trok hy regt op St. Omer aan, voorneemens zynde om den Hertoge van Orleans, die het beleg hadt ondernomen, tot ontzet der Stad, eenen veldflag aan te bieden. Te Mont-Kasfel kwamen de Legers aan elkander. Met cmgemeene dapperheid wierdt 'er aan weerkanten gevoeten; Een' gedeelte van het Staatfche Voetvolk raakte eerst in wanorde, en daarnaa aan 't wyken. Spoedig en meer' dan eens herftelde zyne Hoogheid de wanorde. Doch de vyand wierdt eindelyk te magtig. Te vergeefs deedt hy zyn best om de wykende Regir menten fland te doen houden. Door de vlugtenden medegefleept, was hy eindelyk genoodzaakt den algemeenen ftroom te volgen. Onder het wyken bragt hy eenen dier bloodaarts eene fneede toe in het aangezigt, hem tevens zeggende: „ Schelm, ik zal u ten minflen ,, tekenen, opdat ik vervolgens u kan doen ophangen." Toen de Prins gekoomen was by de agterhocde van 't Leger, die nog fland hadt gehouden, deedt hy met de zelve eenen aftogt, waarmede hy by de Krygskundigen, zelf by de vyanden,. groote eere behaalde. Van ' de Franfchen waren tweeduizend man, en aan de Staat-  ,?a HET LEVEN van Om, aan * WaX"^* «* N fehmgskwartieren hadden betrokken i ? V™van dee2e ^n«t ^ ^ « "MI eenen kans op CImr|ero,. ™- °"»„d«o Hertog™ Lnxembnrgvoigde en noodzaakte hem, voor de tweede rei« t ' onderneeming op Charleroi af tc £, p' ™ Zy"e nam de veldtogt deezes har! ' h'ernlede t, "i-c^es, jaars wederom een pind* * ^ genng voordeel voor de Staaten, doch Ze r u voor den Koning van Frankryk. gdukklg Terwyl zyne Hoogheid zich tP ,„u «ep „em de K^J^*^* binnenslands. In Holland *n 7a i j S bezigheid .VkenonderiingenmeXrotlr-^Se*jaanfche Leeraars, \velke ond^r ^ Cce* honderlooze Regee'ring, ^ de ** weeten aangenaam te maaken, vvilde?nu n haddCn pfcatzen met den nek aangezien'en b^ ^ roepen gebonden. De Voetiaanfche Predikanten a entegen, altoos bekend voor yveriee Vn a ?' Oranjehuis, begonnen nu JoeT I^V» migen van deeze, die om hun oproerig pTdLn hunnen dienst verlaaten waren, wLden'do" fPrZ tusrchenkomstherileld. De Staaten van Zee, „d had aan  WILLEM den DERDEN. 173 aan de Klasfis van Walcheren, zorge te draagen tegen nieuwigheden. Nogthans hadt het Collegium Qualifica_ turn, beftaande uit eenige leden van den Magiltraat en den Kerkenraad, het beroep opgedraagen aan Wilhelmus Momma, Profesfor in de Godgeleerdheid te Ham, die voor een Coccejaan gehouden wierdt. De Klasfis weigerde dit beroep goed re keuren, waarop het Kollegie , deszelfs wettigheid beweerende, aandrong. De zaak kwam voor zyne Hoogheid, die aan Momma fchreef dathy niet moest overkoomen, en aan de Regeeringe te Middelburg, dat men de zaak niet verder moest doorzetten. Nogthans kwam Momma over, en men maakte gereedfchap om hem op den predikftoel te brengen. DePrins, thans voor Maastricht leggende , fchreef ernffige brieven, ver* biedende om verder voort te gaan. Veele voornaame burgers begeerden 't egter, indien men oproer wilde voorkoomen. De bevestiging gefchiedde dan. Dit wierdt zo euvel by den Prinfe opgenomen, dat hy aan de Klaslis beval, naar Kerkenorde te handelen, tegen de veroorzaakers van deeze ongeregeldheden. De Klasfis , thans te Vlisfingen zittende , dagvaardde hierop het Kollegie; doch de Wethouderfchap van Middelburg verboodt, dat iemand van haare burgers voor dezelve verfcheen. Hierop volgde, dat de Klasfis de Middelburgfche Leeraaren van der Waayen en de Mey , die 't met Momma hielden , buiten de Klaslis (lelden , en den laatften, die Momma hadt bevestigd, in zynen dienst fchorsten en 't Avondmaal ontzeiden. Het zelfde gebeurde aan twee Diakenen, Momma wierdt voor een huurling verklaard. Dus (tonden de zaaken, toen zyne Hoogheid , naa 't eindigen van den Veldtogt, in perfoon te Middelburg kwam. Aan het Kollegie, dat hem kwam begroeten, gaf  174 HET LEVEN van :grf hy tot befcheid, gckoomen te zyn om de Factk ^ Mmdelburg te dempen. Toen >t zich verantwoorde wdae fprak hy dat zulks hier de tyd noch de plaa , was. Vervolgens verfchcen hy fa de Vergadering der Staaten , op welke zyn gezag zo veel vernet & da menftraks befloot, Momma af te zetten, en den Prinste magtigen om de leden der Regeennge en van het •Kollegte, die de voornaame oorzaaken geweest waren i van het beroep van Momma, en van onbehöorJ m mdrmging op het regt der hooge Overheid ! m den perfoon en de waardigheid%£ den h L ■Stadhouder, te ftraffen met afzetting of fchorfmg fa hunnen drenst. In gevolge van deeze magtigir^e maakte de Prins merkelyke verandering fa *J£A houderfchap van Middelburg en in den Krygsraad die zich met het werk gemoeid hadt. Momma wierdt' j met behoud van zeker Jaargeld, buiten beroep' gelaaten , en aan van der Waayen de Stad en 'tl Land ontzegd De Mey bleef fa dienst, om dat hy I .m ftilte fchuldbekentenis gedaan hadt aan zyne Hoogheid. Deeze bediende zich ook van de tegenwoordige gelegenheid om op de Staaten van Zeeland te beneeren dat men hem als Eerden Edele twee ftemmen toeftondt' in de Staaten,van Walcheren, >t geen Item gereedJ vergundt wierdt. b 1"CUJ.yK 1 Niet alleen in Zeeland gaf dus zyne Hoogheid blyken j hoe kragtdaadtg hy het gezag, hem opgedraagen, wist I te gebruiken; hetzelfde ondervondt men ook in andere I Gewesten. Zeker gefchil, tusfchen de -flad Groningen 1 en de Ommeianden gereezen, wierdt volgens zyne uit- f fpraak afgedaan. Eenige Gemeentelieden te Deventer die zwaarigheid maakten in het Reglement op de Regee' ■ «ng, in den jaare 1675 door den Prins gemaakt, als ftrydjg 1  WILLEM den DERDEN. 175 firydig tegen de Privilegiën der ftad, wierden fpoedig tot zwygen gebragt, door hen van hun ampt te ontflaan, en anderen in de plaats te Hellen. De Prins fchreef by die gelegenheid , dat, gelyk hy niet gezind was het regt, hem by dat Reglement opgedraagen, af te ftaan, hy ook niemand wilde dringen om zich tegen zyn gemoed met de Regeering te bemoeien. Meer dan eens, gelyk wy hebben gemeld, hadden 's Lands Staaten zyne Hoogheid tot trouwen vermaand, 't welk . egtcr, telkens door hem was van de hand geweezen , waarfchynelyk omdat hy oordeelde dat zyn gezag niet hoog genoeg gefteegen, of niet zo volkomen was bevestigd, om na een aanzienlyk huwelyk te kunnen ftaan. Thans, egter, begon hy met ernst daaraan te denken, dewyl, door verfcheiden zamenloopende omftandigheden, zyne zaaken in de daad gunstig Honden, lly hadt zyne gedagten laaten gaan over de Prinfes Maria, dochter des Hertogs van Jork. Nog onlangs hadt men hem de Prinfes van Radzivil voorgeflaagen, doch eene verbintenis met Engeland oordeelde hy voordeeliger. Voordat zyn voorneemen algemeen bekend wierdt, hieldt hy daarover een heimelyk gefprek te Honsholre•dykmetden Ridder Temple, en gaf aan deszelfs Gemaalinne, welke een keer na Engeland ftondt te doen, brieven mede aan Koning Karei den II en aan deszelfs broeder den Hertog van Jork, waarin hy verlof verzogt, om, naa 't eindigen van den Veldtogt, zyne opwagting te koomen maaken by de Prinfeslë. Ook hadt Mevrouw Temple last om te verneemen na den aart en de neigingen der Prinfesfe, en zyner Hoogheid daarvan verilag te doen toekoomen. Dit alles dus bcfchikt, en den Veldtogt geëindigd zynde, deelde de Prins zyn ontwerp mede aan de Staaten,  176 HET' LEVEN van ten, by wien het eene gereede goedkeuring vondt. Naa dat hy met deezen hadt geraadpleegd over de algemeene belmgen van den Lande, die eene der beweegredenen van zyne reize waren, nam hy aflcheid, en vertrok, op den achttienden van Wynmaand, na Engeland. Hy wierdt 'er zeer minzaam ontvangen en bejegend , zo van den Koning als van den Hertog. Niet lang hadt zyne Hoogheid in Engeland vertoefd, of hy wierdt in de tegenwoordigheid der Prinfesfe toegelaaten, in welke hy zo veel .behaagen vondt, dat hy haar van den Oom en den Vader terltond ten Huwelyk verzogt. Zyn voorllag wierdt gunftig aangehoord , doch op deeze voorwaarde, dat men eerst over den Vrede handelen, en daarna van 't Huwelyk zou fpreeken. Doch hier hadt de Prins geene ooren na; en dewyl de Koning hisgelyks ftyf op zyn (tuk bleef ftaan, liet het zich aanzien dat zyne Hoogheid na Holland zou wcderkceren , zonder den begeerden Echt geflooten te hebben. Doch de Ridder Temple tradt tusfchen beiden , en haalde den Koning over tot eene volkomene bewilliging in het gevoelen van Oranje; welke, zulks uit den eigen mond des Ridders verdaan hebbende, hem omhelsde, onder dé betuiging dat hy hem , tegen zyne verwagting, den gelukkigden Mensch der waereld hadt gemaakt. Drie dagen daarnaa wierdt het Huwelyk ingezegend, door den Bisfchóp van Londen, in tegenwoordigheid van den Koning, den Hertog en de Hertoginne en eenige weinige Hovelingen, op den veertienden van Slagtmaand des jaars 1Ö77. Het Vorstlyk Paar vertoefde nog eenigen tyd in Engeland, waar naa het de reize na Holland aannam. Onder allerlei eere en vreugdebetooningen wierden de Prins en de Prinfes, op den veertienden van Wintermaand, in den Haage ftaatelyk ingehaald. On-  WILLEM denDERDEN. 172 Ondertusfchen ging 'men te Nieuwmegen yverig voort met arbeiden aan den Vrede. Uit verfcheide om Handigheden blykt, dat de Prins wel gaarne een fpaak in 't wiel zou hebben willen fteeken ; doch alles fcheen tot Vrede te neigen, en men oordeelde het werk zo goed als voldongen , wanneer een byzonder gefchil, tusfchen Frankryk en de Vereenigde Gewesten, den geheelen handel fcheen te zullen doen in duigen vallen. Thans fchepte de Prins van .Oranje nieuwen moed, en vertrok in alleryl, in 't laatst van Hooimaand, na 't Leger, om Bergen in Henegouwen, 't welk de Franfchen ingeflooten hielden, te ontzetten. Hy bevondt zich thans aan het hoofd van vyftigduizeud man vereenigde troepen, en hadt beflooten flag te leveren, en tot behoudenis van Bergen het uiterfte te waagert. Op den tienden van Oogstmaand by Brusfel opgebroken zynde, kwam hy op den veertienden by de Abtdye van St. Denys , in 't gezigt van 't Franfche Leger, onder den Hertog van Luxemburg. Deeze hadt zyn Hoofdkwartier in de Abtdye , en hieldt het middagmaal by eenen zyner Vrienden , terwyl hyde tydingvan 's Prinfen aankomst ontving, die vooraf in 't open veld met den Hertog van Monmouth den maaltyd had gedaan. Straks was alles in rep en roer, en tot den flryd gereed. Zes uuren duurde het gevegt, st welk door den nacht gefcheiden wierdt. De Prins bevondt zich geduurig in 't heetftevan't gevegt, en hadt zich, door zynen driftigen yver, dieper onder de vyanden begeeven , dan de voorzigtigheid toeliet. Eens was hy op het punt van gedood of gevangen te worden , doordien een Fransch Officier fpoorflags op hem kwam aanryden ; doch de Heer vanOuwerkerk was,oogfchynelyk, des Prinfen behoud, door den Franschman, niet een Pistoollchoot, uit den X. deel. M zadel  i?8 HET LEVEN van zadel te ligten. Veel volks Iheuvelde 'er aan weerzyden; doch het is twyffelagtig, aan wien de overwinning moest worden toegefchreeven. Men hadt nu geene andere gedagten, of de ftryd zou 's anderen daags hervat zyn; ook maakte de Prins van Oranje daartoe de noodige bereidzels. Doch eene gewigtige tyding uit Holland deedt zulks ter zyde dellen. Vier dagen namelyk voor den flag by St. Denys, was de Vrede tusfchen Frankryk en de Vereenigde Gewesten te Nieuwmegen getekend; in den ogtendftond van den dag naa het gevegt ontving zyne Hoogheid hiervan de tyding, in eenen brief van den RaadpenfionarisFagel. Zommigen hebben gemeend, dat de Prins, reeds vóór het aangaan van den dryd, kennis hadt gehad van den geflooten Vrede, doch deeze gelegenheid, om zynen moed te toonen, niet wdde laaten verloopen : waarfchynlyk ook in de hoope, dat de zaaken, door het winnen van een Veldflag , een anderen keer zouden Deernen. Doch 'er is een brief voor handen van den Prinfe aan den Raadpenflonaris, waarin hy voor God betuigt, eerst,uit zyn fchryven verdaan te hebben, dat de Vrede getekend was. Hoe 't hier .mede zy, zo dra zyne Hoogheid de bovengemelde tyding hadt ontvangen, gaf hy daar van ïerdond kennis aan den Hertog van Luxemburg. Straks betuigde deeze zyn verlangen om den Prins te zien en te S fpreeken. De zamenkomst wierdt beraamd; de twee i Legerhoofden kwamen elkander, onder wederzydfche betuigingen van hoogagtinge , in 't open veld, omhelzen en gelukwenfchen met den Vrede. Veele andere voornaame Franfche Krygsbevelhebbers betuigden mede hun genoegen , dat zy wierden toegelaaten in de tegenwoordigheid van een jongen Held, die reeds zo beroemden naam -  WILLEM den DERDEN. xty ïiaam in de waereld hadt verworven. * . Straks naa deeze pligtpleegende zamenkomst, verliet de Prins het Leger, en vertrok na den Haage; doch, alzo de Vrede tegen zynen zin geflooten was , vertoefde hy aldaar niet lang s maar begaf zich na het Huis te Dieren , om 'er zich met de jagt te verlustigen. Zyne Hoogheid thans van de beflommeringen der Veldtogten onrilagen, hadt meerder ruimte van tyd om zich met de Binnenhndfche zaaken te bemoeien. In den aanvang des jaars 1679 deedt hy een keer na Gelderland, Utrecht en Overysfel, om orde te dellen op de Regeering en Geldmiddelen deezer Gewesten, over Welke hy, in gevolge van den opgedraagen last by zyne verheffing, groot gezag hadt. Naa zyne wederkomst in den Haage, hieldt hy derk aan op de noodzaakelykheid om Naarden te verderken. Schoon die van Am•fterdam dit derk tegen hielden, bleef nogthans zyne Hoogheid dyf daan op zyn voordel. Dit bragt zommigen in her vermoeden, of de Prins ook na eenige meerdere magt over Amderdam, en gevolglyk over den gantfehen Staat haakte; zelf lieten de Afgevaardigden dier Stad hieromtrent eenig vermoeden ter Vergaderinge van Holland blyken. De Penfionaris liep vooral by den Prins in 't oog, omdat hy zou gezegd hebbeni dat de verderking van Naarden flegts driehonderd duizend guldens zou kosten; doch dat de tyd wel kon koomen , dat Amderdam wel om drie miliioenen zou wenfehen dat Naarden nimmer verderkt was. Ook hadt dit geenen voortgang dan naa verloop van eenige jaaren. De Nieuwmcegfchc Vrede was door zommigen uit ïioodzaaklykheid en tegen den zin van anderen gedooten , hy kon derhalven geene vastigheid hebben. M a Daar-  z$o HET LEVEN van Daarenboven toonden de Franfchen kleine gezindheid om het Verbond te onderhouden. Al in den jaare 1680 hadden zy eern'g krygsvolk in 't Land van Luxemburg gezonden , en in 't volgende jaar de Stad van dien naam belegerd. Dit kon niet nalaaten , by de Staaten der Vereenigde Gewesten, argwaa te verwekken. De Prins van Oranje , tegen wiens zin de Vrede was geflooten, voedde deezen argwaan : te meer, dewyl hy byzondere redenen van misnoegen hadt tegen het Franfche Hof. De Heerlykheden van Vyanden en St. Vit, onder bet Graafl'chap Chiny behoorende , welk Lodewyk de XIV zich hadt toegeëigend, aan den Huize van Oranje behoorende, waren door dien Vorst verbeurd verklaard. Geweldig mishaagde dit den Piinfe, die daarom ligtelyk te wege bragt by de Staaten , welke reeds misnoegd waren op het Franfche Hof, dat ■men zich tegen de toeneemende magt van Frankryk, door nieuwe bondgenootfchappen, behoorde te verfterken. Men wendde hierom het oog eerst na Duitschland. Tweemaalen deedt zyne Hoogheid eene reize na Zelle, in fchyn om een Vriendenbezoek by den Hertog van Brunswyk Lunenburg af te leggen , gelyk hy ook in de daad, met alle eerbetooningen , aan zynen rang voegende, ontvangen en behandeld wierdt; doch zommigen meenden, dat hier nog een ander oogmerk onder ver" borgen lag, en, in de tusfchenpoozen der Hofvermaaken , over een onderling verbond gehandeld wierdt. Naa zyne te rug komst uit Duitschland deedt hy een keer na Engeland, met oogmerk, gelyk men meent, om den Koning zynen Oom over te haaien tot een verbond tegen Frankryk. Kort was aldaar zyn verblyf, en hy kwam te rug in den Haage met de verzekering dat de Koning in zulk een Verbond zou treeden, zo dra zyn Ryk  WILLEM dsn DERDEN. 1s1 •Ryk inwendig zou in rust zyn. Men vindt 'er, die van gedagten zyn dat 's Prinfen reize na Engeland nog een ander en verreziender oogmerk hadt. Dewylde Hertog van Jork, 's Prinfen Schoonvader, openlyk den Roomsch-Katholyken Godsdienst was toegedaan , zogten veelen in Engeland de zaaken dcrwyze te beleiden, dat hy onbekwaam wierdt verklaard tot de opvolging op den Throon van Groot-Biïtannie; of, in gevalle men hiertoe niet kon belluiten, en de opvolging op hem nederdaalde, dat hy dan vyfhonderd mylen verre buiten her Ryk gebannen, en midlcrwyl de Prinfes van Oranje tot Re,jentesfe, of de Prins haar Gemaal tot Regent van 't Ryk zou benoemd worden. ' Om dit Liatfle befluit door te dringen, althans om Vrienden ten flove en onder 't volk te winnen, meent men dat zyneEngelfche reize wel voornaamlyk zou gediend hebben. By deeze gelegenheid wierdt hy terniaaltyd genoodigd door de ftad Londen, ten huize van den Lord Major; doch hywees de noodiging van de hand, om geen aandoot te geeven aan den Koning, die op de Regeering der Stad mis. noegd was, De byzondere aneenigheden tus[c':ien Frankryk en den Staat fmeulden nog, hoewel men tevens op middelen bedagt was om dezelve een einde te doen neemen. Allerlei wegen floegen hiertoe de Franfchen in. Onder andere deeden zy, door den Graave d' Avaux, den Raadpenfionaris Gasper Fagel tv/ee Millioenen inbaaren gelde aanbieden, indien deeze, door zynen invloed en gemeenzaame vriendfehap, den Prins van Oranje kon overhaalen om in de maatregels van Frankryk te treeden. Om hem hiertoe te beweegen, moest hyden Prinfe voorllaan, dat de Koning hem den tytel van Graaf van Holland zou doen opdraagen, en hem daarenboven M 3 ver.  35a HET LEVEN vas verklaaren tot Generalisfimus of Opper. Veldheer over de Franfche Legermagt, met byvoeging van verfcheiden millioenen in geld. Doch de Raadpenfionaris wees deeze verlokkende aanbieding grootmoedig van de hand. De Franfchen, dus in hun oogmerk te leur gefield, om den Prins door aanbiedingen en beloften tot hunne belangen over te haaien, floegen vervolgens den weg van dreigementen in, door zyne Hoogheid te doen verftaan, ingevalle hy niet aan de hand wilde koomen, dat men dan zyn Prinsdom Oranje in verzekering en hem ontneemen zoude. En, in de daad, men zondteerlang derwaarts eenig Krygsvolk, welk 'er veel moedwils bedreef, en zelf de poorten der Stad, onlangs op 's Prin, iën bevel verbeterd, om verre wierp. Te vergeefs vielen hierover de Algemeene Staaten, doorhunnen GeZant , ten Franfchen Hove klagtig. Men geliet zich aldaar, dat de Hertog vanLongueville zyn regt op dat Prinsdom eerlang door nieuwe bewyzen zou bekragtw gen. 't Leedt ook niet lang, of het wierdt met de daad , ten voordeele van dien Hertog, verbeurd verklaard! Hoe zeer dit den Prins van Oranje tegen het Franfche Hof verbitterde , kan een icgelyk zich ligt verbeel, den. In Oogstmaand des jaars 1683 begonnen de Franfchen, naa 't fluiten van den Nieuwmeegfchen vrede , van nieuws de vyandlykheden tegen de Spanjaards, door het doen van eenen inval in Vlaanderen. Toen verzogt de Spaanrche Gezant by de Staaten, datdeonderfland van achtduizend man, in den voorgaandcu jaare beloofd, met de daad mogt geleverd worden. Het gefchiedde, en zyneHoogheid wierdt verzogt en gemagtigd om de beloofde maufchap te doen optrekken. Zommi-. gen vonden hierin zwarigheid; doch om den byzonde-- req ■  WILLEM dem DERDEN. 1S3 ren haat, dien de Prins tegen Frankryk hadt opgevat» wist hy allen tegenfïand uit den weg te ruimen. Ook wil men dat zyne Hoogheid, in plaats van acht, wel veertienduizend man na de Spaanfche Nederlanden zondt. Ondertusfchen bediende zich Prins Willem van den inval der Franfchen in Vlaanderen als een voorwendzel om de noodzaakelykheid der vermeerderinge van Landmagtaan te dringen. By alle gelegenheden fprak hy hierover, en mat ten breedften uit het gevaar, welk den Staat dreigde, indien Frankryk zyne grenzen aan den kant der Nederlanden verder uitbreidde. Op het Iterk aanhouden van zyneHoogheid wierdt dan eindelyk de voorllag gedaan door den Raad van Staate, dat 'er eene Werving behoorde te gefchieden van Zestienduizend man. Geene algemeene goedkeuring vondt deeze voorllag; doch hy ontmoette nergens grooter tegenftand dan in de Vergadering van Holland. Amfterdam kantte zich inzonderheid hiertegen, en de Burgemeester van Beuningen , die van wegen de Stad het woord voerde , fprak zo hartlyke taal, dat de Prins verklaarde, dat hy zyn hoofd kwyt zyn zoude, zo men alles tèn.fcherplten wilde onderzoeken; dat hy Prins van Oranje zo veelbelang by 's Lands welvaart hadt als Amfterdam; dochdat hy zich van deeze Stad niet zou laaten ringelooren, en nog veel minder vlyen naar de grilligheden van Van Beuningen. Zeer hoog liep de twist. De Prins hadt op zyne zyde de Orde der Ridderfchap en de meeste Steden. Naa vrugtlooze poogingen om Amfterdam van befluit te doen veranderen, wierdt het raadzaam geoordeeld, dat zyne Hoogheid'zich zou ftellen aan't hoofd eener aanzienlyke bezendinge, beftaande uit drie Heexen uit dc Ridderfchap, en twee Afgevaardigden uit ieM 4 der  184 HET LEVEN tan der der volgende negen Steden, Dordrecht, Haarlem Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam, Alkmaar H ' en Enkhuizen, ^^^^f^ gezeilchap te Amderaam, en wierdt des anderen daurs door nvee Burgemeesters, in zeventien Koetz n X' haald van >t Heeren-Logement, en voorts nl > Stad huis geleid, daar de Vroedfchap verg iderd was De Raad" pentas voerde het woord, en ge^^g ^ ngredenen om deRegeering van Amfterdam tot e ht w l,gingin devoorgeflagene Werving over te haaien. De Bezendmg wierdt vervolgens op de zelfde wyze na >t Logement te nig geleid , en door BurgemeeLren 0p Stads kosten onthaald. Driemaalen hadt zy gehoor^ doch de Stad bleef by haat gevoelen. Zyne M^Z' tenuiterften misnoegd op de Regeering, verweet h ar eenen heimelyken handel met den dienen Ge Graave d Avaux; 't welk van zommigen uit de Vroed■fchap n,et ontkend wierdt; maar zy voegden 'er nevens da de Pnns verftand hieldt met verfcheiden Hove ronder'er den Staaten opening van te geeven ZZ ver men zyne Hoogheid, ten eenigen tyde, «ke 2Z zou afvorderen. Men wil dat een der Bu gemee eT zou verklaard hebben., dat Amderdam niet van . vo len zou veranderen, al ware 't maar om aan d „Z -hngfehap te doen zien , dat zelfde tegenwoordg eid eens Pnnfen van Oranje niet in daat geweest waf om de vrye raadpleegingen der Vroedfchap te beletten Ze! dagen vertoefde de Bezending i„ de Stad. De Prins vetrok zonder affcheid te neemen, en verldaarde by zyne wederkomst in den Haage., dat men, onda ks Ie tegenkanting van Amderdam, met de Werv ng behoorde voort te gaan. ö DLn00iCle : Zedert  WÏLLEM den DERDEN. 185 Zedert traden de Burgemeesters van Amfterdam ïrt eene afzonderlyke onderhandeling met den Graave d' Avaux , welke tot 's Prinfen ooren koomende, hem nog meer deedt verbitterd worden; vooral naa dat de Stad in de Vergadering van Holland hadt verklaard, in de kosten der Wervinge van Zestienduizend man niet 'te zullen draagen. Hierby kwam nog, en dit deedt het misnoegen openlyk uitberften, dat de Prins een Paket hadt weeten te onderfcheppen , behelzende onder ■anderen eenen brief van den Graave d'Avaux aan den Koning van Frankryk zynen meester, waarin hy berigt gaf van zyne onderhandeling met Amderdam. Zyne Hoogheid hieldt deezen brief eenigen tyd onder zich; doch, vermids hy deii inhoud te gewigtig oordeelde, om dien voor zich alleen te bewaaren, verfcheen hy op den zestienden van Sprokkelmaand des jaars 1684 in de Vergadering van Holland, te kennen geevende dat hy eene zaak van het uiterde gevvigt hadt mede te deelen. Vooraf deedt hy de Heeren Gerrit Hooft, Raad en Oud» Schepen, en Takob Hop, Penlionaris van Amderdam , buiten daan. Toen deedt hy den brief door den Raadpenfionaris ieezen, welke, egter, omdat hy in de Franfche taal gefchreeven was, van veele leden niet verdaan wierdt. Hooft en Hop hadt de Prins doen buiten Haan, omdat hy hen voor de aanvoerders der Verdandhoudinge met d' Avaux hieldt. 't Verhaal van het verzegelen der Papieren van Amderdam ter Staatsvergaderinge, en 't geen hieromtrent verder voorviel, behoort niet tot ons ontwerp. Alleen merken wy aan, dat de verwydering tusfchen zyne Hoogheid en de dad Amderdam hand over hand aangroeide. Hevig waren de befchuldigingen en vcrwytingeh, welke men elkanderover en weder toeduwde. Van de zyde der Am« M 5 fterdam-  SS6 -HET LEVEN.va n fterdammeren fchroomde men niet te zeggen, dat dePnns van Oranje 's Lands vryheid zogt te verbanen ï terwyl van 's Prinfen wege onder 't gemeen wierdt ver" fpreid, dat Amfterdam het Land aan Frankryk verkogt en t geld reeds van d' Avaux hadt ontvangen. Maan Oranjes Hoogheid was nu zo hoog gefteegen, dat de zelve geagt wierdt gekwetst te zyn, als men durfde tegenfpreeken dat de gantfcheStaat op zynen wenk draaide. Dit alles alleen durfde-en kon Amfterdam doen. Want, wat de overige Steden aangaat, de Prins üadt geene de minfte agting voor dezelve. Wy kunnen niet nalaaten hier een gefprefc te verhaalen tusfchen zyne Hoogheid en den Keurbrandenbn^fcfaen Gezant Fuchs, door zynen Meester na Holland ^zonden om de Staaten en den Prins te vermaanen tot vreedzaame gedagten, en de ftad Amfterdam te verfterken in haare maatregels. Ten dien oogmerke hieldt hv eerst een gefprek met Burgemeester van Beunineen en trok toen na den Haage. Hier drong hy by den Pnns ernftig aan op de noodzaaklykheid om zich ten fpoed,gfte met Frankryk te verdraagen, als mede om de verdeeldheid der Vereenigde Gewesten uit den we- te ruimen; 'twelk, naar 't oordeel van den Gezant kon gefchieden, indien de Prins zich van zy„ Gezag wilde bedienen om den Vrede te bevorderen. De Prins ant woordde hierop in bewoordingen, welke kleine gezind" heid tot den Vrede aankondigden. Hy erkende dat de magt, welke men tegfn Frankryk kon aanvoeren' by de zyne verre te kort fchoot, en dat de Staat der Vereenigde Gewesten, menschlyker vryze befchouwd zynde, met dan nederlaagen hadt te wagten. Doch gelyk hy betuigde op de regtvaardigheid der zaake en de eerlykheid zyns gemoeds te fteunen, dus moest men met geduld afvvagten, wat God beflooten hadt. Zo den  WILLEM dem DERDEN. i8j den Staat de uiterfte ondergang dreigde , was 't nog eerlyker, zyne bezittingen te verliezen met de Wapens in de vuist, dan te gedoogen dat zy onder dekzel van sfhanklykheid wierden weggenoomen. „ Wat my be„ treft", met deeze woorden befloot zyne Hoogheid, „ ik ben in tegenfpoeden gebooren en opgevoed. De „ Godlyke gunst, nogthans, heeft my, ondanks de poogingen myner vyanden, herfteld, in de waardig„ heden myner Voorouderen, Dezelfde gunst zal , „ hoop ik, niet geheugen dat ik elendiglyk fterve. „ Heeft, egter, Gods wysheid het anders over my be- flooten , ik zal berusten in zynen wille. Een ding „ fmart my ten hoogfte, dat de Keurvorst, uw Mees„ ter, die my van myne vroegfte jeugd af als zynen zoon bemind heeft, en dien ik geëerd heb als myn „ Vader, nu meer fchynt te hellen over de zyde der „ Amfterdammeren, die het zich tot eenen roem reke,, nen, al wat van my wordt voorgeüagen, te dwars„ boomen. Onzeker is 't, welk een uitflag deeze bin„ nenlandfche onlusten zullen hebben; doch, zodeftad „ Amfterdam al ten eenigen tyde tot betere gedagten mogtkoomen, wil ik, egter,nimmer iets te doen heb„ ben met van Beuningen , van wien ik op 't hoogst beleedigd ben Amfterdam was het ondertusfehen niet alleen, die de Werving tegenftondt. In Zeeland ontmoette zy insgelyks eenige hapering. Door fchryven wist, egter, zyne Hoogheid het zo verre te brengen, dat de Steden bewilligden , uitgezonderd Middelburg. De tegenftand eener Stad van zo veel invloeds ter Staatsvergaderinge was reden genoeg voor den Prinfe om in perfoon een keer derwaarts te doen. Op den twintigften van Lentemaand des jaars 1684 verfclieen hy in de Vergadering. By,  HET LEVEN van Bykans een uur duurde de aanfpraak van zyne tój ted' Waar de noodzaaklykheid d!r Wervl tS2SS£l££ Doch MidLlburg wasset te< tomen op te nSn eh ^ ^ * °m d1 «uit op t^maake ^o'e "de" ^ test inleverde. I„ Frie^and, op dat wyli tienen, bleef wen bedendig de Werving p " f% m «en, mettegendaande men, door eene plegdge Bfzen" ding, dar Gewest in 's Prinfen maatre Js zoïrf treeden. Ook moeten wy hier nog fi£S aT£ hevige twtst tusfchen den Prins van Oranje e^'d kd Amfterdam eerlang wierdt bygelegd. De StJrï / 7 i ontzegeling haarer papieren,Varvanwy b e hen verzogt en verkreegen. Misfchien hadt zyneHoo" derichap toonde daarover haar byzonder genoegen" door den Prins met zyne Gemaalin in hLe S I te noodden, daar zy deftig onthaald wieZ. ^ Schoon dus wel de meeste Steden der Vereenigde Gewesten van 's Prinlen hand vloogen, vondt men nol thans her en daar eenige perfoonen op het Kfa$ welke al en niet even gereed in zyne maatregels tr d n.' SbS^Msen'welkc' öeöreep s Lands welzyn met even zeer behartigd hadden af te zetten , en anderen in derzelver plaafze aan te dellen. Tc.Utrecht gefchiedde zulks, zonder dat hS emgen tegendand ontmoette; negen leden der Vroedfchap wierden van hun ampt verhaten, en anderen daar- .1 mede  WILLEM DBN DERDEN. 189 mede bekleed. Doch te Dordrecht en Leiden had dit werk meerder voeten in de aarde. Met de eerstgenoemde Stad kreeg hy merkelyk gelchil over de Nominatie der zo genaamde Goede Luiden van achten , 't welk te hooger liep, dewyl Amfterdam de zyde van Dordrecht koos; 't welk te wege bragt dat deeze Stad den Prinfe niets 'wilde toegeeven. Doch te Leiden wierdt het gefchilin der minne bygelegd; in diervoege, nogthans, dat zyne Hoogheid genoegzaam zynen zin kreeg. Midlerwyl hadt men in den jaare 1684 een twintigjaarig Beftand met Frankryk geflooten. Eigenaartig volgde hierop , in den volgenden jaare, dat de afdanking van eenig Krygsvolk ter Vergaderinge van Holland wierdt voorgcfteld. De ftad Amflerdam drong hierop het fterkstaan. Doch andere Steden waren van oordeel, dat men hiertoe niet behoorde over te gaan, zonder alvoorens het gevoelen van zyne Hoogheid te hebben ingenoomcn. Dit kwam hierop uit, dat men om geene afdanking behoorde te denken, voordat de rust tusfchen Frankryk en Spanje volkomen herfleld was. Amflerdam kantte zich hier tegen, door ernflig te dringen op de vermindering der Land- en de vcrflerking der Zee-magt. Doch de bedekte en openbaare poogingen van zyne Hoogheid hadden zo veel invloeds op de Regeering der Stad dat zy ten langen laatfle bewilligde in den ftaat van Oorlog, door den Prins beraamd, mids men tevens behoorlyke zorg droege voor de herftelling van *s Lands Zeemagt. Hetgeen ik elders vind aangetekend,wegens dedenkwyze der Amfterdamlche Regeeringe over zyne Hoogheid, ten deezen tyde, is te merkwaardig om hier niet gepla'atst te worden. In een gefprek met den Keurbrandenburglchen Gezant Fuchs, hadt de Prins zyn gedrag omtrent  19° HET LEVEN van omtrent Frankryk zoeken te verdedigen, onder andere met te zeggen, dat hy een afzonderlyk verdrag met dat Ryk altoos hadt van de hand geweezen, opdat hy geen argwaan mogt geeven aan de Staaten, by wien hyrfeds meer of mm verdagt gehouden wierdt. Dit zegren deelde zedert de Gezant mede aan den Amfrerdarnfchen Burgemeester Koenraad van Beuningen, die daarop aanmerkte „Dat er genoegzaame blyken voorhanden wa„ ren, dat de Prins geen oogmerk hadt, verandenV „ in den vorm der Regeeringe te maaken, 't welk hv „ ook hieldt boven deszelfs vermogen te zyn; doch de „ vvyze, waarop zyneHoogheid de zaaken behandel„ de, kwam niet al te wel overeen met de grondwetten „ van den Staat, en zweemde te veel na geweld De " Amfterdammers, dus vervolgde hy, waren 'er thans „ zo verre af van 's Prinfen gezag te willen befnoeien, „ dat zy t verderf van den Staat voor onvermydelyk 5, hielden, zo zyne Hoogheid hun tegenwoordig ontviel. „ Demagt, welke hy bown zyne Voorouders bezat „ was hem in tyden van Oorlog en beroerte opgedraa ■ s, gen; doch men kon ze, zonder de welvaart van den „ Staat m de waagfchaal te leggen, tegenwoordig niet „ verminderen". Omtrent deezen tyd begon zich een ruim veld te openen voor de wydftrekkende uitzigten des Prinfen van Oranje. Zyn Oom, Koning Karei de II, was in den jaare ,685 overleeden.en vervolgens zyn Schoonvader, de Hertog van Jork, hem opgevolgd op den throon van Groot-Britaunie, onder den naam van Jakobus den II. Deez' Vorst, openlyk den Roomsch-Katholyken Godsdienst toegedaan, yverde eerlang, om het Protefhntfche Weezen in Engeland den voet te ligten, en het Roomfche Geloof by openbaar gezag te doen vastftellen, Ver- fehei-  WILLEM den DERDEN. i$i fcheiden lieden van aanzien waren hierom ten Lande uitgeweeken, om niet ten doel te ftaan aan de vervolgingen van dien bygeloovigen Monarch. AI zedert ge* ruimen tyd hadt de Prins van Oranje heimelyk verftand gehouden in Engeland, om van tyd tot tyd onderrigt te worden, wegens 't geen aldaar voorviel. Thans hieldt hy naauwe gemeenfchap met zommige aanzienlyke En-» gelfche vlngtelingen, welke hem dikmaals in 't heime* lyk kwamen fpreekcn, en over den ftaat der Engelfche zaaken onderhouden. De voornaamfte van deeze was de beroemde Doktor Gilbert Burnet, naderhand Bisfchóp van Salisbury. Hy was mede uit Engeland geweeken , en naa eene reize door Frankryk, Italië en Zwitzerland gedaan te hebben, nam hy zynen weg na de Nederlanden, met oogmerk om zich in Friesland of Groningen met der woon neder te zetten. Doch te Utrecht geko• men zynde, wierdt hy genoodigd om den Prins en de Prinfes van Oranje in den Haage te koomen begroeten. Zedert wierdt hy een der vertrouwdfte vrienden van hunne Hoogheden, en hadt een merkelyk aandeel in hunne volgende verheffing tot de Koninklyke waardigheid. Uit des geleerden en Godvrugtigen Bisfchops Gefchiedenisfe van zyn eigen tyd, zullen wy hier eenige byzonderheden mededeelen, den Prins van Oranje en deszelfs Gemaalin betreffende. Terftond na zyne aankomst in den Haage, tradt Burnet met hunne Hoogheden in een openhartig gefprek, waarin de Prins, die anders koel en agterhoudend van aart was, een groot deel van deeze hoedanigheden afleide. Hy toonde zich zeer onvoldaan over zyns Schoonvaders handelwyze, welke hy vreesde gevolgen te zullen uitwerken , die niet dan door geweldige middelen konden gefluit worden. Burnet vondt • den Prins zeer  m HET LEVEN van . zeer onbezorgd omtrent zyne nerfoonlyke vejfigfeëJ Hy hadt kennis van den tfadeg van zekeren Savojaardj om den Prins van 't ftrand by Scheveningen te goten! en voorts na Frankryk te voeren; iets, 't welk niet on ■ mogeïyk fcheen, zynde zyne Hoogheid dikwyls gewoon sich met een Koets na Scheveningen te laaten ryden' •om de fnsfche Zeelucht te genieten, alleen van eenen Heer en twee Paadjes verzeld. Van deezen toeleg ye j wittigde Burnet hunne Hoogheden. De Prins floeg 'er weinig agt op; doch zyne Gemaalin toonde zich meer hekommerd. Met moeite bewoog men hem . om nimmer •dan van zyne lyfwagt verzeld, na buiten te ryden. Turnet was van gevoelen, dat 's Prinfen geloof in de' Godlyke Voorbefchikking hem dus onbezorgd maakte. Op zekeren tyd hem hierover onderhoudende, gaf zyne" Hoogheid te verdaan, dat hy vastelyk geloofde in eene Voorzienigheid, en dat hy zynen gantfchen Godsdienst haast kwyt zyn zou, zo hy dit geloof vaaren liet. Fly voegde 'er nevens, niet te kunnen zien hoe de Voorzienigheid zeker zyn kon , zo alles niet gebeurde volgens een voldrekt belluit van Gods wille. Wyders geeft de Heer Burnet eene korte fchets van het Karakter hunner Hoogheden, welke hierop uitkwam. „ Des Prinfen Opvoeding ( het zyn zyne eigen vvoor„ den) was zeer verwaarloosd. Geduurende zvn gant3, fche leeven hadt hy den hoogden weerzin in allen be„ dwang. Hy fprak weinig. Zomtyds geliet hy zich, ,„ als of hy zich ergens op toeleide; docli hy haatte al„ lerlei bezigheden. Van konden was hy een vyan'd „ ook van 't fpel. Dit deedt hem zich geduuriglyk op- ] s, houden met de Jagt. Doch zyn jaagen was niets an„ ders dan een ontvlieden van gezehchap en bezigheid. | „ Frankryk kleiner te maaken , was de heerfchende" 1 zucht  WILLEM den DERDEN. io§ | 9, ZTlcht zyns leevensWat de Prinfes aangaat,Bur-. p net pryst zo wel haar lichaams - als ziels hoedanigbep den. Zy bezat eene Vordeiyke houding , uitgebreide i kennis, een gezond verdand en eene welbefpraakte tong; l Zy muntte uit door haare wyddrekkende weldaadigheid. j De Bisfchóp merkt aan „ dat zy zeer beleezen was in i de Gefchiedenisfen en Godgeleerde Schriften; doch | dat zy ook met veel lust zich aan eenig handwerk rj ,, bezig hieldt, wanneer zeker ongemak aan 't gezigt n „ het leezen belette". Burnet, op zekeren tyd haare :j Hoogheid gevraagd hebbende naar de oorzaak van haars li Vaders gebeetenheid op Jurieu, kreeg tot antwoord , dat i zulks inzonderheid moest geweeten worden aan diens s Franfchen Leeraars fchcrp fchryven wegens Maria Koa idngin van Schotland. Doch zy voegde 'cr nevens, j dat Jurieu, haars oordeels, niet te befchuldigen was, 1 indien hetgeen hy van Koninginne Maria hadt gezegd , ? met de waarheid overeenkwam. Want, en met deeze woorden, haar edel verdand en goed hart waardig, beiloot zy: „ Indien deVorden kwaad willen doen ,moe„ ten zy verwagten dat de Waereld zich zal wreeken ) ,, op hunne naagedagcenis, wanneer hunne perfoonen i „ buiten haar bereik zyn; en dit is maar eene geringe „ dnart, in vergelyking van het leed , welk zy an„ deren hebben aangedaan". Nog meer byzondcrheden wegens deeze doorluchtige Prinfesfe, ontmoet men in de Karakters van eenige voornaame enGodvrugtig?, Engel,febeVrouwen, Deel I. bl. 145 enz., alwaar insgelyks een brief voorhanden is, van haar aan Koning Jakobus haaren Vader gefchreeven, waarin zy rekenfehap geeft van haare omhelzin ge en aankleevinge van den Protestantfehen Godsdienst. Dewyl de Prins van Oranje bedooten hadt, zich van den X de ei. N Heer  m - HET LEVEN van Heer Burnet te bedienen, deedt hy hem van befluit veranderen om na elders te vertrekken, en zyn vast verblyf in den Haage neemen. Eer de Doktor zich hiertoe wilde inlaaten, verzogt hy vooraf des Prinfen gedagten te weeten over de Vryheid en eene vrye Regeering, waar omtrent hy vreesde dat den Prinfe eenige nadeelige gedagten mogten ingeboezemd zyn. Doch zyne Hoogherd verklaarde van gevoelen te zyn , dat eene vrye Regeering alleen in ftaat was om eenen magtigen vyand het hoofd te bieden, en zo veel gelds op te brengen als vereischt wierdt om een iangduurigen Oorlog te voeren. Vermids men nu reeds eenige gedasten begon te voeden van 't geen naderhand gebeurde, vraagde iiuruet , op zekeren dag zich alleen met de Prinfes ^vindende, wat zy dngt dat de Prins zyn zou indien zy ten eenigen tyde Koningin van Engeland wierdt, als oudfle dochter van Koning Jakobus , en dus denaas geregtigde tot de Kroon? In >t eerst aarzelde haare Konrmdyke Hoogheid een weinig in haar antwoord; doch het kostte den fchranderen Engelschman geringe moeite omhaartedoenbelooven, dat zy zich zou vergenoegen met den naam van Koninginne; dat zy den Prinfe haaren Gemaal den naam en het gezag var, Koning zou doen opdraagen, en , volgens de les der Schriftuur hem als haaren man, in alles gehoorzaam zyn zou zo' hy haar als zyne vrouw beminnen wilde. Ligt is het te 1 denken hoe zeer de Prins moest voldaan zyn, wanneer 1 de Prinfes, in Bumets tegenwoordigheid, hem dit 1 haar befluit mededeelde. Negen jaaren" , zeide zy- I ne Hoogheid naderhand tot iemand zyner Vrienden » ^S!n J'3aren ben * ™ **°uwd geweest met dé „ Prinfes , zonder het hart gehad te hebben om haar te „ brengen op eenftuk, welk Burnet in eenen dag heeft „ wee'  WILLEM den DERDEN. 195 „ weeten af te handelen ". Onder dit alles verzuimden de Prins van Oranje en Burnet niet om heimelyk verftand te houden in Engeland, waardoor zy van tyd tot tyd narigt kreegen van't geen aldaar voorviel, en de misnoegden meer en meer verfterkt wierden in hun vertrouwen op zyne Hoogheid. Aan het Engelfche Hof was men ondertusfchen niet onkundig van 't geen in den Haage ten Stadhouderlyken Hove voorviel. De Koning begreep, een merkeïyken fteun te zullen hebben aan zynen Schoonzoon den Prins van Oranje, indien deeze in zyne maatregels wilde treeden. Om dit te bewerken, zondt hy den bekenden kwaaker William Pen na Holland. Doch deeze vondt des Prinfen gedagtcn , over de Vryhcid der toelaatinge van de Roomschgczinden tot het bekleeden van allerlei amptcn , zo verfchillende van die des Konings, dat hy onverrigter zaake na Londen wederkeerde, in weerwil van alle de groote beloften, welke hy zyner Hoogheid uit 's Konings naam gedaan hadt. Om 's Prinfen belangen in Engeland te bevorderen , zonden de Algemeene Staaten, in den jaare 1687 , derwaarts, als buitengewoonen Gezant, den Heer Everard van Weede , Heer van Dykveld, Behalven eenige zaaken, welke hy by den Koning moest verrigten, was hy met heimelyken last voorzien, om zulke Engelfchen, by welke de Prins voor een Presbyteriaan te boek ftondt, een goed gevoelen wegens deszelfs Godsdicnftige begrippen in te boezemen. De Prins bediende zich wyders van eenige Engelfche Predikanten, welke na Holland gewecken, doch nu door zyne Hoogheid na Engeland te rug gefchikt waren. Door deeze gelterkt, wist de Heer van Dykveld den Volke allerwegen gurilHge gedagten van 's Prinfen inzigten in te boezemen. N 2 Dykveld  Ï96* HET LEVEN taw Dykveld wist zelf byeenkomflen van lieden van h Wfte aanzien in het Koninkryk te beleggen, omover het hei1 van t Vaderland en de belangen van den Godsdiens te raadpleegen. Het voorgeeven van dit alles was, de heruehing van 's Volks voorregten, en het weereu vaa Vervolginge. Weinigen xvisten, dat de Heer van Dyk- lotlT'e"Ufigtenhadt' enK°ninS J*°bus den II zogt e verfteeken van de Koninklyke waardigheid, om verbolgens den Prinfe van Oranje de Kroon opperhoofd Terwyl de Heer van Dykveld te Londen ten behoeve van zyne Hoogheid handelde, hadt Koning Jakobus den Markgraaf van Albyville na den Haage gezonden om den Prins tot het goedkeuren van des Konlngs maat-' a s opnd°eVp "f^ d°Chhy °P bem' ZO ^ aoer en den Schoonzoon wierdt hierdoor a lengs groote, Koning Jakobus befchuldigde open^k den prms by Dykveld, dat hy altoos zyn werk hadt gemaakt om hem den voet dwars te i ten.. • Het jaar 1687 dus ten einde geloopen zynde, verfpreidde zich in 't begin van het volgende jaar een algemeen gerugt dat de Koningin van Engeland zwanger was. De Protestanten en 's P/infen aanhangers wierden hierdoor met vreeze , doch de Roomschgezinden met hoope en blydfchap vervuld. Veelen twyfelden aan de waarheid der zaake, dewyl de Koningin reeds merkelyk in jaaren was geklommen. Midlerwyl hadden de Staaten, op het voorbeeld des Konings van Groot-Britannie, eene Vloot van vyfentwintig Oorlogfchepen in zee gebragt. Merkelyke agterdogt verwekte dit aan het Engelfche Hof, alwaar men yverig de hand floeg aan  WILLEM den DERDEN. 197 taan het voortzetten van 's Konings oogmerken en wil* lekeurige maatregelen. Men befchouwde aldaar thans den Prins als den grootften Vyand des Konings , en hieldt hem opeiüyk verdagt dat hy een opfland in Engeland zogt te verwekken. Zo groot wierdt de haat, dat eenige yveraars beflooten, zyne Hoogheid van kant te helpen. Twee Ieren zogten hiertoe, te Amflerdam, eenen Duitfcher om te koopen. En als deeze hunnen voorllag van de hand wees, reisden zy zelve na den Haage , om op de Jaarlykfche Kermis hunnen flag waar te neemen ; doch zy vonden daartoe geene gelegenheid. Het voortgaan van Koning Jakobus in "zyne wettelooze maatregels hadt ondertusfchen ten gevolge, dat men nu op middelen begon bedagt te zyn om zich in veiligheid te ftellen tegen eenen Vorst, die het op de vernietiging der grondwetten van den Staat fcheen te hebben toegelegd. Van alle zyden wierp men het oog op den Prins van Oranje, als alleen in flaat en bevoegd om het Ryk voor den ondergang te bewaaren, dewyl zyne Gemaalin, naa den Koning, het naaste regt op de Kroon hadt. Ook wierdt hy met 'er daad fterk aangezet om de verlosfing van Engeland op zich te neemen. In Bloeimaand des jaars i638 kwam de Admiraal Rusfel uit Engeland in den Haage, in fchyn om zyne Zuster te bezoeken, doch, in de daad, om, op verzoek van verfcheiden lieden van aanzien, heimelyk met den Prinfe van Oranje te fpreeken. Hy vraagde deezen, wat men, in Engeland, zich van hem kon belooven? Waarop de Prins antwoordde, dat indien hy, door eenige van de aanzienlykflen uit het volk, die zich volkomen op hem wilden verhaten ,verzogt wierdt om 't volk en den Godsdienst te verlosfen van wetteloos geweld, hy dan flaac N 3 maak-  •# HET LEVEN W» , Bit Engeland gelclrreeven 2 , ^ Pl'infe • «« gun%er%n met het Hof te breeken P„ Y Hoogheid , om gantfehe Volk in nL 1%" ^ van welke men ziemoeïbaf ^ koelde; dat het LeC euV' Wederom^- de Hollanders hielden voor hunne vrienden en bro d tegen welke zy „iet, raaar weI tegen enZ' iSe Groot' hier ^ÊStS? iche Grooten over, als de Admiraal Herbert de iS f S!An&; e" anderen' 111 **» ™ de watel-en te s te gebruiken, doch in de daad om metd™ p P" een vast beflmt omtrent zynen overtoom Hy fchreef een groot getal ESSg maand wel tachtig in getal, aan lieden v he" ntlT aanzien en vermogen. De Zoon van de V Hanby, die een Fregat voor eigen reL^SHtir rust, was de voornaamfte overbrenger van dl T venen de antwoorden op dezelve ' b"£" _ Moeilyk viel ondertusfchen de uitvoering van 'sPrin f fhadt d™e -dig eert aanzien^ * troepen, en fcnepen om dezelve over tP ™ De toebereidzels daar toe konden niet -em k JT"' of de Hoven van VerJaiHes en T j W°rden>' I . . en'Londe" moesten daar vnn r wui£, en Bisfchóp van Munfter. Veel  WILLEM den DERDEN. 199 Veel lag'er den Staaten aan gelegen, dat de opengevallene waardigheden door iemand naar hunnen zin vervuld wierden. Frankryk verklaarde zich openlyk voor den Kardinaal van Furftembérg, en zondt troepen in de meeste Steden van 't Sticht van Keulen. De Algemeene Staaten, die hier door open lagen voor een inval der Franfchen, helden meer over om den Prins van Beieren te doen verkiezen. . Van deezen twist bediende zich de Prins van Oranje om Krygsvolk te verzamelen'i en verbonden te fluiten, in fchyn om den Prins van Beieren te onderfleunen, doch, inde daad, met een oogmerk op Groot Brittannie. Gereedlyk zoulodewyk de XIV den Prinfe het voorvvendzel om zich te wapenen hebben konnen ontneemen, indien hy flegts zyne troepen uit het Keulfche hadt getrokken. Doch dit gefchiedde niet. Wondere blyken van zyne loosheid vertoonde de Prins in deezen gantfehen handel. De Paus zelve diende hem ter bevorderinge van zyne oogmerken, als welken hy, door zekere lieden, welke hy te Rome hadt, tegen Frankryk wist op te hitzen, om alzo Koning Lodewyk in deszelfs maatregels te doen volharden. Dewyl 's Prinfen overtogt na Engeland, en 't gevolg daar van, een der merkwaardigfle voorvallen is in 's Lands gefchiedenisfen, agten wy het niet ondienftig, het beloop der zaake hier omflandig te verhaaien. Men vindt 'er die meenen, dat de Prins van Oranje , reeds by het leeven van Karei den II, het oog hadt gehad op de Engelfche Kroon, en zynen Schoonvader van de opvolging hadt zoeken uit te fluiten; ja, dat hy Karei den II hadt zoeken te noodzaaken, om zich ten zynen behoeve van de Regeering te ontflaan. Dit zou zyn heimelyk oogmerk geweest zyn in het dringen op N 4 de  HET LEVEN vaB van eenige metaalenTtV ^ °P dgen koste» «erdam, "* *"* «net de Regeerin- dier s^T Zyne doening * bfs«d- de gelukkige uithV der 7V 5' D°ch> ^ vorderde, Öen S^STTh ^ behulpzame hand fe bÏ t ^ ^m gemeene ffenesenhpw ! r ?' g t0e Seene al- trouwen daar van kennis -eeven n■ 7" ^ thans regeerendeBurgem esC wLten" T * Vier Joannes Hudde, Kornelis W^S^^ < «et eede zou £S£f On^'f a,S °f ** -Hen wy het iï^T^St " ~g onzen Leezerent^T^! ™is Fagel, i„ * begin van VW^S, RaadPe«fi°^nnen gegeeven, van gedagteV "zvn h' te heid na Engeland behoorde^fTf^T"***** verwarden ftaat der zaaken t ^ de» kwam de Heer van Dykveld t p r ' -iend, Witfen ^^ImJ^I vaar, welk men te dur-v n 7 7 Ver het 6 duw-n"adt, mdien men aan >t , werk  WILLEM den DERDEN. tof %erk van Engeland de hand niet hieldt. De Prins zelve polste hem hierover, en rnam het zeer euvel% toen hy verklaarde, dat ingevalle haare Majefteit, varï wier zwangerheid thans veel gefproken wierdt,van een Zoon beviel, hy geen regt tot de Kroon zou hebben. Omtrent het midden van Zomermaand kwam de Heer van Dykveld de Burgemeesters Hudde en Witfen fpreeken , ten huize van den eerstgenoemden, Hy verklaarde, door zyne Hoogheid, aan hun te zyn gezonden, om hun % gevaar, welk den Staat dreigde, voor te Hellen, en om •goeden raad te vraagen. Het antwoord was dat men inoest vertrouwen op de Voorzienigheid, die't gevaar fpoedig kon afwenden. Waarop Dykveld wederom vraagde , of zy met zouden kunnen raaden dat men aanviel, eer men aangevallen wierdt. Doch zy verklaarden uit eenen mond , dat zy dit nooit zouden kunnen doen. Witfen, die den Heer van Dykveld na de fchuit geleidde, ontving, onder het wandelen, nadere opening van zaaken, en wierdt, twee dagen daarnaa, by den Prins in den Haage ontbooden, met welke hy in een heimelyfc gefprek tradt. Zyne Hoogheid zag de zwaarigheden zo groot niet in als Witfen, en verklaarde dat men de penningen, tot den togt noodig, zou kunnen neemen uit de vier millioenen, tot de verbetering der Vestingwerken opgenomen. Hy voegde 'er nevens, dat het werk binnen twee of drie weeken zou kunnen verrigt worden , en dat 'er voor hem niets anders in ftak dan moeite. Doch dit wierdt wederfproken door den Amfterdamfchen Burgemeester, vrymoediglyk béweerende dat'er voor den Prins en de Prinfesfe, uit hoofde van hun regt tot de Kroon, veel meer dan moeite moest in fteeken. Dit en nog een volgend gefprek liep af met de beftendige weigering van Witfen om den Prinfe te raaN 5 " den.  soa HET LEVEN nN den. Hy deedt hierop een keer na Amflerdam, om met zyne Amptgenooten te raadpleegen; deeze waren nevens hem van gevoelen, dat men het groote werk aan- noch afraaden kende; dat zy wel wilden raaden tot zulk een onderftand, als met hunnen eed en pligt beftaanbaar was, doch dat zy van gedagten waren, dat het in de Vroedfchap der Stad niet zou doorgaan. Naderhand verklaarde de Prins dat hy nog geen vast befluit hadt genomen; doch dat hy ondertusfchen zou voort, gaan met het maaken van toebereidzels tot den ton geld ligten tot Vestingwerken, Bootsvolk aanwerven' cn met dan kort voor zyn vertrek den Staaten kennis geeven van zynen toeleg. Ondertusfchen hadt de Prins den togtna Engeland by Zich zeiven wel degelyk vastgefteld. Hier toe hadt hy noodignegenduizend knegtenen vierduizend Ruiters en Dragonders, welke hy uit de troepen van den Staat dagt te lig. -ten. Doch hier tegen deeden zich twee zwaarigheden op. Vooreerst was 't niet mogelyk, zoveel Volks te verzamelen, zonderde bewilliging der Staaten, om welke te verkrygen zyne Hoogheid zyn oogmerk zou hebben moeten openbaaren ; waardoor hetzelve fpoedig zou zyn rugtbaar geworden. Ten anderen zou het ligten van zo veel manfchap deKrygsmagt van den Staat te veel verzwakken; 't welk in de tegenwoordige omftandigheden ongeraaden was. Doch deeze zwaarigheden, welkemen in 't eerst voor onoplosbaar hieldt, verdweenen, zedert de twyfelagtige verkiezing te Keulen den Paus aan een ' voorwendzel hielp om een klein Leger byeen te trekken. • Dewyl 'er onlangs eenige Franfche troepen in het Keulfche waren getrokken, halt de Prins kleine moeite, de Staaten te bevveegen om zorge te draagen voor de  WILLEM den DERDEN. 203 de vcrderking der plaatzen langs den Rhyn en Ysfel. Hiertoe wierden vier millioenen toegedaan. Daarenboven wierden den Prinfe, door de Algemeene Staaten» drie of vier Leden toegevoegd, om met hem over de beveiliging der grenzen te raadpleegen. Deeze Gemagtigden waren 's Prinfen vertrouwde vrienden , aan welke hy "zynen toeleg veilig konde ontdekken; en terwyl zy alleen het oog fcheenen te hebben op Keulen, verzamelden zy Krygsvolk voor den togt na Engeland. Wat laater doeg zyne Hoogheid den Staaten voor, dat de Keulfche zaak hen ligtelyk kon inwikkelen in eenen Oorlog met Frankryk; en dat het daarom geraaden was 's Lands Vloot in gereedheid te brengen, en zich in daat te dellen om negenduizend matroozen te kunnen onderhouden. Ook dit wierdt zyne Hoogheid toegedaan * en met allen fpoed in 't werk gedeld. Opdat, ondertusfchen, het Land, door het ligten van het bovengemelde Krygsvolk, niet in een weereloozen daat zou gelaaten worden, teiwyl de Prins zich in Engeland zou bevinden, hadt deeze, al zints eenigen tyd, met verfcheiden Duitfche Vorden gehandeld, om de Vereenigde Gewesten met eenige troepen te onderdeunen, en was daarin gelukkig gedaagd. Door den Heer Bentink, Heer van Rhoon, dien hy in dilte na Amderdam hadt gezonden , deedt hy aan de Burgemeesters Hudde, Geelvink en Witfen in dilte kennis geeven van zynen handel in Duitschland. De Heer Hudde was , wegens onpasfelykheid , by het mondgefprek niet tegenwoordig. De twee Burgemeesters, naa hem voor zyn berigt beleefdelyk bedankt te hebben , verklaarden , dat hy de moeite van zyne overkomst wel hadt mogen fpaaren. Ook Wagtten zy zich zorgvuldig om op den goeden uitllag der onderneeminge te drinken, toen  «o* 'HET LEVEN v4» tZZy "2 d£n Heer Van Rhoon de" avond öi&^lj belden. Alzo men zorge hadt gedraagen om de Stads poort open te houden, wierdt deeze Heer, ter middernacht, in ftilte uit gelaateu. Ondertusfchen naderde de tyd tot den overtogt. Om inlanders en vreemdelingen een rad voor de oogen te draaien, wierden de troepen verre van Zee op de Mooteheide verzameld. Op de Maaze en in Zeeland bragt «nen eene Vloot van vyftig fchepen byéén. Eenige vertrouwde Kooplieden van Amfterdam, Rotterdam en andere fteden huurden de kleine vaartuigen, meer danvyfhonderdin getal, om de manfchap over te voeren, 7„.: der verfcheiden voorwendzels. De algemeene verzamelplaats was Goeree. Vreemd is het, dat alle deeze beweegingen gefchiedden, zonder dat men in Frankryk en Engeland met zekerheid wist, waar men 't op gemunt Hadt, ja , dat men aan de Hoven van beide Koninkryken, wanneer zommige deswegen hunne vermoedens ta kennen gaven, dezelve in den wind floe*. Terwyl dit voorviel, was aan eenige Leden der Staatèn van Holland, onder den eed van geheimhoudinge, openmg gedaan van 's Prinfen voorneemen. In de Vroedfchap van verfcheiden Steden, gelyk ook te Amfterdam, wierdt vervolgens geraadpleegd over het onderdennen van zyne Hoogheid. Het bewilligen der laatstgemelde Stadwas oorzaak, dat ter Vergaderinge van Holland eerlang het befluit met eenpaarigheid doorging, om den Pnnfe den noodigen onderftand te verkenen: Een diergelyk befluit wierdt, omtrent den zelfden tyd, m de andere provinciën genomen. Geduurende den tyd , in welken 's Prinsfen toeleg nog een diep geheim was, waren 'er, van tyd tot tyd, eenige Engelfche Grooten in Holland overgekoomen om met  WILLEM den DERDE N. È03 «iet hem te fpreeken. De Kolonel Sidnei, die , onder voorwendzel van de Wateren te Spa te gebruiken, ten dien einde een keer herwaarts hadt gedaan, was na Engeland te rug gekeerd. In het einde van Herfstmaand kwam hy andermaal over , voorzien met brieven van den voornaamften Engelfchen Adel, uit hunnen eigen naam en dien van alle eerlyke luiden in het Ryk, den Prins van Oranje verzoekende om over te koomen, en heC volk te verloslen van den dreigenden ondergang. Ook verhaalt men dat , een weinig vroeger, wel vier mülioenen in wisfelbrieven en geld aan den Prinfe waren overgemaakt. Thans was alles tot den overtogt gereed. De troepen wagtten flegts op bevel om ingefcheept te worden, en de Vloot om in Zee te fteeken. 'Er ontbrak nu niet meer, dan dat 'er een Manifest wierdt opgefteld, om vervolgens in Engeland verfpreid te worden. Het behelsde een uitvoerig vertoog wegens de misbruiken, in den Engelfchen Regeeringsform ingefloopen , en de noodzaakïykheid van ongevvoone middelen om dezelve te herftellen; als mede, eene belofte van den Prins en de Prinfesfe van Oranje om hiertoe de hand te leenen. Geen wonder dat zulk een flap bystcre ontfteltenis veroorzaakte aan het Engelfche Hof en by Koning Jakobus, welke, in arren moede, den Prins van Oranje fcholdt voor den fnoodften mensch,'dïe 'er leefde, als die zy. nen eigen Schoonvader van den throon zogt te ftooten. Doch nog vreemder is het dat hy de hulp weigerde , hem aangebooden door Lodewyk deu XIV, die al vroeg kennis hadt gekreegen van het Manifest, alzo zyn Gezant d' Avaux in den Haage middel hadt gevonden om de eerfte bladen van hetzelve, door een Drukkersknegt, te doen rooven van de drukkery, eer nog het Gefchrift het licht hadt gezien. Niets  god . HET LEVEN van Niets van dit alles veroorzaakte eenige verandering !n het vastgenomen befluit tot den overtogt. Op 's prinfen verzoek , wierdt de Admiraal Arthur Herbert , die weleer het bevel over de Engelfche Vloot hadt gevoerd , tot Luitenant-Admiraal-Generaal over de Nederlandfche Zeemagt aangedeld. Daarenboven bewerkte de Raadpenflonaris Fagel, dat de vier millioe* nen, onlangs opgenomen ter verfterkinge der plaatzen langs den Rhyn en Ysfel, nu den Prinfe, ter bevorderinge van zynen Overtogt, verdrekt wierden. De zelfde Staatsdienaar en Boezemvriend van zyne Hoogheid ontboodt, omtrent deezen tyd, de voornaamde Predikanten van vcrfcheiden Steden by zich, en overtuigde hen, met zyne gewoone minzaamheid, van het gevaar, welk thans den Godsdienst en het Vaderland dreigde, en dat dit door zyne Hoogheid alleen kon geweerd worden. Deeze Predikanten bleeven vervolgens niet in gebreke om van den Predikftoel het Volk met gunftige gedagten van 's Prinfen onderneeminge te vervullen. Omtrent het midden van Wynmaand trokken de troepen van de Mookerhcide na Goeree. Op den Zesentwintigden begon de wind uit het Oosten te waaien, 't welk den Prins deedt befluiten om terdond affcheid te neemen van de hooge Vergaderingen in den Haage, en na Helvoetfluis te vertrekken. Teder en met het ftorten van traanen viel dit fcheiden aan d<; zyde der Staaten; doch de Prins vertoonde deeze tekens van aandoeninge niet. Aan de Algemeene Staaten betuigde hy zyne dankbaarheid voor de vriendfehap , die zy hem altoos hadden beweezen, en beval, indien hem iets menfchelyks mogt overkoomen, de Prinfes zyne Gemaalin, in de zorge der Staaten, hun verzekerende dat zy dit  WILLEM den DERDEN. $07 dit Land als haar Vaderland beminde. Aan de Staaten van Holland verklaarde hy inzonderheid zyne dankbetuigingen voor 't geen hy, geduurende zyne minderjaarigheid en naderhand, van hun hadt genooten , en beloofde, by tydenwyle, hun zulks te zullen vergelden. De volgende dag wierdt door alle de Gewesten als een Bededag gevierd , om 's Hemels Zegen over 's Prinfen onderneeming af te fmeeken. Daar naa vertrok zyne Hoogheiduit den Haage na Hellevoetfluis en vervolgens na den Briel, alwaar hy zich aan boord begaf van een Fregat van dertig ftukken gefchut, gevoerd by den Kapitein van Esch. De voornaamfte Engelfche Grooten en Heeren van 's Prinfen gevolg waren de Graaven van Shrewsbury en Macklesfield, de Lords Mordaunt, Wiltrhcne , Parvlet ,Elan en Dumblain, de Admiraal Herbert, de Kolonel Sidney, de Heeren -Herbenen Rusfel, de Ridder Guyn , de Majoor Wildman, Dr. Burnet, de HeerHarbech, en de Predikant Ferguslbn. Op den negenentwintigften van VVynmaand -liep de gantfche Vloot in Zee. De Prins zeilde in 't midden , voerende zyn Wapen in de Vlag, in welke deeze woorden donden : voor den Protestantfchen Godsdienst en de Vryheden van Engeland- Onder aan las men de zinfpreuk van-'t Huis van Nasfau : ffe maintiendrai; dat is, Ik zal handhaaven. Niet lang was de Vloot in zee geweest, of zy wierdt beloopen van een geweldigen dorm, welke haar noodzaakte wederom binnen te loopen : door gebrek aan lucht waren 'er wel negenhonderd Paarden gedorven. Thans liet men het gerugt loopen, dat de Vloot dit jaar niet wederom in •zee zou deeken; 't welk ten gevolge hadt dat de toerustingen in Engeland veel flaauwer wierden voortgezet. Doch de Staaten delden zulk eene fpoedige orde op het voorzien derfchepen, welke meest geleeden hadden,dat  üoS HET LEVEN van zy, tegen den avond vah den elfden van Slagtmaand, met een Herken Oost-Noord-Oosten wind wederom zee koozen. Op den dertienden zeilde de Vloot het Kanaal in, tusfchen Douvres en Calais. Verrukkelyk was het gezigt, welk een getal van tusfchen de vyf en zes honderd fchepen in deeze enge zee uitleverde. Gaarne zou dePrins op den volgenden dag, op welken zyn geboorteen trouw-dag verjaarde , in Torbai geland zyn; doch. men raakte die plaats voorby door den Herken wind» welke, vervolgens na het Zuiden fchietende, oorzaak was dat men, twee dagen laater, in de haven dier plaatze behouden binnen liep. Nog dien zelfden nacht wierdt het Leger, en 's anderendaags de paarden ontfcheept. De Prins aan land gefiapt, en mi vrolyker zynde dan naar gewoonte, vraagde aan Dr. Burnet, of hy nu nog de Predestinatie niet zou gelooven? waarop de Dokter hernam, altoos te zullen gedenken aan de Godlyke Voorzienigheid, die by deeze gelegenheid zo blykbaar over hen geweest was. Thans trok het Leger op na Exeter, metregenagtig wederen langs ongemaklyke wegen. Listiglyk hadt men in Engeland het gerugt doen loopen, dat de Prins voorneernens was, in 't Noorden van Engeland te landen; hierom hadt Koning Jakobus zyne voornaamfte Legcrniagt derwaarts doen trekken. Doch toen hy vernam dat zyne Hoogheid westwaarts was gezeild , Helde hy al zyne hoop op de Vloot onder den Graave van Dartmouth. Maar deeze was verhinderd .om uit te loopen, door den zelfden wind, welke de Landing der Staatfche troepen hadt bevorderd. Tien dagen vertoefde de Prins met het Leger te Exeter, alwaar, bykans eiken dag, zich eenige Engelfche Grooten by hem vervoegden, die ;hem, by een plegtig Verbond, hunne hulp beloofden. Ook kwamen, van tyd  WILLEM den DERD EN. aop: tyd tot tyd, eenige Overften en eene menigte Soldaaten uit 's Konings Leger tot hem over. Onder deeze bevondt zich, onder anderen de Heer Johan Churchill, naaderhand zo beroemd onder den naam van Hertog van Marlborough. Niet weinig fterkte het ook 's Prinfen aanhang, toen Prins George van Deenemarken,'s ■Konings Schoonzoon, nevens zyne Gemaalin Prinfes Anna, en de Hertog van Ormond, zyne zyde koozen. Midlerwyl trok het Staatfche Leger op na Salisbury, om dat des Konings te ontmoeten , 't welk, egter, eerlang de wyk nam. Toen verklaarden zich geheele Steden en Gewesten voor den Prins van Oranje , waar door de Koning zo zeer in 't naauw wierdt gebragt, dat hy eerlang bewilligde om met hem in onderhandeling te treeden. Doch, vermits hy zyn befluit, om tot een vcrgelyk te koomen, een dag uitbelde, liet hy, in den nacht voor den dag tot de onderhandeling bepaald, door zyne Roomfche Raadslieden en door de Koningin , zich beweegen om het Ryk te verlaaten en na Frankryk te vlugten. De Koningin zelve nam de reize aan tusfchen den negentienden en twintigften van Wintermaand, en wierdt den volgenden nacht gevolgd door den Koning, die te Whitehall in een Schuit tradt, flegts van drie Perfoonen verzeld. In het overvaaren van den Theems wierp hy het Groot Zegel van Engeland in de Pvivier, en begaf zich voorts na dut Zeekant, daar een ; Visfchers Pink op hem wagttc, om hem na Frankryk, of na een Fregat, 't welk derwaarts zeilrede lag, te voeren. Doch, op aanraaden van tien Graave van Wincheifea, keerde hy weder na Londen, daar hy vertoefde tot den tweeden van Louwmaand des volgenden jaars >68o, wanneer hy, insgelyks van drie Perfoonen verzeld, te Paard na den zeekant reedt, en in een Fregat X. deel. O na  •zo- HET LEVEN van ^Frankryk oyerftak, alwaar hy behouden aan- Midlerwyl was de Prins van Oranje, door den Raad van Londen, na dre Stad genodigd, en deedt aldaar, QP den negenentwintigen van Wintermaand, zyne Openlyke intrede. Terftond daarop verZOgten hem Se voornaamfte Ryksgrooten, om eene Conventie o menkomst te befchryven, en intusfehen het bewind der Regeennge, tot nadere fchikking, te aanvaarden. Hy voldeedt aan dit verzoek op den zevenden van Louwmaand des Jaars l689. Daarop geboodt hv den Franfchen Gezant, alzo Koning Lodewyk onL« den Staaten den Oorlog hadt verklaard, binnen de tyd van vierentwintig uuren, het Ryk te verbaten. Twee dagen daarna woonde hy den Openbaaren Godsdienst by in de Kapelle van S, James, en ontving het Avonl rnaalnaarde wyze der Engelfche Kerke. Eerlang kwam de Conventer bydén. Men verhaalt dat den Leden, by bet mkoomen, gedrukte briefjes wierden toegere kt mhondende wat men 't liefst geftemd hadt. iTZ e samenkomst wierdt beOooten, den Prins Ce bedanken voor den.gewigtigen dienst, welken hy aan hetE g f^ Volk hadt gedaan, en voorts eenen Dankdag uit te RhrOveJ001; r Vei'WOrVene Veri0sfi^van de Paap! fche Oveiheerfclnng, en om in alle de Kerken voor den Pnns van Oranje te bidden. Men raadpleegde Z volgens over het vervullen vanden Throon fzoLerdat de Prins zich m eenigen opzigte daarmede bemoeidehebbende hy volgens zyne eigen verklaating va g^ tod, geenen flap te doen,in eene zaak van zo vee betang, om iemand of door beloften, of door bedreiging te winnen. Hy wist, betuigde hy aan eenige He m * Zmm^ ™ joelen W, het bewind t e dl' lert  WILLEM den DERDEN. au len in handen van een Regent; doch dat men, indien men hem hier mede op het oog hadt, de gedagten op eenen anderen moest wenden, alzo hy geen Regent wilde zyn. Anderen wilden de Prinfes alleen op den Tbroon plaatzen, zo dat zy alleen volgens haar welgevallen zou regeeren. Doch , fchoon niemand meer agting hadt voor de Prinfesfe dan hy, wilde hy, egter , de Kroon niet aan eene Vrouw verfchuldigd zyn. Hy betuigde het niet redelyk te vinden , dat men hem eenig deel aan de Regeering gave , indien het niet voor zyn ganfche leeven ware: verflondt men 't anders, dan hadt hy beflooten na Holland weder te keeren, zonder zich verder met de Engelfche zaaken te bemoeien, Wat anderen ook mogten denken van de Koninklyke waardigheid , hy verklaarde dezelve aan te merken als eene zaak , ■die hy gemakkelyk kon ontbeeren, en zonder welke hy zeer vergenoegd kon leeven. Dit alles fprak de Prins op eene koele wyze; welke, nogthans, by zommigen voor loutere kunst en veinzery wierdt opgenomen. Naa lang en veel over en weder handelens, wierdt eindelyk, door bewerking van den He ere van Dykveld , 's Prinfen Boezemvriend, in het Huis der Edellieden, doch flegts met' eene meerderheid van twee of drie Hemmen , beflooten dat de Prins en Prinfes van Oranje te zamen Koning en Koningin van Engeland zyn zouden, doch dat de Prins alleen het bewind der Regeeringe zou in handen hebben. Oo den tweeentwintigften van Sprokkelmaand kwam de Prinfes uit Holland te Londen aan. 's Anderen daags wierdt den Prinfe en der Prinfesfe , zittende op twee armlloelen onder een verhemelte, in de grootc Zaal te Whitehall, de Kroon aangebooden, en zy ten zeilden dage, onder de naamen van Wükm en Maria, voor Koning en Koningin van Enge. O a land 9  ma HET LEVEN van land, Frankryk en Ierland uitgeroepen. De plegtige Krooning,egter, gefchiedde eerst op den eenentwintig-' ften van Grasmaand. Wy moeten hier nog aanmerken, dat by 's Prinsfen bevordering uitdrukkelyk was bedonl gen , dat hy zyne Waardigheden als Stadhouder over vyf der Vereenigde Gewesten, en als Kapitein-en Admiraal-Generaal over de Krygsmagt van den Staat, zou blyven behouden : hoewel zommige Engelfchen deeze ampten als onbefiaanbaar aanmerkten met de Koninklyke Waardigheid. Op den zelfden dag, als de Prins van Oranje voor Koning van Engeland was verklaard, gaf hy den Algemeene Staaten kennis van zyne bevordering. Tevens verzekerde hy hun , dat deeze nieuwe waardigheid geenszins zou verminderen zyne zorge en genegenheid voor de Vereenigde Gewesten: maar dat hy zich veel eer nu, in dien hoogen post gefield, bekwaam vondt om de ampten, welke hy in dezelve bekleedde, tot meerder dienst en voordeel van den Lande waar te neemen. Hier mede ffilzwygende te kennen geevende, dat hy geenszins ten oogmerke hadt om deeze ampten neder te leggen, zo als zommige hier te Lande wel zouden gewenscht hebben. Dit verhinderde niet, dat in de Vyf Gewesten, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Overysfel, groote tekenen van vreugde wierden bedreeven over 's Prinfen bevordering. Alen ontftak vreugdevuuren , men rechtte praalboogen op, en vertoonde nog veele andere tekenen van blydfchap over deeze ongemeene gebeurtenis. Men vierde den dag der Kroouinge ook hier te lande, en de Algemeene Staaten fchreeven eenen plegtigen Dankdag uit. Ook vertrok 'er eerlang een Gezantfchap na Engeland , beftaande uit de Heeren van Odyk, van Dykveld en Witfen, Burgemeesters van Amfterdam. De Prins  WILLEM den DERDEN. «3 1 Prins zelve hadt deeze Heeren voorgeflagen , waarin 9 door de Algemeene Staaten gereedlyk bewilligd wierdt. 1 Doch de Heer Witfen, die zich tot dat Gezantfchap I niet moeite hadt laaten overhaalen, vernam, in Engeland gekoomen zynde, welhaast dat hy do jr den Prins alleen was voorgefteld om eene vertooning van eensgezindheid te maaken tusfchen zyne Hoogheid en de dad Amfterdam. Niet lang waren deeze Gezanten in Engeland geweest of de Prins ondervoudt reeds de blyken van den. veranderlyken aart der Engelfchen, en van hunnen afkeer van buitenlanders,, 'r Welk aanleiding gaf aan dit zyn merkwaardig zeggen aan de genoemde Heeren : ,, 't „ Is hier nu Hofannal maar 't zal, yeeUigt, wel haast „ kruist hem! kruist hem! zyn." Welkezwaare kosten ondertusfchen de Staaten der Vereenigde Gewesten hadden moeten doen, om den Prins van Oranje op den I throon van Engeland te helpen, is af te leiden uit eene lyst van dezelve, door hen aan 's Konings gemagtigden I overgeleverd, en van welke zyde voldoening vorderden. Uit dezelve bleek dat de uitgaaven, tot den overtogt, i en alles wat tot het L cger behoorde, befleed, bedroegen eene fomme van zeven miljoenen driehonderdeneendui» •J zend driehonderdtweeentwintig Guldens één Huiver en I acht penningen. En nog verliepen 'er omtrent drie jaaren, voordat deeze fomme geheel wierdt afbetaald. Niet te onregt was het dan ook , dat Koning Willem i verklaarde, de hoogde verpligting te hebben aan den i Staat, en in Engeland liever alles te willen laaten dry■ ven, en na Holland te rug te keeren, dan den Staat te zullen zien verlooren gaan. Niet lang hadt Koning Willem op den Engelfchen throon gezeeten, of hy verklaarde, op derk aanhouden der Algemeene Staaten, den Oorlog aan den Koning van O 3 Ftank-  214 HET LEVEN van Frankryk: die eerlang eene tegenverklaring in 't licht gaf, waarin hy hem noemde een overweldiger C TJfurpa «r ) der Koninkryken van Engeland en SchotlanT Tot het voeren van deezen Oorlog eischte hy geld en troepen van den Staat; waar mede hy, volgens het ge. voelen van den Gezant en Ambasfadeur Witfen ten oogmerkehadt, zich zeiven op den throon van GrootBntanme te handhaaven door het geid en 't volk der Al. gemeene Staaten Men bewerkte eerlang een Verbond tusfch „ Engeland en de Vereenigde Ge westen, waarby men elkander beloofd, , allen handel op Frankryk te zullen beletten, met vereenigde kragten befchadigende en verweerende te handelen , en noch met Frankryk noch met eenige Mogendheid vrede te zullen maaken dan gezamentlyk en met gemeene toeftemming. Daar het belang van den Staat dus zo naauw aan datvan En. geland wierdt verbonden, is het geen wonder dat een . Heer als Burgemeester Witfen dit verdrag met ontroen«g , en, gelyk hy zelve betuigde, met eene beevende hand ondertekende. 't Bleek eerlang, hoe weinig voordeels de Véfcèaigde Gewesten trokken uit de verheffing des Prinfen' van Oranje, en hoe onbekwaam of ongenegen hy ware om zv rie belofte te volbrengen, van naamelyk zyne aanzienlyker magt ten beste van den Staat te zullen gebruiken Aan den voorflag der Nederlandfche Afgezanten, om de intrekking der beruchte nadeelige Akte van Kromwel van den jaare 1651 te bewerken, leende hy in 't eerst vveini* gehoor; en naderhand bleek het dat hy volftrekt ongene" gen was om den Staaten ten deezen opzigte dienst te doen. D.kwyls lachte hy'er mede, wanneer van de vernie tigingdeezerAkte wierdt gefproken, en verklaarde dezel ve vooronmogelyk. Zelfs klaagden eerlang de Nederland. fche  WILLEM pen DERDEN. S15 fche Kooplieden, die zich in Engeland hadden nedergezet , dat zy nooit zo flegt als nu behandeld waren. Een zo gering verzoek als de vrye invoer van Delftsch aardenwerk in Engeland, wierdt van de hand gcweezen* De Nederlandfche fchepen moesten in Plymouth zomtyds maanden lang na Convooy wagten, terwyl de Engelfchen hunne eigen fchepen naar welgevallen geleidden. Op twintigduizend guldens 's daags wierdt de fchade begroot, welke de Nederlandfche Kooplieden hierdoor leeden. Aan den Koning zeiven verklaarde de Ambasfadeur Witfen, dat de fchade, welke defladAmfterdam alleen by dit toeven en ophouden leedt, wel op tien miljoenen guldens mogt gefchat worden. De Koning gaf, nogthans, den Staaten eenig genoegen, doordien 1 hy in het zo genaamd Groot Verbond tradt , onlangs tusfchen hen en den Keizer geflooten. Hoe fpoedig en gelukkig Koning Willem ook gedaagd ware in zyne onderneeming op Engeland en Schotland $ welk laatfte Ryk hem te gelyk met het eerstgenoemde voor Koning hadt erkend, meer werks hadt het in^ om Ierland te onder te brengen. Jakobus was , verzeld van den Graave d' Avaux, weleer Franfchen Gezant in den Haage, na dat Ryk overgeftoken , en hadt het beleg geflagen voor Londondery, welke Stad zich voor Koning Willem hadt verklaard; doch hy moest eerlang van daaropbreeken. Niet meer dan twee of di ie ftedcn waren 'er behalven deeze , die het met Koning Willem hielden, 't Leedt, egter, niet lang, of het gantfche Noordlyke gedeelte van Ierland onderwierp zich. Doch alzo het jaargetyde te verre was verloopen, wierden de troepen in de Winterkwartieren gelegd , en voor dit jaar de Krygsbedryven hier te lande geftaakt. In het volgende jaar 1690 wierden dezelve hervat. In eigen perfoonverO 4 trok  m HET LEVEN van trok hy na Ierland, tegen her u-*a.a kobus hadt z ch met ?™ i M„ , "-""mg jaBoyne. Koning wlT^lZ^ * Pen naby hetzelve, en befpiedde hetZnZ^ZZ alwaar hy groot gevaar zyns leevens lie„ a, ö / rechter fchonder hem het vel Z, , P' ° V3n de uuli ncm net vel met een Kanonkogel wierdtafgefchooten ^Anderendaags, den elfden vt Hooi maand, wierden de Le«er<5 datdeoverwinning eria: J rvfmr 'm£tdat ^ klaarde. De OngLkkS lalt VOOr Kora»g Willem ver- uiJ&eiuMcigc Jakobus verlaaten, en begaf zich na FnnK„i ■ y dagen eindigde. De zege aan Ï nf ' lT 'Y ïyne ij , ö n c,e koyne le de de Tnatf>« hand aan de 't onderbrenging van Ier Ld, opeetigemt noegde hoopen na, die zich meestm met en en p,onderingen ten platten lande ophielden Hoe hoog, ondertusfchen, Koning Willem S • ware gefieegen , bleek het /„olZ 1T T? -ken tusfchen hem en de Ld tZ^Z' men op een goeden voet Honden AaiL °" gefchilgafde Verkiezing van Schept vang des jaarsx^p. Bnrgemeesters^^^S^ hadden eene Nominatie van veertien Perf™ aanhetHofvan Holland, m^^^^f «*^f,tee„ererS^^ perfoonen. Zy deeden deezen Hap, uit kragt eene P7 v,leg,evanKon,ngPhi,ipp,s ^ inhoudende dat J Verkiezing van Schepenen, uit eene Nominatie van v e.en perfoonen, Haan zou aan den Stadhouder en by DochttSf" ; T'tr RaadC in Doch het Hof, zwaangherd maakende om aan dit verzoek te voldoen, zondt de Nominatie, buiten Lil vanoie van Amderdam, „a Engeland 'alwaar de K i -geene verkiezing deedt, niet zeer naar ^ zin Sr" Am-  WILLEM den DERDEN. 217 Amflerdammers, alzo hy twee der genomineerden, welke aangeftipt, en hem door den Ambasfadeur Witfen uitdmkkelyk waren aangepreezen, met voordagt voorby ging. Die van Amfterdam toonden zich hierover zeer onvoldaan. Tegen den tyd der volgende verkfezinge, fchreeven Burgemeesters en Vroedfchappen aan de Staaten van Holland, begeerende dat zy het Hot wilden opleggen en belasten, de verkiezing der Schepenen te doen in afweezigheid des Stadhouders, of anders de regeerende Burgemeesters hier toe te magtigen. Zy voegden 'er nevens eene bedreiging, dat de Stad niet zou draagen in de gemeene belastingen, zo lang men weigerde haarby haare Privilegiën te handhaaven. 't Is buiten ons bellek, het geheele beloop deezes veelgerugtmaakenden gefchils hier te verhaalen. Alleen merken wy aan , dat de twist eindelyk indiervoege wierdt byge. legd, dat de ftad Amfterdam eene Nominatie zoude zenden aan de Staaten van Holland, en deeze wederom aan Koning Willem, om uit dezelve de gewoone verkiezing te doen. En pp deeze wyze gefchiedde de verkiezing ieder jaar, zo lang de Koning leefde. Nog een ander gefchil hadt omtrent deezen zelfden tyd de Koning van Engeland met de Regeering van Amfterdam. Kort na zyne verheffing op den throon van Groot. Britannie hadt hy zommigen zyner vrienden, die met hem na Engeland waren overgeftoken, met eerampten en waardigheden befchonken. Onder deeze bevondt zich zyn boezemvriend Willem Bentink; deeze wierdt een zyner Geheime Raaden , Edelman zyner bcdkamer en eerlang Baron van Cyrcencester, Burggraaf van Falkenburg en Graaf van Portland. Door den aankoop der Heerlykheid van Drummeien, en naderhand van die van Rhoon,was hy, zedert het Jaar 1676, befchree ven in de O 5 Orde  eiS HET LEV EN van Orde der Ridderfchap. Met deeze nieuwe waardigheden bekleed, kwam hy eerlang over in Holland, en verfcheen in de Vergadering der Staaten van dit Gewest. Doch die van Amfterdam beweerden zyne onbevoegdbeid daartoe , beroepende zich op een befluit der Staaten van den jaare 1586, behelzende , dat niemand in hunne Vergadering zou verfchynen, die in eed of dienst was van iemand anders clan van wien hy ter Dagvaart was afgezonden. Ook protesteerden zy tegen 's Graaven daadelykc zittingneeming , en de Afgevaardigden der Stad verlieten de Vergadering. Groot misnoegen baarde deeze tegenfland by Koning Willem, die zedert aan den Graave van Portland fchreef, dat de kwelling,welke de Heeren van Amfterdam den Graave wilden aandoen , alleenlyk ontdondt uit het kwaad hart, welk zy hem ( den Koning ) toedroegen. Doch zyn misnoegen bedaarde, toen hy,even als in de zaak van de verkiezing der Schepenen, zynen zin kreeg. Met den aanvang des jaars 1691, fcheen de toeftand der zaaken 's Konings tegenwoordigheid in Holland te vereifchen. Hy beflootdan op den zestienden van Louwmaand de reize derwaarts aan te neemen; doch door een fterken Oosten Wind en opkoomende Vorst wierdt zyn vertrek eenige dagen vertraagd. Onder 't geleide van twaalf Oorlogrchepen, en met eenen aanzieidyken Hoffloet nam hy den zevenentwintigden de reize aan, en kwam op den dertigden, met dormagtig weder, tot anderhalve myl van Goeree, daar de oever dik met ys bezet, en dienvolgens de landing gevaarlyk was. Maarde Koning, de Zee moede , befloot om zich met een floep aan land te laaten zetten, 's Namiddags ten twee uuren ftapte hy uit het jagt in de floep, verzeld van den Hertog van Ormond , de Graaven van Portland, Devons- hire,  WILLEM den DERDEN. ai9 hire, Dorfet, en Monmouth ,en de Heeren van Ouwerkerk, en Zuilenllein. 's Avonds tusfchen acht en negen uuren befloot men 's Konings floep, en nog twee andere, welke die verzelden, aan den grond te zetten. Zeer kleinmoedig was thans het bootsvolk, zo dat de Koning hetzelve moest opbeuren, vraagende, of zy vreesden in zyn gezelfchap te fterven? Midlerwyl was de Stuurman door het water aan land gekomen ; doch zyne Majefteit moest den gantfchen nacht in het vaartuig vertoeven, van waar hy's anderendaags, met het aanbreeken van den dag, met wagens wierdt afgehaald. Drie uuren vertoefde hy aan hetftrandin eenarmelyk visfchers hutje. Zodra het weer bedaarde vertrok hy na den Briele, van waar hy nevens zyn gezelfchap, met Koetzen afgehaald, en nï Honsholredyk geleid wierdt. Op den vyf den van Sprokkelmaand deedt hy eene openbaare intrede in den Haage, waartoe een ongemeene en kostbaare toeftcl was gemaakt. Ook verfcheen hy eerlang in de Hooge Vergaderingen , als mede in eene zamenkomst der Bondgenooten , in welke het befluit wierdt genomen om eene aanzienlyke magt op de been te brengen. Vervolgens vertrok zyne Majefteit na het Loo, om zich aldaar eenige dagen met de jagt te verlustigen. Hier ontving hy de tyding dat de Markgraaf deBoullers, aan 't hoofd van 't Franfche Leger, : het beleg hadt gefiagen om Bergen in Henegouwen, op : den vyftienden van Lentemand. Deeze tyding deedt i hem, naauwlyks op dat Lusthuis aangekoomen, de te i rugreïze na den Haage aanneemen, en vervolgens na ] het Leger hy Halle vertrekken, daar hy den vierden van i Grasmaand aankwam. Gebrek aan wagens en Karren belette hem, het noodige tot ontzet van Bergen aan te voeren. Hier by kwam tweefpalt en misnoegen in de ! Stad , die zich hierom by verdrag overgaf. Koning Wil-.  C20 HET LEVEN vaw Willem hiervan kondfchap ontvangen hebbende, keerde weder na den Haage, van waar hy, na weinige dagen toevens, de reize na Engeland aannam. Niet langer dan drie weeken vertoefde zyne Majefteit in Engeland. Den elfden van Bloeimaand ftak hy van HarWich in zee , liep den volgenden dag de Maaze binnen, en kwam nog voor middernacht in den Haage. Voorts een togtje na het Loo doende, zondt hy de Graaven van Solms en Marlborough vooruit na het Leger, 'twelk twee uuren boven Brusfel lag ; hy zelve volgde op den tweeden van Zomermaand. Wel haast zogt hy gelegenheid om het Franfche Leger , 't welk onder den Maarfchalk van Luxemburg ftondt, tot een Veldflag uit te lokken; doch deeze ontweek dien telkens, alzo hy uitdrukkelyken last hadt om 't Leger niet te waagen. De Zomer verliep dan zonder dat 'er iets van belang voorviel; waarom Koning Willem eerlang het Leger verliet, en over Breda na 't Loo keerde. Hier vertoefde hy tot in Wynmaand, en toen in den Haage gekoomen zynde, deedt hy den Staat van Oorlog voor het volgende jaar opmaaken, en vertrok vervolgens na Engeland. Schoon dus zyne Majefteit, in deezen Veldtogt, geen en ilag hadt bygewoond, hadt hy, nogthans, meer dan eens gevaar zyris lecvens geloopen , alzo hy zich zomtyds te veel bloot gaf, en de Legers zeer dicht aan elkander Jagen. Onder andere verhaalt men, dat de Franfchen op zekeren dag een ftuk gefchut zo net hadden weeten te ftellen op een boom, onder welken Koning Willem zich bevondt, dat de boom geveld wierdt, een oogenblik naadat de Koning van plaats was veranderd. Den volgenden winter bragt de Koning te Londen door. Op den vyftienden van Lentemaand des jaars 1692 vertrok hy wederom na Holland, verzeld door de Gras-  WILLEM den DERDEN. ast Graaven van Portland en Athlone. In den Haage gékoomen zynde , verklaarde hy in de Vergadering der Al» gemeene Staaten, dathy, orde op de zaaken zyns Koninkryks gefteld hebbende, ten fpoedigtle na de Nederlanden was gekeerd om zyne bedieningen van KapiteinAdmiraal-Generaal en Stadhouder wederom waar te neemen. Dat hy, om den tegenwoordigen Oorlog door een fpoedigen vrede te doen eindigen , zo veel troepen hadt doeninfcheepen na de Nederlanden, als hy uit zyne Koninkryken kon misfen. Dat de Engelfche Vloot reeds gedeeltelyk in gereedheid was , en dat hy, met de hulpe des Hemels , een goeden uitflag verwagtte van de vereenigde Engelfche en Staatfche Zeemagt. Vervolgens de voornaamc Bevelhebbers der Vloote benoemd hebbende, plaatfte hy zich eerlang aan 't hoofd van 't Leger by Leuven, op de tyding dat de Franfchen na \ Namen in optogt waren. Doch hy kon het verlies dier ! ftad niet beletten. De tegenwoordigheidvanKoningLodc. wyk ontvonkte den krygsmoed der Franfche Soldaaten , en de kunde en vlyt van den beroemden Heere de Vauban i beftuurde hunnen arbeid zo gelukkig, dat de Stad zich moest overgeeven, onder 't oog van Koning Willem ? dien dit van veelen kwalyk wierdt genomen, die oordeelden dat hy met te veel voorzichtigheids gehandeld, en niet genoeg gewaagd hadt. Naa de overgaave van Namen raakten de Legers in beweeging, en ontmoetten elkander by Stcenkerken, Dapper wierdt hier van weer! kanten geftreeden. Koning Willem bevondt zich in ge'■ duurig gevaar. Doch, vermids de zynen het te kwaad kreegen, gaf hy tegen den avond bevel om af te trekken , laatende het llagveld en zes kleine ftukjes gefchut in de magt des Vyands. Om het vroeg ingevallen ongunlb'g jaargetyde, fckeidden de Legers al voor het einde  ^ HET LEVEN v A * de van Herfstmaand; en Koning Willem, naargewootf te een togtna 't Loo gedaan hebbende, en van Cn! «en Haage gekeerd zynde, vertrok, naa eedge dagen na Engeland, daar hy den achtentwintigften van WvÏÏ maand aankwam. Geduurende dit jongtVe^lT^ Konings in de Nederlanden, hadt men ef nog: beraamd tegen zyn leeven; welke, egter, tyd. w^tge^^ Veele onaangenaamheden ondervondt de Koning «j duurende den winter, in Engeland , alzo verf"heüen Leden van het Parlement zich allengs openlyk r te gen hem begonnen te kanten. Hier door 4rdfhv£ ger dan hy gewenscht hadt te Londen opgehouden en We met vroeger dan in Grasmaand tmHoIlan Le ren om den Veldtogt in de Nederlanden by te w 0 ei Naadat hy een togtje na 't Loo gedaan hadt, ftelde , C zich aan het hoofd van t Leger der bon gen ote Lmk en Maastricht, welke beide Steden door de Fran fchen met een beleg gedreigd wierden, kwam hy ^ , te hulpe, door in dezelve eenige Regimenten voetvolk* te doen trekken. Herdoor was het Leger der Bond, nooten zo zeer verminderd, dat de Hertog van Luxemburg , die t bevel over het Franfche Leger voerde befloot om hun flag te leveren. En, in de daad me kende dat hy vyfendertigduizend man «erker wis dan de" Bondgenooten , die zich tusfchen Tenen en S. Traven hadden neergeflagen. Koning Willem en de Keurvorst van Beyeren die te paard waren gedeegeu om in eigen Perfoon de beweegingen des vyands te beipieden ontdekten welhaast dat dezelve in aantogt was. Uit' aan merkmg van de groote overmagt Hemden toen de meesteKrygshoofdenomover de Geete te rug te trekken. Docli  WILLEM DEN DERDEN. aa3 Doch Koning Willem neigde om den vyand af te wagten , omdat hy zich verbeeldde eene voordeelige Legerplaats te hebben uitgekoozen. Om 't gros van 't voet* volk te beter te dekken, deedt hy,in den nacht van den achtentwintigften van Hooimaand, eene Linie opwer. pen , die Landen en Neerwinden, alwaar 't veld open lag, zamenhegtte. Doch deeze Linie was zo kwalyk aangeleid,en hadt zo weinig fterkte, dat de Hertog van Luxemburg, 's anderen daags de Legerplaats der Bondgenooten bezigtigende , zou gezegd hebben: Nu ge» loof ik dat de Prins van Waldek dood is. Met het aanbreeken van den volgenden dag was de Hertog van Luxemburg genaderd tot onder 't bereik van het gefchut der Bondgenooten, 't welk terftond op den vyand begon te fpeelen. Welhaast wierdt het gevegt algemeen. Doch wel haast bleek het ook, 't geen zommigen voorfpeld hadden, dat hetonvoorzigtigwas, tegen de overmagt des vyands, een zo ongelyken kans tewaagen. De Keurvorst vanBeyeren moest eerlang over de Geete wyken; en Koning Willem kon niet beletten dat de Staatfche Ruitery in wanorde en aan 't wyken Wierdt gebragt. Eerlang was dit de toeftand van het gant* fche Leger. De Bondgenooten verlooren in deezen flag van Landen zestig ftukken gefchut, en omtrent zevenduizend man. Doch de Franfchen hadden insgelyks veelgeleeden, wordende hun verlies ook op zes of zevenduizend man begroot. Niet lang naa deezen Veldflag vertrok de Koning na Holland, alzo hy van oordeel was dat zyne tegenwoordigheid in het Leger niet meer van dienst konde zyn. Geduurende zyn verblyf in den Haage bewoog hy de Algemeene Staaten om vyftienduizend man verfche troepen aan te werven tot den Veldtogt des volgenden jaars. Daarenboven bragt hy te wege dat 's Lands. Zee-  a24 HET LEVEN van Zeemagt 'merkelyk zou verfterkt worden. Thans maakte hy zich reisvaardig om na Engeland weder tekeeren; doch hy moest meer dan eene maand op een goeden' wind wagten. Hierom toefde hy in Holland tot den ze. venden van Slagtmaand, wanneer hy, met een gundigen wind, uit de Maaze in zee dak, en reeds den volgenden dag te Harwich voet aan land zette. Hoe voorfpoedig ook de wapenen des Konings van Frankryk, in den laatden Veldtogt, geweest waren, begon hy, nogthans, eenige geneigdheid tot den Vrede te gevoelen. Zelf bewerkte hy ,dat door den Deenfchen Gezant aan het Engelfche Hof, Koning Willem een ontwerp van een algemeenen Vrede wierdt voorgedagen, waarby vry voordeelige voorwaarden beloofd wierden ] en men niet onduider te kennen gaf, dat Willem en Maria, door Koning Lodewyk, voor Koning en Koningin van Engeland zouden erkend worden. Doch Koning Willem, oordeelende dat Frankryk moest vernederd worden, om de rust van Europa te verzekeren, en van den onzekeren kans des Oorlogs eene gundige verandering hoopende, wees deeze aanbiedingen van de hand. Ware het gezag van Koning Willem minder, en zyn invloed op de raadpleegingen der Algemeene Staaten niet zo groot geweest, gewisfelyk zou men in de Vereenigde Provinciën de aanbiedingen van Frankryk hebben aangenomen , waarin men alles , ja nog meer, vondt, dan men in de tegenwoordige omdandigheden kon verwagten en begeeren. Door dit aanzien en deezen invloed bleef men thans verdeeken van eenen Vrede, waarna veelen zo vuurig haakten, en dien het Land zo noodig hadt. Dit was een weezenlyk verlies, en nog te grooter, dewyl men naderhand zich met minder voordeelige voorwaarden van Vrede moest vergenoegen. Dus  WILLEM dek DERDEN. aa$ Dus moesten dan deeze Gewesten, in het Volgende iljaar 1694, wederom in de kosten draagen van den geld ïwerfpillenden Oorlog, waartoe zyne Majefteit van GrootijlBritannie volgens Jaarlykfche gewoonte, in 't midden nvan Bloeimaand, wederom na Holland overftak. Het ivermaak, welk hy in de jagt fchepte, deedt hem eenigen tyd op >yn Lusthuis 't Loo doorbrengen, waarnaa '[hy zich vervoegde in 't Leger der Bondgenooten, 't 'fwelk, thans eenendertigduizend Ruiters en Dragonders , mi eenenvyftigduizend Soldaaten fterk, omtrent Mont St. André lag. Het Franfche Leger, uit bykans even zo veel manfehap beftaande, ftondt thans onder het bej vel van den Daufyn , en hadt zich omtrent Huy nedert gefiagen. Gebrek aan voorraad noodzaakte hetzelve om eeüangvan daarop te breeken. Koning Willem, hier van onderrigt, brak voor den Daufyn op, en maakte zich meester van eene voordeelige Legerplaatze. Vervolgens zondt hy den Keurvorst van Beyeren, om zich te verzekeren van een overtogt over de Schelde , welken droom hy dagt over te trekken, met oogmerk om het beleg te daan voor Duinkerken. Doch, tot zyne verwondering, vernam hy dat de Franfchen reeds over de Schelde geraakt waren, en zich zo voordeelig verfehanst hadden , dat 'er geen hoop was om hen, met voordeel aan te tasten. Men hieldt deezen optogt voor een der roemrugtigfte bedryven van den Daufyn; en Koning Lodewyk de XIV was zo wel voldaan en verheugd over denzelven , dat hy 'er de Legerhoofden en Soldaaten voor bedankte , in eenen brief, welke aan 't hoofd van 't Leger openlyk wierdt voorgeleezen. Koning Willem, ziende dat 'er in Vlaanderen niets kon verrigt worden, deedt, door den Hertog van Holftein - Pioen, in Herfstmaand ? de ftad Huy belegeren , X deel. P welke  aitf' HET LEVEN van welke zich binnen weinige dagen overgaf. Hïernaa verliet hy het Leger, en naa eenige weeken op het Loo te hebben doorgebragt,keerde hy, in Slagtmaand, na Engeland te rug. Niet lang hadt hy ih Engeland vertoefd, of hem trof eene droevige ramp, door het verlies van zyne Gemaalinne ,Koninginne Maria, welke aan de Kinderziekte, die deezen Winter zeer fterk te Londen woedde, overleedt, op den zevenden van Louwmaand des jaars 1695, het drieendertigfte haars ouderdoms. Bisfchóp Burnet verhaalt dat de Koning, op den derden dag van de ziekte der Koninginne, hem by zich in zyn Kabinet ontboodt, en, hoe hardvogtig anderzins van aart, in zyne tegenwoordigheid een vloed van traanen ftortte, uitroepende dat 'er voor de Koninginne geene hoop meer was, en dat hy, van den gelukkigften mensch, het elendigfte fchepzel zou worden, welk 'er op aarde was. De Koning voegde 'er nevens, dat hy, geduurende den gantfchen tyd van hun Huwelyk, geen enkel gebrek in haar hadt ontdekt, en dat zy verdienden be* zat, welke behalvén hem niemand konde kennen. Over haaren dood was de Koning dermaate getroffen, ' dat hy verfcheiden weeken buiten ftaat was om zich met zaaken van Regeeringe te bemoeien, zelf niet om eenig gezelfchap te zien, maar den meesten tyd, alleen! verzeld van den Aardsbisfchop van Kanterbury , in I godvrugtige gepeinzen en heimelyke gebeden door-:: bragt. Dit fterfgeval was de oorzaak, dat Koning Willem dit jaar veel laater dan naar gewoonte, en eerst in 't; einde van Bloeimaand in den Haage kwam, van waar hy, naa een kort verblyf, zich begaf na 't Leger der Bondgenooten 3 't welk thans by Gent lag. Thans " • hadt '  WILLEM den DERDEN. 427 hadt hy beflooten, eene Stad van aanbelang te belegeren , en hadt ten dien einde het oog op Namen. Doch dit zyn oogmerk hieldt hy zorgvuldig verborgen; dooide beweegingen, welke hy met zyn Leger maakte, lokte hy kunftiglyk den vyand na een anderen oord, tegen welken hy niets in den zin hadt. Eensklaps gaf hy aan de Krygsbevelhebbers , den Baron van Heide en den Graave van Athlone, bevel om Namen te berennen; waarnaa hy zelve, met zyne benden, eerlang in perfoon voor de Stad verfcheen. De Stad en,het Kasteel van Namen wierden thans gehouden voor de fterkfle Vestinge in de Nederlanden; en de belegerden hadden beflooten zich tot het uiterfte te verdeedigen. Het beleg der Stad duurde tot den vierden van Oogstmaand, wanneer zy zich by verdrag overgaf; het Kasteel hieldt het nog eene maand uit, wanneer het insgelyks, op dezelfde voorwaarde, overging. In deeze belegering hadt Koning Willem, by verfeheiden aanvallen, zich meer dan eens gewaagd; ook wierdt zyn beleid, in deeze gewigtige onderneeming gehouden, van alle des kundigen hoogiyk gepreezen: zy telden de bemagtigiug van Namen onder de doorluchtigfle bedryven van zyn leeven. In de Nederlanden was men daar over zo verheugd, dat men eenen plegtïgen dankdag hieldt, en allerlei blyken van vreugde vertoonde. Zyne Majefteit vervolgens het opperbevel van 't Leger gefield hebbende in handen van den Keurvorst van Beyeren, vertrok na Dieren en 't Loo, en van daar na den Haage, met oogmerk, om , gelyk ook met 'er daad gefchiedde, in Wynmaand de te rngreiz; na zyne Koninkryken aan te neemen. Geduurende zyn-jongde verblyf in den Haage, hadt de Koning, uit aanmerking dat hy zich zonder kinderen bevondt, en van de onzekerheid zyns leevens, P 2 door  228 HET LEVEN v a.n door! de gevaaren, aan welke hy jn de Veldtogten waa bloot gefield, zynen ukerften wi] genmkt> ^ 'A zeiven ftelde hy tot algemeenen erfgenaam van alle zyne goederen,. Joan Willem Frifo, ondften Zoon van: Hendrik Kazimir van Nasfau, Stadhouder van Frie< land, die zynen Vader naderhand in deeze waardigheid opvolgde, en door een ontydigen dood op het Stryenfche Sas zyn leeven eindigde. Terwyl Koning Willem den winter te Londen door bragt, ontdekte men eene zamenzweering tegen zVn leeven , en om den ontthroonden Koning Jakobus on den throon te herfteUen. Het voorneemen der vi mengezwoorenen was, den Koning waar te neemen wanneer hy op de jagt zou gaan , of van het jaageni wederkeerde. Zommigen zouden de iyfwagt aantas ten , en andere zich van 's Konings perfoon verzekeren , om hem gevankelyk weg te voeren of {„ j gevalle van tegenftand , van 't leeven te berooven Doch, weinige dagen voor de uitvoering, wierdt het verraad ontdekt aan den Graave van Portland door twee derzamengezwoorenen, die hem beregtten dat de aanilag zou volvoerd worden op den eerstvoI*er]den Saturdag, wanneer zyne Majeficit doorgaans op deiagt ging, tusfchen Kenfington en het Park vanRichemond Verfeheiden leden der zamenzweeringe wierden hieroJ gevat en geftraft, en eene algemeene verbintenis getc kend door het gantfche Ryk, om Koning Willem te" handhaaven op den throon van Groot Britannie te-en de onderneemingen van Koning Jakobus, die te'calais met eene Vloot wagtte op tyding uit Engeland, 0m in gevalle hem dezelve gunfiigware, terftond derwaarts over te fteeken. Kaadaj deeze toeleg dus vrugtioos was afgeloopen, ftak  WILLEM den DERDEN. 229 flak de Koning, in Bloeimaand des jaars 1596, wederom •na Holland over, om den Veldtogt in de Nederlanden :by te woonen. Doch , vermids dezelve zeer fl auw Wierdt voortgezet, verliet hy eerlang het Leger, doen. ■dé vervolgens een reisje na Kleeve , alwaar hy door den Keurvorst van Brandenburg koninklyk onthaald wierdt. °Er waren naamelyk, in deezen Zomer, van de zyde van Frankryk, voorflagen van vrede gedaan. Hiervan gaf de Koning kennis aan het Parlement, in zyne aanfpraak aan hetzelve, naadat hy in Wynmaand wederom in Engeland was aangekoomen ; doch hy voegde 'er nevens, van oordeel te zyn, dat men niet dan met de wapenen in de hand, over den Vrede moest handelen. ■ Zo veel invloeds hadt hy thans op het Parlement, dat hy deezen voorllag naauwlyks hadt gedaan, of het Huis der Gemeenten nam het befluit om hem voor het volgende jaar de noodige onderftandgelden toe te ftaan, Niet geheel af keerig toonde zich ondertusfchen Koning Willem van den Vrede. Den gantfehen Zomer hadt men daar over gearbeid aan het Zweedfche Hof, 't welk " zyne bemiddeling tusfchen de oorlogende Mogendheden hadt aangebooden. Zyne Majefteit was van oordeel dat deeze bemiddeling behoorde te worden aangenomen, gelyk ook eerlang gefchiedde; wordende het Huis te Ryswyk, tusfchen den Haage en Delft gelegen , benoemd tot de plaats , op welke de hooge Gemagtigden zouden zamenkoomen. De Vredehandeling was reeds begonnen voordat zyne Majefteit van Groot-Britannie uit Engeland in den Haage kwam, daar hy door ongefteldheid van lichaam wierdt opgehouden: zodat het eenigen tyd aanhieldt, eer hy na het Leger kon vertrekken. Midlerwyl hadden de Franfchen het beleg gcflagen voor de ftad Aath. De tyding P 3 hiel  ft3o HET LEVEN Van hier van verhaastte zyn vertrek na het Leger der Bondgenooten, 't welk thans in Braband lag. Hier verklaarde hy, in een mondgefprek, welk hy met den Keurvorst van Beyeren hieldt, niet van oogmerk te zyn een enkelen man te waagen tot ontzet eener plaatze, welke de Franfchen, zo dra de Vrede was geflooten , toch zouden moeten wedergeeven. Hierom ging Aath, 't welk zich flappelyk verdeedigdc , over, twaalf dagen naadat de Loopgraaven geopend waren, 't Beleg van Dinant, 't welk hem van veelen wierdt aange» raaden, en 't geen hy, terwyl de Franfchen voor Aath lagen, ligt zou hebben konnen bernagtigen, wilde hy niet onderneemen: voor reden geeveude dat in zulk een geval Brusfel voor de aanllagen des vyands bloot zou gelegen hebben. Alleenlyk maakte hy zich meester van eene voordeelige Legerplaatze, ep welke de Franfchen het oog hadden. Dit was alles wat van de zyde der Bondgenooten, in deezen Veldtogt, wierdt uitgevoerd Koning Willem verliet hierop het Leger, zynen weg neemende na 't Huis te Dieren. Van zyne gezindheid tot den Vrede gaf hy thans een bewys, doordien hy den Graaf van Portland na den Haage zondt, om aan de Volmagtigden op de Vredehandeling uit zynen naam te verklaarcn, dat hy, ten opzigte van zyne eigen belangen, en die van zyne Koninkrjkcn, zo verre eens was geworden met Frankryk, dat het fluiten van eenen algemeenen Vrede hierom niet langer behoefde uitgefleld te worden: waarom by de Bondgenooten op 't ernfligst vermaande, dit groote werk tot een fpoedig einde te brengen. Terwyl naamlyk Koning Willem zich nog in 't Leger bevondt, was 'er eene geheime onderhandeling begonnen tusfchen den Franfchen Maarfchalk de Bouflers en den Hollandfchen Graave  WILLEM den DERDEN. êgt Graave van Portland; zonder dat men met ^zekerheid weete, wie van beiden daartoe de eerfte aanleiding hadt gegeeven. Vicrmaalen hadden zy te zamen gefprokeny eu de laatste reize, uit het open veld, alwaar de byeenkomften wierden gehouden, zich begeeven in een huis in de Voortrad van Halle, daar Schryfgereedfchap klaar ftondt, en zy in een uur tyds verfeheiden punten op het papier bragtcn, waar omtrent, volgens het gevoelen van zommigen, de Gemagtigden te Ryswyk, het, misfehien, in geen jaar zouden hebben konnen eens worden. De Graaf van Portland vraagde, hoe Frankryk zich omtrent Koning Jakobus, dagt te gedraagen, en of't wel mogelyk zyn zou deezen te onderfteunen, naa dat men Willem voor Koning van GrootBritannie zou erkend hebben? De Maarfchalk de Bouflers antwoordde, Dat zyne Allerchristelykfte Majefteit niet zou kunnen bewoogen worden, om zich openlyk te verhlaaren, dat hy Koning Jakobus niet meer zou befchermen; doch dat hy onder de hand wel wilde belooven, hem geenen onderftand te zullen bewyzen, noch Koning Willem ter zyner oorzaake eenigzins te ontrusten. Zelf zou hy Koning Jakobus van zyn Hof doen vertrekken , en na Avignon of na Italië zenden. Doch hy vorderde daartegen, dat Koning Willem aan de Gemaalinne van Jakobus jaarlyks zou betaalen eene fomme van vyfdgduizend ponden fterlings; welke fomme voorheen aan haar beloofd was, naadat Jakobus zou overleeden zyn. Van weerskanten wierdt in deeze punten bewilligd, die vervolgens door den Maarfchalk de Bouflers uit naam des Konings van Frankryk, en door den Graaf van Portland, van wegen Koning Willem, ondertekend wierden. Kort daarna wierdt de Vrede tusfchen de oorlogende Mogendheden te Ryswyk gellooP 4 ten.  Willem begaf rfch, ko"^ffzyn, Koo/ fche Verbond, na 't Uo 'C Rvswy*- ^ Gezanten'der *Ï££W* *** tradt men in beimelyl£ "nd l *** geVo^d- Hier kwaamfie middelen, td *^de% -er.de be> Spanje , Q^f^pt ^ l*-**"*' door met Frankryk geflooten KjZ f ,Algemeene Staaten gend en verdeedigend Ver! ™ ^ C£n befchadi- ' <%e Bondgenoot^ ^elfi 7chen tege„woor. ^an eene ^^^ï ^ a"de" Verbond tusfchen de 4i T ï '^«"nd GrootOorlog gevoerd i^ÜÖ^ ^ ^ lem en de Algemeene L T ^ Ko™S Wil- * de« wegkwamen, "gaaien, welke 'er **» befluit konde ffW dat men thans tot kort hiernaa deeze Lande n "g WiDeni ^rliet komst te Londen met groo e' Z ^ 2y"e aa«" k- dan naar ge^tel^ ^N M wys van de genege„heid ^erLein ee« fa. ondervondt de Koning i„ de L,g6 fche onrferdaane„ zyn ]yftogt Winter; WOr. OP zevenhonderdduizend po £ S * honderdduizend ponden ftS ' 'r welk hem thans ver^deff ge"egC"heid > Bynadt een aan-' houden, dan by T/ ? was goedgekeurd; t \ Huis van Oostenryk, en welke hy daar van ZOgt te ontheffen Ook bemiddelde hy, nevens de Algemeene Staaten , dit jaar den Vrede tusfchen den Keizer en de ! Porte, welke nog in Slagtmaand geflooten wierdt. Dit verngt henbende, nam hy de reize wederom aannazyne Bntfche Konmkryken, Byster bang maakten 't thans de Engelfchen hunnen i Koning. Een magtige aanhang was 'er in 't Parlement I tegen hem opgedaan, die hem in allerlei opzigten zogt te dwarsboomen, en inzonderheid derk drong op de ver, mindering der Land- en Zee-magt. Dit mishaagde den Koning geweldig, zo zeer, dat hy, om deeze en andeïe onaangenaamheden, welke hem van tyd tot tyd bejegenden, op het p„„t dondt om afdand te doen van de Regeenng en voortaan zich te vergenoegen metzyneStadhouderlyke waardigheid in de Nederlanden, die hem, m de daad, meer gezags gaf dan de Kroon in Engeland. Hv veranderde, nogthans, van gedagten, en fchikte zich, hoewel met den uiterflen weerzin, naar het gevoelen der meeste Leden in het Parlement, die hem zelf noodzaakten, zyne Nederlandfche Lyfwa^t af te danken, en na Holland te rug te zenden. Om deeze geduurige tegenkantingen te ontgaan, als mede om meer van naby te handelen over de verdeeling der Spaanfche Heerfchappye, volgde hy eerlang derwaarts, dy- tende  WILLEM den DERDEN. as* tende voorts den Zomer op zyn geliefde Lusthuis 't Loo, daar hy ten minden het genoegen hadt, van niet geduurig te moeten wordelen met den onhandelbaaren aart zyner Britfche onderdaanen. Het jaar 1701 was het laatde, waarin Koning Willem de Nederlanden bezogt. Dewyl men het met Frankryk, over de verdeeling der Spaanfche nataatenfchap , niethadt kunnen eens worden, begon het'er van nieuws allerwege oorlogzuchtig uit te zien. Zo wel de Algemeene Staaten als de Koning van Engeland begonnen daar toe eenige geneigdheid te vertoonen. Om zich te Herken tegen de Franfche wapens, floot de laatfte eerlang verfeheiden verbonden , ondere andere met den Keizer , Deenemarken, Pruisfen en de Staaten. Met deeze vereenigde magten hadt hy in denzin den Koning van Frankryk aan te vallen. Daarenboven hadt hy, in den jaare 1701, volgens gewoonte, in Holland overgekoomeu zynde, met de Staaten overleid om Kadix te water en te lande te belegeren. De Prins van Hesfen ■ Darmftad, die zich thans in Spanje bevondt, hadt hun verzekerd dat op het overgaan van deeze aanzienlyke Vestinge, veele Spaanfche Grooten hunne zyde zouden kiezen. *t Is bekend dat deeze gewigtige onderneeming met 'er daad wierdt by de hand genomen. Doch het mogt Koning Willem niet gebeuren, den uitflag daarvan te beleeven. Geduurende zyn jongfle verblyf in Holland, was hy aangetast van eene zwaare onpasfelykheid, welke, egter, by zommigen voor gemaakt wierdt aangezien, opdat hy een zeker ontwerp, waarop hy zeer gedeld was, te fpoediger mogt bevorderen. Reeds in den voorgaanden Zomer, naamlyk, hadt hy onder de hand gewerkt, ' om zynen Neef Prins Joan WillemFrifo, Erfftadhouder van  W* HET LEVEN van % <=*ai™ «w:;tc 0s:™\ïï;r her,re de meesten hier - ch hv vondt by zyne onpasfelykheid niet ^Wwas ^f-*11 verklaaring aan den Graave van PonW f' ? zo zwak gevoelde da-hv™ƒ ' da£ hy zich een Zomer te SDen&^101 *» volgen. ^ hy te rug na Enge, „d Hier f" ^ k^ toe te neemen. Het pale'is f u ^ hy ,n kn«ten ^erklyk laaten veSetere F Haffipt°nC0Ur£ h^ hy by zich aldaar met de ? ^ VmktS bet Park. Doch 00 ^ * ' f dikwyIs rond™ hortte hy, éoo^Z^^^T ^ de, met dat gevol- tfj , „ ,fY paard» ter aar" ter fchouder b^ m* T^" ™ zv» »*■ tonconrt, daLl^g ^ ^ weinig koortzig; do«fc beter bevindende, keerde hy weder 1 R™f Y de koets, in welke hy den meelIntvd flff ff f° bragt. De Lyfarts Lert^^^^ -vonds zonder koorts. Zedert fcheen\ y mfrS te beteren, zodat hy, naa verloop van zes dZT verfeheiden uitheemfche Gezanten g loo tT hTl ' zyne Majefteit ftortte eerlang wederom n n ? achttienden van Lentemaanden tSLvan £ £ ven, wierdt hy aangetast van eene koorts 11 braaking en ftoelgang. Opdien *&j£K* Graaf van Albemarle te rugwit Holland, weTwLÏ ^usl 'd V,K°ningS' ^ bad - dl uitrusting der Vloot .voort te zetten. Hy deedt zyne .Ma-  WILLEM den DERDEN. 237 Majefteit een kort verflag van den ftaat der zaaken in Holland, alwaar dezelve zo gunftig ftonden, dat dit, indien iets in ftaat geweest ware zulks uit te werken, den Koning hadt moeten doen herleeven. Doch hy hoorde het met groote koelheid aan, zonder eenige blyken van genoegen te vertoonen, zeggende alleen,,, Je tire vers ma fin , myn einde nadert". Thans vervoegden zich by den Koning de Aardsbisfchop vanKanterbury, en Bisfchóp Gilbert Burnet; uit de handen des eerstgenoemden ontving hy het Avondmaal, volgens de gebruiken der Engelfche Kerke. Kort voor zyn einde fprak zyne Majefteit met verfeheiden Engelfchen en Nederlanders , byzonderlyk met den Hertog van Ormond, den Graaf van Albemarle en den Heere van Ouwerkerk. Den laatften bedankte hy inzonderheid voor zyne lange en trouwe dienften, en vraagde hem na den Graaf van Portland, dien de Graaf van Albemarle met een kwaadaartig opzet buiten 's Konings tegenwoordigheid hadt gehouden, fchoon zyne Majefteit tweemaalen om hem gezonden hadt. Hy kwam eindelyk toen de Koning reeds lag te zieltoogen, die, egter, hem ziende, de lippen nog bewoog, en 'sGraaven hand vattende , dezelve tederlyk na zyn hart bragt. Van tyd tot tyd loosde de Koning eenige verzuchtingen, en floeg zyne oogen hemelwaarts. Eindelyk ontfliep hy zagtelyk , op Zondag den negentienden van Lentemaand des jaars 170a, 's morgens tusfchen acht en negen uuren, in het tweeenvyftigfte jaar zyns ouderdoms. Zyn erfgenaam, gelyk wy reeds verhaald hebben , was Joan Willem Frifo , Erfftadhouder van Friesland. Doch, in een afzonderlyk kodizil, hadt hy aan den Graave van Albemarle, zynen voornaamften guafteling» befproken de Heerlykheid Breevoort, ne-  233 HET LEVEN van «.ouder, °»<*> Hy w,s van ce„ zwatUelvt * " iioofdpyn relvvdd , >, "*?"■"* en veel met öck.whu;, t welk van veel™ „ tig gebruik van Oesters en ulZ v Zyn onmaa- ichreeven. Zvn , I KabbelJaauw wierdt toege- za-Ivk n g 6 W£ezen was déft/g en ont ^^^^^ Veldflag, „a„„eer hy vol vuu s Z', '" M «af. Hy wierdtvoo/dape ^ „X' £* ^ * *• tegenheid „eeft iLS^»*1* deE„?dft ,e Ko„T„ 'd ™ g"",dd' ™d°°r Wierdt w il St1 ""'■i'C^'kCa- °* y u8' onrtjg, wanneer by recent™! wierdt. Zyne GeiraiHn rrt • • , re&enSc'Pr°ken verwekt. Voorts fnmh 1 j u> oeze'Ve kinderen «oog. e„ m^ ^^^*»* Latyn, Spaansch en Italiaansrh , "ven^d; m bet bedreeven: dit fielde ^T^ Jl T gehed ^ ren over Legers J~r • 7 het bevei te voe- VoinSrnf^ gefleidheid van de Hoven v Eul " * ^ *? van bet Franfche Hof; de kunfW, V°°rnaamI>-k * I-r te gaan, was' d * *"* gantfche leeven. Van harten " ' ™ Zyn by  WILLEM dek DERDEN. 239 Tiy des Zondags ter Kerke, en oeffende zich afzonderlyk in het bidden en in 't leezen der Heilige Schriften. In de uiterlyke Kerkzeden (lelde hy, egter, zo weinig belang , dat hy geene zwaarigheid vondt om in Engeland de gebruiken der Engelfche, en in Holland die van de Nederlandfche Kerke te volgen. Evenwel wierdt hy van zommige Engelfchen befchuldigd dat hy een Presbyteriaan in zyn hart was, omdat hy eens op een Goeden Vrydag geweigerd hadt, aan twaalf arme mannen de voeten ie wasfchen, en op dien dag te vasten, zo als de bedendige gewoonte der Koningen van Engeland mede bragt. Vastelyk geloofde hy in het Leerduk der Predestinatie of de voldrektheid der Godlyke beduiten; deeze befchouwde hy als den eenigen grondllag van het geloof in de Godlyke Voorzienigheid. Met dit alles verklaarde hy zich rondelyk voor de Verdraagzaamheid omtrent allerlei Gczintheden in den Burgerdaat, gelyk hy, meer dan eens, heeft getoond door zyne voorfpraak voor de vervolgde Doopsgezinden by uitlandfche Vorlten. -— Wat aangaat zyne Regeering, veele moeite kostte het hem, eer hy op den throon van Groot-Britannie vast was gezeeten. In zommige Kerken weigerde men in 't eerst onder een anderen naam voor hem en zyne Gemaaliune te bidden, dan dien van Willem en Maria , onze Gouverneurs. Ook hadden veelen zo kleine gedagten van zyn gezag, dat zy hem Stadhouder van Engeland en Koning van Holland noemden. En, waarlyk, het lydt geen twyltel dat zyn gezag in de vereenigde Provinciën , fchoon ouder een veel minder tytel, veel hooger was gedeegen , dan in Engeland , daar hy den wydkünkenden tytel van Koning voerde. Het Engelfche Parlement ontzag zig niet om hem dingen voor te leggen, voor welke men in Hol-\ land  *4° HET LEVEN vAN land zich wel zou ffewaat i^i. ook zyn aanzien hieTTe t de D°Ch' ^ h^ twyfeiden, evenwel, ^ icoger,en wel na de opperftf " n l r Y n°g In zommige voornaame Steden Z dt ^ fl°ndt' diepe wortels gefchooten, dat m n 7™°^" 20 openlyker tegen zyne voor/la*™ , 7 berderen den de Burgeryen met 2?^£?* ** -n, dat men haar niet kon b^ge ft* leenen tot eenige ongewoone veranderd fd tS geering. Niet zonder oiultelteni.„ g * de Re' Haage de tyding van TkT ^ mea An de« verwektealdLrL e er tietnzoS ^ Zy -droefheid, als het T££ ™ ^.^meevoor eenige Jaaren. Men STeJZ/u,T " weeken agtereen, driemaal *d^J*?' ^r, de klokken te luiden. Ook kleel ^ Regenten, op >* Lands kosten ind " ZICh * fe die een onbuigzaam ge- ZTl T- e" - onbedreeven tenens maakte' hv T ^ fa enm k™lde optoudeu, Immte kn 1g CCne e" and6re Lofbaz^ om van 11, r7?Ête ve'"fie™> ^ den naam olZl o T f£m; Waal' 'm hu"Ile dwaashcid en fcbtantiZl * aan§Gt00nd' da' - 't zich geicnaamd hebben, celvk d*» <;,.in,.„ , „ noch doet. > ^ ^ Z"f ™ '£ Onder dit gewoel fchreef onze J. Wagenaar het nnr het, « tiW^en in \Mderduitscb, uit in r*l ten ,ner &' ' » *'' V™ Wt ^ «3» *** belloo. Thefaurierrl ***>t fchoon de Heer G"'ml «<" « °»tee gaarne gezien zon. den I  f A N WAGENAAR, 847 .den hebben , dat de Schryver hetzelve tot aan den dood van wylen haare K. H. de Vrouwe Gouvernante hadt -vervolgd.' Dit Werk is ook in 't Hoogduitsch vertaald, en, in agt Deelen in Quarto, te Leipzig in'1756 en vervolgens uitgegeeven. . Tot het. opftellen van .zyne nette en zeer doorwroch. te Befchryving van Amflerdam, verkreeg hy den 30 Ju- ny van 1758 de vryheid om ter Sekretarye, Charterkamer en elders,' onder verbindtenisfe van de vereisch.te geheimhouding, onderzoek te doen naar de Oudheden, Staat, Historie en Regeering dier Stad. Ook droeg , de Wethouderfchapen de Oud Raad hem in 't zelfde jaar, den aS October, den Tytel op van Historiefcbryver dsr S(ad, waar van hem eene behoorlyke Acte werdt gegeeven. En omtrent den afloop des jaars i~6o werdt hy bevorderd tot Eer ft en Klerk ter Sekretarye dier Stad, welken post hy getrouwlyk en tot het grootfte genoegen van allen, die hem behoefden , tot aan zyne laatfte ziek* te, bediend heeft. Geduurende de waarneeming van dit zyn werkelyk, doch hem fteeds aangenaam, Ampt, -voltooide hy de aanzienlyke B-fcbtyving van Amfterdam,'m zyne Opkomst, Aanwas, enz.; en gaf'er 't laatfte Deel of Stuk, in gr. -en kl. Folio en Octavo, van uit, in 't jaar 1768. -—■—* ïn de Vaderlandfthe Letteroefeningen heeft hy ook, nu en dan, een Uittrekzel gegeevenl' Aan de Maatfchappy der Nederl. Letterkunde te Leyden, van welke hy ten jaare 1766 een Medelid geworden is, heeft hy medegedeeld eene Toets van de Egtbeid der Rym - Chronyk, op naam van klaas kolyn •uitgegeeven. In 1768 heeft hy, toet goedvinden en op last der Regeering, gefchreeven bet Verheugd Amfterdam , by gelegenheid, dat zyne Doorl. Hoogheid de Prins Erfftadhouder met zyne Gemaalin en Gevolg, op Q 4 Taeï  *** het leven van het Raadhuis, toen als fc een Ph* a ontvangen en in die Stad onth^^ ' Emdelyk heeft de geachte ÖMWh- Z J" . de waarde van ^e^^^j^ d* «* ten, de gedachtenis ^™UBH^*wfofefi^t- caat h e rji. n1okdkw rnrardigen I-dhadt^yzyne^^:,, y T den, door de Schets vJTlT ! Wndig h°U" van dien Heer Tn ' *" ^ " P< Ge- lenfnuitte geevï"^^ *f te ^ Heeft nitgegeeven tn,[ ' " arbei»ï -«f;^^ BU « —deren, dat g-, J wei^ ;^G^:^7^.verwoestin- *4 «de, " ;e f ct d '7 f eene° ™*« «**« D„d, nlszyd; e 2 ? vyan<,e,,k (lag hefti- «kZ re" H to™ fceeden™ d' 5° ta"m Mn Wtafanten vee.» verdrongen «den „„, e„ voeren wede, „„r Engeland De H rr >7 , ' S Ultv°eng befchreeven in Neerland, tieldendaaden ter Zee Nn £ kt ^^erianas -» 1No> 7- Nogtans wierdt *r, na dien va  WILLEM den VYF DEN. 455 dien wreeden Oorlog, tusfchen de Moeder en den Zoon, -een goede en vaste Vreede, op deeze voorwaarde, geflooten : dat de Moeder haar leven lang Henegouwen zou bezitten, en haar Zoon Willem Holland, Zeeland en Vriesland. De Vreede dan in diervoegen tusfchen de Moeder 'en den Zoon getroffen zynde, wierdt Willem tot Graaf van Holland aangenomen , in 't jaar 1352J Hy regeerde 't Graaffchap," by zyn verdand, zes jaaren; hadt ter Vrouwe Machteld, (anderen zeggen Johanna) Dochter van Henrik , eerden Hertog van Lancaster in lingeland; doch heeft by haar geene kinderen verwek*. Men vindt van hem aangetekend, dat hy een ftraf en wreed mensen was , en jin Ho land met nieuwe en ongewoone knevelaaryen en geldafperzingen regeerde, zo dat het vrye Bataaffche volk zeer wierdt verdrukt , en hy niet het minde mededoogen met de armen hadt. Door den nood gedwongen ,namen de Landzaatcn hunne toevlucht tot zyne Moeder, de Keizerinne , die alleen de Dochter van 't Land was, met bede , da: ze hem toch door brieven wilde vermaanen , van zulk eene onverdraaglyke geweldenaarye af te ftaan : doch deeze vermaaningen Werden van hem in den wind -geflagen. De Moeder dit ziende , maakte de bovengemelde toerusting,; en waagde eenen Scheepsdryd op de Maaze met hem, waar naa zy, van hem overwonnen zynde, met; eenige weinigen naar Engeland de wyk nam. De Zoon bleef in Holland, en pleegde groote wreedheid tegen de Landzaaten. Onder andere zyner gc.weldenaaryen vindt men, dat hy Heer Gerard van Wateringen, een braaf Ridder, zonder eenige reden, met. eige  255 HET LEVEN van age handen heeft gedood H.» c, . ™ eenU eeltn' tiTNiW,t W' werd, door hen, verwoesr en velr, 7 ™ üttKht de IWehe Keizerin™ ?„ ^"^Moehaare Vaderde erffeniaft ™n', Ij "''V* * »ees hy den Hertog van BrlL i ™ Heusd« dêêze heerlykheid 7n uinPfaak aeedt, dat gedaane 2^^°^ ^ fpreektvoord onder den aP" ' waar ^ een HeèdeS^S^ tyd afis op deezen dag. H°llanfl Sebleeven tot Men vindt op 't jaar i ze Graif V 355 aanSetekend, dat dee ze uraar /j^*» door opr ' üee- bWrs, den Bisfchóp van £11 ^ °01" geeischt; *^W*Z2^^. * tweedemaale oproerig geworden en T t ^ t6a -hangende., zich voor J£ ^£ aantekenen; en dat verder, dewvl de vT ♦ d°£n ger by Koeten bleef, Heer Zl^l ^^ Hollanders zou gekomen zt »« de -M t volgende nar t*-k i tel, Bisfchóp van Utrechf ü ^ V3n Ar" -ngedaan, te wreeke, alkhe* en nam daar en btfven^e^ ; « , waar mede hy de Steden en ^ ^ naauw en fel beleerde . . , , Mmden zeer -veele iJX^^^t^^ Iprongen, en een groo |S r ^ b" geworpen hadt, deedt hv d, mUm'en nedet' » aeedt hy dezelve Steden ten laat- Hen  WILLEM den V Y F D EN. 25; fteh, na eene vierdaagfche belegeringe , ftormenderhand ingenomen , tot asfche verbranden. Om hier over wraak te neemen , zondt Hertog Willem Gysbrecht van Nyenrode, een ilrydbaar Ridder, met eenig volk , te Naarden verzameld , haar Zoest, welk insgelyks bëmagtigd en aan kooien gelegd werdt. Op den herlogt gelukte het Nyenrode ook nog , Otto van Laar, desBisfehops Maarfchalk, die hem tegen trok, te verflaan , fchoon hy in dit treffen zelf zwaar gekwetst, en voor dood te Naarden binnen gebragt wierdt. In Zomermaand beniagtigde Hertog Willem het Slot van Steven van Nieveld , 't welk , zyns ondanks , door het vo k ten gronde toe vernield werdt. Zweder van Montfoort hadthy reeds voorheen van 's Bisfehops zyde afgetrokken , en een afzonderlyk verbond met hem geflooten : ook werdt 's Hertogen Volk , in het ftroopen op Stichtfchen bodem, hoe langer hoe ftouter. Alle deeze nadeelen deèden den Bisfchóp ernftig naar vrede verlangen. Om dien te verkrygen , ging hy in perfoon, daartoe vrygeleide bekomen hebbende , den Hertog in het Leger fpreeken. Ook werdt de Zoen tusfchen beiden eerlang getroffen; brengende de voorwaarden van dien mede: dat de wederzydfche helpers , uitgezonderd Aarnoud van Ysfelftein , daarin zouden begreepen zyn ; dat eenige Stichtfche Ballingen, die den Hollandereu' gunftig geweest waren , wederom in 't Land zouden mogen keeren ; dat de Bis: fchop 't gewoonc Geestelyk Rechtsgebied over Holland j enz. zou behouden, en in 't bezit blyven van de Veen1 landen tusfchen Gooiland en Emmenes ; dat hem 't ISlot Vreeland binnen zes maanden, tegen zekere fomme X. deel. R gdds.  25S HET LEVEN vam gelds, zou worden ingeruimd , en dat de Heerlykhedeit van Amftel en Woerden den Hertoge zouden worden opgedraagen. Na 't fluiten van deezen Vrede, begaf Hertog Willem zich naar Engeland, daar hy van Koning Eduard en zyne Grooten trerTeiyk onthaald werdt. Hy hadt daar, zo 't fchytlt, nog eenige zaaken te vereffenen met den Koning, wien Vrouw Margareet de Regeering deezer Landen , voot den tyd van eenige jaaren , hadt opgedraagen ; eri vennoedelyk heeft Eduard toen alle bewind over dezelve aan den Hertog afgedaan , alzo hy hem reeds te vöoren voor wettigen Graave erkend hadt. In of omtrent Oogstmaand keerde Hertog WilTem van daar te rug, en kort hierna begon men in hem duidelyke blyken van krankzinnigheid të befpeuren; die langzaamerhand toenam , hem tot zynen dood toe by bleef, en aanleiding gaf om hem den naam van dollen Hertog te geeven. Dit ongelukkig toeval werdt aan zeer verfchMende oorzaaken toegefchreeven: de een zag het aan voor een gevolg van een wroegend geweeten, hem 't leed zyne Moeder aangedaan , dus vergeldende; een ander gaf'er den Engelfchen de fchuld van, meenende dat die hem vergeeyen hadden; een derde liet zich voordaan, dat deeze krankzinnigheid een uitdrooizel was van diegenen welke naar de heerfchappy jankten. Dan ten zynert tydetwyffelde niemand aan 's Hertogen krankzinnigheid; ook hadt hy 'er reeds voorheen nu en dan aleenV' ge blyken van gegeeven , en doorgaans zulke, waarin zonderlinge wreedheid befpeurd werdt. Toen een zy- ] ner Geheimfchryveren het Sacrament des Altaars, zyns oordeels,wat oneerbiedig behandeld hadt, veroordeelde  WILLEM den VYF DE N. aft !ry hem omleevend verbrand te'worden» en na zyne te rug komst uït Engeland werdt, gelyk reeds voorheen is aangeroerd , Heer Gerard van Wateringen, door hem , zonder de minfte PèHe'h , met eigen handen omgebragt; billyk derhalve werdt hy in bewaaringe gezet, eerst in 's Haage, en vervolgens te Quesnoi in Henegouwen. alwaar hy tot aan zynen dood toe, ruim dertig jaaren daarna voorgevallen, opgcllooten bleef. De groote vraag was nu,wie 't roer der Regeeringe, 'by's Hertogen krankzinnigheid, in handen hebben zoude. De Hoekfchen , die federt verfeheiden jaaren gansch en al aan laager wal gezeten hadden , verklaarden zich voor 's Hertogen Broeder Albrecht, als zynde reeds te vooren door Hertog Willem zeiven , en door Keizer Lodewyk zynen Vader, tot zynen Opvolger verklaard , indien hy kinderloos. overleedt. De Kabbeljaauwfchen, dat zeldzaam is, en even of hun de voorige mannelykc regeering kwalyk bevallen ware , dreeven nu, dat Magteld vanLankaster , Hertog Willems Gemaalin, tot Voogdesfe behoorde aangefteld te worden. Dan de Hoekfchen kraaiden nu den boven toon , en Albrecht kwam aan de Regeeringe, onder den titel van Ruwaard, Toeziener en Befchermer des Lands , na dat hy alvoorens beloofd hadt, de Landen te zullen regeeren , by den raad der geenen, die hy, met overleg en goedvinden der goede Steden,daartoe neemen zou, recht doende, in allen gevalle, volgens 's Lands rechten en gewoonten ; en daarenboven zyn Broeders fchuldcn zo buitens als binnens lands te zullen betaalen. De belofte, hem hier tegen door de Landzaaten gedaan , behelsde , dat zy hem zouden onderdaanig zyn , 't Land helpen regeeren , en alle gefchillcnhelpen R a by-  neb HET LEVEN van W. MN VYFDEN. Weggen In hoe verre de een en ander aan deeze belofte voldaan hebbe, behoort niet tot deeze beknopte fchets. Hertog Willem was van nn af aan, evenof hy dood geweest ware, van alle bewind verlteeken, en dus met meer in weezen. HET  HFT LEVEN VAN RADBOUD HERMAN SCHELE. 't Ts meer dan tyd, dat onder zo veele doorluchtige en beroemde Nederlanders, als wy hier voör ten toneele voerden, ook een Overysfelsch Ridder, van de voorgaande Eeuwe, te voorfchyn txeede, wiens naam, hoe zeer by den Geleerden bekend en geëerbiedigd, over het algemeen by onze Landgenooten meer en meer in vergeetelheid fchynt te geraaken; daar hy onder de Helden van den eerllen rang , onder de voomaamfte, uitmuntendfle en cdelmoedigfle Befchermers en Voorftanders derVadterlandfche Vryheid door alle tyden heen fteeds met eeuwige eere herdagt, en der Onfterflykheid moest blyven toegeheiligd. Het aanzienlykst deel des Menschdoms, welk wy zyne voorregten vooral niet betwisten willen, de ADEL, hadt veelal dit zwak dat Hy den Vorst zyns Lands naar de oogen zag, op diens wenken paste, voor hem opzat, te velde 'toog en zig liet welgevallen by hem niet hooger, dan als Vafal en Leenman te boek te ftaan, Dit onwaardig denkbeeld fchoot In de R 3 tyden  afe HET LEVEN van tyden der onweetendheid, inde verdandelooze MiddelEeuwen, zyne diepgaande wortelen, welke, zeeerd tot onze dagen niet geheel konden worden uitgeroeid' maar hunne verderflyke uitwerpzelen wyd en zyd ver-' fpreidden. Mogt het eens vernietigd worden door de bedaarde overweeging' eener waarheid, die geen Edel man, wie hy zy, 00it zal ontkennen , dat, boe edeler ookjemand van Afkomst, van Perzoon, van Hoedanigheden Zy , hoe meer by verdient , ja behoort vryte zyn! J En wie zou dan niet de edele begrippen van Vryheid m eiken Edelman met regt verwagten? — Wie verheugt zig niet, wanneer hy dezelve hier en daar ontdekt, en meer en meer veld ziet winnen, terwyl de averegtfche Vafallaadie, even gelyk eene oude Livereye verworpen, agter de bank raakt. 't Lust ons ter meerdere aanmoediginge deezer Gevoe.ens een eerwaardig voorbeeld te fchetzen. En wien zouden^wy hier toe beter uitkippen dan den genoemden Overvsfellchen Ridder Radboud Herman Schele, Heer van Veenbrugge en Welberg, Drosfaard van Ysfelmuitien, enz. enz. ? . Dees Edelman werdt uit een overoud, adelyk, Ovei, ysielsch Geüagt gebooren in het jaar ,6aa. Zyn Vader 'dte, van wegen de Ridderfchap des Lands, in de zo zeer bedenkelyke tyden van het jaar i6i9, naar >sHa voorheen was afgevaardigd geweest, werdt hem in zyne vroege jeugd, wanneer hy zig op de hooge Scloole te Leyden m het midden van den loop zyner S $®Pm b£V0!ldt' ^ den dood te vroeg ontruk Hy verbet zederd Leyden, om zig buiten 'f ,ands t beg=even,_en 2ig verder in die edele hoedanigheden & *ceds m hem uulciütterdeu, te volmaake^. _j Het  RADBOUD HERMAN SCHELE. 263 Het oogmerk was onder vreemden in vreemde gewesten de onderlinge betrekkingen van het menschdom gade te Haan, voorzigtigheid te leeren, zig aan een' gemakkelyken omgang met allerleyen rang en foort van menfchen te gewennen , de buïtenkndfche Regeeringen , wetten en gewoonten op te merken, ten einde 'er, t' huis gekoomen zynde, een nuttig gebruik van te maa- ken. • Hy rigtte zyne reis door Frankryk en Italië, bezield met de vuurigfté hoogagting voor alles wat voortreffelyk en uitfleekend was; inzonderheid voor de heerlyke en onnavolgbaare overblyfzels der Oudheid, welke van hem met de kundiglie oogen befchouwd werden. De omgang, met vooruaame Geleerden, wier vriendfchap hy zig ras' verwierf, volmaakte hem verder in zyne geliefde Weetenfchappen. Vooral hieldt hy zig, in Italië, een' geruimen tyd op aan het Hof van den Groothertog van Toskaanen, en nam dienst onder de Krygsbenden van deezen Vorst, ten einde zig in den wapenhandel verder te oeffenen, en op te merken of 'er nog voor hem iets te leeren ware in de Kunst om Legerplaatzen wel te kiezen en te bevestigen , in het fchikkeri van flagordcns of het belegeren van Steden, 't geen hy als een nieuwen vond naar zyn Vaderland, dat zelfs toen nog den Spaanlchen oorlog niet ontworfteld was, kon overbrengen. ' Vooral was hy 'er over uit om de toenmaalige wyze van oorlogen met die der Ouden naauwkeurig te vergelyken. En deeze neiging was het, waar in hy't meeste vermaak fchepte, en aan welke men naderhand zyne doorgeleerde (lukken Over de Legeringen en Krygsorde der Romeinen verfchuldigd was. Aan het Hof zeiven, en by den Groothertog hadt hy zig dermaate aangenaam en bemind ge= maakt, dat hem eene aanzienelyke plaats onder de LyfR 4 ben»  bende, die m'r 'c u wanneer zyne Moeder hem t'hll hy > veel moeite zy„ óntfla, "iet dan * %rence, daar Lig t0en *en f ° deedt ^ naamlyk groot even zeer gezien Waï n- " ,]y bv en * hy llyZ ^aa-hiedh, van vervolgens weder te ZutfenÏ '^-«Nw*n weerflaanbaare ^11^^^' ï& * onte zelve met zvne verdeel, 1 ^ te S** en zig £ uilte rd,gI,?en °^ tt £ «en over te geeven, behieldt hL ^?«odi* een afzy„ dan van Si! O ter terug g%praen'; ^f *> bmten > Lands, ^pgers , om in hun VJ ^ ]™ van gewoone *n die nimmer van huf " **» k«te der waarheid, fe m • re' !°°k Z0<^ ten ' Ivk over aa„ zym geIie^"' ^ -g ganfchevoltrekken dier geleeSéid ? £> en het * Gereld verbaasd 2nd[ 1^ gebed - -en brief, aan den^ed^T f«« gefchreeven door den n ^ leeraar, en naderhand Pn-, Devei"erfchen fjoo-- tet tot diepe Geleerdheid efbl r door het Ieezeh der UL ^ R°effl °Pvat"Hgegeevene Schriften v,n RedL^oe^061"^ >• AM* zeide . c , ,. va"> in zekere ft)a?&Sy,,ose£p,t Burin ^  RADBOUD HERMAN SCHELE. 265 den beroemden Janus Rutgerjius ( % ). Al wat Grie;ken en Romeinen ons uitmuntends, in zo veele heer» dyke boeken, nalieten, doorbladerde hy thans niet ter loops, maar doorkroop het, en maakte zig alle de Schriften der Ouden volkoomen eigen. Ook hierin volgde Schele den Koninglyken , den eenig zekeren .weg, welke tot het toppunt van egte Geleerdheid heen -ftrekt, en langs welken hy zyne Regeer- en Staatkunde , door het leezen der oude Gefchicdfchryveren, Redenaaren, Digteren en Wysgeeren voltooide. Ook werden de beste Christen Kerkvaders niet vergeeten. — i I y wilde zo wel in Goddelyke als menfehelyke weetenfchappen uitmunten, en dit oogmerk bereikte hy. Daarby verfchafte het onvermoeid leezen van zo veele fraaybewerkte Gelchriften der Oudheid hem dit voordeel, dat alles, wat hy op het papier bragt, in vloeybaar? heid, rykdom van gedagten, en kragt en fchoonheid van zeggen uitftak. ~-~ Jan Frederik Gronovius, een zeer bevoegd oordeelaar over fchrandïre vernuften , geeft hem, in zekeren brief aan Salmafius (*) , deeze getuigenis, „ dat by onder den geheelen zo Hoog- als j, Nederd.uit/cben Adel ( onder welken onze Jonker, als uit een der alleroudfte Gedagten voortgefprooten , ook door eene zeer hooge geboorte uitblonk) zyns „ gelyken gezien nog vernomen badt; 't zy men zyne voortnfiyke Kundigheden in de geleerde Taaien, en ■ n geheele Oudheid in aanmerking'' name, of bet oog ves„ tigde op deftige opvaeaing, hefchaafdbeid, liefiaaligt beid, opregtbeid, edelmoedigheid, juist oordeel, lee- 5, ven-* (5) De Varia; Lectiones van J. Rutgerfius, uitgegeeven te (Leyden 1Ö18. in 4to. |C*) Zie de aangehaalde Syll. Epist, toni. II, p. 612. R 5  466 HET LEVEN van „ vendig vernuft, , of bekwaamheid in bet fchryven * Dit zeggen van Gronovius was, in de daad, geer, grootfpraak, en onze Ridder beantwoordde daaraan, of liever, hy oyertrof het, door de uitgaave zyner onver! gelykelyke Schriften overdeKrygskunde der Romeinen hunne Legeringen, Ordeningen, en wat meer van dien" «art is; in welke hy, de oude manier van oorlogen meti de Iaatere vergelykende, aanduidde, op welk eene wyze de hedendaagfche Bevelhebbers hunne kundigheden uit het by ouds gebruikelyke kunnen verbeteren en zi j hunner voorgangeren voorbeeld te nutte maaken: welk naderhand het. doel ook geweest is van den Heer Foulard in zyne Franfche aantekeningen over Polybius Verfcheide geleerde Mannen, een Lipfius, een SalmaJius, fxnSavtöus, hadden, voor Schele, deeze taak ter hand genomen: doch zyne arbeid overtiof den hunnen oneindig, Hy fcheen in der Romeinen Legerplaatzen werkelyk verkeerd, met Scipio, Fabriek, Fabius , Cafar gemeenzaam omgegaan te hebben, en, als een ooggetuige, van alles naauwkeurige rekenfchap te geeven. Hoe groot nu de roem ook ware die hem hje*. i Witte wagten ftondf, was zyne zedigheid niet minder ! groot; zo dat hy, in ftede van zynen naam vol uit te j fchryven, alleen maar de letters R. H. S. op den tytel deedt plaatzen, Voorts wierden nog meer andere ftukken, over verfcheidene takken van Geleerd- I heid, door hem vervaardigd geduurende zyn ftil Verblyf op zyn yoorouderlyk Landgoed Welberg, niet ver- 1 re van Steinfurt gelegen, waar hy een' gernimen tyd, I in afzonderiuge, vry van ftaatzugt en beflommeringen " maar nu en dan van geleerde vrienden omringd, mogt doorbrengen, Dan zyne braafheid en uitmun- tende deugden, zyn doorzigt en kennis van zaaken,, eu  RADBOUD HERMAN SCHELE, m en dus zyne gelchikthéid om den Vaderlande tot eenen by uitftek bekwamen Regent te verftrckken, nu aan alle zyden meer en meer bekend wordende, maakten eindelyk een eind aan dit byzonder en ampteloos leeyen. tot groot nut van den Lande, dat thans, meer, dan'ooit, dc hulpe van wakkere en getrouwe Staatsmannen noodig luidt. De bekwaamheden het vlekkeloos Karakter, en de. flaudvastigheid van Schele waren oorzaak dat die van Overysfel zynen raad, en mond, en pen te baate namen in de inwendige beroctten en onderlinge gefchillen, welke, het Lan.dfchap eenige jaaren agtereen verdeelden, en waarin hy de zyde der Staatsleden manmoedig ftaande hieldt, die zig voor de Vryheid in de bresfe fteldcn, en anderen, die haar belaagden, tegen gingen. • Na dat hy zig dus in het dillen'der huisfelykc onlusten allerloffelykst gekweeten hadt, naderde het tyddip, dat hy op luiderryker tooneel verfchynen, en het gemcLMic Vaderland, door de aanmerkelykde dienden,, aan zig yoor altoos verbinden zoude. Na het overlyden van Willem den Tweeden, Prins van Oranje, wierden , uit alle de vrye Gewesten, afgevaardigden der hooge Bondgenooten , ter vastdellinge der Regeeringe van deezen. Staat, naar 's Haage by één geroepen in het jaar 1651, en vergaderden op die zelfde plaats, waar zy, zeventig jaaren te vooren, den Koning van Spanje hadden afgezwooren. Tot deeze groote Vergadering werdt ook de edele Schele, van wegen de Ridderfchap van Overysfel , onder de eerden afgezonden, om 's Lands oorbaar voor te daan: welken last hy met de groo tde wakkerheid volvoerde. Merkwaardig is het berigt, 't welk de Geleerde Grevius, die zyne gedagtenis* dopr eene uitmuntende Lyk- en Lofrede vereeuwigde, hier omtrent  *«* HET LEVEN van , goedmaaking van de kost,^ ^ ' j ^ geioasneid.'Dan dit was flegts een °-erino-P ^„t. 0 *aauw kenteken van de V^^^™, Hy voegde hier by alle die vooitre/elyk i j2n 2 een waar Vader des Vaderlands volmaakenlt hy in zig zeiven geene gebreken over het hoofd zae f» gehoonde hy ook „iet, het geen ander ^ Dikwyls hoordemenhem, ter hooge Vergaderi ,e ^ * gen over de toeneemende pragr en weelde : ^ overdeinhaaligheid, het verkoopen van atnpten ont -i<-n.yi hy ook hen, die hier mede befrnfr • «wgen raadsman en befchermer. Welk PPn« hooge agungehyzig algemeen verworven h dde , nien u,t hct volgende opmaaken. Het Dros ampj v Welke tot hc hoogde eerampt in Overysfel den we' baant, opengevallen zynde, ontbrak het niet aan lef g-ot getal van zalken , die , door" kuiperyen ^ QQtlopfde middelen, zig daar van meester Jgten"e ^ ken.  RADBOUD HERMAN SCHELE, ioj ken. ■ Nimmer hadt Schele.dit haatelyk fpoor betreeden; ook was hy'er verre van daan om thans het getal van deeze Amptbejaagers te vermeerderen : en evenwel (zo groot was de overtuiging, die men van zyne verdienden hadt) werdt de opeuftaande Post met algemeene ftemmen aan hem opgedraagen. Dan hy overleefde deeze eer niet lang. Pas twéé maanden was hy Drosfaard geweest, of hy werdt door eene felle en brandende koorts op het onverwagtfte aangegreepen , die van zyn voor het Vaderland zo dierbaar leeven, op eenen allerongefcbiktften tyd, den zestienden van Hooymaand 166a, wanneer hy naauwlyks den ouderdom van veertig jaaren bereikt hadt, een einde maakte. Het overfchot des braaven Mans werdt plegtig ter aarde befteld te Bonte, een klein Dorp in Twente, gelegen tusfchen Delden, Almelo en Oldenzaal. Zyn vroege dood wekte de Klaagtoonen der beroemdfte Digteren van dien tyd, welke, zo in Nederduitfche als Latynfche Treurzangen, zyn ontydig affterven beweenden. De beroemde Digter en Godgeleerde j. vollenhove zingt van hem : Bedroefde dichtens lust! waa'r worde ik van de reien Der Dichtren, al om ftryd aan 't jammeren, aan 't fchreieti, Gedagvaart? och fchei uit, Apolloos Priefterdom, 'c Is uit met u en ons: nu zit de Zangberg' flora. Indien 's lands grootfte licht noch niet had uitgeblonken, Hy zelf zou ziel en geest van ons gedicht ontvonken En voeren aan 't geflarnt: een ganfcne paardebron, Een Cirre en Focis en Parnas en Heliiton Verftreltte ons schele alleen: indien Gronovius en groote ïleins, twee vrinden, Die  m HET LEVEN van Dte schele waardigzy„, ons levendig den helt Affch.Idren met zyn verf, in dicht dat voeten telt Of ruimer zonder Maat zyn deugden ooit uitmeten! Dan ryst zyn lof in top, dan zal de wereld weten Wat Twenthe voor een' licht heeft uitgelevert: dan' Zien wy ons afgebeeld het fchoonfte voorbeeld van Een Edelman, volleert, volmaakt in a!Jen delEn berg en Bosch en beek weergalmen Schele, S ch e l e j _ , , " " " * — Men kon Een dappren Brutus hier, een1 Kato zien herleven En naar orilternyke eer met lust en yver ilreven. ' Wie kroont zyn' Adeldom met zulk'een ryke kroon? Wie queet zich, flim gefcheept, zo wakker onder 't ffiereï' Zo kloek en afgerecht, om nu den fchoot te vieren Dan aan te haaien naar den eisch ? wie ging zo rort' Dat nimmer 't oprecht hart verfcheelde van den mom'? Wie lei zo toe, om ongeregeitheên te fnoeren, Om goude wetten, tucht en zeden in te voeren? J7~"~~"* M°St iedei* ampt dus pralen, Hoe zou het vrye Land opluiken van die ftralen' De Godsdienst beurde 't hooft; de moetwil kreeg de fchopRechtvaardigheid nam toe, en raakte 'er boven op • P' s L»tSzegen vloeide, als dau, vanboven versch gerentGeleek den Ysfeivliet, die hele Landen zegent De quynende akkers laaft, en mest met zynen firooni , Voor beemden, vee en vrucht, en ieder wellekoom. - - Draagt Hollant moedt opzynèn Rotterdammer, Den groten Defidéer, wiens afgeleeft gebeent Te Bazel van dea Rhyn begroet wort en beweent: Of groten Huig de Groot, gellingert oP de golven ■ I Van weêrfpoet, en te Delft gerust in 4 endt gedolven In  RADBOUD HERMAN SCHELE. 271 In 't vaderlyke graf (de Nydt begrimm' dit vry; 't Is waarheit geen bravade, of droom van Poëzy ) "Ons Overysfel viel zulke eer ook ruim ten dele: Dat was de wieg, dat toont het graf van groten Schele. Byzonder bragt ook de uitmuntende HoogleeraarJ verrtW» Schriften van onzen RiddeV te voelen A "'" 6 ** Wy maakeirhier eerst gewag van d™ £ . gemeen werdt gemaakt in het f;f%1% ****** toen onder den verzierdennaani ^t^»^ lus zag te verbergen. Het gefchrift zelf bevatde^e zuiverde beweeggronden tot den Vrede NiZ 7 beter tot het behandelen deeze- rtol - ™S Schele, die den oorlog zo wf ^^n ^^1' ^ Hyhieldtzig hier niet i inet 1^^^, Maatfchappy; want wie is 'er onder deeze dïe , ^ 's Lands eer envvelvaart het gehelen dl t ° Oorlogs boven de zekere voort een L V , a zal? Schele onderging in zyn^uif ^ ^ tige Vorden zeiven, welken Lr^^^' hun gebied door gewelddaadige overheeringen uinebrd den. Hy toonde aan, dat hunne waare GiootkS H in beftondt, dat zy hun gebied binnen de fui * bepaalden; hun Ryk tegen allen J^£^ en hunne ingezetenen en onderdaanen in rust Jt 9' volgens de aangenoomene wetten, regeerde , f ' reedsinditduk doordraaiendienzdv^ ft^l"^ overheeifching en dwinglandye, tegen wel,. J? De •(*) Men vindt dezelve in de Tarw^* t < verzameld onder den titel van ë'^^^Jaale alle by een ScbeU, enz. in het tweede Deel der a t flu^n W R. ff Br. Burman, wienS Voo rede ons Iff" Bre'§ica va" den viuge, niet weinig heeft voorgelicht' £ Leven*befchry-  RADBOUD HERMAN SCHELE. m De billyke liefde tot zyn Vaderland, welke hy niet alléén op de lippen voerde, maar ook met daaden , met fpreekende daaden, beter.dan alle woorden (vooral zo de daaden daar mede ftrydig zyn ) bewees, ftraalde ten fterkften door in zyn Vertoog over de Oorzaaken van den eerften Engelfchen Oorlog. In het zelve treft men een zeer naauwkeurig verflag aan van deezen oorlog, on* zen Staat op de onregfmaatigfte' en balddaadigfte wyze door Engeland aangedaan; hoe de Britfche Natie, uit trotfchen overmoed en kwaadaartigheid, uit booze nydigheid en afgunst van wegen de welvaarten bloeyen-» den Koophandel van ons Vaderland, tegen alle regt en reden, de vrede verbrak, en, niet tegenftaande de Algemeene Staaten dk, op alle wyzen, hadden tragten voor te koomen, ons geweldiger haud ter Zee aantastte. Dit betoog van der Staaten onfchuld, is zó ontwyffelbaar, dat de geagtfte Gefchiedfchryvers, Rapin Thoy* ras en Davia Hume, daar mede inftemmen. En hoe zeer ware het voor ons , voor dit voorheen zo gelukkig Gemeenebest, niet te wenfchen , dat de trekken, welke de Heef Schele van der Engelfchen Volks* aart zo juist, zo levendig en kragtig gefchilderd heeft, in onze tyden niet gebleeken waren alleszins natuurlyk te zyn! Hoe gelukkig zouden wy zyn, indien deeze Groote Man de oogen zyner Medeburgeren in deezen voor altoos geopend , en die gevaarlyke Nabuuren, wier belang altyd met het onze ftrydc, even daar-door hadt doen kennen voor het geen zy waarlyk zyn, dat is, onze natuurlyke vyanden 1 Geen minder gcvvigtig ftuk,uit de pen van Schele gevloeid, is dat, !t welk Libertas Pub/ka, of de Gemeene Vrybeid door hem genoemd, en meermaalen, in het Nederduitsch overgezet s herdrukt is. In het zelve maalt hy zy- X i>££U S neiï  474 HET LEVEN van nen Leezer de Vryheid op het bekoorlykfte af, en verdeedigt ze tegen haare heimelyke en openbaare benyders en vyanden met eene waarlyk mannelyke welfpreekendheid; terwyl hy aan de aedere zyde, door de bevalligheid der voordragt, zyne Medeburgers opwekt, om dit gaadeloos en onwaardeerbaar pand hoog te achten , te bewaaren, en in alle gevallen ftandvastig te verdeedigen. Tot eene proef hier van verdrekke het flot waar de Ridder zig onder andere dus laat hooren : „ Wie is 'er, die geen' geheugenis draagt van hetgeen, „ voor korte jaaren gebeurd, in 's Lands gefchiedenis„ fen voortaan onbekend moest zyn! Wanneer de „ Stadhouder, op eigen gezag, en zonder bevel der „ Staaten, het Krygsvolk tegen de vermoogendde Stad „ van Holland heeft kunnen aanvoeren; en, daarenbo„ ven, de Afgevaardigden van zommige Steden gevan- » §en zetten- ^ meld dit egter niet, om den „ Jongen Vorst te befchuldigen. Hy hadt verdand „ en, naar zyne jaaren, eene reiging tot de deugd' „ zo dat, ware hy niet in handen van de ondeugend„ de Leermeesters gevallen, hy een braaf man gewor„ den zou zyn, en de verdienden van zyne Voorou„ ders, jegens deeze Landen, mogelyk geëvenaard „ hebben. Neen! Die, Die. zeg ik, moeten befchul„ digd worden, welke den Vader fchandelyk vleyen„ de, ten einde hun Hof te maaken, den Zoon voor „ de jaaren , in welke het verdand behoorlyk ryp j „ wordt, tot zo hooge eerampten en magt verheven i „ hebben. Die, voor dat het bleek, werwaarts het ., Vordelyk gemoed zou overhellen, de oorzaaken gem weest zyn, dat de Vaderlandfche Vryheid in de 9> waagfchaal gedeld, en een erfdeel wierdt van den „ Stadhouder, hy mogt dan zyn, wie hy wilde. >, Die,  RADBOUD HERMAN SCHELE. 375. Die, uit kruipende laaghartigheid, gedeeltelyk ook „ door eene vuige infchikkelykheid, of uit fchandely„ ke inzigten, hem in dien ftaat gefield, en die gedag„ ten ingeboezemd hebben, dat hy alles, wat hy be„ geerde, vermogt, en wederom alles vermogt, wat „ hy begeerde (*). Wy zyn het die, in de dad van Amfterdam, de gemeene Vryheid naar het hart ges, dooten; die, in. de Perfoonen der gevangene Staats- leden, de wetten vertreeden hebben. Ónze mond „ heeft hem nog, na het beftaan dier reukelooze eu„ veldaad, gevleid; onze befluiten hebben hem ge,, eerd, als hadt hy, hier door, het welzyn van den „ Lande behartigd!■ ja! hy is door ons, by openbaare* „ brieven, 'er plegnglyk voor bedankt geworden. En ,, zydie nog het meest aan de Vryheid kleefden, maak„ ten zig door hun ftilzwygen misdaadig. En dit is dan „ het uiteinde der dervende Vryheid geweest! De Vorst verzogt, naderhand, niets, 't geen hy niet hadt „ kunnen gebieden; hy begeerde niets, of was ver„ zekerd , dat het niet geweigerd zou worden; hy deedt niets, 't welk nictylings en byna eerder, dan „ het gedaan was, wierdt goedgekeurd, 't Valt der- halven gemakkelyk te zeggen, welke onze toelland „ geweest zou zyn, indien de Stad by verrasfing in„ genomen, en alles, naar wensen , gelukt ware; „ daar ook zonder dit, onatmgezien de aanflag te loor „ liep, de vryheid van fpreeken nergens meer-dan by „ het gemeen,by het geringdezoort der Burgeren, be* ,,-fpeurd wierdt. Deeze tyden heeft ons Vaderland „ moeten zien! en wy hadden nog reden den Jongeling » tc (*) T)e Heer. Schele hadt, gelyk wy voorheen zagen, zitting in H. H. M. de Heeren Staaten Generaal. S 2  *7S HET LEVEN v a n „ te bedanken Hy fchaamde zig he£ gleden meer, „dan , krmpende SWn,het ™« " a ton , T• haatdyke voorts li „ Moos m het duistere begraven werden,» enz ?*T 't Is overbekend, welk het ongelukkig einde gewéést Va? d£11 EnSeI^» Koning W L Ee&T^ moord aan deezen Vorst gepleegd, fchoon oot zyn gedrag verre geweest zy van onberispelyk te zyn, werdt van alle bedaarde en kundige Lieden verfoeid: me^t er u, h de woed£ ^ jn z fpatten Op dien tyd bevondt zig in Holland ClaulL 1 rw ' W n deStaat6n uh **** geroken hadden om zyne beroemde geleerdheid, 7naf h „ne 'Xs Be "n^"' Pr0feSf0r h~ Cgejyk verhaald wordt) van klinkende S -maar zeer ongelukkig! want, even of de Koningsmoord op geene andere wyze hadt kunnen ten toon* gefte d worden hy lag het daar op toe, om alle BurS vryheid den bodem in te liaan; de willekeurige ^ nng op den Throon te vestigen, en de KoJn^ van den band der wetten ontflagen, voor te £Ë£ n deedt dus aan de zaak, welke hy voortaan Se' het grootje nadeel, haaiende zig de verontwaardig van ade braave Lieden hier te Lande op dJ tZ Onder (*) Over dit Gefchrift van Schelp t„„ - r nazien den Schryver van de Vrvh-M i 1 Leezer verder feladz, 3. 3 'de Vfya£ld w den I3urScrflaat  RADBOUD HERMAN SCHELE, 277 Onder deeze laatfte was vooral onze Schele, een man met de edelfte gevoelens van Vryheid doortrokken, en, boven Salmalius, in egte Staatkunde oneindig bedreeven. Deeze, de Slaverny-preekende taal van den laatstgenoemden niet kunnende verkroppen, en zig als den beftendigen Voorvegter der Vryheid gedraagende, vattede de pen op •> en vervaardigde eene Verhandeling over het Regt van de Oppermagt ( de J ure Impsrii) ; welke egter niet dan na zynen dood, door Hoogers, in het ligt werdt gegeeveninhetjaar 1671. Hy drukt zig voort in het begin . van dit gefchrift dus uit. „ Onlangs verfeheen inonsNe- derland een boek, dat, hoe verfoeyelyk en vleekwaar„ dig, den fchoonfchynenden titel voert van Konïnglyks „ verdeedïging; daar het de afl'chuweiykfte cn godde-„ looste bedryven der Koningen, (een gevoelen waar-, „ van zelf de woeste en tot dienstbaarheid geboorene „ en gewende volkeren een affchrik moeten hebben) „ als een Koninglyk regt befchouwende, alles aan de „ willekeur van dien Alleenheerfqher onderwerpt; even „ of het verdeedigen van de geheiligde Hoogheid der „ Koningen beftondt in het vertrecden der regten van „ het geheele Menschdom ". --———- Geen wonder dan dat de Staaten van Holland , by openbaar befluit van den 26 van Slagtmaand des jaars 1694, dit veragteJyk, en in ons Gemeenebest onverdraaglyk 5 ftuk van Salmafius deeden verbieden. Dit zyn nu de Schriften van den Ridder Schele, welke van ieder, die eesige waare Kundigheden van het Staatsrecht verlangt, en in het byzonder, van onze edele Vaderlandfche Jeugd, geleezen en beoeffend verdienen te worden. Wy eindigen de Levens - fchets van deezen grooten en edelen Staatsman met eenen hartgrondigen wensch, S 3 dat  2?8 HET LEVEN van R. H. SCHELE. dathetonsvryGemeenebest nimmer aan zoortgelyke Voorftanders zyner geheiligde Regten' mooge ontbreéken, maar dat 'er deeds meer en meer gevonden moogen worden, die , zich de-voortreffelyke deugden van onzen Ridder Itandvastig voor oogcn (tellende in zyne loffelyke voetfrappen treeden, en daardoor hunne naamen by alle dankbaare Vaderlanders ver-' eeuwigen! Terwyl het ondertussen , by deeze gelegenheid met ongevallig of kwalyk geplaatst gerekend kan worden, wanneer wy herinneren, dat het-aanzienlyk ampt aan onzen Schele op het einde zyns leevens opgedraa-gen, het Drostamp: naamelyk van Ysfelmuiden , thans bekleed wordt door den edelen Adolf WarnerBaron van Pallandtot Zuithem, dié, op het fpoor zvns grooten Voorzaats , de Vaderlandfche Vryheid gefrouwelyk de hand biedt, en nog onlangs, hoezeer zelf een Drost, zynen Landzaat van het Slaaffche en dubbel-ongerechtige Juk der gevloekte Drostendienden tot zyne onderflyke eer heeft helpen ontheffen. HET  HET LEVEN VAN M AR I A VAN BOURGON DIE. ]YX ARIA, eenige Dogter van Karei den Stouten , die op den vyfden van Louwmaand des jaars veertienhonderd zevenenzeventig , inden ongelukkigen Veldflag' by Nancy, fneüvelde, was gebooren op den dertienden van Sprokkelmaand des jaars veertienhonderd zevenenvyftig. Haare Moeder was Izabelle, eene Dogter van Karei, Hertog van Bourbon ; en zy bereikte by haar Vaders dood den ouderdom van bykans twintig jaaren. De eerfte tyding daarvan ontvingze te Gent, in gezelfchap van de Hertoginne Weduwe Margareet van Jork, van Jan, Hertog van Kleeve, Adolf, Heere van Ravenftein , en verfeheiden andere Grooten van het eerfte aanzien. De bynaam van Ryke werdt haar eerst by vervólg van tyd gegeeven, toenze in 't bezit gekomen was van die uitgeftrekte Staaten, welke haar door 's Hertogen dood waren aangeflorven. In 't eerst zag het 'er voor haar vry duister uit, en de Bourgondifche Grooten vonden zich in geene kleine verlegenS 4 heid.  HET L.E VEN van beid. Lodewykde XI, Koning van Franl-n* , . devoornaame oorzaak van. Oo 'r ' s ei' de Ncdcrte by Nancv h * i geracbt ™> en "«Graaffcka^'n . " ^J"* Comte genaamd 1» l^Ö^T* *"»*• hy zynen Zoon Kire, , atotia, welke ■ » deLn ^ «ST. ■ ziek reeds als Heer der BouSw? dM h' te merken, dacht' ¥S"eten begon aar, len. Met Braband en HcS ^*W" "= TCrdeeen bïftand van eenige ÏS^^Sg on-over den ,inaodei r !/Ti;::,lerd,rCCVC0' noodige midde,e„ , m «^^„^T merken dienende, te raadplee-m,,. 21 u °°g' de Hoekfchen de lïen, van „° "a°d &ta> klaagende „at JW* Ampten gr^.^£ d" vertreeden wierden ; dat me» derhalve,, 1 ° „ d v™ behoorde te vereenigen om v,„ 7 MdMl,„g werven. De Kabbeljauvvfchen , oord et d w ? kans hnnfphoon Houdt m fmnnen oud , \ * geknakten luister eênlgz[ns re Seh^ ' 1 Mcr »cb hierop in fommige Stede Öfe >W* Pet de Hoekfchen , onder ^ > bemant hunner ooit eenige veS ■ ^ ' dat '  MARIA van BOURGONDIE. s8i eenftemminge van de Leden des Gerechts, en de Dekens der Gilden Te Haarlem , te Leiden en in den Haage hieldt men zelfs Dagvaarten, waarop beflooten wierdt, dat men eikanderen, noch op noch van het; kusfen helpen, maar 's Lands nut ter harte neemen , en op de Algemeene Dagvaart, te Gent naar vermogen bevorderen zoude. De Afgevaardigden, op wien men 't, volkomenst vertrouwen ftelde , kreegen dus eene onbepaalde volmagt mede, en bedienden 'er zich meesterlyk van. Allereerst zochtenze de genegenheid der Hertogïnne te winnen , door haar den noodigen onderftand tot het verdryven der Franfchen te belooven ; doch daarna verzuimden ze niet haar met ernst onder,'t oog te brengen , dat het Land door Hertog Karei verarmd, en 't Volk; over de verbreeking hunner voorrechten, oproerig geworden was, al waarom de Hertoginne,voor alle andere dingen, de gefchondenevoorrechten moest herdeden , zo zy eenigen weezeniyken dienst van de Landzaaten wenschte te erlangen. De zorgelyke omftandigheden van Vrouwe Maria lieten haar geen andere keuze over dan die van zich naar de begeerte der Afgevaardigden te fchikken, en 't zogenoemde Groot Privilegie te verkenen waarby de voorrechten der Landzaaten bevestigd werden , en de Graaflyke magt niet weinig bepaald. Het Huk zelf is te uitvoerig om het hier te plaatzen: een der Artikelen bragt mede, dat alle Ampten en Bedieningen alleen aan inboorlingen en niet aan vreemdelingen gegeeven moes-, ten worden, en dat, indien zy , ofiemant haarer nazaaten , hiertegen iets ondername , zulks krachteloos en van geeuer waarde zou zyn. Het ware te wenfchen , dat men dit als eene onfehendbaare grondwet in Nederland altoos hadt in acht genomen! Dan vroeS 5 gere  tt* HET LEVEN van gere en laatere. dagen ]everden genoegzaam altyd ftofFe op om over de Verwaarlozing hier van te klaagen. Vreemdehngen zyn ook uit der aart buigzaamer voor de Vorllen - aan wier gunst hun geheele welzyn hangt, dan gegoede inboorlingen , die de inbreuk op 's Lands voorrechten en vryheden befchouwen als eene inbreuk op hunne eigene wettiglyk verkreegene bezittingen waarvan ze zich niet konnen laaten berooven zonder zich verantwoordelyk by de nakomelingfchap te Hel. Vrouw Maria zelve gedroeg zich , althans in den beginne, volgens dit door haar verleende Groot Pri. vdegie. De Heer van Gruithuizen, een Vlaming, werdt mt kracht van 't zelve, van 't Stadhoudérfchap van Holland en Zeeland verlaaten , en Wolferd van Bor- Ün-m HrV3n Veei'e' hMi"S>™ zyne plaats gefield, lotgewoonlyke Raaden werden ook alleen den°s°Sf 7tT" ' Wdke £ed in ha»de» van den Stadhouder deeden ; doch onder de buitengewoone werdt dit niet ten vollen in acht genomen Om Lodewyk den XI tot vreedzaame gedachten te be- weegen ,was;eiMnidIerwyleenplegtiggezantfchap,door Vrouw Maria, aan hem afgevaardigd , beftaande uit den Kanfeher Willem Hugonet, Gui van Bremen Heere van Imbercourt, Wolferd van Borfelen Heere van Veere , en Lödewyk van Gruithuizen, to'en noch Stadhouder van Holland; doch dit Gezautfchap Lst den twee eerften naderhand het leeven. Onvoorzich S genoeg geweest zynde , om zich in byzondere onder! I handelingen te ver met den Koning in te laaten , zo over den voorllag, dien hun de Koning deedt, om ten gepasten tyde de Hertogin aan zynen-Zoon Karei, een kind van zeven jaaren, te doen trouwen, als ook om hem  MARIA van BOURGONDIE. 283 hem een gedeelte van Atrecht in handen te doen Hellen , vervielen zy hier door , toen het ontdekt werdt , zodanig in den haat der Gentenaaren, dat zyhen, op hunne te rugkomst, in hechtenis namen , en openlyk onthoofden. De Her!ogin begaf zich wel, om de uitvoering van 't geftreeken vonnis te voorkomen , in rouwgewaad en met nat bekreeten oogen , naar de ftrafplaats; doch kon, hoe zeer ook'veelen van 't volk met haar bewoogen waren, de heethoofdigften tot geen bedaaren brengen , en dus lieten de twee gemelde Heeren, op 't Schavot , hun leeven, fchoonzc waarfchynlyk minder fchuldig waren. , dan veelen dachten. Imbercourt althans fchreef nog ten dage des doods eenen brief aan zyne Gemaalin , waarin hy de ernfdgfee betuigingen zyner onfchuld deedt , met byvoeginge , dat hy alleen ter voldoeninge van 't Volk moest derven. Hadt Maria, na 't verkenen van 't Groot Privilegie, ook telfens met ernst gedacht aan 't verminderen dier zwaare belastingen , welke den Hollanderen en Zeeuwen , ten tyde van Karei den Stouten , haaren Vader, uit hoofde zyner kostbaare oorlogen, waren opgelegd, en niet dan met den grootften wederzin gedraagen wierden, zy zou hier te lande, zeer waarfchynelyk, eene vreedzaame regeerïng geuooten hebben. Nu raakte 'er, al 'kort na de Gentfche Dagvaart, alles in vuur en vlam, breekende de oude tweefpalt tusfchen de Hoek-, fchen en Kabbeljaauwfchen, zo onderling, als tegen de Overheden, met nieuwe woede uit. De Ingezete' nen van Gouda, meest Hoeksgezind, (tonden op tegen Heer Jan. van Kats , nieuwclings aangeflelden Slotvoogd, en de verdere leden der Regeeringe , die genoegzaam alle Kabeljaauwsch gezind waren, en hen, zo  *H HET LEVEN-v.an zozc zeiden, zochten te onderdrukken Om Lr, , hoven van de tóell'^ ™W*g^.^?*o6*. m-este Regenten, ihsfféTvt^ iriü-r jaauws gezind, vcrlaaten Te n J , bd" finr.^ Ie.-L'ordre<:ht,gimr de on. «and zo verre, dat wel veertig var P Burgeren 32-' • ' , g ' de voornaamfte ^U'öeren , die eemg bewind van zaak™ in i, j gehad hadden, in heclnenis genomen ! 7 ? wierden rekening te doen v-n d nn t' gei]°°dzaakt als daar by bevonden w rï f ?S ^ èn ari(m, y ""f"3"1 werdt, dat zy eene goede fomme geicb onder zich o-eflao-pn i,„jj vrvheid l-n£ S 3dden» m°estenze hunne vnheid koppen met te belooven dat zy dezelve bh, nen twee of drie iaarrf, «„j "t^eive, bui- Te Hoorn M ' er0m vcrsoed^ «ouden. dender ^^S^^^ hadt diets gemaakt, dat M^f^^ «ocht hadt voor «p^^ de Gentenaars UtM^^^' °°k 'tad<:" Fatten , voor r^^SS T if 1" .ce2m venyarta toetland begreep me„ , dac Maria  MARIA van BOÖRGONDIÊ. 285 Maria behoorde te trouwen aan eenen Prins, van wien men eene krachtdaadige bcfcherming te wachten hadt. Onder de verfeheiden Grooten , die naar dit Huwelyk Honden, kwamen de Daufyn, Karei, en Maximiliaan, Hertog van Oostenryk, zoon van Keizer Fredrik den III , wel inzonderheid in aanmerkingen Karei evenwel, maar acht jaaren bereikt hebbende , fcheen al te jong, en daarenboven, uit hoofde zyner magt , te gevaarlyk voor 's Lands vryheid. Hertog ■Maximiliaan behaagde den Gentenaaren , die thans 't bewind in handen hadden, beter, en werdt door hen der Hertoginne met zulke flerke, redenen aangepreezen , dat zy zelve eerlang haare Hem tot dit Huwelyk gaf. • Na de overkomst van den Hertog werdt hetzelve, op den achttienden van Oogstmaand des jaars veertienhonderd zevenenzeventig te Gent voltrokken, op voorwaarde: „ dat de kinderen , die uit dit Huwelyk Honden ,, geboren te worden, den eerst ftervenden , in alle Staaten en bezittingen zouden opvolgen; of dat anders , zo 'er geene kinderen nableeven, dezel„ ve aan de Wettige Erfgenaamen zouden vervallen, zonder dat de langstleevende daar op eenige aan,, fpraak vermogt te maaken". Eerlang werdt 'er een beftand met Frankryk getroffen , en Vrouw Maria in Holland en Zeeland als Graavinne gehuldigd , zynde deeze plegtigheid omtrent het einde van Wynmaand gefchied te Dordrecht , in tegenwoordigheid van de Afgevaardigden der Hollandfche Steden , die aldaar tér Dagvaart verfcheenen waren. Maximiliaan voerde, na • alvoorens als Kerkelyke Voogd en Momboir van Vrouwe Maria, in de lente des volgenden jaars,. den eed aan de byzondere Steden en Landen gedaan te hebben, al de titels zyner Gemaalinne, terwyl de naamen van Maxi-  *86 HET LEVEN van MaXimiliaan en Maria aan £ geleezen wierden. Ook verklaarde Keizer Predek L 'brieven van den negentienden derGrasmaand, d,tMaxi xndiaan Ge deriand en Zutfen, benevens Holla d Ze ] a-d en Friesland, „it Daam van Vr0HWe J> Zee" •hoorlyk van hem verheven bad, waar uit blykt dat de" Keizer deeze Landen alsLeenen van het Keizer ^ f •gemerkt wilde hebben. y an" De rust, hier door te vvege gebragt, fcheen nu befiendig te zullen zyn , te meer wyl Maximiliaan en Ma. ffla eSn ve.bond van vryen Koophandel en Visfcherv met Eduard den IV, Koning van Engeland, fl0 t ^ en het beftand met Frankryk voor nog een jaai' -vei n"l den. Dan de Gelderfchen hadden, na ,den dood * hunnen Hertog Adolf, de Voogdy over zyne twee on*ond,ge kinderen, Karei en Fdippa, zich des tyds te Gent bevindende, opgedraagen, aan zyne Zuster Katnanna welke door een piegtig Gezantfchap 20 veel by Lodewyk den XI te wege bragt, dat hy zich verbondt, om de twee gemelde Kinderen tegen geheel den Bourgondifchen aanhang te befchermen. Maximiliaan en Maria heten zich, fchoon daar toe door Vrouw Kathanna ernftig verzocht, fnogthans niet beweegt, om haar Broeders Kinderen te rug te zenden 't Ge volg hiervan was dat de Gelderfchen meer en meer van Maximiliaan en Maria vervreemd xvürden, en zich in ftaat (lelden om den Bourgondifchen gewapenderhand het hoofa te bieden. Met wat woede deeze kleine oorlog gevoerd wierdt, behoort niet eigenlyk tot ons bellek; ook is het bericht daarvan by andere te vinden lot ons oogmerk dient voornaamelyk, dat men in' Louwmaand des jaars veertienhonderd eenentachti- te Nunfpeet op de Veluwe, een Beftand trof, ingevolge van'  MARIA van BOURGONDIE. s8? van 't welk Maximiliaan en Maria federt in de Ste- ■ den van Gelderland en te Zutfen plegriglyk gehuldigd wierden, Ichoon al hun recht op Gelderland en Zutfen, maar alleen op de Overweldiging van Maria's Vader, Karei den Stoujgn, gegrond kon worden. Terwyl dit iifG elderland voorviel, was 'er wederom vry wat in Holland te doen, daarMaximilaan en Maria niet buiten bleeven. Omredenen, zo evengemcld , gaan wy 't een en ander met ftilzwygen voorby ; veele byzonderheden van belang levert de kortftondige leevensloop van Vrouwe Maria ook niet op. Zy, die haaren Gemaal zo tederlyk beminde als zy van hem bemind werdt, werdt hem en den Landen, in den bloei haarer jaaren, door eenen onverwachten dood ont,ukt,in de Lente des jaars veertienhonderd tweeëntachtig. Een ongelukkige val van 't paard, terwyl zy buiten Brugge, in gezelfchap van haaren Gemaal, ter jagt reedt, was de oorzaak van haaren ontydigen dood : zich door dien val merke]yk bezeerd hebbende, hieldt zy zulks echter voor Maximiliaan verborgen , deels om hem niet zwaarmoedig te maaken, deels om dat zy f uit vrouwelyke fchaamte , 'er tegen aanzag om eenen Heelmeester te gebruiken. Het kwaad , dus zonder hulpmiddel gclaaten, brak wel haast ten haaren nadeele met zo veel geweld uit, dat zy 'er na verloop van drie weeken, doch anderen zeggen binnen vier dagen, aan overlcedt, op den Zevenentwintigften van Lentemaand. Maximiliaan was over dit verlies diep getroflen •. zelfs , dat ten minflen in Vorften niet zeer gemeen is, vindt men verhaald , dat hy , leevenslafïg , no.it van haar kon fpreeken zonder traanen te Horten. Zy was ook in der daad eene zeer fchoone , vriendelyke en beminaelykè Vrouw, blank van verwe en aanminnig van weezen ; gezond en flerk van  «» HET LEVEN van M. van BOURGONDIE. van Lichaam , en om liaare voorzicht»,.-.) vruchc van naa, booten S^^*** f ,aIleen ™ dopend van aart gewei 'n " boeken de leezen, en zich door dis L/^'f gebeurtenisfen van vroegere en laLt 7 ^ * ten verhaalen, hieldt* ze VOor ^f *** Spanning. Van drie Kinderen dï zv gebragt hadt, leefden nog Ftiips T" de Francois kort na zyne geboorte ove ; den T v-de, waarvan ze zwanger «-as, daalde ^ " •grave. .Van ha.re bekwaamheid tot delWh» TT •ae luttel blyks konnen geeven. Na den I f g * Karei, h.aren Vader, ^ Jg^ £££ Voogdy der Gentenaren, en, hiervan ontdagen yrde g.ng zy over onder die van haaren Egt.enoft Z ' boven werden haare Lande,, zo l^zyTZ'ée T' btnne^dfehe beroerten en nhheernfche ^ Z merlyk verwoest en van een eefcheurrf ,, «ne gevoelige ^ aIs de ii^gS ™>, en * ontwikkeling haarcr gens gee„sz,„s begnnffigde. Ha„ lot mc2 d™"° gelnkktger dan dat van eene Ada of jako a t „ ' HET  HET LEVEN VAN J A N ARENDSZOON- Onder die uitmuntende mannen, Welke, hier të lande a ziek gevaar noch moeite ontzagen , om den diep vervallen Staat van Christus Kerk in Leer en Zeden te hervormen, en, met ter zyden zettinge van menfehlyke vonden , naar het nimmer feilend woord derGoddelyke Openbaaringe in te richten, verdient Jan Arendszoon of Aartszoou nergens na de laatfte plaats. Hy was ge* boortig van Alkmaar en een Mandenmaker zyns Hand» werks ; doch te weetgierig van aart , om zich met de buitenfpoorigheden der Roomfche Kerke blindelings te vergenoegen: dus hadt het licht der Hervorminge, dat elders met meer of minder luister doorbrak, ook ' hem tot dieper onderzoek der waarheid ontvonkt, waar Van het eigenaartig gevolg was, dat hy, een beter inzien in zaaken van Godsdienst gekreegen hebbende, zyne denkbeelden ook aan anderen, en inzonderheid aan Zyne vertrouwdfre vrienden , zocht mede te deelen. Dit gefchiedde wel met alle mogelyke voorzichtigheid; dan Elbert Huik,een Amfterdammer, entoenRoomschPriesX. DEEL, T ter  apo HET LEVEN van ter te Alkmaar, doch een zeer bitter man, en naamaals te Amfterdam in het Dolhuis geftorven, kreeg 'er eer. lang de lucht van, en wist het, door zyn vinnig woelen, Jan Arendszoon zo bang te maaken, dat hy, veiligheids halve, de Stad verliet, en zich met Vrouw en Kinderen te Kampen neder floeg , 'om de Hervormde Gemeente, welke aldaar, in kleinen getale, heiraelyk by een kwam,met zyne Leere te dienen. Hier woonende bepaalde hy zynen dienst nietgeheel en al aan de kleine Gemeente dier Stad. Nu en dan - trok hy ook eens naar Holland, om de Vergaderingen, die daar in alle mogelyke ftilte gehouden werden, te bezoe* ken en te ftichten. Dit was te noodiger om dat zich ten jaare vyftien honderd zesenzestig, in gansch Hol! land nog maar twee Gereformeerde Leeraars onthielden. Zekere Pieter Gabriël, een Vlaaming van af komste, die" met zyne Huisvrouw, E'lizabeth, in de Engelfche fteeg woonde , hadt wel de gewoonte , des Zondags, ten zynen huize, den Heidelbergfchen Catechismus te verklaaren voor een klein getal toehoorderen, die hier met dyfsgevaar vergaderden; doch was met den aanvang van Hooimaand naar elders vertrokken. Albert Gerritszoon, mede een Maudemaaker, en Pieter Korneliszoon , die nevens Jan Arendszoon by deezen Albert het Mandemaaken geleerd, en waarfchynlyk de eerfte beginfelen van den gezuiverden Godsdienst ingezoogen hadt, hielden zich meest op ten platten lande, om daar de Gemeen■ ten te leeren en by eikanderen te houden. Dus was men te Amfterdam verfteeken van bekwaame gelegenheid , om , als voorheen , naar genoegen gefticht te worden. Eenige weinige Amfterdammers, dit inziende, en voor een gansch verloop hunner kleine Vergaderinge vreezende, ontbooden Jan Arendszoon van Kampen naar  JAN ARENDSZOON. soi ïiaaf Amfterdam, om met hem, over 't aanvangen der openbaare Preeke in Holland , te raadpleegeu. Dit ge.fchiedde wel bedektelyk, doch kwam eerlang terkennisfe van Burgemeefteren, die, weetende wat elders, federt eenigen tyd, was voorgevallen, den O ad-Raad, uit al de twaalf Burgemeesteren beftaandc, vergaderden * hen vraagende,hoe ze zich te gedraagen hadden, indien de Preek ook omtrent de Stad ondernomen wièrdt, ge* lyk , volgens loopende geruchten, op den volgenden Zondag ftondt te gefchieden ? dit voordel werdt door. 'den Oudraad van zo veel gewichts geoordeeld,dat men 'er de zesendertig Raaden tegen den volgenden dagop famen riep. Hier by viel 't befluit : ,, dat men 't nog eenige dagen zou aanzien, om geene opfchud» ding te verwekken onder 't volk, en midlerwyl, be„ dektelyk verneemen , hoe ver 't gerucht gegrond s, ware". Zes van de voomaamde Burgers, met naame Reinier Kant, Frank de Waal, KornelisJanszoon Koster , Albert Heyes, Willem Floriszoon, en Laurens Jakobszoon in de Gouden Reaal op 't water, kwa» ■ men op den achtden , buiten de St. Antonis Poort, tusfchen de Stad en HouteWaal, aan den Ykant, omtrent den Kadyk , in 't riet, met Jan Arendszoon te woorde , wyl zy zulks voor als nog in de Stad niet durfden bedaan, daar de Regenten met zo veel gedrengheid, in het handhaaven van het oude Geloof, Waren te werk gegaan , dat de Stad , wegens het branden en bloeddogen ter zaake van Kettery, van veelen Moorddam in fteê van Amderdam genoemd wierdt. In deeze kleine Vergaderinge deedt Jan Arendszoon eerst, doch met eene zachte demme,een vuurig gebed ^ God biddende, dat Hy , toch zynen H. Geest in 't midden van hun wilde neder zenden, om te konnen beOinten, hetgeen inzonderheid T a zynef  *9*- HET LÉVEN van zyner hooge Majefteit tot eere kon gedyen. Daar rijl nam men in overleg, of men de openbaare Preek ookt m Holland aanvangen Z0U? 't Befluit viel met eenpaa-E r ge ftemmen , dat zulks, met ter zyden zettinge vant alle gevaar en vreeze des doods, behoorde te gefchieden. Ij Men vondt nogthans geraaden, des namiddags, nogl eens, ter zelfder plaatfe, by een te komen. om nader te 1 beraamen, op wat voet men 't werk beginnen zou. , 1 Hier op begaven zy zich, om te minder fchyns te geeven, de een na den anderen, naar de Stad, daar' juist, toenze de poort in traden, de Stadhuisklok begon te luiden. Begeerig om te weeten wat dit be- 1 duiden mogt , vervoegden zich twee van de zes naar I den Dam, en hoorden daar de afkondiging van het I laatfte Plakaat der Landvoogdesfe, Vrouwe Margareet I by 't welk- aan de Hoofden en-Voorgangers der Kettren , en aan zulken die dezelve begunfiigden of herbergden, de dood ,.en aan anderen, die hier of daar eene Preek hadden bygewoond, de baUitfgfchap , gedreigd i werdt Ligt valt te begrypen, dat dit eenig omzien by gemelde perfoonen baarde; en echter ontzonk'er hun de moed niet ganfchelyk door; ook werdt dezelve doorliet gedrag van 't Gemeen niet weinig verwakkerd • V zelye was naamelyk zo ver van dit ftrenge :Plakaat goed te keuren, dat het geen zwaarigheid maakte 't zelve \ openlyktebefchimpen. Eeni.en riepen : „ de Paapen „ vreezen voor de galg, en 't fehynt datze 'er aan zul„ len raaken". Anderen : „ >t Zal hun hard vallen „ tegen den fteen te Itooten". En wederom ande-' ren: du Plakaat zal oorzaak zyn, dat de Preek „ die in Holland nog niet openlyk gefchied is, terfWd „openbaar worden zal". Men kwam dan, vorens affpraak, des namiddags, ter beftemder «ure, en 4 ze,fdë?  JAN ARENDSZOON. 593 zelfder plaatfe, wederom by een; wordende de vergadering , even als te vooren, door Jan Arendszoon, met eenvuurig gebed geopend, en daarop het befluit genomen , de Preek alomme in Holland aan te vangen, behalven omtrent Amderdam, daar men 'er, uit ontzag voor de Wethouderfchap, nog wat meö toeven zou. In gevolge van het genomen befluit deedt Jan Arendszoon , des volgenden daags, den veertienden van Hooimaand, de eerde openbaare Preek der Gereformeerden in Holland , digt by Hoorn, voor 't Pv.cguliers Klooster, op 't open veld, dat men over moet, als men vanBlokker naar Zwaag en de Bangert te voet wil gaan, De menigte des volks, die hier, zo uit de Stad als de omleggende Dorpen, in grooten getale, ten gehoor was gekomen , zong eerst eenen Pfalm; daarna deedt Jan Arendszoon het gebed , en vervolgens de Preek; welk alles met veel dilte en diepe aandacht van de zyde der vergaderinge gefchiedde. Doch 't geval wilde , dat de Burgemeesters met den Schout en Onderfchout, en nog twee jonge Zuidhollandfche Edelluiden, juist toen by de PveguliersMonniken te gast en vrolyk waren. Deezen, het rumoer van 't volk hoorende, en niet weetende wat dit te beduiden hadt, zonden 'er iemand op uit om te verneemen wat het ware, en kreegen tot befcheid dat 'er gepredikt wierdt. 't Ganfche gezelfchap dondt ten hoogden verwonderd; doch de Schout, de Onderfchout, de twee Edelluiden en ecu der Monniken, reezen van de tafel op,en begaven zich tot aan de floot, die den gemeenen weg van 't Klooster fcheidde, digt achter den Prediker. Waarfchynlyk dachten zy hem hier door vervaard te maaken, en 't Godsdiendig oogmerk der vergaderinge te vcrydelen; dan hier in maaktenze valfche rekening. De Monnik, hier over niet weinig T 3 «  294 HET LEVEN vak te onvreden, fprong in de floot, en maakte een ysfelyfe gefchreeuw , zich verbeeldende daar door het volk on de loop te zullen brengen; doch ook dit mislukte hem: want het volk verroerde zich niet, en bleef even aan. dachtig naar den Prediker luisteren. Midlerwyl hoorde de Schout eene plaats aantrekken uit het tiende Hoofddeel van Johannes Euangely, en zetde: „ ja, ja ik zal u wel leeren Johannes in het tiende!" «raande daarop wederom raar'het Klooster en aan de Tafel Ue Onderfchout en de Edelluiden hoorden de Preek ten einde toe, en de twee laatfte ontzagen zich niet, wederom ter maaltyd komende, tot de Monniken te zegen, dat hun de Rede niet kwalyk geviel. 't Gerucht van 't prediken by Hoorn verleidde ziek dra door t ganfehe Land, met byvoeginge dat 'er ook elders Predikanten voor handen waren, die zich in 't WeihoT0^" h°0rCn TC Amfteidam' *»» de Wethouderfchap, 'sdaags voor de gehouden Preek beflooten hadt, nogalffil te zitten, verlangden ook'veelen, zo ingezetenen als vreemdelingen, dat hun ook daaromtrent het Woord gepredikt mogt woeden- zv die onder de Amflerdamfchc Gereformeerden 't beleid van zaaken hadden of aannamen . hier door ftouter «e worden, lieten zich vry openlyk verluiden: , dat'er „ zo men van een merkelyk getal van toehoorderen „ verzekerd kon zyn, wel haast een Predikant by der hand zou zyn, die, indien 'er flegts een klein ^ dePrCek » ^ Heeren voortg "übdatdit werk - Duivelen, of derzelv!r ;eÏtü.°U' ,2°nder d* * de » konnen beletten; dat zy hl ^s '' *n *! dagen, 2uIks buiren /mR^S> b'«ne„ Weini 1 **f 6« Volk te nmrig va ^"7^ te **». " °P «ft bedrog van den Pai!s Jde 7 60 te WeI gevat « t'christ, om 2ich hierin te h 2.^den " J zeIfde oogenbhk reed. a ldi Sr '"'^ J'3 dat <* » die by de Stad waren , vol ^™"*'11 » «en , geIyk ook';°] ™ks * Haarlem verI „ doen». * Zy zel^ teribnd zouden Zo als Kant dpn r gefchiedde het met dÏdTad"T* £k - - groot eene men 'e 5/ ^ ***** ter Preeke te X„ /T6 ^' wagens voor geld te lumr ,^1, ***** «*< J111' °m a,d** te overnachten tte ***** ^n,zo groot was de yver ^^enwaren. Vee- -der den blaauwen Ce ^ Gabnël enKornelis Janzoon I , «n het huis van den SH r,Werdengeilcr^rgd ^%eneenmanme ee °^ % ^ ^rvormdÏ door al te groot een ' w * * ^ K°S' timmer-  JAN ARENDSZOON. 29? timmerman, met naame Ysbrand Staats. Midlerwyl waren de Wethouders van Haarlem door brieven van die van Amfterdam onderrecht, dat het preeken der Hervormden te Overveen zoude aangaan, en vermaand, om zulks, indien het mogelyk ware ,te beletten. Hierop liet men nog dien zelfden avond, ten negen uuren, de Steêklok luiden en de Vroedfchap vergaderen, om te overleggen wat hun te doen ftondt. Bystere ontfteltenis baarde dit luiden zo laat in den avond by de Hervormden. Zich verbeeldende , dat het om den Leeraar te doen ware, verftakenze hem, zo men zegt, dien nacht, onder eenen hoop fpaanderen. De overige Hervormden, ziende dat de poorten des morgens geflooten bleeven , zochten zich te redden zo goedze konden. Sommigen vielen over de muurcn, en raakten voorts al zwemmende naar buiten; fommigen kwamen eikanderen met fchuiten van buiten de Stad te hulpe; weder anderen floopen, onder toelaatinge van de Haarlemmer Schuttery, die de wacht by de poorten hadt, met de melkfters en bleekers, die nu en dan in- en uitgelaaten werden, naar buiten. Ten tien , anderen zeggen ten elf, uuren ging de poort open, en toen ftoof 'er eene groote menigte volks ter Stad uit, en begaf zich naar Overveen, daar, als we even zeiden ,de grootfte menigte overnacht, en, by mangel van ander verblyf, op 't veld geflaapen hadt. In 't eerst ontbrak 'er de Leeraar nog; doch hy daagde tegen den middag op, en beklom terltond den eenvoudigen kanfel, dien men in der haast van ftokken en latten hadt gaer geflanst. Na dat 'er gezongen en gebeden was , predikte hy, in, een' heeten zonnefchyn, omtrent vier uuren lang, over het negende en tiende vers des tweeden Hoofddeels van Paulus Brief aan die van Efeze, en floot op gelyke wy-. T 5 ze  «98 HET LEVEN van ze als hy begonnen was; biddende ook in 't fc„ j «ng. vernomen ™e*„,wdke „„gelyk begr00t ^ yi umzend, zo mannen als vrouwen lamen geweest zyn. - uwtu» Voor 't fcheiden deezer Godsdienffige vergadering werdt bekend gemaakt, dat men, 's anderen LSTX zelfder plaatfe, by de Roomfche Kerk , aan Ma Magdalena toegewyd, wederom prediken zou; en da r op vertrok Pieter Gabried met een wagen naar Aikmaar om daar s anderen daags insgelyks te leeren, gelyk gefchiedde Onze Jan Arendszoon was de man doorwin de tweede preek ten bepaalden tyde, te Overveen gedaan werdt, na dat hy daags te vooren,buiten Alkmaar op een Koornakker met grooten toeloop, zo uit de Stad als de omleggende Dorpen, gepredikt hadt. Hy hadt zyne ftof genomen uit den honderd achttienden Pfalm; doch de eigen woorden van zynen tekst vind ik met gemeld. En fchoon men nu, daar 'er ook 's daags te vooren gepredikt was, Juist geen groot gehoor fcheen te konnen verwachten , te meer om dat het nu eenmaandag was,en veelen, door hunne tydelyke bezigheden, de handen vol werks hadden, was het echter zo wel aanZtenïyk als talryfc. De Poorten waren nu ook niet geflooten en men was onderrecht, uit den mond van Laurens Jakobszoon Reaal, die 's avonds te vooren naaide Stad vertrokken, en des morgens van daar te Overveen te rug gekomen was, dat Antony Verhoef, Oud- fchepen  JAN ARENDSZOON. ap9 fchepen en Raad der Stad, die den Hervormden in 't heimelykbegunftigde,aan zekeren Egbert Roelofszoon gezegd hadt: „ dat, hy aldien de Geuzen buiten de , Stad kwamen preeken, de Magiftraat ziqh naar de " gelegenheid van tyd en zaaken zoude fchikk. n". Als iets byzonders evenwel zal het moeten aangemerkt worden, dat niet alleen zeer veele uit den Burgerftand, en daar onder menfchen van meer dan gemeen aanzien, deeze Preek waren komen hooren, maar dat men 'er ook zelfs Geestelyken, in merkelyken getale, onder telde , welke zich ten hoogften verwonderden, dat een Mandenmaker , en fiegte Leek, de Heilige Schiftuur zo gepast wist te verklaaren, en in zo lang eene rede, die bykans vier uuren duurde, zulk eene goede orde te gebruiken. Eenigen deezer Geestelyken en ook anderen toonden, na dat de Preek geëindigd , en Jan Arendszoon onder dak gebragt was,- groote begeerte om met hem te fpreeken, over 't vërfchil der leere, dat hun gaarne werdt toegedaan , en gefchied zynde, hunne verwondering over 's Mans kundigheden geenszins verkleinde. Toen veelen van de Amfterdammers , die deeze Preek hadden bygewoond, 's avonds te huis kwamen, en gevraagd werden, wat zy gehoord en gezien hadden, bezaten eenigen vrymoedigheids genoeg om rond en duidelyk te antwoorden: „ dat zy Gods heilig Woord, welk van de Paapen, tot nu toe, met menfcbelyke " Leeringen verdonkerd en beimet geweest was, dén " menfchen klaar en .rein hadden hooren voordraagen", Anderen fchroomden niet- het Pausdom, in nog düfdfc. lyker taal tegen te fpreeken, en hadden het inzonderheid, gelaaden, op 't verkoopen der Geestelyke Ampten, op het misbruik der Sacramenten, en op het aan* bidden des broods in 't Avondmaal, der Beelden en deiver-  3°° HET LEVEN van verftorvene Heiiieen r»„ ut- , tusfchen fcherpe acht op alies ef 9 ^ °"der- die doute vrymoedighdd ^ ' ? ™* ™ ™raeen«* tft te draden. Ook werd bvd ^ ÜKa^ twintigden beflooten en d , °P de° Vyfei1" <%L- dat de d e Schuttf" dag afgekon' » heen in tyden^der°m'«voor, » Hoornen,^ "0£^T' £" ^ «» „ zouden». a3nk0mStetewate^uitensbewaaren tiïZrSS ^~d-CereforP-dikanten dt o^ir1'^ ^ ^ met * ken, te^beke'nd lvo7 * «k P«2 het huis te Asten welk m, l lden' 20 °P fn Heer.^l^^Z^^.*™ Preek te Overveen hadt aangeht d ToüZT * dam, ten huize van Tan HaWfr,™ Zaaner- terland. fi, deeze ftment ' ^ ^ 01 Wa' oecze l.imenKomste werdt befW.n j «en op woensdag, den laatden van H^r! 7 ' ' buiten Amderdam, op ' eene plaats d r* * °°k naamd, tegen over het ^Klno ^ zou. Des morgens van 2,,77 ) ^ predikci? Gereformeerden l " l'f ^ da°' ^ de mer poort, in 't veld gepredikt ,77 , Haarlera" flink.  JAN ARENDSZOON. 301 flinkfche bedoelingen zwanger,, hoopende door bet aanbrengen van 't geenze ftonden te zien en te hooren eenigen plasdank te behaalen by de Wethouderfchap, of hunne Geestelyke Leidsluiden, die geene gelegenheid verzuimden om hunnen Kerkleden de allerhaatelykfle vooroordeelen tegen de Gereformeerden en hunne Leere in te ftampen. De menfchen, kortomwaren toen het geenze altyd waren. Dan voor dat de bepaalde Preek gehouden werdt, zandt men des morgens, omtrent acht uuren, zeker Vertoog, dat ook, ten dage der tweede Preeke, te Overveen, aan de Wethouders te Haarlem was befteld, op den naam der Gereformeerden, door zekeren Schipper, of Varendsman, Pieter van Grieken genaamd, ten huize van Burgemeester Jan Klaaszoon van Hoppen; doch deeze weigerde het fchrift te ontvangen, zeggende dat de brenger het den Bur°-emeesteren in 't Toorentje zelf kon behandigexu Waarfchynlyk dacht hy, dat het den man daar toe 'aan moed ontbreeken zou. Dan 't gefchiedde: en door , Burgemeesters ondervraagd zynde, van wien hy 't ont• vangen hadt, zeide hy, denman, ('t was Jan Pieterszoon Reaal) niette kennen; maar wel te weeten, dat het van die luiden kwam, welke nu buiten de Haarlemmer Poort zouden preeken; waar hy ftraks meende naar toe te gaan. Dit voldeedt den Burgemeesteren niet te zeer, en echter lieten zy hem vryelyk gaan, na hem over'verfcheide zaaken, de Preek betreffen de, gevraagd, en van hem tot antwoord gekreegen te hebben, 't geen hy wist of zeggen wilde. De Vroedfchap, daar 't Vertoog aan hieldt, werdt hierop terflond vergaderd, en van deeze werdt het geleezen en overwoogen. Omdat Jan Arendszoon 'er de Opfteller van was, zal het deuLeezeren deezer Leevens- be-  502 H Ë T LEVEN vAN befehryvinge niet onaangenaam kennen zyn hier b» zelve te ontmoeten: He£ liep op deezen 1 n * de Wethonderfehap, misleid door den ch/'n" » van een deel ligtvaardige m ***** 5- ten, kwalyk duidende, veelligt waanen zon h „ » fe *°oren, *o men S ? ^ fÊfËK aanVingCn' Uit "gtvaardi heid ei' » genzmmgheid en grootschheicl, om 'tneJe£ ^ l g-genS » te Wla, en z.xb tot wat groots te verheffen • dar « ^ne Leere tot verleiding, e„ hun bedryf™/^ , betoonen : betuigende voor God, den Kenn'r h! , » ten, dar^dte^^to^^^^ >, den, «.etgedreeven vvierden door eenen ligtvaaTl 3 ge"; far veel eer door eenen z^rmoediga^ » welks krankheid zy door Gods beloften, nd ^ " fn V3ü 2ynCn W» verwan moet e ;k ^2geenen rhang zochten - ^ S , 3 Van °Uds' en in hunne dagen Tan » ^oon, David Joriszoon en anderen gedaan " hadden' Dat ^yaüeenlyk toeleiden, om naaThe >, voorbeeld van Apostel Paulus, denïlee e' cï* » menfchen■ te winnen, en als eene reine bruid vÖ r " «feilen, ^at zy „iet roemden in het vleeseh, ma I f h°0pten uunen roem in Christus kruis te zullen „ be-  JANARENDSZOON. aoj behouden, zo lang zy adem in den lyve hadden* „ Waren hunne Leeraars eenvoudige luiden, en van . „ weinig letteren, God hadt 'er zyne reden toe, en 't ftrekte hem tot eere, de waanwyzen te befchaamen , „ en de geloovigen, zonder grond van menfchelyke „ wysheid, alleen op den gekruisten te doen {leunen. „ Zy hoopten nogthans, dat'er wel haast Leeraars van „ meerder weetenfchap te voorfchyn zouden komen. „ De belofte van den Geest der Waarheid was der Ge„ meente gedaan; indien zy derhalven voor al de we„ reld bewyzen konden, de waarheid aan hunne zyde „ te hebben, zo zoude daaruit ontegenzeglyk volgen, dat zy dien Geest der waarheid hadden, en dat hun, ne Leere niet tot verleiding, maar tot behoudenis der «, zielen ftrekte. Die twyffelden konden hen komen hoo* „ ren, zynde zy altoos bereid, naar de maate hunner „ gaven , rekenfchap te geeven van hunne Leere en „ ordeninge. Dat zy van den Paus en de bypaden der „ Sekten weeken ,gefchiedde om de plaagente ontgaan, „ die deezen befchooren waren, 't Verwyt van oproerigheid ftondt hun met Paulus te verdraagen , zon„ der zich daaraan of van hunnen pligt te keeren. Ook „ vondt men geene Leere die de vreedzaamheid hoo„ gcr ftelde dan de hunne. De Wethouderfchap mogt „ zich verzekerd houden, dat zy, die 't woord voer„ den, en die hen hoorden,niets anders bedoelden dan „ de eere van God en Christus, de rust van hun eigen ,, geweeten, en de zaligheid veeier menfchen te bevor„ deren; en dat, om een bedolven Kerk, met het Hei„ ligdom, den verworpen hoekileen, en de gelasterde waarheid voor te trekken, en der Wereld te be„ tuigen, datze onfchuldig waren aan de gruwelen, „ waardoor zy dus lang bykans waren verfmoord geweest. „ De  HET LEVEN v A * „ De Heeren Raaden moeten i „' of anders hunne Herdersld gehoo^omeh s ■ * of'er iets door °** —men, « ftrydig ware. Kon men hen a t Aehend™& » ****** bereid om o^^Z^f 7^ Si hun gevoelen af te ftaf' t tebek™' en- * — eindelyk hun ve ^ ^ Leere ter proeve HeiiJn ,v* ^ hMre- * der minne en GhrfcS Y T gCTeed> om » «anderen winnen ^ ^ tC bezo^n, wie den ten te laaten 22** * ** ■van de Haarlemmer PoÓrf f ^' "iet Verre buiten de vryheid der S d «^f*^ entus woord zullende doen " vtn V- ^ ^ ^ Waterland,'i„ gezdfcbanT ' eCne Schuftuit Om te beter geh^M tet °f VVf Pe^onen. -eene behvaamVp ts en heTvTf ° vanhemgefteld^^^ b jwuc ae menigte , die naauwelvks rP *an vjel, een goed gehoor, ên ontving eenT£hZ™? alles, wat zy van de Roomféhe PriLr' g' ^ te hooren, grootelyks ove nr!f^g™*"* . M,d erWVI hadden Burgemeesters, volgens ,eam m gewigtige omflandigheden bv 77 7 gewoonte de drie Schutteryen, fedcr u^t ZTkZ^TT' op haare byzondere Doelen doen 7 bdhande> Vroedfehapvondt naamelyk^ werk va^T " * de  JAN ARENDSZOON. $o$ de Schutters op gehoord dienden. Hier wérdt haar, Rot voor Rot, voorgeffeld, wat al zwarigheden 'er uit het buiten prediken te wachten ftonden, niet bygevoegde vraage, of het niet geraaden zou zyn dat te beletten ? Dewyl veelen onder de Schutters den Gereformeerden in hun hart waren toegedaan, zo kwam het befluit der meerderheid, dat den Burgemeesteren door de Hopluiden werdt aangediend, hier op uit : ,, Dat „ men de buitenpreek behoorde te gedoogen, blyvenj, de de Schutteryen voor 't overige bereid, om de Stad j, en Wethouderfchap, met lyf en goed, tegen allen i, overlast, te befchermen ; gelyk haar ook alleen ten , dien einde de wapenen waren toebetrouwd". Dit befluit der Schutteryen , dat zeer Wei overeenkwam met het gevoelen der Vroedfchap , wakkerde den moed der Gereformeerden niet weinig op. Ook werdt de vierde vart Oogstmaand bepaald, om op de Rietvink wederom te prediken. Ten dien einde werdt Jan Arendszoon, zelfs door eenige Schutters ,met eene Schuit, Uit Waterland gehaald en herwaards gebragt; 't Scheelde echter weinig of de Schout Pieter Pieterszoon hadt dien toeleg, Welke hém ter ooren gekomen was , verhinderd. Hy toog met de Ruiterwacht en Stadsdienaars , in alles omtrent honderd man flerk, om luttel geruchts te maakèn , achter 't Stadhuis, 't Jan Roodenpoortje uit, en den Singel langs, voorhebbende om op den hoop aan te vallen. Dan hy was niet zo dra aan 't bruggetje, naast aan de Haarlemmer Poort, gekomen, of het Rot Schutters, dat hier de dagwacht hadt, tradt hem te gemoete, vraagende: ,, wat hy in denzin j, had"? Hy antwoordde: ,, dat by zich als Schout ,, verpligt rekende, zulk eenen ligtvaardigen hoop,die j, nergens op uit wac, dan op het (lichten vari oproer, X. BEEi, V j!p te  Soö ."HET LEVEN van „ te doen fcheiden". Twee der Schutters , met naame Egbert Pieterszoon Vink en lef Korneliszoon, riepen hiertegen, dat het meest al treffelyke Burgers waren -hunne bekenden, vrienden, maagen, broeders en zusters , die zy niet wilden gedoogen , dat eenig leed werdt aangedaan; alwaarom zy hem rieden zyne rust te houden, zonder 't befluit der Vroedfchap en der Schutteryen te overtreeden; ten ware hy zin aan kbloedftortinge hadt, of zien wilde dat hem de Poort voor 't hoofd geflooten wierdt. Hy ftaakte hier op zynen voor. genomen togt, en keerde volipyt en bitterheid te rug. Burgemeesters, tot hun leedweezen ziende, wat'er omging, riepen, 'sdaags na de laatst gehouden Preek denOudraad by een, om te overleggen, hoe de loop' deezes werks best te fluiten ware, 't Befluit was, de kleine poorten geflooten te houden , en in elke der 'drie ■ Hoofdpoorten twee Raadsperfoonen te ftellen by de Schutters, wier gezindheid men begon te wantrouwen om naauw toezicht te neemen op de uit- en ingaande/ en niemant door te laaten, dan met last. Ook zouden Burgemeesters een ontwerp maaken van een verbod tegen het uitloopen ter preeke. Doch wanneer dit Ontwerp, 's anderen daags, in de Vroedfchap gebragt werdt vondt het geene algemeene goedkeuring; wordende daar beflooten, dat men her nog zou ophouden, en eerst afwachten, wat by haare Hoogheid, de Landvoogdesfe, of den Prinfe van Oranje, haaren Stadhouder, dienaangaande nader gelast, of gedaan zou worden. On dertusfehen zou men de Gilden venmanen, zich toch uit de verbooden vergaderingen te willen houden eb aan de poorten, zo als beraamd was , Raadsmannen ftellen. De Schout, wien 't mislukken zyner voorige onder- neeminge  JAN ARENDSZOON. 3*7 tieemmge nog in den krop flak, en zich toen al hadt laaten verluiden , dat het hoog tyd' was om zich van meerder magt te voorzien, vondt dit befluit veel te zacht. Derhalven, een dag of twee daarna vernomen hebbende, dat'er, des anderen daags, wederom op de Rietvink zou gepredikt worden, ontboodt hy van (tonden aan zyne dienaars, de nachtwachten en anderen, die hy daar toe krygen kon, tegen twee uuren na mid« dernacht, met hun geweer, op het Stadhuis. Wanneer mi'de Onderfchout en Stokhouder , Dirk van Breemen, ter geftelde uure, op de markt kwam, daar een Vendel Schuttefs de wacht hieldt, wierdt hy gezien van LeenaardJanszoon Graaf, en gevraagd, wat hy zo vroeg op het Stadhuis te maaken hadt? Als deeze hierop ten antwoord gaf, dat het der Preeke gelden zou, fnelde Graaf terftond naar 't huis van Laurens Jakobszoon Reaal, en verhaalde hem wat 'er in til ware. Reaal deelde dit gewigtig nieuws aanflonds mede aan Kant en aan andere Voorftanders der gemecne zaake; waar van 't gevolg wa3, dat zeer veelen zich van geweer j meest korte roers en ponjaarden , die zich ligtelyk on- . der den mantel lieten verbergen, voorzagen, en, daar meê gewapend, ten acht uuren ter poorte uittraden, zonder da; de Raaden , die aldaar oppasten, zulks konden of durfden beletten. De Preek ging dus zonder eenige verh'nderinge voort, echter niet zonder eenige vreeze voor ftoornis. Men hadt immers, onder de Preek, vyf of zes mannen gefield op den Haarlemmerdyk » met last om de Vergadering in tyds te wnarfchuwen, wanneer de Schout met de zynen omtrent de poort kwam. Dan hy was voorzichtig genoeg, om zich onder deeze gewapende menigte niet te waagen ; en Jan Arendszoon oordeelde het zynen pligt, ter voorkominge van V a afle  5^8 HET LEVEN van alle averrechtfche indrukken, na gedaane Preek, uit naam der Vergaderinge, te verklaaren: „ dat zich eeni„ gen uit oe hunnen wel gewapend hadden; doch niet « om iemand, wie hy ook ware, te kwetfen, veel min „ om de verkondiging van Gods woord, met geweld ,, in te voeren; maar alleeniyk uit nood, om 't gevaar' „ dat hun boven 't,hoofd hing, af te keeren, en zich „ zeiven, met al de toehoorders, mannen en vrou„ wen, te befchermen". Wat 'er omtrent deezen tyd, ter voortzetting der hoogstnoodige Kerkhervorminge , op andere plaatfen van Holland en m het Sticht van Utrecht, door Allert Gerntszoon en Pieter Kornehszoon gedaan wierdt, gaan wymet fhlzwygen voorby. Door Jan Arendszoon werdt kort hier na, teBuikfloot, over 't Y, in Waterland', beurtelings met Pieter Gabriël, eenige maaien, gepredikt, ten aanhooren van zeer talryke vergaderingen in welke zich veele Burgers uit Amfterdam hadden al ten vinden. Niet lang hier na deedt hy ook het zelfde" botten Utrecht digt voor 't Slot, 2ynde door Dirk Later een Amfterdammer , doch woonende te Utrecht ten huize van de Vrouwe van Diemen , welker Nicht hy getrouwd hadt, daar toe van Amfterdam gehaald De toeloop van mannen en vrouwen was zeer groot en daaronder telde men niet alleen zeer veele BuLrs 'van aanzien, maar ook Edelen en Kanonnikken. Onder de Preek werdt er lIit het Slot een fcboot gedaan, en zekere jonge Dochter daar door getroffen. Na de Preek noodigde Dirk Kater den Leeraar in de Stad , ten huize daar hy zich zelf onthieldt. Op 't aanraaden van vede zyner toehoorderen, ging hy derwaarts, en werdt'er wel ontvangen: doch der Vrouwe van den huize kwam federtdeeZe herbergzaamheid op goed en bloed te ftlm Op  JAN ARENDSZOON. 3°9 Op den vyftiénden van Oogstmaand werdt 'er wederom, en zeer waarfchynlyk door onzen Jan Arendszoon , gepredikt te Loevenliout , een dorp of vlek omtrent Utrecht, daar zeer veelen , zo uit Utrecht als van Amfterdam, Schoonhoven, Kuilenburg, Vianen en Ysielftein, gewapend, ten gehoore kwamen. Het zelfde gebeurde den achttienden buiten de Tolletteegpoorte, tec zyde van den weg, die naar Vianen loopt. De Wethouder'chap zou wel gaarne de poorten geflooten gehouden hebben ; doen de vrees, dat dit aan die van de Nieuwe Religie, gelyk men toen de Gereformeerden noemde, aanleiding geeven zou, om eenige van de Kloosters, die tot zes of zeven toe buiten de Stadiagen, in te neemen, te pionderen en te verbranden , of anders de Voordeden'en 't platte aan te tasten, deedt haar hier van afzien. Alles wat naar gew ldigen tegenftand zweemde, zou den reeds ontvlamden yver ook . maar des te meer hebben aangeblaazen; en wat heeft men van eenen Godsdienftigeri yver, die buiten 't fpoor treedt, niet te wachten ! Jan Arendszoon heeft ookbuiten Dordrccht,doch vruch. teloos , getracht te prediken , om dat 'er reeds een ander Leeraar in de Stad was , die met zyn gezelfchap eenige toehoorders verwachtte. Nog erger verging het hem te •Gouda: want als hy van Dordrecht derwaarts vertrokken was , liet zeker Barbier, den Gereformeerden toegedaan, een gerucht door de Stad loopen, dat 'er, op zekere daarby genoemde uur en plaatfe, buiten gepredikt zoude worden. Dan hier kwam niet van. Niemand der Burgeren hadt zich daar laaten vinden. Zelfs ontdekte de Leeraar, door eenigen van zyn gezelfchap , die in de Stad geweest waren, dat 'er vry wat gemor en gemommel onder de Burgers ware, fpreekende men V 3 zelfs.  3io het le ven van zelfs van de Predikers en toehoorders, die de h„de„ nZ leerein-°proer ^ ^di voor aan 't huis van den Barbier T>' ^ buiten Preeke onder'deu LT ^ V^ dlT * Zouden uitwerpen, ge3ykze, ttf^b en^ "e v 7" geen hun door deeze Geestelyke Leiclsluid n Xrc was d]en zelfden avond deeden. Hier vie dufS gezelfchap Daar SS^/S**' C° *»-4 Mtdlerwyl zat de Wethouderfchap te Otterdam „ie£ ft 1. Bekommerd dat men de Preek wel haast in de Stad zou zoeken te brengen, beraamdeze, tet voórko nnnge van zulks, den zestienden van Oog t "and te" kert: orde, op het vergaderen der Schutteren in tyd'va oood , welker eerfte lid behelsde • dar 1 ' » "^-Predikanten binnen de muurën der S e^e'zou " m T r ff" ^ maar dat me" dic ^kant n fLeT , , ^ Sdl0Ut 20u d°en vangen» Deeze orde der ganlche Schutterye voorgehouden zyn! de, in verwachtinge van derzelver toimint ^t ze by befluit der Vroedfchap Z^ZZ^Z werdt van ver de meeste Schutteren afgekeurd v^ kiaarendezy rond uit:,, dat zy hier in ^ he^ » hgen konden, maar zien zouden, wat hun te do „ „ ftondt , wanneer de Preek daaddyk binnen de IZl gebragt wierdt". *m De Gereformeerden, befpeurende hoe genegen hun de Schutters waren, beflooten hierop dat VrT emwintigften van Oogstand, S trTs^ aaa  JAN ARENDSZOON. £1 Stan den oever van 't Y , op de Lastaadje, gepredikt Zon worden. Uit aanmerking van 't gebeurde met de Schutteryen, vonden. Burgemeesters en Raaden goed: . het Prediken on de Lastaadje, voor deeze raze te " gehengen; doch den Predikant aan te zeggen, dat " hV-zich niet hadt teverftoutenom binnen de.Stad te " komen prediken , of dat men 't hem met geweld " beletten zou". Meester Pieter Vlotinus , ofVloits, Secretaris tier Stal . hier van aankondiging aan den Predikant Jan Arendszoon doende \ buiten de St. Auto„is poort aan den Kadyk, daar de Predikant uit Watertand verwacht, en door zeer veel volks te gemoet getrokken werdt , kreeg dit beicheid en antwoord van den Leeraar: „ dat hy Burgemeesteren , zo veel hem mogelykware, wilde onderdaanig zyn; doch dat hy " hier Gode meer dan menfchen gehoorzaamen moest . Teffens noodigde hy den Sekretaris tot het.gthoor , 'er byvoegende, dat hy als dan in ftaat zou zyn om zyne Meesters naar waarheid te onderrechten , wat hier gedaan en geleerd wierdt. Dan de Sekretaris, daar geene ooren toe hebbende, keerde Stadwaarts, en Jan Arendszoon naar de Lastaadje, daar hy wederom vier uuren achter een predikte, over het- ftuk des Doops, met oogmerk om de Leere zo van het Pausdom als van de Doopsgezinden te wederleggen. Dat dit in eene vry gefchikte orde van hem gefchicd moet zyn, valt daar uit op te maaken, dat de Paapeh, waar van hem, vede, nluwsgierigheids halve, waren komen hooren hem nalen, de Freek uiteen gedrukt Boekje van buiten Serd/enzo opgezeid te hebben, 't Scheen hun „aamelyk onmogelyk, dat een Ambachtsman andeis vier uuren achter een m eene goede orde zou prediken. Na ^edaane Preek meende de Leeraar, volgens zyne V 4  3" «"UVE.N,,, tot voorde poort r , °k? msde voerden Stede, neven dcj; oZ n *-d der K^ en veel van £ o * ' ^ Ma^ns,oon allen moedwil by \ in!. gefldd was, om ^chtoenveritouten e * ^ ^s6"' ten antwoord: óTh J 1Bleiden"' kreeSen » Milaan". ^dS'f ^ ^ ^ 2Ulks % Leeraar binn^ ^oTg T ^' * V°£rdeiJ hendigW,uithe d" l %ZGml>«* d" Gardin be- Fdips du Gardin JSSf ' ' M by Zync" br°eder, «amen dit «^vf T". feester, die befchuldigd 4" ' T0"1 ^Ö den Onderfchout, ^gebooL^f^^ *» de Poort te' Sommigen gaven wei voor 2l " * bebben? zien te hebben - doch 7 i Van de Stad^uur ge- ^ar Kalf toen geftaaiJ ^ ^ e " de ^ galles verdicht was Wh Z*" k°"de' en hechtenis bevondt" ter' beW ' ' ^ thMS in -1 te flade kwam.' ^ ^ Vrvhe'd> zeer Sedert werdt 'er nu en dan nn ^„ t ookinzekerenSpyker van Tan WiÏ ^ M Zdfs ™t zo groot een' toll Wllkm^on Wy„gaard> getal van vier Predikanten Tan A J 33 ' Gabriël, Allen GerrirszoeiTT" ' ***** genoeg om gansch Holland „t??"^ vanzaaken,te bedienen, Wa-!*d|7 VerC,'Scil ^gewend om in dit ,eb el- te L " * Wierden . geprefe te voorzien , behoort niet PU 1  JAN ARENDSZOON. 313 tot ons beftek. De fchielyke voortgang der Hervorming ge werdt grootelyks begunftigd door de neiging der Staaten van dit Gewest, zynde het bekend , dat de meeste Leden 'er voor waren om meerder vryheid in 't ftuk van den Godsdienst te veroorlooven, en beflooten hadden , een verzoekfchrift in te leveren aan de Landvoogdesfe , om opfchorting van Inquifitie en Plakaaten te verwerven. Amflerdam alleen hadt nog niet bewillligd in dit befluit, fchoon de Vroedfchap zedert befloot, dat men de meerderheid zou mogen volgen. En ware de beeldflormery hier niet zo wel, als op andere plaatlèn begonnen, de Wethouderfchap zou waarfchynlyk nog langer geaarzeld hebben, om .den Gereformeerden die vryheid te vergunnen, welke ze nu, althans byooghukinge, genooten , en ingevolge van welke zy orde op hunne Gemeente flelden; beroepende behalven Jan Arends-r zoon en Pieter Gabriel, die men tot nog toe alleenlyk als vaste Predikanten kon aanmerken, op raad des eerfte n,. Nikolaas Scheltius, Pastoor in het dorp Sr. Maarten , by de Zype, in Noordholland, en wel met dien uitflag , dat hy , die reeds lang een' weerzin in het Pausdom hadt gehad, zich beweegen liet, om 't Lecraarampt onder de Gereformeerden te aanvaarden. Hy deedt zyne eerfte predikatie, in 't Zieken of LeprooT zen Kerkje, buiten de Antonis poort, daar men, volgens de Keure van den zesentwintigflen van Oogstmaand, by regenachtig weder, mogt vergaderen, en daar, ten dien einde, op bevel van Burgemeesteren, de Beelden waren uitgenomen. De Gereformeerden, dus eenigzins het aanzien eener geordende Gemeente gekreegen hebbende, verkooren ook al dra eenige Dia? konen en Diakonesfcn , op dat den armen, uit de ga? V' § ven ,  HET LEVEN Van ven, die onder de Preek verzameld werden, de noo» dige handreiking gefchieden mogt. Jan Arendszoon en zyne twee gemelde Amptgenooten waren , met reden, den volke zeer aangenaam ; want zy bejaagden geen fchandelyk gewin, en leefden zeer maatig; waren gastvry, en ontvingen al wie by hen om raad of hulpe kwam; zochten de tafelen der ryken niet, maar fchikten zich. genoodigd, naarden tyd, by arm en ryk, zonder met lekkernyen gediend te zyn: ook haddenze zich, geduurende de vervolginge, onder de huisluiden, meest met wey en melk beholpen ; hunne kleeding was insgelyks gering, doch eerbaar. In taalgeleerdheid gingen Gabriël en Scheltius hunnen Amprgenoot Jan Arendszoon te boven, welke geene andere dan zyne moedertaal verftondr. Doch daar tegen bezat hy een gezond oordeel en een kloek verlïand ; was tot verwondering beleezen in de H, Schrift; was vrymoedig door zynen. yver; wist met zyne vvelfpreekendheid.de harten en nieren der menfchen in 't prediken te roeren; redekavelde zeer fcherpzinnig, en kon den wederfpreekeren , 't waren Pausgezinden, Arriaanen, Wederdoopers of Libertynen , met kracht wederdaan. Nogthans was hy rekkelyk en toegeevend omtrent verfchillen , die, zyns oordeels, piet ten eenemaal noodzaakelyk waren ,• zoekende dezelve met zachtheid by te leggen, 't Ware te wenfehen, dat hy hierin meer navolgers hadt gevon. den; 't Pausdom zou dan waarfebynlyk van over lang hier te lande hebben uit gehad, en men zou op ver na van zo veel verdeeldheden, twisten, veroordeelingen en uitwerpingen , niet vernomen hebben, als nu nog van alle braave Christenen betreurd worden. £ec««  JAN ARENDSZOON. 315 Eerlang werdt den Hervormden nog meer vryheid in de Stad toegedaan, fchoonby wege van verdrag, opdat de Wethouderfchap zich te beter by de Landvoogdesfe mogt konnen verantwoorden. Doch dit was juist de reden, waarom zy in 't eerst groote zwaarigheid in de Vertekeninge maakten, vreezende dat zy daar door het aanzien van der Wethouderen partyen zouden krygen , 't welkze betuigden nooit geweest te zyn. Eindelyk lieten zy 'er zich toe overhaalen, mids in het Hot van 't verdrag verklaard wierdt: dat niemand der tekenaaren, ter oorzaake zyner ondertekeningc . in vervolg van tyd, gemoeid of achterhaald zou worden". Onder de Hervormden, door wien dit Verdrag, op het Stadhuis, met vereischte plegtigheid, vertekend werdt, na dat zulks vooraf, op bevel der Wethouderen, door de twee Sekretarisfen der Stad gefchied was, heeft men in de eerde plaats Jan Arendszoon en Pieter Gabriël te tellen, die beide geene zwaarigheid maakten, om zich in hunne ondertekeningc Dienaars der Gemeente van Christus binnen Amderdam te noemen.' Ook be» loofden de beide Predikanten, met eede , in handen van den voorzittenden Burgemeester Kornelis Jakobszoon Brouwer, den Wethouderen, zo lang zy hier ter fiede ■zouden blyven, in burgerlykc zaaken onderdaanig en gctronw te zullen zyn , als ook het volk tot onderhouding van 't verdrag te vermaanen; doch daar tegen nam hen de Burgemeester, met handtastiiige, in der Stede befchutting en befcherming; dat in der daad veel verfichjlde van 't geen op den achttien van jongstleeden Hooimaand was voorgevallen: toen naamelyk zette men, by 't luiden der klok, zes honderd gulden op het lyf van hun, die men nu zo plegtig in zyne-befcherminje nam. Dk niet tegenftaande gingen, echter, de fier-  m HET LEVEN van Hervormden, nog vooreerst, volgens gewoonte, naar but en ter preeke. Doch als 'er op een zondag vee volk, tnde Minderbroeders Kerk, hun by >t geflooten verdrag toegeflaan, zo wel alsook het Kerkhof, fanagekomen was, eu , de plaats nog gansch onbekwaam vindende , daarop W£er naar buiten geloopen Was, ging den Wethouderen zulk eene vreeze voor nieuwe opfpraak en oproer aan , dat zy Reinier Si monszoon, van Nek verzochten, dat hy toch den Predikant Jan Arendszoon, hunnent wege, in de beloofde Kerk, op den Predikfloel wilde leiden. Ais dit nog dienzelfden namiddag , in Wynmaand , gefchied was, heten de Hervormden, kort daar na, de Kerk van al de gebroken Beelden en Altaaren zuiveren en daarentegen van ftoeleu en banken behoorlyk voorzien Ook werden 'er omtrent deezen tyd Ouderlingen aangefleld. De gunflige vooruitzichten, die men oo het een eu ander fcheen temogen bouwen, en ook waarfchynlyk door de Hervormden gebouwd werden, gingen m-rkelyk ten achter, toen hun verzoek , om nevens hen, by den Prins van Oranje, om toeftemming en goedkeuring van 't gemaakte ve-drag , aan te houden , door de Vroedfchap afgeweezen werdt De Lutherkhen roeiden hier,- uit afgunst, onder, en «rooiden uit: „ dat de Hervormden, ten aanzien van „ t Avondmaal, ganfchelyk dwaalden, en leerden I :, 't geen ftrydig was met de Augsburgfche Belydenis- { „ fe, dle door zo veele Prinfen was aangenomen; en "< „ dat het Land door deeze Kalvinifche Dwaaling in „ grooten nood ftondt te. geraaken, daar het, zich aan „ de Augsburgfche Belydenis houdende, op de hulp ?s der Duitfqhe Vorften te hqopen hadt". De Wet- , • hou-.-'  JAN ARENDSZOON. 317 houderfcbap, in't hart den Hervormden niet toegedaan, liet zich ook verluiden dat 'er vrede noch rust in 't land zou zyn, indiende Augsburgfche Geloofs Belydenis niet werdt toegelaaten. Dit gaf den Lutherfchen zoveel moeds ,dat zy een fmeekfchrift ontwierpen, en op den vyfentwintigllen by Burgemeesters inleverden, daar by verzoekende, dat hun de St. Odulfs Kapel mogt worden toegeftaan, om daar in't zuivere Woord van God te prediken, en hunnen Godsdienst te oeffenen. Zo dra dit ter kennisfe van de Hervormden gekomen was, werdt by hen 't befluit genomen, dat Jan Arendszoon deezen flag, doorreklykheid en toegeevendheid.. moest zien te breeken. Hy voldeedt aan den last der Gemeente, en las, op eenen zondagmorgen, in de Minderbroeders Kerk, den Stoel beklommen hebbende, den volkc het tiende en dertiende Artikel der Augsburgfche Belydenisfe, van 't Avondmaal fpreekende, openlyk voor; zyne toehoorders vermaanende, om zich toch doof geene valfche befchuldiging te laaten verleiden, of diets maaken, dat'erby hen eenig kwaad of vreemd gevoelen * wegens 's Heeren Avondmaal, gepredikt wierdt; ja uitdrukkelyk, en met hooge woorden betuigende , datze niets leerden , 't welk llrydig met de voorgeleezen punten ware. Of Jan Arendszoon dit deedt, om dat hy, 't geen daar gezegd wierdt, verklaarde , naar 't geen hy dacht met den inhoud der Heilige Schrift over een te komen , dan of hy, de woorden in den zin der Lutherfchen neemende, en ondertusfchen zyn eigen gevoelen behoudende, hen in 't hunne wilde dulden, om dat hem 't verfchil niet gewigtig genoeg voorkwam, om zich daar aan zeer te ftooten, en de onderlinge eensgezindheid te verbreeken , is iets, dat wy niet in ilaat zyn te beflisfen. Het gerucht van deeze zyne toegeevendheid vloog dra.  S« HET LEVEN va» -dra het geheele Land door, en werdt van de Antwerpj fche Hei-vormden voor 20 onverdraatfyk gehouden dat zy daarover hunnen Predikant Kasper van der Heiden 1 met twee Ouderlingen, naar Amfterdam zonden om* de Amfterdammers , over de betuiginge , die 'e'r ten^ gevalle der Lutherfchen gedaan was, ernstlvk te bel ftraiFen , en tot herroeping daar van te vermaanen Lr 't byzyn der drie Amfterdamfche Predikanten, der Ou derhngen en verfeheiden andere aanzienlyke leden der Gemeente, kweeten de Afgevaardigden, doordenmond van van der Heiden, zich van hunnen last. Zyne Rede voering was wel lang enfeberp, doch overtuigde de" Amfterdammers niet, dat 'er door Jan Arendszoon iets nnsdreeven was : zy waren van gevoelen, dat de g* daane betuiging met Gods Heilig woord beftaanbaar was , en overeenkwam met de gefteldheid der tyden. Deeze eerfte byeenkomst , wyl elk by zyn gevoelen We.f hep dus vruchteloos af. Eene volgende , des anderen daags gehouden, werdt met geen gunftiger uitflag bekroond. Van der Heiden ftondt fterk op den eisch Van herroepinge , en dreef zyne meening met groote hevigheid. De Amfterdammers daarentegen bleeven op hunne onfchuld dringen, 't welk van der Heiden zodamg deedt op ftuiven , dat hy zich niet ontza* hen onder veele bitfe woorden, by herhaalinge, met den Ban te dreigen. Ten langen lesten vondt men goed , om dat men toch eikanderen niet verftaan kon, dat de Amfterdammers hunne verantwoording, in beflooten brieven, door deeze Gemagtigden, aan die van Antwerpen zouden overzenden , en daar by bleef het. Men kreeg ook in 't kort, by de overkomst van Alba, zo veel met den Spaanfchen Ban te dden, dat weinigen lust hadden hunne broeders liefdeloos door den Kerkelyken te kwellen. Sfn^  JAN ARENDSZOON* .319 Straks na 't vertrek der Antwerpenaaren werdt by de Amfterdammer Hervormden fchikkingtot het houden van 't Avondmaal gemaakt. Na voorgegaane afkondiging van den Predikftoel, dat zulken, die ter Tafel wilden 'gaan, zich op zekeren dag ten huize van Jan Arendszoon hadden te vervoegen, kwamenze by tienen, twintigen en dertigen teffens, wordende hunne naamen en woonplaatfen te boek gefield, en zy in de gronden der zaligheid onderweezen : ook werden 'er Predikatiën, op het Avondmaal flaande, en tot boete dienende , vooraf gehouden. De Wethouderfchap, op den twaalfden van Wintermaand, welker vyftienden men tot het houden van 't Avondmaal beflemd hadt, uit het fchryven van den Prinfe van Oranje, aan eenige Hopluiden der Schutteryen, verdaan hebbende, dat zy gelast waren hun best te doen, om 't houden van 't Avondmaal" tot zyne komfte te fchorfen, hieldt dit den Predikanten voor; doch kreeg ten antwoord , dat de dag op den vyftienden gelegd, en zonder gevaar van oproer niette veranderen was. Jan Arendszoon diende ook met derdaad, ten beftemden dage, in de Minderbroeders Kerk, aan by de duizend perfoonen het Avondmaal toe. Onder 't uitdetlen des broods zeide hy: „ Neemt, eet en gelooft, dat het Lichaam van Jefus Christus aan de „ galge des kruisfes gegeeven is voor uwe zonden" ,en by het toereiken des bekers : „ Neemt , drinkt en ge„ looft, dat het bloed van Jefus Christus vergooten is „ tot vergeeving uwer zonden". Onder de bediening las de Predikant Scheltius van den Predikftoel eenige Hoofdftukken uit het Euangelie. Het jammerlyk verloop, waartoe de zaak van Neer* lands Burgerlyke en Godsdienftige vryheid eerlang kwam , hadt zo veel invloeds op de Hervormde Gemeente  » HET LEVEN van taeente te Amfterdam, dat zy , voIgens g0edvinderi vari den Pnnfe van Otanjezelven ,de Minderbroeders Kerkwbderomrmmen, enzicbin eenige Schuuren en in « Hu.szutenbtns aan de Oude zyde behelpen moest En als men'ertydmg kreeg, dat de Preek fe Antwe^ | " fchorst,endePnnsvanOranie naar Duitschland vertrot ker, was gaf de Gemeente bykans alle hoop 0 om z.ch tn de verworven Vryheid vooreerst te koenen handhaaven. Daalde dus de moed der Hervormden *e der Wethouderfchap rees naar evenredighl „' vverdt dra gevolgd van een voordel aan de Hervormden om de Preek ganfchelyk te fchorfen, tot dat daarop al' dere fchikkmg gemaakt zou worden • doch J T houderfchap , toer mede niet voldaan, verklaarde zich op den tweeentwintigden van Grasmaand des Jaas x 56j ! fterker en daarop gaven de Hervormden toe mYds m de S.ad te ontvangen, of hun ten minde, gelyk te vooren bedongen was, tyd te laaten, om hunne Lol rende goederen te gelde te maaken, en met de roeren- In deezen fland der dingen vreesde men met reden dat de brand der vervolginge , die elders in NedeC «volle vlam llondt, weldra tot Amfterdam Z0U over Haan, te meer om dat 'er een gerucht liep dat NoirkaL mesmetzyne Spaanfche benden in aantocht was. Veelen begaven zich naarEmbden, daar toen de «meene toe" vlucht lag. Dit deedt ook Jan Arendszoon me zyne twee Amptgenooten Pieter Gabriél en Nikolaas Schel Veelen , op tot in het Jaar z57a, wanneer hy nog weder binnen  JAN ARENDSZOON. sai binnen Alkmaar, zynéVaderlyke Stad, kwam, en daar, ten zelfden jaare, geduurende de belegeringe , zyne dagen ten einde bragt. In zyne krankheid, zegt men „ ontboodt hy zyne bekende vrienden , Meester Nanning van Foreest, naderhand Raadsheer in den Hoogen Raad 3 Filips Korneliszoou en anderen , voor zyn ziekbed ; wekte hen met hartelyke taal tot kloekmoedigheid op, eu troostte hen met de hoop eener aanftaande verlosfinge ; „ God" zou hy hun toegeroepen hebben „zal eene goede uitkomst geeven, en de Vyand ditmaal de Stad ,, niet winnen". Kort na dit gezegd te hebben blies da braave man, die zo veel voor de zaak der Hervormden gedaan hadt, zachtelyk den lesten adem uit. X. D EEL X HET  HET LEVEN VAN EGBERT MEEUSZOON KORTENAAR. Een Man als Egbert Meeuszoon Kortenaar , die \ Vaderland, ten koste van zyn eigen leeven, zo z'eer aan zich heeft verpligt, verdiende gewisfelyk, onderdeLeevens der vermaarde Nederlanderen, wel eene uitvoerige befchryving. Dan wat moeite wy ons ook gaven : wegens zyne jongere leevensjaaren, hebben wy niets konnen opfpooren, dat der moeite waard is, om hier gemeld te worden. Zyne mannelyke jaaren leveren ook eigenlyk de trekken van eenen Held uit, die zo veelmogelyk voor de vergetelheid bewaard, en der nakomelingfchap als een treffelyk voorbeeld van navolginge dient voorgefteld te worden. Men weet dat hy by trappen, na hand en oog in den dienst van 't Vaderlandverlooren te hebben, is opgeklommen, tot de hooge waardigheid van Luitenant Admiraal, en in deeze zyne waardigheid, al vechtende voor 't Vaderland , te jammerlyk geIheuveld is. Inden jaare 1658 ontmoet Kortenaar ons'als Onder, kapitein van den Heere Jakob van Wasfenaar, Luitenant Admiraal Generaal der Vereenigde Nederlanden. De » Staaten  EGBERT MEEUSZOON KORTENAAR. Sa3 Staaten der vereenigde Gewesten, niet met goede oo .gen tonnende aanzien , dat de Koning van Zweeden Oenemarken vermeesteren, en hun zeiven in de Oostzee de wet zou ftellen ,ten blykbaaren nadeele van den Oostzeefchen Handel en Scheepvaart, door dit Gemeenebest met zo veel voordeels gedreeven, en behoudens zynen welftand niet te derven, beflooten den Koning -van Denemaken in zynen hoogen nood by te ftaan, en zo veele Oorlogfchepen als men in der yl kon toerusten en by een krygen, onder meergemelden Heere van Wasfenaar, derwaart'te zenden, met last om de Ingezetenen der Vereenigde Nederlanden van allen overlast te bevryden ; den Koning van Denemarken by te fpringen ; de hulpbenden , die hy op de Vloot hadt, binnen Kronenburg en Koppenhagen te helpen; de fchepen , goederen en perfoonen van 's Lands Ingezetenen s by 'de Zweeden aangehaald en opgezonden, te verlosfen , en ook de Zweedfche Vloot, indien hyze aantrof, met kracht aan te grypen, en, ware hetdoenlyk , te veroveren en te vermeesteren. Zesendertig tonnen fchats 9 welke men toen ter tyd rekende, alleen aan vracht, op de Oostzee verdiend te worden , waren een der voornaame dryfveeren van deeze onverwylde toerusting. De Graaf van Wasfenaar kweet zich ook mannelyk van zynen last. In 't begin van Slagtmaand voor de Zond gekomen zynde, zeilde hy 'er op den achttien door, onder eene geweldige hagelbuy van kogels, uit de SJo ten Kronenburg en Elzingburg, ter wederzyden deezer Zeeëngte liggende , en toen beide in handen der Zweeden , op hem gefchooten, zonder dat de Vloot, die 't midden van 't vaarwater hieldt, 'er eenig merkelyk nadeel by leedt. De Zweedfche Vloot, onder Wrangel, Was hier te naby, om 'er niet terftond meè in gevecht te X 2 geraa-  324 HET LEVEN van. geraaken. De flryd was aan wederzyden fcherp, en hadt bykans zes uuren geduurd, toen de Zweeden onder 't Slot Kronenburg de wyk namen. De Luitenant Admiraal liep groot gevaar van te zinken of te verbranden; ook hadt hy op'zyn fchip zeven en dertig dooden, en omtrent honderd gekwetflen ; doch kwam alles door voorzichtig beleid en dapperheid nog gelukkig te boven; evenwel niet zonder den trouwen en vaardigen byitand van zynen Onderkapitein, Egbert Meeuszoon Kortenaar, die wel diep deelde in de eere der overwinninge, ten dien dage op de Zweeden bevochten. Sommigen hebben niet gefchroomd, hem, zonder den roem van Wasfenaar te willen bezwalken, als de voornaame oorzaak dier zege te befchouwen. 's Lands Staaten namen ook zo veel genoegen in 't heldhaftig gedrag, door Kortenaar in deezen betoond , dat zy ter belooninge van zynen Heldenmoed, en ter verwakkeringe van allen, die 't Vaderland ter Zee dienden, in Zomermaand des volgenden jaars,hem in plaats van Witte Korneliszoon de Witte , die in den gemelden Zeedag gefneuveld was , tot Vice-Admiraal,by 't Kollegie ter Admiraliteit op de Maaze verhieven. Hy deelde ook diep in de gunst van den Heere van Wasfenaar, die , zo lang hy hem aan boord hadt, zeer gemeenzaam met hem omging, en zich, in alle gewigtige voorvallen, van zynen raad bediende. Toen de Vice Admiraal de Ruiter, ter verfterkinge van 's Lands Vloote, met zyn Esquader, tot op eene myl na, by 't Eiland Romps, digt by Funen , gekomen was , en de beide Vlooten nu maar 'twee of drie mylen van eikanderen lagen, voer de Heer van Wasfenaar , verzeld van' Kortenaar , aan de Ruiters boord, om over de vereeniging der twee vlooten met de Ruiter te fpreeken, en 't noodige, tot afbreuk van den vyand, te beraamen. Na-  EGBER.T MEEUSZOON KORTENAAR. 325 Nadat deezé Zweedfche oorlog, in den jaare 1660, door eenen getroffen Vrede geëindigd, was, verliepen 'er eenige weinige jaaren, welke niets byzonders voor deeze leevensfchets van Kortenaar bebbenopgeleverd; doch ten jaare 1665 verfchynt hy wederom ten tooneele, in eene waardigheid, welke zyne voorgaande overtrof, en ten bewyze (trekt van het vertrouwen, dat 'sLands Staaten op zyne kunde, dapperheiden braafheid (telden. De Algemeene Staaten zagen, naamelyk, maar al te duidelyk , dat 'er geen Vrede langer te houden was met' Karei den II, Koning van Engeland, alzo 'er , in de twee voorgaande jaaren, zeer veele vyandlykheden, tegen de bezittingen van deezen Staat buiten Europa, door de zynen gepleegd , en ook binnen Europa, een groot getal Nederlandfche fchepen in Engeland opgebragt waren; gelyk ook, op zyn bevel, onze rykgelaa- • den' Smirnafche Vloot, onderweg naar Holland, was aangetast geworden. Uit aaumerkinge van dit alles kwamen de Algemeene Staaten, hoewel fchoorvoetende , en na 'tvlak liaan van hunne poogingen ,om doorvrïen- ' delyke onderhandelingen eenen openbaaren cn'kostbaaren Oorlog te voorkomen, tot het manmoedig belluit, om zich, door dien ondankbaafen Vorst enzynenydige onderdaanen, niet langer te laaten mishandelen. Men viel over zulks, met allen mogelyken yver, aan het uitrusten ecner magtige Vloote, en zag naar Bevelhebbers om , van wien men, uit hoofde hunner reeds bekende 1 dapperheid, iets groots te wachten hadt. De Heer van ' Wasfenaar kreeg het opperbevel over de ganfche vloot , onder den titel van Luitenant Admiraal Generaal, en Kortenaar was een der drie Luitenant Admiraals, welke onder hem (tonden te dienen; zynde hy daartoe aan- . gefield, onder het Kollegie ter Admiraliteit op de MaaX 3 z€j  326- HET LEVEN van ze, terwyl Mïchiel Adriaanszoon de Ruiter, onder dat te Amfterdam, en Jan Korneliszoon Meppel, onder dat van't Noorderkwartier, tot deeze waardigheid verheven werden. Dan hoe groot ook de verwachting ware, diemen van deeze uitrustmge hadt, de uitflag beantwoordde 'erniet aan. Op den dertienden van Zomermaand des jaars 1665, raakten de Nederlandfche en Engelfche vlooten, bykans van gelyke fterkte, aan eikanderen, omtrent tienDuitfche mylen Noord-Oost-ten Noorden van de Stad Lestoffe. Eenige Nederlandfche Kapiteinen kweeten zmh wakker, terwyl andere zich buiten den ftrvd hielden, en flegts van verre fchooten, Kortenaar deedt alles wat in zyn vermogen was, om den trotfchen w and te vernederen, en hadt reeds recht door het Esqu'a• der van Prins Robben heen geflagen; doch 't mogt hem nietgebcuren in deeze edele pooginge lang te volharden • al in den beginne van 't gevecht, des morgens ten wf uuren, werdt hy door een Kanonfchoot uit de Roijale Katbarm in zyn bovenbeen zodanig getroffen, dat hy er terftond aan overleedt. Bystere ontfteltenis baarde dit 111 de vloot, dryvende zyn fchip Groot Hollandia, dat 78 ftukken en 350 man ophadt, daarna gelyk als zonder roer, door de vertfaagJheid vanden Stuurman dien t gebied was toebetrouwd , van den vyand af Dit en inzonderheid het fpringen van Wasfenaa-, die' des namiddags omtrent twee uuren, met zyn fchip en alles wat 'er op was, door eigen kruid, in de lucht Vloog , veroorzaakte zulk een' fchrik en wanorde in 's Lands vloote, dat de meeste fchepen de vlucht namen en de andere in de noodzaaklykheid bragten om hen te' volgen. De groote Kerk te Rotterdam levert nog heden ten dage  EGBERT MEEUSZOON KORTENAAR. 327 dage het fpreekendst bewys op van de hooge goedkeuring, welke Kortenaar , door zyn gehoüden gedrag, by het Ed. Mog. Kollegie ter Admiraliteit op de Maaze, verworven hadt ; hebbende hetzelve, aan de noordzyde dier Kerke , hem ter eere, eene prachtige Graffteede laaten vervaardigen , van 't volgende maakfel. Zy vertoont den Zeeheld, geharnast, rustende op een ftuk gefchuts, met den gebiedflaf in de hand. Aan eenen ftandaard hangt zyn Borstharnas , Wapenfchild en gepluimd Heimet, omringd van Scheepsvlaggen en KrygSgereedfchap, alles van wit marmer. In de zwart marmeren Kap of Frontesfpice, die door vier kolommen onderfteund wordt, ziet men het wapen der .Vereenigde Nederlanden. Het epfchrift is kort maar krachtig, en van deezen inhoud. BARTHOLOM.HO a C ORT ENAAR HEROI IMCOMPARABILI HOC VIRTUTIS ET GLORIOSiE MORTIS WONUMENTUM P. P. REI MARITIM/E. dat is. De Edele Mogende Heeren Raaden ter Admiraliteit hebben dit gedenkteken , ter eere van den gadeloozen Held, Bartholomeus Kortenaar, laaten oprechten, in erkentenis van 's Mans deugd, daaden en gloryryken dood. Ook leest men 'er deeze vier regels in dicht, De Held der Maaz' , verminkt aan Oog en Rechterhand, En echter 't oog van 't rosr, de vuist van *t Vaderland : De groote Kortenaar, de fchrik van 's vyands Vlooten; pe ontfluiter van de Zond, legt in dit Graf beflooten. X 4. HET  HE T L E VEN VAN JOHAN VAN DEN KORNPUT; nr , ^Jo t Gemeenebest der zeven Vereenigde Gewesten zich ooit in eene omdandigheid bevonden heeft, dat het kundige en kloekmoedige Bevelhebbers noodighadt het was vooral oP het einde der zestiende en in het begin der zeventiende eeuw, toen burgerlyke en Godsdienlhge voorrechten beide , te jammerlyk verkracht, sfi r Tm hygden-ootmoed^ ^ Men uitbundige aanbiedingen, onnoemelyke opgebrachte fommen gelds , en op reden en billykhdd leunende vertoogen waren veel te zwakke wapen en om t gemoed te kenigen vaneenen Opperheer die' bezteld door den geest van onmeédoogend dvSo ' trotfcheheerschzugt, geene onderdaanen ffi dan die lichaam en ziel beide voor hem veühadd^' en zich m alles naar zyne wenken fchikten. uwn' van e,„en anderen aart, en mannen, die, daar" meé wee-  JOHAN van den KORNPUT. 329 weetende om te gaan, moeds genoeg bezaten , om liever alles 0^3 te zetten,'dan zich zeiven en hunne nakomclingfchap laaghartig van die voorrechten te laaten berooven, welkeze van God en de Natuur ontvangen hadden , werden 'er vereischt. Gcjukkiglyk ontbrak het ook aan dezulken niet. Het aanzienlyk gedacht van Kornput, waaruit ook Heer Jak ob cte Wit, Vader van 't beroemde doch ongelukkige Broederpaar , Jan en Kornelis , van 's Moeders zyde , gcfprooten was , is , zo wel als verfeheiden andere, wier naamen nog lang in zegening zullen blyven, niet onvruchtbaar geweest, in 't voortbrengen van Mannen, die den tabbaard en degen, ten diende van 't gemeene LaVd , met lof gedraagen hebben. Ons bedek en oogmerk' gchengen niet hunner aller gedachtenis door dit werk te heipen Vereeuwigen. Jonkheer Jan van den Kornput , een groot' Ingenieur en Vestingbouwer, Kommandeur van Hasfelt en Koeverden , Gouverneur van het Kasteel binnen Groningen , en dat meer zegt, de dappere verdediger van Steenwyk, in 't jaar 1580 en 1581, door Rennenberg belegerd, beeft onze aandacht tot zich getrokken; en wy houden ons verzekerd , dat zyne beknopte en naar waarheid opgedischte leevensfehets aangenaam zal zyn voor alle onze Leezeren , voor al zulken , die de waardy hunner tegenwoordige voorrechten kennen, en gaarne hulde doen aan de handen, die mede gewerkt hebben , om hen in 't ongeftoord bezit daar van te dellen. Jan van den Kornput nu zag in Grasmaand des jaars 154a het eerfte leevenslicht, in het Prinfelyk Breda, daar zyn Vader , van gelyken naam , met de BurgeHieesterlyke waardigheid bekleed was. Van jongs af tot den krygsdienst, volgens eigen verkiezing , opgeleid , X 5 en  S3o HET LEVEN v a rt en in de gronden van den Vestingbouw zo nnnA-reiken krygsman , wel ^S fvetS hy , om van zyne gewoone en min uitfleelind ver nchungen geene verveelende lyst 0p te laake7' kwam hem hierin LoZ^^^T vens haaren Man , den Baron van M0i c 1 eteken wanneer ;er lang en heimelyk door he gefSen werdt, met zekeren Guislain le Bailly , die gewoo," was tusfchen hem ,n den Hertog van TerrSoT Spaanfchen Gezant tot de Vredehandeling te Keulen over en weder te gaan. Kornput, toen* Kapitein iu « Graaven Regtment , hier van de lucht gekree " hebbende, waarfchuwde Popke üfkens, den eeniglL on erRennenbergs RSaden, die oprecht Staatsgezind was, eneentge anderen zo uit de Wethouderfchap als Burgery , en wel mzonderheid den Burgemeester Jakob Htllebrandsz , om toch vooral op hunne hoede te zyn, en z,ch meester van de Stad te maaken, eer het hunne party deedt; zelfs boodthy aan hun voor te gaan , en Rennenberg m verzekering te neemen. Doch hun antwoord was, datze , als ver de fterkfte, geen gel v33£  JOH AN van den KORNPUT. 331 vaar liepen , en wel op hnnne hoede zouden zyn. Kornput, hier mede niet voldaan , betuigde , na hen gewaarfchuwd te hebben , onfchuldig te zyn van 't onheil dat hun boven 't hoofd hing , en ook daar binnen zyn leeven niet langer te willen waagen ; rydende daarop ter Stad uit, na dat Ufkens , op zynen raad * reeds te vooren van daar vertrokken was. Hoe volkomen deeze voorfpelling bewaarheid wierdt weet elk, die niet geheel onkundig is wegens den trouwloozen afval van Rennenberg, en 't gedrag federt door hem gehouden. Dan fchooft Rennenberg zich , by verrasfing, ten diende des Konings van Spanje , meester van Groningen gemaakt, en ook terftond daarna vriendelyke brieven afgezonden hadt, om de Ommelanden op zyne zyde te lokken , vondt hy hier echter zo weinig gehoor, dat Kornput, nog voor den avond van den derden van Lentemaand , met eenige Vendels ' voor de Stad kwam; daar zich Barthold Entes , des anderen daags, met de overige Friefche Vendels , by hem voegde. Na deeze vereeniging viel men terftond aan 't maaken van Loopgraaven, en 't belegeren der Stad, waarin de Staaten der Ommelanden hun niet weinig ten dienste Honden, 't Beleg evenwel, fchoOn 't Leger met ettelyke Vendels , onder de Graaven Filips van Hohenlo en Willem Lodewyk van Nasfau , was verfterkt geworden , werdt eerlang opgebroken, om zich aan een' anderenkant tegen den algemeenen Vyand te verzetten. In Koeverden, dat ten deezen tyde geduu'rig van Heer wisfelde, en dan Spaanfche dan Staatfchè bezettyng in hadt , raakte Kornput , in zulk eene engte , dat onverfchrokken kloekmoedigheid alleen hem daar uit  33a ' HET LEVEN- van uit wist te redden. By wanbetaaling floeg hier zyn Vo-kaan t muiten, en dreigde hem en zyne Bevdhebbers af te maaken ten ware hy vaardiglyk geld ver fchafte. Kornput hieldt hun voor, dat >J£ omm was en zocht hen met zoete woorden te Z len. Dan dn fcheen wel olie in 1 vuur, „eeme de hunne woede , althans die der meesten, hand Tv r hand toe. Hy neemt derhalven 't befluit, om, % Jen hydoor zachtheid niet vermogt, door fa£ te voeren. Met een onbeteuterd gelaat 2 der voomaan.il. Belhamels by den kop vatten, 'mLI door zyne onvertfaagdheid , den moed der overig dermaate velde , dat zy, die in maatfchappy van mtdaad met hunne gevangen fpitsbroeders ftonden hem geene gehoorzaamheid weigeren durfden, toenze'bevel toeegen, om drie van dezelve aan eenen paal te door fchteten. De andere twee werden verbeden ; en niemand der overigen hadt harts genoeg om een woord meer te kikken. Zo veel heeft het in , zich zacht of ftreng naar etsch te gedraagen , allermeest voor eenen Bevelhebner, die met eenen ligt beweegbaaren hoop te doen, en het al doorgaans zich zelf te wyten heeft indien met alles op zyne wenken draaft. ' Na dat Koeverden , -op den twintigen van Herfstmaand, by verdrag, aan Rennenberg overgegeeven en Kornputs beleid en dapperheid, in andere krvgsverrich tmgen, ten overvloede en tot zynen iofgebleeken was" daagde eerlang de ftond op, welke zynen naam i meest van allen, ten goede vereeuwigd heeft. Als L melyk Rennenberg Oldenzeel, meer door toedoen der Burgeren, dan door fchuld der Bezettinge, bemagtigd voor Deventer en Zwol't hoofd geflooten, doch Grol toenmaals uit kleinachting by de Staatfchen onbewaard ge-  JOHAN van den KORNPUT. S3S gelaaten , bezet hadt, liet hy 't oog op Steenwyk val1 len, en zondt het Voetvolk over 't moeras van Ommen, doch de paarden door Koeverden derwaarts. De Staaten,'van deezen toeleg de lucht hebbende gekreegen , gebooden Kapitein Kornput , met zyn Vendel in der yl derwaarts te fpoeden. Hy deedt het, en kwam 'er , door hulp van Olthof, toen met het zyne daar alleen liggende , ter naamver nood, mits den tegenftand der burgeren , binnen, op den avond van den zeventienden der Wynmaand. Maar eer hy 'er binnen trok, bragt hy 't, door eene mannelyke aanfpraak , by de zynen zo ver , dat zy hem met eede beloofden, van geen overgeeven aan of handelen met den vyand te zullen reppen, voor dat hy zulks zelf deedt, op ftraf van door den naastftaanden doorftooten te worden. Uit dit manmoedig opzet van Kornput valt ligt te raamen , dat hy wat groots in den zin hadt: in hoe ver hy 'er aan voldeedt , dient wat omftandiger béfchreeven. 's Morgens , nadat hy 'er was binnen geraakt, ontving men 'er ook nog, door deWoldpoort, Plans Plaat met zyn Vendel, en dat van Johan Stuiper , onder zynen Luitenant Johan van Beerenbroek , dochversch en ongeoetfend volk. In de Stad , die maar maatig verfterkt was, hadt men dus omtrent zeshonderd man , en daarenboven nog bykans driehonderd weerbaare burgers , doch daar onder pas vyftig, waarop men betrouwen durfde. Grof gerehut was 'er geheel niet, flegts twaalf of dertien paarden, dai Kapiteinen toebehoorende , en maar luttel voorraads. Ook ontbrak 'er een Opperbevelhebber, 't Bellier der dingen kwam dus voor rekening der Kapiteins, die daarin echter de Wethouderfchap erkenden , en gezamentlyk eenige keuren beraamden , zo ter bezuiniginge van 't bus-  334 HET LEVEN vam buskruid ,-graan en andere eetwaaren Ir, , t *$* ™ "« %re,yk bu™ e'u Sb'd r^' gende krygs voik , e„ rer voorkoming ™ brei Hooi, turf, takken en andere brandbafre ü in de open te egS 2" ol brak men de buizen af, die me, (boe gedekt f3' «berminge en S5£^4»*jr beid begreep men „ • Vergeeten' ^zonderoorzaak" 7 doe ' „rm£et7T ""^ en den mo d'nïe" Ta eet 7 7* " «9* » lomst ,e hansen S T enkeI ««"'"6= uit- Op den zelfden middag, dat Plaar ,.« q, • morgens in de Stad gekomen wLn veS, * togt des vyands Voorde OmmTnger f™* ook ten zelfden dage, door plaatfen teffens aangegreeoen P11 ;,n » r, P .1, ,, 'b^ö'eepen, en in eene fchermurfpKnoingewikkeld , waarby Hans Mom rw -™.tleünS van Rennenberg, e^bo^n ^teefÏÏÏÏ beerden, naa'. afbranden der reed» gemelde ,„ L rondsom de Stad, en zocht aii« / nen t ■ ' • de toeSa"gen te dop- pen Dan hier in heten de belegerden hem niet ongeleid geworden. Ook begavenze zich, des and ren ejags, buiten de Oosterpoort met negen garden en ee. mge manfehap te voet, en bragten vyf gevangenen van daar te rug, welke hun kennis gavei7van de geSiILï des  JOHAN van den KÖRNPÜT. 33$ des Legers, en dat men Rennenberg zeiven in 't kort te gemoete zag. Hierop begonden de Wethouders , ja zelfs eenïgë Krygsbevelhebbers te dryven , dat men by de Staaten om ontzet verzoeken moest. Kornput ftelde zich hier uit alle zyne magt tegen , oordeelende, dat men maar alleen de gelegenheid der Stad en des vyandlyken Legers behoorde te melden , zonder een enkel woord van ontzet te reppen , zo omdat dit maar ftrekken konde om hunne eigene kloekmoedigheid by de Staaten verdacht temaaken, als ook om de burgery met zorgelyke denkbeelden over haare zekerheid te vervullen, 't Befluit daar toe werdt evenwel genomen, en, 's nachts van den drieëntwintigflen van Wynmaand, een brief naar Kampen afgevaardigd , waarinze , der Staaten flapheid befchuldigende , met ronde woorden fchreeven, dat de Stad boven acht dagen niet te houden was! Olthof, Plaat , Beerenbroek, de Wethouderfchap, en ook zeker Poorter, met naame Koen Dirkszoon, een Oud Krygsman, hadden den brief, om te meer geloofs aan hun fchryven te geeven, allen ondertekend. Kornput was 'er niet toe te beweegen. Hy hieldt ftaande: „ dat het niet alleen fchande, maar „ ook draf baar aan den lyve was , zyne Meesters met 11 onwaarheden op te houden ; dat men Vestingen * • bouwde, niet omze ter eerder opeifchinge over te ** geeven, maar om 's vyands loop ie duiten , en tyd 11 en gelegenheid te geeven tot het verzamelen van Volk en al wat noodig was , om 't ontzet met^ ge„ noegzaame magt te onderneemen; en dat zy 't zich, " veelligt te laat, beklaagen zouden, den Staaten, door '1 hun fchryven , eene ontydige pooging tot ontzet , „ zon-  *HET LEVEN yAw » zonder genoegzaame magt, die t0ch nkt • s,|rong te bekomen viel, afgeperst t=.heb ei S ^ < Het antwoord, hierop door de Stait™ t. den, was vriendelyk maar wat onbep d D* ? ^ de belegerden voort hen met h^T'J^^ vallen. Dit verdroot Kornput te zeer omX ' 'g * -e te doen. Hv ta^^l^ï™*** " ** * - ^ dat de Stad ? 27 T maMden hadt' e" dat men 't ontzet' " 2 W-m-st neemen - doch hoe eerder hoe betlr „ meer om de onverduldigheid van Burgers en SnM 6», mWiU «elftals zdkaen femed e 3'"; molen ■„ brand gefteeken badden , op?°°^s; tf Ld" Ó'T d"G3S*-I"»« bydonbe « te branden Om dit te veiliger te doen, werdt 'er ftoo, en Itak 'er den brand i„, waarna me», met te" to v,n ilegts een' man, wederom vertrok. S bier van viel den belegerden bard; Am a„ee» wS • raad toe : la„gs eene ladder daalt by by den wal neer zwemt, met een" lederen emmer tostonen de tanden de grafi;  JOHAN van den KORNPUT. 337 graft over, rukt de brandende ton om ver, fchept her* haalde reizen water, lest op zyn gemak den gevatten brand der Hameye, en keert onbezeerd te rug, ichooiï 'er, by't licht der vlammen, een hagelbui van kogels, onder 't uiten der ysfelykfte vloeken, s op hem verfchooten wierdt. Kornput ontving hem met blydfchap , en loonde zo ftout een ftuk met een handvol Daalers. Op den zevenentwintiguren van Wynmaand kwam Rennenberg zelf in 't Leger voor Steenwyk, met last van den Hertog van Panna, om 't beleg der Stad voort te zetten. Van 's Konings wege , des anderen daags , de Stad hebbende opgeeischt, met aanbod van behouden lyf en goed , en vry geleide voor die vertrekken wilden, kreeg hy 't rustig doch befcheiden antwoord, dat men de Stad voor zyne Majefteit, onder 't bellier der Staaten en des Prinfen van Oranje, bewaarde, en niet vermogt over te geeven. Hierop werden terftond vyf ftukken gefchuts aangevoerd, en alles in gereedheid gebragt, om de Stad, die naar goede woorden niet wilde luifteren, met geweld te dwingen; 'De Burgery, voor 't grof gefchut vervaard , viel midlerwyl vlytig aan 't werk, om wal en borstweer te verzwaaren; doch Kornput, in de Vestingbouwkunde beter dar. zy bedreeven , toonde haar, dat deeze arbeid met meer voordeels aan 't maaken van eene Kade en bedekten weg daar beneden, buiten om de graft, en van zekere Ravelynen, hefteed zou worden, en zochtze hiertoe met bondige redenen te beweegen; doch te vergeefs. Zyn wederftreever, Keen Dirkszoon,boven reeds genoemd, die onverzettelyk ftyf was, en voor zeer kundig van zyne medeburgeren gehouden werdt, kreeg meer gehoors, en ook Kapitein Plaat op zyne zyde. In 't begin van Slagtmaand vielen omtrent vyftig man X. deel. Y van  338 HET LEVEN van van de belegerden ter Gasthuispoorte uit, gre-pe™ vvachtaan, die in een hol der Loop^en vS, ,„„ n , ■■-"-"-'pgutven verborgen lag, floegen er omtrent eenentwintig van dood ,en brasten, drie gevangenen met zich in de Stad te Ia* I(1 't ES was echter de Vyand niet zyne Loopgraaf Z0 ver Z. vorderd dat ny met wyd van de gemelde poort eene hooge Kat maakte, en 'er zeven fchanskorvenop de lde Als de belegerden hier tegen de poort metaarde begon' den te vullen , riedc hun Kornput ook dit ten fterkden af, zeggende: „ dat de poort, alzo gevuld, befchoo„ ten zynde, te eerder bezwyken zoude, en des te „ gemakkelyker beklommen of ondergraaven konde „ woraen; dat zy met het doppen haarer fchietgaten „ ten voordeele van den vyand werkten , vermits die „ der Stad tot ftrykweeren dienden, en even weinio „ als de armen des licbaams behoorden afgefneeden „ te worden ; dat 'er, ter befcherminge der poorten „ niets nutter ware dan eene Kade en bedekte we* om ,, de graft ; of zoze dit te zorglyk vonden , datze „ dan, t geen veilig gefchieden kon, van binnen „ tusfchen elke twee poorten, eene Kat moesten ver' » heffen ' °m de bresfente bedryken, eu wanneer't'er „ op aan zou komen, met nieuwen wal en graft, de eene „ aan de andere te konnen hechten". Den Krygslui den geviel deeze voorflag wel,maar niet dén Burgeren " wien 't neerfmyten van eenige huizen , die dan uk den weg moesten, tegen ftondt. De werken, ter ver ded.guige iioodig, gingen dus flappelvk voort. Een opgekomen harde Vorst, eerlang't opbyten van 't vs noodzaaklyk maakende , deedt hen begrypen dat i Graftkade met te misfen viel. Men flöeg des op den zeventienden de handen, met alle magt, aan 'twerkook deedt men, om 'er 't Krygsvolk te widiger toe te mak' ken,  JOHAN van den KORNPUT. 339: ken . op voorllag van Kornput en de verdere Kapiteins , den Soldaaten, by eenen plegtigen fchuldbrief , de belofte van vyf -duivers daags, te geeven na 't beleg; fchoon Burgemeesters 'er in den beginne tegen waren. Midlerwyl werdt 'er op nieuw, door eenigen, aan de Staaten om ontzet gefchreeven. Doch Kornput en Plaat fchreeven in tegendeel: „ dat zy zich niet had„ den te verhaasten , maar 't werk wis te neemen". Ook zondt Kornput hun zyn Cyffer over met byvoeginge van zekere manier, om van verre met elkandereh. te fpreeken, by nachte naamelyk , door middel van Lantaarnen en Vuurpannen , en by dage van breede doeken, in raamen gezet. Om de belegerden met de hoop van ontzet te paayen , werdt Stuiper met zyn Volk naar Zwartéfluis, en de zes Vendels van Hegeman , naar Voüenhove gezonden. Doch deeze , in het Klooster St. Jans Kamp zich gelegerd hebbende , werden door de Rennenbergfcheu overvallen en verflagen , welke , behalven de gevangenen, die hun in handen vielen, hier ook eticlyke tonnen busbruids veroverden , dat hun in 't befchieten der Stad zeer te ftade kwam. Des anderen daags maakte Rennenberg 'er een begin meê , beukende vooreerst niet alleen de Gasthuis poort, maar ook alle toppen en borstweeringen , om ruimer gezicht op de huizen der Stad te krygen. Dit hem eenigzins geflaagd zynde , deedt hy de Stad terftond befchieten mer gfoeyeh.de kogels , een vond , waar van men zich eerst vyf jaaren te vooren, in het beleg van Dantzig , door Steven Bathor, Koning van Polen , ondernomen , hadt beginnen te bedienen. Straks daarna zag men de vlam opgaan uit verfeheiden Y 2 hui-  34o HET LEVEN van huizen teffens. De keuren, voorheen gemeld, werden ook kwalyk gehandhaafd, omdat het bevel in te veele handen was. Hadt het aan Kornput alleen gedaan , hy zou er beter in voorzien hebben. Nu lagen 'erno* koorn turf en hout niet verplaatst, volgens 't be- le Staf'7 ï mea,iD W3an ' dat 'er ™ad* de Stad xchmlde, en 't onheil door eenigen daar binnen gebrouwen wierdt; doch eerlang ontdekte men 'er den oorfprong van. Toen doof al 't Krygsvolk gewapend oaar de \este, en de Burgery viel aan 't bergen haarer have en 't lesfchen der vlammen , waar door , mids den ftyven Oostenwind , die 'er onder blies , echter wel zeventig wooningen in de asfche gelegd werden Rennenberg, waanende , dat binnen meest alles aan kooien lag, 20ndt tegen den avond twee Trompetters en het de Stad andermaal opeifchen , onder\elv-e voorwaarden als hy haar voorheen hadt aangebooden. Kapitem Plaat, de boodfchap ontvangende, verwierp zulks op 't verfte , en geboodt den Trom petteren , zich fchielyk van daar te pakken, zo ze zich over hun toeven niet beklaagen wilden. En deeze zv~ ne bruskheid behieldt , waarfchynlyk , dat pas de Stad, omdat aan 't ongenoegen van veele Burgeren morrende, dat hy 't alleen over zich genomen hadt ' zonder Wethouderfchap of Burgery te kennen «' noegzaam bleek , dat het ftuk geen beraad van deelen dulden kon. Ook wistenze dien zelfden Plaat welke het voorheen met hun gehouden hadt, ondanks deeze zyne kloekmoedigheid, in 't kort wederom zodanig te beleezen, dat hy niet fchroomde, zich, des anderen daags, ten voordeeleder Burgeren te uiten, en ftaande te houden, dat 's vyands voordel wel overweegens waar.  JOHAN van den KORNPUT. 341 waardig was. Doch Kornput , voorziende wat daarvan de uitflag weezen zou, kantte 'er zich manmoedig tegen . en verklaarde: „ van geen opgeeven der Stad ,, te willen hooren, al hing 'er ook zyn leeven aan". Beerenbroek en Lazarus Austria , Luitenant van Olthof, die, door 't dik van zyn been gefchooten, thans het bedde hieldt a fprakcn even fors. Na veele en hooge woorden ter wederzyden verdroegen zich echter eerlang de Krygshoofden te famén, en beloofden eikanderen, by handtastinge , van geen overgeevcn der Stad te zullen fpreeken zo lang 'er eeten binnen ware. Kornput, deeze zwaarigheid te boven zynde, kreeg des anderen daags , den twintigften van Slagtmaand, weder de handen vol werks aan 't dillen der Gemeente , die , niet zonder merkelyk gevolg van Soldaaten , aan 't morren floeg, en op de markt, in grooten getale , famen rotte , dryvende, dat men met den vyand in gefprek behoorde te komen, terwyl 'er nog draaglyke voorwaarden te bedingen waren. Kornput hadt dit niet zo dra vernomen , of hy wapende een groot deel der Soldaaten, en ook zich zeiven onder zyne kleederen , tradt daarop met Beerenbroek en Austria naar de Markt ,x en fprak de menigte , die zich onderling tot overgave opruide , grauwende, alaldus aan: ,, Pakt u naar huis, gy Schelmen! Wat „ ftaat gy hier te kakelen, om by onze redelyke Soldaaten „ door uwe leugenen den moed te verminderen! zy „ verftaan hunne zaaken zeiven wel, en hebben uwen „ raad in 't minfte niet van nooden". Veelen droopen hierop terftond weg, en niemand kikte'er tegen, behalven een Vleeschhouwer, die zeide :• ,, hoe zal het „ ten lesten gaan, als wy niet meer te eeten hebben" ? Y 3 Kom-  342 HET LEVEN van Komputs antwoord was : „ daar is het n9g in Iana 'Cdv'sM " alrhetd—^--wilien wy dy Schelm en dyns gelyken eerst opvreeten» Hier. door was ook deezen de mond gefnoe d, en hy ging, even als de rest, naar huis. Y Sedert poogde de vyand, meermaalen, op dezelfde wyze, brand te fehieten; doch die van binnen w er mi raad tegen , en hielden op ftraat en in huis geduunge wacht, wordende zelfs de vrouwen en kmderen daarvan niet verfchoond. En floeg de rook of brand ergens uit, men haalde met yzeren haaken de brandbaare ffof van daar . Rok ^ ^ ^ ^ dikke wollen wanten, vooraf in 't water gedoopt, om er de Kogels meê aan te vatten, en op ftraat te werpen, daar ze geen kwaad konden doen. Met zulke en andere krygsbedryven meer, daar de belegerden zich mannelyk in kweeten, liep de Slagtmaand ten einde : ondertusfchen minderde de wankelmoedigheid van fommigen niet, maar fteeg eerlang zo boog dat zelfs Kornput en Beerenbroek 'er niet onder weg konden, van 't fchryven om haastige hulpe to ontzet met hunne handen te tekenen. Ook moesten «y, die gaarne gezien hadden, dat 'er eenige nieuwe munt, op den voet van Hasfelt, geflagen ^ ™ Soldaaten te vreden te ftellen, dulden, dat'er een ftempel, met het wapen der Stad, dat een anker is, op de oude munt geflagen, en derzelver waarde de helft verhoogd wierdt. Het drukkend ryzen van den m en t verfteeken van den noodigen lyftcgt Was £>! gevolg van, en maakte gemelyke burgers en foldaaten • hoewel zy z,ch voor dien tyd, door Kornput en Beetrenbroek, nog lieten ftiilen. I» 't Leger van Rennenberg zag 't 'er niet beter uit. Schaars-  JOHAN van den KORNPUT. 343 Schaarsheid van geld en voorraad hadt ook daar de overhand , en werdt te moeijclyker gelceden, omdatze met fneeu'v , regen en koude verzeld ging. Die van binnen de Stad waren hier niet onkundig van, en'er te ftouter om; ook deedenze, na de poorten van aarde wederom ontledigd te hebben , meenigen wakkeren uitval : by een van welken Plaat het leeven infchoot. Men hadt hem zekerlyk meer betreurd , zo hy by zyne eerfte kloekmoedigheid, als Kornput, gebleeven ware, en zich door geene laf hartigen hadt laaten zwenken. Rennenberg, echter, (lilde zyn volk , met de hoop op de aanllaande verovering van Steenwyk, dat hem, zyns bedunkens, dra in handen vallen, en gansch Frisland voor hem open zetten zoude. Midlerwyl was 't by de Staaten en Prins Willem een ftuk vanerniligoverleg, hoe men 't met Steenwyk maaken zou. 't Gereede Krygsvolk was niet veel, en onwillig daarenboven , by gebrek van bctaalinge. Ook was zo onvast eene plaats als Steenwyk, naar fommiger oordeel, te gering om 'er geid en volk aan te waagen. Anderen hielden de Stad voor den fleutel van Friesland , Vollenhove en Drenthe, dryvende , dat 'er eene uiterlle pooging tot ontzet gewaagd moest woxden. Dit gevoelen kreeg de overhand, en Jan Norrits, een Engelschman, bevel, om het ontzet der Stad te onderneemen. Na andere ontmoetingen, hier niet te melden, kwam hy met zyn Leger, in drieëntwintig vendelen, nog geen achttienhonderd man fterk, en weinig Ruitery, beflaande, over Zwartfluis , te Meppel, en verzorgde Steenwyk allereerst van eenig geld en buskruid, dat gelukkiglyk, by nacht, binnen raakte , en den wankelenden moed der belegerden niet weinig fterkte; te meer, omdat het met eenen, door Y 4 Nor-  344 HET LEVEN VAN' Norrits, veroverden Standaard , * ven en veertig Soldaate7 \ Vef°°Stende ^ ^ gedraagen hadden, ver eze fc ^ ? dertigden der zelfde niand l^^f'* °P f» moedigend fchrvven ™, ö er weêr be" om ais Kapitein >t 6°veT ol v", f> Haat te aanvaarden; neSe„*E™ ««is van zyne „taafteid, daattoeT, aai ' ^ DCS a"dm» **« bedooi teNo" deT legeraars van achteren m lts de be" ™g*^ landfeheJ en Sï**»"4''» *ad. De beiegetCt^rdettTe 'oïïer * kwam, trokken reeds ter Stad mr „ T aan' de verlosfers met o^^Z^^T1 te leiden. Dan 't fchielyk verdwyn^n der' dekte hnn klaarlyk, datze vyanaen en g L ^ tegemoete trokken; een fchielyke hertrS IZT ? gereedde middel ter hunner behoude, ^ wtsten ze zich zelfs met zo veel voordeels e be e n dat daarby eenden van >s Graaven volk door he ^ den afgemaakt, Veelen hielden dit haastig vldly en «er mtst voor eene gundige befchikking der alt7be! ftie-  JOHAN van den KORNPUT. 345 filerende Voorzienigheid; anderen merkten het aan als een gewoon verfchynfel, dat wel niet byzonders inhadt, maar echter in deezen der Stad zeer te ftade was gekomen , omdatze anders ongetwyffeld verrast zou zyn geweest. Hoe veel fpyts ook Rennenberg over 't mislukken van deezen aanflag hadt, ging hy evenwel met het beleg der Stad voort; terwyl de moed daar binnen een nieuw leeven ontving, door de tyding, dat Sonoy met ettelyke fchepen en volk van oorlog, op den tweeden, uit Noordholland, te Blokzyl was aangekomen, rykelyk voorzien van leeftocht, zo voor zich zeiven, als voor Norrits, dien hy daar van verwittigde, en deeze wederom de Stad, met verzoek, dat men hem iemand, die zich op den kryg verftondt, ler zyner onderrichtinge, wilde toezenden. Kapitein Koen Dirkszoon en de Luitenant van Oltholf werden hier toe benoemd, met last om 'er by hem op te dringen, dat hy toch den vyand onder de oogen wilde trekken, of anders hun heimelyk duizend man binnen zenden, wanneer zy zeiven den vyand wilden daan. Kornput en Beerenbroek zagen 't fluk heel anders in, vasthoudende dat het gevaarlyk ware een Leger te fplyten, dat niet groot of derk van volk was, en den vyand in de buurt hadt, Zy lieten 't ook den Staaten weeten, met byvoeginge, dat zy den lastbrief, huns ondanks , getekend hadden. Dergelyke tweedragt hadt men dagelyks in de Stad; menigmaal werdt 'er om verlof tot overgave gefchreeven, zo 'er binnen weinig dagen geen ontzet kwam, wyl 'er voor geen zes dagen leeftocht meer voor handen was. Norrits midlerwyl, nog eenige hulp en geld verwachtende, om daar meê den kwalvk betaalden Soldaat wat y § wu-  34* het leven van wilJiger te maaken, deedt meer niet dan dat hy, « den avond van den achtften der maand, van Meppeï e gT hoorn kwam legeren. Rennenberg, biervan verw . tigdzondtdesanderendaagswederom eenen Trompetter naar de Stad, met fchriftelyke aanbiedinge van gen de voor de laatfte reize , 20ze zich , ziende dat de Staa ten noch magt noch lust hadden om de jongde proeve" te waagen, aan hem overgaven, of dat hy anders X interfte ter haarer veroveringe in 't werk ftellen en niemand fpaaren zoude. Dit fchryven zou meer indruks gemaakt hebben, ware het niet zo wel door Manen Schenk en Johan Streuf, als door Rennenberg zelvZ vertekend geweest. Kornput en zyne Medebevelheb bers inelden dit voor een bewys, dat zyne magr verdeeld was, en vertoonden zulks der Wethouderfcbap. En als deeze daarover, met beraadflaan, op 't Stadhms, wat te veel tyds, naar hunne gedachten, fpilde, gaven zy zeiven, door eenen Wachtmeester mondeling belcheid: „ Den Pri„re van Oranje en „ Staaten getrouw te willen blyven : de Graaf „ mogt doen het geen hy niet laaten konde» En • daarop maakten de Soldaaten van de Vesten een ysfelvk gefchrceuw, ter uitjouwinge van de belegeraars • evenwel fchreef men aan de Staaten, hun den nood der ötad op t erndigst vertoonende. Midlerwyl ging men van beide zyden voort eikanderen dagelyits alle mogelyke fPyt en verwyt aan te doen. De Vastenavondsoag is deswege inzonderheid berucht Die van de Stad, door de belegeraars, menigmaal, op* de fchamperfte wyze gevraagd zynde, of zy hunne paarden bykans opgevreeten hadden? deeden zo ve«i Soldaaten te paarde zitten als hun eenigzins mogelyk was; en deeze reedden, na eenigen tyd op de Vesten  JOHAN van den KORNPUT. 347 gebraveerd te hebben, in der yl de eene poort uit en de andere weder in, ondertusfchen luidkeels roepende, dat zy een Vaan Ruiters ingekreegen, en geen mangel aan moed of voorraad hadden, Dan in diergelyk» hoonende jokkernyen bleeven de belegeraars hun niet fchuldig, en daar by zou. Kornput fchier 't leeven hebben ingefchooten. Rennenberg, naamelyk, wcetende, dat in de Stad Kornput hem 't meest van allen in den weg ftondt, fchikte hem door een' Tromflager eenen fchamperen brief toe, getekend den vyftienden van Louwmaand, en in den brief, een gedrukt Walsch boekje, door Asfonville of iemand anders gefchreevcn, en getiteld : „ Afgeworpen brieven des Prinfen van „ Oranje aan den Hertog van Alencon". Dit was het zelfde waar van de Prins melding hadt gemaakt achter zyne uitgegeevene verdediging;en op den kant las men veele lasterlyke aantekeningen. Om deezer wil inzonderheid zocht Kornput den brief te verbergen; doch juist daar door kwam hy by de Stedelingen in verdenking , van alleen voor zich te houden, het geen hun ruim zo zeer als-hem aanging. Redelyke voorwaarden van overgave waren 'er, huns bedunkens, ongetwyffeld in begreepen, eu die zoudenze weeten, 't mogt kosten wat het wilde. De oploop , met veel drifts aangevangen, bragt Kornput in ''t zigtbaarst lyfsgevaar, en viel bezwaarlyk te dillen, 't Lukte echter ; en toen zondt Kornput een' fraayen en rustigen brief, insgelyks met fcherpe aantekeningen op den kant verrykt, in antwoord daarop , te rugge. Andere gebeurtenisièn van meer of minder belang, zo in als buiten de Stad, terhaarer veroveringe en verlosfinge, voorgevallen, moetenwe, gedachtig aan ons bedek, fchoou ongaarne , voorbygaan , om by den braaven  34* HETLEVENvan braaven Kornput, zo na mogelvk te M vierden van Sprokkelmaand !2/ ! ^ ' °P den Olthofen to UZZtn^^ ^ ■ op de markt lil.». , I , Kornput en Stui- » ^ hen „edetS; ««. de hand vingen,', zï de ' w T Zy ieder "™ *or een- kLe'n S g^ ""f T****. =">gS.igd,vate„. ,5^ *""«*'^ houden; en Kornpn.'^™ « van, ofhy zeide- r.ti ■ 5 geene kennis » hy zal deeze Stad ook voorzet? fn % 611 drie Veldhoenderen ~d r ^J^ab'er den voor drie weeken n , ^ ^g£fchie" trouwt». Of ,jtr L "iet b- «a gaf omdat hy wist ^ Z™**»* -nfchen een ^^e^«^ der dergemoeden in kommerlyke ol J uT ^ ofhy, die zeker nu en ZJuis' dan 2ich inderdaad iets van e"e "m" ^ voorifaan, laaten ^J^^^ ^ dat het juist zo als hv „ TT Vreemdst is 't, Toennaamelyk^SoÏr"rUlffl Z° ^ t0t eere' -O de Stad genade" e ZZ ^"^^n datze eikanderen van Cne^XS ^ ' en voorgenomen vmid^gJ^S^f §f door geene tusfche^ Vyand de S-ad van sI1p i- eclen konde> omdat de rook,  JOHAN van den KORNPUT. 345 rook, byde vrienden onderkend mogten worden. Zeer veel nuts trok men in 't kort uit deezen vond , om ge- ' lyker hand tot behoud en ontzet der Stad te werken. Om noodigen lyftogt van Norrits te ontvangen, hadt hy ook,dewyl de oude poorten met fchansfen belemmerd waren, eene nieuwe gemaakt, die men naar hem de Kornputs poort noemde. Verfeheiden fchermutfelingen vielen 'er met verfchillenden uitdag van tyd tot tyd voor. Hadt men Kornput in alles gehoord, de voorflag van Norrits, op den veertienden van Sprokkelmaand, aan de belegerden gedaan, 'om drie bruggen over de Aa te maaken, ten einde hy 't ontzet der Stad onderneemen , zyne aangevoerde benden ter wederzyde met wagens bezetten, en alzo den begeerden voorraad binnen brengen mogt, ware niet verworpen. Nogthans bragt Kornput, door zynen invloed, het zo verre, dat eerlang eenige Schansfen, buiten de Stad, opgeworpen, en de vyanden in 't voltooyen van de hunne verhinderd wierden. Norrits deedt van zynen kant hetzelfde, en fchande nader naar de Stad toe , zonder zich aan de poogingen des vyands,die 'tbeletten wilde, in 't minst te kreunen. En nu kwamen de looden kogels zonderling te dade ,om famenfpraakte houden. Gok waagden het, op den twintigden van Sprokkelmaand, een Burger en vyf S ldaaten, op den middag, uit de Stad ,tusfchen 's vyands fchansfen en Schildwachten door, naar 't Leger van Norrits te loopen. Hoewel 'er van alle kanten op hen toegezet en gefchooten wierdt, kwamen zy 'er behouden , en weezen hier door den Ontzetteren den weg, die ter hulpe der Stad diende ingeflagen. Des anderen daags kwamen zy te rug,verzeld van eenige Soldaaten, dcor Norrits met honderdvyftig kaazen , drie honderd en vyftig brooden, en eenen taamelyken voorraad van kruid  §M ' HET LEVEN' vAN ï Kruid en lonten voorzien, weder in tfr «SU | ff ow ce brug, nedergevvornen ,,, h.n ' "™ kwamen te laat. De ÖftvéralaWA ë, "ebeIef> ma£* zesden van Sprokkelmaand hadt me,, , ? de Stad gedaan, om te verneem w ,,?foek,"ü P handen ware, en daar hv Z T f C' " ™' denkende dat men i, de * -eeifnarzi^nhft ' P den tweeentwintiglten, «ra aarafelilyfeen voorraad van meel frnnm u'-J kaaien en buskrnid in de Stad „?7% ' °°d' een hardnekkig geve ht en t', \ C ^ d°°r mat, aan t deinzen w s ^eT^ ^ ^ op zyne oude manier, SS&S^*^ dat> taaling fchreeuwde, ich T ^ gen houden, öndertusftfien m^ ? ** derneeming, welke hv Ü u "PUt de on* een' g^^K^fjf «RE*»» f reepen voorzien,oPee 4a;d^'n toi. — » F Jevvancliykefchans waagde wp! lehen.ttpeestvana.ienta-denwegiagt^.'ro; twee  JOHAN van den KORNPUT. 351 twee Vaandels knechten bewaard wordende , boodt zy hem zulk een' mannelyken tegendand, dat hy onverrichter zaake Stadwaarts keerde. Rennenberg j ziende dat de Stad nu tweemaal onder zyne oogen gefpysd, de Ruiters wegens dooiweer en weeken grond onnut, 't Voetvolk onwillig, en de beurs ledig was, befloot eindelyk van 't beleg af te zien. Onder begunftiginge van den nacht zondt hy het gefchut vooraf, en brak des anderen daags , zynde den drieentwintigften van Sprokkelmaand , tydig , met het ganfche Leger, in dilte en goede orde op, zynen weg ne mende naar zeker gehucht, met naame Onnen. Met den dag vernam men geenen vyand meer voor de Stad, noch eenige Schildwacht omtrent de ■Schansfen. Men toog dus in menigte, zo uit de Stad als uit het Leger van Norrits , naar 't verlaatene van den vyand. 't Veld vondt men bezaaid met paarden en menfchen, die 't leven by het gevecht van den voorgaanden dag hadden ingefchooten. In de Schans , door Kornput te vergeefs bedormd, lagen zeventien dooden, nog geharnast, op dien zelfden grond uitge. ftrekt, welken zy flaande verdedigd , hadden. Overvloed van geweer, huisraad en leeftocht, van vleesch , wyn en bier werdt daar gevonden , en voor buit weggevoerd , of te lyve gedagen. Norrits en de andere Overden zyns Legers, in de Stad gekomen zynde, reeden, in gezelfchap van Kornput en anderen, ter Oosterpoorte uit , om 's vyands gefteltenis te befpieden : en ware het mistig weder hun niet in den weg geweest, zy hadden hem , daar veelen 't hart naar jookte , waarfchynlyk vervolgd, en althans een' torn op zyne achterhoede gedaan. Nu rekende nien 't veiligst, het geluk zo veel niet te vergen, en zich  352 HE T LEVEN van zich met de behaalde zejre en „w ♦ - ; .„„fee heide JL onZln * "* gevecht ,e hangen, dat, „it «.J* ™ * ordemnge, ,e haehlyker geoordeeld werd7 P ,T den voorraad , in % vyand, Leger „vli. fW™ Stad , ten zelfden daae „„V "! " ' Iirceg •>« s" frs:a"te;ne;'we,te gebrast. En zo werdt de ,, öta3te»> Was aan- *** gefpysd , t nW^! ^ • « -^en, en Juist op den da^^ ^ ken , waarvan Kornput, na h V3ntT V ' WCe" ónderen, gefprokePn ^ ^ der W van andere eetwaaren meer hadt weSte^veZ kwam nu weder voor den da, 7 gM ' beklaagden zieh grootelvks fit ' 7 -geduld en wanten ' h ? ff da3r t0e' *** Hun verfchooten Seld werdt h ^ m°aea' Staaten goed gedaan. Ookberden ZT ^ * aanmerkinge van hunne geleeln ^ ^do^Tde^f 5* h— • Jaar in't graf gefle177 ^ WeTdm binne" fchen , die men hier en daar t W ' " ^ op draat had laaten liggen. g' onbeSraave« De bezetting der Stad meende m ^ ■■ haare betoonde dapperheid door de t * eene heufche vereerino- hPfrl 7 mren ' met dan die was, b*ngel van n " ZUllCn ^ ' Hoogduitfchen waren , en maar w" ' ^ Korn-  JOHAN van den KORNPUT.. 353 Kornput en Olthof raakten , dewyl de hunne uit inlanders bedonden, zelfs na veel naloopens , naauwelyks aan hunne betaaling. Niet te min is het waar , dat zy hier eenen onfterflyken roem hebben ingelegd. Waren ons de verdere bedryven en lotgevallen van den braaven Kornput ter kennisfe gekomen , wy zouden die gaarne melden , ons verzekerd houdende , dat het verhaal daarvan met geen minder graagte zou geleezen worden dan dat van andere groote Mannen , die door hunne dappere daaden, te water of te lande , het Vaderland grpotelyks aan zich hebben verpligt. Dan ten deezen aanzien vindt zich onze aangewende moeite, tot dus verre, te leur gefield. Dit alleen kunnen wy 'er nog met zekerheid by voegen, dat Kornput, om zyne geleerdheid, fchrmderheid en onverfchrokken kloekmoedigheid , een Krygsman was , in raad en daad beide even zeer geacht. Graaf Willem Lodewyk van Friesland inzonderheid maakte veel werks van hem , beminde hem om zyne bondige redeneering , hoorde hem gaarne, en ontboodt hem, te Velde zynde , menigmaal by zich in zyne tent, of nam zynen raad in by brieven. Een uitvoerige brief door hem , ten jaare «593. mc Billihgwolder-Zyl , aan Graave Willem, tot antwoord op deszelfs verzoek gefchreeven , en by Winfemius te leezen , kan hiervan, onder anderen , ten bcwyze ftrekken ; doch *t gezegde zy ons genoeg. X. db el. Z B*  BydeDn,ttev.mdl.tWerk,,vooreerige uitgegeeven : Het eerfte Deel van een „;„,„„ • . deHoofdflad van NeZZ ^ATAVIA, OPkomst, Voortreff• Gezz7zrGelegm- Regeennff , Gefchiedenfafcn Kprk ' Hoo"e e« Laage Zeden, Lnch^cldheid Ziek!n" ' K°"^ > befchreeven 't Hee, ,* ' Dleren e« Gewasfer, ibooring gekost om d^"?^ ^ ^ e» » Zugt, om iet loffeMcs te 1 • ^ ? ffl h:ld ^■* van den «ooit ten einde EU aTi! !T ^ Zêker^ mondelinge o„demgti„ge„ van H de *« kundig, 20mmig, met yO. Indncne Zaa. gefteldheid der Stad a„A, m,ng tot de tegenwoordige wederom andere nopens de LucInsgXhÏd de^ ' " derzelver behandeling enz enz p ' Z,tkten en van de Regeering, 0f die'veele' .^f?^ dan Heeren behulpzaam zyn. Doch omt«nr\> Ur hien'n verLideif o3 .^ gegronde hoop geev.n da TT*"™ > W ¥; De Auteur aIlD80s ^ *» * ffn ^ gen de aangenaame uuren, die ' v n v £"d gen°S' van etlyke byzonderheden deezes' VVer ƒ 7 ^ van zuIke verflandige en kundige Heeren b'Jf / ****** dewyl dezelve hem tot £U ^ doorgebragc , hunne papioen waaraeerai,L ,lh '° gülha^ * * niettemin bekend hoe t med^deeld. wy  BLADVULLING. wy by deezen de eer hebben den Leezer aan te bieden , voor het meerendeel op te goede gronden fteunen, om zonder bewys van dezelve af te gaan: fchoon, van den anderen kant, de Auteur verre af is van dit Werk als volmaakt in alle deelen te willen uitventen. Zekerlyk zullen hier of daar misdagen zyn : want hoe kan men zidi verbeelden in zulk een uitge. ftrekt veld fteeds Leidsmannen gevonden te hebben , die alle wegen en kronkelpaden kenden , of van alle byzonderheden even goed onderrigt waren ? De belanghebbenden nu , zo veel noodig is, onderrigtzynde nopens de bronnen waar uit de Schryver heeft geput, worden verzogt het boek zelve te onderzoeken. Alleen dient nog tot narigt dat het zelve , reeds geheel zynde afgefchrecven , wordt gefpiitst in Vier Stukken of Dpelen , waar van het Eerfte behelst (i ) een fraaie tyteiplaat , (2.) een nieuwe Kaart van het Eiland Java, volgens de jongde waarneemingen, op order der Nederlandfche O. I. Maatfchappy gedaan, (3.) een nieuwe groote platte Grond van Batavia, vervaardigd in 1770, op hoog bevel, onder de regeering van den H. E. Heere van der' Parra, (4.; de Reede van Batavia, naar 't leven getekend in 1772, (5 ) 't Gouvernement te Batavia, naar 't leven getekend in 1772, (6.) de Markt te Batavia, naar 't lc ven getekend in 1772; (7.) de platte Grond van Batavia, zo als het was in i73r> (8.J de Diestpoort te Batavia, naar't leven getekend in 1772, (9.) 't Kasteel te Batavia en het La-" boratorium , naar 't leven getekend\ in 1772, en eindelyk (10,) een Kaart der Buitenftreeken van Batavia : allen gefchikt ter ophelderinge zo van de algemeene Befchryving van Java, als van het byzonder naauwkeurig verflag hier te vinden van, de gefteldheid der waereldvermaarde Stad Batavia, derzelver voomaamfte gebouwen, en heerlyke omleggende buitenplaatzen. Het Tweede Deel bevat (I.) de befchryving der Hooge O. U Jlegeering in 't Vaderland, als de byzondere Kamers, Vergadering van Zeventienen, Haagfche Vergadering, de Coramisfie van Z. D. H. als Opperbewindhebber, den generaalen Z a Arti-  BLADVULLING. Artikelbrief, enZ verders te Batavia ^ verneur Generaal en de pointen waarop hy wordt aangebeld denD.recteur Generaal, de Raaden van indie beneffens der' zelver Inunrctien, enz. enz. (II )'t Hooge Gerechtshof of de Raad vau Justms te Batavia, derzelver Bedienden , en wvze van procedeeren aldaar, met nieuwe Bylaagen *JL een verflag van het ampt der Schepenen, WeesmeesILn Heemraaden, Boedelmeesters, enZ eindeIyk ,m ) ^ helst du Deel een uitvoerig Verhaal van de Gefchiedenisfen en Lotgevallen der ftad Batavia, van haaren oorfprong tot Het Derde Deel is byna afgedrukt, loopende over de Zeden en Kerkdaken te Batavia, doch inzonderheid over den Koop. handel, en de Buiten - Comptoiren der Maatfchappy, als Ceylon waarop Jafnapatnam , Trinkhnmale, Matorolo, Columbo' fcegombo ea Seiterana ; de Specery- Eilanden, Amboina ' Celebes, Onrust, de Molukfche eilanden, zynde Tefnate Tidor, Bachian, Motir en Machian , Borneo, Sumatra * Malacca, enz. enz., inhoudende, behal ven eene algemeene befchryv.ng van ieder Gewest, de opgaave van derzelver voortbrengzelen, en eene beredeneerde befchouwing van de voordeelen der Maatfchappy, uic iederen tak van haaren aanzienlyken Koophandel in t byzonder, naamelyk het kaneel , de nagelen, foely, muskaat, peper, koffy, kardamon, arek ryst chrtzen , lynwaaten en neteldoeken , de paateivisfcherv * enz enz. enZ. * Het Vierde Deel zal bevatten de Luchtsgeileldheid Ziekten, Dieren en Gewasfen; waartoe ook reeds de n'oodi-e plaaten in gereedheid zyn. De prys van elk Deel is , lo,:, 0f van het ganfche Werk ƒ io -: - : '  B E R I G T nopens de AFLEVERING der APARTE DEELEN van J. WAGENAAR'S AMSTERDAM, ■IN ALLE ONDERSCHEIDENE FORMAATENt de plaaten, daarin behoorende, . ieder afzonderlik, Ën ook by elkander gefchikt rot een VERZAMELING DER LXXIX FRAAISTE GEZIGTEN VAN DE STAD. Als mede DEN WEGWYZER door AMSTERDAM. Alles tot den 30 November 1782. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADL Te HAKLINGEN, By V. van deiv PLAATS*  DE APARTE DEEL;EN WORDEN NTJ AANGEB OODEN Op best Fransen Pap. I Stuk voor ƒ 3 -: - in plaats van ƒ 6 ■: -: " " 11 " 3-10-: . j.-.i IV—- ->••« 5-.--: V »45-« ■ 4-101 —~ VI s_ 4-:.: Vil — (Deze mankeeren.) " ! VIII (Deze mankeeren.) " *x 4 • 5 - •' in plaats van 8 ■ 1 o -: X —■ 4.10 : q - : . . ~~ X' 6- :-: ■ I»-: .: XIIÏ " 3 15-•• —— 7-10-: Op Groot Med. Pap. IStuk voor/a .5-: in plaats van/4-I0 • ' —— n (Deze mankeeren.^) ~~ '"" Hl 1.18.: in plaats van 3 - 15.; ~ IV 1. ,0.: 3 . : .. " — V 1-8-: *-14.: " VI 1. . ... 2. . .. VII 3- :-. 6. . .. — VIII ■ 3-I2-; 7. 4.: —— IX 3 -14 -: 5 - 8 -: X 3- :.: 6- :.: XI 4. 2 -: 3- 4- : ' XII 2-16-: 5: ra -: — ■ XIII' i"— a- 5-: ■ ■■■ 4- 10-: l i a o Op  DE APARTE DEELEN WORDEN NU AANGEBOODEN Op Ord. Folio Pap. I Stuk voor ƒ i - i o -: in plaats van ƒ 3 -: -: ' """"~~"~ II ■ (Deze mankeeren.} ——— III ■ 1 - 5 -: iuplaats van 2 -10-: IV ■ 1- :-: 2. : ... VI :.i5.: ,.io.s VII fl_ . .. 4- VIII 2- 8-: 4-i-: IX I-16-: 3-12-: XT« 1 2-16-: 5-I2-* In Groot Octavo I Stuk voor/:- 15-: in plaats van ƒ 1 -10-* II :-i8-: — 1-16.: III (Deze mankeeren.) ■ IV :-i8-: in plaats van 1-16-: ' V ■ :-i6-i i-ia-: '■ VI :.i2-« 1- 5-8 VII — i- a-: ï- 4.: VIII 1- 5-: 2-10-: IX ..17.: •— 1-14-; ' X ■ 1- 2-: 2- 4-; 1 . XI 1 - 2-: 2- 4-i " 1 1 XII - i - 2 -: 1 — 2 - 4 - ; — XIII ï- 2-: a- 4-s A a Ds  efchryving van Amfterdam is door den Heer VVagendar uirgegeeven by aparte Deelen of Stukken, en deeze zyn, uit hoofde van de uitgebreidheid des Werks en de moeilyké uitvoering der plaaten, niet zo fpoedig op eikanderen gevolgd, of veele Bezitters zyn ten grave gedaald eer het Werk ten einde was gebragt. Hier door, als mede uit hoofde van andere omftandigheden , ontbreeken in veele Bibliotheeken deeze of geene afzonderiyke Deelen. Ter aanvullinge van dit gebrek bieden de Boekverkoopers hunne aparte Stukken aan voor den eerstkomenden, doch niet langer dan tot den 30 November deezes jaars; dewyl geen langer tyd noodig is om ieder uit te lokken dezelve te koopen, daar zy nu gefteld zyn tot zulk een laagen prys, dar ieder, die deeze gelegenheid laat voorby gaan, mag onderfteld worden onverfchillig te zyn omtrent Amsterdam en jan wagenaar beide. Het zy ons gegund by deeze gelegenheid eene bedenking te geeven, die niet genoeg voor den geest gekomen is van dezulken die het Werk niet bezitsen. De Heer Wagenaar, van alle zyden tragtende nuttig te zyn, heeft dit Werk op' zodanigen leest gefchoeid, dat ieder Deel als een afdonder1-jkWevk kan worden aangemerkt, voor ieder, die tyd noch vermogen heeft om het zig geneei eigen te maaken. Dus is by voorbeeld het Eerfte Deel inzonderheid merkwaardig voor den Oudheidkundigen en Schilder, het Tweede Deel' voor de Kerkelyke Historie, het Derde voor de Staatkun. de, het Vierde voor Regenten en Kerkelyken beide, het Vyfde voor een Burger om de onlusten van 1650 en 1672. op zyn gemak te befchouwen, en het Zesde voor den Gefchiedkundigen van laater tyd om de Historiën van 1573 tot 1740 te leezen. 't Zevende Deel bevat een fchac voor alle Bouwkundigen, en het Agtfte voor alle Beftierders' van Godshuizen, en Openbaare Gebouwen, zo wel in andere Provinciën als in deeze Stad; het Negende Deel is onontbeerlyk voor ieder die belang ftelt in Koophandel, en het Tiende Deel bevat de Stads Privilegiën en Bezittingen, derzelver aandeel in Suriname enz. ■ In het Elfde Deel kau ieder Burger leeren de Voorregten van het Poorter- of Bur-  INHOUD dek. APARTE DEELEN. 5 Burgerfchap, der Schutterye, Burger Compagmen, Wagtea en Bezetting: ook zal men daar vinden de Levens der voorrjüamfte Perfonaadjen, welke de Stad heeft opgeleverd van de vroegfte tyden af tot heden toe. Op dezelfde wyze leveren het Twaalfde en Dertiende Deel te zamen alles uit, wat de Regeering betreft, zo van ouds als hedendaags. De Folio Exemplaaren zyn by Stukken of Numers uitgegeeven, en de Octavo Formaaten by Deelen; en het is met ée'n om alle misverftand omtrent de gevraagd wordende exemplaaren der aparte Deelen of Stukken weg te neemen, dat wy hier derzelver Inhoud zullen plaatzen. ' EERSTE STUK. Befchryvende den Oorfprong,Aanwas en Gelègenheid der Stad, Vergrootingen, en tegenwoordige Gefteldheid. In de Folio formaaten zyn de onderftaande Plaaten, Een platte Grond der Stad, door Cornelis Anthoniszoon, in 1544. Het Margareta Klooster, tusfchen de Nes en Voorburgwal. Het Magdalena Klooster, tusfchen de Nes en Voorburgwal. Het Cellebroeders Klooster, op het Rok-in. Het Clara's Klooster, op de O. Z. Voorburgwal. Het Maria Klooster, van de VVestzyde der Nes. Het Nonnen Klooster, nu het Gasthuis - Hof. ' Het Marienkamp, nu het Gasthuis. Het Agniete Klooster, tusfchen de O. Z. Voor- en Agterburgwal. Het Catharina Klooster, op de Fluweele Burgwal. Plet Cecilien Klooster, nu het Prinfen-Hof. Het Celle-Zusters Klooster, op den Zeedyk. Het Minnebroeders Klooster, by de Bloedllraat. Het Bethanien Klooster, op de O. Z. Agterburgwal. Het Paulus Broeders Klooster , nu de Waale Kerk en St. Joris Hof. Het St. Urfelen Klooster, nu het Spinhuis. Het St. Lucia Klooster, nu het Burger Meisjes Weeshuis. plet Begyn-Hof, nog in weezen. HetClarisfe Klooster,nu het Rasphuis en Latynfche School. Het Geertruide Klooster, op de N. Z. Voorburgwal. Het Reguliers Klooster, buiten de Reguliers Poort. Het Karthuizer Klooster, buiten de Haarlemmer Poort, in I()02. Amfterdams oudfte Staat, en byzondere Vergrootingen, door zevenderlei flippen en flreepen afgebeeld, in 1760. A 3 TWEE-  é IN HOUD der APARTE DEELEN. TWEEDE STUK. Inhoudende de Gefchiedenisfen der Stad, van i2o4 of de Opkomst af tot 1534, bevattende onder anderen een uitvoeriger verhaal dan men ergens vindt, van de eerfte beginfelen der Reformatie in 1525. IN vLB™U * F0LI° F0K»1AATEN 2 YN HIER EÏEMPLAAREN OVERIG. DERDE STUK. BehelZendedeGefchiedenis,van 1534^1578, waarin onder anderen de verandering der Regeering in 1578 ^t het ganfche beloop van de handeling over de Sati* tacue of voldoening, in het laatstgemeld* jaar, door fcnP„nfe van Oranje endeStaaten van Holland, aan de ötad toegeftaanjvan welke handeling niemand behalven -genaar-een eenigzins voldoend berigtgegeeven heeft. In de Folio formaaten zyn de ondergemelde Plaaten, De Reguhers Poort, de Roode Brug en het Halfrond, in De Sc. Antom-s poor[j .n De Haarlemmer Poort, in 1544. IN OCTAVO ZYN BIER VAN GEENE MKI«rW4,!a MEER OVERIG. VIERDE STUK. Bevattende de Gefchiedenis, van i57§ tot iff,2 Waarin men onder anderen vindt een naauwkeuXer verhaal dan men tot hiertoe heeft gezien, van 't voorgevallene in 1626, 16*7, 16*8, 1620 «1x630, toen de gefchülen tusfchen de Regeering en eenige Kerkeivken hier zeer veel beweeging maakten. In de Folio formaaten zyn de ondergemelde Plaaten Amfterdam, zo als het, na de vergrooting in ko, ;„ zyne twaalf Bolwerken begreepen was ƒ met dS 'aanvang aer vergrooting in lón enz. De Leurs, zo als dezelve zig in i6u vertoonde. VYF-  INHOUD der APARTE DEELEN. 7 VYFDE STUK. Behelzende de Gefchiedenis, van 163a tot 167a, en daar in onder anderen veele byzonderheden der onlus;en in 1650 en 1672, die men elders te vergeefs zou zoeken. In de Folio formaaten zyn de onderftaar.de Plaaten, Het oude Stadhuis, en de naaste Gebouwen, zo als zy waren in 1544, als mede het Oude Stadhui, de Waag en. Nieuwe Kerk, zo als zy zig vertoonden in 1615. 't Oude Wester-Kerkhof, en de Oosterpoort , voor hetzelve. ZESDE STUK. Eefchryvende de Gefchiedenis, van 1673 tot I74°> zynde een zeer gewïgtig Tydperk. ZEVENDE STUK. Behelzende de Gebouwen, als het Stadhuis, de Beurs, Korenbeurs, Korenmeetershuis, Stads -Excynshuis, Oude Waag, St. Antonis of Nieuwe Waag,Reguliers Waag, Bank van Leening; de verfcheidene VleeschHallen, 't Staalhof, Zyde-Hal en Saai-Hal, de Kistemaabers- en Witwerkers Panden , de verfcheidene Stads Werkplaatfen, Wapenhuizen, Koren Pakhuizen , Wagthuizen en Toorens; de Sluizen en Waterkeringen, Waaien, Havens, Kraanen en Bruggen; de Doelen, en Stads Herbergen, 't Generaal Post-Comptoir, de Admiraliteits Gebouwen , en de Gebouwen der Oost- en West-Indifche Couipagnien. — Verders de Oude en Nieuwe Kerken, N. en O. Z. Kapellen, Gasthuis- en Zuider- Kerken , Wester- en NoorderKerken, Ooster- Eilands- en Amftel - Kerken , Oude en Nieuwe Waaien - Kerken, en Engelfche Presbyteïiaanfche en Episcopaale Kerken. De Folio formaaten pronken met de ondergemelde Plaaten, Eene Grondtekening der Oude Kerk, en der Oude Choorea en Kapellen in dezelve. A 4 D «He de Hofjes zvnde Roomsc^e2Inden, en P. llfJes' z>nde agt en twintig in sjetal Emdelytde Gebouwen, «o. tevortota, vfntvn~ fckappen ennntligeOeftninra, MnM.J I < d!n <ücus,Stlds.Apotheek,de Stads-Renenbakten G„,!  INHOUD des. APARTE DEELEN. § Ryfchoolen, Dril- en Scherm-Schoolen, en Doolhof. De Folio formaaten pronken met de ondergemelde Plaatea, De Groote Zaal van 't Stadhuis , naar Schepenskamer t© zien, met het uitgaan der Heeren Schout en Schepenen , tot het doen der Eigenpnnding. Het Grgel der Lutherfche Nieuwe Kerk. 't Leproozen-Huis, van de Binnenplaats, 't Oude S. Joris - Hof. 't Lutherfche Weeshuls, van de Sinnenplaats. NEGENDE STUK. Befchryvende den Koophandel, niet alle de openbaare Markten in de Stad -— de Gilden van Neeringen, Handwerken en Arbeiders — de Voornaams Neeringen tot geene Gilden behoorende den Bin- nenlardfchen Koophandel beneffens de Veer- of Marktschuiten ■ ■ den Buitenlandfchen Koophandel , Wisfelhandel en Zeevaart, mitsgaders de behulpzels en Bedienden van den Binnen- en Buitenlandfchen Koophandel , als Posteryen , Wagenaars, Jaagers, Pakkers, Ballasters enz. Ook worden hier doorloopen de voornaamfte Verdragen van Zeevaart en Koophandel, die de Staat ooit met uitheemfche Mogendheden geflooten heeft , en de inhoud en het waare oogmerk daarvan aangeweezen. In de Folio formaaten zyn de onderftaande Plaaten, Het Graauw - Monniken Klooster in platte form naar het leven,- door Joost Jansz. in 1578. Gezigt op de Nieuwe Brug en Toren der Oude Kerk. De Toren Zwigt Utrecht, of Kloveniers Doele, in 't groot* Gezigt op de Öude Kerk, van buiten aan de Zuidzyde, De Nieuwe Kerk van binnen, naar 't Westen. De Zuider-Kerk van binnen, naar 't Zuiden. . ___ *~ naar 't Noorden. De Noorder-Kerk van binnen, naar 't Noorden. De Synagogen der Hoogduitfche Jooden. A 5 TIEN-  io INHOUD der APAR TE DEELEN, TIENDE STUK. Behelzende de Privilegiën, Couirumen en Keuren ■ aIs ook deBezttttngen der Stad,zo van Ambagtsheerlykh den en aandeel in Suriname, als van Polders, W eren ^"r'^11- 7T WdkePri^gien,20derBul: gery als Regeenng, boven andere Steden uitmunten en daarom verdienen nauwkeurig gekend te worden. ' De Folio formaaten pronken met de ondergemelde Plaaten SS WCKSle N-we zyds-Kapel enBeurs. De/redboel 77^^*7^ *° Mnat ^ Huiszitten - Weduwen -Hof t Aalmoesfeniea-Weeshuis. ' Gaarden, b, ELFDE STUK. Bevattende bet Poorter- of Eurgerfehap en deszelfs Wgten - Schutteryen, Burger - Compagnien , Aagten en Bezettingen eindelyk de LevensfSetfeu der vermaarde Perfonaadien, welke deStad heeft oPZ ^verd onder anderen van Pieter Pauw,Dirk Volkemz öZ 77 L' Spiegd' R°emer Archer, W Opmeer, Maarten J. Koster, Ellerd de Veer Tacót y'7 ' J' H' Zwartenhond, C. L de Ham n J-Goedhals, Laurens Reaal, H.C.L^^ Jan van Galen, Willem Boreel, M. A. de RuiJ- a v. d.HuIst_,Ifaac Sweers,David Sweers^DhkSchaap' S. Episcopms, Joan Blaauw , P. C Hooft 7 G.-Brandt, L. W^ "t^ ™ B.  INHOUD der APAR1E DEELEN. tm B. de Spinoza,W. Deurboff, W. Séwel,P. Francius, G. Bidlo , L. Smids, J. Hudde, N. Tulp, Nicolaas Witfen, J. Commelin, F. Ruysch, L. ten Kate, J.P. d'Orville, G. A. Bredero, J. v. d. Vondel, Jan Vos, R. Anslo, J. Six, J. de Decker, A. Pels, W.G.van Focquenbroch, P. Verhoek, J. Pluymer, T. Arents, J. v. Broekhuizen, L. Rotgans, Katharyna Lescailje, Jan de Regt, Ciaas Bruyn, D. Willink, J. B. Wellekeus, P. Vlaming, S. Feytama, Jan de Marre, Rembrand van Ryn, Govert Flink, J. B. Weeninx, G. v. d. Eekhout, J. v. d. Does, B. Graat, W. en A. v. d. Velde, V. en J. Visfcher, J. v. d. Heyde, G. de Lairesfe, E. v. d. Neer, D. van der Plaas, Jan Luyken, J. Verkolje, Johanna Koerten, A. Storck, Dirk Dalens, B. van Overbeek, Rachel Ruisch, Jan van Huyfum, J. Appel, J. Wandelaar, C. Pronk, A. de Haan, Jacob de Wit en Cornelis _ Troost. In de Folio formaaten zyn de onderftaande Plaaten, Het Admiraliteifs- of Prinfen-Hof. Cezist op 'c Admiraliteits-Magazyn en de Ooster-Kerlc. Gezigt op het Stadhuis van agteren, en op den onvolbouwden Tooren der Nieuwe Kerk. De Oude Waaien-Kerk van binnen. De Oude Karthuizer Kerkhoven. »t Oude zycis-Huiszitten-Aalmoesfeniers-Huis. 't Nieuwe-zyds-Huiszitten-Aalmoesfeniers-Huis. 't Oude Mannen- en Vrouwen-Gasthuis, naar de Zuidzyde, . , naar de Noordzyde. Het Pourtrait van den Autheur. TWAALFDE STUK. Inhoudende de oude en laatere Regeering der Stad in 't gemeen, als Schout, Burgemeesteren, Schepenen en Raaden. De Thefaurieren Ordinaris en Extra- ordinaris, Wees- en Reken - Meesteren , Commisfa- risfen van de Wisfelbank en Bank van Leeninge, Commisfarisfen van den grooten Excyns, en Commisfaris- few  -INHOUD ra DEELEN t Wapen en Graffchrift ™ V3D'£ Gasthuis- De Nieuwe Hal op de Botermarkt. DERTIENDE STUK Asfurantte-kamer, van Kleine „V J » van de 5£ rsde ^Sfise naristen en Secretarisfen . n u remio* B^,KanerbewaX%r~ ConcherSe> Cipier, «n Deurwaarders 2. ,» Vm de ^haar, dCrS V3.n de Hoven en Gemeene Middelen, Twee AIoS ^ i"? De£l Zyn noS ^voegd ^erS: ™* *« Magi, I5/S tot op 1768 Cen tot J57S» en het ander vaq ^L^^Sg»* op het geheele Werk. De T^S^^^dm beseffende. Ln eindelyk een uitvS^ Vïnkele*. Z-ken in het gÏÏcife SïSLt*1 Perf°°lien e" ^ Deelen, weike op27/zewe„ ,7°°™* ™Ieda der^ kunnen wordenZnl l 4*>*r** Inhoud te zien i7l Ef f'' geI>'kuitd<* bovengemeldea deezegelegenheidtebedienen 2^^? ten*0edi^vaa compleet te bezitten • ™i. T aagen P^3 ^nschc Éi ■' FE i?.  VERZAMEL ING VAN NEGEN en ZEVENTIG G E Z I G T E N VAN AMSTERDAM, T.effaande in de navolgende: Oud Amfterdam, door Corne- lis Antoniszoon. 't S. Margareeten Klooster en S. Pietcrs-Kapel, in de Nes. De S. Magdalenen- en S. Barba- ras- Kloosters, in de Nes. 't Cellcbroeders- Klooster, in de 't S. Cl ara's-Klooster, in de Nes. 't S. Maria's-Klooster, in de Nes. 't Klooster der nieuwe Nonnen, nu het Gasthuis - Hof. 'C Klooster der oude Nonnen, nu ' het Gasthuis. 't S. Agnieten - KloostBl', op den Fluweelen burgwal. S. Margareeten- of S. Catharynen - Klooster, op den Fluweelen burgwal. ft S. Cecilien-Klooster, ep den Fluweelen burgwal. 4t Cellezusters-Klooster, op den Oude-zyds-Agterburgwal. 't Minderbroeders - Klooster , or den Oude-zyds-Agterburgwal. 't Bethanien - Klooster , op dei Oude-zyds-Agterburgwal. 't Paulus - Broeders - Klooster, or den Oude-zyds-Agterburgwal 't St. Urfelen - Klooster, op dei Oude-zyds-Agterburgwal. 't S. Lucien - Klooster , nu he Meisjes Weeshuis, 't Begynhof. 'r. ciarisren-Klooster , op de Heiligen Weg. >t S. Geertruids-Klooster, op de Nieuwe-zyds-Voorburgwal. De Reguliers- en Kartliuizers Kloosters, buiten de Stad. Amfterdam, met zyne byzondere Vergrootingen. De oudfte' Reguliers - Poort, van binnen en van buiten. De Tooren Zwigt of Zwygt Utrecht ; nu een gedeelte der Kloveniers - Doele. De roode of Doelebrug, het halfrond of Rondeel, en de Regulierspoort in 1544. De S. Antonis - Poort, in 1544. Afbeelding van Pieter Dirkszoon Hasfelaar , Schepen en Raad. De Haarlemmer-Poort, in 1544. De platte grond van het GraauwMonniken- of Minder-broedersKlooster.Amfterdam, na de Vergrooting des jaars 1593 , en met den aanvang der Vergrooting des jaars 161 r. De Beurs, in 't jaar i6n. Het oude Stadhuis en de naaste gebouwen, in 1544 en 1615. Het oude Wester - Kerkhof en de Ooster - Poort van het zelve. Het Stadhuis van vooren. , De groote Zaal van het Stadhuis. Gezigt, langs het Rokin, op de Beurs. 1 Gezigt op de Reguliers-Tooren en de herberg de Munt. : Gezigt op de Nieuwe Brug. De Tooren Zwigt of Zwygt Utrecht , in 't groot. 1 Het Oude - zyds - Heeren - Logement en de Voorpoort van 'c q Gasthuis. Het Aamiraliteits- of Prinfen- bof. „ Gezigt op 't Admiraliteits - Magazyn en de Ooster-Kerk. Gezigt  H GEZIGTEN van AMSTER.DAM. —"■■?<■ up ae oude Ker! buiten. * ^"^^"'"g der oude Kerk dezelve.00™ KapeUen De Oude Kerk van binnen, n; c Vosten re zien. De Oude Kerk van binnen, ni t. Westen te zien. «agt op het Stadhuis van a - den11^6" ^ den onvolbom nP St- 00ren der Nie"we Kerk naar t Westea. } Kerk.edik'l°el fa de Nie™ 't Boeiinger of Otters-Choor i, ae NieUwe Kerk-. De Nieuwe-zyds-Kapel vanbin "aar c Oosten.De Nieuwe-zyds-Kapel van bin. nen, naar 't Westen. 'Glas van Maximiliaan in de van bin-> -n binnen,; Het Orgel in de Wester - Kerk. De Noorder-Kerk van binnen naar 't Noorden. ' •^eeze verzameling is verfierd m j„ . Wte h ,?58 voor , C." IS"'? T>" De pryzen zyn In groot folio, ongebonden ïïïiï^ïoSSiïg^ band #; , in een half Engelfchen band ƒ f I L' j ^Telie^ ~ °rdinair •• ï 1 StV' _ ! 6Je ~ -.°P groot folio. ? + — -1—■ ■ ordinair - , ° ~— ad.—. WEG- » He^Orgel der Lutherfche nieuwe ' .! ?",lszicti;.n -. Weduwen - Hof. tUude Mannen- en Vrouwen. Gasthuis, naar de Zuidzvde ' 1 0u On- au ■ , Ula* 111 Piaats van 4 10 h^EnS. banden, 4 37 GlT Hetbovengeme,d:PsXnToW-, — — ters van den groot öetavo Drufc P ffV°°r de Bez"H« bovengemelde Stel van 7o J ] ZFzonAeüyk> * w van den Or£^^S^ > voor de BezitHet bovengemelde Stel van \ Z°adaI*k > 4 9 • ■ dito in ordinair Folio a Plaats van i...... '° > a 12 Stv. fo ■ dito in groot Folio 4 T* c. • van i-5-: ' d *5 atv. m plaaca ~ d'ó°ve^?'n gr™ ^