Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam 01 2126 1226 UB AMSTERDAM  — C BESCHRYVING DER STAD ROTTERDAM» BEVATTENDE DE RZ E LV ER GESCHIEDENISSEN, AANLEG, UITBREIDING, TEGENJVOORDIGEN STAAT, PRIVILEGIËN, AANMERKELTKE ZELDZAAMHEDEN EN OPENBAARE GEBOUWEN: OUDHEIDKUNDIGE BESCHRYVING DER KLOOSTERS, DIE WELEER BINNEN DEZE STAD GEVONDEN WERDEN, BENEVENS EENE NAUWKEURIGE AANWYZING DER OVERBLTFSELEN DAARVAN, WELKEN NOG VOORHANDEN ZIN: ALLES UIT OUDE HANDSCHRIFTEN OPGESPOORD , EN MET OORDEELKUNDIGE AANMERKINGEN VERRYKT; VOO R HET GROOTSTE GEDEELTE GETROKKEN UIT DE NAGELAATENE SCHRIFTEN, V AN DEN BEROEMDEN OUDHEIDKENNER, ïïïtEN DEN HEERt' JACOB KO R TE BR A ND. Te AMSTERDAM, by DIRK en JACOB ü S TOL mdcclxxxix.   VOQRBERIGT. J"^. otterdam, de zevende {temhebbendeStad in Holland, verdient,met regt,, naast Amfterdam, wegens haare Volkrykheid, Koophandel en Zeevaart, de tweede plaats. Zy heeft daarenboven door haar gunftige ftand, geregelde aanleg , prachtige gebouwen en frisfcheluchtftreek, een zekeren voorrang boeven andere Steden in ons Vaderlandy. waar door de Buitenlanders uitgelokt worden , om een beftendig verblyf tenemen binnen haare muuren. Een-onzer Dichteren, heeft daarom niet te onregt, tot haaren lof, zich aldus - uitge*. boezemt: * 3, Ntiaste  KfT V O O R B E R I G T. Naast Jmftels Waereldjlad Minde ik Erasmus bakermat;, 'tVermaaklyk Rotterdam, de kroon van Hollands Steden, 'k Zag bly te moe haar heilryk lot, Haar Scheep- en Vilkryk oord, haarStroombekoorlykhedcn, En prachtig Handelflot ( * ). Niettegenft-aande de. beroemdheid van, deze aanzienelyke Stad , ontbreekt het ons echter aaneen volledige Befchryving derzelve. Het is waar wy hebben er drie^, een van G. Spaan, een tweede van H, \Velfenes, en nog een. andere door S. 'Loïs famengefteld. Doch de eerde bevat luttel, wezenlykheden , en fchynt meer ingericht te zyn om beuzelagtige lezers, door vergezogte gefchiedverhaalen en kluchtige fprookjes, aan 'tlagchen te helpen, dan wel om door het Boekliaven van wetenswaardige, gevallen., niet alleen een geoorloofde nieuwsgierigheid, maar ook het gezond verftand, en een altoos grage weetlust te voldoen. (*) Proeven van Poëtifche Mengelftoffen , door het Dichtlievehd Kunstgcnootfchap , onder de ! p :uk: kunstliefde Spaart geen Vlyt, 5de Deel bladz. 213. * De  VOORBERIGT. vu De befchryvinge door H. van Welfenes ontworpen, is zeer kort en ontbeert daar door zeer veel Byzonderheden , die 'er in een werk van die natuur, nood* wendig, vereischt worden; daarenboven is het tegenswoordig naauwlyks te bekoomen, by de Boekhandelaars, of eene openbaare verkooping , waar het zeldfaam verfchynt.- De Cronyk of korte Befchryving van Rotterdam, door S. Loïs befchreeven, verdient zeker de voorkeur boven de voornoemde, niet alleen om haar volkomene Gefchiedkundige waarheid, en be« knopte zakelykheid, maar ook om datze verrykt is met de voornaamfte Handvesten en Privilegiën door de Graven van Holland aan de Stad gegeeven, als ook met eenige Authentyke Stukken en Contracten behoorende tot de Oudheid, Regten en Geregtigheid derzelveScad. Echter kan men deze Befchryving, wat het Ge* 4 fchied-  xut VOORBERIGT. fchiedkundig gedeelte betreft, niet meer dan voor een Cronyk houden, zoo als de fchryver, op het Tytelblad van zyn werk te kennen geeft. Om nu aan de verwagting, en het ver-^ langen der Rotterdammers, naar een vollediger Befchryving van hunne Stad, te Beantwoorden , verledigde zich tot dat einde wylen de Heer J. Kortebrand , een keurig Dichter en ervaren Oudheidkenner, en waerfchynlyk zou zyn uitvoerig Samenftel, door hem van tyd tot tyd verfameld, der Waereld zyn medegedeeld, indien verfcheide Tusfchenkomende beletzelen, en naderhand de dood,dien kundigenGrysaarddaar in niet verhindert had. Weinig hoop doet 'er zig op dat dit werk, 't welk op verre na nog niet voltooit was, zal gedrukt worden. Ondertusfchen is de opfteller van de Befchryving, welke wy thans aanbieden, in de gunftige gelegenheid geweest, om dezelve naaukeurig te maaken, dewyl hy niet  VOORËERIGT. ix- ïiïet alleen van de voorens gemelde een. Oordeelkundig gebruik heeft kunnen maken , maar ook met bovengenoemde Heer daar over dikwerf Geredenvvisfelt en met desfelfs Handfchriften geraadpleegt heeft. Ik weet daarom niet, of men welgroote redenen van beklag kan aanvoeren, dat wy de Befchryving der Stad Rotterdam van den Heer Kortebrand misfen, te meer, daar zy misfchien door eene tc overtollige wydloopigheid den leeslust zou doen verflaauwen. Het werk, dat wy thans te voorfchyn brengen, zal door eene te groote uitgebreidheid niet verveelen, terwyl 'er nogtans het voornaamfte, Gewichtigite en belangrykfte, dat tot de Befchryving der vermaarde Koopftad Rotterdam behoort, in is byeengetrokken; het is daarenboven nog voorzien met een juiste opgaaf van zeer veel byzonderheden, welke men in die an ere Befchxyvingen te vergeefs zoeken zal: en eindelyk worden de gebeurtenisfen voorgedragen in een ftyl en taal,  x VÖORBERIGT. .taal, als overeenkomftig is met den aart van het onderwerp , en de verbeterde fpraakkunst van onze verlichtte levenstyd. Wy vleien óns derhalven niet 'een gegronde hoop; dat de vlyt en moeite welke de Schryver heeft aangewend, de opftelling van dit beknopte werk, met de goedkeuring van waare Nederlanders, en inzonderheid vari Róttes Bui-gery, zal vereerd worden. God geeve, dat Rotterdam door Koophandel, Zeevaart en alle loffelyke bedryven, een der voornaamfte fteunfels mag blyvefi van Holland, en het ganfche Gemenebest, jaa dat zy haareri bloeiënden welvaart niet eer verlieze; dan met de flooping van deze Waerelci KOR-  KORTE INHOÜÖ. Bladx. De opkomst eh de vergroting van de Stad Rotterdam. I De Groote of St. Laurens Kerk. — 76 De Prinfe Kerk. — — — 101 D- Zuyder Kerk. — — — 102 De Ooster Kerk. — — — I04 De Waalfche of Franfclis Kerk. — IQ6 Dt Engelfche of Presbyteriaanfche Kerk. 108 ©; Engelfche Bisfchoppaale Kerk. — 109 De Schotfche Kerk. — — 110 De Luterfche Kerk. — — 112 De Joodfche Kerlc — — nS De Remonftranten Kerken. — — n? De Doopsgezinde Kerk. — — I2 De Roomfche Kerken. — — I22 r. De St. Andries Kerk. — — 123 2. Een kleine Kapel. — — 123 3. Een Kapel. — — — 124 4. De St. Jacob Kapel. — — 124 5. De St. Sebastiaanfche Kapel. — 124 6. De St. Elifabeth Gasthuis en Kerk. — 124 7. Het Bagyne Hof. — — 124 8. Het St. Angenieta of St. Aagten Nonneklooster. 125 9. Het St. Antonies Gasthuis. — 125 10. Het Cellcbroers Klooster. —r 125 11. Het Karmeliete Klooster. — — 125 12. Het St. Anna Klooster. —• —. 126 3 3. Het Minnebroeders Klooster. — 126 14. Het Dominielcaancr Klooster. — 12$ H«t  XII KORTE INHOUD. Bladz; Het Stads Raadhuis. — — 129 Het Stads Timmerhuis. — —• 130 Het Latynfche School. — — 131 De Stads Waag. — — — 131 Het Booterhuis. — —■ — 132 De Beurs. — — — —• 133 De Koornbeurs. — — — 135 De Vlasmart. — —• —• 135 De Vismarten. — ■—• — 136 De Riviervismarten. — — — 137 De andere Marten. — — 13S Het Bier Accynshuis. ■— ■— 14E De Stads Kraan. — — — 141 Het Admiraliteit» Hof. — —' 144 Het Admiraliteits Huis. —■ — 146 Het Oostmdil'che Huis. — — 147 Het Wetsindifche Huis. — — 148 Het Oude Mannehu s. — —• 149 Het Tugt- en Werkhuis. — — 150 Het Leproos-of Proveniershuis. — 151 ■Het Kokers Hofje. — — 152 De Stads Poorten. — — 155 »- ■ " ■ * DRUKFEILEN» BI. 6 Reg. 5 ftaat of lees en. BI. 73 Keg. 4 ftaat 2525 lees 1593. BI. 128 Reg. 23 ftaat 1665 lees 1565.  BESCHRYVING der stad ROTTERDAM, Hj)c Stad rotterdam, welke haaren naam heeft van eenen Dam, in vroege Tyden over den Rotteftroom gelegd, is geleegen in het midden van Zuidholland, aan de Rivier de Maze, aan derzelver Noordzyde; ten Noordwesten van Dordrecht, vier uuren gaans; ten Zuidwesten van Gouda, ge3yke vier uuren; ten Zuidoosten van 's Gravenhage drie en drie kwartier uuren; van Delft tweeen- een half uuren; en ten Oosten van Schi&dam, een- en een kwartier uur gaans. De Rivieren, de Merwe, de Lek en de Tsfel, met de Ebbe afkoomende, verëenigen zich te famen omtrent twee uuren van dceze Stad, en dus , met eene fterke drift Noordwaards hier op het land aanloopende, hebhen dceze Rivieren , van alle oude. tyden af, hier zulk eenen grooten inham of bogt gemaakt gehad, dat de wydte daar van, A eer van des zelfs eerflen aanleg af A  2 BESCHRYVING DER. eer de Stad in de Maas uitgelegd, en de Duikeïdam daarin gelegd was, van het Steiger, dat toen de begrenzing aan de Maze was, naauwlyks kon overgezien worden; en, als het Land geweest ware, van het Steiger tot aan het land over de Maze, in geen anderhalf uur overgegaan kon worden. En het is niet oïiwaarfchynlyk, dat dit fterk op het land aankoomende Water, van tyd tot tyd daar in'boorende, daar dien Stroom veroorzaakt zal hebben , (die Noordwaards het land inftroomt, tot boven Benthuizen, een Dorp twee uuren van Leiden,') welke de Rotte genoemd wordt. Dat Rotterdam jonger Stad is dan Delft, Gouda en Schiedam, kan men uit de wegen dier Steden, welken regelregt op dezelve, zonder Rotterdam aan te doen, loopen, nog opmaaken: want van Delft loopt de buitenweg langs de Schie , door Overfchie, regt aan op Schiedam, en de binnenweg het land in, door Pynaker en verdre Dorpen , door Hillegondsberg, en verder, eer de vaarten van Rotterdam en Dtlfhaven tot in de Schie gegraven waren , door de Avnbagten, Blommersdyk en Beukelsdyk, regt aa*i op Schiedam. Van Gouda loopt de weg langs den Tsfel tot aan den korten Oord, en van daar het land in, (die nu de naamen 's Graafweg, ouden Dyk, en Gottdfche PFeg heeft) tot in Krooswyk, daar het Duifhuis ftond, «Ut daar tot een Tolhuis gebouwd 'u , by de ; , Sluis,  STAD ROTTERDAM. 3 Sluis, welke daar over den Rotteflroom gemaakt was. Over deeze Sluis of Dam in de Rotte, (daar de Stad haaren naam van ontleend heeft) liep de Weg op Beukelsdyk, en vervolgens regt aan op Schiedam , mede zonder ergens naar de plaats , daar nu Rotterdam is , uit te wyken; waaruit men kan befluiten, dat, toen deeze wegen gelegd wierden , Rotterdam nog onbekend geweest is; of men moet onderftehen, dat de Sluis, daarinAnwwyk, de Rotte onder door liep, Rotterdam genoemd wierd ; en dewyl die oude Dyk gezegd wordt in het jaar 900 gelegd te zyn, zou Rotterdam zeker al zeer vroeg bekend zyn geweest; doch niet als eene Stad, maar alken als eene Buurt by de Sluis. Dit zoo zynde, zoo zoude,.hoewel Rotterdam veel laater dan andere Steden Stads Privilegies en Rechten verkreegen heeft , haare beginfels , zoowel als die van andere Steden in deeze Streeken, van de vroegfte tyden geweest zyn: want men vindt aangeteekend, dat, al vóór het jaar 1000, op de plaats, daar nu de groote + Kerk ftaat, een Kerkje geftaan heeft, dat St.Laureus Kerk genaamd was, zonder dat men vindt, wanneer dezelve daar gedicht is. Echter zou me» hier uit kunnen befluiten, dat deeze beginzelsmet die van andere Steden in deeze Landflreelf bI#| veel verfchillen in den tyd: want men vindt, dat Graaf o 1 e drik de Derde, in het jaar 1015 , op zyn eisen grond, waarop al vóór het jaarSpS een^  4 BESCHRYVING DER Vestig, met den naam Drufo.s, was gedicht geweest, (die daarna de fterkte Drufos genaamd werd,) eene Vesting opwierp, waarby welhaast een goed deel huizen werden gebouwd , welke vervolgens tot die Stad vermeerderden, die men Dordrecht noemt, en in het gemeen voor de oudde Stad in Holland gehouden wordt, en die de eerde Stem in de Vergaderinge der Staaten van Holland heeft. Wie de eerfte Bewooners van deeze, byna dagelyks overdroomde/Landftreeken geweest, en wanneer zy hier gekoomen zyn, is, by gebrek van nagelaaten fchriften dier tyden, met geenezekerheid te zeggen. Men weet alleen, dat alle de ■Volkeren , aan wederzyden van den Ryn woonende, in de oudfte bekende tyden, in het gemeen Celten wierden genaamd: en hoewel het zeeker zy, dat het Eiland der Batavieren in vroeger tyden is bebouwd geworden, en met Inwooneren vervuld geweest is, zoo weet men echter alleenlyk, dat in den tyd, wanneer hetRomeinfcheRyk in zyn heerlykftcn bloei was , de Friezen en Batavieren de ftranden aan de Zee, en zeer groote Meeren , by de monden van den Ryn , en verder Oostwaards geleegen, bewoond hebben; en dat, vol-ens aantèekening van den Roomfchen Burgemeester tacitus, honderd en veertien jaaren vóór de geboorte des Zaligmaakers, de Cimbren, hét zy door eenen zwaaren Vloed verdreeven, het zy  STAD ROTTERDAM. 5 zy uit eigen beweeginge, om nieuwe woonplaatzen voor de menigten te zoeken , zich met de Duitfchers en Zwitfers vermengd hebbende , tot aan rien beneden-ity» zyn afgekoomen; en dat, terwyl zy zich in deeze Landftreeken onthielden, alle de Inwooners met zulke zwaare overftroomingen gedrukt wierden, dat ze eindelyk beüooten, zich allen te famen te voégen, en hunne Woonplaatzen te verhaten, waarna zy zich naar Galiien en Spanjen begaven.. Terwyl deeze Landen dus geheel van Inwooneren ontbloot waren, ontftond onder de Volkeren van Duitschland eene groore tweedracht , welke aanleiding gaf, om het Eiland der Batavieren met nieuwe Bewooneren te bevolken: want ó.c-Catten, Serveflanen en Hermonduuren, hunne Nabuuren, de Batten , ( die ook een gedeelte der Catten waren, en tusfchen de Rivieren At Ader en de Gilfen, en in de Landen, die wy nu Waldek noemen, woonden,) zeer hard drukkende, werden deeze Batten door hunne Priesters vermaand, dat het geheel voor hun ongeraden ware , zulk een groot getal Vyanden te willen tegenflaan, en in het zekere bericht, dat niet verre van de Zee, tusfchen de monden van den Ryn, een treflyk Eiland lag , dat geheel van Inwoonerea ontbloot was 5 het welke zy hun raadden te gaan iuneemen, het geene zy zonder eenige verhinderinge doen konden, om dat het niemand toebehoorde, en decA 3 hul-  Ö fcESCHRYVINGDËIt halvim zich daar gerustlyk vestigen konden. Dee* ze raad geviel hun zoo wel, dat ze aanftondsdaar toe beilooten, en zich met alles, wat zy bezaten , te fcheep begaven, en, met den ftroom den Ryn afzakkende, .omtrent honderd of festig jaaren •Vóór Kristus geboorte, aan dit onbewoond Eiland kwamen , en het begonnen te bebouwen ; wel. ke aanteekening van tacitus door julius caesar wordt bevestigd, door dat hy, vyftig jaaren na deezen tyd deeze Landen komende beoorlogen, in zytie fchriften gewag maakt van de Batten, als Bewooneren van het Eiland der Batavieren. Van deeze Batten heeft dit Eilaad den naam van Batavia gekreegen; want zy, zich bier vestigende, noemden het Land naar hunnen eigen naam Batauw, dat is der Batten-Land: want de oude Duitfchers noemden eene ftreek Lands , Amv, Waarvan men , naar onze hedendaagfche uitfpraak, nog een overblyffel in de Betuwe beeft. De Romeinen, deezen naam volgens hunne fpraak verzachtende, noemden dit Eiland Batavia, en dus is niet alleen het geheugen der Batten of Batavieren in dit Land gebleeven , maar zy zeiven, aan bun oud Vaderland en naam gedenkende, hebben in dit Land verfcheidené plaatzen gefticht, die het geheugen van hunnen algemeenen naam van Catten bewaaren ; gelyk de beide Catwyken aan den Ryn, Cattenbroek by Woerden; Catten- dyk  stad rqtterdam. ? dyk in Zeeland by ter Goes; Cats, mede in Zeeland ; Cattendrecht over Rotterdam en Caishoek afan den Rotteftroom. De naam Catshoek laat geen twyffel over, dat zich daar digt aan dien Stroom eenigen van die Batte* ter neder geflagen hebben ; maar of zy den Stroom den naam van Rotte gegeven hebben, is zeer onzeker; doch dat dees Stroom al zeer vroeg met den naam van Rotte bekend geweest zy, is zeker: want in Schryveren van de zevendeEeuwe vindt men deeze (treek met den naam Rotte al genoemd , en vervolgens het Ambagt Rotte in Schieland gemeld. Uit deeze Batten in Caishoek is , door den tyd, de Stad Rotterdam ontdaan. Het is niet onwaarfcbynlyk, dat deeze Mentenen , hier goed Weiland vindende, zich zullen toegelegd hebben, om groot en kleen Vee aau te fokken, Boter en Kaas te maaken , Vogels en Visfchen te vangen, en ondertusfchen hunne handwerken voort te zetten tot hun eigen gebruik, en, om by wege van ruilinge, met hunne Landslieden, die zich elders neder gezet hadden, tegen andere behoeftigheden koophandel te dryven; en dat zulken, die zich nader aan de Zee ter neder gefteld hadden, zicli tot het vangen van Zeevisfchen zullen begeeven hebben, en bet overvloedige van hunnen vangst hier en elders hebben gebragt, om daar voor, op gelykc wyze, het geene hun ontbrak te bekoomen. Ook zal, in vervolg van tyd, degeduurige A 4 aan-  S B E S C !1 R ï V I N C DER aankomst en wederafirek van de RomeinfikeKrvgslieden vjel tot vermeerdcringe in den Koophandel hebben toegebragt. En hier door, van tyd tot tyd, in getal en vermogen toeneemende, zullen ze, met elkanders hulpe , waarfchynlyk om de Landeryën naar hunne vermogens van de dagelykfche overftroomingen te bevryden, Kaden en Dyken om dezelven hebben gemaakt, en vervolgens , om de Maas het geweldig inloopen in den Rottefiroom, en over de nog onbedykte Landen te beletten, niet verre van Catshoek in Krooswyk, den reeds gemclden Dam of Sluis hebben gemaakt, welke men zegt, dat in het jaar 1065 daar nog g-'Ieegen heeft, en zelfs de dorpels daar van, tot weinig tyds voor het jaar 1-00, tusfchen Kroos, wyk en het Zwaan - Eiland zouden te zien zyn geweest, het welk evenwel wat onwaarfchynlyk voorkomt; doch zou niet ommogelyk zyn, wyl het hout onder water eeuwen duuren kan. Op deeze wyze, al meer en meer land droog krygende, zullen ze mogelyk elks byzonder ge. deelte met Binnekaadjes en Dykjes hebben ingeflooten, om elks deel van dat der anderen te kunneu onderfcheiden; vervolgens eenige van die by en om elkander leggende landen binnen eene algemeene bedyking ingeflooten hebbende , Polders hebben genaamd, en daar na ecyiige van die Polders, tot één Lighaam verzameld , tot Ambagten hebben gemaakt, over welke Ambagten de voornaamften m  STAD ROTTERDAM. 9 en vermogendften onder hun, het zy metgemeem, bewilliginge en aanftellinge, het zy door aankoop derzelver, Heeren of Eigenaars zyn geworden, om alles in goede order te houden, en de Inwooners deezer Ambagten als derzelver Heeren te regeeren ; geiyk de naam van Ambagts - Heer nog heden in gebruik is. Door de geduurige vermeerdering van Inwooneren in deeze ftreeken, zyn ook de Polders en Ambagten zoodanig vermeerderd en vergroot, dat fommige Ambagten tot Dorpen , en eenige tot Steden zyn geworden, welke aangroeijing mogelyk geleegenheid zal gegeeven hebben, om verfeheiden van deeze Dorpen en Ambachten in onderfcheidene Lighaamen te verzamelen; en van deze zamenvoegfelen byzondere Heerfchappyen te maaken, het welke, mogelyk, de oorfprong is der Heemraadfchappen van Rynland , van Delfland, en van Schieland; onder welk laatfte het Ambacht Rotte geen van de minde geweest zal zyn, dewyl het niet alleen eene Stad, maar zelfs de Hoofdftad van Schieland is geworden. Dewyl de bovengemelde Batten niet geweldig uit het Land zyn gejaagd geworden, maar het zelve vry willig verlaaten hadden, kan men, met reden, ondcrftellen , dat onder dezelven veele gegoede Lieden *n Opperhoofden zyn geweest, welken , of zeiven , of hunne Nakomelingen , die menigte van Slooten, Kasteele-n en Heerlyke Huizen, in deeze ftreeken zullen hebben doen bouwen; zoo. A 5 tot  tO BESC HRYVING DER tot bewys van hun vermogen, en heerfchappye, als om de minderen in ontzag te houden, en tegen de moedwilligen, en die hen benadeelen wilden, te befchermen; van welke Gebouwen nog veelen in laatere Tyden in deeze Landen zyn over* gebleven geweest, en in het byzonder drie omtrent dit Ambagt Rotte; als een in het Ambagt Kralingen, ten Oosten het Ambagt Rotte, het Huis te Kralingen genoemd , doch naderhand het flot Honingen vernoemd: waarvan het overblyfzel nog in wezen is, en het (lot Honingen genoemd wordt; dit Huis, zegt men, dat daar al vóór het jaar iooo heeft gedaan; doch omtrent het jaar 1573, opdat de Spanjaards daarin niet zouden nestelen , ten deele is afgebrooken: een Adelyk flot in het Ambagt Rotte, na by Catshoek, aan de westzyde van den Rotteflroom, daar nu de laakenbereiders raamen zyn, aan de Schiekade, het Hof van Wena genaamd, waarvan de tyd der flichtinge onbekend of geene aanteekening van over is; maar uit de ftrekkingen der wegen, welken uit dit Hof geloopen hebben, is af te neemen, dat het zelve zeer vroeg gedicht moet zyn; *twelk de gisfing, dat de allereerde beginfels van Rotterdam in Catshoek zullen zyn geweest, nietonwaarfchynlykmaakt; want uit dit Hof liep een Weg naar het Zuidfên, regt aan op de Kerk , digt by de Maas, waar van de Straat, die nu den Oppert, en eertyds de Nieuwpoort heette, een gedeelte is; naar het Noorden liep  STAD ROTTERDAM. II liep uit dit Hof een Weg door het Zwaan-Eiland, ( nu het Zwaanshals meest genoemd ,) op den Dam of Sluis in Krooswyk; en uit het zelve Hof liep. eert Weg naar het Zuidwesten, regt aan op het Ambagt Kool, omtrent daar nu de Franfche Kerk ftaat, en vervolgens tot op Koolhoek, daar nu de nieuwe Schot fche Kerk ftaat, welke geheele Weg de Hofdyk werd genoemd; doch de naam van fJofdyk is door veele veranderingen, en de uitleggingen der Stad geheel verdweenen, en het Hof in de Spaan-? fche troubelen , gelyk veele andere heerlyke huizen en floten , geruïneerd : een in het Ambagt Kool, ■ daar de Hofdyk op aanliep, als boven gemeld is, welk het Kasteel of Slot Bulgerftein was genaamd , waarvan de tyd der (licbtinge mede onbekend is-, doch in het jaar 1261 was het zeer oud, en ver» vallen, en is toen herfteld geworden, zoo dat het tot in het jaar 1560 in weezen is gebleven, en in 1573 daar nog overblyfzels van te zien waren. Gelyk doorgaans, by en omtrent de nieuw ge» ftigte Sloten, Burgten en andere heerlyke Huizen, welhaast door de Gemeenen veele huizen gebouwd worden, zoo om de hulpe, als de befcherminge van derzelver Heeren te genieten, is het waarfchynlyk, dat by deeze twee Hecrlykheden, het eene aan de Rotte, en het ander aan de Maze (taande, ook zal zyn gefchied; en door den tyd de Woo■ningen der Ingezetenen al meer en meer, zoo van het Hof Wena naar het Zuiden, als van het Slot Bul-  12 BESCHRYVING DER Buïgerfleinmzt het Oosten, by elkander aan de Maze zullen zyn gekoomen, zoo om hun voordeel te doen met de goede geleegenheid der Muze, voorden bovenlandfchen Koophandel, als om des te nader by de Kerk te weezen; want hoewel de tyd , wanneer de eerfte St» Laurens Kerk hier is gefticht, niet bekend zy, vindt men echter aangeteekend, dat, reeds in de vierde Eeuwe na Kristus geboorte, aan den Ryn en aan den Zeekant Bisfchoppen zyn geweest; waar uit te befluiten is, dat deeze ftreeken al voordien tyd, min of meer, met het Licht des Euangeliums zyn beftraald geworden, mogelyk door de verkeering met de Romeinen; want het is bekend, dat onder hen eenige weinigen, in die vroege tyden, Kristenen waren, en dus te denken, dat die Kerk ook al zeer vroeg gebouwd zy. Het Ambagt Rotte , het zy op de gegiste, of op eenige andere wyze, tot aan de Maze bevolkt geworden zynde, ftrekte , eer het nog Stads Privilegies verkreegcn had, langs de Noordzyde der Maze van het Ambagt Kralingen Westwaards, tot aan het oostëinde van het Ambagt Kool; dat is zoo verre als nu het Steiger (daar toen de Maas langs ftroomde,) van de Valkebrugge tot aan den Dyk, omtrent de Franfche Kerk, of voorby de Weezebrug loopt; dat, naar gisfing, eene lengte van omtrent 120 Roeden is. Van de Maas ftrekte het Ambagt ten Noorden , of Landwaards in; aan het Oosten, langs het  st a b rotterdam. i* het Westëinde van Gillis Ambagt, in. het Dorp Kralingen , tot aan den Rotteftroo'n ; aan de Westzyde, langs het Oostëinde van het Ambagt Kool en Beukelsdyk , tot aan het Ambagt Bijdorp. Over den tyd, wanneer Rotterdam tot eene Stad verheeven is geworden, hebben veelen getwist; flellende eenigen, dat Rotterdam al voor het jaar 768 als eene Stad bekend geweest is; doch dit is niet zeer waarfchynlyk: maar mogelyk zullen zy, die dit eerst gefchreeven hebben , zich ingebeeld hebben, dat de bovengemelde Sluis over den Rotteftroom , Rotterdam genaamd zynde, eene Stad ware: ander* Schryvers daartegen, dat de naam van Rotterdam , in geene openbaare fchriften, met de b.yvoeginge van Stad, gevonden worde, voor de dertiende Eeuw; doch dit verfchil is door den Heer emanuel welsenes, die in het jaar 1692 Secretaris deezer Stad was, en by gevolg goede geleegenheid had, om der Stads Papieren best te onderzoeken , volkomen beflist, in zyn geamplieerd Opftel, in het jaar 1706 aan Hun Ed. Groot Achtbaaren opgedragen, op de vierde bladz. met deeze woorden: „En alzoo de Stad in die grootte „gekoomen zynde, en dryvende alömme Koop„handel, is Anno 1272, op haarerRegenten ver,,zoek, met Stads Privilegiën verëerd geworden." Hoewel hier niet gemeld wordt, wie die Privilegiën gefchonken heeft, is het echter waarfchynlyk,  *4 BESCHRYVINO DER lyk, dat het Graaf floris de Vde is geweest, alzoo dezelve in dien tyd regeerde. Rotterdam, toen tot eene Stad verheeven , werd echter toen maar gereekend onder de kleene Steden , welken geene zitting of ftem in de Vergaderinge van Hollands Staaten hebben. Doch deeze Stad door haaren Koophandel, zoo in Gebouwen als in vermogen toeneemende, werd nier alleen de Hoofdftad van Schieland, maar ook de grootfte der kleene Steden. In 't jaar 1436 gaf Hertog Philips 26 Graaf confent van 40 Perfonen daar onder4Thefauriers; in't jaar 1580 gaf Philips confent op verzoek tot 32 Perfonen en tot 3 Burgemeesteren , en mede in 't jaar 1615 tot 24Perfoonen 3 Burgemeesteren; in 't jaar 1637 4 Burgemeesteren , en vervolgens in het jaar 1580 door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, met het Octrooi en Privilegie verëeerd, om in de Vergaderinge der Staaten van Holland, na de Steden Dordrecht, Haarlem , Delft, Leiden, Amfterdam, en Gouda, de zevende der groote Steden, die ftem indeStaaten van Holland voeren, gereekend te worden ; en in het jaar 1615 is door Hun Edele Groot Mogenden daarin verandering gemaakt, en het getal der Vroedfchappen bepaald op vierentwintig Perfoonen, en dat der Burgemeesteren op vier Perfoonen, uit de Vroedfchappen; gelyk het nu nog is. Door het bovengemelde Privilegie kreeg de Stad Rotterdam, benevens alle de andere groote Steden, het recht van zittinge niet alleen in de Ver-  STAD ROTTERDAM. -15 Vergaderinge van Holland, maar ook op haare beurte in de Staaten Generaal, den Raad van Staaten, de Gecommitteerde Raaden, de Rekenkamer van Holland , en die der Generaliteit , in het Col» legie der Admiraliteit op de Maze, en in dat van Zeeland, wegens Holland, en om het Synode van Zuidholland om de tweeëntwintig jaaren in haare Stad te hebben. Na het verkrygen van deeze Privilegiën en Stads Rechten zullen de Regeerders der Stad aanftonds beflooten hebben haar met Poorten te voorzien, om dezelve op behoorlyke tyden geflooten te kunnen houden , waarvan waarfcbynlyk die aan de Noordzyde der Stad, de St. Joris oïDelffche Poort, de Hofpoort, en de Goudfche Poort de eerften zullen zyn geweest. Of op dien tyd de Stad aan het Oost- en Westëinde , by de Maas, ook met Poorten geflooten is geworden, is twyflelachtig, om dat het maaken van den hoogen of Zeedyk waarfcbynlyk toen al in overleg zal genoomen zyn geweest. De Stad was ten dien tyde van de Maze (nu het Steiger) beflooten tusfchen de Goudfche en weste Wagenftraaten, tot aan de Goudfche en Delffche Poorten, dat men derhalven de oude Stad kan noemen, welke met veele Kreeken en Slooten was doorgefneden, waar tusfchen nog veel Weiland lag, en veele Boerderyën gevonden wierden. Echter moeten van het daar in gelecgen Land al zeer vroeg verdeelingen gemaakt geweest zyn, aan* ge-  IÓ BESCHRYVING DER. gezien men aanteekeningen vindt, waarïn gezegd wordt, dat reeds vóór het jaar 1200 verfcheiden Straaten met naamen bekend waren; als, de Oost' wagenflraat, de Vrankeftraat, de Lombertftraat, de Nieuwpoort, enz., doch allen toen nog weinig betimmerd. De Staaten van Bolland in overweeging genoomen hebbende, hoe noodzakelyk het ware de Landeryën, iri de Hooge Heemraadfchappen van Rynland, Delfland, en Schieland geleegen, tegen de hooge Vloeden te befchermen, hadden zich deswegens vervoegd aan den Graave floris den Vyfden, om daartoe zynen raad en hulp te verwerven; met zulk een goed gevolg, dat deeze HoogHeemraaden in het jaar 1281 van dien Grave een Privilegie en Bevel kreegen , om de Ingelanden tusfchen Schiedam en Gouda , in de Ambagten Zevenhuizen , Bleiswyk , Rotte , Schie , Rodenrys, Broek en Voorfchooten , aan te zeggen, dat zy deeze Landen moesten ophoogen. En ingevolge van dat Privilegie is , weinige jaaren daarna , de hooge of Zeedyk gemaakt van de Stad Gouda af langs den Is fel, tot aan den korten Oord, en van daar langs de Maas, Westwaards, door Rotterdam , tot aan Bulgerftein, van waar hy Zuid waards loopt tot aan Koolhoek, en van daar weder Westwaards, door Delfshaven , Schiedam , Vlaardingen en Maaslandsfluis, tot aan den Hoek van Holland. By deeze geleegenheid zullen waarfchynlyk onder deezen. Dyk  STA» ROTTERDAM. lf Dyk de Sluizen zyn gemaakt , door welken de Bergpolder, Zegwaart, Zoetermeer, en meer andere Polders, derzelver uitwatering hebben ; gelyk die Wateren nu nog uit den Rotteftroom onder de Hoogftraat door, aan bet Steiger in den Kolk uitloopen, omtrent de Koorebeurs, door vier Sluizen, welker Deuren met "de Ebbe door de perfing van het binnewaterzich openen, om het binnewater te loozen; en met den aankoomenden Vloed zich weder fluiten, om het inkoomen aan het buitewater te beletten. Door deeze Sluizen onder de Hoogftraat werd ie Sluis in den Rotteftroom by Krooswyk buiten gebruik gebragt, en zal derhalven ten deezen tyde waarfchynlyk zyn afgebrooken, om in dien ftroom van de Stad af, en naar dezelve, eene onbelemmerde Vaart te hebben. Toen onder den gemelden Dyk, nu de Hoogftraat genaamd, de Sluizen gemaakt waren, was aan de Oostzyde van de Kerk in de Rotte eene zeer groote ongeregelde wydte gcbleeven , welke de Heeren van de Regeeringe reeds in het jaar 1281 hadden beflooten te zullen doen dempen, om de Rotte daardoor op eene behoorlyke wydte te brengen ; maar bemerkende, dat men dus doende de uitwatering van geheel Schieland zoude beletten , of ten minften grootlyks verhinderen , deeden zy, van het Hof yxnWena af, eene gragt graven, langs de Westzyde van den Oppert, en de Kerk, tot in de B Maa$  EESCIIRYVING DER Maas aan het Steiger, alwaar nu het kleene Marktfteegje van de Hoogftraat uitkomt, tot eene üitvvateringe voor Bleiswyk, Zevenhuizen, en verdere Ambagten. Welke Gragf langen tyd den naam van de oude Wetering heeft gehad; en in dezelve werd tusfchen de Kerk en de Höögffraat, daar nu de breede Kerkftraat is , eene Sluis gemaakt; waarna de Rotte aan de Oostzyde werd gedempt, en zoodanig aangevuld, dat voor de huizen, die van de Hoogftraat daar uitkwamen , eene fmalle Straat bleef, die de Melkmarkt werd genoemd; doch weinig tyd na het jaar 1700 zeer veel verbreed werd, gelyk die nu is, en tot eeneRiviervisch-Marktdient, namelyk van den Vfsch, welke in de Binnewateren wordt gevangen, en dagelyks daar te koon gébragt werd. De Regeerders der Stad , de geftadige vermeerdering van Inwooneren en Koophandel in de Stad opmerkende , en derzelver welvaart behartigende, hadden, om den Koophandel ook binnen 'sLands te bevorderen, van den Graave wilxrm van Henegouwen verzocht , van de Stad .af, dooide Landeryën heenen, eene gragt te mogen graven, tot in de Delffche Schievaart, om door dezelve de Koopmans goederen met racer gemak en mindere kosten, in de Binnefteden te kunnen brengen ; waar in die Graaf niet alleen bewilligde, maar ook, in het jaar 1340, aan deHoog-Heemraaden van Schieland beval, dat zy den Burgeren van  STAD ROTTERDAM. IJ) van Rotterdam eene opene Vaart, met eenen daarnevens ftrekkenden Weg, van de Stad af tot in de Schlevaart, zouden doen hebben , wanneer zy dat zouden begeeren; doch de Hoog-Heemraaden mogelyk dit werk vertragende, beval jan van Henegouwen , in hoedanigheid van Stadhouder van dien zeiven Graavc, in het Jaar 1343, aan den Baljuw van Delfland en Schieland, den Rentmeester van Ncordholland, en den Heemraaden van Schieland, dat zy, zonder uitftel, de gemelde Vaart zouden doen graven, zoo als zy ten meestcn voordeele van het gemeene Land zouden bevinden te behooren , en zou kunnen gefchieden; en zorg te dragen , dat den Ingelanden, welker Land daar toe gebruikt wierde, of daar door eenige fchade zouden lyden, behoorlyke vergoeding kreegen; met bevel van zulks niet na te laaten: vervolgens beval Hy ook den Ingelanden, die van Rotterdam dezelve Vaart onverhinderd te laaten graven. Op deeze Bevélen zal de uitvoering kort gevolgd zyn; nadien in het jaar 1348, tusfchen deRegceringder Stad, en de Heemraaden van Schieland, benevens de Ambagts-Heeren van Broek, Bergpolder, Blommersdyk, en die verder aan de Westzyde van den Rotteftroom geleegen zyn , een Accoort is geflooten, wegens het uitwateren door de Sluis van deeze Vaart, die gemeenlyk het Spui genaamd wordt, aan het Steiger; toen ten tyde gemaakt, om het buitenwater het inkoomen te beletten. B 2 Maar  23 BESCHRYVIN© DER. - M a de Regeering der Stadvreezende, dat deeze Vaart Rotterdam te veel voordeels, en haarer Stad te veel nadeels zoude veröorzaaken, door het verminderen in den aftrek van haare Bieren als anders, diende Hertoge aalbrecht aan, dat het groot voordeel aan het gemeeneland zoude veröorzaaken, als deeze Vaart weder wierde toegedempt; en zelfs hadden zy reeds, om de doorvaart te belemmeren, de Heul, die te Overfchie, aan de Weg van Delft, over de Vaart gemaakt was,weggenoomen , en in derzelver plaatfe een Windaas gemaakt, daar men de Vaartuigen , welken onder de Heul of Brug pleegen door te vaaren, met rollen moest overwinden, om in de Schie-Faart te koomen , zoo dat niet dan alleen kleine Vaartuigen daarover te brengen waren: doch Hertog aalkrecht, het voorgeeven der Delvenaaren hebbende doen onderzoeken , en daar het tegendeel van bevonden zynde, vergunde in het jaar 1380 aan de Burgers vau Rotterdam en aan hunne nakoomelingen, de Windaazen in den Dam te Overfchie weg te neemen, en daar weder eenen open Heul te maaken, en dien altoos open te houden; beveelende te gelyk aan den Schout van Rotterdam, op de eerfte aanmaaning van de Regeering dier Stad, zonder uitftel, de Wind-aazen in den Dam te Overfchie weg te doen , en te bezorgen, dat zy daar een open Heul hadden. Volgens het Privilegie zelf, gaf dezelve Graaf aan de Stad Rotterdam eene quitantie (tot be- wys  STAD ROTTERDAM. 1JE wys dat dit geheele gat en de Brug Rotterdam in eigendom toekomt,) van 500 Frankrykfe Franken , die by daar voor van dieStad liadontfangen ; doch in laater tyd is, in plaats van de Heul, een boute Brug over het gat gelegd; en men zegt, dat die van Rotterdam getragt hebben , daar een OphaalBrug te krygen; maar dat die van Delft zich daar zoo fterk tegen aangekant hebben, dat daar uit, tusfchen die twee Steden, een zeer langduurig rechtsgeding voor het Hof van Holland is ontftaan : waar van men mede vertelt, dat de uitfpraak, na meer dan honderd jaar pleitcns, zoude geweest zyn , dat Rotterdam die Brug kon maaken , maar Delft de voordeden, daar van koomende, zou genieten. Het is niet onwaarfchynlyk, dat door het opmaaien van het water van de Landeryen , door de Moolens in de Rotteftroom, na de reegens van het Winterfaizoen, die wateren uit de Rotte met fterke drift door deeze Sluizen in de Maas koomende, in de Gorfinge Riet en Biezen eene Guil of foort van Haventje gemaakt hebben, welk verder opgeruimd en verwyderd zynde, de oude Haven genoemd wierd, en tot een gemakkelyke aankomst diende voor de van buiten aankomende Schepen, om emtrent deeze Sluizen hunne legplaatfen teneemen. Om deeze van buiten aankomende Schepen en kooplieden hier alle mogelyk gerief te doen vinden, «1 daar door den handelaar der Buiten Steden meer B 3 en  2£ BESCHRYVINC DER en meer aantemoedigen , om hunne koopwaaren hier ter markt te brengen, en andere waaren van hier naar elders te doen brengen , wierd waarfchynelyk al in de twaalfde , of in het begin der dertiende Eeuw, in de Maas, daar nu de Koorenbeurs ftaat, een hoofd gemaakt, daar de Schepen konden aanleggen, om de mede gebragte goederen beter te konnen losfen, en die zy weder mede neemen moesten , gemakkelyker te konnen laaden* als te voren. Dewyl nu fommige van deeze Schepen dikwils genoodzaakt waren, 't zy om te losfen of te laaden , of om eenige andere reeden, eenige dagen daar te blyven, zullen zeer waarfchynlyk verfcheide luiden, op hoop van uit deeze omftandigheid voordeden te genieten , omtrent dit hoofd, buiten de Hoogftraat, of langs de buiten Vest, van tyd tot tyd huizen hebben doen bouwen, en in ••dezelve luiden zyn komen woonen, om altyd by de hand te weezen, om de koopluiden, fchippers en knegts, als mede de huislieden, van rustplaats , van fpys en drank, en wat zy verder noodig mogten. hebben, te bezorgen, en daar door een eerlyk beftaan te vinden ; waar door de Stad langs de Blaas en door het aankoomcn der Visfchers met hunne zee-vangften, zoo naar het Oosten als het Westen, meer en meer bevolkt zal zyn geworden ; doch door het vermeeren des koophandels moesten de Schippers dikwils zulke zwaare ftukgoederen losfen en laaden , dat zy niet dan met  STAD R O T T E R D. A M. 23 met zeer veel moeiten , en gevaar van ongelukken , bewerkt konden worden. Om hier in te voorzien, vergunden de Hoog-Heemraaden van Schieland aan de Regeering der Stad, in het jaar 1461, aan dit hoofd een Kraan te moogen Hellen; en deeze vergunning wierd in het jaar 1475 door de Stad overgedraagen aan een Klaas van Oorden, met bevel om de Kraan aan de Vest te ftellen , regt tegen over de Moriaansfietg , en dezelve wel te onderhouden , en volgens de Ordonnantie, daar toe van de Heeren Burgemeesteren gemaakt, te bedienen, onder beding, dat hy alles, wat daar toe behoorde, ten zynen kosten zoude bezorgen, en daar tegen dezelve Kraan, zoo lang als hy, en zyn Zoon leefden , ten hunnen voordede te behouden , zonder deswegens iets aan de Stad uit te keeren, maar dat, naar hun beider dood , de Kraan , met al derzelver gereedfchappen, aan de Stad in Eigendom vervallen zoude weezen. En op deeze voorwaarden is in dat zelve jaar de Kraan daar ter plaats gemaakt geworden, daar dezelve veele jaaren fchynt gedaan te hebben; en van dien tyd af tot nu toe, is daar omtrent de verzamelplaats geweest van meest alle de Zeeuwfche Schepen en andere, die hier,de Graanen ter markt komen brengen. Alvorens van de uitlegginge te ipreeken , zal het niet ondienstig zyn , de oude Stad, die men gemeenlyk de binnen Stad noemt, eens te befchouwen. Zy begint in het Oosten, daar Kralingen einB 4 digt,  *4 SESCHRYVIN» DER digt, daar nu de Falkehrug is; en het is waarfchynlyk, dat, toen de Hoogendyk door de Stad heenen gemaakt was, tusfen de Falkefteeg en de Oostwageftraat, op de fcheiding van Rotterdam en Kralingen, op dien Dyk een Poort zal gemaakt zyn , die men de Oostpoort noemde, en den Dyk van daar af de Hoogftraat. Van daar naar het Westen gaande, vindt men, tot aan de Korte Hoofd/leeg, eenige naauwe Steegjes, die alle op het Steiger of aan de buiten Vest aan de Maas uitkomen; gelyk de Korte Hoofdfteeg, die mede zulk een naauw Straatje is geweest, maar na den brand, in het jaar 1563 voorgevallen , op die breedte gebragt is, die ze nu heeft, en van dien tyd af tot het jaar 1611, heeft ze tot een Kaasmarkt gediend. De naast daar aan volgende, die mede aan het Steiger uitkomt, is de Was-Boomfteeg, die in den tyd, toen de Kraan voor de Mooriaanfieeg (die daar aan volgt,) en de Waag onder het Stadhuis was', daar gemaakt is, om de goederen des te gereeder van en aan de Kraan en de Waag te kunnen brengen. Vervolgens vindt men de Breede■Marktfteeg, die' waarfchynlyk daar zal gemaakt zyn, toen de Groote Markt by de Maas gemaakt wierd. Na deeze vota deNleuwe-Marktfteeg, daar de uitwatering van de oude Wetering in de Maas is geweest, door de Sluis onder de Hoogftraat, daar nevens het huis van den Burgemeester Walenberg, welk huis men zegt een Herberg geweest te zyn, en daar al voor het jaar Hom  STAD ROTTERDAM. 2,5 1200 gebouwd te wcezen ; wordende hetzelve doorgaans voor het oudfte gebouw der Stad gehouden. Dit huis is eerst aan de zyde van de Groote Markt veranderd, en is nu binnen kort ook aan de zyde van de Hoogftraat vernieuwd. Deeze uitwatering is, na het jaar 1461, tot aan het Bagynhof gedempt, en toen aan de buitenkant van de Hoogftraat daarop de 'Kleine Markt/leeg gemaakt. Van daar komt men aan de Vlas - Markt, dat voorheen ook een. klein Steegje is geweest, maar na het Jaar jóoS, tot een Vlas-Markt gemaakt is. De laatfte Straat aan deeze zyde is de Weezefiraat, zoo genaamd, om dat eertyds bier omtrent bet Weeshuis is geweest. Daar-deeze Weezefiraat aan het Steiger eindigt, fielt men doorgaans het Westëinde van de oude Stad te weezen, en het Ambagt Cooi te beginnen : maar dewyl Bulgerfiein zig niet verder Oostwaarts uitdrekt , dan daar nu het Rofant is, en Zuidwaards tot daar nu de Varkefteeg is, zoo is te befluiten , dat de Stad van de Weezefiraat langs de Hoogftraat, met de kromte, die men de Korte Hoofdfiraat noemt, tot aan de Zoetehrug geftrekt heeft, en daar op den Dyk de Schiedamfche Poort zal gemaakt zyn geweest, op de fcheiding van Cool en Rotterdam; gelyk aan het Oost' einde, op de fcheiding van de Stad en Kralingen. Van de Schiedamfche Poort weder langs dezelve Hoogftraat, naar het Oosten gaande , fchynen toen aan die zyde van de Korte Hoogftraat geen andere B 5 Se"  SÖ SESCHR.YVING DER bouwen gedaan te hebben , dan het flot Bulgerflein zoo dat het eerfte gebouw aan de Noordzyde van de Hoogftraat, was verplaatst, daar nu de Franfche Kerk ftaat, van waar men aan de tVeste-Wageftraat komt, die toende/F^^heette, welke,na dat deDe/ftfe Vaart gegraaven was, doorgegaan zal hebben tot aan dtDelfftcheVoon, agter welker huizen de Stads Vest aan de Westzyde zal hebben geweest. De daar aan volgende Straat noemt men het Spuy, naar de Sluis, die daar onder doorloopt, en het Spuy genaamd is. Over deeze Sluis was eerst een Home Brug, van de Hoogftraat af tot aan haar einde gelegd, die in het jaar iS96 vernieuwd is als wanneer over de Sluis een Steen Verwulf wierd gemaakt, en over deeze Brug een breede geplaveide Straat wierd gelegd. Dit Spuy en het Sluisje onder de Raambrug, die over de Delffche Vaart legt, zyn beide in de jaaren 1657 en i76a van beddingen, deuren en flagbalken geheel ver. n.euwd, en in het jaar I?67 is omtrent de helft van deeze Straat over het Spuy opgebrooken en de daar ouderleggende Zoldering zoo verre vernieuwd en weder gedraaf. Tusfen de Delffche ywt ejJ de Westvest, waren verfcheiden Laakenbereiders Raamen, waar tusfen een Gragt liep, van 14 voeten dïepte, en voor die raamen Itond een Poort om dezelve af te fluiten, ter plaatze daar nu de' Raambrug legt, die daar den naam van draagt. Alle deeze raamen wierdén in het jaar 1593 geheel  STAD ROTTERDAM, -7 heel afgebrooken, en aan de Oostzyde van de Schie verplaatst, daar nog eenige van dezelve zyn, en de andere zyn in Tuinen veranderd. De gragt wierd gedempt, en daar op de Raamftraat gemaakt. In het jaar 1614 wierd de Delffche V^avt van de Raambrug tot aan dePoort aan de Westzyde, en bet daar in uitkoomende Doelwatertje, met eenSteeneKaay, in plaats van de Houte Schoeijing, opgemetzeld; en in het jaar 1619 by den Doel een Verlaat gemaakt, en omtrent dien tyd de Delffche Vaart van de Raambrug tot aan het Spuy uitgediept , en aan wederzyden met Steenen Kaaijen op* gemctzeld, Aan de Wcstzyde van de Delffche Poort ftond aan de Vest een Koorn - Moolcn in het jaar 1585, welke in het jaar 1656 wierd afgebrooken. De naast aan 'f Spuy volgende .Straat is de BreedsKerkftraat, onder welke men zegt, dat nog eenige overblyffels te vinden zyn van de Sluis, die daar geweest is in het jaar 1461, doch door de HoogHeemraaden afgekeurd zynde, is afgebrooken; en by de demping van de Oude Weetering is daar over deeze Breede Kerkftraat , en de Straat aan de Westzyde van de Kerk gemaakt, tot aan her Bagynhof; en federt is de Oude Weetering, van het Bngynliof af, het Slikvaartje, genoemd; en , om het zelve in de Bume-Rotte te doen uitloopen , wierd van het Slikvaartje, aan de Noordzyde van de Kerk s ecnsmaals een Gragtje gegraaven , 't welk  t £S B E S e H R Y V I N S DER welk het Kerk-Watertje genaamd wordt. Aan het ander einde heeft het .Slikvaartje, tusfen de huizen van de Delffche Vaart in den Oppert doorlopende, zyne uitwatering digt by de Delffche Poort, in de Delffche Vaart, en om in 't Vaartje een goede fchuuring te brengen , zyn in het zelve , over weinige jaaren, Schut-Sluisjes gemaakt, door welk middel men daar nu altyd goed water door heeft, veel zuiverder als te voren. Aan de Breede Kerkfiraat volgt de Kleine of naauwe Kcrkftraat, dat eigenlyk de OudeKerkftraat is; en voor deeze regt op den ingang van de Kerk aanliep. Dit Straatje doorgaande, en aan de Oostzyde van de Kerk omgaande , vindt men aldaar de Amjlerdamfche , ' Haarlemfche en Goudfche binnen- Veeren, en de binnen-Schuiten,inde binnen-Rotte. Verdergaande, komt men over een Hout Bruggetje, dat over dit Kerkwatertje legt, in den Oppert, voorheen de Nieuwpoort genoemd , welke regelregt op de Hofpoort aanloopt, in dewelke alle de huizen aan de Westzyde aan de Slikvaart, en aan de Oostzyde aan de binnen - Rotte agter uitkomen. Omtrent op de helft van die Straat, aan de Westzyde, is een dwarsfrraat, die regt.op de Raambrug aanloopt, en de St. Jacob-Straat genoemd wordt. Aan de Oostzyde van den Oppert, eer men aan de St. Jacob-Straat aankomt, is eene dwarsftraat, die regt op de Lommertfebrug , welke over de binnen Rotte legt, aanloopt. Aan de Oostzyde van de Hof.  STAD ROTTERDAM. 29 Hofpoorten deWestzydevan dtRotteftroom zandt Vest is een oud Toorntje, dat de Schaarftypers Toorn genaamd is. Tusfen deeze Poort en deToorenlag, over At Rotte, eene Houte Brug, welke in het jaar 1614 is afgebrooken , en in deszelfs plaats een Steene Brug gemaakt is, aan de binne zyde nut Yzere Leuningen voorzien, en onder dezelve hekken, die des nagts geflooten worden. Qm de Schepen uit de Delffche Vaart na de buiten- Rotte, en van daar weder in de Delffche Vaart te kunnen brengen, is aan de Westzyde van de Delffche Vaart een doorvaartje gegraaven, dwars door den Oppert, digt by de Hofpoort, ( over welke een ophaalbruggetje geleegen heeft,) tot in de buiten-Vest, en ten Oosten van dit Bruggetje, was een Steenen Verwulf over dit Vaartje , daar men met eenige Trappen op- en afkon gaan, en in het jaar 1777 is in deszelfs plaats een Draaibrug gemaakt, waar door de Schepen in de buiten Vest, en vervolgens in de buiten-Rotte komen. Na de Kleine Kerkftraat volgt, op de Hoogftraat, de Lampfteeg, regt tegen» over de Moriaan/leeg, waar door men aan de Kaasmarkt komt. Die Steeg ten einde zyde, heeft men , aan de Westzyde, de Melkmarkt, tot aan het AmfterdamfcheVeer. En aan de Oostzyde de Kaasmarkt, tot aan de Huybrug, regt Noordwaards voortgaande , komt men in de Lombertftraat, welke regt doorgaat tot aan de binnen-Vest. Aan de Westzyde van deeze Straat koomen de huizen van het begin af tot aan  S° BESCHRYVINC 3 DER aan het Leydfche Veer agter aan de Rotte uit: het is een breede Straat, die uit de Lombertftraat tot aan de Rotte loopt, daar te-LiydfiheVragt-Schuiten regt voor leggen. Van dit Leydfche Veer loopt tot aan de Zwfe^ Brug, langs dt Rotte, een final Straatje, dat de Turfmarkt genoemd wordt, en waar aan de buizen, aau die zyde van de Lombtrtftraat, .zoo ver agter uitkoomen. Deeze Brug, die regt op de Straat van den Oppert rooit, wts eerst van hout, en in het jaar i599 zeer oud en vervallen , waarom toen daar een Steenen Brug op verfcheide boogen is gemaakt, aan wederzyde met Yzere Leuningen voorzien , en met Straat-Steenen geplaveit. Van deeze Brug tot aan de Vest noemt men deeze Straat de Tweede Lombertftraat, waar van alle de huizen , als mede verfcheide gangetjes, aan de Westzyde agter aan de Rotte uitkoomen. Tusfchen deeze Straat en de Schaarftypers Toeren ftonden in het jaar 1582 twee Koorn-Moolens, waar van de eene nog ftaat, maaide andere is afgebrooken, en dezelve plaats', onbebouwd gebleeven zynde, wordt nog het'Moolenwerf genoemd, welk in de Lombertftraat aan de Oostzyde uitkomt. Van de Vest tot aan de Heereftraat heeft men , aan de Oostzyde van deeze Straat, verfcheide Steegjes, die alle, gelyk ook de huizen, agter aan de Booterfloot uitkomen. De Meent legt regt tegen over de Lombertfcke Brug, en loopt meede tot aan de Booterfloot. Op de Zuid-Oosthoek  STAD ROTTERDAM. $1 hoek van de Meent ftaat het oude Schot fche Kerkje. Van daar tot aan de eerfte Steeg, die de Hal/leeg -genoemd wordt, komen alle de huizen mede aan de Booterjloot uit. Nevens die Steeg heeft men de Vleeshal, en nevens de Hal weder een Steeg, alle op dt Huybrug uitloopende. De verdere huizen aan deeze zyde koomen van agter tegen de huizen van de Westzyde van de Huybrug , en van de Noordzyde van de Kaasmarkt. De naast aan dtValkefteeg volgende is de Gasthuisjleeg, die zoo genoemd is na het St. Elizabeth Gasthuis, dat daar al voor het jaar 1156 heeft geftaan . Het Stadhuis voorbygaande , heeft men daar aan de Oostzyde dc Waag/leeg, dus genoemd, om dat voorheen de Stads Waag onder het Stadhuis aan die zyde geweest is. Beide deeze Steegen koomen , zoo wel als het Stadhuis, van agteren op de Huybrug uit. Van het gemelde Gasthuis , dat regt tot de Huybrug heeft uitgeftrekt, wierd in het jaar 1348 regt Noordwaarts een gragt gegraaven tot in de buiten Vest, welke de Booterfloot genaamd is , en van het Gasthuis lag een Houte Brug tot aan de Boottrfloot over de Kip/loot, welke van de Rotte af, langs daar nu de Kaasmarkt is, tot buiten de Stad in Kralingen liep, gelyk ze nog tot in de Vest doet, die toen de Kipfloot en nu de Kipftraat genoemd wordt. Dceze brug in het jaar 1537 onbruikbaar geworden zynde, wierd in derzelver plaats een Steenen Brug gelegd , en van een gedeelte van het Gasthuis het Stadhuis gemaakt, en  32 BESCHRYVINft DER en het overige totErven uitgegeeven, om tot huizen te betimmeren. De opening tusfchen deeze Erven wierd in het jaar 1558 betimmerd, van tiet Stadhuis tot aan de Boot er floot en van de Huybrug ten Westen tot aan de Melkmarkt, wordende tot in de Kaasmarkt eenige opening gelaaten, om uit de Kipfloot de Kaas uit de Schuitjes op de Markt op te geeven, welke opening met Houte Deuren wierd genooten. Tusfen de Lombertftraat en de Boot erfloot liep de Graavenftraat, weik met het graaven van de Booterfloot weg geraakt is , docli de tegenwoordige Prinfeftraat is daar van een gedeelte. Ook waren daar veele dwarsloopendeSlooten, welke alle in het jaar 1580 wierden gedempt, en daar op verfcheide Straaten gemaakt, als de Kalverftraat, de Doeleftraat, en de Meent, voor dewelke aan de Booterftoot in het jaar 1587 een Houte Brug, daar men met Trappen op- en afklom , geleegen was, waarvan in 't jaar J603 een Ophaal Brug met een Deur is gemaakt, en de Booterftoot, van de Huybrug tot aan de Vest toe, uitgediept, en de kaaijen aan wederzyden met Steen opgemetzeld. De Oostzyde van de Booterfloot wierd, van deeze Brug af tot aan de Vest, het Quakernaat genaamd , en hier op heeft de St. Sebastiaans Doelen geftaan ; en van de Brug van de Meent loopt Oostwaarts de Heereftraat naar de Vest, alwaar aan het einde van de Booterftoot, aan de Westzyde, een Toorntje geftaan heeft, het welk Pompenburg ge- Pom-  STAD ROTTERDAM. 33 siaamd was, waar van de plaats daar omtrent nog Pompenburg genaamd wordt. Als men van de gemelde brug Zuidwaards gaat, komt men aan de Prinfeftraat, die de Banketftraai genoemd is : en ten Oosten van de Baanftraat w as, mede van de Kipftraat tot aan de Vest, een doorgaande Sloot aan de eene zyde, met een Lynbaan, en aan de andere zyde met eenige Tuinen, nevens dezelve; welke Sloot na het jaar 158^ mede wierd gedempt, en tot een.Straat gemaakt, en de Lange'hnftraat genoemd is. Aan de Noordzyde van de Breefiraat wierd een ruime Straat regelregt tot de Vest gerooid, die de Frankeftraat genoemd wordt, en aan de Zuidzyde van de Breefiraat zyn nog eenige Steegjes-, die op de Kipftraat-uitkomen. Van de Waagfteeg tot aan de Goudfche Wagenftraat ^ zyn eenige Steegjes, die van de Hoogftraat tot aan de Zuidzyde van de Kipftraat uitioopen, eenige regt aan tot op de Houte ,Brugge over deKipftraat daar men met eenige trappen op en afgaat, en van de Huybrug tot aan de Goudfche Wagenftraat iö voor de huizen, langs de Kipftoot, een. fmal Straatje, 't ■welk doorgaans het kieineKipftraatje genoemd wordt» De Kipftoot wierd in het jaar 1603 geheel uitgediept , en de kaayen aan wederzyden met (teen opgemetzeld. De Goudfche Wagenftraat is het einde der oude Stad aan de Oostzyde , en dezelve wordt 1 van de Hoogftraat tot aan de Steenebrug over de Kipftoot, gemeénejyk de Luyzenm'arkt genoemd 1 C om  IA BESCHRVVIIÏG DEK. om dat daarin veele oude kleeren verkoopersWinkels van ouds af zyn geweest, gelyk nu in het verder van die Straat mede eenigen zyn, zoo als ook in de Breefiraat. Tusfchen de Breefiraat en de Vest , is voordeezen een Karmeüter- Klooster geweest, daar nu het Weeshuis ftaat. Ten Ooften van deeze Straat zal waarfchynlyk Stads Vest eene Scheiding van het Dorp Kraünge zyn ge» weeft. De Stad, dus tusfchen de Maas, de oude Oost-Poort, Goudfche Poort, Hof Poort, Delffche Poort en oude Sehiedamfche Poort ingefloten, wierd in het jaar 1373 door derzelver Regeerders verdeeld in Vier quartieren; waar- van het eerfte was het Oosten. Deeze begreep het gedeelte van de Goudfche Wagenftraat tot aan het Stadhuis; het tweede was de Middeldam, en begreep het gedeelte van het Stadhuis tot aan de Groote-markt Steeg; het derde 'was het West-einde, en begreep het gedeeltevan de Grootemarkt Steeg tot aan de oude Sehiedamfche Poort; 't vierde was het Noorder - quartier, enbegfeep de Oppert.. De Vergrooting der Stad Rotterdam kan men in zes uitleggingen onderfcheiden, waar van de eerfte is geweest aan het Oosteinde, benoordenden Hoogendyk, van de Oost of Goudfche Wagenftraat tot aan de tegenwoordige Oost-Poort, en var» daar aan de Zuidzyde van den Hoogendyk en de Maas töt aan de kleine Draibrug. De tweede is geweest van de S. Joris of'Delffche Poort, ten Wes- te  staö rotterdam. te van de Wtfte Wagenftraat, tot aan de oude Schiedamfche Poort. De derde is geweest mede aan deWestz'yrie, tusfchen de oude Schiedamfche Poort en de kleine Draibrug, van 't Steiger en de Maas tot aan de Zuidblaak. De vierde is mede geweest aan de Westzyde , tusfchen de Leuvehaven en de 'Oudehaven, van de Noordblaak in de Maas, tot daar nu het'Zuideinde der Stad is, welk de Boomjes wordt genoemd. De vyfde is mede aan de Westzyde van.de Stad geweest, van de oude Schiedamfche Poort aan beide zyden van de Hooge, nu Schiedamfche Dyk, tot aan het W ester Nieuwe Hoofd en de tegenwoordige Schiedamfche Poort. En de zesde is wederom geweest aan de Oostzyde van de Stad, tusfen de tegenwoordige Oostpoort en de Roobrug £ van de Noordzyde van de Nieuwehaven in de Maas y tot het oude Hoofd, en het einde van de Huizen aan de Zuidzyde vaii het Haringvliet, tot aan de tegenwoordige Stads -Timmerwerf. De aanleiding tot de Vergrooting der Stad is w&arfchynlyk geweest het goede vooruitzigt, dié derzelver Regeerders hadden tot de vermeerdering van den Koophandel, en bygevolg ook de Vermeerdering der Inwoonders. Met dit opzigt hadden ze in het Jaar 1340 aan Graaf willem van Henegouwen vryheid verzogt, om haare Stad te moogen uitleggen, die hen daar toe niet alleen Privilegie vergunde , maar daar by ook aan de Stad afftond het Land van Rubroek, buiten de C a Dyk,  %6 B-ESCHRYVING ü E R Dyk, aan het Oosteinde; namentlyk, de gebeete Streek Oostwaards van de Stad af* daar Gilles Ambagt en Kralingen eindigt, en Noordwaards tot aan de Rotte - Stroom, zoo verre als Gilles Ambagt ftrekt, dat is, by het Huis te Krooswyk, en tem Zuiden van den Dyk af, vyftig gaarde in de Maas over dwars , met alle de daar in zynde buiten gorden. En in het Jaar 1358 verkreeg de Stad var* Willem van Weezingen en- deszelfs Huisvrouw* tozn Ambagtsheer en Vrouw van Bulgersdyk en Cool, de vryheid om in hun Ambagt te mogen delven, hunne Stad daar in uitte zetten, en Stads Vesten te ffiaaken, mits dat zy hun regt behielden op alles, wat in hun Ambagt mogt voorvallen, De Vergunning, in hetzelve Jaar door de twee Stemmen van Hertog aalerecht vanBeijeren bevestigd, die te gelyk de Stad de Vryheid vergunde, om het Roodezand, dat eene droogte by het Slot Bulgerftein was, in de Stad te mogen intrekken;- en in het Jaar 1383 gaf dezelve Hertog aan de Stad aan het Westeinde derzelve langs den dyk eenige Gaarden in de Maas in Erfpagt, om zes oude Schilden Jaarlyks te betaakn; welke Erg. pagt Hertog willem in'tJaar 1412 met tiengaarden , aan beide de zyden van den Dyk, aan het westeinde der Stad , en van daar ter halver Maze-, even zoo verre als haare Vryheid aan de Oostzyde drekte,- vermeerde met alle de buiten Gorsfen , die tusfen de uitflrekking gevonden wiertkn. — Naa  ST AD R OTTERDAM. 37 Naa liet verkrygen van deeze Privilegiën, zul'en de Regeerders der Stad waarfchynlyk niet lang uitgefteld hebben , met een begin der Vergrooting te maaken; zoo dat denkelyk de eerfte uitlegginge reeds voor bet Jaar 1400. zal zyn begonnen. In die eerfte uitlegginge is begreepen alles, wat van de Goudfche Wagenftraat aan de Noordzyde van de Hoogftraat tusfen de Goudfche Poort en tusfen de tegenwoordige Oost Poort is begreepen , het welk langs de Kipftoot gemeenlyk bet Agter-Klooster wordt genoemd , met alle de van daar loopende Steegjes, tot aan de Vest. Het eerfte beftek van deeze uitlegging, zegt men, zoo groot geweest te zyn , dat daar in de ronde bogt van de Lange Warande, van de Oost tot de Goudfche Poort, mede begreepen is geweest, waar van roem meent, dat daar omtrent nog eenige fondamenten buiten de Goudfche Poort in den grondleggen. Wat daar van zy, dit is waar, dat in 1490, wanneer door den Hoek en- Kabeljaauwfche twist de Steden malkander beoorloogden , aan die zyde der Stad veeie leedige Erven lagen, die men niet genoeg ter verdeediging kon bezetten; dat men de Stad aan die zyde in de lengte 1050 Treeden en in de breedte ,300 Treeden verkleende , of introk. Daar deeze uitlegginge eindigde, wierd toen de Oost Poort gemaakt, daar dezelve nu ftaat, en in het jaar 1594 van daar tot aan de Goudfche Poort de Vest gemaakt, en, waarfchynlyk meteen muur afgefloC 3. ten.,  3*> SESCHRYVING DER ten, zoo als die nu nog is. Over de Kipftoot, die ten Noorden van de Oost Poort nevens de koornmoolen in de buiten Vest loopt, wierd in het Jaar 1602, in plaats van de Houten Brug, die daar over lag, een Steene Verwulfde Brug gelegd. Door deeze Brug kan men met klein Vaartuig uit de Buite Vest in de Kipftoot vaaren tot de Huybrug,, en van de Vest af, tot aan de brug aan de Goudfche Wagenftraat, ligt voor de huizen aan de Kipftoot een Straatje, waar aan ook een Begraafplaats uitkomt. Deeze geheele omtrek, van de Kipftraat langs de Oostzyde van de Goudfche, Wagenftraat en de Vest tot aan het O-osteinde van de Kipftoot, wordt het Agter - Klooster genoemd. De Gebouwen aan de Noordzyde van de Hoogftraat, van de Goudfche Wagenftraat af, tot aan het einde, komen allen agter aan de Kipftoot uit; en omtrent daar nu het Gasthuis ftaat, was een Verlaat, met een Valbrug over de Hoogftraat, ■Waardoor het binnewater uit de binnevest in de Maas kon uitgelaaten worden. Niet ver ten Oosten van de Goudfche Wagenftraat, heeft een Predikheercn Klooster geftaan, dat in het Jaar 1563 is afgebrand, en op deszelfs grond, die zich hier breed uitftrektc , werd in de jaaren 1576 het Gasthuis, 159Ó het Pest en Dolhuis, 1622 het Vrouwenhuis en Mannenhuis, 1663 het Gefchut oïGiethuis, en 16S1 de Nieuwe Kerk begonnen te bouwen; doch het Giethuis is, in deeze eeuw, in ■eene Brouwery veranderd. Ten  STAD ROTTERDAM. Ten Noorden, of buiten den Hoogendyk, werd .de rooijing in de Maas genoomen, van de OostVoort tot daar nu de kleene Draaibrug/reeg is, ert üaiigs deeze rooijing uit den grond een fteenen muur opgehaald, en dezelve met verfcheiden Torens voorzien, zynde toen de Stadsvest, en nu de Noordzyde van de Nieuwe Haven; de ruimte binnen deezen muur werd geheel aangevuld en'opgehoogd , zoodat tusfchen deeze aanvullinge, en het Steiger, tot aan de Valkebrug^ en de buizen van daar tot aan het einde der Zuidzyde van de Hoogftraat, eene genoegzaame doorvaart tot in de Maas bleef, die van de Valkebrugge af'de Groifiendaal genoemd wordt, en in de Nieuwe Haven uitloopt. Op dit aangewonnen Land, werd regt tegen over de Goudfche Wagenftraat of Valkefteeg eene Straat regt Zuidwaards gerooid, tot aan de nieuwe Vest, die naar eenen Molen, die aan hét einde dier Straat geftaan heeft, de Moleftraat genoemd is. Aan de Westzyde van deeze ophooginge, daar nu de Hoenderbrug is, werd mede een ftraatje regt Zuid waard tot aan de nieuwe Vest gerooid , dat de Hoofdfteeg werd genoemd, naar het Hoofd, dat daar tusfchen de Raöbrvgge en Draaifteeg werd gemaakt. Om deeze Straaten aan de Hoogftraat te hegten, werden tegen over dezelven de bruggen gemaakt, als de Palkebrugmèe Hoenderbrug , die toen de Mandcnmaakers Brug genoemd werd. Van de Mandemaakers Brugge w eed C 4 dc  4* BESCHRYVING DEK. de rooijing met een bogt in de Maas genoomen , tot aan het Hoofd, dat de Ryftuin genoemd werd.' pit de Moleftraat wierd tot in de Hoofdfteeg eene regte Straat gerooid, die de Houttuin werd genoemd ; en over de Groenendaal, werd , eenige Roeden van de Valhbrugge, ook eene Brug op de Hoogftraat rooijende gelegd. De Huizen in de' Hoofdfteeg in het Jaar 1563 ten meesten deden afgebrand zynde , werden de overige afgebrooken, en deeze Straat van het Hoofd tot aan de Hoogftraat op de breedte gerooid , die dezelve nu heeft, en waarfchynlyk de Nieuwe Havenfieeg gemaakt. Tusfchen de Roobrugge en de kleene Draaifteeg was éen Ryzen Hoofd gemaakt, doch werd.naderhand van fteen opgemetzeld; en omtrent daar nu de kleene Draaibrug is, was in de Maas een Toren gemaakt, die St. Laurens Toren werd. genaamd. Het Hoofd werd in het jaar 1489 meteen Blokhuis en borstweering verfterkt, en met gefchut voor-' zien; doch in het Jaar 1577, werd de geheele muur met alle de Torens aan de nieuwe Vest, en de Molen afgebrooken, alsmede de St. Laurens Toren. De rooijingen van dezelve Straaten volbragt, en de' verdeelingen gemaakt zynde, werd alles, van de' Groenendaal tot aan het Hoofd, toterven uitgegeeven om te betimmeren. Van de Groenendaal tot aan de Oost - Poort, was buiten den Dvk niet anders dan buitengors en water, welk alles "aangevuld en gedempt werd. Op dit aangewonnen Land werd  STAP ROTTERDAM. 41 werd in het jaar 1598 het Admiraliteit* Huis gebouwd; doch fchynt in het jaar ióóo vernieuwd te weezen , waarby regt tegen over de Oostpoort 'm bet jaar 1662 een tweede Magazyn is gebouwd, welk gebouw in het jaaar 1783 afgebrooken, op nieuw geheid, en daar weder een veel cierlykeren grooter gebouwd is. Het overige van deeze denrpiuge bleef een open Plein, waaraan in het jaar 1742 ten Zuiden van de Poort eene Sluis is gemaakt, onder den Dyk doorgaande, tot in de buitenvest, en aan derzelver einde een fteenen Watermolen, van eene nieuwe uitvindinge, met eene Waterkeeringe in de buitenvest, om het water, dat de drie Molens in de Kralingfche polder opmaalen, met elke ebbe in de Maas te kunnen loozen. De tweede Uitlegging, die waarfchynlyk mede kort na het jaar 1358 zal zyn begonnen, begrypt alles , wat van de Hoogftraat, ten Westen de Weste Wagenftraat, en Delffche Vaart, tot aan de Delffche Poort geleegen is, waar van bet Slot Bulgcrftein , waarvan men in het jaar 1573/nog eenige overbïyfzels zien kon , met het Roozand wel het voornaamfte was. . Dit Slot heeft geleegen ten Westen buiten den hoogen Dyk, daar dezelve met een regten hoek naar het Zuiden loopt, en dus ten Westen van dat gedeelte , welk nu gemeenlyk de korte Hoogftraat wordt genoemd, tot aan de Verkefteeg, van welk Slot de grond in het, jaar 16,20 C 5 aan  42 BESCHRYVING DER aan de Stad in eigendom is overgedragen, benevens de daarby leggende droogte, ten Noorden, dat bet Roozand genaamd is, van al bet welk de naam van Roozand alleen is overgebleven* Het Water uit de Delffche Vaart loopt, van het Spuy af, Westwaarts met een kleen Vaartje, waarin, om de fchuuring te maaken, twee fehutfluis,-. je* leggen, tot in de buitevest. Dit Watertje, of wel de Straat voor de huizen aan deszelfs West en Noordzyde, toötdt vim èe Kartelrugge, tot aan denhoek, het Bündemans-watertje, van denhoek tot aan het Roozand hetFranjbhewatertje, omdat het langs de Franfche Kerk loopt, en van het Roo?,and tot aan de Vest, om dat het langs het Spinhuis loopt, het Spinhuis-Watertje genoemd. Aan het einde van het Tucht- en Werkhuis legt over dit Watertje een Steenen brug, waarover men in eene regte Straat komt, die van daar tot aan eene dwarsftraat, die uit de Wageftraat tot op de Vest loopt, zoo verre bet Roozand wordt genoemd. Van deeze dwarsftraat tot aan de Raamftraat, die mede tot op de Vest loopt, heeft deeze Straat den naam van Zandftraat. De evengemelde eerfte Dwarsftraat wordt van de Weste Wagenftraat, tot aan defcheiding van het Roozand en Zandftraat, de Leeuweftraat genoemd; en van daar tot deVest de Leeuwelaan, aan welker Zuidzyde het Bommetyhè Kerkhof legt. Verder zyn aan de Oostzyde van de Zandftraat verfcheidcn ftcegen, die in de Wes-  STAD ROTTERDAM. 43 IVeste Wagenftraat uitkoomen, en aan de Westzyde eenigen, die aan de Vest uitkoomen. Ten tyde van deeze uitlegginge zullen waarfchynlyk de prven aan wederzyden van de Korte Hoogftraat, en ook van daar ten wederzyde van de Hoogftraat, tot aan de Weste Wagenftraat, en de Weczebrug, tot erven zyn uitgegeeven om te betimmeren, eu de Muur van de Vest van de Goudfche Poort tot aan het einde van Bulgerftein zyn gemaakt. Op den grond tusfen de Raamftraat en de Zandftraat in de Mostertfteeg heeft de Kapél van Sint Jacob geftaan, geftigt'in het Jaar noo, enden g November 1759 heeft men in het graven in den grond een Zark gevonden op een graftkelder, die met Tin aan de kanten toegefoldeerd was, en de Tin daar afgehakt zynde, is voor omtrent 30 guldens verkogt. Op die Zark ftond uitgehouwen, dat in het Jaar 1332 aldaar drie Priesters begraven waren, die Priesters geweest waren in de Kapél van Sint Jacob. Men was van voorneemen die Zark door te zagen; 'en na dat zy op twee fchragen gewerkt was , zette een opperman daar een mande met fleen op, waarop in de Zark verfcheide berften kwamen als een ftar, en toen is de zelve aan (tukken gcflagen. In 1461 is daar de tweede Kapél al geftigt, doch men weet niet met zeekerheid, o f dezelve van hout of fteen is geweest, maar waarfchynlyk van bout. In de volgende Eeuw is die Kapél weder afgebrooken, e» toen wierd deeze. na-  44 BESCHRYVING DER navolgende verandering van dien grond gemaakt, gelyk die toen mede eene verandering in den naam heeft gekreegen, want de Zandftraat wierd van te voren de Zandweg; , de Wagenftraat de Wagenweg, en de Mostertfteeg de Mosfteweg.genaamd, gelyfa blyk uit dit navolgende. In 1593 is de Sloot aan de Noordzyde van de Hoveweg gedempt, en de drooge Raamen, die op het zelve land ftonden, weggebrooken, en de Hoveweg wierd genoemd de Raamftraat , en de Kapél van Sint Jacob is toen mede afgebrooken, en tot Erven verkogt; welk Erf of grond van gemelde Kapèi' is gekqgt door Sedrag Bartolomeusz, welk op zy na de Zuidzyde heeft verkogt een gedeelte gronds, totaandeSteege, genaamd de Mosfeweg, nu de Mostert - Steeg, en dat aan Jacob Gerritz, Hoeffm.it, en Dirk Pieterfe, Kammemaaker. Nog heeft Sedrag Bartholemeus, aan de Noordzyde, verkogt van zyn Erf een Stuk grond aan Jan GilJisften, den Schilpaddoozenwerker, welke ftrekte van de Weste Wagenftraat Westwaards op tot tegens Jacob de Tykemaaker, waar nevens Sedrag Bartz. zyn uitgang uit zyn hof houdt tot in de nieuwe Raamftraat, en in de Mostertfteeg; zodat de Kapél van Sint Jacob niet heeft geftaan in den Oppert, zoo men zegt, om dat Sint Jacob Straat baar naam daar van ontleend zou hebben, maar waarfchynlyk het Klooster, daar geftaan zal heb-  stad rotterdam. 4^ hébben, daar nu het Klaverblad uithangt, aan de Noordzyde van Sint Jacob Straat; wantdeoudfte giftebrief luidt . dit huis zyn ingang hebbende aan de Hoveweg en aan de Zuidzyde de tweede Sint Jacob Straat, zo dat by de Raamsbrug de eerfte St. Jacobs Straat is , van de Kapél af gerekend.' De derde Uitlegging, waarfchynlyk mede al voor het Jaar 14e© of weinig daarna begonnen, begreep den omtrek van de Groote Markt, hetWestnieuwland, de Noordblaak, tot aan de Zoeten Brug, en het Hang, tot weder aan de Groote Markt, met alles wat binnen die bepaalingen is ingeflooten. Van het Steiger werden de gortingen op de breedte, die nu de groote Markt heeft, zoodanig in de Maas gevuld en aangehoogd, dat inliet midden eene bekwaame opening tot eene deurvaart bleef, welke met een houten brugge werd overdekt, blyvende dus daar een langwerpig vierkan Plein , dat de groote Markt werd genoemd; doch in het Jaar 1555 werd de houten Brug afgebrooken , en in derzelver plaatze een fteenen verwulf gemaakt, de Markt beüraat, en het Beeld van e r a s m u s daarop aan het Westëinde gefteld , waarom de Vreemdlingen dit gemeenlyk Erasmus Markt noemen. Van het Oostëinde van deeze Markt werd de rooijing genoomen met een bogt ten Zuiden tot aan de Noordblaak, zoo dat tusfchen deeze bogt, die het Westnieuw eland genaamd wordt, en de Rystuin, eene ruime wydte gc-  *fi BESCHRYVINC DER. gelaaten werd, die toen de oude Haven, en nu 'dé Kolk genaamd is. Om van dit Westnieuwland met het Oostnieuwland gemeenfchap te hebben , werd $ van daar het Ftsfehersdykjë uitkomt, op het Westnieuwland, over het Water eene houten bruggelegd tot op den Rystuin, in het midden met een bak, die men draaide om de Schepen door te laaten, welke Brug daar tot in het Jaar 1565 heeft geleegen. Van de Westzyde van de Groote Markt ging de rooijing Westwaards, tot omtrent tegen over Bulgerfiein, en van daar met eene bogt Zuidwaards tot aan de Zoete brugge, zoo dat tusfchen de daar komende huizen, en die van het Steiger, eene genoegzaame doorvaart bleef, tot in dcMaasi Op deeze demping werd van het Westëinde der Markt, volgens deeze kromte, eene breede Straat gerooid, tot aan de Zoete brugge, welke het Hang werd genoemd, met eenige naauwe Steegjes, aan de Noordzyde tot aan het water. De Noordblaak werd toen Stads Vest aan de Maas, van het Westnieuwland tot aan de Zoete Brugge, ea langs dezelve werd, regt tegen over de Draaibrugge, eene regte fmalle Straat gerooid, tot eenige roeden van de Zoete Brugge, dxtdtFisfchers Dyk genoemd werd, ter oorzaake dat de lieden, welken het rietuitdegorsfingenopvistten, in die Straat in kleene huisjes'hun verblyf hielden, en niet om dat de Visfchers* uit Zee aan de Blaak komende, daar meest hun verblyf hielden.- Tusfchen  STAD ROTTER DA Mv 4? fchen het einde van dé Visfchers Dyk, en de Zoete Brugge, was tot aan de Maas een open vak, welk het kleene Marktveld genoemd werd. Aan het einde van dit Marktveld werd over de Doorvaart de Brug gelegd, die de Zoete Brug genoemd is , en van daar de Zoete/reeg regt op den Dyk aangerooid. Tusfchen het Hang en den Visfchers Dyk was eene foort van gracht gelaaten, die de Keizers* gracht genoemd is , en tot in de Oude Haven liep, tot eene uitwateringe voor de huizen" van het Hang en den Visfchers Dyk; doch deeze gracht is naderhand zoo ver gedempt, dat 'er maar eene Zyl is overgebleeven, welke nu nog, aan hatPVestnieuwland, met een Schutdeur geflooten wordt, en op bepaalde tyden opgehaald wordt, om het vuile water uit te laaten loopen. Van de Weezeftraat werd over de doorvaart eene brug gelegd , en van daar Zuid waards eene regte Straat gerooid , tot aan de Blaak, die de Keizerftraat genoemd werd; en uit het Hang werd over de gedempte Kcizersgragt eene breede Straat dwars over de Keizerftraat gemaakt, tot aan de huizen van de Oostzyde der eerfte ftecg, die van de Blaak in het Hang loopt, in welke Straat, die de Zyl nu wordt genoemd, eenige luiken gelaaten zyn, om daardoor de modder uit de Zyl te kunnen ophaalen. Uit het Hang komen twee a drie naauwe fteegjes op deeze Zyl Uit. De Zyl is verder tot aan het Westnieuwland, met  45 BESCHRYVING DÉR met de huizen van de Zuidzyde van het Hang\ En de Noordzyde van het Visfchers Dykje bedekt. De gemelde Brug werd de Weezebrug genaamd, en in het Jaar 1607 van Steen gemaakt, met een verwulf, en aan wederzyden met yzeren leuningen voorzien. Van de Blaak loopen vier Steegen Noordwaards: de eerde van het Westëinde af is de Stink/leeg i en loopt ovtv de Zyl totmhtt Hang: de tweede, die mede tot in het Hang loopt, is dé Schrynwerkerfteeg: de derde loopt tot aan het Westeinde van de Groote Markt, regt tegen over de kleene Marktfteeg, en is de Molefteeg genaamd: de vierde loopt mede tot op de Markt, regt tegen over de Groote of breede Marktfteeg, en is daar in het Jaar 1463 gerooid. Om deeze twee aangewonnen Landen, te weeten het Oosten en WTesten, aan elkandren te hechten , had de Regcering van de Stad, aanhetHoogheemraadfehap van Schieland, verzocht, en irt het Jaar 1441 verkreegen, dat zy den Boom, daar de Oude Haven mede geflooten werd, verder de Maas in mochten doen leggen, en daarna in het jaar 14S4, dat ze het Water tusfchen het Westnieuwland, de Noordblaak, en den Sint Laurens Toren, mochten dempen en ophoogen. Op deeze demping werd, ten Westen den St. Laurens Toren, een gebouw gemaakt, dat de blaauwe Toren werd genaamd, en rondom het zelve in de Maas met eenen muur omzet. In deezen blaauwe Te-  STAD ROTTERDAM. 40 Toren werd genaamd, en rondom het zelve in d6 Maas met eenen muur omzet.* In deezen blaauwen. Toren , zegt men, dat de Inquifitiemeesters hun Rechthuis gehouden hebben. Naderhand heeft die, tot in deeze Eeuw, tot de Stads Wisfelbank. gediend, en op derzelver plaats ftaan nu de huizen van de Gaperbrugge tot aan de kleene Draaibrugge. Tusfchen deezen blaauweh Toren en den St. Laurens Toren werd toen de Stads Boom gelegd; en de Brug, die van den Rystuin over de Oude Haven tot op het Westnieuwland hg, door den brand y in het jaar 1563, befchadigd zynde , werd geheel afgebrooken, en in het volgende jaar, by de twee gemelde Torens, eene an.lere houten brug gemaakt» die op dezelve wyze als de vorige draaide, en vau daar eene Straat tot in de Hoofd/leeg gerooid, die! ook de Draai/leeg genoemd is. Deeze houten Brug; werd in het jaar 1Ó09 weder afgebrooken, en in derzelver plaatze eene Brug gemaakt met fteenen kaaijen, en met houten Ven\ uliien, zoo naboveii tot elkander gemaakt, dat alleen de masten der Schepen doorgelaaten kunnen worden , welke- opening met Valdeuren wordt geflooten; welken, om de Schepen door te laaten, de eene na de andere; worden opgehaald, zynde de Brug aan wederzyden met yzeren leuningen voorzien, en wordt nog' de kleene Draaibrugge genaamd. Van den blaain wen Toren werd in het jaar 1600 een gedeelte met iten muur om denzelyen afgebrooken» Van hti D ' Wet*  $0 BESCHRYVING DEIt Westnieuwland af tot aan de Zoete Brug werd is het jaar 1584, buiten de Vestinge in de Maas, de Stads Vest opgehaald en gehoogd, welke hooging de Noordblaak genoemd werd, en in vervolg van tyd zyn alle de Voorgevels van de daar Haande huizen op de oude Vestinge gebouwd, en de fteenen kaay is in het jaar 1606 daar aan opgemetzeld. De Muur, die van de Oost - Poort tot aan de Roobrugge gemaakt was, werd by deeze uitlegging van daar verder vervolgd tot aan de Zoete Brugge, en van de Zoete Brugge aan dien muur voor het kleene Marktveld eenige boogen tot Kafematten gemaakt, die in het jaar 1613 weder afgebrooken werden. De vierde Uitlegging is eerst na het jaar 1572 ondernoomen, zoo om de Stad te verfterken, als orri de Schepen met meer zekerheid binnen de Stad te kunnen bergen, dewyl Amflerdam zich nog onder de Spaanfche Regeeringe houdende, Rotterdam toen den meesten handel op de Oost en West dreef , en derhalven meer zekerheid voor haare Zeevaart noodig had. In deeze uitlegging is begreepen , alles wat binnen de Boompjes van het Ooster nieuwe Hoofd, het Wester oude Hoofd, de Gelderfche Kaay, de Zuidblaak, Wolfshoek, en Oostzyde van de Leuve Haven, tot weder aan he{ Ooster nieuwe Hoofd geleegen is. Terwyl men dit Eiland in de gorsfen, riet, en biezen, vulde en ophoogde, was men ook bezig om  STAD ROTTERDAM. 3$ om de Stad te verfterken met verfcheiden Bolwef* ken , welk werk in het jaar 1579 werd begonnen, en waarmede men tot in het jaar 1584 bezig was; in welken tyd agt Bolwerken aan of voor de Stad gemaakt werden, waarvan het eerfte lag voor de Oost-Poort, waarop een Runmolen werd gezet, welke in korten tyd vier-ën-tvvintig voeten inzakte: de tweede lag mede voor de Oost-Poort, zoodanig dat de Poort, welke van maakfel was als de oude Delffche Poort, daarin gedamt werd, zoo dat men beneven de Poort op het Bolwerk gaan kon langs eenen weg, die met eene yzeren leuning was bezorgd: de derde, daar nu de Noordzyde van de Haringvliet is : de vierde , mede aaa dezelve zyde, daar nu de Boogaardftraat is: de vyfde, mede aan die zelve zyde, daar nu het Admiraliteits Hof is: de zesde ten Westen het Wes* ter oude Hoofd, daar nog een overblyfzel van het Bolwerk genoemd word: de zevende, daar nu de Zuidhlaak is, omtrent de Engelboomenfteeg : de agtfte, aan dezelve zyde, daar nu de Keizerbrug legt, waarop in het jaar 1584 een Wipmoolen werd gezet; maar na zes-en-twintig jaaren werd weggenoomen , om dat de Straat daar regt op aan rooide. Tusfchen alle deeze Bolwerken was een aarden Wal, van de Oost Poort af tot aan de oude Schiedamfche Poort, die mede een fterk vierkant gebouw was. Alle deeze Wallen waren zondereenigen ingang van buiten, dan alleen aan het Ooster D 2 r,t-  55 BESCHRfVING DER oude Hoofd, alwaar eene opening in den Wal was* zoo dat men daardoor, en ook boven op den Wal kon in en uitgaan; maar aan de Landzyde was de Stad met fteenen Muuren en Torens, doch zeer vervallen , en maar met aarde gedopt. Toen het dempen meest gedaan was, wierd van het Zuidëinde van het Westnieuwland , over de daar gelatene opening, eene dubbelde Valbrug gelegd tot aan de overzyde, die de Gapersbrug genaamd werd. Van deeze Brugge werd op de hooging eene Straat gerooid, regt Zuidwaards, tot aan de opening, die daar ook gelaaten was, en de Wynhaven genoemd werd; de helft van die Straat, van de Brugge af, noemt men de Gaper/leeg, en de overige helft de Visfteeg. Aan de Westzyde van de oude Haven, op het Zuidöostè'inde van deeze hooginge, werd in de Maas een Ryzen Hoofd gemaakt, dat in jaar 1584 met ftcen werd opgemetzeld , en in het jaar 1610 werd daarvoor eene houten Poort gemaakt, die de Graauwe Poort genaamd werd * en in het jaar 1665 weder afgebrooken werd, en de fondamenten gelegd werden om daar eene fteeflen Poort temaaken, welke binnen twee jaaren voltooid was, en de West er oude Hoofd-Poort werd genoemd. Aan het Zuidöostëinde van deLeuve'iavenbegon men m het jaar j6oo in de Maas 180 treeden verre in de.gorfingen Paaien te heijen , om daarop een ftee»en hoofd te metzelen, en in het jaar 1Ó64 heid- de  STAD ROTTERDAM. 53 de men voor dit Hoofd greine masten 72 voeten lang, tot op het welzand in den grond, om daarop de Fondamenten te leggen tot eene fteenen Poort, die in het jaar 1665 volbouwd was , en de Ooster nieuwe Hoofd Poort genaamd werd. Van dit Ooster nieuwe Hoofd begon men in het jaar 1609, tot aan het Oude West er Hoofd, dooj- liezen, riet, cu biezen,, eene lengte van 1300 treeden , de Maas te dempen en op te hoogen , en daarop eene Straat te maaken, het welke in bet jaar 1611 was voltooid, en in het jaar 1615 werd deeze geheele Straat met eene dubbelde ry Linden en Ypen boomen beplant, waarna die Straat den naam van de Boompjes heeft verkreegen. Tusfchen deeze twee ryën boomen werd de geheele lengte in het jaar 1619 met Straatfteenen geplaveit, en nevens de boomen aan de binuezyde met klinkerfteenen belegd. In het jaar ióéi werd deeze geheele Straat weder opgehoogd, en op nieuw beftraat, en op dat de Klinkerfteenen langs de huizen niet met koetzen en wagens bereeden zouden worden , werden tusfchen de boomen aan die zyden paaien in, den grond gefteld, die echter in laateren tyd weder weggenoomen zyn, en buiten de boomen , aan den Waterkant, werd de geheele Straat ook met Klinkers beltraat, en de buitenkant, uit den grond op, met eene fteenen Kaay bemctzeld. Eenige Roeden van die Kaay werd van het Ooster nieuwe Hoofd, tot het Wester oude Hoofd, in de Maas eene ry paaien in den D 3 grond  £4 SESCHRYVING DER grond geflaagen , en aan de boveneinden meï dwarsbalken aan elkandren gehegt, zoo tot eene ibort van buiten-Vestinge, als tot eene bekwaame legplaats voor de Zeefchepen , om te losfen en te laden. Aan de Noordzyde van deeze Boompjes werd eene breedte van 180 voeten Noord waards, van de Oostzyde van de Leuvehaven tot aan de Westzyde van de oude Haven «fgeftooken , welke geheéle ruimte alleen belfond in water, riet, liezen en biezen, en verdeeld werd in Erven Tan twintig voeten breed, die, eer ze betimmerd konden worden, twaalf voeten werden opgehoogd. Zy Werden te koop geveild, met beding dat daarop Schiprimmerwerven moesten worden gemaakt, en dat elk, die een Erf kocht, tot gelyke pryfen nóg drie aan zyn gekocht Erf volgende daarby mogt neemen, met byvoeginge dat, na drie eerstkomende jaaren , nergens in de Stad een Schip gemaakt zou mogen worden, dan alleen op deeze werven. Op deeze voorwaarden werden alle deeze Erven, op zes of agt in het midden na, die de Stad aan zich hield, verkocht, en op de meeste Timmerwerven gemaakt, en op de overige "Woonhuizen en Pakhuizen, ook aan het Oosteinde twee Brouweryen : ©p de erven, die de Stad aan zich gehouden had, werd eene breede Straat gerooid, welke de Groote Draaifteeg gekaamd is. Maar dewyl aan deeze Boompjes, van tyd tot tyd y  STAD ROTTERDAM. 55 tyd, deftige huizen werden gebouwd, zoo werden de Timmerwerven, omtrent het begin der tegenwoordige eeuwe, geordonneerd buiten de Schiedamfche Poort, en in de plaats der Werven zyn veele voornaame huizen, alsmede het Oostïndifche Compagnie -huis, en eene jfooden Kerk, gebouwd. Aan het Westëinde van deeze ophooginge werd langs de Leuve Haven eene breede Kaay gelaaten, alwaar eene Pottebakkery is geweest, waarvan die Kaay nog achter de Pottery wordt genaamd, enten Oosten van die Pottery was uit de Boompjes eene Steeg gerooid, die de Pottery van de Werven fcbeidde, welke nog de Pottebakkerfteeg genoemd wordt. Aldaar is, in het jaar 1770 een beevige brand geweest, waardoor veele fchade aan Woonen Pakhuizen , en Koopmans waaren veroorzaakt is. Ten Noorden van deScheeptimmerwerven werd om de Schepen van de Werven in het water te laaten loopen , eene groote breedte waters gelaaten, welke de Scheepmaakerhaven genoemd wordt, en van de Leuvehaven regt doorgaat tot in At oude Haven. De Rooijing van deeze ophooginge was van de Leuvehaven genoomen, ten Noorden de Scheepmaakerhaven, tot nief verre van de oude Haven, en van daar met een fcherpcn hoek Noordwest op, tot weder aan de Oostzyde van de Leuvehaven, maakende dus de Zuidzyde van de Scheepmaakerhaven tot aan dien fcherpen hoek , die de Punt gcpaamd is, en van daar de Noordzyde van de D 4 Wyn-  $6 BESCHRYVING DER Wynhaven tot aan de Leuvehaven, maakende duS een fcherphoekigen driehoek. Ten Noorden van deeze ophooginge werd wederom een breed open water gelaaten, en aan de Noordzyde langs het zelve eene ophooging gerooid, van de Leuvehaven tot aan de oude Haven, dat nu de Zuidzyde van de Wynhaven is. Daar de Zuidzyde van de Wynhaven, en deNoordzyde van de Sckeepmaakerhaven eindigt, en dus die twee Havens famen in de oude Haven loopen, werd over dien famenloop in het jaar 1614 eene dubbelde Valbrug gemaakt, die de kleene Wynbrug werd genaamd. Van de Steeg in het midden van de Boompjes werd op de Zuidzyde yan de Scheepmaakerhaven eene Brug gelegd, die mede draaide, en daarom de Groote Draaibrug ge, noemd werd, en niet tegenftaande naderhand daarvoor eene dubbelde Valbrug gemaakt is, wordt ze nog de Groote Draaibrug genaamd. Aan het Westeinde van de Scheepmaakerhaven, daar dezelve in de Leuvehaven loopt, werd in het jaar 1614 op de daar reeds gelegde fondamenten, eene dubbelde Valbrug gemaakt, die de Schecpmaakerbrug genoemd werd. Aan het Westëinde van de Wynha-. ven, daar dezelve in de Leuvehaven loopt, werd in het jaar 1613 mede eene dubbelde Valbrug gemaakt , op dezelve wyze als de daar op correspon, deerende Scheepmaakerbrug , en deeze werd de gemeene Wynbrug genaamd, ■ Omtrent op de helft der  STAD ROTTERDAM. 57 der Lengte van de Wynhaven werd over dezelve ook eene dubbelde Valbrug gemaakt, welke de Groote Wynbrug genaamd werd; doch naderhand heeft deeze-Brug den naam by het gemeen gekreegen van Duivels Brug, zonder dat men regt weet waarom ; en niettegenftaande de Heeren van de Regeeringe, om dien naam te doen verdwynen, tegen den muur van bet eerfte huis in de ten Zuiden van die brug loopende ftraat, die gemeenlyk de Groote Duivels/leeg genoemd wordt, een houten bord gefpykerd houden, waarop te leezen ftaat: De groote Wynbrugjiraat, worden beide de ftraaten , van de Scheepmaakerhaven en de Wynftraat op deeze Brug aanloopende, nog de groote en kleene Duivel/leeg genaamd. Aan de Westzyde van de oude Haven werd, vari de kleene Wynbrugge tot aan de Gaperbrugge, met een bogt uit den grond eene fteenen Kaay opgemetzeld, die de Gelderfche Kaay werd genoemd , en van daar voorgaande tot aan bet Wolf hoek, werd die Kaay de Zuidblaak genoemd, tot daar nu de Keizerbrug legt, alwaar, regt tegen over de Keizerftraat, over de Blaak eene Brug gelegd werd, van de Noord tot de Zuidblaak, ten Noorden flen daar (taanden Keizers Toren, en Bolwerk, en daarnaar de Keizerbrug genaamd, Deeze Brug door een groot Schip zeer ontramponeerd geworden zynde, had agt jaaren in dien ftaat geleegen, waarna ze in het jaar 1613 ver. D 5 nieuwd,  5* bbschr.y. ving der nieuwd, en daar eene dubbelde Valbrug werd gemaakt; en werd op de lyst boven de boogen van de poorten aan beide de zyden met groote lettren gefteld de Keizerbrug. De daar (taande Toren of Bolwerk werd afgebrooken , en, van de Brugge af tot op de Zuidzyde van de Wynhaven, eene breede Straat gerooid. Van de Oostzyde der Leuvehaven werd, omtrent op de helft tusfchen de geraeene Wynbrugge en het Wolfhoek, over deeze ophooginge eene breede Straat regt doorgaande gerooid, tot op de Gelderfche Kaay, en de Wynftraat genoemd. In deeze Wynftraat loopt de kleene Wynhrugflraat (anders Duivehfteeg.) Ten einde, en behalven deStraaten over de Keizers en Gapers Bruggen, zyn aan wederzyde eenige Steegen, die op de Zuidblaak, de Gelderfche Kaay, en Noordzyde van de Wynhaven uitkoomen, gelyk ook alle de huizen in deeze Straat, waarvan de Erven in het jaar 1597 om te betimmeren zyn uitgegeeven, en de Straat werd in het jaar 1613 geheel met Straatfteenen geplaveit. Van de Noordzyde van de Wynhaven loopt, behalven de Groote Wynbrugftraat, tot op de Zuidzyde van de Scheepmaakerhaven, naar bet Westen, eerst de Bierflraat, clan de Bierhaven, en verder de Glashaven , over welke beiden, zoo aan de Wynhaven als Scheepmaakerhaven, fteenen ver wuifde  STAD ROTTERDAM. 59 de Bruggen leggen, met yzeren leuningen aanwcderzyden voorzien , en eindlyk de Jufferftrddty waarin aan de Oostzyde de Joodenfteeg op de Glashaven loopt, zoo genaamd, om dat in deezé Steeg de eerfte Jooden Kerk geweest is. Aan de Westzyde loopt ook eene Steeg op de Leuvehaven » die de Brouweryfteeg genoemd wordt, naar de Brouwery, die langs dezelve ftaat, boven welke een Torentje met een flaande en wyzende Uurwerk door de Stad wordt onderhouden. Deeze Brouwery is in het jaar 17S2 tot den grond afgebrand, en zedert weder met een Torentje, Klok en Uurwerk , heerlyk herbouwd. Regt over deeze Steeg ftaat, tu-Tchen de Jufferflraat en de Glashaven, de Zuiderkerk: deeze Straat werd gerooid in het jaar 1614. De vyfde uitlegging fchynt mede in het jaar 1597 te zyn begonnen, van het Roozand ten Westen van de korte -Hoogftraat, en zoo vervolgens aan beide de zyden van den Hoogen Dyk, tot in Koolhoek , en van daar tot aan de nieuwe Schiedamfche Poort en het IVester nieuwe Hoofd; welke HoogenDyk, van de korte Hoogftraat tot aan de Leuvebrugfieeg, de Schiedamfche Dyk , van daar tot aan Koolhoek de Schot fche Dyk, en van dien Hoek tot aan de Schiedamfche Poort Klootenburg genoemd wordt. Aan beide die zyden van dien Dyk lagen eenige Weilanden, en in dat aan de Oostzyde was een »ndiepe kreek, mtr, veele bogten daar door loo- pen-  BESCHRYVING BEI, pende, welke de Leuve genoemd wierd, en aan derzelver Westzyde, was eene Steene Plaats, en aan derzelver Oostzyde vier Bleekeryen, met eenig Weiland, door eene Zomer Kade afgeflooten, en daarop eenige boomen. Deeze kromme kreek wierd in het jaar 1598 uitgcgraaven, en daar van «en breede regte haven, tot in de Maas buiten de Hoofden gemaakt, en de uitgegraaven aarde aan weder zyde tot ophooging gebruikt; welk werk in 'tjaar 1604. voleindigd was, en de Haven de Leuvehaven wierd genoemd. De opgehoogde grond was in het jaar 1609 aan de Oost en Westzyde van de Haven met fteenen kaayen bemetzeld. Aan de Westzyde van den Dyk wierd de binnen Vest, die van de Oost Poort tot aan Bulgerflein reeds ge! maakt was, van daar tot aanKlootenburgvervolgd. Tusfen den Dyk van deeze binnevest liep nog een Sloot, welke gedempt wierd, en in het jaar 1598 wierd al het Land, aan beide de zyden, van den Dyk, aan Erven om te betimmeren uitgegeeven ; en in'tjaar 1599 wierd aan het einde van de binne Vest op den Dyk een houten. Poort gemaakt, die de Roode Poort genoemd wierd, welke in het jaar 5646 wierd afgebrooken, en in derzelver plaats een Steene Poort gemaakt, die de Schiedamfche Voort wierd genoemd. Aan het einde van de Westzyde van de Leuvehaven, wierden het jaar 1600 op de zelve wvze als aan de Oostzyde gedaan was, mede een Hoofd in de Maas gemaakt, die het Wes- ter  STAD ROTTERDAM. 6t ter nieuwe Hoofd genaamd wierd. Tusfen deeze twee Hoofden, of wel aan elk derzelver w-krden in het jaar 1605 in een Vierkant beftek verfcheiden Paaien in den grond geheid, en tusfchen die twee Vierkanten de Stads boom gelegt, om de huizen af te fluiten. Regt op de rooijing van de Boompjes wierd , aan beide de zyden van de Haven , een afgaande Trap tot in het water gemaakt, tot ingang van een Pontje, waar meede de menfchen van de eene tot de andere Haven worden overgevoerd, op de zelve wyze als aan 't einde der oude Haven de Boom is. By het Pontje voor dit Nieuwe Wtsler Hoofd, begon men in 't jaar ióöi een zeer fraaije Poort te maaken, welke in het jaar 1662 voltooid was. In het jaar 1608 begon men, eenige roeden van de Zuidzyde van de Wynhaven, een brug te maaken over de Leuvehaven , die van de Oost tot de Westzyde 228 Vi eten lang was, en deLeuvehruggenaamd wierd, en in het jaar 1609 was voltooid. Dezelve brug wierd in bet jaar 1667 vernieuwd, en veel breeder gemaakt. Zedert, is dezelve in deeze Eeuw weder vernieuwd geworden. Regt over deeze brug wierd, van de Leuvehaven , over den Dyk, een Straat gerooid , die tot den Dyk de I^euvebrugfleeg, en van den Dyk tot aan de Vest de Schilderfieeg genaamd is. Behalve deeze Steeg, zyn nog veele tamelyke breede Steegen van den Dyk op de Haven loopende, en aan de andre zyde van den Dyk eenige Steegen, en veele gangen , die aan  & BESCHRVVINS 0RR aan de binne Vest uitkoomen. De oude Schik iamfcke Poort, die aan 't einde van te korte Hoogfiraat ftond, wierd in bet jaar 1613 afgebrooken, en de Grond van den Dyk tot aan de Leuvehaven tot Erven uitgegeeven om te betimmeren; en ter zeiver tyd wierd de geheele Dyk tot aan de Nieuwe Schiedamfche Poort beftraat. B-uiten den Dyk was van de Schiedamfche Poort tot aan het Nieuwe Hoofd alles buiten gors; dit wierd meede gedempt en opgehoogd, en in 'tjaar 1618 met een Steene Kaay geheel bemetzeld, van het Hoofd tot aan de Poort. By het Hoofd wierd een Koornmoolen gefield. Op dit aangewonnen land, buiten den Dyk, is daar na te Nieuwe Schotfche Kerk gemaakt, en daar regt tegen over, aan de Westzy van den Dyk, tet Diaconie Armhuis. Aan het andre einde van den Dyk, daar de oude Schedamfche Poort geftaan heeft, wierd een def, tig gebouw, aan de Westzyde gemaakt, dat het Gemeenlandshuis van */;/>Wgenaamd is, en waarfchynlyk mede omtrent .deezen tyd, agterdithuis óe^havenfchePoon,gcw.esnlykte£innewegfche Poort genaamd. Agter het Gemeenlandshuis wierd aan de Vest, een open Plein gelaaten, welk de' magere Varkenmarkt genaamd wierd; en van het Noordeinde van die Markt wierd, nevens het Gemeenlandshuis, een Straat gerooid op den Dyk, die de gebakke Paauwe ^genaamd is; en aarl het Zutdeinde van de Varken markt nog een Straat tor  STAD ROTTERDAM. ö> tot op den Dyk, die de Karre Steeg genaamd is, en regt op de Binnewegfche Poort aanloopt. Aan de Zuidzyde van de Binnewegfche Poort wierd een Karrehuis gemaakt, benevens een Stal en Wedde , voor de Stads paarden; doch toen dit Karrehuis van daar verplaatst wierd, nevens de Oost Poort, wierd van dit Karrehuis een deftig woonhuis gemaakt , voor den Stads Postmeefter, en daar onder een Stal voor de Postpaarden: doch 'dit Huis en Stal is in het begin van deeze Eeuw geheel tot een Woonhuis en het Paardenwedde tot een Tuin voor het zelve huis gemaakt, en met een Steene muur afgeflooten, en het Paardenwedde aan de andre zyde van de magere Varken markt met een houte Poort in de Vest muur gemaakt. Aan het Zuidëinde van de binnen Vest wierd, ten dienfte van de Oostindifche Compagnie, een Kabel Slagery en Baanhuis gemaakt, welke naderhand aan een Particulier is overgedaan. Na het voleindigen der uitlegginge aan de Westzyde der Stad, hebben de Regeerders, van het West er Nieuwe Hoofd, of in de Maas, van tyd tot tyd ophoogingen tot aan de Roijing der Scheiding van Delft en Rotterdam, of wel van Schoonderloo en Kool, welk op den Hoogendyk endebiuneweg met Scheidpaalen werd aangeweezen, doen maaken; en binnen die Scheiding, op die Hooging, een Dyk, regt aan op den Hoogendyk, zulks dat van dien dwarsdyk , tot aan het West er Hoofd, langs  ö4 beschryvïng dér ïang^de Maas eene breede buitendyk is gc« maakt. Even binnen de Schiedamfche Poort, wierd van Klootenburg, door het water heenen, een Dyk gemaakt tot op den buitendyk, en in dien dwarsdyk een opening gelaaten, en daar een dubbelde Valbrug overgelegd. Deeze dwarsdyk is daar na tot aan het gehoogde land aan de Maas benevens de brug geheel weggenoomen. Eenige roeden buiten de Schiedamfche Poort, wierd van den Hoogendyk tot aan den buiten Dyk aan de Maas een andre dwarsdyk door het voorland gemaakt, en het voorland, dat aan de Oostzyde van deezen dwarsdjfc lag, weggegraaven, zoodat tusfen de hooging aan de Maas en den Hoogendyk, ten Oosten van dien dwarsdyk, ten Westen het Nieuwe Waterhoofd, een groote open plaats water bleef, diehkSalmgaf genaamd wierd. Op dit gehoogde Land aan de Maas wierd van den eenen dwarsdyk tot den ander eene Straat gerooid, die de Houtflruat genoemd is. Aan de Noordzyde van deeze Houtflraat zyn alle Scheeptimmerwerven, behalve eenLoodwitmaake* ry, Azyn-plaats, en Potloot-moolen aan het Oosteinde gemaakt, gelyk ook aan de overzyde tot aan den dwarsdyk Scheepstimmerwerven gemaakt zyn „ die tusfen beide genoegzaarae ruimte hebben, om de Schepen van de Werven in het water te laaten loopen. Aan het Oosteinde van dit gehoogde land, zeer naby het Nieuwe Hoofd, wierd ee» foort  STAD ROTTERDAM. 6j> foort van Bolwerk gemaakt, en daar op zevert metaalen Stukken geplaatst, even gelyk op het Bolwerk aan het Oosteinde van de Boompjes, en ook een Koorenmolen gemaakt, die daar, gelyk ook die, daar tegen over binnen de Stad, nog ftaat. Om de Scheepen van de Werven in de Maas, en van daar aan de Werven te kunnen brengen , wierd in het West er nieuwe Hoofd eene opening gemaakt * en daar over een dubbelde Valbrug gelegd, en deeze ©pening wierd tot aan het Salmgat de Salmhaven genaamd, langs welke men aan de Zuidzyde een Zoutkeet heeft , en daar digt by ook een Potloot - moolen , alles op het gehoogde. Aan dé Maas, aan de Noordzyde van de Sahnhaven , heeft men eenige huizen, en daarby een Brouwery, die daar in het jaar 1747 is gemaakt. Aan de Zuidzyde van de Hout laan koomen veele Tuinen agter uit, die voor aau den breeden Dyk langs de Maashaar huizen en ingang hebben. Aan het Westeinde van deeze Tuinen is in het gehoogde Land aan de Maas een kleene inham gelaaten, tot een Veer regt voor den dwarsdyk, om daar 'tzy te Voet, of met Waagen en Paarden, met een Pont, de Maas over te vaaren, naar 't Tolhuis op Calendzicht. Van daar en langs den breeden Dyk, tusfen dezelve en den Dyk langs de Scheiding en het Voorland van den Hoogendyk, is een zeef breede Sloot gegraavcn, die de geheele lengte msfe Tuinen bezet is , welke agter in 't Voorland eindiE gen,  <5<5 BESCHIIYVINO DER gen , uirgenoomen de laatfte, die aan den Dyk doorgaat: eenige aan den dwarsdyk by de Houtftraat leggende, daar 2 Laantjes tu,fen doorJoopen. Deeze geheele omtrek wordt 't Nieuwe Werk genaamd, en is van bet Nieuwe Hoofd of langste Maas, den Schiedyk, den Hoogendyk en Dwarsdyk , alle met ryén dubbelde boomen beplant, en in het midden tusfchen de reyen boomen beftr'aat. De zesde uitlegging is in het jaar i59i begonnen, en begrypt de Zuidzyde van de Nieuwehavén, van de Roobrug tot by de Oost Poort, en van daar tot aan het Oosteinde en verder het Haringvliet en de Spaanfche Kaay, tot weder aan de Roobrug. Terwyl men met het vullen en ophoogen van de binnen deezen omtrek leggende Gorsfingen doende was, wierd van het oude Hoofd aï tot naby de Oost Poort, een muur in de Maas opgehaald, om de gedüurrge affpoeligen van het ophoogen der Gorfingen te beletten. In de ophooging wierd het Haringvliet, van 't een tot het ander einde, gegraven, en de daar uitkoomende aarde over den muur in de Maas geworpen, om daar meede den grond op te hoogen ; en deeze ophooging wierd aan erven om te betimmeren uitgegeeven; met beding dat de konpers op de rooijing in de Maas ten einde de huizen een muur moesten maaken, en de reeds gemaakte muur, vaor aan de huizen in de kaay, tot aan let waterzoo moesten ophaalcn, als hen zoude aangeweezen worden. Ingevolge van dien wier-  STAD ROTTERDAM. 6? wierden de voorgevels der huizen aan de Zuidzyde van het Haringvliet, op de muur, die de Stad reeds had doen maaken, gebouwd, en de agtergevels op de muur, die de koopersmaakten. Tusfen het einde van deezen voormuur, en den Hoogen of Kralingfchen Dyk , wierd in die Gorfingen Oostwaards, eene groote breede opening gegraaven; om daarin by winter tyd de buizen te plaatfen , welke daarom het Buizegat, doch in het gemeen het Mallegat, genaamd wierd. De hier uitkomende aarde wierd naar de zyde van de Oost Poort opgeworpen, en daar van het Plein van de Oost Poort, tot voorby de Nieuwe Haven aan het Haringvliet, gemaakt, waar aan ten zyde de Poort, in het jaar 1Ó63, het Karrenhuis gemaakt vverd^ benevens eenige Koetshuizen en Stallen. In het jaar 1595 wierd aan het Westeinde, regt tegen over het oude Hoofd, de eerfte brug over het Haringvliet gelegd; in het jaar' 1596 de kaaijen gemaakt, aan de Noordzyde van het Haringvliet, en de Zuidzyde van de Nieuwe Haven, van het ggmelde Plein tot aan de Roobrug; en in 'tjaar 1602 wierden de bruggen gelegd, aan 't Oosteinde over het Haringvliet in de Nieuwe Haven. De kaay van de Roobrug langs de oude Haven tot aan het Haringvliet, die de Spaanfche Kaay genaamd wordt, wierd in het jaar 1608 uit den grond opgehoogd , en met blaauw arduin Steen opgemetzeld, en in het volgende jaar wierd van het oude E a Hoofd  ÓS &ESCHRYVING DER Hoofd af, eenige roeden buiten de (luizen vat* het Haringvliet en de Maas, eene ry paaien , even als voor de Boompjes, in den grond geflagen. In het jaar 1598 wierd voor het oude Hoofd een Poort, meest van blaauw arduin Steen, gemaakt, en de oude Hoofd Poort genoemd , en ondertusfchen het daar ten Noord'en overleggende bolwerk afgebrooken , en daar aan het Zuidwestëinde van het Haringvliet eene Beurs gemaakt voor de kooplieden. Op de Noordzyde van het Haringvliet, wierd in het jaar 1651 eene Kerk gebouwd voor de Engelfche Preshyteriaanfche Gemeente , en weinig jaaren na het jaar 1700, aan het Oosteinde van dezelve zyde, eene Kerk voor de Engelfche Bisfchoppale Gemeente. Tusfen de Oost Poort en de Nieuwe Haven, wierd in het jaar 1620 een Huisje gemaakt, om bet water uit de Blaas in de binne Stad en buitevest te brengen. Om meer fchuuring in het Haringvliet te brengen , wierd in het jaar 1669 de brug aan het Oosteinde van het Haringvliet , met de muur daar de Stadsboom aan lag, afgebrooken, en de daar zynde opening wyder gemaakt, vervolgens het buizegat met een moddermoolen uitgediept, en in het jaar 167a de brug wederover het Haringvliet op haar vorige plaats gelegd. Gelyk aan de Westzyde der Stad van tyd tot ty d ophoogingen in de Maas gemaakt zyn , zoo zyn ook aan de Oostzyde groote ophoogingen in die Rivier gemaakt, op een derwelken aan het einde van  STAD ROTTERDAM. 60 van het Haringvliet de Admiraliteit! Timmerwerf, met alle de daar toe behoorendc huizingen en Anker Smcedery, is gemaakt; en daar men van het Haringvliet, door een fraay yzer hek, over een klein ftcenebruggetje opgaat. Buiten de Oost Poort legt aan de buitenzyde van den Hoogendyk, en dus regt tegen over de Admiraliteits Werf, de Scheeptimmerwerf'van de Öostindifehe Maatfchdppy, mede op aangehoogde buiten gronden; zynde tusfen deeze twee Werven eene genoegzaame wydte, om de Schepen van de Werven in bet water te laaten loopen, en tusfen de verdere ophoogingen een genoegzaame wydte om de Schepen van de Werven in de Maas te brengen. Met het maaken van de Cingels , en waarfchynlyk ook met het graaven der buiten Vesten, wierd in het jaar 1641 een begin gemaakt van de Oost Poort tot aan de Goudfche Poort, en vervolgens tot tegen over de Boter/loot; alwaar een Eilandje, Kouwen,bürg genaamd, in de weg lag, daar twee a drie Bleekeryen op waren, en met twee bruggetjes aan het Land gehegt was. Dit Eiland kogt de Stad, en de Cingel wierd daarover heen geleid, met een brug over het Karnemelkshaventje, dat uit de Rotte en de buiten Vest loopt. Buiten het Hofpoortje legt een lange houte brug over de Rotte, die gemeenlyk de Lange Brug genaamd werd. Even buiten de Delffche Poort werd de brug , die over de Schie lag, een molen en eenige huisjes afgeE 3 broo-  70 BESCHRYVING DER brooken, en de Cingel met eene andre brug over de Schie vervolgd, tot aan de Binnewegfche ofKoolwegfchePoort, en daaraan de Cingel gehegt, die aan de Schiedamfche Poort reeds in i't jaar 1608 tot daar gemaakt was. In 't jaar 1620 wierd buiten de Schie, damfcke Poort, onder den Dyk, een Sluis gemaakt, om daar door mede vers water uit de Maas in de buiten Vest te brengen. Alle de Cingels wierden met Koolasfche beftrooid , en aan wederzyden met Ypen boomen beplant, als mede bet Plein, dat van het Eiland Kouwenburg overgebleeven was, en het Slagtveld genaamd is, alwaar de ingang tot aan de Raamen is, maar eene breede Straat, tusfchen dezelve loopende. Omtrent dien tyd wierd ook de brug , die in Catshoek over de Rotte lag, afgebrooken. Naderhand is de Cingel tusfchen de Goudfche Poort en de Rotte, met klinker Steen beftraat, en ook de Cingel van den Schiedamfche Poort naar de Binneweg Poort, voor een gedeelte om de Turf voor de arme Lieden , uit de op de andre Cingel ftaande turffchuur, naar derzelver wooningen metwaagens te ryden. Gelyk de Westzyde van de Schiekade, waaraan liet Proveniershuis ftaat, tot aan de Heul al vroeg bcftraat is, zoo wierd de Oostzyde, ten dienfte der Loodwitmaakeryen enz. aan die zyde geleegen , in het jaar 1750 mede van de Heul tot aan de Cingel met klinker Steenen beftraat. Hoewel door de gemelde uitleggingen de Maas, voor de Stad, veel van haare breedte verloor, zoo wierd in  STAD ROTTERDAM. fï in het jaar 16.58, 'tzy om dezelve nog meer te vernaauwen, 't zy om de Schuuring in dezelve te vermeerderen, daarin een duikeldam gemaakt, van de Noord af regt naar de Stad , 260 roeden lang, en van daar met een hoek Westwaards; tot omtrent tegen over het Nieuwe Hoofd, aan de voet 40 voeten breed, op de kruin breed 18 voeten. De weg aan de Schans, van de Heul af, is gemaakt van een Stuk land, in het jaar 1463, door de Regeering van de Stad gekogt, waarvan in het ronde een Stuk, digt aan de Weg, wierd afgeftooken, en met een Sloot omringd. Op dit ronde Stuk deed de Regeering eene driehoekige Galg, van drie arduin Steene Pilaaren , maaken, van boven met yzere bouten aan malkander gehegt, en boven de Pilaaren met Leeuwen vereïerd, en die op den grond binnen een ronde muur van tamelyke rondte met boomen is beplant; en tot een ingang van de weg op het zelve wierd een Steene Poortje gemaakt, waar van de deur met kleuren van 't Stads wapen op de gewoone wyze befchilderd is. Wanneer men de Legging der Stad aan de ikfe*, en de wyde en diepe havens in de Stad', waar in de Scheepen uit zee, met haare Ladingen , tot voor de huizen der kooplieden koomen, om de Goederen voor dezelven te losfen, en wederom andren te laaden, benevens de binnegragten , als de Rotte , Delffche vaart en de Boter/loot, waar door men met binne Scheepen, aller weegen aan de binne SteeE 4 den  BESCHRYVING DER den koomen kan, in aanmerking neemt, en liet voordeel en gemak , daar uit fpruitende , gade flaat, zal men reeden vinden om te befluiten, dat deeze Stad, beter dan eenige Stad in Holland, tot den buiten-en binnelandfchen koophandel is geleegen ; en als men de frisfch.e lugt, en de twee maal daagfche ververfing van zoet water, die men in de Stad heeft, aanmerkt, en daar by de aangenaamheid van het geboomte, dat langs alle de havens, geen uitgezonderd, geplant is, beneyens zoo veel heerlyke gebouwen, die men byna de geheele Stad door vindt, zal men genoodzaakt zyn te befluiten, dat deeze Stad voor geen andre Steeden in Holland in aangenaamheid behoeft te wyken. De reeden , waarom deeze vergrootingen zoo weinige Jaaren na malkander, ondernoomen zyn, is voornamentlyk geweest, om de Scheepen binnen de Stad, zo voor allen vyandelyken aanval van buiten, als voor gevaar van Stormen, met meer zeekerheid als in de Maas te bergen, en geenzints uit gebrek aan ruimte, voor de inwooners, dewyl de Stad in dien tyd nog zeer weinig betimmerd was, gelyk uit het volgende blykt. In het Jaar 1584, ftond aan de Noordzyde van de Nieuwe Haven , niet meer dan een Pakhuis; verder waren daar onbetimmerde Erven en Tuinen. Van de Moolejlraat tot aan het Oostëinde van die Haven, liep een Sloot voor dezelve, die naderhand gedempt is., en de yoorgeevels van die Huizen ,  STAD ROTTERDAM. 73 zen , die langs die Haven daarop gebouwd zyn. In de Groenendaal Ronden maar zes of zeven buizen; doch in het jaar 1590 wierd daar de Kaptein Jonkmans Steeg, en in 2523 de Jaapquttkenfteeg gemaakt, zoo genaamd, om de twee huizen, die van hen daar eerst geftigt wierden. De Mooiefiraat was zeer weinig betimmerd. Aan de Zuid en Noordzyde van de Houttuinen waren alle Timmerwerven , zonder eenig huis. De Zeevenhuis Steeg was omtrent half betimmerd. In den Rystuin (tonden eenige buizen ; het overige waren leedige Erven en Timmerwerven. De Erven tusfchen de Draaibrug en de Roobrug wierden in het Jaar 15S4 betimmerd. Van de Roobrug tot aan het Haringvliet (tonden maar zeven of agt huizen. Aan de Spaanfche Kaay (tonden 'er drie a. vier. Aan de Nieuwe Haven, aan de beide zyden van de Blaak van de Gapers, tot de Keizersbrug, ftond maar dén huis met een Timmerwerf; voorts was daar alles rietveld. Aan de Oostzyde van de Gapersbrug war .mi 5 of 6 timmerwerven, en op elk een huis met een riete dak. Aan de Noordzyde van de Blaak wierden in het jaar 1587 de twee eerfte huizen gebouwd. Aan de hoek van de Schrynwerker Steeg, op de Fisfersdyk, waren eenige riet visfers wooningen , met riete daaken; het overige waren ledige erven. De Zuidzyde van het Hang was niet wel half betimmerd : de Noordzyde bad alleen kleine riet, visfers huisjes, met riete daken. De E 5 eer-  74 BESCHRYVINC DER eerfte Steeg van het Hang tot de Blaak was niet half betimmerd. De Schrynwerker en Moolefteeg waren meede met rietvisfers huisjes betimmerd. Roozand, de korte Wagenftraat, Kratfteeg znLeuve Straat waren alle met flegte huisjes, met riete daken betimmerd. De Weste Wagenftraat was meede met flegte huizen, meest met riet gedekt, betimmerd voor een gedeelte ,• het overige waren Hooybergen , Paarde Stallen , en leedige erven. Van de Raambrug tot aan de Delffche Poort, ffonden by de Poort alleen eenige flegte huisjes en Paarde Stallen. De Zandftraat was toen laag moeras, met eenige Slooten. Op 't Bommezynen Kerkhof ftond een molentje, welk het water in de Vest uitmaalde. Den Oppert was aan de Zuideinde met groote oude huizen betimmerd, en aan het Noordëinde met flegte huisjes, met riete daken. De Delffche vaart over den Doelwas onbetimmerd. De St. Jacob Straat was met kleine huisjes betimmerd , gelyk meede de Bagyne Straat en Broeder Steeg meede met eenige geringe Burgerhuisjes. In de Lombertftraat waren, tot aan de Lombertfche Brug, eenige huizen, maar van daar tot aan de Vest lagen veele leedige Erven. Aan beide de zyden en de Westzyde waren eenige Hooibergen. De Doelftraat en Kalverftraat waren nog niet beftraat, maar met flegte huisjes betimmerd. Aan de Westzyde van de Boterfloot, tot aan de Vest van de Varkenmarkt, alleen een Turffchuur; het overige wa-  STAD ROTTERDAM. 75 waren onbetiinmerde Erven, Op de Meent, dat toen de Varkenmarkt was, (tonden veele flegte huisjes. De Oostzyde van de Boter floot was mee* de met flegte huisjes betimmerd, tot aan de Varkenmarkt; het overige waren leedige Erven. De Kipftraat was met eenige redelyke burger huizen betimmerd; voorts waren daar leedige erven. Aan de Oostzyde was de Boterftoot, van de Huybrugge tot aan de Ileerefiraat, onbetimxerd , behalven, dat by de Heereftraat eenige buisjes op paaien (tonden. De Oost - Wagenftraat was aan de Oostzyde met eenige geringe Huisjes betimmerd; aan de West» zyde ftond by de Poort een rosinoolen; het overige was moeras. Agter het Klooster was het zeer (legt voorzien van huisjes, en onbeftraat. Aan het Oosteinde van de Hoogftraat waren veele leedi» ge Erven, De eerfte huizen aan de Huybrug, over de Oostzyde, van het Stadhuis, werden ih het jaar 1589 getimmerd. In het jaar 1586 wierden alhier alle de riete dakken afgekeurd, het welk veele Burgers hunne huizen deed vertimmeren. In het jaar 1601 wierd het eerfte huis gebouwd aan de Oostzyde van de Leuvehaven , op den hoek van de zevende Straat, van de Zoetebrug afgerekend. In het jaar 1609 wierd het eerfte huis gebouwd aan de Westzyde van de Leuvehaven , en 64 dubbelde Erven verkogt aan de Zuidzyde van de Wynftraat, van 20 voet breed en 120 voet lang, om binnen negen jaar te volbouwen. In het jaar 1611 wier.  beschryving der ?6 beschryving der wierden eenige Erven verkogt, aan de Westzyde van de Keiztrsbrug, op 't Westëinde van de WynStraat, aan wederzyden, omtrent 42 in het getal, alle 18 Voeten breed, maar van ongelyke lengte en in het jaar 1622 eenige Erven, aan de Westzyde van de Leuvehaven tusfen de Haven en den Dyk, en eenige aan de Zuidzyde van'den Dyk, daar nu de Zoutkeet ftaat, om binnen 6 jaaren te volbouwen. In dat zelfde jaar wierden de Erven verkogt tusfen de oude Schiedamfche Poort en de Straat, de Witte Leeuwe Steeg, aan de Noordzyde van den Dyk, welke Erven metlaagwaternauwlyks droog waren, met beding dat de kaay van Steen moest opgemetzeld worden, binnen 2 jaaren opgehoogd, en binnen 6 jaaren volbouwd zyn. Behalven de leedige Erven waren in de binne Stad, ten dien tyd , nog verfchciden open plekken Weiland , en hier en daar Boerderyen ; doch na dien tyd zyn , zoo in de b nneftad als op de opgehoogde uitleggingen , deeze gebouwen zoodaanig vermeenigvuldigd, dat nu alles digt betimmerd is met een groot getal deftige gebouwen en huizen. PUBLIKE KERKEN. 'De Groote of St. Laurens Kekk. JA-oen onze Voorouders, de Catten, deeze laage Landen in bezit namen, waren ze alle Heidenen ,  STAD ROTTERDAM. ff nen , in welk geloof zy tot in de zesde of zevende Eeuw gebleeven zyn; omtrent welken tyd zy tot het Christelyk Geloof, voor het grootfte deel, zyn overgegaan. Om deeze menfehen daar meer en meer in te verfterken , droegen de Bisfchoppen zorg , dat er overal Kerken geftigt wierden. Dus bevindt men, dat omtrent dien tyd, op de Plaats, daar thans de Groote Kerk ftaat, reeds voor het jaar , iooo een Ked gedaan heeft, die St Laurens Kerk genaamd was; doch men vindt, dat dezelve eerst in het jaar 1300 tot een Paro» hie Kerk was verheeven, hoewel niet groot, ea dat die zelve Kerk, in het jaar 1400, door eea Monnik (zoo men meent) van Keulen aan de Stad in eigendom is overgedraagen, zynde toen zonder Choor, zonder Kruis, zonder Tooren, en zeer oud en vervallen , egter met Steene Pilaaren onderftut, van welke nog drie in deeze Groote Kerk zyn te vinden. Om, in de plaats van deeze oude vervallen Kerk, een nieuwe Kerk te bouwen , begon men , in het jaar 1412, in den grond te graaven, om de Fondamenten te leggen, waar meede drie jaar doorgebragt wierden; geduurende welken tyd allen, die in eenige breuken of boeten vervielen, door het Gerecht gevonnist werden, om, naar vereisch van de misdaad , eenige duizenden fteen of hoeden kalk tot den opbouw van de Kerk te moeten leveren. Door de Stad wierden veele bakfteenen opge-  ?s B E 6 C H R Y V I N O DER gekogt, en de Hoogheem raaden van Schieland ver^erden ook veel Steen tot den opbouw der Kerke. In het jaar 1415, begon men op de Fondamenten te bouwen, 'twelk aanhield tot in het jaar j-404 , wanneer de Kerk tot op de halve hoogte was opgemetzeld. üe verdere opbouw van de Kerk duurde tot in het jaar 1436. Zoo dat, van het begin, dat is van het graaven in den grond, tot de volkomen opbouw, 24 jaaren waren verloopen: doch de Kerk was toen nog zonder Tooien. Om den Tooren te maaken , begon men, in het jaar 1449, aan de Westzyde buiten de Kerk te graaven en te heijen, om de Fondamenten te leggen ; waar op Dingsdags na Allerheiligen de eerfte Steen is gelegd; en daar op wierd de Tooren in het vierkant, van Arduinfteen, tot drie a vier voeten boven de romp van de Kerk opgemetzeld, en met cm houten kap gedekt. Doch deeze Tooren ftond buiten de Kerk, waarom de Regenten der Stad aan de Hoogheemraaden van Schieland verzogten, de Kerk tot aan den Tooren te mogen verlengen, het welk gunftig wierd toegefraan, en daar op de Kerk zoo verre verlengd wierd, dat de Tooren binnen de Kerk ftond. Weinig tyd daar na, befloot de Regeering der Stad, om, in navolging van andere groote Kerken, de Kerk tot een Kruiskerk te maaken. Ten dien einde, begon men in het jaar 1490 in  STAD ROTTERDAM. fjl in den Tuin van het huis de Spiegel, het vyfde huis ten Oosten de NieuweKerkftraat, opdefdoog* ftraat, weiks eigenaar dien Tuin aan de Kerk had afgedaan, te graaven , om de Fondamenten van het Choor te leggen. Dit werk werd tot zulk een groot genoegen van de inwoonders ondernoomen, dat de burgers het werk,, zonder eenige belooning, uit liefde verrigtteden, en met flaande Trom en vliegend Vendel, daar St* Laurens op den rooster in gefchildcrd was, aan en van het werk trokken. Tot bevordering van dit werk, bekostigde het Collegie ter Admiraliteit op de Maas, de Noorder groote Pylaar voor het Choor, en het Brouwers gilde de Groote Zuider Pilaar voor het Choor. De groote Zuider Pylaar in den buik der Kerke bekostigde het Bakkers gilde , en de groote Noorder Pylaar in den buik der Kerke bekostigde het Schutters gilde. Op deeze vier Pylaaren rust het kruis van de Kerk. De Pylaar, die nevens de Zuider groote Pylaar voor het Choor of den Trans ten Zuiden volgt, wierd bekostigd door het groot Kruideniers- en- Vettewaariers gilde , van welke bekostiging de borden aan die vyfde Pylaar nog tegenwoordig het geheugen bewaaren. De drie Pylaaren van de oude Kerk ftaan alle drie in den buik deezer Kerke aan de Noordzyde; de eerfte, waar aan het geftoelte der Burgemeesteren is, de tweede, daar de Predik Stoel aan ftaat, en de derde is de daar aan volgende, er. zyn te ken-  So BESCHRYVIMG DER. kennen aan hunne Pedeftallen, welke alle drie" een en een halve voet laager zyn , dan alle de overige Pedeftallen. Behalven de vier groote Pylaaren , daar het kruis op rust, zyn in het Choor nog twaalf Pylaaren, en agt in den buik der Kerk, dus te famen 28 Pylaaren, behalven de muurcn van de Kapellen, aan beiden de zyden van de Kerk, in den Trans. Aan de Zuidzyde in den Trans wierden twee Kapellen gemaakte, de eerfte op kosten van het Metzelaars Gilde , ter welker gedagtenisfe eene fchildery aan de Westmuur in de zelve hangt; de tweede op kosten van het Schoenrnaakers Gilde, die de St. Crispyns Kapel genaamd is. Aan de Noordzyde van den Trans, deed de Heer van Kralingen, op zyne kosten, een Kapél maken, welke de Stad, in het Jaar 1618 van zyne Erven kogt, en daar na weder verkogt aan den Luitenant Admiraal Willem Bastiaansz. Schepers, tot eene begraafplaats voor hem en zyne Familie, welken daar in, van dien tyd af, ook begraven zyn,, gelyk de Wapens derzelven, in de Kapél hangende, uitwyzen , welke Kapél van voren met een yzer hek is afgeflooten. Nevens deeze Kapél zal waarfchynlyk nog eene Kapél geweest zyn, gelyk aan de Zuidzyde; maar dezelve zal, na de reformatie , veranderd zyn, en tot eene vergaderplaats van de Predikanten en verder Kerkelyke perfoonen , gefchikt zyn, die nu gemeenlyk de Ker-  STAD ROTTERDAM. 8l Kerkenkamer genoemd wordt. Agter de St. Crispyns Kapel is aan de Zuidzyde een kamer tot een Comptoir voor de Rentmeester van de Kerken gemaakt, benevens een vergaderkamer voor de Heeren Kerkmeesters , welke federt weinig tyd buiten de Kerk zyn vernieuwd en vergroot. Het Choor wierd, tusfen de jaaren 1510, en 1512, met deftige gefchilderde glazen vercierd; gelyk de muuren van de Kerk ook met glazen voorzien waren, doch alle met fchuins vierkante ruiten , welke alle zedert zyn vernieuwd geworden, en in het jaar 1680. zyn alle de Glasraamen van de geheele Kerk met regte vierkante ruiten van grooter formaat vervuld. . Het houte Kapwerk op den Toren wierd in het jaar 1543, na dat het 98 jaaren op den Toren geftaan had, daar afgenoomen, en toen begon men den Toren weder met Arduin Steen 40 voeten hooger te maaken, dat men in het jaar 1607 verder vervolgde tot in het jaar 1613, en dus liet ftaan, tot in het jaar 1619, wanneer men daar nog 45 voeten van houtwerk opbragt , beftaande in een Lantaarn , met een kruis en windwyzer boven dezelve, met vier Uurwyzers aan de Lantaarn, hebbende toen zyne volle hoogte. Terwyl men met deeze laatfte hooging doende was, had de Stad, in het Oostëinde in het Gicthuis, een flagklok doen gieten, van 9400 Pond gewigt, welke door alle de Weesjongens, Schooljongens en eenige invvoonF dera  Si BESCHRYVING DER. ders van het Giethuis naar den Toren wierd gefleept, en in den Lantaarn, op den Toren , wierd opgehangen; welke klok zulk een fterk geluid had, dat ze met een doorwaaijende wind uit het Westen tot Kappelle op den Tsfel, kon gehoord worden, In het jaar 1623 wierd ook in den Toren eene luiklok gehangen, daar agt mannen toe nodig waren, om ze te doen luiden; zynde tien duizend Ponden zwaar, doch zy wierd niet gebruikt dan op Avondmaal-dagen; en by het begraaven van lieden van den eerden rang, en zulken, die daarvoorrykelyk betaalden. Onder het gieten of fmelten der Specie van deeze klok, wierpen verfcheiden lieden daar veel Zilver in, uit liefde voor de Kerk, waar door deeze klok, gegooten zynde, eene uitmuntende heldere klank had. Plet houtwerk op den Toren was wel overal met lood bekleed geworden, maar des niet tegengaande, bevond men in het jaar 1644, dat al het hout vergaan en verrot was: derhaiven deed de Stad al het houtwerk op den Toren af breeken, en de Toren wierd op den Steen met nog 42 voeten Steenwerk hooger gemaakt, en aan het boven einde met eene vierkante gaandery opgemetzeld , welk werk in het jaar 1647 ten eindegebragt was ; zynde den Toren toen tot de hoogte van 326 treeden in het vierkant, in die gedaante, daar men hem nu in ziet. Maar  STAD R O T 'X' E R D A M. 83 Maar in het jaar 1650 kon men duidelyk zien, dat de Toren begon te zakken, en by nader onderzoek, wierd bevonden, dat hy meer dan drie voeten naar het Noord-Oosten, tegen het dak van de Kerk aan, overhelde. Om dit te herftellen, wierd dé Toren, meest binnen de Kerk aan de Noord - Oostzyde, met zeven van de grootfte Sommers, die in het land te krygen waren, onderfteund, en dit gedaan zynde, beflooten , de Fondamenten van den Toren geheel te ontbloo* ten. Maar om door dit werk den Godsdienst, zoo weinig als mogelyk was, te hinderen, wierd een groot gedeelte in de Kerk met planken afgeflooten, waar door de Zitplaatfen van de Heeren van de Regeering toen aan het Westen der Kerk zoo lang wierden geplaatst. Daar na begon men in het jaar 1651, aan de Noordzyde van den Toren, 25 voeten diep in den grond te graaven, en de Fondamenten daar geheel te ontbloo;en, zodanig dat de Toren-meest door fchooren wierd ftaande gehouden, en ver* fcheiden menfchen om de zeldzaamheid, uit vermaak, onder den Toren doorgegaan ofwel doorgekroopen zyn; terwyl men de daar in den grond geheide paaien begon uit te haaien, die men be* vond Hevige Elze paaien van 12 a 13 voeten lang, en zodanig verrot te weezen, dat ze niet dan by ftukken en brokken uit den grond te krygen vvaF a ren»  84 BISCHRYVINO DER ren. Dit eindelyk met veel moeite gelukt zynde, ftak men rondom den Toren eene grooter ruimte in den grond af, waar in tusfen de vier en vyfhonderd meest greine paaien, van veertig voet lang, geheid wierden, tot op het welzand, met een metaale heiblok van drie duizend pond, daar afzon» derlyk toe gegooten» Op deeze paaien wierden zeer zwaare eike leggers , gelyk zwaare Moleftanders, geplaatst, met het eene einde onder in de fondamenten van den muur, en het ander einde, op het bedde van het nieuwe heiwerk, negen a tien voeten buiten uitfteekende, en op de paaien rustende. Op deeze Jeggers wierden zwaare eike Sommers, fehuins opgaande, onder de aarde wel vast gemetzeld, en boven, in den muur van den Toren, tot ftutten en ftylen ingekast. Op dezelfde wyze wierd aan de Oostzyde de Toren ook onderftut, waar door hy, zig al draaijende drie en een halve voeten overgegeeven hebbende, weder wonderlyk volkomen regtftandig is geraakt. Op deeze wyze zyn de fondamenten van alle de vier zyden van den Toren vernieuwd geworden, en aan de vier hoeken zwaare, fteene fteuuzels gemetzeld, twee buiten en twee binnen de Kerk, welke de Toren onbeweeglyk vast en regt in het lood {taande houden. Aan wederzyden van den Toren was een boogswyze ingang in den Westmuur van de Kerk, welke beide toen toegemetzeld wierden, en in de Westzy- ds  STAD ROTTERDAM. STAD ROTTERDAM. $g de van den Toren eene ingang gemaakt, welk werk in het jaar 1655 geheel voleindigd was, doch, daar de ingangen in den Westmuur van de Kerk geweest waren , zyn naderhand weder openingen gemaakt tot in en uitgangen voor de Weesen- Armkin deren. Terwyl men met het herftellen van den Toren beezig was, wierd de groote flagklok, welke in de Lantaarn had gehangen, gefmolten, en van derzelver Specie twee andere klokken gegooten , een van drie duizend ponden tot een tweede luiklok, en een van zestien-honderd-ponden tot eenderde luiklok, welke beiden in het jaar 1661. by de groo-' te Luiklok van tienduizend ponden in den Toren wierden gehangen. Omtrent deezen tyd beflooten de Regeerders der Stad een klokkengefpel te doen maaken, naar het fpeelwerk op de Oude Kerk te Amfterdam, waartoe tot een model voor het gehoor een gelykformig fpeelwerk van kleine klokjes werd gemaakt, en aan balken in den Toren gehangen. Dit voldoende bevonden zynde, wierd dit fpeelwerk weder afgenoomen, en naar derzelver geluid 32 klokken, op de grootte als die te Amfterdam, te famen 35000 ponden weegende, aanbefteed. Toen deeze klokken gegooten waren, wierden, uit vreeze, dat de Toren het gewigt van alle de klokken niet wel zoude kunnen draagen, de twee groote luiklokken, de eene van tien, en de ande-' F 3 r©  §6" ÏESCURYVING DER. re van drie duizend ponden, uit den Toren genoomen, en aan den klokkengieter tot eene bepaalde prys in betaling gegeeve'n, die de klok van tienduizend ponden aan de Stad Antwerpen verkogt, daar zy tot eene bedeklok dient. Het fpeelwerk wierd in het Jaar 1662 in den Toren gehangen, en het Uurwerk, dat reeds veranderd was, tot dit fpeelwerk bekwaam gemaakt, in de order, waarin het nu nog wordt gebruikt. De twee groote luiklokken , die nu in den Toren hangen , zullen waarfchynelyk niet lang na dien tyd daarin gehangen zyn. Buiten het Choor is in de Kerk ook een oxaal, dat is eene plaats voor de fpeellieden en zangers, geweest; waarvan het kleine Orgel, welk byden ingang van de Kerk aan de Zuidzyde , aan de Westmuur, nog lang na het Jaar 1700 geftaan heeft, een overblyffel fehynt geweest te zyn; doch, door het groot Orgel buiten gebruik gebragt zynde, is afgebroken. Buiten de Kerk ftond, boven den ingang, aan de Noordzyde, het beeld van St. Laurens, met den Rooster in de hand , en in de Kerk veele andere beelden , behalven de volgende Autaaren, dia bekend zyn gebleeven. 1. Het hooge Autaar, welk de bakkeryen in het jaar 1436. deeden maaken, en tot het jaar 1443, in een houten huisje, regt voor de bagyneftraat, bewaarden, en toen in de Kerk gebragt zynde, pp den 24 December door Rudolff'van Diephold, Bis-  stad rotterdam. stad rotterdam. ft? Bisfchop van Utrecht, wierd ingewyd, ter eere van de H. Maagd Maria. Aan de regterzyde van 't Antaar Mond het beeld van eenen Engel, als met een Seife hetkoornmaijende, en aan de linkerzyde, meede zulk een Engel, met een broodmande in de handen, welk autaar in het jaar 1490 wierd verbeterd, en veel. hooger gemaakt. 1. Het Autaar van St. Laurens en Maria Magdalena wierd den 8 September 1472 ingewyd door Gozewynus, Wy-Bisfchop van den Bisfchop van Utrecht, david van Bourgonje, die beval, dat deeze inwyding alle jaaren met een Feest gevierd moest werden, des Zondag's na St. Laurens dag, en dat men daar voor 40 dagen aflaat van penitentie kon verdienen : maer omdat deeze dag fomtyds op den dag van Maria 's Hemelvaart inviel, wierd dit Kerkfeest tot op den eerlten Zondag na St. Barholomeus verfchoven, welke dag nu nog de eerfte dag is van de Rotterdamfche Jaarmarkt, en als een overblyffel van die Kerkmis , Kermis genoemd wordt. 3. Het Autaar van Cosmas en Damianus, in het jaar 1491 door het Chirurgyns of Heelmeesters Gilde opgericht, aan welk Autaar 100 dagen aflaat konden verdiend worden. 4. Het Autaar van St. Laurens, welk in het jaar 1492 aan de Zuidzyde in de Kerk wierd geplaatst. F 4 5. Het  BESCHRYVINC DER. $8 BESCHRYVINC DER 5. Het Autaar van St. Nkolaas, in het zelve jaar aan de Noordzyde van de Kerk geplaatst. 6. Het Autaar van St.Crispinus, door het Schoenenmaakers Gilde in het zelve jaar in de St. Crispyns Kapél opgerigt. 7. Het Autaar van St. Victor, door de Vettewariers in het jaar 1493, buiten het Choor, waarfchynlyk aan de groote pylaar aan de Zuidzyde van de Kerk, geftigt. 8. Het Autaar van St. Eligius, in het zelve jaar door de Moolenaars geftigt, buiten het Choor, waarfchynlyk aan de groote Pylaar, aan de Zuidzyde , in den buik der Kerke. 9. Het Autaar van St. Barbara, in hetzelve jaar geftigt, door 25 Gomkhemfe jonge Dogters, in de eerfte Kapél aan de Noordzyde in de Kerk, die daarom de St. Barbara'''s Kapel is genaamd. 10. Het Autaar van St. Bregitte, in het jaar 1494 geftigt door Alida van Hemert, in de eerfte Kapél, aan de Zuidzyde in de Kerk, waar in zy ook in het jaar 1499 is begraren; by haar Testament, had zy 20 Ponden witte brood gemankt, die jaarlyks op St. Bregitte"s avond door twintig arme Weduwen genuttigd, en elk daar en boven ao Stuivers moesten gegeeven worden. 11. Het Autaar van St. Franciscus, in hetzelve jaar 1494. door 18 jonge burgers geftigt aan de Zuidzyde van de Kerk. 12. Het Autaar van St. Clara, in het zelve- jaar  STAD ROTTERDAM. 8 In het jaar 1642. begon men in het Westeinde van de Kerk, tegen den muur van den Toren, een heerlyk Orgel te maaken, welk in het 'tjaar 1644 voleindigd was. Om dit Orgel met pragtige Pylaaren te onder• fleunen, hadden de Regenten der Stad te Amfterdam twee zeer fchoone marmere blokken doen koopen; maar de Regenten dier Stad, juist toen meede beflooten hebbende een Orgel te doen maaken, deeden deeze blekken by interdictie naasten. Die van Rotterdam, van die blokken dus ontzet, en nergens diergelyken kunnende bekomen, noch ook zulk zwaar hout, dat geheel gaaf was, om zulke Pylaaren van te maaken , kogten de twee Stukken van de Groote Mast van het Oorlog Schip d e a m e l 1 a , welk de Luitenant Admiraal Maarten Harpens Tromp had gevoerd, waar van die Mast m een zwaaren Storm midden door was afgebrooken, en deeden van die Stukken twee Pylaaren maaken , en onder het Orgel Hellen, welke daar nu nog Haan op Zwart Marmere Pedeflallen; en zoo kundig gemarmeld zyn, dat ze door de meeste befchouwers voor echt marmerfteem worden aangezien j  STAD ROTTERDAM. 93 zien; en om dezelve voor alle befchadiging te befchutten , zyn op de Pedeftallen vierkante yzere bekjes gemaakt, om de fehagten, tot boven het bereik der Menfchen. Boven deeze Pylaaren vertoont bet Orgel zich, als twee boven malkander ftaande Orgels, met zeer konftig lofwerk befneeden, en cierlyk op behoorlyke piaatfen verguld, en met gefchilderde Cupidootjes, Basfen, Fiolen Fluiten, Kromhorens en ander Speeltuigen, rykelyk voorzien. Boven aan pronkt het met het wapen van Holland, en met dat van Nasfau Oranje, en met een flaand en wyzend Uurwerk, waar van het Klokje verguld, en van een zeer helderen klank is ; wordende het geheel werk boven met een drieledigen fraaijen luiffel gedekt. De deuren pronken met het afbeeldfel van den koninklyken Profeet david, en meer andere wel voegende Figuuren, en van binnen zyn ze Hemels blaauw geverfd , met vergulden Lysten aan de zyden en onder en boven randen. Het Kleine Orgel, dat weggenoomen is, was met de wapenen van de zeventien Provinciën , met Lofwerk rondom dezelve, vercierd. Binnen de Kerk, waren de muuren van ruuwe Steen, 'tgeen een onaangenaam aanzien veroorzaakte. Om die ruuwheid weg te neemen , wierden alle de muuren, omtrent het jaar 1643, van binnen met kalk bepleisterd, en met fyne kalk overgewit, in welke witheid al het muurwerk, zoo in  94 BESCHRYVING DER. in de Kerk als om het Choor, zorgvuldig wordt onderhouden. * De kopere Kerkkroonen zullen kort na 't jaar 1572, in deeze Kerk gebragt zyn. Tegenwoordig zyn daar 5 kroonen in, met drie boven malkander zynde ryën blakers, 'en tien met twee ryen blakers; die alle met de Wapenfchilden van de Kerkmeesters zyn vercierd, de oudfte met Couleuren, en de andere met gegooten kopere Schilden. Het Choor was eertyds alleen van voren, tusfchen de twee eerfte pylaaren, afgeflooten meteen houten hek; waar boven, op een eenigzints fpits opgaande bord, de tien Geboden in Gouden Letteren te leezen ftonden; welk hek in het jaar 1713 geheel wierd weggenoomen, en in deszelfs plaats een ongemeen van fraai kooper gegooten hek, tusfchen de twee eerfte pylaaren, op het Choor gefteld is , rustende op een bruinen en witten marmeren voet, in het midden met een poort, met twee bruine marmer Steene pylasters, met witte lysten , gefefoneerd , en een dekftuk van wit marmer, waar op , tusfchen doorluchtig bloemwerk, de Wapenfchilden der Kerkmeesters pronken. Aan elk deezer Pylasters is eene konftige gegooten - kopere openflaande deur, van doorluchtig lofwerk, en op derzelver fluiting ziet men ook het Wapenfchild van den toenmaaligen Rentmeester der Kerken, alles zodanig gemaakt, dat het werk yan binnen even zoo fraai als van binten zich  STAD ROTTERDAM. zich vertoont. Om allen aanloop en befcbadiging van dit hek voor te komen, is , op een kleinen afftand in de Kerk, een yzer hek langs het zelve, een halve manshoogte, geplaatst. Vervolgens wierden, tusfchen ,alle de Pylaaren van het Choor, tamenlyk hooge fraaije yzeren hekken gemaakt , met deuren nevens de eerfte Pylaaren aan weder zyden , om daar door in het Choor te komen, en ook een deur byna aan het einde, voornamclyk tot een ingang voor den Predikant en de Bruidegoms en Bruiden, om de huwelyks bevestigingen te verrigtén , ten welken einde daar in 't Choor een foort van Preekftoeltje ftaat, en in de muur van de Kerk een ingang is, voor de paaren. Tusfchen den Westmuur van de cwecde Kapél, aan de Zuidzyde van den Trans, en de daar regtoverftaande Pylaar, is een yzer hek hooger dan de andere hekken gemaakt, met eene deur in het midden, om daar door in het Comptoir van den Rentmeester der Kerken te konnen gaan; en zoo is ook aan de Noordzyde van den Trans, op dezelve hoogte , tusfchen het Oosteinde van de Conllftorie en de daar overftaande Pylaar gemaakt, waar door het agterfte gedeelte van den Trans geheel is afgeflooten , waar in de Bruidegoms en Bruiden eene onverhinderde ingang en Zitplaats hebben, terwyl zy naar den Predikant wagten. Aan de Zuidzyde en aan de Noordzyde is ook een ingang voor de huis - armen, en toegang tot de Di-  9$ BESCHRYVING DER Diaconen kamer, om daar hunne bedeeliug te ontvangen. , Alle deeze yzeren hekken op het Choor zyn helder blaauw geverfd, dat tusfchen de witte muuren en Pylaaren een aangenaam aanzien geeft. Tot weinige jaaren, na het gemelde koper hek daar gefteld was, zag men van onder overal tegen de planken en balkjes , daar de dakken van de Kerk meede befcbooten zyn , aan, onder welke daar na de geheele Kerk door houte vervvulven wierden gemaakt, welke alle benevens de ftut en dwarsbalken helder Hemelsblaauw wierden geverfd; doch naderhand witgeverid, hetwelk met de witte muuren een aangenaam aanzien verfchaft, te meer dewyl alles in de geheele Kerk zindelyk werd onderhouden. Eenige Jaaren daarna , wierden aan de Zuid en Noordzyde de ingangen der Kerke, die nog maar houte boogen waren, Bentemer fteenen poorten gemaakt, met Pylasters aan de zyden, en op de fluitftukken boven de boogen, om de lysten, de Wapen Schilden van de toen regeerende Kerkmeesteren, in dezelve Steen uitgehouwen, geplaast. De Kerk is voor deezen rondibm met een Muur afgeflooten geweest: de Noordzyde was het Kerkhof, met twee hekken afgeflooten, welke plaats in het jaar 1630. tot een groentemarkt gefebikt zynde, wierd die muur afgebroken, en het geheele Kerkhof tot eene gelyke vlakte gemaakt, en beftraat,en niet meer tot een Kerkhof gebruikt. Aan  stad rotterdam. 97 Aan de Zuidzyde was buiten de muur eene Sloot tot uitwatering voor de huizen aan de Noordzyde van de Hoogftraat, tot in de Delffche Vaart loopende: deeze Sloot wierd gedempt, de muur afgebrooken met het Doodsbeenderhuisfe, dat tegens de Kerk aanfiond, en op de demping de Torenftraat gemaakt, en nevens de Kerk met klinker Steenen belegd, welke plaats nu tot een dagelykfche Groentemarkt gebruikt wordt. In bet Choor ziet men de Graffteede van den Vice Admiraal lammert hendhiksz, in 't gemeen mooy Lammert genaamd, in het jaar 1625 aldaar begraven. In het jaar 1660 wierd, ter gedagtenis der helden-daaden van den Luitenant Admiraal wi t te cornelis de wit, in den Zeedag tegen de Zweeden in de Z?«Jgefneuveld , tegen den müür van de eerfte Kapél, aan de Zuidzyde van den Trans, een heerlyke Graftombe opgericht, van wit Marmer, waar in die Zeedag zeer kunftig is uitgehouwen , waar boven zyne Heldendaaden in een zwarte toetsfteen met vergulde Letteren in het Latyn zyn te leezen. Boven dit gefchrift wordt de Tombe bebekroond met twee Maagden, waar van de eene op het Latynsch opfchrift met den vinger wyst, en de andere heeft in elke hand eene Bazuin, om deszelfs lof uit te blazen. Verder is de Tombe vercierd met het wapen van Holland, van de Admiraliteit en van Rotterdam, benevens Kanon, MorG tie-  98 beschrvving der tieren, Musketten, eene en andere gereedfchnppen, en zegenteekenen. De Held zelve legt levens grootte, als op een Stokgefchut, met de ftaf van Commando in de hand , rustende , in wit Marmer verbeeld; zynde de Graftombe met een yzer hek afgeflooten, en boven de Tombe 2yil WapenSchild, met de Admiralïteits Vlag, en verdere ornamenten opgehangen. In de tweede Kapél aan dezelve zyde van den Trans, tegen den westmuur is het graf van den Vice Admiraal johan de liefde, in het eerfte gevegt tegen de Vlooten van EngelandtuFrmkryk in het jaar 16/3. gefneuveld. Boven zyn graf is eene verheven zark, waarop zyn wapen, met een Vliegende Faem boven op, uitgehouwen is, en onder hetzelve met een gedicht van Joh. Ant. van der Goes verëerd, 't welk alles met een cierlyk yzer hek is afgeflooten. In die zelve Kapél is ook de Schout by Nagt johan van brakel begraven, wiens beeltenis, zynde een Borstfluk in wit Marmer, tegen den Oost muur is uitgehouwen, met de verbeelding van eene goude Ketting van vier ftrengen, van zynen fchouder over den borst hangende, welke hem tot erkentenis van zyne heldendaad, op de Rivier van Chatham bedreven, door Hun HoogMog. wierd vereerd, en rondom het borstbeeld, met een Lauwertak en een Kroon met het Wapen van Koning william boven zyn hoofd, en twee Cupidoo's, die  stad rotterdam. 99 die het behangfel opügten, vercierd , e» onder het zelve een Latynsch Loffchrift 5 en dit Hollandsen gedicht. Door Ketens, Donder, Lood, en Staal, en Blixemftraelen Te vliegen, en een roof op 's Vyands grond te haelen , Was js rakels werk, die zyn triomf trok uit den brand. Zyn Naem en Krygsdeugd ciert zyn Graf en Vaderland. De zark boven zyn graf, daar zyn wapen op ftaat gehouwen , is meede met een fraai yzer hek afgeflooten. Aan de Noordzyde van den Trans, tegen den muur van de eerfte Kapél, ziet men de Graftombe van den Luiten. Admiraal e geert cornel i s z kortenaer, niet minder heerlyk als die van witte cornklisz de witte, welke in het jaar 1665 , in den Zeeflag tegen de Engelfchen , gefneuveld is. Hy legt mede rustende met zyn hoofd op een Stuk gefchut, in wit Marmer verbeeld, en voor de Tombe met dit gedicht vercierd. De Held der Maaz , verminkt aen Oog en Regt er hand, G'2 En  ÏOO beschryving der En echter 't Oog van V Roer, de Vuist van 't Vaderland, De Groote kortenaer, de Schrik van 's Vyands Vloot en, d' Ohtjluiter van de Zond, legt in dit Graf beflooten. Zynde deeze Graftombe meede met een yzer hek van vooren afgeflooten. Nevens deeze Tombe is ook de Schout by Nacht willem 't ho oft, in 't jaar 17 . . begraven; zynde de Wapens, en verdere Ornamenten van Vlaggen, enz. boven de Graftombe van beide opgehangen. In de Kapél, agter deeze Tombe, is de Luitenant Admiraal willem bastiaanse begraven , doch alleen met zyn Wapen en Quartieren, benevens de Admiraals Vlag, Wapenrok , en verdere Ornamenten. Verder is die Kapél thans geheel behangen met de Wapens van die van zyne Familie, die aldaar begraven zyn. Behalven deeze Zeehelden zyn in de Kerk ook begravende Vice Admiraal johan de liefde, omtrent het Graf van johan van brakel; de Luitenant Admiraal ja n van nes; de Admiraal coRNELis matelieff de Jonge, welker Wapens, gelyk ook van veele voornaame Mannen en Vrouwen , die van tyd tot tyd in deeze Kerk begraven zyn , zoo aan de Pylaaren, op het Choor, als in den buik der Kerke, gezien worden. 2. De  stad rotterdam. Iül 2. De Princekerk. Het St. Anna - Klooster, welk in het jaar 1442. geftigt was , aan de Oostzyde van de Boter/loot, ten Zuiden de Gravenjlraat, nu de Princefiraat, had onder andere deeien , 't zy van het Klooster, of de daaraan (taande Kerk, een gedeelte, waar in, na de Reformatie, Prins willem de Eerfte, wanneer hy in deeze Stad was, zyn verblyf hield, waar door het den naam van het Princenhojf kreeg. Van dit Hof wierd , in het jaar 1608, een gedeelte tot een Kerk gemaakt, voor de Gereformeerden, en de Princekerk genoemd, en .deeze Kerk was dat gedeelte van de tegenwoordige Princekerk, welk zich van de Bot er floot als het roiddelpand vertoont. Doch in het jaar 1621. wierd in dezelve eene Galdcry gemaakt, om meer menfehen te kunnen plaatfen: maar in 't jaar 1639, door de vermeerdering der Inwoonders, te klein geworden zynde, wierd aan de Noordzyde, een pand gemaakt, even zoo groot als de Oude Kerk was, en de grond van de dus vergroote Kerk met zarken belegd. Doch deeze Kerk wederom te klein bevonden wordende, wierd in het jaar 1659, aan de Zuidzyde, daar nog een pand aangemaakt, zoo groot als een der vorige panden, en de grond daar van meede met zarken belegd, zynde toen op die grootte gebragt, die ze nu nog heeft, (leunende op vier houten Pylaaren, en hebbende eene tameG 3 ly-  Wi BESCHRYVING DER lyke ruimte, om veele Men/chen te kunnen omvangen. In het jaar 1737. bevond men, dat voornamelyk het middelde pand zeer bouwvallig was geworden; waarom voor eenigen tyd, in plaats van deeze Kerk, de oude Schotfche Kerk, door order van Burgemeesteren, tot den Godsdienst wierd gebruikt. Ondertusfen wierd de gevel en het dak van het middelde gedeelte afgebrooken, en nieuwe Fondamenten gelegd, om daar Steenen Pylaaren op te maaken, gelyk vervolgens gefchiedde, en de voormuur en gevel met een fraaijer gedaante^ als de voorige opgehaald, met een deftigen ingang in het midden, de Preekdoel met het Doophek van de Noordzyde aan de Westzyde verplaatst , en daar regt tegen over Zitplaatfen voor de Heeren van de Regeering , en derzelver familie gemaakt, cn boven dezelve een breede Galdery. Behalven den Ingang aan de Boter floot, is 'er een op de Nieur wemarkt voor 't algemeen, en daar, byna aan het einde der Kerk, ook een ander voor de Regeering, en eene doch kleine ingang voor het Gemeen , in de Princeflraat, naby het Oostëinde der Kerk. 3. De Zuiderker k. Deeze daat in het Zuider gedeelte van de Stad, tusfchen de Jufferftraat en de Glashaven, op een ruim plein. Op dit plein dond voorheen eene houten loots, waar in de Rederykers.hunne Kamer^ Spee-  STAD ROTTERDAM. STAD ROTTERDAM. 103 Spetten vertoonden, en daarom de Rederykerskatfiër genoemd wierd, rondom welke de ruimte tot eene begraafplaats diende. Doch deeze Rederykers na de Reformatie genoegzaam geheel te niet rankende , wierd van deeze Loots eene Kerk gemaakt voor de Engelfche Gereformeerden, in het jaar 1561, die dezelve tot het jaar 1651 hebben gebruikt , wanneer daar van eene Kerk gemaakt wierd voor de Nederduitfche Gereformeerden , en dezelve de Z.uiderkerk genoemd wierd. Doch in het jaar 1676 wierd dezelve te klein bevonden , waarom dezelve wierd uitgezet, en eene Galdery daar in gemaakt, doch die is naderhand weder afgebrooken , zoo dat ze nu redelyk ruim en luchtig is. Zy rust op vier houten Pylaaren, die met boogen aan malkander fluiten. Boven het dak fteekt een vierkanten houten Toren uit, met een Lantaarn daar boven op, waar in een Luyklok hangt, omdentydderGodsdienstoelfeuing aantekondigen. Aan de vier hoeken van de Kerk is een ingang, met behoorlyke houten Poorten en deuren voorzien, en goede lange glasraamen. Aan de West en Oostzyde, behalven deeze vier ingangen, is in het midden van den Westmuur, voor eenige jaaren, een byzondere ingang gemaakt, voor de Heeren van de Regeering , en derzelver Familien , welker Zitplaatfen binnen tegen dien muur zyn gcplaast. In den Noordmuur zyn twee kleine ingangen, een voor de KerG 4 ke*  *°4 BESCHRYVINO DER kelyke perfoonen en voor de lieden, die de Kinderen ten doop brengen, zynde regt agter den Predikftoel, en een weinig Oostwaarts een ander voor de Mevrouwen, regt aan op haare Zitplaatfen. Voor den Westmuur,boven den middelften ingang, zyn de Wapens van de totn regeennde Burgemeesteren, en Kerkmeesteren, in Bentemerfteen uitgehouwen. Van de ruimte buiten de Kerk, zyn twee begraaf;plaatfen, eene aan de Westzyde, aan de zyde van de Kerk, Oostwaards loopende, en eene aan de Oostzyde, nevens bet plein, welk met een muur is afgeflooten. Voor dit plein, dat zeer ruim in 't vierkant is, en in 't midden een grooten Lantaarn heeft, is op de Glashaven een muur, met eene Poort in het midden, en van daar aan de Noordzyde eene opene doorgang tot het ruime plein voor de Westzyde van de Kerk, welk plein meede is afgeflooten, met een Muur in de Jufferftraat, waar in drie Poorten zyn, tot ingang op dit plein. Op het plein aan de Oostzyde is eene bekwaame buizinge , voor de wooning van den Oppasfer van de Kerk, en eene bekwaame kamer, waar op de Predikant, die des Zondags nademiddag gepredikt heeft, over zyne verhandelde ftoffe eene Cathechifatie houdt. 4- De Oosterker k. In het jaar 1680, had de Stad, aan de Noordzyde van de Hoogftraat, eenige roeden ten Oosten van  STAD ROTTERDAM. 105 van de Goudfche Wagenftraat, eenige Burgerhuizen gekogt, welken alle afgebrooken zynde, de grond geheid, en de Fondamenten gelegd wierden tot het bouwen van eene volkomen vierkante luchtige Kerk , welke in den tyd van zeventien maanden geheel opgebouwd was, en AtOosterkerk genaamd wierd, doch gemeenlyk Ac Nieuws Kerk wordt genoemd. Deeze Kerk ftaat 2J3 treeden boven den grond , en boven het dak heeft een Lantaarn geftaan, welke weder afgenoomen is. Zy rust op vier pylaaren , die eerst van hout zyn geweest, maar nu van Bentemerfteen zyn. Onder den vloer zyn vier groote kelders, aan de vier hoeken, waarin veele lyken worden begraven. Tegen het midden van den Oostmuur is over weinige jaaren een fraai Orgel geplaatst, waar toe men zegr, dat de pypen van het kleine Orgel uit de Groote Kerk gebruikt y liDe Predikftoel, die eerst aan de Westzyde ftond , regt tegen over het Orgel, en van eene deftige gedaante is, wierd van daar aan de Noordzyde verplaatst , en de Zitplaatfen der Heeren van de Regeering regt tegen over den Predikftoel, tegen den Zuidmuur geplaast. Aan het Oost- en Westeinde van den Zuidmuur is een deftige ingang, met houten Poorten , voor de Regeering. In „den Oostmuur is ook een ingang voor de Kérkelyke Perfoonen , waar toe de Kipftoot, van de Wageftraat af tot het einde van de Kerk , is opgehoogd, en G s be-  106 beschryviwg der beftraat, en daar op tegen den muur een beflooten ingang is gemaakt. Aan de Oost en Westzyde is nevens de Kerk een bekwaame lrraat onbetimmerd gelaaten , en voor de Zuidzyde een open Plein, tot aanderooyingvan de aan wederzyden ftaande huizen, welk op die rooying met een deftig yzer hek is afgeflooten, in het welk ingangen zyn met dubbelde deuren. $. De Walsciie o/Fransciie Kerk. Deeze ftaat aan het Westeinde van de Hoogftraat aan de Noordzyde , op dezelve plaats , "daar al voor het jaar ieoo eene Kapél , die men meent St. Andries toegewyd geweest te zyn , geftaan heeft, en tot het jaar 1598 tot een Ammunitiehuis ge' bruikt geweest is, wanneer het zelve tot eene Predikplaats vervaardigd wierd, voor de Engelfche Koopluiden, die eene Maatfchappy van Engelfche Kooplieden waren, welke alleen de Vryheid hadden van hier in Engelfche Lakenen te handelen. Deeze luiden van hier naar Dordt vertrokken zynde, wierd in het jaar 1615. de Kerk vergroot en verhoogd, en het Fondament tot den Toren gelegd, ten dienste der Engelfche Gemeente, welke dezelve tot het jaar 1662 heeft gebruikt, wanneer zy tot aan den Toren afgebrooken , en ten dienst der Wilfche Gereformeerden weder opgebouwd wierd; doch, door de groote meenigte der hier komende Fran-  stad rotterdam, stad rotterdam, lOf Franfche Gereformeerde Vlugtelingen , te klein geworden zynde, wierden in de jaaren 1686 en 1687, eenige huizen , aan de Oostzyde van de Kerk ftaande, afgebrooken, en de Kerk tot die grootte gebragt, die ze nu heeft; pronkende met een cierlyken Toren, waar in een flaand en wyzend Uuiv wcrk is, benevens een Luyklok, om den tyd der GodsdienstoefFeningen aan te duiden , hangt. Onder den grond zyn eenige byzondere Grafkelders , en gemeene andere begraafplaatfen, alle met Zarken bedekt, Aan de Noordzyde ftaat een vierkante Predikftoel, binnen een bekwaam Doophek, waar in behoorlyke Zitplaatfen zyn voor de Kerkclyke Perfoonen. Regt tegen over den Predikftoel, tegen den Zuidmuur, zyn ruime Zitplaatfen voor de Heeren van de Regeering en hunne Familiën. Tegen den Oostmuur is een deftig Orgel, en in de overige muuren zyn veel gefchilderde glazen, als vier glazen met het Wapen van Rotterdam; een met het wapen van de Admiraliteit , met eene meenigte Wapenfchilden van Admiraliteits Heeren omringd; een met het Wapen van de Groote Fisfery, met het Wapen van Holland, en dat van de Stad bekroond , met het jaar 16Ö3; een , waarin een Engel met twee Flambouwen , dat waarfchynlyk vereerd is door Jakob van Naarfen, en Anna van Kleef, welker naamen daar onder ftaan, met het jaar 1663: een met het Wapen van den Prins van Orange, willem de  108 beschryving der de Derde, toen Koning van Groot Brittanje, en eindelyk een niet het Wapen van Holland, omringd .met Oorlogs-werktuigen, en het jaartal i6üj. In de Kerk hangen eene meenigte Wapens van voornaame lieden , die daarin zyn begraven , zoo in de kelders als in de gemeene graven. Op de Hoogftraat is, aan het Oost- en Westeinde, een ingang met poorten voorzien, en in het midden eene kleine ingang tot de zitplaatfen der Heeren, en tot de twee Galderyen, daar men met een breede trap opgaat, boven het Heeren - geftoelte, ten wederzyden van den Toren. Nevens den Oostmuur van de Kerk is een andere ingang, door een breeden gang, naar de Confiftorie, en in den gang eene deur, waar door men onder het Orgel meede in de Kerk komt. 6. De Engelsche Presbyte- riaansche KERK. Deeze ftaat aan de Noordzyde van het Haringvliet, omtrent het midden, en is daarin't jaar 1651 gebouwd, op den grond van twee nevens malkander ftaande Pakhuizen, daar toe gekogt en afgebrooken. De Kerk is twee a drie treeden boven de hoogte van de ftraat verheeven, en is een tamenlyk groot en luchtig lankwerpig vierkant Gebouw, hebbende boven op het dak eene Lantaarn tot  STAD ROTTERDAM. JOO tot een Toren met een Weerwyzer boven denzelven, en daarin een fiaand en aan vier zyden wyzend Uurwerk, met eene vierkante Baluster omringd. In het midden van den Noordmuur is een fraaije, en met drie treeden opgaande gang, en deftige Poort, en boven dezelve behoorlyke glasraamen, om de Kerk te verlichten. Regt boven den ingang pronkt de Kerk met de Wapens van de toenmalige Burgemeesteren en Kerkmeesteren. 7. De E N G E L S C IIE B I S S C H O P P A A L E K E R K. Deeze ftaat aan het einde van de Noordzyde van het Haringvliet, byna voor de Haven , op haare eige muuren, zonder eenige Gebouwen voor of agter zich te hebben, zelfs niet aan de zyden, dewyl aan de Noordzyde eene breede Straat, en aan de Zuidzyde eene fmalle Straat is, waar aan maar een buis en verder een muur nevens dezelve loopt; en daar gebouwd is in het begin van deeze Eeuw, zo men zegt, op kosten van de Kroon van Brittanje. Zy is 6 a 7 treeden boven den grond verheeven, hebbende voor een breed Plein, en daar op eene deftige ingang, met Pylasters van Bentemerfteen,, zinnelyk gewerkt, mcr Lysten enz. vercierd , en bo iren dezelve pronkt de voormuur met het wapen van Groot ■ Brittanje, met deszelvs Penanten in Bentemerfteen kunstig uitgehouwen. Boven het dak fteekt een ronde Lantaarn tot een To-  110 beschryving der Toren uit, voorzien met een fiaand en aan vier zyden vvyzend Uurwerk, en eene Luiklok ter aanduiding van den tyd der Godsdienst-oeifening; en aan de zyden, als meede voor- en- agter, zyn genoegzaame lichten , alle met Bentemerfreenen Lysten vercierd. Binnen de Kerk zyn de muuren alle met kalk gepleisterd, en aan den Westmuur een foort van Oxaal , daar een fraai doch klein Orgel is, van een lieflyk zacht geluid. Tegen den Oostmuur is een Autaar, en aan de Zuidzyde een Fraaije Predikftoel, en Leèzenaar voor den Voorzanger; verder de geheele Kerk door afgeflooten zitplaatfen, zoo voor de Regenten, als voor het gemeen, en buiten die eenige banken, voor het Scheepsvolk en geringe Lieden. 8. De S c 11 0 t s c 11 e K e r k. De eerfte Kerk voor de Schotfche Gereformeerden is in deeze Stad geweest, in de Lombertftraat, op de Zuidwesthoek van de Meent, in een gebouw van een enkel pand, 't welk eerst de St. Sebastiaans Kapel is geweest, en naderhand het Stads Fran* fche School, waarby in het Jaar 1640 een pand van dezelve grootte wierd gevoegd, als het oude, aan de Zuidzyde, en toen , dus vergroot , tot eenen ordentelyken ingang, met twee treeden opgaande in de Lommertftraat, en eenen kleinen ingang aan het Oosteinde op de Meent. De voorin uu-  STAD ROTTERDAM. IIÏ muuren zyn met ruuwe kalk geheel bepleisterd tot aan den top, en in die muuren zyn behoorlyke lichten , en boven op den top van het eerfte pand Haat een klein vierkant, met een fpits opgaand Toorntje. Binnen in de Kerk is tegen den Zuidmuur een Predikftoel en Doophek, en verder eenige beflooten Zitplaatfen , aan den Oostmuur eene Galdery. Dit Kerkje hebben de Schotfche Gereformeerden gebruikt tot omtrent het Jaar 1666, als wanneer voor dezelve een nieuwe Kerk gemaakt is; waarom deeze het oude Schotfche Kerkje wordt genoemd, en nu nog gebruikt wordt, om daar in de week Cathcchifatien te houden. De nieuwe Schotfche Kerk is gebouwd in K00U hoek, bezuiden den Hoogendyk, daar dezelve met een regten hoek van het Zuiden naar het Westen loopt, en is een fraai luchtig vierkant gebouw, een treede boven den grond verheeven , rustende op vier Toskaanfche Pylaaren, heeft een verheven Predikftoel en verfcheiden beflooten Zitplaatfen. Boven het dak heeft ze een Lantaarn tot een Toren, en daar in een Luyklok, om den tyd der Godsdienstoeffening aan te kondigen. De voorgeve! is geheel van hartfteen, en pronkt met de wapenen van de toen regeerende Burgemeesters en Fabryken. In deeze, en andere muuren , zyn Vyftien lichten , waar in het eerfte of voornaamfte glas, de Wapenen gefchilderd zyn van de Admiraliteits Heereen, met die van den Secretaris en Advocaat Fiscaal, op dien  IIS BESCHRYVING DER dien tyd zitting in dat Collegie hebbende; zynde de eerfte Predicatie in de Nieuwe Kerk gedaan op den 20. October van het Jaar i6ó> door D: Jacob Brown. 9. De LuTHERSCHE K E R K. Na dat de oefening van den Roomfchen Godsdiensten het jaar 1572, geheel verboden was hier te oeffenen, wierd het getal der Luthersgczinden dagelyks grooter in deeze Stad; 't welk de Opperhoofden van die Gemeente deed befluiten, voor hen eene Kerk te bouwen, in bet jaar 1608, tusfchen de Heereflraat en de Vest, 't geen de Heeren van de Regeering als ongemerkt lieten voortgaan, tot dat de Kerk voltooid was; maar, om toen te toonen, dat zy niet begeerden toe te laaten , dat zich iemand zou aanmatigen in haare Stad, zonder hun vergunning, eene Kerk te bouwen, bevalen zy hen, deeze Kerk tot den grond toe weder aftebreeken , om dat ze dezelve, zonder daar vryheid toe vèrzogt en verkreegen te hebben, hadden gebouwd. De Lutherfchen hier door geleerd hebbende, de Overheid behoorlyke onderdanigheid te bewyzen, kwamen eenige hunner Opperhoofden, op eene betamelyke wyze, aan de Heeren der Regcering de vryheid verzoeken, om voor hunne Gemeente eene Kerk te mogen bouwen, het welk hen niet alleen gunftig wierd toegeftaan; maar eene plaats wierd  STAD ROTTERDAM. 113 wierd aangeweezen en vereerd aan Stads Vest, niet verre van de Boter/loot, naar de zyde van de Goudfche Poort, alwaar zy in 't jaar 1651 weder eene Kerk bouwden, welke daar geftaan heeft tot na het jaar 1730, Wanneer haar vergund wierd eene andere Kerk te bouwen, en toen is de oude Kerk verkogt, welke weinig tyd daar na wierd afgebrooken , en op den grond eenige woonhuizen zyn getimmerd. De hoofden deezer Gemeente ziende, dat hunne Kerk oud en bouwvallig en te klein geworden was, voor het getal hunner L'idmaateh, hadden var. de Heeren van de Regeering vryheid verkreegen , om eene nieuwe en grooter Kerk te mogen bouwen , en kochten ten dien einde , in het jaar 1732, een deftig huis, regt tegen over de Keifersbrug, aan het ÏVolfshock (taande, welke eertyds door den Heer van Tsfelmoude was bewoond, met twee pakhuizen daar agter tegen aankomende. D,i alles afgebrooken zynde , wierd in den grond éeri goed getal paaien geheid, en de fondamenten in 't jaar 1733 gelegd, tot eene langwerpig vierkante Kerk; die daar op twee a drie treeden boven den grond, veel prachtiger dan hunne vorige Kerk, was opgebouwd in 't jaar 1736. Roven het dak, dat in het midden kocpclswyze opgaat, fteekteenè ronde Lantaarn uit, met een windwyzer daar boven, en in dezelve een flaande klok jen aan de vief zyden wyzend Uurwerk. li \)i  IJ4 «ESCHRYVING DER. De Kerk heeft drie ingangen , waar van de voornaamfte aan de Noordzyde is, met eene cierlyke Poort, daar men van de Sa-nat met drie treeden opgaat, en in een Portaal komt, daar men in het midden een dubbelde deur, onder een boog, tot den ingang van de Kerk heeft, benevens nog eene ingang aan beide de zyden. Dit Portaal wordt buiten de tyden der Godsdienstoefening met een cierlykyzer hek gefloten gehouden. De Poort,Pylaaren en verdere Cieraden van deezen Ingang zyn aile van Bentemerfteen, en voor dezelve eene tamelyk breede Stoep van blaauwe arduinfteen. De tweede Ingang is aan de Zuidzyde van de Wynftraat, meede met een Poort van Bentemerfteen, met Pylaaren aan de zyden vercierd; en de derde is aan de Oostzyde, op dezelfde wyze als die in de Wynftraat, doch deeze wordt zelden gebruikt. De Westmuur is een gemeene muur met het daar tegenftaande woonhuis. Tegen deeze ftaat, omtrent in 't midden van de Kerk, dePredikfloel, zodanig dat de opgang tot denzelven in den muur ingaandegemaaaktis, en de Predikant als van buiten op den Predikftoel fchynt te komen. Pvegt over den Predikftoel zyn deftige Zitplaatfen voor de Familie der Opperhoofden der Gemeente, en boven deeze Zitplaatfen is een fraay flaand en wyzend Uurwerk. Aan den muur ter wederzyde van den Predikftoel zyn veele befloten Zitplaatfen, zoo voor de Kerkelyke Perfoonen , als andere vöornaame Lee-  STAD ROTTERDAM. Il§ Leeden: Aan de Zuid- en Noordzyde zyn tweë Galderyën boven malkander, op houten pylaaren rustende, en op de bovenfte Galdery aan de Noordzyde is , zedert weinig jaaren, een fraay Orgel gemaakt. In 't jaar 1767 zyn in de Kerk eenige Kerkkroonen, in plaats van de vorige, gehangen, die men zegt van zulk een Compofitie te zyn, dat ze" altyd nieuw fchynen te blyven. De Kerk is ruim en luchtig, en met zeer lange lichten aan alle drie de zyden voorzien; welken eerft in het lood waren, en naderhand in het hout zyn vernieuwd. 10. De Joodsche Kerk. Den Jooden , die voor deezen hunnen Godsdienst hier in huizen moesten pleegen, als eerst, zo mert zegt, in de jjoodenjleeg, op een kamer, daar na in een huis op de westhoek van de Bierflraat aan de' Wynhaven, en daar na in een der huizen van Jofeph de la Penje in de Boompjes, tusfchen het oude Waterhoofd en de Draayjleeg, is omtrent het be BÈSCHRYVINGrfER. Was het Westnieuwland flog met geen fteenen huizen gebouwt, want het eerst met fteenen huizen getimmerd is in het jaar 1565, zoo dat het met geen zekerheid te zeggen is , Waar het eerfte Raadhuis geweest is. Hei Stads Timmerhuis. Is eerst geweest in de Weftewageftraat, aan de vVestzyde by de Raamftraat, en wierd in het jaar 1599 afgebrooken , wanneer van deszelfs grond de Peperftraat wierd gemaakt, en aan het Zuidoost einde van het Haringvliet op het Bolwerk verplaatst, volgens de rooijing van de daar ftaande huizen; doch dit huis is omtrent het midden van deeze Eeuw afgebrooken , en in deszelfs plaats op de geheele breedte van de daar agterleggende groote ruimeer/", een nieuw gebouw gemaakt, naar de hedendaagfche wyze van bouwen met verfcheide ruime vertrekken, zoo tot vergaderplaatfen voor de Heeren Fabrykmeefters, als ter wooning van den Bouwmeefter en andere bedienden , met twee poorten tot ingangen , beiden in de Boog boven de Sluisbalk verciert met het Stadswapen , en verfcheidene gereedfchappen tot het bouwen behoorende, met een Thuin bezyden de iVerf op het Bolwerk. * * »  stad rotterdam. 131 Het Latynsciie School. Is ia het jaar 1597 gebouwt, tusfchen de Delffche- en de Slikvaart, op een gedeelte van den grond van het Cellebroers - Klooster, en word ia de Broeder/leeg met eene muur afgeilooten, in wel. ker midden een fteene poort is, daar het borstbeeld van Erasmus boven plcg te ftaan. tot een ingang op eene ruime met eenige boomen beplantte plaats, aan welker drie overige zyden de Ver. trekken zyn, voorde zes Schooien, en wooning voor de Schoolvoogden. Dit Gebouw word ook Erasmusfchool genaamd, ter gedagtenis dat hy de herftelder der Latynfche taaien geweest is. In het jaar 1760 wierd het geheele Gebouw herfteld of meest geheel vernieuwt, aan alle drie de zyden, en met eenige Vertrekken vermeert, waar van eenige haar uitzicht op de Slikvaart hebben. ■ De Stads Waag. De eeifie Stads Waag is geweest onder het Stadhuis, aan de Oostzyde, tot in het jaar 1662, wanneer een gedeelte van het St. Anna Kioozter, agter de Princekerk, tot eene nieuwe Waag wierd gemaakt, die tot in het begin van deeze Eeuw daat toe gebruikt is, wanneer de Eieuwe Waag, aan de Kaasmarkt nevens het Stadhuis, of wel aan I 2 d@  132 beschryving dèr de Westzyde van de Gasthuisfleeg gemaakt wierdj het welk een deftig Gebouw is, van onder ruim en lugtig, hebbende zes uithaalende groote fchaalen , onder een breede cierlyke Luiffel zoo lang als het Gebouw breed is, waar onder de aangebragte goederen voor den regen befchut worden. Binnen in de Waag zyn twee andere fchaalen, daar niet dan fyne waaren en die van gering gewigt zyn , op gewoogen worden, en een Comptoir voor de Waagmeefter, de Wegers, Collecteur en andere bedienden. Boven de Luiffel pronkt de Gevel in hartfteen met de Wapenfchilden van de toen regeerende Burgemeefters en Fabrykmeefters. Het Boterhuis. Is by het vernieuwen van deWaag op de nieuwfi Markt gemaakt;het is onder een geheele open ruimte, daar de Boeren hunne Botertonnetjes te markt brengen, van de Nieuwe Markt tot in de Princelïraat doorgaande, met een Comptoir voor de bedienden van den Collecteur, om de aangeving en Impost te ontfangen. Boven is de Gildekamer vin 't Goud- en Zilverfmitsgilde, en de Keurmeefter en Esfajeur; agter dezelve , plagt het Scbermfchool te weezen, doch is nu boven de Beurs. Boven dit Boierhuis ziet men in de Gevel de bezigheid der Waag nog afgebeeld. Dt  STAD ROTTERDAM. I33 Be Beurs. Dewyl in Rotterdam al vroeg , zelfs eer zy Stads voorregten genoot, al veel Koophandel is gedreven, zullen de Kooplieden waarfchynelyk al vroeg een plaats gehad hebben, om elkander op een bepaalden tyd te kunnen vinden, welke plaat-fen van ouds de Beurs genaamd zyn geworden; doch waar de Kooplieden haar zamelplaats voor het jaar 1598 gehouden hebben, vind men geen aantekening van; maar omtrent dien tyd, wierd aan het Noordwesteinde van het Haringvliet, op den grond van het Bolwerk, daar nu het Admiraliteit* of Princenhof ftaat, een groot vierkant Gebouw gemaakt, tot een Koopmansbeurs, met een tooren, zoo hoog, zegt men, als die van de Franfche Kerk is, met een Luiklok in dezelve om de Beurs tyd aan te kondigen ; Doch dat gebouw wierd in het jaar 1643 afgebrooken, om daarvan 't Prineenhojf'te maaken , terwyl de Zeevischmarkt, die toen aan de Zuidoosteinde van de Blaak was, tot een Beurs gemaakt wierd, met eene overdekte gaandery aan de Oost- en Westzyde, beide van het Zuiden naar het Noorden gaande, alle rustende op houten pylaaren , en aan de einden dier twee gaanderyën tot aan de huizen, met houten hekken op de Beurstyd afgeflooten, doch na het eindigen van de Beurstyd, bleven de deuren van die hekken dag en nacht altyd open. Tusfchen de I 3 hui-  f34 KES^RïVING DER. huizen, die op de Beurs hun ingang hadden, en de gaandery langs de Blaak , was een ruim open plein, met eenige Boomen beplant; aan het Westeinde was een klein Straatje, en daar in het alge* meene Posthuis, en dus het Posthuis genaamd. In het jaar 1722 wierd de Beurs geheel afgebrooken , en verre buiten de rooijing yan de Noordblaak, de fondamenten in de haven gelegt, om daer op , boven een fmal Verwulff, de Noordmuur van een nieuwe Beurs te maaken, beftaande in een langwerpig vierkant Gebouw. Op deeze. fondamenten wierd uit den Grond een muur van klinkerfteenen opgehaald in de lengte van het Gebouw, en daar van -binnen tegen aan eene gaandery gemaakt, op elf Bentemer fteenen pylaaren , met tusfchen beiden komende boogen van dezelve fteenen , en boven de lyften dezer boogen van Bentemer fteen met cierlyke raamen en lystwerk tot haar volkomen" hoogte opgehaald , en daar. binnen boven de gaandery met een ruime doorgang over de geheele lengte. De Oostmuur, daar men een ruim gezigt heeft, over de Gapers brug, de. Gelderfe- Kaay tot in de kleine Draayfteeg, en over de Kolk tot in den Rystuin, is van binnen en van buiten geheel van Bentemerfteen , en in het midden , een vierkante koepel., Tempelswyze buiten de muur wat uitfteekende. Op het fcoogwyze opgaande dak, is een vierkant Toorntje geplaatst, met een luyklok daar in, om de Beurstyd- even  stad rotterdam, I3S even voor het middag uur aan te kondigen, en voor in de koepel zyn drie nisfen, de middelfte met een boog, aan de beide zyden van deze koe^ pel is een poort met pylaftcrs aan de zyden, waaraan, aan de Noordzyde, een yzer hek is, met twee openflaande deuren, welk voor de mid? geopend word, en nademiddag weder word geflooten. Be K o o r n e e V r s. Toen het Hoofd voor de Moriaanfleeg wegge* noomen was, en de Schepen, die hier de,granen in de Stad brachten, daar omftreeks hifnne legplaatzen bleven houden , tot gemak der Graanhandelaaren, wierd daar eene overdekte Koornbeurs gebouwd, rustende op veertien houten pylaaren , met een fchuins opgaande Dak daarhoven ; doch dewyl de Beurs te kleen wierd, zo is in het jaar 1764 aan de oude Koornbeurze nog eene nieuwe overdekte gaandery gemaakt, even zoo groot als de oude, zoo dat de Koornbeurs nu op, dertig houten pylaaren rust. Be Vlas m» ark t. Weinig tyds na het jaar 160S'begon men, op. order van de Regeeringe der Stad, op het Spui:, #ne Markt van Vlas te houden, en de Heeren 14. zien*  Ï3Ó* BESCHRTVISc DER. Ziende, dat dien handel goeden opgang maakte, kogien de Huizen aan de Oostzyde van het Spui, van de Hoogftraat af tot aan het Steiger, en dezeiven hebbende, doen af hreeken , trokken een aan de huizen volgende Steegje daarby, en deden op dien grond twee overdekte gaanderyën met eetje behoorlyke tusfchenruim.te maaken, van de Hoogftraat af tot aan het Spui-Huis by het Steiger, en daar eene derde gaandery, dwars over het plein, aan de einden der twee anderen fluitende, alle drie rustende op veertig houten pylaa*en, en met een fchuins opgaande d.ak verfierd. Voor heide de gaanderyën aan dc-Hoogftraat is op de hoogte van de Boog een frontefpies gemaakt, waarin de bezigheden van den Vlashandel kunftig verheeld zyn, J>« VlSCHMARKTZN. De voornaamfte van dezen is de Zeevismarkt, waarvan de eerfte omtrent het Steiger, tusfchen de Wee.sbrug en de korte Hoogftraat, zal geweest zyn, doch onzeker wanneer die daar gefticht. is , en wanneer van daar weggenoomen. Men weet alleen, dat, in 't jaar j cu 6,, aan't Noord Oosteinde van de Blaak eene Vismarkt is gemaakt, daar nu de Beurs ftaat, en in het jaar 1643 van daar verplaatst is aan het Westeinde van de Blaak, regt voor de Lemekaaieu aan het kleene Marktveidt,  STAD ROTTERDAM. I37 by de Zoetebrug, beftaande in twee lange overdekte gaanderyën , daar de Vischbanken onder geplaatst zyn, van het Oosten naar het Westen, en aan het Westeinde eene dwars gaandery, aan die van de Zuidzyde fluitende, met eene tamelyfee ruimte tusfchen de gaanderyën, hebbende drie Ingangen, als een aan de Oostzyde, een aan de Noordzyde, op het kleene Marktveldt, en een aan het Westeinde op de Zoetebrug, rustende deze drie Gaanderyën allen op veertig houten Pylaren, en met fchuisopgaande Dakken gedekt. De Gaandery aan de Zuidzyde werd gemaakt op Palen eenige voeten van de Kaai, in de Leuvehaven, in den grond geflagen; doch naderhand is de grond tusfchen die palen opgevuld en aangehoogd, en daarop eene nieuwe tot aan het Dak opgehaald. In het midden van de Gaandery aan de Zuidzyde is eene dubbelde Waterpomp. Be R.IVIERVISCH MARKTEN. Zyn drie in getal, twee voor Maasvisch , en ■éene voor Binnenvisch , waarvan de eene by de groote of Zeevischmarkt is , waarvoor aan de Oostzyde van den trap mede een Vlot in het Water legt, en daar aan de Leggers met de Korven, daar de Visch in bewaard en leevend gehouden word; de twede is aan de Haringvliet, by de Engelfche Episkofale Kerk : deeze heiden zyn voor I 5 Visek  i$8 bbs9hk.yvin6 S ï 4 Vtsch in de buitenwateren gevangen : Die voer den Pisch uit de binnenwateren is aan de Melk* markt. Andere Markten. De groote Markt, die alle Dingsdagen, welke de voornaamfte Marktdag is , en alle Zaturdagen , de mede Marktdag, met allerleye kraamen word bezet, Leermarkten, die hier elk vierendeel jaars gehouden worden; deeze groote Markt pronkt met het Beeld van den alömberoemden Erasmus van Rotterdam. Dees geleerde Man is in het jaar 3467 hier gebooren, in de Breekerkjïraat , aan de Westzyde, voor welk huis de tyd zyner geboorte op een houten zwart geverft bord , in drieërleye Talen, met vergulden Letteren te lezen ftaat: Hy is in het jaar 1536 te Bazel, in Zwit* zerland, geftorven , en begraven, alwaar ookeene gedachtenis ter zyner eere is opgericht. Zyn Naam was in het Hollandsch Gerr.it Gerrjtz;. maar hy fchreef dien in 't Grieksch en Latyn , Defiderius Erasmus,. De Regeering, deezer Stad deed , om 's Mans roem van uitmuntende geleerdheid te vereeuwigen , in het jaar 1549,, zyne. Beeltenis van hout maaken, en. aan de Westzyde van deeze Markt plaatzen 'T en in het jaar 1557. waarin de Markt met fteen overwulft en geheel, feeftraat. werd , werd dat houten Beeld vyegge- noo-  STAD ROTTERDAM. 13$ ïioornen , en een ander Beeld van blaauwen Arduinfteen van Erasmus, aan de Oostzyde van de Markt, op het verwulf geplaatst. Dit fteenen Beeld werd, in het jaar 1572, door de Spanjaards j die de Stad overrompeld hadden, in het Water geworpen, en na hun vertrek daar weder uitgehaald , en op deszelfs plaats gefteld, daar het ftaan bleef tot in het jaar 1622, wanneer de Regeering der Stad een uitneemend kunftig Beeld van Erasmus van Metaal had doen gieten , het welk hem byzonder wel geleek, met eenen Doctoralen mantel, van den hals tot de voeten afhangende , en op de linkerhand een opengeflagen Boek rustende , waarvan de regterhand eenige bladen met de vingeren houd , als iemand, die ftaat te lezen; welk metalen Beeld, op dezelve plaatze, op een vierkant graauw Pedeftal , omtrent zes voeten hoog, werd opgericht: de zyden van dit Pedeftal zyn allen binnen de lysten zwart, en daarop met gouden Letteren befchreyen, met infcnptien, vermeldende aan de Zuidzyde, in het Nederduitsch, in een Gedicht van Joachim. Oudaan, de Stad, waar hygebooren, en de Stad, waar hy geftorven en begraven is, benevens zyne groote Gaven; aan de Oostzyde, eene aanteekening van het geene aan dit Beeld gebeurd is tot in het jaar r/677, mede in het Nederduitsch; de twee andere zyden hebben infcripties in vreemde Talen. Dit Pedeftal en Beeld is aan alle zyden met  14© B2SCHRYVING DER met een yzeren Hek afgeflooten. Na dat dit metalen Beeld op de Markt gefield was, werd het eens in het jaar zoo fchoon gefchuurd, dat het, wanneer de flraalen van de Zonne daarop vielen , zulk eenen fterken glans had, dat het veel meer een gouden dan een koperen Beeld fcheen te wezen : maar men begon te bemerken, dat de fynfte trekken door het fchuuren eindelyk bedurven zouden worden , en dus het Beeld veel van zyne fraaifte kunstmerken ftond te verliezen , en toen erd net fchuuren van dit Beeld geheel verboden. De nieuwe Markt, tusfchen de Prince Kerk en het Beterhuis, aan de eene zyde, en het Zakkedragershuis, Ivoornmeeters en IQnnipwage, aan de andere zyde , leggende , is eigentlyk de Beeflemarkt , die van Oétober zes Weeken na elkander alle Dingsdagen van Rundvee, Schaopen, en Varkens, voornamelyk word gehouden; hoewel genoegzaam het geheele jaar door alle Marktdagen Vee ter Markt wordt gebracht. Deeze Markt heeft eerst in den Gppett, en daarna in de Princeftraat geweest. De magere Varkens Markt is achter het Gemeenlandshuis aan óeVest, daar meest alle Marktdagen , in het faizoen , Biggen ter Markt gebracht worden, om te mesten : deeze Markt wordt meest de Beestmarkt genoemd. De Boendermarkt is tusfchen den Houttuin en den  stad rotterdam. i4i den Rystuin , aan de Hoenderbrug, alwaar alle Dingsdagen veelërlei Gevogelte ter Markt gebragt werd. De Botermarkt werd, nevens de Pringe Kerk, in de Princeftraat gehouden, op de Marktdagen ; doch alleen van Boter in (lukken, zonder getonde Boter: en de Huibrug dient op de Marktdagen voor eene tweede Kaasmarkt, in het kleen , of by enkel de ponden. De Groenmarkt word Dingsdags en Zaturdags gehouden achter de Groote Kerk. Het BierSccynshuis. In het jaar 1612 deden de Heeren van de Regeeringe van de Stad aan den Zuidwesthoek van het St. Laurenskerkhof, nu de Tor en ft ra at, een huis maaken, onder tot een Staf voor de Sleeperspaarden, welk eerst onder het St. Antonies Gasthuis was geweest, en nu aan het einde van de Leeuwelaan aan de Vest is. Dit Huis is, na het verplaatzen van de Sleeperspaarden, gemaakt tot een Accynshuis voor de Bieren. Stads Kraan. Behalven de Kraan, die voor de Moriaan/leeg geftaan heeft, zyn nog andere Kraanen in lateren tyd in de Stad geweest, welken allen weder.afge- broo-  i4ü bèschryving der broöken zyn , behalven die op de Purist fraai* welke zedert weinige jaren vernieuwd is, en boven aan het einde met het Stads Wapen pronkt. By deeze Kr Aan is een Accynshuis voor alles, wat tot den Impost van de Wytien, Brandewynen en Azynen, enz. behoort, met een Paardefial, alleen voor de Sleepers, die, op hunne beurte, de Kraan moeten bedienen 5 welk voorheenen aan de Blaak geweest is; Het Gemeenlandshuis van Schieland. Het eerfte Gemeenlandshuis heeft geweest aari 6t Noordzyde van de Hoogftraat, niet Verre ten Westen van de Goudfchewagenftraat , welke nu een deftig Woonhuis, en het oude Gemeenlandshuis genaamd word; In het jaar 1661 de oudé Schiedam fchepoort afgebrooken zynde, begon men aan het begin van den Schiedamfchendyk 730 greene masten tot op bet Welzand in den grond té hcijen, en daarop de Fondamenten te leggen tot een Gebouw van tachtig voeten ih het vierkant groot, het welke daarop in weinig tyds naar alle de regels van de befte Bouwkunde werd voltooid. Dit Huis word by de Kenners der Bouwkunde gehouden voor het volmaakfte, en naast het Stadhuis te Amflerdam het prachtigfte Gebouw in geheel Holland: van voorea is het geheel van hard- ftees  STAD ROTTERDAM. Ï43 fteen opgehaald, voorzien met een Balcon rustende op vier ronde Pylaaren, en aan de Muurzydé met vier Pylafters verfierd. De voorzyde van het Balcon pronkt met het Wapen v.m Schieland, dat een roode Leeuw op een goud veld is , en van wederzyden is omringd met een Jerufalems Veder i welk Wapen word vastgehouden door eenen A' rend met zyne Klaauvv , en met zynen Bek dé bovenfte parel van de Keizerlyke Kroon, die het Wapen dekt, vast houd. De Voorgevel is in het geheel vercierd met tweeëndertig zoo Pylaren als Pylafters, van de Iönifche en Korintifche orders. Boven de Lyst des Gevels is een Frontefpies met lofwerk en feftonnen, welk van Kupidoos word vastgehouden. Onder het Balpon is ecu yzer Traliewerk, dat verwonderlyk fraai, met Kindertjes, allerhande zoort van Bloemen, en Vruchten, en gedraaide Pylaren , uitneemend fraai is gefmeed. Voor het Huis is een Basfecour of Plein, rondom met een yzer Hek afgeflooten , hebbende aan den Dyk eenen Ingang,^net twee openflaande deuren op het plein, alwaar de Ingang van het Huis opeen Bordes is, aan wederzyden met eenige treden opgaande , onder het Balcon en voor het Bordes met een Palufler voorzien. Van het Bordes ingaand* komt men in het voorgedeelte of de Voorzaal, waar van de Zoldering met kunftig gefneden Lofwerk voorzien is, op Pylaren en Pylafters, jset fraai gefneeden Kapiteelen rustende. Aan de reg-  JU beschryving DER regterzyde van de Voorzaal: daar tegenóver is eene Kamer: de Kamer, daar de Vierfchaar word gefpannen, is een groot, ruim en luchtig Vertrek, voorzien met een deftig Horologie, en eenen Schoorfteenmantel van rood marmer , met witte aderen doortrokken: ftaande het Gebouw geheel op zyn eigen Muuren, hebbende van vooren den Schiedamfchendyk, aan de Noordzyde de «agere Varkensfteeg, aan de Zuidzyde de gebak, ken Paauwenfleeg, dat allen breede ftraaten zyn en van achteren een zeer ruime open Plaats, wel! ke rondom met eenen hoogen Muur is afgeflooten, waarin een zeerhooge Lindeboom in het mi deeze Stad tót het Hoofdcollegie , en dèrhalveri 'tot het voeren van de Admiraliteits- Vlagge \ verklaard ; waarop beflooten werd voor dit Collêgie in deeze Stad een Huis te bouwen, werd in het jaar 1643 de Beurs aan het Noordwesteinde van dé Haringvliet afgebrooken, en op dien grond een langwerpig vierkant Gebouw met luchtige Kamers en ruime Vertrekken opgebouwd, ten dienfte van dit Collegie, en het Prirtge Hof word genoemd. *  H