AAN DE BIBLIOTHEEK DER UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM in S^?;..^ Bib, ,HS^lVersiteitvan Amsterdam 01 2786 1615  JOH. LAUR. van MOSHEIM, WAARHEID EN GODLYKHEID VAN DEN CHRISTEL YKEN GODSDIENST, eerste deel.   J, L. van MOSHEIM, VOORHEEN KANCELIER TE GOTTINGEN. GESCHIEDENISSE V A N D E v y a n d e n VAN DEN CHilSTEiLYKEW GODSDIENST uit deszelfs voorlezingen, Uitgegeven en tot op den tegenwoordigen tyo vervolgd door ffl. GODFRIED WINKLER, Diacon en Vry dagsprediker van de Kerk van het Heilige Kruis te Dresden> als ook Medelid van de Sociëteit dert Christelyke Liefde en Wetenschappen aldaar. uit het hoogduitsch vertaald door ysbrand van hamels veld, S. S. Theol. Doét. en Prof. te UTRECHT. Te A R N II E Af, By J. H. M O E L E M A N, Boekverkoper» mdcclxxx v.   VOORREDE heb reeds in het Berigt, waar in ik di£ ïk heb reeds in het Berigt, waar in ik dÜ eerfte Deel van Mosheims voorlezingen ovei de Waarheid en Godlykheid van den Christeryken Godsdienst aankondigde , deels de redenen aangetoond, die my tot het uitgeven van dezelve bewogen hebben, deels het begrip vastgefleld, het welk de Zalige Man van de vyanden van den Christelyken Godsdienst gevormd heeft. Ik heb aangemerkt, dat hy daar door gee^ ïie Ketters en Dwaalleeraars, maar zodanige perfoonen verftaat , welke niet zoo zeer in zommige Leerftukken van den Godsdienst anders denken, maar welke den geheelen Godsdienst van den Verlosfer voorvalsch en onnodig verklaren , het geen byzonder de gefieldheid van onze hedendaagfche Naturalisten ers Deïsten is. Het getal derzelvcn is groot en neemt dagelyksch toe, en hunne tegenwerpingen tegen den Godsdienst zyn doorgaands even dezelven, daarom was het niet nodig, omdiö alle, maar alleen de voornaamften, en als 't war** de Voorgangers onder hen te noemen, de vooisaamfte omftandigheden van hun Je ven, die S dik-  li V O O U E D E. dikwib Jicht geven, waarom zy tot het een of ander dwaaiend gevoelen vervielen, en hunne voornaamfre dwaalingen, aan te wyzen. Een kort inzien van dit Boek zal reeds leeren,dat geene van deeze zaakenis voorbygegaan Men heeft wel Schriften genoeg, welke de evensomltandigheden en de tegenwerpingen der Vrygeesten aanhaalen , dan men heeft zooveel ik weet, noggeene, waarin behoor' Jyke Bengten van allen en eenen ieder, ze derd het begin van het Christendom tot op, den tegenwoordigen tyd gevonden worden. Daarom geloofde ik dengeenen, welken daar aan gelegen is en zyn moet, om de voornaam«te beftryden van den geheiligden Godsdienst der Christenen te kennen, alsï't ware een handboek te overreiken, waar in zy hetvoornaamfte van allen vinden zullen, en wa3r by zy het geen hun in het lezen zelve voorkomt, kunnen byvoegen. ; ?* mt van eene zodanige Gefchiedenis is zichtbaar genoeg, en behoeft geene wydloo. pige aanwyzing. Want wie weet niet, dat wy m onze dagen meer met de Vrygeesten dan *jet de vyanden, die onze Vaders te beftryden hadden, nodig hebben te ftryden ? Hoe grooter de vryheid van denken en leeren word; hoe  VOORREDE. ui hoe vryer en onbelemmender openba&re Pan* theïsten en Deïsten hunne verleidelyke Schriften onder ons kunnen uitgeven; hoe gebaander de weg is, om dergelyke Schriften uit ver afgelegene Landen te verkrygen; hoe meer de. winzucht door het overzetten van zodanige Boeken zich zoekt te verryken , en ze daar door in de handen van zulke lieden brengt, welke tot het overdenken en beproeven van dezelve onbekwaam zyn; des te meer neemt het Ongeloof toe. Wat is noodiger, dan daar tegen te arbeiden. Doch men heeft reeds veei gewonnen, als men de Gefchiedenisfe der Helden onder de vyanden van den Godsdienst kent, en weet, tot welke party zy behoren, en met welke wapenen zy ftryden. Men zal, op hunne aanvallen voorbereid, voor dezelvenniet vreezen , maar de behoorlyke toerustingen daar tegen in gereedheid hebben. En daar toe zal dit tegenwoordig Boek aanleiding geven. De Methode , die in dit Boek is in acht genomen , is geheel van wylen Mosheim , en die zyne overige Schriften kent, zal dezelve in dit ook opmerken. En het is aan even deeze van wylen Mosheim geliefde Methode toeteicbryven, dat, het geen meenigen Lezer als een * % .mis-  >v V0aRRED E mishag mag toefchynen, erzommige dwaaiende ftdüngen en tegenwerpingen van de vyanden tegen den Godsdienst meer dan ééns voorkomen, b. b. de Helling der Deïsten: dat de Natourlyke Godsdienst genoegzaam is tot Zalig, heid van den mensch. Maar volgends de eenmaal verkoozene Methode moesten alle dwaajende (tellingen van eiken vyand van den Godsdienst , waar van hier berigt word gegeven, aangewezen worden. Daar over heb ik my eigenlyk niet te regtvaardigen , dewyl de tellingen by dit werk reeds van wylen Windheim aan de wereld in druk gefchonken waren, en het niet in myne vryheidftond, om dezelve te veranderen Maar over het geen eigenlyk myn arbeid by dit Werk is, heb ik nog iets nodig te herinneren. Wylen Mosheim had, gelyk bekendis, zonder iets op te fchryven, zyne voorlezingen gehouden, het was uit dien hoofde niet anders te denken, dan dat er menige dvvaalingen in naamen, getallen, aanhaling van Schriften en dergelyke moesten voorkomen, die misfchien ook door de fchielykheid van den Nafchryver Waren vermeerderd geworden ; by had ook niet alle Schriften van eiken vyand van den Godsdienst opgegeven, maar alleen de voornaamfte aan-  VOORREDE. ir aangewezen. Ik moest dus, zou het werk niet geheel onvolledig blyven, het eerfte verbeteren en delaatfte er byvoegen. De enkele benoeming der Schriften fcheen my te mager en zonder nut te zyn , daarom zag ik my genoodzaakt om den inhoud van ieder Gefchrift dat ik noemde , kortelyk aan te wyzen. De Bronnen, waar uit ik fchepte, waren deels de Schriften der vyanden zelve, zoo veel ik dezelve heb kunnen magtig worden, deels de aanwyzingen , die de twee beroemde Walch en Baumgarten , Trinius , Lesz en voor- naamlyk Leland , daar van gegeven hadden. Mosheim had alleen zommige van de dwaalingen der vyanden en wel verftrooid aangewezen, ook deeze, moest ik uit den gemelden grond vergoeden , en dit is meerendeels volgends de bepaaling van den in de Kerkelyke Gefchiedenisfen byzonder verdienden D.Walch jn Gottingen gefchied. Reeds dit heeft dit Boek veel grooter gemaakt. Vervolgends zou dit Boek de Gefchiedenisfen der vyanden van den Godsdienst tot op onze tegenwoordige tydenin zich vervatten, dan moesten er ook uit dien hoofde de Gefchiedenisfen der vyanden, die Mosheim niet kon kennen, en die na zynen dood eerst te voorfchyn zyn gekomen , byge* 3 voegd  vr V Ö i) R R E D % voegd worden, daar van daan is byzonder da 15 §. zoo tierk uitgedygd. De wyze, waar op dit Gefchrift inde wereld kwam, bracht het in de handen van zodanige perfoonen, voor welke het eigenlyk niet beftemd was, ik zag my deswegens dikwils genoodzaakt, om in zomtyds lange bygevoegde Aanmerkingen, zaaken te verklaaren, die aan eenen ieder , welke de Kerkelyke Gefchiëdé msfen weet, bekend moesten zyn, maar voor de in deeze Gefchiedenisfen onbekende Lezers moest ik die herhalen, indien anders-hun lezen niet geheel vergeefs zou zyn. Meer dan de helft van het Boek is derhalvenmyn arbeid, dien ik misfchienvan den arbeid van wylen Mosheim had moeten onderfcheiden , dan ik wilde den Lezer niet door al te veel onderfcheid vanfchrift in het lezen lastig vallen, en op het einde is er byzonder in zulke dingen, niet veel aan gelegen, wiens werk het is, dewyl hier alles op getuigenisfen aankomt, en ik van myne byvoegzels verzekeren kan, dat ik in Haat ben om ze alle met goede getuigenisfen te bevestigen, maar die ik niet kon bybrengen , om niet wydloopig te worden, en het voor myne Lezers onnodig vond,nadien ditBoek alleen eene algemeene kundigheid in de  VOORREDE. vïs de Gefchiedenisfen van de vyanden van den Godsdienst geven moest. Er zyn van dit Boek nog twee Deelen ts verwachten.' Het volgende vervat eene grondige aanwyzing , hoe men het bewys van de Waarheid en Godlykheid der Heilige Schrift aanleggen moet, het geen men het Leerftellige deel kan noemen, en het laatfte is eindelyk, de wederlegging der voornaamfte dwaalingen van de vyanden van den Christelyken Godsdienst , het welk als het wederleggende deel is aan te merken. Ik hoop des te meer, dat deeze beide volgende Deelen even zodanige genegene Lezers^ gelyk dit tegenwoordige zullen vinden , nadien zy eigenlyk het hoofdwerk uitmaken,-en dit Hiftorisch Deel in een zeker opzicht als de voorbereiding van de volgende is aan te zien. Beide Deelen zullen ook of in eenen Band by eikanderen gevoegd, of in twee kleine Banden in het licht komen, en ik hoop, dat dit buiten lang vertoef gefchieden zal, als de Voorzienigheid my vergunt; om eenigen tyd meer dan voorheen tot zodanigen arbeid te kunnen foefteeden. De Drukfouten die er in dit Boekdeel mog- ten  vin VOORRED Kl ten voorkomen, gelieve de Lezer gunstig te verbeteren. DeHeere Iaate ook dit Gefchrift, het welk de verheerlyking van zyne Eer enzynen Godsdienst, het grootfte gefchenk van zyne goedheid, ten oogmerk heeft, by allen gezegend zyn , dat veele van hunne dwaalingen daar door te rug gebragt, of in hun allerheiligst Geloof bevestigd worden! Dresden den 12 october I782. M. G. WINKXER,  GESCHIEDENIS VAN DE VYANDEN VAN DEN C H R T S T E L Y K E N OODSDTENST. EERSTE AFDEELING. Van de Vyanden van den Christelyken Godsdienst, van deszelfs oorfprong af tot op de tyden van de Kerkhervorming. §. I. Van de Jooden. D e eerfte en alleröudfte Vyanden van den Christelyken Godsdienst zyn de Opzieners en Hoofden van de Joodfche Kerk, ten tyde van Christus en zyne Apostelen. De meesten A ver»  2. Gefchiedenis van de Vyanden verwierpen het Geloof, het welk Christus verkondigde, alleen daarom, dewylhunne driften en begeertens hun verfland verblindden, zo dat zy de kragt der bewysredenen, die hun ChrisTusen de Apostelen voorftelden, niet konden inzien. Deze eerfte Vyanden Helden tegen de leer van onzen Verlosfer niet meer, dan twee gronden, te weten 1. Het vleeschlyk en dwaalend Begrip van den Mesfias en zyn wereldlyk Koningryk, en 2. Het even zo dwaalend gevoelen van de eéu* wigheid der Mofaïfche Wet. Deze beide vooröordeelen verblindden de gemoederen der Opzieners van het Joodfche Volk zo fterk, dat zy de bewysredenen, die Christus hun van zyne Godlyke Zending gaf, niet inzagen. Zy antwoordden op het hoofd, bewys van zyne wonderen, dat dezelve of Tovery waren, of door den Duivel verrigt werden; en op het bewys, dat van de Voorzeggingen ontleend werd: dat Christus de Profeten alleen van zich zei ven vei klaarde en uitlag. Verkl arin g. jEsusvan Nazareth, deStichter van den Christelyken Godsdienst, wiens Leere, of om met den JBybel te  yan den Christelyken Godsdienst. 3 fcefpreken, wiens Euangelium, en de zich daar op grondende Godsdienst, zich nu reeds 18 Eeuwen, onder menigerleië afwisfelingen van verdrukkingen, beftormingen, en verwoesting dreigende aanvallen, zonder menschlyken arm , zonder wereldlyke macht, zonder aardsch geweld, alleen door zich zeiven tot een wonder van elk verftand, dat vry is van allepartydigheid , ftaande heeft gehouden; Jesus van Nazareth de Stichter van den Christelyken Godsdienst was, gelykwy weten, van Joodfchen afkomst, leefde in den fchoot van dit Volk, en was voor zyne tydgenooten een ten uiterften merkwaardig Man. Zyn beftaan, (Exiflentie") en dat hy zich in Judea door zyne geboorte, door zyn onberispelyk leven, door zyne menschlievende, en weldaadige wonderen, door zyne alle menfchelyke uitvinding te bovengaande leere, doorzyn onverdiend lyden, door zynen onfchuldigen dood heeft beroemd gemaakt, heeft nooit, dewyl deze en andere dingen ook door de Gefchiedfchry vers van andere Volken genoegzaam omftandig gemeld zyn, iemand der ftoudfte Twyfelaaren, hy zy Jood, Heiden, of Christen, in twyfel getrokken. By het klimmen zyner manlyke Jaaren, toen hy 30 [aaren oud was, waar in volgends den loop van natuur gerekend, waardigheid en bevalligheid, ernst en fchranderheid, overleg en fterkte der Ziel, vastigheid van gemoed, en een onverfchrok- kea Geest zich opdoen kwam hy onder zyn A 2 Volk,  4 Gefchiedenis van de Vyanden Volk, dat toenmaals, dewyl alle Profetiiche kentekenen van den tyd ten einde liepen, in de volle verwachting was van den aan hunne Vaderen beloofden Koning Messias, openlyk als een Leeraar met hoger Zalving en met nooit onder die Natie gehoorde tekenen, wonderen en daaden te voorfchym Zyne voorftellen, indien men deze dus noemen kan, hadden een dermaaten [groot gewigt, dat een aanzienlyk deel van zyne Landslieden daar door bewogen werd, om hem, nadien hy ook zyne leeremet zulke grooteen weldaadige wonderen verzegelde, als den beloofden Profeet en gezalfden Gods te erkennen. De grootheid van Jesus , en zyn boven alles verheven karakter in alle Zedelyke betrekkingen nagegaan , Kraalde van alle zyden zo fterk in het oog, dat men in hem volftrekt eene meer dan menschlyke kracht erkennen moet. De vrygeestige Rousseau , defynfte Naturalist, dien men uit zyne fchuilhoeken met moeite verdry ven moet, vind zich by alle zyne uitgezochte, doordachte en evenwel altyd manke ftellingen, verklaringen en gevolgen, waar mede hy het Christendom beftormt, deswegens ook als tegen zynen wil gedrongen, om dit oordeel over Christüs in zyne Emile te vellen : „ Kan deze , wiens Gefchiedenis ons de Heilige „ Schrift verhaalt, niets dan een bloot mensch „ zyn? ■ Welk een gebied over zyne harts- „ tochten! Waar is de Mensch, waar is de Wyze, die zonder zwakheid, zonder ligtzinuigheid han- ij de-  mt den Christelyken Godsdienst. 5 „ delen , lyden en fterven kan P Maar waar had ,, Jesos by zyn Volk die verhevene, en zuivere „ Zedenleer geleerd, diehy alleen door zyn leere en „ voorbeeld bewezen heeft ? De dood van Socra„ tes , die gerust met zyne vrienden Philofofeerde, „ is de zachtfte dood, dien men begeeren kan; de ,, dood van Jesüs, die onderfmerten, befchimpt, „ befpet, vervloekt voor'toog van een geheel Volk ,, geftorven is, is het fchriklykfte,dat men vrezen „ kan. Sgcrates nam den vergiftbeker en zegen„ de den genen.", welke hem denzelven met traanen ,, overgaf; Jesüs, midden onder de fchriklykfte ,, folteringen, bad voor zyne wreede beulen. Waar,, lyk, indien het leven en de dood van Socrates, „ het leven en de dood van eenen Wyzen is, dan ,, is het leven en de dood van Jesüs, het leven en ■j., de dood van eenen God. Zullen wy zeggen, dat de Gefchiedenis van het Euangelium alleen tot „ vermaak verdicht is? Myn vriend! zó verdicht „ men niet, en dedaaden van Socrates, waar aan geen mensch twyfelt, zyn lang niet zo zeker „ als de daaden van Jesüs Christüs. Nooit zou„ den Joodfche Schryvers , noch dezen Styl, „ noch deze Zedenleer hebben kunnen uitvinden; „ en het Euangelium , heeft zo groote, zo dui„ delyke, zo volkomen onnavolgbaare kenteeke„ nen der waarheid, dat de Verdichter van het zelve veel meer bewondering zou verdienen dan s, de Held in het zelve." Het Tydperk, waar in Jesüs zyne Leere onder de A 3 Joo.  6 GefcMedenis van de Vyanden Jooden openlyk voordroeg , was voor dit Volk zeer treurig. Want zedert 3 Eeuwen , toen de Profeet Maleachi , als laatfte Profeet van den God Abrahams , Isaaks en Jakobs de voorzegging deed: Snellyk zal tot zyne?! Tempel komen de Heer en de Engel des Verbonds, dien gylieden zoekt; ziet hy komt, zegt de Heer der Heirfcharen! was de geest der Voorzegging geweken , alle Openbaringen opgehouden, en het Godsdienst- enKerk-wezen in het diepfte verval geraakt. Het Joodfche Volk, dat buiten dien, gelyk men hun gedrag uit hunne Gefchiedenisfen weet, tot buitenfpoorige dwaasheden ongemeen geneigd was, begon in Godsdienst-kennis te verwilderen. Men kan waarlyk niet zeggen, dat zich dit Volk na deszelfs wederkeeren uit Babel met den Afgodendienst , waar aan hunne Voorouders zo waren overgegeven , verontreinigd had, veel meer brandde het in vollen yver, om Tempel en Altaar by derzelver heiligheid zeker te bewaren. ■Maar evenwel, dewyl onder de Maccabeefche Heiden de Kroon met den Myter verbonden werd, en de Regent ook Hoogenpriester te gelyk was, zo ontftonden uit deze verëeniging affchuwelyke tooneelen van Bloed en Moord, van Verbanning en Simonie, van Oorlogen Verwoesting, waarby de geest van den Godsdienst uit dat Volk verbannen werd, en alleen uiterlyke Offeranden en Tempel-gebruiken het hoofdwerk uitmaakten. Daar üit volgden veele verwarringen , welke het Volk ver-  van den Christelyken Godsdienst. % verbittering inftortten , en Jooden tegen Jooden aanvoerden. De Samaritanen (*), die tot eene vermenging in den Godsdienst vervallen waren, bouwden onder bet Stadhouderfchap van SanbalX,at eenen Tempel op den berg Garizim (**),- en Onias <^*) Als Salmanasser de 10 Stammen, of het eigenlyk zo genaamde Koningryk van Israël gevangen naar dsfyriën weggevoerd had, en alleen een klein deel van Efraim te rug bleef, zo kwamen , op dat het land niet woest bleef, eene menigte vreemdelingen daar heen, met welke de Efraïmiten , in hunnen Volks Godsdienst eene geraeeufchaplyke zaak maakten, doch zo, dat de Oudjoodfche Godsdienst daar mede verbonden werd, en er dus eene vermenging uit het Heiden- en Joodendomontftond. Behalven de vyfboeken van Mofes namen zy geen ander boek van den Bybel aan. De Vyandfchap en de Haat der Jooden tegen de Sar maritanen was onverzettelyk; en zy geven voor, dat zelfs Esra na de Babylonifche gevangenis, de oude Hebreeuwfche letters, welke thans de Samaritaanfche genoemd worden, met de Chaldeeuwfche vcrwisfeld heeft, op dat ook daar door de Jooden des te verder van hun vervreemd blyven mogten. (**) Manasse , de Broeder van den Hoogenpriester Jaddus had de Dochter van Sanballat Stadhouder van Darius te Samarien, getrouwd. De Jooden waren daar over, dat hy tegen de Wet met eene vreemde Vrouw getrouwd was, geweldig vertoornd, en verftieten hem van den Altaar. Sanballat , om zynen behuwd-Zoon vergoeding te bezorgen , bouwde na bekpmene vryheid van Darius , of gelyk JoseA 4 FH^S  S GefcMedenis van de Vyanden Onias eenen dergelyken te Heliopolism Egypte; tvelke tegen den Tempel te Jeruzalem gefield waren (*). Uit deze omftandigheden kan men heel ligt befluiten, hoe het wezenlyke van den Godsdienst gefteld moest zyn. Geen Profeet predikte meer, geene teekenen zagen zy meer, en ieder deed, wat hem phüs berigt, van Alexander den Grooten, (maar welk laatfte met de tydrekening ftryd. Ziet Prideaux aaneenfehakeling van het O. en N. T. M. 383.) eenen Tempel op den berg Garizim, en ftelde zynen behuwd-Zoon tot Hoogenpriesteraan. Deze berg was voor de Samaritanen om twee redenen heilig. Vooreerst daarom , dewyl by denintogt in het beloofde Land , op den zeiven met eene groote plegtigheid de zegen, en op den berg Eèa/,de andere fpits van denzelfden berg, de vloek uitgebroken werd. Deut. XXVII, 12. volg. Ten anderen daarom, dewyl de Samaritanen beweerden , dat deze berg alleen van den Zondvloed niet was overftroomd geworden. Hirkanus de eerfte van dien naam, Hoogenpriester te Jerufalem , verwoestte eindelyk dezen Tempel, na dat hy 300 Jaar geflaan had. Evenwel behielden de Samaritanen eene aanhoudende hoogachting voor dezen berg, en Christus werd van de Samaritaanfche Vrouw by de waterput van Jacob verzocht, om het verfchil tusfchen hen en de Jooden te beflisfen. Joh. IV. (*) In Egypte bouwde Onias , een verdreven Hoogenpriester te Jeruzalem op verlof van den Koning Ptolebleus Philometor te Heliopolh ook eenen Tempel, en trok de Jooden, die in Egypte» woonden, tot zich. Deze Tempel heeft nog onder den Keizer Vespasianus geflaan,  van den Christelyken Godsdienst; §i hem goed dacht. Maar op dat toch op eerdge wyze de gemeene Jood, in het geen de Godsdienst vorderde, onderwezen , de Jeugd tot hoger kun. digheden opgeleid, en de Wet van Moses in gezag behouden mogt worden; zo werden van Jeruzalem af, door het geheeleland Schooien opgerigt, en de zogenaamde Schriftgeleerden waren daar by als gewoone Leeraars en Hoogleeraars aangefteld. Deze menfchen, die men met de ftrengite nauwkeu■ righeid kan vergelyken met de Schoolfche Godgeleerden der Barbaarfche Christen-eeuw, veranderden eene gezonde uitlegkunde in Sophiftilche beuzelingen, en vervielen in zulke ongerymdheden, welke, hoe billyk men ook oordeele , eene waare uitzinnigheid tot haar zegel hebben. De Talmud, of het Leerboek der Jooden, waarin hunne gevoelens van hunne Burgerlyke en Geestelyke Regten , en andere dingen , die tot den Godsdienst behoren, voorgefteld worden (*), de Kab- ba- (*) Men had reeds voor lang onder de Jooden het gevoelen aangenomen , dat de Godlyke Wet gebrekkig en niet genoegzaam is; maar dit donkere en gebrekkige heeft God daar door duidelyk en volledig gemaakt, dewyl hy, toen hy aan Moses de Wet heeft gegeven,' hem ook de uitlegging en verdere verklaring van dezelve medegedeeld beeft. De eerfte moest hy fchriftelyk opteekenen, maar het laatfte moest van Gedacht tot Geflacht mondeling worden voortgeplant. Daar van daan maken de Jooden een onderfcheid A $ tus-  xo Gefchiedenis van de Vyanden lala, dat is, de geheime en veelzinnige Uitleg- kun- rusfchen de gefchreevene en Mond-wet. Zy zeggen, dat zo dra Moses van den berg Sinai was afgekomen, hy Aaron en zyne Zoonen, en de 70 Oudtfen in zyne Tent heeft verzameld, hun beide deeze Wetten geleerd, en dat deze vervolgends deze Wetten aan het Volk hebben bekend gemaakt. Dat de Tekst zou afgefchreven zyn geworden, en in zich 613 Geboden vervatte, maar de uitlegging, of de. mondelyke Wet, alleen mondeling zyn voortgeplant. Dat deze mondelyke Wet van Moses tot Josua en de Oudften, van dezen tot de Rigters, van dezen tot de Profeten en in het byzonder tot Jeremia, van dezen tot Esra is overgebracht; dat deze die voortgeplant heeft, en dat door den Hoogenpries • ter Simon den Regtvaardigen, dezelve tot Hillel, -Schammai, Gamaüel, en eindlyk tot den beroemden Rabbi, ]uda Hakadosch, den Voorzitter der Schoole te Tiberias gekomen is, die ze eindlyk in zekere Hellingen gebracht en fchriftelyk opgeteekend heeft, welk fchrift Mifchna of Mifchnajotk d. i. de tweede of herhaalde Wet heet. Eer deze Rabbi Juda dit deed, bedienden zich de Joodfche Leeraars, dewyl zy de menigte der overleveringen niet in het geheugen konden bewaren , van zekere opftelleu tot hun byzonder gebruik, waar uit zy hunne Leerlingen reeds ten tyde van Christus onderrigten. De eerfte verzameling van Rabbi Juda Hakadosch, was nog zeer onvolmaakt en donker, daar van daan begonden andere Rabbynen, dezelve op te helderen en te vermeerderen. Ook hier over fchreven andere Rabbynen in Paleftina verklaringen. Deze alle verzamelde Rabbi Jochanan , en deze verzameling word de  van den Christelyken Godsdienst. n kunde van de Schrift (*) begon in het byzonder ook in het verklaren der Heilige Schriften zich onder de Jertizalemfche Talmud genaamd, waarin de B 'ifchna den Tekst uitmaakt, maar de Ophelderingen heeten Ge~ mara. Hoe breedvoerig ook dit weik is, zo vond het niet overal goedkeuring, dewyl het nog donker, en het gezag der Schooien van Paleftina vervallen was, en de beroemdfte Rabbynen zich naa Babyion begeven hadden. Hier begonden byzonder Rabbi Asche, en Rabbi Abhina eene volledige verzameling van verklaringen in de Chaldeeuwfche taal, over de Mifchna te vervaardigen, welke Rabbi Jose en Rabbi Mar in de 5de Eeuw na Christus geboorte voltooiden. Deze verzameling word de Babylonifcke Talmud genaamd, welke van de hedendaagfche Jooden het meest gelezen, en boven de Heilige Schrift word gefteld. De gevoelens der Christenen omtrend dezen Talmud zyn zeer verfchillende. Maar hy is niets dan eene verzameling van Menfchelyke invallen en Hellingen van oude Rabbynen, en heeft geen nut, dan misfchien in de Joodfche Oudheden, in fpraakkunftige dingen, en in de kennis van den hedendaagfchen Joodfchen Godsdienst. Zoo veel is zeker, dat daar door de overgang der geleerde Jooden tot het Christendom zeer moeilyk is geworden , het welk ook een hoofdoogmerk der verzameling van deze gevoelens der Rabbynen geweest kan zyn. (*) De Kabbala en wonderwerkende uitlegging der Schrift, die ook wel Christen geleerden tot den Hemel toe verheffen, en veel wysheid daar in zoeken, word van de Joodfche Leeraaren in de Leerftellige , Theoretica, Dogmatica en in de  12 Gefdiedenis van de Vyanden der het Volk te mengen, en uit het geheel Godgeleerd en Godsdienstig onderrigt ontftond eene waanwyze Dwaasheid. De eene dwaaling brengt altyd de andere voort, en de eene verwarring bied aan de andere de hand. Er dedaadelykbeó^ffenende,/>;vrö/OT, afgedeeld. Van de Leerftellige maken zy volgends het geheugenis woord van hunne taal, Genath eene drieè'rleië verdeeling. De eerfte noemen zy Gematriam , het welk het verminkte woord Geometria is, en de woorden befchouwt volgends den inhoud van gelyke getallen , want ieder Hebreeuwfche letter beteekent een zeker getal van de Rekenkunst. De andere verdeeling van de Kabbala noemt de Jood Notarikon, en deeze befchouwt de woorden volgends enkele Letters, wanneer zy namelyk uit eene geheele fpreekwys de eerfte letters van ieder woord dat in de fpreekwys vervat word, tot één woord , het welk daar in verborgen moet zyn, hervormt. De derde orde noemen zy Themurah, verwisfeling der letters van een woord, of Anagramma. De daadelykbeöeffenende Kabbala iseenBygeloovigen Godslasterlyk misbruik van den naam van God tot gewaande wonderen. De Jooden noemen dezen wezenlyken Naam van God^»;hamphorafch. Maar waar in deze Naam van God eigenlyk beftaan heeft, zyn zy zelfs niet eensgezind. Ia het Traaaat van Luther over Schemhamphorafch, in de Cabbala denudata van Rozenroth , insgelyks by Hakspan Cabal. Jud. en Wolfs Bibl. Heb,: kan men van de Kabbala in het algemeen , en van dit gebruik van dezelve een omftaudig berigt vinden.  ym den Christelyken Godsdienst. 13 Er ontftonden Seclen onder het Volk, die zich een eigen Syjlemü vormden, en zich eenen Godsdienst maakten, naar dat de Hoofden en Aanleggers of begrippen van God hadden , of hun belang daar by vinden konden. De zucht tot Secten, die Pest, die de waarheid altyd verflikt, volgde uit den omgang der Jooden met andere Volken, by welken zy zich om den koophandel ter woon hadden neergeflagen. Hunne Heilige Schriften , geraakten zo wel in de handen der Wysgeeren, a-ls de Schriften der Wysgeeren in de handen der Jooden. Want zedert dien tyd, wanneer zich de Jooden in Alexandrien hadden gevestigd , lagen zy zich zo wel op de Griekfche Taal, als ook op Uitheemfche Wetenfchappen toe, waar van de benaaming der Hellenisten oorfpronklyk is. De Overzetting van hunne Heilige Hebreeuwfche Boeken in de Griekfche Taal, welke de Koning van Egypten, Ptolemetjs Philadelphos te Alexandrien, omtrent derde half honderd jaar voor Christus geboorte door zynen Bibliothekarius Demetrius Phalereds liet bezorgen (*) gaf den Griekfchen Wysgeeren gelegenheid (*) De Koning Ptolemeus Philadelphus was niet alleen een groot vriend der Geleerden, maar ook in de Wetenfchappen een zeer ervaren Vorst. Hy onderhield nief alleen Geleerden aan zyn Hof tot eenen gezelligen omgang, maar had ook in Alexandrien die beroemde en kostbaars Bibliotheek, welke uit omtrent700,000 Boekdeelen beflond , doch  14 Gefchiedenis van de Vyanden heid om de Joodfche Godsdienst-ftellingen nader te leeren kennen. In doch welke ten tyde van Kleopatra, en het geen nog overig bleef eindelyk onder de Saraccenen op eene ongelukkige wyze verbrandde. Deze Koning zocht, dewyl de Bybelfche fchriften der Jooden toch het hoofdwerk van het Volk waren, het Joodfche Wetboek niet alleen in zyne Bibliotheek te brengen , maar het ook , op dat hy het ook zou kunnen lezen , in de geleerde Taal van den toenmaaligen Tyd te laten overzetten. Het gefchiedverhaal daar van is meest verkeerd en fabelagtig, en Voltajre heeft gelyk, wanneer hy in zyne Philofopkie de Phiftoire Chap. XLIX. p. 279. daarmede fpot. Om aan de nieuwsgierigheid van zoimnige Lezers genoegen te geven, zal ik deze Gefchiedenis bybrengen. Op raad van den geleerden Bibliothekarius Demetrius Phalereus te weten zou de Koning een aanzienlyk Gezandfchap aan den Hoogenpriester te Jeruzalem, Eleazer afgezonden hebben, om, gelyk Josephus de Gefchiedfchryver der Jooden verhaalt, zo wel de Bybelfche fchriften onvervalscht te bekoomen , als ook uit het Volk gefchikte en in beide taaien ervaaren mannen te hebben, die nauwkeurig overzetten konden. Eleazer heeft ook aan den Koning uit eiken Stam van het volk 6 Man en dus 72 geleerde en beide taaien verftaande lieden met het beste Exemplaar van den Hebreeuwfchen Bybel overgezonden. De Koning daar over verheugd, heeft aan deze geleerde zeventigen, om hun het leven aangenaam , en den arbeid ligter te maken, een byzonder huis op het Eiland P/iarus 7 ftadien van Alexandrien gelegen, ingeruimd, daar zy ook in 72 dagen volgends  vm den Christelyken Godsdienst. ff In de Schooien van het Joodfche Volk, waar in jonge lieden tot hoger kundigheden , dan het gemeene Leven vorderde, gebracht werden, las men ongetwyfeld de Griekfche Wysgeeren en Dichters. Vanwaar zou anders Paulus, die onder Ga. maliel ftudeerde, Aratus, Hand. XVII, 28. Mewander 1 Cor. XV, 33. en Epimenides, Tit. I, 12. hebben kunnen aanhaalen? Als Apostel las hy zeker zulke fchriften niet. Aan dit Alexandrynfche tydperk hebben de zogenaamde. Apokryphe Boe-. ken, welke, gelyk bekend is, inde Griekfche Taal gefchreven zyn, hunnen oorfprong te danken. Het Joodfche Vernuft wilde zich daar door zo wel naar den fmaak der Grieken rigten , als ook het Volk eerwaardig maken* De Jood , die zelden geest heeft, als hy zich of in Wysgeerige befpiegelingen, of in fyne gevoelens zal inlaten, was te zwak, om de Hellingen der Griekfche Wysgeeren behoorlyk door te denken, en dezelve tot zyne eigene te maken. Hy nam alles aan, het geen zyne neigingen goed noemden, of het geen by niet ver- ilaan gends het getal der Perzoonen den geheelen Hebreeuwfchen Bybel in de Griekfche Taal zouden hebben overgezet: dan de beroemde oordeelkundigen twyfelen aan dit berigt. Zo veel is zeker, dat deze overzetting omtrent dien tyd is vervaardigd geworden. Maar de overzetting toont zelve aan, dat verfcheidene mannen op verfcheidene tyden die vervaardigd hebben.  i6* ' Gefihiederds van de Vyanden ftaan IcoD. Daar van daan nam byzonder de Secle óevP/mrizeëneü Sa^röhaarenoorfprong, dewyl zy veele, van de Griekfehe Wyzen zonder naden. kea ontleende, Hellingen in het famenftel van Mases inmengden. Ieder een zal daar uit, zonder dat men verder bewys behoeft te geven, afnemen, welke groote verwernngen, welke ftrydigheden in de Leere der Joodfche Kerk- geheerscht moeten hebben , eer nog Christus verfcheen, maar die reeds voor lang den grond gelegd hadden , dat de Leere, welke Christus ten tyde van zyne openlyke verkeering onder het Volk iets langer dan 3 jaar predikte, van de zogenaamde Wyzen, Schriftgeleerden en Secten-aanklevers verworpen werd. Want de ondervinding onder de Christenen geeft een duizendvoud^ bewys, dat de Voltaires, die op hunne herfenfchimmenydel worden, den waaren Geest van den Godsdienst niet kennen. Doch dit in het vervolg! t M,?i °5 ïD t0eftaDd 6n de Zed^nde van het Joodfche Volk onder deze Seften, die toenmaals,als Chrïstus leerde, alles in allen waren, nader in te zien, en te weten, waar dus de haat, welken de Jooden tegen Christus Perfoon en Leere betoon den, m deszelfs eerfte bron gevestigd was, zal ik, met zo zeer de Leerftellingen der Secïen voorHellen, maar liever die het meest in het oog lopen, kortelyk aanroeren, en bvzonder de Pharizeèn en Sadduceën, die met Christus in eenen ge.  vait den Christelyken Codsdiensu 17 geduurigen twist lagen , in aanmerking nemem De Secle der Pharizeën, de geleerdfte, verdeel* de zich volgends het onderfcheid van hunne grootfte Leeraaren in twee Schooien. Een deel voegde zy zich by Hiixel, het andere vereerde Schammai (*■). Beide Hoofden, niet Autheurs en Stichters , want in welken tyd deeze Secle eigenlyk ontftaan is, en haar hoofd opgebeurd heeft, is uit gebrek van berigten Onzeker, leefden kort voor dé tyden van Christus. De Schoolnyd by Leeraaren en Leerlingen zo gewoon , en de daar uit voortvloeiende belachlyke kleine trotsheid van hee «br«s l(pa, heeft doorgaands zo wel de goede vorming der Jeugd in nutte wetenfchappen en gevoeg» lyke zeden verhinderd, als ook in den Burgerlyken omgang en Godsdienstbetrekking gelyk eene hevige (*) Hillel was een gebooren Babylonifche Jood, welke in het 40 jaar van zynen ouderdom naar Jeruzahm kwam, en wegens zyn wetenfchappen als openlyk Leeraar in eene School aangefteld werd. Hy zal 120 jaar oud geworden zyn, en Simeon , die volgends Luh II. Christus in zyne tedere Kindsheid op de armen heeft genomen , zal de Zoon van dezen Hillel , en Gamaliel , de Leermeester van Paulus , zyn Zoons-Zoon, de Zoon van Simeon geweest zyn, Schammai was in het begin een Leerling van dezen Hillel , naderhand medelid van den Hoogen Raad. Hillel was eel'fte Voorzitter, en Schammai eerfte Opzigter van het gerigt. Beide hadden by Herodes den Grootcn een Merk gezag. B  l8 Gefchiedenis van de Vyanden ge verwarring, zo ook harde ontoegevenheid aan* gebragt. Men vind deeze aanmerking duidelykdoor het School van Hillel en Schammai bevestigd. Hoewel zy in de meeste leerftellingen overëenkwamen, zo weken zy echter in 18 punten van elkander af (*), daar uit ontftond, dewyl de eene party aan de andere niets wilde toegeven, eene geweldige verbittering tegen elkander, zo, dat geen School zich vertrouwde, om die verfchilvragen te beflisfen. Van waar het zeggen onder Israël is gekomen. OEtodecim res, de quibus contentio fuitinter domum Schammai £f domum Hillelis , ne Elias quz- (*) Om over het gewigt dezer leerpunten, die zo ftrydig waren, te oordeelen, zo was deze een van de voornaamften: Of men men op Vier- en Feestdagen de handen op het Offer mogt leggen? Zedert de tyden van Ptolomeus Philadelphus was deeze vraag onbeflist gebleven. Hillel en Schammai konden dit zelfs niet tot eene Helling brengen. Het School van Hillel was voor het Ja! en Schammai voor het Neen ! De Leerlingen van Hillel de fterkfte party , bragten zeer fterke bewyzen aan , en beflisten deze vraag met bloedige koppen, te weten, zy lieten op een Feestdag alle fchaapen te Jeruzalem in den Tempel dryven , en riepen daar by uit. Het Haat een ieder vry om zyne handen op het Offer te leggen! waar by het ook bleef. De Leerlingen van Schammai gingen verftoord te rug, en vonden uit wraakzucht tegen die van Hillel nieuwe Leerftellingen uit, welke deeze, om niets toe te geven, ten een. maal verwierpen.  van den Christelyken Godsdienst. 19 Cuidem abolere po/Jet. De 18 verfchilpunten tusfchen het School van Schammai en Hillel waren zo zwaar, dat ook Elias die niet zou kunnen be* flisfen. Men ftelle zich hier Christus voor, die zich op zulke Pharizeeufche fpitsvindigheden nooit in* liet , maar de waarheid in derzelver middenpunt aanvatte, en ftelle zich daar by voor de onder elkanderen verbitterde Pharizeen, en men verwondere zich niet, wanneer Jesus niets by hen kon uitrichten» De meest in het oog lopende Leerftellingen der Pharizeen waren deeze: Het wezen van God is niet geheel eenvoudig, maar aan ons licht gelyk. De Vorst der duisternis en zyne Engelen hebben eene heerfchappy over de wereld en de menfchen, welke byna aan de Godlyke gelyk is. Al het kwaad dat den mensch ontmoet, komt van de booze Geesten, die in de lucht heerfchen. De werkingen derzelve kunnen door zekere Planten, Gezangen endiergelykegeftremdenonfchadelyk gemaakt worden. Alle deeze leeringen waren van de Chaldeen en Perfen, onder welken het Joodfche Volk gewoond had, ontleend. Aan het allerhoogst en heiligst Wezen moet de mensch door Offeranden , Vasten , Bidden, Wasfchen, ja zelfs door eene byzondere reiniging na dit leven, wegens zyne Zonden genoeg doen. B 2 Kwaa.  2o Gefchiedenis fan de Vyanden Kwaade gedachten en begeerten worden den mensch niet als zonden toegerekend. De Zielen der deugdzamen verhuizen na den dood in andere ligchaamen van deugdzamen (*). Eer de Ziel dit doet, zo blyft zy volkomen 12 maanden lang by haar eerfte ligchaam, en de geesten, die in de lucht zyn, kunnen de Zielen weder met de Ligchaamen verëenigen (**). Et (*) Deze leere hadden zy met de Pythagoristen gemeen. Men beweert wel van Pythagoras , dat hy, dewyl zyn Vader een ryk Koopman te Samos was, en hy, door het Vaderlyk vermogen onderfteund, eene geleerde reis naar Egypten en Babylon ondernam, zich of in Pakjlina opgehouden, of wel van de in Babel gevangen Jooden eenige leerftellingen aangenomen heeft. Pythagoras leerde in het Jaar der wereld 3514, de Jooden waren toenmaals 46 jaar in de gevangenis geweest. Eer zy naar Babetkwamen, en ook toen zy onder Esra en Nehemia wederkeerden' vind men de geringde blyk van deze leer onder de Jooden niet, veel meer blykt uit 2 Maccab. XII, 43. feqq. "het tegendeel. De Wysgeer uit Samos heeft dus waarfcbynlyk de leer der Zielsverhuizing of aan den Chaldeeuwfchen ZoRoaster, of aan den Egyptifchen Mercurius Trismegistus te danken. (**) Deze gedachten fchynt Herodes gehad te hebben, toen hy van Christus fprak: Deze is Joannes de Dooper, hy is van de dooden opgeflaan Matth. XIV, 2. Even daar van fchynt het gekomen te zyn, dat Jerufa- km  van den Christelyken Godsdienst. 21 Er is een onverraydelyk noodlot, waar aan de wil der menfchen onderworpen is: doch zy gingen in het beweeren van deeze Helling niet zo wyd als Zeno, want zy lieten aan den wil des menfchen toch nog eenige kragten over. De Secte der Sadduceën, die zich met de Pharifeën te gelyk tegen Christus verzette, en gezwooren vyanden van zyn Euangelium waren, en de uitbreiding van zyne Leer met geweld tegenftonden, kan men Joodfche vrydenkers noemen. Deeze maakten deHofparty uit, zo gelyk de Pharizeen by het Volk in aanzien Honden. Deeze Secte ontnam byzonder aan de Grooten des Volks den eerbied voor God en de Deugd, en haar vergift verdorf de Zielen dermaate, dat de Godsdienst alleen tot noodzaaklykheid voor de inkomsten, eer en andere voordeden gefchat, en als een teugel van het gemeen aangezien werd. Men overwege alleen haare Hoofdftellingen. De Ziel is floflyk en fterflyk. God bekommert zich niet om de handelingen der menfchen. Er is geen Opftanding der Dooden. Na deezenis er geen wedervergelding van dedaa- den der menfchen te verwachten. Men trekke hier uit de natuurlyke gevolgen: dan is km over de met Christus by zyne Opftanding opgeftaane Heiligen niet zeer verbaast was. B 3  22 Gefchiedenis' van de Vyanden is alle Godsdienst een onnutte damp, de Mensch een Dier, de wereld een fpeeltuig der Godheid, en de Godheid minder dan niets. Dit, zonder de Sedle der Esfeen (*) aan te roeren, dieBroederfchappen onder zich opgericht hadden, en op hunne ordensregels Honden, als eene noodzaaklyke kennis van den toeftand van den Godsdienst des Volks ten tyde van Christus vooronderfteld hebbende, zyn wy in Haat, om de Jooden als de eerfle vyanden van den Christelyken Godsdienst,, en de oorzaaken en beweeggronden hunner vyandfchap te leeren kennen. Vergelykt men daar by het karakter van Christus , zyn leven, zyne leer en zyne weldaaden, zo gelyk deszelfs Levensbefchry vers, de Euangelisten in de heerlykfle overeenflemming het befchryven , dan kan men zeer gemaklyk zien, waarom, hoe kragtig Christus ook leerde, en de eerwaardige Vaders in Israël zelfs daar van gevoel en overtuiging hadden : Wy weten, dat gy zyt een Leeraar van God gekomen, waaröm, zonder invloed van de Almacht, deeze Seólen niet konden overwonnen worden (**) om (*) De Esfeen hadden zich voornamentlyk in Egypten uitgebreid, in Paleftina kwamen zy niet op, waarom ook deze Seéle in het N. T. niet gemeld word, dewyl zy met Christus in geen twist kwamen. CD De blazende Saul legt van deze waarheid, dewyj hy zelve belyd: Ik ben van Christus geroepen! het bon. digfte bewys af.  van den Christelyken Godsdienst. 23 om met de moedermelk ingezogene vooroordeelen, opvoeding, gezag der Vaderen , eigenzinnigheid, winst, verlies, en hoe de hartstochten , mee betere kundigheden vlak ftrydig, ook heeten mogen, in zedelyk goed en gevoel der waarheid, die alle partydigheid uit de Ziel verftoot , geheel te veranderen, wanneer byzonder de wil tegenftaat: Wy willen niet, dat deze over ons heerlche! ■ daar moet eene onmiddelyke Almagtige verlichting van het verftand, en eene waare fchepping van een nieuw hert gefchieden. Maar evenwel maakt dit nog niet het alles uit. Er komen nog andere omftandigheden by, welke by het vorensgemelde zich voegen, en zich'gezamenlyk tot de vyandfehap tegen de leer van Christus verëenigen. Deuiterlyke ongelukkige toeftandvan den Staat, en de Burgerlyke Regeerings-gefteldheid van het Volk in den toenmaligen tyd, als Christus zyne leer openlyk voordroeg en zich Leerlingen maakte , zyne uiterlyke behoeftige omftandigheden , daar hy niets had, waar hy zyn hoofd kon nederleggen, veroorzaakten, dewyl zyne nederigheid en armoede de hoge verwachting van zyne Landsgenooten tegenfprak, eene nieuwe aanleiding tot vyandfehap. Want even gelyk in den Godsdienst de zucht tot Seften het verftand benevelde , en de waarheid uit derzelver heilige Regten verdrong, zo dat het huis van Jakob met ziende oogen blind en met hoorende ooren doof bleef; zo ontftonden B 4 ook  24 Gefchiedenis van de Vyanden ook uit dit verderf van den Godsdienst m het Ge, meenebest Burgerlyke twisten en oproerige verdeeldheden, welke van tyd tot tyd den Staat ontrusten , verwoestende onëenigheden onder de Burgers bragten, en eindlyk de volle omkeering van het Volk veroorzaakten. Men behoeft, dewyl het algemeen bekend is, flechts te herinneren , dat het werelddwingend Rome, dat met Koningryken en Landen, gelyk een verzaadigde Leeuw met Lammeren fpeelde, ook den Joodfchen Staat tot zynen afhangeling gemaakt had. De zo wel door zyne grootedaaden als door de onder zyne regeering gevolgde geboor, s te van Christus, onflerflyke Augustus, had, om de Regten van zynen Scepter den overwonnen landen te doen gevoelen, ook in Judea eene algemeene Volks-fehattinghevolen, en tol en fchatting verordend. De Jood, wien, dewyl zich zyn Volk beroemde by uitnemendheid een eigendom Gods te zyn, dee, ze gehoorzaame onderwerping onder de Romeinfche heerfchappy onverdraaglyk viel, was altyd met die hooge gedachten vervuld, dat daar door de hoogheid des Volks: wy zyn nooit knegten Geweest! in het ftof gelegd en de Mofaïfche Wet: Gy zult uit uwe Broederen eenen tot Koning over B Hellen: Gy zult nooit eenen Vreemden, die niet uw Broeder is, over u Hellen, Deut. XVII, 15. kragteloos; de laatfleZegen van Moses: Heer verhoor de Hem van Juda ! maak hem tot een heer- fch.er  van den Christelyken Godsdienst. 25 fcher over zyn Volk, en laat zyne magt groot worden, en dat liy tegen zyne vyanden geholpen worde! Deui. XXXIII. 7. teniet gemaakt wierd. Deeze voortellingen, welke door den invloed van eene Godsdienst Secle : Is het geoorloofd, dat men den Keizer fchatting geeft, of niet ? tot eene dweepzieke vermetenheid warén opgeftegen , gaven byzonder eenen Galileefchen Jood , Judas , welke onderden naam van Gauloniter bekend is, aanleiding, om het zaad van Oproer en Wederfpannigheid tegen den Keizer, in de gemoederen uit te ftrooiën , en zich eenen aanhang te maken , die zich met geweld tegen den eisch der Romeinen verzette. Deeze oproerige aanhang noemde zich Gauloniten, welke naderhand, toen zy zich Zeloten, yveraars voor den Godsdienst en het Vaderland lieten begroeten, by de belegering van Jeruzalem, aan deeze buiten dien reeds ongelukkige Stad de geweldigfte Onrust, Honger , Bloed en Moord veroorzaakten. Reeds by het oefenen van het Leeraarampt van Christus liet Pilatus, toen deeze aanhang, de offeranden voor het leven en het geluk van den Romeinfchen Keizer en den welvaard van het Ryk ingevoerd, te Jeruzalem in den Tempel met alle geweld tegenging, een groot getal, die Lukas Galileërs noemt Luk. XIII. i. in den Tempel dooden en hun hloed met het bloed van hunne offeranden vermengen; waar uit de vyandfchap van Herodes en Pilatus, dewyl dezelve daar door een indragt in de regeering van Herodes, B 5 aan  2 6 Gefchiedenis van de Vyanden aan wien Galilea onderworpen was, gedaan had, fchynt on titaan te zyn. Deeze party was een uitvloeizei van de Secle der Pharizeen. Het Sadduceïsmus bragt eenen anderen Burgerlyken aanhang voort, die het met Herodes hield (*), en van daar ook Heroiianen genoemd werd. Deeze hadden geheel tegengeftelde gevoelens' als de Gauloniten, want gelyk die denRomeinfchen Keizer den tol en fchatting met eene woedende onftuimigheid weigerden, en deswegens in oproer uitbraken , zo was haar toeleg, om, dewyl het huis van Herodes aan den Keizer de kroon te danken had, en indien het niet de Romeinfche eifchen begunstigde, in gevaar ftond, om dezelve weder te verliezen, het gezag van Herodes ter invordering van gefielde belasting voor de Romeinfche Tolbedienden en Schatkamer te onder/leunen , uit dien Staatkundige grond; anders komen de Romeinen en neemen ons Land en Volk weg. Dit O) Men houd het in het gemeen daar voor, dat deeze party niet Herodes den gróoten, niet Herodes Antipas zynen Zoon, maar Herodes Agrippas, Kleinzoon van Herodes den grooten en Zoon van Aristobulus heeft aangehangen. Nadien van deezen geheelen aanhang geen berigten genoeg voor handen zyn, zo is het waarfchynlyk, dat zy met de Gauloniten gelyken oorfprong ten tyde van de fchatting genomen , den naam van Herodianen uit verachting behouden heeft, en altyd het Hof getrouw gebleven is. ■  yan den Christelyken Godsdienst. ' 27 Dit alles nu tegen elkander gehouden en met elkander vergeleken: Hoe de Godsdienst- en Staatsgesteldheid, Aanhang en Partyzucht, onverftand * en moedwil zich meten tegen elkander verëenigden of tegen eikanderen opftonden , en daar en boven in overweging genomen zynde , hoe Volks-verdeeldheden alles in beweging brachten , en voor waarheid en deugd ieder ftap bezwaarden; dan zal het ook niet bezwaarlyk zyn , om te bedenken, door welke byna onöverkomelyke hindernisfen de Leer van Jesus heeft moeten doorbreken , als zy ook maar eene kleine overwinning over dit verwilderd en enkel aan zinnelyke gevoelens overgegeven Volk verkrygen zou. Doch nadien het myn oogmerk niet is, om thans een Gefchiedfchryver te zyn , maar alleen eene Grondfchets van de Zedelyke en Burgerlyke ellende van de Nakomelingfchap van Abraham te geven , zo moet ik liever om den haat des Volks tegen den Christelyken Godsdienst in deszelfs oorfprong, omvang en hevigheid te doen kennen, van het algemeene tot het byzondere overgaan. Dit is zo veel te noodzaaklyker, dewyl de vyandfchap der Jooden tegen den Perzoon en de Leere van Christus, aan hun, die zich lierke Geesten noemen dikwils gelegenheid gegeven heeft, niet alleen om de Waarheid en de Godlykheid van zyne Leere te beftryden, maar ook de hoogheid van zyn Perzoon te befpotten. De zaak , in opregte waarheid verhaald, zal door zich zelve reeds het bondig-  2 8 Gefchiedenis van de ■ Vyanden digfte bewys aan de band geven, dat niet de Leere van Jesus, maar de verkeerde 'denkenswyze, "rydige grondftellingen, onftuiroige hartstochten, en de aandoening van eene in haare verwagting bedrogene verbeelding de groote en nog voortduurende vyandfchap van het Joodfche Volk heeft veroorzaakt en nog aankweekt. Het kan in de daad op geenerlei wyze ontkend worden, dat het, indien men de zaak en den toeftand van den Christelyken Codsdienst by deszelfs oorfpronglyk ontflaan onder het Joodfche Volk alleen oppervlakkig en met een vlugtig oog be- fchouwc (en hoe vee!e verkeerde OQr_ deelen zyn ook niet daar over waarlyk geveld geworden?) — ten hoogften wonderlyk en bedenklyk zy , dat de Kinderen van Abraham , voor welke toch Christus, volgends de onmiddelyke waarneeming van zyn Leeraarampt eigenlyk be Hemd was, gelyk hy ook, aan deeze beftemming ge trouw, zich geheel in de landpaalen der Joodfche Stammen ophield, zich onder hen ook als een won derdaadig Leeraar en Weldoener bekend en beroemd maakende, evenwel noch door zyne inGod lyke kracht erkende leer, noch ook door zyne won deren tot eene Godsdienstige belydenis van zynen naam en aanneeming van zyne Leer hebben kunnen gebragt worden. Men zou ook uit deeze verwerping kunnen befluiten,dat echter dit VolWoote en gewigtige bedenklykheden moet gehad ^heb ben , waaröm het hem niet, als den aan hunne Voor-  van den Christelyken Godsdienst. 29 Voorvaderen beloofden Koning Messias aannam ? Deeze aanmerking heeft wel eenigen fehyn, maar geen den minsten grond. De waare en echte beilisfing van de vraag: Waarom verwierp dit Volk der Jooden de Leer van Jesüs? En uit welke beweeggronden hadden zy eenen zo hevigen haat tegen hem? rust op de volgende omftandigheden: De meesten verwierpen het geloof, dat Christus predikte, alleen daarom , dewyl hunne driften en begeertens het verftand verblindden , dat zy de kragt der bewysredenen, die hun Christus en de Apostelen voorftelden, noch wilden noch konden inzien. Elke Godsdienst, die het ftempel en Zegel der Godlykheid hebben , en niet als eene uitvinding van menfchen, wysgeerige Sefte, en eigen uitgekozen Godsdienst erkend en behandeld zal worden, moet bewyzen hebben, welke deels den geenen,die hem als een gezant van God bekendmaakt, voor alle menfchen doen kenbaar zyn, maar deels ook zyne Leer als eene waarheid van God bevestigen. Doch deeze bewyzen moeten ook duidlyk, Godebetamelyk, en van eene overtuigende kragt zyn, dermaate, dat geene uiterlyke dwasigmiddelen, geene aardfche voordeden noch iets" dergelyks , de menfchen behoeven te bewegen, om dien aan te nemen. De waarheid, de waarheid uit God moet door zich zelve zegevieren. Noch Christus, noch zyne Apostelen begeerden eene blinde gehoorzaamheid en onderwerping . aan  3° Gefchieienis van de Vyanden aan het Euangelium. Zy vorderden veel meer eefl redelyfc en van vooröordeelen en partvdigheid vry onderzoek der voorgeftelde Leere. Doch zy bleven ook de bewyzen niet fchuldig, welke een ieder met rcgt kon en moest vorderen, die geoefende zinnen had, om het waare van het valfche te onderfcheiden. Uit het verhaal van de Euangelisten, die met eene goede trouw al het gebeurde tusfchen de voornaamfte en geleerdfte mannen des Volks en Christus opgeteekend hebben, blykc ook, dat zy van de Godlykheid van zyn Perzoon zo wel als zyner Leere overtuigd waren. Wy weten , wat de belydenis van Nikodemus , van de Secte der Pharizeen was, hy zeide niet : Ik weet J maar veel meer; wy weten , dat gy zyt een Leeraar van God gekomen: en van waar hadden zy deeze overtuiging fan de Godlykheid van zyne Leere en Perzoon? Uit de bewysredenen: Niemand kan die tekenen doen, die.gy doet, ten zy dat God met hem is. Wonderlyk! Overtuiging in de Ziel te hebben van de waarheid, en evenwel voor dezelve allen toegang tot het hart tcfluiten! Hoe bedorven is men, als men, tegen de erkentenis der waarheid en overtuiging van het gemoed handelt! Wy willen niet , was hunne beftendige oplosfing, dat deeze over ons heerfche! Wie kent niet de ftaalen magt der driften, en de metaalen fterkte der hartstochten, en het dringend geweld der zinnelykheid over een gemoed, dat  •pan den Christelyken Godsdienst. 31 dat, by eene verwaarloosde verbeeldiDgskragt, de waarheid, door vleiende droomen van zyne geliefde meeningen verleid, niet gevoelt? En wie weet niet, dat wanneer zich de naakte waarheid zonder modekleed en blanketzel voor het oog vertoont, in plaats van de gekwetfte verbeelding door haar aanzien teheelen, een wild vuur ontbrand, dat noch Reden noch Godsdienst blusfchen kan? De Jood bevond zich in deezenongelukkigen toeftand. De gemeene Israëliet had wel geene byzondere ergernis aan de Leere van Jesus, veelmeer Haat er van hem: degeheele wereld loopt hem na! Echter door den Banblikfem van den hoogen Raad vervolgd , waar door hy van alle geestelyke en wereldlyke Regten beroofd werd, ontzag hy den vloek van zyne Voorftanders, en verliet Christus. Het is bekend, welk een ongemeen groot gezag de Priesters en Hoofden onder het Volk hadden, zo dat het alles deed , het geen zy bevolen. De tegenftand tegen den Christelyken Godsdienst moet dus niet by het Volk, maar by de Priesters en deOudften gezocht worden. Doch deeze werden door hunne driften bewogen, om zich met alle magt tegen de Leere van Jesus te ftellen. Nu weet men uit de ondervinding, welk eene ongelooflyke magt dezelve over de Ziel en het verftand hebben. Indien het hart daar mede vervuld is, dan kan men ook de bondigfte bewysgronden, als zy tegen de opgewekte magt der Driften ftryden, noch toetzen, noch begïypen, noch bevatten, dewyl het ver-  3 2 Gefchiedenis van de Vyanden verftand daar door verdwaasd , de reden verduid terd en het gemoed tot waare erkentenis der dingen gevoelloos word. In deeze omftandigheden waren toenmaals de Hogepriesters en de Hoofden des Volks, Jesus mogt daarom nog zo veele en groote wonderen doen, en zyne Leere met de heerykfte bewysgronden bevestigen, zo bleef nogthans de wederfpannigheid van den wil over, zy hoorden hem niet. Maar de eerfte drift, die hun gemoed verblindde, was de vrees, om hunne eer, gezag en inkomen te verliezen. De mensch word door het eigenbelang, zelfsliefde, winst en verlies geregeerd. Ind,en hy in de bekommering raakt, dat deeze zyre geliefde neigingen geftoord zullen worden, en afbreuk lyden, dan helpen deallergegrondfte voorftelhngen niets. De Joodfche Priesters zagen wel m, dat als het Volk de Leere van Jksus zoü aannemen, de Offeranden en alle Mofaïfche Godsdienst-gebruiken ophouden, en de ontwerpen der Oudften te niet gedaan zouden worden, en dat zy by gevolg het treurig vooruitzicht hadden, om hunne eer, gezag, geweld, en inkomsten te verhezen. Want Chrlstus predikte eenen Geestelyken dienst van God en leerde, dat, dewyl de Offeranden maaralleen gebruiken, fchaduwen, en voorbeelden waren, zy voortaan, nadien hy als de door dezelve afgebeelde groote offerande verfcheenen was met het geheele fchaduw werk van den Levitifchen Godsdienst moesten ophouden. Dit geeft immers dui-  van den Christelyken Godsdienst,. 33 üuidelyk te kennen: Gylieden Priesters en Tempel-dienaars , zult nu van uwen dienst ontflagen, en de gefteldheid van den Godsdienst, zo als dezelve tot hier toe geweest is, zal veranderd worden. Dit voorliel maakte de zelfsliefde gaande, en bragt vrees aan, van nadeel te zullen lyden. En deeze vrees was zo fterk, dat zy al hetgeen Christus leerde en deedy Öp hun gemoed van geen kragc deed zyn. De andere hoofddrift, door welke deeze menfcheri werden overheerscht, was de wraakzucht. Deeze öntftond uit de ongerustheid van het hart tegen de prediking van Jesüs , dewyl hy deels hunne ondeugden, geveinsdheid en bedrog ontdekte, deels bet Volk waarfchuwde, om hun niet blindelings té volgen. Men leeze Hechts daar over het XXIII. Hoofdftuk van Mattheus', en lette öp de vrym'oedigheid en den hoogverheven geest, waar medö Jesus hen beftrafte. Daar van daan óntftond by deeze wellustige en eergierige menfchen, welke liever eere by menfchen hadden, dan by God, de begeerte om zich met zyn bloed te wreeken. De wonderen, welke Jesüs deed, konden zy niet ontkeh-« nen, zy gefchiedden niet in een hoek of winkel maar voor aller oogen, en onder veel duizenden openbaarde Jesus de Godlyke kragt, die in heni woonde. Lastering en fmaad moesten bygevolg hunne wapenen leeneri, om hem aan te vallen. Hy heeft den Duivel, zeiden zy, en pleegt Tovery. Maar waren dan alle Voorftanders en Hoofden G - ' van  34 Gefchiedenis van de'Vyanden van de Joodfche Kerk van deeze driften ingenomen? Waren cr dan onder hun niet ten minsten eenige verftandige Mannen, welke de waarheid van de Leere van Jesus als Godlyk erkenden? Er waren onder hen zekerlyk eenigen, welke door de verlichtende waarheid van hetEuangelie gewonnen werden, om Christus als den Zoon van God te erkennen, gelyk b. v. een Nikodemüs en Josef van Arimathia, en nog ve'ele andere, zo als Johannes Hoofdft. XII, 42. verhaalt: Veele van de Overften geloofden aan hem. Maar er waren ook andere, die niet zover kwamen, die eerst het gevolg van de leere van Jesus wilden afwagten, doch zich ook tegen dezelve niet met geweld verzetten, gelyk b. v. Gamaliel, Hand. V, 24. Twee vooröordeelen waren er, welke de overigen verblindden; en deeze wierpen Christus zommige, volgends hunne gedachten, onoploslyke bewyzen tegen, welke hen zelf te rug hielden, om aan Jesus te geloven. Het is door de ondervinding reeds over lang be- ' vestigd, dat als iemand ééns van de waarheid van eene leerftellinggelooft overtuigd te zyn, zy mag voor het overige nog zo ongegrond zyn, als zy wil, hem alle bewyzen deeze overtuiging niet ontnemen kunnen. Het geen ons van kindsbeen af is ingedrukt, dat kan met de uiterfte moeite naauwlyks uitgeroeid worden. Wy geloven altyd, dat het geen een ander daar tegen zegt, onwaar is. De Jooden hadden zodanige ftcllingen, diezy voor on- 1  van den Christelyken Godsdienst» 35 onveranderlyk zeker en onfeilbaar hielden. De leere van Jesus ftreed met deeze Hellingen , en daar uit maakten zy dit befluit: Dat, het geen wy van de Jeugd af aan geloofd hebben, is waar* daarom is de leer van Christus onwaar, want zy ftryd met het geen wy voor waar houden. Maar de Jooden hadden eene dubbele Leerftelling , de eerfte betrof den beloofden Messias, waar van wy reeds het noodige gezegd hebben. De meesten hielden hem voor eenen grooten Held en Overwinnaar, die hen van het juk der Romeinen verlosfen, hen tot Heeren over andere Volken maken en in de vorige gelukkige omftandigheden herftellen zou. Dit gevoelen van een wereldlyk Koningryk van Christus was by hun zo ingeworteld, dat de Verlosfer die zelfs by zyne Leerlingen niet geheel uitroeiën konde. Nog by zyne Hemelvaard vraagden zy:Heer zult gy hetKoningryk van Israël weder oprigten ? Hand. I, 6. Deeze Helling ftreed openlyk met den toeftand en den wandel van Christus op aarde. Maar nadien de Jooden hun gevoelen voorwaar hielden, zo verwierpen zy al het geen Chistus leerde, Zy geloofden, dat hy, de Messias niet kon zyn, om dat hy dat kenteeken niet in zich had, dat hy volgends hun gevoelen volftrekt in zich moest hebben, f By deeze ftelling kwam nog eene andere, welke hen nog meer tegen de Leere van Jesus opzette. De ftelling was deeze: De Wet van Moses is C 2 een  36 Gefchiedënis van de Vyanden - eeneGodlyke Wet, het geen van God komt, kan niet afgefchaft worden; nadien nu Christus door zyne'Leere de Wet van Moses wil te niet doen , zo kan zyne Leere onmogelyk de waare Leere zyn. Deeze dwaaling had eene ongemeen groote kracht op hunne gemoederen. Stefhanus werd daarom als een Godslasteraar gefteenigd,- toen de getuigen tegen hem verklaarden: wy hebben hem horen zeggen: dat Jesüs van Nazareth deeze plaats zal verftooren, en veranderen de Zeden, die Moses geboden heeft, Hand. VI, 14. Alfchoon dan de Verlosfer wonderen deed, zy achten dezelve niet. Zy ontkenden niet, dat de wonderen van Jesüs waarlyk gefchiedden, dit konden zy niet ontkennen,- dan hunne ftelling bragt hen daartoe, dat zy geloofden, dat deeze wonderen geen Godlyke konden zyn, dewyl zyne Leere de Wet van Moses tegenfprak, zy moesten veel meer den vyand van God tot hunnen Autheur hebben; of door Tovery gefchieden. Die de menfchen kent, zal zich over deeze gevolgtrekking der Jooden niet verwonderen, want hy zal weten, hoe bezwaarlyk zy hun gevoelens vaaren laten. Deeze beide Hellingen zyn nog fteeds de hinderpaalen, welke- de Jooden afhouden om zich tot Christus te bekeeren, en den Christelyken Godsdienst aan te nemen. Die met hun omgaat, zal dit wel dra bemerken. Zy hebben nog het oude dwaalend begrip van den Messsias , en houden de Wet  ' van den Christelyken Godsdienst] 37 Wet van Moses voor eene eeuwigduurende Wet. Zo lang men hun deeze twee gevoelens niet kan benemen, zo lang kan men hen niet overtuigen. Dochdeezebeide dwaalende Hellingen der Jooden kunnen gemaklyk wederlegd worden. De eerfte grond zich op eene verkeerde uitlegging van de plaatzen der Profeten, waar in het Koningryk van Jesüs op Aarde onder zinnebeeldige uitdrukkingen, die van de heerlykheid van wereldfche Koningen ontleend zyn, voorgefteld word. De andere tegenwerping heeft eene geringe kragt. Daar word voorönderfteld, dat eene Godlyke Wet eeuwig en onveranderlyk is, en dat God geene alleen op zekere tyden bepaalde Openbaring geven zou kunnen. Dan de Jooden moeten zelve toeftaan, dat de Openbaring, die Noach gehad heeft, zwakker en onvolmaakter geweest is, dan die na hem Aeraham en Moses bekwam. Men kan uit hunne eigene Gefchiedenisfen er bydoen, dat God van tyd tot tyd duidelyker en volmaakter Wetten en Openbaringen gegeven heeft (*). (*) Aan het einde van deeze Verhandeling, daar wy jjqodwendig van de Hedendaagfche Jooden moeten fprekert, pl dit omftandiger aangetoond worden.  $5 Gefdiiedenis van de Vyanden §. 2. Van de Heidenen. Op de Jooden volgden de Heidenen of Af. godendienaars. Maar de Heidenen, die het Christendom beftreden, en op eene geheele andere wyze dan de Jooden aantastten, moeten in drie rangen, of foorten verdeeld worden. Te weten i) in de Keizers en de Overigheden ; 2) in de Priesters en Afgodspaapen, en 3) in de Philofophen of Wysgeeren. De Heidenfche Overigheden en de Keizers beftreden het Christendom alleen om Staatsredenen, en gaven zich geene moeite, om te onderzoeken , of het waar of \ralsch was? De Afgodspriesters beoorloogden den Christelyken Godsdienst alleen uit eigenbelang. Zy moesten evenwel iets tegen den nieuwen aanwasfenden Christelyken Godsdienst ftellen, om hun gezag onder het Volk te beweeren. Zy zeiden daarom 1) dat het Christendom eene nieuwe Godsdienst was, maar de Heidenfche was de aloude. Nu zy de oude Godsdienst onbetwistbaar béter en echter dan de nieuwe. Hier by voegden zy 2) allerhande lasteringen, en ftrooiden valfche berigten van het Geloof derChris- £e-  van den Christelyken Godsdienst. ^9 tenen, hunne Vergaderingen en Zeden uit, om daar door het Volk van het aannemen van dit Geloof, en de Christelyke Leere af te houden. Tegen deeze lasteringen en voorgewende redenen fchreven de Christenen in de tweede én derde Eeuw hunne Verweer- en Verdedingsfchriften, van welke nog verfcheidene tot onze tyden gekomen zyn. Verklaaring. Zo ongelukkig en ellendig de toeftand der Jooden in hunne Godsdienst-gefteldheid was, toen de Leere van Christus zich begon uit te breiden, zo en nog veel treuriger en fchriklyker zag het onder alle Volken der Aarde uit. Alle Volken der wereld van den eenen keerkring der Aarde tot den anderen, zelfs niet één Gewest uitgezonderd, waren in degroffle onwetendheid en fchandelykfte Afgodery vervallen. Bygeloof en Ongeloof, die nooit gefcheiden zyn, hadden de wereld overftroomd, en de allerëerfte en natuurlykfle begrippen van God, zynwezen en wil, verflikt. De Leere van de onfterflykheid der Ziel, was de allerdonkerfle en onzekerfte, de Zedenleer de allerverdor ventte, en de middelen om de Godheid te verzoenen, de allerÖnnatuurlykfle en dwaaste. De Jaar- en Gefchiedboeken van alle Volken, zo veel er van dezelve nog voor handen zyn, bevestigen de onfeilbaare C 4 waar-  4© Gefehiedenis van de Vyanden waarheid van Jesaias uitfpraak: Duisternis bedekte het Aardryk en donkerheid de Volken. Elk Koningryk, Alleenheerfching en Gewest had zyne Volksgoden, by gevolg ook eenen door Landswetten ingevoerden algemeenen Godsdienst. Atheene en Rome, Chaldea en Egypte, voor en in de tyden, waar in Christus zyne Leere, deels zelf onrniddelyk voordroeg, deels door zyne in de wereld uitgezonden Apostelen liet prediken , waren de zetels aller menfchelykewysheid. De fchriften der toenmaalige Geleerden, Wyzen en fraaie Geesten der woede des yerderfs ontkomen en op ons overgeërfd, zyn altyd nogonfchatbaare werken en bewyzen, hoe ver een ongebonden, vrydenkend, en uitgewerkt vernuft ip de natuur der dingen vermag door te dringen. Maar hoedanig een voortreflyk porfprpnglyk die Geleerden der Oudheid altyd zyn en zyn mogen, zo dat zy waardig zyn, om [aan onze Jeugd, die zich der wetenfchappen enfchoone kunsten toewyd,als een voorbeeld van navolging, aangeprezen te worden, om zich naar hun te vormen, en uit hunne werken en fchriften fchatten van wysheid te verzamelen : Zo yerliest zich echter hunne grootheid, en men moet verbaast (taan, wanneer men hen]in hunne Godsdienstige kundigheden befchouwt. Hjer waren zy niet zo zeer blind en duister, als veelmeer razende en zinneloos. Hunne hopgfte Godheden waren de ergfte booglichten, en het verachtelykfte fchuim van allen la*  van den Christelyken Godsdienst. 4* laster, Bloedfchandigen, Echtbrekers, Bandieten, Wellustigen. Atheene, het School en de Moeder aller toenmaalige wysheid had een onnoemelyken drom van Goden en Halfgoden, Rome, het kloeke Rome, had voor de laster, de wellust en andere ondeugden Tempels gebouwd, en baden dezelve als Godheden aan. Dezelver heiligfte Geheimen en Godsdiensten waren zulke fchandelykheden, waar aan men zonder huivering niet denken kan. By deezen drom van Godheden moest uit een nattmrlyk gevolg, om deeze Goden en Godinnen te bedienen, ook eene menigte van Priesters voor derzelver Tempels en Altaaren gefchikt zyn, en deeze Iwaren de onbefchaamdlte Bedriegers, die zelfs Koningen .door hunne guichelaryën kluisterden , het Volk betoverden, en zelfs den Wysgeeren ftilzwygen opleiden. Men weet uit de Gefchiedenisfen, welke kostbaare Offeranden op de Altaaren der Goden gebragt werden, die den Priesteren onderhoud der wellust bezorgden. Zy wendden daarom alles aan, om den Afgodsdienst te beveiligen, en hunne Altaar-inkomsten met de beiangens van den Staat te verbinden. Socrates, het voortreflykfte voorbeeld van Wysheid en Deugd, en natuurlyken Godsdienst , welken zelfs Erasmos van Rotterdam onder het getal van de Heiligen zyner Kerk zou gefield hebben, Socrates moest, als hy iets te vrymoedig volgends zyne gezonde Wysgeerte van de Godheden gefproken , en daar by piet aan het gezag der Priesters over het Volk geC 5 , dagt  43 Ccfehiedenis van de Vyanden dagt had, den Vergiftbeelcer uitdrinken. De Afgodspriesters maakten dus in de vyandfchap tegen den Christelyken Godsdienst met de Jooden eene gemeenfchaplyke zaak. Na dat Jeruzalem verwoest, de Joodfche Staat omgekeerd, en dit ongelukkig Volk onder alle winden des Hemels verftrooid was, zo was hun de kragt benomen, om tegen de Christenen met de daad te ftryden, en hen te vervolgen, dewyl zy zelf onder eene harde verdrukking leefden, en wel te vrede moestenzyn, indien zy in een Romeinsch wingewest geduld werden. Al het geen zy doen konden, gelyk zy het ook waarlyk deeden, was haatelyke lasteringen tegen de Christenen by de Heidenen en hunne Overigheden in te brengen: deeze kwamen in tegendeel in de plaats der Jooden. Het is uit de Kerkgefchiedenisfen zo wel, als uit de Levensbefchryvingen der Romeinfche Keizers genoeg bekend, hoe geduurende drie eeuwen de gruwelykfte vervolgingen over de Christenen plaats hebben gehad, en ontallyke duizenden, tot fchande en affchrik voor de menfchelyke redelyke Natuur, zonder van ondeugd aangeklaagd of overtuigd te zy'n, die des doods waardig was, om het leven gebragt zyn. Voor deeze vervolgingen en het beftryden van het Christendom hadden de Heidenfche Overigheden, en gelyk gezegd is, deAfgodspaapen, en eindlyk de Wysgeeren ieder zyne eige en byzonder e redenen. By de Heidenen, die niet  yan den Christelyken Godsdienst! 4% niet onder de Overigheids-perzoonen noch onder de Wysgeeren te tellen zyn, kwam de haat tegen den Christelyken Godsdienst, gelyk by de Jooden uit de verdorvene zelfsliefde voort. De Heidenfche Afgodspriesters zagen wel, dat zy eer, gezag, en inkomen verliezen zouden, indien het Christendom tot aanzien kwam, en de heerfchende Godsdienst wierd, want daar het Christendom doorbrak, daar leden zy nadeel. Men offerde niet meer, men gaf den Paapen geen Tienden, en hun gezag en geweld verminderde (*)• Behalven hun zelfs leden deswegens nog andere lieden. De Afgodsdienst vorderde eene groote menigte van koopen handellieden. Er moesten wegens de Offeranden noodwendig Veehandelaars zyn. De Tempels moesten altyd in derzelver ftand onderhouden, en de pracht der beelden en ftandbeelden verzorgd worden. Speceryën en Wierook werd noodwendig verëischt, en by de veelvuldige Feesten, welke tot eer der Godheden gehouden werden, had eene groote verkwisting plaats. Nadien het Christendom alle deeze dingen wegnam, zo leden de Paapen, Kunstenaars en Handwerkers in hunne inkomsten veel nadeel. Hoe zeer ftryd dit met de eigenliefde des menfchen? En het was deswegens niet te verwonderen, wanneer alle deeze menfchen het Christendom haatten en (*) Pijn. Epifl. X. 92'.  44 Gefchiedenis van de Vyanden en zich bemoeiden, om hetzelve afbreuk te doen Dan de Afgodspriesters waren veel te loos, om de waare reden van deezen haat te bekennen, zy wil. denveelmeerhetaanzienhebben,datzyhetmethet welzynvan het Volk goed meenden, en uit deezen grond eenen Godsdienst niet goed heeten konden, die tegen het waare welzyn der menfchen ftreed Zy lasterden het Christendom., verdraaiden des! zelfs Leerftukken , en fchreeuwden het uit voor eene zamenvatting van alle boosheden en onmenichelykheden. De lasteringen, welke de oude Hadenen tegen de Christenen uitftrooiden, zyn genoeg bekend en wy hebben geheele Boeken daar van (*). De voornaamfte zyn deeze. De Chris tenen, zeiden zy, zyn Godlochenaars. De aanlei ding daar toe ontleenden zy daar uit, om dat de Christenen ten dien tyde geen Tempels, Alkaren en Plegtigheden hadden, en daar uit befloten zydat de Christenen geenen Godsdienst hadden en daarom waren zy Godlochenaars (Atheïsten) Men befchuldigde verder de Christenen, dat zv rovery pleegden, dewyl zy de Zieken in den naam van Christus zalfden, en de booze Geesten be .weerden (**). Men wierp den Christenen tegen dat zy in hunne Vergaderingen een Kind ü^en, het C) Men zie D. Kortholt ^Za^^Z C ) In deeze tyden was de exordsmus nog in g.brniè,  9an den Christelyken Godsdiensti '4$ het vleesch [daar van aten en net bloed dronken. Eene befchuidiging, die uit een dwaalend begrip van het Heilig Avondmaal fchynt ontftaan te zyri. Dergelykeongerymdeen fchandelykedingen ftrooiden zy meer uit. Het Volk geloofde die zonder te onderzoeken. De Christenen verdedigden zich dikwils genoeg tegen hen met gegronde voorftellingen, maar zy rigten doorgaands niet veel daar mede uit. By deeze tegenwerpingen en lasteringen voegden de Heidenen nog zommige bewyzen, en daar van moeten wy iets zeggen. Het eerfte bewys ontleenden zy van]de nieuwigheid van den Christelyken Godsdienst. Onze Godsdienst, zeiden zy, is zeer oud, en de Christelyke nieuw, daarom is onze Godsdienst dewaare, en de Christelyke in tegendeel de valiche. De tegenwerping der Heidenen zelve is van geen gewigt. De tyd maakt geene ftelling waar of valsch. Eene onwaarheid, die geduurende eenige honderde eeuwen is geloofd geworden, blyft toch eene onwaarheid. Intusfchen was toenmaals de gemeene Man met dit bewys zeer ingenomen. Deeze heeft in het gemeen eene liefde voor de Oudheid, en jegens al het geen van de Vaderen en ■ voorvaderen afkomt. Men behoeft zichby gevolg niet te verwonderen, waarom dit bewys zo veel ingang in de'gemoederen van het gemeene Volk vond. De eerfte Christenen gaven zich deswegen in hunne Schriften veel moeite om hetzelve te  46 Gefchiedenis van de Vyanden te wederleggen, en bewezen, dat de Leere der Christenen zeer oud was. Zy zeiden: dat de Christelyke Godsdienst op den Joodfchen gegrond is. Dit is in een zeker opzicht waar. Maar de Joodfche Godsdienst is de óudfte. Daar uit maakten zy dit befluit: Nadien de Joodfche Godsdienst de oudfte is, en de Christelyke zich daar op grond, en de wet van Moses aanneemt, dewyl Christus dezelve alleen verbeterd heeft, zo is de Christelyke Godsdienst niet nieuw. Men ziet uit Theophilus Aktiochenus eenen Christen Schryver van de tweede eeuw, hoe dit bewys van de Christenen aangedrongen werd. De Christelyke Godsdienst heeft dit bewys geheel niet van doen, maar nadien toch de gemeene man op de Oudheid roemde, zo zagen zich de Christenen genoodzaakt, om,dit bewys by te brengen. Het ander bewys, waar van zich de Afgodspriesters tegen den Christelyken Godsdienst bedienden, was dit: dat de Christelyke Godsdienst voor den Staat nadeelig was. Deeze tegenwerping was van meer belang. Het voorgaande gold alleen by het gemeen, maar dit by de grooten, en was de' reden van de gruwzaamfte vervolgingen der Christenen. De Heidenfche Paapen wisten den Keizers en Romeinfche Stadhouders in te boezemen , dat de Christenen tegen de wetten van den Staat handelden. Dit was eene zeer fterke befchuidiging, want het ove-  fan den Christelyken Godsdienst. overige, hec geen de Heidenen voorgaven om den Christelyken Godsdienst te lasteren, zou de Keizers niet zo'.ver gebragt hebben,om zulke ftrenge wetten tegen de Christenen te geven. Deeze tegenwerping gebruikte reeds Nero by de eerfte vervolging der Christenen. Hy befchuldigde de Christenen , dat zy dien grooten brand, welke Rome op verfcheidene plaatzen verwoestte, aangeftoken hadden, en wilde daar door het Volk tot bedaaren brengen, dat hem voor den Stichter hield, gelyk hy het ook was, en hen tegen de Christenen als Brandftichters opzetten. Daar uit moest dan beiloten worden, dat een Godsdienst, die vryheid verleende, om Steden in brand te fteken, onmogelykeen goede, den Staat voordeelige, veelminder een Godlyke Godsdienst kon zyn. Dan zelfs in Rome hield men de Christenen niet voor de Stichters van deezen Brand, en ook niemand dan Nero heeft den Christenen dit te laste gelegd. De andere Heidenen rigtten hun bewys anders in, om het Christendom by de wereldlyke Overigheid verdacht en gevaarlyk te maken. Zy zeiden. i) Dat de Christenen geheime byëenkomsten hielden, die in het Romeinfche Ryk verboden waren. Dat daarom deeze hunne Godsdienst voor den Staat gevaarlyk was, en niet moest geduld worden. Dat hunne byëenkomsten eenen opftand zouden bedoelen. Deeze tegenwerping werd zo hoog gedreven, dat  4§ Gefchiedenis van de Vyanden dat den Christenen alle byëenkomften verboden' werden. De Christenen wilden zich naar dit verbod niet fchikken en daar door moesten zy veel ly. den. Zy fchreven tegen dit verbod en beweerden' hunne onfchuld, maar hunne antwoorden waren deels niet gegrond genoeg, deels werden zy niet gehoord. Dus wil OrigÉnes (*).op deeZe tegenwerping antwoorden, maar zyn antwoord is fober Men moet zegt hy de byëenkomsten onderfcheiden. Zommige zyn met regt verboden, andere' niet Verder: wanneer de Overigheid dingen beveelt die met de Godlyke Wetftryden, dan moet men God meer gehoorzaam zyn dan den Menfchen Deeze ftelling heeft wel haaren grond, dan van de Godlyke Wet wisten de Heidenen niets, en hielden de Openbaaring der Christenen niet voorGodlyk. De byëenkomsten waren in het Romeinfche Ryk wegens de veelvuldige oproeren, die daar van haa ren oorfprong genomen hadden , waarlyk verboden. Maar de Christenen hadden zich in deezo zaak beter kunnen helpen , indien zy van den Kei zer afgezondenen verzogt hadden , die alles ia oogenfehouw nomen konden. Dan wie dacht in die tyden daar aan? Deeze tegenwerping der HeideCO Men zie Origenes van de waarheid van den Christelyken Godsdienst tegen den Wysgeer Celsus volgends da ' Overzetting van Mosheim, bl.  van den Christelyken Godsdienst. 49 denen benadeelt den Christelyken Godsdienst Diets, zy bewyst alleen, dat de byëenkomsten der Chistenen met de wetten der toenmaalige gefteldheid van het Ryk llreden. 2) Het tweede bewys der Heidenen was dit: dat de Christenen die allen, welkegeen Christenen zyn, veroordeelden; Dat dit eene zaak was, die tot wanorde in het Gemeenebest aanleiding kon geven. De Heidenen dulden alle Godsdiensten, indien zy maar niet tegen de hunne gekant waren, en die be» llreden. Zy geloofden, dat de eene Godsdienst zo goed was als de andere (*). Maar de Christenen leerden, dat er maar één waare Godsdienstis, te weten de Christelyke. Dit fcheen den Heidenen gevaarlyk te zyn, en zy maakten daar uit ditbefluit, dat de Christenen niet wel in den Staat konden geduld worden. Indien zy dit niet hadden geleerd, dan zou men hen zonder twyfel geduld hebben. Deeze zaak had by de Grooten en Regenten veel indruk, want men was daar door bevreesd voor binnenlandfche oorlogen. Dewyl men dit aan de . Kei- (*) Zelfs de tegenwoordige Heidenen hebben hier omtrent dezelfde gedachte met hunne Voorvaderen. Wanneer hun de Zendelingen (Misfionarhfen) den Christelyken Godsdienst prediken, en de nietigheid van den Heidenfchen aantoonen, dan zeggen zy; uwe openbaring is goed, gy hebt eene Heilige Wet, dan zy is alleen voor Europa gefchikt. Anders wil God in Indien en anders in Europa gediend zyn. Hem is allen eerdienst aangenaam. D  $* Gefchiedenis van de Vyanden Keizers van deeze zyde voordroeg, datdeChriste. lyke Godsdienst tot Oproer gelegenheid kon geven: Zo behoeft men zich niet te verwonderen, indien zy de ftrengfte bevelen tegen het Christendom tot deszelfs uitroeijing gaven, en de OnderOverigheden voerden die met blydfchap uit, dewyl zy zieh door de hun te beurt gevallene goederen der Christenen konden verryken. 3) Hier by komt nog, dat de Christenen deoorlogen afraadden. Dit werd den Keizers als eene zaak voorgefteld, die het Ryk bloot ftelde voor deszelfs vyanden, en ligt den ondergang van hee Kyk zou kunnen bevorderen. Men befchuldigde de Christenen verder, dat zy milddaadig jegens de Armen waren , en daar door ledigloopers en ondeugende menfchen maakten, die den Staat toê last werden. Andere dergelyke kleine tegenwerpingen behoeven hier niet aangehaald te worden Wy willen liever zien, hoe de Wysgeeren hes Christendom hebben zoeken te beftrydem §• 3- De Heidenfche Wysgeeren in het gemeen. De Wysgeeren of Philofophen, die het Christendom in de toenmaalige tyden beftreden , zyn van tweederlei zoort ? zommigèn laten zich in het geheel in geen verfchil over de waarheid van het Christendom in , maar fpotten alleen met hetzelve; andere verichoonen  van den fchrisieïyken öodsdienH. §t den perzoon van Christus , en beftryden alleen de Christenen, dien zy tegenwerpen , dat zy den Godsdienst van hunnen Heer en Leer» kar vervalscht en verdorven zouden hebben , daar toe behoren Porphyrius en de nieuwe navolgers van Plato , die hier en daar met eerbied van Christus fpreken. Nog andere gelyk de Stoïcynen , de navolgers Van Aristoteles , Celsus en Julianus tasten niet alleen de Leer der Christenen, maar ook den perzoon van Christus aan, en meenen te bewyzen , dat hy of een Magiër en Toveraar} of dat hy een Bedrieger en Verleider geweest is. Verklaaring. De tegenwerpingen en aanvallen der Heidenfche Wysgeeren zyn van meer belang dan de tegenwerpingen der Afgodspriesters en der gemeene Heidenen. Uit Hand. XVII, XVIII. volgg. en de' Gefchiedenisfen van de eerfte eeuwen der Christelyke tydrekening zien wy, dat zich van het begin des Christendoms af de Wysgeeren tegen denzelven verzet hebben. Paulüs zegt duidlyk, dat de Grieken, die naar wysheid vraagden, de Leer van Jesüs voor eene Leer hielden, die met de Stellingen en Leer van een gezonde Reden niet zou kunnen overeengebracht worden. i Cor. I, 23. D 2' .Hef-  5% Gefchiedenis van de Vyanden Deeze vyandfchap der Wysgeeren werd in da volgende Tyden voortgezet. En toen Constantyn de Grooten den Keizerlyken troon beklom, de Christelyken Godsdienst met hem ten troon verheven, en de magt der Heidenen vernietigd werd: Zo bleven er evenwel Wysgeeren over, die zich tegen den Godsdienst van Jescs verzetten. Deeze tegenftand duurde tot in de 6de Eeuw. Deeze menfchen hadden nog de vryheid,om te leeren en Schooien aan te leggen, en zy verfpilden alle hunne kragten, om het Heidendom , dat fteeds meer en meer verviel, weder op de been te helpen, en in tegendeel om. het zich fteeds meer uitbreidende Christendom te onderdrukken. Deeze Wysgeeren waren verfcheidene Seóïen toegedaan, daarvan daan waren ook hunne tegenwerpingen van eene verfcheidene zoort. Zommigen onder de Wysgeeren hadden in het geheel geen lust, om tegen den Christelyken Godsdienst teftryden, hoewel zy denzelven niet voor den waren hielden, deeze lieten elk een gelooven, wat hy wilde. Zy vervolgden de Christenen niet, doch fpotten met hun. Van dit zoort waren de Epikuréén, Hand. XVII, 18. die met Paulus fpotten. Hunne geheele tegenwerping tegen zyne Leer was: Wat wil ons deeze Klapper of Kwakzalver leeren ? De Stoïcynen integendeel , die er by waren , zochten den Apostel door bewyzen te wederleggen. Zy zeiden, dat hy hun buiten twyfel eene nieu-  van den Christelyken Godsdienst. 53 nieuwe Leer wilde verkondigen. Zy bragten hem op eene plaats, daar zy hem beter en met meer rust zouden kunnen horen, en luisterden naar zyne reden. De Epikuréén integendeel deden dit niet. Want zy geloofden dat er geene Voorzienigheid was. 2) Dat de Zielen der menfchen met den dood des ligchaams te gelyk mede vernietigd worden. 3) Dat er geene toekomende ftraffen en belooningen konden zyn; en dat 4) het hoogfte goed in dezinnelyke wellusten beftaat. Deeze menfchen twistten niet lang. Hunne grondftellingen voorönderftelden zy als onwederlegbaar. Indien iemand iets daar tegen wilde zeggen, dan werd hy van hun uitgelachen. Dit ziet men zeer duidelyk uit Lucianüs , die tot deeze Secle behoorde. Dewyl zy deeze thans aangewezene grondftellingen voor waar hielden, maar het Christendom juist het tegendeel leert, zo moesten zy geloven, dat de Leer van Christus onwaar was. Bykans even zo gedroeg zich eene andere Secle van Wysgeeren, dieAcademifche of Pyrrhoniè'rs genaamd werden, zy hielden het daar voor, dat alles onzeker is, en dat het niet kan uitgemaakt worden,wat waarheidis. Van deeze menfchen leefden er veelen in het begin van het Christendom. Doch zy lieten de Christenen met vrede: Want volgends hunne grondftellingen konden zy den Christelyken Godsdienst niet beftryden. Wy laten het aan zyn plaats, zeiden zy, of hy waar of valsch is. Wy D 3 heb-  ;f4 Gefchiedcnis van de Vyanden hebben zo veeJ licht niet, dat wy het waare en het valfche van elkander zouden kunnen onderfcheiden. De Epikurem en de Academici bragten dus aan het Christendom geen nadeel toe. Dan de overige partyën der Wysgeeren waren niet zo gezind, zy tastten veel meer den Godsdienst [van Jesüs Ean. Doch zy bedreden denzelven niet op eenerlei wyze, Zommigen verëerden den Godlyken Stichter van denzelven en hielden hem voor eenen wyzen en grooten Leeraar, en zeiden alleen, dat zyne Leerlingen zyne Leer niet regt gevat, maar veelmeer verdorven hadden; van dit zoort waren de nieuwe navolgers van Plato eq Porphyriüs. Anderen integendeel verfchoonden zelfs den Perfoon van Jesus niet. Het zou te wenfchen zyn, dat de Boeken van deeze Wysgeeren tot op onze tyden waren bewaard gebleven , opdat wy hunne bewyzen volledig zouden kunnen inzien, Dan zy zyn meestendeels weg geraakt. Want toen Constahtyn de Grooten tot den Christelyken Godsdienst overging zo rustten de Christen-Bisfchoppen niet, voor dat alle Boeken der Heidenen tegen den Christelyken Godsdienst uit den weg waren. Zy geloofden , dat de Christenen door het lezen van die Boeken konden verleid worden. Dan hunne arbeid verdient weinig dank. Uit de kleine ftukken, die Origenes uit Celsus en Cyrillus uit Julianus voor ons gered hebben, zien wy, dat deeze Wysgeeren geene groote Helden geweest zyn, dat er geen één  van den Christelyken Godsdienst. 55 één onder hen is , die met Mylgrd Schaftesböry en Collins in Wysheid en Geleerdheid zou kunnen vergeleken worden. Nadien deeze Boeken niet meer voor handen zyn, zo geven de Deïsten voor, dat de Christenen die niet hebben kunnen wederleggen, daarom hadden zy dezelve weg gemaakt, wy zouden wel het tegendeel kunnen aantoonen, dan zy herhaalen toch doorgaands hunne tegenwerping. Indien er deeze Boeken nog waren, zeggen zy, dan zouden ons eerst de oogen regt open gaan, maar de looze Geestelykheid wist die uit den weg te ruimen, daarom was het zeer te wenfchen, dat wy die nog hadden. De Koningin van Zweeden, Christina, heeft veel moeite en kosten aangewend om het boek van Porphyrius tegen de Christenen te doen ontdekken. In de 17de Eeuw ging de fpraak , dat het in de Bibliotheek van den Hertog van Florence, aan het Franfche Hof, en in een zeker Klooster in Egypte zou 'zyn. Dan alle moeite en kosten waren vergeefs, ook is de gedachten dat het boek er nog zyn zou geheel zonder grond. Eer wy tot de tegenwerpingen der Heidenfche Wysgeeren overgaan, zullen wy van de voornaamfle derzelve hier een kort bericht geven. Een van de oudfte en boosaartigfte is Celsus. Hy fchreef een boek tegen de Christenen, het welk hy «AxS-us aey«s een woord der waarheid, of gelyk het Fleury goed vertaalt; discours de verité noemde. Origenes heeft hem wederlegd, en deeze wederlegging is er D 4 nog,  56" Gefchiedenis van de Vyanden nog, Celsus boek integendeel is verloren geraakt. Uit deeze wederlegging moeten wy Celsus zeiven leeren kennen. Men ziet er uit, dat hy tot de Secte van de nieuwe navolgers van Plato behoort (*) en omtrent in de laatfte helft van de tweede Eeuw geleefd heeft. Hy was een zeer hevige tegenparty en vyand van het Christendom , een listig en lasterend mensch. Hy beproefde alles, wat een geoefend flryder beproeven kan, die alles aanwend, om alle zoort van menfchen voor zyn gevoelen in te nemen. Dan laat hy eenen boosa'artigen Jood fpreken , dan fpreekt hy zelf als een ernflig Wysgeer, die vol menfchenliefde andere waarfchuwt, dan neemt hy de Perzoon van eenen Man aan , die de dwaasheid der wereld belacht, dan word hy toornig en fchimpt op de buitenfpoorigfte wyze. Hier (*) Origenes zelf hield hem vooreenen Epikurht maar hy bewyst het niet: Veele andere Geleerden zyn hem ge volgd, en hebben beweerd , dat Celsds niet alleen een Epthu-ht, maar ook die Epikuristvw, welken Luci^us zyne vertrouwde vriendfchap fchonk. Maar al het geenvvy w het Boek van Celsus vinden, bewyst, dat hy een na volger van Platq uit het fchool van Ammonius geweest is Men z,e daar van wylen Mosheim in de Voorrede voor de tfoogduitfche Overzetting Van de Boeken van Orjgenes over de waarheid van den Christelyken Godsdienst bl .5 volg. van de nieuwe navolgers van Plato zal in de voJ.' gende §. gehandeld worden,  van den Christelyken Godsdienst. $7 Hier roept hy de Rede, daar de Welfprekendheid, en elders weder de Geleerdheid te hulp. Hy werpt rykelykuit, al wat den Heiland der wereld oneer aandoen, het geloof aan hem verachtlyk maken, en de belyders van het zelve met argwaan, fchimp, haat en verachting overladen kan. Onze tegenwoordige vyanden van den Godsdienst zouden niet meer kunnen zeggen, dan het geen hy tot oneer van het Christendom gezegd heeft. Hier kunnen defpotters van den Heiligen Godsdienst zien, hoe de fchrandere Heidenen tegen den Godsdienst geftreden hebben, en dat wy, belyders van Jesüs naam , voor hunne fchriften en hunne tegenwerpingen tegen den Godsdienst niet vrezen zouden, indien zy er nog waren. Maar wat is het alles, wat Celsus deels zo welfprekend , deels zo geleerd; deels zo kwaadaartig voortbrengt? Wat is het anders dan kaf, dat de wind verftrooit. Onwaarheden, die zich zelve wederleggen, Lasteringen, Godlooze verdraaijingen van de onfchuldigfte en heiligfte Leer, bedrieglyke fluitredenen , gemeene berichten, Kinderlyke invallen, veele van welke het hedendaagfche Ongeloof zelve verwerpt (*). Men ziet, uit het geen Origenes uit Celsus boek aanhaalt,duidlyk, dat hy veel met de Jooden heeft omgegaan; daarom verhaalt hy de dwaa- (*) Mosheim in de Voorrede voor Origenes bl. 21. Voorbeelden geeft het geheele boek van Celsus. D 5  58 Gefchiedenis van de Vyanden dwaaze verdichtzelen der Jooden van Jesüs af. komst, leven en lyden, even zo, als zy in deboeken der Jooden tegen de Christenen verhaald worden. Hy heeft de Heilige Boeken der Christenen met zelve gelezen, en het geen hy van het Geloof der Christenen weet, heeft hy uit vuile en verdorvene bronnen gefchept. Hy heeft geen andere Gemeenten der Christenen gekend dan den aanhang der Gnoftiken, die zich van de Kerk des Heeren afgezonderd, en het Christendom door de Droomen der Oosterfche Wysgeerte befmet had. Hv bekent zelf, dat hy in eene naauwe vriendfchap met zommige der Gnoftifche Oudften geftaan Aeert (*), die hem hunne geheime Boeken, waar m denamen der Geesten en Bezweeringen, waar mede Zy meenden dezelve te bedwingen, opgeteekend waren, die hem hunne Schilderyën, waarop de zamenhang van hun veelverwig en wydloopig geloof was afgebeeld, toonden. Zyne meeste wederleggingen en beftrydingen van het Christendom hebben daarom niet hunne betrekking op de rechtzinnige Christenen, maar op de Gnoftiken (**), maar (*) Origenes volgends de Hoogduitfche Overzetting VI. bl. 669. 6 (**) De Gnoftiken waren de ingebeelde geleerde Ketters der eerde Christen Kerk. Zy hadden hunnen naam van het Griekfche woord yv^, het welk ten dien tyd eene grondige kennis van die dingen, die boven de zinnen gaan eeu-  mn den Christelyken Godsdienst. 59 maar die geene welke den waaren Godsdienst van Je- eeuwig en onveranderlyk zyn , beteekende. Een Gnoflik is dus een man , die van Geestelyke en bovennatuurlyke dingen, van God en zyne Raadsbefluiten , van de Geesten, van den Hemel —- meer weten wil dan in het gemeen daar van bekend is. Op eene zodanige wetenfchap beroemden zich de hoofden der meeste Sedten onder de Christenen in de .eerfte eeuwen; daar van daan noemden zy zich Gnoftiken. Hunne dwaalingen ontftonden uit de vereeniging der zoger naamde Oosterfche Wysgeerte met de Leer van den Verlos^ fer, die zy uit de grondftellingen van deeze Oosterfche Proomen verklaarden. Een zoort van Wysgeerte had het geheele Oosten overftroomd, die haaren eerften oorfprong aan eenen zekeren Zoroaster toefchryft, maar welke zich in verfcheidene Seften verdeeld had. Zy was niets anders dan een verward, donker en van eene buitenfpoorige verbeeldingskracht voortgebragt gezwets van God, van de Schepping, van de Zielen , en van andere daar toe behoorende dingen, dat men ten dien einde verzonnen had, op dat men den oorfprong van het kwaad in de wereld zou kunmen aantoonen. Nadien zy het gewrocht van eene verhitte verbeelding was, zo moesten er noodwendig veele veranderingen ontdaan, want een ieder kon deeze Droomen volgends zyn eigen genoegen vormen en toeftellen; doch alle deeze veranderingen betroffen echter niet het wezenlyke van het Leergebouw van Zoroaster. Wy zullen flechts kortelyk de voornaamfte ftellingen opgeven, om te doen zien, op welke dwaalwegen de menfchelyke rede kan geraken., als zy over God en  6o Gefchiedenis van de Vyand en Jesüs betreffen, zyn ongemeen droog en ellendig, zo en de Ziel denkt, zonder eene Godlyke Openbaring tot Leidsvrouw te hebben. Van eeuwigheid afwas er een Wezen, het weIkn._gtig.goed, wys was, en andere volmaaktheden bezat, een Wezen, het welk het zuiverde licht was, en door eene onafmetelyke ruimte uitgebreid. Opdat zich dit Wezen zou te kennen geven, nam het een befluit om door het voortbrengen van Geesten en krachten van' verfcheidene Gedachten zich te openbaren. Dit eerfte eeuwig Wezen bragt dus veele geestelyke naturen Q/Eonc^ voort deeze „önen waren reeds niet zo voortreflyk als dit Wezen, maarzy bragten nieuwe geestelyke naturen voort, en deeze nieuwe weder andere. Hoe verder deeze voortbreng.ng deryEönen voortging, .es te geringer, en min Geestelyk werden zy, tot dat zy eindelyk geheel ontaarden. Zo ver zyn nog zo taamlyk de Uitvinders van deeze Droomen het ééns. Maar nu wyken zy van eikanderen af. De eene party beweert, dat één van deeze _Eönen uit de eeuwige hchtrnimte, uit de volheid , verdwaald of verftoten is i worden. Buiten deeze volheid , in welke het hoogde We zen benevens zyn Gedacht zich bevond , lag eene eeuwige doch ruwe, duistere en ongefchikte dof. Aan deeze saf deeze nitgedotene geestelyke zelfdandigheid eene andere gedaante, vermengde licht en duisternis met elkander en maakte aeeze wereld. Deezen Wereld-fchepper, die van het eeuw.gWezen onderfcheiden is, waren deeze Wysgeeren gewoon Dejurgus te noemen; zy daan hem wel eenige vol■uktheid toe, maar beweerden tevens, dat hy van natuure trots en heeschzugtig is, dat hy zich de heerfchappy ove?  van den Christelyken Godsdienst. 6x zo dat zy ook den eenvoudigften Christen niet bevreesd over de door hem gefchapene wereld met uitfluiting van het hoogde Wezen toeeigent en Godlyke eer van de menfchen begeert, welke hy uit eene Aardfche ftof en uit eenen aan het hoogde Wezen ontvreemden Geest, die dus van eenen Hemelfchen oorfprong is, zamengedeld had. Het Iigchaam is de zitplaats aller begeerte, pynigt de Ziel, en trekt haar niet alleen van de kennis des Allerhoogden af, maar dwingt haar ook tot verè'ering van den Demiurgus en zyne Geesten. Uk deeze dienstbaarheid zoekt het hoogde Wezen uit medelyden de Zielen op verfcheidene wyze te verlosfen, maar de Demiurgus fielt 'er zich tegen en verdonkert de kennis en liefde tot God. De Zielen, die desniettegendaande, zich tot hunnen Vader met verachting van den Demiurgus verheffen , gaan , als zy uit het Ligchaam ontvluchten, regtdreeks in de volheid der Godheid in, anderen integendeel , die dit niet doen , verhuizen zo lang van het ééne lighaam in het andere , tot dat zy uit haare onwetenheid ontwaken. Maar de hoogde God zal eindlyk eens overwinnen , en het grootde gedeelte der Zielen verlosfen; en wanneer dit gefchied is, zal God met de verloste Zielen in alle eeuwigheid hoogstzalig regeeren. Anderen rigten hun gezwets zo in: Uit de onnoernelyke uitvloeingen der opperde Godheid werd eindlyk, dewyl zy fteeds geringer werden, de dof; het Godlyke, hetwelk zich nog in dezelve ophield, was niets dan eene zwakke kracht, welke de duisternis in eenige, hoewel zwakke bo> weging delde. Uit eene vermenging van zulke /Eönen ontftond eene klomp van eene groove en ongefchikte dof. Eeni-  6«5 ^(ri«>ot/5. Waarheid-lievende woorden aan de Christenen; noemde. Dit Boek is ook wel verloren geraakt, echter hebben wy nog iets daar van in het fchrift van Eusebius tegen Hierokles, 'twelk in de aangehaalde werken van Philostratus, die Olearius heeft uitgegeven , te vinden is. Uit de fchriften van Eusebius en Lactantius zien wy,dat Hierokles het nieuwe Teftament befchuldigt van eene geheele onregelmatigheid, dewyl het veele ftrydigheden in zich vervatte; dat hy de Apoftelen tot onkundige en bedrieglyke menfchen maakt, dat hy wel toegeeft, dat Christus eenige wonderwerken verrigt heeft, maar te gelyk wil be- (*) Gottfr. Olearius toont dit ia de Voorrede voor de Verzameling der Schriften van Philostratus , welke hy te Leipzig 1709. heeft uitgegeven, in welke ook de Fragmenten van het leven van Apollonius te vinden zyn.  van den Christelyken Godsdienst. 71 beweeren , dat Apollonius nog grooter gedaan heeft, en deswegens echter geen God is. Een vandegrootfte Redenaarenen Hofvleiers was ten zynen tyd in het midden van de vierde eeuw de beroemde Libanius. Zyn Vaderland is het door alle zoorten van wellusten bekende Antiochien. Hy ftudeerde eerst in zyn Vaderftad, daar na te Athenen in de welfprekendheid, waar in hy eenen grooten roem verwierf. Hy werd naar Conftantinopolen getrokken, en ging terftond van daar naar Nicaa en Nikomedien, op welke laatfte plaats hy met Julianus , die naderhand Keizer geworden is, beleend wérd. Door zyne boeken en redenen was Julianus byzonder aangezet geworden, om het Christendom te verlaten. Toen Julianus tot de regering kwam, ontbood hy Libanius tot zich, byzonder hield hy zich by hem in Antiochien op. Libanius had een zo. groot vermogen op den Keizer, dat hy hem eenen bitteren haat tegen den Chriftelyken Godsdienst wist in te boezemen. Julianus las hem alle zyne fchriften , die hy tegen de Christenen fchreef, voor, en hy kende die den grootften lof toe. Het oordeel van Libanius over Julianus boeken is dit; Des winters, als de nachten lang waren, nam de Keizer Julianus die boeken tot zyne bezigheid by zich , welke den bekenden Mensch uit Palejlina tot'Gods Zoon maken, en toonde met veel onöploslyke bewyzen aan, dat het geen van de Chriftenen zo hoog; gehouden word , enkel bedrog en windmakery is; waar in E 4 hy  72 Gefchiedenis van de Vyanden hy nogverftandigeren bekwaamer dan de oude Sy. rier (Porphyrius) bevonden werd. De Chriftenen tast hy byzonder in drie redevoeringen aan; de eerste heet m«v> die deswegens tgt fteltf  van den Christelyken Godsdienst. 93 field zyn, om hem tot een wonderdoener tevmaken; de eene heeft Porphyrius , de andere Jamblichus een Wysgeer van dezelve Sedle gefchreven. (*) De ander is Euklides, maar zyn leven is niet meer voor handen. De derde is Plotinus (t) maar CO Ludolf Kuster heeft ze beide met aanmerkingea uitgegeven. Pythagoras een Phenicier, leefde ten tyda van Tarquinius den laatften Koning der Romeinen, en was de eerfte, die zich eenen Wysgeer noemde. Hy beoefende de Wysgeerte in Egypten en Perfien, en ftichtte eindelyk de Italiaanfche of Pythagorifche Secte. Hy had eene duidelyke en daar en boven eene Symbolifche leerwyze. Hy leerde onder andere: dat de mensch aan God gelyk moet worden, door zich zeiven te befchouwen, door zuiveringen ■ de zielen der menfchen zouden uitvloeizeis van het Godlyk wezen zyn. Men befchuldigt hem van Tovery. Van Porphyrius hebben wy boven gefproken. Jambuciius was een Platonisch Wysgeer van de 4de eeuw, die men den bynaam van Godlyk toekent. Hy werd van Tovery befchuldigd. Hy zou tot verkeeriug met de Goden in het gebed door verrukking van zinnen zyn gebracht. Euklides was een Wysgeer van Megaren, hy zette zyne ft 11. dien onder Socrates te Atheenen voort, by welken hy in vrouwe kleeding zig begeven moest. Hy zou insgelyks aan Tovery zyn overgegeven geweest. (t) Plotinus was een leerling van Ammonius Saccas, en leefde in de 3de Eeuw, hy was een wys en diepdenkend man. Hy leerde eerst in Perfien en naderhand te Romen de nieuwe Platonifche Wysgeerte, en had een ongeloofiyk aantal leerlingen, onder welke de zo even genoemde  94 Gefchiedenis van de Vyanden maar de voornaamfte is Apollonius van Tyana. Op deezen man hebben zich deeze nieuwe Platonici altyd en het meest beroepen, en zelfs onze hedendaagfche Deïsten beroepen zich op denzelven, als zy bewyzen willen, dat men uit de wonderen van Jesüs zyne Godlyke zending niet betoogen zou kunnen. Zullen, zeggen zy, de wonderen iets bewyzen, zo zouden zy ook bewyzen, dat de Heidenfche Godsdienst waar is. Carel Blount die eindelyk zich zei ven heeft doodgefchoten, gaf een boek Comments upon Philostratus Ufe ef Apollonius uit, in het welk hy door het bybrengen van de wonderen van Apollonius de wonderen van Jesus zoekt krachteloos te maken. Hem zyn veele andere Deïsten nagevolgd, zo dat er byna geen Deïstisch boek is, in het welk niet aan Apollonius gedacht werd. Dit heeft gelegenheid gegeven,dat de Christenen het leven van Apolloniusnaauwfceuriger onderzochten, weshalven veele fchriften daar van te voorfchyn zyn gekomen. (*) In de daad moeten zich de Deïsten fchamen', om zich op deezen Apollonius te beroepen, nadien hy zelfs van veele Heidenen voor eenen goche- laar de Porphyrius de voornaamfte is. Van zyuen befcherm-engel en byzonderen omgang met de Goden word veel verteld. (*) De Schriften der Duitfchen en Franfchen kan men in de aangehaalde Voorrede van Olearius zien.  vtn den Christelyken Godsdienst. 9* laar en bedrieger is gehouden geworden. Er zyn deswegens van de Heidenen boeken tegen hun gefchreven geworden, maar die verloren zyn geraakt, de andere Heidenen hebben dezelve uit den weg gemaakt. Dan daar is niets aangelegen, want wy kunnen uit de levensbefchryving van deezen man zelve zien, dat zyne wonderen of verdicht, of nateurlyke wonderen, of bedriegeryen en gochelaryen zyn. Deeze onbefchaamdheid der Deïsten noodzaakt ons^ hier iets van de levensomftandigheden van deezen man op te geven. Apollonius werd in de eerste eeuw onder de regeering van Keizer Augustus geboren. Zyne Vaderftad was Tiana in Cappadocien. Zyn Vader bragt hem in het 14de jaar van zynen ouderdom naar Tarfus by den Redenaar Enthydemus. In de nabygelegene Stad Argos hoorde hy de Platonifche en Pythagorifche, Epikureïfche en Peripatetifche Wysgeerte, maar verkoos de Pythagorifche. Hy leefde volgends de ftrenge regelen derzelve, en vergat niet zyn Pythagorisch vyfjaarigftilzwygenin achtte nemen, hoe moeilyk het hem ook viel. Hy reisde toen naar Babyion en Indien, om aldaar zelf met de Brachmannen over den oorfprong der wereld, en over de verhuizing der zielen te fpreken. Hy kwam hier op naar Griekenland te rug, hield zich eenen tyd lang aldaar op, en ging onder de regeering van Keizer Nero naar Romen. Maar nadien deeze Keizer toenmaal de Wys*geeren hevig vervolgde, zo begaf hy zich nsar Egyp*  9$ Gefchiedenis van de Vyanden Egypten, en van daar weder naar Griekenland. Maar toen hy het volk tegen den Keizer Domitiands op. zette, werd hy (gevangen naar Romen gevoerd, maar ooknaeenigen tyd weder losgelaten, waarop hy dan naar Griekenland te rug keerde, daar hy ook waarfchynlyk in eenen ouderdom van ioo jaaren geftorven is. Zyne landsgenoten hebben zyne gedachtenis door eenen hem ter eere gebouwden Tempel gezocht te bewaren. Deeze Man zou, gelyk Philostratus voorwend, ongemeene daaden, welke aan de daaden van onzen Heiland gelyk zyn, verrigt hebben. Dan eene geringe opmerkzaamheid toont aan, dat zy meerendeels verdicht zyn , want de meeften heeft hy in eenzaame boffchen en woeftynen verrigt, daar niemand dezelve gezien heeft. En hetgeen daar van nog misfchien overig blyft, daarftraalt overal de listige Bedrieger door, die zich eenen grooten naam in de wereld wilde maken, en daar toe list en bedrog, waar van hy vol was,aanwendde. Zo heeft hy b. v. voorzegd, dat in eenen nacht de Kolom van Merkurius zou omvallen, dit kon hy misfchien uit derzelver gefteldheidbefluiten, of door zyne vrienden heimlyk laten verrigten, een geheel natuurlyk wonder. Andere van zyne wonderen zyn belachlyk en dwaas. "Hy gaf voor, dat hy de fpraak der Dieren, Vogelen en Slangen verftond. Hy fprak ééns met zyn Toehoorers, en er vloog een hoop musfchen voorby. Hy verhaalde wat die musfchen onder eikanderen gefproken hadden: te weten, de eene musch ver-  van den Christelyken Godsdienst. 9/ vertelde den anderen ; dat een Landman een grooten zak vol Koorn had , die niet goed was toegebonden , zy moesten komen en hem helpen opeéten, het geen hy verloren had. Dit kan hy met den Landman: hebben afgefproken , of zelf gemaakt hebben. Zoo zyn zyne wonderen gefield(*), Zodanige wonderen zouden flimme Deïsten ook in allen geval kunnen doen; zy, die door ontegenzeglyke omftandigheden en getuigen beweezene wonderen niet geloven willen, kunnen zoo gemaklyk zodanige dwaaze fabelen geloven ! Waarlyk, kenteekenen van eenen fterken Geest! Dan het Ongeloof maakt hen onbefchaamd, en door zulke dingen bewyzen'zy, dat zy in plaats van fterke ongemeen zwakke Geesten zyn. Op deeze wyze beftreed de eerfte party def Wysgeeren de Christenen. Men ziet ligt, dat zy geen gronden om te ftryden hadden. Zy zeiden wel, dat de Christenen den Godsdienst des Verlosfers verdorven hadden, ,maar zy beweezen het niet. Hun geheel bewys is niets dan eene petitio principiL Zy voorönderftellen namelyk, dat de oude Godsdienst der Heidenen waar is, en daaruit befluitenzy; dat het dusonmogelykis, dat Christus (*) Meer hier van zie men in Moshemii Obfervat. fac. VI. de exiflimatione celeb. Philof. Apollon. Tyan. VIL de fcripiis Apoll. en in deszelfs Commentat. erati' tii': de imaginibus teleftieis Apollon. p. 470, G  Gefchiedenis van de Vyanden Tus denzelven heeft weggenomen. Dan even daaf over word getwist, of het Heidendom waar is; dit hadden zy eerst moeten bewyzen. Dit is eea groot gebrek, dat voor geen Wysgeeren voegt. §• 5- Het andere zoort van Wysgeeren, welke den ] perzoon des Verlosfers oneer aandeeden. e andere bende der Heidenfche Wysgeeren , die zoo wel den perzoon van Christus als ook den Christelyken Godsdienst beftreden, gelyk Celsus , Julianus en andere meer, wisten zelve niet regt,waar voor zy onzen Verlosfer moesten houden. Dan zeiden zy; dat hy zyne wonderen , die zy niet ontkennen konden , door de hulp van Tovery verrigt zou hebben, dan lieten zy zich zoo uit, als of alle wonderen van Christus en zyne Apostelen alleen een oogverblinding zouden geweest zyn. Maar tegen den Christelyken Godsdienst hadden zy tweedcrlei dingen in te brengen, i) Dat hy verfcheidene leerftellingen vervatte, welke met de grondwaarheden van de gezonde reden ftreden. 2) Dat deeze Godsdienst trachtte den oudften Godsdienst van alle Volken des  mn deti Christetyken Godsdienst. g§ des Aardbodems, die nooit valsch kon zyn, geheel en al uit te roeien en te vernietigen. Dan ook deeze bende van Wysgeeren beging een misllag, dien men Petitio Principii noemt, en nam als bewezen aan , het geen tusfchen d§ Christenen en Heidenen betwist werd. Verklaaring. Öp dit zoort van Wysgeeren volgden nu die4 Welke zoo wel den perfoon des Verlosfers, als ook den Godsdienst der Christenen aantastten. i) Omtrent den perzoon des Verlosfers waren deeze Wysgeeren onzeker. Zy wisten niet, waaï toe zy hem eigenlykmaakenmoesten, dus ging het Celsüs, tegen wien Origenes zyn boek gefcbreven heeft. Tegen het leven en den wandel van Christus hebben zy niets intebrengen, hoe zeer zy zich bemoeien om iets uit te vinden. Tegen zyne Zedenleer konden zy ook niets inbrengen, zy zeggen alleen, dat zy niet van hem is uitgevonden geworden, en niet van eenen Godlyken oorfprong, maar een uitwerkzel van de Wysgeerte is, die hy ongemeen bezeten heeft. Maar tegen zyn Geflacht, Vaderland en Leerlingen hebben zy veel te zeggen. Julianus befpotte Jesus , wegens zyn Vaderland, en noemde hem flechts den Galileër. Zyne Leerlingen, zegt hy, waren geringe menfchen, die weinig verftand bezaten , hun Leeraar was zelf G 2 vaft  Gefchiedenis van de Vyanden van flechten afkomst en aanzien, en had alleen ellendige ambachtslieden tot Leerlingen; wat zouden deeze de wereld willen leeren? Dan hoe zeer dwaalt Julianus ? Dit maakt geenen Godsdienst ' valsch, als geringe mannen, die geen uiterlyk aanzien hebben, denzelven verkondigen, en dat hy alleen van geringe menfc j aangenomen word, die geene geleerdheid bezitten. Hoewel dit ook met ééns van den Christelyken Godsdienst bewezen kan worden. Veele van de Overften der Jooden geloofden aan Christus en de Leeraars der Christenkerk na de Apostelen waren meestendeels te voren Heidenfche Wysgeeren geweest. Tegen de wonderen van den Heiland hadden deeze Wysgeeren het meest te zeggen. Zoo veel zagen zy in, dat, indien Christus zyne wonderen door eene Godlyke kragt verrigt had, dan zou de Godlykheid van zyne leer daar door bevestigd zyn. Daarom zochten zy het bewys van de wonderwerken omver te floten. Dan hun tegenbewys is alleen eene petitio principii. Zy onderftellen even als de eerfte zoort der Wysgeeren , dat de oude Godsdienst de waare is , en deswegens verklaren zy den Christelyken voor valsch; maar nadien evenwel de wonderen des Verlosfers de waarheid van denzelven bewyzen;zoo moeten deeze wonderen niet waarachtig zyn. Dit is hun geheele tegenbewys. Wanneer nu deeze Wyzen deoorzaken van de wonderen van Jesus, die zy niet kunnen ontkennen , opgeven, dan raken zy.in eene groote ver¬ war-  yan den Christelyken Godsdienst. ïoï warring , en worden onder zich zeiven onééns. Zy zeggen , dat Christus een Toveraar geweest is, en zyne wonderen door Toverkunst verrigt heeft. De Toverkunst word by de Ouden in eene goede en kwaade, of in de witte en zwarte verdeeld. De witte of goede gefchied door den dienst der goeden, maar de zwarte en kwaade door hulp van de booze Geesten. Door de eerfte worden alleen zulke wonderen verrigt, die voor het menschdom nuttig en heilzaam zyn. De zwarte Toverkunst bediende zich in tegendeel van den invloed der booze Geesten tot fchade en ongeluk der menfchen. De Wysgeeren zeggen: dat Christus zyne wonderen door de Toverkunst gedaan heeft, dan zy verklaaren zich niet , of hy zich van de goede en geoorloofde, of van de zwarte Kunst bediend heeft. Zy hadden hunne redenen, waarom zy zich niet duidlyk daar over verklaarden. Want indien zy zyne wonderen aan de goede Toverkunst hadden toegefchreven , dan moesten zy duchten, dat de Christenen daar uit gevolgtrekkingen mogten maken ,,dat de Christelyke Godsdienst de waare is: Want hy, welke met de goede Geesten gemeenfchap heeft, die heeft ook met God gemeenfchap , en moet, indien hy eene leer verkondigt, voor eenen Godlyken Gezant gehouden worden. Indien zy zyne wonderen aan de zwarte Kunst wilden toefchryven, dan ftond hun de Zedeleer van Jesus in den weg, die zy zelve voor onfchuldig verklaard hadden, en zyne wonderen waren immers G 3 tot  10% Gefchiedenis van de Vyanden tot een bewys van zyne leer gefchied. Vervol gends ook waren de wonderen van Jeins weldaadige wonderen, en nooit ten verderve van de Men. fchen gefchied. Maar hoe konden de booze Gees ten hun Ryk zelve verftoren? Dus had Christus Luk. XI, 17. geantwoord , toen hem de Jooden dezelfde tegenwerping maakten. Daarom waren deeze Wysgeeren zoo erglistig, dat zy Hechts in het gemeen van de Toverkunst fpraken. Daar uit vloeiden hunne Tegenwerpingen tegen de won. deren van Christus , en het is niet nodig om dezelve te wederleggen, nadien zy zich zelve wederleggen, zoo dra men zeflechts hoort. Die alle, welke voorwenden, dat onze Verlosfer op deeze wyze zyne wonderen verrigt heeft , moeten eerst bewyzen, dat er eene zodanige Kunst is, dan moeten zy ons eenen zodanigen Toveraar (Magus) aantoonen, die door de goede of kwaade Toverkunst zulke wonderen , gelyk onze Verlosfer heeft verrigt, gedaan heeft, beiden zullen zy in eeuwig, heid niet konnen doen. Maar anderen wenden voor, dat Christus verfcheidene kunstflukken by de Egyptifche Priesters geleerd heeft, waar door hy de oogen van het Volk verblind heeft. Deeze maken Christus tot eenen Goochelaar. Dit zeggen zommigen van onze Deïsten gerust na en wenden voor, dat Christus met de Priesters van SeBapis en Osiris eene gemeenfchap heeft gehadj, die hem allerleie natuurlyke Kunsten geleerd hebf?en? Wy hebben een Fransch boek, het welk ia een  van den Christelyken Godsdienst! ï©$ een Manufcript omzwerft en dat Lukas een Hollandsch Geneesheer en Leerling van Spinosa opgefteld heeft, en den Titel: Efprit de Spinoze voert, daar in word dit uitdrukkelyk beweerd. Dan in. dien deeze Heeren anders niets in te brengen hebben, dan zouden wy fchielyk met hun klaar kunnen worden. Zy moeten eerst bewyzen, dat Christus in eenen Ouderdom, die voor het onderwys vatbaar was, in Egypte geweest is, en dan, dat ooit een Egyptisch Priester alleen één eenig perzoon van den Dooden heeft opgewekt. Vervolgends kan immers niet het geringde gedeelte van? de] wonderen] van Jesus uit natuurlyke oorzaaken verklaard worden en voor eene begoocheling waren er te veel getuigen by de wonderen van Jesus tegenwoordig, onder welken dikwils veelen van zyne Vyanden waren, die zeker de zaak naauwkeurig onderzochten. Even zoo nietig en dwaas zyn de Tegenwerpingen, welke deeze Wysgeeren tegen de Leer van Jesus en zyne Apostelen maken. De Leer van Jesus verdeelt zich in de Geloofs- en Zedenleer, Tegen de laatfte hebben zy eigenlyk niets in te brengen, alle hunne aanvallen hebben hunne betrekking op de Geloofsleer. De eerfte tegenwerping is deeze; De Geloofsleer van Christus ftryd tegen den ouden Godsdienst, maar het is onmogelyk, dat een Godsdienst, die zoo veele eeuwen lang voor de waare gehouden is geworden, valsch kan zyn; het is dus zeker, dat de Christelyke valsch G 4 zyn  *<»4 Gefchiedenis van de Vyanden zyn moet. Maar dit is niets dan eene petitio prin: cipu, wyhebben in de 2 §. BJ. 44. dedwaaling van deezeiluitrede gezien. De andere tegenwerping is iets fchynbaarer- zv zeggen; dat in de Geloofsleer der Christenen ze*ere ftellingen zyn, die met de waarheden der reden ftryden. Indien dit kon bewezen worden, dan zon dit in de daad eene fterke tegenwerping zyn, want hetkangeene Godlyke openbaring zyn, die waarheden omver ftoot, op welke zich de geheele menfchelyke kennis grond. Maar vraaet men, welke dandeeze dingen van den Christelyken Godsdienst zyn, die met de reden ftryden? dan beroepen zich deeze Wysgeeren niet, gelyk onze hedendaagfche Deïsten, op de Drieeenigheid en de Menschwordingvan Christus. - Want nadien zy Platonifche Wysgeeren waren, die ook een zoort van Drieeenheid hadden, zoo konden zy deeze Leer met beftryden. Wy hebben nog een boek van Plotinus * fribus in deo hypoflaflb^ ^ hunne Dneëenheid is van de Christelyke Leer der Heilige Drieeenheid Hemels - breed onderleiden, want zy gelooven alleen een Idealifche of Metaphorifche, de Christenen integendeel eene perzoonlyke Drieëenheid. Ook tastten deeze WyS geeren de Leer van de Menschwording van Jesus J»ec aan, want zy leerden zelve, dat een Godlyke Geest met eenen menfchelyken perzoon zich kon vereemgeri, en fpraken van mannen, in welke zul*e Godlyke Geesten gewoond'hadden. Maar zy had-  van den Christelyken Godsdienst'. 10$ hadden andere dingen tegen te werpen. Dit was voor eerst de opftanding der Dooden, en dan geloofden zy, dat de Christenen den [weg naar den Hernel te ligt maakten. De eerfte tegenwerping tegen de Opftanding van Jesus maakte men reeds aan den Apostel Paulus Hand. XVII, 32. en in de volgende tyden is dezelve menigvuldig door de Heidenfche Wysgeeren herhaald geworden. Zy befchouwden het ligchaam als eene gevangenis voor de Ziel, gelyk wy reeds gezegd hebben, en daar van daan hielden zy het voor de geregtigheid en heiligheid Gods onbetaamlyk, om de Zielen weder in een zondig Ligchaam te plaatzen. Daar van zyn zoo veele boeken in de eerfte tyden voor en tegen de Opftanding gefchreven geworden. De meeste van deeze boeken zyn verloren geraakt. Onder deeze boeken is byzonder het boek van Athenagoras over de opftanding der Dooden in aanmerking te nemen. Men kan uit denzelven zien, het geen de Wysgeeren toenmaals tegen deeze Leer tegengeworpen , en het geen de Christenen daarop geantwoord hebben. Athenagoras bewyst die uit de reden en openbaring. Wy kunnen wel in de tegenwoordige tyden, na dat de Wysgeerte is verbeterd geworden, niet al het geen Athenagoras aanhaalt, meer gebruiken, dan hy antwoord toch meerendeels op de tegenwerpingen goed en toont de mogelykheid en billykheid der Opftanding aan, en in zoo verre is dit overblyfzel der Oudheid altyd nog zeer bruikbaar en dierbaar. G 5 De  ïoS Gefchiedenis van de Vyanden De andere Tegenwerping betreft de Regtvaar. digmakmg des Zondaars door het geloof in Chris tus. Deeze heeft byzonder Julianus gebruikt, Hy werpt den Christenen tegen, dat zy den wee naar den Hemel te ligt maakten; in zyne Ccefares, waar m hy de XII Keizers, die voor hem geleefd hebben, affchildert, zegt hy, dat de Keizer Co* stantinus geen hoop op de Zaligheid gehad heeft, daarom was hy tot den Christelyken Godsdienst overgegaan, op dat hy de verzoening der Zonden met hgter moeite mogt vinden, In deeze woorden ligt deeze tegenwerping: De Leer der Christenen van de verlosfing der menfchen is eene Leer, die den weg naar den Hemel te ligt maakt, de grootfte Zondaaren konden eene hoop op de Zalig, heid verkrygen. Het Heidendom is ftrenger , en de menfchen moeten lang boete doen. Hoe dwaas deeze tegenwerping is, weten die allen, welke de heilorde kennen. Alle, welke zieh de verlosfing door Christus toeëigenen en Zalig willen worden, moeten hun geloof door de liefde bewyzen, van de eene deugd tot de andere gaan, en in de Heihgmakmg voortvaren, zonder welke niemand den Heer zien kan. Zy moeten hun vleesch en bloed krudigen, alle kwaade en ongefehikte begeerten afleggen, en naar het voorbeeld van hunnen Hei. land wandelen, en dit is zoo ligt niet, als menig een, die gemaklyk wil Zalig worden, gelooft waar toedeel moeite- zorg, waken, ftryden, bid! den PevnrrWr) r,,^^ ■ Ver*  mi den Christelyken GodsJi".n.f$: ïof Verweerfchriften der Christenen. Tegen alle deeze tegenwerpingen, waar door de Heidenen den Christelyken Godsdienst zochten verdacht te maken en uit te roeiën, fchreven de Leeraars der Christenen hunne Apologien of Verweerfchriften. Deeze Schriften zyn de alleröudfte boeken die over de waarheid van den Christelyken Godsdienst handelen, en de Waarheid en Godlykbeid van denzelven liverdedigen. Zy hadden in de toenmaalige tyden een groote nuttigheid, maar in onze tyden zyn zy niet meer zoo bruikbaar, echter bezorgen zy ons nog meenig voordeel. Te weten wy kunnen daar uit zien, hoe in de eerfte tyden het Christendom is beftreden en verdedigd geworden; zy geven ons berigt van de leeringen der eerfte Kerk, haare Leerwyze, en Godsdienstige gebruiken. De Christenen hebben van de 2de tot de 4de eeuw een taamlyk aantal Verweerfchriften deels aan de Keizers, deels aan de Stadhouders en andere aanzienlyke perzobnen overgegeven, welke in het Grieksch en Latyn gefchreven zyn. Een gedeelte daar van is verloren geraakt, maar een gedeelte is er nog overig. Van de 2de eeuw zyn byzonder de twee Verweerfchriften merkwaardig, welke Jüstinius de Martelaar aan Keizer Antoninus éten Vroomen en aan de beide van hem aangenomene Zoo-  "8 Gefchiedenis van de. Vyanden Zoonen Amuuus en Verus en te gelyk aan de3 Romemfchen Raad en het Volk overgeven heef Sr T 7 g£b00rte eeD Heid«^e Griek ag«ch byzonder toe op de Platonifche Wysgeer Zn r rhrd,einde,yk t0t hetChr^endom bekeerd, dan hy beïnelt ook nog al, Christen de levenswyze enjdeedmg, weike aan de onde Wysgeeren ei^ was Hy ondernam eenige reizen door Aften, Gr ieElanden Italien, en kwam onder de regeer Dg eIDetTh°oT > ^ * « " teTvke W °PnStte' enj0^eLie^n|in de Chris- den Ï WyS/eert£ °ndemees- Hier ^ aan wee^Tft dm Vr°0mm ZyD eerfte V- weerfchnft over, g1Dg Daar lAfiën en hield aldaar zyne m de Kerkgefchiedenisfen bekende Zamenfpraak met den , Trypho , keerde naar rZI ^ rug, gaf aan dea Kejz£r A MfflVaö ^"W^het tweede Verwed h'fft over, en werd eindelyk in het Jaar i*33£ andere belyders van den naam van Jesus Zl Z eene heerlyke belydenis van Jesus' ^l'l 7 gegeesfeld en onthoofd. argeiegd, Het eerfte Verweerfchrift van rDSTINr,s hp, welkhetkortfteis, gelyk n^J,^^ ngaven Zyner Schriften ftaat, is volgends de" orde, het tweede, en het tweede het eerfte In het eerfte Verweerfchrift, het welke het grootfte en gewigtigsteis, toont deeze 2££ aan. Hoe hoogst onbillyk het is , dat men den Chris.  van den Christelyken Godsdienst. 109 Christenen alleen om des naams wil zonder voorig onderzoek, of zy eene misdaad begaan hadden, en zonder hen daar van overtuigd te hebben, vervolgde en doodde. Hy wederlegt de befchuidiging, dat de Christenen Atheïsten zouden zyn: Hy fpreekt duidelyk van de Heilige Drieëenheid, en van de eeuwige Godheid des Verlosfers. Hy geeft hier op eene bevallige afbeelding van het onftraflyke leven der eerfte Christenen', en brengt eenige ftukken uit de Zedenleer van Jesus by. Hy fpreekt van de onfterflykheid der Zielen, en toont aan, dat de toekomende opftanding der Dooden niet bezwaarlyker kan zyn om te geloven, dan de voortteeling der Menfchen. Hy bewyst hier op de waarheid van den Christelyken Godsdienst uit de voorzeggingen van de Profeeten ; en eindelyk handelt hy van de Godsdienstige vergaderingen der Christenen, byzonder van den Doop en het Avondmal, insgelyks van het houden van den Zondag. Hy befluit daarmede, dathyde Romeinen noodigt, om dit alles behoorlyk te overwegen , en zegt; Indien u dit redelyk voorkomt, zoo fchat het hoog, maar ziet gy het voor een ydel gezwets aan , zoo veracht het, doch veroordeelt geene onfchuldige menfchen, als of zy Atheïsten waren en misdaaden begaan hadden, ten dood. Maar in het andere kleiner Verweerfchrift bezwaart zich Justinus andermaal, dat men nog altyd de grootfte ongeregtigheden tegen de Christenen oefent. Hy brengt daar van verfcheidene voorbeelden by. Hy geeft eenig berigt van de fchep- ping  il# Gefchiedenis van de Pyandefi ping der Wereld, van de Engelen en van den val van eenigen derzei ven. Hy verhaalt zynen twist met den Wysgeer Crescentius , en verzoekt den Keizer de overgegevene Verweerfchriften door eene verordening bekend te maken , op dat de Christenen niet verder onfclmldig fmaadelyk ten dood gebragt mogten worden. Van dezelfde 2de Eeuw hebben wy voorts een Verweerfchrift voor de Christenen van Athenago. *as, dit is zoo merkwaardig niet als die van Je stinus, maar het behelst echter veel goeds. Athenagoras was van geboorte eenAtheniënfer, en werd van eenen Heidenfchen Wysgeer een Chris* ten. Hy had alle Secïen der Heidenfche Wysgeeren getoetst , en verkoos eindelyk de Ecleótifche wyze van Philofopheren. Hy onderwees niet al. leen na zyne bekeering andere in het Christendom, maar wendde ook zyne geleerdheid daar toe aaa om den Christenen en hunnen Godsdienst te verdedigen. Hy werd een Opziener van het School te Alexandrien. Wy hebben twee Schriften van hem, een Verweerfchrift voorde Christenen, dat hy een gezandfehap , of liever een ver zoekfehrift noemde, en eene verhandeling van de Opftanding. Hier behoort in het byzonder het eerfte. Hy droeg het zelve op aan beide de Keizers Markus Aureeius Antoninus , en Lu cius Aurelius Commodds. Het behelst eene felagt, dat men de Christenen alleen om des naams wil vervolgde; eene verdediging tegen de drie las-  van den Christelyken Godsdienst! ïzï lasteringen, van welke de Heidenen toenmaals de Christenen befchuldigden, te weten dat zy God« loochenaars waren, (waar by tevens Athenagoras de Leer van God en Christus voortreflyk verklaart,) dat de Christenenmenfchen-vleesch aten, en dat zy onder eikanderen bloedfchande begingen. Hy verzoekt eindelyk de Keizers, dat zy, dewyl hy alle befchuldigingen tegen de Christenen wederlegd heeft, dezelve wilden befchermen. Onder de Latynfche Verweerfchriften is het Apologeticum van Tertulliands het voornaamfte, en op het einde van de 2de Eeuw door hem gefchreeven geworden. Tertulltanus is de oudfte onder de Latynfche Kerkfchryvers, die deswegens ook pater latinitatis ecclefiafticce genaamd word. Hy was te Karthago de hoofdftad van Afrika geboren, beoefende in zyne jeugd alle zoorten van wetenfchappen , en bragt het zoo ver, dat men hem voor den besten Redenaar hield. Hy lag zich byzonder toe op de kennis der Romeinfche Rechten. Op welken tyd, en by welke gelegenheid hy zich tot het Christendom begeven heeft, is onbekend, zoo veel integendeel is zeker, dat hy terftond na zynen overgang tot den Christelyken Godsdienst de waardigheid van eenen Presbyter (*) verkregen, en (*) De Geestelyken in de eerfte Kerk werden in de hooge en laage orde verdeelt, tot de hooge orde behoorden s} de Bisjchoppen , 2) de Pnspyters , of de eigenlyke. Pries-  ri* Gefchiedenis van de Vyanden en eene ftrenge Levenswyze geleid heeft. Veer tig jaar leefde Tertüxliands in de gemeenfchap der waare Kerk, maar in het begin van de 3de Eeuw g1Dg hy tot de zyde van Montanus over Zyn Verweerfchrift voor de Christenen, dat voor' een meesterftnk gehouden word, is onder alle de verdedigingen der Christenen de uitvoerigfte en beroemdfte. Hy heeft het aan de Stadhouders der Romeinfche Landgewesten, en byzonder aan den Proconful van Afrika gericht. Het kan omtrend het jaar r98. en dus nog voor zynen overgang tot de Montamsten gefchreven zyn, de inhoud is de volgende; dat men de Christenen ten onrecht altóen om des naams wil veroordeelde zonder hen eerst gehoord te hebben, daar dit echter aan de grootfte misdaadigers vergund word ; dat het eene ^tering », dat de Christenen menfchen-vleesch aten, Kinderen doodden, Bloedfchande bedreven, Atheïsten waren , en zich aan de misdaad van gekwetfte Majefteitfchuldig maakten. Hy toont hier by aan, dat de Goden der Heidenen geene waare Go- Priesters en 3) de Diakenen: maar tot de tweede o^TJ de Hypodlakenen, of medehelpers der Diakenen in zekere verngtmgen, 2) Akoluthen , welke de Geestelyken der hooge orde in hunne Amptsverrigtingen verzeilen moesten 3) Exorcijlen, welke de Bezweringsformulieren opzeiden De™;re;,voorIezers van de neiiige scbrift' w**  i&n den Christelyken Godsdienst. 11 § Góden zyn en verklaart de Leer der Christenen van God. Hy toont tevens aan het Godlyk gezag van de boeken der Heilige Schrift, en hoe in het O. T. een Hemelfche Leeraar beloofd is geworden. Hy bewyst, dat deeze Leeraar Jësus van Nazareth is. Welken hy naar zyne Godlyke en Menfchelyke natuur befchryft, en haalt zyne Levensömftandigheden en zynen Dood aan. Hy wederlegt het voorwenden der Heidenen, dat de Christenen de oorzaak van al het ongeluk van het Romeinfche Ryk zouden zyn, en flegte Zeden hadden, waaf by hy te gelyk meld van de uitnemendheid, welke de Christenen in Wetenfchappen en Zeden boven de Heidenfche Wysgeeren bezitten. Hy beweert, dat de Heidenfche Wysgeerte het beste, datzy nog kon aanwyzen, uit den Godsdienst der Christenen ontleend , maar met dwaalingen mismaakt heeft. Indien, zegt hy eindelyk, de Christenen al ftraf zouden verdienen, dan zou men hen met verachting, maarniet met vuur en zwaard moeten ftraffen. Ons getal, befluit hy , neemt toe, hoe meer gy (Heidenen) ons zoekt te verdelgen. Uit dit Verweerfchrift van Tertülltands heeft Minütius Felix in zyn gefchrift, het welk Octaviüs genoemd word, een uittrekzel gemaakt, ten minste het meeste daar uit ontleend. Die flechts dit Boek leest, die kan daar uit zien, wat men van dezyde der Heidenen tegen den Christelyken Godsdienst tegengeworpen, en wat men van de zyde der H ' Chris.  "4 Gefchiedenis van de Vyanden Christenen daar op geantwoord heeft. Mikutiüs Ielix, was van geboorte eenAf ikaan, en in zy. ne jeugd een Heiden , maar ging in zynen typen ouderdom tot den Christelyken Godsdienst over Hy lag zich in zyne jeugd byzonder toe op de Rechtsgeleerdheid, en was volgends het getuigenis van Lactantids een bekwaam Advokaat. Zyn gefchnftheet Octavius, dewyl in het zelve zyn vertrouwde Vriend Octavios Januarius voornamm het woord voert. Het is eenezamenfpraak, waar ,n drie perzoonen fpreekende ingevoerd worden te weten C^cilids Natalis, een Heiden, die het Heidendom verdedigt maar eindelyk een Christen word; de tweede perzoon is de voren geroemde Octavius, die op de tegenwerpingen van ^ecilius antwoord, en de derde is Markus of maTl? fV" ^ Pl3atS V3n 6eneD S^eidsman bekleed. Dedwaasheid en fehandelykheid van .m Heidendom word in dit fchrift volledig ontdekt, en de tegenwerpingen der Heidenen getrouw aangehaald en genoegzaam beantwoord. Dit zyn de voornaamfte van de Verweer- en Verzoekfchriften der Christenen , die nog voor handen zyn; doch er zyn er veel meer gefchreven geworden. Zommigen derzelve zyn verloren ge«akt gelyfc de Apologie van Melito, Bisfchop ^ Sardes, van Miltiades en Kxaudius Apollikaris , waar van wy a]leen nog enkele plaatzen by andere Kerkvaders bewaard vinden. Tot deeze Verweerfchriften kan men ook de drie boeken van The.  y&n den Christelyken Godsdiénst. iï$ Theophilus van Antiochien tegen Autolïküs, insgelyk de zevenhoeken van Arnobius tegen de Heidenen rekenen. Maar zy behelzen behalven het reeds aangehaalde niets byzonders in zich. By deeze Verweerfchriften zyn eenige dingen in het algemeen aan te merken. 1) In dezelve worden niet zoo zeer de tegenwerpingen der Wysgeeren onder de Heidenen, maar de lasteringen van dengemeenen hoop en der Afgodspriesters wederlegd. 2) De valscheid van denHeidenfchen Godsdienst word in dezelve voortreflyk bewezen, in tegendeel de Waarheiden Godlykheid van den Christelyken Godsdienst niet zoo grondig betoogd. Dit alles blyft een gebrek, hoewel men het met den toenmaaligen toeftand eenigermaate kan verontschuldigen : Want daar uit, dat het Heidendom valsch is, kan nog niet overtuigend bewezen worden, dat het Christendom waar is. 3) Zommigen onder de verdedigers hebben bewyzen gebruikt, waar onder er verfcheidene zyn, welke of by een naauwkeurig onderzoek vervallen , of tegen de Heidenen geen kracht van bewys hebben. Men moet dezelve daarom met voorzichtigheid lezen en naauwkeurig toetzen. De meeste bewyzen de waarheid van den Christelyken Godsdienst uit de fchoonheid van de Zedenleer van Jesüs. Dan daar uit, dat de Christenen eene gezonde Zedenleer hebben, volgt nog niet aanftonds, dat Christus God is, en dat de Christelyke Godsdiensteenen Godlyken oorfprong heeft. Zy bewyzen voorts tegen H 2 de  li6* Gefchiedenis van de Vyanden de Heidenen de waarheid van het Christendom ukde vervulling der voorzeggingen der Profeeten van het O. T. in Jesüs; dan de Heidenen kenden het O. T. niet, en hadden een ongemeen verachtlyk gevoelen van den Joodfchen Godsdienst, hoe kon dit bewys by hen iets gelden? De verdedigers nemen byzonder een bewys voor de waarheid van . het Christendom uit den dood der Martelaren. Zy befluitendus: Een Godsdienst, voor welken zoo veele perzoonen geftorven zyn, moet Godlyk zyn. Maar dit bewys is zoo fterk niet, dat het eene volkomene overtuiging zou kunnen uitwerken. Het behoort tot de tweede zoort van bewyzen, welke alleen indirect de Godlykheid van den Godsdienst van Jesus betoogen. Uit dit bewys volgt alleen, dat de Autheur van de Zedenleer der Christenen, een voDrtreflyk en wys man geweest is, en dat die gecnen,. welke de belydenis van het Christendom mep hunnen dood verzegeld hebben , van deszelfs waarheid overtuigd zyn geweest. Maar uit de overtuiging van zommige perzoonen kan juist niet de Godlykheid van eene Leer bewezen worden. Even zoo wankelend is het bewys der verdedigers uit het getuigenis der Demons of booze Geesten in de bezetenen, het welk deeze van de Godheid van Jesüs afgelegd hebben; insgeiyks het bewys uit de Gedichten der Sibyllen, welke den Heidenen als zeer verdacht, en zelfs als een bedrog der Christenen moesten voorkomen, en welke ookmogelyk niets anders dan een zodanig vroom be-  van den Christelyken Godsdienst. 117 feedrog zyn, waar van in de toenmalige tyden verfcheidene Leeraars zich bedienden , wanneer zy geloofden daar door den Godsdienst voordeel aan te brengen. Tertullianus heeft nog een byzonder bewys de teftimonio animi. Hy wil uit het getuigenis der Ziel bewyzen, dat de Christelyke Godsdienst de waare is. Dit is een bewys, dat men anders de ondervinding noemt, maar het bewyst alleen voor diegeenen, welke de kracht van den Godsdienst door denzelven te beoefenen ondervind, maar het bewyst de waarheid van den Godsdienst niet aan anderen. Want op deeze wyze kon een ieder, welken Godsdienst hy ook hebben moge , denzelven bewyzen. Op deeze wyze willen alle D weepers en Geestdryvers dewaarheid van hunne Droomen bewyzen; ik bevind de waarheid van deeze zaak, zeggen zy, daarom moet zy waar zyn , daarom moet gy die aanneemen. Hierby komt nog eindelyk 4) dat de verdedigers verfcheidene leerftellingen van den Christelyken Godsdienst in kunstige Wysgeerige gedaantens in» winden, en denzelven daar door waarlyk mismaken. De Heidenfche Wysgeer, die tot het Christendom was overgegaan , bragt zyne Wysgeerige begrippen mede, hy wilde die ten voordeele van het Christendom gebruiken , hy geloofde overeenkomsten tusfchen de Leerftellingen van eenen Plato en het Christendom te zien en vermengde beide met eikanderen. Zoo begaat Jüstinus in de Leer der Heilige Drieëenheid eene dwaaling, daarzyn beH3 grip  itS Gefchiedenis van de Vyanden grip van Christus als het woord (a.y.0 Platonischen niet Christelyk is. Indien wy dit alles overwegen , zoo ftaan wy toe, dat die geenen, welke in de eerfte tyden het Christendom verdedigden, wel de verkeerdheid van het Heidendom voortreflyk aangetoond , doch in tegendeel de Godlykheid van den Christelyken Godsdienst niet grondig genoeg, maar in allen geval alleen naar de behoefte van hunnen leeftyd, en volgends de denkingswyze hunner Tydgenooten bewezen hebben. Men behoeft alleen Origenes tegen Celsus te lezen, dan zal men zien, dat hy zom. tyds zeer goed op de tegenwerpingen geantwoord, maar ook zomtyds zeer droog of geheel niet de ' waarheid beweezen heeft. S- 6. MuiiAMED. Na de bekeering van den Keizer Constantinus den Grooten, hadden de Heidenen de vryheid niet meer, om het Christendom gelyk tot hier toe aan te tasten, en in de 6de Eeuw mm de Wysgeerige bende, die tot hier toe het Christendom beftreden had, geheel een einde. Dan in de 7de Eeuw ontftond er een nieuwe vyand der Christenen in Arabiën Mu- HA  van den Christelyken Godsdienst. 110 hamed. Deeze Man ontkendde de waarheid en de Godlykheid van het Christendom niets alleen beweerde hy i) dat de Christenen de Geloofsleer van Christus in zommige ftukken verdorven hadden , 2) dat de Zeden en Levensfeer , die Christus geleerd heeft, voor de zwakke natuur van den mensch veel te hoog en te zwaar is, daarom had God hem gezonden, op dat hy deels de Christelyke Geloofsleer van menfchelyke byvoegzels zuiveren, deels eene Levens- en Zedenleer prediken zou, die met de menfchelyke natuur en derzelver krachten overëenfterride , en voor den fterveling bekwaamer en gemaklyker is. Muhamed bewees zyne Godlyke zending niet door wonderen , maar hy beriep zich blootlyk op zyne welfprekendheid, en oordeelde dat dit bewys even zoo fterk ja nog fterker was, dan het bewys van de wonderen. Verklaaring. Toen Constantinus de Grooten openlyk tot het Christendom overgong, en dit met hem op den Keizerlyken Troon verheven werd , veranderden zich ook deszelfs lotgevallen. De Priesters der Heidenen werden deels afgezet, deels uit het Land gebannen ; de Wysgeeren moesten zich in acht H 4 nee-  120 Gefchiedenis van de Vyanden neemen, dat zy hunnen haat tegen den Christelyken Godsdienst niet openlyk lieten merken. De Godsdienst van Jesus werd in korten tyd de heerfchende , die zich zoo lang onder den druk der Heidenfche Keizers, onder de aanvallen der Wysgceren, onder de verachtingen der Afgodspriesters ftaande gehouden had. Daar van daan werden er w deezen tyd weinig vyanden van denzelven gevonden. Onder Julianus herfleldènzy zich wel weder, dewyl hy, gelyk wy gehoord hebben, het Christendom verwoesten, enden Heidenfchen Godsdienst in «jeszelfs oude voorregten met magt en list weder hertellen wilde; dan Julianus leefde niet lang, en terftond kwam het Christendom weder boven. De volgende Christen-Keizers befchermden den Christelyken Godsdienst, hoewel zv ook den Heidenfchen nog daar by dulden. Gratianus gaf eene wet, dat de inkomften van de Heidenfche Tempels aan de openlyke fchatkist moesten komen. Theooosius gaf bevel, om alle Heidenfche Tempels toe te fluiten, en verbood op levensftraf alle Afgodenofferanden, Beelden en Altaren, alle Waarzeggerskunst en in het algemeen den Heidenfchen Godsdienst, echter behielden nog de Heidenen hunne Burgerlyke Regten en Vryheden. Iven dit deden ook zommigen van hunne Navolgers. De Wysgeeren moestenhunnen tegenzin verbergen, en mogten het Christendom niet openlyk beflryden. Daaröm gingen de meesten tot het Syncretismus over, en vormden zich eenen uit het Christendom en  van den Christelyken Godsdienst. izi en. Heidendom zamengeftelden Godsdienst (*). Dit duurde tot in de 6de Eeuw. De Keizer Ju. stinianus breidde met magt het Christendom uit, en verhandde de Wysgeeren uit het Land. Daar mede had de twist een einde. Dan (*) Een zodanig Syncretist was de bovengemelde Symmachus , hy was een Romein en Conful te Romen ,. ten tyde van de Keizers Valentinianus en Theodosiüs. Hy gaf een voorftel over aan den Keizer ten voordeele van den Altaar der Overwinning, die wel eer in'de vergaderingen van den Romeinfchen Raad was geplaatst, en waar op aan de Goden Wierook was aangefteken geworden, het welk de Christen Keizers verboden hadden. Hy begeerde de herftelling van denzelven, en wilde toonen, dat van dien tyd af, dat deeze Altaar was weggenomen, het Romeinfche Ryk zynen bloei verloren had. Hy herhaalde by den Keizer Theodosiüs het zelfde verzoek. Beide Keizers gaven zyn voordel over aan den Bisfchop Ambrosius te Milaanen, welke het grondig wederlegde, en deeze wederlegging is om veele redenen zeer dierbaar , en moest nog bekender zyn, dan zy waarlyk is. Symmachus werd in Ballingfchap gezonden, maar werd ook weder te rug geroepen, en van nu af, om de ongenade des Keizers niet op zich te halen, werd hy een Syncretist. Van zyn Syncretismus getuigen deeze woorden: JEquum eft, quidquid omnes colunt, tinum putari. Eadem fpeclamus aftra; commune cmlum, eft; idem nos mundus invo/vit. Qnid int'erefi, qua quisque prudentia verum requirat ? Uno itinere non poteft pefyeniri ad tam grande fecretum. H 5  122 Gefchiedenis van de Vyanden Danm de7deEeuw, toen de Christenen meenden rust te hebben , ftond er een nieuwe en gevaarh/ke vyand op, Muhamed, die het Christen dom op eene andere wyze aantastte. Hy ontkende welde waarheid van den Christelyken Godsdienst met, en gaf toe, dat Christus een Godlyk gezant is, evenwel trachtte hy het Christendom uit te roejen. Van de oogmerken en den Godsdienst van deezen man hebben de meesten geen duidelykebe. grippen, zy ftellen zich de zaak in het gemeen anders voor. Het zal daarom zeer nuttig zyn, dat wy de zaak duidelyker maken; en dit zoo veel te meer, dewyl wy in 0nze dagen zelfs Muhamedaanfche Deïsten hebben. Deeze menfchen wil. len eigenlyk geen Deïsten zyn, en beweeren echter de Godlyke zending van Muhamed, zy zoeken daar m hun voordeel. Zy willen vergenoegingen en vermaaken genieten, die zy zonder zonden niet genieten kunnen, de Christelyke Godsdienst ver bied hun dezelve, maar de Muhamedaanfche Leer veroorlooft die, daar van daan moet men zichniet verwonderen , indien zy Muhamed voor eenen Godlyken gezant uitgeven, die den waaren God, dienst geleerd en het Bygeloof vernietigd heeft Om deeze redenen verloochende de Graaf Boolain' villiers Christus, en nam Muhamed aan. Die hunne lusten voldoen willen, vinden daar toe den weg m de Leer van-Muhamed uitnemend gebaand Muhamed Abulkassem ben Abdalla , gelyk zyn vollen naam is, werd in het Jaar 571 £e Mek ka  van den Christelyken Godsdienst. 123 la in het Arabisch Landgewest Hajiaz geboren, hy was uit het huis der Hafchemiten van den aanzienlyken Stam der Koraifchiten, welke Opperbeftierers van den Tempel te Mekka en van de Stad waren. Hy bleef, na dat hyzynen Vader Abdai.la vroegtydig verloren had, onder het opzicht van, zyne Moeder tot in zyn 8fte Jaar, en nadat deeze ook ftierf, werd hy van zynen Grootvader, en daarna van zynen Vaders Broeder, die een Koopman was, opgevoed , welke laatfte hem tot den Koophandel aanzette. Om handel te dryven werd hy van zynen Oom naar Syriën gezonden. Te Eoftra kreeg hy kennis aan eene ryke|Koopmans Weduwe Kadigha, die hem het voeren van h'aaren uitgeftrekten Handel opdroeg, welken hy drie Jaar lang bezorgde, en haar eindelyk zelfs trouwde. Door dit Huwelyk verkreeg hy groote fchatten, en met dezelve deed zich de begeerte op tot eer, om zich weder in dat aanzien te Mekka te ftellen, waar in zyne Voorouders geweest waren. Hy zag het Bygeloof van zyne medeburgers, erkende deszelfs fchandelykheid, en wenschte hen daar van te verlosfen. Hy vond hier toe geen dienstiger middel dan zich voor eenen Profeet en Gevoimagtigden van God aan de menfchen uittegeven, eenen nieuwen Godsdienst teftichten, en zich tot een hoofd van denzelven op te werpen. Hy twyfelde niet aan den voortgang van zyn ontwerp,.dewyl hy op zyne reizen door Syriën, Egypten en Paleftina opgemerkt had, dat niet alleen tusfchen Jooden en Chris-  124 Gefchiedenis van de Vyanden Christenen, maar ook onder de Christenen zelve eene groote verbittering beerschte, en dat zyne mede burgers ongemeen nieuwsgierig waren , en reeds door hunnen omgang met Jooden en Christenen veel van hunne Heidenfehe Afgodery afgelegd en integendeel Joodfche en Christelyke gevoelend aangenomen hadden. Hy begon daar op aan een ont werp van eenen Godsdienst te arbeiden, dien hv tut drie in Arabiën heerfchende Godsdiensten, te weten, den Christelyken, Heidenfchen, en Joodfchen, zamenftelde. Om zynen nieuwen Godsdienst aanzien te geven , verliet hy de bezige wereld en leide een Kluizenaars leven, terwyl hy zich m een hol by Mekka verborg, en, «lyk hv voorgaf, zich aldaar den geheelen dag met Bidden, Vasten en Geestelyke overdenkingen bezig hield nTetT f m^he °Penbari^n en den omgang met den Engel Gabriel verwaardigd werd. Na ver loop van twee Jaar nam hy den naam vaneenen L^ml k ' ™ > * ^ Leer heimlyk uit, en maakte eenige aanhangers onder zyne Vrienden. Schielyk daarop begofhy Zyne Leer■ openlyk voortenellen, maar zyneLands! genoten belachten en verachten hem " eenen Dwaas. Hy verdroeg dit met eene ongelood koe zinnigheid, en overwon veele „o jt O» «co uit alle deeze verdrietelykheden te redden ver 1ZJ7 aanzienteg-en, verdichte en verhaalde hy zyne bekende reis (Meyra) Wel£ gelyk hyzeide, in eenen nach^V^  van den Christelyken Godsdienst. I2§ Jeruzalem, en van daar in den Hemel gedaan, en daar nieuwe openbaringen bekomen had. Dit voorgeven bracht de Inwooners in Mekka dermaten in beweging, dat kort daar op Muhamed uit de ftad vluchten, en zich in een hol verbergen moest, tot dat hy naar Medina kon geraken, waar heea reeds het grootfte gedeelte van zyne Aanhangers gevlucht waren. Van deeze vlucht van Muha.med, welke Hegirah genaamd word , neemt, de Jaartelling der Muhamedanen haar begin. Toea Muhamed zag, dat hy alleen door een mondelyk voorftel zynen verdichten Godsdienst niet kon uitbreiden, en dewyl ook onderzyne Aanhangers veel Moeke en dappere mannen waren , die hy door het voorftel van den buit, die er te verwachten was, nog meer aanzette: Zoo greep hy na de wapenen, en die allen, welke niet geloven wilden, dat Muhamed een waar Gezant van God, en zyne Leer Godlyk was, werden gedood. Op deeze wyze breidde Muhamed zyn Leer uit, waar toe hy de overige 10 Jaaren van zyn leven befteedde, en binnen dezelve door 27 Heirtochten en 9 Veldflagen geheel Arabiën aan zich onderwierp. Zyn dood volgde in het Jaar 631. De eerfte vraag, die over Muhamed ontftaat,is deeze: Of hy een Geestdry ver en Droomer, dan of hy een Bedrieger geweest is? Het laatfte gevoe* len is zedert langen tyd onder alle Christenen aangenomen geworden : dan in later tyden zyn er groote mannen gevonden, die beweerd hebben, dat  i25 Gefchiedenis van de Vyanden dat Muhamed een Geestdryver en Droomer geweest is, die zich verbeeld heeft, dat de Engel Gabriël met hem fprak. Men kan ook niet ontkennen , dat hetlaatfte gevoelen eenen grooten fchyn van waarfchynlykheid heeft, byzonder als men zyne handelingen naauwkeuriger in acht neemt. Maar dewyl het Muhamed naar wensch ging, nadien hy de eene overwinning na de andere behaalde, zoo werd hy te gelyk een Bedrieger. Deeze twee dingen ftryden in het geheel niet met elkander, gelyk men gemeenlyk gelooft. Wy weten, dat die geenen, welke zich voor ingegeeste menfchen houden, allengs tot die gedachten komen, dat vroome bedriegeryen geoorloofd zyn. Dit kan men hgt uit de gefchiedenisfen der Geestdryvers bewyzen. Indien men de eerfte handelingen van Muhamed in acht neemt, dan ziet men eenen man die eenen grooten haat tegen het Bygeloof der Arabieren had. Hy begeerde niet te heerfchen maar wilde alleen vooreenen Godlyken Gezant aan' gezien zyn , die de Afgodery zou vernietigen Waar uit men ziet, dat hy volgends zyne begrippen gehandeld, en zich als eenen ingegeesten aangezien heeft. Hy wilde de Leer van eenen eenigen God invoeren. Dit is een bewys van zyne redelykheid. Men moet .zich ook daar over niet ver wonderen, dat hy een groot Geestdryver was want dergelyke menfchen zyn in het heete Oos' ten zeer talryk, het welk komt van de luchtftreek en van het fterk gebruik van het Opium , die aldaar" me-  van den Christelyken Godsdienst. 127 menigvuldig gebruikt word, zoo dat zelfs, gelykby ons Koffyhuizen, aldaar Opiumbuizen zyn. Deeze Opium brengt verfcheidene uitwerkingen voor; die geenen, welker zich van denzelven boven maate bedienen, worden of Dweepers, of vallen ia groote Ziektens. Dan, dewyl deeze Geestdryver gelukkig werd , en hem geheele Volken toevielen, zoo voegde hy by de gemelde redelykheid de bedriegery. Die blykt andermaal uit zyne handelingen. Als hy zich uit zwaarigheden niet kan redden, dan geeft hy gezichten en verfchyningen voor. Op deeze wyze kan men het best het verfchil der Geleerden beilisfen : of hy een Geestdryver, of een Bedrieger geweest is ? De andere vraag is deeze: Waar in beftaan zyne tegenwerpingen tegen den Christelyken Godsdienst? Muhamed word voor den grootften vyand der Christenen, en die geenen, die zyne Leeraanneemen, voor erfvyanden van den Christelyken Naam gehouden. Dan dit is zoo uitgemaakt niet, als de meesten geloven. Wy hebben een onduidelyk begrip van den Muhamedaanfchen" Gods* dienst, want wy haaien denzelven van de gemeene Muhamedanen. Wy zullen daarom de Leer van Muhamed zeiven voorftellen. Muhamed tastte het Christendom niet gelyk de Heidenfche Wysgeeren aan, maar hield Christus voor eenen Godlyken Gezant, en zyne Wet voor eene Godlyke Leer. Dit belyden nog alle Muba- me-  *28 Gefchiedenis van de Vyanden medanen, en ftraffen die geenen, welke onzen Verlosfer lasteren, en tegen Maria fpreken. Dan Mühamed zeide, dat de Christenen de Geloofsleer van Christus verdorven hadden, en dat de Zeden^ leer derzelve te hoog en zwaar voor zwakke menfchen is. Onder de menfchelyke byvoegzels by de Geloofsleer ftelde hy de Leer der' Christenen van de Heilige Drieëenigheid boven aan. Hy kon in het byzpnder daarom deeze Leer niet dulden, om dat hy geloofde, dat zyn hoofdartikel, hetwelk hy voornamelyk predikte , te weten de Leer van de éénheid van God , daar door omver gefloten werd. Daar van daan zegt hy, dat de Kerkvergadering te Niceen in de 3de Eeuw dit byvoegzel gemaakt heeft, maar Christus heeft alleen de éénheid van God geleerd. Zyn bewys tegen deeze Leer is ongemeen Hecht. Hy onderfteld, dat de Christenen drie Goden gelooven, en daar uit befluit hy, dat deeze Leer valsch is. God kan volgends zyne uitdrukking niet Teelen , en dus in den eigenlyken zin geen Zoon hebben. Men ziet er uit, dat hy zich van de verborgenheid der Heilige Drieëenheid een zeerzinnelyk en verkeerd begrip gemaakt heeft. Diepzinnige fluitredenen tegen deeze onbegrypelyke Leer zoekt men by hem te vergeefsch. Dan de onkundige Arabieren namen dit jammerlyk bewys van Muhamed aan, en geloofden, dat de zaak voortreflyk bewezen was. Muhamed heeft nog meer omtrent den Christelyken Godsdienst te berispen. De eigenfchappen • van  van den Christelyken Godsdienst. nt§ van God en de verdorvenheid van den Mensch neemt hy aan, maar hy verwerpt de Leer der Erfzonde, Genoegdoening en Verlosfing van Chris» tus. Muhamed hield Christus alleen voor eenen Godlyken Gezant, maar niet voor den Zoon van God. Dan, die ontkent dat Christus de Zoon van God is, die kan ook zyne genoegdoening niet gelooven, want deeze beide Leeren zyn met eikanderen naauw verbonden. Hy heeft nog andere dingen verworpen, die wy zelve niet goedkeuren. Hy ergerde zich daarover, dat veele Christenen Maria Godlyk vereerden. Dit gefchiedde van de 5de Eeuw af, en in Arahïèn werden zodanige Christenen gevonden. De verëering der Heiligen en Reliquien waren wyders Muhamed zeer aanftotelyk. Uit deeze dingen befloot Muhamed, als een eenvoudig Arabier, dat de Christenen den Godsdienst bedorven hadden, en leerde, datGod hem verwekt had, om deeze byvoegzels weder weg te nemen, en even dus moest hy het Heidendom vernietigen. Nopends de Levensleer van Christus heeft Muhamed niets te berispen , hy erkent veel meer, dat zy voortreflyk, zyne wetten heilig en wys waren, en indien de Christenen dezelve in acht namen , dan zouden zy buiten kyf tot den hoogften trap van Gelukzaligheid geraken. Alleen zegt hy, de wet van Christus is niet voor alle menfchen. Hy maakt het evenals Bayle. Deeze zegt, het Christendom is voortreflyk, dan, het is niet voor de I we-  Ï3° Gefchiedenis van de Vyanden-. wereld. Die het in acht wil nemen moet in een* zame plaatzen en woestynen gaan. Dus befluitook Muhamed. Daar zyn, zegt hy, alleen zommige menfchen , die het onderhouden kunnen. God heeft my tot dien einde in de .wereld gezonden, om die zwaare wet te verzachten, en zoo in terigten, dat ze van alle menfchen kan onderhouden worden. Indedaad de Leer van Muhamed is de allerligfte Godsdienst. Het voornaamfte Geloofsartikel is de Leer van de éénheid van God, dit is het fundamentum fidei. Het ander Artikel is dit: Muhamed is een Godlyk Profeet, die gekomen is, om de Afgodery weg te nemen. Met deeze twee Hellingen zyn er nog eenige andere verbonden,maar dieniet zoo fterk en yverig ingefcherpt worden, by voorbeeld de opftanding der dooden. De Zedenleer van Muhamed is insgelyks zeer ligt. Zy veroorlooft den mensch om zyne aangeboorene begeertens op te volgen, en legt hem alleen uiterlyke werken op. Een Muhamedaan moet dagelyks driemaal bidden , op zekere tyden in het jaar vasten, aalmoesfen geven, en in zyrUeven ééns of zelf, of door eenen anderen, dien hy ditlreeft overgegeven, naar Mekka reizen. Voor het overige kan hy Vrouwen nemen, zoo veel hy wil, zyne lusten voldoen en wraak nemen , als het hem behaagt. Het is daarom niet te ve ondfren , dat deeze Godsdienst eenen zoo grootenaanhang heeft. Menfchen, die volgends de verdorven neigingen van het hart leven willen, kunuen geenen beteren Gods¬ dienst  mn den Christelyken Godsdienst. 13 i dienst verkiezen, want het geen onze natuurlyke neigingen ylyt, komt ons fchoon voor. Wy hebben dus nietnodig, om de Godlykheid van den Christelyken Godsdienst tegen Muhamed te bewyzen , wy zullen alleen aanwyzen , dat de Christelyke Godsdienst door de Christenen niet ïs bedorven geworden, en dat de Geloofsleer nog altyd die geene is, welke Christus zelf geleerd heeft. En dit is zoo zwaar niet. Wy kunnen aantoonen,dat de Schriften der Euangelisten en Apostelen niet vervalscht zyn geworden. Als wydic bewezen hebben, dan hebben wy alles in opzicht van de Geloofsleer tegen de Muhamedanen bewezen. -— De Schoonheid en Godlykheid der Zedenleer ftaat Muhamed zelf toe, en het komt hier by alleen op de vraag aan: Of God deeze zyne heilige en volkomene Zedenleer weggenomen, en daar tegen eene voor de zondige natuur aangenaamer en vleiender Openbaaring gegeven beeft? Daar van zullen wy beneden handelen, als wy van de hedendaagfche Muhamedanen zuU len fpreken. Van zyne Godlyke zending heeft Muhamed nooit een bewys gegeven, noch dezelve door éénig wonder bevestigd. De Arabieren begeerden , dat hy een wonder zou doen: „ Gy be« Ü lyd zelf, dat Moses en Christus groote won* „ deren gedaan hebben, als gy éven zoo een „ groot Profeet als deezen wilt zyn, dan moet „ gy t»t bevestiging van uwe Godlyke zending I 3 3, inS"  *32 Gefchiedenis van de Vyanden- „ insgelyks zodanige doen." Zy fchreven hem een wonder voor. Niet ver van Mekka is een Berg Sopha, die uit fteenrotzen beftaat, zy begeerden , dat hy deezen berg in Goud zou veranderen. Deeze eisch maakte hem zeer verlegen, dan hy hielp er zich uit door zyne listigheid, en antwoordde: Het is waar, dat ieder Profeet een wonderdoener moet zyn, en in zoo verre hadden zy gelyk, hy wilde ook het voorfchreven wonder verrigten, het zou hem weinig moeite zyn. Maar uit liefde tot hen, wilde hy hun aantoonen , dat een Volk, wanneer het Ongeloof wonderen vorderde, van God geftraft werd. Zy moesten alleen de Jooden aanzien, als zy een bewys daar van wilden hebben. Thans konden zy verkiezen, of hy een wonder zou doen, of niet? Indien zy het eerfte zouden kiezen, dan zou God hen allen met blindheid ftaan, of onder hun de Pest zenden. Deeze list had dit gevolg, dat zich de Arabiers verklaarden , datzy, dewyl de zaak zoo gefteld was, geen wonder begeerden. Maar Muhamed heeft zich echter op iets als een wonder beroepen, te weten op zyne welfprekendheid. Hy zegt: de Alkoran is een boek, dat zyns gelykèn niet heeft, dit is geen werk van eenen mensch, en ook myn werk niet. Ik heb noch leezen noch fchryven geleerd, en ik kan toch het meest en het beste fpreken en fchryven. Dit zal zyn bewys zyn, dat hem God zyne Leer heeft ingegeven. Muhamed was een Koopman, die eenen grooten handel had, en men kan  van den Christelyken Godsdienst. 133 kan niet begrypen, hoe hy, een zoo groot Koop» man } lezen en fchryven heeft kunnen ontbeeren. Evenwel herhalen de Muhamedanen dit bewys eh beiluiten daar uit, dat hy een Godlyk Profeet geweest is. Maar dit voorgeven van Muhamed was verdicht, want zonder lezen en fchryven kon hy onmogelyk eenen zoo grooten handel voeren , als hy voerde. En al was het zoo, dan volgt daarom niet, dat hy een Godlyk Profeet is. Wy hebben zeer veele voorbeelden van menfchen, die noch lezen noch fchryven geleerd, en evenwel goed gedacht en gefproken hebben. De welfprekendheid is natuurlyk, en door de Opium kan haar vuur verfterkt worden. Met dit alles blyft de vraag overig: of deAlkoran het voortreflykfte boek is, en of Muhameds welfprekendheid zoo groot is, dat daar mede geen andere kan vergeleken worden. Dat de Alkoran een zeer welfprekend boek is , is waar, dan of het alle andere boeken van zynen Tyd heeft overtroffen, kan niet bewezen worden. Wy weten zelfs uit de gefchiedenisfen van Muhamed, dat veele van zyne Landgenooten hem niet gelooven wilden, maar hem voor eenen Bedrieger hielden, dat hy ook van hun vervolgd werd, tot dat hy door de wapenen hun dwong, om zyne Godlyke zending te gelooven. De Arabieren hadden hunne Dichters en Redenaars, en in de tegenwoordige tyden hebben ons verfcheiden Geleerden hunnen arbeid voorgelegd, I 3 maar  *34 Gefchiedenis van de Vyanden maar de inhoud van hunne Gedichten en Redeneg zyn dingen uit het gemeene menfchelyke leven, en betreffen flechts geringe zaaken, die tot geene gedachten van byzondere verhevenheid en grootheid aanleiding kunnen geven. Muhamed in tegendeel verkoos Leeringen tot het voorwerp van zyne welfprekendheid, die in zich zelve eene grootheid hebben, b. v. het beftaan van God en zyne heerlyke Eigenfchappen. Vervolgends zyn de fchoonfte plaatzen in den Koran (dus heet het geloofsboek van Muhamed) niets anders dan letterlyke overzettingen van de Profeetifcbe plaatzen uit het O. Testament, welke Muhamed zocht na te volgen (*). S- 7- (*) Tot een voorbeeld zullen wy eenige aanhalen en 3eder Lezer der Heilige Schrift zal zich te gelyk herinneren, dat hy dezelve alleen een weinig veranderd in zynen By. bel gelezen heeft. „ Daar is geen God, dan God de leven* de' enzejfflandige. Noch fluimering noch flaap overvalt », hem. Hem behoort alles, wat in Hemel en op Aarde „ is. Hy weet het voorleden en het toekomende. Zyn „ Troon reikt boven Hemel en Aarde, en beide te onder» „ houden is hem geen last. Hy is magtig, vermogend om „ wraak te oefenen; hy is het die den mensch in 's Moe„ ders lyf vormt, gelyk het hem behaagt. Hy neemt het „ Koningryk van wien hy wil en geeft het aan wien hy „ wil. Hy verhoogt dien hy wil, en vernedert dien by „ wil. In zyne hand is het goede, want hy is de Almagfj U§e* ' ' is het, die de Winden in¬ houd,  van den Christelyken Godsdienst. 135 Frederik de Ilde. Ariftotelifche Wysgeeren. N a de tyden van Muhamed ziet men geene openlyke vyanden van het Christendom -, noch in het Onsten noch Westen tot op de 12de en 13de Eeuw. In de 13de Eeuw werd de beroemde Keizer Frederik de tweeden door den Paus Gregorius den 9den openlyk befchuldigd, dat Hy en zyn Kancelier, de beroemde Petrus de Vineis, Deïsten waren. Daaruit is het bekende gerucht ontltaan dat Frederik de IIde en zyn Kancelier het Godslasterlyke Boek de tribus impojioribus gefchreven hadden. „ houd, en gelyk een ry Bergen uitbreid, tot dat zy van „ regen bezwangerde Wolken voortbrengen, door welken „ de vruchten uitfpruiten. Hy kent de geheimlte hoeken „ van het hart; hy kent ieder Infect en de plaats, daar het „ zich onthoud, Hy heeft Zon en Maan bevel gegeven „ om hunnen dienst te volbrengen. Ieder Hemelsch lig„ haam houd door hem zynen loop. Hy befchikt alle din- „ gen." Zodanige uitdrukkingen vind men overal in den Koran, welke gelyk edelgefteenten op eenen hoop van vuilnis uitfchitteren; maar zy zyn op een ander gebied geteeld, en alleen hier verplant geworden. §• 7- Dee- 14  *3°" Gefchiedenis van de Vyanden Deeze befchuidiging van den Keizer is tot hier toe niet genoegzaam bewezen geworden. Dan, dat er in deeze Eeuw , waar in hy geleefd heeft, vyanden van den Godsdienst te Parys en in Italien geweest zyn , die openlyk de grootfte waarheden van den Godsdienst hebben aangetast, is buiten allen twyfel. Deeze Deïsten waren Ariftotelifche Wysgeeren, die daarom het Christendom als valsch verklaar, den, dewyl zy de Ariftotelifche Wysgeerte voor onöploslyk en voor onwederfprekelvk hielden. Men vind daar van daan reeds in deeZe Eeuw Boeken, die ter verdediging van den Godsdienst gefchreven zyn geworden. Na de tyden van Mdhamsd ftelde 2fch niemand openlyk tegenden natuurden en geöpenbaarden Godsdienst. Niemand moet dit voor een kentee ken van het grootfte geluk rekenen. Want daar van was de verbazende onkunde, welke in die tv den heerschte, de beftendige bloedige oorlogen welke de Keizers voerden, en de ftfengheid die' men tegen de fpotters van den Godsdienst betoon de , de oorzaak. In Europa was eene zoo groote duisternis in opzicht van de Wetenfchappen, dat het geen wonder was, dat er geen vyand van den Gods-  van den Christelyken Godsdienst* Godsdienst opftond. In het Oosten waren andere oorzaken. De Grieken hadden voor eerst zoo veel twist en moeite onder zich, en zoo veele oorlogen met de Perfen en Arabieren , dat zy weinig dergelyke lieden konden opleveren. Vervolgends had men in Conjlantinopolen een zeer fcherp opzicht op die geenen, die eenigzins van den Godsdienst kwalyk fpraken, zoo datzy aanftonds ftreng geftraft, of wel zelfs ter dood gebragt werden. Dan nadien men in Europa begon te Philofoferen, en de Ariftotelifche Wysgeerte zich uitbreidde, zoo deeden er zich allerleie vyanden van den Godsdienst op'. Men bouwde alles op de grondftellingen van Aristoteles. Men kan uit.'de grondftellingen van deeze vyanden zien, dat hen de al tegrooteeerbied voor Aristoteles daar toe gebragt heeft, om den Christelyken Godsdienst te beftryden. Indien er eene ftelling ftreed met een leerftuk van het Christendom, dan lieten zy liever het Christendom varen. Het Christendom , n. v. beveelt ons te geloven , dat de wereld een begin gehad heeft. Maar Aristoteles zegt, de wereld is eeuwig, er is geen Voorzienigheid; de Zielen zyn niet onfterflyk. Uit deeze Hellingen nam men gelegenheid om het Christendom te beftryden. Om deeze oorzaake wil duurde het ook lang, eer Aristoteles op éénige hoogeSchoolen, die toenmaalsgefticht werden, de Heerfchappy bekwam. Te Parys is hyniet alleen eenige malen verboden, maar ook verbrand geworden. I 5 In  138 Gefchiedenis van de Vyanden' In de r3de Eeuw, indien wy den Paus mogen vertrouwen, hebben wy eenen grooten vyand van het Christendom aan den Keizer Frederik den IIden, de Paus heeft hem deswegens openlyk aangeklaagd' Even deeze befchuidiging werd ook aan zynen Kancelier Petrus de Vineis opgelegd, want al hetgeen de Keizer deed, werd voor eene raadgeving van den Kancelier gehouden, alzo hy de vriend en gunsteling des Keizers was. Frederik de IIde was een van de grootfte Keizes; hy was zelfs geleerd, en beminde en bevorderde de Wetenfchap. Pen. Hyftichte verfcheidene Akademien; hy liet Aristoteles in het Latyn overzetten, en wy hebben nog zyn bevel, het welk hy aan alle Univerfitesten overzond , dat er vlytig over Aristoteles moest gelezen worden. Maar hy geraakte met den Paus in eenen ongelukkigen oorlog. Hy zocht den Paus te vernederen, maar de Paus verdedigde zich. Hy fchreef openlyk, dat de Apostel Petrus arm geweest was, de Pauzen waren zyne Opvolgers, daarom was het verkeerd, dat zy ryk waren, en eene wereldlyke macht hadden. Hy wilde dus de Pauzen weder in hunnen regten toeftand herftellen op dat zy navolgers van Petrus konden zyn Dit verdroot den Pauzen ongemeen, daarom bragten zV groote befchuldigingen tegen den Keizer voor Zy deden hem-in den Ban, zetten hem af, en hyftierf ook als een Banneling. Gregorius de IXde en IK kocentius de IV. hebben oorlogen met hem gevoerd., en hem met hunnen Ban-blikfem vervolgd. By-  ■van den Christelyken Godsdienst'. 139 Byzonder gefchiedde dit op de Kerkvergadering van Lions. Zoo magtig waren toenmaals de Pauzen. Maar hier uit kan men reeds als waarfchynlyk beftuiten, dat de befchuldigingen van denPaus zoo gegrond en geloofwaardig niet zyn. De Paus befchuldigde den Keizer openlyk, dat hy gezegd had, dat Moses, Christus en Muhamed drie aartsbedriegers waren. Gregorius, om der wereld te toonen, dat hy den Keizer met regt had afgezet, fchreef aan alle Vorsten capita accufatoria, waar in deeze aangehaalde befchuidiging ftaat. Frederik verantwoordde zich fcherp, en lag zyne Geloofsbelydenis af. Men zie de Brieven van Petrus de Vineis. Daar in ftaat een Brief, dien de Keizer aan alle Vorsten liet rondgaan. Hy ontkent in den zeiven ,'dat hy deaangehaalde lasteringgezegd heeft, en toont in tegendeel aan, wat hy geloofde. Hy had deezen Brief niet zelf opgefteld,maar zyn Kancelier, en men kan er uit zien, dat hy eengoedGodgeleerde geweest is. Men geloofde den Keizer, terwyl men wel zag, dat de Paus geheele andere inzigten had. De Paus rigtte dus niet veel uit. De Keizer onderhield wel eenenaauwe vriendfchap met de Saraceenen en Arabieren, maar dit is geen bewys, dat hy den Godsdienst ontrouw geweest is, veel meer ziet men uit zyne andere handelingen , dat hy den Godsdienst hoogfchatte. De Paus had nopends deeze Godslasterlyke woorden ook geen getuigen dan Henrik, Landgraaf van Thuringen, die het wel met den Degen wilde bewyzen, dat de Kei.  I4« Gefchiedenis van de Vyanden Keizer dit gezegd hed, (en dit was te dier, tyd een groot bewys) maar Henrik was een vyand van den Keizer, en van den Paus tot tegen-Keizer ver Klaard geworden. Maar het getuigenis van eenen vyand is zeer verdacht. Daarom kan dezaak niet bewezen worden. De Kancelier Petrus m Vineis was voor de toenmalige tyden een groot Staatsman en Rechtsgeleerde. Zyne Brieven, die uit 6 Boelcen beftaan, worden van de Rechtsgeleerden zeer hoog gefchat Deeze Man werd op het laatst nog zeer ongeluk*ffi hy werd by den Keizer belasterd, en deeze die ongemeen haastig was , liet hem de oogen uitfteken, en hy ftierf daar door van droefheid Deeze beide Heeren hebben lang de befchuidiging moeten dragen, dat zy het Boek de tribus vnpofi0n^;gefchreven hadden, Men toont allerhande affchriften daar van, maar zy komen niet alfa met eikanderen overeen. Men kan ook gemaklyk aanwyzen, dat zy noch van den Keizer noch zynen Ranzelier zyn opgefteld geworden. De meeste Geleerden zyn van die gedachten, dat de geheele zaak eene nietswaardige Fabel iSj die men uit de woorden, door den Paus aan den KeZT toegefchreven, verdicht heeft. Voor omtrent « jaaren gaf een Franschman voor, dat ditBoek in eene Bibliotheek in Beijeren bewaard werd d n men zag fchielyk, [dat het bedrog was (*). • . AU C) Wylen de Kanceüer Mosheim heeft zelf f de"^^ Boe-  vsn den Christelyken Godsdienst. 's^'i Alfchoon de Deïstery van den Keizer Frederik ben IIden niet kan bewezen worden, zoo is het integendeel zeker, dat er in den 13de Eeuw vyanden van den Godsdienst geweest zyn. Dit ziet men uit derzelver wederleggingen. Want wanneer er geene zodanige menfchen geweest waren, zoo zouden deeze wederleggingen geheel onnoodig zyn. Die zich de omftandigheden der toenmalige Tyden voorftelt, die zal zich daar over niet verwonderen. Voor eerst zat de Ariftotelifche Wysgeerte op den Troon, en werd van de Geleerden als een Afgod vereerd. Het gezag van deezen Heidenfchen Wysgeer, wien zyne verëerers, by gebrek van de Griekfche Letterkunde, niet eens verftaan konden, bragt hen zoo ver, dat zy alles zonder onderzoek als onlochenbaare waarheden aannamen, het geen Aristoteles zeide. Maar nadien hy de gewigtigfte ftellingen van den natuurlyken en . ge- Boeken gehad. Drie waren in het Fransch, en 4 in het Latyn gefchreven. Uit deeze Boeken sag men klaar, dat zy eerst in de 17de Eeuw waren opgefteld geworden , want er werden in dezelve duidelyke fpooren van de Cartefiaanfche Wysgeerte gevonden. Een van deeze 3 Franfchen is buiten twyfel van den Geneesheer Lukas eenen Leerling van Spinoza gemaakt geworden. Alle deeze 7 Haudfchriften komen met eikanderen niet overeen. Maar zy vervatten zommige tegenwerpingen tegen eenige Hukken van de Heilige Schrift.  f42 ' Gefchiedenis van de Vyanden geöpefibaarden Godsdienst ontkent, zoo is het natuurlyk, dat zyne blinde Aanhangers deeze ftcllia geninsgelyks bedreden. De toeftand der Kerk," was ten tweeden zeer verward. De Pauzen voer' den met de Keizers oorlog, en de Keizers gaven vryheid, om tegen den Paus te fchryven. Dit werd misbruikt. Men tastte niet zoo zeer den Paus en de misbruiken van zyn vermogen, ais den Godsdienst zeiven aan. Ten derden waren de Tyden zoogefteld, datmentwyfelen moest, of de Gods* dienst Godlyk was. Veele Pauzen overtraden alle Godlyke wetten, de Godsdienst werd in dwaaze Hellingen voorgefleld, en menfchelyke uitvindin gen voor leerftukken van de Heilige Schrift uit^e geven. Daar uit ontftond by veele het vermoeden, dat de Godsdienst eene uitvinding van menfchen was, waar onder zy hunne voornemens verboren Indedaad bediende zich de Paus van denzelven toe zyn voordeel, en dit bragt menige tot kwaade gedachten. Men befloot dus: als de Godsdienst zodanige grondftellingen leert, en met een zodanig leven beftaan kan, gelyk wy in onze Kerk zien welke toch de door Christus geftichte Kerk moet zyn; dan kan hyniet redelyk, veelminder Godlyk zyn. Maar is hy het beide niet, dan verdient hy geene byzondere hoogachting. Volgends deeze zoo waarfchynlyke doch verkeerde fluitrede zochten de meesten, welke nog dachten, in andere wetenfchappen hun vermaak, en leefden liever buiten allen Godsdienst, dan volgends zulk eenen, dien zy  yzrt den Christelyken Godsdienst'. 14.3 zy als de bron van alle toenmaals Iieerfchend kwaad aanzagen. Daar van daan komt de toenmaals in Italïèn onder de Geleerden zich vertoonendeAtheïstery, of eigenlyker het gebrek vaneenen redelyken Godsdienst. By zodanige omftandigheden was het noodig om den Godsdienst te vededigen. De voornaamfte voorvechter van denzelven is de Schoolleeraar, die deSeófe der Thomisten gefticht heeft , Thomas de Aqüino. Hy was een voortreflyk verftand, en die geenen, welke om hem lagchen, hebben hem niet gelezen of niet verftaanWy kunnen hem onder de grootfte Bovennatuurkundigen plaatzen j en de latere Wysgeeren beroepen zich op hem. Hy fchryft wel flecht, maar hy denkt toch wel. Hy was van een Graaflyk genacht, en werd 1224. geboren, maar hy verliet zyn ftand en werd een Dominikaner Monnik. Hier op leerde hy de Godgeleerdheid te Parys en andere plaatzen. Deeze Man zag het doorbrekend Ongeloof, en arbeidde tegen het zelve, hy fchreef het eerfte Boek in Europa, de veritaie religionis Chrijlian®, het welk hy fumma Catholicce fidei contra Gentiles noemde; Summa betekent zoo veel alsSyfiema, en -Gentiles zyn zoo veel als Ongeloovigen, die zoo wel den natuurlyken als geöpenbaarden Godsdienst beftryden. Dit Boek is meer dan honderdmaal gedrukt geworden. Het ftaat in zyne werken , maar wegends deszelfs voortreflykheid heeft men het byzonder laten drukken. Thans word het niet meer zoo geacht, dewyl men betere  "t44 Gefchiedenis van de Vyanden re Boeken heeft; het is in eene Barfaaarfche Taal opgefteld, maar die zich daar aan niet kreunt zal het met zonder nut lezen. Thomas was een fterk Wysgeer, en heeft de grondftellingen van den natuurlyfcenen geöpenbaardcn Godsdienst zeer goed nu eikanderen gefteld. Voor eenige Jaaren is Monetvfumma contra Catharos fi? Waldenfes te R0. men gedrukt geworden, dit Boek is in de iode Eeuw van eenen Dominikaner Fr. Mqmta opgefteld. De Dominikaner Monniken waren de eenigen, welke ten dien tyd de Geleerdheid voortzetten De andere Monniken hadden goederen en leefden m wellustigheden. Deeze Summa is wel tegen de Kathamen of Waldenzen gerigt, maar nien vind ook onder anderen daar in een wydloopig betoog O van de onfterflykheid der Zielen 2) een bewys tegen die geenen, welke de eeuwigheid der wereld verdedigden, en 3) tegen de Fatalisten. Uit deeze Boeken kunnen wy duidelyk zien, dat er in Itahen menfchen geweest zyn, welke deeze dwaahngen geleerd hebben. De eerfte twee dwalingen van de eeuwigheid der wereld en de fterflykneidder Zielen kwamen uit de Ariftotelifche Wysgeerte, de derde van het noodlot kwam van de Saraceenen, die in Europa verdeeld waren. Want in de 13de Eeuw waren de Arabieren zeer be roemd. Die ftuderen wilde, reisde naar Spanier,. daar zy zich hadden nedergeflagen. Zy zyn die genen welke de Wetenfchappen weder naar Eu. ropa gebragt hebben. Deeze weldaad hebben wy hun  van den Christelyken Godsdienst. 145 bun te danken. Zy leerden de Geneeskunde, Wiskunde, Sterrekunde en Wysgeerte. In ïta» Hen hebben dezelve 'Saraceenen de Schola Salernüana aangelegd. Men moet zich daar over niee verwonderen s hoe de Fatalisten naar Italien gekomen zyn, want de geheele wereld weet, dat 'de Muhamedanen de grootfte Fatalisten zyn(*), het was daarom zeer gemaklyk dat die geenen die van hun in de Wetenfchappen onderrigt werden, deeze ftelling aangenomen hebben. (*) Fatalisten noemt men die genen, welke beweerden, dat God alles, niet alleen het gelukkig noodlot van ieder mensch, maar ook het ongelukkig, het goede zoo wel als het kwaade met een onbepaald Raadsbefluit te voren befteind heeft. Dit is de Leer der Muhamedaanen: Muhamed zeide : die genen , tegen welke het woord des Heeren befloten is, zullen niet gelooven, alfchoon zelfs alle wonderwerken voor hun raogten gefchieden. Niemand kan gelooven, dien God beflooten heeft in eene dwaaling te ftorten. Gy moogt zyn waar gy wilt, zoo zal u de Dood achterhaalen. Muhamed nam dit onbepaald voorneemen van God aan, deels om de naastbeftaande van die gene te troosten, die in den Slag Ohadgebleven waren, deels om eene tegenwerping te gemoet te komen, waarom zoo veele niet geloofden, daar hy hen als een Gezant van God onderwees ? Deels om de Zyne tot onverzaagtlieid en dapperheid aan te moedigen. K §. 8. K  Hö Gefchiedenis van de Vyanden §. 8. Ariftotelifche Wysgeeren. Na deeze 13de Eeuw ziet men geene openlyke vyanden van den Godsdienst tot in de ï5de Eeuw. Niet lang voor de gezegende Hervorming tasten de Ariftotelifche Hoogleeraars der Wysgeerte op de meeste Univerfiteiten van Italien de waarheden van het Christendom in hunne Vergaderingen en Schriften onbefchaamd aan' D^e oorlog was daarom te gevaarlyker, dewyl hy met list gevoerd werd, dewyl byna de geheele wereld Ariftotelisch was, en daar en boven ten dien tyd de Drukkunst uitgevonden werd, waar door deeze Schriften gemaklyker dan anders konden uitgebreid worden. Dit gaf gelegenheid, dat eenige geleerde Mannen, die Platonifche Wysgeeren waren, zich de eer van den Godsdienst aantrokken. Nikolaas de KüsA j Hieronymüs Savanerola, Marsilius Ficinus en an ' deren meer fchreven voor de waarheid van den Christelyken Godsdienst. De Paus Leo de Xde verleerde den vermetelen Wysgeeren dit handwerk , en verbood twee Jaar voor de  van den Christelyken Godsdienst» $4? de Hervorming 1515- op de Kerkvergadering, Welke hy in het Lateraan hield , dat de Wys* geeren de geopenbaarde Waarheden niet verder aantasten , en het onderfcheid tusfehen Godgeleerde en Wysgeerige Waarheden, waar mede zy zich altyd befchermd hadden, wanneer zy befchuldigd waren geworden , niet verder zouden gebruiken. Verklaaring. Wy hebben van de 13de tot de 15de Eeuw eene groote menigte van Boeken, maar men vind geen fpoor, dat iemand den Godsdienst-zou aangetast hebben. In de 13de Eeuw werd het onmenichelyk Inquifitie-gericht van den Paus Innocentiüs den III. ingevoerd, en dit hield de vyanden van den Godsdienst in toom. Want wanneer iemand het geringfte zeide, dat met den Godsdienst fcheen te ftryden, dan werd hy agter afgeleid en vastgezet, tot dat hy zyn gevoelen herriep: en ook na dit herroepen, bleef hy, zoo lang hy leefde, onder «en ftreng opzicht. Maar wilde iemand niet herjoepen, dan werd hy verbrand. Dit was in die Tyden de wyze, om den Godsdienst te verdedigen , byzonder daar de Paus de Bedelmonniken tot Kettervervolgers gemaakt had. Welk menfchelyk hart moet niet door een natuurlyk gevoel gedrongen worden , ik zal niet eens zeggen uit eene ChristeK 2 ly-  H° Gefchiedenis van de Vyanden lyke liefde, om deeze gruwzaamheden te verfoejen ! Ten tyde van den Keizer Lodewyk van Beijeren,die veel twist met den Paus had,kwam de vryheid om tegen den Paus te fchryven, weder voor den dag. Wy hebben nog zulke boeken, dan er is geen één onder dezelven , dat den natuurlykeu en.,geöpenbaarden Godsdienst aantast. De Keizer moet dus zeker aan deeze vryheid zekere Paaien gezet hebben. Dan inde 15de Eeuw omtrent de tyden van de Hervorming veranderde zich de toeftand van Europa zeer merklyk, en de vyanden van den Godsdienst kwamen te voorfchyn Maar dewyl hende Inquifitiegreetigopzocht, zoo moesten zy zeer behoedzaam zyn. In deeze 15de Eeuw vielen" er ongemeen merkwaardige dingen voor, die Europa geheel veranderden. De Turken verftoorden het Griekfche Kei zerryk, en de geleerden Grieken weeken naar halzen, daar zy begunstigers, vrienden en befchermers vonden. De Hertogen van Florence uit het huis van Medicis namen hen byzonder in befcherming, en onderhielden hen met grootmoedigheid en mildaadigheid. Door den dienst van-deezemenfchen kwam de Geleerdheid naar Europa, en de duisternis die er tot hier toe geweest was, verdween Deeze Geleerden bragten de Griekfche Schriften van Aristoteles en Plato mede, en leerden deeze beide zoorten van Wysgeerte. Van deezen tyd af deelden zich de Geleerden in lialien in twee Secten. Te vooren was alles Ariftotelisch, maar toen  van den Christelyken Godsdienst. 149 toen de Italianen Grieksch begonnen te leren en Aristoteles en Plato, in hunne eigene Taal lezen konden, zoo verdeelden zy zich. Deeze beide partyen voerden fteeds met elkander oorlog. De Ariftotelifche Wysgeeren zochten de gronden ven den Godsdienst te ondermynen , en de Platonifche zochten denzelven te bevestigen. De wil was goed , maar zy waren tegen de Ariftotelifche doorgaands niet opgewasfen : Want zy verftonden geen Redeneer- en Bovennatuurkunde, maar daar in waren de Ariftotelifche meer geoefend, en bedrogen hen met valfche fluitredenen (*). Tot verlichting der Europeanen verfcheen de Boekdrukkunst (**) en de Geleerdheid kon daar door (*) Men poogde na eenen langen oorlog, welke de Aanhangers van Aristoteles en Plato met eikanderen gevoerd hadden , beide partyen met eikanderen te verè'enigen, maar deeze poging was in den grond te vergeefs. Mén zie Boivins Verhandeling , welke Heumann in zyne A&a Philof. heeft ingevoegd. Tom. H. 537. en Brukkers Hifi. Crit. P/iilof. IK. 1, 6. (**) De Boekdrukkunst werd naar alle waarfchynlykheid omtrent het Jaar 1440. van Johan Guttenberg , welke van Straatsburg geboortig was , maar zich toenmaals in Mentz ophield, uitgevondeu. Andere maken met minder waarfchynlykheid Johan Mantelin te Straatsburg , of Johann Faüst te Mentz, of Laurens Koster te Haarlem tot eerfte uitvinders. Eerst fneed men de Letters in Hout, K 3 maar  IJO Gefchiedenis van de Vyanden door gemaklyker uitgebreid worden, en de beste Schriften der Grieken en Latynen, welke te voren in de Bibliotheken dtr Monniken verborgen hadden gelegen, kwamen in de handen der menfchen. By deeze omftandigheden ontftonden er onder de Anftotehfchen vyanden van den Godsdienst; deeze waren byzonder de Hoogleeraars der Wysgeerte te Padua, Pifa en andere Italiaanfche Univerftteften ; men plag hen gemeenlyk Averroïsten te noemen, dewyl zy zich by het uitleggen van Aristotm.es te veel by AverroSs ophielden , die een Uitlegger van Aristoteles is. AvERRoës was een Arabier, en in de daad niets heter dan Spinoza. Hy geloofde eenen algemeenen wereldgeest, die onfterflyk, en door degantfche wereld verdeeld zy Deeze ftelling was niet veel beter, dan betreen thans onzePantheïsten leeren. Een ander Uitlegger van Aristoteles was Alexander Aphrodiseus deeze beweerde uitdrukkelyk , dat de menfchely'. ke Zie! fterflyk was. Tot de Ariftotelifche Wysgeeren behoort PE. tros Pomponatiüs, wiens boeken zeer duur betaaid worden. Hy werd 1462, te Mantua geboren , en leerde als Hoogleeraar eerst te Padua ver- jnaar Petrus Sphui-ppd „™a a.. r r- 'v uc segutene setters uit, en verbeterde en verligtte deeze voonreflyke uitvinding, Mea ik MlCH, Matthawe Anna/. Typograph.  van den Christelyken Godsdienst. 151 vervolgends te Bologne. De Schriften, waar in hy zich als eenen vyand van den Godsdienst verdacht gemaakt heeft, hebben wy nog. Het is eene Verhandeling over de onfterflykheid der Ziel, en zyne Schriften de naturalium effeBuum cattjïs, Jive de incantaiionibus; de fato; de libero arbitrio; de Prcedefiinatione; de providentia divina. Hy dacht, gelyk uit deeze boeken blykt, zeer laag van God, van den Godsdienst, en van de Heilige Schrift. Hy beweerde, dat men de onfterflykheid der Ziel niet bewyzen kan; de Hemelfche ligchaamen hadden den grond van de voorftellingen van het verftand, en de daar uit vloeiende bewegingen van den wil in zich zelve; God en de Hemelfche ligchaamen zyn de oorzaaken der natuurlyke onvolmaaktheden , en de grond van het Zedelyk kwaad is de verfchillende gefteldheid der Hemelfche ligchaamen. Hy ontkent de Voorzienigheid, en geeft het Stoïsch gevoelen , dat alles aan een noodzaaklyk noodlot onderworpen is, boven de Leer der Christenen van de Godlyke Voorzienigheid nog den voorrang; De invloed der Sterren, de kracht van zekere Kruiden en Steenen geeft zommigen menfchen de magt om wonderen te doen, en hy noemt daar by alle de wonderen, welke de Verlosfer verrigt heeft; in alle Godsdiensten, gaat hy voort, gefchieden wonderen, maar daar zyn geen wonderwerken, dewyl zy tegen den loop der natuur gefchieden. De voorzeggingen der Profeeten fchryft hy toe aan de gefteldheid K 4 van  l$% Gefchiedenis van de Vyanden van het ligchaam en aan de Hemelfche ligchamen. Hy beweerd, dat een toekomend leven niet kan bewezen worden. Om deeze en andere fchandelyke gevoelens hebben hem veele geleerde Mannen onder het getal der Atheïsten gefield, maar andere hebben hem ook weder verdedigd (*_), Uit zyn School zyn van tyd tot tyd. veele beroemde W\ 8. geeren gekomen, welke voor het grootfte gedeelte dezelve Leerftukken beweerden, die zy van hunnen Leermeester gehoord hadden. Tot deeze bende behoort ook C^sar Cremonin, welke reeds ia het 21 Jaar van zyn leven de Wysgeerte te Ferra. ra leerde,' Hy had geenen Godsdienst, en Aristoteles was hem dierbaarer dan de Bybel. Deeze Stele bleef ook na de Tyden der Hervorming in Jtalien, en misfchien is zy nog niet geheel uitgeftorven , en er houd zich waarlyk eene zodanfge bende heimlyk in Italien op; Dit blykt uitdeBriei ven van Naudeüs, die met hun briefwisfeling gehouden heeft. ' Deeze vyanden van den GoJsdienst zagen hun ongeluk, alszy hun gevoelen lieten blyken, daar om fielden zy zich uiterlyk aan als Christenen, en roemden het Christendom , maar aan de an. dere zyde beftreden zy het. Even zoo maakten het hunne Voorgangers, Wanneer zy nopendsge- vaar- (*) Men zie Ukymm M, Phltof, II. r_7. Brckke» B$, &P, IK 158. Bayle Dh% Arh Pompmace,  van den Christelyken Godsdienst. 153 vaarlyke ftellingen werden aangeklaagd , dan behielpen zy zich met de Diftinclie inter veritates phi~ lofophicas &f theologicas. De Reden , zeiden zy, leert anders dan de Schrift. Volgends de Reden is het onwaar, dat de Ziel onfterflyk is, volgends de Schrift is het waar. Volgends de Reden is het onmogelyk,dat de Dooden opftaan, maar volgends de Schrift is het zeker. Maar nu moeten wy ons Geloof boven de Reden verheffen , en alfchoon de Reden het tegendeel leert, zoo moeten wy echter dwaas zyn om Christus wil. De Heilige Kerk zegt, dat het een of ander waar is, daarom moeten wy haar gehoorzamen. Een ieder ziet ligt, dat dit fpotterny is , die zy hebben uitgevonden, om den Pauslyken Banblikfem te ontvlugten. Maar zy willen zoo veelzeggen: Geen mensch, die een Wysgeer of verflandig man wil zyn, kan een Christen zyn (*')• Dat is het zelve, het geen Bayle naderhand zeide, dat hy de Taal der Ariftotelifchen regt had (*) Dus fpreekt uitdruklyk Pomponatius. Het geen door de Kanonike Schriften en door de Heilige Katholyke Kerk bepaald is, moet geloofd worden, men moet haar toeftemmen , alfchoon de Leer derzelve onmogelyk kan worden verdaan, ja zelfs tegenilrydig is. Pomponat. de faro. 393. uit vrees voor de Inquifltie werd hy een Huichelaar en fchreef. Indien er in myn voordel iets is, dat met den Godsdienst flrydig is, of de Kerk niet behaagt, dan herroep ik het alles. K 5  *S4 Gefchiedenis van de Vyanden had leeren fpreeken. Deeze menfehen maakten het eindelyk zoo erg, dat de Paus oplettend werd. Leo de X. had zelf geene Godsdsdienst, en was deeze Party ongemeen toegedaan, dan als Opperhoofd van de Kerk moest hy eenigen ernst tegen hen bewyzen. Hy gaf dus op de Vergadering van Lateranen een Wet tegen hen, en beval, dat zy van het verfchil der Reden en het Geloof zwygen moesten. Doch deeze Wet deed alleen deeze uit wering, dat deeze Wysgeeren voorzichtiger werden, maar onder de hand plantten zy hunne Party altyd voort. 1 Door deeze aanvallen der Ariftotelifche Wysgeeren , werden zommige van de Platonifche opgewekt, en van dien tyd af hebben wy Boeken, die eigenlyk van de waarheid van den Christelyken Godsdienst handelen. De voornaamfte onder die geenen , welke dergelyke Boeken gefchreven hebben, wasMARSiLius Ficinus, hy leefde te Flor en. ce en had aldaar zyne School. Dan hy was eene halve Geestdryver. Hy was op Plato zoo zeer verzot, dat hy alles geloofde, wat deeze zeide Hy had Plato in het Latyn overgezet, en het is' de beste uitgaave van Plato. Hy fchreef ook eene verklaring daar over , maar die moeilyker is te verftaan dan Plato zelf. Aan Spooken lovery, Verfchyningen enz. twyfelde hy geheel met Hy geloofde van zynen goeden Vriend, als hy zou geftorven zyn, berigt van den toe. ftand der Ziel na den Dood te verkrygen. Hy was  vm den Christelyken Godsdienst. 155* was anders een geleerd Man, en meende het wel met den Godsdienst. Uit dien hoofde fchreef hy een Boek de yeritate religionis Christiance, hët welk zeer hoog gefchat werd (*) Thans gebruiken wy het niet meer. Hy neemt in het zelve Hellingen aan, die nog niet bewezen zyn. Maar wy kunnen evenwel daar uit zien, hoe men ten dien tyd het Geloof aantaste, en het geen men daar op geantwoord heeft. De ander , die voor den Christelyken Godsdienst gefchreven heeft , is een Dominikaner Monnik, welken wy onder de getuigen der waarheid ftellen. Hy heet Hieronymus Savanerola en leefde te Florence. De Paus Alexander de VI. liet hem in het Jaar 1498. verbranden, dewyl hy veel niet gelooven wilde, het geen de Roomfche Kerk geloofde, en zeer tegen de misbruiken van het Roomfche Hof yverde. De Dominikanen hielden hem voor eenen Martelaar, en hebben zyne Schriften in twee Deelen laten drukken. Zyn Boek voor den Christelyken Godsdienst heet triumphus crtucis. Dit boek is meer dan 50 maal gedrukt geworden, en de Hollanders (*) Zyne Schriften zyn te Bazel 1576. en te Parys 1641. in a Deelen in Folio gedrukt. Het Gefchrift, waar op wy voornameniyk zien, heet de religione Ckrifliana, 6? fidei pietate liber. Hier by behoort ook zyn Boek de immortalitate animarum & altema felicitate.  I5<5 Gefchiedenis van de Vyanden •■ ders hebben het weder gedrukt. Hy fchryft redelyk aangenaam, en zyne gronden zyn niet te verwerpen. Maar hy was een Prediker, en daar van daar is er in alle zyne Schriften een Jlylus declamatorius. De bewyzen zyn ook niet alle even bondig en duidlyk opgegeven. Hy was geen Wysgeer, en liet daarom veele dingen onverklaard. De derde was de Kardinaal Nicolaüs de Küsa, hy leefde in Duitfchland als een Apostolisch Gezant en bezocht de Kerken. Hy was voor de toenmalige tyden niet onkundig. Men heeft zyne Werken te Baf el in Folio zamen gedrukt. Daar in ftaan zaaken, die ons den toe. ftand der tyden ontdekken. Wy hebben van hem een aangenaam Boek de dotta ignorantia, waar in hy aantoont, dat wy in dit leven veele vragen niet kunnen beantwoorden. Insgelyks een Boek de pace fidei, de Titel is duister, hy wil daar in aan het Geloof vrede bezorgen, en bewyst in hetzelve, dat de Christelyke Godsdienst waar is , en daarom in rust moet gelaten worden. Dit Boek is niet ongeleerd, maar dewyl wy betere Schriften hebben, zoo kunnen wy het thans misfen. TWEE.  TWEEDE AFDEEL-IN G. Van de Vyanden van den Christelyken Godsdienst, van de Hervorming tot op onze Tyden. §• 9- Machiavel , Bodintjs , Kardanus , Rabelais , Brunüs , Vaninus , Kampanella. D oor de Hervorming werd in een groot deel van Europa de vryheid van denken en fchryven ingevoerd, en daar van daan deden er zich terftond na dezelve hier en daar, byzonder in Vrankryk en Italien menfchen op , die wel niet regelregt en openlyk, maar echter door omwegen en op eene listige en bedekte wyze, den geöpenbaarden Godsdienst poogden verdacht te maken. Van deeze menfchen zyn Nikolaus Machiavel , Johann bodinus , hleronymus kardanus , frans Ra-  158 Gefchiedenis van de Vyanden RaBELAIS, JORDANUS BrüNUS, JULIUS CiESAR Vaninus, en Kampanella boven anderen bekend geworden. Deeze gaven gelegenheid dat Johann Lodewyk Vives , Philippus Morneus, en zommige andere, boeken voor de waarheid van den Christelyken Godsdienst fchreven. Op deeze volgde in de 17de Eeuw de beroemde Hugo de Groot , die alle de overige verdonkerde en als onzichtbaar maakte. Verklaaring. Voor de Hervorming verhinderde de Inquifitie, dat de vyanden van den Godsdienst zich niet openlyk vertoonden, en hunne tegenwerpingen voorfielden. Maar na dat de gezegende Hervorming de macht van den Paus omtrent de helft verzwakte, zoo verloor ook dit Kettergericht veel van zyne magt. In Frankryk en ook in een gedeelte van Duitschland, daar het geweest was , hield het op. Nacüen dus de Paus niet meer zoo magtig was , zoo bekwamen die genen, die niet wilden gelooven, het geen de Kerk geloofde, eene groote vryheid, om hunne gedachten aan den dag te leggen. Van deezen tyd begint de twist van het Geloof en het Ongeloof. Er kwamen menfchen in Vrankryk en Italien te voorfchyn, die niet alleen den geöpenbaarden maar ook den natuurlyken Gods.  van den Christelyken Godsdienst. 159 Godsdienst aantastten. Men toont eene geheele reeks van Atheïsten van de ióde Eeuw , maar men moet bekennen , dat de meesten zoo kwaad niec waren. Er is aan veelen ongelyk gefchied, die niet meer gedaan hadden, dan dat zy zommige Ariftotelifche ftellingen aantasten , eene nieuwe Wysgeerte zochten in te voeren, en zommige bewyzen voor den Godsdienst verwierpen. In tegendeel kan men ook niet ontkennen, dat veele Franfchen en Italianen den Godsdienst beftreden hebben. Men zie Joh. Fred. Reimarus Gefchiedenis van het Atheïsmus. Dit is niet het geleerdfteBoek, maar men kan er echter uitzien, wat hier endaar van deeze menfchen is gezegd en gefchreven geworden. Onder de Deïsten van deezen Tyd zyn zommigen zoo beroemd, dat wy er iets van moeten zeggen. De eerfte is Nikolaus Machiavel, eene Staatkundige uit eene oude Florentynfche Famielie van de 16de Eeuw. Zyne fterkte in de Staats-gefchiedenisfen verhief hem tot de plaats van Geheimfchryver der Republiek, en na verfcheidene onaangenaame gevallen, waar in hy zich door zyne fpotterny had ingewikkeld, werd hy Gefchiedfchryver. Hy heeft veel gefchreven, maar byzonder behoort hier toe zyn Boek, de principe , het welk door de Inquifitie veroordeeld werd. In het zelve ftaan niet alleen ftellingen, die tegen het Natuurregt en de Staatkunde, maar ook tegen alle Godsdiensten aanlopen. Hy beweerde dat alleon- rege-  lóo Gefchiedenis van de Vyanden regtmatige middelen, zelfs in zaken van den Godsdienst regtmatig worden, wanneer een Landheer tot bevordering en uitbreiding van zyn vermogen die voor nuttig houd. Daar door word het vermogen der Vorsten hoven de inwendige bepaaling van den Godsdienst beweerd. Even daarom heet de dwaaling der hedendaagfche Synkretiftifche Naturalisten de Machiavelfche Godsdienst. Hy ftierf 1526 of 1530., na dat hy te voren harde lasterwoorden had uitgeworpen (*). Een ander, die tot deeze menfchen behoort, is Frans Rabelais. Hy was eerst een Fransciskaan, en C) Veele Geleerden, als, Conringius , Verulamius, Schuppius en anderen doen hun best, om aan te toonen , dat alles wat Machiavel in zynen Princeps gefchreven heeft, niet zyne waare meening, maar alleen Schimpschriften op' de Monarchaale Regeering geweest is; waar door hy zyne Landslieden de vryheid als een dierbaar kleinood tegen het heerschzugtig geweld van het Medicefche Huis had willen aanpryzen. Al was dit ook bewezen, dan handelde Machiavel ten minsten niet als een wys man , want zyne bewoordingen zyn te vry , dan dat zy ontfchuldigd kunnen worden. Ook daar, waar men geene Schirripfchriften by 'hem ontdekt, oordeelt hy flecht van den Godsdienst. Zyne Boeken werden te Romen en in andere plaatzen lang geduld , Posserin , die Machiavel niet eens gelezen had, bracht het zoo ver, dat de Inquifitie Machiavels Boek veroordeelde. Men zie Joh. Fred. Christ de N.colai Machiavelli vita fcriptis & feüa ejus. Lib. III.  van den Christelyken Godsdienst. IÖI en vervolgends een Geneesheer en Lyfarts van den Kardinaal de Bellay. Hy bezat groote bekwaamheid zoo wel in Taaien als Wetenfchappen, maar was ook te gelyk een, wild hoofd. Onder anderen heeft men eenen Roman van hem onder den Titel Pantagruel, waar inhy de grootfte Lieden van zynen tyd onder bedekte namen doorhaalt, en welke te gelyk eene fcherpe Satiereop den RoomschKatholyken Godsdienst vervat. Deeze Roman werd met de grootfte begeerte gelezen. Hy is ook in de Duitfcbe Taal overgezet géworden. De Hollanders hebben hem in drie Deelen in Quarto met Aanmerkingen en veele zeer fchoone Platen laten drukken. Zyn Boek is zwaar om te verftaan. Het is ten eenemaal met grappen opgevuld, uit hoofde van dit Boek hield men hem vooreenen Atheïst, maar men kan het niet ten vollen daar uit bewyzen. Als hy op fterven lag en volgends het gebruik van zyne Kerk, het laatfte Olyzel ontving, zoo belaste hy zynen Bedienden, dat hy hem eenen Domino moest brengen, en als men hem naar de reden vroeg, gaf hy ten antwoord: Dat hy gelezen had: Beati in Domino morientes. Zodanig een Man was hy, en men kan hier uit zyne denkingswyze afnemen. Johann Bodinus was een beroemd Leeraar in de Regten te Touloufe, in deeze zelfde 16de Eeuw, een geleerd Man, maar dien men voor eenen geheimen Jood hield. Hy heeft veel gefchreven , en zyn Boek de Repüblica is zeer fcherpzinnig. Zyn L Hand-  i6z Gefchiedenis van de Vyanden Handfchrift, dat het Deïsmus moest uitbreiden, fs onder het opfchrift colloquium heptaplomeres de abditis rerum Jublimium arcanis, bekend. Het word in Manufcript omgedragen. De Koningin Christina in Zweden heeft dit Boek door veel geld uit dehanden van zyne Erfgenamen bekomen. Van haar heeft Konring een affchrift verkregen. Polykarpos Leyser wilde dit Boek laten drukken, en er eene wederlegging byvoegen, dan men hield het voor gevaarlyk, en daarom werd het hem verboden. Het kan buiten nadeel gedrukt werden, want wy hebben thans nog veel erger Boeken. Wy zouden daar uit zien, drt de bewyzen van BoniNushet Christendom niet nadelig zyn. Wy hebben te zeer gevreesd. Wy hebben eene menigte van Boeken de tribus impoftoribus. Als zy gedrukt werden, dan zouden zy belachlyk worden, en men zou ze te gelyk en met minder moeite kunnen wederleggen , als men alleen de Bovennatuurkunde geleerd en GroTros gelezen heeft. Maar het Boek van Bodimds vervat eene vergelyking van verfchillende Godsdiensten; den Joodfchen, Muhamedaanfchen, Heidenfchen en Christelyken, welke zoo gefchikt word, dat altyd de Christelyke Godsdienst verliest en verachtlyk word. Er worden over het algemeen zodanige grondftellingen daar by aangenomen, waar meede geen geopenbaarde Godsdienst beftaan kan. Er komen fprekende met eikanderen m voor een Roomsch-Katholyke, een Lutheraan, Indifferentist, Naturalist, Gereformeerde, Jood en  van den Christelyken Godsdienst. 163 en Turk. Van deeze 7 perzonen heeft het den naam verkregen (*). By deezen komt Hieronymus Kardanus. Hy was een beroemd Geneeskundige, hy werd te Padua 1 501. geboren, te Padua Leeraar, en in Milanen Hoogleeraar der Wis- en Geneeskunde. De Geneeskundigen roemen hem nog, en in de vorige Eeuw heeft Naudeus zyne werken weder laten opleggen. In zyne Schriften worden veele plaatzen die gevaarlyk zyn, gevonden, maar ook nog meer andere , de het Bygeloof van den Man duidlyk aantoonen. Hy beweerde de onfeilbare zekerheid der Chiromantie, JJlrologie en andere dingen. Maar hy is zich zeiven niet gelyk, zomtyds tast hy den Godsdienst aan, en op eenen anderen tyd vervalt hy tot het laage Bygeloof. Hy heeft de lotgevallen van eenen glorieryken Verlosfer uit de Sterren voorzegd, en beweerde,dat Christus noodwendig wonderen heeft kunnen doen, dewyl hy onder eene ze- CO Er worden aan Bodinus nog twee andere Gefchriften toegekend , die wel niet eigenlyk Deïstisch zyn , maar die van het Bygeloof, Ongeloof en zonderlinge Gevoelens van den man getuigen, het eerfte heet univerfa\ natura Theatrum. Lions 1596. het andere de magorum dcerhonolatria 1581. in het welk eene menigte Gefchiedenisfen van Toveryen en beftrydingen van de Heilige Schrift gevonden worden. Men zie Polycarpus Leyser de vita & fcriptis Bodini 1715. L 2  *6i Gefchiedenis van de Vyanden zekere Conftellatie van de Sterren geboren was geworaen, welke den menfchen de kracht om wonderen te doen kan mededeelen {*). Hy heeft ook gelyk men zegt, zyne eigen lotgevallen uit de Sterren voorzegd, en omniet gefeild te hebben, zich zei ven omgebragt. In deezen Man komen dus het Ongeloof en Bygeloof zamen , men weet daarom met, of men hem voor eenen Christen of Ongeloovigen houden moet, zoo veel is zeker, dat hy een Uweeper en Geestdryver geweest is. Er zyn nog zommige beroemde Mannen, welke te dien tyd van Deïstery befchuldigd zyn geworden. De een is Jordanus Brunus, de andere Cje sar Vaninüs. Beide zyn Italianen, en worden als de grootfte vyanden van den Godsdienst befchreven: Van hun zouden de Atheïsten en Deïsten oorfpronglyk zyn. Dan de zaak van deeze men- fchen CO Dit voorgeven van Karmnus, dewyl daar uit kwaade gevolgen zyn afgeleid geworden, ftaat in de uitgaaf van zyne werke„ van i578. niet: Integendeel is het in de Bazeifche mtgaave van 1554. en in de Leidfche van i558 te vinden. Daar van daan worden deeze beide uitgaven onder de ' zeldzaame gerekend. Het geen voor en tegen deeze beicnuldig.ng van Kardanus door de Geleerden gezegd is Geworden, verhaalt Brukker Hifi. Philof. V, 77. De voornaamfte Schriften, waar uit zyne gevaarlyke gevoelens blyken ,zyn devita propria; de arcanis Mternitath ; de Summo bono.  van den Christelyken Godsdienst. 165 fchen is zeer twyfelachcig, en de vraag: Ofzy Atheïsten geweest zyn? is nog niet beïlist. Maar beide zyn verbrand geworden, de een te Romen, de andere te Touloufe. Jordanus Brunüs was van geboorte een Napolitaan, hy was eerst een Dominikaner, maar verliet zyne orde, zwerfde in Europa om, en ging van de eene Univeriiteit tot de andere. Hy was een geleerd Kwakzalver, wiensopgeblaazen Geest, door eene buitengemeen groote Dweep'achtige verbeeldingskracht onderfteunt werd. Hy wilde eene nieuwe Wysgeerte invoeren , en op het laatfte floegjhy overal, waar hy kwam, ftellingen om te disputeren aan. De geenë die hy te Parys had aangeflagen, ftaan in Bayles Hiftor. Acad. Paris. Er is bykans geene Univerfiteit , daar hy met zyne nieuwe Wysgeerte geen groot gefchreeuw gemaakt had. Hy heeft ook in Lsipzig, Wittenberg, Helmftad en Praag geleerd. Men kan niet ontkennen, dat hy een groot verftand was , maar hy had te veel Dwepery, en kon zyne begeerten niet matigen, Hy heeft in de daad een Syftema van eene nieuwe Wysgeerte uitgevonden, maar waar in het beftaat is twyfelachtig, dit komt daar van daan, dewyl hy zyne meeste Wysgeerige Boeken in Latynfche Verfen gefchreven,en ongewoone uitdrukkingen , welke hy met beeldzels omkleed, gebruikt heeft (*). Zyn hem toegefchreven Handfchrift, waar (*) Brukker , welke zich eene ongelooflyke moeite geL 3 ge-  166 Gefchiedenis van de Vyanden waar in het Deïstisch Leerbegrip voorkomt, beet Spaccio della be/iia trionfante enz. Johan Toiand heeft het in het Engelsch overgezet. Door dit verjaagde overwinnende Dier heeft de Opfteller, volgends zyn voorgeven het Bygeloof verftaan, maar by de uitvoering eene duidelyke beftryding van alle Godlyke Openbaringen aangebragt, en byzonder de drie Wetgevers , Moses, Christus en Muhamed uitdruklyk mede daar onder begreepen. Anderen zeggen, dat dit Boek niets dan eene Satiere vervat op het Pausdom. En nog anderen geven voor, dat het in het geheel geen gefchrift van Brunus is, om dat er zyn naam niet by ftaat, dat het veelmeer een door een winzuchtig Bedrieger ondergefchoven Gefchrift is. La Kroze heeft het alleen eenen korten tyd gehad, in welken hy het niet kon doorlezen. Het kan dus niet beflist worden , of dit Boek zoo Godloos is, als het voorgegeven word. Zyne overige Schriften, hebben alleen eene verre be¬ geven heeft om het Syftema van Brunus te ontdekken, meent Hifi. Phil. V. 33. dat het het oude emanativum Syftema is, volgends het welk uit eene onafmeetelyke en oneindige bron het wezen en beftaan van alle dingen uitgevloeid, en van eeuwigheid ontdaan is, zoo dat derzelver wezenlykheid van deeze bron en oorzaak afhangt, maar het geen voor het overige by elke zaak veranderlyk is, ontftaat van de verplaatzing der kleinfte dingen.  van den Christelyken Godsdienst. 167 betrekking op den Godsdienst, en behoren hier niet toe. Nadat Brunus lang omgezworven en eene bevordering te vergeefsch gezocht had, zoo kwam hy tot die dwaaze gedachten, om weder naar Italien te gaan. Hier grepen hem de Dominikanen en zonden hem naar Romen, en daar werdhy den ióden February 1600. als een Atheïst openlyk verbrand. Of dit met regt of onregt is gefchied, is niet uitgemaakt. De Heer D. Heumann en La Krose in Berlyn hebben over deeze zaak, en of Brunus ^een Atheïst of Deïst geweest is, getwist. D. Heumann verdedigt hem, en oordeelt, dat hy als een Lutheraan te Romen verbrand is geworden; La Kroze beweert het tegendeel en wend voor, dat hy een Godslasteraar geweest is. Hy zocht de volgende 6ftukken te bewyzen : 1) Jordan Brunus heeft de natuur, en het geheele wereldgebouw voor den waren God gehouden. 2) Adam was •nochde eerfte Mensch, noch ook de Vader van alle menfchen, maar alleen de Vader der Jooden geweest. 3) De Christelyke Godsdienst is een verdichtzel, dat tegen de gezonde Reden ftryd. 4) Even dit zelfde moet men van den Mofaïfchen Godsdienst beweeren. 5) De fchepping der wereld is niets, het was alles van Eeuwigheid en alles duurt in Eeuwigheid, f5) De Zielen der Menfchen en andere Dieren verhuizen van het eene Ligchaam in het andere (*_). In- (*) Men zie Heumann A£t. Philof. II. 703, L4  168 Gefchiedenis van de Vyanden Indien men de ASta Judicii te Romen wilde uitgeven, dan kon de zaak uitgemaakt worden De Kardinaal PassioNEI beloofde het wel , maar hy heeft zyne beloften niet vervuld. Die AcJa moeten zeker dus gefield zyn, dat zy het Judicium geen eer aandoen. De zaak blyft dus twyfelachtig. Daar in komt men overeen , dat uit zyne Wysgeerige Schriften zyn Ongeloof niet kan bewezen worden. Dit is reeds veel. Dan men gebruikt drie bewyzen om zyn Ongeloof te bewyzen. v) Hy heeft voor den Duivel eene Lofrede gehouden. 2) Beroept men zich op het Gefchrift ^ejhatriumphans, maar het oorfpronglyke hebben weinige gezien. 3) Daar op, dat de geheele Roomfche Kerk en Inqufitie dit zegt. Dan het getuige ms der Inquifitieis verwerpelylc, en men kan nooit daar op vertrouwen. Het komt alles op de twee eerfte bewyzen aan. Men zegt wel veel van de Lofrede des Duivels, maar niemand heeft dezelve g«.en en gelezen. Het is ongelooflyk, dathet de Univerfiteit zou veroorloofd hebben. En indien het zoo zyn zou , dan kan het ook een fpeling van het vernuft zyn, gelyk zyne Lofrede op Nero waardoor hy heeft willen aantonen, dat er niets zoo erg is, datdoorde Redeneerkunde geenfchyn kZ vl^Ta- Tr het Boek beJlia *an, ge.yk wy reeds gezegd hebben, niet wel tot een bewys bygebragt worden, De andere beroemde Deïst van deezen tyd is Jouus C^sar Vanxnus, insgelyks een Napohtaan uit  van den Christelyken Godsdienst. lóg n uit Taurafano daar hy 1586. geboren werd. Hy liet zich tot Priester inwyden, en predikte eenen tyd lang , vervolgends zwerfde hy insgelyks in Europa om, tot dat hy eindelyk te Thouloufe in November 1619. als een Godslasteraar verbrand werd. Hy word overal als een Atheïst befchreven, en zou in het byzonder by zynen Dood God gelasterd hebben. Zyne hoofdzaakelyke Schriften, waar in hy den Godsdienst zou hebben aangetast, zyn: 1) Amphitheatrum esterna providentie, divinomagicum, Chriftiano-Phyficum &? Aftrologo Calholicum. 2) De admirandis nature regine deeque mortalium, arcanis. Libr. 4. Hy heeft de Natuur tot regeerfter van alle veranderingen en gebeurtenisfen aangenomen, waarom hy om dit Gefchrift onder de Pantheïsten gerekend word. Echter fpreekt hy ook duidelyk van God en van de verplichting om hem te dienen, doch met beftryding van den geöpenbaarden Godsdienst (*) Veele zyn van oordeel, dat Vaninus met onregt is verbrand geworden: De Prefident te Thouloufe zou eene vyandfchap tegen hem gehad hebben. Hy zou wel veele Paradoxe (tellingen opgegeven hebben, maar toch geen openlyke Godslasteraar geweest zyn. Petr. Freor. Arpe heeft een Verweerfchrift voor hem in Holland laten drukken en Durand en Schram heb- (*) Men zie Baumgartens Nachrichten von einer Halli fchen Bibliothek, IV. 519—525. L 5  170 Gejchiedenis van de Vyanden hebben hem beantwoord. De zaak is dus nog twvfelachtig. 3 Tot deeze Lieden brengt men ook Thomas Kampanella. Hy. werd te Stylo , eene ftad in Kalabriën 1568. geboren. Het ontbrak hem niet aan bekwaamheden, belezenheid en wetenfchappen. Hy ging tot de Dominikanen over. Hy tastte de Peripatetifche Wysgeerte met veel vuur en moed aan, en werd daar door genoodzaakt van de.eene plaats tot de andere om te zwerven. - Hy werd dan vanAtheïstery, dan van Hoogverraad befchuldigd en was over de 25 maal in Gevangenis en 7 maal op de Pynbank. Eindelyk werd hy nog van den Franfchen Afgezant te Romen, van Noailles in een Koets heimlyk uit Romen gebracht, kwam te Pa rys, en vond onder den Kardinaal Richelieü eene geleerde rust , daar hy ook zyn leven 16,0 befloot. Beide lof en berisping heeft deeze behouden , en beide verdient hy ook. Nopends zynBoekAtheismus tritmphatus, Jeu reduStio ad religionem per fcientiarum veritates befchuldigt men hem van Atheïstery, want hoewel hy de Atheïsten wdde wederleggen, zoo beantwoordde hy echter debeftryderszooflecht, dat veele geloofden, dat hy het deed, om den Christelyken Godsdienst te beftryden,en het Atheismus te billyken. Zoo veel is zeker, dat zyn Boek niet bondigis en voor den Godlochenaren den Godsdienst belachlyk maakt De Verhandeling de fenfu rerum & nagia en zyn* Boekje monarchiaHispamrum vervatten zaaken die hem  van den Christelyken Godsdienst. 171 hem in het vermoeden van een Atheïst, Chiliast en eenen anderen Machiavel brachten. Deezemenfchen brachten te wege, dat zommige Geleerden dachten aan eene verdediging van den Christelyken Godsdienst. De eerfte daar van is Johann Lodewyk Vives, een Spanjaard, die te Parys ftudeerde en te Leuven leerde, vervolgends naar Engeland ging, en by Hendrik den VIII. Informator van de Prinfes Maria werd , maar ten laatfte te rug naar Leuven kwam: Hy ftierf 1641. Zyne Schriften zyn in twee Folianten zamen gedrukt , waar onder ook een Boek de veritate Chrift. relig. is. Maar men moet in het zelve meer op den fchryfftyl dan^op de zaaken zien. Hy was meer een Letterkundige dan Wysgeer, en al het geen hy zegt, draagt hy in eenen fraaijen Latynfchen ftyl voor. Thans word dit Boek niet zeer gelezen ; nadien wy betere Boeken hebben. Op hem volgde Philippus Morneus, hy was te Buhi 1549- geboren , en werd Staatsdienaar by Hendrik den IV. hy kwam voor den Hervormden Godsdienst uit. Grooter man hebben de Franfchen en Hervormden in de geheele 16de Eeuw niet gehad. Wy hebben zyne Gefchiedenisfen van het Pausdom onder den titel: Myfterium inquitatis. Met minder bondigheid is zyn Boek de veritate religionis Chrijliantz gefchreven. Er zyn wel zaaken in, die gebruikt konnen worden, maar er zyn ook veele fouten ingeflopen. Deswegens heeft Breithaüpt , die het opnieuw uitgeeft, Aantekeningen  Gefchiedenis van de Vyanden ZÏZ^T' WaafiD h>'die^n tracht te verbeteren. Dan ook deeze aantekeningen zyn zoo bondig niet, als men ze thans begeert ? Groot T" ^ * bei'°emde HüG0D* vjroot, en gaf zyn voortreflyk Boek de vmto* re hwtns Cimfimm uit. Het word nog fc " een bondig Boek gehouden, en is byLs nTl e Taa en overgezet. Het is zeer dikwils gedrukt 2 ^rden. De laatfte en beste Uitgaaf is van D T ^^nvan C NG^ D 'k h r, HEDMANN' e* van hem zeiven heef d teBV0° e^gfte «ï** Huco de Groot ««van deHollandfcheMa^ozÏH^ £ heeft overgezet Hpi- ï. t ■ , ^Uïtsch -er wel -„pgeD0men; m de *»• H« werd gezer, „mhet in Larynfthe Verfen ovl r "™' gen en Aa„merki„ge„ er by re voegen Da °~ te-  van den Christelyken Godsdienst. 173 telyk zamen vervat zyn. De Schriften van Jak. Abadie en Turretinus zyn zeer broedvoerig, en men moet die niet in het begin gebruiken. §. 10. Kartesitjs. Hobbes. Gassendus. De waare Eeuw van het Ongeloof begint eerst met dien tyd , waar in de beroemde Franschman Renatus Kartesius , de vryheid van denken en Philofoferen in Europa weder herftelde. De wysgeerige ftellingen van deezen beroemden man werden terftond door zommigen tot nadeel van den Godsdienst aangelegd , en men kan met waarheid zeggen , dat Kartesius tegen zyne gedachten het hoofd van alle Godlochenaren en Atheïsten der latere tyden geworden is. Op denzelfden tyd, waarin Kartesius leefde, ftond de beroemde Thomas Hobbes onder de Engelfchen op , die op eene listige wyze , zoo wel den Godsdienst over het algemeen , als het Christendom in het byzonder aantastte, en het vermogen der groote Heeren zoo wel in alle dingen, als byzonder in zaaken van den Godsdienst trachtte uitte  i?4- Gefchiedenis van de Vyanden te breiden. De Engelfchen betuigen eenparig* dat deeze Hobbes de Vader van alle hunne Deïsten en vyanden van den Godsdienst is, en dat hy het eerst de Engelfchen heeft aangezet, om den Godsdienst aan te tasten. Ten gelyken tyd leefde in Vrankryk de beroemde Petrus Gassendus , die een geheel ander zoort van Philofoferen tegen de Kartefiaanfche Wysgeerte ftelde, en zyn best deed om alles onzeker en twyfelachtlg te maken, maar byzonder de Bovennatuurkundige Grondwaarheden in het onzekere te Hellen. Van deezen beroemden Man hebben de nieuwe Sceptici en Twyfelaars hunnen oorfprong, die alle dingen, zelfs de allerzekerfte onzeker maken, en dus ook den Godsdienst in gevaar ftellen. Men kan dus zeggen , dat de nieuwere Atheïsten van Kartesius, de Deïsten van Thomas Hobbes, en de Twyfelaars van Gassendus eigenlyk oorfpronglyk zyn. verklaaring. Met het begin van de i7de Eeuw nam ook de twist tegen den Godsdienst, byzonder zyn begin Men zette Aristoteles, die tot hier toe op den Troon der Wysgeerte gezeten had, af, hervormde  van den Christelyken Godsdienst. 175 de de Wysgeerte , en voerde de vryheid van denken in. De voorige Deïsten zyn alleen Leerlingen in vergelyking van die geenen, welke na de hervorming der Wysgeerte ontftaan zyn. De Ouden wisten niet, hoe zy den twist regt beginnen en voeren moesten, die denzelven op het kloekst wilden aantastten, hielden zich toch aan de ftellingen van Aristoteles , maar dewyl deeze gronden niet vast zyn, zoo konden zy gemaklyk omver gefloten worden. Maar de vyanden van de 17de Eeuw zyn van eenen anderen aart, en ftryden op eene andere wyze. Men zag op het laatst van de 17de Eeuw, dat de Ariftotelifche Wysgeerte gebrekkig was. Er deden zich menfchen op , die op eene verbetering der Wysgeerte dachten. De voornaamfte was een Franschman Renatüs Kartesius. Deeze Man is bekend genoeg, en Adrianus Baillet heeft zyn leven befchreven. Hy was te la Haye ia de Provintie Touraine in Vrankryk uit een edel Genacht 1596. geboren, en oefende zich by een uitnemend Vernuft in alle zoorten van Wetenfchappen. By het waarnemen van de onzekerheid, welke volgends de toenmaalige Leerwyze in alle Wetenfchappen heerschte, kreeg hy er verdriet in, en begaf zich in Krygsdienst. Zyne oude liefde tot de Geleerdheid ontwaakte weder, en hy nam voor op eenen nog onbetreden weg de waarheid te vinden, die hy tot hier toe zoo yverig gezocht, maar niet gevonden had. Hy lag dus den Degen af, en bracht zyn leven door met Denken en Phi- lo-  17°" Gefchiedenis van de Vyanden lofoferen. Hy ftierf 1650. in Zweden. Maar mea heeft zyn gebeente uit Zweden naar Vrankryk gebragt , en te Parys begraven. Daar werd voor hem een prachtig Gedenkteelcen gefield , en zyne Werken, welke 9 Deelen in Quarto uitmaakten, worden flerk gelezen. De Franfchenen zommige Hollanders Philofoferen nogf, Volgends zyne wyze. Uit zyne Schriften kan men zien , hoe hy begonnen heeft de Wysgeerte te verbeteren. Hy vooronderftelt eenige algemeene of bovennatuurkundige waarheden, en daar uit leid hy vervolgends een volledig Syftema door fluitredenen af. Zyne Wysgeerte, de Natuurkunde uitgezonderd, is op de Bovennatuurkunde gebouwd. Die zyne eerfte Definitien toeflaat, die moet hem zyn geheel Syftema van God en van de wereld toeftaan. Hy is de Vader van die geenen, die, gelyk men zegt, a priori Philofoferen. De nieuwe Bovennatuurkundige IWysgeeren hebben den zelfden grond, maar zy bouwen anders. Zy verwerpen verfcheidene dingen, die Kartesius a!s bewezen voorönderftelde, en die niet bewezen kunnen worden, en zetten de zaaken beter uit elkander. Welken Godsdienst Kartesius gehad heeft, is onzeker. Maar hy is als een Roomsch-Katholyke geftorven. Veele kennen hem in het geheel geenen Godsdienst toe, doch zy kunnen het niet bewyzen. De Grondleeringen van deezen Man zyn van zyne Leerlingen misbruikt en verkeerd toegepast geworden , zy hebben dezelve tot eene grondlegging  vaii den Christelyken Godsdienst. iff gemaakt, om het Atheïsmus, en byzonder het Pantheïsmus daar Op te bouwen. Het is het Stamhuis van alle hedendaagfche Pantheïsten. De andere Hervormer der Wysgeerte en de Vader der hedendaaagiche Deïsten is Thomas Hoebes. Hy was tè Malmesbury den 5den April 1588. geboren, oefende zich'in de Wysgeerte en Wiskunde, deed eenige Reizen en onderwees Karel den II. als Prins in de Wiskunde. Hy heeft nooit een openbaar Ampt aangenomen, maar als Hofmeester by groote Heeren gediend, en is als een amptloos man den 4den December 1679. te Har■iïich1 in het 9ifte jaar van zynen Ouderdom geftorven. De Engelfche Deïsten belyden zelve, dat zy van het Deïsmus niets zouden weten , indien zy geene aanleiding daar toe in de Wysgeerte van Hoebes gevonden hadden. Hobbes heeft Koning Karel II. daar medebefmet, deeze zyn Hof, en zedert dien tyd heeft zich het Deïsmus in geheel Engeland uitgebreid. Hobbes hervormde de Wysgeerte op eene gelieele andere wyze dan Kartesius. Hy tastte zelfs de Wiskunde aan , en wilde aantoonen, dat ook deeze onzeker was. Alle Wiskundigen beyverden zich deswegens om hem te wederleggen, maar zy richten niet veel uit, en moesten toegeven, dat Hobbes een fcherpzinnig Man was. Hy verwierp ook de Redeneer- en Bovennatuurkunde, en wilde eene andere invoeren. Maar zyne Wysgeerte is van eenen byzonderen aart, hy vertrouwt alleen M zy-  *7& Gefchiedenis van de Vyanden zyne zinnen en zyne Verbeeldingskracht, hetgeen hy daar mede niet vatten kan, is by hem dwaasheid en onnutte beuzelingen. Een Wezen , dat niet ftoflyk is, kan met ds Zinnen niet begrepen worden, daar van daan ontkent hy alle Geesten, en houd hen voor fyne ligchaamen of voor verbeeldingen. Hobbes heeft veel gefchreven, byzonder veel Wiskundigs, zyne voornaamfte Werken zyn te Amfterdam 1668. zamen gedrukt geworden. In deeze Verzamelingftaan evenwel niet alle Schriften, de Engelfche hebben daarom eene nieuwe Verzameling gemaakt. Maar wy kunnen uit de Latynfche Verzameling zyn Syftema kennen. De voornaamfte Schriften, die hier toe behoren, zyn 1) zyne ElementaPhilofophicade Cive, ens) zyn Leviathan, waar m hy de rechten der groote Heeren met omverwerping van alle Godsdiensten verdedigen wil Te weten, Hobbes leefde in den ongelnkkigen tyd van de Burgerlyke Oorlogen in Engeland, in welke Karel de I. onthoofd werd. Deeze treuri ge verwarringen bragten Hobbes op de gedachten om een Syftema politicum te fchryven, waar door alle ongeregeldheden konden weggenomen worden. Hy zag de onbepaalde macht der Koningen als een middel aan, waar door de Burgerlyke Oorlogen konden worden voorgekomen. Maar hy begon het tot bederf van den Godsdienst. Wy zul len zyn Syftema verklaren, waar uit wy zien zullen, welk een invloed het in den Godsdienst ge- had  Vati den Christelyken Godsdienst. Ïf9 had heeft, en waarom de Deïsten geenen Godsdienst hebben willen. Hobbes legt deeze ftelling tot eenen grond van zyn Syftema: Alle menfchen zyn gebooren vyanden van hun Geflacht. Dat is zyn helium omnium in omnes. Wanneer een Volk wil gelukkig zyn, dan moet het Opperheeren hebben: Daar moeten dus Burgerlyke Maatfchappyen zyn. Hoe meer vryheid er in eene Burgerlyke Maatfchappy is, hoe meer onrust er zich zal opdoen, dewyl de Leden fteeds eikanderen haaten. De groote vryheid def Engelfchen is dus hun ongeluk. Hoe minder vryheid er ineen Land is, hoe gelukkiger het is. Het is dus tot vermindering van deeze ongelukkige vryheid noodzakelyk, dat de Vorst eene onbepaalde macht heeft. Het Volk moet geheel geen Rechten hebben. De wil van den Vorst moet alleen gelden, hy-moet de eenige Wet zyn. Maar by deeze ftelling kwam hem de vryheid van den Godsdienst in den weg. Men bragt in: Dat er evenwel eene vryheid van den Godsdienst móet zyn! Dat in zaaken, die het geweten betreffen , een ieder toch de vryheid moet behouden om te geloven, wat ; hy wil ! Dit was eene zorgelyke tegenwerping : ) Dan onder het voorwendzel van den Godsdienst , < waren juist deeze Oorlogen ontftaan, die Engeland verwoestten. De Bisfchoppelyke Kerk wilde de Presbyteriaanfche onder zich brengen , en dit was de oorzaak tot allen onrust. Hobbès zag dus wel, dat, wanneer de Godsdienst zyn Recht beM 2 hield,  ï8o Gefchiedenis van de Vyanden hield zyn Syftema niet beftaan kon. Daarom beweerde hy insgelyks: Dat de Godsdienst o2r de hoogfte magt van den Vorst ftond, en dat deezehe Recht heeft, om eenen Godsdienst voorte fchryven welken hy zelf wilde. Men antwoordde: Jd de menfchen toch een Geweten hebben , „ d heeft Rech[en, ^ Qp am^de nel, be ; He. Geweten rs een woord,dat niets beduid, heMseenmbeelding. Daar is geen Geweten. De Vorst alleen heeft een Geweten; de Onderdaanen -oeten er geen hebben; Zoo lang men elk een Ge weten toeftaat, zoo lang kan hef iD een Land niet" vreed2aam2Vn. Hiertegen ^ "« tegenwerpmgen: „ Wat zal er dan, zeide men van het R,cbtder Natuur en den Godsdienst "wo ' den? De Vorst kan toch het Recht der Natuur rf veranderen, ^ * Christ^e Godfd n heeft eene Godlyke Openbaring voor zich, diez och met onderde magt van den Vorst ftaan ? HoB bes ftond het Recht der Natuur toe: Dan zeide hy, het is Z00 duister en onbepaald, dat h t e«« van den Vorst bepaald en verklaard moet w rden Het Natuurrecht verbied ons, b. v. te Steelen den Echt te breken, teDooden en, dan hf£ i7s nI\W^eevDiemal' Ech^euk,enDoo . Sr li t ^ V°rSt 3]leen beflis^> wat men daa. by denken moet. Als de Vorst zegt het i« geen Diefftal, indien men on nee d „ het ooJf geen het ook geen Zonde. . Om dit te beweeren , ve ! werpt  van 'den Christelyken Godsdienst. 181 werpt hy de moralitas antecedens. Voor deeze Wet zegthy, is er geene Zedekunde; het is het zelfde of ik deel, doodfla of niet. De Wet onderfcheid eerst de handeling en brengt dezedelykheid aan. Dat het Zonde is te Steelen dat komt van de Wet. Voor de Wet zyn alle handelingen gelyk. Om deeze uitzinnigheid te wederleggen., heeft men zoo veele Boeken de moralitate antecedenti gefchreven, daar van komt het Boek van Cudworth over het wezenlyk onderfcheid van het goed en kwaad. In deeze ftukken hebben zich de Wysgeeren met de Godgeleerden verëenigd, om Hobbes te wederleg, gen. Ook op de tegenwerping: Dat de Christelyke Godsdienst echter van de magt van den Vorst zal uitgezonderd zyn: Antwoordde Hobbes, dat dit waar was, maar wy moeten eerst zien, wat Godrdienst is. De Christelyke Godsdienst beüaat.uit het Geloof en de Werken. Maar als hy dit verklaaren zal, dan is het louter verwarring. De Christen, zegthy, moet gelooven; maar wat het is: Gelooven, dat is niet uitgemaakt. Er is alleen één Geloofsartikel: Christus is de Mesfias. Het overige moet de Vorst bepaalen, en de Onderdaan moet -het gelooven, het zy hy het van harte gelooft of niet. De Vorst is de uitlegger der Schrift en van alle Leerftukken. Ja, als de Overigheid het verbieden zou, ook dit eenig Geloofsartikel niet te gelooven, dan moet de Onderdaan eene uiterlyke gehoorzaamheid bewyzen. Het andere deel van M 3 den  v l%% Gefchiedenis van de Vyanden den Godsdienst is de Gehoorzaamheid. Men moet de Wet van den Christelyken Godsdienst gehoorzaam zyn. Dan de Wetten van Christus zyn alleen een goede Raad, de Vorst moet bepaalen, welke moeten waargenomen worden. De gehoorzaamheid aan den Godsdienst is dus niets anders dan eene gehoorzaamheid aan den Vorst, Volgends het voorgeven van Hobbes is dus die geen een Christen, welke i) onbepaald gelooft, dat ChrisTos de Mesfias is. 2) Die de Wetten van den Vorst gehoorzaamt. Dus hangt Hobbes Syftema zamen. Daar uit zal men kunnen oordeelcn, waarom de Engelfchen zoo veele Boeken tegen hem gefchreven hebben en nog fchryven, en waarom hy de Vader der Deïsten is. Indien men den Christelyken Godsdienst dus verklaart, dan moet het befluit volgen : dat de Godlyke Openbaring ongegrond is, en derzelver Godlykheid niet kan bewezen worden. En dit zegt hy zelf duidelyk: De Schrift bekomt haar regelmatig gezag aüeen door het bevel van de Overigheid, welke hetaannemen van dezelve beveelt. Of Hobbes een Christen is of niet, is zeer onzeker. Gündling heeft hem willen verdedigen, maar daar blyven toch nog veei twyfelingen over, Hy geloofde wel eenen God, maar zodanig eenen,' die een ligchaam heeft, en die ook niet alle volmaaktheden bezit. Van den Verlosfer zegt hy ? Door de verlosfing is Christus een Koning der Ver-  van den Christelyken Godsdienst. 183 Verlosten geworden, maar te voren had hy geen regt over de menfchen. Wat hy van de Verlosten dagt, blykt uit deeze woorden: De hoofdgrond van het Ryk der Duisternis is de dwaaling, dat de Kerk op Aarde een Ryk van God is. De derde Hervormer der Wysgeerte, welke de party der Twyfelaren gedicht heeft s is Petrus Gassendus , een Landsman van Kartesius. Hy werd te Chanterfier, een Vlek in Provence den 22 Jun. 1598. geboren, en werd na verfcheidene lotgevallen Proost van de Hoofdkerk te Digne in Pro. vence en Koninglyke Hoogleeraar in de Wiskunde te Parys. Zyn Dood volgde den 24 Ocfober 1656 (*). Deeze man nam voorde Ariftotelifche Wysgeerte weg te doen, en eene nieuwe wyze van Philofofeeren gemeen te maken. Hy verwierp de geheele Bovennatuurkunde : Hy ftaat wel eenige algemeene Grondwaarheden toe, maaralleen zulke, waar van men zich by het befluiten bedienen moet, doch er kan op dezelve geen Syftema gebouwd worden. Wy moeten met onderzoeken beginnen , zegt hy , anders kunnen wy niet tot verftand en kennis van de dingen der wereld genaken. (*) Sam. Sorbier, de vertrouwde Viiend van Gassenbus heeft zyn leven befchreven, en het zelve is by de overige Werken van Gassendus , die te Lions 1658. 6 Deelen in Folio uitgekomen zyn, bygevoegd. Men zie Brukker: Hifi. Phil. Crit. IV. sio. M 4  1*4 Gefchiedenis van de Vyanden *en. Wanneer wy op de ligchaamlyke dingen acht geven, en de Bovennatuurkunde regt gebruiken, dan kunnen wy eindlyk algemeene ftellingen vinden. Dan dit gaat langzaam. Wy kunnen wel 600 Jaar doorbrengen, en proeven op proeven doen, eer wy tot zulke algemeene ftellingen komen. En evenwel is het niet mogelyk , om langs eenen anderen weg de waarheid te vinden. Dus Philofofeert massendus. Wy hebben een breedvoerig Syftema van hem, het welk bykans twee Folianten uitmaakt, maar men vind geheel geen Redeneerkunde, Bovennatuurkunde en Zedefcunde daar in. Uit zyn Syftema heeft Frans Berkikr een uittrekzel in eenige Deelen in Oótavo gemaakt, dit laat zig nog beter lezen dan de Werken van Gas™, Maar als men ook alles gelezen heeft, het geen Gassendüs voorftelt, dan moet men toch toeftaan, dat men wem.g-geleerd heeft. Hy verhaalt alleen de ,e. voelens der oude Wysgeeren, en velt eindlyk dit oordeel, dat zy alle niets gezonds voorgebragt hadden, en voegt er alleen by: Onder alle gevoe lens is wel dit het naast by de waarheid, maar of het Zeker is dat weet God. Hy volgt byzonder in Natuurkundige dingen EnKÜRus, en in de Zede kunne is hy ook een Epikurist, doch neemt niet alles aan, wat Epikurus heeft voortgebragt, maar hy verbetert hem veel meer. Het gamfche oogmerk, het welk hy door zyn Syftema bereiken wif is dit, dat de menfchen weinig weten, dat de mees. te  van den Christelyken Godsdienst. 185 te dingen onzeker zyn, en de overige op hethoogfte alleen tot waarfchynlykheid komen. Den Godsdienst verfchoont hy ongemeen , en [fpreekt dikwils met eerbied van denzelven. Hywas eenGeestelyken, en moest zich daarom zeer in acht nemen, om niet in verdenking te vallen, dat hy denzelven verachtte. Hy zegt daarom uitdruklyk : Welke Leerftukken de Godlyke Openbaring voordraagt, die zyn waar, wy moeten ze volgen, nemen wy in tegendeel de Reden tot Leidsvrouw aan, clan geraaken wy in eenen Doolhof, daar wy geen uitkomst kunnen vinden. Hy leefde daarom zeer gefchikt en zyne voornaamfte betrachting liep daar heen, om de rust der Ziel te behouden. Wat hy eigenlyk geloofd heeft, is onbekend, maar uiterlyk fchikte hy zich ivolgends de Leerftellingen der Roomsch-Katholyke Kerk. Die hem gekend hebben, zeggen, dat hy in den Godsdienst,gelyk in de Wysgeerte, een Twyfelaar geweest is. Van deezen man komen onze hedendaagfche Sceptici of Twyfelaars voort. Bayle heeft uit hem zynen voorraad genomen. Gassendus heeft wel geenen zoo fterken aanhang als Kartesius verkregen, ondertusfchen heeft toch de Engelfche Natie zyn Syftema, voor zoo ver het den weg baant tot onderzoek van de Natuur, aangenomen. Maar in onzen tyd neemt deeze wyze van Philofofeeren in Italien en Duitschland de overhand. Deeze zyn de Heryormers der Wysgeerte, en M 5 de  18" 6* Gefchiedenis van de Vyanden de Vaders der hedendaagfche vyanden van den Christelyken Godsdienst. Wy zullen nu van elke Party, die daar uit ontdaan is, in het byzonder handelen. Korte Gefchiedenis der Wysgeerte in de i8 looft t D1Ct 3,8 et?D **» VUUr voor, by ge- Joof ook met, dat hy zich van de wereld Jan af £ l: God"'6 ^-vlt <=en, dat God een noodzaaklyk Wezen is rWf, echter noch ftraffen noch belonen kan , volgends het noodlot ^ken^JB~ ^n is ook dit Syftema afgenomen. Men heef 2 eren'mee: Het 3de Syftema is op de grondfteüing van En xnnus gebouwd. EpIto leerde, dat de ftof ^«ontelbareMei^en^ WdS > "ie m eene onëindiVe «s uutinu-.ge ruimte omgezweefd had-  van den Christelyken Godsdienst. 201 hadden. Deeze waren eens by toeval zamen gekomen , en daar uit was deeze wereld ontdaan. LuKRETius heeft dit Syftema in fierlyke Verfen befchreven. Men heeft zelfs aan Gassendus de fchuld gegeven, dat hy dit Syftema had aangenomen. Maar dit kan niet zoo zeer bewezen worden. Doch zoo veel is waar, dat zyne Wysgeerte is misbruikt geworden , en dat er Engelfchen gevonden zyn , die uitdruklyk beweerden, dat men juist geenen God behoeft aan te nemen, om het beftaan der werejd en de veranderingen in dezelve te verklaren , maar dat de toevallige zamenloop der ftoflykedeeltjensde wereld heeft voortgebragt. Ook dit Syftema is vervallen , want het is onbegryplyk, hoe de ftoflyke deeltjens (AtomiJ zonder eene verftandige oorzaak zich zoo hebben kunnen zamen verëenigen. Dit Syftema ftoot de eerfte grondftelling om ver : Dat uit niet niets kan worden. In de meeste dingen is een vermogen, om zich volgends zekere regelen te fchikken. De menfchen denken: van waar is dit vermogen ontftaan? Als de wereld uit kleine deeltjens beftaat, die een toeval verbonden heeft? In alle deeze deeltjens was geen vermogen om zich volgends ze. kere regelen te fchikken en te bewegen, er was veel minder een vermogen om te denken in hun. Van waar is het dan gekomen , dat vervolgends het vermogen om te denken , om zich volgends zekere regelen te bewegen , ontftaan is ? Daarop hebben de aanhangers van dit Syftema niet kunnen antN 5 woor-  202 Gefchiedenis van de Vyanden woorden , en daar van daan is dit Syftema in het vergeetboek geraakt. Maar het 4de Syftema heeft zich nog ftaande gehouden. Het is het Pantheïsmus van Spinoza. De hedendaagfche Atheïsten zyn enkel Pantheïsten. Zy beweeren, dat de wereld en alle de deelen van dezelve niets dan wyzingen (modificationes) van het Godlyk Wezen zyn. Dit Syftema is reeds onder de Grieken bekend geweest. Strato , een Grieksch Wysgeer leerde niet anders. Daar van daan noemt men ook dit Syftema het Stratonzsch Syftema, gelyk Boddeus in Spinozismo ante Spinozam en Bayle in verfcheiden Artikelen heeft aangemerkt. Dan, om dat Spinoza dit Syftema in orde gebragt heeft, zoo word hy voorden Auteur van het zelve gehouden. Spinoza wil het Pantheïsmus Wiskundig bewyzen. Wy moeten daarom zyn Syftema leeren kennen, dewyl hem alle navolgen. Vooraf zullen wy iets van zyn leven zeggen. Het zelve is dikwils befchreven geworden. Joh. Köhler een Hollands Predikant in den Haag heeft eene Levensbefchryving van hem bezorgd. Hy woonde óp dezelfde Kamer, daar Spinoza gewoond had dit bragt hem op de gedachten, om het Leven van Spinoza te fchryven. Maar daar ontbreken in het zelve veele omftandigheden. De volledigfte Levensbefchryving heeft de Graaf Wilh. Boulainvilliers , die de Zedekunde van Spinoza heeft verklaard, uitgegeven. Spinoza was een Portugeefche Jood, en te Am. fter-  van den Christelyken Godsdienst. 203 Jlerdam den 24 November 1632. geboren. Hy beleed ook in het begin den Joodfchen Godsdienst, maar werd naderhand door de Jooden plegtig uitgefloten (excommuniceert) zyn Vader liet hem een aanzienlyk vermogen na , doch hy behield niets dan eenige Bedden, en het overige fchonk hy aan' zyne Zuster. Hy won zyn brood met Glasflypen en het maken van Brillen en Vergrootglazen (Microscopen). Zoo lang hy iets had, werkte hy niet. In de laatfte jaaren van zyn leven maakte hem een Hollander Simon d'Uries zyn geheel vermogen, maar hy nam alleen 50 gulden daar van jaarlyks aan. Er waren zeer veel Grooten, die hem jaargelden aanboden , en Karel Lodewyk van den Palts beriep hem tot Hoogleeraar te Heidelberg, doch hy floeg het af. Hy was in zeer groot aanzien. Men pleegde raad met hem over Staatszaken , en als men hem de ömflandigheden voorftelde, dan rekende hy uit, welke de uitflag zou zyn. Eindelyk ftierf hy den 21 February 1677. aan de Teering. Hy heeft weinigen zyns gelyken gehad. Eerst hield hy zich by de Jooden, en deeze hielden hem voor den grootften Rabbyn. Dan hy liet blyken, dat hy met hunne Leerftellingen niet te vrede was. Zy boden hem veel geld aan, maar hy zweeg niet. Zy ftonden hem naar het leven, en hy hield zich by de Christenen, maar is nooit gedoopt geworden. Volgends zyne Leerftellingen is hy een Godlochenaar, en volgends zyn leven een Christen. Hy ging naarstig in de Luterfche Kerk. Als  2«4 Gefchiedenis van de Vyanden Als zyne Huisgenooten of Buuren ziek waren, dan ging hy by hen en trooste hen uit Gods Woord • Hy vermaande hen tot geduld, en zeide: dat er een 'tyd komen zou, waar in hun lyden zou beloond worden. Eens vraagde hem zyne Waardin, of zy in de Luterfche Kerk Zalig kon worden ? En hy antwoordde: de Luterfche Godsdienst is eene zuivere Leer. Deeze man heeft veele Schriften nagelaten. Voor eerst heeft hy de Principia Philofophm Cartefian* geotnetrice demonftrata gefchreven. Kartesius had de Bovennatuurkunde toteenen grond gelegd, maar dezelve niet betoogd. Dit deed Spinoza. Hy is dusdeeerfte geweest, die de Wiskundige wyze byzonder in de 'Bovennatuurkunde heeft ingevoerd Dit is in onze tyden den grooten Wow bitter genoeg door zyne vyanden verweten geworden, dat hy volgends het voorbeeld van Spinoza Wysgeerige ftellingen betoogt. Deswegens heeft ook Wolf Spinoza in zyne Theologia naturalis zoo ftreng aangetast om dit verwyt tegen te gaan. Maar in dit Boek legt Spinoza reeds den grond tot zyne by zondere dwaalingen. Het andere Boek is zyn Tra Status Theologico-politicus (*). Hier in ontdekt hy reeds (*) Dit Boek is ook onder den valfchen Titel ï Franc Henrictuez de villacorta opera ckirurgica omnia , illsgeyks onder den Titel: Dan. Heinfii oPerum kifl0ricorum ^ h&,o uitgekomen, waarby het Gefchrift Philofophia Scrip tu-  van den Christelyken Godsdienst. 205 reeds zyne dwaalingen duidelyker. Hy Iaat wel de allerëerfte waarheden ftaan, en houd zich, als of hy eenen God, en eene Godlyke regeering geloofde, maar hy ondermynde te gelyk deeze ftelling. Maar zyn waar gevoelen ftaat in zyn derde Boek, het welk den Titel heeft: Opera Pofthuma , die een Geneesheer en zyn Vriend Lodewyk Meier met eene Voorrede heeft uitgegeven. Een gedeelte van zyne Schriften heeft hy zelf verbrand, eenige liethy er overig, als zyne Ethica ordine geometrico demonftrata. Dit Schrift is zwaar om te verftaan, die geen volkomen Wiskundige en Bovennatuurkundige is, kan de zamenhang niet begrypen. Eindelyk komen zyne Brieven en Hebreeuwfche Grammatica. Uit zyne Brieven ziet men, dat ook Leibnits aan hem gefchreven heeft, maar de Brieven betreffen alleen gezichtkundige dingen. Zyn Pantheïstisch Syftema, dat hy byzonder in zyne Zedekunde voordraagt, rust op de grondftellingen van Kartesius. Hy vooronderfteltdegrondftelling, welke alle Bovennatuurkundigen aannemen. Al- tnre interpret, het welk ten onregt aan Spinoza word toegekend, is bygevoegd. De Franfche vertaaling heeft den Titel: Traite des ceremonies fuperjlitieufes dés Juifs, ofLa Clef du SanÏÏuaire, en vervat veele Byvoegzels, die in eene verzameling van alle Godloosheid van dit Boek beftaan , en zyn eigenlyk de Kantverklaringen, die Spinoza by zyn Exemplaar gefchreven had.  2©6 Gefchiedenis van de Vyanden Alle zakelykheden, alle werkelyke volmaaktheden ?yn m God op de volmaakfte wyze zamen vereemgd. Deeze ftelling, die Kartesius heeft aangenomen , nemen wy allen aan. Maar nu be fluit Spinoza verder: Er zyn alleen twee zakelykheden, alle overige dingen zyn enkel verfchynzeJen (Phanomena). Deeze twee zakelykheden zyn denhng en uitbreiding. Alle dingen beftaan uit denten en ftof. Het Wezen der Geesten beftaat in bet vermogen om te denken, en het Wezen der Natuur is de uitgebreidheid. Deeze ftelling heeft hy uit Kartesius 'genomen ,. Kartesius ze?t na nrenlyk: Er zyn twee Wezens, een Stoflvk en een Geestlyfc in de wereld. Daar uit befluit'Spinoza • Indien nu alle zakelykheden in God in den hoogften en volmaakften trap zyn, dan volgt; i) dat God op de uitnemendfte wyze is uitgebreid, en dat hy |0 m den hoogften trap het vermogen om te den«n bezit. Nadien God alle deeze zakelykheden oezit, dan volgt: dat er alleen ééne zelfsftandigheid inde wereld is, dat er buiten God geene zelfjlandig. heidwaarlyk, ja niet eens mogelyk is; dat alles Jat ^ is, m God geyonden word, en dat Goden de We reld niet onderfcheiden is. Daar van daan zyn de menfchen alleen wyzingen (modificatien) of deelen van het eenige grondwezen of zelfftandigheid Als de mensch fterft, dan komt het vermogen om te denken, dat in den mensch was, in het Godlyk Wezen te rug, en het ligchaam als ftof gaat ook weder in het Grondwezen of God. Dit is het ge- <• v hee-  van den Christelyken Godsdienst. 207 heele Spinozismus. Maar by het bewyzen neemt Spinola allerhande dingen aan, die niet bewezen zyn, noch bewezen kunnen worden. Hy neemt voor eerst aan, dat er alleen twee zakelykheden zyn, en ten tweeden , dat de uitbreiding eene zakelykheid is. Dit ontkennen met regt onze Bovennatuurkundigen. De uitbreiding is alleen een verfchynzel (_P henomen). Als men zodanige dingen als bewezen aanneemt, dan kan mengemaklyfc een Syftema maken. Van den Christelyken Godsdienst oordeelt hy in zyne Brieven aan d'Uries. Op de Zedekunde heeft hy niets te zeggen. Den Verlosfer hield hy voor de edelfte wyzing van het Godlyk Wezen , welke het grootfte vermogen om te denken gehad heeft: Oyer de Opftanding van Christus verklaart hy zich, dat die waar is, maar zy moest Leenfpreukig (Allegorisch) verftaan worden. Want niemand kan het begrypen , hoe een natuurlyk Dooden weder opftaan zoa kunnen. Daar van hebben zoo veele de Leer van de Opftanding van Jet sus tegen Spinoza verdedigd. Spinoza is dus de eerfte, van wien onze hedendaagfche Pantheïsten oorfpronglyk zyn. Die génen, welke dit Syftema aannemen, zyn op eene zekere wyze ééns, maar op eene andere wyze wyken zy van eikanderen af, daar uit ontftaan onder hen andermaal zekere partyën. De Pantheïsten houden het zamen, maar zy worden oneens, als zy hun Syftema verklaren,en bewyzen  *ó8 Gefchiedenis van de Vyanden zen moeten. In de hoofdzaak zyn zy ééns, zy zeggen alle , dat God en de Wereld alleen 'ééne zelfftandigheid uitmaaken. Er is dus volgends hun voorgeven geen eeuwig van de wereld onderfcheiden Wezen, het welk de oorzaak der wereld is. Doch als zy dit bewyzen moeten, dan verdeelen zy zig in twee hopen. De eene houd het met Spinoza en fielt zich in de wereld twee groote Eigenfchappen voor: Het denken en de uitbreiding. Het denken, zegt hy, is den Geesten, en de uitbreiding aan de Stof eigen. Deeze beide zakelykheden zyn Gode in den hoogflen trap eigen. God is daarom een onëindig denkend , en een oneindig uitgebreid Wezen. Is God oneindig uitgebreid, dan vervat hy alles , en by gevolg moet God en de Wereld één zyn. Is God en de Wereld één, dan zyn alle dingen in de wereld één , dan zyn alle ■dingen in de wereld alleen wyzingen (modificatien) gevormde deelen van deeze eenige zelfflandigheid. Al het gefchapene en de veranderingen in de wereld zyn dus natuurlyke uitwerkzels of van de uitbreiding of van de denking, en de menfchen zyn wyzingen (jnodificatien) van deeze beide vermogens. Dus leert de eerfte Party. Dan zommige Pantheïsten gaan verder en beweeren, dat men geen denkend Wezen met de Stof kan over een brengen. Want, zeggen zy , ftaan wy een denkend Wezen toe, dan zyn wy niet ver af van de Christenen. En in de daad kan dit Syftema van Spinoza met  van den Christelyken Godsdienst, 209 met den Christelyken Godsdienst eenigermaate verëenigd worden » en daar door een fchyn krygen, maar daar uit ontdaan groote dwalingen. Die leeren ons de Myftiken. Deeze nemen het Syftema van Spinoza eenigermaate aan , en hebben echter eenen Godsdienst. Zy befluiten daar uit, dat in eiken mensch een gedeelte van het Godlyke Wezen is, dat wy de Ziel noemen. Nadien wy nu eens Ziel hebben, die een gedeelte van het Godlyk Wezen is, dan moeten wy die van de Stof afzonderen , en met God weder verëenigen. Dit zien zommige Pantheïsten , en daarom willen zy van een denkend Wezen niets weten, en beweeren integendeel, dat alles in de wereld werktuig]yk(wze.. chanice) toegaat. Dit rzyn de zogenaamde Materialisten (*.). Spinoza geloofdenog eenen algemeen nen Wereld-geest, welke de ftof regeerde, maar deeze Materialisten beweeren, dat het denken eene eigenfehap der ftof is, welke uit de wetten der beweging kan verklaard worden. Deeze Party verdeelt zich weder. Dit kan niet anders zyn, dewyl zy in hunne gronden en bewyzen onderfcheiden zyn , zoo kunnen zy ook niet voor ééne Secle gehouden worden. Het zou te wydloopig worden , om alle onderfcheidene zoorten (*) Het Materialismus neemt allen onderfcheid van. Geesten en Ligchamen weg, en erkent in het geheel geen Geesten , maar houd alles voor Stoflyk. O  aio Gefchiedenis van de Vyanden ten op te noemen, en de dwaasheid en dilcwils het belachiyke (*) daar in aan te merken, het zal ge- noeg C) Om ;mynen Lezen alleen eene proef van de belachiyke dingen, waar toe de Pantheïsten vervallen, te geven zal ik het dwaas voorgeven van Maillet kortelyk aanhaa! len. Benedict de Maillet was Konful van den Koning van Frankryk in Egypte. Na zynen Dood kwam er een Gefchrift uit, dat den Titel heeft: Deliamet, (per anagramma Maillet) ou Entretüns cTun Phllofophe Indien avec un Mijjionaire Francais fur la diminution de la Mer laformation de la Terre, Porgine des Hommes &c. Het \t een gefprek van eenen Bramin met eenen Zendeling De Zendeling wil den Bramin bekeeren, maar deeze maakt verfcheidene gewigtige tegenwerpingen. Maillet legt eene ondervinding tot eenen grond, welke veele hedendaagfche Natuurleeraars aannemen, maar die niet zoo gegrond is, dat men er zeker op bouwen, en haar tot eenen onbewegelyken grond van een geheel gebouw maken kan. Te weten hy onderftelt, dat het Water van tyd tot tyd af- en het vaste land in tegendeel toeneemt. Daar op grond hy zyne fchepping der wereld en menfchen. Hy zegt: dat de Aarde voor deezen geheel en al met water bedekt was; dat het water allengskens afnam, en de Aarde te voorfchyn kwam. Hy rekent hier op uit, dat na io of i2,ooo jaaren het water op de Aarde opgedroogd zal zyn. Dan, zegt hy, zal er eene inwendige brand ontdaan, en de Aarde zal vergaan. Nu kan men vragen: Hoe zyn de Dieren en Menfchen op de Aarde gekomen, die in het water niet kunnen leven? De Heer Maillet helpt er zich gemaklyk uit. De Men-  van den Christelyken Godsdienst itt nöegzyn, alleen die genen, welke zich door hun Pantheïsmus eenen naam gemaakt hebben, en als Hoofden der Pantheïsten aangezien worden, aan te wyzen. Een van de voornaamfte ohder hen is de Graaf Boulainvilliers (*). Hy werd den 21 O&ober 1658. Menfchen , antwoord hy * waren in het eerst Visfen, die fchubben en vinnen hadden. Zoo dra zy door de Zon befchenen werden, veranderden zy; De fchubben vielen af, en van de vinnen werden armen en beenen. Dewyl er zoo veele zoorten van Visfen waren , zoo ontftonden er ook verfcheidene zoorten van Menfchen. Op deeze wyze ontftonden ook de verfcheidene zoorten van Dieren. Dit is zeker meer dan ééne gedaante-verwisfeling van Ovidius, Men zou gelooven , dat dit Gefchrift eene Wysgeerige Roman moest zyn \ die gefchreven is geworden i om een gevoelen belachlyk te maken, indien niet hier en daar veele fcherpzinnige aanmerkingen daar in voorkwamen, die wel eene wederlegging verdienden. Zoo belachlyk kunnen dikwils de Pantheïsten droomen. Zy nemen ftellingen aan en befluiten zonder reden daar tiit, het geen zy zelve dagelyks zouden wederleggen, wanneer andere het hun zeiden^ (*) Hy trok zich de Regten van den Franfchen Adel tegen de Kroon aan , en zeide, dat het Hof den Adel in zyne Regten beledigd had , die ten tyden van Karel den V. groote voorregtert bezeten had. Door dit Gefchrift viel hy In ongenade, en men zou hem in de Baftillegezet hebben, zoo hy niet naar Engeland gevlucht was. Hy bleef daar tot aan zynen dood, welke den 23 January 172a. volgde, O i V  212 Gefchiedenis van de Vyanden 1658. te St. Saire in Pikardye geboren. Hv kon zyn Geflachc van Karel den Grooten afleiden, en Van zyne laatfte uuren heeft men geen bericht, hoewel er veele Levensbefchryvingen van hem zyn. Men wéét dus niet, of hy tot aan zyn einde een Pantheïst gebleven is , het geen daarom nodig was geweten te worden , dewyl hy in de Voorreden voor het Boek, het welk wy aanftonds noemen zullen, aantoont: Dat hy zyn opgerigt gebouw zelve wil omverwerpen , zoo dra hy er tyd toe hebben zou. Hy leefde te Londen zeer prachtig , en fchreef veele Boeken tegen den Godsdienst en van andere dingen. By zyn leven zyn er geene Schriften uitgekomen , na zynen dood heeft men enkele (lukken uitgegeven. Hy was een zonderling man, by wien de Atheïstery en het Bygeloof verëenigd waren, hoe wyd zy van elkander verfchillen. Hy nam het Syftema van Spinoza aan, en aan de andere zyde geloofde hy aan de Sterrekunde, Handkykery en aan alle Waarzeggeryën (artes divinatricei), die zich met de Atheïstery niet laten verè'enigen. Het is te verwonderen, dat deeze Heer zyne Waarzeggerskunst niet op zich zeiven .toegepast heeft: Maar het is de gewoone wyze van deeze menfchen , om de lotgevallen van andere menfchen te weten, en hunne eigene niet te kennen. Deeze Graaf was naderhand een verëerer van Muhamed , en geloofde, dat dezelve de beste wyzing (Modificatie-) van God geweest is, die het vermogen ora te denken tot een hoogften trap heeft verkregen. Daarom moet men ook zynen Godsdienst achting toedragen. Na zynen dood zyn er twee Schriften van hem uitgekomen, 1) het leven van Muhamed. Het is mets  van den Christelyken Godsdienst. 213 cn bezat veele goederen. Hy bekleedde veele bedieningen onder de Soldaten en by het Hof. De Her- niets anders dan een Panegyricus of een Roman van Muhamed: De Graaf verdicht veele dingen van denzelven, om alleen te bewyzen, dat Muhamed een groot man geweest is. Hoe weinig grond dit voorgeven heeft, zoo heeft het echter twee dingen uitgewerkt. Vooreerst zyn daar door zommige Engelfchen verleid geworden , dat zy Muhamed groote eer bewezen hebben. Zy geloofden eenen God, en te gelyk dat Muhamed den natuurlyken Godsdienst het best heeft voorgefleld. Zy worden Muhamedaanfche Deisten genaamd, gelyk wy meer beneden aantonen zullen. Vervolgends heeft hy gelegenheid gegeven, om het leven van Muhamed beter te onderzoeken. Joh. Gagnier Hoogleeraar te Oxford heeft het leven van Muhumed in twee deelen befchreven, het welk eene flilzwygende wederlegging van Boulainvilliers is, en George Sale heeft den Koran in het Engelsch vertaald , waar uit men zien kan, in hoe ver de Graaf gelyk heeft of niet. Het andere Boek van Boulainvilliers , waar in hy voornamelyk zyne Dwaalingen heeft opgegeven, is zyne Effai de Metaphyfique dans les principes de B. de Spinoza. Het welk in de verzameling van zyne Werken onder den Titel Refutation des erreurs de B. de Spinoza par Fenelon, par P. Lami & par Boulainvilliers is ingevoegd. Het Boek zelve vervat eene uitlegging van Spinoza , welke zeer duidelyk is. Spinoza fchreef op eene Meetkundige wyze, en zyn Boek kan alleen een Bovennatuurkundige en Wiskundige lezen. Boulainvilliers was daarom van oordeel, dat het nodig is, zyne gedachten O 3 op  314 Gefcfiiedenis van de Vyanden Hertog van Orleans hield veel van hem. Maar hy misbruikte deszelfs gunst , en liet een Gefchrift / Etat de laFrance drukken, hetwelk der Kroon nadeelig fcheen te zyn. Het werd van hun, die den ftaat van Vrankryk kennen, hooggefchat, want daar Worden veele dingen bekend gemaakt , die meQ fliet openlyk had moeten lezen. t)e andere onder de Pantheïsten is lang zoo ge- leerd. op eene vrye en duidelyke wyze in eenen aangenaamen ftyl VPQr te Hellen, zoo dat die ook Vrouwen kunnen lezen, In de Voorrede klaagt hy, dat men Spinoza niet regt verfiaan heeft, zelfs Bayle niet. Die dit Gefchrift leest kan gemaklyk door het aangenaam voorftel verleid worden ' daarom moet men zeer naauwkeurig op alle woorden van deezen man , die zyne fcherpzinnigheid en levendigheid tot Voordeel van het Ongeloof hefteed heeft, acht geven. In Holland wilde zich geen Drukker tot dit Gefchrift laten vinden , maar de Abt Lenglet du Fresnoy wist een middel hy zette den Titel: Refutationdes erreurs de Spinoze voor het Gefchrift, en vpegde Fenelons wederlegging by-Swiv'qza , dus vond hy gemaklyk eenen Drukker voor het zelve, De Cenfores moeten dit Boek niet ééns ingezien hebben, anders zo,u het niet toegelaten zyn geworden hetzelve te drukkeq, IJoulawvilliehï heeft nog eenige fchaamte gehad, hy geelt zich alleen vooreenen Verklarer, maar niet vooreenen Aaphanger van Spinoza uit. Dan zyne Navolgers hebben pol? deeze fchaamte aan eene zyde gezet, en achten het Va*' een? eer, pm zich Pantheïsten te noemen,  van den Christelyken Godsdienst. 215 leerd, en fcherpzinnig niet als Boulainvilliers , maar hy overtreft hem in boosheid. Deeze is Albert Ratikati Graaf van Paferan, (*). Hy was uit Piemont, en Staatsdienaar by den Koning van Sardinië. Maar hy gaf denzelven gevaarlyke ondernemingen aan de hand. Hy zeide, dat zich de Koning niet bezondigen zou , als hy zyne Onderdanen tot den bloede toe plaagde, zware fchattingen oplag , en den Adel tot Bedelaars maakte , want de Armoede was de beste eigenfchap der Christenen. Christus zeide immers zelf: Zalig zyn de Armen. Dat het met de Leer van Christus overeenkwam, dat zyne Leerlingen en Aanhangers niets lingen van het Christendom waren , zoo kon een Koning handelen gelyk hy wilde, zynen Onderdanen werd geen ongelyk aangedaan, want zy waren Christenen. Deeze ftelling beweerde hy openlyk, en trachte de Atheïstery in Piemont en Sardinië voort te planten. Den Koning zei ven bracht hy in twyfel. De Paus vond zich bezwaard over den Staatsdienaar des Konings, maar Paserani wist zich in zyne gunst te behouden. Maar eindelyk vond het Hof gelegenheid om den Koning voor teftellen, dat Paserani een man was, die zyne Kroon wankelende maakte. Indien zyne Onderdanen Atheïsten (*) Men zie Pontoppidans kracht der waarhetf het Ongeloof, bl. 314. O 4  2l6 Gefchiedenis'van de Vyanden ten zouden zyn, dan zouden zy hem niet getrouw blyven. De Koning verklaarde zich daar op, dat hy hem niet meer-wilde befchermen. De Inquifitie wilde hem toen vastzetten. Paserani kreeg door zyne Vrienden berigt daar van, en vluchte naar Engeland. Indien de Inquifitie hem achterhaald had, dan had hy moeten branden , dit zegt hy zeive in de Voorrede voor zyne kleine Schriften In Engeland leefde hy eerst ftil en in rust: Dan naderhand kwam hy op de gedachten-, om een Boek over de Zelfsmoord uit te geven, waar door hy meende zich by de Engelfchen in gunst te brengen. Dan het Hof zag het voor gevaarlyk aan, dewyl de Engelfchen buiten dit tot eene diepe melancholie geneigd zyn. Daarom fchreef ook Johan Dannert openlyk, dat het Boek van Paserani een groot nadeel aanbragt. Veele lieten zich van Toorens af vallen, of bragten zich op eene andere wyze om het leven. Het Hof zag dit Gefchrift als een inbreuk op de Wet aan, en Het den Opfteller in de Gevangems zetten. Maar het Boek werd verboden. Het is op het Pantheïsmus gegrond. Indien zich iemand het leven beneemt, zegt hy, dan keeren die dingen, waaruit hy beftaat, weder te rug" daar zy van voortgekomen zyn. De Dood is eene. ontbinding der Stof, zonder dat iets van het den ' kende overig blyft. Goed en kwaad is een bloot vooroordeel. Na twee jaaren kwam hy weder in vryheid en begaf zich naar Holland. Hier gaf hy 1.706. de verzameling van zyne Sehriften uit, die een  van den Christelyken Godsdienst. 217 een dik Deel in Octavo uitmaken, onder den Titel: Recueil des pieces curieufes fur les matieres les plus interejjantes. Uit dit Gefchrift kan men den" man het best leeren kennen. Hy Helt onder andere eene vergelyking tusfchen Christus en Lykur- . gus, en beweert, dat Chkistus even een zodanig Wetgever is geweest als Lykurgus. Maar hy weet niet, welken van beiden hy den voorrang moet geven. Christus, zegthy, heeft geenen tyd gehad, om zyn Syftema te verklaren, hy is te fchieiyk door de Jooden gedood geworden, daarom hebben zyne Leerlingen alleen een gedeelte van zyn Syftema ingevoerd. Het is een nieuw Syftema, maar I uit het weinige kan men zich een volledig begrip maken; zoo veel ziet men, dat hy zyn Syftema op ■ de Armoede gebouwd heeft. Als een Staat gelukkig zal zyn, dan moet hy arm zyn. Volgends zyn | gevoelen heeft Christus alle eigendommen van zaa- ! ken verboden , en het onderfcheid tusfchen Ryken en Armen weggenomen. Van zyneoverige Schrif- I ten behoeven w}' verder niets te zeggen. Deeze Pantheïst bekeerde zieh nog voor zynen Dood. Hy iwerd aan de Teering ziek, en liet de Gereformeerde Geestelyken by zich ontbieden , bekende zyne groote Zonden , herriep zyne Schriften , en zeide i dat al het geene hy gefchreven had , tegen de-overtuiging van zyn Geweten ftreed. Zyn vermogen jdeelde hy onder de Armen uit, en bad den Predi- ■ (kanten van de Gereformeerde Kerk, dat zy zvne berouw hebbende Belydenis aan de wereld wilden ; O 5 be-  2r8 Gefchiedenis van de Vyanden bekend maken, en dat hy door de Genade van God is bekeerd geworden. Dit heeft ook het Minifterie m den Haag in een eigen Gefchrift gedaan. Hv ftief 1737. 3 De derde Pantheïst is Johann Toland, een Ier, welke 1670. geboren is. Van een beoefenaar der Godgeleerdheid werd hy eerst een Deïst, en op het laatst een Pantheïst. Zyne Ouders waren Roomsch-Katholyk. Men heeft uitgeftrooid, dat hyeen onecht Kind van een Roomsch-Katholyken Priester was; maar dit moet nog bewezen worden. De Ierfche Priesters maken er geen geweten van, om zogenaamde gewetenshnwelyken aan te gaan Men kan dus in eenen zekeren zin zeggen, dat hy met m onecht geboren is. Hy ging vervolgend* tot de Gereformeerde Kerk in Ierland over, en beftudeerdede Godgeleerdheid teGlasgou, een Schotfche Akademie, en wel met den grootften vlyt Hv ging hier op naar Leiden in Holland , en hoorde Fred. Spanheim. Hy was geen gemeen verftand, en het is jammer , dat hy zyne bekwaamheid niet beter befteed heeft. Zyne heerfchende neiging was de eerzucht. Hy moet van zyne jeugd af het voornemen gehad hebben, om het hoofd van eene Sefte te worden, en in Engeland zoo veel opzien als Kromwel te maken. Zoo dra hy zyne Studiën voltrokken had, begon hy aan het fchryven en bragt Paradoxe dingen voor. Hy beeft ook ver fcheidene Staatsfchriften op bevel van het Engel .fche Minifterie opgefteld. De beroemde Lokke fchryft  van den Christelyken Godsdienst. 219 I: fchryft van hem: Toland zou een groot man zyn, als hy geen eerzucht had. Het eerst dat hy fchreef, was eene Verhandeling de navis Syfiematum Theolog, Dit namen hem de Godgeleerden reeds zeer kwalyk , maar men liet het toch doorgaan. Zyn ander Gefchrift maakte meer opzien, hy noemt het Chriflianity nol miflerions. Waar in hy beweeren wil , dat er in den Christelyken Godsdienst geene verborgenheid is. Dit Boek bragt hem in het ongeluk. De Geestelyken vervolgden hem deswegens, en daar over viel hy in allerhande kwaad. Het Boek is erg, maar echter zoo erg niet als de Godgeleerden voorwenden. Hy laat den geheelen Godsdienst ftaan, en wil alleen toonen, dat er in denzelven geene verborgenheden zyn. Dan hier by komt alles op de verklaring van het woord verborgenheid aan. Toland verftaat daar door eene Leer , die met de grondwaarheden van de Reden ftryd. Zodanige , Leerftukken , zegt hy, zyn er in den Godsdienst , niet. Dit zeggen wy ook. Verder neemt hy het ) woord: Verborgenheid, voor een Leere, die geheel niet verftaan kan werden. Zodanige Leerftukken zyn er in den Godsdienst ook niet. Maar er 'zyn toch eenige Leerftukken , waar van wy alleen : jets weten, en deeze noemen wy verborgenheden. By deeze gelegenheid verwerpt Toland het onderscheid tusfchen die dingen, welke boven, en die welke tegen de Reden zyn: Men zou de zaak in ;onze tyden voor eenen woordenftryd houden. Het komt  22o Gefchiedenis van de Vyanden komt alleen op de verklaring van het woord Reden aan. Hier over heeft Lezbnits in zyne Theodice Aanmencingen gemaakt, en bewezen, dat Toland deeze onderfcheiding niet omver gefloten heeft De Ierfche Geestelyken verëenigden zich en veroordeelden het Boek. Het befluit van het Parlement kwam daar op uit: Dat het Boek moest verbrand, en Toland in de Gevangenis gezet worden. De oude Wetten tegen de Ketters waren nog in gebruik. Dewegensvluchte Toland naar Londen. Van dien tyd begon zyn haat tegen de Geestely. *en, die hem tot zulke Godiooze dwaaiingen verleidde. De Engelfche Geestelyken oordeelden van dit Boek zachter. De Ondergeestelykheid veroordeelde dit Boek ook niet; zy zeide, dat het zoo erg met was, als men het maakte- men moest een jong en vlug verftand iets ten goede houden. In Engeland bleef dus Toland by de eer. Dit guns ug oordeel maakte, dat Toland de Oppergeestelykheid eerde, en de Ondergeestelykheid doorhaalde. Maar hy moest toch de hoop om eenen Gees telyken te worden, opgeven. Hy liet dus de God geleerdheid varen , en werd een Staatsman Hv zou buiten twyfel tot eene goede bediening geko men zyn, indien hy niet begonnen had een ongeregeld leven te leiden. Hy fchreef voor de Hanoverfche opvolging, en daar door kwam hy in aan zien. Hy reisde met den Engelfchen Afgezant naar Hanover en Berlin. In Berlin fprak hy met de Ko nin-  yan den Christelyken Godsdienst. 221 ningin over den Godsdienst, en er zyn ook nog Brieven voor handen, die hy aanhaar gefchreven heeft. Hy liet ze onder den Titel: Letters to Serena by één drukken. In dezelve geeft hy den geheelen Godsdienst voor een voorördeel uit, noemt het openbare Leeraarampt eene bedriegery, en beweert, dat de onfterflykheid der Ziel een gevoelen is, dat van de Egyptenaars is voortgekomen. Hy wil ook wel daar in Spinoza wederleggen, maar hy is reeds hier niet verre van hem verfchillende, dewyl hy aan de ftof leven en beweging door zich zeiven toefchryft, Wanneer het Hof hem nodig had, zoo ging het goed, en hy bekwam eenen tyd lang eeue bezolding; dan zyn losbandig leven.en Dronkenfchap verhinderde hem aan zyne bevordering. Voords verdiende hymet zyne Boeken geld, en eenige voorname Engelfchen gaven hem een penfioen, en hier door won hy zoo veel, dat hy het Landhuis Epfon kon koopen. Maar zyn drinken noodzaakte hem, om het zelve weder te verkoopen, en hy kwam in de voorige ellendige omftandigheden. Hy fchreef een Boek onder den Titel: Adeifidcsmon, Jive Titus Livius a fuperjlüione vindicatus, en voegde by het zelve: Origines Judaica, Jive Strahonis de Moyfe & religione Judaica hijïoria breviter illujlrata. Hy wilde daar in bewyzen, dat Livios niet bygeloovig is geweest. By deeze gelegenheid tast hy den Godsdienst aan, en wil beweeren, dat de befchryving van Moses van den oorfprong der Joo-  222 Gefchiedenis van de Vyanden Jooden en de vruchtbaarheid van hun Land valséfi is. Hy gaat zoo ver, dat hy voorgeeft, dat Moses een Pantheïst geweest is. Nog een ander Gefchrift waar in hy den Godsdienst beftryd, is zyn Naza. renus, waar in hy zoekt te bewyzen, dat de Godsdienst van Christus is verloren geraakt. Christus had eenen dubbelden Godsdienst gepredikt, eenen voor de Jooden, eenen anderen voor de Heidenen. De Jooden hadden by de gewoonte hunner Vaderen moeten blyven, alfchoon zy ook Christenen geworden waren. Maar den Heidenen had hy veroorloofd, om de Wet van Moses aan een zyde te .zetten. Door een voorgewend Euangelium van Barnabas , zoo als er onder de Muhamedanen omzwerft, zocht hy de Schriften van het Euangelium twyfelachtig en verdacht temaken (*% Evendaar heen is zyn Gefchrift Tetradymus gericht, hetwelk yier (lukken vervat r) dat de Wolk- en Vuurkolom een natuurlyk vuur, het welk Moses in een vat gedragen heeft, geweest is. 2) Dat Christus deunbheMP0,St rySeeSteD Zyn g6Weest' e* dubbelde leerwyze gehad hebben , eene voor het gemeene Volk, welke in den By bel ftaat, eene andere voor wyzer en fcherpzinniger lieden, dit is de aatuurlyke Godsdienst. 3) Dat de beklaaglyke Moord C*) Dit heeft hy reeds in zynen dmyntor Uptóeü, « g-acht den Ka^ van het N. T. zyn gezag te oZ  van den Christelyken Godsdienst. 223 Moord van Hypatia op aanhitzen der Geestelyken gefchied is (*) 4) eene verdediging van den Nazarenus. .In de laatfte jaaren van zyn leven werd Toland een Pantheïst. Hy gaf deswegens een Boek zonder zynen naam uit : Pantheifticon, Jive formula celebrandce Societatis Socraticce. Het is omtrent 12 vellen dik en word ongemeen duur betaald. Daar in toont hy, 1) wat hy door eenen Pantheïst verftaat, 2) wat zy voor vergaderingen hebben; 3) wat zy daar by voor hebben. Zodanige Genootfchappen moeten er in Londen, Parys, den Haag, Leiden zyn, als men Toland mag gelooven. Nadien Toland zelf een Pantheïst was, kan men niet volftrekt ontkennen, dat de dingen, die hy opgeeft, over het algemeen zonder grond zyn, maar men zal ook ligt zien, dat hy veel verdicht (*) Hypatia , de Dochter van den Platonifchen Wysgeer Theon leefde in de 4de Eeuw. Zy overtrof in Geleerdheid alle Wysgeeren van haaren tyd, en leerde in het openbaar de Wysgeerte te Alexandrien. Men geloofde, dat zy den Land-Hoofdman Orestes tegen de regtzinnige Christenen ophitfte, en zy werd in een Oproer, het welk de Monniken van het Gebergte Nitria in Alexandrien, aanregten, van boosaartige menfchen van de Katheder gerukt, door de Kerk gefleept, uitgekleed, verfcheurd en vervolgends verbrand. Maar het geen zommige lieden by de toenmalige twisten met de Novatianen gedaan hebben, kan aan ie geheele Geestelykheid niet te last gelegd worden.  *24 Gefchiedenis van de Vyanden .dicht heeft, óm de Engelfche Geestelyken verdacht te maken. Want de Voorzitter van het Genootfchap voert denzelfden ftyl, die de Engelfche Bisfchoppen voeren, In plaats dat de Engelfche Bisfchoppen zeggen: Pax vobifcum, zegt de Voor. zitter : Libertas vobifcum. Over het gemeen kan het gedrag van deeze lieden in hunne vergaderingen zeer flecht zyn. De Voorzitter pryst hun by hunne vergaderingen drie dingen aan: i) Reden en Waarheid, 2) Vryheid, en 3) Gezondheid. Daar op drinkt hyeen glas Wyn uit met de woorden ■ Libertas vobifcum. Dan leest hy eene plaats uit Cicero, daar op volgt eene plaats uit Seneca waar over hy Aanmerkingen maakt, waar onder" altyd voortgedronken word. Als er twee of drie «uren verlopen zyn, dan verbinden zich de Mede leden tot de drie aangewezen dingen, en verplichten zich, om zich aan geenen Godsdienst te kreunen en de Geestelyken te vervolgen. Daar mede fchetden zy. Waardige Mannen! Dit Boek is de ' Zwanenzang van Toland. Zyne ongeregeldheden en buitenlporigheden ftortten hem in eene uittee rende Ziekte, waar aan hy i,722. te Putney ükif Hy maakte zyn Graffchrift zelf, dat na veel voor' gegaane lof redelyk Pantheïstisch luid : Spiritus cum cethereo patre A quo prodiit olim, conjungitur: Corpus item naturm cedens In materna gremio reponitur. Ip.  van den Christelyken Godsdienst. Ipfe vero cetermm ejt refurrectnnis At idem futurus Tolandus nunquam (*)4 In ons Vaderland zyn in de latere tyden insge» lyks Pantheisten opgedaan. De groote vryheid van denken , en fchryven heeft hen voortgebragt. Onder ons is Joh. Christian Edelmann bekend geworden, met wien de Leeraars van onze Kerk zoo veel te ftryden gehad hebben, Hy was van Weisfenfels geboortig}, en aldaar i6o8>. geboren, beftudeerde op de Sakfifche Univerfiteiten de Godgeleerdheid. Dan dewyl hy niet aanftonds' tot eene bevordering kwam, zoo ging hy tot de Ongeloovigen over. Eerst ging hy naar Weenenen gafonderwys in de Graaflyke huizen van Kornfeil en Auersberg. Nazesjaaren keerde hy in zyn Vaderland te rug, en hield zig bezig met de Kinderen te onderwyzen. In het Huis van den Graaf van Kalenberg te Dresden raakte hy in kennis met den Graaf van "Linzendorf, den aanlegger der na hem genoemde Party. Maar deeze vriendfehap duurde niet lang, en hy ging naar Berlenburg by den be. kenden Joh. Fred. Haug, die juist met de Ber- len- (*) Na den dood van Toland zyn zyne Schriften uitgekomen onder den Titel: CoiieSio variorum opufculorum Jo. Tolandi, qua mme prima vice ex iliius Manufcripih emittuntur. Lond. 1726. Vol. II. 8. Men zie Mosheim in comm, de . vita, fatis & fcriptis Tolandi. ' ' P  22tJ Gefchiedenis van de Vyanden lenburgfcbe Bybelvertaaling bezig was, en hem tot Medearbeider aannam. Haug was met zynen arbeid aan dit Bybelwerk niet te vrede, enditfcheurde den band der vriendfchap. Edelmann ging tot de Geestdryvers over. Ook hier veranderde hy zyn verblyfplaats en hield zich dan in Hachenburg, dan m Niemvied, Brunswyk, Hamburg en andere plaatzen meer op, tot dat hy eindelyk naar Berlin ging, daar hem een Heer van Sternberg en de Markgraaf van Schwed een jaarlyksch klein Penfioen zullen gegeven hebben (*). Hy beweerde eerst meemgerleie Dweepachtige dwaalingen , hier op beftreed hy de Godlyke Openbaring, en op het laatst verviel hy tot de Pantheïstifche dwaasheid. De meeste van zyne Schriften verdienen niet gelezen te worden. De voornaamfte zyn zyne Geloofsbelydenis , en de Godlykheid der Reden in eene korte aanwyzing tot verder onderzoek van het woord *y.f. Waar uit men zien kan, dat hy een Spinozist is geweest , en geloofd heeft dat alle menfchen alleen wyzingen (modificafïen) van het Godlyke Wezen waren. Zyne dwaalingen betreffen deels de Leer van God en zyn Wezen, deels de Leer van den Christelyken Godsdienst. Tot het eerfte behoren de volgende; i) God zelf is het Wezen van alle Schepzelen. 2) Het geen in ' de (*) Men zie Pratje Hifrorifche berigten van Eijelmans Leven, Schriften en Leerbegrip. Htmburg 1755.  van den Christelyken Godsdienst, 22 f de Schepzelen is, alle hunne vermogens, ja zelfs hun beftaan, dat is God. 3) Die toeftaat, dat er Schepzelen zyn , die is geen Atheïst. 4) God heeft even het vermogen om te denken en te willen, gelyk het in de Schepzelen is, daarom zyn er geene Verborgenheden. 5) De wereld is eeüwig, dewyl God eeuwig is. 6) Maar is echter gefchapen, nadien God zich zeiven en de gelyk eeuwige ftof in beweging ftelde. 7) De Schepzelen zyn wyzingen Qmodificatien) van het Godlyke Wezen. Men kan deswegens zeggen, dat de Schepzelen deelen van God zyn. 8) De menfchelyke Ziel is eene ftraal uit God. 9) Zy is in zooverre onfterflyk, in zoo ver hyuit het eene Ligchaam in het andere overgaat. 10) Er zyn geen wonderwerken, dewyl God onver&nderlyk is, en dewyl er geene in onze tyden meer gefchieden. 11) Er is geene Voorzienigheid, dewyl God de Zielen met nieuwe Ligchamen voorziet, en wetten door de Overigheden laat geven. 12) De mensch is nog in denzelfden toeftand, waar in hy gefchapen is. 13) Hy behoeft daarom geene Openbaring. 14) Er isgee» ne andere natuurlyke Wet dan deeze. Het geen gy wilt dat u de menfchen zullen doen, doet dat hun ook, daar by komen de wetten der Overig» heid. 15) God kan niet beledigd worden?, noch toornen. 16) Men kan dus tegen God niet zon» digen. Tot de andere zoort behooren deeze: ' O Alle Godsdiensten, de Christelyke niet uit. P 2 ge,  22§ Gefchiedenis van de Vyanden gezonderd, zyn niets dan Bygeloof. 2) De Hel«ge Schrift is een goed Boek, maar vervalscht en bedorven. Zy is niet van God ingegeven- 3) De Leer van de Drieëenheid is een verdichtzel. 4) De Leer van de Schepping der wereld is een Joodsch verdichtzel. 5) De Val dér menfchen en de Erfzonde is eene dwaaling. 6) Er is geen Duivel ook over het algemeen -geen Engel. 7) JESÜS is een natuurlyk mensch gelyk andere , en van God met groote gaven, om de wereld te leeren, toegerust geworden. Hy heeft deugdzaam geleefd , en is uit dit leven weggenomen geworden, al het overige, wat men van Jesus zegt, is;een verdichtzel. 8) Tot deeze verdichtzels behoort ook de orde des Heils. 9) Het Huwelyk fpreekt de eerbaarheid tegen. DeVeelwyveryis geoorlofd. 10) De ondergang van de wereld is onmogelyk, hoewel er groote veranderingen in zullen kunnen voorvallen. De Opftanding en het Oordeel behoort tot de verdichtzels. Welk een famenvatting van Godloosheden en Lasteringen! Wie kan dit lezen zonder verbaasd te ftaan, dat een Schepsel tegen zynen Schepper zoo onzinnig woeden kan! Maar alfchoon Edelmann zyne meeste dwaalingen uit Spinoza ontleend heeft : Zoo is hy toch geen erfgenaam van de fcherpzmnigheid en de levenswyze van Spinoza Spinoza had een erg Syftema, maar het had geen invloed op zyn leven. Doch in het hoofd van Edelmann ziet het er duister en ongeregeld uit. AI  van den Christelyken Godsdienst. 220 AI het geen hy zegt loopt op lastering van den Bybel, der Geestelyken en den Godsdienst uit. Indien lasteren zoo goed als bewyzen was, dan had hy zich voortreflyk gekweeten. Onder zyne Hellingen zyn er veele, die openlyk de Leugen tot eenen grond hebben, Dit is hem klaar aangetoond geworden. Maar hy heeft altyd zyn toevlucht tot fpotten genomen. Een onfeilbaar bewys, dat zyne zaak niets deugde; want zoo lang zich iemand nog redden kan, zal hy niet tot fchelden vervallen. Hy was nopends zyne Godslasterlyke gevoelens niet zeker. Hy begaf zich daarom naar Berlin, hier gaf hy Schriften uit. Dan de Predikanten aldaar y verden tegen hem, en het werd hem verboden om te fchryven. De Koning beloofde hem wel befcherming in zyne Landen, doch onder beding, dat hy niet fchryven zou. Men moest wel zyne Schriften voor gevaarlyk aanzien, en zy zyn het ook, byzonder daarom , dewyl zy volgends den fmaak en denkwyze van den gemeenen Man opgefteld zyn. SriNozA zal geenen Ambagtsman verleiden , de overige Deïsten ook niet , maar Edelmann fchryft volgends de begrippen van den gemeenen Man, daar van daan kon hy er veelen verleiden. Hy werd in Berlin van zyne Vrienden onderhouden, en ftierf 1754. In het jaar 1757. ftierf ook te Berlin de berugte Julian Offrey la Mettrie, die in zyne Boeken : Traité de la vie heureufe: Insgelyks l'Homme machine; l'Honme plant e-, zulke dingen, die over al P 3 hsc  $%b Gefchiedenis vmi de Vyanden het geen men zich van het Naturalismus en Atheïsmus ongereimds, waanwys en fchriklyks te binnen kan brengen, voorgedragen heeft. La Mettrie was een Franschman van geboorte, en een Geneesheer. Hy was oneindig wellustig, en daar kwam zyn haat tegen den Godsdienst uit voort, die aan zyne ongeregeldheid paaien wilde zetten. In Vrankryk leide hy reeds een los leven, en werd deswegens gebannen. Hy begaf zich by deFranfche Armee aan den Ryn, en KoNTinam hem aan. Dan hy verleide de jonge Officieren tot de grootfte fchenddaaden. Men zegt, dat hy daarom zou heb. ben moeten hangen: Dit ontkent hy juist niet, veelmeerbelyd hy, dat hy naby geweest is, maar dat hy nog ter regter tyd ontvlucht is. Hy gkig naar Holland en fchreef zyn Boek VHomme machine. De Voorzitter van het Genootfchap der Wetenfchappen in Berlin prees hem, dewyl hy arm en zyn Landsgenoot was, aan zyne Majefteit, den Koning van Pruisfen aan; en La Mettrie werd tot Medelid van de Koninglyke Maatfchappy der Wetenfchappen, en, gelykmen zegt, tot Pralector van den Koning benoemd. Deeze Man at zich dood, hy gebruikte van eenePasty zoo onmaatig, dat hy kort daar op flikte. Hy fchryft alles aan een blind noodlot [toe, en daarom is hy volgends zyne eigene grondleer om her lf>vpn ™t mensch is niets, danflof, dan een bloot werklui* eene enkele plant, die zoo wast, als het haare in! richting (Qrganifatie) noodzaakelyk maakt ; De yer-  van den Christelyken Godsdienst. 231 yèrfchillende gemoedsaart der menfchen ontftaat van de menigte der fappen in het Ligchaam. De Ziel is gelyk het Ligchaam aan de Scorbut en de Pest onderhevig. De Natuurwet is eene geboorte van de verbeeldingskracht. Met den dood is alles gedaan. Deugd en Ondeugd zyn ydele klanken. Geweten , God, Oordeel, zyn fchimmen, die geenen verftandigen doen fchrikken. Zyne Schriften zyn dus ongemeen ergerlyk. Die verftand heeft, zal niet ligt verleid worden. Maar hy fchryft aangenaam en aartig. Doch men ziet, dat hy noch in de Wysgeerte noch Zedekunde eenen goeden grond gelegd heeft. Zoo wel de Wysgeeren als Geneeskundigen hebben hem over de 100 fouten aangewezen. Het ergfte Boek is zyn Boek de la vie heureufe. Het is zoo opgefteld, dat onöplettenden zeer ligt tot wellust verleid kunnen worden. Het moet eigenlyk alleen eene vertaaling van Seneca de vita beata zyn, dan het is niets minder dan dit. Zyne hoofdftelling daar in is deeze : De wellust is het hoogfte goed. Hy vermaant allen grooten, dat zy zich geen voorftel van God en de Zielen moeten maken, en daar by zegt hy duidelyk, dat hy geenen God dan de wellust, en de grooten, die hem geld geven, en geenen anderen Duivel dan den Scherpregter erkent. Dit was zyn principium bonum en malum. Eene andere wereld dan deeze gelooft hy niet. Dit Gefchrift heeft hy aan alle Grooten gezonden , om geld te krygen. Zommige hebben hem wat gegeP 4 ven,  232 Gefchiedenis van de Vyanden ven, anderen hebben hem niet waardig geoordeeld om te antwoorden. Hy was een ligtvaardig en onbefchaamd Bedelaar. Maar deeze Man heeft echter m Vrankryk veele Aanhangers nagelaten (*). By deeze bekende Atheïsten rekent mén nog anderen, doch die zoo beroemd niet zyn, maar dit vermoeden alleen op eene verre wyze zich op den hals gehaald hebben. O Theodorus Lodewyk Lau-, welke 1670. te Koningsbergen geboren werd, was een Staatsraad vznKourland, hygafi7I7. een Gefchrift uit, het welk den Titel heeft: Meditatwnes Theologico-phy. ftcce de Deo, mundo & homine. Hy zegt: dat de ge heele wereld een Uurwerk is, God is het evenwcht, de wereld is een Werktuig, God de Jm//* .\ybeweert> datde mensch eene wyzing (Modificatie) van het Godlyke Wezen is. Van den Bybel fpreekt hy Jasterlyk, en telt Hemel en Hel onder de Verdichtzels. Hy herriep op het laatst zyne dwaalingen en bekeerde zich 2) Christuan Gabriel Fischeh, Hoogleeraar der Natuurkunde in Koningsbergen, daar hy na zy ne afzettrngin ftilte leefde en 1751. ftierf. Jn ZL Boek: Redelyke gedachten van de Natuur, het weiki74I. in het ligt kwam, ftaan openbaareAthe isti- (*) De meeste der Schriften van deezen Spotter zyn onder den Titel zamen gedrukt: Qaures Philofiphiques. Eer,  van den Christelyken Godsdienst."1 233 ïstifche Hellingen. Hy zegt, gelyk Spinoza, dat God de eenige zelfftandigheid in de wereld is, en alle Schepzels alleen wyzingen (Modificatien). 3) Frederik van Leenhof, een Predikant der Hervormde Kerk te Zwol, werd wegens zyn Hemel op Aarde , welk Boek 1706. uitkwam, en waar in hy eene zodanige beftendige te vredenheid en rust beweerde, die uit eene ongevoeligheid en uit een ontegenzeglyk noodlot voortkomt, van Atheïstery befchuldigd. 4) Zommige Hattemisten of Verfchoristen, die van Pontanus van Hattem den naam hebben, en wel wegens de ftellingen, dat er geen Zonde is, dat alles eigenlyk door Godgefchied en tot deGodlyke beftemming van het Geheelal behoort. 5) Klaud. Hadrian. Helvetius die in zyn Gefchrift de l'Efprit, het welk te Parys 1758. en in Amfterdam 1759. is nagedrukt geworden , Matèrialistifche grondftellingen voordraagt, en de Zedekunde daar op bouwt. Maar hy verzekert daar en boven, dat hy den Godsdienst en het Christendom zelf genegen is. Het is niet te ontkennen, dat de Pantheïsten in Vrankryk en Engeland fteeds toenemen. Daar toe behoort in een zeker opzicht ook Diderot, een Genees en Wiskundige te Parys, die als medehelper aan de Encyclopedie de Sciences, en wegens zyne Principes de Philofopkie moral ou EJJaifur le merite & la vertu , beroemd is. Door de Penfecs Philofopliiques behaalde hy menige beftraffingen der P 5 Ove-  234 Gefchiedenis van de Vyanden Overigheid op zynen hals. Hy werd in de Baftille gezet, maar kwam er na een jaar weder uit. Doch men moet ook zeggen, dat de Sorbonne dikwils argwaanig is, en bekwaame mannen als Pantheïsten aanziet. Dus klaagde de Sorbonne en de Aardsbisfchop den Lyfarts van den Koning, den beroemden Büffon, openlyk als eenen Atheïst wegens eenige ftellingen in de Voorrede voor het Kabinet des Konings aan. Men kan uit deeze ftellingen gevaarlyke gevolgen afleiden; dan Büffon beweerde openlyk, dat hy geen Pantheïst was. Men gaat dus hier in te ver. Uit dien hoofde moet men niet aanftonds voor waar houden, het geen deSorhonne zegt. Een voorbeeld hebben wy aan den Abt Joh. Martin de Prades. Hy moest wegens zekere ftellingen, die by in de Sorbonne had voorgedragen, vluchten. Deeze ftellingen zyn ook te Leipzig in het Hoogduitsch vertaald en gedrukt ge' worden. De ftellingen zyn waarlyk niet goed te keuren, maar zy zyn echter zoo gevaarlyk niet, als zy fchynen, en het allerminst zyn zy Materialistisch. Hy beweerde , i) dat alle onze kennis van de zinnen komt. Deeze ftelling word ook met bepaaling onder ons en de Hervormden beweerd. Lokke heeft dezelve verklaard en beweezen. Maar' de Sorbonne gelooft idece innatce. 2) Dat de wonderen van Christus alleen niets bewyzen, maar de' voorzeggingen van het O. T. moesten daar by genomen worden. Deeze ftelling is wel dwaalend , en het bewys van de wonderen is fterk, dan zy is' ech-  van den Christelyken Godsdienst. 235 echter niet zoo buitengewoon gevaarlyk , en de waarheid van den Godsdienst word daar door niet geheel gelochend. Veele Engelfche Bisfchoppen hebben deeze ftelling beweerd, en men heeft hen tot geen Pantheïsten gemaakt. 3) Dat de Ziel een vuur is. Hy neemt buiten twyfel het woord in eenen onëigenlyken zin, dewyl wy geen eigenlyk woord hebben, om de Ziel te befchryven. Üit deeze ftelling heeft men de gevolgen getrokken, dat de Ziel ftoflyk en by gevolg fterflyk is. 4) De gevaarlykfte ftelling is: Dat de Chronologie in de Boeken van Mofes is ingefchoven. Dat er een ongelykheid is tusfchen de Hebreeuwfche Schryvers en de 70 Vertaalers en den Samaritaanfchen Pentateuchus. Deeze ftelling kan insgelyks zeer misbruikt worden. Dan het is te verwonderen, dat men in de Roomfche Kerk dezelve gevaarlyk vind. De Jefuiten, tegen welken Prades gefchreven had, waren hem vyandig en vonden middel om de Sorbonne tegen hem op te zetten, en hem uit Vrankryk te verdry ven' (*). Alle de Materialistische grondftellingen, waar op het Atheïsmus gebouwd (*) Prades "gaf 1753. een Verweerfchrift uit, in het welk hy zyn ftellingen verdedigt , en nog meer dwaalingen voortbrengt. Eindelyk, vluchte hy naar Berlin, daar hy zyne dwaalingen openlyk herriep, op dat hy aldaar eene Geestelyke bediening mogt verkrygen, welke hy pok verkregen heeft.  336 Gefchiedenis van de Vyanden bouwd word zyn in een Gefchrift, het welk onder den Titel Syfieme ie la Nature par Mr. Mirahau7, i tV17°'ilü tWCe DeeIen ^omen is, her haald Een teeken, hoe ver het menfchelyk verftand dwaalen, en door fchandelyke Justen verwilde en kan, dat het ook zelfs geenen God meer kcÏnen wd, van wien het toch is! Treurige bewyzen v n het verderf van het menfchelyk hart ° §. 12. Twyfelaars. De Twyfelaars hebben nooit eene groote party uitgemaakt. Er behoort veel vernuft ^nietminderfcherpzinnigheidtoe, Twyfe aar te verbee]den> ^ " Twyfelaar n de Hervorming is & beroemde Michael de Montagne. Dan deeze heeft geene befchouwing (Theorie) voorönderftelT maar alleen getwyfeld, zonder de gronden van ZTZm\opte§even- ^^sZZs hebben deeze Twvfeïaar* PPn ua ■ ' ,. . „ ""yiciaais een begin genompn *e bekenden Wysgeerig;etwff ™™' algemeene ftehingen by hunne L,Lg '™ genomen e„ vooröndm-fleld hebben. hnZ deeze behoort voornamenlyk la Motte £ Vayer j  van den Christelyken Godsdienst. 237 Vayer , Foucher , de Bisfchop Huettus en eenige andere. De allerüstigfte en .welfprekendfte onder hun is Petrus Bayle , die zoo wel in zyn Woordenboek als andere Schriften, de voornaamfte en zekerfte waarheden twyfelagtig en onzeker heeft willen maken. Hy is tot op onze tyden de Vader van die genen, welke in twyfelen en in het onzekere hun genoegen zoeken. Verklaaring. In de 10. §. is reeds aangemerkt geworden, dat de hedendaagfche Twyfelaars of Sceptici van Gassendus zyn voortgekomen. Er zyn wel reeds voor denzelven zommige geweest, maar zy hadden geen vernuft nog fcherpzinnigheid genoeg, hunne twyfeling had geenen grond, zy twyfelden, om dat zy twyfelen wilden. Maar nadien Gassendus alles begon onzeker te maken; zoo kreeg hy fchielyk navolgers, en daar van daan is het hedendaagfche Scepticismus ontftaan. Maar de bende der Twyfelaars is nooit zeer fterk geweest. De party der Pantheïsten is twintig maal fterker. Dit komt daar van daan, dewyl tot eenen Twyfelaar veel vernuft en fcherpzinnigheid verëischt word, want een Man, die alles wil wederleggen, moet ten minsten veel vernuft en welfprekendheid bezitten. Dit is het werk  23 8 Gefchiedenis van de Vyanden werk van de minste der vyanden van den Gods. dienst. Zy voegen zich dus liever by de Pantheïsten en Deïsten. Onder de Grieken en Romeinen waren ook dergelyke menfchen, maar tegen 50 Ariftotelici, rooStoïci, 200Platonici\ 300 Epicuristen, zyn er naauwlyks twee of drie Twy felaars. Dus is het nog. Dan dit is zonderling , dat alle Twyfelaars, die zich beroemd gemaakt hebben, voornamenlyk Franfchen geweest zyn. Wy vinden geenen Duitfcher of Italiaan die ten vollen het Sceptiasmus verdedigd heeft. Maar het vernuft is by de Franfchen ongemeen fterk, en als het niet van het verftand beheerscht, en van bondige Wetenfchappen beteugeld word, dan word het buitenfporiDe eerfte die zich na de Hervorming als eenen Twyfelaar betoond heeft, is Michael de Montagke, een Fransch Edelman , welke in Perigord 1533. geboren is, en eindelyk een Parlementslid te Bourdeaux werd, hy ftierf 1592. Zyne Ejjais waar in hy veel vernuft en fcherpzinnigheid heeft doen blyken, worden nog met genoegen gelezen. De laatfte uitgaave hebben de Engelfchen in 6 Dee len in Octavo laten drukken. Zyn voorftel is aangenaam, daar van daan zyn ook zyne proeven, in het Engelsen, Italiaansch, en HoIIandsch vertaald' geworden. Hy houd zich, als of hy eenen Godsdienst had, en hy is ook waarlyk als een Roomsch Katholyk Christen geftorven. Maar hv zegt ftand* vastig, dat hy niet weet of het een of ander waar is. Hy bewyst ook niets.s Over het algemeen is de  van den Christelyken Godsdienst. 239 de genegenheid om te twyfelen by hem zichtbaar. Een verftandig Lezer zal zich daarom niet ligt door hem laten verleiden. Maar menfchen, die geen grondige kennis hebben, kunnen ligt door zynen aangenaamen ftyl vervoerd worden, om alles te gelooven , wat hy voordek. Door de Schriften van deezen Man word nog altyd de Secte der Twyfelaars voortgeplant, dewyl veelen dezelve met genoegen lezen. Na deezen is Franciscus de la Motte Vayer bekend, wiens werken nog doorgaands gedrukt en gelezen worden. Hy was Koninglyke Franfche Staatsraad en ftierf 1672. Hy heeft Zamenfpraken onder den verbloemden naam van Orasius Tubero uitgegeven, die 1744. te Berlin weder zyn opgelegd , insgelyks ook hexameron ruftique. In beide fielt hy de zekerfte waarheden en ook de waarheden van den Godsdienst als twyfelachtig voor. Deeze twee Mannen hebben nog voor Gassendus geleefd. Gassendus was eigenlyk geen regte Twyfelaar. Maar dewyl hy toch de voornaamfte , waarheden in twyfel trok, zoo gaf hy daar door gelegenheid, dat het Scepticismus uitgebreid werd. Uit zyn School zyn de volgende voortgekomen. Een der voornaamften is Foucher een Kanunnik te Dyon in Vrankryk; men heeft een Boek van den haat van het Scepticismus, dat zynen naam voert, en nog eenige andere kleine Schriften. DeezeBoeken zyn bykans weggeraakt , en weinige kunnen zeggen, dat zy dezelve gezien hebben. MaarBAy- le •  240 Gefchiedenis van de Vyanden w en anderen haaien ze aan, en geven derzelver Opfteller voor eenen fcherpzinnigen man uit. Onder deeze Sekte heeft Petrus Daniël Huetius eenen grooten naam. Hy was een zeer geleerd man, en onderwees den Dauphin van den Koning Lodewyk den XIV. en de overige KoninglykePrinfen. Tot vergelding van zyne verdiensten werd hy B.sfchop te Soisfon. Dan deeze bediening werd hemmoeilyk, dewyl het hem van zyne Letteroefeningen afhield. Hylag ze neder, en ging tot de Jefuiten over. Hy bereikte eenen hoogen Ouderdom en ftierf te Parys 1721. Zyne aanzienelyke Bibliotheek vermaakte hy aan de Jefuiten. Deeze man was eerst buiten kyf een opregt Roomsch. Katholyke, dan de Jefuiten hadden hem hunnen voornaamften regel ingeboezemd , dat men de Roomsch-Katholyke Kerk niet beter verdedigen kan , dan wanneer men alles onzeker maakte &In de Roomfche Kerk zyn veele dergelyke lieden, en zy weten de grooten der wereld, welke naar den grond van den Godsdienst vragen, niet anders en beter te vrede te ftellen, dan wanneer zy zeggen er is niets zekers; de Bybel, de Redeleer en de' ' Ondervinding is niet vast en zeker. Dan varen zy voort: Een mensch moet zich aan iets houden hy moet toch een voorfchrift hebben, volgends het' welk hy zich fchikken kan. Het beste middel derhalven is, datwy dat gevoelen aannemen, dat de meesten aannemen, dat de minste tegenftrydigheid heeft, dat eenen zoo langen tyd geduurd heeft, zon-  van den Christelyken Godsdienst. 24! zonder ons te bekommeren, of het waar is of niet. Het is daarom goed, indien wy den regel van den Bisfchop te Romen volgen , zonder eerst lang te zoeken, of dit waar is of niet. Even dit gevoelen had Huetius reeds in zyne demonftralio Euangelica laaten merken, welk Boek anders vol van geleerdheid en bondige waarheden is. Maar by zynen leeftyd zocht hy toch zyn Scepticismus te verbergen. Doch hy liet een Boek na, waar in de gronden van het Scepticismus Syflematisch zyn voorgefleld. Hetheeftten Titel: Zwakheid vanhetmenfchelyk verftand (*). De Abt Oliver heeft het na zynen dood uitgegeven. Dit Boek heeft de Groot , een Wurtemberger, die zich te Petersbiarg dood fchoot, in het Hoogduitsch vertaald. Huetiüs wil daar in bewyzen, dat wy by geene zaaken op eenen zekeren grond kunnen komen. Daar uit befluit hy: Dat het daarom beter is, dat wy gelooven, wat de Kerk gelooft. Dwaalen wy daar by, dan kunnen wy toch niet tot verantwoording getrokken worden , want wy hebben gedaan, het geen in ons vermogen is. Dit Boek veroorzaakte groote on; rusten, en de Jefuiten, by welken Huetius geflorvenis, ontkenden, dat het zyn werk was. Dan de i Abt Ouver, aan wien Huetius zoo wel het Latynfche i als het Franfche Handfchrift'toegezonden had, liet (*) Traité Philofophique de la foibleffe fEfprit humain. 1723. Q  242 Gefchiedenis van de Vyanden het zien, en verzocht Commisfarisfen, die onderzoeken zonden, of het de hand van Huetius was of niet. Vervolgends vertoonde hy Brieven, welke HÜETiÜSnopendsdit Boekaan gefchreven had. In dit Boek is alles , wat de „Twyfelaars voor Huetius gezegd hebben, in orde gebracht en met gronden onderffeund. Dan de gronden zyn ongemeen zwak, en men ziet dnidelyk, dat HueTros geen Wysgeerig vernuft gehad heeft. Dit Boek » mtfefchen nuttig, dewyl men alle gronden dei Twyfelaars by één vind. Huetius is daar in van Batte onderfcheiden, dat hy het Scepticismus gebrmkt, om den Godsdienst van de Roomfche ■Kerk te verdedigen, maar Bayle, om allen Gods- m Holland, Vrankryk en in onze Kerk gefchre- Het hoofd van alle Twyfelaars, de listigfteen |• erpzmnigfte onder allen is Petrus Bayle een lZ« T' 7iens Schrifcen 200 beroe^ -yn. Bay.es Woordenboek (*; is het magazyn van aï- C) Dictionaire hiftorique 6? critique. Men heeft van *t bekende Werk verfcheiden Uitgave, Het fc^el te Rotterdam i697. fa Folio uit, en toen ^heift vermeerderd. De Uitgaave te Londeli^^Z Deden ln Folio heeft insgelyks eene iTerke verre d hl verkregen. De Duitfche . „itgaave van Profes* GoZ SCHED, welke I744. in4Deeleni„Foliofalleclichtkwr is  van den Christelyken Godsdienst. 243, le, welke den Godsdienst beftryden. Een Geestelyke, die met lieden van het Hof te doen heeft, moet noodwendig in het zelve belezen zyn. Petrus Bayle was een Zoon van eenen Fran: fchen Predikant, hy was te Carlat een Stad in het Graaffchap Foix in het jaar 1647. geboren. Hy had twee Broeders, die insgelyks Predikanten in Vrankryk waren, en een daar van is een Martelaar; Daar uit ontftond de haat, welken Bayle tegen den Roomsch-Katholyken Godsdienst had. Hy fchryft duidelyk, dat het een Godsdienst is, die voor verftandige menfchen niet gefchikt is. By deezen Godsdienst is hy een Dogmaticus, en gelooft, dat deszelfs onwaarheid kan betoogd worden , doch voor het overige is hy een Twyfelaar» In het 18de jaar van zynen Ouderdom werd hy in het is wegens de veele Aanmerkingen van Leibnits , la Croze Qr. »nriorpn Ormthnar. Voor eenige iaaren heeft men becon- I nen uittrekzels voor Godgeleerden uit het zelve te maken. J tjQv,ni,7or, Ah Rnplr liecfr hv 1102 andere Schriften uiterese- ven, in alle welke de zucht tot twyfelen zichtbaar is. Alle 1 de Schriften van deezen beroemden man, die hy behalven het Woordenboek heeft uitgegeven, zyn in den Haag te zamen gedrukt in 4 Deelen in Folio van 1725—1735. in het licht gekomen. Pfaf berigt in zyne eerfte Dijfert. Anti ba. lianatAi.x. Bayle de bewysredenen tegen de Godlyke Voorzienigheid verzameld heeft, welke na zynen dood ondej ayae Papieren gevonden zyn geworden.  244 Gefchiedenis van de Vyanden het Collegie der Jefuiten gedaan, om zich in de Wysgeerte te laten onderwyzen. De Jefuiten zagen zyn verftand en overige bekwaamheden, en wisten hem zoo te leiden, dat hy zich verklaarde, om een Jefuic te worden , en den Hervormden Godsdienst teverlaten. Maar deeze afval had geenen langen duur. Hy trad na omtrent twee jaaren weder terug. Dan hy kon in Vrankryk niet bly. ven, want de afgevallene werden of opgehangen, ot tot de Galyen verweezen. Hy vluchte dus, en werd eerst Hofmeester by den Syndicus te Geneve en naderhand by den Graaf Dohna. Eindelyk keerde hy weder naar Vrankryk en werd Hoogleerm te Sedan, want men had zynen afval vergeten Hier reeds liet hy zyn Scepticismus blyken. Maar" ais net Ediktvan Nantes opgeheven werd, vluchte hy naar Rotterdam. Hier werd hy Hoogleeraar in de Wysgeerte, en leefde gerust. Dan hy raakte i.verfchil met den Gereformeerden Predikant in den Haag, Petros Jorieü, die veel aanzien had. In bet eerst waren zy goede vrienden, en men weet fchuldigde hem als eenen Ketter, Ongeloovigen «vyand van den Godsdienst, hy beriep zich op" een Artikel uit zyn Woordenboek, waar in hy zeer vry van de daaden van Koning DaVID gefchreven heef . De Kerkenraad onderzocht de zaak; Bayle verklaarde zich goed, en beloofde om dit Artikel te veranderen. (In de laatfte uitgaave worden beide Artikelen gevonden.) Dit Pleitgeding bewyst, dat  van den Christelyken Godsdienst. 245: dat Bayle het hart niet gehad heeft, om van den Christelyken Godsdienst af te gaan. Hy had niets te verliezen, en had het kunnen verdragen, indien de Kerkenraad hem van de Gemeente had uitgeflo: ten. Dan hy wilde niet uitgefloten zyn, en bleef ! ook een Lidmaat van de Hervormde Gemeente tot aan zyn einde. Daar uit kan men befluiten, dat hy eene inwendige overtuiging van den Christely1 ken Godsdienst gehad heeft. Toen deeze zaak was bygelegd , befchuldigde hem Jurieü, dat hy eene gevaarlyke verftandhouding met den Koning van Vrankryk hield. Deeze befchuidiging werd door Willem den IV. Koning van Engeland aangenomen. Maar Bayle is nooit daar van overtuigd geworden. Dan Jurieu en de i overige vyanden van Bayle bragten het daar heen , i dat Willem den Raad te Rotterdam liet, zeggen : ! Dat het goed zou zyn, als zy Bayle afzetten. Dit ( gefchiedde ook. Van dien tyd af leefde hy te Rot■ terdam als een ampteloos Perzoon , en geneerde zich door het fchryven van Boeken. Verfcheidene j groote Heeren in Engeland boden hem bezoldingen ; aan, en een beloofde hem 2000 Ryksd. als hy hem , zyn Woordenboek wilde opdragen. Dan hy nam r het niet aan, maar bezorgde zig onderhoud door zyne Pen, en begeerde verder niets, dan hetgeen hy zelfs verdiende. Eindelyk ftierf hy den 28 December 1706. aan eene zeer langzaame Ziekte. Men ; had hem het leven kunnen verlangen, als hy gewild had. De Geneeskundige Faculteit rigte een eigen Q 3 Con.  H°* Gefchiedenis van de Vyanden Confllium om zyne Ziekte op , dan hy zeide fteeds: Dat het leven hem zoo veel niet waar *g was en daarom achte hy zyne Ziekte n HyW als een Wysgeer met de Pen in de Deeze feherpzinnige man is een van de tegen. ten e'n S T *' * «* *5- t n en leefde als een Christen. Men kan hem Wet bewyzen , dat hy een Atheïst geweest is en een Twyfelaar kan ook eigenlyk *vn. Hy heeft z,ch openlyk verklaard, dat de bewyzen, welke van eene oneindige wysheid d.e alles !n de wereld verordend he ft, 0D£ zyn, voor het beftaan van God genoeg zeer mg ^ dige heden zyn er meer in de wereld Het Syftema van deezen Man beftaat hier inDe twee voornaamfte gronden van kennis zv' de Reden en de Openbaring Wanr T 7 vinding bedriegt ongemeen er T °DdeN van anderen nog mee" Wat' deRede FS** «oo worden er . veele dingen van ^r aT"' aangenomen, die men zonder mo i L ^ werpen. Zelfs hPr p • • - n omver ■iet zeker tX Za"'"' C<"'!ra*a•W, " Open- '  yan den Christelyken Godsdienst. 247 Openbaring valsch is , en er kan iets volgends de Openbaring waar zyn, het geen volgends de Reden valsch is. Dat de Openbaring waar is, i daar aan mag geen mensch twyfelen. Maar er is een openbaar verfchil tusfchen de Openbaring! en de Reden. Daar van daan kunnen wy tot geen zekerheid komen. Hier uit is de berugte twist over de coticordia fidei & rationis ontftaan , die bykans 60 jaar lang met groote hitte is gevoerd geworden. Bayle befluit dus: De Godsdienst en de Rede ftryden met elkander : Als de waarheden van de Openbaring goed zyn, dan moeten de waarheden der Rede valsch zyn, en omgekeerd. Om dit verfchil der Rede met de Openbaring te bewyzen , loopt hy alle de waarheden van den Godsdienst in zyn Woordenboek door. Vooreerst neemt hy de Leer van de Driej eenigheid; indien de verborgenheid der Driëenig' heid waar! is, dan moet de Rede in de Leer van i God valsch zyn. Verder, de Leer van den Val des menfchen'kan onmogelyk met de Rede verëenigd worden, en echter is de Val waar. De ! Leer van den oorfprong van het kwaad, van de Erfzonde en derzelver gevolgen is geheel tegen de Rede , evenwel leert de Heilige Schrift dezelve ; Wy weten dus niet wat wy gelooven moeten. Onder allen die den oorfprong van het kwaad hebben willen verklaren, zyn de Manicheën het fchranderst. Maar hoewel hunne Leer volgends de Reden de beste is, zoo is zy het toch niet Q 4 vol-  *48 Gefchiedenis van de Vyanden der Manicheën wederleg worden m, .oyuema r*) Toen Ra vr ' maar niet a/>«. gefield ztrT 06626 twvfe,i*g»ad voor- geiteld, zoo kwam geheel Europa in beweging Lu Jennen, Gereformeerden, en Roomse LL lyken «men de Pen tegen hem op. BaJa IT woordde. Maar tr,on ^ • jjavle ant- mpr h» ^ , . Keden zoo we a s ook «**» ^lpe„, „,aar fc^*»*' ^T'^ te- (*) Hy heeft nog andere eevaai-hrt» a „■ . ««. dieuit het scePticismur t; fitrvoorsedra- men ook het beftaan van ■ Y SWeert: D« bewyzen kan , 0,1 Bybel moet geioov n de **** van de„ ^-Godi^^^^Maat^^ telyke Zedeknnde vervat din " ken, en Vr,or het wei™,, 7 Cden teSei; Titt^L j- . . """■""-"j me cot op het jaar 1724. gefchreven hebben, bededen den Christelyken Godsdienst noch behoorlyk noch geregeld, zy vergenoegen zich alleen om dit  van den Christelyken Godsdienst. 155 of dat ftuk van de Bybelfche Gefchiedenisfen of ook den Godsdienst zeiven aan te tasten, en zoeken meer den Godsdienst verdacht te maken, dan denzelven genoegzaam en met vertrouwen te beftryden, of de wereld te overtuigen , dat zy tot haar welzyn geene Openbaring nodig heeft. Zodanige Deïsten zyn voornamenlyk Cherbury, de Graaf Rochester, KarlBlount, Mylord Shaftsbury, Johann Toland , die zich eindelyk tot de Party der Pantheïsten begaf, en eenige anderen. Verklaaring. De Deïsten, of Naturalisten, of gelyk zy zich het liefst laten noemen , Vry denkers, fterke Gees~ ten, of Wysgeeren, zyn lieden, die wel eenen God gelooven, en denzelven verëeren, doch de kennis van God en zynen dienst enkel en alleen op de natuurlyke kennis gronden, die zy alleen voor goed houden , dewyl zy in tegendeel alle nadere Godlyke Openbaring verwerpen. De Deïsten en Naturalisten zyn in een zeker opzicht onderfcheiden. Geene nemen wel eenen God aan, maar gelooven, dat ons noch zyne Zedelyke Eigenfchappen en zyne Voorzienigheid , noch ook de hem aangenaamfte wyze om hem te verëeren genoegzaam bekend is. Deeze integendeel hebben wel eenen Godsdienst, maar gelooven, dat de Natuur-  255 Gefchiedenis van de Vyanden lyke genoegzaam is Beiden begrypen wy hieror^ der den naam van Deïsten: Maar hunne verdee hng benevens eenige algemeene aanmerkingen over ben zullen wy, nadat wy de voornaamfte van hun hebben leeren kennen aan het einde van deeze verhandeling byvoegen. Wy hebben boven herinnerd, dat de Deïsten ven Hobbes hunnen oorfprong hebben , iD zoo ver hy andere door zyn voorbeeld aanmoedig om den Godsdienst aan te tasten, en gelyk de Deïsten zelve zeggen, hun de oogen geopend heeft. Ondertusfchen willen de Engelfchen^ toeftaan , dat Hobbes in hun Land geboren is ^ geven hem uit voor eenen Italiaan De Engelfche Deïsten zyn in de vorige tvden 1D IanJ f°° niec gefteld-geweest, a,s % zyn; derhalven moeten zy in tvvee hoopL v ttTZ'teWetea' indiegeDen> «*™ het jaar 1724. en die genen, welke na dien tyd den Gods. dienstaangetast hebben. De eerfte hoop was in verre zoo gevaarlyk niet dan de laatfte. Het waren lieden, die geene grondftellingen hadden, en die hun=e wapenen nietbehoorlyk wisten te gebruiken. Zy fpotten alleen over eenige ftukken van den Bybel tasttendeGeestelyken aan, en beftreeden Seez of geene Leerftellingen. Dan, geen één durf den Godsdienst regelregt aan te grypen. De hoofdgronden van den Godsdienst, de Wonderwerken, voor het jaa. 1724. met aangetast geworden. Na dien  van den Christelyken Godsdienst. 25? dien ftyd kregen de Deïsten rheer moed, en verftoutten zich, om deeze gronden van den Godsdienst te ondermynen , dewyl zy wel zagen, dat, als deeze ééns wankelend gemaakt waren geworden, het geheele gebouw van den Godsdienst door zich zeiven zou inftorten. Maar wy zullen alleen de voornaamfte aanteekenen Een van de oudfte Deïsten is Edüard Herbert Lord van Cherbury. Men rekent hem billyk hier toe, hoewel hy meer tot de Indifferentisten behoort (**)» Hy was 1581. geboren. Een man van groote geleerdheid en befcheidenheid. Deeze Heer leefde ten tyden van Karel den I. en Kromwel, en dus op dien tyd, toen de Biargerlyke oor* logen Engeland verwoesten. Dit ongeluk had zynen oorfprong genomen uit de verfchillen in de Kerk, daarom werden er veele gevonden, welke den Godsdienst zoo bepaalen, en deszelfs Leerftukken zoo verklaren wilden, dat men daar uit geene gelegenheid meer tot zodanige treurige en verwoestende onrusten nemen kon. Tot deeze Mannen behoort ook Cherbury. Hy ging wel niet zoo Van Hobbes als den Vader der Deïsten hebben wy j reeds bl. 177. gefproken. (**) Een Indifferentist is iemand, die den natuurlyken : Godsdienst voor genoegzaam tot welzyn van den mensch, maar alle uitbreidingen van denzelven en alle daar op geI gronde Godsdiensten voor onverfchïïlig houd. R  a$8 Gefchiedenis van de Vyanden zoo ver, dat hy de Godlyke Openbaring geheel verworpen heeft, dan hy begeerde echter, datzy volgends de Rede moest verklaard worden. Alle «ttfefailleo in den Godsdienst, zegc hy, konvn voort van de Openbaring uit te leggen en te verWaaren, de een verklaart ze dus, de andere anders, en daar uit fpruicen alle onëenigheden. Het besteis datwyden Geopenbaarde» Godsdienst volgends de grondftellingen van den Natuurlyken vereren. Hy ging eindelyk zoo ver, dat hy'beweerde, dat men, indien men zelfs van de Godlyke Openbaring geheel niets wist,■ door den Natuurlyken Godsdienst zalig kan worden. Hy ontwierp daarom een Plan tot eenen algemeenen Natuurlyken Godsdienst, dien hy tot vyf hoofd/tellingen brengt van welke hy beweert, dat God die in alle Zielen der menfchen heeft ingedrukt, en dat zy daarom van alle Volken, ten alle tyden en op al plaat" zen zyn aangenomen geworden. Deeze vyf waar heden zyn de volgende: l. DaariseenGod, een hoogst Wezen. Danboe dit hoogfte Wezen gefteld is, welke eigen fchappen het heeft, daar naar behoeft men niette onderzoeken. Het is oneindig, onbe grypelyk, daarom kan men het niet ken nen. 2. Men moet God verëeren, of eenen zekeren dienst bewyzen. Want dewyl er een God is, zoo moet hy ook vereerd worden 3- Opregtheid en Deugd is het voornaamfte ge- deel-  yin deti Christelyken Godsdienst. 25$ deelte van deeze verëering; maar wyken wy van de deugd af, dan moet men 4. Over deeze afwykingen of zonden,berouw hebben, en het berouw en de begeerte om zich in het vervolg te beteren, is genoegzaam, om by God vergeving van de Zonden te verkrygen. j. Daar zyn belooningen voor goeden, en ftraffen voor kwaade menfchen in een toekomend lei ' ' vem . Deeze vyf ftellingen fielt de Lord als de eenigfte voor, van welke men zekerheid hebben kan, en neemt de moeite, om het groote nüt derzelve aan te wyzen. Hy döetzynbest, omtebetoogen, dat de Bybelgeen ander oogmerk heeft dan deeze waarheden vast te-ftellen. Deeze ftellingen , zegt hy, zyn genoegzaam tot Zaligheid, wanneer zy in haaren geheelen omtrek genomen worden. Het overige is onnoodig, en veroorzaakt alleen verfchillen en verwarringen. De Lord houd Christüs alleen voor eenen buitengemeen Wyzen Leeraar, en vöor het uitnemendfte voorbeeld van deugd, dat wy moe* ten navolgen. Maar men kan ontegenzeglyk be. wyzen, dat deels de kennis van deeze vyf ftellingen in de Heidenfche wereld onvolledig en gebrekkig geweest is, en nog zyn zou, indien niet de Godlyke Openbaring dezelve opgehelderd had, en dat deswegens reeds eene Godlyke Openbaring nodig was, deels datzy, volgends den tegenwoordigen toeftand van het menschdom, gebrekkig en R 2 toe  a6o Gefchiedenis van de Vyanden tot bereiking van de hoogde Gelukzaligheid niet toereikend zyn (*). De voornaamfte Schriften, waar in Cherbdry iynegevoelens voorftelt, zyn: i) de veritate prout dijiinguitur a revelatione (**> 2) Be caufts errorum una (*) Men zie Lelands befchouwlng der voornaamfte Dehtifche Schriften , i Deel, i. en 2. Brief. (**) Overdic Boek is uiteenen Brief, welke na den dood van Cherbury uitkwam, en berigten van zyn leven vervat, het volgende aan te merken. Wanneer de Lord bedenkingen had om zyn Boek de veritate uit te geven, dewyl hy bezorgd was, dat hy veel tegenftanders mogt vinden: Zoo kwam hy tot die begeerte, om den Godlyken wil door eene buitengewoone Openbaring daar van te weten. Zyne be geerte werd ook volgends zyn voorgeven vervuld. De" omftandigheden verhaalt hy dus.: Vol van twyfeling zat ik op eenen Zomerfchen dag op myn Kamer. Myn venfter was tegen het Zuiden open, de Zon fcheen helder, geen Lucfnjen bevveegde zich. Ik nam myn Boek de veritate inde hand, en bad aandachtig in deeze woorden: O gy eeuwige God, gy oorfprong van het licht, dat my thans befchynt, gy Gever van alle inwendige verlichting, ik fmeek u ootmoedig, naar uwe oneindige goedheid, aan my eene groote Bede te vergeven, die ik als een Zondaar doen zou. Ik ben niet overtuigd genoeg, of ik dit Boek bekend mag maken of niet. Indien de bekendmaking van het zelve tot uwe verheerlyking ftrekt, zoo bid ik u, geef my een Teeken van den Hemel. Indien niet, dan zal ik het te rug houden. Ik had, gaat hy voort, naauwlyks deeze woorden uit-  van den Christelyken Godsdienst. 261 una cum traStatu de religione laici. 3) De religione gentilium. , De andere Deïst, welken wyaanhaalen, is Johan Wilmot Graaf van Rochester , die onder Karel den II. geleefd heeft, en 1648. geboren werd. De Engelfchen rekenen hem onder hunne groote i engeleerde Staatsmannen. Hy had veel vernuft, belezenheid en fcherpzinnigheid, en wist zyne gedachten zeer levendig en aangenaam voor te (tellen, byzonder liet hy zich zien in allerhande Satyrifche Schriften, waar door hy zich dikwils veele vyanden maakte. Als hy zyne natuur lyke bekwaam- he- i uitgefproken , wanneer een hevig en tevens zacht geruis van den Hemel kwam, (want het was geen geluid op Aarde gelyk}) Dit beurde my dermaten op, en gaf my eene zo- ] danige gerustheid , dat ik myn Gebed voor verhoord hield , en verzekerd was van het begeerde Teeken te hebben. Hier op nam ik voor, om myn Boek te laten drukken. Ik be- i tuig voor den Alwetenden God , dat dit, hoe vreemd het ook fchynen mag, waar is. Dit is het eigen verhaal ' van den Lord. Als een verdediger van het Christendom i een zodanig bericht van zich zeiven en van zyn Boek gege- ven nad dan zouden de Deïsten dit voor een fterk Paroxismus van Geestdryvery uitgeven, en ongemeen daar over fpotten, gelyk zy over de verrukking van Paulus , die toch Hemelsbreed van dit voorgegeven Teeken van eenen 1 Cherbury onderfcheiden is, gefpot hebben. Maar hier moet het een teeken van waarheid, en te gelyk een Godlyk R 3 oor-  Gefchiedenis van de Vyanden heden wel aangelegd had, dan zou hy een voortreflyk man zyn> Maar zyn/dwaashVe°d0; waren zoo uunemend groot, als zyne natuurlyke gaven. Hy leefde aan het wellustige Hof van den Komng Karei, , en verviel tot eene ongebonden Jeefwyze, en werd de Leermeester en Aanvoerde rVeannbV:: erderen: Dr°^ap e„ WelC w . ren binder zyne geliefde Zonden, waar door hy ook zyn leven verkorte, het welk hy tot o, d gebragt heeft. Hy kwam dikwils in de onge'n de des Komngs, dan hy wist door belachlyk! daaden zyne gunst weder te verwerven. Jzyn ge- oordeel van het Boek en deszelfs inhoud zyn M dwaasheid- Als men ook aan het verf,,., I 8 wil twyfelen, want het is t ** L°M™ menfchen in de hitte ff Zrl ^^ f geval by den Lord) zien en hooren K C " *"* hangende Wd!k, dit geraiseh veroorzakend T een Godlyk Teeken verwachte ff deWy' ^ m. indien de zekerheid dan kon zy ons geene rust geven. Maar hn* l' * de onderwerken der e^e "dezelve. P ' 3nderS 200 ^loovig Ongeloof  van den Christelyken Godsdienst. 263 geloof van de onfterflykheid der Zielen werd hy byzonder daar door verfterkt , dewyl hem zyn Vriend, een zekere Montagu, die in een Zeedag, daar hy ook tegenwoordig was, bleef, en weiken by gebeden had, om hem, indien anders de Ziel onfterflyk is, na zynen dood te verfchynen, en hem berigt van zynen tocftand te geven, nietverfcheen. Hy was wel geen Atheïst, hy geloofde eenen God , maar hy zeide : God is my veel te hoog, dan dat ik hem kennen kan, ik moet hem daarom laaten rusten , en alleen zomtyds aan hem, denken. In een gezelfchap van Atheïsten fprak hv veel en met eene fterke goedkeuring der aanwezenden tegen God en de Godzaligheid. Maar hy was te gelyk door zyn eigen geweten zoo ontrust, dat hy , gelyk hy zelf naderhand verhaalde , by zich ze! ven dacht: o God, hoe kan toch een mensch, welke opwaards zien, uwe wonderbare daaden befchouwen , en zyne Zinnen en Reden gebruiken kan, zich van deeze gaven bedienen, om zich zeiven tegen zynen Schepper te verzetten. Doch hy vergat dit, tot dat eene fmertelyke Ziekte hem opwekte, in welke hy zich tot den Bisfchop BurNet wendde, met wien hy te voren bekend was geworden, die hem zyne twyfelingen over den Christelyken Godsdienst benam. Hy bekeerde zich van gantfche harte van zyne dwaaling, en ftierf met verfoeijing van zyne dwaasheden , in het Geloof aan den Verlosfer der menfchen. Op zyn doodbed belaste hy,datde Huisprediker van zyn MoeR 4 der  2Ó4 Gefchiedenis van de Vyanden nebel PEARS0N ZyDC misflagen • "aar ookzy. !C ^kDeer;ng 3an de gemeenteopenlyk voorftellen en de B.sfchop Bmmr zyn ^ ^ wLvaBbiSebekewi,,g aaD aDderen ter—- gZu fc""' Dk heefc °<* Burnet worde" ^ Gefff -rdient ook gelezen te te :nf; V]Dd daar *> zyne tegenwerpingen gelle'TdeT'" WJ******™ Bpooiser, een En. Sctr zo°flecht a,s de G-f -n , In het Jaar 1680. gaf hy eene vertaa -g van de twee eerfte Boeken van Ph.osx™ van het leven van Ak>i*o,nids tyaneüs in de]™ gelfcheTaaluic (*), en voegde en breedvoenge aanmerkingen , welke alle Z boosaamg oogmerk hebben, om de wonderen van Jksos te beftryden, de Schrift door allerle W ternyen veracbtlyk te maken , eD den V »og beneden AronLONIÜS te fteiïejl, werd met eene groote begeerte gelezen, en het bfeefig jaarenm aanzien, tot dat men eindelyk 1693- het nadeel, dat het aanrigtte, bemerktte waaröm men ook alle Exemplaren liet wegdo ' en even aaröm is dit Boek zoo zeldzaam gewor! den. InhetjaariöSo. verfcheen ook het Gefchrift , Great C) Men zie boven bl. 95.  van den Christelyken Godsdienst. 265 Great is the Diana of the Ephefians het welk eene fcherpe Satyre op de Geestelykheid is. Na den dood van Bloujst gaf zyn Vriend Gildon (*) deszelfs nagelaten Gefchrift Orades of Reafon , Godfpraaken der Reden,met eene Voorede, waar in de Zelfsmoord verdedigd word, uit. Het is eene verzameling van verfcheidene Verhandelingen. Het geen daar in op den Godsdienst betreklyk is, is het volgende: God moet door geen Beelden en Offeranden vereerd worden , en men heeft ook geenen Middelaar nodig, om hem te verzoenen en hem te dienen. De Natuurlyke Godsdienst is genoegzaam tot Zaligheid. Maar deeze word tot deeze 7 ftukken bepaald: 1) Daar is een God. 2) Hy regeert de wereld door zyne Voorzienigheid. 3) Men moet God verëeren. 4) Deeze verëering beftaat in Dankzegging. 5) Onze gehoorzaamheid beftaat in een waarnemen der regelen van de gezonde Reden , en deeze maakt de zedelyke deugd uit. 6) Na dit leven zyn er beloningen en ftraffen. 7) Als wy van de deugd afwyken, dan is berouw en een voorneemen om zich te beteren, genoeg, om vergeving te vinden. Dit is het zelfde, dat Cher- bu- (*) Deeze Gildon , welke deeze Orakelspreuken der wereld zoo zeer aanprees, zag na eenigen tyd zyne dwaaling in, en fchreef een Boek, onder den Titel: Handboek der Deïsten, in hetwelk hy de voornaamfte en doorBLOUNT aangetaste Leerftukken zeer fchoon verdedigt. R 5  26*5 Gefchiedenis van de Vyanden mm gezegd heeft. Vervolgends kwamen er verfcheidene dingen in dit Gefchrift voor, welke de Godlyke Openbaring, byzonder de Schriften van Moses, beftryden moeten. Verfcheidene dingen fctT C,e" AlUheUr der ^adam!ti febe grondftelhngen, en herbaalt oude , voorlang beantwoorde tegenwerpingen. Beo^t had ^ ongelukkig einde. Hy verliefde op de Weduw van zynen Broeder, en wilde haar trouwen. MaaT mdien hy van den Bisfchop geene toeftemmingdaar toe verfcrygen kon, zoo werd hy daar over oW . S'zi^iwanhoop een flBigéucöe Giaai Shaftsbury. De werken van^e zen man worden voor meesterftukken van verftand en wÊI prekendheid gehouden, en daar door gefta' d g herdrukt en gelezen. Zy zyn byzonder uitg . komen .maar naderhand van hem zeiven verzameld en onder den Titel: Char^ifUks of Men, Zit ners Opinions and Times, d. i. kenfehetzen der Menfchen, der Zeden, der Gevoelens en Tyden ««gegeven geworden. Er is wel niet meer dan één ftukm dat van de kenfehetzen der menfchelyke gemoederen handelt, dan men heeft echter deezen Titel voor alle de Werken gezet. De uitgaf welke in 3 Deelen in Londen I?33. is ukge^ 1. de beate. Maarde Iloogduitfche vertaaling 1" dikwds den zin van den Opfteiler Anton Ashley Kooper Graaf'van Skaftsbury, was  van den Christelyken Godsdienst. 267 was uit eene oude Graaflyke famielie, welke door groote Staatsmannen lang beroemd geworden was. Zyn Grootvader van denzelfden naam was GrootKancelier van Grootbrittanje , die op het laatst by de Koningin in ongenade viel en naar Holland moest wyken. Shaftsbury werd te Londen 1Ó71, geboren, van zynen Vader zorgvuldig opgevoed, en door den beroemden Engelfchen Wysgeer Locke onderwezen. Reeds in zyn 11 jaar kon hy de Griekfche en Latynfche Schry vers vaardig lezen en verdaan. Van 1686. tot 1689. hield hy zich het meest op in Italien, Holland en Vrankryk, en werd byzonder in Holland met le Klerk, Bayle en anderen bekend. Het herhaalde lezen van Xenophon, Horatiüs, Arrianüs en Antoninus, welke zyne lievelingen waren, vormde zyne wyze van denken. Hy was van eene zwakke gezond¬ heid, en floeg dus Staats en andere bedieningen af, die hem opgedragen werden, en bragt zynen tyd op zyne goederen door. Zyne gefteldheid was tot geen buitensporigheden geneigd, en echter leefde hy zomtyds onmaatig, en dit verwoestte ten vollen zyne buiten dien zwakke gezondheid. Dewyl hy geen hulp met opzicht tot de omftandigheden van zyne gezondheid in Engeland vond , zoo ging hy, gelyk de Engelfchen gewoon zyn, naar Napels, om daar door eene zachtere lucht zyne gezondheid weder te herflellen. Maar hy ftierf aldaar na twee jaaren in het jaar 1713. Shaftsbüry is door veelen gelaakt en door even zoo  *68 Gefchiedenis van de Vyanden zoo veelen geprezen geworden. Maar het is niet te ontkennen, dat hy veeleaanftootelyke en vyan delylre dingen tegen den Christelyken Godsdienst d.enhytoch hier en daar fchynt te achten , voor' gedragen heeft. Zelfs deeze voor het oog fZ. «nde achting voor den Godsdienst, heeftalleen be r kkl opd£n Natuui,ykenj want eenGe n baarde « hem eene belagchenswaardige zaak. Het » tegen zyne trotsheid, om van God in alle dingen ofZZT' T hemver^gcier Zonden, of byftand tot het goede te verzoeken. Heiligheid en Geregtigheid in God is by hem Bvgeloof, en de Voorzienigheid is eene vrucht van de menfche]yke vrees. Op de Christelyke Zedekunde heeft hy veel te berispen , en wend voor, dat zy onvolrnaakt is. Dit had nog niemand voor hem gedaan die den Christelyken Godsdienst heeft aangetast' Maar Shaftsbury oordeelt, dat in dezelve de ge boden van de liefde tot het Vaderlanden van de vnendfchap ontbreken. Jn de voorfchriften van Christus berispt hy , dat zommige te onbepaald, andere te zwaar zyn. Hy geeft dus die geenen de wapenen in de hand , welke den Godsdienst willen beftryden. Daaröm zeggen de Engelfchen, dat de Schriften van Shaftsbury het Euangelium der Deïsten zyn. Hy had nog andere dwaalingen, hy beweerde, dat de Leer der Openbaring van de toekomende belooningen en ftraffen aan de deugd nadeel toebragt : Verder, dat het gezag der Heibge Schrift blootlyk op het gezag van den Staat  van den Christelyken Godsdienst. 269 berust, het geen deeze haarentwegen wil bepaa- ]en, dat Paulüs tot het Scepticismus geneigd geweest , en dat het verhaal van de daaden van Christus door de Geestelykheid om haar. eigen voordeel was verdicht geworden. Het gevaarlykfte Gefchrift van deezen man is zyn Brief van het Enthufiasmus, welke in veele Taaien is overgezet geworden. In het Fransch heeft het den Titel fur l'ufage de la Raillerie verkregen. Deeze naam heeft zynen oorfprong van den inhoud des Briefs : Want eigenlyk handelt hy van de Spotterny. Hy had ten oogmerk de nieuwe Profeeten of de Geestdry vers van de Cevennes, welke toenmaals zich in Londen ophielden en veel verwarring aanrichten, belachlyk te maken (*). Deeze (*) Ten tyde van de gruwzame vervolging der.Gereformeerden in Vrankryk vluchten zommige Gemeenten van dezelve naar het gebergte Cevennes in Neder-Languedok, om zich aldaar te verbergen. Maar dewyl zy geene gewoone Predikanten hadden, zoo begonnen zommige onder hen te leeren; de goedkeuring, die zy verkregen , bragt hen tot die verbeelding , dat zy met onmiddelyke ingevingen van Göd waren verwaardigd geworden. By deeze menfchen voegden zich veele anderen. De vervolgingen, die zy van de Roomsch-Catholyken moesten verdragen, bragt hun tot het befiuit, om hunne gewetensvryheid zelfs met hun bloed te verdedigen. Er ontftond waarlyk een zeer hevigen oorlog , er werden door den Koning van Vrankryk Legers tegen  s?ö Gefchiedenis van de Vyanden Dan fa even de„2e,ve/flrS vaarde e„ dwaaze Sro„dMfag" X f" e« kenden van dtrarW^''*C» « " deeze: Alle dingen, die M„rt , "e aeI1""ï d.e men niet rot het behgch|Z\° dd'ege,,en ' waar. Spot is de toet JetT ^«-W dat dewyl de Godsdienst behgchit fcT* De hunne aanvoerers doorlist in 2ynmacht^^ ™ overwon. De overwonnene Sevenniers 1 °7 op verfcheidene piaarzen vergooid en " v " *" hun, onder welken zich veele cl „ V°°n,aam(}etl %en bevonden, gingen ,,^2^ ^ ach reeds in door voorgewende , * Zy weggingen en zonderlinge verruiZl ^ 'V00t' field hadden, terwvl L T ë " ^ aanzien rerwyJ zich de aanvoeren van h„„ * f-ten uitgaven, zoo gefchiede dit ooH 7 ^ getal van deeze menfchen nam d Jewu ^ ^ ten,  van den Christelyken Godsdienst. 27r De ftelling word alleen door hem nedergefteld, en de toepasfing op den Godsdienst zeer duister voorgedragen. Volgends deeze ftelling wil hy de waarheid beoordeeld hebben. Indien er een nieuwe Godsdienst ontftaat, zegt hy, dan moet men daar meede fpotten; kan hy den fpotuitftaan, dan is hy waar. Wanneer hy ten tyde van Christus geleefd had en Hoogenpriester was geweest, dan zou hy Christus niet hebben laten Kruifigen, de Schriftgeleerden en Pharifeen zyn dwaazen geweest , dat zy zyne Leer met geweld wilden tegengaan; Hy zou eenige Marionet-fpeelers hebben laten komen , die den Verlosfer en zyne Leer be- lagch- ten, om hunne voorgewende Godlyke Zending door een Wonder te bevestigen , en eenen van hunne overledene aanhangers , Thomas Emés van den dood te verwekken. De dag, die tot dit Wonder bepaald was, was den 25 May 1708. op welken eene ongemeene menigte Volks by het Graf van Emes zamen kwam , om deeze opwekking te zien. De Koningin Anna had het Kerkhof met Soldaaten laten bezetten, en de Groot-Kancelier en veele andere Staatsbedienden waren er tegenwoordig. De nieuwe Profeeten baden eenige uuren over het Graf, dan de Doode wilde niet opfcaan, en toen gaven zy voor, dat zulks alleen onëigenlyk zou gefchieden. Hier door verviel hun aanzien, en zy werden verftrooid in alle Landen van Europa en rigtten hier en daar veele verwarringen aan, tot dat eindlyk 1710. de geheele verwarring ophield.  Gefchiedenis van de Vyanden lagchlyk gemaakt zouden hebben. - Indien de Christelyke Leer deezen fpot had uitgehouden , dan was zy waar geweest. Dit alles Helt de Graaf ongemeen levendig voor. Hy had een Satirik humeur, en dewyl hy de Grieken en Latynen gelezen had zoo wist by doorgaands fpreukjens uit hunne Schriften by te brengen, waar mede hy zyne invallen opfierde. * y D Ondertusfchen is zyne ftelling de on-ervmdfte en belagchlykfte C*> Uit de Reden kanifZ be! wezen worden, en de ondervinding wederlegt dezelve. Daar zyn veele dingen befpot geworden , die waar en nuttig waren. Thomasius lageht over Asr- **ZT e" maaktC bel^ch]yk ™ ^ wereld h,eid hem voor eenen Dwaas. De latere Wysge- renzoeken hem weder op, en zeggen, dat hy vee- le waarheden mgezien en bewezen heeft. Deeze ftelhng kan ook tegen den Graaf zeiven gebruikt wo^en tde ftellingen, die hy als zeLr at neemt kunnen van vernuften], die hem gelyk zyn belaehlyk gemaakt worden. Hy leid zyn Natuur' regt van de driften der Natuur af, en zorX veelmoeuekan dit zamenftel totfpotternygebruik wor- hSL^Tm' 3211 WienSH™^^-n Brief over het Enthufiasmus ter beoordeeling zond, heeft reeds in zv ne aanmerkingen daar over, die in M^'W * aan den Graaf geeft, dit aangetoond. *  van den Christelyken Godsdienst l worden. Er is niets in de wereld zoo groot en ernstig, dat de. fpotgeest niet belachlyk kan maken. Hoe dwaas deeze ftelling is, hoe dikwils dit de wederleggers van Shaftsbury voortreflyk getoond hebben, zoo nemen toch nog altyd zyne aanhangers en de Deïsten die aan en verdedigen dezelve, hoewel door dezelve ook de Natuurlyke Godsdienst, die zy nog in eenig opzicht laten gelden, belagchlyk kan gemaakt worden. Maar wy kunnen ook deeze ftelling ten voordeele van j het Christendom gebruiken , als zy niet te ver! achtlyk en valsch was. Want zyn die Leerftuk\ ken waar en zeker, die den ipot uithouden, en i dan nog haare waarde bewyzen: Dan moet het Christendom waar zyn , want waar over hebben • de Heidenfche Wysgeeren en Julianus meer gelagchen 'en gefpot, dan over het Christendom? Shaftsbury heeft dus zyn verftand alleen misbruikt , en zich zeiven by alle regtfchapene en weldenkende mannen belagchlyk gemaakt. Deeze aangehaalde Lieden benevens TolAnd, die naderhand tot de zyde der Pantheïsten overging , waar van wy reeds bl. 518. het noodige gezegd hebben, zyn de voornaamfte onder de ! eerfte Deïsten, die geen Syftema hadden, maar alleen van verre de Openbaring aantasten , en i zommige ftukken van dezelve belachlyk zochten ! te maken. Op deeze eerfte Deïsten is fchielyk I eene geheele menigte van andere gevolgd, maar ! die niet aanmerkelyk zyn. Onder de nieuwe vyS afl-  %74 Gefchiedenis van de Vyanden anden van den Christelyken Godsdienst zyn CotUns en Tindal de voornaamften, maar die zich echter niet voor het jaar 1724. verftout hebben, om eenen openbaaren ftryd met den Godsdiénst te voeren. De Schriften van deeze mannen voor dit jaar zyn aileen het teeken van den volgenden ftryd, dien zy met den Godsdienst voerden. §• 14. Latere Deïsten. De latere Deïsten ftryden gefchikter en geregelder dan de oude, en tasten de hoofdbewyzen van het Christendom regelregt aan Deeze bende is byzonder zedert het jaar 1724 ontftaan. De eerfte, die zich verftout heeft om zulks te doen, is Collins, op hem volgde Woolston. Ten zeiven tyd zochten Mandeville en Tindal de Zedenleer van Christus te beftryden. V e Antony Collins een ryk en voornaam Engelsch Middlefex den 21 January 1676. geboren. lij. DRiK Collins een zeer gegoed man was zyn Va- der.  van den Christetyktn Godsdienst, der. Collins ftudeerde op de School te Eaton en op de Univerfiteit te Kambridge, alwaar hy in het Koninglyke Collegiewerd aangenomen. Hy moest de Regtsgeleerdheid leeren , doch hy hield zich meer bezig met andere Wetenfchappen. Hy ging naar Londen, en werd als Student in de Regten in het Tempelhuis aangenomen (*). Dan ook hier bleef hy niet lang, dewyl hy geen fmaak in de Regtsgeleerdheid vond. Reeds in het 22 jaar van zynen ouderdom trouwde hy, en in het jaar 1724. ten tweedemaal. Hy hield zich tot 1710. in Londen op, en nam het ampt van Vrederegter in het Graaffchap Middlefex waar. In het jaar 1711. reisde hy naar Holland en werd daar met veele geleerde lif=.r!f>r. KoTrpnrl Tnïch A^v hoon vnrtoc- k*r t », , ft j ... - 0. wegens zyn Boek over de vryheid van denken vluchten. Na zyne terugkomst werd hy Vrederegter en Onderftadhouderin het Graaffchap Es/ex, en eindlyk werd hem het ampt van Schatmeester in dit Graaffchap toevertrouwd, het welk hy ook zeer goed waarnam. Zyn wandel was gefchikt. Hy had eenen naauwen omgang met de Deïsten, die een Genootfchap in Londen hadden opgerigt, en dee- (*) Tempelhuis heeft zynen naam daar van, dewyl het in de vorige tyden aan de Tempelheeren behoorde , thans bezit het een genootfchap van Regtsgeleerden, aan wien de inkomsten tot onderwys van jonge Regstgeleerden zyn overgelaten. S 2  Z7°~ Gefchiedenis van de Vyanden deeze leidden hem zoo, dat hy zich tot hun hoofd opwierp, onder welken hy ook een zoo groot aanzien verkreeg, dat zy hem voor hunnen befchermer hielden. In de laatfte jaaren van zyn leven ftierf zyn eenige Zoon, dit deed hem ongemeen aan. Van dien tyd af befpeurde men aan hem eene groote verandering, en hy leide een ongemeen ftil en ingetogen leven. Hy ftierf 1732. als een Christen; hy vermaande op zyn Ziekbed tot Godsvrucht en liefde des Naasten, en zeide, dat de wereld niets is dan een toneel van Ellende, indien men zyne gedachten niet hoger opleide, dan was dit leven der moeite niet waardig. Hy betuigde, dat zyne Schriften niet zoo zeer tegen den Godsdienst dan tegen de Geestelyken waren ingerigt. Hy beleed dat hy zich aan de ondeugden van menige Geestelyken geërgerd had , en dat daar uit zyn yver ontftaanwas, dien hy tegen de Geestelyken liet blyken; maar hy erkent, dat hy daar in te ver gegaan is; het berouwde hem gedwaald te hebben (*> Coi- _ C ) Wylen Mosheim heeft hier in betrekking van het jaar, waar in Collins gefïorven is, buiten twyfelgedwaald wat net is zeker, dat hy den 13 December m9. is geftor. ven. Men zie Thorschmieds oordeelkundige Levemecfchiedenisfen van Anton. Collins. bl. m. 'Ook het geen Meswm van zyne bekeering meld, is veel meer te wenfchen dan te geloven, dewyl niemand anders dit aangeteekend heeft. Zyne laatfte woorden waren deeze: Ik heb my al-  van den Christelyken Godsdienst. 277 Collins heeft veel gefchreven. En de hier toe behorende Schriften zyn: Priejlcraft in perfeftion 1709. dat is; Het volkomen Priesterbedrog. Dit Gefchrift is eigenlyk een Gefchiedkundig onderzoek van de eerfte onderteekening der 39 Artykelen van de Engelfche Kerk (*) waar in Collins wil aan- altyd naar myn uiterfte vermogen toegelegd om God, myn den Koning en het Vaderland te dienen ; ik ben daarom verzekerd, dat ik naar die plaats ga, welke God beftemd heeft voor die geenen , die hem liefhebben. • Kort daar op voegde hy er by: De algemeene Godsdienst is deeze: God en de Naasten lief te hebben. Hy deed hier op eene korte vermaning aan die er tegenwoordig waren, dat zy deeze grondftelling altyd voor oogen moesten hebben. Men zie Bayles Woordenboek , de Engelfche uitgaave, IV. 404. Waar ftaat hier een enkel woord van eenen Verlosfer, van Geloof en Bekeering waar is eene blyk van berouw over zyne gevaarlyke Schriften? Kan men zonder dit alles Zalig fterven? Alle berigten van Collins dood komen met de woorden van wylen Wollen overeen: Qualis in vita, ia/is in mort e fuit Collins, hoe eft Deijlarum in Anglia, ji tnalitiam & ingéniüm fpeétes, facile princeps, armiger eorum & fignifer feditionis. Wy zouden deeze dwalingen van wylen Mosheim aanftonds, gelyk veele andere, in den Tekst zeiven veranderd hebben, indien niet reeds Pontoppidan in zyne kragt der waarheid bl. 314. deeze gedachten van wylen Mosheim uit deszelfs Handfclirift had aange¬ haald. (*) Deeze 39 Artikelen zyn de Geloofsbelydenis der Bisfchoplyke Kerk in Engeland, welke 1562. opgefteld en S 3 1571.  *78 Gefchiedenis yan de Vyanden aantoonen, dat het met deeze onderfchryving nieÈ goed is toegegaan, en byzonder dat de woorden van het 20 Artykel: Dat de Kerk magt heeft, om gebruiken en plegtigheden in te voeren , en dat het haar in Geloofsverfchillen toekomt, om een nitfpraak te doen, een byvoegzel en dns een be- üeL7 GeeStel^kheid is' Tegen dit Gefchrift ftelde Cqlun,, om dat niemand de moeite nemen wi de om het te wederleggen, eene wederlegging Fnestcraft etc, maar het welk veel meer eene verdedigmg van hetzelve is. Jn dit Gefchrifc ' ïiTiSSïï veoorrche Gr^hJ> dwongen is zoo en niet anders te doen F S ftaat  van den Christelyken Godsdienst. 279 flaat wel toe, dat de mensch geen libertas ceqnilibrii heeft, maar toont daar en tegen aan Collins het valfche en dwaalende in zyn Boek. Collins Boek is in het Fransch en Hoogduitsch vertaald geworden. Die het niet met oplettenheid leest, kan ligt verleid worden, want Collins fpeelt met het woord vrijheid. Hy geeft geene befchryving van de vryheid, (en dit is altyd de kunstgreep deiDeïsten, dat zy geene befchryving! van de woorden, die zy gebruiken, geven,) enhy kan dus alles bewyzen, wat hy maar wil. Dan neemt hy vryheid in dezen, dan weder in eenen anderen zin. . Een der gevaarlykfteenergfte Schriften van Collins is dit : A Discourfe of Freethinking , occafioned by the rife and growth of a SeEt, callod Freethinkers. d. is. Eene verhandeling over de vryheid van denken , by gelegenheid van den oorfprong en voortgang eener Secte van zo genaamde Vry denkers. Door dit Gefchrift verkreeg hy den naam van den eerften Vrydenker , en het maakte meer opzien dan zyne overige Schriften. Door eenen Vrydenker verftaat men in Engeland eenen , die of in het geheel geenen Godsdienst heeft, en een Atheïst, of toch een Deïst is. Maar een Vrydenker kan ook iemand zyn , die zyn verftand onverhinderd gebruikt, en zich niet door vooroordeelen laat verblinden. Collins heeft niet opgegeven, wat hy door eenen Vrydenker verftaat , maar hy fpeelt met dit woord, en neemt het dan in deezen dan in eenen anderen zin. Zyn Gefchrift moet een VerS 4 weer-  *8° Gefchiedenis van de Vyanden weerfchrift voor de vryheid van denken zyn. Hy aeemt de fteiling aan: Een ieder heeftde^hdï van denken zoo als hy wil. Maar hy verklaar^ ■ ft a "h?7,013"!: ^ Vryhdd v-«en verftaat. Hy wil verder bewyzen, dat het Vrydenken voorden Staat niet nadeehg, maar veelmeerTq" Z a ,Dad,en 06 Daam van ee*e» Vrydenker Zoo verfcheidene betekenisfen heeft: Zoo kan ook «lis het Atheïsmus is voor den Staat niet nadeehV , j "11J ucu ^oasoienst aan te tasten, een "der moet de vryheid hebben om eenen God e En Z eD0eenen G°dSdieDSt "» te »™ of n e v^^ t,h°i:iIhyZ1Chdaa—t nietduLfyk te veto M ZyDe b00Sheid kunstiS zoekE verbergen. Men ziet uit de uitvoering, dat dit ^ oogmerk is, want hy brengt allerlei dtgen VOOr, waar door hy niet alleen de GeestelykenTe- SSB T °°" d£D G°d^ waLeLde wil maken. Byzonder zoekt hy de echtheid en den Godlyken oorfprong der Boeken van hetN. T ver dacht te maken, en gebruikt daar toe twee gro ^£ZTtZegt ^ hebbe-y--SchieSnde r^te üuangehen met meer, zy zyn reeds in ^ ka ver-  van den Christelyken Godsdienst. 281 vervolgends, dat alle groote lieden der Oudheid, ook zelfs de Profeeten en Apostelen niet uitgezonderd, Vrydenkers geweest zyn, en door Muziek en Wyn den Geest der voorzeggingen hebben ver. kregen. Ook in de latere tyden, waren alle groote mannen, daar hy dan met name verfcheidene Godsgeleerden bybrengt, Vrydenkers (*). Dit Gefchrift verwekte in Engeland groote onrusten. De gemoederen der Engelfchen waren ten dien tyde in groote beweging, zommigen in het Parlement waren voor de vryheid des Volks en voor den in het Koningryk vastgeftelden Godsdienst yverig bezorgd, anderen in tegendeel zochten deeze party insgelyks onder fchyn van handhaving der vryheid afbreuk te doen. De Kerk was bykansin dien tyd het wagtwoord, waar door beide partyen tegen elkander werden opgehitst. Ten (*) Collins heeft zelfs van dit Boek een Franfche vertaling bezorgd , en dezelve met eenen Brief vermeerderd , dien hy zelfs onder den naam van eenen Arabifchen Geneesheer gefchreven heeft, of om dat hy geloofde, dat het van hem uitgeftrooid vergift zich niet genoeg kon verfpreiden, of om dat hy de misgeboorte van zyn ongeloof gaarne in een vreemd kleed zien wilde. De inhoud van den Brief van den Arabifchen Geneesheer is eene verdediging van Muhamêd tegen den geheimen Raad Thomasius te Halle, in welke veele uitvallen op den Christelyken Godsdienst mede voorkommen.  2Si Gefchiedenis van de Vyanden Ten dien tyde kwam CorxiNs fchrifcin het licht en beide Partyen geloofden , dat het tegen hen ge' fchreven was, en aan de andere het zwaard in de handen gaf, dewyl de vryheid zoo fchandelyk mis bruikt werd. Collins hield zich by deeze bewegingen in Engeland niet meer zeker, en het ge vaar, waar in hy was om ter verantwoording getrokken te worden, verhaastezyn vlucht naar Hol. land. Deeze moedwilligheid van Collins bleef niet zonder verdiende beftraffing. Verfcheidene groote Geleerden kwamen te voorfchyn tegen deezen onbefchaamden. befpotter van den Godsdienst, om zyn Gefchrift te wederleggen, onder welken zich byzonder D. Richard Bentley opdeed, en den nieuwen Vrydenker het masker dermaten aftrok, dat men den groven Bedrieger in zyne naaktheid befchouwde. Bentley noemde zynen naam niet, maar onderteekende zich onder zyne wederleg, ging, welke hy den Titel : Remarcks upon a late discours of Free-thinking gaf, Pilaleutherus Lip siensis (*). Benjamin Hoadley, die de Predika tien C ) De Heer Fr. Eb. Kambach heeft eene Hoogduitfche ver. «I.ng vervaardigd, welke onderden Titel: RICH. Bentlew Aanmerkingen over het Boek : Vryheid van denken, benevens Ed. Gibsons waarfchouwing voor het Ongeloof en Vrygeestery te Halle i745. nevens Rambacis eigene Aanmerkingen in het licht is gekomen.  yan den Christelyken Godsdienst. 283 tien tegen de Deïsten moest doen, hield die tegen Collins. Krousaz fchreef ook tegen hem, en onder ons heeft hem nevens anderen Pfaf en Büddeus wederlegd. Dewyl Collins eene zulke menigte van wederleggingen zag, die hy tot voedzel van zynen hoogmoed maakte, werd hy gerust, en lag langen tyd de pen aan een zyde. Dan 1724, kwam Collins weder te voorfchyn, en gaf zyn Boekuit: A Discour Je of the groundsand Reafons of the Chriflian Religion. d. i. Verhandeling van de gronden en bewysredenen van den Christelyken Godsdienst. Dit is eigenlyk het tydftip, wanneer de Deïsten begonnen hebben, den Christelyken Godsdienst het oorlog in orde aan te kondigen. Maar Collins is echter nog niet zoo flout, om alle bewyzen van denzelven te ondermynen. Hy tast alleen het bewys aan, dat van de voorzeggingen ontleend word. Dan op dat toch zyn aantasten een groot aanzien mogt verkrygen, zoo wend hy voor, dat dit het eenigfte hoofdbewys van den Christelyken Godsdienst is. Dit bewys, zegt hy, is ongemeen zwak, en laat den Lezer zeiven de gevolgen daar uit afleiden, derhalven heeft de Christelyke Godsdienst eenen zeer zwakken grond. Maar om te bewyzen , dat het bewys van de voorzeggingen zwak en ellendig is, zoo vóoronderitelt hy, dat de plaatzen van het O, T. die op den Mesfias zien, en welke in het N, van de Euangelisten en Apostelen aangehaald wor? den, niet in eenen eigenlyken zin op hem zien, maar  284 Gejchiedenis van de Vyanden «na* van geheel andere perzonen handelen, en alleen door eene leenfpreukige en verborgene uitlegg.ngen beteekenisop hem toegepast worden f*) Hjer uit trekt Collins dit gevolg, dat dit bewys «er zwak is, want dat defenfus myfticus blootelyk «n inval der Geestelyken is, die geenen grond dan ,n hunne verbeelding heeft. Het andef ge geïchikt, en hy zoekt daar in te bewyzen dat de tekst van den Bybelvervalseht is yZCn,datde By deeze eerfte vormelyke aantasting van den Christelyken Godsdienst werden allerhande bedriegeryen begaan, en Collins, die voor eerlyk wil ^gezien zyn , heeft hier zeker geen gering bewys van gegeven. Hetfis r) een bedrog? wanneer % voorwend, dathet bewys van de voor egg ngen het grootfte is voor de Godlykheid van den'coTs! tonst, en dat zieh het Christendom enkel op het Joodendom grond, Wie heeft dit toch geze^ Dit JP C0LUNS ^ W°°rden 2 ^ r' 19-aan. ffi hebben een yau.Prophetüch woord, 6n merl-t 1 ;°0r2^nigen «erker moet zyn, dan het ^ van de Wonderen, en befluit: Is het ifcrkfle bewys dl Chns enen zoo zwak, hoe ellendig zullen de overige " ? Ito 's de onkunde en de boosheid de twee grootflTe£ happen van de vyanden van den Godsdienst gepaard '  van den Christelyken Godsdienst. 235 Dit bewys word hoofdzakelyk alleen tegen de Jooden gebruikt, welke de Godlykheid van het O. T. erkennen. De Apostelen maken ook de Heidenen niet eerst tot Jooden, als zy dezelve tot het Christendom willen brengen , het bewys van de voorzeggingen is alleen een argumentum fecundarium. Collins begaat hier eene Deïs'tiiche bedriegery. Collins voorönderilelt 2) dat alle Christenen daar in.ééns zyn, dat de voorzeggingen van het O. T. alleen in eenen leenfpreukigen zin op Christus zien (*). Dit is andermaal een bedroe. De mees¬ te Christen Geleerden beweeren het tegendeel, en zy beweeren het met recht. Hy" vermengt 3) hec leenfpreukige met den verborgen zin. Geene i* 1 eene menfchelyke uitvinding maarniet deeze. Men kan alle Gefchiedenisfen Allegoriferen, als men alleen eene matige verbeeldingskracht heeft. Maar daar van is de fenfus myflicus zeer onderfcheiden. De fenfus myflicus is de ware zin, die wel niet in de woorden , maar in de zaak zelve gelegen is. Collins heeft meer misdagen tegen de uitlegkunde begaan, die hem van zyne tegenftanders duidelyk zyn aangetoond geworden. Het is 4) een groote misflag , als hy oordeelt, dat uit de fenfus myflicus niets kan bewezen worden. Hy bewyst 'even zoo goed als de fenfus Uteralis, er worden alleen (*) Dit is alleen het gevoelen van Grotiuï , van de ArHjiriianen en eenige anderen.  a86* Gefchiedenis van de Vyanden leen daar by geen woorden maar zaaken gebruikt Maar het is even veel, of iemand door woordely' ke, of door zaakelyke teekenen onderrigten wil indien men maar de beteekenis van de teekenen weet. Ook dit Boek van Collins verwekte groote be wegingen en deeze zonderlinge Verhandeling werH terftond door eene groote menigte Godgeleerden en andere Geleerden binnen en buiten Engeland wederlegd. Collins gaf zich veel moeite om alle wederleggingen en beoordeelingen van zyn Boek zamen te brengen, en hy verzamelde er 35van dezelve, onder alle dezen hield hy alleen den Bisfchop Chandler waardig om hem te wederle-en Dit gefchied in de Verhandeling : The fcheme of htteral Prophecy confidered, bet Leerftelzel van den letterlyken zin der voorzeggingen onderzocht. Dit moet eene verdediging van het te vooren aangekondigd Gefchrift zyn. Het is van denzelfden inhoud, alleen dat zeer veele voorzeggingen van het O. T. daarin byzonder onderzocht worden, aan welke hy den letterlyken zin op den Mesiias ontzegt. By alle gelegenheden befpot hy den Gods dienst, om den Godlyken oorfprong van de Schrift en andere bewyzen der waarheid van haaren ié houd krachteloos te maken. Zyn befluit is hier even zoo zwak als in het eerfte Gefchrift Deeze Collins is dus de eerfte, die den Christelyken Codsdienst openlyk heeft aangetast. Op Collins volgt een ander, die het bewys van de  ven den Christelyken Godsdienst. 287 de waarheid en Godlykheid der Schrift , 't welk van de Wonderen ontleend is , beftryden wilde. Deeze is Woolston. Deeze man meende het ia het begin niet kwaad, hy dwaalde uit overhaasting, maar de Deïsten wisten hem zoo te leiden, dat hy eindelyk een vyand van den Christelyken ij Godsdienst werd. Thomas Woolston (*) werd te Nordhampton in Mercia 1696. geboren, zyne Ouders waren van !| eenen geringen ftand. Hy toonde in zyne jeugd ij veele bekwaamheden en wydde zich aan de wetenfchappen op de Univerfiteit te Kambridge. Men j liet hem deelen in alle Academifche waardigheden j uitgezonderd de hoogften, en de Univerfiteit droeg ! hem , dewyl hy buitengemeen goed predikte, de 1 predikatiën op de Feestdagen op. In de eerftejaai ren was hy een groot y veraar voor den Godsdienst, en (*) Maar men moet hem wel van Thomas Woolaston i onderfcheiden, met welken hy doorgaands verwisfeld word. I Deeze laatfte was een Dorps Schoolmeester, en fchreef een ! Boek van den natuurlyken Godsdienst, het welk met veel \ goedkeuring werd aangenomen. Een voornaam Heer ftelde ' hem tot erfgenaam van zyne goederen, danWoolastonliet zich door den verkregen rykdora in zyn bezigheden niet I hinderen, maar zette zyn onderwys voort, en het geld deel, de hy onder de Armen uit. De Koningin ven Engeland liet zyn beeld by de beelden van de grootfte mannen plaat1 zen: En hy verdient ook die eer. Hy was een Vriend van. ; Thomas Woolston.  288 Gefchiedenis van de Vyanden en verdedigde zelfs het Wonder, dat by het zose; tarnde Blikfem-legioen zal voorgevallen zyn ff) Maar naderhand verviel hy tot wonderlyke eevoe' lens, byzonder tot het Allegoriferen. Hy wilde geern eene aanzienlyke plaats onder de Engelfche Geestelyken verkrygen. Maar die geene, welke iQ de Engelfche Kerk tot groote waardigheden ver! heven wdlen worden, moeten zich voornamenlyk op de beoefening der Kerkvaders toegelegd heb ben, en zich daarin byzonder laten zien. Woon Patrum. Dan deeze yver verleide hem. De Kerk vaders zyn meest alle Allegoristen, welke den let." terlyken zin van de woorden der Schrift verlaten en die blootlykals beelden van andere dingen aan' zien d,e eene gelykheid daar mede hebben Bv zonder werd Woolston verzot op Origeïïes. wyl C) Markus Antoninus ^1^7^*1^ Markomannen den oorlog, hy werd met zyn ^ £ vyanden tusfchen de bergen ingefloten: Zy„e Solten had! denbydegrooruehirrageen water, en het Leger liep geVaar cloordorsteuhetzwaardvandevyandeno.ntekotnen.He 71 legioen, het welk bykans geheel uit Christenen beftond bad tot God om verlosfing, en verkreeg op zyn Gebed £ flond eenen fterken Regen, terwyi integendee, de Don e « Bhkfem op zyne vyanden viel. Dit deed den moed van M AN,0 herleven> en de vyandeii ^^^^ v n gioen £i0£n Verk!'ee£den ™» fobW&é.  van den Christelyken Godsdienst, 280 wyl hy nu eene fterke verbeeldingskracht bezat, zoo verviel hy daar toe, dat het geheele O. T. en de daar in verhaalde gebeurtenisien enkel Allegorien waren. Dit gevoelen ftelde hy op den Kanfel voor. De Hoogleeraaren op de Üniverfiteit waren daar mede niet te vreden , en ftelden hem zyne dwaalingen in het vriendelyke voor. Dan zyn yver nam toe, en hy beftrafte die openlyk, welke toen geloofden, dat de gebeurtenisfen, die in het O. ï. verhaald worden, waarlyk gefchied zyn. Toen Woolston zoo ftout werd, bragt hem de Univerfiteit tot reden. Maar men vond, dat de verbeelding by hem de overhand genomen, en het verftand onderdrukt had, en uit mcdelyden liet men hem in zyne plaats in het Collegie. Maar dewyl zyne waanwysheid fteeds toenam, zoo werd hy opgefloten en wel bezorgd. Hy beloofde zich te beteren en hy kwam los, dan fchielyk daar op kwam zyne zucht tot de Allegorie weder, en hy ging thans wyder dan te voren. Ook de gebeurtenisfen van het N. T. die hy tot hier toe had laten blyven, moesten ook Allegorien, enkel beelden van andere dingen en Zedelyke verdichtzels zyn. Byzonder beweerde hy dit van de Wonderen van Jesus. Hy geloofde wel , dat Christus geleefd heeft,doch niet,dat hy geboren is geworden, maar dat zyne geboorte, en het geen daarvan gezegd word, eene bloote Allegorie is. Ook dat de Lydensgefchiedenis van Christus het zelfde is, die enkel leeren zal, dat wy ons vleesch moeten kruifiT gen.  2 9° Gefchiedenis van de Vyanden gen Even dit beweerde hy van de Opftanding van JEsüs, deeze Gefchiedenis zal ons enkel leeren, dat wy Geestelyk opftaan en de Ziel reinigen en heihgen moesten. Het doen der Wonderen door den Verlosfer en zyne Apostelen loochende hy ons ten eenemaal. Nadien de Deïsten zagen, da!: zy m deezen man eenen vóortreflyken Voorvech ter voor hunne dwaasheid bekomen konden, zoo' zochten zy hem te winnen en gaven hem ged ook de Jooden verheugden zieh daar over Z gaven' üZ "De ü°ldiT ■ Hi6r d°0r *** W0—"out. De Univerfiteit liet hem zeggen, dat hv van zyne dwaalingen aflaten, en die^niet op lyk «noest voordellen, dan hy kreunde zieh daar net aan en liet zyne plaats en bezolding by de Un verfiteit varen, en ging naar Londen. Toen Woolston vry was, begon hy te fchry- themiraclesofourSaviour, d. i. 6 Verhand over de Wonderwerken va'n den Veilt ïT volg uit en toen eenige andere Schriften, dieto verdedigmg van de eerfte gefchreven zyn (*)In de P Als Defence of kh difcours in twee Deelen - A f ëers zyn. Nadien deeze laarftp ■ we  van den Christelyken Godsdienst. 291 de eerfte Verhandeling beftryd hy de handeling van Christus , toen hy de koopers en verkoopers uit den Tempel dreef; de Gefchiedenis der verheerlyking, de verandering van het Water in Wyn; de genezing van den Geraakten. In de tweede Verhandeling handelt hy van de BloedvjoejendeVrouw, en van de Vrouw, die 18 jaar ziek was geweest; en van het Gefprek van den Verlosfer met de Samaritaanfche Vrouw. In de derde: Van den vervloekten Vygenboom en van den Zieken by het badwater Bethesda. In de vierde: Van de Blind- geborenen , en wederom van de verandering van Water in Wyn, en van den Geraakten Matth. IX. In de vyfde: Van de opwekking van Lazarus , van de Dochter van Jaïrüs en van den Jongeling te Naïn. In de zesde: Van de opftanding van Christus. De eerfte Schriften van Woolston zyn nog re- de- wederlegging volgends de gewoonte van zyne medeleden Iuit: The Miniftry of the letter, vendicated from the charge of Antichriftianism. dat is de bediening van de letter verdedigd tegen de befchuidiging van het Antichristendom. In ; dit Gefchrift word de fpot op het hoogst gedreven, waar doof ; zich Woolston tegenftanders wilde verwekken, om daar : door ftof tot fchryven en onderhoud te vinden. Men telt : over het gemeen 25 Schriften van hem, maar die niet waardig zyn om hier aangehaald te worden. Men kan ze ia de 1 Iiallifche Bibliotheek I, 479—54.2. nazien. Ta  *92 Gefchiedenis van de Vyanden delyk befcheiden, maar de laatfte zyn vol moedwil en boosheid: en men ziet er duidelyk uit, dat zy op aanraaden der Deïsten en Jooden gefchreven zyn. De Synagoge der Jooden en Rabbi Abraham vielen aan zyne zyde, geheel Engeland kwam in beweging; de Jooden zonden de Schriften van Woolston aan hunne Geloofsgenoten in NieuwEngeland en andereAmerikaanfche Volkplantingen, en men begon bezorgd te zyn, dat de Deïsteneen party mogten maken, die tot nadeel van den Staat kon fl-rekken. Men fchreef eerst tegen hem, en de voornaamfte onder deeze Schryvers zyn Edm. Gibson , Thomas Scherloks ; en Schmalbroks. Dan alle deeze en veele andere wederleggingen waren niet genoegzaam om deeze buitenfporigheid te ftooren. Derhalven werd Woolston openlyk aangeklaagd. Hy had eenen verdichten Brief van eenen Rabbin mede laten drukken, waar in de Christelyke Godsdienst befpotlyk behandeld word, daar hy zelf de Opfteller van was. Deswegens werd hy als een Lasteraar aangeklaagd, en dewyl hy den Godsdienst had aangetast, die door de wetten van het Ryk bevestigd was , tot een hooge geldboete veroordeeld. Woolston verantwoordde zich en bleef daar by, dat de Wonderen alleen eenen leenfpreukigen zin hadden, dat men hem ongelyk deed, dat hy niets meer zocht dan de dwaahngen weg te nemen; dat hy een Christen was, en hoopte door Christus zalig te worden. Doch hy werd tot de Gevangenis verwezen, en hem opge-  van den Christelyken Godsdienst. 293 gelegd, dat hy voor iedere Verhandeling van hem 25 pondfterlings betalen, een jaar in de Gevangenis blyven en Ï20oo pond fterlings voor borgtogt geregtelyk nederleggen moest, dat hy niet meer fchryven zou. Maar Woolston had geen geld, kon ook geenen borg ftellen. Hy moest dus in de Gevangenis blyven, en ftierf den 27 January 1733. in dezelve. Dergelyke voorbeelden zyn er in Engeland zeer zelden, dat iemand nopends het tegenfpreken van den Godsdienst in de Gevangenis gezet word. Dan als de Schriften tegen denzelven j oproer verwekken kunnen, dan word er zomtyds ernst gebruikt (*). Woolston legt by alle zyne Verhandelingen tot eenen grond, dat de Gefchiedenis van het N. T. Inooit gebeurd is, dat zy niets anders is dan een zedelyk verdichtzel, of gelyk hy duidelyk zegt, een zamenftel van eene myftike Godgeleerdheid, dat ons leert, hoe de inwendige Christus moet geboren worden, hoe hy moet toenemen , hoe hy, wanneer hy geftorven is, weder opftaan moet. Derhalven, vervolgt hy , zyn de Wonderwerken van Christus en de Apostelen nooit gefchied, zy zyn ■ eene goede Leer in eene beeldfpraak omkleed. Indien Woolston daar by gebleven was, dan had men hem laten gaan, en hem voor een Kwaker, My- ftiek, (*) Men zie Heinr. Ciirist. Lemk.es Gefchiedkundige berichten van VVoolstqns fchriften en gefchillen. T 3  394 Gefchiedenis van de Vyanden ftiek, of Enthufiast gehouden. Er zyn voor hem menfcneD ener zynnogdergeJ dje die beweerd hebben, en men heeft hen verdragenDan Vvoolston ging verder , en overlaadde de wonderen van Christus met allerlei fpotternyen Hy gaf voor, dat die geene, welke een zodanig Wonder als zeker gefehied, geloofden, eenvoudige en onkund.ge heden zyn. Dac er zoo veel ongervmdheid m de Wonderen gevonden word , dat geen verftandig mensch die geloven kan. Hy loopt daarom de. Wonderen van,CHRiSTus in zyne Verhandelingen byzonder door , en doet alle moeite om overal valschheid en tegendrydigheid in dezeb ve aan te wyzen. Als de Wonderen van Chrktos «s gefchied zyn, zegthy, dan zyn zy do Tovery of Bedrog gefchied. Het is zeer gelooflyk, dat de laatde Schriften met van hem zei ven haaren oorfprong hebben, maar da de Dasten en de Jooden zynennaam misbruikt hebben, want de dne eerde Schriften zvn befcheidener Alle d,e Woolston geleend hebben, zeg. gen, dat hy juist geen groote Geest geweest is, d hy meer verbeelding dan fcherpzinnigheid heeft gehad De Deïsten en de Jooden waren zvn» vrienden, daarom kan het zeer wel zyn, dat hy voor hunne opdeden zynen naam geleend heeft! Evenwel moeten zy zich juist niet veel van hem beloofd hebben, nadien zy hem in de Gevangen^ heten omkomen, het welk te bdetten voor hun gemaklyk zon zyn geweest, want de Deïsten heb- ben  van den Christelyken Godsdienst. 295 ben eene ryke kas in Londen, en zy hadden ligt de begeerde Borgtocht kunnen ftellen. Het is voor het overige bezwaarlyk te beflisfen, wat voor eenen man Woolston geweest is; of hy . een Christen , of een Deïst , een Enthufiast of Phantast geweest is, moet in twyfel gelaten worden. Hy bleef tot aan zyn einde daar by, dat hy den Godsdienst niet- heeft beftreden, maar veel meer heeft willen verklaren. Daar uit word het waarfchynelyker, dat hy een Myftiek en Enthufiast is geweest. Maar als het geen in zyne Schriften voorkomt, van hem zeiven is, dan is hy een Deïst. Het blyft dus een Raadzel, wat Woolston eigenlyk geweest is, en welke oogmerken hy heeft gehad. Zyne tegenwerpingen tegen de Won- i deren zyn ongemeen flecht, en byzonder die geene, waar mede hy de waarheid van de opftanding van Jesus wil beftryden. Deeze laatfte heeft aan j den Bisfchop van Londen Tom. Sherlok gelegenheid gegeven, om het Boek van het gerigtelyk verhoor der getuigen van de Opftanding van Jesus te fchryven, waar door hy aan de Christen wereld een zeer voortreflyk gefchenk gegeven heeft. Colltns heeft dus het bewys van den Gods- i dienst, dat uit de voorzeggingen van het O. T. en derzelver vervulling in het Nieuwe Testament genomen word , en Woolston het bewys van de Wonderen aangetast en de opftanding van Jesus geloochend. Nog bleef de Zedenleer van den Verlosfer onaangevochten. Shaftsbury had wel een T 4 be-  296 Gefchiedenis van de Vyanden begin gemaakt, om ook de Zedeleer van de Christenenen verdacht te maken, maar hy had dit alleen als in het voorbygaan gedaan, zonder dezelve vormelyk aan te tasten, en zyne bewyzen gaan ook niet ver. Al het geen hy tegen de Zedeleer van Christus in te brengen heeft, komt op twee dingen aan. Hy zegt, het is 1) een gebrek van de Christelyke Zedeknnde, dat zy geen Wet van de liefde tot het Vaderland heeft; dit gebrek is nu des te grooter, dewyl de liefde tot het Vaderland eene van de grootfte deugden is. „ Maer wie ziet niet terftondde onkundige berispzucht van den Graaf? Welke Godsdienst dringt meer aan op de liefde tot den Naasten dan de Christelyke, welke geeft betere voorfchriften en nadruklyke beweegredenen daartoe dan juist deeze? Moetenwy nietalledoor den band der liefde met eikanderen verbonden zyn en verbind de liefde hen, welke ééne Maatfchappy Uitmaken, niet des te vaster?" Het is, zegthv 2) een gebrek, dat de Christelyke Zedeleer geen Wet van de .Vriendfchap heeft; de Vriendfchap is de grootfte weldaad van het menschdom, het voornaamfte goed van het leven. Epikurus en Cicero hebben daar van gefchreven, alleen Christus zwygt daar van, en derhalven is zyne Zedeleer onvol maakt. Dit is andermaal eene valfche tegenwer pmg, want het Christendom zegt meer dan te dui. delyk, datwy eikanderen als Broeders moeten be rnrnne,, Er is zelfs geene Zedeleer, die meer van' de Vriendfchap, de keuze der Vrienden en der lief- '  van den Christelyken Godsdienst. y 297 liefde tot dezelve gefproken heeft, dan de Zedeleer van den Verlosfer. By dit alles bragt Shaftsbury aan de Zedeleer van Jesus geen nadeel toe. Dan op den zeiven tyd, toen men de Geloofsleer van den Christelyken Godsdienst vormelyk begon aan te tasten, wendde men ook zyne aanvallen op de Zedeleer van denzelven, en deeze zyn tot op onze tyden voortgeplant geworden. De eerfte, die de voortreflykfte Zedeleer van Jej sus, waar op zelfs de oude vyanden van den Christelyken Godsdienst niets vonden te berispen, die zy veelmeer nopends haare voortreflykheid eerbiedigden, vormelyk aantaste, isBERNHARD vanMandeville. Hy werd van Franfche Ouders te Dort in Holland geboren, lag zich toe op de Genees■ kunde, en oefende die met een gelukkig gevolg te i Londen, daar hy zich den meesten tyd ophield; hy ftierf ook aldaar den 19 January 1733. Zoo eene bekwaam Geneeskundige hy was, zoo onërvaren was hy in de Wysgeerte. Hy leide een onmatig en woest leven. Hy ftierf gelyk hy geleefd had, te weten in Dronkenfchap, en gaf een ; duidlyk bewys , dat de meeste vyanden van het ' Christendom alleen deswegens den Christelyken ) Godsdienst aantasten, op dat zy zonder vrees en • ongeftoord hunnen wellust ftillen kunnen. De Natuur had hem met veele gaven verëerd , en hy kon : zyne gedachten zeer aartig omkleden, zyneSchrif! ten zyn niets dan Rapfodien, waar toe hyftof uit hef Woordenboek van Bayle nam, en zamenvoegT j de,  298 Gefchiedenis van de Vyanden de, die hy alleen iets anders omkleedde enopfier de. Maar in de daad is hy een Plagiarius, en ver dient dus onder de Deïsten geenen grooten rang Mandeville gaf r7o6. een Gefchrift uit onder den Titel: The Fable ofte Bees d. i. de Fabel van de Byën , welke omtrent 400 Engelfche Verfen vervat en van deezen inhoud is: Een zekere zwerm Byën onderhield alle de ondeugden, die onder de menfchen heerfchen, en was daar byryk, flerk en gelukkig. Maar dewyl de ondeugd van dè eene Byë de andere bezwaarde, ZOO geloofden zv gelukkiger by de deugd te zyn. Zy baden de Goden om haar de deugd te doen invloeijen, en de Goden bewilligden in hunne Bede en maakten haar al te zamen deugdzaam. Alle ondeugden werden verbannen, en alle deugden beerschten by haar Doch tevens verlieten zy alle kunsten en handwerken, en de handwerken gingen te grond. De fchoone Byenftok werd arm en verloor het grootfte gedee te van zyne inwooners. Hy werd van veel fterker Byën aangetast, en kon zich in zyne wo nmg met verdedigen, hy trok terug, en voegde zich naar eene andere gevestigde plaats. Hier wa rende Byën welzeker, dan zy vreesden dat het genot van haar geluk, hen tot allerlei buitenfpo ngheden op nieuw verleiden mocht, zy hielden zelve eenen gelukkigen welftand voor eene on deugd, en begaven zich daarom in eene donkere reet van eenen ouden boom, en waren wel arm maar te vreden door redelykheid en vergenoegen. Dee-  van den Christelyken Godsdienst. 299 Deeze Fabel, welke niet alleen alle ftanden van het menschdom, rnaar ook de deugd op het haatelykst affchildert, maakte groot opzien, en werd van veelen gelezen , en van verfcheidene aangetast. Dit bewoog Mandeville om van tyd tot tyd eene verklaringoverdeezeFabeluittegeven. In het jaar 1714. yerfcheen dus deeze Fabel met breedvoerige aanmerkingen, en 1729. werden er 6 gefprekken bygevoegd, en eindelyk nam zy toe tot 4 Deelen in Otfavo. In dit geheele Boek ligt de ftelling tot eenen grond; eene algemeene deugd is het verderf van bloeiende en gelukkige Staaten. Indien de menfchen alle ware Christenen werden, dan zou het met de gelukzaligheid van dezelve gedaan zyn. Men moet de ondeugd en ondeugenden verdragen, als een Land gelukkig zal zyn. Deeze ftelling heeft reeds Bayle voorgedragen, en Mandeville heeft ze verder uitgevoerd. Bayle was voorzichtig, en zeide alleen, dat een Volk, het welk zich in allen deelen naar de Zedeleer van Christus fchikken wilde, fchielyk zyn geluk zou verliezen. Op het einde haalt hy de Bergpredikatie van Christus aan , en verklaarde die volgens degewoontederMennoni. ten en Kwakers. Hier uit trekt hy dit gevolg, dat een Volk arm en zwak moest worden, als het deeze Wetten wilde in acht nemen. Daar by liet Bayle het fteeken. Dan Mandeville gaat verder. Hy beweerde, dat de ondeugden tot vermeerdering desVolks en tot welzyn der Staatennoodzakelyk zyn. Deeze ftelling voert Mandeville ia zyne breed- voe-  3 co Gefchiedenis van de Vyanden voerige verklaring over de Fabei van de Byën door alJerleie rekeningen en opgaven uit, en behan delt die, welke hem tegenfpreken,ten hoogften onbefcheiden. Het meest, wat Mandeville zegt, is belachlyk ^ en reden en ondervinding wederleggen het. Hy zegt b. v. de Gierigheid is de grond van allen koophandel, daarom bouwt men fchepen, daarom legt men Volkplantingen aan, daarom worden gevaarlyke Reizen ondernomen. Indien wy de gierigheid wegnemen , dan zou alle koophandel ophouden , en is niet de handel eene van de voornaamfte bronnen van den voorlpoed van een Land? Het zyn uit dien hoofde eenvoudige lieden, die tegen de gierigheid prediken. „ Eenvoudig en voor veele regtfchapene Lieden befchimpend beiluit > Waar meede wil Mandeville bewyzen, dat de Gierigheid de oorzaak van den Koophandel is? Veele, die Koophandel dry ven, hebben tot een oogmerk' om zich zeiven en de hunnen daar door te onderhouden, voegzaam televen, en aan anderen brood en onderhoud te bezorgen. Deeze natuurlyke begeerte doet hetzelfde het geen de eenvoudige Geneeskundige aan de Gierigheid toefchryft. Dus zyn ook de overige bewyzen." Als alle menfchen matig leven, zegthy, dan zouden er weinig Ziektens ontftaan, wy zouden van Teering, Waterzuchten andere Ziektens niets horen. Mear indien alle menfchen zoo matig leefden, waar van zouden de Geneesheeren, Apothekers, Chirurgyns en andere leven kunnen? „ Maar weet dan de Geneesheer niet,  fm den Christelyken Godsdienst. 301 niet, dat Ziektens uit duizend andere oorzaaken ontdaan kunnen? Komen zy alle van onmaatige lieden voor? Als de Christenen naar de bevelen van Christus leefden, dan hadden wy geene Overigheden , Regtsgeleerden en Advokaten nodig. Twist, gekyf en vyandfchappen, welke de Christelyke Godsdienst verbied, is derhalven, volftrekt noodzakelyk." Is dan de Overigheid er alleen om verfchillente beflisfen? Zyn er in demenfchelyke zamenleving niet veele oorzaken van verwarringen , die niet uit de twistzucht ontdaan? Men kan dit by de Kwakers zien, zy beminnen het meeste den vrede, en echter hebben zy Regtsgeleerden onder zich. Zy duiten verbonden en er ontdaan dikwils verwarringen , die zy zonder Regtsgeleerden niet kunnen byleggen. Wy kunnen ons zelfs op de eerde Kerk beroepen. Den Christenen waren volgens 1 Cor. V. alle Procesfen voorde Heidenfche Overigheid verboden, alleen bragten zy hunne zaken by de Bisfchoppen en de Ouderlingen aan , om zich uit de dwaalingen te helpen. Men zou geloven, dat alle deeze dingen, welke Mandeville aanhaalt, om zyne delling te bewyzen, in Dronkenfchap gefchreven waren geworden, indien hy niet te erndig dezelve voordroeg. Hier by'leert zelfs de ondervinding, dat het geluk der Volken wykt, zoo dra de ondeugden de overhand nemen. Romen geeft ons daar van een oogenfchynlyk bewys. De oude Romeinen waren dappere en deugdzame lieden. Zoo langzy dit  302 Gefchiedenis van de Vyanden dit waren, bloeide bun Gemeenebest en werd ge vreesd. Zoo dra de ondeugden onder ben zich uitbreiden, en deoade deugden verdweenen, zoo dra ontftonden er Burgerlyke oorlogen en eindelyk eene alleenheerfching. Zoo lang de Spartanen de wetten van Lykorgus in acht namen, zoo lang wa ren zy een gelukkig Volk en overtroffen hunne nabuuren, maar al dit geluk ging verloren met hunne ondeugden. De ondervinding leert dus het tegendeel van het geen Mandeville zegt. De Engel fchen zagen dit zelfs in. Mandeville zegt als de" menfchen zich zeiven niet dronken drinken, dan kunnen veele anderen niet leven. Het Parlement oordeelt anders. Het zegt, dat de Kroegen debron zyn van het ongeluk des Volks. Nog eene zaak moeten wy hier byvoegen. Mandeville beweer dein eene Verhandeling, die hy by ZyD Boek se' voegd heeft, dat het Christendom laffe menfchen" maakte en trekt daar uit dit gevolg: Dat het onder Soldaten met moet gepredikt worden, want Christus heeft de barmhertigbeid en liefde jegens de vyanden nadruklyk geboden, Ah Soldaten dee ze Wet in den oorlog wilden in acht nemen dan zouden zy het Vaderland tot verderf brengen ' n > is reeds eene oude tegenwerping van Machiavel d.e hy in zyne aanmerkingen over Tacitus heeft opgegeven. Dan deeze tegenwerping is altyd de ellend.gfte tegen de Zedeleer van den Verlosfer Er word^voorönderfteld, dat de geboden van de' hefdeenbarmhertigheidgehcel onbepaald zyn. De Schrift  van den Christelyken Godsdienst. 303 Schrift verklaart zich duidelyk, zy zegt, dat de Overigheid het zwaard niet te vergeefs draagt. Derhalven lyd het Gebod by de ondeugenden eene uitzondering. De liefde tot de vyanden is insgelyks bepaald. Een vyamd is een man, die my van myn geluk wil beroven., en tegen zulk eenen heb ik magt, om myn leven- en geluk te verdedigen. Als er deeze bepaaling bygevoegd word, dan ziet men L ligt, dat de Soldaat daar door niet vreesachtig ge¬ maakt word. Hy moet zich tegen zyne vyanden verdedigen, die het Vaderland nadeel willen aanbrengen. Hy heeft het recht om zich te verweeren. Maar de Godsdienst verbied alle onmenfchelykheid en wreedheid, die men in 't byzonder aan overwonnen vyanden doen kan; Maar dapperheid en wreedheid zyn evenwel van eikanderen onderfcheiden? en onbarmhertigheid en onmenfchelykheid is geene Heldenmoed (*). Mandeville fchildert de Christelyke deugd over het algemeen zoo af, als ofzy alle bezit, gebruik, en genot van eer, rykdom, vergenoegen, en vreugde als fchadelyk en kwaad veroordeelt, en daar tegen derzelver aanbidders gebied in eenzaame plaatzen te leven, fteeds te (*) Onder allen die de dwaasheid van Mandeville wederlegd hebben is de tegenwoordige Generaal. Superintendent te Celle de Heer Jakobi de voornaamfte, bondigfte en aangenaamfte. Men zie deszelfs befchouwingen over de wyze oogmerken van God, enz. III. 146. volg.  304 Gefchiedenis van de Vyanden te klagen en tefchreiën, en niet anders dan met een treurig gelaat naar den Hemel te zien. Waarlyk moet eene zodanige deugd het leven ellendig maken, der menfchelyke Maatfchappy nadeelig zyn, en alle gelukzaligheid verbannen. Maar waar predikt de Christelyke Godsdienst eene zodanige deugd! Daar toe behoort meer dan eene gemeene boosheid, als men den Godsdienst deeze tegenwerping wil maken. Mandeville is zelf in zyne beweering niet zeker, en zyn Gefchrift is zoo vol van jammerlyke tegenltrydigheden,als zynByëkorf van Byën. Dan zyn , volgens zyn voorgeven , Schipbreuken , Brand, Watervloeden, Onweder, onvermydelyk nodig, dewyl anders de arbeiders geen werk of onderhoud zouden hebben. Dan heeft men niet zoo veele menfchen in Engeland, welke genoegzaam zyn om de noodzakelykfte werken te verrigten. Dan 'is het Christendom een pest voor de menfchelyke Maatfchappy, dewyl het de ondeugd verbied , en dan yvert hy tegen de armfchoolen, om dat zy de bron der ondeugd zyn. Dan waarfchouwt hy voor de verkwisting, dan pryst hy dezelve aan. Met één woord, dan is de deugd , en dan de ondeugd een bron van het ongeluk der menfchelyke Maatfchappy. Mandeville heeft nog meer tegen den Christelyken Godsdienst gefchreven. In het jaar 1720. kwam er uit: Free thoughts on religion, welk Gefchrift 1723. onder den Titel: Penfées libres fur la Re-  'jan den Christelyken Godsdienst. 305 Religion in het Fransen en 1726. onder den Titel: Vrymoedige onpartydige gedagten van den Godsdienst in hetHoogduitsch vertaaldisgeworden. Wylen D. Locscher heeft dit Gefchrift wederlegd. Het Boek zelve is zoo gevaarlyk niet. Mandeville heeft welzommigezaaken, welke ftryden meteenige Leerftellingen van den Godsdienst, byzonder vertoont hy daar in eene onverfchilligheid tegen de Geopenbaarde Waarheden, en tast de Geestelyken aan, maar hy houd zich evenwel binnen de paaien. Mattheos Tindal is de andere , die in zyn Boek: Het Christendom zoo oud als de wereld, den Christelyken Godsdienst en byzonder de Zedeleer van den Verlosfer vormelyk heeft aangetast. Tindal was een Engelsch Regtsgeleerde en te Ber-Ferrers in Devonfliire den 10 April 1655. geboren. Zyn Vader een Predikant aldaar onderwees hem tot in zyn 17de jaar. Hy ging daar op naar Oxfort, ftudeerde aldaar, en bekwam 1685. den Regtsgeleerden Doctorale hoed. Hy bezat veel verftand en fcherpzinnigheid. Hy werd in zyne jeugd by verfcheidene Staatshandelingen gebruikt, en heeft, gelyk men zegt, aan de Kroon veele diensten gedaan. Uit dien hoofde gaf hem George I. eene groote bezolding. Onder Jakob II. nam hy den Roomsch Katholyken Godsdienst aan, dewyl de Koning denzelven beleed, en daar door meende hy zich tot aanzien te brengen. Dan de zaken veranderden. Jacob verloor de Kroon en V Wil-  %o6 Gejcïtiedenis van de Vyanden Willem III. die der Engelfche Kerk was toegedaan, kwam tot de Regeering. Tindal ging dus weder tot de Engelfche Kerk over; en op dat hy toonde goede oogmerken te hebben , zoo gaf hy één Boek uit, onderden Titel: The rights of the Chriflian Church &c. d. i. de rechten van de ChristelykeKerk. Hy wil daar in zyn aangemerkt, als _ ofhy alleen den Paus en de Geestelykheidbeftreed, maar in de daad beftryd hy alle Godsdienstige Leerftellingen. Dit Boek maakte een groot opzien. Er kwamen verfcheidene wederleggingen te voorfchyn, en Tindal fchreef eene verdediging van zyn Gefchrift, en leefde voor het overige ftil op de Akademie te Oxfort, waar van hy medelid was, en genoot een groot inkomen van het Hof, en wegens dit inkomen gebeurde het, dat hy het uitwendig gebruik van hetHeilig Avondmaal onderhield. Hy ftierf in Augustus 1733. aan hevige Graveel, pynen en bleef tot aan zyn einde by zyn gevoelen, dat wy terftond zullen opgeven. Anderen zeggen ' dat hy, toen men hem op zyn Ziekbed de gevolgen van zyn ongeregeld leven (want zelfs zyne vrienden getuigen, dat hy een onmatig en ontuchtig leven heeft geleid,) voorhield, beeft uitgeroepen: Indien er een God is, dan bid ik, dat by zich over my wil ontfermen. Hy maakte het grootfte deel van zyne goederen niet aan zyne Bloedverwanten, maar aan die geenen, welke hy voor de waardigften hield. Hy zeide, dat by daarin den grooten Alexander wilde navolgen. _ Eustathius Bvd.  fan den Christelyken Godsdienst. So/1 Budgell, insgelyks een Deïst, was in zyne Gogen de waardigfte, en hy liet hem na 2000 pond fterïings. Deeze BudgeLé. Wierp zich uit wanhoop na eenige jaaren in de Theems. Het eerfte Boek, dat Tindal gefchreven heeft 5 is reeds aangehaald, en heeft den Titel: Van de regten der Christelyke Kerk. Daar op volgde het Boek Chrijlianity as old as the creation, d. i., het Christendom zoo oud als de wereld, het welk te Londen 1730. in Quarto uitkwam. Wy hebben eene Hoogduitfche vertaling daar van, welke de bekende Wertheimfche Bybelvertaler Johan Laürens Schmidt te Frankfort aan den Main in Oftavo heeft uitgegeven, waar by eene wederlegging van Forster, een Predikant der Wederdopers, is gevoegd, in welke de hoofdftellingen van het Boek van Tindal wederlegd zyn. Volgens den Titel zou men geloven, dat dit Ge* fchrift van Tindal eene verdediging van het Chris» tendom was, maar als men het doorleest, dan zie6 men zyn oogmerk. Hy beftryd den Christelyken Godsdienst, en beweert, dat hy niets anders isdaa het regt der natuur, en derhalven was hy zoo oud als de wereld; hy beweert verder, dat er geene verborgenheden in denzelven te vinden zyn, daÊ Christüs geene openbaringen gehad , maar alleen den natuurlyken Godsdienst heeft voorgefleld» Tindal die een Medelid van de Akademiete Oxfort was, durfde niet openlyk den Godsdienst aantasten , dewyl hy anders zyn inkomen was kwyt geV 3 raake3  SoS Gefchiedenis van de Vyanden raakt, daarom nam hy een omweg, ftelde zich als eenen Christen aan, en gaf voor, dat de Christelyken Godsdienst door de Geestelyke misvormd was geworden, die eigenlyk niets meer is dan het reet der Natuur. Tindal heeft het andere deel van dit Boek gefchreven nagelaten, met hetuitdruklyk bevel, dat Büdgell het tot den Druk moest bevorderen In dit deel zou hy zich buiten twyfel duidelyk verklaard hebben. Maar het is nooit in het licht getomen, want fchoon een Boek met deezen Titel als het 2de deel van het Gefchrift van Tindal I7JO- uitkwam, zoo is het echter niet van Tindal en het fchynt, dat dit deel met Bddgell in de llieemste omgekomen. Zommige onvoorzichtige uitdrukkingen van de vrienden van het Christendom, welke in de hitte van den twist tegen de vyanden van de waarheid van het Christendom, de Godlyke bovennatuurde openbaring voor eene herhaalde bekendmaking van de natuurlyke openbaring en den daar op gegronden Godsdienst verklaarden, hebben buiten twyfel aan Tindal gelegenheid om dit te beweeren gegeven. Is, befloot hy, de Bybelfche openbaring!niets dan eene herhaling van de natuurlyke, dan is zy geheel onnodig, en bVgevolg verdicht. Want de wyze God kan nooit Wonderwerken buiten noodzaake doen. Men ziet er uit, hoe veele voorzichtigheid en bepaaldheid van eene telling men by den twist tegen dee-  yan den*Christelykên Godsdienst. 309 deeze lieden nodig heeft, Dit Boek van Tindai, heeft onder de vyanden van den Christelyken Godsdienst een groot aanzien verkregen, en is de Bybel der Deïsten. Dan het zal zoo gemaklyk niemand verleiden, die niet verleid wil zyn: Er is geen orde in, en de bewyzen zyn ongemeen laf en zwak. De voornaamfte deelen van zyn ontwerp, dat hy zich had voorgefteld uittevoeren, zyn omtrent deeze: 1) God wil, dat de menfchen eenen Godsdienst hebben. 2) Deeze Godsdienst is de natuurlyke. 3) De natuurlyke Godsdienst is volftrekt volmaakt, en als zodanig een moet hy ook 4) onveranderlyk zyn: Niets kan uit denzelven weggenomen, niets by denzelven gevoegd worden. 5) Deeze Godsdienst kan een ieder ligt ontdekken, by is in het hart van het geheele menfchelyk Geflacht ingeplant. Daar uit trekt hy deeze gevolgen: Derhalven is eene uiterlyke Godlyke Openbaring 1) onnodig, 2) onnut, 3) onmogelyk. Hier by komen nog eenige andere beweeringen, als: Dat men niets moet geloven, dan het geen het verftand begrypen kan , en zich eene zaak niet anders voorftellen, dan gelyk het volgens de Reden is, en in zoo verre het met de grondftellingen van de Reden overeenkomt. Het Geloof is noch eene deugd, noch eene ondeugd, maar eene hebbelykheid van den mensch, om dedingen te kennen, en gelyk zy gekend worden , voor waar te houden. Aan een ieder is de vryheid gegeven om V 3 Cod,  3J9 Gefchiedenis van de Vyanden God, gelyk hy wil, te verëeren. Er is geen zeJcer voorfchrift vatf den Godsdienst. Het Bygeloof ïs fchadelyker dan de Godsverlochening, de open baring der Christenen is donker en onzeker- der zeiver bevelen zyn te algemeen en onbepaald uitgedrukt, zy kunnen daarom den mensch geene duidelykeaanwyzinggeven;zyboezemtdenmensch valfche en verkeerde begrippen van God en zyne plichten in. Door dit alles wil Tindal den grooten voorrang van den Natuurlyken Godsdienstaantoonen. Maar dit alles is reeds duizendmaal geSaegzaam beantwoord geworden. Zyne beide hoofdgronden, waar door hy bewy zen wil dat de buitengewoone openbaring van God in de Schrift onnodig en onmogelyk is, zyn deeze: De natuurlyke Godsdienst is van het begin af geheel volmaakten onveranderlyk geweest, God kan er niets by doen, want dit zou eene verandering in God geweest zyn. „ Dan dit bewyst niets, indien ook niet te gelyk bewezen word, dat de mensch insgelyks onveranderlyk is, en dat de toeftand der menfchen juist even- dezelve ten allen tyde blyven moet, gelyk;hy van het begin der wereld was. Maar dit kan Tindal niet bewy- De andere grond is deeze: De Wet der natuur w ten allen tyd zoo klaar en voor elk mensch zoo verftaanbaar geweest, en is het nog, dat daarom *ne buuengewoone Openbaring niet noodigT Mm d« wecjerfpreekr. de ondervinding ten aileq  van den Christelyken Godsdienst. 321 tyde. In welke dikke duisternis zyn niet alle menfchen geraakt, welke deeze openbaring van God niet hadden. Cicero zegt reeds: Dat de kwaade gewoon tens en'gevoelens de geringe vonken der ingeplante deugd dermaate uitgebluscht hebben, dat men het licht der Natuur nergens meer ziet (*). Dit bewyzen de dwaaze gevoelens der grootfte Wysgeeren der Oudheid, dit bewyzen nog hedendaagsch zoo veele Heidenfche Volken. Wy zullen in eene byzondere Afdeeling deeze drogreden van Tindal naauwkeuriger wederleggen. Ten aanzien van de Zedeleer in het byzonder beweert Tindal, dat de voorfchriften, welke ons de Reden tot inrigting /van ons leven geeft, veel edeler, zekerer en voortreflyker, dan de Zedeleer der Openbaring is, en dat Jesüs Christus niets meer dan de Wet en het regt der Natuur had willen vernieuwen. Hy fchaamt zich niet, om uitdruklyk te zeggen , dat de Schrift de menfchen tot godlooze en verkeerde handelingen verleid, indien zy zich aan deszelfs leiding geheel willen ©verlaten. Hy haalt om dit te bewyzen, de daad van Jakob aan, die zynen ouden Vader en zynen oudften Broeder bedrogen heeft. Maar heeft dan God dit bevolen ? Tindal beroept zich op de Israëliten, welke op Gods bevel de grootfte Dievery aan de Egyptenaars zullen begaan hebben, en bedenkt (*) Cicero Tufc. Quajl. UI. pr. V 4  3i2 Gefchiedenis van de Vyanden denkt niet, dat de Israëliten hnnne wooningen, hunne veldvruchten en veel van hun huisraafaan de Egyptenaar» te gelyk tot betaling te rug lieten Hy oeroept zich verder op Rachab, die hfare Va-* derftad aan de Israëliten verraaden heeft nD de wreedheid, dieÜAvinaan de Kinderen van Am mok zal begaan hebben, — en dergelyk "eeT Hy beweert, dat zommige Wetten van den Ver.' losfer Natuur en Reden omkeerden; hy wend d . wegens voor, dat Chkzsxus het bezitten van de goederen des Levens heeft verboden, en miZikt deplaatsL,*. XVIII. ,5. VI. 20, 24. ^ 3- Hy wend voor, dat Christus de zelfs, en noodverdelg verboden heeft, dewyl hy MaTv. 39. zegt. k zeg n, dat gy den boozen niet wed rftaan zul, — Hy beweert, dat de MauJuV. 47- door Christus bevolen liefde tot de vyanden onredelyk is en tegen de menfchelyke Nat/u n losfer e"? " ^ * W«' « de Joslerzegt. Zorgt met voor uw leven, wat gv eeten en drinken zult, Manh. VI. 25. Wie kfn even zonder voor zyn onderhoud te zorgen ? Die dt Gebod vervullen wil, zegthy, moet ophouden een mensch te zyn. Het Gebod van Tesds om «yn gdd zonder renten uit te zetten, LuL VI 3T geeft hem eindelyk aanleiding tot gelyke te^ werpingen (*). Eindelyk wil TuJJb,^] . . dat O Wy kunnen hier alle deeze din^^^" en  y&n den Christelyken Godsdienst. 313 dat God geene ftellige en willekeurige Wetten geven kan, die volgens de omftandigheden der tyden wa- en het is ook van anderen overvloedig gedaan: De volgende Hellingen moeten wy alleen aanmerken , om alle die boosaartige tegenwerpingen te overzien: God heeft nooit handelingen voor goed gekeurd, die in zich zeiven en by zekere omftandigheden kwaad zyn, alfchoon zy in de Heilige Schrift verhaald werden. Maar ook deeze kwaade handelingen der menfchen heeft hy veel meer volgends zyne wysheid tot inrigting van zyn oogmerk weten te gebruiken. b. v. De daad van de Broeders van Josef , de boosheid der Pharizeen. Kwaade handelingen worden in de Schrift nergens geboden. Dit is tegen de Heiligheid van God. Wat byzonder de voorfchriften, die ons Jesus gegeven heeft, aanbelangt, zoo merken wy de volgende ftellingen aan: De Heiland verklaart zich onder anderen ook omtrent de plichten, die ons uit de wetten der Natuur bekend zyn, maar hy ftelt die vollediger voor en brengt hooger beweeggronden daar toe by. Schynen zommige de reden tegen te fpreken: Dan zyn zy het alleen volgens den woordelyken zin en buiten haren zamenhang. Maar befchouwt men dezelve in haar verband en vergelykt men ze met de verklaringen , die in andere plaatzen daar van gegeven worden, dan komen zy ook volkomen met de Natuurwetten overeen. Een weinig moeite zal dit by de hier door Tindal gelasterde voorfchriften van Christus toonen.  SH Gefchiedenis van de Vyanden waren ingerigt, maar hy verftaat onder dezel. ve, wetten, die in het geheel geen grond en geen oogmerk hebben , daarom fpot hy met de wetten, die God aan de Jooden, en die hy aan de Christenen zal gegeven hebben, gelyk de Schrift leert. Uit dit alles trekt hy dit gevolg: Dat de wet der Natuur de volmaakfte is, en de Christelyke Zedeleer uit dien hoofde onnut en zelfs geheel fchadelyk is. Maar men ziet uit den zamenhang van veele plaatzen van zyn Boek, dat zyn geheel gezwets van de volmaaktheid en onveranderlykheid der natuurlyke Wet blootelyk daar op uitloopt: God wil, dat elk zoo handelen zal, als hem de omftandigheden , waar in hy zich bevind, zynenpligt aanwyzen. „ Die de wereld en de menfchen kent, zal de fchadelyke gevolgen van deezen regel zeer bgt zien. Indien het aan elk is overgelaten, om zelf te bepaalen, het geen hem goed en nuttig is, indien hy dit uit de omftandigheden, in welken hy leeft, zal befluiten, indien hy tot zyne neigingen en driften zoo veel mag overhellen, als hy wil, zonder naar eene wet en onderrigting te vragen, wat zal het gevolg zyn? In korten tyd zal de wereld met ondeugenden en ondeugden vervuld , en eene wooning van ellendige Schepzels worden, die zich onder eikanderen zelfs ongelukkig maken. In korten tyd zal zy eene Hel zyn Dit is het Boek, het welk de Deïsten boven alles verheffen. Dit is het Boek, waar uit de hedendaagfche vyanden volgends hunne gedachten on- over-  van den Christelyken Godsdienst. 31J overwinnelyke wapenen nemen. Is nu dit Gefchrift, gelyk men het daar voor houd, degevaarlykfte ftorm, die men van de zyde der Ongelovigen tegen het Christendom ooit gewaagd heeft; dan behoeft het Geloof der Christenen nooit te vreezen, wanneer men het, hoe vermetel ook, wille befpotten. De veele wederleggingen van dit Gefchrift gaven Tindal gelegenheid, om eenige verdedigingen van zyn Boek te fchryven, welke byzonder tegen den Herderlyken Brief van den Bisfchop Gibson gerigt zyn, en deezen Titel hebben: An Addresf tho the inhabitants of the two great Cities tf London and Westmunfler £fc. In dit Gefchrift verdedigt Tindal ;de Deïsten als eerlyke en opregte lieden, en wend voor, dat alle in zwang gaande ondeugden haaren oorfprong van de Engelfche Bisfchoppen en derzelver voorbeelden nemen. In het andere Addresf tho the inhabitants ftryd hy voor de genoegzaamheid van de Reden in zaaken van den Godsdienst. En eindelyk wil hyin de DiJJertation, or inquiry concerning the canonical Authority of the Gofpel according to Matthew, en in de daar op volgende verdediging van dit Gefchrift bewyzen , dat Mattheüs het van hem genoemde Euangelium niet gefchreven heeft.  '3*6* Gefchiedenis van de Vyanden §• 15. Virvolg. Op deeze eerfte Deïsten, die vormelyker en geregelde dan hunne voorgangers geftreden lebben , volgt eene geheele reeks van anderen, Ae by verfcheidene Volken door allerhande tetoond\ Kr6" h3at tSgen den Godsd™* getoond hebben. Wien zyn de namen van Torn EB;M°RGA^ LYON , MlDDLE- IenJ* WMl' B°LINGBR0KEe" -deren onbe*end ? Wie kent niet de beroemdeFranfche Da- ™ TTa eenenDELASE^3eenenDiDDE. ou^n>a°üssaint' montes^ü, den Marqu1S dAhgens, Müralt, Gesnard TYssoTerndepH°llanderS Cn Duitfchers e— iYssox de PAT0T , Hazfeld , Schmid en gkbhardi? — wie heeft d;breed;oiedri n hst van vrygeestifche Schriften , die zonder naam van derzelverOpftel]ers uitgekomen zyn - waar mede de wereld nog dagel^ ove ! ftroomdword, niet gelezen? WieLbyzonder - onze dagen eenen aangenaam fcI^dÏn Rousseau en den Apostel van het Ongeloof vee-  van den Christelyken Godsdienst. 317 veele zaaden van het Ongeloof de bekende Schryver der Fragmenten heeft uitgeftrooid ? Deeze befchouwing zal ons reeds, van de menigte der vyanden van den Godsdienst in onze dagen kunnen onderrigt geven. Ver k l a a r ï n ^ geleerde Schot, beproef- de  van den Christelyken Godsdienst', z2$ de dit op nieuw' en wél met veel meer fcherpzinnigheid dan Woolston. Hy was te Edenburg den 26 April 1711. geboren, en itamde af van eene goede Familie, hy verloor zynen Vader vroeg en lag zich op de Studie toe; zyne byzondere vlyt bragt hem verder dan anderen. Hy bevondjzich in zyne jonge jaarèn dikwils in de uiterfte armoede, en wilde liever arm zyn dan van iemand afhangen. Hy fchreef dikwils om brood te verdienen, en zyne moed werd beledigd, als zyne Schriften geene wederlegginp-en en opzien verwekten. In de laatfte jaaren van zyn leven werd hy ryk en ftierf den 25 Augustus i776(*). Deeze man heeft veel gefchreven. Reeds in zyne Hiftory of Great Britain, d. i. Gefchiedenis van Groot-Brittanien, betoont hy zich als eenen ' l ■ Vry- (*/) Hy heeft zyn Leven zelve met veel opregtheid gefchreven , en het geen in de laatfte dagen met hem is voorgevallen , heeft een zeer goed Vriend er by gevoegd.. In D. Walchs nieuwfte Godsdienst-gefchiedenisfen VIII. ftaar, er een uittrekzel van. Uit deeze Levensbefchryving en byzonder uit zyne laatfte Handelingen zietmen, dat hy meer tot de Atheïsten dan Deïsten behoort. Hy fpot als hem van den dood iets gezegd word , en zegt onder anderen, dat hy niet weet, wat hy aan Charon voor redenen zou opgeven, dat hy hem njet'aan'ftönds in de Elifeefche 'Velden overvoerde , hy wilde hem zeggen, dat hy nog gaarn mogt zien, welk een noodlot zyn nagelaten Boek hebben, en hoe het onder de Godgeleerden twist-zbii aanbrengen, en dergelyfee meer. ' - ( X 5  33* Gefchiedenis van de Vyanden. Vrygeest, en maakt al de genen, welke het Bygeloof en de Roomfche Kerk beftreden hebben, tot Enthufiasten , maar byzonder tast hy den Godsdienst aan in zyn Effays and Treatifes on fever alJ-abjects, welke te Londen in 4 Deelen uitgekomen en onder den Titel: Dav. Hume Zedelyke en Staatkundige proeven in het Hoogduitsch vertaald zyn geworden. Onder deeze is zyn voornaamfte werk Ejjay on Miracles. d. i, Befchouwing over de Wonderwerken , welke in de Hoogduitfche vertaaling zyner Mengelfchriften, Deel 2. bl. 254. tevinden is, Hume, welk een fcherpzinnig en aangenaam Schryver hy ook is, bedient zich dikwils vaq onbepaalde fpreekwyzen, dubbelzinnige woorden en drogredenen, zoo dat men lang niet geweten heeft, wathy eigenlyk heeft willen beweeren: Maar na zynen dood kwam een door hem zeiven nagelaten Gefchrift uit, onder den Titel: Dialogues concerning natural Religion, Gefprekken over den natuurlyken Godsdienst, in welke Kleanthes een Deïst, Prnxaeen Twyfelaar, en Dema een ftreng regtzinnige met eikanderen fpreken, In dit Gefchrift word het Atheïstisch Ongeloof luid gepredikt , en men kan daar uit het Leerftelzel, dat Hume heeft" willen oprigten , kennen, Zyne voornaamfte dwaalingen zyn de volgende: Wy hebben van geene zaak eene volkomene zekerheid, Er is fgeene wezenlyke zamenhang tusfchen de oorzaak en derzelver gewrocht, en men. kan geen zeker beftuit van het een tot het ander ma-  van den Christelyken Godsdienst. 33Ï maken, want niemand kent de betrekking tusfchen deeze beide. Men kan van den loop der Natuur geen goed befluit tot eene denkende oorzaak van dezelve maken , (hier legt Home den grond, om het hewys van Gods beftaan uit de befchouwing en de toeval? ligheid der wereld en het begrip van de vryheid twyfelachtig te maken.) De Leer van de Godlyke Voorzienigheid is onzeker en heeft geen nut. Het zyn Droomen het geen men van de toekomende beloningen en ftraffen gelooft. Doch deeze Droomen hebben eenen grooten en nuttigen invloed in de Staatkunde, en men moet ze den gemeenen man laten. Er kan geen Wonderwerk door eenig getuigenis, het zy van welke aart het wil, bewezen worden, want de ondervinding is de eenigfte Leidsvrouw in dingen, die gebeuren. Ook door eigene ondervinding kan niemand zeker weten, of iets door een Wonderwerk'gefdiied is of niet. Alle Wonderwerken hebben de tegengeftelde ondervinding van alle werelddeelen en eeuwen tegen zich, by gevolg kan een getuigenis voor een Wonderwerk nooit zelfs niet eenmaal tot de waarfchynlykheid toe opklimmen. De Reden beveelt reeds om alle getuigenisfen van wondervolle gebeurtenisfen deswegens te verwerpen , dewyl zy vol wonderen zyn. Jedcf  33? Gefchiedenis van de Vyföiden- Ieder Godsdienst grond zyne waarheid op Wonderwerken en ieder vernietigt de Wonderen van anderen3 en derhalven ftooten zy eikanderen omVM. - ' ) ^bV;V. , f fygj joj' juC&f . By de uitvoering van zyne ftellingen, byzonder in de Verhandeling van de Wonderwerken bragt hy nog andere gronden by, welke volgends zyn gevoelen de Wonderwerken moeten krachteloos maken, als: dat zy met de Natuurwetten ftryden, dat zy alleen van onkundige en barbaarfche, Volken hunnen oorfprong hebben genomen. Byzonder beroept zich Hume op de voorgewende Wonderen van den Abt de Paris (*) die volgends zyn n •'.'!,,'.",::;.. voor- (*) Tot genoegen van zommige Lezers moeten wy iets van den Abt de Paris aanmerken. Franciscus de Paris was van eene aanzienlyke Famielie en werd Diakon van de Kerk St. Medard te Parys. Een man van een edel karakT ter, maar van veele verkeerde kundigheden en ftrikte Ievens^vyze. Eene kwalyk begrepene Godsvrucht dreef hem tot onmenfchelyke kastydingen van het ligchaam, ilrenge Vasten en andere harde Boetoefeningen. Hy verkortte daar door zyn leven, en ftierf den i Maart 1727. in het 37 -jaar van zynen ouderdom. Naauwlyks was hy geftorven, als het Volk hem tot eenen Heiligen verhief, in zyne ellendige Cel viel en zich gelukkig achte een ftukjen van zyne kleding te bekomen. Hy werd; op het Kerkhof te St. Medard begraven. De Bedevaarten naar zyn Graf werden ongemeen fterk, en hier gefchieden wondervolle dingen. Lammen, Blinden, Beroerden werden door aanraking van de  van den Christelyken Godsdienst. 333' voorgeven dé Wonderwerken van den Verlosfer in geloofwaardigheid en flerker getuigenisfen zoudenovertreffen, en hy wend al zyn fcherpzinnigheid "en welfprekendheid aan om dit te toonen. Hy befluit eindelyk dus: Men moet of de Wonderwerken de Aarde van zyn Graf genezen. Anderen, die by zyn Graf kwamen, kregen veele en Heilige Stuiptrekkingen , onder welken zommige zamenhangende en roerende redenen hielden , en toekomende dingen voorzeiden. Anderen integendeel , die hun ligchaam op de vreeslykfte wyze verfcheurden , en de menfchen, die er tegenwoordig waren, baden, om hert op het fchriklykfte te flaan en te martelen ; zy. lieten zich in het water en in het vuur werpen , of mee den Degen door het gedeelte van het ligchaam , waar aan zy fmert leden , fteken. De Bedevaarten naar het Graf van de Paris werden eindelyk zoo fterk, dat de Koning het met eert wacht bezetten,en een fcherpbevel tegen deeze buitenfporigheden geven moest. Dan de bewegingen hielden deswegens nog niet op, en de Convulfionarisfen deden in hunne byëenkomsten wonderen. Montgeron , een Lid van het Parlement te Parys, die van eenen Vrygeest, alleen door het zien van de wonderen by het Graf van de Paris bekeerd, en een yverig verdediger van dezelve werd, heeft de voornaamfte in een Boek, hetwelk ten Titel heeft: La, verité de miracles operes par Fintercefpon de Mr. de Paris & autres Appellans &c. in drie Deelen in Quarto met veele fchoone Plaaten , welke de wonderdaadige genezingen , ftuiptrekkingen en hulpbetooningen afbeelden , befchreven.  334 Gefchiedenis van de Vyanden ken by het Graf van de Paris met alle hunne ongerymdheden geloven : Of als men dezelven verwerpt, dan moet men bekennen, dat de Christelyke Wonderwerken in verre na niet op zoo veele' en fterke bewyzen berusten, en geene zekerheid* ja niet ééns eene waarfchynlykheid hebben, - bygevolg redelyker wyze niet kunnen geloofd worden. Dit is in der waarheid eene fterke tegenwerping, en men heeft dezelve van dien tyd af altyd gebruikt, om de waarheid van de wonderen van Jesüs te beftryden. Wy kunnen ons hier in geene we'. derleggingvan dezelveinlaten, dewyl hetopeeneandere plaats gefchieden moet: Voor Lezers die denken, zal reeds genoeg zyn, hetgeen wyindeAanteekening(*) hieronder aanteekenen; Eindelyk befluit Hu- O i) De Gebeden op het Graf van de Paris hebben meer Ziektens veroorzaakt dan genezen. 2) Het getal der gezond gemaakte perfonen zyn vólgens de aantekening van' Montgeron alleen acht. 3) In zommige gévallen is het bedrog zichtbaar. 4) Zy zyn wel te Parys gefchied, daar Kunsten en Wetenfchappen bloeien, maar daar doorgaands nog in opzicht van den Godsdienst het Bygeloof heerscht. 5) De geloofwaardigheid van dén Heer Montgeron is zeer onzeker en verdacht, ook zyne verklaringen, waar medé hy de verhaalde wonderdaden bevestigen wil, zyn niet door de Overigheid na Krikt onderzoek t maat alleen van byzondere perfonen opgemaakt geworden, ja zelfs in het verhaal van Montgeron en de Certificaaten word een verfchil  vM den 'Christelyken Godsdienst. 'EfüMË zyn Verhandeling óver de Wonderwerken nog met deeze ftelregel: Onze Allerheiligfte Godsdienst grond zich op het Geloof, niet op de Reden : Het is derhalven de gereedfte weg om denzelven befpotlyk te maken, als men hem aan eenen zodanigen toets, dien hy toch op geenerlei wyze kan doorftaan, onderwerpt» Welke fpotterny J Zy zegt met dui- de- fchil gevonden. <5) Alle voorgewende wonderen zyn met ongerymde omftandigheden verbonden, b. v. Water met Aarde van het Graf gemengd innemen; fchriklyke Stuiptrekkingen; flagen. 7) Zy hebben geen redelyk en heilzaam oogmerk. 8) De Jefuiten, welke vyanden van de Janfenisten, waar toe de Abt de Paris behoorde, waren, en welke de zaken naauwkeuriger hadden kunnen onderzoeken , hebben uit Staatsredenen de ontdekking der bedriegeryen achtergelaten; want wat zou van het bloed van den Heiligen Januarius , van de weldaadige Marienbeelden en van de Kloosterwonderen geworden zyn , als men het Volk de geheime kunstgrepen ontdekt had ? Men vergelyke nu hier mede de wonderen van Jesus, en men zal deboosheid van Hume zeer ligt zien en hem kunnen wederleggen. Eene bondige beoordeeling van de wonderen van den Abt de Paris vind men in Lesz waarheid van den Christelyken Godsdienst, daar ook te gelyk Hemes overige gronden tegen de wonderen bondig wederlegd worden. Wylen Mosheim die onder de Duitfchers de eerfte geweest is, die een onderzoek van de wonderen van den Abt de Paris heefc opgefteld. Men zie Vol. II. Difert. ad Hijlor. Ecclef. ferh  33°* ' Gefchiedenis van de Vyanden delyké woorden: Geen redelyk mensch kan,- zoo lang hy zyn verftand behoud, deezen Godsdienst aannemen. Dit is denzelven, by alle redelyke menfchen zoo ver als het mogelyk is verwerpen. Maar men kan er ook uit afnemen, hoe ongaarn het de Vrygeesten zien, dat de Godsdienst door gronden van de Reden verdedigd wórd, waarom zy ook alles doen, om de bewyzen te ondermynen. By deezen Goliath onder de Deïsten voegen wy eenen anderen, die niet zoo zeer in zyn leven, dan wel na zynen dood, door het uitgeven van zyne Schriften den Godsdienst befpot heeft. Deeze is Lord Bolingbroke, een Heer van groot verftand, wetenfchappen en geleerdheid, welke.de kunst yerftond, om onderrigtend, interesfant en aangenaam te fchryven. Zyne Letters on the Study and ufe of Hiflory, over de wetenfchappen en het nut der Gefchiedenisfen zyn de eenigfte in hun zoort en met waare Geleerdheid opgevuld. Zy wyzen aan, hoe men de Gefchiedenisfen lezen en beftudeeren moet, om daar door wyzer en beter te worden. Zyn ftyl is verrukkend, en hy opent zynen Lezers doorzichten in de oudheid, waar voör anders een dik gordyn gefchoven was, hy fielt hen in dien ftandpunt, daar zy nieuwe Volken, Staaten en Zeden zien ontftaan, en de oorzaaken daar van bemerken kunnen. Maar zoo dra hy over den Godsdienst zyne gedachten zegt, zoo dra word hy walgelyk en buitenfporig. Zyne valfche ftuitredenen, die een klein verftand kan merken, zyne kortzichtig.  yan den Christelyken Godsdienst. 337 tigheid in opzicht van de gevolgen van byzondere Gebeurtenisfen, zyne verwaarlozing van de goede Heden, zyne Smaad-en Schimpwoorden, waarmede hy de gewigtigfte zaken meent te beflisfen, doen ons den grooten man in het geheel niet meer kennen, dien wy anders bewonderen. Hendrik St. John , Lord Visconti Boling- 1 bruai, iwiuuc ar uit een Deroemü AdervJcuel ar-hr. De Koningin Anna in Engeland verhief hem ftraks na de komst tot haare Regeering totKrygs-Secretaris en 1710. werd hy tot Staats-Secretaris en Medelid van den geheimen Raad verkoren, en fchielyk daar op klom hy nog hoger. In het jaar 1715. moest hy, dewyl hy van Hoogverraad befchuldigd werd Engeland verlaten en zich naar Vrankryk begeven, daar hy zich tot de zyde van den Pretendent begaf. Hy werd eindelyk van Koning George weder in genade aangenomen , maar nooit weder tot eene openlyke bediening verheven. Hy befteedde zynen tyd met Studeercn , en ftierf den I5den December 1751. in het 79fte jaar van zynen Ouderdom. Men moet zich verwonderen, dat een man, die zich in eenen Brief aan zynen Vriend , deu Deken Swift duidelyk verklaard had, dat hy die vooreen Pest van de menfchelyke Maatfchappy hield, welke zich verftouten om denGodsdienst, de eenigfte zekere band van dezelve openlyk aan te tasten, dat een zodanig man den Godsdienst, die hem zoo Heilig fchynt te zyn, zelf met eene zodanige onY ; be.  338 Gefchiedenis van de Vyanden befchaamdheid, lastering en verachting, die alle verwachting en verbeelding te boven gaat, heeft kunnen aantasten. En evenwel is het gefchied. Zyne te voren genoemde Brieven over de Wetenfchappen en het nut der Gefchiedenisfen hadden wel der wereld reeds vooraf te kennen gegeven, dat de Godsdienst zich zeiven niet veel van hem zon te beloven hebben, want hyhad in den derden Brief veele Bladzyden achter eikanderen met bedriegeryen van den Godsdienst opgevuld , en zich verftout om de geloofwaardigheid der Bybelgefchiedenisfen omver te floten; dan hy had niets nieuws daar over ge egd , maaralleen de oude voor lang wederlegde tegenwerpingen van zyn party weder te voorfchyn gebragt: En het geen hy in zyne Schriften, die na zynen dood zyn uitgekomen, onbefchaamd zegt, had men van eenen zoo verftandigen man niet gedacht. Want hy tast niet alleen den Geöpenbaarden maar ook niet zelden den Natnurlyken Godsdienst aan, en bewyst door zyn voorbeeld, dat beide door eenen zoonaauwen band met eikanderen verbonden zyn, dat zy door eenen verftandigen en waarheid-lievenden man niet van eikanderen kunnen gefcheurd worden, en dat tusfchen het woeden der Deïsten, en tusfchen de onzinnigheid der Atheïsten , geheel geen of toch alleen een gering onderfcheid is. Bolingeroke gaf nog by zyn leven aan den Heer Mallet Schriften over met uitdruklyken last, om ze na zycen dood bekend te maken, welke ook on-  ydn den Christelyken Godsdienst §3$ ongeacht al het afraaden van verftandige mannen 4 byzonder van Lord Hyde deezen Jast opvolgde» Zy kwamen in 5 zware Deèleü in Oclavo, fchoon Uitgevoerd, onder den Titel : The Philofophical works of the right honorable Hehry St. John Lordt Viscount Bolingbrocke 1754. in het licht. De hier Verzamelde Schriften zyn van eenen Hiftorifchen j Staatkundigen, Wysgeerigen inhoud. In het 3, 4 en 5 Deel van dit Werk, in het Effdys en het Fragment or Minutes bf Effays komen byzonder dé gevaarlykfte en voor den Godsdienst nadeeligftö gevoelens voor. Naauwlyks waren deeze Schriften uitgekomen, of men zocht derzelver onderdrukking door een Verzoekfchrift in Londen, maar het Welk niets uitrigte. Er volgden veele wederleggingen van deeze werken door aahzienlyke Geleer* den, tegen welken een onbekende onder den naam van Voltaire, (maar die zich in een gedrukt blad Van die eer ontflagen wil hebben) Bolingbrokk wilde verdedigen. De hoofdinhoud van deeze nie» tige tegenwerpingen zullen wy kortelyk aanwyfcen» 1) De oude Gefchiedenis verdient geen geloof, zyistwyfelachtig,en bedrieglyk,en heeft geen nut» 2) De Joodfche Gefchiedenis is byzónder onzeker en fabelachtig. 3) De wet om de waarheid eener Gefchiedenis te beoordeelen is deeze: Alle dingen die verhaald Worden, als wy zeniet zelve kunnen uitvinden, als ze met onze begrippen niet overeenkomen, en Y 2 de  34° Gefchiedenis van de Vyanden de krachten der Natuur te boven gaan, zyn ver-1 dicht. Daarom kunnen er geene Wonderwerken ooit gefchied zyn. 4) De Mofaïfche Gefchiedenis is even zoo fabelachtig als de Gefchiedenis van Don Quichot. j) Het is godloos de Godlyke ingeving derSchriften van het O. T. te beweeren, dewyl deeze beweering tegen de eigenfchappen van God is. 6) Daar is een Allerhoogst Wezen, het welk de oorzaak van alle dingen is, maar hem zedelyke Eigenfchappen, Heiligheid, Geregtigheid, Goedheid, toe te fchryven , is dwaasheid. Om uit deeze eigenfchappen verplichtingen voor de menfchen af te leiden en een navolgen van God te vorderen is Geestdryvery of Lastering. 7) God heeft de wereld gefchapen en de wetten der Natuur bepaald, maar nu bekommert hy zich niet meer om de menfchen, of wel ftrekt zyne Voorzienigheid zich alleen uit tot geheele Volken, maar niet tot enkele leden van de menfchelyke Maatfchappy. 8) De Ziel is geene van het Ligchaam onderfcheidene zelfstandigheid. De geheele mensch vergaat in den dood. En hoewel het voor de menfchen nuttig is,om aan toekomende belooningen en ftraffen te gelooven; zoo is het toch een verdichtzel. 9) De wet der Natuur vervat alle de Plichten; welke een ieder redelyk mensch uit de tegenwoordige inrigting der menfchen kan afleiden. Zy is dui- de-  van den Christelyken Godsdienst. 341 delyk en volmaakt, zoo dat er geene verdere Openbaring van den Godlyken wil nodig is. De ftraffen van deeze Wetgaan niet byzondere Menfchen, maar geheele Volken aan. 10) Het N. T. heeft twee Euangeliën ; Het een is de Wet van Christus, welke van de Wet der Natuur en de Godgeleerdheid van Plato niet veel onderfcheiden is; Het ander is de Leer van Paulus, welke laffe en Gode onbetamelyke dingen voordraagt, en uit de Kabbaliftifche School ontleend is. 11) De waarheid van den Christelyken Godsdienst kan niet bewezen worden. 12) De Leer van de verzoening der Menfchen met God door den dood van Jesus Christus ftryd niet alleen met alle eigenfchappen van God, maar ook met zyn beftaan. 13) Derhalven zyn de regtzinnige Godgeleerden even zoowel Atheïsten, als die geenen, welke openlyk ontkennen, dat er een God is. Zoo veel vergift weet de anders groote man tegen den Godsdienst uit te ftrooien, zoo dra het hem gelegen komt, om tegen denzelven te ftryden. Ondertusfchen heeft de bekendmaking van deeze fpoorloosheid van Bolingbroke, fchoon men evenwel wegens het aanzien en den roem, waar in hy by zyn leven ftond, bezorgd moest zyn, op eene toevallige wyze meer goed dan kwaad gefticht; hy heeft bewezen, dat hem de wereld meer bekwaamY 3 he.  «4£ Gefchiedenis van de Vyanden heden toekent, dan hy bezat, en heeft die genen van de dwaaling bevryd, die zich verbeelden, dat by de man was, welke het Deïsmus door eene menigte van klaare, diepe en bondige bewyzen kon verdedigen, Maar de wereld heeft zyne Werken tegen den Godsdienst hevig, Hecht, en zonder zamenhang bevonden -— en een groot gedeelte van het geen gedrukt is, dat de wereld verlichten, en Mallet verryken moest, ligp onyerkogt in de Boekwinkels en verrot. Tot de nieuwe Engelfche proeven, om het Deïsmus te gronden en te bevestigen, behoort het Gefchrift van Johan Gilbert Koof-er : The Life of Socrates, de Levensbefchry ving van Socrates , insgelyks de geheime Gefchiedenis van Pythagoras, Welke beide 1750. te Londeu zyn uitgekomen. Kqoper is een gebooren Engelschman en noemt zich op den titel van zyn Boek, den Jongen. Hy eigent zich den naam van eenen Schildknaap toe, welke in Engeland eenen man aanwyst, die jaarlyks 500 pond fterlings inkomen heeft en die op het Land van zyne goederen leeft. Beide Schriften van deezen man hebben ten oogmerk, om de genoegzaamheid van de Reden tot verkryging yan de waare gelukzaligheid te beweeren, en treilen de beide Wysgeeren als een voorbeeld van navolging voor. Voor het overige zyn alleen de bekendfte tegenwerpingen tegen de pnenbaring daar in her- By  van dtn Christelyken Godsdienst. 343 By deeze aangewezene Hoofden der Engelfche Deïsten, moeten wy nog een paar Schriften byvoegen, die eenig opzien gemaakt hebben. Chrijiianity not founded on argument: d. i. het Christendom op geen bewys gegrond. De opfteller wist de taal der Christenen zoo wel te fpreken, dat veelen hem voor eenen yverigen aanhanger van den Godsdienst hielden. Volgends zyn voorgeven is het Christendom ver boven de Reden verheven. Maar deeze verhevenheid beftaat daar in, dat het niet volgends de Reden en derzelver grondftellingen kan getoetst worden, en dus geene redelyke gronden heeft. Deeze Lofreden is fpotterny, en zal zoo veel zeggen, als het Christendom is eene geheele onredelyke en zinlooze Dweepery, Hy wil niet toeftaan, dat men kinderen in eenige waarheid van den Godsdienst zal onderwyzen. Een van zyne voornaamfte gronden is deeze: Wy worden in den Godsdienst gedoopt, daarom moeten wy denzelven niet onderzoeken. Lly geeft eindelyk voor, de meeste der Christenen zyn niet bekwaam, om den Godsdienst te onderzoeken en de gronden voor het Christendom tebegrypen, daarom kunnen zy ook niet verplicht worden, om het aan te nemen. Het N. T. veroordeelt het onderzoek van den Godsdienst, daarom kan de Godsdienst niet waar zyn, want zonder een onpartydig onderzoek moet men geenen Godsdienst aannemen. De Bybel dwingt ons door beloofde beloningen en gedreigde Y 4 ftraf-  344 - Gefchiedenis van de Vyanden ftraffen zyne Leerftellingen voor waar te houden en neemt dus alle onderzoekweg. De opfteller moet zeker den Bybel niet gelezen hebben, waar in ons het onderzoek van den Godsdienst zoo dikwils belast word. The Cafe of Deism. fairly fiated d. i. de recht bepaalde zaak van het Deïsmus. De opfteller wil de valschheid van het Christendom daar van afleided, dewyl er zoo veele vervalfchingen en misbruiken met het zeiven verknocht zyn , en dewyl er zoo veele bedorven Zeden onder de Christenen gevonden worden, die er niet konden zyn, indien het Christendom Godlyk was. Maar wat moet niet afgefchaft worden, alle Burgerlyke Regeringen , Wetenfchappen, Geleerdheid en Kunsten , indien het misbruik de grond van affchaffing is ? De opfteller ontleent eenen anderen grond tegen het Christendom daar uit, dat het niet eerder bekend gemaakt, en onder alle Volken der Aarde uitgebreid Js geworden. Dit heeft Tindal reeds gezegd, en is ook voor lang wederlegd. Deeenigftenieuwe, maar ookbelagchenswaardige plaats in het gantfche Boek is deeze, daar hy voor wend: Dat de Godgeleerden het Christendom met den fchoonen tooi van de Zedekunde hebben opgefierd, om het beminnenswaardig temaken. Dat de Christelyke Godsdienst eene geleende waar en het eigendom der Deïstenis, en even zoo van het Christendom verfchillende, als dit van den Muha medaanfchen Godsdienst. Waarlyk een voortreflyk mid-  van den Christelyken Godsdienst. 345 middel, om den Godsdienst te beroven van het geen. tot hier toe ook deszelfs grootfte vyanden denzelven moeten laten. An Enquiry in to the Jewisch and Chriflianreligion. De opfteller is een Boekbandelaar te Guildfort met naame Parvisch. Dit Gefchrift vervat een Gefprek tusfchen eenen Christen en eenen Indiaan, de gronden van den Christelyken Godsdienst worden daar in verhaald, de Indiaan maakt er tegenwerpingen tegen, welke of geheel niet, of toch zeer laf door den Christen worden beantwoord, zoo dat de Lezer in twyfel moet raaken. Er is geene eene enkele gedachte in het geheele Gefchrift, welke niet Tindal , Kollins en andere reeds hebben voorgefleld. A Summary Account of the Deifi religion. Dit Gefchrift is een voordeeüg voorftel van het Geloof der Deïsten in eenen Brief aan den beroemden Sydenham, waar in bewezen zal worden, dat de Natuurlyke Godsdienst alleen genoegzaam en nodig is tot de Gelukzaligheid. An Effay on natural religion witten by John Dry. den. Men gelooft, dat de beroemde Engelfchen Dichter Johan Dryden de opfteller er van is. Het word in de Voorrede het vreeslykfle Gefchrift genaamd, dat ooit tegen de noodwendigheid en het nut van het Christendom is uitgekomen. Dan er zyn enkel de oude tegenwerpingen in herhaald, en alleen in de vorm van een befluit voorgefleld. Deeze zyn de voornaamfte onder de Engelfchen, Y 5 wel-  346* Gefchiedenis van dê Vyanden welke van de zaaken van het Deïsmus gefchrevea hebben, en men kan hunne Schriften bykans de oorfpronglyke werken der Ongeloovigen noemen. Zy zyn het,die toch nog eenige gronden by hunne gevoelens voegen, daar in tegendeel de overige alleen met fpotternyen en vernuftige invallen ftryden. De kleine Schriften, welke tot uitbreiding van het Deïsmus gefchreven zyn, zyn ontelbaar. Maar zy zyn niet anders dan bloote affchriften van deeze, die aangewezen zyn, en niet waardig om hier genoemd te worden: Genoeg, die deeze kent, die kent ze alle (*). Ja bet is bykans ongelooflyk hoe de Vrygeestery en het Ongeloof zedert de tyden van deeze aangewezene Schryvers hebben toegenomen. Onder alle zoorten van menfchen vind men lieden, die tegen den Godsdienst ftryden en fchryven. De redenen daar van zyn verfcheiden. Zommige fchryven om kostwinning, anderen, om zich eenen naam temaken, en nog anderen om hunne buitenfporige levenswyze te verdedigen. Wie moet zich niet verwonderen, . wan- (D Die ze volledig kennen wil, die behoeft alleen Maschens lyst van Vrygeestige Schriften na te zien. My behaagen de gedachten van den beroemden D. Lesz : Die de moeite nemen wilde, om alle deeze Schriften te verzamelen en te lezen , die zou iets even zoo vergeefs ondernemen, als die geen, welke van een gedrukt Boek alle Exemplaren wilde doorlezen, om eene volledige kennis van deszelfs inhoud te verkrygen.  van den Christelyken Godsdienst. 34^ wanneer eene Vrouw, Jonkvrouw Johanna Ifctve (**) in het jaar 1734. eene ioftelling vanpryzen voor den besten beftryder van het Christendom maakt? En wie kan niet ligt oordeelen, dat daar van daan eene menigte van Vrygeestige Schriften haaren oorfprong zal genomen hebben (**), Doch niet alleen is Engeland de vruchtbaare grond van het Ongeloof, maar ook in Vrankryk, Holland en Duitschland kwam dit onkruid voort, Wf moeten dus de voornaamften van deeze Deïsten ook hier aanwyzen. De voornaamfte onder de Fran- (*) Misfchien is deeze Iuve eene Zuster of Bloedverwante van Jakob Iuve die de Oration fpoke at Joynershalheeft uitgegeven, waarin hy wonderlyke dingen opgeeft , als: Dat Abraham zynen Zoon geofferd heeft: Dat Jacob listiger was dan een Jefait. Aaron listiger dan een bedrieger de geheele Levitifche Godsdienst eene Staatkundige kunstgreep van Moses of van Jeti-iro, en tot verheffing van de Priesters uitgevonden. Hy gaf ook nog een ander Gefchrift: Modcft remarhs on the discourfes of the Bisfhop of London uit, maar dat zoo onbefoheiden was, dat hy 6 maanden in het Tuchthuis gebragt werd, en aldaar blyven moest, tQt dat hy wegen» zyn toekomend gedrag borg kon ftellen. (**) Twee zodanige Gefchriften zyn daar van bekend, liet eene beweert, dat onze Aarde de Hel is, en de menfchen de gevallen Engelen , dat het Helfche vuur niet eeuwig is, Het andere zal de bedrieger/ van Moses bewy--  348 Gefchiedenis van de Vyanden Franfchen is buiten twyfel Voltaire, maar van wien wy beneden breedvoeriger zullen fpreken. Mademoifelle Ruben, eene beroemde Deïstifche Vrouw te Lyon, overtreft alle de kleineFranfche en Hollandfche Helden in fcherpzinnigheid, daarom plaatzen wy haar het eerst. Haare Voorouders waren uit Zmtferiand en hadden zich als Kooplieden in Vrankryk nedergezet. Zy zelve leefde in Lyon en was eene Dame, die veel geld had. Zy voerde een ftrikte levenswyze, en was uiterlylc der Roomsch-Katholyke Kerk toegedaan, maar daar by had zy haren byzonderen Godsdienst. Zy hield Collegia pietatis en was een Piëtiste en Deïste te gelyk, hoe weinig zich beide ook met eikanderen fchynen te verdragen. Zy ftierf zelfs gelyk de Roomsch-Katholyken zeggen in Odore SanStitatis, den i3den January 1753. jn het 58 jaar van haren Ouderdom. Zoo aanftonds na haren dood liep het Volk naa haare woning , en fneden ftukken van haare kleding , om die tot Heilige Reliquien te maken. Deeze Mademoifelle Hueert is de opftelfter der volgende Schriften. Lettres fur l'Etat des ames feparées des corps en van het Boek le monde fou preferé au monde fage In dit laatfte Gefchrift wfzy bewyzen, dat die genen, die niet weten televen, verftandiger zyn, dan die, welke zichnaar deZeden der wereld fchikken. In betrekking tot de Zedeleer is zy zeer fcherp. Zy ftelt de Verlochening en de Menfchen- lief-  van den Christelyken Godsdienst'. 340 liefde zeer ftreng voor. Daar van daan kwam hare weldaadige liefde, waar door zy zoo veele Christenen befchaamde. Zy belyd, dat de Zedeleer van den Verlosfer zeer ftreng is, dan wy worden in deeze wereld alleen opgevoed, en zyn gelyk moedwillige Kinderen, daarom heeft God ons eene zoo ftrenge Zedeleer voorgefchreven , op dat wy naderhand des te gelukkiger mogen leven. Dit Boek brengt den Godsdienst weinig nadeel aan. Maar het Gefchrift over den toeftand der Ziel na den dood is gevaarlyker. Het fchynt in het begin, als wilde zy alleen degevoelens der ouden en nieuwe Godgeleerden over deeze zaak beoordeelen; dan zy beweert vervolgends, dat de ftraffen der Hel een einde zullen nemen. Ook daar door zou de Godsdienst niet ondermynd zyn geworden. Schielyk daar op gaf zy een Gefchrift uit onderden Titel: Lettres fur la Religion ejjentielle aVhomme, diftinguée de ce, quin'en eft que l'accejjoire. Dit is wel zesmaal in Holland en Engeland nagedrukt geworden, en beftaat uit 4 Deelen in Oftavo. Het vervat een volledig zamenftel van het Christelyk Deïsmus, en is zeer aangenaam en levendig gefchreven. Er is niets Wysgeerigs in, en een ieder kan het lezen, en even daarom is het gevaarlyk. Men heeft dit Gefchrift lang aan den Heer Müralt , met wien Madem. Hhbert 'in eene naauwe vriendfchap leefde, toegefchreven, tot dat men eindelyk de regte opfteller ontdekte. Deeze Franfche Dame wil het wezenlyke van den Godsdienst ■  35® Gefchiedenis van de Vyanden dienst van het geen niet wezenlyk is afzonderen, Zy wil den Kern van den Godsdienst aantonen en het geen de menfchen er bygevoegd hebben, wegnemen, Maar terwyl zy dit doen wil, ondermynt zy alle gronden van den Godsdienst en word een Deïst. Het eenigfte, dat zy van den Godsdienst laat bly ven, is de Zedekunde. Zy bepaalt het wezenlyke van den Godsdienst tot drie ftellingen, i) Daar is een hoogst Wezen, dat alle dingen heeft voortgebragt. 2) Dit Wezen beftiert de wereld, en heeft de menfchen wetten gegeven, die dezelve houden, worden beloond, die ze niet houden, zul. len geftraft worden. Maar nadien God hoogst goed is, zoozal deeze ftraf niet eeuwig duuren. 3) De mensch heeft eene onfterflyke Ziel. Uit deeze drie ftellingen ,zegtzy, beftaat het Wezen van den Godsdienst, meer heeft Christüs niet geleerd, het overige is alleen een byvoegzel van de menfchen. Alle Christenen nemen deeze drie ftellingen aan, derhalven zyn zy eensgezind in het Wezen van den Godsdienst, en verfchillen alleen in byzaaken Zy gelooft dus geene Drieëeniglieid, geene Verlosfing zy weet niet, of iets daar van in den Bybel ftaat of Biet. Het geen zy van den perfoon des Verlosfers denkt, zegt zy nergens duidelyk. Zy neemt wel het N. T. aan, maar zy zegt, de Christenen verftaan het niet; het is in eenen Oosterfchen ftyl opgefteld, die wy tegenwoordig niet verftaan kun nen. Maar zy zelve verftaat geene grondtaalen. Zy beweert veel meer, dat, offchoon men uit het nut  van den Christelyken Godsdienst. 351 aut Van eene Godlyke Openbaring befluiten kan, dac God zodanig eene aan het menschdom kan geven, £00 is er toch zooveel kinderlyks, laf, en ftrydig met het gemeene menfchelyk verftand in den Bybel, dat men denzelven onmogelykals eene Openbaring van God mag aanzien. Zy wil verder aantonen, dat de ftellingen, welke niet in de drie door haar opgegevene vervatzyn, niet tot het Wezen van den Godsdienst behoren, en daar word zy op eenmaal eene Wysgeerige. Zy wil tonen, dat zy tegen de Reden ftryden, maar zy verklaart de fpreekwyzen van den Bybel alleen uit de Franfche vertaaling, en evenwel beweert zy, dat de zin, dien zy daar uit dwingt, de waare is. By dit alles wil zy niet den naam van eene Onchristen hebben, maar beweert, dat het Christen¬ dom van de meesten kwalyk begrepen word. Zy . m Vu .vj*,^ wil uk.wjicu. jjaar js niets aan gelegen, zegt zy, of wy de Godlykheid van den Godsdienst bewyzen of niet. Wy kunnen den Deisten de vreugde gunnen, dat zy de Godlyke Zending van Christus ontkennen. Wy hebben buiten twyfel geen genoegzaam bewys daar voor. De wonderen zyn fatta, die geen bewys geven kunnen. Uit oude Gefchiedenisfen kan men niets bewyzen. Laten wy dus dit bewys opgeven. Dit is genoeg, als wy alleen de waarheid van den Godsdienst bewyzen , de Godlykheid van denzelven kan niet bewezen worden. Maar de waarheid van den  35^ Gefchiedenis van de Vyanden den Godsdienst word uk deszelfs overëenftemming met de Reden openbaar. „ Dan de verborgenheden i de genoegdoening van Christus, de Genadewerkingen van den Geest Gods in den wil van den mensch kunnen uit de Reden niet bewezen worden." Dit zyn, zegt zy, daarom ook alleen byzaaken. Haare hoofdftelling is bygevolg deeze: Het geen zich uit de Reden niet laat afleiden en bewyzen, behoort niet wezenlyk tot den Godsdienst, en nu befluit zy: De Godlyke Zending van Christus , zyne Wonderen, zyne Opftanding, de Verborgenheden, de Opftanding der Dooden kunnen niet uit de Reden bewezen worden, daarom zyn het byvoegzels van den Godsdienst. Wy hebben reeds aangemerkt, dat haare Zedeleer zèer ftreng is, want zy neemt alle de Voorfchriften van CHRisnusin hunnen letterlyken zin, en gaat verdér, dan ooit Christus hier in "gegaan is. Dan zy beoefende die ook zelve, uit dien hoofde was haar levenswyze ongemeen ingetogen , zy bewees den armen veel goeds en ontzeide alle vergenoeging, Daar van is het gekomen, dat men haar langen tyd voor eene Pietiste heeft gehouden, dan uit haare Schriften heeft men meer licht bekomen ('*). Met • Cj De dwaalingen van deeze Franfche Dame hebben byzonder wylen Heer D. Am Enöe en D. Marperger we-  van 'den Christelyken Godsdienst, 353 Met veel meer boosheid tast de la Serre den Godsdienst aan. Hy was een Franschman en Lieutenant by de Vrycompagnie van den Heer Vial. Hy liet zich als eenen Spion gebruiken, men betrapte hem in eene Monnikskap en hy werd den 10 April 1748. te Maastricht gehangen. Kort voor zyne te regtftelling kwam hy tot bekentenis van zyne Zonden, en liet den Heer Vernede Predikant by de Walfche Gemeente aldaar by zich roepen, herriep zyne aflchuwelyke Schriften in de tegenwoordigheid van eenige getuigen, en verzocht den Predikant, om dit herroepen na zynen dood openlyk bekend te maken, het welk ook de Heer Vernede getrouw vervuld heeft. Zyn Gefchrift, waar in hy het Ongeloof wil uïtftrooijen, heeft den dubbelden Titel: La vraie Religion demontrée par l'Ecriture Sainte, traduite de VAnglois de Gilbert Bournet , a Londres 1745. en Examen de la Religion dont on cherche Veclaircijjement de bonne foi attribué a Mr. de St. Evremond. De eigen bekentenis van de la Serre wederlegt de gisfingen , dat Hatzfeld , of Voltaire of Varenne opfteller van dit Gefchrift zyn zou. Het is ook in het Hoogduitsch vertaald onder den Titel: de waare Godsdienst of onderzoek wederlegd. Geene in twee rondgaande Brieven en in zyne Verhandeling de Deo gloriofo en deeze in een Gefchrift: Het wezenlyke in den Godsdienst redelyk en fchriftmatig onderzocht. Z  354 Gefchiedenis van de Vyanden zoek van den Godsdienst. De la Serre is alleen een Lasteraar, en de volgende zyn de voornaamfte van zyne fmaadredenen. 1) De Christenen kunnen tegen de Muhamedanen noch anderen antwoorden, alszy door hun van het grootfte Bygeloof befchuldigd' worden. Hunne Godsdienst is enkel Bygeloof. 2) De Leer der Christenen van God is geheel tegen de Reden. Zy maken van God eenen Sophist en wreeden Dwingeland. 3) Hoewel onze kennis binnen grenzen bepaald is, zoo mogen wy toch niet geloven het geen wy niet begrypen kunnen. Er zyn by gevolg geene verborgenheden. 4) De Schrift is niet van God, maar een werk van de menfchelyke verbeelding. 5) Christus is noch een Leeraar noch veel minder een Verlosfer. 6) De Leer van de Drieëenigheid, en vande Erfzonde , ftryden tegen de waare begrippen van God. • 7) De Christelyke Godsdienst .brengt aan het algemeene welzyn meer fchade dan nut toe. Dit affchuwingswaardige gewrocht van eenen vinnigen fpotter werd daarom in Vrankryk 1745. door denScherpregter openlyk verbrand, het welk ook in Holland zal gefchied zyn. De la Serre liet nog twee Handfchriften na, die van eenen gelyken fchandelyken inhoud waren hy noemt ze zelve in de verklaring, die hy voor zynen dood  van den Christelyken Godsdienst 355 «dood deed. Ik verzoek, zegt hy, insgelyks die geenen,. welke een door my opgefteld Handfchrift fur la nature de l'ame in handen hebben, het te verbranden , het zelve als een vrucht van eene dolle verbeelding te beichouwen, gelyk ik dan hier mede betuig, dat ik het zelve voor niets anders houde. Ik bid God en den Godsdienst, zoo wel nopends deeze ellendige Schriften als zommige andereplaatzen, welke den Godsdienst beftryden, en in een Boek te vinden zyn , dat den volgenden Titel .heeft: Lettres fur les m Wy hebben ogeraar fehnft: r^g» & avantures dg Ja™™ ge- ken Godsd.enst te befpotten. Hy verdicht dl toe eene Reisbefchryving en h I r i uyvjng, en m deze ve eene7a ^ y n ceSen den Godsdienst laat zeegen, maar waar in nier* nip,,™ • Iddlzeg- fteito to»tfach 00it in eeiigefpret ^ ov;rOp- Gods-  ; yan den Christelyken Godsdienst. 363 Godsdienst met eenen Turk, welke hem met eene Fabel afzend , en deeze Fabel is het fchandelykfte in het geheele Gefchrift (*)• Wy (*) De inhoud daar van is deeze: Een magtig en wys Koning regeerde over een Eiland in den Oceaan, en beval aan de Natuur van alle dingen het beste voort te brengen. Hy had eene groote menigte Byën, welke hy vryheid gaf om alle bloemen uittezuigen , alleen eene enkele zoort van bloemen zonderde hy uit, om hunne gehoorzaamheid te beproeven. Eenige Byën overtraden dit bevel, en de Koning befloot, om hen alle uitteroeijen. Maar toen zyn toom bedaard was, zocht hy alles te doen , het geen by het eenmaal opgevat voornemen voor de Byën nuttig kon zyn. Hy had eenen eenigen Zoon, welke de ftraf der Byën op zich nemen en zelf eene Bye moest worden. Hy vloog in de onedelfte Byenkorf, predikte gehoorzaamheid en werd geftoken. Na zynen dood kwam hy weder tot zynen Vader en bad voor de Byën. Eenige Byën beminnen hem, en die verkrygen genade, maar verkrygen ook deswegens geenen beteren Honing, en zullen nochtans na den dood een groot goed verkrygen. De Horfels vertellen aan de Byën geduurig deeze Gefchiedenis, maar in onderfcheidene Korven op eene onderfcheidene wyze, en maken den. Byën wys, dat hun gehommel na den dood zal overig blyven en zy gelukkig zullen zyn , wanneer zy maar aan de Horfels het grootfte deel van hunnen Honing te verteeren geven. Indien dit verfcheidene Byën niet willen geloven, dan zetten de Horfels de overige Byën aan om deeze Ongelovigen te vervolgen en hun uit hunne woningen te verjagen , en bren-  3 64 Gefchiedenis van de Vyanden Wy hebben van hem ook: Lettres choifzes in twee Deelen m Oftavo. In verfeheidene van deeze Brie ven tast hy, gelyk in de voorgaande Reisbefcbryvmg den Godsdienst aan, en de voornaamfte dwaabngen zyn de volgende: De Heilige Schrift is eene van de Roomfche Kerk kwalyk uitgedachte Fabel, en het O. T vervat n.ets dan Voorbeelden, Schilderyen, LeenfpreuKen en Schaduwen van het N. T De Bybel vervat veel, bet geen de Reden en de Wiskundige betoogen tegen fpreekt, als dat God het hebt voortbragt, toen er nog geen Zon was. Eene Godlyke Openbaring is onnoodig en onmo- In den dood houd de mensch op te zyn Er is geene opftanding der dooden, en de Ziel is gelyk het Ligchaam fterflyk. y , . _ De 2:0£dikwi,s daar toe - ^s^i Wie ziet niet by deeze Fabel bet Godlooze oogmerk van den Opfteller, om het alierheiligfte van den GodZt 2 rpotterny bloot te fteHen ? Hy wil wel deeze Fabel weder! leggen maar de Tnrk, die ze verhaalt, moet fchielyk daar' op omkomen % op dat dit verdichtzel onbeantwoord mag b yven. Uit deeze Aantekening b,ykt het, dat deezeFabe! van de ivpn vOQ j_ t* , . ,~, .w« v„u ue raoei van Mandeville. waar - —w JXimMJKVIIJ.E van wv boven B-pfr,™!™,, u„L> ^_ . ,., ." , «-f—u ,JCUDM , onderfcheiden is, hoe d^w,ls ook verfeheideae Geleerden dezelve als eene „ de zelve opgeven.  van den Christelyken Godsdienst. 365 De Val van Adam is een belagchelyk verdichtzei. Christus was een bloot mensch, die niets min^der dan Wonderwerken gedaan heeft, en het geen van de opftanding der Dooden, en geneezing der Zieken verhaald word, moet oneigenlyk verftaan' worden. De Tydrekening van den Bybel is bedorven, en de wereld is veel ouder. Het leven der Aardsvaders is van zulken langen duur niet geweest als de Bybel zegt, een jaar was toenmaal naauwlyks zoolang als tegenwoordig ëene Maand, dewyl de Zon zich fneller om de Aarde beweegde. Alle deeze ellendige tegenwerpingen, weet de Opfteller door eenen bevalligen Schryfftyl, vernuftige Invallen en aarfige Gedachten eenen fchyn te geven, zoo dat een min oplettend Lezer gemaklyk misleid kan worden. By hem voegen wy den fchimpzuchtigen Hazfecd of Hardfeld. Hy was een Duitfcher van geboorte, maar die zich den meesten tyd in HoU land ophield, vermits hem de in Duitschlmd bepaalde vryheid van denken en fchryven wat men wil, niet geviel. Hy ging daar op volgends voorgewende uitnodiging van den Koning van Pruisfen naar Berlyn, maar keerde fchielyk naar den Haag weder terug, daar hy zyn Boek, waar van wyaanflonds zullen fpreken, in Drukgaf. Hy droeg het aan de Regeering aldaar en aan eenen Predikant op, maar  Gefchiedenis van de Vyanden het werd m6. dcor Bmh hg verbiaDdj en hyzelf uit hec Land gebannen H, I-eft den T"e • £ nf ^ *«* Boek ueD A,teL Decouvevte.de la verite R Z la Rehgion; fur tout a Vegard de la Phi,nrZ dom VAuteur donne un fyLne J Phll°Jop]ne> ■ j jyjteme entierement *mv ' ?«* developpe tous les myfteres les L Portans de la nature; fi tien Tl J P ^ ftence de Diev jw> • 4"" frouve l'Exi. J e ae Ö5 immortalitê de PA™? * j mnftration, Traduit de PAnJ Lff' ~«f par PAuteur de C^at £?Zs^T vtenfis, approuvé par le celebre Pr eZ 1^' foufcrit par plufieurs Princes w J JJm Wolf > A-a- n.- rnnces & autres per Ponnen do diJlmPtion. De naam Vemdicqs i^S even zoo als de voorgewende goedkeu^ "an " voortreflyken WoLF verdicht JrhTl ° in ie IVo, A^s eIuToTp^™^ merkt. Er is in ók r«„i, ", p' j23" aan' van ^^^e^f ZRaTVl0ed alleen iemand, die van h « g £^ beroofd is, kan voortbrengen wTrl ^ eenige aan. ê y teeKenei3 aiJeea De Bybel is een verward Boek, en ePn n u zamenftel van den Godsdienst. Desze s o ftellers fpreeken naar u ■ ^eszeits Opmeen. bCgnp vaa h« Ge- Be Heilige Schryvers lasteren God, terwyl zy din-  fan den Christelyken Godsdienst. 36? dingen vernaaien, welke Gode onbetaamelyk en tegen alle Reden zyn. Abraham, Moses en de Profeeten zyn Bedriegers en Ondeugenden. De Joodfche Godsdienst is een gefchreeuw van wilde Ganzen. De Godgeleerden maaken God tot eene oorzaak van de Zonden , vermits zy voorgeven , dat de >mensch zonder Gods byftand niets goeds /kan dóen. Er zyn geen kwaade Geesten. Er is geen Hemel noch Hel. De Leer van de Drieëenigheid ftryd tegen de wetten der Natuur, Reden en Schrift. God is een zamengefteld Wezen. De Wonderwerken van Christds zyn verdichtzeis, en zyne Genoegdoening een uitwerking van Doop en Avondmaal hebben geene kracht. Ook ons Vaderland is van deeze vrygeestige Ziekte niet verfchoond gebleven. Men heeft deels uit winzucht, deels uit onedele en wel zelfs boosaartige oogmerken alle zoorten van Schriften, die met het vergift van Ongeloof aangefteken waren, vertaald, en ze in de handen van onze Landsgenoten, ook van den gemeenen man gegeven. Maar het heeft ook onder ons aan lieden niet ontbroken, die het Deïsmus gezocht hebben uittebreiden. Wy zullen alleen één of twee daar van noemen. Hier toe behoort de bekende Wert- heim-  3 68 Gefckedenis'van de Vyanden heimfche Bybelvertaaler Johan Ladhehi Schmiü Zyn Vader was Predikant te Schweinfurt, die hem eene goede opvoeding gaf. Hy ftudeerde te Jena, en ver volgends onder Fr anken en WoLFteiï^, en beminde inzonderheid de Wysgeerte en Wiskunde. Van Holle werd hy als Hofmeester by den Graaf Lo-' wenstein naar Wertheim beroepen. Hier kwam hem m de gedachten, dathy de Wysgeerte tot de vertaabng van den Bybel wilde gebruiken, en maakte daar van eene proef. Daar doorkwam hy in vermoeden van het Atheïsmus en Deïsmus. Die hem van Baby kent,zal moeten bekennen, dat hvtot Dweepery is geneigd geweest, want hy zeidê: dat zyne Bybelvertaaling behoort tot de voornaamfte oogmerken van God: en als men hem vroeg; waar uit by dit wist? Zoo antwoorde hy: God heeft het my ingegeven. Als men hem hoorde fpreken, dan moest men geloven, dat hy in zynen Godsdienst met gegrond is, en tot de Deïsten behoort; gelyk dan ook niet te ontkennen is, dat Deïstifche dwalingen uit zyne vertaaling kunnen afgeleid worden Maar als men hem vroeg: wat hy onder verfchei' dene Deïstisch-fchynende fpreekwyzen verftaat dan verklaarde hy ^ich goed, en overeenkomende' met den Godsdienst (*). Zyn oogmerkin zyn ver taaien was goed, hy wilde veel meer den Godsdienst (*) Wylen Mosheim, die hem in perfoon gekend heeft heeft hem ook niet onder de Deïsten gerekend; maar ik heb  van den Christelyken Godsdienst. , 369: dienst te hulp komen, dan denzelven bederven. De gelegenheid, die hem tot eene Bybelvertaaiingaanleiding gaf, was deeze: Toen Wolf in Leip;ïg Magifter werd, zoo maakte hy een ontwerp , hoe men den Christelyken Godsdienst kon verdedigen. Men begeerde de uitvoering van dit ontwerp , maar Wolf ontfchuldigde zich daar mede, dat dit niet eer gefchieden kon, dan tot dat men eene juister en beter Bybelvertaaiing had. Schmid had dit in aanmerking genomen, en nam voor om deeze vertaaling te vervaardigen. Het eerfte Deel, hetwelk de 5 Boeken van Moses vervat, kwam in het jaar 1735. in het ligt, onder deezen Titel: de Godlyke Schriften voor de tyden van den Messias Jesus; eerfte Deel, waar in de wetten van de Israëiiten begrepen zyn , naar eene vrye vertaaling, welke' overal met Aanmerkingen opgehelderd en bevestigd word (*> De Vertaaler heeft dikwils de Hebreeuw- fche heb hem ook hier, volgends opgaave van den Heer D. Walch in zyn Compendium hift. eccl. recentijf. om het noodzaaklyke in te vullen, moeten aannaaien. (*) Eer de vertaaling nog gedrukt werd, ftelde de Kamer-Raad der beide jonge Graaven , 'welke deeze vertaaling op hunne kosten wilden uitgeven, wylen"Mosheim en den Proost Reiwbek , by het overzenden eener proeve van deezen Bybel, deeze twee vragen voor: 1) of deeze vertaaling geene bewegingen veroorzaaken , en 2) of zy goed vertier zou hebben? Mosheimantwoorde op de eerfte vraag: Aa dit  37° Gefchiedenis van de Vyanden fche woorden behouden, en onder den tekst ftaan Aanmerkingen, die dikwils zeer onnodig zyn, hv verklaart dingen, die geene verklaaring behoeven Zoo ara deeze Bybel uit was, zoo ontftonderi er groote bewegingen over. D. Lange te Halle veroorzaakte de meeste, en door hem werd de RyksFiskaal aangezet, welke Schmid op lyf en lever.als eenen vyand van den Godsdienst, die van alle drie de Geloofsgenooten van het Roomfche Ryk moest vervolgd worden, aanklaagde. Er volgde een bevel van den Keizer, in het welk dit Boek verwor Pen, en allen Boekverkopers verboden werd om bet ze ve te verkopen. Men nam dit bevel aan, en dacht er niet pm, dat deeze geheele zaak tot de regtbank der Proteftanten behoorde. De Gra ven van Wenheim en Schmid namen hunnen toevlucht tot het Corpus Euangelkorum; de Vertaaler lag zyne Geloofsbelydenis af, dat hyalle Artikelen dat deeze vertaaling kon achterblyven, vermits zy bewegin gen kon veroorzaaken; en op de andere vraag: dat zygoed vertier zou hebben, vermits Paradoxe dingen goeden aftrek vinden. Reinbek integendeel antwoorde: dat het drukken van dezelve te wenfchen was. Uit dien hoofde heeft zich naderhand, toen de zaak eenen kwaaden keer nam , de Vertaaier zoo zeer over Reinbek bezwaard, die zelfs tegen hem fchreef. Maar buiten twyfel heeft zich Reinbek in de zaak overhaast, dewyl hem alleen daar van eene proeve was sregeven. ° °  van den Christelyken Godsdienst. 371 ien der Augsburgfche Belydenis geloofde, en daar op leven en fterven wilde. Dan de Keizer gaf bevel, dat de Vertaaler terftond gevangen genomen moest worden, dat ook gefchiede. Uit deeze gevangenis werd Schmid eindelyk in ftilte ontilagen. Hy ging toen onder eenen anderen naam naar Hamburg , en zocht eenen Drukker voor de overige Deelen van zyn Gefchrift, maar dien hy niet vond. Hier leefde hy ftil, en de Graven van Wertheim en de Markgraaf van Anfpach gaven hem een inkomen. Eindelyk kwam hy aan het Hof van Wolfenbuttel als Pagie-hofmeester, en ftierf als een goed Christen en Martelaar voor de Wolfiaanfche Wysgeerte. Tegen deeze vertaaling is ongemeen veel door de Godgeleerden gefchreven geworden, waar tegen zich Schmid verdedigde. Hy gaf zelf eene verzameling van de voornaamfte Schriften tegen zyne vertaaling uitjonder den Titel: Verzameling van de Schriften, welke by gelegenheid van het Wertheimfche Bybelwerk voor of tegen het zelve in het licht gekomen zyn, met aanmerkingen en nieuwe ftukken uit Handfchriften vermeerderd. De redenen , waarom men hem zoo zeer vervolgde , worden deels in deVoorrede, deels in de Vertaaling gevonden. Hy fpreekt 1) in de Voorrede voor de Deïsten, alshy zegt: datzy tot hier toe gelyk hebben gehad, dewyl men tegen hen nog geene bekwaame bewyzen gefteld heeft; de meeste ftellingen rusten alleen op het gezag derLeeraaA a 2 ren.  37 2 Gefchiedenis van de Vyanden ren. Maar hier door bragt hy zieh in vermoeden 3 °fhy tot ^eze party behoorde. Hy oS 2 n.et b„duide,yk den GodJyken owf£™k«' denBybel enzegt^atdeszelfsgezagvandeoLn. deder Jooden, welke door de Christenen is mi brmkt geworden, ontltaan is. Hveeeftr, T" van uitlegt, welke de Sehrift derwerpen en even daar door bant hy alle verbor" genheden uit de Godlyke Openbaring. De vertaaling zelve is eigenlyk geene vertaal™ -aar veel eer eene verklaaring. ^ 'v ^ p het geen Moses gefchreven , maar het 4 1 MosSs volgends zyn gevoelen gedacht heeft Toe" hy fchreef. Hy geeft daarom aan de woo J andere beteekenis, dan zyh^ tn ^^ -n waardoor de voorzeggingen van Ch de Boeken van Moses en andere LeerituklZ het Geloof vervahen. De aanme^tl^ by zyne vertaaling gevoegd heeft, zyn dee]s 07 gig, wylzy zaaken verklaaren, dienenfv r Waaring noodig hebben, deels fchadelyk n v ' -tel, wyl zy zyne dwaalingen moeten beyeS Uit dit alles ziet men wel Hac c„ heel ante begrip van deCodl,*,*^^ fpi.  van den Christelyken Godsdienst. 373 fpireerden, Hy ontkend wel niet de Godheid van den Verlosfer, doch hy heeft echter daar van een ander begrip, dan het N. T. vordert. Wy doen hern dus geen ongelyk, als wy hem onder de vyanden van de Godlyke Openbaring ftellen. Karel August Gebhardi, een Duitfcher, maar van wien wy geene verdere aanteekening kunnen geven , dan dat hy verfcheidene opftellen in de Leipziger Verlustigingen van het verftand en vernuft geleverd heeft, gaf de volgende Naturalistifche Schriften uit: O Rede.'yke gedachten over het gebruik der ftrenge leerwyze in de Godgeleerdheid: en hetzelfde Gefchrift in het Latyn met eenige Aanmerkingen vermeerderd, onder deezen Titel: Cogitatü ones naturales de u/u methodi fcientificcs in Theologia revelata, 2) Redenmatige bedenkingen over de natuurlyke gebeurtenisfen; en eindelyk 3) Drie Gefprekken over gewigtige waarheheden. In deeze drie Schriften is niets meer gezegd, dan 't geen voor lang de Deïsten beftreden hebben ; de voornaamfte dwaalendeftellingen zyn deeze: De Godlyke Openbaring is niet eens onder zekere voorwaarden mogelyk, veej minder kan zy bewezen worden. De Heilige Schryvers hebben zelfs hunne gedachten van de Godlyke ingegevene niet kunnen on, 4 3 3 der-  374 ' Gefchiedenis van de Vyanden derfcheiden, daar van daan is het voor ons te minder mogelyk, om beide te onderfcheiden. Er zyn in de Schrift veele dingen die Gode onbetaamlyk zyn, b. v. Gen. VI 6. Het is niet mogelyk, dat God in eene aangenomene menfchelyke gedaante kon verfchyiiën. Ai het geen van de noodzakeïykheid. der genoeg doening van Christus, welke hy aan God gedaan heeft, gezegd word, is iets, dat willekeurig is aangenomen en derhalven valsch. Het is pnmogelyk, dat een ligchaam oneindig en te gelyk een ligchaam kan zyn, daarom is de Alomtegenwoordigheid der menfchelyke natuur van Christus onmogelyk. De Demons kunnen in geen Ligchaam werken. Hoewel niet ontkend kan worden, dat Godwocderwerken kan doen: zoo zyn er toch geene waare Wonderwerken, daarom kan men uit de Wonderwerken de waarheid van den Christelyken Godsdienst niet bewyzen. De wereld is oneindig en beeft geene grenzen. Het eeuwig leven beftaat daar in, dat de gelovigen uit de eene wereld in de andere vertrekken, en de gefteldheid derzelve nalporen en zich daar in verlustigen. Voor dat wy nog van de nieuwfle vyanden van den Godsdienst' fpreeken, zullen wy voor af eenige van de Vrygeestige Schriften noemen die zonder namen van hunne Opftellers uitgeko' pen zyn: want alle te noemen , en derzei ver inhoud aan  van den Christelyken Godsdienst. 375 aan te haaien, zou een op zich zeiven wydlopig Boek vorderen (*). An impartial Catechifm d. i. onpartydig onderzoek van de hoofdftëllingen van den Christelyken Godsdienst, waar in de uitvindingen, bedriegeryen en byvoegzels der menfchen opregt aangetoond worden. Wat men in dit Boek heeft te zoeken, leert reeds de Titel. A Catechifm founded upon Experience and Reafon. In ditGefchriftwordenallepüchtenvan denmensch uit den natuurlyken Godsdienst afgeleid, de Leerftukken van het Geloof en de Verborgenheden voor y-dele en onnutte ;fpitsvindigheden verklaard , en als de bron van alle wanorde in de menfchelyke maatfchappy opgegeven. Effai fur la neceffité, de la Revelation. Volgends het voorgeven van den Opfteller, welke onder de Doorluchtige perfoonen zal behooren, is de Heilige Schrift voor die alleen nodig, welke op eenen naderen weg tot den Hemel komen, en eenen hogerer. trap van Gelukzaligheid dan anderen, die alleen volgends de wetten der natuur leven, willen bereiken. Het land der Inquiranen, in welk Gefchrift alle on-derfcheid van Godsdiensten word weggenomen, de Chris- (*) Tamelyk volledig tekent Masch in zyne lyst van de fchriften der Vrygeesten dezelve aan. A a 4  276 Gejchiedenis van de Vyanden Christelyke befpot, en de Natuurlyke verheven 4 Letter to a Member of Parliament. Hier worden öe io Geboden als voor lang verjaarde en buiten "«gebruik gekomene. Wetten befchreven, cn de vernietiging van dezelve aangeraden. Les PrinceffesMalabares oulecelibat Philofophique Het oogme k djt Boefc .s ^ ondfr Jl de h TT Zd 3l,e Godsdie^en, byzonder den Christelyken, verdaeht te maken, en integendeel den Natuurlykente verheffen. Het werd deswegen te Parys i734. openlyk verbrand. Recherches Phüofophiaues fur la neceffnè de s'aiïu. rerparfi meme de la verité fur la certitude denos connotfances & fur la Nature des Etres. Van dft Ge chnft zou de Heer van St. Hvacz.th de Op ftelle,-zyn. Hy beweert , dat de Gelukzaligheid van denmensehlin het vergenoegen met zynen toeftand beflaat, het zy hy dan goed of kwaad is. «echt ,8 alles, wat tot dit vergenoegen brengt, op zich zeiven isniets recht ofonrecht, deugdzaam of ondeugdzaam; de grootfte ondeugd word tot d^ugd als men daar by zyne rekening vind; het is billyk ' om zyn geluk met het grootfte nadeel van zv, en -Naasten te bevorderen. Woedender , dan alle de tot hier toe aangeteekenóe, t,st de ongenoemde Opfteller van de Efprit du ludaisme_, ou Examen raifonnè de la loi de Moife k fon influenceer la religion chretienne de Bybelfche gefchiedenisfen en den Godsdienst aan. De ge, bee,  van den Christelyken Godsdienst. 377 heele Wet van Moses is volgends zyn gevoelen Papenbedrog, de Profeeten zyn leugenaars. De Offeranden hebben geen zedekundig oogmerk, maar zyn middelen, om de gierigheid van de Priesters te voldoen. De gebreken der Profeeten worden den Godsdienst ten laste gelegd. De Wonderen zyn Fabelen. David word vooor een monster, prince detefiable, vrai Cannibale verklaard. Eindelyk volgt eene vermaning aan Europa, om het Christendom te verwerpen, dewyl het op het Joodendom gegrond is, en zich alleen aan dennatuurlyken Godsdienst en Deugd te houden. De optelling van de vyanden van den Christelyken Godsdienst zou geheel onvolledig zyn, indien wy dg beide grootfte Apostels van'het Ongeloof, te weten, eenen Rousseau en eenen Voltaire, hier niet gedenken zouden. Beide wilden den naam van Vrygeesten niet hebben, beide noemden zich Christenen , en beide hebben met hunne Schriften den Godsdienst meer nadeel, dan eenig Vrygeest, toegebragt. Johann Jacob Rousseau werd den 28 Juny 1712. te Geneve geboren. Zyn Vader was een Horologiemaker , die by ledige uuren nuttige Boeken las, en zynen Zoon eene liefde daar toe inboezemde, Rousseau werd op eenen tyd geboren, waar in zyne Vaderftad den hoogften top van bloei fcheen bereikt te hebben, en daar van daan ortftond by hem zyne volgende zucht voorde Vryheid, Rousseau las in zyne jeugd zeer veel, en ia 5 reedi  378 Gefchiedenis van de Vyanden reeds 8 j kende hy Plutarchus van bditen in ay„.I2de Jaar had hy dem » mans die hy zeer beminde, doorgelezen. Daar van daan kon misfchien zyne neiging tot Roman kyerdichtzels komen. Eenedwaahn vandeje g gaf hem aanleiding, om ZyDe Ouders te ontlopen en hy zwerfde eenen tyd lang in Savoym ^ zag eindelyk zyne dwaaling in, was zonder g ,d!n vrienden naar Geneve wilde hy niet te rug gaa hy zag zich dus genoodzaakt,om zichin hetffloos' erna*^eS:addC/^--melden. Men2 hem aan , onderwees hem in de Leerftukken van den Roomsch-Katholyken Godsdienst, tot welken field °VTg- Hl£r Wild£ ****** to7 e" fcheidene ondeugden verleiden, en hy vlugte an dermaal, maar hy werd achterhaald en beftraf " Een Dorp.pnester van Savoyen bevrydde hem, en ^ metZ,Ch' Dee- Dorp.prLter was een het geen hy had en onderwees hem in nuttige weo f ,T- "yisev-de-Ifde, met wiens Geloofsbelydenis Rousseao het tweede Deel van zy neM egint. Het eenzaam leven, dat h e Rohsseau leiden moest, beviel hem niet, en l v verbet den Dorp-prieste, De veele Romans had" den zyne Verbeeldingskragt vervuld, eïw^l bedorven. Schielyk daar op berouwde hem Zyne onbedachte ftap, en hy keerde weder te rug "e" de Dorp-priester nam hem met blydfchap aan Na eemgen tyd raaddehy hem zelfs, om in zyn Vader! land  van den Christelyken Godsdienst. 379 land te rug te keeren, en den Godsdienst, dienhy verlaten had, weder aan te nemen. Maar Rousseau wilde uit fchaamte dit niet doen. De Dorppriester beval hem aan de BaronesfevAN Warens, welke den Roomsch-Katholyken Godsdienst aangenomen en haare goederen in Zwitferland daar door verloren had, en zich te Annecy zekerheids halven ophield, en van den Koning van Sardinië een aanzienlyk inkomen genoot. Deeze Dame nam de zaak van Rousseau ongemeen ter harte, misfchien dewyl hy een gelyk lot met haar had. Zy liet hem in alle wetenfchappen onderwyzen , beval hem aan den Bisfchop van Bernex , die veele zorg omtrent Rousseau droeg, en hem hoop tot eene goede verzorging gaf; maar zyne dood verydelde deeze hoop; doch de Baronesfe voer voort, om Rousseau in alles te onderfteunen. Dan haare omftandigheden werden zelfs gevaarlyk, en noodzaakten Rousseau om eene reis naar Vrankryk te doen, om te beproeven , of hy door zyne kennis in de Muziek aldaar zyn geluk kon maken, maar hy keerde féhielyk weder naar Chambery te rug , en gaf aldaar onderwys in de Muziek. In het jaar 1742. bekwam hy eene plaats als Geheimfchryver by den Franfchen Gezant in Venetië, met wien hy na eenigen tyd naar Parys te rug keerde. Hier geneerde hy zich met Noten fchryven, en den overigen tydbefteedde hy tot de Natuur- en Scheikunde, en voltooide eenige Artikelen in de groote Encyclopedie. Thans kwam het tydftip, dat hem aan de wereld be-  33o Gefchiedenis van de Vyanden bekendmaakte, hy fchreef t-,*~ a * *< de " dee2eDL;: n " * ,CVe° ^ft, en öeeze ftraffen zyn alleen natuurlyke, en hebben haaren grond in de handelingen. L word t v een Dronkaart ziek en lyd fmerten, zoo a t'de" wrcakg.enge de veraehtingop zich. Maar er ook zomm.gen onder hen, welke niet alle wifle keurige ftraffen in dit leven ontkennen ZvTeL ven dat God die genen, welke de Wet houden of met houden, wilkeurige ftraffen of b looi" / f f even toedeelt. Deeze zoort is g2Tn deSadduceen, die in hun voortduuren. Zy is aI le« van deeze daar door onderfcheiden, a de Sadduceen eene Openbaring geloofden, en MosE voor  van den Christelyken Godsdienst. 405 voor eenen Profeet hielden , maar deeze lieden niet, welke veelmeer de Openbaring en Moses lasteren. De derde zoort gaat verder. Zy gelooft eenen God , eene Voorzienigheid, Natuurlyken Godsdienst, onfterflykheid der Ziel, en beloningen en ftraffen na dit leven. Dan deeze zoort verdeelt zich weder in verfcheidene deelen, als zy haar gevoelen van de beloningen en ftraffen zal verklaren. Zommige geloven alleen natuurlyke ftraffen der zonden na dit leven. Zy houden de ftraffen voor een kwaad , dat zyn grond in de daad zelve heeft. Eene willekeurige ftraf heeft niet haaren grond in de daad zelve, rrkar in de wil van den Wetgever. Zodanige ftraffen gelooft deeze zoort niet, maar alleen Natuurlyke. Een wellustige, b. v. neemt zyne kwaade begeerten met zich in de andere wereld, en deeze zullen daar zyne ftraffen zyn , wanthy zal die begeerten niet voldoen kunnen. Een wraakgierige neemt zyn onrustig gemoed met zich, maar hy zal daar zyne vyanden niet meer fqhaden kunnen, en welke fmert zal hem dit veroorzaaken? Die geen integendeel, welke hier tegen zyne begeerten ftryd en die onderbrengt, zal natuurlyke beloningen ontvangen. Zyne Ziel zal ftil en gerust zyn. Hy zal eene duidelyke kennis der waarheid verkrygen, en eene altydduurende weltevredenheid tot eenen loon hebben. Maar daar is ook eene zoort, die willekeurige ftraffen toeftaat, Zy geCc 3 looft,  4<5 Gefchiedenis van de Vyanden W^MSKsaan eene ongeiukk^ ^ zich zullen bevinden, daar zy allerhande ftraffen -eren lyden. Maar als zy zeggea wUen™ Jen J T' ZOmm,ge b£WeereD' dat «e Zil ^eÏi ^t gerÉ1Digd t0C hct be-^andeZa- SS* ^T,: g'"00' « die — ver- dat de Zie! J et f V°°menden' en z^n : ue z.iei dei Godlozen eindelyk. wanneer zv "r ,Keft ■»S5| U.JBetcrisde tweedezoort der Deïsten rp„,« Zy heeft haren oorfprong van den Graaf BodHeer T n' ^ ^""fe en wraakgfe ^ he re£ df "ij6 f^" dac ^n me'nsch ^et regt der Natuur en de Natuurlyke TnH„ eerdheid beter dan Muhamed verftaan\t£ C d Natuurlyke Godgeleerdheid is dic voorgeven mm of meer waar, indien zy alleen tot de Ten heeftenen" oT" ^ Wef Str 1°°;d\ereG°d,^e gering, eene Wer straffen en beloonmgen, de onfterflykheid der Ziel gekend. Dan zyn Natuurregt is 2eèr opgrond en ftecht. Hy fthryft alleen een je plich- i  van den Christelyken Godsdienst. 407 plichten voor, en iaat aan de driften der Natuur eene volle vryheid tot alle buitensporigheden. Al» les komt by hem op drie ftellingen aan. 1) Men moet ten minften driemaal daags bidden. 2) Men moet Aalmoesfen geven; en . 3) Men moet zich dikwils wasfchen. De vierde plicht, of de reis naar Mekka word niet van allen waargenomen , of zoo het gefchied, dan gefchied het toch niet in perfoon. In overige zaken geeft hy aan de Natuur alle vryheid. De mensch kan de ontucht opvolgen, zoo veel hy wil, hy kan wraakgierig zyn , en alle zyne begeerten volgends zyne eigen wenfchen voldoen. Evendaarom is zyne Zedeleer zoo onvolmaakt en ten uiterfle gebrekkig. Dan even daar van daan komt het, dat de Muhamedaanfche Deïsten zoo veel aanhang hebben en dagelyks vermeerderen. Deeze menfchen willen doen, wat hun lust, en zich aan geene Wet tot verlochening van hun begeerten binden. Dit veroorloven hun de wetten van Mohamed. En dewyl deeze wetten zoo ligt, en voor de Natuur zoo aangenaam zyn, zoo moet zich niemand verwonderen, dat zy zoo veel goedkeuring vinden. III.) Nog beter is de derde zoort, of de zogenaamde Christelyke, daar toe behoren Tindal en Mejuffrouw Hubert. Deeze zoort neemt onder de Grooten in Engeland en in andere Landflreken buitengemeen toe. Deeze menfchen verwerpen niet geheel de Heilige Schrift, maar zy fchryven Cc 4 haar  4°8' ■ Gefchiedenis van de Vyanden losfer; maaf o ? v7 ^ "'^ V°°r ^ Ver* i, maar or Zy hem voor eenpn God, of enkel grooten WysLr hn ? ^ onzeker, wantzv fn«* , "den ' b,yft fcb een^od! LCbartr31'' **** nen zyne groote d,T °g 6' Want z? integeLeef eTeetf **i wys Man is gewet ' d en ^ ^ * wegens beeft hy zyne voortreflvke ?Z. j -n. Dan zyontkennen tev^^f f leer , en honden die voor eene „irvfrr1 °^ telyken, of vooreen,,. I ? u,tv,nd'ng derGees- genheden M^^^**- CQ den Verlosfer uit en v f, he'«nderwys van ** -ne ^^e^^f^ Zy ftaan alleen toe d,t Cu Bee,dfPraak, Deeze menfchen konden het ^ L£f tmgt worden, dat de Zedeleer vant- ■ 0Ver' Geloofsleer zyn kan , de£\\ ^£^¥ ander grond. Dan zy laten zieh D e ^ ^ Zyoiyven ^rM^CZT2^ algemeene menfcheniiefde PeleertiZ r " 06 rust, vreede en vergenoeg l cT ' ? dH de b^uoegeq m de wef^ heej>_ fchen  van den Christelyken Godsdienst. 409 fchen mogt , en dat de Geest van den mensch na dit leven tot eene zekere Gelukzaligheid mag geraken. Deeze beide zoorten der Deïsten, de Muh'amedaanfche en Christelyke,zyn wederom in verfcheidene Secfen verdeeld. Zy hebben geenen zekeren grond voor hunne gevoelens, en een ieder medelid beoordeelt de zaaken volgends zyn oogmerk , opvoeding en neiging. Daarom moeten zy in hun- ! ne Leerftelzels onééns zyn. Dewyl wyzoo veele Deïstifche Schriften tot hier toe aangehaald hebben , zoo zy het ons geoorloofd eenige algemeene aanmerkingen over dezelve te J — t„j:— „.— „11 : ... j """>v„. '""'^ «-«-uigi- van uc UCöLC 1) Dat zy vol zyn van loftuitingen van het Deïsmus, en de groote voordeel en, welk het aan de wereld geeft. Zy zeggen ons, dat het, gelyk de Zon, het zuivere licht der Reden over de wereld 1 r :j j... j_ /~i i ^ . . | ipicju, uctt ucl uc cci vdu uuu en ae LreiuKzalig- heid van de menlchelyke maatfchappy bevordert, dat het allen twyfel in zaaken van den Godsdienst geheel wegneemt, en aan de Ziel een ongeftoord genoegen bezorgt. In tegendeel worden in dezelve 2) De Schriften , die ter verdediging van de Openbaring gefchreven zyn, zeer verachtelyk behandeld , men ontkent van dezelve alle goede eigenfchappen, en verklaart niet zelden de OpfïelC c 5 lers  4ro Gefchiedenis van de Vyanden Iers van dezelve voor doodvyanden van de Reden. Zy zyn meestendeels met befchimpingen en Jas e rmgen de Leeraars _ den GPodfd],^ - ; be d pD Wfr men de fchu'd Van Onredefyl heid Partydigheid, Bygeloof en Bedriegerven 1 l\ 3l,e DeïStifche S«ten het oog! merk hebben, om den Godsdienst te beftryden, zoo komt het daar op aan, hoe zy ftryden! en vaa GoLVerkeeï,e V°0rflel,en V3U den Christelyken Go s , „aken, het Christendom in een va'lsch bcht «ellen, denzelven van misbruiken en vervalfchmg d zelve hebben uitgevonden, of ook den Godsdienst volgends de Leerftellin'en van eene, byzonder de Paufelyke Kerk hZ ? , «* de- Stiehter van den «52£SS*5 ^yne Apostelen valfehe oogmerken totithr ^ fen°d nGoTddikWilS ^ * ^ 55 ten den Godsdienst zoo flecht verdedigen, dat dee - verdedigmg eene werkelyke verrading van d * zelve,, Het Boek Ck^ianüy notfouLdVar' tegen de ftellinggerigt, dat het Christel dom door eene onmiddelyke Openbaring aan ieder" mensch ingegeven word. Dit zal de Ch ■ , 7 Godsdienstleeren^aarhettochaltetee ft^ der Geestdryver», maar niet van den Bv^el is Montesqltieu beftryd het ongehuwd leven van de Roomfche Kerk, terwyl hy gelooft, dat wegensdeEchtfcheidingen Veelwyvery tebef! di-  van den Christelyken Godsdienst. 411 digen is. Voltaire zou veele vernuftige fpotternyen minder gezegd hebben, indien hy eerlyk genoeg en min onkundig geweest was, om de Roomfche dwaaling van de Leerftellingen van den Bybel te onderfcheiden. Het geheele bewonderde verdichtzel van Mandeville rust op een valsch, met den Godsdienst ftrydig begrip van de Christelyke deugd. Nadien het karakter van den Verlosferzoo voortreflyk is, dat ook zyne vyanden op het zelve niets te berispen hebben, zoo geven zy voor, gelyk de Opfteller der Fragmenten,-dat Jesüs onder denfchyn van vromigheid eerzuchtige en eigenbatige oogmerkén verborgen heeft, en even daar in waren hem zyne Apostelen nagevolgd. Zy be- i weeren, dat Christus en zyne Leerlingen het gebruik der Reden geheel verboden hebben. 4) De Deïsten zoeken in de Schrift alles op, wat zy kunnen, om dezelvebefpotlyk temaken, | zy geven zich daarom eene buitengewoone moeite om de uitfpraken van de Heilige Schrift te v?rdraaijen, om alleen gelegenheid tot het befpotten van dezelve te vinden. Hoe zeer is, e. v. de zo- i genaamde Bergpredikatie van Christus mishandeld geworden ? Welke befpotlyke dingen heeft men in dezelve gelooft te vinden? Zoo beweert Voltai- ; re uit Ezech. XXXIX, 18. dat de Jooden van God belast werden, om men fchen-eeters te zyn, en hem zelfs menfchen te offeren, en met welk een laag vernuft zoekt hy God, de Voorzienigheid en 1 de Vergelding befpotlyk te maken. Euang. du Jour VII,  412 , Gefchiedenis van de Vyanden VII, 189. Als de Deïsten met gronden ftryden, terwyl anders hunne gewoonlyke wapenen fpotter «yen, vernuftige invallen, en dikwils grove alle Zeden beledigende fchimpwoorden zyn , da'n be dienen zy zich 5) Van zodanige gronden, die allen Godsdienst en alle zekerheid van de Reden wegnemen. Zomnngen van hunne grootfte voorvechters fpotten met alle zoorten van opvoeding en met het onderwys der Kinderen in den Godsdienst enZedekunde. De Opfteller van de RefurreBicn of Jefus confidered en de Schryver van de Fragmenten befchuldigt de Euangehsten van eene ftrydigheid , om dat de een zomtyds eene omftandigheid aanhaalt, welke de ander nalaat Zal deeze regel gelden, dan mag men geenenGefchiedfchryver geloven, als de ander niet ge yke omftandigheden aanhaalt. Hunne Hoofdftelhng is deeze: het geen de Reden niet begrypen kan dat is valsch. Hoe gemaklyk kan men volgends deeze grondftelling aan de aantrekking van het Staal aan den Magneet, aan de Eb en Vloed aan he t licht der- Zon, aan den Donder en Blikfem ja zelfs aan de vorming van den mensch twyfe Jen. Eene gelyke grondftelling is deeze: iets V loven om dat anderen het zeggen , is eene nieuwe" en ongerymde Zedeleer. Wie kan dus geloven dat er ooit een Sokrates of Muhamed in de wereld jS *ff S£ ? De Deïste" bonwen alles op de gezonde Reden, maar zy zeggen ons 6) Niet wat de gezonde Reden is, een ieder on- der  van den Christelyken Godsdienst. 413 der hen houd de invallen van zyn verftand en de vruchten zyner verbeeldingskracht voor de gezonde Reden , daarom verklaart de een voor dwaasheid het geen de ander voor eene ongetwyfelde grondftelling van de Reden opgeeft. Bolingbroke kan zich niet genoeg over de dwaasheid verwonderen, wanneer men eenen Godsdienst, die op gebeurtenisfen rust, anders dan uit getuigenisfen bewyzen wil, en Chubb, Tindal, Hume, en anderen houden het voor onredelyk hier getuigenisfen gehoor te geven, Shaftesbury, Chubb, Monïesquieu, Mandeville belagchen die als dwaazen, welke beweeren, dat de Christelyke Godsdienst voor den Staat goed en nuttig is, en Bolingj3ROke verklaart deeze befchuidiging voor onwaardig om wederlegd te worden , en pryst het ftaatsbeleid van Konstantyn den Grooten , dat hy dien tot eenen LandsGodsdienst gemaakt heeft. 7) Hunne Schriften zyn vol ftrydigheden. Dan willen zy bewyzen, dat er geene Openbaring nodig is, en verheffen de Reden in zaaken van den Godsdienst tot eene algemeene fcheidsvrouw, dan vernederen zy de Reden, om ons alleen omtrent den Godsdienst onverfchillig te maken. Dan moeten alle menfchen van natuur en zonder onderwys zoo fchrander zyn , om den geheelen omtrek van den Godsdienst in te zien ; en dan moet de groote hoop der menfchen te onvatbaar zyn, om het geringfte van den Godsdienst te weten en te kennen, en even daarom niet verbonden, om eenen Godsdienst  ♦ 14 - Gefchiedenis van de Vyanden dienst te hebben. Dan verheffen zy den Gods* dienst, gelyk Herbert, Tindal, Chübb en Rodsseali , en roemen deszelfs voortreflykheid. Dan pryst een Voltaire de Zedeleer van de Schrift, dan zegt hy, dat de Zedekunde van Epiktetüs , Seneka, Brama, Konfucius beter dan de Zedeleer van Jesös is," Zoo vol van ftrydigheden is, gelyk wy boven hebben aangemerkt, de Fabel van Mandeville van de Byën. Bolingbroke geeft zich alle moeite om te beweeren, dat men in God behalven de natuurlyke eigenfchappen, geene anderen erkennen moet. Hy yvert tegen de korstige Godgeleerdheid , dus noemt hy de begrippen van God, en zegt, dat de Godgeleerden tegens God in een verbond zyn getreden, en evenwel is God volgends denzelfden Schryver, een weldadig Heer en Gebieder, die ons geene dubbelzinnige wetten gegeven heeft, en niets anders aanbeveelt, dan het geen ons goed en heilzaam is. 8) Zy vooronderftellen ftrydige gevoelens als zeker en bewezen, daar op gronden zy hun gebouw , en zoeken daar* door den Christelyken Godsdienst te ondermynen. Zy zeggen, e. v. dat de geheele omtrek der Aardeniet genoegzaamis om de menigte der opgeftaane menfchen by het algemeen Oordeel te vatten , en dat het daarom zeker is, dat de Leer der Christenen van een toekomend Oordeel valsch is. Het N. T. is eerst van de Jooden doorgezien, veranderd en bekend gemaakt geworden , en nu het gevolg van deeze dwaaze voor  van den Christelyken Godsdienst. 415 vooronderftelling, derhalven is het N. T. een zamenftelvan hetJoodendom, en de Christenen zyn Christen-Jooden. Chubb verzekert, dat de Leerftukken van het Christendom eerst in de tweede eeuw bekend zyn gemaakt geworden, en de Apostelen deswegens in het Grieksch gefchreven hebben, op dat het de Jooden niet verftaan zouden, en hy trekt daar uit dit gevolg: dat de Jooden an» ders dit Verdichtzel van Jesus en zyne Wonderen aan de wereld hadden kunnen verraaden. 9) Eindelyk doen ons eenige van hun byzondere voorflagen, om den ftryd met hun te eindigen, en men kan deeze voorflagen als het eindoogmerk van alle hunne Schriften aanzien. Dus zegt de Opfteller van de Refurretïion ef Jefus confidered. ., Wan,, neer deeze geleerde Heeren , die voorgangers ,, van anderen zyn (deGeestelyke)hunne befchou,, wende ftellingen, en het gefchiedkundig Geloof „ (de eigenlyke Leerftukken van den Godsdienst) ,, verlaten, en alleen op de beoefening willen aan,, dringen, welke den menfchen in eiken Godsdienst „ de genade Gods, de geneigtheid der menfchen ,, en de vrede van hun eigen geweten fchenken „ zal; wanneer zy daar by willen erkennen, dat de ,, geheele omtrek van den Christelyken Godsdienst, welke der moeite waardig is, om daar voor te ,, ftryden, de gemeenzaame deugden uitmaakt: „ Dan zal de twist tusfchen de Christenen en'Deis„ ten een einde hebben." Het fchynt bykans als of onze nieuwe Hervormers deezen voorflag tot daad-  4i'6~ 1 Gefchiedenis van de Vyanden daadlykheid wilden brengen, want onder het voorwendze van den Godsdienst nader tot de v" den van denzelven tebrengen, en denzelven voorC aannemelyker te maken, brengen Zy den God" d-nst nader tot het Deismus. En op deeze wv ZT n°0iC M™ geenen, weiken ZZ Godsdienst kennen en hoogachten, en tusfZn Deïsten vrede worden. fcr^Tr1'1^"^^2618 by Vee!en de Deïstifche Schriften hebben voortgebragt, hoe gevaarlyk Zy voor de deugdenrust vanveeltn gewogyf -hen het Ongeloof, dat over de Zee tot ons ! ' W* ,s, zoo veelen heeft aangefteken, nadfen veelendaarinde bronnen van vernuft, i ng van hun ontwaakt geweten, de voeding tn hunne zelfstevredenheid, de vryheid om onbe dwongen hunne lusten te voldoen — ZOelen " «o hebber, zy toch ook 'op eene Jen bezorgd, zy hebben gelegenheid gegeven om de natuur der Wonderwerken naanwUril^ onderzoeken, den Natuurlyken Godsdienst tfve ^l ^r1^ BybeI b- d- zei?-?60- jm'Ster m^ V- "ede V o 0 «ggingen, dedmdelyke voortelling der Bytelfcl Gefch.edemsfen, het onderzoek der echtheid v «■«SKSSSÖ gen  ydn den Christelyken Godsdienst. é^if gen van het Ryk der waarheid hebben wy door het byzonder bellier van God toe te fchryven aan de aanvallen van de vyanden van den Godsdienst. De geduurig verdere uitbreiding van het Deïsmus en deszelfs fchadelyke gevolgen leid ons natuurlyk tot het onderzoek van de bronnen van dit kwaad. Joh. Klerk heeft eene byzondere verhandeling de rincredulité daar over gefchreven, en wylen de Graaf Bünaü , die byzonder de groote wereld als Afgezant en Minister kende, heeft in zyne Verhandeling van de oorzaaken der fteeds meerdoorbrekende Vrygeestery, dezelve onderzocht. Men zou liefdeloos handelen, wanneer men aan iedereen, welke aan den Godsdienst endeszelfs waarheid twyfelt, den naam van eenen boosaartigen en ondeugen» i den wilde geven. Er zyn zommige menfchen, die naar de maate van hunne begrippen de waarheden van den Godsdienst niet geheel overdenken kunnen, en in hun Geloof door menigerleie tegenwerpingen , diezy horen of lezen, wankelend gemaakt worden. En deeze zyn het ook, welke nooit van den Godsdienst befpotlyk of verachtlyk zullen fpreken, en als zy hunne twyfelingen opgeven, dan doen zy het met alle befcheidenheid. Deeze zyn het ook, die door het onderrigt van eenen verlichten vriend van den Godsdienst gemaklyk op den weg der Gelukzaligheid te rug gebragt, en van de waar. ] heid van het Christendom overtuigd kunnen wor» . den. Maar geheel anders moet men van hun oordeeDd len,  4i8 ! Gefchiedenis van de Vyanden len, we ke den Godsdienst openlyk helpetten en die met lasteringen beftryden. Deeze zyn zeker Ongeloovigen, niet, om dat zy niet geloven knnnen , maar om dat zy niet geloven willen. Ondeu gende geliefde begeertens, byzondere wellust, vdel-" heid trotsheid om zich van het gemeen te onderïcheiden, en de grootheid van hun verftand te toonen onverfchilhgheid omtrend de waarheid, zorgeloos! heidomtrent zaken vangewigt, en af keer van al het geen moeilyke onderzoekingen vordert, zyn deinwendigebronnen van hun Ongeloof. Wantnadien de godsdienst de. volmaakfte deugd beveelt , zoo brengt de buitenfporige begeerte naar een ongebonden leven het eerst den wensch voort, dat de Godsdienst valsch mogt zyn, en zy zoeken alles op, wat hunnen wensch voeden kan. De Ongelovigen zyn tegen den Godsdienst, dewyl de Godsdienst tegen hun is. Hunne Schriften, de wyze van hun gedrag omtrent den Godsdienst, en hun leven is het zekerfte bewys daar van. Hoe veelen heeft armoede en gebrek aan onderhoud tot Deïsten ge maakt? Zy fchryven om brood te krygen. Deon wetendheid in hetgeen tot den Godsdienst behoort die zy niet ze,f in deszeifs bronnen onderzocht Hebben, maar volgends de Leerftellingen van dee ze of geene party beoordeelen ," is eene andere bron van het Ongeloof. Zoo verwisfelen Montesquieö en Voltaire het Christendom met het Pausdom, Geestdryvery en de Leer der byzondere Genade. Zom-  ydn den Christelyken Godsdienst. 419 Zommige verdedigers van het Christendom zelve brengen dikwils veel tot bevordering van het Ongeloof toe, die zomwylen de waare gronden voorby zien , en met zwakke wapenen ftryden , die ligt kunnen verbroken worden, of zelfs over zo. danige zaaken onder eikanderen ftryden , die het wezenlyke van den Godsdienst niet betreffen» Hoe veele droevige gevolgen zyn uit de dweepachtige grondftellingen, en uit een misbruik van de Chris» telyke Zedekunde , dat het wezen van het Chris» tendom in het hoofd te laten hangen, flechte klederen, verlochening van alle geoorloof devermaa- ken ■ ftelde , ontftaan. Het heersch- zuchtig gedrag van veele Geestelyken in verfchei- de provintien gaf eene nieuwe gelegenheid tot ver» achting van den Godsdienst, dien zy leerden, en het in het oog lopende in menige Gezangen geeft nog dikwils ftof tot fpotterny, en fpotterny is de eerfte trap tot het Ongeloof. Het is niet te ontkennen, dat wylen de Graaf Bunau geiyk heeft, - wanneer hy ook het flecht ondefwys van de Jeugd in den Godsdienst daar toebrengt, daar altyd het bewys van de Godlykheid van'den Bybel, en het- Zedekundige gedeelte van den Godsdienst verzuimd word. Behoeft men zich te verwonderen, wanneer deeze Jongelingen, die niet gegrond zyn in de Leer' van den Godsdienst, dan, als zy in de wereld intreden , en allerlei twyfelingen tegen den Godsdienst hooren, ligt vervoerd worden, voornamenlyk nadien de begeerte''orri vernuftig te fchynen, en zichD d 2 ook  420 Gejchiedenis van de Vyanden ook door zyn Geloof van het gewoonlyke af te i^t^"^ —veele6 SchHr!fLiD rZyD ^ redCnen gdeSen> ™om de Schr ften tegen den Godsdienst zoo vee, opzien Se I ooVh HVanrZ0° VCeIen gredg ^elezen ^rden. De hoofdreden hgt waarlyKin den natuurlyken afkeer van het menfchelyk hart tegen de ft 2' deugd, welke de Godsdienst begeert, en in den hoogmoed3omIeerftukkenvoorwaartehu nrwa" by dereden op de vraag, boe mag dit zyn ?niet X zonde\aDtTrden- ^ hartb^eert -nevryheid zonder bepaahng en grenzen, en een Boek dat deeze bepaalmg wegneemt, en de grenzen uitzet, is hem aangenaam Hier by komt dat deeze Schrif d ™ fchyn van nieuwigheid hebben, hoewel zy duizend maa wederlegde tegenwerpingen herhalen Door de heblykheid , of veel meer fnoodheid" om de groffte fpotternyen en lasteringen tegen den Gods dienst dan met den ernst van Reden en Gefeert heid dan m het bloeijend gewaad van de LenTe dan m Verdichtzels en Leenfprenken, d!n o£ Raadzels, waar toe zy zelve den fteutel geven, dan onder het eerwaard].g aanz.en ^ deugdgn n£n tZ u, voorte dragen, worden zoo veelen tot het lezen van dezelve getrokken. Ook de fier heid, waar mede de vyanden van den Godsdienst t voorfchyn komen, maakt reeds indruk en de ha ten van veelen, die met den Godsdienst in des zelfs effchen buitendien niet te vrede zyD Die ver-  van den Christelyken Godsdienst. 421 vermetelheid verwerft zich eerbied, en dit vleid den menfchelyken hoogmoed. De veelvuldige wederleggingen van deeze Schriften word eene nieuwe Reden, dat zy gezocht en gelezen worden, komt er I nog by, dat zy zeldzamer zyn om te bekomen , zoo word de begeerte om ze te lezen nog fterker. Er zouden duizend ellendige Schriften tegen den Godsdienst niet zyn gelezen , noch gelezen worden , wanneer men ze in derzelver welverdiende duisterheid had laaten leggen. §. 16. Schikkingen tegen het Ongeloof. Nad ien het Ongeloof onder de Engelfchen fteeds toenam en fterker werd: zoo werden tegen het einde van de vorige Eeuw allerleie fchikkingen gemaakt , om den loop van het zelve zoo wel onder grooten als kleinen te ftremmen. Daarom werden verfcheidene Godvruchtige gezelfchappen opgericht , die het oogmerk hadden, om meer licht onder het Volk te brengen, op dat het niet zoo gemaklyk door de vyanden van den Godsdiens mogt verleid worden. Daar van daan komt de ftichting van den beroemden Engelfchen Ridder Boyle , die Dd | 1692,  422 Gefchiedenis van de Vyanden 1692. is aangelegd geworden, volgends welke aüe jaaren zekere Predikatiën tegen de Ongelovigen door bekwaame Mannen gehouden worden. Daar van daan kwamen andere{lichtingen. Ook heeft het in geenen tyd aan bondige wederleggingen van de Schriften der Vry: geesten, en aan andere verdedigers van de waar heid van den Christelyken Godsdienst ontbroken Alle deeze fchikkingen zyn niet geheel vruchteloos gebleven , dan zy hebben echter met kunnen verhinderen, dat het Ongeloof Zich niet overal heeft voortgeplant. Het is zoo ver gekomen, dat zoo wel Pantheïsten als Deïsten gefloten geselfchappen hebben, en'op zekere tyden zamen komen,en eikanderen helpen en by één houden. Van dien tyd af, toen onder Kakel den II in Engeland, het Ongeloof de overhand begon te nejnpn, dacht men ook op middelen, om het te ftui! ffg en te vernietigen, De Engelfchen in het by" zonder Helden tegen deezen inbreekenden ftroom . eenen dam. Zy richten gezelfchappen op, lieten prediken tegen het Ongeloof en beft reden het met bondige Schriften. Alle deeze Schriften 'hebben sets, maarniet veel voordeel uitgewerkt. Er ont. c breekt  van den Christelyken Godsdienst. 423 breekt nog dit, 'dat men wetten tegen hen geeft. In het Parlement heeft men meer dan ééns voorgefleld , dat flraatrovers en ander liederlyk gefpuis door het Ongeloof tot deeze levenswyze verleid worden, en dat men daarom wetten tegen de openbare vyanden van den Godsdienst geven moest. Dan deeze zaak is in Engeland aan groote zwarigheden onderworpen. Men was bezorgd, dat de vryheid der Natie daar by verliezen mogt. Hier by hebben .de Deïsten zelfs aanhangers en befchermers in het Parlement, en daarom kan er niet zoo ligt iets tegen hen befloten worden. Men heeft uit dien hoofde de Deïsten tot hier toe laten fpreken en fchryven, wat zy gewild hebben. Men heeft wel den eenen en anderen in de Gevangenis* geworpen, als Passerani en Woolston: dan dit is zoo zeer niet gefchied om den Godsdienst, maar om dat zy als misdadigers van Staat werden aangezien, want de Natuurlyke en Geopenbaarde Godsdienst zyn Rykswetten. Hoe veel oogluiking men ook in Engeland omtrend de Deïsten en andere vyanden van den Godsdienst gebruikt, zoo weinig duld men aldaar de Deïsten of Pantheïsten. Het eerfte middel, waar van zich de Engelfchen tegen de vyanden van den Godsdienst bediend hebben , zyn zekere Genootfchappen , welke verfcheidene Godvruchtige mannen' opgericht hebben. Zy hebben tot een oogmerk: de waarheid van den Godsdienst en de Godsvrucht voort te planD d 4 ten,  424 Gefchiedenis van de Vyanden ten. Maar men moet dit Genootfchap niet met de Society de propaganda fide (*) verwerren. Er zvn meer dan 4 of 6 zodanige Genootschappen op/e«cht geworden, van welker inrigting Josus Woonwoao een byzonder Boek gefchreven heeft Het oogmerk van het eene Genootfchap is, om den gemeenen man beter te onderrigten , dewyj zv «et, dat de onwetendheid in de waarheden van den Godsdienst de voornaamfte oorzaak van het Ongeloof ls. Het gemeene Volk word in Engelandtecht onderwezen. Uit de Predikatiën kan het zich wei¬ nig O Het Genootfchap de propaganda fide heeft de regten van eer1 Konmgiyk Genoodfchap, „heeft tot een oogmerk om de bekeeri„g onder de Heidenen te bevorderen. Toen' ^ ***** toenamen, Zoo werden W door de aanvallen van de Wilden zeer ontrust, daarom moest men hen of uitroeijen, of tot Christenen ma en. ^ eerfte was „let raadzaam, dewyl daar uit oneindig 0H0 gen ontftaar, zouden zyn , waarom men beflaot op hu ne bekeenng te denken. Er was dus onder ^Jj"™ een Genootfchap, waar van de Bisfchop te Londen het hoofd" wa ' Dit Gge,y rfW!:h0P Vande^^^he Kerken was. Dit Genootfchap zond een klein getal van Zendelingen -r de Vo.kplantingen. Men fchikte in Hfcfc> VJ£ Zende hgen een Seminarium, en de Bybel werd in vreem! de Ta.en overgezet. Dan deeze fchikking had weinig voort- verfLiden LJ"E0BDEN "« Genoot^apdoor verfcheiden Legaten een «melyk kapitaal, en eindelyk raak¬ te  van den Christelyken Godsdienst. 42 5 nig ftichten, dewyl zy te geleerd uitgewerkt zyn. Hier by komt, dat zy een groot getal van flechte Predikanten hebben. De Geestelyken Hellen eenen Vicarius, aan wien zy het vierde, vyfde of zesde deel van de inkomsten geven. Hoe minder iemand neemt, des te eer komt hy tot eene bediening. Daar uit ontflaat niet zelden het nadeel, dat onkundigen een Geestelyk ampt verkiezen , en zich om het onderwys van de Gemeente niet bekommeren, en Catechizeermeesters heeft men in het geheel te het onder Willem den III. in dien ftaat, waar in het nog thans is. Het word door eigen inkomsten en vrywillige giften onderhouden, waar toe ook de Deïsten aanzienlyke gefchenken aanbrengen. Zyn oogmerk is ook uitgebreid. Het heeft niet alleen betrekking op de bekeering der Wilden in de Engelfche Volkplantingen, maar ook op andere. Het is tegenwoordig ongemeen talryk geworden. Er zyn drie Bisfchoppen in, als de Bisfchop van Kambridge , Tori en Londen. De leden van het Genoodfchap leggen weeklyls geld by één, en de voornamen vermaken by laatfte wil veel geld. Men kan narekenen, dat het jaarlyks 800 tot 1000 pond fterlings voor zyne oogmerken befteed. Het Genootfchap ontbreekt dit, dat het niet zoo veel Zendelingen bekomen kan , als het nodig heeft, want het heeft geen Seminarium; het ontbied meerendeels zyne Zendelingen van Halle, maar naar Amerika kan het geen daar van zenden, want die daar heen zullen gaan, moeten totdeEpiskopale Kerk in Engeland behoren. D d 5  *2°" ■ Gefchiedenis van de Vyanden neeimet. Dit gezelfchap nu Jaac er zich aan gele. chen te brengen, het richt Schooien op, laat Boe wetrndee,tBybeis' -"Bh°: WoolrTeStameDt' den armen uit. Men totden aTD°men'dat Vede ui^rmoedezich Zdl ' " Z1'Ch V3n hUD^ onder. houden, en daarom Deïsten worden. Het tk dus het oogmerk van een ander Genootfchap om fchik- hagen te maken , dat deeze Armen of tot werken fchan n T ^ gaaD' N°g een ander Genootghap zorgt daar voor, dat er buitengewoone Pre- ? Vatbaarh£id ^ *S lemeenenm'n worden gehouden, waar in men hun de grondwaar d r K 'de geernd£rZOrgt V°°r de 0PV0^g v rded dneeD ™ voor delCmderen der Geestelyken. DemeesteGees- telyken hebben kleine inkomsten, en kunnen hunne Kinderen flecht verzorgen, daarom worden hunne Kinderen ligt Ongeloovigen en fchadelyke UeZ Het is met te ontkennen, dat deeze fchikkingen den voortgang van het Ongeloof onder het gemeene Volk ongemeen gefluit hebben. Alle deeze G» nootfchappen hebben geene Koninglyke befcheï" mmg maar zy zyn alleen byzondere fchikkingen EnopdatookGrootenenvoornamen mogten onder" wezen worden, zoo hebben de Engelfchen eTJ ' Entingen gemaakt, dat er tegen het Ongeloof ge pre-  van den'Christelyken Godsdienst. 427 predikt werd. En dit is het tweede middel omhet Ongeloof afbreuk te doen. < De eerfte, die eene zodanige ftichting gemaakt heeft, was Wilhelm Krone , die 1648. geftorven is. Hy was een Geneesheer, en had door zyne Praktyk zich eenen grooten rykdom verzameld, en te gelyk uit den omgang met de voorname Lieden geleerd, dat veele van hun geenen Godsdienst in het geheel hadden. Hy fchikte daarom in zynen laatften wil, dat er in het Collegie der Geneeskundigen te Londen beoefenende Ontleedkundige voorlezingen tot eer van God moesten gehouden worden, enftichtte jaarlyks twee Predikatiën, in welke uit het zamenftel van het menfchelyk ligchaam het beftaan van God en zyne eigenfchappen bewezen moesten worden. Dan de laatfte wil van deei zen Man is eerst, 1749. vervuld geworden. Er werden eenige. .zwarigheden in .gevonden. Eindelyk hebben het de Nakomelingen van deezen Man daar $oe~ gebragt, dat deeze ftichting tot ftand kwam. Er predikt altyd een van de - bekwaamfte Genees: kundigen , en het geheele Collegie is. er tegenwoordig. De eerfte Predikatie is 1750. gehouden en : gedrukt geworden, de .Tekst, welke ook daar by ■- ftandvastig tot eenen grond ligt, was uit den CXXXIX Pfalm: Ik loof u, o God, dat ik woncerlyk gemaakt.ben, enz. De andere Predikatie is ook in het licht gekomen, in welke het beftaan van God uit het menfchelyke hoofd, bewezen word. Een  42 8 Gefchiedenis van de Vyanden Een ieder Predikant moet dir m ft.cht.og is „iet zoo beromd 'lde'Ze maat. heeft. Bmle 4 ee„ 21„™ c J L*" «e" Ontleeatandise e„ K-J^J^^/"*" «.to A proefo„dervi„de,yte ^^L'?naam gebragt heeft. Men heeft . a"""™lte a dathy „„„de 3oo,ooo aï/en ZÊT^ befteed heeft Hu „ Experimenten heeft van hem verfcheidene Godgelee e Scf t ten m welke veel bondigheid en yver is 'h zag het Ongeloof van zvneT^ Hy heid, en zocht tegeX^^S*^ Ult °ntftondzvne beroemde fticht „V Hv ? te by zyn laatften wil, toen hy oplrven7™*' groot kapitaal, waar van een der hf !?' *** . dikten onderhouden ^^T^ acht Predikatiën tegen de Deïsten, l^ZeTl™ den, Heidenen en Muhamedanen ^o do n Vo"" deeze acht Predikatiën krygt hv " «0Qr hngs. Deeze Predikant worLt^ fchop van Kanterbnry in der tyd v rkoo en 7*" danige Predikant moet een eronr w " kundige en NatuurkundigZyer^'S**' Wis' de Stichting verbonden om dj Ko^ * den  van den Christelyken Godsdienst. 429 den van den Godsdienst, welke zy daar meerendeels voortbrengen, te vernemen. De Predikant kan zich eene Kerk tot het doen van deeze Predikatiën verkiezen, welke hy wil. De eerfte van deeze acht Predikatiën heeft de beroemde Richard Bentley 1692. over Pf. XIV. 1. Hand. XVII, 27, 28. en XIV, 15. gedaan. Deeze Predikatiën zyn voortreflyk, en ook daarom in het Hoogduitsch vertaald geworden. Bentley toont daar in aan, dat men de verfchynzels der dingen niet verklaren kan, zonder een hoogst Wezen aan te nemen. Na hem hebben in vervolg van tyd enkel beroemde mannen deeze Predikatiën gedaan. (*) Onder deeze byzonder Samuel Klarke (**) , TüR- (*) De lyst van die geenen, welke deeze Predikatiën van 1692. tot 1726. gedaan hebben, is voor Derhams Natuurkundige Godgeleerdheid geplaatst. (**) Samuel Klarke deed deeze Predikatiën twee jaaren na elkander. De eerfte acht Predikatiën worden voor beter, dan de laatfte gehouden. Hy bewyst daar in, dat er een God is, toont zyne Eigenfchappen en Voorzienigheid en fpreekt van de onveranderlykheid van den Natuur]yken en de waarheid van den Geö'penbaarden Godsdienst. Hier heeft hy zommige dingen in den Christelyken Godsdienst veranderd , op dat hy zyn bewys des te beter leiden zou. Hy verklaart de Leer van de Heilige Drieëenheid geheel anders, dan zy moet verklaard worden. Zoo gedraag: hy zich ook nog by de Opftanding.  43* 'Gefchieiekis van fa Vyanden Turner C*) , derh,m (**) en B.rnet (f) de beroemd/ten'(ff), UJ BV deeze ftichting is I?5o. nog eene andere by. gekomen. Een ryk Tuinman heeft twee Predik! nen gehikt, e„ een behoorJyk inkomen d oe «-tgezet, m weike de Predikant zvn bewys uit d Krmden en Planten, als getuigen van' God , nemen moet. Er word altyd een groots Kruidkundige n StofkundIge , toe gekozen. Het Gild der Hove niers C ) Turner . toont byzonder de Wysheid van God in der menfchen, en verdedigt haar tegen de tegenwerken , en beweert met voortreflyke gronden de ~g£e. -^p der genoegdoening van den 1 (n DERHAMdeed^ezePredikatientvveejaaren, daaruit * T TmeByk B°ek' het W£lk de» ^ Natuu, ku^e Godgeleerdheid of Natuurleiding tot God, heeft, Ct) Burnethield Zedrie jaarel, De Predika,en yan de ' eedle tweebaren zyu onder deezen Titel gedrukt: De waare Godsd.enstoogenfchynlyk bewezen door een keten van gevo geu, d.euu ontegenzeglyke gronden afgeleid zyn. Van le deeze Pre .katien is een uittrekzel h,4 deelen in 8vo te Leipzig. in her licht gekomen. (ft) Eene geiyke ftichting maakteJqhann Stolp, hy J «nde UmvenueitteZ^een Legaat met die dat daar van jaarlyks 25ó Hollandfche guidens voor de bes . t, Prysverhandehng over de Natuur, Kennis van God en Christelyke Zedeleer moesten betaald worden  van'den Christelyken Godsdienst, 431, niers moet deeze Predikatiën bywonen. Na dien tyd is er eene andere ftichting van vier Predikatiën gemaakt geworden, die uit de Sterrekunde haar bewyzen moet nemen. Rigten alle de Predikatiën by de Deïsten juist niet veel uit, want zy wachten zich zorgvuldig om dieby te woonen,zoo dienen zy echter daar toe, dat zy anderen in denGodsdienst verfterken,enbewaaren , zoo dat het vergift van het Ongeloof die niet verderft. • Het derde middel, waar van zich de Engelfchen bediend hebben, zyn de Schriften , die zy tegen de vyanden van den Godsdienst uitgeven. Men heeft van de tyden van Karel den II. eene ongemeene menigte Schriften, welke den Godsdienst verdedigen, en zy worden nog alle jaar vermeerderd. Onder deezen zyn geheel voortreflyke Boeken. Cudworth, Sherlok , Leland, Lardner, Klerk , Buttler, en andere meer, hebben den Godsdienst grondig verdedigd. Ook heeft het onder de Duitfchers niet aan bondige Schriften ontbroken, byzonder zyn de werken van Jerusalem , Noesselt, Lesz, Lilienthal en anderen voortreflyk-(*). In Engeland hebben byzonder de Newtoniaanfche Wys-, (*) Eene uitvoerige aanwyzing van deeze Schriften vind men in Fabricii Syliabo Scriptorum pro veritate religionis Chrijliana, en een vervolg daar van- in Trinius Lexicon van de Vrydenkers ; maar byzonder in betrekking tot de nieuwe in VValcus Biblioth. Theolog. I. 745. feq.  432 Gefchiedenis van de Vyanden Wysgeeren door Wiskundige bewyzen de Pantheïsten en Deïsten gezoeht in 't naauw te brei gen. Dan alle deeze fchikkingen hebben niet zoo veel «Kgericht als zy moesten uitrichten. De Deïsten sXT:befChMmdergeWOrden- ^ lezen zoda ^ Schnftenn.et, en als zy dezelve lezen, dan gefchied het met oogmerk om ze te verdr aiën, en daar nieuwe ftof tot dwaasheid te nemen. Oudel Veefe D r6' eChrietS d°°r -Senchtgeworden. Veele Deïsten, die redelyk waren, zyn weder te ug gekeerd. Wy hebben byzonder" twee ftyf hoofdige Deïsten, die zieh bekeerd hebben, be de waren groote lieden. De eerfte is Lydleton , die een Boek over de Bekeering en Apostel-ampt van IZZ hCeft gefChreVen' H* *° * Bek'eerLg van Padlu. u,t natuurlyke oorzaaken niet ver Waren, en daarom befloot hy, dat zy Boven -tuurlyk moest zyn, en daar door werd hye keerd De andere is Westen, een groot ml ter, die uit Juvenalis en Horatuis verfcheidene «ukken meesterlyk vertaald heeft. Hy wilde Te Opftanding van Jesüs beftryden , maar nadien hv die ten ftrengfte onderzocht, zoo vond hy, dat zv tegen de Reden niet ftreed, en niet wedei gd kon worden, werd daar door bekeerd, en fchreef' zelf eene verdediging van de Opftanding van Ie sus welke ongemeen fchoonen bondig bewerkt is' Niettegenftaande dit alles neemt de Deïste y fteeds toe. Daar aan heeft byzonder de groo e vry.  van den Christelyken Godsdienst. 433 vryheid van denken en fchryven de fchuld. Deeze vryheid heeft zelfs ia de Roomfche Kerk plaats gegrepen. Daar men anders die geenen hard beftrafte j die tegen den Godsdienst fchréven, zoo worden zy nu veel zachter gehandeld. Voor 20 jaaren werden zulke in Vrankryk gevangen genomen , en hard, ja zelfs aan het leven geftraft, maar thans kan de Sorbonne niets meer uitrichten. Men beteugelt wel zomtyds die dus fchryft maar alleen voor eenige tyd, dan kan hy weder fchryven, wat hy wil. Dikwils verbrand men een Boek, gelyk het Boek Princejfes Malabares en Toussaints les Mosurs, maar de Opftellers leven midden in Parys, men kan zich aan hun niet wagen, indien het de Koning niet beveelt. De Hollanders , die anders de vryften waren, zyn thans de voorzichtigften: Zy verbranden zodanige Schriften, en neemen den Opfteller, zoo lang hy leeft, gevangen. De Engelfchen verdragen Deïsten, maar geene Pantheïsten, gelyk dit den Graaf Passerani wedervoer. In Duitschland integendeel laat men alles toe. Men duld het, dat Pantheïsten , Atheïsten , Deïsten alles in het licht mogen brengen. Er is eene zoo groote vryheid doorgebroken, als er in Engeland en Holland ooit geweest is, en dir. zyn echter de Landen, daar het Ongeloof op het fterkst geheerscht heeft en nog heerschr. Wy Duitfchers gaan verder, dan alle Natiën, en daar door word het Ongeloof ongemeen fterk en vermeerderd. Ee §. 17.  434 Gefchiedenis van de Vyanden S- 17. Verdeeling van de Vyanden van den Gods. dienst. Alle vyanden van den Chriftelyken Gods dienst verdeelen zich volgends de tegenwoordige gefteldheid der wereld in twee hoofdzoorten: 1) m die geenen, welk geene bovennatuurlyke Openbaring voor God aannemen- 2) in die geenen, welke eene bovennatuurlyke Openbaring geloven, maar aan de Godlykheid van de Chriftelyke twyfelen. De eerfte hoofdsoort is onder den naam van Deïsten bekend. De andere groote zoort van vyanden beftaat uit Jooden, Muhamedanen en Heidenen. Alle deze partyen gelooven Godlyke Openbaringen, maar zy verwerpen de Openbaring, welk Christus en de Apoftelen in het Nieuwe leftament gegeven hebben. verklarlna Ja hiCrKt?euhebben Wyd£ Gefch^enisfen v2n tSS^TS ' die V3n het ^gin van den ~™iyJvcU ^uasaienst tot op onze tyden is ge voerd geworden. Nu zullen wy nader ter zaaT en is ge- e ko-  yan deig, Christelyken Godsdienst* 455 komen s en deeze vyanden naauwkeuriger in acht nemen* Deeze vyanden zyn niet van een zoort en gadingi Wy hebben wel alleen hoofdzakelyk met de Deïsten te doen, dan het is toch ook der i moeite waardig, dat wy de gronden der latere JooI den, Muhamedanen en Heidenen hooren , waarom \ zy den Christelyken Godsdienst verwerpen. Met de Jooden hebben wy dikwils te doen ; met de ' Turken zelden, en met de Heidenen hebben onze | Zendelingen te doen. Het is daarom nuttig, dat 1 Wy weten, hoe wy dezelven te keer moeten gaan. De vyanden van den Christelyken Godsdienst ; maaken in onze tyden twee groote hoopen uit j de ■ eene neemt geheel geene Bovennatuurlyke Open'• baring aan, maar beweert, dat God zich alleen i) i door de Reden, en 2) door zyne Werken, of doof ) de Natuur geopenbaard heeft. Zy, die dit geloven, heeten eigenlyk Deïsten, waar van wy inhei; j Voorgaande wydloopig gehandeld hebben; Vandee' zen hoop is de andere zeer onderfcheiden. Deeze) 1 gelooft veel meer , dat zich God opmeer dan ééne) l Wyze geopenbaard heeft. Maar hy heeft zyne redenen, waarom hy de Christelyke Openbaring ver• werpt, Of toch niet voor deeenigfte Godlyke aannemen, en den daar op gegronden Godsdienst ge* : hoorzaam zyn, en daar door zalig wil wordehs Dee* ; ze hoop verdeelt zich weder in verfcheidene deelen. Het eerde ontkent vlak uit de Godlykheid van i de Christelyke Openbaring. Het erkent wel, dat : zich God behal ven doof deReden enNatuur aan hünhö È e è Aards*  43 6 Gefchiedenis van de Vyanden Godnof" Cn Pr°feeteD ge°Penbaard h-fC dat God ook nog eenen Messias zenden, en door hem «nenjeuwe Openbaring geven zal; maar het T Godsl aDder h°Ud deu Christelyken Godsdlenst voor waar, maar het gelooft niejdat 7 _de een,ge weg ^t de Zaligheid is. Tot dit helve W£t g8eD' df g°d d°0r ^xstus eene voo de m ffhCefC' maarde-y^y ^ hard voor de menfehen ,s, zoo heeft God door Mobamed eene zaehtere Wet gegeven. Alle Mu Godsdienst toe, dan zy willen, dat wy ook toege g^hetft 7? W« - God ^ gen heeft. Tot deeze zoort behooren de Heide. «en uitgezonderd,de^Chineezen. Geen Heiden betwist de Godlykheid van den ChW^, f xos prediken, dan hebben zy niets daartegenin ebrengen; alleen zeggen zy, dat er ve le CnT ^Openb-ringen zyn, d J God zLh" £ f' D va' T yZ°vDdere ^ heeft *»P**£ Daar van daan ontkennen zy, dat de Christelyke Godsdienst het eenigfte middel is, om zal* 1 worden. Van deeze laatfte zoorten S au byzonder fpreken. " m°eten w^ §• 18.  vnii den Christelyken Godsdienst. 437 §• 18. De latere Jooden.. D e Jooden zyn daar in met ons ééns, dat zich God Bovennatuurlyk aan de menfchen I heeft kunnen openbaren, en waarlyk geopenbaard heeft. Maar zy zyn daar in van ons verfchillende, dat zy nog eene Godlyke Bovennatuurlyke Openbaring verwachten, maar wy integendeel beweeren, dat de laatfte Godlyke Bovennatuurlyke Openbaring door Jesus Christus aan de wereld is gegeven geworden. Nadien wy dus beweeren , dat de Christelyke Openbaring eene Godlyke Openbaring is, en de Jood dit ontkent, zoo zyn wy volgends de wetten der Reden verplicht , om het bewys voort te brengen, en de Jooden behoeven alleen op onze bewyzen te antwoorden. Maar j wy bewyzen den Jooden de waarheid van de Christelyke Openbaring : 1) uit hun eigen Wetboek , dat zy voor Godlyk houden, en toonen hun aan, dat alle die kenteekenen, welke de Openbaring van God in het Oude Testament heeft, by de Openbaring, die Christus verkondigt, te vinden zyn. Wy bewyzen %) E e 3 uit  438 Gefchiedenis van de Vyanden Uit de Wonderen en de groote daaden van Christus en zyne Apostelen de Godlykheid van den Christelyken Godsdienst ; en insge Jyk* ook 3) uic de Voorzeggingen van hef; Oude Testament, die in het Nieuwe Testament vervuld zyn. Wanneer de Jood het eerfte bewys wil verwerpen , dan moet hy zynen eigen Godsdienst ook verwerpen. Maar dit bewys is niet zoo zeker by de Jooden te gebruiken , als de twee laatfte, want als de Jood m de engte gebragt word, dan laat hy beide Godsdiensten te gelyk varen , en word een Deïst. De twee andere bewyzen zyn de ae. woonlykfte en zekerfte, maar ook de wydtooP'gfte, waar tegen de Jood veel heeft tegen te werpen; dan wy kannen ook ligt oP deeze tegenwerpingen antwoorden. VeRklaaring. Het is ons oogmerk niet, om de Jooden omflagtig te keer te gaan, wy zullen alleen eenige reeën werpingen aanhalen, welke hen te rug houden, om" den Christelyken; Godsdienst als den eenigften waaren te erkennen; wy zu!Ien alleen den waaren ftaat van het verfchil tuslchenons en hun aantoonen Dit we,mge zal ons reeds een groot licht in den twist met de Jooden geven. Maar wy moeten hier voor  van den Christelyken Godsdienst. 439 voor eerst eenige algemeene aanmerkingen vooronderftellen, die fteeds in acht moeten genomen worden; zy betreffen 1) het onderfcheid der Jooden, 2) den grond van den haat derzelven tegen den Godsdienst. Alle Jooden zyn niet van eene zoort, men kan dus niet op gelyke wyze met allen ftryden. De Jooden verdeelen zich in Rabbaniten en Karaïten of Kareërs. By ons in Duitschland zyn meerendeels Rabbaniten, in Polen en Turkyen integendeel Kareërs. De eerfte vervolgen de laatfte. De Rabbaniten hebben eene dubbelde Wet, eene gefchrevene, of de Thora, en eene ongefchrevene, of de Overleveringen. Zy verklaaren de Wet van Moses Leenfpreukig , en nemen eenen letterlyken zin in dezelve aan. Men behoeft alleen de Leerredenen in te zien, welke in Amfterdam gedrukt worden, om zich daar van te overtuigen ; daar uit ziet men hunne wyze van Allegorifeeren. Dit is een alöud gevoelen, dat ook onder de Christenen tot op den tyd der Hervorming veel goedkeuring gevonden heeft. De Kareërs nemen integendeel alleen het Wetboek aan, en willen van eene ongefchrevene Wet niets weten. Zy verwerpen dus den Talmud. Zy geven ook aan de Schrift, maar éénen, te weten den letterlyken zin. Men ziet hier uit, dat de Kareërs redelyker zyn , dan de Rabbaniten. Maar met deeze Karaïten hebben wy weinig te doen. Al het geene wy van hun weten, heeft E e 4 Wolf  44Q Gefchiedenis van de Vyanden Wolf in zyne notitia Kartonen by een verzameld. Onze Jooden nemen den Talmud, Mischna en Gemara aan (*) en houden die voor Godlyk. Er zyn ook onder onze Jooden veel Sadduceen (**) dan zy mogen zich niet bekend maken , anders zouden zy uit hunne vergaderingen worden uitgeftooten. Integendeel worden dezelve in Afrika en andere vergelegene plaatzen menigvuldig gevonden. In Polen zyn ook veele Sadduceen, die zich onder de Kareërs ophouden. Hier door ontftaat een mis/lag, dat men dikwils de Kareërs met de Sadduceen verwart. Ook onder de Turken mogen de Sadduceen hun gevoelen niet openbaren, dewyl zy de Opftanding ontkennen, en de Turk die gelooft. Men kan onze Jooden in drie hoopen verdoelen. Eene hoop zyn blinde en onkundige Phanfeen, die van hunne Rabbynen met opzet in die blindheid en onkunde gehouden worden; wanc als hun verftand verlicht werd, dan zouden zy den Rabbynen geengehoor meer geven en afvallen Uit dien hoofde weten deeze Jooden ook geenen grond van hun Geloof op te geven , maar praaten alleen hunne Rabbynen na, hetgeen zy gehoord hebben DeezeRabhynenhehbenopdeUniverfiteiten in Po'. len C) Men zie boven b!. 9. e„ herhaale , het geen wy daar reeds gezegd hebben, (**) Zie bl. 2j.  van den Christelyken Godsdienst. 441 len of te Praag gefludeerd. Zy leeren alleen de Kabbala, daarom zyn zy in het gemeen onverftandige en onkundige menfchen. Met deeze Jooden en hunne Rabbynen is de ftryd zeer zwaar te voeren. Men weet geene grondftellingen te vinden, waaruit men bewyzen kan afleiden, wantzy hebben -geene grondftellingen. De andere zoort, of de Portugeefche Jooden , zyn meer verlicht , en hunne Rabbynen hebben meer verftand, dan de voorgaande. Een Portugeefche Jood onderhoud ook met eenen Hoogduitfchen geene naauwe vriendfchap. Aan alle plaatzen hebben zy hunne byzondere Synagogen en Gewoontens. Zy geven voor , dat zy uit den Koninglyken Stam van Juda hunnen oorfprong hebben, maar de overige zyn een verzameling van allerleie Volken. Zy zyn wel Rabbaniten , maar zy hebben niet zoo veele dwaasheden als de andere. Hunne Rabbynen zyn Wysgeeren en Wiskundigen, die op Univerfiteiten gewoonlyk gefludeerd hebben. Met deezen moet men geheel anders te werk gaan. Er is ook nog eene derde zoort, die wel geene byzondere gemeente uitmaakt, maar evenwel doorgaands fterker word. Zy hoopt op geenen Messias meer. Het is van zommige Jooden beweerd geworden, dat de Leer van den Messias geen geloofsartikel is. Dit is daarom gefchied, op dat zy den Christenen des te beter op hunne tegenwerpingen ontwyken kunnen. Een Jood, die nog op E e 5 eenen  44.2 Gefchiedenis van de Vyanden eenen Messias hoopt, heeft vee! te ftryden, als hy zich meteenen Christen wegens den Godsdienst inlaat. Daar van daan worden er Jooden gevon-den , welke deeze Leer hebben opgegeven Dit ■gevoelen heeft zich allengskens uitgebreid, en zelfs veele van de Portugeefche Jooden hoopen op geenen Messias meer. Zy zeggen: onze Vaders hebben gedwaald, terwyl zy op eenenieuwe Openba«Dg van God gewacht hebben. Er is maar ééne Godlyke Openbaring, die God aan onze Voorvaders door Moses gegeven heeft. Een zodanig Jood kan bezwaarlyk van de waarheid van den Christelyken Godsdienst overtuigd worden, zoo men hem met eerst daar toe brengt, dat hy dit ge. voelen laat varen. Deeze Jooden zyn niet veel be er, dan onze Deïsten , en men kan met hun ook met anders omgaan. Zy hebben geen ander begmzel dan de Reden en daar uit moet men bun .de Godlykheid van den Godsdienst bewy! zen. 1 Nadien de Jooden zoo verfcheiden zvn, zoo is het klaar, dat de ftryd met hun niet op eenerlei wyze kan gevoerd worden. By onze gemeene Jooden, die Pharizeen zyn, hebben wy geene andere gronden nodig om hen te overtuigen, dan hun Wet boek. Dan dewyl zy onkundig, zyn, en daar en boven nog eenige overleveringen aannemen, zoo 9 de ftryd zwaar. Een Portugeefche Jood heeft reeds meer kunde, en men kan op eene redelyke wyze met hem ftryden. Die geenen MEssiAsgelo. ven,  van den Christelyken Godsdienst. 443 ven, moeten op de aangeweezen wyze wederlegd worden. De andere algemeene aanmerking betreft de redenen van den haat der Jooden tegen den Christe* lyken Godsdienst. Die de wereld kent, en de ge. fchiedenisfen weet, moet zich billyk daar over verwonderen. De Jooden, die in Afie , Afrika en China wonen , haten de Christenen in verre niet zoo zeer, dan onze Jooden, het is daarom veel gemaklyker,om eenen Afiatifchen, dan eenen Europifchen Jood te bekeeren. Uit de Gefchiedenisfen der oude Kerk zien wy wel, dat er eene vyandfc'hap tusfchen Jooden en Christenen was, maar zy was zoo ilerk niet, als tegenwoordig. Wy hebben uit de tweede eeuw eene voortreflyke zamenfpraak van Jostinus met Trypho , eenen Jood, daar uit zien wy, dat zich de Leeraars nog zeer vriendelyk jegens eikanderen gedroegen. Er moet dus eene byzondere reden zyn , die eenen zoo grooten haat tegen de Christenen verwekt heeft. Deeze reden vinden wy in de Gefchiedenisfen van de middeneeuwen. Men heeft zeer onregtvaardig en onchristelyk met de Jooden omgegaan , veele duizenden zynonmenfchelyk ter dood gebragt geworden. Dit heeft den haat verwekt, en de Vaders hebben denzelven tot de Kinderen voortgeplant. Wy zullen dit onderfcheidenlyker voordellen. In de middeneeuwen waren de Jooden bykans de eenige Kooplieden in Europa ,zy dreven van de 7 tot in de 14de eeuw bykans den koophandel alleen. Die gelukkig waren  444 GefcHe'denis van de Vyanden ren in den koophandel j verkregen zich eenen grooten rykdom. Deeze rykdom deed de Vorsten Hovelingen, en Geestelyken aan. Er ontbrak dik! wil» geld aan de Hoven, men wist, dat het by de Jooden was, eh zocht het aan zich te brengen. Daar toe moest men redenen hebben. Men ftrooide daarom uit, dat de Jooden het water en de lucht vergiftigden, op dat de menfchen aan de Pest zon. den derven. Wanneer deeze dwaasheid het bygelov.g Volk was ingedoken geworden, zoo doeg hetallejooden, die het in zyne magt kon krygen, dood. Wanneer by de voor Europa zoo verderdy. ke Kru.stogten, de Muhamedaanen de overhand hadden , zoo moesten de Jooden daar van defchuld hebben. Men wendde voor: dat zy aan de Sara eenen de fchikkingen en ontwerpen der Christenen hadden verraden. En dit werd eene nieuwe reden om hen te vervolgen en om te brengen. Men be! fchuld.gde hen, datzy kinderen der Christenen tot «ch trokken, en hen flachtten en opofferden. Men t 3 ^ ma ******* Da' daar «en vinden, dat zommige van de geflachte Christen-kin deren tot Heiligen zyn geworden. Maar dit voor' geven * nooit beweezen. Men wendde zelfs voordat de Jooden niet konden leven , als zy geen* Christen-bloeddronken; dat zy verborgene kwaa. len hadden, d,e met Christen-bloed genazen. -1 Dit alles maakte de Jooden zoo gehaat, dat veele duizenden gedood werden. Men kan eene groote menigte aanwyzen, die van het gros der Geestelyk-  van den Christelyken Godsdienst. 445 Jykheid en het gemeene Volk zyn omgebragt geworden. Deeze wreede vervolging en ombrenging is de waare reden van den onfterflyken haat der Jooden tegen de Christenen , en zy hebben lang geloofd , dat de Christelyke Godsdienst vryheid gaf om onfchuldigen te dooden. Deeze haat is na de Hervorming grootendeels verminderd geworden, toen wy nagelaten hebben, hun geld aan ons te trekken, en hen befcheidener behandelen, zoo heeft zich ook veel van hunnen haat verloren, en als wy zoo voortgaan, met hun de burgerlyke rechten te laten genieten, dan zullen zy des te genege^ ner jegens onzen Godsdienst worden. Wy hebben groote mannen gehad, welke de Jooden wegens de oude befchuldigingen verdedigd hebben, b. v. Wagenseil in een Hoogduitsch Gefchrift. Dit Boek is waardig om gelezen te worden. Men kan er uit zien, hoe onregtvaardig men met de Jooden heeft omgegaan. Deeze beide aanmerkingen waren noodig. Men zal zelfs eenen haat van de Jooden tegen de Christenen doorgaands nog bemerken, de Ouders boezemen dien den Kinderen in. Maar zegt men hun, dat men dat gedrag niet ontfchuldigen kan, en dat men hen nog niet daar van overtuigd heeft, dan worden zy reeds opmerkzamer. Wy komen nu tot de zaak zelve, en zullen het verfchil met hun kortelyk voordellen. Wy zyn in veele Hukken met de Jooden ééns, en dit geeft ons een groot voordeel. Zy zyn met ons overeen- ko-  44^ Gefchiedenis van de Vyanden komende: i) dat het menfchelyk hart van natuuf verdorven is, en dat het door de reden zynen plicht niet meer kent: 2) dat de Openbaring der Reden en Natuur niet tot Gelukzaligheid in deeze en de andere wereld genoegzaam is, maar dat eene bovennatuurlyke Openbaring daar toe nodig is • o) dat God door de Aards vaders en Profeeten'zich bovennatuurlyk aan de menfchen geopenbaard heeft; 4) dat het Oude Testament, waar in hun Godsdienst vervat is, een grondwaarheid is, waar uit de Godsdienst moet bewezen worden • en 5) dat God in het O. T. nog eene bovennatuurde Openbaring, die volmaakter zou zyn, beloofd heeft.-Tot zoo ver zyn wy het met elkander één*. Wy behoeven dus met hun over den grond der kennis niet lang te twisten. De redelyke Jooden nemen ook de grondwaarheden van de Reden aan <*). Ons geheele verfchil met de Jooden rust op deeze vraag: of de in het O. T. beloofde nieuw* lovennatuurlyke Openbaring van God, die volmaakter zou zyn, reeds aan de menfchen is bekend gemaakt geworden, dan of zy nog te verwagtenis? Wy beweeren , dat deeze Openbaring door Jesüs van Na. (*) Dat er byzonder onder de Portugeefche "jootal groote vertonden zyn , zien wy aan Spikoza, aan Oro%s , die met Limburg fcherp uit de Bovennatuurkunde dnputeerde , en aan den thans beroemden Menden»- zoon.  tan den Christelyken Godsdienst. 447 Nazareth gefchied is; de Jooden ontkennen dit, en beweeren , dat Christus de kentekenen van eenen Profeet niet in zich gehad heeft. Het bewys , nadien wy deeze ftelling beweeren, moet van ons gegeven worden. De ftelling , die wy bewyzen moeten, is deeze; De van God door de Profeeten van het O. T. beloofde Openbaring is reeds door Christus gefchied. Wy hebben daar toe een dubbeld bewys. Het eerfte bewys nemen wy uit het Wetboek, der Jooden, of uit de gemeenfchaplyke grondwaarheid. Wy verkiezen die plaatzen uit, die van den Messias handelen, en toonen daar uit, dat alle kenteekenen , die daar in van den Messias en de toekomende Openbaring van God gegeven worden, in den perzoon van Christus en zyne Leer gevonden zyn* Hier uit maken wy het befluit, dewyl al het geen de Profeeten van den toekomstigen Messias voorzegd hebben, in den Perzoon van Christus is vervuld geworden, zoo moet Christus voor den beloofden grooten Profeet, en zyne Leer voor de bovennatuurlyke Openbaring, die God beloofd heeft, gehouden worden. Dit is een fterk bewys, dat door veelen is gebruikt geworden. Men zie byzonder Richard Kidders demonflration of the MesJias, waar van men ook eene Hoogduitfche vertaaling van Rambach heeft. Dit eerfte bewyszoeken de Jooden opmenigerleie wyze te ontzenuwen. De fchranderften ontkennen het artikel van den Messias geheel. Of de Messias ko-  448 Gefchiedenis van de Vyanden komen zal of niet, zeggen zy, datwecen wy nieter zyn wel plaatzen in de Schrift, die dit fchynen te bewyzen , en veelen geloven het , dan het is echter niet zoo zeker. Aan deeze Jooden moet eerst getoond worden, dat er een Messias onloochenbaar is beloofd geworden. Anderen ontzenuwen d,t bewys daar door, dat zy voorgeven, dat alle voorzeggingen der Profeeten ten tyde van het y- i. in David en anderen zyn vervuld geworden, AaanwyhunjEsAiAlXop: Ziet, eenemaagd zal zwanger enz, dan zeggen zy; deeze plaats handelt van een kind, dat van eene maagd ten tvd het Lm u \?:brn gCWOrdeD- Le^en *y tf , V3njESAIA V°0r' dan ^ov den zy: datdit handelt van Jeremus. De fchranderfte Jooden zyn meest Grotiaanen in dit ftuk en beweeren, dat de woordelyke zin van deeze Voor! weggingen van den Messias in perfoonen van het weten' T ^ ^ mCn he"' Waaruic weten , daar zy toch deeze plaatzen verwerpen, dat er een Messias komen zal? dan beroepen zy zich op het onbefchreven woord, of op de overle veringen Dan word de ftryd met hun wydloopig" Anderen ebben eenen anderen weg, om de bewy. zen der Christenen te ontwyken. Er is reeds aangemerkt geworden, dat de Jooden aan de plaatzen m hun Wetboek eenen dubbelden zin geven Daar ~^^boókby;de:p^ze^anIt Messias. Zy zeggen: in den letterlyken zin handelen zy wel van den Messias, maar de letterde zin  van den Christelyken Godsdienst. 449 zin is alleen de fchil, men moet op den Geestelyken zin zien, diebeteekent geheel iets anders. Het is daarom, zal de ftryd niet vergeefs zyn, nodig, dat men vooraf over eenige waarheden van de reden en over eenige regelen van uitlegginge met de Jooden ééns word. Het ander hoofdbewys word van de Wonderen ontleend. Die Bovennatuurlyke dingen kan doen, die moet een Godlyk Gezant zyn; Christüs en de Apostelen hebben daden gedaan, die men uit de krachten der Natuur en uit de krachten van eenen eindigen Geest niet verklaren kan; derhalven moeten zy Godlyke Gezanten zyn. De Jood ontkent de Wonderen van Christus niet, want in zyn Talmud zelve zyn er getuigenisfen van; dan hy verklaart die zoo, dat zy zynen Godsdienst geen nadeel doen. Hier verdeelen zich de Jooden, zommige beroepen zich op deKabala (*_) en zeggen: dat Christus dezelve geheel voortreflyk verftaan heeft; en die dezelve regt verftaat, die kan groote dingen uitvoeren. Onder de verfcheidene wetenfchappen in de Kabala is er ook een, welke de menfchen leeren zal, om de goede Geesten te noodzaken, het geen men van hun begeert; integendeel de booze Geesten te temmen (**_). Door mid- (*) Men zie bi. 111 Noot. (**) Men heeft voor lang geloofd, dat de Oosterfche en Poolfche Rabbynen deeze wetenfchappen verftonden. F f Een  45ö Gefchiedenis van de Vyanden middel van deeze wetenfchap heeft Christus zyne Wonderen verrigt. Andere integendeel wenden voor , dat de Verlosfer den verborgen naam van God Scbemhathphorasch uit den Tempel genomen en in zyne heup bewaard heeft, en daar door is hy in ftaat gefield geworden om Wonderen te doen. Nog andere ontzien zich niet, om zyne Wonderen aan de hulp van den Duivel toetefchryven. Dan wy behoeven alleen te begeeren, dat zy ons bewyzen, dat er zoo eene wonderdoende Kabala en Tovery is, om hen te wederleggen. Maar hier door is de Jood nog niet gewonnen. Men kan hem de verbeelding van de Kabala en Tovery niet ontnemen, of men moet hem eerst verftandiger maken, en daar toe behoort veel tyden geduld. Men beeft daarom eenen anderen wegge vonden, om hun nader te komen, en hen te overtuigen, dat zy hunnen eigenen Godsdienst niet bewyzen kunnen, wanneer zy de Wonderen van Christus ; .. ont- Eeii zeker Franschman reisde deswegens TndlThen, en verfpilde veel geld en tyd, om deeze wetenfchap te'leeren, maar hy belyd zelve, dat de Rabbynen zwetzers en bediegers zyn. Knorr van Rozenrood befteedde insgelyks veele kosten daar toe aan, en fchreef ook eene Kabala denudata, dan van de bedwinging der Geesten weet hy niets. Men behoeft alleen met de Reden te raade te gaan om de dwaasheid van dit voorgeven intezien. Meer daar van vind men in Bruckers roerige Gefchiedenis IV. 622-955.  van den Christelyken Godsdienst. 451 ontkennen. Dit bewys is van den Arminiaanfchen Hoogleeraar Limborg uitgevonden. In Amfterdam leefde een zeer fcherpzinnige Jood Oroeiüs, een Geneeskundige, welke zich by zyne praktyk de moeite gaf, om te gelyk de Christenen te verleiden. Hy had ook waarlyk eene voorname Vrouwtot het aannemen van den Joodfchen Godsdienst overgehaald. Limborg werd verzocht , om den Jood mondeling te wederleggen. De Jood maakte zoo veel tegenwerpingen, dat Limborg zocht om hem op eene andere wyze te keer te gaan. Limborg verzocht den Jood, dat hy hem de Godlyke zending van Moses zou bewyzen. De Jood merkte delist niet, hy bewees die veelmeer uit de Wonderen van Moses. Daar op antwoorde Limborg ; dit is even het bewys voor de Godlykheid van on" zen Godsdienst, even dus is onze Godsdienst op de Godlyke Wonderen van Christus gegrond. Zegt hy dat Christus zyne Wonderen door de Kabala verrigt heeft, dan zeggen wy, dat dit ook Moses gedaan heeft. Zyn de Wonderen van Christus, die grooter dan de Wonderen van Moses zyn, niet waar, dan ook zyn Moses Wonderen valsch. Dit bewys maakte den Jood zeerverlegen, enhy begon door allerleie omwegen zich van dit bewys te verwyderen en antwoordde op de hoofdzaak niet meer (*). Vol- (*) Men zie Philippus a - Limborg amica collatio de veritate reifgicpis Qfyrtfiiqna cum er u dito Judteo, 1687. Ff 2  452 Gefchiedenis van de Vyanden Volgends deeze wyze pleegt men in onze tvdea met vernuftige Jooden te ftryden. Men begeert dat zy hunnen Godsdienst bewyzen zullen ; men toont hun, dat de Christenen even deeze bewyzen hebben, en dat de Joodfche Godsdienst niet waar jan zyn, aIs de christelyke valsch is. Dit bewvs Beeft by veele Jooden indruk gemaakt, maar zy worden daar door niet gemaklyk bekeerd. Want als de Jood ziet, dat de Joodfche Godsdienst ot> even die bewyzen gegrond is als de Christelvke, dan verlaat hy beide, en gaat tot de Naturalisten over. Al.hetgeen de Jooden tegen den Christelyken Godsdienst hebben intebrengen, rust op twee dingen; zy hebben iets i) tegen den perzoon van Christus, en 2) tegen zyne Leer. Al het geen ^Tm'h laatfte adtw°0rd tcged llmb0rg gefteld heeft, rust op deeze twee tegenwerpingen. iJe gemeene en onkundige Jooden weten wel veel tegen den Perzoon van Christus intebrengen,maar het zyn Onbefchaamde lasteringen , waar van zy geen bewys kunnen geven, en die der wederleg ging onwaardig zyn. Echter heeft Wagenzeil in zyne Ttla ignea Satanz die aangetoond en wederlegd; en Hakspan heeft het insgelyks gedaan. De verftandige Jooden ontkenen hunne tegenwerpingen uit dergelyke Lasterfchriften niet, en ftaan zelfs toe, dat zy onwaarheden behelzen, zy wen den veel meer voor; dat niet alle voorzeggingen ia Christus zyn vervuld geworden. De Profee¬ ten ,  van den Christelyken Godsdienst. 453 ten, zeggen zy, iïellen ons den Messias niet als eenen Leeraar en Profeet, maar als eenen Koning en Held voor, die het Joodfche Volk uit de flaverny verlosfen en in vryheid (tellen zou, die een magtig Koningryk op Aarde oprigten , en alle vyanden van ^yn Volk overwinnen zou; dan dit vinden wy in Christus niet. Gy Christen zegt.wel, dat Christus een Geestelyk Koningryk opgerigt heeft, en dat uwe Kerk zyn Koningryk is, maar dit kurf^ nen wy niet aannemen. Wanneer deeze tegenwerping regt zal wederlegd worden, dan moet men alle plaatzen van het O. T. doorloopen, die van Christus handelen. De Jooden moeten die ons verklaren, en wy moeten toonen, dat zy niet anders, dan van eene Geestelyke verlosfing en Koningryk kunnen verdaan worden. Dit kan zeer ligt gefchieden, wanneer wy andere plaatzen die van Christus handelen, met die genen vergelyken, welke ons de Jooden voor houden. Dan wanneer" de Jood zoo in het naauw gebragt word, dat hy toeftaan moet, dat men de plaatzen der Profeeten, daar de Messias als een Koning befchreeven word, Geestelyk verdaan moet, dan heeft hy nog eene andere uitvlucht. Hy zegt: dat de Jooden eenen dubbelden Messias hebben, eenen grooten en eenen geringen. Dit is zyn laatfte uitvlucht. De Profeeten, zegt hy , fpreken 1) van eenen Koning; 2) van eenen Leeraar^ die lyden en ellende moet uitftaan. Christus is de groote Koning niet, hy is een Leeraar. Dit gevoelen is F f 3 door  454 Gefchiedenis van de Vyanden door de Jooden uit nood uitgedacht geworden. Dan het is eene bloote ongegronde voorönderftelling ; men behoeft aileen te begeeren , dat de Jood zyn gevoelen uit den Bybel of uit den Talmud zal bewyzen, en hy vind daar van nergens een blyk. Over het algemeen begaat de Jood den niisflag, welken wypetitioprincipiinoemen, als hy voorwend, dat de plaatzen der Profeeten niet van Jesus handelen, want by neemt als bewezen aan, het geen hy eerst bewyzen moet. De andere tegenwerping, die de Leer van Jesus betreft, is insgelyks van geen belang. Ook hier moet men zich niet aan het gezwets van gemeene Jooden houden , dewyl het geheel onverftandig is. De verftandigen onder hen hebben twee tegenwerpingen tegen de Leer van Jesus: i) Jesus vaniVazareth heeft de Wet van Moses te niet gedaan. Maar nu is de Wet van Moses eene Godlyke Wet, en die eene Godlyke Wet te niet doet, die kan geen Godlyk Gezant zyn (*) De eerfte ftelling kan toegeftaan, de mindere integendeel moet bepaald worden. Men kan niet over het algemeen zeggen, dat die, welkaeene Godlyke Wet te niet doet, geen Godlyk Gezant is. De ftelling vereischt eene bepaaling; zy moet, als zygoed zal zyn, dus voorgefleld worden: een Profeet, die eene Godlyke Wet te niet doet, die eeuwig duuren moet, C) Men zie hl. 36. enz.  van den Christelyken Godsdienst. 455 moet, kan voor geen Godlyk Gezant gehouden worden. Wanneer iemand de wetten der Reden en Natuur wilde teniet doen, diekan geen Godlyke Profeet zyn. Als de ftelling dus bepaald word, dan is zy waar; maar dan bewyst zy ook het gevoelen der Jooden niet. , God zelfheeft in het O. T. reeds door de Profeeten zich verklaard, dat de Wet van Moses niet eeuwig zou duuren, en dat hy op eenen zekeren tyd eene volmaakter Openbaring wilde geven; dit kunnen wy met veele plaatzen bewyzen, als Pf. XL, 7. Dan.- IX, 27. In de eerfte plaats ftaat ; Slacht-offer noch Brand offer behaagen u niet. Gy wilt noch Brand-offer noch Zond-offer. Wat kan anders uit deeze woorden volgen, dan dat de Mofaifche Wet van de Offeranden en Ceremonieelen Godsdienst noch in de volmaaktheden van God, noch in de Natuur van den mensch eenen grond heeft. En Dan. IX. word uitdruklyk gezegd : dat Brandoffer en Spysoffer by de komst van den Messias zullen ophouden. Eene onvolmaaktere Wet kan door eene volmaaktere Openbaring te niete gedaan worden. Dit antwoord kunken de Jooden niet verwerpen; zy wenden wel alle krachten aan,jom te bewyzen, dat de Wet van Moses eene eeuwige Wet is, en beroepen zich op het woord eeuwig, dat by eenige Mofaifche Wetten ftaat als Gen. XVII, 8, 13. Dan dit woord beteekentniet altyd de eeuwigheid, maar eenen zekeren langen en den Menfchen onbekenden tyd, gelyk uit veele plaatzen van den Bybel kan bewezen worE f 4 - den ,  456" Gefchiedenis van de Vyanden den, b. v. Exod. XXI, 6. Deut. XV, i7. Jer. XVIII, 16. De eerfte tegenwerping kan dus ge-' makiyk weggenomen worden. De Jooden brengen ten tweeden in: Christus teert een deel van den Natuurlyken Godsdienst bet welkeen Geloofsartikel is, weggenomen, dat is de Leer van de eenheid van God; de Schrift zegt ons: dat er maar één God is; Hoort, Israël de Heer onze God is een eenig Heer. Even dit zegt ook de Reden. Dan Christus heeft drie Goden geleerd, dit ftryd openlyk met de Schrift en de Reden, daarom kan de Leer van Christus niet Godlyk zyn. Wy zullen op deeze tegenwerping niet wydloopig antwoorden, zy word in alle Godgeleerde zamenftellen genoegzaam wederlegd Het is eene verdraaijing van de Leer van Jesus, en alle onze Kinderen weten, dat wy geen drie Goden , rnaar eénen God in drie Perzoonen verëeren. Dit kan men bezwaarlyk eenen Jood doen begrypen ene van jongst valfche ftellinge„ ingezogen heeft.' Wy haaien plaatzen uit het O. T. aan,om te too nen, dat de oude Jooden eene Drieëenigheid ee loofd hebben , wy beroepen ons op hunne eigene Leer, op hunne Kabala en hunne oudfte Schry vers (*) op de plaatzen uit de Schrift maaken de Jooden veele tegenwerpingen; het is daarom be_ zwaar- V O Petus Allix heeft deeze getuigenisfe7Io7w7v^ de Schaften van het O. T. als ook van de oude Kabali, ,  van den Christelyken Godsdienst. 457 zwaarlyk, om hen te overtuigen. De bewyzen van hunne eigen Paraphrasten maken by ben grooter indruk, want zy geloven aan eene overlevering in de Schriften van hunne Vaders meer, dan aan de Schrift. Maar een ftyfzinnige Jood vind hier ook uitvluchten. §. 19. De Muhamedanen. By de Muhamedanen zyn wy van het bewys der Godlykheid van den Christelyken Godsdienst ontflagen , want zy erkennen niet alleen onzen Verlosfer voor eenen Godlyken Gezant , maar zy geven ook plaats zelfs in hun Wetboek aan de Waarheid en Godlykheid van zyne Leer; dan zy zeggen: dat God om twee redenen Muhamed in de wereld gezonden heeft en eene nieuwe Wet heeft laten voordragen : 1) deswegens, dewyl de Christenen het waare Geloof van hunnen Godlyke Leeraar tifche Schryvers in het Boek: Uitfpraak der oude Kabalistifche Schryvers en der Opftellers van den Talmud, die het Leerbegrip der Joodfche Oudheid aangaande de Drieeenigheid betreffen, verzameld. Ff 5  458 Gefchiedenis van de Vyanden aar door verdichtzels en ftellingen van menfchen hebben verdorven; en 2) dewyl God onderjonden had, dat de Wet van Christus voorde menfchen te zwaar was, en zyn medelydenmethun hem bewogen had, om eene gemaklykere Wet door Muhamed te geven Het komt dus tusfchen ons en de Muhameda' nen op.de eenige vraag aan : of God de Openbaring van Christus te niet gedaan, en' eene andere en voor de menfchen meer gefchikte door Muhamed heeft gegeven. Zy zyn verplicht om te bewyzen, dat Muhamed de ken teekenen van eenen Godlyken Gezant in zich gehad en dat God de Christelyke Openbaring door deezen Arabierheeft tenietgedaan. Daar tegen kunnen wy toonen, dat noch de perzoon vanhunnen Profeet, noch zyneLcere dekenteekenen van Godlykheid in zich heeft. Het grondbewys in deezen ftryd is de gezonde Reden : want dewyl wy den Koran voor geen Godlyk Boek aannemen, en de Muhamedaan onzen Bybel voor verdorven houd, Z00 kan ■ uit de Openbaring van beide zyde niet geftreden worden.  van den Christelyken- Godsdienst. 459 V e r' k l a' a r i n g. Wy zullen hier alles wederom kortelyk zamenmenvacten , het geen van het verfchil met de Muhamedanen kan gezegd worden. Wy zullen den ftaat van het verfchil regt bepaalen, en daar door zu'len wy bekwaam zyn , om van die Boeken te oordeelen, welke tegen de Muhamedanen gefchreven zyn geworden. Wy hebben niet nodig, om den Muhamedanen de Godlyke Zending van Jesus en zyne Leer te bewyzen, dit ftaan zy toe. De Muhamedanen zyn in verfcheidene Seclcn verdeeld, als O in de Sonniten en 2) in de Schieiten. Sonniten zyn die geenen, welke behalven de gefchrevene Wet nog eene ongefchrevene aannemen. De Sonna, van welke zy dus genoemd worden,beftaat uit overleveringen van Muhamed zoo wel, als van de eerfte Kalifen (*), zyne onmiddelyke Leerlingen , en is by de Muhamedanen het geen de Talmud by de Jooden is. Tot deeze zoort behoren alle Turken, Arabieren, en de Afrikaanfche Muhamedanen. De Schieiten verwerpen wel de Sonna niet ten eenemaal, maar ontzeggen denzelven alle verplichting in Geloofs-zaaken en Zedeleeren. Hier toe behoren de Perfiaanen. Dit onderfcheid ver- oor- (*) Katif betekent eigenlyk een Opvolger en Plaatsbekleder van den Profeet. De eerfte Kalifen waren mee? Leeraars dan Veldheeren.  4*» Gefchiedenis van de Vyanden "creiüaaneu dwingen om hunne wv^i» kernen, en deeze willen ziTnlfl gen. Ieder van deeze Pal ! T n' fcheidene andere verdeeld J3e 7 ^ * ^ lien zich in ab J e Soümten verdee- he g uLt^d S^ van ^bühanifa ; welke «n m'et gehee fe W de/ie,e^ van denKo- dere al een h J inCe^ndeeI de an- uere alleen by de woorden van hp„ v eene veritandige beteelcenis Z, ld°7 hangers van Ma lek ; deeze veld a ^ veringen op het ftr nZ ^ g? °Verle" Alschafh en van EbVuI aanhanSe" van alles op de ovlrl^ ond SP?"1-* ^n wederom veele veïïeeld, h eering van Au f*V Jn rdeeIdheden de ver- anderen integendeel willen hem deeze eeL ' kennen. Er zyn V£e]e J^^^ hen, zoo dat men dezelve on -! ,,ften 0nder Jve °P 74 tellen wil ~ • ■■ De Q Au was de Schoon zoon van ~ ,iio , Lueriegt het voorgeven der Vrveee„pn > be oorlogen om den Godsdienst, bloedver-iefe f ongeluk van inwendige verdeeldh denl d! : " " Godsdienst toefchryven Chnstelykn,  van den Christelyken Godsdienst, 4.61 De meeste van deeze Secfen haaten eikanderen, en dat het niet tot daadelykheid komt, verhindert de wereldlyke regeering. Er is eene ftrenge tucht onder de Muhamedanen , en de twisten worden terftond by derzelver uitbreeken geftuit. Het Hof geeft acht,dat de twist zich niet voortzet ,maar alleen in de Schooien blyft. Die over de Leer openlyk begint te twisten , word in de Gevangenis gezet. Onder alle deeze Sekten is er geen ééne, die Christus lastert, en de Godlykheid van de Christelyke Openbaring ontkent. Maar de ééne party heeft een hoger begrip van Christus dan de andere. Zommige houden Christus voor den grootften Profeet, cn Muhamed voor den kleinen, anderen keeren het om. Over het algemeen hebben zy dat begrip van Christus niet, dat wy hebben, hun gevoelen komt veel meer met het gevoelen der Socinianen overeen. Maar men heeft ook in het begin van den ftryd niet noodig, om zich daarover met hun in te laten; het is genoeg, dat zy geloven: dat Christus een Godlyk Gezant is by de menfchen, welke van Maria op eene bovennatuurlyke wyze is gebooren geworden, zommige Muhamedanen twyfelen ook, of hy door de Jooden is gedood geworden; zy, die zich naauw aan den Alkoran houden, zeggen veel meer, dat hy van God in den Hemel is opgenomen, en dat Simon van Cyrene in zyn plaats gekruist is geworden. Deeze zelfde  462 Gefclnedenis- van de Vyanden de Leer hadden de Gnostiken in de tweede eeiW van wien Mchamed dezelve ontleend heeft Nadien de Muhamedanen dit geloven, zoo komt Sf* heC Verfchii met OP de vraag aan: of Mühamed waarlylc een Godlyfc Profeet is? Wv hebben zelfs zeer zelden gelegenheid om met de Muhamedanen te ftryden , en die tot ons komen m ï^iyk onderrigt. Hetgemeene Volk der Muhamedanen is over het algemeen zoo onkundig, gelyk by ons de gemeene Jooden, en de Imans of Opzieners van den Godsdienst (*) , weDden al. en yver aan, om het Volk in zyne blindheid te houden daarinzynzyaan de Rabbynen ten vollen gelyk. Dit ondervinden onze Zendelingen, die op de Kusten van Malabar arbeiden. Zy laten zich zomtyds met de Muhamedanen in een Gefprek in maar zy vinden ze geheel onkundig , ook zelfs hunne Leeraars hebben die kunde niet, om de Godlyke zending van Muhamed te bewyzen Daar van daan komt het, dat zy geen MuCedfnen kunnen bekeeren. Maar daar Zy„ echter in Arl bicnm Conftmtmopeleh zommigen , diefcherozin J»g zynen Boeken hebben gefchreven, om hun Ge* h>of te verdedigen , hoewel dit tegen het bevel van" te ftiyden hebben, zoo is toch de kunde van hun" ne C) Man betekent eenen Gbdlyken Gezant, hoedanig volgends hun gevoelen beftendig 0p aarde .oeten 2yD  van den Christelyken Godsdienst. 463 ne Leeraars wegens de Deïsten , onder wien eene byzondere party Muhamedaansch is , noodzaaklyk. De Muhamedaan geeeft van de Godlyke zending van Muhamed dit bewys: dat God aan het menfchelyk Geilagt door Moses eene zwaare Wet gaf, deeze heeft Christus weg gedaan, en gaf eene betere. Dan ook deeze Openbaring nam God om wyze redenen weder weg, en daar toe heeft hy Muhamed gebruikt. De redenen, die God tot wegneming van de Wet van Christus gehadheeft, zyn deeze: 1) De Christenen hadden voor de tyden van Muhamed de Openbaring geheel verdorven. Indien zy by de eigenlyke Leer van Christus waren ftaan gebleven, dan was de Zending van Muhamed onnodig geweest, maar nadien zy verdorven was, zoo moest Muhamed haare eerfle zuiverheid herftellen. Maar als de Muhamedaan deeze Helling zal bewyzen, dan beroept hy zich op de Leer van de Drieëenigheid, en wend voor, dat deeze op de Kerkvergadering te Nicea eerst is ingevoerd geworden. Christus, zegt hy, heeft deeze Leer nooit geleerd, de Reden leert dezelve ook niet, maar de Christenen hebben ze alleen verdicht. Muhamed heeft in zynen Alkoran reeds tegenwerpingen tegen deeze Leer gemaakt, maar zy toonen zyne onkunde. Voor het overige zeggen zy, dat de Christenen de Schriften van de vier Euangelisten vervalscht hebben. Wy weten ook, dat zy een ander Euangelium hebben, dan het is niet  4Ö4 Gefchiedenü van de Vyanden «in het Jicht gekomen. Er is ons wel eenEuar, gei-urn van B,RNAEAS bekend geworden, Z w k ™ ï-t Arabisch in hetLatyn vertaald is. JohaLks niet beter s dan onze vier Euangelisten ? Maar datr---^^aanr °pöeiteid of althans verdorven is geworden Pn W dCn' 18 n0g niet be^zen. Er b21T n P,3atZen " V°or' welke betreffen Dat zy een ander Euangelium hebben dan wy d„ H buiten verfchil, maar watzy voor fthryyen , daar van zullen wy dan eerst regt fpre. ken kunne« wanneer een zodanig Euangelium dat 2J voor echt honden5inhetlichfkomtgDiT;st moet van hen bewezen worden, dat onze Gods iv>r u raen » er moet bewezen worden fot de Muhamedanen het erhr» t?, ,• ' Daarvandaanisde eerfte Euange Ium heI>ben. beelding. ^werping enkel ver- jO De tweede reden, waarom God door Muha med eene nieuwe Onenl™,;™ M dee^e- rnj eypenhm*S gegeven heeft, i, deeze God zag, dat de Openbaring van Christ™ voor de meestemenfehen tezwaar wa, Zy fem men toe, dat de Zedeleer, gelyk wy die voord" gen, van ChrISTOs komt, dan zy zeggen ook datwydievervabcht hebben, e/datzy veete* zwaar  yan den Christelyken Godsdienst. 465 zwaar voor zwakke menfchen is. Zy beletten het niemand, wanneer hy de Zedeleer van Christus wil houden, zy belyden ook, dat zy volmaakter is, dan de overige, maar zy zeggen, dat zy niet overeenkomstig is- met de natuur der menfchen. De Monniken, Myftiken, Kluizenaars en Heiligen onder hen, van welken er een groot getal is, hebben eene Zedeleer, die naby de onze komt. Dan deeze is volgends hun gevoelen alleen voor diegeenen, welke volmaakter dan andere menfchen willen worden* Nog moeten de Muhamedanen bewyzeh , dat Muhamed een Godlyk Gezant is. De eenvoudigen weten geheel niets by te brengen; de verftandigen beroepen zich 1) op Muhamkds welfprekendheid, die alles zal overtreffen, en 2) op het groot geluk van denzelven; en hier by komen nog zommige, welke 3) de Wonderen die hy verrigt zal hebben , bybrengen. Van de nietigheid van het eerfte voorgeven hebben wy reeds boven bl. 133. en verder gehandeld. Het ander bewys , dat van zyn geluk ontleend is, is even zoo nietig. Muhamed overwon alle zyne vyanden, hy bragt, geheel Arabiïn onder zich, en verfpreidde vrees en fchrik over de nabuurige Volken. Zyn Godsdienst heeft zich geweldig uitgebreid, en hetgrootfte deel van Afie vervuld. De Bekeering tot het Muhamedismus gaat nog fteeds voort,en deMuhamedaanfche Zendelingen prediken gelukkiger, dan de Zendelingen der Christenen. Dit is het geluk G g van  . 4*6 Gèfchiedenis van de Fyanden van Muhamed. Dit bewys moet verdeeld wordco, wanneer men hen bondig wederleggen za! Er moet eerst van zyn perzoonlyk geluk, dat ook zyne Opvolgers gehad hebben, gefproken worden , en dan van het geluk van zynen Godsdienst. Zyn perzoonly k geluk kan geen bewys voor zyne God- ■ ïïj ^nding z?n > ^ het kan uit natuurlyke =ken verklaard worden. Aeexanöek,. jiüs j j ' Tamerlan> hadden nog grooter eeluk dan Muhamed, en dus moesten £L£kg£ Jyke Leeraars zyn. Muhameds geluk kan uit zyne doortraptheid en list, uit den moed en dapperheid van> zyne Soldaaten, verklaard worden. Zyn «eluk * s m het begin klein, maar toen hy voor^zich Soldaten verzamelde, en hen van zyne Godlyke Zendmg overtuigd had, voerde hy groote dingen e 'P ,0nZe,hedendaaSfche0o^og^undigen hebben eene door de ondervinding bevestigde Leer, dat eendweepachtige Armee onöverwinlyk is. Zod n>ge dweepaehtige lieden waren de Soldaten van Muhamed, zy geloofden, dat zy de zaak van God voor hadden, dit maakte ben zoo moedig, dathun niemand kon wederftaan. Even dus ging het in éè volgende tyden onder zyne Opvolgers. Men leze daar vanslm.OKLEYS Gefchiedenisfen der Saraceenen. Wat het geluk van zyn Geloof, dat hy geleerd heeft, aangaat, zoo kan het ligt uit natuudykeoor -aken verklaard worden. Zyne Leer is de aller hgtfte en voor de verdorvene harten de vleien "e Godadienst.cn w,e gelooft niet geern, het geen zyn hart  \ ven den Christelyken' Godsdienst. 467 hart buiten dien wenscht ? Het is waar, dat de Muhamedaaniche Zendelingen gelukkiger bekeeren dan de Christenen, want zy'prediken eene Leer, die de verdorvene begeerten aangenaam is. Zy geven verlof tot Veelwyvery, Ontucht en Wraak, hebben geene Geloofsartikels, die het verftand bezig houden; de Muhamedaan begeert alleen, dac men geloven zal: dat er één God is, en Muhamed zyn Profeet. Die eene zoo ligte Wet predikt, en zoo weinige en ligte plichten vordert, die kan zich ook ligt Aanhangers bezorgen. Hier bykomt nog, dar. een deel, en wel hetgrootfle, door het Zwaard is bekeerd geworden. Muhamed en zyne Opvolgers gebruikten de wapenen, om hunnen Godsdienst uit te breiden. Muhamed zag wel, dat zyn Godsdienst do'or bewyzen en woordelyke beweegredenen niet zou toenemen, daarom belaste hy in zynerj Koran, dat men de Ongelovigen beoorlogen moest. Een zodanige oorlog was by de Muhamedanen het allerverdienstelykfte werk. Die in een zodanigen oorlog het leven verloor, die werd voor eenen Heiligen gehouden. Deeze Wet blyft tot op onze tyden, daar van daan komt het, dat de Turken met de Christenen geene beftendige vrede fluiten; dit ftaat hunne Wet niet toe, maar alleen eenen wapenftilftand ingaan. Door deeze dingen , welke de Muhamedanen opgeven , ftaan zy zelve toe, dat zy hun Geloof niet door gronden , maar door wapenen, onderfteunen en uitbreiden kunnen. G g 1 Maar  46§ Gefchieienis van de Vyanden Maar hoe kan men de Muhamedanen van de ver*eerdheid van hunnen Godsdienst overtuigen ? Misfchien is het geheel onnodig dit te weten? Neen ! want wy hebben Engelfche en Franfche Muhamedanen, met welke wy ftryden moeten. Maar onze bewyzen betreffen O den Perzoon, en 2)de i-eer vantMüHAMED. Muhameo heeft niet de kenteekenen van eenen Profeet m zICh. Men zal toeftemmen, dat een Oodlyk Gezant opregt, trouw en eerlvk moetzyn want God is Heilig, en kan geene gemeenfchapmetleugenaars en ondeugenden hebben. Zyn Gezant moet eenen onfchuldigen wandel leiden , geenen mensch beledigen, en het beeld der Godheid in 2ich hebben. Muhamed integendeel was een I eugenaar en Bedrieger, hy was aan deOntuehtovergegeven, was eerzuchtig en wreed. Dit kunnen wymtden Koran en de getuigenisfen van zyne Geloofsgenooten bewyzen. Onze Vaders hebben het bewys uk de berigten der Grieken gehaald! die vyanden van Muhamed waren, en deeze hebben hem veel aangewreven. Hy zal de vallende Ziekte gehad en zich verbeeld hebben, dat hy in verrukking geraakt was. Veelen hebben geloofd dat hy eene Duif geleerd heeft, die uitzvneoo n haarefpys nam, en dat hy die voor den Heiligen Geest heeft uitgegeven. Men heeft nog meer ƒ„. gely-ke-verdichtzels van hem, die in de hersfens der Grieken geboren zyn. De Deïsten hebben ge legenheid gegeven, dat de gefchiedenis van Ma- ha.  van den Christelyken Godsdienst. 469 hamed opgehelderd is geworden. Maar wy behoeven alle deeze dingen niet, wy hebben zekerer bewyzen. Wy bewyzen uit den Koran zeiven, dat hy met bedriegeryen omgegaan en Godlyke verfchyningen verdicht heeft. Daar uit is klaar, dat hy geen Gezant van God is. De Arabieren ontkennen zelfs niet, dat Muhamed veele onwaarheden opgegeven heeft, om een onhandig Volk te regeeren. Maar wy moeten by dit bewys van het bedrog van Muhamed veel voorzichtigheid gebruiken, nadien hy eerst een Geestdry ver en eindelyk een Bedrieger werd. Men zie het geen wy boven bl. 125. gezegd hebben. Wy kunnen verder toonen , dat Muhamed een onregtvaardig en wreed mensch is geweest. Het Regt der Natuur leert ons, dat wy geen mensch beledigen , vervolgen en zyn geweten bezwaren moeten; maar die het Leven van Muhamed leest, zal vinden , dat hy dikwils om zyne oogmerken wille, wreed en bloeddorstig was. Dan dit zyn zeker geen kenteekenen van eenenGodlyken Gezant. -Zyne Ontucht is bekend , hy nam de Vrouwen van zyne beste vrienden, en wendde voor, dat God hem die vryheid gegeven had. Dit is eene waare lastering van God. Hier weten zich de Muhamedanen niet te redden. Wanneer de Christelyke Zendelingen op de kusten van Malabar op deeze Profeetifche vryheid komen, dan verftommen de Muhamedanen, met welke zy ftryden. Zommigen zeggen , men moet dit Leenfpreukig, en in eenen geG g 3 hei.  47° Gefchiedenis van de Vyanden heimen zin verftaan. Dit is hunne laattfe uit- By de tegenwerpingen tegen den Godsdienst, dien Muhameo geleerd heeft, moeten wy voorzichtig zyn, omdat de Muhamedanen de meeste plaatzen in den Koran Wpreukig en geheimzin, mg verklaren. Het is buiten twvfel , dat onz^ aangeboorene begeerten in eene groote wanorde geraakt zyn. Wanneer ons by gevolg God eene Openbaring geeft, dan moeten daar in middelen vervat zyn, om ze weder in orde. te brengen. Eene Openbaring, die aan de begeerten aile gewenschte viyheid vergunt, kan niet Godlyk zvn Deezé -ddelen zoeken wy in deQ Muhamedaanfchen God dienst te vergeefs, hy geeft geene regelen tot bepaahng van de begeerten; hy heeft geene ZllT i°rcht> iSS.' b ,'d T " 7~ DC °0d08eD «-t bepaald, daar word veel eer over het algemeen roeeitD' 1 ^ ?8dOViSCn CS ^ S roeyen. By zodanige onhandigheden kan deeze Godsdienst met van God zyn. Een Godsdienst, die geene middelen tot wegneming van onze zonden en m,sflagen, tot begenadiging des Zondaars by God, weet, kan niet Godlyk zyn. De Muhamedanen zyn met ons ééns, dat de mensch dage. ïyksch zondigt, en daarom moeten zy toeftaan dat er een middel tot wegneming der zonden 1"' moet maar dit middel ontbreekt in hunnen Goj.! dienst, daarom kan hy niet Godlyk zyn; want het - geen  van den Christelyken Godsdienst. 471 geen de Muhamedaan ook deswegens van de aanbevolene zuiverheid van het ligchaam door veel wasfchen, en van aalmoefen zegt, dat is, gelyk de reden ligt ziet, niet genoegzaam, om zonden weg te nemen, en den Heiligen en Regtvaardigen God te verzoenen. Zelfs Muhamed zegt in zyn Wetboek, dat de Overigheid eenén Misdaadiger , die iets misdaan heeft, het geen de doodllraf vordert, daarom de ftraf niet moet kwytfchelden, om dat hy eene menigte goede werken, die hy te vooren gedaan heeft, kan opgeven. Muhamedfchryft by gevolg geene' heilörde voor, en het geen hy zegt, is zelfs volgends de Helling van den Natuurlyken Godsdienst tot verzoening met God ongenoegzaam. Maar even het geen wy als een bewys tegen de Godlykheid van den Muhamedaanfchen Godsdienst hebben bygebragt: is de grond, waarom zoo veele Volken dien aangenomen hebben , en die hem nog bemind maakt. De Heidenfche Volken en met hun onze meesten Deïsten, willen geern eenen gefchikten Godsdienst hebben; en welke maakt den weg ter Zaligheid gemaklyker dan deeze? Men behoeft zich by gevolg over de goedkeuring, die hy verkregen heeft, niet te verwonderen. Gg 4 §.20.  472 GefcUedenis van de Vyanden §• 20. Qe Heidenen. Onder het woord Heidenen, verftaan wy eene memgte van allerJeie Volken, die veele Go den aanbidden, en zich deels op eene byzon- teL 7, ^ b£r0emen' dee^elfSniet weten, of hunne Vaders eene Openbaring ontogen hebben of niet. Alle deeze Volken hoe v f heidenzy 00,zyn? ^ " . Chnstelyken Godsdienst niet, maar /y wi]Jen ^n^„en)de%]zyo4kn dat God zich aan ieder Land en ieder Volk op eene byzondere wyze geopenbaard heeft, en dat men in eiken Godsdienst zalig kan worden Het k0mt dus tusfchen de Christenen en Heidenen op deeze een ige vraag aan: of God , zich op menigerleie wyze aan het Menschdom geopenbaard, en aan ieder Volk zyne eigene Openbaring gegeven, en zynen eigen Gods dienst voorgefchreven heeft, dan of er alleen eene enkele Openbaring is , door welke de menfchen tot^Zaligheid kunnen geraken, en of moeilyk met eenen Heiden over deeze Helling te ftryden, men moet denzelven eerst in de Eu-  van den Christelyken Godsdienst. 473 Europifche geleerdheid onderwyzen , eer men hem grondig overtuigen kan , dat er alleen eene eenige Openbaring is, Intusfchen kan toch een algemeen bewys gegeven worden, dat ook diegenen moetenaanneemen,die alleen eenige van de algemeene grondwaarheden erkennen. Verklaa r ing. Hier moeten wy O verklaren, wat onder-het woord Heiden verftaan word, 2) de ftaat des verfchils duidelyk verklaren, en 3) toonen, hoe die onderfcheiden moet worden. 1) Het woord Heiden is een algemeen, wydloopig en veelbeduidend woord, waar onder Volken van allerleie Zeden en gevoelens verftaan worden , by wien men niet eenerlei wyze van bekeeren gebruiken kan. Over het' algemeen is die een Heiden, welke in plaats van eenen eenigen God veele Goden vereert. Doch als wy deeze befchryviug op geheele Volken toepasfen, dan zien wy een groot onderfcheid. Veele geloven alleen één hoogst Wezen , maar dat veele Ondergoden onder zich heeft, die zyne Plaatsbekleders zyn, door welke het zyne beveelen uitvoert, maar welke men niet den hoogften dienst bewyzen moet. Een zodanig begrip hebben de Braminen in Oost-Indien. Wanneer men hun hunne dwaasheid voorhoud , dan zeggen zy: wy geloven het zelfde hoogfte, vólG g 5 ko-  474 Gefchiedenis van de Vyand°n SSworden-ZM ^aatsbekleders van God zekere eer w/ «en hunhet aanbidden van hunne A f .TT" voorhoud 5 dananrwoorde zv deV/f m dden alleen voor den gemeenen Ml' ^ ZyD ftandige„ en W ^ e ' V°°f de zinnen geregeerf wordf b ^ * . I-gen hebben, op^h^G ^™ nen brengt, welke door die beelden 1T D,n'gefteld. BehaJven deeze He 1 V00r' nigce .^^ni^PSr -kere en bepaalde Godsd enst Cn ^ * ^ of zy eenen Godsdten^iben zyn wel eenige algemeene waarheden P vandaan zyn er zoo veelezom-r. , 3ar P eeoerleie „yze kan gevoerd worde». Men  van den Christelylen Godsdienst. . 475 Men moet eerst hunne gedachten en gevoelens zoeken na te vorfchen, en dan het bewys zoo opmaken, gelyk het hun toeftaud en denkwyze vordert. Men kan de Heidenen in zulke verdeelcn, wier Vaders voorwenden eene Openbaring ontvangen te hebben, en in zulke, die niet weten, of zy eene Openbaring verkregen hebben of niet. Er zyn onder de Heidenen, die in Jfie wonen, zommigen , die zeggen , dat God zich aan hun geopenbaard heeft, en die ook Boeken hebben. De Gauren of vuur-aanbidders in Perfi'èn en Indien hebben een Wetboek, het welk zy Zend of Zendavefia noemen. Zy beweeren, dat God aan hunne Vaders yericheenen en den Profeet Zerdusth , dien de Giieken Zoroaster noemen , eenen byzonderen Godsdienst voorgefchreven heeft.(*). Maar daar het eigenlyk by hunnen Godsdienst op aankomt, kunnen wy nog niet met volkomene zekerheid beweeren, dewylwy het Boek zelve nog niet hebben (f). An- (*) De beste berigten daar vau geefc Thqm. Hyde in hifloria religionis veterum Perfarum. (f) Er is uit dit Boek voor 200 jaaren een uittrekzel in de nieuwe Perfilche Taal vervaardigd geworden, welke in eeue Latynfche vertaa'ing van den zoo evengenoemden Hyde hifi. relig. Perf. gevoegd is. Even deeze Hyde wilde de geheele Zend vertaaien, maar,het werd wegens de groöte onkosten niet ten uitvoer gebragt. De Ora'culaZoroajti is, die men voor deezen Zend uitgeeft, zyn een Grieksch verdichtzel, en eerst na de geboorte van Christus vervaardigd.  476 Gefchiedenis van de Vyanden Andere Volken in Indien hebben PPn n„ 7 1 gen, dat het een groot Boek- de Deenfche 7« klingen integendeel verzekeren Z l Boek is, maar eene me„iqte Vei7e5„ d ^deren zyn opgefchreven. Z l^Z £ beroepe mMiTnndarar ? ^ * Indiaan beu7yden mnar T % f^^^^n -in, om dat L 2^1^™] *" zich daar mede verdedigt ^ 6£J Maar er zyn andere Volken «« < zyeeneOpe^aringontfage^e erofrrn0' zyn alle Amerikaanfche VoLn ge^d n ziet echter na lang vragen dieby beheerscht, op eener 1 leie77te aaDbidde^ dan zou henf4 n"et zoo' » goed behagen. Ik blyfby myne wyze om hem 3 f&Zahë-. Hec*°™n.ecopdewvze, maar op * de vereering zelve aan. In de Hoofdzaak Z SS^^SS* de ook dit lDd,ft«entiSten zyn, maar ook dit, dat wy met nodig hebben, voor eenen He Kien, om de m dgn «™ Godsdlenst te bewyzen. Dat Chrzstus geleefd Wonderen gedaan en geleerd heeft, dit geLf hv' zonder bewys. De geheele ftaat ü veffeh" I dus op de vraag: fli^ Go^ ^ ^mkêkhl^ 61 WyZe^aard, en aan l,e een] éerwf,d:r.fMr ** ^«Wf Wan! neer wy de Heidenen daar van kunnen overtuigen dat er alleen ééne Openbaring is h, '™,gen> hen bekeeren. g ' dan Z0Uden w? 3) Dan daar vanzullen wyhen en byzonderhunne Wysgeeren bezwaarlyk overtuigen bv IT ^nnietee^ ^JWysg^^ *fe Go ?1; UIt^ Sr0nd/lel!in^ van de Natuur-' eenkomstig zyne Wysheid en Waarheid, niet ; dan  van den Christelyken Godsdienst. 479 dan ééne Openbaring heeft kunnen geven. Zoo ïang wy hen daar van niet overtuigen, zoo lang is alle werk te vergeefs. Dit hebben zommige van de Deenfche Zendelingen volkomen ingezien , dat men de Heidenen eerst in den Natuurlyken Godsdienst moest onderwyzen. De Helling: God kan meer dan ééne Openbaring geven , kan op meer dan ééne wyze verftaan worden. In eenen zekeren zin kan de ftelling goed en waar zyn, maar in eenen anderen zin is zy valsch. Daar van daan moet zy eerst regt bepaald worden. Het is ook in onze tyden nodig, om dit wel te verftaan, nadien zommige Deïsten de ftelling aanneemen, dat God zich op verfcheidene wyze geopenbaard heeft. Als het woord Openbaring zoo veel heet , als eene Bekendmaking van uiterlyke gebruiken en plegtigheden om God te verëeren , dan kan God zonder krenking van zyne oneindige volmaaktheden , eenen verfcheiden dienst voorfchryven. Hy kan aan dit Volk deeze, en aan een ander Volk eenen anderen uiterlyken dienst aanbeveeleu. Als de ftelling zoo veel moet zyn, als God kan aan het eene Volk eene volkomene, aan het andere eene onvolkomene Openbaring geven , dan kan dit ook niet ontkend wordem De Joodcn, b. v. hadden eene meer volmaakte Openbaring, dan de overige Volken. Deeze hadden de Openbaring der Reden , die eene gefchrevene, en de Christenen eene volmaaktere dan de Jooden. Dan wan-  48o Gefchiedenis van de Vyanden wanneer de vraag is- r.fr^A r L • dringen, die X^^t^ Ung ontkend worden. God kan niet tegen 7v e' «genfchappen handelen. Het kwZ 7 ^aad, het goede eoed h.7 8 hem 5 gucue goed, het mag m Eurohn nf ;„ fnenka zyr, De €hristelyke en Heide,f neO baring ftryden openlyk met eLZ ^ gends onze Geloofteer is, er alleen ƒ God !r" boven alles vereerd moet worden d H / -tegendeel hebben veele Goden \y ft^igheid. In de Levend L In " Ootnche, Wraak, Diev4v !l! " de . en volgends de Zedeleer der Christen?" ' d- Veele dingen zyn byheTw r dr Z°n" onwaar zvn Her t« I r' die bv °ns God aan deVoKen n f " ^ °P aan: of Hec is „; dz z^:t^:r]Tftryden? Heidenen eerst vanH r g' dat men de van hunnen Godsdienlc " ƒ Verkee'<">«<' Godlykheid van d „ Ó' TOrheid ™ *. wy hun moeten helv en /God " Z°°- fcheidene Openbaringen S'h, God ^ Heihgheid en.Xh^£ °G„f T al-  va» den Christelykên Godsdienst. 4&t alleen die Openbaring van God is de eenige waa* re, welke met de eigenfchappen van God Overeeaftemt (*). §. 21. De Chinezen. Onder de Heidenen, die wy kennen, zyn geeii vernuftiger en fcherpzinniger , dan de Chinezen. Zy hebbeneenen byzonderen Godsdienst, die met den Godsdienst van alle overige Heidenen niet kan verëenigd worden. De gemeene man onder de Chinezen gelooft niet meer dan eenen eeuwigen en magtigen Geest, dien hy Tien of Chang-Ti gewoon is te noemen, die in den zichtbaren Hemel woont, en eenigeOndergeesten, of Bedienden en Plaatsbekleeders van deezen eeuwigen Geest, die over een zeker gedeelte van den aardbodem gefteld zyn. Hy heeft noch Priesters, noch Tempels, noch Beelden, en gelooft geene andere belooningen en ftraffen danaardfche. De Af godsdienst word in dit groote Land alleen geduld. De Staats- Gods- (*) Dit zal wydlopiger in het II. Deel van di.c Werk nitr gehaald worden.. Uk  *s* . GefüMmis nn de Vyankn dtte1X'diendeKdZerend=R^™- ™ ft>Z Z7J7tnn ™ ***** ui aeezen Godsdienst word deels rfa i gueeiaen in CAm«, welke On volgers van den Wysaeer Kon*.™ p' , . J ö XVOlVFuciuszvn, heb ben eenen eigen Godsdienst Zv 7/n tendeels Pantheïsten ; en hebbenen £1, hetwelk in veele' fh*£££^ ftel van Spinoza overeenkomt. Tegen d n -zen kan niet anders, dan uit de ^ ^ v e r * l - a a x N ö; Onder alle Heidens r , overigen geen gemeenfehap heeft d' ?' ^ "yvannirVoit.van^L/G^rrr «.om me, bun re rtryden,bvzonder fp ê „ wj hebben tegenwoordig Chinezen i„ EuZl °' ™y -eitediegeenen, die ^ZenXtfnaÏt™' g.nmoeren,mdeZeden, Gebrnitef "n"aaS Chinezen onderrieten in; i der Chineefche Kooplieden. *** ^ ? Wan-  van den Christelyken Godsdienst Wanneer men van den Godsdienst der Chinezen ordenlyk handelen zal, dan moet men den Staats*Godsdienst, of den ouden, die van de Keizers is ingevoerd geworden, onderfcheiden van den Gods* dienst des Volks, en den Afgodsdienst. Er zyn in China eene menigte van Afgodendienaaren 3 maar zy worden alleen uit Staats inzlgten toegelaten* Zy hebben geene wetten voor zich, maar de Keizers geven hun wetten, en zy geven dikwils zulke, die tot verachting van de Priesters , welke Bon/en genoemd worden, dienen. Het ftaat aan de Regee* ring, ofzy dezelve toelaten wil of niet. De verzamelingen, die deels teParys, onderden Titel Confücius Sinarum Philofophus, deels in Praag* door Franc. NoëL onder den Titel: Sinevfis impe~ rii libri clajfici fex, uitgegeven zyn, insgelyks de berigten van de verfchillen der Jefuiten en Dómi* nikanen in China; en de Befchryving van dit Ryk van du Halde, geven ons veel licht, zoo dat wy ons een begrip van den Godsdienst der Chinezen maken kunnen (*). Het is reeds aangemerkt geworden, dat men de Staats-Godsdienst en den gemeenen van eikanderen moet onderfcheiden. Bei* . , fin* (*) Mosheim heeft voor de befchryving van China door du Halde in de Hoogdukfche vertaling eene Verhandeling van de nieuwe Kerkgefchiedenisfen der Chinezen , welke ook byzonder gedrukt is geworden, gefteld, welke zeer aangenaam is om te lezen. Hh 2  *S4 Gefchiedenis van de Vyanden ' tn ?°dSdienSC der Chi™ heeft geichreven heeft die twee ianderen verward, en daar van daan veele e leerde gevolgen en befluiten gemaakt. De Godsdienst des Volks is een vin H>» « «eD onder alle Godsdiensten , die ooiun de we"' reld zyn voorgefchreven geworden. Zy beftlat u-t zeer weinige Celoofs- en LevensftellmgerL Er zyn alleen eenige Geloofsleer/tukken , & datt een eeuw,ge, groote £n a, Geest is I »den ziehtbaaren Hemel ^ geert. Vandeezengrooten Geest en zyne volmaakt heden hebben de Chinezen alleen een dnWfce gnp, en zy moeten hem voor den geenen hnu,J van wien geluk en ongeluk afkomt hem niet kennen, zoo moeten zy hem ech er er bewyzmgen , maar geenen ëbLhv den dienst bewyzen. lyToetT fgelZ"2 onder deezen Geest een aantal van OndeJ«e«« ftaan, d,e uit naam van deezen , a°fSeesten deelen der Aarde, Belgen waf °H ' en Landftreken zegenen m TT *' ^ <- i ü , „ iCëc«en. ijk is hunne geheel Geloofsleer. H,er mede iseen klein aantal "ZTe vensphchten verbonden, maar die niet zwaar zyD De Levensleer vervat de phchten van den eenen -ensch -egens den anderen, Zy worden niet 0 * der- ^ Onderden Titel: SMmn^ ^ ~~  fan den Christelyken Godsdienst, 43^ dervvezen, hoe zy hunne kwaade gewoontens uitroei jen en de begeerten beteugelen moeten; maar er word hun alleen bevolen , den Landbouw naarstig waar te nemen en de Zywormen te voeden. De Ouders moeten hunne Kinderen wel opbrengen, en de Kinderen den Ouderen gehoorzamen, Broeders en Zusters eikanderen beminnen. Daar by komt nog het gebod van matigheid. Veele van deeze Levensplichten zyn door de Rykswet bevolen. De gehoorzaamheid der Kinderen jegens de Ouders, en de goede opvoeding der eerfte is eene Rykswet. Wanneer een Zoon misdoet, dan word de Vader mede geftraft, en wel daarom, dewyl hy hem niet beter heeft opgebragt. Integendeel is aan de Ouders het grootfte gezag over hunne Kinderen toegeftaan , en wanneer een Vader zynen Zoon aanklaagt, en hem van ongehoorzaamheid jegens hem befchuldigd, word hy aan het leven geftraft. Op de dronkenfchap is insgelyks eene Levensftraf gefield. By zodanige omftandigheden is het geen wonder, als de Chinezen een eerbaar leven leiden. Van toekomende ftraffen en belooningen weten de Chinezen niets. Aardsch geluk of ongeluk zyn de beweeggronden van hunne handelingen. Die Tien beledigt, die moet ziektens, flecht gewas, of andere tegenfpoeden vreezen. Zy hebben geen Tempels noch Altaren. De Keizer is te gelyk de Hoogepriester van het Land, die alleen Tien jaarlyks een offer brengt, maar hy offert flechts een weinig H h 3 Ryst.  4^5 Gefchiedenis van de Vyanden Kvst De Stadhoud£rs yan hetLgnd g yk Priesters, maar die alleen aan de Ondergoden even een zodanig jaarJyks offer, gelyk deKei- zy LbrhDgeD' G°dsdieDstis «eer eenvoudig, *y hebben geene Feesten. Alle veertien dagen iS J Stadhouders prediken, d. i. eene Jcorte vernj ™gaan het Volk doen, dat het delevensplichZ *e het verplicht iswaar te nemen, zorgvuld gm"' ««oefenen (*). Tot deeze Goés^J^™* van den Wysgeer Konfucjos gebragt worden. Een eder Geflacht in ^ ig - Een tyden in eene zaal, die men de zaal der Vaders en zynen Voorouderen, wier namen op kleine onee ^angene tafelen ftaan, een zeker zoort v e fbe tebet00Den, die aan een Offerande n Af godsdienst gelyk is, Men werpt zich voor e tf fe en neder, waar op de namen ^ Voorouaers ge Schreven zyn, men laat Beesten (lachten, menXet goudpapier in den brand ter eeren van de Vaders men belooftzich, dat TzENdeeze tekenen va / bl6d £n hefde beJ^n «al Bykans even zo da- C) Er zyn niet meer dnn 16. regelen, welke aan hP, Vo-k den en l5, van e!ken fflaa Mandanhen P Ovenghefd. perfoonen verklaard worden °f O OvW deeze Ceremoniën „ voor eenigen ryd enge- ffleeq  ■van den Christelyken Godsdienst. 487 danige tol van eerbewys moeren alle Geleerden aan den grooten Leermeester van het geheele Ryk, den wyzen Konfocius opbrengen. Dit is de geheele Godsdienst der Chinezen (*). Uit dit voorgeftelde kan men gemaklyk zien, waarom de Jefuiten veele Chinezen zoo ligt bekeeren konden. Zy deeden geene wonderen. Een Chinees word door veele dingen niet opgehouden, waar door andere Volken in de bekeering verhinderd worden. Hy gelooft eenen God, die ftraft en beloont, en de Zendeling behoeft alleen deeze begrippen op te helderen en uittebreiden, tot dat zy met den Christelyken Godsdienst overëenftemmen. Zoo gemaklyk gaat het by andere Volken niet, die aan Tempels , prachtiger Afgodsdienst en Priesters gebonden zyn. Hier by komt nog, dat de Jefuiten de Chinezen by hunne oude gebruiken en ge¬ meen in de Roomfche Kerk getwist geworden. De Jefuiten zeiden, dat deeze Ceremoniën enkel Staatkundige gebruiken waren, waar door den levenden de eerbied jegens de Ouders des te fterker moest ingeboezemd worden. De Dominikanen integendeel beweerden , dat het een waare Afgodsdienst is, die met den Christelyken Godsdienst niet beftaan kan. (*) Van de Zedeleer der Chinezen heeft wylen Mosheim zeer fchoon en breedvoerig in het II. Deel van zyne Zedeleer der II, Schrift van bl. 327—385. gehandeld, en het karakter van Konfucius gefchilderd, Rh 4  GeJcMedenis van de Vyanden gëWöörjcëns lieten m u » □ *™onte dulden. staatkundige ge. Vaa den Godsdienst van het Vr,n- • ^ ^ ^t der geleerden, die alleen tIt d G°dSbedieningen van den Staat 0pgevoed * derfcheiden. Deeze ToH °pgtVOed wo^n, on* geene wyze verwrik " a ° "° ^ a'ü™«" op « vergroot mag „ ™" ?*=« °Kebo„wd ScheikundigeWe(ge,er dief? ZeSt de «K» eerstlieh zeTven Jee n"etf ^ ^ doen zal, moet voor ai !, re8«™> en d,'e dit Syn geene andere, dan de (,„„ (tellingen «o verkrygen, & v£ .« ™» foemde Wysgeer Ko.vFTODS zl^'» de b=•noeten alle die genen geioven, dfe'tc eèl E"" hing van het Land wille, lome„ p°' 7 oedre. eyn nog anderen, die opgeZLir '™ deWysgeeren, dieetaenlvk r t '°g wac,,ten, ^rden. Hoe de ^£^«-< dat  van den Christelyken Godsdienst, 48^ dat Konfucios eene Staatkunde geleerd heeft, dia zich op waarheden van de Reden gropd en byzon* der zich heeft toegelegd, om het gezag van den Keizer en der Overigheid vast te ftellen en te verheften. Wat de hedendaagfche Konfucianen b.e» treft, zoo belyden de Jefuiten zelve, die toch ,al het geen in China gefchied, boven alles verheffen » dat zy of Deïsten of Pantheïsten zyn. De Godsdienst der geleerde Chinezen beftaat in eenen uit. wendigen dienst. In alle Steden zyn Huizen, die san onze Kerken gelyk zyn , daar in moeten de Konfuciaanen byëen komen, enden naam van Konfücics, die op eene tafel met goude letters gefchreven is, vereeren. Er ftaat een Altaar in di.t huis, en de Tafel van Konfucios word op den Al. taar geplaatst, waar voor zich de Konfucianen drie., maal nederbuigen en zekere woorden fprekem Ook daar over is hevig getwist geworden, of dit alleen eene piegtigheid van Staat of eene Godsdienstige handeling is. Maar als men aanmerkt, dat de geleerde Chinezen Deïsten zyn, en geene onfterflyk-heid der Zielen geloven , zoo fchynen deeze vergaderingen geen Godsdienst, maar enkel eene pleg.tigheid van Staat te zyn. De Keizer zelf en zyne voornaamfte Staatsdie* naars zyn Deïsten. Kamhi , de groote Keizer, die op verzoek van de Jefuiten, welke wegens hunne Wiskundige en andere Wetenschappen zyne lieve* lingen waren, de wereld beroemde Wet ten voor.deele van de Christenen in China gaf, was een Deïst,  4P'ö Gefchïeêenis van de Vyanden Deïst, en die Leer toegedaan, welke men ondef d Tartaren het Geloof van den grooten GENGHI Y) • P'eegt CC n0emCD' Dee« Heer was een Deïst , en geloofde een eeuwig Wezen JP 1 ^ykheïd der Ziel, ft,ffen enLc^. Zedekundige ftellingen komen met de tien geboden als men het gebod van het houden van den Sabba h ^zondert ,. tamelyk overeen. De hed d " *che Keizers van China zyn van het Gedachtde* ^:rnc; vanhdeD stam Mm§oi>die - ryK van China bemagtigd heeft wmt i. i &"b" "ccil, want (jINGHISK-AW bracht een groot deel van Afie onder zich. Deezen Godsdienst hebben de Keizers behouden. J„ dfc Geloof ftierf de groote Keizer Kamhi i?22. Tot hyfterven zou, fpraken hem de Jefuiten aan 2 de Ik geloof een eeuwig Wezen, en hoop dat ..dewyl het my i„ dit leven zoo veel goeds h f » bewezen, het my ook in het ander leven gent " d;e^%inmyneonvolmaakthed- - iSZn " andere voornaame De gemeene hoop der Gekerden is integendeel -derd eenige eeuwen tot het Pantheïsmus ver a o Zy wldendenoorfprongderwereldui we k ' d'e hem de ■fefi»<™ B«™de„ hebben. Dit hanl' ? maM ™ "» Geloof gehouden ™ de„ ; en  wn den Christelyken Godsdienst. 491 cn du Halde heeft in het derde deel van zyne befchryving van China een Gefchrift van eenen Chinees ingevoegd. Uit deeze twee Schriften kan men zich een begrip van hun Pantheïsmus maken, men ziet, datzy vanSriNozA niet verafzyn. Zyneemen twee beginzels aan 1) Kien 2)Li; het eerfte 4$ floflyk en het ander Geest, die met de ftof naauw verbonden is, maar zy zeggen niet, of hun Li een denkende Geest is, of alleen eene fcheppende kracht heeft; op deeze twee beginzels gronden zy hunne wereldkunde. Van eeuwigheid af, zeggen zy, is er de ftof geweest. Li heeft die alleen op eenen zekeren tyd in beweging gefield, en daar uit is de wereld ontftaan. Het is dus niet nodig, dat wy een eeuwig Wezen geloven. De levendige kracht, die van eeuwigheid met de ftof verbonden is, heeft alle deeze veranderingen kunnen.voortbrengen. De 1 wereld zal na een zeker getal van jaaren ophouI den, en wederom tot derzelver oorfprong te rug ; keeren, zoo , dat niets dan Li en Ki overblyft, : en door welke wederom op de vorige wyze de wej reld ontftaan zal. Even zoo verklaren zy ook de I natuur van den mensch. De mensch beftaat uit j Ki, uit ftof, maar met hem is ook Li in eene 1 zekere trap verbonden. Wanneer veel Li zich met hem vermengt, dan word hy een wys man. Sterft de mensch , dan keert Li tot zynen eerften I oorfprong te rug , en de ftof of Ki gaat daar heen, 1 van waar hy gekomen is. Op dezelfde wyze ver| klaren zy ook het onderfcheid der menfchen. Dat de  492 Gefchiedenis van de Vyanden dtsTLdeDkten,handelt' Cn d-nder anders, dat komt van het deel van Lr af, dat een -der ontvangen heef, VVie ,iet-nieti" deeze ™h7J T, °Vereen!romt? Misfchien namen «y het zamenftel van Spinoza aan, indien zv het kenden. De Jefuiten hebben met deeze Wylgee getast, en men moet hun den roem geven mSm T §effkt êedaan hebbeD> tegen bon opgeien waren. Maar zy hebben echter met veel uitgevoerd. Zoo lang zy n et de Europeaanfche wetenfchappen, byzonderVe ms k nde en Natuurkunde leeren, dan zal er niet veel uitgevoerd worden. 1 De Sr00te Keizer Kamhi wilde de F„m gt hadden, m zyn Ryk uitbreiden, en fcTZf daarom zelf een zamenftel van de NatuurII T ^klaarde het ook zelf, daar ^^^T Deïsmus rn plaats van het PamheCs ,Ï ^vof hebben het met voortgezet. Er ontbreektd Jel ■tt», om deeze Wysgeeren te bekeeren  INHOUD VAN HET EERSTE DEEL* EERSTE AFDEELING. Van de Vyanden van den Christelyken Godsdienst, van deszelfs oorfprong tot op de tyden van dé Hervorming. §. i. De Jooden. . . Bladz. i. §. 2. De Heidenen. . . 38. §. 3. De Heiclenfche Wysgeeren in het algemeen. . 50. §. 4. De eerfte zoort van Wysgeeren, welke den perjoon van den Verlosfer niet befpotten. . 84. 5. De andere zoort van Wysgeeren, welke den per Joon van den Verlosfer ontïeren. 92. §. 6. Muhamed. . . 118. §. 7. Frederik de II. Ariflotelifche Wysgeeren. . . . 135. §. 8. Ariflotelifche Wysgeeren. . 146. I i TWEE-  m I N H O U D. TWEEDE AFDEELING. Van de vyanden van den Christelyken Godsdienst van de Hervorming tot op onze tyden. §• 9. Machiavee , Bodinüs , Kardanus, Rabelais;, Brtous, Vanincjs, Kam- . panella. . . bladz> S- 10. Kartesiös, Hobbes, Gassendds. i7o §. ii. Latere Atheïsten. . ' §. 12. Twyfelaars. . 9 * §. 13. Deïsten. . ; ' 23<5" §. 14. Latere Deïsten. . 254" §. 15. Vervolg. • ' §. 16. Schikkingen tegen het Ongeloof. 421 §• 17. ^«tog va, e Muhamedanen, \ 437" §. 20. Heidenen. , ' §. 21. De Chinezen. ■ ' BLAD-  B LADWYZER VAN D Ë AANGEHAALDE SCHRIFTEN. Adta Santlorum. » » Biadz. 444 Allix, Uitfpraak van de oude Kabaliftifche Schryvers, en de Opftellers van den Talmuds die het Leerbegrip der Joodfche Oudheid aangaande de de Drieëenigheid betreffen. 45Ó" Am Emde Dijjertat. de Deo gloriofo. 352 VArt de penfer. 187 Arpe Apologie van Vaninus. 4^ 169 Baillet Leven van Kartesius. . 1751 Baumgarten Gefchiedenisfen van de verfchillen van den Godsdienst. 400. Bayle Dictionaire. . . 152, 242 ► liift. acad. Paris. , . iöy Bentley Aanmerkingen over het Boek: Vryheid. van denken, door Rambach vertaald. 282 Boivtn Verhandeling. . . 149 Boulainvilliers Leven van Muhamed. 212 Spinoza. 202 Bourdelot Leven van Lucianus van Samofata. 65 Bruckers hifi. crit. phil. 149, 152. 164. 166 Buddei IJag. Theol. . . 68 Ii 2 Buo.  49$ BLAD WYZE R. Bod dei veritas chrijliance religionis philofophorum gentil. obtreSlationibus confirmata. 66 Spinozismus ante Spinozam. 202 Bilfingers Specimen doctrines veter. Sinenf. mo'rdl"- • • . 484 Bünau Verhandeling over de oor.zaaken der fteeds meer topnemende Vrygeestery. 417 Burnet Leven en Bekeering van den Graaf Rochester. . . .264 Christ de Machiavelli vita, Scriptis £? Secla. 160 Cicero TüJcuL Qiiceft. . . g2i Clerck de l'Incredulité. . m ^j-, Clerici Phyjic. . . m Cramer Inleiding in de Gefchiedenisfen der wereld- op Croüsaz Examen de Pyrrhmisme. . '250 De tribus Impo/loribus. . . I4Q Ernesti Theolog. Bibliah$ . . 6S Fabricii Biblioth. Gmc . . 6^ Formey uittrekzel uit Croüsaz Examen de Pyrrhomsme. . ■ . 250 Gagniers Leven van Mohamed. 213 Gentlemans Magazine. . , - 389 Gibson waarfchouwing voor het Ongeloof en de Vrygeestery. ... 282 Gildon Handboek der Deïsten. . 265 Hakspan de Cabala Judaorum. . I2 Halde Befchryving van China. . 483 Hallers vertaaling van het uittrekzel van For. my uit Croüsaz Exam. de Pyrrhon. 250 Hal.  BLADWYZER. 49? Hallifche Bibliotheek. , t 291 Hedmans A£ta PJiilof. . 149, 152 Hdetii demonflratio euangelka. . 241 ■ Traité Philofophique de la foiblejfe del'Efprit humain. . . . 241 Hyde hiftoria religionis Perfarum. . 475 Jakoei Bedenkingen over de wyze oogmerken Gods, . . . 303 Johaisna Ilive Oration fpoke at Joynershall. 347 ■ Modeft Remarks of the discourfis of the Bisfchop of London. 337 Johnson Befchryving der listen van Julianus om het Christendom uitteroeijen. 80 Kidder Demonfiration of the Mesfias, door Rameach vertaald. . . 447 Koehler Levensbefchryving van Spinoza. 202 Kortholt de vitalSmorïbus Chriflianis primcevisper gentilium malitiam affiëtis. . 44 Kuster Levensbefchryving van Pythagoras. 93 Leibnits Theodice. . . .188 Leland Schets van de voornaamfte Deïstifche Schriften. . . 260 Lemken Hiftorifcheberigten van Woolstons nood- ' lotten, fchriften en twisten. 293 Lesz Waarheden van den Christelyken Godsdienst. , ... 335 Lessing Bydragen tot de Gefchiedenisfen en Letterkunde. , . . 395 ■■ — Betooning van Geest en van Kragt. 395 Ii 3 teh  493 BLADWYZER, Lettres de quelques Juifs Portugais 6? Allemands a Mr. de Vollaire, avec des reflections cntiques £? un petit commentaire extrait d'un plus grand. . t - 3g4 Leyser de vita ff fcriptis Bodini. , l63 Limborch amica collatio de veriiate religionis Chrifl. turn erudito Judceo. , 4^r Locke de intellectu humano. . jg, Luther Trarftaat van Schemhamphorafch, \% Maizeacx Recueil de diverfes pieces. 2-^2 Marperger het wezenlyke in den Godsdienst. 352 Marpilius Ficïnus de immoitalitate animarum. 155 Masch Catalogus van de Schriften der Vrygees- . . ' • 3405 375 Matthaire Annal. typograph. . -Q Monet^ fümma contra Catharos ff Waldenfes. 144 Moktgeron la verite de Mirades de Mr. de Pa- ris. , - Mosheim ad CüOWORDH. ' • " • • . 79 ' Comment. de rebus Chriflianis. g6 —< Ccmment. de yïta, fatis ff fcriptis To- eandi. * • 225 — • Dijfert. de turbata per recentiores Pla. tonicos Ecclejia , ff de Studio Ethnicorum Chrifiianos imitandi. 0o ' ' " Obfervatior.es Sacrce. f 9? * Zedeleer der H. Schrift. 4g? " — Verraaling van de Boeken van Oricenes tegen Ceesüs, ?6} j?j jg Mqs,  BLADWYZER. 499 Mosheim Voorlezingen over de Kerkelyke Gefchiedenisfen. . • 186 Naodeus Brieven. . . 152 Nova Adta Eruditorum. . . 366 Olearius Verzameling der Schriften van Phtlostratüs. . . 70,- 94 Origenes. . . .48, 58 Pfaffi dijjertatio antibczliana. . . 243 Pontoppidan Kracht der waarheid tegen het Ongeloof. . • 2. Prades Apologie. . . • 234 Pratje Hiftorisch berigt van bet Leven , de Schriften, en het Leerbegrip vanEoELmann. . • •' 226 Reimann Hiftorie van het Atheïsmus. 159 Rozenrood Cabala. denudata. . 12 Seneca de vita beata. . 231 Sepher Milchamoth Choba. . . 400 Sherlok Gerigtelyk verhoor van de Getuigen der Opftanding van Jesos. . 295 Sokraïes Jiijl. ecclef. . . 67 Sorbier Leven van Gassendus. . 183 Thorschmid Critifche Levensgefchiedenisfen van Collin. . . 276 Voltaire PJiilofopJiie de Vhifloire. . 14 Wagenseil ongegronde befchuldigingen tegen de Jooden. .• . 44-5 . Tela ignea Satans. . 452 Walch Compendium hift. ecclef. recentiJJ. * 369 I i 4 Walch  500 BLADWYZER. Walch Nieuwfte Godsdienst - Gefchiedenisfen. trT • Bladz, 229 Wolf Bibl. Hebr. . Wolfii notitia Karczorum. * * 443 BLAD-  BLADWYZER VAN DE VOORNAAMSTE PERSOONEN en ZAKEN. Bladz. Bladz. Abbadie. 173 Arianen. 73 R. Abhina, 11 Ariftotelifche Wysgeeren, R. Abraham, 292 137, 146 Academici. 53 Arnobius. 115 Afgoden. 40 Arpe. 169 Afgodendienaars. 40 Atheïsten. 197 Alexander Aphrodifous. 150 Athenagoras. 185. 110 Ali. 460 Averroes, 150 Allgauerin. 360 Berkley. 250 Ambrofius. 12Ï. Bafilidianen. 64 Ammianus Marcelljnus. 90 Bayle. 129, 188, 242 Ammonius Saccas. 85 Bentley. 282 Apollinaris, 114 Berleburgifche Bybel, 225 Apollinarius, 68 Bernier. 184 Apollonius van Tyana. 69 Blikfem legioen. 28S 94 Blount 94, 2% Apologien der Christenen. Bodinus, ■ 161 107 Bolingbroke. 337 d'Argèns. 359 Boulainvilliers. 211 Boy-  Joa BLADWYZER. Bladz. Boyle. 428 Braminen. ^-5 Brown. „jj Brunus. (jord.) 164 Boekdrukkunst, 149 Budgel!. 3o8 BufFon. 224 Burnet, 43o Butler. 430 Cajfar Ceremonin. 152 Calas- 389, 392 . Catnpanella. 170 Cardanus. 163 . Carpocratianen, 64 ] Cartefius. 173 j Celfus. 55 ] Cerdonianen. (54 ] ■ Cerinthiauen. 64 Chandler. '«23 I Chapmann. ^26 F Cherbury. 257 E Chinezen. 481 £ Christina (Koningin) 55 F Christus. 4, 217 F Chubb. - 317 F( Crarck. 42p Fc Clericus. j92, 248 Fr Collins. * 274 Fr; Confucius. 483 Coniïng. 1(s0 Fr< Conftantinus .Magnus, 52 Ga BlaaZ. Coopef. 342 Craig. 25I Crescentius. £4 Crone. ^ La Croze. l66 Croufaz. 250 Cyrillus. 285 Deïsten. ^ 4CI Demetrius Phalereus. 13 Demiurgus , (wereldfchep- PeO 61 Oerham. 40O Dideror. „33, 353 3ryden. 345 iurand. idelmann. 225 ileufinifche Verborgenheden. ?9 •picureen. $2 sfeen. 22 uclides. n, ufebius. 58, 74. italisten. fcher. 232 irfter. 2/9 ucher. 0nn agmenten. 3p5 igmenten (Opfteller der) , - 323 denk de II. I35 tnafièl, l0 Dt  BLADWYZER. 5^3 Bladz. De Garadïn. 383 Gasfcndus. 183 Gauloniten. 25 Gebhardi. 373 Geïnfpireerde van Sevennes. 269 Gemara. 9 Gesnard. 361 Gnofttken. 58 Gregorius de ix. 135 Gundling. 167 Van Hattem. 233 Hattemisten. 233 Haug, Vertaaler van de Berleburgifche Bybel. 225 Hazféld. 365 Hegira, de vlucht van Muhamed. 125 Helvetius. 283 Heidenen. 38 Heidenfche Wysgeeren. 5c Herodes. 20, 26 Herodianen. stt Hierocles. 7C Hieronymus, 6i Hlllel. 10, ij Hoadley. 18: Hobbes. 17; Hubert. . 34! Huëtius. 241 Hugo de Groot» 17 Bladz. Hume. 328 St. Hyacinth. 376 Hyde. 339 Hypatia. 223. Jamblichus. 93 Jaquelot. 248 Indifferentisten. ' 257 Innocentius de III. 136 Inquifitie ingevoerd. 147 R. Jochanan. 10 Johanna Ilive. 347 R. Juda Hakkadosch. 10 Judas Gaulonites. 25 Jooden. 1 Julianus. 71, 73; 82 Jurieu. 244 Juffinus de Martelaar. 107 Kabbala. 11 Kareè'11. 439 Laiftantius, 65 Lange. 370 Lardner, 431 Lau. 232 1 Leibnits. 188 Leiand. 431 Leo de x, 140 : Lesz, 431 i Lesfing. 397 ! Libanius. 71 > Lilié'nthal. 43 ï, ï Limborch.» 45 ï Van  S°4 B t A D W V Z È R Bladz. Van Leenhof. 252 Loefcher, 2?6 Lowmann. 3„$ Lueianus. ^5 Lucretius. ig2 I^ydleton. 432 Lycurgus. 2I7 Lyons. , 32(S Machiave!. I5p Maillèt. SI9 Malebranehe. j9a Mallet. 33p Mandeville. ^ R. Mar. „ j Mardonius. ^ ( Marius, (Bisfchop) 74 ( Marfilius Ficinus. Ip4 ( Materialisten. 20 5g •robius. h6 antheïsten. 2Q2 aris CAbt de) 332 «Tvisch. 345 isferani. , 2I5 'trus de Vineis. j4Q trus Pomponatius. i50 !fF- 255 ïnzeê'n. , ^ loftratus. ^ po 25 :ette' S24 . 80 onici- 9a inus. ^ p3> J04 Por-  BLADWYZER. 5©S Bladz. Porphyrius. 55> 67> 93 Potaraon. ^ De Prades. 234 Prifcillianistert. 64 Pcolomajus Philadelp'hus. 13 Pyrrhoniè'rs. 53 Pythagoras. 20, 92 Rabbaniten. 439 Pvabelais. 160 Reinbeck. Richelieu. 15^ Rochester. 261 Rousfeau. 4j 377 Sadduceen. 21 Saturnianen. 64 Savanerola. !55 Sceptici. I99 Shafsbury. 266 Schammai, 10, 17 Schieïten. 459 Schmid, 3<53 Schola (Salernnana) 45 Schram. 162 De la Serre. 353 Societas de propaganda fi- de. 424 Socrates. 5' 4' Sonniten. 455 Spinoza. 20: Stoïci. 5; Scalp. 43< Bladz. Sydenham. 345 Sykes. 252 Symmachus. I2Ï Syncreüsmus. 121 Talmud 9. Jerufalemfehe II Babylonifche. 11 Tertullianus. ïiï Themistius. 9° TheophilusAntiochenus, 115 Thomas de Aquino. 143 Thomafius. 187 Tindal. 3°5 Toland. 218 Tousfaint. 375 Turner. 43» Turretin. 165 Tysfot de Patot. 362 Twyfelaars. 237 Valenriuiauen. 64 Vanüms. 164, 169 Varenne. 358 Le Vayer. 239 Vernede. 353 Verfchooristeru 233 Verulamius, 156 Vives. 171 Voltalre. 3§7 Waterland. 32.8 ; Westen. 432 : Wertheimfche Bybel, 368 > Wolf. 189 WOQl-  S*6 BLADWYZER, Wbolfton. ofl, & „ BIadz' Wysgeeren/ ? de 18 *™ ' Ari^otelifche. 145 Zeloten. lS5 "~ urf"?6' 50 Zend' Zendavefta. ,2 ' TOsk™dige. 194 Zoroaster.\ /7< ' - Bovennatuurkun- dige.