D E M IE-BREN GER HET CONCLAVE. D E TEKENING, BEDROOGE VER. WACHTING, het REQUEST, NIHIL op het REQUEST, de VERWARRING, de WANHOOP of LAFHARTIEGE WRAAK E N D Ë KLAGENDE RIVIER.; TREURENDE, OVER HET MISSCHEN VAN ZYN TEDERGELIEFDE GOUDE EN ZILVERDE VISJES. Onder de Zinfpreuk: ALLES NAAR VERDIENSTEN,  KB. Verwacht eerdaags een volgend Stukje, waar in zal gevonden worden: De Vermaakelyke Tweêjiryd , tusfchen Vader en Zoon. De Koopman in verbooden Looten* De Droefgeestige Beyen Zwerm ! Klaagende over het verlies van hunn weldoenende Kooning ! De Zeeuwfche Voyage of Mislukte onderneeming. De Verheuging, op het gerucht van Pardon. Het Pardon of de opfchorting van het Vonnis des Doods. De Cabalisten in hnnne verwachting Bedroogen en te Leur gefield. De Onverwachte aanneeming. Dank offer #ƒ Lof-vaérs, aan den Atheênfche Raadr over het geevtn van deszelfs goedgunjlig Pardon. Zullende in 'c vervolg, wanneer't Werkje compleet is, 'er een algemeene Tytel, (gratis) werden bygevoegt.  ( 3 ) D E M ï Ê-B RENGER Toon: 'Lys fifcp eens in één Bdsóh in H Lommet. Het Muziek, uit de Opera,- Julie. 1. Cjy Heereh, Dames, wild aan booren; Een Vonnis! van 'c vermaarde Atheên! Helaas! wat Ramp, is ons befchooren! Siaê op uw' Borst ï ja Klaag' en Weên! Ik Koome één Maar, aan uw' te brengen ; En dat wel op du Oogenblik ! Helaas! ik Schrikk'! Helaas! ik Schrikk'! ö Ja! want gy zult Traaneri plengen; Dit Oogenblik! dit Oogenblik! Nu Treur en Weéü! gelyk als ik. 2. Ons Hoop ons Troost ons Lust! ons Leeven! Die is tot Sterven ' reeds geftemd! Den Raad! Laat dit te kennen geeven, Aan uw'; wat is myn Tong beklemdf Myn Hart! dat is geheel verflaagen; En dat wel op dit Oogenblik ! Helaas! ik Schrikk'! Helaas! ik Schrikk'! '"' Wat Monster! koomt uw' Zielen Knaagen ?' A 2 Dit  co Dit Oogenblik! Dit Oogenblik ! Nu Treur en Weên ! gelyk als ik, 3- Uw' D a g o n ! zal het leeven derven! Het Dooiflyk woord! dat moet'er uit; InScHORPio! dan 2alhyfterven! Beklaag! Beween! dien Jongen Spruit! Maar hoe! ik hoore uw' allen Spotten ! En dat wel op dit Ogenblik! Helaas! ik fcbrikk'! Helaas! ik fchrikk'! Spreek' ik dan tot een party Zotten! Dit Oogenblik ? Dit Oogenblik ? Gy Lacht! neen Wcên! gelyk als ik. HET  ( 5 ) HET CONCLAVE. Toon: In één Boomgaard Colinette. Het Muziek, uit de Opera, Annettt en Lubin. Den Cardinadl Fiume. A ch ! wat zullen wy beginnen Onzen Arme PAUS! d;e leid Aan de Teering! wyl veel Zinnen, Hem reeds hebben toegezeid; Dat zyn Sterven! zal beginnen, 1 MetP«/n'e; wat Bitterheid! J Den Cardinaal Fancuilloi. Laat ons, eer wy hem verliezen ; (Fraters! Fraters! laet uw' Raên.} Voort één andre PA U S ! verkiezen ? Treden wy, in 't Vaticaan? Laat ons Vuur! doch niet bevriezen ?1 , Schryv'; ik hebb'zyn Naam al ftaan. J Den Qardinaal Telahuomo. Zagt, ik zal in 't Midden treden; Geeft uw' Briefjes, altemaa) ? Zoo, dat gaat naar Wet en Reden; Fiom! zal als Cardinaal Prezes! hier de plaats bekleden; 1 , Wyl hy heeft, éèn Kop! als Staal. J ■ A 3 De  (6 ) Be Cardimal Fiume. Ja myn Vriendl dit zal ik weezen; ' Geeft yw' Stemmen, één voor één? Fancuilloi! die zal ze Leezen; Gy, gyzult, de plaats bekleen Van Boekhouder! hoor in deezen, 1 Naar den Leezer en myn Reên. j Den Cardinaal Tel a h u o m o , geeft Briefje voor Briefje , doch ongeopend ; aan den Cardinaal Fiume! over; die dezelve ppend; en dus zonder ze in te zien , aan den Cardinaal Fancuilloi, in handen fteldt; de welke den een naar den anderen., met verwondering befchouwd ; en met den allergrootfien vervoering uitroept: Revus! — Revcjs! en al verder REvus! — Revus! is Papa! Den Cardinaal Fiume, danst van vreugde,; En zegt tegens alle de andre CardiUaalen, met de uitmuntenfre blydfchap: Hy zal weezen uwen Herder! Niet, myn Fraters? Allen de Cardinaalen, maaken om den Nieuw verkooren Paus! één ronde kring; terwyl zy al danzende zingen: Ja, 6 Ja! Hy zal weezen onzen Herder! Zingen wy het. Gloria! Naar dn allen de Cardinaalen, één kleine poos gedanst en gezongen hebben, brengen zy den Nieuw verkooren Paus, naar een Paufelyke Troon/t .dewelke, dezelve met eerbied  ( 7 ) bied nadert, en met één Pauzelyle houding, gaat bekleden; den Cardinaal Fancuilloi, zet den Nieuw verkooren Paus , de drie dubbelde Kroon, op zyn hoofd; zoodraa de Krooning enz. verricht is; vallen allen dc Cardinaalen, op hunne Knien ; en ontfangen, in deeze eerbiedetyké geftake ; van den Nieuw verkooren Paus, den begeerde Zegen; allen de Cardinaalen, ftaan één voor één van hunne Plaats op; en gaan met dc aller uiterfte eerbied, naaiden Nieuw verkooren Paus ; om deszelvs Vot. ten , te kusfen ; dewelke, hunn' met de aller, grootfte vriendelikheid, dit toe laat. Deeze gewoonelyke omltaridigheid, moet by één nieuwe verkiezing, vooral wel in acht werden genoomen. DE TEKENING. Toon: haat ons zaam vreugden radpen. Het Muziek, uit de Opera, Annette en Lubin, De 'Voorzanger, J^oom', laat ons onderfchryven; Dit opgeiteld Reqüest ! Op hoop,- van hier te blyven; Wat bruidt aan ons de Rest. Het Choor, He ! ja voorwaar, *j Wy zyn al klaar, > bis. Myn Vriend! in dit gevaar.J A 4 Den  C 8 ) Den Voorzanger. Koom', wild uw' naamen zetten? Daar ftaat de mynen al. Wie zou ons dit beletten ? Treê toe in dit geval. Het Choor. He! ja voorwaar, enz, Den Voorzanger. Wel hoe ! maar zestien Naamen ? Zeerwel; ik zal ons Hoofd! Dit geeven naar betaamen; Wy zyn aan hem verloofd. Het Choor. He! ja voorwaar, enz. Den Voorzanger. Dit zal ons Vreugd verwekken, Schoon dat wy zyn in Nood! Laat ons naar booven Rekken? w' Ontwyken dus de Dood! Het Choor. He! ja voorwaar, enz. Den Voorzanger. Laat ons, in hoop thans LeevenJ De Wanhoop! is te Laf. Men kan Pardon, noch geeven; De Rechters! zyn niet Straf. Het Choor. Hc! ja voorwaar, enz. BE  ( 9 ) D E BEDROGGE VERWACHTING. Toon : the gelukkig is myn Let. Het Muziek, uit het Maandelyks Muzikaals Tydverdryf. ^V^aarde Vrienden! maakt uw klaar; Laat ons met ons zestien Leden! Nu maar vry naar booven treden? Doch in orden, Paar aan Paar: i 'tZa! twee Bidders, eerst vooruit; Die 'c Request! zoo fraai verzinde: Ieder nu, met zyn Beminde; Nu tweê Volgers, Ha! dat fluit. Maar, Helaas ! wat zal dit zyn ? Wie, wie koomt ons dit beletten? Moogen wy, geen voet daar zetten; Dan , voor dat wy eerst .. . ( wat pyn\~) Naar de laast gegeeven Wet, Om Permisfie laaten vraagen ? Of het is naar welbehaagen, En of wy ook doen Belet ? S« Goed; wel aan: waar is de Man, Die hier moet de Plaats bekleden; Om als Meesterknecht, der Leden ; Dit te doen ? waar blyft hy dan ? A 5 Hai  ( 10 ) Ha! daar is hy; Vriendje lief! Gaat.ééns booven > by de Heeren; En geeft hunn', fdit's ons begeeren.) Op dit Tydftip", deezen Brief? Weest zoo goed, om uit de Naam Van ons allen, ook te vraagen; Of het is hunn' welbehaagen , Ons te fpreeken in hunn' Kraam? Hola! Kaamer, meen ik Vriend! Jk zou my des wel verzinnen.. . . Zagt, myn Vrienden! hy is binnen.... Ja, hy heeft ons aangediend. 5- Maar, by koomt Gramftoorig af! En naar'hem, één van de Ra a den! Hydrygtons, met.ongenaaden! Ach! wat ziet hy , Bars en Straf [ Hoor, hoe dat hem gaat de Mond? v Gv zyt rechte Murtemaakers! „ Vrede en daar by Plichverzaakers ! ,; Gaat, voldoed, aan uw' Verbond;" HET REQUEST. Toon: Laat myn Traanen gunfle vraagen. Het Muziek, uit de Opera, Annette en Lubin. i. [^jestien, wel vereend van zinnen; Doen uw' zien „ wie uw' beminnen: Zes-  C ii ) Zestien, wel vereend van zinnen; Bidden, thans; uw' Goedheid aan. Laat geen Twekdra ch r! uw' verwinnen? Wild uw''oogen , op ons liaan? ... bis. Zie, hoe-dat wy Nederknïeïëtt; Als één hoop bedrukte Zielen! Zie, boe dat wy Nederkniélen; En verzoeken om uw' Gunst? Zoudt gy dan vernielen! Door de Twist , die fchoone Kunst? ' Zou zy reeds al gaan verlooren ? Is haar deeze Ramp befchooren ? Zou zy reeds al gaan verlooren ? Neen, dat kan niet moog'lyk zyn: Laat ons Vlyen'. uw' bekoören? Dat uw' Zon! ons weer befchynn'? .. bis, Laat haar, weder Adem haaien? Laat ons, Vrolik zegenpraaleu? Laat haar, weder Adem haaien? Zyt gy Doof! voor ons Gebeên? Neen Neen. Neergeknield aan u wen Voeten; Trachten wy, uw' te verzoeten; Neergeknield, aan uwen Voeten; Smeeken wy , om uw' G e n a ê ? Laat uw' Meêly! ons Begroeten? Geeft aan ons , uw' woord van ja ? Eer het éénmaal is te Spaê. 2. Hoor ons Zuchten ! hoor ons Wenen! Hoor ons Klaagen! hoor ons Stenen! Hoor  C ** ) Hoor ons Zuchten! hoor ons Wenen i In deez' Jammerlyken Nood! Wild uw' alien doch Hereinen? Geeft aan ons het Daaglyks brood. .. bis>. h 'cr één, te Bras-van Zinnen; Tracht, zyn Grilziek Hart te winnen ? Is 'er één, te Brus van Zinnen ; Dwiijgd hem, door uw' Groot geweld! Wy zullen , u w' beminnen ; Zoo gy hem , te vreden fteld. Doch. zoo gy hem, niet kunt Koopen; Laat hem, dan zyn Weg maar Loopeu ; Doch, zoo gy hem, niet kunt Koopen; Laat hum loopen, laat hem gaan? Want van hem is niets te hoopen Hy zal fteeds ons Glorie fchaên, . . bis. Laat uw' Afgod! ons doenLeeven? Wild ons uw' Genaaden geeven? Of wy allen, moeten fneeyen l Zyt gy Doof! voor ons Gebeén ? Neen Neen," Wy zien Traanen, in uw' Oogen! Gy zyc met ons Leed bewoogen; Gy befchouwd, ons Wei en Pyn! Zie eerbiedig neergeboogen, Hunn" die blyven en fteeds zyn; Uw' Getrouwen Groot en Klyn. * * * NI-  ( fj ) NIHIL op het REQUEST. Toon: 't Geen ik u zeg zyn oprechte waarheden. Het Muziek, uit de Opera, de Koning en de Pagter, i. N een Vrienden, neen, het kan met fchik niet . vveezcn; 't Verzoek, werde uw' niet toegeftaan. Het Kwaad, is zeker al te hoog gereezen; De Groote Zon ! vereend nooit met de Maan > Dit's uw'bewust, in allen deelen; Dus wat ge ook moog befraan, het is om niet; Laat uw' geen Blinde hoop! meer ftreelen? Vertroost uw' in uw' Ziels verdriet! 2. Uw'kon zoo waar, geen Trouwe voorspraak! baaten! Noch ook geen Schat, hoe groot van Goiull De Grootste Macht! heeft uwen zy verlaaten; Zy IVraaken thans, uw' Listen al te ftouc. Zy zyn het, die uw' Snoodheén merken , Des neemd geduld, in 't Vonnis van den Raad? Den Tyd, die alles kan beperken; Verzagt te met, wel ééns uw' Staat. 3- 't Request! door uw', aan ons; word afgeflaagen. Uw' 't Zaamenrotten, dat heeft uit. Hier baat geen Zuchten ! Wenen ! Klaagen! Uw' Voesterheer ! die word den Dood ten Buit. De  C U j pe Herfst, zal hy niet overleeven.' ^Men zal hem, voor de Slagttyd nederjlaanï Doen op zyn Zark, zal zyn Gefchreevcn; Door Twist, moest hy ten Graaven gaan. DE VERWARRING, Toon: OnneLiebe, onne Walm C 1 VIroote Goön! wat één gedruis, Maaken daar uw' Helden En Heldinnen! in dat Huis ? Hoor hoe dat ze Schelden? Och! daar is één Fdlenbrand! *1 Tusfchen hunn'gereezen ! 1 Voor wie of dit G o o z e n s l a n0! f Zal ten Besten weezen. j s>. Zagt, ik hebb' niet wel gehoord ; Laat ons Beter hoor en ? Ik veiftaê, zoo waar geen woord; Zou de Brand reeds fmooren ? Neen, men Raasdlmm Kyvd! men Scheldn Om één Kwaad ge he ug en! i Hoor, daar fchreeuwd één Vrye Held! f Revus! dat's één Leugen! J 3- Zagt, dat is het ook al niet; Waarom zy dus Tieren! Is het dan , ( ö Groot verdriet!) Om hunn' Officie ren? Neen ^  X J5 ) Neen, dat hebb' ik ook al Mis; *] Hoor ééns? welk één Leeven I ^ Maakt dat Wyf! wat ergernis! 1 Zy wil Vechtend Sneeven! J 4- Ha! nu hoor ik eerdst de Zaak; Het is om één Boekie! 'Dat één Volentair! uit fVraak, Schreev' al in één Hoekie.... In zyn Hoekie, van den Haard: "] Naar Revus! gebooden; ( ^ Hoor! hoe dat men hem bezwaard; I Stad hem by, ö Gooden! j 5- Braavl hy ftaat gelyk één Muur, Vast, in zyn Gewrichten; Hy doet als één Held vol Vuur! Hydraas! voor hem Zwichten. Hy veracht, hunn' Hoon en Smaad!] Ja, hunn'Snoode Sar ring! 1 ,^ Nu hoor ik, hoe Wrok en Haat! , \ Maaken hier Verwarring! J DE  C i6 > D E WANHOOP OF LAFHARflEGE WRAAK. Toon: Myn Lief, myn Ziel is overwonnen. Het Muziek, Maandeiyics Muzikaal* TT ria Snoode! gy, gy zuïc tek/aagen: Deflbo»/ die ik thans moet verdraagen; Ja, aan myn Smart! myn ^ en Py» > Zult gy ook meê delagtig zyn De Wanhoop! Koomt myn ZiEL beroeren, Ik, zal my Wreeken; ja, de Wraak' Die koomt my , zoo ver heen te voeren • Dat men, met Koorden , my moestfnolren* ter ik ïnüoLUfi wo bob raak. 2. d?rf VmynRYMERY! aanranden; MynScheefenKrom! ÖGoÓnI watfchandeft! Myfchelden, voor één Nar! één Ge*' Nooit - Nooit - vergeeveikudienTrrf/ Ik .al, - lk zal, - u opgaan zoeken; - o Neen! - lk denk daar om de Kat! Wil ik, - wUik, _ u Wreed vervloeken? - vi n! ' ~" ]|za,inal^ Hoeken, Uw Naam verbreiden; doch Bekladt, m  C 17 ) 3- Ik zal uw met myn Naam, gaan Doopen; Ik kan daar toch, niets meer van Hoopen; Myn Rympjes! zyn, (Helaas! wat fpyt!) Hunn' Glansch! hunn' Eer en Achting kwyt. 'k Kan niet meer Twsê Ducaaten trekken, Voor één Paskwil! van ééne Vrouw, Diens Man, ik ging zeer ftout bevlekken ! — Noch ook geen Daalder! — ik, by Gekkenl — Wat Naam! - Helaas! - ik ftikk' door Rouw! - 4- ö Wanhoop! die my koomt Verjlindtnl Staê toe? dat ik aan dien Ontzinden ! Doe voelen, hoe myn Groot verstand! Hem weet te treffen hier te Land. Ik zal één Vuil Paskwil! gaan fchryven; IdRymery? ö Neen, ö Neen ! Dat zou niet lang, verhooien blyven; In Proza! dit zal 't best beklyven; Die trant, is nu ook algemeen. S- Wel aan, ik zal dan gaan beginnen; Paskwillen-ma aker! dat's verzinnen! Dien Weefden ik, gelyk Fluweel! Zoo Zwart! zoo Zagt! zoo Fyn als Eü! Verloopen ben ik, uit myn Zaaken; Eer waar ik Sto m m e! nu Acteur! Bankrroet! daar kan ik ligt toe raaken: Dit laat ik Plakke, (fpyt u waaken) Aan Poort! aan Brug! aan Beurs en Deur l B DE  ( i« ) D E KLAGENDE RIVIER, Treurende over het Misfchen van zyn Tederge I'efde Gouden en Zdveren Visjes. Toon : Je vais te voir charmante Life. I. IriTelaas! wat Ramp is my befchooren ! Myn Zinnen, zyn geheel beroerd! Myn Steun! die my iteeds kon bekooren. Word my, word my, te Wreed ontvoerd! Ik ftaa Verfuften als Ferflaagenl Om dat ik, (Goden! welk één fpyt!) Moet hooren, (ach wat zyn dit plaagen , Voor my,) dat ik myn Hoop! benkwyt. deCapo. 2. Myn Waarden Schat! ik moet u Mis/en! ^ Myn Visjes! ach! wat bittre Smart! Uw Groot verlies! ( wie kon dit Gisfen?) Veroorzaakt my een Kwïnend hart! Uw S c h o o n e Kleur! zoo vol vermoogen ! Uw Rood! gelyk Ducaa ten goud! Uw Wit! zoo Blinkend'! inmynOogen! Ontneemd men my; wie Roofd zoo Stout? de Capo. 3- Helaas! Helaas! Kan ik nog vraagen; Wie zulk één S n o o d h e ê n ! ckirft beftaan ? EenVisscHER! (Ach! wat Felle plaagen!) Die'k altoos, met myn Wraak! zal flaan. Een  C 19 ) Een Tyger! die thans komt verflinden! Myn Hoop ! myn Steun , myn Waardste Schat! Myn Vis ch! die ik zoo Te ér beminden! Myn Visch! zoo Dierbaar! voor myn Nat! de Capo. 4- Klaag !-Klaag, nu vry; myn Stroomend waater ! Ai! Laat u Hooren , weest niet S tom ? Verwekt, één Donderend Geklaater Wringt uw, in Bogten S c h e e f en Krom! Gy zult uw Minnaars! nooit verveelen; Uw Minnaresfen ! zyn fteeds goed ; Gy kund, hunn' Hart en Ooren ftreelen; Door uw Geruisen! zoo Zagt, als Zoet! de Copo. 5. ' Wel aan, ik zal myn Klank doen hoor en; Van hier, tot aan den Br iels chen Zoom! Wie helpm' ik heb, myn Visch .' verlooren; Zoo Zoet, als Booter! Kaas of Room! Zie daar, daar zyn dan S ilte Traanen Uit Diepst', van myn Ri vier! Geput; Laat my een Weg tot Netels baanen? Op datzoo'n Krans! myn Harzens Stutl de Capo.