01 1763 4949 UB AMSTERDAM   y t Een Woord op zyn tyd: of Hoe zal een Christen zich gedraagen in deeze bedenkelyke omstandigheden? Voorgesteld in eene Leerrede over Ephef. V. ir 15 en 16, den 17. Augustus 17c door |VEREtN.D00; H» W. van der Pfo^g#<§ Leeraar der Doopsgezinden te Crefeld? Te Crefeld by Abraham ter Meer. en in Corrtfnisfie te Amsterdam by Jan ten Brink G. z. in de Ne$J ■ttMToordede der Armen.  Een reien op A i »p.  4 opbeurt, en troost in alle ïflogelyjce lotgevallen, die hem overkomen; zy is het, die hem zelf in'den doödniet verlaat, maar met hem overgaat aan geene" zyde der eeuwigheid, en hem hier reeds doet fmaaken het voorgevoel der heerlykheid die den vroomen Godsvereerder eenmaal, uit' genade , zal geschonken worden in het toekomend Vaderland; ja zy is het, die in deze dagen van onrust en verwarring nog waare rust en tevredenheid fchenkt aan het nadenkende gemoed, en in den gewondden boezem weldadig uitstort den heelenden balzem des troostes, die alle onzefmarten, zo niet geheel wegneemt, althans vermindert en draagelyk maakt, Koom dan, myn Christelyke Broeder ! laaten wy tot deezen heilbron onze toevlugt neemen, om daaruit tê fcheppen het water des leevens: -Laaten wy echter, op dat onze pogingen met een gelukkigen uitslag mogen bekroond worden, vooreerst en vooral, met Hem beginnen, die het begin van alle dingen is, en vertrouwelyk tot God naderen, gelyk kinderen tot hunnen Vader. Gebed  Gebed. O Heere, onze God.' wie zyn wy» dat gr ons gedenkt, en ons zo genadiglyk bezoekt; wie zyn wy, dat gy ons, nietige Stervelingen, bestraald hebt met het Licht des Euangeliums, door Uwen Zoon J. C. zo luistervol ontstoken; wie zyn wy, dat wy op zulk eene onverdiende wyze verheeven zyn uit dè nacht des bygëloofs, en der onkunde , tot de kennis der waarheid, die haar de Godzaligheid is ? Eeuwig geloofd, en jjepreezen zy daarvoor Uwen Heiligen naam! Nu kunnen wy ons verheugen in het dierbaar geluk, dat wy Uwe kinderen zyn, dat Gy onze Vader zyt. Nu weeten wy dar alle Uwe wegen, wegen der liefde, aJle- Uwe~ fthikkingen, middelen zyn ter gelukzaligheid. Nu mogen wy in- alles, wat on; overkomt, in zuur. e.n.zoet, in fmart en vreugd, vastelyk vertrouwen, dat-niets toevallig , niets van ongeveer,. niets noodlottig, frTaar weldaad en zegen is, die Uwe VaderE&fid, . fflêt fcyze liefde 'aan- der menfche» kinderen  kinderen uitdeelt. Nu kunnen wy zelf "uwe roede kusschen, en voor uwe . kastydiu^ca al dankende naderen voorüwen troon; Nu zien wy, met het oog des Geloofs, klaar ca Suidelyk in, dat ook verdrukkingen middelen zyn, die Uwe goedheid gebruikt tenbeste der menschheid. Nu kan ons hart, met Mie gelatenheid, zich eerbiedig en ootmoedig onderwerpen aan alle byzondere en algemeene lotgevallen van deezen tyd, en met onzen eersrgeboornen Broeder uitroepen: «iet onze, maar uwemille gefchiedt! Nu kunnen wy, op vaste gronden, verzeekerend hoopen, dat Gy langs verschillende wegen, het menschetyk geslacht, alle Uwekinders, zult opvoeren tot eene eindelyke gelukzaligheid; Ja nu weeten wy dat alle menschen, Uwe Zoonen en Dochteren, door de tederste banden des bloeds aan ons vereenigd, onze Broeders en Zusters zyn, welke wy allen met armen der liefde moeten omheizen, om te zamen handen hand dit leevenspad te bewandelen, ovéVroozen en .distelen, in voorin tege.,ospö8d, naar. den-eindpaal onzei röö  O God! hoe groot is deeze genade, dat Wy zulke verlichtte Christenen xyn; hpe heerlyk is onze toestand-— hoe zalig kan dezelve zyn, indien wy daaraan, naar den eisch, beantwoorden! Maar helaas! beschouwen wy 'naar deeze fchets ons gedrag —onzen ftaat, hoe vernederende is dan het overtuigende gevoel, dat wy, in weerwil van dat licht, maar al tc veel in "de duisternis wandelen; dat wy — die Christenen zyn zouden, dikwils niet eens menschen mogen genaamd worden. Angst, ongeduld, wanhoop en menschen haat, hoe tegenstrydig met Uwen door Jesus geopenbaarden wil, zyn de Caracterschetsen der hedendaagsche Christenheid. "Wy gevóélen onze dwaasheid, en o God! geef dat wy ze verzaaken, op dat wy niet alleen kenners, maar ook betrachters van onzen Godsdienst mogen zyn. Zeegen daartoe deeze byeenfcotost, Ü ger heeiïgd, eu laat het Woord der predikiïsrg d'iepeft  diepenindruk maakenop onzer ailer harten— Wy bidden U daarom in Jesus naam 0«& Vader die in de — Amen. Text: Ephes.. V. t. if. 16. Ziet dan, boe gy voorzigtelyk wandelt, niet als onwvze, maar als wyze, den tyd uitkopende, dewyl de dagen boos zyn. N *• Mar myne tegewoordige betrekking en overtuiging heb ik vastelyk besloten, om nimmer,, indien Hoog Gezach my niet noodzaakt, van deeze plaats tot royne Gemeente te fpreeken over ftaatkundige zaaken; dan alleen in zo verre, als zy voorwerp zvn der' Christelvke zedeleer. Want Rmmerlvk, en beleedigend voor het Chriftendom is het, den Geestelyken Godsdienst van Jefus, wiens ryk niet van deeze waereld was, misbiulkt te zien tot een fchandelyk middel» om>  9 om, onder dien fchvn, de oogmerken der boosheid te bereiken, en de byzon» dere belangens van Eer- en Heerschzuchtige menschen voor te hooren draagen, onder het masker der fchynheiligheid, als belangens van den Godsdienst: even of de algemeene Vader van het menschdom deeze en geene perzoonen en volkeren als zyne echte kinderen, anderen weder als verachtte ftiefzoonen beschouwde. Neen: wat in de burgerlyke Maatischappy fomtyds als een noodzaakelyk kwaad aangenomen, en als een betrekkélyk goed gehouden wordt, kan voojden rechtbank des Euangeliums geenzints verdragen het oordeel der billykheid, en mag ook niet van dei* Chri,ftclyken Leerstoel voorgesteld en" verdeedigd worden.= Het ftrekt tot eere der Christel: Openb :, dat zy geene VaderlandscbcBmgden aanpryst, voor den Christen zyn alle menschen Broeders, de gansche aarde is — zyn Vaderland, 'hy zelf eén—■ Waereldburger. Geen tyk- staat- of waerelddeel beperkt den edelen plicht der Christelyke menschenliefde, deeze strekt zich uit tot allen, die den naam van menschen draagen, alleen de meer-  ■dere deugd, de meerdere voortrefrelykbeid verheft in de oogen van den Christen de waarde van zynen broeder, fchoon hy hier, of in onbekende landen voonen mag.— En het is alleen een droevig bewys dat de geest des Christendoms nog niet genoeg de harten der menschen bezielt, wanneer de ondervinding ons leert, dat Nationaal-haat, Party-geest en diergelyke monsters sneer de algemeene Broederliefde bezoedelen. Ja, Vrienden! alle menschen zyn onze Broeders, welk een naam zy dragen, welk en taal zy fpreeken, zy behooren alle tot eene Familie, uit eenen ftam voortgefproten, welkers vader en oorsprong God is. Weg— weg derhalven met menschelyke ftaatkunde, zo lang wy geroepen zyn om Christelyke redeleer te prediken, ïn deezen Christelyken 'zin fallee» M:. G:! roep ik U toe met 's Apoftels WOOrden, Ziet, dat gy vorz.igtelyk wandelt, niet als onwtffe maar als wijfe, dm tijd uitkofende, dewijl de dagen boos zJjn. d: i:,, handelt als verstandige, opgeklaarde mens„ chen, niet als ongeloovige Heidenen, .,, maar volgens de Leere von Jesus ,, Chriftus, den tydbehoorlyk ten uwen beste aanwendende, terwylwy in be& deakefyke omstandigheden leeverh ,  II Naar aanleiding .van deezs toepasselyke les des Apostels, zal ik heden, met uwe aandagt, stille staan op de vraag: hoe zjxl eea Christen zich gedrdagen m deezen tijd?—Waarlyk.- een vraag van zeer veel gewicht, het onderzoek van een jeder onzer dubbel waardig. Verre echter is het ervan af, myn gevoelen /emand te willen! opdringen, het is het oordeel van een mensen, dien het natuurJyk is te dwaalen: Neemt dan A: Al deeze bespiegelingen als zodanig aan, beproeft ze en behoudt het goe'de Vooraf zal het nodig' zyn, écrx woord te zeggen over onze boozje dagen. Ja, dus hoor ik, in myne verbeelding, veelen myner medemenscheft, entzeeker ook myner Toehoorderen uitroepen, de dagen, die tuy bekeven, z,yn hos. En inderdaad: zulks te betwisten of te ontkennen, zuode niets anders; weezen, dan de menschheid, en deezö eeuw een Eerezüil op te richten te» koste der waarheid. —-Doch eene andere vraag is het, of de tyden, die wy. beleeven, zo veel boozer zya, da» die?  van onze Voorouders ? of het menschelyk geslacht heden ten dage laager staat óp den trap der zedelykheid, darf het voorgaande ? En gy, myn Christen! die U dit .verbeeldt, fpreektgy hier uit eigen gevoel— zegt U het geweeten, dac gy de deugden uwer vaderen verlaaten hebt; of kunt gif alleen, vry van monden, den eersten fieen op liet gevallen inenschdom -werpen? Zeèkerlyk zult gy geen van deeze: vragen durven erkennen,— de eerste, zoude.uwe.Schande,-de tweede uwea Hoogmoed verraaden! Poch deeze klacht over toenemende -boosheid der tyden, is byna zo oud als «dé fchepping, en indien dezelve altyd -op 'grond gesteund hadt, zoude het 'raenschdom, ter vernedering van Jesus, ■heden ten dage opgeklommen zyn tot 'een graad der verdorvenheid, die alle 'bevatting — alle verbeelding te bovenging. Wy menschen kunnen eigenlyk, in de tegenwoordige gesteldheid, niet oordeelin over de meerdere- of mindere boos-  Jboosheid van voorgaande en tegen-» Woordige menschengeslachterf: eensdeels Om dat wy maar een klein gedeelte, en dan nog zeer oppervlakkig, vanon-. ze medemenïchen, en nog kleiner van onze Voorgangers kennen; anderdeels: om dat het éën gewest in zedelyke volkomenheid toeneemt, terwyl bilander afdaalt, en slimmer wordt, zo, dit geene vergelyking tuschen byzoÉttéfè lieden of landen, maar tuschen de gansche menchheid zoude moeten gemaakt worden, om een zuiver vonnis te vellen, het welk onmogelyk is. — Doch Koe het hier ook mede zy, wifz.iftgj, O mensche ! die een anders diensknecht oordeelt ? hij fia , of hij volle, zijnen eigenen Heere. Gy dan, die in deezen tyd zo zeer over booze dagen— over bedrog, twist, weelde, geweld, moord en. muitzucht• klaagt, laat de bestuuring daarvan aan Hem over, die alles regelt, die nacht, ftorm , onweder, pest, oorlog, boosheid, onderdrukking—ja alles doet uitloopen ter. beteiking van het groote plan, dat de Heer der fchepping zich heeft voorgesteld, toen hy dit groot~ Heelal uit den- afgrond des niets in' weezen riep, en zag dat het — goed Was. Laat dus" de 'uitkomst yan alles ook  ook,.awfcHem bevolen: aan Hem, wiens Almacht alles in eënfpan omvat, wiens Alwetenheid alles in een blik overziet, Wiens Wysheid alles doorgrondt en regelt,wiens handelingen de gelukzaligheid bedoelen van het geheel' Hoe zeer gy klaagt, en zucht, en weent over vermeende, of weezenlyke booze dagen, gy— die geen elle tot uwe lengte kunt af, of toedoen, kunt voorzeekerden ftroom die woedt en ftormt, niet bedaaren: alles is vergeefsche moeite, alle uwe traanen zyn vrugteloos. , Het eenigste, wat u overschiet, is, als Christenen, als verstandige opgeklaarde Christenen dm tyd uittekoopm, of (gelyk Lwher zulks vertaald heeft) U in den tyd, -waar in gif U bevindt, te fchikken. Laaten wy nu wat meer bepaaldeb'k letten op de vraag— hoe zulks behoort te geschieden? of, hoe zal een Christen zich gedragen in deeze bedenkelükt omstandigheden ? 4 ! In het algemeen is hier het anfwoord* „ Hanctelt zo, als de Godsdienst van Je- fus. dien gy belydt, de Christelyke „ openbaanng U voorschryft, d. i. Hebt Vertrouwen - Geduld*, tfoop en Litfde «f ' De  De nadere ontwikkeling deezer- al,gemeene regel zal myr als van zelf, op. leiden tot die byzonderheden, welke behtforen ter beantwoording van liet genoemde vraagstuk. A. Fcrtrouw op God; d: i: „houdt U „daaraan vast, en wees overtuigd, dat aL „ Ie lotgevallen en wisselingen, in de na„ tuurlyke en zedelyke waereld, de grootte en kleine, de byzondereen algemee- ne veranderingen in rykeri en ftaaten, „ ook van deezen tijd, geregeld en be„ftuurd worden, door de almachtige „hand der eeuwige wysheid, ten bes~ce „ van het menschelyk geslacht, ten nutte „ van het geestelyk welzya van eiken uerveiina;. " Niet - dat God oorzaak zy van deeze naare tyden, welke door de valsche aanwending van 's menschen zedelyke vryheid bewerkt worden. Niet - dat Gód alle die onheilen, by welker beschouwing de menshheid beeft, zou gewild hebben. Niet - dat Hy aanspraakelyk zy, voor het vergooten bloed, voor het vernielen en plunderen Van landen en ftedeij, voor de bange traanen der armoede en des kommers, voor de ysej lykheden, welke het gevoelig hart doea £ '■ " ~z$d- '  i6 zidderen,—- dat zy verre; maar zyne Wysheid, die door geene menschelykë macht, door geen vuur nog fwaard beperkt of belemmerd wordt, zal zeeker ook uit deeze duisternis - het licht, uit deeze jammertoneelen - veel goeds doen voortkomen; even gelyk Hy zulks in voorgaande tyden menigmaal gedaan' heeft, toen onze Vooronders in diergelyk lyden zuchtte». Want verbeeldt U niet M. V. dat er nimmer zoorrgelyke tyden van onrust en verwarring geweest zyn, welk met de onze volkomen •gelyk staan, en waaruit God verlossing heeft te weeg gebragt.— O! de geschie-' denissen zyn daarmede, als 't ware, opgevuld; en het is alleen diepe onkunde in de Historie der waereld, of een bewys , dat het voorleedene niet zulk een fteïken indruk maakt op ons hart, dan dat geene, waarvan wy oog- en oorgetuigen zyn; indien wy ons verbeelden, dat onze Voorouders zulke dagen niet beleefd hebben.— Doch, hoe yslyk de toestand der waereld ook moge geweest. Zyn, hetis nog altyd, döor de regeling der goede voorzienigheid, op eéne verwonderlyke wyze ten beste gekomen. Om thans niet te fpreeken van de Haat-; kundige onlusten en omwentelingen, die m. de geschiedeniüen-vair Nederland, Engeland,  Engeland, America en andere geweften met bloed geteekeud ftaan — beroep ik my alleen op de Hiftorie der Chriftelyke kerk, in den morgenftond des Eu^ngeliums > en op de naderhand gevolgde yselykheden , toen Luther , Calvyn, Menno en anderen het waagden zich te verzetten tegen den yzeren ïehepter des bygeloofs, en het hun gelukte dat rampzalig monster te overwinnen. Schoon deeze zeegepraalgekogt is voor stroomen menschenbloed, en verZeid ging van gruwelen, waarvoor heden ten dage de grootste barbaar zou beeven, en in welker elenden veeleH UWer Voorouders moesten deelen*: hoe dierbaar zyn de gevolgen, die, dank zy den God der Liefde! daardoor te weeg gebragt wierden. Xegt niet, o myne Geliefden! dat de gefteidheid der tyden heden geheel anders is dan de voorgaande; dat eer* tyds de Godsdienst, nu de Staatkunde het voorwerp is: dat te voqrën de menB schen * Aan vemlgm^öw^W GoJsih'ehst'fiééft deeie tarhzienelyke Gameente en de geheels Staet kaar luutor ea op kornet te danken*  i.8 schen no? Gnrlcrl; * j ° i «>vuji.igv. gcvueiens Koesterden, terwyl nn het drieste Ongeloof alles overheeft. - Ach! tot eer ™* menscnenbioed te vergieten, en dit nog als Christenen goed te keuren, welk rampzalig Christendom! Het » T vciioeuyjc masker der Hcerschzucht en der wreedheid - Gode een o-m wel! Zulk een mensen- schoon hy ook zegge een Christen te zyn, die zich kan verbeelden, dat God behaaeen schept m net vermoorden Zyner kinders om dat zy anders denken, dan hy is eeven gevaarlyk als die geenen, welke zonder God in de waereld leeveri. Dc een moordt en rooft en vernielt - m eere van God, en de ander om eigenbelang, of wraakzucht. De eerste is nog br zyn boos hart - een huichelaar, terwyl de laatste zich vertoont, gelvk hy is. J Bygeloof en ongelovigheid zyn voor het menschdom twee gelyke onheilsbronnen, en gewis het menschdom heeft over het geheel nog meer den geezel van het by- dan van het ongeloof moeten gevoelen. Doch van deeze elenden, door Priesterdwang en geloofsregels te weeggebragt, zyn wy, Gede  Gode zy dank! tegenwoordig gelukkig bevrydt, en zullen het, gelyk ik vertrouwe, blyven, Waarom zouden wy dan nu vertwyfelen, en ons vertrouwen wegwerpen, wanneer lommigen onzer verdoolde Broeders tot de andere zyde overslaan, en in hunne driftvervoering tegenwoordig luid zeggen, wat zy reeds lang dagten, daar is^geen God! In derdaad - dit is de gewoone gang van het menschelyk verstand, uit den fchoot des bygeloofs over te gaan in den arm der ongelovigheid. Menschen, die langen tyd aan den uiterlyken glans blyven hangen, zonder door te dringen tot het merg der zaake, werpen in het eind alles weg - het weezen, met de fchaduw. Doch zy zyn daardoor hun eigen richters, hun eigen rustverstoorders, en weldra 'zullen zy het inzien , dat zy zich zeiven het meest fchaden, en dus wederkeeren tot dien verachten bron, die alleen het water des leevens opwelt.- Dan, van by - en ongeloof gereinigd, zullen zy ais met reuzenIchreden naderen tot de verloerne Waarheid, en eindelyk- ja dit mogen wy gerust, op gronden des Christendoms,  vertrouwen!'zullen zy komen tot die kcnnisse, die naar de Godzaligheid is» Want Gy, o Heere! hebt pllten 4e moorden^ des E. Leevcns. B. Doch hier, dunkt my, hoor ik yeelen myner toehoorderen rny als met eé'nen monde toeroepen: „In het af„ getrokken gaat dit alles wel aan, en „ is voldoenue voor het verstand, ja „ zelf in geruste oogcnbhkken genoog „ lyk voor den denkenden geest; maar „ niet zodanig is het gesteld voor het ,, hart in de tegenwoordige omstandig- ■ „ heden; en ichoon ook In het vervolg ,, alles moge ten beste keeren, vat baat zulks" ons, wanneer wy vooraf have, „ goed en leeven verliezen"? . Ja, lieve Vrienden! dit is wel menscheïyk maar niet - gelyk het zyn moeste' Chiistelyk gedagt en gesprooken. Ai • les, wat het verstand goedkeurt, moet op het hart angewendt worden, of het blyft nuttelooze bespiegeling, zonder eenige Waarde. Niet - verstandig denken maar j verstandig handeltn maakt den reu ■wyz.en uit. En hier koom ik aan het tweede. stukA 't welk tot een Christelyk gedrag in  21 in dézen tyd behoort, namelyk - Geduld, d. i. „ te Vreden te zyn met alles, „ wat ons in deezen toestand moge „ overkomen. " Dit is het, wat in waarheid de töepaffmg mag heeten van het zo even genoemde, Vertrouwen. Wy zyn in deeze waereld, en moeten daarin leeven; Wy moeten dezelve voor lief neemen, gelyk zy is, met'al haar zoet en zuur , met al haar vreugd en fmart. — T« vreden zyn, wanneer alles naar onzen zin gaat, wanneer alleen onze wenschen vervuld worden — is ontevredenheid v Dit is God vóorgrvpen — dit is. God wetten fteliem De deugd der tevredenheid beftaat in eene gelatene onderwerping des gemoeds, in alle onaangenaame zo wel', als in aangeriaame lotgevallen des menschelyken leevens: Niet « in zorgelöoze- . ftoicynsche ongevoeligheid van ziel, maar in het Christelyk gevoel'- dat den " geenen , die God lief htbbgn, alle dtvgm ten beste dienen. Dit — dit is de waare gróót- 'heid' van geest, de edele standvastig- neia van een gunsten, waardoor ny nimmer, het ga, hoe het ga, angstig en verlegen het hoofd laat zinken, ma-ar met de sterkte van een man, met het 'gelóóf van éen Christen, Vast en moedig  dig pal ftaat tegen den aandrang der onheilen, zonder te beswyken. Of zoudt gy ten dage des gevaars, Wanneer de dagen boos zvn, ten uwen gevalle, wonderen van Gods Almecht begeeren, op dat de natunrlyke gevolgen van 's menschen dwaasheid en zonde niet op u nederkwamen? Zoudt gy het goede alleen en niet het kwaade ontfangen? Zoudt gy {leeds over roozen wandelen, en nimmer gevoelen het fteeken der doornen. die daarmede onafscheidbaar verbonden zyn ? Neen voorwaar: die mensch is, moet ook menschelyk voelen, moet ook de lasten des leevens gewillig dragen, ja met een woord - die in eene menschelyke Maatschappy zich begeeft, om deszelfs voordeden boven den róuwen natuurstaat te genieten, moet ook als lid des staats, in de ongevallen deelen, die haar te beurt vallen, zonder zich,te onttrekken, of hy handelt onrechtvaardig jegens zyne medemenschen; zonder te murmureeren, of hy handelt ondankbaar jegens God. Schoon dan onze dagéh nog zo boos zyn mogen, de Christen onderwerpt Zich en lydt het, niet met een onver- fchülig'  ïchillig, wreedaartighart, maar met geduld, weetende dat dit de loop der dingen, de inrichting der waereld is, ja dat volkomenheid en onafgebroken geluk deze waereld onvolkomen maaken zouden, en een hindernis weezen, ter uitoefening van die edele deugden welke den mensch adelen, Zachtmoedigheid- Ver genoegzaamheid en Geduld; deugden alle, die hy hier moet deelachtig worden, om eè'ns geschikt te zyn ter genieting van die volkomene gelukzaligheid , waarop de Christen in het toekomend leeven, zo gerustelyk, zo verzeekerend hoopen kan. En dit voert, my bp C Tot het derde vereischte van een Christen in de tegenwoordige omstandigheden, namelyk de Hoop d. i. „ het blymoedig uitzicht op beetere « tyden." Indien wi} alleen in dit leeven op Christus hoopen, zijn wy de elendigste van alle menschen; zegt de Apostel in eè'n zyner brieven. Een fpreuk, die zëekerlykby'zóridere toepassing heeft op den Perzoon die fprak, en op de tyden, waarin dezelve voorgedragen wierd. Doch ook onze hoop, als Christenen, kan en moet zich niet bepaalen binnen dit tydeiyk bestaan» Wy zouden elendig zyn3  ?q wy onze 'uitzichten niet uitstrekten over de grenzen van eenige onzeekere jaaren, die ieder oogenblik kunnen afgebroken worden door duizend geringe toevallen.. Welk duurzam geluk kan zich de Wvze in dit kortstondig tydperk voorstellen? In het vol bezit van alle aardsche voordeden en genoegens, omhelst hy een fchaduw, die reeds vervlogen is, als hy dezelve meent te genieten. Doch, met dit alles, biyft het ech* ter bestaanbaar met het Caracter eens Christens, dat wy in dit verblyf altyd van God het beste hoopen; en bvzonder in deeze onrustige, verwarde dagen, welke den luister van Europa verdonkeren, straalt er nochthans — fchoon nog in een ver verschiet, een zoete .verwachting van beetere tydeiu De Vorsten en Machtigen der aarde, die het bestier der ftaaten in handen hebben, door de ftemme der volkeren opgewekt, zullen de onvervreembaare regten van den mensen eerbiedigen , en in plaats van dwingelanden — Va&fits der menschen worden; Zy zullen het inzien, dat niet het volk: om kunjaent wil* Mm Zé > om des volkswil  Wil> daar zyn; inzien, dat de gevolgen yselyk, rampzalig zyn, wanneer zy als tyrannen over de harten hunner volken willekeurig heerschen, en hunne onderhoorigen als slaven behandelen. En ook de volkeren, door de droévige ervarenis wys geworden, zullen het begrypen en gevoelen, dat hunne ingeheelde vryheid fchielyk gevaar loopt in teugelloosheid te veranderen; teu^ gelloosheid, die yselyker is dan de wreedste slaverny; gevoelen zullen zy, dat het menschdom nog niet ryp genoeg is, of althans fchynt te weezen, om eea volkomen ideaal van vryheid, in uittoefening, en van het papier, in hetdlgelyksche leeven te brengen. Ja. gevoelen zullen zy — dat men noodwendig, in eene menschelyke maatschappy, • een gedeelte moet opofferen van zyne natuurlyke voorregten - om waarlijk vKïj te weezen.. Zo - te zamen eè'ns Ihart, en 'een ziel, zullen Zi*, die regeeren, en ;die geregeerd worden, de handen1 in een slaan, om alle onrecht tegen te werken, en alle fchadetyke misbruiken-af tö fehaffen, terwyl zy, te gelyk,, kts beoters-iti de piaats fteHef*,  t . Zo,zaIJcie liefde der Volkeren de Lyfwacht der aardsche Regenten zyn, en de naam van Vorst — in de Eerètytel van Vader- verkeeren. Dus- mogen wy hoopen, dat uit alJe de onheilen — die Europa beroeren, een hooger, een edeler goed zal geboren worden, ten zegen der lydende menschheid; een goed, dat haar al het geleden verdriet doet vergeeten, en dat m hooger waarde zal ftygen naar gelange van den duuren prys, waarvoor het gekogt is; zo verheft zieh het voordeel der gezondheid na eene heevi"-e ziekte — Zo bekoort ons de lieve lente in jeugdig gewaad des te fterker, wat harder winter wy doorgestaan hebben. O! blyde Hoop — hoe ftreelt gy het menschelyk hart, hoe verspreidt gy een heerlyk licht over de bloedende treurspelen, die thans op het toneel van Europa, tot fchande onzer Eeuw gefpeeld worden. God geeve, dat onze verwachting niet te leur gesteld worde! Doch ook dan — dan zullen wy niet beswyken, nog den moed laaten zinken ; Immers wy zyn— O mensch! gevoel Uw geluk — wy zyn Christenen  nen — die nog een andere hoop, een andere verwachting hebben, die vaster is als rots -steenen—de verwachting van een ander, een toekomend beter "Vaderland, aan geene zyde des doods, waar alle geweld onderdrukking en boosheid zal ophouden, waar alle men ■ fchen—gelyk, alle Vorsten—menschen zyn, waar de hand der Rechtvaardigheid de weegschaale voert, en der menschen daaden afweegt naar billykheid. Dit zy dan onze toevlugt, onze hoöp! En dus willen wy D, Eindelyk dan ook medelyden hebben met die rampzalige Natuurgenooten, welke van het fpoor der menschelykheid en des Christendoms zyn afgedwaald ; — medelyden met den Dwingeland , die liever gevreesd, als bemind wordt, en zyne naasten onmenschelyk mishandelt;— medelyden met die beklagenswaardigen, welke onder den fchonen fchyn van voor hunne vryheid te ftryden, een fchaduwbeeld bejaagen, en van hunnen bloedigen arbeid helaas! meer verdriet dan Voordeel inoogsten. i Dit is de edele deugd - die Christelijke Liefde genaamd wordt; eea deugd* die  die in deezen tyd maar al te fchaars gevonden, maar al te veel verwaarloosd ja met recht, onder de zeldzaame verichynselen in de zedelyke waereld cereekend wordt. De verschillende Begrippen over de tegenwoordige omstandigheden maaken eene fcheiding tusfchen menschen en menschen, welke van de jammerlykste verdeeldheden verzeld gaat . Waarlyk — geheel ftrydig met den edelen geest der menschenliefde-die Christus bezielde, dien Christus gaf. Deeze toch was het, die, door leer en wandel, alle zyne Discipelen toeriep - en nog toeroept: Hek alle menschen, lief, bemint hm als uwe koeder s, welke hegriffen - welke gevoelens zM mogen toegedaan v}n— fchoon hun naam Jood of Heiden zm' En waarom zouden wy zulks niet ook uitstrekken tot de zulken, die over ftaa<-kunde en ftaatsgesteltenis anders denken dan wy? Zy zyn immers men? ~" önze Naasten ~ onze Broeders-- en wat behoeven wy meer orn hef te hebben?— Dat zy anders denken, dan wy, dit gaat ons niét aan> dit maakt geen inbreuk op, de plichten der menschen min.. Baar het *°u-, °™oochenhaar zv, dat dit ver#chiF afhang* tfsiy onfê-lbsare ©mstari: ■' dig--*  39 Jigheden, waaraan de mensch geheel geen deel heeft, waarin hy alleen lydelyk is. Gy weet het M: G:! dat Opvoeding — Vaderland — Boeken - en Voorbeelden den menschen ongevoelig opleiden tot deeze en geene begrip» pen: zo gaat het in Godsdienstige — zo gaat het in üaatkundige zaaken* dezelfde verdraagzaamheid , die wyr in het eerste geval goedkeuren en uitoefenen, moet dus ook in het laatste ons gedrag bestieren en regelen — of wy zyn - fchoon onze macht nog zo klein zy — in ons hart — Dwingelanden. Niet alzo, O myne Vrienden! willen wy te werke gaan, maar met ChrK stelyke wysheid wandelenden op deeze Wyze den *4ud uitkopen «8» aanwenden, terwyl de dagen boos z.yn, Met armen der Liefde alle onze Broeders, in de ganfche Familie Gods, omhelzende, zonder jemand te haaten, zullen wy, vol vertrouwen, ons geduldig onderwerpen aan alle de lotgevallen van dit wisselvallig, onbestendig leeven, en blymoedig hoopen verzeekerend. itaaren op beeter'- op geruster en vreedzaamer tyden i is dit geluk niet voor ons beree- kend  3o kend aan deezen oever der Eeuwigheid * O! geen nood: Na lyden komt toch eê'ns verblyden, achter dien grenspaal van twee waerelden, achter dat gaapende - fwarte graf, 't welk ons welhaast zal vers weigen, volgt die zalige Staat van eeuwige rust en vrede, welke het deel zal worden van allen, die, met volharding in goeddoen, den Heere hunnen God zullen vereerd en gediend hebben. God helpe ons daartoe door J. C. Amen. Crefeld, gedrukt by D. A. Furicks