01 1887 2878 UB AMSTERDAM  ANTWOORD op eene Lastering van den Abt D E FEL L-E Rt' . tegen de K A' T H O L IJ K E N (zogenaamde jansenisten) - VAN HOLLAND, Welke hij van famenfpanning met de ModePhilofophen en de Vijanden fan den Staat befchuldigd. Bit een jlcen opwaarts wentelt, tegen dien zal die fleen wederkeeren: een vdfclie tong heud van de waarheU niet' Spreuken XXVI 27 , 28 Te UTRECHT. Bij I- SCHELLING, Boekrerkcoper, En te A\l STER DAM, Bij MATTHs, scïïALEKAMPjBoelwerkooper, MDCCXC III,  Hugo dt7. Groot, in zijne Nederlandfche Jaarboeken, zegt: „ Laaten de Onkatholiike Mogendheden hier uit „ keien, dat noch Vlooten, roch Le„ gers zo te vreezen zijn , dan deze zeer „ geweldige met godsdienstig gezag be-. )} kieede Opruiers van het gemeen." Ook zegt dezelve in zijne Verantwoording van de wettelijke regeering van Hol-, land, dat , „ wanneer men iemand wil befchuldigen , die geen fchuld heeft, ,, men gewoon is hem het Crimtn lafa 'j, Majeftati* **n laste te leggen," •  D E NEDERDUITSCME VERTAALER AAN DEN L E E Z E R. "Vermits men vernoomen heeft, dat eenige onder de hand getragt hebben , de zogenaamde Janfenisten, ook zelfs bij fcmmige aanzienlijke Periconen hier te Lande, verdagtte maaken, alsof zij de gevoelens koesterden , wegens welke de Abt de Feller hen zo onbefchaamd als lasterlijk befchuldigd, heeft men het nuttig geoordeeld, het Antwoord aan den Abt de Feller in 't Nederduitsch te vertaaien. Men heeft 'er, tot meerdere opheldering, eenige weinige aanteekeningen bijgevoegd. * 3.. » De  „ De laatfte toevlugt der vijanden van" dé „ waarheid , wanneer zij overtuigd zijn , is, ïpfiunnè tegenftreeversvoor vijanden van dea „ Staat te doen doorgaan, en van ftmenzwee- ringen te raazen." — De godvrugij-e en geleerde Vader Qubssel, in zijne Ze le lij V e Bemerkingen over Mattktus XXII: I?.. Ed.Amfl, 17.27,  ANTVOORD op eene Lastering van den Abt de FELLER, Tegen de Katholijke f zogenaamde; Jan* fenisten van HOLLAND, weike hij van famenfpanning met de ModePhilofoplxen en met de Vijanden van den Staat befchuldigt. De Abt de Feller , een gewezen Jefüif , de befaamde Schrijver van een gefchied- en letterkundig Journaal, waar in hij geen zwaarigheid maakt van te liegei, om de waarheid tegen de Janfenisten te verdeedigen , (telt in dat van den i. ->pril dezes jaars , het geen hij de kleine Kerk noemt {a) voor, als talrijker te Utrecht en C«) I" de géwoone taal van don Abt de Feller zijn de Molinisten en de Vrienden van dejefuiten de Kerk, of deKatholijken. Delani'enisienzijii de kleine Kerk. Hij noemt ze ook de Setlt, den Aanhang, de Convulfiontiri'fen , de Poe:fe;r.üaicrs, de Springers van Sint Medart, enz. en hij herhaalt d?,t zo dikvvils, dat men wel ziet, dat hij 'er de kragt van zijne verfchilfmkken met hen in ftelt, Indien dit al geene bewi;z:n zijn, het zijn ten minsten grappen, waar mede een Kwakzalver hen, die niets van de zaaken weeten, doet lagcken. A  en te Amersfoort, dan in andere ffccecleit van Holland , en als aldaar met een ze-> her fcort van aanzien vertoon makende. Men is hier over met reden verwonderd; want het is zijne gewoonte niet om op die wijze van de zogenaamde Janfenisten in 't algemeen , veel minder van die van Holland, te fpreeken; maar in dit geval had hij nodig in hen eenig aanzien te onderftellen , om hen gevaarlijk te kunnen noemen , door de Verbintenisfen, die hij hen metdeVijandenvan denStaat ten laste legt. Hij is, of ten minden hij veinst, uit dien hoofde zeer verwonderd te zijn, dat er , bij de aannaderingen der Franfchen , geene beweegingen in die twee fteeden zijn voorgevallen, om eene inwendige omwenteling te bewerken. „ Men had, zegt hij, niet „ lang geleden (in 1787), gezien, dat „ Utrecht zig gewapend , en een beleg „ uitgehouden had tegen de Staaten Ge„ neraal, dat zij boven andere fteeden der „ Republiek ten voordeele eener Patriot„ tifche Volksregeering had uitgemunt, „ zonder dat men van deze onderfchei„ ding een andeke oorzaak, kan geeven, „ dan dat het getal der JanfenisteKerken, „ hunne zogenaamde Metropolitaanfche „ Geestelijkheid, en het getal hunner aau- „ han-  < 3 > j, hangers, naar evenredigheid grooter is „ dan in de andere fteeden." Dat zij, uit dit oogpunt befchouwd , zeer gedugt •waren in de omftandigheden, waar in men dezen winter geweest is , uit hoofde der famenfpanning van de Philofophifche SeStt (de Godverzaakers en Vrijgeesten ) mat die der Janfenisten (aiwaar men noch Godverzaakers noch Vrijgeesten vindt). Men kan uit dezen enkelen trek over het gewisfe , en den fchrijftrant, dezes Journaalfchrijvers oordeelen ; doch men zoude hem maar ten halve kennen , indien men niet wist, dat deze man, die veel fchrijft, bijna geene Werken maakt, en geene Journaalen drukt, of ze zijn vervuld met foortgelijke, ofnog hoonender trekken. Welkeleelijke uitvallen heeft hij onlangs nog niet gedaan op zekere Hollandfche Schrijvers , die het voornemen hadden, om te Amfterdam eeneKerkeli.ke Bibliotheek uittegeeven, diemisfchien zijn Journaal in denwegkon ftaan ? Deze nieuwe Bibliotheekfchrijvers waren klaarblijklijk Geestelijken, van de paitij der Zendelingen. Om hen alle gezap; bij die genen, die de eenvouwigheid hebben om het op hem té laaien aankomen , te benemen , maakt hij er Leeraars van, dmr A 2 kleine  < 4 J* kleine Kerk, dat's Janfenisten; enditeeniglijk, om dat zij , gelijk liet algemeen, met lof gefproken hadden van de Brieven van Ganganelli, van dien Paus, wiens gedagtenisfe de Jefuiten zo min kunnen dulden, als zij gefcheenen hebben zijnbeftaan te kunnen verdragen (£). Tegenwoordig meent hij een zeker middel gevonden te hebben , om zijn Proces tegen de Janfenisten te winnen, met hen namentlijk op hunne beurt in Jacobijnen te veranderen ; en op welk eenen grond doet hij zulks ? Wij hebben het reeds gezegd ; op den grond eenerfamenfpanning,, die hij bij hen onderftelt, met de Sec-.e der Plnlofopben : en het bewijs , dat hij van deze wonderbaare ('amenfehikking opgeeft , is de burgerlijke Confiitutie der Geestelijkheid , door de Nationaale Vergadering van Frankrijk gedecreteerd, en den aart van deze Conititutie . waar van de bewerkers en opftellevs , volgens hem, bevoorens die van dezen aanhang waren. Om dit gewaand bewijs op zijn regten prijs-te fchatten , en den vallenen grond, waar op het rust, aan te toonen, zalhet genoeg zijn te zeggen , het geen 'er waar van (*) Zie de eerfteaanteekening hier.ageert  4 5 van is. Een zogen: Janfenist Advokaat, afgevaardigde tot de eerfte Nationaale Vergadering , is inderdaad door dezelve geraadpleegd wegens de burgerlijke ConPritutie , die zij aan de Geestelijkheid wilde geeven , gelijk te vooren door deBisfclioppen en andere leden der Franfche Geestelijkheid in hunne eigene zaaken gefchied was, vermits hij voor een bekwaam man in dit vak bekend ftond ; anderen, die geen Janfenisten waren , hebben 'er methem aan gewerkt. Maar , al had hij dezelve alleen opgefteldj wat zoude daaruit volgen? Niets anders, dan dat, zo tiie Gonftitutie kwaad is , zij het nog minde'' is, dan zij het zoude geweest zijn t indien zij lieden, die met de jefuitfche beginfelen doortrokken waren , totöpftellers gehad had ; immers deze kennen geene andere Conititutie der Geestelijkheid , dan den Paus tot een volftrekt meester over alles inde Kerk, en ieder Bisfehop volftrekt meester over alles in zijn bisdom te maken , om zelfs, doar hun aanzien bij hen, over alles te befchikken. Men kan vervolgens vraagen , wat of die Conftitutie der Geestelijkheid, alwaar roch van Mode-Philofophie , ,noch van Jacobijnisterij , maar van de kerkelijke A 3 tugt  < 6 $. tugt melding- gemaakt word , tcch gemeen heeft met het- eene of met het andere? Laat men dezelve zo kwaad onderzeilen als men wil, zij kan het alleen zijn met betrekking tot deKerk, en geenzins tot den Staat. Voor het overige hebben wij geen lust om 'er de verdeediging van op ons te nemen. Wij zijn verre af om de fchaduwe te bewonderen , die zij van eene oude agtbaare tugt voorftelt, onder voorweudzel van'er het gebruik van te herdellen. Wij keuren nog minder goed de wijze , op welke zij is vastgefteld, of de middelen, waar van men zig bediend heeft, om ze in te voeren* Wij zouden zelfs eene menigte fchriften , door Janfenisten opgefteld, om ze te beftrijden, kunnen aannaaien. Het is waar, dat anderen 'er gunstiger over denken , en geoordeeld hebben dezelve te kunnen verdeedigen ; maar wat bewijzen deze uit een loopende denkbeelden anders , dan het tegengeftelde van het geen onze Jefuit wil beweeren t dat zij namelijk het werk van den aanhang der Janfenisteu zoude zijn ? Is zij het werk van die van dezen aanhang, die dezelve beftreden hebben, en nog bevrijden ? Is zij het werk der Hollandfche Kerk . die 'er het miufte teken van toeften:-  < 7 » Remming niet aan heeft gegeeveu, en in het algemeen zig in het geheel met de Franfche zaaken niet bemoeid heeft ? Meent hij, dat Godt een wonderwerk moest doen , om de Jaufenisten alleen voor het verfchil in denkbeelden te behoeden in omttandigheden zonder voorbeeld , waar in het klaarblijklijk is , dat geene clasfis dei' burgeren zig'er vanheeft kunnen bevrijden? Waar is dan de billijkheid en goede trouw der Jefuiten? want dit betreft den Abt de Feller niet alleen. De fchrijvers dezer Sociëteit zijn overaldezelven ; alle zijne medebroeders van Frankrijk, I taliën en elders, herhalen om ftrijd de zelfde lasteringen : en hoe vee'le menfchën , bedrogen door de onbefchaamdhéld , waar mede ?\] die verfpreiden, vinden zig niet bekoord om 'er geloof aan te (laan ? Wie zoude niet denken, als men zulks hoorde, dat alle die nieuwe Franfche Bisfchoppen, en cie duizenden andere Geestelijken , die den eed gedaan hebben om hunne plaatfen te behouden , of de plaatfen der oude Harders volgens de nieuwe order van zaaken bezitten, Janfeni&tenwaren ? Wij willen niet zeggen , dat'er geen onder hen zijn ; maar wij durven wel zeggen , dat 'er A 4 geen  4 8 > geen tien tegen duizend zijn , en een ie." der zal bekennen , dat zij en de bedaard, ften en de geichiktiten zijn, ja dat zij bet meeste werk maaken van hunne amptsverrigtingën. liidien dit dan waar is, waar uit zijn dan de overigen der Conftitntionele Geestelijkheid, zo Fisfchoppen als Pastoors en Medehelpers, in een zo groot getal, getrokken,-dan uit de aanhangers onzer tegenfceevers , uit dien aanhang, daar men geene zwarigheid vond om de Bul Unigenitus en het Formulertt teekenen , ten einde tot de kerkelijke bedieningen toegelaten te worden, endaar men de Janfenisten, welker gemoed hen die teekenkgen niet toeliet , als oproerigen tegen den Paus en de Kerk behandelde. Misfchien zal de Abt de Feller zeggen, dat deze Geestelijken ook Mede - Phifofophen waren. Maar in dit geval zoude hij weinig eer aan zijnen aanhang doen, met toe te (temmen dat dezelve zó veele ingewijden in de Philolbphifche feéïe bevatte : en het zoude hem zeer gek liaan, dat hij de janfenisten hunne gewaande famenfpanning met deze fecle , die eene vijandinnc is vandenThroon enden Godsdienst, verweet, hoewel men hem uittart , om zelfs  <9> zelfs onder hen een klein getal dezer Philofophen aan te toonen Hij zal moeten zien, of hij met waarheid zulks van de Molinistifche Geestelijkheid kan zeggen. Zonder de daad te onderzoeken , zullen wij ons vergenoegen met aan te merken, hoe gemaklijk het is, dat jonge lieden , doordrongen ( gelijk men in de fchoolen der Molinisten , inzonderheid der Jefuiten, is,) met de denkbeelden van den (laat der zuivere Natuur (*), van de Philofophifche- zonde (f) 5 en van de (») De Jefuiten , en hunne leerlingen, de Molinisten , befehouwen den ra en set» in twee ftaaten. Inden eenen heeft bij de genade van Jefus Christus noodig, om'tot het geluk des hemels te komen, en dezen noemen zij den bc*vennatuurlijken ftaat. In den anderen kan de mensch het goed doen door de natuurlijke kiagten van den vrijen wil, zonder de genode, en tot een eeuwig geluk geraaken , onderfcheiden van het genot of het gezigt van Godt. dezen noemen zij den natuurlijken ftaat, oïdtn ftaat der zuivere Natuur. Deze is de ftaat van allen , die noch van God noch van J. Christus hebben hooren fpreeken ; zij ftrekken denzeiven ook uit tot de Christenen , in verfcheide omftandlgheden des levens. Ned. Pert- Ct_) Volgens eene Thelis, door de Jefuiten in i68<5 openbaar te Dyos verdedigd, is ,, eene „ 1'hilofophilche of zedelijke zondè een nen„ fcbelrjke daad , niet overeenkomende met A 5 »• zullen dus , hen tot leidslieden nemende , den Godsdienst niet doen eerbiedigen , noch eenen dijk leggen tegen de fchrikverwekkende ovcrftrooming van 't Ongeloof, maai- wel met een tegenovergeftelden weg te volgen , dan dien zij aangewezen hebben. Indien men, om hen te behaagen , zig zo niet beyverd had om het Janfeniste fpookfel na te jagen , en uit dien hoofde Mannen van verdienden te vervolgen , zoude men tegenwoordig zo weinig waare Christenen , en zo veele Godverzaakers, onder den naam van Philofophen, niet vinden. De Abt de Feller zoekt niet minder te bedriegen, wanneer hij de KatholijkeJanfenisten verantwoordelijk wil ftellen wegens de Patriottifche onlusten in Holland , als of zij 'er de voornaamfte oorzaak van waren. Ieder een weet wel, zelfs ook de Abc de Feller , dat niet alleen de Janfenisten van Holland allen geen Patriotten waren in dien zin , waar van hij spreekt , maar dat alle de Hollandfche Patriotten nog minder Janfenist waren ; dat de Proteftanten, en de Katholijken van den aanhang der Zendelingen, order den naam van Roomsciie^ bekend, 'er op verre na het grootfte deel van uitmaak-  4 *5 * maakten; ook weet men, dat die van dezen aanhang , het zi] geestelijken , het zij leeken, geen minder ijver dan de anderen betoond hebben ; waar uit volgt, dat zij , talrijker zijnde , ook meer invloed dan de 'Katholijke janfenisten moeten gehad hebben in alle de bewegingen van het Patriot lismus. Men kan hier bijvoegen , dat zij alleen 'er genot van gehad hebben , door de nieuwe Kerken, welken de Geestelijkheid der Zendelingen zig bij begunstiging dier omftandig» heden heeft weten te bezorgen, * Men ziet dus ,. indien de zogenaamde Janfenisten wilden, redeneeren gelijk de Abt de Feller, zij meerder recht dan hij zouden hebbenom aan den aanhang deiZendelingen te wijten, het geen hij hen ten laste legt ; maar zij hebben, gelijk deze Journaalfchrijver , geene maate voor zig, en eene andere voor hunne tegen • ftanders; zij zullen niet, gelijk hij, ter kwaader trouw, op anderen de fouten werpen , daar zij zelfs fchuldig aan zijn zouden; zij weeten, dat niets onregtvaardiger zijn zoude , dan aan een geheel lighaam de afwijking van eenige bijzondere perfoonen te verwijten, inzonderheid in tijden van gisting en geestdrift, daar noch J het  4 ie *: t het gezag der Overftén, noch eenige der gewoone middelen toereikende zijn ,. om Ren, die door den ftroom der denkbeelden en van het voorbeeld worden mede-, gevoerd , te wederhouden ; zij gevoelen* dat, wil men opregt handelen ,• men in die gelegenheden met den Profeet moet zeggen : (Ezech. XVIII: ao. ) De zoon zal zijns vaders ongeregtigheid niet draagen, noch de vader de ongeregtigheid van zijnen zoon: degeregttgheid des regtvaar- • a gen zal op hem komen , en de godloosheid des godloozen zal ook op hem komen. Indien het iemand voegde wegens'diergelijke betigtingtn wederhoudend te zijn, het was voorzeker de Abt de Feller en zijne medebroeders. Het is hen niet onbekend , wat men ten allen tijde aan hunne Sociëteit wegens de oproerige "gTondbeginfelen verwecten heeft , en hoe dikwerf de Jefuiten overtuigd zijn geweest van deze grondbeginfelen in 't werk gefteld te hebben. Voor dat zij dus anderen befchuldigden , moeiten zij niet beginnen met zig zeiven te zuiveren, en dezebeginfelen , zowel als het gedrag des lighaams,-waar van zij léden zijn , af te zwveren ? Men heeft zo veel te meer regt om dit te eisfehej», voor eerst ,. om dat de  de Jefuiten , in het afbeeldzel hunner eerfte eeuwe , ons verzekeren, „ dat in deze „ familie (hunne inltelling) allen eens„ gezind zijn , dat bij hen de Laüjner „ denkt gelijk de Griek, de Portugees „ gelijk de Braziliaan, de hlander ge- lijk de Sarmaat, de Spanjaard gelijk „ de Fransehman , de EngH man gelijk ., de Nederlander; " ten anderen , om dat men maar al te veel bemerkt, dat het overfchot der vernietigde Sociëteit alleen het Jefuiten kleed, en dat nog tegen wil en dank, beeft afgelegd. Hoe durven dan de ftxjefuiten wegens deze zaak beschuldigingen aan het licht brengen, daar het aan de befchuldigden zo gemak lijk valt hen te befclmamen V Hier toe had men alleen maar eene vergelijking te ma. ken tusfehen de befteudige leeri;ig der bcfchuldigers en der befchuldigden , beide zijn genoeg bekend, het algemeen kan 'er over öordeelen : men vergelijke maar Bufembaum en Lacroix, niet Arnauld en:Nico!e, Efcobar, met Pafcal, Bellarmijn en Suarez, met Dugueten Quefnel, Berruyer , met Mefengüy, met één woord , de groote menigte der GevaIfchvijvers eu andere Ja- finten  •€ iS > fuiten met de Godgeleerde en Zedenkundige Werken der Janfenisten. Men kan zien het gene wegens het gezag der Koningen en de pligten der Onderdaanen geleerd word door den Heer Arnauld in zijne verdeediging voor de Katholijken (*; ; door den Heer Pafcal, in zijne redenvoering over den ftaat der Grooten ; door den Heer rNicole, inde verhandeling over de Grootheid , en in die over de opvoeding van een Vorst; door den Vader Quefnel , in zijn Werk, de oppermagt der Koningen verdedigd ie. gen Leidekker; door den Heer Duguet, in het fchoone Werk over de opvoeding van een Vorst; door den Hoog Eenvaardigen de Ried, Oudbisfchop van Pistoia, in zijne Harderlijke Onderwijzing over de pligten der OndLrdaanentenopzigtehunner Vorften; door de Kerkvergadering van-Utrecht, (<••) Hoe algemeen dit Werk ook geagtwierd, was men nochtans te Romen zeer te onvrede, dat Arnauld zig verklaard had tegen de gewaande magt des Paus , om de Onderdr.anen der Vorflen te Ontdaan van den lied van getrouwheid, wanneer die het Christelijk of Katholijk Geloof vevlaaten ; gelijk de Graaf Cafoni , den 21 Maart 1682, niet ronde woorden aan den Aartsbisfehop J. van Neercasfel fchreef. Ned, Pttt.  ■nende , dat'er onder de Katholijke Gees„elijkheid geen één voorwerp, in hunne Schooien opgevoed, zig indrong. Zij, die de Republiek befluuren, weeten zeer wel, het geen men in dat School kan lee.reu, uit de gefchiedenis van den dweeper Balthazar Gerards, moorder van Willem den I. Prince van Oranje , zonder van eenen Barrière, Jan Chastei, Ravaillac, den JefuitGuignard, en anderen,van latere tijden , te fpreeken , welker fmaak voor opltand en beroeringen eindelijk de Vorftcn genoodzaakt heeft om het Inftituut der Jefuiten uit hunne Staatcn te verbannen , ja den Paus zelve om een Bul te geeven ; welke dit lighaam in de geheele Kerk vernietigd heeft , maar die ongelukkiglijk den Jefuitifchen geest in de overgeblevene bijzondere leden niet heeft kunnen uitblusfchen. De Abt de Feller roemt de Katholij* ;en van zijnen aanhang , dat zij het vooreeld van getrouwheid en van d-r zugt voor het a'gemeen welzijn (bon efprit public) gegeeven hebben, door met ijver te be-  4*3 * beantwoorden aan twee Harderlijke Brieven , die de Heer Brancadoro, Paufelijke Nuncius en Jpostolifche Vicaris in Holland (c) , hun heeft toegezonden. De Utrechtfche Geestelijkheid zal zonder moeite dit goed voorbeeld en deze vuurigheid toejuichen , daar zij zelfs van overlang het voorbeeld van ijver gegeeven heeft, oni de geloovigen op dit punt te onderwijzen, gelijk men in het Elfde Befluit hunner Kerkvergaderinge van hes jaar 1763, hetwelk op het einde van dit gefchrift zal te vinden zijn , zien kan. Men kan alleen bij gevolgtrekking opmerken, dat, indien hetRoomfcheHof, 't welk zo veel invloeds op de gemoederen onder den aanhang der Zendelingen heeft, 'er zig van had willen bedienen, om de fcheuring , die het geftigt heeft, uittedoven, en om de geheelé kudde tot de éénheid, onder de beftiering hunner wettige Harders, de Aartsbisfchop van O) De Abc de Feller weet niet, dat de Apöstolifcne Vicarisfen in Holland niet geduld zón. De Heer Brancadoro neemt zelfs dien tijtel niet aan ; hij is te vrede zo verre gekomen te zijn , dat hij 'er vrij de bedienden van kau uitoeffenen.  4E H > Utrecht, en zijne onderhoorige Bisfchop» p n5 weder te brengen , de Heer Brancadoro , Aartsbisfchop van Nifibi, in Afia, de moeite wel had kunnen fpaaren, om aan de Katholijken van Holland, die tot zijn Bisdom riet behooren , over dit punt Harderlijke Brieven te zenden. Wij zullen ook nog aanmerken, dat de Utrechtfche Geestelijkheid zig niet vergenoegd heeft in haar Befluit.de gevoelens omtrent de verpligte gehoorzaamheid aan de Overheid , waar van zij altoos belijdenis gedaan heeft, open te legleggen, en aan de Harders aantebeveelen om dezelve aanhoudend de Geloovigen inteprenten ; zij heeft het niet minder van li?ar pligt geagt, de t !genovergeftelde dwaalingen te verwerpen en te veroordeeien , inzonderheid deze (telling van eenen Verdeediger der Jefuitfche Sociëteit: „ Wij maaken geene zwaarigheid om „ opertlijk te verzeekeren, dat de Paus , „ indien het de nood vereischt, de magt heeft om de Katholijke Onderdaanen „ van den Eed der getrouwheid te ont„ (laan, indien de Vorst hen geweldaade„ lijk behandelt, en den waaren Gods;, dienstwil uitroeijen; wij voegen'er bij, „ dat het een verdiensüg werk is, indien » ce  4 25 > » de Paus dit met bescheidenheid envcor„ zigtigheid uitvoert "(d). Allen , die de eer van den H. Stoel ter harte gaat, zouden ongetwijfeld met vermaak zien, dat deszelfs Bedienden ook dit voorbeeld van de Utrechtfchc Geestelijkheid navolgden met eene zo gevaarlijke en fchandeiijke leering te vervloeken. Het Roomfche Hof moet geen agterdogt geeveu , als of het zig met die Leermeeilers der leugentaal , welker opvolgers zig in deze dagen voor de waare Katholijke Leeraars en de beste Vrienden des Paus uifgeeven , ver. ftond. Indien eenige te veel befaamde Bullen het misnoegen en het wantrouwen der Mogendheden verwekt, en inzonderheid die der Republiek aanleiding gegeeven hebben tot liet gebruik van regtmaatige voorzorgen, om verzekerd te zijn, dat de Katholijke Geestelijkheid, in dezelve 'er de befluiten niet van aanneeme , is het voornamentlijk , om dat de Jefuiten 'er zig van bedienden , om hunne verderfelijke lïelregels gezag bij te zetten. Is het (d) Zie 48a g? Decreta Synodi Cltri Rimano CathaÜci Pi Dvlncite Ultrajc&enfis, Dtcrtt.XI tas IPS). Prcpof. IK 5 B  4 26 j»' liet dan genoeg , daar thans deze zelfde ïteire^els , door eene menigte menfchen aangenomen , alle de Staaten in rep en roerftellen, dat deze Bullen, die hen tot onderfteuning (trekken , in de Archiven van hetRoomfche Hof, of in deverfchillende uitgaven der verzameling van Paufehjke Bevelfchriften (BuUarium) blijven berusten , zonder dat dezelve afgekeurd cf herroepen worden ? Het is doch zeer opmerkelijk, dat'er tot heden geene van herroepen is, zelfs niet de gehaatfte , de Bulle in Coma Dotnini , die alleen niet meer jaarlijks cp Witten Donderdag, gelijk bevorens, word afgekondigd,en nog zijn de Mogendheden daar voor verpligt aan een Paus { Klemens den XlVdettj dje voor een Janfenist doorging. Niets deed meer nadeel aaudenKatholijken Godsdienst, dan die oproerige movringen en die muiterijen, waar toe men de volkeren oprokkend , met de Bullen van Rome tegen de regtmaatige bevelen der Overheden te Hellen; men heeft 'er ten allen tijde de nadeelige gevolgen van gezien : ja wij hebben zelfs niet nodig , om voorbeelden te zoeken , tot de oude Kroniiken onzen toevlugt te neemen. Het geen 'er in deze iaatlte jaaren te Pi- ftoia,  ftoia, te Livorno, en op andere plaatfen in Toscanen is voorgevallen , het geen 'er, om zo te fpreeken , onder onze oogenin Vlaanderen en Braband gebeurd is, toont genoeg , tot welke uiterftens een blinde ijver voor de valfche eisfchen ende belangen van het Roomfche Hf, met die van den Godsdienst verward , gebragt kan warden. De Abt de feller heeft, * gelijk wij reeds opgemerkt hebben, niet nagelaaten zijn rol in deze beweegingen te fpeelen ; het Hof van Rome zelfs is niet vrij geweest van de verdenking , dat het 'er de handen in gehad heefc ; en wie zoude deze verdenking niet gegrond geoordeeld hebben, ziende, bij voorbeeld, den Abt van Tongerloo , dien geestelijken Colonel vau een of meer Regimenten Dragonders, door de penningen van zijn Klooster geworven , uit kragt van een Paufelijk Brevet , de hoedanigheid van, Apostolifchen Gevolmagtigden voor het geestelijke, bij hetLegerder lnfurgenten, aanneemen ? Heeft men ook niet gezien, dat niet alleen het grootfte gedeelte der waereldlijke Geestelijkheid zo van de eertte als tweede Order , maar ook alk fou ten van Munniken , die men gewoonlijk de Krijgsbenden des Paus noemt , aan het B z hoofd  4 2$ je bnofd des opftands waren ? dat Pastoors de kruisvaart preekten , en als Bevelhebbers aan het hoofd hunner Parochiaanen optrokken, om, indien zij gekonnen had'en, de Troepen des Kekers te vernielen (*) ? dat Kapucijner- , Bedel- , Karmeliter- en andere Munniken hunne munniksrokken opfchorten , om naar het veld te trekken, na dat zijde kokarde envederbosch hadden opgezet, zig in deze toetakeling onder de foldaaten mengende, met den degen in de eene, en het kruisbeeld in de andere hand, om hen tot den ftrijd aan te moedigen , zelfs medevegtende , als Apostels van Mohamed , voor het geen zij de zaak van Jefus Christus en van zijnen Stedehouder noemden ? Gelukkiglijk gevoelde de H. Vader, Pitis de VI., (*) Re Eisfehop van Antwerpen fchreef aan de Pastoors van zijn Bisdom , om hen tot het bijwoonen dezer Kruisvaart aan te moedigen, onder anderen dit volgende : Eritis hoe paP.a vejut Aveelui Domini, q*> pracedit castra Ifracl, & Dio & hominibus rem gratisfimam facUtis; dat is: „ Op deze wijze zult gijl. zijn als defin„ gel desHeeren, die het leger van Ifraël voor„ gaat, en gijlieden zult een aan God en roea„ lenen aanger.aam werk verritten.' Ned. Vert.  4 29 % VI., dat hij door zijne ftilzwijgenheid het fchandaal en de bel'achlijke onbetamelijkheid van deze handelwijze niet meer moest fchijnen goed te keuren : gedrongen dooide ernstige verzoeken van den Keizer, Jofeph den II., fchretf deze Paus, den 23 January 1790, aan den Kardinaal Aartsbisfchop van Mechelen, en aan de andere Bisfchoppen der Nederlanden, een Brevet vol gegronde redenen en wijze raadgecvingen , om hen te bewecgen de onderdaancn tot den pligt in opzigtc van binnen Vorst weder te brengen. Deze Kerkvoogden erkenden in dit Brevet zeker dat onfeilbaar gezag van het Opperhoofd der Kerke niet, het welk hen in lut Brevet tegen Eybel zo befiisfend voor Luim e eisfehen toefcheen (e) ; want het deed op hen geen indruk'. D-> Abt de Feller, die ook alleen aan de onfeilbaarheid gelokt, wanneer dezelve noch tegen hem, nocfi tegen zijne Sociëteit beflist, was een der eerden , om 'er zijne yéragting voor te betoonen. Niét vergenoegd ,° met den H. Vader ten fpot te (lellen, voorgecvende, das hij in zijn hart den tegen/land der Blfchoppen toejuichte, aan -welke hij in *> Zie de tweede aanteekenirg hier a£ter. B 3  4 3° 3" in zijn Brevet de onderdaanigheld aanpreckte, plaatfte hij 'er in zijn Journaal een onbeichaamd antwoord van eenen uaamloozen Bisfchop tegen, het geen, j aar allen fchijn , van hem zelf was. DéAarts'isfchop van Mecbelen en de Bisfclïop van Antwerpen vonden wel met goed om het zelve over te neemen .maar her. ftrckte hen tot een rigtfnoer van het geen zij aan Pius den VI. zonden ; zij Verklaarden 'er onbewimpeld in , „ dat „ al het geen (tegen den Keizer) gedaan „ was, door de Natie wettigbjk konde„ en moest gedaan worden :. en dat, wat „ hun aanging, die door dezelve tot. „ een anderen Eed opgeroepen waren, „ het hun niet meer vrijltond aan andere „ wetten te gehoorzaamen , noch zig aan „ een ander gezag te onderwerpen " dan aanhethaare. Het algemeen heeft niet geweeten hoe zo een antwoord door Pius den VI. is opgenoomen ; maar het geen men dient te weeten , is , dat dit Brevet onder de Katholijken der Belgifche Provinciën, geli;k onder die van Holland, naauwlijks eenige toejuiching , dan van den kant der zogen:Janfenistcn,ontfangenheeft. T)e aanhang der Zendelingen , teveel instemmende met die , welke Braband be- heersli-  4 3i > heerschte, gaf bet voorbeeld van dezezugt tot het algemeene welzijn (efprit public) nog niet, die de Abt de Feller hen tegenwoordig toefchrijit, terwijl hij tefFens zijn werk maakt om ze den katholijken zogen: Janfenisten te betwisten; doch deze zijn 'er wel verre af, om den geest en de gronden, die zij van hunne Vaderen geërfd hebben, aan nieuwe aankomelingen overtelaaten, indien zij het Hof van Rome toejuichden, toen het den opftand der Belgifche Provinciën, welken de Abt de Feller en zijns gelijken uit al hunne magt aanftookten, afkeurde ; zij doen het zelve thans geen minder regt, daar he*, verligt door deszelfs eigen belang omtrent dat der andere Mogendheden , met hen famei-wcrkt tot de middelen, om de volkeren in de ©nderdaanigheid te houden.. Daar zij gewoon waren te zien, dat dat Hof zonder ophouden het oppermagtig en' onafhang* lijk gezag des Paus in de Kerk hoog opvijzeld, en aan de Geestelijkheid en_aan de Geloovigen niet anders preekte dan de aanneeming zijner Bullen, de minfte ongehoorzaamheid als eene misdaad , gelijk aan den afval des geloofs, aanziende (g), zui- Cff) Qj*afi Pecc'tu"' "riolandi eli ttpugnare & B 4  4 33 > zuilen zij altoos met vermaak geftkt worden , van hetzelve ook aan de volkeren,het . Evangelie , wegens de onveimijdeliike onder daanjgheid, die zij aan lumne Vorften vcrfchukiigd zijn , tehooren verkondigen; dit doet de Heer Nuntius Brancadoro , in de twee Harderlijke Brieven , waar van de Journalist Feller fpreekt; en men moet licra het regt deen , dai- hij ten minften naauwkemig is wegens een IbA', die men kan zeggen nog niet zeer gemeenzaam te zijn aan de Schrijver* van het KoomicLe Hof. Wat nu den Jefufe de Feller aangaat, nog meerder verdagt ,. dan wel r.ieuwlmg, omtrent het voorwerp eener foortgelijke leering, zal men oórdeelen , of het hem voegt hier over lesfen aan de Hollandfche Kerk te geeven, als of men van een Godsgeleerden van zijn foort iets qurji fcelus iJololati ia r.o'Je acqu-crc,re , zejde K'.cmens de XI. van zijne Buïïe UndeAi/'tu \ ut htrats PaftorrAU oficii) , waarin-hij nochtans, onder andere Euangelifche Waarheden, ook deze Ueiling , die voor de rust- der Staaten niet Oi.verfehillig is, doemde : De viees van eeneu erregtvaardigtn ban moet om niet beletten onzen fligt te deen.  * 33 y anders konde leeren, dan het geheim om zijne Ieering en taal, volgens de omflandigheden der tijden , naar het belang van zijnen aanhang te plooijen. Men kan uit' alle dé onbezonnenheden , die hij niet opgehouden heeft in zijne Jóürnaalen en andere Schriften voor te draagen , om de gemoederen tegen de bevelen van den Keizer Jofeph en zijnen broeder Leopold op te zetten , zien de eerbied , die deze getrouwe onderdaan voor zijne Vorflen voed, wanneer deze de valfche ftelzels, die hij gezag zoekt bij te zetten , niet begunstigen ; indien hij thans van de Vorften ; hunne opvolgers , op een anderen toonfpreekt, het is, dat, de zaaken in de Nederlanden en in Toskanen van gedaante -veranderd zijnde , de Jefuiten de volkeren thans naar hun goeddunken kunnen leeren , en hen zo katholijk maken als zij zelf zijn. Maar wat zullen zij hen anders leeren, dan het Roomfche Hof met de Kerk , de ligtgeloovigheid met het geloof, en liet bijgeloof met den Godsdienst te verwarren ? en hoe veele menfehen, door hen onderweezen, kennen geen ander katholijk geloof? Tot gemak van hen , die de Kerkvergadering van Utrecht. riet bezitten, zulü 5 len  4 34 > 3en wnïhier agter) het XI. Befluit dier Kerkvergadering omtrent de pligten der Onderdaanenjegensde Vorften ( vertaald; plaatfen ; men zal'er beter uit leeren, het geen de Hollandfche Kerk hier over denkt, dan uit dejournaalen van den Abt de Feller, en andere foor tgelijke paskwilfchriften. Dit befluit is genomen om tot een regel voor de Pastoors te verftrekken in hunne onderwijzingen , die zij aan de geloovigen gee-. ven, en men beveelt hen, zig daar naar te gedragen. Het moet teffens ook tot een kompas dienen om de genen op denregten weg te brengen, die, in tijden van fchemering, 'er zig rnisfchien van verwij-, deid hadden, de gronden , waar in zij opgevoed waren, vergeetende. Wat ook kwalijk onderrigte of kwalijkgezinde perfoonen hebben kunnen zeggen , nooit heeft de Geestelijkheid dezer Kerk gedoogt . dat 'er andere gronden in haare. Schooien geleerd wierden, dan die, waar van zij in dit befluit belijdenis doet , of dat de Jeugd boeken in handen kreeg, die van verdenking in dezen opzigte niet geheel vrij zouden zijn. Die van Arnauld, van Nicole, van Duguet, van van Espen (A , van (-4) Zie de derde aanteekening hier agter.  3S van Opftraat, cn die door de Jefüiten z© gehaate Theologie van Lydn, hebben niet alleen dit voordeel, dat zij eene onberispelijke ieering behelzen, maar zelfs', dat zij onder de goede boeken deze Motte het best behandelen : de twee laatllen zijn de fchoolboeken , waar uit de jonge Geestelijken in de Godsgeleerdheid onderwezen worden. De Abt de Feller, die meent, dat de zogen: Janfenisterij alles bederft, zal niet nalaaten te zeggen , dat alle deze Werken voortbrengzelen van de kleine Ket k zijn ; maar, met dat te zeggen , zal hij zelfs de ftelling , die wij in dit gefchvift verdedigd hebben , bewijzen, dat, namentlijk in plaats van de zogen: Janfenisten te lasteren, hij beter zoude doen de eerbied, die men den Vorften fchuldig is, van hen te leeren. Men zal ons ook weL zeggen ,. (want men herhaalt het dikwils ,) dat die Utrechtfche Kerkvergadering door den Paus veroordeeld is : dit is in een zekeren zin maar al te waar; doch men leeze haare handelingen enbefluiten , en inzonderheid dat, hetwelk wij ("hier agter > geeven, en men oordeele ;of de Paus niet beter zoude gedaan hebben", met deze Kerkvergadering goed te keuren , dan ze te veroordeeien, hoewel met dn alles B 6 de  - TI. Dat deze pliguchuld dan alleen buiren kragtis, wanneer de bevelen der Vorften legende godiijke geboden ftrijden; in welk geval zij de Magt niet verfmaaden, maar verkiezen eene grootere te dienen (4). UI. Dat wij noodzakelijk onzen Heeren moeten onderdanig zijn , niet ai een aan die goed en beleefd, maar ook die onbeleefd zijn ("5), niet alleen Jim de ffrafe, maar ook gemoedihalve (6). IV. Dat alle menfehen , geen uitgezonderd, het zij Apafiel, het tij Evangelist, het zij Profeet, of wie het ook anders zi;n m»gt (7), hen fchat' tingen, tol, vreeze , eere (8), en gehoorzaamheid verfchuldigd zijn. V. Dat men aanhoudend moet bidden voor de Koningen, en allen die in ovetigheid gefield zijn, opdat wij een gerust en vreedzamig leven mogen leiden in alle godvrugtig'teid en eerlijkheid (9). VI. Dat de Vorften hun ontfangengezag onmiddelijk alleen aan Godt verfchuldigd zijn , en dat door geene andere raagt op aarde , zelfs door geene geestelijke , noch regtftreeks , noch ter zijde, eenig Vorst afgezet, of de onderdaanen uit den eed van getrouwheid, uit wat hoofde ook, kunnen onti'lagen worden VII. Dat ze alle vervloekingewaardig zijn, wie zi'i ook mogen wezen, die, de godiijke en menfchelijke Wetten , en de geheiligde regten der tweede Majefieit vertreedende, nietvreezen hunne handen uittefleeken om den Gezalfden des Heeren te vei moorden , welker bloed op hunne hoofden zal komen (10), en niet alleen "zij, die dit allerKruwiijkstfcbelmftuk begaan, maar ook die zulks f4) S 4(! zinks gebieden, nanraaden, of leeren, dat zulks in zekere gevallen geoorloofd is. Derhalven doemt de H. Kerkvergadering de bij haar aangeklaagde ftelhngen, te weeten-, I. Dat di Geeft dijken aan de burgerlijke wet-ten, r.iet eigentlijk of bepaaldelijk, uil kragt der vesten of der burgetlijke wetgeevende Magt verhouden zijn, vermits zij van dezelve volgens alle rrgt uitgezonderd zijn (V). II. Het geen de Apojlel wegens de fehattingen meld, ziet op hen . die aan de waereldlijke Magt onderworpen , doch niet op de genen , die 'er niet aan or.derworpen zijn: . . . dus moetende Geef tc.i/ken i:i, t bttaaün , om dat zij aan eien Burgerlijken Magijhadt niet o,:derwo-pen zijn (f). IK. Dat ae torflen zig der Geefiiêijkfltid onderwerpen , betreffende hunne geuleren en perfoo' r.en , kan zonder vei lies hunner ziel niet gefchiedet,; want de Vorften , die dit ondernemen , zondigen : ook zondigt de Geefhlijkheid, als verr- aler.de de Kerkelijke Vryiieid en onafhankelijkheid, huar van Godt verleend (V). IV. Wij maaken geenzwaarightid, opentlijkte verzekeren, dm de Paus, indien het de nood v^rei ebt, de magt heeft om dt Katholijke Onderdaanen van den Eed der getrouwheid te ontjlaan , indien de Vorst her, geweldadiglijk behandelt, en den waaien Godsdienst uil uitroeiden. Wij voegen- 00 Paul os Laytljan e Soc TefuTheol mnral Lib I." Tr -s de leg Cap XUI No. 6. (0) ). Gretser c Soc. l'ifu Op üBin Tom VJI Lib, I Confid Pas 477 col a. '& 2 Jitt D &E cd Rails. Ï7s4. (c) idem ibicU pag -ös. col ï. jjtt D  gen "er-bij, dst het een verditnflig werk is, indien de Paus dit met b.fcheidcndheid en voorzigtigheid uitvoert (d). V. Tot verdediging des levenx, en behoudenis der iedemaaten , is het geoorloofd ook aan een Zoon, Kloosterling, fwOr.dcrd.ian, zij iit v^rweeren', zo het nodig i, , niet zijn Vadsï "elf , zijn Abt en zijn Vorst te vermoerden, ten ware miffchten uit den moord van dezen laa'Jlen il te groote onheil: n zouden ent(taan , als oorlogen enz. fe}. VI. Het regt , dat iemand , volgens het geen te ro;en gezegd ii, heeft om iemand te dooien, dit kan ook een anier voor hem vcrrigïen , wanneer de Liefde zulks vereifcht (f). VIT. Indien de snregtvaa'dige aanrander een Vo'fi is, die zeer nodig voor het gcmitnebefl is, zo dat uit des'zeifs dood veele oorloge» en beroertens zeulen ohtftaan', is de aangerande , die zo nuttig niet is , vcrpligt om het gemeencbefl dén dood te verdrongen ', ui: godsvrugt nóttans , en r.iet kit regtvaa/aigheid ; waarom hij dn geen ontrgtvaareiige duodfliger zijn zowie, zo hij hem vermoordde, maar de ev*rige , het ai/' hij Heer, Vader of Vorst wth , zoude hij volkomen- vettig'ijk vermoorden (g). VIII. Indien het verlies ock maar van een dukaft, ja zelfs maar van een naald ware, zonder welke iemand niit zoude kunnen bef aan, zo>id ê'j (d) Hem Tom X' Defenf Soc Jefu, Rstis t-3s Vespcrtilio Hseretlcus pag 882 col 2. (e) Sylv Eonnnc psg 8 H- Buft-mbaum & Lacroix e Suc Jsfu Tiïeolmora! etc Colon 17 •-■ Tom i pag 995- No. 9". (f F.ll. Tann. Dispu: 4 q. s. Moüna D" t'8. etc ff. Eufcmbaum et Lacroix ibid (g) ..Nicol. Mazotta e-Soc Jefu Thebl mora ad mentem etc Vaict- tfeló Tom1 trad 4. D.sp. s. q 3, Cap I pag 3 f, 330;  4 42 » /i/ een dief, gelijk gezegd is , mge» vermoorden (A). IX. De vet der natuur laat toe, dat men ge* veld met geweld keere, en den aanrander , die u ten onregt het keven zoekt te beneemen , of het geen u tot eerlijk onderhoud nodig is, gelijk tijdelijke goederen , eer , kuisheid. behoudenis der lede* maaten, voorkome en vermoorde ; zo egter, dat dit gejchiede met voorneemen om zig te vtrdeedigen en met eene matige en onfchuidige vervier inge («}. Dc H. Kerkvergadering doemt deze (tellingen als valscli, et gerlijk", oproerig , en flrijdende tegen de order der liefde door Godt ingevoerd, tegen het natuurlijk, godlijk en ftelIig rcgr, en tegen het rei?t der Volkeren , den weg baanende tot verfoeilijke moorden en fpoor» looze uitzinnigheid, de menfchelijke famenleeving ftoorende, het gemeenebest nadeelig, en. bet leeven der Koningen en Vorften in een zser daadelijk gevaar brengende; En , opdat wij bet Apostolisch gebod nog nauwkeuriger zouden nakomen, beveelt de H. Kerkvergadering, aan alle Harders, dat zij en zelfs bidden , en hunne Gemeentens nadrukkelijk aanzetten, om aanhoudendeen vuurige gebeden tot Godt te ftorten voor onze Edelmogende Heeren, als ook voor de vrede en algeme ene rust. AAN* f*) N- Mazotta ibid. (Q H Bu£embaua&Lacroix Bi fuprj i Z57. Tom I p. 3J>5- N9 J>8. ,  * 43 > AAN TEE KEN IN GEN. I. Ou bladz. 4, De Schrijvers van de Kerkelijke woord, gelijk hij 't verdiende •Wg»^*!J3e # betoor-enmoesten, dar zij S^enheden v* de Veine Kerk vaten, en zij zijne ^.^etuei konden doen, maakten z"0 d.e van z^e Socie teit, zonder iets te herroepen ™ J«|ff5S ^jSEftS heeft nog meer ^weeze". dat zij niet verdienden door hem op de l.jsrder zogerüiamdelanfenisteSchoj.-ers gebragtte wor- ^LÏÏn derde Nommer geven zij veviiagvan een klem .Hollandsen ura* °; W"*™*" de 0V r";e.il 'c^no valdien !af datzH U"tó'gebrek "vaiï SAS^SjR gSvin m'oVfr dezelve zo bij herhaling hunne f al u?t te braaken. Het zal dus voor die arme zogenaamde lanfenisten , die niets dan de regtvaardigheid hunner zaak voor zig hebben, maar het beste zijn, hunnen troost te zoek&en in de woorden des Heiland* Lukas Xll- 3'- verbleken met Muto V^t.  * 44 * ïSrH Aa>"-Mmgen enz. omtrènt den Heer inoze?Tl- fe Schrijver had gezegd, daton- SEf.1'Mf,rchinde Kerk is. een f\-M\ver\ Hf d»Vd«e Heeren Bibliotheeku-at nrr nder d',C getal wille" behooren; onie i] n', *peeB gC °0ven ziJ' dat de Paus een z k hRCgtei' ,S ' ??» ziJ onderneemen SShifc.beWS ; edoch' hec 8ce" zeker ckn d?r t,Z,J,)ViIIe.n eeu gevoelen ! in de tij- oude Kerkvaders bewijzen ; en , het gscn noz SSlSi'ïj onrder de H- >de!'s nst den- H. Cypmnus ds een getuide der delisel^0rnfeiibaa;heid Wj' betgfen fetzeS uftrtn« V1,e" -de S^oelena van Molina 232ÏÏj auslist,m's «*w* bewijzen. Ieder eu .kent den vermaarden twist tusfchen den H, •Cypnanusen den H. Pm» Stepbanu*, betref Sn*? r°°pfeI der Ketters de «tóS- nul Ian *een, waarde > Stepha- m« geloofde het van kragt te zijn : en zijri ge- hetïSvIf het vvaare dat dit thlns he gevoelen der algeraeere Kerk is De H. cypuanus. heeft -nochtans frandvasrig flaande geR*™"' uVnde Paus en de geheele Kerk van *' Jere ongeloovigen, die nooit van riet Evangelie hebben hooren fpreeken , en b'j gevolg niet van de noodzaakiijkheid eener herbooring, uitgezonderd worden van het vonnis, doorlefus Christus uitgefproken , die, volgens den H. Ambrcfitis, niemand uitzondert, nullum extipit, non infantem, non &c. fj») Ken weet dat Calvinus deze dwaalir.g in opzigte der kinderen , van geloovire ouders gebooren , geleerd heeft , maar dat Pelagius de zelve niet hee.t durven Haande houden , maar zig . geüjkde Molinif ten , vergenoegd heeft met aan de ongedoopt geftorvene kirdcien eenen golukfraat, van die van het Rijk der Hemelen or.derfcheiden, toe te Haan, om jefus Christus niet al te opentlijk tegen te fpreeken, I I. Op b'adz «9. Een HoPandsch Schrijver, die zijpen naam onder de valfche hoedanigheid van Vriend der naauwkeurigheid en der waarbeid verbergt, heeft het fchriftje, genaamd Aanmerkingen etz. , beantwoordende , niet geIchroomd voor te draagen, dat , al wat 'er in Frankrijk federt korft jaaren is voorgevallen, z» klaar op de grondregels van E ijbbl geboud is, dat men die ?n*ar behoeft onder de e gen te hebben ' om eene beknopte geschiedenis der Fransche Onlusten tk leezbiv. Wie, dit h ooreude, zoude niet vas'ehjk gelooven, dat Eijbel ook het berugte Jactbinismus geleerd heeft ? Ondertusfchen is het net het tegei overgeltelde. Deze kundige Regtsgeleerde leert met eigen woorden het geen hiervolct: I. Dat (*) Lib. a. ia Abiah Cap II Nö. 84.  4 47 * ï. Dat de opperfte Magt Godt tot een oor* zaak en inneller heeft. II. Dat in eene alleenheerfching de opperfte Magt niet bij het volk , maar bij den Koning ' -Iffli Dat de Koringen, in de befiering der tijdelijke en burgerlijke zaaken ,. op deze waereld niemand boven zig erkennen dan Godt alleen. , , IV. Dat de godiijke Wetten aan de onderdaanen verbieden eenigen aanllag te maaken. of iets te doei; tegen de Konirgen , zells re» gen de kwaaden en godloozen; wart zij. die tegen den geheiUgden perfoon des Konings opftaan, of zijne Waje^eit lchcnden , maaken zig voor Godt aan .eene gruwzame heiligfehenms fehuldig (*)• ,. . Men ziet wel, dat bet geen bier wepens de Koningen gezegd word, zijre toepatfing heeft op alle Mogendheden, onder wat naam dezelve voorkomen. Edoch onze Hollandfche Schrijver zegt met, dat hij de gronden van Kybel in zijne Werken gezien heeft; hij heeft ze gezien, zegt hij , in 1784. in een klein boekie , begaande* uit VII. liooldlïukken, waar men in een detzelve bewees, dat ze oproerig, en in een ander , dat ze ten hoogften radeèlig voor den Staat waren. Het is klaar, datdit klein boekje niets anders is dan één dier blaauwboekjes, opgevuld met lasteringen en uitvaaringen c waar mede de Jefuiten en andere Schrijvers , de Overbergfche gevoelens toegedaan, federt eenigen tijd Duitschhmd overftroomd hebben , en die Feller met na- [♦] Collea Seleft Lu.ubï Diftrib X &XIV.  Hf 48 * nalaat dikwils in zijn naar dezelve gelijkend Journaal te prijzen. Wat 'er ook van zxj * w*^elooven mee, dat de genen, die de hier bovengemelde hellingen zullen leezen , i\e zuilen verbeelden oproerige gronden te zien, of eene Beknopte gefehiedenis van de Franfche onlusten te leezen. Buiten twijffd op het gezag van dat zelfde klein boekje befeluildigt onze Schrijver dien beroemden Kerkelijk Regtsgeleerden van Uuitechjand, dat hij, -n zijne inleiding tot het Kcr.u.jk regt, van de Kerk een* volkomene (laavtnne van de uaercldfehe VorSen maakt. Hij wederfpreekt zig vervolgens , en bewijst de valsehheid zijner befchuldiging zelfs,met eenige b adzijden lager toe te (temmen , dat Eybel als een voornaam grondbeginfel Heit , dat de twee Magten , de geeftelijke en de tijdelijke van fikanderen onafhankelijk en oppermagtig zijn ieder tn haar regtsgebied. Het is Waar , dat hij desmettegeniïaande voortgaat met hem tebefchuldigen, van door een onbegrijpelijke tegen/praai aan de Kerk alle haare bijzondere regten en magten , Waar.van zij, federt onheugelijke tijoen, volgtns de tce/iemming van allen , die den naam van katholijken voeren, de uitoeffemig beseten heeft, te hebben ontnoomen, en dezelve op de Waereldlijke Magten te hebben overgebragt, het geen zeker van den kant van itycel een groote tegenfpraak zijn zoude; doch liet is maar een trek van kwaade trouw, of van ■ ^begrijpelijke onkunde aan don kant van zijnen pejchuidiger ; want het is klaarblijklijk voor een lerer, d'e de Werken van dezen Schrijver leest, darmen hem geen andere katholijken kan tegenitelienuaj] die Pausgeziude Vleier», en die Schrijvers  4 49 > vers van Tbjet Rtfoni'fcne Hof, zo» ïtaliaanen , Hollanders", a's andeven, die in de Kerk, niet van onbëüftélüke tijden, maar alleen federt de valfche Uefiretatleh (Paufëlijke Wetboeken; en fêdert Gree.oriu.-s den Vil. beftaan hebben. __( Misfehien gelooft hij dat deze kerkelijke Regtsgeleerde met de onafhankelijkheid en op.pèrmagt der "beide Magten tot een grond te leggen , 'er in de Kerk alleen den naam van erkende, gelijk hij zegt, dat en hij en de zogenaamde Janfenisten alleen den enkelen naam van de opperhoofdigheid des Paus erkennen; maar hoe kan hij dit zeiden, indien het waar is, dat zij derzelvergodiijke inftelling en waaragtige voorrtgten op vastere gronden bouwen dan^de Overbergfchen zelfs , gelijk men ook in de Werken van Eybel en in de Kerkvergadering van Utrecht zien kan? Meent hij dan regt te hebben, om maar al het kwaad , dat hij goedvind te verzinnen, van hen te fpreeken , om dat 'er Rullen of Bevelfchriften van den Paus zijn, die zulks doen ? Laat hij liever hier cJt zien wat men van deze Bullen of Bevelfchriften der Paufen fomtijds te denken heeft. Met één woord, men fchreeuwe van Ketterij zo veel men wil tegen Eybel, tegen Pehem, tegen van Espen, tegen den Leeraar le Plat, en tegen alle de zogenaamde Janfenisten der waereld, men kan hen'er geen andere met grond ten laste leggen, dan dat zij het geestelijk despotismus en de onfeilbaarheid des Paus ontkennen. Wen kan bij hen inzigten of gevoelens onderftellen, die zij niet hebben, maar men zal in hunne Werken geene andere grondbeginfelen kunnen toonen dan die , welke de Franfche Kerk te» allen tijde als deHgtondfteen, niet van C haare  <€ 5° » haare ftavernij, maar van haare vriiheien, welke teffens die van alle Kerken zijn , heelt erkend. Het is om dezelve weder te vorderen, dat de drie Aartsbisi'ehoi-pen, Keurvoriten van Duitschiand; en de Aartsïjisfchpp van SaltsSurg , hebben daande gehouden, dat de PaufehjkeNuntiusiën geen regt hadden om zigmetde beftuuring hunner Gisdommea te bemoeijen , ol ora zig-over hunne onderhoorige Bisfchoppen een rêgtsgebied aan te maatigen , tot i:adeel hunner merropölïtaanfehe regten. waar in zi j inderdaad dóór de Keizerlijke Verdrag (tukken zijn gehandhaafd. Onze Schrijver, die in deze fi-guliere. prete-p-m der vier Aartsbisschoppen , als mede in de vermaarde bijeenkomst van Kms , d.ior hunne Afgevaardigden gehouden , gedrogtelijke leaingtn en den oorfprong van alle de onlusten meent te vinden, zoude in dezen zin gelijk kunnen hebben, dat men met deze Vorsten en die van het Oostenrijks Huis moe lijkheden en beroertens in hunne Staaten te verwekken , zig gevleid heeft hunnen ijver voor de handhaving dezer eisfehen te zullen d> en bekoelen , waar in men misfehien maar al te wel geila; gd is. Want men weet dat het Roomfche Hoi', loos om met de om Handigheden zijn voordeel te doen , of dezelve te doen gebooren worden, zelden mist het geheim- uit te vinden , om dia genei]., met wie het in twist is, zo verre te brengen, dat zij met lut zelve tot een vergelijk kómen; dat is, dat zij zig wegens hunneregten ftil houden , om het zelve zijne overweld'yin- ■ gen ongehinderd te laaten genieten. Die het leeft zie het te verpann, Matth.XXIV: 15, Het natuurlijk gevolg van eene zodanige overeenkorait^die zig alreeds overal maar' al te veel  ♦€ Si J» veel vertoond, is, dat zij, die deze venveldigingen verdeedigen, er zo veel te Kouter door zullen worden , om hen , die ze weigeren te erkennen , te befehuldigen en te belasteren. Tot hier toe had men hen geen andere kettery dan de Janïenisterij verweeten , maar daar de groote mode-ketterij thans het Jacobinhmus is, befchuJdigd men hen Jaccbyncn te zijn. De Abt de Feller, die nooit fchroomt om de boedanigheden te verzvvaarërj , gaat verder : hij maakt 'er Vrijgeesten CDeistes) en Godverzaa* kers ^Atheii) van. Hij vint de Vrijgeesterij en de Godverzaakerij in de Godgeleerdheid van Lyon, waar van bijna de heiit van het eerfta Deel hefteed isc om de bewijzen van den waaien Godsdienst tegen het'een en het ander vast te ftellen Hetfehijntdatmeri tegenwoordig overal zijn werk maakt om de zogen: Janfenisten in 'tgczelfchap van lieden te brengen , waar onder zij de gewoonte r.iet hadden zig te bevinden. Men verkoopt thans te Florence een klein boekje , uit het Pransch in 't Itaüaaosch vertaald , onder de- [*] Deleezer verwondcre zig niet 'over deze en alle de andere lasteringen van Fel'cr en zijne Vrienden; volgens de leeringe der Jefuiten ,, is hetgeen zonde, ., ten minften geen doodeiijke zonde , dat men val„ fche misdaaden uitvind tegen diegenen, welkeonzen goeden naam nadeeiig zijn . om Jaar door hun ?ezag te verminderen."''Dus luidt hunne Triefis , te Leuven verdeedigd .• Quid non rtifi peccatum vtniale fit, dttrahenlis auSioritatem tibi noxiam faljb crimlrie elidere, &c. QcuviCS de Mr. AtnauJd , TomXXXlf , pag. 330, m Fa t. • C 2  4 5* > dezen tijtel: De Vrymetzelaar: en de Janfenis-., ten ontmaskerd door de wederlegging van de Godgeleerdheid van Lyon. Dit is alleen een blauwboekje door zijn inhoud, welke eene zinneloo-. ze lastering, is; want de Vertaaler heeft niet geschroomd zig te noemen, en'er zijn eertijtel bij. te voegen: het is de Abt Hefitor, Gelieimfchvijver van den Hoogeerwaardigen HeerL. llufjo (voorheen Nuntius te Florence , nu te Weenen), welke Toskane, weder GOSD ROOMSCll geworden , niet heelt willen verlaaten , zonder aan het zelve deze gewigtige ontdekking der Vrijmetfelarije in de Godgeleerdheid van Lyjn mede te deelen. Dus zal het niet meer genoeg zijn , dat de zogenaamde Janfeniston gelijk bevorens bewijzen dat zij geen Janfenisten zijn, zij zullen nu daarenboven moeten bewijzen , dat zij noch Frljmetfel*ars, noch Jacobijnen , noch Vrijgeesten, noch Gedverxaakers zijn , tot dat men een anderen naam zal gevonden hebben , die hen nog haatelijker kan maaken. III. Op bladz. 34. Hoe verbasterd ook de Hoogefchool van Leuven thans zij , vreest de Abt de Feller egter, dat men aldaar nog iets mogt overhouden van de eerbied en bewonder:;"^, die men eertijds voor dezen grooten Man (Pan E pen) had, die haar zó veel eer aandeed door fijne diepe kunde in het Kerkelijk Regt, welke met eenvouwigheid en zedigheid verdord was Hij preekt haar in zijn Journaal van den 1 Augustus j op een overgedrevenen en meesteragtigen toon , een lange Redenvoering voor , waar  n * 53 £ vvaav in hij op dit punt ajn |eheelë dweepagtise bezorgdheid te kennen geelt. ,, Wat zat „ik «g«n, fchreeuwt hij luit, van dien y«//ïfl«lr« van Espen (geftorvenin iJ-aS, «™ rarcn voor het begin der Convulhen „ dat iThööfl der Ianfeniste horde , die vrijpostige wat hij goeds heeft, gelloolen heeft; zoude " ~ll ™LiB.nw0An . van waar deze voorkeur " voor dien Amersfoortfchen Heilig?" Wat nu de Godgeleerdheid van Lyon aangaat, niet minder door de onbezonne lasteringen van dezen zeilden Jownat'.fchrnver , dan door de aanneeming van den doorlugtigen Aartsfeisfchop dier frad, wijlendenHr. de Montazet, bekend' ; zij had tot dus verre geene andere vijanden dan de Jefuiten. Maar volgens dit zelfde Journaal, gelijk het ook waar is, geeven zii een nieuw bewijs van het aanzien , dat zij te Romen onder dit Pausdom heboen, met dit Weik op den Mex te doen plaatfen , welKe, gelijk men weet, een lijn is van goede en kwaaie boeken, waarvan eenige den Godsdienst en het geloof der Kerke aantasten , en andere het zelve tegen de leeringen van Mohna en de Overbergfche gevoelens verdcedigen. EINDE.