OUDE en HEDENDAAGSCHE ALGEMEENE J^ERELDLTKE GESCHIEDENIS. DERDE DEEL.   OUDE en HEDENDAAGSCHE ALGEMEENE IVERELDLTKE GESCHIEDENIS. gevolgd naar het fransch VAN DE N HEER Abt MILLOT Lid van de Academiën der Weetenfchappen van Lions en Nanci. DERDE DEEL. de oude geschiedenis. Te AM STERDAM, Sy T N T E M A en T I E B O E L. MDCCLXXVI.   OUDE en HEDENDAAGSCHE ALGEMEENE WEREL DLTKE GESCHIEDENIS. VERVOLG der romeinsche geschiedenis. ZEVENDE T Y D P E R K. de vernedering van carthago. rome onderdrukt vreemde volken. Van den Jaare DLII tot den JaareDCXX, naa Rome. EERSTE HOOFDSTUK. Oorlogen tegen philippus, Koning van Macedonië, en tegen antiochus, Koning van Syrië. Vyf honderd Carthaagfche Scheepen aan scipio overgeleverd, en in 't gezigt der Carthageren verbrand; de verbaazende Zeemagt tot tien kleine Galeien gebragt; alle de Burgers gefchat, om eene fchandelyke III. deel. A 3 fchat- DB ROME*. NEN. Vernedering van Carthago.  DE ROMEINEN. De Zegepraal van SCIPIO AFRlCAKUS. DeHeerschzugtdcrilotminen ftreUt .iicii wydcr cnvvyderuit. 6 ALGEMEENE fcbatting te betaalen; de moedige hannibal, genoodzaakt, de vernedering zyns Vaderlands te onderfchry ven; de gedagtenis der oude Nederlaagen, door zo veele Overwinningen uitgewischt; dit alles was de vrugt van den Tweeden Punifchen Oorlog. En hoe meer Carthago verdrukt werd, des te booger verhief zich Rome, dat zyn gebied dus wyd uitftrekte. Het ontving met verrukking den roemryken Overwinnaar, die honderd en twintig duizend ponden Zilvers, in gewigt, in 's Lands Schatkist bragt. Zyn zegepraal was allcruitfteekendst; doch de verworven bynaam africanus, dien hy zints altoos in de Gefchiedenisfen gedraagen heeft, was voor hem de roemrykfte vergelding. Naa deezen tyd ontwikkelde de heerschzugtige geaartheid der Romeinen zich vrylyk. Duizend hinderpaalen hadden die voorheen binnen Italië beperkt, dan nu geleek dezelve een geweldige Rivier, door dyken en dammen heen gebrooken, die alles overftroomt. De voorgaande overwinningen boezemden een begeerte tot het behaalen van volgende in; de drift, om Landen te vermeesteren, vondt zich door de vermeesteringen zelve aangeftookt; de Rykdommen, in den Oorlog verkreegen, waren middelen om in nieuwe Oorlogen te flaagen. In dusdanige omftandigheden zou een gemaatigd en bedaard Volk zich nauwlyks hebben kunnen wederhouden van den loop der Krygsondernecmingen voort te zetten: en welk Volk was min gemaatigd dan de Romeinen, wanneer  GESCHIEDENIS. 7 neer het de vergrooting van den Staat betrof? ' Met ftilzwygen gaa ik eenige Krygstochten tegen de oproerige Galliërs en Spanjaarden voorby, en haast my, om eenig berigt van den Macedonifchen Oorlog te geeven. Weinig jaaren geleden, hadt philippus de II, Koning van Macedonië, een algemeenen vrede geflooten, in welken Rome zyne Bondgenooten hadt doen deelen. Deeze onrustige Vorst was daar naa den Carthageren te hulpe gekomen, hy plaagde de Grieken door nieuwe onderneemingen. Attalus, Koning van Pergamus, deRhodiërs, en de Atheners, zonden Gezanten naa het Romeinfche Gemeenebest, met klagten, over de mishandelingen, hun aangedaan. Het verklaarde terlïond den Oorlog aan philippus: want de Romeinen haakten na den zeiven. De uitflag daar van hing niet lang in twyfel. In den eerften veldtocht verfloeg de Burgemeester s ulpicius Koning philippus. Ook behaalde quintius flaminius, (of flamininus,) Voorburgemeester, op hem eene volkomene overwinning by Cynocephale, in Thesfalie, waar hy de onredzaamheid zag van de Macedonische Phlanx, op eene bogtige en bergagtige plaats. Philippus ontkwam, ter nauwer nood, 's vyands handen. Op die overwinning volgde de Vrede. Deeze kostte den Koning duizend Talenten, behalven de Scheepen, die men hem noodzaakte over te leveren. Zyn zoon demetrius werd gyzelaar. A 4 Op DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 552. Oorlog tegen philippus, Koning van Macedonië. Het Jaar vau Rome 556. Ily wordt door flaminius verflaa. ;en, en onïerfchattingjebragt.  8 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Scliynbaare vryheid aan de Grickfclie Steden toegedaan. De Etoliêrs en nabis , Koning van Sparta, beschuldigenAc Romeinen van kwaade trouwe. Op eene groote vergadering der Grieken, by de Isthmifche Spelen, maakte de Voorburgemeester een befluit van den Romeinfchen Raad en het Volk bekend, waarin de vryheid verleend werd aan de Griekfche Steden, die onder de heerfchappy des Konings van Macedonië ftonden. Alles was hier op volgejuichs. Men iprak, met verwondering en hoogagting, van dit dapper en edelmoedig Volk, wiens krygstochten de vryheid van andere Volken ten oogmcrke hadden. Domme vreugde! niets betekenende loffpraaken! Wy zullen weldra zien, of Griekenland rede hadt om zich verheugd te toonen over do wapenen der Romeinen. Het was in een kwynenden ftaat eer het den naam van Rome kende : die noodlottige naam fpelde 't zelve eene vast naderende ilaavernye. De Etoliêrs, een onhandelbaar Volk, hadden zeer veel toegebragt aan de Jaatstbehaalde overwinning; zy befchuldigden de Romeinen van kwaade trouwe: dewyl zy twee plaatzen in Etolie in bezitting hielden. Maar nabis, Dwingland van Sparta, vondt welhaast meer rede om zich over hun te beklaagen. Flaminius hadt met hem, geduurende den Oorlog, een verdrag aangegaan. De Oorlog geëindigd zynde, merkte hy hem niet langer aan als een Bondgenoot; hy vervolgde hem als een Dwingland, wilde hem noodzaaken afftand te doen van Argos, belegerde hem in Sparta, fchreef hem de voorwaarden van den Vrede voor, en liet hem in de bezitting zyner Staaten, naa de vryheid aan die van Argos gegeeven te heb-  GESCHIEDENIS. 9 v hebben. Ongetwyfeld voorzagen de Romeinen , dat zy, door elke Stad van Griekenland onafhanglyk te maaken, en volgens haare eigene Wetten te laaten leeven, alle die kleine verdeelde Gemeenebesten, ten eenigen tyde, te gemaklyker zouden kunnen te onderbrengen. Deeze fchynbaar goede yver, voor de vryheid der Grieken, was, in den grond bezien, niets anders dan een middel om hun, als de omftandigheden dien aanflag begunftigden, in flaaffche banden te knellen. De Etoliêrs zagen door dit masker heen, en riepen eenen verdeediger in. Antiochus de g roote,Koning van Syrië, de vyfde Opvolger van seleucus, verwekten zy tot vyand der Romeinen. Hannibal hadt zich na het Hof van dien Vorst begeeven, vervolgd zynde door de onrustige heerschzugt van Rome: want Rome hadt geëischt, dat men dien Held zou overleveren, terwyl hy bezig was om de misbruiken zyns Vaderlands te verbeteren, en de geledene rampen te herftellen. Meer dan ooit tegen zyne oude vyanden verbitterd, zou hy misfehien het leed van Carthago gewrooken hebben, indien antiochus op hem een vertrouwen, aan zyne verdienften geëvenredigd, gefield hadt. Hannibal raadde dien Vorst, om den Koning van Macedonië op zyne zyde over te haaien, en Italië den Oorlog aan te doen. Men' deedt noch het eene, noch het andere. De onvoorzichtigheid beftuurde alles; en onder zulk een beftuur moest alles noodwendig mislukken. A 5 Van DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 561. Antiochus, Koning van Syrië, verklaart zich tegen de Romeineu^dochvolgt den raad vaa hannibal niet.  io ALGEMEENE DE ROMEINEN Vcrflandigc Staatkunde der Romeinen, om zich te verfterken. Staat des Syrifcheu Ryks. Het jaar van Rome 562. Van den anderen kant bedienden zich de Romeinen, door eene welafgerigte Staatkunde, van de allerbeste middelen, om altoos onderfland te kunnen hebben. Hunne Gezanten handelden in Afie en Griekenland. Zy verwekten achterdochtige vermoedens tegen hannibal; zy maakten een verbond met eumenes, Koning van Pergamus, zoon van attalus; zy verzekerden zich van philippus, en van het Acliaifche Verbond, 't welk de doorlugtige philopemen nog roemryk in ftand hieldt; zy zogten en verkreegen de vriendfehap der Grieken, by welken het woord Vryheid dikwyls de plaats van alles bekleedde: om kort te gaan, zy namen hunne maatregels zo voorzichtig, wys en wis, dat men zich geenzins hebbe te verwonderen, hoe zy, by den magtigen Koning van Syrië, op een meesteragtigen toon durfden fpreeken. Syrië was, ten dien tyde, nog het grootfte gedeelte des Ryks van aeexander. Maar de Seleuciden hadden, Egypte willende te onder brengen, de weezenlyke zorgen des Staatsbeftuurs al te zeer verwaarloosd; en daarenboven, door zich aan de magt der Perfen te onderwerpen, hunne verwyfde zeden aangenomen. Rome was voor hun 't geen de Macedoniër s voor darius geweest waren. Bykans alle omwentelingen in de Wereld komen in den oorfprong overéén, of hebben ten minften daarin eene zeer groote gelykheid met elkander. Zo zeer de Etoliêrs, in den aanvang des Oorlogs, ukftaken door het betoon van moed,  GESCHIEDENIS. n moed, zozeer liet de hoogmoedige antiochus zyne genegenheid tot den wellust blyken. Meester van het Eiland Eubea, vergat hy te Chalcis welhaast het oogmerk van zynen tocht. Hoewel omtrent vyftig jaaren oud, werd hy fmoorlyk verliefd op eene jonge Maagd, trouwde dezelve, fliep in den fchoot der vermaaklykhcden, en liet de krygstugt geheel vervallen. Onverwagt hoort hy dat de Burgemeester acilius met fnelle fchreeden naderde ; hy haastte zich om de vermaarde engten van Thermopylus in te neemen; hy zondt aan de Etoliêrs om hulpe: want de Krygsknegtcn uit ^y?e daagden niet op. — De Romeinen kwamen. Cato, die voorheen Burgemeester geweest was, doch nu de post bekleedde van Overften van een Legioen, won de hoogte der engten, door het voetpad,'t welk xerxes en brennus voortyds gekoozen hadden, ftortte op den vyand neder, en bragt het leger in wanorde; acilius voltooide de overwinning. Antiochus ontkwam met vyfhonderd Mannen. Eubea werd herwonnen. De Etoliêrs verboren,naa kloekmoedigen wederftand gebooden te hebben, hunne Hoofdftad Heracka. Philippus ontweldigde hun Lamia. In Naupatte belegerd, verzogten en verwierven zy eene wapenfchorfing, om voorflagen aan Rome te doen. Hunne afgevaardigden zich niet hebbende willen onderwerpen aan den wil van den Raad, dien men hun niet ontvouwde, krecgen Jast om dcnzelfden dag te vertrekken. In deezer voe- de romeinen. Verkeerd gedrag van antiochi -i. De Romeinen bel, len by de engten van Thermopylus de overwinning.  12 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 563. L. scipio , met zyn Broeder scipio africaNuSjinaakeneen einde aan denOor- Antiochus wordt in den flap; by üfagnefict geheel verflaagen. Harde Voorwaarden , hem van de Romeinen afgevorderd. voege wilden de Romeinen, als oppermagtigen, de wet ftellen. De nieuwe Burgemeester l. scipio, vergezeld van zynen Broeder scipio africanüs, toog uit, om een einde aan den Oorlog te maaken. Deeze laatstgemelde waarlyk grootc Man hadt verzogt onder zyn' Broeder te mogen dienen. In het doortrekken fchonken zy aan den Koning van Macedonië, in den naam des Romeinfchen Felks , het nog onbetaalde der opgelegde fchattinge, en gaven hem zyn zoon demetrius weder : in zyne vernedering hadt hy het genoegen van zyne gedaane dienflen te zien beloonen. — Antiochus beefde in Afie; te meer, om dat het verlies van een Scheepsftryd hem nieuwe rampen fpelde. Wel verre van de Kusten der Hellefpont kloekmoedig te verdeedigen, trok hy zyne Krygsmagt van daar. Afie lag eerlang geheel voor de Romeinen bloot. Voorgenomen hebbende daar hunne heerfchappye te vestigen, verwierpen zy alle voorflagen van verdrag. De Vorst fchikte zich, zyns ondanks, tot het leveren van eenen Veldflag. Met een leger van tachtig duizend Man, en vier- en vyftig Elephanten, tegen dertig duizend Romeinen ftrydende, kreeg hy de nederlaage in den wydvermaarden flag van Magnefia. Hy vloodt na Antiochie, en zondt van daar om den Vrede te verzoeken. Scipio africanus, aan de Afgezanten het befluit des Raads bekend maakende, liet zich onder anderen op deeze wyze hoeren : De Romeinen laaten zich noch door tegen-  GESCHIEDENIS. i genfpoed verdrukken, noch worden door voor/poet opgeblaazen, zy zullen zich, naa de behaald overwinning, vernoegen met het geen zy, vóó; het aangaan van den Jlag, eischten. Antio chus zal den Vrede hebben op de volgend* voorwaarden: dat hy geheel Afie, aan deez* zyde van het gebergte Taurus, ontruime; to, goedmaaking der Oorlogskosten vyftien duizenc Talenten betaale; en twintig Gyzelaars, ten onderpand zyner opregtheid, naar der Romeinen keuze, geeve , en daar onder zyn jongften Zoon, enz. Ook bedong hy, benevens andere voorwaarden van minder belang, dat antiochus, om allen grond van wantrouwen weg te neemen, hannibal den Carthager, en thoas den Etoliër zou overleveren. Dit alles werd aangenomen. —Hannibal vlugtte van de eene fchuilplaats na de andere; fteeds het voorwerp blyvende van de wraakzugt der Romeinen. Hy ftierf by prusias, Koning van Bithynie, een vyand van e u m e n e s. De Rhodiërs, die groote dienften gedaan hadden, zonden Gezanten na Rome, om de vryheid der Griekfche Steden in Afie te verwerven. Eumenes, wiens Bondgenootfchap niet min nuttig, en wiens hulp tot het overwinnen van antiochus zeer bevorderlyk geweest was, verzogt zyn deel te mogen hebben van het bevogten voordeel. Dit was eenftuk, 't welk ryp beraad verdiende. Aan den eenen kant vorderde de Staatkunde de Koningen, hunne Bondgenooten, te begunftigen : aan den anderen kant eischte de Eere, de Grieken, in Afie, op den zelfden voet 1 l DE > ROMfiï- '. KEN. I Hannibal fterfiu Op welk eene wyze de Romeineiide Rhodiërsjtn eumenes hunneBond. ■genooten, beloonden,  DE ROMEINEN. De Romeinen handelen alleen vu het begin zei van Heerscbzugt. 14 ALGEMEENE voet als die in Europa, te behandelen. Men vondt het eindelyk goed, eumenes en de Rhodiërs te vrede te Hellen; met aan den eerstgemelden Lycaönie, Phrygie, en Myjie te geeven ; en aan de laatstgenoemde Lycie, met een gedeelte van Carie en Pijidie, toe te fchikken, en de vryheid te verleenen aan de Steden, die dezelve genooten hadden vóór de nederlaage van antiochus. .'Er lag iets groots in dus befchikkingen over de Landen te maaken; en zy hadden daar en boven het voordeel om alle Grieken vry te maaken, en dus de gedaane beloften, in fchyn althans, te volbrengen. Rome verblindde de Wereld, en ftreedt alleen om zyn gebied uit te breiden. TWEE.  GESCHIEDENIS. 15 TWEEDE HOOFDSTUK. Cato Tugtmeester. — De Oorlog tegen per se s. — Onregtvaardigheid der Romeinfche Heerschzugt. Deeze gelukkig gevoerde Oorlog, welke l. scipio den bynaam van asiatic u s deedt verwerven, was egter nadeelig voor de Romeinen, wier eenvoudige en flrenge zeden welhaast bedorven werden, door alle de ondeugden, welke de rykdommen naa zich fleepen. Op de vermaaken van Afie verlekkerd, kreegen zy eenen wanfmaak in de kloekmoedigheid; het zaad deirampen groeide tierig op in den grond des geluks. Moeten alle Volken, in dit opzicht, zo zeer naar elkander zweemen? Indien iemand in flaat geweest zou zyn om den voortgang des kwaads te fluiten, het was, buiten tegenfpraak, de beroemde cato, een Man van Burgemeesterlyke waardigheid, een yverig voorflander van den Landbouw en de fpaarzaamheid, een geflaagen vyand van alle weelde; doch wiens huishoukunde den fchandnaam van gierigheid naging, wiens flreng charaóïer en dryvende geest geene behoorlyke paaien kende. Cato hadt zich, in het Jaar van Rome DLVIII, met veel drifts, aangekant tegen het affchaffen der Wet vanoppius, welke aan DE ROMEINEN. De Zeden der Romeinen in Afie bedorven. Verregaande ftreng. beid van c.\TodcnTugt.meester. Zyne yVer tegen deWei van oppius, nakende de  DE ROMEINEN. Idcedingder Romeinfche Vrouwen. Het Jaar van Rome 566. Hy doet, op eene onwaardige 16 ALGEMEENE aan de rykfte der Romeinfche Vrouwen verboodt, meer dan één half once gouds tot haar vercierzel te gebruiken; kleederen van verfcheide kleuren te draagen; en zich van rydtuigen te bedienen in Rome, of de nabuu. rige plaatzen; dan alleen in gevalle dat zy eene openbaare offerande, één myl verre, ftonden by te woonen. Deeze Wet werd gemaakt toen hannibal Italië verwoestte, Rome dreigde, en 's Lands Schatkist uitgeput was. Naa het fluiten van den Vrede met Carthago, fielden de Romeinfche Vrouwen, dewyl de oorzaak van het geeven dier Wet ophieldt, alles te werk om dezelve \Ternietigd te krygen. In weerwil van de hevige tegenkantingen des flrengen cato's, toen Burgemeester, flaagden zy in hun oogmerk. Deeze fmaak voor den opfchik, aan de fchoone Sexe natuurlyk eigen, was nog tot geen verdervende overdaad opgeklommen. De Romeinfche Jufferfchap verzogt alleen om de oude voorregten; zy wilden zich van het gemeen onderfcheiden, en gebruik maaken van haare middelen in 't neemen van gemak. Cato voorzag de gevolgen der weelde; hy voorfpelde de misbruiken en verderflyke uiterften: doch waren 'er geene zagter middelen om die voor te komen ? En kon hy zich verbeelden, dat men, ryk geworden zynde, altoos zou blyven leeven als in armoede? Niets kan 'er ingebragt worden om den haat van cato tegen de scipio's, noch de wyze, waarop hy dien zogt te koelen, te verontfchuldigen. SeiPio africanus flondt dien  GESCHIEDENIS. 17 dien eerst ten doele. Twee Gemeensmannen des Volks, door cato opgehitst, betigtten hem onder meer andere opgeraapte bezwaaren, dat hy zich door antiochus hadt laaten omkoopen, om hem eencn voordeeligen Vrede te bezorgen. Op den dag der te regtftellinge, juist den zelfden dag des jaars, toen hy de overwinning te Zamas op hannibal, behaald hadt, verfcheen de zo roemryke gedaagde, fcheurde de afgeëischte rekeningen aan ftukken , en, het verimaadende zich voor het Volk te regtvaardigen, riep hy uit: Op een' dag als deezen heb ik hannibal overwonnen, en Carthago te onder gebragt! Wat ver/pillen wy dien met het hooren van ydele vertoogen. De Goden wagten ons op het Capitool: volgt my, ö Romeinen! Laat ons derwaards gaan, en gezamentlyk onze geloften en dankzeggingen opdraagen! — De geheele Vergadering, door die rustige aanfpraake en dat voorbeeld ontroerd en bewoogen, volgt hem, en laat de aanklaagers geheel verlegen. Wanneer men deezen grooten Man op nieuw dagvaarde, verfcheen hy niet; maar begaf zich na een Landgoed, waar hy, in 't zeven- en veertigfte jaar zyns ouderdoms, overleed. Hy bezat eene verdiende, in zyn Vaderland bykans onbekend: hier in gelegen, dat hy, by de hoedanigheden van een' Held, de beschaafdheid en den fmaak voor Letteren voegde. Hy moet aangemerkt worden als een der beste voorbeelden , om de Romeinen te volmaaken. Met zyncn dood was de haat van cato niet gekoeld, hy vervolgde, met dezelfde III. deel. B drift, DK ROMEINEN,wyze, sdt- PK) AFRICA- Ntjsbefchuldigen. Hy doet scr- PIO ASIATI- cus onregt-  DE ROMEINEN. maatig veroordeeld). Hy tradt de maat te buiten in zyn Tugtmeesteri'chap. I ( 1 18 ALGEMEENE drift, l. scipio asiaticus, en flookte tegen hem de eigenfte befchuldigers op. De Overwinnaar van antiochus werd tot eene zwaare geldboete verweezen; als hadt hy van dien Koning groote geldfommen ontvangen, om gemaklyker voorwaarden van Vrede te verwerven. Alle zyne goederen werden aangetast en doorzogt; men vondt geen het minfte fpoor van omkooping, en zyne bezittingen konden niet toereiken tot het betaalen der geldboete. De onfchuld des befchuldigden erkende men vervolgens, en vergoedde de onregtmaatige veroordeeling. Sempronius gracchus, fchoon een Gemeensman des Volks, hadt moedig deeze twee Broeders verdeedigd. Hy werd des beloond, door de beroemde corneLiA,de Dogter van scipio africanus, ten Huwelyk te krygen. Wy zullen vervolgens zien, dat zyne Kinderen eene groote rol in de zaake van het Romeinfche Gemeenebest fpeelden. Cato vleide het Volk, door , onder den dekmantel van eenen ftrengen yver, de bit» ierheid zyns haats en perfoonlyke vyandfchappen te ontlasten. Tot Tugtmeester irerheeven, gedroeg hy zich als een onmeedogend Hervormer, fchoon zyn heimlyk geIrag geenzins vlekloos was. Hy zette een' Raadsheer af: alleen om dat hy zyne Vrounq omhelsd hadt in tegenwoordigheid zyner Dogteren. Hy floot, men weet niet waar>m, scipio asiaticus uit de Ridderorle, waarin hy, naa in ongenade vervallen e zyn, getreeden was, en ftelde hem met de  GESCHIEDENIS. tg de geringde Burgeren gelyk. Hy veroordeelde elk, die eenig overtollig cieraad gcdraagen hadt. Hier door misleidde hy het Jigt verblindbaar Volk, altoos gedeld op die verregaande drengheid van zeden, welke best met zyne omdandigheden drookt. Men befloot hem een Standbeeld op te rigten. Zyn agting was altoos zo groot en wel gevestigd , dat hy, vier-en veertig keeren voor het geregt geroepen, nooit door het Volk werd veroordeeld. Hoe veele verdienden cato, de Tugtmeester, ook moge gehad hebben, het vooroordeel des Volks deedt meer af dan zyne verdienden. Hier door is het dat Geestdryvers altoos over de menigte heerfchen. Voor het overige was het reeds noodig geweest, geweldige hulpmiddels aan te wenden tegen het inkankerend zedebederf. In den Jaare DLXVII van Rome, twee jaaren vóór het Tugtmeesterfchap van cato, ontdekten de Burgemeesters een' verfoeienswaardigen Aanhang op verfcheide plaatzen, die, onder het voorwendzel van de Bacchanalia , of Bacchusfeesten, te vieren, zich aan de fchandelykde ongeregeldheden overgaven. Omtrent zeven duizend perfoonen, van de eene en de andere Sexe, waren in die zaak ingewikkeld. Veelen werden met den dood gedraft; zommigen koozen de vkigt; anderen bragten zichzelven om 't lecveh. Het affchaffen der Bacchanalia belette ' den voortgang der ondeugd niet. De Romeinen daken zich in nieuwe oorlogen? waarin hunne Heerschzugt meer en B 2 meer m ROM KtNEN. Hier door maakt hy zich aangenaam byhet Vólk. Ontdekking van een gansch bedorven Aanhang. De Heerschzugt der Romeinen  DE ROMEINEN. onder de fclioonstfchynendftevoorwendzelen be. dekt. Onlusten door perses, Koning van Macedonië , tegen de Romeinen verwekt. 20 ALGEMEENE meer aan den dag kwam. Men fpreekt hoog van de uitdrukking, in een befluit, wegens de Stelliaters, een Volk van Ligurie: „ De „ Overwinning isroemryk, wanneer dezel„ ve zich bepaalt om eenen vyand te onder „ te brengen; doch wordt haatlyk, wan- neer ze ftrekt om de ongelukkigen te „ verdrukken". Een Regel, zo billyk, behoorde gevolgd en gehandhaafd geweest te zyn. Rome zou dan het verwyt niet nagaan , dat het dikwyls, alleen om ftaatkundige oogmerken te bereiken , gemaatigdheid betoond en voorwendzels gezogt hadt, om Volken, welken het in fchyn vriendfehap toedroeg, den voet op den nek te zetten. Het vervolg der Gefchiedenisfe is, om zo te fpreeken, niet anders dan eene aanéénfehakeling van min of meer bedekte en vergoelykte onregtvaardigheden. Een nieuw onweer ontftak in Macedonië. Philippus was nu zints eenige jaaren geftorven; altoos de Romeinen haatende, zonder de fchande zyner nederlaage te kunnen uitwisfehen. Hy hadt zyn zoon demetrius, voorheen als gjTzelaar na Rome gezonden , gedood; valschlyk befchuldigd door pers es, eenen anderen Zoon, die vreesde dat de befcherming van 't Romeinfche Gemee?iebest, en de perfoonlyke verdienden van demetrius, dien jongen Prins de Kroon zouden doen verwerven. P e r s e s , naa het bedryven van een zo wreed en gruwzaam Huk, philippus opgevolgd zynde, vierde ongelukkig bot aan zynen haat tegen de Romeinen. — Hy maakte toebereidzels ten oor-  GESCHIEDENIS. 21 oorloge, en zette Griekenland in rep en roere. Eumenes gaf hier van den Romeinen kundfchap, en men befloot tot den Oorlog. Perses boodt, op het ontvangen deezer tyding, alles aan, wat men ter voldoening zou eifchen; doch te vergeefsch. De Raad antwoordde den Gezanten, dat een Burgemeester gereed ftondt orn na Macedonië te trekken , dat de Koning daar met hem kon handelen , indien hy goede oogmerken hadt. Men wilde, niet dan met de wapensin de vuist, dit ftuk afdoen. Welhaast verfcheen de Burgemeester l rcinius in Macedonië. De Koning, éénen veldflag gewonnen hebbende, verzogt den Vrede op dezelfde voorwaarden , als zyn Vader dien ontvangen hadt. Hier vertoont zich de Romeinfche Jlandyastigheid in vollen dag. Licinius, fchoon overwonnen, verklaarde trotslyk, dat per ses den Vrede niet zou verwerven, dan door zich, met zyn Koningryk, aan der Romeinen befcheidenheid over te geeven. Eene onverzettelyke en onbuigzaame ftandvastigheid zegepraalde in 't einde. Deeze Vorst, anderzins gierig, vreesagtig en wreed van aart, wist geene Bondgenooten aan zich te verbinden , noch zich ontzaglyk te maaken in 't oog zyner vyanden. — In het vierde jaar des Oorlogs werd hy verflaagen door paulus e mili us. De Macedonifche Phalanx werd verbrooken, dewyl men daarop van alle kanten aanviel. Perses nam de vlugt. Verhaten van zyne Onderdaanen, gaf hy zichzelven aan den Overwinnaar over. Men B 3 zag DE ROMEINEN,liet Jaar van Rome 532. Wen verklaart hem den Oorlog. De Romeinen t fchoon overwonnen , willen hem nogthansdeWettreilen. Het Jaar van Rome 585. Paulus emi. lius neemt hem gevangen.  DE ROMEINEN. Macedonië onderworpen. Wysheid en dapperheid van paulus f Minus, De Etoliêrs «pniieiWOï- 22 ALGEMEENE zag hem te Rome, in rouwgewaad, voor den zegenwagen treeden; en hy ftierf daar in zyne gevangenis. Het Macedonifche Ryk vermeerderde het getal der Romeinfche Wingewesten, fchoon de Macedoniërs voor vrye lieden verklaard werden. Men moet deeze vermeestering aan de voorzichtigheid en dapperheid van paulus emilius toefchryven. Scipio nasica raadde hem, veel fpoediger flag te leveren dan behoorde; hem toonende, dat men het uitftel aan blooheid zou toefchryven. Ik zou, was zyn antwoord, in uwe jaaren fpreeken gelyk gy fpreekt; ih myne jaaren zoudt gy doen, gelyk ik doe. Hy leefde in eenen middelbaaren ftaat, naa het Gemeenebest verrykt te hebben; en cicero kon hem geen grooter loffpraak geeven, dan met te zeggen : „ Hy droeg niets in zyn Huis dan eene onfterflyke eere". De dood ontrukt hem als met éénen flag twee zyner zoonen. Vervolgens voor het Volk redenvoerende, betuigde hy, zich gclaaten aan dit treffend lot te onderwerpen, indien de Goden den Staat wilden behoeden voor de rampen, waar mede de voorfpoed denzelven dreigde. In de daad het zeggen van een verfïandig Man , die weet hoe doodlyk het vergif des voorfpoeds is, niet alleen voor de byzondere leden eens Gemeenebests;maar ook voor geheele Maatfchappyen en Koningryken. Rome Hrekt hier van ten voorbedde, het ging, als een overlaaden fchip, ten gronde, door den overlast der Overwinningen. Griekenland gevoelde welhaast het drukkend  GESCHIEDENIS. 23 kcnd gevvigt van het dwangjuk der Romeinen. De woeste Etoliêrs verwierven den Vrede op de hardfte voorwaarden. Zy verbonden zich altoos onder den Standaart der Veldheeren van het Gemeenebest op te trekken; nooit huk pe te verleenen aan de vyanden van Rome, noch aan de Bondgenooten; en vyf honderd Talenten te betaalen, in den tyd van zes jaaren. Dit was eene ftraffe hunner gewaagde onderneemingen. Maar Rome aanfchouwde nog met een ongerust oog het Achaifche Verbond, 't welk alleen een overblyfzel van de Vryheid behieldt. Philopemen, de laatfte der Grieken geheeten, ftierf. Min gemaatigd dan e pamin ondas, anderzins zyn voorbeeld, hadt hy Sparta gedwongen in het Verbond te treeden , naa aldaar de Wetten van lycurgus afgefchaft, en veele wreedheden gepleegd te hebben. Door de oproerige Mesfeni'êrs gevangen genomen en met vergif omgebragt, liet hy het Achaifche Verbond zonder Opperhoofd, in ftaat om 't zelve in ftand te doen blyven. In die omftandigheid verhief de Romeinfche Raad zich tot een Regter over een vry Volk, deedt de Burgers, op welken eenige agterdogt viel, vertrekken, en baande dus den weg tot eene volkomene onderwerping van Griekenland , aan 't welke de te onderbrenging van per ses een gewis bederf voorfpelde: naardien het toen geene borstweering altoos hadt tegen de Heerschzugt dier greetige Overmeesteraaren. Doch niets ontvouwt ons klaarder het charaóïer der Romeinen, door hun gedrag B 4 om- DE ROMEINEN. pen,en onderfchattinge gebragt. Naa den dood van PHILOPEMEN wordt het Achaifche Fcrhondmet meer ontzien. Eigendun- kelykgedrag der Romei-  DE K0A1EINEN- fien,teu opzici.te van Syrië. DER- H ALGEMEENE omtrent Syrië. Popilius lenas verboodt, uit naam van den Raad,antiochus epiphanes, een'overweldiger, in Egypte vermeesteringen te maaken. Een kring rondsom dien Vorst getrokken hebbende, fpiak hy: Eer gy uit deezen kring gaat, moet gy aan den Raad antwoord geeven. Antiochus betuigde, te zullen gehoorzaamen. Hy zondt Gezanten na Rome, welke men trotslyk geluk wenschte met gehoorzaamd te hebben. — Naa den dood van dien Vorst, in het Jaar DLXXXIX van Rome, flooten de Romeinen demetrius, de wettige erfgenaam der Kroon, uit, en zetten antiochus eupator, Zoon van epiphanes, een Kind van negen jaaren, dat hunne heerschzugtige ontwerpen niet kon wederftreeven, op den Throon. Zonder des de Syriërs te raadplecgen, of hunne toeftemming te vraagen, verklaarden zy eupator voor een Weeskind van 't Gemeenebest; en zonden drie leden van den Raad, om als Voogden van 't zelve het Koningryk van Syrië te regeeren, met bevel, om, zo veel doenlyk was, de Koninglyke magt te fnuiken. Rome haakte, met eene vlammende begeerte, na de Heerfchappy der Wereld. Het bederf van Carthago baande hier toe den weg.  GESCHIEDENIS. 25 DERDE HOOFDSTUK. De derde Punifche Oorlog. — De Romeinen verdelgen Carthago, Corinthus, en Numantia. db KOMEI- Zints eenigen tyd geleden, hadt de oude m asinissa, geheel aan de Romeinen verbonden, en gerust op hunne befcherming, eenige Landen, aan de Carthagers behoorende, vermcesterd. Van Rome werden 'asthebbenden gezonden, om dit verfchil by te leggen. Cato was 'er een van. By zyne wederkomfte maalde hy een fchroomlyk tafereel van de magt der Carthageren, befchuldigde hun van eene toerusting tegen het Romeinfche Gemeenebest, en hieldt niet af van aan te dringen op het verdelgen der Hoofdlïad. Scipio nasica, gemaatigder van aart en verftandig, itelde zich fteeds te weer tegen dit oogmerk, zo gevaarlyk als gewelddaadig. Maar de invallen van den Numidifchen Koning hadden de Carthagers genoodzaakt de wapens op te vatten; nasica zelve, die als Scheidsman derwaards ging, 'was blootgefteld geweest aan flegte bejegeningen des gemeenen Volks in Carthago ; de oorlog ontfrak op nieuw tusfchen masinissa en dit Volk; dit alles maakte het onmogelyk voor Rome deeze gelegenB 5 heid, De verfchil. Ion van masinissa mee de Carthajvr/,devooiabereidzels tol d n Derden Punifcheij Oorlog.  DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 604. Rome ver • klaart den Oorlog aan de Carthagers , door MASINISSAO- vuwoimen. Zy werden, onder het voorwendzcl van Vrede, van de wapenen be. roofd. 26 ALGEMEENE heid, om eindelyk in Africa te heerfchen, te Jaaten voorby glippen. Rome zondt Gezanten derwaards, in fchyn om de vredebreuk te heelen; doch met de daad om dit gunftig tydsgewricht, ter voldoening zyner heerschzugt, aan te wenden. Masinissa verflaat de Carthagers in een zeer bloedig gevegt, 't welk van den opgang der zonne tot den avond duurde. — Zyn zoon gulassa, door wederwraak gedreeven, over eene trouwloosheid der Carthageren, ten zynen opzichte, in vroegeren tyde, viel vervolgens op het uitgehongerde overfchot des legers aan, 't welk zich reeds onderworpen en de wapens nedergelegd hadt, gereed Kaande om halfnaakt onder 't juk door te gaan; cn verfloeg, de eene trouwlooze daad door eene andere wreekendc, acht-en veertig duizend ongelukkigen, die geen wederftand konden bieden. Toen ligtten de Romeinfche Gezanten het masker af, en verklaarden den oorlog aan de overwonnenen. Haatlyk gedrag! gevolgd van nog fchandelyker bedryven! De verfchrikte Carthagers zogten den dreigenden iïorm af te wenden, door betuigingen van de diepfte onderwerpinge. Zy booden aan, als Onderdaanen, de Oppermagt van Rome te willen erkennen. De Romeinfche Raad belooft hun de vryheid te zullen laaten behouden; mits zy alles deeden wat de Burgemeesters, die nu op Sicilië waren, zouden gebieden, en drie honderd Gyzelaars zenden. Op deeze tyding waren de Cartha. gers vol vreugde, als of 'er niets meer te vree-  GESCHIEDENIS. 27 vreezen ftondt, zy vaardigden gerust de Gyzelaars af. De meeste Raadsheeren te Carthago roemden de gemaatigdheid der Romeinen; doch eenigen, het ftuk dieper inziende, kreegen vermoeden, dat Rome, onder deezen fchyn van goedertierenheid, eenen trouwloozen aanflag verborg. — Ondertusfchen kwamen de Burgemeesters marcius en maniliüs aan 't hoofd van een ontzaglyk leger in Africa. Zy ontvingen op 't Bllerftaatlyksü de Gezanten van Carthago, na de Legerplaats gezonden, om het oogmerk van hunne komst te verneemen, en zich te beklaagen over deezen oorlogdreigenden toeftcl. Gy zyt, antwoordde een der Burgemeesteren, onder de befcherming der Romeinen: de wapens, waar mede uwe tuighuizen zyn opgevuld, zullen u van geen'' dienst weezen, brengt dezelve hier, ten overtuiglykcn blyke van uwe opregtheid. Te vergeefsch zogten de Afgevaardigden de Burgemeesters onder 't oog te brengen, dat Carthago, door vyanden omringd, de wapens zeer noodig hadt. Rome, fprakhy, zal uwe verdeediging op zich ncemen ; u is niets overgebleeven dan te gehoorzaamen. Dit zeggen was onbeantwoordlyk. Men gehoorzaamde, en bragt eene verbaazende menigte van krygs-en wapentuigen aan de Romeinen. Kon men zich voor de verregaandfte trouwloosheid wagten ? Wanneer de Carthagers van hunne wapens en oorlogstuigen ontbloot waren, verklaarde bïarcius, eene ontzaglyke houding aanneemende: Wy zyn vergenoegd met deeze ecrfle Uyken uwer onderwerpinge 3 en kunnen niet DE ROMEINEN. Zy krygea last hu mie Stad te verhaten.  DE BOMEIXEN. De wanhoop geeft hun moed. a8 ALGEMEENE niet nalaaten u deswegen geluk te wenfchen. Ik heb nu nog maar ééne zaak, in den naam des Romeinfchen Volks, van u te eifchen. Rome eischt dat gy uwe Stad verlaat, welke wy bevel hebben te Jlegten. Gy moogt uzelven eene andere bouwen: mits dat die tien mylen yan Zee legge, en zonder muuren of vestingwerken zy. Een weinig moeds zal de genegenheid, die ons aan onze oude wooningen vasthegt, te boven komen; deeze is meer op gewoonte dan rede gegrond. Welk eene taal vooreen Romein! Dezelve trof de Carthaagfche Afgezanten als een donderdag in de ooren: wanhoop greep hun aan, en wekte den bezweeken moed op. Het Volk, op het hooren deezer tyding, als door raazernye gedreeven, vermoordde de Raadsheeren, die het zenden der Gyzelaaren, en het overleveren der Wapenen, geraaden hadden. Men floot de poorten, arbeidde, met onbefchryfryken yver, aan het vervaardigen van nieuwe wapenen. De Paleizen, de Tempels, werden in werkplaatzen veranderd, 't Gemis van Yzer en Koper boette men met Gouden Zilver; fmeltende de Standbeelden en Vaten van dit Metaal; de gierigfte hieldt in deezen nood niets te rugge ; de Vrouwen gaven haare kostbaarheden over, en fneeden zelfs het hoofdhair af, als 'er hennip of vlss ontbrak tot het maaken van touwen. ~ De Romeinen, niet twyfelende of een ontwapende Stad zou geen wederftand kunnen bieden, ftelden, onvoorzichtig, het beftormen zo lang uit, dat de Carthagers zich, met on^eloaflyken fpoed, in een  GESCHIEDENIS. s>9 een ftaat van tegenweer gebragt hadden; toen de Stad aanvallende, werden zy afgeflaagen; en toegeruste branders, met een' gunftigen wind , ten haven uitgezonden, vernielden voor een groot gedeelte de Vloot der Romeinen. Asdrubal, Veldöverfïe der Carthageren, zou het Leger der Burgemeesteren geheel verflagen hebben, hadt het geenen kloekmoedigen befchermer gevonden in scipio EMiLiANUs,zoon van paulus emilius, en, door Aanneeming, Kleinzoon van scipio africanus, dien hy in verdienflen evenaarde. Deeze Held, toen Overfte van een Legioen, dekte , met drie honderd Ruiteren, den hertocht der Legioenen, terwyl zy, in 't oog des overwinnenden vyands, eene Rivier overtrokken. Deeze anders roemrugtige krygsbedryven noodzaakten den flrengen cato, die tot nog niemand gepreezen hadt, dien jongen Held te pryzen; doch hy liet geenzins naa, onder het toedeelen van deezen dubbelverdienden lof, flrenge aanmerkingen op het gedrag der andere Bevelhebberen van het Leger in Africa te mengen; zo zeer was hy het berispen gewoon. En indien hy tot dien tyd toe, reeds meer dan tachtig jaaren bereikt hebbende, nog niemand gepreezen hadt, kunnen wy dan cato zelve wel zeer pryswaardig agten ? Hy flierf kort daar naa: en men wil dat hy verklaard hadt: Carthago zal nimmer te ondergebragt worden, vóór dat s c 1. pio emilianus in dien Krygstocht het bevel voere ! In de romeinen. Scipio emilianus redt liet Leger, en legt hier door grooten roem in. Cato derft.  CE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 606. Scipio emilianus als Burgemeester met de zaak des Oorlogs belast. Het jaar van Rome 607. Hy neemt Carthago'm, en verwoest die Stad. 30 ALGEMEENE Inde daad,het viel scipio emilianüS ten deele, een einde aan dien hachlyken Oorlog te maaken. Schoon hy flegts zevenen dertig jaaren oud was, en de Wet van villius eischte, dat iemand drie-en veertig jaaren moest weezen om de Burgemeesterlyke waardigheid te bekleeden, flapte men, ten zynen opzichte, op verdienften alleen agt geevende, van die wet af, en verhief hem niet alleen tot dien rang; maar wilde ook niet dulden, dat hy, met zyn Amptgenoot drüsus, volgens het oud en beftendig gebruik, het lot zou trekken; hy kreeg last, om, in Africa, den Carthaagfchen Oorlog voort te zetten. — Zyn krygsgeluk regtvaardigde welhaast deeze keuze. Carthago werd ingeflooten, en in de uiterfte behoefte gebragt, terwyl het zich dapper verdeedigt. De Carthagers boden aan zich te willen onderwerpen , mits men de Stad fpaarde. Scipio flaat dien voorflag af; geen meester zynde om de menschlievendheid boven de wraakzugt te ftellen. Door middel van een loozen aanval, krygen de Romeinen eene poort in hun geweld; zy_ rukken aan; fteeken den brand in de huizen, en vellen alles wat hun voorkwam neder. De verwarring heerschte allerwegen; de flachting was vreeslyk; veelen vogten, tot den laatften fnik, voor de Vaderlyke Stad, en fneuvelden, terwyl de vlammen en de nederftortende huizen niet weinigen vernielden, die het zwaard der vyanden ontkomen waren. De lugt weergalmde van jammerklagten en hartbreekend gefchrei. De fiere  GESCHIEDENIS. m fiere asorubal, die wel eer betuigd hadt: De Zon zal nimmer Carthago verdelgd, en asd r u b a l leevende, aanfcliouwen , gaf een merkwaardig bewys van de Carthaagfihe onbeftendigheid, verfcheen lafhartig, lyfsgena van den Overwinnaar verzoekende: deeze, wel te vrede van zynen trotfchen Mededinger dus vernederd te zien, fchonk hem het leeven, op dat hy de zegepraal zou verderen. Zyne Vrouwe, veel kloekmoediger, verweet hem deeze laagheid met de linaadlykfle bewoordingen , doorrcak haare Kinderen, en wierp zich in de vlamme. De Stad werd ter plonderinge overgeleverd; scipio, met wederzin, aan de fchriklyke bevelen van den Raad gehoorzaamende, verdelgde dezelve door vuur: en fchoon de brand in alle wyken gelyk begon en ongelooflyk woedde , duurde dezelve zeventien dagen. — Eene allerheerlyklle zegepraal, en de bynaam van africanus, bekroonden deezen Krygstocht des Voorburgemeesters: want vóór 't voltrekken van denzelven, was de tyd zyns Burgemeesterfchaps verftreeken. In deezen Oorlog hadt by den getrouwen byftand genooten van zynen Vriend lelius, Zoon van lelius, den Vriend van scipio africanus den eerften; als mede van den Gefchiedfchryver polybius, een Man, waardig de krygsbedryven deezes Helds te boek te ftellen. Op het gezigt van eene zo bloeiende Stad, aan bloedvergieting en flachting ten prooije gelaaten, en onder haare fmeulende puinhoopen begraaven, kan men zich,hoe fchul- dig DE ROMEINEN. De Romeinen heiligen, door Godsdienstplegtigheid, de vernielingen iesOorlogs,  DE ROMEINEN. Vloek over «le Vyanden uitgeiprooKeii. Waarom Carthago , vroeg of laat, moest bezwyken. 32 ALGEMEENE dig de Carthagers ook mogen geweest zyn, niet wederhouden van eene regtmaatige verontwaardiging tegen de Romeinen. En bovenal geeft het aanftoot te zien, dat zy alle de woest-en wreedheden des vernielenden oorlogs door den Godsdienst zogten te heiligen. Zy vervloekten, ftaatlyker wyze, hunne vyanden, en weezen ze den Heifche Goden toe. Scipio volbragt zelve die plegtigheid. Deeze vloek is aanmerkenswaardig genoeg om hier vermeld te worden; hy betuigde: 6, Vreeslyke pluto! en gy, onderaardfche Schimmen, laat tegen het Carthaagfche Volk angst, fchrik en wraak los. Laaien de Volken en de Steden, die tegen ons de wapens opgevat hebben, vernield worden. Ik lever aan u, ó heifche Razernyen, over, alle vyanden van myn Gemeenebest, in mynen Naam, in den Naam des Raads, en des Volks van Rome! — Zich tegen de Dwinglandy van Rome te verzetten was, derhalven, genoeg om een llagtötTer der Heifche Goden te worden! Dergelyke vervloekingen vermeerderden, buiten twyffel, den moed en het vertrouwen des Soldaats; doch hoe zwaar moeten ze niet gevallen zyn voor een Mensch, die een aandoenlyk en gevoelig hart in den boezem droeg! MoNTEsquiEu heeft zeer duidelyk en nauwkeurig de oorzaaken van der Romeinen overmagt op de Carthagers voorgedraagen. Ik zal flegts één of twee zyner' aanmerkingen mededeclen. „ Carthago", fchryft hy, ,,'c „ welk met zynen rykdom tegen de armoe„ de van Rome oorlogde, la^ daar door zel- „ ve  GESCHIEDENIS. | 5, ve agter; de voorraad van Goud en Zil ver wordt uitgeput; doch de Dapperheid „ de Standvastigheid, de Kragt en de Ar ,, moede , zyn onuitputlyk. Rome was „ heerschzugtig door hoogmoed, Carthago door gierigheid: Rome wilde gebieden, „ Carthago verkrygeri; dit maakte dat de „ Jaatfte, fteeds de kosten berekenende, „ den Oorlog voerden, zonder daar in lust 5, te hebben— De vermeesteringen van „ hannibal zelve deeden de zaaken dee,, zes Oorlogs eene andere gedaante aannee„ men. Nieuwe vermeesteringen vallen ligt „ te maaken: dewyl men daar toe alle zyne „ kragten aanwendt; doch zy vallen be„ zwaarlyker te behouden : naardemaal men „ daar aan flegts een gedeelte zyner krag,, ten befteedt". Men voege 'er vry nevens, dat een Volk, uit Krygslieden beftaande, het moest winnen van een Volk, 't welk van den Koophandel de hoofdzaak maakte. Het zelfde jaar aanfehouwde de verwoesting van Corinthus ,en de vernietiging van de Vryheid in Griekenland. Rome, wiens bedrieglyke gemaatigdheid in eene foort van eigendunklyke regeering veraarte, wanneer de tydsgelegenheid het gehengde, om de zul. ken, die het certyds ftreelde, te onderdrukken , hadt het tot een hoofdregel van Staatkunde vastgeitcld, de verdeeldheid onder de Volken aan te kweeken, de verraaders, die dezelven ftookten, te begunftigen, zyn gezag in alles te doen gelden, en ongemerkt zich dezelfde heerfchappy aan te maatigen, III. deel. C als ! DB KOMEN 1 NEX. Rome wil Griekenland in Slaaverny brengen.  DE ROMEI. MEN. De Aüiajirs necmen de wapens op, en worden «.'verwonnen. Muwuitx . verderft Ccfint/tut. Griekenland een RomeinschWin.gewest. De MeesterHukken na Rome overgevoerd , 34 ALGEMEENE als of het Griekenland vermeesterd, in flede van vry verklaard hadt. Dit gedrag ftiet de Achajers. Men hadt hun geipaard, zo lang zy dienst konden doen aan de oogmerken van Rome; en zogt hun te dwingen: naa dat de vrees voor Macedonië geweeken was. Drie gelukzoekers, zich uitgeevende voor Zoonen van per ses, hadden, de een naa den ander, na de bemagtiging van dat Ryk geftaan ; doch waren, met weinig moeite, overwonnen. De Schout metellus, van dien kant gerust, wendde zyne wapens tegens de Achajers, door twee heethoofdige Aanvoerders, critolaüs en dieus, op den oever des verderfs gefleept. Metellus verllaat ze beiden. De Burgemeester mummius maakte een einde aan den Oorlog, door de Stad Corinthus, die op een' ouderdom van meer dan negenhonderd en vyftig jaaren mogt boogen, en onder de bloeiendfte Steden van Europa eene aanzienlyke plaats bekleedde, te pionderen en in de asfche te leggen. Het Goud, Zilver en Koper, 't welk de Corinthers verborgen hadden, fmolt in dien verdelgenden brand, en toen deeze gebluscht was, vondt men een nieuw Metaal, uit verfcheide Metaalen zamengefteld, in zeer hooge waarde gehouden, en onder den naam van Corinthisch Koper bekend. Griekenland werd hier op, onder den naam van Achaje, een Wingewest des Romeinfchen Ryks. Rome nam toe in rykdom, en de kunstftukken, van de overwonne Volken geroofd, dienden ten cieraade. De meester- ftuk-  GESCHIEDENIS. 35 flukken, der waards overgebragt, gevoegd by 't geen zy in Afie hadden opgedaan, deeden de Romeinen frnaak krygen: te droevig door het Zedebederf op de hielen gevolgd. De Gefchiedfchryver paterculus tekent een zonderling ftaakje op der onkunde van mummius. Wanneer hy de Schilderyen en Beelden, te Corinthus bemagtigd, aan boord liet brengen, om ze over te voeren, zeide hy, in goeden ernst, tot de Scheepshoofden, dat, zo'er eenige van die Kunstftukken vermist of gefchonden wierden, zy, op eigen kosten, gehouden zouden zyn, andere te bezorgen. „ Gy twyfelt niet", voegt 'er deeze Gefchiedfchryver nevens, „ of het „ was voor het Gemeenebest beter dat men „ zo onkundig ware gebleeven omtrent dee„ ze CorintJiifche Kunstftukken, dan dat men „ daar op zo fterk gefield, en daarin zo „ kiesch was". Niet dat hy de frnaak voor die fraaiheden afkeurt; maar hy gispt de Landbefluurders van zynen tyd, die allerlei flreeken en knevelaaryen gebruikten, om zich dergelyke kunstftukken eigen te maaken. — Mummius, zo belangloos als dapper, bewaarde niets voor zichzelven van de rykdommen en zeldzaamheden van Corinthus. Maar zou, indien de frnaak voor de fchoone Kunften zyne zeden en die der Romeinen verzagt hadt, Corinthus aan de flachting en de vlammen overgeleverd geweest zyn? Het is een overerbarmlyk ding dat de Volken door weelde bedorven worden; doch het is nog elendiger, wanneer zy elkander door barbaarfche wreedheid verdelC a gen. DE ROMEINEN. boezemen daar een fmaak voorde Kunften in. Hadden de Romeinen dien fmaak eerder gehadt,zy zou- ■ den min wreedheden gepleegd hebben.  DE ROMEINEN. Het Jaar van Home 613. Trouwloosbeid der Romeinen , ten opzigte van VJJUATHÜS. Zy fcliendc n twee Vredehandelingen,met de Nu. inantiërsgeflooten. 36 ALGEMEENE gen. Gelukkig Volk, dat hier den middelweg houdt, dapper en befchaafd, befchaafd en niet bedorven is! Voor het eindigen van den Punifchen Oorlog hadt viriathus, Veldöverfte der Lufitaniërs in Spanje, een groot Krygsman, verfcheide Volken tegen Rome doen opfbaan. Hy zogt, door zyne overwinningen, een Koningryk te vestigen, en bereikte dit oogmerk. De geheele Romeinfche Legermagt kunnende vernielen, hieldt hy zich te vrede met het aangaan van een verdrag, 't welk hem verzekerde van de Landen, die hy bezat, terwyl hy Spanje, voor 't overige, aan deeze onregtmaatige overweldigers afftondt. Door verfoeilyke trouwloosheid poogden zy zich over de geledene verliezen Ce wreeken. De Burgemeester ser vilius c e p 1 o van de Romeinen gelast, om den Vrede, met viriathus geflooten, te breeken, valt op hem aan, zet den Oorlog voort, en haalt fnoode verraaders over om den dapperen Lufitaniër , door Rome zelf onverwinbaar geagt, in den flaap te vermoorden. Het eene misdryf fleept het ander na zich. De Romeinen gedroegen zich even trouwloos omtrent Numantia, eene groote Stad in Spanje, aan de Rivier den Durius gelegen. Zy fchonden twee Vredehandelingen, met de Numantiërs getroffen, en noodzaakten hun de Romeinen aan te merken,als vyanden zonder trouwe, zonder regtvaardigheid. De Numantiërs beflooten, hunne vryheid tot den laatften adem te verdeedigen. — 'Er was een er-  GESCHIEDENIS. 37 ervaaren Held noodig,om die moedige handhaavers hunner regten te onder te brengen. Scipio emilianus wordt tot Burgemeester verkooren, fchoon eene zeer onlangs gemaakte Wet niet gehengde, dat een en dezelfde Man twee keeren de Burgemcesterlyke waardigheid bekleedde. De verdelger van Carthago bragt Numantia tot het uiterfte, en verklaarde naar geene voorflagen te zullen luisteren , indien de Inwoonders hem de Stad, de Wapens en hunne Perfoonen niet overgaven. -— In de vervoeringen van wanhoop, cn de fchriklykheden des prangenden hongersnoods, welke hun noodzaakten paarden, en gecioodde medeburgers te eeten , wilden veelen liever den onvermydelyken dood in den mond loopen, dan zich aan de Romeinen overgeeven. Anderen beflooten tot de overgave. Numantia werd verwoest en der vlamme opgeofferd. De opftand was hier mede gedempt; doch wy zullen zien hoe de Spanjaards vervolgens nieuwe poogingen aanwendden , om dit haatlyk dwangjuk te verbreeken. — Zo veele vermeesteringen, de vrugt der Heerschzugt, geweld, en van eene zo doortrapte als onregtvaardige Staatkunde, verfchaften voedzel aan de driften, die eerlang Rome zelve den doodfteek gaven. Het moest der Wereld wraake verfchaffen, door zichzelven te verfcheuren. — Eer wy den draad der Gefchiedenisfen vervolgen, zullen wy eenige byzonderheden vermelden, ftrekfcende om 'er licht over te verfpreiden. C 3 VIER- DE ROMEINEN. ïcipiowordt egen deNunanliërs ge:onden. Iet Jaar van W6ao. \ umatitia /trwo.'iu  DE ROMEINEN. 38 ALGEMEENE Het (leeds werkzaam lcevcn en cie zwaare Krygsocfeningen der Romeinen. VIERDE HOOFDSTUK. Aanmerkingen over de Krygskiinde, de Zeden, de Geldmiddelen, en de Letteroefeningen der Romeinen. De Heer de montesq_uieu verfchaft ons de volgende gewigtige aanmerking over de Krygstugt der Romeinen. „ Wy „ houden het tegenwoordig voor eene wel„ gegronde waarnceming, dat onze Leger„ magten veel lyden door den overmaatigen arbeid der Soldaaten; en ondertusfehen „ was het, door eenen verbaazenden arbeid, „ dat de Romeinen in ftand bieeven. Ik geloof dat de rede van dit verfchil hier in „ gelegen is, dat hunne vermoeienisfen aan,, houdende waren, terwyl onze Soldaaten „ lleeds van eenen afmattenden arbeid tot „ eene volflaagene ledigheid Overgaan: eene „ wisfeling, aliergefchiktst om hun te doen „ omkomen. — Men gewende de Romeïn„ fche Krygsknegten om een krygstred te „ gaan, dat wil zeggen, óm, invyf uuren, „ twintig duizend, en zomwylen vier-en „ twintig duizend, fchreeden af te leggen. „ Geduurende deeze optochten moesten zy „ eenen last van zestig ponden gewigtstdraa„ gen. Men gewende hun in volle wapen„ rusting te loopen en te fpringen. Zy „ namen in hunne krygsoeffeningen zwaar- „ den,  GESCHIEDENIS. 39 j, den, werpfpietzen, en pylcn , tweemaa„ len zo zwaar als de gewoone, en deeze „ Krygsoefeningen waren in dagelyks ge„ bruik". Is het te verwonderen, dat zodanige Soldaaten, onder eene ftrenge Krygstugt, zo veele overwinningen behaald hebben ? Voor het overige waren de Romeinen, om zo te fpreeken, ormitputlyk in Manfchap. Eenigen tyd vóór den Tweeden Punifchen Oorlog, bragt Rome tegen de Galliërs zeven honderd duizend Voetknegten, en zeventig duizend Ruiters op de been. Naa de nederlaag by Camie hadt het welhaast weder een zeer talryk Leger. Elk Burger, elk Ingezeten, was een Soldaat. Ondertusfchen hadt de Oorlog zo veele aanzienlyke Burgers weggerukt, dat-men honderd zeven-en zeventig nieuwe Raadsheeren moest aanflellen, om den Raad voltallig te maaken. De beginzels en de gevoelens der Romeinen flrekten om hun onverwinnelyk te maaken. „ Niets", zegt de even aangehaalde beroemde Schryver, is zo magtig als een Gemee„ nebest, waarin men de Wetten ondcr„ houdt, niet door vreeze, niet door rede„ neering, maar door drift, gelyk dit plaats „ hadt te Rome en te Lacedemon: want als „ dan voegt zich, by de wysheid van een ,, goed Staatsbeftuur, al de kragt die eene „ Partyfchap kan hebben". In de daad,eene foort van aanhoudende Geestvervoering was de Ziel van de onderneemingen der Romeinen, en de kragt van hun Staat. Wy hebben gelegenheid gehad om te zien C 4 hoe DE ROMEINEN. De Rome!' ;ts;i hadden ileeds zo veel Soldaaten als zy behoefden. Eene foort van Geestvervoeringmaakte de Romeinen onverwinnelyk. Srygsbeloorioften ei> hfifen.  DE ROMEINEN. XiePorcifche Wet verheft de gevoelens derBuigeren, zonder deKrygstugt te verflappen. De zuiverheid van zeileu bcvor- 40 ALGEMEENE hoe veel de Krygsbelooningen en flralïcn, van de vroegfte tyden af, vermogten, om de Krygstugt ftand te doen houden, en den moed op te wakkeren. Zo de eene als dé andere waren wyslyk gefchikt. Schoon 'er toegevoegde ftrafFen plaats hadden als ftokflagen en den dood, waren fchande en oncere de hardde, en deeden het meest af. Alle foorten van belooningen, kroonen van allerlei ibort, zegepraalen, mindere zegetekens, ryke, en met moeite verkrecge buit, ontleenden haare waarde van de Eere, daar aan verknogt; en toen de zugt der Rykdommen het Geld boven de Eere begon te waardeeren, een natuurlyk gevolg van groote vermeesteringen, was dit een onfeilbaar teken van een naderenden val. Staande den Tweeden Punifchen Oorlog, verboodt de PorcifcJie Wet eenen Romeinfchen Burger met roeden te geesfelen. Deeze verzagting van de ftrengheden der oude Wetten moest de gevoelens des Volks verheften. Zy ftrekte zich niet uit tot de Legers , waar de Veldheeren het regt van lecven en dood behielden. Dus bleef de Krygstugt in volle kragt, terwyl eene veel zagter Wetgeeving alleen ftrekte om de Liefde der Burgeren voor het Vaderland te vermeerderen. De Romein hadt, onderworpen aan de volftrekte bevelen zyns Veldheers, die verhevenheid van ziel, welke de Vryheid inboezemt. t'Huis gekeerd, droeg hy niets dan de gunstryke heerfchappy der Wetten. Eene der voornaamfte oorzaaken van den voorfpoed der Romeinen is, fchoon de Schry-  GESCHIEDENIS. 41 Schryvers 'er luttel van gcwaagen, de Bevolking, door de zuiverheid van zeden en de heiligheid des Huwelyks bevorderd. Weinig jaaren naa den Eerften Punifchen Oorlog, de Schatmeesters het getal der Burgeren fterk verminderd vindende, eischten zy van allen, by eede, zich in den Egt te begecven , en niet te trouwen, dan met oogmerk om Burgers voor den Staat te verwekken. — Toen zag men het eerfïe voorbeeld van Egtfcheiding, zedert de grondlegging van Rome, fchoon, van den vroegften tyd af, volgens de Wetten geoorlofd. Carvilius, die zyne Vrouwe tcderly/k beminde,fchcidde van haar af, om dat zy onvrugtbaar was. De Echtfcheidingen vermenigvuldigden , naar maate het zedebederf meer toenam. — Op dien tyd werden de Huwelyksvoorwaarden ingevoerd, om de Vrouwen van het bezit haarer goederen, in gevalle van Echtfcheiding, te verzekeren. Het is te bevreemden, dat men, door alle Eeuwen, voorbeelden vindt van Vestaalfche Maagden, geftraft, wegens het fchenden haarer gelofte van kuischheid , en dat men, in een Tydperk van meer dan vyf honderd jaaren, 'er geen één van Echtfcheiding aantreft, fchoon de Wet dezelve veroorlofde. Dit hebbe men deels daar aan toe te fchryven, dat de Festaalfche Maagden zich al te zeer blootgefteld vonden aan de gevaarlykfte aller verzoekingen, en deels dat de Huwelyks-verëeniging gevestigd was op goede zeden. Tot den tyd dat p a u l u s e m i l i u s MaC 5 «- DE ROMEINEN. den de bevolking. Het eerfie voorbeeld van Echtfcheiding, Huwelyksvoorwaarden ingevoerd. Verfcheide Fes taalfche Maagden fchenden haare gelofte. Naa bet te outlcrbrcu-  DE ROMEINEN. gen van Macedonië 5 be taalden de Burgers niet langer lchatting. De Myncn in Spanje; de buit der Veldheeren, en de Schattingen der vreemde Volken. I 3 ] 1 1 \ 42 ALGEMEENE cedonie te onderbragt, door de nederiaage va-i per ses, en onmeetlyke rykdommen in s Lands Schatkist uitflortte, hadden de Bur gers altoos fchattinge betaald, door de Schatmeesters naar elks bezittingen geëvenredigd: men voegde 'er zomtyds buitengewoone lasten nevens, als de nood drong. Maar,zints deezen tyd, tot den dood van ces ar, waren zy van alle fchatting ontheven. De regten op de Koopmanfchappen, 't geen men trok van de Landeryen, het Gemeenebest toebehoorende, de fchattingen der Volken van Italië, en der Wingewesten, maakten de inkomften van den Staat uit. Op 't einde van den Tweeden Punifchen Oorlog was de Schatmeester livius de eerfte, die belasting op het Zout ftelde, en te dier oorzaake öalinator genaamd werd. De Mynen in Spanje dienden inzonderheid om de Romeinen te verryken. In de dagen van polybius gebruikten zy veertig duizend Mannen in de Mynen omftreeks Larthagena; zy haalden 'er dag aan dag meer dan vier Talenten uit. De Buit, door de overwinnende Veldheeren fteeds aangevoerd, i'ulde onophoudelyk 's Lands Schatkist. De rykfte Volken der aarde werden cynsbaar. roen namen de bedriegeryen en afpersfin;en der Tollenaaren, en knevelaaryen der Dverheden, eenen aanvang; toen bragten de ykdommen der byzondere Ingezetenen in de ïuizen de overdaad, de kostbaarheid, nieuve behoeften , partyfehappen en verdeeldleden, die de gronden van 's Lands wel'aard ondermynden. Scipio africanus hadt  GESCHIEDENIS. 43 hadt rede, om, ten opzichte van twee Burgemeesters, die, in den oorlog tegen viriathus, in 't Jaar DCIX van Rome, 'er beiden na ftonden om na Spanje te trekken, deeze taaie te uiten: Ik denk dat zy geen van beiden derwaards moeten gaan: de een om dat hy niets, de ander dewylhy nooit genoeg, heeft. Naa den Jlfiatifchen Krygstocht tegen a ntiochus, werd de Stad voor de eerfte maal beftraat. — Bykans vyf honderd jaaren waren 'er verflreeken, zonder dat de Romeinen eenige tydmaate hadden. De Burgemeester val erius bragt van Sicilië een Zonnewyzer. Scipio nasica maakte, meer dan honderd jaaren laater, de Clepfydra , of Wateruurwerken, bekend, waar mede men de uuren van den dag en nagt afmat. Alles was in een foort van kindsheid, uitgenomen de Krygskunst. — De Geneeskunde beftondt in eenige huismiddelen, van hand tot hand overgereikt, wanneer een Griek, archagatus gcheeten , dezelve, als mede de Wondheelkunde, begon te oefenen, ten tyde dat Saguntinn door hannib a l belegerd werd. Ennius , de eerfte Dichter, een Vriend van scipio africanus, fteide eene Romeinfche Gefchiedenis, in verzen, op, of liever in ondicht op maat gefield. Nevius, zyn tydgenoot, deedt het zelfde van den Eerften Punifchen Oorlog. Dit waren de eerfte flaauwe flikkeringen van vernuft, die, met den tyd, van zo helderen glans gevolgd werden, en zo veele meesterflukken voortbragten. Men ziet hier, even als in andere Lan< t>E ROMEINEN. Onkunde der Romeinen tot de zesde Eeuwe. Ecrïte Dich. ters.  DE ROMEINEN. De fmaak voor de fraaije Letteren wordt ingevoerd. Cato verzet zich tegen de Redenkunftenaars en de Wysgeercu» 44 ALGEMEENE Landen, de Dichtkunst, eer dan het fchryven in Ondicht, beoefend, en aan de gedagtenis der Staatsgevallen geheiligd. Hét oude Hekeldicht was lomp. Fabius pictor, in den Jaare CCCCLXXXV Burgemeester, hadt over de Romeinfche Gefchiedenis gefchreeven; doch zyn egte werk heeft onzen tyd niet bereikt. Door de gemeenfchap met de Grieken werden de Romeinen in fmaak en zeden befchaafd. Plautus en terentius verbeterden het Toneel. De eerfte hunner hadt veel van dat boertende en fterkfteekende van aristophanes. De tweede, die nog met zo veel vermaaks geleezen wordt, bragt het geestige van menander over in een Land , waar, vóór den tyd deezer twee Dichters, niets leezenswaardig van dit foort te voorfchyn kwam. Men wil, dat scipio emilianus en lelius den Dichter terentius hielpen in het opmaaken zyner Blyfpelen. Dit ftrekt hun en dien Dichter tot eere. De Gefchiedfchryver polyeius, en de Wysgeer panetius vergezelden die groote Mannen op hunne Krygstochten. Zints dien tyd heeft de zugt tot de fraaije Letteren, de Wysbegeerte en de Weetenfchappen, den kankerigen roest der woestheid, welke de Romeinen van hunne Voorouders aankleefden, allengskens weggenomen. Cato de Tugtmeester klaagde hier over bitter. En fchoon hy zelve een Gefchiedfchryver en Redenaar was, voer hy hevig «it tegen de Grieken, by welke men zich ver-  GESCHIEDENIS. 45 vervoegde om lesfen te haaien. Door een Raadsbefluit werden die Redenkunftenaars en Wysgeeren uitgebannen, die hy als gevaarlyk befchreef, en met de daad gevaarlyk waren, wanneer zy niets anders leeraarden dan de Rede, door drogredenen, verlegen maaken, en aan de leugen de kleur van waarheid geeven. Met het onderwys van dusdanige Leermeesteren zou Rome niets dan dwaalingen en ondeugden opgedaan hebben. Maar wat kon cato vreczen van regtfchaapen Wysgeeren, van Geleerden, met rede dien eernaam waardig? Moest Rome niet zeer veel winnen door. dcrzulken onderwys ? Hadt Rome geene beter en menschlyker Zedekunde noodig? Hadt het niet noodig de Natuur te leeren kennen, vooroordeelen af te leggen, en hulpe te ontvangen van de Natuur-, de Starre- en de Wiskunde, in alle de Weetenfchappen ? Hadt het de bekoorlykheden der Letterkunde niet noodig, om den ftuggen aart te leenigen, om ten eenigen tyde een voorbeeld te kunnen weezen voor de Volken, naa aan dezelve ten fchrik geftrekt te hebben? Konden de twee scipio's, Overwinnaars van Carthago, die Helden der Oudheid niet opweegen , die alleen de Wapens en den Ploeg wisten te hanteeren? En zou een varro, een cicero, een virgilius, een horatius, en zo veele anderen, hun Vaderland tot grooter roem geftrekt hebben, dan de uitfteekendfte zegepraalen der Veldheeren daar ooit aan verfchaften, indien DE ROMEINEN. De Letterkunde ea Weetenfchappenwaren ondcrnisfchcnvoor Route hoegstnoodzaaklyk.  DE ROMEINEN. Aan deeze moet hét bederf van Ro •ne niet worden toegefchreeven. Aanmerkingen on CATO. F.ui Romein muntte in 46 ALGEMEENE dien de grondregels van dien fïrengen Zedenmeester altoos de overhand behouden hadden ? Wy zullen zien dat het zedebederf in Rome voortkroop, ten zelfden tyde als de Befchaafde Letteren daar bloeiden. Doch dit bederf was de vrugt van Romes grootheid en rykdom: en de Befchaafde Letteren , wel verre van dit kwaad te veroorzaaken, konden een hulpmiddel daar tegen verfchaiTen. Met het misbruik der Letteren is het eveneens gelegen, als met dat van den Godsdienst; het veroorzaakt een groot kwaad, om dat het misbruikte voorwerp een groot goed is. Van cato hebben wy nog een werk over den Akkerbouw-, (de Re niftica). Dit is een dierbaar gedenkftuk van den fmaak deioude Romeinen voor den Landbouw. Indien de Schryver min afkeers gekoesterd hadt van de Griekfche Letteren, zou zyn Werk waarfchynlyk beter geweest zyn. Hy beklaagde zich, betuigde hy dikwyls, over drie zaaken; naamlyk, dat hy éénen enkelen dag, zonder iets te leeren, hadt doorgebragt, dat hy zyn geheim aan zyne Vrouwe vertrouwd, en eindelyk, dat hy zich te fcheepe begeeven hadt, als hy te lande kon reizen. Hoe kon'hy. met zulk eenen trek tot leeren bezield, zich een vyand van de Weetenfchappen der Vreemdelingen verklaaren? Hy bragt alles tot uiterften : de waare wysheid houd den middelweg. Eene verwonderenswaardige, doch tevens da-  GESCHIEDENIS. 47 dagelyks voorkomende zaak onder de Romeinen is, dat een en dezelfde Man, Overheid , Held, Regter, Veldheer, voor de Pleitzaal en het Staatsbeftuur gefchikt, een Staatsman en een Geleerde was, en zich, in elk van die ftukkën , deedt gelden. Welke Mannen! Hoe veel moet hun opvoeding van de onze verfchild hebben! Welk een nauwe kring omfluit thans de bekwaamheden ! ACHT. ES ROMEINEN. reële zaaien teffenslit.  48 ALGEMEENE ACHTSTE TT D P E R K. DE GRACCHUS S E N. HET BEDERF IN HET GEMEENEBEST. Van denjaare DCXX tot den Jaare DCLXV, naa Rome. DE ROMEINEN. De ongelukkige ftaat des Volks, liet beginzel van 't gefcliilmetdcnRaad. EERSTE HOOFDSTUK. Het Gemeenmanfchap van tiberius en CA JUS GRACCHUS. Schoon de onëenigheden tusfchen den Raad en het Volk, door de bm'tenlandfche Oorlogen , opgefchort waren, bleef het beginzel , waar uit ze voortfprooten , fteeds ftand houden, en fchoon de Volkelingen groote voordeelen verkreegen, en verworven hadden, dat zomtyds beide de Burgemeesters uit hun lichaaam verkooren wierden, hadt het Gemeen nogthans ftofle tot klaagen. Eene verbaazend groote ongelykheid van middelen vernietigde het evenwigt tusfchen de Burgers; de rykdommen van deezen ftrekten om de armoede van anderen te drukkender te maa-  GESCHIEDENIS. 49 maaken. Dit kwaad nam toe, naar maate de rykdom aan de driften voedzel verfchafte. Rome was, door de Wereld te onder te brengen, tot dat heilloos toppunt opgeklommen, waarin de goede Zeden niet langer ftand kunnen houden; de ondeugden beroerden den Staat allerwegen, en gaven daar aan de hevigfte fchokken. — Twee Mannen, van zonderlinge verdienden, tiberius en cajus gracchus, ondernamen eene Hervorming, door de tydsornItandigheden onmogelyk te volvoeren; hun roekloos beftaan was, als 't ware, het teken van BurgerJyke Oorlogen, die de Vryheid en het Burgerbloed {tonden te fmooren. Deeze twee Broeders, Zoons van de beroemde cornelia, Dogter van scipio africanus, hadden van haar eene alleruitlteekendrte opvoeding ontvangen; zy ftelden hunne uitfteekende zielsvermogens, met alle vlyt, te werk , om de wenschlykfte begaafdheden te verkrygen, en bovenal uit te munten in de kunst der Welfpreekenheid, zo gefchikt om de menigte in te neemen en te beheerfchen. Tiberius, de Schoonbroeder van scipio emilianus, Schoonzoon vanAPPius claudius, eertyds Burgemeester, hadt eene fchitterende agting verworven, zo in den kryg, als in het waarneemen der Staatszaaken, wanneer het Ampt van Gemeensman des Volks, aan zynen yver, of aan zyne eerzugt, den weg des ondergangs opende. — Cornelia boe- < zemde hem, zo eenige Schryvers willen, J het oogmerk in, om zich tegen den Adel < III. deel. D aap li DB ROMEINEN. Ue twee gracchus- SEN,cn hunne Moeder CORNELIA. 5 inwerp 'an tiberi. is gracchus tegen e Edelen.  de romeinen. AlledeLanderyen waren in de handen der Ryken. $0 ALGEMEENE aan te kanten, zeggende: Waarom noemt men my doorgaans, eershalven, de Schoonmoeder van scipio africanus (*), en niet de Moeder der gracchussen ? Is uw naam niet doorlugtig genoeg om met glans op my af te fchynen ? Het flaat aan u, uzelven vermaard te maaken , door iets groots te onderneemen en uit te voeren. — Zulk eene taaie kon in hem, buiten twyfel, de zugt tot roem doen ontbranden ; doch het is zeer twyfelagtig , of c o rnelia gelegenheid gegecven hcbbe tot dit onbedagtzaam befluit. Het gezigt van de Landeryen, door de ryken alleen bezeten, en bevolkt met hunne Slaaven; de buitenfpoorigheid der overdaad; de elende der armoede; de begeerte om in Rome de oude deugd te doen herleeven; met één woord, de Liefde tot het Vaderland zette hem waarfchynlyk aan tot deeze onderneeming; deeze aangevangen hebbende met den yver eens Burgers, zette hy dezelve door met de doldriftigheid eens Oproermaakers. Zo zeer heeft vuurige yver beftuur noodig, om in geene rampberokkenende drift te veraarten. Zints meer dan twee en een halve Eeuw was de Licinifche Wet in onbruik geraakt. De Raadsheerlyken, wel verre van zich te vrede' te houden met vyf akkeren gronds, hadden een zeer groot gedeelte van de Landeryen des Gemeenebests aan zich getrokken. De Ryken flxekten hunne bezittingen zonder maate uit. De Landhoeven, wel eer de (*) Haare Dogter sempronia was aan scipio africanus, dm Tweeden, getrouwd.  GESCHIEDENIS. 5 de verblyfplaatzen van zo veele edele ei braave Romeinen, waren vervuld met Slaa ven, die ze voor hunne Heeren bebouw den, en van den krygsdienst zich ontflaa gen, ja uitgeflooten, vonden. Het Volk wier lot het was het Vaderland te verdeedi gen , viel de behoefte ten dcele. Een zc verregaand misbruik fcheen ondraaglyk ir een Gemeenebest; maar hoe veele en hoe danige voorbehoedzels waren 'er niet noo' dig om 't zelve te verbeteren ? Tiberius gracchus ftelde voor, de Licinifche Wet weder in te voeren, nogthans op voorwaarde, dat men, uit 's Lands fchatkist, zou betaalen, 't geen de Ryken meer hadden dan vyf Akkers Lands. De Raadsheerlyken kantten zich daar tegen, aandringende op de oudheid hunner bezittingen, en de ongelegenheden, welke uit deeze nieuwigheid ftonden gebooren te worden. Hoe meer hinderpaalen de Gemeensman aantrof, hoe meer hy het Volk zogt op te flooken. De wilde dieren, fprak hy, hebben hunne ho. len en fchuilplaatzen, en de Romeinfche Burgers, die men Meesters der Wereld noemt, bezitten geene hutte om in te woonen, of een duim gronds om eene begraafplaats te vervaardigen. De Raadsheerlyken, maar al te duidelyk voorziende waarop dusdanige redenen zouden uitloopen, fielden hunne gewoone Staatkunde te werke; zy haalden eenen Gemeensman in hunne belangen over, wiens wederfland alles kon fluiten. Tiberius flondt zeer verfleld, als hy vernam dat o c t av i u s , die tot nu zyn Vriend geweest was, tegen D 2 hem t 1 Dg ROMEINEN. 1 Het Jaar van Rome 620. Tiberius ftelde voor, de LicinifcheWet weder in te voeren. Hy flaagt daarin ,niet tegenftaande de tegenkantingen.  DE ROMEINEN. En ftookt de Raadsheer- lykeu op, doornicuwe ondernee- mingén. Gewcldplecging der Raadslieeren. S% ALGEMEENE hem het gezag zyns Gemeensmanfchaps deedt gelden. Naa vrugtlooze poogingen, om hem op zyne zyde te trekken, naa de tederfte aanzoeken , en de hevigfte twistredenen, drong hy het Volk, om, of octavius, of hem, af te zetten. Deeze veelgewaagde voorflag gelukte naar zyn' wensch. De Licinifchè Wet werd vernieuwd, en hy, benevens zyn' Broeder ca jus, en zynen Schoonvader appius, aangefteld, om over de uitvoering het opzicht te hebben. Indien tiberius het hier by hadt laaten berusten, zou hy misfehien zyn begonnen werk voltooid hebben. Hy verbrodde het zelve, door de Raadsheerlyken nog meer te wederftreeven. Niet alleen liet hy by de Wet voegen, dat men de Landeryen, het Gemeenebest ontnomen, zou weder neemen; doch daar door niet genoeg vindende om alle de armen te vrede te Rellen, deedt hy ook aan hun uitdeelen, de Landen van eumenes, Koning van Pergamus, die aan het Romeinfche Volk zyn Koningryk en fchatten gemaakt hadt. Eindelyk verzogt hy, om zich voor de woede zyner vyanden te dekken, tegen de Wetten, het Gemeensmanfchap te blyven bekleeden; inbrengende, dat men het op zyn leeven gemunt hadt, en het Volk beweegende om voor zyne behoudenis te waaken. Toen koozen de Raadsheeren de ftrenge en wreede party, om geweld te gebruiken. Zy klommen op het Capitool, waar.de Vergadering werd gehouden. Tiberius, gewaarfchuwd voor het gevaar 't welk hem dreig-  GESCHIEDENIS. S- dreigde, hieldt zyn hand aan zyn hoofd, om dus de hulp zyner Vrienden te verzoeken: dit was een afgefprooken teken. Zyne tegenftanders duiden dit, dat hy een Kroon begeerde, en dat het Volk hem die zou opzetten. Men gaf den Raad kundfchap van dit beiïaan. De Burgemeester mucius scevola poogde te vergeefsch de ontroerde geesten tot bedaaren te brengen. Scipio nasica, Neef des Gemeensmans, riep uit: Dat de welmeenende Burgers my volgen; daar de Burgemeester ons verraadt. Hy gaat heen, gevolgd van eene menigte Raadsheer en, by welke zich hunne Afhangelingen voegen, •met itokken gewapend. Tiberius werd, met meer dan drie honderd zyner Vrienden, gedood. Een geval zo veel te fchriklyker, dewyl, tot deezen tyd toe, geen oproer Burgerbloed hadt doen ftroomen. De Raad, zyne oude gemaatigdheid vergeetendc, dewyl de oude zeden verlooren waren, regtvaardigde dit bedryf, en, om nasica aan 's Volks wraake te onttrekken, zonden zy hem, als Afgezant, na Afie, waar hy ftierf. Zo groot was de verbittering der Edelen tegen tiberius gracchus, dat scipio emilianus, zyn Schoonbroeder zelve, den moord goedkeurde; veronderfteld zynde dat de Gemeensman het zaad van tweedragt in het Gemeenebest hadt zoeken te zaaijen. Over ditftuk, door 't gemeene Volk befchimpt, riep hy uit: Rampzaligen! wat zou 'er, zonder myn Vader paulus emilius en My, van u geworden zyn? Gy zoudt Slaaven weezen van uwe vyanden'. Is D 3 dit DE ROMEINEN. TlEF.TUUS gedood met zyne vrienden. Scipio hmii.ianus befchimpt, om dat hy dien moord hadt goedgekeurd.  de romeinen.Zyn vertrek. Hykeertweder,om den Gemeen sman carüo tegen te ftaan. Zyn dood. Het Jaar van Rome 629. C. gracchus Gc- meensman. 54 ALGEMEENE dit de munt waar mede gy uwen Verlosfer beloont? — Het Volk kwam tot inkeer en bcdaaren; doch de Held vertrok, met zynen boezemvriend lelius, uit Rome, om de ftille rust des buitcnleevens op zyn Landhoeve by Gaiéta te fmaaken. Hy keerde weder om de oproerige oogmerken van den Gemcensman carbo te wederftreeven; deeze wilde tot een Wet maaken, dat de Gemeensmannen hunne bediening konden blyven behouden, zo lang het aan het Volk goed dagt, zonder tot een nieuwe verkiezing te treeden. Dit voorftcl verworpen zynde, kwamen de onlusten, over de verdeeling der Landeryen, weder ter baane. Scipio emilianus zou tot Dictator benoemd geworden zyn, toen men hem, in den Jaare DCXXIV van Rome, dood in zyn bedde vondt. Metellus, zyn mededinger in roem, betuigde, over dit verlies, de grootfte rouwe, en zeide tot zyne Kinderen: Gaat heen, woont de Lykftatie by van den grootften Man, dien Rome ooit voortbragt, gy zult nooit zyns gclyken aanfchouwen. Cajus gracchus, zo braaf en yverig als, doch veel wellpreekender dan, zyn Broeder tiberius, verfcheen, naa eenige jaaren, in een afgezonderd leeven, zyne groote oogmerken verborgen te hebben, op de loopbaan der eere. In weerwil der afmaaningen van de ongeruste cornelia, Rondt hy na het Gemeensmansfchap, en verwierf die waardigheid. De toevloed des Volksj by zyne verkiezing, in het Veld van  GESCHIEDENIS. | van mars, was verbaazend groot. Veeli Burgers klommen, geen andere plaats kun nende vinden, op de daken, en gaven toe roepende hunne {temmen. Men billykte zy nenyver, keurde dien goed, en voorzag d< jammerlyke gevolgen niet. Nimmer betoonde een Gemeensman ziel werkzaamer, ter begunftiging van het Volk By de verdeeling der Landeryen voegde hj verfcheide nieuwe inftellingen, onder wel. ke uitmunt het oprichten van Voorraadfchuu. ren, om Koorn in op te leggen, waar uil de armen maandlyks, voor eenen laagen prys, het noodige konden haaien. Meester des Volks, wist hy, hoe zeer ook gehaat door den Adel, het Ampt van Gemeensman te blyven behouden; zonder zich, door het voorbeeld zyns I ongelukkig gefneuvelden Broeders, te laaten affchrikken. Om meer en meer het gezag van den Raad te verzwakken, deedt hy een vertoog, ter aantooninge, dat de onregtvaardigheid menigwerven in de Geregtshoven voorzat, en hoe het dienftig zou weezen aan de Ridders, die tot den rang der Volkelingen behoorden, het oordeel te Jaaten over alle zaaken tusfchen Burger en Burger. Dit werd tot eene Wet gemaakt. Men vernieuwde ook het verbodt, om eenige doodftraffe eenen Romeinfehen Burger aan te doen, zonder de toeftemming van den Raad en het Volk. Eindelyk ondernam gracchus het Burgeren Stemregt, aan alle de Bondgenooten van Rome, in Italië te bezorgen. Dit ontwerp, zeer gunftig voor de Volks D 4 Aan- J DE ROMEINEN. ; Zyn yver voor het Volk. Zyne Wetten , om het gezag des Raads tevcr. zwakken. De Ridders tot Regters aangefteld. List de? Raads, die  DE ROMEINEN. livius tegen hem opzetten. Het Jaar van Rome 632. De Burgemeester opiMiusdoetdewapens opvatten. 56 ALGEMEENE Aanhang, verdubbelde de onrust der Raadsheeren. Men ftelde de raderen eener listige Staatkunde te werk; en haalde liviüs drusus, een jong, bekwaam en onopfpraaldyk Gemeensman, over; men weeshem de wyze aan om zich boven zyn Amptgenoot te verheffen: niet door zich rechtftreeks tegen hem aan te kanten; maar door zich nog yveriger te toonen voor de belangen des Volks. Gracchus kreeg last om het geleide te hebben over eene Volkplanting, die Carthago moest herbouwen. De afweezigheid verminderde het getal zyner Aanhangeren, terwyl liviüs fteeds nieuwe verkreeg. By zyne te rug komst bemerkte hy de omwenteling der zaaken; zyne Amptgenootcn waren zyne Tegenftanders geworden , en verhinderden hem, voor de derde reize, het Gemeensmansfchap te verwerven. Opimius, zyn gefiaagen vyand,werd Burgemeester. Alles bereidde zich tot eene bloedige ftaatsverwisfeling. Het vergaderde Volk moest uitfpraak doen over de uitvoering der nieuwe Wetten, die den Adel tegenftonden. Een der Geregtsdienaaren van opimius, digt by de vrienden van gracchus heenen gaande, riep ruwelyk: Maakt plaats, jlegte Burgers, en hy werd op ftaanden voet gedood. DeBurgemeester klaagde hier over in den Raad. Men gaf hem volmagt, om alles te doen 't geen hy oorhaar voor het Gemeenebest oordeelde. Zulk een ftelregel gaf hem de Oppermagt in handen. Hy beval de Ridders, de wapens op te vatten. Hoewel het gevaar oogfchynlyk was,  GESCHIEDENIS. 5; was, ging gracchus ongewapend uit niet tegenftaande de fmeekingen en traanei van een tedere Egtgenoote, die hem di woord toevoegde: Welk een vertrouwen kaï men op de W'Aten en de Goden ftellen , naa dei moord van tiberius? Een vyand van ge weid, hadt hy het aantasten en dooden var den Geregtsdienaar gewraakt, fchoon melde onregtvaardigheid hadt om hem dit ftuk aan te tygen. Zyne vyanden, in tegen, deel, ademden niets dan dollen wraak. De uitwerkzels hier van moesten allerfchriklykst weezen. Opimius, aan het hoofd des Legers, tastte den Aventynfchen Berg aan, werwaards zich het Volk vervoegd hadt, onder 't geleide van fulvius. Hy beloofde vergiffenis aan allen, die de wapens nederlagen; hy verbondt zich, de hoofden van fulvius en gracchus tegen Goud te zullen opwcegen. Verlaaten van het Volk, kwamen zy beiden om. Meer dan drie duizend hunner Aanhangeren verlooren het leeven in dit oproer. De barbaarfche Burgemeester deedt alle de lyken in den Tiber werpen, en hadt de onbefchaamdheid, om een Tempel voor deEENDRAGTte bouwen, naa de Stad van Burgerbloed te hebben doen ftroomen. Om de Wetten der gracchussen te doen affchaffen, ftelde men vast, dat de Ryken, naar maate van de hoeveelheid der Landeryen , welke zy bezaten, flandhoudende jaargelden zouden betaalen, die men onder de Armen zou verdeelen. Maar welhaast hielde dit betaalen dier jaargelden op, Dj en > , DE [ ROMEINEN. [ [ Dood van c.ajus gracchus; vvreedc flacliting. De Wetten der GitACchussf.n af. gefchaft. o- pimius gc- regtvaardigd. De Raad houdt de overhand.  58 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Ofde gracchussen na de Opperhcerfchappygedongenhebben. 't Uiteinde van cornelia, de Moe- en voor 'c Volk bleef niets over dan kommer en elende, vermeerderd en verzwaard door de overdaad der Ryken. — Opimius befchuldigd, wegens de deerlyke flachting van zo veel duizend Burgeren, won zyne zaak voor het Volk, door de welfpreekenheid van den Burgemeester papirius. Men befloot zelve, dat een Burgemeester, zonder het oordeel der Wyken af te wagten, door den Raad gemagtigd, het Gemeenebest van gevaarlyke Burgeren kon ontdaan. De beide gracchüssen waren zeker groote Mannen. Met meer beleids en voorzichtigheids , en minder drifts, zouden zy de Armen van het juk der onderdrukkinge hebben kunnen ontheffen, of ten minften hun lot verzagten. Stelden zy zich oproerig aan, dit was meer aan de onverbiddelyke en onmededoogende Ryken , dan aan hun te wyten. Doch zy verdienden nimmer de blaam van na dwinglandy geflaan te hebben; de Raad zogt, door hun eene misdaad aan te wryven, blykbaar ftrydig met de beginzelen en het gedrag dier Broederen , een middel om hun te verderven, en geenzins de behoudenis des Gemeenebests. Dusdanige voorwendzels bekleedden de plaats van regtvaardigheid in die gewelddaadige regtspleegingen, waar in men het Romeinfche Burgerbloed niet langer fpaarde. Het Volk rigtte Standbeelden op voor deeze twee roemryke flagtoffers van Staat. Cornelia hadt altoos haare Zoons als haaren eenigen fchat aangezien. Zy verdroeg  GESCHIEDENIS. 59 droeg hun verlies met eene verwonderenswaardige ftandvastigheid. Zommigen denken dat de hooge jaaren en de ramp haar ongevoelig maakten. „ Maar die dus oor„ deelen" , merkt plutarchus aan, „ bevroeden niet, hoe de opvoeding, by verheevene bekwaamheden gevoegd, een „ kragtdaadig behoedmiddel is tegen de ver,, meesteringen des knellenden bartzecrs; „ en dat, indien de Fortuin zomtyds over „ de braafheid zegepraalt, zy daar aan de „ middelen niet ontneemt om de tegenhe,, den moedig tc draagen". Cornelia leefde gerust in het gezelfchap der Geleerden, geëerd door alle agtenswaardigen, een voorbeeld van welleevenheid en deugd; met één woord, een wonder van Rome. Op zekeren tyd haare Zoons aan eene zeer opgepronkte Mevrouw vertoonende, fprak zy: Zie hier myne kleinodiën. Dit was de taal van een edel hart, 't welk in pligtsbetragting het voornaamfte vermaak vindt. Terwyl deeze onlusten de Stad beroerden, verwekten de Slaaven eenen opftand op Sicilië, en gaven den naam van Koning aan een hunner, e u n u s geheeten. Drie Burgemeesters beoorlogden hun. Deeze oorlog eindigde met het bemagtigen van Enm, waar men eene verfchriklyke flagting aanrigtte. — Eenigen tyd daar naa zetten zich de Romeinen in het Overalpisch Gallie neder, waar zy Aix, in Provence en Narbonne bouwden; zy overwonnen de Allobrogers, en de ArvenierSj tegen welken zy zo wel trouwloosheid als het geweld van wapenen gebruikten, DE ROMEINEN. der der GRACCHÜSSEN. Opftand der Slaaven op Sicilië. Mieuwe fii/;. :ingeu in 'iallie.  BE ROMEINEN. Moerasfen, door het graaven van Kanaalen opgedroogd. Treffelyke daad van den Redenaar CRASsus. 60 ALGEMEENE ten. Vervolgens bragten zy de Dalrnatïên te onder. Het behoort tot myn plan niet, een breedvoerig verhaal van deeze gebeurtenisfen te geeven. Het is veel nutter aan te merken, dat de Burgemeester scaurus, in den Jaare DCXXXVIII van Rome, uit Gallie wederkeerende, door de Soldaaten, in het Plaifantinfche en Parmefaanfche, Kanaalen deedt graaven, waar de overftroomingen van de Pó, en andere Rivieren, onbruikbaare moerasfen vormden. Eene zo heilzaame arbeid is veel loflyker dan de vermeestering van een Land. Wy zullen hier ook een byzonder betoon van braafheid, 't welk ten voorbedde kan dienen, vermelden. De Redenaar crassus befchuldigde, nog zeer jong zynde, voor het Geregt, papirius carbo, een Man van Burgemeesterlyke waardigheid, een geflaagen vyand der gracchussen. Papirius werd verraaden door een' Slaaf, die hem een' koffer vol heimlyke papieren ontnam, en den befchuldiger in handen ftelde. Deeze, met afkeer van verraadery vervuld, opende den koffer niet, waar uit hy voldingende bewyzen zou hebben kunnen ontleenen. Hyzondtdien, met den Slaaf in ketenen geboeid, tot papirius te rugge, zeggende: Ik wil liever zien, dat een ftraffchuldig vyand ontkomt, dan hem, door een zo laag en fnood middel verderven. De befchuldigde werd, niet te min, overtuigd; hy trok vrywillig in ballingfchap, waar hy zich door vergif ombragt. TWEE-  GESCHIEDENIS. 61 TWEEDE HOOFDSTUK. Misdryven van jugürtha. — Hy koopt de Raadsheeren om. Oorlog tegen dien Vorst, BS ROMEINEN. Een allerverfoeilykst bederf befmette de zeden der voornaamfte Burgeren. Alles werd te Rome veil voor geld. De fchatten van alle Volken hadden den dorst na rykdommen doen ontbranden, en de gevoelens van eere en braafheid uitgedoofd. Men heeft by salustius flegts den Oorlog van jugürtha te leezen, om den Raad aan te zien als een lichaam van lieden, aan de onregtvaardigheid verflaafd en daar toe omgekogt. De oude masinissa,die getrouwe Bondgenoot der Romeinen , hadt drie Zoons nagelaaten, die te gader het Numidifche Ryk regeerden. Micxpsa vondt zich, door den dood der twee anderen, meester van alles. Schoon hy twee Zoons hadt, adherbal en hiempsal, hadt hy jugürtha, de Natuurlyke Zoon van een zyner Broederen, reeds vermaard door zyne dapperheid, en wiens heerschzugt hy door erkentenis zogt te dempen, ten Zoon aangenomen. Maar nauwJyks was micipsa geftorven, of jugürtha betoonde, welke eerzugtige oogmerken hem beheerschten. Hiempsal ftrekte tot SchriMyk bederf in den Raad. Jugurtita teRome aangeklaagd , wegens zyn misdryven.  6*2 ALGEMEENE DE EOMEINEN. ïly koopt de Raadsheercn om, en doet zich vryfpreeken. Hy zet zyne misdaadige ondernce- mingen voort. tot het eerfte flachtoffer. De moord van dien Prins voorfpelde het verderf van adherbal. Deeze wierf Manfchap, om zich te verdeedigen. Hy verloor een groot deel zyner Staaten, en fmeekte de Romeinen dat ze hem regt zouden verfchaffen. Zints langen tyd hieldt de moordenaar zich verzekerd, dat men, door Goud, het oog der Romeinen dermaate kon verblinden, dat zy de fnoodfte misdryven niet bemerkten. Zyne ryke giften fpraken voor hem in den Raad, de meerderheid verklaarde zich ten zynen voordeele. Men oordeelde het genoegzaam tien gemagtigden na Africa te zenden; en hun Hoofd opimius liet zich omkoopen. Jugürtha werd niet alleen fchuldvry verklaard; maar verwierf daar benevens van de Afgevaardigden, in de verdeeling , welke zy van het Koningryk maakten , alles wat hy kon wenfchen van de partydigheid van gierige Regteren, wier gunst hy gekogt hadt. Beflooten hebbende, al het overige aan zich te onderwerpen, vatte hy welhaast de wapens op, vervolgde ad herbal, en belegerde hem in Cirtha. Rome fcheen hier over geftoord. Nieuwe Afgevaardigden komen in Africa. Scaurus, het Hoofd des Gezantfchaps, fpreekt de taal van een' Romein , dreigt den geweldenaar, en beveelt hem het beleg, zonder uitftel, op te breeken. Het bedrog en het geld zegepraalen anderwerf. De Afgezanten vertrekken. Adherb a l , verlaaten zynde, treedt in Onderhandeling, en jugürtha brengt hem om hals. Dit  GESCHIEDENIS. 6"; Dit gedrogt, bezoedeld met het bloed zyne Broederen , neemt hoogmoedig bezit van alli hunne Landfchappen en Goederen. Zulke fchroomlyke fchenddaaden kondei niet langer geduld worden. Het Romeinfch Folk wilde ze niet ongemerkt door laatei glippen. De Raad vondt zich genoodzaakt, ee nig blyk van regtvaardigheid en geftrengheic te geeven,en beflootNumidie te beoorlogen De Burgemeester calpurnius piso vertrok derwaards, met zyn Onderbevelhebbei scaurus. Beide geldgierige Mannen,en bj gevolge gereed om pligt en eer te fchenden, Jugürtha deedt hun voorflagen, verwierf eene mondgemeenfchap, en floot eenen voordeeligen Vrede. Men twyfelt geenzins of hy betaalde denzelven ryklyk. Terwyl de Raad op dit alles ftilzweeg, verhief memmius , een Gemeensman, zyne ftem tegen deeze gehuurde en loontrekkende verdervers, en befloot met jugürtha te Rome te daagen, om, uit zyn verfchynen of agterblyven, te kunnen oordeelen, of de betoonde onderwerping geveinsd dan opregt ware. De Numidier, op zyne fchatten en de laagheid zyner veelvuldige aanhangeren vertrouwende, verfcheen te Rome, haalde een Gemeensman op zyne zyde over. Hy deedt ongeftraft een zyner Bloedverwanten, die zyne Kroon eischte, ombrengen. By zyn vertrek betuigde hy: 6, Omkoopbaar e Stad! gy zult haast verkoren gaan, zo gy flegts een' Koper, die ryk genoeg is, kunt krygen! Ten blyke van de verregaandfte fchaamt- loos- DE > ROMEI¬ NEN. 1 Het Jaar van > Home 642. ■ 't Eegin des Oorlogs te- ■ gen JUGÜRTHA. TcRomeop' ontbooden, naa den vrede gekogt te hebben,verkrygt hy ftrafloosheid. SCAtruus,die zich hadt  BE ÏOMEINEN. ismen om. kooperijOor deelt, en itraft andere fchuldigen. Metellus zet den Oorlog in Nuxtidie voort. Jugürtha overwonnen , blyft zich verdeedigen. 64 ALGEMEENE loosheid, zondt scaurus, aan't hoofd geplaatst der geenen, die last hadden om de verraaders, welke zich door dien Vorst hadden laaten omkoopen, te ftraffen, zyn eigen medepligtigen calpurnius, benevens andere Raadsheeren, en zelfs een Priester, in ballingfchap, fchoon 'er tot nog nimmer een Priester gebannen was. De fchuldigften en ftrafwaardigften betoonen meermaalen de grootfte geftrengheid; als konden zy, door anderen te ftrafFen, zelve het veroordeelen ontgaan. De Oorlog hervat zynde, deedt jugürtha het Romeinfche Leger, toen aangevoerd door aulus posthumius, een laf en onvoorzichtig Veldheer, onder het juk doorgaan. Doch de Burgemeester metellus wischte deeze fchandvlek zyns Vaderlands af. Naa vrugtloos de verleiding beproefd te hebben, om jugürtha, leevende of dood, in handen te krygen, (want men hadt 'toen reeds afftand gedaan van die beginzels van eere, welke alle handelingen, zelfs omtrent eenen trouwloozen vyand, moeten beftuuren,) beftreedt hy hem, met zo gelukkig eenen uitflag, dat de Numidifche Koning, in't einde, befloot zich te onderwerpen. Behalven twee honderd duizend ponden gewigts van Zilver, moest hy alle zyne Elephanten, een gedeelte zyner Paarden en Wapenen overleveren. Vervolgens kreeg hy last, om in eigen perfoon voor metellus te verfchynen , deeze voor hem ondraagbaare hoon deedt hem den moed hervatten, en een wanhoopig befluit neemen. Schoon van alles  G ES C H IE DEN IS. 8$ alles beroofd, ftelde hy vast den oorlog voort te zetten; willende liever, gelyk hy zich uitdrukt, aan *t hoofd eens legers fneuvelen, dan een gekroond hoof d onder het juk laaten doorgaan. Metellus hadt tot zynen Onderbevelhebber marius gekoozen, een Volkeüng van zeer laage geboorte, zonder Opvoeding, zonder Letteren, doch blaakende van eerzugt; van zyne vroegfte jeugd af, tegen de oorlogsrampen gehard, maatig, onvermoeid, en ftoutmocdig. Deeze Oorlogsheld hadt, in het beleg van Numantia, de agting en gunfte van scipio africanus verworven. Van gemeen Soldaat was hy by trappen opgeklommen tot Krygsgemeensman, Gemeensman des Volks, en eindefyk Schout geworden, naa twee keeren mislukt te zyn in het ftaan naa het Bouwmeesterfchap. In 't kort, hy was een dier doordryvende Mannen, die zich niet van hun oogmerk laateit afbrengen; Mannen, bekwaam om het grootfte goed of het meeste kwaad te doen, naar maate dit met hun belang en tydsomftandigheden ftrookt. MARius,naa de Burgemeesterlyke waardigheid dingende, fchaamde zich niet, ten einde hy die mogt verwerven, metellus, \ zynen Veldheer en Weldoender,.leelyk af te i fchilderen. Hy befchuldigde hem van een ! vreesagtig draaien; gaf voor, den Oorlog, in éénen veldtocht, met de helft van het Krygsvolk, nu in dienst, te kunnen eindigen. Hy kreeg vryheid om na Rome te gaan; daar gekomen, ftondt hynade hoog: III. deel. E fte romeij. nen. Marius,Oii- derbevelhebber der Burgemeesters, een gevaarlykMtn. Hy finaadE. tlETELLUS - :n dcnRaad, )m bet 13ur> jemeesterchap te ver. ;rygea.  66 ALGEMEENE BE ROMEINEN. Hy krygt liet Krygsbcwind in handen. Hoe hy tegen denAdel uitvoer. Metellus thuis ontbooden, en met eene zegepraal vereerd. fte waardigheid in het Gemeenebest, verdubbelde zyne fmaadredenen tegen metellus en den geheelen Adel. Met één woord; hy bewoog het Volk zodanig, dat hy tot Burgemeester benoemd, en tot het voeren van den Numidifchen Oorlog gelast wierd, fchoon de Raad, voor de derde reize , dit aan metellus, als Voorburgemeester, hadt opgedraagen. Dus zegepraalde de eerzugt. Eer marius vertrok, iprak hy, in zyne aanfpraaken by het Volk, veel ftouter dan ooit, braakte zyn' gal uit op den Adel, dien hy, zichzelven boven maate verheffende, met de verregaandfte veragting bejegende. De Redenvoering, welke salustius hem in den mond ligt, levert eenefchets op van zyn charaóter en van zyne gevoelens. Wy ontdekken daarin den dapperen, doch enbefchaafden, aart van eenen Krygsman, die geene grootheid kent of vindt, dan in heldhaftige Krygsbedryven. Te midden van zyn heftig uitvaaren hoorde men egter nutte flellingen , gefchikt om een ieder, die zich veel laat voorftaan op eene geboorte, welke hy door zyne daaden onté'ert, te doen bloozen. De aangewreeve fmaad kon nogthans niet hegten op metellus. Hy was een verftandig Man, en een Overwinnaar. Hy hoopte binnen kort een einde te maaken aan den oorlog, toen hy het hartzeer moest lyden, dat een ondankbaare hem het Krygsbewind ontnam. Te Rome wedergekeerd, vernietigde hy, zonder moeite, de kwaade gerugten en uitgeftrooide verdenkingen. Het  GESCHIEDENIS. 6? Het Volk keurde hem de eere der zegepraal cn den bynaam van nümidicus waardig. Een Gemeensman hem befchuldigd hebbende , dat hy zich met den buit des Wïngewests verrykt hadt, wilden de Romeinfche Ridders zyne rekeningen, welke hy aanboodt om zich te regtvaardigen, niet onderzoeken. Zyn ganfche leeven, was hun woord, levert het doorjlaandst hewys van zyne onfchuld op. Eene betigting, dus afgeweerd, was zo veel als een tweede zegepraal. Hoe bekwaam, hoe dapper ma mus ook mogt weezen, bragt hy nogthans den Numidifchen Oorlog niet zonder verraad ten einde. Sylla , zyn Schatmeester, die welhaast zyn Mededinger werd, wist bocchus, Koning van Mauritanië, Schoonzoon en Bondgenoot van jugürtha, van dien Vorst af te trekken. Vervolgens haalde hy hem over, om dien Koning, op de fchandelykfte wyze, aan de Romeinen over te leveren. Bocchus, naa eenigen tyd in twyfcl gehangen te hebben , of hy de ftem der Natuure, dan die des Belangs, zou hooren, deedt zyn' Schoonvader vatten, die op zyn woord van eer by hem gekomen was, om een mondgefprek te houden, en dien hy zelfs beloofd hadt sylla te zullen overleveren. De Numidifche Koning werd na Rome gevoerd, met ketenen belaaden; hy diende ten cieraad der zegepraal van marius, ftrekte ten voorwerp van den fpot des baldaadigen Krygsvolks, en ftierf in eenen donkeren kerker, als een flachtoffer van zyne eigene fchelmerye, en der wraake van een E 2 om- DE ROMEINEN. Het jaar van Rome 647. .Jugürtha, door ecu trouwloos verraad aan d2 Romeinen overgeleverd.  DE ROMEI. NEN. Rome door deezen oorlog verrykt. J 1 DER- 68 ALGEMEENE omgekogt Gemeenebest, veragtlyk te midden der overwinninge. Drie duizend zeven honderd ponden gewigts aan Goud, en omtrent zes duizend aan Zilver, zonder het gemunte te rekenen, werden uit dit bemagtigde Ryk gehaald. De Romeinen verrykten zich altoos door den Oorlog, die de hedendaagfche Volken op zo veel gelds te liaan komt. Hebben wy rede om ons te verwonderen, dat hunne heerschsugt doorgaans geen' oorlog eindigde, dan urn eenen anderen aan te vangen ? Maar wy naderen tot een tydperk, waarin de buit, op het Heelal behaald, ten voedzel flxekt van Burgerkrygen; waarin de Burgers, om elkander dien te ontrukken, vyanden van het Semeenebest worden; waarin, eindelyk, Rome, wegens zyne onregtvaardigheden, getrafe wordt, door de misdaaden zyner eigeïe Kinderen.  GESCHIEDENIS. 69 DE ROMEINEN. DERDE HOOFDSTUK. Inval der Cimbren en Teatonen. — Verregaand bederf in het Gemeenebest. — De Oorlog der Bondgcnooten. Eene fchroomlyke overftrooming van Barbaaren ftelde welhaast de inhaalige vermeesteraars bloot aan 't hachlykst gevaar, om de vrugt hunner overwinninge te verliezen. De Cimbren en Teutonen, uit het Noorden van Europa, omftreeks de Baltifche Zee, ten voorfchyn gekomen, waren in Norica, (tegenwoordig het Beierfche en Tirolfche,) en vervolgens in Gallie, gevallen, waar zich eenige Gallifche Volken met hun veréénigden. Zy hadden vyf Burgemeesters verflagen, en in die behaalde overwinningen een magt van Romeinen gedood. Rome verloor in éenen veldflag, in den Jaare DCXLVIII, tachtig duizend Man. Men kende niemand in ftaat om die geledene rampen te herftellen dan marius. De wetten gehengden niet eenen afweezigen tot Burgemeester te benoemen; en ftelden vast, dat 'er tien jaaren moesten verloopen eer iemand die waardigheid op nieuw kon verkrygen: deeze werden opgefchort, en men verhief marius, eer hy uit Africa te rug kwam, ten tweedemaale tot Burgemeester. Hy bleef die waardigheid vier jaaE 3 ren De inval der Cimbren en Teutonen. Marius, verfcheide jaaren agteréén Burgemeester, om de Barbaaren te beoorlogen.  DE fiOMEINEN. Zyne bekwaamheiden voorzichtigheid in dien Oorlog. Het Jaar van Rome 651. Hy verflaat é&Teutoncn. 70 ALGEMEENE ren agter elkander bekleeden, tot de volkomene nede'rlaage der Barbaaren. Een gevaarlyk voorbeeld voor een Gemeenebest. In Gallie, waar by den Oorlog aanving, betoonde hy zo veel bekwaamheids als moeds. Hy hieidt zyn Leger in een ftrenge Erygstugt. Zyn Neef, een Krygsgemeensman, doch een overgegeeven vuilik, door een' Soldaat, op wien hy eenen verfoeilyken toeleg maakte, gedood zynde, beloonde hy , hoe zeer de dood zyns Neefs hem fmerte, dien Soldaat, in ftede van hem te ftraffen. — Marius, listig genoeg om zich van den invloed des bygeloofs te bedienen, voerde met zich eene zeer geagte Waarzegfter om, die hy zeer beleefd behandelde , en de Godfpraaken in den mond gaf; en fcheen aan alle zyne oogmerken het zegel der Godlykheid te hangen. Tot een tweegevegt uitgedaagd zynde door een der Opperhoofden des vyandlyken Legers, antwoordde hy koeltjes: Indien deeze haast heeft om te Jierven, dat hy zich gaa ophangen. De Teutonen, fchoon van de Cimbren afgefcheiden, waren vrecslyk, zo door hunne menigte, als door hunne dapperheid. Hy wagtte het leveren van eenen veldflag af, om zich van een gewisfer overwinning te verzekeren , verfmaadende al de tergingen des vyands; en middelerwyl werden zyne Krygsknegten gewoon aan 't fchriklyk getier, 't welk de Teutonen maakten, en aan hun eislyk voorkomen. Eindelyk verfloeg hy ze te eenemaal by Aix, in Provence; het verlies der vy-  GESCHIEDENIS. 71 vyanden werd op meer dan honderd duizenc Mannen begroot. In het volgende jaar behaalde marius. voor de vyfde keer Burgemeester zynde, te Verceil, de overwinning op de Cimbren, die Italië verwoestten. Plutarchus verhaalt, dat deeze Barbaaren, Mannen en Vrouwen, door wanhoope vervoerd, zich bykans allen om 't leeven bragten, de nederlaage niet willende overleeven; dat zy, geen boomen genoeg kunnende vinden om zich te verhangen , dit aan de ftaarten der paarden en de hoornen der osfen deeden. Hadden zy de Krygskunde der Romeinen verdaan, de overwinning was misfchien aan hunne zyde geweest; doch zy wisten van niets anders dan van doldriftig vegten en onverfchrokken flerven. De Voorburgemeester catulüs, die met sylla over een gedeelte des Legers bevel voerde, hadt meer deels in de behaalde overwinning dan marius; ook deelde hy in de zegepraal. Ondertusfchen is catulus bykans geheel in het vergeetboek geraakt; zo zeer hangt zomtyds de roem van grilligheid af. M arius hadt, in het behouden van het Gemeenebest, niets anders, dan het voldoen van zyne heerschzugt bedoeld. Onverzaadelyk in eere, alles aan de drift om te hcerfchen opofferende, verkreeg hy, voor de zesde maal, het Burgemeesterfchap, door omkooping en laagheden: en maakte dat hem een' Amptgenoopt, zonder eenige verdienden , wierd toegevoegd, fchoon de groote metellus na dit Ampt ftondt. Hy E 4 ver- DE ROMEINEN. Als mede dc Cimbren. Marius offert alles aam de heerfchappy op.  BE ROMEINEN. Verbindt zich aan sa- turninus. Wet van deezen Gemeensmantegen een Raad. Metellus gebannen. Het Jaai van Rome 653. 71 A L G E M E E N E verbondt zich op 'tnauwfte aan saturninus, een Gemeensman des Volks, en aan den Schout glaucia, twee vyanden van deugd en het algemeene welweezen; doch Mannen, van wier wenk de heffe des Volks vloog. Saturninus ftelde eene wet, wegens de verdeeling der Landeryen, voor, by welke ten flot gevoegd was: „ Dat de Raad zich, byeede, zou verbinden, om alles, „ wat het Volk befloot, te bekragtigen; en „ dat al wie deezen eed weigerde, van zyn „ Waardigheid zou afgezet, en tot eene „ boete yan twintig Talenten verweezen ,, worden". Die doortrapte Burgemeester geliet zich eerst als of hy zich daar tegen aankantte; doch verklaarde zich vervolgens voor het doen van dien eed, met eene dubbelzinnige bepaaling, en lokte dus de Raadsheeren in den gefpannen valftrik. — Metellus- op wiens ondergang het gemunt was, bleef alleen weigeren, en werd uitgebannen. Rome verlaatende, fprak hy: Of de gedaante der zaaien zal veranderen, en dan let Volk, zyne dwaaling ziende, my te .mg roepen en in myne eere herftellen; of de gedaante der zaaken zal dezelfde blyven, en ah dan zal ik rede hebben om my gelukkig te agten, dat ik verre van myn Vaderland af ben. De zaaken namen eenen anderen keer dooide woeste onbezonnenheid van saturnivs, die tot zulk eene hoogte liep, dat marius hem moest verlaaten. Deeze Gemeensman, g l a u c i a tot Burgemeester willende verheffen, deedt mem- mius,  G E S C H I E D TE N I S. 73 'Mins , den Mededinger na die waardigheid, in 't openbaar vermoorden. Toen geboodt de Raad, even als op andere tyden van den uiterften nood, de Burgemeesters in het behoud des Gcmeenebests te voorzien. Men vatte de wapens tegen de oproerigcn op. Saturninus, die zich na het Capitool begeeven hadt, werd daar vervolgd en gedood; glaucia moest ook dit lot ondergaan, fchoon marius ze beiden wilde fpaaren. — Deeze hadt welhaast het verdriet, van te moeten zien, dat men metellus te rug riep, die zich, door de beoefening der Wysbegeerte en een braaf leeven, in zyn ongeluk troostte; en wiens ballingfchap, gelyk de Romeinfche Gefchiedfchryver velleius paterculus aanmerkt, voor hem roemryker was dan alle de waardigheden, die hy bekleed, en alle zegepraaien, welke hy behaald hadt. Eer metellus in Rome kwam, vertrok marius, onder een niets beduidend voorwendzel, na Afie, om geen ooggetuigen te weezen van de eere eens Mededingers, door zyne heerschzugt voorheen onderdrukt. Het Gemeenebest, tenhoogfr.cn toppunte van grootheid opgeklommen, ftondt op den kant des verderfs. De edelmoedige Liefde tot het Vaderland , die het byzonder belang aan 't welzyn van den Staat opoffert, was bykans geheel uitgedoofd. Braave Burgers waren de flachtoffers der fnooden geworden. Rutilius, ten onregte befchuldigd, om dat hy de kncvelaaryen der Tollenaaren tegengegaan hadt, begjif zich vrywillig in bal^ 5 hng- DE ROMEINEN. Saturninus verderft zichzelveu. Metellus te rug geroe» pen. Alles verbastert in liet Gcmeeucbest.  DE ROMETKEN. Knevelaarycn der Tollenaarcii. Verbaazende weelde der Grooten. Buitenfpoorigbeid van den Redenaar crassus. 74 ALGEMEENE lingfchap, zonder zyn gehouden gedrag te verdeedigen. Als iemand hem toevoegde, dat eene Burgeroorlog welhaast zyne te rugroeping zou kunnen bewerken, gaf hy ten antwoord: Wat kwaad heb ik u gedaan, dat gy my eene zo rampzalige hertelling toewenscht ? Mogt myn Vaderland zich eer fchaamen over myne Ballingfchap, dan zich bedroeven over myne wederkomst! De Tollenaars flokten, om zo te fpreekcn, de Landen op, om zich te verryken. Dewyl zy Ridders waren, en hunne orde de Geregtshoven in hadt, vreesden zy het onderzoek en de geftrengheid des Regts weinig. Daar en boven maakten zy zich, door het geroofde geld, niet min ontzaglyk, dan ryk, en dus als boven de ftraffe verheven. Onder de voornaamfte Overheden befpeurde men die overdaadige pragt en kwistige weelde, welke altoos het bederf van zeden veronderllelt, of ten onaffcheidelyken gevolge heeft. De Redenaar CRASSUSi fchoon met de waardigheid van Tugtmeester bekleed, Rak uit door eene Jcevenswyze, zo kostbaar, dat ze voorheen, als eene fchandelyke ongeregeldheid, zou geflxaft geworden zyn. Volgens macrobius, was hy dermaate verzot op eene tam gemaakte Murena, die uit zyne hand kwam eeten, dat hy, deezen Visch geftorven zynde, in rouwgewaad ginge, en 'er een grafllede voor oprichtte. Een Raadsheer en Gemeensman des Volks, (want de Raadsheerlyken Honden toen ook na het Gemeensmanfchap,) deedt de Wet, op de Tafelkosten ge-  GESCHIEDENIS. 75 gemaakt, affchaffen; die Wet uitkrytende als een overblyfzel van den roest der harde en woeste Oudheid. Met één woord, daar nieuwe ondeugden van dag tot dag de driften opftookten, was één vonk genoeg om het vuur van Burger-Oorlogen te doen ontbranden. De Oorlog der Bondgenooten was, als 't ware, het voorfpel. Reeds langen tyd geleden, hadden de Bondgenooten van Rome na het Regt van Romeinfche Burgers gedongen. C. gracchus hadt, om zyne party te ftyven, zich bevlytigd om den Latynen een zo dierbaar voorregt te verzorgen, en was in die onderneeming omgekomen. De Gemeensman drusus, door zyne afkomst en bekwaamheden teffens uitfteekend, vormde het harsfenfchimmig ontwerp,om de Bondgenooten,en alle de Rangen van den Staat, genoegen te geeven. Groote kwaaien willende verhelpen, veroorzaakte hy nog flimmer: dit is doorgaans het geval, als de ondeugden heerfchen. Hy ftelde de Wet, wegens de verdeeling der Landeryen, het zenden van Volkplantingen , het uitdeden van Koorn , voor, om het Volk te vergenoegen; als mede om de handhaaving des Regts tusfchen de Raadsheeren en de Ridders te verdeden: welke laatstgemelden daar in op eene fchandlyke wyze te werk gingen; ook wilde hy, dat allen, die het Regterampt niet naar eisch waarnamen, voor de Overheid zouden te regt gefield worden. Zonder bewys brengt men by, dathy, om de Ridders vergoeding te geeven, drie honderd van hun in den Raad DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 662. Wetten van drusus , die aanleiding geeven tot den Oorlog der Bondgenooten.  •DE ROMEINEN. Hy kon den Bondgenooten liet RomeinfcheJiurgerregt niet bezorgen. Dnusus, niet tegengaande zy.ne braaf"lieid , gedood. i 76 A L G E M E E N E Raad zitting zogt te geeven. Naardemaal de Bondgenooten eenen grooten invloed op 's Lands zaaken hadden, door hunne Bloedverwanten en Vrienden, poogde drusus die te verpligten; hun het Burgerregt beloovende. Zyne Wetten gingen door, hoe heftigen tegenftand zy ook leeden: zo zeer verftondt hy de kunst om de geesten naar zynen zin te ftuuren. Behalven de ongelegenheid, opgeflooten in het getal der Romeinfche Burgeren tot in 't oneindige te vermenigvuldigen, was 'er eene fchroomlyke hinderpaal in den weg , om deezen eisch der Bondgenooten te voldoen. De Romeinen, die hun aanzagen als Onderdaanen, konden niet befluiten om ze met zich op gelyken voet te ftellen. Dru. sus bemerkte zeer duideJyk, geen gezags genoeg te hebben om dat door te dryven. De Bondgenooten, wanhoopende aan de vervulling der toezegginge van d r u s u s, beflooten eenigen hunner de Burgemeesters Van kant te helpen. De Gemeensman deeze zamenzweering bemerkende, hadt braafheid genoeg om den Burgemeester philippus, zyn'geweldigften tegenftander, des te waarfchuwen. Tot belooning van deezen dienst werd hy zelve, korten tyd daar naa, vermoord. Men heeft een zeggen van hem te boek geflaagen, 't welk ons eenigermaate 2en denkbeeld van zyne braafheid kan geeven. Hy liet een Huis bouwen. De Bouwneester ftelde hem voor, het zodaniger wy. ie te fchikken, dat niemand hem kon bekylen. Wend veel eer, was zyne taal, al uwe kiyist  GESCHIEDENIS. 77 kunst aan, om het zo te maaken, dat myne daaden aan 't oog van allen bloot liggen. Hoe zeer vernederen dusdanige Burgers de ondeugd , zelfs in bedorvene Eeuwen! Hy mogt, zich gekwetst voelende, wel uitroepen : ó Ondankbaar Gemeenebest! zult gy ooit iemand yveriger voor uwen welftand vinden, dan ik geweest ben! De dood van drusus was, om zo te fpreeken, het oorlogsteken voor de Bondgenooten. Zyftonden teffensop, toogen de wapens aan. Vyanden, in de daad, zo veel te gevaarlyker, om dat zy de Krygskunde en de Krygstugt der Romeinen bezaten, en Rome, niet dan door hunne hulpe gellyfd, die verbaazende overwinningen behaald hadt. De Marfers en de Samniten hadden onder hun den voorrang. Zy vormden een ontwerp van een nieuw Gemeenebest, op het plan van dat geen, welks juk zy zogten af te fchudden. Zy llelden Burgemeesters, Schouts, en andere Overheden aan. Zy ftreeden tegen de beste , en ervaarenite Veldheeren, marius, sylla en pompejus. Naa het eindigen van den eerften veldtocht zonden zy om regt te eifchen, en toonden genoeg toegebragt te hebben aan de grootheid van Rome, om de voordeelen dier Stad, te genieten. De Raad antwoordde, met de gewoone fierheid, dat men hun zou kunnen hooren, als zy zich onderwierpen, door hunnen begaanen misilag te erkennen; hun waarfchuwende, dat zy zich anderzins wel mogten wagten van afgevaardigden te zenden. Hier op ftreedt men met meer hevig, . heids; DB ROMEINEN. Opftand def Bondgeno»-ten, en derzelver Oorlos.  DE KOMEIKEN. De Romeinfche Staatkunde ontwapent een gedeelte der Bondgenooten, door ze tot Burgers a«n te neemen. Het Jaar van Rome 664. Men maakt 'er acht Wyken van in ftede van ze enderde oude te fcliikken. De Ridders van de GeTegtshovenuitgeflooten. ?8 ALGEMEENE heids; het Krygsgeluk was nu op deeze, dari op geene zyde: de Romeinfche Staatkunde vondt zich genoodzaakt infehiklykheid by ftandvastigheid te voegen. Naa dat Rome, ftrydig met het aloud gebruik, de Vrygemaakten onder de Soldaaten hadt doen opichryven, en het Burgerregt gefchonken aan de zodanigen der Bondgenooten , die getrouw gebleeven waren, verleende 't ook het zelfde regt aan anderen, naar gelange zy zich onderwierpen. Dus verflauwde de Oorlog der Bondgenooten wel draa. Elk Volk óntfloeg zich van het Verbond, om, door een byzonder verdrag, het voorwerp zyner éifchen te verkrygen. De Samniten en de Lucaniè'rs bleeven alleen in de wapenen. Men vondt, binnen kort, het geheim, om 't geen de Bondgenooten, met zo veel moeite, verkreegen hadden, voor hun bykans geheel noodloos te maaken. In ftede van hun te verdeelen, onder de vyf en dertig Wyken, waarin zy, door hun aantal, de meerderheid van Hemmen zouden gehad hebben, maakte men acht nieuwe Wyken, die bykans geen invloed altoos hadden: dewyl zy de laatfte ftemden. Zy bewilligden hier in; 't zy, dewyl ze de gevolgen dier fchikkinge niet doorzagen, 't zy het hun genoeg was de hoedanigheid van Burgeren verkreegen te hebben. Alle de Wetten van drusus werden, naa zyn dood, afgefchaft. De Gemeensman plautius Haagde beter in de Ridders van hun regtsgebied te ontzetten. Hy maakte het tot eene Wet, dat elke Wyk vyftien Bur-  GE SCHIEDENIS. 79: Burgers zoude benoemen, om over burgerlyke zaaken te oordeelen. Maar de boosheid der ongebondenen kon niet langer eenigen teugel verdraagen. Askllio, de Schout, die de armen befchermde tegen den woeker en de geweldige afpersfingen der fchuldeifcheren, werd vermoord als hy met offeren bezig was, zonder dat de Raad de daaders van een zo boos en fchreeuwend fchelmfr.uk kon ontdekken. Het gebruik om Menfchenoffers te flachten greep voorheen, by zekere gelegenheden , fland. Deeze werden nu verboden. Dit was een eerbewys, aan de Menschlykheid toegebragt. Wy zullen ondertusfchen zien hoe opgeftookte driften de Burgers en het Gemeenebest opofferden. NE- DE ROMEINEN. Een gruwzaam misdryf 011 geftraft gelaaten. McnfchenofFeraiideiiverboden.  8o ALGEMEENE7 NEGENDE T T D P E R K. BURGERLYKE OORLOGEN. verval van het gemeenebest. Van den Jaare DCLXV tot den Jaare DCCXXIV, naa Rome. DE ROMEINEN. De Oorlog «.Ier Bondgenooten gaf aanleiding tot BurgerOorlogen. EERSTE HOOFDSTUK. marius en sylla beginnen den Burgeroorlog. Slegts één flap was 'er noodig, om van den Ooriog der Bondgenooten tot BurgerOorlogen te komen. Men hadt geleerd bloed te vergieten, 't welk de Natuur en de Wetten dierbaar moesten maaken: de onderfcheide Partyen waren gemeenzaam geworden met het pleegen van geweld. Zo ras een heerscbzugtige zich van de wapenen wilde bedienen, kon het hem aan geene uitvoerders zyner woede ontbreeken. Marius en sylla zullen ons hier van een befchreienswaardig voorbeeld verfchaffen. Den eerstgemelden hebben wy reeds doen ken-  GESCHIEDENIS. 81 kennen, den laatstgenoemden moeten wy nog onzen Leezer nader onder het oog brengen. Sylla was van het beroemde Genacht der cornelien, ftamde af van corne-' lius rufinus, door de Zcdemeesters, in den Jaare CCCCLXXVII, uit den Raad geweerd , om dat hy meer dan tien ponden Zilveren vaatwerk bezat. Niemand van dien tak was naderhand tot het Burgemeesterfchap geraakt. Alle de bekwaamheden van geest, geoefend door letterkunde, en opgecierd door befchaafdheid, bezield door eerzugt en heete togt na roem, gepaard met moed, werkzaamheid, en eene Jeenigheid van aart, maakten sylla zeer bekwaam om de eer van zyn Huis weder op te heffen. Op vermaaken gefield, kon hy ze laaten vaaren, om zyne agting op te bouwen, en zyne middelen te vermeerderen. Van zyn afkomst geene groote goederen bezittende, hadt hy veele rykdommen byééngefchraapt, en daar door, buiten twyfel, zich het verwyt onderhevig gemaakt, 't geen men hem op zekeren dag toebeet: Hoe zoudt gy een eerlyk Man weezen, gy, aan wien uw Vader niets heeft nagelaaten, en nogthans zo ryk -zyt?, — Naa den Numidifchen Oorlog hadt hy, door goud en kuipery het Schoutsampt verkreegen. Een gevegt van honderd Leeuwen tegen Menfchen, een fchriklyk fchouwfpel, doch overéénkomftig met den fmaak der Romeinen, bragt misfehien veel toe om hem aanhangers te bezorgen. Zyne krygsverrigtingen, in den Oorlog der Bondgenoo- III. deel. F ten, DE ROMEINEN. Sylla , uitftcekenddoor Afkomstcn Bekwaamheden. Hy verkrygt de aan zien lykfteWaardigheden.  DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 665. Marius ontneemt hem het Oórlogsbewind iii den Oorlog tegen mithrioatss , door tusfchcnkomstvan den GemeensmansuLnci us. Sylla komt gewapenderhand binnen Rome. Veranderingendaar gemaakt. 82 ALGEMEENE ten, waarin hy den roem van marius verdonkerde, vermeerderden de gehegtheid.aan zyn perfoon. Hy klom tot de Burgemeesterlyke waardigheid op, en kreeg last ora den Oorlog te voeren tegen mithridates, Koning van Pontus, dien wy ftraks nader zullen doen kennen. Marius kon het sylla niet vergeeven, dat hy zich den gelukkigen uitflagvan denNumidifchen Oorlog hadt toegeëigend,en, fchoon oud, zwaarlyvig en zwak, wilde hy het Opperbewind, in dien nieuwen Oorlog, voeren. Om dit zynen Mededinger te ontzetten ,veréénjgde hy zich met sulpicius, eenen Gemeensman des Volks, van eene toomlooze ftoutbeid, altoos met een lyfwagt omringt, welke hy onbefchaamd zyn Tegen-Raad noemde. Naa een gevegt, waar in beide de Burgemeesters leevensgevaar liepen , deedt deeze Gemeensman eene gewigtige Wet doorgaan, dat de Bondgenooten, nu onlangs onder het getal der Burgeren aangenomen , in de oude Wyken zouden ingelyfd, en niet, als acht nieuwe op zich zelve ftaande Wyken, volgens het laatfte verdrag, aangemerkt worden. Op deeze wyzs meester van de Hemmen zynde, ftelde hy voor, marius, toen een amptloos Burger, tot Veldheer van het Leger tegen juthr idates te benoemen; het viel hem ligt dit te verwerven. Sylla hadt zich na zyne legerplaats begeeven. Beflooten hebbende wraak te neemen over zulk een tergende belediging, en verzekerd van de verkleefdheid zyner Sol- daa-  GESCHIEDENIS. 83 daaten, toog hy na Rome, waar veelen, zyner aanhangeren gedood waren. Hy tradt met het zwaard in de vuist binnen: dreigde den brand in de huizen te zullen fteekcn, als men hem wederftand bood. Marius en sulpicius hadden de vlugt genomen. Hy deedt de Wetten van den Gemeensman a'ffchaffen; her/telde het gezag des Raads, door den ouden regel te vernieuwen, om geene Wet voor te draagen, dan die daar goedgekeurd was; hy voerde ook weder het houden der Volksvergaderingen, by Centurien, of Honderdtallen, en niet by Wyken, in. Het verfchrikte Volk bevestigde alle deeze veranderingen. Het Gemeenebest bevond zich in eenen wankelenden Hand; de magtigfte ftelde de wet. Zo ras 'er geen beginzels meer zyn, heerscht het geweld. Ter voldoening zyner wraake, ftelde de Burgemeester den Raad voor, om marius, en den zoon diens Heids, sulpicius, en negen hunner voornaamlte Aanhangeren, voor vyanden des Vaderlands te verklaaren. Q. scevola, een verftandig en braaf Burger, boodt hem kloekmoedigen wederftand, zeggende: Noch uwe Soldaaten, noch uwe bedreigingen , zullen my beweegen om mynen ouderdom te Schandvlekken, door hem, die Rome en Italië behouden heeft, voor een' vyand van Rome te verklaaren. Doch de andere Raadsheeren lieten zich gemaklyk overhaalen en gezeggen. Het vonnis van ballingfchap en vogelvryverklaaring werd geftreeken. Het hoofd van sulpicius, te Roms gebragt, maakte een fchriklyk vertoon. F 2 Ma¬ de rom einen. Betlmt van verbanning.  DE ROMEINEN. Het Jaar van Roi:ïe 666. Onna, Burgemeester , verklaart zich tegen sylla, en doet hem verdryven. 84 ALGEMEENE M a.r 1 u s werd gegreepen in de moerasfen van Minturne , waar hy zich verfchool. Een Soldaat, die zyn beul zou weezen, durfde de handen niet flaan aan een zo uitmuntend Veldheer: en de Mintumiërs begunftigden zyne ontkoming na Africa. De Bevelhebber van dat Wingewest, hem last gezonden hebbende om van daar te vertrekken, antwoordde hy den brenger van dit gebod: Gaa hem zeggen, dat gy mar rus vlugtende gezien hebt, zittende op de puinhoopen van Carthago. — Treffend tafereel van de wisfelbaarheid des Menschlyken Iots! Hy begaf zich ver. volgens na een Eiland, waar hy met zyn' Zoon eene gunftige ommewenteling afwagtte. Te Rome veranderde alles welhaast van gedaante. Cinna , een driftig voorftander van m a r r u s, werd Burgemeester. Sylla gaf 'er zyne toeftemming aan, naa hem te hebben doen zweeren, dat hy niets tegen zyne belangen zou onderdaan. Hy betuigde zelfs, wel te vrede te weezen, dat het Volk zich bediend hadt van de vryheid, die by voorgaf 't zelve weder gefchonken te hebben. Deeze gemaatigdheid ontwapende den haat niet. De nieuwe Burgemeester, fchoon een Bloedverwant van sylla, deedt hem terftond befchuldigen door eenen Gemeensman , en verpligtte hem daar door zich fcheep te begeeven, om den oorlog tegen mithridates voort te zetten: want de pleitgedingen hielden op tegen een Burger, bezig in den dienst van het Gemeenebest. Toen begon cinna zyne rol te fpeelen. Hy  geschiedenis. 85 Hy vernieuwde de Wet van sulpicius, ten opzichte van de Bondgenooten. Octavius, zyn Amptgenoot, kantte'er zich tegen aan: men vatte de wapens op, en vergoot veel burgerbloeds. De vyand van sylla werd uit Rome gebannen, van het Burgemeesterfchap beroofd, en merülAj een Priester van jupiter, tot zyn plaatsbekleder benoemd. Deeze omftandigheid was gunftig voor marius. Hy keert weder, hy wordt van cinna ontvangen, die hem tot Voorburgemeester verklaart. Beiden belegeren zy, met een verbaazend groot Leger, dc Stad. De Raad ftyfde, door het zenden van een Gezantfchap, hunne ftoutheid. Cinna wilde naar geene voorflagen hooren, eer men hem voor Burgemeester erkend hadt. Naa den vrywilligen afftand van merula daar voor erkend zynde,. beloofde hy het burgerbloed te zullen fpaaren. Hy vormde niet te min, met marius, en de andere Opperhoofden, eenbefluit, om allen, die zich als hunne vyanden aanmerkten, om hals te brengen: en deeze flachting werd voltrokken. Men verbeelde zich eene Stad, door Barbaaren befprongen en bemagtigd; de hoofden der doorlugtigfte Burgeren afgehouwen, op ftaaken, tegen over het fpreckgeftoelte, gezet; de rykdom en aanzien als regtmaatige oorzaaken van verbanning gehouden; den bloeddorst, door bloedftorten, zelf meer en meer ontftooken; den barfchen marius, die de verflaagenhcid eens ongelukkigen F 3 voor- DE ROMEINEN. Marius en cinna belegeren Rome, en brengen hunnevyanden 0111. Algemeene fchets der rampen van Rome.  86 ALGEMEENE DE ROMEINEN. De eene Broeder doodt den ander. Dood van maujus , in zyn zevende BurgemeesterIchap. De Heersch. zngt maakt hem ongelukkig. voorgewend hadt, en, fchoon meer dan zeventig jaaren oud, in wreedheid cinna zélve voorby ftreevende; en dit is het jammerlyk tafereel van Rome! Ik zal flegts één fiaaltjc opgeeven, zeer gelchikt om ons de onzinnigheden der Burger-Oorlogen te doen kennen. In een' flag vogten twee Broeders met elkander , zonder dat de een den ander kende. Een hunner fneuvclde.Tn het uitfbhudden ontdekte hy zynen Broeder omgebragt te hebben; door wanhoop vervoerd, doodt hy zich zeiven op den houtmyt zyns Broeders, om met diens asfche de zyne te vermengen. Op het einde van dit jaar, met zo veel burgerbloeds bezoedeld, maaken cinna en marius zich meester van de Burgemecsterlyke waardigheid; zonder de plegtigheden der aanflellinge waar te neemen. De laatstgemelde flierf kort hier op. Gefolterd door de ongerustheden der dwinglandye, vreesde hy voor de wederkomst van den overwinnenden sylla, wiens wraak niet dan allerverfchriklykst kon zyn. Geen heul of troost in redelykc overdenkingen kunnende vinden, zogt hy de knaagingen zyns verwytenden geweetens, door buitenfpoorig drinken, te fïillcn; en door den wyn verhit, verviel hy in eene raazernye, waarin hy zyn leeven eindigde. — Dit gedrogt van fchclmerye en wreedheid redde Rome, om 't zelve te verdelgen. De befchaafde Letteren, zo zeer by hem veragt en gehaat, zouden hem ten minften hebben kunnen leeren , dat hy zichzelven plaagde in het zoeken  GESCHIEDENIS. 8? ken van een harsfenfchimmig geluk; dat zeven Burgemeesterfchapen een zeer gering geneesmiddel konden verfcbaffen tegen de ongerustheden van eene Ziel, aan misdryf overgegeeven, en dat eene onregtvaardig verkreegen magt, met wreedheid geoefend, zo wel een geesfel is voor de verdrukkers, als voor de verdrukten. De vyanden der befchaafde weetenfchappen zullen zyn voorbeeld niet bybrengen: hy zou hunner betigtingen tot eene wederlegging dienen. Volgens het verhaal van val e rilt s maxi mus, zogt fimeha, een der doldriftigfte aanhangeren van marius, ten dage der begraafnisfe dcczes heilloozen Mans, den beroemden Priester scevola te vermoorden en ,de toegebragte wonde niet doodlyk zynde, daagde hy hem voor 't gcregt. Gevraagd: Waar mede hy een zo eerwaardig Man zou hefchuldigen ? was zyn antwoord: Daarmede, dat hy de wonde, die hem den dood moest gedaan hebben, niet diep genoeg ontvangen heeft. Dit fchynt ongerymd; maar dit flag van Menfchen was erger dan verfcheurende Dieren : weshalven de gemelde Aantekenaar, met veel regts, dit geval te boek gefteld hebbende, 'er by voegt: „ ö „ Ongebondenheid der woede! waardig het „ geween van 't treurend Gemeenebest". F 4 TWEE- de ROMEINEN. Barbaarschheid vannajÈRIA tegen den Priester SCEWLA.  DE ROMEINEN. MlTHRIDA- TEs,eeh gedugt vyand van Rome. i Zyne vermeesteringen in Jfic en Grieken. UuuL S8 ALGEMEENE TWEEDE HOOFDSTUK. De Krygsverrigtingen van sylla in Griekenland m Afie. — MithridateSj een gevreesd vyand van Rome. TTet is tyd dat wy sylla in zyne krygsjLJ. tochten volgen, en den berugten vyand , dien by beoorloogde, doen kennen. Wy hebben gezien, hoe 't Romeinfche Gemeenebest zyne heerfchappy in Afie üitftrekte. Het voerde bevel over de Koningen, befchermde deezen om geenen in bedwang te houden , verhief zich tot Regter over allen, om uitfpraaken naar eisch van zyn belangen te doen. Zo ras mithridates, Koning van Poutus, den ouderdom, tot onderneemingen bekwaam , bereikt hadt, befloot hy die heerschzugtige magt wederirand te bieden. De edelheid zyner afkomfte, de grootheid zyner gevoelens, de kragt zyns vernufts, zyn moed, tegen alle moeilykhedcn gehard, de voordeelige ligging zyns Ryks, zyne havens aan de Zwarte Zee, fielden "hem in Raat om de grootfle zaaken uit te voeren , en zyne eefzugt kende geene paaien. Deeze Vorst hadt Cappadocie\m aeiobarz a n e s, en Bithynie aan n i c o m e d e s , twee Koningen, Bondgenooten der Romeinen, ontnomen, en geheel Klein-Afie bemagtigd. Rome hem den Oorlog verklaard hebbende, deedt  GESCHIEDENIS. 89 deedt hy, op éenen dag, tachtig duizend Romeinen, of lialiaanen, van kant helpen, om dus tusfchen de beide Volken het vuur eens onverzoenbaaren haats te ontfteeken. Zodanig eene flaêhting, in alle de Landfchappen, met dezelfde woede volvoerd, wyst duidelyk aan, hoe haatlyk het Romeinfche juk in Afie geworden was. Eindelyk vermeestert mithridates, door zyne Legerhoofden, Griekenland. De onvoorzichtige Atheners veranderen dwaas3yk van meester. -Aristio, een hoogmoedig Redenaar, die zyne Stadgcnooten deeze drifc voor mithridates inblies, beheerschte hun als een dwingeland: een waardig Opperhoofd van een flaafsch Volk, wiens oude roem te eenemaal verflensd was. De onlusten van 't Romeinfche Gemeenebest hadden de ondernecmingen van m iïiiridat e s begunfligd. Sylla vertrok, gelyk wy hier boven aantekenden, om hem in den loop zyner vermeesteringen te fluiten. Hy ging na Griekenland, om Athene en Pireus teffens te bemagtigen. Het geld, hem opgefchooten, niet toereikende, (want hy fpilde groote fommén om de Soldaaten aan zyne party te verbinden,) deedt hy de fchatten uit de Tempelen, en zelfs uit dien van Delphos, haaien. Deeze ontvangen hebbende, zeide hy boertende: Wy kunnen aan de Overwinning niet twyfelen: naardemaal de Goden zelve de Soldaaten betaalen. De Atheners, fchoon van gevaaren aan alle kanten omringd, lieten niet na, op hun beurt, aartigheden te zeggen. Een vci fchriklyke hongersnood drong F 5 hun DS ROMETNEN. Slachting der Romeinen. . De Atheners geeven zich aan hem over. Het Jaar van Rome 66r. Sylla vermeestert Athenc , en fpaart het om den wil der groote Maunen,van daar afkomftig.  DE ROMEINEN» Hy beliaalt twee groote overwinningen. 90 ALGEMEENE hun genade te verzoeken. Hunne afgevaardigden, of liever die van aristio, deeden eene aanfpraak by s yl l a. Zy gewaagden, met veel ophefs, van theseus, van co DRus, van den flag van Maratho, Salamis, enz. Gaat heen, antwoordde sylla, gelukkige enroemryke Stervelingen, Jlrooit deeze bloempjes des Rederykhmfte in uwe Schoole; ik ben hier niet gekomen om uwe Gcfchiedenis te leeren, maar om wederfpannigen te ftrafferu De Stad werd itormenderhand ingenomen, en ter plonderinge overgeleverd. De Overwinnaar, gereed om dezelve te verdelgen, liet zich verbidden, en verschoonde de Leevenden, ten willé van de Dooden. Zo veel vermogt de roem der oude Helden en groote Vei-lbnden, welke Athene, in vroegeren tyde, hervoortbragt; zy boezemden nog eerbied in, toen dit eertyds beroemd Gemeenebest zich in deeze diepe laagte bevondt. Archelaüs, een der beste Veldheeren van mithridates, werd genoodzaakt Pireus te vcrlaaten. Sylla Aak 'er den brand in. Twee volkomene Overwinningen vervolgens door sylla bevogten, de eene by Cheronea, en de andere by Orchomena, verydelden alle de hoop des vyands. De tweede veldflag ftrekte hem tot des te grooter eere: dewyl hy op 't punt ftondt om dien te verliezen. Zyn leger floeg aan 't vlugten; hy rydt aan, ftygt van 't paard, neemt een Veldteken, en roept, bet gevaar tartende : Het {trekt my tot eere hier te fier ven; en wanneer men u vraagt, waar gy uwen Veldheer  GESCHIEDENIS. 91 heer gelaaten hebt ? antwoord dan, by Orchomena. Niets meer dan dus eene taal was 'er noodig om de Romeinen onverwinnelyk te maaken. Terwyl deeze Veldheer dus de zaak van Rome manmoedig voorftondt, werd hy als een vyand van 't Gemeenebest gebannen. Cinna, voor de derde reize Burgemeester, oefende, met zynen Amptgenoot careo, eene ondraaglyke dwinglandye. Archelaüs, ziende dat sylla, in dergelyken toeftand, om 't eindigen van den Oorlog moest wenfehen, boodt hem alle hulpe aan, indien hy na Italië wilde wederkeeren. De Romein, met verontwaardiging over zulk eenen voorflag vervuld, boodt archel a ü s aan, hem op den throon van m i t h r idates te zullen zetten, als hy de vloot, over welke hy het gebied voerde, hem wilde overleveren. Archelaüs betuigde hier op: Dat hy het verraad verfoeide. Sylla borst, dit hoorende, in deeze woorden uit: Hoe, zoudt gy, een' Cappadociër, de Slaaf, of de Vriend eens Barbaarfchen Konings, u fchaamen, tot dienprys, eene Kroon te verwerven, en gy durft aan een Romeinsch Veldheer, aan sylla, van Verraadery fpreekenl Ily befloot met het ontvouwen van de voorwaarden, op welke mithridates den Vrede kon verkrygen. Hier in beItaande , dat hy alle zyne vermeesteringen zou inruimen, en zich begeeven binnen den kring van 't gebied zyner Voorvaderen, dat hy de Gevangenen en de overgeloopene Slaaven zou vvederleveren, aan de Romeinen twee DE KOM EIKEN. Hy verwerpt de aanbiedingen des Veldlieers van I1ITHMD.YTES. Hccriyl; zeggen van SYLLA.  DE ROMEINEN. Flaccus tegen SYLLA gezonden, door Fiii- bria ge- dood. FlMBRIA komt om: naa dat sylla aan mithridatesden Vrede fi efehonken fcadt. 92 ALGEMEENE twee duizend Talenten betaalen, en zeventig Oorlogfchepen befchikken. Archelaüs beloofde dit alles,, zonder de toeftemming van mithridates bekomen te hebben. Midlerwyl kwam valerius flaccus, door cinna tot Veldöverften benoemd, om sylla, op last des Raads zelve, van het Bevelhebberfchap te ontzetten : een last vol zwaarigheids. Zyne Krygsbenden, uitgenomen twee Legioenen, gingen tot de party van sylla over. Flaccus tegen dien dus verfterkten Veldheer niets kunnende ondernecmen, toog na Byzantium, om mithridates aan te tasten. Doch hy werd vermoord door zynen doldriftigen Onderbevelhebber fimb ria , dien hy afgezet hadt, en zich aan eer noch pligt kreunde. Fimbria aanvaardde het Opperbewind des Legers , en begon den Oorlog in Afie met zeer veel voorfpoeds. Hy moedigde de Krygsknegten, altoos tuk op roof, "aan, door hun de overwonne plaatzen ter pfondering, en voorts veel vryheids te geeven: zonder te bedenken, dat de bedorven Soldaaten niet lang in bedwang kunnen gehouden worden. Toen verzogtmithridates een mondgefprek met sylla; en onderwierp zich aan de bovengemelde voorwaarden. Het Vredesverdrag nauwlyks genooten zynde, toog sylla tegen fimbria, zyn perfoonlyken vyand, op. Hy deedt hem het bewind afeifchen. Fimbria weigert het; wordt verlaaten van zyne Krygsknegten , en doorfteekt zich met zyn zwaard; naa vrugtloos be-  GESCHIEDENIS. 93 beftaan tc hebben den Veldheer te doen vermoorden. Hy bezat de bekwaamheden en ook de boosheid van'marius. De gelukkige sylla, dus over alle hindernisfen zegenpraalende , wilde Afie niet verlaaten, zonder den dood der Romeinen gewrooken te hebben. De fchattingen,door hem van de wederfpannige Steden gevorderd , bedroegen, volgens plutarchus, twintig duizend Talenten. Hy verdeelde ze onder zyne Legioenen; deedt eiken Soldaat zestien Drachma's eiken dag geeven , behalven huisvesting en mondbehoefte. Deeze fchadelyke voorbeelden fpelden het verval der Krygstugt. „ Men zag toen", fchryft salustius, ,, voor de eerfte reis, een „ Romeinsch Leger fmaak in Wyn en lust „ tot Vrouwen krygen: eene genegenheid „ betoonen voor Standbeelden, Schildery„ en en de kunstftukken der Beeldhouwkun,, de; zy beroofden daar van de Burgers, „ de Steden en de Tempels; het gewyde „ bleef zo min als ongewyde van fchennis ,, bevryd". Deeze geest van roofzugt gróeide daaglyks aan. Zo veel verwyts sylla, buiten tegenfpraak, verdient, wegens het verflappen der Krygstugt, zo zeer moeten wy, volgens de aanmerking van paterculus, in hem verwonderen, dat hy zyne gevoeligheid opgefchort, en perfoonlyke belangen verzaakt heeft, om den Oorlog tegen mithridates ten einde te brengen. „ Hy oordeelde den vyand te moeten ver„ flaan, eer hy zich als Burger wreekte". Maar de bloeddorftigfte wraak zal welhaast den DE ROMEINEN. Sylla verrykt zyn leger , en verflapt de tugt.  DE ROMEINEN- Wanordesi Home, Castricius «rederfpreckt tien Burgemeester carbo. DER- 94 ALGEMEENE den glans zyns rooms verdooven ; cn de tegenftander van marius, voor een' tyd, zyn navolger doen worden. : Eene algemeene verwarring in de geldmiddelen van den Staat, en in de bezittingen der byzondere Ingezetenen, veroorzaakt door het wantrouwen en de opfchuddingen binnen Rome,en bovenal door het verlies van Afie., waar de Romeinen eene menigte van Stigtingen hadden; een verloop van 't algemeen credict, door dien geweldigen fchok, gepaard met de veranderingen der munten, die alles in den Koophandel onzeker maakten, vermeerderden de wanordes te Rome, naa den dood van marius. Cinna en carbo, by aanhoudenheid Burgemeesters, hadden Volk tegen sylla geworven. De eerstgemeJde werd, in een oproer der Krygslieden, gedood. De laatstgenoemde wilde gyzelaars uit alle de Steden van Italië opeifchen. Castricius, eerfte Overheid in Plaifance, weigerde hem te gehoorzaamen. Ik heb veel zwaarden , zeide carbo tegen hem; en ik, antwoordde die kloekberaade Man, veel jaaren. Een dergelyk zeggen heeft solon, zo men wil, pisistratus te gemoete gevoerd; het drukt de edele gevoelens uit van een' Grysaard, die hetleeven, in vergelyking van de braafheid, voor niets rekent.  GESCHIEDENIS. 95 DERDE HOOFDSTUK. De wederkomst van sylla. — Zyne Verbanningen. — Zyn DiStatorfchopen Dood. Meer dan twee honderd duizend Mannen waren 'er in de wapenen , om zich tegen sylla te verzetten. Hy verfchynt met een Leger, flechts omtrent veertig duizend fterk. Maar zyne Soldaaten beminden hem, en hy bezat de gave, om anderen tot zyne party over te haaien. Hy is, zeide carbo, van deezen Veldheer ipreekende, een Leeuw en een Vos: ik vrees meer den Vos dan den Leeuw. Cetegus, verrus, pompejus, fchoon zeer jong en uitfteekend in verdienden, en andere aanzienlyke Perfoonen, een geheel Burgemeesterlyk Leger, begaven zich onder zyne vaandels.. Hy blies de harten moed in, en vervulde ze met vertrouwen. Crassus, dien hy uitgezonden hadt om Volk te werven, verzogt hem om een befchermend geleide: dewyl hy een Land des vyands door moest trekken. Ik geef u tot geleide, fprak sylla, uwen Vader, uwen Broeder, uwe andere Bloedverwanten, on» fchuldig en op eene fmaadlyke wyze vermoord, en wier dood ik zoek te wreeken. Deeze woorden gaven crassus vleugels, en hy voerde den last uit met eenen gewenschten uitflag. De DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 670. Wederkomst van sylla. Veelei) voegen zicliby licni.  de Romeinen. Hy behaa verfcheidé groote o vc: winningen, TeLF.SINÖS verflaagen. Trouwlooze wreedheid omtrent de overwonnencn. 96 ALGEMEENE De Burgemeester norbAnus kreeg de nederJaage in een' flag, waarin zeven dui- lt zend Mannen aan zyne zyde vielen. In het volgende jaar leverde de jonge marius, • toen Burgemeester, naa op 't voetfpoor zyns Vaders een groot aantal Raadsheeren omgebragt te hebben, flag, en onderging het zelfde lot als norbanus. Volgens de gedenkfchriften van sylla, door plutarchus aangehaald, verloor de Overwinnaar flegt drie-en twintig Mannen, daar hy 'er twintig duizend doodde, en acht duizend gevangen nam. Hoe kan dit geloofd worden, als men daar benevens Helt, dat de twee Legers, gelyk het verhaal luidt, langen tyd, met gelyk betoon van moed, ftreeden ? Een laatere overwinning, voor de poorten van Rome, op de Samniten en Lucaniërs bevogten, was nog roemryker voor sylla. Deeze onbedwingbaare vyanden des Romeinfchen Naams, die hardnekkig den Oorlog der Bondgenooten bleeven voortzetten, aangevoerd door telesinus, een zo bekwaam als dapper Veldöverfte, werden niet verflaagen, dan naa Overwinnaars geweest te zyn. Telesinus bleef op 't flagveld dood. Sylla deedt wreedlyk zes duizend Soldaaten, die de wapens nedergelegd, en toezegging van lyfsgenade van hem verkreegen hadden, ombrengen. De woede des Burger-Oorlogs hadt zyn charafïer, 't welk anderzins meer tot goedertierenheid en gemaatigdheid, dan tot geweld, overhelde, vergiftigd. In  GESCHIEDENIS, o; ïn de gefchiedenis der wreedheden de Menschdoms vindt men weinig voorbeeldei van ontmenschtheid «die vergeleeken kunnei worden met de verbanningen van sylla Iemand ftelde hem voor: Wy verzoeken i geen genade voor de zodanigen, die gy bejlooten hebt te dom fterven ; maar redt ten minftet de zmken , dia gy wilt fpaaren, uit hunne onzekerheid. Hy antwoordde: Ik weet nog niei aan wien ik het leeven zal fchenken. Mer hervatte: Ach! noem dan die geenen, die g^ wilt van kant helpen? Den volgenden da£ verfcheen een lyst van tachtig Verban nenen, onder deezen ftonden boven aan carbo en marius, toen regeerende Burgemeesters; den volgenden dag kwam 'ei eene tweede te voorfchyn van twee honderc en twintig, en den derden dag een andere dergelyke. Eindelyk verklaarde de Dwingeland het Volk, aan geen zyner vyanden vergifnis te zullen fchenken. Aan die Verbannenen, hoe na zy ook iemand in den bloede mogten beftaan, eene fchuilplaats te verleenen, was een doodfchuld. De Slaaf werd, door de toegezegde belooningen, uitgelokt, om zynen Heer, en de Zoon, om zynen Vader, te vermoorden : voor 't hoofd eens Verbannenen ontving men twee Talenten. De goederen werden verbeurd verklaard, en de ftraffen tot de volgende Geflachten uitgeftrekt: want de Kleinzoons dier ongelukkigen vonden zich eerloos, en onbevoegd verklaard tot het waarneemen van eenige Ampten. Rome en de Wingewesten veranderden, als 't ware, in III. deel. G zo | ! ROMEINEN. ' Hy verbant . alle zyne vyr anden. Bititenfpoo righeid zyner wreeda handelingen.  DE ROMEINEN. Catilina munt boven anderen in fnoodheid «it. Dood van beide deBurijemecstersmarius en CARBU. 98 ALGEMEENE zo veele nachthuizen: elk der Aanhangeren van sylla volvoerde zyne veete en geldzugt; veelen kwamen om: dewyl men op hunne bezittingen vlamde. Zekere aureli us, een vreedzaam en amptloos Man, riep daarom uit: 't Is myn Landgoed, 't welk my verbant! Om tot geene breedvoerige befchryving van alle die euveldaaden en wreedheden ons in te laaten, is het genoeg aan te merken, dat catilina, de beul van zyn eigen Broeder en Schoonbroeder, de voornaamfte uitvoerder was der woede van sylla. Naa deezen het bloedig afgehouwen hoofd eens Verbannenen, op eene openbaare plaats, vertoond te hebben, wiesch hy zyne bezoedelde handen in het Heilig- of Wywater eens Tempels, om, als't ware, den Godsdienst, zo wel als de Menschlykheid, te hoonen. Marius geen kans ziende om Preneste, werwaards hy geweeken was, langer te verdeedigen, ftemde met een zyner vrienden op, elkander te doorfteeken; zy vielen de een in des anders zwaard. — Carbo, de andere Burgemeester, hadt Italië verlaaten. Pompejus vervolgde hem, en beval carbo, wien hy dankerkentenis verfchuldigd was, en die op geboogen kniën lyfsgenade fmeekte, om te brengen. — Dus wroette de wraak der Romeinen, die, door hunnen hoogmoed , zo veele Volken verdelgd hadden, in hunne eigene ingewanden. Dus veraartte hunne Liefde tot het Vaderland, door de ondeugd uitgedoofd, in woedende misdryven en doodflagen. Het  GESCHIEDENIS. 99 Het Gemeenebest beftondt niet meer; één enkelde was meester van alles: het zwaard gaf hem regt, en onderfteunde 't zelve. Sylla ftondt na iets agtbaarders. Dewyl de naam van Koning den Romeinen haatlyk in de ooren geklonken en fchrik zou verwekt hebben, liet hy het Volk eenen voorflag doen, om eenen Dictator, zonder tydsbepaaling, aan te ftellen, die de verwarringen van den Staat zou verbeteren; by boodt zich aan, die post te bekleeden, indien men hem dezelve wilde toevertrouwen. Dit was met behendigheid, en onder eenen fchoonen fchyn, zichzelven benoemen. De Hemmen des Volks bekragtigden eene altoosduurende volftrekt oppermagtige Regeering: dewyl 'er geen magt eigendunkelyker kan bedagt worden , dan die eens Di£tators. Sylla, die, door den zamenloop veeier omftandigheden, Dwingeland binnen Rome geworden was, maakte, toen hy zich met de Oppermagt bekleed vondt, zeer wyze Wetten. Hy bedwong het moorden, en pleegen van wreedheden; hy gaf den Raad de Gerigtshoven weder, en lyfde drie honderd Ridders tot dit achtbaar lichaam in, om de ledige plaatzen, door den Oorlog en de Verbanningen open gevallen, te vervullen; hy ftelde vast, dat niemand de waardigheid van Hoofdfchout zou verkrygen, zonder voorheen Rentmeester geweest te zyn; desgelyks, dat niemand Burgemeester zou kunnen worden, of moest eerst Hoofdfchout geweest zyn: en dat'er, overéénkomftig met de oude Wetten, tien jaaG 2 ren ROMEINEN. liet Jaar van Rome 672. Sylla tot beftendigen Dictator benoemd. Hy maakt Wetten ^ gefchikt om de goede orde te hcrftcllen.  BE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 674. Hy legt het Dictatorfcbap neder. Hoe hy voor zyne veiligheid gewaakt hadt. 100 ALGEMEENE ren moesten verloopen tusfchen iemands Burgemeesterfchap; hy beperkte de magt des Gemeensmanfchaps, door te verbieden dat de Gemeensmannen deel zouden hebben in 't geeven van Wetten, en te beveelen, dat ze uit den Raad zouden gekoozen worden , en na geen hoogere waardigheid mogten dingen. Zints dien tyd verloor het Gemeensmanfchap het eertyds zo veel vermogend lokaas voor de Eerzugtigen. Hoe immers konden zy befluiten afftand te doen ' van de aanzienlyke Ampten in den Staat ? Men zou niet denken dat sylla, naa honderd duizend Burgers door de wapenen te hebben doen omkomen; naa het verbannen en verdelgen van negentig Raadsheeren, en meer dan twee duizend zes honderd Ridders; naa het vestigen van zyne magt op de puinhoopen des ondergangs van zo veele Familiën, van zo veele Steden , en van het Gemeenebest zelve, het Diéatorfchap zou hebben willen of durven afleggen. Hy deedt het nogthans, en verklaarde zelf, gereed te zyn om rekenfchap van zyn gehouden gedrag te geeven. Men zag hem vervolgens in 't openbaar wandelen, zonder Geregtsdienaars, met een klein getal zyner vrienden. — Maar hy hadt tien duizend Slaaven vry gemaakt, en tot den rang van Burgers verheeven; aan zyne oude Soldaaten Landeryen in de Volkplantingen gefchonken; zyne gunstbewyzen ryklyk uitgedeeld onder zyne Aanhangers; deezen en deezen alléén bekleedden de Krygs- en Burgerampten. Het kon hem dus aan geene ver-  GESCHIEDENIS. 101 verdeedigers ontbreeken, en de fchrik zyns naams diende hem tot een lyfwagt. Egter hadt een Jongeling, op den dag dat sylla het Di&atorfchap af lei, de onbefchaamdheid om hier over fmaadlyk te fpreeken. Sylla antwoordde alleen: Deeze Jongeling zal gelegenheid geeven, dat een ander, die myne ■plaats vervolgens bekleedt, nooit zal denken om die waardigheid te verlaaten. De buitenfpoorige wellusten en vermaaken, aan welke hy zich, in een amptloos leeven, vervolgens, meer dan ooit, overgaf, haalden hem verfcheide kwaaien, en eindelyk eene Luisziekte, op den hals, waaraan hy, in den ouderdom van zestig jaaren, flierf. Hy behieldt, tot het einde zyns leevens, de leevendigheid zyns vernufts, zich nu en dan met Staatszaaken bemoeiende; ook fchreef hy zyne eigene Gedenkfchriften, een Werk, niet meer voorhanden. — Zyn Graffchrift, 't geen hy, zo men wil, zelve vervaardigde, kwam voornaamlyk hier op uit: Nooit heeft iemand zo veel Goeds aan zyne Vrienden, en zo veel Kwaads aan zyne' Vyanden , gedaan. — Hy hadt den bynaam van den gelukkigen aangenomen, 't zy dewyl hy waande dat het geluk aan zyn perfoon verbonden was, 't zy hy dit anderen zogt diets te maaken. Maar is hy gelukkig geweest in zyne krygsverrigtingen , hy kende het waare geluk geenzins, zo volftrekt onbeftaanbaar met de onrusten en woelingen eencr Ziele, door toomlooze driften geflingerden gefchokt. Eene Eeuw vroeger zou hy misfchien een nitHcekend Romeinsch Burger geweest zyn. G 3 'De DE ROMEINEN. Hy fterft het volgende jaar, na zich aan een ongebondenleeven overgegeeven te hebben.  DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 676. Lepidus , door Hcerschzugt aangezet , vernieuwt den Burgeroorlog. Hy wordt afgeflagen en overwonnen. VIER- 102 ALGEMEENE De heerschzugt van marius dwong hem, als 't ware, boosaartig te worden, en hy werd alleen een Dwingeland, om de verdrukking eens Boozen tegen te ftaan. Zo byster groot is de beerfchappy der omftandigheden op 's Menfchen hart, wanneer het geene vaste regels, door de wysheid voorgefcbreeven, kent en volgt. Door het voorbeeld van sylla hadt men geleerd, dat een Burger het Gemeenebest aan zich kon onderwerpen. Gevolglyk moesten de partyfchappen, van dag tot dag, toeneeroen en vermenigvuldigen. De Burgemeester lepidus, een Man van flegts gemeene bekwaamheden, wilde hèerfcben. Catulus, zyn Amptgenoot, kantte zich daar tegen. Zy zouden eenen nieuwen Burger-Oorlog aangevangen hebben, indien de Raad hun niet hadt doen zwecren, dat zy de wapens niet zouden opvatten. Lepidus, toen de tyd zyner Burgemeesterlyke waardigheid ten einde liep, aan 't hoofd eens Legers zynde, oordeelde zich van zyn gedaanen Eed ontflagen, en trok met het zelve op Rome aan; befiooten hebbende, met het zwaard in de vuist, een tweede Burgemeesterfchap te verwerven. Hy werd afgeweerd. En, vervolgens door catulus en pompejus overwonnen, trok hy na Sardinië, waar hy van hartzeer ftierf, op het ontvangen van de tyding der ongetrouwheid zyner Huisvrouwe.  GESCHIEDENIS. 103 VIERDE HOOFDSTUK. De Oorlog van sertorius. — Spartacus aan 't hoofd der Slaaven. — Pompejus verflaat de Zeeroovers. Sertorius, voor Rome in de daad vreeslyk, ftookte in Spanje de party van marius weder op. Hy was een groot Krygsman, een doorzigtig Staatkundige, en zo braaf als iemand kan weezen te midden van ondeugden en partyfchappen. Naa veele rampfpoeden geleeden te hebben, begaf hy zich by de Lujïtaniërs, die hem het bevel over hun Krygsvolk gaven. Hy wist welhaast dit Volk in alles naar zynen zin te fchikken. Eene tamgemaakte Hinde, die, zo hy voorgaf, door de tusfchenkomst van diana, hem wonderdaadig de zaaken ontdekte , welke zyne voorzichtigheid hem ingaf, was geen te lompe vond om hunne verregaande bj^geloovigheid te misleiden; doch hy voegde 'er kragtiger middelen nevens, om de agting en het vertrouwen der Lujïtaniërs te verkrygen: een wys beftuur naamlyk en dappere Overwinningen. Met een klein Leger verduurde hy eenen hardnekkigen Oorlog tegen verfcheide Romeinfche Veldheeren, die meer dan honderd G 4 dui- DE ROMEINEN. Sertorius onderfteunt in Spanje de party van marius. Zyne Krygs-' bekwaamheden enOverwinningen.  DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 6-d. 104 ALGEMEENE duizend Mannen tegen hem ten velde bragten en aanvoerden. De kunst van voordeerJige legerplaatzen te verkiezen, welbedagte optochten te doen, krygslisten te gebruiken , op eene onverwagte en zekere wyze aan te vallen; eene welgeregelde krygstugt met dapperheid gepaard, de verwondering en 't vertrouwen, welke hy zynen Soldaaten inboezemde, fcheenen, by alle gelegenheden, zyne magt te vermeerderen. By 't leeven van den dwinglandfchen sylla hadden veele aanzienlyke misnoegden zich by sertorius gevoegd. Hy vormde van deezen een' Raad, dien hy den Romein/eken Raad noemde. Voorwaar, hy hadt rede om te mogen zeggen : Rome is niet meer in Rome ; maar is overal waar ik ben. Metellus, een der Onder bevelhebberen van sylla, hem zonder vrugt beoorlogd hebbende, zondt men, naa den dood diens Dictators, pompejus na Spanje. Sertorius vondt zyne Krygsmagt gefterkt door een geheel leger van meer dan twee.en dertig duizend man, onder het gebied van den oproerigen perpenna, of perperna, die zich in Spanje begeeven hadt, en door zyne Soldaaten genoodzaakt werd, het gebied aan sertorius, zyns ondanks, af te Haan. Pompejus en metellus, zamen veréénigd, zouden hem niet hebben kunnen overwinnen. De laatstgemelde fchaamde zich niet, een prys op 't hoofd zyns Vyands' te Hellen. Honderd Talenten, en twintig duizend Akkers, zouden het loon des Moordenaars weezen; deeze  GESCHIEDENIS. 105 ze ftaatslist der Struikrooveren ftelde ser. torius bloot aan ontelbaare verraaderyen. Hy werd geftrenger; men maakt eene zamenzweering; perpenna was 'er het hoofd van, en deedt sertorius, op een vrolyk gastmaal, fchandelyk vermoorden. Sertorius hadt, weinig tyds vóór zyn ongelukkig uiteinde, een Gezantfchap van mithridates ontvangen, die hem onderftand aanboodt, en verzogt weder in 't bezit van Afie gefteld te mogen worden. Hy antwoordde, grootmoedig, het wederbemagtigen van Bithynie en Cappadocie niet te zullen beletten; Landen, waarop de Romeinen geen regt hadden; maar dat hy, wat Klein-Afie betrof, 't geen zy wettig bezaten, het nooit zou dulden, dat die Vorst hun daar van beroofde. Ik moet, voegde hy 'er nevens , myne magt gebruiken tot vergrooting van het Gemeenebest, en my zeiven niet vergroeien, ten koste van het Gemeenebest. Welk een Romein! Met sertorius viel al de magt zyns Aanhangs. De Verraader perpenna, het gebied aanvaardende, maakte de overwinning voor pompejus gemaklyker. Verflaagen en gevangen, zogt hy zyn leeven, door eene tweede verraadery, vry te koopen; hy boodt den Overwinnaar de papieren van sertorius aan, waar uit men de verbintenisfen, welke hy met de voornaamften in Rome hadt, zou kunnen ontdekken. Pompejus verbrandde die papieren, zonder ze £e openen, en liet perpenna terftond G 5 doo- DE ROMEINEN. Het jaar van Rome 63o. Perpenna doet sertorius om 't leeven brengen. Pompejus voleindigt den Oorlog.  DE ROMEINEN. Hy hadt de eer der zegepraal. Opftand en Oorlog der ZwaardfchermendeSlaaven. to5 ALGEMEENE dooden. Met den dood van deezen nam de Oorlog in Spanje een einde, en pompejus bleef 'er nog eenigen tyd, om de wederfpannige Steden tot onderdanigheid te brengen : fchoon hy waarlyk weinig eers met deezen Veldtocht hadt ingelegd, deedt hy 'er een pragtig gedenkteken van opregten. In het opfchrift beroemde hy zich acht honderd zes- en zeventig Steden, van de Alpen tot het uiterfte van Spanje, te ondergebragt te hebben. Wy zullen geene andere Haaltjes opzoeken van de verwaandheid deezes vermaarden Veldheers, die, niet tegengaande alle zyne behaalde voordeden, en begeerte om boven allen uit te fteeken, den bynaam van den groot en niet verdient. Hoewel flegts een Ridder, werd hy met eene zegeftatie vereerd. In 't Jaar DCLXXII van Rome, hadt hy, naa eenen gelukkig volvoerden Krygstocht in Africa, dezelfde eere genooten. Sylla weigerde hier zyne toeftemming aan te geeven. Denk, fprak pompejus, dat de opgaande Zon meer aanbidders heeft, dan de ondergaande! Door dit ftoutmoedig zeggen, perfte hy de toeftemming des Dictators af. Rome, gewoon de Volken te overwinnen, maar reeds overwonnen door hunne ondeugden en rykdommen, moest vervolgens eenen zo vernederenden als gevaarlyken OorJog voeren, tegen zyne eigene Slaaven. Twee opftanden der Slaaven in Sicilië hadden reeds getoond, hoe ongewillig zy het Romeinfche juk droegen. De tegenwoordige gaf  GESCHIEDENIS. 107 gaf van deezen afkeer een nog veel fchriklyker voorbeeld. Een groot aantal dier ongelukkigen, meest Galliërs en Thraciërs, werd, huns ondanks, tot Zwaardfchermers opgebragt. Zy verbraken hunne, ketenen, fielden spartacus, een Thraciër, een Man, door zyne verdienflen een beter lot waardig, tot hun Hoofd aan. Zy verfloegen eene Capuaanfche Krygsmagt, tegen hun afgezonden; en een Romeinsch Hoofdfchout, aan 't hoofd van drie duizend Mannen, bekwam de nederlaage. Deeze voorfpoedige beginzels lokten andere Slaaven aan. De bende van spartacus veranderde in een talryk en zo ontzaglyk Leger, dat twee Burgemeesters en een Hoofdfchout optrokken om het te beflryden. Hy overwon ze allen, en dit met te meer roems; dewyl de Galliërs, zich van hem afgefcheiden hebbende, door de Romeinen verflagen waren. Hy dreigde Rome, en zyn Leger was zo flerk aangegroeid, dat hy die Stad met honderd twintig duizend Slaaven, alle Soldaaten, kon belegeren. In 't einde kreeg crassus, een der beste Veldheeren van 't Gemeenebest, last, om dien Oorlog te voeren, en hy bragt denzelven gelukkig ten einde, naa, door eene welgepaste flrengheid, de bykans vernietigde Krygstugt weder ingevoerd te hebben. Spartacus, door de Slaaven genoodzaakt eenen beflisfenden flag te leveren, betoonde in denzelven zyne bekwaamheid en dapperheid beide. Op 't oogenblik dat de flag zou aanvangen, DE ROMEINEN. Spartacus, li cm Aanvoerder, behaal: Over. winningen. Het Jaar van Rome 682. Crassus verllaat hem.  DE ROMEI. NEN. Pompejus ichryft zicli de eere der Overwinninge toe. Hy wordt de Al'god des Volks, niettegeiiftaandede kwistige gunsibctooningen van ckassus. 10S ALGEMEENE gen, Rak hy zyn paard dood, zeggende: Als ik overwin zal het my aan geen paard ontbreeken, en word ik overwonnen, ik zal 'er geen behoeven. De overwinning hing iang in twyfel„ De Slaaven werden geflagen: en die Held fneuvelde, van wonden overlaaden, in 't heetst van 't gevegt. Vyf duizend vlugtelingen verzamelden zich. Pompejus verfloeg dezelve zonder eenige moeite. Hy fchreef, als of hy de Man ware, die het Gemeenebest van het dreigend gevaar verlost hadt, aan den Raad. Crassus heeft eene Overwinning op de Slaaven behaald; maar ik heb den opftand met tak en wortel uitgeroeid. Deeze heerfchzugtige Burger zogt alles ten zynen voordeele te doen dienen; begoogelde het oog der meenigte, door zyne gedaane verrigtingen ten hoogften top te heffen; hy zogt zich als noodzaaklyk te doen aanmerken, om alles in zyn geweld te krygen, en hy bereikte zyn oogmerk. Tot Burgemeester verheeven, zonder Rentmeester geweest, en flegts vier- en dertig jaaren bereikt te hebben, fchafte hy de beste wetten van sylla af, herflelde de Gemeensmannen in hun oud gezag, en werd de Afgod des Volks, welks vooroordeelen hy flreelde. De ryke crassus, zyn Amptgenoot en Mededinger, mogt vry een allcrheerlykst gastmaal , met verkwistende pragt, aan tien duizend tafels geeven, aan de armen koorn voor drie maanden doen uitdeelen: deeze verbaazcnde uitgaven konden niet opweegen tegen de hoogagting, door pompejus ver-  GESCHIEDENIS. 109 verworven, fchoon 'er anderzins bykans geen zekerder middel is om eene bedorven menigte over te haaien. Eene menigte van Zeeroovers, komende van de kusten van Cilicie, vervulden de Zeën, roofden alles, lieten de Tempels niet ongefchonden, verdelgden de Landfchappen , benadeelden den Koophandel, en decden hongersnood ontftaan. Men kende niemand, behalven pompejus, bekwaam om ze te overwinnen. DeGemeensman gabtnius ftelde voor, hem het bewind des Oorlogs op te draagen, met volmagt, om zo veel Soldaaten en Matroozen te werven, als hy wilde, en, uit 's Lands Schatkist, zo veel gelds te neemen als hy noodig oordeelde, zonder verfchuldigd te zyn des rekening te doen; als mede om vyftien Onderbevelhebbers uit den Raad te kiezen. Zyne magt zou zich uitftrekken over de geheele Micldellandfche Zee, en vyftig mylen op het vaste Land. Dit bevelhebberfchap werd op vyf jaaren bepaald. Deeze haatlyke Wet, flrekkende om een Burger tot Alleenheerfcher te maaken, ontmoette veel wederlpraaks. Pompejus zelve kantte 'er zich tegen aan, met eene gemaakte zedigheid. Zy ging egter door, met zo veel voordeels aan zyn' kant, dat men hem daar en boven nog toeltondt vyf honderd Schepen , honderd en vyf- en twintig duizend Mannen Voet- en Paardevolk, en zes duizend Attifche Talenten. — De Zeeroovers wierden , in den tyd van vier maanden, vernield of verftrooid. De Volksdrift DE ROMEINEN» Het Jaar van Rome 686. De wet van GABINIUSgaf hem eene verbaazende magt, Hy verdelg; de Zeeroovers»  DE ROMEINEN. iio ALGEMEENE drift voor den Krygsbevelhebber vermeer-derde. Maakte hy geen misbruik van zyn magt, het was om dat hy vreesde in het vermoeden van Dwinglandy te zullen vervallen. Hy verkreeg meer magts, en dus, buiten twyfel, zyn' wensch. De Oorlog in Afie opende hem een ander en uitgeftrekter tooneel. VYF-  GESCHIEDENIS, ut VYFDE HOOFDSTUK.. Het einde des Oorlogs van mithridates. — Lucullus door pompejus den voet geligt. DE ROMEINEN. Naa het vertrek van sylla hadt mithridates tweemaalen den Oorlog weder aangevangen: want zyn onverzoenlyke haat tegen de Romeinen week niet, dan in gevalle van nood, en om voordeeliger kansfen af te wagten. Nicomedes, Koning van Bithynie, zyn Koningryk, by uiterften wille, aan het Gemeenebest gemaakt hebbende, omtrent den tyd dat sertorius in Spanje proeven van dapperheid gaf, befloot de Koning van P072tus, Bithynie te ontneemen aan een Volk, 't welk na de Wereldheerfchappy dong. Door ondervinding wys geworden, verbande hy uit zyn Leger de Afiatifche pragt; ftelde de wapenrusting en de krygstugt der Romeinen in de plaats van dien fchitterenden toeftel en verzwakkende weelde: met één woord, hy hadt nu waarlyk Soldaaten, en was zelve een groot Veldheer. In het Jaar DCLXXIX van Rome hadt men tegen hem de twee Burgemeesters cotta en lucullus gezonden. Deeze laatfte paarde met den fmaak voor fraaije Letteren, en Weetenfchappen, alle Krygsdeug- den. Mithridates hadt den Oorlog weder aangevangen, en zyne Krygsmagt verbeterd. Lucullus tegen hem gezonden.  DE ROMEINEN. Gedrag en voorfpoed diens Veldheers. Nederlaag van tigrakes, Koning van Armemie. ïi2 ALGEMEENE den. Hy hadt, als Rentmeester, onder* sylla gediend. C i c e r o maakt zich , gevoJglyk, aan eene verregaande grootfpraak fehuldig, wanneer hy hem ailes, wat tot het Bevelhebberfchap noodig was te weeten, enkel uit de Boeken, en de verkeering in zyn' overtocht na Afie, doet leeren. Lucullus begon als een groot Man. Hy beteugelde de fchraapende gierigheid der Schattinggaarderen, en de ongeregeldheid der Soldaaten; hy redde zyn Amptgenoot, door mithridates geflagen; hy deedt deezen Vorst het beleg van Cyzicum opbreeken, waar het verlies der vyanden, zo men wil, op omtrent drie honderd duizend Mannen beiiep: vervolgens verdreef hy hem uit Bithynie, en uit zyn Koningryk. Toen was het dat die wreede Koning bevel gaf, om zyne Zusters en Vrouwen, en in 't byzonder de beroemde monima, door vergif om 't leeven te brengen , uit vreeze dat zy den Overwinnaar in handen mogten vallen. Zich vervoegd hebbende by t i g r a n e s , den Koning van Armenië, zyn' Schoonzoon, wikkelde hy deezen in den Oorlog. Maar tigranes bezat, by zyne ontelbaare Legermagt en groote fchatten, niets dan een dwaazen hoogmoed, en eene blinde roekloosheid. Lucullus trok, in den Jaare DCLXXXIV van Rome, den Enphraat en den Tiger, zonder tegenftand, over: dewyl men hem niet ftout genoeg oordeelde om zulks te beftaan. Hy ging de Armeniërs, in getal twintig maal fterker dan hy, te gemoete. Iemand aanmerkende, dat die dag een  GESCHIEDENIS. 113 een als kwaad fpellende dag in den Almanach getekend ftondt, fprakhy: 't Is goed, ik zal 'er een gelukkigen dag van maaken. Hy hieldt zyn woord, en hieuw 't vyandlyk leger in {tukken. Op zyne overwinning volgde de bemagtiging van Tigranocerta. In 't volgende jaar trok hy het gebergte Taurus over. Tig ra nes en mithridates hadden zich veréénigd , hy tast hun aan, en Maat zc op de vlugt. Niets kon tot nog de dapperheid der Romeinen evenaaren; doch het ontbrak hun aan andere niet min noodzaaklyke deugden. Hoe verheevene bekwaamheden lucullus ook bezat, miste hy nogthans de gave om zich bemind te maaken. De Onderbevelhebbers en de Soldaaten konden zo veel te nooder zynen hoogmoed en itrengheid, in het handhaaven van de Krygstugt, verdraagen, als de bedorven zeden meer tot ongebondenheid overhelden. Het is bekend, dat zyne benyders te Rome tegen hem de ftemme verhieven; en hem befchuldigden als iemand, die, door geld en eerzugtige beginzelen gedreeven, den Oorlog rekte. De Soldaaten fl.>egen verfcheiden keeren aan 't muiten." Tigranes en mithridates, van deeze gelegenheden zich bedienende , keerden in hunne Ryken weder. Een Romeinsch Leger, door t r1 agr rus aangevoerd, werd geheel verflaagen, en lucullus zag zich van zyne Krygsknegten verlaaten, toen hy bezig was om dien geleeden ramp te herftellen. Deeze omltandigheid was zo gunltig voor pompejus, als fchandelyk voor het Ge- III. deel. H mee- DE ROM EI-s NEK. Het muiten zyns Krygsvolks veroorzaaktzyn tegenfpocd. Het Jaar van Rotnt 607.  DE ROMEINEN. De Wet var manilius ftdt het beftmir deeze; Oorlog? pompejus in handen. Pompeju? ontveinst zyne Heersen- zugt. 114 ALGEMEENE meenebest. De Zeeroovers waren te on^ dergebragt; hun Overwinnaar bevondt zich in Afie; zyne Aanhangers namen die toelachende gelegenheid greetig waar. De Gemeensman manilius ftelde voor, lucullus thuis te roepen, en aan pompejus het bevel over den Oorlog tegen mithridates en tigranes op te draagen, en hem al de magt te laaten, die de Wet van gabinius deezen Veldheer toegeftaan hadt. Hier door kreeg hy de geheele Krygsmagt des Staats in handen, en werd volftrekt Meester, zo op Zee als te Lande. De Gemeenebestgezinden aanfchouwden dit met verontwaardiging, en laakten zulk een beftaan grootlyks. Maar cesar, die de menigte vleide, om zichzelven boven de Wetten te verheffen; cicero, toen Schout, die de vriendfchap van pompejus tot zyne bevordering noodig hadt; en andere Mannen van aanzien,of door den algemeenen ftroom medegefleept, of gedreeven door byzondere beweegredenen, of verblind door de opgevatte hoogagting voor dien Veldheer, onderfchraagden de Wet van manilius. Het onbedagte Volk, 't welk nooit verder dan het tegenwoordige ziet, volgde de genegenheid , welke het pompejus toedroeg, op; niet bedenkende, dat het ten eenigen tyde zelve het flachtoffer zou kunnen worden van zulk eene wydftrekkende magt, aan één Perfoon verleend. Hier vertoont zich een fterk fpreekend voorbeeld, hoe laag en lomp zomtyds de kruiperyen des Hoogmoede zyn. Pompejus hadt  GESCHIEDENIS. 115 hadt alles in het werk gefield om de zaaken dien keer te doen neemen. Als hy kundfchap van den gewenschten uitflag ontving, bedekte hy zyne inwendige vreugde met den .dekmantel van voorgewende fmerte. Hy aanvaart de uitgeftrekte en zo zeer gezogte magt met eene gemaakte zedigheid, en als met tegenzin; zeggende: Hoe! wil Rome my dan wederom met eenen nieuwen Oorlog belasten ? Mag ik dan nimmer rust genieten? Moet ik aan de begeerte van myn Vaderland het vermaak van een eenzaam leeven, en het genot van eene lieve Huisvrouwe, opofferen ? Gelukkige, driewerf gelukkige Menfchen, die onbekend en ongezien hunne dagen in rust mogen Jlyten! Dit geveinsd voorgeeven ergerde , gelyk plutarchus aantekent, zelfs de beste Vrienden van pompejus; doch het gros des Volks liet 'er zich waarfchynlyk door beleezen. Zo ligt wordt het door ydelen fchyn bedroogen! Indien pompejus zyns geluks waardig geweest was, zou hy ten minflen de bekwaamheid en verdienflcn van lucullus op den regten prys gefchat en geëerd hebben ; doch verre van daar, hy deedt wat hy kon, om ze te verminderen, en fprak op de laagfle wyze van dien Veldheer. Naa zyn zeggen hadt lucullus geene, dan zeer gemaklyke, voordeelen behaald, en zich niets, dan het verkrygen van rykdommen, in het voeren van dien Oorlog, voorgefield. — Deeze, geraakt door de hoonende redenen zyns Mededingers, verweet hem, met meer gronds, dat hy zich den H 2 roem, DE ROMEINEN. Hy zoekt de daaden van LUCULLUS te verkleinen. Hunne we- derzydfclie verwyten.  t>E Romeinen. Het amptloos en overdaadigleeven van lucullus. Mithridates', overwonnen,wil.de den Oorlog in Italië overbrengen. 116 ALGEMEENE roem, door een' ander verdiend, zogt aait te maatigen; dat hy 'er op uit was om den Oorlog te voeren tegen reeds verwon ne vyanden; en altoos eenen Veldheer de eere, van eenen Oorlog voleindigd te hebben, zogt te ontrukken, gelyk aan dat veragtlyk flag van Vogels, die fteeds op doode krengen aazen. Eene zamenkomst, welke zy met elkander hadden, vermeerderde hunne wederzydfche verbitterdheid. Lucullus genoot cgter de eere der zegepraal: zyne Overwinningen waren te groot om niet gedagt te worden. Deeze roemryke Romein fleet het overige zyner dagen in een wellustig verblyf, zyn tyd verdeelende tusfchen de letteroefeningen, de verkeering met uitgeleezen Vrienden, en het maaken van goeden cier. Niemand hadt de overdaad en weelde, die, naa het bemagtigen van Jfie, de zeden der Romeinen geheel veranderden, tot zo groot eene hoogte opgevoerd als hy. Zyn Tafelbezorger op zekeren dag, dat hy alleen was, min pragtig en kostbaar, dan gewoonlyk, opgedischt hebbende, voerde hy hem te gemoete: Wist gy dan niet dat lucullus van daag by lucullus te gast moest weezen ? Zie daar een der grootfle Mannen van het Romeinfche Gemeenebest, om zo te fpreeken , hervormd in een Perfisch Landvoogd. Mithridates, verzwakt door zo vee. Ie verliezen , en verlaaten van zyne Bondgenooten, door kunftenaary van hem afgetroond, of door fehrik tot de zyde der Ro-  GESCHIEDENIS. 117 Romeinen overgegaan, moest welhaast bezwyken onder de magt van een zo veel vermogender vyand. Hy vlugt, en vermeestert de Bosphorus. Zyn moed bleef hem by. Hy dagt den Oorlog in Italië over te brengen, en het voorbeeld van hannibal te volgen; toen pharnaces, zyn Zoon, tegen hem eenen opftand verwekte. De Koning, door de muitelingen, in een Kasteel belegerd, doorftak zichzelven , naa vrugtloos vergif ingenomen te hebben. Zyn wreed wantrouwen, ten opzichte van zyn eigen gezin, dekte hem niet tegen de trouwloosheid. Altoos omringd door huislyke vyanden, hadt hy-de eere van bykans dertig jaaren lang den Romeinen wederftand gebooden te hebben. Op de tyding zyns doods betoonden de Romeinen de uitgelaatenfte vreugde. Pharnaces verkreeg het Koningryk van Bosphorus ter belooninge van dit fnoodgepleegde ftuk. Pompejus, in ftede van mithridates te agtervolgen, wendde zich na Syrië, een Ryk, altoos door inlandfche Oorlogen van één gereeten. Tigranes hadt het achttien jaaren bezeten. Door lucullus was 'er antiochus, bygenaamd asiaticus, de wettige Erfgenaam der seleuciden, op den throon geplaatst. Pompejus beroofde hem van alle heerfchappy, misfchien alleen om 't geen lucullus gedaan hadt om ver te ftooten. Hy maakte, zonder eenigen wederftand, Syrië tot een Wingewest des Romeinfchen Ryks. Hy trok door tot in Judea, verklaarde zich voor H o, hyr- DS ROMEINEN. De trouwloosheidzyns Zoons door de Romeinen beloond. Krygstochten van pompejus in Syrië totcen Romeinsch Wingewest gemaakt.  n8 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Pompejus keen weder in Italië met ryken buit, en wordt met een zegepraal vereerd. Pompejus veroorloft alles aan zyiieVriendei:, hyrcanus, en tegen aristobulus, deszelfs Broeder, die hem den throon betwistte; bemagtigde den Tempel van Jeru-K falem, nam aristobulus gevangen, gaf hyrcanus de waardigheid van Hoogepriester, met den tytel van Vorst der Jooden. — Hy keerde weder in Italië, naa onder zyne Krygslieden onmeetlyke fchatten te hebben doen uitdeelen. Appianus begroot ze op zestien duizend Talenten. Elk Voetknegt kreeg vyftien honderd Drachma's. Door zulke giften, ten koste van het Gemeenebest, verbonden de Veldheeren hunne Afhangelingen en Soldaaten. Hoe veel hy ook uitgedeeld hadt, hieldt hy egter nog meer over om dien buit, op den dag zyner zegepraal, in 's Lands Schatkist te brengen. In eene Reden voering, voor den Raad gehouden , beroemde hy zich, op den vermetelen toon, hem eigen, van zyne verrigtingen fpreekende, dat hy met twee- en twintig Koningen den Oorlog gevoerd hadt; dat het eigenlyk Afie, toen hy daar aankwam, het uiterst Wingewest van het Romeinfche Gemeenebest geweest zynde, door hem tot het middelfte deel van 't zelve gemaakt was, van wegen de verfcheide Landfchappen buiten 't zelve, die hy onder de Romeinfche Wapenen hadt doen bukken. De zegepraal, hem vergund, was allerluisterrykst. Nooit zag men pompejus de weeldeen overdaad, thans zo gemeen geworden, navolgen ; doch hy gaf het Volk aan de gierigheid en andere heerfchende ondeugden ten prooi-  GESCHIEDENIS. 119 prooije. Demetrius, zyn vrygemaakte Slaaf, onnoemlyke fchatten bezittende, ftelde zich zo uitgelaaten aan als meesten tyds het geval is, wanneer lieden van laagen rang tot aanzien opklimmen. Kan de gemaatigdheid van iemand gepreezen worden, die, onder de befcherming zyner magt, zynen Vrienden en Slaaven alle ongebondenheid veroorloft ? H4 ZES¬ DE ROMEINEN.  DE • ROMEINEN. De Znraen- zweering van CATILINA. 120 ALGEMEENE ZESDE HOOFDSTUK. De Zamenzwcering van catilina. — Het Driemanfchap van pompejus, crassus en ces&r. Vóór de wederkomst van pompejus verfcheelde het weinig, of Rome was geheel verdelgd geworden, door de boosheid van een gedeelte zyner eigen Burgeren. C atilina, van eene aanzienlyke afkomst, ftoutmoedig en onverfchrokken van aart, afgerigt op kunftig veinzen, diep in fchulden verzonken, bezoedeld met de fnoodfte misdryven , geen kans ziende om zich daar uit te redden, dan door iets wanhoopigs te beftaan, vormde een ontwerp, om alle de Raadsheeren van kant te helpen, en zich, als sylla, van de Opperheerfchappy meester te maaken. Om dit zyn vervloekt oogmerk te bereiken, ftelde hy alle middelen van omkooping, geld, vermaaken, beloften, en toezeggingen, te werke. De jonge losbollen, de onvergenoegden, de eerzugtigen, de verarmde en onverzaadlyke Adel, het blinde en wispeltuürig Gemeen, tradt in zyne belangen, elk zyne byzondere drift opvolgende. 'Er was een groot Man noodig om het Gemeenebest voor den dreigenden ramp te hoeden: deeze eer was voor cicero bewaard. Dit  GESCHIEDENIS, til Dit wonder van Welfpreekenheid,. over wiens bekwaamheden en deugden wy ons tot deezen dag nog meer zouden verwonderen , en met hoogagting aangedaan weezen, indien ydele eerzugt den glans daar van niet eenigermaate verdonkerd hadt, lïondt na de Burgemeesterlyke waardigheid, toen de Zamenzweeringen van catilina hem door eene Vrouwe ontdekt werden. Curius, een der Zamenzweerderen, was verliefd op fulvia; zich van haar verfmaad vindende, naa alle zyne goederen voor haar verfpild te hebben, zogt hy haare gunst weder te winnen , door haar de Zamenzweering te ontdekken, en hoog op te geeven van den rykdom, welke hy zich daar van beloofde. Eene Vrouw, die haaren Man ongetrouw geweest was, zou althans geene trouwe houden aan een afgezetten Minnaar. Fulvia ontdekte cicero het uitgevorschte geheim. Hy bediende 'er zich van om het Burgemeesterfchap te verkrygen , in weerwil van de tegenkanting des Adcls, die zyn bevordering, als een Nieuweling, met leede oogen zag. Catilina, zyn Mededinger, werd uitgeflooten; hy kreeg tot Amptgenoot antonius, een vadzia; Man, op gemak en vermaak gefteld, die zich niet veel met ftaatszaaken hadt opgehouden , en dus zeer gefchikt om aan cicero al de eere des bewinds over te laaten. De woedende catilina, van wraak brandende,yverde om zyne fnoode voorneemens te volvoeren. De dag was beftemd om de Stad, op verfcheiden plaatzen teffens, H 5 in DB ROMEINEN.Het Jaar va» Kome 690. De Zamenzweeringdoor cicero ontdekt. Hy wordt tot Burgemeester verheeven. Hy voorkomt het volvoeren der Zamenzweering.  DE ROMEINEN. Catilina verwonnen en gedood. De Wet van 122 ALGEMEENE in brand te fteeken; om, in de verwarring, door die brandftigting veroorzaakt, de voornaamfte leden van den Raad, en in 't byzonder cicero, van kant te helpen; om het Capitool te vermeesteren; om de fchriklyke rol, weleer door sylla gefpeeld, op nieuw te fpeelen, en hem in wreedheid te overtreffen. Maar cicero waakte voor het Gemeenebest; niets ontfnapte zyne nauwoogende voorzichtigheid. Hy ontdekt aan den Raad de geheele zamenzweering. Men gaf den Burgemeesteren eene onbepaalde magt, in de bewoordingen, by dergelyke hachlyke omftandigheden gebruiklyk. Catilina vertrekt uit Rome, verflaagen door den donder van 's Redenaars welfpreekenheid. De andere hoofden der zamenzweeringe worden gevat, overtuigd, door een Raadsbefluit ter doodftraffe verweezen, en, dien eigen nagt, in de gevangenisfen gedood. — Men trekt tegen catilina uit, die met een hoop oproerigen Gallie in zyne belangen zogt te trekken: aangetast, verdeedigt hy zich dapper, en de hooploosheid der overwinninge ziende, wierp hy zich, met groote woede, in 't midden der vyanden, waar hy den gezogten dood vondt: want dit hoofd der muitelingen hadt vast bellooten, den ondergang zyner partye niet te overleeven. Hy was een dier Mannen, die tot groote zaaken gebooren zyn; doch die, aan hunne driften verflaafd wordende , alleen bekwaam fchynen tot groote euveldaaden. Eer de zamenzweering aan den dag kwam, hadt  G E S C H I E D E N I S. 123 hadt cicero, met toeftemming des Volks, eene Wet, wegens de verdeeling der Landeryen , dooit den Gemeensman rullus opgefteld , doen verwerpen : deeze Wet hieldt in , dat 'er, om de vyf jaaren, tien gevolmagtigden moesten zyn, bekleed met eene bykans onbepaalde magt. Dusdanige Wetten ftrekten om den Haat het onderst boven te keeren, in een' tyd, wanneer de braafheid zo fchaars, en de heerschzugt zo geweldig was: zy konden niet volvoerd worden, zonder Burger-Oorlogen te veroorzaaken. De Tienmannen zouden hunne magt misbruikt hebben, om hunne bezittingen te vermeerderen, zy waren zeker nieuwe Dwingelanden des Volks, en Meesters van 't Gemeenebest, geworden. Rullus zelve hadt ten oogmerke te heerfchen; en zyn fchynbaare yver voor 't algemeene welweezen was flegts een dekmantel van zyne eigenbaatige inzigten. Een uit de Raadsheerlyken, die hem oneindig overtrof, zo door hoogheid van afkomst , als door uitfteekenheid van bekwaamheden en verdienflen, julius cesar, de Schoonzoon van cinna, vormde in ftilte veel wydftrekkender ontwerpen. Zyne verwyfdheid, opfchik en wellustige leevenswyze, fpelden in zyne jeugd dat hy een liefhebber van vermaaken zou weezen, een Man, van wien Rome noch te hoopen, noch te vreezen hadt. Als zodanig iemand fchilderde men hem af by sylla, om hem van de verbanning te bevryden. De Dictator oordeelde 'er beter over, zeggende: Ziet gy DE ROMEINEN. rullus herroepen. Cesar komt te voorfchyri.  DE ROMEINEN. Zyne Heersch- zugt door kragtige middelen onder- fchraagd. Trekken, die zyn Characler aauwyzen. Het Jaar van Hom; 693. Ily bevredigt pompejus en crassus, om zich van hun gezag te bedienen. 124 ALGEMEENE gy in dien Jongeling geen grooter Man dan marius? Cesar ontkwam het toen. Zo ras hy de loopbaan voor zyne eerzugt geopend zag, verfcheen hy met alle de voordeden der afgerigtfte Welfpreekenheid en doordringendfte Staatkunde. Om 't Volk tot zich te trekken, putte hy zyn Vaderlyk Erfgoed uit, door eene kostbaare leevenswyze en het geeven van fchouwfpelen. Hy kogt ongeftraft Ampten, en wakkerde den moed der overgebleevenen des Aanhangs van marius op. Zyne ziel was geheel met eerzugt en heerschzugt vervuld. Op zekeren dag, in't Leeven van alexander leezende, riep hy, met traanen in de oogen, uit: Helaas! alexander hadt, toen hy zo oud was als ik, zo veele Koningryken bemagtigd, en ik, ik heb nog niets gedenkwaardigs verrigt! Op een anderen tyd door een klein Dorpje van de Alpen trekkende, vroeg iemand van zyn gevolg, op een fchertzende toon: Of men hier ook na Ampten ftondt? Cesar dit hoorende, antwoordde: Ik zou hier liever de Eerfte zyn, dan de Tweede te Rome. Dergelyke trekken fchilderen ons den grond van iemands Charafter. Maar pompejus, in den Jaare DCXCII van Rome, weder in de Stad te rug keerende, aan het Opperbewind gewoon, en trots op de behaalde voordeelen, kon niemand boven of benevens zich dulden. Natuurlyk een vyand van geweld, misfehien meer door zagtaartigheid van zielsgefteltenisfe, dan door beredeneerde deugd, hadt hy, by zyne aankomst,  GESCHIEDENIS. 125 komst, dc Krygsknegten afgedankt,en zich, onvoorzichtig, verbeeld , zonder hunnen byftand, aan 't roer des Gemeenebests te kunnen blyven. Hy vondt in crassus, die, door zyne groote rykdommcn, tot het winnen van 's Volks harten, te befteeden, eenen magtigen aanhang verkreegen hadt, eenen gedugten Tegenftander. Deeze twee Mededingers droegen elkander een kwaad hart toe: in den Raad floeg de fchaal nu eens voor deezen, dan voor geencn, over. — Cesar, na de Burgemeesterlyke waardigheid fhande, hadt den een of den ander noodig; en daar het hem onmogelyk was zich voor den een' te verklaaren, zonder den ander tot zynen vyand te maaken, voerde hy een meesterftuk van Staatkunde uit, waar toe hy alleen bekwaam was. Hy ondernam de twee Mededingers te verzoenen, en zyn belang met het hunne te veréénigen; floeg een Driemanfchap voor; waar by het ganfche gezag van den Raad en het Volk zou berusten. Om den knoop van hun ' Bondgenootschap te vaster te leggen, verbonden zy zich, met onderlinge eeden, el. kander by te liaan, en niets te onderneemen , zonder ecnpaarige toeftemming. Dus werd het eerfte groote Driemanfchap gevormd , waar door de Romeinen ten prooije ftrekten der Driemannen, die, door hunne veréénde magt, alle Ampten en Waardigheden in het Gemeenebest, naar hun welgevallen, verdeelden. — Cato, zo beroemd door zyne Stoïcynfche geftrengheid, welke alle maat te buiten ging, voorzag de kwaade DE ROMEINEN. Het Drie. manfcliap. ^ato voorïiet'cr de gevolgen daar van.  DE ROMEINEN. Cesar doet een Wet van Akkerverdeelingdocgaan, veel beter dan de voorgaande. Hoe hy pompejus aan zich verbindt , en zich van cicero ontilaat. 125 ALGEMEENE gevolgen dier verbintenisfe, en dat het Driemanfchap den val der Vryheid naa zich zou fleepen. Ondertusfchen was men wel te vrede, en betuigde zyn genoegen over eene bevrediging, die het vuur van tweedragt fcheen uit te dooven. Nauwlyks hadt cesar , door toedoen van pompejus en crassus, het Burgemeesfchap verkreegen, of hy ftelde een Wet, wegens de verdeeling der Landeryen, voor, om zich by 't Volk bemind te maaken. Deeze verdeeling der Landeryen ging niet vergezeld van die ongelegenheden, welke de voorgaande altoos zo bezwaarlyk maakten. Zy bepaalde zich tot zekere Landeryen in Campanie, die uitgedeeld zouden worden aan twintig duizend arme Burgers, elk ten minftcn drie Einders hebbende: en was in zulker voege gefchikt, dat 'er geen vermoeden van Dwinglandye op kon hegten. Egter kantte cato, de Burgemeester bibulus, en de meeste Raadsheeren, 'er zich tegen. Men nam toevlugt tot het Volk. Pompejus en crassus verklaarden zich met veel kragts voor de Wet. Bibulus werd, in een hevig oproer, fmaadlyk uit de Vergadering gedreeven. De Raad, tot ftilzwygen gebragt, boodt niet langer tegenweer, en liet de Wet doorgaan. Cesar naderde altoos tot het bereiken zyner oogmerken, met een onbegrypelyke behendigheid. Hy gaf zyne Dogter ten Huwelyk aan pompejus, uit vreeze dat de yverigcGemeenebestgezinden hem dien fteun zouden ontneemen. Hy deedt eene Wet door-  GESCHIEDENIS. 127 doorgaan, waar door de Raadsheeren en Overheden zich by eede verbonden, nooit iets te zullen voorftellen, tegen 't geen de Volksvergaderingen beflooten zouden hebben onder zyn Burgeraeesterfchap. — Den yver en de welfpreekenheid van cicero vreezende, bezorgde hy, dat de oproerige clodius, de geilaage vyand diens Redenaars, het Gcmeensmanfchap verkreeg. Dit was dezelfde clodius, nog onlangs befchuldigd met het ontheiligen van de verborgenheden der Goede Godinne (*), en van het houden eens ongeoorlofden minnehandels met de Vrouw van cesar zelve. — Eindelyk liet hy zich, voor vyf jaaren, het bewind over Gallie en vier Legioenen opdraagen: wel voorziende, dat de Krygsmagt hem in ftaat zou ftellen om alle zyne oogmerken te volvoeren. Korten tyd daar naa ftelde clodius eene Wet voor, om elk, die eenen Burger, zonder het oordeel des Volks ingenomen te hebben, hadt doen dooden, voor een misdaadiger van Staat te verklaaren. Dit was een ontwerp, gefmeed om cicero te doen vallen. De Medepligtigen van catilina waren met den dood geftraft, zonder dat het Volk (*) Wie deeze Goede Godinne geweest zy is geheel onzeker. Haar naam was alleen aan de Vrouwen bekend, en werd op 't zorgvuldigst voor de Mannen verborgen gehouden , gelyk ook by de Offeranden aan haar, door de Vestaalfche Maagden, toe"-ebragt, geen Man moge verfchynen. Cicero noemt het weeten van haaien naam (voor de Mannen naamIjk) Heiligschennis. m romrinen. Het Jaar van Rome 695. Clodius verdrukt cicero.  128 ALGEMEENE BS ROMEINEN. Vcrwydert cato mede van Rome. Het Jaar van Rome 696. Pompejus doet cicEito weder te rug roepen, die bem met uitgeltrektermagt bekleedt. Volk hun vonnis hadt kunnen opmaaken; maar crcERo hadt alleen, op last van den Raad, gehandeld, en de nooddwang der omftandigheden regtvaafdigde zyn gehouden gedrag. Zo ras hy zich aangevallen zag, bleek de blooheid van zyn aart. Verflaagen en fmeekende, verzogt hy, in rouw gewaad, hulpe; doch vondt ze niet. De ondankbaare pompejus floot de deur voor hem digt. Cicero voorkwam het vonnis van zyne uitbanning , verliet Rome, en begaf zich na Griekenland. Zyne verregaande fmerte, zyne bittere klagten tegen zyne beste Vrienden, ftrekken ten blyke, dat de Wysbegeerte, waarop hy zich zo veel liet voorftaan, meer in zyne gefprekken beftondt, dan in zyn gemoed gehuisvest was. Clodius zogt ook cato, dien onverzettelyken Gemeenebestgezinden, die onophoudelyk in de weere was, met de ondeugden en de Dwinglandy te beftryden, uit Rome te helpen. Hy deedt hem last geeven, om ptolomeus, Koning van Cyprus, te ontthroonen. De Gemeensman, een perfoonlyk \'3'aud van dien Vorst, hadt hem als een vyand van 't Gemeenebest doen veroordeelen. Ptolomeus bragt zich, vóór de aankomst van cato, door vergif om bals. Pomp e jus bemerkte, eindelyk, de verkeerdheid zyner handelingen. Clodius betoonde hem niet langer ontzag; en de eerfte Veldtocht van cesar, in Gallie, fcheen al den roem van pompejus te verdooven. Verbitterd tegen den een; hayverig omtrent den ander, bewerkte hy dj te rug  GESCHIEDENIS. 125 rug roeping van cicero, door hem zo lafhartig verlaaten. Deeze zag zich, naa zyne wederkomfte, met eere bekleed; hy trok Italië, als in zegepraal, door; men herbouwde zyne Huizen in de Stad en op het Land, op kosten van den Staat. Welhaast deedt hy zyn • gezag, ter begunftiging van pompejus, gelden. Zich van de gelegenheid eener duurte van Koorn bedienende, verzorgde hy hem, voor vyf jaaren, het opzicht over de leevensmiddelen, in 't geheele Ryk, met eene zeer wyduitgeftrekte magt. Door dergelyke aanflellingen gewende het Volk de middelen des gemeens in de handen van eenige Eerzugtigen te Hellen, en zy leerden daar van hunne byzondere beurs te maaken. Naardemaal de Driemannen elkander noodig hadden, veréénigden zy zich door nieuwe verbintenisfen. Pompejus en crassus verkreegen het Burgemeesterfchap, en wyduitgeftrekte Landbehecrfchingen. Den eerstgemelden viel Spanje , den laatstgenoemden Syrië, Egypte en Griekenland ten deele; beide voor den tyd van vyf jaaren. De Vrienden van cesar ftemden hier in niet toe, dan op voorwaarde, dat hy ook, vyf jaaren lang, in het Landbeftuur van Gallie zou blyven. Deeze drie Veldheeren ontvingen ook volmagt, om zo veel Soldaaten te werven, van de Koningen en Bondgenooten der Romeinen zo veel gelds en onderftands te neemen, als zy noodig oordeelden. Zy konden, derhalven, volftrekt over alles, naar hun zin, befchikken. III. deel. I De DB ROMEINEN. Het Jaar van Rome 697. Landvoogdyen voor vyf jaaren, aan de Driemannen afgeftaan.  DE ROMEINEN. Het jaar van Rome 700. Crassus verflaagen cn gedood door deParthers. Het Jaar van Rome 701. Pomp ejus alleen Burgemeester. 130 ALGEMEENE De onverzadelyke crassus, die fchatten op fchatten ftapelde, die een Burger niet ryk noemde, of hy moest in ftaat weezen een Leger op de been te brengen, en, buiten twyfel, zelve arm was te midden van zynen rykdom, haastte zich om in Afie te komen, waar hy hoopte zyn gelddorst te lesfehen. Naa den Tempel te Jcrufalem geplonderd te hebben, wikkelde hy zich in eenen onvoorzichtigen Krygstocht tegen de Partners; alleen tot dien Oorlog aangezet, door de rykdommen diens Volks. Maar de Parthers waren krygshaftig, fchriklyk zelfs in hunne vlugt, door hunne behendigheid in 't fchieten met den boogj en het beftuuren hunner paarden. Het Romeinfche Leger werd geheel verflaagen, en crassus met zyn' Zoon gedood. — Hy hadt het evenwigt gehouden tusfchen cesar en pompejus; zyn dood verbrak onvermydelyk dit evenwigt, en de dolle tvveedragt begon te woeden. Men zag te Rome niets dan partyfchappen en wanordes van allerleien aart. Alles werd 'er in 't openbaar verkogt, het geweld voegde zich by de kuipery. M1 l o bragt clodius om, en die moord was het voorfpel van deerlyke opfchuddingen; Rome werd geheel onveilig. Toen deeden de Aanhangers van pompejus hun best, om hem het Diclatorfchap te doen opdraagen. Op deeze waardigheid vlamde die heerschzugtige heimlyk. Cato Helde , om de Vryheid te bewaaren , en hen onder 't bedwang der Wetten te houden, voor, pompejus alleen tot Burgemeester te  GESCHIEDENIS. i3r te verkiezen : dewyl hy als dan verfchuldigd bleef, rekenfchap van zyn gedrag te geeven. De zaak was zonder voorbeeld ; nogthans ging ze door. Pompejus verwierf alleen de Burgemeesterlyke waardigheid. Hy kreeg een nieuwe Krygsmagt, en duizend Talenten inkomen, om zyn Leger te onderhouden. Hy behieldt de Landvoogdye van Spanje, met de vryheid om 'er Onderbevelhebbers te zenden. Vóór het einde zyns Burgemeesterfchaps verkoos hy eenen Amptgenoot. Eene geveinsde gemaatigdheid, die het oog der Raadsheeren verblindde. I 2 ZE¬ DE ROMEINEN.  DE ROMEINEN. Vóorrpoed •der wapenen van cesar in Gallis, enz. Zyne han- delwyze, om te Rome meester te worden. 132 ALGEMEENE ZEVENDE HOOFDSTUK. De vermeestering van Gallie. — Pompejus met cesar in onmin. — Burger-Oorlog. Cesar hadt, in minder dan tien Jaaren, de Helvetiërs te onder gebragt, ariovistus, een der Koningen van Germanie, overwonnen, de Belgen getemd, gansch Gallie tot een Romeinsch Wingewest gemaakt, en den fcbrik zyner overwinnende wapenen tot Groot-Brittanje uitgeflrekt. Onder zyne Krygsverrigtingen telt men acht honderd bemagtigde PJaatzen, drie honderd overwonnen Volken, en drie millioen Menfchen, in veelvuldige Veldflagen, gedood. De Galliërs waren moedig; doch verdeeld in kleine Staaten, onder Opperhoofden , die weinig gezags hadden. Hy onderwierp ze niet alleen door zyne dapperheid en uitmuntende Krygsbekwaamheden; maar ook door zyne afgerigte Staatkunde; hy flookte tweedragt, en wapende den een' tegen den ander. Onverfchrokken, maatig , onvermoeid, altoos ten firyde gereed, altoos op den loop der Staatszaaken bedagt, zelf dan wanneer hy de vyanden beflreedt en vervolgde, hieldt hy een waakend oog op 't geen 'er te Rome omging. Veel gelds befleedde hy, met anbekrompe hand, om Hemmen tekoopen, :n eenen Herken Aanhang te maaken: de Bur-  GESCHIEDENIS. 133 Burgemeester emilius alleen kostte hem honderd en vyftig Talenten. Hy verrykte zyne Onderbevelhebbers en Soldaaten, die hem, en niet langer het Vaderland, dienden. Met één woord, hy veroorlofde zich alles om te heerfchen, en zyn groot verHand deedt hem alle hinderpaalen te boven komen. De tyd zyns bewinds liep ten einde. Door hem het Krygsbevelhebberfchap te ontneemen, zou hy met een gemeen Burger gelyk Haan. Dit was de wensch en het doel van pompejus, die, onder de hand, de wederroeping van cesar verzogt. Maar de listige Gemeensman curio, door cesar uit zwaare fchuld geholpen, wendde deezen flag af, zonder dat hy fcheen party te kiezen. Hy Helde voor, of de beide Veldheeren in hunne toevertrouwde posten te doen blyven, of ze beiden te rug te roepen: dewyl zy even zeer in Haat waren om het Gemeenebest te ontrusten. Naardemaal pompejus, hoe groot eene gemaatigdheid hy ook voorwendde, zich niet gewagt hadt zyne toeflemming te geeven, om c e s a r van 't Bewind te ontzetten, was curio van oordeel, dat men ze beiden voor Vyanden des Romein/eken Volks zou verklaaren, als zy in hunne Bedieningen wilden volharden. Cesar boodt aan, de zyne te willen nederleggen, mits dat zyne Mededinger het desgelyks deedt. Deeze min bekwaam, min fcherpziende, vertrouwde, dat de Soldaaten van cesar hunnen Veldheer zouden verlaaten, en hadt de verwaandheid, om I 3 zich DE ROMEINEN. Openbaare oueenigheid tusfchen cesar en pumpejuï. .  DE ROMEINEN. De laatfte verwerpt, door een blind vertrouwen, alle bevrediging. Het Jaar van Rome 704. Cesar trekt ovcrdcnRu. Ikon. Rome jn de uiterfie verlegenheid. I.H ALGEMEENE zich dit zeggen te laaten ontvallen: Dat hy alleen met den voet op den grond behoefde te ftampen, om 'er een Leger uit te doen voortkomen. Naa eenige onderhandelingen verwierp hy alle voorflagen van bevrediging, en maakte een Burger-Oorlog onvermydelyk. Aan zyne zyde ftonden de Burgemeesters en de Raad, tegen hen het Volk, een overwinnend Leger, met den grootften Veldheer, die immer beitondt, aan 't hoofd. Hier was meer fchyn van regt, daar meer bekwaamheid, moed en hulpmiddelen. De Regtvaardigheid zelve zou, wanneer zy onbeneveld was, zich zeer zwak vinden in dergelyke omftandigheden. Men hadt cesar voor een vyand van Rome verklaard, indien hy weigerde zyne Bediening neder te leggen, en pompejus de verdeediging van het Gemeenebest in handen gegeeven, fchoon hy geen Burgemeester was. Cesar bevondt zich aan den oever van den Rubicon, eene kleine Rivier, welke het Naastgelege Gallie van Italië fcheidt. Hy draalde, en ftondt in twyfel wat te doen: eindelyk borst hy, naa een lang bedenken, in deeze woorden uit: Byaldien ik de Rivier niet overtrek, dan ben ik bedorven; indien ik 'er overgaa, hoe veel onheilen zal deeze ftap over Rome brengen! Dus dobberende tusfchen de bedenking van den haat zyner vyanden , en den ramp zyns Vaderlands, riep hy eindelyk: De teerling is geworpen. Hy trok de Rivier over, maakte zich meester van Ariminum, nu Rimini, en ver-  GESCHIEDENIS. 135 vervulde Rome met den fchrik zyner wapenen. De Raad verklaarde, dat 'er Oproer was; dit zeide zo veel als dat de Stad zich in gevaar bevondt, en de Burgers de wapenen moesten opvatten. Niets was 'er in gereedheid tegen eenen zo dobrzettenden en gevreesden vyand. Pompejus verliet de Stad en ruimde Italië. Cesar, naa zich van de opcnbaare Schatkist meester gemaakt, en 'er veel geids uit gehaald te hebben, ging hy Spanje, waar de tegenparty magtig was, te onderbrengen. Hy keert als Overwinnaar weder, f ly vervolgt zynen Mededinger in Macedonië, en brengt hem, in den Pharfalifchen flag, eene beflisfende nederlaage toe. In deezen bleek het duidelyk, dat de meerderheid van getal niets betekent tegen welgehandhaafde Krygstugt en onverfchrokke dapperheid. Eene meenigte van jonge Raadsheerlyken, door weelde verwyfd, vervulde pompejus met een blind vertrouwen. Zy hielden zich van de overwinning verzekerd, en maakten, reeds by voorraad, eene verdceling van de vrugten, die dezelve ïïondt aan te brengen. Cesar hadt zyne oude Soldaaten gelast, hun in 't aangezicht te vliegen; wel voorziende, dat de vrees van daar gefchonden te worden , by hun de begeerte na roem zou overtreffen. Zy werden welhaast op de vlugt gedrecven. De Overwinnaar vondt in 's vyands legerplaats al den toefïel van Jfiatifclie Overdaad. Hy wierp de papieren van pompejus, zonder een derzei ven te leezen, in 't vuur; I 4 zeg- DE ROMEINEN. Het Jaar van Home 705. De Pharfalifche Slag. Gemaatigd"jeid des Orerwiniiaars.  DE ÜOMEIKEN. Ket Egvptifcht Hof doet pompejus ombrengen. Alexan- drknfche Oorlog. I 136 ALGEMEENE zeggende: Ik wil liever van de misdaaden onkundig, dan yerpligt weezen dezelve te ftraffen. Hy zugtte diep, op het zien van het flagveld met lyken bezaaid: en zogt, door eene heldhaftige goedertierenheid 3 de rampen te verzagten, welke hy zich beklaagde te hebben moeten veroorzaaken. De vermaarde pompejus, die zo langen tyd Meester van het Gemeenebest, en eenigermaate van het geluk geweest was, nam, overwonnen, vlugtende, en omzwervende, eindelyk den weg na Egypte, waar hy ptolomeus auletus, door de Alexandriners ontthroond, weder ten throon verheven hadt. Hy vleidde zich met de hoope , van erkentenis te zullen vinden by den jongen ptolomeus, Zoon en Opvolger van auletus. Maar een ongelukkige heeft zo weinig Vrienden! Cesar zette hem heftig na. Het Egyptifche Hof hing in twyfel welk eene zyde te kiezen. Men volgde den raad van theodotus, eenen lafhartigen Redenaar, die verraad en moord aanraadde, als het eenig middel om cesar te behaagen. Men bragt pompejus om, zo als men de handen uitftrekte om hem te ontvangen. Men boodt zyn hoofd zynen Vyand aan; maar, in ftede van daarover vreugde te betoonen, verklaarde hy zyne verontwaardiging en fmerte. Cleopatra, Zuster en Vrouw des Kb• oings van Egypte, hadt het regt om met hem, volgens de fchikkingen van hunnen Valer, de Kroon te.deelen. Zy handhaafde dit  GESCHIEDENIS. 137 dit regt met de wapenen. Cesar wilde het verfchil, in den naam des Romeinfche}n Volks, beflisfen: en de fchoonheid van cleopatra boezemde hem gevoelens in, die hem zeer van partydighcid verdagt maakten. Photinus, Staatsdienaar van ptolo. meus, verwekte daarom den Alexandrienfchen Oorlog, in welken, en de Koning,en de Staatsdienaar omkwamen. Cesar toog, cleopatra op den Throon gezet hebbende, fchielyk ten ftryde tegen pharnaces, Zoon van mithridates, Koning van Bosphorus, wiens overwinningen zich tot Afie uitftrekten. Hy gaf in de drie bekende woorden, Veni, Vidi, Vici, (ik kwam, ik zag, ik won,) berigt van zyne Krygsverrigtingen. Cesar, Burgemeester voor vyf jaaren, Dictator voor één jaar, altoos blyvend hoofd der Gemeensmannen, gevolmagtigd om Vrede en Oorlog te maaken naar zyn goedvinden, keerde twee jaaren naa het vermelde overtrekken van den Rubicon, te Rome weder, met het Oppergezaghebberfchap bekleed. Wel verre van dezelve in 't tiras van Burgerbloed te vestigen , het voetfpoor van sylla volgende, bevlytigde hy zich om vergiffenis te verkenen, en fchonk zelfs veele gunstbewyzen aan zyne voornaamfte vyanden. Zy waren allen nog niet te onder gebragt. Geduurende zyn verblyf in Egypte, waar eene onvoorzichtige minnaary hem zyne belangen hadt doen vergeeten, hadden de Zoon van pompejus, cato, scipio, en andere Gemeenebestgezinden, I 5 in DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 706. Hy komt te Rome, en wordt mees. ter van alles. e  DE ROMEN NEN, De Afn caanfche Oorlog. Cato brengt zicb zelvcn om 't leeven. 138 ALGEMEENE in Africa, eene Krygsmagt verzameld , en maakten zich gereed om dapperen wederftand te bieden. Maar wie kon cesar overwinnen! De Zee overgeftooken zynde, won hy drie Veldflagen naa elkander. Cato hadt vergeefsch geraaden, het gevaar eener nederlaage niet te Joopen. Op Utica zich onthoudende, fcheen hy daar den Raad van Rome en de Vryheid te doen herleeven. Zyne hoop verdween fchielyk. De hooploosheid vertoonde zich allerwegen; hy raadt zyne Vrienden de vlugt te neemen, of den Overwinnaar om genade te fmeeken. Wat hem betrof, hy hadt beflooten de vryheid zyns Vaderlands niet te overleeven, na bedaardlyk met twee Wysgeeren gefprooken, en de zamcnfpraak vanPLATo, over de onfterflykheid der Ziele, geleezen te hebben, zeide hy, zyn zwaard gekrcegen en het opgeftooken hebbende: Nu ben ik meester van my zeiven! Hyfliep: en ontwaakende,doorftak hy zichzelven. Men fchoot op het gerugt toe, verbondt de wonde, hy maakt die los, en fterft. Cesar riep, op 't ontvangen van de tyding des doods van dien doorlugtigen Man, uit: óCatoI ikbenydu uw' Dood: dewyl gy my den roem om uw Leeven te fpaaren hebt ontnomen. Zodanig een vyand te behouden, zou in de daad" veel roemryker geweest zyn dan hem te overwinnen. Indien cato, dat ik my dus uitdrukke, geen Geestdryvcr in de Deugd geweest ware, en, in ftede van fuwelyk de zeden zyner  GESCHIEDENIS. 139 ner Eeuvve aan te tasten, door voeglyke middelen, de ongeregeldheden hadt zoeken te verbeteren, zou zyne Liefde tot het Vaderland en grootheid van ziel veel goeds hebben kunnen te wege brengen, en veel kwaads weeren; doch de aanmerking van cicero is juist: ,, Door zich te gedraagen „ als in 't Gemeenebest van flato, en „ niet als onder de heffe van romulus, „ was zyne ftrengheid zelden nut en zom„ tyds fchadelyk". Het was niet meer de tyd van fabric ius. Rome, volflrekt bedorven , kon onmogelyk volgens de oude gronden befluurd worden. Men moest zich naar de omftandigheden, en den eisch der zaaken, fchikken. Cato verwekte eerbied, door de oude en in onbruik geraakte grondregels te volgen. Hy mistte zyn doel met ze te willen invoeren. Moet dan de wysheid naar het onmogelyke tragten ? ACHT- DE ROM EIKEN.  DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 708. Verregaande Eerbctooningenaan cesar vergund. 1 140 ALGEMEENE ACHTSTE HOOFDSTUK. Cesar wordt Meester van 't Gemeenebest. — Zyn dood. De Eerbetooningen aan cesar, naa zyne wederkomfte vergund, ftrekken ten genoegzaamen blyke, dat te Rome niets meer dan de fchaduw van een Gemeenebest was overgebleeven. De Goden werden ftaatlyk gedankt voor de Overwinningen, door hem behaald. Men verlangde zyn Dictatorfchap voor tien jaaren, en droeg hem 't zelve eindelyk voor al zyn leeven op. Onder den tytel van Hervormer der zeden , gaf men hem al het gezag desTugtmeesterfchaps, 't welk voorheen twee Overheidsperfoonen met elkander deelden: zyn perfoon werd heilig en onfchendbaar verklaard, en zyn Standbeeld in het Capitool, naast dat van j ijpi ter, geplaatst, met dit heiligfchendend opfchrift : aan cesar, een halve god. Dit ftiet hem, en hy liet het verwaate gedeelte, een Halve God, terftond uitfchrappen. Hem werden vier zegepraalen, in één maand, toegeflaan. De Gouden en Zilveren Vaten, in deeze zegeftatie voor den Overwinnaar gedraagen, beliepen de waardy van vyf-en zestig duizend Talenten. Niets haalde by den pragtigen toeftel, en 3e grootfche vertooningen, toen te Rome ;e zien. Zy-  GESCHIEDENIS. 141 Zyne gefchenken aan de Soldaaten en aan het Volk, de maaltyden, de feesten en de fbhouwfpelen , welke hy gaf, en alles overtroffen, wat van dien aart ooit binnen Rome vertoond was, betoverden de menigte , die, door het bekoorend lokaas van vermaak, zich in den valftrik der flaaverny liet vangen. Twee-en twintig duizend tafels, met de kostbaarfte fpyzen en de uitgeleezenfte wynen, op de flraaten der Stad aangerigt, kunnen ons over zyne verkwisting doen oordeelen. De zeden der Romeinen waren dermaate bedorven en verbasterd, dat de Romeinfche Ridders het zich niet fchaamden met de zwaardfchermeren te vegten. De zagtaartigheid van cesar, zyne bevlytiging op alle zaaken des Staatsbeftuurs en de wysheid zyner Wetten, waren de beste middelen om zyne heerschzugtige onderneemingen een fchoonfchynenden glimp te geeven, en te vergoelyken. Hy herftelde de goede orde binnen Rome; hy lokte Burgers derwaards; hy zette de bevolking door belooningen aan; hy beperkte de buitenfpoorigheden der overdaad; hy bepaalde den duur der Landvoogdyfchappen voor de Schouts op één, en voor de Burgemeesterlyke Landvoogden op twee jaaren. Als Opperpriester hervormde hy den Almanak. De Priesters hadden, of door onkunde , of door belang, daarin eene groote verwarring veroorzaakt. Het Jaar beftondt uit twaalf Maanmaanden; men moest 'er, om de twee Jaaren, eene Schrikkelmaand, nu eens van twee- en twintig, dan eens van drie- DB ROMEINEN. Zyne ver-kwistingen,om het Volk te behaagen, Hy hei-Relde de Orde, cu maakte goede Wetten. Hy her vormt den Almanak, door dj Priesters in de war gebragt.  DE JtOMEINEN. Dit heerlyk werk wordt gelaakt door 't Gemeen , enbefcnimpt door cicero. 142 ALGEMEENE drie-en twintig dagen, inlasfcben; maar die werd gedaan of verzuimd, naar de omftandigheden het fcheenen te eifchen, om den tyd van de Bedieninge der Overheden te verlangen of te verkoi ten. In deezervoege was alle:; in 't wilde geloopen. Sosigenes, een Starrekundige van Alexandrie, bragt die verwarring te regt; en cesar. voerde het Zonnejaar in, beftaande uit drie honderd vyf-en zestig Dagen; met de tusfchen voeging van één' Dag om de vier jaaren." In het eerfte jaar moest hy, ter vereffeninge, behalven de Schrikkelmaand,nog zeven- en zestig dagen voegen. Waarom dit Jaar, 't welk het langfte was, 't geen de Romeinen ooit gehad hebben, en hunne zaaken buiten de gewoone orde deedt gaan, van hun den naam van het Jaar der Verwarringe kreeg. Dit zo pryswaardig en nut bedryf werd, even gelyk alles, wat tegen oude gebruiken, gevestigde Volksgewoonten en denkbeelden aanloopt, van zommigen gelaakt. Zy namen hier uit gelegenheid om te zeggen, dat cesar, naa over de aarde gezegepraald te hebben, ook den Hemel wilde regeeren. Niet vreemd, in de daad, was het, opdien toon hetgemeene Volk te hooren fpreeken; maar dat cicero, die lang te vooren het Werk van aratus hadt overgezet, die beter, dan iemand anders, de misflagen en onvoeglykheden der oude fchikking kende, zich _ aan zulk eene zwakheid fchuldig maakte, is meer te verwonderen. Van iemand, in een gezelfchap, hoorende zeggen, dat zeker  GESCHIEDENIS. 143 feer Geftarnte, 's anderen daags zou opgaan, gaf hy ten antwoord: Ja, op cesars bevel. Deeze groote Redenaar, die fïreng van aart, en een liefhebber van fchertzen was, nam alle gelegenheden waar om zynè geestigheid te toonen, zonder op de betaamelykheid agt te geeven: aan fchertzery kon hy alles, zelfs de vriendfehap, opofferen. Is dit het doen van een recht verftandig Man ? De twee Zoons van pompejus hunne party in Spanje weder aangemoedigd hebbende, toog cesar tegen hun op, en gaf, door zyne overwinning by Munda, met zo veel lyfsgevaar behaald, den doodfteek aan de Vryheid. Men zag hem in Rome zegepraalend wederkeeren, als of hy de vyanden van 't Gemeenebest verflaagen hadt. — Toen tot altoosblyvend Dictator en Keizer benoemd, deedt hy, meer dan ooit, zyn best, om aller harten op zyne zyde te trekken. Hy dankte, tegen den raad zyner beste Vrienden, zyn Lyfwagt af; deedt de nedergeworpen Standbeelden van pompejus weder opregten; vermeerderde het getal der Overheidsbedieningen, om dus meer belooningen te kunnen fchenken, en overlaadde veelen zyner geflaagendfle vyanden met gunstbewyzen. Hy vervulde den Raad met lieden van zynen Aanhang; doch bragt dien in veragting, door 'er zes honderd Raadsheeren by te voegen, voor 't meerendeel dien verheeven rang onwaardig. Zy flrekten tot noodige werktuigen, om het gebouw zyner Heerschzugt te voltrekken. De Krygs- DE ROMEINEN. Cesar altoosblyvendDiétator,naa den flag by Munda.  DE ROMEINEN. Het Jaar var Rome Hy verbittert de Genreenebestgeziuden. Zamenzweeringvan cassius en brutus. 144 ALGEMEENE Krygstytel van Imperator, of Keizer, voorheen door de Soldaaten den Veldheeren toegevoegd , naa het behaalen eener treffelyke overwinninge, werd welhaast een eernaam, om het Oppergezag aan te duiden. Eenige volyverige Gemeenebestgezinden fchnkten op het aanfchouwen eener magt, voor 't Gemeenebest zo verderflyk. De uictator verbitterde hun , of door een hoogmoedig, of een onvoorzichtig bedryf. Op zekeren dag, dat de Raad hem eenige nieuwe Waardigheden opdroeg, rees hy, te dier ftaatlyke gelegenheid, niet van zynen Regterftoel. Dit teken van kleinagting was zelfs den Volke aanftootlyk. Eenigen tyd daar naa boodt marcus antoni us, zyn Amptgenootin 't Burgemeesterfchap, hem, in 't openbaar, een Diadema aan, met lauwrieren omwonden. De weigering van cesar, om dezelve te ontvangen, verwierf 's Volks toejuiching; doch zyn oogmerk was om de gevoelens des Gemeens te polzen; en men ontdekte eerlang, dat hy na den tytel van Koning ftondt, zo haatlyk in de 00ren, en zo verfoeid in de harten des Volks. Een enkel woord vermag zomtyds zeer veel op de Menfchen. Cesar bekleedde hier eene volftrekte Oppermagt; wat behoefde hy een Tytel, zo gefchikt om de geesten te ontrusten en gaande te maaken. Welhaast werd 'er eene zamenzweering gemaakt. C a s s 1 u s was 'er het Hoofd van. Hy haalde marcus brutus, een' Af. ftammeling van den vermaarden juniüs brutus, dien uitdryver der tarqui- nius-  GESCHIEDENIS. 145* niussen, Schoonzoon en Naavolger van den grooten cato, in zyne belangen over. Cesar beminde brutus als zyn Zoon; hy hadt hem, behalven lyfsgena, veele en zeer groote gunften gefchonken; hem tot zynen Vriend gemaakt, zonder egter zyn haat tegen dwingelandsch gezag te kunnen verdooven. Naamlooze briefjes, met deeze woorden: Gy Jlaapt brutus, gy zyt geen brutus meer, op zynen Regterftoel gelegd, want hy bekleedde toen het Ampt van Hoofdfchout, deeden, in zyne ziel, de Gemeenebestgezinde gevoelens ontwaaken. Cassius, in deezervoege van ter zyde brutus aan 't wankelen gebragt hebbende, trok hem vervolgens, door inneemende en dringende gefprekken, geheel in zyne belangen. P o r c 1 a , de doorlugtige Dogter van c ato, de Echtgenoote van brutus, befpeurde, dat haar Man heftig aangedaan was, en voor haar eene zaak van aangelegenheid verborg. Zy bragt zichzelve eene zwaare wonde in de dye toe, om te beproeven, of zy de fmert van pyn zou kunnen doorftaan. Verzekerd dat zy in ftaat was een geheim te bewaaren, welke pynigingen haar ook mogten worden aangedaan, ontdekte zy de gemaakte wonde aan brutus; hem tevens vermeldende, welk eene beweegrede haar gedreeven hadt tot het beflaan van zulk eene moedige daad; zy verwierf daar door het gezogte vertrouwen. Brutus ontdekte haarde zamenzweering: De Hemel geeve, riep hy uit, dat ik my eener' III. deel. K Vrou- ROMEINEN. Moed *an  SS aoMEr« KEN, Cesar vermoord» Aanmerkingenover derzen moord. 146 ALGEMEENE Vrouwe, als p o r c i a , waardig gedraage! Het* bloed van cato fpeelde in de aderen deezer Vrouwe, die zich, door de Wysbegeerte, boven de Mannen van haaren tyd verheeven hadt. De Di&ator moest in den vollen Raad gedood worden, wanneer hy op 't punt ftondt om den Oorlog in Afie, tegen de Parthers, te voeren, en den nederlaag van crassus te wreeken. Agterdogt en zelfsbewustheid deeden hem veel meer, dan de gewaande wondertekens en voorzeggingen, by alle Gefchiedfchryvers verhaald , in twyfel ftaan, of hy zich naar den Raad zou begeeven. Maar zich vast verbeeldende, dat het Gemeenebest by zyne behoudenisfe het grootfte belang hadt, en dat niemand tegen zyn Perfoon iets zou durven onderneemen; een gevoelen, hem Reeds door zyne Vleiers ingeboezemd; ftelde hy zich, zonder eenig voorbehoedzel te gebruiken, bloot aan de woede der Zamenzweerderen. Deeze trokken hunne verborgene dolken, en bragten hem drie-en twintig wonden toe. Brutus onder dien hoop ziende, borst hy, door dit gezicht getroffen, uit: Hoe! myn Zoon, brutus, zyt gy daar ook? Hy verzette zich niet tegen deeze overmagt, en ontving, zyn aangezigt met zyn' tabbaard bedekt hebbende, den dood, als iemand, die over 't verlies zyns leevens geen fmert gevoelde. Deeze Held hadt toen den ouderdom van vyf- en vyftig jaaren bereikt. Volgens de grondregels en wetten des Gemeenebests, was een ieder, die na de Opper.  GESCHIEDENIS. 14; permogendhcid dong, een vyand van het Va derland, overgeleverd aan den haat der Buigeren. Cesar fchynt, derhalven, als eer Óppermagtige van den Staat veroordeeld, Een moord kwam het onvermogen dei Regtvaardigheid te hulpe. Maar, indien Rome niet langer vry kon blyven; indien het noodwendig den hals moest krommen onder het juk eens Heerschzugtigen , dewyl goede beginzels en goede zeden, de fteunpylaaren der Vryheid, 'er niet langer gevonden werden; indien het voorbeeld van sylla; indien de verbaazende rykdommen en het aanzien van eenige byzondere Ingezetenen, vroeg of laat, het Gemeenebest de gedaante eener Alleenheerfching moesten doen aanneemen; verdiende dan de heerfchappy van cesar de voorkeuze niet boven het aanregten van nieuwe BurgerOorlogen ? De ftoute daad van brutus, die zynen Weldoender, zynen Vriend, ombragt, zich met de harsfenfchimmige hoope van den Staat te zullen bevryden en behouden , ureelende, is een ftaaltje van die Gemeenebestijver, welks buitenfpoorigheden veel gelykvormigheids hebben, met de Geestdryvery in den Godsdienst. Cicero, die men tot het geheim der zamenzweeringe niet hadt toegelaaten, om dat zyne vreesagtige geaartheid wel bekend was, beklaagde zich daar naa zeer, dat de Zamenzweerders de voornaamfte vrienden van cesar niet mede afgemaakt hadden. „ Zy hebben", fchryft hy aan zynen Vriend atticus, „ het ontwerp van een Kind* K 2 „ met ij DB romen NEN. Volgens het oordeel van cicero liadt men alle de Vrienden van cesar moeten dooden.  DE ROMEINEN. De Zameti- zweerders flaageu niet by het Volk. OnvoorzichtigStaatsbefltiit. 148 ALGEMEENE „ met den moed van een Held, uitgevoerd: „ de Boom is geveld; maar de wortels zit* „ ten nog in den grond". De wortels der Dwingelandye uit te roeijen was toen onmogelyk; zy zaten in de zeden, die niet veranderd konden worden. Onder de Zamenzweerders zelve zou men misfchien welhaast een Overweldiger gevonden hebben. Cicero wankelde vervolgens in zyne Staatsïnzigten; hy werd de veroorzaaker en het flagtoffer der grootheid van augustus. Zo ras cesar den geest gegeeven hadt, liepen zyne moordenaars de Stad door, met de bebloede dolken in de hand; uitroepende: De Koning en Dwingeland van Rome is niet meer! Eenige Raadsheerlyken vervoegden zich by hun ; maar het Volk liet niets anders dan verflaagenheid en rouwe blyken. In hunne verwagting bedroogen, begaven zy zich na het Capitool. De Burgemeester marcus antonius en lepidus,Overfte der Ruiterye, betoonden zich gereed om den dood des Dictators te wreeken; dat is te zeggen , zy zogten de Oppermagt, het voorwerp hunner Eerzugt, in handen te krygen. — De Raad vergaderde. Men overwoog, of cesar voor een Dwingeland, of een wettig Beftuurder van 't Gemeenebest, moest aangemerkt worden ?Zyne nagedagtenis liep gevaar van de altoosduurende fchandvlekke der Dwinglandye te zullen moeten draagen, wanneer antonius, met zeer veel beleids en behendigheids, die voorkwam; bybrengende, dat, dewyl de Dictator bykans alle Bedieningen begeeven, alle  GESCHIEDENIS. 149 alle Overheden en Landvoogden aangefteld hadt, alle Amptenaars in de noodzaaklykheid zouden weezen, om hunne waardigheden neder te leggen, zo ras hy, van wien zy dezelve ontvangen hadden, als een Overweldiger en Dwingeland werd aangemerkt, en dat hier uit eene jammerlykc regeeringloosheid, gepaard met de verdelgendfte onlusten en bloedigfte Burger-Oorlogen, liondt te volgen. Men zette de bepaaling van dit gefchilftuk ter zyde, en kwam overéén, dat men de Moordenaars van den Dictator niet zou vervolgen, en bekragtigde, ten zelfden tyde, alles wat cesar hadt vastgeftcld. — Dit dubbel zinnig, of liever, tegenffrydig befluit kon, in dien hachlyken toeftand, de rust niet herftellen. Cicero fchryft, op dit ftuk, in een' zyner Brieven aan a t t icus: ,, De Dwingeland is niet meer; doch „ de Dwingelandy is nog overgebleeven. „ Wy betoonen groote blydfchap over zy„ nen dood, en bevestigen , ten zelfden tyde, „ alle zyne Wetten". Men hadt moeten doortasten, of van de Vryheid afftand doen. Antonius, de papieren van cesar in handen hebbende, maakte van dezelve, naar welgevallen, gebruik, en befchikte alles, overéénkomftig met zyn belang. De ontruste en woelende geesten kwamen in fchyn tot bedaaren. De Zamenzweerders traden van het Capitool. Antonius en lepidus ontvingen hun als Burgers. Maar het eenigzins gedoofde twistvuur begon weder te branden, door toedoen van antonius. Hy maakte dat de Uiterfte Wil van K 3 ce- de ROMEINEN. Bcdrieglykt Vrede. Marcus antonius lütst liet Volk op tegen de Moordei iats vancE. sar.  DE ROMEINEN. 150 ALGEMEENE cesar in 't openbaar werd voorgeleezen; in denzelven vondt men eenigen zyner Moordenaaren met eere genoemd, en het Volk van Rome werden aanzien lyke erfmaakingen befprooken. Het medelyden en de dankerkentenis de harten ingenomen hebbende, bewoog hy dezelve verder door eene Lykreden, tot lof van cesar, waarin hy de daaden en deugden diens Heids, met grooten ophef, voorftelde; hy vertoonde den bebloeden tabbaart, en de wonden,hem door de Zamenzweerders toegebragt: want het gebalzemde Lyk werd openlyk vertoond. Dit alles maakte zulk een indruk, dat het Volk, 't geen voor heen de Zamenzweerders Tyrannendooders gcheeten hadt, hun nu Moordenaars noemde, en in dolle woede hunne huizen wilde in brand fteeken. Zy vertrokken uit Rome. Om de genegenheid des Raads te winnen, ftelde de Burgemeester, den yver van een Gemeenebestgezinden in fchyn vertoonende, voor, om sextus, den Zoon van pompejus, die zich, zints den flag van Munda, in Spanje verfchoolen hieldt, te rug te roepen, en in de Vaderlyke goederen en eere te herftellen. Cicero liet zich hier door misleiden, en prees ten hoogften het gedrag van antonius, tegen wien by naderhand met de bitterfte fmaadredenen uitvoer. NE-  GESCHIEDENIS. 151 NEGENDE HOOFDSTUK. Stout leftaan en Staatkunde van octavius. — Het Driemanfchap. — De Slag van philippusj waarin de party der v Gemeenebestgezinden de nederlaage kreeg. DE ROMEINEN. Een Jongeling van achttien jaaren verfcheen nu op het tooneel, om de eerfte rol te fpeelen. Octavius naamlyk,Kleinzoon van julia, Zuster van cesar, in de Gefchiedenisfen naderhand zo vermaard onder den naam van augustus. De Dictator, zyn Oudoom, hadt hem ten Zoon aangenomen, en drie vierde deelen zyner goederen nagelaaten. Hy oefende zich te Apollonia, aan de overzyde van de Adriati-fche Zee, in de Welfpreekenheid, als hy de maare hoorde van dit droevig geval, 't welk zo groot eenen ommekeer in de Staatszaaken te wege bragt. Men raadde hem, geene gevoeligheid te laaten blyken, niets te eifchen, af te wagten wat 'er van de zaak worden wilde, ja zelfs om van de Aanneeming en de Erfmaaking affland te doen. Te eerzugtig om na die raadgeevingen te luisteren, begaf hy zich na Rome, en verklaarde ces ars Erfgenaam te weezen. Bemerkende dat antonius, die het roer der Re« K 4 gee- OCTAVIÜS , door CF.SAjt ten Zoon aangenomen , verklaart zich Erfgenaam.  DE HOMETWEN. Opemlyke onmin tus fchen antonius en octavius. CiCEROkiest de zyde van den laatstgemeldcn. m ALGEMEENE geeringe in handen hieldt, hem niet gunfiig was, verzuimde hy geenzins, alles aan te wenden, om, door Staatkundige ftreeken, zyn oogmerk te bereiken. De Burgemeester hadt hem het nagelaaten geld des Diftators geweigerd te geeven; hy verkogt zyn Vaderfyk Erfgoed, om dcLegaaten, in het Testament befprooken, af te doen. Dit was een onfeilbaar middel om de gunst des Volks te winnen, en het tevens te verbitteren tegen iemand, die, den Zoon beledigende, zich ondankbaar tegen den Vader, en onregtvaardig omtrent het Volk gedroeg. Antonius en octavius verzoenden eenige keeren met elkander; doch geraakten telkens weder in onmin. Deeze wilde den dood van cesar wreeken , geene fcheen dit ook te willen, om dat de menigte het wenschte; doch in den grond der zaake zogt hy niets dan eigen grootheid. Hunne onoveréénbrengbaare belangen bragten eindelyk eenen Oorlog voort. Veele leden van den Raad waren hierover zeer in hun fchik, hoopende dat de Mededingers elkander zouden verwoesten. — Cicero, zo wys niet als zy, die zich onpartydig hielden, koos de zyde van octavius, voer tegen antonius uit, en haalde zich dit verwyt van brutus op den halze: Dat hy min de Vryheid zyns Vaderlands, dan een goed Meester voor zichzelven zogt. Een perfoonlyk vyand van den eenen, misleid door de vleieryen en het geveinsd vertrouwen van den anderen, voldeedt hy teffens aan zynen haat  GESCHIEDENIS. 153 haat en hoogmoed, misfchien denkende alleen het Vaderland dienst te doen. Dikmaals kan de Mensch zichzelven zo verre bedriegen, dat hy de roerzeis zyner daaden niet opmerke , terwyl ze anderen in 't ooge loopen. De fchets, door monteso^uieu van dien beroemden Redenaar opgegeeven, zal ons het geheim zyner handelingen ontdekken. „ ik geloof, fchryfthy, dat, indien ,, cato zichzelven voor 't Gemeenebest „ gefpaard hadt, hy de zaaken eenengansch „ anderen keer zou hebben doen neemen. „ Cicero, met verwonderlyk fchoone „ bekwaamheden voorzien, om eene twee„ de rol te fpeclen, was niet in ftaat om „ eene eerfte uit te voeren: hy bezat een „ uitfteekend vernuft; doch toonde zom„ tyds eene laagheid van ziel. Cicero „ was eerzugtig; cato dong na roem. „ Cicero zag altoos eerst op zichzelven; cato vergat zichzelven altoos. Deeze „ wilde 't Gemeenebest, om den wil van 'e „ Gemeenebest, behouden, geene om zich ,, op die behoudenis te verheffen". Zo veel gevoeligheids voor ydele eere is zeker een kenteken van eene zwakke ziel, die, door geringe beweegredenen, tot groote misfiagen kan vervoerd worden. Cicero geloofde, dat hy, door den jongen cesar te verheffen , zelve een fteun kreeg. Zyne zeer welfpreekende Redenvoeringen, onder den naam van PUlippica bekend, zyn zeer verdagt van eenzydigheid, en als ingerigt om antonius zwart te maaken, K 5 en DE ROMEINEN. Het Charae- tcr van dien Redenaar. Geringe teweegredenen geeven aanleiding tot groote raisflagen.  de fiOMEI ken. Hy beweide bevord ring van oi tavius. Antonius vervoegt aicb, over- 154 ALGEMEENE en octavius in 't gunffigfte licht te plaatzen; doch zy blyven niet te min, zo wel als de Redenvoeringen van demosthenes tegen philippus, waarvan zy den naam ontleenen, uitfteekende voorbeelden van navolging voor Redenaars, die Staatsbelangen hebben te verdeedigen. ct Het bewind over 't Naastbygelegen Gallie, :." 'twelk antonius zich liet opdraagen, om daar door Italië in den band te houden , gaf oorzaak tot den Oorlog. Decimus brutus, een der Hoofden van de Za. menzweeringe, hadt van den Diftator die Landvoogdye ontvangen, en wilde zich daar in handhaaven. Antonius trekt met zyne Legermagt tegen hem op. Octavius hadt reeds een Leger, fchoon geen tytel om het gezag te voeren. Zyne Soldaaten drongen 'er op aan, dat hy dien van Propretor zou aanneemen. Hy weigerde het door eene Staatkundige zedigheid, wel voorziende, dat de Raad hem rekenfchap van die weigering zou afvraagen. En de Raad gaf, door cicero daar toe overgehaald, cesar niet alleen den afgeflaagen tytel van Propretor; maar rigtte voor hem een Standbeeld op, en vergunde hem, tien jaaren vroeger, dan door de Wetten was vastgefteld, het Burgemeesterfchap te mogen aanvaarden. Cicero hadt reeds meermaalen het gezag der Wetten gefchonden, ter behevmge der zodanigen, wier Vriendfchap hy zogt. Antonius belegerde decimus brutus reeds in Modena. Cicero bewerkt dat  GESCHIEDENIS. 155 dat hy voor een vyand des Vaderlands zou verklaard worden, indien hy niet terftond het beleg dier Stad opbrak, en het Naastbygelegcne Gallie ruimde. Dit Raadsbefluit verfmaad zynde, ontvingen de twee Burgemeesters hirtius enPANSAbevel,hem te beltryden, en octavius last, om zich by hun te voegen. Pansa werd geflaagen en gedood. Hirtius kwam om als hy een Veldflag won. Antonius, genoodzaakt de vlugt te neemen, trok na het Overalpisch Gallie, waar lepidus het bevel voerde. Hy vertoont zich in rouwgewaad voor de Soldaaten, en maakt hun medetyden gaande. Het Leger roept hem voor Veldheer uit, en lepidus was genoodzaakt zich ten zynen voordeele te verklaaren , om zelve niet geheel onherftelbaar verlooren te raaken. Naa de nederlaage van antonius ftelde de Raad zo veel belangs niet in den jongen cesar. Men hadt aan decimus brutus het Bevelhebberfchap over het Leger gegeeven. De party der Gemeenebestgezinden fchiep weder moed. Octavius bemerkte dat de tyd, om het momaangezigt af te ligten, gebooren was. Cicero, op nieuw de fpeelbal van cesars kunftenaaryen, hadt te vergeefsch voorgefteld hem het Bnrgemeesterfchap op te draagen, in de hoope van tot zyn Amptgenoot benoemd te zullen worden: deeze voorflag, met uitjouwend gelach, in den Raad verworpen zynde, twyfclde de Erfgenaam des Dictators niet langer om de voetftappen zyns Voorsan* DE ROMEINEN. wonnen zynde, by LEPIDUS. HetjMr vnn Rome 710. Octavius mankt met bun eea Driemanfchan.  DE ROMEINEN. Zy (temmen op,deMoorders van cesar te vervolgen en te verdelgen. Zy beraamen het verbannen hunner Vyanden. 156 ALGEMEENE gangers in ftaatslist en ftout befraan te volgen. Hy veréénigt zyne belangen met die van antonius en lepidus, en toog, aan 't hoofd eens Legers, na Rome, deedt zich tot Burgemeester verkiezen, fchoon nauwlyks twintig jaaren bereikt hebbende; eindelyk ftelde hy zich, meer door zyne behendigheid , dan door zyn moed, in ftaat om der Heerschzugt, welke hem verteerde, voldoening te geeven. Brutus en cassius waren vertrokken, de een na Griekenland, de ander na Afie. De Overwinning hadt daar hunne party geftyfd , en zy telden twintig Legioenen onder hunne ftandaarden. Het eerfte werk des jongen Burgemeesters was, hun, benevens alle de Moorders van cesar, te doen veroordeelen. Dewyl hy deezen niet kon overwinnen, zonderde hulp van antoni. us en lepidus, werd het Raadsbefluit, tegen die twee gegeeven, terftond ingetrokken. Octavius vervoegt zich "by hun , omftreeks Modena. Hunne onderhandeling duurde drie dagen. Zy kwamen overéén, de Oppermagt met elkander, voor den tyd van vyf jaaren, te verdeelen, onder den naam van Briemannen; dat lepidus te Rome zou biyven, terwyl octavius en antonius de Zamenzweerders zouden beoorlogen ; dat zy vooraf hunne Vyanden zouden verbannen, uit welke verbanning zy gelds genoeg ftonden te krygen, tot het onderhoud des Krygsvolks. In gevolge hier van moesten zich alle die verfchriklyke too:eelen, door sylla weleer aangcrigt, en eenig-  GESCHIEDENIS. 157 eenigzins in vergetelnisfe geraakt, door de zagtere handelwyze van cesar, op nieuw vertoonen. Maar cesar was, niet tegenftaande zyne gemaatigdheid en zagtaartigheid, omgebragt: hier aan waren de Driemannen fleeds gedagtig. Vrugtloos is het te onderftaan, eene gepaste befchryving te geeven van de wreedheid dier Verbanninge; zy gaat alle befchryving te boven. De drie Dwingelanden maakten eenen aanvang, met de hoofden hunner Naastbeftaanden en Vrienden aan elkanders haat en wraakzugt op te offeren. Lepidus beloofde het hoofd van zynen Broeder, antonius dat van zyn' Oom, octavius dat van cicero, aan wien hy zo veel verpligt was, niet te zullen fpaaren. Men verboodt, op leevensftraffe, een der Verbannenen te helpen of te verbergen; elk die eenen Verbannenen ombragt, werd eene ryklyke belooning, en de Slaaven, dia hunne Heeren van kant hielpen, het Burgerregt beloofd. Te midden van de veelvuldige verraaderyen en trouvvlooze flach tingen, gaven verfcheiden Slaaven, Vrouwen, en eenige weinige Kinderen, heldhaftige blyken van onfehendbaare trouwe en liefde. Maar de losgelaate woede en het fchendig misdryf deedt overal beeken bloeds ftroomen. Op het gezigt des hoofds van cicero, door eenen Gemeensman, wiens leeven hy vrygepleit hadt, gedood, betoonde antonius eene uitgelaate vreugde. Drie honderd Raadsheeren, en meer dan twee duizend Ridders, werden vermoord. Het bezit van DÉ ROMEI> NEN. Schriklyke Verbanning.  DE .ROMEINEN. Octavius en antonius trekken tegen brutus en cassius op. 158 ALGEMEENE van rykdommen was een misdaad voor hun * tegen wien men geene andere oorzaake van haat hadt. De verbeurtverklaarde goederen, egter, niet vergenoeg ftrekkende, ftelde men eene fchatting op de Moeders, de Dogters, en de Bloedverwanten der Verbannenen. Met één woord, hier vertoonde zich een dier verfoeilyke fchouw'fpelen , waarin de Menfchen, door onbeteugelde driften vervoerd, en van de Menschlykheid ontaart, in dolheid en verwoedheid de Tygers voorby ftreeven. De Driemannen, met moord en roof verzaadigd, haastten zich om het beraamde ontwerp, ter verdelging der Gemeenebestgezmden, te volvoeren. Lepidus bewaarde Rome. Zyne twee Amptgenooten toogen na Macedonië, waar brutus en cassius zich veréénigden. Nimmer waren de Romeinfche Legermagten zo talryk geweest als deeze, die het lot des Gemeenebests ftonden te beflisfen. Zy maakten, zo van den eenen als den anderen kant, meer dan honderd duizend Mannen uit, in den Oorlog hedreeven, en bezield met die drift, welke de zugt na Eer, of de liefde tot de Vryheid, inboezemt. Cassius wilde het leveren van eenen Veldllag ontgaan, dewyl de Vyanden , door mangel aan Jeevensbehoeften, het onmogelyk konden houden. Deeze voorzichtige raad fmaakte brutus niet. De Soldaaten hielden het voor bloohcid,een beflisfend gevegt te fchuwen; zy morden; '■y liepen over; en hunne onverduldigheid deedt  GESCHIEDENIS. 159 «deedt de Legerhoofden en Veldheeren tot een hoofdtreffen befluiten. De Veldflag by Philippis, eene Stad op de grenzen van Macedonië en Thracie, knakte den Aanhang der Gemeenebestgezinden. Octavius, zo lafhartig, wanneer het op flryden aankwam, als moedig in het beraamen van een' flag, hieldt zich, onder voorwendzel van ziekte, buiten gevaar. Brutus bragt de Legioenen deezcs Driemans in wanorde. Maar terwyl de Overwinnaar de vlugtelingen, met te weinig voorzichtigheids, nazette, drong antonius aan, en verftrooide de Legermagt van cassius. — Deeze, onbewust van dat de overwinning aan de zyde zyns Amptgenoots was, liet zich, door een zyner vrygemaakten, dooriteeken. De twee Legers, voor een gedeelte overwonnen, en voor een gedeelte overwinnende, keerden in hunne Legerplaatzen weder. Het Leger der Driemannen vondt zich in de deerlykfte behoeften. Brutus volgde toen het Plan van cassius. Dit zou ongetwyfeld van eenen gelukkigen uitflag geweest zyn, indien het muiten der Soldaaten hun niet genoodzaakt hadt, eenen tweeden flag te waagen. Hy verloor dien, naa den vleugel, dien octavius aanvoerde, geheel verflagen te hebben. De Vryheid onherftelbaar agtende, volgde hy het voetfpoor zyns Amptgenoots, en benam zichzelven het leeven. Tot eene onfterflyke eere werden deeze twee Veldheeren de laatfte Romeinen geheeten. Zy zouden beter dien eertytel hebben kun- DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 711. De flag van» Philippis. De dood van cassius eu brutus. Misdagen deezer twee • Romeinen,  DE KOMEIKEN. Aanmerkingen overden -Zelfimoord, toen zo gemeen onder deRomeinen. ïóo ALGEMEENE kunnen verdienen. — Cassius, van eenen geweldigen en dwingenden aart, wierd, zo men veronderftelt, min door yver voor het Vaderland, dan door haat tegen cesar, gedreeven. Brutus, braaf in zyne beginzels, onaffcheidelyk aan de Wetten gehegt, vol van Mensenliefde en regtvaardig, eerbiedende zelfs in zyne vyanden de hoedanigheid van Burger; liet zich te zeer vervoeren door die Geestdrift, welke de bedagtzaamheid verbant. Nu eens ging hy flaphartig te werk, uit vreeze van geen maat te zullen houden; dan eens geloofde hy dat geweld geoorlofd was om zyne zaak door te zetten. Vóór het aangaan van den tweeden Philippifchen Veldjlag, beloofde hy zyne Krygsknegten de plondering van Thesfalonica en Sparta, indien zy de overwinning behaalden. Dit was, gelyk plutarchus aanmerkt, de zodanigen nagevolgd, die het regt der Magtigften boven alles Hellen. Brutus en cassius, zichzelven ombrengende, gaven ook den doodfteek aan het Gemeenebest. Men wraakt, met rede, in hun deeze verhaaste bedryven van wanhoop. Maar moeten wy de Zelfsmoord, toen zo gemeen onder de Romeinen, aan gebrek van kloekmoedigheid toefchryven? „ Het is zeker, zegt de beroemde mon„ TEsquiEu, dat de Menfchen min vry, „ min moedig , min gefchikt tot groote on,, derneemingen geworden zyn, dan zy wa„ ren, toen iemand, door de magt, die hy ., zich over zichzelven aanmaatigde, alle 5, oogenblikken in ftaat was, de magt van „ al-  GESCHIEDENIS. iöï „ alle anderen te ontgaan". De Christlyke Godsdienst boezemt ons eenen rechtmaatigen affchrik voor den Zelfsmoord in; en de voorbeelden, welken wy 'er, heden ten dage, van zien, bykans alle door ondeugden en ongefteldheid van zinnen veroorzaakt, toonen genoegzaam, hoe noodig die Hemelfche Zedeleer is. Het blykt niettemin ten vollen, dat de cato's en de brutussejj geen lafbartjgen waren: daar zy liever het Leeven, dan de Vryheid, wilden derven. De afgetrokke redekavelingen,over dit Huk, verzwakken deeze blyken van moed niet in 't minfte. III. deel. L TIEN- ne KOMEN NEN.  DE ROMEINEN. 162 ALGEMEENE TIENDE HOOFDSTUK. De misjlagen van antonius komen octavius te ftade. — De Slag van Actium, en het einde van het Gemeenebest. iNieuwe wreedheden van octavius. Groot geld aan de Soldaaten gegeeven. Favonius van kant ge holpen. T~*\e lafhartige octavius, (want aan 't hoofd eens Legers verdient hy geenen anderen bynaam,) dorfte nog na bloed; naa dat antonius voor hem de overwinning bevogten hadt. Een groot aantal doorlugtige Mannen wierd ten zoen zyner wreedheid geflacht; onder deezen de Raadsheer favonius, een Vriend van brutus; doch die zyne handen niet bezoedeld hadt met ces ars bloed. De onregtvaardigfte Dwinglandy was, in zyn oog, beter te keuren dan een Burger-Oorlog. Eene grondregel, dikmaals door de ondervinding bevestigd. Naardemaal het belang, 't welk altoos de rykdommen vergezelt, alleen Krygslieden aan deeze Dwingelanden verzorgde; moesten de Driemannen vyf duizend Drachma's aan eiken Soldaat geeven, behalven de belooningen den Onderbevelhebberen toegeftaan. Hier uit mogen wy afneemen , hoe zwaare verdrukkingen en afperfingen de Volken leden. Antonius ging Afie, waar brutus en cassius weinig gelds overgelaaten hadden, uitmergelen. Dewyl gy, voeg-  GESCHIEDENIS. 163 voegde hem een Redenaar toe, onze belastingen verdubbelt, maak dan ook dat wy twee Zomers en twee Oogftcn hebben: zonder zulks kunnen wy onmogelyk uwe eifchen voldoen. Maar wat vermogen redenkavelingen tegen geweld? Antonius, in Cilicie zynde, ontboodt voor zich de Koninginne van Egypte, cleopatra, die zich, geduurende den Oorlog, twyfelagtig gedraagen hadt. Deeze fchoone Vorftin verfcheen, en betoverde hem door haare aanvalligheden. De groote Veldheer, de hoogmoedige Staatsman, vlydde zich neder in den zagten fchoot der Liefde; en vergat, van minne dronken, orde op eenig ding te Hellen. Octavius, enkel bedagt op het voortzetten zyner belangen , en voorgenomen hebbende alleen te heerfchen, deedt zyn voordeel met deeze verblinde drift zyns Amptgenoots, en vergoedde, door zyne gefleepenheid, 't geen hem in krygshoedanigheden ontbrak. Naa, door behulp zyner Legerhoofden, sextus, den Zoon van pompejus, die, door het bemagtigen van Sicilië en SardU nie, hem zeer veel onrusts gebaard hadt, overwonnen te hebben, ontfloeg hy zich, onder eenig voorvvendzel, van lepidus; een Mensch , zonder eenige verdienften, wiens verbaazende verheffing een van de nukken der fortuin fcheen. Deeze Drieman, van de zynen verlaaten, vernederde zich voor octavius, verzogt lyfsgenade, en was,die verkreegen hebbende, wel te vrede, L 2 dat DE ROMEINEN. Antonius door CLEStpatra bekoord. Het Jaar van Rome 713. De val van lepidus. Een Man. zonder verdienften. /  CE ROMEINEN. Staaltje va: zyn boog moedige laagheid. De dood van den jongen pompejus. Antonius maakt zich gehaat en veragt. 164 ALGEMEENE dat hy zyn leeven veragt en amptloos moge flyten. ) Eene enkele trek zal ons een denkbeeld . geeven van de hoogmoedige laagheid, die de ziel deezes Driemans beheerschte. Ten tyde dat de fchriklykc verbanning, door het Driemanfchap aangerigt, aan 't woeden was, kreeg lepidus het in 't hoofd, om te zegepraalen over weinige geringe voordeden, eenigen tyd geleden op de Spanjaarden behaald. Het befluit, 't geen hem tot het genieten dier eere volmagtigde , door hem zeiven , met goedkeuring zyner twee Amptgenooten, opgefteld, begon in deezervoege: Allen, welke onze Zegenjlatie met offeranden, feesten, en andere bewystekenen van vreugde, vereeren zullen, zy Heil en Geluk: den anderen Kiende en Verbanning. De jonge pompejus, in Afie gevangen genomen, en, op last van antonius, omgebragt zynde , kon deeze alleen aan octavius het Ryksgebied betwisten; doch in ftede van dit te doen, maakte hy den weg ter overweldiginge voor zynen Mededinger gemaklyker; door eene zamenfchakeling van vreeslyke misdryven zynen eigen val berokkenende. Fulvia, Weduwe van den oproerigen clodius, thans de Echtgenoote van antonius, hadt de gelegenheid gezogt en gevonden om met octavius in onmin te geraaken, en, door die beroerte, antonius uit de armen van cleopatra te trekken. Dit was de oorzaak van den Perufifchen Oorlog, waarin de arme Stad Perufia deer-  GESCHIEDENIS. 165 deerlyk moest lyden, en geheel in de asfche gelegd wierd. — De vrede getroffen zynde, hadden zy onder elkander alle de Wingewesten verdeeld. — Antonius verliet , zonder rede, Italië, werwaards hy wedergekeerd was. De Atheners, by welken hy den Winter wilde overbrengen, ontvingen hem als een God, en boden hem hunne Godinne minerva ten Huwelyk aan; hy zette hunne vleiery duur betaald; eifchende duizend Talenten tot eene Huwelyksgifte, — Van een vruchtloozenKrygstocht tegen de Parthers te rug komende, maakte hy zich, door nieuwe buitenfpoorigheden, gehaat en veragtlyk. Hy verklaarde cleopatra voor Koninginne van Egypte, Chyprus, Africa en Celo-Syric; hy gaf Landfchappen en Koningryken aan de Kinderen, uit hunnen wetioozen minnehandel gebooren: en fchandvlekte, in elke daad bykans , den Naam van een Romein. Octavius bedient zich listig van deeze gelegenheden, om antonius leelyk af te fchilderen, en befchuldigt hem eindelyk voor den Raad. Men befluit ten Oorloge. Antonius rust zich toe te midden van zyne minnaryen, feesthoudingen en ongeregelde vermaaken, te midden van een leeven, 't geen hy,met de ontugtige cleopatra, een onnavolgbaar leeven noemde. —• Door de verftandige en deugdzaame octav 1 a , de Zuster zyns Amptgenoots, die hy, naa den dood van pul via, ter Vrouwe genomen hadt, te verftooten , beroofde by zich van alle hoope op bevrediging. De L 3 mees- DE ROMEINEN. Octavius verklaart zich zyn vyand.  de ROMEINEN. Het Jaar van Jiome 722. De Zeedag van /Otium, gevolgd van den dood van antonius en cle. opatra, 2 166 ALGEMEENE meesten zyner Vrienden, met verontwaardiginge vervuld over zyne ontugtige en buitenfpoorige leevenswyze met cleopatra, verlieten hem. De overdaad en hoogmoed dier Vorftinne vermeerderden den haat. De twee Mededingers lasterden elkander over en weder, met de bitterfte verwyten en fmaadredenen, eer zy hunnen twist, door de wapenen, beflisten. Eindelyk bepaalde de Zeedag van Actium het lot des Romeinfchen Ryks. Cleopatra hadt antonius overgehaald om ter Zee te ftryden, fchoon hy meer magts te Lande hadt. Zy begaf zich met haare Galeien op de vlugt, in 't hevigst van 't gevegt. Haar Minnaar, die zo veele blyken van dapperheid gegeeven hadt, en nog gaf, met gelyke kans om de Overwinning ftrydende, vergat zichzelven, en voegde zich by de vlugtende cleopatra; bevestigende, gelyk plutarc h u s aanmerkt, het oude zeggen, dat eens Minnaars Ziel in eens anders Lichaam leeft. Octavius, of liever zyn Vlootvoogd ft gr 1 p pa , behaalde de overwinning. Het Landleger van antonius, beftaande uit negentien volkomen Legioenen Voetknegten, en twaalf duizend Ruiters, te vergeefsch gehoopt hebbende, ging tot den Overwinnaar Dver. Egypte werd welhaast te onder gei>ragt. Antonius floeg, in 't volgende aar, te Alexandrie de handen aan zich zeizen. Cleopatra werd, met alle zorgvuldigheid, opgepast, en bewaakt om de ze[epraal van octavius te verderen; doch !y ontkwam die fchande, door zichzelven den  GESCHIEDENIS. 167 den dood aan te doen met vergif, of, gelyk eenigen verhaalen, door zich van een vergiftigen Slang, Aspis geheeten, te laaten fteeken. In deezervoege kwam octavius, door listigheden, indringingen, ftout- en wreedheden , tot de Oppermagt, na welke hy, van zyne jeugd af, geftaan hadt. Wy zullen vervolgens zien op welk eene wyze hy zyn Ryk bevestigde, door in fehyn de Wetten te eerbiedigen. Rome verloor, voor altoos, zyne Vryheid. Dit beroemde Gemeenebest werd ontfloopt. Niets dan eene flaaüwe fchaduwe, die der Romeinen hoogmoed ftreelde, bleef 'er van over. Deeze Staatsomwenteling moet toegefchreeyen worden aan de Ondeugden, die de Rykdommen naa zich fleepen. Alles was veil geworden, zints een klein getal Burgers alles konden koopen , en hunne verbaazende fchatrykheid de behoeften en elenden der overige Ingezetenen vermeerderden. Het was onvermydelyk, dat goede beginzels voor 't bederf moesten onderdoen, dat de braafheid verlooren ging, daar het belang ten regelmaat des gedrags ftrekte, en de verdorven zeden het Staatsbeftuur deeden waggelen. Het kon niet misfen, of de liefde des Vaderlands moest verdoofd worden, door duizend tegenftrydige driften, of de overdaad, de wellust, en de ongebondenheid verbraken het juk van pligtsbetragting, of de Heerschzugt kwam, ge wapender hand, alle hinderpaalen te boven, en de fter-kft.cn vermeesterden de zwakften. WanL 4 neer DE ROMEINEN. Het jaar van Rome .724. Octavius blyft in 't einde alleen Meester in 't Ryk. De ondeugden , door de Rykdommen veroorzaakt , inoet den val der Vryheid naa zich fleepen.  DE EOMEI. WEN» 168 ALGEMEENE neer men een Volk verleid ziet door onbepaalde verkwistingen; wanneer de Krygslieden aan den Veldheer, die hun verrykt, verkogt zyn; wanneer de Overheden zich bevlytigen, om door partyfchappen ftaande te blyyen; wanneer de Veldheeren het gebied niet willen nederleggen als het gezag der Wetten zulks eischt; mag men vryJyk befluiten, dat het gedaan is met de VRYHEID. TIEN.  GESCHIEDENIS. 169 TIENDE T T D P E R K. DE KEIZERS. het gemeenebest in eene alleenheersching veranderd. AUGUSTUS. EERSTE HOOFDSTUK. De Regeering van augustus, tot den dood van agrippa. De gefleepe Staatkunde van augustus, (want dien naam liet octavius zich door den Raad geeven,) was dus lang geene andere geweest dan die van eenen fhoodaart, die alles opofferde aan de drift, om zyne onregtmaatige heerfchappye te vestigen. Indien hy niet van charaóter en beginzels veranderde, hy baadde zich althans niet meer in menfchenbloed; hy fcheen zelfs een goed Vorst, voor zo verre het L 5 met DE ROMEINEN.Denkbeeld der Regeeringc van. AUGUSTUS.  DE ROMEINEN. Het was ee geluk dat c goede Orde naa het vei lies der Vrj heid, hei ftcld. wierd. Het Jaar van Rome 725. Augustus gelaat zich als ofhyhet gezag wil nederleggen. Raad van agrippa en mecenas. 170 ALGEMEENE met zyn belang overéénkwam. De Vleiers zullen hem met lofredenen overlaaden, de Gemeenebestgezinden hem altoos haaten, als een Onderdrukker, en de verftandige Staatkundige zal hem zomwylen, in het oefenen van gezag, toejuichen. n -'AuGUSTUs",fchryftMONTESquiETJ, , „ herftelde de Orde, dat wil zeggen, eene - ,, duurzaame flaaverny: want in een'vryen . „ Staat, waarin men de Oppermagt, door „ geweld, zich aanmaatigt, noemt men al35 .les, 't geen het onbepaald gezag van ee„ nen enkelden kan vestigen, Orde, Goede „ fchikking; en alles, 't welk, integendeel, „ kan dienen om de Vryheid der Onderdaa„ nen te handhaaven , Ongeregeldheid, „ Tweefpalt, Kwaad beiïuur". Doch naardemaal de Romeinen niet langer vry konden blyven, ftrekt de orde, door augustus op de Staatszaaken gefield, met de voorgaande wanordes en rampen vergeleeken, om een deel der vlekken zyner bezoedelde nagedagtenis uit te wisfchen. Rome haalde adem onder zyne Regeering, en dit was zeer veel naa de doorgeftaane verfchrikkingen des Oorlogs. Niets anders ten oogmerke hebbende-dan om zyne magt te vermeerderen, en zich tevens, door eene geveinsde zedigheid, te befchutten tegen de aanilagen, die cesar ten val bragten, veinsde hy de verkreegen magt te willen nederleggen. Hy raadpleegt deswegens met agrippa en mecenas, zyne twee Vertrouwelingen. De eerstgemelde raadt hem, als een edelmoedig Bur- • ger,  GESCHIEDENIS. i7r ger, dit braaf opzet te volvoeren : de laatstgenoemde beweerde , als een gefleepen Hoveling, dat de veiligheid zyns Perfoons, en het welzyn des Vaderlands, zulks afmaanden. Augustus luisterde naar mecenas, wiens raad, ongetwyfcld, met zyn eigen keuze zamenftemde. Ondertusfchen verklaarde hy, naa alle de handelingen des Dricmanfchaps afgelëbaft, en eenige blyken eener verftandige Regeeringe gegeeven te hebben, de Oppermagt aan den Raad en het Volk te willen af/taan. Hy hadt zyne maatregels wel en wis genomen, en hieldt zich van de weigering deezcs voorflags verzekerd. In de daad, men imcekte hem, den teugel der Regeeringe niet te laaten ontglippen; en verwierf op hem , dat hy , voor den tyd van tien jaaren, dien last op zich bleef neemen. Hy behieldt het aan zich, denzelven eerder af te mogen leggen , ingevalle men hem niet langer noodig hadt. Naar alle waarfchynlykheid, zagen de meeste Raadsheercn wat hy in den zin hadt: zyn geheel voorheen gehouden gedrag wees het genoegzaam uit. Maar de tocftcmming en de wcnsch der Burgeren fchecncn zyne Oppermagt te wettigen; en hy behieldt ze tot zynen dood toe; vernieuwende, op zekere tyden, dezelfde pligtpleeging. Een llaatkundig plan, wel beraamd en beftendig gevolgd, mist zelden, indien de magt met bekwaamheid gepaard gaat. Augustus, vcrfchrikt op het aandenken van cesahs dcerlyk uiteinde, fteeds be- DR DOMEINEN. noorilie geveinsde zedigheid verfterkthy zya gezuj;. Alle de bedieningen in zyi! Pejfoou  DE ROMEINEN. veréénigd. onder de gt daante va het oud Staatsbcttuur. Tytel vai Keizer. De Raad en het Volk behouden, in #chyn,hunne Regten. 172 ALGEMEENE bedagt om de Alleenheerfching te vermommen onder den dekmantel eener Gemeenebestregeering, verdeelde de Wingewesten - met den Raad; behendiglyk aan denzelven l de vreedzaamile, dat is te zeggen, die weerloos waren, toefchikkende. De Krygsmagt hieldt hy dus in handen. Wel verre van de geesten te ontrusten, door na den tytel van Koning te dingen, nam hy dien van Dittator zelfs niet aan; hy hieldt zich te vrede met den naam van Keizer, een eernaam, zonder eenig gezag, ten tyde van het Gemeenebest. Aan deezen tytel was, even als ten dage van cesar, de magt om de Volken te onder te brengen, om bevel over het Krygsvolk te voeren , en het regt om Vrede en Oorlog te maaken , verbonden. Augustus, bekleed met de Burgemeesterlyke en Voorburgemeesterlyke magt, en die van Gemeensman, zonder Gemeensman te weezen; met het gezag van Tugtmeester, onder den naam van Hervormer der Zeden; en van Opperpriester , zo veel vermogend door den invloed van den Godsdienst; was Heer van alles, en bedekte zyn Alleenheerfching. Men voegde, by zyne tytels, dien van Vader des Vaderlands. Hy liet aan den Raad de oude Bedieningen , de oude eercieraaden; doch verzwakte denzelven, door het getal der Raadsheeren, 't welk hy tot duizend vermeerderde, en door zorge te draagen, om 'er geenen, dan die op zyne zyde Honden, in toe te laaten. Hy vleidde en ftreelde het Volk, door het geeven van Feesten en Spelen, en  GESCHIEDENIS. 173 cn het bezorgen van Overvloed. Hy deedt, volgens gewoonte, het Volk vergaderen, tot het verkiezen der Overheden; doch hy beftuurde de Volksvergaderingen, befchikte de Hemmen, en 'er werd niets beflooten dan 't geen hem behaagde. Zodanig was de Regeering der Keizeren. Zy handelden altoos als Oppermagtigen, fchoon de Oppermagt fteeds het Volk en den Raad fcheen toe te behooren. Nietsbetekenende fchyn van eene gansch verloore Vryheid! Wat betekent het toch, eenige trekken van eenen Vryen Staat te behouden, als men met de daad onder het juk eens Opperheerfchers gebukt gaat? Wat betekent het te mogen toeftemmen, 't geen men niet zou kunnen weigeren? — De Keizer liet zich van de Wetten ontflaan. Maar, behalven dat zulk een ontflag ter omkeering van de Wetten ftrekt, wie zou hem belet hebben zichzelven daar van te ontheffen? — De woorden voeren eene zonderlinge heerfchappy over der Menfchen gemoederen. Augustus heerschte; om dat hy zich niet voor Koning uitgaf: men geloofde dat het Gemeenebest nog in fland en weezen was; om dat de naamen van den Raad, Burgemeester, enz. in de Alleenheerfching overbleeven. Dus is dikwyls het beste middel, om de kragt eens aangenomen begrips te vernietigen , de benaaming te behouden, en de zaak te laaten vaaren. Het geheele gedrag van augustus, zyne uitwendige zedigheid, zyne gemeenzaamheid , en zyne gunstbetooningen, deeden hem, DB ROMEINEN. De Vryheid was geheel weg. Ontflag van de Wetten. Staatkundige deugden van augustus, om zy.  DE ROMEINEN ne voorige wanbedryvcn te bedekken. Zynevreedzaame Regeering levert weinig gevallen op. 174 ALGEMEENE hem , buiten twyfel, zeer vee] voordeels-. Die dubbelhartige wist zich in allerlei gedaanten te vertoonen, en naar eisch van alle omstandigheden te fchikken. Vermids trouwloosheden en verfoeifyk wreede mishandelingen ten grondflage ftrekten van de magt, door hem beklommen, moest hy zo Veel mogelyk het gedenken daar aan verdooven, door een' tegenovergeftelden handel,' en het uiterlyk vertoon van braafheid. Hy bewees zelfs zyn eerbied voor de gedagtenis van brutus. En als iemand, in zyne tegenwoordigheid, de onbuigzaame hardnekkigheid van cato laakte, gaf hy ten antwoord: Elk, die de vastgeftelde Regeering ftaande houdt, is een goed Burger en een eerlyk Man. Deeze verdeediging van cato kon ter verdeediging van augustus gekeerd worden. De Gefchiedfchryver titijs liviüs roemde pompejus, zonder 's Keizers Vriendfchap te verliezen. Augustus noemde hem, boertende, een Aanhanger van pompejus; doch wagtte zich wel om de loffpraaken, die de Gemeenebestgezinden zo wonder behaagden, af te keuren. Zyne^ langduurige Regeering verfchaft aan de Gefchiedkunde weinig gevallen : dewyl ze, met de voorgaande tyden vergeleeken, volkomen vreedzaam was, en ons,, daarenboven, goede Gefchiedfchryvers ontbreeken: (want suetonius en dio cassius verdienen deezen eernaam niet.) De rust werd in Spanje herfleld, door de nederlaage der Cantabriers en AJïuriërs. Candace, Koninginne van Ethiopië, die in Egypte geval-  GESCHIEDENIS. 17$ vallen was, werd verflaagen, en genoodzaakt vrede te maaken. De moed der Romeinen, door de Burgerlyke Oorlogen gefcherpt, zou over veel vreeslyker vyanden gezegepraald hebben, indien de Keizer op den Oorlog gefteld geweest ware. Maar hy wilde liever over Rome een waakend oog houden, en de zoetigheden van den Vrede fmaaken. Marcellus, zyn Neef, zyn Schoonfchoon en beftemde Opvolger, een jong Prins, van groote hoope, ftierf, tot bittere droefheid der Romeinen. Agrippa was verre van het Hof. Men hadt aan dien Veldheer de Landvoogdyfchap over Syrië opgedraagen, om hem van Rome te verwyderen, waar marcellus dien Gunstgenoot des Keizers niet kon dulden. Augustus bemerkte de noodzaaklykheid van agrippa thuis te ontbieden, om in hem een fteun te hebben tegen zyne heimlyke vyanden , die zamenzweeringen maakten. Hy gaf hem zyne Dogter julia, de Weduwe van marcellus, ter Vrouwe. Mogen wy de Gefchiedfchryvers gelooven, dan befloot hy tot dien ftap, op dit zeggen van mecenas: Gy hebt agrippa 2,0 groot gemaakt , dat gy hem van kant moet helpen, of tot uw Schoonzoon neemen. Agrippa vondt geene zwaarigheid in het verftooten van de Nigt des Keizers, om zyne Dogter te trouwen. Augustus, hem het beftuur van Rome toevertrouwd hebbende , ging zyne Wingewesten in Afie bezigtigen. Hy genoot de eere DE ROMEINEN. Het Jaar van Rome 732. Hy geeft zyne Dogter aan agrippa ten Huwelyk, Hy gaat na Afie ; de Koning der tutthers  DE ROMEINEN. biedt hen de buitge maaktcVeld tekens aan. Op zyne wederkomstbetoont de Raad eene allerlaagfte onderwerping. 176 ALGEMEENE eere van, zonder flag te leveren, de Veldtekens en Standaarden der Legioenen van crassus weder te krygen. Phrahates, Koning der Partners, zyn eigen Volk mistrouwende, en voor de magt der Romeinen dugtende, zondt de gedenktekens eener fchandelyke nederlaage aan augustus te rugge, alsook de Gevangenen, die 'er nog overig waren van de Overwinningen op cassius en antonius, door de Parthers bevogten. Dit voorval werd even als een groote zegepraal vereerd. Al de magt van Rome, in de handen van één enkel Mensch , was toen in ftaat de ftoutmoedigftc vyanden te doen beeven; doch het droeg, üi zyne eigene grootheid, het beginzel eens onvermydelyken vals om. Augustus vindt, by zyne wederkomfte, den Raad en het Volk gereed om hem nieuwe blyken van onderdaanigheid te geeven. Hy weigerde het Burgemeesterfchap, door hem nu reeds elf maaien bekleed. In ftede van een ydelen Tytel, ontving hy de Burgemeesterlyke magt voor al zyn leeven, en de Voorzitting onder de Burgemeesteren. De Raadsheeren kwamen tot de laagheid om hem, by voorraad, den Eed aan te bieden van de getrouwe waarneeming aller Wetten, die hy zou maaken; hy verwierp dien fchandelyken voorflag, zeggende: Indien de Wetten goed zyn, zalmen niet in gebreke blyven om dezelve te handhaaven; indien ze kwaad zyn, zou de eed niets dan kwaad doen. Hy wist, dat de Wetgeevende magt, met  GESCHIEDENIS. i7? met de Krygsmagt gepaard, kragts genoeg bezat. Verfcheide Wetten, door augustus ten dien tyde gemaakt, tegen het Ongehuwde Leeven, hetOverfpel, de Echtfcheiding, zonder wettige oorzaake , en de Tafelweelde, verwekten egter veel gemors, en bragten weinig baats te wege; 't zy dat hy dezelve flap liet uitvoeren, 't zy het algemeen heerfchende zedebederf een voorwendzei verfchafte om ze te veragten. Wat vermogen Wetten tegen een overftroomenden vloed van Ondeugden? Door 's Volks fmaak te flreelen, 't welk niets dan Brood en Schouwfpelen zogt, betoonde augustus min op het verbeteren der Zeden, dan op zyn perfoonlyk belang, gefield te wcezen. Dit was het beste middel, om de gedagtenis der oude Vryheid uit te wisfchen, en het gevoel van de tegenwoordig drukkende Slaavernye te verdooven. Pylades en bathillus , beroemde Toneellpeelders, hielden de aandagt der Romeinen, voorheen zo gevestigd op Staatszaaken, bezig en gevangen. Pylades, uitgebannen, om dat hy zich zeer fmaadlyk tegen een Romeinsch Burger hadt gedraagen, doch vervolgens weder ingeroepen, dewyl de Romeinen zich over zyn verlies zeer beklaagden , voerde den Keizer dit geestig zeggen te gemoete: Agt u gelukkig, c e s a r , om dat het Volk zich aan my, en aan bathillus, laat gelegen leggen. Deeze weinige woorden hadden veel in, en derzelver betekenis kon eenen zo verrezienden Staat- III. deel. M kun- DB ROMEINEN. Zyne Wetten , ter beteugeling def Ondeugden, flegt waargenoomen , door zyn fchuld. Hy bederft het Völk. Pyladfs en bathillus , Toneelfpeelers,doen hun de Staatszaaken vergeeten.  DE ROMEINEN. Hy hervormt den Raad: bier uit ontftaan Partyfchappen. Voorzorgen des Keizers voor zyne veiligheid. 178 ALGEMEENE kundigen, als augustus, niet ontglip: pen. Het is zonderling, dat augustusnaa zo veel toegebragt te hebben tot het ontluisteren van den Raad, het ondernomen heeft, dien weder, in den ouden luister, te herftellen. Het eenig middel hier toe was, het getal der Raadsheeren te verminderen , en de zodanigen uit te fluiten, die, door laagheid van afkomst, of flegtheid van gedrag, zich dien Rang onwaardig maakten. Het getal werd van duizend op zeshonderd gebragt. Deeze hervorming ging met veel voorzichtigheids en biliykheids toe. Maaide minstwaardigen doorgaans het meest op de eere gefield zynde, veroorzaakte dié hervorming partyfchappen. — De Keizer, altoos met een dolk onder zyn tabbaard gewapend, als hy in 't openbaar verfcheen, (zo zeer vreesde hy vermoord te zullen worden ,) hadt zich met eene andere verdeediging befchermd, door als Gemeensman, agrippa, dien zo geagten Held, by zich te neemen, en tot zyn Opvolger te fchikken. Terwyl hy, niet tegenflaande deeze genomene voorzorgen, nog ongerustheden betoonde, fielden de Raadsheeren voor, hem, elk op hun beurt, te zullen bewaaken. De Regtsgeleerde, labeo, een Gemeenebestgezinde, brak deeze beraadflaaging af,door, onder dezelve, zeer fterk te fnorken , en, als uit den flaap fchietende, te zeggen: Ik val wat flaaperig, maak op my geen ftaat. — Augustus liet de Misnoegden ombrengen. Men weet niet of zy fchuldig, dari ... .. aI_  GESCHIEDENIS. 179 alleen verdagt waren. Zeker is het dat de Keizer hier eer de veiligfte, dan de regtvaardigfte, zyde zal gekoozen hebben. Eene Regeeringsvorm, waarin het zwaard de plaats van grondwetten bekleedde, was zo veel te meer aan zamenzweeringen en oproeren bloot gefteld, daar de Romeinen, hoe zeer ook ontaart en bedorven , door de Burger-Oorlogen hun moed aangekweekt hadden, en de oude gevoelens van Vryheid in eenige edele zielen nog niet gansch en al uitgebluscht waren. Indien augustus alle de gevaaren ontkwam, hadt hy dit niet minder aan zyne voorzichtigheid, dan aan zyne magt te danken. Wy zullen zien, hoe doodlyk die Opperheerfcbappy voor de meesten zyner Opvolgeren was. M 2 TWEE- db ROMEINEN. He gevaaren van een Staatsbefi'uurals dat van augus- TUS.  i8o ALGEMEENE ROMRINEN. Het Jaar van Rome 742. Dood van agrippa. Tiberius wordt de Schoonzoon van augustus. TWEEDE HOOFDSTUK. De Oorlogen in Germanie. — Het einde der Regeeringe vabaügüstus. — Wetten, en de ftaat der Letteren. Agrippa ftierf in het vyftigfte jaar zyns ouderdoms, op zyne wederkomlte van eenen Krygstocht in Pannonie: een onherftelbaare fchade voor het Ryk, hartelyk betreurd door augustus, die, in deezen vermaarden overledenen, 't verlies van den grootften Veldheer zyner Eeuwe, van den wysften Staatsdienaar, van den getrouwiïen, ftandvastigften en oneigenbaatigften Vriend, beweende. Twee Zoons, die hy verwekt hadt by julia, naamlyk cajus en lücius, waren reeds aangenomene Kinders van augustus; dan nog zeer jong, en onbekwaam om eenige Staatsampten waar te neemen. Augustus liet daarom het oog vallen, fchoon zeer tegen zyn' zin, op tiberius, Zoon van zyne Vrouwe livia en tiberius nero. Deezen tot medenoot in het Oppergezag willende verheffen, noodzaakt hy hem agrippina, eene Vrouwe, tederlyk door hem bemind, te verftooten, om julia, wier ontugtig en aanftootlyk leeven door geheel Rome bekend was, te trouwen. Tiberius gehoorzaamde met een fchynbaar genoegen: want  GESCHIEDENIS. 181 want de zugt tot grootheid verdoofde alle gevoelens van eerlykheid. De Germaanen, een vry Volk, oorlogzugtig uit den aart, en braaf, voor zo verre dit in Barbaaren vallen kan, veroorzaakten aan het Romeinfche Ryk vry veel ongerustheids. Naa den inval der Cimbren, hadden zy het ontwerp gefmeed om den Rhyn over te trekken, en zich onder een zagter hemel neder te zetten. Digte onbewoonbaare bosfchen bedekten die Landen, door vlyt vrugtbaar gemaakt, en als van lugtftreeke veranderd. Augustus bragt drie jaaren in Gallie door, om over de veiligheid van dat Wingewest te waaken. — Hy liet 'er drusus, de jonger Broeder van tiberius, die ter Zee in Germanie kwam, en 'er vier roemryke veldtochten deedt. Een vroegtydige dood ftuitte hem in den loop zyner overwinningen. Drusus, een uitmuntend Veldheer, en een braaf Burger, ftierf in zyn één-en dertigfte jaar. — Tiberius maakte zich beroemd; tegen de Pannoniërs, Baders en Balmatiërs ftrydende. Hy werd na Germanie gezonden, en beteugelde die Barbaaren. De heerfchappy der Romeinen fcheen gevestigd, en zich tot in het hart des Lands uit te ftrekken; doch de onbedwingbaare Germaanen wagtten flegts op de gelegenheid om den Oorlog te hervatten. Men befloot, naa het volvoeren dier Heirtochten, augustus een zegepraal toe te ftaan. Als Opperhoofd van alle Legers hadt hy alleen regt op eene Eerbetooning, die den nayver van een zo groot aantal VeldM 3 hee- DE ROMEINEN. De Oorlog in Germanie. Drusus ftierf daar. Tiberius behaalt 'er overwinningen. iugustus veigert de egepraal.  nu Romeinen. De Tempel van janus gcflooten.. Haatlyke vastftelling, om de Slaaven tegen hunne Heeren te doen getuigen. 182 ALGEMEENE heeren zou veroorzaakt hebben. Hy weigert dezelve. Zyne Staatkunde bcflondt voor een gedeelte in alle fchitterende praal te vermyden; hoe minder hy zich als Op. perheerfcher aanftelde, hoe vaster hy den klem der Regeeringe in handen hieldt. De Tempel van janus, die, tot den tyd van augustus, maar twee maaien geflooten geweest was, werd toen voor de derde keer, onder zyne Regeering, geflooten. De meeste Gefchiedfcbryvers willen dat dezelve toen twaalf jaaren lang geflooten bleef, en 'er eene algemeene vrede over de geheele Wereld heerschte. Maar de geleerde masson (*) heeft, uit de gefchiedenisfen°, met de Hukken beweezen, dat 'er,zints het Jaar DCCXLV, naa de ftigting van Rome, en dus vier jaaren vóórcHRisTus geboorte, tot aan het einde van augustus Regeering, byna geduurige Oorlogen , op de Grenzen des Romeinfchen Ryks, gevoerd zyn: en, gevolglyk, dat de Tempel van janus al dien tyd heeft opengeftaan. Onder de nieuwe vast "tellingen, door augustus gemaakt, is 'er eene, welke ten blyke flrekt van zyn wantrouwen. De Slaaven konden niet tegen hunne Heeren getuigen , dit was eene oude wet, die hy geenzins durfde affchaffen; doch vreezende dat dezelve gevaarlyk voor zyne veiligheid mogt weezen, ftelde hy ze, op eene haatlyke wyze, buiten kragt; door last te geeven , dat, ingevalle van verraad, de Slaaven des (*) Jmü Temphtm Christo nascente rsferatum.  GESCHIEDENIS. 183 des befchuldigden aan den Keizer, of het Gemeenebest, konden verkogt worden, en dat als dan hun getuigenis zou gelden. Dit was blykbaar een fpel maaken van de wetgeeving, door de wetgeevende magt zelve: dit wees uit, dat het belang van één eenigen de regelmaat van alles itondt te worden. . Dio cassius tekent ons een treffend voorval op van de baatzoekende Staatkunde, welke fteeds den Keizer beheerschte. De vrygemaakte Slaaf licinius, een zyner Vertrouwelingen , een doortrapten wreed ontvanger der fchattingen,verdrukte de Galliërs, door zyne knevelaaryen. Naardemaalde fchattingcn maandlyks betaald werden, en de maanden Julius en Augustus, (voorheen Quintilis en Sextilis geheeten,) nu onlangs van naam veranderd waren, maakte hy 'er vier maanden van, die met de oude en nieuwe naamen beftempelende; en verdubbelde dus de fchattingen. De Keizer, by wien men zich deswegen beklaagde, ftohdt gereed dienfchaamtloozen Volksplaager te ftraffen, wanneer licinius zyn welvoorziene fchatkist opende , met deeze woorden: 't Is voor u dat ik al dit geld verzameld heb; de Galliërs zouden zich van hunne rykdommen tegen u kunnen bedienen ; neem dit aan. Hier op veranderde de onregtvaardige knevelaar in een eerlyk man; hy werd vrygefprooken, en augustus liet hem, doof voor de klagten der Galliërs, met de verdrukking zyner Landsgenooten voortvaaren. — Verfcheide daaden van augustus hebben een inneemend M 4 op- BE ROMEINEN. Knevelaar?, door den Keizergoedgekeurd.  romeinen. Dood van mecenas. Zyn Charac. ter. Ongelukken in liet Gezin van augustus. 184 ALGEMEENE oppervlakkig vertoon van deugd; doch hoe nauwer wy zyn Charaffler bezien, hoe meer valschheid 'er doorfteeke. Aan mecenas hadt hy geen gering gedeelte zyns roems dank te weeten. Hy maakte zich egter fchuldig aan eenen minnehandel met de Vrouwe van dien Vriend en getrouwen Staatsdienaar, en dit bragt eene huivering in hunne vriendfchap te wege. Mecenas was een Epicurist, op zyn gemak gefield, een goed Staatkundige, die moeds genoeg bezat, om, by tyd en wylen, zynen Vorst de waarheid, onbewimpeld, te zeggen. Als augustus, op zekeren dag, eenige misdaadigen flreng zou vonnisfen, fchreef mecenas, die, door den drang, niet digt by hem kon komen, hem ditBriefje: Beul, komt van den Regterjioel af. Op het leezen hier van vertrok augustus, zonder doodvonnis uit te fpreeken. De gemaatigdheid van deezen Vorst, naa het vernietigen van het Driemanfchap, was waarfclwnlyk een vrugtgevolg van de raadgeevingen deezes Staatsdienaars: dewyl de Lofredenen en Eerzangen, augustus, door de geletterden mildlyk toegezwaaid, hervoortkwamen uit de gunflen, welke mecenas hun uit zynen overvloed bewees, betreurde hy den dood van een' Man, wiens gelyk zo bezwaarlyk was te vinden. Augustus, ten toppunte des geluks en des gezags opgeklommen, bevondt, temidden van de Godlyke eerbewyzen , hem flaafseh toegebragt, dat hy ongelukkig kon weezen. Zyn eigen Gezin ftrekte hem tot eene  GESCHIEDENIS. 185 eene fteeds wellende bron van fmerte. Zyne Dogter julia, van wier ongeregeld gedrag hy alleen in Rome lang onkundig geweest was, maakte zich zo openlyk aan ontugtigheden fchuldig, dat hy het noodig oordeelde haar by den Raad te verklaagen, en met ballingfchap te ftraffen. — Zyne Kleindogter , van den zelfden naam, volgde het voorbeeld haars Moeders, en onderging dezelfde ftraffe. Zyne aangenomen Zoons ca jus en lucius, beide van hem teder bemind, de Voedfterkinders zyner hoope, die hy zelve hadt verkoozen te onderwyzen, beantwoordden flegt aan zyne zorgen , en ftierven beiden, verre van hem verwyderd, de een in Afie, en de ander te Marfeille. Tiberius, zyn Schoonzoon, hadt zich na Rhodes begeeven , misfehien geftoord wegens de voorkeuze, die augustus voor de gemelde aangenoomen Zoons liet blyken, of vergramd over het fchandelyk gedrag van julia. Hy bleef daar vyf jaaren als in ballingfchap. Augustus, die hem al te wel kende, om hem te beminnen, nam hem nogthans tot Zoon aan, dewyl hy dit, naa den dood der ces ars, noodig keurde, en fchikte het voorwerp van zyn' haat, tot zyn' Opvolger. Hoe veel leeds heeft hy, hoe gelukkig hy fcheen,moeten verkroppen! Een nieuwe flag trof hem op 't allergevoeligst. Cinna, de Kleinzoon van pompejus, maakte eene zamenzweering tegen zyn leeven. Hy ontdekt dezelve, en dobbert verfcheide dagen tusfchen de begee'-te M $ der de ROMEINEN. Wederkomst van tiberius. Tot Zoon aangenomen. Zamenzweeringvan cinna.  DE ROMEINEN. De Soldaaten klaagen, om te meer foldye te krygen. 186 A L G E M E E N E der wraake, en de vreeze van zich door nieuwe geftrengheden gehaat te zullen maaken. De verftandige raadgeevingen van liv i a haaien hem tot het betoonen van vergiffenis over. Hy ontbiedt cinna; verwyt hem de trouwloosheid zyns ondankbaaren handels, en benoemt hem tot Burgemeester. Deeze daad, 't zy uit goedertierenheid of Staatkunde gebooren, verbondt cinna aan z5Tne belangen, en hy werd van een' vyand een yverig vriend en voorftander. De Germaanen, en andere Barbaaren, de wapens opgevat hebbende, klaagden de Krygsknegten, die enkel uit belang dienden, over hun lot, om, langs dien weg, meer foldye te bedingen. Wyslyk hadt men het toededen van Landeryen, die zo algemeene gunstbetooning zints den tyd van sylla, doch zo ftrydig met de rust des Burgerftaats, geftaakt. Hunne belooning beftondt enkel in geld. Augustus beloofde hun eene veel grooter fomme. De Lyfwagten des Keizers, by den naam van Prtetoriance Cohortes, of Hof benden, bekend, moesten twaalf jaaren dienen, eer zy ontflag mogtcn verzoeken, en de andere Soldaaten zestien; de eerfte kreegen omtrent elf Stuivers, Hollandsch, en de laatfte ruim vier Stuivers, daags. Wanneer men hun ontflag weigerde, als de tyd van hunnen dienst voleindigd was, of zy in het leger verkoozen te blyven, werden ze voor oude Soldaaten gehouden, vry van alles, behalven van vegten, en dat maar voor den .tyd van  GESCHIEDENIS. 187 van vyf jaaren: naa welken tyd zy hun volkomen ontflag moesten krygen. De vergelding, aan oude Soldaaten verfchuldigd, was, volgens het beitel van augustus, omtrent vyftien honderd twee-en zestig Guldens Hollandsch voor de Hof benden, en omtrent negen honderd twee- en dertig Gu'dens voor de gemeene Legioenknegten. Eenigen tyd laater ftrekte augustus den tyd van den dienst tot zestien jaaren voor de eerfte, en tot twintig jaaren voor de laatfte, uit. Hy hadt ondertu>fchcn tien Hof benden, tien duizend Mannen uitmaakende, gefchikt tot Lyfwagten des Keizers: en drie-en twintig of vyf en twintig Legioenen Voetknegten (*), zonder een omtrent even groot getal Hulpbenden te tellen, en twee Scheepsvlooten. De betaaling dier Krygsmagt beliep veel meer dan .die der hedendaagfehe. Welke verbaazende onkosten! Maar hy moest alles aan het Krygsweezen opofferen, om een aangemaatigd gezag te doen ftaande blyven. Augustus rigtte een fchatkist op, gefchikt om de foldy en de krygsbelooningen uit goed te maaken. Hy verfchoot, in 't eerst, het geld, als of het geld des Lands niet te zyner befchikkinge beftondt. Eindelyk ftelde hy eene belasting in, om die fchatkist in Itand te houden, en het Volk vondt zich gedrongen de zulken, die hun in flaavernye hielden, te betaalen. Wy (*) Een Legioen beflondt, ten tyde van polybius,doorgaans uit vierduizend twee honderd Voetknegten en drie honderd Ruiters. Het werd naderhand vermeerderd tov vyf en zes duizend Mannen. de rom eu nen* Verbaazcnde kosten der Krygsmagt.  de romeinen. Aamnerkin, op het Jaa derGemeeni Tellirg. Opftand der Barbaaren geftild. Het Jaar naa CHRISTUS 9. VARUs,door de Germaancn verflaagen. 188 ALGEMEENE Wy moeten hier aanmerken, dat de gemeene Christen Jaartelling een begin geno, men hadt in het DCCLIIf Jaar van Rome, ■ het Tydperk der Geboorte van je sus ; Christus, volgens het oude gevoelen. De Hedendaagfche ïydrekenkundigen ftellen dit Tydperk vier jaaren vroeger; zich egter naar de Gemeene Telling fchikkende, die ons nu vervolgens ten Tydmerk zal dienen. Het is hier de plaats niet om van den ChrisU lyken Godsdienst te handelen; dit behoort tot de Kerklyke Gefchiedenisfen (*): fchoon wy vervolgens, wanneer die Leer de Volken begon te verlichten, en invloed op de Staatsverrigtingen en belangen te krygen, daar van zullen fpreeken. Tiberius en GERMANicus,zynNeef, zoon van den beroemden drusus, beteugelden de Dalmatiërs en Pannoniërs, wier opftand Rome in rep en roere gcfteld hadt. Een hunner Opperhoofden, bato geheeten, door tiberius gevraagd na derede huns opftands, gaf dit rustig antwoord: Het is om dat gylieden, in ftede van ons Herders , te onzer befcherminge, te zenden, ons Wolven hebt toegefchikt, om ons te vetflinden. Een fchrikbaarend nieuws ftoorde de vervoeringen van vreugde, wegens deeze Overwinning. Va rus, die in Germanie met zo veel gerustheids, als gierigheids, het bevel voerde, hadt zich door de Germaanen laaten mis- (*) Behoeven wy hier die van m 0 s h e i m aan tc pryzen? 't Js genoeg dezelve te noemen.  GESCHIEDENIS. 189 misleiden. Arminius, hun Landgenoot, een Romeinsch Ridder geworden, was altoos volyverig gebleeven voor de vryheid zyns Vaderlands, hadt zyne Landgenooten opgehitst, en ftreedt aan het hoofd. Drie Romeinfche Legioenen werden geheel verflaagen; de Veldheer floeg, door wanhoop vervoerd, de handen aan zichzelven. Augustus, dit verftaande, gaf zich over aan eene kleinmoedigheid , in ftaat om de geest van allen, die hy behoorde op te wekken, neerflagtig te maaken. Men zegt dat hy zyn hoofd tegen den muur ftiet; uitroepende: Va rus geef my myn Legioenen weder! Van den fchrik bekomen,zondt hy tiberius tegen de Vyanden. In twee Veldtochten fcheen de rust herfteld. Tiberius lag eer in, door zyne wakkerheid; zyne nauwkeurigheid in het onderhouden der Krygstugt, en een gedrag, zo zeer uitfteekende in voorzichtigheid, als dat zyns Voorgangers in onbedagtzaamheid. — Zonder eenige opfchudding, vervulde hy, buiten twyfel, de begeerte van augustus; dewyl hy, by zyne wederkomfte, hem ten Ryksgenoot werd toegevoegd. Acht Legioenen bewaakten den Rhyn, onder het bevelhebberfchap van germanicus, van wien wy vervolgens zullen gewaagen, en wiens zonderlinge verdienfte ons ftoffe van bedroeving zal opleveren. De Keizer behieldt, in zynen ouden dag, al de vlugheid zyns vernufts, en zugt tot gebieden; niet nalaatende zyne magt te doen verlengen, als de tyd des afftands naderde; d2 KOMEENEN. Tiberius behaalt ia Germanie grooten roem. Hy wjrdt augustus ten Ryksgenoot toegevoegd. Eigendunklyke Regcering van augustus.  DE ROMEINEN. Zyne Wet tegen de 11ekelfcbriften. Zyne Wet tegen het Ongehuwde leeven flegt gehoorzaamd. HetZedehcdcrf veroorzaakt hier groote hinderpaalen. 190 ALGEMEENE de; zich aan (lellende, als of hy van het Gemeenebest een gezag ontving, 't welk 't zelve verwoestte. Hy deedt vastflellen dat de bevelen van zyn geheimen Raad dezelfde kragt zouden hebben, als of zy uit den grooten Raad kwamen; hy gaf zichzelven één jaar alle Bedieningen , onder voorwendzei dat de verkiezingen niet vreedzaam zouden toegaan. Alles, met één woord, hing van hem af. — De ftraf van Majefteitsfchennis, aangekondigd tegen de Schryvers van lasterfchriften, bewyst, dat hy, met zyne grysheid, gcflrenger wierd. Deeze wet was, in de handen zyner Opvolgeren, een werktuig van Dwinglandye. Zyne Wet, tegen de Ongehuwden vastgefleld, werd zo flegt waargenomen , dat de meeste Ridders , door weelde, buiten 't Huwelyk leefden, en geweldig klaagden «ver het juk, 't geen men hun zogt op te leggen. Toen verfcheen 'er eene nieuwe Wet, de Papiaafche, of Poppefche , geheeten, naar de naamen der toen regeerende Burgemecsteren, in welke de ftraffen, op die ongeregeldheid gefield, verzwaard werden. Volgens dezelve moesten de zydelinge erfmaakingen , en de Legaaten , ten voordeele der Ongehuwden befprooken, in 's Lands fchatkist komen. De twee Burgemeesters PAPi.us en poppeus bevonden zich in dit geval. Het valt gemakhyk te raamen, dat het algemeen Zedebederf de oogmerken van den Wetgeever dwarsboomden. De heilige huwelyksbanden, zo zagt, zo dierbaar voor de Deugd,  GESCHIEDENIS. 191 Deugd, zyn fchriklyk zwaare ketens voor de Ondeugd. Te vergeefsch maakt men Wetten, wanneer de zeden ze bykans kragtloos doen worden. Augustus hadt de Ridders verbooden, als de Zwaardfchermers, in het perk te vegten: want deeze fchandelyke dolheid hadt den AdeJ in 't algemeen bevangen. Hy vondt zo veele hinderpaalen tegen een verbod , welks noodzaaklykheid ongeloofbaar mag fchynen, dat hy gedrongen was het in te trekken. Men zag vervolgens de Raadsheeren, en de Vrouwen zelve, zich fcbandvlekken, door deeze ftryden , zo vernederend als barbaarsch en haatlyk. De Zeden der Romeinen leveren ons veeltyds,iets ftrydigs met de Menschlykheid, op. Wanneer augustus bykans zes-en zeventig jaaren geleefd, en omtrent vier-en veertig jaaren geregeerd hadt, eindigde hy zyn' leevenstyd met meer moeds, dan hy in de veldflagen hadt betoond. Den dood voelende naderen , zeide hy tot zyne Vrienden , met eene flaauwe flem: Heb ik myne rol niet wel gefpeeld? Op het antwoord van Ja, vervolgde hy: Klapt dan in de handen : want myne rol is af gefpeeld. Weinig Speelders, in de daad, nebben hem, op het groot tooneel van Heerschzugt en Staatkunde, kunnen evenaaren. Meest altoos verhief hy zich boven anderen, door ze te bedriegen. Maar zyne geveinsdheid, en de euveldaaden, door welke hy het Driemanfchap bezoedelde, verfoeiende, moet men bekennen, dat Rome, genoodzaakt eenen Qpper- hcer- ROMEINEN. De Adel fchandylekt zich, door met de Zwiarfchermers tcvegten. Het Jaar nas CHRISTUS . 14. Dood van AUGUSTUS. Zyne Regeering verdient lof.  DE KOMEIMEN. Zyn grondregel , den Oorlog betreffende. Hy wist de loffpraaken der Geletterden te verwerven. De goede fmaakvondt, reeds vóór zynen tyd, plaats. 192 ALGEMEENE heerfcher tc gehoorzaamen, gelukkig geweest is, door hem eer dan iemand anders te hebben. Hy bluschte de vlam der Burger-Oorlogen uit; hy riep den Vrede en Overvloed binnen; hy deedt den Landbouw herleeven. In 't kort, hy regeerde eer als een verftandig Koning, dan als een Dwingeland. Een zyner grondregelen was geenen Oorlog te onderneemen, en geenen Veldflag te waagen, of men moest veel te hoopen en weinig te vreezen hebben. Hy vergeleek de zodanigen, die anders handelden, by menfchen, die met gouden hoeken vischten ; het verlies van één hoek kon den Visfcher arm maaken. — De opgefmukte Loffpraaken der Redenaaren en Dichteren bewyzen alleen dat hy de Letteren begunftigde, en de bekwaamheden beloonde. Virgtlius en horatius, met weldaaden ryklyk begiftigd, zwaaiden hem den wierook toe; was het die van dankbaarheid, of van vleiery? Aan hun is hy voornaamlyk zyne vermaardheid verfchuldigd. Het was, ongetwyfeld, een trek zyner Staatkunde, gunstbetooningen te fchenken, aan Mannen, zo bekwaam om zyne tydgenooten in te neemen, hem, by de volgende geflachten in roemryke gedagtenisfe te doen leeven. Men zou zich grof bedriegen, met augustus de eere te geeven van den goeden fmaak, toen heerfchende. Lucretius, cicero, salustius, cesar, en meer anderen, bloeiden vóór hem. De loopbaan was geopend. De Romeinen hadden van de Gr ie-  GESCHIEDENIS. 193 Grieken geleerd, de Natuur te fchilderen en in 't voordeeligst licht te zetten, de fmaak was gevormd en de kundigheden waren verfpreid. Het Tooneeldicht, de Welfpreekenheid, de Gefchiedkunde, de Wysbegeerte, hadt reeds meesterftukken voortgebragt. Het kwam 'er maar op aan om homerus en pindarus den zegepalm te betwisten. De twee Dichters, Vrienden van augustus en mecenas, deeden het met eenen gelukkigen uitflag. Ovidius behoudt, niettegenftaande zyne fchitterende gebreken, eenen voornaamen rajig onder de Schryvers deezer Eeuwe. Zyn verkeerd gedrag deedt hem in ongenade vallen, en hy ftierf in ballingfchap. III. deel. N TL DE ROMEINEN.  194 ALGEMEENE TIBERIUS. Het Jaar naa christus 14. Tiberius bL'klimt den Throon., Zyn Character. DE ROMEINEN. EERSTE HOOFDSTUK. Zints de verheffing van tiberius, tot den dood van germanicus en piso. . O Men zou bykans zeggen, dat augustus zynen Schoonzoon tiberius tot Opvolger benoemd hadt, om, door de tegenftrydigbeid van chara&er, zyn roem te beter te doen affteeken. Eene veronder Helling, zo omvaarfchynlyk, zou een uitwerkzel weezen van de menschlyke boosaartigheid , die zich gaarne bezig houdt met de oogmerken , en de gebreken , der Grooten op te maaken, en ten ergften te duiden. Dan het Ryksbeftuur van tiberius was, met de daad, eene allerhaattyklte Dwinglandy, en zeer gefchikt om aan de gedagtenis van a ugustus eenen nieuwen luister by te zetten. Deeze Vorst, uit het oude Huis der claudiussen gefprooten, en, ten tyde zyner verbeffinge , vyf- en vyftig jaaren oud, paarde, by veel verftands, bekwaamheids en ondervinding, alle de fjegte hoedanigheden van een boos, agterdogtig, wreed en trouwloos  GESCHIEDENIS. 195 loos gemoed. Veinzery bedekte alle zyne gevoelens, en diende flegts om ze gevaarlyker te maaken. Zyne .eerfte bedryven deeden hem kennen vooreen Dwingeland, zo bedrieglyk als bloeddorftig. — Augustus hadt een der Kinderen van agrippa, naa 's Vaders dood ter wereld gekomen, en agrippa posthumus geheeten, ten Zoon aangenomen, en vervolgens, wegens zynen ftuggcn en onhandelbaaren aart, in ballingfchap gezonden. De jonge agrippa leefde 'er nog in ten tyde van augustus dood. Tiberius," in deezen eenen Mededinger dugtende, liet hem van kant helpen; en dreigde den moordenaar, den uitvoerder zyner bevelen, wegens dit bedryf voor den Raad ter verantwoordinge te zullen roepen. Hier zien wy de boosheid reeds ongebreideld hollen, en zich met den dekmantel van geveinsdheid bekleeden. Naa dit fchendig ftuk volvoerd, en zich van de vreeze diens Mededingers ontflaagen te hebben, handelde hy als Opperheerfeher, en voegde zich aan 't hoofd der Krygsmagt; doch veinsde in den Raad eene magt, welke hy, als Erfgenaam van augustus, oefende, te willen afleggen. Hy deedt een breed vertoog, van de moeilykheden daar aan vast; te verftaan geevende, hoe dit te zwaar was voor één enkel Man; hoe de Jast, op veeier fchouderen rustende , draaglyker zou worden: en hoe, onder eene zo groote menigte uitfteekende Burgers, 'er geen één was, in ftaat dit pak te torfchen. ■— Men geliet zich als of men den grond zyns N 2 har- KOMEINEW. Hy doet den jongen agrippa om-, brengen. Hy laat zich fmeeken om het Opperbewind te aanvaarden.  DE ROMEINEN. Hy wilde de Raadshee. ren pollen. Zyne gemaakte zedigheid. 196 ALGEMEENE harten niet peilde, en fmeekte hem op 't nederigst, dat hy het Gemeenebest niet wilde laatcn dryven. Hy hieldt aan met weigeren en het herhaalen zyner tegenbetogingen. In 't einde fcheen hy zich den zin des Raads te laaten welgevallen : en betuigde het Ryksbeftuur te willen aanvaarden, tot zo lang de Befchreevene Vaders het noodig vonden hem in zyne ouderdom rust te gunnen. Een zo zonderling fpel hadt, buiten twyfel, geen ander doel dan dit tweevoudige, om het Gemeen een rad voor de oogen te draaien, en den Raadsheeren, wier gevoelens, ten zynen opzichte, tiberius zogt te polfen , een ftrik te fpannen. Eenigen hunner, die, door verontwaardiging of ongeduld vervoerd, vry uit gefprooken hadden, ondervonden welhaast de uitwerkzels zyns getergden haats. De meesten hadden hunne woorden en hunne houding derwyze belegd en gefchikt, dat zy in geen verdenking konden raaken. Gefchikte Slaaven voor een wreed en agterdogtig Dwingeland! ,, Te „ Rome draafden", gelyk tacitus het keurlyk uitdrukt, ,, Burgemeesters, Raa„ den en Ridderfchap, ter dienstbaarheid". — Men wilde eene byzondere eere toeHaan aan li via, de Weduwe van augustus, wier gezag en invloed, onder diens regeering, de grondflag was van de verheffing des nieuwen Keizers. Hy kantte zich hier tegen, onder den fchyn van zedigheid; doch vreesde, met de daad , dat zyne eigene grootheid daar by lyden zou. Even als a ugustus, wees by den tytel van Heer en Mees-  GESCHIEDENIS. 197 Meester van de hand, zeggende: Ik ben Heer en Meester myner Slaaven, de Veldheer myner Soldaaten, en het Hoofd myner Medeburgeren. In den aanvange beantwoordde zyn gedrag aan deeze taaJ. Hy betuigde een groot ontzag voor de Befchreevene Vaderen, raadpleegde met hun, breidde de magt, welke zy hadden, uit, gaf hun het regt van verkiezing, 't welk nog onder 't Volk berustte, althans in fchyn. Hy eerde de Burgemeesters, betoonde eerbied voor de Wetten en goede Zeden; liet het Regt handhaaven; verligtte de onderdrukte Wingewesten , met de bekende betuiging: Een goed Herder fchcert zyne kudde; maar vilt ze niet. Geduldig verdroeg hy de fcherphcden der kwaadfpreekenheid en van'de hekelfchriften ; zeggende: In een1 vryen fiaat moeten de gedagten, de tong, en de pen, vry weezen. Dit omzichtig gedrag ontftondt, buiten tegenfpraak, uit vreeze, dat germanicus, die zich in Germanie dapper kweet, hem den voet mogt ligten. De Dwingeland ontdeedt zich van dat masker, zo ras hy onbefchroomd den ruimen teugel aan zyne driften durfde vieren. Twee opftanden der Krygslieden hadden hem onrust en vreeze aangejaagd. De eerfte in Pannonie, waar drie Legioenen onder het bevelhebberfchap van blesus ftonden. De Soldaaten, eenige dagen r.ust hebbende , lieten hunne gedagten gaan over de moeilykheden , aan hunnen ftaat verbonden; van morren lloegen zy over tot het maaken van N 3 par- DB ROMEINEN. Ily regeert in den beginne voorzichtig , uit vreeze voor GERMANICUS. Krygsopftand mPanitoni».  DE ROME! MEN, Een andere ïnGermanie, c.ERMANr- cus ftilt dien; pligt boven eer ftcilende. 198 ALGEMEENE partyfchappen. Zy eischtcn, op eenen ftraffentoon, vermeerdering van foldye, en dat zy, naa tien jaaren dienens, niet langer genoodzaakt zouden zyn liet leger te volgen; maar dan hunne belooning en ontflag tevens verkrygen. Zy kwamen in oproerigheid tot het uiterfte, dat zy hunne Bevelhebbers befchimpten, eene Ilegtbank aanflelden, als 't ware, om eenen nieuwen Keizer te verkiezen. Tiberius oordeelde dit kwaad zo hachlyk, dat hy zyn zoon drusus derwaards zondt. De jonge Prins zou hun misfchien niet tot hunnen pligt gebragt hebben , was 'er geen Maansverduistering voorgevallen , en geen Onweer ontftaan, waar door de Bygeloovighcid de Soldaaten deedt wankelen. Eenigen werden met den dood geftraft: de overige beloofden zich te zullen onderwerpen. Dezelfde beweegredenen hadden in Germanie hetzelfde uitwerkzel: met dit onderfcheid nogthans, dat van een talryk Leger veel meer kwaads te dugten ftondt, dan van drie Legioenen, en dat germanicus, die daar het bevel voerde, en als aangebeden werd, zich van deeze gelegenheid zou hebben kunnen bedienen, om ten Keizerlyken throon op te klimmen. Tiberius hadt hem, fchoon met tegenzin, voor Zoon aangenomen, en zag, met een nydigoog, zy. ne verdienden , als mede de agting en liefde, hem toegedraagen. Germanicus bleef hem egter getrouw. Ten dienfte des Keizers was hy na Gallie vertrokken. Hier ontving hy kundfehap van het muiten zyns Krygs-  GESCHIEDENIS. 199 Krygsvolks. Hunne hoope was, hem welhaast aan hun hoofd te zien, om na een' throon te dingen, welken hy zich waardig toonde, en nu bekleed werd door een' Dwingeland. De jonge Prins ftelde zyn' pligt boven de eere der verheffinge. Zo ras hy van den opftand hoorde, ging hy heen om dien te fluiten; hy vondt 'er doldriftigen, die noch door dreigen, noch door fmeeken, zich lieten beweegen. Hy trekt zyn zwaard, om zich, in hunne tegenwoordigheid, te doorftccken. Eenigen riepen: Stoot toe; één hunner hadt de ftoutheid, zyn ukgetoogen zwaard aan te bieden; zeggende : Neem dit, het is mogelyk fcherper! Doch anderen wederhielden germanicus, van de handen aan zichzelven te flaan, en zyn leeven aan zyne trouwe op te offeren. Van deeze oploopenheid bedaard, ftilde hy den opftand door eene wyze ftrengheid, met zagtheid gelenigd. De Soldaaten bedaarden; de ftraffchuldigften werden geftraft. Zy verzogten, om de vlekken deezer misdaad uit te wisfehen, tegen de Germaanen te mogen optrekken; zy vallen ze aan, en behaalen de overwinning. — Eene zwaare nederlaage, arminius toegebragt, veroorzaakte onder de Barbaaren zulk een fchrik, dat germanicus zich met de hoope ftreelde, om ze, binnen korten tyd, geheel te onder te brengen. Tiberius, wiens moeilyk ontveinsde agterdogt hem bykans verteerde, ontboodt germanicus na Rome, als ware om hem rust te gunnen , en met eere te bekroonen. N 4 Ti- DE ROMEINEN. Het Jaarnaa CHRISTUS 16. Hy vcrflaat ARMINIUS.  DE ROMEINEN. Tiür.Rius laat zyne wreedheid blykeu. Aanklagte ■van Heilig1'chennis , door tiberius van de hand geweezen. 200 ALGEMEENE Tiberius maakte zich, niet tegenftaande zyn kunftig veinzen, nu en dan aan eenig wreed bedryf fchuldig; droevige voorfpooken van aannaderende jammeren. Dewyl de erfmaakingen, door augustus aan het Volk befprooken , niet terftond betaald waren, vervoegde zich een fchertzer digt by een' dooden, die ter begraafnisfe werd uitgedraagen, en luisterde dien, doch hard genoeg om van de omftanderen gehoord te kunnen worden, in: augustus te zeggen, dat zyn Uiterfte Wil niet yolbragt werd. Tiberius kreeg hier de weet van, ontbiedt dien ontydig geestigen fnapper, betaalt het gedeelte, 't welk hem toekwam; doch liet hem op 't eigen oogenblik dooden; zeggende: Caa heen , verhaal myn Vader, dat ik zyn Testament uitvoer! — De gemaatigdheid, in het heffen van fchattingen betoond, veranderde welhaast. — Binnen kort werd de misdaad van Majefteitsfcbennis gehegt aan fchriften en gefprekken, 't welk de boosheid der overbrengeren tegen de braaffte Burgeren wapende. Twee Burgers werden aangeklaagd, onder het beuzelagtig voorwendzel, van den dienst, aan den vergoden augustus verfchuldigd, ontheiligd te hebben. De Keizer deedt zeer wyslyk het voortzetten dier aanklagte fïaaken; verklaarende: Dat men aan de Goden de wraak, wegens de belediging, hun aangedaan, moest overlaaten. — Maar 's Keizers gedrag werd een onbegrypjyk mengzel van heerlyke grondregels, van wreedheid, van regtvaardigheid en dwing- lan-  GESCHIEDENIS. 201 ïandye. Het goede te weeten, het dikwyls te gebieden, nog meermaalen het kwaade te doen, en het te doen met eene voorbedagte boosheid, is eenigermaate het geheele beloop des leevens van tiberius. Germanicus werd , by zyne komst te Rome, met eene luistervolle zegepraal vereerd. Hoe grooter en algemeener de betuigingen en betooningen van hoogagting en liefde voor deezen Held waren, hoe meer de nyd des Keizers tegen hem ontftak. Om een zo gehaat voorwerp van zich te verwyderen, en den val diens welbeminden te bewerken, zondt hy germanicus na Afie, om daar het bevel te voeren over Legioenen , wier getrouwheid onverdagt was, en verfcheide oproerige Wingewesten tot onderdanigheid te brengen. — Ten dien zelfden tyde gaf hy de Landvoogdyfchap over Syrië aan piso, een Man van eenen geweldigen en hoogmoedigen inborst, zeer bekwaam tot het beftaan van eenig groot misdryf. Twaalf beroemde Steden van Klein-Afie werden , in dit jaar, door eene fchriklyke Aardbeeving, verwoest. Deeze rampen der Natuure fcheenen het voorteken van veel grooter onheilen. Zy deeden, in een byzonder Landfchap, flegts een zeker aantal Menfchen omkomen; maar de andere onheilen , ontftaande uit de boosheid des Opperheerfchers, en de ondeugden der Onderdaanen, bragten het geheele Lichaam des Ryks de diepfte wonden toe. Germanicus deedt, in 't Oosten, alN 5 les DE ROMEINEN. Germanicus door den Keizer na Afie gezonden. Piso, Land. voogd van Syrië. Aardbeeving.  DE ROMEINEN. 't Gelukkis flaagen vari germanicus. In alles door piso gedwarsboomd. Het Jaar naa CHRISTUS IQ. Hy fterft; in 't algemeen betreurd. Piso te Rome befchul. digd. 202 ALGEMEENE les wat men kon wagten van een beminnelyk, heldhaftig en bekwaam Prins. Hy herftelde de rust overal; gaf Armenië, door tweedragt van één gereeten, een' Koning; maakte Comagene en Cappadocie tot Romeinfche Wingewesten; won de harten, en volvoerde den opgeiegden last, — Maar in Syrië gekomen, vondt hy piso zo wederhoorig en trots, als de vreemden zich onderwerplyk betoond hadden. Deeze Landvoogd kantte zich aan tegen zyne oogmerken , verfmaadde zyne bevelen, en vermenigvuldigde , by aanhoudenheid, de ftoffe tot klagten. Hy bragt het zo verre, dat germanicus hem eindelyk beval te vertrekken. Welhaast Hortte die Prins in eene gevaarlyke ziekte, en ftierf te Antiochie; hy hieldt het daar voor dat hy vergeeven was door piso, en bezwoor zyne Vrienden om zynen dood te wreeken. Afiaanen en Romeinen betoonden hunne harttreffende rouwe ; allen fcheenen zy hunnen Vader, en het eenig voorwerp hunner hoope, in hem verlooren te hebben. Piso zogt weder in zyne Landvoogdye te komen. De Onderbevelhebbers van germanicus, en de Raadsheeren, hadden een'ander' Landvoogd verkoozen; hy werd verdreeven en genoodzaakt in Italië weder te keeren, waar zyne befchuldigers op hem wagtten. Tiberius hadt dien flag zoeken af te keeren. De dood van germanicus, 'tzy natuurlyk, 't zy door vergif veroorzaakt, was voor hem eene ftoffe van blydfchap, te midden van de algemeene droefenisfe, waar>- in  GESCHIEDENIS. to3 in hy zich geliet wel haastlyk deel te neemen. Hy werd zelfs verdagt gehouden van eene misdaad, zo zeer firookende met zyne drift, bevolen te hebben. Den loop des Regts niet kunnende fluiten, en genoegen zich onpartydig te toonen, gaf hy de zaak aan den Raad over; doch tevens te verHaan, dat hy de verregaande drift, waar mede men tegen den befehuldigden te werk ging, niet goedkeurde. Verfcheiden Hukken werden, tot bezwaar van piso, ingebragt; eene volflaagen losbandigheid, den Krygsknegten toegeflaan, om, door dit middel, eenen Aanhang te maaken; kwaade behandelingen, gepleegd aan braave lieden, en byzonder aan de Vrienden van germanicus; het belaagen des leevens van dien Prins, door vergif en betovering. Piso ontkende de laatfte befchuldiging, en verdeedigde zich zeer gebrekkig omtrent de overige. Bemerkt hebbende, dat tiberius geene deelneeming in zyne belangen en geen medelyden betoonde , verloor hy alle hoope, fchreef aan den Keizer een' Brief, waar in hy hem de zorge over zyne Kinderen aanbeval, en den volgenden dag werd hy in zyne kamer dood gevonden. Eenigen gelooven dat tiberius deezen Landvoogd deedt ombrengen, uit vreeze, dat hy , te zyner regtvaardiginge, 's Keizers bevelen, tot het van kant helpen van germanicus, zou toonen. Dit is alles niet meer dan gisfen en vermoeden. ,, Zo twy„ felagtig", fchryft tacitus, van dit Huk DE ROMEINEN. Bcfcbuldigingen tegen hem ingebragt. Zyn dood. Tiberius omtrent dit Huk verlagt.  DE ROMEINEN. 204 ALGEMEENE fluk gewaagende, „ zyn de grootfte zaaken; „ deezen neemen alle loopende gerugten ,, voor waarheid aan; geenen vermommen „ met voordagt de waarheid, en deeze te„ genftrydigheden verfpreiden zich van Eeuw „ tot Eeuw". Een grondregel, die byzonder geldt ten opzichte van de zaaken des Hofs, onder de dikfte duisternisfen veelal bedolven, en bekwaam om door een geest der partyfchappe allerlei gedaanten gegeeven te worden. TWEE-  GESCHIEDENIS. 205 TWEEDE HOOFDSTUK. De Regeering van tiberius, tot de Zamenzweering van se janus. Het naargeestig character des Keizers, zyne dubbelzinnige gefprekken, zyne doortrapte veinzery, de eenzaamheid, waar in hy het oog der Menfchen begon te ontwyken, vermeerderden de onzekerheden, de vreeze en het wantrouwen. Veel meer fmaaks vondt men in 't gedrag zyns Zoon drusus, toen Burgemeester, een liefhebber van weelde en overdaad; „ Die", gelyk van hem aangetekend wordt, „ de da,, gen in de Schouwburgen, en de nagten „ in Gasteryen doorbragt, in ftede van „ zich aan eene fombere eenzaamheid, aan „ een vermaakloos leeven, aan een mor,, rend waaken, en fchadelyke agterdogt, over „ te geeven". — Het vreeslyk misbruik der Aanklagten deedt de Burgers beeven. Een woord, een geestige flag, en beuzelagtig zeggen, werd verkeerd geduid en een misdaad van Majefteitfchennis. Een oud Schout liep gevaar van befchuldigd te worden , om dat hy, by 't verrigten van eene noodwendigheid der natuure, 'er niet op gedagt hadt,om een' ring ,waarop het beeld van tiberius ftondt, van den vinger te neemen'. Een Ro¬ de ROMEINEN. Het gedrag des Keizeis verwekt vreeze. Verregaand misbruik der betigtingen.  DE HOMEIKEN. Be uitvoering der von« nisfen van den Raad, tot den tienden dagverfcliooven. Be Romeinen verheugen zich over een Opftand der Galliërs. Tiberius weigert wetten ,• tegen deOverdaad, vast te nellen. 205 ALGEMEENE Romeinsch Ridder, drusus zeer ziele gevonden hebbende, maakte een lofdicht op hem, wiens dood hy geloofde naby te weezen, en hadt de onvoorzichtigheid het zelve in een gezelfchap voor te leezen; het werd den Raad aangediend, en hy ter doodftraffe veroordeeld en heen gefleept. Tiberius keurde zulk eene fchandelyke veroordeeling niet af; hy klaagde alleen, dat men niet gewagt hadt op zyne bevelen; en deedt voortaan vastftellen, dat de vonnisfen van den Raad niet volvoerd zouden worden dan naa eene tusfchen loop van tien dagen: geenzins dat hy voorhadt dezelve te verzagten; maar ten einde hy, afweezig zynde, op zyn tyd, van alle de befluiten kennis mogt krygen. De Romeinen, onder het zwaare pak der Dwinglandye zugtende , agtten zich gelukkig toen 'er een opftand in Gallie ontftondt, welke hen hoop deedt fcheppen om eens van Heer te zullen veranderen. Doch hier in vonden zy zich bedroogen. Zy en de Galliërs werden nog meer gedrukt. Maar wat moet men denken van een Staatsbefiuuï, onder 't welk men een Opftand voor een geluk rekent. Ondertusfchen vermydde tiberius, door eene Staatkundige behoedzaamheid, alles wat hem meer gehaat kon maaken; zonder hem eenig voordeel aan te brengen. Dikmaals hieldt men by den Keizer aan, om de buitenfpoorigheden der weelde te beft, oeie-n. De Tafelpragt, en overdaad, ging alle verbeelding te boven. Wat zeldzaam en  GESCHIEDENIS. 207 en kostlyk was kon op geen te hoogen prys te flaan komen: door elkander, in het opdisfchen, hier van de loef af te fleeken, boorde men de Huisgezinnen in den grond. — Schoon de Keizer op de zuinigheid gefield , en 'er een voorbeeld van was, wilde hy, in dit geval, met zyn gezag niet tusfchen beiden treeden; dewyl hy gevaar liep om vrugtloos de bevelen en de flraffen te vermenigvuldigen: „ Verzekerd", om hier de woorden van tacitus te bezigen, „ dat het veel beter was al te diep ingewor„ telde gebreken te laaten blyven, dan zyn ,, onvermogen, om ze uit te rooijen, aan „ den dag te leggen". Hy merkte, in eenen dubbelleczenswaardigen Brief aan den Raad, ons by den gemelden Gefchiedfchryver, bewaard, op, dat de Wetten, in vroegeren tyde tegen de Tafeloverdaad en Kleder en Huisraadpragt gemaakt, wel verre van die te bedwingen, dezelve meerder deeden uitfpatten: „ Want", voegt hy'er nevens, ,, zo men iets wil dat nog niet ,, verbooden is, men vreest dat het ver„ booden zal worden ; maar zo men het „ verboodene flrafloos overtreedt,dan is'er ,, noch vrees, noch fchaamte meer. Dat „ de fchaamte ons, de nood de armen, en „ de zatheid de ryken, tot beteringe bren„ ge"! Tiberius hadt rede om op dien voet h te handelen. Wetten, die in zichzelven goed jd: zyn, te maaken, welker volvoering onmoge- * lyk toefchynt, is het grootfle kwaad te wege brengen ; de veragting der Wetten naamlyk. Hoe DE ROMEINEN. y hadt in t ftuk galt.  208 ALGEMEENE DE BOMEI. NEN. Middel, om de Overdaad te verbannen. Het misbruik der Vryftedenin Griekenland, met maatiging toegelaaten. Hoe zal men in eenen Staat, waar de verregaande ongelykheid der bezittingen allerlei ondeugden teelt, de dwaasheden der Verkwistinge en Overdaad bedwingen? Bepaal de verteering der Ryken, die het geld doorbrengen, en het niet weeten te gebruiken; zy zullen het in hunne koffers fluiten: de loop des gelds zal geftremd, en de elende der armen grootlyks vermeerderd worden. — Veel beter zou men flaagen om de Weelde te verbannen , als men het gemeene Volk ontlastte van de tollen en fchattingen, onder welke 't zelve maar al te dikwyls zugt, en die deedt opbrengen door de fchatryken. Dan 'er is zo veel voorzichtigheids als moeds noodig, tot het doorzetten van een dergelyk ontwerp. De misbruiken des Bygeloofs, dikwyls ruim zo gevaar]yk als die der Rykdommen, zyn niet min bezwaarlyk te verbeteren. Men viel klagtig over de groote menigte van Vryfteden in Griekenland, in welke weggeloopen flaaven, onwillige fchuldenaars, en alle boosdoenders eene verderflyke ftrafloosheid vonden. „ Geen bevel was", volgens tacitus, „ fterk genoeg, om de oproe„ ren eens Volks te bedwingen, 't welk, „ uit Godsdienftigheid, aan de misdryven „ befcherming verleende". Dit ftuk werd in den Raad verhandeld. De Afgevaardig. den uit veele Griekfche Steden verdeedigden daar, 't geen zy als voorregten aanzagen; doch 't welk de rede hun hadt behooren te leeren , dat tot 's Volks onheil ftrekte. 't Zy de Raad zich door vooroordeel liet zwenken,  GESCHIEDENIS. 200 ken, of het morrend misnoegen eens bygeloovigen Volks vreesde , de Vryfleden werden gehandhaafd; doch met vry merkelyke bepaalingen. Zints eenigen tyd fmaakte de Keizer in Campanie de droefgeestigheden zyner verkoozcne eenzaamheid , zonder iets van zyne rustlooze werkzaamheid te verliezen. Eene ziekte zyner Moeder riep hem naa Rome. Hy vondt den Raad'laager, laffer, en kruipender dan immer: hem zelfs verdroot zulk eene onderwerpelykheid als die van Slaaven. Men wil dat tiberius, het Stadshuis uittreedende, in 't Grieksch, zeide: 0 Menfchen, gereed ter Jlaavernye! Tacitus verhaalt ons verfcheide gevallen , ftrekkende om ons die flaaven der Dwinglandye leevcndig af te tekenen. Ennius, een Romeincch Ridder, van Majefteitsfchenderye befchuldigd zynde, om dat hy het beeld des Keizers,van Zilver, tot gemeen gebruik verkeerd hadt, verwierp de Keizer eene zo ongerymde bctigting. Capito, een beroemd Regtsgeleerde, maar nog laffer vleier, beklaagde zich daarover om zyn hof te maaken, en maalde dit af, als of de gemaatigdheid des Vorflen eenen aanflag op het Gemeenebest ongeftraft liet. Ondertusfchen namen de aanklagten, door belooningen aangemoedigd, van dag tot dag toe. Men zag hier van een gruwelftuk; een Zoon befchuldigde zynen Vader. Dee.ze verfcheen met ketenen belaaden, en door fmerte gebukt: de Zoon pleitte tegen hem III. deel. O met t>B ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 22. Sl.iafschheid en laagheid van den Raad. Voorbeeld hier van. Een Zoon befchukügt zyn Vader.  DE ROMEINEN. Regtspleeging over cremut1us cordus, wegens de WerÊen , door hem gefchrceven. Zyne verdeediging. 210 ALGEMEENE met een vrolyk en vertrouwend gelaat. De ongelukkige Vader werd gebannen. Eenige Regters Hemden zynen dood, om dat tiberius hem haatte: want waar toe ismen niet bekwaam, wanneer men geene andere regelmaat kent dan zyne eigenbaat en het voldoen van de driften eens anderen? De Zoon offert zyn eigen Vader op. Cremutius cordus, éen opregt Gefchiedfchryver, hadt brutus gepreezen, en cassius, den laatften der Romeinen geheeten, en zich eenige woorden laaten ontvallen tegen den vreeslyken se janus, toen in blaakende gunfte. Dit was het bederf van den betigter; hy kon de wraak niet ontvlieden. Des befchuldigd, en zyn zaak verlooren ziende, verloor hy den moed niet; hy liet zich, op deeze wyze, in den Raad hooren, terwyl tiberius, meteen wreevel aangezicht, luisterde: Men valt aan op myne Woorden: zo onfchuldig ben ik in myne W°rken. Alle de Gefchiedfchryvers hebben loflyk van brutus en cassius gefprooken ; 'er zyn nog verfcheide beschimpende en hoonende ftukken tegen augustus en cesar w weezen. Deeze groote Mannen hebben dat verdraagen , misfehien zo zeer uit wysheid als zagtmoedigheid: want de fchimpfchriften verdwynen, wanneer men ze nietagt, en fchynen waarheid te behelzen, wanneer men ''er zich geftoord over betoont. Altoos was het geoorlofd vryuit van de Dooden te fchryven, als door den dood buiten haat en gunst gefield. De nakomelingfchap zal elk regt doen ,• en, indien ik veroordeeld worde, zullen V niet ge- bree-  GESCHIEDENIS. 211 breeken, die niet alleen brutus en cassius, maar ook Myns zullen gedagtig weezen. Hy ging heen, vast beflooten hebbende, zich, door een vrywiJligen dood, te verlosfen. Dit was het middel om de gierigheid der aanklarigeren te leur te ftellen, die de goederen der befchuldigden niet roofden, dan naa dat zy veroordeeld waren. Huns ondanks volvoerde hy zyn oogmerk, en eindigde zyn leeven met vasten. Zyne Boeken, door de Raadsheeren ten vuure gedoemd, werden onder de hand behouden, en kwamen welhaast met verdubbelden luister voor den dag. Tacitus maakt, ten opzichte van cremutius, en de Werken diens Gefchiedfchryvers, deeze aanmerking: „ Het lust my, om de onbedagtheid der „ geenen te lachen , die waanen, door hun,, ne tegenwoordige magt,ook de gedagtenis „ der navolgende Eeuwen te kunnen uit,, blusfchen: want in tegendeel groeit de „ as.tbaarheid der geftrafte vernuften, en ,, niemand heeft zich aan die ftrengbeid „ fchuldig gemaakt, zonder onëere op zyn „ eigen hals te laaden, en de eere der ,, Schryveren te helderder te doen blin„ ken". Het verblyf te Rome werd voor den Keizer ondraagclyk. Zyne ondeugden , van te naby bezien, baarden daar walg. De vryheid, van welke nauwlyks een enkel zweemzel overgeblceven was, en de vleiery, die zich kruipende voor zyne voeten nederboog, ftondcn hem even zeer tegen. Hy kpn de hoogmoed zyner Moeder li via, aan wien O 2 hy DE ROMEINEN. Zyn dood, en bet vrugtloos veroordeelen zyner Schriften. Het Jaarnaa CHRISTUS jc6. De Keizer verlaat Rome , en vertrekt na Ca\ prea.  DE ROMEINEN. Toevallige onheilen. DER. 212 ALGEMEENE hy de Keizerlyke waardigheid verfchuldigd was, en die niet naliet hem die gunfte te herinneren, in geenen deele verdraagen; dit kwetfte zyne eigenliefde. In 't einde begaf hy de Stad voor altoos; geen ander gezelfchap mede neemende, dan één Raadsheer, eenige Ridders, en een klein getal, meest Griekfche Geletterden, in wier gezelfchap hy vermaak fchiep. Hy verboodt elk een zyne rust te komen ftooren : en in Campanie geen genoeg ontoeganglyke eenzaamheid vindende, vertrok hy na het Eiland Caprea, door zyne wreedheden en buitenfpoorigheden vermaard. Daar poogde hy, afgefcheiden van de Menfchen, en ontflaagen van zaaken, zynen ouderdom te verleevendigen en te verkwikken, door alles fchandelyks, 't geen de ondeugd kon verzinnen. Vyftig duizend aanfchouwers gedood of verminkt, door het inflorten eens te bouwvallig gemaakten ronden Schouwburgs te Fidena , en een ganfche Wyk der Stad Rome, door den brand, verwoest; zyn geringe gebeurtenisfen in de Gefchiedboeken opgetekend , vergeleken zynde met veel grootere rampen, veroorzaakt door de magt, met boosheid veréénigd.  GESCHIEDENIS. 213 DERDE HOOFDSTUK. DE ROMEINEN. De Zamenzweering van se janus. —Het einde der Regeeringe van tiberius. Se janus, een Staatsdienaar, zo fnood als de Vorst,hadt een ongelooflyk grooten invloed op dien agterdogtigen geest, die uit alles een kwaad vermoeden opvatte. Van den Ridder/land hadt hy zich, door ftreeken en kunftenaaryen, tot een zeer groot aanzien verheeven, en fteeds in hoogheid toeneemende, hadt zyne begeerte uitgeftrekt tot den rang des Keizers. Wy zullen de trekken zyner heerschzugtige Staatkunde opgeeven. Ons ligt weinig aan het ftipt volgen der dagtekeninge gelegen, als wy maar de menfchen en den zamenhang der gebeurtenisfen leeren kennen. Toen se janus Overfte der Lyfwagt geworden was, oordeelde hy veel hulps te kunnen ontleenen van een krygsbevelhebberfchap, tot nog van weinig belangs. Met dit inzicht verzamelde hy, onder voorwendzei van de krygstugt te verbeteren, alle Hofbenden, die men in de Wyken van Rome, of de nabuurige plaatfen, verfpreid gelaaten hadt, op een veld by elkander. Dus hadt hy, als 't ware, een Leger ten zynen dienfle, en zo veel te gereeder ten geO 3 brui- SEjANüs,een Staatsdienaar , ftaat na de Oppermogenheid. Hy maakt een Leger van de Lyfwagt.  ROVÉtNEN. Zyne mis dry ven, on het Keizer Jyfee Gezii van kant t( helpen. Het Jaar naa CHRISTUS ÈQ. Koe hyhier in flaajjt. 2T4 ALGEMEENE bruikei daar het by de poorten der Hoofdftad gelegerd was. Schoon het Keizerlyke Gezin talryk was, durfde hy het onderneemen om op deszelfs • ondergang zynen opgang te vestigen. Drusus, 's Keizers Zoon, die hy eenen perfoonlyken haat toedroeg, moest het eerst voor hem bukken. Hy wikkelde de Vrouw van drusus tot eenen onëerlyken minnehandel in, boodt haar aan te trouwen, en deedt haar op 't Keizerryk hoopen. Een langzaam werkend vergif eindigde de dagen van drusus. Twee jaaren laater verzogt sejanus, de Weduwe des omgebragten, van tiberius ten huwelyk. De Vorst, zonder hem van 't gepleegde misdryf te verdenken, weigerde dit verzoek op eene heufche wyze, of liever, hy toonde hem de ongevoeglykheden eener al te ongelyke verbintenisfe. —.Drie Zoons van germanicus? die de opvolging wagtte, en de deugdzaame agrippina, hunne Moeder, eene moedige Vorftin, tot geene laagheid bekwaam, beproefden, op hunne beurt, de fchelmagtigheid van sejanus. Omgekogte befpieders, onzichtbaare valftrikken , Jasterlyke aantygingen, ftelde hy te werk, en liet niets onbeproefd om hunnen val te berokkenen. Het was genoeg dat ze van germanicus afftamden, om geene Vrienden van tiberius te zyn. De Keizer geloofde alles; hy vaardigde tegen hun eenen Brief aan den^Kaad af. Agrippina, en baar oudfte Zoon nero, werden uitgebannen, als vyan-  GESCHIEDENIS. 215 vyanden des Vaderlands; de tweede Zoon moest de gevangenis bezuuren. Hier op kreeg sejanus grooter bewind in het Ryk dan de Keizer zelve. Deeze, ingenomen met een blind vertrouwen ten zynen opzichte, omringd van verfpieders, deedt alles naar den zin diens onderkruipers. De Staatsdienaar, van alles befchikking maakende, hieldt alles aan zich verknogt, door hoop te voeden en vreeze te verwekken. Men maakte geen onderfcheid tusfchen hem en den Vorst, en hy ontving dezelfde eerbetooningen. Nog maar ééne ftap hadt hy te doen, om zo veele misdryven, als 't ware, te bekroonen: dit was tiberius om te brengen, en zich de Oppermagt aan te maatigen. Het plan was reeds beraamd; en zou waarfchynlyk onfeilbaar gelukt hebben, indien een geheim berigt niet eensflags de oogen des Keizers geopend , en deeze onverwagte zamenzweering ontdekt badt. Zyne ftaatkunde ontwaakte, en ftondt hem volkomen ten dienfte. Zich terftond niet willende ontdekken of met ftrengheid handelen, nam hy kunftenaaryen te baate; hy hoopt sejanus met beleefdheden op, doet hem tot Burgemeester benoemen, en verwydert hem dus op eene loflyke wyze. Zo ras de nieuwe Burgemeester te Rome was, polste tiberius, door een twyfelagtige handel wyze, de geesten, en hieldt ze opgetoogen: nu eens liet hy tegen hem blyken van misnoegen doorftraalen; deezen verkoelden de drift der Aanhangeren van O 4 se- DE ROMEINEN. Sejanus maakt eene zamenzweering tegen het leeven des Keizers. Het Jaar naa christus 31. Behendige wyze, waarop tiberius zich van sejanus ontdoet.  DE ROMEINEN. Trouwlooslieid dti Vrienden van sejanus. 216 ALGEMEENE sejanus; dan eens gaf hy hem merktekens van vertrouwen; en belette daar door, dat hy zyne gevoeligheid liet blyken. Allengskens kwam de waarheid meer en meer aan den dag; men ontdekte het oogmerk des Opperheerfchers , en liet af van de verknochtheid aan den Staatsdienaar. In 't einde kwam macro, de nieuwe Overite der Lyfwagten, met een Brief, ten laste van sejanus. De Brief werd in den Raad geleezen, sejanus gevangen genomen, omtrent op 't eigen oogenblik veroordeeld en omgebragt. Een oogenblik te vooren hadden de Raadsheeren, op een valsch gerugt, door macro verfpreid, dat de Keizer aan sejanus de magt van Gemeensman zou opdraagen, hunne vleieryen en eerbetooningen verdubbeld. Hoe zeer vernedert de eigenbaat de Menfchen! Zy, die zich op het flaafagtigfte voor hem nedergeboogen hadden, als de zon zyns geluks hooger fcheen te zullen klimmen, bejegenden hem, toen die onderging, op het fmaadlykst. Nooit deeden de valfche Hofvrienden hunne ontrouw zigtbaarder doorfteeken; nooit het Volk zyne woedende ligtzinnigheid duidelyker blyken. Het lyk van sejanus werd met fmaadhel den ©veriaaden; men verbrak de Standbeelden, te zyner eere opgerigt, en veroordeelde zyne Kindcrs ter dood, zonder zyne nog zeer jonge Dogter te fpaaren. De Gefchiedenis levert ons meer voorbeelden op van zulke plotslinge en fchriklyke nederftcrtmgen; doch de voorbeelden brengen wei-  GESCHIEDENIS. 217 weinig toe aan de bcterfchap der Driften ! Tiberius beefde, hieldt zich verborgen van den aanvang deezes treurfpels, tot de uitflag hem gerust ftelde. Het Volk ftreelde zich vrugtloos met de hoope, dat de Dwinglandy zou verzagten, als of zy voornaamlyk in den Staatsdienaar gehuisvest hadt. Maar de Keizer, zyn' aart, zonder eenig bedwang, opvolgende, betoonde eene tot nog ongeziene wreedheid. Het leeven der Burgeren ftrekte ten fpeelbal van zyne bloeddorftigheid. Het was te weinig hun te doen fterven; hy verkoos hun de wreedfte doodftraffen te doen ondergaan. Een deezer ongelukkigen zich met eigen hand gedood hebbende, riep hy, met fpyt: Hy is my ontfnapt. Het fchandelyk bedryf van aanklaagen werd zo gemeen, en daar door zo weinig fchandelyk, dat de Leden van den Raad zich des niet fchaamden. De ftukken van deezen aart, door tacitus en süeton 1 u s opgetekend, verwekken fchrik onder 't leezen. Een enkel geval op te haaien zy hier genoegzaam. De Moeder van fusius, een der Vrienden van sejanus, onderging de doodftraffe, om dat zy den dood haars Zoons beweend hadt. Deeze geregtlyke moorden werden op vonnisfen van den Raad volvoerd, en de Dwinglandy was ten hoogften toppunt opgefteegen; dewyl een Regtbank, in vroegeren tyde zo heilig, ten werktuige daar van diende. Tiberius, in 't einde moede van die geregtshandeO i' lin- DE ROMEINEN. Tiberius geeft zich geheel aan bloeddorftigheid over. Schriklyke aaiiklagien.  DE ROMEINEN. Tiberius ftaat in twyfel, wien hy tot Opvolger zou benoemen , en bcfluit niets. Cajus cali- gula. 218 ALGEMEENE lingen aan te hooren, beval dat allen , die, wegens de zamenzweering van sejanus, gevangen zaten, zouden gedood worden. Welk een deerlyke flachting! Men aanlchouwde een hoop lyken, die de harten met weedom en de oogen met traanen vervulde, en het was niet gcoorlofd het minfte teken van droefheid te laaten blyken. Te midden van deeze wreedheden, voelde oude Keizer voort in een allerongeregeldst leeven, en poogde zyn gedrag aan de oogen des Gemeens te onttrekken. Bevryd van kwaaien, de Geneeskunst veragtende, fpotte hy met elk een, die, den ouderdom van dertig jaaren. bereikt heb. bende , voor zyne eigene gezondheid geene zorge wist te draagen. — Ondertusfchen maanden zyne hooge jaaren hem aan, om op de keuze eens Opvolgers bedagt te weezen. — Van de Kinderen van germanicus, was de jongfte, cajus caligula, nero in ballingfchap geftorven, en drusus omgebragt zynde, alleen in leeven, vier- en twintig jaaren oud, van het Volk, om zyns Vaders wil, bemind, ftelde hy zich aan als een vleiend en wakker Hoveling. De Keizer beminde hem niet, zyn verkeerde inborst in den grond kennende, en zou gaarne tiberius gemellus, Zoon Van drusus, zyn Kleinzoon uit den bloede, daar cajus alleen door aanneeminge Zoon was, den voorrang gegeeven hebben. Maar gemellus hadt flegts zeventien jaaren be-  GESCHIEDENIS. 219 bereikt, en het ongeregeld gedrag zyner Moeder li vil la hadt zyne afkomst zeer verdagt gemaakt. Tiberius, met deeze zaak verlegen, liet de beflisling aan 't noodlot over. Cajus hadt macro, Ovcrften der Lyfwagten, die, door de gunst van dien jongen Prins, zyne bevordering hoopte, op zyne zyde overgehaald. De Keizer viel in eene flaauwte. Men hieldt hem voor dood. Macro haast zich, om cajus, door de Krygsbenden, voor Keizer te doen uitroepen. De zieke van zyne bezwyming bekomen, en allen, door dien onverwagtcn keer, met fchrik bevangen zynde, geeft de gemelde Overfte last, om den ouden zwakken Man, onder fchyn van hem warm te houden, te fmooren. Dus eindigde tiberius zyn leeven, in het acht- en zeventigfte jaar zyns ouderdoms, en het drie- en twintigfte zyner Regeeringe; zo 'vcragtlyk by het Volk geworden, dat het op 't punt ftondt om zyn lyk te mishandelen. De trekken van wysheid en edelmoedigheid, van regtvaardigheid, hier en daar in zyne Regeeringe doorftraalende, hebben zyne gedagtenis niet min gehaat gemaakt; dewyl de boosheid en geveinsdheid zyn gedrag beheerschten, en hy, fchoon veel verftands, een boos hart hadt. Vellejus pater culus, zyn Tydgenoot, heeft hem , egter, met uitbundige lofredenen vereerd. Maar kon een Hoveling van tiberius en sejanus eene onpartydige Gefchiedenis oplteilen ? Zyn DE ROMEINEN. Tiberius door macro geünoord. Ten onregtedoorVgC- lejus PAtercui.us gepreezen.  CE ROMEINEN. De zielen der Grooten verlangen, wanneer het Volk in de keuze dcrOvcrhedenniet meer te zeggen lieeft. I 220 ALGEMEENE Zyn eigen verhaal van tiberius ftrekt ten volkomen bewyze van eene fpreuk, door hem geboekt: „ Vleiery is eene ge„ duurige gezellinne van grooten ftaat". Ik zal dit Hoofdftuk befluiten, met eene gewigtige aanmerking van montesquieu by te brengen. „ Augustus", fehryft hy, „ hadt het Volk de magt, om „ Wetten te maaken, en om over open„ baare misdaaden te oordeelen, ontno„ men^ doch hun die, van Overheden te „ kiezen, gelaaten, ten minflen in fchyn. „ Tiberius, die de Vergaderingen van „ een zo talryk Volk vreesde, benam den „ Volke ook dit voorregt, en gaf het aan „ den Raad, dat is, aan zichzelven. Men kan „ zich nauwlyks verbeelden, hoe zeer het „ verval van de magt des Volks de zielen „ der Grooten verlaagt. Wanneer het Volk „ befchikkingen heeft te maaken over de „ waardigheden, begaan de Mannen, die ,, na dezelve liaan , wel laagheden ; doch ,, ze zyn vergezeld met eene zekere itaa,, tie, welke dezelve verbergt, 't zy ze „ Spelen of Feesten aan 't Volk geeven, „ Geld of Koorn onder 't zelve uitdee„ len. Schoon de beweegreden laag ware, „ het middel hadt altoos iets edels in „ zich: dewyl het fteeds een man van aan,, zien voegt, de gunst des Volks, door „ gunstbetooningen , te winnen. Maar, „ wanneer het Volk niets heeft te gee„ ven;, en de Vorst, in den naam des „ Raads, over alle Bedieningen fchik„ king maakt, eischt en verkrygt men de, » zei-  GESCHIEDENIS, aai „ zelve langs onwaardige wegen: vleiery, „ laster; met één woord, alle misdry„ ven, worden noodzaaklyke kunften, om „ daar toe te geraaken". Of, om dit zelfde denkbeeld korter uit te drukken, de zielen der Grooten in een Land verlaagen; zo ras zy Hovelingen moeten worden om bevorderingen te kunnen krygen. CALIGULA. f Cajus, in de laatere Scbryvers algemeener met den naam van caligula beftempeld, was, als de Zoon van germanicus, de Afgod des Romein/dien Volks. De wensch des Gemeens hief hem, om zo te fpreeken, ten Keizerlyken Zetel, en de Raad fchiep genoegen in het verwerpen des uiterften wils van tiberius, waarin tiberius gemellus, des overleeden Keizers Kleinzoon, hem ten Ryksgenoot werd toegevoegd. Maar bet bloed fchenkt geene verdienften: het is zelfs iets zeldzaams dat de roem der groote Mannen niet bezoedeld wordt door het eerloos gedrag hunner Kinderen. Caligula, vóór zyne verheffinge de infchiklykheid zelve, werd in zyne grootheid een monfter van geweldenaary. Men heeft gezegd, dat 'er nooit beter Dienaar , en nooit flegter Heer was dan hy. Nogthans gaf hy, in den aanvange zyner Regeeringe, verfcheiden blyken van braafheid. DE ROMEIKEN. Het Jaar naa c.Hmsros 37. Caugula is in denbegir". ne, fchoon des onwaardig, bemind. Hy doet ee1nige daaden, eenen goe-  DE ROMEINEN. den Vorst voegende. Dy verkwist alleSjOm het Volk te believen. Hy wordt een monfter van wreedheid. 2ï2 ALGEMEENE heid. Hy ontboodt de uitgebannenen te rugge, ftuiete de aanbrengingen, herftelde de regten der Overheden en des Volks. Hy ftondt het leezen der vrygefchreeven Boeken, eertyds verboden, toe, en vernietigde de gedagtenis van alle weezenlyke of gewaande zamenzweeringen ; met eene edele fierheid verklaarende: Dat hy, niets gedaan hebbende om den haat te verdienen, dergeiyke befchuldigingen niet kon gelooven. De vrees voor eenen Mededinger verpligtte hem, buiten twyfel, tot veinzen. — Bedagt op de middelen om te behaagen, en het Volk te blinddoeken, bragt hy de fpelen der potfemaakers, door tiberius afgefchaft, weder in zwang: verfpilde aan fpelen, febouwburgen en dwaaze uitgiften, ongelooflyk groote fommen, die suetonius tot drie honderd millioen Sestertiën doet opklimmen. -Deeze verkwisting zou, als hy zelve geen dolle drift voor fehouwfpelen gehad hadt, een flegt flaatsbeftuur aangekondigd hebben. Welhaast veranderde alles van gedaante. Wetten, zeden, menschlykheid, rede, alles werd met voeten gefchopt en vertreeden. Caligula baadde zich in bloed. Hy maakte eenen aanvang met den moord van tiberius en macro; in wreedheden fchiep hy vermaak. Bloedfchande met zyne Zusters, overfpel met veele Vrouwen Van rang te pleegen, fchaamde hy zich niet; hy fchaamde zich alleen den grooten agrippa, die van laage afkomst was, ten Grootvader gehad te hebben; en wilde doen gelooven, dat  GESCHIEDENIS. 223 dat zyne Moeder agrippina voortgefprooten was van augustus en julia, de Dogter van augustus. — Hy fpeelde de perfonadie van alle Goden, deedt zich aanbidden, nu eens als ju pi ter, dan eens als bacchus, hercules, enz. Eindelyk behandelde hy, door eene gadelooze zotheid vervoerd, zyn Paard als zyn gunfteling, en kreeg het in den zin om 't zelve tot de Burgemcesterlyke waardigheid te verheffen. Deeze en dergelyke ftukken, door suetonius, een Schryver van gering oordeel, opééngeftapeld, veronderitellen eene baarblyklyke krankzinnigheid, en men kan zich niet wel verbeelden, hoe de Romeinen een zo 'woedenden dolleman konden gehoorzaamen. Het berigt van zyne verkwistingen , rooveryen, en dwingelandfche afpersingen , gaat alle waarfchynlykheid te boven. Het zyn, of daaden van zotheid, waaraan een verftandig Leezer niets gelegen ligt, of ongelooflyke buitenfpoorigheden, die boven 't menschlykejoopen. Alle mogelyke wreedheid is begreepen in eenige gezegden van caligula, als by voorbeeld: Slaat hem in diervoege, dat hy gevoel van zyn dood hebbe! — Gave de Hemel dat het Romeinfche Volk maar één hoofd hadt, 't welk met éénen flag kon afgekapt worden! Op zekeren dag by de Burgemeesters in een fchaterenden lach uitbarftende , zeide hy: Ik dagt, dat ik, met één oogwenk, u beiden kon doen ombrengen! Caligula, zo lafhartig als bloedgierig, kreeg het in den zin om aan 't hoofd van zyn DE ROMEINEN. Zyne zotheid. Wat men te denken hebbe , van de daaden,hem, door suetoNius,toegefchreeven. Trekken van zyn wreedheid. Het jaar naa CHRISTUS 39*  DE ROMEINEN. üelachlyke Krygstoclitèn. Het Jaar naa CHRIST US 41. Moord van CALIGULA. Aanmerkingen over de Gefchiedfchryvers 224 ALGEMEENE zyn leger te verfchynen, en gaf een klugffpel, welks belachlykheid de Gefchiedfchryvers mogelyk niet weinig vergrooten. Hy liet zich aan den oever des Rhyns brengen, als gereed om een gewichtigen Krygstocht te doen, een gedeelte zyns Lyfvvagts in een bosch verbergen, dit, als waren het vyanden , overrompelen : vervolgens zegetekens oprigtenen overwinning blaazen. — Hy toog na den Oceaan, op de kust tegen over Groot-Brittanje, op welks vermeestering hy bedagt was; hy ftelde zyn Leger, op den oever, in flagorde, gaf het teken tot het gevegt, zonder dat hy iemand te beftryden hadt, deedt zyne Soldaaten fchulpen zoeken, en trots op deezen roof des Oceaans, keerde hy na Rome weder, om de eer eener zegeftatie te ontvangen. Hoe zeer. de Romeinen, door flaaffche onderwerpinge, ook vernederd waren, kon het niet anders weezen, of eene zo fchriklyke Dwinglandy eens harsfenloozen moest zamenzweeringen veroorzaaken. Cherea, Krygsgemeensman eener bende Lyfwagten, verloste Rome van dit Gedrocht, zonder het te ontheffen van de ondeugden, die de onheilen van den Staat deeden ftand houden. De Dwingeland werd, in het vierde jaar zyner Regeeringe, vermoord. Een magtlooze was zyn Opvolger, en dus hebben wy droevige rooneelen te wagten. Het gedeelte der Jaarboeken van tacituS) de Regeering van caligula betreffende, is ongelukkig verlooren. Niets kan  GESCHIEDENIS. 225 kan dit verlies van dien Wysgeerigen Gefchiedfchryver , die de Menfchen "en het Hof zo wel kende, en der Rede, in het befchryven der minfte byzonderheden, een keurlyk onthaal verfchaft, boeten. By anderen vindt men bykans niets dan eene opéénftapeling van nutlooze zaaken , of zelfs laffe en zoutlooze kinderagtigheden, waar mede de hedendaagfche Schryvers hunne Werken niet behoorden op te vullen. CLAUDIUS. Cherea en de Raadsheeren zogten, naa den dood van caligula, het Gemeenebest weder op te rigten. De Krygsknegten wilden eenen Keizer, om datzy, by die Regeeringsvorm, het meeste voordeel vonden. Claudius, de Broeder van germanicus, en Oom van caligula, wel verre van na het Ryksbewind te ftaan , zidderde van vreeze, en, op niets dan de behoudenis zyns leevens bedagt, verfchool hy zich in een' hoek. By toeval ontdekte hem een Soldaat, die hem voor Keizer uitriep, de anderen fchooten toe,en volgden dit voorbeeld; men voert hem , zyns ondanks, mede , en doet hem den eed van getrouwheid. Hy belooft vyftien duizend Sestertiën aan elk der Lyfwagten, en daar aan geëvenredigde belooningen voor de III. deel. P Be- Het Jiit nas CHRISTUS 41. De Soldaaten roepen claudius , die vreesde gedood ta zullen worden , voor Keizer uit. DÉ ROMEI' NEN. van CALlOU'j LA.  22ö ALGEMEENE DE ROMEINEN. Claudius was onbekwaam tot de Regeeripg. Zyne goedaarcigheidhadt, in den aanvange, goede uitwerkzels. Nieuwjaarsgefchenkenen ErfmaaKingcn aan Bevelhebbers: nauwlyks van zyn fchrik en verbaasdheid bekomen, vondt hy zich ten Oppergezag verheeven. De Raad werd genoodzaakt hem te erkennen, cherea omgebragt, en met diens hoofd verviel alle hoop der vryheid. Claudius, fchoon meer dan vyftig jaaren oud, was nog in eene foort van kindsheid. Zwak van geest, ftomp door eene harde opvoeding, onbekwaam tot alles; een ruwe fchets van een Mensch, gelyk zyne Moeder antonia hem noemde. Zyn ongepast lachen, zyne. zotte houding, zyne laagheden, weezen uit dat hy een flegthoofd was. Dit alles hadt zynen Ouderen een afkeer van hem ingeboezemd; een ongeluk, 't welk ongetwyfeld de gebreken der natuure vergrootte. Augustus alleen hadt hem eenige gunfte toegedraagen, zonder hem tot iets te kunnen gebruiken. Wie zou hebben durven denken, dat hy ten eenigen dage den throon zelve van augustus zou beklimmen ? Door eenen caligula op te volgen, kon claudius, van natuure goedaartig, zonder veel moeite aan te wenden, zich doen aanbidden. Hy Haagde in den beginne, door een gedrag, tegen dat zyns Voorgangers overgefteld. Hy verbrandde twee geichriften, getyteld het Zwaard en de Dolk, waarin dat Monfter de Naamen hadt opgetekend van allen, die hy ter doodftraffe verwees. Hy fchafce de nieuwjaarsgefchenken, eene laage en haatlyke kneevelaary, af; hy verboodt elk, die Vrienden hadt,  GESCHIEDENIS. 227 hadt, den Keizer tot erfgenaam te benoemen; een ander fchandelyk middel, waar door de Vorfïcn, zonder fchaamte, zich verrykt hadden. De goedertierenheid en menschlievenheid fcheenen de wreedheid en ontmenschtheid op te volgen. Maar men' mogt billyk de zwakheid van een hoofd, vatbaar voor allerlei indrukzelen, wantrouwen, als 't welk goed of kwaad zou doen, naar maate het goeden of kwaaden raad kreeg. Eene Vrouwe, de fchandvlek haarer Sexe. Messalina, de Echtgenoote des Keizers, vertrouwde alles aan eervergeeten Bedienden, aan eenen narcissus, eenen pallas, en andere vrygemaakten; fchelmen, wier verbaazend groote rykdommen niets anders dan de oogst hunner misdryven konden weezen. Men gevoelde eerlang, hoe fchriklyk het gezag is in zodanige handen. Deeze Vrygemaakten verkogten alles; beftuurden de daaden en eenigermaate den perfoon huns Meesters; openden en flooten den toegang tot hem, voor wien het hun behaagde; fchreeven zyne bevelen, of veranderden ze, naar welgevallen ; met één woord, zy regeerden op zyn'naam, en messalina bediende zich, van hun, tot het volvoeren haarer verfoeilyke ontwerpen. Deeze fchaamtlooze en geile Vorftinne blaakte in liefde tot stlanus, haaren Stiefvader. Hem niet kunnende verleiden, zwoer zy zyn verderf. Zy beraamde met narcissus de middelen, ter volvoering van dit fchelmftuk. Op een vroegen morP 2 gen DE ROMEINEN. den Keizer afgefchaft. Hy wordt welhaast beheerd door MESSALINA en zyncVrygemaakten. Het Jaar naa christus 42. Hoe messalina sila- nus deedc ombrengen.  228 ALGEMEENE DE ROMEINEN. EeneZamen- zweeiing ontdekt, en naar den zin der Vrygemaakten geftraft. Narcissus in den Raad. gen floof narcissüs, geheel verbaasd, de" kamer des Keizers in, en zegt hem, in een droom gezien te hebben, dat silanus hem doorflak: messalina betuigt, verfcheide nagten dit zelfde gedroomd te hebben. Op dit eigen oogenblik verfcheen s ilanus, door een verzonnen bevel opontbooden. De vreesagtige clauditjs,wiens inbeelding, door de vertelde droomen getroffen was, geloofde zynen Moorder te zien, en deedt hem, op 't eigen oogenblik, ombrengen. Uit dit ftaal kan men over andere bedryven oordeelen. 'Er werd eene Zamenzweering gemaakt, zo ras de Dwinglandy zich op zulk eene aanflootlyke wyze vertoonde. Camillus, Landvoogd van Dalmatie, nam de wapens op, en zelfs den tytel van Keizer aan. Maar hy werd van zyne Soldaaten verlaaten, en van een hunner doorflooken. Terwyl men ftrenge navorfchingen aanwendde, om zyne Vloekverwanten op te fpeuren , nam messalina, met haare Bedienden, de gelegenheid waar om hun haat te koelen, of hunne fchraapzugt te voldoen. Claudius zelve veroordeelde de befchuldigden in den Raad. Zyne Vrygemaakten namen 'er zitting in; doch narcissus ontving 'er een les. Een Vrygemaakte van camillus, dien hy vroeg: Wat hy gedaan zou hebben3 indien zyn Meester Keizer geworden was ? gaf, zeer ter fneede, dit antwoord: Ik zou my agter hem gehouden hebben, zonder myn mond te openen. Ongelukkig fluiten de 'waarheden  GESCHIEDENIS. 229 den nutloos af op de onbefchoftheid van vermogende lieden. Toen gaf de beroemde arria zonderlinge proeven van haaren moed. Petus, haar Man, een perfoon van Burgemeesterlyke waardigheid, was in het Vloekverwantfchap ingewikkeld, en kon het vonnis des doods niet ontwyken. Ar ria zet hem op, om de ftraffe voor te komen. Bemerkende dat hy aarzelde, ftootte zy een dolk in haar borst, rukte dien uit, boodt denzelven hem aan, met deeze woorden: Petus, dit doet niet zeer. Hy volgde het voorbeeld zyner Vrouwe. Men zou het bykans onmogelyk oordee3en, dat claudius heerschzugtige oogmerken koesterde, en op het doen van vermeesteringen bedagt ware. Nogthans ondernam hy Groot-Brittanje te onder te brengen, 't welk cesar, gelyk tacitus zich uitdrukt, „ den Romeinen eer getoond, dan „ geleverd hadt". De Galliërs waren getemd; dit te onderneemen en uit te voeren baarde geene groote zwaarigheid. Maar kon een wydafgelegen, onbebouwd, arm Eiland, met woeste inwooners vervuld, de krygslust wekken van een' Staat, reeds overlaaden en door het aantal en door de grootheid der Wingewesten? Plautius hadt bevel om den Tocht aan te vangen. De Soldaaten verzetten 'er zich tegen; verklaarende, dat zy niet buiten de Wereld wilden gaan vegten. Nar cis sus tradt voor den dag, en begon eene Redenvoering, om den opftand te ftillen. De muitende KrygsP 3 lie- DE ROMEINEN. Dood van arria en petus. Het Jaar naa CHRISTUS 43» Krygstocht na Brittcut- Narcissus door de Krygslieden bel'pot.  DE ROMEINEN. Brittanje en Mauritanië tot Wingewesten gemaakt. Claudius maakt eenige belachlylte en ook eenige goede fchikkingen. Bepaalt het Joon der Pleitbezorgereu. 230 ALGEMEENE lieden weezen hem, met fmaadlyk uitjouwen , tot de Saturnalia (*) ; hem dus zyn ouden dienstbaaren Haat te binnen brengende; en men wilde liever aan eenen Veldheer, dan aan eenen Dienaar gehoorzaamen. De eerfte voordeden, door plautius behaald, moedigden den Keizer aan. Hy wilde aan 't hoofd eens Legers praaien; hy toog na Brittanje, bleef 'er zestien dagen, bemagtigde eenige fterkten , en zegepraalde. Naa vier jaaren oorlogens maakte pla/üTius, een groot gedeelte diens Eilands, omftreeks de Rivier de Theems, tot een Wingewest. — Mauritanië onderging kort daar op het zelfde lot. Deeze vermeerderingen des Ryks dienden tot verhaasting van den dreigenden val. Claudius voegde by de krygsverrigtingen, op welke hy zich beroemde, de zorgen voor het Burgerlyke, en nam de waardigheid van Zedemeester aan. Ver. fcheiden belachlyke bevelen waren de vrugt zyns arbeids. Drie Letters by de andere van het A. B. C. te voegen , fcheen hem eene gewigtige hervorming; doch ze zyn, fchoon geduurende zyn Ryk gebruikt, daar naa in onbruik gekomen. De Pleitbezorgers maakten van een eeriyfe beroep een fchandelyk bedryf. Zy verhuurden pen en tong aan de Onregtvaardigheid, den Laster, en aan elk, die het misbruik hun- (*) Op de Saturnalifche Feesten namen de Slaaven groote vryheden omtrent hunne Heeren.  GESCHIEDENIS. 231 hunner bekwaamheden wilde betaalen. Silius, tot Burgemeester verkooren, verzette zich met klem van taal tegen dit fchraapen ; ophaalende de voorbeelden deioude Redenaaren, „ die", om my weder vanTACiTüs woorden te bedienen, „de ,, vermaardheid, by de nakomelingen, voor „ het heerlykst loon der welfpreekenbeid „ gehouden hadden. Dat anderzins de Vor,, (tinne der goede Kunften door vuige dienften bezoedeld wierd, en de trouw „ niet ongefchonden bleef, daar men op de ,, grootheid der winften zag. Dat de pleit„ zaaken weiniger zouden zyn, indien ze ,, zonder loon werden voorgeftaan; dat uit „ de vyandfchappen, betigtingen , haat en „ beledigingen gekweekt werden, op dat, „ gelyk de menigte van ziekten de Artzen , ,, alzo de fmet der Vierfchaare de Voor„ fpraake, aan geld helpe". De Pleitbezorgers bragten hier op in, dat zy hunne eigene dingen lieten vaaren, om die van anderen te redden; dat men de welfpreekenheid geenzins om niet verkreeg, en deeze eene zeer eerlyke wyze van beftaan opleverde; als mede dat, zo men het loon der Letteroefeningen affchafte, de Letteroefeningen onvermydelyk moesten vergaan. De Keizer ftelde maate op het geld, en geboodt de Pleitbezorgers niet meer dan tien duizend Sestertiën te ontvangen. Het was de tyd niet meer, waarin de beweegredenen van roem, van 't algemeene welzyn, of de hoop van tot eerampten verheeven te worden, de Burgers aanprikkelP 4 den, DE ROMEINEN. Of dit be. roep toen, zonder geld te trekken , kon beoe• fend worden.  DB ROMEINEN. De Vreemdelingen onder de Burgers , in den Raad, toegelaaten. Of dit goed dan kwaad ware ? 232 ALGEMEENE den, om zich op de welfpreekenbeid toe te leggen. Men zou de pleitzaal hebben moeten fluiten, indien men niet hadt willen gehengen, dat dezelve voordeden bezorgde aan lieden,dien 't aan geld of braafheid mangelde. Maar 't was ook noodig, dat de agting der Pleitbezorgeren, onder welken zich altoos Raadsheeren bevonden, hun tegen alle verdenking van laagheid beveiligde. De oude regel werd door trajanus herfteld. De Keizer befliste eene andere zaak, van dieper inzien , voor het Ryk. Het Overalpisch en Narbonnisch Gallie genoot alle de voorregten, aan het Romeinfche Burgerfchap verbonden. Deeze tytel van Romeinsch Burger was, naa de bemagtiging van cesar, tot de hoofden der overige Galliërs overgegaan ; doch zonder het regt om Leden van den Raad te worden; een regt waarop zy zeer drongen. Zy verkreegen 't zelve, in weerwil van de hevigfte tegenkantingen, en claudius beweerde ityf en fterk, dat de kragten des Ryks geftyfd en gefchraagd wierden , met dê Vreemdelingen tot de voornaamfte Eeramptcn toe te laaten: een voorregt, 't welk in 't vervolg geene bepaalingen kende. „ Hier uit ontftondt",fchryft bossuet, „ dat alle Onderdaanen des Ryks zich Ro„t meinen oordeelden. Allengskens ging de „ eere van een overwinnend Volk tot de „ overwonnen Volken over; de Raad werd „ voor hun open gezet, en zy konden na „ de Keizerlyke waardigheid dingen. In „ dee-  GESCHIEDENIS. 233 „ deezer voege maakten alle Volken, dooi ,, de goedertierenheid der Romeinen, flegts één Volk uit, en Rome werd aangemerkt „ als het gemeene Vaderland". Men zou veel eer kunnen zeggen, dat 'er niet langer Romeinen beftonden, wanneer alle Volken de voorregten der Romeinfche Burgeren ge nooten ; dat de vermenging aller Volken het heerfchend Volk vernietigde; dat Rome ophieldt een Vaderland te zyn, zo ras het grootfte gedeelte zyner Burgeren aan een ander Vaderland de voorkeuze moest geeven , en dat dit een der voornaamfte oorzaaken was van Romes ondergang. Dit kwaad fcheen onvermydelyk, indien men in overweeging nceme, dat 'er in Rome zelve de recbtfcbaapen Romeinen zeer fchaars waren. By de Volkstelling, door claudius gedaan, bevondt men het getal der Burgeren omtrent zeven millioenen; een getal, ongelyk veel grooter dan 't geen wy gezien hebben ten tyde dat het Gemeenebest alle de Volken te onderbragt. Terwyl de Keizer met het Scaatsbeftuur bezig was, of fcheen bezig te weezen, gaf zyne Vrouwe messalina, die hem geheel beheerschte, zich openbaar over aan de fchandelykfte ontugtighcden, en verviel, door ligtverkryglykheid der Overfpeelderen des verzaad , tot het pleegen van een allcrfnoodst fr.uk. Verliefd op s 1 l 1 us, hadt zy hem genoodzaakt eene Echtgenoote, van den aanzienlykff.cn range, te verflooten. Dit was weinig, met het volgende vergeJeeken; zy trouwde hem ftaatlyk, terwyl P 5 clau* DE ROMEINEN. Weinig Ho. rneinen onder een verbaazcud aan. tal Burgers. Het Jaar naa CHRISTUS 48. Messalwa trouw t siuus, zonder dat haar Man zulks weet.  DE ROMEI ■ KEN, Zy wordt omgebragt. Claudius trouwt zyne ïs'igt agrippina, en de Raad keurt dit Huwclyk goed. 234 ALGEMEENE claudius, om offeranden te doen, na Ostia gegaan was. Eene ongelooflyke gebeurtenis, indien de Gefchiedfchryvers de. zelve niet uit eenen monde, op 't flerkst, bevestigden. De onkundige Keizer werd des verwittigd door zyne Vrygemaakten, tot dus lang de Dienaaren van messalina, in het vergiftigen en pleegen van andere gruwelen; doch wier haat zy, onvoorzichtig gaande gemaakt hadt. Claudius, dit hoorende ,vondt zich, door vreeze, dermaate benard, dat hy, herhaalde keeren, vraagde: Ben ik dan nog Keizer ? Men verzekert hem hiervan. Silius, de potfemaaker MNESTER,en verfcheide andere medefchuldigen aan de oneerlykheid zyner Vrouwe , werden omgebragt. Zy maakte zich gereed om hem te verbidden, en zou waarfchynlyk dit oogmerk bereikt hebben,indien narcissus geen bevel gegeeven hadt haar te dooden, eer zy haare vleiftreeken kon in 't werk flellen. Claudius betoonde daar over noch blydfchap, noch droefheid, en ontving kundfchap van haar dood, zonder zelfs te vraagen, op welk eene wyze zy aan haar einde gekomen was: zo verre ging zyne ongevoeligheid! Reeds hadt claudius drie Vrouwen gehad. Zyne Dienaars, die met veel meer rede zyne Meesters genaamd mogten worden , deeden hem tot een vierde Egtverbintenis befluiten. Agrippina, zyne Nigt, de Dogter van germanicus, Weduwe vanDOMiTius, hadt de voorkeuze, dooide befchikking van pallas, een' haarer Min-  GESCHIEDENIS. 235 Minnaaren. Een andere messalina, min fchandelyk van gedrag; doch door even fterke heerschzugt gedreeven, en zo misdaadig als de voorgaande. De bloedverwantschap veroorzaakte eenig bezwaar by claudius. Een Hoveling nam dit welhaast weg, met deeze verbintenis door den Raad te doen goedkeuren. Eenige Raadsheeren gingen zo verre, dat men 'er de Keizer toe moest dwingen, ingevalle van weigering: niemand, ondertusfchen, of hy wist dat de Keizer zich van allerlei Huwelykswetten kon ontflaan. Men maakte een Raadsbefluit, 't welk de Echtverbintenisfen, tusfchen Oomen en hunne Broeders-Dogters, wettigde. Misfchien zou men, indien de zaak het zo geëischt hadt, Broeders veroorlofd hebben hunne Zusters te trouwen: zo laaten zich de Wetten kreuken naar den zin des Hofs! Dan, niettegenftaande deeze algemeene Wet, hebben flegts één of twee paaren zich van dat regt bediend, en 's Keizers voorbeeld gevolgd: buiten twyfel, om dat de goede zeden, zelfs by de bedorvenftc Volken , altoos nog eenig gezag behouden; of dewyl zodanige Huwelyken noodwendig zeldzaam moesten weezen, ook dan wanneer ze geoorlofd gerekend worden. Het groot onderwerp van agrippina was, teheerfchen, en het Ryk aan den jongen domitius, haaren Zoon, over te leveren. Ballingschappen , vergiftigingen , moorden, met één woord, allerlei misdaadige middelen, verlosten haar van allen die haare oogmerken dwarsboomden. Zy hu- we- DE ROMEINEN. Wat agripPINA aanwendt om nero de oi)volgiog te jezoïge.n.  DE ROMEINEN. Seneca en BURRiiusten Hove. Domitia om Tovery veroordeeld. Ilct Jaar naa christus 5-t- De Keizer door zyne Vrouwe vergceven. 236 ALGEMEENE welykte haaren Zoon aan oct'avu, 's Keizers Dogter, uit, en bewerkte de aanneeming van dien Zoon, ten nadeele van BRiTTANNicus,den Broeder van octavia. — De Wysgeer seneca was, als fchuldig aan Overfpel met de Prinfesfe julia, gebannen. Zy oordeelde deezen een gefchikt Man, ter opvoedinge van haaren Zoon nero, (met dien nieuwen naam werd do mi ti us benoemd,) en verwierf zyne herroeping. Zy ftelde burrhus, een dapper en braaf Hopman, dien zy gevoelig voor de beweezene weldaad kende, tot Bevelhebber over de Lyfwagt aan. In 't kort, claudius zag alleen door haare oogen, en liet haar alles, volgens haar goeddunken , befchikken. — Zy vreesde dat domitia, Zuster haars cerften Mans, meer invloeds dan zy, op nero zou krygen. Om zich van die Medcdingfter te ontflaan, befchuldigde zy domitia van toverkunftenaaryen, en deedt haar, op zo harsfenfchimmig eene aanklagte, van kant helpen. Ondcrtusfchen begon de Keizer het oor te leencn aan narcis sus, een vyand van agrippina, die alle gunften aan pallas bewees. Hy verklaarde berouw te hebben over het nadeel, aan brittannicus toegebragt, en liet zich een dreigend woord tegen zyne Echtgenoote ontglippen. Dit werd haar ras overgebriefd, en zy voorkwam de gevolgen. Niet te vrede met narcissus van 't Hof verwyderd te hebben, bediende zy zich0van de handige vergifmengfter locusta, om haars- Mans dood  GESCHIEDENIS. 237 dood te bewerken. Hy ftierf aan 't ingezwolgen vergif, naa drie- en zestig jaaren bereikt , en ruim dertien jaaren geregeerd, of liever het Ryk, door zyne Vrouwen enVryelingen, beftuurd te hebben. Zyne Opzienders, die flegts Ridders of Vrygemaakten waren, en last hadden, de fchattingen in de Wingewesten te heffen, vonden zich met al het gezag van Overheden bekleed, en hunne vonnisfcn werden van gelyke kragt met die des Keizers verklaard. Hier door waren de Wingewesten^ aan de onregtvaardigheden der Schattinghefferen ten prooije gelaaten. De Raad vereerde, by een befluit, pallas met de cieraaden eens Schouts; verzogt den Keizer, hem het voorregt te geeven om een gouden Ring te draagen; en fchikte hem daar en boven eene gifte van vyftien millioenen Sestertiën toe, als eene belooning zyner getrouwe dienften. Pallas nam de cieraaden van het Sclioutfchap en den Ring aan; doch weigerde de toegelegde fomme te ontvangen. Deeze weigering verfchafte hem eene nieuwe eere. In een nieuw Raadsbefluit, in 't koper gefneeden, en openbaar ten toone gehangen, werd hy afgemaald als een die de oude belangloosheid deedt herleevcn; terwyl hy reeds zeer groote fchatten, op 't onwettigst, verzameld: hadt. Dit was in de daad, gelyk plinius de jonge aanmerkt, „ eene beleefdheid, „ door eene Vergadering van Slaaven aan „ eenen Slaaf beweezen". Hadt de eigen- dun- DE ROMEINEN. Hy hadt de Wingewesten aan de Tollenaars ten prooije gelaaten. Eere aan pallas,een ihood Vryeliug, beweezen.  DE ROMEINEN. Rhadamistus , door 2yne misdryven, Koning mrufrw.caie. Rome verflaafd. Voortgang van Romes verderf. 238 ALGEMEENE dunkelyke Regeering de zielen der Afwanen meer vernederd ? Wy zien, ten tyde der Regeeringe van claudius, eenen mithridates, Koning van Armenië, ontthroond en omgebragt door rhadamistus, zyn'Neef en Schoonzoon. De misdryven der Heerschzugt, zo gemeen in geheel het Oosten, verbaazen ons zo zeer niet: dewyl die flaaffche of barbaarfche Volken ons minder fchynen te raaken. Maar Rome, aan alle de verfchriklykheden der Dwinglandye blootgefteld, de Heerfcheresfe der Wereld in de diepfte laagte verzonken te zien, wekt onze aandagt, en vervult ons metfchrik. Wy zagen het zedebederf langzaamerhand inkruipen. Welke jammeren moesten hier uit niet gebooren worden ? Ondertusfchen behielden de Romeinen eenige overblyffels van grootmoedigheid: zelfs dan wanneer zy zich aan de Heerschzugtigen verkogten, -vertoonden zy eenige blikken van den moed hunner Voorouderen. Dan wy zullen welhaast de Romeinen befchouwen, op de lafhartigfte wyze hunne ketens torfchende, en den wierook toezwaaijende aan de fchandelykfte ondeugden hunner Verdrukkeren. Dus brengt het bederf van goede Zeden een Volk tot flaavernye; en de flaavernye voltooit de vernietiging van Goede Zeden. NE-  GESCHIEDENIS. 239 NERO. DE ROMEINEN. EERSTE HOOFDSTUK. Van nero's komst ten Throone, tot den Brittannifchen Oorlog. De dood van claudius bleef een geheim, tot dat agrippina de maatregels, in deeze omftandigheden ncodzaaklyk , genomen hadt. Burrhus deedt nero, door de Hof benden, voor Keizer verklaaren, en de Raad volgde met drift dit voorbeeld. De verftandlooze Vorst, die zyn dagen door vergift geëindigd hadt, werd, met alle plegtigheid,_ vergood; dit deedt g a l l 1 o, den Broeder van seneca zeggen : Dat claudius met een haak in den Hemel was gehaald, gelyk de Misdaadigen na. den Tyber werden gejleept. De nieuwe Keizer fprak eene Lykreden over hem uit, waarin hy de voorzichtigheid, het verftand en beleid des Overledenen ten hoogften top vyzelde. Deeze loffpraake, fchoon in den mond eens Vorften gelegd, deedt de vergadering in een luid gelach uitbarften. Seneca, de Opfteller dier Redenvoeringe, maakte zelve een fcbimpdicht tegen de Ver- goo« Het Jaar naa CHRISTUS 54. Belachlyke Vergooding van CLAUDIUS. SENF.CA,Op- fteller van de Lykreden ,en van  240 ALGEMEENE DB ROMEINEN. een febiropdicht op den Keizer. Nero vangt zyne Regeering, op eer nen goeden voet, aan ; dewyl seneca en burrhus voor Jiem regeerden. gooding van claudius. Hoe kon hy fchaamtloos genoeg weezen, om zynen Kweekeling belachlyke valschheden te doen zeggen? — Tot deezen tyd toe waren de Keizers, in mindere of meerdere maate , bekwaam geweest om iets op te fielten, en te redenvoeren. Nero, die in zyn zeventiende jaar ging, hadt zich op geheel andere oefeningen, of liever op uitfpanningen, als fchilderen, zingen, fpeelen, en het mennen van wagens, toegelegd. Zyne neigingen, nog niet geheel te voorfchyn komende, helden tot het betizelagtige en booze over. Een vyand van een werkzaam leeven zynde, heeft hy de agting, in 't eerst verworven, aan twee Mannen, die/voor hem arbeidden, dank te weeten. Burrhus en seneca, nauw aan elkander verknogt, deeden, op 's Keizers naam, heerlyke zaaken. De Regtbanken herkreegen haar gezag, en de eigendunkelyke magt hieldt, voor een' tyd, op, de gemoederen der Burgeren te ontrusten; eene Aanfpraak vol wysheid, door den Vorst, in den Raad, uitgefprooken, en vervolgens op zilveren tafejen gegraveerd, fpelde den Staat gelukkige dagen. Eenige treffende gezegden van nero bekoorden de gemoederen. Ik wenschte niet te kunnen fchryven, fprak hy, vóór het tekenen van een doodvonnis. Op eenen anderen tyd betuigde de Raad zyne verpligting aan hem; hy antwoordde: Ik zal deeze erkentenis rekenen, wanneer ik ze verdiend heb. Niets valt den Vorften, wanneer zy goede lesfen ontvangen hebben, ligter, dan  GESCHIEDENIS. 24r dan door een fchoon voorkomen te bedriegen; doch men is, door de ondervinding uit den dut geholpen, des te elendiger. Wy zien niet zelden verfoeienswaardige Regeeringen, op eene allergunftigfte wyze voor den Staat aangevangen. Het fchynt of deVorften, in 't begin,vertrouwen weeten in te boezemen, ten einde zy de onderdaanen ilaapende het juk der Dwinglandye op den hals werpen. Deeze nieuwe Regeering zal niet min fchriklyk worden: dewyl de Staatsdienaars, die in den aanvange goed deeden, den fmaak daar voor hunnen Vorst niet konden inboezemen , en alles ten ergften keerde. Nero, reeds bedorven door 'zjme Vleiers, verfmaadde octavia , zyne doorlugtige Echtgenoote, om zich in de armen te werpen van acte, eene fchoonc vrygemaakte Slaavinne. Seneca, noch burrhus, kantte zich aan tegen deeze minnedrift; dugtende dat het wederftreeven dezelve te meer zou doen uitbarften. Maar agrippina, woedende, dat zy haaren vermogenden invloed verlooren hadt, nam deeze gelegenheid waar, om de heftigheid haars toorns te toonen. Zy bedreigt haaren Zoon, dat ze zich ten voordcele van brittannicus, in vroegeren tyde door haar benadeeld, zal verklaaren. Deeze was nu tusfchen de dertien en veertien jaaren oud, en kon, binnen kort, voor nero een gedugt Mededinger worden. Toen hieldt nero op met zich langer te bedwingen, en beftondt eene allerfchriklyk- III. deel. Q_ fte DE ROM KI. NEN. De Aanvangen der Regeeringe bcdriegclyk. Het Jaar naa CHRISTUS 55- NERO,bedor. ven, zoekt zich van BRITTANNI- cus te ont-; liaan. Hy doet dec. zen, door vergif, om-  DE ROMEINEN. brengen, en mishandelt AGRIPPINA. NERo'snagtf rinkinken. 242 ALGEMEENE fte misdaad. Hy liet den jongen Vorst, op een gastmaal, in zyne tegenwoordigheid, en in die zyner Moeder, vergif drinken. Hy verdeelde de geroofde nalaatenfchap des omgebragten aan burrhus, seneca, en de voornaamfte Hovelingen ; waarfchynlyk om hun op zyne zyde te trekken ,en aan zich te verbinden. Hy verklaarde, by een openbaar Bevclfchrift, dat hy, geen' Broeder meer hebbende, alle zyne hoope op het Gemeenebest vestigde. Agrippina raast van toorn. Zy wordt ten paleize uitgedreeven, en van verraad befchuldigd. Zy verdeedigt zich, en nam een voorkomen aan, 't welk den Keizer nederzette. Naa het pleégen van zulk een misdryf in koelen bloede, is het geenzins te verwonderen, dat nero alle welvocglykheid en betaamlykheid met den voet fchopte: in zo verre zichzelven en de Keizeriyke Waardigheid vergeetcnde, dat hy, by nagt, vermomd, langs de ftraaten rinkelrooide, in 't gezelfchap van jonge losbollen: deezen beleedigende ,geenen beroovende,zich blootftcllende aan ontelbaare mishandelingen, die hy ook, onbekend, ontving, en eere ftelde in deeze laagheden. De Raadsheer montanus, hem, in een dier nagtzwervingen, ruwelyk bejegend hebbende, ontdekte dat het de Keizer geweest was, en hadt de onvoorzichtigheid hem een Brief te fchryven, om vergiffenis te verzoeken. Hy ontving dit kortbondig antwoord: Hoe,leeft een man, die nero geflaagen heeft, nog! Hy wist zich  GESCHIEDENIS. 243 zich niet te redden, dan door zelfsmoord 's Keizers wraak te ontvlieden. De Staatszaaken, beftuurd door de handen van twee kundige Staatslieden, leeden weinig door deeze ongeregeldheden van den Vorst. Verfcheide belastingen werden opgeheeven; een billyke regelmaat verhinderde de Tollenaars in de afperfendc knevelaaryen. Niet veel is 'er noodig, om het kortzigtige Volk, 't welk alleen op het tegenwoordige ziet, zonder zich over het toekomende te bekommeren, te bckooren. Maar de moord van brittannicus, de fpoorloosheden en dwaasheden van nero voorfpelden alle de verfchrikiykbeden der Dwinglandye; noch seneca, noch burrhus , kon langer 's Vorften vertrouwen bewaaren. Eene fchaamtlooze Vrouwe deedt hem tot nieuwe euveldaaden overflaan. Poppea muntte te Rome uit door haare fchoonheid, bevalligheid, geest en rykdom; zy hadt alle cieraaden haarer Sexe, de deugd uitgezonderd. Otho, een losbandig jongeling , zonder beginzels, en aan de ondeugd overgegeeven , troonde haar , die tusfchen Man en Overfpeeldcr, gelyk tacitus fchryft, geen onderfcheid maakte, van haaren Echtgenoot crispinus af, en ging met haar een huwelyk aan. De Keizer werd welhaast op deeze Vrouwe zyns Vriends otho, die hem fteeds van haare bevalligheden op 't verrukkendst fprak, fmoorlyk verliefd, en zy haakte na nero's bedgemeenfehap. Voorziende dat agrippina Q 2 het DE ROMEINEN. Het Staats- beftaur nog op een goeden voer; doch kon 'er niet lang op blyven. Popfea zet NERO tOC Moedermoord aan.  RUMEIMEN. liet jaar naa Christus 59- Nero'; mislukte aanflatc, om haar op Zee te doen vergaan. 244 ALGEMEENE het verfïooten van octavu, op geenerlei wyze, zou dulden , befloot zy den val van 's Keizers Moeder te berokkenen : wekte den nayver des Zoons tegen deeze hoogmoedige Vorftinne, haar met de zwartfle kleuren fchilderende; onder meer andere redenen, van gelyken aart, voerde zy hem te gemoete: Dat hy als onder voogdye ftondt, "dat het hem aan magt om te gebieden en vryheid ontbrak, onder de heerfchappye zyner Moeder. In 't einde haalde zy hem over tot Moedermoord. Vermids noch ftaal, noch vergif, gefchikt fcheenen tot het volvoeren van een zo fchendig ff.uk, een gruwel, die in de ondoordringlykfte duisternisfen diende bedolven te worden, Itelde een eervergeeten Vryeling voor, een Schip, in diervoege toe te rusten, dat een gedeelte daar van eensflags, in volle Zee, naa den grond zonk, en haar uitwierp. Niets beters kon 'er bedagt worden; want wat was aan zo veel hachlykheids onderworpen als de Zee, en indien zy, door fchipbreuke, wierd weggerukt , wie zou onbillyk genoeg zyn om het op fchelmery te duiden, 't welk de winden en de zee zouden misdreeven hebben? Nero veinsde, om zyne Moeder in den gefpannen ftrifc te lokken, eene wedcrbovenkomende kinderliefde; dit benam haar vreeze en agterdogt. Zy ging hem te Bajen zien. Het bedrieglyk vaartuig, pragtig op?efchikt, lag gereed; zy begeeft zichYcheep. De kunftige toeflel deedt de verwagte uitwerking niet; en zy bereikte, terwyl een deel  GESCHIEDENIS. 245 deel haarer reisgcnooten het leeven verloor, eene ligte wonde bekomen hebbende, den oever. Op 't hooren dier maare ftondt de Kei. zer verzet. Hy verbeeldde zich, zyne Moeder, de Soldaaten, en het Volk tegen hem gewapend te zien. Hy ontbiedt burrhus en seneca. Deeze Staatsmannen , die men twyfelt of zy wel onkundig geweest zyn van het mislukte ontwerp, zweegen beiden eenen langen tyd; doch traden eindelyk, 't zy door eene fchandelyke lafheid, of haatlyke Staatkunde, in de gevoelens en maatregelen van den Vorst. Men geeft bevel tot het misdryf; de vrycling anicetus neemt het greetig aan te volvoeren. Agrippina voegt het hoofd der Moordenaaren dit woord toe: Doorjïeek deezen buik, die nero gedraagen heeft, en werdt door veele wonden afgemaakt. Hoe veele misdaaden zy ook gepleegd hadt, om haaren Zoon te verheffen, of liever, om nevens hem te regeeren, was het die Zoon zelve, die haar, door een allereislykst fchelmlt.uk, flrafce! Weinig fnoodaarts zyn verhard genoeg in de boosheid, om gevoelloos te wee- , zen voor de knaagingen van het befchuldigend geweeten. Nero werd daar door van één gereeten, en de vrees, gevoegd by de betigtingen van het verwytend gewisfe, dreef hem bykans tot wanhoop. Een al te kortduurende ftraffe voor Moedermoord! De ftreelende item der vleieQ. 3 rye DE ROMEINEN. Hy doet haaf vermoorden : isurrhus en sen-ca geraadpleegdhebbende. Zy ftillen het ontrust geweeten des Keizers.  DE R O METMEN. Gewaande tekens van 's Kemels gramfchap. 246 ALGEMEENE rye wist deeze ontfleltenisfen, welke den Keizer 's nagts geen rust vergunden , en voor het opkomend daglicht, als zou het hem verderf toebrengen , deeden begven, te doen bedaaren. Burrhus Helde hem gerust, door de verkleefdheid der Hof benden aan zyne Moeder hem voor oogen te houden, en geluk te wenfehen, dat hy het onvoorzien gevaar, en de fchelmfche laagen, ontfnapt was. Seneca, dien des geen goede lof nagaat, ftelde voor hem een Verdeedigfchrift op, waarin hy agrippin a valschlyk eene zamenzweering aanwreef. Kort daar op liet de Raad , het Leger en het Volk, hunne vreugde blyken, over eene zo fchrikvolle gebeurtenis, en werd dit gruwelftuk eene ftoffe van Feesten en Offeranden. Menfchen, gewoon 's Hemels ongunfle uit de letteren der lugt te fpellen, merkten verfcheiden verfchynzels, als eene Zonsverduistering en brandverwekkende blixems, aan, als tekens van 's Hemels ontftooken toorn. ,, In al 't welke", gelyk tacitus het uitdrukt, ,, de Goden zo weinig deels ,, hadden, dat nero veele jaaren in het ,, Ryksbeftuur en zyne fchelmeryen vol„ hard heeft". De geheimenisfen der Voorzienigheid zyn ondoorgrondelyk. Zy kunnen, uit natuurlyke verfchynzelen, die elk naar welgevallen duidt, niet opgemaakt worden. God, de Opperfte Regeerder, zal ten eenigen dage beloonen en flraffen; dit is alles wat wy,hier omtrent, noodig hebben te gelooven; het Bygeloof wil voorfpel- len,  GESCHIEDENIS. 247 Jen, en bedriegt zich met gewaande voorfpooken. Agrippina Was met de daad een feugel voor nero geweest. Van deeze ontflaagen, gaf hy zich,zonder bedwang, over aan zyne laage en beuzelagtige neigingen. Hy hieldt zich met niets dan paardenmennen, zingen, fpeelen, en fchouwburgvermaakiykheden bezig: kwam eerst by zyne Hovelingen, en vervolgens in 't openbaar, als een Wagenmenner en Speelman ten voorfchyn: betaalde een talryken hoop, enkel gefchikt om hem toe te juichen, en alles van handgeklap te doen klinken, op het hooren zyner belachlyke ftukjes. Zyne verhevener uitfpanningen beftonden in het maaken van eenige jammerhartige verzen , die gebreklyke rymelaars zamenknoopten, en 't geen aan zyne woorden, hoe ze hem ook ontvielen , te kort kwam, aanvulden, 't welk het maakzel der Gedichten zelve uitwees; ook vermaakte hy zich met het gefnap van eenige gewaande Wysgeeren, die ftrydige dingen beweerden , en door dit krakeel hem genoegen gaven. — Staande zyn vierde Burgemcesterfchap , (want de Keizers hadden altoos, van tyd tot tyd, den tytel van Burgemeester aangenomen, zomwylen voor weinig maanden,) ftelde hy, naa de wyze der Grieken, Spelen in, die hy, naa zynen naam, Neroniaanfche noemde, en alle vyf jaaren moesten gehouden worden. Hy betwistte den prys der Dichtkunde en Welfpreekenheid aan de voornaamfte Romeinen. Q4 En, D2 ROMEINEN. Ne ito geeft zicli geheel over aan belachlykevcrmaakeii en uitfpanningen. Neroniaanfche Spckn.  DFROMKTNEN. Pantomimen. De verdorven fmaak der Romei' nen. 248 ALGEMEENE En, fchoon hy een virgilius of cicero tot mededinger gehad hadt, de eerprys der overwinninge zou hem niet ontgaan hebben. — De Pantomimen kwamen in agting, en de fpeelders bragten die kunst tot een hoogen trap van volmaaktheid. Men verhaalt dat zeker Wysgeer, getroffen door het fpeelen van een dier ftomme fpeelderen, uitriep: Ik hoor u, gy /preekt met de vingeren. Wy mogen hier aanmerken, dat, daar de Romeinen altoos een zugt voor de fchouwfpelen gehad hadden, zonder fmaak voor Schouwtooneelen, eens befchaafden Volks waardig, die drift en kwaade fmaak vermeerderen moest, zo ras men naliet zich de flaatsbelangen aan te trekken, en zich fchikte naar de grilligheden van een bedorven Hof. Het nuttig en verheven Treurfpel kenden zy niet. Terentius kon het geenzins van de bootzemaakers winnen. De Zwaardfchermers hadden. altoos den voorrang van de Dichters. En hoewel de Pantomimen het tooneel niet met bloed bevlekten, kwetften zy dikwjds de goede zeden. „ Noch adel", fchryft tacitus, van dien tyd gewaagende, „ noch ouder,, dom, noch bediende eere, was iemand „ in de wege, om de kunst van eenen ,, Griekjehen of Latynfchen Speelgezelle te oe„ fenen, tot gebaaren en manieren toe, „ die niet manlyk waren. Ja, doorlug„ tige Vrouwen leiden haar zinnen te koste ,, aan vuiligheden. 'Er werden verzamel„ plaatzen en kroegen gefb'gt, en terg- „ ze-  GESCHIEDENIS. 249 }, zelen der overdaad te koop gefield. Hier „ door wiesfchen de lasterftukken en eerloos„ heid, en dit dompelde de van ouds bedorven zeden dieper in de dartelheid. „ Nauwlyks wordt de eerbaarheid, door „ goede oefeningen , ftaande gehouden, „ hoe zou dan , onder het ftryden in „ gebreken, de kuisheid, zedigheid, of „ iets van de deegelykheid kunnen ovcr„ blyven". Q; 5 TWEE- de romeinen.  DE BOMEIJV'EN. 250 ALGEMEENE TWEEDE HOOFDSTUK. Opftand in Groot-Brittanjet Bemagtiging van het Eiland Mona. De Oorlog in Groot-Brittanje. — Staat der zaaken te Rome, tot de eerfte Zamenzweering. Hoe meer de Vorften hun vermaak neemen, hoe meer doorgaans de Volken onder hunne Regeering lyden. Een dwinglandsch Staatsbeftuur drukte Groot-Brittanje. Men klaagde daar, en over de baldaadigheden der Krygslieden en over de knevelaaryen der SchattinghefFeren. De geest des oproers verfpreidde zich, met drift, onder een onbedwingbaar Volk, 't welk alleen voor de overmagt bukte, en morrende den dwang der overweldiginge leedt. Suetokius paulinus, een berofemd Veldheer, nicuwlings in die Gewesten geland, en onkundig van de gefteltenis der zaaken, ondernam de bemagtiging van het Eiland Mona, (nu Anglefey,) waar de Druïden hunne geestdryvende rol Tpeelden. Hy Haagde, niet tegenftaande de verbaasdheid, welke deeze fchriklyke Priesters, by de aankomst, den Romeinfchen Soldaaten aanjoegen; daar zy, met de eislykfte gebaaren, heen en weder liepen, en de Vrouwen, met neerhangende hairlokken, en toortzen in de hand, zich als Raazernyen vertoonden, de lugt vervullende met hunne vloekgcbeden. Naa,^  GESCHIEDENIS. 251 Naa het verflaan der Barbaaren, deedt hy de gewyde Bosfchen, waar de Druïden, Godsdienftiger wyze, Menfehenöffers flachtten, omverre hakken. Suetonius, Overwinnaar op Mona, werd verwittigd van 't geen 'er omging. De Britten hadden de wapens opgevat, onder de llandaardcn van de Koninginne boadicea, eene Heldin, die alle gevaaren durfde trotzeeren. De vastigheden der Romeinen waren door hun ingenomen, en veelen diens Volks gedood. De Veldheer haastte zich ter hulpe zyner Landsgenooten, en werd genoodzaakt Londen te verlaaten; maar, een Leger van tien duizend Mannen verzameld hebbende, maakte hy zich meester van eene zo voordeelige gelegenheid, dat de vyanden, fchoon onvergelyklyk veel grooter in getal, in een hevigen flag de nederlaage kreegen. Daar kwamen 'er, zo men wil, tachtig duizend om. Boadicea floeg de handen aan zichzelve, om de ramp haars Volks niet te overleeven. Gedwarsboomd door den nayver des Landvoogds, verwierf suetonius de voordeden der Overwinninge niet. Nero zondt een Vrygemaakte,polycletus geheeten, om zyn gedrag te onderzoeken. De pragt, de trotfche handel wyze des Afgezants, verwekten de veragting der Britten zelve, die, met verwondering, zagen, hoe een Bediende een overwinnend Veldheer de wet ftelde. Deeze werd t'huis geroepen, en zyne Opvolgers droegen alle voorzorge om den oorlog te vermyden; eere Hellende in eene rus- DE ROMEINEN. liet Jaar naa christus 6r. Suetonius verfiaat uoadicea. Het opontbieden dceies Vcldheers.  DE JROMEIJJEN. Vier honderd Slaaven gedood, om dat een hunner zyn' Meester ver. moord hadt. ïloe wreed de Regtsgeleerdheidtoen was op dit ftuk. 252 ALGEMEENE ruste, die hunner verwyfdheid fmaakte. Zy dekten zich ook van de zyde des Hofs; dan de zaaken gingen 'er daarom niet te beter. Eenige voorvallen te Rome verdienen meerder onze aandagt. De Stadsöverfte, fedanius secundus, door een zyner Slaaven vermoord zynde, raadpleegde men, of alle andere Slaaven, ten getale van vierhonderd, ter doodflraffe moesten gefleept worden, overéénkomlïig met het oude woeste vastgeftelde gebruik. Het Volk kantte 'er zich, met groot gefchreeuw, tegen, een gedeelte van den Raad oordeelde desgelyks; doch de Regtsgeleerde cassius ftondt fterk op het handhaaven des ouden gebruiks. Men werpt tegen, fprak hy, dat 'er onfchuldigen zullen omkomen; dit gebeurt mede, wanneer de tiende Man uit de Legers genomen wordt, wegens het vlugten ; de braaven moeten met de fnooden lyden. Alle dergelyke voorbeelden van gestrengheid hebben iets nnregtvaardigs in zich: niettemin vergoedt het clgemeene welweezen den ramp, die byzondere leden lyden. Deeze bloeddorftige raadflag haalde over, en vermogt meer dan de Menschlykheid. In deezervoege worden wreedheden, dooiden tyd geheiligd, zomwylen onderfchraagd door de zodanigen, die het onregtvaardige daar van beter behoorden te kennen. Voor t algemeene welweezen moesten dan honderden van hoofden rollen, om de veiligheid van één, en het misdryf van één Slaaf ioor aller dood geftraft worden! OngetwyFcld telden zy de Slaaven luttel. De Petro- ni-  GESCHIEDENIS. 253 nifche Wet verboodt ze ondertusfchen den wilden beesten voor te werpen, zonder verlof van de Overheid; eene Wet, zeer gefchikt om hun voor die fchriklykheden te hoeden, veronderfteld zynde, dat de Overheid menschlyk handelde; maar kon zy dit doen onder een Dwingeland, en met Dwingelandfche vooroordeelen vervuld ? Ter gelegenheid van eenige fchimpdichten, deedt nero de misdaad van Majefteitsfchennis, daar op gefield, herleeven; de Schout antistius zou, deswegen, met den dood gelïraft geworden zyn, indien thrasea geen moeds genoeg bezeten hadt, om alleen tot zyne uitbanning te flcmmcn, en die te bewerken. Vejento, een ander Man van aanzien, werd desgelyks gebannen, en zyn Werk ten vuure gedoemd, 't welk naarftig gezogt, zo lang het met gevaar te bekomen ware, en, zo ras men het vrylyk leezen mogt, in vergctelnisfe geraakte. Een zelfde lot treft de meeste werken van dien flempel. Niemand was 'er, uitgenomen buerhus en seneca, wiens raad, fchoon ook deezen zich, by wylen, aan eene fchandelyke infchiklykhcid fchuldig maakten, de Dwinglandy van nero kon maatigcn en paaien Hellen. De eerstgemelde ftierf ongelukkig, en wordt zyn Meester verdagt, van het einde diens Staatsdienaars verhaast te hebben. De laatstgenoemde,den florm van ongenade ziende opkomen , zogt dien te ontschuilen door zyn vertrek. Hy boodt den Keizer de groote goederen aan, welke hy op DE ROMEINEN. De misdaad van Majefteitfctaennisweder ter baane tjebragt. Het Jaar naa CHRISTUS 62. Dood van BURRIIU?,C11 de afzondering van SENECA.  DE ROMEINEN» Moord van octavia , en ardere misdryven van NERO. 254 ALGEMEENE op één gehoopt hadt. Nero weigerde die te aanvaarden, gaf hem nieuwe blyken van vertrouwen en tederheid; uit den aart bekwaam, en door gewoonte afgerigt, om zyn' haat, door een vleiend voorkomen, te bewimpelen, en, zich gelaatende over dien Wysgeer bedroefd te zyn, was het hem naar den zin, hem van het Hofverwyderd te zien. De Werken van seneca ademen Stoïcynfche gevoelens, onmogelyk overéén te brengen met zynen rykdom en weelderige leevenswyze. Wy zullen, hem volmoedig zien fterven, 't welk ons te meer over de zwakheden zyns leevens zal doen verwonderen. Ti gellin us, de nieuw aangeftelde Hoofdman der Lyfwagt, een fchelm nero waardig, werd zyn Dienaar in gruwelftukken. Welhaast zag men octavia niet alleen verftooten, maar gebannen en omgebragt; haar afgehouwen hoofd ftrekte, als 't ware, ten gefebenke op de bruiloft van poppea, haare onkuifche mededingfter. Om de misdaadigheid deezes handels ten hoogften top te voeren, en haar een wanbedryf aan te tygen, befchuldigde de trouwlooze Vryeling anicetus de Keizerinne, van met hem overfpel gepleegd te hebben : geen beter middel, in de daad, om zyn hof by den Keizer te maaken. Naa den moord van octavia werden den Goden dankofferanden toegebragt; eene plegtigheid, altoos gehegt aan de moorden van Staat. In deezer voege fpotte nero zo wel met de Goden als met het Menschdom. Tacitus, van den rr,mp  GESCHIEDENIS. 255 ramp dier tyden, en de onvoeglykheid van dus een bedryf fpreekende, verklaart: „ Dat, zo dikwyls die Vorst vlugt of ,, moord gcbooden heeft, den Goden dank„ zegging gedaan is, en dat, 't geen oud„ tyds ten teken van voorfpoed ftrekte, ,, als toen een teken der gemecnc elende „ geworden was". Nero's buitenfpoorigheden evenaarden zyne wreedheid. Op een' maaltyd hem door tigellinus bereid, waar alles wat overdaad en ontugt mag hecten, op 't fchandclykst gepleegd wierd, trouwde hy , voor Bruid fpeelende, zekeren fchandjongen, pythagoras; by eene andere gelegenheid liet hy zich, als Bruidegom, aan een Gefnedenen verbinden. Schaamtloosheden als deezen, die met juiste kleuren gefchilderd worden, door den evengemelden Gefchiedfchryver, waar toe wy onze Leezers wyzen, behoorden de bladeren der Gefchiedboeken niet te bennetten, als zy niet tot Leerbeelden ftrekten, om te toonen, tot welke ongebondene en fchandelyke ftukkcn, het misbruik van de Magt, en de dronkenfchap der driften , van eenen Vorst kan overflaan: en niet diende om aan te wyzen, hoe zy zich aan opfpraake en verfoeijing blootftellen, door de Wetten der Maatfchappye en der Natuure met voeten te treeden. Aan hem wordt eene brandftigting, die meer dan twee derde van Rome in de asfche lag, en zes dagen duurde, ten laste gelegd; men wil dat hy, toen de Stad in voilen brand DE ROMEINEN. Schaamtloozc buitenrpooriglieden. Brand van Rome,  DE ROMEINEN. De nieuwe Stad,en nero's Paleis. Het fchadeiyk en onvolvoerbaarontwerp van liet graaven eener Gragt. 256 ALGEMEENE brand ftondt, dit akelig fchouwfpel, vol van allerlei jammeren, met verheuginge, van eene hoogte, gezien, en te dier gelegenheid een lied, op den ondergang van Troje, gezongen heeft. De haat ftrooide misfchien deeze gerugten uit: want wat kon dezelve nero niet, met allen fchyn van waarheid, opdigten? — Hy hadt, met verdriet, de ongeregeldheid der oude Stad gezien, vol naauwe, bogtige lïraaten en misrooide wyken; en deedt eene veel fchooner Stad, min aan brand onderhevig, bouwen. Op de puinhoopen van een gedeelte der vernielde Stad, liet nero, daar ook zyn Paleis afgebrand was, een allerkostbaarst Paleis, blinkende van Goud en Edelgefteente, ftigten; in den omtrek van 't zelve waren bosfchen , meiren, velden, woestynen, en de Bouwmeesters ontzagen geen gelds, om alles zo grootsch te maaken als de kunst vermogt. Toen nero dit verbaazend werkituk voltooid zag, verklaarde hy: Nu begin ik als een Mensch gehuisvest te worden. Een waarlyk groot Mensch zou zulk een verblyf niet noodig gehad of begeerd hebben. De Keizer, met buitenfpoorige denkbeelden ingenomen,onderftondt het, eene vaarbaare Gragt te doen delven, van het Meir Avernus, tot den mond des Tibers, dwars door 't dorre ftrand en waterlooze bergen, ter lengte van honderd en zestig mylen. Het werk was, in zichzelve, onmogelyk uit te voeren, en zou, volbragt zynde, geen nut altoos gehad hebben. Met ongelooflyke moeite werd het voortgezet, ter-  GESCHIEDENIS. 25? terwyl de Dwingeland zo veel vergeefsch zweets en arbeids niets rekende. De verbaazende verkwistingen van dien Vorst, gevoegd by zyne zotte en kostbaare onderneemingen, verteerden de fchatten des Ryks. Dan zyn grondregel was, alles te rooven. Hoewel by veel fchats te koste lag, om het Volk van Rome,naa den geleeden brand, te hulpe te komen en te onderfteunen, kon hy de opfpraak, dat hy den brand zou geftigt hebben, niet Rillen. Om dit nadeelig gerugt te doen verdwynen, en zich te regtvaardigen, wierp hy de fchuld diens misdryfs op gansch onfchuldigen. De Christenen waren toen vry veel vermenigvuldigd, en men verwarde hunnen Godsdienst, dewyl men dien niet kende, met de verregaandfte en fpoorbysterfte bygeloovigheden. Zy waren gehaat: vermids men hun, die van de Heidenfche Afgoderye, en de gruwelen, daar aan verknogt, eenen afkeer hadden, voor vyanden desMenschdoms aanzag. Tacitus zelve fclrynt de Christenen met de Jooden te verwarren. Nero maakte hun voor Brandftigters uit. Veelen kwamen om, door de fchriklykfte ftraffen; een fchouwfpel, naar den fmaak der Romeinen gefchikt. De Keizer zelve, op een wagen gezeeten, fchiep vermaak in het zien dier jammerlyke llachtofferen, door wilde Dieren van één gereeten, of als nagtlichten aangeftooken en verbrand. Men oordeele hier uit, of hunne veroordeeling geen der verlustigingen zyner ontmenschte wreedheid geweest hebbe? III. deel. R DER¬ DE ROMEINEN. De Christe' nen valsch van Brandftigsing befchuldigdjenwreed geftraft.  258 ALGEMEENE DE ROMEINEN. DERDE HOOFDSTUK. Het einde van nero's Regeering. Het Jaar naa CHRISTUS 65. De Zamenzweeringvan piso en epicharis. Moedige antwoorden van twee der Eedverwanten» Eindelyk matte dit monfter het geduld der Onderdaanen af. 'Er werd eene Zamenzweering gefmeed. Piso was 'er het hoofd van ; veelen der aanzienlyke Burgeren traden in dit Eedgefpan , en de vrygemaakteSlaavinne epicharis fpoorde dezamengezwoorenen aan. Het geheim werdongefchonden bewaard. Maar een vrygelaaten Slaaf raadde het uit de toebereidzelen zyns Meesters, en bragt het uit. Eenige fchuldigen werden gegreepen, wier zwakheid anderen beklapte. Epicharis verdroeg de pyniging met heldinne moed; iets zeer zonderlings in eene Vrouwe van onkuifche zeden. Welhaast ftxoomde het allerwegen van bloed. Piso, gereed om te fterven, maakte zyn uiterften wil, en daar in zich fchuldig aan het kwisten der ftreelendfte vleitaale voor nero, met inzigt om genade te verwerven voor een trouwlooze Huisvrouwe, op welke hy zeer gefteld was. Twee der Eedverwanten, daar en tegen, gaven onverfchrokte blyken van hunne vry* heidlievende gevoelens. De Keizer, aan subrius vraagende: Waarom hy eed en pligt gefchonden hadt? kreeg van den Krygsgemeensman dit antwoord: Ik haatte u; niemand  GESCHIEDENIS. 259 mand der Soldaaten is u getrouwer geweest, zo lang gy verdiende bemind te zyn. Ik heb niet kunnen nalaaten u te haaten, naa dat gy een Moordenaar van uwe Moeder en Vrouwe, een Wagenmenner, een Speelman en een Brandftigter geworden zyt! Deeze woorden klonken nero , zo zeer gewoon fchelmftukken te pleegen, doch nooit gewoon ze te hooren ophaalen, als een donderdag in de ooren. — De Honderdman sulpicius, desgelyks gevraagd: Waarom hy tot zynen dood hadt aangefpannen ? gaf dit kort befcheid: Uit yver yoor u ,• daar was geen ander middel om een einde aan uwe gruw elftukken te maaken! De beroemdheid van seneca en lucanus maaken het vermelden huns omkomens te gewigtiger. Seneca werd misfchien met grond, fchoon zonder vast be-wys, befchuldigd van deelgenoot te weezen aan het Vloekgefpan. De heimelyke haatzyns kweekelings nam verheugd deeze gelegenheid waar, om van hem ontflaagen te geraaken. De dood werd hem aangezegd. Hy doet zich de aderen openen, in welk bedryf zyn Vrouwe paüliiia hem volgde. Het niet hebbende kunnen verwerven, om by zyn uiterften wil befpreekingên, ten voordeele zyner Vrienden, te voegen, verklaarde hy: Ik laat u na het kosteiykfte 't geen van my overhlyft: het voorbeeld myns leevens. ■— Seneca, hoe verftandig ook, zal nooit ten voorbeeld der rechtfchaapen Wysgeeren of der goede Schryveren ftrekken. Zyn gemaakte ftyl bedierf den fmaak; en hy heeft, door R 2 zyne DB romeinen. Senf.ca's uiteinde. Hy is een flegt voorbeeld.  2ö*o ALGEMEENE DE ROMEINEN.Dood van lucanus. Ombrenging van petro- nius, sora- nus en TfIRASEA. Eefdruldi gingen en moord van THRASEA. zyne daaden, zyne wonder ftrenge Zedenkunde tegengefprooken. Lucanus, de seneca der Dichteren, eindigde zyn leven op dezelfde wyze. Hy hadt nero den wierook des lofs ruim en ryklyk toegezwaaid in zyne Pharfalia. Hy was zyn geflaagen vyand geworden, door eene fchry verlyke geraaktheid: dewyl de Vorst, die ook de Dichtkunst beoefende, zyne eigenliefde op 't zeer getreeden hadt. Men zag, op 't minfte vermoeden, de beroemdlie hoofden rollen. Ik zal niet fpreeken van petronius, dien bevalligfchryvenden Epicurist, den Leermeester van nero in wulpfche dartelheden ,aan wien het onkuisch, doch geestig, hekelfchrift, waar van nog Hukken en brokken overig zyn, wordt toegefchreeven ; maar ik moet soranus en thrasea noemen, twee Raadsheeren , door hunne braafheid waardig in 't oude Rome geleefd te hebben; doch daar door zelve fchuldig in nero's vervloekt Hof. De misdryven, thrasea ten laste gelegd , beftonden hier in, dat hy geene offeranden toegebragt hadt voor het welvaaren des Vorften, en de behoudenis van deszelfs Hemelfche Stem; dat hy zich uit den Raad weggemaakt hadt, toen 'er de Verdeediging des moords van agrippina werd voorgeleezen; en 'er niet by geweest was, wanneer 'er beflooten werd, Godlyke eere toe te fchikken aan poppea, eene Godin geworden, naa dat haar Man, in toorn ontftooken, haar met den voet gefchopt hadt, dat  GESCHIEDENIS. 261 dat zyhet, zwanger zynde, beftierf. Het overige der befchuldiginge was van gelyken aart. De Aangeklaagde was een Stoïcyn, in beginzelen en zeden, en men liet geenzins naa, dien Aanhang, als den Staat vyandig, leelyk af te fchilderen: dewyl dezelve eene zugt tot de vryheid de gemoederen inblies. Deeze edele Romein, door den Raad ver. oordeeld, kreeg keuze van ftraffe, eene gunfte, die men ligt bewees. Zonder ontReltenis bereidt hy zich tot den dood, en laat de aderen openen, ftort het bloed op de aarde , zeggende: Laat ons voor jupiter den verlosser ojfer plengen. De Stoïcynfche ftrafheid bleef hem by. Hy herhaalde dikwyls deezen grondregel: Wie ie Ondeugden haat, haat de Menfchen. Doch moeten wy niet veel eer de Ondeugden haaten, en de Ondeugenden verdraagen? Te midden van zo veele fchrikbaarende wreedheden, verfcheen tiridates,Broeder van vd log es es , Koning der Parihen, om de Kroon van Armenië ten gefchenke te ontvangen, naa langen tyd geoorloogd te hebben , om 'er zich meester van te maaken. Op 't ftaatlykst werd hy ontvangen, en hoe dieper hy zich vernederde, met hoe veel meer gunstbewyzen men hem. ophoopte. Getuigen van de beuzelagtige en onbetaamelyke vermaaken van nero, veragtte hy in 't einde den Vorst, voor wien hy zich boog. — Corbulo, de uitfteekendfte Veldheer van dien tyd, hadt dus lang de Parthen, voor de Romeinen zeer gedugt geworden , bedwongen en te onder gehouden. R 3 Hy DE ROMEINEN. Tiridates te Rome, maakt zyn hof byNER.0, en veragt hem.  DE «OM EI«EN. VOLOGESES verfmaadt eeneuitnoo. diging des Keizers. Het Jaar naa christus 67. Belachlyke reis van neeo , na Griekenland. j s I 262 ALGEMEENE Hy was de hoop van Rome, en veelen zouden hem Keizer gewenscht hebben. Zo veel verdienften was een hoofdmisdaad. Corbulo werd t'huis ontbooden, en 'er was last gegeeven, hem, onder den weg, om te brengen. Zo ras hy hier van kennis kreeg, doorftak hy zichzelven, zeggende: Dat hy welverdiende te fierven; ongetwyfeld om zyne ligtgeloovigheid, en onfchendbaar aankleeven van zo eerloos een gedrogt. Vologeses, door nero fterk aangezogt,omhem, op het voorbeeld van t iris-a te s, te komen zien, gaf hem tenantwoord : „ Gy kunt veel gemaklyker dan ik „ de Zee overtrekken; kom in Afie, en wy „ zullen elkander ontmoeten". De Keizer, des geftoord, befloot dien hoon te wreeken, en de Parthen te beoorlogen. Doch een ander foort van eerzugt dreef hem elders heenen. Hy wilde na Griekenland gaan, om Toneeloverwinningen te behaalen. Hy vertrok met een leger Muzykanten en Klugtfpeelders: woonde alle Spelen by, en won daar in , zo men verhaalt, achttien honderd Eerkroonen: want wie durfde hem de overwinning betwisten! Deeze zegetekens agtte hy groot genoeg, om den roem van alle Helden des Gemeenebests te verdonderen. Uit erkentenis voor zo veel eers, verklaarde hy de Grieken, die zich over zyle bekwaamheid verwonderden, of liever, n de veinskunst door en door ervaaren, :yne belachlyke trotsheid vierden, vry; loch deeze ingebeelde vryheid onthief hun van  GESCHIEDENIS. 263 van geenerlei onderdrukking. — Zegepraalende keerde hy weder in Italië. Zyne intrede in Rome Jeverde een zonderling fchouwfpel op voor die Stad, vol zegetekens. De Raad, de Ridders, het Volk, volgden zyn' zegewagen, en deeden de lugt wedergalmen van deeze en dergelyke fchandelyke toejuichingen: Lang leeve de Overwinnaar der Olympifche en Pythifche Spelen! Nero is een tweede hercules! Nero is een andere afollo! Hy alleen heeft in alle Stryden en in alle Spelen overwonnen! — Ten zelfden tyde, als de eigendunklyke Regeering de Romeinen bewoog tot het betoon van zulke jammerlyke laagheden , verdubbelden zy hunnen haat tegen den Dwingeland. Eene bykans algemeene Zamenzweering verloste hun welhaast van dien geesfel des Ryks. Vind ex gaf 'er het teken van in Gallie, waar hy het bevel voerde. Hy was een Galliër van aanzienlyke afkomst, en een yverig voorftander zyns Vaderlands. Het viel hem geenzins zwaar, om Volken, niettegenftaande de onderdrukking, moedig gebleeven, op te hitzen. Hulp noodig hebbende , vervoegde hy zich by galba, Landvoogd van Spanje, een vreedzaam en gemaatigd Man, die, gefprooten uit de aanzienlykfte Geflachten van Rome, de Hagen der Dwinglandye alleen ontkomen was, door een zagtaartig gedrag, en zich fchuil te houden. Galba, onvergenoegd, twyfelt,en raadpleegt met zyne Vrienden. Men brengt hem onder 't oog, dat, in zulk een tydsgewricht, en op zulk een ftuk, te draalen, R 4 mis- DE ROMEINEN. Hoe laf men hem,by zy. 11e wederkomst, vleide. Het Jaar naa christus 68. Opftand van vindex en galba.  DE ROMEI • MEN. Dood van vindtx, en de zedigheid van vinei. Nius. Nero's bevreesdheid. 264 ALGEMEENE misdaadig was, dat hy terftond tegen vindex, die hem het Ryk aanboodt, moest optrekken, of de wapenen tegen den Keizer opvatten. Hy bepaalt zich eindelyk tot den opftand; doch hy weigerde den eertytel van Keizer, welke zyne Soldaaten hem wilden geeven, en verklaarde zich alleen de Bevelhebber des Raads en des Volks te weezen. De andere Landvoogden, dit hoorende, waren verheugd een Hoofd te vinden, en voegden zich aan zyne zyde. Virginius hadt een Landvoogdyfchap in Germanie. Schoon heimelyk een vyand van nero,toog hy tegen vindex op, maar kwam met hem overéén in een mondgefprek. De Galliër memdo in Befanpn te trekken, volgens affpraake. Het Romeinfche Leger, des onkundig, agtte zich aangevallen, en rukte aan tegen vindex, wiens Legermagt verflaagen werd; hun Veldheer floeg, 'door wanhoop vervoerd, de handen aan zichzelven. Virginius zou zich voor Keizer hebben kunnen doen uitroepen. Hy hadt geen agting voor galba, hy haatte nero. Zonder zich voor den eerstgemelden te verklaaren, wagtte hy den uitflag af; beflooten hebbende, zyn'Vaderland, zo langmogelyk, ten dienfte te ftaan. Verfcheiden keeren floeg hy het Ryksbewind af, en ftierf Burgemeester onder n er va. Indien de Dwingeland een weinig moeds bezeeten hadt, zou hy misfehien middel gevonden hebben om zich uit deezen nood te redden. Maar, verre van eenige gefchikte maatregels te neemen, verre van eenig man- lyk  GESCHIEDENIS. 265 lyk befluit op te vatten , betoonde hy eene lafhartigheid, van zulk een Man te wagten. Nymphidiüs ,met tigellinus,Overfte der Lyfwagt, verzaakte zyn pligt, kogt de Hofbenden om; hun, in den naam van galba, groote fommen gelds beloovende. Nero, van zyne Lyfwagt verlaaten, door vreeze overmand, verfchool zich in het huis eens Vrygemaakten. — De Raad vergadert, en verklaart hem voor een vyand van den Staat; tevens het vonnis ftrykende, dat hy, als zodanig, volgens de oude gewoonte, zou geftraft worden: ook riep dezelve galba voor Keizer uit. De Vryeling bragt dit fchriklyk nieuws aan zynen Heer, hem ontvouwende, wat dit ftrafFen, volgens de oude gewoonte, inhieldt, naamlyk, dat de misdaadiger aan een paal gebonden en met roeden gegeesfeld wierd, dat 'er de dood op volgde. Nero, dit denkbeeld niet kunnende verdraagen, greep, met een beevende hand, twee dolken; bezag het fcherp. Doch zyne lafhartigheid hem ontwapenende, fprak hy : Myn noodlottig uur is nog niet gekomen. Maar hy hoort het geklepper der paarden, van die uitgezonden waren om hem te vatten en weg te fleepen. Wat te doen ? Hy grypt moed, en zet een dolk op de keel, fmeekende zynen Geheimfchryver epaphroditus hem te helpen, om dien in te drukken, gelyk deeze, met wederzin, deedt. Dus kwam hy aan zyn einde , flegts den ouderdom van dertig jaaren bereikt hebbende ; een naam , die in ééns al wat gruwR 5 zaam, DE ROMEINEN. Als een vyand des Vaderlandsverweezen. Nero flaat de handen aan zichzelven. ,  DE ROMEINEN. In hem neemt het Gezin van AUGUSTUS een einde. z66 ALGEMEENE zaam, fnood en wreed is, fchynt te behelzen , naalaatende. In hem nam het Gezin van augustus een einde. Een tiberius, een caligula, een claudius, een nero, waren de Perfoonen, voor welken augustus de Wereldheerfchappy bemagtigde! voor welken Rome zo veele Volken te onderbragt! Ziet daar de Meesters, die de Rykdom, het Zedebederf, het verfmaaden der deugd, en de overftrooming der ondeugd, zints langen tyd, voor de Romeinen befchikten! GALBA. — OTHO. TELLIUS. VI- Het Jaar naa CHRISTUS 68. Galba, Keizer, begaat grooie rnisflagen. Naa de nederlaage van vind ex, agtte galba, in een Stad van Spanje getoogen , zich verlooren. Hy was bedagt om een einde aan zyn leeven te maaken, als hy kundfchap kreeg van de groote ommewenteling te Rome. Hy haastte zich om deeze te baate te neemen; doch oud, ftreng van zeden , tot gierigheid toe fpaarzaam, en ongefchikt, om zich naar voorkomende gelegenheden te buigen, in den ouderdom van drieen zeventig jaaren al te zwak om den last des Ryksbeftuurs te draagen, was de Oppermogenheid voor hem een klip, waarop hy onvermydelyk fchipbreuke moest lyden. Laat  GESCHIEDENIS. 267 Laat ons met een vlugtig oog zyne gebreken befchouwen, om de oorzaaken zyner jammeren te ontdekken. Niets was gevaarlyker dan de Soldaaten te tergen en te verbitteren: naardemaal deezen hem het Keizerryk gegeeven, en het nog in hunne hand hadden. Ondertusfchen liet galba, nauwlyks in Italië gekomen, een Legioen fcheepsvolk, toen eerst opgerigt, en 't geen de bevestiging hunner aanftelling van hem verzogt, om hals brengen. De Hofbenden maakten ftaat op de groote fommen, hun beloofd, of ten minften op een gedeelte. Hy ftelde hunne hoope te leur; betuigende: Dat een Keizer Soldaaten koos en niet kogt. Hier op werden de Soldaaten zyn' vyanden. En kon hy zonder dezelve regeeren ? Van den anderen kant morde het Volk, 't welk de Dwinglandy van nero, door de verkwistingen en fchouwburgsvermaaklykheden verblind, gedraagen hadt, over de gierigheid van een Vorst, die hun die zelfde vermaaken en onthaalen weigerde. Eene menigte van Burgers, beroofd van 't geen zy, onder de laatstvoorgaande Regeering genooten hadden, fmertte .deeze wederfpoed in hun beftaan. — Deeze handelwyze was zo veel te onvoorzichtiger: daar verfcheide on. regtvaardigheden het billyke, 't geen dezelve anderzins zou vergoelykt hebben, deeden verdwynen. Nymphidius een Aanhang gemaakt hebbende, om des Ryks meester te worden, deedt galba een groot aantal aanzienlyke Mannen, op onbeweezene be- DE ROMEINEN. Hy maakt zich by de Soldaaten gehaat. Hy gaf het Volk ftoffe tot klaagen. Pleegt onregtvaardigheden.  268 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Slegt beftuur op zyne zaaken. Het Jaar naa CHRISTUS 69. Galba neemt piso ten Zoon aan. Zyne wyze raadgeevingcn. befchuldigingen, ombrengen. Hy fpaarde den kvvaalyk berugten tigellinus, ten zelfden tyde als hy tegen veel min haatlyke Perfoonen woedde. — Schroomende voor het maaken van de minfte kosten, duldde hy de fchraaperyen van drie Staatsdienaaren, die alles verkogten, en deeze gelegenheid greetig waarnamen, om zich te verryken; 1 hy fcheen, derhalven, niet gierig of nauwlettend op zyne zaaken, dan om zynen Staats, dienaaren middels te verfchaffen, om alles na zich te fleepen. Het Leger in Germanie eischte reeds eenen anderen Keizer, dat wil zeggen, ftelde voor, eenen anderen te maaken. De opftand kon niet misfen welhaast befmetlyk te worden. Galba, zyne zwakheid bemerkende, zogt een fteun in piso, min uitfteekend door luister van afkomst, dan dooiden glans zyner deugden. Hy nam hem tot Zoon aan. De aanfpraak, welke hy, volgens t a c 1 t u s, te dier gelegenheid, doet, daar hy piso, het gevaar der Oppermogenheid, de regtmaatigheid zyner keuze, en een voorzichtig Ryksbeftuur voor oogen ftelt, is overheerlyk; onder andere betuigingen verklaart hy : Tot nog toe, piso, hebt gy niets dan wederfpoed nitgeftaan. De voorfpoed verzoekt het gemoed met heftiger bekooringen: want elenden draagt men, weelde bederft ons. Aan trouw, vryheid, vriendfehap, puikgoederen des menschlyken gemoeds, zult gy u wel even Jiandvastig houden; maar anderen zullen ze met oogendienst kreuken. Vleien, fmeeken, '£ welk het vergif is der waare trouwhartigheid, zal  GESCHIEDENIS. 269 zal inbreeken; en elders eigenbaat. — Den Vorften te raaden dat behoorelyk is, heeft veel in: het vleien, zonder genegenheid, wordt by alle Vorfien gepleegd. — Van Vorften geteeld en gebooren te zyn is een geluk, en niet hooger te agten. In 't verzoonen is het oordeel vry: en zo men keuze gebruiken wil, de overéénftemming des Volks kan tot berigting dienen. — De fnoodften zullen altyd om nero wenfchen; ik en gy hebben toe te zien dat ook de besten niet om hem wenfchen. — De nutfte en kortfte wyze, voorwaar, om onderfcheid tusfchen goede en kwaade zaaken te maaken, is te denken wat gy, onder andere Vorften, gaarne of ongaarne gehad hebt. Want alhier beftaat, gelyk onder andere Volken, die Koningen hebben, de heer-, fchappy niet in een zeker huis, zulks alle overigen Jlaaven zyn', maar gy hebt menfchen te regeeren, die noch volle flaaverny draagen kunnen, noch volle vryheid. Piso heeft geene gelegenheid gehadt, om die raadgeevingen te werk te ftellen. Een Oproerige, verftoord wegens de voorkeuze, door galba aan piso gegeeven, ftelde by zichzelven vast beider val te berokkenen. Deeze Mededinger was 0tho, de Man van poppea, en de gunfteling van nero, vóór dat zyn Vrouwe dien Vorst bekoord en verleid hadt; een Hoveling, wegens zyne dartelheden en overdaad, fnood berugt, diep in fchulden gedompeld, en in een ftaat gebragt, waar uit hy zich niet kon redden, dan door een wanhoopigen flag te waagen. In een gevegt om te komen, of door handen van 't Geregt te fterven, was, fprak db ROMEINEN. Otho fmeedt het ontwerp om het Ryk te overweldigen.  DE BOMEIJVEN. De ïlofbcntleroepthemvoor Keizer uit. VlTELLIÜS in Germanie voor Keizer 270 ALGEMEENE fprak hy, by hem bykans een en dezelfde zaak. Zyne Vrienden, zyne Slaaven,maanden hem aan, alles 'er by op te zetten. Hy vondt zich daar en boven gefterkt, door de beloften en toezeggingen der Starrewichelaaren: ,, Eene foort van Menfchen", fchryft tacitus, „ den Vorften ontrouw, den hoo„ penden bedriegelyk, die in ons Land al„ toos verbooden en gehouden zal worden". Zy ftreelden otho met de hoope des Ryksbeftuurs; een onfeilbaar» middel om geloof te vinden; dewyl de Mensch gaarne gelooft 't geen hy wenscht. Twee onderneemvolle Soldaaten beftuurden den aanflag, en bliezen den geest des opftands aan. Op een' geftelden dag bragt men otho in de legerplaats der Hof benden. De Soldaaten riepen hem voor Keizer uit, de Legerhoofden volgden dit voorbeeld. Piso en galba poogden vergeefsch den opftand teftillen: zy worden beiden geveld, en o t h o zag, met onverzaadelyk genoegen, hunne bloedige afgehouwen hoofden, die in zegepraal werden omgedraagen. Galba, in tegendeel, hadt eenen Soldaat, die zich beroemde otho gedood te hebben, deeze woorden, een' groot Man waardig, te gemoete gevoerd : Spitsbroeder, wie heeft het u bevolen '?— De verbanningen en de wreedheden der opvolgeren van augustus hadden dermaate de meeste oude Geflachten vernietigd, dat, naa galba, geen Keizer daar van afftamde. Terwyl otho, door den Raad zeer gereedlyk voor Keizer erkend, de gewoone eer-  GESCHIEDENIS. 271 eerbetuigingen en pligtpleegingen der vleierye ontving, ftondt 'er een Mededinger na de Oppermogendheid op. De Legioenen in Germanie hadden, vóór den moord van galba, tot Keizer uitgeroepen hun' Veldheer vitellius; vitellius, wiens fchandelyke jeugd, by tiberius gefleeten, genoeg geweest zou zyn te zyner oneere, fchoon hy 'er zelve geene nieuwe fchenddaaden hadt bygevoegd, als dronkenfchap, overdaad, en alle ondeugden eener laage ziele. Een gedeelte der Galliërs hadt zich voor hem verklaard. Va lens en cecina, zyne Veldoverften , moesten zyn gebrek aan bekwaamheid ten oorloge vergoeden. '— Otho fchikte zich om hem wederftand te bieden. Hy hadt aan zynen kant Rome, de Hof benden, en talryke Legioenen , en zyne verheffing fcheen eenigermaate zyn verftand, voorheen, door een verwyfd cn dartel leeven, gedrukt, op te beuren. Men wist van geen' oorlog in Italië, zints augustus, door ftaatkunde en geweld, zich meester van alles gemaakt hadt. De Hofbenden leefden in rust en ongebondenheid : en waren des te meer bedorven, door dien de Vorften ze niet aan zich konden verbinden, dan met groote belooningen te fchenken. De Raadsheeren, de Ridders, waren in 't algemeen dermaate alle Krygstugt ontwend, dat hunne oorlogstoerustingen veelal de bereidzelen tot een pragtig Feest, dan ten bloedigen ftryde, fcheenen. De fchrik waarde door de ganfche Stad, en de denkbeelden van kryg behaagden alleen aan DE ROMEINEN. uitgeroepen. Zyne ondeugden. Magt va» OTHO. Te Rome wist men niet langer van oorlogen , en rust zich daar flegt toe.  DE ROMEINEN. De zaaken van vitel- nus, eerst ongunftig, neemen een keer, door den flag by Bedriacutn. 272 ALGEMEENE aan onrustige geesten, en Menfchen, wief zaaken flegt ftonden, als die fteeds hunne hoop ftellen, om, in algemeene rampen, eigen voordeel te bejaagen. Te Rome was 't nu langer de tyd niet, waarin het, fchoon bedorven, aan geen Helden mangelde. De eerfte vyandlykheden liepen ongelukkig af voor vitellius. Cecina brak het beleg van Placentia op, en kreeg eene zwaare nederlaage, vóór de aankomst zyns Amptgenoots. Va lens en cecina, byéén gekomen, veragten elkander, en doen over en weder de fmaadlykfte verwyten. Otho wordt geraaden, dat het haasten den vyand, het marren hem nut was. En waarlyk dit was best geweest in den toenmaaligen ftand der zaaken. Maar der onzekerheid moede, en misfchien vreezende, dat zyn Aanhang zou verflaauwen, wilde hy eenen beflisfenden flag waagen. Dit was eene misvatting, en nog grooter, dat hy 'er zich in perfoon niet by liet vinden. De vleiers haalden hem over, om, terwyl men voor zyne heerfchappye ftreedt, zich fchuil te houden. Een gedeelte der Hof bende volgt hem; het overige des legers, verre van hem afgezonderd, kon dezelfde drift, noch dezelfde krygstugt hebben. Twee bekwaame Veldheeren, die het bevelhebberfchap hadden, verlooren allen gezag. Eindelyk beflist het gevegt, by Bedriacum, tusfchen Cremona en Mantua geleegen, de zaak ten voordeele van vitellius. Meer dan veertig duizend fneuvelden 'er van wederzyden. In de Burgeroorlogen won men niets met gevangenen te maaken; dewyl  GESCHIEDENIS. 273 wyl zy geen flaaven wierden: verhit ging het, derhalven, in 't bloedvergieten toe. De tyding der nederlaage werdt door een Soldaat gebragt, die zich, van bedrog en leugen verdagt ziende, dezelve ftaafde, door zich voor de voeten van otho te dooden. Otho hadt beflooten zyne nederlaage niet te overleeven. In weerwil van den aandrang zyner Vrienden en Soldaaten, bleef hy by dit opzet; redenen van braafheid, die zeer bezwaarlyk voor opregt kunnen aangenomen worden, bybrengende. Bedaard gaf hy zyne jongfte bevelen: hieldt zich daar op, even als cato, bezig met de veiligheid zyner Aanhangeren te bezorgen, en maakte, door een dolkfteek, een einde aan zyn leeven. Veele Soldaaten bragten zichzelven , uit zugt tot hunnen Vorst, om. Hy hadt niet meer dan drie maanden den Keizerlyken zetel in. De zagtheid zyner Regeeringe, geduurende een zo kort tydvak, belet niet te mogen gisfen, dat hy, eens volftrekt meester des Ryks geworden zynde, nero's voetftappen zou gevolgd hebben: dewyl hy met dezelfde zielsgebreken behebt was. Om zich der heerfchappye te verzekeren, maakten de Vorften meest altoos een goeden aanvang van hunne Regeering; maar, denkende niets meer te vreezen te hebben, hadt het veinzen uit, en de boosheid fpeelde haare verderflyke rol. Middelerwyl ontving vitellius, nog min dan otho hetKeizerryk waardig, berigt, . III. deel. S dat DÈ ROMEf' NEN. Oriiobrcngt •ich zeiven ,om, naa eene Regeering van drie maanden. Vitellius ftelt zich. boos en veragtlyk aan.  op ROMEINEN. Wie vespasianus was, en hoe hy tot hoogheid kwam. 274 ALGEMEENE dat de Raad, volgens gewoonte, hem de Oppermagt hadt opgedraagen. Hy toog terftond na Italië, en, zonder zich meteen bedrieglyk voorkomen te dekken, fchiep hy het wreede genoegen, om het flagveld, nog met Jyken bezaaid, te gaan zien. Bemerkende, dat de flank der dooden walging verwekte by eenige Hovelingen, voegde hy hun dit woord toe: Een gedoode vyand riekt altoos goed, en allerlieflykst als het een Burger is. Vervloekte taal, die alles wreeds in zich behelst! — Rome hadt in hem een dom driest Dwingeland, nu in wyn verzoopen, dan in bloed baadende, wiens vraatzugt millioenen verflondt; ten allen dage werden in zyn Hof, als 't ware, Bacchusfeesten aangeregt. De Soldaaten, zyn voorbeeld volgende , en op allen overdaad verflingerd, verwekten allerwegen ongeregeldheid en fchrik. Om maar nog één trek by zyne beeltenis te voegen, hy bewees ongemeene eere aan de gedagtenis van nero. Zodanig eene Regeering kon, in een'tyd, toen de Legers het bewind gaven en namen, niet lang fland houden, en werd die van vitellius welhaast doorvESPASiANus gedreigd. Deeze Veldheer, de Zoon eens gemeenen Tollenaars, hadt door laagheden, onder caligula en claudius, allengskens zyne bevorderingen bekomen: want groote vorderingen, zelfs voor Mannen van verdienflen, hebben zelden eenigen anderen oorfprong aan 't Hof van. fnoode Vorften. Met één woord, narcissus was zyn befchermer geweest, en die befcherming hadt  GES CHIEDEN f S. 275 hadt hem tot de Burgermeesterlyke waardigheid verheeven. Min kruipende onder n ero, wiens belachlyke geneugten hem niet fmaakten, hadt hy het Bevelhebberfchap gekreegen, in den Oorlog tegen de jfooden (*). Hy zette dien voort met zo veel behendigheids als moeds, wanneer drie fchielyke omwentelingen hem den weg baanden tot eene onderneeming, die hy niet dan becvende aanving, of welke men liever voor hem vormde. De gewaande Godfpraaken, welken hem het Keizerryk aankondigden, "de heiligfehendende toepasfing, welke josephus maakte van voorfpellingen, 's Werelds Zaligmaaker betreffende, moeten geteld worden, of onder de ftreeken der Staatkunde, of onder de kunftenaaryen der vleitaale, of onder de uitzinnigheden eener waanzieke bygeloovigheid. De Legioenen in 't Oosten, door nayver geprikkeld, dat de andere befchikking op alles maakten, wilden ook eenen Keizer aanflellen. Mucianus, Landvoogd van Syrië, haalde vespasianus over, om deeze gelegenheid waar te neemen. Door de Soldaaten in Egypte, Syrië en Judea, voor Keizer gegroet, erkent het geheele Oosten hem in die waardigheid. Mucianus trekt op: en antonius primus, met de legerbenden van Mefie, Pannonie en Dalmatie, hem voor. Vitellius ontwaakt (*) Van deezen Oorlog zal vervolgens breeder gefprooken worden, S 2 DÈ ROMEINEN. Van deGod*fpraaken ten zynen voordeele. VespasiA-; nus wordt, in 't Oosten, Keizer.  DE ROMEINEN. Primus, 0verwhinaarin een Vcldfiag, en bemagtigervanCremona. Ongevoeligheid van vitellius , in dit gevaar. Hy gaat een fctiandclyk verdrag aan, om zyn Lee- 27c* ALGEMEENE waakt niet uit zyne bezwymelingen, dan op het gerugt des naakenden oorlogs. Hy gelast zyn Veldheeren, cecina en valens, den vyand te beftryden. Maar de eerstgemelde was een verraader,en de laatstgenoemde een losbol, wiens nafleep een ferail geleek. Primus is voor de poorten van Cremona. Hy behaalt daar eene overwinning, gevolgd van de bemagtiging dier Stad, die deerlyk geplonderd en in de asfche gelegd werd. Van alle kanten onderwierp men zich aan vespasianus.' De laffe vitellius was 'er onkundig van, of wilde het niet weeten. Hy leefde, als in vollen vrede, zonder iets van zyne wellustigheden agterwege te laaten; hy voer voort met ftrafloosheden en voorregten voor geld te verkoopen, en fpilde zyne fchatten in verdervende en fchandelyke vermaaken. Egter, toen het gevaar begon te'nypen, begaf hy zich, daarliet Leger om den Keizer fchreeuwde, ten velde; doch hy voerde 'er niets uit, dan zich veragtelyker te maaken, en vertrok welhaast: dewyl hy zich fteeds in verlegenheid vondt, en de angst hem aangreep. De inwoonders van Rome deeden hem de kragtigfte en plegtigfte betuigingen van hunnen yver; meer, vermids zy zich getroffen voelden door zyne vernedering, dan door gehegtheid aan zyn Perfoon; doch hy maakt 'er geen gebruik van. Primus trekt het Apennynfche Gebergte, in de maand December, over, zonder eenigen wederftand te ontmoeten,dan dien der Na-  GESCHIEDENIS. 177 Natuure. Vitellius zich in de noodzaaklykheid bevindende om het leeven te verliezen, of afftand van het Ryk te doen, koos de party, welke met zyne laaghartigheid overéénkwam. Hy nam de voorwaarden aan, hem voorgefleld door flavius sabinus, Schout van Rome, ouder Broeder van vespasianus; zich verbindende om het Keizerryk te laaten vaaren voor een groot jaarlyks inkomen, met de vryheid, om zyne dagen gerust in Campanie te eindigen. Het verdrag geflooten zynde, las hy het den Volke voor. Naa, met traanen in de oogen, zyn Gezin 't zelve aanbevolen te hebben, lag hy zyn zwaard af, en wilde zich ontdoen van allen kenteken der Opperheerfchappye. Dit droevig fchouwfpel trof en verhitte de menigte. Men kantte zich aan tegen zyn befluit, en brengt hem , met geweld, weder in't Paleis. Sabinus wordt aangevallen. Eenige Krygslieden verlooren hebbende, wykt hy in het Capitool. De Germanifche Keurbenden belegeren hem daar, en fteeken den brand in de poorten. De Tempel van jupiter werdt door de vlammen verteerd, sabinus gevangen, voor de voeten van vitellius gefleept, en in Rukken gehouwen, niettegenstaande de poogingen des Keizers, om der Soldaaten woede te beteugelen. Nu was allen weg ter bevrediginge opgedolven. Primus komt voor Rome. Zyn Leger werpt alles overhoop, en neemt de Stad in. Men was 'er bezig met het vieren der Satumalia, Feesten van allerleie onge- S 3 bon- BE ROMEINEN. ven te behouden. Hy wil zicli van alle waardigheid ontdoen. Het Volk kant 'er zich tegen. Schriklyke Opftand, en de dood van sabinus. Primus, Veldheer van vespasianus , neemt Rome in.Oeerlyke toeftand aldaar.  ROMEINEN. 278 ALGEMEENE bondenheid. Tacitus geeft van den toeHand der Stad eene befchryving, welke Rome in haare diepfle vernedering van boosheid fchetst, en die te keurig is om hier geene plaats te vinden. „ 't Volk aan„ fchouwde vast de vegters, en, als in ee„ nen fpeelftryd, moedigde nu den eenen, „ dan den anderen aan, met gekrys en „ handgeklap. Zo dikwyls, als de eene par,, ty kreukte, zo eischten zy, dat mende „ geenen, die in winkels verborgen, of in ,, eenig huis gevlugt waren, voor den dag ,, haalde en keelde, en veroverden het mees„ te deel van den buit: want terwyl de „ Soldaat op het bloed en den doodllag ge„ field was, viel de plondering aan het „ graauw te beurt. Uit wreed en leelyk „ oog zag de geheele Stad. Elders flryden ,, en wonden, elders badflooven en kroe„ gen, bloed en gehoopte lyken onder el„ kander. Daar nevens hoeren en daar by ,, pasfend geboefte: zo veel dartelheids als ,, in weeldige rust; en alle fchelmflukken, ,, die in het overvallen eener Stad gefchie„ den mogen. Ganschlyk zo, dat gy ge< „ looven zoudt,- dezelfde Burgery dol en „ brooddronken teffens te zyn. Te voo,, ren hadden gewapende heiren in de Stad „ gevogten, tweemaals dat l. sul la, en eens dat cinna de overhand kreeg, en ,, werdt 'er als toen niet min wreedheids „ gepleegd. Nu heerschte 'er eene alles,, overtreffende zorgloosheid, en werden ,, de wellusten geen oogenblik geflaakt,. „ even of dit een blydfchap geweest ware, „ die  GESCHIEDENIS. 279„ die nog toeiloeg tot de Feestdagen, zo „ uitgelaaten was men in vreugde, zonder „ zich der partyen iets aan te trekken, in „ de gemeene elenden". Vitellius, uit den fchamelen fchuilhoek, het huis eens Slaafs, waarin hy zich verborgen hadt, voor den dag gefleept, ftrekte ten fpeelbal van het zelfde Volk, 't welk, nog weinig tyds geleeden, hem, tot. het wederaanvaarden des Ryksbewinds, aangezet hadt. Met een touw om den hals, met de handen op den rug gebonden, met gefcheurde kleederen, werd hy heenen geleid als een fnood misdaadiger, een walg der oogen, waar op veelen gromden, en niemand één traan om liet. Met fmaad- en lasterredenen overlaaden, ftortte hy, de deerlykfte mishandelingen en wonde op wonde ontvangen hebbende, neder, in 't zeven-en vyftigfte jaar zyns ouderdoms. Men fleepte zyn romp, met een haak, na den Tiber, en droeg zyn hoofd, op een fpiets, om. Welk een uiteinde voor eenen Keizer! Dus gaat het in de befchaafdfle Staaten, wanneer de ongebondenheid de teugel der zeden en wetten verbrooken heeft; zy leveren ons fchouwtooneelen op, welke men onder de barbaarschfle heerfchappye nauwlyks mogelyk zou oordeelen. S 4 VES- DB • ROMEI-; NEN. Jammerlyk uiteinde va; VITELLIUS.  a8o ALGEMEENE DE ROMEINEN. VESPASIANUS. de aanmerkelyke regeering van vespasianus. De Oorlog in Juiea, en het inneemen van Jerufalem. Het Jaarnaa CHRISTUS 69. VESPASIANUS voor Keizer erkend. Wonderdaadenaannein,te Alexandric , toegefchreevcn. Vespasianus werd, terwyl hy afweezig was, voor Keizer verklaard. M ucianus, die zich vleide met het denkbeeld, van hem het Keizerryk bezorgd te hebben, oefende te Rome het Keizerlyk gezag. Deeze ongelukkige Stad fmaakte, eenigen tyd, alle de wreedheden van eene overwonne plaatfe. Primus, aan wien men het gelukkig fJaagen verfchuldigd was, ten doel des nayvers van den fleren muciatius ftrekkende, hadt niets meer te zeggen: want zo ras deeze het bewind voerde, goldt, in de Gerigtshoven , verdienfïe, zonder begunitiging , niets het allerminfïe. Te Alexandrie wagtte de Keizer een gunfHgen wind af. Zyne nauwlettenheid op alles , niet vry van gierigheid, was den inwoonderen van Alexandrie tegen de borst, die, daar zy van den beginne af, zich voor hem ver-  GESCHIEDENIS. 281 verklaard hadden , op groote giften en voorregten vlamden. Maar twee gewaande wonderdaaden, door tacitus, op de geloofwaardigheid van ooggetuigen, verhaald, flooten den mond der klaageren. Een Blinde en Verminkte fmeekte hem, voorgeevende, daar toe aangezet te zyn, door 't vermaanen van den God serapis, by dat overgeloovig Volk, boven andere Goden, geëerd, dat hy kunne kwaaien wilde herftellen: de eerfte, dat de Keizer, ten dien einde, zyne oogleden met fpeekzel zou beftryken, en de laatfte, dat hy met den voet óp zyn hand zou treeden. Hy verrigtte dit, naa eenige weigering, en terftond lichtte de dag den blinden toe,en de lamme hand keerde tot haar gebruik. Men heeft veelal den dienst en de tusfchenkomst des Duivels in't midden gebragt, om die Wondertekenen, op welke valfche Godsdienften ftoffen, uit te leggen, als of de leugens, de bedriegery, en de ligtgeloovigheid, geene veel waarfchynlyker oplosfingen aan de hand gaven. Of vespasianus liet zich bedriegen, of het viel hem ligt anderen te misleiden. De getuigen, van welken tacitus fpreekt, kunnen Menfchen geweest zyn , die in alles vreemds iets ■wondcrdaadigs vonden , en die getuigenis droegen , als of zy het gezien hadden. Zyn de voorbeelden hier van zo zeldzaam in de Gefchiedenisfen? En moet de waare Godsdienst, welks wonderdaaden het zegel draagen van GodJyke getuigenis, alle de verS 5 dicht- DS ROMEINEN. Oplosfing vanilie Won. derdaaden.  282 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 70. Hy regeert als een goed Vorst. Hy wordt van gierigheid en afpersfing befcliuldigd. •dichtzels van bygeloof en bedriegery niet verwerpen ? Een waar wonder, van eene andere ibort, was, dat Rome, naa zeven Monfters, met de gruwzaamfte misdryven bezoedeld, tot Opperheerfchers gehad te hebben , in 't einde een Keizer kreeg, den Ryksthroon waardig; dat vespasianus, voorheen een lafhartig vleier der Dwingelanden, zich bemind en geagt maakte, door recht Vorstlyke hoedanigheden. Zedig, arbeidzaam, zonder ophouden wakker in de zorge der Regeeringe, poogde hy de goede orde, door dwinglandy en tweedragt verbrooken, te herftellen. Hy hieldt de Krygslieden, zonder hunne driften te ftreelen, in tugt;fchonk aan den Raad den ouden luister, door dien te hervormen, en 'er het behandelen der Staatszaaken weder in te voeren. Door het handhavenen des Regts fluitte hy den loop van verfcheide in zwang gaande ondeugden; hy bedwong de tafelpragt, bovenal door zyn voorbeeld, een veel kragtdaadiger middel dan wetten; hy voerde verftandige fchikkingen in, ter beteugeling der ongebonden zeden. Zonder praal, zonder hoogmoed, betoonde hy zich alleen een Opperheerfcher, met ten algemeenen oirbaar te werken: en 't is daar door alleen dat een Opperheerfcher dien rang verdient te bekleeden. Men legt nogthans vespasianus een ondeugd ten laste, die zelfs eenen gemeenen Burger kwaalyk voegt en fchandvlekt, de geldzugt naamlyk. Hy wordt befchuldigd met het verkoopen der bedieningen, het kwyt-  GESCHIEDENIS. 283 kwytfchelden om geld, het vermeerderen der belastingen, het aanftellen van ftrenge en greetige fchattingheiïeren, om hun vervolgens als volgetrokkene fponzen uit te drukken, en te veroordeelen, wanneer zy veel gelds verzameld hadden. ïitüs, zyn Zoon, zekere belasting, ik weet niet welke, op de Pis gefteld, niet goedkeurende* toonde de Keizer hem het eerfte geld daarvan ontvangen, met deeze vraage: Heeft dit geld een kwaaden ftank? — Zyne verdeedigers regtvaardigen hem door de noodzaaklykheid der tydsomftandigheden: want de geldmiddelen waren te eenemaale uitgeput; als mede door het edelmoedig gebruik, 't welk by altoos maakte van zyne inkomftcn ; dezelve belieedendc tot het verücren der Stad, het herftellen der groote 'wegen, het te gemoete komen .van het Volk in hunne behoeften, het herftellen van den vervallen ftaat der Raadsheeren, met fchulden bezwaard, het rykelyk beloonen van Geletterden en Kunftenaaren. Maar niets kon ftrekken om de haatlyke aftroggelingen, welke meer naar de knevelaaryen eens tollenaars, dan naar daaden van Oppermogenheid zweemen, te regtvaardigen. Het is niet noodig, aan de Leeraars der Welfprcekenheid eene wedde van honderd duizend Sestertiën, of eene gifte van vyfhonderd duizend Sestertiën, aan eenen Dichter te geeven, gelyk vespasianus deedt. Men behoort van het Volk geene fchattingen te heffen, dan die ten welzyn van den Staat dienen. Dee- DE ROMEINEN. Welk gebruik hy van zyn geld maakte.  'DE ROMEINEN. Hy bande de Wysgeeren, als vyanden der EénhoofdigeRcgeeringc. Helvidius priscus gebannen. De Opftanden der Batavieren en Galliërs gedempt. Classicus. 284 ALGEMEENE Deeze Vorst, zo milddaadig aan de Redenaars en de Dichters, bande de Wysgeeren, als vyanden van de Éénhoofdige Regeering. Vcelen, in de daad, lieten zich, onder den dekmantel van de Stoïcynfche IVysbegeerte, tot veroordeelenswaardige uiterften vervoeren. Een hondsch Wysgeer, demetrius geheeten, hadt de onbeschoftheid van te Rome te blyven, en zich, zonder eer.ig teken van eerbiedenis, voor den Keizer te vertoonen. Vespasianus liet hem aanzeggen: Gy doet alles wat gy kunt, om my te noodzaaken u het leeven te beneemen; maar ik dood geen bas/enden Hond. Nogthans bande hy ook helvidius priscus, den Schoonzoon van thrasea, een naavolger van de deugden diens Mans; zyne eenige misdaad was, een betoon van liefde tot de Vryheid al te fterk, en te verdagt onder eene Éénhoofdige Regeering. Vespasianus hadt metius pomposianus, die men hem afmaalde als een gevaarlyk Mededinger, veel edelmoediger behandeld, en hem tot Burgemeester verheeven, zeggende: Indien hy Keizer wordt, zal hy myner gunstbetooningen gedagtig weezen. Twee gewigtige Oorlogen werden gelukkig geëindigd. De Batavieren hadden, onder het geleide van civilis, een hunner doorlugtigfte Landsgenooten, het juk der Romeinen afgefchud. De Galliërs, opgewekt door hunne Druïden, en hunne haat tegen te flaavernye , waren desgelyks oproerig geworden: en classicus, hun hoofd, met de kentekens des Bevelhebberfchaps bekleed, en  GESCHIEDENIS. 285 en door Geregtsdienaars voorgegaan, verpligtte de Legioenen den eed af te leggen voor het Ryk der Galliërs. Zeven Legioenen werden 'er over den Rhyn gezonden, om dien opftand te dempen. De Volken, verdeeld door eenen onderlingen nayver, konden aan zo groot eene magt geenen wederftand bieden. De meesten onderwierpen zich fchielyk. — Crvilis weerde zich dapper, behaalde verfcheide voordeden; ook kreeg hy ettelyke nederlaagen: en ziende dat de Batavieren eenen zo hachlyken oorlog moede waren, onderwierp hy zich, in 't einde, op voorwaarden, den moedigen Batavieren voegende, aan cerialis, een verftandig Veldheer, die, fchoon zomtyds agteloos, bykans in alle zyne onderneemingen gelukkig was. In het zelfde jaar nam de Oorlog tegen de Joodcn,'m deGefchiedenisfen vvydvermaard, een einde. Dit Volk, zo gehaat en veragt van alle andere Volken, als het dezelve haat en veragting toedroeg, enkel eerwaardig door de Openbaaring aan 't zelve gefchonken, welke nogthans niet belette dat het tot de verregaandfte bygeloovigheden verviel; dit Volk, zeg ik, was al te zwak en vernederd, om een groote rol in de ftaatkundige wereld te fpeelen. Naa het verduuren eener vedjaarige gevangelyke wegvoeringe , hadden zy hunne Priesters tot Vorften gehad. — Pompejus,onderwierp de Jooden aan de Romeinen, naa, door de bemagtiging van Jerufalem, den twist der twee Broederen, hyrcanus en aristo- bu- DE ROMEINEN. ClVILIS. I Staat van Judia. Staatsomwentelingenin dat Land.  BE ROMEINEN. Vooroordeelen e geestdryve ry der Joo den. 286 ALGEMEENE bultjs, die met elkander om de Opper., mogenbeid ftreeden, bcflist te hebben. De wreede her odes, een Aanhanger van marcus antonius, en vervolgens door augustus befchermd, droeg langen tyd den tytel van Koning. De Dwinglandy van archelaüs, een der Zoonen van herodes, wekte de gramfchap van augustus. Deeze Keizer zondt hem in ballingfchap, en maakte Judea tot een Wingewest des Romein/eken Ryks. Veelvuldige opftanden, meestal door 1 geestdryveryc veroorzaakt, haalden den - jooden het uiterst verderf op den halze. Zy verbeeldden zich, door mis verftand der Voorzeggingen , gefchikt te zyn tot de heerfchappy over de geheele Aarde, en dat alle Volken, ten eenigen tyde, voor hun zouden buigen. Den waaren messias, door de Propheeten verkondigd, en in de volheid des tyds verfcheenen, jesus christus, verworpen hebbende, zagen zy fteeds uit na eenen Verlosfer, beantwoordende aan hunne vleeschgezinde oogmerken en domme vooroordeelen. Wie zich daar voor uitgaf kon eenen opftand verwekken.; De geveinsde Pliarifeën, met het kleed des bygeloofs omhangen, ftookten het vuur dier geestdryveryc Zy kreeten alles, wat met hunne denkbeelden en Godsdienftige gebruiken niet ftrookte, voor Afgodery uit. De ftandaarden der Legioenen, de afbeeldingen der Keizeren, werden hun een gruwel. Een kleine vonk was in ftaat een hevige Oorlogsvlam  GESCHIEDENIS.' 287 vlam in Judea te verwekken : dewyl vooroordeel en geaartheid hier medewrogten. Vespasianus hadt van nero last ontvangen, om dit muitziek Volk te onder te brengen. Niets meer, dan het vermeesteren der Hoofdftad , was 'er overgebleeven, toen hy, voor Keizer verklaard, Judea verliet, en na Rome toog. Titüs, zyn oudfte Zoon, zette den Oorlog voort, en eindigde denzelven, door het beleg en het vermeesteren van Jerufalem. De verdelging dier ongelukkige Stad was min het bedryf der Romeinen, dan dat der Jooden. Deezen, onder elkander verdeeld, en tegen elkander verbitterd, werden hunne eigene beulen. De verlïandigiien wilden zich onderwerpen. Een aanhang van doldriftigen, die den naam van Zeloten zich toeeigenden , hieldt het met geweld uit, en matte het Volk af, terwyl zy 's vyands wraak tergden. Eene ontelbaare menigte vervulde de Stad. De tweedragt rigtte daar, by aanhoudenheid, een bloedbad aan. De Zeloten zelve, verfcheide partyen uitmaakende, vielen, met zo groote woede, op elkander, als zy tegen de Romeinen betoonden. Eene allerprangendfte hongersnood deedt de elende ten top klimmen. Alles diende tot fpyze; eene Moeder flachtte haar Kind, om het te eeten. De geestdryvery, door 't geloof van valfche Propheeten onderfchraagd, braveerde gevaar, lyden en dood. Titus, nam eïndelyk, vrugtloos, alle zagte middelen te werk gefteld hebbende, de Stad ftormenderhand in. De Tempel- werd der vlamme ten prooi- ROMEINEN. 't Beleg en 't inneemen van Jerufar km.  DE ROMEINEN. Aanmerking over jose- fhus. Het Jaar naa christus 79- Dood van vespasianus. 288 ALGEMEENE prooije gegeeven, en Jerufalem, voor altoos onder zyne puinhoopen begraaven. Geen fteen werd 'er, naar de vooripelling van Christus, op den anderen gelaaten. De Gefchiedfchryver josephus, die zyne Landgenooten verlaaten, en zich onder de befcherming der Romeinen begeeven hadt, fielt, dat 'er elf honderd duizend Jooden'm de belegering van Jerufalem omkwamen; suetonius en cornelius nepos verminderen dit getal bykans op de helft. De Gefchicdenis van josephus draagt zo duidelyke kentekens van vleierye, van Jigtgeloovigheid en van vergrooting, dat men dezelve, in veele opzichten, met rede wantrouwt. Verdient hy, die het zich onderwondt, vespasianus het Keizerryk te voorfpellen, met hem aan te merken als de Man, op welken de oude Godfpraaken floegen, plaats onder de goede en geloofwaardige Gefchiedfchryvers? Vespasianus, den ouderdom van negen-en zestig jaaren bereikt hebbende, voelde, ziek zynde, zyn' dood naderen, en poogde zich over einde te helTen; zeggende: Het voegt eenen Keizer ftaande te Jierven; zo zeer was zyne ziel met de denkbeelden van de pligten der Oppermogenheid vervuld; dan hy gaf, in deeze pooging, den geest. Zomtyds verhief hy zich boven de gemeene Volksdenkbeelden, en fpotte met de voortekens , die anderen met vreeze en fchrik vervulden. By het verfchynen eener Staartftarre, fprak hy: Indien deeze Star eenig Forst den dood dreigt, is het de Koning der Parthen, die  GESCHIEDENIS. 289 die lange hairen heeft; my niet: want ik ben kaal. Over 't algemeen, nogthans, floeg hy aan StarrewicheJaary en Voorzeggingen geloof. Onder zyne Regeering wordt de laatfte telling der Burgeren geplaatst. Men wil, dat 'er, tusfchen het Apennynfche Gebergte en de Pó, één-en tachtig Perfoonen gevonden wierden, boven de honderd jaaren oud, van welken 'er acht, meer dan honderd en dertig, en drie, honderd en veertig, jaaren bereikt hadden. Zulk flag van berigten fchynt zeer twyfelagtig. Het was in die tyden moeilyker derzelver waarheid na te fpeuren, dan het nu zoude zyn. X I T U S. Op het leezen des naams van tttus wordt de ziel met blydfchap vervuld; dewyl het denkbeeld van een' goed' Vorst ons teffens het algemeen geluk voor den geest brengt. Hy regeerde alleen om anderen gelukkig te maaken; en wel verre van zich over te geeven aan de begogeling der Oppermogenheid, zo zeer gefchikt om de Driften te koesteren, offerde hy zyne eigene neigingen op, toen hy zich met de Staatszorge belast vondt. Hy zondt berenice, Dogter des Joodfchen Konings agrippa, op welke hy fmoorlyk verliefd was, te rugge, enkel om zich niet gehaat te maaken in de III. deel. T 00- 08 ROMEINEN. T Hing des Volks.' Groote meenigte Stokouden. Het Jaar naa CHRISTUS 79- Titus offert zyne Vermakken aan zynen Pligt op.  M KOMEINE.\. Zyne goedgunftigheid. Zyn edelmoedig BeHuur. Hy vcrplist lie: Volk door Schouwfpelen en weidaaden. 290 ALGEMEENE oogen der Romeinen, door het trouwen eener Uitheemfche. De vermaaken der jeugd weeken voor de pligten der Opperheerfchappye. — De zugt om goed te doen was de heerfchende drift deezes Keizers: Myne vrienden, ik heb deezen dag verhoren, was zyn zeggen, op 't einde van eenen dag, op welken hy geene gelegenheid gevonden hadt tot het betoonen van eenige uitfreekende weldaad. De gunnen, aan Hovelingen beweezen, kunnen een drukkenden last voor het Volk worden. Wy zouden rede hebben, de edelmoedigheid van titüs minder te agten, indien hy 'er geene verftandige befchikking op de Staatsbelangen bygevoegd hadt; en indien hy, deezen geevende,agtloos geweest was op de belangen van alle de overigen. Zyne grondregel, dat geen Onderdaan ongetroost uit de tegenwoordigheid eens Vorften moet vertrekken, is alleen uitmuntend in den mond van een verlTandig Vorst, die, naar eisch, toeftaat of weigert, en wiens goedertierenheid, zelfs in zyne weigeringen, doorftraalt. Hy wordt gepreezen, om dat hy, zonder des onderzoek te doen, alle de gunstbewyzen zyner Voorgangeren bekragtigd heeft; misfchien zou hy hier in meer blaam dan lof verdienen. Het Volk moest, buiten tegenfpraak, Schouwfpelen hebben. Het heerlyk Amphitheater van titus, de Spelen, welke hy daar gaf, kwamen overéén met den fmaak der Romeinen, en de grootheid des Ryks. Dan hy verdiende en verwierf bovenal die te-  GESCHIEDENIS. 291 tedere liefde der Burgeren, door ruime gaven en liefderyke onderfteuninü' n, naa eene fchriklyke uitbarfting van den Berg Vefuvius, en eenen zeer vernielenden brand te Rome. Titus, het Opperpriesterfchap aanvaardende, verklaarde hoe hy, als Priester, zich verpligt oordeelde, zich nooit met Romeinsch Burgerbloed te bennetten. En nimmer heeft hy één druppel geftort. Hy bewees vergiffenis, of fbafte op eene zagte wyze. De doldriftige domitia ntjs, zyn' Broeder en vyand, deelde in zyne gunst. Hy liet twee Raadsheerlyken, van het fmeeden eens vloekvervvantfchaps overtuigd, en door den Raad ter doodftraffe verweezen, aan zyne tafel eeten, en bewees hun vergiffenis. Alleen ftreng tegen de Aanbrengers, zuiverde hy den Staat van die pest. Een zo groot Vorst, met regt de Wellust êe.s Menschdoms geheeten, wiens Krygstochten men vergeet, door aan zyne deugden te gedenken, titus, ftierf, flegts veertig jaa ren geleefd, en twee jaaren geregeerd hebbende. Hy Het het Ryk over aan een Monfter, 't welk 't zelve lang drukte. Dit is het beklagenswaardig lot der Volken. Een der voornaamfte gebeurtenisfen, geduurende de korte Regeering diens Keizers voorgevallen, was de verdelgende uitbarfting van den Berg Vefuyius. Twee geheele Steden, Herculanum en Pompeji werden bedolven onder bergen van asfebe, welke vervolgens in een vasten klomp veranderd werden, door de ftoffen, van dien T 2 bran. DB ROME!* NEN. rty deedt ;een één Ro. •neïi Herren. Het Jaat naa CHRISTUS 81. Zyn dood. Schriklyke nitbarftinir van den Ve. fuvius.  BE ROMEINEN. Plinilis de oude komt daar byom. DO 292 ALGEMEENE brandenden Berg uitgebraakt. — Plintus de oude, die het bevel over de Vloot te Mifenum voerde , wilde dit verfchriklyk verfchynzel van naby befchouwen. Zyne nieuwsgierigheid kostte hem het leeven. Nooit toonde een Mensch fterker zugt tot Weetenfchappen. Terwyl hy aan de tafel, in 't bad en op reis was, ook wanneer hy op de ftraaten van Rome wandelde, hieldt hy 'er zich mede bezig. Zonder van zyne Werken te fpreeken, liet hy honderd en zestig omflagen, vol van uittrekzels, van 't geene hy geleezen hadt, naa. Overtuigd dat men, zelfs uit de fiegtfte Boeken, eenig nut kan trekken, las hy bykans alles, of liet het zich voorleezen. Ook hebben de Oordeelkundigen, in den overvloed van ftoffe, welke zyne Natuurlyke Historie behelst, ryken voorraad van oefening. Het leeven van een Mensch kon niet toereiken om zo veele zaaken te onderzoeken. Egter hebben de laatere ontdekkingen deezer Eeuwe, dit moeten wy, te zyner eere, melden, verfcheide Waarneemingen,eertyds gewraakt, en, als beuzelingen, uitgekreeten, geflaafd, en met de waarheid overéénkomfb'g bevonden.  GESCHIEDENIS. 293 DE ROMEI- DOMITIANUS. Domitianus, de Broeder en Opvolger van titus, is een caligula en een nero. Wreedheid en dwaasheid maaken de hoofdtrekken zyns Charaéters uit. Hy verlustigde zich, in zyne kamer, met vliegen te vangen en te doorlïeeken; ook was het hem lpel, Menfchen om te brengen. Hy nam den tytel van God aan, terwyl hy de fchandelyklte ondeugden pleegde. Hy toonde niets dan eene eerlooze lafhartigheid, en dong na alle krygseere. Eenige goede Wetten heeft hy gegee'ven, onder andere eene, by welke hy verbiedt Gefneedenen te maaken; zomtyds handelde hy als een regtvaardig en edelmoedig Vorst; doch eenige trekken van geveinsde deugd dienen alleen om de fchriklykheid zyner euveldaaden beter te doen affteeken. Men oordeele over zyne zielsgefteltenis, uit het wreedaartig vermaak, 't welk hy, op zekeren dag, fchiep, om de voornaamfte Raadsheeren en Ridders byéén te doen komen in eene Zaal, met rouwklederen behangen, hun ter maaltyd te houden, te midden van alle toebereidzels tot den dood, en heen te zenden, in de vaste verwagting, dat zy flachtöffers zouden weczen zyner wreedheid. Naa zich met hunnen angst en T 3 dood- Het Jaar nai CHRISTUS tl. Domitianus , een dwaas en wreedVorst. Voorbeeld zyner boos. beid.  DE KOMRIJNEN. Hy wekt de Aanbrengers op, en beloond ze. Hy bant de Wysgeeren, en doet alles beeven. 294 ALGEMEENE doodlyke verlegenheid vermaakt te hebben, vertroostte hy hun door gefchenken. Een opftand in Germanie, welhaast gedempt, verfchafte aan den Dwingeland gelegenheid , om zyner dolle woede den ruimen teugel te flaaken. „ Toen werden", gelyk tacitus ipreekt, „ geboorte, ryk„ dom, eere, en bovenal deugd, misdaa„ den". De belooningen der Aanbrengeren waren zo haatelyk als hunne hoosheid zelve. De Burgemeesterlyke waardigheid, het Priestcrfchap , en de voordeeligfte Bedieningen werden aan de fhoodften gegeeven. Men kogt de Slaaven om, ten einde zy hunne Heeren zouden aanklaagen; en de Vrienden verkeerden, als het dus met hunne belangen overéénkwam, in Vyanden. De beste en agtenswaardigfte Burgers fneuvelden als Majefteitsfchenders. De Raad was hun Regter, dat is te zeggen, het gedwongen werktuig der Dwinglandye. Alle de Wysgeeren werden gebannen, uit vreeze dat 'er eenige voctftap van deugd zou overblyven. Dio chrysostomus en epictettjs, de twee beroemdften, vertrokken zonder brood. De Keizer fpaarde noch de fraaije Kunften, noch de Welfpreekenheid, fchoon min gefchikt om hem hinderlyk te weezen. „ In 't einde", zegt ta citus, ,, belette een fchriklyk onder„ zoek te hooren en te fpreeken, men zou „ zyn geheugen zo wel als zyne ftem ver„ looren hebben, indien 't zo wel in onze ,, magt ware te vergeet en als te zwygen". De Christgeloovigen leeden eene zwaare Vervol-  GESCHIEDENIS. 295 volging: de beweegreden daar toe fchynt onzeker; naardemaal de ongewyde Schryvers hun met de Jooden vermengen. De vrees, die doorgaans de Dwinglandy vergezelt, liet niet af domitianus aan te grypen, tot dat hy het algemeene lot der Dwingelanden onderging. Eene Zamenzweering werd in zyn eigen paleis gefmeed, en zyne Vrouw was aan 't hoofd der Eedverwanten. Zy bragten hem om. De Raad deedt zyne Standbeelden om verre werpen. De Krygsknegten wilden hem vergooden, om dat hy hun met gunstbewyzen hadt opgehoopt. Hy hadt ruim vier- en veertig jaaren bereikt, en vyftien geregeerd. Agricola, Schoonvader van den onvergelyklyken Gefchiedfchryver tacitus, een der eerfte Mannen zyner Eeuwe, ftrekte ten cieraade der Regeeringe van domitianus, door zyn gedrag en krygsverrigtingen in Groot-Brittanje, werwaards vespasianus hem, als Bevelhebber, gezonden hadt. Eene deugdzaame Staatkunde, een onverfchrokken moed, eene wondere voorzichtigheid, verzekerden den uitflag van alle zyne onderneemingen. Hy verzegelde de onderwerping van reeds bedwongene Volken, door hun met zo veel menschlievenheids als regtvaardigheids te beftuuren, cn hunne zeden te verzagten, door het ftreelende der kunften en de gemaklykheden des leevens. Hy zette zyne vermeesteringen in zeven Veldtochten voort. De Caledoniërs, een Volk in 't Noorden van Schotland, verflagen hebbende, ftondt hy op bet T 4 punt DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 96. Domitianus vermoord. Agricola munt onder deeze Reoeeting uit.  DE ROMEINEN* Zyn dood en UiterfteWil. Berigt vtn APOLLONIUS van Tyane. 296 ALGEMEENE punt om het geheele Eiland te onder te brengen , wanneer domitianus, nayverigover den roem diens Veldheers, hem te rug ontbóodt. A g r 1 c 0 l a , by zyne te rug komfte, altoos nederig, omzichtig, wist den ramp,die als toen de deugd en uitmuntende verdienften op de hielen volgde , te ontkomen. — Hy ftierf in vrede. De Staatkunde hadt hem zyn Uiterften Wil ingegeeven: dewyl hy den Vorst, tot medeerfgenaam, met zyne allerdeugdzaamfte Vrouwe en trouwhartigfte Dogter, hadt aangefteld. Domitianus hieldt dit voor een teken van agting, „ zo „ zeer, fchryft ta citus, was zyn ver,, ftand. verblind en bedorven, door het ge„ duurig vleien, dat hy niet wist, dat van ,, een.' goeden Vader geen Vorst Erfge„ naam gemaakt wordt, dan die boos is". Eer wy dit Hoof elftuk befiuiten , zullen wy nog een kort woord zeggen van den beroemden Pythagorifchen Wysgeer, apollonius van Tyane, die een vreemde rol fpeelde onder de laatfte Keizers, en dien de vyanden van het Christendom hebben durven vergelyken met jesus Christus; voor waarheid opneemendc de verdichtzels, ter zyner eere verhaald door philostratus, op de berigten van zekeren da mis, een ligtgeloovig leerling van apolloniüs. Deeze Wysgeer was niet anders dan een ftout geestdry ver, volvuurig, ftreng, hoogmoedig, in ftaat om de eenvoudigen te bedriegen, door gewaande voorzeggingen en valfche wonderdaaden. Naa zyne reizen in de Indien en Arabie, kwam hy, ten tyde van  GESCHIEDENIS. 297 van nero, te Rome; nieuwsgierig, zo hy zeide, om te zien welk een Beest een Dwingeland was. Apollonius hieldt met vespasianus, te Alexandrie, een gefprek, waarin hy hem treffelyke raadgeevingen mededeelde; en, onder anderen, deeze: ,, Verryk u „ niet door het Volk met belastingen te be„ zwaaren. Het Goud, door weenende ,, Onderdaanen gegeeven, zou een valsch „ en fchadelyk Goud weezen. De elendi,, gen te vertroosten, der ryken wettige ,, bezittingen te befchermen , is het beste ,, gebruik 't geen gy van de rykdommen ,, kunt maaken. Dat de Wet uw gedrag „ regele: gy zult goede Wetten geeven, „ indien gy u 'er eerst aan onderwerpt". Onder domitianus van toverkunst en opftand befchuldigd, door den Wysgeer e uphrates, vreesde hy niet, zich na Rome te begeeven, waar men wil, dat hy tot den Dwingeland zeer vryuit fprak, zonder des geftraft te worden. Zyn Leevensbefchryver verzekert, dat hy, te Ephefe zynde, het Volk den dood van domitianus fpelde, den eigen dag, op welken de Keizer vermoord werd. Apollonius wilde, om alle zyne bedriegeryen te bekroonen, zonder getuigen, ftervcn; hy verdween fchielyk, en men llrooide uit, dat hy ten hemel was opgenomen. De Gefchiedenis zyns leevens levert het beste bewys tegen hem uit; men ont-" dekt 'er ongerymdheden in , welke de bedriegery klaar aan den dag leggen; doch T 5 de DE ROMEINEN. Zyne lesfen aan vespasianus. Te Rome befchuldigd. Zyn dood. Ongerymdheden zyner Gefchiedeuisiên.  2p8 ALGEMEENE de ongerymdheid fchrikt ligtgeloovigen of vooringenomenen niet af, en, zo lang het Heidendom beftaan heeft, ging apollonius de eere van een Godlyk Man naa. Hy was gebooren omtrent den aanvange der Christlyke Jaartellinge. N E R V A. Het Jaar naa christus 96. Nerva , een braaf, doch zwak, Keizer. DE ROMEINEN. Nerva, op wien de Eedverwanten het oog geworpen hadden, om hem tot Opvolger van domitianus te verklaaren, was een eerwaardig deugdzaam Grysaard; maar vreesagtig en zwak, 't zy uit hoofde zyner natuurlyke gefteltenisfe of door ouderdom. Goedertieren in het Ryksbeftuur en regt vaardig, ftraffende zelfs de aanbrengers der voorgaande Regeering, gaf hy zich te gereed over aan de inboezemingen van anderen. Hy betoonde altoos min moeds dan zagtaartigheids, 't welk eenen Burgemeester deedt zeggen: Het is een ongeluk , te gehoorzaamen aan een1 Vorst, onder wien niets aan iemand vryftaat; het is ook een ongeluk, wanneer alles aan een ieder geoorlofd is. Ta citus pryst ondertusfchen nerva, als iemand, ,, die twee zaaken, an,, derzins onvermengbaar, heeft weeten te ,', veréénigen, te weeten, de Opperheer„ fchappy en de Vryheid". Een goed Vorst heeft altoos regt op de eerbewyzen der braa-, ve  GESCHIEDENIS. 299 ve Burgeren, niettegenftaande de gebreken, die hem aankleeven. De Lyfwagten, die, door een ftrenge Krygstugt, bezwaarlyk in den band konden gehouden worden, 'misbruikten welhaast de flapheid des Ryksbeftuurs. Zy verwekten eenen Opftand, dringende op de overlevering der Moordenaaren van domitianus. Noch de gebeden des Keizers, noch zyne tegenverklaaringen , vermogten iets te hunner bevrediginge. Zonder bewoogen te worden, zagen zy den ouden Vorst den blooten nek aanbieden, met verzoek, dat zy met zyn leeven wilden te vrede weezen, en hun fpaaren, dien hy het Ryk vcrfchuldigd was. Maar zyne onverzaagdheid deedt hun geen nut, en hy vondt zich, in 't einde, genoodzaakt, de zodanigen te veroordeelen, die hy, ten koste van zyn eigen leeven , hadt willen behouden. Hierop heeft nerva , om in zynen hoogen ouderdom een' ftcun te hebben, traja n u s ten Zoon aangenomen. Deeze Man, het Ryksbewind overwaardig, voerde toen den Oorlog in Pannonie; gcenzins op zulk eene verheffing denkende.-—Nerva ftierf, flegts een Jaar en eenige maanden geregeerd hebbende,aan eene heevige koorts; omtrent zynen ouderdom verfchillen de Schryvers niet weinig. De dood van ner va zou een zwaarder ramp voor het Romeinfche Ryk geweest zyn, indien trajanus, die reeds als Ryki-genoot regeerde, hem niet ware opgevolgd. TRA« BE ROMEINEN. De Lyfwagten misbruiken zyne zwakheid. Hy neemt TRAJANUS tot Zoon aan.  3oo ALGEMEENE DE TRAJANUS. Het Jaar naa christus Trajanus vangt deüpperheerïchapjjy aan. Zyne heerlyke grondregel. Hybedvvong de Aanbrengers. Trajanus, in Spanje gebooren, de Zoon eens Mans van Burgemeesterlyke waardigheid, bezat alle foorten van verdienften, wanneer men die van Geleerdheid uitzondere; dan dit gebrek vergoedde hy eenigermaate, door zyne agting voor de Geleerden. Een enkele trek zal ons over zyne grondbeginzelen kunnen doen oordeelen. Een nieuwen Overflen der Hofbenden aanftellende, fprak hy, by het overleveren des blooten zwaards: Bedien u van dit zwaard voor my, indien ik het Ryk behoorlyk regeer; zo niet, gebruik het tegen my. Zich aanmerkende als het Hoofd, en niet als den Meester, des Ryks, verklaarde hy met eede. de Wetten te zullen gehoorzaamen. Het eenig onderfcheid, tusfchen hem en de Raadsheeren , beftond hier in , dat hy onophoudelyk bezig was met Staatszaaken; hy leefde, onder zyne Medeburgers, als een Vader, die alleen het geluk zyner Kinderen beoogt. Zodanig als ik, nog Onderdaan zynde, wenschte dat de Keizers, ten mynen opzichte, waren, zodanig een Keizer wensch ik voor myne Onderdaanen te weezen. Dit was zyn grondlesfe, en de regel zyns gedrags. De regtvaardigheid en goedertierenheid regeerden, derhalven, in zyn perfoon. Hy zette het werk voort, om Rome te zui-  GESCHIEDENIS. 301 zuiveren van de fchaamtlooze Aanbrengers, die den onfchuldigften zeiven van alles een misdryf maakten. Dewyl de aanklagten door de Wetten bekragtigd waren, verzwaarde hy de ftraffen, op onregtvaardige befchuldigers gefield. — Een zyner voornaamfte zorgen was, dat men, onder voorwendzel van yver voor zyne belangen, de Burgers niet verdrukte, door onregtmaatige invorderingen van lasten. „ De Verbeurtverklaarder", fchryft plinius, „wiens ,, zaaken nooit flegt gaan, dan onder een' „ goed' Vorst, verloor dikwyls zyn geding". Een verflandig en oplettend beftuur der gemeene middelen, het beste om 's Lands fchatkist onuitputtelyk te maaken, ftelde den Keizer in flaat om de fchattingen te verminderen, zonder daar door in fchaarsheid van geld te komen; de leevensmiddelen waren, ten zynen tyde, te Rome in grooten overvloed , en het Koorn werd tot zeer laagen prys verkogt. Zyn voorbeeld was zo kragtig in het hervormen dar ongeregeldheden, dat het Volk hem zelfs verzogt, de Speelders der Pantomimen, die nerva genoodzaakt geweest was weder te roepen, te'verbannen. Van dat vermogen is de regeering eens verftandigen en beminden Vorst, op de Volkszeden, zo dikmaals weerbarftig tegen de Wetten. Egter deedt hy die Speelders naderhand weder te Rome komen, dewyl het Volk het gemis daar van niet lang kon draagen. Domitianus hadt den eertytel van God aangenomen. De Romeinen gaven aan tra- DE ROMEINEN. Verminderde de belastingen. De Pantomimen verbannen, en te rug geroepen. De eernaam van den Besten hem ge» geeven.  302 ALGEMEENE DB ROMEINEN. De Daciërs te onder gebragt. Brug over den Donau getlaagen. trajanus dien van den Besten, (Optimas')* Hy verdiende denzelven des te meer; dewyl hy in de geloften, welke, jaarlyks, voor 's Keizers behoudenis en welvaart gedaan werden, door zynen uitdruklyken last, deeze voorwaarden deed voegen: Indien hy het Gemeenebest wel regecre, en ten algemeenen voordeele bejluure! Niet min een groot Veldheer, dan een groot Keizer zynde, was hy op krygseere gefield, en hadt gelegenheid om zich onder de Helden te doen uitmunten. De Daders hadden zich, onder hunnen Koning decebaeus, vreeslyk gemaakt by domitianus, die, tegen hun opgetoogen, den Oorlog geëindigd hadt, met hun eene fchatting te betaalen. Trajanus wilde die fchandvlek des Romeinfchen Naams uitwisfehen, en de opfchuddingen, door den gemelden Koning gemaakt, verfchaften hem nieuwe beweegredenen tot het opvatten der wapenen. Hy weigerde de toegeftaane fchatting op te brengen, voegde zich aan 't hoofd eens ontzaglyken Legers, verfloeg de Daders, en dwong hun, zeer vernederende voorwaarden van vrede te onderfchryven. — De trouwloosheid van decebalus noodzaakte hem een' tweeden Krygstocht te onderneemen. Volftrekt beflooten hebben» : de Daeie, aan Thracie en Mefie grenzende, te onder te brengen , vervaardigde hy de Brug over den Donau, in de Gefchiedenisfen zo wyd vermaard ; doch , gelyk de Graaf MARSigli beweezen heeft, veel te kort fchietende by het denkbeeld, 'twelkDio CAS-  GESCHIEDENIS. 303 cassius 'er van inboezemt. Decebalus, overwonnen, floeg de handen aan zichzelven; Dacie werd een Wingewest des Romeinfchen Ryks, het bevatte een gedeelte van Hungarie, Tranfylvanie, Walachie en Moldavië. De Kolom van trajanus,nog in weezen, ftrekt ten roemryken gedenkte. ken van de zegepraal, door den Keizer op :: des"Ryks behaald. Meer ha-janus te agten, indien hy zich niet hadt laaten vervoeren door de gevaariylte ïtigt, om vermeesteringen, tot uitbreiding des Ryks, te maaken. Hy trok na Afii, dewyl hy rede van misnoegen meende te hebben op chosroes, Koning der Parthen, en fleet verfcheiden jaaren in eenen Oorlog, waar van ons geen verhaal, 't welk iets betekent, is overgebleeven. Hy vermeesterde Armenië, Mefopotamie en Asfyrie, toog den Perjifchen Golf over, en zette zyne reize voort tot aan den Oceaan; met de drift van eenen alexander uitroepende: Indien ik jonger was, ik zou de Indien beoorloogen ! Doch, door eene ziekte, genoodzaakt na Rome te rug te keeren, liet hy het krygsbeftuur over aan adrianus, die geen der vermeesterde Landen kon houden. Welgevestigde vermeesteringen zyn zomwylen nadeelig: dewyl ze te kostbaar vallen, ofte veel vyanden verwekken; hoe fchadelyk moeten dan onhoubaare vermeesteringen niet weezen! Trajanus ftierf in Cilicie, naa negentien jaaren geregeerd te hebben. Men befchuldigt hem van eene te groote gefteldheid op DE ROMEINEN. Kolom van trajanus. Nutlooze vermeesteringen van trajanus in Afm. liet Jaar naj christus 117. Hy fterft in Cilicie.  CE SOMEIMEN. Vervolging der Christenen, onder zyne Regeering. Brief van plinius, ten hunnen voordccle. 304 ALGEMEENE op den wyn; hy hadt, gelyk 'er verhaald wordt, verbooden, zyne bevelen, naa lang aan tafel gezeten te hebben, gegeeven, uit te voeren. Tegennatuurlyke zonde wordt hem ook ten laste gelegd. Het is zeer te verwonderen, dat deeze zwakheid en ondeugd hem de pligten van een Vorst nooit deeden vergeeten. Moet een Keizer, wiens goedertierenheid zo veel lofs verdient, aangemerkt worden als een Vervolger der Christenen ? Men telt, het is waar, verfcheide Martelaars onder zyne Regeeringe. Maar de Volksopfchuddingen, de vooringenomenheden der Landvoogden, de geldgierigheid der Priesteren , de haat tegen de Jooden, altoos tot opftand geneigd, het denkbeeld van Joodsgezindheid aan den Christlyken Godsdienst gehegt, de ftrengheid der Wetten, die allen vreemden Godsdienst verbooden, en de Vergaderingen der Geloovigen, aangemerkt als heiligfehendende byéénkomften, veroorzaakten het ombrengen van veele Christenen, in verfcheide LandfchapDen, zonder dat 'er een algemeen Bevelfchrift tegen hun was afgekondigd. Niets is algemeener bekend dan de Brief van plinius, Landvoogd van Bithynie, over de wyze, waarop hy met de Belyders van den Christlyken Godsdienst moest handelen, en het Antwoord van trajanus daar op. Plinius legt hun eenige dwaaze bygeloovigheid ten laste, en hy geeft getuigenis van hunne goede zeden; vraagt de* Vorst raad; meldt hem de zagte handelwyze, die.  GESCHIEDENIS. 305 die hy gehouden hadt ; en verzekert, dat een groot deel der Christenen, indien men hun den weg van vergifnis openheide, zou kunnen te rug trekken. -— Trajanus keurt zyn gedrag goed; 'er by voegende, dat men de Christenen niet moest opzoeken; maar hun, die des befchuldigd, en van hun aankleeven daar aan overtuigd werden, met den dood ftraffen, indien zy niet tot der Voorouderen Godsdienst wederkeerden. Dit bevel van trajanus zette in de daad de woede van de Vervolgeren der Christenen paaien; doch was egter oorzaak van veeier Marteldood, onder zyne Regeering, en die van andere braave Keizeren. Want zo dikwyls een befchuldiger opftondt, en de befchuldigde, wegens het omhelzen des Christendoms, de waarheid der befchuldiginge erkende, hadt hy alleen de keuze te doen van af te vallen, of den dood te ondergaan: het grootmoedig volharden in het Christlyke .Geloof was een doodmisdaad. Trajanus en plinius kenden de heiligheid en uitfteekenheid niet van den Christlyken Godsdienst, welke thans, van dag tot dag, grooter opgang maakte; deezen zogten zy te fluiten; doch tevens, zo veel hun, in die omflandigheden, mogelyk was, het bloed der Aanhangeren te fpaaren. Plinius de jonge,aangenomen Zoon en Neef van den Ouden plinius, den Natuurkundigen, ftrekte, met ta citus, zyn' Vriend, tot een cieraad der Regeeringe van trajanus: de eere der Burgemeesterlyke waardigheid deedt hun min uitfchitteren, III. deel. V dan DB ROMEINEN. Antwoord «11 trajanus. Plinius.ta- citus, ju- venalis en plutarchus.  DE iOMEINEN, Het Jaar naa christus 117. Adrianus doet zich, door de Soldaaten, voor Keizer verklaaren. ADRIANUS. 17^ en Zoonsaanneeming, waarfchynlyk verJjj dicht: dewyl niemand dan plotina, de Vrouw van trajanus, die hem begunffigde, dezelve alleen getekend hadt, was het regt, waarop adrianus, een Bloedverwant diens Keizers, doch van hem niet bemind, zyn eisch op het Keizerryk grond- 306 ALGEMEENE dan hunne braafheid, hun verftand, en hunne werken. „ Een gelukkige Eeuwe", fchryft tacitus, „ waarin het vryftaat „ te denken wat men wil, en te zeggen „ wat men gevoelt"! Deeze vryheid, zo gunlïig voor 't vernuft, zo nuttig voor de Volken, wanneer ze de maate der betaamlykheid niet te buiten gaat, bragt de meesterflukken diens Gefchiedfchryvers voort, en boezemde de gevoelens van braafheid, welke de Werken des gemelden Redenaars bezielen, voort; juvenalis fchreef toen zyne Hekeldichten, waarin de ondeugden met hevigheid beftreeden worden; doch die de hartroerende bevalligheden der behoedzaamheid ontbreeken. Trajanus beminde den verftandigen plutarchus, en verhief hem tot Burgemeester. Deeze Beotiër maakte van de Gefchiedenis eene Leerfchool der Zedekunde, en verdient deswegen de hooglte loffpraake.  GESCHIEDENIS. 307 grondde. Zich terftond te Antiochie, door Eyne Soldaaten , voor Keizer hebbende doen uitroepen, fchreef hy aan den Raad, om zich te verontfchuldigen, dat hy de Hemmen niet afgewagt, maar zich aan het dringend verzoek der Legioenen overgegeeven hadt, Deeze ftaatkundige ftreek kondigt eenen heerschzugtigen aan, meer op de Magt gefield , dan op de eere van die regtmaatig verkreegen te hebben. — De fchoone woorden, welke hy vervolgens dikmaals herhaalde: Ik bejluur het Gemeenebest niet als myn eigen goed; maar als het goed des Volks, {trekken alleen ten bewyze, dat hy de taal der Deugd wist na te bootzen. Adrianus, wien het aan vernuft en verftand niet ontbrak, hieldt een twyfelagtig gedrag, waarin het kwaad, met goed gemengd, zyne beweegredenen verdagt maakt. Men kan zich omtrent de beweegredenen bedriegen; zyn Ryksbeftuur verdient, in veele opzichten, gepreezen te worden. Gelyk trajanus, nerva en titus, beloofde hy, by den aanvange, geenen Raadsheer te zullen ombrengen. Egter werden vier Mannen, van Burgemeesterlyke waardigheid, met den dood geftraft, van Wegen eene Zamenzweering. Hy verzekerde, dat het tegen zyn wil gefchied was; doch vondt geen geloof. Het verlaaten der Vermeesteringen van trajanus, het vernielen van den Brug over den Donau, onder voorwendzel, van de llrooperyen der Barbaaren te beletten; het fluiten van de vrede' met de Sarmaaten en Roxolaanen3 (InwoonV 2 ders DÉ ROMEINEN. Zyn twyfelagtig gedrag.- Hy doet afftand van dé Vermeesteringen van! trajanus , en zoekt dé rust van deiï Staat.  CE ( EOMEI- ] NEN. Zyne fchynbaare goede 1 hoedanigheden. Hy begaat onregtvaardigheden. Graflchrift van similis. 08 ALGEMEENE Iers van Poolen,) heeft eenigzins het voorkomen van lafhartigheid, in den aanvang .yner Regeeringe. — Dan de openbaare •ust was een voordeel voor den Staat. f\DRiANüs ontlastte de Volken, door hun dies kwyt te fchelden wat zy fchuldig waren aan 's Lands Schatkist; de fchuldbrieven verbrandende: deeze bedroegen eene verbaazend groote fomme; zy worden op negen honderd millioenen Sestertiën gefchat. Hy betoonde zyne milddaadigheid aan elk Burger. Door den Raad met allen eerbied te bejegenen, door zich gemeenzaam, zedig , en gefpraakzaam te toonen, wischte hy de nadeelige indrukken uit, welke zy van hem opgevat hadden. Hy vergaf zelfs aangedaane ongelyken, en zo ras hy het Ryksbeftuur in handen hadt, zeide hy tot iemand , die met rede voor zyne gevoeligheid mogt vreezen: Merk u aan als behouden! Staatkunde of trotsheid was waarfchynlyk het beginzel van deeze goedertierenheid: dewyl hy, by veele andere gelegenheden, vertoonde, wat hy in den fchild voerde. Nayverig wegens verdienften, agterdogtig, wantrouwende, gedroeg hy zich dikmaals onregtvaardig omtrent zyne beste vrienden. Similis, Overfte der Lyfwagt, dooiden val van anderen gewaarfchouwd, verwierf zyn ontflag, toen hy nog in blaakende gunfte ftond. Naa zeven jaaren amptloos op een Landgoed geleefd te hebben, ftierf hy; dit recht Wysgeerig Graffchrift gemaakt hebbende: Hier rust similis, die zes-en zeventig jaaren op aarde geweest is, en flegts  GESCHIEDENIS. 309 Jlegts zeven jaaren geleefd heeft. Voor een gemeen Hoveling zouden die zeven jaaren des doods geweest zyn. Adrianus verdiende den heerlyken tytel van Wetgeever, door Wetten, vol van wysheid, af te kondigen. Hy benam den Heeren de magt over 't leeven en den dood hunner Slaaven; hy bepaalde , binnen veel nauwer perken, de barbaarfche wet, welke de ftraffe des doods Helde op alle Slaaven van een vermoorden Heer; hy begon, eindelyk, de dierbaare Wetten der Natuure te herftellen. Van alle de jaarlykfche Bevelfchriften der oude Hoofdfchouten, waarin de Wetten, op eene zeer verfchillende wyze, verklaard werden, liet hy de beste bepaalingen byéén verzamelen, en ftelde 'er een altoos ftandhoudend Bevelfchrift van op, om tot een duurzaame Wet te dienen. Byzonder floeg hy acht op de handhaaving des Regts in de Wingewesten, op het gedrag der Landvoogden en Overheden; een ftuk van zo veel gewigts, in een uitgebreiden Staat,waarin de onregtvaardigheid,door den verren afftand bedekt, de oogen des Opperheerfchers ontduikt, zomtyds in weerwil zyner waakzaamheid. De Krygstugt werd niet min naauwkeurig waargenomen. De Vorst ftrekte den Soldaaten ten voorbeeld. Hy toog te voet op, even als trajanus, met eene zwaare wapenrusting belaaden. Stipt, zonder laagheid, ftreng, met zagtheid, mild, met voorzichtigheid , deedt hy zich aanbidden door zyne V 3 Sol- DE ROMEINEN. Adrianus maakt goede Wetten. Zyn altonsduurend Bevelfchrift. Hy zorgt voor het handbaaven des Regts. En houdt do Krygstugt ltaaude.  DE KOMFINEN. Hy trekt het geheele Ryk I 7yn Brief, over de Egyp-enaaj-en j'r oden en Chris:e~ pen, 3to ALGEMEENE Soldaaten; hun naauw by hunnen pligt houdende. De rust en zekerheid waren de vrugt zyner zorgen. De lange reistochten, door nieuwsgierigheid en Vaderlandlievenden yver ondernomen , wel verre van zyn gezag te krenken, of het Ryksbefluur te verhinderen , verfchaften' hem het voordeel van alles met eigen oogen te zien , en de misbruiken in de Wingewesten te hervormen. Hy trok, dit doende, het wyduitgeftrekte Ryk door, bouwde in Groot-Brittanje een muur, van den mond der Riviere Tine, tot den Golf van Solway, om het Zuidelyk gedeelte des Eilands te beveiligen voor de invallen en flrooperyen der Noordfche Oorlogzugtige Volken. Overal was zyne tegenwoordigheid van eene heilzaame uitwerking. Een Brief, door hem te Alexandrie gefchreeven, geeft een zeer flegt denkbeeld van Egypte. Hy vondt 'er niets dan ligtzinnigheid, grilligheid en ondankbaarheid; de Jooden en de Christenen dier Stad kenden, zegt hy, geenen anderen God dan hun Belang. De Koophandel en de Rykdommen van Alexandrie hadden de Zeden van veele Christenen, buiten tvvyfel, verbasterd. De waare Leerlingen van het Euangelie waren nog weinig, fchoon meer dan voorheen, bekend. Om de woede des Volks, door de Heidenfche Priesters dikwijs tegen de Christenen aangehitst, te (lillen, en te beletten, dat geene menigte Menfchen, van geene misdaad overtuigd, daar aan werd opgeofferd, liet adrianus een Bevel uitgaan, ver-  GESCHIEDENIS. 311 verbiedende de Overheden, de Christenen met den dood te ftraffen, zo zy niet op eene geregelde wyze befchuldigd en overtuigd wierden, van misdaaden, tegen de Wetten bedreeven. Wat de Jooden betreft, altoos dezelfde, geestdryvend, oproerig en muitziek; ja, door de geledene rampen eer onbedwinglyker dan gezeglyker gemaakt. Een Tempel, ter eere van jupiter, te Jerufalem geftigt, deedt hun haat, tegen de Romeinen, tot woede overflaan. Zy geloofden, in den verleider barchochebas, den messus gevonden te hebben. Hy was een Roover, die ftoutlyk deezen tytel aannam. De Jooden verzamelden zich onder zyne vaandels, en de opftand werd zo geweldig, dat a d r ranus den uitmuntenden Veldheer julius severus, uit Groot-Brittanje, opontboodt, om hem na Judea te zenden. ' De ftraf der weerfpannelingen beantwoordde aan de doldriftigheid huns opftands. Men wil dat 'er in dien Oorlog vyf honderd en tachtig duizend Mannen fneuvelden. De overigen werden verkogt en elders in flaaverny gevoerd. Het werd hun verbooden, ooit den voet in Jerufalem te zetten, op welks puinhoopen de Keizer eene nieuwe Stad bouwde, Elia Capitolina geheeten. Hunne afftammelingen , door de gantfche Wereld verfpreid, blyven alle andere Volken haaten, en zelve het voorwerp van anderer veragting en ftnaad. Eene kwynende en fleepende kwaal, welke adrianus aantastte, verbitterde zyn V 4 cha- DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS -34- Opftand der Joodufi. Het Jaar naa CHRISTUS 138.  0,12 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Adrianus neemt antoninus tot Zoon aan , en fterft. Adrianus heeft zugt voor de Geleerden. Trek van favorinus. charaéter, en deedt hem tot wreedheid overflaan; hy ftortte het bloed van verfcheide aanzienlyke Mannen. Geen Kinderen hebbende, nam hy verus, veragtlyk wegens zyne ondeugden, tot Zoon aan. Verus ftierf, kort naa deeze verheffing. — De Zoonsaanneeming van antoninus wischte de fchandvlekke der eerfte verkiezing uit. Niemand was waardiger aan 't roer des Ryks te zitten, en hy ftondt in twyfel, ofhy het zou aanvaarden. — Adrianus wilde de handen aan zichzelven ftaan; hy verzogt om wapenen, om vergif. Antoninus belette, dat men hem hier in ten wille was. Naa den dood des Keizers kon hy noode van den Raad, tegen 's overledenen nagedagtenis verbitterd, verwerven, dat het geen door hem was vastgefteld niet wierd afgefchaft, en dat men hem, volgens gewoonte , in den rang der Goden plaatfte. Indien adrianus geene andere dan valfche deugden bezeeten hebbe, verdient hy nogthans onder de groote Vorften geteld te worden; hy bevorderde het geluk zyns Volks. By de Staatkunde voegde hy den fmaak voor de Letteren en Kunften. Maar Mannen van bekwaamheid vonden zich, in zyne gemeenzaame verkeering toegelaaten, blootgefteld aan zynen nayver, 't geen niet zelden nadeelige gevolgen baarde. De Wysgeer favorinus, fchoon vry in het voordraagen zyner gevoelens, weck den Keizer, op zekeren dag, in een ftuk der Letterkunde, waar over deeze verkeerdlyk oordeelde. De Vrienden van favorinus finaal-  GESCHIEDENIS. 313 fmaalden op hem, wegens die infchiklykheid; hy gaf ten antwoord: Gy hebt ongelyk ; kan hy, die dertig Legioenen, op zyn bevel, gereed heeft, mis hebben? De zeden van adrianus blyken uit zyne drift tot den fchandjongen anttnous, voor wien hy Tempels deedt bouwen; hem onder 'de Goden geplaatst hebbende. Florus en suetonius fchreeven on* der zyne Regeeringe, als mede arrianus, de Leerling van epictetus, een Staatsdienaar, en veel beter Gefchiedfchryver dan de twee anderen. De Romeinfche Gefchiedenis beftaat, daar 't werk van t acitus eindigt, uit een hoop gebeurtenisfen, wanvoeglyk op één geftapeld. De Zedelyke Wysbegeerte van epictetus is veel hooger te agten. Hy bragt zyne Leer tot twee hoofdpunten: ■—■ Met Geduld verdraagen, — en met Maatigheid genieten. Hy ftelde, 't geen hy leeraarde, te werk, en zyn Deugd werd, door ongeluk, beproefd. ANTONINUS. Men ftelle zich voor oogen een' rechtfchapen Wysgeer, ten throon ver. heeven, bekleed met alle Deugden, en, zo ver de Menschlykheid gehengt, vry van gebreken ; zyn geheele leeven aan 't algemeene welzyn toewydende: een' Burger onder zyne Burgers, een' Vader des Vaderlands, V 5 niet DE ROMEINEN. Fl.orus.suetonius , ar- rianus , en EPIC IETUS. Het Jaar naa christus 138. De Deugden van antoninus.  DE K O MEIKEN. Tredende voorbeelden zyner braave ge> voelens. Zyn eigen goed merkt hy aan als het goed des Gemeenebests. 314 ALGEMEENE niet enkel in naam; want dien eertytel fchonk men zomtyds aan de flegtfte Keizeren; maar in de daad, 't geen vry meer zegt dan de ydele klank. Zodanig iemand was de wyze antoninus, afkomftig van Ntmes, gefprooten uit een oud gedacht, nu eerst onlangs luistterryk geworden. Indien een' ta citus hem ten Gefchiedboekeren Leevensbefchryver hadt mogen gebeuren, zou zyne Regeering, van twee- en twintig jaaren, de hcerlykfte voorfchriften van deugd en menschlievenheid opleveren. Wy vinden 'er flegts, hier en daar, eenige trekken van. Het zal genoeg weezen zommige deezer plaats te geeven. Van den aanvang af betoonde a n t o n iNüs zjTie goedertierenheid, door het iïaaken van het opzoeken der leden eener Zamenzweeringe; zeggende: Welk een ramp zou het voor my weezen, als men bevondt, dat een groot aantal myner Medeburgeren my haatte l — Niet alleen hieldt hy de geldmiddelen van den Staat wel te raade; maar merkte zyn eigen goed aan, als het Gemeenebest toebehoorende. Als zyne Vrouwe faustin a hem berispte, dewyl hy zyne eigen bezittingen gebruikte, om het geld van den Staat te fpaaren, gafhy tenantwoord: Wy hebben , naa dat wy den Rykszetel beklommen , geen byzonder eigendom meer. Hy ontnam verfcheide onnutte perfoonen, die door adrianus met Jaargelden, uit 's Lands Schatkiste, hefchonken waren, deeze inkomften; verklaarende: het niet te kunnen dulden, dat de Staat opgeeeten werd door lieden.  GESCHIEDENIS. 315 den, die 'er geen' dienst aan deeden, maar in luiheid, ten koste van anderen, leefden. Zulk een verftandig beftuur van de gemeene middelen was, ongetwyfeld, veel beter, dan de kwistige milddaadigheid van titus. Hy verkoos, tot Beftuurders der Wingewesten geenen, clan Mannen van bekende opregtheid; en men zegt, dat hy nimmer eenen onwaardigen tot eenige Bediening bevorderde. Ook biceven zommigen hunne Eerampten en Waardigheden, den gantfchen tyd zyner Regeeringe, behouden: want hy was ongenegen, de zulken, die hunne bedieningen , tot algemeen genoegen, waarnamen , af te zetten, of zy moesten zelve hun ontflag verkiezen en verzoeken. Verfcheide wyze en goedertierene Wetten worden aan antoninus toegefchreeven. Hy verboodt iemand, die eens vrygefprooken was, wegens dezelfde misdaad, verder te vervolgen. — Hy fchafte de gewoonte af, die aan 's Lands Schatkist,'of aan andere Romeinfche Burgers, de goederen deedt vervallen, nagelaaten door een' Vader, met het Romeinfche Burgerfchap begiftigd; doch wiens Einders Burgers van het oude Vaderland gebleeven waren. — De Kerkvader augustinus pryst eene derde vastftcliing deezes Keizers, uit kragt van welke een Man, die zyne Huisvrouwe in rechten betrok, wegens overfpel, even als zyne Vrouw moest geftraft worden, indien hy aan het zelfde misdryf fchuldig ftondt.' Maar fchoon dit misdryf, in zyn eigen aart befchouwd, by beiden even fnood zy, heeft het, DE ROMEINEN. Bevordert alleen Mènfchen van verdienflen. Merkwaardige Wetten en VastileJliiigen.  DE ROMEINEN. Hy begunftigt de Christenen, Het Jaar naa CHRISTUS 161. De Dood diens Keizers. 316 ALGEMEENE het, ten opzichte van de Maatfchappye, dezelfde gevolgen niet: en dit onderfcheid verdient de opmerking des Wetgeevers. — Byzonder verdient het onze opmerking, dat zyne goedertierenheid en menschlievenheid den Christenen , die, in weerwil van de Wet, door adrianus gegeeven, de dolle drift der Vervolginge moesten lyden, van Godloosheid en Godverzaakerye befchuldigd, begunftigde; na Afie, waar zy het meeste geplaagd en verdrukt werden, een Bevelfchrift afvaardigende, waarin deeze merkwaardige woorden voorkomen: „ Indien ie„ mand, in het toekomende, de Christenen ,, mogt ontrusten, of hun, alleen uit hoofs, de van hunnen Godsdienst, befchuldigen; laat de perfoon, dus befchuldigd, geflaakt „ worden, hoewel hy bevonden worde met ,, de daad een Christen te zyn, en laat de „ befchuldiger, naar het ftrenge der Wet, ,, geftraft worden". Antoninus werd, fchoon hy in den hoogen ouderdom van drie- en zeventig jaaren ftierf, beweend, als of hy in den bloei zyner jeugd ware weggerukt. De rouwe over zulk een Vorst was zo opregt als algemeen. Hy hadt, reeds by 't leeven zyns Voorzaats, marcus aurelius en verus, tot Zoons aangenomen; doch, als een regtmaatig waardeerder van verdienften, zyne Dogter aan den eerstgemelden ten Huwclyk gegeeven, en verus, op vermaak en wellust alleen verflingerd, buiten Staatsbedieningen gehouden. Dit was genoeg ter aanwyzinge, wie van beiden by tot zynen Op-  GESCHIEDENIS. 317 Opvolger beftemde. De naam van antoninus , dien hy naliet, was zo geagt, dat alle Keizers, bykans ééne Eeuw lang, het zich eene eere rekenden, dien te voeren, even als dien van augustus. Weinigen maakten zich dien waardig. MARCUS AURELIUS. Naa dat nerva en trajanus aan den Raad een gedeelte van deszelfs agtbaarheid wedergegeeven, en de verfchriklykheden der eigendunklyke Heerfchappye verdreeven hadden, waren de Legers niet langer Meesters des Ryks. De Raad verkoos den Keizer, of fcheen dien te verkiezen , als een Overheidsperfoon van den eerIten range. Wy hebben gezien, hoe adrianus dit regt, een zwak gedenkteken der oude Vryheid,erkende. Marcus a ureli us werdt, door de Raadsheeren, benevens zynen aangenomen Broeder verus, dien hy de edelmoedigheid hadt van tot Ryksgenoot te neemen, voor Keizer uitgeroepen. Hier op begaven zy zich beiden in de legerplaatzen der Hof benden, en beloofden ieder twintig duizend Sestertiën: want het zou gevaarlyk geweest zyn deeze verkeerd vastgeftelde gunstbetooning agterwege te Jaaten. In deezervoege deelden twee Vorften de Op- Het jaar naa CHRISTUS l6l% Marcus aürelius ei* verus Keizers. De eerfte ai te edelmoe- ROMEINEN.  DE ROMEINEN. dig omtrent den laatften. Het Jaaruaa christus iö2. BuitenrpoorighedenvanVerus. v 318 ALGÊMEENÊ Oppermagt, om die gelykerhand te oefenen. Men kan zich niet genoeg verwonderen over marcus aurelius, wanneer men hem alleen als Mensch befchouwt, die zo veel opoffert. Maar het algemeene welweezen leedt eenigzins, door zyne byzondere belangloosheid. Kon verus, een flaaf zyner lusten, van deugd vervreemden van moed ontbloot, door een der braaffte Vorften ten Ryksthroon verheeven worden ? Te verregaande goedheid is een rampverwekkend zwak, en daar aan was marcus aurelius onderheevig. Hoopende, dat de Oorlog zynen Ryksgenoot uit deftrikken des wellusts zou redden, gaf hy hem last, de Parthen te beteugelen, die Armenië overweldigden, en op deRomeinen aanvielen. Verus vertrok; doch hieldt zich overal op, waar hy gelegenheid vondt om zynen, op vermaak verflingerden, aart voldoening te fchenken, en zyn verblyf te Antiochie, te welker Stede hy de vier jaaren diens Oorlogs, in de vuigfte ontugtigheden, doorbragt. Zyne Veldheeren behaalden, met den bloem der Romeinfche Krygslieden , Voor hem de Overwinningen. Hy keerde weder, met de heerlykfte eertytels befchonken, geheel door een ongeregeld leeven bedorven; veragtende de wyze lesfen zyns Broeders;gereed om den Staat te vernielen, door het opvolgen zyner botgevierde fnoode lusten. Men verhaalt, dat één gastmaal, Waar op flegts twaalf gasten aanzaten, hem zes millioenen Sestertiën kostte, door dien hy elk een Gouden Kroon, en voorts al het Gou-  GESCHIEDENIS. 31 Gouden en Zilveren Vaatwerk, op dei maaltyd gebruikt, vereerde, en daar en bo ven elk een rydtuig, en kostelyk uitgedosch te muilezels, fchonk. In tegenöverftelling hier van bewees mar cus aurelius, door zyn voorbeeld, dc waarheid van plato's zeggen, 't geen h\ dikwyls in den mond hadt: De Volken zyr gelukkig, wanneer zy Wysgeeren tot Vorftei hebben, of wanneer hunne Vorften Wysgeeren zyn Hy voerde geen bevel in den Raad; hy narri veel eer hunne beraadllagingen in , en volgde dezelve. Geen Raadsheer woonde de Vergaderingen ftipter by dan deeze Keizer zelve. Als een oplettend bezorger van 't algemeene welweezen, oordeelde hy de Soldaaten niet te mogen beloonen, ten nadeele des Volks. Naa eene behaalde overwinningvoerde hy hem te gemoete: Wat men u meer zou geeven dan men u verfchuldigd is, zou men uwen Ouderen en Bloedverwanten moeten ont rooven. In eenen drukkenden nood, wen de verzwaaring der belastingen noodzaaklyk fcheen, verkogt hy het kostbaarfte, 't welk hy in zyn Paleis hadt, liever, dan dat hy de Wingewesten bezwaarde; betuigende, die kostbaarheden weder te zullen losfen, van die ze wilden verkoopen. Marcus aurelius, een Vriend der Deugd, en een yverig voorftander der goede zeden, hep in geen uiterften: dewyl hy de zwakheden der Natuure kende en in agt nam. blaardemaal het, was zyn zeggen,onmogelyk is, de Menfchen zodanig te maaken als wy ze wenfchen; moeten wy hun verdraagen J I DE ROMEINEN. Het verfhii! dig gedrag . van MARCUS AURELIUS. Hy liep iodi zyne Wys. heid in gecr uiterfte.  3 DE Z BOMEI- % NEN.j d h ti f< li c 2 ■v z 1 ïlytrektmet verus tegen de Germaa- t nen. I 1 1 < i 1 Het Jaar naa christus 169. Dood van verus. 10 ALGEMEENE > als zy zyn, en 'er ons op de best mogelyke yze van 'bedienen. HeerJyke grondles, in 2 daad, die alle Geestdryvers de ydelheid inner flelzels van volmaaktheid behoorde : doen bemerken! Volgens dit beginzel :hikte marcus aurelius zich naar den naak der Romeinen, in hunne gefleldheid, f liever, hunne verzotheid op Schouw)elen; de Pantomimen niet uitgezonderd. ,eer heerlyke werden 'er, ten zynen tyde, ertoond; hy woonde ze by, doch hieldt ich ondertusfchen met Staatszaaken on-dig. Midlerwyle wierden de grenzen des Ryks edreigd, door verfcheide Germaanfche Volen, aan den kant van Pannonie, en den Do\au; de Quaden, de Jazygers, en boven* .1 de Marcomannen. Marcus aurelius oog, met verus, tegen hun op: want de mdervinding hadt hem getoond, dat deeze tlleen geen heirtocht kon doen, zonder zich n buitenfpoorigheden te verloopen, en dat iet Krygsbewind, hem alleen aanbevolen, len Staat aan de grootfte rampen bloot zou [tellen. — De fchielyke dood van verus onthief hem van ongerustheden, welke de ondeugden deezes Ryksgenoots hem baarden. Gering zeker was zyne droefheid over dit gemis; doch te veronderitellen, gelyk eenigen doen, dat hy de dagen van verus verkort, en hem met vergif,of door ontydig aderlaaten, zou van kant geholpen hebben, is eene kwaadaartige en ongegronde verdenking. Hadt het gebruik zulk eene belachlyke gewoonte niet gewettigd, dan was hy veel  GESCHIEDENIS. 321 veel eer te befchuldigen, over het vergooden van zulk een fnood en vuil Schepzel. De Keizer bleef vyf jaaren in Pannonie; de grootfte moeilykheden doorftaande, en ze naauwlyks, door zyn voorbeeld, draagbaar maakende voor zyne Krygslieden. Hy behaalde op de Barbaaren eene vvydvermaarde overwinning, doorgaans aangemerkt als een zonderling blyk van de befcherming des Hemels. De Romeinen verfmagtten van dorst. Op 't onverwagtst komt 'er een Onweer, 't welk hun met Water verkwikte, en de vyanden, door Donder en Blixem, verdelgde. —- Veele Kerklyke Gefchiedfchryvers willen, dat de gebeden van het Blixemend Legioen, zo zy agtten, geheel uit Christenen beftaande , oorzaak waren van dit wonderdaadig Onweer, den Romeinen zo gunftig; en dat marcus aurelius zulks erkent, in eenen Brieve, door tertulli anus aangehaald. Maar, dewyl de waarheid des Christlyken Godsdiensts niet afhangt van dergelyke overleveringen, fchroomen wy niet, met de beste Oordeelkundigen , de onzekerheid te erkennen van eene gebeurtenis, door geene bondige bewyzen geftaafd. Men ziet op de Kolom van antoninus, met. zyne toeftemming opgerigt, jupiter den regenaar de Soldaaten, door eene regenvlaag, verkwikken. Zou dariMARcus aurelius den god der Christenen met jupiter verward hebben? Daar en boven gaat het vast, dat het Blixemend Legioen reeds dien naam droeg, onder trajanus, en dus dien eernaam van marcus III. DEEL. X AU- DE ROMEtNEN* Oorlog 'in Pannonie, Van het Blixemend Legioen. Dit is zeer twyfelagtig.  de romeinen. Eu geen wonderwerk te agten. 322 ALGEMEENE aurelius niet ontvangen hebbe. Eindelyk is de Brief van den Keizer niet meer voor handen, en die, welken men hem toefchryft, blykbaar verdicht. Ook kan de Vervolging, die de Christenen naderhand moesten lyden, ten blyke ftrekken, dat de Keizer aan hun zyne behoudenis, en die des Legers, niet verfchuldigd agtte (*). — Daar en boven is 'er, onzes bedunkens, niets wonderdaadigs in dit geheele ge val; wy onderfchryven, 't geen de geleerde mosheim, ter aangehaalde plaatze, zegt: ,, Alle Ver„ ftandigen en Geleerden Hemmen tegen„ woordig, in deeze Helling, overéén, dat „ men onder de Wonderwerken niet te re,, kenen hebbe zodanige gebeurtenisfen , „ welker oorzaaken men in de kragten der ,, Natuure kan vinden, en, volgens der„ zeiver Wetten, oplosfen. In deezen ftort„ regen nu, fchoon boven hoop, en bui„ ten verwagting, voorgevallen, doet zich j, niets op, 't welk de kragt der Natuure ,, te boven gaat, niets, 't geen noodwen,, dig tot den al vermogenden Wil van god „ moet gebragt worden. Op langduurige „ Zomerdroogten volgen doorgaans, in den ,, gewoonen loop der Natuure , zwaare ,, Regenbuien, gepaard met felle Blixe„ men en geweldige Donderflagen. En „ het moet niemand wonder dunken, dat „ de Blixemftraalen eenigen der vyanden » geCO Zie Mem. de l'Acad. des Infcript. Tom. XVIII. En de Noodige Ophelderingen der Kerklyke Gefchiedstiisjen van mosheim, II. Deel. Bladz. 64, enz.  GESCHIEDENIS. 323 I* 'getroffen, en hunne geheele Legermagt „ op de vlugt gedreeven hebben: want alle Inwoonders van Duitschland oordeelden, „ dat de Blixem van God zelve gezonden „ wierd, en waren gewoon hunne voorte„ kens daar uit op te maaken". Hoe gevreesd de Germaanen ook mogten weezen, moesten zy onvermydelyk bukken voor een talryk en welgeregeld Leger, onverwinnelyk onder een zo groot Keizer. Zy verzogten den vrede en verkreegen dien: als ook de vryheid om Volkplantingen op te rigten, in de Landen, welke zy poogden te overweldigen. Dit onbedwinglyk en greetig Volk wagtte alleen op de gelegenheid om alles te vermeesteren. Een vyand, voor marcus aurelius veel gevaarlyker, verhief zich tegen hem. Avidius cassius, een groot Oorlogsheld, een nabootzer van de ftrengheid der oude zeden, een flipt waarneemer van de Krygstugt, hadt, met veel voorfpoeds, den Oorlog tegen de Parthen gevoerd. Hy kreeg van den Keizer last, om de verwilderde en verdartelde Legioenen, in Syrië, te hervormen , en beter zeden te leeren. Onder den fchoonen dekmantel van Gemeenebestgezindheid, droeg hy een heerschzugtig hart, en wierp zich op tegen den Keizer, door een valsch gerugt, van diens dood uit te flrooijen , en zich , door de Soldaaten, voor Keizer te doen uitroepen. Marcus aurelius hier van, in Pannonie, kundfchap verkreegen hebbende, beklaagde zich alleen over de ondankbaarheid van cassius; / X 2 ver. DE ROMEINEN. De Vrede aan de Germaanen toegedaan. Het Jaar naa CHRISTUS 175. Opftand van CASSIUS.  DE ROMEINEN. Goedaartigheid van den Keizer, omtrent zyne VrouweFAu. stina , en zyn' Zoon COMMODUS. 324 ALGEMEENE verklaarende, niets meer te begeeren, dan hem , naa bet behaalen der Overwinninge, vergiffenis te fchenken. Maar hy vondt zich ontflaagen van de noodzaaklykheid om hem te beftryden. De Oproermaaker werd, drie maanden naa den verwekten Opftand, door twee zyner Hoplieden, vermoord. Het Gezin en de Eedgenooten van cassius ondervonden de goedertierenheid des Keizers, gelyk hy zelve, buiten twyfel, daarin gedeeld zou hebben. Deeze uitmuntende Vorst beging, gelyk wy reeds aanmerkten, eenige misflagen, door Z37ne te verregaande goedheid, welke zomwylen aan lafheid grensde. Faustina, zyne Egtgenoote, was, in ontugt, eene tweede messalina, onwaardig zulk een Vader als antoninus, en zulk een Man als marcus aurelius. In ftede van haar te verftooten, of tot eene geregelder leevenswyze te noodzaaken, bekleedde hy haare voornaamfte Minnaars met aanzienlyke. waardigheden: en vereerde haar met eenen , tot nog ongehoorden, eertytel; haar de Moeder der Velden en der Legers noemende. Naa haaren dood deedt hy haar Godlyke eere betoonen, en tekens, tot haare gedagtenis, oprigten. — Als een al te toegeevend Vader verhief hy zyn' Zoon commodus, hoe fnood ook van aart, om hem van het Keizerryk te verzekeren, tot de waardigheid van Gemeensman, en liet hem voor Augustus verklaaren, iets, 't welk nog nooit gedaan was. Hy verhandde uit zyn Paleis een zedenloozen hoop, die fteeds den jongen  GESCHIEDENIS. 325 ,gen Vorst omringde; doch riep dezelve we. der te rugge, om zyn' Zoon van eene voorgewende of weezcnlyke kwaaie te geneezen: waarop c om modus zich aan de onbedwonge opvolging zyner lusten overgaf. De Keizer hadt eenen Schoonzoon, pompejanus, tot het Ryksbeftuur bekwaam, en zou dien, door aanneeming, voor zyn' Zoon en Opvolger hebben kunnen benoemen: de vastgeftelde Regeeringsvorm bepaalde zynen Opvolger niet, en de Vaderliefde hadt voor 't welzyn van den Staat behooren te wyken. Hy is, in dit geval, niet te verontfchuldigen , dan door de veronderstelling dat deeze tederheid hem verblindde. Marcus aurelius, tegen de Mar comannen, na Pannonie getoogen, ftierf aldaar; ruim acht-en vyftig jaaren bereikt hebbende. Hy was den Aanhang der Stoïcynen toegedaan, en van deeze Wysbegeerte een groot voorftander, weshalven dezelve, onder zyne Regeeringe ,'meer dan ooit bloeide. Hy voerde zelve de pen: het leezen der Overdenkingen van marcus aurelius verheft de ziel, en „ wy kunnen, gelyk mon„ TEsquuu betuigt, zyn leeven niet zon,, der verrukking leezen". Men befchouwt in 't zelve een' Vorstlyk Wysgeer, kundig van zynen pligt, regtvaardig en mcnschlievend; die de verdienden niet in eene gemaakte vertooning, maar in deugd, ftelde. Doch, gelyk men alles misbruikt, zo bedekten ook veelen hunne fnoode driften, door eenen Wysgeerigen mantel om te hangen, en maakten zich aan geveinsdheid en X 3 hui- ROMirNEN. Het Jaar naa CHRISTUS 180. Dood van MARCUS AURELIUS. Onder hem bloeiden de Stoïcyncn. B 2driegers, onder den dekmantel van Wysgeeren.  DE ROMEINEN. Peregrinus en alexander , door LUCIANl's afgemaald. 326 ALGEMEENE huichelaary fchuldig, om by dien Vorst in gunfte te geraaken. De geestige en fchimpende lucianus belacht deeze vermeende Wysgeeren, zo wel als de gewaande Goden. Hy doet ons twee beroemde Bedriegers kennen, peregrinus en alexander. De eerfte, met allerlei euveldaaden befmet, begaf zich onder de Christenen, werd Leeraar, en te Rome gevangen, waar de Christenen hem, als een Belyder en Martelaar, eerden. Naderhand in vryheid gefield, werd hy, om het pleegen van zeker misdryf, door de Christenen verbannen, gedroeg zich vervolgens als een Cynisch Wysgeer, fpotte met al de wereld, werd van' allen gehaat en veragt, en verbrandde zichzelven, by het vieren der Olympifche Spelen; denkende, door datbedryf, de eer van hercules te zullen verwerven. — Alexander gaf zich uit voor een Propheet. Twintig jaaren lang bedroog hy het ligtgeloovig Volk, en zomtyds de Grooten. Hy fprak fmaadlyk van de Christenen en de Epicuristen; klaagende , dat Pontus met Godlochenaars en Christenen vervuld was. Die bedrieger vreesde zo zeer het doordringend oog der Christenen, van welker menigte hy zich omringd vondt, als dat der Epicuristen, geenzins ligtgeloovige, maar fcherpziende,Menfchen; waarom hy die beide, met eene plegtige inftelling, van het bywoonen zyner verborgene Godsdienstplegtigden weerde. Indien 'er, was zyn regel, een Godlochenaar, 't zy een Christen, of een Epicurist, home , zo vliedt! Wel verre dat het den Christenen tot oneere ftrek-  GESCHIEDENIS. 327 flrekke, hier, door alexander, met de Epicuristen gelyk gefield te worden, dient zulks veel eer tot hunnen lof; uitwyzende, dat zy dien doortrapten Bedrieger, die zo veele anderen opligtte, voorkwamen als voorzichtige en oplettende Menfchen,kloekzinnige oordeelaars over wonderen en tekenen; door de fchalkheid der geenen, die met gauwigheden en kunflenaaryen het Volk om den tuin leidden, niet ligt te beleezen: en wat de haatlyke benaaming van Godlochenaars betreft, deeze was een algemeene fchend-en fcheldnaam den Verzaakers van het Veelgodendom toegelaaten. De beroemdfle Wysgeeren, onder de Regeering van marcus aurelius, waren celsus, de geflaagen vyand der Christenen, door origenes wederlegd: sextus empiricus, die, de zwakheid der menschlyke Rede vergrootende, tot volflaagene twyfelaary overfloeg; APULEjus,de Africaaner, van Toovery befchuldigd, en wiens toverflreeken de Heidenen tegen de Wonderwerken van jesus christus overflelden, gelyk de bedriegeryen van apollonius van Tyane. Galenus, de Herfteller der Geneeskunde, verdiende de agting en het vertrouwen van marcus aurelius. De zon der Regtvaardigheid en Goeder, tierenheid deezes Keizers ondergaat, in zyn gedrag jegens de Christenen, eene droeve taaning. 't Is waar, hy herriep het Bevelfchrift van antoninus pius niet, noch maakte de Wetten der .voorgaande Keizeren, X 4 ter DE ROMEINEN". Celsus, empiricus, apulf.jus en galenus. Van de Vervolgingder Chritonderzyne Regeering.  DE ROMEINEN. 328 ALGEMEENE ter verzagting van het lot der Christenen gegeeven, ten onbruike; maar hy beftondt iets, hun even nadeelig. Zonder onbe-vooroordeeld hunne zaak te onderzoeken, leende hy een gunftig en fcherpluisterend oor aan de kwaadaartigfte befchuldigingen hunner vyanden, bovenal aan de fnoode lastertaal der Wysgeeren, die hun met de fchriklykfte misdaaden en de allergedrogtlykfte Godloosheid betigtten; hun ten laste leggende, dat zy hunne Kinderen aten, en zich in bloedfchendige minnaaryen verliepen. —■ Deeze vyanden van het Christendom hadden hem in de Wysbegeerte en de Rederykkunst onderweezen, en waren zyne Vertrouwelingen , naa dat hy den throon beklom. Zy zagen dat hunne zaak, agting en belang, gevaar liep, door dien, ten deezen tyde, onder de Christenen, Mannen opftonden, die een nieuw ftelzel van Wysbegeerte, naar de Christen denkbeelden gevormd, overleverden, de Jongelingfchap onderweezen, en zich bevlytigdcn om de ydelheid der Griekfche Wijsbegeerte aan te toonen. Wanneer zy, derhalven, alles by den Keizer vermogten, en de Keizer zelve het met leede oogen aanzag, dat die Wysbegeerte, waarin hy het hoogfte goed ftelde, van de Christenen befpot en verfmaad wierd, konden zy gemaklyk te wege brengen, dat hy deeze Menfchen op eene onregtvaardige wyze behandelde, en duldde, dat de zodanigen, die deWysgeerige eere te na kwamen, gepynigd en gedood wierden. Zy fpanden met het Gemeen en ..de Priesterichap, die bei-  GESCHIEDENIS. 329 beiden het verderf der Christenen zogten, zamen. Het aanwasfend Christendom kreeg kloeke Voorftanders, die zegepraalende Verdeedigfchriften opftelden. Het groeide tegen de verdrukking op. De Vervolging der Kerken te Lions en Vienne, zal eene onuitwischbaare vlek weezen in de gedagtenis van marcus aurelius, op wiens last ze werd aangevangen (*). COMMODUS. Naa de laatstgemelde roemryke Regeeringen kwamen de verfchriklykheden der Dwinglandye weder te voorfchyn. Dit is de droeve wisfelbeurtigheid der menschlyke zaaken. Eene opéénvolging van twee of drie braave Vorften levert, in de Gefchiedenisfen, een vreemd verfchynzel op. Alle de overigen fchynen gefchikt om hunne Onderdaanen te plaagen en af te matten. Commodus was een Man van denzelfden fmaak als n e r o , en betradt de voetftappen diens fnooden, wel verre van die zyns Vaders (*) Men zie over dit vreemd Verfchynzel in het gedrag deezes anders lofwaardigen Keizers , de Noodige Ophelderingen der Kerklyke Gefchiedenisfen van mosheim, II. Deel. Bladz. 75, en de Nieuwe Vaderlandfche Letteroeffeningen, V. Deel. II. Stuk. BI. 331 en 569. X 5 liet Jaar naa CHRISTUS 180. Commodus regeert als een Dwingeland. DE romeinen.  DE ROMEI. HEN. De Zamenzweering van zyne Zustei lucilla loopt vrugtloos af. De Zamenzweeringvan perf.nKis ontdekt. 330 ALGEMEENE ders te volgen. Hy maakte een einde aan den Oorlog in Germanie, door den Vrede, op eene fchandelyke wyze, te koopen. Zegepraalende te Rome wederkeerende, zat een zyner Gunftelingen by hem op de Statiewagen. ■— Geheel geregeerd door laffe vleiers, aan de fchandelykfte wellustigheden overgegeeven, en het bloedvergieten voor fpel rekenende, werdt hy, binnen kort, zo gehaat, dat zyne eige Zuster lucilla, tegen hem eene Zamenzweering aanving. Op den dag dat hy vermoord ftondt te worden, toog ^uintianus, een jong Raadsheer, die hem den eerften flag wilde geeven, zyn dolk; uitroepende: Dit ge~ fchenk zendt u de Raad! Dit marren en roepen gaf gelegenheid om dien roekloozen te vatten. De Zamenzweering mislukte. Lucilla werd, benevens verfcheide aanzienlyke Mannen, omgebragt. De Keizer, verfchrikt over dit zeggen van qjuintianus, vatte tegen den Raad eenen onverzoenlyken haat op: en dit eerwaardig Lichaam, door goede Vorften uit den vervallen ftaat weder opgebeurd, werd nu laager, dan ooit te vooren, te neder gedrukt. Perennis, Overfte der Hof bende, hadt, door laagheden en het weeren der Staatsdienaaren, door marcus aurelius aan zynen Zoon toegevoegd, geheel het vertrouwen van commodus gewonnen. Hy regeerde het Romeinfche Ryk volftrekt als een Dwingeland. Zyne ftaatzugt beoogde iets grooters. Door den moord zyns Keizers zogt hy zich den weg den throon te baa-  GESCHIEDENIS. 331 baanen. Een Cynisch Wysgeer, of iemand in het gewaad diens Aanhangs vermomd, verfcheen onverwagt op het tooneel, als commodus de Capitolynfche Spelen bewoonde, en verklaarde met luider ftemme, in die talryke Vergadering, zich tot den Keizer wendende, dat hy, op niets dan op zyne vermaaken en uitfpanningen bedagt zynde , gevaar liep,om, en zyn Ryk en zyn Leeven te verliezen, door de listen van perennis, en de medeftanders diens Verraaders. Deeze Overfte der Hofbende het dien uitbrenger des geheims vatten, om dat hy de openbaare Spelen Hoorde, en kort daarop leevende verbranden. De Keizer beefde. De vyanden diens Staatsdienaars verfterkten de kwaade vermoedens van den Vorst. Blyken van trouwloosheid beflisten het lot van per en nis; hy werd voor een vyand des Vaderlands verklaard, en aan de Krygslieden overgeleverd, die hem afmaakten. Cleander, een vrygemaakte Slaaf, laag en fnood van inborst, volgde perennis op, om, in die waardigheid, nieuwe euveldaaden uit te voeren. Een geweldig oproer was 'er het gevolg van , en commodus, zo vreesagtig als wreed, liet hem ombrengen; geen anderen weg open ziende om de muitende Gemeente te ftillen. Vervolgens altoos met wantrouwen en fchrik vervuld, betoonde hy eenen afkeer te hebben van Mannen van verdienften, en leende fteeds het oer aan lasterzieke overbrengers; het bloedvergieten was zyn dage- HE ROMEINEN. CLE ANDER , een vrygemaakteStaatsdienaar. Wreed, ontugtig en laag gedrag les Keizers.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 192. Hyfneuvelt, door de ;:amenzwcering van een Byzit. 332 ALGEMEENE gelyks werk, en in 't byzonder moesten de zodanigen fneuvelen, wier rykdommen hem in 't oog hepen. Zyn Schoonbroeder, zyn Neef, en zyne Nigt, bragt hy om, en zes Burgemeesterlyke Mannen werden, op éénen dag, op zyn bevel, van kant geholpen. Hy fchondt zyne eigene Zusters, en pleegde alle euveldaaden, welke men zich kan verbeelden. Niets verftondt hy dan het Wagenmennen , en met de Zwaardfchermers te vegten. De eer, van 'er duizend overwonnen te hebben, vervulde hem met die opgeblaazenheid, dat hy den tytel van den romeinschen hercules aannam, en dien by andere even belachlyke eernaamen voegde. Dit gedrogt, van allen veragt en gehaat, gebruikte de voorzorge niet, door andere Dwinglanden meest altoos te werk gefield, om het Volk, door gunstbetooningen, te verpligten: zyne geheele ftaatkunde beftondt in het bederven der Krygslieden, door eene allerfchadelykfte losbandigheid. Voorts ontzag of fpaarde hy niemand, en maakte zyne eigene Huisgenooten zich tot vyanden. Ten laatften fchreef hy eene lyst van lieden aan het Hof, die hy, binnen kort, ter doodftraffe zou verwyzen. Dit gefchrift werd toevallig ontdekt, bykans op 't oogenblik der uitvoeringe. Zyne geliefdfte By^zit marcia, die mede op deeze lyst ftondt, wend. de alles aan om dit naakend onheil af te weeren. Zy maakte eene zamenzweering, en gaf den Dwingeland vergif; doch, vreezende dat hy het braakende mogt kwyt raaken, haalde zy eenen beroemden worftclaar, een gun-  GESCHIEDENIS. 333 gunfteling des Keizers, over, om hem aan te vallen, die zich op hem wierp en wurgde. De Raad en het Volk betoonden om ftryd hunne haat tegen de gedagtenis deezes Dwingelands, die op zyn één- en dertigfte jaar reeds alles, wat fnoodheid en wreedheid kan verzinnen, hadt uitgevoerd. De Romeinen moeten wel zeer verdorven geweest zyn: daar de voorgaande Regeeringen van braave Vorften hun niet behoed hadden voor het vervallen, onder zulk eene vervloekte Dwinglandy. Kan men begrypen, dat, zonder de verregaandfte verbastering van een flaafsch Volk, by 't welke geene beginzels, geene zeden meer overgebleeven waren, een Vorst in ftaat zou geweest zyn om zich over te geeven aan euveldaaden, waar van men bykans geen wedergade vindt in de gefchiedenisfen der onbefchaafdfte Volken? Het is altoos de fchuld des Volks, wanneer de begogeling van volftrekte Oppermagt de Vorften vervoert , om ftoutlyk alle paaien te overfchreeden. Het heerfchend gevoelen, indien het iets manlyks en edelmoedigs in zich hebbe, is dikwyls genoegzaam om den Vorst de Wetten te doen eerbieden. En de heerfchende zeden, indien ze moed en braafheid ademen, hebben nog meer kragts en invloeds. PER- DE ROMEINEN. Verdorvenheid der Romeinen*  334 DE ROMEINEN. ALGEMEENE PERTINAX. — DIDIUS JULIANUS. Het Jaar naa cbrist us ï93. Pertin ax , door de Soldaaten tot Keizer verheeven. Per tin ax was een Grysaard van laage afkomst, door zyne krygsverrigtingen en deugden, onder marcus aurelius, tot hooge waardigheden opgeklommen. Hy ftaat by de Gefchiedfchryvers te boek, als regtvaardig , gemaatigd , zedig, yverende voor de Krygstugt en goede orde: alleen wordt hem eene te groote gefteldheid op geld, en te verregaande ryklykheid in het doen van toezeggingen, ten laste gelegd. Misfchien gaat hem het eerfte naa, om dat hy 's Lands uitgeputte Schatkist zogt te herftellen; en wat het Jaatfte betreft, zyne kortduurende Regeering belette hem waarfchynlyk veele beloften geftand te doen. ■— Der moordende dwinglandye van commodus ontkomen, mogelyk, dewyl deeze de laage afkomst diens Mans, welke hy zich niet fchaamde, verfmaadde, was hy het Ryks. bewind verfchuldigd aan letus, den Overften der Lyfwagt, en het hoofd der Zamenzweering. Deeze nam hem met zich na de Legerplaats der Hofbende, en haalde dezelve , bykans haars ondanks, over, om pertinax voor Keizer uit te roepen: die aan elk, hoofd voor hoofd, twaalf duizend Sestertiën beloofde. De Raad en het Volk er-  GESCHIEDENIS. 335erkenden, met vervoeringe van blydfchap, een' waarlyk agtenswaardig Keizer. Hy verkogt, om de groote en ongelukkig noodzaaklyk beloofde fomme te betaalen, alles kostlyks, wat de verftandlooze weelde van commodus verzameld hadt. Welhaast zag men de dagen der antoninen aanbreeken, en het Staatsbeftuur op den voet dier Keizeren ingerigt. Binnen drie maanden kreegen de Wetten kragt, de fchulden werden betaald, en 's Lands geldmiddelen herfteld; hy befchikte zelfs, dat 'er overfchoot, voor de openbaare gebouwen: zo veel weet eene welgeregelde beftuuring uit te werken , wanneer dezelve verkwistende uitgaven affchaft. Pertin ax vondt het middel om zyne inkomften te vermeerderen, zonder zyne Onderdaanen met nieuwe lasten te bezwaaren. Hy gaf onbebouwde Landeryen aan allen die ze wilden ontginnen; hy moedigde het Volk daar toe aan, door de bebouwers tien jaaren vryheid van belastingen toe te zeggen; hy hieldt zich, op goeden grond, verzekerd, dat de Landbouw een onuitputtelyke goudmyn is voor een' Vorst, en dat het welvaaren der Ingezetenen het welvaaren van den Staat uitmaakt. Maar de Hofbende was te zeer verflingerd op een ongebonden leeven, om zich gewillig aan zyne Krygstugt te onderwerpen. Een Vorst, die voorhadt te hervormen, was in der Soldaaten oog een Dwingeland. Die letus zelve, die de keuze der Lyfwagt j met heersehzugtige en baatzoekende V \ oog- DE ROMEINEN. Wysheid zyner Regeeringe. Door de Hofbende vermoord."  DE ROMEINEN. De Hoffoldaaten vei. len het Ryk aan de meestbiedenden. Drie Keizers te gelyk, didius, niger, en septi- mus seveb.us. 336 ALGEMEENE oogmerken, op pertinax hadt doen Vallen, verwekte tegen hem eenen opftand. De Krygslieden gingen na het Paleis, en maakten zich fchuldig aan den moord deezes grooten Mans. De Keizer ftierf, zonder zich te verdeedigen; hy riep, zyn hoofd met zyn kleed bedekkende, jupiter den wreeker aan. Zyne driemaandige Regeering verdient eene altoosduurende gcdagtenis. Zyn dood is eene dier gebeurtenisfen, die ten wortel ftrekte van veele onvermydelyke bitterheden. Thans zag men te Rome hoe verre de Soldaaten kunnen voorthollen, wanneer zy den teugel der Krygstugt afgeworpen, en de fchaamte uitgefchud,.hebben. Dikwyls hadden zy het Ryk voor geld gegeeven; nu veilden zy 't zelve aan de meestbiedenden. Twee koopers deeden zich op, sulpician u s, de Schoonvader van pertinax, en didius julianus, een Man van zeer hooge geboorte en groote middelen. De laatfte werd kooper, daar hy aan elk der Hofbende vyf- en twintig duizend Sestertiën uitloofde. De vrees bewoog den Raad om deeze fchandelyke koop te bekragtigen. Op 't eigen oogenblik dat didius bezit nam van den Throon,. op zo laag eene wyze verkreegen, wierp het Volk, door zulk eene fchendige daad, met verontwaardiging vervuld, het oog op niger, Landvoogd van Syrië, een zeer geagt Legerbevelhebber. Hy wordt aangezogt om den Staat te wreeken en te regeeren. Zyne Krygsbenden roepen hem voor Keizer uit; de Oosterfche Land-  GESCHIEDENIS. 3^ Landfchappen erkennen hem in die waardig heid. Hadt hy zich vlytig van de gelegen, heid bediend, alles zou hem gemaklyk geflaagd hebben. Maar terwyl hy zich flreel. de met het denkbeeld van geen gevaar, maakte een gevaarlyk Mededinger gebruik van dit verwyl. De Legioenen van Illyrie Honden onder het Bevelhebberfchap van septimus se ver us, die, by zyne heerschzugt, verltand, werkzaamheid, en behendigheid voegde. Den moord van pertinax beklaagende, en voorwendende dien te willen wreeken, liet hy zich voor Keizer verklaaren, zonder den fchyn te geeven van na 't Ryksbewind te Haan. In deezervoege waren 'er drie Keizers teffens, door de Krygslieden, aangefleld. Se verus toog na Rome. Hy vondt geen wederfland: want in Italië wist men niet langer te oorloogen; de Krygsbenden bewaarden de grensplaatzen , en de Hofbende maakte veel eer eene fchaar van Lyfwagten uit, dan van Soldaaten. De verbaasde didiüs boodt aan, het Oppergezag te deelen. De Raad gaf hem zyn vyand totRyksgenoot. Se verus wilde in dit verdeelde RyksbeHuur niet toeflemmen. De Lyfwagten, die hy op zyne zyde getrokken hadt, verlieten didius, en welhaast werd deeze door den Raad veroordeeld. Het doodvonnis ontvangende, riep hyuit: ff elk een misdaad heb ik bedreeven? Deeze zwakke Grysaard dagt, dat hy , naa het Ryk gekogt te hebben, aan geen misdaad fchuldig flondt: dewyl hy , in de zes- en zestig dagen zyner Regeeringe gee- III. deel. Y ne DE ROMEINEN."  DE ROMEINEN* Het Jaar naa christus 193. Septimus severus ontvangt een Gezantfeliap, en zet de Hofbende af. Te Rome vreesde men voor severus, en die vreeze was niet ongegrond. De Raad vaardigde Gezanten tot hem af, om hem, over den dood zyns Mededingers, en zyne komst tot het Ryk, geluk te wenfchen. Eer hy aan dit talryk en aanzienlyk Gezantfchap gehoor verleende, liet hy elk onderzoeken , als of hy hunne getrouwheid verdagt hieldt. Hy ontving ze gewapend, aan het hoofd zyner Krygslieden; doch onthaalde ze vervolgens heusch, en liet ze, ryk begiftigd, vertrekken. Allen, die uit de Mof- 338 ALGEMEENE ne wreedheid gepleegd, of iemand het leeven benomen, hadt. — Wy moeten toeftaan dat de gewoonte dikwyls eene dergelyke begogeling te wege brengt, en den Mensch de oogen doet fluiten voor de zonneklaarfte eifchen der Rede en Zedeleere. Door te zien hoe elk nieuwgekooren Keizer groote geldfommen verkwistte, om de Hof bende te verpligten , kwam men gereedlyk tot de verbeelding, dat de Opperheerfchappy zelve te koop was. En waar over zal men zich fchaamen, zo ras het geld iemand tot alles fchynt regt te geeven ? Indien dusdanige voorbeelden geheele Volken kunnen verkeeren, is de befmetting verfchriklyk voor Ryken en Ingezetenen.  GESCHIEDENIS. 339 Hofrien.de fchuldig waren aan den moord van pertinax, vorderde hy ter ftraffe; hy dankte alle de overigen af, en verbandde ze voor altoos uit Rome: dewyl zy het Ryk, tot een eeuwige fchande des Romeinfchen Naams, te koop geveild, en didius, den Kooper, lafhartig verraaden hadden. Hy koos uit zyne Legioenen de beste Soldaaten , om 'er eene nieuwe Hofbende van te maaken. Verftandige handel, bovenal wanneer men het bederf der andere Krygslieden daar door hadt kunnen ontwortelen. Wy zullen, in de Hedendaagfche Gefchiedenisfe, zien, hoe verfcheide Vorften, door dus eene ftoute daad van gezagbetooning, zich op den throon vestigden. De Keizer deedt zyne intrede aan 't hoofd van omtrent zestig duizend Man, ging na den Raad, gaf rekenfchap van zyn gehouden gedrag, beloofde eene billyke en gemaatigde j Regeering, en betuigde, met eede, het leeven der Raadsheeren dierbaar te zullen houden. Zelfs wilde hy, door een Raadsbefluit, vastgefteld hebben, dat het hem niet zou vryftaan, een der Raadsheeren om te brengen ,■ zonder toeftemming van den Raad, en dat hy, dit bcftuit overtreedende, daar op voor een vyand van den Staat zou verklaard worden. Maar zo de beginzels van ejgendunklyke magt, of willekeurige regeering, nog geen wortels gefchooten hadden, zou het zwaard den Opperheerfcher zeer gereed meester van de Wetten gemaakt en daar boven verheven hebben. Se verus bezoedelde zich, ftaande zyne Regeering., Y 2 met DB ROMEINEN. Ty zweert, ;een Raadsïeer te zulen ombren;en ; doch loudt zyn voord niet.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 194. Niger , in Afie overwonnen , en gedood. Severus ontdoet zich van albitjus, dien h) tot Ce fat verheven hadt. 340 ALGEMEENE met het bloed eener menigte Raadsheeren. Welk een verfchil tusfchen de beloften van eenen titus, en die van een' Vorst, wien de fnoode eigenbaat ten regel des gedrags ftrekt! Binnen kort hadt hy dus fchikking gemaakt op de zaaken binne Rome; hierop vertrok hy na Afie, waar niger eenen Herken aanhang hadt. Drie Overwinningen, door. zyne Veldheeren behaald, de eene by Cyricus, de andere by Nicea, in Bythinie , en de derde by Nisfus, in Cilicie, verzekerden hem van het Ryksbewind. Niger was zelve tegenwoordig by de twee laatfte veldflagen; in dien van Nisfus verloor hy twintig duizend Man, en werd zelve, onder het vlugten, afgemaakt. Dit overwinnen viel se verus niet zwaar. Het was met de Afiatifche Legioenen gefield, als met de Volken van dat Land; door het vergif der weelde verzwakt, booden zy flegts geringen wederftand aan de Europifche Legioenen, beter in tugt gehouden, en ten Oorloge gehard. Byzantium was genoodzaakt zich, naa een driejaarig beleg, aan severüs over te geeven. De Overwinnaar lag de Stad in asfche, en pleegde de gruwzaamfte wreedheden, doorgaans van Burger-Oorlogen onaffcheidelyk. 's Keizers heerschzugt vorderde nog een ander flachröffer. Eer hy Rome verliet hadt hy den tytel van Cefar gegeeven aan albinus, Bevelhebber in Groot-Brittanje, die hem den throon kon betwisten; en door deeze geveinsde deelgeeving aan het Ryksbe- ftuur  GESCHIEDENIS. 341 ftuur hem in flaap gewiegd. Van Afie niets meer te vreezen hebbende, was hy 'er alleen op bedagt om zich van albinüs te ontflaan. Hy benam hem de voorregten van Ce/ar, en verbitterde hem, om een voorwendzel te zyner verdelging te krygen. Deeze Veldheer, zynen val bcfchooren ziende, toog na Italië, en severus hem te gemoete; tusfchen Lions en Trevoux behaalde de laatstgemelde eene beflisfende overwinning. Albinüs floeg, naa de bekomene nederlaage, de handen aan zichzelven. De Keizer, het lyk zyns mededingers dccrlyk mishandeld hebbende, zondt het hoofd aan den Raad, met eenen fchrikbaarenden Brief, waarin hy klaagde over de genegenheid, welke zy albinüs toedroegen, als of zy allen zynen openbaaren vyand begunftigd en bygeftaan hadden; onder anderen deeze woorden bezigende: „ Ik zend u dit Hoofd, „ op dat gy daar uit moogt weeten, dat gy „ my vergramd hebt,en om, met uwe eigen ,, oogen, de uitwerkzels myner gevoeligheid „ te aanfchouwen". Hy koos, derhalven, liever fchrik te verwekken, dan, door billykheid, agting te verwerven. Op deeze Overwinning volgden zeer verfchriklyke regtspleegingen. Wel verre van de Papieren van albinüs te verbranden, gelyk andere overwinnende Veldheeren gedaan hadden, doorzogt hy ze nauwkeurig, om de Naamen der Vrienden zyns Mededingers uit te vinden. Negen- en twintig, of, volgens spartianus, één-en veertig Raadsheeren, werden aan zyn vermoeden Y 3 en DE ROMEINEN. Severus geeft zich aan 't pleegen van wreedheden over; en trekt het Volk en de Soldaaten op zyne zyde.  DE ROMEINEN. Plautianus beheersclue hem, gejyk sejanus ti- berius gedaan hadt. 342 ALGEMEENE en wraake opgeofferd. De Godlyke' eere, welke severus aan de gehaatte gedagtenis van commodus liet toebrengen, verwekte in' den Raad de grootfte bekommernis en verlegenheid; maar ten dien zelfden tyde verbondt hy het Volk en de Soldaaten aan zich, door het geeven van Schouwfpelen, het uitdcelen van gefchenken, en het vieren van den ruimen teugel aan hunne ongebondenheden. — De Keizer fchroomde niet na Afie weder te, keeren, waar de Parthen eenen opftand verwekten. Hier bragt hy eenige jaaren door, en behaalde eenige niets betekenende voordeden. De Arabiers deeden hem twee maaien het beleg van Atra opbreeken;eene Stad, die ook aan trajanus onverwinbaaren wederftand gebooden hadt. Alle deeze krygsverrigtingen zullen ons niet ophouden, zy zyn voor ons van geen belang. Severus, in aart weinig van tiberius verfchillende, daar agterdogt, list en wreedheid, de hoofdtrekken zyns cbaraóters opleveren, geraakte, even als die Keizer, in de ftrikken der vleierye verward; hy hadt eenen anderen sejanus ten Hove. Plautianus, een Africaaner van geboorte , zyn Landsgenoot, zette den Keizer naar zyn hand, en maakte het verregaandfte misbruik van de magt, hem toevertrouwd. Meer gezags oefenende dan de Keizer zelve, liet hy, naar welgevallen , doodftraffen aandoen, en verrykte zich met roof; hy hieldt eene groote en kostbaare hofhouding, en betoonde alleszins de trotsheid eens be- dor-  GESCHIEDENIS. 343 dorven Gunftelings, die geen hooger erkent. Een Regtsgeleerde, van den Keizer last ontvangende , om zekere zaak voorden Regtbank te brengen, antwoordde: Ik kan het niet doen, zonder last van plautianus ontvangen te liebben. Deeze Staatsdienaar, met eere overlaaden, Overfte der Lyfwagt, en Burgemeester tefFens, werd den Schoonvader van 'sKeizersoudftenZooncaracalla, reeds met den tytel van Augustus bekleed. S everus huwde hem uit aan 's Gunftelings Dogter plautilla. Volgens d 10n cassius, een ooggetuige deezer gebeurtenisfe, doch een ligtgeloovig Gefchiedfchryver, en gering van oordeel, fchoon een Raadsheer, zou het goed, 't geen plautianus zyne Dogter ten Huwelyk gaf, genoegzaam geweest zyn, om een Huwelyksgifte van vyftig Koninginnen uit te maaken. Eene zo luisterryke Echtverbintenis was oorzaak van zynen val: dermaate brengen de voldoeningen der Eerzugt iemand op den kant des verderfs. Caracalla verfoeide den Staatsdienaar , en verfmaadde eene Egtgenoote, hem met geweld opgedrongen. Hy brengt bezwaaren tegen plautianus in, en doet de befchuldiging ingang krygen. De Keizer ontbiedt den Gunfteling en berispt hem, op eene bedaarde wyze, over zyne ondankbaarheid. Terwyl hy zich wil regtvaardigen, valt de jonge Prins hem, vol woede, op het lyf, rukte hem het zwaard, 't geen hy, als Hoofdman der Lyfwagt, droeg, van de zyde, en doet hem, door een Y 4 Sol- DE ROMEINEN. Val en dood deezes Gunftelinss.  de ; ROMEI- ( NENHet Jaar naa christus 208. Caracalla en • geta, fnoodeZoonen des Kei- ' zers. Hy voert liun mede na Rïittanje, waar liy weinig uitligt. 544 ALGEMEENE Soldaat, in tegenwoordigheid van severus, ombrengen. Deeze ééne trek kan ons doen oordeelen 3ver het gewelddaadig en doldriftig characler pan caracalla. Eene onverzoenbaare iaat heerschte, van de kindsheid af, tusfchen hem en zyn Broeder geta; zy waren aeiden aan de ondeugd en alle losbandigheden overgegeeven. De Hofjonkers, de Zwaardfchermers, de Toneelfpeelders, de eenige perfoonen, waar -mede zy verkeerden , wikkelden hun dieper en dieper in 't Zedebederf. Als severus, door de ernftigfte vertoogen, niets op hun hadt kunnen winnen, en, door eene te fpade komende ftraffe dier Zedebederveren, niets gevorderd was , hoopte hy zyne Zoons, door den Oorlog, tot eene andere leevenswyze te brengen. —■ De Noordlykwoonende Britten waren op den grond des Romeinfchen Gebieds gekomen, en hadden 'er groote verwoestingen aangeregt. Hy greep deeze gelegenheid met zo veel te meer drifts aan: dewyl noch zyn ouderdom, noch zyne jichtkwaalen, in hem de zugt tot roem hadden uitgedoofd. Door ontelbaare verfchriklyke tegenheden heen worftelende, fteeds aangevallen door de ftxoopende benden der vyanden, zonder hun geregeld flag te hebben kunnen leveren, kwam hy tot in het Noorden des Eilands. In deeze Krygstocht, welke hem vyftig duizend Man kostte, won hy flegts een weinig gronds. -Hy breidde de grenzen des Romeinfchen Gebieds ecnigzins uit, en bouwde eene nieuwe verfterking tusfchen de Zeeè'ngten Forth en Cly.  GESCHIEDENIS. 345 Clyde. De twee jonge Augustus/en, want geta hadt nu ook dien tytel verkreegen, waren even fnood, en elkander even vyandig als te vooren. Terwyl de Keizer met de Britten bezig i was om een Vredesverdrag te fluiten, tradt có caracalla, in 't aanzien der beide Le- 1 gers, te voorfchyn, met een uitgetoogen \ Zwaard, om zyn' Vader te vermoorden. Hy zou het gedaan hebben, was hy niet belet geworden door het groot gefchreeuw der geenen die rondsom den Keizer Honden. Severus deedt, met groote bedaardheid, het aangevangen werk der Vredehandelinge af. Vervolgens liet hy den ontaarten Zoon in zyn tent komen, en boodt hem, in tegenwoordigheid van papinianus, den Overftcn der Lyfwagt, een bloot Zwaard aan; zeggende: Indien uwe zugt om alleen te heerfchen u aanfpoort om u te bezoedelen met het bloed uws Vaders, volvoer dan hier uw Godloos voornemen, liever, dan in "t gezicht der geheele wereld ; of, indien gy nog niet verre genoeg verbasterd zyt, om, met eigen handen, uwen Vader te vermoorden, beveel dan papinianus den Vadermoord te bedryven. Gy zyt Keizer; hy moet u gehoorzaamen. Deeze taal, hoe treffende ook, maakte maar geringen indruk op dien fnooden, die, voor alles ongevoelig, in het volgend jaar, eene Zamenzweering fmeedde, om zynen Vader te ontthroonen; deeze flrafte de Vloekverwanten, en fpaarde anderwerf zyn' Zoon. Severus, reeds ziek, kon zo veele Y 5 ver- DE ROMEINEN. [y fchenkt ARACALLA, ie hem hadt rillen verloofden , ergiffenis.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 211. Dood van severus.Zy- ne laattte lesfen. Tertullia- kus verdeedigt de Christenen. 346 ALGEMEENE verdrietlykheden niet verduuren. Zyn einde voelende naderen, riep hy uit: Ik ben alles geweest, en alles is niets! Dit gezegd hebbende, liet hy de Lykbus, waarin zyne asfche zou gedaan worden, brengen; op het zien daar van was zyn woord: Kleine Lykbus, gy zult eenen bevatten, voor wien de geheele Wereld te klein was. Men voegt 'er nevens, dat hy voor zyne Zoons, uit s alustius, de Redevoering van den ftervenden micipsa, tot zyne Zoons en jugürtha, deedt voorleezen, en op hun deeze woorden toepaste: „ Ik laat aan my„ ne Kinderen een magtig Ryk, indien zy „ braaf zyn; doch een zwak, als zy tot de ondeugd overflaan". Maar dion cassius wil, dat hy den jongen Vorften deezen heilloosften ftokregel der Dwingelanden aanbeval: Ferry kt het Krygsvolk, en bekommer u dan omtrent alle de overigen niet. Hy ftierf te lork, (Eboracum^) in het zesen zestigfte jaar zyns ouderdoms. Zyne gebreken gingen met deugden gepaard , en hy bezat uitfteekende bekwaamheden; dit maakte zyn charaéter zeer vermengd. Hy beminde de Letteren , en hadt de Gedenkfchriften zyns leevens, in 't Latyn, opgefteld: een Werk, by de Ouden geroemd; doch 't geen onzen tyd niet bereikt heeft. Tertullianus fchreef, onder de Regeering deezes Keizers, zyne wydberoemde Verdeediging der Christenen, die nog de wreedfte Vervolgingen moesten verduuren. Dat 'er, in de Romeinfche Wereld, thans zeer  GESCHIEDENIS. 347 zeer veele Christenen waren, en de Belyders van dien Godsdienst, onder lieden van allerleien rang gevonden wierden, mogen wy opmaaken uit de taal des gemelden Kerkvaders, welke hy, in zyne verdeedigende aanfpraake, den Romeinen te gemoete voert. „ Wy zyn van gisteren, en ver„ vullen egter alle uwe Plaatzen, uwe ,, Steden, Eilanden, Kasteelen, Bevoorreg„ te Plaatzen, Vergaderingen, Legers, Wy„ ken, Rangen, uw Paleis, uwen Raad en „ Regtbank". — Diogenes laërtius, philostratus, solinus, en andere Schryvers van dien tyd, als ook atheneus, een tydgenoot van commodus, geeven, in hunne Schriften, de duidelykfte blyken van het verval des goeden fmaaks. In deeze dagen ontbrak het den Verftanden aan nayver en beoefening ; men verzuimde goede voorbeelden te volgen, en verviel in eene verbastering, weinig van barbaarschheid verfchillende. CA- DB ROMEINEN. Wereldrji* Schiyvcis.  DB ROMEINEN. 348 ALGEMEENE CARACALLA en GETA. — MACRINUS. Het Jaar naa christus 211. Caracalla en geta rcgeere n te gelyk , en liaaten elkander. Wanneer severus zynen oudften Zoon, tot dien tyd toe bassianus geheeten, by zich in 't Ryksbewind nam, veranderde men deezen naam in dien van m a ficus aurelius antoninus;een naam, al te eerwaardig om gepaard te gaan met het denkbeeld van een Dwingeland: dus heeft hy ook in de Géfchiedeni:fen den bynaam van caracalla (*) behouden. Geta regeerde in den aanvange, volgens de befchikking van severus, benevens zynen Broeder. De onderlinge haat, dien zy,van de vroegfte jeugd, elkander toegedraagen hadden, groeide met de jaaren op: beiden fpanden zy, ondanks eene fchynbaare verzoening, valftrikken; zy beraamden ook een ontwerp van Ryksverdeeling, hoedanig een wy vervolgens zullen zien ftand grypen. Caracalla zou het Westen, geta het Oosten beheerfchen. Hunne Moeder j ulia bewoog hun van deeze aanftootlyke nieuwigheid af te zien, weike mogelyk het eenig (*> Een Gallisch woord, om eene foort van langen Rok, in Gallie gebruiklyk, ie betekenen; een dragt, door hem te Rome eerst ingevoerd.  GESCHIEDENIS. 349 nig middel geweest zou zyn, om den kort daar op volgenden Broedermoord voor te komen. Caracalla liet verraadlyk zyn Broeder ombrengen , in de armen van zyne Moeder julia. Hy vloog na de Hof bende, verbloemde zyn misdryf, beloofde hun groote gefchenken, en hy werd door de Krygsknegtcn alleen voor Keizer gegroet. "Omringd van zyne Lyfwagt, gaat hy na den Raad, verdeedigt zyn gehouden gedrag zo goed hy kon; en, zyne toeftemming geevende aan de Vergooding zyns omgebragten Broeders , fprak hy, volgens het berigt van spartianus: Dat hy vergood worde, 'i is genoeg dat hy dood is! Hy gaf aan alle Ballingen, fchuldigen en onfchuldigen, vryheid van thuis te komen , om dus een blik van zagtmoedigheid te laaten fchinftereh: als of het mogelyk ware de gedagtenis van zo veele euveldaaden uit te wisfchen, en goed te fchynen, naa de doorllaandfte blyken van boosaartigheid gegeeven te hebben. Dan de ftukken weezen welhaast uit wat men van die goedertierenheid hadt te oordeelen. Alle de Vrienden van geta werden omgebragt. Wanneer wymoN cascius mogen gelooven , kwamen'er twintig duizend in die flagting om. De uitmuntendRe Raadsheeren werden ter dood verweezen en gebragt; onder deezen den wydberoemden papinianus, door severus tot Overlten der Lyfwagt verheven: een Regtsgeleerde van zulk een gezag, dat een Wet van valentinianus beveelt, zyn ge- voe- DE ROMEINEN. Het jaar naa christus 212. Caracalla vermoordt geta. Hy bedryft de gruwzaatnftewreedheden. Moord van tapinianus.  DE KOMEI- Hy ontziet «Heen deSoldaaten. Hy begiftigt alle de OnderdaanenjnethetBurgerregt. 350 ALGEMEENE X'oelen te volgen, ingevalle de gevoelens verdeeld zyn. De Keizer hadt hem verzogt, eene Redevoering op te Hellen, om den Moord van geta te verdeedigen; maar papinianus, wiens liefde tot het Regt zyne kennis daar van evenaarde, antwoordde,met de grootfïe kloekmoedigheid: Een Broedermoord word zo ligt niet geregtvaardigd als bedreeven; het is een tweede Broedermoord, den Naam eens Onfchaldigen te bevlekken, ma dat men hem het leeven heeft benomen. Eene Dogter van marcus aurelius, pompejanus, Kleinzoon diens Keizers, de Zoon van pertinax, en eigen Neef van caracalla, worden onder de flachtoffers der Dwinglandye geteld. Niets, hoe fnood of wreed, kon caracalla affchrikken. Het munten van valsch geld, het uitzuigen en onderdrukken deiGemeente maaken flegts kleinigheden uit, in vergelykinge met de andere fchennisfen, door hem gepleegd. De middelen der uitgemergelde Volken werden aan de Krygslieden verkwist: want zy waren de eenige fteunzels des Dwingelands. Wanneer zyn Moeder hem, op zekeren tyd, onder 't ooge bragt, dat 'er geen middel om geld te heffen meer overig was, antwoordde hy, de hand aan zyn zwaard ftaande: Zo lang ik dit heb, zal my geen geld ontbreeken. —- Hy fchonk het Burgerregt aan alle de Onderdaanen des Ryks, om dat de Burgers belastingen betaalden, waar van de Vreemdelingen zich ontheeven vonden. Een flordige inhaaligheid voltooide dus de vermenging der Ro-  GESCHIEDENIS. 351 Romeinen met de flegrite en onbefchaafdiïe Bewoonderen der Wingewesten. De Krygstochten deezes Keizers ftrekken alleen om zyne dwaasheid aan den dag te leggen. Zo zeer was hy met alexander ingenomen, dat hy, in zyn Leger, een Macedonifchen Phalanx wilde hebben, en de Peripatetifche Wysgeeren vervolgde, uit haat tegen aristoteles, dien hy, op eene belachlyke wyze, veronderflelde deel gehad te hebben aan den dood diens Heids; zich verbeeldende, het voetfpoor van alexander, wiens Naam hy gaarne voerde, te betreeden, doortrok hy verfcheide Landen, ■niet als een Veldheer, maar als een Soldaat; of liever, zich gelaatende als een Soldaat te leeven. Gallie, Germanie, Afie en Africa waren getuigen van zyne laagheid en geweldenaaryen. Van de Germaanen kogt hy den Vrede: uit Gallie bragt hy de kleeding mede, van welke hy zyn Bynaam Caracalla kreeg; hy liet zich den eertytel van Parthicus geeven, zonder de Parthers overwonnen , of ze zelfs gezien te hebben. Hy verdelgde Alexandrie, om zich te wreeken over de menigvuldige Schimpfchriften, die de Alexandriners, volgens hunnen fpottenden aart, ter gelegenheid van geta's dood, hadden uitgeftrooid. Deeze nieuwe alexander betoonde zich overal een caracalla. Hy zogt zich te ontdoen van macrinus, den Overften der Lyfwagt, een Mauritaniër van laage geboorte, die door vlyt en naarftigheid zich uit deeze laagte tot het hoog- DE ROMEINEN. Belachlyke* Krygstochten van CARACALLA. [Iet Jaarna* CHRISTUS 217. Macrinus ,. loet hem  DE ROMEINEN. vermoorden , en wordt Keizer. Hy was een veragt en gehaatRyksoverweldiger. Het Jaar naa CHRISTUS £lS. 352 ALGEMEENE hoogfle aanzien hadt opgebeurd. Macrïnus ontdekte den toeleg, en kwam dien vóór. Hy deedt den Keizer vermoorden, en, den gepleegden moord ontveinzende, zich, door de Krygslieden, voor Keizer uitroepen, en welhaast, in die waardigheid, door den Raad erkennen. Zo zeer als caracalla onder de Burgers gehaat was, zo zeer werd hy bemind van de Krygslieden, die onmeetelyke fchatten uit zyne hand ontvingen. Macrinus flondt, om hunne droefheid en rouwe tot bedaaren te brengen, de Vergooding van caracalla toe. Men hadt reeds zo veele gedrogten vergood! Niet lang bekleedde deeze Ryksoverweldiger den throon. Aan den eenen kant maakte hy zich veragt, door aan artaban u s, Koning der Parthers, groote gefchenken te doen, om den Vrede te koopen, en zich te Antiochie aan buitenfpoorigheden over te geeven; aan den anderen kant maakte hy zich gehaat, dewyl hy door een grootfehen toeftel, en allen betoon van hoogmoed, de laagheid zyner afkomfte zogt te bedekken. Eindelyk kon hy de Soldaaten, aan het ontvangen van zeer groote geldfommen gewoon, en die alleen tot dien prys gehoorzaamden, geene voldoening geeven. Dit kwaad was onuitrooibaar diep ingeworteld. Een al te langduurige ondervinding hadt geleeraard, dat men alles met het Zwaard, en niets zonder 't zelve, uitvoerde. Eene zo ftaatzugtige, als listige Vrouwe, me sa geheeten, de Zuster der Echtgenoote van  GESCHIEDENIS. 353 van severus, was oorzaak der Ryksomwenteling. Zy bragt den jongen heliogaba lus, haaren Kleinzoon, Opperpriester der Zonne, een Bloedverwant van caracalla, ten voorfchyn. Zy fchaamde zich niet, uit te ftrooijen, dat heliogabalus gebooren was uit een overfpeelige gemeenfchap haarer Dogter met dien Keizer; zy kogt, door groote gaaven, een Legioen om, 't welk digt by Emefa, in Phenicie, haare geboorteftad, lag. Dit Legioen ontving heliogabalus, en riep hem voor Keizer uit. De Krygsbenden, door macrinus tegen de wederfpannelingen gezonden, vervoegden zich by dezelve. Macrinus werdt geflaagen, naa dat hy zynen Mededinger voor een vyand van den Staat hadt doen verklaaren. Hy redde zich door naa Antiochie te vlugten, en doortrok, verder vlugtende, Klein-AJie; hy werd gegreepen en omgebragt. Een ontwerp van Hervorming in de Krygstugt hadt hem den haat der Soldaaten op den halze gelaaden. Heliogabalus deedt ook diadumenus, den Zoon van macrinus, met den tytel van Ce/ar bekleed, van kant helpen. DE ROMEINEN. Mesa doet haaren Kleinzoon heliogabalus voor Keizer uitroepen. III. DEEL. Z HE-  CR ROMEINEN. 354 ALGEMEENE HELIOGABALUS. Het Jaar naa christus 218. Charaeler Van heliogabalus. Hy brengt zyn Zedemeester gak» nvs , en verfcheide anderen , om. Caligula, nero en domitianus fcheenen te herleeven in een jongeling van veertien jaaren, of liever heLiogabalus fcheen den Throon niet te beklimmen , dan om deezen allen in fnoodheid te overtreffen. Aan den Raad fchryvende, bediende hy zich van alle de Eertytels der Oppermagt, welke tot nog niemand, de Dwingelanden zelfs niet, aangenomen hadden, dan door het befluit van den Raad. Hy gaf voor, een navolger van augustus en van marcus aurelius te zullen weezen; terwyl by niets dan wuftheid in den zip, en niets dan laagheid, en wat ondeugd mag heeten, in 't hart hadt. Niet te vrede met het ombrengen der aanzienlykfte Aanhangeren van macrinus, doodde hy, vóór zyn vertrek uit Afie, met eigen hand, gannys, .zyn' Zedemeester, aan wien hy, voor geen gering gedeelte, zyne bevordering hadt dank te weeten: het vermaan deezes Mans, die hem op eene vriendlyke wyze raadde, zyne voorige gebreken te laaten vaaren* en zich te gedraagen als een Keizer betaamt, wekte den toorn diens wreedaards. Hy ftelde zyn betrouwen te eenemaal opeutychianus, een vrygelaaten Slaaf en bekenden fpotvogel; deezen befchonk hy met de aanzienlykfte 1 fl «" eer  GESCHIEDENIS. $$$ eerampten. Hy verfmaadde de Romeinfche Kleeding, en voerde zyden ftoffen en gouden borduurzel, mee één woord, alles wat de verwyfde weelde kostlyks kan bedenken, in ftede in. Te Rome verfcheenen zynde, deedt hy mesa, zyne Grootmoeder, zitting neemen in den Raad, en gaf haar de magt, om met de overige Raadsheeren te ftemmen: het eenig voorbeeld hier van in de Romeinfche Gefchiedenisfe.-— Onder hem 1 werd ook een Raad van Vrouwen ingefteld, 1 waarin 's Vorften Moeder soEmis voorzat; v in deezen raadpleegde men over de kleeding en opfchik der Romeinfche Vrouwen, haare rangen en waardigheden, haare bezoeken en pligtpleegingen, en andere zaaken van deezen beuzelagtigen aart. — In zyne omtrent j vier jaarige Regeering trouwde hy zes Vrou- 1 wen: en huwde zelve, als eene Vrouw, aan een' Slaaf, wicn hy eene volkomene magt over zich afftondt. Hy pleegde openlyk zo fchandelyke ftukken, dat het verhaal daar van ondraaglyk is. En, eens gefteldzynde, dat dé Gefehiedfchryvers met vergrootinge fpreeken, zullen zy die taal van niemand voeren , of hy moet in de daad een monfter van ontugt geweest zyn. Om van zyne zo bekende overdaad en ; verkwistinge niet te reppen, eene allerziri- 1 ■neloosfte Bygeloovigheid zette den Godloozen heliogab alus aan,om alle Tempels te berooven, ter verrykinge van den Syrifchen God, wiens Priester hy was, den God eleogabalus, wiens dienst hy wilde oprigten, op de. puinhoopen van jupiter Z 2 zel- ROMEI*. • NEN» [y regt eeen Raad an Vrou'en op. 'vne qiï, yne Bygelovigheid.  DB KOMEFX«E.\. Het Jaar naa CHRISTUS 222. Hy wordt vermoord. 556 ALGEMEENE zeiven. Van Carthago beval hy de Godin :elestts na Rome te brengen, om deeze aan zynen God uit te huwelyken. Het Huwelyks-Feest dier twee Godheden kostte hem Dnnoemlyke fchatten. Hy flachtte, gelyk de Gefchiedfchryvers verhaalen, Kinderen, voor zyne geliefde Godheid, en onderwierp zich , ter haarer eere, aan de befnydenisfe: niets roemryker rekenende , dan het waarneemen van dit Priesterfchap; met één woord, hy werd, door die allerbuitenfpoorigfte Bygeloovigheid, belachlyk in de oogen van deezen ; en van geenen voor een Heiligfchenicr aangezien. Naardemaal men voorzag, dat zyne Repeering van geen langen duur zou weezen, bewoog men hem om alexianus, zyn* Neef,bekend onder den naam van alexander severus, voor Zoon aan te neemen, en tot Cefar te benoemen. Deeze werd welhaast het voorwerp zyns toorns, en hy poogde hem verfcheide keeren van 't leeven te berooven. De Hofbende floeg, ter begunftïging van alexander, aan 't muiten, en doodde heliogabalus en zyne Moeder soëmis. Hy hadt flegts achttien jaaren bereikt. — Deeze is de dertiende Romeinfche Keizer, die eenen geweldigen dood ftierf. Het meerendeel zyner Opvolgeren eindigde , op die zelfde wyze, het leeven. Ondertusfehen zal de Heerschzugt nooit ophouden met na die hooge plaats te dingen; en de Dwinglandy zal fteeds voortvaaren om de wraake te tarten. — Heden ten dage heeft de eigendunklyke Regeering onder de Turken  GESCHIEDENIS. 357 ken plaats; doch wy hooren niet van zulke gruwelen als Rome thans bezoedelden. De Turken hebben alle goede zeden geenzins verzaakt, en deeze werden thans by de Romeinen te vergeefsch gezogt. Niet te zeer kunnen wy ftilftaan en aandringen op dit Huk, als zynde een der voornaamfte oorzaaken van den gelukkigen of ongelukkigen Raat der Volken. Wie zyne Einders en zyn Vaderland bemint, zal best bemerken, dat de Deugd het hoofdvoorwerp zyner zorgen moet uitmaaken. Mogtcn de Overheden ook uit de Gefchiedenisfen leeren, dat de braafheid der Menfchen te bevorderen en aan te kweeken, het middel is om den Vaderlande getrouwe en waardige Burgers op te leveren! ALEXANDER SEVERUS. Alexander severus, flegts dertier jaaren oud, vondt zich, meer dan iemand , aan de gevaaren der verleidinge blool gefield , en door zyne jongheid, en dooi het Keizerlyk gezag. Maar eene goede geaartheid, met zorgvuldigheid aangekweekt, trekt zelfs voordeel uit de voorbeelden dei ondeugd, die haar tot affchrikkende fpie gels dienen, en tot de Deugd aanzetten Mesa, zyne Grootmoeder, en mammea zyne Moeder, behoedden hem voor de val ftrikken der vleierye, en weerden de Zeden Z 3 bt Het Jaar na» CHRISTUS , 222. [ ALEXANDEr» lioe jong ook, begint zyne Regeei ring op ee■ nen goeden voet. DB ROMEINEN.  DE KOMEIhEN. Zyiie deugden. Hy gaf te veci gezags aan den Overften dei Hofbende. 358 ALGEMEENE bedervers buiten 't Hof. Zy bewoogeft hem, een Raad van zestien eerwaardige Raadsheeren aan te Hellen: de beroemde Regtsgeleerden, ulpianus en paulus, waren 'er leden van. De Wetten moesten, in deezervoege, haar gezag wederkrygen , of liever, fchynen weder te krygen: want zy heerfchen niet met de daad, voor dat zy het hart regelen. In de Regeering van alexander severus ontJekken wy alle de hoedanigheden van een braaf Vorst, regtvaardigheid en goedertierenheid , gemaatigdheid en ftandvastigheid, weldaadigheid en fpaarzaamheid, yver en voorzichtigheid. Genoeg is het te zeggen , darJ hy fteeds voor oogen hadt deezen heerlylcen grondregel, door den ChrisU lyken Godsdienst geheiligd: Doet eenen ander, gelyk gy wilt dat u gefchiede. Buiten twyfel beging hy eenen misflag in de Staatkunde, met te willen, dat de Overften der Lyfwagt Raadsheeren zouden weezen. Hunne bediening, reeds te veel gezag voerende, -veréénigde dus de Burger- met de Krygsmagt. Zy deeden, in den naam van den Vorst, of nevens hem, uitfpraak over de gewigtigfte gevallen. De Keizer maakte deeze verandering, op dat de Raadsheeren de Ridders niet tot hunne Regters zouden hebben. De verftandige ulpianus was toen Overfte der Lyfwagt; de verdienftcn deezes Mans bragten misfchien te wege, dat de Keizer niet in 't oog hieldt wat hy te vreezen hadt van onwaardige opvolgeren in die hooge waardigheid. De  GESCHIEDENIS. 359 , De gewoonte van een geheel onbepaalde vryheid hadt de Hof bende onbeteugel baaidoen worden. Dezelve floeg fleeds aan 't muiten , om dat men de ingekankerde gebreken zogt uit te rooijen. Ulpianus, de Vriend en Staatsdienaar van alexander, werd in een der oproeren, door de Hof bende verwekt, gedood. De Gefchiedfchryver Dion cassius, die in Pannonie het bevel voerde, haalde zich hunnen haat op den halze, door den yver, dien hy ter invoeringe eener welgeregelde Krygstugt betoonde. Zy durfden zyn hoofd eifchen. Hunne onbefchoftheid ftrekte om hem nieuwe eere te doen verwerven. Alexander verklaarde hem voor zyn Amptgenoot in 't Burgemeesterfchap; doch raadde hem egter uit Rome te gaan: waarop hy na Bithynie, zyn geboorteland , trok. Zo dwarsboomde de ongebondenheid van 't Krygsvolk het Ryksbeftuur. Eene groote Staatsomwenteling deedt de zaaken, in het Oosten, van gedaante veranderen , en was voor de Romeinen eene zaak van 't uirerfte gewigt. Het Ryk der Parther s , door ars as es, in het Jaar DII van Rome gegrondvest, was fteeds ftaande gebleeven, in weerwil van de fchokken, door de Wereldvermeesteraars zomtyds daar aan toegebragt. De Parthers mogten op onverwinnelykheid roemen. Als in één oogenblik verdweenen zy, als ingezwolgen door eene andereHeerfchappye. Artaxerx-es, een Perjisch Held , gevoelig aangedaan over den ouden roem zyns Vaderlands, zogt den e-,.,. Z 4 Throon DE ROMEINEN.. Ongebondenheid der Ilofbende. Artaxek- xes herftclt hetPerfifcht. Ryk.  3öo ALGEMEENE DE ROMEI-. KEN, Hy eischt de Landen , door de Romeinen vermeesrerd , weder. Throon van cyrus weder op te bouwen, en ftondt op tegen artabanus, den laatRen Koning der Parthers, behaalde drie overwinningen op den Vorst, en doodde hem. In 't einde maakte hyzich meester van hetRyk der Parthers, 't welk vier honderd vyf-en zeventig jaaren geftaan hadt, en achttien Koningryken, of groote Landfchappen , in zich begreep. — De naam der Per/en kwam te voorfchyn uit de duisternis, waarin de wisfelbeurtigheid der ondermaanfche zaaken denzelven gedompeld hadt, naa zo veele Eeuwen luisterryk geblonken te hebben. Moeten wy dit verfchynzel niet verklaaren , door te zeggen, dat de Perfen voorts een en het zelfde Volk met de Parthers uitmaakten ; dat de Oorlogen van Rome hun dapperheid gewet hadden, en alles bykans op eene enkele naamsverandering uitkomt? Artaxerxes, trots op zyne magt en den gelukkigen uitflag zyner wapenen, ondernam het de Romeinen te beoorlogen. Hy wilde Mefopotamie, Syrië, geheel Klem-Afie, tot aan de Egcfche Zee, als door cyrus bemagtigd, en tot zyn Ryk behoorende, weder hebben. Men hoort met verwondering zodanige eisfchen, gegrond op een regt, door het verloop van Eeuwen vernietigd. Maar wat is 'er, 't geen by heerschzugtige Overweldigers niet aangezien wordt als eene genoegzaamen grond van aanfpraake ? Dan, fchoon zy voorwendzels bybrengen, is het niet altoos op de overmagt dat zy hun weezenlyk regt gronden? De Romeinen hadden geen wettig Regt gekend: thans bediende men  G E S C H I E D E N I S. 361 men zich tegen hun van dien zelfden geesfel, waar mede zy zo veele Volken geteisterd hadden. Alexander severus toog tegen de Perfen te velde. Een zyner Legioenen floeg aan 't muiten; dan hy hadt moeds genoeg om 't zelve, den overigen ten affchrik, als onwaardig, af te danken; zeggende: Legt uwe wapens neder, Burgers, en gaat heenen. De muitelingen gehoorzaamden. Kort daar op herflelde hy deeze Legioenknegten weder; de Overften met den dood geftraft hebbende. Altoos 'er op bedagt om de Krygstugt te handhaaven, voegde hy by zyne ilrengheden fteeds blyken van goedertierenheid en genegenheid. En hy zou ongetwyfeld veel meer uitgerigt hebben, indien alles niet verdorven geweest ware. Volgens herodianus, en alle Oosterfche Schryvers, werd alexander door de Perfen, te eenemaale verflagen: terwyl by, naar het berigt van lampridius, op hun eene volkomene overwinning behaalde. De Jaatstgemelde haalt eene Redenvoering aan, door den Keizer in den Raad gehouden, waarin hy, onder anderen, betuigt: „ De ,, Vyand kwam met zeven honderd Ele- phanten, het grootfte getal dat ooit te „ gelyk in 't veld gezien is. Deeze had„ den toorens op hunne ruggen, vol van „ boogfchutters en fchigtwerpers. De Vy„ and voerde achttien honderd Wagens,met „ zeifen gewapend , aan. Wy hebben een ,, leger nedergehouwen van honderd en „ twintig duizend Ruiteren, en tien duiZ 5 „ zend DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS? 232. Alexander trekt tegen hem op, en herftelt de Krygstugt. Strydige berigten der Gefchiedfchryveren.  DE ROMEINEN. Oorlog in Germanie. Het Jaar naa CHRISTUS 235- Maximinus ZOekt ALEXANDER te ontthroonen, en doet hem vermoorden. 362 ALGEMEENE „ zend Man, van het hoofd tot de voeten ,, gewapend, met welke roof wy onze Sol,, daaten verrykten", enz. Lampridius verzekert ons de Redevoering, waarin dit berigt voorkomt, uit de dagregisters van den Raad te hebben uitgefchreeven. De meesten gelooven hem op zyn woord, in weerwil van de regtftreeks daar tegen aanloopende getujgenisfen. Maar en lampri. diüs, en herodianus, en capitolinus, en eutropius, en alle Schryvers van de Gefchiedenisfen der Keizeren, zyn dermaate met onzekerheden, ftrydigheden, en onwaarheden opgevuld, dat het bezwaarlyk valle zich op den eenen of den anderen te verhaten. Men. ziet hier een aanmerkenswaardig voorbeeld van de onzekerheid, waarin flegte Gefchiedfchryvers ons dikwyls brengen. De Keizer keerde na Rome: dewyl de Germaanen in Gallie vielen. Hy vierde eene zegenftatie, wegens den tocht tegen de Perfen, en trok na Germanie. In den aanvang deezer ongelukkige onderneeming bleek hem, hoe weinig de braafheid vermag op Soldaaten, die wars van Krygstugt en aan oproerige zamenrottingen gewoon zyn. Een zyner voornaamfte Bevelhebberen was maximinus, geboortig uit Thracie een' Goth van afkomst, in zyn jeugd een. Veehoeder, onder severus Soldaat geworden , door heliogabalus tot Krygsgemeensman verheeven , en van alexan. der gelast om de nieuwe Krygsmagt, welke uit Pannonie kwam, in orde te fchikken. Zv-  GESCHIEDEN IS. 363 Zyne reusagtige geftalte, zyne verbaazende fterkte, zyne dapperheid, zyne wakkerheid en ftiptheid in het waarneemen van de Krygsregelen, hadden hem derwyze bevorderd. Die barbaar, (want dien naam verdiende hy nog,) durfde het oog op den Ryksthroon Haan. Hy maakte den geest van opftand) zo ligt in de gemoederen der Soldaaten op te wekken, gaande; hy fchilderde hun alexander af als een lafhartig Vorst, die zich door eene Vrouwe liet beheerfchen, want zyne Moeder bleef hem fteeds by: hy deedt hunne begeerte ontbranden tot die gefchenken en gaaven, welke altoos de aanftelling- van eenen nieuwen Keizer vergezelden: eindelyk pleegde hy, door hunne hand, den verfoeilykften Vorftenmoord. De braave alexander werd, nog geen zes- en twintig jaaren bereikt hebbende , wreedlyk van kant gemaakt. Zyne eerbied en hoogagting voor groote Mannen van allerlei foort, (een zeker bewys van verdienften,) ging zo verre, dat hy aan dezelve, in zyn Paleis, eene zekere eere bewees. Onder deeze was ook jesus Christus; doch hier uit op te maaken, dat hy een Christen was , of den Christlyken Godsdienst beter dan andere keurde, zon zeer onbedagt gehandeld weezen: want in dit zelfde vertrek ftonden ook de Beeldtenisfen van abraham, orpheus, apollonius van Tyane, en alexander den grooten. ■— Een zyner voornaamfte zorgen was, geene waardigheden op te draagen, dan aan Mannen van verdienften. De Amp- ROMEt» «EN, Eerbied van ALEXANDER voor groote Mannen. Hy wilde geenelïcdie. ningen ver- tOQpcn.  DE ROMEINEN. Men vervalt • in onkunde. Laatfte Regtsge- leerden. Dion cassius en xi- PHILINUS beoordeeld. 364 ALGEMEENE Ampten te verkoopen was in zyn oog een allerhaatlykst fluk; zyn zeggen, ten deezen opzichte, is der optekening waardig: Hy , die koopt, verkoopt, op zyne beurt, weder, en 't zou onregt weezen, iemand, om 'f verkoopen , te Jirajfen, als men hem hadt laaten koopen. Zyne zagtmoedigheid wederhieldt hem niet, om de openbaare roovers, de knevelaars en onderdrukkers te flraffen, en van zyn Hof een zeker flag van lieden te verbannen , die Rookverkoopers genaamd werden : dewyl zy, naar hun voorgeeven, hun gezag en invloed, by den Vorst, te werk fielden, en anderen geld afperflen, nu eens door hoop van bevorderinge te geeven, dan eens door hun vreeze voor onheil aan te jaagen, en het afwenden daar van te belooven. Wy komen nu tot die rampzalige tyden, waarin 's Menfchen verfland, zonder aangekweekt en beoeffend te worden, van den fakkel der Weetenfchappen beroofd werd, en het gezonde verfland zelve fcheen verlooren te gaan. De Wetten geraakten in verwarring; het zwaard befliste alles; de woestheid nam fleeds toe met den opgang, dien de Barbaaren maakten. De groote lichten der Regtsgeleerdheid werden uitgedoofd. Naa papinianus, ulpianus, paulus, modestinus, een Leerling van ulpianus, ging de Regtsgeleerdheid, met de Wysbegeerte, en den fmaak voor fraaije Letteren, te onder. Dion cassius is de laatfie draaglyke Gefchiedfchryver van dien tyd: als hy, die ligt-en byge- loo-  GESCHIEDENIS. 365 loovig is, die belachlyke vertelzels mengt onder verminkte gebeurtenisfen, den naam van Gefchiedfchryver mag voeren. Een groot gedeelte zyns Werks is verlooren. Men vult dit aan door dat van xiphilinus, zyn' Verkorter, een Schryver van de Elfde Eeuwe, nog onbekwaamer dan zyn Voorganger. Wy zullen ons bevlytigen, om een tafereel te maaien van 't geen de Gefchiedenis gewigtigs oplevert, te midden van verwarring en onkunde. OP- db ROMEÏ-! MEN.  $66 ALGEMEENE *OMElNEN. OP VOLGERS VAN ALEXANDER SEVERUS Jammerlyke Raat des Ryks, geduurendevyftig jaaren. TOT AURELIANUS. Naa den moord van alexander severus, telt men, in een tydsverloop van vyftig jaaren, meer dan vyftig Cefars, die onder dien tytel, of wettig verkreegen, of geweldigerhand aangemaatigd, ten tooneele traden, om zich het Keizerryk toe te eigenen. Door de Soldaaten uitgeroepen en afgemaakt, waren zy fpeelballen van 't geluk en van de wreedheid, 't Geen men 't Romeinfche Gebied noemt, was toen , gelyk montesq^uieu aanmerkt, „ een foort „van ongeregeld, Gemeenebest, omtrent ,, van denzelfden aart als tegenwoordig Al„ giers, waar de Krygsmagt, die de Opper,, heerfchappy in handen heeft, den Dey „ aanftelt of afzet". Het Ryksbeftuur, door augustus gegrondvest, fteunde op 't geweld der wapenen , en moest dus verlooren gaan, wanneer de bedorven Soldaaten geleerd hadden, dat zy 'er Meesters van wa-  GESCHIEDENIS. 367 waren. Wy zullen in onze opgaave der gebeurtenisfen fteeds tragten tot de beginzels der groote omwentelingen op te klimmen. Maximinus, door de Krygslieden voor Keizer uitgeroepen, en, door den Raad, die niets vermogt, daar voor erkend, tradt met zyne aangeboore woestheid op den Throon, en deeze werd aangehitst door het hartzeer, van te bemerken, dat men fteeds de laagheid zyner afkomfte in gedagtenis hieldt. Zyne wreede mishandelingen werden welhaast van zamenzweeringen gevolgd. Eenige Soldaaten benoemden eenen anderen Keizer, door een Verraader zes dagen daar naa vermoord. Maximinus, op de Germaanen, de Daders , en de Sarmaaten, overwinningen beoogd hebbende, betoonde eene nog ftrenger dwinglandye. De Grooten des Ryks werden verdelgd, en het Volk jammerlyk vertreeden. Eindelyk ontftaat 'er in Africa een opftand. Gordianus, Voorburgemeester in dit deel des Romeinfchen Gebieds, een aanzienlyk, ryk, en over 't algemeen welbemind Man, wordt, benevens zynen Zoon, tot Keizer verheeven. Rome bekragtigt deeze keuze; de Raad verklaart maximinus voor een Vyand des Vaderlands; doch de Landbeftuurder van Numidie, een vyand der Gordiaanen, tast hun aan, en doet ze omkomen. De Raad benoemt twee Opvolgers, maximus en balbinus, by welken het Volk den jongen gordianus, in de waardigheid van Cefar , voegt. Maximinus,niets dan DB ROMEINEN. Het Jaar naa christus 235- De Dwinglandy v^p. maximinus van Ryks- oravventeUngen £Sr volgd. De tweeGer. diaanea. Het Jaarnaa christus 238. Moord van maximinus. ,  DE ROMEINEN, Maximus en BALUINUS desgelyks omgebragt. MlSITHEUS regeert wyslyk , onder GORDIANUS DEN III. 368 ALGEMEENE dan wraak blaazende, nadert Italië. Terwyl by AquXlea belegert, brengt de Hofbende hem vei zyn Zoon om. In 't algemeen droeg hy de fchandnaamen van busiris en cy:lops; en die naamen drukten maar flaauw len haat uit, tegen zyne dwinglandfche Regeeringe opgevat. Een billyk Staatsbeftuur begon de rampen les Volks te verzagten, en deedt de hoop pan gelukkiger tyden opdaagen ; doch de rlofbende deedt dien troostryken aanblik welhaast verdwynen. Onvergenoegd , Keizers ten throon verheven te zien, door hun niet aangefteld, en dugtende voor eene bebandeling, welke zy dubbel verdiend hadden, begaven zy zich na het Paleis, op een' tyd, dat het Volk, tot het houden van Spelen , verzameld was; zy greepen maximus en balbinus, fleepten ze langs de ftraaten, en bragten ze, met deerlyke mishandelingen en dolle woede, om 't leeven. 't Was alleen aan dusdanige verrigtingen, dat men de Lyfwagten der Keizeren, of liever , de Meesters des Ryks, kende. Om zich van itrafloosheid te verzekeren, namen zy den jongen gordianus den III, nog maar dertien jaaren oud, met zich na de Legerplaatze, riepen hem tot Keizer uit: een minzaam Vorst, door den Raad en het Volk, met vreugde, in die waardigheid begroet. De Gefneedenen, de baatzoekende Hovelingen, die, met den aanvange, in zynen naam regeerden, zouden, door hunne onregtvaardigheden , hem haat berokkend hebben, indien hy geen bekwaam en deugdzaam  GESCHIEDENIS. 369 zaam Staatsdienaar gevonden hadtin misitheus, den Overften der Lyfwagt, wiens Dogter hy trouwde. — Ondertusfchen ontftak het vuur des Oorlogs in 't Oosten. S apor, de Opvolger van arta^erXes, Erfgenaam zo van de groote ontwerpen, als van de verhaazende magt diens Vorften, rukte in Mefopotamie. Gordianus vale op hem aan, flaat hem af, en herneemt Nifibis, toen de voornaamfte Stad diens Lands. Maar hy verloor den grooten misitheus, aan wiens wyze raadgeevingen en befchikkingen hy deeze overwinning voornaamlyk hadt dank te weeten; hy ftelt philippus,een trouwloos en heerschzugtig Arabier, in zyns Schoonvaders plaatze, tot Overften der Lyfwagt aan; deeze Man, van laage geboorte, zogt zich, even als maximinus, door een gruwzaam fchelmftuk, te verheften. De nieuwe Overfte der Lyfwagt fchaamde zich niet tegen zynen Weldoenderop te ftaan, en diens ondergang te berokkenen. Om het Krygsvolk te doen muiten, maakte hy dat het gebrek aan leevensmiddelen hadt; hier van gaf hy den Keizer de fchuld, en maakte het Volk diets, dat deeze onbekwaam was om te regeeren: in dit opruijen der gemoederen Haagde hy zo gelukkig, dat gordianus zich genoodzaakt vondt hem voor Ryksgenoot en Voogd te erkennen. Dit verraad voltooide hy door den moord van gordianus, in ftilte uitgevoerd, en wendde vervolgens voor, dc nagedagtenis van dien Prins te eeren. III. deel. Aa Nooit os ROMEli NEN. SAPORWC-rdC jfgeflaagen , 611 MlSITHEUS fterft. [Iet Jaar naa CHRISTUS 144. l'HILIPPUS , Overfte der Lyfwagt, naakt zich neester van 't. Ryk.  de romeinen. Decius Keiler. Philippus gedood. 370 ALGEMEENE Nooit zyn de Ryksoverweldigers veilig; met die zelfde munte, waar mede zy hunnen Vorst loonden, worden zy dikwyls betaald. Philippus dagt, den Vrede met sapor geflooten hebbende, te Rome wedergekeerd, in 't gerust bezit des Ryks te zitten; doch vondt zich hier in bedroogen: dewyl de Soldaaten in Syrië, en die in Mefie, twee Keizers benoemden, jotapianus en marinus. Zy kwamen beiden om. — De Legioenen in Pannonie en Mefie riepen decius uit, die teriïond optoog om philippus aan te tasten; deeze fneuvelt met zyn' Zoon, in eenen flag by Ferona. Veele Kerklyke Gefchiedfchryvers willen, dat die beide philippussen den Christlyken Godsdienst omhelsd hebben, fchoon by de Oordeelkundigften dit niet alleen zeer in twyfel getrokken, maar gewraakt wordt. Het doet tot den Godsdienst af noch toe, hoe dit ftuk, waar over men , met eene twyfelagtige overwinning, lang kan twisten, bepaald worde (*). Wy moeten hier, tot eere van philippus, aanmerken, dat hy een Bevelfchrift uitgaf, waarby, onder de zwaarfte ftraffen, allerleie foort van onnatuurlyke lusten verbooden werden. Zo openbaar en gemeenzaam werden ze te Rome gepleegd, door de fnoode Ryksvorffen gehandhaafd , en door de goeden geduld zynde, dat (*) Men zie wat bier voor en tegen wordt ingebragt, beknoptelyk, byéén en beoordeeld, in de Noodige Ophelderingen t er Kerklyke Gefchiedenisfen van mosheim. 111. Deel. Bladz. 18, enz.  GESCHIEDENIS.. 371 dat alexander ze niet hadt durven verbieden. Men betaalde zekere fchatting aan 't Land, om regt te hebben tot het vry bedryf dier fchandlykheden. Decius is zeer bekend, door de Vervolging, welke de Christlyke Kerke, onder zyne Regeering, leedt (*). De Christen Schryvers maaien hem, voor't meerendeel, af, als een Dwingeland; de Heidenfche Gefchiedfchryver s, daar en tegen,als een Vorst, die allen lof verdient. Een inval der Gothen, een Volk, van 't welk wy vervolgens dikwyls zullen moeten fpreeken (f), noodzaakte hem de wapens op te vatten. — Priscus, dien men voor een' Broeder des Keizers houdt,vervoegde zich by die Barbaaren, en verloor het leeven , daar hy het Ryksbewind zogt te verkrygen. ■— Gallus lokte, met dezelfde heerschzugtige oogmerken bezield, decius in eene hinderlaage, waarin de Keizer, na twee jaaren geregeerd te hebben , door de Gothen, gedood werd. Gallus moest, op zyn beurt, door de hand zyner Soldaaten , fneuvelen , ftrydende tegen EMiLiANUs,die hem den Tfaroon betwistte. Emilianus kwam op dezelfde 0 wy- (*) Wy moeten onze Leezers weder wyzen tot dezelfde Noodige Ophelderingen der Kerkelyke Gefcfcedenisjen van mosheim, lil. Deel. BI. 50, enz. (t) Ik zal de Gothen, en de andere overwinnende Barbaarfche Volken, nader doen kennen , wanneer hunne invallen gewign'ger gevolgen naar zich neepen , en zy gereed liaan om zich in 't Ryk te vestigen. Aa 2 ROM EIMEN. liet jaar naa CHRISTUS •249' De Gothen trekken den Donau over. Opflanden tegen decius. Biirgcrfyke Oorlogen.  37* ALGEMEENE DE ROMEINEN. Invallen der tarhaaren* Met Jaar naa christus 260. Valeriakus door sapor gevangen. VoortrcfiyRe handelwyze vanvA- lerianus , ten opzichte van aurelia-n üs. wyze om; tegen valerianus, zynen Mededinger, optrekkende. Deeze, tot dus ]ang, als een braaf Man, en uitmuntend Overheidsperfoon, geagt,betoonde zich een lafhartig en flegt Keizer. — De Barbaaren vielen, van alle kanten, aan, op de Wingewesten, door de Burger-Oorlogen, de optochten der Legeren, en de gefladige verwisfelingen der Oppermagten, aan hunnen inval bloot gefield. Valerianus behaalde , door zyne Veldheeren, op hun, verfcheide overwinningen in Gallie en Illyrie; doch geheele zwermen van Scythen verwoestten Klein-Afie, en bemagtigden Trebizonde, Calchedonie, Nicea en Nicomedie. Ten dien zelfden tyde vermeesterde sapor verfcheide Landfchappen , en pionderde Antiochie. — De Keizer zich derwaards begeeven, en eenen veldflag verlooren hebbende, verzogt den vrede. Hy ging, in eigen perfoon, zonder eenige voorzorge of wagt, om 'er met sapor over te handelen ;hy werd gevangen genomen; en als een veragtlyke flaaf, geduurende eene ruim driejaarige gevangenis, tot zynen dood toe, behandeld. De braafheid zyner gevoelens blinkt uit, in zeker geval, zo veel te waardiger vermeld te worden, om dat wy , in langen tyd, bykans geen trek van braafheid gezien hebben. Hy hadt aurelianus tot Burgemeester verheeven. Deeze beroemde Veldheer was arm , buiten flaat om de Spelen te geeven, en andere gebruikelyke onkosten, by 't aanvaarden der Burgemeesterlyke waardigheid, te betaalen. Valerianus beval, uit  GESCHIEDENIS. 373 uit de algemeene Schatkist, het geld, hier toe noodig, te neemen; het begin zyns Lastbriefs luidde: Wy hebben aurelianus tot Burgemeester verheeven: en dewyl zyne armoede , waar door hy groot, en veel grooter is dan iemand anders, hem niet toelaaten , de gewoone onkosten te doen, zo zult gy dezelve, uit 's Lands Schatkiste, goedmaaken. Treffelylc zeggen; maar van weinig kragts tegen verdorvene zeden! Gallienüs, de Zoon van valerianus, reeds met den eernaam van Augustus befchonken, wel verre van na den roem te dingen, om zynen Vader te wreeken, en uit de gevangenis te verlosfen, gaf zich geheel over aan vermaaken en dartelheden, terwyl de fchriklykfte rampen, Pest, Hongersnood, Oorlogen, Oproeren, en eene verfmaading van alle Wetten, het Ryk in verlegenheid en verwarring bragten. De gebeurtenisfen deezer Regeeringe maaken een duistere en verwarde mengelklomp uit, welken wy vrugtloos zouden poogen te ontwarren en te verlichten. Wy leezen van niets dan van ftrooperyen der Barbaaren, Opftanden, Moorden, en dergelyke gruwelen. Eene ganfche menigte van weerfpannelingen neemt den tytel van Keizer aan. Trebellius telt 'er dertig. De Heer crevier bepaalt het getal op achttien. Onder deezen fteekt posthumus uit, die zeven jaaren in Gallie regeerde, en blyk gaf van waarlyk Vorstlyke hoedanigheden. Hy dreef de Germaanen te rugge, en werd, volgens Aa 3 ge- OE ROMEINEN. Onrustige Regeering van galliü' nus. Veelen voor Keizers uitgeroepen. Posthumus,  DE ROMEINEN. Odenatus en zenoel- Het Jaar naa CHRISTUS 268. Gallienus vennoord. 374 ALGEMEENE gewoonte, door zyne Soldaaten , vermoord. In de gefchiedenisfen deezes tyds is ode. natus, Koning van Palmyra, of 't Opperhoofd van een Stam der Saraceenen, zeer vermaard. Deeze Held, aan den Keizer verknogt, verfmaadde sapor, en liet niet af de Perfen te beflryden; voerende den fchrik zyner wapenen tot de Stad Cte/iphon, in Asfyrie, de Hoofdftad des Ryks. Galli enus verheft hem tot Augustus; een tytel, welks eere hy deelde met de wydvermaarde zenobia, zyne Echtgenoote. Hy kwam ongelukkig om, door de laagen, hem in zyn huis gelegd. Zenobia werdt verdagt gehouden van 'er deel aan gehad te hebben. Zy regeerde, in den naam haarer Kinderen, als Koninginne van het Oosten; alle de merktekens van de Keizerlyke waardigheid aanneemende, met de handhaaving van dat gezag, zonder door gallienus daarin erkend te weezen. Deeze bevondt zich in Illyrie, om den aanval der Barbaaren af te weeren, wanneer een Daciër,aureolusgeheeten,een fnood en ltoutmoedig Man, zich in Italië voor Keizer deedt uitroepen, en gallienus noodzaakte na huis te keeren. Marcianus en claudius, twee moedige Vcldöverflen, aan welken hy het voortzetten des krygs hadt aanbevolen, floegen de Gothen of de Scythen, (want nu worden ze met deezen,dan met geenen naam benoemd). Vervolgens zich weder by gallienus vervoegd hebbende, maakten zy een vloek- ver-  GESCHIEDENIS. 375 verwantfchap tegen den Keizer, en bragten hem om. Zyne wreedheden en wellusten hadden zyn naam zo gehaat doen worden, dat het Volk zyne gedagtenis vloekte, terwyl zyne Moordenaars hem de eere der Vergoodinge waardig keurden. Ongevoelig voor alles hadt hy, verzoopen in de fchandelykfte dartelheden, op het gerugt dat Egypte het Romeinfche juk hadt afgeworpen, koeltjes geantwoord: Wel nul kunnen 117 niet leeven zonder het Egyptifche Linnen ? en het verlies van Gallie verftaande, was zyne taal: Is dan het Gemeenebest verloorxn, om dat wy niet meer ftojfen van Arras zullen krygen? De Raad kon het hem inzonderheid niet vergeeven, dat hy de Raadsheeren van het Krygsbewind hadt uitgeflooten: eene ongehoorde nieuwigheid. Zy gewenden 'er ondertusfchen aan, om de vreedzaame waarneemingen des Overheidsampts te flellen boven de gevaaren aan den kryg onaffcheidelyk. Hier hebben wy het begin eener geheel nieuwe rangfchifting, tusfchen den Tabbaard en den Degen. Het beginzel, waai" uit die verandering fproot, was de vrees, dat de Raadsheeren, in de Legers, te veel magts zouden krygen ; maar de Waaghalzen, de Struikroovers, de Barbaaren, maakten dagelyks Keizers. Claudius betoonde zich,door het goed gebruik, 't welk hy van de Opperheerfchappye maakte, die hooge Bediening waardig. Men zou hem met trajanus kunnen vergelyken, indien zyne Regeering niet te kortAa 4 ' öon- DE ROMEINEN. Hy hadt de Raadsheeren van Krygsbedieningen uitgeflooten. Claudius regeert met roem.  DE BOMEN NEN. Inval der Gothen in Europa. 7.y laaten de Boeken aan üeAtheners. Claudius verflaat ze , en rterft. 376 ALGEMEENE ftondig geweest ware. Hy kan met waarheid gezegd worden, geduurende zyne Kfcrte, doch roemryke, Regeering, het waggelend Keizerryk op lievige voeten, en eenigzins in den ouden luister gefield te hebben. Aureolus, die zich in Milaan onthieldt, deedt voorflagen van vrede; doch dien niet verwervende, waagde hy eenen veldflag, waarin hy fneuvelde. Tetricus hadt Gallie, Spanje en Groot-Brittanje in bezit.— Een vreeslyke inval der Gothen verhinderde den Keizer zyne wapenen tegen hen te wenden. Hy verklaarde: De Oorlog tegen tetricus is de myne; die tegen de Gothen, is de Oorlog van den Staat. — Deeze Barlaaren, ten getale van meer dan driemaal honderd duizend, waren , -.naa eenen vergeeffchen aanflag op Afie, den Hellefpont overgetoogen, en belegerden Thesfalonica. ■— Volgens zonaras, maakte een gedeelte dier Krygsmagt zich meester van Athene, en wilde daar alle de Boeken verbranden. Een hunner raadde dit af, door eene bedenking in 't midden te brengen , die, fchoon valsch, in zekere opzichten gegronder is dan men zich verbeeldt; naamlyk, dat de Grieken , met leezen zich onledig houdende, den Oorlog zouden verwaarloozen, en dus gemaklyk te overwinnen weezen. — Claudius verfchynt, de Gothen verwyderen zich van Thesfalonica ,• hy vervolgt ze tot den Donau, verflaat dit magtig leger; eene der gedenkwaardigfle Overwinningen behaalende. Eene befmettelyke ziekte, waar aan de Keizer te Sirmium ftierf, in het derde jaar zy.  GESCHIEDENIS. 377 zyner . Regeeringe, beroofde het Ryk van een' groot' Vorst, die anders misfchien het lot der Dwingelanden zou hebben moeten ondergaan. Hy ontving, behalven de Vergooding v.an den Raad en het Volk, de uitmuntendfte eerbetooningen. AURELIA NUS. Aurelianus, reeds ecnigermaate bekend, was de opvolger van claudius, en in ftaat om diens plaats te bekleeden, ten minnen voor zo verre het de Krygsdeugden betreft. Welhaast vondt hy zich ontflaagen van o^uintillus, den Broeder van claudius, door de Soldaaten tot Keizer verklaard. De Barbaaren, die Italië overftroomden, en, naar de nederlaagen, hun toegebragt, nog zo zeer te vreezen Honden, gaven hem meer werks, en vernoegen het Romeinfche Leger by Placentia. Hy wreekte zich kort daarop door drie overwinningen, van den Vrede gevolgd. Rome hadt zich in de grootfte verlegenheid bevonden; hy ondernam het, die Stad te verfterken, en de muuren te verbateren : welke hy zo verre uitzette, dat ze by de vyftig mylen omtreks kreegen: een groot werk, door probus voltooid. De Oorlog tegen zenobia riep hem na 't Oosten. Aa 5 Dee- DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 270. Aurelianus Keizet. Oorlog tegen de Barbaaren.  DE ROMEINEN. Het Jaar na CHRISTU 272. He dappen ZENOBIA wordt over wonnen er gevangen. Dood van U5KG1NUS. 378 ALGEMEENE Deeze hoogmoedige, ftaatkundige, kuifche, en geleerde Heldin, eene Leerling ( van den beroemden long in tjs, hadt Egypi te aan zich onderworpen, als mede Capad'ocie en Bithynie, 't welk haar den weg na Euro: pa baande. Haare heerschzugt vlamde op het Romeinfche Gebied; en haare dapperheid evenaarde de grootheid haarer ontwerpen. Maar de meerdere afgerigtheid, die de Europeaanen, in den Oorlog, boven de Afiatifche Volken hadden, moest, ten eenigen tyde, haare onvermydelyke nederlaage bewerken. Aurelianus verdryft haar uit Antiochie, verflaat haar leger by Emefa, zet haar naa, en belegert Palmyra, eene Stad, in ffcerkte zo wel als fchoonheid uitmuntend , en voorzien met allen voorraad en krygsbehoefte. Hy fchreef aan zenobia een' Brief, op eenen beveelenden toon , en ontving daar op een volmoedig en uitdaagend antwoord. Naa een lang beleg, dreigde de fchaarsheid de uiterfte rampen; zenobia vlugt, om by de Perfen hulp te zoeken. Op den oever van den Euphraat wordt zy gegreepen, en gevangen by aurelia nus gebragt. Deeze beftraft haar, over de vermetelheid, die haar bewoogen hadt, de wapens tegen de Keizers van Romê op te vatten. Zy antwoordde, met eene önbedeesdheid en bekwaamheid in 't fpreeken, haar byzonder eigen: Ik erken u, die weet te overwinnen, voor Keizer; gallienus, en zyns gelyken, dagten my dien naam niet waardig. De Overwinnaar fchonk haar het leeven; l - doch  GESCHIEDENIS. 379 doch hy bragt longinus om, als de Schryver van den beledigenden Brief, door zenobia aan hem gezonden. Het is een vlek in den roem diens Keizers, het bloed gellort te hebben van een Geleerden, nog heden ten dage geagt wegens zyne Verhandeling over de Verhevenheid des Styls. De Stad Palmyra weder opftaande, naa dat atjrelianus den Bosphorus was overgetrokken, keerde hy te rug, nam de Stad in, en joeg alle de Inwoonders , zonder onderfcheid van kunne of ouderdom, over den kling. Tetricus regeerde nog in Gallie; doch te midden van veele onlusten en oproeren, die hem deeden haaken om van 't bewind ontflaagcn te worden , en een amptloos leeven te leiden. Hy wierp zich eenigermaate in de armen van aurelianus, en gaf het leger over in den aanvang van den veldflag by Chalon, aan de Marne bevogten. ■— Toen was het Ryk niet langer verdeeld, en de zegepraal van atjrelianus, door vopiscus in 't brcede befchreeven, alleruitfteekendst. Onder de mede omgeleide gevangenen blonken zenobia en tetricus uit. Beide werden zy vervolgens op het minzaamst bejegend. Zenobia leefde als eene Romeinfche Vrouw van hoogen rang. Tetricus werd Landvoogd van Lucanie. Aurelianus voegde hem, lachende, toe: Het is veel loflyker een Gewest in Italië te beftuuren, dan aan geene zyde van de Alpen te heerfchen. Hoe zeer waren de zaaken en de denkbeelden veranderd! Naa DB ROMEINEN. Het gc'ieele Ryk aan aurelianusonderworpen. Zyne zegepraal.  DE ROMEINEN. Hy verliesi zyne nederigheid. Gefchenken om het Volle te bchaagen. Slegtheid van dit gebruik. 380 ALGEMEENE Naa zo veel op één gehoopten en luisterryken voorfpoed, fcheen de Keizer zyne oude nederigheid te vergeeten. Hy hadt voorheen zyne Echtgenoote verbooden Zyden Kleederen te draagen; zeggende, zich te fchaamen , eene ftoffe, tegen Goud opgewoogen, te koopen. Nu begon hy zelve Stoffen te draagen, met Goud en Edelgefteenten bezet; hy was de eerfte der Keizeren, die, met een Vorstlyk Hoofdcieraad bekroond, in 't openbaar verfcheen. Op de Gedenkpenningen, van hem geflaagen, leezen wy de eernaamen van Heer, en God. Schoon uit den aart zeer ftreng, bevlytigde hy zichzomtyds, om, door milde giften, het hart des Volks te ftreelem. In ftede der gewoone gefchenken van Koorn, deelde hy Brood en Kleederen uit: hy zou 'er Wyn by gevoegd hebben; indien zeker Hopman hem dit niet, op eene geestige wyze, ontraaden hadt; zeggende: Dat zo hy 'j Volk Wyn Jclionk, het vervolgens Ganzen en Kuikens zou verwagten. — Het belang en de heerschzugt hadden reeds, voor eene menigte van jaaren, die gevaarlyke gefchenken ingevoerd, welke het Volk greetig, lui, en onbefchoft doen worden. Een goed Staatsbeftuur zal den Armen werk verfchaffen, en geene middelen om in vadzigheid te kwynen. Aurelianus was gewoon te zeggen : Niets is vrolyker dan het Volk, als het wel onthaald is; doch dat zelfde Volk zou het hoofd opfteeken en woeden, wanneer men aan deszelfs grilligheden geene voldoening fchonk. Het zou op kosten van den Staat  GESCHIEDENIS. 381 Staat willen leeven, zonder voor den Staat iets nuttigs te doen: en wie ontdekt hier geen onuitputlyke bron van jammeren en ongeregeldheden ? Terwyl aurelianus dus de genegenheid des Volks zogt te winnen, verzuimde hy geenzins het behartigen des Staatsbeftuurs. Hy handhaafde de goede Orde en het Regt; hy beteugelde de ongebondenheid en 't misdryf; geenzins de zodanigen fpaarende, die de Burgers deerlyk knevelden, onder voorvvendzel van de belangen der Lands Schatkiste voor te Haan; zyne eigene Slaaven leverde hy, als zy misdreeven hadden, aan de Burgerlyke Overheid, om met hun naar de Wetten te handelen. Verfcheide verftandige infteUingen, om ingefloopene misbruiken te weeren, hadt men hem dank te weeten. — Hy wordt van te verregaande geflreng- en wreedheid befchuldigd; doch zyn gedrag, en de gemaatigdheid, jegens de vyanden betoond, overweegende,fchynt dit verwyt min aan weezenlyke wreedheid, dan aan de ongebondenheid zyner Eeuwe, toegefchreeven te moeten worden. Naa een' tweeden tocht na Gallie, waar hy de oude Stad Genabum herbouwde, en naar zynen naam Aurelianum, {[Orleans) noemde, en waar hy Dijon fh'gtte, raadde hem de voorzichtigheid, Dacie, een Wingewest van trajanus, over den Donau geleegen, te laaten vaaren. Hy voerde de Inwoon ders na Mefie over, en de Donau werd de grensfeheiding des Ryks. —- Hy rustte zich toe, om de verongelidringen, door sapor, DE ROMEINEN. Zyn anderzins wys Staatsbeftuur. Orlcans en Dijon door hem geftigt.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 275. Hy wordt vermoord. TA- 38a ALGEMEENE por, den Romeinen aangedaan, op de Perfen te wreeken. ■— Reeds was hy in Thracie gekomen, en gereed om den Bosphorus over te trekken, wanneer mnestheus, een zyner Geheimfchryveren, die by hem verdagt geraakt was van knevelaarye, en voor ftraffe vreesde, eene zamenzweering tegen den Keizer fmeedde, en dien Held van kant maakte. Zyn verraadlyke moord wekte den haat der Krygslieden tegen de moordenaars op, en zy bouwden te dier eigene plaatze, waar aurelianus werd omgebragt, een' Tempel te zyner eere.  GESCHIEDENIS. 383 TACITUS. — PROBUS, EN ANDERE KEIZERS, TOT DIOCLETIANUS. 't de kloekmoedigheid en de overwin¬ st^ ningen, door aurelianus behaald , den heerschzugtigen vreeze hadden ingeboezemd, 't zy het Leger, onder zyne Regeeringe,geleerd hadt,zich binnen de paaien van pligt te houden; 't zy liever, dat geen der geenen , die na het Ryk Honden, de Hemmen kon verwerven, en dat de Hoofdbevelhebbers fchuldig waren aan eene haatlyke zamenzweering: de Soldaaten, welk een vreemd verfchynzel! zonden aan den Raad een Brief, om van denzelven de verkiezing eens Keizers te verzoeken. De Raad begeerde, buiten twyfel uit vreeze, dat het Leger de keuze zou doen. Drie dergelyke bezendingen hielden de zaak meer dan zes maanden fleepende, en niemand maatigde zich, in dat tydsverloop, de Oppermagt aan. In 't einde verkoos de Raad tacttus, een' der Raadsheeren, een oud braaf Man, die, Het Leger en de Raad willen elkander de Verkiezing van een Keizer opdraaien. DE ROMEINEN.  DE ROMEINEN. Tacitus regeert als een braaf Vorst. Zyne hoogagting voor tacitus, en voor goede Keizers, 384 ALGEMEENE die, zyns ondanks, eene zogevaarlyke waardigheid aannam. De eerfte zorg deezes Vorften was, den Raad in de oude agtbaarheid te herftellen. Aan denzelven liet hy het regt om de Gezanten te ontvangen, Wetten te maaken, Voorburgemeesters te benoemen, en volftrekt uitfpraak over alles te doen; hy merkte die Vergadering aan als geregtigd, om Vrede en Oorlog te bepaalen. De Raad hoopte dat deeze verandering duurzaam zou weezen; een blyk dat een geheel lichaam van Menfchen, zo wel als elk hoofd voor hoofd, gereed en geneegen is zich met bedrieglyke hoope te voeden. Tacitus, het Burgemeesterfchap voor zynen Broeder verzogt hebbende, kon dit by de Raadsheeren niet verwerven; doch, wel verre van zich des te beklaagen, betuigde hy, meteen vergenoegd gelaat: Het blykt dat zy weeten, welk een Vorst zy gekoozen hebben. Hy beval, dat alle de Boekcryen voorzien zouden worden met de Werken van den grooten Gefchiedfchryver, wiens naam hy droeg, en van wien hy zich beroemde af te ftammen. Dit was geen uitwerkzel van trotsheid, maar een blyk van den yver deezes braaven Vorsts; naardemaal geene Boeken bekwaamer zyn dan die van tacitus, om affchrik van de Ondeugd en Dwinglandy in te boezemen. Hy rigtte een Tempé! op voor de Vergoode Keizers, waarin de gedagtenis der waarlyk agtenswaardige Vorften moest geëerd worden. Een geestig boerter betuigde zo aartig als gegrond: Dat alle hunne  GESCHIEDENIS. 385 ■tre Naamen wel te graveeren waren op den fteen van een ring. Staande den tyd dat het Ryk geen Opperhoofd hadt, vielen de Gothen, of de Scythen, in Afie. De Keizer ging in eigen perfoon hun beftryden, en verdreef ze. Ongelukkig hadt hy een zyner Bloedverwanten in eene bediening gefield, welke hy onwaardig was, en die, wegens zyne gepleegde geweldenaaryen, gedood werd. De moordenaars dagten de ftraffen niet te kunnen ontgaan, dan door een veel fnooder misdaad te bedryven. Zy bragten tacitus om, hoe braaf hy oo.k ware. Men zag welhaast, dat de infchiklykheid der Soldaaten, jegens den Raad, naa den dood van aurelianus, het uitwerkzel geweest was van den zamenloop der tydsomflandigheden, en niet van eene weezenlyke gemaatigdheid. Twee Legers maakten twee Keizers, florianus, Broeder van tacitus, en probus, een Man van zonderlinge verdienften, geboortig uit Pannonie, en, fchoon van onaanzienlyke afkomfte, waardig, Opvolger van de beste Keizers te weezen. By zyne verheffing betuigde hy den Soldaaten: Overweegt wel wat gy doet, gy zult, over uwe keuze, berouw hebben; ik yerftaa de kunst niet van u te vleien. De Krygsknegten fioegen geen agt op zyne tegenbetuigingen. Korten tyd daar naa berouwde het die van florianus, dat zy dien Broeder des Overleden Keizers boven den grooten probus gefield hadden, brag- III. deel. Bb ten DE KOMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 276. Hy wordt vermoord. Probus is zyn waardige Opvolger.  BE ROMEINEN. Hy ecrbiedt den Raad. De Germaanen uit Gal lie verdreeven. Ongerytnde vertelling van zosi- MUS. 386 ALGEMEENE ten hem om , en onderwierpen zich aan zynen Mededinger. Toen fchreef probus, op eene zeer eerbiedige wyze, aan den Raad, en vertoonde denzelven den ftaat der zaaken; 'er byvoegende: „ Het ftaat aan u, te oordeelen, of ik „ het Ryksbeftuur waardig ben; ik bid u „ op alles daar in die fchikkingen te maa„ ken, welke gy best en dienftig keurt". Zonder eenige moeite door den Raad erkend zynde, behandelde hy dien, op den zelfden voet, als tacitus gedaan hadt. Aan den Raad liet hy het volkomen gezag over Burgerlyke zaaken; voor zichzelven bykans alleen het Krygsbeftuur behoudende. Naa den dood van aurelianus, vervulde eene menigte van Barbaaren, Germaanen , Franken, Bourgondiërs, en Vmdaalen , Gallie met bloedftorting en rooverye. De Keizer verdreef ze van daar, en fchreef hun zeer harde voorwaarden voor. Hy eischte gyzelaars en fchatting; hy nam hun Vee, en behieldt zestien duizend hunner jeugdigfte Manfchap, die hy onder zyne benden ftak, en in verfcheide Landen verdeelde. Het was zyn grondregel van Staatkunde, voordeel te trekken van de Barbaaren, zo dat men het ongemerkt gewaar wordt. Doch dit was het middel om de Krygskunde aan de Barbaaren te leeren. In 't voorbygaan moeten wy hier eene ongerymdheid aantekenen, door zosimus, een Grieksch Gefchiedfchryver, en tydgenoot van theodosius. Hy verhaalt, dat het den Romeinen aan leeftogt mangelde, en op dien  GESCHIEDENIS. 38? dien tyd Koorn, met Water gemengd, uit den Hemel viel, waar van zy eenen genoegzaamen voorraad van Brood bakten. Hoe verder wy verwyderd geraaken van de Eeuwen, waarin de befchaafde Letteren bloeiden, hoe meer de Gefchiedenis, reeds ten dien^ tyde zelfs genoeg ontluisterd, met verdichtzelen wordt opgevuld. Pr obus was nu in Europa, dan eens in Afie, onophoudelyk bezig met de Barbaaren te bedwingen, en het dempen van oproeren. Drie of vier Ryksoverweldigers moesten hunne onderneemingen met hun leeven boeten. De rust werd allerwegen heriteld; en, geduurende den Vrede, de Krygsknegt gebruikt in nuttige Landsdienfïen, en het vervaardigen van heilzaame werken; doch dit was niet magtig hun muitzieken geest te bedwingen. Wanneer de Vorst hun een Kanaal deedt graaven, en de moerasfen naby Sirmium, zyne geboorteftad, droog maaken, bragten zy hem, in eenen opftand, om 't leeven. — Aan hem is Frankryk, Spanje en Hongarye, de Wynftokken verfchuldigd. Domitianus hadt verbooden dezelve te planten. Probus veroorloft dit aan die drie Volken. De Natuur fchynt zomtyds naar eene gunftige Wet te wagten, om haare fchatten te ontfluiten. Het Leger droeg het Keizerryk op aan ca rus, uit Narbonne van afkomst, Overften der Lyfwagt. Hy fchreef aan den Raad: „ Gy behoort u te verheugen, dat ,, men een Lid van uwen Rang,°en een „ Burger van uwe Stad, Keizer gemaakt Bb 2 „ heeft. db romeinen. Het Jaar naa christus 282. Probus komt in een oproer om. Het planten tier Wyngaardendoor hem aangemoedigd. Carus regeert korten tyd.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 284. DlOCLETIA- nus beklimt denTliroon. 388 ALGEMEENE ,, heeft. Wy zullen tragten uwe agting be„ ter te verdienen dan Vreemdelingen". In de daad, claudius, aurelianus, en probus, allen uit Illyrie herkomftig, waren niet aangemerkt geweest als Romeinen. Dan dit doet hunne verdienften te fterker uitmunten, en carus zou veel werks gehad hebben hun te evenaaren. Zyne korte Regeering gaf hem geene gelegenheid om 'er blyk van te geeven. De Sarmaaten verflaagen, en de Perfen fterk nagezet hebbende, ftierf hy in zyne tent, of door den Blixem ge. troffen, gelyk het gerugtwil, of vermoord door aper, den Overften der Hof bende, gelyk met waarfchynlykheid gegist wordt. Zyne twee Zoons, carinus en numerianus, beiden door hem met den tytel van Augustus befchonken , volgden hem op, zonder eene gedaane verkiezing. De laatstgemelde fneuvelde korten tyd daar naa, en aper wordt verdagt gehouden van een tweeden moord. — Diocletianus, tot Keizer verkooren, velde aper met eigen hand, in tegenwoordigheid van het Leger. Eene Druïde wordt verhaald, voorzegd te hebben, dat diocletianus het Keizerryk zou verkrygen, als- hy een Wild Zwyn gedood hadt, en hy geloofde die Godfpraak te vervullen, door het Latynfche woord Aper, 't welk een Wild Zwyn betekent, op aper toe te pasfen. De fnoode gruweldaaden van carinus hadden zeker diocletianus meer dienst gedaan,dan die belachlyke voorfpelling: Carinus leverde hem flag in Opper Mefie, en zou de overwinning behaald hebben,  GESCHIEDENIS. 389 ben, indien zyne Bevelhebbers, wier Vrouwen die fnoode gefchonden hadt, zich van deeze gelegenheid niet bediend hadden, om zich te wreeken, en hem van kant te maaken. DIOCLETIANUS en MAXIMIANUS. — CONSXANTIUS CHLORUS en GALE, RIUS. Diocletianus, een Dalmatiër van afkomst, was, volgens eenige Gefchiedfchryvers, de vrygemaakte flaaf eens Raadsheers. Door zyne verdienften klom hy in waardigheden op. Onder numerianus was hy Hoofdman van de Lyfwagt, die den Keizer fteeds vergezelde: want de Hofbende, zo gevreesd door hunne geduurige oproeren, diende nu in 't Leger, of bewaakte alleen het Paleis van buiten. By zyne Krygsbekwaamheden voegde hy verfland, flaatkunde en braafheid. Uit zyne daaden zal men kunnen oordeelen, of het verwyt van Dwinglandye, hem vry eenpaarig door de Kerklyke Gefchiedfchryvers gedaan, niet van partydigheid moet verdagt gehouden worden, en of zy zo veel gronds hebben als yvers voor hunne befchuldigingen tegen dien Vorst. ■— By den aanvang zyner Regeeringe gaf hy het grootfte blyk van gemaatigdheid: dewyl hy, naa eenen BurgerBb 3 ly- Het Jaar naa christus 284. Welk denkbeeld wy ons van diocletianus moe. ten vormen. Zynegcmaatigdlieid. DE ROMEINEN.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 286. Hy neemt maximianus tot Ryksgejioot aan. Hy fielt ook twee Cefays aan, con- stantius chlorus en calerius. 390 ALGEMEENE lyken Oorlog, Overwinnaar zynde, en alles in zyne magt hebbende, noch het leeven, noch de goederen, noch de waardigheden een der Aanhangeren zyns Mededingers ontnam. Naardemaal het Ryk van alle kanten, in het Oosten en het Westen, aangetast en benauwd werd, oordeelde diocletianus eenen Medehelper noodig te hebben, om het te verdeedigen. Hy nam tot Ryksgenoot MAXiMiANus, uit onvermaarde Ouders in Pannonie gefprooten; doch een groot Veldheer, fchoon van eenen wreeden aart. Van zodanig een Ryksgenoot hadt hy niets te vreezen; hy wist, door zyne voorzichtigheid, hem te beteugelen. Maxim ianus verdreef de fchrikverwekkende Germaanen, die onophoudelyk hunne invallen vernieuwden, uit Gallie. Diocletianus hadt niet minder voorfpoeds tegen de Perfen en de Barbaaren. — Dewyl, naa het behaalen der overwinningen, fteeds nieuwe gevaaren ontftonden, dagt diocletianus, dat twee Cefars, die elk een Leger zouden gebieden, en 't regt tot opvolging in 't Ryksbeftuur hebben, teffens zouden dienen om de vyanden af te weeren, en de oproerigcn te beteugelen. Constantius chlorus en galerius werden met dien eertytel befchonken. De een was een agterneef van claudius, en door zyne perfoonlyke hoedanigheden agtenswaardig; de ander een Daciër, van geringe afkomst, die geen andere deugd dan Dapperheid kende. De eerfte kreeg Gallie, Spanje en Groot- Briu  GESCHIEDENIS. 391 Brütanje tot zyn deel; de tweede Illyrie, Thracie, Macedonië en Griekenland. De Keizers, zonder het Ryk te verdeelen, 't welk als veréénigd bleef onder twee Opperhoofden , hadden onderling het opzicht over de Rykslanden verdeeld. Maximianus regeerde het Westen, diocletianus het Oosten. Hoewel dit nieuwe ftelzel van Ryksbeftuur voordeden hadt, in de toenmaaüge omftandigheden, moest het onvermydelyk eene menigte van nadeelen te wege brengen. Behalven de yverzugt, en de verdeeldheden, bykans niet te vermyden tusfchen Vorften van gelyke waardigheid, verzwakte het gezag, door verdeeld te weezen. Eén eenig Hoofd beftuurde niet langer het Lichaam. De Landfchappen merkten zich niet meer aan als deelen van één groot geheel. Daarenboven zo veel Vorften, zo veel Hofhoudingen. Elk hadt zyne Onderhevelhebbers en Bedienden, op 's Lands kosten. De Inkomften moesten dus vermenigvuldigd , de Lasten verzwaard, of 's Lands Schatkist uitgeput worden. Lactantius verklaart, op den vergrootenden trant der Redenkunftenaaren fpreekende, „ dat 'er ,, een grooter aantal Perfoonen moest be„ taald worden, dan 'er was om fchattingen „ op te brengen". Schoon wy hierop veel mogen affchryven, is het zeker dat de lasten zwaar drukten. Dit geval ftrekt ten blyke, hoe een hulpmiddel, wanneer de kwaaien van den Staat.zeer gevaarlyk zyn, dikwi'ls niets anders is dan eene nieuwe kwaal. Bb 4 De DE ROMEINEN. Ongelegenheden , aan die Regeeringfchikkiug vast.  DE ROMEINEN. Gebouwen van diocletianus. Voorfpoed, in weerwil van dit alles. Eumenius te Au'.un. 392 ALGEMEENE Dc fpilzugt van diocletianus, en zyne drift tot het vervaardigen van nieuwe Geftigten, vermeerderden de uitgaven grootlyks. De openbaare Baden, welker overblyfzels nog te .Rome te zien zyn, door a mmian.us marcellinus, wegens derzelver grootte by geheele Wingewesten vergeleeken, gingen, met de daad, gemeene Steden, in vatbaarheid om Volk te bergen, te boven. NicovieJie, de Stad zyns doorgaanden verblyfs, werd, door de aanzientykheid der Gebouwen, een tweede Rome. De Ryksinkomften konden, in dien tyd, beter befteed geworden zyn. Niettegenftaande dit alles, gingen de zaaken op eenen vry goeden voet. Julianus en achilleus, twee Ryksoverweldigers, werden geflaagen. 't Is waar, diocletianus liet een groote uitgeftrektheid Lands in Egypte, boven Elephantis, vaaren; doch de onkosten van de krygsmagt, welke daar onderhouden moest worden, overtroffen zeer verre de inkomften diens Lands. — Constantius chlorus onderwierp Groot-Brittanje, waar cavalcarus, en vervolgens allectus, zich den tytel van Augustus hadden aangemaatigd. Hy herwon de Landen der Batavieren, door de Franken vermeesterd. — Eindelyk deedt hy eene menigte van Steden uit de puinhoopen herryzen, en herbouwde de Schoole te Autun, welker opzigt hy eumenius, een zeer welfpreekend Redenaar, aan hem ten hoogften verpligt, toevertrouwde. Hy gaf hem zes  GESCHIEDENIS. 393 zes honderd duizend Sestertiën tot eene wedde. Aan den anderen kant werd narses, Koning der Perfen, Kleinzoon vans apor,door galerius geheel verflaagen;naa op hem eenige overwinningen behaald te hebben. Hy verzogt den Vrede, en onderwierp zich aan de voorwaarden, hem voorgefteld. Mefopotamie bleef aan de zyde der Romeinen; de Rivier de Tigris diende ter grensfcheiding. Deeze Vrede duurde veertig jaaren. Volgens a u- relius victor zou diocletianus zeer gemaklyk de Landen van narses hebben kunnen bemagtigen. Doch wat zou hy daar mede gewonnen hebben ? Het Romeinfche Ryk was reeds van eene al te groote uitgeftrektheid. Ryksvermeerderingen te willen maaken, wanneer men 't Ryk zelve nauwlyks kan verdeedigen, is een ftuk, waar om een voorzichtig Vorst nooit moet denken. Diocletianus deedt, door zyne eigene Landen te bewaaren, en eenen gelukkigen Vrede te bezorgen, veel meer dan hy, door de uitgeftrektfte vermeesteringen , zou hebben kunnen te wege brengen. Hy regeerde nu, zints achttien jaaren, altoos gelukkig in zyne onderneemingen, geëerbied door zynen Ryksgenoot en de twee Cefars; overal gehoorzaamd, verzagtende, door de gunstrykheid, de ftriktheid des Ryksbeftuurs. Wel verre van uit eigen beweeginge de Christenen te vervolgen, zogt hy ze te befchermen. De rust hadt hunnen ouden yver doen bekoelen; zy betoonden dien zo veel te minder,als hunne allerheiligBb 5 ^ DE ROMEINEN. Veertigjaarige Vrede me: de Perfen. Onder de Christenen heerscbt het Zedebederf.  03 ROMEINEN. 394 ALGEMEENE fle Godsdienst minder tegenkantingen ontmoette. Zy bouwden nu groote en aanzienlyke Kerken, en baden in dezelven den waaren'god openlyk aan. „ Maar", opdat ik my hier van de woorden des Kerklyken Gefchiedfchryverseusebiusbediene, ,, maar „ toen men door te groote vryheid tot op„ geblaazenheid en loomheid verviel, toen „ de een den ander benydde en lasterde, ,, en wy inwendig tegen onszelven als oor,, logden, om zo te fpreeken, met wapenen ,, en fchigten van woorden; wanneer Bis„ fchoppen tegen Bisfchoppen, en het Volk „ tegen Volk zich kantten, en beroerten ,, verwekten; wanneer de inoode bedriege„ ry en geveinsdheid het toppunt van God,, loosheid bereikt hadt; wanneer zy, die „ onder ons den naam van Herders droegen, den régel der Godsvrugt verwaarloozen,, de, tegen eikanderen van twistgierigheid „ blaakten, en zich alleen bevlytigden om ,, de twisten, bedreigingen, den yver, en „ onderlingen haat en vyandfchap te ver,, meerderen , en met de grootfte hevigheid ,, het Opperbeftuur in de Kerken, als waar ,, het eene Ryksdwinglandy, zich aanmaa,, tigden; toen was het, dat, volgens het „ zeggen van jeremia, de heer de Dog,, ter van Sion in zynen toorn bewolkte" (*), enz. Dit getuigenis wyst uit, hoe flegte beleevers van den besten Godsdienst, der Kerke ramp op ramp berokkenden, en dat wy ons 00 'Eusebius, Kerklyke Gefchiedenisfen, VUL Boek. I. Hool'dtï. EI. 454.  GESCHIEDENIS. 395 ons geenzins moeten verwonderen, als wy, de Kerklyke Gefchiedenisfen leezende, zo veele gevallen aantreffen, die ons met ontroerenisfe en verontwaardiging vervullen, en fmertend medelyden met eenen mishandelden Godsdienst veroorzaaken. Galerius droeg, door bygeloof en wreedheid vervoerd, alle Christenen een kwaad hart toe. Hy zogt ze zwart te maaken in 't oog des Keizers, zonder terftond zynen wensch vervuld te zien. Men fpande een breedeRaadsvergadering, waarin diocletianus, „niettegenflaande de eenpaarigheid der ftemmen, zyne toeftemming tot het geeven van een bloedvergietend Bevelfchrift weigerde. Hy beval, en dit was reeds drukkend genoeg voor de Christenheid, dat de Kerken moesten verwoest, en de Heilige Boeken verbrand worden; dat elk Christen, in waardigheid gefield, de Bedieningen , welke hy bekleedde, moest misfen, of zyne Burgerlyke voorregten verliezen als hy een gemeen Man was, en eindelyk, dat zy tegen niemand in Regtszaaken zouden kunnen getuigen. Zeker Christen fcheurde dit Bevelfchrift openlyk aan flukken. Hy werd met den dood geftraft. — In een tweede Bevelfchrift, ontvingen de Overheden last, om de Bisfchoppen en Priesters in de gevangenisfe te werpen, als Z3*nde zy de Mannen, die den yver der menigte voor 't Christendom opflookten. Indien wy lactantius mogen gelooven, liet galerius, om den Keizer tegen de Christgelooyigen te verbitteren, het Pa- DE ROMEINEN, Het Jaar naa CHRISTUS 303. Vervolging tegen de Christenen. Voortgang der Vervolginge. Wat- LACTANTIUS veiü aait.  ce romeinen. Het aediag der ChristejK/-3,fUandedezelve. 396 ALGEMEENE Paleis te Nicomedie in brand ileeken, en befchuldigde, met die euveldaad,de Christenen. Maar constantinus, die 'er by tegenwoordig was, fchryft, in eene Kedenvoering, ons door eusebius nagelaaten, deezen brand aan den Blixem toe. Dit getuigenis fchynt zwaarder te moeten weegen, dan het gezag van lactantius, wiens Werk, over den Dood der Vervolgeren, alleen ingerigt is om te bewyzen, dat god, in dit leeven, de Vervolgers ftraft. Wereldlyke Gefchiedfchryvers lichten ons, ten opzichte van dit geval, niet toe: de ftrydigheid der getuigenisfen maakt het duister (*). Vast gaat het, dat de Vervolging onder diocletianus, (van 't gros der Kerkgefchiedfchryveren de Tiende Algemeene Vervolging geheeten,) minder aan diocletianus, dan aan den wreeden en bloeddorftigen galerius, en den feilen haat der Overheden en Priesteren moet toegefchreeven worden. De verdere Bevelschriften tegen de Christenen voerden de Romeinfche Overheden met zo veel yvers uit, dat het gefchaapen ftondt, als of de Christenen geheel en al van onder de Zonne zouden verdelgd worden. Groot was, volgens eusebius, het getal der Afvalligen: dan veelen verwierven eene des te roemryker Martelkroon; zich door de fchriklj'kfte ftraffen niet laatende be- (*) Mosheim tragt het op te klaaren in de Noodige Ophelderingen zyner Kerklyke Gefchiedenisfen, UI. Deel. Bhdz. 422, enz.  GESCHIEDENIS. 397 bcweegen, tot het verzaaken der beledene Waarheid. Men moet nogthans bekennen , dat 'er onder de gemartelden niet weinigen waren, die, door hunne eigene verkeerde en roeklooze handelwyze, zich de doodftraffe op den halze haalden. Ik zal niet fpreeken van de zodanigen, die Vergaderingen hielden, 't welk, van den beginne der Vervolginge af, ftreng verboden was; te hunner verfchooninge kan niet weinig gezegd worden. Doch anderen vervoegden zich, uit eigen beweeging, tot de Regters, beleden Christenen te weezen, en eischten onvoorzichtig den dood. Sulpitius severus laat zich hier over, op deezen trant, hooren: „ Men liep, om ftryd, tot het roem„ ryk lyden, en de roemryke Martelkroo,, nen werden toen veel gretiger gezogt, ,, dan de Bisdommen thans door fnoode „ heerschzugt begeerd worden". Dit is een trek der Rederykkunst: want het is even verkeerd en ftrydig met de Christlyke Wet, ligtvaardig en onbezonnen den Marteldood in den mond te loopen, als, door fnoode heerschzugt gedreeven, na een Bisdom te ftaan. By eusebius, en anderen, vindt men een aantal voorbeelden van Menfchen, die, door eenen kwaalyk beftuurden en onverftandigen yver vervoerd, den Marteldood zogten, en dus de Overheden als uittartten; „ door hunne kloekmoedigheid", gelyk hy fpreekt, „ betoonende, dat zy, ,, die in den Dienst van den god des Heel„ als roemden, niet verfchrikt wierden, „ door het verfcheuren van Wilde Dieren". Eu- DE ROMEINEN.  DE ROMEINEN. Diocletianus vindt geen fmaak in Rome. 398 ALGEMEENE Eusebius moge hun beftaan pryzen, ik kan 'er geenen lof aan geeven , en de Wetten der Chrisilyke Kerke begunftigden ook deezen geenzins. En 't is in geenen deele te verwonderen, dat zy, die, zulkerwyze, de Keizers, de Wetten, en de Landvoogden befpotten, en ftoutlyk de zodanigen tergden, die, volgens het Euangelie, met eerbied moeten bejegend worden, by Menfchen van eenen hoogmoedigen aart, met magt bekleed, en van den waaren Godsdienst onkundig, de ftraffe hunner onverantwoordelyke onvoorzichtigheid leden. Diocletianus, te Rome gekomen zynde, waar hy flegts eens, naa den aanvang zyns Ryksbeftuurs,zich vertoond hadt, werd daar, benevens zynen Ryksgenoot, met eene zegeflatie, wegens de behaalde overwinningen , vereerd. De Romeinen verwagtten heerlyke Spelen te zullen aanfehouwen, en ryklyk te deelen in ruime gefchenken, aan welke zy niet dan te zeer gewoon waren. Zy vonden zich bedroogen door den Keizer, die zyne goederen beter te raade hieldt. De Spelen, was zyne taal, waar by de Zedemeester tegenwoordig is, behooren zedig te zyn. Het Volk, geen fmaak vindende in die zedigheid, begon des te morren, en floeg tot fchimpen over. De Keizer vertrok fchielyk, in de maand December, uit eene Hoofdftad, welke hem niet behaagde. De koude van dat ongunftig jaarfaifoen , de vermoeienis der reize, joegen hem eene {kepende kwaaie, van welke hy nooit volkomen herftelde, op het lyf. En deeze bragt,  GESCHIEDENIS. 399 bragt, ongetwyfeld, niet weinig toe, om hem een weerzin van het Ryksbewind in te boezemen. Zyner grootheid en der Regeeringe moede , en gedrongen door de aanzoeken van den heerschzugtigen galerius, befloot hy, benevens maximianus, het Ryksbeftuur neder te leggen. De twee Keizers ftonden de Oppermagt af aan de twee Ce/ars, nu s Augustus/en geworden; en zy benoemden, om dezelfde gedaante der Regeeringe te behouden, twee nieuwe Ce/ars, maximinus, den Neef van galerius, en severus; beiden door hunne afkomst tot dien hoogen rang niet bevoegd, en door hunne ondeugden dien te eenemaale onwaardig. Hunne verheffing was het bedryf van galerius. Maxentius, Zoon van maximianus, en constantinus , Zoon van constantius chlorus, hadden, in alle opzichten, regt tot de voorkeuze gekreegen , om de waardigheid van Ce/ar gevoerd te hebben; maar galerius wilde zodanigen, die van zyne hand vloogen. De heerschzugt befluurde en bepaalde zyne keuze , en offerde 's Ryks welzyn op. Het is een vreemd verfchynzel, dio- n cletianus te befchouwen , daar hy, j* naa eene roemryke Regeering van twintig e< jaaren, zich na Salone, zyn Vaderland, be- h' geeft, zyn tuin bearbeidt, en hem te hooren betuigen: Nu leef ik, nu ik de fchoonheid der Zonne zie. Op de aanmaaning, om weder den Ryksthroon te beklimmen, was zyn antwoord: Indien gy de meeskruiden aan- fchouw- DE ROMF,rNEN. Het Jaar naa CHRISTUS 5°5- []y ftaat het Ftykmetzyii \mptgenoot WAX1MIANUS tf. lOCLETiajs leeft geit kig in de nzaaraid.  de romeinen. Zyn zeggen, wegens de zwaarigheden der Regeeringe. Ongelyke verdeeling tusfchen CONSTANTIES CHLORUS en qale- IUUS. 400 ALGEMEENE fchouwde, die de grond, door myne handen bearbeidt, voortbrengt, gy zoudt my niet meer van 't Keizerryk fpreeken. De woorden, door vopiscus hem in den mond gelegd, over de zwaarigheden der Regeeringe, bygebragt door den Heer crevier, wyzen uk, hoe hy de klippen wist, die de Oppermogenheid dreigen, en hoe bedagtzaam hy was om ze te vermyden. „ Niets, zegt hy, valt bezwaarlyker, dan ,, met wysheid te regeeren. Vier of vyf ,, Menfchen veréénigen zich, en fpannen „ zamen om den Vorst te bedriegen; zy „ regelen zyne oordeelvellingen: de Vorst, ,, in zyn Paleis opgeflooten, ziet de waare ,, geiteltenis der zaaken niet; hy weet niets, „ behalven het geen zy willen dat hy weet; „ hy fchenkt bedieningen aan des onwaar„ dige perfoonen , en verwydert de zoda„ nigen, op welken hy zich moest verlaa,, ten, van 't Hof; in 't einde wordt een „ goed Vorst, die voorzichtig en braaf „ is, door trouwloozen verraaden". De Throon, uit dit gezigtpunt befchouwd zynde , is geenzins aanlokkelyk, en kan gemaklyk, zonder hartzeer, verlaaten worden. Gelukkig voor het Menschdom, dat 'er groote Mannen zyn, die de lirikken der vleierye weeten te ontgaan, en hun vertrouwen met een onderfcheidend oordeel te plaatzen. Constantius chlorus was zo regtvaardig, zo minzaam en goedertieren, als galerius onregtvaardig, heerschzugtig en wreed: dit maakte de verééniging tusfchen  GESCHIEDENIS. 4or jfchen de twee Augustus/en onmogelyk. Zy verdeelden het Ryfcsbeftuur; afzonder]yk elk zyne Landen beheerfchende. 'Er was geene gelykheid in die verdeeling. Severus, die, als Ce/ar, de onderryksbeftuurder van constantius behoorde te weezen, deedt alles naar den zin van galerius. Deeze,, Meester van Afie, van Illyrie en Thracie, badt ook Italië en Africa, waar severus geboodt, onder zyn bewind. Het Oosten van den Berg Am anus, (in Cilicief) tot aan de grenzen van Egypte, gehoorzaamden maximinus. Terwyl galerius zyn dwinglandfchen fchepter zwaaide over deeze wyduitgeftrekte Ryken, genooten Spanje, Gallie, en Groot-Brittanje de zoetigheden eener billyke Regeeringe; constantius chlorus regeerde alleen om zyne Onderdaanen gelukkig te maaken. Wel verre van zich te verryken, door zwaare belastingen te heffen , of de Ingezetenen te verarmen door kwistende overdaad, bediende hy zich van het Zilveren Vaatwerk zyner Vrienden, als hy meer dan gemeene gasteryen aanrigtte; hy befteedde het geld alleen tot 's Lands oirbaar, en hadt de harten zyner Onderdaanen tot zyne fchatkisten. Het geeven van eenig teken was genoeg, om elk aan te zetten , tot het opbrengen van alles wat hy kon, ten algemeenen beste. — Deeze agtenswaardige en beminnelyke Vorst ftierf te York, als hy wederkeerde van eenen roemryken krygstocht tegen de Pielen. Zyn III. deel. Cc Zoon DE ROME!» NEN. Onderfcheide Regeerwyze van galeriusen constantius chlorus. Hy ftierf te Tork i con- stantinus is zyn Opvolger.  BE ROM BINEN'. Schryvers van de Keizerlyke Gefchiedenisfe, Plotinus en p0rphymu3. 402 ALGEMEENE Zoon constantinus hadt zich, met de vlugt, gered uitNicomedie, waar diocletianus hem, als een Gyzelaar, gehouden hadt, en galerius hem, als een gevangene, beoogde te bewaaren. Constantius chlorus benoemde dien Zoon tot zyn eenigen Opvolger; het Krygsvolk, zeer met hem ingenomen, riep dien welbeminden, zonder verwylen, voor Keizer uit. Wy zullen hem vervolgens op den Rykszetel, met vollen luister, zien praaien. Ten tyde van diocletianus leefden de Gefchiedfchryvers, die by uitfteekenheid den naam draagen van de Schryvers der Keizerlyke Gefchiedenisfen, ([Histories August ce Scriptor es,~) te weeten capiTolinus, lampridi üs, trebellius, spart i- anus, en vopiscus, wier gebrekkige Werken, noodzaaklyk om dat wy geen betere hebben, geenzins kunnen dienen om eene aanééngeichakelde Gefchiedenis uit te leveren: dewyl zy niet alleen elkander wederfpreeken; maar dikwiis met zichzelven flxyden. De goede fmaak was droevig verbasterd, en de waarheid, menigwerf, zo min als de fraaiheid, in hunne Schriften te vinden. Plotinus, die, ten tyde van gallienus, verlof verzogt, om eene Stad in Campanie te bouwen, ten einde hy daar het ftelzel van plato's Gemeenebest daadlyk mogt invoeren , hadt de PlatoniJche Wysbegeerte opgang doen krygen. Hy mogt veel liever eene Woestyne verzogt hebben, verre afgefcheiden van allen omme-  GESCHIEDENIS. 403 xnegang met de rest des Menschdoms; en nog zou hy niet gcflaagd weezen : want zyne Wysgeeren zouden Menfchen gebleeven of geworden zyn. — Porphyrius, zyn Leerling, bloeide te Rome, onder diocletianus. De Christenheid hadt nooit gevaarlyker vyand. Wanneer constantinus zynen yver voor den waaren Godsdienst betoonde, deedt hy het Werk, waarin porphyrius denzelven beltreedt, verbranden. Wy kennen 't zelve alleen, door de Hukken en brokken, ons bewaard door de Kerkvaderen, die 't zelve wederlegdcn. De droomeryen en harsfenfchimmen der Nieuwe Platonifche Wysgeeren, de ingebeelde Weezens, waar mede zy 't Heelal vervulden , de bygeloovige verborgenheden, door welke zy voorgaven zich met de Godheid zelve te veréénigen, fchynen alleen gefchikt om bondig denkende verftanden daar eenen afkeer van in te boezemen. De fmaak, nogthans, voor die Wysbegeerte verfpreidde zich onder de Christgeloovigen; hier uit ontftondt eene afgetrokkene fcherpzinnighcid , vol twistgraagte, waar uit eene menigte van gevoelens voortkwam , zo flrydig met het welzyn der Kerke, als nadeelig voor de rust van den Staat. De Nieuwe Platonifche Wysgeeren vormden zich eene Verborgene, of Myftike Godgeleerdheid, om bet ongerymde en tegenftrydige des Heidendoms te bedekken en te vergoelyken. En het ftondt grootlyks Cc 2 te DE ROMEINEN. Nieuw: PlatonifcheWysgeeren.  DE KOMEIKEN. 404 ALGEMEENE GESCHIEDENIS, te dugten, dat de Christenen, hunne Wysbegeerte beoefenende, om 'er zich tegen te verzetten, eenigen hunner denkbeelden zouden overneemen , en de eerwaardige eenvoudigheid van het Geloof der Euangelie Leere bederven, door het byvoegzel eener valschlyk genaamde Weetenfchap.    OUDE en HEDENDAAGSCHE ALGEMEENE PTEREL D LTKE GESCHIEDENIS. VIERDE DEEL.   OUDE en HEDENDAAGSCHE A L G E M EENE WE RELDLTKE GESCHIEDENIS. gevolgd naar het frans ch VAN DEN HEER Abt MILLOT, Lid van de Academiën der Weetenfchappen van Lions en Nanci. VIERDE DEEL. DE OUDE GESCHIEDENIS. Te AMSTERDAM, By T N T E M A en T I E B O E L. mdcclxxvi.   OUDE en HEDENDAAGSCHE ALGEMEENE IVEKELDLTKE GESCHIEDENIS. VERVOLG der romeinsche geschiedenis. ELFDE TYDPERK. CONSTANTINUS. DE ZETEL DES RYKS NA CONSTANT l« NOPOLE OVERGEBRAGT , EN DE CHRISTLYKE GODSDIENST VASTGESTELD. EERSTE HOOFDSTUK. Het begin der Regeeringe van constant inüs. — Zyne Bekeering. — De Nederlaag van maxentius. Of constantinus, met den bynaam van den grooten bekend, in Bithynie, of in Engeland, of te Naïsfus, nu Nisfa, in Dardanie, (welk laatfte het waar* IV. deel. A 3 fchyn- DE ROMEINEN. Twyfelingen over de  DE ROMEINEN. geboorteplaats en afkomst van CONSTANTINUS. Algemeen denkbeeld van de Gcfebiedeniszyns tyds. 6 ALGEMEENE fchynlykst is,) gebooren zy; oFhelena, zyne Moeder, van laage of aanzienlyke afkomst, de Vrouwe of Byzit van constantius chlorus geweest hebbe, zyn vraagen gefchilftukken der Gefchiedkunde, met welker oplosfing en ontwarring wy den tyd niet zullen kwisten. Stoffe te over, om onze weetgraagte uit te lokken en te verzadigen , doet zich op, fchoon dezelve zich tot het waare en het nutte bepaale. Eene nieuwe gedaante van zaaken vertoont zich aan ons oog, en trekt alle onze aandagt; eene nieuwe Ryksftad; een nieuwe Godsdienst; eene nieuwe Staatkunde; minder fchreeuwende fchelmftukken, minder bloedvergietingen , minder geweldige en fchielyke omwentelingen; maar meer listen, meer trouwloosheden, en doortrapter boosheid; de Kerk, zegepraalende over de Afgodery, doch verfcheurd door inwendige onlusten; het Keizerryk, noch op eigen voeten ftaande, doch, aan alle kanten, ten val neigende, zyn hoofdvoorwerpen, welke de Eeuw van constantinus den grooten oplevert, en die dezelve eene der gedenkwaardigfte Tydperken in de Gefchiedenisfen der Wereld maaken. — De veelvuldige ftrydigheden tusfchen de verhaalen der Christen Schryveren, en die des Heidendoms, bewolken hier niet zelden de waarheid. Zo veel ons mogelyk is, zullen wy, volgens daadlyke blyken, oordeelen,. en ons hoeden, om door geen lof-of lasterreden gezwenkt te worden. Dit is het eenige middel om kundigheden te verkrygen, welke  GESCHIEDENIS. 7 ke onzer beoefeninge verdienen; en die huide zyn wy der Waarheid verfchuldigd. Constantinus hadt, ten tyde van zyns Vaders overlyden, den ouderdom van omtrent twee- en dertig jaaren beklommen. Zyne inneemende en deftige houding, zyne welgemaaktheid van geftalte, dienden om de begaafdheden zyns verftands en de hoedanigheden zyns geests, te luisterryker te doen uitmunten. De eerzugt blies hem moed in; voorzichtigheid, met moed gepaard, beftuurde hem in de onderneemingen, waar toe de eerzugt hem aanzette. Galerius, voor zo veelvermogend eenen Ryksgenoot dugtende, hadt hem den tytel van Augustus geweigerd, en dien aan severus gefchonken. Deeze vondt terftondt eenen Mededinger in maxentius, Zoon van maximianus, door Rome en de Krygslieden voor Keizer verklaard; doch onmagtig om op zich zeiven die Waardigheid te handhaaven, verzogt hy zyn' Vader maximianus het Keizerlyke gezag weder te aanvaarden. — Maximianus hadt reeds lang berouw van den gedaanen afftand, en nam de nedergelegde waardigheid op nieuw aan; naa vrugtloos diocletianus verzogt te hebben om dien zelfden hertred te doen. Diocletianus hieldt zich aan 't landleeven en de ftïlle bekoorlykheden des Landbouws, 't zy hy daar in te veel zoets vondt om ze te verlaaten, 't zy hy geen' kans zag om de rust des jammerlyk verdeelden Ryks te herftellen: want 'er waren toen niet minder dan A 4 vier DE ROMEINEN. Het jaar naa christus 306. Verdeeldheden tusfchen d2 Ryksbeftuurdersi Maximianus neemt den tytel van Keizer weder aan.  8 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Dood van severus. Maximia- nüs pOOgt zyt) Zoon maxent1us afte zetten ; doch deeze verdryft hem. LlOINIUStOt Keizer verheeven.Maximianus zoekt constanti- nus te vermaden. vier Augustus/en, drie in Italië, en één in 't Oosten, en twee Ce/ars. >— Severus, verraaden door zyne trouwlooze en omgekogte Soldaaten, vondt zich welhaast genoodzaakt, door het openen zyner aderen, een einde aan zyn leeven te maaken. Maximianus vreesde, ondertusfehen, door galerius vermeesterd te zullen worden. Hy trok na Gallie; verbondt zich aan constantinus, wien hy zyne Dogter ter Vrouwe gaf. Middelerwyl toog galerius aan. Maxentius ftelde alle ftreeken van verraaderye te werk tegen den Mededinger , wiens Soldaaten zich, voor 't grootfte gedeelte, lieten overhaalen; doch hy vondt geen gelegenheid, om galerius zelve, die zyne laagen ontfnapte, in zyn geweld te krygen. Maximianus bedient zich van dit voorwendzel, om zynen Zoon af te zetten; doch wordt, door denzelven, uit Rome gedreeven. Verdreeven, en woedende van fpyt, keert hy weder na constantinus; dien hy, tot het voeren van den Oorlog, zogt te dwingen; doch hier in niet flaagende, vervoegt hy zich by galerius zelve, met oogmerk, om, gelyk hy voorgaf, de rust des Ryks te bewerken; doch veel waarfchynlyker met inzigt, om zich, door eene nieuwe daad van trouwloosheid , te verheffen. Galerius benoemde, in tegenwoordigheid van maximianus en diocletianus, die ftandvastig het weder beklimmen van den Ryksthroon weigerde, in ftede van severus, licinius, een Dacier, door af-  GESCHIEDENIS. 9 afkomst, noch door deugd edel,maar fnood en wreed van aart, doch in krygskunde beroemd , en hoogst geliefd by de Soldaaten, tot Augustus. Maximinus, die dus lang het Oosten, onder den tytel van Ce/ar, beheerscht hadt, kreeg geene kundfchap deezer verheffinge, of hy nam, over die keuze verbitterd, mede denzelfden rang aan , met toeftemming zyner Krygsmagt. Welk eene geftadige Staatsverwisfeling! Dus hadt het Romeinfche Ryk zes Opperhoofden teffens. Een zevende deedt zich, ten dien zelfden tyde, op in Africa, alexander naamLyk; zyn Ryk was van korten duur. — Maximianus, in onmin met galerius, ging weder na Gallie tot constant 1nus, lag hem Jaagen, ten loon der verleende gunstbewyzen. Vervolgd, gevangen, en egter met zagtmoedigheid bejegend, zogt hy zynen Schoonzoon van kant te helpen; deeze noodzaakt hem met een ftrop het leeven te eindigen, en deedt de Standbeelden zyns Schoonvaders omverre werpen. Die oude Keizer hadt, meer dan ééns, het Purper nedergelegd en weder aangenomen; hy was een vyand van den Vrede, een vyand van zyn' Zoon, van zyn' Schoonzoon en van zichzelven. Galerius ftierf het volgende jaar, aan eene fchriklyke en fleepende kwaaie. De Heidenfche Gefchiedfchryvers gewaagen van hem met lof; de Christen Schryvers fchilderen hem af als een Dwingeland. Hy was een yverig voorftander vap het Veelgodendom, en een wreed Vervolger der Christenheid. A 5 Niet- de ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 3IO. Dood van GALERIUS.  DE BOiMEIWEN. Dwinglandy van MAXENTIÜS. io A L G E M E E N E Niettemin gafhy, op den oever des doods, een Bevelfchrift; gelastende, dat de Vervolging zou geftaakt, en den Christenen, omtrent welken hy zo ongehoorde wreedheden gepleegd hadt, vryheid en rust gefchonken worden. Maxentius, een ander Vervolger, haatte de Christenen des te fterker, om dat constantinus, op het voetfpoor zyns Vaders constantius chlorus, hun gunfte toedroeg, 't zy door goedertierenheid of ftaatkunde hier toe bewoogen. Maar de Dwinglandy van maxentius bepaalde zich niet tot het verdrukken der Christgeloovigen: alle de Ingezetenen des Ryks gingen zugtende gebukt onder den last zyner wreedheden , rooveryen, en ongebondenheden. Alexander, die zich in Africa ten Keizer opgeworpen hadt, overwonnen hebbende, fpeelde hy de rol van wreedaard, nog bloediger. Niet vergenoegd met Menfchen van allerleien rang, Ambagtslieden niet uitgezonderd , zwaare belastingen, als vrye giften, opgelegd te hebben, ftelde hy alles, wat onregtvaardig en wreed was, te werk, om eene onverzaadelyke gierigheid te voldoen , en de fchandelykfte ontugtigheden te pleegen. Onder voorwendzel van zyns Vaders dood te wreeken, maakte hy een ontwerp om constantinus te verdelgen. Constantinus was op het veroorzaaken van den val van maxentius bedagt, onder het voorwendzel, dat hy Rome van verdrukking wilde ontheffen. Dee-  GESCHIEDENIS. ti Deeze , altoos voorzichtig, bedagtzaam , en vaardig in 't uitvoeren zyner wis genomene maatregelen, verzuimde niets, om zich van eenen gelukkigen uitflag te verzekeren. Hy dekte de Galliërs tegen invallen; hy trok en verbondt hunne harten door nieuwe gunstbetooningen. Hy zogt maxentius van het voortzetten des ontftaanen Oorlogs af te brengen; hem de fchriklyke rampen van eenen inlandfchen Oorlog voor oogen leggende. Maar deeze leende geen oor aan die vertoogen, en liet, ten antwoord hier op, de Standbeelden, ter eere van constantinus opgerigt, om ver haaien, en langs de lTraaten fleepen; voorgeevende, dat hy, het koste wat het wilde, beflooten hadt, den dood zyns Vaders te wrecken. Dit omverwerpen der Standbeelden was een teken eens onverzoenlyken Oorlogs. De noodzaaklykheid, waarin constantinus zich bevondt, om een groot gedeelte zyner Krygsmagt aan den Rhyn te laaten, benam hem niet weinig van zyn vermogen. Zyne onderneeming, met zo klein een leger, fcheen den Onderbevelhcbberen een roekloozen flap: de Soldaaten morden; hy moest iets buitengewoons te baat neemen. Toen was het dat hy, 't zy een bovennatuurlyke ontdekking hem eensflags verlichtte, en de oogen opende, 't zy dat de Christenen, bovenal in Gallie zeer menigvuldig, hem gefchikte „werktuigen toefcheenen, om zyne oogmerken te bereiken, (want eer-en hcerschzugtigen, en onder deezen verdient con- DE ROMEINEN.Het Jaarna» CHRISTUS 3". CONSTANTI • Nusrustzich tot den Oor. log toe tegen MAXENTIUS. Hy omhelst AeriChristff ksn Cuc'.i. dienst.  . DE ROMEINEN. De verfchyning van liet Kruis. 12 ALGEMEENE constantinus geteld te worden,houden den Godsdienst voor geen der minfte beweegraderen in de Staatkunde,) zich gunftigvoor de Christenen verklaarde, en het Naamsteken van jesus Christus op het Labarum, (of Standaard,) liet vervaardigen, 't welk vervolgens de Hoofdftandaard der Romeinen werd. , Niemand is onkundig van de wonderdaa- dige verfchyning des Kruizes in de lugt, door eusebius vermeld, als de oorzaak van 's Keizers bekeeringe; een wonderteken, waar van het geheele Leger, volgens dien Gefchiedfchryver, ooggetuigen was; doch waar van lactantius niet fpreekt, en door andere Kerklyke Gefchiedfchryvers voor een Droom wordt opgetekend. Verfcheide ftrydige overleveringen willen, dat het op verfchillende plaatfen, in Gallie , is voorgevallen; andere, dat de Keizer dit Teken in Italië, ja voor te poorten van Rome, aanfchouwde. Veel bedenkens en twyfels is 'er over dit ftuk ontlïaan: kragtig verllerkt, door dien eusebius, in zyne Kerklyke Gefchiedenisfe, niets van zulk een anderzins zeer gewigtige gebeurtenisfe gewaagt, en 'er alleen van fpreekt in de Leevensbefchryving van, of liever, Lofrede op constantinus den grooten, Waar hy den Keizer, dit verhaal, met eede geftaafd, in den mond ligt: „ Dat hy, op „ den vollen dag, de Zon na 't Westen „ hellende, het Zegenteken des Kruizes, „ aan den Hemel, met eigen oogen, ge„ zien hadt, geheel verlicht, en boven de „ Zon geplaatst; met dit Opfchrift: over- „ win  GESCHIEDENIS. 13 „ win hier in; dat de Krygslieden, die hem omringden, ook dit Gezigt aan„ fchouwden; doch dat hy niet wist wat het „ beduidde; maar dat, in den volgenden „ nagt, christus hem, in den flaap, ,, verfcheenen was, met dit zelfde Teken , ,, hem aan den Hemel vertoond, en bevo,, len hadt, een Standaard te laaten ver„ vaardigen, naar de gelykenisfe van het „ Teken, aan den Hemel befchouwd, en „ dit Veldteken, als een heilzaam befcherm„ middel, in den flryd, te gebruiken" (*). Dit geheele geval fteunt op 't eigen getuigenis des Keizers; wat men, te midden van zo veele verfchillende gevoelens en gisfingen, daar van te houden hebbe, is hier de plaats niet te onderzoeken (f). Wat hier van ook zyn moge, zosimus, een vyand des Christlyken Geloof's, fchryft 's Keizers overgang tot den Christlyken Godsdienst aan zeer vreemde beweegredenen toe. Hy beweert, dat constantinus, naa wreedlyk zyne Vrouw en Zoon van kant geholpen te hebben, door wroeging en naberouw verfcheurd, zuivering en zoen van de (*) Eusebius, de Vita Conflantini. Lib. I. CaD XXVIK en XXIX. P' (t) Wy verzenden hier onze Leezers tot de Noodige Ophelderingen vabmosheims Kerklyke Gefchiedenisfen. III. Deel. IX. üpheld. der IV. Eeuwe. In de VJJifte vindt men een oordeelkundig verflag van denovergang van constantinus den grooten tot het Christendom, en de opregtheid zyner Belydenisfe, welke beide ftukken met veel vnigts geraadpleegd kunnen worden. de romeinen. De reden der Geloofsveranderingdoor zosimus opgegeeven.  DE ROMEINEN. Voordeelen des Chris, tendoms. 14 ALGEMEENE de misdaaden, waar mede hy zich bezoedeld hadt, van de Priesters der Goden verzogt heeft; en deezen verklaarden, dat de zuivering van zo fchandelyke gruwelftukken onmogelyk was; waar op zeker Egyptenaar hem te verftaan gaf, dat de Christlyke Godsdienst het vermogen bezat, om alle zonden uit wisfchen, en die denzelven beleden , van alle fchuld te vryen : waar op hy eenen zo gemaklyken en heilzaamen Godsdienst vaardig omhelsde. Doch zosimus wordt door de gebeurtenis zelve wederfprooken. De Keizer bragt crispus en fausta eerst in den Jaare CCCXXVI om 't leeven , en zeer lang vóór dien tyd betoonde hy zich een begunftiger en voorftander der Christenen. Wat is, daar en boven, ftrydiger met den geest des Christendoms, dan eene zo gemaklyke en oogenbliklyke zondvergiffenis, waar by het hart zich door geen berouw getroffen voelt. Het is geenzins te bevreemden, dat driftige Afgodendienaars een' Vorst, die de Afgodery wilde verdelgen, hebben zoeken zwart te maaken. Maar hoe kan men het heil ontkennen, 't welk zulk eene verandering fpelde; eene verandering, die het Menschdom van de jammerlykfte dwaalingen , en de fnoodfte gebreken, ftondt te zuiveren, kennis en deugd onder 't zelve voortplanten ? In de daad , wy zien niet dan maar al te veel van de oude dwaalingen en ondeugden, en hoe nieuwe dwaalingen, een zo dierbaar gefchenk des Hemels 5  GESCHIEDENIS. 15 mels, als de Christlyke Leere, te droevig ontluisteren. Wy zien dikwils de Christenen ftrydig en onbeftaanbaar met hunne beginzelen handelen. Maar, door die beginzelen zelve veroordeeld, {trekken hunne afdwaalingen en buitenfpoorigheden tot getuigenisfen van de heiligheid der Leere, die zy ongelukkig met hunne daaden lochenen. TWEE- DE ROMEINEN.  i6 ALGEMEENE DE ROMEINEN. TWEEDE HOOFDSTUK. constantinus.ie Rome Meester. — Zyne eerfte Wetten. Het Jaar naa christus 312. Constantinus overwint maxentius , en wordt meester van RO' me. Hy paart kloekmoedigheid met goedertierenheid. Binnen korten tyd trok constantinus het Alpifche Gebergte over. Hy bemagtigde Sufa, Turin, Verona, Aqüilea, Modena, en floeg zyn Leger, twee mylen van Rome af, te neder. De laf hartige maxentius, die zich daar binnen gehouden hadt, verfcheen eindelyk, door bygeloovige plegtigheden en de taal eener dubbelzinnige Godfpraake, welke hy ten zynen voordeele opvatte, bemoedigd, en van vreeze ontheven, in 't veld, leverde flag, werd "in dit hoofdtreffen overwonnen en gedood. Rome, van eenen Dwingeland verlost, ontving blyde, en met open armen, zynen Verlosfer. De Raad wydde de Tempels zynen naam toe. Africa ftelde zelfs Priesters aan, tot den dienst zyns Geflachts. De Staatkunde bewoog hem waarfchynlyk deeze overblyfzels der Afgoderye te dulden. Kloekmoedigheid paarde hy met goedertierenheid , om daar door zyn gezag te vestigen : aan den eenen kant zette hy de Hofbende af, aan maxentius, die hem nieuwe voordeden bezorgd hadt, verbonden; aan den anderen kant zogt hy de veelvuldige rampen, door eene zesjaarige Dwinglandy ver-  GESCHIEDENIS. 17 x'eroorzaakt, te herftellen. De aanklaagers, door hem een vervloekte pest en de ergfte geesfel des Menschdoms geheeten, werden met den dood geftraft. Hy herftelde den Raad in deszelfs oude regt, verkwikte het Volk door gunstbewyzen, en vercierde Rome, als mede andere Steden des Ryks. De geledene onheilen deeden het tegenwoordige geluk te gevoeliger bezeffen. Vreemd is het, dat Christen Schryvers, als theophanes en cedrenus, Keizer constantinus pryzen, wegens een Bevelfchrift, welk zy voorwenden dat hy gegeeven zou hebben, waarin hy allen, die in den dienst der Afgoden volhardden, ter doodftraffe verwyst. Zou dan de geest der vervolginge dien Prins vervoerd en onteerd hebben, ten zelfden tyde als hy zich zo agtenswaardig maakte, door de Vervolging tegen de Kerk te doen ophouden? In de daad, hy wist daar toe te wel, hoe zeer voorzichtigheid en goedertierenheid noodig waren voor 't belang der Christenheid. — Verre van te woeden tegen de Aankleevers van den vastgeftelden Godsdienst des Ryks, nam hy den tytel van Opperpriester aan, en zyne Opvolgers voerden dien tot op gratianus, gelyk voortyds de Keizers, zints de Regeeringe van augustus, dien gedraagen hadden. De eerfte Bevelfchriften van constantinus vergunden alleen aan de Christenen de openbaare handhaaving van hunnen Godsdienst. De vryheid van geweeten hadden zy gemeen gehadt met alle vreemde van bui- IV. deel. B ten DE ROMEINEN. Hy vervolg, de de Heidenen niet, gelyk eenige Schryvers willen. En nam den tytel van Op. perpriester aan. Hy ftondt de n Chris tellende handhaaving van hunnen Godsdienst toe, en be-  DE ROMEINEN, wees hun groote gunfteii. De ontheffing der Geestlyken van lasten bepaald. 18 ALGEMEENE ten ingevoerde Godsdienflen. Het voorbeeld van den Vorst alleen moest noodwendig den Christenen een grooten toevloed van Aankomelingen verfchaffen. Zyne gunstbetooningen, en gefchenken, onderfch raagden voorts 's Keizers yver in 't voortzetten van de zaak der Christgeloovigen. Hy droeg den Bisfchoppen grooten eerbied toe, en gaf ze toegang tot zyn tafel, fchoon zy alleen door eenvoudigheid van zeden uitftaken. Hy fchonk het Lateraans Paleis, gelyk baronius wil, aan den Bisfchop van Rome en deszelfs Opvolgeren. Ik zal niet fpreeken van de gewaande gifte, waar by hy de Pausfen tot Prinsfen van Rome en 't Westen zou erkend hebben: die verciering is te ongerymd, en te duidelyk aangetoond, om hier wederfprooken te worden. Constant rnus bouwde veele Kerken, en befchonk dezelve met ruime inkomften. Hy onthief de Geestlyken van 't betaalen veeIer toen zwaare belastingen, en het waarneemen van Staatsbedieningen. — Maar deeze ontheffing verlokte veele flegte Ingezetenen om zich onder de Geestlykheid te begeeven , zonder eenige andere roeping tot die waardigheid, dan de ftern des eigenbaats. De Keizer belastte daarom, vervolgens, dat geene nieuwe Kerklyken zouden worden aangefteld, dan om de plaatzen der overledenen te vervullen: en dat ze moesten gekoozen worden uit lieden, door de geringheid hunner omflandigheden reeds vry van belastingen, en tot geene  GESCHIEDENIS. 19 ne aanzienlyke ampten bevoegd. Hy bedoelde bier mede, dat de Ryken de lasten van den Staat zouden draagen, en dat de goederen der Kerklyken de armen zouden voeden. Hy wilde zelfs dat de Geestlyken, door hunnen rang of middelen, tot het waarneemen van Staatsbedieningen geregtigd, den dienst der Kerke voor dien van het Vaderland zouden verlaaten. De Kerklyke goederen, en geenzins de bezittingen der Geestlyken, waren, onder zyne Regeeringe, vry van fchattinge. Deeze ontheffing hieldt op, toen de rykdom der Kerken, aan zyne Opvolgeren, toefcheen mede te moeten helpen, in het draagen van de noodwendige onkosten des Ryks. Uitmuntende Burgerlyke Wetten dienden tot het hervormen. van veele ingefloopene misbruiken. De Vryheid, de eerfte eigendom en 't voornaamfte goed der Menfchen, werd, zo veel de omftandigheden gehengden, gehandhaafd. De Keizer verklaarde, dat geen regt van verjaaring tegen de Vryheid goldt, en dat eene zestigjaarige flaa verny een vry Mensch niet van zyne regten beroofde. Hy ftelde over 't algemeen vast, dat men meer de Natuurlyke Billyklieid in 't oog moest houden, dan het Jirenge der Jiellige Wetten volgen; nogthans hieldt hy aan zich de beflisfing,in gevallen daar deeze niet konden overééngebragt worden. De Wetgeevende magt behoort 'er geene over te laaten. — Overtuigd, gelyk hy fpreekt, dat het belang des Volks veel grooter is, dan dat van 's Lands Schatkiste, verboodt B 2 hy DB ROMEINEN. Coede Wetten, ten voordeele van de Vryheid. En van de Natuurlyke Billykheid. Tegen d* knevelaaryen derScbattinghcfferen.  DE ROMEINEN. Wreedheid van con-( STANTINUS , naa eenen Krygstocht tegen de Franken. 20 ALGEMEENE hy de zodanigen, die aan het Land geld fchuldig waren, gevangen te zetten, of aan den lyve te ftraffen ; ook het opfchieten van geld aan die onvermogenden, en het verhaalen op de betaalders. Met één woord, hy ftuitte de knevelaaryen en afpersfingen der Tollenaaren, die zich altoos met 's Vorften naam dekken en wapenen, wanneer zy de onderdaanen, zelfs ftrydig met den wil der Vorften, uitzuigen en onderdrukken. De vaardige voortzetting der Regtsgedingen, het geeven van Regt, het gebruik van hooger beroeping, de regels, om de misbruiken daar van voor te komen,'en andere gewigtige byzonderheden, in de Wetten van constantinus voorkomende, verdienen eene breedvoeriger ontvouwing, dan myn beftek toelaat. Ik bepaal my tot het hóofdzaaklyke. Dikwyls zullen wy, met hartzeer, zien, dat de geever van zulke uitfteekende Wetten zynen roem bezoedelt, door wreedheden, rechtdraads ftrydig met zyne grondregelen. Naa eenen Krygstocht tegen de Franken, het dapperfte Volk van Germanie , 't welk hy verfloeg, en over den Rhyn vervolgde, gaf hy te Trier Schouwfpelen, waarin hy een groot getal elcndige gevangenen den wilden Dieren ter.verfcheuringe liet voorwerpen. Daar hoorde hy eene lofreden, gansch opgevu'd met Heidenfche denkbeelden: want de oude Godsdienst was nog de heerfchende, en tot deszelfs uitrooijing werd veel tyds, gemaatigdheids en wysheids vereischt. . Indien con-  GESCHIEDENIS. 21 constantinus, ten deezen opzichte, geweldige maatregels genomen en gevolgd hadt, zou hy niet alleen zyne Kroon en Leeven in gevaar gebragt, maar ook den voortgang des Christlyken Godsdiensts benadeeld hebben, door het tergen en aanhitzen van den haat der talryke vyanden en tegenftanderen. B 3 DER- DE ROMEINEN.  22 ALGEMEENE db ROMEINEN. DERDE HOOFDSTUK. maximinus door licinius verflaagen. — licinius door constantinus ontthroond. Het Jaar naa CHRISTUS 313^ Maximinus zoekt alleen te heerfeben. Licinius verflaat hein ; en hy brengt zich om. Maximinus, die in Afie regeerde, en eene verdeeling gemaakt hadt met licinius, zichzelven aanmerkende als de eenige Erfgenaam des Ryks; dewyl hy de eenigst overgebleevene was der geenen, die diocletianus en maximianus, het Ryksbewind nederleggende, benoemd hadden, maakte fchikkingen, om licinius en constantinus van de regeering te ontzetten. Hy trok den Bosphorus, den gezetten grenspaal zyns gebieds, over, vermeesterde Byzantium, en belegerde Heracleum. — Licinius was te Milaan, waar hy de Zuster van constantinus trouwde,toen hy deezen inval vernam. Deeze toog, met een veel zwakker Leger, tegen zynen Mededinger op, leverde hem flag, en behaalde de overwinning. Maximinus, tot Tarfus nagezet, en wanhoopende te ontkomen, nam vergif in, en eindigde een leeven, in eene aanhoudende dwinglandy, bovenal ten opzichte van de Christenen, doorgebragt. La ctantius verhaalt, dat licinius inden droom wonderdaadig tot deezen ftryd aangemoedigd, en van de overwinning, door ee0 nen  GESCHIEDENIS. 23 nen Engel, verzekerd was, die hem een gebed geleerd hadt, 't welk, door de Krygslieden uitgelïort, hun de overwinning ongetwyfeld zou doen behaalen. Dit bedrog, (want wie, die zich door vooroordeel niet laat blinddoeken, zal het voor een weezenlyk verfcheenen Nagtgezigt houden?) boezemde den Krygslieden eenen onverichrokken heldenmoed in; „ vast geloovende", gelyk de gemelde Schryver het uitdrukt, ,, dat de ,, Overwinning hun van den Hemel was „ toegevoegd". Van korten duur was de eensgezindheid tusfchen die beide Keizers; men weet niet wie eerst den Vrede brak, deezen befchuldigen licinius, geenen leggen het constantinus ten laste. De laatstgemelde kwam in Pannonie, waar zyne Mededinger reeds zyne Krygsmagt verzameld hadt. Hy behaalde op hem twee overwinningen, die van een Vredesverdrag en Ryksverdeeling gevolgd werden. De Overwinnaar bedong, dat Griekenland, Macedonië', Pannonie, Dardanie, Dacie, geheel Illyrie en Mefie, tegenwoordig by den naam van Servië bekend, aan hem zouden worden afgeftaan. Men kan niet twyfelen, of zyne eerzugt vlamde op deeze vermeerderingen zyner heerfchappye; hy ftelde alle middelen te werk, om dezelve te vergrooten. Constantinus benoemde,eenigen tyd daar naa, om den Throon in zyn Genacht te vestigen, zyne drie Zoons c ris pus, constantinus en constantius, tot Ce/ars; fchoon de twee jongften nog flegts B 4 Kin- db ROMEINEN. Het Jaar naa christus Twist en Oorlog tusfchen constantinus en licinius. Constantinus verheft zyne drie Zoons tot Cifars.  DB KOMEIAEN. En maak nieuweWet ten, dei Codsdienst betreffende 24 ALGEMEENE Kinderen waren. „ Hy wist", zegt de Redekunftenaar libanius, „ dat de geest ,, der Menfchen eene plooi zet, door hun„ ne bezigheden; hy wilde, derhalven, zy,, ne Kinders optrekken in de edele beoefe,, ning der grootheid, om hun voor laag,, heid van geest te bewaaren, en hunne „ Zielen een' fmaak voor het kloekmoedige „ en dappere in te boezemen; ten einde „ zy, in tegenfpoed, die grootheid van „ geest niet zouden verliezen, en, in yoor„ fpoed, eene geestgefteltenisfe bezitten, ,, geëvenredigd aan de grootheid van bun,, nen rang". Indien libanius zich niet bedriegt omtrent de beweegredenen van constantinus, redekavelde die Vorst, buiten twyfel, verkeerd: dewyl men tegen één voorbeeld van dergelyke uitwerkingen der grootheid op 't gemoed van jonge Vorften , een ontelbaare menigte van eene tegenftrydige uitwerking kan bybrengen. — Wy ontmoeten hier Ce/ars, nog geen drie jaaren oud, met de Burgemeesterlyke waardigheid bekleed, en van Soldaaten, tot hun behoorende, omringd. Zy werden als toen nog niet tot de Opperheerfchappy opgewiegd. Maar het Volk gewendde zich om zyne aanftaande Opperheerfchers in die Kinderen te aanfchouwen; en het regt van Opvolging, voorheen onzeker, kon zich op die wyze grondvesten. Eene vrede van verfcheide jaaren gaf den ■ Keizer gelegenheid om meer Wetten te maa' ken, en zich op de zaaken der Christenheid toe te leggen. De kruisftraffe werd afgeö fchaft;  GESCHIEDENIS. 25 fchaft; de rust op den Zondag geboden, uitgezonderd in verrigtingen, den Landbouw raakende. De Papifche Wet, tegen het ongehuwd leeven, vernietigde hy; terwyl de zodanigen, die Einders hadden, egter de oude voorregten bleeven behouden. Het voorregt der Vestaalfche Maagden, om, vóór de mondige jaaren, eenen Uiterften-Wil te mogen maaken, werd vergund aan Perfoonen van beide Sexen, die het ongehuwde leeven omhelsden. In den Jaare CCCXXI gaf hy vryheid, om, by laatften wille, zo groot een gedeelte zyner goederen aan de Kerk te befpreeken , als iemand behaagde. Deeze twee laatstgemelde Wetten ftrekken geenzins ten blyke eener verreziende Staatkunde. De Wichelaars en Waarzeggers behielden het regt, om, in de Tempelen, hunne bedriegende kunftenaaryen te oefenen; doch 't was hun, op ftraffe van leevende verbrand te worden, verbooden, dit in de huizen van byzondere perfoonen te doen. Hy bedoelde daar mede, buiten twyfel, alle heimlyke offeranden en raadpleegingen der ingewanden van de offerdieren voor te komen. Een verbod , door de Heidenen zeker als eene weezenlyke Vervolging aangemerkt. Licinius, daarentegen, vervolgde de Christenen, die hy, niet zonder rede, verdagt hieldt, van de Opperheerfchappy aan constantinus toe te wenfchen. Deeze wenschte niet min alles onder zyne magt te doen bukken. De yverzugt dier twee Vorften veroorzaakte bloedige tooneelen. Constantinus, de Gothen en de SarB 5 maa- DS KOMEÏNEN. De Wichelaars bepaald in hunne waarzeggeryen. Constantinus zoekt licinius van 't Ryksbesvind te ontzetten.  BE ROMEINEN. Hy bedient zich van den Godsdienst, als een voor wendzel. Het Jaar naa christus 323. Hy verflaat licinius, en doet hein ombrengen. z6 ALGEMEENE maaten, op het grondgebied zyns Ryksgenoots aangetast hebbende , klaagde l i c inius daar over als eene verbreeking van 't gemaakt verdrag. — Niets meer hadt constantinus noodig, om den Oorlog te hervatten. Volgens eusebius zelve, was het voorwendzel van den vervolgden Godsdienst, waar van hy zich ftaatkundig bediende, geene dringende noodzaaklyke beweegreden in die omftandigheden. De Heerschzugt hadt 'er andere gevonden. Op 't gezag van zulk een Schryver mag men wel gelooven, dat de beweegredenen van constantinus niet geheel zuiver waren. De Voorzienigheid weet zich van de driften der Menfchen zeiven te bedienen, tot het volvoeren van haare oogmerken. Constantinus hadt twee honderd galeien, en meer dan twee duizend vaartuigen, van verfcheide foort en grootte, en een Leger van honderd en dertig duizend man. Met zulk eene verbaazende krygsmagt tastte hy licinius aan, wiens Afiatifche Soldaaten weinig gefchikt waren om hem wederftand te bieden. Tot een treffen gekomen by Adrianopolis, in Thracie, gaf hy aan zyn Leger het woord, g o d onze Zaligmaaker, en den flandaard van het Kruis vooruit laatende draagen, ving hy den flag aan, en bevogt eene roemryke overwinning. — Zyn Zoon crispus hadt, bykans op den eigen tyd, de Vloot des Vyands, by GalipoliS) verflaagen. Licinius was na Chalcedon getoogen. Constantinus zette hem na. Men trof een Vredesverdrag. Maar de  G E SCHIEDENIS. 27 de Keizer van het Oosten nieuwe Krygsbenden verzamelende, ontftak de Oorlog welhaast op nieuw. — Licinius, voor de tweede maal overwonnen, te Chryfopolis en in Nicomedie belegerd, vondt zich genoodzaakt het purper af te leggen. Hierop werd hy na Thesfalonica gezonden, met verzekering van leevensbehoud; doch korten tyd daar na gewurgd. Zy, die alle bedryven van constantinus willen billyken, of de beste kleur geeven, veronderftellen, dat licinius fchuldig ftondt aan zekere onbekende misdaad; doch waarom is die misdaad onbekend? Waarom zich opgehouden met in 't wilde opgevatte vermoedens? Waarom niet, gelyk in andere gevallen, erkend, dat eene barbaarfche Staatkunde alleen zodanige geweldenaaryen tegen een Vorst, wiens ramp medelyden verdiende, kan wettigen? VIER- DB ROMEINEN.  28 ALGEMEENE DE ROMEINEN. VIERDE HOOFDSTUK. Zaaken van den Godsdienst. Constantinus verzet zich tegen de Afgodendienaars; en fpoort zyne Onderdaanen tot verdraagzaamheid aan. Ondanks zyne Wetten warende misbruiken Constantinus, alleen meester van het ganfche Ryk geworden, betoonde zyn yver voor de Christenheid veel vuuriger dan voorheen. Hy verboodt den Afgodendienaaren het doen van offeranden: deedt een groot aantal Tempels nederwerpen of fluiten. In 't Oosten liet hy een Bevelfchrift uitgaan, waarin hy verklaarde, de rust van niemand te willen verRooren, zyne Onderdaanen tot eene onderlinge verdraagzaamheid aanmaanende, den yver afkeurende der zodanigen, die de bedryven en verrigtingen van den Ouden Godsdienst des Ryks voor misdaaden van den Staat wilden houden. Egypte behieldt zyne Godheden en Eerdienst. Het Heidendom bleef te Rome, onder de befcherming van den Raad, en in een groot gedeelte des Ryks,in ftand. Veel, zeer veel was het gevorderd, dat het Kruis van christus ten Hove geëerd wierd, en de Aanbidders van den waaren God in 's Vorften gunst ftonden: en dat de andere, in ontzag gehouden, hunne haat en gevoeligheid niet durfden betoonen. Dit heil zou op veel beter grond gefteund hebben, indien de Godsvrugt des Keizers meer verlicht geweest ware. Terwyl hy zeer  GESCHIEDENIS. 29 zeer middelmaatige Redenvoeringen deedt, zyner waardigheid weinig voegende, gaf hy hy zich over aan de raadflagen van gierige en bedrieglyke Menfchen, die zyn vertrouwen misbruikten, om het oogmerk hunner heerfchende driften te bereiken. In weerwil van zo veele wyze Wetten, tegen het pleegen van onregt en geweldenaaryen , ftrekte de Staat daar aan ten prooije. — In weerwil van zo veel yvers voor den Christlyken Godsdienst, werden de Godgeleerde Oorlogen rondsom den Throon gebooren, en rigtten in de Kerk de deerlykfte verwoestingen aan, door de onvoorzichtigheid van den Vorst. Wy zullen hier van een algemeen denkbeeld opleveren; dit ftuk befchouwende van den kant, die de openbaare rust, de goede Zeden, en het Menschlyk Verftand raakt: want de behandeling der Godgeleerde Gefchilftukken, op zichzelven befchouwd, behoort tot myn plan niet. Hoe aandagtiger en opmerkzaamer men de Leer van jesus Christus en der Apostelen overweegt, hoe duidelyker en overtuigender wy bemerken, dat dezelve oorfpronglyk is ingerigt, om de Menfchen deugdzaam en gelukkig te maaken. De Heiland der Wereld hadt de geheele Wet tot twee Geboden gebragt, die den grondfteun van het Euangelie uitmaaken: Bemint god hoven alles. — Bemint uwen Naasten als u zeiven. Eene algemeene Liefde is de Ziel, het leeven, van den Christlyken Godsdienst. Deeze ftrekt om de Menfchen van deeze aarde los te maaken, door het dooden der on- DE ROMEINEN. zeer algemeen. Zeergevaar. lyke Godgeleerde gefchillen. De Christlyke Godsdienst ademt niets dan Liefde.  DE ROMEINEN. De eerfti Christenen 30 ALGEMEENE ongeregelde lusten en wereldfche begeerlyk* heden; doch hun aan elkander te verbinden door den band eener zuivere en algemeene Liefde. De Pligten, aan de Menschlyke Maatfchappye verfchuldigd, worden als weezenlyke ftukken van de Christlyke Leere voorgedraagen, en op dezelve, als voorwaarden der eeuwige gelukzaligheid aangedrongen. Deeze doemt eigenbaat, hoogmoed, wellust, vyandfehap en tweedragt. De Heilige paulus heeft zelfs zeer ftreng alles verbooden, wat aanleiding gaf tot onnutten twist en ydele tweeftryd; hy merkt de invoerders daar van aan, „als Menfchen, „ die eene Leere verkondigden, niet over„ éénkomftig met de gezonde woorden van ,, onzen HeerejEsus Christus, en met „ de Leere, die naar de Godzaligheid is; „ als Menfchen, die opgeblaazen zyn, die „ raazen omtrent twistvraagen en woorden„ ftryd; uit welke nyd, twist, lasteringen, „ kwaade nadenkingen en verkeerde kra„ keelingen voortkomen; ondeugden der „ zodanigen, die een bedorven verfland ,, hebben, van de waarheid beroofd zyn, „ en de Godzaligheid voor aardsch gewin „ houden". Hy beveelt, ,, van dezulken „ af te wyken". Niets, gevolglyk, was ilrydiger met den waaren aart des Christendoms, dan de verftandlooze en bittere yver van eenen trotfehen en hardnekkigen geest; die, onder voorwendzel van god te dienen , in de Kerk of in den Burgerflaat^ onrust verwekte. 1 Zo lang de Christenen een kleinen hoop uitmaak-  GESCHIEDENIS. 31 maakten, en de Vervolging de Deugden onder hun kweekte, werden de grondlesfen van het Euangelie, met allen yver, gehoorzaamd en opgevolgd. Ontftondt 'er eenig verfchil, het oordeel der Apostelen, der Apostolifche Kerken, en der Bisfchoppen» maakte gereed een einde aan die onlusten. Men was eenvoudig en zedig, zonder verheffing op Weetenfchap; in ftede van diepzinnig te redentwisten over Verborgenheden, volgde men de voorfchriften der Zedeleere. Met één woord, zy waren Christenen, door de nederigheid des Geloofs, en nog meer door de heiligheid van wandel. Maar de Christlyke Kerke, in ftilte, groote vorderingen gemaakt hebbende, hadden Menfchen van allerlei foort hunne vooroordeelen en driften daar in gebragt; de vrede en rust aan dezelve, onder verfcheide Keizers, ten deele gevallen, veroorzaakte verflapping in zeden, en fmaak in wereldfche ydelheden; de zugt om over anderen te heerfchen vermeesterde eenige hoogmoedige Christenen. — De Grieken, bovenal die van Alexandrie, uit den aart op redentwisten gefteld, wilden de Leerftukken des Geloofs ontleden, en vermengden met de Godgeleerdheid de Platonifche Wysbegeerte. Wat was dit anders dan de Godlyke waarheden aan de grilligheden van Menschlyke bevatting onderwerpen? — Aan den anderen kant werden eenige Geestdry vers, alle de gezegden der Schriftuure naar den letter opvattende, yverige voorftanders van eene onredelyke geftrengheid, onbeftaanbaar met DE ROMErNEN. waren zo liefhebbend als deugdzaam. De driften verbasterden de oude Deugd. De Verkeerdhedeningevoerd door Hairkloovers en Geestdryvers.  DE ROMEINEN. De Aanhangen onder de Christenen veel onrustiger dan die der Wysgeeren. 32 ALGEMEENE met de menschlyke natuure, en waren des te gevaarfyker, dewyl zy met de taal, en het uitwendig betoon van heiligheid, het Volk gemaklyk agter zich aftrokken, en by de hitte der verbeeldinge eene onverzetbaarheid van charaéter voegden. Hier uit ontftonden Aanhangen, zeer verfchiilende van die der Wysgeeren. Deeze maakten geen byzonder lichaam uit, en hadden geen invloed op 't Gemeen, zy overwoogen en betwistten onderling hunne Stelzels; over 't algemeen zaaken bevattende, waar mede het Volk niets te maaken hadt: of indien zy de Volksbygeloovigheden beftreeden, het gefchiedde heimlyk, in den kring hunner Leerlingen, en van lieden, die zich doorgaans te vrede hielden met voor zichzelven te denken, en geenen aanhang te maaken. Men mag de meeste dier Wysgeeren verwyten, dat zy veelwaanende twistredenaars en onnutte Burgers waren; zy kunnen niet befchuldigd worden als verftoorders van de openbaare rust. Maar de Hoofden der Aanhangen onder de Christenen, Bedienaars van den Godsdienst zynde, gaven zich uit voor verklaarders van 's Hemels Wil, zogten hunne Dwaalingen voor waarheden des Geloofs uit te venten,en den Volke, als de Godsdienst zelve, op te dringen : dit veroorzaakte eene befmettende geestdryverye, waar voor men zich,hun beftrydende, bezwaarlyk kon hoeden. De onderfcheide Aanhangen moesten, derhalven, elkander vyandig weezen, en 't gebeurde niet zelden dat de Regtzinnigen, door eenen verkeerden yver,  GESCHIEDENIS. 33 yver, weggerukt en vervoerd, den haat en iloutheid hunner partyen opbitften. Constantinus hadt zich nauwlyks voor een Befchermer des Geloofs verklaard, of die gefchillen braken met geweld uit. Zeer noodig ware het geweest de gevolgen daar van voor te komen, door een kloek en tevens gemaatigd gedrag. Bovenal moest zorgvuldig gewaakt zyn tegen uitbariïingen, die alleen konden flrekken om verbitteringen te verwekken. Het kwam den Geestlyken toe over geestlyke zaaken te oordeelen; en de Vorst om agt te geeven op, en te waaken voor, de goede orde en de ruste. Wanneer eens de vyandfchap en de geestdryvery -aan 't gisten geraakten , moest onvermydelyk de geest van partyfchap de overhand krygen , en, woelende, alle paal en perk overfchryden. Constantinus ondervondt dit door zyn geheele Ryk. Van Kerklyke gefchillen maakte hy Staatszaaken; en wel verre van dezelve te doen bedaaren , deed hy ze heviger en hardnekkiger woeden. De fcheuring der Donatisten, veroorzaakt door de inwying van cecilianus, tot Bisfchop van Carthago , verrigt door felix van Aptungus, die een Traditor, of Overleveraar, was, (dat is,een der geenen, die, ftaande de Vervolging van diocletianus, de Heilige Schriften en Godsdienftige Boeken der Christenen, aan de Overheid hadt overgeleverd, om ze te laaten verbranden,) en, wegens dien afval, onbekwaam gekeurd werd, om den Heiligen Geest den nieuwen Bisfchop mede IV. deel. C te DE ROMEINEN. Constantinus hadt de voorzichtigheid niet,om 'er de uitwevkzelsvan voor te komen. Scheuring der Donalisten.  DE ROMEINEN. 34 ALGEMEENE te deelen ; deeze fcheuring vervulde Africa met onlusten en fchandelyke ftukken» De Keizer beriep in den Jaare CCCX1II te Rome, en in 't volgende Jaar te Arles, eene Kerkvergadering, om dit gefchil te onderzoeken en af te doen. Hy werd moeilyk over de onbefchaamdheid der Donatisten, die van het oordeel der Bisfchoppen zich op hem beriepen: en ftreek, eenigen tyd daar naa, zelve het vonnis, -ten nadeele der Donatisten, die hem daarop de fmaadlykfte verwyten toevoegden, en klaagden , dat hy zich, door verkeerde en partydige inboeze•mingen, hadt laaten overhaalen, om een onregtvaardig vonnis te vellen. Constantinus, des met verontwaardiginge vervuld, beroofde de Donatisten van hunne Kerken in Africa, en zondt de oproerige Bisfchoppen in ballingfchap; ja eenigen der ftoutften deedt hy met den dood ftraffen. Hier uit ontftonden, in Africa, de hevigfte onlusten, die de Keizer te vergeefsch zogt te ftillen, door gezantfchappen en bemiddelingen. — Deeze ongelukkige beroerten verwekten, ongetwyffeld, die fchriklyke zamenfpanning van flegte Landloopers, onder den naam van Circumcelliones bekend, die de party der Donatisten aankleefden , en hun zaak, door geweld van wapenen, verdeedigden; pleegende de fnoodfte ftukken van trouwloosheid en wreedheid. Dit liep zo verre, dat de fteeds toeneemende twee■dragt tot eenen binnenlandfchen Oorlog fcheen te zullen uitbarften, 't welk den Keizer bewoog, om, alle andere middelen vergeefsch  GESCHIEDENIS. 35 geefsch beproefd hebbende, de Wetten tegen de Donatisten in te trekken. Korten tyd daar naa veroorzaakte de Kettery van arius, Ouderling te Alexandrie, die de Godheid van Christus lochende, langduurige en hevige twisten. De Bisfchoppen ten Hove, inzonderheid eusebius van Nicomedie, en eusebius van Cefarea , de Kerklyke Gefchiedfchryver, vcrmogten veel op den Keizer. — De eerstgemelde overreedde hem, dat het enkel een nietsbetekenende woordcnftryd was. Constantinus fchreef, ingevolge hier van, aan den %'sfchop van Alexandrie, en aan arius; hun tot vrede en ftilzwygen aanmaanende; hun gefchil vergelykende met dat der Wysgeeren van denzelfden Aanhang, verdeeld in hunne begrippen over eenige ftukken, fchoon in 't weezenlyke overéénftemmende. Zyn Brief deedt niets uit. —. De twist liep veel hooger, enosius, beroemd Bisfchop van Corduba, hem bewoogen hebbende om fterker door te tasten, gaf hy zelve een gefchrifc tegen de Ariaanen in 't licht; een bitter Vertoog, in alle opzigten zyner Majefteit onwaardig, en niet dan met wanfmaak te leezen. Hierop kende men geen bedwang meer; de Bisfchoppen en het Volk fpraken fchandelyk van hun party; de Standbeelden des Keizers werden fmaadlyk bejegend. Men maande hem aan om zich te wreeken. Ik my wreeken, fprak hy, zyne hand over zyn aangezigt ftrykende, ik voel my niet gefchonden. Dit is de gemaatigdheid van een groote Ziel; zyn geC 2 drag, DE ROMEINEN. De Kettery van aruis. Constantinus merkt dit eerst aan als een ydïl gefchil. Hy vat dit ernftigerop.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 325- De Nicefche Kerkvergadering. Arius veroordeeld en gebannen,en zyne Schriften,opdoodftraffe, verbooden. 3f5 ALGEMEENE drag, in andere gevallen, fchynt ten blyke van eene tegenovcrgeftelde gefteltenisfe tc {trekken. Einde'yk beriep hy de algemeene Kerkvergadering te Nice, in Bithynie. De Bisfchoppen, uit alle de deelen des Ryks, werden derwaards opontbooden. Men verzorgde hun van alles tot de reize. Op deeze Kerkvergadering werd, naa veelvuldig en hevig twisten der beide partyen, de Leer van arius veroordeeld, en Christus Confuhft antiaal, of, met den vader van dezelfde zei fltandigbeid, verklaard. De Schriften van arius moesten 't zelfde lot als zyne Leere ondergaan, en constantinus verboodt 'er eenige affchriften van te bewaaren, op ftraffe des doods; doch den Schryver zondt hy alleen in ballingfchap. Dit fchynt eene ftrydigheid in de handelwyze. De Heer le beau zegt, om dit op te losfen, dat de Keizer veel lïrenger was omtrent de misdaaden, die nog Honden bedreeven te worden, dan die reeds gepleegd waren, en dat de ftraffen, in zyne Wetten uitgefprooken, by de uitkomst bleeken, enkel bedreigingen te weezen. Maar was het niet gcvaarlyk, wetten te maaken, zonder te willen dat ze ten uitvoer zouden gebragt worden ? Gewende men , op die wyze , het Volk niet, om de gedreigde doodftraf, als een gewoone fprcekwys aan te zien, die men op alles onvcrfchillig toepaste? Deeze onvoorzichtigheid , nog veel gebruiklyker onder de volgende Regeeringen, benadeelde, en de Wed-  GESCHIEDENIS. 3? Wetgeevende Magt, en ftreedt met het algemeene welzyn. Zints langen tyd verwekte een gefchil, in den eerften opflage van weinig belangs, zeer hevige twisten onder de Christenen. Deezen wilden het Paaschfeest vieren op denzelfden tyd als de Jooden, den veertienden dag naa de nieuwe Maane in Maart: geenen op den Zondag, die onmiddelyk volgde op den veertienden dag der eerfte Maane, naa den Lente Zonneftand. De Nicefche Kerkvergadering verklaarde zich ten voordeele der laatstgemelden. Dit gaf gelegenheid tot eene nieuwe fcbeuring.'—De Eettery van arius hieldt ftand tegen het geftreeken vonnis der Kerke, en wy zullen vervolgens zien, hoe constantinus zelve daar toe medewrogt. C 3 VYF DE ROMEINEN. Het gefchil over hee Paaschfeest daar beflist.  DE ROMEINEN. 38 ALGEMEENE VYFDE HOOFDSTUK. De Grondvesting van Conftantinopole. — Het einde der Regeeringe van constantinus. Het jaar naa christus 326. Constantinus doet zyn Zoon en Vrouwe ombrengen. Keizer constantinus, naa eene lange afweezigheid, na Rome gegaan zynde, maakte zich daar fchuldig aan twee wreedheden, die onuitwischbaare vlekken op zyne gedagtenis werpen. Crispus, zyn oudfte Zoon, die reeds veel eers hadt ingelegd, werd door fausta ,de tweede Vrouw van constantinus, befchuldigd, van haar tot bloedfchendigen minnehandel aangezogt te hebben. Zonder de zaak te onderzoeken , beveelt hy, zyn Zoon van kant te maaken. Dit veroorzaakte eene openbaare verontwaardiging. De Keizerin werd, vervolgens,fchandelyke minnary ten laste gelegd. Hy liet haar desgelyks, op de enkele befchuldiging, ombrengen. Veele lieden van rang moesten, zonder dat men 'er de rede van weet, het leeven laaten. De jonge licinius, nu twaalf jaaren oud, bevondt zich onder deeze flachtoffers. Zo veele wreedheden gaven gelegenheid tot een fchotfchrift, aan de Poorten van 't Paleis gehegt, waarin men constantinus, als een tweeden nero, afmaalde. Rome wedergalmde van vervloekingen, en hoonende re-  GESCHIEDENIS. 39 redenen tegen hem uitgefpraoken; het Volk durfde hem beleedigen; eindelyk verliet hy voor altoos die Stad, waar men zyn Godsdienst en zyn Perfoon even zeer haatte. Beflooten hebbende eene nieuwe Hoofdftad te ftigten, liet- hy eerst het oog vallen op het oude Troye, welks naam den Romeinen zo dierbaar was; doch hy gaf de voorkeuze aan Byzantium, wonder wel gelegen aan den Thracifchen Bosphorus, door een' Straat, zeven ftadien (*) wyd, van Afie afgcfcheiden, en voorzien van alle de voordeden der Natuure. Hy vergrootte den ommekring zeer veel, en bouwde 'er heerlyke geffigten, maakte 'er een tweede Rome van, gaf 'er den naam van Confiantinopole aan; ten voordeele van die Stad, de belangen des Ryks opofferende. Om eene menigte inwoonders derwaards te trekken, benam hy allen, die in Afie eigendommen hadden, het natuurlyk regt, om daar over befchikkingen te mogen maaken, of dezelve hunnen erfgenaamen , by uiterften wille, na te laaten, indien zy in deeze nieuwe Stad geen huis hadden. Hy fchonk den bewoonderen groote voorregten en vryhcden; en het gemeene Volk werd uit verfcheide afgelegene Gewesten des Ryks, ja uit Rome zelfs,daar heen gelokt,door 's Keizers milddaadigheden ;beftaande in groote giften van Koorn, Olie en Wyn. De Vloot van Alexandrie, die Rome voedde, welks Landhoeven niet meer dan tuinen waren , en geenen*) Een fladie is omtrent zes honderd voeten. c4 DE KOM BI. KEN. Het Jaar naa -hris rus 329- Hy kiest Byzantium ten R-ykszetel, :n noemt iie Stad. iaat- z.yn* raam. ScliaJelyke voorregten san die Stad gcichonkcn.  DE ROMEINEN. Haatlykebe. lastingen. Conjlantinopole ftrekte ten verderve van het Ryk, 40 ALGEMEENE geenzins den noodigen voorraad konden opleveren , werd beftemd om Confiantinopole te verzorgen, gelyk Athene voortyds van daar de Leevensbehoeften ontving. Dag aan dag • werden 'er tachtig duizend maaten Koorns uitgedeeld. Welhaast waren de fchepen van Afie, gevoegd by die van Egypte, niet in ftaat om de noodwendige leevensbehoeften aan te brengen. Hy voerde daar drukkende belastingen en fchandelyke fchattingen in: niet alleen bezwaarde hy de Koopmanfchappen , maar ook de vuiligheid, die, voor geld, van daar werd weggevoerd; op de huizen van ontugt, op de beesten, ja zelfs op de honden, ftondt belasting. Deeze belastingen, welker uitvinding zosimus aan constantinus toefchryft, fchoon ten onregte, dewyl ze ook wel in vroegeren tyde geheeven waren, konden nauwlyks toereiken tot goedmaaking der kosten, en verkwistingen. — Rome verloor een groot gedeelte zyner beste Burgeren, door het Hof bykans onwederftandlyk na Conftantinopele getrokken : Rome derfde zynen rykdom, zynen luister,zyne magt, zo noodig om de Barbaaren te fluiten. „ Het was", fchryft de Heer de mably, „ het Ryksbelang noch kennen, „ noch behartigen , eene nieuwe Hoofd„ ftad te ftigten , daar het bezwaarlyk viel „ de oude te bewaaren; onnoemlyke geld,, fommen te befteeden aan het bouwen „ van eene nieuwe Stad, terwyl het uitge,, putte Ryk nauwlyks eene genoegzaame „ Krvgsmagt kon op de been houden". — Het  GESCHIEDENIS. 41 Het nieuwe Staatsbeftuur, door c ons tantinus vastgefteld , was een nog grooter kwaad. Wy zullen 'er alleen de voornaamfte trekken , die onze overweeging meest verdienen, van opgeeven. Dezelfde Rangen, dezelfde Overheidsperfoonen, die men te Rome hadt, zag men ook te Conftantinopole. Maar de Raad blonk daar niet met hetzelfde aanzien, noeh bekleedde dat gezag: dewyl dezelve geen deel hadt in het Staatsbeftuur. Schoon de Raad te Rome , onder de flegtfte Vorften, aan hunnen wil verflaafd ware, behieldt, egter, de fchaduw Van dat eerwaardig Lichaam eenigen invloed; en herkreeg, van tyd tot tyd, een gedeelte zyner voorregten en agtbaarheid. De Raad te Conftantinopole, in tegendeel, gansch en al van 's Keizers inftellinge zynde, hing van 't Hof af, het Ryksbeftuur werd willekeurig, de Ampten geraakten in verval, en de Wetten ftonden ter befchikkinge van één enkel Man. Met de twee Hoofdlieden moest men noodwendig twee Ryken hebben. Het Oostersch Ryk bevatte alle de Landen , van den Donau af tot de uiterfte grenzen van Egypte, en van de Adriatifche Zee tot de grensfcheidingen van Perfie. De Keizer oordeelde het noodig, op 't voetfpoor van diocletianus, die twee uitgeftrekte Ryken te fmaldeelen. Hy ftelde vier Overften der Lyfwagt aan , die elk hun aanbedeeld Regtsgebied hadden ; weder in Landbeftuuren (Diocefen) onderfcheiden. Deeze vier Regtsgebieden waren het Oosten, Illyrie, Italië, Gallie, met Spanje, MauriC 5 ta- DH ROMEINEN. De Raat! te ConjlantinO' pole zonder gezag in *t Staatsbeftuur. Twee Ry. ken zo wel als twee Hoofdlieden. Vier Regtsgebiedenmet de onderhoortgeLandbeftuuren.  DE ROMEINEN. De Hertogen en Graaven. De Meesters overliet Krygsvolk. De Raadshccrlyken. Ongelegenheden aan dit Staatsbeftuur verbonden. 42 ALGEMEENE tank en Brittanje. Elk Landbeftuur hadt zyn Landvoogd, (taande onder den Overften der Lyfwagt. — De Hertogen en Graaven werden op de grenzen geplaatst om ze te verdeedigen. Men fchonk hun, gelyk ook aan hunne Krygsbenden , de aangrenzende landen der vreemde Volken, welke zy konden onderwerpen,mits dat deeze de wapens droegen. Deeze Landen kreegen den naam van Begiftigingen , ([Beneficiën). — De Overften der Lyfwagt, die voorheen Onderbevelheb. bers en Staatsdienaars van den Keizer geweest waren, hadden nu alleen een burgerlyk fegtsgebied , bepaald tot het afdoen der Regtszaaken, en het letten op 's Lands inkomften. Constantinus verhief, in hunne plaats, twee Meesters van het Krygsvolk, met volle magt, om, in het Leger, zodanige fchikkingen te maaken, als hun goeddagt. En, om eene waardigheid, voorheen zo gevreesd, nog meer te verzwakken, bekleedde hy zommigen met eene nieuwe eere ; zy werden Raadsheerlyken of Patriciën geheeten, en hadden een hooger rang dan de Over(le der Lyfwagt , maar geen werk te verrigten. Met eenen opilag van het oog, ontdekt men middagklaar, dat constantinus, met in deezervoege de waardigheden te vermenigvuldigen , noodwendig de Ryksfchatkist nieuwe uitgaven afperfte; dat een Ryksbefhmr, uit zo veel raderen zamengefteld, bykans onvermydelyk moest vast loopen of ontfteld worden: eindelyk, dat eene zo groote verandering eene ontelbaare menigte van ongelegenheden moest na zich fleepen, in een reeds  GESCHIEDENIS. 43 reeds verzwakt Ryk , welks deelen van elkander affcheurden , en wiens Opperhoofd de werken der leden met geen genoegzaame magt kon bedwingen. Het mogt te regt vergeleeken worden by een bouwvallig huis, 't geen men aan alle deelen fchudt en doet waggelen ; voorhebbende het op eene andere wyze te fchikken. Zosimus befchuldigt constantinus, dat hy een groot gedeelte der Krygsmagt, gefchikt om de vreemde Volken van de grenzen te weeren, van de Grenzen afgenomen en in-de Steden gelegd heeft; ,, 't welk", volgens de aanmerking van monteso^uieu, „ twee nadeelen veroorzaakte ; het eene, „ dat de grenslegering, die zo veele Barbaa„ ren buiten weerden, weggenomen werd; „ het andere, dat de Soldaaten, in de Spelen „ en Schouwburgen den tyd befteedende, „ lafhartig en verwyfd wierden". Zeker is het dat het Stadverblyf de krygstugt te eenemaale doet verzwakken. Onder de verdervende misbruiken, mogen wy, buiten tegenfpraak, tellen, de oneindige vermenigvuldiging van Eertytels, als die van zyne Edelheid, zyne Doorlugtigheid, zyne Hoogheid, zyne Eerwaardigheid enz. zomtyds in den hoogften trap gevoerd, zyn AU lerëdelfte, zyn Allerdoorlugtigfte , enz. Dewyl de gewaande grootheid tot kleinigheden vervalt, loopen alle haare denkbeelden uit op beuzelagtige pligtspleegingen : nietsbeduidende woorden bekleeden de plaats van zaaken , en de verdienften verdwynen als men zich door den glans van Eertytels laat ver- blin- DH ROMEINEN. De Soldaaten van de grenzen genomen , en in de Steden gelegd. De Eertytels in 't oneindige verinenigvuldigd.  DE ROMEINEN. Pragt van CONSTAN. TINÜS. De Gothen overwonnen , en tot Ectamptcn verheeven. Verfcliaft, onvoorzigtig, yzer aan de Perpaanen. De Wysgeer SOPATF.R onrcgtvaardig veroordeeld. 44 ALGEMEENE blinden, 't Geen de sctpio's, 't geen een juliüs cesar belachlyk zoude gevonden nebben, trok nu de opmerking der voornaamfte Burgeren, en was het voorwerp hunner gevestigde begeerte. Constantinus zelve ftrekte ten voorbedde eener pragtige leevenswyze: hy droeg altoos het Keizerlyk hoofdcieraad; zyne Mantel fchitterde van Paarlen: zyne Hofhouding en zyne Feesten hadden veel van den Afiatifchen Smaak. Een vreemd middel waarlyk, om de breuke des Ryks te heelen, en den voorfpoed te Conftantinopole te doen huisvesten ! Het overige zyner Regeeringe verfchaft meer ftofs om hem te laaken dan te pryzen. Hy behaalde eene groote overwinning op de Gothen; doch verhief veelen van dat Volk tot hooge Waardigheden, en zette dus eenigzins de deur des Ryks voor die Barbaaren open. — Hy ontving de Afgezanten van sapor den II, Koning van Perfie , van wiens toebereidzelen ten oorloge hy niet onkundig was; doch hy vergenoegde zich met dien Vorst, ten voordeele der Christenen, door hem vervolgd, te fchryven,.en zondt hem yzer om 'er wapens van te vervaardigen , en hy verzogt de gebeden der Bisfchoppen en van den Heiligen antonius, den Thebaïfchen Woestynier; doch hy deedt den Wysgeer sopater ombrengen, wiens misdryf, indien wy eunapius mo^cn gelooven , alleen beftondt in de misbruiken des Hofs te hebben willen hervormen: de Hovelingen befchuldigden hem van Toverkunfte- naa-  GESCHIEDENIS. 45 naary, om van dien lastigen Man ontflaagen te worden. Eindelyk, naa zoo veel blyken zyns gezags tegen de Ariaanen gegeeven te hebben, leende hy een gunftig oor aan een Ariaansch Priester; riep arius uit deszelfs ballingfchap te rugge , ftondt hunne Geloofsbelydenisfe toe, en befchermde hun openlyk. Ook wilde hy a t h a n a s 1 u s, Bisfchop van Alexandrie, noodzaaken om dien weder ingeroepen Ketter, op nieuw, aan te neemen. De weigeringen diens Bisfchops moede, leende hy het oor aan lastertaal, en zondt dien onverzettelyken Verdcediger der Nicefche Kerkvergadering in ballingfchap: daar de Kerklyke Vergaderingen van Tyrus en Jerufalem hem ftrafwaardig oordeelden. Sapor bediende zich reeds van het yzer, hem zo onvoorzigtig gefchonken , viel in Mefopotamie; de magt der Romeinen tergende: dewyl hy, zonder iets dan weigering te verwerven , vyf Landfchappen , aan galerius afgedaan. weder verzogt hadt. De Keizer, reeds den ouderdom van drie-en-zestig jaaren bereikt hebbende, kwam in Afie en deedt den vyand deinzen. — Kort daar op lïortte hy in eene gevaarlyke ziekte , en ontving eerst, toen hy zyn einde voelde naderen, den Doop. Vraagt men waarom zo laat? Constantinus verklaart zelve, in zyne Redenvoering tot de B:sfchoppen , vóór 't ontvangen van den Doop, ten oogmerk gehad te hebben, om ten eenigen tyde zich in den Jordaan te laaten doopen , in welken christus zelve door joannes gedoopt was. DE ROMEINEN. Tic Ariaanen befchermd. Hot Jaar naa christus 337- Constantinus Iaat zich Doopen , en fterft.  BE JtOMEIMEN. Oordeel over deezen Vorst. 46 ALGEMEENE was. Behalven dit is het allen, die eenige bedreevenheid bezitten in de denk- en handelwyze der Christenen ten dien tyde, te overbekend, dat veelen toen, met voordagt, den Doop verfchooven tot het einde des leevens, om dus, geheel onbefmet, dit tydelyke met het eeuwige te verwisfelen ; de Doop reinigde, huns agtens, den geheelen Mensch, en wischte alle vlekken ten eenemaal uit. Dat constantinus dusdanige denkbeelden koesterde, toonen deeze woorden van eusebius. ., De Keizer geloofde vastlyk, „ dat alles wat hy uit menrchlykheid gezon„ digd hadt, door de kragt der verborgene ,, woorden, en het heilzaam waschbad, ge„ heellyk zou worden uitgewischt". By dit denkbeeld kwam nog een ander, 't welk ten dien dage niet min medewrogt,om den Doop zo lang mogelykteverfchuiven. De Leeraars, naamlyk, fchreeven den zodanigen, die, naa den Doop, zich op nieuw met wandaaden bezoedelden, eene langduurige boetedoening voor; dewyl deeensgewasfchenen engezuiverden zeer bezwaarlyk, als zy op nieuw misdryven pleegden, zondvergiffenis van god verwierven. — Hy ftelde zyn uiterften wil in handen van den Ariaanfchen Priester, zyn vertrouweling, en ftierf, naa eene Regeering van dertig jaaren, te Nicomedie. Men heeft, in veele Kerken, hem als een Heilig geëerd. De Grieken en Moskoviters houden nog een Feest te zyner gedagtenisfe, op den één-en twintigften van May. Hoe veel lofs constantinus de groote óók verdiene, wegens de vastftel- lin-  GESCHIEDENIS. 47 linge des Christendoms, kunnen de vlekken, die zynen roem verdonkeren,.niet weggenomen worden. De ftukken fpreeken te duidelyk; wy hebben ze ter goeder trouwe bygebragt. Zyne bekwaamheden , als een Staatkundige befchouwd, zyn niet in ftaat zyne gebreken op te weegen. „ By eenige be„ dreevenheid in den oorlog",dit is het oordeel van den Heer de mably; „ welke hy „ alleen te werk ftelde, om zyne byzondere „ vyanden, en niet om die van Rome , te ,, verdelgen, bezat hy geene groote bek waam,, heid tot het Staatsbefttuir. Misleid door ,, zyne Staatsdienaaren en Gunftelingen, die „ zich van zyne zwakheid bedienden , zag ,, hy alleen door hunne oogen. Een natuur,, lyke onrustigheid van aart deedt hem al„ toos, doch dikwyls zonder vrugt, woe,, len. Indien hy zomtyds groote ontwer„ pen fcheen te beoogen , hadt hy ze ge,, fmeed als een verwaande en hoogmoedige; „ maar voerde ze uit als een zeer middel„ maatig Staatkundige: hy deedt meer dan „ iemand anders om den val des Ryks te ver„ haarten". Eusebius van Cefarea, de Lofredenaar van constantinus, verheft de Deugden van dien Keizer hemelhoog. Maar een Lofredenaar is zelden een Gefchiedkundige, op wien men zich kan verhaten. Deeze Bisfchop, die tevens een Hoveling was, flaat, in zyne Kerklyke Gefchiedenisfen, arius en de Ariaanfche Kettery , geheel over ; hy fpreekt geen woord wegens het hoofd jogmerk der Nicefche Kerkvergadering, van welke hy ee- DE ROMEINEN. Eusebius , iyu LoIVelenaar, is :eer te verienken.  DE ROMEINEN. Desgelyks de Heidenfclie Schryvers, die van hem gewaagen. Men veronderftelt verkeerd , dat hy de Bisfchoppentot Regters aanftelde, van welken men zich niet mogt beroepen. 48 ALGEMEENE eene breede befchryving geeft in het Leeven van constantinus; hy gewaagt alleen van de beflisfmg des gefchils wegens het Paaschfeest. — De Heidenfche Schryvers hebben, door lastertaal, constantinus zo zeer zoeken zwart te maaken, als de Christen Schryvers hem door vleieryen poogden te verheffen. Victor de Jonge geeft ons de volgende afbeelding van zyne Regeering. ,, Constantinus regeerde dertig jaaren, ,, en gedroeg zich de eerfte tien, als een uit,, muntend Vorst; de tien volgende, als een „ Roover; en de tien laatfte, gelyk een Kwist,, penning". Euseb ius zelve erkent,, dat ,, de al te groote infchiklykheid des Keizers ,, gelegenheid gaf tot twee groote ondeug„ den ; tot de Geweldenaary der zodanigen, „ die de onnozelen verdrukten, om hunne „ onverzaadlyke gierigheid te voldoen; en „ tot de geveinsdheid der valfche Christenen, die, om zyne gunften te verwerven, ter „ Kerke indrongen". Men zal , gelyk de oordeelkundige fleury aanmerkt, zich omtrent constantinus niet vergisfen, als men 't Kwaade 't welk eusebius, en 't Goede 't welk zosimus optekent, aanneemt. In het Wetboek van theodosius wordt hem eene Wet toegefchreeven, die de Bisfchoppen tot Regters, van welken men zich niet kon beroepen, aanftelt in alle gevallen, waarin een der Partyen de zaak voor hun regtbank wilde brengen. Deeze Wet , zo ftrydig met de goede orde der Burgerlyke Regeeringe, wordt door de oordeelkundig- ften  GESCHIEDENIS. 49 ften,als verdigt, verworpen. Betoont etjas oordeels genoeg, als hy die Wet regtvaardigt, door zich te beroepen op de Deugd en Regtvaardigheid der Bisfchoppen in die dagen? De omkoopingen, de kuiperyen en ontelbaare buitenfpoorigheden, waar aan zy fchuldig Honden, bewyzen veel eer hoe no"dig het ware hun geen dusdanig gezag in 't burgerlyke te geeven. Men hadt, buitentwyffel, veele braave Kerkvoogden , wier oordeel geen ander dan dat der liefde en der regtvaardigheid zou geweest zyn. Maar hoe veelen lieten zich niet door vooroordeelen en driften flingeren! IV. deel. D CQN- E»2 Rovi.'jr. NEN.  DE ROMEINEN. 5° ALGEMEENE \, \J 13 X. JL JL «_l O j EN .Z^iVE TWEE BROEDERS. EERSTE HOOFDSTUK. Tot dera iy^ dat julianus Cefar werd. Het Jaar naa christus 337- Moord van de Neeven en Broeders van constantinus. Constantinus de groote hadt, onvoorzigtig,hetRyk verdeeld tusfchen zyne drie Zoons, en twee zyner Neeven. De Neeven dalmatius en annibalia n u s werden , naa zynen dood , door de Soldaaten vermoord , als mede beide zyne Broeders, vyf anderen zyner Neeven , en de voornaamfte Hovelingen. Deeze fchriklyke flachting werd , buiten twyfel, door heerschzugt geboden of beftuurd. Men fchryft dezelve toe aan constantius, den tweeden derZoonen van constantinus, dien hy meest beminde, fchoon hy't minst verdiende. Hoe is het mogelyk, dat een Vorst, wiens Staatkunde zommige Schryvers dermaate in top vyzelen, niet voorzien hebbe, dat hy, vyf Opperheerfchers aanftellende, niet flegts het Ryk verwoestte, maar, in zyn eigen Gezin , het vuur des oorlogs ontftak. De  GESCHIEDENIS. 5r De drie Broeders maakten eene nieuwe Ryksverdeeling , en zich meester van de ontweldigde Landfchappen hunner Neeven. De oudfte constantinus behieldt Gallie, Groot-Brittanje, Spanje, en verkreeg w-aarfchynlyk Thracie en Conftantinopole, 't welk hy welhaast aan constantius afftondt. Deeze was Meester van geheel Afie en Egypte. Constans, de jongfte, hadt Italië, IIlyrie , Africa , Macedonië en Griekenland. De oudfte was flegts twintig jaaren oud en geen hunner fcheen den throon waardig. Men merkte aan, dat, zedert de tyden van a ugüstüs, commodus alleen gefproten was uit een Vader, die reeds Keizer was; men fpelde zich niet veel goeds van jonge Vorften, die, om zo te fpreeken, reeds van de wiege af, tot de Oppermogenheid waren opgevoed, en op dezelve vlamden. Zy maakten, egter, met elkander eenige wyze Wetten, bovenal om de drift der Verklikkeren te beteugelen. Zy verboden, de voetftappen huns Vaders volgende, in de regtsgedingen, agt te flaan op naamlooze fchriften. Constantius verklaart in eene Wet: „ Hy „ worde voor onfchuldig gehouden, die, vy„ anden hebbende , geene Befchuldigers ,, heeft". Maar om de aanbrengingen te doen ophouden, hadt de Regtvaardigheid in de Gerigtshoven moeten voorzitten. Welhaast vatte constantinus, met zyn Ryksdeel niet te vrede, eifchen op Italië maakende , en door onderhandeling van constans niets kunnende verwerven, de wapens op (in den Jaare CCCXL naamlyk) D 2 en DE R O.VI EIN EN. RyksverBëii :usfdien CONSTANTINUS , CONSTANTIUS en 50N» STANS. Wetten tegen de Verklikkers. Constantinus en constans in oorlog.  DE ROMEINEN. Dood van constantinus, Magnen- tius maakt eene zamenzweering en constans van kant. 52 ALGEMEENE en toog de Alpen over. Zyn Broeder, zyn vyand geworden , bevondt zich toen in Dacie, vanwaar hy een leger, zondt , 't geen hy voorhadt met fterker krygsmagt te volgen. — Constantinus liet zich in eene hinderlaage lokken, werd overwonnen en gedood. Dit maakte constans meester van geheel het Westen. Hy regeerde zonder roem, een flaaf zyner wellusten, en zyner vleieren. Zyne befcherming van de Christenheid en zyne verdeediging van het Regtzinnig Geloof, nebben te wege gebragt, dat hy van de Christenen eenige welverdiende loffpraaken ontving; doch, voor 't overige, was hy bezoedeld met de baatlykfte ondeugden, door de Heidenfche Schryveren met de zwartlle kleuren afgemaald. Magnentius, een Germaan van afkomst, een vrygemaakte flaaf, en Bevelhebber van twee Legioenen, ziende dat constans, om zyne agtloosheid en lauwheid by het leger in 't algemeen veragt was, befloot hem van kant te helpen en zichzelven op den throon te zetten; des maakte hy tegen den Keizer, in den Jaare CCCL, te Autun, eene zamenzweering , en liet zich voor Augustus uitroepen. Constans, ten dien tyde op de jagt, ontdekte den opftand, en zogt, door de vlugt na Spanje, zich te redden; doch ga is o kundfehap gekreegen hebbende van den weg , door den vlugtenden Keizer genomen , zette hem naa met eene uitgeleeze bende, en overviel hem aan den voet van het Pyreneefche Gebergte, waar con-  GESCHIEDENIS. 53 constans met veele wonden werd afgemaakt. Te midden van deeze Ryksomwentelingen, woelden ook de onlusten der Ariaanen op het hevigfte. Constantius was een yverig Voorflander der Ariaanen, ook werden zy, door de Keizerinne en het geheele Hof, bcgunftigd. Zyne Broeders kleefden de befluiten der Nicefche Kerkvergaderinge aan, en Honden ze voor in de Landen hunner Heerfchappye. Athanasius, op den Bisfchoplyken Zetel van Alexandrie herfteld, was 'er niet lang een gerust bezitter van. De oude befchuldigingen kwamen weder ter baane. Op eene Kerkvergadering te Antiochie, werd hy veroordeeld en andermaal afgezet; gregorius, in zyn plaats benoemd, maakte zich met geweld meester van dat Bisdom. De Bisfchoppen waren tegen elkander verbitterd, de tweedragt heerschte allerwegen: het Oostersch en ïVestersch Ryk was verdeeld, en.zy bedagten niet dat de Godsdienst ten band van eensgezindheid moest ftrekken. „ De Kérk* „ lyke Gcfchiedenis , onder Keizer con„ stantinus, Helt", gelyk de geleerde mosheim aanmerkt, „ den Leezer een ge„ duurig tooneel van oproer en geweld voor „ oogen; en 't droevig fchouwfpel van ee„ nen oorlog , gevoerd tusfchen Broeders „ zonder Godsdienst, rechtvaardigheid, of ,, billykheid. 'Er ontftonden eindelooze bit„ terheden, oproeren, verraadlyke treeken „ en openbaare geweldenaaryen tusfchen de ,, twee ftrydende Partyen. Kerkvergadering „ tegen Kerkvergadering werd 'er zamengeD 3 „ roe- DE ROMEINEN. Veelvuldige onlusten wegens de Ariaaniry*  54 ALGEMEENE ,, roepen , welker ftrydige befluiten ver„ baasdheid I en verwarring, in de Christen ,, Wereld, veroorzaakten". Eene algemeene Kerkvergadering fcheen een gefchikt middel om de oneenigheden te vereffenen. Men vergadert te Sardica, op de grenzen der beide Ryken. Maar die van het Oosten, bemerkende, dat zy de zwakfte in getal waren, fcheidden zich af, en gingen in den Jaare CCCXLV1I,hunne Vergadering houden te Philippopolis in Thracie. De twee Kerkvergaderingen ftreeken ftrydige vonnisfen, en dezelfde Perfoonen werden hier vrygefprooken , daar verketterd en verdoemd. De Ariaanen gaven aan hunne Vergadering , zo wel als de Regtzinnige Bisfchoppen den naam der Kerkvergadering te Sardica. Dit heeft den Kerkvader augustinus, van de Kerkvergadering der Westerfche Bisfchoppen onkundig , zo laag doen fpreeken van de Kerkvergadering te Sardica gehouden. Wy zullen ons niet inlaaten om den langen nafleep deezes gefchils te volgen. Genoeg is het op te merken, dat het eenen oorlog verwekt zou hebben tusfchen constans en constantius,indien deeze zich niet hadt laaten beweegen tot deherftcllingvan athan a s i u s; en dat de Geloofsopftellen der Ariaanen , de Regtzinnigen zouden te vrede gefteld hebben, indien de eerstgenoemden 'er niet hardnekkig op geftaan hadden om het woord Medezelfftandig 'er van uit te fluiten. Dit geheiligd Woord, en de perfoonlyke zaak van athanasius, veroorzaakte geduurige brandftoffe aan het twistvuur. Want de b Mé¬ de ROMEINEN. Tweevoudige Kerkvenncieringte Sardica. liet woord Hsdezelf' fiandig, en de zaak van athanasius , veréénigd.  GESCHIEDENIS. 55 Medezelfjiandigheid maakte weezenlyk een gedeelte uit van het Leerftuk, en athanasi u s werd vervolgd als de y verigfte Voorftander van 't zelve. Ondertusfchen hadt constantius, van den aanvang zyner Regeeringe af, in sapor den II, Koning van Perjïe, eenen zeer gevreesden vyand; en deeze werd van dag tot dag gevaarlyker , dewyl de Keizer de Staatszaaken verwaarloosde, om zich op die der Godgeleerdheid toe te leggen. De Perfen dreeven de Romeinen op de vlugt, in den flag van Singare ,in 't Jaar CCCXLVII[; zy werden de fchrik deezes Volks, en vielen in Mefopotamie. Sapor belegerde Nifibis met eene zeer groote krygsmagt; én brak dit beleg naa vier maanden op, om teoorloogen tegen de Barbaaren , die zyne Staaten ontrustten. Deeze Vorst vervolgde de Christgeloovigen uit Staatkunde. Voorhenen hadden de Christenen, ten tyde van Vervolging, eene fchuilplaats in Perfie gevonden ; doch men hieldt ze verdagt, en behandelde hun als openbaare vyanden, wanneer de Christlyke Godsdienst, door den yver van constantinus den grooten, in het Romeinfche Ryk de overhand kreeg. Magnentius bezat de Landen zyner overweldiginge in 't Westen. Nepotianus, Neef van constantinus,de flachting zyns Gezins ontfhapt, wilde hem Rome ontzetten; doch kwam in die onderneeming om, met zyne Moeder en voornaamfte Aan- ■ hangeren. Vetranio, een oud Veldheer, in den oorlog bedreeven; doch voorts D 4 zo DE ROMEINEN. Sapor de II , Koning van Perfie, de fchrik der Romeinen. Waarom hy de Christenen vervolgde. Het Jaarnaa CHRISTUS 55°. Constantinus in oorog met tIAGNEN. :ius.  DE ROMEINEN. Vetranio met mag- NENT1US in bo.T'xenüodlchap,laat zich van hem aftrekken. 56 A L G E M E E N E zo onkundig dat hy niet leezen kon , in Pannonie tot Keizer uitgeroepen, was niet in Haat; den verkreegen rang op te houden. Constantius verliet eindelyk Afie om magnentius te beftryden , en hem de overmeesterde Landen te ontneemen. Hy hadt alle zyne Krygsbenden byéén verzameld. Men wil, dat hy zyne Soldaaten aanmaande om den Doop te ontvangen , en legt hem dit zeggen in den mond: dat hy, die weigert zich te laaten doopen, vertrekke ; ik wil geene Soldaaten hebben , dan die opgefchreeven zyn onder den Standaard van jesus christus. Maar is 'er, dewyl hy zichzelven eerst kort voor zynen dood liet doopen , geene rede om dergelyke betooningen van yver in twyfel te trekken ? Vetranio hadt zich met magnentius verbonden, en toog tegen den Keizer op. In ftede van te ftryden , ging deeze Veldheer een verdrag aan. Constantius bedroog hem, kogt zyne Soldaaten om , en noodzaakte hem het purper af te leggen. Hy vertroostte hem, zegt men , met eene verwonderlyke Zedeleere; zie hier zyne uitdrukkingen: Gy verliest alleen een beuzelagtigen Naam , die niets weezenlyks heeft dan kwelling en hartzeer; en gy gaat een bcfiendig geluk fmaakèn , zonder eenig inmcngzel van onrust. Men voegt 'er nevens dat de goede Grysaard, uit Pmfa in Bithynie, waar hy de overige zes jaaren zyns leevens fleet, en een onderhoud naar zyn' rang ontving , hem dit vermaan deedt toekomen: Gy hebt ongelyk, dat gy uw deel niet komt nemen van dat  GESCHIEDENIS. 57 geluk, geen gy anderen weet te bezorgen. Deeze Vorstlyke Perfoonen waren niets minder dan Wysgeeren. Zy wilden 'er den fchyn van vertoonen, of de Gefchiedfchryvers voeren voor hun het woord. Terwyl de bloohartige constantius bezig is, op eene Kerkvergadering te Sirmium , verfchynt magnentius aan 't hoofd zyns Legers. Toen hy op 't punt ftondt om de Saw over te trekken, ontving hy een' Afgezant des Keizers met voorfiagen van vrede. Hy verwerpt dezelve, en rukt voort tot Murfa aan de Drave of Draw gelegen : waar een hoofdtreffen het lot des Ryks befliste. Men ftreed verwoed; meer dan vyftigduizend Mannen , van de beste krygslieden, fneuvelden. De Galliërs onder magnentius toonden wonderen van dapperheid, en kwamen bykans allen in den flag om. Eindelyk nam de Ryksoverweldiger de vlugt; marcellinus, aan wien hy zyne magt meest vcrfchuldigd was, verlooren hebbende. Constantius was by den flag niet tegenwoordig, gelyk suEPiTius severus aantekent. Hy wagtte met valens, een Ariaansch Bisfchop van Murfa, beevende de uitkomst af in eene digt bygelegene Kerk. Deeze bedrieglyke Bisfchop hadt zorge gedraagen om kundfchap te krygen van den uiiflag des gevegts. Op 't onverwagtst wenscht hy den Keizer geluk met de behaalde overwinning; voorwendende dit nieuws van eenen Engel ontvangen te hebben. De Keizer, zich van het wonder verzekerd houdenD 5 de, DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 351- De flag van Murfa, door MAGNENTIUS verlooren. Lafheid van CONSTANTIUS, en 't bedrog van een Ariaanfchen Bisfchop.  DE ROMEINEN. Woede en dood van magnent1us. Het Jaar naa christus 353- Constantius liet zich geheel door Gefnedenen regecren, en verdrukt zyne Ondetdaanen. 58 ALGEMEENE de, eerde hem als een Heilig, en fchreef aan dien Bedrieger al het geluk zyner wapenen toe. Men kan gereedlyk nagaan, welke grove misflagen eene zo verregaande bygeloovigheid moest voortbrengen. Constantius leedt fteeds fchipbreuk op de klippen van ligtgeloovigheid en lafhartigheid. In het volgen de'Jaar hadt de wreede magnentius, wiens Dwinglandy Rome verfoeide , zich na Gallie begeeven; en in Dauphiné verwonnen zynde, door de Veldheeren des Keizers, zag.hy hoe zyne Soldaaten gereed Honden hem te begeeven, en tot constantius over te gaan; dit deedt hem tot woedende wanhoop overflaan , die tot de verregaandfte uiterften voortholde. De geweldenaar vermoordde, met eigen hand, eerst zyne Moeder, daarop zynen Broeder des 1djs ri'üs , door hem tot Cefar verkooren; voorts zyne Maagen en Vrienden, welke by hem waren, en toen zyn zwaard in den wand vast zettende, wierp hy 'er zichzelven in, om eenen fchandlyken dood te ontwyken. Zyn hoofd werd, op 's Keizers last, afgehouwen, en door de meeste Wingewesten des Ryks omgedraagen. Zo ras constantius zich van deezen vyandigen Mededinger verlost zag , liet hy zyn laffen en wreeden aart nog duidelyker dan voorheen blyken. Onophoudelyk door kwaade vermoedens geflingerd, vreesde hy alles, en werd in zyne vreeze en agterdogt geftyfd door de veragtlyke Gefnedenen , met welke zyn Paleis opgevuld was, want de fchandelyke gewoonte om Gefnedenen te houden, greep  GESCHIEDENIS. 59 greep meer en meer ftand, zo wel als alle de misbruiken der Oosterfche eigendunklyke Regeeringen. Onder voorwendzel van den Aanhang des Ryksoverweldigers uit te rooijen, pleegde constantius dehaatlykftedwinglandye. De aangemoedigde verklikkeryen bragten de gewoone uitwerkingen voort; tegen één' flraffchuldigen kwamen veele onfchuldigen om. — Paulus, een Gefnedenc, die den bynaam van ca te na of ketting droeg: omdat hy bekend ftondt voor iemand, afgerigt, om .de eene befchuldiging uit de andere te doen voortkomen, zo dat ze als een Keten aan elkander hingen, was de Geheimfchryver van den Keizer, en de kwaadberugtlte onder de Hovelingen ; hy verfpreidde, door zyne onregtvaardige wreedheden , den fchrik aan alle kanten. GrootBrittanje ftrekte hen bovenal ten tobneel, waarop hy zyne bloeddorltige rolle fpeelde. Martinus, die daar het bevel voerde, met de Stadhouderlyke waardigheid bekleed, leevendig getroffen door de gemeenerampen, en duidelyk voorziende dat hy 'er, op zyne beurt , zou ingewikkeld worden , zogt dit wreede monfter te dooden; maar dit miste hem: waarop hy het zwaard, 't welk dien fnooden flegts eene geringe wonde hadt toegebragt, in zyn eigen borst drukte. Alle doodvonnisfen,volgens gewoonte den Keizer aangeboden , werden bekragtigd, zonder dat de Keizerin eusebia zelve voor iemand genade durfde verzoeken. De geduurige invallen der Franken, der Alkmannen en andere Bar- DE ROMEINEN. Paulus catena door zyne onregtvaardig.heden berugt.  DE ROMEINEN. Gallus, Cefar geworden , beheerschthetOosten als een Dwingeland. Constantius legt het op het verderf van gallus toe, en gilukt hier in. 60 ALGEMEENE Barbaaren, verwekten minder fcbriks dan de bevelen en grilligheden van het Hof. Het Oosten zugtte nog zwaarder onder het Ryksbeftuur van gallus, Neef van constantinus den grooten , die, naa zes jaaren, met zynen Broeder julianus, in Cappadocie als in gevangenis doorgebragt te hebben , Ce/ar, en Schoonbroeder des Keizers geworden was : hy hadt tegen de Perfen geftreeden en die vyanden afgeweerd. Deeze ftrenge enonbekwaame Vorst, van natuure veel wreeder dan constantius, en tot meerdere wreedheden aangehitst door zyne Egtgenoote constant 1na, zo bloeddorftig als hy zelve, en nietten onregte van ammianus marcellinus de m e g e r a haarer kunne geheeten, werd , in zyn Hof, door vleiers en boozen omringd, een onverbiddelyk Dwingeland. Hy vervulde Antiochie , waar hy zyn verblyf hieldt, en geheel het Oosten, met moord; deedt domitianus, Overften van het Landfchap, onder een valsch voorwendzel van verraad, ombrengen; gaf de onfchuldigen aan de woede der aanbrengeren over; zy moesten de eislykfte wreedheden verduuren en de zwaarfte doodftraffen lyden : niemand , hoe vry van fchuld, was verzekerd dat hy zyne goederen en leeven éénen dag zou bezitten. Dit geweldig gedrag verwekte constantius agterdogt. Hy vreesde, dat die Ce/ar zich onafhanglyk zou willen maaken , en ftelde de kragtigfte verzoeken en beweegmiddelen te werk om hem in Italië te Jokken. Gallus voorzag het gevaar; men gist dat hy  GESCHIEDENIS. 6*1 hy een ontwerp van opftand ftneedde. Nogtbans gedrongen te vertrekken , begaf hy zich op weg. Zyne Vrouwe , op wier invloed by den Keizer hy alleen vertrouwde, ging hem voor uit. Zy ftierf op de reize aan de koorts. Hy werd vastgehouden te Petavium in Noricum, en van de tekenen zyner waardigheid beroofd: vervolgens elders heen gevoerd , waar de Keizer een einde aan zyne eigene vreeze, en aan des anders leeven, deedt maaken. Constantius, van voorfpoed dronken, nam de grootsklinkende eertytels aan van Meester der Wereld, en de Eeuwige. Eene zo belachlyke trotsheid ging gepaard met de uitgezogtfte wreedheid. Nimmer hadden de Verklikkers een ruimer veld om hunne fchelmfche treeken te fpeelen. Droomen werden de grond van befchuldigingen , die halzen kostten. Menfchen, onvoorzigtig genoeg om ze te vertellen, ftelden hun leeven in de waagfchaale, indien flegts hunne droomen eene kwaadaartige uitlegging konden lyden ; en wanneer konden zy zo niet gedraaid worden ? Een aanbrenger, een waardig dienaar van den berugten paulus catena, werd, geestig, de Graaf der Droomen geheeten: omdat hy met veel vrugts dit deel zyns werks verrigtte. De boosheid der Menfchen fcheen aan te groeien, naarmaate alles verbasterde en ontaartte. Welk een misbruik maakt men niet van de pen, wanneer laagheid van ziel of vooroordeel dezelve beftuuren ? De Lofredenaars hebben de goedertierenheid van constantius fterk DB ROMEINEN. Droomen worden misdaaden. Valfche loftuitingenaan constantius en gallus ge. geeven.  62 ALGEMEENE DE ROMEINEN. De Redenaar themistius maakt constantiustot den grootften Wysgeer. Het Jaar naa christus 355- Staatkunde van liet Hof fterk gepreezen. Veele oude Kerklyke Gefchiedfchryvers fpreeken niet dan met lof van gallus: zy doen dit, volgens de aanmerking van den Heer de beau,omdat hy den Christlyken Godsdienst niet verzaakte, gelyk zyn Broeder julianus. In het Godsdienjftïge geheel beftuurd door aettus, een beroemd Ariaan, behoorde hy niet onder de Regtzinnigen; doch bleef niet te min altoos aan de Christenheid verknogt: uitwendige betooningen van Godsvrugt dienden tot dekzels van de fchande zyner ondeugden en wreedheden. Hoe natuurlyk is het een valsch oordeel te ftryken, wanneer men de voorwerpen flegts van ééne zyde befchouwt! Ammianus marcellinus , een Schryver over 't algemeen hooggeagt, juist van oordeel en waarheidlievend , een ooggetuige, leugenftraft , door opgetekende gebeurtenisfen, alle die loffpraaken , geuit door partyfchap en vleierye. De daaden leveren zekere bewysftukken op; de lofredenen zyn dikwyls niets meer dan bedrieglyke woorden. Van deeze waarheid vinden wy hier een merkwaardig en fpreekend voorbeeld. De Redekunftenaar themistius, tot Raadsheer van Conftantinopole verheeven , vereerde constantius met eene Lofreden , in welke hy hem, als den grootften Wysgeer des geheelen Ryks, verheft. Ziet"daar hoe fchaamtloos men met de waarheid fpeelde! De Staatkunde van deezen Vorst mogt, met zyne Wysbegeerte, wel hand aan hand gaan. Hy hadt nog twee groote Veldheeren , op wier ondergang zyne Hovelingen het gemunt had-  GESCHIEDENIS. 63 hadden. Ursicinus, beroemd door blyken van dapperheid in 't Oosten gegeeven,en sylvanus, die Gallie tegen de Barbaaren verdeedigde. Deeze befchuldigd door den bitterften laster, aan duizend beleedigingen blootgefteld, alles van een trouwloos en ondankbaar Hof vreezende, befloot tot een opftand en liet zich voor Keizer uitroepen. Ursicinus, reeds in ongunst,fcheen egter de eenige Man in ftaat om den gereezen opftand te dempen. Zyne vyanden zeiven fpraken voor hem, hoopende, dat de twee Veldheeren elkander zouden verdelgen. Maar bedient zich het Hof van ursicinus, het gebruikt hem als een werktuig van 'trouwloosheid. Men veinst van het gedrag van sylvanus onkundig te weezen, en febryft hem "brieven vol loffpraake over zyne handelingen. De andere Veldheer vondt hem te Keulen. Ziende dat zyn party, door openbaaren tegenftand, niet zou kunnen geflaagen werden, bediende hy zich van list; hy won het vertrouwen van den Oproermaaker, zich gelaatende met hem in zuur en zoet te zullen deelen , en in zyne maatregelen te treeden: hy kogt de Soldaaten van sylvanus om, liet hem van kant helpen, en befchreidde zyn' dood met geheel het Ryk. Met ursicinus deezen haatlyken last te geeven, was het oogmerk van het Hof geenzins hem, in gevalle van eenen gelukkigen 1 uitftag, tot eenig hooger aanzien te verhef- { fen. Hy bleef in Gallie als Veldheer, maar zonder Krygsknegten. Het Leger van sylvanus was welhaast verftrooid, en de Keizer de ROMEINEN. om twee gvooteVeldheeren te verdelgen. De Wingewesten dea Barbaaren en prooy ;elaaten.  DE ROMEI. NEN, TWEE- 64 ALGEMEENE zer wilde liever Landen verliezen, dan hulpe toefchikken aan een groot Veldheer, wiens verdienften hem in 't licht ftonden. Dus werd alles den Barbaaren ten prooije. De Franken, de Allemannen, de Saxen, rigtten in Gallie verwoestingen aan, en hadden vyf-enveertig Steden, langs den Rhyn, in puinhoopen veranderd. De Ouaden , en de Sarmaaten , vernielden Pannonie en Opper-Mefte. De verfchriklyke invallen der Perfen vermeerderden de rampen van het Oosten. Constantius, aan Godgeleerde Gefchillen overgegeeven , riep Kerkvergaderingen zamen, vervolgde de Voorftanders der Nicefche Geloof'sbelydenisfe, tergde den yver dier Bisfchoppen en hitfte de ftoutheid der Ariaanen aan: welke bedryven tweedragt en oproer in 't binnenfte des Ryks verwekten, terwyl vuur en zwaard op de grenzen des Ryks woedden. Dit was het gedrag van den Keizer, door themistius als den grootften Wysgeer des Ryks geroemd.  GESCHIEDENIS. 65 TWEEDE HOOFDSTUK. Zints de verheffing van julianus, tot aan den Opftand door hem verwekt. Te midden van zo veele dreigende gevaaren , liet constantius, ondanks zyn nayverig agterdenken, zich, door de Keizerinne eusebia, overhaalen, om den vermaarden julianus tot Ce/ar te verheffen. Het is tyd dien Man nader te doen kennen. Deeze Prins, de Broeder van gallus, en Neef des Keizers, gebooren met de gelukkigfte gefteltenisfe , was gevormd door ongeluk en letteroefening , wier lesfen doorgaans meer vermogen dan alle, die men in den fchoot der grootheid en weelde ontvangt. Zy hadden zyne ziel boven zyne geboorte verheeven , liefde tot de Deugd ingeboezemd, met zugt tot het vermeerderen van kundigheden vervuld, eene veragting tegen wellusten, en een haat tegen alles, wat den Mensch vernedert, doen opvatten. — Uit het kasteel Marcella, in Cappadocie, waar hy zes jaaren met zynen Broeder opgeflooten gezeten hadt, gegaan zynde, verwierf hy verlof om zyne Letteroefeningen te Conftantinopole , en voorts te Athene te voltrekken. Daar onderfcheidde hy zich van den grooten hoop, door zyne zedigheid, en zyne verbaazende vorderingen. — Gelukkig, indien de waare Godsdienst fteeds ten grondIV. deel. E fla- DE ROMFINKN. De Keizer verheft julianus tot Cefar. Hoe hy zyne jeugd hadt doorgebragt. Wat hem tegen de Christen'  DE ROMEINEN. heid een wederzin deedt opvatten,en tot de PlatonifcheWysbegeér'e overfia.ni. Ily ontveinst zyne neiging tot de Afgodery. 66 ALGEMEENE {lage zyns gedrags gediend hadt! Maar, wars van het Christendom, omdat zyne eerfte Leermeesters hem geplaagd en afgemat hadden door Godsdienstverrigtingen, of door dien de hardnekkige gefchillen der Christenen hem tegen het Geloof eenen wederzin deeden opvatten, of hiertoe gedreeven door haat tegen het Gedacht van constantinus den grooten, 't welk de handen bezoedeld hadt met het bloed van zynen Vader, Broeder en andere Naverwanten; gaf hy zich over aan maximus van Ephefe, en andere Platonifche Wysgeeren. Weldraa werd hy verdwaasd door hunne verborgene en ongerymde Theurgia of Toverkunde, welke zy met het kleed eener verheevene Godsvrugt overdekten , en een bygeloovig geestdryvend Voorftander hunner Schoole. Misleid door beuzelagtige begogelingen, hieldt hy zich nogthans aan het weezenlyke ; de Zedekunde betragtende. Kan men de voorbeelden van Deugd , die zyne nagedagtenis met lof bekroonen , niet tot eere van het Christendom doen ftrekken ? Eene Christlyke Opvoeding hadt, ongetwyfeld, de zaaden van deugd in zyne Ziele geworpen. Gallus, Cefar zynde, werd ontrust door de geneigdheid , welke zyn Broeder toen reeds tot de Afgodery betoonde; hy zondt hem, den grooten Voorftander der Ariaanery aetius tot een Opziender en eerwaardig Leidsman. Julianus veinsde zich een Voorftander dier Gezindheid. Het Geestlyk gewaad en 't waarneemen van het ampt des Voorleezers ftrekten,naar het verhaal van fommige Kerklyke Gefchiedfchryveren, om hem ver-  GESCHIEDENIS. 6? verder te vermommen, om dus het agterdenken en wantrouwen van constantius te weeren. Naa den dood van gallus bragt hy zeven maanden in eene foort van gevangenis door, en zou, zonderde befcherming van eusebia, die hem hoogagtte, het zelfde lot als zyn Broeder ondergaan hebben. Julianus, den ouderdom van drie-entwintig jaaren bereikt hebbende, werd door constantius tot Ce/ar benoemd, en kreeg helena, 's Keizers Zuster, terEgtgenoote, doch het vertrouwen zyns Schoonbroeders niet; die hem, om zo te fpreeken, aan de leiband hieldt. In ftede van Huisbedienden werden hem Befpieders zyns gedrags gegeeven: zyne vrienden durfden hem niet bezoeken , en zyn Tytel was alleen eene fchaduwe van zyn Gezag. — Bekleed met het Landbeftuur van Gallie, enderwaards gezonden , hadt hy een' Raad, of liever Meesters, die alle zyne handelingen en gangen moesten beftuuren: weinig Soldaaten, weinig geld , en niets te zyner befchikking. Welke misflagen ook deezen Vorst met regt mogen ten laste gelegd worden , wy kunnen niet naiaaten ons te verwonderen over zyne grootmoedigheid , en de vonden zyns ver. ftands, daar zo veele en zwaare hinderpaalen hem op de loopbaane des roems in den weg ftonden. Duslang hadt hy zyne dagen in de Schooien en Letteroefeningen gefleeten , 't welk '. hem de ftyve en gemaakte houding eens Ge- : leerden, aan het Hof zo weinig voegende, ' en daarom belagchlyk onder dc Hovelingen, E 2 by- DB ROM EI» NEN. Het jaar naa CHRISTUS 355. Constantius bekleedt hem niet met gezag. Zendt hem na Gallie. t Gedrag /an julianus in die ^andvooglye.  68 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Hy wekt elks agting, en trekt elks liefde. Hy dryft de Barbaaren op de vlugt. byzette. Volkomen onkundig was hy van den Kryg en het Staatsbefluur: het ontbrak hem zo wel aan ondervinding als aan gezag. Niet te min vertoonde hy zich terftond als een groot Man. Te Vienne bragt hy den eerften winter door, met zich op de kennis van de zaaken des Lands , zyner befluuringe aanbevoolen, toe te leggen, en de Krygskunde te beoefenen: hy gaf een voorbeeld van 't Soldaatenleeven en arbeidzaamheid; zyne fpyze was dezelfde als die der Soldaaten; hy gebruikte geen vuur, Hiep op een uitgefpreide beestenhuid, ftondt in 't midden van den nagt op; fteeds bezig, kende hy geen ander vermaak of uitfpanning dan 't geen de Letteroefeningen hem verfchaften. De Krysknegten verwonderden zich over hem met hoogagting, en werden op 't naauwst aan hem verknogt; de Galliërs eerbiedden en beminden zyne billykheid; de Mannen, tot zyne Opzienders aangefleld, betekenden langer niets: want hy deedt alles zonder hunne hulpe, en alles gelukte hem naar wensch. Twee lofredenen over constantius, ten dien dage door hem gefchreeven, ftrekken tot blyken van zyne behoedzaamheid in het Staatkundige: en hy ontveinsde in dezelve zyne gevoelens over den Godsdienst zo kunftig, dat hilarius, Bisfchop van Poitiers, door dien fchoonen fchyn misleid, hem pryst als een Godsdienftig Vorst, in het zelfde werk waarin hy den Keizer als een vyand der Kerke afmaalt. Volmaakt beantwoordden dé Krygstogten van julianus aan de denkbeelden van zy-  GESCHIEDENIS. 69 zyne verdienften opgevat. Alle zyne Veldtochten werden door de overwinning bekroond. Met één woord, niet min bekwaam dan dapper, verdreef hy uit Gallie de Allémannen, die zich aan alle kanten door dat Land verfpreid, en julianus zelve, in Sens, belegerd hadden. Naa hun by Straatsburg verflaagen te hebben , voerde hy den fchrik zyner overwinnende wapenen over den Rhyn. Vreemd in de daad is het, dat de Vleiers ten Hove den roem deezer overwinningen zogten te verkleinen , en de daaden van julianus belagchlyk te doen voorkomen, terwyl constantius zotlyk zich de eere daar van aanmaatigde, in eene afkondiging op dien tyd gegeeven; van zichzelven fpreekende , als of hy aan het hoofd zyns Legers hadt gevogten , zonder julianus zelfs te noemen. In zulk een Hof konden de oordeelvellingen niet wel anders dan onregtmaatig en grillig weezen. Constantius, die zyn verblyfen Hof te Milaan hieldt, was te Rome gegaan om daar eene zegeftatie te houden wegens zyne overwinning op magnentius behaald. Haatlyke plegtigheid in de daad , en zo onvoegzaam als haatlyk; want de zegepraal behoorde geen plaats te hebben wegens de Burgerlyke Oorlogen. Tot nog hadt hy Rome nimmer gezien. Daar met groote eerbetooningen ontmoet, verwonderde hy zich over de Gebouwen dier Hoofdftad , en , om 'er zelve eene gedagtenis telaaten, deedt hy de Gedenknaald van ramezes, honderd tweeen-dertig voeten hoog, door constan- E 3 ti- DE ROMEINEN. Constantius gaat voor dc eerfte reize na R»7im.  DE ROMEINEN. Hy betoont zich daar verdraagzaam, elders een Vervolger. l!ct jaar naa CHRISTUS 359- gAron rust tu:h tot ee- 70 ALGEMEENE tinus den grooten ten cieraad van Conftantinopole gefchikt, uit Egypte na Rome voeren, en daar oprigten. Dit is diezelfde Gedenknaald, de hoogde van alle te Rome, welke, onder het Pausfchap van sixtus den V, uit flyk.en puin gehaald, en weder overcinde gezet werd. Schoon de Keizer, vóór zyne intreede, last gegeeven hadt tot het wegneemen van het beroemde Altaar der Overwinninge, door magnentius weder in den Raad geplaatst, bezogt hy de Tempels der Goden; hy prees de Stigters, droeg het priestcrfchap aan de Heidenen op,en handhaafde de voorregten der Vestaalfche Maagden. Ondertusfchen hadt hy het doen van offeranden, op doodftraffe , verboden: ten minden als wy des mogen odVdeelen uit een Bevelfchrift in het Wetboek van theodosius te vinden, 't geen waarfchynlyk nooit is afgekondigd (*). — Zyn gedrag, in ftukken den Godsdienst betreffende, is altoos zeer onbeftaanbaar met zichzelve geweest. Te Rome verdraagzaam omtrent het Veelgodendom, ontrustte hy het Ryk door zynen yver voor de Ariaanery. Hy vervolgde ook beurtelings de Ariaanfche Aanhangen, naa dat hy zich nu voor deezen dan voor geenen verklaarde. Hy fchikte zyn gedrag naar den zin der Gefnedenen en Hovelingen , wier heimlyke oogmerken alles beftuurden. Sa por, de onverzoenlyke vyand der Romeinen, hadt de voorflagen van vrede, geheel (*) Memoires de l'Academie des jnjcrift, Tom. XV,  GESCHIEDENIS. 7i heel niet ftrookende met zyne gedaane eifchen, verworpen. Aangezet door eenen ryken overlooper uit Mefopotamie, die wegens onregtvaardige behandelingen het Ryk verlaaten hadt, befloot hy het niet, gelyk voorheen, te laaten berusten by fcbielyke invallen en flrooperyen, zonder eenig beftendig gevolg ; maar den oorlog met allen ernst door en voort te zetten. — Ursicinus was toen Veldheer in het Oosten. De Gefnedenen floegen voor, of gaven liever bevel, dat hy t'huis zou ontboden worden, in eene tydsomftandigheid, dat zy zynen dienst in 't Leger ten hoogden behoefden. Geheel het Oosten morde, dewyl men 't zynen Verdeediger ontnomen hadt: zonder gezag werd hy weder derwaards gezonden, op dat men hem vervolgens de misflagen van sabinianus, een afgeleefd oud man, geheel buiten ftaat tot het bekleeden van de waardigheid , die ursicinus ontnomen en hem opgedraagen was, mogt ten last leggen. Dit flegt beraaden Hof fchiep genoegen in de algemeene rampen des Ryks, indien zy flegts konden dienen om groote Mannen , voorwerpen van afgunst en nyd, in ongenade te brengen, en van kant te helpen. — Sapor vermeesterde het fterke Amida in Mefopotamie, naa een langduurig beleg, 't welk hem op dertigduizend Mannen te ftaan kwam. — Ondertusfchen hieldt constantius zich bezig met het zamenroepen der Kerkvergaderingen te Rimini en Seleucie, tot het vereffenen van Godgeleerde Gefchilftukken, die altoos heftiger werden, naar maate men de E 4* be- DE ROMEINEN. nen ontzaglyken oorlog toe. Het Hof zogt ursicinus, die hem kon tegenftaan, te bederven. Constan. tius houdt ondertusfchen Kerkvergaderingen.  DE ROMEINEN. Julianus bezig in 't bevorderen van 't heil van\G i f y » n  85 ALGEMEENE DB ROMEINEN. Hv bewyst uitbundige eere aan den Wysgeer MAXIMUS. Zyn Palcis wordt met gewaande Wysgeeren vervuld. Hy neemt voor , de Christenheid te verdelgen. en vergezelde hun te voet, onder den grooten hoop vermengd, daar zy op hunne ftatiewagens zaten. De lofreden over hem, door mamertinus uitgefprooken, heeft onze dagen bereikt. Men ontdekt daar in eene kunftige vleierye, die aan de Ziel eens Wysgeers niet hadt moeten fmaaken. Maar trajanus hadt wel het oor geleend aan de Reden voeringen van plinius, en die ophemelende lofredenen waren niet dan te veel in gebruik. Terwyl j u l i a n u s , in den Raad, bezig was met het doen eener aanfpraake , werd hem aangediend,dat de Wysgeer maximus uit Jonie was aangekomen. Hy verliet terllond zyne plaats, om maximus te omhelzen ; hy deedt dien binnen treeden, en overlaadde hem met eerbetooningen als een ouden Meester, wiens lesfen het bewys der gevoeliglle dankerkentenisfe vorderden. Voorts vergezelde hy dien Wysgeer; hem de hand drukkende. ■— De uitnoodigingen van deezen Vorst, en de hoogagting welke hy voor de Wysbegeerte liet blyken , trokken eene groote menigte van Drogredenaaren , zyn vertrouwen te eenemaale onwaardig, ten Hove. Het uitwendig voorkomen van Wysgeer werd een masker, waar mede heersch- en geldzugt zich vermomden. Regtfchaapen Wysgeeren zyn altoos zeldzaam , zelf dan wanneer zy hooggeagt worden. Zints langen tyd, droeg julianus der Christenheid een kwaad hart toe. Zo ras hy hetRyksbeftuur in handen hadt, zwoer hy den Christlyken Godsdienst af, van waar hem de toe-  GESCHIEDENIS. 87 toenaam van den afvalligen of geloofs verzaaker aankleeft, en ftelde zich, als een hoofdtaak zyner Regeeringe , voor, dien allerheiligften Godsdienst te verdelgen , welken hy aanzag als een vyand van het geluk des Ryks. Ongetwyfeld nam hy voor den Godsdienst zelve, de misvormingen en misbruiken, door vooroordeelen en driften daar van gemaakt. Zyne meest bebegunfligde Hovelingen, de Wysgeeren, zetten hem aan om dit oogmerk te volvoeren, en boezemden hem, voor 't meerendeel, geweldige maatregels in; maatregels, zo zeer tegen zyne beginzels ftrydende, als met zyn characler. — Al te menschlievend om zich de befchuldiging van dwinglandy op den halze te laaden; al te fneedig om de onnutheid en de gevaaren eener bloedige Vervolging niet te voorzien, beraamde hy een veel listiger ontwerp; en, zonder de Belyders van jesus Naam te vuur en te zwaard te vervolgen , berokkende hy hun grooter ramp dan alle de Vervolgers. ,, Hy wist", fchryft libanius, „ dat 'er met dwingen en prangen der geweetens „ niets te winnen was, dat men zomwylen ,, Lichaams kwaaien kan geneezen door de „ kranken te binden; maar dat noch fchavotten , noch brandftaaken het Geloof kunnen verzetten. Indien de hand offert, „ wraakt het hart dit bedryf, het befchul„ digt de zwakheid des Lichaams , en be,, houdt de voorige denkbeelden. Men ver,, andert niet van gevoelens, men veinst te „ veranderen. Die geveinsden gaan vervolF 4 „ gens DE ROMEINEN. Doch zonder ze open. lyk te vervolgen. Gevoelen van LIBANIUS , over dat ftuk.  DE romeinen. Julianus betoont zich een yverig vooiïtander van den Heiiler.fchen Gods. dienst. 88 ALGEMEENE „ gens genade en verfchooning verzoeken „ by de Party, welke zy fcheenen te verlaa,, ten, en de zodanigen, die door de ftrafoe„ feningen omkomen , ontvangen godlyke ,, eerbetooningen (*)". Libanius verdiende, als wy over hem naar deeze aangehaalde plaats oordeelen, de agting des Keizers , die met de daad zich meermaalen van den raad en de pen deezes Mans bediend heeft. Laat ons zien hoe julianus, in een zo netelig ftuk, te werk ging. Als Opperpriester, gaf hy een voorbeeld van den Eerdienst, welken hy weder zogt in te voeren. Hy werd de Slagter genoemd, van wegen de menigvuldige offeranden , dagelyks door hem toegcbragt, en men belachtehem, niet zonder rede zegt ammianus marcellinus, om dat hy groots was op het draagen van 't Offergereedfchap, waar door hy veel eer de rol van Priester dan die van Keizer fpeelde. Met allen yver volvoerde hy de ftaatlyke plegtigheden des Heidendoms; betoonde eenen diepen eerbied voor de Goden, en boezemde denzelven alle bygeloovige zielen in: en anderen oordeelden het hun pligt en belang den Keizer na te volgen; althans zulks voor te wenden. — Een Godsdienst, van Zedekunde ontbloot, is , van naby befchouwd, een allerjammerhartigst en veragtlykst voorwerp. De Christenen hadden oneindig veel vooruit,met de Heidenen, dit wezenlyk gebrek, op goeden grond te kunnen verCO Libanius, Orat. XIII.  GESCHIEDENIS. 89 vcrwyten: want zy vonden zich genoodzaakt, uit de Wysbegeerte, de denkbeelden en de kundigheden der Pligten te ontleenen , welke de Godsdienst moest voorfchryven en inprenten. — Julianus nam, van de Christenheid, alles over, wat hy niet kon nalaaten als zeer voortreffelyk, ten dien opzigte, te erkennen , en poogde dit ten Heldendomme in te voeren. Hy wilde dat men de voorfcbriften der Deugd ontvouwde en leeraarde, en deeze by de plegtige verrigtingen van den Eerdienst voegde: dat bovenal de Lief'de,het hoofdkenmerk der Christenen, met allen yver zou ingeboezemd en betragt worden. Naardemaal het gedrag der Priesteren nog meer invloeds heeft op 's Volks Zeden, dan hunne Lesfen, wekte hy de Priesterfchaare in zyne fchrifren op , tot het wel in agt neemen van de heiligheid hunner Bedieninge, en geeft hun een voorfchrift des wandels, waarin hy hun zelfs het leezen verbiedt van Boeken , die eenigzins ftrekken om het vuur der Driften aan te ftooken. Hy eischt de Liefde der Goden en der Menfchen van hun,als hoofdhoedanigheden, hunnen rang betaamende. Hy beveelt, de Priesters hoog te agten; doch alleen in zo verre zy zich agtenswaardig aanftelden. Hy fchetst de waardigheid hunner bedieninge af, als hy hun noemt, de Tolken der Goden by de Menfchen, en de Borgen der Menfchen by de Goden. Zy moesten, volgens zyn voorfchrift, de Grooten , de Aanzienlyken, de Overheden alleen bezoeken, ten nutte der Armen, en om het belang der Weezen en Weduwen te bevorderen. F 5 In DB ROMEINEN. Hy voert de Zedekunde in. Hy fcliryrt regels van deugd den Priesteren voor.  DE XOMEI ■ NEN, Hy zoekt de Christenen , bclachlyk ten toon ie Hellen. Hy zoekt de Verdeeldheden onder hun aan te ftooken. Hy beantwoordt hevigeu yver met gemaatigdheid. 90 ALGEMEENE In deezervoege aan de Afgodery allen mo. gelyken luister byzettende, wendde hy alle bedenklyke middelen aan, om in ftilte het Christendom te ondermynen. Verzekerd dat het belachlyk en veragtlyk ten toon Hellen hier toe veel kragtdaadiger zou medewerken, dan lïraffen, branden en blaaken, verboodt hy, onder voorwendzel van Godsdienst, alle mishandeling omtrent de Galile'érs ,• (met dien fmaadnaam was hy gewoon , om dus zyne verwyting uit te drukken, de Belyders van j esus ghristus te benoemen,) dewyl zy, gelyk hy zich uitdrukt, veel eer medelyden dan haat verdienden: blinden, die van het weezenlyke afweehn, en den dienst der Goden verfmaadden, om de Overblyfzels der lyken en de Beenderen der dooden te eer en. Daarenboven riep hy allen zo Regtzinnigen, als Ariaanen, door constantius in ballingfchap gezonden, te rugge, en gaf den Bisfchoppen hunne Kerken weder: met oogmerk om onder hun het vuur van heifche tweedragt, 't welk zo veele verwoestingen hadt aangeregt, weder te ontiteeken, en uit dien brand eenen roof te haaien : want hy wist, fchryft ammianus marcellinus, in eenen vergrootenden en zwellenden ftyl , dat woeste Dieren min verscheurend en wreed zyn voor de Menfchen, dan de Christenen , in 't algemeen, voor elkander in hunne gefchillen. Eindelyk bediende hy zich van de buitenfpoorigheden eens valfchen yvers, door eene fchynbaare gemaatigdhcid daar tegen over te ftellen, en dus die beide bet op elkander te doen  GESCHIEDENIS. 91 doen affteeken. Maris van Chalcedon, een Ariaansch Bisfchop, een oud blind Man, hoonde julianus openlyk by het doen eener offerande. Zwyg ongelukkige Blinde, riep hem de Keizer toe , de Galilcër, uw God, zal u uw gezigt niet wedergeeven! — De Bisfchop antwoordde: Ik bedank hem, dewyl hy my behoedt voor de fmette om zulk een Afvalligen , als gy zyt, te aanfchouwen. J ulianus voer, zonder verder iets te zeggen, met het verrigten der offerande voort. Onder de Christgeloovigen vondt men bekwaame Mannen, die Kunften en Weetenfchappen leeraarden, en bovenal zich bevlytigden om den Christlyken Godsdienst van vroeg af in te planten, en de gemoederen hunner Leerlingen tegen het Veelgodendom en de Afgodery te wapenen. Vreeslyke en gedugte vyanden der Wysgeeren, die zy met dezelfde wapenen beftreeden, welke zy tegen de waarheid gebruikten. Om hun dit voordeel te ontweldigen, en de Christen Leeraars, door hunne onkunde, veragtelyk te doen worden, verboodt de Keizer den Christenen, de Spraakkunst, Welfpreekenheid en de Wysbegeerte te leeraaren; voorgeevende, dat zy, de Godsdienftige Inftellingen der Grieken niet geloovende, Boeken met die Leerftellingen opgevuld, zonder eene fchandelyke bedriegerye, niet konden gebruiken. — Het zelfde Bevelfchrift ftaat den Christenen toe, de Schooien der Heidenfche Leermeester-en te betreeden ; doch een laater Bevelfchrift ontzegt hun dit: omdat het Euangelie hun genoegzaam behoorde te weezen. Een verbod, door a m- m 1- DK ROMEN NEN. Hy verbiedt de Christenen liet 011derwyzenin de Schooien. Als mede het betreeden vim de Schooien der Heidenen.  DB ÏOMElNEN. Hy wendt alle kunftenaaryen aan om liet Christendom in kleinagting te brengen. 92 ALGEMEENE mianus marcellinus, met het brandmerk van onmenschlykheid, getekend; doch 't geen egter zeer gefchikt was om de gewenschte uitwerking te wege te brengen. Wy zullen vervolgens niet dan te veelvuldige gelegenheden ontmoeten, die uitwyzen hoe veel nadeels de onkunde aan den Godsdienst kan toebrengen: de Staatzugt van julianus floeg eenen bykans onfeilbaaren weg in. Vermids het eigenbelang het groot beweegrad is van 't menschlyk hart, liet de Keizer geenzins na zich daar van te bedienen, om de Christenheid, waar't mogelyk, op't gevoeligst en geheel te knakken. Alle gunstbewyzen, alle waardigheden fchonk hy den Afgodendienaar en , en gaf de Geloovigen aan fmaad, oneere en armoede over; fchafte de uitdeelingen, ten hunnen behoeve , en ten dienfte der Weduwen en Maagden , door constantinus ingefteld , af; liet de Tempels, op kosten der Christenen, herbouwen; floot hun buiten alle bedieningen ; zeggende , dat hunne Wet het Zwaardvoeren verbood. Hy weerde hun van de Gerigtshoven, dewyl hunne Godsdienst het houden van pleitgedingen, en het voeren van gefchil. len, wraakte. Indien zy klaagden, door de Landbcftuurders te hoog gefchat en bezwaard te zyn, kreegen zy ten antwoord: Leert u het Euangelie niet de goederen deezer Wereld te verfmaaden, en de rampen met geduld te verdraagen ? Waar over klaagt gy ; elk Christen is tot lyden geroepen! Naa de Geestlykheid van Edesfa haare voorregten, die ryke Kerk haare inkomften, ontn«men, en de Dienaars opge-  GESCHIEDENIS. 93 gezogt te hebben, om hun te noodzaaken tot het ontdekken der Rykdommen en der Heilige Vaten, zeide hy fchamper: Hun Wet belooft den Armen het Koningryk der Hemelen, 't is billyk dat men den Galileëren den weg derwaards gemaklyk maake. Hy verklaarde, dat verfcheidenheid van Godsdienst eene wettige rede ter Egtfcheiding zou opleveren: een allergefchiktst middel om de menigte deiAfvalligen te doen toeneemen. Met één woord, hy bediende zich van alle de kunftenaaryen eener gefleepe Staatkunde om zyne Christen Onderdaanen te doen waggelen en te verleiden; fteeds zorg draagende om 'er geen Martelaars van te maaken. De drieste en roeklooze yver veeier Christenen, die de Altaaren, de Standbeelden, en zelfs de Tempels omverre wierp, of de algemeene rust ftoorde , deedt, in de Wingewesten, hun bloed ftroomen. „ Op verfchei,, de plaatzen, fchryft de Heer de la b l e„ ter ie, bovenal in het Oosten, waarde „ lugtftreek de geesten meer verhit, dee„ den de Heidenen, opgeblaazen door 't ge„ luk, 't welk hun thans begunftigde , de „ Christenen openlyke verongelykingen aan ; ,, die van hunnen kant, min gedagtig aan de „ voorfchriften van het Euangelie, dan aan „ hun voorgaand geluk, de aangedaane ver„ ongelykingen betaald zetten, en hoon met ,, hoon beantwoordden. Van woorden kwam „ men tot flagen, en van flagen tot opftand". Het is overzulks niet te verwonderen, dat de Landvoogden, vyanden van het Christendom , hunne ftrengheid verder lieten gaan dan de DE ROMEINEN, De verftan- delooze yver van eenigen geeft aanleiding tot geweldcnaaryen.  DE ROMEINENV < Bygeloovigheid van julianus. 94 ALGEMEENE de voorgefchreeven perken. Maar wat hier van agtenswaardige Schryvers ook mogen zeggen, het is zeer twyfelagtig of die Landvoogden, in dit'geval, den heimlyken last van den Vorst opgevolgd en gehoorzaamd hebben. De ftrafoefeningen, enkel ter oorzaake van den Godsdienst, waren zeker ftrydig met het oogmerk, 't welk hy zich voorftelde, en kwamen geheel niet in het plan, door hem met zo veel listigheids ontworpen. Het lydt geen twyfel in 't minfte, of eene blinde bygeloovigheid vervoerde den Keizer, ondanks zyne Wysbegeerte, tot veele verkeerdheden. Hy flachtte ontelbaare offerdieren ; zo hy langer geleefd hadt, fcheen het gefchaapen of het eerlang aan Osïen zou ontbreeken. Dit is de uitdrukking van ammianus marcellinüs zelve, die verzekert, dat de onkosten der Offeranden, Godsdienstplegtigheden, een drukkenden last voorden Staat wierden; dat de Soldaaten bykans alle dagen te gast gingen op het vleesch der geflachte Offerbeesten, en zich in den drank verliepen, bovenal de Galliërs, en daar door allen bedwang der krygstugt afwierpen. Volgens het berigt van den Kerkvader chrysostomus, was de Keizer, in zyne Godsdienstpleegingen, omringd, door eene menigte Waarzeggers, Tovenaars en ontugtige Vrouwen. Gregorius nazianzenus befchuldigt hem van heimlyke gruwelen en Nachtofferanden, waarin hy veel Menfchenbloeds vergoot. „ Maar", gelyk de even aangehaalde Heer de la bleterie wel opmerkt, „ men heeft reden om de ontdekkin- 53 gen,  GESCHIEDENIS. 95 „ gen, naa den dood van julianus ver„ fpreid, verdagt te houden, als voortgebragt ,, in een tyd, toen de algemeene haat nog niet ,, bekoeld was : en dewyl zomtyds enkele „ volksgerugten, gebeurtenisfen, met zo vee,, le omftandigheden bekleed, voortbrengen, „ dat ze Schryvers, die geheel geen oog„ merk hebben om te misleiden, bedriegen". Ik zal 'er eene veel treffender waarneeming byvoegen. Gregorius nazianzenus, heftig tegen julianus uitvaarende, fpreekt van constantius niet alleen als een agtenswaardig Vorst, maar als een Heilig. Deeze partydigheid is gemaklyk uit de omftandigheden te bevroeden, en flraalt dubbel door, als de Redenrykkunst haare cieraaden leent, om ze te fchitterender op te tooien. Dit moet een onpartydig Leezer leeren, zyn oordeel te gebruiken. Weinig , zeer weinig moest men het menschlyk hart kennen, als men 'er zich over verwonderde, dat de anderzins agtenswaardigfte Mannen aan vooringenomenheid het oor leenden; en hy, die de redenen, welke in dit geval, hunne getuigenisfen verzwakken , niet laat weegen, betoont noch de waarheid, noch de regtvaardigheid,te beminnen. TWEE- DB ROMErNEN.  DE ROMEINEN* Het Jaar naa CHRISTUS 362. De Oorlog tegen de Perfen ondernomen. Volkstampen. 96 ALGEMEENE TWEEDE HOOFDSTUK. De Perjiaanfche Oorlog. — Het einde der Regeeringe van julianus. Ten zelfden tyde als julianus den val der Christenheid zogt te berokkenen, beraamde hy een groote krygsonderneeming tegen de Perfen. Hy ftelde zich voor, de verongelykingen, door sapor, den Romeinfchen mam aangedaan , op hem gevoelig te te wreeken. Door zyne befchikking der geldmiddelen, door de wysheid zyner regeeringe, en door den fchrik den Barbaaren aangejaagd, was hy in ftaat om den Oorlog tot in 't hart van Afie te brengen. Hy toog, in den Jaare CCCLXII, uit Conftantinopole. De Westerfche Wingewesten bemerkten naauwlyks zyn afweezen. Alles bleef daar in rust tot den dood des Keizers. Zyn naam alleen was genoeg om de roof- en bloedgierige Volken, die fteeds het Ryk dreigden, te beteugelen. Sapor hem Gezanten gezonden hebbende om den vrede te verzoeken, wierp hy den brief, met zeer gunftige voorwaarden opgevuld, veragtlyk weg; zeggende: Dathy binnen kort hoopte met hunnen Meester zelve te handelen. Hy was een Held die geene laagheden kon begaan; maar welk een Held kan op den krygskans rekenen? De Volksrampen waren als zo veele voorfpooken van den flegten uitflag des begonnen heir-  GESCHIEDENIS. 97 heirtochts. Nicomedie, eerst onlangs door eene hevige aardbeeving grootendeels verwoest, werd, door een nieuwen fchok, geheel verdelgd. Verfcheide andere Steden ondergingen 't zelfde noodlot, en zommige werden , met haare inwoonderen , door de Zee verzwolgen. By deeze Land en Volk vernielende onheilen, kwam nog eene algemeene droogte; van hongernood en pest, die treffende geesfels,gevolgd. Julianus zogt dit kwaad af te wenden, door de leevensmiddelen op laagen prys te zetten. Maar de Kooplieden lieten eenen handel, die hun geene genoegzaame voordeden bezorgde , vaaren, of hun koorn na andere plaatzen heimlyk voeren, om het tot hooger markt te flyten: en ryke gierigaarts kogten , onder de hand, al het koorn op, om het in prys te doen fteigeren. Een merkwaardig geval, voor de vryheid des Koophandels fterk pleitende. Antiochie , een groote en volkryke Hoofdflad, waar zich julianus toen langer dan elders anders onthieldt, moest die jammeren felst bezuuren, en werd, in eene bykans onbefchryfbaare elende gedompeld: 't welk daar eene groote verbittering tegen den Keizer verwekte. Deeze Stad, meerendecl door Christenen bewoond, doch die van eenen weelden'gen en beuzelagtigen geest waren, die over "de Menfchen naar 't uitwendig voorkomen , oordeelden , na het fchitterende , ftaatlyke en verlustigende haakten; die zich aan verdienften weinig lieten geleegen liggen, of liever dezelve openlyk verfmaadden; deeze Stad, zeg IV. deel. G ik, DE ROMEINEN» Opkooping der Gmrtei). Julianus te Antiochie gehoond.  DE ROMEN NEN. Hy wreekt zich daar over, door het fchryven van den Mifopogon. 93 ALGEMEENE ik, ontveinsde geenzins wat zy dagt van een Vorst, wiens Hof een Kweekfchool der Wysbegeerte was, en wiens ftrenge Zeden ter beftraffinge dienden van de losbandigheid des Volks. Zyn wild voorkomen, zyn Wysgeerige nafleep , zyne bygeloovige Godsdienstpleegingen, en bovenal zyn lange en ongehaavende Baard, (want in het draagen daarvan volgde hy de Wysgeeren) ftrekten tot onderwerpen van eene verkeerd geplaatfte boertery der Antiochiers. Men ftelde dit alles in 't belachlykfte licht, en overviel den Keizer met fmaadende fchimpdichten, die dagelyks tegen hem uitgegeeven, en in 't openbaar op de ftraaten gezongen, werden. Hy wreekte zich daar over door een meer gegronde fchimpende beftraffing der Antiocliiers ; doch zyner waardigheid luttel voegende. In dit ftukje, nog voorhanden, en Mifopogon, dat is, de Baardhaater, getyteld, komt hy voor als iemand, die zichzelven hekelt, en zichzelven duizend misflagen verwyt, om met des te leevendiger kleuren de verkeerdheden der Antiochiers af te maaien; die hy affchetst als eigenbaatig, aan overdaad, pragt en ontugt overgegeeven, groote liefhebbers van fpelen, klugten en allerlei foort van vermaaklykheden. En waarlyk dat zyne verwyten, fchoon door haat wel eenigzins verzwaard , en te midden van verfcheide aartigheden, met laage en zoutlooze taal opgevuld, niet ongegrond waren, blykt uit eene Leerreden , weinig jaaren laater , daar ter Stede door den welfpreekenden chrysostomus gedaan. Men bleef den Keizer geen antwoord  GESCHIEDENIS, gg woord fchuldig. Hy werd verdrietig, en verklaarde , by zyn vertrek, die ondankbaare Stad voor altoos te verhaten. Hy liet 'er a l e x a nder, een onrustig en wreed Man, als Bevelhebber ; verkharende : Ik weet wel dat alexander geen Bevelhebberschap waardig is; doch Anliochie verdient zulk een Bevelhebber. Met dit zeggen erkende hy dat de drift, en gaande gemaakte gevoeligheid , hem die keuze inboezemde; en zulks ftreedt met de beginzelen, welke zyne Wysbegeerte hem leerde. Verfcheide pryslyke verrigtingen hebben hem groote eere doen verwerven. Tien Christen Soldaaten hadden eene zamenzweering gemaakt om hem het leeven te beneemen. Hy deedt hun geen leed, maar beflrafte ze enkel; hun de misdaad, waar van ze overtuigd waren, vergeevende.—Bevonden hebbende dat 'er onder den krygsvoorraad, ten zynen behoeve, veel wyns en Herken dranks was medegenomen , was zyn woord : Een Soldaat moet geen wyn drinken dan dien hy met het zwaard wint. Ik ben een Soldaat, en verkies op denzelfden voet als anderen behandeld te worden. Waarop hy, met verontwaardiging, deeze overtolligheden der weelde wegfmeet. — Voor zyne Krygsknegten redenvoerende, verklaarde hy, in den Oorlog eene flipte gehoorzaamheid te vorderen ; doch dat hy vervolgens, weinig gefield op het voorregt der Vorften, die hun Wil in de plaats van Rede en Regt fielden, elk zou toelaaten om hem rekenfchap van zyne gedaane handelingen af te eifchen, en gereed weezen hun voldoening te G 2 gee- DË ROMEINEN. Hy vergeeft de belaagers van zyn leeven,en geeft een goed voorbeeld aan zyne Krygslieden.  DE ROM Er- NEN. Ilct Jaar naa CHRISTUS 363. Hy komt aan den oever van den Tiger,en heeft dienst van zyne Geschiedkunde. Hy trekt den Tiger met veel gevaars over. 100 ALGEMEENE geeven. Steeds een voorbeeld van arbeidzaamheid, geduld en dapperheid zynde, maakte hy van zyne Soldaaten zoo veel Helden , en voerde ze aan als een bekwaam Veldheer. Hierin betoonde hy zich een groot Man. Naa eenen gevaarlyken optocht door Asfyrie, kwam hy op den oever van den Tiger. Aan deeze zyde van die rivier lag de Stad Coche, niet verre van de puinhoopen van het beroemd Seleucie; en daar tegen over Ctejiphon, de Hoofdftad der Perfen. Indien de Romeinfche Vloot uit den Euphraat in den Tiger overging, beneden Ctejiphon, was dezelve aan eene onvermydelyke vernieling bloot gefteld; en het leger kon die Stad niet aantasten. De Gefchiedkunde kwam den Keizer wonder te ftade. Hy wist dat 'er eene vaart van gemeenfchap gegraaven geweest was tusfchen die twee Rivieren: en fchoon van deeze bykans geen fpoor gevonden kon worden, fpeurde hy het nogthans met veel moeite op, liet die op nieuw graaven, en door dezelve de Vloot afzakken. De tocht over den Tiger was niet min gevaarlyk ; de oevers waren zeer hoog, met Krygsvolk en Olyphanten, ten oorlog gewapend, digt bezet. De Romeinfche Soldaaten lieten den moed zakken. Julianus gaf hun krygsfpelen om de vreeze te verdryven; maakte ondertusfchen de noodige toebereidzeis, en geboodt het infcheepen onder begunftiging van den nagt. De Perfen ftaken den brand in de eerfte Schepen, die tot hun kwamen: Houdt moed, riep hy uit, wy zyn Meester van den oever; dit vuur is het afge- fproo-  GESCHIEDENIS, ior fprooken teken. Het leger geloofde hem, zette , met een volkomen vertrouwen , den overtocht voort, dreef, naa een hardnekkig gevegt, de vyanden op de vlugt, pionderde de legerplaats, en verwonderde zich meer dan ooit over den Veldheer. Ctejiphon merkte men aan als eenftcrkte, waar voor de Romeinfche magt zou fluiten. De bedagtzaamften raadden het beleg af: dewyl het groote leger van sapor in aantocht was. Daarenboven daagden arbaces, de Koning van Armenië en twee Veldheeren, wier hulpe men verwagttc, niet op. Julianus geene hoope kunnende fcheppen, om, zonder hunnen byftand, die Stad te vermeesteren, koos de party om zich by deeze hulpbenden te voegen, en verder den Tiger op te trekken. Maar, bedroogen door de raadgeevingen van eenen overlooper , verbrandde hy zyne Vloot, en begaf zich dieper in 't Land. Welhaast vondt hy, die anders vrugtbaare ftreek, door den vyand geheel verwoest, en zich genoodzaakt zo wel met den honger als met de Perfen te vegten. In deezen hachlyken toeftand riep hy een krygsraad van de Legerbevelhebbers byécn , om over den hertocht te raadpleegen ; naa veel overleggens befloot men na Cordnene te trekken, 't welk den Romeinen toekwam en bezuiden Armenië lag. Sapor verfcheen aan 't hoofd zyns legers en ontrustte fteeds de Romeinen. 'Er vielen geduurige fchermutzelingen voor. DeRomeinm, bykans altoos overwinnende , ondervonden reeds al het verfchriklyke van gebrek aan leevensmidG 3 de- DE ROMEINEN. Ily ziet af van Ctejiphon tc belleren. Sapor tast hem aan.  DE ROMEINEN. Julianus wordt gewond, Zyn manmoedig (terven. 102 ALGEMEENE delen: de Perfen, fchoon moedeloos , deeden, op een tyd dat het flerk onweerde, eene laatlïe pooging. Julianus ftreedt, zonder borstwapen, met de gewoone onverfchrokkenheid; zich overal vervoegende waar het dreigendfte gevaar was. Door een fchicht in de lever getroffen, viel hy neder; en door verlies van bloed geheel magtloos , liet hy zich in zyne tent brengen , verklaarende dat zyne wonde niet doodlyk was. Nauwlyks hadt men die bezorgd, of hy wilde weder na den ftryd keeren; doch de kragten beantwoordden niet aan zynen moed, en hy voelde zyn einde naderen. Het fterven van dien Held is zo verbaazend als zyn leeven. In een lang gefprek tot zyne Vrienden gevoerd , wenscht hy zichzelven geluk dat zyne Ziel gereed was, om van de banden des Lichaams ontflaagen te worden; hy dankt de Goden voor de gunfte, dat zy hem niet door eene Zamenzweering, niet door eene langduurige en fleepende ziekte, noch ook door het zwaard eens dwingelands, hadden laaten omkomen. Hy verklaart in eenen amptloozen en in een verheevcn ftaat, zodanig geleefd te hebben, dat hy zich geens dings bewust was, 't welk hem eenige knaaging kon geeven; altoos een vyand van dwinglandye , en fteeds van yver voor 't welzyn des Vaderlands blaakende. Hy erkent, met vreugde, deezen roemryken dood, in den bloei zyner dagen, als een gefchenk der Goden: wel bewust, dat hy, die na het leeven haakt, als hy moet fterven, ruim zo groot een bloodaart is, als hy, die wil fterven, wan. neer  GESCHIEDENIS. 103 neer hy moet leeven. Hy weigert iemand tot Opvolger te benoemen. Hy laat de verkiezing aan 't Gemeenebest, en wenscht het een waardig Beheerfcher toe. Eindelyk gaf hy den geest, een-en-dertig jaaren bereikt hebbende. De loopende gerugten, door een kwaalyk beraaden yver verzonnen, wegens den dood en uitgang van julianus, verdienen geen meer geloofs dan de fchenddaaden en wreedheden, met welke men zyne naagedagtenis heeft zoeken zwart te maaken, die reeds genoeg bezoedeld is door zynen haat tegen het Christendom (*). Ammianus marcellinus was 'er ooggetuige van , en zyn verhaal heeft alle kenmerken van egtheid. Schoon een verwonderaar der goede hoedanigheden van julianus, ontveinst hy de misflagen en gebreken van dien Vorst niet, daar hy gewaagt van zyne trotsheid, bygeloof en fchimplust. Ook laakt hy verfcheide ftukken in het gedrag des Keizers ten opzigte van de Christenen. De onpartydigheid deezes Gefchiedfchryvers, heeft zelfs eenige Hedendaagfche Geleerden, gelyk ik reeds opmerkte, tot het verkeerde gevoelen gebragt, dat hy een Aanhanger der Christenen zou geweest zyn. Deeze agtenswaardige Schryver kan ons best doen oordeelen over een' Vorst, wiens DE romeinen. Ammianus marcellinus de geloofwaardigste Schryver over julianus. (*) Onder meer andere ongerymdheden munt deeze uit, van den onbekenden Schryver der Handelingen van den Heiligen th eo do RETus.die zegt den Keizer gevolgd te hebben, en dat het Leger der vyanden uit Engelen in menschiyke gedaanten beftondt. G4  DE ROMEINEN. Schriften van JULIANUS. Waar door de Nieuwe Platonisten hem verleidden. to4 ALGEMEENE iviens zedelyke en ftaatkundige hoedanigheden eene algemeene hoogagting zouden verworven hebben , ondanks zyne gebreken, indien zyn Afval hem niet ten voorwerp van vervloekinge gemaakt hadt voor de Christenen van zyne eeuwe. Was hy een Voorftander van het Christlyk Geloove geweest, hoe hoog zouden zy hem gepreezen, wat niet al tot zynen lof gefchreeven hebben; daar een Bisfchop, hem vcrfmaadende, het van zich verkrygen kon, constantius, een Ariaan en een flegt Vorst, hemel hoog te heffen. Julianus verdient, als Schryver aangemerkt , den voorrang boven de meesten zyner Tydgenooten. Zyn werk, 't geen den naam van de Ce/ars draagt , en waar in hy alle zyne Voorzaaten befpotlyk ten toonftelt, zonder zelfs marcus aurelius te fpaaren, en zyn Baardhaater (Mifopogon,) waar van wy boven breeder gewaagden, zyn de voornaamfte Schriften van dien Vorst. Hy ftelde ook een werk op tegen de Christenen, waar van wy flegts eenige ftukken en brokken hebben,in de wederlegging door cyrillus van Alexandrie vervaardigd. — De Nieuwe Platonifche Wysgeeren namen zeer veele zaaken uit de Christlyke Leere over, en zogten , door verbloemde verklaaringen , de ongerymdheden des Veelgodendoms te bedekken en te vergoelyken. Hunne Goden waren flegts Geesten aan het Opperweezen onderworpen. Dit bedroog waarfcbynlyk julianus, dit deedt hem hunne dwaaze bygeloovigheden goedkeuren en voorftaan. Zyn  GESCHIEDENIS. 105 Zyn Brief aan themistius (trekt ten blykbaaren bevvyze van zyne hoogagting voor de Wysbegeerte. „ Door twee of drie Wys,, geeren te vormen, kunt gy het Mensch„ dom meer diensts doen dan een groot ge,, tal Keizers gedaan hebben. De Wysgeer „ heeft in de Wereld eene gewigtige rol te fpeelen. Gy zegt, dat hy den Staat voor„ deelige raadflagen kan opleveren, hy doet ,, meer, hy geeft goede voorbeelden. Zy- ne daaden onderfchraagen zyne lesfen; „ dewyl hy zelve zodanig is, als hy wenscht „ dat anderen zyn; is zyn gedrag veel over„ redender, veel trekkender dan de beve„ len der zodanigen die alleen weeten te „ gebieden". De daadlyke Wysbegeerte alleen kan zulk eene loffpraak regtvaardigen. Hadt men toen socratessen of phocions? Libanius was de grootfte Boezemvriend van julianus. Deeze vermaarde Redenkunftenaar gaf lesfen te Antiochie , toen de Keizer daar kwam. Hy maakte geenzins zyne opwagting dagelyks ten Hove. „ Ik was, ,, fchryft hy,des Keizers Vriend en zyn Ho„ veling niet". JuLiANUs,overdeezekoele handel wyze geraakt, liet hem een geestig beftraffend briefje toekomen, en ontving, op het eigenlte briefje, een antwoord , bykans in denzelfden fmaak. Eens verzogt hy den Wysgeer „ by hem te middagmaalen". Het befcheid was: Ik eet deezen middag niet. De Keizer hieldt aan: „ Wel dan zullen wy te ,, zamen het avondmaal houden"; hy daar op, Ik heb pyn in '£ hoofd, ik kan niet. „ Kom G 5 „ my DE ROMEINEN. Lof, door hem den Wysgeeren gegeeven. Vrymoedjgheid van libanius , ten zynen opzigte.  ioö ALGEMEENE DE ROMEINEN. Ontwerp om Jerufalem te herbouwen. „ my dan", vervolgde de Keizer, dikmaals „ zien", zyn wederwoord luidde: Ik zal komen als gy my ontbiedt, ik vrees anders lastig te zullen worden. Deeze ftoutmoedige vryheid mishaagde den Keizer niet, en libanius bleef altoos met den band der vriendfchap aan hem verbonden. In de Kerklyke Gefchiedenisfen, vindt men allerwegen gewag gemaakt van de vergeeffche poogingen deezes Keizers, om den Tempel te Jerufalem te herbouwen, en de vryheid tot dat werk , den Jooden verleend. Ammianus marcellinus verhaalt, dat de zugt van julianus om zyne Regeering, door heerlyke Werken, te vereeuwigen, hem daar toe bewoog, dat 'er by herhaalinge, vreeslyke vuurklooten , met een fchriklyk gedruis , uit den grond te voorfchyn kwamen, die de Werklieden verhinderden dit werk voort te zetten. De Christen Schryvers eigenen dit beftaan aan eene andere beweegreden toe: naamlyk om daar door het Christendom het bewys, uit de verdelging der Jooden en de vernieling des Tempels ontleend, te ontneemen. Zy voegen 'er veele wonderdaadige omftandigheden nevens, die in 't breede by de Kerklyke Gefchiedfchryvers geleezen worden. Dat men het getal der Wonderen toen gebeurd, gelyk het gaat in gevallen van deezen aart, zeer vermenigvuldigd, en dus 't zelve opgefchikt heeft , fchynt niet in tvvyfel getrokken te kunnen worden. De waarheid van dit Wonderwerk wordt door jac. basnage ontkend ; zommigen verklaaren deeze ge-  GESCHIEDENIS. 107 gebeurtenis uit natuurlyke oorzaaken; anderen willen, dat het een uitwerkzel van list en bedrog was; doch veelen meenen de gewigtigfte redenen te vinden om het gevoe. len te omhelzen der geenen, die deeze gebeurtenis aan de kragtdaadige tusfchenkornst des allerhoogsten toefchry ven. Fleü. ry houdt dit geval voor 't allerbest geftaafde Wonderwerk. JOVIANUS. Eene algemeene verflaagenheid en ontfteltenisfe volgde de maare van het overlyden van julianus. Het overwinnend Leger hadt aan alles gebrek, en vondt zich, aan alle kanten, door de vyanden omringd. Geen afftammeling uit den huize van constantius chlorus was 'er meer over. Salustius, Landvoogd in 't Oosten , weigerde het Keizerryk, en raadde de verkiezing uit te Hellen, tot dat het Leger in Mefopotamie daar in deel kon neemen. Maar men hadt een Opperhoofd noodig. Jovianus toen Overfte der Lyfbende , werd gekoozen. Schoon hy nog jong, aan brasfery, aan wyn en vrouwen verflaafd was, bezat hy agtenswaardige hoedanigheden , die hoope gaven, dat hy die gebreken, met den tyd, wel zou verbeteren. De Heidenfche Schryvers, eutropius en ammianus marcellinus, om deezen alleen op te haa- DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 363. Jo VI ANUS tot Keizer verkooren.  io8 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Tïy gaat een fchandlyken vrede met S:ipor aan. Het begin van de ontfloopingdesRyks. Hertocbt der Romeinen. haaien, dewyl zy niet onder de verdenking vallen, welke men van de Christen Schryvers veelligt ten zynen opzigte zou opvatten, maaien hem af als een Vorst van eenen gefpraakzaamen, zagten en edelmoedigen aart, tot genade geneigd en een aanmoediger der Geleerdheid. Sapor liet hem voorflagen van vrede doen , 't zy hy, voor de woedende wanhoop der Romeinen, door den honger in 't naauw gebragt, vreesde; 't zy hy ze, door ze op te houden, in nog grooter ongelegenheid zogt te dompelen. Jovianus vaardigde ook terflond Gezanten af. Vier dagen werden in de vredehandelingen doorgebragt: geduurende welken tyd het Leger niet voorttrok. Ammianus marcellinus oordeelt dat men in dien tyd Corduene zou hebben kunnen bereiken, en daar overvloed en veiligheid vinden. De prangende hongersnood was onverdraaglyk geworden, toen sapor de wedergave van vyf Wingewesten over den Tiger, door narses aan galerius afgeftaan , vorderde : en daarenboven Nijibis, Singara,en eenige andere plaatzen vmMefopotamie, eischte. Deeze fchandelyke en vernederende voorwaarden werden, in dien dringenden nood, aangenomen. — En wy mogen deezen afftand aanmerken als het begin der ontfloopinge des Ryks. Jovianus trok den Tiger over, zonder de voorzigtigheid gebruikt te hebben om van de Perfen het verfchaffen van leevensbehoeften te bedingen. Zyne Krygslieden hadden zes dagen lang geen ander voedzel dan het vleesch  GESCHIEDENIS. 109 vleesch van Kameelen en andere gedoodde Lastdieren. De Stad Nifibis , die, tot drie keeren, sapor wederftand geboden hadt, ftondt 'er fterk op dat het haar vergund mogt weezen zich zelve te verdeedigen. Dan de Keizer, die het aangegaane verdrag, in alle deelen , heilig wilde nakomen , dwong de Inwoonders hunne Stad te verlaaten. Dit bevel, fchryft ammianus marcellinus, veroorzaakte het droevigfte tooneel, 't welk ooit de Zon aanfchouwde: elk vervloekte , in 't heenen gaan, eenen vrede, die hun rampzaliger dagt dan de bloedigfte oorlog. Alle de wegen waren vol van deeze ongelukkige ballingen, overlaaden met het geen zy konden medeneemen ; maar hoogst bedroefd over veele dingen van waarde, welke zy, door mangel aan bekwaam voertuig, hadden moeten agterlaaten. Het gejammer deezer elendigen, die meest na Amida trokken , waar de Keizer, in de Voorlieden, hun eene verblyfplaast hadt ingeruimd, vermeerderde de fchande des geflooten verdrags. J ulianus zou ongetwyfeld veel liever roemryk gefneuveld weezen, dan een' vrede op zulke voorwaarden aangegaan hebben. Het gedrag der Inwoonderen van Antiochie kan ons doen oordeelen, hoe algemeen eene verontwaardiging in 'tRyk heerschte. Hoewel jovianus voor den Christlyken Godsdienst yverde, hoewel de dood zyns Voorzaats, in die Stad, onder de Christenen , eene onbetaamelyk verregaande vreugde verwekt hadt, ontvingen de Antiochiers den nieuwen Keizer met geene vreugdebetooningen , anders by die DE ROMEINEN. De Keizer, fchoon een Christen, te Antiochie, befchimpt.  DE ROMEINEN. Hy be- fchermt het Christendom , zonder gewelddaadige middelen te werk te Hellen. iio ALGEMEENE die gelegenheden gebruiklyk ; in tegendeel ftrooiden zy fchimpdichten tegen hem uitj en zouden tot een geweldigen opftand overgeflaagen weezen , indien de Overfte salustius hun niet tot bedaaren gebragt hadt. Ondertusfchen befteedde jovianus den tyd zyns verblyfs te Antiochie, aan de bevordering van 't algemeen welzyn. Hier betoonde hy zich een recht verftandig Vorst: dewyl hy de wonde der Kerke heelde, zonder de Geweetens geweld aan te doen, of den Staat te ontrusten. De Voorftanders van den Heidenfchen Godsdienst waren zeer bevreesd: dewyl, inden aanvange, een onbeteugelde yver losborst, de Altaaren nederwierp, en de Afgodendienaars met ondergang en flagting dreigde. Maar jovianus wist, dat geweld in het ftuk van Godsdienst, eene zo ongerymde als haatlyke dwinglandy is: dewyl het wederbarftigheid, in ftede van overtuiging, voortbrengt, en niets dan geveinsdheid , flimmer dan dwaaling, ten gevolge heeft. Hy verleende daarom elk vryheid van Godsdienstoefening; herftelde de Kerken en de Geestlyken in hunne voorregten; voerde de oude uitdeelingen van Koorn aan de Armen weder in ; dezelve egter, ter oorzaake van de fchaarsheid , tot een derde verminderende. Hy deedt athanasius den zo zeer gedugten tegenftander der Ariaanen, uit zyne ballingfchap komen. Op eene Kerkvergadering, te Antiochie gehouden, ftaafde men de Nicefche Geloofsbelydenis: en de Keizer verklaarde openlyk dat 't zyn  GESCHIEDENIS, u zyn oogmerk was niemand, ter zaake des Ge Joofs, te ontrusten , en allen de zodanigen; die hun best deeden om de gereezene gefchil len te doen bedaaren , te begunfligen. D< Ketters fielden alles in 't 'werk om hem ovei te haaien, zonder hun doel te befchieten, er de Regtzinnigen zegepraalden zonder vervol ging. Zyn gedrag moet ,' als een volgens waardig voorbeeld , vermeld worden ; hel verdient aller lof, en heeft hem eene alge. meene agting doen wegdraagen. Menhadtgrond,om, onder zulk een Vorst, eene billyke en vreedzaame Regeering teverwagten. Te Conftantinopole en te Rome verlangde men zeer den Keizer te zien. Hy zelve, zeer genegen om daar de hulde zyner Onderdaanen te ontvangen, vertrok, in de Maand December, uit Antiochie. Maar de Zon zyns geluks ging fehielyk onder. Hy werd, te Dadaftana, een Stad aan de grenzen van Galatie en Bithynie gelegen, in zyn bed dood gevonden ; waarfchynlyk verflikt door den damp van kooien , in zyn kamer gezet om de vogtigheid eens nieuw gepleisterden muurs op te droogen. Hy hadt üegts drie-en-dertig jaaren bereikt. Schoon zyne Regeering zeer kort geweest was, te weeten ruim zeven Maanden, moet dezelve nogthans aangemerkt worden als zeer voordeelig aan de Christenheid. Indien de Opvolger van julianus, even als hy, den Afgodendienst voorgeflaan , en op denzelfden flaatkundigen voet tegen de Christenen te werk gegaan hadt, zouden twee zodanige voorbeelden waarfchynlyk van een grooter aan- DE ROMEI' NEN. I Hy ftcrft ia Jfis. Zyne Rederinglioogstlieii. zaam voor de Christenheid.  ii2 ALGEMEENE DE ROMEINEN. E N V A L E N S IN 'T OOSTEN. Het Jaar naa CHRISTUS 364- Het Leger verklaart VALF.NT1NIANUS tOt Keizer. Naa eene tusfchenregeering van - eenige dagen verkoos het Leger, te Nico in Bithynie, valentinianus, die zich te Ancyra bevondt, tot Keizer. Zyn Vader gr aTiANUs,te Cibalis in Pannonie, uit geenzins doorlugtige Ouderen gebooren, hadt, door zyne dapperheid en ongemeene flerkte, in het Leger, groote vorderingen gekreegen; en was, van gemeen Soldaat, tot Graaf van Africa verheeven. Zyn Zoon, 's Vaders voetftappen betreedende, was onder de Krygslieden zeer geagt; en, fchoon van Geleerdheid fchaars voorzien , zeer ftreng en, geldgierig van aart, bezat hy nogthans hoedanig- he- aantal gevolgd weezen; en een derde Heidenfche Keizer zou het kwaad veel verder hebben kunnen uitbreiden. Het is een wonder verfchynzel in de fchikking der voorzienigheid , dat de Christlyke Godsdienst zich vestigde, te midden van zo veele hinderpaalen, niettegenftaande de misdagen en de gefchillen der Belyderen. VALENTINIANUS I. IN 'T WESTEN,  GESCHIEDENIS. 113 heden , die hem den Ryksthroon waardig maakten. Zo ras valentinianus, met de Keizerlyke cieraaden bekleed, zich aan het Leger vertoonde, eischten de Soldaaten, met een woest gefchreeuw, dat hy eenen Ryksgenoot zou verkiezen , ten einde het Ryk niet weder aan het onheil van te eenemaal zonder Opperhoofd te zyn , zou blootgefteld weezen. Onverfchrokken te midden van dit dreigend oproer, fprak hy het morrend Leger met deeze woorden aan: ,, Weinig da „ gen geleden was het in uwe magt eenen Keizer, naar uw welgevallen, te kiezen; doch , zints gy my tot die hooge waardig„ heid geroepen hebt,moogt gy uwen Vork geene wetten voorfchryven : 't is myn „ zaak te gebieden, de uwe te gehoorzaa5, men. Ik moet oordeelen wat voor de ge,, meene welvaard noodig is, gy niet. Nog„ thans weiger ik geenzins eenen Ryksge,, noot te kiezen; maar in een ftuk van dat „ gewigt moet ik met de uiterfte zorgvuldig,, heid te werk gaan; ik hou het aan'my,ie„ mand daar toe te verheffen, wanneer ik „ het tydig oordeel , die uwer en myner „ waardig is". Deeze rondborftige taal, met vorstlyk gezag geuit , ftopte den mond der muiteren; niemand durfde zich verzetten tegen hem, die gebooren fcheen om te gebieden. Het oproerig gefchreeuw veranderde in eene algemeene toejuiching. Weinig tyds daar naa benoemde valentinianus zynen Broeder va lens, tot Augustus. In welke keuze hy zeker min op IV. deel. H 't be- DB ROMEINEN.Men wil dat hy een Ryl'sgenoot neeme. Zyne moedige weigering. Hy neemt zyn Broeder valrns tot Ryksgenoo: aan.  DE ROMEINEN, De Barbaaren vallen van alle kanten aan. Verdeeling des Ryks. 114 ALGEMEENE 't belang van den Staat dan op het aanzien zyns Geflachts zag. Een zyner Legerhoofden hadt hem , daar andere Staatsdienaars in het raadpleegen over eenen Ryksgenoot, uit vreeze voor 's Keizers ongenoegen, ftilzweegen, met groote vrymoedigheid , verklaard : „ Indien gy op uw Huis gefield zyt, „ zo hebt gy een' Broeder 5 indien gy den „ Staat boven alles bemint, kiest dan den „ waardigflen". Hy hadt deezen raad behooren op te volgen. De Barbaaren, niet langer eenen julianus te vreezen hebbende, begonnen het hoofd op te fteeken, en op nieuw invallen te doen. De Alemannen vielen op Gallie en Rhetie aan, de Quaden en Sarmaaten op Pannonie, de Pitten en Schotten op Groot-Brittanje , de Gothen op Thracie, verfcheide Moorfche Volken op de Wingewesten van Africa: en sapor, naa den dood van jovianus, zich van alle gemaakte verbintenisfen ontflaagen agtende , wilde Armenië, oudtyds den Koningen van Perfie behoorende, bemagtigen. Om aan zo veele vyanden het hoofd te bieden, verdeelden de Keizers het Ryk. Va lens hadt het Oosten, naamlyk Egypte, Afie en Thracie. Valentinianus behieldt het geheele Westen voor zich. Naa deeze Ryksverdeeling vertrokken de beide Vorflen na Sirmium, waar zy van elkander fcheidden. Valens toog na Conftantinopole , valentinianus na Milaan; want deeze Stad was, naa den tyd van constantius, de verblyfplaats der Keizeren geweest;  GESCHIEDENIS. 115 geweest; dewyl zy als in het middelpunt des Ryks lag. Een der weezenlyke verrigtingen, in die netelige omftandigheden , was de Ryksinkomften, door den oorlog tegen de Perfen uitgeput, te herftellen: en de rust van binnen , door het verfchil van Godsdienst fteeds geftoord, te bevorderen en te bewaaren. Valentinianus maakte hierop befchikkingen. Hy verklaarde dat niemand ontheheven zou zyn van de belastingen , die de oorlog tegen de Barbaaren vorderde; dat zyne Hofbedienden en de Overheden daar toe het hunne zouden opbrengen, en een voorbeeld van yver moesten geeven zo wel als de Geestlyken, die byzondcr belydenis deeden van gereedheid om de ongel ukkigen by te ftaan. Men merke hierop dat constantius, juist door dé eigenfte beweegreden gedreeven , de Geestlyken ontheven hadt van die belasting, zeggende dat hun inkomen ten voordeele der armen ftrekte. Maar wat betekende dit, als hunne Liefde zwakker was dan hunne Baatzugt, en daar voor moest wyken ? De gefchenken, door de Steden , in zekere omftandigheden den Vorften gedaan, waren zeer verminderd door julianus, die deeze fteeds aangemerkt hadt, als volkomen vrywillige giften. Valentinianus veranderde dezelve in fchattingen , en onthief 'er geenen van , uitgenomen de Raadsheeren. De fchaarsheid aan geld noodzaakte hem misfehien om dit middel te baate te neemen. Dan hy liet zeer ftrenge Wetten aanH 2 flaan DE ROMEINEN. Schikkingen van valen-, tinjanus , op het her. itel der geldmiddelengemaakt. De Geestlyken moesten belastingen opbrengen. De gefchenken der Steden in fchattingen verderd.  DE KOMEINEN. Verdraagzaamheid Van VALENTINIANUS. Hy zendt de valschlyk zo genaamde Wysgeeren weg. Tiy eert en bedwingt de Geestlyken. iiö ALGEMEENE flaan tot het beletten der Knevelaaryen; dikwyls drukkender voor het Volk dan de opgelegde fchattingen zelve. Zyne handel wyze, omtrent den Godsdienst, werd door Voorzigtigheid geregeld. Schoon een Christen, en een Voorftander der Nicefche Geloof sbelydenisfe, duldde hy het handhaaven van den Heidenfchen Godsdienst; onmogelyk te verbannen, zonder de grootfte opfchuddingen te verwekken. Hy liet de Priesters der Afgoden hunne voorregten niet alleen behouden, maar beloofde zelfs vergeldingen aan de zodanigen, die zich wyslyk gedroegen : het Altaar der overwinninge, den Romeinen zo dierbaar, raakte hy niet aan. — Wat de Wysgeeren betreft, onder j ulianus zo verbaazend vermenigvuldigd, hy geboodt dat de zodanigen wier bedryven niet aan hunnen naam beantwoordden, na hunne landen zouden wederkeeren, „ de„ wyl", gelyk hy zich liet hooren, ,, het „ fchandelyk is, dat Mannen, die pochten" ,, boven de nukken en flagen der Fortuine „ verheeven te weezen, geen moeds genoeg „ bezaten, om, met hunne Medeburgeren, „ den last der openbaare bedieningen te „ draagen". Valentinianus hieldt het voor een vasten regel, zich met geene Godgeleerde Gefchilftukken te bemoeien; hy liet het Leerftellige den Bisfchoppen over, en bemoeide zich alleen met het geen de openbaare rust der Maatfchappye betrof. Deedt hy hilarius van Poitiers uit Milaan vertrekken, het was ter oorzaake van de onlusten, door den  GESCHIEDENIS. 117 den yver diens Mans verwekt tegen den Bisfchop dier Stad, van Ariaanery befchuldigd. ■— Anderzins met eerbied voor de Bisfchop. Jyke waardigheid vervuld, verzette hy zich tegen de baatzugtige Geestlyken en Monniken; hun verbiedende de Huizen der Weduwen en Weezen fteeds te bezoeken, om dezelve op te eeten; ook verklaarde hy de gaven door Vrouwen hun gedaan, onder voorwendzel van Godsvrugt, ja zelfs haare maakingen by uiterfte willen aan de Kerk , verbeurt , en vervallen aan 's Lands Schatkiste. Hy wilde op denzelfden voet als constantinus, dat 'er geenen, die bevoegd waren om openbaare Ampten te bekleeden, onder de Geestlyken zouden worden aangenomen. Door het aanwenden van wyze voorzorgen, zou men, van den beginne af, de droeve, noodzaakfykheid van zodanige Wetten hebben kunnen voorkomen. Onder zulk een Ryksbeftuur fcheenen de gefchillen over den Godsdienst uhgedoofd, en de Regtzinnigheid won veel velds. Valens, in tegendeel, door eudoxios, Bisfchop van Conftantinopole. en Hoofd der Ariaanen, gedoopt, en by den doop, gelyk men wil, genoodzaakt te zweeren, dathy, tot zynen dood toe, de Leer van arius zou aankleeven, en allen die zich daar tegen verzetten , als vyanden der waarheid aanzien, hieldt dien eed niet dan te ftreng, door het vervolgen der Regtzinnigen, zonder nogthans dien Aanhang vast te kunnen vestigen. Volgens eene pryslyke inftelling van beide de Keizeren, werden, in elke Stad, onH 3 der DE ROMEINEN. Vernietigt de giften aan de Geestlyken en Monniken , door Vrouwen gedaan. De Kerk in 't Westen in rus:, in 't Oosten in onrust. De Verdeedigers in de Steden aangefteld.  DE ROM EI. NEN, Het Jaar naa CHRISTUS 363. Dwinglandy van vaLens. 118 ALGEMEENE der de voornaamften, eenige Perfoonen gekooren, met den naam van Verdeedigers bekleed, gefchikt om de zwakken te befchermen, op de goede orde en het handhaaven des Regts te waaken, zich tegen allen misbruik en onderdrukking aan te kanten, niet door eene dwingende magt, met deeze wsren zy in geenen deele voorzien, maar door tegenverklaaringen, regterlyke wederfpraake, en het beroepen op hooger regtbanken. Ongelukkig kunnen , wanneer de wanorders in een' ftaat zeer fterk vermenigvuldigd en zeer gemeen zyn, dergelyke bedieningen weinig betekenen , of met den beoogden en gewenschten uitflag waargenomen worden. Terwyl valentinianus Gallie tegen de Alemannen te hulpe kwam, die de gefchenken , of liever de fchatting, door een lang gebruik vastgefteld, niet ontvangen hebbende, omftreeks den Rhyn ftrooperyen aanrigtten, was va lens op het punt van ontthroond te worden. Procopius, een bloedverwant van julianus, hadt, naa den dood deezes Keizers, dewyl men hem verdagt hieldt van na de Throonopvolging te dingen, zich fchuil gehouden , en, zonder ontdekt te worden, menigmaal van Chalcedon vermomd na Conftantinopole begeeven. Hy ontdekte dus, hoe de gemoederen tegen va lens verbitterd waren. Men fprak van dien Vorst als van een tweeden tiberius: dewyl petronius, zyn Schoonvader,een andere sejanus was. De dwinglandy van tiberius fcheen te herleeven in een Bevelfchrift, door't welk niet alleen de Schryvers, maar ook  GESCHIEDENIS. 119 ook de Bewaarders van fchimp- en fchotfchriften, ter doodftraffe verweezen werden. Hoewel procopius verftands noch : moeds genoeg bezat tot groote onderneemin- : gen , ving hy egter, met een fchrikverwekkend geluk, zynen opftand aan. Door eenige omgekogte benden voor Augustus uitgeroepen , werd hy , zonder moeite , meester van Conftantinopole en Thracie. Hy bemagtigde zelfs Cyricum, de Hoofdftad van den Hellefpont; doch werd , in 't volgend Jaar, verraaden door zyne Veldheeren, wier goede dienften hy zich onwaardig gemaakt hadt. Hy kreeg in Phrygie de nederlaage, werd gevat en den Keizer overgeleverd, die hem terftond het hoofd liet afilaan, en het na valentinianus, toen in Gallie, zondt. Valentinianus kwam zynen Broeder niet te hulpe: de Alemannen gaven zyne heirkragt handen vol werks. Jovinus, een uitmuntend Veldheer, tegen deeze Barbaaren optrekkende, tastte dezelve, daar ze in verfcheide lichaamen verdeeld waren , aan; behaalde op hun drie overwinningen , en leerde ze de grensfeheidingen ontzien. Een Koning deezes Volks werd, op eene ontmenschte wj'ze, door de Soldaaten opgehangen. Jovinus zou deswegen den Overften geftraft hebben , indien de Soldaaten zelve 'er zich niet tegen verzet, en verklaard hadden, dat zy alleen aan dien moord fchuldig ftonden. Veelvuldige fchendaaden bezoedelden verli 4 vol- DE ROMEINEN. 'rocopius :oekt liem e ontdirooien,en komt >m. Oorlog met de Alemannen. De Romeinen worden  de ROMEINEN. wreed en trouwloos. Valf.ntinianus handelt zeer ftrcng. Prf.tf.xtatus , een verStandig Overfte van Rome. L20 ALGEMEENE volgens den Romeinfchen Naam. Onder de Barbaaren vermengd , hebben zy hunne zeden overgenomen, en 'er hunne eigene gebreken bygevoegd. Verraaderyen , wreedheden en de haatlykfte misdryven baarden geen affchrik. Zy vreesden voor de onderneemingen van vithicabus, een ander Koning der Duitfchers; als zy hem niet in handen konden krygen, kogten zy een zyner Huisbedienden om , en haalden dien over om zyn Vorst van kant te maaken. Indien de oude Romeinen op dien voet gehandeld hadden, Rome zou in de Jaarboeken der Wereld dat vertoon niet maaken. Men legt valentinianus verfcheide ftukken van eene verregaande geftrcngheid , aan dwingelandy grenzende, ten laste. Zyn grondregel was: „ De ftrengheid is de Ziel ,, der Regtvaardigheid, en de Regtvaardig„ heid de Ziel der Opperheerfchappye". Doch hy wist niet, dat men, om waarlyk regtvaardig te weezen, alleen geftreng moest zyn ten opzigte van het misdryf, en dat men tot om egtvaardigheid vervalt, door te groote geftrengheid. — De beroemde pretext a t u s, Overfte van Rome, fchoon aan 't Veelgodendom gehegt, kende beter de regelen des Oppergezags. — De Goedertierenheid Ieenigde altoos zyne onfchendbaare regtmaatigheid, en men eerbiedde Reeds zyne uitfpraaken, als een bron des algemeenen welvaards. Hy ftilde de onlusten , door de fchcuring van ursicinus veroorzaakt. Deeze fchandclyke gebeurtenis verdient in 't kort verhaald te worden. Naa  GESCHIEDENIS. 121 Naa den dood van Paus liberius, vermaard door het onderfchryven van de Ariaanfche Geloofsbelydenis , werd da ma sus wettig in zyne plaats verkoozen. De zugt na eerampten en rykdommen verwekte hem eenen Mededinger. Volgens ammianus marcellinus, floegen de heerschzugtigen een greetig oog op die verheeye plaats, welke, in vroeger dagen, vol moeilyken arbeid en met de hachlykfte gevaaren omringd was. „ Zy zagen", fchryft hy, „ dat die Zetel „ hun het middel verfchafte om zich te ver,, ryken, door de gefchenken der aanzienlyke „ Vrouwen, om in gemaklyke wagens te ry„ den, kostlyk gekleed te gaan, en een ta„ fel te houden, ryklyker voorzien dan die „ der Koningen: veel gelukkiger, in de „ daad, zou het geweest zyn, als zy de lee„ venswyze gevolgd hadden van eenige „ Kerkvoogden der Wingewesten, die, door „ hunne maatigheid, eenvoudigheid en ze„ digheid, zich aangenaam maakten by den „ eeuwigleevenden god, en geëerbied by „ zyne waare aanbidders". Ursicinus, Diaken der Kerke te Rome, zogt damasus het Pausfchap te ontneemen , wist eene party op zyne zyde te trekken, en verkreeg de Ordening. Hy verdroeg een beleg tegen de Aanhangers van den Paus. Eene ruime zaal, waar in hy zich verfterkt hadt, werd een ftrydperk. Honderd zeven-en-dertig Perfoonen kwamen om. De Keizer bande hem uit. De Overfte verdreef de fcheurmaakers gewaper deihand; doch de fcheuring zelve werd eerst verfcheiH 5 te DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 366. De Pauslyke Zetel van Rome lokt de heerschzugt uit. Ursicinus betwist dien aan damasus. Schandelyke1'clieurina.  DB ROMEINEN, Oorfprong en vorderingen der Gothen. Uit Scanditiavia herj Uomftii'. 122 ALGEMEENE de Jaaren laater vernietigd. Men hebbe dit geval aan te zien als een voorfpook van de fchriklyke rampen , door de heerschzugt in den fchoot der Kerke verwekt. Het kwaad was zeker zeer groot, dewyl het voorbeeld van zo veele eerwaardige Bisfchoppen 't zelve niet kon fluiten. Terwyl valentinianus de rust in 't Westen bewaarde, ontroerde valens het Oosten, door zynen yver voor de Ariaanen. En haalde ten zelfden tyde het Ryk vyanden op den halze, in Haat om het te verwoesten, en die wy welhaast zullen zien, dat hunne heerfchappy in 't Westen vestigden. Ik fpreek van de Gothen, reeds beroemd in de Gefchiedenisfen, en die wy nu eenigzins van naderby moeten doen kennen. Scandinavia, (tegenwoordig Zweeden en Deenemarken,') door de Ouden, de Kweekery der Volken geheeten,waar van nog een gedeelte den naam van Gothie voert, merken de oordeelkundigfle geleerden aan als het oorfprongtyk Land deezes Volks. Eenige eeuwen, vóór de Christlyke Jaartelling, waren zy van daar vertrokken om zich elders neder te zetten. De Rugen, de Vandalen, de Lombarden, de Kruien, Volken van Gothifche herkomst, hadden zich in Germanie nedergeflaagen. Het gros deezes Volks drong, in de Tweede Eeuwe, door tot het Meotisch Meir , vestigde zich daar, en onderwierp, binnen kort, verfcheide Landfchappen aan zyne heerfchappye. De Gothen bezaten Dacie (het tegenwoordig Wallachien.) Zy werden onderlcheiden in Ostrogothen en Vifigothen: de eerstgemelden woon-  GESCHIEDENIS. 123 woonden omtrent de Zwarte Zee en omftreeks de monden van den Donau, de laatsgemelden langs die Rivier. De Gothen waren Menfchen van eene fchoone geftalte, krygshaftig, fnedig, kuisch, ftandvastig, zy onderfcheidden zich van de rest der Barbaaren, door uitlteekende hoedanigheden. Hunne Vorften hadden alleen den naam van Regters, by hun veel eerwaar, diger dan die van Koningen. Hunne nauwkeurige en klaare Wetten werden heilig waargenomen ; wy vinden ze in het Wetboek van theodorik, waar van wy elders zullen fpreeken. Claudius II, aurelianus, tacitus en probus hadden dit overwinnend Volk beteugeld. Galerius en constantinus bedienden 'er zich van als hulpbenden. De Gothen waren gehouden veertigduizend Man te leveren, als het geëischt werd. Julianus, die hun verfmaadde, gcftorven zynde, begonnen zy zich op nieuw te doen vreezen. Men bragt hun fchattingen op om Klein Scythie, door hun verwoest, vry te koopen. Va lens ontftak vervolgens het oorlogsvuur, door zyne onvoorzigtigheid. Zy hadden drieduizend Mannen aan procopius gezonden, die zy , als een bloedverwant van julianus, voor den wettigen Keizer hielden. Deeze Gothen , op 't hooren van den dood diens opgeworpen Keizers te rug trekkende, werden overvallen, genoodzaakt de wapens neder te leggen, en gevangen genomen. Va lens weigerde deeze gevangenen te flaaken. De oorlog was on- DE ROMEINEN. Hoedanigheden deezes Volks, en verbintenisfen met de Romeinen. Valens beoorlogt hun met eenen gelukkigen uitllag.  DE ROMEINEN. Trouwloosheid der Roruwen omtrent de Jlemannen en de Saxen. 124 ALGEMEENE onvermydelyk. Hy rustte zich tot denzelven met beleid toe. Zyn beftuur en fpaarzaamheid verfchafte hem gelds in overvloed, zo dat hy de belastingen eer kon verligten dan behoefde te verzwaaren. Door zyne fterke legermagt bragt hy de Barbaaren te onder, en noodzaakte hun, naa drie veldtochten , de voorwaarden van vrede, welke hem behaagden, aan te neemen , en zich te verbinden om den Donau niet over te trekken. Maar de Gothen behielden de oude veete, zy wagtten alleen op gunftiger omftandigheden; en valens moest eerlang voor hun bukken. Aan den anderen kant veriloeg valentinian'us, de Alemannen te Solicinium, thans Sultz aan den Nekker , en floot vervolgens met hun een verdrag, by 't welke de beide Volken zich verbonden, niet in elkanders land te komen. De Romeinen fchonden dit verdrag, door fterkten op den grond der Barbaaren te bouwen. Deezen hieuwen de werklieden aan ftukken. Dus ftrekten de verbonden , zonder goede trouwe , alleen om nieuwe flacbtingen te veroorzaaken. — De Saxen, andere Barbaaren, die met ligte Barken de Rivieren opvoeren, en hunne verwoestingen wyd en zyd verfpreidden, ondervonden mede de trouwloosheid der Romeinen. Men hadt met hun een beftand geflooten, en hun toegeftaan te rug te trekken: ondertusfchen lokten de Romeinen hun in een hinderlaage, waarin zy , hooploos vegtende, fneuvelden. Om van zulke behandelingen eenige vrugt te verwagten, hadden de Romeinen in ftaat moeten weezen om die ontel- baa-  GESCHIEDENIS. 125 baare Volken te onder te brengen , die nu te verfchriklyker werden door het wetten hunner wraake. Macr 1 anus, Koning der Alemannen, veroorzaakte welhaast nieuwe ongerustheden. Valentinianus bewoog den Koning der Bourgondiërs , die omftreeks den oorfprong van den Mainftroom woonden, om zich met hem tegen de Alemannen, hunnen gemeenen vyand, te veréénigen ; alleen ten oogmerke hebbende, macrianus door vreemde vyanden te laaten bevegten. De Bourgondiërs verfcheenen op den oever des Rhyns; doch de Romeinen, hun woord fchendig verbreekende, daagden niet op. Vol woede over dit bedrog, velden zy alle de Onderdaanen des Ryks, die hun in handen vielen, neder, en keerden weder na huis zonder de Alemannen aangetast te hebben. De Keizer fpaarde zyne eigene Onderdaanen niet. Doldriftig en geweldig van aart zynde, pleegde hy, in weerwil van de zeer verftandige Wetten door hem gegeeven, de onregtvaardigfte wreedheden. Zeker Bevelhebber hadt hem om eene betere plaats verzogt. ,, Dewyl hy", fprak valentinianus ,, met zyne plaats niet te vrede is, zo „ geeve men hem eene andere ; men fjaa „ hem het hoofd af". Het moorddaadig bevel werd volbragt. Hy liet twee Beeren, voor welke hy eene zonderlinge zorge droeg, met lyken voeden. Zyne Vertrouweling was maximinus Overfte van Gallie, een bloedgierig Man , die de onbefchaamdheid hadt van te zeggen: „ Niemand moet zich „ vlei- DE ROMEINEN. Ander ftuk van denzellden aart in Germanis. Wreedheid van VALENTINIANUS.  DE ROMEINEN. Twee Koningen verraadlykdoor deitovieinen omgebragt. Het Jaar naa CHRISTUS 575- Dood van VALENTINIANUS I. 126 ALGEMEENE ,, vleien onfchuldig te weezen, wanneer ik „ wil dat hy fchuldig zy". De Romeinen werden , van dag tot dag, wreeder en fnooder. Met fchrik ziet men hoe zy zich door verraad, met het bloed van Vorften, bezoedelden. Paras, Koning van Armenië, by valens verdagt geworden zynde , kreeg de Graaf trajanus Jast hem van kant te helpen: deeze noodigt paras ter Feest, daar het hem op den hals te liaan kwam. — Gabinius, Koning der Qjiaden, viel klagtig om dat valentinianus eene fterkte liet bouwen op zyn grondgebied. Een Zoon van den Overften maximinus werd met den tytel van Hertog derwaards gezonden; deeze verzogt desgelyks dien Koning ter maaltyd, die, niets ergs vermoedende, verfcheen , en, van tafel gaande, vermoord werd. Een moord, zo fchandelyk, gaf gelegenheid tot den dood des Keizers. De Quaden trokken den Donau over , vervulden alles met brand en moord. Valentinianus rigtte dergelyke vernielingen aan in hunne Landen. Zy vaardigden Gezanten aan hem af, om den vrede te verzoeken. Dit Gezantfchap beftondt uit de voornaamften des Volks; doch zy waren zo flegt gekleed en lomp van voorkomen , dat de Keizer het voor een hoon opnam zulke armlyke en flegte lieden hem toe te fchikken. Door gramfchap ver. voerd, fprak hy hun toe met zulk een heftigheid, dat 'er een ader borst; dit werd van eene bloedftorting en fchielyken dood gevolgd. Hy ftierf in het vyf-en-vyftigfte Jaar zyns Ouderdoms, naa omtrent twaalf Jaa-  GESCHIEDENIS. 127 Jaaren geregeerd te hebben. Zyn chara&er is uit de opgeleverde Haaltjes zo gereed op te maaken, dat het overtollig zou weezen daar van een breeder verflag te geeven. VALENS IN 'T OOSTEN, E N GRATIANUS IN 'T WESTEN. Gratianus, de oudfte Zoon van valentinianus, by zyns Vaders affterven zestien jaaren oud , was reeds zints zyn negende jaar Augustus. Deeze Vorst, een kweekeling van den Dichter ausonius; in de Godsvrugt en de Letteroeifeningen meer dan in de weetenfchap des Staatsbeftuurs opgebragt, hadt, by uitfteekende bekwaamheden , eene gevaarlyke lafheid. Het Leger gaf hem ten Ryksgenoot zyn Broeder valentinianus II, een Kind van vier jaaren, dien hy als zyn Zoon beminde. — Gratianus begon zyne regeering met eene fchreeuwende onregtvaardigheid; zo zeer zyn de Vorften blootgefteld aan het begaan van vreeslyke misdagen, wanneer zy zelve geen kennis genoeg bezitten; zy laaten zich, zonder dat zy het weeten , door de drif- Het Jaar naa christus 375- Gratianus VOlgt VALENTIAXUS op. Hy doet den Graaf theodosius, een groot Man, ombrengen. DE ROMEINEN.  1*8 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Maximinus regcmaatig gcftraü.. Valens is een Dwingland. driften van anderen beftuuren. De lireeken van het Hof maakten de onfchuld zelve zwart in zyne oogen ; hy deedt te Carthago den beroemden Graaf theodosius ombrengen; een Man van groote verdieniien, die zo even, in Africa, den opftand van een Moorsch Prins gedempt, die voorheen GrootBrittanje behouden hadt, en zich,in alle omftandigheden , den hegtflen fteun des Ryks betoond hadt; en wiens nedrigheid den roem zyner behaalde zegepraalen grootlyks vermeerderde. — De Overfte maximinus was waarfchynlyk de bewerker van de veroordeeling deezes Graafs: dan hy moest, op zyne beurt, hetzelfde lot ondergaan. Veelvuldige misdryven, waar van hy overtuigd werd, kostten hem het hoofd; dezelfde flraffe leeden twee andere bedienaars der dwinglandye. De Keizer vernieuwde het oude voorregt der Raadsheeren , om niet op de pynbank gebragt te worden: een voorregt door den wreeden maximinus fteeds verfmaad. Het Oosten ging, van tyd tot tyd, onder de Regeering van valens, meer en meer, onder den last van rampfpoeden gebukt. Deeze agterdogtige, laffe en wreede Vorst hadt eenigen tyd zyne gebreken bedwongen of ontveinsd. Terwyl hy deRegtzinnigen vervolgde, hadt hy anderzins gemaatigdheid en billykheid betoond. Zjme overwinning op de Gothen ftrekte hem tot eere. Demaarmicidelmaatige voordeden, op den Koning der Perfen behaald , bliezen zyne ziel vol hoogmoeds. Hy gaf alleen aan zyne vleiers en aan zyne drif-  GESCHIEDENIS. 129 driften gehoor;offerde allen,die de betigters aanbragten, op; en ftelde zich onverbiddelyk aan in het uitvoeren eener eigendunklyke oppermagt; „ dewyl", gelyk hy fprak, „ ie„ mand , die zich ligt laat bevredigen, ligt „ van de regtvaardigheid afwykt". De openbaare haat en de geduurige zamenzweeringen toonden, hoe valsch zyn grondregel, en hoe onregtvaardig zyne regeering, was.. Men wenschte na zyn fterfuur , en raadpleegde de toverkunde om te weeten wie zyn Opvolger zou weezen. Theodords, een zyner Geheimfchryveren, een geagt en bemind Man, liet zich opligten door de bedriegeryen eeniger Waarzeggeren, die hem het Ryk toefpelden , en was het flachtoffer zyner eigene dwaaze ligtgeloovigheid. Deeze zamenzweering veroorzaakte fchriklyke ftrafoefeningen; onfchuldigen kwamen met de fchuldigen om : de gewaande misdaad van toverkunde diende om de zodanigen, die men geene weezenlyke misdaaden kon ten laste leggen, aan de beulen over te leveren. Hier op werden de vuuren aangeftooken tot ftraffe der Wysgeeren, die, voor 't meerendeel, met de ongerymdfte harsfenfchimmen waren ingenomen. Met hunne Boeken verbrandde men 'er veele over de Natuurkunde , de Regtsgeleerdheid en zelfs der Letterkunde. De beroemde maximus,degeweezen Leermeester van julianus, werd te Ephefe onthoofd. Hy erkende,door eene godfpraak, ten voordeele van theodorus onderrigt te weezen; doch voegde 'er by, dat de eer der Wysbegeerte hem niet toeliet het geheim IV. deel. I zy- DS ROMEINEN. De zamenzweeringvan theodorus , wreedlyk. geftraft. Straf van maximus en andereWysgeeren.  DE ROMEINEN. De Hunnen veroorzaaken eene groote omwenteling. Geaartheid van dat Volk. 130 ALGEMEENE zyner vrienden te verraaden. „ Zyn dood", fchryft de Heer de beau, „ oordeelde nie„ mand, behalven de yverige Voorstanders ,, der Afgoderye, onregtvaardig". De misdaad , ondertusfchen , waarom by ftierf, fcheen noch beweezen, noch een halsmisdaad. Zal men ftellen dat hy nu moest geftraft worden om dat hy julianus de dwaalingen hadt ingeboezemd ? Alles wat het Ryk van de Barbaaren geleden hadt, is niets in vergelykinge met het geen ons nog ftaat te vermelden. Om zich een regtmaatig denkbeeld van deeze omwenteling te vormen, is het noodig de Hunnen, de voornaamfte bewerkers, te kennen: een zo fchriklyk Volk, 't welk de Gefchiedfchryver jornandes zegt voortgefprooten te weezen uit de vermenging der Duivelen en Toverhexen. De geleerde Heer de guignes heeft ons, over dit onderwerp, kundigheden opgeleverd, welke wy elders te vergeefsch zouden zoeken. — De Hunnen, volftrekt onbekend in Europa, waar zy zo veel ramps ftonden te berokkenen , kende men in China tweeduizend Jaaren vóór jesus christus. Zy woonden, ten Noorden van dat Land, vyfhonderd mylen hooger op, Westen Oostwaards, tot aan de Mantcheoufche Tartaar en, en driehonderd mylen Noord- en Zuid waards tot aan Tibet, en den grooten Muur van China. De Hunnen waren zo fchriklyk van gedaante als woest van aart; leevende van rauwe Kruiden , of Vleesch flegts gekneusd tusfchen den rug van 't Paard en den daarop geze-  GESCHIEDENIS. 131 zeten Ruiter: merkende alle befloote wooningen aan als graffpelonken. Zy zwierven met hun Vee over de Gebergten, en dwaal den om in de Bosfchen ; voerende hunne Vrouwen en Kinderen op wagens: bykam altoos te Paard, lireeden zy nooit te voet. en bezaten eene wondere behendigheid om met den boog te fchieten, zelfs als zy vlooden. Zy kenden geene huwelykswetten, en leefden dus in gemeenfchap van Vrouwen, Eene onverfchrokke dapperheid , en een zeldzaame trouwe in 't geftand doen van hun ivoord, waren de eenige deugden van welke zy werk maakten. Geduurige invallen deeden zy in de Landen hunner nabuuren; zoekende, met allen yver, zich meester te maaken van Gewesten door de natuur bet begunftigd, dan hunne woeste plaatzen. De Chineefche Keizers hadden den grooten Muur, van omtrent vierhonderd mylen, gebouwd om zich tegen hunne onderneemingen te dekken. Met één woord , de Hunnen maakten het vreeslyklie Volk uit van geheel Tartarye. Onder de Hunnen waren burgerlyke oorlogen gereezen , die van het Noorden, de nederlaage bekomen hebbende, hadden zich na het Westen begeeven. Verfcheide Horden vereenigden zich omilreeks Siberië. Nieuwe Bevolkingen , die op het Westen van Tartarye aanvielen, hun na het Zuiden dryvende, trokken zy de Wolga over. Zy tastten de Aianen, omiireeks het Meotisch Meir gevestigd, aan. — De Alanen waren, zo wel als de Hunnen, een woest Volk; doch welgemaakt en min wreed ; Barbaaren egter, I 2 die DE ROMEINEN. De Hunnen overftroomen Europa.  DE ROMEINEN. Zy verdreeven dc Alanen en vervolgens de Gothen. Het Jaar naa CHRISTUS De Vifigothen verzoe. ken over den Donau te mogen trekken. 132 ALGEMEENE die hunne vyanden, naa ze gedood te hebben , het vel afftroopten, en 'er dekkleeden voor hunne Paarden van vervaardigden. Zy werden verflrooid, eenigen aan deeze, geenen aan de overzyde van de Tanaïs, of den Don ; anderen omilreeks den Donau. De wyduitgeflrekte Landlireek, tusfchen de Wolga en de Tanaïs, namen de Hunnen in: dan zy verbleeven daar niet lang. Greetig op nieuwe vermeesteringen gefield, trokken zy de Tanaïs over, rigtten fchriklyke flachtingen aan onder de Alanen, en andere daar omflreeks woonende Volken; of dwongen dezelve om zich by hun te voegen. Vervolgens verdreeven zy de Ostrogothen na de andere zyde van den Borysthenes of den Nieper, en voorts over den Niester. Eindelyk vielen zy aan op de Vifigothen , hun tot den Donau doende wyken.,, Het fcheen", merkt de Heer de monteso^uieu aan, „ of deeze Volken elkander deeden nederflor„ ten; en dat Afie, om Europa te zwaarder ,, te drukken, een nieuw gewigt gekreegen „ hadt". De Gothen, wier Koning er ma ne rik, zyne overmeesteringen van den Donau tot de Baltifche Zee uitgeflrekt hadt, van fchrik overmand, verbeeldden zich de Hunnen als fchrikdieren, die de Menfchen kwamen verflinden, en waren 'er alleen op bedagt om eene fchuilplaats tegen hunne woede te vinden. De Vifigothen daagden, ten getale van omtrent tweemaal honderdduizend Man, aan de oevers van den Donau op. Zy fmeekten de Romeinen om te mogen overtrekken, en in  GESCHIEDENIS. 133 ïn 't Ryk als Onderdaanen ontvangen te worden, die 't zelve tot den laatften leevens-adem zouden verdeedigen. — Men zondt om den last van valens ten deezen opzigte. Deeze ingenomen, met het denkbeeld van een geheel Volk over te krygen , te eenemaal uit Krygslieden beliaande, voorzag niet, dat zy, ten eenigen tyde, de gevaarlykfte vyanden konden worden ; liondt hun toe zich in Thracie neder te flaan , op voorwaarde dat zy de wapens zouden nederleggen, eer zy de Rivier overtrokken. Maar de Romeinen maakten meer werks van hun te berooven dan te ontwapenen, by het overtrekken. De Barbaaren hun voordeel doende met der Romeinen dwaaze gierigheid , behielden bykans alle hunne zwaarden en fpietzen. Zy kogten ze gaarne; al het overige verlaatende. Vervolgens verfcheenen de Ostrogothen, naa eenigen tyd omlireeks den Niester gelegerd te hebben. Men vreesde nu voor het ontvangen dier menigte van gevaarlyke vyanden , en floeg hun verzoek af. Maar terwyl de krygsbenden zich van den Donau verwyderden , om de eertkomende te begeleiden , die men van de Rivier zogt te verwyderen, trokken de andere , zonder wederftand , over. Van deezen tyd af was 'er geene grensfcheiding tusfchen de Romeinen en een Volk, 't geen hun , zints lang, dreigde. Deeze Barbaaren eens voet in 't Ryk gekreegen hebbende, moest men met een voorzigtig oog op hun waaken , en hun niet verbitteren door onregtvaardige bejegeningen. Lupicinus, Graaf van Thracie3 floeg eeI 3 nen DE ROMEINEN. Valens ontvangt ze. De Ostrogothen trokken , zyns ondanks, over. Deeze Barbaaren, mishandeld , rooven Thracie.  DE ROMEINEN. Valens trekt tegen hen op met een ongefcliikt Leger. Het Jaar naa christus 378. Hy wagt de hulpe van gratianus niet af, en verliest de flag van A. drianopole. 134 ALGEMEENE nen geheel anderen weg. Hy belette hun leevensvoorraad te koopen , bragt ze daar door tot wanhoop, en wist geen middel te beraamen om hun te dwingen. De Gothen overftroomden, onder het geleide van fritigernes, Thracie; vervulden dat Land met roof en moord, en deeden reeds de Romeinen beeven. Zy noodigden de Hunnen en Alanen, die hun, uit hunne landeryen verdreeven hadden, om hun leger te verfterken, en met hun den buit te deelen: het is door deeze vereeniging dat de Barbaaren die overmagt kreegen. Valens floot den vrede met sapor, om in perfoon Thracie te verdeedigen. Zich dwaaslyk verbeeldende dat de Gothen verdeedigers des Ryks zouden weezen, hadt hy het meerendeel der oude Soldaaten afgedankt; van de Steden en Landfchappen , in plaats van de Soldaaten, welke zy moesten uitleveren , eene belasting gevorderd; en eindelyk, den vyand op den hals haaiende, zich beroofd van de noodwendigfte middelen om hem af te weeren. Nieuwe krygsbenden , in aller yl geworven, maakten zyn leger uit. Ondertusfehen was 'er heldhaftigheid en krygsbedreevenheid noodig. Hy kwam te Conftantinopole, waar omilreeks alles door de Barbaaren reeds in opftand was. Gratianus, overwinnaar der Alemannen, trok in eigen perfoon hem te hulpe. De yverzugt, de trotsheid beletten hem de aankomst zyns Ryksgenoots af te wagten, hy wilde alleen al de eer der overwinninge hebben. De flag van Adrianopole ftelde zyne hoo-  GESCHIEDENIS. 135 hoope op 't deerlykst te leur. Fritigernes wendde, met eenen gelukkigen uitflag, list en dapperheid aan, en hieuw het leger der Romeinen in ftukken. Valens fneuvelde. De omftandigheden zyns doods zyn onbekend. Men verhaalt dat hy , gewond zynde, zich in het huis eens Landmans begaf , en de Gothen 'er den brand in ftaken; niet weetende dat de Keizer zich daar in bevondt. 'Er wordt bygevoegd dat de inwoonders van Antiochie, die hem haatten, voortyds de gewoonte hadden, by wyze van vervloeking, te zeggen, ,, dat valens lee,, vend verbrandde"! Het verhaal van deezen vloek, en het in brand fteeken van het huis des Landmans, is genoegzaam om deeze vertelling het algemeenst te doen aanneemen: dewyl het meest naar het wonderbaare helt. Indien de Gothen de kunst van belegeren gekend hadden, was geheel Thracie te ondergebragt geweest ; doch zy wisten zelfs niets van de werktuigen daar in gebruiklyk. Een groote fteen, van de wallen van Adrianopole geworpen , verfchrikte hun dermaate , dat zy, fchoon gewoon den dood te braveeren, de vlugt wilden neemen. Hunne Legerhoofden beletten zulks; doch Adrianopole , Perintheum en Conftantinopole, werden vrugtloos aangevallen. Zy verfpreidden hunne verwoestingen wyd en zyd. De andere Barbaaren zich byhun vervoegd hebbende , bragten zy het oorlogsverderf aan den eenen kant tot in Achaje, en, aan den anderen kant, tot in Pannonie. Fritiger- I 4 nes, DE ROMEINEN. Onzekere omltandigliedcn zyns doods. Den Gothen mislukt hec in de belegeringe,door onkunde.  BE ROMEINEN. GRA- 136 ALGEMEENE kis, verbaasd, dat hy geen wederftand ontmoette , verwonderde zich over de Romeinen, die waanden meesters te zyn van een Land, 't welk zy niet wisten te verdeedigen. „ Zy bezitten het", verklaarde hy, ,, bui„ ten twyfel, op dezelfde wyze als het Vee „ de Weiden, waar in zy graazen".  GESCHIEDENIS. 137 DE ROMEINEN. GRATIANUS en VALENTINIANUS II. IN 'T OOSTEN, e n THEODOSIUS IN 'T WESTEN. EERSTE HOOFDSTUK. Zints de Verheffing van theodosius tot den Dood van gratianus. Gratianus, te Conftantinopole gekomen, duidelyk bevroedende dat hy een fterken fteun noodig hadt, wierp het oog op theodosius, Zoon des grooten Veldheers , welken hy hadt doen ombrengen. Theodosius was, naa zyns Vaders dood, na Spanje, zyn Vaderland , vertrokken , waar hy zich, door zyn gedrag, zo bemind als geagt maakte. Hy werd te rug geroepen , en kreeg het bevel over 't Leger. Hy verfloeg de Gothen en Sarmaaten by den Donau. ■— De Keizer nam hem tot Ryksgenoot, en gaf hem de heerfchappy over 't Oosten, waar nevens hy een groot gedeelte I 5 van Het Jaar naa christus. 379- Gratianus neemt theodosius tot Ryksgenoot , en ftaat hem het Oosten af.'  DE ROMEINEN. Hoedanigheden van THEODOSIUS. Zosimus lastert hem. Hy neemt de Barbaaren in zyn Leger. 138 ALGEMEENE van Illyrie, Dacie en Mefie, en geheel Griekenland voegde ; Landen die de Barbaaren verwoestten. De nieuwe Augustus, twee-en-dertig Jaaren oud, grootmoedig en krygshaftig, betoonde zich dien rang ten hoogften waardig , „ voor „ een goed Vorst", was hy gewoon te zeggen : „ komt het 'er niet op aan dat hy lang, „ maar dat hy weJ, Jeeve". Zyne Vrouw, flaccilla, fpoorde hem fteeds tot deugd aan, door lesfen en voorbeeld. Geduurig hieldt zy hem deezen regel voor : „ Vergeet „ nimmer wie gy geweest zyt, noch wie gy ,, zyt".—Zosimüsfchilderttheodosius af als een wellustig en onregtvaardig Vorst, altoos omringd door Hofnarren en Gefneedenen, die hem beftuurden: als een die door zichzelven geenen lof in 't minfte verdiende, en aan zyne Veldheeren al zyn roem verfchuldigd was. Maar de partydigheid van deezen Schryver, tegen de Christen-Keizer en , maakt zyn getuigenis zeer verdagt. Met meer rede legt hy theodosius ten laste het vermenigvuldigen der Bevelhebberfchappen, reeds, door hun groot getal, een te drukkend bezwaar voor den Staat; het aanneemen van Barbaaren onder zyne krygsbenden, wier krygstugt en oorlogswyze hy niet kon veranderen, zonder hun de kunst te'leeren om de Romeinen te overwinnen. Een verbaazend aantal Gothen kwam van den overkant des Donau''s, als Krygslieden des Ryks; zy waren voor 't meerendeel vyanden. Wy zullen, uit de bedryven,over theodosius oordeelen. Wy  GESCHIEDENIS. 139 Wy zullen hier eenige zyner Wetten, die betrekking hebben tot den Godsdienst, en den Staat in 't algemeen, opnaaien. In het tweede Jaar zyner Regeeringe, in eene zwaare ziekte geftort zynde , hadt hy den Waterdoop ontvangen, en behartigde de belangen van den Godsdienst, vervolgens, met grooten ernst. Eene Wet voor het Volk te Conftantinopole houdt in, dat, volgens zyn wil, alle zyne Onderdaanen het Rcgtzinnig Geloof, wegens den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest, zouden omhelzen, dat allen, die dit niet beleeden, den naam van Ketters zouden draagen, „ en, gelyk hy 'er nevens ,, voegt", gods en onze wraake verwagten , „ naar dat de Godlyke Voorzienig„ heid ons zal inboezemen". —■ In eene andere Wet beval hy alle lyfftraflyke Gerigtshandelingen , geduurende de veertig dagen vóór Pafcha, dat is, ftaande de Vasten, te ftaaken: zyn beweegreden was , „ dat de „ Regters geene misdaadigen moesten ftraf„ fen, op een' tyd, wanneer zy van god ,, de vergiffenis hunner zonden verwagt„ ten". Eene beweegreden eenen Wetgeever weinig voegende: dewyl alle gerigtsoefening met de Wetten van god zamenflemt, en bovenal fpoedig moet volvoerd worden om kragtdaadig te weezen. — Op het voetfpoor van valentinianus, bewees hy , ter eere van het Paaschfeest, genade aan alle de misdaadigen, uitgenomen, die zich aan zeer fchreeuwende fchelmftukken hadden fchuldig gemaakt. Wy zien hier uit, dat de valfche denkbeelden van Godsvrugt reeds veel in- vloéds DE ROMEINEN. Yver van THEODOSIUS voor den Godsdienst. Hy veroordeelt de Ariaanery. Hy verbiedt lyfftraflyke Gerigtshandelingen,geduurende de Vasten. Hy wil op het Paaschfeest, aan de misdaadigen , genade betoouen.  140 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Straffe op de valfche Befclmldigersgefield. De knevelaaryen in de Winge. westen voorgekomen. Al te ftrenge Wetten, tegen de Ketters, kragtloos. vloeds hadden op de burger- en ftaatszaaken. Dit was een groot kwaad , 't welk fteeds toenam, naar gelange men de rechte beginzels des Staatsbeftuurs meer en meer uit het ooge verloor. Eene waarlyk voordeelige Wet, dewyl dezelve ftrekte om het vervaarlyk misbruik der aanklagten, door zo veele Vorften veroordeeld, zonder het te kunnen weeren, hieldt in, dat de Aanklaager gevangen zou gehouden worden, om de Wet der wedervergelding te ondergaan, als hy bevonden werd een Lasteraar en valsch Befchuldiger te zyn: dat ook het regtsgeding zo fpoedig als mogelyk moest voortgezet worden; ten einde de ftraffe des fchuldigen niet verwylde, en de onfchuldige ras zyn ontflag verkreege. De Keizer verboodt aan alle Bedienden na de Wingewesten afgezonden, daar eenig eigendom te verkrygen, daar eenig gefchenk te ontvangen; hy maakte de beste befchikkingen om de knevelaaryen der Overheden te beletten. Eenigen zyner Voorgangeren hadden dit zelfde gedaan, doch met weinig vrugts: dewyl de beste Wetten, wanneer zy niet gehandhaafd worden , niets beduiden. En kan men ze handhaaven onder verkeerde Staatsbeftuuren ? Al te ftrenge Weiten mislukken niet zelden in de volvoering. Een voorbeeld hier van vinden wy in de Wetten van theodosius tegen de Kettery. Hy verboodt aan alle Onregtzinnigen het houden van Bycénkomften, zelfs in de Huizen van byzondere Perfoonen. Zo zy ze hielden gaf hy den Regt-  GESCHIEDENIS. 141 Regtzinnigen vryheid om hun in regten te betrekken. Hy verklaarde de Afvalligen en de Manicheen onbevoegd tot het maaken van Uiterfte Willen, en het ontvangen van goederen hun daarby gemaakt; en ging zo verre, dat hy de Manicheen, en ook de zodanigen, die omtrent het vieren van het Paaschfeest van de andere Christenen, in den dag, verfchilden , des doods fchuldig rekende. De uitdrukkingen , in deeze Wetten, zyn van de verregaandfte geftrengheid, en geeven het eerfte voorbeeld van het haatlyk Geloofsonderzoek: wy zullen 'er hier eenige van te Boek flaan. ,, Dat zy, die,zelfs maar in een „ geringen voetftap , op deeze Kettermis„ daad betrapt worden , een onverzoenlyke ,, doodftraf lyden. Dat men Inquifiteurs of ,, Geloofsonderzoekers zal aanftellen , een „ regtbank openen, Aanbrengers en Verklik,, kers aanneemen,zonder dat hun zulks tot „ fchande ftrekke: en dat alle de gemeene „ uitzonderingen , waar door anders de be„ fchuldigers van het betichten afgeweerd ,, worden, hier omtrent geene plaats zullen „ hebben; en eindelyk, dat ook zy, die het ,, Paaschfeest niet op denzelfden dag, door ,, de Kerk vastgefteld, vieren,met de ftreng„ fte navorfchingen zullen opgefpoord, en „ op gelyke wyze geftraft worden". — Deeze Wetten, die veel aanleidinge tot de fchandelykfte misbruiken gaven, vernieuwde theodosius bykans 's jaarlyks, doch voerde 'er weinig mede uit. Te onkundig om rechtmaatige denkbeelden, over ftukken van zulk een aart, te vormen, geloofde hy mis- DE ROMEINEN.  DE ROMEINEN. Gratianus verwekt, door zyn gedrag, den opftand der Heidenen. Hy begunftigt de Barbaaren. j 142 ALGEMEENE misfchien, dat de begrippen in den Godsdienst, naar 't welgevallen eens volftrekten Dpperheerfchers, veranderden; Dit was zeker het gevoelen niet van l actantius en andere Kerkvaderen. Gratianus betoonde denzelfden yver, 2ii geen minder maate van onvoorzigtigheid. Wel verre van, gelyk zyn Vader valenriNiANUs, een' Eerdienst te dulden, welken hy niet kon affchaffen , verbitterde hy iet Heidendom door geweldige aanflagen te*en 't zelve. Het Altaar der Overwinninge, jat dierbaar Heiligdom der Afgodifche Romeinen , werd, in den Raad, omverre geworpen. Hy verklaarde de inkomiien der Priesteren verbeurd, en vernietigde, de voorregten der Tcmpeldienaaren en Vestaalfche Maagden. Vrugtloos booden de Heidenfche Raadsheeren ïen fmeekfchrikt aan om eenige veranderingen , ten dien opzigte, te verwerven. Aangezet door ambrosius, Bisfchop van Milaan, die de volflaagene uitrooijing der Afjoderye beoogde , weigerde de Keizer het looren der afgevaardigden. Het afllaan des eertytels van Opperpriester, aan de Keizerlyse waardigheid verbonden , vervreemde de gemoederen nog meer. Een nypende hongersnood woedde te Rone, en het Volk bleef niet in gebreke om die )laagen aan de wraak der beledigde Goden :oe te fchryven. Gratianus, zich aan len haat zyner Onderdaanen blootgesteld dende, befteedde zyne gunstbetooningen aan ie Alanen en andere Barbaaren, gaf hun aanzien-  GESCHIEDENIS. 143 zienlyke bedieningen in 't Hof en in 't Leger; zelfs nam hy hunne kleeding aan. Alles fchikte zich tot eene Ryksomwenteling. Maximus, die in Groot-Brittanje het bevel voerde, bediende zich listig van deeze tydsomftandigheden. De Krygsbenden hem niet langer voor Keizer willende erkennen, dien zy befchuldigden de Romeinen te verzaa* ken, riepen maximus voor Keizer uit, en bekleedden hem met het vorstlyk Purper. Hy vlamde op deeze waardigheid, en fcheen de-" zelve, zyns ondanks, te ontvangen. De geveinsdheid , hoe fchandelyk ook, fchynt dikwyls de eerzugt te vergezellen. Welhaast trok maximus na het Noordlyk gedeelte van Gallie, en trof, niet verre van Parys, het Leger van gratianus aan. Deeze Vorst, verhaten van zyne krygsknegten, zogt zich, door een fchielyke vlugt na het Alpifche Gebergte, te redden. Allerwegen vondt hy de Poorten geflooten. Hy vermomde zich om zyne vyanden te ontihappen : overal beloerden hem verraaders, en zy bragten hem om 't leeven. De vooringenomenheid kan wel eenig deel gehad hebben aan de loffpraaken hem door a mbrosius toegevoegd. De Gefchiedfchryvers in 't algemeen fchilderen hem af als een braaf Vorst. Ammianus marcellinus geeft hem dit getuigenis, ,, dat hy de groot„ fte Vorften der Oudheid zou geëvenaard ,, hebben,hadt hy langer geleefd":hy kwam om, flegts ruim vier-en-twintig jaaren oud zynde. Phieostorgius, een Ariaan, vergelykt hem by nero. Het DE ROMEINEN. Maximus , voor Keizer uitgeroepen , trekt tegen liem op. Het Jaar naa christus 383. Gratianus verlaaten en vermoord.  DE ROMEINEN. Vei'dienften van AMBROsius. 144 ALGEMEENE Het was een groot heil voor de Kerk, dat ambrosius, door de Ryksvorften bemind en geagt, de oude deugden by veel verftands voegende, den Godsdienst, door zyn voorbeeldlyk gedrag, eerwaardiger maakte dan door zyne agtbaarheid. Indien wy alle zyne beginzels, en alle de daaden zyns y vers, niet even zeer kunnen goedkeuren , kunnen wy de goede oogmerken niet wel verdenken van een Man, die van het krygsbewind tot de Bisfchoplyke waardigheid geroepen was, als een voorbeeld van heiligheid, en die zich verpligt rekende, de heilige Vaten te verkoopen, om de ongelukkigen te onderfteunen. TWEE-  GESCHIED EN I S. 145 TWEEDE HOOFDSTUK. DB Romeinen. Naa de verzoening van valentinianus II, met maximus, tot aan den moord te Thesfalonica. Valentinianus II,Broeder enRyksgenoot van gratianus, telde niet meer dan twaalf jaaren , en zyne Moeder justina regeerde in zyne plaatze. De verzwakte ftaat des Ryks het voeren van eenen oorlog niet gehengende , floot hy een verdrag met maximus , die Gallie, Spanje en Groot-Brittanje hadt, en verzekerde hem van het bezit der andere Wingewesten. Theodosius zelve erkende den onwettigen eisch eens Dwingelands , dien hy niet van den Throon kon weeren. Deeze Vorst, die de Barbaaren dikwyls overwon , was 'er altoos op uit, om zyne magt te vestigen. Hy voegde, by het voortzetten des oorlogs, het geeven van Wetten; doch betoonde daarin niet zelden minder oordeels dan iemand moest aan den dag leggen, om voor een groot Wetgeever door te gaan. Men flaa hier het oog op eene Wet, waar by hy, op ftraffe van verbrand te worden, de Huwelyksverbintenisfen tusfchen volle Neeven en Nigten verbiedt, zo zy des geen ontflag van den Vorst verworven hadden. De ftraffe des vuurs te ftellen op Huwelyksverbintenisfen, zints langen tyd geoorlofd, IV. deel. K en Het Jaar naa christus 383. Valentinianus gaat een verdrag met maximus aan. Wet van theodosius , over liet trouwen van volle Neeven en Nigten,  DE ROMF.T. NEN. Dood van PRETEXTATUS. Symma* chus , zyn Opvolger, doet aan valentinianus #en manlyken voorllag. Eigendunkelyk ant- U6 ALGEMEENE en die weder toe te ftaan , door het verleenen van ontflag, naa dezelve met de vuurftraffe gedreigd te hebben, is eene aanftootelyk ongerymde handel wyze. Justinianus herftelde het oude regt ten opzigte van de Huwelyken. Het Kerklyk Regt heeft het verbod van theodosius behouden, en, met den tyd, veele nieuwe bepaalingen daarnevens gevoegd. De tweeftryd tusfchen den ouden en nieuwen Godsdienst des Ryks ontroerde den Staat nog, niettegenftaande zo veele Bevelfchriften ten voordeele des Christendoms. Pretextatus, de hegtfte zuil der Afgoderye, dewyl hy de deugdzaamfte Voorftander derzelve was, ftierf; de agting der Christenen zelve verworven hebbende. Symmachus werd daarop Overfte van Rome, en eenigermaate erfgenaam van de gevoelens zyns Voorzaats. Hy hadt moeds genoeg om valentinianus, ten opzigte van verfcheide indringers , die waardigheden bekomen hadden, te fchryven : „ dat het nim„ mer aan bekwaame Mannen zou ontbree„ ken om de Ampten te bekleeden; en dat „ men, om de zodanigen te onderkennen, „ terftond de zulken moest uitmonfteren, „ die ze langs verkeerde wegen zogten, „ en dat zich onder de anderen, zeker de „ zulken , die ze verdienden, bevonden". De Heer le beau veronderftelt, dat een wederfchryven aan symmachus ten antwoord dient op deeze verklaaring ? Zie hier de uitdrukkingen, naar de overzetting van dien Heer. „ Het is ongeoorlofd te redenka- .. ve-  GESCHIEDENIS. 147 „ velen over de bepaaling eens Oppermag„ tigen: het is een hoon, der Keizerlyke Ma„ jefteit aangedaan, te twyffelen aan de ver„ dienften van iemand, die zy met haare „ keuze verwaardigt". Hier zien wy, aan den eenen kant,al de trotsheid der eigendunkelyke hecrfchappy , en , aan den anderen kant, al de vryheid van een Overheidsperfoon , volyverig voor het algemeene welweezen. _ Ongelukkig was symmachus even yve« rig voor den Afgodendienst; 'tzyhy in gemoede dien goedkeurde, of liever geloofde dat dezelve met de Ryksgefteltenis best ftrookte. Als Overfte, ftelde hy den Keizer een fmeekfchrift, uit naam van den Raad , ter hand, ftrekkende om het herftellen van het Altaar der Overwinninge, en de wedergave der voorregten des Priesterfchaps , te verzoeken. Hy drong aan op de verdraagzaamheid van constantinus, van jovianus en van valentinianus I. Hy fchreef Romers ouden bloei aan den Dienst deiGoden toe,en de nu drukkenderampfpoeden aan hunne wraake. De Kerkvader ambrosius vervaardigde terftond een verzoekfchrift daar tegen, j waarin hy , op een wclfpreekenden trant, 1 de zaak der Christenheid verdeedigt, en zich , met. klemmenden nadruk, verzet tegen de onregtvaardigheid der Heidenen. „ Zy klaagen", fchryft hy den Keizer , „ zy klaagen over „ hun gemis, zy, die nooit ons bloed ge,, fpaard, en onze Kerken om ver geworpen „ hebben. Zy verzoeken om voorregten, K 2 „ zy, DB KOM EINS!*; woord daarjp, Smeekrchrift van symmachus, ten voorlede der Afgodcrye. \mbro>ius lewerkt dat iet verworlen wierd.  DE ROMEN NEN. Valentinianus bcgunfligt de Ariaancn. Ambrosius weigert hun eene Kerk in te ruimen. 148 ALGEMEENE „ zy, die, onder juli anus, ons de alge,, meene vryheid van fpreeken en leeraaren „ weigerden". Zyn antwoord aan symMACHusis nog fterker. De Raad hadt in 't verzoek des Overften geriemd. De jonge valentinianus volgde den raad van a mb Rosius,en het fmeekfchrift werd verworpen. Men behoorde daar in berust te hebben, de Christenen zagen hunnen wensch vervuld: doch, desniettegenftaande, zogten vuile lasteraars symmachus ten val te brengen. Maar hy verdeedigde en regtvaardigde zyne zaak zo door 't getuigenis van Paus d am as us zelve, als van de geheele Stad. Indien eenige oorzaak de zegepraal des Christendoms zou hebben kunnen beletten, het zouden de heillooze verdeeldheden der Christgelnovigen geweest zyn. Justina, de Moeder van valentinianus II, die over hem met een volflaagen invloed heerschte, was een onverzettelyk Voorftandfter der Ariaanery, en boezemde hem ligtlyk haare dwaalingen in. Zy wilde dien Aanhang eene Kerk in Milaan bezorgen. De Keizer verzoekt dezelve van den Bisfchop. Ambros 1 u s flaat dit verzoek af. Men zendt Soldaaten, om die met geweld te vermeesteren. Ambrosius doet hun in den ban, en de meesten vertrekken. De Gefneedene calligones, Opperkamerling, deedt,uit naam des Keizers , den Kerkvoogd bittere en dreigende verwyten; zeggende: „ Hoe! „ durft gy den Keizer wederftreeven ? Het „ zal u den hals kosten". De Kerkvoogd ant-  GESCHIEDENIS. 149 antwoordde: „ Slaa my 't hoofd af; ik ben „ bereid tot fterven; gy zult de pligt eens Gefneedenen, en ik dien eens Bisfchops, volbrengen". Zints dien tyd merkte valentinianus hem aan als zyn vyand. De Hovelingen baden hem na de Kerk te gaan, om zich met den Kerkvoogd te verzoenen. „ Ik geloof, fprak hy, dat , in,, dien ambrosius het u beval, gy my, ,, aan handen en voeten gebonden, hem zoudt „ overleveren". — Maximus betoonde zich gunftig aan de Regtzinnigen , en de vervolging hieldt op, dewyl men hem vreesde. Deeze Overweldiger hadt altoos eenen grooter yver voor den Godsdienst laaten blyken. Van den aanvang zyner Regeeringe af, was zyn Hof, 't geen hy te Trier hieldt, vervuld met Bisfchoppen , welker menigte zyn opftand fcheen te regtvaardigen. Naar het getuigenis eens Kerklyken Gefchiedfchryvers van die dagen, fchandvlekten zy hunne waardigheid door laffe vleieryen aan maxi mus te befteeden. Maar martinus Bisfchop van Tours hieldt de Bisfchoplyke waardigheid in eere, en verfcheen nooit voor maximus, dan als een rechtfchaapen Dienaar van g o d , die het welzyn des Menschdoms, en den roem des Godsdiensts, handhaafde. Een voorbeeld van geduld en liefde leerde hy bovenal , door zyn gedrag, hoe men de dwaalenden moet beftraffen en te regt helpen. De Aanhang der Priscillianisten, veel gelykheids in gevoelen hebbende met verfcheide anderen, onder den naam van Mali 3 tu¬ rn ROMEINEN. Geveinsde yver van MAXIMUS. De Priscillianisten , op het aandryven van  DE ROM EI. NEN. twee Bisfchoppenter doodftraffe veroordeeld. Martinus kant zich vrugtloos daar tegen. 150 ALGEMEENE nicheen bekend, maakte niet weinig gerugts in Spanje, waar dezelve ontftondt. Priscillianus, Bisfchop van Abila, het hoofd deezes Aanhangs ftondt op eene Kerkvergadering te Bourdeaux veroordeeld te worden. Hy weigerde te antwoorden, en beriep zich op den Keizer: en hy werd, met zyne Aanhangers, voor maximus gebragt. Idacius en ithacius, twee heethoofdige en vervolgzieke Geestlyken, kantten zich , met de bloedgierigfte wreedheid , tegen hem aan. — Martinus,die waarlykApostolifche Bisfchop van Tours, verzette zich vrugtloos tegen die gewelddaadige handel wyzen, met te verklaaren, dat ftraffen, in dit geval , onregtvaardig waren, en het eene nieuwe ongehoorde fchenddaad te noemen, dat de wereldlyke Regter de zaak der Kerke, op dusdanig eene wyze, befliste. Want, in weerwil van zyne tegenbetuigingen, ondanks zyne gebeden, verwees de misleide Vorst, priscillianus, met eenigen zyner Aanhangeren, ter doodftraffe. Dit was de vrugt van de moorddrift dier Geestlyken, van dien valfchen yver, door den Zaligmaaker der Wereld zo ernftig gewraakt , zo ftreng veroordeeld, en die even zeer tegen den Geest van het Euangelie, als tegen de gezonde rede, ftrydt. „ De Bisfchoppen van „ Gallie en Italië befchouwden", gelyk de Kerkgefchiedkundige mosheim te regt opmerkt, „ de daaders , door wier bar,, baarfchen yver dit doodvonnis verzogt „ en verkreegen was , met den grootften „ affchrik: want de Christenen hadden nog „ niet  GESCHIEDENIS. 151 „ niet geleerd, dat de Ketters aan den We,, reldlyken Regter ter ftraffe over te leve„ ren, een Godvrugtig en regtvaardig be,, dryf was. Neen: deeze doemwaarde Leer „ werd bewaard voor die tyden, wanneer „ de Godsdienst een Werktuig van eigen,, dunkelyke magt, of een voorwendzelge,, worden was, om daar onder alle boosaar„ tigheid, wraak en ftaatzugt te pleegen". Die beide Bisfchoppen werden gebannen. — Het characier van ithacius, Bisfchop van Sosfuba, die hier de hoofdrol fpeelde, en eerst de burgerlyke vervolging ter Christen Kerke invoerde, is wel der optekening waardig. Sulpitius severus, van de gevoelens der Priscillianisten ten uiterfte afkeerig, geeft het ons in deezervoege op. „ Hy „ was een Man, gansch overgegeeven aan ,, de verdorvenfte ongevoeligheid, en ge„ heel ontbloot van allen fmaak voor waa„ re Godsvrugt. Hy was ftoutmoedig, praat,, agtig, onbefchaamd, wellustig, en een flaaf ,, van zynen buik. Hy befchuldigde allen „ als Ketters en als Voorftanders van pris,, cillia nus, die hunnen leeftyd befteed,, den in de najaaging van Godsvrugt en „ Deugd, of die, door bedryven van zeifs„ verloocheninge en onthoudinge, uitmunt,, ten". — De ondervinding toonde de ongerymdheid van de beginzelen deezer Vervolgeren: want de Aankleevers van priscillianus eerden hem als een Martelaar, en zyn dood ftrekt geenzins tot weering van het voortplanten zyner gevoelens. Zyne Leer overleefde hem niet alleen, maar werd K 4 door DE ROMEINEN. Het Character van ITHACIUS. Wat de Vervolging te wegc bragt.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 3S8. Maximus zoekt valentinianus van zyne Landen te berooven. Hy wordt door theodosiusoverwonnen en gedood. 152 ALGEMEENE door het grootfte gedeelte van Spanje en Gallie verkondigd , en hieldt, tot niet weinig onrusts der Bisfchoppen en Kerklyken in die Gewesten, ftand tot het midden der zesde Eeuwe. De Vervolging heeft bykans altoos ditzelfde uitwerkzel gehad. Wy zullen hier van niet dan te veel fpreekende voorbeelden, in den loop der Gefchiedenisfen, aantreffen. Maximus bedekte nieuwe oogmerken van overmeestering, onder den dekmantel van yver en geveinsdheid. Hy dreigde v alentinianus den oorlog te zullen aandoen , indien deeze volhardde met de Ariaanen te begunftigen. Ydel voorwendzel , in de daad , om op zyne Staaten aan te vallen, en hem daar van te berooven. Ambrosius werd, als Bemiddelaar en Zoensman, aan dien yveraar voor de Regtzinnigheid gezonden; doch dit deedt niets dan verbitteren : dewyl hy weigerde gemeenfchap te houden met de Bisfchoppen, die de hand gehad hadden in de ftraffe van priscillianus. .— Maximus trok daarop terftond het Alpifche Gebergte over. De jonge Keizer nam zyne toevlugt tot theodosius. Deeze vat de wapens op. Hy verfterkt zyn leger, door eene menigte van Barbaaren, tegen alle ongemakken gehard; doch altoos verraadjyk. — In Pannonie behaalde hy twee overwinningen op maximus, die misfchien onverwinnelyk geweest zou zyn, door zyne talryke legermagt, indien hy de voorzigtigheid gebruikt hadt om zich agter de Juliaanfche Alpen te houden. Hy wordt nagezet,  GESCHIEDENIS. 153 ngterhaald, by Aquilea gevat, en voor den Overwinnaar gebragt. — Theodosius ftondt, zo de meeste Gefchiedfchryvers willen, gereed om den gevangenen, naa hem, den dood van gr at i anus, en toomloozen Staatzugt, verweeten te hebben, vergiffenis te fchenken; wanneer de omftanders, voor dit betoon van vergifnis vreezende, hem uit 's Keizers gezigt wegnamen, en, zonderdes bevel te verbeiden , het hoofd affloegen. De Heidenen hadden zich ten voordeele van den Ryksoverweldiger verklaard, in de hoope dat hy hunnen Godsdienst zou herftellen ; de Christenen waren tegen hem : dewyl hy het herbouwen van de Synagoge der Jooden , door 't gemeene Volk te Rome verbrand, bevolen hadt. Ondertusfchen was 'er ook eene Joodfche Synagoge te Callinicum, in Mefopotamie, en een Kerk der Ketteren door de Monniken verbrand, waar op theodosius het herbouwen daar van den Bisfchop dier plaatze beval; en dat deeze de kosten zou draagen, als mede dat allen, die aan deeze twee balddaadigheden deel gehad hadden, met de uiterfte geftrengheid , moesten geftraft worden. Ambrosiüs, die hem het weder? eeven van 't Altaar der Overwinninge aan den Raad hadt afgemaand, verwierf desgelyks het herroepen van een bevel , 't welk hy ftrydig oordeelde met de Godlyke Wet. Hy fchreef den Keizer , „ dat de ,, Christenen verraaders zouden weezen , in,, dien zy hem gehoorzaamden ; of Marte„ laars,indien zy liever god wildengehoorK 5 j> zaa- DE ROMEINEN. Geweldenaaryen der Christenen, welke ambrosu's belet te ftraffen.  DE ROMEINEN. Deeze geweldenaaryen werden vervolgens door een Wet verbooden. Theodosius regeert voor den jongen valentinianus , en zoekt de Atgodery uit te rooi. jen. 154 ALGEMEENE „ zaarnen". Hy voegde 'er nevens: „ Men „ hadt de geweldenaaryen, zo dikmaals tegen „ de Kerke gepleegd , ongeftraft gelaaten; „ welk eene fcbande voor een Christen Kei,, zer, dat men hem zou kunnen verwyten, ,, dat hy zyn arm niet wapende dan om de „ Ketters en de Jooden te wreeken"! Anderzins hadt die Kerkvader, door zyne weigering om gemeenfchap te houden met de bloedgierige Bisfchoppen, wier geweldige maatregelen hy verfoeide, blyk gegeeven van de liefhebbende beginzels, welke de handelingen zo van de Bisfchoppen, als van den Vorst, moesten beftuuren. Eenige Christenen, door deeze voorfpraake ftout geworden , vernielden en pionderden de Synagogen , en pleegden zo verregaande buitenfpoorighedcn, dat theodosius zich vervolgens genoodzaakt vondt , hun ftrenglyk te doen ftraffen. Hy verklaarde, dat de Jooden, door geen Wet verbannen , al de Wereld door, de vrye handhaaving van hunnen Godsdienst moesten hebben. Theodosius, nederig te midden zyner overwinninge , hadt geheel het Westen aan valentinianus II wedergegeeven. Geduurende de drie jaaren zyns verblyfs in Italië , regeerde hy voor dien jongen Vorst, als een Vader of Voogd. Toen was het dat hy het vernietigen des Heidendoms zich ten hoofdoogmerke ftelde. Te Rome gekomen zynde, maande hy de Raadsheeren aan, eenen Godsdienst te omhelzen, welks eenvoudige en tevens verhevene Zedeleere, zonder blokken, de  GESCHIEDENIS. 155 de geringfte verftanden boven de grootfte Wysgeeren kon verheffen. Men vertoonde hem, hoe Rome, zints bykans twaalf Eeuwen, met roem beftaan hadt onder de befcherming zyner Goden ; dat het onvoorzig. tig zou weezen die te verzaaken en te verwisfelen voor eenen nieuwen Godsdienst, welke, misfehien, zulke heilzaame gevolgen niet zou te wegc brengen. Hy liet de Raadsheeren vertrekken; bun verklaard hebbende, dat 's Lands fcha'Jdst niets meer zou opfchieten tot goedmaaking der onkosten van godloozc offeranden: de Staat hadt Soldaaten, geen offeranden , noodig. Dit weigeren van geld, gefchikt tot de offeranden, was 't zelfde als de Tempels fluiten. Daar benevens flondt theodosius het nederwerpen toe van de gedenkftukken der Afgoderye, bewaarende egter de kunftig gewerkte Standbeelden tot cieraad der Stad. Allerwegen liet hy flrenge bevelfchriften afgaan. Theophilus,Bisfchop van Alexandrie, voerde ze uit met eene drift die opftand verwekte. De Egyptenaars, een altoos buitenfpoorig bygeloovig Volk, zagen hunne Tempels verwoesten, en met fchrik de bedriegeryen hunner Priesteren aan den dag brengen , als wier uitgehoolde Beelden toonden hoe ligt het der Priesterfchappe gevallen hadt, door dezelve Godfpraaken te laaten hooren. Dezelfde bevelen werden in Syrië volvoerd. De wederftand was , op eenige plaatzen, zofterk, dat men zich vergenoegde met daar de Tempels te fluiten. Dewyl de Volks-Godsdienst, voor 't meeren- deel, DE ROMEINEN. Verdelging der Afgodery in J- leXandric en elders.  DE ROMEINEN. De byzondere Offeranden ftreng verboden. Geloofsonderzoekersom de Ketters op te fpeuren. De Manicheen vervolgd. 156 ALGEMEENE deel,aan zigtbaare voorwerpen verbondenen bepaald was, moest dezelve, met het wegneemcn dier voorwerpen van eerbiedenis, vervallen. Eene Wet door den Keizer, in den Jaare CCCXCII, gegeeven, verboodt ieder een, zelfs in zyn eigen huis, eenige offerande te doen, waschkaarsfen te ontfteeken , wierook te branden of bloemkransfen op te hangen tot eere der Huisgoden: zy verklaarde elk, die het beftondt te offeren of de ingewanden der Offerdieren te raadpleegen, fchuldig aan Majefteitfchennis; en beval de verbeurtverklaaring van het Huis, waarin men wierook ontftooken, en van het Land, waarop men de Boomen op eene bygeloovige wyze vercierd hadt. Deeze zelfde Wet gelastte de Wethouders, en de aangeflelde Verdeedigers der Steden , de ftraffchuldigen aan te klaagen : en verwees de hoogere en laagere Overheden, tot het betaalen van dertig Ponden Gouds, indien zy hunnen pligt in dit ftuk niet volbragten. Niettegenftaande deeze ftrenge Wetten, volduurden de byzondere offeranden langen tyd, en hielden zelfs eenige Heidenfche Plegtigheden ftand. Theodosius ftelde, gelyk wy reeds aanmerkten, Geloofs-Onderzoekers aan, om de Ketters op te fpeuren. Hy verdreef de Manicheen, als eerloos, uit Rome; en wilde dat hunne goederen, naa hunnen dood, aan het Volk zouden uitgedeeld worden. De Paus siricius, deeze ftrengheid volgende, verboodt iemand ten avondmaal te ontvangen, die hunne Kettery hadt nagevolgd; en, in  GESCHIEDENIS. 157 gevalle zy zich waarlyk bekeerd hadden, wilde hy dat zy in Kloosters zouden opgeflooten worden , waar zy zwaare boete moesten doen, en hun het avondmaal niet mogt gegeeven worden dan op den oever des doods. Dit was geenzins de weg om de bekeering ligt te maaken. De naam van Manicheen werd zeer gemeen, en gegeeven aan ontelbaare Aanhangen van Geestdry veren, altoos befchuldigd van heimlyk gepleegde gruwelen. Het Manicheismus, in Perjie geboren, hadt eigenlyk tot grondftelling de Leer van twee eeuwige onafhanglyke Beginzelen , het een goed het ander kwaad. De Kerkvader a ugustinus was, in zyne jeugd, met die dwaalleere befmet. Zonder ons hier in te laaten tot een onderzoek , hoe verre de Vorften met voorzigtigheid zich kunnen inlaaten tot het gebruiken van dwangmiddelen in het ftuk van Godsdienst , merk ik flegts, als Gefchiedfchryver, aan, dat de Wetten van theodosius buitenfpoorigheden veroorzaakten, welker onvoeglykheid hy weldraa bemerkte: want daar elk geloofde regt te hebben om de Manicheen, als veroordeelden, te dooden, was hy genoodzaakt , om dit, op doodftraffe, te verbieden. Niets is gevaarlyker dan der Geestdryverye de wapens in handen te geeven tot het verdelgen der Geestdryverye: en het is ten uiterften bezwaarlyk het punt te vinden, waar in Strafwetten van deeze natuure, noch ftryden met het belang des Godsdiensts, noch met de regten der Maatfchappye. Merkwaardig is het getuigenis 't welk GREGORiusde Na- MS ROMEINEN. Onvoeglykbeid van ftrafdrei» gende Wetten in den Godsdienst.  DE ROMEINEN. DER- 158 ALGEMEENE Nazianzener van Keizer theodosius geeft, die zich zeker, op het lastig aanhouden van driftige Kerklyken, en om derzelver fchreeuwenden yver te ftillen , niet zelden liet overhaalen om ftrenge Wetten tegen de Ketters vast te ftellen; doch welker volvoering meesten tyd agter bleef; te weeten: ,, Dat hy „ voor zichzelven wel goed en regtzinnig „ in het Geloove was; maar of zo veel y vers ,, of ftoutheids niet hadt, om dat, gelyk „ als hy 't begonnen hadt, ten einde toe ,, door te zetten. Doch dit zou men moge,, lyk beter voorzigtigheid noemen: want ik „ agt het billyk niet te dwingen , maar te „ overtuigen ; en dit is betaamelyker zo ,, voor ons zeiven als voor hun, die wy tot „god zullen brengen: vermids het onwil„ lige, door geweld genoodzaakt, even als „ een boog met kragt gefpannen , of een „ ftroom door dwang geperst, by de eerfte „ gelegenheid de dwinglandy veragt. Maar „ het vrywillige is ten allen tyde beftendig, „ gebonden door de onverbreekbaare ban,, den der Liefde".  GESCHIEDENIS. 159 DERDE HOOFDSTUK. Het einde der Regeeringe van theodosius. De berugte moord te Thesfalonica verdooft al den roem, welken theodosius verkreegen hadt, en door zynen yver en door zyne krygsverrigtingen. Thesfalonica , de Hoofdftad van Illyrie, was vol losbandig Volk,zeer ingenomen met,en kragtig gefteld op,fpelen. De Bevelhebber dier Stad hadt een Wagenmenner van den Renbaan in de gevangenis doen zetten, en was, dewyl hy weigerde dien te flaaken, op een tyd dat 'er Renfpelen zouden gegeeven worden, gedood, in eenen opftand, welke ook andere aanzienlyke Perfoonen het leeven kostte. De Keizer gaf zich , op het hooren dier maare, aan de vervoeringe zyner gramfchap over. Hy werd te nedergezet, of fcheen het te wee. zen, door de Bisfchoppen eener Kerkvergaderinge te Milaan gehouden. Maar rufijt us, zyn gunfteling, een afgerigt Hoveling, een veinsaart, diesYMMACHus bedroogen en zelfs de vriendfchap van ambrosius verworven hadt, rufinus en zyne Aanhangers zetten hem aan om de inwoonders van Thesfalonica te ftraffen, en hun tot een voorbeeld te ftellen : dewyl anderzins de Amptenaars fteeds in leevensgevaar z}-n zouden , en hy zelve door dagelykfche oploopen ont- DE ROMEINEN, Het Jaarna* CHRISTUS 3yo. Moord te Thesfalonica , door theodosius geboden.  DE ROMEINEN. Ambrosius legt hem boetedoening op. ióo ALGEMEENE ontrust worden. Zyne wraak ontbrandde op nieuw; hy vergat de gedaane belofte van vergiffenis, en beval het ombrengen der ingezetenen dier Stede. Deeze barbaarfche last werd niet dan maar al te vaardig en te fïreng uitgevoerd. Men deedt de Burgers byéén komen in het Renperk, als 't ware om fpelen te zien: waarop de krygsknegten , met het zwaard in de hand , zonder op jaaren, fexe of ftaat te letten, aanvielen. En dus werden 'er, volgens eenigen,zeven-, volgens anderen vyftienduizend , buiten twyfel voor 't meerendeel onfchuldigen , aan een dolle wraakzugt opgeofferd. In zulk een geval moest de Christlyke Liefde , den Bisfchoplyken yver, ter begunftiginge der Menschlykheid, aanzetten. De heilige ambrosius weigerde den Keizer de vryheid om in de Kerk te treeden. Deeze bragt het voorbeeld van david by ; de. Kerkvoogd gaf hem ten antwoord: ,, Dewyl ,, gy zyn misflag gevolgd hebt, zo volgt ook „ zyne Boetvaardigheid". Theodosius weigerde niet boete te doen. Geheel berouw, vervoegde hy zich, naa acht maanden van de Kerk geweerd te zyn , weder by den Bisfchop; de wederaanneeming, op het ernftigst, verzoekende. De Kerkvoogd wilde, dat hy, om de verkeerde uitwerkzels van toorn voor te komen, door eene Wet zou vastftellen, dat de vonnisfen van Doodflraffen en Verbeurtverklaaringen niet zouden volvoerd worden dan dertig dagen naa de uitfpraake. Eene Wet, die zeker een pryslyk oogmerk, doch haare zwaarigheden, heeft. Ver-  GESCHIEDENIS. i6r Vervolgens liet hy hem tot de Kerkgemeenfchap toe, en regelde de boetedoening. Zo lang dezelve duurde droeg theodosius de Keizerlyke eertekens niet; doch miste geen het geringfte gedeelte van een gezag, 't welk den Geestelyken noch toekomt te geeven, noch te neemen, noch op te fchorten. Eenige Jaaren te vooren, (te weeten in den Jaare CCCLXXXVII) hadt de Godsdienst op hem eene veel roemryker overwinning behaald, door hem te wederhouden van wraake, en het leedweezen daar over voor te komen. Het Volk te Antiochie verwekte eenen opftand, ter oorzaake van het heffen eener buitengewoone belastinge, tot goedmaaking van de kosten om het tiende jaar van 's Keizers Regeeringe ftaatlyk te vieren. Dit was men gewoon te doen, fchoon tot bezwaar van een reeds door fchattingen gedrukt Volk. De meeste Steden droegen deezen last geduldig; maar te Antiochie ontftond des wegen een zo vervaarlyk oproer, dat men de Standbeelden van theodosius en zyns Gezins, om verre wierp, door de ftraaten fleepte, en, op de fmaadlykfte wyze, mishandelde. Schoon de Overheden dier Stad deswegen zwaare ftrafoefening gedaan hadden, befloot de Keizer, in de eerfte vervoering van drift, de Inwoonders onder de puinhoopen te begraaven. Een weinig tot bedaaren en tot rede gekomen, vergenoegde hy zich met last te geeven, om die Hoofdflad van alle haare voorregten te ontzetten, en rot een enkel vlek te maaken : naa het flraffen van allen, die fchuldig ftonden aan IV. deel. L de DE ROMEINEN. Voorheen hadt THEODOSIUS aan de oproerige Arttiochiersvergifnis gefchonken.  DE ROMEINEN. De Monniken worden pevaarlyk in 't Oosten. i6z ALGEMEENE de gepleegde fchennis. Flavianus, Bisfchop van de gedreigde Stad, wierp zich in den diepften ootmoet voor den Keizer neder, om hem te verbidden, deedt de kragtigfte beweegredenen tot vergiffenis, welke de Christlyke Godsdienst oplevert, gelden ; betuigende , ,, dat het vergeeven van zulke „ gruwzaame beledigingen tot grooten roem „ zou gedyen van den Godsdienst door hem „ beleeden : dat Jooden, Heidenen en Barbaa„ ren zich over de zuiverheid van deszelfs ,, Zedelesfen zouden verwonderen, en die „ verheffen". Hy verwierf genabetooning voor de ongelukkige ingezetenen, die, in duizend angfïen, allen het verderf van hunne Stad, en veelen de fchriklyklie doodftraffen, wagtten. Wie moet hier den heilzaamen invloed des Christendoms niet erkennen V In de daad, de Kerkvader chrysostomus, die alles, wat te dier gelegenheid gebeurde, op het aandoenlykst befchryft ,• mogt te regt met deeze woorden befluiten : „ Laaten de Hei,, denen befchaamd of liever onderweezen ,, worden; en onze Wysbegeerte van eenen ,, Keizer, en van eenen Bisfchop, leezende , ,, hunne dwaalingen verzaaken, en een' Gods,, dienst omhelzen , die zulke uitmuntende „ Deugden aanmoedigt en voortbrengt". De Monniken, volgens hunne inftelling en regel, tot de ftille eenzaamheid bepaald, en verpligt tot het oefenen van meer dan gewoone Godsdienftigheden, waren al te talryk geworden om als Monniken, in Kloosters en afgezonderd, te leeven. Zy verlooren de opgenomene pligten uit het oog , vertoonden  GESCHIEDENIS. 163 den zich in de Steden, hadden de hand in het beraamen van flinkfche oogmerken en het voortzetten van kuiperyen 5 als lastige bemoeiallen, wilden zy Kerklyke en Burgerlyke zaaken beftuuren : en hunne doldriftige yver ftraalde menigwerf door, in het pleegen van onverdraaglyke geweldenaaryen. De Overheden beklaagden zich des wegen by den Keizer. Theodosius verboodt de Monniken uit hunne verblyfplaatzen, en in de Steden , te komen. Dan , dit verbod werd, naa twee jaaren ftand gehouden te hebben, weder ingetrokken. De wanorde nam daar op meer en meer toe: en dit was de voornaame oorzaak van de geduurigc onlusten in het Oosten, waar de Monniken het Volk begonnen te regeei en, en zelfs in de Hoven te heerfchen: ja zo veel zeggens kreegen, dat men geen Bisfchop kon zyn, zonder een Monnik te weezen. In het Westen ontftondt, naa het vertrek van theodosius , weder eene Ryksomwenteling, gelyk aan die waar in gratianus het flagtoffer was. Valentinianus hadt zyne misflagen verbeterd. Een regtvaardig, maatig en werkzaam leeven leidende, en ontflaagen van zyne vooringenomenheden voor de Ariaanen , zag men onder hem eene billyke Regeeringe te gemoete, wanneer de heerschzugt van een zyner Onderdaanen hem het grootfte onheil brouwde. A r b o g a s t e s, een Frank van afkomst , een kundig Krygsoverfte, geagt en agtenswaardig om zyne verdienften, en zelfs met het vertrouwen van theodosius verL 2 eerd, DE SOMEINSN. Theodosius bedwingt hun, maar te üap. Het Jaar naa c il r 1 st us 392. Arbogastes vermoordt va- lentianus II.  DE ROMEINEN. EUGENIUS tot Keizer verheeven. Theodosius veinst. IS4 ALGEMEENE cerd, nam eensflags, op eigen gezag, den tytel van Veldheer aan, en gedroeg zich als een Man van die waardigheid. Valentinianus kon die vermetelheid niet dulden , en befloot ARBOGASTEsafte zetten; ten dien einde ftelde hy hem een gefchrift ter hand, behelzende de affchaffing van het aanvaarde bewind. Doch arbogastes, het doorleezen hebbende, fcheurde 't zelve met groote verontwaardiginge in ftukken, en fmeet het op den grond; den Keizer verwaaten toebytende, „ dat alzo hy zyn gezag van „ hem niet ontvangen hadt, het ook in zy,, ne magt niet was hem daar van te ont„ zetten". Wel bezeffende, dat valentinianus zulk een hoon niet ongeftraft zou laaten, zogt hy zyn leeven door Vorftenmoord te beveiligen. Hy volvoerde dit misdryf, en bragt dien twintig jaarigen Vorst om 't leeven. Hy droeg de Opperheerfchappy op aan eugenius, in wiens naam hy zich voorftelde te regeeren. Eugenius hadt voorheen de Letter-en Rederykkunst geleeraard , door zyne welfpreekenheid eene algemeene agting verworven, was tot Geheimfchryver van valentinianus verheeven, en een vriend van den Kerkvader ambrosius; doch verdiende flegts als de fchaduw van een Keizer aangemerkt te worden: dewyl de ganfche magt in ARBOGASTEsgehuisvest bleef. Hyzondt Gezanten aan theodosius, en bovenal veel Bisfchoppen en Priesters, door kunftenaaryen in zyne belangen overgehaald. Theodosius ontving hun, op eene verpligtende wy-  GESCHIEDENIS. lóy wyze, gaf hun goede woorden en ftreelende hoope; doch rustte zich ondeitusfchen toe tot den oorlog. Eugenius, meester in het Westen, kwam in Italië, en vergunde, naa eenige weigering, het herftel des Heidendoms. De Tempels werden geopend; de aankleevers van den voorvaderlyken Godsdienst ftroomden derwaards in groote menigte. Rome kon zich van haare oude bygeloovigheden niet wederhouden. En men zag, hoe zeer de gellrengheden de geestdryvery hadden aangezet. Ondertusfchen fcheen theodosius zich ftil te houden; doch dit was alleen om des te wisfer te treffen, en zyn oogmerk te volvoeren. In 't einde alle zyne kragten verzameld hebbende,toog hy de Alpen over,en behaalde, by Aquileja, eene beflisfende overwinning. Eugenius in ketenen geflaagen,werd tot hem gebragt,en terdoodftraffe verweezen. Arbogastes vlugtende, en met drift nagezet, floeg gewelddaadige handen aan zichzelven,om de fchandeeener wisfe ftraffe te ontgaan. Alle de overigen behandelde theodosius op de goederticrenfte wyze, en droeg inzonderheid zorge voor de Kinderen van eugenius en arbog ast es, die hunne Vaders in deezen oorlog vergezeld hadden. ■— In het volgende jaar ftierf theodosius; vyftig jaaren bereikt hebbende. Hy hadt het Ryk, toen hy zyn einde voelde naderen, verdeeld tusfchen zyne twee Zoonen arcadius en honori us; en den eerften het Oosten en den laatften het Westen gegeeven. L 3 De DB ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 394- Hy vevflaat EUGENIUS, en veiwyst hem ter doodlrraffe. Sterft het volgende Jaar.  t'66 ALGEMEENE DE ROMETNEN.Alles (pelde de lammerlykfte omwentelin{en. De regeering van theodosius fchynt teroemryker: dewyl, naa zynen tyd, niets dan verwoestingen en rampen ons onder 't ooge komen. Om Ryksomwentelingen te beletten, was 'er, in den toenmaaligen ftand der zaaken, een allerzonderlingst Man noodig geweest. Alles neigde ten val; alles kondigde dien aan. Eene willekeurige Regeering , zonder vastgeftelde regels; eene vermenging van Barbaaren, die de oude beginzels veranderd hadden; veele duizenden van andere Barbaaren, die, om zo te fpreeken, met opgefperden monde , wagtten na een gunftig oogenblik, om het geheele Ryk in te flokken, als een brok hunner verflindzugt waardig ; pragtige Hofhoudingen , vervuld met Gefneedenen, en lieden, op het kweeken van al wat overdaad mag heeten, afgerigt, waar kuipery en vleitaal bykans alleen heerschten; eene Weelde , te midden der behoefte, zo verre gebragt, dat men in zekere huizen tweeduizend Huisbedienden zag, voorzien met gouden arm- en halsbanden; een Zedebederf, welks befmetting van het Hof zich tot het gemeen verfpreidde ; gefchillen over den Godsdienst, welke alle eendragt van onder de Burgers, door Geloofsbelydenisfen verdeeld, verbanden; eenefteeds toeneemende Onkunde , die, van tyd tot tyd, het licht der Rede uitdoofde, en allen bezef van 't waare fchoon vernietigde. In ftede van regtmaatige denkbeelden en weezenlyke zaaken , hieldt men zich op met woordfpeelingen en nietsbeduidende fcherpzinnigheden. Wanneer de fraaije Letteren in  GESCHIEDENIS. 167 in verval geraaken , en geoefende geesten zydvvegen inflaan , moet noodwendig de Regeerkunde verdonkeren. Dus hebben wy reeds opgemerkt, dat 'er verfcheide Wetten gegeeven waren, die de kenmerken van weinig oordeels draagen, en zommige van eene erger natuure. De geagtfte Wereldlyke Schryvers van deezen tyd zyn ammianus marcellinus, door ons dikwyls met welverdienden lof aangetoogen ; de Verkorter eutropius; libanius, de Redenkunftenaar, zomtyds welfpreekend ; symmachus , wiens Brieven in tien Boeken nog voorhanden zyn; themistius, Stadvoogd van Conftantinopole, door alle de Keizers geagt; eunapius en zosimus, met rede van partydigheid tegen de Christenen befchuldigd. V e g e t 1 u s, die over de Krygskunde fchreef. Eindelyk pappus en theon, Wiskunftenaars van Alexandrie. Theodosius verwees de Werken van porphyrius ten vuure. Het is geheel niet te verwonderen , dat wy heden onkundig zyn van de beginzels, op welke de Romeinen , ten aanziene deigeldmiddelen , afgingen: naardemaal zy, door alle tyden heen, van dit ftuk eene zeer gebreklyk inzigt hadden. Om den woeker, welke langer geen paal of perk kende , te beteugelen;bepaalde theodosius de Jaarrente van geld, op den ouden voet, van twaalf ten honderd. Men brengt tot de eeuw van deezen Vorst, de uitvinding om het Glas in de VenfterraaL 4 men DE ROMEINEN. Ongewyde Schryvers. De Jaarrente, op twaalf ten honderd bepaald. De uitvin. ding van Glas in de Venfters.  de ROMStNE.V. TWAALF- 168 ALGEMEENE men te gebruiken: vreemd in de daad is het, dat het Glas, reeds zedert veele eeuwen bekend , en zeer algemeen in gebruik , niet eerder fchynt gebezigd te weezen tot een zo allernuttigst einde. Wy moeten nu den naderenden val des Romeinfchen Ryks befchouwen , de Barbaaren in 't zelve gevestigd zien.  GESCHIEDENIS. 169 TWAALFDE of LAATSTE TYDPERK. DE BARBAARSCHE VOLKEN, IN HET ROMEINSCHE RYK GEVESTIGD. ARCADIUS ƒ n 't oosten, E N HONORIUS in T westen. EERSTE HOOFDSTUK. ' Tot aan de eerfte Krygstochten van Alarik , in Italië. Twee jonge Vorften, nog zwakker door hunne geaartheid dan door hunne jongheid, en op wier verftand of hart de Opvoeding , eenen onvrugtbaaren grond bebouwende , niets hadt uitgewerkt, kreegen het L 5 roer DE ROMEINEN.Het Jaar naa christus 395- Arcadius-  DE ROMEINEN. in 't Oosten, en honorius in 't Westen; zwakke en or.bekwaame Vorften. Rufinus en STILICO, hunne Staatsdienaar':. 170 ALGEMEENE roer van Regeeringe in handen, op een tyd, wanneer de hevigfte ftormen en onweersvlaagen aan de bekwaamfte Mannen veel werks zouden gegeeven hebben , om den klem der heerfchappye te houden. Hunne Staatsdienaars, Vrouwen en Gefneedenen regeerden in hunne p'aatze; en het Ryk aan alle kanten waggelende , moest teffens de rampen eens verkeerden beftuurs en de flagen van een ontelbaare menigte vreemde vyanden verduuren. Arcadius was maar zeventien jaaren oud; honorius flegts tien. Rüfinus de Staatsdienaar des eerstgemelden, en stilico, die dezelfde waardigheid by den laatstgemelden bekleedde,misbruikten beide welhaast het gezag door theodosius hun opgedraagen. Rufinus, uit Gasconje geboortig, hadt zich, op 't einde der jongst afgeloopene Regeeringe, ter landvoogdye van het Oosten ingedrongen, door den val van tatianus, met dien last bekleed, en van proclus, den Zoon van tatianus, Overften van Conftantinopole, te bewerken; twee lofwaarde Mannen, door rufinus befchuldigd en veroordeeld. Hoe heeft theodosius zulks kunnen dulden ? Deeze Staatsdienaar was van eenen heerschzugtigen aart, en bekwaam om alles aan zyn belang op te offeren, hy wist behendig, door den fchoonen fchyn van regtvaardigheid, zyne fnoode aanflagen te bedekken. — Stilico, een Vandaal van herkomst, aan 't Keizerlyk geflacht vermaagfchapt, was niet min beerschzugtig, niet min onregtvaardig; doch voorzigtiger, ftaatlyker van  GESCHIEDENIS. 171 van voorkomen ,uiriteekender van bekwaamheden, vertoonde by meer grootheids, terwyl de laage inzigten van een bedorven en baatzoekend hart hem beheerschten. — Alles was voor geld veil onder deeze Staatsdienaars ; en de Bedieningen werden dormaate vermenigvuldigd, dat de Bedienden van den Vorst, door julianus op zeventien bepaald, nu het getal van tien duizend beliepen. Men oordeele, wegens het overige, naar evenredigheid. Het Vaderland betekent niets by hem, die alleen zyne baatzugtige inzigten zoekt voort te zetten en te voldoen. Staatsdienaars van den voorgemelden {tempel zouden hunnen Vorst zelve verkoopen, als zy dagten daar mede winst te zullen doen. Rufinus vreesde stilicho, die voorgaf van theodosius het toeverzigt over beide de Ryken ontvangen te hebben. Nog nayveriger was hy omtrent eutropius, een laaghartig Gefneedenen, uit den drek der laagheid tot hoog bewind opgetoogen , die arcadius geheel beftuurde, en hem eudoxia deedt trouwen; fchoon rufinus zyne eigene Dogter den Keizer ter Vrouwe toegefchikt hadt. Deeze fnoodaart, wien de heerschzugt zo verre vervoerde, dat hy den eertytel van Augustus met zynen Heer wilde deelen, nam een wanhoopig befluit; doch 't welk zyner boosheid voegde. Om aan den eenen kant de onderneemingen van stilico te wederftaan, en, aan den anderen kant, zich te noodzaaklyker te doen worden by arcadius, noodigde hy heim- DB ROMEINEN. Alles is te koop , en de Bedieningen worden zeer vermenigvuldigd. Rufinus nayverig, omtrent stilico , en den Gefneedenen , eutropius. Hy noodigt de Barbaaren om een* inval te doen.  DE ROMEINEN. Vredehandeling met alarik. St:lico , door de Oosterfchekrygsbenden verlaaten. 172 ALGEMEENE heimlyk de Barbaaren om in het Ryk te vafien. Welhaast trokken de Hunnen, de Tanais, (de Don) over, kwamen van het gebergte Caucafus af, verwoestten Armenië , Cappadocie, Cilicie, Syrië, en deeden Antiochie beeven. — De Gothen waren, ten zelfden tyde , onder het geleide van alarik, den Donau overgetoogen , en overftroomden de Landen tusfchen de Adriatifche Zee en Conftantinopole. Rufinus vervoegde zich in hunne Legerplaatze, om met hun in onderhandelinge te treeden, en haalde hun over dat ze zich van die hoofdftad zouden verwyderen. Het gelukkig flaagen van deeze onderhandeling, fchoon hy zich zulks tot eene eere durfde rekenen, ftrekte tot geen gering bewys van verraaderye tegen hem. Reeds hadt stilico, door zyne bekwaamheiden onvermoeiden arbeid, alsmede door zyne vermaardheid als een groot Veldheer, de Barbaaren in 't Westen na de voorflagen van vrede doen luisteren. Hy toog welhaast tegen alarik op met een talryk leger, deels beftaande uit de krygsmagt van eugenius en die van theodosius. Hy trof de Barbaaren aan in de vlakten van Thesfalie. Op het oogenblik dat hy flag zou leveren, en eene gewisfe overwinning voorzag, kreegen de Oosterfche Krygsbenden, die aan arcadius behoorden, last zich van de andere af te fcheiden, en te Conftantinopole te komen; een bevel, 't welk stilico grootlyks verbaasde , , dewyl het hem de overwinning als uit de hand rukte, en het Ryk aan een onvermydelyk verderf bloot- ftel.  GESCHIEDENIS. 173 ftelde : dan dit bevel was berkomflig van rufinus, om daar door den voortgang zyns Mededingers te fluiten; hy kon ligt voorzien, dat, de Barbaaren overwonnen zynde, de florm op zyn eigen hoofd zou nederdaalen. Stilico hieldt de opontboodene Soldaaten niet by zich, en zondt dezelve, onder het geleide van den Bevelhebber ga in as, een Goth van geboorte, ftoutmoedig van aart, bewust van stilico's oogmerk om wraak te neemen, en gereed om dep toeleg zyns boezemvriends te volvoeren, na Conftantinopole te rugge. Niet dan noode fcheidde dit Oosterfche Leger van het IVesterfche af. — Arcadius ging buiten de Stad om de hulde zyner nieuw aankomende krygsknegten te ontvangen, vergezeld van zynen Staatsdienaar rufinus, die alles gereed gemaakt hadt, om, op dien eigen dag, tot Ryksgenoot zyns Vorften benoemd te worden. Het Leger ontving den Keizer met alle hoogagting aan den Zoon van theodosius den grooten verfchuldigd; maar viel, opeen teken, door ga in as gegeeven, op rufinus aan, en hieuw hem in ftukken, terwyl hy by arcadius aandrong om hem tot Amptgenoot te verklaaren. Dus eindigde hy zyn fchandelyk leeven, op 't oogenblik der flinks gezogte verheffing. Elk was blyde over 't welverdiende einde van eenen onverzaadlyken roover, ,, die", gelyk symmachus het uitdrukt, „ de Wereld geplonderd hadt". De Gefneedene eutropius volgde hem op, verrykte zich met de verbeurtverklaar- de de romeinen. jAINAS >rengt rufinus om.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 306. Alarik valt aan op Griiktnlani. Stilico weert hem af ,en wordt voor vyand van den Staat verklaard. 174 ALGEMEENE de goederen zyns Voorzaats, om, even als deeze geweest was , een geesfel voor het Volk en den Staat te worden. Naa den aftocht van stilico, (want hy hadt,de helft zyns Legers moetende wegzenden , den flag niet durven waagen,} viel alarik op Griek-nland aan, nam Athene in , en verdelgde Peloponnefus. Schoon deeze Landen tot het Oosterfche Ryk behoorden, trok de dappere stilico, zonder arcadius, in den fchootder weelde flaapende, te raadpleegen, daar de Gothen tegen; behaalende op hun verfcheide voordeden, en omringde ze van alle kanten in de bosfehen van Arcadie. Zy zouden daar hebben moeten omkomen, indien deeze Veldheer, zo wellustig als dapper, in ftede van zyne reeds verkreegene voordeelen te agtervolgen, en zich van den benauwden toeftand des vyands te bedienen , tot geene ongebondenheden was overgeflaagen , die hem onagtzaam maakten. Alarik nam deeze gelegenheid waar, ontfnapte, en voerde al den veroverden buit mede. Eutropius, voorheen uit haat tegen rufinus, met stilico één lyn trekkende , was nu , door nayver , zyn vyand geworden, en deedt hem voor vyand des Ryks, en zyne goederen in 't Oosten verbeurd, verklaaren , om dat hy de Barbaaren hadt aangevallen in Griekenland, 't geen hy zelve aan hunne ftrooperyen overliet. Niet te vrede met dien hoon, hadt hy de laagheid, om met alarik een verdrag aan te gaan, en hem het Bevelhebberfchap over de krygsbenden in  GESCHIEDENIS. 175 in Oott-lllyrie, 't welk Griekenland begreep, op te draagen. Claudianus geeft ons van dit haatlyk bedryf eene treffende befchryving, als hy zegt: „ Doch nu word hy, „ die de verbonden breekt, verrykt; maar ,, hy, die ze houdt, verarmd. De verwoes,, ter van Grkkenland, en die nog onlangs „ Epirus ongeflraft geplonderd heeft, re„ geert thans Illyrie. Nu komt hy als een „ vriend, in de Steden, eertyds doorhem „ belegerd; nu zal hy regterlyke uitfpraak „ doen over hun , wier Vrouwen hy in zy,, ne magt, en wier Zoonen hy gedood , „ heeft. Zo pleeg men de vyanden te flraf,, fen: deeze belooningen betaalt men voor „ vernielingen". — De fnoode eutropius flelde zich zo haatlyk als belachlyk aan; nu verbande hy de aanzienlykfte Mannen , en verdrukte de ongelukkigen door de geweldigfte knevelaaryen, dan zette hy zich aan 't hoofd des Legers, zonder eenigen krygstocht te willen, of te kunnen, volvoeren. Het was zyn overleg, dat de Keizer alle jaaren eene reis zou doen na Ancyra, zeer verre van Conftantinopole gelegen: daar bragt hy den Zomer door met het houden van pragtige en kostbaare feesten , van welke arcadius als zegepraalende in de Hoofdflad wederkeerde. In deezervoege vermaakte hem de Staatsdienaar, om des te beter alles, en den Oppervorst zelve, naar zynen zin te befluuren. •—■ Op een dier reizen werd een fchriklyk Bevelfchrift afgekondigd, waarin het belang des Keizers zelve aan dat zyns Staatsdienaars werd opgeofferd. Wie ee- DE ROMEINEN. Slegtiglie- TROPiUS. maakt arCADins, 0111 over hem te heerfciien. Dwinge. landl'clie Wet, ten voordcele der Staatsdienaareii.  DE ROMEINEN. Het Jaar na CHRISTU 397- Opftand i Africa, te gen hono rius. 176 ALGEMEENE eene zamenzweering gemaakt, of alleen het ontwerp daar toe gefmeed hadt, tegen het leeven der Raadslieden van den Vorst of der voornaamfte Overheden, moest, daarvolgens, niet alleen met den dood geftraft worden , als fchuldig aan Majefteitsfchennis ; maar zyne kinderen werden ook tot fchande, en eene altoosduurende elende, verweezen; zy , die hen tot voorfpraaken wilden dienen, eerloos verklaard; ook allen, die deel aan 't misdryf hadden, aan dezelfde ftraffen, nevens hunne kinderen, onderworpen. Belooningen Honden te wagten , voor hun , die de zamenfpanning eerst ontdekten , en ftrafloosheid voor de medepligtigen, die het aanbragten. Sejanus zelve hadt, onder tiberius, niets beraamd 't geen hier by kon haaien. De misdaad van Majefteitfchennis , zo wyduitgeftrekt, verloor veel van haare fchriklykheid ten aanziene van den Perfoon des Vorften. Doch arcadius hadt geen verftands genoeg om dit te begrypen, en hy ftemde in alles wat e ut r op rus goeddagt. 1 Honorius geleek zynen Broeder in vee; le opzigten. Deveragting, waar mede men beide deeze Vorften aanzag, deedt alles tot 1 eene Ryksomwenteling hellen. In Africa be' ftondt de Graaf gildo, een hoogbejaarde ontugtige, wreede en gierige fchurk, het juk des Ryks af te fchudden. Zyn Broeder mascezel, zich met de vlugt na Rome gered hebbende, vermoordde hy diens Kinderen, waarop deeze zyn onverzoenlyke vyand werd. Stilico zondt mascezel met een klein Leger, tegen gildo; voorhebben-  GESCHIEDENIS. 177 bende zelve een einde aan dien oorlog te maaken. De eerfte veldtocht eindigde denzelven. Gil do werd overwonnen, hy verhing zichzelven in de gevangenis. Mascezel ontving, op zyne wederkomst, allertrouwloost loon. Stilico deedt hem, of uit wantrouwen , of door yverzugt gepord, van een brug in een rivier werpen, waar hy verdronk. Deeze Staatsdienaar bezat ten minftcn bekwaamheden, en een moed, welke zyne misdaaden fcheenen te bedekken. Eutropius was een zamenftel van al wat laag en boos mag heeten; en heerschte, ondertusfchen, den Keizer na zyn hand zettende; gevleid aan 't Hof, en gehaat van al de Wereld. Arcadius, naa hem de Raadsheerlyke waardigheid gefchonken te hebben , voegde daar de Burgemeesterlyke nevens: want toen het Ryk verdeeld was, benoemde ieder Keizer een'Burgemeester, eenen voor't Oosten, en eenen ander' voor't Westen. Deeze ongehoorde fchande der Burgemeesterlyke agtbaarheid aangewreeven , door eenen Gelheedenen daar mede te vereeren, veroorzaakte een ftil gemor. Eutropius, de eerfte en laatfte Gefneedene, die ooit debondelbylen voerde of liever onteerde , zegepraalde , als of hy boven de flagen der Fortuin verheeven was. Doch welhaast ondervondthy, tot die hoogte opgeklommen, de wankelbaarheid van eene gehaatte grootheid, op laagheid en misdryf gebouwd. De Graaf tribigild, een Gothisch Bevelhebber , zyn heimlyke vyand , ftondt op, IV, deel. M en DE ROMEINEN. Eutropius tot het Bui--, gcmeesterfchap verheeven. Het Jaar nas CHRISTUS Z93-  1 DE t ROMEI • , NEN. | Tribigm.d en gainas , 1 verbinden | zie li tegen . lUTROPIUf. i t ( ] ] ] ( ] I Eutropius beledigt de Keizcrinne. De Keizer ftaic toe hem te vatten. 78 ALGEMEENE n rigtte in Afie de deerlykfte vernielingen an. Gainas, een Bloedverwant van dien 3raaf, met wien hy dit ftuk bellooken hadt, nisnoegd op eutropius, voor het om>rengen van rufinus zich niet genoeg beoond rekenende, werd gezonden om hem te leftryden: en een ander Leger ten zelfden :inde afgevaardigd , onder het bewind van .eo, een Wol-kaarder, een waardig gunfteing van eutropius. Tribigild verast met driehonderd xMannen, in den nagt, lien bclachlyken Veldheer, en behaalde, door leimlyk hem toegefchikte Krygsknegten van ja in as geholpen , eene volkomene overvihning. Gainas fchreef vervolgens dat rRiBiGiLD onoverwinnelyk was; doch len vrede aanbood op voorwaarde dat e urROPius zou overgeleverd worden , als :ynde deeze alleen de berokkener der tegenwoordige rampen ; 'er by voegende, dat men 'een oogenblik in twyfel behoorde te han\cn wat te kiezen, de behoudenis van 't Ryk In den Vorst, of het voordeel eens Staatsdienaars. Arcadius vondt zich benard, wist niet kvat te kiezen; aan de eene zyde vreesde hy Je Gothen, aan de andere zyde was hy zeer op eutropius gefield. Dan deeze Gcfneefene ging in zyne onbefchaamdheid tot het uiterfte , dat hy de Keizerinne eudoxia dreigde uit het Paleis te jaagen. Deeze hoogmoedige Vorftinne verwierf van haaren Man , door traanen en gebeden , last om eutropius te laaten vatten. Hy zogt lyfberging in eene Kerk te Conftantinopole. De Kerk-  GESCHIEDENIS. 179 Kerkvader chrysostomüs, ingenomen met de toen heerfchende denkbeelden, volgens welke de Kerken onfchendbaare vryplaatzen waren , verboodt de afgezondene Krygsknegten ter Kerke in te trekken : en de Vorst wederhieldt de Soldaaten van het ontheiligen der vryplaatze. Eutropius, eenige dagen daar naa, zyne fchuilplaats, by nagt, verlaaten hebbende om te ontvlugten, werd gevangen, en voor altoos na het Eiland Cyprus gebannen. Gainas hadt het op 't leeven van eutropius gemunt ; eudoxia wenschte zynen dood. Men ving een ongehoord ge- i ding aan tegen den Balling, en befchuldigde hem met de fchennis van de voorregten der Keizerlyke waardigheid : dewyl hy, op de Feesten, by het aanvaarden zyns Burgemeesterfchaps gehouden , Cappadocifche Paarden gebruikt hadt, 't welk alleen den Keizer vryftondt. Onder dit beuzelagtig voorwendzel werd hy veroordeeld, als of het aan weezenlyke misdryven ontbrak , en 't hoofd afgehouwen. Arcadius, van deezen gezagvoerenden : Staatsdienaar ontfiaagen, vondt een andere ' meestresfe in zyne Vrouwe eudoxia. Zy ' fchikte alles in 't Ryk naar haaren zin, en i verdiende zo veel bewinds niet, daar zy zei- ; ve door de Hofjuffrouwen en Gefneedenen ! zich liet beheerfchen. — Gainas, wiens trouwloosheid door het uitwendig vertoon van getrouwheid heen ftak, Rondt welhaast openlyk op, en toog na Conftantinopole. De Keizer fchreef terftond gereed te zyn, hem M 2 in DE ROMEINEN. tegtsgeding :en zynen ;erderve ;ehouden. Iet Jaar naa HRISTUS .00. jAINAS laat op, en :et de Wet an ARCA- uu3.  DE ROMEINEN. Hy ftaat weder op: dewyl CHRYS0ST0MUS eene Kerk aan de Gothen weigerde. 180 ALGEMEENE in alles genoegen te geeven, zo ras hy zyne eifchen wist. Het Legerhoofd der Gothen cischte onmiddelyk , dat hem de drie voornaamften van het Hof zouden worden overgeleverd. Dit wordt ingewilligd , en zy betoonden zich gereed, om, ten welzyn des Vaderlands, aan gainas gezonden te worden, die hun met den dood dreigde ; doch het vonnis des doods in dat van eene eeuwige ballingfchap veranderde , als de Scherpregter zynen arm reeds opgeheeven hadt-, om den doodlyken flag te geeven. — Daarenboven vorderde hy, dat de Keizer by hem te Chalcedonie zou komen , om het vredesverdrag te fluiten. Arcadius begaf zich na Chalcedonie, fchonk den Muiteling de waardigheid van Veldheer, en voegde 'er de Burgemeesterlyke cieraaden nevens: gainas trok na Conftantinopole, altoos tot een nieuwen opftand gereed. Wat kon hem weerhouden , daar hy den Keizer zelve niet ont« zag? Dewyl de Barbaaren ligt van Godsdienst veranderen , als het met hunne belangen ftrookt, hadden de Gothen, in het Ryk, den Christlyken Godsdienst omhelsd. Doch voor 't meerendeel Ariaanen zynde, waren de Kerken voor hun geflooten. Gainas vorderde 'er één voor hem en zyn Volk; a rcadius toonde den Kerkvader chrysostomus, hoe gevaarlyk het was dit te weigeren. De onverzaagde Kerkvoogd doet het egter; en de Gothen vatten de wapens op. Gainas de Stad, waar een gedeelte zyner Soldaaten gefneuveld was, en meer  GESCHIEDENIS. 181 meer dan zevenduizend van de zynen in eene Kerk verbrand waren , niet kunnende magtig worden, zogt de engte van den Hellefpont met flegte vaartuigen , in 't aanzien eener vyandlyke vloote , over te fteeken. Dit gelukte hem niet, en hy verloor weder veel volks. Hier op trok hy te rugge na den Donau, om aan geene zyde dier Riviere eene fchuilplaats te zoeken. De Hunnen, die zulk een nabuur niet wilden dulden vielen op hem aan , behaalden de overwinning: hy fneuvelde in het gevegt. Uldes, Koning der Hunnen, deedt hem het hoofd afhouwen, en zondt het aan arcadius ten gefchcnkc. M 3 TWEE- DE ROMEINEN. Dood va» GAINAS.  182 ALGEMEENE de ROMETKEN. TWEEDE HOOFDSTUK. Alarik in Italië. — Gallie verwoest, en Spanje door de Vandaalen vermeesterd. Het Jaar naa christus 401. Alarik , Koning der Vifigothen , dreigt Rome. Stilico bedroog hem tweemaalen, en kon hem niet te onderbrengen. Alarik, een veel grooter Veldoverfte dan gainas, hieldt zich niet lang in rust in Illyrie, waar hy het bevel voerde. Door zyne Krygslieden, te onvrede op de Romeinen, tot Koning der Vifigothen uitgeroepen , hadt hy ten oogmerke in Italië door te dringen, en zich meester van Rome te maaken. Naa eene eerst mislukte onderneeming, trok hy de Alpen over, terwyl de Legioenen in Rhetie tegen de Geimaanen ltreeden. Kort hierop werden Venetië en Ligurie verwoest; Rome beefde. Stilico herftelde de muuren; bemoedigde honorius, die Milaan wilde verlaaten, en zich na Gallie begeeven. Hy verzamelde een Leger, bedroog alarik, hem, uit 's Keizers naam, het vast bezit van Landen, aan de andere zyde van de Alpen, beloofd hebbende, viel hy op den Koning der Vifigothen onverwagt en heftig aan, by Pollentia, tegenwoordig PoU lenza, aan den Tanaro in Piemont. Deeze verdeedigde zich met zo veel bekwaamheids en moeds , dat de overwinning in twyfel hing. Op een nieuw gemaakt verdrag vertrouwende, hadt hy den weg na de Juliaanfche Alpen ingeilaagen. Eene andere trouwloos-  GESCHIEDENIS. 183 loosheid van stilico bragt hem in gevaar van om te komen; doch kon hem niet overwinnen. Verlaaten van zyne krygsknegten, door gebrek aan leeftogt en verleiding van hem afvallende, keerde hy weder na Illyrie, vervloekte de trouwlooze verraadery der Romeinen, en ademde niets dan wraak. Toen bragt de bevreesde honorius zyn Hof over na Ravenna , eene zeer fterke Stad, tusfchen wateren en moerasfen gelegen, die niet ligt kon aangetast, en met groot gemak ter Zee bygeftaan, worden ; verfchaffende tevens een veilige wyk na 't Oosten, als men dezelve niet langer kon houden. Voorheen hadt maximianus te Milaan den Rykszetel gevestigd, om gereed te zyn tot het te hulp komen der Wingewesten. Honorius was op niets dan de veiligheid zyns Perfoons bedagt. Milaan en Rome zonden vergeefsch Gezantfchappen , om de voorkeuze boven Ravenna te verwerven. De Barbaaren hadden nu den weg na Italië gevonden, en de Romeinen bykans geene andere dan gehuurde Krygsknegten om hen te wederftaan, en onder deezen bevondt zich eene groote menigte Barbaaren, gereed om hunne Meesters te verraaden; de Krygstugt in de Legers fiiep, en de zielen der Burgeren misten de gevoelens van Eer en Vaderlandliefde: in zulk eene geiïeltenis der zaaken kon het niet misfen, of ramp op ramp moest het Ryk overftroomen. De heerschzugtige Staatkunde van stilico bragt het haare toe tot 's Lands onheilen. Hy dong na de Keizerlyke Kroon, zo niet voor zichzelven, M 4 al- de ROMEINEN. Honorius brengt het Hof na Ravenna over. Het Jaar naa christus 4°5- Heerschzugtige ontwerpen van stilico.  DE ROMEINEN. Inval van RADAGAI- sus, in Italië. De Heidenen verheugen zich daar over. 184 ALGEMEENE althans voor zynen Zoon eucherius, Neef van beide de Keizers; en de onvrugtbaarheid der Vrouwe" van honorius verfterkte zyne hoope. Om zyn oogmerk te bereiken, zogthy, aan den eenen kant, het Westersch Ryk te verzwakken; en aan den anderen kant, meer dan ooit het Oostersch Ryk te ontrusten. Dit zeggen de Gefchiedfchryvers, wier gisfingen zomtyds voor zekere waarheden worden opgenomen. Huns oordeels fcheen alarik hem een noodzaak]yk werktuig: hy haalde hem over door zyne aanbiedingen, en vereenigde zich met hem om Oost-Illyrie, als aan honorius toekomende, te vermeesteren. Een onverwagte inval der Gothen fchortte de volvoering van dit ontwerp op. Radagaisus, hun Aanvoerder, toog, aan 't hoofd van tweemaal honderdduizend Man, den Donau over, en wierp zich in Italië. 'Het bygeloof hadt derwyze de harten ingenomen en bedorven , dat de Romeinen, aan den Afgodendienst gehegt, deezen inval voor een geluk rekenden. Zich diets maakende dat de Goden het verlaaten hunner altaaren zouden wreeken , floegen zy lastertaal tegen den Christlyken Godsdienst uit; daar aan den naam geevende van „ het ver„ derf der Staaten , en den geesfel des Heel„als"; bëweerende dat radagaisus, een yverig Aanbidder der Goden , die alle morgens aan jupiter offerde, „ ongetwy,„ feld zou overwinnen ; niet zo zeer door „ zyne talryke legermagt,als wel door de be„ fcherming der Goden, van de ondankbaa- „ re  GESCHIEDENIS. 185 'si re Romeinen uit eene Stad gebannen, wel„ ke zyzodikmaalsverdeedigden. Zybetuig,, den, indien de aloude Godsdienst niet her„ field, en de Christlyke, de eenige oorzaak „ onzer rampen , niet te. eenemaal verdelgd ,, worde, moet de Stad noodwendig vallen „ in de handen der Barbaaren, die de door ,, ons verzaakte Goden aan hunne zyde heb„ ben". Gelukkig vonden zy zich in hunne verwagting bedroogen. Radagaisus belegerde Florence; doch zonder beleid of krygskunde. Stilico, verflerkt door de Hunnen en een Legerhoofd der Gothen, tastte hun aan, behaalde de overwinning, kreeg radagaisus gevangen, dien hy ter doodftraffe verwees. Van die verbaazende menigte vyanden ontkwamen flegts twaalfduizend Man. Honger en ziekten deeden een veel grooter getal fneuvelen dan het zwaard. Nauwelyks was Italië van deezen overlast ontheeven, of eene berugte inrukking der Barbaarfche Volken, Alaanen, Vandaalen en Sueven, viel, in Gallie, de Romeinen op 't lyf. Indien het waarheid is , gelyk men , fchoon het geen fchyn heeft, verhaalt, dat stilico hun zou uitgenodigd hebben tot zulk eene onderneeming; hadt hy zeker niet gedagt, dat dezelve zo fchielyk zou toegaan, en zy die uitvoeren vóór de bemagtiging van Illyrie, met alarik ontworpen. Een vreemd middel in de daad, om aan 't Ryksbewind te komen, den Staat aan de woede zyner vyanden over te laaten! De Vandaalen, Gothen van herkomst, door hunne vermenging met de oude Vinilers, in M 5 ze- DE ROMEINEN. Door stilico verflaagen. Het Jaarna» christus 406. Gallie door de Barbaaren overftroonid. Vandaalen , welk Volk.  I de z KOMEI- ^ NEN. ^ z a j l v o g Sneven, wie zy waren. q d Dc Alaanen. 1 t ( Deeze Volken vonden j geen wederftand , en werden gevolgd van de Alemaanen en Burgomiisrs. 86 ALGEMEENE ïkeren zin, Germaanen geworden , hadden unnen naam aan verfcheiden Volken van 'ermanie medegedeeld: want men gaf denslven aan de Bourgondiërs, aan de Rugen, m de Herulen, aan de Lombarden, aan de Xngtlen, aan de Thuringers en anderen. De 7andaalen, van welken wy hier fpreeken , roonden in Pannonie , aan 't Romeinfche Ryk nderworpen. Stilico was onder hun sbooren. De Sneven, een zwervend Volk, hadden udtyds alle de Landen in, gelegen tusfchen e Elve , den Weixel, den Donau en de Bal'fche Zee. In verfcheide hoopen door Gerlanie verdeeld, woonden zy, die, zints den yd van augustus, den Volksnaam van 'ueven behielden , aan de rechterhand des Ihyns. Zy waren genoodzaakt geweest na 3oheme te trekken, en de Vandaalen hadden iun daar van een gedeelte ontweldigd. Van de Alaanen hebben wy reeds gefproo:en. Zy zwierven langs de oevers van den Donau, naa dat de Hunnen ze van den Don ^erdreeven hadden. Veel diensts hadden rHEODOSius en stilico van hun gerokken ; maar zy hadden , hunne dienflen ?erkoopende, geleerd te overwinnen , en de zodanigen , die zy zonder genegenheid ten lienfle flonden, te berooven. Deeze drie Volken, by welken zich, onler den weg, veele Hunnen, Sarmaaten en mdere Volken, vervoegden, trokken, by Mentz, den Rhyn over. Geene Romeinfche Legcrmagt, om hun te fluiten, ontmoetende , verfpreidden zy zich, als eene overflroo- men-  GESCHIEDENIS. 187 mende riviere, na alle kanten uitbreekende, tot aan het Pyrenefche Gebergte. De Akmaanen en de Bourgondiërs volgden hunne voetftappen: deezen vestigden zich in Helyetie, en vervolgens in de Landen der Sequaniers en Eduers; geenen op de oevers van den Rhyn, van Bafel af tot Mentz toe. Geheel Gallie was met lyken bezaaid. —■ De krygsmagt in Groot-Brittanje, verfchrikt wegens deeze overftrooming der vyanden, en zonder hoop van hulpe, maakten eenen gemeenen Soldaat, constantinus geheeten, misfchien alleen door den naam ingenomen , tot Keizer: hy werd daar voorin Gallie, werwaards hy overftak, erkend; zyn Zoon constans maakte zich meester van Spanje, en honorius vondt zich genoodzaakt dien tot Ryksgenoot aan te neemen. Ten dien zelfden tyde trok alarik, reeds moede van drie jaaren op stilico te wagten om Illyrie te vermeesteren, met zyn Leger na Italië. Hy eischte eene geldfomme tot vergoedinge zyner reiskosten en toebereidzelen. De Keizer bevondt zich te Rome. Men fpande den Raad, om te overleggen , welk eene zyde, in dit geval, te kiezen. De meesten Hemden voor den oorlog. Stilico maakte egter dat 'er befiooten wierd van den oorlog af te zien, en alarik vierduizend ponden gewigts in goud te zenden. Een der Raadsheeren riep uit, gelyk cicero wel eer: ,, Dit is geene vredehan„ deling; maar het aangaan eens verdrags „ van eene altoosduurende flavernye"! De Staatsdienaar beweerde, dat alarik niets eisch- DE ROMEINEN. In Groot' Brittanje WOrdt CONSTANTINUS, een Soldaat, tot Keizer verklaard. Het Jaar naa christus 408. Alarik trekt weder in Italië.  i88 ALGEMEENE DE ROMEINEN'. Olympius bewerkt den val van stilico. Stilico gevat en gevoimisd. eischte dan 't geen ten uiterfïen regtmaatig was: dewyl hy drie jaaren zich in Epirus onthouden hadt, ten dienfte van honorius. Olympius, een Man,die zyne bevordering aan stilico hadt dank te weecen, nam toen de gelegenheid waar om hem den voet dwars te zetten, en ten val te brengen. Deeze Hoveling, door de Heidenfche Schryvers, als een fnooden veinsaart afgemaald, en door de Christenen als een getrouw en braaf Onderdaan befchreeven, wist den Keizer te overreeden, dat s t i l i c o na de Keizerlyke Kroon dong ; dat deeze den inval der Barbaaren bewerkt hadt, dat zyn Zoon, in 't Heidendom opgewiegd, de hoop was der Afgodifche Onderdaanen; dat men reeds penningen floeg met het beeld des Vaders en des Zoons beflempeld. De befchuldiger, de zwakheid van den Vorst wantrouwende, vondt een middel om hem te noodzaaken. Hy haalde de Krygslieden, te Pavia verzameld, over, en boezemde hun zyne begrippen in: hier mede doordrongen en daar door verbitterd, doodden zy, in een' opftand, alle de vrienden des gehaatten Staatsdienaars. De losgelaaten Soldaaten floegen aan 't plunderen der Stad, zonder eenig ontzag voor h on o r i u s , die vrugtloos hun tot bedaaren zogt te brengen. Stilico bevondt zich te Ravenna, en nam de vlugt in eene Kerk, weetende dat olympius van den Keizer gezonden was , met last om hem te vatten. De bedienden, op den geviugten afgezonden, betuigden hem onder eede, dat men 't niet op zyn leeven ge-  GESCHIEDENIS. 189 gemunt hadt. Op deeze verzekering afgaande , gaf hy zich in hunne handen over. Terftond bragt men een tweede bevel te voorfchyn, 't welk hem ter 'doodftraffe veroordeelde, als een verraader van Vorst en Vaderland ; men hieuw hem het hoofd af. Zyn Zoon onderging het zelfde lot. De voornaamfte zyner Vrienden, die nog leefden, een Geheimfchryvervan den Staat, en een Overllc der Lyfwagt, werden gepynigd ; doch de pynigingen perften hun geene bekentenis af. Olympius, verrykt door de verbeurd verklaarde goederen van stilico, heerschte, gelyk deeze gedaan hadt, en fchikte alles ten voordeele zyner Aanhangeren. Wanneer wy zelfs veronderftellen dat stilico fchuldig was, kunnen wy niet nalaatcn het gedrag van olympius, den fnoodaart, te ontdekken. De Romeinfche Soldaaten, hunner ontmenschte woede botvierende,bragten wreedlyk de Vrouwen en Kinderen der Barbaaren , aan den geweezen Staatsdienaar verknogt, om 't leeven. Deeze, door verontwaardiging en toorn vervoerd , vertrokken ten getale van dertigduizend,en begaven zich na de Legerplaatze van alarik, om onder hem te dienen. Naardemaal olympius door symmachus gepreezen wordt, hebben wy ons niet te verwonderen over de loffpraaken, hem zo kwistig toegezwaaid, door AUGusTiNUsen andere Kerklyke Schry veren. Deezen , naamlyk, vonden eene kragtige beweegreden tot loftuiting in de Wetten, door hem, ten voor- dee- DE ROMEINEN. Haatlyk gedrag v.ia OLYMPIUS. Deerlyke flachting en opftand. Olympius yvert voor de Kerk.  DE ROMEINEN. Wetten, ten voordecle van het Regtsgebied der Kerklyken , tegen de Heidenen en de Ketters. Dc Wetten, die deHeideuen en Keu 190 ALGEMEENE deele van de Kerk en de Kerklyken, gegeeven : want de Wetten van honorius waren , eigenlyk gefprooken, de Wetten zyner Staatsdienaaren. —'Elk, die een geding hadt, kreeg volmagt om zyne zaak voor den Bisfchop te brengen, wiens uitfpraak onherroepelyk was; de Bedienaars van het wereldlyk Regt ontvingen bevel om dezelve te doen uitvoeren. Hadt men deeze Wet ftaande gehouden en gehandhaafd, dan waren de Regtbanken geheel noodloos en vernietigd geworden. De Kerkvader augustinus klaagde , by olympius, over de geweldenaaryen door de Heidenen en de Ketters gepleegd, zy werden daar op van alle Bedieningen uitgeflooten ; de Regtzinnigen verkreegen het bezit van alle de Kerken; alle de Heidenfche Plegtigheden werden afgefchaft; den Bisfchoppen werd last gegeeven om op de volvoering dier bevelen te letten, en den Bedienaars des Regts om de Bisfchoppen te onderdennen, of, in gevalle van nalaatigheid , de boeten van twintig ponden gouds te betaalen. Eindelyk werd hy, die met geweld de handhaaving van den Regtzinnigen Godsdienst ontrustte, ter doodftxaffe verweezen; en, wie openbaar de aangenomene Leerftellingen tegenfprak, in ballingfchap gezonden. Dit was het middel om de Regtzinnigen te verpligten; maar tevens om de anderen, die met gemaatigdheid behoorden behandeld te worden, van fpyt te doen zwellen, en woedende te maaken. In den Jaare CCCCIX, vondt de Keizer zich genoodzaakt de Wet, die de Heidenen van  GESCHIEDENIS. i9r van het waarneemen der openbaare Bedieningen uitfloot, te herroepen. Generides, een Barbaar van afkomst, een Heiden, een eerlyk Man, een braaf Legerbevelhebber, hadt liever zyn bevelhebberschap laften vaaren dan zynen Godsdienst verJStakt. „ De „ Wet is voor u niet gemaakt", fprak ho> norius, als of de Wetten niet ten opzigte van allen moesten gelden. Generides weigerde volflandig de post van Legerbevelhebber te bekleeden, tot dat die Wet van uitfluiting herroepen was. -— Ook werd die zelfde Wet omtrent de Ketters , inzonderheid de Donatisten, die eenige Kerken, hun ontnomen, wedcrkreegen, vernietigd. Stilico van kant geholpen zynde, voorzag a l ar ik duidelyk, dat men hem de beloofde fomme zou weigeren te betaalen. Hy liet die opcifchen , om zich regtvaardig te betoonen, daar de Romeinen trouwloos handelden. De Keizer floeg den eisch af. Oly mpius benoemde Veldheeren zo onbekwaam als hy zelve was, zonder op iets de noodigc maatregels te ftellen, en eene genoegzaame Krygsmagt te verzamelen. Der Gothen Koning verliet Noricum, (nu Beieren en Oostenryk,) waar hy den uitflag hadt afgewagt; trok Italië door met den fpoedeens reizigers, die geene hindernisfen op den weg aantreft, en kwam voor de Poorten van Rome. Zo groot en verregaande was toen de barbaarschheid der Romeinen, dat de Raad se re na, de Weduwe van stilico, de Nigt van theodosius, eenePrinces, door honorius langen tyd als zyne Moeder geëerd, deedt DE ROMEINEN. ters van de Ampten uitflooten , herroepen. Alarik , omtrent wien men het gegeeven woord verbrak, komt weder in /talie.  DE KOMEIIvEN. Hy brengt Rome in beriaauwdheid , en fchryft voorwaarden van vrede voor. Braave daad van deezen grooten Man. 191 ALGEMEENE deedt ombrengen; op de valfche veronderlelling, dat zy met alarik heimlyke verstandhouding hieldt. Deeze bekwaame en dappere Vermeesteraar', den Tiber, en alle de toegangen tot de stad, in zyne magt gekreegen hebbende, benaauwde Rome deerlyk , en bragt het in de uiterfte verlegenheid; dewyl honger en pest van binnen woedden. Vrugtloos, zag men na hulpe en ontzet uit. Ravenna fcheen op een oneindigen affland gelegen. Eindelyk zondt men een Gezantfchap aan den vyand, met aanbod van overgave , mits hy geene fchandelyke voorwaarden eischte; „ anders „ verzogten", gelyk de Gezanten betuigden , „ de Romeinen niets dan eene beflisfenden „ flag". Deeze ongerymde fnorkery deedt alarik lachen, die, van zynen kant, alle de rykdommen van Rome vorderde. „ Wat „ zult gy dan", vroegen de Gezanten, „ aan „ de Inwoonders overlaaten" ? Hy antwoordde , kort en fier, ,, het leeven". Men kwam overéén, dat Rome hem zou betaalen vyfduizend ponden gewigts aan Goud , dertigduizend aan Zilver , en de Kinderen der voornaamlte Burgeren, als Gyzelaars, overleveren. Op deeze voorwaarde, door honorius bekragtigd, brak a l a r i k het beleg op, en week met zyn leger na Hetrurie. De Gothifche Koning was alleen een Barbaar in naam. Eenigen zyner Soldaaten hadden een begeleid toevoer van leevensmiddelen onderfchept en weggenomen; hy ftrafte hun flreng, en liet het genomene wedergeeven; een daad van regtvaardigheid, misfehien ver-  GESCHIEDENIS. 193 vernederender voor de Romeinen, dan de op hun behaalde overwinning. Wy zuilen zien hoe trouwloos zy ten zynen opzigte handelden, en loon naar werk kreegen. De naam van constantinus, die een geluk fpellend teken fcheen te weezen, wanneer de Krygsknegten , in Groot-Brittanje, den gemeenen Soldaat, van welken wy gcfprooken hebben , tot Keizer verkoozen, was flegts een zwakke hinderpaal tegen de voortgangen der ftroopende en roovende Volken, door geheel Gtf//zVverfpreid. Men was genoodzaakt Groot-Brittanje, fteeds verwoest door de Pieten en Schotten , en van den bloem des Volks, met constantinus na Gallie overgeftooken, verlaaten , op te geeven. De Britten kreegen aanfehryving, om zichzelven te verdeedigen. Zy verwierven dus hunne vryheid ; doch moesten tevens een noodige befcherming misfen. — De Armorici, de bewoonders van de Kusten tusfchen de Seine en de Loire, wilden, op den voet der Britten, het juk affchudden, verdreeven de Romeinen, en vormden eene Gemeenebest. Deeze verliezen haalden niet by dat van Spanje, 't welk daar op volgde. Constans, Zoon van den Overweldiger constantinus, was daar in Oorlog met gerontius, den bekwaamften zyner Veldheeren; in deezervoege kwam de woede van Burgerkryg by zo veele andere jammeren. De Alaanen, de Sueven en de Vandaalen , zich van de verdeeldheid der Romeinen bedienende, braken door het Pyreneefche Gebergte heen, en vervulden geheel IV. deel. N Span- DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 409. Groot-Brittanje aan ziclizelven overgelaaten. De 'Armorici werpen hec juk af. Spanje door de Barbaaren vermecsterd.  DE ROMEINEN. Devermeesteraars worden mensch. lyker. DER- 194 ALGEMEENE Spanje met vuur en bloed. De fterkfte verbeeldingskragt is niet in ftaat een welgelykend tafereel te fchilderen van de fchriklykheden, welke daar een geheel jaar alles in rep en roere fielden. Hongersnood en Pest voegden hunne vernielingen bydevyandlykeflachting. De Menfchen verflonden elkander. Eene Moeder braadde en at haare vier Kinderen; een eenig voorbeeld in de geheele Gefehiedenis. Eindelyk verdeelden de Barbaaren, onder elkander het vermeesterd Land , en vestigden zich in dat vrugtbaar Gewest. Zy werden daar, zo ras zy in de geruste bezitting waren, befchaafder. Zy bebouwden de Landeryen, behandelden de inwoonders met zagtheid, verleenden hulpe aan die elders heen wilden trekken, en hielden onfchendbaar hun woord. De roem hunner regtvaardigheid lokte de meeste vlugtelingen' in dat vrugtbaar Land, voorheen door eene eigendunklyke regeeringe gedrukt. Spanje werd bykans gelukkig onder deeze nieuwe Meesters , eertyds ■ als verfcheurende gedrogten aangezien. Men heeft ze allen verward onder den naam van Vandaalen, en dien naam zelfs zomtyds gegeeven aan de Saraceenen.— Dewyl gerontius hunne onderneeming bevorderd hadt, lieten zy aan de Romeinen het Land aan deeze zyde van den Ebro, het welk den naam van Nieuw Castilie draagt, van Toledo af; en de Koningryken van Arragon en Valentia tot aan het oude Saguntum*  GESCHIEDENIS. 195 DERDE HOOFDSTUK. DE ROMEINEN. Alarik te Rome. ■— Het einde der Regeeringe van arcadius. De zwakke honorius werd, fchoon hy deeze wyduitgeflxekte Wingewesten verloor , en zich met het verlies van alles gedreigd zag , noch wyzer noch omzigtiger. Alarik, in Toskane gelegerd, verwagtte de volvoering van het verdrag met hem, ter behoudenisfe van Rome, geflooten. Het Hof durfde waagen het gegeeven woord te breeken. Olympius was alleen bedagt om zich ftaande te houden, door het verdelgen der zodanigen die hy haatte of verdagt hieldt. Deezen onwaardigen Staatsdienaar werd, op zyne beurt, de voet geligt door eene laage, hem van de Gefneedencn gelegd. — Jovius, zyn Opvolger, was niets anders dan een wargeest , en verftandloos verraader. — Deeze jovius ving eene onderhandeling aan met alarik, en flaagde 'er niet in, door mangel aan voorzigtigheid: en uit vreeze dat men hem van verraad zou verdenken , zwoer hy by 't leeven des Keizers, en deedt desgelyks alle de Bedienden zweerenen ook den Keizer zelve, dat hy nooit zou toeRemmen in eene bevrediging met de Gothen. De billyke voorflagen van alarik werden diensvolgens verworpen , onder dit buitenfpoorig voorwendzel, dat, indien men gezwooren hadt by den naam van god, men N 2 hoo- Het Jaar naa christus 409. Men fchendt het verdrag met alarik. Olympius , door jovius den voet geligt. Belachlyke reden om met de Gothen niet te verzoenen.  I DE Y ROMEI- ( NEN. i Alarik maakt atTAius Kei- ] zer en zet / liem weder . af. Het Jaar naa christus 410. Hy neemt 96 ALGEMEENE oope zou kunnen fcheppen, dat hy de meineeigheid zou vergeeven; doch datmengezwooen hebbende by 't leeven der Keizers, het chenden daar van het leeven des Vorften in ;evaar zou ftellen. Wanneer dergelyke beweegredenen eenen beflisfenden invloed heb>en op gewigtige Staatszaaken, moet de Staat oerboren gaan : dewyl de dwaasheid dan )]ykbaar het hoogst gezag voert. Welhaast vertoonde zich alarik voorde joorten van Rome, en verpligtte de Romeiten om honorius te verwerpen ; hy gaf lun a t t a l u s, Stads Overften , een Man van wien hy niets vreesde, tot Keizer. Att a l u s, zo trots van inborst als zwak van ziel, naderde Ravenna , vergezeld van den Koning der Gothen. Honorius beefde, en ftelde hem eene verdeeling des Ryks voor. Hy verklaarde alles te willen hebben , en zich met geen gedeelte te vergenoegen. Vervolgens beging hy zo groote misilagen , dat alarik, allen geduld verliezende , hem van 't Keizerlyk hoofdcieraad beroofde, en de onderhandeling met honorius hervatte. De onvoorzigtigheid van attalus hadt de bemagtiging van Africa doen mislukken. Rome, het Koorn uit dat Land niet ontvangen hebbende, werd de hongersnood zo verfchriklyk, dat het Volk, in de Renfpelen, woedende uitriep: „ dat „ men Menfchenvleesch te koop veile, en „ 'er prys op zette". Deeze ongelukkige Stad agtte zich buiten o-evaar , wanneer eene nieuwe trouwloosheid de grootfte rampen daar aan berokkende.  GESCHIEDENIS. 197 Honorius, minder fchroomagtig omtrent den gedaanen eed , handelde eindelyk met alarik. Maar sarus, een Legerhoofd der Gothen, een vyand van dien Koningen „ aan den Keizer verknogt, brak alle onder- « handeling af, door op de Gothen aan te vallen , t terwyl men bezig was met het voortzetten j des verdrags. Hy doodde een groote menigte. Alarik, woedende, belegerde Rome voor de derde maal, kwam 'er binnen, en leverde de Stad aan de roofzugt der Soldaaten over. Zyn edelmoedig hart hadt altoos gefchroomd om tot dat wreede uiterfte te komen. De Soldaaten hadden last om zich van bloedvergieten en Vrouwenfchennis te onthouden, en geene Gebouwen, ten Godsdienst geheiligd , te verbranden. Twee groote Kerken werden beftemd tot volkomene vryplaatzen. Het was onmogelyk , in dergelyke omftandigheden , de doldriftige woede der Sol- ( daaten te beteugelen. De ftraaten en de huizen ftroomden van bloed; de vlammen rigtten deerlyke vernielingen aan. Maar de Kerken en de openbaare Gebouwen werden gefpaard, en alarik behieldt een groot getal der Romeinen. Geen bekend Raadsheer verloor het leeven. Schryvers van dien tyd verzekeren, dat, by de inrukking der Galliërs, in de oude Burgeroorlogen, en in de brandftigting, ten tyde van n e r o , de Srad onvergelyklyk meer geleden hadt. Welhaast werd dezelve weder bevolkt, zonder dat egter ooit een zo groot verlies kon herfteld worden. De ommekring van één-en-twinN 3 tig DE ROMEINEN. .ome in, aa noglaals eene rouwlooseid onderonden te ebben. lampen lier Stad.  CE ROMEINEN.AUGUSTI- nus en andere Schryvers , eigenen die rampen toe aan dé Godlyke wraakc. Het is nuttig de natuurlykeoorzaaken daar van na te gaan. 198 ALGEMEENE tig mylen behieldt de droeve merktekens van verwoesting en bloedftorting. Om de Heidenen, wier onregtmaatige vooroordeelen de fchuld deezer rampen aan de Christenheid gaven, te wederleggen, fchreef de Kerkvader augustinus zyn Werk van de Stad Gods, en orosius,een Leerling van augustinus, ftelde eene algemeene Gefchiedenis op. Beiden vertoonen zy de rampen die het Menschdom drukten, als eene ftraffe hunner misdryven. Salvianus, een welfpreekender Schryver dan de tweegemelden, volgt het zelfde fpoor.—Hoe Godvrugtig ook hun denkbeeld ware, welk een nutten indruk het kon maaken Öp de gemoederen, is het van het grootfte aanbelang, de zedelyke en natuurlyke oorzaaken der gebeur, tenisfen na te fpeuren; vermids de Ondeugd hier beneden zomtyds voorfpoedig is, terwyl de Deugd niet zelden verdrukt wordt; en de Regtvaardigheid der voorzienige Beftuuringe des a llerh oogst en , in een ander Leeven, zal blyken. De werking der eerfte oorzaak is voor ons onzigtbaar: die der tweede oorzaaken kunnen wy nafpeuren. Door deeze waar te neemen , leeren wy Voorzigtigheid en Staatkunde. Rome zal altoos een allerfpreekendst blyk opleveren van den onvermydelyk fchadelyken invloed der ondeugden , der losgelaatene driften , der dwaalingen, van een verkeerd Staatsbeftuur en eene te hooggeklommene grootheid; met één woord, van alles wat kan zamenloopen, tot onheil der byzondere Leden eener Maatfchappye, en tot omkeering der Ryken. De  GESCHIEDENIS. 199 De vlugtige Romeinfche Burgers begaven zich, in grooten getale, na Carthago. Hun eerfte werk was na den Schouwburg te gaan, en daar party te kiezen in de verdeeldheden der toekykeren, en zich te doen kennen door eene ontrustende beuzelagtigheid. Leert hier uit , wie de Romeinen waren. Behoeven wy, dit weetende, ons te verwonderen over hunne zwakheid, over hunne onheilen? Hadt alarik Ravenna willeninneemen, en in Italië heerfchen, zou hy het ongetwyf eld hebben kunnen doen. Men gist dat hy aan Africa de voorkeuze gaf; eene overwinning zou hem in 't bezit daar van verzekerd hebben. Hy hadt vooreerst Sicilië te veroveren. Een gedeelte zyner krygsbende was ingefcheept; doch zyne vloot werd door een fchriklyk onweer , voor zyne oogen, vernield. Van verdriet aangegreepen , bleef hy te Cofenza, overleggende welke maatregels hy neemen zou om die geleedene fchade te herftellen. Hier overviel hem fchielyk eene zwaare ziekte, die hem wegrukte. Ataulfus, zyn Schoonbroeder, en Lotgenoot in de krygstogten, werd zyn Opvolger. De Gothen hadden eene zonderlinge gewoonte , waarfchynlyk gegrond op eenig bygeloovig denkbeeld; zy verborgen de begraafplaats hunner aanzienlykfte Mannen , die andere Volken met pragcige gedenktekenen vercieren. Zy wendden thans den loop af van zekere kleine rivier, en vervaardigden in het bedde daar van een graf, waar in zy a l a r 1 k , met veel ryken buit van Rome mede gebragt, ter aarde beitelden. VerN 4 vol- de KOMEN NEN. De Romeinen te Carthago. De dood van ALMUK. Hoe do Cotien hem ter aarde beitelden.  ROMEINEN. Veelen neemen de Kei- zerlyke Waardigheid aan,en fncuvelen. 200 ALGEMEENE volgens gaven zy aan 't water den voorgaanden loop weder, en doodden alle de Slaaven tot dit werk gebruikt. Eene menigte van fchielyk op één volgende gebeurtenisfen , wier omftandigheden ons weinig raaken, doet zich hier op. Gerontius, in Spanje gevestigd, tastte constantinus in Gallie aan. Hy bemagtigde Vienne, waar hy constans, den Zoon van dien Ryksoverweldiger, het hoofd deedt afhouwen, en belegerde den Vader in Arles. Maar constantius, de eenige Veldheer van- honorius, onfehendbaar aan de belangen van zynen Vorst verbonden, deedt gerontius het beleg opbreeken, en dreef hem op de vlugt naa Spanje; waar hy geweldige handen aan zichzelven floeg. — Maximus, dien gerontius voor Keizer hadt opgeworpen, kwam kort daar naa om. — Constantius bemagtigde Arles. Constantinus hadt zyne wyk in eene Kerk genomen, zich van het Keizerlyk purper ontbloot,en tot Priester laaten ordenen; denkende daar door 's Keizers regtmaatige gevoeligheid te zullen afwenden. Onder eede werd hem, uit naam van honorius, lyfsgenade beloofd. Maar die Vorst verbrak fchandelyk het gezwooren woord, en deedt constantinus, benevens zynen Zoon, julianus geheeten , onthoofden. — Jovinus, uit een der doorhigtigfte gedachten in Gallie afkomftig , maatigde zich vervolgens de Keizerlyke waardigheid aan ; doch zyn Ryk was van korten duur, en hy moest zyn beftaan met den hals boeten. — Hera- cli-  GESCHIEDENIS. 201 clianus, die desgelyks tegen honorius opftondt, en uit Africa door hem zo dapper tegen attalus verdeedigd, met eene ontzaglyke fcheepsvloot na Italië ftevende, en, daar geland, regelregt na Rome trok, werd op de vlugt gedreeven, en gedood. Deeze treurige uitgangen der Ryksweerfpannelingen dempten de heerschzugt niet, noch bevestigden den Keizerlyken Zetel. Ataulfus, de waardige Opvolger van alarik, een edelmoedig en vredelievend Man , verlangde niets meer dan eene vastigheid in het Ryk en de hand van placidia, de Zuster van honorius, door alarik gevangen genomen. Een verdrag met dien Keizer aangegaan hebbende, en, volgens gewoonte, bedroogen zynde,rigtte hy in Gallie verwoesting aan: nam Narbonne en Touloufe in, verwierf de huwelykstoeftemming van placidia, en trouwde haar. — Hem werd vervolgens eene landftreek aan deeze zyde van den Ebro gegeeven , op voorwaarde, dat by geene fcheepen zou houden, of handel met vreemdelingen dryven. Hy hieldt zich vernoegd met een lot, 't geen hy door de wapenen kon verbeteren. Nauwlyks was hy daar gevestigd, of een zyner Stalbedienden doorftak hem; flervende, beval hy zynen Broeder,placidia aan den Keizer te rug te ze;:den, en met de Romeinen in vrede te leeven. Honorius ftondt, ten dien tyde, aan de Burgondiers een gedeelte hunner vermeesteringen in Gallie af. Geduurende alle deeze omwentelingen, vervulden de Donatisten, altoos oproerig en N 5 on- DE ROMEINEN. Ataulfus tl'OUWt placidia. Honorius ftaat hem een Gewest in Spanje af. Oordeel van MARCELLI- nus tegen  DE ROMEINEN. de Donatisten. De Kerklyken, van het verfcliynen voor de WereldlykeReetbank, ontheven. 202 ALGEMEENE onverzettelyk hardnekkig, Africa met onlusten. De Keizer liet nieuwe bevelfchriften tegen hun afgaan , en veroordeelde allen, die veranderingen in 't Geloof wilden maaken , ter ftraffe. De Regtzinnige Bisfchoppen eene Byéénkomst vastgefteld hebbende, als een middel ter bevrediginge, beval hy den Graaf marcellinus, op dezelve voor te zitten, en zelfs een beflisfend vonnis uit te fpreeken, naar de redenen van wederzyden gehoord te hebben. Marcellinus ftreek een vonnis ten voordeele van de Regtzinnigen , verklaarde de Donatisten voor Scheurmaakers , en fchuldig, om, naar de uitfpraak der Wetten, gehandeld te worden. Die niet tot den fchoot der Kerke wederkeerden,moesten geldboeten betaalen, in ballingfchap vertrekken, verbeurtverklaaring van goederen lyden, en de allerwederftreevendften werden met den dood geftraft. De Circumcelliones fielden de gewelddaadigfte middelen van wederftand te werk, om de volvoering van het vonnis, tegen hunnen Aanhang uitgefprooken, te beletten ; meer en meer verbitterd, doorzwierven zy geheel Africa, allerwegen de fchriklykfte wreedheden pleegende. Ter gelegenheid dat het Volk te Arles tegen den Bisfchop opftondt, verklaarde honorius, in eene welbekende Wet, dat alle Kerklyken, zonder onderfcheid, alleen voor den Bisfchop zouden kunnen befchuldigd worden , en de befchuldigers eerloos als het hun aan bewyzen der aanklagte ontbrak. Wy zullen zien welke groote misbruiken  GESCHIEDENIS. 203 ken uit deeze bevoorregtingen ontftonden. Door behoorelyke bepaalingen te maaken zou men het kwaad hebben kunnen voorkomen. Doch men was op niets bedagt; de goede orde in de Burgerlyke Regeeringe, en de Keizerlyke Oppermagt, wankelden en waggelden even zeer; te gader ten val neigende. De zaaken van 't Oosten , die wy , om vcrwarringe te vermyden, ongerept gelaaten hebben, leveren tot hier toe geene andere dan droeve voorwerpen op, zo met betrekking tot de Kerk als tot den Staat. Twee uitbanningen van den Kerkleeraar joannes chrysostomus, Bisfchop van Conftantinopole , de welfpreekendfte en braaffte Man van zyne eeuwe , veroorzaakten oproerige beweegenisfen in die Ryksftad. Deeze Kerkleeraar wilde de zeden der Kerklyken, der Monniken, des Volks en van het Hof, hervormen, en verwekte zich daar door veele vyanden, onder lieden van allerleien rang. De heersch- en wraakzugtige Keizerinne eudoxia beheerschte den zwakmoedigen a rcad 1 us. Men befchuldigde chrysostomus, dat hy haar in zyne Leerredenen bedoelt, onder den naam van jezabel. Wanneer eudoxia, in eene Kerkvergadering, chrysostomus hadt doen veroordeelen , verwees de Keizer hem in Ballingfchap. Het gemor des Volks, op hunnen waardigen en Godvrugtigen Bisfchop gefield, deedt hem herroepen, 's Kerkvoogds yver ontbrandde heftiger dan ooit. Hy klaagde zeer over de fpelen en dansfen, gehouden by het DE ROMEtNSN. In 't Oosten. ClIRYSOS. TOMUS tweemaal gebannen.  DE ROMEINEN. Dood van ARCADIUS. De vonnisfen in 't Latyn twm liet Grieksch. 204 ALGEMEENE het oprigten van een zilveren Standbeeld voor eudoxia, naast de Kerk, waardoor de Godsdienst geftoord werd. De Keizerin betoonde hier over haare gevoeligheid. Toen de Keizerlyke waardigheid uit het ooge verliezende, en alleen op het misbruik ftaroogcnde, begon hy eene Leerreden met deeze woorden. ,, Ziet de Dogter van herodias „ wederom in woede; zy danst weder; zy ,, eischt weder het hoofd van joannes": hier op volgde een tweede uitbanning. Chrysostomus bragt 'er drie Jaaren in door, en ftierf in 't Jaar CCCCVII. Eudoxia was in den Jaare CCCCIVoverleeden. Arcadius gaf den geest in den Jaare CCCC VIII; het Ryk over'aatende aan theodosius den jongen, zyn Zoon; een Kind van zeven Jaaren. Hy hadt eene oude Wet afgefchaft, volgens welke de Regters hunne vonnisfen, in 't Latyn, moesten uitfpreeken: eene taal in 't grootfte gedeelte van 't Oosten onbekend; hy ftondt toe, in 't Grieksch of in 't Latyn, regtfpraake te doen. Het Grieksch behoorde de voorkeuze te hebben, als de Landtaale. THEO-  GESCHIEDENIS. 205 THEODOSIUS II. IN 'T OOSTEN, e n HONORIUS IN 'T WESTEN. Onder een kinderlyk Keizer hadt men alles te vreezen, vyanden van buiten, oneenigheden van binnen en ftreeken ten Hove. Maar anthemius, Overfte der Lyfwagt, die, onder theodosius den jongen, den teugel des Ryks hieldt, bezat alle de hoedanigheden van een bekwaam en moedig Staatsdienaar. Was hy niet in ftaat de ftreeken der Gefneedenen, van welken zich de Prins omringd vondt, geheel te beletten , hy voorkwam egter veele misbruiken. — Hy bedwong de vyanden des Ryks. Isdegerdes, Koning van Perfie , verklaarde zich voor Befchermer van theodosius II. Een ongerymd verdichtzel ftelt hem voor als Voogd. Uldes, Koning der Hunnen, ftroopte tot in Thracie, eifchende dat men hem, op dat hy zou vertrekken, eene gezette fchatting zou betaalen. Men tastte hem aan, en hy trok af. Cyrenaica, een Landfchap van Libye, ten prooie geweest zyn- DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 412. Anthemius , een verftandig Staatsdienaar van theodosius Ui De vyanden van buiten bedwongen.  sof5 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Wet, over de verbeurdverk laarde goederen der Ketteren. Het Jaar naa c ii r i st u s 414. PüLCHïRIA regeert. zynde aan de invallen der Aufturifche Barbaaren, en nog meer aan de knevelaaryen der greetige Landvoogden, daar door de Gefneedenen aangefteld en befchermd, verkreeg in 't einde rust. Anthemius herbouwde de muuren van Conftantinopole, welker omtrek te klein geworden was. De Wetten tegen de Ketters handhavende , poogde hy de misbruiken te voorkomen. Hunne goederen vervielen aan 's Lands Schatkist, by ontftentenisfe van natuurlyke erfgenaamen : hy verboodt de Regtzinnigen voordeel te trekken van de verbeurdverklaaringen, zelfs uit kragt van eene Vorstlyke gifte , die aangemerkt zou worden als eene ontvreemding. De berooving der Ketteren hitfte de begeerte hunner tegenftanderen op, en vermenigvuldigde, buiten twyfel, de befchuldigingen van Kettery. Men vindt geen gewag meer «van anthemius, naa dat pulcheria het Ryksbeftuur aanvaardde. Deeze Vorftinne , Zuster van theodosius II, voor Augusta of Keizerin, verklaard, nog geen zestien Jaaren oud, nam den last der Staatszaaken op zich, en regeerde als of zy, in zo vroeg eene jeugd, de ervaarenis van hooge jaaren bezat. De opvoeding van haaren Broeder, fchoon flegts twee jaaren jonger dan zy , was het voornaamiie haarer zorgen. Den Gefneedenen antiochus, een'Man van indringenden en gierigen aart, afgedankt hebbende, wendde zy alle poogingen aan om den jongen Vorst, de Godsvrugt, de Deugd, de Werkzaam-  GESCHIEDENIS. 207 zaamheid, en Gevoelens, eenen Opperheerfcher pasfende, in te boezemen. Doch theodosius II bezat weinig bekwaamheden , was laag van ziel, en buiten ftaat om groote zaaken uit te voeren. Hy was een koel Godsdienftige en een flegt Godgeleerde. Zyn Paleis werd eene looit van Klooster, waar hy veel tyds met zyne Zuster fleet in Godsdienstverrigtingcn. Misfchien wist pulcheria zelve niet, dat da Godsvrugt op den Throon min met Godsdienstplegtigheden belaaden, en werkzaamer moest weezen, dan in een Klooster; datzy een voorbeeld van eerdienst behoort te geeven aan de Onderdaanen, zonder den tyd, tot het bezorgen en volvoeren der Rykszaaken noodig, te verkwisten, en zonder dat de Vorstlyke waardigheid zich verlaage, door eene kwaalyk begreepene Godsdienstpleeging- Het volgende geval ftrekt ten overtuiglyken blyke, dat theodosius veeleer bygeloovig dan recht Godsdienftig was. Een Monnik, te onvrede om dat de Keizer hem eene verzogte gunfte weigerde, durfde, in 't weggaan, zeggen: „ Ik ban u". De kleinverftandige Keizer beefde op het hooren van deezen belachlyken ban, en betuigde niet te zullen eeten, voor dat hy daar van ontheven was. Hy fmeekte een' Bisfchop om die gunfte voor hem te verwerven , en onthieldt zich, ondanks alles wat de Bisfchop bybragt, van allen voedzel, tot dat de onbefchaamde Monnik hem ontflag gegeeven hadt. Pulcheria, hoe veel zy ook op haaren DE ROMEINEN. Theodosius trok weinig voordeels van ' zyne Opvoeding. De Ban van een Monnik doet hem beeven. Ily geeft zich blind-  208 ALGEMEENE DE ROMEINEN. lings aan de Gcfneedencn over. Het Jaar naa CHRISTUS 415- Wetten len voordeele der Christinheid. Opftand te Alexandrie. ren Broeder vermogt, kon nimmer den invloed der Hovelingen geheel vermeesteren. De Gefneedenen maakten Wetten en gaven bevelen. Hy tekende dezelve, zonder ze te leezen, en betuigde zyne Zuster, dat hy niets ongeleezen onderfchreef. Om hem de oogen te openen, gaf zy hem een papier te tekenen; in 't zelve verklaarde hy zyne Vrouwe eudoxia totSlavinne zyner Zuster. Hy bekragtigde dit gefchrift, ongeleezen, met zyn' naam. Pulcheria mogt hem dus met de daad overtuigen; deeze proef vernederde maar verbeterde den Keizer niet. Men kan ligt opmaaken, dat zyne Regeering van ruim tweeen-veertig jaaren een aanéénfchakeling was van misdagen, en niets roemryks opleverde. Geftrenge Wetten, ten voordeele van den Christlyken Godsdienst gemaakt, dooten de Heidenen van alle bedieningen en ampten uit; veroordeelden allen , die op het doen van offeranden betrapt werden , tot verlies van goederen en ballingfchap: en hielden in, dat alle de Tempels en andere plaatzen, tot den Afgodendienst gefchikt,moesten verdelgd,of in Christen Kerken veranderd worden : wie zich daar tegenkantte werd met den dood gedreigd. De Afgodendienaars in het Oosten, tot een zeer klein getal gebragt, konden ligter dan ooit voorheen verdrukt worden. Maar de Christenen van Alexandrie fchandvlek:en hunnen naam, door het verwekken van een der woedendfle oproeren , welke immer die oproerige Stad ontrustte. De Jooden woonden daar in grooten getale, en vormden een party  GESCHIEDENIS. 200 ty tegen de Christenen. Men zogt krakeel wegens eenen Dansfer; want de drift tot tooneelvermaaken veroorzaakte menigwerf zo moorddaadige als beuzelagtige gefchillen. Op deezen twist volgde eene zamenzweering der Jooden; die,in 't holfte van den mgt, brand, brand, fchreeuwden, en voorgaven dat de groote Kerk in vlamme ftondt. De Christenen, op dit gerugt, uit hunne huizen komende om de Kerk te redden , werden by menigte afgemaakt door de Jooden. Cyrillus , Bisfchop van Alexandrie, een Kerkvoogd, beroemd door zyne geleerde Schriften,* doch van een woeligen geest en gefchilzugtige geaartheid, en meer dan behoorelyk yverende , fchoon hy goede oogmerken mogt hebben, tastte daarop de Synagogen aan, en dreef de Jooden ter Stad uit. Hunne goederen werden geroofd, en veelen fneuvelden in dien opftand (*). De Monniken, in de nabuurfchap , de bewoonders van het Gebergte Nitria, die, onder den Bisfchop theophilus, Voorzaat en Oom van cyrillus, allerlei foort van geweldenaaryen gepleegd hadden, kwamen ten getale van vyfhonderd , en gaven op nieuw hlyken van hunne boosheid. Zy hoonden, op ftraat, den Stads Overften orestes, die met den Bisfchop overhoop lag; zy fcholden hem voor een Heiden, om dat hy de woede der Christenen wilde beteugelen:- een hunner kwetfte orestes met een fteen aan 't hoofd. Ammonius, (dus was die Monnik (*) Zie Histoire du las Empire. IV. deel. O DE ROMEINEN. Cyp.ili.us , dc Bisfchop, valt op üe Jooden aan, en verdryftze. Vyfhonderd Monniken verkenen byftand.  DE ROMEINEN. De beroemde HYPATIA , door de Ckriste.ie:i wreedlyk omgebragt. Die misdaad bleef onceItraft. aio ALGEMEENE nik geheeten,) werd gegreepen, voor den Stadsoverften gebragt, en gepynigd, totdat, hy op de pleie ftierf. Cyrillus fprak een lofreden over hem uit, en gaf dien oproeriger, den eernaam van Martelaar. Het loshoofdig Volk, 't welk voorheen orestes tegen de woedende Monniken befchermde, vervoegde zich hierop aan de zyde des Bisfchops, en befloot den dood diens Monniks te wreeken. In de daad eene allerverfoeilykfte fchenddaad en fchreeuwendfte moord volgde , en voltooide, den opftand. Hypatia,Dogter van den beroemden Wiskunftenaar theon, veel verftandiger dan haar Vader, gaf, met groote toejuiching, in 't openbaar, lesfen in de Wysbegeerte; zy was niet min merkwaardig wegens haare kuischheid en zedig gedrag, dan uitfteckend in fchoonheid, en om haare verdienften geagt. Deeze hypatia werd, om dat zy den Heidenfchen Godsdienst toegedaan was, en by orestes in gunfte ftondt, verdagt gehouden van hem tegen den Kerkvoogd op te ftooken, en het voorwerp van 's Volks bittere woede. Deeze doldriftigen, met zekeren petrus, eenVoorleezer der Kerke , aan hun hoofd , greepen die Maagd op den weg aan, flecpten haar na eene .digt by geleegene Kerke, fchudden haar uit, bragten haar op de moorddaadigfte wyze om 't leeven, en verbrandden de aanftukken gereete leden in 't openbaar tot asfehe. Theodosius, getroffen door deeze ongehoorde ontmenschtheid, wilde des wraake neemen. Men verwierf de befcherming deiGe-  GESCHIEDENIS. 211 Gefneedenen , en het misdryf bleef ongeftraft. Eene kragtlooze Wet werd 'er afgekondigd tegen de floutmoedige Geestlyken te Alexandrie, met den naam van Parabolanten, dat is: Veragters der gevaaren, getyteld. Dit is het eenige 't welk wy aangewend vinden, tot ftraffe dier allergrootfte ongeregeldheid en wreedheid. Het Huwelyk des Keizers, in den Jaare CCCCXXI, met de beroemde athenais voltrokken , levert eene zonderlinge ftrydigheid op met den moord van hypatia. Leontius, een Leeraar der Welfpreekenheid te Athene, de Vader van athenais, hadt haar onterfd , ten voordeele zyner andere kinderen , om dat, volgens zyne vcrklaaringe in een grilligen uiterften wil, „ haare verdienfte , die haar boven haare Sexe „ ftelde, haar genoeg was". Zy kwam te Conftantinopole, om regt wegens deeze verongelyking te zoeken. Haare bevalligheid, haar geest, haare zedigheid, betoverden pulcheria en-THEODOsius. De Keizer trouwde haar, op 't aanraaden zyner Zuster. Gelyk haar Vader van den Heldenfeiten Godsdienst zynde, werd zy , vóór de voltrekking des Huwelyks , gedoopt, en te dier gelegenheid eudoxia geheeten. Zy voer voort met haare geliefde Letteroefeningen. P11 o t 1 u s fpreekt zeer hoog van haare Dichtftukken over Goclsdienftige onderwerpen. Weinig tyds naa het fluiten deezer Egtverbintenisfe, ontftak, eene geweldige Vervolging , de Christenen in Perfte aangedaan, het O 2 vuur DE ROMEINEN. Iet Htiwe. yk van 1'HEODOSRiS net ATHENAIS. De yrer van AiiDAS verwekt eene Vervolging  DE ROMEINEN. en Oorloj in Pcrfie. Het Jaar naa CHRISTUS 4l8. De vestiging der f7jigothsn iu Gallis. 212 ALGEMEENE vuur des oorlogs tusfchen deeze twee Volken. Abdas, Bisfchop in Perjie, hadt een Tempel der Perfen verbrand, en geweigerd dien te herbouwen , niet tegenftaande de Koning, die den Christenen de handhaaving van hunnen Godsdienst vergunde, zulks bevolen hadt. Zints dien tyd hieldt de verdraagzaamheid jegens de Christenen op. De Kerken werden verwoest, en den beulen het zwaard tegen de geloovigen in handen gegeeven. Een groot getal zogt eene veilige fchuilplaats by de Romeinen. — Varanes V, Zoon van isdegerdes, zondt om de uitgeweekenen weder te eifchen. Op de weigering van theodosius, wederhield hy de onderdaanen des Ryks. Men voerde eenen oorlog. Naa eenige Veldtochten,waar in de Romeinen de overhand hadden, deeden zy voorflagen van vrede: en werd deezen, (in den Jaare CCCCXXII) voor den tyd van honderd jaaren, geflooten; doch de vryheid van Godsdienstoefening voor de Christenen, door het onvoorzigtig gedrag van abdas verlooren, kreeg men niet dan zeer onvolkomen weder, gelyk theodoretus getuigt. By den Staat van 't Westersch Ryk, hebben wy meer belang: wy zien hoe de Barbaaren hunne onderneemingen in 't zelve, metgeluk, voortzetten. Ataulfus hadt tot Opvolger sigerik, zyn' gezwooren vyand, die de Kinders zyns Voorzaats doodde , en zelve flegts zeven dagen regeerde. Men haastte zich om de dwinglandy te vernietigen door den dood des Dwinglands. —■ Val-  GESCHIEDENIS. 213 ValliA) door de Vifigothen vervolgens tot Koning verkooren, betoonde zich zo ftaatkundig als dapper, hy floot een verdrag met den Veldheer constantius, by't welke hy zich verbondt placidia aan haaren Broeder te rugge te zenden, en ten dienfte des Keizers de wapenen te voeren, op voorwaarde dat men hem zeshonderdduizend maaten Koorns zou leveren. Hy verfloeg, met de daad, de Vandaalen en de Alaanen. Hem werd , 't zy ter belooninge zyner gedaane dienften, 't zy uit vreeze dat hy het bemagtigde niet zou willen bewaaren , in verruilinge van 't geen hy bezat aan de andere zyde van het Fyreneefche Gebergte, een Land zyner eerzugt beter pasfende, gefchonken,te weeten Neder-Aquitanie en Novempopulanie , (tegenwoordig Poitou , Saintonge, Perigord, Bordelois, Agenois, Angoumois en Gasconge f) men voegde 'er Touloufe nevens, van welke Stad hy zyne Hoofdftad maakte. Deeze Landen kreegen den naam van Gothie , en de Gothen regeerden daar acht-en-tachtig jaaren, tot den inval van cl o vis. Volgens de meeste Schryvers vestigden zich de Franken twee jaaren laater, dat is: in den Jaare CCCCXX, onder hunnen Koning pharam0nd, in de Landen gelegen tusfchen Maastricht,en het zamenloopen der Maaze en de Waal. Maar het is een gefchillf.uk der Gefchiedenisfe , of pharamond ooit beftaan hebbe. De keurigfte Oordeel-en Oudheidkundige Schryvers leggen de grondvesting der Franfche Heerfchappye toe aan clodius of clodion, in den JaaO 3 re DE ROMEINEN. Vestiging d.u- Frun. ken.  DE KOMElNEX. Het Jaar naa christus 421. Constantius trouwt placidia , beklimt den throon , en fterft. 214 ALGEMEENE re CCCCXXXVIII. C l o v i s verdient voor den regten Grondvester erkend en gehouden te worden (*): naardemaal men, vóór zynen tyd , niets dan een zamenweefzel van verdichtzelen , in ftede van Gefchiedkundide waarheid, vindt. Genoeg is het hier aan te merken, dat de Franken , zints den tyd van gordianus, verfcheide invallen in Gallie gedaan hebben; en dat het, volgens de waarfchynlykfte gisfing, een bondgenootfchap was van verfcheide Volken van Germanie, tusfchen den Rhyn, den Mainen de Weezer, vereenigd om hunne vryheid tegen de Romeinen te handhaaven en te verdeedigen: de naam Frank beduidt in hunne taal Vry. De Sicambriers deeden zich onder hun uitmunten. Constantius, aan het Ryk uitneemende dienften gedaan hebbende, door het beftryden en beteugelen der Barbaaren, trouwde eindelyk placidia, de Zuster des Keizers en de Weduwe van ataulfus. Tien jaaren lang hadt hy reeds het bewind van zaaken in handen gehad. Hy dong , gelyk ook zyne Egtgenoote, na den eernaam der Oppermogenheid: honorius, geene Einders hebbende, fchonk hun de eertytels van Keizer en Keizerinne. Dan constantius overleefde die eer niet lang; in 't ei- gen- (*) Ik maak eenen aanvang van de Hedendaagjche Gejchiedenis , van de grondvesting der Franfche Re. geeringe door clovis; doch moet hier de Romeinfche Gejchiedenis voortzetten, om vervolgens de gebeurtenisfen niet te verwarren.  GESCHIEDENIS. 215 genfte Jaar ftervende. Placidia, met haaren Broeder in onmin geraakt zynde, kreeg last om Ravenna te ruimen-, en vervoegde zich by theodosius des jongen. De dood van honorius, in den Jaare i CCCCXXÜI voorgevallen , zou een geluk 1 voor het Ryk geweest zyn, indien de i onheilen, door zyn Regeeringe veroorzaakt, hadden kunnen berfteld worden. Deeze Vorst, bykans eer een Dwingeland door zwakheid, dan door eigen neiging, beging alle onregtvaardigheden , welke men wilde dat hy zou pleegen. Van zyne klein verHandigheid geeft ons procopius het volgende ftaaltje. ,, Wanneer, op-het innecmen ,, van Rome door alarik, een Hofbedien,, de, die het Gevogelte oppastte, den Kei,, zer boodfehapte, dat Rome verkoren was; „ antwoordde hy: Hoe kan H zyn? Hy heeft „ nog zo even uit myne hand geëeten* Mee3, nende, dat de Oppasfer fprak van eenen „ Haan van uitlteekende grootte , daarom ,, door hem Rome geheeten. En toen men „ hem duidelyk verklaarde , dat de Stad „ Rome weg, en door alarik ingenomen, „ was,gaf hy dit laf befcheid. Wel, Vriend, ik meende waarlyk dat onze Haan Rome „ dood was". Wanneer wy, uit de veelvuldige Wetten van arcadius en honorius, (want de Wetten werden doorgaans op naam van beide de Keizers gegeeven,) over den ftaat der zaaken oordeelden , zou men , in den eerftcn opflage, denken dat het Staatbeftuur O 4 op DE ROMBI. NEPT. )ood van IÜNORIUS. Syn characer. Dordeclvding over de (Vetten van IRCAD1US '11 110NO» UUS.  DE ROMEINEN. De Spelen der Zwaardfchermersafgefchaft. De RyUdom van Rome, 216 ALGEMEENE op het welzyn des Menschdoms bedagt was. Wy vinden 'er fchoone gevoelens en heerlyke beginzels in. Maar 't zyn, in den grond bezien, niet dan woorden en klanken. En verfcheide Wetten, in zichzelve kwaad, vermeerderden de rampen des Volks. De beste Wetten bleeven onuitgevoerd. Onophoudelyk moest men daar van aftrekken, daar in veranderen , daar aan toevoegen ; en de Regtsgeleerdheid, die eenvoudig en duidelyk moet zyn, werd een mengelklomp van duisternis en onzekerheden. De ontmenschte Schouwfpelen der Zwaardfchermeren hadden, ondanks eene Wet van constantinus daar tegens, ftand gehouden. Honorius fchafte dezelve af, in den Jaare CCCC1II: dewyl een Woestynier thelemachus geheeten , met oogmerk om dit misbruik tegen te gaan, uit het Oosten gekomen, zich in het ftrydperk tusfchen de vegtenden in geworpen hebbende, om de vegtenden te fcheiden, door de aanfchouwers met fteenen gedood wierd. Men verzekert, dat, ten tyde der bemagtiging van Rome , door alarik, te dier Stede verfcheide Familien waren, wier inkomiïen meer dan twee millioenen van ons geld beliepen, en dat Familien van eenen laageren rang doorgaans boven een half millioen 's jaarlyks inkomen hadden. Hier uit kunnen wy gereedlyk opmaaken, dat die Stad alles inzwolg; dat de verbaazende rykdom van eenigen de uiterfte armoede van anderen veroorzaakte ; dat het Volk uitgemergeld wierd ter verrykinge dier onverzadelyken, die nooit 8e'  GESCHIEDENIS. 217 genoeg hadden tot voldoening hunner weelde: en, eindelyk, dat de rykdom en de behoefte gelykerhand medewrogten om den moed uit te dooven, de braafheid te verbannen en flegte Burgers te maaken. — De Wingewesten gingen ,zugtende, gebukt ondereen knellend dwangjuk van geweldige overheerfching: de Wetten beloofden alzins verzagting in dat lot; doch het Staatsbefluur was fteeds tegen de Wetten aangekant. Men hebbe zich, derhalven , geenzins te verwonderen , dat de Barbaaren het Ryk overftroomden en vermeesterden. O 5 THEO- DE ROMEINEN. De Wingewesten verdrukt.  218 ALGEMEENE DE ROMEINEN. THEODOSIUS II. IN ,T OOSTEN, e n VALENTINIANUS III. 1 N 'T WEST E N. Het Jaar naa christus 4^3- Theodosius II neemt valentinianus III tot Ryksgenoot aan. EERSTE HOOFDSTUK. Valentinianus tot Ryksgenoot aangenomen. — Wetten van theodosius den II. — Genserik gedugt in Africa. Theodosius, de Keizerlyke waardigheid van constantius en placidia niet erkend hebbende, was, in 't eerst, van oogmerk in zyn Perfoon de heerfchappy over beide de Ryken te veréénigen. Maar joannes, Oppergeheimfchryver van den overledenen honorius, nam het Purper aan , fchonk den Slaaven vryheid, om 'er Soldaaten van te maaken, en zondt den beroemden Veldheer aötius om de Hunnen te hulpe te roepen. Theodosius bemerkte terftond de noodzaaklykheid der Ryksver- dee-  GESCHIEDENIS. 219 deelinge. Hy fchonk den tytel van Nobilisjimusof Aller'ëdelfie, die nu de plaats van den voorheen gebruiklyken naam van Cefar bekleedde, aan valentinianus,den Zoon van constantius , nu vyf jaaren oud, en den eerst geweigerden tytel van Augusta aan deszelfs Moeder placidia. Dit was zo veel als alle eifchen op het Westerfche Ryk te verzaaken, en 't zelve aan placidia en valentinianus over te geeven. Zy vertrokken met eene krygsmagt. J o a nnes werd, naa twee jaaren geregeerd te hebben, gevangen en onthoofd, en valentinianus III daar op voor Keizer van 't Westen uitgeroepen. Deeze Vorst badt,aan de Dogter van theodosius verloofd wordende, West-Illyrie aan zynen Schoonvader afgeftaan. Een zyner eerfte Wetten behelst eene allerheerlykfte grondles voor alle Vorften. „ Het ftrekt", zegt hy, „ der Oppermo,, gendheid tot eere , zich onderworpen te „ erkennen, aan de Wetten. De kragt der „ Wetten is de grondflag van onze Magt. „ 'Er fteekt meer grootheid in dezelve te „ gehoorzaamen, dan in alleen zonder die „ onderwerping te gebieden". De Heer le beau houdt dit ,, voor den grootften „ Staatsies ooit door eenen Opperheerfcher „ aan zyns gelyken gegeeven". Men vindt, omtrent dien zelfden tyd, eene Wet van theodosius II, waar in op verre na die wysheid niet doorftraalt. Hy verbiedt by dezelve niet alleen het draagen van ftoffen van de eigenfte kleur, als de Kei- zer- DE ROMEINEN. De laatstgemclde erkent zich aan de Wetten onderworpen. Twee zeer verfchillende Wetten van theo. dos1us.  DE ROMEINEN. Mededinging van AëTius en BON1FACIUS. De Vandaalen bedienen 'er zich van, en vermeesterenAfrica. 220 ALGEMEENE zerlyke Statiekleederen; maar ook het hebben daar van, als een misdaad van Majefteitfehennis. Dit is een fpreekend blyk van eigendunklyke Regeering. In eene andere Wet, zo verftandig als de gemelde ongerymd is, fielt hy den tyd van dertig jaaren eener geruste bezittinge vast, om het regt van Verjaaring te doen gelden. Niets is gemeener , onder de Regeeringen der laatlte Keizeren, dan eene vermenging van goede en kwaade Wetten: een onbetwistbaar bewys van eene grillige Regeering , die geen ftreek houdt; maar onbeftendig vlot endryft, naar den wind van opvatting waaije, en de omftandigheden willen. Onder eene menigte van opzichzelveftaande gevallen , en die niet weinig vermengd zyn, zullen wy de gewigtigfte uitkiezen, en 'er een tafereel van maaken, waar in de gelykfoortige voorwerpen by elkander gevoegd zyn, zonder de kleinigheden in aanmerking te neemen. — In 't Oosten bevonden zich twee groote Veldheeren , wier onderlinge yverzugt den Staat ramp op ramp berokkende. A ë x i u s is de fchrik der Barbaaren ,• doch tevens nayverig op bonifacius, Graaf van Africa. Deezen zoekt hy ten Hove den voet dwars te zetten, en maalt hem af als een Oproermaaker, die het Oppergezag zogt te verkrygen. •—■ Bonifacius , gelasterd, veroordeeld, roept de Vandaalen uit Spanje in Africa, die, aangevoerd door hunnen Koning genserik, alles ten vuur en te zwaard verdelgen. Deeze Veldheer, in zyne waardigheden herfteld, de  GESCHIEDENIS. 221 de Barbaaren tot den hertred niet kunnende beweegen, neemt de wapens tegen hun op. Hy wordt geflaagen. Behalven Cirthc en Carthago, hadden de Romeinen in Africa niets overgehouden ; de Vandaalen pleegden daar, in den Jaare CCCCXXXI, ongeftraft, hunne wreedheden. Bonifacius, vervolgens in blaakende gunfte liaande by placidia, maakte op alles fchikking naar zyn welgevallen , en haatte aötius, die hem een' verraadlyken trek gefpeeld hadt. Deeze voorkwam het nederftorten van den haat der Keizerinne en haars Gunftelings , door eenen opftand aan te rigten. Hy wordt door zynen mededinger overwonnen; doch kwetst hem onder 't vegten , en bonifacius ftierf drie maanden daar naa aan de bekomene wonde. Men zogt aötius te vatten. Hy ontkomt het; na Pannonie vlugtende, om de hulp der Hunnen te verzoeken. Het Hof beeft; placidia roept AëTius te rugge, geeft hem alle zyne waardigheden weder , en daarenboven den Raadsheerlyken rang. Dit is de ftraf des Oproers in een waggelenden en flegt beftuurden Staat. Gallie, ten prooi der gierigheid van fchraapzugtigc Landbeftuurdcrs, en aan de vernielende wapenen der Barbaaren , overgelaaten, leedt onophoudelyk nieuwe onheilen. De Boeren ftonden op onder den naam van Bagaudes, en woedden als verfcheurende dieren. ■— De Vifigothen verbraken het verdrag met de Romeinen geflooten , en belegerden Narbonne, 't welk de Hunnen als hulpfa en- DE ROMEINEN. Opftand van Aé'Tius. Dood vin BONIFACIUS. Vorderingen der Barhamen.  DE KOMEt. NEN. De Franken vestigen zich in Gallie , onder clodius. Nf.storius ontrust het Onsten „door zyne Kette- Het Jaar naa ch r1stus 43'- Dc Kerk. vergadering van Fphefc. 222 ALGEMEENE benden met eenen gelukkigen uitflag verdee. digden. —Clodius, Koning der Franken, maakte zich, in den Jaare CCCCXXXVIII, meester van Cambray, Toiimay en Amiens. Men ftondt hem de bemagtigde plaatzen af; dewyl het onmogelyk was hem daar uit te dryven. Trier werd voor de vierde keer door de Franken verwoest, en zy maakten zich meester van Keulen. — Genserik bleef de geruste bezitter der beste Wingewesten in Africa, waar hy de Ariaanery met allen geweld voortzette. — De Sueven bragten gansch Bet.ica, en de andere Landen door de Vandaalen in Spanje verlaaten,te onder. Allerwegen zag men niets anders dan doodflag, opftand en affcheuring van 't Ryk. 't Byzonder verhaal hier van zou verveelen en niets leeren. In het Oosten ontftonden , door de zwakheid en onbekwaamheid van theodosius, nieuwe Godgeleerde Oorlogen. Nestorius, Bisfchop van Conftantinopole, leeraarde, dat jesus Christus zo wel uit twee Perfoonen als uit twee Natuuren beftondt, cn dat maria niet de Moeder gods; maar de Moeder van christus was. Deeze Kerkvoogd, certyds een vervolger der Ketteren, haalde zich welhaast, door die nieuwe Kettery, een onweer over 't hoofd, waar onder hy bezweek. De Keizer was hem gunftig , fchoon pulcheria zich tegen hem verklaard hadt. — Eene Algemeene Kerkvergadering komt zamen te Ephefe, in den Jaare CCCCXXXI, om dit gefchilltuk af te doen. Cyrillus, Bisfchop van Alexandrie ,  GESCHIEDENIS. 22c drie, een onrustig en beerschzugtig Mensch, die met een nydig oog de toeneemende magt en waardigheid des Bisfchops van Conftantinopole aanfchouwde, en dus een geflaagen vyand van nestorius, zat voor in deeze Kerkvergadering. By de eerfte zitting werd hy veroordeeld, en afgezet. Men ging ftrydig met alle regelen van • regtmaatigheid te werk , en maakte zich fchuldig aan laage kunftenaaryen. Joannes, Bisfchop van Antiochie, en de andere Oosterfche Bisfchoppen, wier aankomst de voorzitter cyrillus niet hadt willen afwagten, kwam, ne/storius veroordeeld zynde, te Ephefe, en fprak over den Alexandriefchen Kerkvoogd, als mede over den Bisfchop dier Stede, den Medeftander van cyrillus, een zo ftreng oordeel uit, als deeze over nestorius geveld hadt. De geesten werden meer en meer verbitterd, en wederzydfche vervloekingen donderden door de Kerk. Theodosius keurde eindelyk het geftreeken oordeel der Ephefifche Kerkvcrgaderinge goed, enNEsTORius,van zyne waardigheid afgezet, tot ballingfchap ver weezen, waar in hy zyne dagen eindigde. Dan hier mede was de Aanhang der Nestoriaanen niet uitgerooid: tot heden toe worden 'er veelen in verfcheide Landfchappen van het Oosten gevonden. ■ In den Jaare CCCCXXXV, beval de Keizer de Boeken der Nestoriaanen opentlyk te verbranden, en verboodt, onder bedreiging van 't verbeurdverklaaren der goederen, het verleenen van eene plaats aan deeze invoerders van nieuwigheden,om 'er Vergaderingen te DE ROMEINEN. Vrugtlooze gcftrengüeden teien de Nestoriaantn.  DE ROMEINEN. Wet om de Kerken te verryken. Het Jaar naa christus 438. Theodosius geeft een Wetboek uit. 224 ALGEMEENE te houden ; vervolgens ftelde hy de doodftraffe op het overtreeden van die Wet: tevens gelastende, dat de Bisfchoppen en Kerklyken , met deeze dwaaling behebt, van hunne waardigheden zouden afgezet, en dat de Leeken, daar aan vast , zouden vervloekt worden. Men vergat te eenemaal, hoe dergelyke geftrengheden den voortgang en het geweld der Ariaanfche Kettery bevorderd en verfterkt hadden. De ondervinding toont,en al de wereld ftemt tegenwoordig overéén, dat men, met meer gemaatigdheid, der Kerke grooter dienst zou gedaan hebben. De Godsvrugt van theodosius bewoog hem tot het geeven eener Wet, volgens welke de goederen der Kerklyken en der Monniken, zonder erfgenaamen ftervende, aan de Kerken of de Kloosters vervielen. Tot dus lang waren zy in 's Lands fchatkist gekomen. De Monniken behielden langen tyd het gebruik en den eigendom hunner goederen. Schoon weinig Menfchen min bekwaamheids bezaten dan theodosius II, om de rol van Wetgeever te fpeelen , voerde hy nogthans een ontwerp van Wetgeeving uit, 't welk eenige oogenblikken onze aandagt verdient. Eene ontelbaare menigte van Wetten, onder welke veele tegenftrydige en onverftandige gevonden werden , maakte de Regtsgeleerdheid lastig, en deedt dezelve ee. ne veragtlyke gedaante krygen. Theodosius liet een Wetboek vervaardigen, waar in men alleen de Wetten der Christen Keizers, als mede hunne Bevelfchriften en de Be-  GESCHIEDENIS. 225 Beflmt n der Kerkvergaderingen, plaatfte. Hy verklaarde, 't zelve uitgeevende, dac deeze Wetten alleen in het Ryk van kragt zouden weezen. Valentinianus III nam dit Wetboek voor 't Wasten aan, en de Wetten, daar vervolgens bygevoegd, 't zy door theodo si us zelve , of andere Vorften, kreegen den naam van Novelles of Laatere Wetten. De Oordeelkundigen vinden veelvuldige gebreken in deeze verzameling; en wyzen aan, hoe eenige Wetten verminkt, duister, kwalyk gekoozen, flegt gefchikt, en andere met den ftempel des bygeloofs getekend zyn. Nogthans keuren zy dit Wetboek, wat den inhoud betreft, beter dan't geen justïnianus daar voor in plaatsgaf. Hetis vreemd dat het Wetboek van theodosius,in het Oosten, flegts negentig jaaren heeft ftand gehouden; terwyl het, in 't Westen,ma. de ontflooping des Ryks,in agtingebleef. De Vifigothen namen 't zelve aan. Het verdween in de Eeuwen van Barbaarfche onkunde. In de Zestiende Eeuwe is het weder uit de duisternis in 't licht gekomen; en jaco^ues godefroy, een Regtsgeleerde van Parys, heeft het met eene zeer hooggeagte verklaaringe verrykt. Weinig tyds, naa het vervaardigen en uitgeeven van dit Wetboek, fchaft de Keizer eene flegte Wet van constantinus af, welke de zodanigen, die Landeryen in Afie hadden, verboodt, daar over, zelfs by uiterften wille, fchikking te maaken, zo zy geen huis te Conftantinopolt hadden. De Hoofdlieden namen niet dan te zeer toe, zonder zulke haatlvke middelen te bezigen. IV. deel. P Men DE ROMEINEN. Aanmerkingen over dat Wetboek. Hy fchaft eene Wet, ter vergrootinge van Cottjlanti ■ nopole dienende, af.  DE ROMEINEN. Wet van theodosius , ten voordeele deregtfcheidinge. Hy laat pau- LINUS Uit jaloursheid dooden. Eudoxia vertrekt nt Jerufalem ; twee Kerklyken gedood , en eudoxia vernederd. 226 ALGEMEENE Men moet zich verwonderen , dat eeri Vorst, wiens Godsdienftigheid zo hoog geroemd wordt, voor de Egtfcheiding , door constantinus en honorius veel bezwaarlyker gemaakt dan in vroegeren tyde, weder een ruimer deur opende. Hy vernietigde de Wetten deezer Voorzaaten , ten dien opzigte, als te ftreng; verklaarende, dat men zich te houden hadt aan de oude Romeinfche Wetten, en de befluiten der oude Regtsgeleerden. En wy zullen zien dat de Egtfcheiding daar op langen tyd in gebruik bleef. Naar alle waarfchynlykheid was theodosius, toen hy deeze laatfle Wet maakte, reeds befmet met het vergif van minnenyd, waar van zyne Vrouwe welhaast de lïitwerkzels ondervondt. i— Hy was van zyne kindfche jaaren af zeer gefield geweest op p a ulinus, een zyner voornaamfle Hovelingen en thans Opperhofmeester. De Keizerin eudoxia (athenais) hadt groote agting voor dien Heer, en betoonde hem alle blyken van erkentlyke dankbaarheid, (want hy hadt veel gedaan tot haare verheffing,) zy zag hem gaarne, fprak met hem als een vertrouwd Vriend, en deedt voordeel met zyne lesfen: want zy beminden beiden de Weetenfchappen en Geleerdheid. Hunne onfchuldige verkeering werd misdaadig in 't oog des Keizers, enPAULiNus op zyn bevel te Cefarea gedood. •— Eudoxia, zich gehoond rekenende, en 's Keizers onverfchilligheid ten haaren opzigte niet langer kunnende verdraagen , verzogt en verwierf vryheid om na Jerufalem te mogen gaan. Een Priester, en  GESCHIEDENIS. 22; en een Diaken, die zy met zich genomen hadt, werden vervolgens de voorwerpen van 's Keizersminneyver,en saturninus,Overfte der Lyfwagt, kreeg last om deeze ver* dagtc Perfoonen het leeven te beneemen, gelyk hy ook deedt, zonder den weg van regten in te fiaan. — De Keizerin, in toorn ontfteeken over deeze mishandeling , deedt saturninus ombrengen. Hier op beroofde theodosius haar van alle haare Hofbedienden. Dus, tot den ftaat van een gemeen perfoon vernederd, fleet zy het overige haars leevens in het doen van liefdewerken; altoos, en ook op 't doodbedde, haare onfchuld, beweerende. Cyrus, een Egyptenaar, in befchaafde Geleerdheid, en bovenal in de Dichtkunst, uitmuntende , was, door den gunftigen invloed van eudoxia, die groot vermaak in Letteroefeningen en Dichters fchiep, tot de eerfte bedieningen van ftaat verheeven, en thans met de Burgemeesterlyke waardigheid bekleed; doch, wanneer hy , naa de vernedering en ongenade dier Vorllinne,met de Burgemeesterlyke cieraaden in het Renperk kwam, ontving het Volk, by 't welk hy grootlyks bemind was, hem met zo verheevene toejuichingen, dat 's Keizers ergdenkende trotsheid zich gebelgd voelde, en hem, uit afgunst, van alle zyne bedieningen ontzette, van alle zyne goederen beroofde; voorgeevende dat hy tot het Heidendom overhelde, en na de Opperheerfchappydong. Cyrus vlugtte, nam zyn wyk in eene Kerk, en deedt zich tot Priester ordenen : waarP 2 op DE ROMEINEN. Cyrus uit ifgiinst aijezet.  228 ALGEMEENE DE KOMETKEN. Chrysaphus regeert alles. Het Jaar naa christus 441. Genserik vreeslyk, door zyn Scheepsvloot in Africa. Genserik meester van Africa. op theodosius hem het leeven fchonlc, tot Bisfchop liet verheffen, en met een Bisdom vereerde. De Gefneedene chrysaphus hadt zich geheel meester gemaakt van 's Vorften , geest, en den klem der Regeeringe in handen. Pulcheria zelve vermogt langer niets op haaren Broeder. Deeze Wetgeever betoonde zich altoos een voorwerp van haat en veragting. De driften voerden bewind over alles. Ondertusfchen wonnen de Barbaaren, van dag tot dag, meer velds. Genserik hadt Carthago ingenomen. Schoon hy, by den aanvange zyns heirtochts na Africa , geen één Schip bezat, en fchoon de Vandaalen te eenemaal onkundig waren van de Zeevaard, werd hy nogthans meester van eene ontzaglyke Scheepsvloot,met welke hy reeds fchrik en verwoesting op Sicilië overgevoerd hadt. — De Gefneedene chrysaphus verbeeldde zich, hem te kunnen overwinnen, en de gemaakte vermeesteringen ontneemen. Hy putte het Ryk uit om eene vloot van elfhonderd Schepen toe te rusten. Genserik ving eene onderhandeling aan, en hieldt dezelve fleepende. Het Romeinfche Leger verzwakt zynde, en theodosius zyne krygsmagt wel noodig hebbende tegen de Hunnen, zette de Koning der Vandaalen hen de Wet, en werd voor Opperhoofd van Africa erkend. De vrugt deezer groote krygstoerusting was, dat de Barbaaren, van alle kanten, de Romeinfche Landen ftroopten, terwyl zy den tyd verfpilden, en hunne kragten tot het volvoeren eener niets betekenende onderneeming, verkwistten. T W EE-  GESCHIEDENIS. 229 TWEEDE HOOFDSTUK. De vermeesteringen der Hunnen , onder attila. — Het einde der Regeeringe van theodosius den jongen. De vreeslyklte onder de Barbaarfche Volken waren de Hunnen, toen ten tyde beftuurd door bleda en attila,twee Broeders, gelyk in gezag, en mededingers in dapperheid. Zes of zeven jaaren geleden, hadden zy theodosius genoodzaakt een fchandelyk verdrag aan te gaan, by 't welke hy zich verbondt, alle de overloopers over te leveren , alle jaaren eene fchatting van zevenhonderd ponden gewigts aan goud te betaalen, (het dubbeld van de oude fchatting,) en geen hulp te verleenen aan de vyanden der Hunnen. — De twee Koningen hadden, naa het fluiten van dit verdrag, hunne wapens na Tartarye gewend, en waren tot China doorgedrongen : de ruwheid der lugtflxeeke hadt die reeds woeste Krygsbenden nog gehard. Moediger en onderneemender dan ooit te vooren in Europa wedergekeerd, verfmaadden zy de Romeinen als lafhartigen, en verbraken het verdrag onder eenig voorwendzel: zy trokken den Donau over, pionderden Opper-Mefie,gingen voort tot Naifus, en verder tot in Thracie; overal verwoestte Steden en Velden, vol lyken, agterlaatende. Een nieuw aangegaan verP 3 drag DE ROMEINEN. Verwoesting der Hunnen, fehattitig hun betaald.  DE ROMEINEN. Hun Koning ATTILA maakt groote vermeesteringen. Hy bedient zicli van het bygeloof der Soldaaten. Wordt tot Veldheer der Romeinen benoemd, Het Jaar naa CHRISTUS 447. 230 ALGEMEENE drag diende alleen om hunne woede voor eenige jaaren te beteugelen. Attila, wien 't zo min aan verfland als moed ontbrak, gefleepen in de ftaatkunde, en fchoon een onverfchrokken, teffens een voorzigtig, Veldheer, vormde de wydftrekkende ontwerpen van vermeestering: hy hadt zynen Broeder bleda vermoord om in de oppermagt geen medegenoot te hebben ; en zyne beerfchappy breidde zich thans uit van de Baltifche Zee aan den eenen, tot den Oceaan in 't Oosten, aan den anderen kant. Van China hadt hy Gezanten ontvangen, en hy benauwde het Romeinfche Ryk , 't geen hy dreigde te verdelgen. — Geenen Godsdienst hebbende, wist hy zich, egter, met voordeel te bedienen van het heerfchend bygeloof, en veinsde wonderdaadig een Zwaard gevonden te hebben, 't welk de Scythen eertyds als het teken hunner Godheid aanbaden: men zag hem aan als door den God desKrygs zelve in zyne onderneemingen aangeblaazen; en dit denkbeeld maakte zyne Soldaaten te dapperder en ftouter. Theodosius hem den tytel van Veldheer der Romeinen geevende, betuigde hy, by 't aanvaarden van denzelven , dat die tytel hem niet zou wederhouden van de Romeinen te beftryden, indien zy in gebreke bleeven van hem voldoening te fchenken ; en dat hy Koningen, die niet alleen de Veldheeren der Romeinen, maar ook de Keizers, overtroffen, onder zyne Siaaven hadt. Welhaast moest Illyrie , Thracie , Dacie en Mefie} nieuwe rampen bezuuren. De Hun-  GESCHIEDENIS. 231 Hunnen vermeesterden zeventig Steden, en verfloegen twee Legers. Men kogt den vrede op nieuw voor zesduizend ponden gewigts aan goud, en eene jaarlykfche fchatting van een derde dier fomme. Knevelaaryen en geweldige afperfingen waren noodig om dit geld te verzamelen. De Schattingheffers werden, in zeker opzigt, erger dan de Barbaaren. Voorheen fchatryke Familien vervielen tot armoede, en veele Burgers benamen zich het leeven door den lirop, of vastten zich dood. Hoe meer de Keizer attila vreesde en betoonde te ontzien, hoe meer hy by dien Koning een voorwerp van veragting werd. De Afgezanten van deezen Vorst der Hunnen kwamen altoos, met kostbaare gefchenken overlaaden, t'huis: indien hy een zyner Bevelhebberen wilde verryken , hadt hy niets anders te doen dan hem na Conftantinopole te zenden ; zyne eifchen vermenigvuldigden naar gelange men hem blyken van lafhartigheid liet zien; den oorlog dreigende, was hy verzekerd alles, wat hy vorderde, te zullen ontvangen. De trouwlooze verraadery , zo dikmaals gepleegd, naa dat men eer en braafheid hadt vergeeten, fcheen , in het einde, 't eenig middel tegen eenen onverwinnelyken vyand. Theodosius befloot, op 't aanraaden van crysaphus den Gefneedenen , attila te doen ombrengen. Men belooft fchatten aan edecon, een Afgezant van attila, indien hy dit booze ftuk wilde uitvoeren. Hy verbindt zich, in fchyn, tot zulk een P 4 eu- DE ROMEINEN.Knelt hun, en doet de vrede koopen. Hoe zeerhy de Romeinen verfilmd t. Het Jaar naa christus 449. Theodosius zoekt hem verraadlyk om te brengen.  DE ROMEINEN. Byzonderheden vai een Gast maal doo ATTILA ge geeven. Hy behan delt de Keizer me ï'maadheid. 232 ALGEMEENE euveldaad, en vertrekt, van een gezantfchap vergezeld. By zynen Meester komende , ontdekt hy het verraad. Attila veinst, ontvangt de Gezanten, op een houten ftoel gezeeten; fpreekt tot hun op den gewoonen neren trant, behandelt ze egter heusch, en neemt alle mogelyke maatregels om zich van den verraadelyken aanflag der Romeinen te verzekeren. Priscus, een ooggetuige, vermeldt, in [ zyn verhaal van dit gezantfchap, eenige by• zonderheden, die ons den aart van deezen ' Overwinnaar en het chara&er zyns Volks, ontvouwen. De Koning gaf een Feest aan zyn ganfche Hof; uit zilveren en gouden Vaatwerk werden alle de gasten voorgediend: dan hy zelve gebruikte een' houten Schotel, at enkel ééne foort van Vleesch. Twee Dichters kwamen en zongen ter eere zyner overwinningen. Hunne gezangen bliezen der jeugd een heldenvuur in 't harte, en deeden den ouden ftok een vloed van traanen Horten; om dat zy niet langer, op het voorbeeld van den Held, blyken van dapperheid konden geeven. Twee Klugtemaakers eindigden het feest. Te midden van het luidrugtig gelaat, door hun verwekt, behieldt de Koning onveranderlyk zyne ernsthaftigheid, en betoonde geene vrolykheid dan alleen door het ftreelen van zynen jongften Zoon, het voorwerp zyner zonderlinge tederheid. Zo ras hy den beftemden verraadlyken 1 toeleg duidelyk ontdekt hadt, zondt hy Gezanten na Conftantinopole , met last om den Keizer deeze boodfchap te brengen: „ dat „ at-  GESCHIEDENIS. 233 attila en theodosius beiden van " even edele afkomst waren ; doch dat " theodosius zich vernederd hadt, door een Slaaf van attila te worden, aan " wien hy fchatting betaalde; en dat hydaar„ enboven en lafhartig en trouwloos Slaaf „ was: dewyl hy verraad gebruikte om zy„ nen Meester van kant te helpen, en dat ' attila hem geene vergiffenis zou fchen" ken, dan op het overleveren van den Ge,' fneeden in zyne handen, ten einde deeze „ naar verdienften mogt geftraft worden'. Die dreigende vervvyten gaven meer grootheid te kennen, dan de overwinning zelve. De moedige Overwinnaar liet zich , door betoon van onderwerping en gefchenken, verbidden; en de fnoode Gefneedene behieldt zyne willekeurige magt. Zo groot en Iterk was de drift der Grieken tot fcherpzinnigheden en Godgeleerde Gefchilftukken, dat, in weerwil van de gevaaren , die hun omringden, eene nieuwe Kettery, over de verborgenheid der Vleeschwording , het Ryk.beroerde. Nestorius, zich tegen de Ariaanen verzettende, hadt zich verbeeld , dat de twee Natuuren in christus twee Perfoonen uitmaakten. E utyches, Abt van zeker Monnikenklooster te Conftantinopole, kantte zich, met allen geweld aan tegen de Nestoriaanfche Stellingen; beweerende , dat de éénheid van Perfoon de éénheid van Natuur veronderftelde; dat de Godlyke Natuur de Menschlyke verzwolg; dat in christus maar ééne Natuur plaats P 5 hadt, DE ROMEINEN. Nieuwe onlusten, dooi' de Kettery van eütyches verwekt.  DE ROMEINEN. 't Lot deczer Kctteryc. Het Jaar naa christus 450. Theodosius II Kerft. 't Herbouwen der Muuren van Conjlantinopole. 234 ALGEMEENE hadt, te weeten die van het Fleeschgewor^ den Woord. Chrysaphus, de veelvermogende Staatsdienaar en gevolglyk ook de Keizer , verklaarde zich voor het gevoelen van eutyc h e s. Eene Kerkvergadering van honderden-dertig Bisfchoppen te Ephefe gehouden, en door de Grieken eene Zamenkomst van Struikroovers geheeten, -om dat 'er alles met bedrog en geweld werd voortgezet, veroordeelde de Leer der twee Natuuren in één Perfoon. Vervloekingen, afzettingen en ballingfchappen, waren de vrugten der Eutychiaanfche Onlusten. — Zyne Kettery, vervolgens , op de Kerkvergadering, te Chalcedonen den Jaare CCCCLI veroordeeld, heeft in 't Oosten nog veel Aanhangers, zo wel als die van nestorius. Tot den val van het Griekfche Keizerryk zullen wy zien dat de Godgeleerde Gefchillen , onder allerlei gedaanten gevormd, inwendige verdeeldheden veroorzaakten, zo verderflyk als de wapenen der Barbaaren. Theodosius van de jagt te rugkomende , en door een val van zyn paard bezeerd, ftierf den volgenden dag; vyftig jaaren bereikt en twee-en-veertig jaaren geregeerd hebbende. Hy verdiende geen anderen bynaam dan dien van Schryfkunftenaar: dewyl hy uitmuntte in het maaken van Letteren. — De Muuren van Conftantinopole, in den Jaare CCCCXLVII, door eene fchriklyke aardbeeving , omver geworpen , werden, naar 't getuigenis van nicephorus, in twee maanden tyds, weder herbouwd: dit fchie- Jyk  GESCHIEDENIS. 235 lyk herbouwen fchryft men toe aan den yver der twee partyen, met de benaamingen van de Blaamve en Groene onderfcheiden, welke het Volk in de Renfpelen verdeelden. By dit grillige Volk draagt alles het kenmerk van beuzelagtigheid, of van geestdryvery. VALENTINIANUS III. IN 'T WESTEN, e n MARCIANUS DE ROMEI. KEN. IN 'T OOSTEN. Theodosius de jonge alleen nagelaaten hebbende eene Dogter, getrouwd aan valentinianus III, Keizer van het Westersch Ryk, fcheen deeze hem te moeten opvolgen. Hy dong niet na die eere. Pulcheria nam het Ryksbeftuur'in handen ,en deedt chrysaphus veroordeelen: en naa de regtmaatige veroordeeling van dien Gefneedenen, liet zy hem onbillyk over aan de byzondere wraake van een' Man, wiens Vader hy, veele jaaren geleden, hadt doen ombrengen. — Dewyl tot nog toe de Oppermagt nog nimmer door eene Vrouwe alken bekleed was, wierp pulcheria het oog op marcianus , een Man van laage af¬ liet Jaar naa christus 450. Pulcheria trouwt marcianus , om hem Keizer te maaken.  DE ROMEINEN. Het goed : l tsbeftimr van dl'.n Vorst: en Wetten door lietn gegeeven. 236 ALGEMEENE afkomst; doch in krygsëere opgeklommen, en by haar hooggeagt: zy boodt hem haare hand ten huwelyk aan , onder voorwaarde dat hy haaren maagdom, van welken zy gelofte gedaan hadt, ongerept zou laaten; zy hadt toen haar één-en-vyftigfle jaar bereikt: marcianus, acht-en-vyftig jaaren, ging deeze voorwaarde, en vervolgens het Huwelyk , aan. Zyne Krooning gefchiedde met algemeen genoegen , en werd met de goedkeuring van valentinianus III vereerd. Marcianus, zwak van geitel , maar moedig van aart, yverig, wakker en vol van eerbied voor de Keizerinne, bevlytigde zich zeer om de ingefloopene en ingekankerde misbruiken te hervormen. Hy ftrekte ten voorbeeld van zuinigheid en regtvaardigheid. Verfcheide zyner Wetten dienden om het drukkend juk des Volks te verligten. Zyne Godsvrugt deedt 'er hem eenige afkondigen, die de blaam van verkeerdheid,uit een Staatkundig gezigtpunt befchouwd zynde, misfehien niet ontgaan kunnen. Tegen het bevel van valentinianus I, die de begiftigingen eener Vrouwe, ten voordeele der Geestlyken en der Monniken, voor van geener waarde verklaarde, wilde hy,dat deeze begiftigingen van kragt zouden weezen. Hy verboodt, op doodsftraffe, allen uitwendig betoon van Heidenfche Godsdienstpleeginge. Ondertusfchen gedroeg hy zich gemaatigd omtrent de Ketters, en begunftigde de Regtzinnigen; tragtende alzins de gemoederen te bevredigen. Hy bediende zich van de raad-  GESCHIEDENIS. 237 raadgeevingen van Paus leo, en pulcheria zyne Egtgenoote. Het Westen, waar placidia, in den naam van haaren Zoon, regeerde, ftondt op 't punt om onder den overlast der aandringende Barbaaren te bezwyken, en zugtte door de ondraaglyke zwaarte der opgelegde fcbattingen, die, daar zy de harten verbitteren, dezelve ook altoos genegen maaken om van Meester te veranderen. Valentinianus III, naa langen tyd beloofd te hebben ontheffing aan de Wingewesten te zullen verfchaffen, doet eindelyk een bevelfchrift afkondigen, by 't welke hy de fchulden aan 's Lands Schatkist kwytfcheldt. Hy verwyt zichzelven het uitftel van 't vervullen zyner gedaane beloften; hy geeft een breed verflag van de jammeren des Volks, en de knevelaaryen zyner eigene bedienden; en voert deezen, zo waaren als deerlyken, verwaarloosden grondregel aan. „ Alles wat de „ Arbeidsman verliest is voor den Vorst „ verlooren: de voorfpoed en welvaard der „ Vorften hangt van dien des Arbeiders af". Het ftrekte ten fchandvlekke en verwyt eens flegten Staatsbeftuurs met zo heerlyke grondregels te pronken, en die door een tegenovergefteld gedrag om verre te ftooten. Valentinianus bleef fteeds volharden, met, door zyne weelde, en de Steden en de Landen uit te putten; terwyl zyne domme ongevoeligheid de verwoestingen der v}^anden begunftigde. Placidia ftierf: en fchoon zy haare misflagen en gebreken hadt, verflimmerde alles, naa haaren dood. Wy DS ROMEINEN. Valentinianusmaakt eene Wet , om het Volk te ontheffen. Maar volhardt met ze te verdrukken.  DE ROMEINEN. Groot-Brittanje van liet Ryk afgefcheurd,en te ondergebragt , door de Saxen en de Engclfchen. Genserik doet attila in Gallie vallen. Eifclien van ATTILA Op 238 ALGEMEENE Wy hebben voorheen Groot-Brittanje van de Romeinen, die het niet langer konden verdeedigen, zien verhaten. Te vergeefsch deeden de Britten herbaalde keeren aanzoek om hulpe en byftand tegen de Pieten en Schotten. Aënus zelve, dien grooten Veldheer, in hunne belangen niet kunnende overhaalen, vervoegden zy zich tot de Saxen, woonagtig aan den mond der Elve, die met de Angli of Engelfchen, de Landen, welke zy kwamen verlosten, welhaast te onderbragten. Hunne zevenhoofdige Regeering grondvestte zich op de puinhoopen van de vryheid der Eilanderen. Deeze zeven Koningryken werden eerst veréénigd door egbert, tydgenoot van carel den grooten. Hier over moeten wy, in de Hedendaagfche Gefchiedenis, breeder fpreeken. Men kon het verlies eens vrugtbaaren Wingewests, waar van tegenwoordig dezelfde voordeelen niet getrokken worden als eertyds, ligt zetten. Maar attila dreigde het Ryk zelve de hartaar af te iieeken. Naa in twyfel gehangen te hebben of hy het Oostersch dan het Westersch Ryk zou aanvallen , bepaalde hy zich tot het zwakfte gedeelte, reeds van zo veele kanten door vyandlykheden ontgonnen. Genserik, overhoop geraakt met theodorik, den Koning der Vifigothen, en hem in moeilykheden zoekende in te wikkelen, noodigde den Koning der Hunnen uit, om in Gallie door te dringen. Deeze vondt gereedlyk een voorwendzel om in dat Land te vallen. Honoria, Dogter der Keizerinne pla- CI-i  GESCHIEDENIS. 239 cidia, tot het Kloosterleeven verweezen, hadt met attila eene heimlyke verflandhouding gehouden, en hem zelve een' Ring gezonden , ten onderpand van haar befluit om hem te trouwen, en haare eifchen op de Ryksthroon af te flaan. Hy liet deeze Vorflin ten Huwelyk verzoeken, en de helft des Ryks vorderen, van 't welke hy haar als erfgenaame aanmerkte. Valentinianus deedt hem antwoorden, dat h o n o r 1 a reeds getrouwd was, en daarenboven geen regt altoos tot de Ryksthroon hadt , dewyl dit onder de Romeinen alleen den Mannen toekwam. Attila, nu eens met de Romeinen, dan eens met de Vifigothen, in onderhandeling treedende, verborg zyn oogmerk om zo wel deezen als geenen te verdelgen. Hoe magtig hy ook ware, wist hy zich van ftaatkundige ftreeken te bedienen. Aan het hoofd eens legers van vyfhonderd duizend Mannen, onder 't welke zich zeer veele Volken vonden, aangevoerd door hunne Koningen, als de Gepidiers, de Rugen, de Turcilingiers, de Ostrogothen en meer andere , trok hy den Donau langs en den Rhyn over. Onbefchryflyk zyn de fchriklyke verwoestingen in Gallie aangerigt, tusfchen den Rhyn, de Seine, de Manie en den Moefel. Het ganfche Land werd verwoest, de Steden door vuur verbrand, en de Velden met lyken bezaaid. De Veldheer AëTius hadt zich, met eene kleine legermagt, na Arles begeeven. Hy wist den Koning der Vifigothen gelukkig in het denkbeeld te brengen , dat het gevaar zyn DE ROMEINEN. VALENTINIANUS. Het Jaar naa CHRISTUS 451. Gallie verwoest door de Hunnen. AëTius doet ze wyken,  DE KO MEIMEN. Bloedige veldilag in Champagtie. Gevaar en hertoclit van ATTILA. 240 ALGEMEENE zyn Volk zo wel als de Romeinen dreigde, dat attila hun zogt te verdeelen, om zyn oogmerk, van ze beiden te onder te brengen, tc bereiken. Theodorik vervoegt zich by de Romeinen: meroveüs, de Koning der Franken, met de BurgondLrs, de Armoriciers en andere Voiken , verftcrkten het leger van AëTius grootiyks. Hy verhaast zyn' optocht, verrast attila, die Orleans , naa eene zwaar beleg , veroverd hadt, en wiens Krygslieden met de plundering van die Stad bezig waren ; hem , naa veel verlies van manfchap, noodzaakende de Loire over te trekken, en na den Rhyn te wyken. Attila, van fpytover deeze verrasfing zwellende, en in woede ontflooken , befloot zich des te wreeken door eenen beflisfenden veldflag, en hieldt ftil in de vlakten van Champagne, volgens eenige in het Regtsgebied van Troijes, volgens anderen in dat van Chalons. Daar vielen de Legers, met gelyke woede, op elkander aan. Het getal der verflaagenen, van wederzyden, wordt van eenigen op honderd zestigduizend begroot. Jornandes bepaalt het zelve op tweehonderd twee-en-vyftig duizend. Theodorik fneuvelde; manmoedig aan 't hoofd der Gothen vegtende. Attila liep leevensgevaar, en deedt den aftocht blaazen. De legerwagens maakten eene foort van verfchansfing rondsom zyne legerplaats: dit was de gewoonte der Barbaaren. Attila zette zyne Soldaaten aan alle kanten uit. De vyanden , aan een hagelbui van pylen bloot-  GESCHIEDENIS. 241 blootgefteld, beflooten eindelyk hem uit te hongeren. Men verhaalt dat by een Stapel van Paardenzadels liet vervaardigen om zichzelven te verbranden, in gevalle de vyand hem tot wanhoop dreef. — Maar AëTius, buiten twyfel vreezende, dat de nederlaage der Hunnen , de Vifigothen en de Franken al te vreeslyk zou maaken , haalde de Hoofden dier Volken over om af te trekken. Attila, dit bemerkende, verliet terftond zyne legerplaats: en, fchoon nagezet door de Romeinen, bereikte hy Pannonie, en vervolgens zyn eigen land. De bloedigfta veldflag jongst gevogten , en de voorgaande verliezen, want hy fpaarde zyne Soldaaten niet, hadden een groot gedeelte zyns legers vernield. Ondertusfchen hadt hy nauwlyks adem beginnen te fcheppen, of hy kwam, met nieuwe kragten, Italië beftooken. Schrik en ontfteltenis verfpreidde zich allerwegen. AëTius, in ftede van de Alpen te verdeedigen , raadde valentinianus de vlugt na Gallie te neemen , en wilde 'er zelve een voorbeeld van geeven. Men verfmaadde dit fchandelyk ontwerp. De Keizer, binnen Rome opgeflooten, liet alle de Landen aan de andere zyde van de Po, zonder verdeediging , voor den vyand open; hoopende, dat de Barbaaren zich, met dien prooi, zouden vergenoegen. Hier op plunderden de Hunnen de Hoofdftad der Vindeliciers (het tegenwoordig AugsburgS) Zy toogen de Juliaanfche Alpen over, belegerden en vermeesterden ftormenderhand Aquilea, lagen het in de as- IV. deel. q fche, DE ROMEINEN. Het Jaar naa CIItUSTUS 452- Hy verwoest Italië kort tdaar naa.  DE ROMEINEN. Wat hy te Milaan toe fchandc des Keizers verrigtte. Grondvesting van Venetië. Attila gast een verdrag met de Romeinen aan. 242 ALGEMEENE fche, zo dat 'er geen huis ftaande, en geen mensch, die in der vyanden handen viel, leevendig bleef: zy verdelgden alles in Venetië en Ligurie. — Attila vondt te Milaan eene Schilderye , op welke de Keizer verbeeld was, zittende op een gouden throon, met eene menigte verflaagene Hunnen voor zyne voeten. Hy liet dit tafereel uitwisfehen, en zichzelven op den throon fchilderen, voor welken de Keizer verbeeld werd, belaaden met een zak vol gouds, en dien voor zyne voeten uitftortende. Men wil dat, ftaande deeze verwoestingen , de Inwoonders van Venetië, om de handen der Hunnen te ontwyken, zich na de eilanden op hunne Zeekust begaven, en aldaar de grondfiagen van eene Stad vestigden , welke, haaren naam van dat Landfchap ontleenende, dien van Venetië voerde, onder welken naam zy als nog bekend, en in de Hedendaagfche Gefchiedenisfen wyd vermaard is. Cassiodorus van de Venetiaanen, gelyk hy hun heet, vyftig jaaren daar naa, fpreekende, zegt; dat zy de eilanden der Adriatifche Zee bewoonden , en tegen de overmagt der -golven geene andere befchutting hadden dan Horden, geen ander voedzel dan Visch,geen rykdom dan hunne Schuiten, en geene koopmanfehap dan Zout, 't welk zy voor andere behoeften verruilden. AëTius, onderfteund door de gezondene hulpbenden van marcianus, behaalde verfcheide voordeden op de Hunnen; doch deeze waren niet genoegzaam om de vrees der Romeinen te verbannen. V a l e n- . TI-  GESCHIEDENIS. 24c tin ia nus vaardigde een Gezantfchap af om den vrede van attila te verzoeken. Leo, toen Bisfchop van Rome, eerwaardig door zyne Godsvrugt, en beroemd door zyne weïfpreekenheid, was aan 't hoofd van dat Gezantfchap geplaatst, en vermurwde het anders ongedwee hart diens Ryks veroveraars. Men trof een beftand, en kwam, wegens het geeven eener jaarlykfche fchatting, overéén. De moedige Overwinnaar vertrok , dreigende in Italië te zullen wederkeeren, als men hem honoria, en 't geen die Vorftinne toekwam, niet zondt. — Attila ftierf in 't volgende jaar. Jornandes geeft, uit priscus, ons dit berigt van den dood diens Mans; hy hadt, hoewel ontelbaare Vrouwen hebbende, nog eene fchoone jonge Dogter getrouwd, en zich op de Bruiloft in Wyn, en andere vrolykheden, te buiten gegaan. In den nagt door drank en flaap verfmoord, en van eene neusbloedinge, welke hem meermaalen overkwam, bevangen , liep hem het bloed in de keel, en verflikte hem. In deezervoege werden de Romeinen ontflaagen van eenen vyand, dien zy gods Geesfel noemden, en, in de daad, zy hadden deeze roede wel verdiend. Attila liet verfcheide Zoonen naa, wier oneenigheden zyne wydftrekkende heerfchappye verwoestten: en dit is doorgaans het gevolg van groote vermeesteringen. De Koning der Gepidiers ftondt op , en andere voorheen onderhoorigen volgden dit voorbeeld. Bloedige oorlogen verzwakten de Barbaaren. Zy maakten verfcheide vastigheQ 2 den DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 453- Attila's dood. Verval zyns Ryks.  BE EOMEINEN. De O stro gathen in Pan ■ nonie gevestigd. Het Jaar naa CHRISTUS 454- Ondeugden van VALENTINIANUS. 244 ALGEMEENE den in Jllyrie} Mefie, Dacie, klein Scythie f aan den mond des Donau''s, en werden Bondgenooten van het Ryk, 't geen zy vaneen fcheurden. — De Ostrogothen , onderdaanen van attila , wonnen meer dan de anderen by die ommewenteling. Marcianus ftondt hun geheel Pannonie af, van Opper Mefie tot Noricum, en van Dalmatie tot den Donau. Wy zullen vervolgens zien hoe zy in Italië roemryk heerschten. De ondeugden van valentinianus III waren hem, en den Ryke, niet min nadeelig dan de legermagten der Barbaaren. Deeze Keizer , van een vadzigen en geilen aart, hadt verraadelyker wyze, en met geweld, de eere gefchonden der Vrouwe van maximus, een uitfteekend en magtig Man. Deeze onteerde, t'huis gekeerd, borst in een vloed van traanen uit, gepaard met de allerbitterfte verwyten tegen haaren Egtgenoot; dien zy verdagt hieldt heimlyk deel te hebben aan haare oneere, en zyne eigene fchande. Maximus , toen eerst des Keizers booze kunftenaary ontdekkende, verwittigde zyne Huisvrouwe daar van, en befloot zich, het kostte wat het wilde, over dien hoon op valentinianus te wreeken. — AëTius was de eenige, die den Vorsten den Staat kon befchermen. Maximus doet hem, door de listige inboezemingen van eenen Gefneedenen,her aclius geheeten, die een volllrekt gezag over den kleinverftandigen Keizer voerde, van Ryksweerfpannigheid verdagt maaken, om aan welke verdenking fchyn en klem te geeven, verfcheide,  GESCHIEDENIS. 245 de omftandigheden medewrogten. —■ Wanneer de dood diens verdagten Veldheers beflooten was, bragt de Keizer hem, met eigen hand, om 't leeven. Eenige dagen daar na vroeg hy aan een zyner Hofbedienden, „ of hy niet wel gedaan hadt met AëTius „ af te maaken" ? Waar op die Romein hem ten antwoord gaf. „ Het ftaat aan my niet „ over uwe bedryven te oordeelen ; maar „ my dunkt, dat gy uwe rechte hand met „ uwe flinke hebt afgehouwen". Welke misdryven de heerschzugt dien Veldheer ook hadt ingeboezemd , men ondervondt welhaast, dat, zonder hem, het waggelend Ryk niet ftaande kon blyven: en hoe sidonius, van den moord diens Heids fpreekende, met het grootfte regt, mogt zeggen: „ Dus viel „ de beste Veldheer zyns tyds, de fchrik .„ van attila, het bolwerk der Wester„ fche Landfchappen, door de hand van den „ grootften bloodaart in het ganfche Ryk". De Staatsdienaar BoëTius, en allen die AëTius na het Paleis vergezeld hadden, toen eene verraadlyke boodfchap hem derwaards deedt gaan , werden desgelyks vermoord; één voor één in 's Keizers kamer geroepen zynde. Niets wederhield nu maximus langer om wraak te neemen, en zyne Ryksaanmaatiging voort te zetten. Hy vervoegt zich by de vrienden van den onlangs vermoorden AëTius , die het gereedlyk op zich namen om den dood van hunnen ouden Veldheer, en teffens de fmaad maximus aangedaan, te wreeken: zy bragten valentinianus Q 3 om, DE ROMEINEN.Moord van AëTius. Het Jaar naa CHRISTUS 455- Maximus doet den Keizer ombrengen , en volgt hem op.  DE ROMEINEN. Trouwt EUDOXIA , die hem hagen legt; GENSERIK uitllOOlÜ- gende. 246 ALGEMEENE om, die nu vyf-en-dertig jaaren bereikt, cn ruim negen-en-twintig jaaren de Keizerlyke waardigheid bekleed, hadt. — Op den volgenden dag nam maximus het purper aan, en werd door de Romeinen voor Keizer uitgeroepen. Hy was van doorlugtigen Romeinfchen Stemme, hadt de eerfte ampten in den Staat, met groote toejuichinge, bediend, en bezat groote rykdommen, van welke hy, tot hier toe, gemaklyk en weelderig geleefd hadt. De last der Opperheerfchappye werd welhaast ondraaglyk voor zyne fchouderen. Alles ftondt hem tegen, alles joeg hem fchrik en vreeze aan. Zyn Ryksbeftuur fcheen een droom. •— Hy hadt, zyne Vrouwe,kort naa de gepleegde fchennis , geftorven zynde , eudoxia, de Weduwe van valentinianus, gedwongen hem te trouwen; en, om haar hart te winnen, betuigd, zich met den moord des Keizers alleen bezoedeld te hebben, om zyne liefde tot haar te voldoen. Eudoxia, die valentinianus op het tederst bemind hadt, ten hoogflen verbitterd over de gedwongene Egtverbintenis aan denzelfden perfoon , die hem van Ryk en Leeven beroofd hadt, befloot den dood haars voorigen Mans, en de fmaad in haar perfoon zyn bedde aangedaan, niet ongewrooken te laaten. Door drift en tot wraak verblind, nam zy maatregels , voor haar en Rome allerverderflykst. Zy vaardigde een' vertrouwden boode aan genserik af;hem uitnoodigende om den dood van zyn' vriend en bondgenoot valentinianus te komen wreeken, en haar uit de armen van eenen dwin- ge-  GESCHIEDENIS. 247 geland, den moordenaar des Keizers, te komen verlosfen; met verzekering dat hy geen grooten tegenftand in Italië zou ontmoeten, en dat zy hem in Rome zou helpen. De Koning der Vandaalen fcheept zyne krygsmagt in, landt, en vervult alles met fchrik. Maximus, de Ryksverweldiger , wordt, onder het vlugten, gedood. Genserik trekt Rome in, en die Stadt ondergaat de deerlykfte plundering. Hy voert ongemeete fchatten weg: de Heilige Vaten, door alarik eerbiedig gefpaard ; de helft des kostbaaren daks van den Tempel aan jupiter capitolinus gewyd, van koper, met goud overtrokken, gemaakt; eene verbaazende menigte Standbeelden; veele aanzienlyke gevangenen , onder welken zich eudoxia zelve,met haare twee Dogteren, bevondt. — Marcianus eischte deeze Vorstlyke Perfoonen te rugge; doch zyn eisch werd afgellaagen. Genserik vreesde den Keizer des Oosterfchen Ryk niet. Maximus hadt flegts drie maanden geregeerd. ■—■ Avitus, een Gallier van afkomst , in eenen amptloozen ftaat zeer geagt, nam het Keizerlyk purper aan, en regeerde één jaar. De Graaf ricimer, Zoon van een' Vorst der Sueyen, verfmaadde deezen nieuwen Keizer, die zich door zyne ongeregeldheden veragtlyk maakte. Hy verwekte eenen opftand, viel op hem aan , en kreeg hem gevangen by Placentia ,• waarop hy, van 't Vorstlyk purper ontbloot, tot Bisfchop gewyd werd. Dit was eene vry algemeene handelwyze om de ontthroonde VorQ 4 ften DS romï4i- ; nen. Wordt vermoord. — Rome door GENSERIK geplunderd. Avitus aanvaart hei Purper , en wórdt door RICIMER ontthroond.  DB ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 457' Dood van MARCIANUS en PULCHERIA. Vastftcllingen van de Kerkvergadering te Chalcedon. 248 ALGEMEENE ften te ftraffen, en hun buiten ftaat te ftellen tot het doen van nieuwe onderneemingen. De gewoonte, om ze tot Monniken te vernederen, vervolgens by de Barbaaren in gebruik, was beter ; dewyl daar door de Bisfehoplyke waardigheid niet in de waagfchaale gefteld wierd. — Avitus , vreezende voor zyn leeven, zogt zich, door de vlugt na zyn Vaderland, te beveiligen, dan hy ftierf onder den weg. De throon bleef eenige maanden ledig. Kon iemand, met eene redelyke eerzugt, na het beklimmen van denzelven dingen ? Zints theodosius, was marcianus de eenige geweest, die den Rykszetel op eene waardige wyze bekleedde; fchoon te onkundig om tot geene groote misdagen in 't Staatsbeftuur te vervallen. Hy ftierf in het zevende jaar zyner Regeeringe. Pulcheria was vier jaaren vóór hem geftorven. De Griekfche Kerk eert dien Vorst als een Heilig , en viert zynen Feestdag met dien. van pulcheria. De algemeeneKerkvergadering van chalcedon, door den yver van marcianus en pulcheria, in den Jaare CCCCLI zamengeroepen, maakte , naa de leer van eutyches veroordeeld te hebben , eenige fchikkingen, hier der optekeninge waardig. Hy onderwierp de Monniken aan het gewoone regtsgebied; hun verbiedende zich in eenige zaaken, 't zy Kerklyke, 't zy Wereld, lyke te mengen, dan alleen, in gevalle, de Bisfchop hun, des noods, daar toe riep. Hy verboodt, op ftraffe van den ban, den Kerk-  GESCHIEDENIS. 249 Jykeri van den dienst der eene Kerke in dien van eene andere over te gaan. — Hy gaf, aan den Bisfchoplyken zetel van Conftantinopole, den eerften rang naast dien van Rome. De Grieken wilden vervolgens, dat alles, ten opzigte van deeze twee Bisfchoplyke Stoelen, gelyk zou ftaan : dewyl Conftantinopole zo wel de Hoofdffcad was van het Oostersch als Rome van het ÏVestersch Ryk. Leo verwierp beftendig dit befluit, en beweerde , dat Alexandrie en Antiochie den voorrang moesten behouden. De eertytel van Patriarch is , naa deeze Kerkvergadering , gegeeven aan de hoofden der Kerken van Rome, van Alexandrie, van Antiochie, van Conftantinopole en van Jerufalem: een eertytel met zeer groote voorregten en vrydommen, gepaard, en van een wydftrekkend gezag (*). Valentinianus III verklaarde , in den Jaare CCCCXLVI, by gelegenheid der veroordeelinge van Hilarius van Arles , door Paus leo, dat geen Bisfchop iets nieuws zou kunnen invoeren, zonder het gezag van den Paus ; dat alle de bevelen van den Roomfchen Stoel eene Wet zouden weezen, voor alle de Bisfchoppen; en eindelyk, dat, indien een Kerkvoogd , door den Bisfchop van Rome opontbooden, weigerde voor diens regterftoel te verfchynen , hy daar toe dooiden Landvoogd zou gedwongen worden. Leo, (*) Men flaa hierop na, mosheim's Kerklyke Gefchiedenisfen, 11 Deel, bladz. 198; waar dit ftuk in voller licht gezet wordt. Q5 de romeinen. DcBisfchoplykc Stoel van Co/f- jlantlnopo/ DE ROMEINEN. )e twee meodori- en verzeten zich teen den Leizer. ^eno geeft :yn Hcnoii■um uit, om ie Godgeeerden te >evredigen.  266 ALGEMEENE DE P.OMEINEN.j Kuiperyen eu Oproeren. nigheid des Geloofs te bewerken; een ftuk nog bezvvaarlyker dan zich tegen de Barbaaren te verdeedigen. In het zelve veroordeelde hy de Nestoriaanen en Entychiaanen ; en fchreef eene Geloofsleuze voor, naar welke men zich vervolgens hadt te fchikken. Doch, fchoon deeze Geloofsregel regtzinnig ware, weigerden de meeste Regtzinnigen denzelven te ondertekenen. Zy vonden zich gebelgd, om dat de Vorst uitfpraak deedt over Geloofsftukken, en dit Henoticwn ftrekte om de eer van de allerheiligfte Chalcedonifche Kerkvergaderinge, van welke geene byzondere melding gemaakt was, te fchenden. Die gaf gelegenheid tot nieuwe twisten en nieuwe verdeeldheden, welke vooral niet minder waren, dan die men, door dit Befluit van Verééniging, hadt zoeken te weeren. Het overige der regeeringe van zeno beftaat uit eene aanéénfchakeling van onlusten en verfchriklykheden. Zyne Schoonmoeder en zyne Vrouwe fpanden zamen tegen illus, den Hoofdman der Lyfwagt, die zeno weder op den throon geholpen hadt. Illus verwekt eenen opftand, en geeft den tytel van Keizer aan leontius. Theodorik, tegen de muitelingen gezonden , behaalde de overwinning; illus en leontius moesten het met den hals boeten. De Koning der Ostrogothen verdreef vervolgens de Bulgaren, die oudtyds aan de oevers van de Wolga woonden: zy naderden den Donau, en werden vervolgens beroemd. De Keizer geraakte welhaast met zynen Verlosfer in onmin. The-  GESCHIEDENIS. 267 Theodorik, de wapens tegen hem opgevat hebbende, dreigde Conftantinopole van naby. Men floeg hem een mondgemeenfchap voor. Hy eischte verlof om Italië te vermeesteren. ,, Indien ik hier in flaag", zeide hy tot zeno, „ zal ik van u myne nieuwe „ Heerfchappy ontvangen ; indien het my ,, mislukt, en ik omkom, zult gy 'er het be„ taaien der fchatting, welke gy ons nu moet ,, opbrengen , by uitwinnen". De Keizer gaf zyne toeflemming , en ftondt aan theodorik zyne regten af. De Gothen hebben altoos deeze overgifte als volftrekt en fteeds volduurende aangemerkt, fchoon de Romeinen het tegendeel beweeren. Zeker gaat het dat het Koningryk van Italië de Oppermogenheid des Oost erfchen Keizerryks fcheen te erkennen;doch dit gefchiedde, zondereenigzins met de daad afhanglyk te weezen. ■—■ Zeno, die niets dan kwaad gedaan hadt-, kwam, in den Jaare CCCCXCf elendig aan zyn einde, eer dat theodorik zyne vermeestering van Italië voltrokken hadt. Deeze Ryksoverweldiger , waardig onder het getal der grootfte Koningen gerekend te worden, bykans van zyn geheele Volk, Grysaarts, Vrouwen en Kinderen , zo wel als Soldaaten, gevolgd, behaalde, naa de Gepidiers, die hem den doortocht betwistten, zyne eerfte overwinning op odoacer , tusfchen Aquileja en de Juliaanfche Alpen, eene tweede by Verona, en eene derde op den oever van de Adda. Odoacer, fchoon geflagen, gaf blyk op blyk van dapperheid. — Het veld niet langer kunnende houden, trok DE ROMEINEN. Theodorik verzoekt Italië te mogen beuiagtigen. Zeno fterft." Theodorik ffaat odoacer tot drie keeren. Belegert Ruycmit.  DE ROMEINEN, Het Jaar naa CHRISTUS 494. Theodorik brengt odoacer om. 268 ALGEMEENE trok hy in Ravenna, zyne Hoofdftad. Welhaast moest hy daar in een zwaar beleg uitharden,'t welk twee en een half jaar duurde. De haven was geflooten ; eene fchriklyke hongersnood dwong de inwoonders tot het eeten van het ongefchiktfte voedzel. Men moest het opgeeven of van gebrek fneuvelen. 'Er werd eene onderhandeling aangevangen. Odoacer deedt affland van Ravenna, en gansch Italië, aan theodorik; de eere der Koninglyke waardigheid behoudende; doch de Overwinnaar bragt hem, weinig dagen daar naa, met eigen hand om 't leeven. Zy, die theodorik tragten te regtvaardigen , wenden voor dat hy eene zamenzweering tegen zyn perfoon ontdekt hadt. Andere onbevooroordeelde Schryvers laaten deeze vlek van de verraadlykfïe ontrouw theodorik geheel aankleeven. Kan zy door iets verminderd en verdoofd worden, het is» door zyne altoos gedenkwaardige Regeering. In de ganfche Gefchiedenis der Keizcren, ontmoeten wy maar weinig voorbeelden eener zo volmaakte Regeeringe als die van theodorik, en wy zullen, met voordeel, eenige leerzaame trekken daar van onzen Leezeren onder 't oog brengen. DER-  GESCHIEDENIS. 269 DE ROMEINEN. DERDE HOOFDSTUK. Theodorik de groote in Italië gevestigd. Indien theodorik,gelyk een oud naamloos Schryver, tegen alle waarfchynlykheid aan, verzekert, noch leezen noch fchryven kon, is hy voor een wonder van oordeel en fchranderheid aan te merken; dewyl hy als een best onderweezen Vorst regeerde. Volgens procopius, wilde hy , dat de Kinderen der Gothen in de Letteren niet zouden onderweezen worden ; voorgeevende, ,, dat zy, eens voor de Schoolmeester,, lyke roede geleerd hebbende te beeven, „ op het zien van een uitgetoogen zwaard, „ zouden zidderen". Doch deeze berigten zyn meer dan twyfelagtig. — Behalven dat theodorik tien jaaren van zyne vroegfte jeugd in Conftantinopole gefleeten hadt, waar 't niet wel kon misfen of hy moest eenig onderwys in de Letteren ontvangen; betoonde hy te veel agting voor de Geleerden, en bewees hen te veel gunfte, om, als volllrekt van alle Geleerdheid ontbloot,aangemerkt te worden. BoSthius, CASsiODORUsen andere bekwaame Mannen bekleedden de voornaamfte plaatzen. De brieven van theodorik vermelden grootlyks den lof der Weetenfchappen. Zou cassiodorus, zyn Theodorik is zo ongeletterd niet geweest als Vcelen hem gelteld hebben.  DE ROMEINEN. Hy maal; Italië gelul; Kg; de Ro meinen ei Gothen oj. eenen voc behandelen' de. Hy ,'houd alles te raade, en ver fchaft over vloed er veiligheid. Zyne Wetgceving er Regtvaardigheid. 270 ALGEMEENE Geheimfchryver, hem belachlyk ten toon gefield hebben, door het hartlyk pryzen van iets waar van de Vorst ten eenenmaale onkundig was? Men merke daarenboven op, dat dio cassius, in eene Gefchiedenis der Gothen , door hem gefchreeven , hun voorflelt als niet min verlicht dan dc Grieken. Italië, gelukkig onder odoacer, werd ; nog gelukkiger onder deezen nieuwen Koning. De Gothen hadden niet meer dan een ! derde der Landeryen, welker verdeeling op de zagtfle en gcmaatigdfle wyze toeging. Zy waren, even als de Romeinen, tot het opbrengen van fchattingen verpligt. „ Regt,, vaardigheid" , verklaarde theodorik aan zyneOnderdaanen in'talgemeen,„Regt„ vaardigheid , geen geweld , moet regee,, ren: gy leeft in het zelfde Ryk, leeft als „ vrienden; dat de Gothen de Romeinen be„ minnen als hunne Nabuuren en Broeders; „ dat de Romeinen de Gothen liefhebben als ,, hunne Verdeedigers. Eene verftandige regeling der inkomflen en uitgaven vervulde 's Lands Schatkist, en vcrfchafte geld tot groote onderneemingen , zonder de menigte te drukken. De overvloed en goedkoopheid der Leevensmiddelen verblydde het Volk. De veiligheid der openbaare wegen maakte, dat de Reiziger onbefchroomd, zo wel 's nagts als by dage, zyne reize kon voortzetten. De Staatkunde, de Gewoonten en de Wetten der Romeinen hielden fland. De Gothen waren aan dezelve, wat het hoofdzaaklyke betrof, onderworpen, voor 'tove- ri-  GESCHIEDENIS. «71 rige werden zy naar hunne Landsgebruiken behandeld. Een Gothisch Graaf bekleedde de plaats van Regter onder hun , die een Romeinsch Byzitter nam, indien een Romein in het gefchil gemengd ware. Twee Romeinen pleitende , hadden de Overheden huns eigen Volks tot Regters : „ dat andere Over„ winnaars", fchryft theodorik,in een' zyner brieven, „ de Steden der overmees,, terde Landen plunderen of verwoesten: „ wat ons betreft, wy zoeken het in dier,, voege te maaken, dat de overwonnenen „ zich beklaagen niet eerder overwonnen ,, te weezen". Zo zeer nam hy de bediening des regts ter harte, dat hy de Regters deedt onthoofden; dewyl zy drie jaaren het bellisTen van een pleit hadden uitgefteld. Bykans alle Barbaarfche Volken maakten, door tweegevegten, een einde aan hunne gefchillen. Theodorik veroordeelde dit gebruik; 't zelve verfoeienswaardig keurende. Hy wilde dat men in de Gothen de befchaafdheid der Romeinen erkende, gepaard met de Gothifche dapperheid. „ Hoe veel 't „ ook koste", was zyn taal: „ het is geen „ verlies, wanneer men het leeven van een „ Mensch daar by wint". Hadden de Romeinen immer zo veel menschlykheids? Zyne handelwyze, ten opzigte van den Godsdienst, werd altoos beftuurd door deezen hcerlyken grondregel, welken hy zelve opgaf. „ Wy hebben geen gebied altoos over „ den Godsdienst: naardemaal het Geloof „ vry moet weezen". Schoon tot den Ariaanfehen Aanhang behoorende , droeg hy braa- DË ROMEINEN. Hy verbied de Twee gevegtcn. Zyne verdraagzaamheid in den Godsdienst.  DE KOMEINEN. Theodorik ridli'-t, wie Paus zou weczen. symmachus verdeedigt ,zich , ei doet dei Paus voo onzondig verklaaren, 272 ALGEMEENE braave Regtzinnigen hoogagting toe; de goede orde en den vrede bewaarende. — Symmachus enlLAURENTius,op denzeifden dag , in den Jaare CCCCXCVIII , tot het Pausfchap , door onderfcheide partyen, gekoozen, ftonden beiden ftyf en fterk op de wettigheid hunner verkiezinge; over en weder elkander met de fchriklykfte misdryven befchuldigende; waar uit eene allerhaatlykfte fcheuring ontftond, die met moord, doodflag , en alle de verdere wreede bedryven van een' wanhoopigcn Burgerkryg, gepaard gingen. Theodokik ftrcek terftond dit vonnis, dat de eerstverkoorene en die de meeste ftemmen hadt, voor den wettig verkooren Paus moest gehouden worden. De fcheuring bleef niet te min ftand houden, waar op theodorik, naa het vrugtloos afloopen van drie Ke-kvergaderingen, eene vierde beftemde, om over dit gefchil te zitten ; en zyn gezag gebruikte ter uitvoeringe van het vonnis, reeds ten voordeele van symmach us ge weezen. Op deeze laatfte Kerkvergadering, zuiverde de Paus zich, met eede, van de befchul1 digingen, hem ten laste gelegd: en enno: dius, Diaken van Ticinum (nu Pavia,) ftelde eene vleiende verdeediging op voor symmachus en de Kerkvergadering, die hem in de Pauslyke waardigheid bevestigde; waar ir onder anderen geleezen wordt: „ Dat „ de Heilige Stoel, de zodanigen , die den„ zei ven bekleedden voor zondigen bevrydt, „ of liever, dat god geenen anderen toe„ laat dien te bekleeden,dan de zulken, wel- „ ken  GESCHIEDENIS. 273 „ ken hy gefchikt heeftom Heiligen te zyn". Een tastlyk bewys van de heerfchappy, welke de onredelykfte vooroordeelen toen reeds begonnen te voeren. En 't is in dit gefchrift dat men de grondflagen vindt van de verbaazende magt, die de Roomfche Paus/en naderhand verkreegen. Gregorius de VII bediende zich, in gevolge van tyd , van 't zelve, ter onderfchraaging van eenige zyner eifchen. Weinig ftaatkundfgen hebben theodorik geëvenaard in de kunst, om de Ryksbelangen te handhaaven, de grondflagen daar van te bevestigen , en de onderneemingen der omliggende Volken voor te komen; zonder , naa den dood van odoacer, het oorlogszwaard ter fcheede uit te trekken, bezat hy zyn vermeesterd Land als een vreedzaam verkreegen erfgoed. — Door verbintenisfen vereenigde hy zich met de rondsom woonende Barbaaren. Hy trouwde de Zuster van clovis of clodoveus (*), die, in den Jaare CCCCLXXXVIII, de magt der Romeinen in Gallie teondergebragthadt,door het verflaan van siagrius. Hy gaf eene zyner Dogteren ten huwelyk aan alarik, Koning der Vifigothen , eene andere aan den Zoon van gondebald, Koning der Burgondier s; en zyne Zuster aan trasemund, Koning der Vandaalen. ■— Wel verre van gefchillen en verdeeldheden onder die Vorften te verwekken of aan te ftooken, om den een (*) Ook bekend by de naamen hludovicus, lodovicüs ennjDieiN. IV. DEEL. S de romeinen. Staatkunde van THEODORIK , en verbincenisfcn door bera aangegaan.  DE ROMEI" NEN. Hy komt de Vifigothen , tegen cloviSj te hulp. Ily bedient zich van bekwaameStaatsdienaars. Artemido- RUS. LlBERIUS. 274 ALGEMEENE een door den ander te verzwakken, en zyn eigen Ryk tot hunnen koste te vergrooten, deedt hy zyn best om hun den vrede in te boezemen, hun tot eensgezindheid en menschlykheid aan te maanen. — Maar de heerschzugtige clovis, in weerwil der raadgeevingen van theodorik, der Vifigothen Koning alarik gedood, en een groot gedeelte van deszelfs Staaten te ondergebragt hebbende, zondt hy een leger om de Vifigothen by te ftaan: hy bewaarde het overfchot hunner heerfchappye; min om het zich toe te eigenen dan om paal en perk te zetten aan de heerschzugt diens Overwinnaars. Aan de bekwaamheid om waare verdienften te onderfcheiden, aan de zorgvuldigheid om ze te beloonen, en aan de braafheid om 'er gebruik van te maaken; moet voor geen gering gedeelte het geluk van theodoriks Regeering worden toegefchreeven. — Artemido rus,een Griek van edele afkomst, reeds te Conftantinopole aan hem verknogt, was zyn gunfteling; doch een gunfteling zonder flinkfche ftreeken, zonder vleijery, die zyn invloed alleen befteedde tot heil der Onderdaanen. — Liberius, tot den tyd der Staatsomwenteling onfehendbaar verbonden aan odoacer, werd vervolgens Overften der Lyfwagt, en diende den nieuwen Vorst met dezelfde trouwe als den voorgaanden. Hy beftuurde de Geldmiddelen met alle opregtheid,ten meesten oirbaar van den Staat; onderwierp de Barbaaren aan de Krygstugt; zat voor, in de verdeeling der Landeryen, en vereenigde de twee Volken , door eene bil- lyk-  GESCHIEDENIS. 275 lykheid, waar van men zeer weinig voorbeelden aantreft. — Ibas,tolonik,en andere Veldheeren , keerden altoos als Overwinnaars van hunne heirtochten weder. Cassiodorus met de aanzienlyke waardigheden van Rykskanfclier en Opperhofmeester bekleed , tot den Raadsheerlyken rang, tot Burgemeester, tot Overften der Lyfwagt en zelfs tot Veldheer verheeven, cassiodorus, zeg ik, gaf in alle zyne bedieningen do'orflaande blyken van zyne kunde en braafheid. „ Indien de hand des Ge„ heimfchryvers zich al te zeer laat zien in „ de brieven, welke hy voor theodorik „ vervaardigde; indien hy een groot Vorst ,, de taal van een Redenkunftenaar , hem „ niet voegende , laat voeren", gelyk de Heer le beau aanmerkt, is dit een gevolg van de verbastering in fmaak, voor welker befmetting verftanden van den eerften rang zich niet kunnen hoeden. Dan des te meer hebben wy ons te verwonderen over de beginzelen van dien deugdlyken Staatsman, die zo veel vermogen hadt op den Gothifchen Vorst, wien hy, op de uitneemendfte wyze , in veele opzigten, ten dienfte ftondt. —■ Laaten wy wederkeeren tot de Gefchiedenis des Romeinfchen Ryks. Zy zal ons vervolgens niet veel leerzaams opleveren: en wy zullen alles, tot den tyd van justinianus, zeer kort doorloopen. S 2 ANA- DE KOM Elft EN. Cassiodorus.  DË ROMEINEN. Het Jaar naa christus 491. Anasta- sius , Keizer van het Oosten , in onmin met den Patriarch buphemius. 276 ALGEMEENE &^0^0^0^0^0%0^0%ï&%z ANASTASIUS. Longinus, de Broeder van zeno, van even flegte zeden, even haatlyk, even veragtlyk, als die overleeden Keizer, vleide zich vergeefsch met de hoope van Opvolger te zullen weezen. De Keizerin ariadne droeg groote gunfte toe aan anastasius, een Man van zeer laage geboorte, die den Raadsheerlyken rang niet bekleedde, en, ten tyde dat hem de Keizerlyke waardigheid werd opgedraagen, een van de Grootkamerlings-amptenaaren was, Silentiarii geheeten, dewyl zy zorge moesten draagen om eene behoorlyke ftilte in 't Vorstlyk Paleis te doen onderhouden. Zy bragt te wege dat hy voor Keizer werd uitgeroepen , en trouwde hem. E uPHEMius, Patriarch van Conftantinopole, haatte anastasius; dewyl deeze de gevoelens der Eutychiaanen aankleefde , hadt hem, in vroegeren tyde, ter Kerke uitgebannen , en gedreigd de hairen af te fnyden, om hem dus den Volke ten fpot te doen ftrekken. Deeze Kerkvoogd wilde den nieuw verkooren Keizer niet kroonen, dan naa dat hy eene Geloofsbelydenis onderfchreeven,en beloofd hadt, de gevoelens der Chalcedonifche Kerkvergadering te zullen voorftaan. Korten tyd daar naa maakte euphemius zich verdagt, van de Ifauriers, die toen in ongenade en oproerig waren, te begunfti- gen.  GESCHIEDENIS. 277 gen. Anastasius, hun overwonnen hebbende, liet den Patriarch aanzeggen: „ Uwe gebeden voor uwe Vrienden zyn niet ver,, hoord". Vervolgens riep de Keizer de Bisfchoppen zamen, befchuldigde euphemius, en verwees hem tot ballingfchap, op welk vonnis zyne afzetting volgde. Deeze beginzels kondigden nieuwe onlusten aan in de Kerklyke zaaken, waar in de Keizers zich met weinig oordeels mengden. Een nog veel tastlyker misflag deedt hem zyde kiezen in een der partyfchappen , door de drift voor de fchouwfpelen ontftaan (*). De Groenen en de Blauwen (benaamingen, voortgefprooten uit de verfchillende kleuren der kleederen van de Wagenmenners, die in het Renperk om ftryd reeden: en waar van het eene deel des Volks deeze, en 't andere geene , begunftigde,) waren tegen elkander zeer verbitterd , gelyk eertyds de partyen van marius en sylla, toen het de Romeinfche (*) Nic. alemannus verhaalt, uit een onbekend Grieksch Schryver , den oorfprong dier onderfcheiding in deezer voege: „ eünomaus heeft al,, lereerst de onderfcheide kleuren der Renperkftry ■ „ deren uitgevonden ; waar door hy als een ftryd tus- fchen de Aarde en de Zee vertoonde. Men wierp daar over het lot. Hy, dien het te beurte viel in ,, den ftryd, de Aarde te verbeelden, trok een Groen „ Kleed aan; en die de Zee vertoonde, een Blaauw. Deeze ftryd heeft enomaus.op den vierden van „ Maart, vastgefteld. Zo de Groene kleur overwon, hoopte elk op de vrugtbaarheid der Aarde; zo de „ Blaauwe, op eene geruste Zeevaard. Weshalven ,, de Landlieden aan de Groene kleur de overwinning ,, toewenschten, en de Zeelieden a#n de Blaauwe". S 3 de romeinen. Hy kiest party in de verdeeldheden des Renperks.  DE ROMEINEN. Blyken van de wysheid en goedheid van ANASTASIUS • 278 ALGEMEENE fche Vryheid, en de heerfchappy der Wereld , goldt. — Anastasius,in ftede van haatlykheden, die zo verderflyk als buitenfpoorig waren, met wyze voorzigtigheid te maatigen, begunftigde een der partyen, en maakte daar door dezelve te verwoeder. Deeze twisten liepen op bloedvergieten uit; in een dier flachtingen {heuvelden 'er meer dan drieduizend. De zotheid der Athmiënfteren, in dit ftuk, was nooit tot bloedig vegten overgeflaagen. Anastasius wordt doorgaans afgemaald, als een flegt Vorst, geveinsd in den Godsdienst , onregtvaardig, gierig en vervolgziek. Nogthans ontmoeten wy zeer pryswaardige ftukken in zyne Regeering. Reeds zestig jaaren oud zynde toen hy den Keizerlyken throon beklom, en voorheen een maatig leeven geleid hebbende, weshalven het Volk, by zyne Krooning uitriep: „ Regeer , „ anastasius, gelyk gy geleefd hebt", was hy geen najaager van vermaaklykheden, doch fteeds op Staatszaaken bedagt; hy verdreef het fchadelykst gebroedzel , de Aanklaagers , uit Conftantinopole; hy verboodt de Regters, in hunne vonnisfen, de gewysden van byzondere Vorften te volgen, die met het algemeene welweezen ftreeden, of tegen het aangenomen regt aanliepen; hy fchafte de onmenschlyke gevegten tusfchen Menfchen en Beesten af: en het verkoopen van de Ampten aan den meestbiedenden , door de gierigheid, ftrydig met de Wetten, ingevoerd : hy vernietigde het Chryfargyrum; eene zo fchandelyke als drukkende belasting, wel-  GESCHIEDENIS. 279 welke allen, die eenig winstdoenend bedryf by der band hadden , moesten opbrengen; hier onder waren zelf de Bedelaars, die iets, van hoe kleine waarde ook, verkogten , begreepen, en ook de openbaare hoeren, die, door den Vorst een aanzienlyk deel te betaalen van 't geen zy op de ontugtigfte wyze wonnen , een regt fcheenen verkreegen te hebben tot het ftrafloos voortzetten haarer ontëerende kostwinninge. Het betaalen deezer haatlyke fchattinge, die 's Lands Schatkift vulde, werd met zo veel ftrengheids gevorderd, dat het geld, daar van komende, den naam kreeg van het Goud der Verdrukkinge. Te Edesfa ftelde men een Feest in, om de affchaffing van het Chryfargyrum te vieren. De Keizer hadt de Ifauriers beteugeld en geftraft. Min geluks vergezelde hem tegen de Perfen. Zints den ongelukkigen krygstocht van crassus, was de haat, tusfchen dit Volk en de Romeinen, fteeds leevendig gebleeven ,geen vredesverdrag kon dien verdooven. Perosus , Koning der Perfen , was geftorven in eenen oorlog tegen de Nephtalitifche Hunnen ; door eene laffe trouwloosheid op hem verbitterd. Zyn Zoon cabad es hadt den throon moeten verlaaten; dewyl hy de gewoonten zyns Volks affchafte, en de goede orde der Maatfchappy zo verre over hoop wierp, dat hy eene gemeenfchap van Vrouwen wilde invoeren. Hy vondt eene fchuilplaats by de Hunnen: want dit Volk was vatbaar voor edelmoedigheid. Cabades werd op den throon herfteld, en , eene nutte les neemende uit het geleeden onheil S 4 der DE ROMEINEN. Cauades , Koning van Perfie, verdrcevL-n en herfteld.  ROMEINEN* Oorlog met dc Perfen, van eenen fchandelyken vrede gevolgd. aS-o ALGEMEENE der vernederinge , ving hy de Regeering op een beter voet aan. — De Armeniërs, die men, fchoon Christenen,hadt willen dwingen tot den eerdienst der Perfen, en noodzaaken het Vuur aan te bidden, hadden eenen opftand verwekt. Cabades bevredigde hun door het verleenen van eene vrye handhaaving des Christlyken Godsdiensts. Zyne oorlogszugt zette hem aan om de wapenen tegen de Romeinen te wenden. Anastasius, geweigerd hebbende, de fomme, door cabades gevorderd, op te brengen, vatte de laatfte de wapens op, en vermeesterde de fterke Stad Amida, voor welke sapor het hoofd geflooten hadt: daar in komende door een toorn , aan dronken Monniken ter bewaaringe toevertrouwd, of, gelyk andere Schryvers willen, openden de Monniken door verraad hem de poorten. De Keizer zondt vervolgens verfcheide Veldheeren tegen den inrukkenden vyand, het misverftand onder hun was oorzaak van nieuwe jammeren. Amida werd vrugtloos belegerd. In 't einde kogt men den vrede voor eene groote fomme gelds. Het verdrag werd , in den Jaare DV, geflooten, naa eenen drie jaarigen oorlog. De vyanden gaven Amida over, welke Stad het niet meer dan nog zeven dagen zou hebben kunnen uitharden, wanneer de Romeinen, die dezelve belegerden , dien fchandelyken vrede kogten ?*). In (*) De naam van Romeinen wordt doorgaans aaa de Oosterfchsn gegeeven , tot den tyd van carel den  GESCHIEDENIS. i8r In dat zelfde jaar beproefde het Ryk een ander niet min vernederend ongeluk: theodorik ontrukte aan 't zelve Pannonie. P i tzia, een zyner Veldheeren, behaalde, met een leger van tweeduizend vyfhonderd Mannen , eene volkomene overwinning. De aanfpraak, met welke hy, vóór den flag, zyne krygsbenden aanmoedigde , verdient vermeld te worden : naardemaal dezelve niets heeft van dat uitgewrogte, 't geen de duidelykfte kenmerken oplevert van de opciering der Gefchiedfchryveren: wy ontdekken 'er een kragt van taal in, eenen gevoelig aangedaanen Krygsman voegende. „ Myne Me,, degenooten", fprak hy, „ gy kent uwen „ Koning: uwe vyanden kennen hem ook; „ zy hebben hem zien ftryden. Toont dat „ gy hem gelykt. Schoon afweezig, ziet hy „ u; geen uwer braave daaden zal hem on,, bekend blyven". — Deeze Veldheer verboodt het plunderen en het uitfchudden der verflaagenen , ten blyke dat de krygsroem alleen der Gothen moed opwekte. De Gothen betoonden zich hier Spartaanen. Zo veele overwinningen der Barbaaren, die men verfcheide keeren voor de poorten van Conftantinopole gezien hadt, deeden nieuwe invallen dugten, en den Keizer het ontwerp van een Muur, tot het beletten daar v5n, volvoeren. Deeze Muur, onder den naam van den Langen Muur of den Muur van anastasius bekend, ftrekte zich uit van den grooten, wanneer de benaaming van het Griikfche Ryk in gebruik kwam. S 5 de romeinen. Het Jaar naa christus 5°5- De Ostrngo. then ver-; meesteren Pannonie. Aanfpraak van pitzia. De Muur van anastasius.  DE EOMEIIV EN. De eerfte oorlog, wegers den Godsdienst: ontfhk onder deezer Vorst. 282 ALGEMEENE van den Pontus Euxinus tot de Propontis, vierhonderd en twintig Stadiën, of achttien Mylen lang, van Conftantinopole omtrent tweehonderd en tachtig Stadiën gelegen, overal twintig voeten breed , en op kleine afftanden met Wagttoorens bezet. Een zo groot werkftuk zou de oude dapperheid niet vergoeden. —• Anastasius wreekte zich flegts zwaklyk op theodorik, door met eene vloot de kusten van Italië te beflooken, en clovis met den Raadsheerlyken, of, gelyk eenige Schryvers willen, met den Burgemeesterlyken,Rang te vereeren. Clovis {treedt niet voorde Romeinen, en theodorik bragt eene vloot in Zee, die hunne ftrooperyen belette. De Godgeleerde gefchillen en twisten hadden reeds verfcheide keeren de Kerk, die het bloedvergieten wraakt, met bloed befmet; dan tot nog waren de oorlogen wegens den Godsdienst onbekend. Deeze fchriklyke geesfel, door zo veele Christenen befchreid en gevloekt, moet toegefchreeven worden aan de doldriftigheid der Scheurmaakeren, aan de heethoofdigheid der partyfchappen, aan de vooroordeelen rechtdraads tegen het Euangelie aangekant, en aan de woede der driften voor de Maatfchappy allerverderflykst. Wy zullen 'er thans het eerfte voorbeeld van befchouwen. ■— Anastasius begunftigde de Eutychiaanen, en verbitterde de Regtzinnigen, wier yver op verre naa niet altoos zonder woede was. De Pausfen hadden acacius, een Patriarch van Conftantinopole} in den ban gedaan ; dewyl hy gemeen- fchap  GESCHIEDENIS. 283 fchap gehouden hadt met Ketterfche Kerkvoogden of'ten minflen van Kettery verdagt. De veroordeeling van acactus was een onvermydelyk noodwendig kenteken van Regtzinnigheidgeworden,gelyk,in vroegeren tyde, de veroordeeling van athanasius werd aangemerkt als een vast merk van Ariaanery. Anastasius was in onmin met den Roomfchen Stoel: dewyl hy weigerde zich daar aan te onderwerpen, en het Henoticum van zeno te verzaaken. Hy wilde, dat niemand ontrust of gemoeid zou worden, wegens de befluiten op de Kerkvergadering te Chalcedon genomen; doch men droeg zyner vastflellingen weinig ontzags toe, en hoe meer hy dit befpeurde, hoe meer hy door de volflrekte oppermagt zich zogt te doen gelden. Op zekeren tyd deedt hy den Patriarch macedonius het gefchrift afvraagen, by 't welke hy, den throon beklimmende, zich verpligt hadt het Geloof der Kerkvergaderinge ; van Chalcedon te zullen handhaaven; een ge- ■, fchrift, 't welk hy verklaarde tot fchande en oneere der Keizerlyke Majefteit te ftrekken. Macedonius weigerde hem 't zelve over te leveren. De Keizer ontveinst eenigen tyd zyn ongenoegen: en vergunt eindelyk het regt van vryplaatze aan deEutychiaanen; een regt door de Kerk van macedonius bezeten. Dit blies den geest des opftands de harten in. Tweehonderd Monniken kwa- ] men uit Syrië, enkel om den Patriarch van 1 den Zetel te bonzen. Een ander leger van Monniken daagde uit Palestina op, om hem te DE ROMEINEN. jewcldige Dpftand, loordeu Pa- riarcta ma- :edonius rérooï- ;aakt; ,egei-s van rlonniken.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus SUAnastasius, als een Ketter, gehoond. Openbaare «erlog. Pröclus verbrandt de vloot van vitalianus. | 2$4 ALGEMEENE te verdeedigen en daar op te bevestigen. De Heiligdommen bleeven voor fchennis niet beveiligd. Anastasius deedt zich de ondertekende handelingen der Chalcedonifche Kerkvergaderinge, hem geweigerd, ter hand ftellen, fcheurde dezelve aan ftukken, en wierp ze in't vuur. Macedonius, door twee bedriegers, van fchandelyke misdryven betigt, regtvaardigde zich met te toonen dat hy een Gefneedene was. Hy werd in ballingfchap gezonden, en eindigde daar in zyn leeven. Van dag tot dag namen de Oproeren in gewelddaadigheid toe. De Keizer werd in 't openbaar gehoond als een Ketter: men rukte zyne Standbeelden om verre; een Monnik en eene Geestlyke, zyne vertrouwelingen, werden beiden doorftooken, en langs de ftraaten gefleept. De Volkswoede wies aan, en eenige duizenden lieten te Conftantinopole , in eenen oploop, tusfchen de EutytUaanen en Regtzinnigen, het leeven. — In 't einde verfcheen vitalianus, Kleinzoon van den beroemden aspar, als een verdeediger der Regtzinnigen, en bragt een zeer talryk leger, volgens zommigen van zestigduizend man, tegèn den Keizer op de been. Hy vermeesterde den grooten Muur, en floeg zich neder voor Conftantinopole. P ro c lus, een Natuurkundige van Athene, (een ander dan de Platonifche Wysgeer van dien zelfden naam, wiens werken nog in weezen zyn,) was anastasius te hulp gekomen. Men verhaalt, dat hy 's vyands vloot verbrandde, 't zy door Brandfpiegels, of  GESCHIEDENIS. 2S5 of met eene brandftoffe uit zwavel zamengefteld. Vast gaat het dat de Vloot verbrand wierd, en vitalianus nieuwe toebereidzelen moest maaken ; met welke hy anastasius in't nauw bragt, en noodzaakte alles, wat hy tegen de Regtzinnigen gedaan hadt, te vergoeden: dan de Keizer den vrede, op deeze voorwaarde, verworven hebbende, hieldt zyn woord in geenen deele. Drie jaaren daar naa, naamlyk in 't Jaar DXVIII, ftierf deeze Vorst; bykans negentig jaaren bereikt, en ruim zeven-en-twintig jaaren geregeerd hebbende. Eenige Schryvers willen, dat hy door een blixemftraal gedood is: anderen, dat hy, door een ftraffe des Hemels, in krankzinnigheid vervallen, de handen aan zichzelven floeg. Zyn naam werd op de Diptyca (*) uitgefchrapt, en nicolas de I vergelykt hem, in een zyner brieven, by nero en diocletianus. Ongetwyfeld is zyn naam , fchoon denzelven fchandlykheids genoeg aankleefde, by de Kerklyke Schryvers, met een te zwarter koole getekend van wegen het handhaaven der Eutychiaanen, en het vervolgen der Regtzinnigen. Wy kunnen niet nalaaten hier onzen Lee- ze- (*) Met deezen naam benoemt men eene foort van openbaare Registers. Men hadt 'er Wereldlyke en Kerklyke. Op de eerstgemelde itondeu de naamen derBurgemeesteren en andere Overheidspersonen ; op de laatstgenoemde, die der zodanigen , wier verdienften hun geregtigden om door de Kerk in gedagtenisgehouden te worden. DE ROMEINEN. Dood va.}. ANASTASIUS. De oorzaaken van de verdeeldheden, die onder de Christenen zo veel jammeren teelen. '  286 ALGEMEENE DE ROMEINEN. zeren te doen opmerken , hoe de onkunde der Vorften,in het ftuk van den Godsdienst, hun, zo van den eenen als van den anderen kant, tot fchriklyke vergrypingen en misdry ven aanzette. Hoe de verdeeldheden, partyfchappen en de twistgraagte de Kerklyken aftrok van de befpiegeling en betragting der Zedeleere, van welke een vreedzaam Christendom de dierbaarfte vrugten zou hebben kunnen plukken. — Welk een verheeven en troostryk denkbeeld verfchaft ons de Christlyke Godsdienst van de Godheid! welk een vertrouwen boezemt dezelve ons in, op zyne Regtvaardigheid en Barmhartigheid! welk eene aanmoediging tot het betragten der verheevenfte Deugden! Die Godsdienst doet ons de aardfche ydelheden verfmaaden, de driften aan den band leggen, en alle pligten der Menschlykheid betragten! Die Godsdienst vervult ons met haat tegen de ondeugden , met toegeevenheid omtrent de zwakheden onzes naasten; dezelve leert ons in ramp geduldig, en, jegens de ongelukkigen, medelydend weezen:met één woord, die Godsdienst beftaat in eene tedere Liefde en eene heldhaftige Overwinning der Wereld. De Leer van christus moest alles volmaaken,alles heiligen , en haaren heilzaamen invloed verfpreiden door alle ftanden des burgerlyken leevens. — Van waar dan die ftrydige uitwerking, van waar zo veele gruwetyke buitenfpoorigheden en zo doodlyke vyandfchappen, gepleegd onder den dekmantel van dien Godsdienst? Men legge deeze daar aan niet ten laste; maar aan de verbasteringen van die  GESCHIEDENIS. 287 die oorfpronglyk hemelfche Leere, uit eigen aart gefchikt om vrede op Aarde te brengen; aan de veelvuldige vermetele vastftellingen van ftukken , door de Openbaaring onbepaald gelaaten; aan de gefchillen daar uit gereezen , die partyfehappen vormden , haat verwekten, vervolging teelden, en burgerkryg ontftaken. De fchaarfche voorbeelden van waare Godsvrugt hadden weinig invloeds. De Vorften, de Volken, als met dolzinnigheid geflaagen , bragten het hunne toe om de gereezene verdeeldheden tot zo openbaare vyandfehappen verwyderd, nog bet te vergrooten, Kerk en Staat te ontrusten; waar by nog kwam, dat het Christendom van veele Volken, die den naam van bekeerden droegen, beftondt in eene enkele mondbelydenis van het Geloof in Christus; het van buiten leeren eeniger uitdrukkingen daar toe betrekkelyk; zonder dat hunne Zielen met de kennis der Waarheid vervuld, of der Deugd geheiligd waren. Weshalven zy, zelf naa hunne bekeeringtot het Christendom , grootendeels hunne oude woestheid en wilde zeden behielden , die, in het verdeedigen van eenen niet rechtgekenden Godsdienst, zich op 't onvoordeeligst en onvoegzaamst vertoonden. Ziet daar de voornaamfte oorzaaken van de befchreienswaardigfte onheilen, die de Gefchiedenis ons fteeds onder 't oog zal brengen, van de droevigfte treurtooneelen op de Wereld gefpeeld. J U S- DB ROMEfNEN.  288 ALGEMEENE DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 5i8. Justinus komt tot de Keizerlyke waardigheid. Het Volk zet den Bisfchoppende Wet. Justinus, de Opvolger van anastasius, was van gemeen Soldaat tot de aanzienlyke waardigheid van Overften der Lyfwagt opgeklommen, uit Tliracie geboortig, en van eene zo laage afkomst, dat hy noch leezen noch fchryven geleerd hadt; doch hy betoonde zich een yverig voorftander der Regtzinnigen, en bezat loosheids genoeg om zyne Mededingers den voet dwars te zetten. In zyn eigen naam deelde hy aan het Krygsvolk groote geldfommen uit, hem gegeeven om het te befteeden, op dat een ander de Keizerlyke waardigheid mogt verwerven. Hy liet een Man van laage geboorte, door de doldriftigfte yveraaren met het purper omhangen, tot Bisfchop ordenen. Drie Neeven van anastasius werden te eenemaal vergeeten. De zaaken van den Godsdienst maaken een aanmerkelyk gedeelte uit van 't geen onder zyne Regeering voorviel. Justinus verklaarde zich terftond voor de Regtzinnigen , die toen te Conftantinopole de overhand hadden. Het Volk eischte , met woest gefchreeuw , dat de naagedagtenis der Manicheen zou gefchandvlekt en hunne Jyken op- JUSTINUS. Het einde der Regeeringe van theodorik den grooten.  GESCHIEDENIS. 28c gedolven mogten worden; (men befchuldigde anastasius zelve van die dwaaling aangekleefd te hebben;) dat men een Feest, ter eere van de Chalcedonifcke Kerkvergadering, inftelde, (dit wordt nog in de Griekfche Kerk gevierd;) dat de uitgebanne Bisfchoppen weder ingeroepen, en de aaamen van eenige andere op de openbaare Registers zouden gefchreeven worden, enz. De Patriarch kon den dienst niet verrigten dan naa het Volk gehoorzaamd en hunne eifchen ingewilligd te hebben: en veertig Bisfchoppen bekragtigden alles wat het Volk vorderde. Zo zeer ftonden toen de ernftigfte zaaken ter befchikkinge van het.woest gepeupel. Justinus beval, op zyn beurt, de onderwerping aan de Chalcedonifcke Kerkvergadering, en floot, door eene Wet, de Ketters uit van alle Ampten, en zelfs van de Krygsbedieningen: hy veréénigde de Oosterfche Kerk met de Roomfche, van welke dezelve zints vier-en-dertig jaaren gefcheurd geweest was, dat is, zints den tyd dat Paus felix den Bisfchop acacius veroordeeld hadt. Paus hormisdas deedt op de Registers de naamen der Patriarchen euphemius en macedonius, fchoon yverige Voorftanders der Regtzinnigheid , uitwisfchen; dewyl hun naging, dat zy ac a c ius , hunnen Voorzaat, niet hadden willen fchandvlekken. Een nieuw Bevelfchrift verwees de Manicheen tot ballingfchap, en hieldt in, dat allen, die men vervolgens ontdekte, het met den hals zouden boeten. Hy bekragtigde desgelyks de voorgaande Wet tegen de Ket- IV. deel. T ter: DE ROMEINEN. Justinus, een yveraar voor de Regtzinrïighcid. Wet tegen de Ketters, de Jooden , enz.  DE ROMEINEN.' Gedenkwaardig zeg. gen vaneen Saraceen. Het Jaar naa CHRISTUS 524. Theooortk klagtig over onverdraagzaamheid. 190 ALGEMEENE :ers in 't algemeen, by welke hy de Heidenen , de Jooden en Samaritaanen voegde; niet gedagtig dat hy hunne hulpe, ten eenigen tyde, in den kryg zou kunnen behoeden. Een Saraceensch Christen betuigde, toenmaals, aan een Vorst zyns Lands, die aet Christendom vervolgde. ,, Denk dat wy „ Christenen waren eer wy uwe Onderdaa„ nen wierden. Ik ken niemand magtig ge„ noeg, om my te dwingen tot het geloo„ ven van Hellingen, welke ik niet geloof, „ of ook om my te doen ontveinzen wat ik „ geloof, en, in gevalle het tot vegten moet „ komen, myn degen is zo lang als die van „ een ander". Deeze ftoutmoedige en dreigende taal toont waar aan zich de Vorften bloot ftellen, door geweld, in het ftuk van den Godsdienst, te pleegen;van constantinus zelve zorgvuldig vermyd. Schoon justinus de Gothen, in zyn Bevelfchrift, uitgezonderd hadt, buiten twyfel, om dat hy dezelve vreesde, nam theodorik het euvel op, dat hy de Ariaanen niet op denzelfden voet behandelde als de Regtzinnigen. Deeze Vorst toonde den Keizer , op het kragtigst, in verfcheide brieven, dat de Vorften geen regt hebben over de harten hunner onderdaanen ; dat hunne magt bepaald is aan het uitwendig Staatsbeftuur; dat zy geene anderen, dan verftoorders van de openbaare rust, kunnen ftraffen. Justinus antwoordde, dat hy, zonder het ge weeten zyner Onderdaanen geweld aan te doen, in zynen dienst de zodanigen kon gebruiken, die hy daar toe best oordeelde; dat de open- baa-  GESCHIEDENIS. 291 baare rust eene eenpaarigheid van eerdienst vorderde.; en dat hy, gevolglyk, het regt hadt om voor de zulken , die met hem in geloofsbelydenisfe niet overéénftemden , de Kerken te fluiten. Theodorik ontboodtPaus joannes I te Ravenna. Hy beval hem na Conftantinopole te gaan,en justinus te verklaaren, dat, indien hy de Ariaanen niet in 't bezit hunner Kerken herflelde, en voortging, met hun eene volkomen vrye handhaaving van den Godsdienst te betwisten, de Regtzinnigen , naaide Wet der wedervergeldinge, in Italië, even zo zouden behandeld worden. — Hoe hard en drukkend deeze Jast voor den Paus ook mogt weezen, hy geliet zich denzelven te zullen volvoeren. Doch te Conftantinopole gekomen, waar hy met zeer groote tekens van agting ontvangen werd, (want hy was de eerfte Paus van Rome die men ooit daar gezien hadt,) verwierf hy verfcheide voor. regten voor zynen Bisfchoplyken Zetel, en wel verre van de Kerken den Ariaanen weder te fchenken, wydde hy ze zelve voor de Regtzinnigen. Theodorik ftrafte den Paus, by deszelfs te rugkomst, met de gevangenis: in welke hy ftierf, en daar hy als een Martelaar geëerd werd. Volgens fleury zou hy zich getrouw van den opgelegden last gekweeten hebben, „ want", dus luiden de woorden diens Kerklyken Gefchiedfchryvers: „ den Keizer justinus het ge,, vaar voordraagende, waar aan Italië zou ,, blootgefteld worden , verwierf hy het ver„ zogte, te weeten, dat de Ariaanen hunT 2 „ ne DE ROMEI• NEN. Hy zendt Paus joankes , om justinus te bedreigen.  de romeinen. Theodorik wordt agtcrdogtig.Doet BoëTHitis en 8YMMACHÜ5 ombrengen, t9i ALGEMEENE „ ne vryheid bleeven behouden (*)". Dan dit fchynt geen egt berigt van de zaak te geeven (f). Terwyl men te Conftantinopole met die onderhandeling, bezig was, en dezelve trouwloos uitvoerde, werd theodorik , toen reeds acht en-zestig jaaren oud, moeilyk over de onlusten, hem door de Regtzinnigen gebrouwen: en vermoedende,dat men ontwerpen fmeedde om hem van de Kroon te berooven, liet hy zich van agterdogt vermeesteren , en door laster beleezen. Den raadsJieerlyken albinüs befchuldigde men van heimlyke en misdaadige verftandhouding met den Keizer. BoëTHius, een uitmuntend Wysgeer, door zyne waardigheden en braafheid zeer aanzienlyk, in 't minst niet twyfelende aan de onfchuld van dien Raadsheer, verklaarde onbewimpeld: „ Indien albi„ nus fchuldig is, dan ben ik en de Raad „ mede fchuldig". De vyanden van dien Wysgeer duidden deeze woorden , als bevatte dezelve een bewys van zamenzweering. Drie opgemaakte getuigen bragten verklaaringen tegen hem in. Qp een kasteel gevangen gezet, fchreef hy het bekende Werk, De Vertroosting der Wysbegeerte , waar in theodorik menigmaal wordt doorgehaald. Het gedrag van den afgevaardigden Paus vermeerderde het wantrouwen en agterdenken des Konings. BoëTHius , en zyn Schoonvader symmachus, beide Mannen van (*) Fleury, Hist. Ecclefiast. L. XXXfi. (t) Zie VAbregè Chronel. de l'Hist, d''Italië,  GESCHIEDENIS. 293 van Burgemeesterlyke waardigheid, weiden omgebragt. Men kan niet twyfelen of theodorik hieldt toen deeze geftraften voor fchuldig. Doch een dieptreffend berouw volgde op dit bedryf, en hy verviel in eene zwaare droefgeestigheid, welke hem wegrukte , in het vier-en-zeventigfte jaar zyns ouderdoms. Athalarik, zyn Kleinzoon, uit zyne Dogter amalasuntha gebooren , volgde hem op. Deeze was nog een Kind; doch amalasuntha was in ftaat om het Ryk, als een Koning, te regeeren, eene verftandige, geleerde en deugdzaame Vorftin, tot alle ftaatszaaken bekwaam , zo beminnelyk als agtenswaardig. Zo lang zy het Ryksbeftuur in handen hadt, zou men gedagt nebben dat theodorik nog den throon bekleedde. Zy droeg byzondere zorge voor de opvoeding van haaren Zoon. Een haarer grondregelen was: „ Het geen befchaafde Volken van on,, befchaafde onderfcheidt, is de hoogagting „ voor de Letteren, en voor Mannen, die „ zich daar in oefenen, of dezelve onder* „ wyzen". Om geene zaaken van eenen verfchillenden aart onderéén te mengen, hebben wy het berigt van eenige weinige aangelegene gebeurtenisfen, ten tyde der Regeeringe van justinus voorgevallen, verfchooven. Z athiüs, Koning der Laziers, in het oude Colchis , hadt zich te Conftantinopole laaten kroonen; fchoon de Koning van Perfie voorgaf het regt van Oppermogenheid over hem te hebben. Cabades ftondt op het punt T 3 om DB ItOMEfNEN".Het Jaar na* christus 526. Dood van theodorik. Zyn Dogtef amalasuntha. Cabades wilde zyd Zoon chosroes, dooi' justinus tot Zoon aangenomen hebben.  DE ROMEINEN. De weigering des Keizers doet den oorlog ontflaau. ïdsttnus iterft. Justinianus was door hem tot Ryksgcroot verklaard. 294 ALGEMEENE om des eenen oorlog aan te vangen. Hy verandert van maatregelen, en wilde dat de Keizer justinus,zyn derden Zoon chosroes, door hem tot den Perfifchen Throon befchikt, tot Zoon aannam. Deeze vreemde voorflag baarde regtmaatige onrust: men vreesde, dat, langs deezen weg, een Perfiaan erfgenaam des Ryks zou worden : en antwoordde , dat het gebruik niet gehengde Vreemdelingen anders tot Zoon aan te neemen , dan alleen tot Wapen-Zoon; eene aanneeming die geen regt altoos tot opvolging verleende. Chosroes was na Conftantinopole in aantocht, wanneer dit onverwagte antwoord de Perfen verbitterde. De oorlog ontftak; de vyanden maakten zich meester van Jberie, ten Oosten van Lazicum ; de Koning van welk Land zich onder de befcherming van justinus begeeven hadt. Deeze Keizer ftierf ten tyde dier vyandlykheden, in den Jaare DXXVII, zeven en-zeventig jaaren bereikt hebbende. Hy hadt justinianus, zyn Neef, eenige Maanden vóór zyn dood, tot Ryksgenoot verklaard, die, in den aanvang der regeeringe van justinus, vitalianus, naa hem eene broederlyke vriendfehap gezwooren te hebben, hadt omgebragt, en, door het begunftigen van de Blaauwe Party, dezelve de ftoutheid ingeboezemd om de Wetten te trotfeeren, op hellen dage de grootfte misdryven te pleegen , en den manflag voor fpel te houden. —• Deeze daaden van justinianus fpellen niets minder dan een' verftandig' Wetgeever. Egter is hy boven al  GESCHIEDENIS. ftg$ ai door zyne Wetten beroemd : en de lofipraaken van zeer met hem ingenomene Regtsgeleerden zouden hem, om zo te fpieeken, vergood hebben , indien men , in de Wetten zelve, en door zyn ganfche Ryksbeftuur heen, de duidelykfte en fteeds voorkomende merktekens niet befpeurde van kleinverftandigheid, onvoorzigtigheid, onregt en dwinglandye. — De grootheid van Rome fcheen uit de puinhoopen te zullen herryzen : twee Veldheeren bragten door hunne overwinningen veel daar aan toe; doch het waren de laatfte poogingen van eenen ftervenden, die, welhaast zyne kragten uitgeput hebbende, dood nedervalt. T 4 JUS- DE ROMEN NEN.  DE ROMEINEN. 296 ALGEMEENE JUSTINIANUS. liet Jaar naa christus 5*7 ■ Goede en Itwaade hoedanighedenvan justinianus. EERSTE HOOFDSTUK. Tot de bemagtiging van Africa uit de handen der Vandaalen. Justinianus, waarfchynlyk van eene zo laage afkomst als zyn Oom , hadt, boven hem, het voordeel eener befchaafde opvoedinge genooten: en meer dan veertig jaaren bereikt, toen hy de heerfchappy aanvaarde; hy was in de Regtsgeleerdheid onderweezen, een liefhebber van Letteroefeningen , arbeidzaam, en genegen tot hervormen : maar, zeer door vooroordeelen geflingerd, zeer tot eene eigendunklyke regeering hellende, en ligtvaardig van aart, vol van hoogmoed en onkundig van den waaren roem , meer gefield om over de geesten te heerfchen dan het geluk der Menfchen te bevorderen, was hy een dier Vorften , in welke wy goed en kwaad wonderlyk dooréén gemengd vinden , en die, zonder groot in zichzelven te weezen, groot kunnen fchynen, door de uitmuntende bedryven, uitgevoerd van hunne Staatsdienaaren en Veldheeren. Het gelukkig ilaagen der onderneemingen zal altoos tot geen genoegzaamen dek-  GESCHIEDENIS. ioT ciekmantel dienen, om de kleinverflandigheid van justinianus, of de misflagen zyns Staatsbefluurs, te bedekken. Zal een allesovertreffend Vorst ooit een Tooneelfpeelfter trouwen , die zich in de openbaarftefchandelykheden verloopen heeft, en dus aan de eerloosheid den hoogften rang geeven? Dit egter deedt justinianus met theodora te trouwen, die hy, in een zyner Wetten, den naam geeft van „ de „ zeer agtenswaardige Egtgenoote, hem door „god gefchonken". — Justinus hadt hem driehonderd en twintigduizend ponden gewigts in goud nagelaaten: die welhaast, door .de verfpilling zyns Opvolgers, verdweenen. Justinianus liet zich voorflaan, in de Godgeleerdheid, door en door bedreeven te weezen, en dit was een nieuw ongeluk voor den Staat. Voor zyn yver, in den beginne tegen de Ketters betoond , heeft men hem geen dank te weeten: dewyl hy in 't einde zelve tot Kettery verviel, en de Regtzinnigen vervolgde. Verkleefdheid aan opgevatte denkbeelden beheerschte hem veel fterker dan liefde tot de waarheid. By de Wetten zyner Voorzaaten hadt hy de doodftraffe gedreigd aan allen, die zich niet aan de vastgeftelde Leerflukken onderwierpen. — Heidenen, Jooden en Ketters gingen allerwegen op de vlugt; den Keizer vervloekende: anderen , van woedender geest gedreeven, floegen de handen aan zichzelven. De Montanisten in Phrygie flaken den brand in hunne Kerken, en offerden zichzelven aan de, vlamme. De Samaritaanen ftonden ten <*etaT5 le DH ROMEINEN. Zyn fchandelyk Huwelyk met THEODORA. Geweldige yver van JUSTINIANUS. Onheilen daar uit herkomftig.  DE ROMEINEN. Eigenbaat hadt 'er deel in. De Ariaa.' tien in een Kerk gedood. Strenge Wetten tot Zedebetering. 298 ALGEMEENE le van vyftigduizend op, vervulden alles met roof en doodflag, tot dat zy zelve fheuvelden. Ontvolking der Landen , haat tegen den Keizer, en tegen het Christendom, waren de gevolgen dier verdrukkingen. Door de goederen der geenen, die wei. gerden zich met hunne huisgenooten te haten doopen, verbeurd te verklaaren, en zich toe te eigenen, heeft justinianus reden gegeeven, om te denken, dat hy meer zyn belang, dan de voortplanting van het Christlyk Geloof, bedoelde, en ter harte nam. Alleen waren de Gothen , (want theodorik was nog in leevendige geheugenisfe,) van de ftrengheid dier Ketterdwingende Wetten uitgezonderd. De Keizer herbouwde zelfs eene Kerk voor de Ariaanen; doch de eerfte keer dat zy 'er vergaderden, viel 'er een hoop doldriftige yveraaren in, en bragt het grootfte gedeelte omhals. Het gedrag van den Vorst begunftigde maar al te zeer die geestdryvende woede. Zyne ftrengheid zette hem aan, om, ten zelfden tyde, de misdryven, tegen de goede Zeden ftrydig, te weeren; doch op eene wyze, min gefchikt om de Zeden te hervormen, dan de fchandlykheden te vermenigvuldigen. Twee Bisfchoppen , Priesters en Raadsheeren, overtuigd van vuile ontugt, werden in 't openbaar ontmand. Dit voorbeeld geen gewenschte uitwerking op anderen te wege gebragt hebbende,dreigde de Keizer, langen tyd daar naa, in den Jaare DLIV, door eene Wet in de Vasten gegeeven, dat de fchuldigen de fchriklykfte ftraffen zouden lyden, in-  GESCHIEDENIS. 295 indien zy op Pafcha geene boete deeden. Hoe veel kan men zulk eene boete rekenen ? Hoe veel daar van verwagten ? — Hy ftrafte het vloeken zo zwaar als de tegennatuurlyke zonde: en verboodt de kansfpelen, als die gelegenheid tot vloeken gaven. — Hy bande de openbaare Hoeren uit, en ftelde de doodftraf op de zodanige, die vervolgens deeze ontugtige kostwinning by de hand namen. — Een voorzigtig en bedagtzaam Wetgeever zou eerst overwoogen hebben, of alle deeze Wetten uitvoerlyk waren ; of zy de Zeden van een bedorven Volk konden hervormen ; of zy tegen de heerfchende ongeregeldheden de beste hulpmiddelen verfchaften; hy zou gevreesd hebben kwaad te doen,. terwyl hy het goede beoogde. In de daad, de zedeloosheden namen van dag tot dag in grootheid en menigte toe; ten blyk van de ongefchiktheid en kragtloosheid der genomene maatregelen. Middelerwyl baarde de oorlog der Perfen den Keizer niet weinig onrusts , fchoon de Romeinen op den vyand eenige voordeden behaald hadden. Hy zondt een Gezantfchap met ryke gefchenken, en voorflagen van vrede. Cabades beantwoordde hem met eenen trotfchen brief, zichzelven noemende Koning der Koningen, Zoon der Zonne, Opperheerfcher over 't Oosten; daarentegen justinianus begroetende met deeze mindere tytels, Zoon der Maane en Beheerfcher van het Westen. Belisarius, reeds beroemd door zyne krygsbekwaamheden en dapperheid, verfloeg, in Dg ROMEINEN. Oorlog met de Perfen. Belisarius verliest een veldflag.  DE KOMEN NEN. door de lchuld der Soldaaten. Wordt opontbooden. Het Jaar naa christus 531. Chosroes •volgt cabades op. Welke voorwaarden hy var JUSTiNIA- kus eisclue, 300 ALGEMEENE in den Jaare DXXX, de Perfen, by Dardl, Doch, in het volgende jaar, verloor hy den veldflag van Callinicum, 's daags vóór Pafcha. De Vasten hadt de Soldaaten verzwakt. Belisarius wilde den flag uitftellen, en kon den vyand, zonder iets te waagen , afwenden; maar de roeklooze ftryddrift der Soldaaten, die zyne voorzigtigheid lafhartigheid noemden, en tot muiten overfloegen, dwong hem den zo gaarne verwylden flag aan te vangen. De Perfen behaalden de overwinning, en de eere van een veel talryker leger dan het hunne, en den grootften Veldheer der Romeinen, verflaagen te hebben. — Belisarius werd opontbooden. Al te braaf van inborst om een laag kruipend Hoveling te weezen, moest hy meer dan ééns ondervinden, dat groote dienften en zegepraaien zeer gefchikte mjddelen zyn om iemand in ongenade te brengen, wanneer de geest der kuipery ten Hove heerscht. De wapens der Romeinen waren vervolgens in Armenië, en elders, voorfpoedig. C abades ftierf, grootlyks aangedaan wegens zyne ongelukken, en verdrietig over degeledene nadeelen. Chosroes, zyn Opvolger, was wel in ftaat dezelven te herftellen: de Grieken hebben door hunnen haat dien Vorst op 't leelykfte afgemaald ; doch de Oosterlingen verheffen hem boven cyrus. Hy gaf welhaast blyk van zyne heldhaftige gevoelens. — Justinianus, de onderhandelingen met hem op nieuw aangevangen hebbende, verklaarde hy den Keizer de wapens te zullen nederleggen, op voorwaarde, dat  GESCHIEDENIS. 301 dat deeze hem elfduizend ponden gewigts aan goud zou betaalen; de ontnomene llerkten wedergeeven , en dat de Bevelhebber der Romeinfche Krygsmagten in Mefopotamie, niet in dat Landfchap, maar te Conftantinopole, zyn verblyf zou houden. De Keizer Hemde hier in toe, en beloofde dit alles te zullen volbrengen, gaf vervolgens een tegenbevel; doch was, in den Jaare DXXXIII,genoodzaakt een vernederend verdrag te fluiten. Justinianus hadt altoos de onvoorzigtigheid om de partyfehappen in het Renperk op te ftooken; de party der Blaauwen kiezende, terwyl de Keizerin theodora die der Groenen begunlh'gde. Geheel Conftantinopole was tusfchen deeze beide partyen verdeeld, by welke zich andere gevoegd hadden. Hunne bloedige twisten liepen in 't einde op een der fchriklykfte Oproeren uit, waar van men in de Gefchiedenisfen gewag vindt. Op zekeren dag, dat de Renfpelen gehouden werden , overlaadden de getergde Groenen den Keizer met fmaadredenen. De ftraf der belhameren van dit hoonend bedryf ontftak 's Volks woede. De oproerigen eischten dat men hun vier gehaatte en gevloekte Staatsdienaars zou overleveren, en bovenal tribonianus, die het regt verkogt, en zints lang de wetgeevende llern gevoerd hadt. Justinianus zette deezen terftond af, zonder egter, door die toegeeflykheid, dc los gelaate woede der menigte te beteugelen. Hier op maakte hy zich tot de vlugt gereed. Theodora, meer moeds dan hy bezittende, wederhieldt hem, ROMEINEN. Het na» CHRISTUS 532. Opftand der Groene Party.  DE ROMEINEN. \ Hy vernedert zich op eene zonderlingewyze. Belisarius bedwingt de Oproerigen. 302 ALGEMEENE hem , deeze taal voerende; „ Men moet „ zyne eere niet overleeven. Een Vorst, „ een fchandelyk leeven in ballingfchap fly,, tende, is niet meer dan een doode. De „ Throon is een roemryk graf"! Deeze Keizerin , van hoe flegt een charaóter, hadt nogthans zekere grootheid van ziel. Het gerugt zich verfpreid hebbende, dat de Keizer met zyne Egtgenoote de vlngt genomen hadt, liep het Volk na het huis van hypatius, een Neef van anastasius, en verhief hem, zyns ondanks, tot Keizer. Justinianus vertoonde zich terftond , met het Euangelie in de hand , zyn fchuld belydende, en betuigende, dat zyne zonden hem dit onheil op den halze gehaald hadden, dat hy dit ongelyk vergaf, als mede dat niemand deswegen zou geftraft worden, indien zy voorts tot hunnen pligt wederkeerden. De veragting vermeerderde den haat. Hy onttrok zich aan de geweldenaaryen door weder in zyn Paleis te gaan. Alles was raad- en redloos geweest,indien belisarius, gevolgd van de voornaamfte Legerhoofden, met hunne Soldaaten, niet fchielyk op de muitelingen was aangevallen. De flachting was allerfchriklykst; dertigduizend Menfchen kwamen 'er in om, en een deerlyke brand vermeerderde de ongelukken van dien dag. Hypatius en pompejus, zyn Broeder, werden in de gevangenis geworpen en omgebragt. De Keizer liet zyne overwinning door het geheele Ryk bekend maaken. Een befchreienswaardig voorwerp van verheffing, waarlyk! TWEE-  GESCHIEDENIS. 30; TWEEDE HOOFDSTUK. Bemagtiging van Africa door belisarius Onder de regeering van een' Vorst, ern ftig bezig met de zotheden van de Ren fpelen , en die het gevaar, om 'er het flachtoffer van te worden,niet ontkomt, dan door een deerlyk bloedbad onder zyne Burgeren aan te rigten , zag men nogthans zeer groote onderneemingen beraamen en uitvoeren : dewyl hy zich van eenige groote Mannen omringd vondt. De bemagtiging van Africa was het werk van belisarius. De Vandaalen waren, zints den dood van genserik, te eenemaal verbasterd. Zy maakten niet langer dat onverfchrokke , nooit afgematte, fobere en kuifche Volk uit, 't welk het Noorden verlaaten hadt, om alles wat hun voorkwam te neder te vellen. Zy waren een verwyfd Volk geworden in eene lugtftreeke, zo vrugtbaar en heet, waar de aantreklykheden der overdaad zich vermenigvuldigden in den fchoot der weelde en der Rykdommen. Twee misflagen van genserik hadden den weg gebaand tot opftand , zo ras het verderf der zeden de overhand kreeg. Hy hadt alle fterke plaatzen ontmanteld, uitgenomen Carthago, uit vreeze dat de Romeinen, by eenen ontftaanen oorlog, zich in eenige der- 1 DE ROMEINEN. De Vandaalen in Africa bedorven. Misdagen, door GENSERIK begaan , van oneenigheden ge. volgd.  DE ROMEINEN» Gei.imf.il overweldigt Africa. Het Jaar naa christus 533. Belisarius bemagtigt Afrka. 304 ALGEMEENE derzelven mogten verflerken. Voorts wa'S. het zyne befchikking dat de Kroon altoos zou overgaan tot den oudflen van zyn flam, zonder de eerstgeboorte van de takken in aanmerking te neemen ; dit kon nauwlyks misfen oproeren en fchriklyke euveldaaden te verwekken. Zyn wyduitgeftrekt Koningryk, bevattende Corfica, Sardinië , met alle de Landen van den Straat van Gibralter tot Cyrenaicwn, was, naa zynen dood, een tooneel, waar op tweedragt en burgerkryg de droevigfle rollen lpeelden. Hunnerik, die hem opvolgde, liet zyne eigene Broeders en Neeven ombrengen, ten einde hy zyn' Zoon van de Kroon mogt verzekeren. HiLDERiK,de opvolger van hunnerik , werd ontthroond door gelimer,den achter Kleinzoon des Vermeesteraars. Justinianus, aan hilderik verbonden , fchreef ten zynen voordeele aan gelimer, die de raadgeevingen zo wel als de bedreigingen des Keizers verfmaadde. Hier op haastte men zich om den vrede met de Perfen te fluiten, den oorlog in Africa over te brengen , en belisarius kreeg last tot het volvoeren van deezen Krygstocht. Deeze beroemde Veldheer, flegts tienduizend voetknegten en zesduizend Ruiters onder zich hebbende, ging in de Maand Juny, des Jaars DXXXIII, fcheep, en landde drie Maanden daar naa in Africa. De flipte krygstugt over zyne krygsmagt bragt te wege, dat men hem eer als een vcrlosfer aanzag, dan voor een vyand hieldt. Hy naderde Car-  GESCHIEDENIS. 305 Carthago, zonder bykans eenigen wederftand te ontmoeten: eindelyk trof hy gelimer aan, leverde flag en dreef' hem op de vlugt, 's anderendaags kwam hy voor de Poorten der Stad, waar hy de ftraaten verlicht vondt om hem te ontvangen: hy wilde 'er niet terftond in treeden, uit vreeze dat de Soldaaten , door den nagt begunftigd, ongeregeldheden zouden pleegen. Op den volgenden dag deedt hy 'er zyne intreede, als in eene plaats, den Romeinen toebehoorende , zonder het minfte geweld, en zonder dat de handel eenigzins werd afgebrooken. De Vandaalen hadden Carthago vyf-en-negentig jaaren bezeten. Gelimer hadt na Spanje een Gezantfchap afgevaardigd , om by theudis, Koning der Vifigothen , hulpe te verzoeken. Deeze Afgezanten, te eenemaal onkundig van het voorgevallene, verzekerden dat het flegts te doen was om een hand vol Romeinfche Roovers te verllaan. Theudis, des beter onderrigt, gaf hun tot antwoord : „ Keert „ na huis , en ziet hoe uwe zaaken gefchaa„ pen ftaan". Dus te rug gezonden, kwamen zy in de haven, waar zy niet verwagtten den vyand te zullen aantreffen. Zy werden voor belisarius gebragt; wicn zy, na alle vrees verbannen te hebben, hun geheim openbaarden. De Koning der Vandaalen verzamelde ondertusfchen zyne krygsmagt, en zyne heimJyk afgezondenen zogten de Hunnen in het Romeinfche Leger om te koopen. De Hunnen , eener zo ftrenge krygstugt moede, en IV. deel. V vree- DE ROMEINEN. Gezantfchap van c"i.imer na Spanje. Zyne vrugtlooze poogingen.  DE ROMEINEN. Is genoodzaakt zich over te geeven. Het Jaar naa christus 534- Belisarius onvoorzigtig verdagt gehouden. 3o6 ALGEMEENE vreezende altoos in Africa te zullen gehouden worden, beloofden, by de eerfte gelegenheid, aan 't muiten te Haan. Belisarius ontdekte het vloekverwantfchap, haalde de Barbaaren, door minzaame bejegening, en het fchenken van wyn, over; zodat zy hunne trouwloosheid bekenden,en betuigden hem voorts getrouw te zullen weezen. By Tricamare verfloeg hy een leger van honderdduizend Mannen fterk, en dus tienmaal talrykerdanhet zyne. — Gelimer vloodt op een ontoeganglyk gebergte in 't uiterfte van Numidie. Genoodzaakt tot eene woeste leevenswyze, (want het land bragt daar niets voort dan gerst en rogge , en de Mauren wisten noch van koornmaalen noch van bakken ,) gaf hy zich, naa drie maanden zwervens en lydens, over. Belisarius ontving hem te Carthago, en liet hem bewaaren ; de bevelen van justinianus afwagtende. Indien de voorzigtigheid de raadflagen van den Keizer beftuurd hadt, zou hy de nood* zaaklykheid bemerkt hebben om dien grooten Veldheer , die, in den tyd van drie maanden, de heerfchappy der Vandaalen verdelgde , in Africa te laaten , om de bezitting van dit nieuw verheerde Land te verzekeren. Maar de nyd fliep te Conftantinopole geenzins. De Onderbevelhebbers zelfs van den Held ftonden de boosheid der verraadlyke Hovelingen ten dienfte. Belisarius wordt befchuldigd, dat hy het verwekken eens opftands in den zin hadt. Hy was niet onkundig van deezen laster zyner vyanden: en  GESCHIEDENIS. 30 en justinianus het te zyner keuze ge haten hebbende, of hy in Africa wilde bij; ven dan te rug keeren, koos hy terftond he hatfle om den laster den mond te floppen. Men befloot belisarius de eere de zegepraal te geeven: eene eerbetooning, to nog in 't Oostersch Keizerryk zonder voor beeld. Gelimer volgde hem aan 't hoofc der gevangenen. De ongelukkige Vorst heihaalde verfcheide keeren deeze woorden; o[ zynen ftaat zo juist pasfende : Tdelheid dei Tdelheden , het is alles Tdelheid. J u s t i n i a nus fchonk hem Landeryen in Galatie, waai hy het overige zyner dagen fleet. De Mauren ftaken het hoofd op , zo ra; belisarius fcheep gegaan was. De ande. re Veldheeren herflelden de rust niet dan nas veertien jaaren krygs. Africa , jammerlyk ontvolkt, bleef aan het Romeinfche Ryk onderhoorig tot den inval der Saraceenen, dat is omtrent honderd jaaren: en de naam zelfs der Vandaalen was 'er voor altoos vernietigde. Justinianus verdeelde dit Land in zeven Landfchappen , Tingitane, Mauritanië , Numidie , Carthago , Byzacena, Tripolitanie en Sardinië; dewyl dit Eiland een gedeelte van het Koningryk der Vandaalen hadt uitgemaakt. Hy behandelde daar de Ariaanen, gelyk hy overal de Ketters behandelde; in den beginne fcheen hy de Volken te fpaaren; doch zyne Schattingheffers dompelden ze wel haast in kommer en elende. Chosroes vaardigde een Gezantfchap af aan justinianus, om hem geluk te wenfchen , of liever om hem te tergen, door V 2 een 7 DB romen ~ nen. . Hem wordt ^ een zege. - pra*t toege. liaan. ; Africa flegt befïuurd Chosroes braveert den Eeizec  DE ROMEINEN. VerfpilUng van THEODORA. Valsch betoon van Godsvrugt. 308 ALGEMEENE door een gedeelte van den buit te eifchen; voor rede geevende „ dat de Romeinen de „ Vandaalen niet zouden overwonnen heb„ ben , zonder den Vrede vooraf met de „ Perfen geflooten". Vrees voor eenen nieuwen oorlog bewoog den Keizer kostbaare gefchenken dien trotfchen eifcher toe te fchikken. De verbaazende rykdommen , door genserik uit Rome gehaald, nu in 's Keizers handen gevallen , zouden hem tot alles in flaat gefield hebben , indien hy geweeten hadt hoe dezelve, ten beste van den Staat, te befteeden. Doch de praal van theodora alleen verflondt onmeetelyke fchatten. Als zy de baden in Bithynie ging gebruiken, hadt zy een fleep van vierduizend Menfchen. Zy verkwistte het geld aan Kerken en Kloosters , terwyl zy, door haare veelvuldige misdryven , den Godsdienst onteerde. De Godsvrugt haars Egtgenoots was van geen beter munt. — Laat ons hier eene gewigtige algemeene aanmerking te ncderftellen, waar van wy de bevestigende voorbeelden allerwegen in de Gefchiedenisfen zullen aantreffen. De waare Godsvrugt, die de Ziel verlicht en veredelt, kan geene andere dan verhevene en nutte uitwerkzels hervoortbrengen. Bygeloof, integendeel , de plaats der Godsvrugt bekleedende, vernedert, plaagt en bederft den Mensch; 't zelve legt zomtyds verblinden, doch onfchuldigen, het juk op den halze, en fleeptze weg: het verhardt de verkeerden in hunne gruwelen, door den ingeftorten en zo gree-  GESCHIEDENIS. 309 tig ingedronken waan , dat uitwendige betooningen van Godsdienst de plaats van waare Deugd zullen bekleeden ; of hegt, ten minften, de grootfle verdienften aan bedryven, in vergelyking met de weezenlyke pligten, niets te agten. V 3 DER- DE ROMEINEN,  DE ROMEINEN. 310 ALGEMEENE DERDE HOOFDSTUK. Amalasuntha in Italië, aan verlies van magt blootgefield. Theoda» tus, door haar Kon ning gemaakt , brengt haar om. Eerfte tocht van belisarius na Italië. Het is, in de daad, een zeldzaam verfchynzel, groote onderneemingen, ten tyde van een verzwakt Staatsbeftuur, te zien volvoeren. Maar de omftandigheden fchikten zich zo gunftig, dat de bemagtiging van Africa die van Italië mede bragt. De Koningin amalasuntha, (want zy hadt geduurende haar Ryksbeftuur, dien tytel aangenomen ,) zag datATHALARiK, haar Zoon, wiens Ryk zy dus lang met eene verwonderlyke wysheid geregeerd hadt, door de Hovelingen tot een flegt en fpoorloos leeven verleid was. Zy zogten haar te ontzetten van eene magt, van welke zy een al te goed gebruik maakte, om den haat dier fnooden niet op zich aan te fchennen. Zy deedt de voornaamfte hoofden deezes vloekverwantfchaps omkomen, naa van justinianus de toezegging verworven te hebben, dat zy, in nood, een veilige fchuilplaats te Conftantinopole zou vinden. Amalasuntha hadt eenen veel gevaarlyker vyand in theodatus, haaren Neef,den Zoon van amalafrida,Zuster van Koning theodorik , Overften van Toscane, wiens verdrukkingen en overheerfchingen zy bedwongen en geftraft hadt. Deeze doldriftige beloofde, heimlyk, den Keizer  GESCHIEDENIS. 311 Zer Toscane te zullen overleveren, mits deeze eene fom gelds betaalde, en hem tot de waardigheid van Raadsheer te Conftantinopole verhief. Athalarik, door ongebonde leevenswyze verzwakt en uitgeput, ftierf. Amalasuntha, zich vleiende theodatus, den eenig overgebleeven van het Koninglyk huis, door weldaaden te zullen verpligten, fchonk hem de Kroon ; het gezag aan zich behoudende. Hy hadt, by eede, beloofd haaren zin te zullen volgen. Doch dien fchendende, liet hy haar binnen kort in een kasteel opfluiten, en wurgen. — Cassiodorus, die by deezen Vorst in dienst bleef, fpreekt van hem met lof. De" Platonifche Wysbegeerte , op welke theodatus gefield was, en eenige fchynbaar regtvaardige bedryven, ftrekten mogelyk om dien ouden Staatsdienaar in te neemen, die natuurlyk tot grootfpraak overhelde. Is het te verwonderen dat een Schryver , anderzins agtenswaardig, aan het Hof zomtyds de taal eens vleiers voert? Justinianus bediende zich greetig van het voorwendzel, 't welk de dood van amalasuntha hem verfchafte, om zyne oogmerken op Italië te volvoeren. Belisarius maakte zich meester van Sicilië, terwyl mundus, een ander Veldoverfte, Dalmatie innam, en Salone vermeesterde. De vreesagtige theodatus boodt aan van zyn Koningryk afftand te zullen doen, en zich met een jaargeld, zyner waardigheid pasfende, te vergenoegen. Hy zondt zelfs agapet üs II, Bisfchop van Rome, na ConftanV 4 ti- DS ROMEINEN. Cassiödo. Rus pryst dien Vorst» Het Jaar naa CHRISTUS 535- Onderneeming van justinianus op Italië.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 536. De Gothen ftellen vitiges, in (lede van theodatus , tot Koning aan. Belisarius wordt te Rome binnen gelaaten. 312 ALGEMEENE tinopole om den vrede te verzoeken. Maar mündus, in eenen Veldilag gedood zynde , en zyn mismoedig leger de nederlaage bekomen hebbende , weigerde theodatus, opgeblaazen wegens een zo gering voordeel ., trotslyk, het onlangs getekende verdrag geftand te doen , en berokkende daar door zynen val. Belisarius dwong Napels, na een ftreng beleg van twintig dagen, tot eene bloedige overgaave. De Gothen, gebelgd dat hun Koning den vyand niet tegen trok, riepen vitiges, een Krysbevelhebber van beproefde dapperheid , voor Koning uit. Theodatus ging vlugten, werd agterhaald en gewurgd. Vitiges den eed van getrouwheid van den Paus siLVERius,den Raad , en het Romeinfche Folk ontvangen hebbende , verzamelde zyne Krygsmagt te Ravenna. Welhaast vertoonde zich de overwinnende belisarius voor de Poorten van Rome. De Paus vermaande de Romeinen het gevaar eenes roekloozen wederftands te ontwyken. Zy onderwierpen zich , vóór zy aangevallen waren; lieten de Poorten openen, en belisarius verzoeken bezit van hunne Stad te komen neemen; hem verzekerende dat hy geenen tegeniland zou ontmoeten. De Veldheer deedt 'er zyne intreede, nam ze in 's Keizers naam in bezit; hereenigende dus die Stad weder aan het Keizerryk, zestig jaaren naa dat dezelve door odoacer ingenomen was, en vier-en-dertig jaaren  GESCHIEDENIS. 313 ren naa dat zy zich aan theodorik onderworpen hadt. Met een leger van vyf duizend Mannen, waagde het belisarius, in die groote Stad, een beleg uit te harden van de Ostrogothen, die met een krygsmagt van meer dan honderdduizend Man dezelve belegerden. Hy vertrouwde op de dapperheid en afgerigtheid zyner Soldaaten. Kleine legers waren altoos de werktuigen zyner overwinningen. Zeer diende het ten zynen voordeele, dat de vyanden, alleen op vcgten in 't open veld, gevat waren; zy bedienden zich, buiten twyfel, in de belegeringen, van Italiaanfche Krygskundigen , niet zeer genegen om hun ten dienffce te Haan. — Dit beleg, een der gedenkwaardiglte in de Gefchiedenisfen, duurde één jaar en negen dagen. Procopius geeft 'er een nauwkeurig verflag van; doch zyne berigten hebben zomtyds wat van het wonderbaare. Vitiges, Porto, aan den mond des Tybers, waar belisarius geene bezetting hadt, in zyne magt hebbende, vonden zich de belegerden door nypenden hongersnood gepraamd. Eene befmeclyke ziekte rukte eene menigte der belegeraaren weg, en door verfcheide voordeelige uitvallen der belegerden, waren zy zeer verminderd. Belisarius hadt eenige hulpbenden ontvangen. Men floot een wapenftilftand van drie Maanden, die van wederzyden gefchonden werd. In 't einde brak vitiges het beleg op , vreezende dat Ravenna hem door verraad mogt ontweldigd worden. V 5 , Wy DS ROMEINEN.Het Jaar naa CHRISTUS 537- Verduurt daar een hardnekkig beleg.  DE ROMEINEN. Zeldzaame uitwerking van Bygeloovigheid. Eigendunklykenandelwyze van jtïstinia- kus , in zaaken van den Godsdienst. Hy verleent den Geestlyken een Regtbank. 314 ALGEMEENE Wy kunnen niet nalaaten hier eene byzonderheid op te tekenen, flrekkende, om ons een denkbeeld te geeven van de heerfchende begrippen deezer eeuwe. De Muuren van Rome waren gansch gebreklyk, en open voor den vyandlyken aanval aan den kant der Kerke van den h. petrus. Deeze zwakke plaats wilde belisarius verfterken, de Romeinen kantten zich daar tegen; verklaarende dat de Heilige petrus beloofd hadt die plaats te zullen befchermen. De Ostrogothen , fchoon Ariaanen , waren zeer bygeloovig, en vielen de Stad van dien kant niet aan. Dit fcheen een zo tastbaar wonderwerk, dat men langen tyd, wat vermogen bygeloovige vooroordeelen niet op 't menschlyk hart ! zwaarigheid gemaakt heeft om dien Muur te herbouwen. Terwyl de Veldheeren bezig waren met deeze groote vermeesteringen, hielden zaaken van den Godsdienst,meer de ydele trotsheid dan den Godsdienstyver, den Keizer onledig. Hy fchreef Boeken over de Godgeleerdheid : en deedt uitfpraaken als een Leeraar der Kerke, en de eigendunklykheid zyner regeeringe gaf klem aan zyne oordeelvellingen. ,, Oordeel'er over gelyk ik", verklaarde hy, op zekeren tyd, aan Paus agapetus, of ik zal u tot de uiterfte grenzen des Ryks „ verbannen" ! Het grootfle gedeelte der Bisfchoppen fchikte zich te gereeder naar zyne gevoelens; dewyl hy hun gezag over het Volk vermeerderde. Hy is de eerfte die hun een Regtbank gegeeven heeft, gelyk de Heer le beau opmerkt;  GESCHIEDENIS. 315 merkt; doch zonder dwingende magt. Hy wilde, dat, in burgerlyke zaaken, de Kerklyken en Monniken eerst voor den Bisfchop zouden worden gedagvaard; en dat, in gevalle van misdryf, men zich of by den Bisfchop , of by den Wereldlyken Regter, kon vervoegen; dat het vonnis van een Wereldlyken Regter tegen een Kerklyken niet kon uitgevoerd worden, zonder verlof van den Bislchop; en by weigering hier van, moest men zich op den Vorst beroepen. De Bisfchoppen en de Geestlyken werden van de Regtbanken der Leeken ontflaagen, om welke zaake het ook mogt weezen. De heerlyke Kerk van de H. s o p h i a zou een veel roemryker gedenkftuk zyner nagedagtenisfe weezen, indien de kosten, daar aan hefteed, 's Lands Schatkist niet hadden uitgeput. Ten tyde der inwyinge, voegde hy, by de eere.gode gegeeven, zyn eigenlof, zeggende: „ salomon, ik heb u overtrof„ fen". Het verwulfzel was overdekt met breede marmeren plaaten , zonder houtwerk , om de brandftigtingen te voorkomen; (want deeze Kerk, werd, in den voorgemelden opftand des Jaars DXXXII, verbrand ,) het Heilige was met zilver overtrokken: men doet het gewigt van dat metaal veertigduizend ponden beloopen. Zes Pylaaren van louter goud onderfteunden het Altaar, geheel van edelgefteente blinkende. Zo veel fchats moest ten eenige dage den Turken ten prooi, en dit grootsch Kerkgevaarte eene Moskée worden! Het getal der Kerklyken, tot de Kerk van de H. sophia be- ROMEIN NEN. De Kerk van de H. SOPHIA, door hem gebouwd.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 539- Belisarius belegert Ravenna. Weigert de Koninglyke 316 ALGEMEENE behoorende, door justinianus op vierhonderd vyf-en-tachtig bepaald , behalven nog veertig Diakonesfen, vermeerderde in 't vervolg tot achthonderd. Hoe onnadenkelyk veel moet hun onderhoud gekost, en dus nuttere uitgaaven bekrompener of geheel onmogelyk gemaakt hebben! Naardemaal wy ons niet ophouden met breedvoerige berigten van den gevoerden kryg, zullen wy kortlyk belisarius volgen , daar hy zyne hertocht in Italië volbrengt. Hy belegerde in 't einde Ravenna, werwaards zich vitiges, met zyne nog overgebleevene Krygsmagt begeeven hadt. De Franken booden deezen Vorst een magtig hulpleger aan; indien hy hun een gedeelte zyner Staaten wilde afftaan. Dewyl hy dit Volk, in een ander geval, trouwloos bevonden hadt, wilde hy liever met de Romeinen tot een verdrag komen, en zondt een Gezantfchap tot den Keizer; zy fluiten den vrede op voorwaarden , dat het Land, aan de overzyde van de Po, aan de Gothen zou blyven; doch dat het overige van Italië den Keizer overgegeeven, en den Koninglyken Schat der Gothen, tusfchen hen en den Koning, verdeeld worden. Vitiges, met de Gothen zeer in 't nauw gebragt, nam die voorwaarden greetig aan. Maar belisarius, deeze Landen reeds te ondergebragt hebbende, en op het punt ftaande om alles voor zich te doen bukken , weigerde dit verdrag te tekenen. Terwyl dit gebeurde, vernielde de brand de voorraadfchuuren te Ravenna. De Gothen ,  GESCHIEDENIS. 317 then, vreezende van honger te zullen fterven , vaardigden heimlyk Gezanten aan e eLisARiusaf, met den voorflag om hem voor Koning te erkennen. Dit was de vrugt van de agting by hun verworven. „ Ik ben", was het antwoord van deezen Overwinnaar, ,, ik ben een Onderdaan des Keizers, en kan, „ zonder zyne toeftemming , zodanig een „ aanbod niet omhelzen". — Vitiges, onderregt van deezen flap door de Gothen gedaan, deedt hem, op zyne beurt, den voorllag, om hem de Kroon af te Haan. Dit gaf dien grooten Veldheer gelegenheid om een einde aan den oorlog te maaken. Hy belooft den vyanden eene volkomcne veiligheid voor hunne Perfoonen en Goederen; zonder zich ten opzigte van het overige te verklaaren. — Hy wordt binnen Ravenna ontvangen, en men twyfelt in geenen deele of hy zal het Koningryk aanvaarden. Zyne heimlyke inzigten ontdekken zich eindelyk. Hy houdt zyn woord; de Gothen als de Romeinen behandelende ; doch maakt zich door een Staatslist, bezwaarlyk te regtvaardigen, meester van den Perfoon des Konings, en voerde hem mede na Conftantinopole. Want de agterdogt des Keizers,. door de boosheid der Hovelingen opgewekt, riep belisarius t'huis, onder voorwendzel dat hy tegen chosroes,die toebereidzelen tot nieuwe vyandlykheden maakte , moest ftryden. Vitiges werd heusch ontvangen, en tot den Raadsheerlyken rang verheeven; hy ftierf twee jaaren daar naa. Niets zou belisarius gemaklylier geval- DE ROMEINEN. «Hardigheid. Doet zyns Intreede in Ravenna, en neemt vitiges gevangen. Grootmoeheid dee-  DE ROMEINEN. /.es Veld. heers. Streeken tegen hem te werkgefteld. 318 ALGEMEENE vallen zyn , dan zich de Kroon van Italië toe te eigenen. Ildebald, door de Ostrogothen , die Pavia en Verona nog bezaten, tot Koning verheeven, hieldt by hem aan om die waardigheid over te neemen; hy weigerde zulks opnieuw; het niet van zich kunnende verkiygen, voor een Koningryk een agterdogtig Vorst te verraaden, wiens ondankbaarheid hy te vreezen hadt. Alles was in hem heldhaftig, zyne grootheid van ziel en braafheid deeden hem nog fterker uitblinken dan zyne krygsbekwaamheden, hoe fchitterend deeze ook mogten weezen. Een Volk zou gelukkig geweest zyn onder zulk een Opperhoofd: naardemaal de vyanden zelve, zo veele keeren door zyne wapenen overwonnen, wenschten onder zyn billyk beftuur te leeven. De Land- en Akkerbouwers waren op het Land in veiligheid; terwyl hy de Vorften op hunne throonen deedt beeven. „ Een Leger", dit was zyne zetregel, „ moet de Landeryen befchermen, ,, niet verwoesten". In eene eeuw van laagheid en verdorvenheid, fcheen hy de Helden van oud Rome te doen herleeven. Maar laaghartige en vuige Hovelingen vermogten meer dan hy, ten Hove: en hoe beter hy den Staat diende, hoe verwoeder zy op zyn verderf uit en bedagt waren. Zy zegepraalden in 't einde over dien grooten Man. — Al te dikwyls, helaas! is het der Vorften ongeluk, dat zy, omringd door baatzoekenden en nydigen, die zy waanen aan hun perfoon verknogt te weezen, en ondertusfchen*niets dan vuil eigenbelang op 't oog heb-  GESCHIEDENIS. 319 hebben, geblinddoekt worden , zo dat zy geene verdienften opmerken , en agterdogt koesteren ten opzigte van de braafften. Maar fpraken de verdienften van belisarius voor hem niet op het duidelykst? Hadt hy van zyne trouwe de doorflaandfte blyken niet gegeeven? En was justinianus, indien hy eene groote ziel en een regtmaatig hart bezeten hadt, niet in ftaat geweest om de kunftenaaryen der bedriegende Hovelingen te onderfcheiden , van de altoos edele bedryven des heldenyvers ? Hy bediende zich bykans ten allen tyde, als hy het noodig hadt, van belisarius; hy vondt hem fteeds zyn vertrouwen waardig, en beloonde hem geduurig met ongenade. Welk eene regtmaatige ftoffe om den een te veragten en den ander te beklaagen! VI E R. DE ROME!' NEN.  DE ROMEINEN. Zwakheid des Ryks. Het Jaar naa CHRISTUS 54°- Chosroes dringt door totin Syrië, en neemt Antiochie in. 520 ALGEMEENE VIERDE HOOFDSTUK. Perfifche Oorlog. — Totila herftelt het Koningryk der Gothen in Italië. TT^en verbaazend aantal van Steden en KasJ2j teelen, die justinianus deedt ftigten of verfterken, en 's Lands Schatkist uitputten , zonder de weezenlyke kragt des Ryks te ftyven, kon het gebrek aan krygstugt, moed en Vaderlandlievende gevoelens, niet vergoeden. Wanneer de Legers geene uitmuntende Veldheeren aan 't hoofd hebben, neigt alles ten val. Naa het vertrek van belisarius,maakten zich de Gothen, gelyk wy vervolgens zullen zien, gevreesd: terwyl chosroes in 't Oosten fchrik verfpreidde , en de harten van angst deedt krimpen. Deeze oorlogzugtige Vorst kon de vermeesteringen des Keizers met geen onverfchillig oog aanfchouwen. Hoe zeer ook justinianus zich bevlytigde om hem vreedzaame gedagten in te boezemen, en tot het ongefchonden bewaaren des geflooten verdrags te beweegen, vatte hy de wapens op, drong door in Syrië, vermeesterde Hierapolis en Berea (thans Aleppoi) fterke Steden; doch in welke hy geen tegenftand ontmoette. Voorts floeg hy het beleg voor Antiochie , de vermogendfte, fchoonfte en volk- ryk.  GESCHIEDENIS. 3: rykfte Stad van 't Oosten, de Mededingfb van Rome en Conftantinopole, hy neemt di by verrasfing in , geeft ze ter plunderin over, en doet alles, uitgenomen de Kerk voor veel gelds vrygekogt, in de asfcbe Ier. gen: de Inwoonders hadden hem gehoond e verbitterd. De Afgevaardigden van justinianus met nieuwe voorflagen belast, deeden in 1 eerst by chosroes een vertoog over de on regtvaardigheid diens oorlogs, tegen de goe de trouw der gemaakte verbintenisfen aan gevangen. Hy antwoordde, dat justinia nus de eerfte fchender was van het verdrag en bewees het door brieven aan de Barbaa ren gefchreeven, om hun tegen de Perfen oj te hitzen. Vervolgens eischte hy eene fom me gelds , terftond te betaalen , en verde; eene jaarlykfche fomme. „ Hoe", betuigder de Gezanten, „ zouden de Romeinen cyns „ baar weezen aan de Perfen''''? •—. Choj. roes hierop, „ neen, gy zult een jaargelc „ betaalen, gelyk gy doet aan de Hunnen en a, aan de Saraceenen , om uwe grenzen te „ verdeedigen". Men kwam overéén, dat de Romeinen, binnen twee maanden, aan den Perftfchen Koning, vyfduizend ponden gewigts in goud zouden opbrengen, en daarenboven 's jaarlyks vyfhonderd. Nauwlyks was het verdrag geflooten, of 't werd, zo van den eenen als van den anderen kant, gefchonden. Justinianus zondt belisarius tegen de Perfen ten velde. Chosroes hadt, eer hy werd aangevallen, het verzoek der Laziers ingewilligd, die, IV, deel. X ' ver, ir ■ v DE q ROMEI-» g NEN. S 1 , De Romei(- nen cyusbaar ge- maakt. > L Het verdrag wedsrzyds gefchonden,  DE ROMEINEN. Belisarius {luit de Perfin. Italië verdrukt dooide Romeinen, 322 ALGEMEENE verdrukt door de fchraapzugt eens-Romeinfclien Bevelhebbers, hem verzogten hun van de dwinglandy te ontheffen, en als zyne onderdaanen in fchut en fcherm te neemen. De fterke Stad Petra kon geen wederftand bieden, en de Romeinen moesten het Land Lazicaoï Lazium, gelyk het van anderen genaamd wordt, den ingeroepen Perfen ruimen. Eenigen tyd daar naa, zogt de Koning van Perfie in Palestina te trekken , en zich met den buit van dat vermogend landfchap te verryken; doch belisarius, bykans geene krygsmagt by zich hebbende, wist, door eene krygslist, chosroes te bedriegen, en in den waan te brengen, dat hy met een groot leger op hem aankwam; deeze, vreezende dat belisarius hem den hertocht zou affnyden, trok den Euphraat weder over. Doch deeze Veldheer werd te rug geroepen om den oorlog in Italië voort te zetten; en martinus , zyn onbekwaame Opvolger, werd met een leger van dertigduizend Mannen , door vierduizend Perfen, op de vlugt gedreeven. Zo beproefde men overal, waar belisarius het bevel niet voerde, tegenfpoed, en moest fmertlyke vernedering verdraagen. Reeds ftond Italië op 't punt om weder van het Ryk afgefcheurd te worden. De Veldheeren toonden zich meer bedagt om het te plunderen, dan te verdeedigen. Een Opziender der geldmiddelen, door justinianus derwaards, als Landvoogd, gezonden , maakte zich by het Volk en de Krygsknegten gehaat, door alle bedenklyke kne-, ye-  GESCHIEDENIS. 323 velaaryen eens eerloozen fchraapers te werk te ftellen. Ildebald, de nieuwe Koning der Ostrogothen, die in 't eerst niet meer dan duizend Mannen hadt, verkreeg binnen kort een talryk leger, beftaande uit Gothen, die van alle kanten tot hem toevloeiden, en eene groote menigte van misnoegde Romeinen; met deezen vermeesterde hy al het land aan de overzyde van de Po. Hy maakte zich fchuldig aan eenige onregtvaardigheden, en werd, over tafel zittende, den hals afgehouwen. — Zyn Opvolger e var ik werd desgelyks omgebragt: dewyl hy den throon niet waardig fcheen. Totila , Neef van ildebald, een jong Vorst, die met theodorik mag vergeleeken worden, in den Jaare DXLI, tot Koning uitgeroepen , deedt de hoop zyns Volks herleeven. Hy verfloeg de Romeinen by Faventia, nu Faënza, en vervolgens te Marcello, digt by Florence. Hy behandelde de gevangenen met zo veel beleefdheids, dat zy zyne getrouwe Onderdaanen wierden. Hy verfpreidde den fchrik zyner wapenen tot in Rome en Ravenna. Lucanie , Apuleia , Calabrie, Napels zelve, was welhaast in zyne magt. De Krygslieden in Italië ontvingen niet langer foldye, en leefden van den roof, geen gehoor geevende aan de bevelen hunner Legerhoofden; en maakten het door hunne vuile en booze ftukken zo erg, dat men wenschte van hun verlost en den Gathen onderworpen te worden. Veel deedt hier toe de flipte krygstugt door totila gehouden. Deeze Held, vol van goedertieX 2 ren- DE ROMEINEN. Ildebald en evarik vermoord. Totila doet de hoop der Gothen herlieveu. Voorbeeld zyner Regtvaardigheid.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 544- Justinianus zendt belisarius , bykans zonder krygsmagtjiia Italïe. 524 ALGEMEENE. renheid jegens de overwonnenen, wilde geen genade betoonen aan een zyner beste Krygslieden , die eene jonge Romeinfche Dogter met geweld ontëerd hadt. „ Het ongeluk my„ ner Onderdaanen", fprakhy, „ treft my „ tot in het harte; doch ik zou hun het groot,, fte kwaad doen met de misdryven onge,, ftraft te laaten". Een grondregel, in de daad, die de Keizers hadden moeten bezeffen en volvoeren. In dit hachlyk tydsgewricht fchreeven de Legerhoofden dat Italië verlooren was, indien men niet haastte om hun hulpe toe te fchikken. Justinianus zondt belisarius derwaards; doch met zo weinig Krygsvolk , dat die dappere Veldheer zich genoodzaakt vondt te Ravenna te blyven. — Ondertusfchen werd Rome door totila belegerd. De Gothen namen eene Vloot weg, die leeftogt van Sicilië aanvoerde. De uiterfte hongersnood dreef de belegerden tot wanhoop. Twee geldgierige Bevelhebbers, wel verre van op middelen bedagt te weezen om die elenden te verzagten , bedienden zich wreedlyk van de fchreiende nooddruft; het koorn , door hun in onderaardfche holen verborgen, tot eenen ongehoorden prys verkoopende. Eene maat Koorns goldt zeven ftukken gouds , omtrent vyftig gulden Hollandsch. Te vergeefsch poogde belisarius , eenige meerder verfterking ontvangen hebbende , die elendigen hulpe toe te fchikken. Zyne bevelen werden flegt volvoerd, en de hulpbenden vielen, eer zy Rome bereikten, in 's vyands handen. Ee-  GESCHIEDENIS. 325 Eenige Ifauriers ter Stad uitgefloopen, gaven den Koning der Gothen gelegenheid om met gemak een der Poorten in te trekken. Hy volgt den weg hem door verraad gebaand^ de bezetting neemt de vlugt: hy verbiedt één Romein te dooden. By het inrukken hadden zes en-twintig Soldaaten en zestig Inwoonders het leeven vcrlooren; meer bloeds werd'er,by die gelegenheid,niet vergooten. Totila, nu meester der Hoofdftad van Italië, ontboodt de Raadsheeren, en verweet hun fcherplyk het verraaden eens Volks, van 't welke zy niets dan goed ontvangen hadden. Hy brengt hun onder 't oog het verftandig Ryksbeftuur van theodorik en van amalasuntha, het geluk, 't welk zy onder hun genooten, in vergelyking met de jongstgcledene verdrukkingen. ,, Gy hebt", dus fprak hy onder anderen, ,, gy hebt uwe trouwlooze ondankbaarheid „ wel duur betaald; een nieuw Heer heeft, „ behalven dat hy u met de fchriklykheden ,, des oorlogs bezogt, u met fchattingen ge,, drukt, en zyne Schattingheffers hebben u „ meer nadeels gedaan dan uwe vyanden". Dit vertoog Ieedt geen tegenfpraak. Maar de Romeinen wilden nog ééns van Heer verwisfelen , en zullen nog ééns reden van berouw hebben. Dan zodanig is de verblindheid der Volken! Totila, zyne Soldaaten tot andere krygsverrigtingen behoevende , kon Rome niet bezetten en in zyne magt houden, en befloot daarop de fchoonfte Stad der geheele Wereld, tot den grond te verdelgen, den X 3 go¬ DS ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 54-6. Totila be- magtigt Kome,exi fpaart de Rotiith nen. Regtmaatige verwyten beu gedaan. Hy laat bet befluit, van Rome te verdelgen 5vaa? ten.  DE ROMEINEN. Belisarius neemt Rome weder in, en verdeedigt die Stad. Het Jaar naa christus 548. Belisarius, geen onderitaiid krygeiide, keert 326 ALGEMEENE eenen fteen niet op den anderen te laaten. Met het afbreeken der Muuren hadt hy reeds een begin gemaakt, en ftondt gereed om de pragtigfte en heerlykfte gebouwen in den brand te laaten fteeken , wanneer hy een' Brief van belisarius ontving, in welken deeze hem toonde hoe hy al den luister zyns verworven roems zou verdonkeren, door de aanzienlykfte en vermaardfte Stad der ganfche aarde te verwoesten. De Veldheer merkte aan: „ door Steden te bouwen ver„ eeuwigt men zyn Naam, en doet der Maat„ fchappye dienst; door Steden te verdelgen, „ verklaart men zich een vyand des Mensch„ doms,en ontëert zyn naam voor eeuwig". Totila , den inhoud van deezen Brief ernftigoverwoogen hebbende, bedankte belisarius voor den gegeeven raad , beloofde dien te zullen volgen, en vertrok uit Rome, naa alle de Inwoonders daar uit verdreeven te hebben. — Welhaast neemt belisarius'er bezit van, en wordt door de Gothen belegerd. Schoon de muuren zeer flegt herbouwd waren, hadt hy de eere van die Stad te verdeedigen tegen totila, en hem , niettegenftaande de hevigfte aanvallen , af te weeren. Deeze Vorst verfloeg andere Veldheeren, bemagtigde andere Steden, en in 'tbyzonder Perugia, 't welk een beleg van zeven maanden uitftondt. Belisarius hadt Italië verlaaten, naa 'er vyf jaaren aan zichzelven overgelaaten, en, met het uiterfte hartzeer voor zyne grootmoedige ziel, ooggetuige geweest te zyn van den voorfpoed eens vyands, en on- mag.  GESCHIEDENIS. 327 magtig om zynen voorheen verworven krygsroem ftaande te houden. Justinianus verdierf het Ryk door het ftigten van nutlooze gebouwen, en waande zich wel te kwyten met een hand vol Volks aan den besten der Veldheeren toe te fchikken. Slegte Legerhoofden , onbetaalde Soldaaten , fchaars van oorlogsbehoeften voorzien, waren de eenige en jammerlyke werktuigen, met welke hy een jong, onverfchrokken , voorzigtig, onvermoeid Vorst moest tegenftaan, die daarenboven van allen geagt werd en aangebeden, en wiens magt met zyne overwinningen dagelyks aanwies. ■— Indien belisarius geen verlof gekreegen hadt om na Conftantinopole te rug te keeren, zou hy groot gevaar geloopen hebben, van door totila verdelgd te worden. — Hy bragt uit Italië groote rykdommen mede, de vrugt der fchattingen in die Landen ingezameld. Dit is eene fchandvlek in zyne nagedagtenis, welke niet kan uitgewischt worden dan door de weinig fchyns hebbende veronderftelling, dat hy, in de uiterfte behoefte , waar in justinianus hem gelaaten hadt, zich verpligt oordeelde alles byéén te fchraapen, ten dienfte van den Vorst. Reeds twaalf jaaren geleden , hadden de Gothen aan de Franken hunne bezittingen in Gallie afgeftaan ; zy ftrekten zich van het Alpifche Gebergte tot de Rhone, en van de Middellandfche Zee tot het Ryk der Bourgondiërs. Justinianus, voorgeevende dat die Landfchappen tot het Ryk behoorden, en een Volk, nu al zeer magtig, aan zich wilX 4 len- DS ROMEINEN. weder na Conftanti- nopolo. Brengt van daar groote fcha'tten me. de. Justinianus en to. tila pOO- gen elk de Franken op hunne zyiie te trekken.  DE ieoMEi- BE.V. THEODEBERT ill/tó' lit. Het Jaar naa CHRISTUS 549- Rome weder door de Gothen ingenomen.Vreemde Volken dreigen hei Keizerryk. 328 ALGEMEENE lende verbinden, bevestigde geregtelyk derï afftand aan de Franken gedaan. Totila, niet min 'er op gefield om hun op zyne zyde over te haaien, verzogt de Dogter van theodebert, Koning van Auftrafie, ten huwelyk. Deeze gaf hem ten antwoord, „ dat „ zyne Dogter een' Koning tot Egtgenoot „ moest hebben, en dat t o t i l a geen Ko,, ning van Italië was: dewyl hy Rome niet „ in zyne magt hadt kunnen houden". Theodebert vermeesterde de Alpen, zette zyne bemagtigingen voort in Ligurie, en breidde ze uit tot in Venetië. Niet te min gebelgd om dat de Keizer den tytel aannam van Overwinnaar der Franken en der Alemannen , kwam hy met den Koning der Gothen overéén om eene verdeeling te maaken. Hy wilde zelfs den oorlog tegen het Oostersch Ryk voeren; maar een vroegtydige dood ftuitte den loop zyner groote onderneemingen. Totila , gevoelig aangedaan over het verwyt hem van theodebert toegebeeten, nam Rome weder in , herbouwde die Stad en bevolkte dezelve. Voorts trok hy na Sicilië, en keerde te rug met ryken buit belaaden. Ten dien zelfden tyde werd Thracie gedreigd door de Lombarden, in Pannonie en Noricum gehuisvest, door de Gepidiers, die in Sirmium en Dacie woonden; door de Herulen in Mefie gevestigd;en boven al door de Sclavoniers, zints den aanvang der Regeeringe van justinianus vreeslyk geworden. De Sclavoniers waren een talryk en woest volk, uit het Noorden van Sarmatie her-  GESCHIEDENIS. 329 herkomflig, vervolgens verfpreid aan de oevers van het Meotisch-Meir en den JVeixel; en die, de voetftappen der Vandaalen betreedende , zich tusfchen den Weixel en den Niester te nedergeflaagen hadden. De Antiers, onder hun uitfleekende, en die men verward heeft met de Bulgariers en Arabieren , hielden zich omftreeks den Donau op. De Sclavoniers , groote, rustige, onvermoeide Mannen , bewoonden op zichzelve ftaande hutten, verfmaadden den Akkerbouw, hielden zich alleen met den oorlog bezig, waren zeer op hunne vryheid en onafhanglykheid gefield , en,niettegenftaande hunnen woestcn aart, herbergzaam: zy deeden eenen verfchriklyken inval in Thracie en Illyrie. En, fchoon toen een klein getal uitmaakende, verwekten zy, door hunne ver* woestingen en wreedheden , zodanig een fchrik, dat Keizer justinianus zyn' Neef, germanus, zondt om hun te beftryden. De roem der kiygsdapperheid deezes Veldheers deedt hun wyken. Germanus, die de plaats van belisarius in Italië hadt moeten vervullen, en wiens deugden proef gehouden hadden tegen de verdorvenheden en de befmettingen van het Hof, ftierf fchielyk. De Sclavoniers trokken den Donau weder over, verfloegen verfcheide Veldheeren, en naderden, tot op één dag reizens, Conftantinopole : zy vonden zich genoodzaakt te rug te trekken; doch dit maakte hun te vuuriger en verwoeder. Om de Maat der rampen vol te meeten, ontftak het vuur des oorlogs, door een vierX 5 jaa- DB ROMEINEN. De SclayO' niers onder deezen , de vrccsiytften. Het Jaar naa CHRISTUS 551.  DE ROMEINEN. Justinianus koopt den vrede van chosroes. De ZydworTneu te Co«flantinopolegebragt. Hy verwerpt de aanbiedingen van totila. 330 ALGEMEENE jaarig beftand gedoofd, op nieuw in Lazica. De Romeinen, in 't eerst overwinnaars, verlooren de behaalde voordeeien. Jus t inianus kogt, op nieuw, den vrede, en c h o s« roes fchreef de voorwaarden. In ftede van eene jaarlykfche fchatting , gaf hy hem de geheele fomme voor vyf jaaren geëischt, om dus niet cynsbaar te fchynen: eene kinderagrige onderfcheiding, waardig den laagen geest diens Keizers. — Twee middelen van vergoeding kwamen hem te ftade; men bragt te Conftantinopole de eytjes der Zydwormen, en de kunst der Zydereederye. De prys der Zyde was toen verbaazend hoog, en de Perfen wonnen fchatten met dien handel. Voor 't overige was men niec blind omtrent het gedrag des Keizers; en befchouwde de onmeetlyke fommen, door hem aan de vyanden des Romeinfchen naams betaald, als eene fchandelyke fchatting. Schreeuwend waren de klagten, om dat hy voor elf en een halfjaar aan chosroes vierduizend en zeshonderd ponden gewigts aan goud betaalde; eene fom op een uitkomende, met eene jaarlykfche fchatting van vierhonderd ponden. Met één woord, 'er werd openlyk verklaard, dat hy lafhartig den vrede kogt, zonder dat de oorlog ophieldt. Zo laag en kruipende hy zich aanftelde voor de Perfen, zo hoogmoedig en onhandelbaar was zyn gedrag ten opzigte van de Gothen. Totila verzogt verfcheide keeren om den» vrede ; doch kreeg geen gehoor. Deeze Held boodt, in den naam zyns Volks, aan, fchatting te betaalen; alle eifchen op Sicilië en  GESCHIEDENIS. 331 en Dalmatie af te ftaan, en den Keizer in alle oorlogen te dienen. Hy toonde , dat, een gedeelte van Italië den Franken toebehoorende, de Gothen zich zouden vergenoegen met het overige van een Land, te eenemaal door den oorlog uitgeplonderd en verwoest. Waarfchynlyk zou hy justinianus berouw hebben doen krygen, over de trotfche weigering deezer voorflagen, indien narses niet, aan 't hoofd eens magtigen legers geplaatst, tegen der Gothen Koning was opgctoogen. V Y F- DE ROM 21. ken;  DE ROMEINEN» 332 ALGEMEENE VYFDE HOOFDSTUK. Narses na Italië gezonden. Middelen die liem we deeden flaa gen* Narses ontweldigt Italië uit de handen der Gothen. — De Twist over de Drie Hoofdftükken. Narses, Opperkamerdienaar en Gunfteling des Keizers, was een Gefneedene, buiten twyfel op het Hofïeeven wel afgerigt: dewyl hy uit den laagen ftaat der flaavernye zich tot eenen aanzientyken rang hadt weeten te verheffen: dan hy ftak, boven zyn rang, in verdienften en bekwaamheden uit. De keus nogthans van Veldheer, op hem gevallen, fchynt enkel aan gunst toegefchreeven te moeten worden. Hy hadt geene kennis van den oorlog, en, nu dertien jaaren geleden, hulpbenden na Italië zullende geleiden, door een onverfchoonelyk misverftand, de krygsverrigtingen van den grooten belisarius gedwarsboomd. Deeze keuze was nogthans de oorzaak der 1 volgende overwinningen. Narses geliet zich op de eere des Legerbevelhebberfchaps niet gefteld te weezen; doch zyne weigering diende flegts om alles, wat hy wenschte, te verkrygen. 's Lands Schatkist werd voor hem ontflooten,en het geld, daar uit geligt, ftelde hem in ftaat om de agterftallen der krygsbenden in Italië te betaalen, en een der fterkfte legers, welke het Ryk zints langen tyd  GESCHIEDENIS. 333 tyd gehad hadt, op de been te brengen. Zyn uitwendig Godsdienftig voorkomen, gepaard met eene zonderlinge fchranderheid, met veel moeds , voorzigtigheids en al wat edelmoedigheid mag heeten, bragt zeer veel toe aan den gelukkigen uitflag zyner onderneemingen. De Soldaaten merkten hem aan als door den Hemel byzonder begunftigd, en oordeelden zich onverwinnelyk onder zyne Veldftandaarden. Zyn reeds talryk leger werd verlierkt door Hulpbenden van Barbaaren, die zich onder zyne banieren vervoegden ; zommigen uit erkentenisfe der voorgaande gunstbewyzen van hem ontvangen, want hy was altoos vriendlyk jegens hun geweest; anderen in verwagting van ryken buit; vastflellende dat de Gothen voor deeze geweldige krygsmagt zouden moeten bukken. De Franken hem den doortocht weigerende door de Landfchappen, welke zy in bezit hadden, nam hy, het niet raadzaam oordeelende, in zo hachlyk eene omftandigheid, dien Landaart te tergen, eenen anderen weg,trok op Ravenna aan, digt by Rimini heen, zonder tyd te verliezen met het te belegeren, en zette zynen optocht na Rome voort. Tot 1 l a trekt hem te gemoete. In de vlakte van Lentagio , in het Hertogdom Urbino, ontmoetten zy elkander, en ftreeden eenen veldllag; de Gothen werden op de vlugt gedreeven , met een verlies van zesduizend Mannen. Hun Koning, naa alle poogingen vergeefsch aangewend te hebben, werd met een lans doodlyk gewond,en gaf den geest te Capra. Een leger Lombarden deedt narses uit» DE ROMEINEN. Het Jaar tiasc* CHRISTUS >52- Hy verflaat roTiLA, die tan zyne vonde ïerft.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus 553- 't Beleg van Cuma. Theja , de Opvolger van totila, fneu velt in eenen Veldflag. 334 ALGEMEENE uitfteekenden dienst. Men dagt niet dat dit Volk, binnen zo korten tyd, in Italië zou heerfchen. De Overwinnaar maakte zich meester van Rome, en belegerde Cuma, de fterkfte plaats van Italië. Theja, een dapper Veldheer, die, zonder de menschlievenheid van totila te bezitten, waardig was de plaats van dien Koning in den oorlog te bekleeden, werdt door de Gothen tot Koning verheeven. Deeze, beflooten hebbende Cuma te behouden, was tot den berg Vefuvius genaderd. 'Er wordt eene tweede Veldflag geleverd. De beide legers doen wonderen van dapperheid. Theja, wel bewust dat alles aan deezen ftryd hing , plaatfte zichzelven in 't eerfte gelid, om zyn Volk door zyn voorbeeld aan te moedigen. De Romeinen , hem ontdekkende , en weetende, dat zyn dood waarfchynlyk een einde aan den oorlog zou maa-1 ken, richtten hunne ganfche kragt tegen hem: zommigen hem met hunne fpeeren aanvallende, en anderen hagelbuien van fchigten en pylen op hem fchietende, welke hy op zyn fchild ontving; doodende ondertusfchen eene groote menigte der vyanden, die, met al hun poogen,niet in ftaat waren hem te doen deinzen. Als zyn fchild dermaate met fchigten belaaden was dat hy het niet langer kon voeren, riep hy om een ander, en den ftryd vernieuwende, maakte hy telkens eene groote flachting onder de Romeinen. Dus verwisfelde hy drie maaien van fchild; doch, in de derde verwisfelinge, zyn borst blootgefteld hebbende, werd hy, cp dat oogenblik,  GESCHIEDENIS. 335 blik, met een werpfpiets gewond, en ftierf onmiddelyk; nedervallende ter plaatze waar hy, van 't begin des ftryds, geftaan, en op hoopen van vyanden, die hy met eigen hand geveld hadt. De Gothen bleeven , niet tegenftaande men hun het afgehouwen hoofd huns Konings op een langen fpeer vertoonde, verwoed vegten. In 't einde afgemat, booden zy aan, de wapenen neder te leggen , op voorwaarde, dat zy met hunne goederen uit Italië zouden mogen vertrekken , onder hunne eigene wetten leeven, en als Bondgenooten der Romeinen behandeld worden. Narses willigde dit alles in, om hen tot; geen wanhoop te dry ven. Cuma, verdeedigd door aligernes, den Broeder van totila, boodt dapperen wederftand aan de gevreesde belegeraaren. Eene ondermyning in de fpelonk van Sibylla, ,wierp de Toorens en eene Poort omverre, zonder dat de Romeinen door dit middel konden binnen komen. Narses ging Toscane te onderbrengen. Lucca onderwierp zich, naa het doorftaan eens Jangduurigen belegs. In 't einde gaf aligernes, uit eigen beweeging, de fleutels van Cuma over; verkiezende liever zich aan de Romeinen te onderwerpen dan aan de Franken en Alemannen, wier legermagt, onder voorwendzel van hem te hulpe te komen, geheel Italië dreigde te vermeesteren. Bucelinus en l e u t h ar 1 s, die 't zelve aanvoerden, werden overwonnen. Zevenduizend Gothen, in Compfa, tegenwoordig Conza geheeten , zich vereenigd hebbende, werden, in den Jaare DLIV, se- DE ROMEINEN. Geheel /talie vermecsterd.  ROMEINEN. De Italiaatien haatten de Ostrogothen, uit hoofde van den Godsdienst , en hadden reden zich des te beklaagen. De twist over de Drie Hoofdstukken. 336 ALGEMEEN E genooddwangd het op te geeven. Dit maakte een einde aan de vermeestering van Italië. Narses regeerde daar dertien jaaren. In deezervoege verviel de heerfchappy der Gothen, geftigt door theodorik, en weder opgebouwd door totila. Twee Vorften, waardig met de grootfte Mannen vergeleeken te worden. De Gothen, voor welken procopius zo veel veragtings laat blyken, verdienen de loffpraaken en het medelyden van allen, die zich niet blindeling door vooroordeelen laaten wegfleepen. De aankleeving der Ariaanfche gevoelens deedt de Ostrogothen, regtvaardig en menschlievend van aart, die de Regtzinnigen als hunne Broeders bejegenden, een haatlyk voorkomen hebben. De Italiaanen, gelukkig onder hunne heerfchappy , verbeeldden zich, dat de Regtzinnigen aan geen Ariaanen moesten gehoorzaamen of onderworpen weezen. Ongetrouw aan een billyk ftaatsbeftuur, verlooren zy hun geluk door van Heeren te verwisfeïen: en hadden de billykfte redenen van te laat komend berouw en zelf verwyt. Justinianus hieldt zich, terwyl deeze gewigtige Rykszaaken voorvielen , onledig met de Leerftukken der Kerke, en wilde dat zyne gevoelens tot een regelmaat des Geloofs zouden dienen. Reeds verfcheide jaaren geleden , hadt hy een Bevelfchrift gegeeven tegen de Drie Hoofdjlukken. Deezen naam draagen de Godgeleerde Schriften van dricSchryveren, welker eerfte, theodorus van Mopfueftia, in de Gemeenfchap der Kerke geftorven was, en de twee anderen theo- DO-  GESCHIEDENIS. 337 doretus van Cyrus, en ibas van Edesfa, waren op de Kerkvergadering van Chalcedon voor regtzinnig verklaard. De Keizer veroordeelde deeze fchriften: en zyne veroordeeling moest, op bedreiging van ongenade, onderfchreeven worden. De Roomfche Paus vigilius verzette zich hevig tegen dit Bevelfchrift; 't zelve aanziende als niet alleen ten hoogde beledigend voor de evengemelde Kerkvergadering, maar ook voor de naagedagtenis der eerwaardige Mannen j wier charaófer en fchriften daar in gehoond en beledigd werden. Justinianus deedt, op deeze weigering, vigilius te Conftantinopole verfchynen, en haalde hem over tot het verwerpen der Drie Hoofdftukken. De Westerfche Bisfchoppen banden den Paus. Hy herroept zyn onderfchryven , werd in de gevangenis geworpen, ontkomt het, en deedt de tegenftanders van de Drie Hoofdftukken in den ban. Eene Kerkvergadering, te Conftantinopole gehouden, en geheel zamengefteld uit Oosterfche Bisfchoppen, veroordeelde 't geen de Paus wilde veroordeeld hebben. Wie het onderfchryven weigerde, werd geflraft. Schoon het Westen zich aankantte tegen het befluit dier Kerkvergaderinge, nam vigilius het eindelyk aan; doch eene menigte van Bisfchoppen weigerde, meer dan honderd- en vyftig jaaren, 't zelve te onderfchryven, bovenal die van Istria en Venetië , die de fcheuring van Aquileia vormden. Met den tyd, heeft de aanneeming der Kerke deeze Kerkvergaring op de lyst der Algemeene Kerkvergade- IV. deel. Y rin- 08 ROMEINEN. Justinianus veroordeelt dezelve , en verwekt groote onlusten. De Kerkvergadering,te Conftantinopole , oordeelt even als de Keizer.  DB ROMEINEN. 338 ALGEMEENE ringen geplaatst. Die zelfde geest van Twistgraagte, door zynen invloed zo heilloos en verderflyk voor de belangen van den Staat en de goede orde der ■ Maatfchappye, ontrustte fteeds het Oosten tot het einde des Ryks. Het Westen, onder de heerfchappy der Barbaaren ftaande , werd alleen door den oorlog ontrust. Men mag met rede twyfelen, of hunne onkunde niet beter ware dan de overblyfzelfs der weetenfchap, waar op de Oosterfchen zich zo veel lieten voorftaan. ZES-  GESCHIEDENIS. 339 ZESDE HOOFDSTUK. Het einde der Regeeringe van justinianus. \Y7elk een voorfpoed ook de wapenen \%r der Veldheeren van justinianus mogt vergezellen,levert egter het Ryk, onder de Regeering diens Keizers, een allerdroevigst tafereel op : getroffen door een langduurige pest, gefchokt door geweldige aardbeevingen , belaagd door de fteeds gewapende en ontrustende Barbaaren, geduurig verdrukt en ongelukkig. Justinianus verbeeldde zich vry te zullen weezen voor de invallen der vyanden , door bun groote geldfommen te fchenken ; doch het geld, hun zo lafhartig gegeeven, ftrekte alleen om hunne grectigheid en gouddorst aan te zetten, en hun te ftoutcr te maaken. Vóór zynen tyd bedroeg het getal der Legerbenden zesmaal honderd vyf-en-veertigduizend Man; hy hadt het tot op honderd vyftigduizend verminderd; en was deeze Manfchap door alle de deelen des Ryks verfpreid. Deeze vermindering, in andere omftandigheden pryzenswaardig, moet gelaakt worden, zo ras de legermagt niet genoegzaam ware tegen de menigte der vyanden. Deezen Krygslieden ontbrak het nog aan 't noodig onderhoud; het geld, daar toe bcftemd en gefchikt, werd den Ontvangeren ten prooi, Y 2 en Alles liep' agtenvaards onder eert flegt Ryksbeltuur. dB romeinen.  DE ROMEINEN. Invallen der Abaren, Turken en Hunnen. Belisarius nogmaals in dienst genomen , en opontboden. 340 ALGEMEENE en diende tot voedzel van hunne overdaadigheid. Men liet den krygsdienst vaaren, wanneer dezelve allernoodzaaklykst was geworden. De Keizer vleidde zich met het denkbeeld, dat hy, door zynen onverbiddelyken yver, de Godlyke wraake, waar aan hy het drukkend gewigt van zo veel rampfpoeds toefchreef, zou ontwapenen. Hy liet de Lasteraars en de Heidenen met den dood ftraffen. Doch de Godsdienst won 'er luttel by, en het misnoegen wies van dag tot dag aan. Twee Volken , tot nog onbekend , de Abaren en de Turken, waren uit' Tartarye tot op de grenzen des Ryks gekomen. Zy zonden Gezanten met aanbiedenisfe van bondgenoodfehap , dat is te zeggen, om een jaargeld te eifchen. Het gedrag van justinianus deedt hun , gelyk voortyds zo veele andere Volken, bevroeden, dat zy nog meer konden winnen met op de Romeinen aan te vallen. — In het volgende Jaar DLIX, overltroomde een leger van Hunnen geheel Thracie. Het brak heen door den langen muur, deels verwoest door de aardbeevingen , en nergens bewaakt; het naderde tot weinig uuren gaans de Hoofdftad. Alles beefde rondsom den zidderenden Keizer. Belisarius, die nu tien jaaren ongeagt by het Hof geleefd hadt, en zo wel onder den last des ouderdoms, als der verlmaadheid, gebukt ging, betoonde zich nogmaals de Verlosfer zyns Vaderlands. Hy kreeg last om de Barbaaren tegen te trekken, en verfloeg dezeive met een kleine hoop Volks. De  GESCHIEDENIS. 34.3 De nyd ftak weder het hoofd op , en hy werd onmiddelyk te rug ontbooden. De Hunnen verfcheenen op nieuw. De Keizer fchonkhun veel gelds om van hun ontflaagen te worden, fchoon tegen den zin der Conftantinopolitaanen , die het fchandelyk oordeelden, dat men den Barbaaren, van welke het Ryk zo veel fchade en fchande geleden hadt, nog geld toegaf. — Doch hy ftookte andere Hunnen, die reeds jaaren lang geld getrokken hadden,en vreesden dat te zullen moeten misfen, tegen hun op. Hier uit ontftondt zodanig eene verbittering tusfchen die Volken van denzelfden naam en landaart, dat zy, in eenen allerbloedigften oorlog , zich onderling geheel vernielden: in zo verre dat de naam der Hunnen zelve werd uitgedelgd. Van eene zeer groote aangelegenheid was het,eenen vasten vrede met de Perfen te fluiten; vyanden veel gedugter dan alle de overigen , 't zy door de magt huns Ryks, 't zy door de uitfteekende bekwaamheden huns Opperhoofds. Naa eene zevenjaarige onderhandeling , verfcheide keeren afgebrooken , trof men een vrede voor vyftig jaaren , zo fchandelyk als noodzaaklyk voor den Keizer. De voornaamfte puntten van dit verdrag waren, dat het Ryk aan do Perfen een jaargeld zou opbrengen van dertigduizend Hukken gouds; dat chosroes Lazica geheel zou verlaaten, en nooit den Barbaaren een doortocht door de Caspifche Zee gunnen; en dat de Romeinen geene Grensfteden der Perfen zouden naderen. Het werd den Christenen toegelaaten in Perfie te woonen; doch onder Y 3 voor- ROMEINEN. De Hunnen verdelgen elkander. Het Jaar naa CHRISTUS 5°"2. Vrede met de Perfen, op fchandelyke voorwaarden.  34* ALGEMEENE DE ROMEINEN. Byzondcrheden van dit verdrag. Anima verrykt eene Kerk , om liet geld niet aan justinianus te geeven. voorwaarde dat zy geene Bekeerlingen mogten maaken. In dit verdrag vindt men gebeden aan het Opperweezen , ten voordeele der geenen, die 't zelve heilig hielden, en vloekwenfchen over de ongetrouwen. Dus werd dezelfde god tot getuigen van den eenen zo wel als den anderen aangeroepen. De twee Vorften fchreeven aan elkander tot bevestiging van den vrede. Onder de hoogklinkende en weidfche tytels, die de Koning van Perfie aannam, was die van Reus der Reuzen geheel nieuw ren is 'er iets in ftaat om de belachlykheid daar van te verminderen, het is, dat jusTiNiANUsby chosroes een Dwergje fcheen. Men verhaalt dat de Keizer, niet langer weetende, waar geld te vinden , eene zeer ryke Mevrouwe badt het hem te verfchaften. Anicia (dus was zy geheeten,) verzogt eenigen tyd beraad en uitftel, en veranderde haare fchatten in gouden plaaten, waar mede zy het verwulfzel eener Kerke bedekte. Dit werk voltooid zynde, vertoonde zy het den Vorst; zeggende: „ ziet daar alle myne gocde„ ren; handel 'er mede naar uw welgeval„ len". Justinianus prees haare Godsvrugt ,en ging zeer befchaamdheenen. Geeg o r i u s van Tours, die dit voorval optekent, met bygevoegde loffpraake over het gedrag der Mevrouwe, geeft ons daar door een blyk van eene Godsvrugtbetooning toen zeer algemeen: totkwistens toe milddaadig aan Kerken en Monniken, met onverfchillige oogen den nood des Lands aanfehouvvende. De  GESCHIEDENIS. 343 De verzwakking des Vorften belette niet dat een vloekverwantfchap tegen hem zamenfpande, en het op zyn leeven muntte. De aanflag mislukte, zo als de zelve ftondt uitgevoerd te worden, en de Vorftenmoorders werden gegreepen. Het eene misdryf fleöpt het andere mede. — Drie Schurken , dooide vyanden van belisarius opgemaakt, befchuldigden dien Held, als ware hy den aanlegger en het hoofd des eedgcfpans geweest. Zeven maanden werd hy gevangen gehouden , van alle zyne zo wel verdiende waardigheden beroofd, fteeds gereed om de laatfte ftraffe te ondergaan. In 't einde regtvaardigde hy zich, en de Keizer, ten vollen van de onfchuld diens waardigen Mans overtuigd, fchonk hem de ontnoomene eerampten weder , en nam hem aan in zyne gunfte, waar van hy welhaast door den dood beroofd werd. Baronius neemt het thans verworpen vertelzeltje aan, dat j u s t i n i anus deezen Veldheer de oogen zou hebben doen uitfteeken, en, in dien elendigenftaat, van huis tot huis, langs de ftraaten van Conftantinopole, laaten bedelen. Men befchuldigt belisarius van eene te verregaand zwak en infchiklykheid voor zyne Vrouwe antonia, de Dogter eens Wagenmenners in den Renbaan; eene, in afkomst, ongebondenheid en boosheid, gelyk aan de Keizerinne theodora, die zy fteeds ten dienfte ftondt. Hy zou, gelyk de gefchiedenis wil, laf genoeg geweest zyn om zich voor de voeten zyner Huisvrou-we neder te werpen, en zich haar altyd Y 4 duu- DE ROMEINEN. Zamenzweeringtegen justinianus. Ongenade en uiteinde van belisa. mus. 't Gedrag van belisarius , omtrent zyn» Huisvrou\ve.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa cHR1S rus I)e Keizer wordt een Ketter, Zyn dood. Oordeelvellingen over hem. 344 ALGEMEENE duurenden Slaaf te noemen, naa dat hy eerst, door haar toedoen, in ongenade vervallen, en, door haare tusfchenfpraak, weder in gunfte herfteld was. De oude en afgeleefde Keizer hadt nog de zwakheid , van, naa de Ketters fteeds vervolgd te nebben, zelve tot Kettery te vervallen , daar toe vervoerd door zyne ydelzinnigheid in het Leerftuklyke, Hy werd een Voorftander van dien Aanhang der geenen die beweerden , dat het Lichaam van christus, van het oogenblik zyner Ontvangenisfe af, niet kon veranderen of lyden. Hy liet een bevelfchrift uitgaan om deeze harsfenfchim door te dryven ; zondt den Patriarch eutychiüs en andere Kerkvoogden , die zyn gevoelen niet omhelsden, in ballingfchap. — Meer dan ooit zogt hy het geweeten geweld aan te doen, toen hy, in het vier-en-tachtigfte jaar zynsouderdoms, en het negen-en-dertigfte zyner Regeeringe, door een fchielyken dood werd weggerukt. Eene menigte van Schryvers noemen hem een groot Man, misfchien verblind door den glans der gebeurtenisfen, ftaande zyn Ryksbeftuur voorgevallen. Een Patriarch van Conftantinopole heeft hem, zeshonderd jaaren daar naa, onder de Heiligen geplaatst. Maar euagrius, een gelyktydig Gefchiedfchryver, aangemerkt hebbende, dat justinianus, ,, door een onzigtbaare plaag „ getroffen, uit dit leeven gefcheiden is", voegt 'er nevens, „ dus is hy, naa dat hy „ alles met beroeringen en verwarringen ver„ vuld, en daar voor op 't einde van zyn „ lee-  GESCHIEDENIS. 345 „ leeven vergelding ontvangen hadt, na de „ onderaardfche ftraffen verhuisd". Wy hebben, noch op deezen Schryver, noch op den gemelden Patriarch, ons te verlaaten, ten Opzigte van het lot diens Keizers in eene andere Wereld: het komt der gezonde Rede toe te oordeelen over den lof of laster, dien hy op deeze verdiend hebbe. y -y z E- DE ROMEINEN.  DE ROMEI. NEN, 346 ALGEMEENE ZEVENDE HOOFDSTUK. Aanmerkingen over het Leeven en de Wetten van justinianvs. De Ceheïme Gefchtede? nisvanPRO- ■ COPIUS. Waarom montes- quieu dezelve voor egt houdt, ■j~^ve Gefchiedboeker procopius, eerst JlJ' Geheimfchryver van belisarius, m vervolgens Overfte der Stad , verheft jomwylen justinianus hemelhoog in zyle Gefchiedenisfen; doch fpreekt op 't verigtlykst van dien Keizer in zyne Geheime GeCchiedenis, welke eene fcherpe hekeling belielst; door bekwaame Schryvers geoordeeld, nooit uit de pen van procopius gevloeid, doch valschlyk aan hem toegefchreeven, te zyn. „ Maar", volgens den HeerLE beau, „ zal elk, die de taal, waar in procopius „ gefchreeven heeft , verftaat, en kennis ,, heeft van de uitfteekendheid deezes Schry„ vers boven alle Griekfche Gefchiedfchry,, ym naa den tyd van constantinus, „ hem in dit werk ontdekken". Zonder ons in te laaten tot het onderzoeken van dit gefchil der Oordeelkunde , zal ik het oordeel, daar over geveld, door den beroemden MONTEsquiEU , die de egtheid van dit Boek geenzins in twyfel trekt, mynen leezer mededeelen. „ Ik beken", fchryft hy, „ dat twee ftuk,, ken my beweegen om voor de Geheim» „ Gejchiedenis van PROcoPiuste zyn. Het „ eer-  GESCHIEDENIS. 347 „ eerfte is , om dat dezelve beter beant„ woordt aan de verbaazende zwakheid , waar in het Ryk zich bevondt op 't einde ,, der Regeeringe van justinianus, en „ vervolgens. Het tweede is een gedenk„ ftuk 't welk wy nog onderons hebben; ik „ meen de Wetten diens Keizers, waar in „ wy, ftaande het verloop van eenige jaa„ ren, de Regtsgeleerdheid meer verande„ rings zien ondergaan, dan dezelve onder,, gaan heeft in de laatfte driehonderd jaaren ,, der Franfche Heerfchappye. Deeze veran„ deringen zyn voor 't meerendeel van zo „ weinig belangs, dat men geene rede ziet, ,, welk een' Wetgeever heeft kunnen be- weegen dezelve te maaken: of men moet „ het verklaaren uit de Geheime Gefchiedenis, ,, en zeggen dat die Vorst zyne vonnisfen, zo „ wel als zyne Wetten, verkogt" (*). Deeze geheime Gefchiedenis wil , en bevestigt het met voorbeelden, dat justinianus, die daar in voorkomt als ligtvaardig, trouwloos en onverzaadlyk gierig, Wetten maakte en hermaakte , dezelfde zaaken geboodt en verboodt, naar dat het met zyn belang overéén kwam; terwyl in zyn Hof, en in de Regtbankcn, alles voor geld veil was. De Wetgeeving van justinianus is, derhalven, hoe hoog de verwonderaars deezes Keizers daar van mogen opgeeven , in verfcheide opzigten , zeer gebrekkig : want onvaste Wetten , die dagelyks veranderen, gril- (*) Montesquieü, Grandeur £f Decadence des Romains, DE ROMEINEN. Aanmerking over de Wetten van JUSTINIANUS.  DG ROMEINEN. Van zyn Wetboek. De Digesta of Pandecten. 348 ALGEMEENE grillige Wetten, indien ik my dus mag uitdrukken, dienen minder om de Maatfchappy geregeld te beftuuren dan om dezelve te verwarren. Door de Wetten eenvoudig, klaar en nauwkeurig te maaken, en tot de oorfpronglyke beginzels der billykheid te brengen, wordt de goede orde vastgefteld, en de wanorde geweerd. By aldien de Wetten van justinianus, in'talgemeen , deeze uitfteekcnde kenmerken bezeten hadden, waarom zouden zy dan in 't oneindige vermenigvuldigd geweest zyn; waarom geheeleBoekeryen van Uitleggeren en Verklaarderen voortgebragt hebben? Deeze Vorst, een Wetboek aan 't licht willende geeven, beval de volvoering daar van aan tribonianus, een Regtsgeleerd Hoveling, die een koophandel van het Regt maakte , en ook geenzins tot dien arbeid fcheen opgewasfen. Het Wetboek werd in aller yl vervaardigd , en verfcheen in den Jaare DXXIX. Men vindt 'er de Wetten in, zints den aanvang der Regeeringe van adrianus. Meer dan tweehonderd nieuwe Inftellingen van justinianus, behalven de misflagen, in de eerfte uitgave van het Wetboek ontdekt, deeden , in den Jaare DXXXIV, een tweede uitgave van 't zelve in 't licht komen ; dezelfde die wy heden nog bezitten. De Digesta of Pandetten, in den tyd van drie jaaren voltooid, verfcheenen in het Jaar DXXXIII. Een verbaazend werk, waar in men verzameld en in orde gefchikt moest vinden , alles wat 'er nuts was, in meer dan twee-  GESCHIEDENIS. 349 tweeduizend Boekdeelen der oude Regtsgeleerden. De Keizer, daar aan de kragt van eene Wet verleenende , verboodt alle verklaaring. In gevalle van twyffeling vervoegde men zich by den Vorst, die alleen het regt hadt om de Wetten aan te vullen en uit te leggen. Hy beval de Regters volgens de Digesta te werk te gaan, fchafte alle andere Wetten af; het aannaaien zelfs verbiedende. Tribonianus, en die hem ter hulpe toegefchikt waren, volkome vryheid gehad hebbende, om, zo in de Digesta, als in het Wetboek, de oorfpronglyke Wetten te veranderen, uit te breiden en te verkorten , kan men niet twyfelen aan de verminking van verfcheide oude Wetten en Regtsfpraaken, op den naam der oude Vorften of oude Regtsgeleerden uitgegeeven. De Instituten, een weinig vóór de Digesta in 't licht gebragt, hadden desgelyks de kragt van eene Wet: zy behelsden de eerfte beginzelen der Regtsgeleerdheid, ten nutte van de jeugd; en worden hooger gefchat dan de twee andere Werken. Eindelyk kwamen de Novellen van justinianus te voorfchyn , zomtyds rechtftreeks aangekant tegen zyn Wetboek. In de daad, hy fcheen niet zelden Wetten te maaken om ze vervolgens weder te verbreeken. In het Oosten hieldt dit Wetboek flegts tot de Negende Eeuwe ftand. De Keizer basilius voerde een nieuw zamenftel van Wetten in, bekend onder den naam van Bafiliccs, dat is Koninglyke of Keizerlyke Wetten. d2 ROMEINEN. De Injlili:Hn. De Novellen. Zyn Zamenftel van Wetten ge-. raakt geheel in onbruik.  DE KOMEINEN. Grillige Wet ten opzigte van de Mannen. 350 ALGEMEENE ten. In het Wisten werd het Wetboek van justinianus terftond vernietigd door de Wetten der Lombarden, en bleef onbekend tot in de Twaalfde Eeuwe ; wanneer l otharius II, in den Jaare MCXXXVII, de Stad Amalphi, of Melfi bemagtigende, in de ruïnen, een oorfpronglyk handfchrift van de PandeÜen vondt. Dus heeft de Wetgeeving van justinianus eerst eenen heerfchenden invloed gekreegen by de hedendaagfche Volken, die zyne Wetten of te vroeg of te laat kenden: te laat, dewyl dezelve veele dwaalingen, uit woestheid en onkunde gebooren , zouden verbannen hebbende vroeg, vermids men, uit gebrek aan kundigheden, onverfchillig, het kwaade zo wel als het goede, heeft aangenomen. Deeze Keizer verfchaft zelve een fterk klemmend bewys tegen zyne Wetten; naardemaal de wanorde overal onder zyne Regeering heerschte: fchoon men moet erkennen, dat, te midden van onlusten en gevaaren , de beste Wetten dikwyl kragtloos worden, en zwygen. Ik zal hier nog eenige waarneemingen van den grooten montesquieu nevens voegen: dewyl dezelve ons over ftukken van dat aanbelang leeren redenkavelen. „ Jus„ tinianus beval, dat een Man van zyne „ Vrouwe kon verftooten worden, zonder „ dat de Vrouwe het huwelyksgoed verloor; „ indien hy, ftaande twee jaaren, het Hu„ welyk niet hadt kunnen voltrekken. Hy „ veranderde die Wet, en ftelde 'er drie jaa„ ren voor. Doch, indergelyk een geval,zyn „ twee  GESCHIEDENIS. 35r „ twee jaaren zo veel als drie, en drie be,, tekenen nitt meer dan twee (*). Een tast„ lyk bewys van de grilligheid dier Wetten! „ De Wet van justinianus , welke, „ onder de oorzaaken vanEgtfcheiding,Helt „ de toeftemming van Man en Vrouw om „ het Kloosterleeven aan te vangen , was „ geheel vervreemd van, en aangekant te„ gen, het beginzel der Burgerlyke Wetten. „ Het is natuurlyk, dat de oorzaaken van „ Egtfcheiding ontftaan uit zekere beletze„ len, vóór het aangaan des huwelyks niet ,, voorzien; doch deeze begeerte, om zyne ,, kuischheid te bewaaren, kan voorzien wor„ den : dewyl zy in ons huisvest. Deeze „ Wet begunftigt de onftandvastigheid in „ een' ftaat, uit zyn' eigen aart altoosduu„ rend: zy loopt aan tegen het grondbegin„ zei der Egtfcheidinge , welke de ontbin„ ding van een Huwelyk niet toelaat, dan „ in de verwagting van een ander aan te „ gaan: eindelyk, als men zelfs daar over „ oordeelt volgens de begrippen van Gods„ dienst, geeft zy flagtoffers aan god,zon„ der offerande" (f). Schoon de redenkaveling deezes uitmuntenden Mans goed is, en doorgaat ten opzigte van het beginzel der Burgerlyke Wetten , omtrent de Egtfcheiding ; kunnen de Godsdienftige begrippen, wat hy 'er ook van zegge, de denkwyze der Men- (*) Montesquieu, Efprit des Leis, Liv. XXIX. Cbap 16. Ct) . Liv_ XXVL Chap. 9. db romeinen. De Wet voor de Egtfcheiding , ingevalle men zich in een Klooster wil begeeven.  DE ROMEINEN. De Wederfcbriftenmoeten geene Wet maaken. 352 ALGEMEENE Menfchen in aanmerkinge genomen zynde, daar eene weezenlyke offerande* van maaken. Wyders merkt die zelfde Schryver aan, ,, dat de Romeinfche Keizers , even als de „ Koningen van Frankryk, hun wil en wel„ behaagen, door Wetten en Bevelfchriften , ,, bekend maakten; doch zy flonden daar„ enboven toe, 't geen onder ons geen plaats „ heeft, dat de Regters of byzondere Per„ foonen, in hunne gefchillen , de Keizers ,, door brieven raadpleegden : en de ant,, woorden der Vorften droegen den naam ,, van Wederfchriften (Refcriperi). — Het „ is blykbaar, dat men dit voor eene flegte ,, foort van wetgeeving te houden hebbe: zy, die op deeze wyze Wetten verzoeken, „ zyn flegte leidslieden voor den Wetgee„ ver; de gevallen worden altoos éénzydig „ voorgefteld. Macrinus hadt befloo„ ten alle deeze wederfchriften af te fchaf„ fen; hy kon niet dulden, dat men de dus ,, geftreeke vonnisfen van commodus, ,, caracalla, en andere flegte Vorften, ,, als Wetten zou aanmerken. Justinia„ nus dagt 'er anders over, en vulde 'er „ zyne Wetten mede op (*)". Dikwerf, in de daad, behelsden deeze Wederfchriften uitfteekende beginzels, waardig om de plaats van Wetten te bekleeden : dan hoe veel werd 'er vereischt om hier eene keuze te doen, die, in de fchaale van gezond oordeel opgewoogen, volwigtig gevonden werd. Ee- (*) MoNTESQUiEü, Efprit des Lois, Liv. XXIX. Chap. 17.  GESCHIEDENIS. 353 Eene andere Wet, der gispende oordeelkunde van MONTEsquiEU wel waardig, houdt in, dat de voorwaarde van Kinderen te hebben, gevoegd by eene Erfmaaking of andere Begiftiging, geagt werd , vervuld te weezen, als iemand in de Geestelyke Orde tradt, of in een Klooster ging. De oude Wetgeevers hadden de noodzaaklykheid, om het trouwen en de bevolking aan te moedigen, beter begreepen: het weezenlyk welzyn der Kerke vorderde geene zo vreemde en fchadelyke nieuwigheid. Justinianus fchafte ,. in den Jaare DXLI, het Burgemeesterfchap af; zints langen tyd een bloote tytel, zonder eenige verrigtingen daar aan verbonden. Zevenmaal 's jaars gingen de Burgemeesters flaatlyk om ; geld onder het Volk flrooiende. Deeze trotfche verkwisting beliep tweeduizend ponden gouds: onkosten, die zomtyds voor een gedeelte bezuinigd werden; weinige Burgemeesters konden dezelve draagen. Eenige Keizers namen egter dien tytel aan. Wanneer wy een groot Ryk zien, van alle kanten aangevallen , jaargelden betaalende aan de vyanden, uitgeput van middelen,' en nog overgegeeven aan de weelde, van befchermers ontbloot, en vol oneenigheden, mogen wy vastftellen , dat de val van 't zelve op handen is: en dat de laatfte voordeelen, daar door behaald, nieuwe voortekens zyn van eene droeve nederftortinge. De overwinningen, de vermeesteringen, kunnen niets anders te wege brengen dan verzwakken : een of twee groote Mannen, aan wel- IV. deel. Z ke DE ROMEINEN. Wet,om de Kerk te vcrryken. Affchaffirirr v.ni liet Burgemeesterfchap. Het Ryk wordt fteeds zwakker.  DE ROMEINEN. Justinus II een fleg Keizer. 354 ALGEMEENE ke men dezelve heeft dank te weeten, fterven: en dan wordt alles, wat zy voor den Staat gewonnen hebben , een bezwaarende last, die het waggelend gebouw te rasfer doet inftorten. 0^0H*0^0^0^0^0^%00H*f OPVOLGERS VAN JUSTINIANUS, Tot aan de vermeesteringen der Saraceenen. Eer wy een einde maaken aan de Oude Gefchiedenis , moeten wy kortlyk nog eenige gebeurtenisfen vermelden , die ons den volkoomen val des Ryks voor oogen zullen ftellen, en by voorraad eenig licht verfpreiden op de Hedendaagfche Gefchiedenis. Justinus II, Neef en opvolger van : justinianus, zwak van geest en wellustig van aart, verhaastte de verdelging van den Staat, door eenen dwaazen hoogmoed, en de lompfte onvoorzigtigheden. Narses beftuurde,zints dertien jaaren, Italië met genoeg kloekmoedigheids, om de Barbaaren te beteugelen; maar misfehien met al te veel geftrengheids om zyn bewind aangenaam te maaken. De Italiaanen, altoos tot morren en muiten geneegen, beklaagden zich dat zy on-  GESCHIEDENIS. 35; onder eenen Gefneedcnen Honden, en wensch. ten weder onder de Heerfchappy der Gothen te leeven , waar van zy voorheen gezogt hadden zich te ontflaan. — De Keizerinne soPHiA haatte narses, en haar haat zette gewigt by aan den laster der nydige tongen ten Hove. Zich niet vernoegende met hem by den Vorst in agting te doen daalen, floeg zy over om hem fchampcr te befpotten, en zondt hem een Spinrokken met een Klos; hem verzoekende in 't vrouwen vertrek te komen om te fpinncn. De oude Veldheer,over deeze gevoelige fpotternyen, dit tergend verzoek, verbitterd, antwoordde: „ Ik zal haar een' draad fpinnen, dien „ zy nooit zal breeken";en hy riep de Lombarden in Italië. Paulus de Diaken, een Gefchiedfchryver deezes Volks, verhaalt de zaak in diervoege. De Heer le beau oordeelt, dat zyn gezag de tegenwerpingen van veele oordeelkundigen , die het op enkele gisfingen verwerpen , ruim kan opweegen. Longinus, de opvolger van narses, de eerfte Exarch van Ravenna (*), was niet in ftaat om den vloed der Barbaaren , die op het Ryk kwam aandruifchen, te fluiten. De Lombarden, een dier Garaaanfche Volken, waarfchynlyk uit Scandinavia herkom- ftjga (*) Dc eertytel van Exarch, dien longinus aannam, werd, by de Grieken, aan de zodanigen gegeeven, die eene ganfche Landrtrcek regeerden, en by gevolge ook de verfcheide Landfchappen waar uit die beftondt. De opvolgers van longinus, gelyk wy vervolgens zullen zien, voerden ook dien tytel, Z 2 ROMEINEN. Narses be. fchimpt, en na Italië opontbooden. Het Jaar naa CHRISTUS 568. De vermees. tering van alboinus , Koning der Lombarden,  DE J ROIVfEr- ( NEN. Wat de Keizers 'mltalie behielden. De Exareken. l56 ALGEMEENE tig, hadden van justinianus Pannonie ;n Noricum verkreegen. Hun Koning, alboinus hadt de vermeestering van Italië 3p het oog. Zich eerst willende ontflaan van de Gepidiers gedugtc nabuuren, maakte try een verbond met den Chan of Vorst der Abaren. Hy verfloeg cunimund, den Koning der Gepidiers;doodde hem,en trouwde deszelfs Dogter rosimunda. Vervolgens toog hy, zyn leger verfterkt hebbende met Bulgariers, Sarmatiers, Sneven en andere vreemde Volken, over de Juliaanfche Alpen, en maakte zich, zonder tegenitand te ontmoeten, meester van Venetië, 't welk zich toen tot de Adda uitftrekte; breidende zyne bemagcigingen fchielyk aan alle kanten uit. Hy vormde 'er drie groote Hertogdommen van, dat van Friulen, Spoleta en Benevento. De Stad Pavia, naa een ftreng, ruim drie jaarig, beleg tot overgave gedwongen, werd de Hoofdftad zyns Ryks. Nooit maakten de Lombarden zich meester van Rome; altoos werden zy door magt van geld te rugge gehouden. Het Ryk behieldt niets dan Ravenna, de Zeeplaatzen van Campanie, Brutium, het oude Calabrie, waarin Brinda, Tarenta en Otranta gelegen waren, en Sicilië. De Exarchen beheerschten, als de oude Perjifche Landvoogden, deeze Landen met het regt van Oppermogenheid ; doch ftonden ter befchikking der Keizeren, en waren verpligt hun een jaargeld op te brengen. Hier uit kunnen wy reeds voorzien, dat het Exarchaat, zich niet ftaande kunnende houden , zonder de onderfchraaging van Conftani • ft-  GESCHIEDENIS. 357 tinopole, in de handen der Vreemdelingen moest vallen. Alboinus maakte zich , door zyne regtvaardige en goedertierne regeeringe, zo geagt als bemind. De overwonnenen vonden fmaak en genoegen in zyne heerfchappye: waarlyk de grootfte loffpraake voor eenen Overwinnaar ; doch een droevig uiteinde beroofde hem van de vrugten zyner dapperheid en fchranderheid. Van het Bekkeneel van cünimund, Koning der Gepidiers, door hem met eigen hand gedood, hadt hy, volgens de gewoonte der Noordfche Barbaaren,een drinkfchaal laaten vervaardigen, om, by ftaatlyke feestmaalen, uit denzelven te drinken. Op zekeren dag, door Wyn verhit, zondt hy, te midden zyner dartelende vrolykheid, om Rofimunda , zyne Vrouw, de Dogter van cünimund, en noodigde haar, dien haatlyken drinkfchaal vullende, „ te drinken met haaien Vader". Rosim u n d a , van fchrik en woede aangegreepen , vloodt in aller yl weg, en befloot, wat 'er ook van worden mogt, haaren Man dien zegepraalenden hoon ten duurften betaald te zetten. Zy ftelde peredeus, een kloekmoedig Bevelhebber,voor, den Koning van kant te maaken: als deeze volftrekt weigerde zyne handen met het bloed zyns Vorften te befmetten, nam zy haare toevlugt tot eene wel fchandelyke, doch vreemde, kunftenaary; weetende dat peredeus wel eens eenen heimlyken minnebandel'met eene haare Staatjuffrouwen pleegde, ging zy in het bedde dier wel meermaalen bezogte liggen, Z 3 en DB ROMEINEN. Dood van ■ftLUOINUS.  DE . EOMEINBN. Clefis omgebragt, De zes-enn-rrtiè Her- WISS* i58 ALGEMEENE m den Jongeling by haar ontvangende, willigde zy hem, als of zy zyne meestresfe was, jyne verliefde begeerten in : terftond hier Dp ontdekte zy zich aan den bedroogen Minnaar; zeggende: „ verkies alboinus van „ kant te maaken, of als het flachtoffer van „ zynen haat te fheeven"! Peredeus, voor de ftraffe vreezcnde , vermoordde den Koning in tegenwoordigheid van rosimunda, die, ter voorkoming van wederftand, het zwaard in de fcheede haars Mans hadt vastgemaakt. — Zy hadt peredeus tot loon van deeze daad haar hand, en met dezelve het Koningryk der Lombarden, beloofd; de eerfte fchonk zy hem; doch de Lombarden, tegen haaren den Vorftenmoorder verbitterd, noodzaakten hun door de vlugt het leeven te behouden , gelyk zy decden ; na Ravenna de wyk neemende; doch waar zy beide door het drinken van denzelfden vergiftigden beker , dien rosimünda voor haaren Egtgenoot bereid, en hem toegediend hadt, hunne dagen eindigden. Clefis, een aanzienlyk Man onder de Lombarden, werd van hun, naa het volbrengen der laatfte eere aan a lbo inus , tot deszelfs Opvolger benoemd: wel verre van de flappen zyns Voorzaats te volgen, en 's Volks agting en liefde te verwerven, maakte hy zich gehaat door zyne gierigheid en wreedheid; flegts achttien maanden geregeerd hebbende, bragt een zyner huisbedienden hem om 't leeven. Het kort doch wreed Ryksbeftuur des omgebragten Konings boezemde den Lombar-, den  GESCHIEDENIS. 331 den een afgryzen in van de Koninglyke magt: weshalven zy beflooten van Regeeringswyzc te veranderen, geenen Koning*te kiezen, er onder het beftuur der Hertogen te leeven, Zes-en-dertig Hertogen, want elke Stad var aanzien badt zyn eigen Hertog, beheerscbter als dwingelanden, den tyd van tien jaaren. hunne Onderdaanen. Vervolgens koozen zy autharis, den Zoon van clefis, tot Koning, die de vermeesteringen zyns Volks vergroorte: indien de Hertogen niet beflooten hadden eenen Koning aan te ftellen, zou de regeeringloosheid den volftrckten ondergang der Lombarden fchielyk naa zich gefleept hebben. Ten zelfden tyde als de Keizer justinus Italië voor een groot gedeelte verloor, deedt zyn dwaaze hoogmoed de Perfen de wapenen opvatten, ondanks den vyftigjaarigen vrede, door justinianus zo noodig geoordeeld en geflooten. Hy vaardigde Ge zanten af na den Chan der Turken, die zich by den Berg Altai aan den oorfprong van de Irtis onthielden, om met hun een verbond aan te gaan. Hy zwoer de Per farmeniers en Iberiërs, tegen chosroes opgeftaan , om dat hy hun dwong het Christlyk Geloof te verzaaken, te zullen verdeedigen. Chosroes, om het betaalen der beloofde fchatting laatende verzoeken , ontving het trotfche befcheid, „ dat de Keizer dezelve niet zou „ opbrengen; dat, indien de Koning van „ Perfie zyn vriend wilde weczen, de vriend„ fchap het vorderen van jaargelden niet „ gehengde; dat hy hem die trotsheid zou Z 4 j> af DE ROMEINEN. Justinus in onmin met de Perfen.  DE ROMEI- , NEN. Is ongelukkig , en wordt krankzinnig- Het einde van chosroes. 36o ALGEMEENE „ afleeren,en Perfie ontdaan vaneen'Dwingeland, een' Vervolger der Christgeloo,, vigen". Dit deedt het vuur des oorlogs, in den Jaare DLXXIII, op nieuw ontbranden. Een hand vol Romeinen , opgeblaazen door het verdry ven eens kleinen hoops Perfen, hadt de ftoutheid om zich voor Nifibis neder te Haan: de Inwoonders deeden zo veel niet dat zy de poorten flooten, en vroegen van de muuren den Veldheer, ,, of hy daar met zyn Volk ,, gekomen was om fchaapen te hoeden, of „ om de Stad te belegeren" ? Het beleg werd welhaastopgebrooken. Chosroes maakte zich meester van Dara , het Bolwerk desRyks in Mefopotamie , en Syrië werd door een zyner Veldheeren verwoest. Justinus, door zo veel rampfpoeds overmand, van hartzeer aangegreepen, verviel tot krankzinnigheid. Tiberius, tot Cefar aangefteld, een Man door 't geluk begunftigd , en den Throon waardig, nam verflandige maatregelen om den voortgang van de overwinnende wapenen der Perfen te fluiten. — De moedige chosroes werd by Melitina, eene Stad in Klein Armenië, in den Jaare DLXXVI, geflaagen; dit bedroefde hem dermaate, dat hy in het Ziekbedde ftortte, en ftierf; naa eene roemrugtige Regeering van acht-en-veertig jaaren, zyn Ryk verwoest en met den ondergang gedreigd ziende. Zyn Opvolger hormisdas zette den oorlog voort, die onder verfcheide Regeeringen volduurde , tot den tyd dat de Saraceenen hunne vermeesteringen begonnen. In dee- zer-  GESCHIEDENIS. 361 zervoege ontving het waggelend Ryk aan alle kanten nieuwe fchokken. Justinus ftierf, in den Jaare DLXX VIII, hy hadt, door eene nieuwe Wet, de Wetten van justinianus tegen de Egtfcheidingen, met wederzydfche toeftemming, afgefchaft: en den Egtgenooten vergund, om, gelyk eertyds , elkander te verlaaten , als zy elkander niet aanftonden, en een tweede Huvvelyk aan te gaan. ,, HetHuwelyk", was zyne taal, ,, door onderlinge overéén„ ftemming aangegaan , moet ook ontbon„ den worden, wanneer de genegenheden „ veranderd zyn". Hy voegt 'er nevens, deeze Wet gegeeven te hebben op den aandrang van veelen; om de vergiftigingen voor te komen, en een einde te maaken aan onverzoenelyke vyandfchappen. Zo zeer waren de Zeden bedorven! zo konden de beginzelsvan den Godsdienst, wegens de heiligheid en onfchenbaarheid des Huwelyks, over de ondeugden en kwaade gebruiken, niet zegepraalen! Naa den dood van justinus, werd tiberius, Wiens verftandige Regeering, als Cefar, den naam der Romeinen reeds agting en ontzag byzctte, met de Keizerlyke waardigheid bekleed. Goedertieren, regtvaardig, werkzaam, hadt hy geen ander doel dan het geluk zyner Onderdaanen. Doch, ondertusfchen te zwak tegen de Barbaaren . of liever bukkende voor den dwang der ongelukkige tydsomftandigheden, vondt hy zich genoodzaakt Sirmium , eene Stad van groote aangelegenheid , en de eenige, tot nog in Pannonie Z 5 be- ROMEINEN. Justinus fterft. Zyne Wet wegens clc Egtfcheiding. Het Jaar naa christus 578. De Regeerjng van tiberius.  DE ROMEINEN. De Regeering van MAURITIUS. 362 ALGEMEENE behouden, aan de Abaren af te ftaan. Hun Chan wilde, op 't eigen oogenblik dat hy Sirmium in handen hadt, de fchattingen van drie jaaren aan hem fchuldig, bedraagende elk jaar tachtigduizend ftukken gouds, betaald hebben. Om den vrede te verwerven moest deeze eisch voldaan worden. Eene zeer roemryke overwinning door den Veldheer m auritius op de Perfen, te vooren nog ééns van hem geflaagen, behaald, kon deeze fchande niet uitwisfchen. Tiberius benoemde den dapperen Mauritius tot zynen Ryksopvolger, en ftierf naa eene al te korte Regeering van vier jaaren. Alle de oude Schryvers roemen de bekwaamheden, en de gemoedsgesteltenis, van deezen Vorst. „ Zyn „ fchat en roem was", gelyk theophila ctus fchryft, ,, de overvloed en voor„ fpoed zyner Onderdaanen. Hy haatte den ,, weidfehen pragt der Vorstlykheid, en wil,, de liever de Vader, dan de Heer, zyns „ Volks genaamd worden". Schoon Mauritius den eernaam van een groot Veldheer verdiene , en de deugden van een goed Vorst hem eigen waren , ftrekte zyne Regeering , in den Jaare DLXXXII aangevangen, niet tot herflel van den vervallen Staat. De Lombarden hielden hun Ryk ftaande, onder hunne Koningen autharis en agilulf. De Abarenbragten de verhooging der jaargelden, die fchandelyke fchattingen, te wege. Naa eene lange reeks vyandlykheden, boodt de overwinnende Chan aan, de gevangenen te losfen, mits 'er voor elk een ftuk gouds betaald werd; vei--  GESCHIEDENIS. 363 vervolgens wilde hy ze voor veel minder prys llaaken. — Mauritius weigert deeze vrykooping. De gevangenen, ten getale van twaalfduizend , werden allen omgebragt: niettemin floot hy den vrede met de Abaren, met de by voeging van twintigduizend ftukken gouds tot fchatting. Eenigen befchuldigen, in dit geval, den Keizer van eene fchandelyke gierigheid ; anderen zeggen , dat hy dit ■ losgeld weigerde te fchieten uit wraak; rede hebbende om misnoegd te zyn over die gevangenen: dewyl zy, voor het groolfte gedeelte, medepligtig waren aan eene muitery, in den aanvange zymer Regeeringe verwekt. Wat hier van ook zyn moge , het opgevat misnoegen wies aan, en de haat tegen mauritius werd algemeen. Twee jaaren daar naa kwam phocas, aan het hoofd eens legers van weerfpannelingen, in Conftantinopole. Tot Keizer uitgeroepen zynde, deedthy vyf Zoonen van den ongelukkigen mauritius het hoofd afhouwen. Mauritius, tegenwoordig by dit wreed bedryf, riep by eiken flag uit, met de woorden van den Pfalmdichter : ,, heere, gy „ zyt Regtvaardig, eh alle uwe oordeelen ,, zyn regt"! Dezelfde doodftraffe, den Vader aangedaan, eindigde dit allerwreedst tooneel, waar van men, onder zo veele andere ontmenschte barbaarschheden, nog geen voorbeeld gezien hadt. Hoewel phocas een Mensch was zonder eenige verdienften, en, behalven zyne 1 blocddorftige wreedheid, aan Wyn en Vrouwen fchandelyk verflaafd , fchreef grego- rius, DB ROMEINEN. Twaalfduii zen&Romei. nen omgebra^t : dewyl hy weigerde losgeld te geeven. Phocas ontihroont, en doodt hem wreedlyU. Iet Jaarna» : h ris rus S03. Paus erts. 30r1us  DE ROMEINEN. krygt zyn wenscht van den fnooden phocas. Kenfchets van dien Paus. 364 ALGEMEENE rius, bygenaamd de groote, toen Bisfchop van Rome, hem een Brief van gel ukwenfching , met de vleiendfte betuigingen opgevuld; verklaarende deeze verheffing aan te zien als door eene byzondere Voorzieninge uitgewerkt, om het Volk van de ontelbaare rampfpoeden en zwaare verdrukkingen , onder welke het langen tyd gezugt hadt, te verlosfen. In de daad, kenden wy phocas niet dan uit de afbeelding van deezen Paus gegeeven, hy zou onder de beste Vorften gefield moeten worden ; doch alle andere Schryvers maaien hem met gansch verfchillende kleuren af: en zyne daaden, door de pen der gefchiedenisfe opgetekend, wyzen uit dat wy des laatflens afbeelding voor egt, en die van den Paus voor valsch, erkennen moeten. En valt het niet moeilyk te ontdekken, wat hem aanzette om zo voordcclig van eenen fchandvlek desMenschdoms te fpreeken. Paus gregorius was in onmin met mauritius, over den voorrang welken de Bisfchoppen van Conftantinopole aan die van Rome betwistten. Justinianus hadt deezen laastgemelden den tytel van Algemeenen Bisfchop vergund. Joannes de Vaster, eerwaardig door zyne geflrengheden en ryke liefdegaven, wilde dien tytel handhaaven , in weerwil der heevige tegenkantingen van den Roomfchen Paus. Deeze verwierf van phocas eene verklaaring ten voordeele van den Roomfchen Stoel; doch die de Grieken niets rekenden. Gregorius noemde zich de Knegt der Knegten van god. Met welk eene maate van  GESCHIEDENIS. 365 van nederigheid zullen wy niet bepaalen: want deeze Paus vereenigde in zich , als 't ware, de alleronbeftaanbaarfte en tegenftrydigfte hoedanigheden. Hy deelde diep in de agting en gunst van 't Volk te Rome,\ welk ingenomen was met de weidfche uiterlykheden door hem by den Godsdienst gevoegd. „ Niets", fchryft mosheim, van gregorius den grooten gewaagende , „ niets is, aan deneenen kant, belachlyker ,, dan de ftaatlyke liefddaadigheid, met wel„ ke deeze goede, doch dwaaze, Paus de ,, wonderdoende Overblyfzels uitdeelde; en ,, niets, aan den anderen kant, befchreiens,, waardiger dan de domme drift en Gods„ dienftigheid, waar mede de bedrooge me,, nigte ze ontving, en zich liet diets maaken, ,, dat een gedeelte van de Hinkende Olie, „ genomen uit de lampen, die in de Grafkel,, ders der Martelaaren brandden, eene bo„ vennatuurlyke kragt hadt, om hun, die ,, daar mede begiftigd waren,te heiligen,en ,, fchootvry te ftellen voor alle lichaams- en „ zielsgevaaren (*)". — Met dit alles, zo gefchikt om 's Volks gunst te winnen, zou hy, zulks gezogt hebbende , zich onafhanglyk hebben kunnen maaken. En dit aanzien was waarfchynlyk de rede dat phocas hem zo zeer vierde , en ongetwyfeld eene der oorzaaken van de verbaazende vergrooting der Pauslyke magt. Geen Volksramp bykans is 'er te bedenken, (*) Mosi.ieim's Kerklyke Gejchiedenis, II Deel, W- 339- db romeinen. De Perfta neemen Edesfa in , en komen tot Chaletdon.  DE ROMEINEN. Zamenzweering . tegen phocas. Heraclius doet liem ombrengen, en wordt zyn Opvolger. 366 ALGEMEENE ken, of dezelve trof het Ryk onder de Regeering van den haatlyken dwingland phocas. Der Perfen Koning chosroes II, door mauritius tegen eenen Oproermaaker geholpen, werd de onverzoenlyke vyand van phocas. De Perfen bemagtigden alle de Grensfteden , en vermeesterden Edesfa; eene Stad, die roemde op eene welwisfe toezegging van jesus christus, dat zy nooit zou ingenomen worden. Zy vernielden geheel Afie, van den Tigris af tot den Bosphorus toe. Chalcedon zag den vyand voor de poorten, en Chalcedon was flegts, door den Straat, van Conftantinopole gefcheiden. De wreedheden deezes Dwingelands, te veelvuldig om hier byzonder opgehaald en vermeld te worden, deeden, nog meer dan de Volksrampen, by aanhoudenhcid, zamenzweeringen fmeeden. Zyne barbaarfche Godsdienftigheid, hoe zal men dwang in 't ftuk van Godsdienst anders noemen ? • voltooide den fchrik zyner wreedheden. Hy beval dat alle de Jooden, huns ondanks, zouden gedoopt worden. In 't einde noodigde zyn Schoonzoon priscus, die een dergelyk ongelukkig lot als zo veele andere flachtoffers van Staat dreigde, met toeftemming van de voornaamften in den Raad, den Exarch van Africa, heraclius, om het Vaderland te hulpe te komen. Heraclius zondt zyn Zoon met een fcheepsvloot. De haven van Cohftantinopole wordt overweldigd, p h o c a s gegreepen , met dc handen op de rug gebonden, voor den Overwinnaar gefleept. Deeze, met veront- waar-  GESCHIEDENIS. 3Ö7 waardiging betuigende: „ Rampzalige , zie „ hoe gy het Ryk geregeerd hebt"! kreeg ten antwoord: „ Regeer het beter". Op dit zeggen, viel de jonge heraclius op hem aan, tradt hem met voeten, en deedt hem voorts op 't wreedst mishandelen; handen, voeten, armen, ja ook de heimlyke deelen, en eindelyk het hoofd, afhouwen. Hy hadt omtrent acht jaaren geregeerd, en tot Opvolger dien zelfden heraclius, Zoon van den Exarch, die ook deezen naam voerde. Met de dapperheid en de bekwaamheden van een Held, bleef de nieuwe Keizer, in den aanvange, werkloos; 't zy dat de elendige ftaat des Ryks het nietgehengde tot nog eenige onderneemingen te doen , 't zy dat de fmaak in de zagte ftreelingen des wellusts, gevoegd by de verleiding der grootheid, in hem den heeten togt na roem doofde. De Vifigothen ontweldigden den Romeinen het weinige, 't welk zy nog in Spanje bezaten. De Lombarden deeden voor Ravenna vreezen , waar de onregtvaardigheid der fchraapzugtige Exarchen, van dag tot dag, haatlyker werd. De Perfen bemagtigden Jerufalem, en verwoestten Egypte. De Abaren, in verfcheide jaaren van rust, hunne geledene verliezen geboet hebbende, kwamen weder te voorfchyn, en noodzaakten op nieuw den vrede te koopen. Men herinnere zich hier, dat c ons tan- : tinus met weinig voorzigtigheids, de uit- \ deelingen van Brood te Conftantinopole hadt < ingevoerd. Deeze uitdeelingen waren door \ theodosius zeer veel vermeerderd. Thans kon- DE ROMEINEN. Het Jaar naa CHRISTUS 6ll. Voortgang der flariaaren aan alic kanten. )e ukdeeing van rood te ïonftanti'.opole getaakt.  DE ROMEINEN. Het Jaar naa christus é22. Heraclius , Overwinnaar der Perfen. Slaakt vrede met siboes. 368 ALGEMEENE konden ze, door mangel aan geld, niet gedaan worden, fchoon heraclius een belasting op elk brood gelegd hadt. De Stad werd met morrend ongenoegen vervuld: en de Keizer wilde na Africa vertrekken ; doch men belette de volvoering van dit voorneemen. In 't einde deeden de hoonende tergingen van chosroes II, en de overwinningen der Perfen, den heldenaart van heraclius ontwaaken. Naa deezen kant wendde hy al zynen toeleg, en al zyne krygsmagt; plaatfte zich aan 't hoofd des legers, en behaalde, in zes op een volgende krygstochten, zeer groote voordeden. De buit in den roof van het Paleis te Dastargerd, werwaards chosroes zyn rykszetel hadt overgebragt, dewyl de Wichelaars hem voor Ctejiphon, zyn Hoofdftad, hadden doen vreezen, verfchafte den Keizer zeker onmeetbaaren rykdom; fchoon men veel met rede mag affchryven op de begrooting der Oosterlingen , wegens de inkomften en bezittingen der Vorften van Perjie. Chosroes II, door de Romeinen overwonnen, werd door zynen Zoon siroes ontthroond. Deeze Ryksverweldiger, den afgezetten Vader befpot, mishandeld en omgebragt hebbende , floot, in den Jaare DCXXVI1I, den vrede met heraclius. En het Romeinfche, en Perfifche, Ryk behieldt de oude grenspaalen : de gevangenen werden wederzyds uitgewisfeld; en de Keizer bragt in zegepraal bet hout, 't welk men. veronderftelde een gedeelte van het Kruis te wcezen, waar  GESCHIEDENIS. 369 waar aan onze Zaligmaaker geftorven was, door de Perfen uit Jerufalem weggevoerd, te rugge. Nauwlyks hadt hy deezen oorlog geëindigd, of men zag hem eensflags tot de voorgaande werkloosheid vervallen. Heraclius is niet langer de Held, maar een verwyfd vadzig Vorst , die zich onledig hieldt met ne. telige Godgeleerde gefchilftukken, terwyl het grootfte gedeelte zyner Staaten verboren ging. De Monotheliten, dat zyn de zodanigen, die in christus maar éénen Wil erkennen , openden op nieuw de wonden, door zo veele Ketteryen aan de Christen Waereld toegebragt. Het was de aanhoudende dwaasheid der Grieken , onbegrypelyke Verborgenheden te willen uitpluizen , dezelve duisterder te maaken, door ze te willen ophelderen; en dus doende geftadig de gevaarlykfte twisten te verwekken. De Ariaanen hadden de Godlykheid van het Woord verworpen, om de Éénheid van god ftaande te houden ; de Nestoriaanen twee Perfoonen aan jesus christus toegefchreeven, om de Leer der Twee Natuuren te bcweeren ; de Euthychiaanen, de Twee Natuuren onder één vermengd, om de éénheid des Perfoons te verdeedigen; eindelyk veronderftelden de Monotheliten maar één Wil in christus, niet kunnende bevatten, hoe, in één en denzelfden Perfoon, twee Willen plaats hadden. Deeze Kettery, welke men aanzag als een gefchikt middel om de ftrydende party te bevredigen , vondt eene menigte aanhangers. Keizer heraclius , gerug- IV. deel. Aa fteund DE ROMEINEN. Hy ontrust den Staat, door deMonothelitsnvoor te ftaan.  DE ROMEINEN» MAIIOMETH; 37o ALGEMEENE fteund door de Patriarchen van Alexandrie en Conftantinopole, gaf, ter begunftiginge van dit nieuwe gevoelen, in den Jaare DCXXXIX, het bekende Bevelfchrift uit; Etthefis geheeten;behelzende eene Geloofsbelydenis, waar in alle de twisten of'er in christus ééne Werking ware, dan of'er twee in hem plaats hadden, volftrekt werden verboden ; fchoon men 'er de Leer van éénen Wil duidelyk in vondt aangedrongen. Een zeer groot getal der Oosterfche Bisfchoppen flemde hier in toe: ook werd die Helling met de diepfte onderwerping aangenomen, door pyrrhus, hun Opperhoofd, die, naa den dood van sergius , den Opfteller van dit Bevelfchrift, den Stoel van Conftantinopole beklom. In 't Westen hadt het dien opgang niet; joann e s IV, Paus van Rome, beriep, in 't zelfde jaar dat dit Bevelfchrift het licht zag, eene Kerkvergadering te Rome, op welke men de Etthefis verwierp, en de Monotheliten veroordeelde. Paus honorius, die, toen dit. gevoelen ter baane kwam , den Roomfchen Stoel bekleedde, was door eenen breedvoerigen en kunftig opgeftelden Brief van sergius, den ftaat des gefchils betreffende, ter begunftiging dier Leere overgehaald, of hadt, daar door misleid, dit nieuwe gevoelen als een onverfchillig ftuk befchouwd. Doch men zag welhaast, dat het, rechtftreeks 't Leerftuk raakende , wel. verre van gefchikt te weezen om de gemoederen te veréénigen , ftrekte om ze te verwyderen en nog meer te verbitteren. Terwyl dit Keizerlyk Bevelfchrift jammer- iy-  GESCHIEDENIS. 37 Iyke onlusten en verdeeldheden verwekte werd het Christendom, en het Keizerryk tef fens, met eenen fchriklyken, en op hander zynde, ondergang gedreigd. Mahometh gebooren te Mecca in Arabie, van een armJyk doch aanzienlyk Gedacht in dat Land 3 in den fchoot der onkunde opgevoed, hadt, van eenen Nestoriaanfchen Monnik eenig denkbeeld van den Christlyken Godsdienst gekreegen hebbende, het groot en wydftrekkend ontwerp gevormd , om een nieuwen Godsdienst en eene Heerfchappy te grondvesten. Deeze behendige bedrieger, en ftoutmoedige Geestdryver , begon, naa de gemoederen listig voorbereid te hebben , in den Jaare DCXIV, vier-en-veertig jaaren oud zynde, zich voor een Propheet uit te geeven. Hy predikte onder de Arabieren, zyne Landsgenooten, (doorgaans Saraceenen geheeten,) zynen nieuwen Godsdienst ,■ waar in men een mengzel vindt van het Christendom en het Joodendom, en ondertusfchen even zeer tegen de Christenen, de Jooden en de Afgodendienaars aangekant: eerwaardig door het Leerftuk van gods Eenheid, en het voorfchrift van Liefdaadigheid ; voor het overige vol van zotte verdichtzelen en buitenfpoorige bygeloovigheden; doch uit den aart gefchikt om die onverwinnelyke Geestdryvery in te boezemen, welke de gevaaren veragt, en den dood ftoutmoedig onder de oogen ziet. Twee Leerftellingen van mahometh's Leere ftrekken tot dat einde: de eene, dat het Paradys het zeker loon is van een Geloovigen, die in den oorlog fneuvelt; de andeAa 2 re> t , DE ROMEINEN. ! en zyn Godsdiensi Aart zyiTer LeerfteUin» gen.  DE ROMEINEN. Vlugt en opgang van MAHOMETH. De Hegira der Muf uimannen. Eeginzels van den Oorlog tusfchen de Arabieren en de Romeinen. 372 ALGEMEENE re, dat de onveranderlyke befluiten van god zodanigerwyze den duur van 't menschlyk leeven bepaalen, dat het geheel noodI006 is, tot behoudenis van 't zelve, eenige voorzorgen aan te wenden. — Wonder ftrookte ook zyne Leer met de zeden en begrippen der Oosterfche Volken, en de ondeugden waar aan zy meest zyn overgegeeven, het opvolgen van vleeschlyken wellust. Deeze nieuwe Propheet ontmoette,in den beginne, wederfpraak en tegenftand. Genoodzaakt zynde uit Mecca te vlugten, vondt hy eene fchuilplaats te Medina , waar de Christenen en Jooden hem begunftigden. Zyne welfpreekendheid, zyne bekwaamheid, bragten eindelyk alle de Stammen der Arabieren, tot nog verdeeld en onafhanglyk, onder zyn {landaard; en hy werd hun Vorst en Priester. De Hegira, of de vlugt van mahometh, het groot Tydperk der Mahomethaanen, valt in op het Jaar DCXXII, onzer gemeene tellinge. Hunne jaaren zyn Maanjaaren van driehonderd vier-en-vyftig dagen , acht uuren en acht-en-veertig minuten. Men brengt ze met de onze overéén door verrekening. Indien men 'er één van de drie-en-dertig hunner jaaren afneemt, is het verfchil maar zes dagen, te veel daar van afgenomen. Mahometh lei, door zynen Koran of Alkoran (*) , met het zwaard in de vuist, ver- (*) De Koran, of Alkoran, betekent, in 't Arabisch, het Boek by uitneemenheid. Dit Boek behelst de Geboden en de Verdichtzels van mahometh.  GESCHIEDENIS. 373 verkondigd , de grondflagen van een wyduitgeflxekt Ryk. Hy liet de Vorften en Volken noodigen om het Jsmaëlismus , deezen naam gaf hy aan zyne Leere, aan te neemen. De Landvoogd van Boftra, een Saraceen, aan 's Keizers dienst verknogt, den Afgezant van mahometh gedood hebbende, viel deeze op de Romeinen aan. Ca led, de vermaardfte zyner Oorlogshelden, dien hy het Zwaard van God noemde, verfloeg een talryk leger met een hand vol volks. Dit was het begin eens meer dan achthonderdjaarigen Oorlogs, zo nadeelig en zo fchandelyk voor den Christlyken naam. Mahometh ftierf,in den JaareDCXXXII, drie-en-zestig jaaren bereikt hebbende: by zyn affterven beval hy drie zaaken aan zyne Vrienden; zich aan het Gebed over te geeven ; alle de Afgodendienaars in Arabie uit te rooijen; en, allen Aankomelingen, alle de voorregten der Mufulmannen te verleenen. Deeze drie ftukken werden geè'erbied als Godlyke bevelen. — Hy gaf voor, en het vondt geloof by zyne Aanhangers, dat een gedeelte van den Koran hem, door den Engel gabriel, uit den Hemel was overgeleverd (*). De Godgeleerden, onder deezen Aan- (*) Het Boek, 't welk de Mahomethaanen den Koran noemen, beltaat uit verfcheide fchriften en redenvoeringen van mahometh, naa zynen dood byéén verzameld, en is in geenen deele dezelfde Wet, welker voortreflelykheid mahometh zo hoog roemde. Het is, in de daad, zeer mogelyk dat 'er zommige ftukken van den waaren Koran , in den tegenwoordig voor handen zynde, overgenomen zyn: maar dat de Aa 3 Ko- de romeinen. Het Jaar nai CHRISTUS 632. Dood van mahometh. Zyn Koran.  DE HOMEtMEN. Abubekp.r volgt hem op: oorzaak der Scheuring. 374 ALGEMEENE Aanhang , hebben gefchil, of dit een Gefchaapen dan Ongefchaapen werk is. De Opfteller zeker heeft grooten opgang gemaakt: hy vormde Helden,"met zynen geest bezield , vuurige Geestdry vers, die, met eenen verbaazenden fpoed, verwonderlyke onderneemingen volvoerden. Hy hadt zyn Schoonzoon ali tot Opvolger beftemd;doch abubeker,zyn Schoonvader, werd egter tot het Ryksbeftiiur verheeven. Hier uit rees die geweldige fcheuring en den onverzoenlyken haat, tusfchen de Turken en de Perfen. Zy die abubeker als den rechten Kalif (*) , of Opvolger van mahometh, aankleeven, voerenden naam van Sonniten, onder welken de Turken, de Tartaaren, de Arabiers , de Africaanen en het grootfte gedeelte der Indiaanfche Maliomethaanen, moeten geteld vtorden. Terwyl zy, die ali voor den egten Kalif erkennen, en de drie Kalifs vóór hem, Overweldigers noemen, by onderfcheiding den naam van Schiiten draagen, dit zyn de Perfen en de Onderdaanen van den Grooten Mogol; fchoon deeze laatstgemelden omtrent dit gefchil zich on- Koran of Wet, door mahometh aan de Arabiers gegeeven, te eenmaal onderfcheiden is van den Hedendaagfehen Alcoran, blykt hier uit, dat mahometh zich, in dit laatfte Werk, op het eerde beroept, en het zelve, als van grooter waarde, pryst: zo dat het twee onderfcheide Werken moeten wcezen. (*_) Onder deezen tytel van Kalif, zo veel als Onderbevelhebber van mahometh, regeerden ■ zyjie Opvolgers, wier Koninglyke en Priesterlyke Magt zo veel opgangs maakte.  GESCHIEDENIS. 375 onpartydiger dan alle de anderen aanftellen. . Buiten deeze twee Hoofdaanhangen vindt men, onder de Mahomethaanen, andere mindere Scheuringen, die wel heftig met elkander, over verfcheide ftukken van den Godsdienst, twisten , zonder nogthans de voorfchriften der onderlinge verdraagzaamheid te verwaarloozen. Indien de Saraceenen, in den beginne, onderling verdeeld geweest waren over dit hoofdgefchil, 't welk de Sonniten van de Schiiten van een fcheidt, of over eenig ander ftuk van den Koran, zouden zy ongetwyfeld weinig voordeels op de Grieken gehad hebben. Maar, in de eerfte vervoering der Geestdryverye, nog arm, aan eene geftrenge leevenswyze gewoon, zonder eenig denkbeeld van weelde, alleen na ftryd haakende, vereenigd door eenen geestdry venden Godsdienst, kwamen zy alle hinderpaalen te boven , en bragten alles te onder. ,, Wy brengen", was hunne taal , „ het „ Paradys of de Helle. Men moet onzen „ Godsdienst omhelzen , of fchatting betaa„ len, of door de fcherpte van onzen Sabel „ fneeven". — En zy hielden hun woord. Abubeker vermeesterde, in twee jaaren, een groot gedeelte van Syrië. Hy ftierf zonder goederen naa te laaten. Zyne dagelykfche verteering beliep flegts weinige Huivers. Men verwondert zich over de eerfte woorden van zynen Uiterften Wil: „ Dit is „ de laatfte Wil van abubeker, door „ hem opgeftcld, als hy op het punt ftondt „ om na eene andere Wereld te verhuizen: Aa 4 „ op DE ROMEINEN. Geaartheid der Saraceinen. Vermeesteringen , en Uiterfte Wil van ABUBEKER.  SE ROMEINEN. Omar , zyn Opvolger, zet de overwinningenvoort. Othm\n brengt geheel Perfie te onder. Trekken van den aart der Sara.' ceenen. $76 ALGEMEENE „ op een'tyd, waar in de Ongeloovigen be» ginnen te gelooven; waar in de Godloozen niet meer twyfelen; waar in de Leu„ genaars de waarheid fpreeken". Omar, zyn Opvolger en moedige Naaftreever , voltooide welhaast het te onderbrengen van Syrië. Groote eere verwierf hy door het verleenen van vergiffenis aan eenen booswicht, door constantinus, den Zoon van heraclius, gezonden om hem van kantte helpen. Hy deedt, in eenen Veldtocht, gansch Mefopotamie bukken; terwyl amrou, een zyner Veldheeren, Egypte vermeesterde. By zyn dood, in den Jaare DCXL1V, behoorde omtrent geheel Perfie aan de Saraceenen. In het volgende Jaar werd de bemagtiging van dat Land voltrokken door othman, zynen Opvolger; en het geweldig Ryk der Perfen, zo vreesiyk voor de Romeinen, zints den tyd van crassus, bezweek, onder den laacften Koning isdegerd III, voor de flagen van een Volk , tot den tyd van mahometh veragt. Het zelve vondt daar het vergif der weelde, die het vroeg of laat moest verderven. Het voegde ondertusfchen Africa, by zo veele vermeesteringen. Wy zullen vervolgens zien , hoe zy in Spanje, in Gallie en Italië doordrongen, en, in 't einde, dat zy zelve voor de Tartaar en moesten bukken. Hoe zeer is het Heelal een tooneel van de bloedigfte omwentelingen! Ontelbaare fterkfpreekende trekken vertoonen ons de meerderheid i\ex Muf uimannen boven de laatfte Romeinen, die zy in alle hun-  GESCHIEDENIS. 377 hunne Veldtochten te onderbragten. Ik zal 'er maar eenige weinige ten voorbedde opnaaien. De Saraceenen vlooden in eenen flag, als zy zagen dat hun Veldheer gevangen was. „ Hebt gy dan", was het woord eens Legerhoofds , „ vergeeten , dat den „ vyand den rug te keeren, het zelfde is als ,, god en den Propheet hoonen ? Wat be„ tekent het dat derar gevangen is? God ,, leeft en ziet u"? Zy hervatten , op dit woord, den ftryd, en vernoegen de Romeinen. By den aanvang van den veldflag te Yarmouk, die het inneemen van Jerufalem voorging, moedigde een der Legerhoofden de krygsbenden aan, met deeze korte reden: „ Mufulmannen, gedenkt dat het Paradys ,, voor, de Duivelen de Helle agter, u is". Constantinus vroeg, in een gefprek aan amroü: „ Welk een regt hy voorwendde op Syrië te hebben"? waar op deeze antwoordde: „ Het regt, 't welk de Schep„ per geeft; de Aarde behoort aan god: „ hy befchikt daar over naar zyn welgeval„ len, voor zyne Dienaaren : en de voor„ fpoed der wapenen geeft zynen wil te „ kennen". Mahometh hadt eenen Mufulman veroordeeld , wegens het bedriegen van een Jood. De Mufulman hadt de ftoutheid om zich op omar te beroepen. Deeze, den ftaat des gefchils gehoord hebbende , trok zyn Sabel, en floeg den bedrieger het hoofd af; zeggende: ,, ziet wat de wederfpannigheid tegen het vonnis van den Propheet verdient" ! Aa 5 Wan- DB ROMEINEN.  DE ROMEINEN. Dc Romeinen konden hem niet wederfiaan. 378 ALGEMEENE Wanneer omar Jerufalem innam, voerde hry, op zyn Kameel, zyn leevensvoorraad, met een Kan waters en een Houten Schootel. Bemerkt hebbende, dat eenige Saraceenen zich in zyde gekleed hadden , (geroofde kleederen buiten twyfel,) beval hy deezen door den drek te fleepen met het aangezigt benedenwaards, en hunne kleederen aan ftukken te fnyden. Naa de bemagtiging van Alexandrie , wilde amrou een gedeelte der aanzienlyke en kostbaare Boekery van dc vernieling verfchoonen ; omar deswegen verlof gevraagd zynde, gaf ten antwoord: „ Indien de Boe„ ken, waar van gy gewaagt, niets behel„ zen dan 't geen in het Boek van GODge„ vonden wordt, zyn ze nutloos ; indien „ ze 'er niet mede zamenftemmen, zo zyn „ ze kwaad. Doet ze, derhalven, verbran„ den". Als men deeze gefteltc-nis der Saraceenen in aanmerkinge neemt, en, by vergelykinge,het oog flaat op de weelde en dartelheid van het Hof te Conftantinopole; op de partyfehappen des Renperks altoos oproerig , altoos door den een of den ander der Vorften onderfchraagd; op de Godgeleerde Gefchillen, die aller gemoederen ontrustten ; op de zwakheid der Krygsbenden ; op de uitgeputheid der Schatkiste; op de veilheid der harten en de laagheid van zeden ; zullen wy ons niet verwonderen dat het Romeinfche Ryk voor de Saraceenen moest bukken. Welke Mannen , met hunne vyanden vergeleeken zynde! De Geestdryvery ftreedt tegen het By--  GESCHIEDENIS. 379 Bygeloof. Want dermaate was over 't algemeen de Christlyke Godsdienst verbasterd, ontaart, en bedorven, dat de naam van Bygeloof daar aan voege. „ In deeze barbaar„ fche Eeuwe" , fchryft de groote mosheim, en hy bewyst het met de onlochenbaarfte ftukken, „ lag de waare Godsdienst 5, te zieltoogen, onder den vervaarlyken last 5, van bygeloovige vonden, en hadt moeds „ noch kragts genoeg, om 't hoofd op te ,, beuren, en haare aangeboore fchoonheid „ aan een bedrooge en bedorve Wereld te „ vertoonen" (*). (*) Mosheim, Kerklyke Gefchiedenis , III Deel, bl. 44. enz. T Y D- DE ROMEINEN.  TTDREKENKUNDIGE TAFEL, Fan eenige der voornaamfte Gebeurtenis/en in de Oude Gefchiedenis. De volgende Tydrekenkundige Tafel zal flegts een klein getal Gebeurtenisfen voor oogen houden. Ik oordeelde dezelve noodig, om, met een opflag van het oog, de onderfcheide Tydperken van de verfchillende Deelen der Oude Gefchiedenisfe te toonen (*_). In de opgave der Jaartekeningen, volg ik , doorgaans , de Tydrekenkunde van langlet; dan de Leezer zy indagtig hoe men, ten opzigte der vroegfte tyden, geene volkomene nauwkeurigheid kan verwagten (j-)- TOT AAN DE REGEER ING VAN AUGUSTUS. Menes, eerfte Koning van Egypte. De overftroomingen van den Nyl zouden Egypte onbewoonbaar gemaakt hebben , indien de arbeid der Kunfte de Natuur niet ware te hulp gekomen. De Indiaanen, en andere Volken , beftonden, derhalven, waarfchynlyk vóór de Egyp- (*) Ue Abt millot verzendt zyne Leezers, die byzondere dagtekeningen en mindere Rukken der Tydrekenkunde wenfchen na te gaan,tot de TaUettes Chronologiques del'Abbé langlet. Wy mogen onze Leezers wyzen tot de Chronologifche Tafels in de Algemeene Historie, befehreeven door een Gezelfchap van Geleerde. Mannen, in Engeland, te vinden in het XVIII Deel der Nederduitfche Vertaalinge. (t) Zie hier over het I Deel deezer Algemeene Gefchiedenisfe, in de Inleiding, bi. XXVII. Vóór christus. 2965.  TYDREKENKUNDIGE TAFEL. Egyptenaars. Deeze munten het eerst uit in de Ongewyde Gefchiedenis, om dat wy van de vroegfte tyden zeer flegte berigten hebben. — Fohi, de eerfte Keizer in China, klimt tot zo hoog eene Oudheid op in de Chineefche Tydrekenkunde, dat de Engelfche Schryvers der Algemeene Historie hem voor noach genomen hebben. Belüs, de Grondvester van het Babylonisch Ryk. Men fchryft aan eenen anderen belüs het oprigten van het Asfyrisch Ryk toe, in den Jaare 2229. — Ninüs volgde dien belüs op; en semiramis was de Opvolg fler van ninüs. Babyion is, volgens eenigen , door deeze Vorftinne gebouwd, volgens anderen door haar alleen zeer verbeterd en vercierd. — De verdichtzels misvormen als nog de Gefchiedkundige Waarheden te jammerlyk. Y a o , Keizer van China. Het Tydperk van de eerfte Starrekundige Waarneeming der Chineefen. De Heer de mairan houdt, met veele andere Geleerden , deeze Oudheid ftaande. De Heer freret ftelt de Regeering van yao op omtrent het Jaar 2145 vóór christus. M e r 1 s, Koning van Egypte. Het beroemde Meir, gegraaven om de wateren van den Nyl te ontvangen, maakt de Regeering van dien Vorst merkwaardig: dewyl het een zeker gedenkteken is van magt en vlyt. Men weet niet wanneer de Egyptenaars de Pyramiden hebben beginnen te bouwen. Eenigen beweeren, dat ze vóór den Zondvloed beftonden. O v r a n v s, Vader van satornüs en der andere titans. — Die Geflachc regeerde in Grie- Voór CHRISTUS. 2640. 2300. 2040. 2000.  Vödr CHRISTUS. 1722. Ï582. 1432. TYDREKENKUNDIGE Griekenland over nog woeste Volkeren. J apiter, Zoon van saturnus, is Koning van Thesfalie geweest. — Inachus, zyn Neef, was Koning van Argos. Men gist dat de titans uit Egypte kwamen. De Grieken hebben 'er hunne Goden van gemaakt in den vorm der Egyptifche Godheden. Sesostris, de beroemdfte Koning van Egypte , door zyne behaalde overwinningen, door de Wetten van hem gegeeven, en door zyne werken. (Vader to urne mine ftelt den aanvang zyner Regeeringe op het Jaar 1659.) Joseph was toen reeds in Egypte. Ondertusfchen vindt men by mos es niets 't welk een' Vorst aanduidt, van wien de Ongewyde Schryvers zo veel fpreeken. Indien de Chinee/en, eene Egyptifche Volkplanting zyn, volgens het Stelzel van den Heer de guignes, moet aan sesostris de oprigting dier Volkplanting worden toegcfchreeven. CECRors, in Griekenland. De Grondvester van Athene, eerst Cecropia geheeten. Hy was een Egyptenaar. Griekenland was alles verfchuldigd aan de Vreemdelingen , die zich daar vestigden. — Cadmüs,een Phenicier,kwam 'er in 't Jaar 1519» ftigtte Thebes in Beotie, en leeraarde de Schryfkunst. Minos, Koning en Wetgeever in Creta:wiens Wetten aan lycurgus ten voorfchrift dien. den. — De Marmeren gedenkfiukken van Arundel ftellen op deezen tyd , de ontdekking des Yzers; veroorzaakt door eene ontbranding van den Berg Ida. Deeze ontdekking verdient zo wel als de Wetgeeving een Tydftip te maaken. Maar dezelve was elders ouder; fchoon men de andere Metaalen eerder dan het Yzer heeft weeten te bewerken. — Wei-  TAFEL. Weinig tyds daar naa bragten ceres. en triptolemeus den Landbouw in Griekenland. Theseus, Koning van Athene. Deeze Stad werd toen aanzienlyk door de vererniging van twaalf Vlekken van Attica, onder het zelfde bewind. Troye bemagtigd. De barbaarfche Zeden dier Heldeneeuwen, gefchilderd door homerus, die omtrent drie Eeuwen laater bloeide, leveren een zeer befchouwenswaardig tafereel op. De heracliden, of Afftammelingen van hercules, keeren weder in Peloponnefus, van waar zy hadden moeten vlugten. Zy verfpreiden 'er een alg emeenen fchrik. Dit is het tydperk der opregting van verfcheide Griekfche Volkplantingen, bovenal ïaKlein Afie. Naa den dood van codrüs, worden te Athene altoos aanblyvende Archonten aangefteld. De Atheners waren geduurig gereed om van Regeeringsvorm te veranderen. Hes 10dus. Deeze Dichter en bovenal homerus, van een weinig laater tyd, toonen ons de verbaazende vorderingen des vernufts onder de Grieken. Koning salomo is bykans hun Tydgenoot geweest, daar hy in 't jaar 980 ftierf. Dido, Zuster van pygmalion, Koning van Tyrus, grondvest of vergroot Carthago. De vlyt der Pheniciers, de beroemdften onder de oude Volken in Zeevaart en Koophandel, by de Carthagers algemeen geworden, doet, in weinig tyds,hunne magt grootlyks toeneemen. Ly- Vóór CHRISTUS. 1260- 1209. ii29. 1095. 944. 888.  TYDREKENKUNDIGE Vóór CHRISTUS. 885. 776". 753747- 594560. Lycurgus, of de Wetgeeving der Lacedemoniers. Dit is het Tydltip van veele Eeuwen, waar in men wonderen zag van Gemeenebescgezindheid. De olympiaden. De Olympifche Spelen waren zints langen tyd vastgefteld, en vernieuwd in den Jaare 884. Dan de Olympiaden, een Tydperk van vier Jaaren , die den Grieken tot een maat in de Tydrekenkunde dienden , namen eerst, in den Jaare 776, eenen aanvang. Rome gegrondvest. Deeze Stad is, in den beginne een fchuilplaats van Roovers; uit welke ten eenigen tyde de Vermeesteraars der beroemdfte Ryken voortkomen. Het Tydftip van nabonassar. Hier beginnen de onwraakbaare waarneemingen der Chaldeen. Men twist over die, welke callisthenes, volgens porphyrius aan aristoteles zondt, en tot 1907 jaaren opklommen. SoloN , of de Wetgeeving te Athene. De Wetgeever was een Wysgeer. Zyne Wetten zouden beter geweest zyn, indien de Atheners zich gemaklyker hadden laaten regeeren. — By zyn leeven vermeesterde pisistrates de Stad. Hy werd 'er uitgedreeven, en vervolgens regeerde hy daar in rust. De Fraaije Letteren, de Kunften, de Weetenfchappen, die hy begunltigde, bloeiden reeds onder zyne Regeering , en ftonden hem daar in ten dienfte. Het Ryk van cyrus. Men weet dat deeze Overmeesteraar Babyion bemagtigde, en een yerbaazend groot Ryksbewind verkreeg. De by-  T A F E L. byzonderheden zyner Gefchiedenisfe zyn egter onzeker. Hy is, in de Gewyde Gefchiedenis vermaard, om dat hy den Jooden, zints zeventig jaaren gevangen, in vryheid ftelde. Pythagoras werd beroemd, 't Is waarfchynlyk, dat hy de beginzeis zyner Wysbegeerte, uit de School der Broekmannen, ontleend hadt. De Indiaanen, fchoon weinig bekend in de Oude Gefchiedenis, fchynen de Leermeesters der Volken geweest te zyn. Omtrent denzelfden tyd heeft confucius, de agtenswaardigfte der Wysgeeren, den Chineefen lesfen van Wysheid gegeeven. Geen Vorst verdient zo zeer, als deeze Wysgeer, een Tydftip in de Gefchiedenisfen te maaken. — Zo r o as ter hervormde ook den Godsdienst der Perfen. Brutus. Rome, verlost van de dwinglandy van tarq_niNius, zou den hals onder het nog drukkender juk van de Adelregeering geboogen hebben, indien, eenigen tyd daar naa, (in 't Jaar 493) de Gemeensmannen des Volks niet waren aangefteld geworden. — Athene wierp het juk der pisistraaten af, één Jaar voor de uitdryving van tarquinius. De flag van marathon. De Atheners zegepraaien , onder het bevelhebberfchap van miltiades, over de magten van Afie. Hunne Gefchiedenis wordt, op dien tyd, eene aanéénfchakeling vanHeldendaaden.—X erxes wordt tien Jaaren laater te Salamis gellaagen. Toen deeden aristides en the mist 0cles zich boven anderen kennen. Anaxagoras begon te leeraaren: herodotus fchreef ; sophocles tradt te voorIV. deel. Bb fchyn: Vóór CHRISTUS» 532- 509. 490.  TY D R EKENKUNDIGE Vóór CHRIsTUS. 443- 404. 4co. fchyn: euripides werd gebooren. De Wysgeerte, de Fraaije Letteren en de fchoone Kunften fcheenen op 'c fpoor der Helden te volgen. Pericles regeerde te Athene. Ongelukkig bedierf hy de Stad, zo zeer als hy ze door de Kunstftukken van phidias verfraaide: de fchitterende , doch beuzelende Atheners, worden, in den Peloponnejifchen Oorlog, die in den Jaare 431 eenen aanvang nam, door de Spartaanen vermeesterd. Het mededingen deezer twee Gemeenebesten, voorheen veréénigd door 't gemeen belang van Griekenland, was even nadeelig voor beiden. De tienmannen-, in den Jaare 451, te Rome aangefteld om Wetten te maaken, zogten ze in Griekenland. Van daar hebben de Romeinen alle hunne kundigheden gehaald, gelyk de Grieken uit Egypte de eerfte beginzels hunner kennisfe ontleenden. Lysander neemt Athene in, en rigt 'er de Regeering der dertig Tyrannen op. Dit was de vrugt van de heerschzugtige Staatkunde van pericles en van den Peloponnejifchen Oorlog. — Alcibiades, die het ongelukkig beleg van Syracuje hadt ondernomen, was in ballingfchap gezonden. — In 't Jaar 403, werd Athene, door thrasybulus, verlost. Socrates,met den dood geftraft. Zyne misdaad beftondt daar in, dat hy wys , zonder bygeloof Godvrugtig, en een Yveraar was voor 't algemeen welzyn. Als een zedig Wysgeer, verfmaadde hy alle ydele weetenfehap, en wilde de Wysbegeerte tot beterfchap der Zeden doen ftrekken. Zyn dood verdient een Tydftip ce maaken in de Gefchiedenis van 'c Mensch-  T A F E L. Menschlyk verfland, veel aangelegener dan de Gefchiedenis van den Kryg. Rome door de Galliërs ingenomen, en verlost door camillus. Indien de Galliërs de Krygstugt der Romeinen bezeten hadden, zouden zy die magt, welke binnen kort geheel Italië deedt bukken, te ondergebragt hebben. Epa mi nondas verflaat de Lacedemoniers by Leutïra. Thebe, zyn Vaderland, hadt eenigen tyd de meerderheid in Griekenland. Sparta en Athene hadden, door onderlinge verdeeldheden, elkander verwoest. Pelopidas onderfleunde epaminondas op eene roemryke wyze. Naa het overlyden deezer groote Mannen, verviel Thebe in de oude vergetelnisfe. Philippus, Koning van Macedonië, Overwinnaar der Thebaaners en der Atheners, by Cheronea. Deeze overwinning bekroonde zyne Staatkundige heerschzugt, en maakte hem Meester in Griekenland, in weerwil van alle poogingen van demosthenes om hem te dwarsboomen. — De Wysbegeerte was in hoogagting ; philippus rekende het zich tot eere, aristoteles tot Leermeester van zyn Zoon alexander te kiezen. Alexander beklimt den Macedonifchen Throon. Hy gaat het volgend Jaar na Afie, en het mag. tig Ryk der Perfen werd, in den Jaare 331, verwoest door den flag by Arbela. Deeze Overmeesteraar ftierf in den Jaare 324. Zyne Staaten werden een prooy zyner Legerhoofden, en de Koningryken van Syrië en Egypte van 't 't Macedonisch Ryk afgefcheiden. Eenige Volken wierpen het juk af, en vormden andere Koningryken in Afie. Bb 2 Se- VAór CHRISTUS. 390. 37*. 338. 335.  TYDREKENKUNDIGE Vóór CHRISTUS. 312. 202. 196. Seleucus,een der Legerhoofden van alexander, vermeesterde Babyion. Hy grondvestte het wyduitgeftrekte Syrifche Ryk, waar van Antiochie de Hoofdftad was. — Ftolemeus regeerde in Egypte, waar de Kunften en Weetenfchappen van Griekenland welhaast bloeiden. De Egyptenaars waren nu Leerlingen van hun, welken zy voorheen tot Leermeesters geftrekt hadden. De eerste punische oorlog. De Romeinen , fteeds krygvoerende met hunne Nabuuren , hadden dezelven te oridergebragt door ftandvastigheid, krygstugt en ftaatkunde ; en waren allengkens grooter geworden. Pyrr h u s, Koning van Epirus, uit Italië verdreeven hebbende, en door 't welgelukken hunner onderneemingen heerschzugtiger geworden zynde, deeden zy de Carthagers den oorlog aan om Sicilië te vermeesteren. Eénsflags maaken zy zich ontzaglyk, zelfs op Zee. Zy ftaken na Africa over. Ondanks de nederlaag van regulus, en verfcheide andere rampfpoeden, fchreeven zy de verdraagpunten des vredes voor, in 't Jaar 241. Hannibal, door scipio overwonnen. De Tweede Punifche Oorlog, in den Jaare 218 begonnen, hadt de Romeinen in de uiterfte engte gebragt, bovenal door de nederlaage by Carme, in 't Jaar 216. — Fabius en marcel l u s beuren hun op. Maar de overwinning van scipio,by Zama, opende aan hunne heerschzugt een onuitöogbaare loopbaane. De geheele bekende Wereld werd met flaavernye gedreigd. Vrede met philippus, Koning van Macedonië. De overwinnende Romeinen geeven de vryheid aan Griekenland weder: eene geveinsde  TAFEL. de gemaatigheid, die alleen te hunner onderwerping ftrekte. Antiochus, Koning van Syrië , door scipio den asiater overwonnen. Rome, hem den vrede verleenende , deed zich alle de Landen aan deeze zyde van het Gebergte Taurus afrtaan. Zo werd Rome heerfcheresfe in Afie; zy nam de verwyfde Zeden met de rykdommen over. Paulus emilius verflaat perseus , Koning van Macedonië. DitKoningryk werd een Wingewest des Romeinfchen Ryks. Rome was 'er, ten tyde van alexander, nauwlyks in naam bekend. Carthago en corinthe verwoest. Rome hadt een Mededingfter noodig. Het verdelgen van Carthago zal haar nadeel berokkenen; de driften zullen allen teugel misfen. Met Corinthe was de Vryheid van Griekenland vernietigd, waar van het Achaifche Verbond een dierbaar overblyfzel geweest was. — Twaalf jaaren laater werd Numantia in Spanje desgelyks te ondergebragt. Plautus en terentius hadden zich reeds vertoond. De laatfte was verknogt aan s c ipto emilianus, die Carthago verdelgde. De fmaak en befchaafdheid vormden zich dus onder de verwoesters der Volken. Tiberius gracchus werd door een Vloekverwantfchap der Raadsheeren gedood. Dit zelfde lot kwam zyn Broeder c. gracchus, acht jaaren la'ater, over. Zy waren de verdecdigcrs des Volks; doch volvoerden dit met meer yvers dan beleids. De Grooten, door de rykdommen bedorven, werden Verdrukkers des Vaderlands. Tot den moord van Bb 3 tl Vóór CHRISTU I9Q. 168. 146. 133-  TYDREKENKUNDIGE Vóór CHRISTUS,. 121. 1 Ï02. I 88. 1 71. S tiberius gracchus hadden de Oproeren ('t welk zeer opmerkenswaardig is) geen bloed doen ftroomen. Iet narbonnisch gallie tot een Wingewest gemaakt. Zo ras de Romeinen in een Land kwamen, was het te voorzien dat zy het ten eenigen tyde zouden doen bukken. )e overwinning van marius over dc cimbren. Dit Volk kwam van de oevers der Baltifche Zee, uk die Landen, van waar zo veele overwinnende Barbaaren optoogen. Rome was haare behoudenis verfchuldigd aan de Krjfgstugt, die nog in kragt bleef; doch dooide heerlchcnde ondeugden allengskens moest verzwakken. Marius hadt zich tot Burgemeester doen benoemen , geduurende den Oorlog van jugürtha , wiens misdryven dikwyls ongeftraft gebleeven waren : om dat hy door geld de toegeevenheid der Raadsheeren kogt. urger-Oorlog van sylla en marius. Men ziet hier waar op een onbeteugelde Staatzugt moet uitloopen : doojflagen , en fchriklyke verbeurtverklaaringen. De deugd is bykans verbannen : 't Gemeenebest zal verfcheurd en door zyne eigene Burgeren vernield worden, rIn 't Jaar 82 werd sylla tot fteeds aanblyvenden DiSiator benoemd; en de Romeinen fielden een Meester over zich aan: hy deedt 'er afftand van. partacus, door crassus verflaagen. Dit hoofd der muitende flaaven hadt verfcheide overwinningen op de Romeinen behaald. Tot dit uiterltc was de vernedering diens Volks reeds gekomen. Doch het hadt nog groote Veldheeren. Mi-  TAFEL. Mithridates, door pompejus verflaagen. Deeze beroemde Koning van Pontus hadt, in eenen langduurigen oorlog, doen zien welk een haat het dwangjuk der Romeinen inboezemde. Pompejus deedt niets anders dan het werk van lucullus voltooien. Hy maakte zich gemaklyk meester van Cappadocie, Phenicie cn van het Koningryk Syrië. In 't zelfde Jaar werd de Zamenzweering van catilina, door cicero, ontdekt. Het Gemeenebest hadt niets zo zeer te vreezen, als de fnoodheden der Burgeren. Het driemanschap van pompejus, cesar en crassus, die onder elkander de Oppermagt verdeelden. Elk was bedagt op zyne eigene grootheid, en men offerde de belangen van den Staat daar aan op. Crassus, overwonnen en gedood door de Parthen. Afie vondt eindelyk wreekers. De Parthen waren een Volk, krygshaftig genoeg om het Romeinfche Ryk te doen waggelen. Cesar doet pompejus den oorlog aan. Hy kwam van het overmeesteren van Gallie te rugge : hy wilde niemand boven, en pompejus niemand nevens, zich dulden. De tweeftryd deezer twee Mannen fleepte het verderf van den Staat naa zich. — Cesar, in den Jaare 48, Overwinnaar in den Pharfalifchen Slag, voltrok de verdrukking van de party der Gemeenebestgezinden. — In 't Jaar 45 werd hem het altoosduurènd Diclatorfchap opgedraagen. Het volgende Jaar werd hy vermoord. Doch hy was waardig te regeeren, en Rome kon geen Meester misfen. Het driemanschap van antonius , l eBb 4 pi- 4 a- Vddr Christus. 66. 6o. 5349.  TYDREKENKUNDIGE Vóór CHRISTUS, 3i- pidus en octavius. Deeze laatstgemelde, Achterneef en aangenomen Zoon van c esar, wist door eene diepe Staatkunde het mangel aan dapperheid te vergoeden. De Driemannen, bezoedeld met uitbanningen, vervolgden dc Voorflanders der vryheid. Zy ging met brutus en cassius onder in den ïlag by Philippis, in 't Jaar 42. De flag van actium. Antonius en octavius waren vyanden geworden. De eerite verliest den flag, verleid door de vlugt van cleopatra, Koninginne van Egypte, zyne Zielsvoogdesfe. — Octavius regeert, onder den naam van augustus, met den tytel van Keizer. Van 't Romeinsch Gemeenebest blyft niets dan de fchaduw over. RO-  TAFEL. ROMEIN SC HE KEILERS, tot dat de barbaaren zich in het ryk vestigen. De Gemeene Jaartelling der Christenen begint met het 753 Jaar van Rome. Deeze zullen wy volgen. Augustus. De aanvang zyner Regeeringe wordt gerekend van den flag by Attium, in 't Jaar 31 vóór christus, en eindigt met het 14de Jaar onzer gewoone Tellinge. Deeze bekwaamc Overweldiger wist, door eene gemaarigde en vreedzaame regeering, zyne bar. baarschheden en misdaaden in vergeteïnisfe te brengen. De Geleerden , door hem begunftigd, hebben zynen naam vereeuwigd; doch hunne loffpraaken zyn van vleiery verdagt. Tiberius, een afgerigt Dwingeland, fchelmsch en wreed. De Germaanen, Overwinnaars van va rus onder de laatfte Regecring, worden door germanicus beteugeld. Dit onbedwingbaar Volk zal niet ophouden het Keizerryk te ontrusten. De geweldige dood van germanicus wordt voor een der misdryven van tiberius gehouden, wiens laatfte buitenfpoorigheden , in zyn verblyf op Caprea, zyne dwinglandy ten top heffen: de Overfte der Hofbende doet hem verflikken, Cajus caligula , erger Dwingeland dan tiberius, vermoord. Eb 5 Clau- Naa CHRISTUS. 14. 37'  Naa CHRISTUS. 41. 54- 68,69. 69. 79- Br. 96. 98. TYDREKENKUNDIGE Claudius, vermaard door zyne onbekwaamheid tot de regeering, en door de verregaande onkuischheden van zyne Vrouwe messalina, met vergif omgebragt van agrippina, zyne vierde Vrouwe. Mauritanië en Groot-Brittanje werden, onder deeze Regeering, tot Wingewesten des Romeinfchen Ryks gemaakt. Nero, een Monlier van ondeugd en dwinglandy: moordenaar van zyne Moeder; van zynen Leermeester enz.: naa een opftand ter dood veroordeeld , laat hy zich doorfteeken. Galba, otho, vitellius, door onderfcheide Krygsbenden tot Keizers uitgeroepen, dewyl het Keizerryk aan de Soldaaten ftondt: zy zyn vermoord, of hebben zich zeiven den doodfteek gegeeven. Vespasianus, door de Legioenen in 't Oosten voor Keizer verklaard; hy ontthroont vitellius, en toonde zich het opgedraagen Ryksbcftuur waardig. — Zyn Zoon titus neemt Jerufalem, in 'tjaar 70, in. Titus, de wellust van Rome, door zyne goedertierenheid. — Uitbarfting van den Êerg Vifuvius, waar in Herculaneum en Pompeum bedolven worden. Domitianus, een wreed dwingeland, vermoord. Onder zyneRegeering brengt a gricola Groot Brittanje te onder. Nerva, een goed Vorst; wiens beste bedryf was dat hy trajanus tot Zoon aannam. Trajanus, een regtmaatig en deugdzaam Vorst; doch die de grenzen des Ryks door over-  TAFEL. overmeesteringen niet hadt moeten uitbreiden. Hy trok over den Perfifchen Golf, en drong door tot in den Oceaan: maar al 't geen hy den Parthen ontweldigde , werd terftond verlooren. Adrianus, een bekwaam Keizer; doch niet zonder vlekken. De Jooden worden , wegens hunne oproerigheid, verftrooid. Het Ryk was in rust en gelukkig; om dat de Vorst het welbeftuuren van den Staat boven het maaken van vermeesteringen ftelde. Antoninus,een Wysgeer, op denKeizerlyken Throon. Zyne Regcering, van twee-entwintig jaaren, is niet vrugtbaar in't opleveren van gevallen voor de Gefchiedenis : en dit ftrekt mogelyk tot een der beste blyken van zyne Wysheid. Marcus aurelius, een voorbeeld der Vorften, indien hy in zommige gevallen niet te toegeevend geweest was. Overwinnaar der Barbaaren in Pannonie, hadt hy geen magts genoeg om de buitenfpoorigheden zyns Zoons te bedwingen. Commodus, haatlyk en gevloekt, fchoon de Zoon van marcus aurelius, vermoord. Pertinax, een der grootftc Mannen , die de Keizerlyke waardigheid bekleedden. De Soldaaten bragten hem terftond om 't leeven, dewyl hy hun niet ftrcelde; zy verkogten het Keizerryk aan didiüs, dien de Raad, twee Maanden daar naa, deedt ftraffen. Septimus severus., zyn Mededinger, was Meester te Rome. Se- Na» CURlüTll 117- 138. IÖI. l80. 193-  Nas CHRISTUS. 194- 2io. 217. 218 222. 235. 238. 249. 252. 254. TYDREKENKÜNDIGE Severus, wreed van aart; doch anderzins een Vorst van groote bekwaamheden : Overwinnaar der Parthen en der Britten, zonder dat die overwinningen eenig voordeel aanbragtten. Caracalla, Moordenaar zyns Broeders get a. Dwingland zyner Onderdaanen: vermoord op bevel van macrinus, Opperftcn der Hofwagt. , Macrinus, gedood door de Soldaaten; welk lot ook zynen Opvolger heliogaealus, een der dwaasfte en haadykfte Vorften, trof. Alexander, een verftandig en moedig Vorst: vermoord door de Soldaaten , wegens zyne zuinigheid te onvrede. Hy deedt artaxerx e s, die het Ryk der Parthen verwoest en dat der Perfen op die puinhoopen gebouwd hadt, den oorlog aan. Maximinus , van Gothifchen Stamme. De Raad verkiest andere Keizers; de Soldaaten, die maximinus verheeven hadden, brengen hem en de anderen om 't leeven. Gordianus, Overwinnaar der Perfen. In den Jaare 245 vermoord door philippus, die hem opvolgt; doch welhaast door de Soldaaten van kant geholpen wordt. Decius. De Soldaaten maaken hem Keizer, Hy wordt gedood door de Gothen, die over den Donau getoogen waren. Gallus; vermoord als hy tegen emilianus ftreedt: deeze helpen de Soldaaten ook om 't leeven. Valerianus. De Invallen der Barbaaren wor-  T A F E L. worden veel vreeslyker. Trebizonde, Chalcedonie, en andere Steden, vallen in de handen der Scythen of Gothen. Valerianus fterft krygsgevangen van sAPOR,Koning der Perfen. Gallienus; een flegt Vorst, zonder moed. Het Ryk wordt meer dan ooit te vooren verdeeld. Ryksoverweldigers ftaan op in Pannonie, in Egypte en in Gallie: men telt 'er tot dercig. Griekenland en Afie door de Gothen verwoest. Gallienus met zyn' Broeder, niet verre van Milaan, vermoord. Claudius de II. Hy verfloeg de Gothen in een grooten veldflag, digt by den Donau. Zyne Regeering was ongelukkig van korten duur. Aurelianus, van geringe afkomst, wonder door 't geluk begunftigd: beroemd door zyne overwinning behaald op zenobia, Weduwe van odenatus, Koning van Palmyra, die na de Heerfchappy in 't Oosten dong. Hy hadt de Barbaaren, die Italië pionderden, verdreeven. Ondanks zyne groote krygsverrigtingen werd hy door een Eedgefpan vermoord. Tacitus, door den Raad tot Keizer verkooren, en waardig dien rang te bekleeden, wordt van kant geholpen. Probus, uit Pannonie van herkomst, door de Krygslieden verksoren. Zyne Krygstochten in 'Gallie, in Illyrie tegen de Geten, in Afie tegen de Perfen, als mede zyne krygsverrigtingen in Egypte en Thracie, deeden den Romeinfchen Naam met nieuwen roem klinken. De Soldaaten, die hy, in vreedens tyd, met wys beraad, liet werken, bragten hem om 't leeven. Carus, carinus en numerianus regeeren flegts eenige oogenblikken. Di o- Naa CHRISTUS. 268. 27Q. 275275. 282.  TYDREKENKUNDIGE Naa CHRISTUS. 284. 306". 337- Diocletianus, een Dalmatier , een vrygemaakce eens Raadsheers; doch begaafd met de hoedanigheden van een groot Vorst. Om den Barbaaren, die het Ryk van alle kanten aanvielen , wederftand te' bieden , nam hy maximianus tot Ryksgenoot aan, en de beide Augustus/en benoemden ieder een Cefar. In 't Jaar 3C4,deeden deeze twee afftandvan het Ryksbeftuur. De Cefars,constantius chlorus en galerius, volgen hun op. Diocletian u s, gelukkig in zyne verblyfplaats, ftaat niet weder na het Ryksbewind. Maximianus is hem hier in niet gelyk. Onder hunne Regeering worden de Christenen wreed vervolgd. Constantinus de groote , Zoon van constantius chlorus, die Gallie wyslyk beftuurd hadt. Hy overwint den Ryksoverweldiger maxentius in 't Jaar 312. Brengt den Keizer licinius te onder, en' berooft hem van het leeven. Hy bragt den Zetel des Ryks na Byzantium, zints dien tyd Conftantinopole geheeten , over. Hy begunftigde de Christenen, en omhelsde den Christlyken Godsdienst. De eerfte Algemeene Kerkvergaderingder Christenen, in den Jaare 325, te Nice gehouden. Constantinus de II, constantius en constans, Zoonen van constantinus den grooten, deelen met elkander hetKeizerlykbewind. Constantius werd, in den Jaare 350 , Alleenheerfcher over 't Roomfche Ryk. De Germaanen vielen in Gallie. Julianus, tot Cefar verheeven , verdreef hun, en regeerde die Landen met verftandig beleid. De Soldaaten verklaarden hem voor Augustus. Constantius ftierf, als hy op weg was om hem te beoorlogen. Ju-  TAFEL. Julianus. Zyn haat tegen het Christendon heeft den roem zyner bekwaamheden en deug den te jammerlyk bezoedeld : hy liet zichdnoi eene verkeerde Wysbegeerte vervoeren. Hj ftierf op een tocht tegen de Perfen. Jovianus herftelde, met voorzigtigheid, der Christlyken Godsdienst. Valentinianus de I, gekooren door de Soldaaten , nam zyn Broeder valens toi Ryksgenoot aan. — Gratianus volgde, in den Jaare 367, valentinianus, zyn Vader, op. De Gothen vestigden zich in Thracie , en dreigden welhaast Conftantinopole. Valens, door die Barbaaren verflaagen, ftierf in den Jaare 378. Theodosius. Gratianus, hem tot Augustus verheeven hebbende, gaf hem het Oosten te beftuuren. Zyn yver voor den Godsdienst blonk welhaast uit. De Barbaaren worden onder deeze Regeering beteugeld. — Naa den dood van valentinianus den II, Keizer in 't Westen, in 't Jaar 393 , vermoord zynde, veréénigde theodosius het ganfche Ryk onder één hoofd. Arcadius in 't Oosten, en honorius in 't Westen. Zwakke en klein verftandige Vorften ; alles neigt ten val. De gefchillen over den Godsdienst doen de zorgen voor het Vaderland vergeeten. Dezelfde verkeerdheden grypen plaats onder theodosius den II, valentinianus den III. enz. de BARBAAREN vestigen zich in't keizerryk. De vandaalen , alaanen en sueven maaken zich, Gallie verwoest hebbende, meester van Spanje. Ro- I Naa CHKISTUS. 361. 3^3- 364. 379. 395- 409.  Naa CHRISTUS. 410. 413- 45°476. 485. TYDREKENKUNDIGE TAFEL. Rome, ingenomen door alarik, Koning der Gothen, een groot Man , die Italië zou hebben kunnen beheerfchen, indien hy gewild hadt. De Bourgondiërs vestigen zich in Gallie ; de franken eenige jaaren laater. Attila, Koning der Hunnen, ftroopt in 't Oosten en in 't Westen; terwyl genserik, Koning der Vandaalen , de bemagtiging van Africa geniet. De saxen en de engelschen brengen, omtrent het midden der vyfde Eeuwe, GrootBrittanje te onder. Odoacer, Koning der Herulen , verwoestte het Westersch Ryk, onder de Regeering van augustulus. Theodorik, Koning der Ostrogothen, ontthroont odoacer, en regeert met roem in Italië. De Vifigothen bezaten een gedeelte van Spanje, en een gedeelte van Gallie; waar zy zich een weinig tyds naa alaric gevestigd hadden. C l o v 1 s ligt de Grondflagen der Franfche Monarchy, en verfterkt dezelve. De Veldheeren van justinianus hernecmen Italië en Africa; doch alboihüs , Koning der Lombarden, bemagtigt, onder justinus den II, Opvolger van justinianus, in den Jaare 568, Italië. De bemagtigingen der arabieren, door m a hometh te ondergebragt, vericheuren het Romeinfche Ryk met eene ongelooflyke fhelheid, naa den dood van mahometh, in 't 1 Jaar 632. WAAR-  WAARDEERING der GRIEKSCHE MUNTEN, Volgens den Heer gogoet, die dezelve tot de kleinifegebrookens berekent; doch wy hebben 't alleen tot Stuivers bepaald. „ ", ' Guld. Stuiv. Een Attisch Talent . - ƒ2128 —4 — : Een Mina - * - » 35— 9 ; Een Dragma - * • : 7 * Een Obolus - * . B • _ T < WAARDEERING der ROMEINS CHE MUNTEN* Volgens den Ridder dé jaucourt. _ „ Guld. Stuiv. Jien bestertius was een vierde van een Denariw, en zou thans een weinig minder bedraagen dan ƒ : — 2 — i Men rekende zomwylen by Groote Sestertiën, die duizend kleine beliepen , en dus omtrent . . • 100 : « Een Romeinfche Denarius was vier Sestertiën, of tien Asfen - - s , _ g _: 'Er gingen dus twee Asfen en een halven in een Sestertius; een As was minder dan - - « :_T.-_: en ook minder dan de Obolus, volgens de waardeering van goguet.