PRIJSVERHANDELINGEN OVER DE NATUURLIJKE OPVOEDING der KINDEREN, IN DE TWEE EERSTE JA ARE N VAN HUN LEVEN. uitgegeeven door de MAATSCHAPPIJ: TOT NUT VAN T ALGEMEEN, Tc AMSTELDAM, bij HARMANUS KElJZER, CORNfiUS de VRIES, p N HENDRIK van MUNSTER* MOCCSCVIN ^f?***** De prijs jsi» Stuivers.   BERICHT. Is de zedelijke opvoeding van het opkomend gejlachle, voor het Algemeen van zeer\edbt lang met mmder is de natuurlijke opvoeding, voor het behoud en een gezond Uenderlt deren, voornaamelijk in hunne twee eer/le levlL 3rn?'fï tejf\ïed imh£d °P hu™<» volgen, den toe/land hebben , vangewigt. DeMaatfchalpiL tn aanmerking genomen hebbende, dat eene/e paste handleiding, om Kinderen in die jaafen op e voeden , onzen Landgenooten, en voorla " melijkden mtnyermoogenden onder dezelve» ,nut tig en tevens aangenaam zoude zijn, bedootin haare Vergadering van den jaare i70 ƒ XJ? ter behandeling, openlijk voorledellen . gen. Het gevolg daar van is geweest, dat uit , negen ingekomene Verhandelingen, devolZn£ twee als het best aan het oogmerk voldoend"*? oordeeld wier den; zijnde aan c. bakk ll Med. Doctor en Stads Vroedmeester te Enk^ui! zen voor de eer/le den Gouden; en alm, li os VITRlNGA coülon/Med. Docior /^Leeuwarden , voor de tweede de Zilveren Me. dcuUetoegewezen : wordende nog eene derde Ver. handeling, mede getekend metcene Söreuke uit scakv sam/\rthanus , beginnendc: Ecce ml hi asfuruant pasfim appfaudantque carend niatres ntque v,ri, &c. waardig gekeurd' als ein vervolgens de goedkeuring en naam van J,n Sehryytr, d90r de Nieuwspapieren geragd, ■ 2 dan  dan welke laatfle niet goedgevonden heeft, zich ten opzichte van een van Beidén te verklaartn, het welk dcrhalvcn voor eene weigering is gehouden , waardoor gemelde Verhamdeling dan ook niet, bij deeze wordt gevonden. Indien deeze Verhandelingen JJechts iets mogen Hjdraagcn , om de gezondheid dor jonqe Kinderen, door eene opvoeding, naar dezelve gefchikt, te bcwaaren en te bevorderen, dan zal de Mdatfchappif, zich genotg voor haar en arbeid beloond achten. Amfteldam, den iaden van Bloeimaand1797* Op last der Maatfchappij.° AND-  ANDWOORD OP DE V II A A G: „ Welke is de beste wijze om Kinderen 9 van het tijdjlip der geboorte aft tot den ouderdom van een of twee jaaren, wat „ het ligchaamelijke betreft, op te ,, voeden'*" DOOR G. BAKKER, Med. Doctor, te Enkhuizent AAN WELK ANDWOORD EENE GOUDEN MEDAILLE IS TOEGEWËZEIW  T A F E L DER HOOFDSTUKKEN. Hoofdlt, i. Van de ligchaamelijke Opvoeding in het algemeen. 2. Van het wasfchen der kinderen. 3. Van de kleeding. 4. Over het beftuur van warmte en koude in het gemeen. 5. Van het voedfel. 6. Van den flaap. 7. Over de iigchaams-houding en beweeging der kinderen. 8. Van het uitkomen der tanden. O. Van de ziekten der kinderen. 10. Van de inenting der kinderpokjens. I  EERSTE HOOFDSTUK. VAN DE LIGHAAMELIJKE OPVOEDING IN HET ALGEMEEN. ïïet is eens algemeen erkende waarheid, dat den mensch, gelijk allen dieren , de zorg voor zijn kroost is ingefchapen, en dat het de moeders, op dewelken toch, in den eerften levenstijd,deeze bezorging, voornaamelijk,aankomt, zeer zelden, aan tedere liefde, jegenshaare kinderen ontbreekt. Minder bekend, alhoewel niet minder waar, is het, dat deeze tederhartige moeders, ten opzichte der ligchaamelijke Opvoeding, met het beste voorneemen, veelal, de flechrfte middelen in het werk ftellen, om het welzijn van haare kinderen te behartigen. Waar van daan deeze ongelukkige, en, in deszelfs uitwerking, zo rampvolle dwaaling bij den mensch, die, door het voortreflijk gefchenk der reden, alle andere /chepfelen verre te boven gaat? In het misbruik deezer reden zelve, zal men de geheele oorzaak daarvan moeten zoeken. De redelooze dieren O)» door hunne inge- fcha- O) Men achte zich niet beleedigd , reeds in den aanvang, en op meêr plaatfen, van deeze VerA 2. han-  C 4 5 febapene drift aangevuurd,paan,in alle hunne bedrijven, gelijk ook in het opvoeden hunner longen, van de Schepping af tot nu toe, altijd op denzelfdcn voet voort , zonder zich nan de goed of afkeuring van iemand te bekreunen; hunne manier van handelen is de beste. Vooreerst, om dat ze de eenvouwigfte is; en het cenvouvvige is, naar de zinfpreuk van onzen grooten landgenoot boerhaave, en volgens rijpe ervaarenis, het merktekenvan liet vvaare : '!en anderen, om dat men bij de ondervinding ziet, dat 'er van de dieren, zo wel de zwakkere als fterke, zeer weinige in hunne teedere jaaren omkomen, bijaldien zeniet • op eene tegennatuurlijke, geweldaadige, wijze om het leven gebragt worden. De mensch, daarentegen , alhoewel hij, zonder eenen geweldigen dood te hulp te neemen, zich van de overvloedige menigte zijner jonge huisdieren niet kan ontdaan, en dus dit ftraks genoemde voorbeeld dagelijks voor oogen heeft, wil echter (zo het fchijnt) zich niet al te dierlijk aanftellen , maar wendt, ongelukkiglijk redeneerende en van den eenvouwigen weg der natuur afdwaalende, alle kunlhge middelen aan , om zijn oogmerk, de bevvaanng naamelijk van het leven, en de gehandeling, de Dieren tot een voorbeeld voor den Mensch gefield te vinden; in fommige gevallen is let hem tot eere met hen gelijk gefield te worden, en zeer dikwijls- kunnen zij hem tot nut en Jeering  C 5 ) gezondheid zijner kinderen, zeker te misfen; zonder hier over de bijzondere misbruiken der Opvoeding te fpreeken, welken ieder, ter zijner plaatfe, behandeld worden , moet ik alleenlijk'aanmerken, dat de al te groote bezorgdheid, en kwalijkwerkende liefde der ou' deren, het meeste nadeel doen. De werkelijke Opvoeding is het, waarover men alle reden heeft zich te beklaagen; die eene groote oorzaak is van veele ziekten, welker naamen men, anderszins naauwlijks zoude kennen, — ja zelfs van eencn vroegtijdigen dood. Men werpe mij niet tegen, dat,niet tegenftaande deeze behandeling vrij algemeen plaats hebbe, men echter niet veele ongelukken daar door gewaar wordt, en 'er maar weinig kinderen ziek worden en fterven ; de droevige ondervinding leert, helaas! maar al te zeer het tegendeel, gelijk voornaamelijk bekend is bij hen, die, door de oefening der geneeskunde, in ftaat zijn de ziekten, en derzelver oorzaaken, gade te flaan; zij, die deeze gelegenheid van waarneemen ontbreekt, kunnen het zien uit de nevensgaande berekening: Volgens sosmilch, een eerwaardig Duitsch Schrijver, worden in de volkrijke ftcden, zo in ons Vaderland als elders-onder 10,000 dooden 3,000 kinderen gevonden, allen geltorven in het eerfte jaar hunnes levens, (b) Welk 00 Men zie zijn werk , genaamd: de Goddelijke Orde in de verandering van het menjchelijk gejlac/it, enz. ïlte Deel, 3de HootM. Bladz. iao. A 3  ( 6 ) Welk een verfchriklijk getal van te vroegtijdig geftorven kinderen, welken men , door eene verbeterde ligchaamelijke Opvoeding, kan behouden! Ten bewijze hier van dient, onder anderen, dat op het platte land , onder i0,000 overledenen, flechts a,oco kinderen gevonden worden; van waar dit verfchil, dat aanmerklijk groot is, dan alleenlijk hiervan, dat de Opvoeding onder den boerenftand, dikwijls, beter en natuurlijker is ingericht dan in de fteden;. ik zegge dikwijls, want dat men 'er altijd, en wel in ons Vaderland, geen roem op kan draagen, blijkt uit de fterllijst van het Dorp Broek in .Noordholland; alhier zijn, volgens de waarneeming van struik, (c~) i n den tijd van 87 jaaren geboren, 1867 levendige kinderen, en van deeze overleden 70a, welken allen geftorven zijn in hun eerfte jaar, volgens deeze maandelijkfche evenredigheid: In de 1 maand. . . . o3r o " ' " ' "9 3 .... 89 ~~~~ % • • • ' 47 5 33 ■ 8 . , . . 21 . 9 . . . . 13 . 10 , ... 10 11 ■ .... 11 . 12 ..... 8 te famen . ~ ! 702. Dit O) susmilch. 3 Deel. 22 Hoofdft. Bladz. 403.  C 7 ) Dit verbaazend aantal van geftorven kinderen, kan men ook als een ontegenfpreckiijk bewijs van het groot gebrek in de ligch.iaralijke Opvoeding aanmerken, en wanneer men de bijzondere levenswijze deezer geftorvene en overgebleevene kinderen, konde nagaan, zoude men, naar alle waarschijnlijkheid, en volgens den gewoonen loop der natuur, ontdekken, dat zij, die het minst kunstig zijn opgevoed, in het leven zijn gebleven, gelijk zulks uit de vergelijking van de even voorgaande Stads- en Dorp lijsten kan blij< ken. Zie daar, alleenlijk eene kleine fchets van de gewoone fterfte der kinderen; groot is nog, daarenboven het getal van hen, weiken, fchoon niet zo vroegtijdig dervende, nochtans ziekIijk en kwijnend" hun elendig leven voórtdeepen, en fomtijds , in het vervolg, de fterflijsten nog vergrooten door kinderen voort te brengen, op welken de zwakheid der ouderen over gaat. Men ziet echter kinderen, die, alhoewel ten flegtften opgevoed, fomtijds evenwel het toppunt van bloei en gezondheid bereiken; maar enkele gevallen do^n hier niets af; de natuur, is., fomtijds, fterker dan de menfchelijke poogingen, en zulk een voorbeeld naar te volgen zal, gewLslijk, niemand verkiezen. Alhoewel, gelijk wij vooraf gezegd hebben, tot eene goede ligchaamlijke Opvoeding niet meerder noodig is, dan de natuur tot leidsvrouw te neemen , en haar alleen te volgen, zo is echter, naar allen fchijn, de voornuatnfte hinderpaal, hier van, het gebrek aan kunde; A 4 o n  C 8 ) om deeze te verkrijgen heeft men alleenlijk de hier toe ingerichte boeken, onbevooroordeeld met genoegzaane oplettenheid te leezen, en derzelver inhoud aan het gezond verband te toetfen. 'Er zijn zekerlijk ookmenfchen, die, minder uit onkunde dan wel met opzet, dwaalen; fommigen, die in hunne dwaaling genoegen neemen, of willens blind zijn ; anderen weder, die, om lief of leed; het oud betreeden pad niet willen verhaten; volgens den aart der liefde zullen wij, nogthans, vetrouwen, dat deezen (lechts een gering gedeelte van het geheel zullen uitmaaken. Ongelukkig is het, dat alles, wat door de welmeenendfte en verftandigfte mannen over het werk der Opvoeding is in her licht gebragt,op het moederlijk hart, veelal, minder vermogen heeft, dan het ijdel geklap van bakers of diergelijke vrouwen, die, wel voorziende, dat door de vermeerderde kunde der moeders zelve, de uitoefening haarer magt en heerschzucht zeer zoude verminderen, niet nalaaten alles in het werk te ftellen, om het goede Opvoedingszaadjen te vertrappen. * In het algemeen fchijnt de zo gewigtige opvoeding der kinderen, als een verachtelijk werk belchouwd te worden, naardien dezelve veelal , aan het onweeiendfte gedeelte des menschdoms wordt toevertrouwd ; en nogthans is de kindsheid hetvoornaame tijdpunt waar in de grondilag tot eene goede ofkwaa ,de ligchaamsgeiteldheid, - tot eene vaste of Wankelbaare gezondheid — gelegd wordt. Men  (9) Men denke niet, dat de wijze van opvoet den, welke de inhoud van deeze Verhandeling uitmaakt,nieuw zij, of voorgefteld worde, om al het oude te verachten; zij is, integendeel, oud in vergelijking van de tegenwoordige, welke niet is dan eene verbastering van oe goede zeden onzer vroege Voorouderen, die in hun gansch levensgtdrag, op nog wel veel eenvouwiger wijze zijn tewerk gegaan, in hunne tijden was het verftand minder befchaafd ; men beging nog hans minder misllagen ; elk volgde5de natuurt deed we ; thans, nu men daarvan zo verre «geweken , is het bijna een kunst ge- aWc°hterVnolgeï. Weder°m °P te Z06ken' ™ * nhSff?6 vrouw'geenemoeder' kan ooit eenie werk ten meerdere nutte voor haare kinderen en voor de menfchelijke famenleeving,_ tot zeh-e bi,eidebf e"figCr Vermaak voor «Sr zeive, bij de hand neemen, dan zich in JP ligchaamelijke, zo wel als in de zedelijkeot voedingkunst, bekwaamde maaken; dit is haar eerfte pligt; hier door zal zij, bij a Ie weidenkenden, dank en lof wegdringen, en zich de1 mÏShUUr-aam§en°ege" ^r&eï^aS de Maatfchappn, niet alleen kinderen, maar SbbS * e" "Utdge burgers g^^rd'te Aj TWEE.  C io ) TWEEDE HOOFDSTUK. VAN HET WASSCHE N DER KINDEREN. De eerfte bewerking, waarmede men het pas geboren k*:nd in de waereld verwelkoomt, is de reiniging; een pligt, dien de mensch, geduurende'zijn gansch leven behoort in acht te lieemen, niet alleen als welvoeglijk, maar ook als voiltrekt noodzaaklijk, ter bewaaring van de gezondheid. - Een kind brengt bij zijne geboorte uit de baarmoeder altijd èenige onzuiverheid met zich,waar van het behoord gereinigd te worden; de viervoetige dieren zelfs hebben de ftandvastige gewoonte van hunne jongen, door het lekken met het zuiverend ipeckïel, te reinigen; de menfehen gebruiken daartoe,'gemeenlijk, water, en hier te lande bier met boter, of eenig ander vet, vermengd; vervolgens wascht men het kind met wijn of brandewijn. tiet bier is volltrekt onnoodig,naardien 'er tot alle zuiveringen geen vogt beter gefchikt is, dan water alle vet is onnut en zeifs fchadelijk, om dat de zweet gaten daar door verdopt worden, die ten allen tijde geopend behooren te zijn. De nawas ("ching met brandewijn alleen is gevaarlijk, dewijl de zeer tedere gevoelige huid van een kind, en de daar in- en onder liggende zenuwen hier door te fterk worden aan-  ( w) aangedaan en geprikkeld, boerhaave verhaalt het geval van een kind, het welk daardoor in geweldige ftuipen verviel, die den dood ten gevolge hadden. Het gebruik van wijn hier toe is zelfs bedenkelijk; dit wist men reeds voor 2,000 jaaïen, immers lycurgus, een Wetgeever te Sparte, m Griekenland , gcene inwooners begeercnde, dan die gezond en fterk waren , gebood, dat men alle kinderen., terfcond na de geboorte, in wijn zoude dompelen, in het denkbeeld zijnde, dat de zwakken de kracht des wijns niet zouden kunnen verdraagen, maar door denzelven omkomen. Het beste en meest gefchikte vos jaarlijks tusfchen de 50 en 100 dooden, doch in het eerfte jaar, dat men de luchtdoormiddel van den ventilator had beginnen te ververfchen, ftierf 'er van 200 gevangenen llecbts één: in het tweede B 5 jaar  De kwaadfappigheid, de bleeke aangezichten, welken men, gewoonlijk, waarneemt bij kinderen in groote Weeshuizen, en andere Opvoedings plaatfen, worden door dit gebrek ook eeniglijk veroorzaakt. Uit dit alles ziet men nu ligtelijk, hoe nadeelig het zij voor de gezondheid der kinderen, welker vogten in het gemeen meêr verhit" zijn , dan die der volwasfenen, wanneer men in hun woonvertrek of liaapkamer de lucht niet behoorlijk zuivert en verkoelt; men moet dan zorge draagen van dikwijls een deur of vengfter te openen , ten einde da vervuilde lucht uitgang te verfchaffen. Uit de kindcr-kamcr behooren dus, voor altijd, verbannen te zijn, alle gloeiende kooien , ftooven, thee-komfooren en.vuurmanden; deeze laatllen, vooral, doen veelfchade en in het geheel geen nut, dewijl men het kind, buiten de cerfte 2 of 3 dagen na de geboorte, geen warm linnen moet aandoen, en het droogen van het linnen, buiten het vertrek, behoort te gefchieden. Hier te lande is de lucht uit haaren aart veeltijds te vogtig: deeze vogtigheid is, gemeenlijk, nadeelig, dewijl ze verzwakt en voor de uitwaaslcming niet goed gefchikt is; men doet dus niet wel van dezelve te ver meerderen, door heet water in de kamer te laa- jaar van de 240 twee : in het derde jaar is 'er niemand, en in het vierde maar één mensch geftorven. Meer voorbeelden zullen 'er niet noodig zijn om het gebruik van vericbe lucht aanteprijzen.  laaten uitdampen, en kleederen of linnen daarin te doen droogen. Hierom dient men ook,na het fchoonmaaken van een vertrek, de kinderen zo lang daar buiten te laaten, tot dat het geheel droog zij. Aan de koele lucht moet men de kinderen van de jeugd af-gewennen; het voordeel daarvan kan niet genoeg aangeprezen worden, daar, integendeel, de warmte hen aan veele ziekten doet onderworpen zijn. Men moet, echter, een kind, voornaamelijk, wanneer het nog-zeer jong is, niet aan eene langduurende togt, of trekking van lucht biootflellen; tot zuivering z.il het, veelal, genoeg zijn, het vertrek aan ééne zijde flechts te openen; voor het overige kan men de kamer, wanneer het kind daar buiten is, of met een kleed overdekt fn de wieg ligt, door verfcheidene openingen laaten doorwaaien; de Wind, die niets anders is dan lucht, welke bewogen wordt, zuivert,door zijne beweeging, den dampkring uitmuntend, en geeft telkens nieuwe toevoer. Van de open lucht moet men, vooral des zomers, veel gebruik maaken, als van eenen balfem des levens, en het kind, met een ligte hoed voor de zonnefchijn gedekt zijnde; buitens huis dikwijls rijden, draagen, of doen wandelen; men behoeft maar te letten op lieden, die inde open lucht veel verkeeren, gelijk fchippers, boeren, reizi-? gers, en dergelijken, om van de gezondheid en de krachten, welken men hier door verkrijgt, overtuigd te worden.  C 38 ) In den winter moet het kind ook dikwijls buitens huis gebragt worden, maar men moet, bij zeer koud, vriezend, weder, zo voorzichtig zijn van niet lang buiten te vertoeven, dewijl het kind, geene beweeging hebbende, ligtelijk zoude blootgeftelt worden aan het bevriezen van neus, ooren of ledemaaten; eene matige koude zal niet fchaden, ten zij men het kind uit eene groote warmte fchielijk daar in overbrenge; zij beveiligt, in tegendeel, de kinderen voor winterhielen, winterhanden en dergelijke ongemakken , die eigenlijk veroorzaakt worden door de warmte en den overgang daar van tot koude; een kind, dat altijd koel gehouden wordt, dat niet gewoon is zijne handen of voeten in warm water te wasfchcn, of digt bij het vuur te houden, zal 'er nooit mede gekweld zijn. Het lijdt geen twijfel of 'er zullen , niet tegenftaande alle vermaaningen, waarfchuwingen en bewijzen, nog altijd lieden gevonden worden, die vanhunneu ouden ,lang betreeden, weg niet zullen afwijken, en denken hunren pligt ömtrend de kinderen zeer wel waar te neemen, zo zij hen flechts warm houden, en die bevreesd zijn bij het minfte koeltjen hen eene verkouwheid op den hals te doen haaien, die zijdoor warmte trachten voor te komen; ik wil gaarne toeftaan, dat iemand, die zich altijd in zijn kamer opfluit wel warm gedekt, zittende bij een groot vuur met een ftoof onder eiken voet, en alle openingen van deuren en vengfters met gordijnen en vellen wel toegefloten, niet ligt gevaar loopt  C*9) loopt van door verkouwheid te worden aangetast, ichocn hij aan andere ziekten geen gebrek zal hebben; maar nog veel zekerer is het, dat iemand, op zulk eene wijze opgevoed , zijn kamer en vuur niet kan verlaaten, zonder zich aan zeer gevaarlijke ziekten bloot te ftellen; daar, in tegendeel, hij, die, van der jeugd af, aan alles is gewoon geworden, alle weder en wind trotleeren kan, zijn beroep zonder hinder totTiut der Maatlchappije waarneemt, en in> gezondheid en fterk te alle zijne warme medebroederen verre overtreft. «esp*» ^«qraaega? zszm^z® V IJ F D E HOOFDSTü K. VAN HET VOEDSEL. ï"Iet bloed, waar door het menschlijk ligchaam zijn groei en onderhoud verkrijgt wordt, gelijk wij zo even gezien hebben! door middel der ademhaaling van deszelfs hitte en onreine dampen gezuiverd; dit is nogthans met genoeg, om al het verlies. het welk het ligchaam gtduurig wordt toegebracht, te vergoeden, maar hier toe is noodig een dagelijks gebruik van fpijs en drank om het te verdunnen, en een'nieuwen toevoer van voedzaame lappen telkens te bezorgen. Van veele aangelegenheid is mede dit gedeelte der opvoeding; in de eerfte jeugd behoort men in den mensch den grondiïag te leggen tot de beftuuring van deeze ikchgame-  C 30 ) Üjke behoefte, waar bij hij naderhand zich altoos gemaklijk zal houden. Aan veele misdagen (laat men, nogthans, hier in bloot, en veele worden 'er daaglijks gepleegd, ten opzichte van de hoeveelheid, hoedanigheid, tijd en geregelde orde van eeten en drinken, welken te verbeteren, voor alle weldenkende ouders van het grootfte aanbelang is. Alles, wat een kind tot zijn eerde voedfel noodig heeft, wordt gevonden in het vrouwelijk zog ; dat dit derhalven het beste ,zo niet het eenigde middel is, om een jonggeboren kind gezond te doen opgroeien, behoeft geen bewijs; de natuur zelve leert het, en de ondervinding overtuigt ons van deszelfs voortredijkheid. Het is, echter, niet voldoende het kind te voeden met vromen melk; het moederlijk zog is het, dat met de natuur des kinds hetmeefte overéénkomt: aan de vogten der moeder is het kind, voor de geboorte, reeds gewoon geworden, en al ware de melk van eenige andere vrouw in deszelfs aart beter, 20 zal toch, in het algemeen, de moedermelk , alhoewel in alle opzichten niet. zo goed zijnde, door de gewoonte, minder fchaden ; hier komt nog bij, dat geene minne een kind zo liefderijk, en met zo veel zorgvuldigheid kan behandelen, als wel de moeder, en dat het voor de moeder naderhand zeer onaangenaam is te moeten zien, dat haar Kind de minne evenveel of meêr liefde zal toedraagen dan haar zelve; en mét het hoog. fte reent, dewijl het aan de minne grooter ver-  C 3i ) verpligting heeft; en zal zij in dit geval het Kind beletten zijn voedfter te beminnen, zo Itrooit zij in hetzelve de eerfte zaaden van ondankbaarheid. Meii ziet dus gemaklijk, welke onnatuurlijke gewoonte het zij om, uit hoofde van mode, gemak, verbeelding van geen zog te zullen hebben, vrees voor een weinig pijn in den beginne, en dergelijke redenen meêr, het kind de borst te weigeren, en dus de moederlijke pligt maar half te volbrengen. De eenigfte redenen, welken eene moeder hiér toe mogen overhaalen, zijn zulke ongemakken , welken in de borsten zelven huisvesten, en het Jtoégea onmooglijk maaken ; gelijk ook ligchaamelijke ongefteldheden van veel-belang, als veele langduurige, flcepenJe, imteerende ziekten, die de moeder door zwakheid niet toelaaten te zoogen, of welken zich- op de kinderen kunncr* voortplanten, doch omtrend dit Huk moet men altijd met een kundig Geneesheer raadpleegen. Verfeheidene ziekten zijn 'er,welken door zoogen zijn geneezen geworden, en de fterflijsten bewijzen , dat, gelijk van zwangere, er van zoogende vrouwen ook zeer weinige fterven, om niet te fpreeken van de ongemakken en gevaaren, welken het opdroogen» van het zog voor eene kraamvrouw opleeveren, Is het echter voor de moeder onmogelijk om deezcn pligt aan haar kind te bewijzen, zomoet men'er nogthans niet,daninde uitertfe noodzaaklijkheid, toe overgaan, om het land met den pappot groot te brengen; het moet eene fterkeligchaams-gefteldheid hebben, om  C 3* ) om hier hij levendig en gezond te blijven , en dikwijls openbaaren zich de gevolgen hier van dan eerst, als het tanden krijgt of door andere ongemakken wordt aangedaan, waar tegen dergelijk wichtjen bijna nooit zo wel gehard is als een zuigend kind; maar men moet ten eerften middelen in het werk ltellen om eene goede minne te vinden 00 _ Niet ongefchikt zal het zijn hier de verfeischten en kenteekenen van eene goede zoogfter, kortetijk, aan te wijzen. In het algemeen kan men ftellen, dat het de beste minne zij, die, ten opzichte van de jaaren, - van den ouderdom — van het zog, en van de uiterlijke geftalte des ligchaams,met de moeder van het kind', het welk zij zal voeden, de meeste overeenkomst heeft; de borften en tepels moeten middenmaatig groot zijn en, door eene gefchikte drukking met de hand, eene genoegzaame hoeveelheid melk geeven; deeze melk houdt men voor goed, wanneer ze is dun , blaauwachtig wit van kleur, waterig en zoet van fmaak, omtrend gelijk koemelk met een weinig water en zuiker vermengd, geheel zonder reuk en door kooken niet gemaklijk ftremmende. (b) Tot (a) Bijaldien men , gelijk niet zelden gebeurt, eenigen tijd na de minne moest wagten, behoort het kind, in dien tusfehen tijd, alleenlijk te gebruiken laauw water en melk, met ol' zonder een weinig honig C&) Ik zeg, niet gemaklijk, want al kan men door lang kooken, het zog doen ftremmen, zo is zulks, nogthans, geen bewijs dat het niet goed zij.  ( 33 ) Tot de geaartheid eener goede minne wordt Verëischt, dat zij deugdzaam, bedaard, vrolijk en zindelijk zij, en niet gemaklijk worde aangedaan door fterke hartstogten, als toorn, fchrik, droefheid én dergelijken, dewijl dit alles het zog oogenbliklijk bederven, en voor het kind van. de vreeslijkfte gevolgen zijn kan. Het fpreekt van zelfs, dat 'er veel aan gelegen ligge, dat eene voed* fter gezond zij; het uiterlijk voorkomen kan dit wel veel te kennen geeven , maar zij kan echter onbekende ziekten, van verfchillenden aart, verborgen houden, en die op den zuigeling doen overgaan, weshalven dit ftuk van genoegzaam gewigt is, om hetzelve een Geneesheer te doen onderzoeken. (V) De levenswijze eener zoogeude moeder of minne moet naar haaren ftaat als zoogfter gefchikt zijn, dat is, zij moet goede, voedzaame, fpijzen, en in eene maatige hoeveelheid, gebruiken,maar niet eensklaps van de eene tot de andere, van eene fchraale, bij voorbeeld, tot eene zeer overvloedige levenswijze overgaan; de fpijze, waaraan men gewoon is, fchoon niet zo goed, fchaadt, gemeenlijk, minder, dan die, welke geheel vreemd is. Zij 00 De venusziekte is het, wélke men dikwijl* aantreft bij minnen, vooral bij de zulkcn.dic op eene onechte wijze zijn bezwangerd geworden, welk getal , voornaamelijk in volkrijke fteden , vrij groot is; de gevolgen daarvan op het ongelukkig wicht behoeve ik niemand aantetoonen. Zeer nadeelig zijn ook de fcheurbuik en andera ziektens, uit kwaadsappigheid ontftaande. C  C 34 3 Zij behoort zich vobrnaamelijk te wachten voor alles wat zeer fcherp, onrijp,zuur en onverteerbaar is, als zoute, zuure, vette en met ipecenjën aangezette fpijzen, - fterke dranken, — raauwe , onrijpe zuure vrugten; zij dient zich te maatigen van fpijzen endranKen, welken veel winden verwekken ; hier ' pnder worden gereekend, erwten, boonen, pool en dergehjken; zij behoort niets te gebruiken van alles, wat het zog eene onaangenaame reuk of fmaak kan mededeelen, gelijk uijen, knoflook en anderen van dat foort. Wet bier is voor haar een zeer goede dagehjklche drank, zo men maar zorge, dat het versch en niet te zwaar zij; melk en melkipijzen kan zij in eene maatige hoeveelheid gebruiken; maar, bijaldien daaruit het zuur mogte ontftaan, moet zij daarmede ophouden; voor het overige kan men, wanneer het kind eenige maanden oud is, langzaamerhand, de zoogfter een weinig vaster en zwaarer fpijzen te eeten geeven. De beweeging en arbeid, vooral in de vrije lucht, zijn voor de zoogende vrouw en haaren zuigeling zeer voordeelig, zij zorge alleenlijk, dat zij zich zelve aan geenete groote koude blootftelle,en haaren boezem voornaamelijk gedekt houde. (V) Na de geboorte behoort men met zuigen fchie- 00 Zij, die lust hebben eene meer uitgebreide Verhandeling over de minnen te leezen, kunnen daar over na zien : kosen va~n rosenstein , Hand. ktding tot de kennis en geneezing van de ziekten der kinderen, ïfte Deel, ifte tfoofdftuk.  (35 ) fchielijk eenen aanvang te maaken, en niet langer te wagten dan eenige uuren; na dat de kraamvrouw van de vermoeijing der verlosfing gerust, en eenig voedfel gebruikt heeft, is het tijd het kind aan de borst te leggen; zelfs fchoon 'er nog geen zog in de borsten mogt gevonden worden, is het zuigen hèV beste middel, om het daarna toe te voeren; ' ja ook het beste middel, om ontfteeking, ver' zweering der borsten, koorts en zogverplaatzingen voortekomen. Voor den zuigeling heeft het dit voordeel, dat de zwarte drek, welke hij uit de baarmoeder medebrengt, door het vroegtijdige zuigen, hoe eer hoe beter, worde opgelost en uitgeworpen, en wanneer het kind, na wel beproefd te hebben, niet in ftaat mogte zijn, ;op dat oogenblik eenig zog daar uit te trekken, is het zeer nuttig ter zelfder tijd, door een ander kind, door eenezuigfterof een' jongen hond, de borsten te laaten opnaaien. (V) Het is een algemeen en groot misbruik het fchreiè'nd kind altijd door zoogen te ftillen; een misbruik, dat voor het kind zeer fchadelijk is; hierdoor zal het te fterk gevoed worden, dewijl toch niet al het fchreiën C«) Wannneer na het einde van den tweeden dag het kind in het geheel nog geene ontlasting van afgang gehad heeft, moet men het een zetpil van Spaanfche zeep, van graauw papier met olij of dergelijken , of een eenvouwig klysteer van melken water, of van zoet huij laaten zetten. Een thee-lepeltjen vol Syroop van Rhabarber, of i lood manna , in een weinig water gefmolten, met wat melk ingegeeven, is ook zeer dienftig. C 2  É 36) è'B door honger veroorzaakt wordt; hier van daan alle toevallen van eene Hechte fpijsverteering, die bij zuigende kinderen zo gemeen zijn, als verftoppingen > buikloop, pijn in de ingewanden, het zuur, winden, braa% kingen, ftuipen,en zelfs de dood. Door eene 'kleine oplettenheid en ondervinding, zal eene moeder gemaklijk onderfcheiden, of het kind fchreit uit begeerte naar de borst dan om andere redenen; in het eerfte geval zal zij gemeenlijk ontdekken, dat het kind met greetigheid aan zijne vingeren of die van anderen zal zuigen; dat de mond veeltijds vervalcl is met water of flijm; dat het met verlangen naar de moeder uitziet, naar de borst grijpt en vrolijk daarop aanvalt, den tepel jn den mond neemt, en met de handen het zog tracht uit te drukken. voor het overige is het zeer goed het kind aan eenen bepaalden zoogtijd te gewennen, dat is, men geeve het de borst alle vier of vijf uuren * dit is genoeg; in deezen tijd is het ook, dat men de uitgezogene borst gemeenlijk weder genoegzaam gevuld vindt; best zal men doen het zo te fchikken, dat men twee of drie uuren na don maaltijd het kind laat zuigen, dewijl op dien tijd het zoghet meeste ter voeding gefchikt is, doch in het eerlte halfjaar is het beter, het kind eene reize meêr de borst te geeven , bij voorbeeld, alle 2 of 3 uuren > en dit langzaam te verminderen. ■ . Wanneer de moeder gefchrikt heeft, ontfteld of vergramd geworden is, moet zij zich wel:wacht*.n in den eerften tijd het kind te  C 37 ) te zoogen, maar het zog laaten uitmelken; het kind intusfchen met iets anders te vreeden ftellen, en het niet weder aan de borst leggen dan twee of drie uuren, nadat zij eenig voedfel gebruikt heeft. De barften en fplijtingen der tepels, veelal veroorzaakt door het drukken der borsten, zedert langen tijd door het draagen van keurslijven, veeltijds echter ook uic andere oorzaaken ontftaande, verwekken veel onge raak en verhinderen zeer het zuigen. 'Er is bijna geene ziekte, waar over veele vrouwen, die de last van raadgeeven vrijwillig op zich genomen hebben, zich meêr uitllooven, door ontelbaare geneesmiddelen daar voor optegeven dan deeze; geen geneesmiddel, echter is in ftaat dit ongemak te heelen, dewijl het geduurig zuigen het aangelegde middel weder doet wegfpoelen, en aan hetzelve geen tijd van eenige uitwerking overlaat. De kortfte en zekerfte weg daar tegen is eerst de eene tepel geheel te laaten geneezen, en vervolgens de andere: ten dien einde laat men Jiet kind aan de eene borst niet zuigen, maar beftrijke de tepel met een mengfel van gelijke deelen ilijm van Arabifche gom en flijm van queepitten, het zog intusïchen uithaalende door middel van een zuigpomp of glas, het welk dit voordeel heelt, dat het de melk trekt zonder de tepel aan te raaken; voor het overige laate men de geneezing aan de natuur over; de eene tepel geheeld zijnde herhaalt men dezelfde bewer king aan de andere; wanneer het gebrek van C 3 zog,  C 38) zog, fomtijds, niet toelaat aan eene borst flechts te laaten zuigen, dan kan men niet anders doen, dan de tepels met het voornoemde mengfel te beftrijken, en met geduld de geneezing te verwagten ; alleenlijk jmoet men na het zuigen van het kind, of van het glas, de tepel telkens afveegen, wijl de uitgeltorte melk aldaar droogende de barsten openhoudt, (f) Wanneer het kind nu eenige weeken alleen bij de moedermelk geleefd heeft en gezond is, moet men het langzaamerhand aan andere lpijzen beginnen te gewennen; dit kan zonder eenige fchade gelchieden en is integendeel zeer nuttig: hoe ligt kan immers eene zoogende vrouw door het een of ander toeval van haar zog beroofd worden? Men bevind zich dan in de noodzaaklijkheid, om het kind eene vreemde voedfter te geeven of hetzelve eensklaps het zog te onthouden' dat beide nadeelig is, daar bij zijn alle vrouwen niet in ftaat, om, zonder nadeel van haare gezondheid, het kind alleen door ZogJre, onderhouden- Voor deszelfs eerfte voedlel is mets met de natuur des kinds meer overeenkomftig, dan koemelk met wa. ter verlengd, ongekookt, maar flechts een weinig gewarmd, het kooken der melkneemt het fijnfte, beste, voedfel weg, en geeft aan dezelve de eigenfchap van gemaklijker tot zuur (ƒ) In het aanleggen van alle andere middelen moet men voorzichtig toezien; of'!het kind daar door inwendig ook eenig onheil kan worden toegebracht.  C 39 ) zuur over te gaan ; hier mede kan men eenige dagen aanhouden, en dan een weinig biscuit 'er bij doen, dezelve allengskens wat vermeerderende, en de melk van tijd tot tijd verkoelende, tot dat ze eindelijk geheel koud zij; voor de verandering kan men ook eens geeven, een weinig rijst of gort in water, wel gaar gekookt eri met melk vermengd ; van dit alles behoeft het niet dikwijls of niet veel te gebruiken, maar men moet het befchouwen als een bijvoegzel bij het zog, (gj Wanneer het kind geneigdheid tot kaauwen laat blijken, of dat de tanden op weg zijn, kan men hetzelve , behalven de pap, ook van tijd tot tijd een ftukjen goed gerezen en gaar gebakken tarwenbrood, droog, laaten eeten; dit geeft een goed voedfel en bevordert het uitkomen der tanden. Nu kan men langzaam overgaan, om het kind, fomtijds, eene geringe hoeveelheid groentens en andere fpijzen te laaten eeten; men moet het gewennen aan alle goede fpijzen, die in het huishouden voorkomen, maar'in den beginne moet men daarmede omzichtig zijn, (g) Zeef algemeen is bij de bakers de gewoonte van elke lepel pap, waarmede zij het kind zullen voeden, eerst in haar mond te brengen; deeze gewoonte is onnoodig en morsfig niet alleen, maar ook nadeelig; alle Icherpe, rottige doffen, die in den mond deezer vrouwen mogen huisvesten, gaan met de fpijs over in de tedere maag en ingewanden van het kind ; de gevolgen daarvan kan ieder gemaklijk begrijpen , die de aantioenlijkheid kent van eens kinds ingewanden. C 4  ( 4°) zijn, zich wachtende voor alles wat zuur, icherp, heet, verftoppend is, en winden verwekt, volgens den zelfden regel, dien wij in de levenswijze der zoogende vrouwen befchreven hebben. Vleesch is in deezen leeftijd, dat is in het eerfte jaar, fchadelijk, verhit te veel en kan met verteerd worden; dun vleeschnat met brood vermengd, fpaarzaam gegeeten, is goed; voor drank gebruike men water, alleen, of ni" melk, beter koud dan warm. (h) Under deeze behandeling nadert eindelijk de tijd, dat men het kind geheel van de borst kan afweeren of fpeenen: de juiste tijd hiervan te bepaalen is moeielijk; gemeenlijk kan men echter zeggen, dat het kind hier toe gefchikt zij, wanneer het, zijne meeste tanden gekreegen hebbende, in ftaat ÏS ander voedfel te kaauwen; deeze tijd valt gewoonlijk in tusfchen het eerfte jaar en het anderhalve. Een gezond kind, en dat daar en 00 Deeze zeilde levenswijze kan men een kind doen houden, dat zich in de noodzaaklijkheid bevind, om zonder zog te moeten worden opgevoed • voorcieeligst is het zodanige kinderen te dóen drinKen uit een pijpkan , die zo gemaakt is; dat het ondcrüe einde van de pijp bijna tot op den grond van de kan reike, het bovenfte einde dient overdekt te zijn met zeemleder, waarin een ftukien zuivere (pons, alles zo veel mogelijk naar eene vrouwelijke tepel gelijkende; zo dit werktuig van un gemaakt ïs, moet men nooit de melk daarin ang laaten liaan;dezelfde voorzichtigheid moet men hebben met alle vaatwerk van tin, koper, lood of ui ik bereid,  (41) en boven tot het eeten van andere fpijzen is voorbereid, langer te zoogen heeft .geene nuttigheid. Het fpeenen beftaat hierin, dat men, na alvoorens bet zoogen langzaam verminderd te hebben, het kind ten eenenmaale de borst onthoude, en-het zog laate opdroogen. Aan de zijde van het kind is 'er niets anders te doen,dan hetzelve eene genoegzaame hoeveelheid ander voedfel, waaraan het reeds gewend is, te geeven, en zich door niets te iaaten beweegen om hetzelve, eens van de borst genomen zijnde, 'er weder aan te leggen. De minde moeite is, dat het kind zijne moeder voor eenige dagen niet kome te zien, op dat dus zo lchielijk mogelijk, het herdenken daar aan worde weggenomen. Aan den kant der moeder moet 'er gezorgd worden, dat de toevloed van zog naar de borsten van daar naar een andere plaats geleid en uitgeworpen — en dat 'er geen nieuwe toevloed meêr geboren worde:" meesteu tijds kan men hiertoe alle uiterlijke opdroogende geneesmiddelen ontbeeren :'het fpreekt van zelfs, dat alle bijgeloovige middelen, als ftukjens lood, pennetjens met kwikzilver en dergelijke . zotternijen , niets afdoen; de vrouw behoeft alleenlijk eenige dagen van te vooren^et. kind niet zo dikwijls te doen zuigen, maar het zoogen te verminderen, en zo lang uitteftellen als de fpanning der borsten toelaat; vervolgens neemt zij, twee dagen voor dat zij het kind fpeent, eiken daeen zacht purgeer-middel uit rbabarber, C 5 , man-  C40 manna, wonderzout of dergelijken, zo dat zij daagelijks twee of drie ontlastingen hebbe; het kind van de borst zijnde, moet zij hier nog een paar dagen mede aanhouden, en den boezem met doeken eenigszins famendrukken, terwijl zij haare kleederen maatig fterk toerijgt en de drukking dagelijks vermeerdert; wanneer de borsten door het zog worden gefpannen, moeten zij door iemand worden uitgezogen , zo dikwijls, doch niet meêrmaalen, als het noodig is. Van het eerfte inneemen des purgeer-middels af, tot dat het zog geheel verdweenen is, moet de vrouw zich wachten van alle zwaare , fterkvoedende fpijzen, en niet meêr eeten of drinken als noodzaaklijk is. Zeldzaam gebeurd bet, dat onder deeze behandeling het zog niet wil wijken, en dit voorvallende moet men zijnen toevlugt neemen tot andere middelen, naar dat de omftandigheden zich bevinden. Het kind nu geheel de moedermelk misfende, moet zich tot de gewoone en eenigermaate meêr vaste fpijzen gewennen. De beste onder de voedfels zijn voor hem rijst in water gekookt, en met melk vermengd; gelijk ook haver — en garsten gort op dezelfde wijze bereid; alle welgerezen meelfpijzen zijn goed, zo zij niet te dikwijls gebruikt worden; het zelfde kan men zeggen van de aardappelen; alle kool en raapen moeten, in den b*giHhe, omzichtig gebruikt worden, van wegens de winden en opfpanningen, die daar uit voortkomen; erwten en boonen, zo ze niet zeer jong zijn, zijn voor een kind bezwaarlijk te  C 43. > te verteeren; fpinagie, endiivie, geele wortelen , fcorioneel en bietwortelen, gekookte of » geftoofde appelen en peeren, welbereid zijnde, geeven een goed voedfel. Van de vleeschfpijzen is voor kinderen best, het kalfs- en jong rundvleesch; al wat zeer vet, gerookt is, en in het zout gelegen heeft, — varkens , fcbapenvleesch ,alle wild en gevogelte is voor een kind van deezen ouderdom te zwaar. Het eeten van visch is voor een kind niet aanteprijzen; men heeft daarvan te veel nodig om 'er behoorlijk voedfel uittetrekken; hierdoor wordt, ligtelijk, de fpijsverteering overhoop geworpen en veele fcherpe rottende ftoffen in de maag en ingewanden verzameld; de flechtften onder de visfchen zijn weder de harde, vette, gerookte, gedroogde en gezouten. Het brood is voor het kind een voornaam voedfel; tarwenbrood en biscuit zijn het beste; men moet alleenlijk opletten dat het welgerezen en gaar gebakken zij , gelijk wij van de meelfpijzen in het gemeen hebben aangemerkt; men moet de kinderen nu ook reeds gewennen, eene geringe hoeveelheid roggenbrood te eeten. (7) Bo- CO Het gebruik van koek en banket in groote maate is voor kinderen fchadelijfc, door flijmzucht en verftoppingen der ingewanden met alle derzelver gevolgen te verwekken. In geringe maate gebruikt maakt bet de kinderen onvergenoegd, en doet hen op hunne eenvouwige, da-  <44) Boter en alle vet geeve men zeer fpaarzaam, — kaas in het geheel niet. De vrugten, als appelen, peeren, braam.' boozen, moerbeziën, pruimen, kersfen,perliken, abricoofen, kunnen van het kind zonder fchade worden gegeeten, men zorge alleenlijk dat ze maatig gebruikt worden en volkomen rijp zijn; de overige vrugten en de rijpe zelfs in te groote hoeveelheid gegeeten, verwekkken zeer pijnelijke en gevaarlijke krimpingen in de buik ; de aardbeziën, aalbesfen, kruisbesfen en druiven zijn goed, zo men zich kan wachten voor het eeten_ van derzelver zaad of pitten ; de vrugten zijn in het gemeen gezonder, wanneer ze in de tusfchentijden, dan wel bij den maaltijd gegeeten worden. Alle heete fcherpe vrugten, fpecerijën en de daaruit bereide confituuren en faufen, zijn voor jonge kinderen nadeelig; het zout gebruike men maatig; de zuiker fpaarzaam; in deszelfs plaats kan men met nut gebruik maaken van honig; veel zuur is voor kinderen bedenklijk,dewijl de natuurlijke zwakheid van dagelijkfche , fpijzen met veraehting nedcrzien. De verwen, waarmede deeze lekkernijen, fomtijds, befcliilderd zijn, kunnen flechte gevolgen nalaaten. Dit brengt mij tevens te binnen,de onvoorzichtigheid, die men dikwijls heeft van den kinderen befchitderd, houtwerk tot fpeelgoed in handen tc geeven, waarvan de verwen, veeltijds, wezenlijke vergiften zijn; de kinderen brengen alles in den mond , en kunnen daar de nadeeligfte toevallen van ondervinden.  (.45,0 van hunne ingewanden van zelfs veel aanleiding geeft, tot het omftaan van zuure ftoffen. Het is zeer goed het kind terftond na de fpeening aan eenen bepaalden tijd van eeten te gewennen. De honger is, wel is waar, de beste regelmaat tot eeten, maar de natuur laat zich ook in dit geval leiden enbepaalen, en hier door zal men veele onaangenaamheden voorkomen. Een kind verteert, door zijne grootere warmte en overvloed van vogten fchielijker dan een volwasfen mensch; wil men' dus deszelfs teedere maag niet overlaaden, zo moet het ook meêr maaltijden doen dan een volwasfene; best is het een kind van deezen ouderdom vier of vijfmaalen op gezette tijden te doen eeten; het kind ouder wordende, kan men dit weder verminderen, maar buiten deezen bepaalden tijd,moet men hetzelve, niets hoegenaamd te eeten geeven. De hoeveelheid van fpijzen kan niet gemaklijk bepaald worden; de dieren , zo jong als oud, eeten zo lang tot dat zij verzadigd zjjn, dit kunnen zij gerust doen, om dat hunne fpijze eenvouwig, alleen voedend en niet aangezet is met lekkernijen, welken hun de maatigheid doen te buiten gaan; wanneer men deezen zelfden regel houdt bij de kindéren, en hun alleenlijk eenvouwige fpijzen voorzet , kan men hen gerust laaten eeten, zonder te vreezen dat zij zich zullen overlaaden. (A) De- (fc) Dit heeft alleenlijk plaats bij gezonde kinderen ; zij, die door wormen of fommige andere ziek-  C 46) Dezelfde regel heeft plaats bij de dranken; een kind zal niet te veel drinken,wanneer z;jn drank eenvouwig en niet te lekker is ; of zo het door te veel prikkelende fpijzen zijn maag niet te zeer heeft opgevuld. De beste drank is rivier , bron- of regenwater, koud, op zich zelfs of met melk vermengd; zo men geen zuiver water kan krijgen, moet men het kooken en koud laaten vï'orden; de nuttigheid van het koude water W met genoeg te roemen: gelijk hetzelve ij mvendig gebruikt het geheele ligchaam verfl:erkt, zo geeft het inwendig krachten aan tJle ingewanden, bevordert de fpijsverteering den omloop des bloeds en de uitwaasienpng. Het bier maakt ook een goeden drank uit, tam dat het versch, zacht en zeer dun zij. Karnemelk is voor een dagelijkfchen drank fe voedend; de hui is een voortreffelijke drank. Koffij en thee behoort een kind niet te {gebruiken, hij is ongelukkig, die in zijne ■vroege jeugd door zijne ouderen verflaafd •wordt aan zaaken, welken, gelijk alle warme waterige dranken, nadeelig zijn; chocolade is niet eenvouwig genoeg, te fterk voedend , en al te lekker om te kunnen worden l:oege!aaten. Wijn kan voor kinderen van deezen ouderdom niet dan nadeelig zijn; alle fterke dranken en geestrijke vogten zijn voor hen wezenlijke vergiften. Het ziekten gekweld worden, eeten zelfs van de een^ouwigfie fpijzen, bijna zonder ophouden  C 47 ^ Het gewigt der zaake en de menigvuldige dwaahngen, die hierin dagelijks begaan worden, hebben dit Hoofdftuk eenigszins doen uitbreiden; dit zal echter niets hinderen daar men billijk verwagt , dat welmeenende moeders geduld zullen hebben, om een voor haar, zelve, en haar kroost, zo belangrijk ftuk, met aandacht te leezen, te overweegen, en daadelijk werkftellig te maaken ZESDE HOOFDSTUK. VAN DEN SLAAP. vJnder de groote weldaaden aan den mensch bewezen kan met alle recht geteld worden, de heffehjke, verkwikkende flaap: deszelfs noodzaakhjkheid is algemeen bekend; te lang waaken yerfpilt ten uiterfte de ziels- eS lichaamskrachten, en brengt ten laatflen den mensch tot zinneloosheid en razernij; niet gemakhjker echter kan men ze zo lang we. uerftand bieden , zodanig zelfs, dat men voorbeelden gezien heeft van foldaaten, die door lange flaapeloosheid geheelenal afgemat, onder het donderen van het gefchut, In een hagelbui van kogels,tegen wil endank, door den llaap zijn overwonnen. ^^^flaap- herfteI,d de k^hten,welken door de geduurige werkzaamheid van geest en 1 gchaam zijn yerfpild geworden; lij dus, die de meeste krachten verliezen, hebben de wa'aTrn h,erftdlintg dit is de "ede" waarom de werkman, na het einde van zijn ver-  C 4S ) vermoeiëhden arbeid, op eene harde legerplaats; eene zeer goede, gemaklijke rust, geniet, daar de ledige wellustige, op het zachte dons zich ïomkeerende, dikwijls, te vergeefsch den flaap verwagt. Hoe fterker de omloop der vogten is, dies te meêr krachten worden 'er verloren, en dit is de reden waarom de verfchillende leeftijd of ouderdom van den mensch, zo veel oridericheid maakt in de hoeveelheid van den flaap. Kinderen hebben den meesten flaap noodig; zij arbeiden wel niet voor het uiterlijke, maar de natuur arbeidt inwendig des te fterker, om hunnen groei te bevorderen, terwijl de omloop des bloeds bij hen een derde fneller gaat, dan bij eenen volwas lenen. De gefchikfte tijd van flaapen, bij gezonde, jonggeboren, kinderen behoeft men niet te _ bepaalen; zij wordt ons door hunne geneigdheid tot den flaap van zelfs aangewezen; men moet zich maar wel wachten van het kind in zijne rust te ftooren, of het door eenige middelen tot den flaap te dwin • gen. Best zou het hierom zijn, het kind in het geheel niette wiegen, maar de ondervinding heeft geleerd, dat dit met onaangenaamheden en veel moeite fomtijds vergezeld gaat; ouders, nogthans, die geduldig genoeg meenen te zijn, kunnen het beproeven. Zeer zeker is het, dat lang en fterk wiegen, voor het kinderlijk geftel zeer nadeelig is, wijl het alleen den flaap verwekt, doorheverwarren en vqrdooven der zinnen: ver- fcheit  C 49 3 fcheidene toevallen, als braakingen van gal en van het zog, het welk door de fchudding der wieg in de maag zuur wordt; ftuipen* .duizelingen, beroerte, ftompheid van geestvermogens en wezenlijke domheid kunnen er uit ontftaan; men moet dus niet meêr wiegen dan volflrekt noodzaaklijk is, en wanneer het kind, na eenen kleinen tijd zachtjens gewiegd te zijn, niet flaapt,moet men het liever uit de wieg neemen en een weinig wagten. Om de fchielijkheid der beweeging, en het telkens ftooten van de houten der wieg tegen den grond, waar door de flaap vertraagd wordt, voortekomen, zoude men gebruik kunnen maaken van een wieg, even als een fcheepshangmat, hangende aan vier koorden of touwen, zo hoog van den grond als men verkiest, boven met twee ringen aaneenenlangen, gladden ftok, aan de zolder van het flaapvertrek vastgemaakt. («) Deeze wieg heeft nog dit voordeel, dat de beweeging eenpaanger is, dat ze niet om kan Horten, gelijk anders door onvoorzichtigheid wel eens gebeurd, en dat 'er minder oppasfen bij noodig is, dewijl één floot genoeg is om ze eenen geruimen tijd achtereen te doen flingeren: het eenigfle dat in dit werktuig lastig kan (a) Zoo men deeze wieg altijd op eene plaats wil laaten hangen, is het genoeg twee haaken of krammen in de zolder te hechten, waaraan de touwen worden vastgemaakt; maar door middel -van de flok kan men dezelve van de eene z'jde van de kamer naar de andere fchuiven. D  C50) kan zijn, is, dat men het niet gemaklijk alle ©ogenblikken in een ander vertrek kan brengen; doch als men het kind altijd in dezelfde kamer laat flaapen, is ook deeze zvvaarigheid weggenomen; te bed liggende kan de moeder het kind de borst geeven, door met een koord de wieg naar zich toetetrekken, aan de bedfteede vast te maaken, en het kind 'er uitteneemen; het kind 'er weder ingegelegd, en de wieg losgelaaten zijnde, begint ze van zelfs weder te flingeren. Het bedde en de hoofdkusfens in de wieg moeten niet gevuld zijn met veeren: door het diep inzakken liggen de kinderen krom, en de zachte beenderen loopen veel gevaar van fcheef te groeien: een diergelijk bedde geeft ook door deszelfs broeiende warmte veel aanleiding tot Engellche ziekte; maar men moet het kind doen flaapen op een matras en peuluw of kusfens, gevuld met paardenhair, ftroo, hooi, vaaren of dergelijke gedroogde kruiden. De voornaamfte vereischten van een goed kinderbedde zijp, dat het niet te zacht en volkomen droog zij, om de uitgewaasfemde vogten te kunnen intrekken, en hierom behoort men het bed dikwijls te lu<*tigen of te vernieuwen; de kusfens moeten niet laager, nog hooger zijn dan dat het kind met het hoofd eenigszins verheven ligge boven het ligchaam. Men moet in dè eerfte jeugd voornaamelijk, het kind op een der zijden doen liggen, op dat de vogten, die, fomtijds, uit de maag in den mond komen, kunnen uitloopen; doch men moet het niet altijd op dezelfde zijde laaten rusten,om her fcheef  C 5i ) Icheef groeien voortekomen: de groote menigte en de drukking van deekens en kleederen is , door deszelfs broeijing en het verhin- bg'e(£)Van °mI°0P dCr vogten' nadee" Men moet nooit warme flesfchen of kannetjens aan de voeten leggen en het bedde niet verwarmen, dan alleen in de eerfte dagen na de geboorte, en dan van tijd tot tiid langzaam verkoelen. Een kind bij zich in het bed te doen flaapen, is een gebruik, dat van wegens deszelfs gevaar de grootfte afkeuring verdient Men teld in Zweeam jaarlijks 650 kinderen, die hierdoor om het leven komen, behalven de gevallen die verborgen gehouden worden; op de doodlijsten deAtad\ Londen, vindt men aangetekend, in 9 jaaren 624. kinderen allen dood gelegen; het gevaar hiervan is hetzelfde overal, waar deeze Hechte gewoonten plaats heeft. Men heeft deeze ongelukken trachten voortekomen, door een zeer eenvouwig werktuig uitteymden, beftaande uit drie langwerpige fmalle plankjes, een boven en twee aan de zijden, aan het eene einde met een breed halfrond dwars bordjen, en aan het andere ~e£e|? 1],-eren 3bo°gien vastgehegt: het kind te bedde liggende, wordt metditkistjen over- ^fl'^en moeder het k»id door de tusfchenwijdtens van de plankjens de borst geeven, zonder het kind opteneemen; door dit werktuig, zo het van binnen zacht ge- voerd (*) Zie hier over het 3de Hoofdfiuk D a  C50 voerd en gevuld is, wordt, zekerlijk, hetkind voor de drukking en voor ftooten beveiligd, maar het is echter altijd blootgefteld aan de warmte van het bed en de uitwaasiemine van zijne moeder, cj Niet minder nadeelig, fchoon 'er weinig op gelet worde, is het flaapen van kinderen, pnverlchilhg van welken ouderdom, in een bed bij oude of' zieke lieden. Meermaalen nebben wij reeds gezegd, dat de uitwaasfemmg door de zweetgaten van de huid bij een gezond mensch nooit ophoudt,-bij kinderen, en vooral in den flaap, is dezelve zeer overvloedig; doch dit is het niet al: 'er zijn in de huid, behalven de uitwaafemende oolc opHorpende vaatjens,welken de vogten, die m de lucht zweeven, inzuigen. Alles wat bij oude of zieke lieden wordt uitgewaafemd is eene fchadelijke ftoffe; het uitgewaasfemd vogt bij kinderen, daarentegen, bevat nog veele nuttige voedende deeltjens in zich, gelijk men door het onderfcheid van den reuk wel kan gewaar worden. . Hieruit blijkt ligtelijk wat voordeel 'er in lteeke, voor een oud of zwak mensch om zijne bedorvene ftofTen, tegen de voedende uitwaasfeming van een gezond kind, ot jpng mensch, te verruilen; maar men bemerkt niet minder het nog grooter nadeel ■ dat er voor het kind uit moet geboren wor- (ODie eene naauwkeurige befchrijving en afbeelding van dit kistjen begeert, kan het vinden in het voortreffelijk werk, genaamd : Geneeskundige Staats"ge'ing, dm j. P. frank, ade Deel. Pag. 16».  (53) worden. Dit alles is geen enkele ongegronde redeneering, maar wordt door de ondervinding _ bevestigd 5 hier van daan is het, dat, fomtijds,kinderen, anders gezond van aart, verzwakt worden en uitteeren, zonder dat men weet waarom; hierdoor komen fommige oude of zieke lieden 'er geheel boven op: dit was reeds bekend voor veele eeu wen; men herinnere zich flechts het geval van Koning david; (d~) dit is de rede, waarom men bij een huwlijk tusfchen een oud en jong, een ziekelijk en gezond perzoon, veeltijds ziet, dat de oude zieke echtgenoot weder begint te bloeien, terwijl de jonge gezonde van dag tot dag vervalt. Meêr zal 'er derhalven niet noodig zijn, om het alleen flaapen van een kind in de wieg, als allervoordeeligst aanteprijzen. De gefchiktfte tijd tot den flaap is de nacht, om dat het dan koel, ftil en donker is; maar dewijl het kind bij dag ook moet flaapen , dient men zorge te draagen, dat de lucht in het vertrek niet te heet "zij, om het kind door zweeten niet aftematten ; alle geraas, het welk de rust van het kind zou kunnen ftooren, moet van de flaapkamer geweerd worden. Het kind behoort teliggenin het donker, of in de fchemering; hier toe is zeer gefchikt een kleed over de wieg geflagen , het welk te gelijk kan dienen om alle tocht aftekeeren. Des zomers, en wanneer men de flaapkamer door luiken of gordijnen kan verduisteren, («0 Ilie Boek der Koningen, ifte Hoofdftuk. . D 3  (54) ren, n het beter de wieg niet te dekken, of alleenlijk een kleed van gaas of netwerk er over te hangen , om de vliegen van het kmd te houden. (O De flaapkamer behoort gezuiverd te zijn van alle vreemde dampen en flerkriekende kruiden of bloemen; onder de fchadelijkfte dingen van dit foort worden geteld de leliën, welkers reuk eene verdoovende kracht bezit, en daar door het kind te lang doet flaapen. Ik zal dit hoofdftuk eindigen met te waarfchuwen, tegen eene gewoonte zo gemeen als verderf lijk, ik bedoele het geeven van eemgerhande flaapmiddelen: deeze moet men belchouwen als een zwaard en vuur in de hand van een raazend mensch; zij behooren nooit dan door kundige lieden, en met de uiterste omzichtigheid te worden voorgefchreven; zeer dikwijls gebeurt nogthans het tegendeel, zelfs buiten weeten der ouderen, en zonder dat men de gevol«en daarvan aan die oorzaak toefchrijft; door deeze middelen, zelfs in geringe gift gegeeven , wordt het teder zenuwgeftel der kinderen zeer in wanorde gebragt, de omloop des O) Men zette nooit het kaarslicht aan de zijde van het kind, het zij dat het in de wieg ligge of dat het zitte; de kinderen trekken altijd de oVen naar het licht, en lec-ren daardoor fcheel zien - ook zette men het niet te digt bij de oogen , om dat daardoor het gezicht verzwakt wordt. Van de eerfte jeugd af is het goed het kind ta gewennen bij nacht in duister te liggen, om alle vreesachtigheid, die naderhand nadeelig zijn kan, voortekomen. * 1 '  C 55 ) des bloeds fterk aangezet en de buiksontlasting geftopt: hierop volgen, veelal, verfchriklijke ftuipen, beroerte en de dood; komen zij 'er gemaklijk af, dan ziet men veeltijds de uitwerking daarvan in laater tijd, wanneer de kinderen dikwijls zenuw-ziektens behouden, of zelfs in hunne ziels - vermogens worden aangetast en dom blijven. Het is dus voor alle ouders van de groot fte aangelegenheid nimmer, om welke redenen ook, hunne kinderen deeze middelen toe te dienen, niet alleen, maar ook acht te geeven, op alle vrouwen, die over de kinderen eenige beftuuring hebben. ZEVENDE HOOFDSTUK. . OVER DE LIGCH A AMS-HOUDIN G EN BEWEEGING DER KINDEREN. V » oor alle dierlijke wezens is de ligchaamlijke beweeging van het grootfte aanbelang, ter bewaaring van hunne gezondheid, en ter bevordering van hunnen wasdom. De zucht tot beweeging, in de jeugd voornaamlijk, is allen dieren onweêrftaanbaar ingeprent, door een zeker vermaak, dat zij daarin fchijnen te vinden; hierom ziet men hen allen van dekleinften tot de grootften,zo wel de vrolijkften als de bedaardften in hunne jongheid door de aartigfte fprongen en verwonderlijkftenkuuren,hunne teêre leden ontD 4 wik-  (f>6) wikkelen; zie hier wederom een voorbeeld voor den mensch. Het menfchelijk ligchaam komt met dat der viervoetige dieren overeen, in zo verre, dat in beider vogten eene geduurige, regelmaatige,beweeging moet plaats hebben; hier in beftaat het leven; alle wanorde in deeze werking gefchied ten koste van de gezondheid. De ligchaamen van beiden zijn voorzien van een aantal ipieren of werktuigen der beweeging, welke behoorlijk in werking gebragt zijnde, den omloop des bloeds gemaklijk maaken, de fpijsverteering helpen, en de uitwaasfemmg en andere natuurlijke ontlastingen zeer bevorderen. Zij verfchillen met eikanderen hierin, dat de jongen der viervoetige dieren, zeer fchielijk na de geboorte hunne voeten kunnen gebruiken, en zich aan het loopen kunnen begeeven;daar het kind, uit hoofde van zijne minder fterke gefteldheid, of liever om redenen uit het maakfel zijns ligchaams voortvloeiende, eenigen wasdom en kracht noodig heeft, om zich overeind te kunnen houden, ia) De- (a) De rede waarom de kinderen terflond na de geboorte niet kunnen gaan, is gelegen in het maakfel van hun ligchaam, 0m dat het middenpunt van zwaarte zijns ligchaams hooger geplaatst is dan dat van beweeging, welke twee punten, om volkomen vast te ftaan, moeten in één loopen, gelijk zulks in volwasfen menfchen gevonden wordt; dat isin den volwasfen mensch wordt het punt van beweegmg gevonden in het gewricht van de heup, M  C57) Dewijl het kind dus niet kan loopen/i» het dan genoeg om het zo lang in rust te houden, tot dat het dit geleerd heeftV Niets minder dan dit. Men kan op verfchillende andere wijzen het kind eene genoegzaame beweeging verfchaffen: onder deeze is het draagen op den arm zeer nuttig, maar moet tevens met voorzichtigheid in het werk gefield worden, zal het niet aan gevaar onderhavig zijn. Nimmer behoort een kind toevertrouwd te worden, dan aan lieden,die bedaard zijn, en eene genoegzaame onderrichting hebben van de manier hoe hetzelve te behandelen. Inzonderheid is fchadelijk de vrij algemeene gewoonte van kleine door grooter kinderen te doen draagen: hoe ligt kan zo' iemand met het kind ' vallen, of door losheid op eenige andere wijze aan hetzelve ongemak toebrengen? Het draagen behoort nooit lang achtereen te gefchieden, om de nog weeke beenderen des kinds niet te buigen. De op dezelfde plaats is te gelijk het middenpunt van zwaarte. Bij de kfnderen is ook het punt der beweeging daar ter plaatfe, maar geenszins het punt van zwaarte, dewijl het bovenlijf van een kind, van wegens de meerdere grootheid zijns hoofds en andere bovendeden, veel zwaarder weegt, dan de deden die onde;- de heup gevonden worden: alle kinderen hebben dus om te gaan eene zekere kracht noodig, waardoor zij het bovenlijf, dat door zijn zwaarte altijd vooruit wil, achter over te drukken; hierom vallen kinderen zo dikwijls en wel voor over, terwijl een volwasfen mensch, wiens onderfte ledemaaten volkomen zijn uitgegroeid, geheel in evenwigt wandelt. ® 5  (58 ) De draagfter moet het kind niet altijd op een en denzelfden arm houden, veele menfchen zijn hierdoor krom geworden. (F) Ook leert het kind, op denzelfden arm altijd gedraagen, met zijne eene hand alles aangrijpen, terwijl het de andere, gewoonlijk, om den hals der draagfter Haat; en de ouders doen hunne Kinderen een wezenlijk nadeel, zo zij hen 'niet leeren beide handen even goed te gebruiken. Om de kromming der beenderen voortekomen, moet zij het kind altijd, zo min mogelijk, tegen de borst, buik of beenen druk ken; de hand worde altoos los om den rug van het kind gellagen; wanneer men deeze voorzorg verzuimt, is een ongelukkige fprong des kinds, dikwijls, genoeg, om hetzelve de heup te omwrigten, en voor altijd te doen kreupel gaan. Dit alles wel in acht genomen wordende, zo is deeze manier van beweeging, om zijne zachtheid en regelmaatigheid nuttig en aangenaam voor het kind, te meêr daar de draagfter met hetzelve kan fpreeken, en het daar door vervrolijken. Het rijden in handwagentjens, op fommige plaat- (h) Hierom dient men ook wel in acht te neemen , bij het zuigen, het kind niet altijd op eene zijde te leggen; zo de moeder, gelijk fomtijds gebeurt, maar eéne, bij voorbeeld de regter borst alleen ten gebruike heeft, zal het best zijn het kind dan eens op haaren fchoot,op de linker-, dan onder haaien regtcrarm, op de regter zijde tc leggen.  C 59 ) plaatfen van ons Vaderland veel in gebruik, verdient als eene der beste beweegingen te worden aangeprezen: dit behoort te gefchieden op eenen niet al te höbbeligen weg, en in de open lucht, het kind tegen de zonnefchijn, met een hoed gedekt zijnde. Veele zwaarigheden heeft het bij fommige lieden in,hoe de kinderen te leeren loopen,— langen tijd wordt hiertoe gemeenlijk vereischt; en nogthans is 'er niets eenvouwiger, zo de natuur llegts gevolgd worde. Een gezond kind is weinige maanden na de geboorte reeds fterk genoeg, om, eenigzins onderfteund wordende , volkomen te ftaan; dit zal het ook geenszins hinderen, bijaldien het maar niet te lang achteréén gefchiede: men moet dus ook niet wagten, gelijk gewoonlijk gefchied, tot het eerfte, of anderhalf jaar, en dan het kind eensklaps doen loopen, maar het al vroeger langzaamerhand leeren ftaan, tot dat het eindelijk met geringe hulp zijne voeten zal verplaatfen en beginnen te gaan: men houde als dan het kind bij de handen of onder de armen, om het eenige vastigheid te geeven : hier mede zal men zo lang .aanhoüden, tot dat het kind geleerd heeft van zelf de voeten te verzetten , en met deeze onderfteuning te loopen; dan kan men, bij afwisfeling, het kind eens plaatfen nevens eenige ftoelen, vertoonende de moeder hetzelve te gelijk op eenen zekeren. af(tand,de borst of iets anders daar het veel van houdt; wanneer het kind fchielijk zal gewennen langs de ftoelen, daarna langs de wanden van het vertrek te wandelen, en ein-  C 60 ) eindelijk op eigene krachten vertrouwende, en alle fteunfels verlaatende, alleen de reize zal aanneemen. Men moet ook fomtijds het kind eens op eenen zachten grond neerleggen, en op handen en voeten doen voortgaan, om het dus te keren van zelfs opteftaan en voorte wandelen. \C) .,*a1;' zal men zeggen, heeft het kind dus alléén loopende geen gevaar van te vallen en zich elendig te bezecren ? Het eerfte kun waar zijn; een kind, dus gaande, zal nusfchien dikwijls vallen maar voor het gevaar van be2eeren, behoeft men weinig vrees te hebben; 'er zijn s geloove ik geene voorbeelden, dat een kind op een effen houten vloer wandelende, zich door enkel vallen eenig letfel of zelfs eenige pijn van belang hebbe toegebragt. Het gefchreeuw der kinderen bij een val of ftoot, is meêr het uitwerkfel van i'chrik dan vanpiin,enontrtaat veelal,daardoor dat de omftanders zich verfchrikt aanftellen ; beter is het bij zulk eene gelegenheid, het kind gerust en lagchend aantefpreeken en optehe pen, dan hetzelve met veel misbaar te beklaagen; dit doende zal een kind, dat altijd gewoon is het voorbeeld van anderen te vol CO Het rollen en kruipen over den _grond en dergelijke oefeningen, maaken.in vervolg van tijd eene uitmuntende beweeging, die men in de kinde' ren met moet tegengaan, noch hen door het aantrekken van fraaije kleederen daar in verhinderen.  (6i ) volgen, het vallen voor geen kwaad rekenen. Behalven dit is 'er veeltijds gelegenheid, om deeze vrees uit den weg te ruimen,door, in den beginne, een tapijt,een onbevloerden — een met grasbevvasfen grond, of andere zachte plaatfen, tot het loopen te gebruiken, (dj Ten overvloede kan men het hoofd der kinderen befchermen door middel van de gewoone valhoeden, die echter niet te naauw behooren te zijn, en wanneer het kind niet loopt, afgenomen moeten worden, om het tedere hoofd door drukking of broejing niet te benadeelen. Men ziet uit dit alles, en de ondervinding leert het ieder, die er de proef van wil neemen, nader bevestigen, dat men door deeze zeer eenvouwige manier van handelen, zo veel en zelfs meêr uitvoert, dan alle tot nog toe in trein gebragte hoogst nadeelige loop - werktuigen hebben kunnen te wcge brengen. De leibanden en loopwagens van allerlei foort hebben dit met elkander gemeen, vooreerst: dat het kind op dezelve fteunende, om ftaan en loopen niet eens denkt; ten anderen : dat de zwaarte van het geheele ligchaam alleenlijk rust op de borst des kinds, waar. 00 Het fpreekt van zells, dat men geen kind laat wandelen op hoogtens, of op andere plaatfen, waar eenig gevaar te vreezen is, en dat men, zo vee! mogelijk, alles uit den weg mime, waarmede het zich zoude kunnen kwetlen.  waar door het nog tedere borstbeen, en de buigzaame ribben,binnenwaardsgedrukt worden, waarvan de elendige gevolgen, als mismaaktheid, benaauwde borst, longteering en veele andere dergelijke rampen , de ongelukkige lijders, al te dikwerf, het leven verbittert — of door eenen ontijdigen dood ge emdigd hebben. De loopwagens doen, behalven het drukken der borst, nog deeze fchade, dar rren dikwijls het kind. om het uit de handen kwijt te zijn, aan dezelve vast kluistert ot ophangt, waardoor het, aan zich zelt overgelaaten, genoodzaakt is, fomtijds, een geruimen tijd achtereen te ftaan oftehan gen; hierdoor loopen de heenderen gevaar van krom te worden, terwijl de daaruit ontftaande vermoei jing, verdriet en toom, ongetwijfeld het kind nadeelig moeten zijn. Wenschlijk is het dus, dat men, ook in dit gedeelte der opvoeding, eindelijk eens ophoude de hulp der kunst in te roepen, en het welzijn der nakomelingfchap te willen te bewerken, door middelen, die, naar het oordcel van alle verftandige, en volgens rijpe ondervinding, hetzelve volkomen in den weg ftaan. Het zitten is eene ligchaamshouding, waarvan men, ook in de kindsheid, veel gebruik maakt; de gewoone zitplaats 'van kinderen, in het eerfte jaar of daaromtrend, is de fchoot van de moeder, en beter kan men hun ook niet bezorgen, maar in vervolg van tijd dient men het kind van eene andere zitplaats tc voorzien. De gedaantens van ajle de bijzon, dere foorten van kindcrftoelen, maaken voor het  (63 ) het kind geen belangrijk verichil; het voor. naam'ie daar men op heeft te letten, is, dat het zitbankjen niet al ie zacht gevoerd zijdat het kind op geenerlei wijze tegen de borst of buik gedrukt worde; dat het voetbankjen zo laag geplaatst zij, dat de beenen van het kind in eene fchuiniche richting van het lijf kunnen afdaalen; derhalven behoort het beweegbaar te zijn, om, naar maate van den vermeerderden groei des kinds, benedenwaarts gefchoven te kunnen worden. Van een vuurltoof onder de voeten moet men in het o-cheel niet,immers zo weinig mogelijk,gebruik maaken; deeze verwarmen alleenlijk de onderfte lcdemaaten, trekken de vogten daar te veel naar toe, en fchaden altijd door den damp. (^Tkkcn als wel de inwendige purgeer-middelen. ° Tot klysteeren, welke alleen moeten dienen , om de ontlasting te bevorderen kan mep bii zeer jonge kinderen gebruiken, zoe wei, water, ot wateren melk, alles met een weinig honig vermengd ; hierin kan men ook lmelten een ftukjen fpaanfche zeep en bi] kinderen van een of twee jaaren zal het goed zijn een klein eierlepeltjen zout 'er bii te doen. J De hoeveelheid vogt van een klysteer voor een jonggeboren kind is omtrend 4 lood of een of den ander; doch wanneer men van tijd tot tijd het zelfde middel gebruikt, zal men, met weinig beginnende, lchielijk zien hoeveel men noodig heefthet gewigt der geneesmiddelen, waarvan hier ^efproken wordt, is dat, het welk men in de Apo theek gebruikt, dat is van 24 looden in een pond "  c 79 y een groot theekopjes vol; tot een voorbeeld dient: neem zoet wei of water 4 lood fpaanfche zeep en honig van elk een half lood, mengt het; deeze%n alle a„dere fivfteeren. moeten een weineg warmer dln laauw ingefpoten worden;zo dé fnük groot is, draage men zorg het vogt altoos te drukken aan dat einde vin de fS, daar het ptjpjetl mgeftoken wordt, 0p dKr S ovïgaêmede ,n dC darmen van het fïï Met deeze middelen aan te wenden en tp. vens de oorzaak der hardlijvigheid op e fpoorcn en wegteneemen za men nnP£ beste wijze. zijn oogmerk bereiken ; Zvdt moet men ztch wapenen met gcduTd dewhï dit ongemak dikwijls weder knrnr S o$2 ",et de" 'ijd S M 'JU"* » SS vLVn dat het fondament van het kind Ibmtfirk tegen natuurlijk gefloten of te famen geZdd hiêrhedienJ °f ^ in e?L nnM, ?- dHS °P te le"en en zo dl ec^te ontlasting lang achter ; wege bliift zoeken h£t d°0r des kundiSen dSS onS TWEE-  ( 8o ) TWEEDE AFPEELING» Over het zuur. Door dit ongemak worden het meest aangedaan die menfehen, welken flap van ingewanden zijn, en welkers gal geene genoegzaame fcherpte heeft, voornaamehjk zo zi] nog daar eh boven fp'jzen gebruiken, welken veel geneigdheid hebben om zuur te worden. . , Om deeze drie redenen- is het zuur eene ziekte den kinderen bijzonder eigen, Een kind hier mede geplaagd, heeft gewoonlijk alle tekenen van buikpijn; bet is onrusig, fchreeuwt fomtijds fchielij; en hard, trekt de becnen op naar den buik, wil zuigen, doch wordt door pijn veeltijds daar in belet- deeze tekenen duiden aan, dat het kind pijn in den buik heeft, welke den meeften tiid, doch niet altoos, uit zuur ontftaat; meêr beflisfende teekenen van het zuur zijn een witte kaasachtige , fomtijds een groene, zuur-riekende afgang, — braaking van zuure ftoffen, een zuure reuk in den mond, voornaamelijk als het kind winden opgeeft; fomtijds heeft men buikloop, fomtijds, in tegendeel, hardlijvigheid,; wanneer de zekte zich eenigszins verheft, is zij dikwerf oorzaak van ftuipen met derzelver gevolgen (W); het zuur is, derhalven, gevaarlijk, en men moet alles aanwenden, om het tegen te gaan; dit gefchied niet door pijnftillende of flaap (rf) Zie fciciover de voorige afdeeling,  C 8r ) verwc!. kende middelen, waar' doof eem>ê kwalijk beraadene minnen of bakers (v-in eene moeder kan men dit immers niet verivagren) dc kinderen bederven, zelfs onder het oog van een Geneesheer, die met al. Ie kunde en ernftige welmeenendheid no* met in ftaat is deeze affchuwelijke -gewoonte te verbannen. De flaapmiddelen neemen wel de pijn weg, om dat zij het gevoel verdooven, maar het zuur woedt daarom niet minder te meêr daar door deeze middelen de zo noodige buiksontlasting geftopt wordt; ook kan men het zuur niet verdrijven door middel van olij; deeze doet wel veeltijds de pijn lchielijk bedaaren, door de wanden van de maag te bekleeden, en voor het bijtend zimr eenigszins te beveiligen, maar men wint 'er niets mede , en de kwaal wordt 'er altoos doof verergerd, naar maate de ingewanden door de olij meêr verzwakt worden. Het eenigst middel, dat men met vrugt in het werk kan ftellen, is de zuure ftoffen uit te drijven, en den aanwas van nieuwe voor te komen. Het eerfte wordt bewerkt door braak- en purgeermiddelen, {e) Tot een braak- (0 Het vooroordeel tegen de braakmiddelen, vooral bij kinderen te overwinnen, lijdt veel zwaa-rigbeid, en echter is het zeker, dat het braaken bij jonge kinderen veel minder gevaar en ongemak onderhevig is dan bij volwaslènen, dewijl zij een overvloed van vogten hebben, hunne veze en flap zijn, en weinig tegenftand bieden; iemand die ooit «en kind, het zij uit de natuur, het zij door het  (8a) braakmiddel laat men in de apotheek gereed maaken, een grein braakwijnfteen (tartarw cmeticus) vermengd met- 30 greinen witte fuiker, gelijkelijk verdeeld in 6 poeders, van devvelkenmen één in een weinig water gefmotten, het kind ingeeft: zo het daar niet van overgeeft., geeve men het volgende kwartier-uurs nog een poeder, en zo vervolgens elk kwartier tot zo lang het kind begint misfelijk te worden, als dan laat men het wat warm water en melk drinken, of geeve liet de borst, waar na het zeer gemaklijk z,\l braaken; krijgt het kind te gelijk of kort daar op ontlasting van afgang, is zulks genoeg, anders geeve men hetzelve, twee uur daarna een zacht buikzuiverend middel, dat tevens het zuur een weinig tempert, beftaande uit 6 grein Rhabarber, 16 grein magnefia, eenvitrde loods honing, en zo veel water als genoeg is, om het behoorlijk tot een klein drankjen te verdunnen; hier van geeve men het kind, de helft; zo het genoegzaame ontlasting daar van krijgt, is het wel, anders geeft men na verloop van 4 uuren, de ande re helft. (/') liet zuur uitgeworpen zijnde, moet ingeeven van daar toe gefebikte middelen, heeft zien braaken, zal ligtelijk daarvan overtuigd zijn. Cf) Zo het kind dit middel, en alle andere, welken niet fmaakelijk zijn, weigert in te neemen, legge men het achter over op de fchoot, met her hoofd een weinig laag en giete met een fmalle ie. pel het kind het zelve in den mond, waar door het genoodzaakt zal worden te flikken.  C 23 ) moet 'er aan de tweede aanwijzig, van,naamelijk den verderen aangroei daar 'van tegen te gaan, voldaan worden: dit gefchiedt wanneer men de ingewanden des kinds verlterkt, het van tijd tot tijd aankomend zuur tempert, het geftremde zog verdeelt, en de gal een weinig fcherper maakt; ten dien einde geelt men het kind, den eenen dag in de pap, s morgens en 's avonds een eierlepeltjen vol magneha, en 's avonds nog daar en boven een ftukjen ipaanfche zeep, ter groote van een graauw erwt, fijn gefchraapt en onder de pap met een weinig fuiker of honig vermengd; en den anderen dag doe men s morgens en 's avonds het kind Mikken, een ftukjen gedroogde osfengal, ter groote van een groote fpeldcknop tot een pilletjen gemaakt, en met pap wel overdekt. De zoogfter moet zich van alle zuur en zuurwordende fpijzen, zo veel mogelijk, onthouden, en viermaal daags een eierlepeltjen vol met water gemengd, inneemen van het volgend poeder: neemt magnefia, zoet fenkelzaad, het geel van gedroogde orangefchillen en witte fuiker, van elks een half lood: ook is het zeer goed een vierde loods zout van wijnfteen Qfal tartari) te fmelten in een flesch zuiver water, en deeze , van tijd tot tijd drinkende, in twee dagen ledig te maaken Met alle deeze middelen moet men verlcheidene dagen aanhouden, tot zo lang men geen de minfte tekenen van zuur meer beIpeurt; het laafte poeder of het gemelde water kan de zoogfter uit voorzorg langer blijven gebruiken. F a Het  C 84 ) Het is in dit geval dienftig, de zoogfter ™ee[1pvlefscï dan groentens te doen eeTen CiL 1 d ook nu en da" een weinig vleeschnat te geeven. s Het fpreekt van zelfs, dat het kind altijd eene genoegzaame ontlasting moet blijven benouden, hetgeen men kan bewerken door de middelen in de eerfte afdeeling opgegeeven. DERDE AFDEELING. Van de Wormen. erSC ^,Ten WOrdJen £eteeld uit «unne ei, met de fP'Js en drank in ons l.gcha.im worden overgebragt en uitgebroeid: alle Llfl* £Chter niet voort, dat, hoewel alle menfehen eeten en drinken , zij allen dr1Pw^rrm-en, moetetl hebben> niaar daar l^Z0ldtyereischt eene Hgchaamsgefteldhdd , rln w- het/as[hechten en uitbroeden der eieren bijzonder begunftigt; dc flapheid der ingewanden,JS het, die hier in weder de grootfte rol Ipeelt; deeze geeft aanleiding tot eene n,Ö,n/l ff"" v5elerha?de * vooraaamelijk eeu^iv^' deCZe dienen wederom Wt een gemaklijk nest voor de Worm-n Siive? nwTT d3i;men onm°geIijk kunnen blijven. Dit is de reden, waarom veele lieden van een zwak en flijmagtig geftel, en boSd v^rS' dikWljlS d0- -rmen ge. «J?6 ^f*^ welken deeze onaangenaame gasten huisvesten, hebben, gemeenlijk, een op-  C85) ^hik^S- °f fI,Ieri Seheel "iet eeten; S'en J r1™ehjkt'- bmken' hoesten dikwijls en droog, pluizen veel in de neus. SwL,,?0?ppeJs zijR buiten semeen ^ en S.i f VM h£t aWzigt is meest bleek tiids ?n ^«veranderlijk, zij hebben W lasten Ji^f ëQen afganS' fonitiids ontlasten zij veele dunne en raauwe ftoflen. Wanneer er eenige van deeze tekenen bii e kander gevonden voorden, befluit men daaï uit, dat ei wormen aanweezig ziin • het rckerfte kenteken is echter, afs Ten in den afgang de wormen zeiven ontdekt Jir zijn geene ziekten of toevallen, welken door dit ongemak niet kunnen onEn voornaamehjk ftuipen, vallende ziekte^en allerlei foort van zenuwziekten. Men verlost hen van dit ongemak door de wormen te dooden, en dezelve benevens hunne flijmige nesten uit te drijven Se zeer gr0ote menigte van middelenJvindt men evens-ZJ^^ ; -een ^envoTwig eï tevens beproefd geneesmiddel, is het welbekende wormkruid of zeverzaad, (femZfanWO;hier van neemt men één lood dott er bij, een half lood bloem van zwavel en zo veel honig als genoeg is om het tfft men bgojgft^ verengen?'£ S^' ?;f" JlCt klnd vier of vijfmaal daags een ei£t P k JT de volSende dag doet me„ ïï rV> lnnCSmen ' Rhabarber met ho™ »'g Gö en houdt men met dit wormdrijvend fe) Zie de eerste afdeeling. m F 2  ( 86 ) en buikzuiverend middel bij beurtc eenige &agen aan, lettende op den afgang, of'er zich ook wormen in bevinden; te gelijk kan men het kind, 's morgens nuchtcren laaten drinken een aftrekfel van knoflook met melk; de fuiker, van tijd tot tijd gebruikt,is zeer goed; zij maakt geen (lijm, gelijk men zich ten onrechte verbeeldt, maar lost dezelve eerder op. Qï) Het kind moet zich in deezen tijd en vervolgens wachten voor vleesch, meelfpijzen, gebak, veel melk en voor alles wat een zwaar en flijmig voedfel uitmaakt. Wanneer de wormen uitgedreven zijn, is een der beste middelen om de ingewanden te verfterken, en daar door eenen nieuwen aangroei te verhoeden, het vijlfel van ftaal fijn geftooten, een vierde loods vermengd met honig, hier van geeft men viermaal zo veel, dat het in 5 dagen ledig is (V) Wanneer door de voorzegde behandeling de wormen niet willen wijken, zal het voorzichtig zijn, geen andere middelen aantewen-- den (h) Dat 'er, wanneer men fuiker kaauwt, flijm in den mond vergaderd wordt, bewijst niet dat de fuiker flijm verwekt, maar wel dat dezelve de flijm, die in den mond altijd is, losmaakt en bijcenfamelt; men zal ook ondervinden dat door veel fuiker eeten, de mond, door de afwisfching van de flijm, raauw en gevoelig wordt. (t) Over den zwarten afgang van het kind moet men zich niet bekommeren, dewijl dit een natuurIgk gevolg is van het gebruik van flaalmiddeleo. V "r .  ( s7 ) den, maar een' Doctor te roepen, die, beter onderricht van de onhandigheden in dewe ken het kind verkeert,naar bevinding van zaaken, eene andere geneeswijze zal kunnèn m het werk ftellen. _ Alhoewel deeze ziekte in het gemeen meêr eigen is, aan kinderen boven de twee jaaren , heb ik echter deeze afdeeling hier bijgevoegd , voornaamelijk om het 'belang der kentekenen , dewijl men dikwijls wormen vermoedt, en 'er middelen tegen aanwendt, fchoon zij niet aanweezig zijn. VIERDE AFDEELING. Van het Braaken. Het braaken is zo wel in deszelfs oorzaaken als gevolgen zeer onderfcheiden; veeltijds ontftaat het uit overlaading der maag, zo door het gebruik van te veel zog (&) als van fpijzen; niet minder wordt het veroorzaakt door eene verzameling van zuur of flijm; zeer eigen is het ook aan kinderen, die gewoon zijn fchielijk te eeten, waar door de fpijze niet genoeg gekaauwd, en dus onverteerbaar zijnde, door den mond weder worpen uitgeworpen. Alle deeze oorzaaken kan men onderfcheiden, door de uitgebraakte ftoffe te onder- zoe- (*) Te fterk wiegen of fchudden op den arm, teritond na het zuigen, doet de melk kaazen en noodzaakt ook daar door het kind toe braaken. F4  C 88 ) zoeken, en in alle deeze gevallen, wordt de oorzaak door het braaken zelve vermindert; gevolglijk is het braaken in deezen heilzaam, en moet niet gefluit, maar veel eer bevorderd worden door het kind met een veder in boomölij gedoopt, achter op de tong of in de keel te kittelen, en zo liet kind wel tot braaken geneigd is, maar niet kan overgeeven, het zelve laauw water en melk, of ook wel, wanneer men zeker is, dat het braaken dienftig is, een braakmiddel te doen inneemen; daar na kunnen door het ingeeven van Rhabarber, of een klvsteer,_ de overgeblevene ftoffen uit den we» geruimd worden; (/) verder moet men het kind, door eene gepaste levenswijze, voor het weder ontftaan der gemelde oorzaaken behoeden, want het is. niet genoeg een kind met zog of fpijze op te vullen, die het naderhand weder moet overgeeven, het welk, dikwijls voorvallende , altijd nadeelig is. Somtijds braakt ook een kind aanhoudend, zonder dat men 'er gemaklijk de reden van kan ontdekken; wanneer het dus het goede voediel overgeeft, moet het gebrek lijden en uitteeren; («) doch dit ongemak is van te veel belang, en deszelfs oorzaak veel- CO Men neeme het braak- en purgeer middel, in de tweede Afdeelmg tegen het zuur aangeprezen. (m) Men ziet hier uit de valschheid van de Helling, dat het braaken, den kinderen altijd goed is, en hoe weinig ftaat men maaken kan op het fraaie fpre«Jtwoord der toka$tJpijgn zijn dijêrs.  (e9) veeltijds te verborgen, om het zonder hulp van kundige lieden te geneezen. Gelijk de ongemakken van de maag en darmen, zenuwziekten kunnen veroorzaaken (zo als wij in de drie voorgaande afdeelino-en gezien hebben) alzo kan ook de aandoening der herfenen en zenuwen de ingewanden in werking brengen: in dit medegevoel der zenuwen, ligt dereden, waarom kinderen braaken als zij gefchrikt hebben, als zij bevreesd en kwaad geworden zijn, wanneer zij fterk hoesten, als men hen in de keel kittelt, en wanneer de lucht zeer heet of met vreemde dampen bezwangerd is. Zo het braaken door deeze hartstogten, of door hoest ontftaat, is het niet altoos even nadeelig, maar wanneer deeze oorzaaken zwaar zijn, is het altijd aan te raaden om bij tijds eenen Geneesheer te roepen. ' vijfde afdeeeing. Van den Buikloop. De buikloop ontftaat veelal uit dezelfde oorzaaken als het braaken: eene overlaading det maag, eene verzameling van zuure fcherpe of andere ftoffen in de ingewanden, zijn in ftaat om dezelve te verwekken. Qi) Iq O) Het is eene vaste wet der natuur in ons lig. chaam, dat, overal, waar eene buitengewoone prikkeling plaats beeft, ook een buitengevvoone tcevloed van vogten verzameld wordt, met het weldaadig F S oog-  C 90 ) ' In dit geval begrijpt men gemaklijk dat dezelve met moet gefluit maar als een heilzame werking der natuur veel eer bevorderd worden. Zo dezelve na eenige ontlastingen niet ophoudt 0f vermindert, moet men het kind iets geeven van het flikpotjen uit Rhabarber en honig, het geen men vindt in de eerfte Aideelmg; bij aldien na het geeven en herhaaien van dit middel de ontlasting hardnekkig blijft voortgaan en lang duurt, wordt bet kind, even als door de langduurige braaking, van zijn voedfel beroofd; men trachte dan door een braakmiddel het kind tot overgeeven te brengen; O) hier door verkrijgt de beweeging der darmen eene andere richting de oogmerk, om die prikkelende fioffe weg te fpoelen of te verdunnen: wanneer men dus ergens een fpaamche vliegP:eisier aanlegt, zal men ook daar ter plaatfe een blaas vinden met vogt gevuld; heeft men een Zandkorrel tjen in het oog gekregen, aanftonds komt 'erheen vloed van traanen : neemt men iets fcherps in den mond, het fpeckfel wordt veel overvloediger; dus is het ook ia-legen, wanreer 'er fcherpe of raatuve ftoffen zijn, die de darmen prikkelen, hier vandaan die dunne en waterige afgang. • (0) In dit geval is het beter, in plaats van de braakwijnfteen, gebruik te maaken van braakwortel, (jadixyecacuanha-) hier van laat men gereed maa. ken vijf grein, of zes, zo het kind meêr dan een jaar oud ,s, gemengd met een weinie witte luiker. *n verdeeld in vier poeders, van dewelken men allé kwartier uur een geeft, tot dat de braaking volgt.  C 91 5 en de buikloop vermindert; doch zo deeze hier voor niet wijkt, moet men niet tot andere middelen overgaan zonder hulp van des kundigen. Buiten deeze zijn 'er nog andere foorten van buikloop, die mede niet zeldzaam zijn: de eerste is voortkomende uit de verflapping der water - vaatjens, die in eene ontelbaare menigte in de ingewanden gevonden worden; deeze krijgt men door het ichielijk drinken van eene groote menigte warm vogt, gelijk ook wanneer men reeds met een ander foort van buikloop is gekweld geweest, welke dan. in deeze verandert De andere heeft plaats wanneer vogten, die door andere wegen behooren uitgeworpen te worden, naar den buik vloeien, bij voorbeeld: in de opftopping van de pis of van de uitwaasfeming. Die uit verflapping voortkomt moet door famentrekkende- verfterkönde middelen en de andere door het openen der geflopte ontlastingen, herfteld worden; beiden moeten den Geneesheer worden aanbevolen. ZESDE, AFDEELING. Van (te Geehugt. De verteerde fpijzen uit de maag in het gedarmte overgaande, worden befproeid door de gal, welke uit een blaasjen onder de lever liggende, door eene dunne vliezige buis in, een darm, nabij de maag ingehecht, uitgeftort wordt. Alles wat deeze uitftorting geheel of ten  ren gefchiedt dit, eeraeentiit .!„' ' k ndeachtig llremfel vi de m? "V™ kaisten drek, door fflim S „„■ 00r 2">r- Het loopt dus van zelf in j men deeze ftoffe uit iii • ,iet O0S' dat doen ruimen Dit ?> '"^"den moet del vanUeTnnftu^aa^ gefmolten, en met fifooo vfn ' "lWater mengd, hier van geef 'menh" rr?.abfber Sedan een eierlepeltje? lnd' nu en veroorzaakt, geneezen wordl ' Wdke Z £.  C 93 ) ZEVENDE AFDEELING, Van de Sluipen. Naardien het zenuwgeftel der kinderen zeer aandoenlijk is, zijn de ftuipen bij hen zo al. gemeen, dat meest alle hunne zwaare ziekten door dezelve vergezeld worden Onder de gemeenfte oorzaaken hebben wii reeds geteld het bezwaarlijk uitkomen der tanden, de hardlijvigheid, het zuur, de wor- EnCn mt Verder dC zcnuwen kan P"kDeeze ziekte is altijd gevaarlijk, en men kan deze ve gemaklijker voorkomen, dan 4" neezen; het is derhalven van veel belnn°- V fpeHen0P ^ tekenen ' welken dczeIve voorMen vermoedt dat 'er ftuipen op wee ziin wanneer 'er een of meêr der opgenoemde' ziekten aanweezig zijn, en het k&Td daarbij jn den flaap of wakker zi nde, met den mond trekt, even of het glimplagcht; dit zo ziK, 1S het tijd om Ipoedig deeze oorzaak weg te neemen, en hier door alleen kunnen de ftuipen, welken flechts een gevolg daarvan zijn vermijd worden ; alle algemeene middeierï hier tegen, zim dwaas en vrugteloos. Wanneer men deeze tekenen ontdekt, - wanneer het kind binnenftuipen heeft (waarvan ifte Afdeeling) of als het reeds door uitwen, dige ftuipen is aangetast, zo moet men, wil men het kind behouden, terftond eenen Ge «eesheer daarbij roepen, dewijl de ziekt- fpoed  ( 94 ) fpoed vercischt, en 'er , behalven de opat*. noemden , nog eene menigte verfchillende oorzaaken is , tot het kennen, van de welk en, veeltijds, een lchrander, geneeskundig oordeel, noodig is. AGTSTE AFDEELING. Van de Sprouw. De fprouw, een ongemak waar door vee* le kinderen, en fomtijds fchiébjH na de geboorte worden aangedaan , is gemaklijk te kennen , als zijnde eene verzameling van kleine witte puistjens, meest zichtbaar op de tong en aan het gehemelte van den mond. Zij beftaat op zich zelve, of zij is een toeval van andere ziekten en als zodanig wordt zij bij volwasfene meest waargenomen; bij kinderen is zij dikwijls zeer lastig, dewijl dezelve door de pijn en zwelling van den mond, gemeenlijk, veel ongemak lijden, niet kunnen flaapen en bezwaarlijk zuigen, het welk, zo het lang duurt, hen in gevaar brengt. Het meest zijn aan deeze ziekte onderhevig die kinderen, welken veel pap en weinig zog als mede die te dik zog gebruiken en zij die hardlijvig zijn. De Sprouw is goedaartig, wanneer zij wit en helder van kleur is, en alleen den mond en tong, of een klein gedeelte daar van flechts bezet; zij is van erger natuur als zij zich zwart of donker vertoont, en tot in den flokdarm, de maag en ingewanden voortloopt,  ( 95 ) loopt; de kleur is op het oog Ue* te on(w fcheiüen, en de vwfpreiding ig:£ defi£ wend.ge deelen, kent men door de toevallen die als dan het kind aandoen, als hik, bmkingen, pijn, buikloop, alles daardoor veroorzaakt, dat de ingewanden door de puntiens geprikkeld, en zeer gevoelig gemaakt worden; overbeiden deeze gevallen moet men de zorg terftond aan den Doctor overlaaten. De goedaartige fprouw trachte men los te maaken, door oplosfende, verkoelende en verdunnende middelen in den mond te .fmeeren, zeer dienffig hier toe zijn het uitgeperfte fap van witte raapcn, dat van den grooten huislook (/empar vivum malus), een kruid, hetwelk men veeltijds vindt op de daken der huizen, als mede het uitgedrukte lap van wel afgcwasfchen, en in water gekookte, fahcbladen; met een van deeze middelen , vermengd met een weinig honig, of fijroop van violen, fineert men inwendig den mond verfcheidene reizen daags; de zoogfter moet veel waaterige drank drinken, en eene flappe, verkoelende levenswijze houden, om liet zog te verdunnen; zij zelve en het kind moeten, wanneer het noodig is, een zacht buikzuiverend middel gebruiken, dewijl het S houdïnfVUn Ved b£la'!g is ü'f  c 96 ) NEGENDE AFDEELT NG. Van de Hoest m Verkouwdheid. De hoest ontftaat, wanneer de kleinste vaatjens en openingen der flijm-kliertjens van de luchtpijp, door het inademen eener koude lucht, te famengetrokken en verftopt worden, en als dan noemt men dezelve een hoest uit verkouwdheid, ƒ>) of zij is een maaghoest, —veroorzaakt door het medegevoel der zenuwen van de maag, welken geprikkeld wordende de zenuwen der long aandoen, en in beweeging brengen: of zij is een toeval van verfcheidene ziekten, als van wormen, tanden, mazelen, enz. Schoon de verkouwdheid eene ziekte is, die zeer dikwijls voorkomt, fchoon zij, door haare gevolgen, veeltijds, ten uitteifte gevaarlijk en zelfs doodlijk is, (q) zo heeft men echter de gewoonte van dezelve voor niets te rekenen en veel al op eene verkeerde wijze te behandelen. Niet tegenftaande deeze ziekte door koude of liever door een overgang van warmte , tot Q>) Wanneer de zweetgaten verdopt worden, zo kan ook het vogt, dat voor de ukwaasfeming gefchikt was, gevoerd worden naar de borst, long of luchtpijp, en daar door, deszelfs prikkeling, hoest verwekken. (?) Laat dit niemand verwonderen; de long-ontfteking (pleuris) ontftaat meest uit verkouwdheid en de long-teering, die zo algemeen als verwoestend is, is meest altijd aan verkouwdheid haaren oorfprong. verfchuldigd.  (97 > tot koude veroorzaakt wordt, zo zijn nogthans alle verhittende middelen nutteloos niet alleeen, maar zelfs fchadelijk en gevaarlijk. Sterke dranken en geestrijke wateren moet men dus niet gebruiken; alle zoete ftroopjens en flijmige middelen kunnen niets uitvoeren, dan alleen de raauwheid van de keel een weinig verzachten , maar op de plaats der ziekte zelve, dat is in de luchtpijp, kunnen zij niet komen. Verkoelende, ontbindende middelen zijn de besten: men fmelt40 grein falpeter in drie theekopjens water, maakt het zoet met honig, en geeft het kind hier van vier of vijfmaal elaags eenpaplepeltjen; men houde het kind behoorlijk warm, doch nier broeiend. Om nimmer verkouwd te worden, is 'er geen beter middel dan de kinderen van jongs af te gewennen aan de verkoelende opvoedingwijze, welke men in deeze Verhandeling overal vindt aangepreezen. De verkouwdheid doet, fomwijlen, alleen het hoofd aan en veroorzaakt niezen, verftoptheid der neus of een geftadig loopen derzelve; in dit geval is dezeffde geneeswijze van nut: tevens is het eene zeer goede gewoonte der bakers,van, naamelijk, de kinderen het bovenfte gedeelte der neus of het voorhoofd met eenig vet te befmeeren. In alle verkouwdheden moet men eene zachte , verkoelende levenswijze houden , vleesch en alle andere zwaare fpijzen vermijden en, .meêr dan gewoonlijk, dunne waterige drank drinken. De maaghoest ontftaat, wanneer een kind G veel  C 98 1 veel, gulzig en zwaare fpijzen gewoon is te eeten 3 deeze .hoest onderfcheidt zich van anderen door eenen ftinkenden adem, beflagen tong, opgefpannen buik; zij is, gemeenlijk, na den eeten erger, begint met pijn of prikkeling in de maag en eindigt, dikwijls, met braaken, het geen dan verligting geeft; deeze hoest verheft niet door bet inhouden van den adem, gelijk de hoest uit verkoudheid ontftaande. De geneezing beftaat in het uitwerpen der prikkelende ftofte door een braakmiddel, gevolgd van zachte buikzuiveringen; voor het overige behoort men het kind in de hoeveelheid en hoedanigheid der fpijzen te bepaalen. tiende afdeeling. Van de Huidgebreken. Hier door worden verftaan, die ongemakken , welken zich uitwendig op de huid ver toonen, liet zij dat dezelven geheelenal plaatskjk z;]n, of dat zij uit eene bijzondere lig, chaams ongefteldheid voortkomen: eenige daarvan, die onder kinderen zeer gemeen zijn, en welker behandeling niet zeeromflagtig is, zullen wij opnoemen. De schurft, eenehuidz!ekte,welkefpehjk bekend is) zeer befmettend is, wordt meest gevonden bij arme lieden, omdat het gebrek aan verlchooning tot deszelfs onderhouding en voortplanting zeer veel toebrengt; als mede op plaatfen waar veele menfehen  C99) fchen bij elkander woonen, en de zindelijk* heidnietzeer in acht genomen wordt, ah daar zijn Weeshuizen,Schooien, Legers, Hosoï* taaien, enz. * Dit o%emak vertoont zich, gemeenlijk, in de geuaante van kleine puistjens, in den beginne yoornaamelijk zich openbaarende tusiehen de vingers en op de hand, daar na op de gewngten, en eindelijk over alle deelen des ligchaams, uitgezonderd alleen het aangezicht: zij zijn verzeld van tterke jeukte, wei Re door warmte vermeerderd wordt. Dit gebrek, in zijn aart zelden gevaarlijk, kan echter de hevigfte ziekten en den dood zelve veroorzaaken, wanneer het door koude or eene onvoorzichtige behandeling binnenwaards gedreven wordt (r> h Men moet zich dus nimmer laaten overhaalen om onbekende middelen van onkundigen daartoe te gebruiken, welken de ichurft wel lchiehjk,doch op eene gevaarlijke wij-e doen verdwijnen, zij moet,integendeel, lang zaam en voorzichtig verdreven worden. Eene zeer eenvouwige en beproefde geneeswijze is her uit-en inwendig gebruik van de bloem van zwavel; hier van neemt men een vierde lood, verdeelt het in zestien poeders, en geeft het kind daarvan driemaal daags één in melk, zo het een half jaar of daar omtrend oud is; jon- Op Zo de puistjens fchielijk verdwijnen en het kind zich daarop niet wel bevindt, heelt men reden om du ongeluk te vermoeden; het kind is als dan in gevaar: hierom moet men dit geval niet verzuimen, maar terftond een Geneesheer roepen. l'wmsn> G 3  C 100 ) jfeifflNfc is bet beter, dat de zoogfter ™,,a dalgs daarvan een eierlepeltje vol ™ 18 het kind een Jaar oud en daar SnXv'c " ,men in PIaats van zestien, tien n',Z ™akea Zo de fcbmrft niet begint 'lar d,SIJTnVna dat men hier mede zes of Sn alu heeft aarSehouden, zo befmeert S ™, "IOrgens aJlè'en de handen van bet ei rnnm menf?fel uit bloem van zwavel om her , ™lk> .zo veel als noodjg is tevei?n .fmeering te maaken, en blijft Ui hl? ,hCt l-nWettiZ gebr«ik voortgaan, belanl ;f y00"^ M kt, dat het van veel Serf en L niet, aan koude bloot te tenen, en het zo veel mogelijk geheel te ^mee7clZCn t£ Tfchen' a!s nifede alle SijdeS;15 a,Ct 3ndere fchurfte P^foonen h" 0VTige moeten het kind en de zoogfter met dan zachte fpijzen gebruiken «en krabben, om dat daar door de fch.ii-ft zich meer verfpreidt en erger wordt C De witachtige, drooge uMag, welke ion fF bde.re"' VeeIal'°P het hoofd hebbend"; berg genaamd wordt, duurt zelden l-m ger dan een jaar en i:, tó Sf0^ behoort alleenlijk, om de uiWsfémine onderhouden, het hoofd dikwijlsSStrS rneheonud^n°meI - h«k-dJweieoZpUe^t De daauworm, welke men het mee« deeien verfpreid, is, dikwijls, een gebrek van kinde-  C lol ) deren,die dik, oud zog, of vette zwaare fpijzen gebruiken;dezelve beftaat uit witachtige, geele nu drooge, dan vogtige korften, veroorzaakt door een dik vogt, dat door de huid naar buiten dringt, en aldaar opdroogt; zij is zelden gevaarlijk, maar zeer lastig door jeukte te verwekken en het kind in den flaap te ontrusten. Met dit ongemak moet men veel geduld hebben , dewijl het niet gemaklijk geneest, zonder het kind in zijne gezondheid te benadéelen; alle opdroogende, fchielijk geneezende middelen moet men als de pest fchuwen. Men verbetere het zog van de zoogfter door eene zachte, verkoelende en verdunnende leefregel, - onthoude het kind alle zwaare fpijzen — en bezorge het zelve eene behoorlijke ontlasting. Uitwendig houde men het ongemak zacht en zuiver, door dikwijls te wasfehen en de aangedaane plaatfen met zuurachtige melk-room veel te beftrijken. Aan het hoofdzeer zijn veel onderhevig kinderen, die met geringe verfchooning en flecht voedfel worden opgevoed; daar het echter befmetlijk is, gebeurt het, dat ook anderen daar door aangedaan worden. Dit ongemak fpruit uit op het hairig gedeelte des hoofds, en op het voorhoofd in de gedaante van graauwe korsten, min of meêr menigvuldig en verfprcid; het is te kennen door deszelfs bijzondere onaangenaame zuurachtige reuk; het geneest fomwijlen van zelfs als de korften afvallen, en geene andere wederom in de plaats komen; maar G 3 wan-  C ic3 ) wanneer de hairwortels on-W t • 7 , door zijn aanoPr?nn„ , er ,de ,nnd der een mV mlT ? komt er altoos we- houdfnie^proo' Tt Cn dit toe geichikte Diefde • het.ha,r' d°or daar hetwerk Vtff^Sri^^ dat wascht men het■ hoofi m£h afSeval,e"dien 'er telkens Sr ^ brandewijn; bijal- men, moet Smet den Ke k°fsten ^kogen, en dit n?eUanfuitfteltn'eSterraadpleeongemakkwaadaani/iï en W Z°? dit het kind gevaar om «1« g duurt' Iooï« hejd en ZfS t?v»d Z^e ACDHVEnRlaDyoor£Nvogt uit zwe-^n en moet niet teSen^ 15 "^«ijds heilzaam ucre ongtiteidneid, moet niet gefluit, 0f op. hooCS lï0ft,heLnki'ralntepgenjk .°"^ierte op fe£ fmecring Joenf ee"'S P!et^«Jiez«ad in dt  C 103 ) gedroogd, maar door eene verkoelende levenswijze en zachte buikzuiverende midde* len geneezen worden- De ontvelling, waar aan • de huid der kinderen door deszelfs zachtheid bijzonder onderhevig is, heeft voornaamelijk plaats aan de billen, wanneer de pis en afgang fcherp zijn, en het kind langen tijd in het bevuilde linnen blijft liggen; als mede wanneer men doeken gebruikt die ruuw zijn, of uit dewelken de loog of zeep niet fchoon zijn uitgefpoeld. De fcherpte van deeze twee ontlastingen moet verbeterd worden, het zij dat dezelven uit zuur—uit eene verkeerde eet-regel des kinds of Hechte hoedanigheid van het zog voortkomt; het kind behoort na zijne ontlastingen fchielijk gereinigd en het gebruik van fcherp linnen vermijd te worden; de ontvelde plaatfen worden beftrooid met gewoone hairpoeder, het zaad van wolfsklaauw (femen lycopodiï) of het poeder van oognict (pulvis tutia) (f); wanneer men het poeder weder wil afveegen, dient men het alvoorens met zog of melk te bevogtigen. Om de ontvellingen voortekomen, is er geen beter middel dan de dikmaals aangeprezene wasfching met koud water, waar door de huid fterk en ftevig wordt. DE winterhanden en voeten, bij (t) Het gebruik van loodwit is niet aan te raa~ den : het droogt te fterk op, en kan onder het poederen het kind in de neus of mond ftuivejn; om niet te lpreeken van het gevaar om dergelijke vergiffen in eene kinder kamer te bewaaren. G 4  C "O hoofd Cwant nens en ooren wortel oot^f voe,e„bijto i «Z'n* "a"*» °f dele vooX^^ÓÖ;^," fP"^ moe, ,ne,/dég;„| da°„e Ëfef Jfï1» ^ISSLTlSTdf nen of verbanden moeten n?iS en ^ndS geduurende dit ongeS', ïffi TIENDE HOOFDSTUK. VAN DE INENTING DER KINDER-p^ POKJENS. **o»J« mei menfcbe/SeX d'a"„ eeni-  C i°5 ) eenige andere ziekte,zelfs meêr dan de pest; tevens bevond men, na lange ervaaring, dat de beste_geneesmiddelen niet voldoende waren, om du kwaad genoegzaam te ftuiten, en de befmetting te verminderen: tot dat men eindelijk ontdekte, dat de inenting het eenigst middel was ter beteugeling van de kwaadaartigheid deezer ziekte, en wel een zo krachtdaadig middel, dat men geene reden heeft, om ooft een beter te verhingen. Door wien en wanneet deeze voortreflijke kunstbewerking uitgevonden zij, is niet bekend ; zeker is het, dat zij reeds zeer langen tijd bij verfcheidene volkeren buiten Europa in gebruik is geweest, en omtrend denjaare Ï720 uit furkijen naar Engeland overgebiagt, aldaar en in andere landen van ons waerelddeel altoos met den gelukkigften uitllagondernomen — en eindelijk, in het jaar 1748, in ons Vaderland, en wel te Amfterdam', voor het eerst 111 het werk gefield is geworden De natuurlijke pokjens zijn van dien aart dat ze 1111 en dan hier en daar enkele perfoonen te gelijk aandoen, doch meesttijds eene doorgaande,of hcerfchende ziekte uitmaaken die fomtijds goedaartig is, en weinig menfehen doet fterven , maar dikwijls ook zodanig treft, dat ze een vierde of een derde o-edeel te, ja zelfs de helft van allen, die 'e? door aangetast worden , op eene elendige wijze doet omkomen (a); en wanneer men deeze goe- ,,00 Ja het jaar 1784 werden te Jmflerdam in een huisgezin agt kinderen van de pokken aanKc- ast waarvan zeven ftierven, het agtfte behield wli het leven, doch niet verlies van beide "ogen  ( io6) goede en kwaade befmettingen door elkas* der rekent, blijkt het uit de naauwkeurigfte fterflijsten, dat vandertien lijderstweë bijdeeze ziekte het leven verliezen. En wie is 'er die geene voorbeelden weet van menfehen, die daar door blind, of op de droevigfie wijze ongelukkig geworden zijn? — om nuniet te fpreeken van het verlies der fchoonheid, welke de mensch van den fchepper zekerlijk niet ontvangen heeft om ze moedwillig te verwaarloozen. De inenting nu vermindert deeze ongelukkige ziekte in zo verre, dat het bezwaarlijk zou zijn te gelooven, ware het niet dat derzelver alles overtreffend voordeel, door lange ondervinding, en nog dagelijks door getrouwe waarneemingen, in alle landen onwederfpreeklijk bewezen werd. Wij hebben zo even gezien, dat, door de natuurlijke kin derziekte, van dertien lijders twee het leven verliezen, dat is , van duizend, zeven - en - zeventig; en van duizend menfehen, die door inenting de pokjens krijgen ,fterven 'er flechts twee: derhalven houdt men door de inenting, van duizend menfehen, vijf-en-zeventig in het leven, die anders door de natuurlijke pokken zouden zijn omgekomen. Daar en boven is _ 'er nog een groot aantal van zodanigen, die wel niet fterven, maar nogthans de ongelukkige gevolgen van de gewoone pokken hun leven lang blijven be houden; daar het, integendeel, bewezen is, dat door de inenting nooit, of ten uiterften zeldzaam, eenige ziekte of zelfs een getekend aangezicht overblijft. Doet hier nu bij de volgende voorbeelden, welken de gemaakte re- ke.  ( io7 ) kening nog verre fchijnen te overtreffen. Jurin en ranbij , twee vermaarde Geneesheeren in Engeland, getuigen: dat zij , van negentienhonderd perfoonen door hen ingeënt, niet één zelfs verloren hebben ; in het jaar 1769 had de Heer dunsdale in het zelfde gewest reeds tusfchen de vier en vijfduizend menfehen ingeënt, zonder één ongelukkig geval. In Konftantinopolen deelde men eens door deeze bewerking aan tienduizend menfehen te gelijk: depokjens mede, zonder dat 'er iemand aan geftorven is 5 en de Heer leuthner fchrijft, dat, van honderd zevenduizend zeshonderd vier-en twintig ingeënten, flechts drie-en-twintig omkwamen, dat is, van vierduizend zeshonderd negen-enzeventig maar één Qj (c); en in ons Vaderland (6} Deeze opgegeevene getallen zijn vo! (trekt overeenkomuig de waarheid ; dit is eene herinnering, die noodig fchijnt, dewijl het tegenwoordig zelfs'no» niet ontbreekt aan lieden, die, gedreven door kwaadaartige vijandfehap tegen de inenting, alleen om dat dezelve met hun gevoelen niet overeenkomt door veele vallche berichten (die foms wel eenigen Ichijn van waarheid hebben, maar onderzocht zijnde geheel verdwijnen) onkundigen trachten te mis-, leiden. Misfchien zullen deeze bevooroordeelde lieden fommige zwakke menfehen van hun goed voorneemen aftrekken; hier door kunnen zij zekerlijk eenige perfoonen, en hun eigen geweten, benadeelen-. maar gelukkig is het, dat zij de vaste grondflagen van het reeds gevestigd gebouw der inenting nimmer kunnen doen wankelen. CO Vermoedelijk zoh het gering getal der ge- ftor-  C 108 ) land ontbreekt het ook niet aan dergelijke voorbeelden; wanneer men befchouwt de menigvuldige en gelukkige inentingen van de Heeren van doeveren, camper, bikker en andere uitmuntende mannen, zal men deeze buitenlandfche berichten niet flechts behoeven te gelooven, maar ook ten Iterkften bevestigd vinden. De aangetoonde voortreflijkheid en groot voordeel deezer bewerking behoorde dus een ieder aanrezetten, om, zonder eenige bedenking .dezelve aan zich en de zijnen in het werk te doen ftellen. Dit is 'er echter verre van daan, voorn aamelij li in ons Vaderland, het welk, met andere landen vergeleken, in dit opzicht nog zeer verre achter is, en, niet tegenftaande het Opperwezen de inenting der kinderziekte klaarblijklijk en aanhoudend met zijnen zegen en goedkeuring bekroont, — niettegenltaande de Godsdienst,de Reden en geneeskundige ervaaring 'er ten fterkften voor pleiten, blijft echter het domme bijgeloof, de laauwe onverfchilligheid, fchandelijke onkunde en de onberedeneerde halstarrige afkeer voor alles wat nieuwis, 'er zich aanhoudend tegen verzetten. Tot lof van hen,die verftand hebben, om het Horvenen nog verminderd worden, indien niet fummigen zo onvoorzichtig waren van de inenting in het werk te ftellen aan menfehen , die daar tce geene gefchiktheid hebben, of wanneer de ingeën ten zeiven hun leven of gezondheid, op de eene of andere wijze door onachtzaamheid nimmer verwaarloosden , gelijk men wel eens heeft zien gebeuren. °  C 109 ) het beste voor hunne kinderen te verkiezen, en tot eer van die Geneesheeren en andere menfehen-vrienden, die, zonder eenig ander belang dan het welzijn van hunne natuur-genooten ,met zeer veel moeite de inenting hier te lande hebben voortgeplant, moet men zeg. gen, dat reeds een zeer groot aantal zich hier door van dood en elende bevrijd heeft Maar het grootfte gedeelte biijft, echter, nog overig, vooral in de Provincie Holland, "en wel meest in de kleine fteden en dorpen, alwaar men door goede voorbeelden minder aangemoedigd wordt, gelijk mede overal onder die menlchen, welken verkeerde begrippen van den besten Godsdienst koesteren weinig doorzicht hebben en daarom dies te' onverzetlijker zijn. Veelen,tot de inenting aangemaand zijnde, geeven geene andere reden, waarom zij tot dezelve niet befluiten , dan dat zii het met willen toeftaan , fchoon ter naauwernood weetende waar in de bewerking beftaat en zich hier van ook niet willende laaten on'dernchten. Sommigen brengen bedenkingen in, welken te oelagchlijk zijn, om 'er zich medé op te houden; anderen maaken tegenwerpingen, die wel in den eerden opflag eenigen ichiin hebben, doch welken op valfche Ü>e richten of verkeerde denkbeelden alleenlijk gegrond zijn ; van deeze laatfien zullen wij cie yoornaamlten hier bijbrengen en korteliik trachten op te losfen. J Een deezer bedenkingen is: Wanneer ik mijn kind iaat inenten, mistrouw ik de FoerzieSntgheul, die, zonder hulp van de inenting^ wel m ftaat is hetzelve in het leven te behouden. Met  C no) Met het zelfde recht zou men kunnen zeggen: geef aangeenen zieke eenig geneesmid„ del; reik nooit iemand, die in het water „ ligt, de hand toe, of tracht nimmer op „ eemge andere wijze het leven en de ge„ zondheid van uw zeiven of uw' mede„ menfehen te bewaaren; want de Voorzie„ nigheid heeft alle deeze middelen niet „ noodig." Ik wil geenszins ontkennen, dat de Voorzienigheid, om wijze redenen, fomtijds onmiddeijk gewerkt heeft; maar het is eene ondraa gelijke trotschheid in den mensch, die niets dan (tof is, te willen vooronderftellen, dat om zijnent wil de gewoone orde der natuur zoude verbroken worden, en dat hij, zonder zelve iets uit te voeren, van de Godheid alles zou mogen verwagten. De vraag is dus niet, wat het Opperwezen doen kan, maar wat het zelve gemeenlijk doet; en zeker is het, dat menig mensch door de hulp van zijnen naasten, en door gepaste middelen gehouden wordt, die anders zou zijn omee komen. b Veelcn ook van hen, die de inenting met deeze tegenwerping aanranden , ziet men dagelijks vlijtig werken,om zich en hun huisgezin van brood te voorzien; waarom dan ook niet ftil gezeten? het werken was dan immers ook geheel onnoodig; — maar men draait de redeneering naar eigen goeddunken en past deeze alleen toe op de inenting, om 'er toch iets tegen te zeggen. Immers in alle andere zaaken is elk wel overtuigd, dat God niets onmiddelijk werkt , en dat de mensch nim-  C in ) nimmer zegen te verwagten heeft, ten zii hij al zijn verftand en krachten aanwendt ' Een Mensch fterft niet voor zijnen tijd- Ren fprookjen dat ik, om deszelfs geringe waarde, hier met zou bijgebracht hebben, zo het niet veele menfehen als in den mond beftor ven ware, die ook in het denkbeeld zijn, dat dit zelfs door de Heilige Schrift bevesVd wordt, fchoonhet 'er waarfchijnlijk niet In zal gevonden worden. >• • % leeftijd van elk fterveling is voorzeker in de hand des Almagtigen; doch de mensch behoort zich hier mede niet te bemoeien, maar alleenlijk te denken, dat in het algemeen zij, die hunne gezondheid behoorlijk in acht neemen, oud worden, en dat anderen die dezelve verwaarloozen, vroeg lterven j en hierop doelt het zeggen van david: „ de man„ nendesbloeds en des bedrogs zullen hnnn* „ dagen met ter helftc brengen" (Vf), en dat vin s.lomon: „ de dwaazen ftervin dooge, „ brek van verftand' (,), als ook: „ de jaaren „ dergodloozen worden verkort" (f v ai w welk door de ondervinding bevestigd wordt. En zo het al eens waar was, dat men zij» leven met kan verkorten, waarom dan niet gerustehjkingeënt? - dan is 'er immers geen gevaar . van fterven , en dan zou no» een rechtgeaart vader (al ware het niet -noodiv om zijn kind door dit middel in het leven te ,j „ , be- (rf) Psalm Sr> vs. 24, (é) Spreuken 10 vs. 21. (ƒ) Spreuken 10 vers 27. Vergelijkt verder Joh 15 vs. 32, en Hoofd ft. 22 vs. 16 : Prediker vs J£ en zeer veele andere plaatfen in de Heilige Schrift.  (114) bewaaren) vonr veele fmarten en elenden, die uit de pokken voortkomen, als ziekten, blindheid, fchending des aangezichts en dergelijken, zijn kind behoeden Men zegt verder : 'Er zijn menfehen, die de natuurlijke pokken nooit krijgen \ mijn kind kan ''er een van zijn, en dm haal ik het door de inenting een kwaad op den hals, waar van het mhfehien anders zou bevrijd blijven. Men heeft onder de honderd menfehen flechts vier of ten hoogi'ten vijf, die de kinderziekte nooit krijgen: dus is het zeer veel gewaagd, het daarop te laaten aankomen; deeze menfehen leeven ook tot hunnen dood toe in eene ge. duurige vrees en ongerustheid, dewijl zij vooraf niet weeten, of zij onder dit klein getal zullen behooren. Dat men door inenting de kinderziekte kan mededeelen aan iemand, die dezelve buiten dat niet zou ondergaan, ftrijdt volftrekt tegen de waarheid; wanneer iemand de natuurlijke ziekte nooit zal krijgen, dat is, wanneer hü daar toe niet gefchikt is: of (gelijk men zich gemeenlijk uitdrukt) geene pokftoffe bij zich heeft, is het niet mogelijk hem dezelve door inenting deelachtig te maaken. Wanneer men dus aan iemand de inenting in het werk gefteld, en eens of tweeruaalen herhaald heeft, zonder dat 'er de pokjens op volgen , of zodanige andere tekenen als de Geneesheer voor zijne zekerheid genoegzaam oordeelt, zo is zulk een mensch verzekerd van dezelven, z:jn leven lang niet te zullen krijgen; derhalven ivordt hem door deeze bewerking alle vrees benomen, en hij kan  ( H3 ) kan zich ten allen tijde aan de befmetting blootftcllen met even veel gerustheid als iemand, die reeds gepokt heeft.^ Eene andere bedenking is: 'er blijven van hen* die de natuurlijke kinderziekte ondergaan, veelen in het leven, en 'er fterven ook wel door de inenting : De evenredigheid en het annmerlijk verfchil van het getal der llervenden, in beide gevallen, is hier boven reeds aangewezen en behoeft niet herhaald te worden ; doch wie zal zo onredelijk zijn van te willen, dat door deeze bewerking niemand zou fterven? dit ftrijd immers geheel tegen de afhangelijkheid waar in de mensch altijd Verkeert; de weldaad is,buiten dien, ook nog onuitfpreeklijk groot, en wanneer men van hen, die bij en onder de inenting het leven verliezen, eens aftrekt, die geenen, welken door" toevallen, waar aan deeze bewerking geen deel heeft, of door eigen fchuld, omkomen, zal het getal der geftorvenen allergeringst zijn, ja bijna op niets uitkomen. Men heeft voorbeelden, dat eene aderlaating, een braakmiddel— den dood hebben veroorzaakt, nogthans zal geen redelijk mensch fchroomen van deeze middelen gebruik te maaken, wanneer hij zelfs maar eenige hoop heeft om zich daar door van eene gevaarlijke ziekte te bevrijden. Wanneer de inenting algemeen wordt en met alle omzichtigheid * door kundige lieden, wordt in het werk gefield , zullen deszelfs gevolgen , zeer waarfchijnlijk, niet gevaarlijker zijn, dan die van een braakmiddel of aderlaating. Sommige lieden hebben een denkbeeld, H dat  C in) dat de inenting niet alleen de pokjens, maar ook' andere zeer gevaarlijke ziekten kan verwekken: dit.is echter even ongerijmd, zegt zeker Schrijver, nis te denken, dat een plant dieren , of een vogel visfchen zoude voortbrengen, (g 1 Hij, die eenmaal het pad der waarbeid en der gezonde reden verlaaten heeft, is bekwaam tot het uitdenken en verfpreiden van allerlei valfche en zotte gerugten ; zo lang men dus door geene kundige en geloofwaardige lieden iets van dien aazrt vindt op gemerkt, moet men eene dergelijke bedenking houden voor eene lastering, door de vijanden der inenting, tegen deeze allerheilzaam•fte bewerking uitgedacht. Maar men is, na door middel van de inenting gepokt te hebben, niet verzekerd van deeze ziekte voor de tweede maal niet weder te zuilen krijgen. ' Zo lang de pokjens in ons Vaderland zijn bekend geweest, (en dit is reeds twaalf honderd jaaren) twist men, of het mogelijk zij de natuurlijke ziekte meer dan eens te krijgen; dit fchijnt te bewijzen, dat de zaak nimmer, of ten minften zeer zeldzaam, is voorgevallen; laat ons ftellen dat de natuurlijke pokjens voor de tweedemaal iemand kunnen aandoen, zo is echter (voor zo verre bekend is) nog nimmer een welbewezen voorbeeld ten berde gebragt, dat ie- (g~) Men leeze de zeer nuttige Verhandeling, over de inenting, dér. Kinderziekte, door b. c. scf'wntïN. In leven Leeraar in de Engelfcbe Episcopale .'meerite te Amfterdani; gedrukt Le Amfterdam bij Crajenjcliót.  ( H5) iemand door inenting gepokt hebbende, naderhand weder de waare kinderziekte gekregen heeft; (Ji) ftel zodanig ingeënt perfoon op allerlei wijzen aan de befmetting bloot, — dompel hem in een vat met pokëtter, doe hem hondertmaal inenten, gij zult hem nimmer deeze . ziekte doen weder krijgen; dus geeft dan de inenting ook in dit geval even veel, zo niet meêr voordeel dan de natuurlijke ziekte. r Men redeneert verder: dat de inenting, door de befmetting in een plaats te vermeerde ren, de pokjens meêr verfpreidt en algemeen maakt. Deeze bedenking heeft, op het eerfte voorkomen, eenigen fchijn van waarheid, maar* wel befchouwd zijnde, blijkt het, dat dezelve niets is dan een louter verfierfel, dat, alleen gegrond op redeneering, door de ondervinding wordt tegengefproken. De ervaaring leert ons, dat, zonder eene zekere bijzondere hoedanigheid in de gefteldheidder lucht, het niet mogelijk, is de befmetting der kinderziekte te verfpreiden; dat men (li) Praatjens, door onkunde, of met fjinkfche oogmerken verfpreid , en door het ligtgeloovig volk voor waarheid aangenomen, doen hier niets af.maarzaaken van dit belang moeten naauwkeurig onderzocht — en in het beflisfen daarvan alle onzigtigheïd gebruikt worden. Onkundigen worden ook dikwijls ter goeder trouw misleid , door zogenaamde water- of wind pokjens, die met de waare kinderziekte niets, dan den uitwendigen fchijn,gemeen hebben, daarvoor aan te zien, H %  .( H6 ) men eins, wanneer deeze gefteldheid geert plaats heeft, de befmerting der kinderziekte ., door inenting, niet ligt zal overbrengen: — tot een voorbeeld dient, dat men in kleine Steden fomtijds, en in volkrijke meest altijd, eenige perfoonen vindt, die de kinderziekte hebben, zonder dat 'er daarom eene algemeene befmetting plaats heeft; men heelt zelfs waargenomen (en dit zal waarichijnlijk , in vervolg van tijd, meêr en meêr bewaarheid worden) dat de meestdieerfchende ziekten, waar onder ook de pokken behooren, in eenen zekeren bepaalden kring van jaaren hét land doorwandelen, zich nu hier, dan «ldera bevinden, en op fommige plaatfen, na verloop van eenen zekeren tijd, telkens wederkomen; derhalven kan elk zich van het middel der inenting gerustelijk bedienen, zonder vrees van zijne medemenfehea hier door .nadeel te zullen toebrengen. In fommige Steden van Engeland, is men gewoon, zodra lïechts één of twee van de pokjens wórden aangetast, alle menfehen, die dezelven nog niet gehad hebben, inteè'nten ; hier door bewerkt men, dat naderhand, in zulk eene plaats de kinderziekte niet kan wederkomen, als bij het volgend gellachr, en dan handelt men hier mede weder op dezelfde wijze; door deeze manier van handelen wordt het pokgift zodanig verzwakt en zo goedaartig gemaakt, dat men, zo dit gebruik algemeen werd, gegronde hoop zou hebben, om deeze ziekte geheel uit een land te verdrijven, of bijna onfchadelijk te maaken; doch wel verre van dit voorbeeld hier te' vol-  C ii7) volgen, leeren wij 'er ten deeze opzichte alleenlijk uit, dat de Engelfchen in het bevorderen van hun belang en algemeen welzijn, beter beraaden zijn dan onze landaart. Maar, zegt men,eindelijk : wanneer, ik nu, van dit alles overtuigd, tot de inenting overgaê, en mijn kind is een van die weinigen, die daar aan fterven, hoe zal ik mij dan troos~ ten? Dit geval is zeker zeer droevig, doch de Voorzienigheid heeft, om wijze redenen , gewild, dat de mensch, om zijn geluk te bevorderen , middelen zal aanwenden zonder den uitflag daar van te kunnen voorzien;men heeft , (om een voorbeeld te neemen van andere gevallen;) men heeft eens een kind, dat gekweld is met fteen in de blaas, gelijk fomwijien voorvalt; zulk een lijder heeft zwaare pijn, is veeltijds in gevaarlijke omftandigheid, kortom leidt een elendig leven ; om hem hier van te verlosfen neemen de ouders het befluit om, door middel van eene zeer fmartelijke en gevaarlijke kunstbewerking, de fteen te laaten wegneemen; .hier aan fterft het kind, zo als veelmaalen het geval is, zullen dan de ouders zich hier over bezwaard vinden? — het tegendeel, zij hebben alles gedaan wat mogelijk was, om hun kind te redden ; en hoeveel voordeeliger is .dan niet de inenting! — Wel is waar, een kind dat men inent is niet ziek, gelijk dat, het welk den fteen heeft, maar het is toch zeker, dat het, zo men niet inënt, de natuurlijke pokken krijgen — en dus ziek worden zal; zal het van de kinderziekte al zijn leven bevrijd blijven, dan is de inenting, geil 3 lijk  C "8 > lijkmeermaalen gezegd is, volftrekt onfchaüelijk, en hierom voordeelig; dewijl zij voor altijd eene gerustheid geeft. J Hoe treffend het dan ook zijn moge, door deezen weg een geliefd kind te verliezen, zo al men echter, bewust zijnde van niets verzuimd te hebben, altijd een gerust geweten behouden; maar allerakeligst moet het, inte?yn> wanneer men, door woorden or gefchnften, van het nut der inenting onderricht, en tot het bewerkftelhgen daar van vermaand zijnde, door het nalaaten derzelve, zime kinderen hulploos heeft laaten nerven; de wroegingen, welke zulke menrirh JTr-? °Pdervinden; zal elk Ouder zich zekerlijk wel kunnen voorftellen. - in hier mede meen ik de voornaamiie bedenkingen kortelijk, doch voor elk, die niet met opzet dwaalt, genoegzaam, te hebben opgelost. — Nu nog iets over de bewerking zelve: j\a dat de mënteling zich eenige dagen te vooren gemaatigd heeft in het gebruik van yieesch, fpek, wijn en andere verhittende ipijzen en dranken, 0 neemt men een weinig etter, uit de pokpunten van een ander, op de punt van een lancet of platte naald, en brengt die op eene, of meer plaatfen van den arm, even onder de opperhuid, zonder dat het pijn verwekt, of bloed doet uitkomen , waarCO Alle andere voorbereiding is in een gezond mensch geheel nutteloos; doch wanneer hij te volbloedig is, doet men te vooren eene aderlaating ;  (H9) waarmede de geheele bewerking verricht is, blijvende men verders denzelfden leefregel in acht neemen, (yfc) Den tweeden of derden dag (zo naamelijk de inenting gevat heeft) ondergaat het gemaakte liipjen eenige verandering, begint vervolgens te ontfteeken en naderhand te zweeren. Ömtrend den zesden dag gevoelt de lijder eenige pijn in den arm, en onder den okfel; den agtften of negenden dag, fomtijds vroeger of laater, krijgt hij koorts, hitte, dorst, hoofd- en lendenpijn., en omtrend deezen tijd komen, hier en daar, eenige pokjens uit, gemeenlijk in een zeer klein getal, en hiermede houden alle gemelde toevallen op, zodanig, dat de lijder zelden verpligt is het bed te houden, maar meestal op de been blijft, en zijne bezigheden waarneemt; verders worden de pokjens rijp, droogen, vallen af, zonder, in het gemeen, etter koorts en napokken te verwekken, of leedtekens op liet aangezicht na te laaten. (/) O). Al- (*) Zo men een zuigend kind inënt, behoort de moeder zich voor gemelde fpijzen en dranken te wachten, en het kind blijft alleenlijk het zog/gebruiken. (0 Men ziet hier uit dat de in en tin g, in deszelfs bewerkingen beftuuring, zeer eenvouwig is; dit moet echter niemand beweegen , om dezelve ooit zonder eenen bek waamen Geneesheer in het werk te ftellen. Het geheel beloop der Ziekte (om van de kunstbewerking zelve niet te fpreeken) vordert «e oplettendheid en hulp van eenen Geneeskundigen , zelfs ai worden 'er geene geneesmiddelen toegediend. O) Ssmwijlen gebeurt het, dat de wondjeus H 4 , aezelfde wijze meer dergelijke ftoffen voor Vlieden tn behandelen, terwijl ik intusfehen ben TJlieder Nutzoekende Landgenoot, J. VITRINGA COULON. » Laar  vDaar over 't algemeen, en vooral onder den „ gemeenen man eene, met de natuur van eerst„ geborene kinderen, geheel tegenjlrijdige behan„ deling omtrent den leefregel gehouden wordt, „ waar door de Maatfckappij in de bevolking veel nadeel lijdt, is de Vraag: Welke h de „ beste wijze, om kinderen, van het tijd/lip der „ geboorte af, tot den ouderdom van een of twee ,, jaar en, wat het ligchaamlijke belangt, opte„ voeden." ouders. Daar wij, kinderen hebbende, gaarne dezelven gezond Wilden behouden, en wij bemerken, dat 'er zo veele. verfchillende begrippen omtrend de ligchaamlijke opvoeding der kinderen plaats hebben, zoude het ons aangenaam zijn deswegen eenige onderrichting vtm u te ontvangen. geneesheer. Gereedlijk zal ik aan dit uw verzoek voldoen, maar vooraf eisch ik, dat gij u van alle vooröordeelen, welken gij zeker omtrend het gewigtig&uk der ligchaamelijke opvoeding bij u koestert, ontdoet. — Ik zal alles zo eenvouwig mogelijk voordellen, en de zwaarigheden,welken gij maakt,oplosfen. o. In wat opzicht kunt gij de opvoeding een gewigtig ftuk noemen V g. Is het niet van het uiterfte gewigt en aanbelang, kinderen gezond in het leven te behouden, welken volwasfen zijnde,van het grootfte nut voor de menfcheüjke lameaiecving kunne»  C «8 ) nert worden? Wel nu, indien ik u zeg, daf het bewezen is, dat 'er in het eerfte jaar. van de honderd geborene kinderen, vijf- en • twintig fterven; indien ik u errinnere die groote meenigte van gebrekkige en wanftaltige voorwerpen, welken wij dagelijks op onze ftraaten ontmoeten; indien ik u daar bij doe opmerken, (gelijk gij zelf in 't vervolg van ons gefprek zult moeten toeftemmeii; dat geen klein getal, van die zo vroegtijdig geftorvenen, en gebrekkigen, geftorven en gebrekkig geworden zijn, alleen door eene verkeerde behandeling; zult gij, voorzeker, met mij de Opvoeding een gewigtig ftuk noemen, en gij u volttrekt verphgt reekenen, nauwkeurig te onderzoeken, hoe gij uwe kinderen het best zult opvoeden, dewijl gij als mensch verpligt zijt het belang der menfchelijke maatfehappij te behartigen, en gij u nimmer op uwe onkunde ter verfchooning kunt beroepen, daar deeze moedwillig zou zijn, vermits 'er zo veele uitmuntende fchriften, ook in onze taal, over de Opvoeding voorhanden zijn. Ja, gij zoudt den naam van een redelijk mensch niet eens verdienen, zo gij u weinig omtrend de opvoeding uwer kinderen bekommerder, daar het redenloos vee, — uw hond, kat, klokhen en anderen, die zo veele tedere zorg voor hunne jongen draagen, in deezen, u zouden befchaamd maaken. o. Van onze verpligting dan volkomen ©verreed zijnde, zijn wij te meêr begeerig u te hooren, en hierom, om een begin te maaken,— waarop moet men bedacht zijn, geduurende den arbeid van eene baarende yroinv? g. Zo  C 129) g. Zodra de arbeid van uwe vrouw begint, ttioetg j utenfpocdigften van eene ervaarene en kundige Vroedvrouw, of zulk eenVroedmeefter, voorz en, en hiertoe nooit kosten noch moeite fpaaren.— Gij zoudrniet gelooven hoe veel hieraan gelegen ligt, daar wij niet zelden zien, dat enkel door onkunde des verlosfers of der verlosferesfé, de moeder of kind, of dikwerf beiden, om het leven worden gebragt,offlet kind verminkt ter waereld komt. Het is lf erom te bejammeren, dat het ten deezen opzichte, zo elendig ten platten lande gefteld is, daar men zeer veele, zdi aanzienlijke dorpen aantreft, waarin men geene bekwaame Vroedvrouw of Vroedmeefter heeft; en hierom is het tewenfehen, dat de vraag door de Maatfchappij Tot Nut van 't Algemeen, om het gebrek van bekwaame Vroedvrouwen te verbeeteren, voorgefteld, beandwoord, en een uitvoerbaar plan opgegeeven, worde (*). o. Op onze plaats hebben wij wel niemand, die de Vroedkunde geleerd heeft; maar daarentegen eene oude vrouw, welke, door eene ondervinding van veele jaaren, zeer kundig geworden is, — die meest altoos fpoedig de vrouwen weet te veriosfen, en die tevens zeer kundig i* in het af haaien der nageboorte, aanftonds na de verlosfing van het kind; welke vrouw zich no.ut onttrekt, wanneer men haar bij eene baarende vrouw roept. g. Dit is juist, waar over ik u moest waar- (*) Deeze vraag, niet voldoende beandwoord zijnde, is op de Algemeene Vergadering deo jaars 1796 ingetrokken; dus des Schrijvers wensen van deezen kant onvervuld blijft. I  ( 13° ) waarfchuwen; men treft zulke zogenaamde wijze vrouwen , dikwijls , ten platten lande aan, maar gij zoudi niet gelooven hoe veel ongelukken wij hier door dagelijks geboren zien, en hoe gelukkig alles , in zeer veele gevallen , zich zo\ide fchikken, wanneer men, niet eens eene Vroedvrouw gebruikende, de geheele verlosfing alleen aan de natuur overliet, daar dikwijls zelfs eene kundige Vroedvrouw weinig of geen nut, maar eene onkundige altijd onbegri ptijk veel kwaad, kan te weeg brengen. Ik kan u, derhalven, niet genoeg aanraaden , om liever alles aan de natuur over te laaten, wanneer gij eene kundi ge Vroedvrouw met geene moogelijkheid fpoedig genoeg kunt krijgen, dan u van uwe oude buurvrouw te bedienen, en in haare handen het leven van uwe vrouw en kind toetebetrouwen. Maar daarenboven de befchrijving welke gij van uwe buurvrouw gaaft, dat zij ,naamelijk, altijd zeer handig, de nageboorte, aanftonds na de verlosfing, wist aftehaalen,en de vrouwen fpoeelig te verlosfen, geeven mij reeds geene groote verwagting van de kundigheden uwer oude Vrouw. o Hoe! is 't dan niet altoos goed en gelukkig wanneer eene vrouw fpoedig verlost wordt? — men befchuldigt en wantrouwt immers eene Vroedvrouw, wanneer die met de verlosfing draalt, wijl eene baarende vrouw alsdan vergeefs gepijnigd wordt? g. De te fpoeuige verlosfingen zijn dikwijls voor kina en moeder zeer gevaarlijk, ja fomtijds doodlijk; dit leert de ondervinding  C 131 ) ding, en wordt van geenen goeden Schrijver tegengefproken , en ik konde het u bewijzen, zo ons tegenwoordig beftek en uwe vatbaarheid zulks toeliet . waarom gij dit (gelijk in 't vervolg wel meer zal gebeuren,) op mijn gezag moet aanneemen ■, als die beter hier over kan oordeelen dan gij, en die geene reden hebbe van u te misleiden. — Gij moet dan nooit eene kundige Vroedvrouw wantrouwen, zo de verlosfing niet fpoedig genoeg naar uwen zin voortgaat, daar zij van zelfs , wegens haar menigvuldig werk, nog dikwijls te veel haast maakt met de verlosfing. o. Het fpoedig verlosfen der nageboorte is evenwel goed, wijl dezelve, bijaldien zij niet fchielijk na de verlosfing wordt afgehaald, bij de vrouw moet blijven verrotten, zwaare vloeden, en meer andere toevallen veroorzaaken. g. Dit is een vrij algemeen aangenomen gevoelen bij het gemeen, ja zelfs bij fommige, anders niet geheel onkundige,Vroedvrottwen,welke, om haaren goeden naam te bewaaren, zich laaiende dwingen, de nageboorte, in alle gevallen, voort na de verlosfing te haaien, dikwerf, alle geweld hier toe gebruiken. — Ik durf niet begrooten het aantal vrouwen, welken hier door, jaarlijks, omkomen, maar kan u verzekeren, dat'er bijkans nimmerkwaade toevallen zich opdoen, wanneer men gerust de nageboorte, zo die niet gemaklijk wil volgen, laat zitten en aan de natuur zelve ter uitwerping overlaat, gelijk men zulks dikwijls,na eenige dagen of eenige uuren na de verlosfing, ziet gebeuren, wanneer dezelve zich van zelfs, als 't ware, voordoet. Er is, voQrnaauielijk,maar één geval, waarin men I 2 de  C 13O de nageboorte aanftonds, maar nooit met geweld , moet zoeken magtig te worden, wanneer de kraamvrouw, naamelijk, een fterke vloed beeft na de veVlösfing van het kind. — Dan dit verder uittebreiden, zou ons te veel van den weg doen afdwaaleh. o. Het kind geboren zijnde, waarop moet men dan voornaamelijk acht geeven? En wat moet men aanftonds doen? g. 1. Toezien of het kind leeft. 1. Het kind behoorlijk reinigen. 3. Het kind naauwkeurig bezichtigen, of het ook wanfchapen zij, of andere gebreken heeft. o. Wanneer het kind bij ons oogfchijnlijk dood geboren wordt, neemt eene der bijzijnde vrouwen, aanftonds een wollen band, fteekt dezelve in den brand, en houdt dien onder de neusgaten van het kind, wanneer het door de ftank hier door veroorzaakt, dikwijls, fpoedig tekenen van leven begint te geeven, en wat zal men al meêr in zodanig een geval, bij een eerstgeboren kind, in het werk ftellen V g. Wanneer het kind oogfchijnlijk dood ter vvaereld komt is het of bleek, en men kan geene, of althans geringe, kloppingen van het hart en der navelftreng gewaar worden; of des kinds aangezicht is zeer opgezwollen, en heeft eene donker roode koleur, even als men aan geworgde menfehen befpeurt. Deeze beide gevallen moet gij wel van elkander onderfcheiden, wijl dezelven eene geheel verfchillende handelwijze vorderen. In beide gevallen moet gij aanftonds onderzoeken, of de mond van het kind ook met eene taaie flijm is  ( i33 ) is opgevuld, waardoor de lucht niet in de longen zou kunnen komen, dezelve alsdan voorzichtig met den vinger 'er uithaalen, en de tong, welke wel eens een weinig aan het gehemelte vast zit, losmaaken , en vervolgens de navelftreng golfswijze waterpas leggen, waardoor het bloed dikwijls, weldra deszelfs afgebrokenen loop herneemt, en het kind tekenen van leven begint te geeven. o. Wat moet men dan verders in het eerfte geval doen, wanneer het aangezicht van het kind bleek is, en men bijkans geene kloppingen van het hart en der navelftreng gewaar wordt? , . g. In dit geval zou uw' verbrande wollige band te pas kunnen komen, maar voornaamelijk moet gij het kind, en vooral de borst, met een doek in brandewijn nat gemaakt, wasfchen; een handvol koud water op de borst van het'kind wei-pen, uw mond tegen den mond van het kind aanbrengen, deszelfs neusgaten digt houden, en alzo een en andermaal voorzichtig , maar nooit met geweld , lucht in de longen van het kind blaazen, als mede de borst en rug zacht borstelen, wanneer het door deeze middelen, dikwerf, na verloop van eenige minuten, tekenen van leven begint te geeven, en alsdan, maar in dit geval niet eerder, de navelftreng twee of drie duim van de navel affnijden en afbinden. o. Wat moet men in het ander geval in het werk ftellen, wanneer liet kind met opgezwollen, en een donker rood blaauwachtig aangezicht, als een geworgde, oogfchijnlijk dood, ter waereld komt? I 3 g. Als  C i34 ) G- Als dan moet men, zo het geen ik u in beide gevallen ftraks hebbe aangeprezen niet fpoedig helpt, de navelftreng, of gedeeltelijk, of geheel, aanftonds affnijden, alzo terftond, wat bloed van het kind laaten wegvloeien, en de navelftreng wederom toebinden; wanneer het kind eenige tekenen van leven begint te geeven, terwijl gij ook, intusfchen,met vrugt op de gezegde wijze wat lucht in de longen kunt blaazen. Deeze middelen moet gij'nooit verzuimen , wijl men alzo veele kinderen, welken men reeds voor dood hield, gelukkig behouden heeft. o. Ik meen wel gehoord te hebben, dat men altijd eenige droppen bloeds uit de afgefnedene navelftreng, voor dezelve aftebinden, moet laten vloeiën. G. Dit werd nog niet lang geleden, aangeprezen , als een uitmuntend middel om de kinders gemaklijker de pokjens te doen krijgen; dan, en de ondervinding, en het geen wij op vaste geneeskundige gronden weeten, leeren ons, dat deeze kunstgreep nimmer in ftaat is, om aan het voorgeftelde oogmerk te voldoen, waarom wij u dan gerust kunnen verzeekeren , dat deeze en andere bepaalingen omtrent het affnijden en behandelen der navelftreng (gelijk het onderfcheid om dezelve digter aan de buik, bij de meisjens dan bij de jongens aftebinden, het terug drijven van het bloed voor het affnijden uit dezelve na het kind toe, enz.) zo niet onder de fchadelijke, ten minften onder de belachlijke bijgeloovigheden behooren, waarvan wij de -- - —~ ;  C 135 ) de ganfche kraamkamer niet zelden als vervuld zien. o. In de tweede plaats noemdt gij het reinigen van pas geborene kinderen, om welke redenen moet dit gefchicden - o. Naardemaal het kind zich in de Baarmoeder in een (lijmachtig vogt heeft opgehouden, is het met een witachtige (lijm overdekt, welke de zo noodzaaklijke uitwaafeming zou beletten en veele ongemakken veroorzaaken, zo het van dezelve niet gereinigd werd — hierom lekken de d eren hunne pas geboren jongen , en, als het ware in marvolging van dezeiven , wascht men de kinderen met een zachte linnen doek, in warme zeepfop of bier, waar in een weinig boter gemengd is, nat gemaakt,terwijl men, intusfchen, naauwkeurig het kind befchouwt, of het ook eenige uitwendige ligchaams gebreken mede ter waereld gebragr heeft. 0. Maar is het niet beter de kinderen met koud water aftewasfchen, of dezelve aanftonds in een koud bad te dompelen , om hen dus van de geboorte af aan de koude te gewennen, en het ligchaam hier door te verfterken ? g. Dit is een gebruik onder fommige vol keren, die hunne jong geborene kinderen ineen naastbij gelegene rivier dompelen, dan ik zou u niet durvenaanraaden-, zulus bij mve,pas geborene, kinderen naartevolgen, dewijl wij weeten hoe fchadelijk alle fchielijke verwisfelingen van warmte in koude zijn, en de kind'.ren zo veele maanden lang in eene natuurlijke en aanmerkelijke warmte, in de baarmoeder, verI 4 keerd  C 136 ) keerd hebben. - Hoe fchadlijk. echter, ook zo(i..n g eene behandeling voor eerstgeborene kinderen z j, zo gezond is dezelve, integendeel wanneer men hen allengskens hieraan 37 ) of die ook (gelijk fomtijds gebeurt) gefloten zijn, welke beide gevallen eene fpoedige hulp van een kundig H elmees er vorderen. 2. Of 'er ook een uitpiflend gezwel boven aan het hoofd zich opdoe, een Her/enbreuk genaamd, het welk men dan met een compres, een weinig moet nederdrukkcn , deeze plaats met zwagtelen voorzien, en telkens bij het bakeren en kleden van het kind 'er opletten, dat de compres het uitpuilend gezwel blijft drukken. 3. Gebeurt het fomtijds, dat het balzakjen der jongens tegen natuurfjk opgezwollen is, waarover gij u niet behoeft te 'bekommeren, wijl het doorgaands gemaklijk door het wasfchen en aanleggen van een doek, in brandewijn en azijn nat gemaakt, verdwijnt: wanneer dit echter niet binnen eenige tlagen gebeurt, doet gij het voorzichtigst met een kundig Heelmeester raad te pleegen, wijl gij als dan een aangeboren zakbreulc voor dit ongemak aanziet. 4. Of 'er ook in een derLiesfen eene dikte plaats heeft, welke eene aangeborene liesbreuk is. -• Dit ongemak is bij' eerstgeboren kinderen, meestal, volkomen geneesbaar , zo het wel behandeld, en het kind behoorlijk gewonden wordt, het welk ik u hier wel nader zou befchrijven , dan, het is gemaklijker en beter, dat een kundige het u eens wijst, wanneer gij het zelf ligt kunt leeren. — Gij moet echter niet alle gezwellen in de liesfen bij eerstgeborene kinders , voor een breuk aanzien, wijl bij de jongens fomtijds niet aanftonds de bal in het balzakjen is nedergezakt, I 5 maar  C 138 ) maar zich dikwijls eenige dagen , onder de gedaante van een gezwel, in de liesfen ophoudt, wanneer ik u niet behoef te zeggen dat gij verl eerd zoudt handelen, dat gezwel naar binnen te willen brengen, waarom gij dan altijd, zo gij eene dikte in de liesfen bij een jonggeboren kind ontdekt, moet onderzoeken, of reeds, beide de ballen in het za'-.jcn zijn neergezakt. 5. Zün de beenen van een eerstgeboren kind meest alt'jd buitenwaardsgekromd ; bijaldien zulks, ccl'ter,aanmerklljken buitengewoon is, moe gij hierop in het bakeren bedacht zijn, met een wind fel om beide de beenen (weiken gij eerst met doeken bewonden hebt, om het nadeel der drukking voortekomen) te leggen. 6. Worden 'er fomtijds kinderen met gefpletene lippen , (.welken men Hazenlippen noemt,; met meerder vingers, of mei dergelijke wanftaltigheden, met dewelken het kind kan leven en opwasfen, geboren; deeze en dergelijken kunnen geholpen worden, dan het best is, ten minftcn wat de Ilazcnmond belangt, dat men eenige maanden wagt, en hier toe nimmer een kwakzalver, die doorgaans het onno- ' zei gemeen bedriegt en opligt, maar een kundig llcelmeefter gebruikt. - Voor het overige, wanneer gij iets buitengewoons aan het kind ontdekt, moet gij zulks niet dan op het voorzich'.igst aan de kraamvrouw openbaaren, wijl zij hiervan zou kunnen fchrikken, 't welk voor haar van de nadeeligfte gevol gen konde zijn ; en gij moet nooit, hoe wanftaltig ook uw kind ter waerèld komt, hetzelve van het leven berooven ; maar ^ülks aanftonds aan een' ervaaien Heel- of  of Geneesmeester openbaaren, en hen hier over raadpleegen. o. Wat is het, wanneer men zegt, dat een kind met een helm geboren wordt? g. Wanneer de vliezen, waarin gij weet, dat het kind in de lijfmoeder , als 't ware befloten is, bij de geboorte niet in 't midden openbarften, maar rondom de moedermond affcheuren, blijft des kinds hoofd met etn deel derzelven bedekt, en alsdan zegt men dat zodanig een kind met een helm geboren wordt, — het bijgeloovig gemeen gelooft, dat deeze kinderen, door gezichten te kunnen zien, toekomftige dingen kunnen voorfpellen; dan het is te verwonderen, dat men, in onze anderszins meêr verlichte eeuw, aan zulke en dergelijke belagchlijke vertelzelen geloof geeft, daar dit niet, dan van natuurlijke oorzaaken afhangt, en deeze niet de minfte betrekking hebben op de verftandige of zintuiglijke vermogens van het kind. —- Dan, genoeg hiervan, laat ik liever met u over het bakeren van het kind handelen. o. Hebt gij dan ook iets aan te merken, over zo eene geringe zaak als bet bakeren? Elke vrouw weet immers bijkans i ja door het dikwijls te doen, veel beter dan gij, dit te verrichten. g. Indien ik u aantoon, dat door het bakeren > gelijk men het doorgaans bij den gemeenen man ziet, veele kinderen aan verfcheidene ziekten en ongemakken worden blootgefteld, zult gij dit niet langer voor eene geringe zaak achten. Ik zal u hierom onderhouden:  C 140 ) 1. Over het misbruik der vuurkorven of manden 2. Over het zwagtelen. en 3. Hoe men in het bakeren moet te werk gaan. o. Zijn de vuurkorven of vuurmanden, dan niet goed? o. Men is gewoon, als de kraam op handen is, zich van eene goede hoeveelheid uitgedoofde kooien te Voorzien, ten einde dezelven zo in deftooven, als vooral in den vuurkorf of mand te gebruiken; men omhangt deezen vuurkorf of mand van alle kanten met een fpreed , hierin eene opening laatende , waarvoor men het kind bakert, ten einde alle wasmte, zich tot het kind bepaale, waarom men nog het kind met een dekenijen overdekt. — Hierdoor, alsmede door de op den vuurkorf opdroogen de doeken en 1 uuren,wordt de lucht over de ganfche kraamkamer aanmerklijk bedorven, èn het kind moet alle kwaade dampen van den vuurkorf inademen, het welk, en voor moeder en voor kind, ten uiterfte nadeelig moet zijn. o. Wat wilt gij dan in plaats van deeze vuurkorven? — het kind moet immers gekoesterd worden? g. Ik wil alle uitgedoofde kooien, zwavelachtige turf,met den vuurkorf uit de kraamkamer verbannen, en het kind, gelijk onze wijze voorouders gewoon waren , en men nog, vooral onder den gemeenen man, ten platten lande, hier en daar, ziet doen, in eer. bakermat voor een open vuur, waar voor men een fcherp« of iets dergelijks kan plaatfen, om het te fterk fchitteren der vlam in des kinds oogea  ■ C 141 j oogen te beletten; terwijl bet kind aldus genoegzaam warm zal gehouden worden. 0. In de tweede plaats noemdet gij het zwagtelen; keurt gij dit dan ook af? g. Zeer zeker : overweeg, onbevooroordeeld, het volgende,en gij zult mij uwe toeftemming moeten geeven. 1. Zal de ademhaaling vrij en onbelemmerd gefchieden, dan moet de borst en buik, bij elke inademing, zich genoegzaam kunnen uitzetten: dit nu wordt door het gewoon fterk zwagtelen onmogelijk gemaakt, waardoor dan ook de vrije en onbelemmerde ademhaaling aanmerkelijk moet verhinderd worden, waarvan ik het nadeel voor het kind u niet breedvoerig behoef uitteleggen. a. Door het zwagtelen wordt het vrij gebruik der ledemaaten aan de kinderen benomen, waardoor dan, noodwendig, alle ongemakken , uit eene niet genoegzaame beweeg: ng, moeten veroorzaakt worden. — De omloop van het bloed, welke aanmerklijk door de beweeging, vooral bij de kinderen, geholpen moet worden, wordt minder rege 1 maatig, waardoor de affcheiding der vogten,en de zo noodzaaklijke,, natuurlijke, uiuvaaleming verminderd wordt. — De fpkren, weiken door geduurige oefening en beweeging nieuwe krachten moeten krijgen, en hierdoor fterk wcv den, blijven zwak en Hap. 3. Door het zwagtelen , wordt de maag belet zich behoorlijk te kunnen uitzetten,het welk, behalven andere ongemakken, eene gebrekkige fpijsverteering kaa te weeg bréngen. 4«  ( ) 4. Door het zwagtelen, vooral, wanneer men het kind, daarenboven, het vrij gebruik van ziine banden en armen beneemt, is hetzelve verpligr, r,!les in die richting en ligging te moeten houden, welke de onbarmhartige baker aan hetzelve gegeeven heeft, — het is niet in Haat eenvliegjen, het welk zich op het aangezicht nederzet, of iets anders, hetwelk eenige jeukte veroorzaakt, zelf weg te neemen , maar moet zulks dóór kermen aan de pppaster trachten bekend te maaken, fchoon het anders, zo 't zijne handen vrij konde gebruiken, weldra, zelf in ftaat zou zijn, in deezen zich te redden. 5.Wanneer, mag ik u vraagen, is een kind het minst verdrietig,en wanneer geeft het de meeste tekenen van vergenoeging? — Is het niet in die oogenbhkken, wanneer het ontzwagteld is, en zijne Iedemaaten vrijelijk kan gebruiken? Zo gij dit met mij dikwijls waargenomen hebt, behoorde ook dit alleen genoeg te zijn, waarom gij met mij het zwagtelen afkeurt. — Gij zult mij, mogelijk, toevoegen, dat dan ook het kind van zijne vuiligheid gereinigd wordt, wanneer het altijd minder verdrietig is ; dan daar gij dit, zonder zwagteling, veel gemaklijker en hierom meêr dikwijls, kunt verrichten, zonder aan vastgezette tijden .van 's morgens en 's avonds u te houden, ('twelk eene zeer kwaade, en niet genoeg af te keurene, gewoonte is, wijl zulks ontvellingen allerhande uitflagen , enz. waaraan het kind deerlijk lijdt, veroorzaakt) moest gij, al was het alleen hierom, het kind niet zwagtelen. o. Ik  C 143 ) 0. Ik moet bekennen, dat uwe bijgebragte re« denen tegen het zwagtelen in de befpiegeling fchoon en voldoende fcbijnen; maar kunnen de kinderen niet gemaklijker aangetast en behandeld worden, zo zii gezwagteld zijn'? — En is dit geen reden genoeg om grooter ongelukken vbortekomen , om met zwagtelen op de gcwoone wijze voort te gaan ? g. Gaarne wensch'e ik , dat gij, even gereed, alle middelen, waardoor wij u aantoonen, dat gij groote ongelukken der kinderen kunt voorkomen, aangreept, als dir, volgens uw oordeel, van he< zwagtelen. Maar laat ik u alleen , toeftaan, dat gij be er gezwagrelde kinderen , dan niet gezwagteldcn kunt behandelen, moet men dan echter niet alle voorzichtigheid , billijk, in u vooronderltellen, waardoor Êij nooit op eene lompe Wijze uwe kinderen ehandelt en aam ast V Men kan u, immers, niet bij een kind vergelijken, voor het welk men verpligtis,deipeelpop zo wel, en zo fterk te voorzien, als men kan, op dat het die niet, door eene ruuwe behandeling, telkens zou aan ftukken breeken. o. Hoe wilt gij dan dat men de kinderen opbakere ? g. Zeer eenvouwig; het kind, gelijk wij u boven gezegd hebben, behoorlijk gereinigd zijnde, voorziet gij de opening, welke de natuur , om wjze redenen, tuslchen de voorhoofds en de wandbeenderen gelaaten heeft, (opdat . naamelijk, dezelven in de verlosfing eenigszins tot elkander zouden komen,en alzo de'groote van het hoofd verminderd worden,) en 't welk men de Fontanel noemt, met  C 144 ) met een compres, en zet het kind een of twee mutsjens op ; - wilt gij een hoofdwmdiel (op fomm-ge plaatfen bij de vrouwen een Flep genaamd) gebruiken, nimmer moet gij - echter,hetzelve te fterk toebinden, gelijk onze bakers gewoonlijk doen , 0111 voleens haar voorgeeven „des te eerder de gezegde beenderen tut elkander re brengen Ai her hoofd te fluren, wijl hierdoor de'omloop vao het bloed door de uitwendige deelen van het hoofd verhinderd, en hoofdpin, ja mooghjk eene beroerte, zou kunnen veroorzaakt worden. - Gij voorziet, insgelijks,den navel met een of twee compresfen, en, gelijk gij gewoon zijt, met een naveiband, terwijl gij u niet behoeft te bekommeren, wegens het te laat afvallen der navelftreng, en gij nimmer aan dezelve moet trekken om te beproeven of dezelve al los zij, wijl daardoor hgtehjk de vaten, waaruit deeze ftreng beftaat, verfcheurd zouden kunnen worden, voor dat zij volkomen vergroeid en beves igd zijn; verder de navelftreng op den vierden of vijfden dag vroeger of laater afgevallen zijnde moet gij het compres kleiner, en een weinig dikker maaken, en hetzelve, met den gewoonen navelband, op de ring van den navel bepaalen welke g,j aldus, bijkans niet te lang het kind kunt laaten draagen.om een navelbreuk voor te komen. - Gij trekt bet k,nd voorts een zacht linnen hembd aan,en een borstrok • omwindt voorts het onderfte gedeelte van het ligchaam, gehjk ook de beenen, dan deeze ieder afzonderlijk, op dat derzeiver beweeging eemgszins vrij blijve, mct een doek Gij  C H5 ) Gij bakert het vervolgends Iosjens, de armen vrijlaatende, naar de gerteldheid der lucht, in een of twee zachte wollen dekens; zorg draa« gende,. dat die van binnen met een linnendoek bedekt zijn, opdat de wol het tedere vel van het kind niet aanraake,het zelve nog een flinger-deken omflaande, zo het onder de open lucht komt, om hetzelve tegen togt, die verkoudheden of andere ongemakken bij de kinderen fchielijk veroorzaakt, altijd zorgvuldig te befchermen. — Gij gebruikt zo weinig mogelijk 'fpelden, wijl die ligtelijk het kind kunnen fteeken, waarop gij dan ook altijd bij het fchreiën van het kind, behoort bedacht te zijn: ja, mijns bedunkens, zouden verftandige vrouwen wel een luier kunnen uitvinden, welke men met eenige weinige linten konde vastftrikken, en men zich alzo flechts van eenige weinige fpelden zou behoeven te bedienen, — Het kind dan dus opgebakerd zijnde, legt men in een wieg of kribbe. o. Hoe! Ik dacht, dat gij de wieg zoudt verbannen: deskundigen merken immers aan, dat de llaap, welke men door het geduurig fchokken van de wieg verwekt, tegen-natuurlijk en veeleer eene bedwelming, dan eene zachte rust is; terwijl het fchudden zeer veele nadeelige uitwerKfelen kan hebben voor het nog zo teder hersfengeftel der kinderen: waarom dan ook de wiegen, vooral bij vermogende lieden, reeds meêr en meêr zijn afgefchaft. g. Ik wenschte wel dat 'er geene erger misbruiken plaats hadden, in de eerfte 'opK voe-  ( Hó" ) voeding der kinderen, dan het wiegen; daar ikzelf verzekerd ben, dat het maatig wiegen, zonder het kind, niet flaaperig zijnde, door eene geweldige fchudding der wiegen , als tot flaapen te dwingen, niet alleen niet nadeelig, maar, gelijk alle maatige beweeging, voor het kind eerder gezond is,wanneer men maar oplette , dat het niet terftond , wanneer het kind de maag' met zog gevuld heeft, met eene al te groote hevigheid gefchiede ; als mede, zo'men dit werk nimmer aan kleine kinderen overlaat, die fchielijk, wanneer het kind niet flaapen wil, ongeduldig worden, en, al fterker wiegende, niet zelden, al ware het om 'er in het vervolg bevrijd van te zijn, de wieg met het onnoozel kind het onderfte boven ftorccn, waardoor het verminkt zou kunnen Worden, ja zelf, zo het niet fchielijk geholpen wordt, onder de omgeflorte wieg fmooren. — Dit is ten minften zeker, dat, wilt gij voor het kind u niet van een wieg bedienen, dat het nimmer bij u op het bed moet flaapen, daar zulks nietalleen zeer nadeelig voor des kinds gezondheid is, maar gij zelf gevaar loopt, uw kind, door 'er in den llaap op te gaan liggen,deerlijk om het leven te brengen , waar van het aan geene voorbeelden hapert, en waar voor ik u niet genoeg kan waarfchuwen , als ik mij herinnere, dat van het jaar 1700 tot 1750, volgens de doodlijsten, alleen te Londen meer dan vijfendertig hondert kinderen door de moeders of minnen zijn dood gelegen. — Voor het overige , 't zij gij het kind in eene wieg, het zij in eene krib legt, moet  C 147 } moet gij het nimmer op den rug,maar altijd.» en zulks wel dikwijls bij verwisfeling, op deeze of geene zijde leggen, op dat het, vooral in het begin, gemaklijk de flijm, of het weder in den mond opkomend voedfel, van zelf zou kunnen loozen. o. Gij zeidet ftraks, dat men oplettend moet zijn, het kind niet geweldig te wiegen, wanneer het een weinig van te vooren gezogen had: keurt gij dan ook het zuigen boven de pappot? g. Zeer zeker, en het zal niet noodig zijn , u breedvoerig de redenen van mijn gevoelen op te geeven, ik zal u alleen yra'agen, en dit gewigtig ftuk alsdan aan uw eigen oordeel overlaaten, om welkereden, zo het kind beter" met de pappot, dan met moeders zog werd opgevoed, en de moeders niet verpligt waren, zo mooglijk, hunne kinderen zelf te zoogen, om wat reden dan, zeg ik, de wijze' Schepper de vrouwen met borsten voorzien heeft? — waarom deeze met of voort na de verlosfing reeds met melk zijn opgevuld V Ik zal u alleen vraagen, of zelfs niet alle dieren, welke borften hebben, de nuttigheid van het zogen,en den pligt aan de moeders in deezen leeren; daar hunne jongen, als door een natuurlijk inftinct gedreven, fpoedig de borften der ouden opzoeken, welken zich eigenaartig, door 'er haare ligging of houding naar te fchikken, hun in deezen weeten behulpzaam te zijn? — Ik zal hier toe, om geene andere redenen meer bij te brengen, en om niet te fpreeken van die menigvuldige ongemakken en ziekten, welken gezonde moeders, die K 2 moed-  (148) moedwillig het zoogen nalaaten, zich zelven op den hals haaien,mij op het eenpaarig getuigenis der moeders, welke zelf gewoon zijn hare kinderen te zoogen, mij beroepen, dat, naamèlijk, de wederzijdfche betrekking van de moeder of het kind , en' van dit weder op de moeder door het zoogen aanmerklijk vermeerderd wordt; en op de ondervinding, welke ons leert,dat 'er zeer veele kinderen , die men met de pappot zoekt op te voeden, allengskens uitteeren, maar wel ras weder herfteld en gezond worden, zo men hun het zog van de moeder of eener minne kan doen gebruiken. o. Maar een kind, het welk zonder zog of melkpappen opgevoed is , wordt nooit, volgens getuigenis van deskundigen, door de Engelfche Ziekte aangetast: en is het dan, om deze ziekte voor te komen, niet veel beter, de kinderen niet te laaten zuigen ? - g. Dit is in eene opzetlijke verhandeling over de Engelfche Ziekte, door eenen anderszins kundig' vaderlandsch' Geneesheer, ik meen den onlangs overledenen, beroemden veirac, beweerd.— Hij beriep zich op zijne vijfentwintigjaarige ondervinding, en op zijne waarneeming, dat in eene vrij uitgeftrekte ftreek lands, in de nabuurfchap van Rotterdam , waar de meeste boerinnen ongenegen zijn haar kroost te zoogen, maar het zelve liever verkiezen met waterpappen en gemeen brood te voeden, hem nimmer een eenig kind in twintig jaaren is voorgekomen,'t welk iets van de Engelfche Ziekte te lijden had; — hij meent, naamèlijk , dat de oorzaak dier Ziek-  ( 149 ) Ziekte beftaat in eene zuure fcherpte, welke uit de darmen opgeflorpt, onder het bloed gebragt wordt, en dat de weij van het zog, of andere melk, zeer vatbaar is, om die zuure fcherpte in de darmen te verwekken, waarom hij dan ook zegt, dat men deeze ziekte zou kunnen voorkomen, zo men de kinderen de borst en andere melkfpijzen onthield. Dan, daar het hier de plaats niet is, en zulks uwe vatbaarheid zou te boven gaan,om het gezegde gevoelen over de oorzaak der Engelfche Ziekte te beöordeelen. merk ik tot mijn tegenwoordig oogmerk aan :, 1. Dat noch veirac, noch iemand van die geenen, welken tegen het zoogen der kinderen zijn, tot nog toe immer voldoende geandwoord en opgelost heeft, die redenen, welken ons het zoogen der kinderen ontegenfpreeklijk fchijnen aan te raaden , die wij u boven hebben opgegeeven. 2. Dat die kinderen, dewelken, volgens veir ac s voorfchrift, met niet te krachtige foupen, bier of waterpappen en dergelijke lpijzen, in ttede van zog, opgevoed worden, niet minder aan het zuur onderhevig zijn, dan dezulken, die, gezond zijnde, hunne gezonde moeders zuigen, en dat het geenszins bewezen is, ja zelfs, dat het onwaarfchijnlijk is, dat het zuurgeworden zog, of de melkpappen eerder die Ziekte zouden kunnen veroorzaaken, dan zuur-geworden bier of waterpappen. 3. Dat het geenszins aan voorbeelden ontbreekt van kinderen, die, fchoon nimmer gezogen hebbende, echter elendig aan de Engelkhe Ziekte fukkelen. K 3 4- Dat  ( i5° ) 4- Dat de bijgebragte waarneeming (aan welker echtheid wij geen oogenblik durven twijfelen, daar de naam van veirac alleen genoeg is, om ons zulks te verbieden) van die flreek lands, waar de moeders ontaard genoeg zijn, haare borst aan de kinderen te weigeren, maar waar men niemand van de Engelfche Ziekte aangedaan ontmoet, ook geenszins eene genoegzaame drangreden is, om het zoogen der kinderen te verwerpen, de wijl men weet, hoe weinig kinderen men ten platten lande, over het algemeen, aantreft met dit ongemak, .hoewel het bij deszelfs bewooners, ten minden in Vriesland, zeer zeldzaam is, dat de moeder haar kind niet zooge. 5. Dat integendeel 'er eene andere reden is, waarom men zo weinig de Engelfche Ziekte ten platten lande ziet, fchoon de kinderen aldaar reeds vroeg de zuure gekarnde melk leeren drinken: naamèlijk, dat men aldaar meest overecnkomdig de natuur leeft, en de kinderen geboren worden uit ouders, die, in verfchillende opzichten, gezonder en derker zijn; en waar men dus, in het algemeen, veel minder alle die ziekten, die uit verflapping en verzwakking, gelijk zeer zeker de Engelfche Ziekte, ontdaan, moet ontmoeten. o. Alle moeders kunnen evenwel haare kinderen niet zoogen ? g. Dit is zo; 'er zijn 'er, naamèlijk, welke teringachtig of venerisch zijn, die haare kinderen niet moeten zoogen, daar als dan die ziekten, welke deezen van haar reeds meer of min, geduurende de zwangerheid, ontvangen heb-  hebben, hierdoor nog verergerd zouden worden; 'er zijn'er, welken het zuigen uit hoofde van zwakheid niet kunnen verdraagen, of welker zog de eene of andere kwaade hoedanigheid heeft, welke door geene middelen kan verbeterd worden, en voor het kind zeer fchadelijk is, of bij dewelke al het zog door eene koorts verdwijnt; — 'erzijn'er,diedoordeeeneofandcre ziekte , eene verzweering der borsten of tepels , gelijk ook wegens hetmaakfel der tepels, Cwanneer deeze, gelijk de vrouwen het noemen, inwendig en te klein zijn, 't welk men echter door eenigen tijd vóór de verlosfing de gewoone geele doppen, uit geel wnsch gemaakt, op dezelve te draagen,' dikwijls, aanmerklijk kan verbeteren ,) genoodzaakt zijn , het zoogen van haar eigen kind na te laaten. o. Hoe moet men dan met zodanige kinderen handelen , welken de moeder zelf niet kan zoogen? g. Alsdan is men verpligt zich van eene Minne te voorzien , zo men eene goede kan krijgen , en de omftandigheden der ouders eenigzins zulks toelaaten; terwijl men anders genoodzaakt is, zich voor het kind van de pappot te bedienen. o. Maar ziet men niet in de kinderen, naderhand de kwaade zeden der Minne V en is 't hierom niet gevaarlijk, het kind aan eene Minne te laaten zuigen? g. Het is niet noodig om dit gevoelen, dat de kinderen, met het zog, tevens de kwaade zeden eener Minne zouden kunnen ontvangen, naauwkeurig te onderzoeken; ik zou het noch durven tegen fp re eken, noch toeftaan ; alK 4 leen  C 152 ) leen merk ik aan, dat 'er kinderen zijn, welken volftrekt de borst noodig hebben , en die anders, binnen weinige dagen, als beginnen Tijtteteeren ; in welk gevalb,k het nnnmer met eene gezonde zedekunde kan overeenbrengen, dat men de kinderen oogenfchijnlijk, en als van dag tot dag, liever zou zien uitteeren, en laaten fterven, dan aan een twijleiachtig gevaar bloot ftellen, van kwaade zeden, door het zuigen aan eene Minne, te ontvangen, terwijl men echter wel tevens alle mogelijke omzichtigheid moet gebruiken in het kiezen eener Minne. o. Waar op moet men dan in het kiezen eener Minne acht geeven ? ,...G- ?• Op haar levensgedrag, of zij, naamèlijk zich ook aan dronkenfchap, hoererij of andere buitenfpoorigheden fchuldig maakt enof zij ook driftig en oploopend van aart is; welk alles het zog voor het kind zeer nadeelig kan maaken, 2. Op haaren ouderdom, gelijk mede, of zij reeds lang geleden gekraamd heeft; daar eene jongere Minne, van tusfchen de twinti» en dertig jaaren, ver boven eene oudere te ve£ kiezen is; - gelijk ook mede eene, die, zo na mogelijk, gelijktijdig met de moeder gekraamd heelt, beter is, dan eene, wier zog reeds eenige maanden oud is. 3. Op haare gezondheid , en den toeftand haarer borften ;weshalven men best doet,haar eerst door een deskundig Geneesmeester te laaten onderzoeken, of zij ook venerisch of lcnorbutisch is, -en voor het overige eene goede gezondheid geniet; of de borften van eene  ( 153 ) eene middenmaatige groote, zacht ) en een weinig hangende zijn , en of de tepel genoegzaam door het kind gevat kan worden. 4. Op de hoeveelheid en hoedanigheid van het zog ; of het zelve genoegzaam is om het kind te voeden, en tevens van eenen aangenaamen en zoeten fmaak : als mede of het ook te zwaar of te dun zij, het welk men kan ontdekken, door een droppel 'er van op de nagel te doen, welke gemaklijk van dezelve afvloeien, maar- ook tevens niet flechts eene waterachtige,maar eeneeenigzïns blaauwe (iraal moet nalaaten. Heeft men hier door eenig vermoeden gekregen, dat het zog geene goede hoedanigheid bezit, zal men zulks wel ras binnen weinige dagen zeeker kunnen weeten', zo het kind vermagert, en tekenen van buikpijnen geeft. o. Zal men de kinderen aanftonds, op den eerften dag de borst, geeven? g. Veelen zijn van gedachten. dat men een kind niets moet geeven als wat fuiker, of honigwater , of wat franfche witte wijn, tot dat het zich genoegzaam van de zwarte drekftof gezuiverd heeft; vreezende, onder anderen, dat het eerfte zog hevige buikpijnen kan verwekken. Dan, ik kan u verzekeren, nimmer van het zelve kwaade gevolgen gezien te hebben, en men is ook thans vrij algemeen van oordeel, dat het eerfte zog eene buikzuiverende kracht bezit, daar men waarneemt, dat die kinderen, welken voort, zelfs op den eerften dag, van moeders borst gebruik maaken,veel fchielijker de gezegde zwarte drekftof loozen ; het welk, of door de buikzuiverende kracht K 5 van  C i54 ) van het zog moet veroorzaakt worden, of, (het welk ik niet durf bepaalen,") door eene grootere affcheiding van fpeekfel, en deszelfs toevloed tot de darmen, als een natuurlijk gevolg van het zuigen: waarom ik, hoe ditookmoge zijn,u raade de les van hun niet te volgen, die in de eerfte ao of 30 uuren, den kinderen de borst onthouden, maar veel eêr aanftonds eenige uuren na de verlosfing, zo mooglijk, het kind te laaten zuigen. o. Is het dan van zo een groot aanbelang, dat het kind die zwarte drek zo fchieüjk looze? g. Zeer zeker , en dit fteunt op geneeskundige gronden: waarom de baker'dan hier op vooral mopt acht geeven, terwijl het zeer nuttig is de kinderen in cie eerfte twee dagen, zo deeze loozing niet van zelf gefchiede, een of twee eiërlepeltjens fijroop van lihabarhcr of van Cichorei te geeven. — Dan hier van in het vervolg nader, wanneer ik met u over de voornaamfte ziekten der kinderen zal handelen. o. Hoe dikwerf moet men het kind de borst geeven ? o. Sommige moeders geeven het kind op vastgezette tijden de borst, of houden het voor een vaste regel,'t kind telkens de borst te geeven,wanneer het fchreit; dan, dit beide, en vooral het laatfte, is zeer verkeerd , daar het kind dikwijls wegens buikpijnen verdrietig is, welken door het zuigen, ten minften zo dezelven uit het zuur ontftaan , geenszins verminderd,maar veel eer vermeerderd  C i55 ) derd zouden worden: waarom men het voor eenen algemeenen regel kan houden, het kind alsdan de borst te geeven, wanneer het honger heeft; het welk het zelve door fchreiën, (door eene oplettende moeder, gemaklijk van het fchreiën wegens pijn of ongemak te onderfcheiden) gemeenlijk te kennen geeft.' o. Welke eene levenswijze moet eene zoogende moeder of minne houden ? en waar op moet zij acht geeven, in het zoogen van kinderen ? q.. Dat zij nimmer aanftonds' na hevige gemoeds aandoeningen, gelijke mede na vleeschlijke vermenging, of in dronkenfehap, het kind de borst geeft, daar hier door, vooral door 't eerstgenoemde, het beste en gezondfte zog fchadelijk , ja vergiftig kan worden, gelijk men deswegens het volgend voorbeeld verhaalt: Man en Vrouw, op zekeren tijd verregaand oncenig, en deeze Iaatfle bovenmaten driftig geworden zijnde , gaf het kind, het welk door 't geraas wakker geworden was, en fchreide , om het te (lillen , de borst, met dat ongelukkig gevolg, dat het binnen weinigen tijd in hevige ftuipen overleed. — Zij moet verders ook altijd het gezondfte voedfel gebruiken, en zich zo veel mogelijk voor koude wachten, — alle te fterke bcweegingen vermijden, — geene met veele fpeceriën aangezette, of te zuure fpijzen nuttigen, wijl vooral dit laatfte buikpijnen en het zuur voor het kind kan veroorzaaken, en altijd, voorts, acht geeven, dat zij nimmer haare maag overlaade. 0. Kaa  056) o. Kan men ook het zog vermeerderen, of deszelfs kwaade hoedanigheden verbeteren? g. Wanneer de moeder fterk en gezond is, is het veelvuldig gebruik van melk het eenvouwigfte middel, om het zog te vermeerderen. — Wanneer het zog te dun is, zal de moeder zich van veele melk- en meelfpijzen, als mede van fterkvoedende foupen, met nut kunnen bedienen, daar, zo hetzelve, integendeel, te dik en te zwaar voor het kind is, zij zich van deeze moet onthouden. — Ontftaat dee • ze dunheid en weinigheid van het zog uit zwakheid, als dan zal zij zich 'er wel bij bevinden, zo zij 's morgens en 's avonds een glas wijn op kina getrokken, gebruikt. o. Zal eene moeder , zwanger geworden zijnde, of geduurende de maandelijkiche ontlasting, voortvaaren het kind te zoogen? g. Bij de meeste vrouwen maaken deeze omftandigheden geene veranderingen in het zog; aanftonds, echter, moet eene moeder altijd ophouden haar kind te zoogen, zo zij met zekerheid weet, dat zij zwanger is, wijl het voortvaaren met het zoogen voor haare vrugt zeer nadeelig is. o. Ik heb , zo ik meen, wel eens gehoord, dat eene zoogende moeder geneesmiddelen gebruikende, deeze ook op het kind uitwerking hadden ? g. Dit is zo; men geeft hierom dikwijls, met goed gevolg, demoeder, bij voorbeeld, Krecftsoogen, Kina, Rhabarber, om het zuur en de koorts tegen te gaan, of afgang bij het kind te verwekken; en dit moet dus de zoogende moeders leeren, hoe veel nadeel het  ( 157 ) gebruik van ongezonde fpijzen , of van te fterke geneesmiddelen, op haare kinderen kan te weeg brengen. o. Welken ouderdom moet het kind bereikt hebben, om hetzelve te fpeenen? ■f g. Hier in kan men u geen vasten regel aan de hand geeven; op het volgende moet gij echter altoos letten: Dat gij nooit, ten rainften niet wanneer 'er verfcheidene tanden te gelijk beginnen uit te komen , de kinderen, op eenmaal, de borst ontneemt, daar 'er een al te groot onder, fcheid is tusfchen het zog en de fpijzen, die men na het fpeenen het kind geeft, en de maag aan het eerfte gewoon , niet dan bezwaarlijk de laatften aanftonds alleen kan verteeren; waarom men dan altijd het best doet, de kinderen allengskens van de borst af te gewennen, en hun hiertoe, reeds van den beginne af, daaglijks, 's morgens en 's avonds, eenige lepels wel toebereide, en ftraks nader te befchrijvene pap , en eenige weeken oud geworden zijnde, van tijd tot tijd, een weinig ander gezond eeten, het welk gij zelf gebruikt , te geeven; terwijl, zo men zulks nalaat, men niet zelden met de kinderen verlegen wordt, wanneer de moeder op zekeren tijd, wegens ziekte, of anderszins, niet in ftaat is het kind te zoogen, daar het als dan geen ander voedfel wil gebruiken. Men geeft het kind, den ouderdom van agt maanden of een jaar bereikt hebbende, van dag tot dag minder de borst, en meerder pap of ander voedfel,—zoekt deszelfs gedachten, de borst vraagendc, door fpeelgoed te vertoonen, hier van  c 158 ; van aftcleiden ; men geeft liet, nu en dan$ een ftukjen bruid in de handen, om bet fpeelende te eeteirl men doet bet eindelijk van de borst zelfs ten afkeer krijgeny door die met zwart vloels te bedekken, of met een zwarte wollen draad den tepel te omwinden ; maar men beftrijke die nimmer met iets bitters, als met Aloë, of, het welk nog erger is, niet Coloqainl, wijl vooral dit laat.fte, zeer ligt een ilerken buikloop kan verwekken. Dus doende, zult gij uw kind, zonder nadeel voor deszelfs gezondheid, gemaklijk kunnen fpeenen , en de moeder , wier zog, door minder te laten zuigen , reeds van tijd tot tijd zelfs verminderd is , zal aldus van het fpeenen , weinig ongemak hebben. o. Hoe moet men handelen met kinderen, welken men genoodzaakt is, zonder de borst te voeden ? ■ > g. Men geeft het kind, in plaats van de borst, uit een bekende pijpkan of zuig tuit, verfche', en een weinig warmgeinaakte' koeimelk, d;e men met een of twee deelen garste- of haverwater, door-een weinig fuiker zoet gemaakt, vermengd, te zuigen; men bereidt dit ten minften tweemaal 's daags, tel kens de pijpkan omfpoelende, en draagt aldus vooral zorg , dat het niet zuur worde. — Men geeft verdere, twee of driemaal daags, eenige lepels weltoebereide pap. o. Hoe bereid men de beste pap voor de kinderen ? g. Zeer eenvouwig: — men kookt, naamèlijk , beste tarwene tweebakken (befchuitenj in water, en men doet'er een weinig boter, fpaan- fche  C 159 ) fche zeep en fuiker bij; deeze pap fcbijnt de meeste kinderen wel te fmaaken , en men kan gemaklijk het een of ander, naar de verfch.llende ongefteldheden der kinderen, 'er bij inmengen ; bij voorbeeld , wanneer zij buikpijnen hebben , Fenkel- of Anijswater ; wanneer het zuur , Magriefia of Kreeffoogen; wanneer zij zwak zijn, in plaats van boter , boulon of vleeschnat van kalfvleesch, van welk laatfte ik mij dikwerf, met het beste gevolg,bediend heb. o. Welk voedfel moet het kind , gefpeend zijnde, in de eerfte twee jaaren gebruiken? g. Met weinig zal ik u andwoorden, daar ik niet van voorneemen ben u eenen ftrikten leefregel voor uwe kinderen voor te fchrijven ; te meêr, wijl de oniftandigheden van weinige ouders zouden toetaaten, denzelven te volgen , ben ik van oordeel, dat niet zo zeer de hoedanigheid, als wel de groote hoeveelheid van onze gewoone daaglijkfche fpijzen, voor de kinderen nadeelig kan zijn : waarom ik u durf aanranden, om uwe kinderen gerust alles , en wel bijzonder veel groenten, rijpe vrugten, versch vleesch, en 's avonds gruttenbrei, van gekarnde melk, in plaats van vetgefmèerde boterhammen, (zo zij niet te veel met het zuur geplaagd zijn) te laaten eeten, zo gij maar oplettend zijt ,dat zij hunne maag niet overlaaden. — Over het algemeen raade ik u echter aan , dat gij, zo min mooglijk, den kinderen fpek, meelfpijzen, aardappelen, gedroogde boonen , en dergelijke fpijzen geeft, wijl' dezelve dikwijls verftoppingeh in  C 160 ) in de onderbuiks- ingewanden en klieren veroorzaken , en niet gemaklijk te verteereri zijn , als meede niet veel melk, welke de flijmen vermeerdert, en tot wormen aanleiding geeft; terwijl ik u ook voorliet overige voor banket, en andere gewoone fnoepeiijè'n (waar onder ik echter niet wil begrepen hebben , wel gebakkene koek) moet waarfchuwen, welke zeer fchielijk de maag bederven. — Wat de drank aanbelangt, dewijl de maag en ingewanden der kinderen van zelf zwak en flap genoeg zijn, fpreekt het van zelf, dat gij hen van jongs af, zo veel gij kunt, de zo fchadelijke warme dranken , als thee en koffij, moet onthouden, maar hun het gebruiken van koud gekookt water, als het gezondfte drinken, gewennen, terwijl het niet kwaad is, zo de beurs u zulks toelaat, hun, wat ouder geworden zijnde, van tijd tot tijd een half glaasjen beste roode wijn , maar nimmer geestrijke dranken, of windige bieren te geeven. o. Gij hebt nog niets gezegd van de puiker; is die ook voor de kinderen nadeelig V o. Alle de geneeskundige fchrijvers fchrijven thans aan de fuiker eene de flijmen oplosfende, verdeelende en ontbindende kracht toe, en dezelve is hierom eerder voordeelig dan nadeelig voor de kinderen. — Gij moet/ dit echter met tot die fnoeperijën als iuikerflakken, kaneelbollen, en dergelijken, uitffrek ■ ken, welken de bakker, uit de flechtfte fuiker of fijroop, en dikwijls bedorvene boteren meel,maakt,en daar de gemeene man,de kinders daaglijks mede overlaadt, die zeker voor de  de maag zeer 'nadeelig zijn. Dan genoeg' hier van: ik had bijkans vergeeten u eenige kwaade gewoonten, welken bij het doopen der kinderen plaats hebben, onder het oog te brengeh. o. Welken bedoelt gij? g. Het kind gedoopt zullende Worden, wordt eerst prachtig opgefierd, ert de, dikwerf niet zeer handige, baker heeft, niet zelden, twee uuren nodig , (terwijl het kind bijkans zonder ophouden fchreit) om alle lintjens, koortjens, enz. (ter bekoming van dewelken de gemeene man, gaarne, onnut zijn geld befteedt) behoorlijk te fchikken, als of de zaligheid ten deele van het doopkleed afhing, — gekleed zijnde wordt het in groote fteden, dikwijls, na een verafgelegen kerk , (Wijl het de vader of moeder niet om het even is , door welken Geestelijken de doop verricht worde,) ia ten platten lande, fomtijds, uuren ver vervoerd, en zulks onmiddelijk uit de warme kraamkamer; ja bij Roomschgezinden, bijna onmiddelijK uit de baarmoeder, wanneer het zelfs op fommige plaatfen, die ik in ons vaderland weet, door meisjens van agt of tien jaaren, welke het meterfchap bekleedan, gedraagen wordt. — In de kerk gekomen zijnde, wordt het, op 't onverwagtst, met een handvol koud water op het hoofd te werpen, gedoopt, »— gedoopt zijnde, moet het nog bij alle vrienden en bekenden worden rond gevoerd, waartoe men dan geen weder of wind ontziet, terwijl des winters, wegens de gladheid der ijsL ach-  C i6a) achtige ftraaten, de draagfter, niet zelden, in het grootfte gevaar is, om met hetzelve te Vallen. — Indien wij dit alles niet dagelijksch zagen, zouden wij dan wel kunnen gelooven, dat iemand op denzelfden tijd eene godsdienftige plegtigheid , aan zijn kind laat toedienen, en hetzelve tevens aan het grootfte gevaar , om fchielijk omtekomen , of verminkt te worden, blootftelt? — Ik heb immers niet veel woorden noodig, om u het fchadelijke en gevaarlijke van deeze handelwijzen aan te toonen? Kan het wel anders, of het kind, aan geene koude gewoon, moet hier door eene dikwerf doodlijke verkoudheid, long-ontfteking, of wat dies meerder is, krijgen?— Kan het wel anders, of het moet niet weinig door het onverwagt befprengen met koud water, verfchrikt worden, het welk de hevigfte ftuip trekkingen kan te weeg brengen? — Is een jong meisjen, 't welk hoogmoedig op haar meterlcbap, ginds en herwaards op ftraat omziet, en ook hierdoor ligtelijk kan komen te ftruikelen, gelijk ook zelfs eene volwaslene vrouw, 's winters, door de gladheid der, met ijs bedekte ftraaten, niet in bet rooute gevaar, om te vanen; waar door et kind, zo niet dood, ten minften aemakliik verminkt kan worden ? Derhalven, denk, dat het Opperwezen, nimmer de kleding van het kind gadeflaat; fpaar de onnutte kosten , om de doopfieraden te bekomen ; hefteed dat geld aan noodiger uitgaaven; kleed het kind, eenrouwig en warm; is het jaarfaifoen of het We-  weder koud of ruuw, wagt naar gunfiiger, , en wagt totdat het kind, zonder gevaar, zo eene groote verandering van lucht kanverdraagen, volg nimmer die kwaade gewoonten na, om het kind door een jong meisjen of eene dikwijls half kreupele baker, ter kerke te laaten brengen ; verzoek dat het kind, zo wel des zomers, als des winters, met warm Water gedoopt moge worden, en laaten uwe vrienden en bekenden, die belang in het kind ftellen, aan uw huis hetzelve bezichtigen , daar het niet gefchikt is, om ter bewondering van een ander op ftraat te worden omgedraagen, en het reeds lang genoeg na de doop onder de open lucht ge weest is. o. Maar aan deeze uwe voorfchriften kunnen ten minden de Roomscbgezinden niet voldoen, die verpligt zijn hunne kinderen fchielijk na de geboorte te laaten doo- pen ? g. Dit is zo: maar zou de Priester, (die zich in deezen gaarne de moeite zou laaten getroosten, daar hij hier door het leven van een kind, mooglijk, zou kunnen bewaren ,) niet altijd aan het huis van eené kraamvrouw kunnen komen, en aldaar den doop aan het kind verrichten, gelijk hij gewoon ,is het Nachtmaal aan de zieken toe te dienen, en in zekere cmfraniigheden ook zelfs met den doop gebruiklijk is; het welk reeds federt den jaare 1771 alge^ meen in Denemarken plaats hee"t v — Ik weet ook geene rede , waarom zulks ook niet bij die Proteftan-tn, d'.e voor den kinL % Aen gaan. — Ik weet wel , dat men ge- meen^  ( 165 5 meenlijk zegt, dat de kinderen, hier aan gewoon ziinde, hier af geen nadeel lijden, maar weet ook tevens verfeheidene voorbeelden , welken flagtoffers van deeze mode geworden zijn. ., ,. , . . o. Daar wij nu van de kleeding der kinderen fpreeken, wat dunkt u van de keurslijven , dewijl de een dezelven volftrekt noodzaaklijk, en de ander, in tegendeel, zeer fchadelijk voor de kinderen houdt i g Ik kan hier op andwoorden, dat dezelve, vooral die uit baleinen gemaakt worden, zeer fchadelijk zijn. Zie hier kortehjc de rede van mijn gevoelen , welke ik verwagt, dat gij onpartijdig zult overwee- gen. , .. ,, • •• Vooreerst, wordt de borst, bij elke inademing, en de maag na het eeten, zeer zeker, door de keurslijven belet, zich naar behooren te kunnen uitzetten; waar door dan de ademhaaling en fpijsverteeriug gebrekkig v/orden ; en allerhande ziektens kunnen veroorzaakt worden. — Ik weet,dat, zo men dit onze vrouwen onder het oog brengt, zij gewoon zijn te andwoorden, dat zij hier tegen reeds voorzieninge gedaan hebben, en toonen ons zelfs, dat men van voren eenige vingeren tusfchen het keurslijf en de borst van het kind kan infteeken, maar zij begrijpen niet, dat de borst, niet flechts van vooren, maar naar alle kanten, en ook in de zijden, bij elke inademing , zal die zonder verhindering kunnen gefchieden, zich moet uitzetten, waar door dan ook haare genomene voorzorg geenszins voldoende is ; — zij ontL 3 kon-  Ci66 j kennen, insgelijks, ook het drukken van haar keurslijf op de maag, wanneer die gevuld is, fchoon zij zelf bij ondervinding weeten, hoe moeilijk, ja hoe onmogelijk het haar dikwijls is, het keurslijf na den maaltijd toe te rijgen ; en zijn verlegen te andwoorden, wanneer men haar vraagt, de reden, waarom zij, niet zelden met een goed gevolg, altijd zo fchielijk gereed zijn, het keurslijf los te maaken, zo eene uit haar gezelfchap door eene ligte flaauwte, opflijging of iets dergelijks wordt aangetast. Maar verder ftemmen alle moeders gaarne toe, dat een keurslijf niet goed pasfety de, de kinderen eerder fcheef zal doen worden, dan zulks beletten, het welke ook qp natuurkundige gronden fteunt; dan zeer weinige keurslijfmaakers zijn in ftaat een goed pasfend keurslijf te maaken; en het kind,in dien ouderdom zijnde, dat het fterk groeit, zo verliest dit wel wel pasfend en volmaakt keurslijf, zeer fchielijk, dit noodzaaklijk vereischte, en is dus reeds van den beginne, of wordt alzo zeer fchielijk binnen weinige maanden, eerder nadeelig, dan matig- Gij begrijpt dus ook ligtelijk, hoe verkeerd de gemeene man handelt , wanneer hij het zelfde keurslijf, het welk hij voor zijn eerfte kind had laaten maaken, naderhand , allen zijne navolgende kinderen, die hij krijgt, aantrekt; of wanneer hij, om kosten te fpaaren , een half verlieten op de Wedermarkt, (het welk zelf mogelijk van  ( 167 ) te vooren een kind aan de teering, of andere befmettelijke ziekte lijdende, gedraagen heeft) koopt, daar het, zo niet onmogelijk,'ten minden zeer gevallig zou zijn, dat dat keurslijf verfchillende kinderen volmaakt zou pasfen. , . Insgelijks is het een zeer kwaad gebruiK, dat zeer'veele moeders, den keurshjfmaaker beveelen het keurslijf lang te maaken , op dat het niet zo fchielijk voor de kinderen te klein zou worden, daar hier door de beenderen van het bekken, die nog zeer buig zaam zijnde, alle gedaanten kunnen aanneemen, gedrukt, en alzo het bekken zelf noodwendig vernaauwd moet worden, het welk dan naderhand de verlosfing zeer moeilijk maakt. . _ .. Weshalven, om hier niet meêr bij te voegen , gij van zelf begrijpt, hoe zeer nadeelig ae keurslijven voor de kinderen kunnen zijn, en men, bijkans,dezelve de kinderen niet zo kan laaten draagen, dat zij niet eerder, nadeelig dan voordeelig zijn. o. Maar de kinderen geen keurslijven draagende , worden immers fchielijk Icheet , en dikbuikig of diklijvig, gelijk men het noemt. ' .. . , g. Dit ontken ik, gelijk gij ook genoodzaakt zult zijn te doen, zo gij uwe aandacht vestigt op die volken, waar deeze barbaarfche gewoonte geene plaats heett, en waar men, echter, de fchoonde en welgemaakde vrouwen vindt, gelijk bij voorbeeld bij de Turken , en anderen , welke ik me. aal opnoemen, daar gij, om hier van over-  C 168 ) tuigd te worden, flechts uit Friesland eene Hmdelooper of Molqueremer vrouw behoeft te befchouwen, die, nooit keurslijven draagende, echter volmaakt recht zijn, en een goed postuur hebben. — Maar behalven dit, vraag ik u : van waar het komt, dat men zo zelden onder de mannen of onder de beesten,fcheeven of mismaakten aantreft, deeze evenwel geen keurslijven draagen? Of zijn de vrouwen zo veel ongelukkiger gefchapen dan de mannen en beesten, dat zij volflrekt een middel noodiphebben, om niet fcheef te worden, en deeze, integendeel, zonder eenig middel te gebruiken, zeer zelden gebogcheld zijn? En wat betreft, dat de kinderen diklijvig worden, zo zij geen keurslijf draagen; ook om dit te beletten, zal het keurslijf u met kunnen voldoen , daar gij geenszins de oorzaak, (welke meest al eene verftopping der klieren van den onderbuik is) door hetzelve wegneemt. Het is waar, gij noemt een kind fchoon, zo het dun van buik en middel zij , en gij kunt dit ook eenigszins door 't inrijgen van het keurslijf alzo maaken, maar nimmer dan tot groot nadeel van de gezondheid van uw kind, gelijk ik u, op geneeskundige gronden, zo dit uwe vatbaarheid toeliet, zou kunnen bewijzen; zoudt gij nu, voor eenigen tijd, u met het waarlijk alleen denkbeeldig fchoon middel van uw kind willen verlustigen, daar fgij hetzelve naderhand, wanneer het te laat is, fukkelende, niet dan met traanen ia de oogen kunt  C 169 ) Jcunt befchouwen; bi$ uw zeiven bewust zijnde, dat gij de oorzaak geweest zijt, van alle die ongemakken, waar aan gij het zelve eiendig ziet lijden ? Gij moet dus toeftemmen, dat uwe bijgebragte redenen; waarom men de kinderen keurslijven zou moeten laaten draagen,geenszins voldoende zijn; dan, wilt gij uw kinderen volftrekt, een keurslijf laaten draagen, wel aan, men heeft thans zodanige uitgedacht, welken, zo zij niet te fterk toegeregen worden , niet nadeelig zijn, ik bedoel, naamhjk, dezulken, welken men in plaats van balein van touw maakt, en die men dagelijks kan omkeeren. Maar, daar gij zo zeer beducht zijt voor de fcheefheid der ruggegraat en mismaaktheid der kinderen, moet ik u, noodzaaklijk, bij iets anders bepaalen, waar door de kinderen, zeer dikwijls, fcheef en mismaakt worden, o. Wat bedoelt gij dan ? g Het draagen der jonge kinderen. — Het is,naamèlijk, van de grootfte noodzaaklijkheid, dat de moeders de kinderen met altijd op eenen en denzelfden arm, maar hun dan eens op den flinker, dan eens op den rechter arm draagen , om hen dus niet te gewennen, meerder naar de eene dan naar de andere zijde over te hellen ; dewijl gij met zoudt kunnen gelooven, hoe iclnelijk eene kwaalijk aangenomene houding, bij voortduuring, in ftaat is, het kind icheef te doen worden — maar daar en boven, zult gii dikwijls met mij waargenomen hebben, y t 5 dat  C *7° ) dat de kinderen , gedraagen wordende, gaarne, het zij achter, het zij buitenwaards over zich willen werpen , waar door ligtelijk eene verplaatzing van een der wervelbeenderen, en hier door eene fcheefheid der ruggegraad» of eene ontwrichting der heup, en hier door het mank gaan , kan veroorzaakt worden ; vooral zo de draagfter het vallen , als dan tracht voortekomen, door het bij de beenen te houden. Gij begrijpt dus het kwaade van die gewoonte, wanneer men Hechts, op den eenen arm het kind, en met den anderen te gelijk iets anders draagt , daar het volftrekt noodzaaklijk is, deeze om den middel van het kind te houden, en met denzelven het zodaanig te fteunen, dat het noch achter, noch buitenwaards over kan vallen. Dit moet gij ook ernftig uw kindermeid inprenten , (waar voor gij nimmer een te jong meisjen moet neemen, bij het welke de lust tot fpeelen nog niet is uitgebluscht, en dat hier dfor weinig acht Haat, op het hulploos wichtjen ; het welk zelf ook nog niet vast ter been zijnde , zeer ligtelijk met het kind kan vallen) en tevens haar vermaanen, om nimmer met het kind op zodanige publieke plaatfen of wegen te komen, waar het nieuwsgierig gemeen in groote menigte is bij een verzameld, en al waar gedrang te verwagten is; haar gelastende, het aanftonds u bekend te maaken , zo zij, onverhoopt, een ongeluk met het kind gehad heeft, het welk'fomtijds  ( i7i ) tiids met weinig moeite, nog zou kunnen geholpen worden, maar van gevaarlijke gevolgen kan zijn, zo zi] het voor u bedekt hield, uit vrees van ongenoe- gCDan, behalven deeze, is'er nog iets anders , waar door de kinderen dikwijls wanftaltig worden. o. Wat dan? ; , _ g Het te fpoedig leeren loopen der kinderen. Sommige Ouders, naamèlijk,hebben de kwaade gewoonte, om de kinderen reeds te leeren loopen, wanneer zij Hechts den ouderdom van een half jaar bereikt hebben , en neemen geenszins in aanmerking, of het kind zwal of fterk zij, waar door dan de dijen , fchenkels en enkels, nog te zwak zijnde om het ligchaam te draagen , vooral bij die geenen . welken zwaar fn vatbaar zijn om de Engelfche Ziekte te krijgen, noodwendig gekromd worden, hetwelk men dan naderhand te vergeefs met laarsjens of andere middelen zoekt te verhelpen ; waarom gij dan vooral niet te vroeg moet beginnen met de kinderen loopen te leeren, en niet eerder voor gij bemerkt, dat zij, bij voorbeeld, op den grond ligggende te fpeelen, of in een Slloel zittende , zich zeiven beginnen op te richten, terwijl gij met zwaardere kinderen, en die waarfchijnbjk de Engelfche Ziekte zullen krijgen, langer moet wagten, dan met tengere, doch tevens ge- zonde' . o, Wei*  ( 17» ) o. Welke is voorts de beste wijze, om de kinderen het loopen te leeren ? g. Hier over zijn de gedachten verfchillende. Sommigen, zich beroepende op de voorbeelden, welken men bij de Wilden en andere volken ziet, willen, dat men de kinderen flechts op de vloer zal liggen, en dezelven laaten kruipen, tot dat zij eindelijk van zelf beginnen te loopen ; en anderen zijn van oordeel, dat men geftaadig voor den leiband, het kind zal laaten loopen, en prijzen hier toe allerhande foorten van loopwagens aan. — Wat mij betreft, ik geloof dat men de gewoonten der Wilden, in dit geval, niet wel algemeen tot ons kan overbrengen, en dezelve geen algemeen richtfnoer in deezen voor ons moet zijn, om naar te handelen, de ganfche levenswijze van hen, nog zeer weinig van den natuur-ftaat afgeweken, de luchtsgefteldheid, de grond, welken zij bewoonen , dit alles verfchilt te veel, van het geen bij ons plaats heeft, en hunne kinderen zelf, zijn ook natuurlijk veel fterker dan de onzen, welken zij in de gelegendheid zijn van in het warme zand te laaten omkruipen, onder opzicht van eene flaavinne en oppaster. Vermogende menfehen mogen dit dan eenigzins , en ik geloof ook wel nuttig , kunnen naarvolgen, wier vloeren der kamers van hout of met tapijten bedekt zijn , of die een gefchikte plaats hier toe in hun hof hebben, en welken het aan geene kindermeiden, om een geduurig opzicht op de kinde-  ( 173 ) deren te houden, en met dezelven- op den grond te 1'peelen, behoeft te ontbreeken; dan zulks kan niet wel bij den gemeenen man , ten minden niet in de deden plaats hebben , die in een eng vertrek eene altijd ijskoude ruuwe deenen vloer heeft, die dan derhalven verpligt is, op eene andere wijze den kinderen het loopen te leeren, en waar toe ik de vol- fende, als , gelijk het mij toefchijnt , e minst fchadelijkde zou aanraaden. — Na, gelijk wij flraks gezegd hebben, gewacht te hebben, dat het kind krachten genoeg heeft, van zich zelf, met geringe hulp van een ander, te kunnen oprichten, doet mén het zelve een fervet of doek om den middel, waar bij de moeder zich hier toe bukkende , het kind vast houdt, en leert het dus eerst op de voeten daan ; vervolgens door het iets aangenaams op eenen kleinen afdand aan te ' bieden , doet het verlangen om dit te bekomen, als van zelf het de voeten verzetten, waar na het van tijd tot tijd derker geworden zijnde, vaster op de beenen wordt, en op deeze wijze voortgaande, fpoedig genoeg, doorgaands, begint te loopen, wanneer gij het een valhoed, (die ver genoeg om de neus en het voorhoofd te befchermen, moet voor uit deeken) opzet, en het in een loopwagen plaatst, welke niet hooger dan tot aan den middel van het kind moet komen , en aldus moet zijn gemaakt, dat de borst niet kan gedrukt worden, noch het  het kind op dezelve met de ^rrrien zou kunnen hangen , waar na men hetzelve van tijd tot tijd, eens eenige voetftappen alleen laat loopen. o. Deeze uwe aangeprezene wijze zou de moeder of kindermeid zeer bezwaarlijk vallen , daar het voor haar zeer moeilijk is, zich in eene bukkende hou- ' ding, eenigen tijd, met het aldus leeren loopen der, kinderen, bezig te houden. g. Dit beken ik, dan dit is juist een voordeel , om het kind aldus loopen te leeren, daar de oppaster van het kind alzo genoodzaakt is, in het begin, niet te lang een kind op de beenen te laaten , het welk fchielijk moê geworden zijnde , ras ophoudt de beenen te verzetten, of op dezelve te ftaan , maar op den gewoonen leiband hangt, terwijl de beenen, nog te zwak om het ligchaam lang te draagen, gevaar loopen van fcheef te worden. o. Wilt gij dan aldus geen leibanden gebruikt hebben ? g. Nergens anders toe, dan om kinderen op hunne ftoelen veilig te verzeekeren , dewijl die, zo men dezelve, hoe kunftig ook gemaakt, gebruikt om de kinderen te leeren loopen, altoos noodzaaklijk de borst moeten drukken ; en opwaards fchuivende de geheele zwaarte van het ligchaam, daar en boven door de fleutelbeenderen gedraagen wordt, waar door de kinderen hooge fchouders en an-  ♦ andere wanftattigheden moeten krijsen. _ Ik kan hierom ook nier voorbij u te Waarfchuwèn ■> nimmer de zo zeer ichadehjke gewoonte naar te volgen, welke vooral bij de boeren plaats heeft, om de kinderen loopen te leeren, door hen bij den leiband aan een lehijf, die over eene houten , en aan den zöléfer gehechte latte beweegbaar is , zo vast te maaken, dat zij eenige voetftappen over de kamer kunnen doen, of hen op te hano-en aan een ring van de deur, terwijl de moeder haar werk buiten 's huis verricht. (*) . Dan, ik moet u nog andere kwaade behandelingen onder het oog brengen, door dewelken de kinderen zeer ongelukkig kunnen worden, het onvoorzichtig gebruik, naameli'k van kleine kinderwagens, en het alleen te huis laaten der kinderen. o. Hoe Uk meende dat de beweeging voor kinderen, en dus ook het rijden in een kinderwagen zo. nuttig was. g. Dat is zo , maar ik bedoel het onvoorzichtig gebruik van dezelve, daar tot het trekken daar van dikwijls gebruikt worden , kleine kinderen, die.zich zelfs naulijks , ik laat ftaan het onnoozel kind met het wagentjen tegen ongelukken van rijtuigen, (*) Te dikwerf heeft men hier van de droevige voorbeelden gezien , dat de aldus opgehangeae kinderen , fomtijds uuren hangende, zonder toevoorzicht door zich om te draaien, zica elendig; verwurgd hebben.  ( i7ö ) fen, hollende paarden , of van andere unnen befchermen , en onvoorzichtige meiden , die, hier en daar in huis gaande, niet zelden zich weinig om het kind, het welk alleen op ftraat ftaande aan allerhande ongelukken bloot gefteld is, bekommeren; of door onbedachtzaam rijden, het wagentjen met het kind, dikwijls doen omvallen 5 gelijk wij bijkans daaglijks in onze groote (leden hier van voorbeelden zien; waarom het geenszins onnut zou zijn , dat tegen zulke en dergelijke onvoorzichtige handelingen, door de Overheid, met gepaste wetten, voorzien werd. Wat mijne tweede waarfchuwing betreft; fommige zorglooze moeders maaken, naamèlijk, geene zwaarigheid, haare jongen kinderen alleen in huis te laaten , haar op een hoog bedftede, of in een wieg nederleggende, of haar op den grond te Jaaten omkruioen, terwijl zij, uitgaande, de deur toefluiten; gij begrijpt ligtelijk aan welke gevaaren het alleen gelaaten kind is bloot gefteld ; het fchreeuwt, wakker geworden zijnde, zich bijna te bersten, en krijgt eene breuk, —kan uit de hooge bedftede, of uit de wieg vallen , ja door een hond of kat, of een uit het hok losgebroken zwijn, of andere dieren, ver flonden of deerelijk gewond worden, — of, alleen kunnende loopen, in het vuur, in een regenbak of put (welke men daarom nimmer te voorzichtig kan fluiten,) vallen, en alzo elendig omkomen. o. Gij hebt bijkans, omtrent alles, waarfchuwingen gedaan, maar zou men, daar de- boe-  C i77) boeren kinderen, die minder zorgvuldig worden opgevoed, dikwijls, veel fterke? en gezonder zijn dan die voor dewelken alle zorg gedraagen wordt, ook niet al te teder de kinderen kunnen opvoeden? g. Zeer zeker: en gelijk 'er veele kinderen ongelukkig worden en fterven,door dien men geen genoegzame zorg voor hun draagt, komen 'er ook dagelijks kinderen van vermogende lieden om, door dien men hun al te teder opvoedt. -— Zo maaken fommige Ouders, bij voorbeeld, groote zwaarigheid, om hunne kinderen aan de openlucht bloot teftellen, wanneer het weder hen maar eenigszins ongunftig toefchijnt; zij fluiten dezelve ganfche winters in warme vertrekken op; overlaaden hen met kleéderen ; geeven hen niets dan flappe en krachtelooze fpijzen, en zoeken hen aldus voor verkoudheden en kwaade fpijsverteeringen te bewaaren, daar zij hen, integendeel, veel vatbaarer voor allerhande ziekten maaken, wijl hierdoor het ligchaam aanmerkelijk verflapt en verzwakt wordt, en zij de minlte veranderingen van lucht niet kunnen verdraagen, noch een weinig zwaarder te verteerene fpijs kunnen gebruiken , of zij krijgen hardnekkige hoesten, gevaarlij ke koortfen, of andere ziekten, waarom het in deezen, gelijk in alle andere zaaken, het moeilijkst is, den middenweg te houden. En hier mede zoude ik dit ons gefprek kunnen eindigen, zo ik niet aan mijne belofte moest voldoen , om met u over de meest gewoone ziekten der jonge kinderen, kortelijk, voor zo verre uwe vatbaarheid zulks M toe-  toelaat, te handelen. — Dit oordeel ik des te nutuiger, wnl men, dikwerf, ten platten lamJe van alle hulp ontbloot is, en wij dagelijks allerhande vooroordeelen, die omtrent de ziekten der kinderen, bij den gemeenen man plaats hebben, ontmoeten. — Ik zal u hierom ook eenige middelen aan de hand geeven , die ik bij ondervinding weet, dat gij altijd veilig kunt gebruiken, maar raade u tevens, dat, zo dezelve niet ras helpen, gij fpoedig een kundig Geneesmeester moet raadplèegen, wijl het als dan mooglijk een gansch ander ongemak is , als gij vermeent. Gun mij dan in deezen ook uwe aandacht, en Hel de zwaarigheden, die gij maakt,, mij voor, die ik u zal oplosfen. Laat ik dan beginnen met de Geelzucht. Zeer veele kinderen worden van deeze ziekte , welke gij uit de geele koleur van het ligchaam gemaklijk kent, dikwijls reeds op den tweeden of derden dag nade geboorte aangetast, waarvan, alsdan, de gemeenzaamfte oorzaak is, dat zij niet genoeg zwarte drekftof geloost hebben. — Hierop moet gij dus vooral altoos (gelijk wij u reeds boven gezegd hebben) bedacht zijn , wijl dezelven niet genoegzaam ontlast wordende, deeze ziekte, gelijk'mede ftuipen, en een fpoedige dood dikwijls veroorzaakt. — Het is hierom nuttig, ja, noodzaaklijk, wanneer niet fchielijk na de geboorte, of niet genoegzaam, deeze zwar-  C t?9) zwarte drekftof geloosd wordt, het kind een zacht buikzuiverend geneesmiddel toetedienen, waarvoor ik u aanprijze, de Sijroop van Rhabarber , waarvan gij 's morgens en 5s avonds een of twee eijerlepeltjens liet kind ingeeft. Geen genoegzaame Afgang. Altijd moet gij zorg draagen, dat het k'nd genoegzaam, en in de eerfte maanden, ten minften tweemaal daags, afgang heeft, wijl het gebrek hier aan eene voornaame oorzaak is, van zeer veele gevaarlijke toevallen, ja dikwijls van een' onverwagten dood. — Indien de zo aanftonds aangeprezene Èijroop van Rhabarber niet genoeg aan 't oogmerk voldoet, kunt gij veilig met vrugt, bij elk eijerlepeltjen vol, een of twee greinen fijn geftootene Rhabarber wortel zelf doen. — Insgelijks kunt gij, zo het kind geen afgang gehad heeft, u van de gewoone zet of fteekpil' len bedienen, die uit Spaanfche Zeep of een ftukjen opgerold graauw papier gemaakt, en m Ohe gedoopt, gij in den aars inbrengt, terwijl, zo dit niet helpt,en de toevallen, gelijk ftuipen, enz. fchielijk afgang vereifcheh, gij aanftonds een klijsteer, door eene vroedvrouw moet laaten zetten, het welk ik u kan verzekeren, dat veilig, zelf bij de kleinfte kinderen, kan gefchieden. — Is het kind,wat ouder geworden zijnde, aanhoudend hardlijvig, dan heb ik dikwijls, met goed gevolg, hetzelve 's morgens een handvol gemeene A's* tinten laaten eeten, of anders den buik Ma '5 mof*  ( l8o) 's morgeus met eene warme hand eenigen tijd laaren wrijven. — Nimmer moet gij aan het kind fterk-werkende middelen toedienen, waar van ik wel eens zeer gevaarlijke toevallen gezien hebbe; als mede moet gij niet te dikwijls, ten minften niet t'elkens alle morgens, gelijk ik wel eens heb zien doen, het kind op een pot met warm water, tot de helft gevuld, zetten, of hetzelve langen tijd op een ftoel met een ftilletjen laaten zitten, wijl hier door eene Uitzakking des Endeldarms Veroorzaakt kon worden; dewelke gij altijd aanftonds moet inbrengen, hetwelk doorgaans gefchieden kan, door den vinger met wat Olie befmeerd. — Dit ongemak, het welk uit eene verflapping des Endeldarms, en van de ftuitfpier van den aars ontftaat, houdt dikwijls, van zelf op , wanneer het kind wat ouder en fterker geworden is, terwijl gij an-. ders tegen den uitgezakten darm, een doek in een afkook fel van Koorts- (*) of Eikenbast, of Roode Wijn, nat gemaakt, met vrugt, van tijd tot tijd, kunt aanleggen, en het kind tevens het al te fterk perfen verbieden, altijd zorg draagende , dat het niet te hardlijvig worde. Smarting en Ontvelling. Dit heeft dikwijls bij kinderen aan den hals onder de ükfels, tusfchen de liesfen en omtrent de billen en teeldeelen plaats, vooral wanneer de Baakers geene genoegzaame zorg draa- (*) Kina  C 181 ) draagen, om de kinderen geduurig en behoorlijk te verfchoonen, maar hun langen tijd in het vuil laaten liggen, — gewoon hairpoeder, als mede het aanleggen van compresien uit fijn linnen in zuiver water nat gemaakt, is meest al voldoende, om dit ongemak te helpen. — Is het zelve te ver gevorderd; en is het kind wegens jeukte hier over verdrietig,als dan kan men van tijd tot tijd het ontvelde een weinig met Nutritumzalve befmeeren, of in plaats van in water, de gezegde compresjens in karnemelk nat maaken. Dit is ook 't eenigste, gevoegd bij zachte buikzuiveringen, een'goeden leefregel, en onthouding van alle fcherpe fpijzen, het welk gij in de zogenaamde Damvworm der kinderen kunt doen, terwijl ik u vooral waarfchuuw nimmer u te laaten verleiden, eenige, hoe hoog ook aangeprezene fineeringen te gebruiken, om dit ongemak, het welk wel zeer lastig , maar aan zich zelf overgelaaten, nimmer van kwaade gevolgen is, en door den tijd van zelf geneest, te verdrijven; fchoon men zulks gemaklijk binnen weinige dagen mogelijk zou kunnen doen, zo men hier door niet de gevaarlijkste toevallen, gelijk ftuipen, ongeneeslijke oog-ontfteekingen , blindheid en teering veroorzaakte. — Sommige meenen dit ongemak in den beginne te kunnen voorkomen, en verligting toetebrengen, bijaldien men de Ooren der kinderen aan het kopen brengt, (gelijk men het noemt; door M 3 eeu  ( 1.8» ) een weinig gemeene groene zeep , of een Jpaanjche yliegpleistertjen achter dczelven te leggen, en zulks alsdan open te houden door kool of weegbreebladen , het welk voorzeker voor de kinderen zeer gezond en nuttig is, om de ftof derwaarts af te leiden; nimmer moet gij, ten minften, zo de ooren der kinderen van zelf loopen , dezelven trachten op te droogen. Hoofdzeer. Dit ongemak, waar door 't gehairde deel van 't hoofd , met eene aschgraauwe of groen • achtige korst bedekt is, en 't welke eene eigenaartige ftank verfpreidt, kon, befmetlijk zijnde, van den een tot den ander overge bragt worden, waarom gij altijd voorzichtig moet zijn, nimmer een hoed of muts, dewelke een kind met dit ongemak van te vooren gedraagen heeft, bij een ander kind naderhand te laaten gebruiken. — Daar men dit het meest waarneemt bij kinderen, die eene morfige en flordige opvoeding hebben, kan het zelve beter voorgekomen, dan, aanweezig zijnde, geneezen worden,doordehoofden der kinderen behoorlijk te kammen, en te reinigen, waar door dezelve vrijelijk kunnen uitwaazemen,'t welk andere doormorfigheid belet wordt; waarom ik u dit, gelijk mede het zorgvuldig wegneemen dier witte_of geelachtige korst, waar mede het hairig gedeelte van het hoofd der kinderen,in het eerste jaar,bijkans altijd bedekt is,, niet genoeg kan aanbeveelen. —Indien dit ongemak ver gevorderd is moeten de  C ï8S ) de haireti (het kind ouder geworden zijnde] worden uitgetrokken . en hier na het hoofd met zeepzop, eenigen tijd dagelijks, gewasichen worden. — Zeer veele Kwakzalvers en onkundigen geeven vóór, ook dit ongemak te kunnen geneezen, waar toe zij fomtijds de fchadelijkste middelen gebruiken, en waaromtrent gii derhalven zeer voorzichtig moet zijn. Te dmfleldam, echter, woont, volgens berichten van deskundigen, een Jood, die met het geneezen der zeere hoofden de kost wint, en hier in altoos gelukkig, zelfs beter dan de ervaarendste Heelmeester, flaagt, en wien ik u, op 't gezag van den beroemden van cesscher, durf aanprijzen. Schurft. Dit, 't welk insgelijks befmetlijk is, en waarop gij hierom moet acht geeven, zo een van uw huisgezin hetzelve heeft, kent gij uit kleine en fterk jeukende puistjens, die zich, gemeenlijk, eerst tusfchen de vingers, vervolgens in en omtrent alle gewrigten, en eindelijk over het ganfche ligchaam, bet aangezicht uitgezonderd, openbaaren. — Ook hier tegen worden rondom,vooral voor kin.leren , zeer fchadelijke middelen, die dikwerf uit kwikbereidingen beftaan, verkocht, daar het zich zeer gemaklijk, meestal, laat geneezen, door behoorlijke reinheid in acht te neemen, en den eenen dag de eene en den anderen dag de andere hand te fmeeren, tot het geheel geneezen is, met de gewoone Zwavel Schurft of Rusdsalft die gij zelf kunt maaken, zo M 4  C 1S4 ) gij vier lood Varkensreufel fmelt, en 'er in vermengt een half lood Ammoniak zom en twee lood Zwavel, tevens zorg draagen Je , dat het kind behoorlijk afgang heeft. — Ook zult gij wel doen, de klederen van het kind, van tud tot tijd, met zwavel te berooken. * Ongedierte op het Hoofd. Ook hier tegen wordt door den minvermogenden zeer onvoorzichtig, ten minden bij jonge kinderen, gebruikt de roode neêrgeplofte uik, doorgaands roode pracipitaat genaamd; daar men dezelve door gedurig kammen , en het hoofd ichoon te houden, gemaklijk kan verdrijven en voorkomen. Sprouw. Welke beflaat in kleine witte blaasjens, die ailengskens de ganiche tong, mond, en lippen bedekken ; men kan dezelve gemaklijk doen afvallen, wanneer men in tijds het kind wat Sijroop van Vtooien, met een weinig zoete room drie of viermaal daags doet flikken , terwijl, zo dit niet fpoedig helpt, men bij' een lood van de gezegde Sijroop van Vioolcn vijf of zes greinen Borax doet, en op dezelve wijze dit het kind laat gebruiken. Het zuur. Zeer gemaklijk is dit te kennen, uit de winden, welken het kind van boven laat, als méde uit den afgang, welke zuur ruiken zal, en die  C 185) die een groene koleur heeft, zo dat men, dikwijls, niet dan zeer moeilijk de vlakken weder uit de doeken kan wasfchen. — Met reden houdt men dit voor de voornaamlte, en algemeenfte oorzaak van de meeste ziekten der kinderen,, als van Braakingen, Buikpijnen, Stuipen, Loopen, en meer anderen. i Aanftonds in den beginne, zodra gij de gezegde tekenen ontdekt,moet gij dit zoeken tegen te gaan, wijl het anders, dikwijls, ongeneeslijk wordt, en hiertoe moet gij dan het kind tweemaal daags een eijerlepeltjen vol Magnefia of Kreetfsoogen, in wat water of pap geroerd , ingeeven, het welk ook de moeder of minne met vrugt kan gebruiken , die zich tevens, alsdan , zorgvuldig van alles, wat zuur is, te nuttigen moet wachten. Buikpijnen. Deeze weet men, dat. het kind heeft, zo het dikwijls, en hevig fchreit , zich kromt, met de voeten trapt, weinig of niets flaapt, zeer gaarne wil zuigen, doch de tepel fchielijk weder los laat, waar bij dan tevens de gezegde tekenen van het zuur zich meestentijds opdoen — Dit drankjen durf ik u (zo deeze buikpijnen niet uit koude voeten, waar voor gij altijd moet zorg draagen, of uit wormen ontftaan) bijkans voor onfeilbaar aanprijzen, zo gij 'er vroegtijdig genoeg gebiuik van maakt; neem: vier oneen F enkelwater; Spaanfche Zeep, Kreeftsoogen, Arabifche Gom, van elk anderhalf dragma, en twee lood Sijroop van Hecmstwortel, en geef het M 5 kind  (186) kind hier van dikwijls een paplepel vol. — Is het niet te fterk aan den afgang, doe als dan bij het zelve zes of agt greinen Rhabar. ber, of geef het dagelijks een of twee eijerlepeltiens vol van een Dooir van een Eij, waar in een weinig paanfche Zeep en zo veel Magnefia of Kreeftsoogen, als gefchieden kan gemengd zijn, en het welk door gemeene roode Zuiker of Honig fmaaklijk gemaakt is; waar bj gij insgelijks, zo de afgang ontbreekt, of niet genoegzaam is-, eenige greinen Rhabarber kunt bijvoegen. Zeer veele luie moeders en minnen geeven, om zich eenen geru^ten nacht te verfchaffen . het kind, lastig zijnde, wegens Buik pijnen of andere ongemikken , allerhande bereiding', n van flaapmidd en, en dit is zelfs zo algemeen, dat men in grootere fteden, in dewelken de Overheid zulks nog niet opzetlijk verboden heeft. zeer zelden geduurende den ganfcben avond een Apothecars winkel zal vinden, of men treft 'er de eene of andere aan, om een llaapmiddel voor een kind te koopen.— Gij begrijpt ligtelijk hoe nadeelig zulks voor het kind moet zijn, wijl hetzelve hier door wel eenigen tijd in de rust komt, en ophoudt te fchreiën, maar geenszins de oorzaak der pijn wordt weggenomen ; welke, voortgaande de darmen te prikkelen , daarin ontfteekingeu en koudvuur ongevoelig kan veroorzaaken, terwijl door het flaapmiddel zelf de ontlasting belet wordt, en, in te groote hóeveelheid, of te dikwijls gebruikt, eene foort van beroerte fchielijk kan te weeg brengen, en de kinderen dom  ( i87 ) dom en wezenloos zal doen worden; waarom dan ook verftandige Geneesheeren, niet dan met de grootste omzichtigheid van dergelijke flaapmiddelen, bij de kinderen, en zulks flechts maar in weinige gevallen, durven gebruik maaken, en gij hierom oplettend moet zijn, dat de minne of baker, buiten uw weeten, gelijk maar al te veel gebeurt, geene flaapmiddelen aan het kind ingeeft. Braaken. Dikwijls braaken de kinderen, wanneer derzelver maag overlaaden is, en de natuur zich alzo, heilzaam, zoekt te redden. — Maar fomtijds kunnen de kinderen niet het minste voedfel of zog gebruiken, of het wordt aanftonds -weder uitgebraakt; de oorzaak ook hier van beftaat meest al in het zuur, het welk de maag als dan prikkelt, in welk geval gij u dus van de aangeprezene Magnefia, of Kreeftsoogen, in Kruifenmunt Water, met een weinig Arabifche Gom gemengd, met vrugt zult bedienen. - Bijaldien gevatte koude de oorzaak van het braaken is heb ik wel eens met voordeel op de buik, onder de ribben, een doek, in brandewijn natgemaakt, laaten leggen. Houdt het braaken, niet tegenftaande het gebruik van deeze middelen, aan, moet gij onderzoekeu of het kind ook eene breuk heeft die bekneld geworden is, en gij niet kunt inbrengen, waar door insgelijks het braaken kan veroorzaakt worden, in welk geval gij een gortpap op de uitgezakte breuk - moet aan leggen, en zo zulks niet fchielijk helpt, u  C 188 ) u aanftonds van een kundig Heelmeester moet voorzien, wijl dit anders fchielijk doodlijk kan worden. Loop. De Loop, welke , uit zeer verfchillende oorzaaken ontdaan kan, moet gij nimmer op u neemen met weiten meelpap, versch gebakken brood, kaneel, of door andere, bij het gemeen aangeprezene middelen, te duiten, wijl dezelven, ten minden zo het kind tanden krijgt, of eene beflagene tong heeft, meest altijd heilzaam is, in welk laatde geval gij veel liever hetzèlvé lénige greinen fijn ■ gejlooten Rhabarbsrwortcl met arabifche Gom gemengd, moet ingeeven. — Dan ook, fomtijds, ontdaat de loop uit het zuur, in welk geval gij van het voorgefchreven drankjen tegen de buikpijn moet gebruik maaken. — Is dezelve echter te derk, en begint het kind hier door aanmerklijk te verzwakken, of gaat het gebruikt voedfel, bijkans, onveranderd weder af, alsdan moet gij den raad van deskundigen terdond inneemen. Tanden kri gen. Het kind zes maanden oud geworden zijnde, beginnen, doorgaands,de eerde tanden te komen, waarna zich van tijd tot tijd nieuwe openbaaren, fchoon 'er voorbeelden zijn, dat 'er kinderen met de tanden geboren worden. — Over het algemeen , echter, neemt men waar, dat zieke en zwakke kinderen lang-  C 189 ) langzaamer enlaater de tanden krijgen dan gezonde en fterke, bij welke eerften men wel eens gezien heeft, dat de Tanden niet voor de drie en een half jaar ten voorfchijn gekomen zijn. — Zo de tanden zullen uitkomen, brengen de kinderen de vingers , en alles wat zij in de hand hebben, dikwijls, in den mond, beginnen voorts te kwijlen, — kiijgen fomtijds loop, — worden verdrietig, terwijl het tandvleesch meer en meer pijnlijk, gezwollen , ontdoken, en de wangen rood en eenigszins verbolgen worden, totdat de tanden zeiven ten voorfchijn komen. Bij fommigen gefchiedt dit alles zeer gemaklijk, daar bij anderen , vooral bij het uitkomen eler hoektanden, zulks met de gevaarlijkfte, ja dikwijls doodelijke, toevallen verzeld is, wanneer 'er hevige koortfen , geweldige ontfteekingen en ftuipen hier door veroorzaakt worden, hoewel de goedgunftige natuur dit alles bijkans altijd poogt voortekomen , door eenen heilzaamen loop of grootere aficheiding van kwijl, waardoor het tandvleesch verzacht, en derzelver fpanning en ontfteeking, gelijk ook de koorts, verminderd wordt. Zeer veele, dikwijls belachlijke en fchadelijke,mideielen worden 'er aangeprezen, om de tanden gemaklijker te doen uitkomen , dan men doet,in deezen, gelijk in alle ziekten, het best, dien weg in te liaan, welke de natuur ons zelve aanwijst. — Het is hierom, dat men reeds vroegtijdig het kind een ftuk crystal, yvoir , of iets dergelijks, als mede (vooral indien, gelijk dikwijls gebeurt, het kind onder het krijgen der tanden, fterk hoest}  C 190 ) hoest") een ftuk zoethout in de hand moet geeven, hetwel fc hetzelve in den mond fteekt, en waar op het geftadig bijt, doch tevens moet men zorg draagen, dat het kind eerder te veel dan te weinig afgang hebbe,en hetzelve hiertoe, van tijd tot tijd, wat Sijroop van Rhabarber toedic nen.— Blijft liet tandvleesch, niet tegenftaande het aanwenden van deeze middelen, en degoedgimftige poogingen der natuur, echter fterk gelpannen en gezwollen, zo dat de tand 'er bijkans door heen fchijnt, of zelf reeds een gedeelte vnn een kies 'er door heen geboort is, en blijven de ftuipen en andere toevallen voortduuren, als dan moet men het tandvleesch op de gezwollen plaats boven de te voorfchijnkomende tand doorfnijden, hetwelk altijd veilig kan gefchieden , en meestal oogenbliklijk alle kwaade toevallen en ftuipen doet bedaaren, gelijk ik hier door, meer dan eens, kinderen, als het ware van den dood bevrijd hebbe; waarom gij dit dan ook nimmer den Geneesheer, gelijk mij wel eens gebeurt is, moet weigeren, zo dezelve zulks noodig oordeelt. Sommigen beveelen, dat men het tandvleesch vlijtig met Sijroop van Heemstivortel, Boomolie, Honig, of iets dergelijks, moet beftrijken, om het zelve te verzachten, dan hier af heb ik altijd zeer weinig nut gezien, door dien het te fpoedig weder van het tandvleesch door de kwijl wordt weggenomen. Wormen. In de eerste twee jaaren worden ook reeds de  C 19O de kinderen door de Aarsmaaden en Langewormen geplaagd. — Behalven wanneer dezelve met den afgang of het braaken geloosd worden, kan men hun aanweezen waarfchijnlijk ftellen , zo-de kinderen dikwijls, vooral des morgens, over buikpijnen, gelijk mede over jeukte in de neus, en in den aars of en-deldarm klaagen, — zo men dikwijls blauwe ringen onder hunne oogen befpeurt, - zo zij gaarne des nachts op den buik liggen, —zo zij ongerust, met geduun'g optefpringen, flaapen en met de tanden knerfèn, — zo zij zeer hongerig zjn, fterk eeten en echter mager en bleek van koleur blijven, — zo, (om geene andere tekenen meer op te noemen) het zwarte van den oogappel zich bij hun zeer groot vertoont. Zeer gevaarlijke toevallen worden door dezelven veroorzaakt, als: ftuipen , vallendcziekte . buikpijnen , hoesten, braakingen , loopen, uitteeringen ja dikwijls de dood zelf, waarom men aanftonds, zo men maar eenige der opgenoemde teekenen gewaar wordt, hen moet zoeken te verdrijven ; waar toe in jonge kinderen het best en veiligst is, het 's morgens naarftig toedienen van het gewoon Wormkruid in Sijroop of H*nig vermengd , terwijl men hun ook nuttig raauwe wortels of peen, als mede een ftuk knoflook, dagelijks, kan laaten gebruiken. — Dikwijls heb ik mij ook met de beste uitwerking van dit volgend middel bediend j Neem vier lood gewoon wormkruid, twee lood erange fchillen, een haif lood Rhabarber en een lood vijl/el van /laai, laat dit te famen eenige dagen warm trekken, op een vies Meê of Honig-  ( 19» ) nigtvater , en geef 's morgens hier af het kind een kleine roemer. — Om de toevallen, als ftuipen, enz. door wormen veroorzaakt,ie doen bedaaren, moet gij, zo moogl ik, het kind eene goede hoeveelheid melk - die anders niet veel 'door kind'ers* welke wormen hebben, moet gebruikt worden) laaten drinken. Behalven de opgenoemde middelen, durf ik u geene anderen aan dé hand geeven, daar dezelve" te veel omzichtigheid vereifchen, en te fterk bij een tweejaarig kind kunnen werken, waarom gij in dit, gelijk in alle andere gevallen, zo de door ons aangeprezene geneesmiddelen niet voldoende zijn, den raad van een bekwaam Geneesmeester moet inneemen. Stuipen. Een kind wordt gezegd Stuipen te hebben, zo het onwetend en tegen deszelfs wil het een of ander lid van het ligchaam of gedeelte van het aangezicht fchielijk en fterk beweegt , zo het den mond ftijf gefloten houdt, zo de oogen ginsch en herwaards draaien, of onbeweeglijk ftaan blijven, als of dezelve alleen op een voorwerp gevestigd waren. — Somtijds bedaaren dezelve zeer fpoedig, fomtijds is het -aangezicht blaauw en opgezet, maar ook fomtijds eindigen de Stuipen in eenen diepen flaap als in eene beroerte, wanneer het fnorken en raazen der borst eenen nabij zijnden dood aankondigen. — Niet alle trekkingen van het aangezicht moet gij echter voor ftuipen, en zelf niet alle ftuipen voor gevaarlijk houden, daar de gezondste kinderen  'C 193 ) -elf zelden flaapen, qf men ziet bij huri,,miiï of meêr, eenige trekkingen van bet èen of ander deel des" ligchaams, of van het aangezicht», en de ondervinding ons leert, dat 'er doorgaans, de gemaklijke pokken', zullen volgen , zo men in het begin der ziekte, ligr.eftuipen bij de kinderen waarneemt. Zeer verfchillende zijn de oorzaaken der ftuipen, waarvan de meest gewoonen zijn het zuur, bedorven zog, na eene hevige gemoedi' aandoening der minne ofmoëder , — overlaaden maag, ongemaklijk tanden krijgen, en wormen , waarvan wij u de tekenen hebben aangewezen. Daar het zeer moeilijk is, een kind in (tuipen liggende iets in te geeven, moet men dezelve trachten voor te komen, met die middelen toe te dienen, die wij u tegen elk der gezegde verfchillende oorzaaken hebben opgegeeven, terwijl men, meestal,geduurende de ftuipen zelf, geen andere dan uitwendige middelen, kan aanwenden; zo als daar is het zetten vanSteekpillen en Kli/fteeren , die eenvouwig uit Water en Melk, Honig of Spadrifche Zeep en een weinig Zout kunnen beftaan, (vooral zo bet kind geen genoegzaamen afgang gehad heeft) als mede.'t aanleggen van Zuurdeeg aan de voeten , of een Spaanfchevlicg - pl htertjen in de nek, waarvan ik dan ook dikwijls het beste gevolg gezien hebbe; daar men, het toeval bedaard zijnde, die middelen het kind naarftig moet laaten gebruiken, welken gefchikt zijn, gelijk wij u gezegd hebben, de oorzaak zelve weg te neemen. N Hooi  C i94 ) Hoest. Ook deeze kan uit verfchillende oorzaaken ontdaan, en vereischt dus ook verfchillende geneeswijzen. — Komt dezelve, gelijk fomtijds gebeurt, voort uit wormen of het zuur, moet men de hier tegen opgegeevene middelen gebruiken— Zo uit andere kwaade ftoffen, die in de maag vergaderd zijn, het welk men uit eene beflagene tong en het braaken opmaaken kan, moet men het kind een zacht laxeermiddel , als mede 's morgens en 's avonds tien of twaalf druppen Elixter Proprietatis ingeeven. — Zo uit verkoudheid, moet gij het dikwijls een eijerlepeltjen Sijroop van Heemstwortel en van Vlier laaten flikken, terwijl ik u moet waarfchuwen, nimmer te lang de hoesten der kinderen te verzuimen, dewijl dezelven, fomtijds, fchielijk in eene longteering kunnen veranderen, of andere ongemakken veroorzaaken; waarom gij, zoo deeze opgegevene geneeswijzen niet ras helpen , vooral niet moet nalaaten een Geneesmeester raad te pleegen, die, vroegtijdig genoeg geroepen, dikwijls door het voorzichtig toedienen van een braakmiddel, of iets anders, in ftaat is, dezelve te geneezen. Kinkhoest. Deeze hoest, die zo befmetlijk is, en die men uit het geluid kent, duurt meest altijd verfcheidene weeken lang, •— wordt allengskens geweldiger, en is dikwijls zelf zo hevig» dat het aangezicht blaauw wordt, de neus begint te bloeden, en eene bloedfpuwing daardoor rt ver-  ( 195 } Veroorzaakt wordt , en het kind, tüsfchen beiden geen adem kunnende haaien, verflikt, Ik kan u in deezen flechts weinig raad geeven , te meer daar men tot nog toe liet niet eens is over de waare oorzaak, zitplaats en geneeswijze deezer ziekte, en ik aan u niet durf toebetrouwen, die middelen,zonder opzicht van eenen Geneesheer te gebruiken, welken in deezen van fommigen worden aangeprezen, — Veilig kunt gij, intusfchen, in de kinkhoest het kind tweemaal daags eenige druppen EUxit Proprietatis toedienen, waar bij ik> mij dikwijls wél bevonden hebbe, terwijl gij nimmer, daar gewoonlijk daaglijks op bepaalde uuren de hevigfle aanvallen der hoest gefchieden , het kind, tegen dien tijd moet eeten geeven, dewijl de maag met eeren gevuld zijnde, het hoesten altoos ongemaklijker is ; als mede moet ik ü waarfchuwen, het kind aan de kinkhoest zijn-* de, nooit alleen te laaten, vermits het niet zelden, door de hevigheid van het hoesteni het ongeluk heeft van omver te vallen, en ook in het hoesten kan wegblijven en verflikken, zo men zulks niet tracht voor te komen , door het met de hand op de rug te kloppen, of, dit niet helpende, met eert Vinger in de keel te fteeken, eene braaking zoeken te verwekken. Sommigen bedienen zich, in deeze ziekte, van flijmige middelen, allerhande Sijroopen , en wel bijzonder de flijm van eene Hitisflak, die men hiertoe in gemeene zuiker laat omkruipenj gaarne echter wil ik bekennen $ dat ik  C 19O zelden van deeze en dergelijke middelen' eenig voordeel gezien hebben. Engelfche Ziekte. In deeze ziekte , waarvan men de eerfte beginfelen zelden na het derde levensjaar bij de kinderen ontdekt, is het hoofd doorgaans zeer groot, deszelfs naden zeer wijd, de adem heet, de buik gefpannen en hard, de afgang ongeregeld , de onderfte Iedemaaten min of meer vermagerd, en derzelvcr huid en fpieren flap, de knokken en ■enkels uitgezet, en de armen en beenen gekromd, terwijl het kind zelf, zeer vadzig is, gaarne den ganfchen dag wil zitten, en niet dan gebrekkig ioopt. Zeer zeker beftaat deeze ziekte in eene verflapping en verzwakking der vezelen, waarom alles, wat dezelve kan verfterken, als koude baden, wasfchingen van het ganfche ligchaam met Brandewijn , veel beweeging, het inwendig gebruik van Koortsbast , Meekrap, Staal en dergelijke middelen zeer nuttig zijn, zo ter voorkoming als geneezing van dezelve ; met vrugt fchijnt men ook de kinderen op een bed, in* plaats van met veeren , met eiken Varen gevuld in deeze ziekte te laten flaapen. — Vooral moet ik u waarfchuwen, dat gij voorzichtig moec zijn, dat gij een kind aan deeze ziekte zukkeiende, niet vroeg leert loopen, wijl hierdoor de beenen nog meer gekromd , en mismaakt worden, waarom gij het liever zo gij hiertoe gelegenheid hebt, daaglijks in zand door de  C 197) de zon verwarmd, moet laaten kruipen; terwijl gij voorts moet zorg draagen, dat het behoorlijk afgang heeft, en het zuur, door de lrer reeds tegen aangeprezene middelen, tegengegaan worde. — Ook zult gij 'er u wel bij' bevinden, zo gij 't kind daaglijks met Brandewijn wascht, en g;j het 's morgens een vingerhoed Rhijnfche Wijn op Staal getrokken ingeeft. Uitteeren. Somtijds teeren de kinderen uit, vermageren en verzwakken—hetbijgelovig gemeen meent als datze als dan betoverd zijn en raadpleegt de eene of andere zogenaamde Duivelbanner, daar de wormen of het zuur hier van dikwijls de oorzaak is, gelijk ik dan ook meermaalen zodanige kinderen hcrfteld hebbe, alleen door het toedienen van hiertegen gefchikte middelen. Jaloersheid kan ook het uitteeren en kwijnen der kinderen te weeg brengen, Wanneer de ouders zich meêr met het eene kind, dan met het andere bemoeien, waarom men dan hierop ook oplettend moet zijn. Mazelen. Deeze ziekte is befmetlijk, meestal doorgaande, en houdt, gewoonlijk, deeze loop: De Mazelen heeifchende, begint de zieke eerst te klaagen over een drooge hoest,moet onophoudelijk niezen, terwijl de oogen zeer waterachtig zijn. —- Hier bij voegen zich fomtijds braakingen, lusteloosheid, koorts, M 3 ijl"  C 193 ) iiihoofdigbeld, pi:n in de lendenen , hoofdpijn , enz. — Op of tegen den vierden dag komen in het aangezicht, eene menigte kleine, roode vlekken, die in het begin een weinig verheven zijn, de twee volgende dagen in groote en getal over het ganfche ligchaam toeneemen, en allengskens op, of omtrent, den agtften dag verdwijnen, wanneer de opperhuid onder de gedaante van fchilfers afvalt, terwijl geduurende dit alles de hoest, die dikwijls zeer lastig is, blijft voortduuren. Hoe gemaklijk ook deeze ziekte meestal afloopt, moet gij. altijd zorg draagen, dat het kind behoorlijk ontlasting houde,endat het aan den eenen kant, niet te veel door dekens of warm te van het vertrek gebroeid worde, waardoor wij menigmaal de grootfte benaauwdheden hebben zien ontftaan, en de ziekte kwaadaardig kan gemaakt worden: maar aan den anderen kant, dat het ook naauwkeurig tegen togt en koude beveiligt worde ; als mede moet men het kind, zo lang de hoest niet aanmerkliik verminderd is, niet in de open lucht brengen, wijl dezelve hierdoor fomtijds zeer hardnekkig wordt, en niet zelden in eene longteering overgaat. — Is de ziekte , gemaklijk, als dan laat men het kind met vrugt gebruiken de reeds aangeprezene ijroop van Heemnwortel en van Vlier, waardoor ook het hoesten verligt wordt, en men geeft hetzelve voor het overige Thee of Melk en Watent drinken, om de uitwaafeming aan den gang te houden. — Slaan ujtde een of andere Oorzaak de mazelen in, word het kind bleek gn 4e borst aapmerklijk beget, en zijt gij huj-  ( i99 ) buiten ftaat om fpoedig genoeg met een kundig Geneesheer raad te pleegen, geeft het dan, indien gij kunt, zo veel moogliik warme thee, waarin een weinig fafraan getrokken is, te drinken, en leg tevens zuurdeeg aan de voeten, of, dit niet helpende, een et ingeënt geweest zijnde , in de „ mooglijkheid vas van langer te kunnen lee„ ven. Ja: gij hebt mogelijk, de maatfchappij „ iemand v oegtiidig ontrukt, die, volwas jen ,, geworden zijnde- van groot nut voor dezelve ,, had kunnen zijn.' g. Waarlijk eene gewigtige tegenbedenking; dan overweeg, het geen ik op dezelve zal en kan aanmeiken. 1. Gij heb. uw kind inge nt ten tijde dat 'er poiqens heertchen, (want buiten den tiid geloof ik, moogt gij de inenting niet in 't werk dellen, wijl gij daar door de' befnetting in eene plaats brengende, uwe Medeburgers in gevaar ftelt, daar een ieder nog niet tot O a de  C *i* ) t!e inenting, tot nog toe,kan overgaan") en 't zelve komt ongelukkig te overlijden , wai het nu niet mogelijk, ja ik durf bijkans zeggen, waarfchijnlijk, dat uw kind natuurlijk als dan ook zou befmet geworden zijn, in welk geval ik durf verzeekeren, dat het ook, als dan aan de natuurlijke pokjens zou geftorven zijn; daar wij zeker weeten , dat de wijze van befmetting door inenting veel beter is, dan, die, welke natuurlijk gefchied, gelijk- wij reeds boven gezegd hebben. En 2. wat aanbelangt uw verwijt, 't welk gij u zeiven als dan zoudt doen, en 't welk gu niet zoudt kunnen verdraagen, zo gij uw kind aan de ingeente pokjens mogt verliezen, moet ik u vraagen,of gij, zo uw kind, in dien tijd, aan de natuurlijke pokjens overleed , u beter dit verwijt zoudt kunnen getroosten : „ Önverfiandigc ! hebt gij ,, niet tnet de vereischte oplettendheid de in9, enting der kinderpokjens onderzocht zo ja ? waarom hebt gij dan geen gebruik gemaakt „ yan dat middel, 't welk het Opperwezen, zo zichtbaar met zijnen zegen behaagt te bekrooj-, nen, daar gij daaglijks zo veelen door hetzelve „ ziet behouden worden. — Zo gij dit ook in „ het werk gefteld hadt, hadt gij uw kind mogelijk „ bewaard,en thans hebt gij het zelve der maat- fchappi; ontroofd, waar van het anders een „ nuttig lid had kunnen worden. — Cij, gij », zult zeker ten geenqn grooten dage aan uwen ,, Rechter hier van reekening moeten geeven, „ wanneer gi' uw vroegtijdig geftorven kind eens „ weder zult zien, maar 't welk als dan tegen s, u zal getuigen." q, Dit is waar, ook deeze verwijting zou *aij  C »'3) ra'j hard vallen, maar daar ik altijd al!e mijne belangens gerust aan God toebetrouvv, en ik verzeekerd ben,dat Hij het vroegtijdig affterven van mijn kind tot mni best zal laaten geworden, zal dit denkbeeld mij als dan kunnen vertroosten. g. Hier aan twijfele ik ten fterksten, zo gij het volgende aandachtig overweegt. -— Gij zegt, dat gij altijd alle uwe belangens gerust aan den Heerehebttoebetrouwd: maar, daar, uit het geen wij gezegt hebben, ten vollen blijkt, dat men de inênting als een middel moet befchouwen, 't Welk God behaagd heeft het menschdom te openbaafen, om door het zelve eene anderszins zeer gevaarlijke ziekte minder gevaarlijk te maaken, waart gij dan ook niet verpligt' geweest, om van dat middel gebruik te maaken V of hebt gij door het verzuimen van het zelve gewild, dat God wonderen aan uw kind zou doen, dat * is, zonder middelen werken ? — Dit moogt gij als dan betrouwen op Öod hoèmeü, maar elk verftandige zal dit met den rtaam van fchandelijke dweeperij beftempelen. — Waarom * mag ik u vraagen, hebt gij minder vertrouwen op God, indien uw kind de koorts heeft, wanneer gij fpoedig alle gepaste middelen aanwendt, daar zulke en dergelijke redeneeringen u niet zouden kunnen vertroosten, zo gij uw kind aan die ziekte vërloort,zonder alle mogelijke hulpmiddelen beproeft te hebben. — Gij gevoelt zelf, mijn Vriend!dat gij zeer verkeerde denkbeelden omtrent het wantrouwen op God hebt, wijl men hem alleen kan zeggen, in ons geval, op God tó O 3 ver»  C«4> vertrouwen, die de inenting in het werkftelt, en bij zich zeiven veizekerd is, dat de Heere magtig is, om door middel van dezelve het Jcnd uit deeze gevaarlijke zie' te te redden. o. Deeze uw redeneering kan niet op ons geval toegepast worden, daar ik, even zeer als gij, overtuigd zijnde, dat Go 1 zonder middelen niet werkt, alle middelen in 't werk zal ftellen, zo mijn kind de natuurlijke pokjens krijgt g. IJ't uw andwoord zou voldoende z'jn, zo g:j niet verpligt waart de natuurl jke p kjens, door de inenting, voor te komen, daar het geenszins genoeg is, en men geenszins zijnen pligt betracht, wanneer men door eigen 1'chuld eerst werkelijk een gevaar laat tegenwoordig zijn, en men dan eerst middelen tegen hetzelve in het werk ftelt. — Laat ik u dit met een voorbeeld ophelderen. Een kundig Geneesheer voorzeide iemand eens, dat hij, zeer waar fchinl ijk, de een of andere ziekte zou krijgen, zo hij zich niet liet aderlaaten; zoudt gij nu oordeelen dat hij verftandig deed, zo hij de aangeraadene aderlaating verzuimende, de gedreigde ziekte gerust afwagtte, en geene middelen aanwendde, dan na dat dezelve reeds werkelijk nanweezig ware'-Zoudt gij niet, zo hij aan die ziekte kwam te overlijden met reeht kunnen zeggen, dat hij de oorzaak van zijn eigen dood feweest was, en geenszins zijnen pligt betracht adde , door den gegeevenen raad van den Geneesheer nateht'aten , en z'ch aldus aan zo eene gevaarlijke ziekte 'bloot te ftellen? Wel nu, het zelfde geval is het met de in- ëN-  C »i5 5 ? NT ing, die gij ver pligt zijt in het werk te ftellen, om alzo de natuurlijke pokjens, als eene gevaarlijker ziekte , voortekomen. Gij zult mij mogelijk tegenwerpen, dat men de inenting net bij eene aderlating kan vergelijken, daar de inom'ino altijd mm of meer gevaarlijk is : maar ik geloove, dat dezelve Waarlijk niet veel gevaarlijker is , dan eene aderlaating, welke ook fomtijds ongelukkig uitvalt, en gelij; de ondervinding leert wel eens van doodelijke gevolgen kan zijn. o. Maar indien ik een kind aan de natuurlijke pokjens verloor, zou ik mij altijd beter kunnen getroosten, als wanneer 't aan de ingeente overleed, wijl ik zelf deeze veroorzaakt hadde, daar het die uit de hand Gods ontvangen had. g. D t is mogelijk, zo g'j de inenting in het werk gefteld had om lle hts anderen na te volgen, zonder alles rijpelijk overwogen te hebben : maar wanneer gij na alles , zo het geen voor, als tegen de > n e n t i n g is, onderzocht te hebben niet alleen van de geoorloofdheid, maar van de vefpligting tot dezelve volkomen overreed zijt geworden, zal alleen het denkbeeld, dat gij niéts anders dan uw pligt gedaan hebt, u alle opko.nende zwarigheden wegneemen . en met het geen de Godsdienst ons leert en aan de hand geeft genoegzaam zijn, om u te vertroosten, wanneer gij het ongeluk hebt uw kind aan de ingeente pokjens te verliezen. o. Mag men wel eens de inönting 'n het werk ftellen, daar v a u lus, Romeinen lil. O 4 vers  C «6 J *yen 8. uitdrukkelijk zegt, ,, dat men geefi kwaad mag doen op dat 'er het goede uit voort kome '<" g. Met deeze tegenwerping geeft gij weder een nieuw bewijs, hoe fchandeliik men dikwils plaatfen uit de Heilige Schrift, uit deszelfs verband rukt, om het een of ander verkeerd denkbeeld te willen bewijzen, en ftaande te houden. P a u l u s be loeit, immers, aldaar gansch iets anders, dat men, naamèlijk, ïiooit een zede 'ijk kwaad (gelijk volgens het verhandelde zeer zeker de inenting niet is) mag doen, en nooit zondigen, pm daar door een natuurlijk goed, als rijkdommen, bij voorbeeld, of iets dergelijks,' te verkrijgen- o. Daar Job zegt dat de dagen de menfehen bepaald zi/n, is het voorzeker het zelfde, of mijn kind de pokjens natuurlijk of ingeënt krijgt, wijl het even min aan de natuurlijke als aan de ingeente pokjens zal fterven, zo de voor hem in de Goddelijke raad van te vooren bepaalde dagen, niet ten einde gebragt zijn. g. Indien deeze uwe tegenbedenking waarlijk bij u ernst, en van eenige kracht is, waarom bedient gij u dan van alle middelen, zo uw kind de koorts of eene andere ziekte heeft; waarom zoekt gij hetzelve te redden, zo het bij ongeluk in het water valtY daar,volgens uwe tegenwerping, zulks te vergeefs moet zijn, Wijl .zo deszelfs,in den Goddelijken raad van te vooren bepaalde dagen, nog niet geëindigd zijn, het ook niet aan die ziekte of in het water zal fterven. — Gij gevoelt dus, mijn vriend,  ( ^7 ) vriend, dat gij ook dit gezegde van jou (het welke thans hier de plaats niet is u uit te leggen) weder zeer verkeerd te pas brengt, o. Is de inönting zelve niet zeer pijnelijk voor een kind ? g. Geensz'ns; ik heb wel eens in den flaap een kind ingeënt zonder dat het, bijkans, wakker wierd. o. Loopt men ook niet gevaar andere kwaade ziekten, met de pokjens te gelijk in te enten? g. Het is nog niet beweezen, of zulk* wel mogelijk is, maar dit eens gefteld zijnde , zo kan de inënter dit ten minsten voorkomen, zo hij niet dan van een, voor het overige, gezond mensch, de pokftof ter iNéNting neemt. o. Maar nu begri p ik nog niet, hoe al het verhandelde over de i o ë n t i n g in dit ons gefprek kan te pas komen, daar w'j alleen over de behandeling der kinderen in de twee eerste jaaren van hun leven zouden fpreeken, en gij boven gezegd hebt, dat men de inènting moet in het werk ftellen, aan de kinders, die van de vier tot de twaalf jaaren oud zijn. g. Die ouderdom is wel het gefchikste tot de inünting: maar "er zijn echter omftandigheden , in dewelken men ze jr verkeerd zou doen, zo lange de inenting uit te ftellen, daar ik het volftrekt noodzaaklijk oordeel, om, hoe jong het kind ook moge zijn, hetzelve echter ïnteénten, zo de pokjens, kwaadaartig en zeer algemeen op eene plaats O 5 heer*  Ca:8 ) heerfcben, of ten minsten zo een der huïs- genomen aan de po ,jens ligt, wij men, meestal te vergeefscb. in zodanige gevallen, de anders tot de incntinc ongefchikte vcorweipen voor de befmetting zoekt te bewaaren. — Elk Geneesmeester doet hierom zeer kwalijk "n dergelijke omftandigheden, de i n i n t i n g afteraaden , abten uit vreeze dat, wanneer zodanig een ongefchikt voorwerp aan de ingeente pokjens overleed, de zaak tier incnting hier bij zou li den, daar, zo de inenting ooit te pas komt, het voorzeker bi, d:e voorwerpen is , welken nen redui heeft te vreezen, dat op dien tijd de natuurli ke pok ens ongelukkig zullen krijgen, terwijl ik hm nog kan bijvoegen, dat ook reed.- dikwijl^ met het beste gevolg aan de ionpfte kinderen, die iNèMiNG m het werk gelteld is, gelijk ik zelf meermaalen gezien heb. - - ln deezen moet ik u echter onder het oog biengen, dat gij nimmer uit de ongelukkige gevallen van die kinderen, die ingecnt geworden zijn, na dat 'er reeds een of meer der huisgenooten door de pokjens waren aangedaan, tot het verwerpen der iNëk ting kuni bel uiten, daar dtzelve, mogelik, reeds van te vooren natuurlijk zijn belniet geweest, en zij dus niet aan de inge nte, maar aan de natuurlijke pokjens ovci lijden. — i e vrees , dat In zódanig een geval, de inteëmene, mogelijk , ieei..» natuurli k befmet is, moet u nimmer van de incnting te rug houden, wijl het genoegzaam bewezen is, dat bij helmetten de ïjNëNTiNG noch gued noch kwaad doet. ka  C ai9) En hier mede .zal ik dit mijn gefprek eindigen, met deezen wensch, dat gij in het opvoeden uwer kinderen, geduurende de twee eerste jaaren van hun leven onze raadgeevmgen , z0 veel mogelijk, zult in acht neemen. Outinamasfurgant,pas/im,app/audantquedocenti Matres atque Viri, quorum piapeclora tangit. Prolii amor Scrvanti Civis et funera accrba mor anti. S AM AR TH ANUS.