VADERLANDSCHE BLYSPELEN.   Vaderlandschb a i n is 4 s s 2 jfai ËLYSPELE ^ UITGEGEÈVEN Onder de Spreuk: ■ naai I (t VIf JUt 1 -—^ IUDENDO D IC ERE VERÜSf," QUIS VtTAT? Te DELFT, ByGÈRARDUS VERBEEK.» «» cclxxxtii;  BEHELZENDE» J. DE VADERLANDER. BlyJfrtL V. DE PARTYZUGT, Blyfpet. DE VERLIEFDE MEISJES op de COURANTEN.  b e VADERLANDER. B L T S P E Lk   VOOISE1IGT, cjEICel zou dvlligheid zyn, te willen ontkennen , dat het Vaderland Tveraars in zynen dienst heeft, waardoor het wel verre van vereerd ,op eens veragtt. Jyke wyze ontluisterd wor-d, in de oogen van ken die het geheel naar deszelfs deelen fchatten. V/r de zaak van een braaf Vaderlander , om deeze onwaardige Vaderlanders ten ficrkfen te gispen, en ze in het belaglykst daglicht te /lellen, als •zynde dit de eenige weg ter hunner befchaaming en verbetering. Zy, die de goeden volgens de Ikwaaden beoordeelen, kunnen ook dus overtuigd worden, dat allen, die het wel met het Vaderland meenen, niet minder dan zy geërgerd zyn, over het buitenjpoorig gedrag, van die'ver^gt-. lyke Schep fels, die zig Vaderlanders noemen, zonder de minfte aanfpraak op dien eerhiedwaardigen naam te hebben. Dit zy genoeg.' PER-  PERSOONEH BAREND. MAARTEN. FERDINAND. ROZETTE. CORNELIA. JOOST, KROMME FLIP. Zwygendc. SCHEELE KLAAS. JAN MET ZYN KIP O OGENV LAMMERT, STOFFEL. JURRIEN. MAURITg.'  D E VADERLANDER EERSTE ÉEDRYF, EERSTE TOONEEL. BAREND, telkens iefttsck om te drinken aan zyn mond zetttndti j£k ben . 1 . . een . . . Vader . . . lansier! . . : Ja! zo waarlyk als Cris . . . pyn, de Opperfie der agter . - lappen} leeft, dat ben ik ! en geen leevendige ziel .... *ou my dat moeten tegen ..... fpreeken . . . ; Ky beziet de fleschi Is het niet d'öod jammer , dat er de Vaderland» fehe ziel uit is ? en dat ik ... . in zyn zakken voelende; Noch in myn broekzakken, noch in myh kaméivo] — noch in myn rokzakken, geen een éenig' A Siaa»  es DE VADERLANDER. Staatcndubbeltje heb, om die rampzalige flesch een nieuw leeven bytezetten ? Na zich eenigen tyd bedagt te hebben. Joost! Joost! Joost! TWEEDE TOONEEL BAREND, JOOST. JOOST. Wat is er van je dienst, Baas ? BAREND. Beziet me die flesch eens! JOOST, het hoofd fchuddendt. Dat ziet er droevig uit! BAREND. Maar befchouvv je de zaak wel in al haar verdrietige omftandigheeden ? JOOST. Ik zie zelf meer als de flesch! BAREND. Zie je ook Staaten dubbeltjes, myn lieve Joost ? JOOST. Och neen! myn allerbeste Baas! ik zie alleen maar de flesch, en ——- dat zy leeg is! v . BA-  fcE VADERLANDER. gj BAREND. Ja ! Joost! wis en waaragtig is zy leeg! met een hooplooze houding. o Myn gefolterd Vaderland! Zie hier een uwer ongelukkige flagtöffers! Om uwen wil heeft deeze flesch haare beminlyke ziel verlooren! JOOST. Houd moed, Baas! er is oneindig meer raad voor deeze flesch dan voor het lieve Vaderland: flegts een dubbeltje! en deeze ontzielde fchoone zal u wederom, met al de bekoorlykheeden van een Borrelflesch, toelachen! BAREND. Eerlyke Joost! gy fpreekt als een Engel! maar, — iyt gy een Vaderlandr ? JOOST. Hoe onteert, hoe vernedert my deeze onverdiende vraag ! Baas! — Zyt gy het, die my deeze vraag doet ? Heb ik niet myn Drieflal, myn Brosten, myn Eisten, myn Drumbos, myn Pikdraaden , heb ik niet myn Schootsvel, het fchoonfte van alle vellen, dat immer de Schamelheid van een Schoenmaakers knegt bedekte, heb ik niet alles wat tot de Lappery behoorde, ter liefde van het aangevallen , het benaauwde , het verdrukte Vaderland , opgeofferd ? Heb ik niet ? Aï BA-  f DE VADERLANDER, BAREND. Vraag niet meer, Vaderlandfche Joost ! — Ik heb deeze vraag niet gedaan om u te beleedigen! — ze gefchiede alleen met oogmerk, om te weeten of gy ook Staatendubbeltjes hebt? JOOST. Och, neen , myn lieve Baas! Zo gelukkig ben ik uifct i BAREND. Gy zegt zo fchielyk neen, Joost 1 zonder u te bedenken! JOOST. o Dat kan ik met een gerust geweeten doen. Ik ben er ten vollen van overtuigd, dat ik zelf geen Staatenduit ryk ben ! BAREND. Maar, gy moest eens in uw zakken voelen ! Gy kunt niet weeten, raisfchien! JOOST. Hoor, Baas! dat doodlyke misfchien heeft my duizendmaalen en meer de handen in myn zakken doen neeken, om er dubbeltjes of ftuivertjes in te zoeken , die er misfchien ■ . in zouden hebben kunnen gevonden worden! Altoos echter keerden rnyne handen ledig weder te rug, en dan vermeerderden dat vloekwaardige misfchien myn hart-  BE VADERLANDER. 5- hartfeer! Eindlyk vond ik een middel uit, om zo wel dat misfchien, als myn hartfeer te doen ophouden ! BAREND. En waarin beftond dat heilzaame middel ? daar 'zou ik my ook gaarne van willen bedienen 1 JOOST. Ik heb al myn zakken toegenaaid, toen konden er müichien geen dubbeltjes meer in weezen, en ik , door dat haatlyke misfchien verleid, myne handen er niet meer in fteeken, om er naar te zoeken. BAREND. Zo dat gy dan, zakkelooze Joost! geen Staaten dubbeltje hebt ? JOOST. Neen ! waaragtig niet, Baas ! BAREND, wanhoopendb Dan moet ik de Martelaar voor myn Vadciland worden ! en — dan — moet — JOOST. Bedaar! bedaar! BAREND, zit op tot drie ftalwerpendt. — deeze flesch ledig blyven ! — want ik heb er ook geen! A z JOOST,  § DE VADERLANDER; JOOST. Dan ziet het er zeer rampzalig met ons en het Jïevc Vaderland uit! BAREND. Ondankbaar Vaderland! — heb ik het lievrei uwer Zoonen aangeichooten; heb ik de Sabel aan myn heup gegord; de Snaphaan op myn fchouder genoomen; en myn Drieftal voor eeuwig vaarwel gezegd, en dat alles, om, met eerr drooge keel, met een dorstig hart, den adem in uwen dienst uitteblaazen ? JOOST. Laaten wy, ook in deezen dringenden nood, in dit uiterfte gevaar, myn allerlieffte Baas! ons als rechtfchapen Vaderlanders gedraagen ! Laaten wy den moed hervatten, zonder welken wy zullen uitdroogen even als twee overjaarde ftokvisfchen! BAREND, op de flesch wyz.ende. Ach ! — Joost! — Hy is ledig ! JOOST. Maar hy kan weder vol worden! BAREND. En dat zonder Staatendubbeltje ? JOOST, rn:t de leedige flesch in de hand. Had ik immer gedagt, hoopelooze Vaderlander! dat  DE VADERLANDER. £ dat gy zo fchielyk den moed zoud hebben opgegeeven ? Indien onze Voorvaderen insgelyks zo gedaan hadden ! indien zy , by het zieltoogende Vaderland , even als gy by uwe ledige flesch, zig hadden nedergezet; in traanen waren weggefmolten , en dc ilappe handen langs hunne Drieftallen hadden laaten nederhangcn ! wat was er van onze Vryheid, wat van ons Vaderland geworden ? Spanje had hen beiden verbryfeld , even als ik deeze flesch, —. By wil ie flesch met geweld wegfmyten. BAREND, fchielyk sj>ftaandt en de flesch grypende. In den naam van het geheiligde Hoofd der Schoenmaakers ! beroof my niet van de eenigftc flesch, die my nog overgefchooten is, om er een Vaderlandfchen borrel uit te drinken! JOOST, hem omhelzende. Nu heb ik hoop, myn lieve Baas!. gy hervat uwen ouden yver en werkzaamheid! — 't Zal nu de zaak maar weezen , om aan een Staatendubbeltje te komen ! BAREND. Ja ! dat is de groote zaak, Joost! en zonder dat is het Vaderland ook geen duit waardig! JOOST. Ik zie er kins toe ! A 4 BA-  ï DE VADERLANDER. BAREND, hem met drift aan z.y& borst drukkende. Hemelfche Joost! gy fchenkt my 't leeven ! JOOST, Ja ! Baas! — maar, — BAREND. Hoe! . maar, wat maar ? JOOST- Zoud gy uw Dogter wel aan een Vaderlander, die zo goed is als ik ben, willen uithimwelyken ï BAREND. Ben ik dat niet als een rechtgeaart Vaderlander verpligt ? Hopr, Joost! die my het emt . een Staatendubbeltje bezorgt, kan myn Dogter tot zyn Vrouw krygen! JOOST. Geef my daar de hand op, Baas! BAREND. Daar zyn alle beiden myn handen! Ik meen het „van ganfeher harte, Joost! JOOST. Dan mag ik ïntusfehen immers myn best wel doen, om uw Dogter een weinigje opmynPerzoon te doen verlieven ? BAREND. (0, Ja! cn zelfs zou het niet kwaad weezen, dat gy  DE VADERLANDER. 9 gy myn Vrouw ook in uw voordeel zaagt te kry- gen , want zonder die, —- JOOST. Ik begryp u! ■— Maar eeri Vaderlander behopi> de immers Baas in zyn huis te weezen i BAREND. Wat zal ik zeggen, Joost? Die hclfche Aviftoeratie is tot in de huishoudens toe doorgedrongen! en gy ziet, hoe onbegryplyk veel moeite el aan vast is, om ze uit het Vaderland te weeren ! JOOST. In 't ftuk van grondwettige Herftelling evenwel , Baas ! dunkt my , moesten wy van ons zelve het eerHe beginnen! en wanneer elk een dat deed, dan, zou de rest van zelf volgen ! BAREND. Nu, Joost! als myn Dogter uw Vronw is, begin gy dan met die grondwettige herftelling I Ik zie 'er geen kans toe. JOOST. Maar, myn lieve Baas ! hoe durft gy dan aanhit Vaderland beginnen, daar je Vrouw, BAREND. Alle dingen befchouw ik als mooglyk, Joost! fee-, halven alleen de grondwettige Herftelling van een Vronw i A 5 JOOST,  to DE VADERLANDER. JOOST. Gy zoekt my uw Dogter tegen te maaken, geloof ik ? E AREND. Gansch niet! Joostje lief! ik heb'er zelfbelang by dat gy ze neemt; want dan heb ik een Huisariftocraat te minder! JOOST. Maar in geval, ze uw Vrouw my niet geeven "wil ? BAREND. , Dan kome de Hemel u te hulp ! JOOST. Dat Compliment is goed tegen een Bedelaar, Baas! Maar 't 'is wat onbeleefd tegen een dappe* Vaderlander ! BAREND. Weet de dappere Vaderlander 'er iets beters op i J O O S T. Ja ! Baas ! ■ BAREND. Laat eens hooren ! .JOOST. Wy draagen de wapenen, in de eerfte Plaats, om de Heerschzugt van Oranje te fnuiken ! en in de tweede plaats, om de Ariftocratie te beteugelen! het laat-  DE VADERLANDER. u laatfte komt hier te pas! Wy moeten met de wapenen in de hand, —— B ARE N D. .Uit vryen gaan ? JOOST. Neen! maar ons tegen allen willekeurigen dwang van uwe Huisarlftocraaten verzetten, en hen een verliefden Vaderlander met den behoorlyken eerbeid leeren behandelen ! BAREND. Dan hebben wy auxiliaire troepen noodig! dat kunnen wy alleen niet af. JOOST. En waarom niet ? BAREND. Voor eerst myn Vrouw, en die is , gelvk je weet ! ten tweeden myn Dogter, dat is, " een kind van haar Moeder! ten derden Oome Maarten, en dat is een groote forfche vent, met almagtige vuisten ! Ten vierden , Ferdinand, de fchtrmkundige vryer van myn Dogter ! JOOST. Die laatfte zal ik wel uit de baan knikkeren : twee eerften zullen ook wel te temmen weezen! doch die Oome Maarten ! —— Ja! waaragtig ! die legt  n DE VADERLANDER: legt my wat dwars op de maag. Evenwel ik weet raad ! Alle Vaderlanders zyn verpügt elkander te helpen. Ik zie kans om een Detachement gewapende vryvvillige Schoenlappers by elkander te krygen, en dan is oome Maarten ook klaar, ó Wat dunkt u ? BAREND. Ik Iaat alles zeer gaarne aan uw hooge wysheid en beproei'de voorzigtigheid over, indien het Staatenriubbeltjc, ■■ . ■ JOOST. Binnen een half uur zult gy 't hebben ! BAREND. Dan zal het Vaderland uwen Schoenlappeilyken fchedei met onwelkhre eerlaurieren bekroor.en ! JOOST. Gy zult een meesterftuk van Vaderlandfche loosheid , onverfchrokkenheid en dapperheid zien ! BAREND. Houd onder 't oog., dat dit alles my geen verbeten agrerlap waardig is, zo lang myn flesch ledig blyl't:-■'»»■» Daar komt myn dierbaare Wederhelft. DER-  DE VADERLANDER. ij DERDE TOONEEL. BAREND, ROZETTE. ROZETTE. Wederom met de flesch in uw hand ? Wanneer zult gy eindlyk de oogen openen om te zien , dat gy tip den rand van uwen ondergang ftaat ? BAREND. Vergram ti niet, Vrouw ! de flesch is leeg.-— de flesch omkeerende, Zie daar! er is geen drop in ! ROZETTE. Dan zyt gy wederom vol! onwaardig fchep&U BAREND. i Ook niet, ook niet, wyfje lief ! heb de goedheid flegts om my ook maar eens omtekeercn ! Gy z-uit zien dat 'er- geen droppel uitloopt. ROZETTE. Hebt gy nog lust om te fpotten t daar gy u zelve niet alleen , maar ook uw Vrouw en kind, in den hoogden trap , ongelukkig maakt } BAREND. Dat is myn fchuld niet!  r4 DE VADERLANDER ROZETTE. Is het uw fchuld niet ? Zyt gy het niet, • die doof een menigte n'auelooze niigaaven aanfhikken en pluimen en dergelyke nesteryen het geld verfpilt, die u nog daaglyks dronken drinkt, en in ftede van op uw werk te weezen , zuippartyen bywoont, en dus alles verwaarloost eri doorbrengt ? BAREND. Maar gefchied dit alles niet ten besten van het Vaderland ? ROZETTE. Ten besten van het Vaderland ? BAREND. Wel ja! — Wanneer ik geen Uniform, geen Panas, geen Epaullet, geen Dragon , geen Sabel aan had , waaraan zou men dan kunnen zien , dat ik een Vaderlander was ? ROZETTE. Maakt dan dit alles den Vaderlander uit! BAREND. Doet het niet ? Of zoud gy liever zien , dat ik met een bepikt fchootsvel voor, met een fttieerige wollemuts op myn Vaderlandsch hoofd, met een blaauwe kiel aan 't lyf en met hoosblokken aan myn voeten, my voor de belangens van het lieve Vaderland in de bresfe ftel'de ? moet ik de O- - ' tan- I  DE VADERLANDER. 15 ranje- Cabaal met myn elften in den kop pikken ? of de Ariftocraaten aan myn Spanriem ophangen ? Hebben onze Voorouders dit gedaan ? gebruikten 'er die geen Snaphaanen, Patroontasfchen en Sabels toe ? ■ Antwoord my daar eens op , als het u gelieft. ROZETTE. Maar lieten uwe Voorvaders hunne Vrouwen en Kinderen ook van honger en gebrek vergaan ? BAREND. Wel deeglyk ! In het beleg van Leyden , by voorbeeld ! ROZETTE. Maar wy zyn niet belegerd ! BAREND. Dat gelieft gy zo te zeggen, Vrouw ! maar dc omftandigheeden , waar in uw Vaderlandfche man zig thans bevind, zyn geen hair beter, dan die van dc gebreklydende Lcydenaars ! ROZETTE. En in wat opzigt ? BAREND. Dc Leyden aars , Roosje! de eeuwig gepreczen Leydenaars gaven den geest door broodgebrek, en uw waardige man loopt gevaar om van den Dorst te fterven ! k  ié DE VADERLANDER, hy toont do Udige flesch. Getuige zy deeze d roppellooze fles«h'. ïk hoop flegts dat er fpoedig ontzet zal komen. ROZETTE. Ja ! er zal fpoedig ontzet voor u komen, maar in 't Rasphuis! BAREN D: Dat zult gy mu hebben ! By de hielen van Paap' Jan ! dat zal nooit gebeuren. In 't Raspuhuis! dan moesten 'er geen Auxiliaires weezen! Zoud gy een eerlyk , braaf; dapper, Vryheidliévend én gewapend Vaderlander, in het Rasphuis zetten ? Wilt gy dan de tyden van Duc d'Alva herroepen, of de dagen van Maurits doen herleeven , om de Hoornen, de Egmonden , de Barnevelden , de Martelaars var» uwe vcrvolgzugt te maaken ? Neen! neen ! Auxiliaires ! Auxiliaires! ' De Vaderlanders hebben zig niet te vergeefsch verbonden! niet te ver- geefsch elkander trouwe en hulp gezwooien ! - Ik ga my daadlyk tegen u wapenen! * VIERDE TONEEL, ROZETTE* Het Vaderland is hem airede in htt hoofd gefla- gen.*.  Ü E VADERLANDER. 17 gen.— Ongelukkige Man! die uw fortuin dusbalddaadig met de voeten fchopt! die dus moedwillig u uit denier el des welvaarts in de diepte van gebrek en armoede ftort, en ons, ons rampzaligen f in uwen val medefleept! —• Ach! VYFDE TONEEL. ROZETTE, CORNE'LlA: ROZETTE, Ach ! . Dogter! CORNELIA, Wat is het Moeder ? wat fcheelt er aan ? ROZETTE. Zonder u,' zou ik om den dood wenfchen ? CORNELIA. Beste Moeder ! ROZETTE. Wanneer ik de vorige dagen herdenk, toen een nyvere werkzaamheid ons zo ryklyk van alle no»dige behoeften voorzag! toen de onderlinge ge> neegenheid ons Huuwlyk zo gelukkig als gezegend maakte ! toen het vcrftand alle daaden beftuurde, E ca  DE VADERLANDER. en de Liefde ! ach! — de Liefde, H ' wat is er van geworden ? — fchreunde. De dwaasheeden van een dronkaart, —> de woelingen van een onzinnigen, — de verkwistingen van een buitenfpoorigen! Ach! Dogter! wy zyn nog maar weinige fchreden van ons ganscbkyk verderf. CORNELIA.. Wat zegt gy , Moeder! ROZETTE. Waarom zou ik die doodlyke omftandigheid langer voor u verbergen ? gy zult er eerlang zo wel in deelen als wy ! De verkwistende Leevenswys van uwen Vader heeft alles verflonden! heeft ons met fchulden overlaaden ! Mooglyk nog deezcn dag zien wy het overfchot onzer Goederen door onze Schuldenaars in beflag genoomen ! — Indien tegenfpoed, indien een ongelukkig toeval ons dit verfchriklyk noodlot op den hals haalde; ik zou my met onze onfchuld vertroosten! Ik zou myn lot met -gelaatenheid draagen, en het door den onvermoeiden arbeid myner handen verzagten ! De Armoede zou ik my niet fchaamen, indien ze ffegts geen gevol* van dwaaze buitenfpoorigheid en dolle verkwisting ware ! Hoe veele deugdzaamen zyn niet ongelukkig en  DE VADERLANDER. 19 en kwynen in gebrek! Maarwy, rechtvaardige Hemel ! — wy fchuldig! — Ach! CORNELIA. En dat onder het beste voorwendsel! ROZETTE, En misfchien met geen opzetlyk kwaad oogmerk, CORNELIA. *t Is onbegryplyk dat een man van oordeel 10 als Vader, ROZETTE. Geweest is! CORNELIA. Zig zo verre kon laaten vervoeren 1 ROZETTE. Yverende om een herftelling te helpsn bevorderen , waarvan men de hoogfte noodzaaklykheid zo nadruklyk gevoelt als begrypt, begeeft men zig veelal in een kring, die, onderden fchoonklinkenden naam van Vaderlandsliefde , het vertrouwen misbruikt der zedige opvoeding; en de onbedagtzaame naarvolging de eene dwaaze flap na den anderen doet begaan ! even als of het voorftaan van het algemeene welzyn het bederven van zig zelve medsbragt. CORNELIA. Die Sociëteit heeft hem niet vi'rueterd! B 3 RQ-  50 DE VADERLANDER. ROZETTE. Zy is de oorzaak van zyn geheel bederf gevveesf! Ik ben niet tegen de Sociëteiten over 't algemeen: ik begryp dat zy goed kunnen weezeri, hoewel men my bezwaarlyk kan overtuigen, dat de meesten het waa'rlyk zyn. 't Is waar dat dezelve grootenceels uit luiden beftaan , die het wel met het Vaderland ineenen; da: 'er, onder deezen, dcugdzaamcn en verftandigen gevonden worden , en dat deezen , wanneer zy zo getrouw waren in het bezoeken der Societcitshuizen als hunne losbollige en minkundige Medevaderlanders, hét byvvoonen van zulke Sooéteitsbyeenkomften waa'rlyk nuttig en leerzaam , voor de meesten , zouden kunnen maaken. Doch is dit het geval wel ? Blyven dcéze Luiden, zonder welken het oogmerk dier oprigtingen bezwaarlyk km bereikt worden , niet meestal te huis ? Of zo zy er verlchynen , verleedigen zy zig dan om het groote Doel dier Vaderlandfche Gezclfchappen, kundigheid en verbetering naamlyk , te bevorderen ? Koomen zy er doorgaans niet om eene vermaaklyke uiifpanning te necmen ? En geeft deeze uitfpanning, hoe tfnfchiiidig op zig zelve, niet dikwils aanleiding aan liefhebbers van de vrolykheid, om misbruik van dit voorbeeld te maaken , en de uitfpanmngen tot in het oneindige'-te vermenigvuldigen ? COR-  DE VADERLANDER. 21 CORNELIA. Ik kan 11 geen ongelyk geeven! R O Z E T T E. Dus, wanneer men al eenige voordeden voor het algemeen uit de Sociëteiten trekt, dan zyn de byzondeve nadeelen, die er voor vericheidenen uit voortvloeien , ongelyk grooter. De ervarenis, myn lieve Dogter! heeft my op deezen toon doen fpree- ken! Hoe veelen zyn niet reeds er het fiagt- ofïer van geworden? —— En, ach! Cornclia! indien uw Vader ilegts nog naar goeden raad wilde luisteren ! doch dit is voor een Doovemans deur geklopt! CORNELIA. Is er dan evenwel geen weg om hem tot bedaaren te brengen ? ROZETTE. Die weg is cr, en dien zullen wy ook genoodzaakt zyn in te (laan, indien onze Schuldenaars ons flegts niet in een afgryslyker toeftand Horten ! CORNELIA. Hqej? ROZETTE. Wanneer zy ons tot betaaling nood?aaken , dan zyn wy dood arm, en dan hebben wy geen verpöogen, om uw Vader tot zyn eigen bestwil te B 3 laar  ti DE VADERLANDER. laaten verzekeren! Waar toe zal de berooidheid van zinnen hem dan niet vervoeren? en welke onheilen, wat fchande flaat ons als dan niet te wagten? Cornelia ! deeze gedagten alleen doen my beeven ! CORNELIA. Wist ik flegts een middel om zulk een fchroomlyk onheil te verhoeden ! ROZET TE. Misfchien zoud gy er iets toe kunnen doen ! CORNELIA. Vertoef geen oogenblik , myn waarde Moeder, am my te melden , waarin zulks beftaat! Ik vlieg ter uwer tedding ! myn leeven zelf! ROZETTE. Ik ken uwe liefde, beminlyke Cornelia! en vervaagt er alles van. CORNELIA. Meld my dan, ROZETTE. Uw minnaar Ferdinand is ryk, : edelmoedig, — en zal, zo hy u waarlykbemint, niet dulden dat gy tot fchande komt. CORNELIA. Op welk eene zwaare proef ftelt gy mync ouder- Hef-  DE VADERLANDER. 13 liefde ! Ik bemin Ferdinand! — maar • moet hy tot dien prys ? ROZETTE. Wat prys! Gy vordert flegts van hemi dat hy u, in 't nypen vandennood, de blyken zyner liefde geeve ! — Dat hy u redde van een dreigend gevaar! :— Dat hy zig zelve voor de fchande bewaare, van hulploos uw verderf aanfchouw 4 te hebben! CORNELIA, Ach ! Moeder! ROZETTE. Indien ik een ander hulpmiddel wist; indien onze zaaken zelf niet zo hachlyk Honden , dat, buiten eene kragtige hulp , nog deezen dag mooglyk! —— Ach! -— CORNELIA. Ween niet, myn lieve Moeder ! ik zal Ferdinand den bekommerlyken toeftand ontdekken , waarin zyne Cornelia en haare ongelukkige Ouders zig bevinden ! Ik zal zyne getrouwheid beproeven! en 11 redden , Ja ! — redden , want Ferdinand bezit waarlyk eene verheven, eene menschüevende ziel! ROZETTE. Indien ik de tederheid, de zuiverheid uwer KefB 4 de  ?4 DE VADERLANDER. de niet doorgrond had , ik zou my gewagt hebben , u immer zodanig een voorftel te doen. Nu houd ïk my van een goeden uitflag verzekerd. Maar wanneer denkt gy Ferdinand hierover te onderhouden? CORNELIA. Ik verwagt hem elk oogenbhk. ROZETTE, haar omhelunie. Dat ik u aan myn borst drukke ! myne deugdr zaame Dogter! Och! dat gy onze fchande en ondergang mogt voorkomen ! CORNELIA. Laaten wy die aandoeningen vermyden, Moeder! Ik heb noodig my tegen het bezoek van Ferdinand te wapenen. lk hoor iemand. • ROZETTE. 't Is Joost! — 1 Hy heeft een brief. ZESDE TOONEEL. ROZETTE, CORNELIA, JOOST. JOOST tegen CORNELIA. Mejufvrouw ! met uw verlof! COR-  DE VADERLANDER. 25 CORNELIA. Wat is het, Joost ? JOOST. Een woprdje apart, als 't u belieft! CORNELIA. Een woordje apart ? kent gy myn Moe¬ der niet ? JOOST. lïaar met eenige tekens beduidende, dat hy van Ferdinand w'il Jpreeken. Ja 1 Maar! tegen ROZETTE. Gy neemt immers niet kwalyk , Mejufvrouw ! — 't Is over zaaken van gewigt.— Fen Brief van.— Een boodfehap van. Wat nieuws van.—7— Een geheim van. ROZETTE. Gy zyt vol van. Ik zal u niet hinderlyk zyn in de geheimen van. — Maar heen gaan. CORNELIA. Blyf Moeder! — Immers zyn er voor u geen geheimen! ROZETTE, kisten haar iets in. Ik kem zo daadlyk weer hier. ZE-  z6 DE VADERLANDER, ZEVENDE TONEEL. CORNELIA, JOOST, CORNELIA. Wel nu, Joost! JOOST. Deeze Brief, Mejufvrouw! is door een Schippersgast befteld geworden. Hy behoort aan u, en ik heb er een dubbeltje port voor betaald. CORNELIA. Waar komt hy dan van daan ? JOOST. Zo gelukkig ben ik niet, myn lieve Jufvrouw! van zulks bepaald te weeten, Doch ik denk van Ferdinand. CORNELIA. Van Ferdinand ? -— met een Schippergast ? — JOOST. Zo gelyk je daar zegt en niet anders! Mejufyrouw! CORNELIA. Geef hier den brief ! JOOST. Dat vermag ik volgens myn geweeten niet te doen! COR-  PE VADERLANDER. 2| CORNELIA. Hoe , Joost! is 't gekfcheerm ? JOOST. Gave de Hemel dat het zulks ware ! zyn oogcn afdroogende. Ik vrees dat gy doodlyk ontitellen zult; myn allerlielfte Jufvrouw! ik moet u eerst wat vooibereidcn ! CORNELIA. Maak het dan zo kort als mooglyk is ! JOOST, mzt een veelbetekenende houding. Minnaars! . wat zyn uwe beloften ! Wat uwe toezeggingen! —• wat zyn uweEedenl —« Helaas! CORNELIA. Welk eene inleiding! JOOST. Onnozele, eenvoudige , ligt te misleidene kunne f beminlyke fchoonheederf ! waarom w.nd gy uwe \ crliefde oogen naar den gegallonneerden Vryer; naar d:n Minnaar, die tot over zyn ooren in de Zestehalven zit ? Detrouw, de beftendigheid, de zuivere geneegenheid woont niet by de ryke Jongelingen ! CORNELIA. Hebt gy haast gedaan, Joost! JOOST^  S8 DE VADERLANDER. JOOST. Dat een jong, fmoorlyk verliefd, bekoorlyk Meisje naar een Vryer uitziet! dat zy ftaröogt op zyne lippen, om er het hemelfche woordje liefde van optevangen! dat zy gekleefd blyft aan den opflag zyner oogen, om in eiken aanblik de hevige woelingen zyner zwoegende ziel, ten haaren voordeele , te leezen ! dat zy reikhalst naar de opligtfng zyner knellende armen, om hem op de borst te vliegen ! dit al'es is wel! zeer wel! Daar heb ik niets tegen ! want het arme, lieve fchepzeltje volgt alleen haar ïnftinct ? C ORNELIA. Wie heeft u tot onze Lofredenaar aangefteld ? Is uwe predikatie haast uit! JOOST. Maar, dat een fchoon , bevadig, verftandig , deugdzaam Meisje, op Cornclia wyzenie. den eerlyken, braaven, welgemaakten, aartigen ot z,:g -elven wyzenie. >_ Jongeling, die elk ooger.blik haare wenken gadeflaat, om er een fchaduuw van troost voor zyne doodkranke ziel in te vinden , over 't hoofd ziet! dat ze zyne zugten ongemerkt voorby haare ooien laat fiiorren! en met eene brandende begeeite fhaktnaar den  DE 'VADERLANDER. ff den met geldgezegenden , doch liefdeloozen , ongetronwen , onwaardigen Minnaar, die. haar veragt ; die haar den fchop geeft, en met een ander Meisje ophoepelt! ' dit dit is onvergeeflyk ! CORNELIA. Joost! myn gèduld is uit! ■■■■ geef my'den brief! JOOST, kwelende. Ach ! Mejufvrouw ! zou ik uw Sterfuur verhaasten? 1 Ik bid u, vergun my nog eenige oogenblikken ! Ik omhels uwe knien! CORNELIA, htm wegjhotende. Scheer je weg, Smeerlap ! JOOST, cpryzende. Ondanks u zelve zal ik u weldoen. Deeze brief behelst uw Vonnis! Mejufvrouw ! vergun my eerst wat azyn of Hofmansdroppeltjes by de hand te haaien ! CORNELIA. Joost! ■ Maak my niet boos ! » Gy beleedigt my ! — JOOST. Daar is den brief, Mejufvrouw! " ■■■ alleen nog deeze bede! 1 n"r eer gy hem opent, vergun my nog drie woorden! COR-  5o DE VADERLANDER: CORNELIA. terwyl iy een dubbeltje in haar geldbeursje zoekt: Nu ! maar dan ook niet meer! JOOST. Ferdinand is uwe hand onwaardig , — CORNELIA. Karei! JOOST. Volgens conditie ! Maar ik, ik , ongelukkige ! ik , ik arme , doch eerlyke Joost, — hy houd plötsling een ganfche vyi fiili Ik bemin u! CORNELIA. Gy word glad gek , Joost! JOOST. Open nu den brief! Zie öf ik geloogen heb ! Ferdinand heeft reeds een ander in uwe plaats gekoo7.en ! — Wanneer gy van deeze verbaazende waarheid overtuigd zyt, wanneer gy doodbleek, op 't punt ftaat om te bezwyken , om te fterven zelf ! — herroep dan uwe leevensgeesten, en fchat u gelukkiger dan coit te vooren , door, in dat tydftipjl ij te binnen te brengen, dat — Joost u bemint! AGT-'  DE VADERLANDER, 31 A.GTSTE TONEEL. CORNELIA, A» brief openende. Zou er iets aan zyn ? — Zou Ferdinand ? —, Nee»$ 't is niet mooglyk ! den brief inziende. o Hemel! 't is niet dan al te waar! —< nd een veelbeduidend ftihwyren. Ach Ferdinand ! — Gy verlaat dan uw Cornelia ? Gy verbind u aan een ander ? — aan een ander!—. ondraaglyke gedagten ! — Is dit de liefde, die gy my zo plegtig bezwooren hebt ? — Trouwlooze ! moest gy eerst myn hart eene ongeneeslyke wond toevoegen , om het daarna hulploos, wanhoopig aan zig zc.ve ovcrtelaaten ? Myn Moeder ! welk een donderflag voor uwe gevestigde verwagtjng ! —1 Ferdinand ontzegt my zyne liefde, zal my niet meer zien, van waar nu uwe redding? dubbel hartzeer ! — Ach ! dat ik de gevolgen zyner ongetrouwheid alleen mogt draagen ! Maar gy , u met eene blyde uitkomst vleiende, - gy eensklaps in al de jammeren gedompeld, waarvan de verbeelding alleen u doodlyk bedroefde ! —« Hoe zal ik u uw onzalig Noodlot best verkondigen ? — Ongelukkige Cornelia ! zult gy deezen dag p v ei 1 e e v en ! X WEE-  3i D Ê VADERLANDER. TWEEDE BEDRYF- EERSTE TOONEEL. BAREND en JOOST, gearmd op het toneel komende. BAREND. Zalige Joost! Gy balzemf myrfe verfmagtè ziel, door de zegenryké klank van het woord dubbeltje ! JOOST. Wat is hét gelukkig, Baas! ih ftaat te zyn om ïyB Vaderland dc gewigtigfte dienften té kunnen bewyzen! BAREND. Waar is het dubbeltje, Joost ? vergun my in rtr we Vaderlandfche blydfchap te moogen deelen ! JOOST. JÉc daar, allerbeste baas» zyn  DE VADERLANDER. si zyn zweet afdróogende. Het heeft my niét weinig zweet gekost. BAREND. Onze pligt vordert nu, Joost! dat wy de van' dorst ftervende Vryheid niet langer zig op de ledige flesch laaten blindkyken! laaten wy, als rechtfchapen Vaderlanders, haare verdorde lippen met den Schiedamfchen Spiritus bevogtigen! joost. De belangens van Land en Volk, Baas! vorderen dit van ons! BAREND. Vertoef dan geen oogenblik, Joost ! Maar ga heen ! En bezorg een nieuw leeven aan de geestlooze flesch! joost, een volle fiekh uit zyn zak haaiende. Daar heb ik réêds voor gezorgd! Ik heb' twee dubbeltjes agterhaald, en voor het eene, —BAREND, niet verrukking. Och ! dat ik u omhelze ! en ■ drinke ! joost. Een oogenblik geduld, myn dorftige Baas! ——' Hebt gy uw Dogter niet beloofd aan hem, ■ BAREND. Die my het eerst Zal laaten drinken ! e Joost.  34 DE VADERLANDER. JOOST. En blyft gy by uwe beloften ? BAREND* telkens naar de flesch grypende. Wis en waaragtig! maar eerst te drinken! JOOST. Maar als 'er nu eens een vryer kwam, die rykcr was, dan ik ben ? BAREN D. Als gy my op ilaande voet laat drinken, Joost» dan zweer ik u, zal hy ze niet krygen! JOOST. NU i Maar zult gy niet van gedagten veran^ deren, als gy gedronken hebt ? BAR END. In 't geheel niet! geef my de flesch » JOOST. Zoud gy er wel een handfchrift van willen gee-! tfen ? BAREND. Ja! op een Zegel zelf.» • JOOST. Ik heb al myn welfpreekenheid by trw Dogter te werk gefield; zy keek my wel wat fterker aan als zy gewoon- was! Evenwel heb ik van een Meisje gaarne wat meer, dan een alledaags g*zigt! BA-  DE VADERLANDER. si BAREND. Ik van de flesch ook. JOOST. ... . Doch ik vrees dat Ferdinand, — Hy fcheen haar zwaar op het hart te leggen! — Ik vrees , — BAREND. Ik vrees dat ik niet te drinken zal krygen. JOO.ST. Ik bemin haar al te veel, om geene vaste verzekering van haare hand te willen hebben. Belooft, zweert gy my, dat ze, B ARE N D, ongeduldig. Ik beloof, ik zweer u, dat gy ze nooit tot uw Wyf zult krygen, wanneer gy my nog eens naar dtf flesch laat misgrypen! met gramfchaf. Geef my de flesch, Karei! JoosT. Maak u niet moeilyk, Baas! daar is ze ! belooft gy me dan? •— ' BAREND. | met moeite de hulk van de flesch aftrekkende. Ja! Ja! die duivelfche kulk ! — ze is zo moeilyk van de flesch te krygen, als een Ariftocraat van 't kusfchen ! — De Hemel zy geloofd! het Vaderland is behouden! C 7, TWEE-f  3ó DE VADERLANDER. TWEEDE TONEEL, BAREND, willende de flesc/i aan zyn mond brengen. MAA.RTEN,-JOOST. MAARTEN, fchielyk opkomende en de flesch grypende, eer Barend gedronken heeft. Hier de flesch! BAREND, agteruitfpringonde. Heilige Crispyn ! behoed ons ! JOOST,- wegkruipende. Dat is hier niet veilig! MAARTEN , Barend hy de borst grypende. Is het niet genoeg , fchandvlek van onze eerlyke Familje! dat gy u zelve bederft? Moet gy ook uw Vrouw en Kind onherftelbaar ongelukkig maaken f Waar moet het heen met zulk eene fchandlyke leevenswy,s ? BAREND, trillende. Voor — het — Va—der—land! MAAR-  DE VADERLANDER. 37 MAARTEN. Dronk Beest ! durft gy den eerbiedwaardigen naam van Vaderland nog op uwe lippen neemen i Zyt gy voor bet Vaderland'? gy, die als een deronnutfte, der fchandlykfte Leden van het zelve verdiend hebt gebannen of opgeflooten te worden ? BAREND. Ik ben 1 ■ ■ een eei—lyk man Oome— Maarten. MAARTEN. Gy zyt een fchobbejak ! een verwoester van den welvaart van uw Huisgezin! Hen eerlyk man verwaarloost zyn werk niet; en verzuipt nier. alles wat hy in de waereld heeft, gelyk gy doet. —. Wat hebt gy daar tegen ? . hem keen en weder fchuddende. BAREND. Gy benaauwt my zo geweldig — 0p myn borst Oome Maarten! . dat —• ik niet fpreeken kan! MAARTEN, hem loslaatende. Daar, verdeedig u dan op vrve voeten ! BAREND, onder 't weglopen. Je dienaar, Oome Maarten ! ' . . C 3 DER-  38 DEVADERLA ND E R; 1 DERDE TONEEL. MAARTEN, JOOST zig verfchmlmdel MAARTEN. Ja ! loop vryheen ! van avond zult gy in het Rasphuis. Ongelukkige Rozette! hoe beklaag ik uw lot! — Evenwel, zyn verzekering is nog het beste dat 'er op zit. VIERDE TONEEL. JOOST, langzaam te voorfchyn komende,* In welk eene doodlyke benaauwheid heb ik daar gezeten 1 Dat is een verichriklyke Oome Maarten i _ Had ik nu wat te drinken ! zagtjes roepende Baas j , . Baas! Baas! Oo¬ me Maarten is al weg! — Baas! - Hy hoort niet. ■hy fluit. Dat ziet er duivelsch lelyk uit voor myn Baas! ïn het Rasphuis? - Een Man, die daaglyks, ja! alle uuren, op het welzyn van het Vaderland drinkt! die  DE VADERLANDER. 39 die er zyn geheelen welvaart aan opoffert! — Die geen eene Societeitsvergadering overflaat J — diegetrouwlyk alle Vaderlandfche' Partyen by woont! die alle dag in zyn uniform gekleed is! die zonder onderfcheid alle Schoppen en Ariftocraaten den huid vol fcheld en vervloekt! — moet zulk een man , zulk een Vaderlander in het Rasphuis ? — Dan moeten er wel duizend in ! en dan zal het er allerdoodlykst voor het lieve Vaderland uitzien ! naar de deur ziende. Waar blyft myn arme Baas'? - Ik hoop immers niet dat hy, van de fchrik, het Vaderlanduitgeloopen is. naar de deur gaande. Baas! - Baas! - De baan is klaar! -- Ach! daar is hy ! VYFDE TONEEL. BAREND, JOOST. BAREND, angflig ror.dziende. Waar is hy ? Ik beef als een eikenblad! — Joost! — Is Oome Maarten weg? he ? " C 4 JOOST-  4© DE VADERLANDER. JOOST. Stel u gerust, myn lieve Baas! Die Ariftocraat is vertrokken. BAREND. Ja wel, een AriftocraatI Hy heeft my de ribben over elkander gefchoven. — Ik kom in geen half jaar tot my zelve! —i Weet gy niet waar de flesch gebleeven is ? JOOST. Die geweldige Nimrod heeft hem in zegepraal medegenomen! —— Baas! het Vaderland is verlooren! BAREND. Onherftelbaar verboren , Joost. Had ik er nog maar een flokje van moogen hebben ! Maar neen i 1 onverbidlyk noodlot! met een yzeren hand hebt gy myn glazen Prerogatif van myne lippen weggerukt ! — Onderfteun my, Joost! JOOST. In aller Heiligen naam, Baas! fterf toch niet! het Vaderland heeft uwe hulp noodig. . BAREND. Ondankbaar Vaderland ! Datmy vanlou^ teren dorst iaat fterven! Ach! JOOST. En u nog deezen avond in een Rasphuis zal laaten opfluiten! BA-.  DE VADERLANDER. 41 BAREND. Wat zegt 'gy i Joost ? zou dit waarheid zyn ? JOOST. Oome Maarten heeft het gezegd ! BAREND. Myn wyf heeft er my ook mede bedreigd! -— Hemel! Is het dan niet genoeg, dat myn Vaderland door een vuige Oranje Cabaal openlyk aangevallen ; dat de Vryheid door die vervloekte Atiftocraaten heimlyk ondermynd word?— Is'tniet genoeg dat onrecht en geweld op het punc ftaan van te zegcpraalen ? — 1 maar moet daarenboven Baas Barend in het Rasphuis! — Joost! geef my de flesch. Joost. Eisch myn bloed en myn keven , myn ongelukkige Baas! die zyn ten uwen dienfte! doch de flesch — is er niet meer! BAREND. Doodiyke erinnering! JOOST. Ik verlies er zo veel by als gy ! Wanneer gy niet te drinken hebt, dan ben ik ook gecondcmneerd om dorst te lyden ! en wanneer gy in 't Rasphuis zit! — Heilig en onheilig! Dan zal uw lieve, be- C 5 kooi-  At DE V ADERLAMDER, ' kaorlyke Dogter,' — nooit — nooit myn Vrouw worden. BAREND, va ecn'ig btümken. Zou hét niet .best weez.cn, Joost! dat we ons ' jtdvc maai ophingen ? JOOST. Ophangen? — neen ! by myn ziel! dat niet! — Dan hadden de Prinsgezinden en de Ariftocraaten het naar hun zin ! wanneer zulke onverfchrokken , zulke nuttige Vaderlanders als wy zyn , zig zelve aan kant hielpen, ——-. dan was het voor eeuwig uit met Vaderland en Vryheid ! B AREN D. Onze Spreuk is immers dood of vry ? • En dat helfcke Rasphuis ! — JOOST. Laaten we ons zelve gelyk blyven, Baas! en ook nu', in het barnen van den nood , ons als Helden- gedraagen ! Ik weet er iets op! BAR E N D. Gy doet my herieevqn , getrouwe Medgezcl! —r fpreek, wat weet jc ! JOOST. Wy moeten gebruik maaken van de middelen, die gns ter zdjjwrdéediging gegeeven zyn! — Met de wa-.  DE VADERLANDER. 4$ wapenen in de hand moeten wy onze Vryheid handhaven en onze rechten verdeedigen ! BAREND. Maar dat kunnen wy tegen Oome Maarten niet gedaan krygen ! Myn lieve Joost! met eene hand zou hy ons beiden te gelyk aanpakken, en ons als twee ftinkeïeren in Hukken nypen ! JOOST. Dan moeten wy hen te hulp roepen , die volgen? de Unie er toe verpligt zyn. BAREND. De Auxiliaires meenje ? JOOST. Ja! zekerlyk ! waartoe zyn zy anders onze Eond-J gei.ooten ? BAREND. En hoe veel Bondgenooten hebben wy wel ? JOOST, op zyn v'mgsrs tellende. Scheele Klaas is een : kromme Flip is twee: Jan met zyn kipöogen is drie : Lammert en Stoffel zyn vyf: vyf. Laat eens zien ! Jurrien met zyn agterklap . is zes, en kreupele Maurits is ze-, vèn- B AREND, Vr.iks genoeg 1 maar zynze alle gewa- ipend? JOOST,  f 44 DE VADERLANDER. . JOOST. Van 't hoof.1 tot de voeten ! alle Kareis «3s Heidokken ! —■ cerlyke Vaderlanders en Exfchoen- ! lappers, ge'yk wy t BAREND. Zo veel te beter, dan zyn het ook onze geloofsgenooten. Maar wat dunkt u, zouden wy dan niet maar ten eeriten een Deiachement requireeren ? Het gevaar is groot; en de zaak lyd geen uitftel! JOOST. Wanneer denkt gy zou de vyand wel voor dc poort weezen ? BAREND. Ik denk al zeer fpoedig; en derhalven hoe eer dat wy in ftaat van defenfiezyn, hoe beter. JOOST. Ik kan de troepen binnen een half uur by elkander hebben : maar waar laat ik dezelven , zonder dat ty hier in huis gezien worden'? BAREND. Op de turfzolder, Joost! die is, de Hemel zy gedankt , ruim en fchoon , en er ligt geen eene turf in den weg. JOOST. Zeer goed, Baas! maar wie za! het Commando over de troupen hebben ? BA- j  DE VADERLANDER. # BAREND. Dat fpreckt van zelve ; dat zult gy hebben ! gy dit reeds zo veel proeven van onverfchrokken dapperheid , en onuezweeken Vaderlandliefde gegeeven hebt! JOOST. Ik bedank u wel zeeer, Baas! voor dit fpreekend blyk van hartlyke toegeneegenheid en onbepaald vertrouwen ! IMaar zullen wy offenfive,- of defenfive ageeren ? BAREND. Al na de nood het vordert. Gy zult my in de hachlyke oogenblikken van deezen dag vergezellen, en zo dra uw hooge wysheid oordeelt een aanval te moeten doen , laat ik het volmaakt aan u over l JOOST, Ik geef u in bedenking, Baas! of wy deezen dag niet maar eens een kort en goed einde van de zaak willen maaken, en de grondwettige Herlteiling hier n huis tot ftand brengen ? BAREND, Indien er mooglykheid toe is, Joost! zeer gaat]e ! " En waarin zou dan die grondwettige ïerftelling beftaan > JOOST. Ten eerften, borg te (lellen dat gy nimmer in iet Rasphuis zult gezet worden ! Ten' tweeden, dat-  46 DE VADERLANDER; dat allen, die u hier in huis beleedigd mogten hebber! , u deswegens excus vraagcn! ten derden , dat uw Dogter myn Vrouw worde! ten vierden, Oome Maarten , de deur uit , ten eeuwigften dage; want zo lang als die Ariftocraat, hier blyft, is tik» fout! BAREND. En wat van myn Wyf JOOST. Dat zy u nimmer tegenfpreeke! BAREND. En wat van de flesch ? JOOST. Dat hy nimmer ledig worde! BAREND. Dit is de hartlyke wensch van my en van allen; die het Vaderland beminnen en de Vryheid boveti het leeven fchatten! Wat ziet gy ? JOOST. Ik zie Oöme Maarten en uw Vrouw herwaards &an marcheeren! BAREND. Laaten wy geen oogenblik vertoeven. ïk ga' myn Uniform aantrekken, en bezorg gy daadlyfc de troupen hier in huis. Maar hoe krygt gy' Sé er in/ JOOST.  DE VADERLANDER. " 4% JOOST. Dat is de zaak -van my-, Commandant. Konj fpoedig! 1—•' voort! 'voort! li ZESDE TONEEL. ROZETTE, MAARTEN. ROZETTE. Ik heb haar dien raad gegeeven, als begry'pendi' dat Ferdinand de eenige man was, die ons in die geval helpen kon. MAARTEN. Dat begryp ik ook , Zuster! — Het doet my leed, dat ik niet in ifaat ben, u van eer.igendienst jn deezen te kunnen zyn. Gy weet myne omftan- digheeden . Maar heeft uw Dogter Ferdr.and hier over reeds gefprokent1 ROZETTE. Zy verwagt hem alle oogenblikken. Zy heeft daaf zo even nog een brief van hem ontvangen. Ik heb' haar verder nog niet gevraagd. MAARTEN. 1 Zy fchynt zeer aangedaan te wcezen. Zy natü moe'  |8 bE VADERLANDER, moette my daar zo aanftonds, doch in zulk een diep1 J gepeins j dat ie my niet een; gezien heeft. ROZETTE. Is dit te verwonderen, myn lieve Broeder ? Een | deugdzaam Mei.je, dat door de moedwillige fchuld van eenen, weleer zo braaven als tederbeminden Vader , de welvaart van haar oudcrlyk huis op den rand des verderfs gebragt ziet; dat alles wil toebrengen ter behoudenis tiaarer dierbaarfte en heffte Panden, en tot zulk een einde, een ryk minnaar op den toets moet fteilen, daar zy zelve arm is ? zy gelooft dat Ferdinand haar bemint, haar oprecht beinint , doch zou het onmooglyk weezen dat zy dwaalde ! Is Ferdinand geen mensch ? zou hy niet kunnen aarfelen, wanneer zy hem by Hand verzoekt? Zou een Vader , als deeze, ■ in het Rasphuis i hem niet kunnen affchrikken ? Zou hy haar niet kunnen laaten vaaren ? en offert zy dan tiet alles op wat zy heeft ? want Ferdinand is het keven van haar keven ! en is aan die opoffering niet onuitwjsbaare fchande en nypende armoe- < de verknogt? — MAARTE N, Gy neemt het ook ten ergften! ROZETTE. VooTonderileli dat het haar wekelukt'. is het dan./ met  DE VADERLANDER. ,j hiet eene groote ftap voor haare onbaatzugtige Liefde, zig met zulk een verzoek by haar Minnnaar te ■vervoegen ? MAARTEN. D:t beken ik, dat voor een Meisje, dat wat rc$ irianesque denkbeelden heeft, een groote ftap is: maar wanneer Ferdinand haar oprechtlyk bemint; .dan was hy geen vriendlyk aanzien waardig, wanneer hy op den eerften wenk haar niet te hulp komt. Wat het Rasphuis betreft! een Vader in het zelve te hebben is zeker hiet vermaaklyk. Doch dit is nu Zo en niet anders. Een verftandig Man verzet zig niet tegen de volftrekte noodzaaklykheid, en wanneer hy deugdzaam is, dan befmet hem de fchnkj van een ander niet. ROZETTE. Ach ! welk een uitentten i Het Rasphuis! Hemel! MAARTEN. Weet gy een beter middel ter verbetering van ut» Man ? ROZETTE, Ik wenschte dat ik zulks wist, D f%  Igo t)E VADERLANDER. wtemnde. Mogt £ liever met hem gaan bedelen ! MAARTEN. Dat is waaragtig ook niet honnorabel, Zuster i ROZETTE. Ik kan, hoe meer de tyd nadert, bezwaarlyk tot hef Rasphuis befluiten ! Ik kan er myn item niet toe geeven! MAARTEN. Hoe Zuster 1 Daar alle befchikkingen reeds gemaakt zyn ! Wilt gy hem dan aan zyn volilagen verderf overgeeven ? ROZETTE. Zou er dan niet nog het een of ander middel overig weezen ? Hebben wy ze reeds allen beproefd > Gedenk dat het myn Man is! MAARTEN. Wanneer er nog een middel, hoe moeilyk ook in de uitvoering, te bedenken zy, wees verzekerd, dat wy het boven dituiterften verkiezen lullen ! Ik gevoel al het fmartlyke en vernederende van deezen ftap ! —— maar! ZE-  DE VADERLANDER. f$ ZEVENDE TONEEL. ROZETTE, MAARTEN» C ORNÉLiA,die in diepe geiagten, zonder iemand te zien , op het toneel komt. MAARTEN. Zie daar uw Dogter! zy ziet ons niet.1 ROZETTE. Haar voorkomen vooripelt ons niét veel goecL^ (Gedwrende dit en het voorig toneel gaat Joost verfcheiden reizxn, met een zwaare zak op den rug,over het toneel, zonder door iemand dan doorMaar-; £en opgemerkt te worden. MAARTEN. Zou zy hem mooglyk reeds gefprokeh hebben ? ROZETTE. Vraag het haar eens! CORNELIA , zonder iemand tt te zien, nxt een diepe verzugting. Ach! myn Ferdinand ! Ach! myne Ou- ïders I MAARTEN. JJVat fcheelt 'er aan, Cornelia ? D 5, GOJV  % DE VADERLANDER. CORNELIA, eenigzins vtrleegm. Ik dagt dat ik alleen was. ROZETTE. Verberg niets voor uw Moeder, beminlyke Dogter! Hebt gy eenige zwaarigheid ? CORNELIA. Meer dan te veel, Moeder! MA AR TEN. Moogen wy ze niet vveeten ?' CORNELIA. Gy moet ze eindlyk weeten ! Ach.! mogt ,|k het verdriet alleen draagen , ' em britf aan Maarten overgeevende. Daar! lees myn vonnis en teffens dat van myne Ouders ! MAARTEN, leest. mejufvrouw! deezen doe ik u -weeten , dat ik van uwe hand afzie, en my reeds van een ander voorzien heb. ferdinand-, ROZETTE, in een hoopelooze 'houding. o Hemel! MAARTEN. Dat is brutaal! Ik dagt dat Ferdinand* een esrlyk man wasr —— • 1 wii- '  DE VADERLANDER. 5s willende heen gaan. Daar zal ik hem zelf over fpreeken. Dat is geen fcandelwys niet eere ! daar moet ik Satis¬ factie van hebben ! CORNELIA, hm tegenhoudend*. Myn ■ lieve Oom ! wat wilt gy doen ? . waartoe zal het dienen ? ——. zult gy hem met geweld dwingen my te beminnen ! en denkt gy.dat ik hem , tegen zyn eigen wil, myner waardig kan achten ? MAARTEN, Ik zal, CORNELIA. In 's Hemels naam , Oom ! blyf! Ferdinand is vooMiiy voor ecuwig verloorcn ! Hy is ongelukkiger dan ik ! zyn gewisfe zal hem onophoudlyk vervolgen ! vervroeg zyne rechtvaardige ftraf niet! zy zal hem'tydig genoeg overkoomen! Schoon hy my verlaat, . fchoon hy my haat! ik bemin hem nog! zyn geluk is my dierbaar! ■ . zig in de armen van Rozette werpende. Maar gy , myn Moeder! gy ! A^ , ROZETTE, haar omhelzende. Dierbaar Pand ! welk eene grootmoedigheid ! « Om onzen wil overkomt u dit' -* Dj * ly-  g DE VADERLAND ER; Indien uw Vader niet ongelukkig door een verfchriklyke maahtroom was medegefleept geworden ! zo hy niet uit eene kwalykbegreepen Vaderlandliefde, de middelen van ons beftaan verwaarloosd en niet alles verteerd had, onder den. bedrieglyken fchyn van voor de Vryheid te yveren 1 Indien de buitenr fpoorigheid hem niet tot de veragtlykfte laagheeden verleid had ! nimmer zou Ferdinand u verhaten heb? benl Qy zyt de Dogter van een Vader,-» die bitterlyk fchre\mdt. Om zyn flegt gedrag ! MAARTEN. Schrei niet, Zuster! traanen kunnen ons niet helpen ; wy moeten andere middelen bezigen. ROZETTE. Wisten wy ze flegts. Nu Ferdinand ons niet helpt, ïs cr geen uitkomst meer! CORNELIA. Indien Vader te beweegen was, om, van zyne verdervende leevcnswys aftezien, en hy zig wede, om aan den arbeid zettede, met den voorigen yver en ftandvastigheid, die ons zo ryklyk het onderhoud bezorgde ! — dan — ROZETTE. Maar enze Schuldenaars, MAAR-  DE VADERLANDER. $j MAARTEN. Deeze geloof ik, dat in zulk een geval, zig wel zouden haten vinden. Ga van u zelve af, Zuster t wanneer gy in hunne plaats waart, zoud gy niet eveneens handelen ? zy zien immers dat het hier van dag .tot dag, door eigen fchuld , van erger tot erger gaat! ROZETTE. Ik moet het u toeftaan, Broeder! doch, na zo veel beproefd te hebben, wanhoop ik aan de verbetering van myn Man ! Hy is reeds te verre van het pad der deugd geweeken! JOOST, wederom met een zwaare zak over het toneel flappende : by fcjjr zelve. „ De Heilige Crispyn zy geloofd ! dat is" de vyf. de.'" J MAARTEN, met zyn rotting op do zak tikkende. Wat draagt gy toch zo druk aan, Joost ? JOOST. , Turf, Sinjeur. MAARTEN. Turf? JOOST. Ja! Sinjeur! Turf. Myn Baas zorgt voor den ■ winter. ,. . vinnen. D 4 MAAR-  SC DE VADERLANDER. MAARTEN. Dat is geen kwaad voorteken, Zuster! uw Man begint te zorgen. ROZETTE. Ik verwonder ef' my over. Dat is de eerfte zorg Voor zyn huishouden, in den .tyd van twee jaaren. MAARTEN. *t Is beter laat dan nooit. CORNELIA. Dit bevestigt my in myn hoop. Laaten wy nog eene pooging doen ! misfchien gelukt zy , en wanneer ze al kwalyk uitvalt, dan verliezen wy er niets by.- En het ergfte genomen , wanneer ons goed voor fchuld verkogt is, dan zal een vernieuwde en verdubbelde werkzaamheid ons echter brood, en misfchien overfchot bezorgen! ROZETTE. En Ferdinand ! — CORNELIA. Zwyg, Moeder! zwyg ! geen woord meer van Bem ! Wanneer myne Ouders gered, zyn! —i Wanneer gy gelukkig zyt, — dan, dan. haar oovm efdrooeende. Laaten wy gaan, Moeder lief! en zien wat wy ior» Vader vermoogen i AGT-  DE VADERLANDER. 57 AGTSTE TONEEL. MAARTEN , Cornelia met verwondei 'mg naziende. Eerlyke , deugdzaame ziel! zal zulk een , Schobbejak van een Vader u in 't verderf helpen ? Trouwlooze Ferdinand ! kent gy de waardy van deezen Engel ? en kunt gy haar uwe liefde ontzeggen ? Dat kan zo niet aankomen! —<— by myn ziel! dat moet verholpen worden ! 't 7.ou my eeuwig knaagen als ik hier een hloote Aanfchouwer bleef. —-— Ik zal al myn vermoogen te werk ftcllen. NEGENDE TONEEL. MAAR TEN, JOOST, met K R O MM E FLIP in een zak liet toneel opkomende , ftruikelt , en rolt nu t zyn vragt tot voor de voeten van Maarten. JOOST. Wel duivels! is dat vallen ! K R O M M E F L IP, in de zak. Je doet me zeer, Joost! je doet me zeer! D 3 MAAR-  •tS 'DE VADERLANDER. MAARTEN, rondziende. Wat Satan is dat ? JOOST. 't Is «en zak met turf, Sinjeur! MAARTEN. En wie fprak daar dan tegen u ? JOOST. Ik knorde op my zelve , om dat ik zo onvergeeflyk lomp was van hier te gaan vallen. ' MAARTEN. My dagt dat ik iemand anders hoorde ! JOOST. Neen! neen! Sinjeur! wy zyn hier maar met ons beiden. .de zak opneemtnde. KROMME FLIP, 'm de zak. Laat leggen, Joost! laat leggen , ik geloof dat myn been aan ftuk is! JOOST, fmyt de zak neder en wil wégloepen. M. A A R T E N , hem gyypexde. Neen ! Kameraad ! Hier te. blyven. Daar fteekt jneer agter. Ik moet het fyne van de mis weetent lly fluit de deur op tttt en fieekt de patel in zyn zak. Wie is er in die zak } JOOST,  DE VADERLANDER. jgg JOOST, verward. 't Is, — 't is, — 't is — een weddenfchap, Sinjeur! MAARTEN. Doe open de zak. JOO,ST. 't Is niemendal, Sinjeur! MAARTEN, hem dreigends'. Vlegel! doe aanftonds de zak open! — of JOOST. Ik zal, Sinjeur! ik zal. onder liet opendoen van den zak, mompelende tegen Kromme Flip. Kost gy den bek niet houden, dommen duivel? KROMME FLIP, uit de zak kruipen^ de , en in Uniform gekleed. Den bek houden, met gebrooken beenen ? JOOST. Zyn uwe beenen gebrooken, Lorrebos? K ROMME F,LIP. Wel ik dagt het! gy liet my zo hard vallen ! JOOST. Had gy den hals maar gebrooken! Nu zitten we er waaragtig füioon mede ! MAAPv  jêf DE VADERLANDER. MAARTEN, tegen Kromme 1 ■ Flip. En wie zyt gy , Vriend ? KROM ME FLIP. Ik, myn heertje? ik ben, om je te dienen, een Ouxiliaire! MAARTEN. Een Auxiliaire in een turfzak ! wat komt gy hier dofn ? , * KROMME FLIP. Volgens de Unie ben ik hier — gedraagen , — om mynen Bondgenoot tegen dên geweldigen aanval van de Oranje-Cabaal en de Arreitocraaten te.befchermen! MAARTEN. En wie is die Bondgenoot, dien gy befchermen moet ? - KROMME FLIP. Dat is myn Buurman, Sinjeur Barend. MAARTEN. En tegen wien moet gy Sinjeur Barend helpen ? KROMME FLIP. Tegen wie? «■— wel tegen de Oranje- Cabaal en' de Arreitocraaten, dat zeg ik immers? MAAR T E N. Maar wie zyn dat ? KROM-  DE VADERLANDER, j£ KROMME FLIP. Dat weet ik , waarentig , niet, myn heertje ! ik volg de orders maar van onzen Commandant. MAARTEN. Commandant? ■ wie is.dat? KROMME FLIP. Dat is Joost! die is Commandant van de Ouxïliaires. MAARTEN, tegen Joost. Hier jy , Heer Commandant van de AuxiJiaires ! tegen wien voert gy deeze troepen naar de Tuvfotolder ? JOOST. Och ! Sinjeur ! 't is maar een weddenfehap, om te zien hoe veel ik er in een half uur boven l.on .draagen. MAARTEN, Zo! dan zyn, er rteds meer Auxiliaires boven? , KROMME FLIP. Ja ! Mynhcertje ! ik was de zesde Ouxüiairc f die ftaar de turfzolder gedetacheerd werd. MAARTEN, Joost «Cr een forfchs vuist aangyyHniie. | Antwoord my op het geen ik vraag , Joost! of ik «leur u van een ! fpoedig \ - wat •ebt gy hiermede in 't zin ? JOOST,  jfe DE VADERLANDEN JOOST. Ik zal 't u zeggen , ■ • ik zal 't u zeggen ! — Sinjeur! — maar deeze man mag het niet hooren. Wees zo goed om hem eerst te laaten gaan, en, ^ om geen verder opfpraak te maaken, wil ik hem Wel in de eigen zak eerst te huis brengen. MAARTEN, tegen Kromme Flip- Heer Auxiliaire ! in de zak ! KROMME FLIP. Als het u zo belieft, Mynheertje ! in de zak kruipende , tegen Joost. Heer Commandant! als je me weer neer zet y dan verzoek ik vriendlyk , dat je het zo hard nieï doet! je zoud me waarlyk een ongeluk toebrengen. MAARTEN. Knoop de zak vast toe, Joost! JOOST, de zak opnesmende. Dan zal ik nu de Auxiliaire maar eerst eens gaauW t'huis gaan brengen, Sinjeur? MAARTEN. Neen Joost! maar leg hem daar ginder irl die kleerkas, en fluit de kas toe, dan kan hy ons aiet hooren ! KROM.  DE VADERLANDER. 6$ KROMME FLIP, in di zak.' In de kleerkas! . neen ! neen! Heer Conv. 'ftiandant! dat is niet volgens de Unie! JOOST. Ik kan 't niet helpen, Flip! Sinjeur Maarten h. meer dan de Unie ! die gebied het. KROMME FLIP, fpmrfm Si. Ik wil er niet in ! . Ik wil er niet in ! -i ' Het ihyd tegen -dc Unie ! MAARTEN. Heer Auxiliaire! ik verzoek u dat gy zwygt, eg i n ftil houd ! ■ KROMME FLIP, m dc zak, Ben ik dan in geen vry land ? MAARTEN. Neen ! gy zyt in een turfzak ! KROMME FLIP. Laat ik het dan maar eerst eens tegen myn Vrouw jgaan zeggen ! MA AR TEN. Rekel! zo gy den bek niet houd, gooi ik u , met !fjh& en al, in het water. KROMME FLIP m de zak, tm Joost. ^ In 's Hemels naam dan! Joost! legmy idan maar zagtjss op myn gnfcerzy, Want op myn rech; In k«H ik niet leggen i MAAK- i  $4 DE VADERLANDER; MAARTEN. ■ Doe de kas toe , Joost! Zeg my eens, knaap I Wat was uw voorneemen, met gewapende luiden | hier in huis te brengen ? doch pas op dat gy niet iliegt! Want de eerfte leugen, ,. hem dreigende. Zal u duur te ftaan komen. JOOST. Sinjeur! vergeef het my ? — ik zal 't nooit 1 weer doen! MAARTEN. Wat zult gy nooit weer do'en ? JOOST. Gewapende luiden op de turfzolder brengen! MAARTEN. Myn geduld loopt ten einde. Antwoord my recht- 1 ftreeks op myn vraag, karei! Wat was uW I rvoorneemen i - Noodzaak my met om, ~ JOOST. Ik zal 't u zeggen, Sinjeur lief! myn arme Baas J ■heeft gehoord dat hy van avond in 't Rasphuis moet; 1 HU zouden wy hem' daarvan zien te bevryden, om 1 ' dat wy begrypen, dat hy een vry man in een vry I Land is! MAARTEN. Ja! -t is er een vry man na! Maar hoe« 7r»d I  DE VADERLANDER. «5 zond gy dat belet hebben, wanneer uw Baas doot Schout en Dienders was aangegreepen ? JOOST. Wy zouden,hem met geweld ontzet hebben.' MAARTEN. Weetje wel, Joost! dat gy dus doende li zeer fchuldig zoud gemaakt hebben, en dat gy daar door in de handen van 't Gerecht zoud vervallen zyn! dat het Schavot er mede gemoeid kon weezen? JOOST. Wy zouden volgens de Unie, —' MAARTEN. Houd op met die gekheid ! gy zyt wyzer ais gy fpreekt; en wees gewaarfchuuwd dat gy my, met al die franjes, niet verblinden kunt. Hoor Joost! 't is eenmaal lang genoeg ! Ik heb gezwooren om een einde aan die fchandlyke leevenswys te zul'en maaken. Gy en uw Baas! leeven niet gelyk het eerlyke en verftandigé Vaderlanders betaamt; maar gy leeft als volflagen Ligtmisfen ! als? Schobbejakken ! als dieven van u zelf en van anderen ! Het Vaderland is met uw zuipen en Zwelgen niet gediend ! indien uw voorbeeld algemeen gevolgd wierd, dan ging het Vaderland verloeren. Maar ftra'ks van dit alles nader! Ik heb u nu maar flellig afteVraagen, of gy verkiest, om nu op ftaande voet i of E Wei"  66 DE VADERLANDER. wel van deezen avond, te gelyk met uw Baas, in 't Rasphuis gebragt te worden ? JOOST, met verbaazing. Hoe ik ? ik ? ik , Sinjeur ? MAARTEN. Ja! jy ! jy! jy ! Heer Commandant Joost! jy ! JOOST, naar zig bedagt te hebben. Ik wilde er liever in 't geheel niet naar toe! MAARTEN, Gy moet! en derhalven kies! — of — JOOST, hem te voet vallende. Ach ! myn allerlieffte Sinjeurtje ! ■ ■ Wat heb Ik dan misdaan ï Vergeef het my ? MAARTEN. Durft gy nog vraagen wat gy misdaan hebt ? heb ik u daar op 't oogenblik uw zonden niet voorge- leezen ? kunt gy ontkennen ! » JOOST. Ik ontken niets, Sinjeurlief ! — Ik heb maar een klein verzoekje! MAARTEN. En wat is dat ? . JOOST. Dat ik my met myn Baas een half uurtje op dit gewigtig punt bedenken mag ! Gy begrypt dat wy er beiden het grootfte belang by hebben ! MAAR  DE VADERLANDER; €y MAARTEN. Ik begryp dat ik het grootfte belang heb, om my, Van uw perzoon te verzekeren. hem aanvattende. Kom! voort! • JOOST. Genade ! Sinjeurtje ! genade ! Ik zal alles doen wat gy beveelt! —— Maar dan niet naar 'e Rasphuis. MAARTEN. Wel aan ! ik zal u genade betoonen, mits dat gy my belooft en u plegtig verbind, JOOST. Och ja ! zeer gaarne ! 1 MAARTEN. Om morgen aan den dag naarftig aan 't werk ts gaan; u niet meer dronken te zuipen , maar als een braaf knegt voortaan op uw zaaken te pasfen; en om ook uw Baas, zo veel in uw vermoogenis, overtehaalen, dat hy insgelyks zyn pligt betragt! Belooft gy my dit! —*» Verbindt gy u daar toe ? JOOST. Ja ! ja ! Sinjeur ! met hart en ziel en beiden myn handen. Zelf wil ik ten eerften heen gaan om myn Baas te bekeeren , indien gy het goedvind ? E 3 - MAAR-  C8t O E VADERLANDER.' MAARTEN. Ik ben zeer voldaan , Joost! over uwe ipoedige bekeering, en teffens over uw yver en vaardigheid om uw Baas insgelyks te bekeeren ! — Maar om u volkoomen tyd van bedenking op dit gewigtig point te geéven, hy flitit de Kleerkas open. Zult gy de goedheid gelieven te hebben om, de zak voor den dag haaiende. KROMME FLIP, inde zak. Hei, hei daar! Wat is dat ? MAARTEN. by deeze Auxiliaire uw intrek te neemen , tot tyd en wylen, dat ik uwe bekeering op die proef zal (lellen , welke my van de egtheid derzelver nader zal overtuigen. de zak opendoende. Heer Commandant! treed binnen ! KROMME FLIP, het hoofd uit de zak fleekende. Mag ik myn adem eens haaien, mynheertje ? tegen JOOST. Komt gy by my in de Hoofdwagt, Heer Commandant i JOOST, talmende. Sinjeur! die zak, ■ waaragtig — ik  DE VADERLANDER. 69 ïk heb er geen zin in. Ik weet er iets beter op. MAARTEN. En waar in beftaat dat ? JOOST. Laat er my buiten blyven! MAARTEN , h:m by den arm neemende. Zonder Complimenten , Joost ! fpoedig ! geen een woord meer ! marsch ! marsch ! JOOST, in de zak kruipende. Adieu myn Vaderland! MAARTEN, de zak toebindendc. En nu kunt gy beiden verzekerd weezen, dat de eerfte die een woord fpreekt, het wel veertien dagen heugen zal! KROMME FLIP in de zak, fchreeuwende. Mynheertje ! de Commandant legt met zyn knien vlak op myn hart! MAARTEN. Zwygt, zeg ik! .en moeit malkander niet. na de zetk in de kas gel-rd te hebben. Nu heb ik hoop, om het fpel meester te worden. Joost zal ik gedwee maaken, en Baas Barend zal ik doen begrypen, dat het best is zyn pligt te bq> E 3 trag1  jo de vaderlander: tragten. Nu fchict er voor eerst nief anders over dan de Turfzolder aftefluiten om de Auxiliaires een uitval te beletten. BAREND, komt onder iet fpretken op het toneel, doch ve-fchuïlt zig, tot Maaiten vertrokken is. TIENDE TONEEL. BAREND in zyn Uniform , JOOST en KROMME FLIP , » de tak , ia de Kleerkas. BAREND. Die Oome Maarten ligt my als een Moleniteen fep het hart. Ik vrees, ik vrees, dat zyn Ariftocratic my den baas zal weezen, en dat, ik in weerwil van al myn Auxiliaires de dupe van de Historie zal worden! xjf bedenkende. Wat zal ik doen ? • Hier blyven ? dan loop Sk gevaar van 't Rasphuis! dat Noodlot is onvermydlyk! en daar heb ik maar in 't geheel geen *in iDl Het  DE VADERLANDER. jt Het haazepad te kiezen ? Ja! dat zou zekeriyïc het beste weezen, maar, goede Hemel! zal een onbefprooken, een dapper Vaderlander, zal een onbezweeken Voorftander der Vryheid de vlugt neemen, , en zal die Vaderlander, die Voor- flander zulks doen , zonder een rooden duit in zyn zak te hebben ? in etn wanhopige houding-. Het leeven verveelt my ! — Alles loopt my tegen ! het Vaderland verlaat my ! myn Wyf vervolgt my! OomeMaarten bedreigt my! De Vryheid ontzinkt my! myn beurs is ledig, en de flesch — Ach! 't is te" veel ! — Ik ga my ophangen! KROMME FLIP tegen Joost, beiden in de tak- In 's Hemels naam! Commandant! neem uw knién van myn hart, of ik befterf het! BAREND, beangftigd rondzitnde. Hemel en Aarde ! wat is dit ? — wat hoor ik ? Ach! Ik word zo koud als de dood! waar berg ik my ? , In de Kleerkas! Ja ! - daar ben ik veilig ! Hy opmt de kas; doch op de zAk trappende begint Joost en Flip beiden te fchreeuwen. Ach! nu ben ik glad yerlooren ! JOOST,»* zak. Zyt gy dat, Baas! E 4 BA-  D E VADERLANDER. BAREND, van fchrik verjiyvende. Ach! — JOOST, inde zak. Baas! zyt gy daar ? —> KROMMEFLIP.is/feat. Barend buur! doe de zak open! ik leg zo ongemaklyk ! BAREND, fidderende. ,Wie -r—r- zyt — ? Gy — JOOST, in de zak. Wees niet bang, Baas! ik ben Joost ! KROMME FLIP, in de zak. En ik ben Buurman Flip , de Ouxiliaire! JOOST, in de zak. Opme Maarten heeft ons beiden in arrest genoo» men! BAREND. Tvlag ik gelooven dat gy Joost zyt ? JOOST, in dt^zak. 'Ja ! op myn woord van eer, Baas! BAREND, de zak losmaaktnde. Dan zal ik u van deeze turfzaksarrest ontdaan ! KROMME FLIP, eerst uitkomende. Myn lieve Buur! wat heb ik een ongemak ge-; Ueden.. ?O0ST.  D E |V A D E R L A N D E R. 73 JOOST. Ach ! Baas! dat ik u omhelze. Gy zyt myn Ver- Josier! BAREND. Hoe komt gy in deeze gezakte omftandigheid ? JOOST. Gy weet Baas ! dat ik aangenoomen had, om dc Auxiliaires op de turfzolder te brengen. Als een dapper, en onverfchrokken Vaderlander begreep ik, dat ik zulks niet ter fluik , maar openlyk , ten aanzien van Hemel en aarde moest doen! Ik nam derhalven de groote turfzak; pakte er eenen Auxiliaire gelyk in ; en Hapte onverfaagd te midden door uw huisgezin heen, met dien Vaderlandfchen last op myn nek. Niemand gaf agt op my. Oome Maarten alleen keek my een en tweemaal na; dochfpra'k er niet van. Ik werd hoe langs hoe ftouter, en liep zelf met een ingepakten Auxiliairen tegen Oome Maar! tens arm. Toen ik met de vyfde hulptroep kwam ; aan zukkelen , vroeg Oome Maarten, wat ik droeg? 'Turf, Sinjeur! zei ik. Turf? zei hy. Ja ! turf, 7 zei ik: Want, voegde ik er by, myn Baas zorgt Woor den winter. Hier ftonden ze allen zo vreemd jwan te kyken, dat ik my niet van laghen omhoujcden kon. Ze waren geen zorg van u gewend, 1 Baas! E 5 TA-  74 DE VADERLANDER. BAREND. Dat is ook zo, Joost! JOOST. Eindlyk kwam ik met den Zesden inpepakten Vaderlander op het toneel. Even 10 brutaal als te voren meende ik Oome Maarten, die hier toen alleen met zig zelve te pruttelen ftond , voorbyte• flappen! — Maar! onverbidlyk, balftuurig Noodlot! — Uw yzeren hand wilde den doodlykften flag aan Vaderland en Vryheid toebrengen ! gy wierpt my een vervloekte knollefchil voor de voeten ! — Ik gleed; ik deed een ftap buiten de maat; Ik ftruikelde en viel, en rolde met den ingezakten Vryheidszoon tot voor de voeten van den pruttelenden Oome Maarten ! Alles had echter nog gefchikt; doch op Kromme Flip wyz.mde. die vervloekte Karei kon zyn bek niet houden ! KROMME FLIP. Dar geloof ik waaragtig wel, ik dagt dat ik hals, armen en beenen aan ftuk was. ' JOOST. Ja ! daar was ook veel aan geleegen geweest. Nu ! Toen was ik verraaden: ik meende het te ontvlugten , doch Oome Maarten ftak zyn hand uit, I en ik ftond als een geheide Paal! Ik gebruikte nog ee- ni-  DE VADERLANDER. 75 nige loopjes om weg te raaken, maar, Oome Maarten is de man niet om zig'te laaten bedriegen. Enfin, ik moest hem beterichap belooven, dat ik gemaklyk doen kon, en ik moest hem daarenboven zweeren , dat ik ook u bekeeten zpu , anders zou hy my Cito , Cito , naar 't Rasphuis befteld hebben. Toen dagt ik weder een vry man te weezen! 1 maar ziet, net als of Oome Maarten in myn hart | gekeeken had, om my de vlugt te beletten flopte hy, op de ongenadigfte wyze, dtn Heer ComI mandant Joost, by den Auxiliairen Flip in de turfuak, tot tyd en wylen, zei hy, dat hy my op de [ proef zou Hellen. BAREND. Ik beef er van. Waarom ook zo drommels asffurant, om het gevaar in den mond te loopen? JOOST. Dat is nu voorby, Baas! maar wat nu gedaan ? BAREND. Dat weet ik niet! JOOST. Ik wel! BAREND. Spreek dan, myn lieve Joost! en verligt mynbekkommcrd hart! JOOST.  76 DE VADERLANDER. JOOST. Toen ik daar in de zak lag, hoorde ik Oome Maarten fpreeken van de Turfzolder toetefluiten. Je weet, Baas! dat 'er van buiten een grendel op de deur is, die zal hy zekerlyk er op doen, en dan denken, dat de Auxiliaires zyn gevangen zyn: terwyl hy voor 't overige niet beter weet of wy leggen hier nog in arrest in de Kleerkas. Dit alles zal Oome Maarten, behoudens zyn hooge wysheid , mis hebben! Op de Turfzolder is een Turf Koker, die om laag uitkomt, en langs dien bedekten weg zullen wy onze troepen, tot den beftemden aanval doen uitmarcheeren. BAREND, hem de hand drukkende. Joost! gy zyt waardig Commandant te weezen! JOOST. Joost is voor geen een gat gevangen. Intusfchen moeten wy Oome Maarten in het denkbeeld laaten dat de Manhafte Joost met zyn hulptroep nog in de turfzak is. BAREND. Maar als Oome Maarten nu eens" de ronde komt doen, om te zien. of gy nog wel in uw quartier zyt ? JOOST. Wy zullen eenige oude kleeren in de zak ftop-^. pen;':  DE VADERLANDER. ?7 pen; als hy dan de zak vol ziet, zal hy geen erg hebben, BAREND. En hoe komt gy nu op de Turfzolder? JOOST. Door de Turfkoker ? KROMME FLIP. Ach! dat is voor my onmooglyk , vermits ik, jgelyk de Heeren weeten , een verheevenheid op myn rug heb. JOOST. Die boggel zal wel wat mee geeven! • (KROMME FLIP. Hy zal niet voel! hy is zo hard ials een Spyker! BAREND. Dat is een onoverkomelyke zwaarigheid ! JOOST. Het doet niet, Baas! Buurman Flip kaft weer in de zak kruipen, als dan Oome Maarten nomt vraagen, of er iemand te huis is ? dan kan hy j a ! roepen ! BAREND. Dat is een heerlyke uitvinding ! Wat zegje, hm:-. inan Flip ? KROMJ  ?8 DE VADERLANDER* KROMME FLIP. Als 't niet anders weezen kan, dan liever in dö Turfzak als door de Turfkoker ! JOOST. Zonder vertoeven dan! KROMME. FLIP, In de zak kruipende. Ik wenschje goede nagt Heeren! J O O S T , de kas fluitende. Baas! wy zyn hier niet veilig! Laaten wy ag- | ter gaan , en verdere maatregelen beraamen. , heengaande. KROMME F LIP, in de zak. Joost! Joost! JOOST. Wat is het, Flipbuur ï KROMME FLIP, in de zak. Als ze komen vraagen of gy in de za* zyt, wil ik dan zeggen dat gy eens een boodfchap zyt gaan doen ? JO OST. Lompen Vlegel! dan zoud ge 't heele fpel verbrodden! dan moet gy maar ja ! roepen. KROMME FLl? , in de zak. 't Is heel goed. DER- '  DE VADERLANDER. jrj DERDE BEDRYF. EERSTE TONEEL. BAREND, CORNELIA. CORNELIA. Myn lieve Vader ! niemand zal „ tcgenfpreekw i Idat elk rechtgeaart Vaderlander verpligt is om , naar zyn vermogen , voor den algemeenen welvaart te imoeten zorg draagen! Ten allen tyden, en vooral in een tyd als deezen , moet elk Lid der Maatfdrappy , dat zig van zyne verpligting kwyten rwd, m ftaat zyn, om de Vryheeden en Voorrechten, waarmede de Hemel de Maatfdrappy begunftigd heeft, te kunnen handhaven en verdeedigen' De omflandigheeden van Nederland nu zvn derwy«n dat niet anders, dan door een wettig gebruik 'der Burger Wapenen, de overheerfching en dwing, dandy geweerd kunnen worden , dk Burger derhal ven moet zig, tot dat heilzaame einde, in den Wa- :hpenhandel bekwaam maaken f ■ BA*  Sc* DE VADERLANDER* BAREND. Wel nu ! dat doe ik immers ? CORNELIA. ] Maar, Vader! de welvaart van het algemeen fluit 1 bok de' byzoiidere welvaart van ons zelve, en van 1 de onzen in. Wat hoop kan men op de herftel- j ling van het algemeen geluk hebben, wanneer zy, die voorgeeven daaraan te arbeiden, hun eigen geluk moedwillig verwaarloozen? Is dat de gefchiktfte ■ tnan, die eene gewenschte verbetering zal daarftellen ? hy die er daaglyks op uit is, om zig zeiveen zyne Huisgenooten in den grond te bederven ? BAREND. Maar mogen wy dan geen uitfpanning tusfehen beiden hebben? CORNELIA. Uitfpanningen zyn nimmer ongeoorloofd, maar I zy moeten de paaien niet te buiten gaan. En ik I bid u, myn waarde Vader ! waarin beftaan toch uwe uitfpanningen? Het doet my leed u de verdrietige waarheeden te moeten zeggen ! — dan — myn pligt, myn liefde, uw eigen welzyn noodzaa- ken my ertoe! daaglyks met zedenloozeknaa^ pen te verkeeren, die de geheiligde- naamen van Vryheid en Vaderland misbruiken, om te onbeteugelder hunne woeste driften te kunnen bot vieren ! daag- | lykï  ÖE VADERLANDER^ $ lyks zig in ziel en lighaam verwoestende zuippartyen té begeeven, of zig aan het verkwistend fpél te zétten , en er z/n beroep, zyne huislyke zaaken , om te verwaarloözeh , geheel om te laaten vaaren ! Daaglyks te vloeken , te zweeren en onophoudlyk die Luiden te fchelden en te verdoemen , die, int weerwil hunner verkeerde ; gevoelens en fchadelyke vooröordeelen , een beteren leevenswandel leiden ! sm zyn dit uitfpanningen ? — en zyn dit uitfpannnv gen, die een braaf Vaderlander pasfen ? BAREND. De Sociëteit is immers opgerigt om ? CORNELIA. Het waare oogmerk, waartoe de Vaderlandfche ■ Sociëteiten zyn opgerigt, is nooit anders geweest, idan om eene naauwere verbintenis, door eene getfneenzaame verkeering, tusfchen Burgers en Bur»ers ièn Regenten te maaken; om eene uitgebreider kundigheid onder de Vaderlanders te wege te brenoen • jidoor onderwyzende gefprekken en door het leezen van nuttige Vaderlandfche boeken , eh om ,• in tyd van nood, gemeenfchaplyk, zig tegen de Belaagers ier Vryheid, of de' Schenders der Rechten te verietten ! BAREND. En ook om te drinken ? F C O R-  ga DE VADERLANDER. CORNELIA. Om het gemeenzaame te beter te doen ftandgrypen, heeft men dit artykel er bygevoegd! maar nimmer is dit het voornaame doelwit der Vaderlandfche byeenkomften geweest! Zy , die gezet zyn op ligtm;sferyen,op baldaadigheeden en brooddronkenheeden; zy , die geen het minfte belang in het waare weUyn hunner Medeburgers ftellen, maar die alleen zig'van dien fchoonldinkeiiden naam tot hun boos oogmerk bedienen ; zy , zeg ik, hebben het zuipen , zwelgen en verkwisten tot de Hoofdoogmerken der beste inrigting, voor zig zelve gemaakt! Geen rechtfchapen Vaderlander , die de hachlyke omftandigheeden van Ne- , éerland in opmerking neemt, zal zyne deelneeming en medewerking tot herftel, in eene meer dan beest- , , wuoe in de ftrafwaardigfte leevenswyze ftellen en weken! Hy zal zig van de middelen bedienen, die hy daartoe gefchikt oordeelt, en hier onder behooren de welingerigte Sociëteiten ! doch zou hy met '' ten uiterften befpotlyk en dwaas handelen, wanneer hy , om het Vaderland te redden , zig zeiven onbc- . kwaam , arm , ja ! dood zou zuipen? BAREND. Dat zou hy waaragtig! CORNELIA. " Ik wil u het gebeurde niet te binnen brengen. myn ongelukkige Vader! (tk'**m  t)E VADERLANDER. 8^ fchreïjenJt. De omftandigheeden waar in wy zyn, • '■■ ■ ■ ■ Ach ! ■ weet gy die? gevoelt gy er het fchandlyke, het yslyke van ? BAREND. Schrei niet, Cornelia! gy maakt my be¬ droefd ! CORNELIA. Ik moet ü onze akelige omftandigheeden ónder het oog brengen ! zedert twee jaarenhebt gy het werk * het eehige middel van ons beftaan , verwaarloosd ! dag aan dag zyt gy op die verleidende byeenkomften ge^ weest i die onder het woest gefchreeuw van Vryheid en Vaderland ,■ de zedenloosheid en losbandigheid ten troon voeren ! van dag tot dag, hebt gy dé vrugten eeher ordenlyke opvoeding, hebt gy de pligten van een Man, van een Vader, van een Mensen,van een Burger, van een Christen', afgelegd; verzaakt en baldaadig met voeten getreeden ! Gy hebt door o'nmaatigheid in den drank, het dierbaarst ge' fchenk van den Hemel, uw verftand gekrenkt! doof menigvuldige dwaasheeden zyt gy de befpotting en aanfluiting van jong en oud geworden ! terwyl gy de onophoudlyke ergernis van uwe vrienden,- buuien en bloedverwanten zyt! Ach! myn lieve 'izFi der?  C4 DE VADERLANDER. der! ik beroep my op uw geweeten! ondervraag het! en zeg of gy my kunt tegenfpreeken ? BAREND, getroffen. Neen ! myn lieve Dogter ! CORNELIA. En Op welk eene verfchriklyke fteilte bevind gy, bevinden uwe dierbaarfte Panden, door uw toé-doen, zig op dit oogenblik? Gy hebt niet flegts alles wat wy hadden, de vrugt van uwen zttüreh arbeid en van veele jaaren , nutteloos doorgebragt, fchandelyk verkwist! Gy hebt ons daar en boven met fchulden belast, welker zwaarte ons nog deezen dag zal verpletten ! — onze Schuldeisfchers komen op ! zy vorderen betaaling! of zullen het overfchot, het geringe overfchot onzer bezittingen , gerechtlyk aantasten! Vader! wy zullen uit dit huis verjaagd worden ! als Bedelaars zullen wy moeten omzwerven! men zal ons met vingers nawyzen ! 'niemand zal medelyden met ons hebben! Armoede,, gebrek en een wanhoopigen dood zullen ons .deel worden ! en dat alles, -— Vader! dat alles om uwen wil! van alle deeze rampei. zult gy alleen dé fchuld draagen , om dat gy alleen ze aan uwe deugdzaame Egtgenoote, aan uwe ongelukkige Dogter berokkend hebt. BA-  DE VADERLANDER; J5 BAREND, fchreiende. Ach! CORNELIA. Laat ik alles zeggen , myn Vader! Iaat myn ge- \ heele ziel zig ontlasten! Ter voorkooming van meerdere onheilen zou het Gerecht zig genoodzaakt vinden de handen aan u te Haan , en u op eene wyze te corrigeeren, die uwe Dogter met eene eeuwige fdraamte zou bedekken !— Hoe zou ik myne oogen durven opheffen ! met welk eene fidderende ftem zou ik Hem moeten antwoorden, diemy vroeg, waar myn Vader was? Zyt gy niet van eene braave Familje, die altoos met eere, altoos mee roem het hoofd opftak, die ! overal genoemd mogt worden! Hebt gy niet ; altoos deneer van deeze uwe Familje, door een onbefprcoken gedrag, opgehouden ? en zult gy nu de i verwenfehing en doek van dezelve worden , dtor u het Rasphuis waardig te rmaken? . En , —. laat ik er eindlyk byvoegen, welk e— doodlyke flag gy aan het geluk van uw eenig- fle Dogter hebt toegebragt! Zie myne traa- nen! myn Vader! _ Zy vloeijen minder tot uw verwyt, dan wel om de grootheid van myn ei. gen verlies. :. Door uw onbezonnen gedrag hebt gy de fchande F 3 en  85 D? VADERLANDER.; en veragting van alle braave menfchen op uw huls gebragt ! men myd ons! even als Vreesde men do.or ons hyzyn befmet te zullen worden! wy1 worden van ome Vrienden verlaaten ! veiagt en verpor-. deeld ! • zelf hy , : bitterlyk fc/ireijende. Hy, die het leeven van myn ziel is, zonder Wien ik kwynen en fterven zal! Hy, wie myn hart een eeuwige liefde gezwooren heeft I en die ons in deeze verfchriklyke omftandigheeden alleen zou kunnen redden, Ferdinand ! heeft ons, heeft my, ~ ook verlaaten ! BAREND, zwaarlyk zugtendt. Ach ! ■—» Cornelia! CORNELIA. j Nedergedrukt door een ramp, zo dooolyk voor |Wft rust en leeven, — offer ik my zelve op aan het lot , dat de Hemel my toefchikt! - O: J:r dien last, myn Vader! zal uw Dogter godfk beiwyken , __ Ik .erwyt u niets! - Ik wd n al£ myn Ongeluk, myn zielverfcheurend leed^doen Opmerken, om u eindlyk oP uw ergen geluk bedag J doen zyn ! — Laat af, in's Hemels naam 1 vn lieve Vader! laat af van eene leevenswys, dre öp uwen ganschlyken ondergang mtlpopt! Hetjs  DE VADERLANDER. Tf nog tyd! — Hervat uwen arbeid ! en herftel het verwaarloosde door een verdubbelden vlyt. hem te voet vallende. Zie my aan uwe voeren ! Ik frneek niets voor my zelve — .. \ Is alleen het behoud van myn Vader, — van myn Moeder, — waarom myne traanen den grond befproeijen ! BAREND, knar willende oprigten. Rys op, Cornelia ! gy verfcheurt my de Ziel 3 CORNELIA. Beloof my dan, myn Vader! BAREND. Ach! wat kan ik u weigeren ! Ik beloof j n alles! — Zeg flegts wat my te doen.fiaat! CORNELIA. Dat gy, met een verftandigen yver, voor het Vaderland yvert! dat gy u van den pligt van een recht geaart Burger kwyt, door u de noodige Vaderlandfche kundigheeden aantefchaffen , en u in den Wapenhandel te bekwaamen ! doch dru gy teffens', op uw eigen welzyn, op het welzyn van uw Huisgezin verdagt z-yt! dat gy, , F 4 TWEE-  63 de vaderlander; tweede tó oneel barend, maarten, rozette, cornelia, i maarten, tegen Rozette. h Bedaar Zuster! misfchien is het een valsch ge- ÏUgt. —: : ROZETTE. Ach! Br°eder! Vlei my niet langer met die valfche hoop ! — Het is maar al te waar ! — Het ïs maar al te waar! — Het Gerecht is reeds op .weg , om onze bezitting te arresteeren! tegen Cornelia. • Myn Dogter! — eindlyk is dat onzalige tydftip verfcheenen , dat ons aan de veragting , de fchande, de armoede, de wanhoop en het zekere verderf zal overleveren! Zo daadlyk worden wy uit pns huis geftooten! maarten, tegen Barend. Zie daar Broeder! onwaardige Broeder! de rampzalige gevolgen van uw verfoeilyk gedrag ! — Dit zyn de doodlyke vrugten van uwe zuip en Speelpartyen ! Eene braave Vrouw , eene deugd- zaame Dogt?r brengt gy tot een onherftelbaaien va,!!-, *  DE VADERLANDER. Sö val! -i— levert gy aan het graf over! En u zelve maakt gy ten vloek van elk een, die een menschlyk hart in zynen boezem draagt! Zo , op het oogenblik , zullen uwe Schuldeisfchers de hand op dit huis en deeze weinige goederen leggen ! — om uwen wil zullen deezen —— Op Rozette en Cornelia wyzende, Deeze flagtoffers uwer verdoemlyke buitenfpoorigheeden , als misdaadigen uit hunne be¬ zitting verjaagd worden ! , Spreek, fpreeknu i veragtlyk Schepzel! weet gy nu een middel om ; uw Vrouw, om uw Dogter, om u ze've te behou- • den ! — Gy flaat de oogen naar den grond ! ' Is het u te veel my te hooren fpreeken ? 1 Vloekt gy my in uw binnenfte , om dat ik u nogmaals u zelve als de bron van alle deeze onheilen 1 doe befchouwen ? ROZETTE, tegen Barend. Zult gy, in deeze oogenblikken, nog uwe ziel ' verharden tegen den gevoeligen flag, van de ftraf- tfende Rechtvaardigheid? Zult gy nog niet te rug zien op de misdaadige oorzaaken van de ramfpen, die in eens op on; nederftorten , om ons de < ongel ukkigfte der ftervehngen te maaken ? gevoelt ■luwe ontaarte ziel geen medelyden met eene Vrouw, F § - die  $o DE VADERLANDER. die u duizendmaakn, met traanen in de oogen gebeden heeft, dat ge u zelve niet verderven zoud ï Zyt ge onverfchillig voor het verteerende hartfeer van eene Dogter, die gy , even als eene pas ontlooken bloem, met eene baldaadige hand van haaren fteel flaat, en Welks bekoorlykheeden gy onder uwe voeten vertrapt ? ——- Hebt gy dan lachende en zingende ons op den rand van ons geheel verderf gebragt, en wilt gy er u zelve en ons lachende en zingende in nederftorten l ' Ongelukkige Egt- genoot! Hoort gy zelf de Hem niet meer van haar— die — op dit oogenblik — u nog bemint, — u, met haar bloed, — van 't verderf zou willen redden ? — die zig alles zal getroosten, wanneer i gy ilegts tot de deugd wederkeert ? ' Hoort BAREND, Rozette ie vit' vallende. Ja! Rozette ! ja ! ik hoor u, en u hoo- rende, val ik voor u néder! ->— en verftom van fchaamte! ROZETTE. Hier aan herken ik myn Egtgenoot! — Hemel! Ontneem my alles! — Zy omhelst hem. Genoeg ! — dat ik myn beste Vriend heb wedergevonden \ Wat is uw voorneemen ? 'JOOST |  DE VADERLANDER.' $t JOOST, even om den hoek kykende, ly zit M\vt. Ha ! ha! dat word myn tyd !" Schielyk vertrekkende. BAREND. Myn fchandelyk gedrag te verbeteren; myn werk te hervatten; myn verleidend Gezelfchap te verlaaten , en u te beminnen als de beste en deug; zaamfte Vrouw ! MAARTEN, hem de hand geevende. Broeder! gy fchenkt my een nieuw leeven ! De i Hemel bevestige u in uw loflyk voorneemen! 1 maar de Schuldeisfchers ? hoe daar mede ï BAREND. \ Ik zal hen om uitftel gaan fmeeken ! beterfchap belooven! en anders, van vooren af aan onzen huisly: ken welvaart, door naarftigen arbeid, opbouwen ! DERDE TONEEL. BAREND, MAARTEN, ROZETTE, CORNELIA. JOOST fis Commandant voor uit, gevolgd door Scheele Klaas i Jan met zyn Kipöogen, Lambert, Stoffel, Jurrien en Maurits, allen in uniform en Gewapend, Kromme Flip , in de zak, in de kherkas. JOOST, tegen zyn gevolg. Mars! mars! mars S mars! — rechts Zwenk ! — Halr.2_  $2 DE VADERLANDER. Halt! — rigt u ! — de ganfche Compagnie ! —■» vaardig ! — an ! De aandoeningen der overige Perzoonen zyn zeer on~ dtrfcheiLn. Maarten word kwaad , Barend verleegen en de Vrouwen worden, bivreesd. JOOST, met een forfclie Stem. Aristocraaten en Pnnsgezindcn ! weest gewaarfchuuwd ! dat niemand uwer een voet verzette , tot dat ik uitgefproken zal hebben ! of anders zal ik , zonder iemand te ontzien, 'er op los laaten branden ! Z'g in een Ma'eflueus Postuur fte'dende. Dwingelanden van ons dierbaar Vaderland! verdrukkers en vervolgers van alle eerlyke en welmeenende Patriotten ! tot nog toe hebt gy uwen heerschzugtigen rol gefpeeid, zonder dat ik of myn onfchuldige Baas zig tegen uwe geweldenaaryen verzetten kon! doch ik heb u by deezen bekend te maaken, 'dat de beurt heden aan ons gekomen is, en dat wy, uw ondraaglyk juk van onze vrye halzen aflchuddende , u de we! ten zullen voorfchry■ven , waar na gy u ftiptelyk te gedraagen zult hebben , of andei s, op de Snaphasnen wyzendt. ~ Zyn de gevolgen voor uwe rekening ! In de eerste plaats vorder ik, dat Baas Barend, thans om zyne Vaderland en Vryheids liefde, gewel-  DE VADERLANDER. : weidaadig door u vervolgd en in 't naauw gebragt * nu, noch ten eeuwigften dage, in het Rasphuis zal :gezet worden, maar dat hy vry en onbelemmerd, , by nagt en by dag , in en uit zyn huis zal gaan, Jwerwaards het hem behaagt, en zo dikwils op den .iwelftand van Vaderland en Vryheid, ontegengefprooiken , 7,al mogen drinken,ais hy zal goedvinden te bes hooren ! Ten tweeden, dat de eerzaame jonge Dogter (jCornelia, Dogter \an: Baas Barend, de wettige Huisvrouw worde van den eerzaamen jongman Joost, Ëxfchoenmaakersknegt, thans Commandant ( van de Auxilaires! i Ten derden, dat Oome Maarten, de geweldenaar, binnen vierentwintig uuren , uit dit huis vcrI trekke , en nu noch nooit er weder in koomc ! [■ Ten vierden, dat, — BAREND, met ongeduld. Houd op,. Joost! Gy vermoeit u te vergeeffch! en gy zoud best doen met ten eenten te vertrekken ! j O Ö SJT. Indien de vrees u aldus fpreefeen doet, Baas > idau zeg ik u, dat gy niet bang behoeft te weezen ! op zyn gevolg wyzfhdti Deeze Helden zullen hun laatften droppel bloed I Iftoi '.ï opófferen! Gebied flegts'.  54 DE VADERLANDÈ& BAREND. Ik fpreek niet uit vrees; maar uit waare overtuiging , dat de leevenswys , die wy tot dus vent I gehouden hebben , veragtlyk , verfoeilyk en verderf- | lyk is ! dat wy niet als rechtfchapen Vaderlanders, f maar als Zotskappen, als Ligtmisfen, als Dronk- | aarts, als Schobbejakken geleefd hebben, en dati wy, dus voortgaande , de fchande en het verderf in den mond looperi! Ik heb myne dooling , gezien, beleeden, en er berouw van ! Ik zal myn I 1 leeven verbeeteren , myn werk weder opvatten, eri J my als een Vaderlander gedraagen, die , zorgende I voor het algemeene welzyn , zyn eigen belang niet | verwaarloost. — Uit dit alles kunt gy gemaklyk j opmaaken , dat ik uwe hulp niet behoef, en dat I ü v fpoedig vertrek my ten uiterften aangenaam zal ] weezefl. Verfchyn nooit weer onder myn oogen , J want aan u heb ik grootendeels myne fchande tel wyten ! en * indien hét mooglyk is, volg dan myri J voorbeeld en verbeter u insgelyks! Hebt gy I my begreepen, Joost ? JOOST. Ja! Baas Barend! zeer duidlyk. — Ik wensch u 1 veel geluk met uw bekeeringmet uw Vrouw J jnet uw Dogter, met Oome Maarten en met uw werk 11  DE VADERLANDER. 91 tegen zyn gevolg. Vaderlandfche Helden! gy ziet dat Hattem en ; Elburg reeds ingenoomen zyn ! — Het Hof van Gelderfand en de Prins zyn er reeds den Baas! I Wy zullen best doen, de bedreigde Vryheid ergens elders byftand te gaan bieden ! Geweer op : Schouder! ■ - tegen MAARTEN. Sinjeur Maarten! Zou ik u om de Auxiliairémo-' : gen verzoeken, die daar in de Kleerkas ligt i MAARTEN. Zeer gaarne, Joost! hem de zak geevende met Kromme Flip is dezelve. De Hemel zy geloofd, dat wy dit tuig kwyt raaken! KROMME Yhl? 'mde zak fchreeuwende. Joost is om een boodfehap ! JOOST. Houd u ftil, Vryheidsmartelaar! wy zullen u in , zegepraal te huis brengen! a fa ! mannnen! neemt i uw Broeder op ! Het gevolg van Joost fieekt ds Snaphaanen door de jirik van den zak, en draagt hem dus op hunne fckouders. KROM*  |ö DE VADERLANDER.' KROMMEFLIP, in de tak. Éeh weinigje voorzigtig, mannen ! J O O S T i dg voor zyn gevolg Jlellehie. De Compagnie geeft acht'. — De Compagnie 2al marcheeren ! - De Parade mars ! — mars! Z~' marcheeren liet Toneel rond; Joost Salueert de Aanfchou'wers, en trekt langzaam met zyn gevolg het Toneel af. VIERDE TONEEL. B AREND j MAARTEN, ROZETTE, CORNELIA. BAREND. Het doet my leed, dat dit nieuw blyk van biütenfpoorige dwaasheid hier heeft plaats gehad ! ROZETTE. Het bevestigt ons te meer in uw pryslyk vöorrieemen. Wy «en er tèn duidlykfte uit, dat uwe bekeering ernst is. Myn geluk zou volkoomen zyn, indien Cornelia, CORNELIA; Het heil van myn Ouders is my alle opofferingen vaardig. Wanneer gy fiegts gelukkig zyt, > Ach ! — wie zie ik ? ■ V Y Fr  d è vaderlander. $7 vyfde t o o n e e l. 1 Barend, maarten, ferdinand, ROZETTE, CORNELIA. FERDINAND,^» Cornelia. Verfchrik niet van myne komst, Cornelia ! ik heb' flegts iets weinig te zeggen, dat u, fchoon uit den mond van Ferdinand, zekerlyk niet onaangenaam i zal weezen. Op 't oogenblik zal ik u weder van 1 rhyne gehaatte tegenwoordigheid ontflaan ! tegen Rozette. Mejuffrouw! hoe hard myn noodlot ook, met : betrekking tot uw Dogter, zy , myn hart kan ech1 ter het zuiver gevoel van agting en menschhevendj heid niet afleggen! ik hoop niet, dat gy het bew'ys i daarvan verfmaaden zult! Cornelia en haare' Ouders blyven my aljes waardig ! Zyne traanen verbergende. Uwe bekommerlyke omftandigheeden zyn my gemeld ! gy hebt- niet wel gedaan , met die zo zorgvuljdig voor my te verbergen! Myn liefde was op de Deugd en niet op het eigenbelang gegrond i had ik : dezelve eerder geweeten, ik had u eerder bygeilaan ! fi)*ar eerst daar even vernam ik, dat 'er arrest op* G (tW  98 DE VADERLANDER. uw huis en goederen zou gelegd worden! Ik vertoefde geen oogenblik! Ik fpoedde my naar uwe fchuldeisfchers en heb reeds alle uwefchulden voldaan ! CORNELIA dg nederzettende. ö Hemel! FERDINAND. Ik begreep, dat 'er meer te doen ftond; ik greep dit weinige. Een Goudbeurs op tafel leggende. Om het u aan te bieden ! Verfmaad het niet; indien gy het niet als een gift begeert, geef hu my dan weder, wanneer gy daartoe in ftaat gefteld zyt, door beter omuandigheeden. MAARTEN. Ferdinand ! gy zyt de braafheid zelf, ROZETTE. Edelmoedige ! Ach ! Ferdinand dg voor Cornelia werpende. Eene bede! Cornelia! weiger die my niet i zeg my, waarom hebtgy my uwe hand ontzegd ? CORNELIA, verbaasdlyk ojjpriagemle. Ik? Ferdinand? heb ik myne hand u ontXegd ? Gy hebt het my gedaan ! zoekt gy> fe R-  DEVADËRLANDÈR; §9 FERDINAND* haat een brief geevende. is dit uw brief hiet * Waarby gy my meld, dat^gy ü aan een ander verbonden hebt ? CORNELIA, hem ook een hief geevende. Is dit uw brief niet, waarby gy my meld, dat gy van myn hand afziet, en reeds van een ander voor: zien zyt ? FERDINAND. Die brief is volftrekt valsch! —- Ik weet 'ét tiets van! Ik zweer het u! CORNELIA. En ik weet ook niets van een brief. BAREND. Ik geloof, dat ik u uit den droom kan helpeü' tegen Ferdinand. Wie bragt ü dien brief ? FERDINAND. Joost. BAREND, tegen Cornelia, En wie bragt hem ir? CORNELIA. Joost. barend. Joost is een Schelm! de brieven zyn beiden valsch i 6 2 hy  I/.0 DE VADElLANDEfc by heeft het gedaan om aan geld te komen! CORNELIA, Ferdinand omhelzende. Ach! Ferdinand! —■ de Hemel fchenkt u my weder! ■ FERDINAND. Beminlyke Cornelia! hoe fmartlyk heeft my deeze dag gevallen ! hoe zalig zyn my deeze oogenblikken ! Laaten wy nimmer van eikanderen fcheiden! CORNELIA. Wanneer myne Ouders het toeftaan! daar is myne hand! ROZETTE. Bedenk, Ferdinand ! dat myn Dogter arm is. FERDINAND. Bedenk, Rozette! dat ik geen geld , maar eene deugdlyke Egtgenoote begeer! « • Cornelia! gy zyt de myne! MAARTEN. De deugd maakt haare beminnaars gelukkig ! —driewerf gelukkig hy, die van den weg des kwaads zig bekeert, ©m haare hemelfche voorfchriften te, volgen! Einde van het derde en laatjlt Bedry/f  D E PARTYZUGT. UITSPEL.   VOOIBEI1GT. verftand voor eene goede zaak te yvereit is allezins geoorloofd en pryswaardig; vooral is dit noodzaaklyk voor elk eerlyk Man, wanneer ij het zyn Vaderland betreft! maar koe belachlyk is het niet , wanneer Onkundigen en Dwaas- ; hoofden zig voor zaaken in de bresfe ftellen , waarvan zy niets verft aan, en die, onder hunne woeste handen, altoos verergeren. Het zyn deeze laatfte Partyzugtigen, ( die zo wel onder de Patriotten als Prinsgezinden te vinden zyn,) welken wy , ter welverdiende Hekeling , ten Toneele voeren. G4 PER-  ïersoonen, EDUARD, een Rentenier. BASTIAAN, een Kleermaakersbaas.~) , ( Voogden vaft J O A C H 1 M , een Touwjlaager, j Ma=dalena- FREDERIK,«.»s Militair, Minnaar van Magdalena; MAGD ALENA. B A- R B A R A, Huisvrouw van Joachim. MALEACHIE STEKELBAARD, eer^ Catechifeermeester. JOORIS SMEERBUIK, een Kroeghouder. ZEVEN KLEERM AAKERSKNEGTS, VYF LYNDRAAIJERS, DE SCHOUT. 'Zwygendt. EENIGE DIENDERS DER JUSTITIE,  D E PARTYZUGT* EERSTE BEDRYF, EERSTE TQONEEL. Het Toeneel verbeeld een Jlraat. E D.U AR D , Zittende voer zyü deur een pyp te rdfl-i ken. HBfae gelukkig ben ik, dat die raaiende partyzugt, die zo veele Dollemannen fchept, my geen oogenblik verhindert, om met de grootfte finaak van de waereld myn pyp uitterooken. — Myn buuren zyn zo welgemoed niet. Zy kwellen onophoudelyk hunne Zielen met Vaderland, Vryheid, de Prins, Aristocraaten , en de Hemel weet met wel-. G s k<5  te6 DE PARTYZUGT. ke dingen met al meer, die hen van al zo veel nut zullen zyn, als een Hemelglobe voor een Bagger- boei; hy lacht. o Hoe wonderlyk is de Waereld! — 't Is.een I groot Gekkenhuis, daar wy in der eeuwigheid met elkander overhoop liggen , en daar elk met handen en voeten beweert, dat hy gelyk heeft ! Vyfenzeventig jaaren heb ik my reeds met het ondermaanfche Narrenfpel vermaakt! Elke dag verfchaft jny nieuwe ftof tot lachen ! — en deeze dag inzonderheid zal my een vermaaklyk klugtfpel leveren. na eenig bedenken onder het uitkloppen van zyn pyp. Die geelöogige Broeder mag de Waereld zo zwart fchiideren als hy wil! Ik kan evenwel niet zien dat ze zo ellendig is! mits, dat men ze behoorlyk kent en gebruikt! De meeste Ellenden zyn dwaasheeden , die de verftandige raadzaamer oordeelt te 'belachen , dan te befchreijen : — 't Is flegts jammer, dat wy met den neus in 't graf tuimelen, wanneer wy eerst vermaak van het leeven zouden hebben , door het zo wel te hebben leeren kennen. *— Daar komt myn buurman Bastiaan! TWEE-  DE PARTYZUGT. 107 TWEEDE TOONEEL. EDUARD, BASTIAAN. BASTIAAN, een weinigje hefchonken. Voor de Prins ? — Ja ! waaragtig ! daar is geen. lid aan myn lyf, of er loopt Oranjebloed door! Van de Prins moeten ze afblyven! Broeder Stekelbaard zegt dat de Prins een waar, recht Geloovige is, en , . , . dreigende te vallen. dat ben ik, zo goed als de Prins! — by mynZiel! Ik geloof ook, — recht. EDUARD. Maar je wandelt niet recht, Buurman ! BASTIAAN. Ha ! Buurman Eduard ! — Waart ge daar ? ik had u niet gezien. EDUARD. Gy had daar ook zo veel met den Prins te doen, dat gy zeer gemak'yk een gering Burgertje over 't hoofd kon zien. BASTIAAN. Wat hebt gy op zyn Doorlugtige Hoogheid te zeggen ? EDU«  lo8 DE PARTYZUGT, EDUARD. Niets, Buurman ! niets! — Hy is in allen opzigten 20 goed als gy! BASTIAAN. Gy zyt een braaf Karei! naar binnen roepende. Hei! holla! hei ! Mannen ! komt eens af! komt eens af ! EDUARD. Wat zal dat beduiden ? zyn pyp floppende. Daar zal ik nog een pypje op rooken. vmrflaande en opfleekende, DERDE TOONEEL. EDUARD, BASTIAAN, ZEVEN KLEERMAAKERS KNEGTS, in hm werkldceding. DE KLEERM AA KERS KNEGTS, aüen gelyk. Wat belief] e Baas ? BASTIAAN. Jongens! je moet van daag met werken uitfchei- den!  DE PARTYZUGT. 109. den ! Wy zullen eens lustig vrolyk weezen! Ik heb daar eene zeer goede tyding gehoord. DE KNEGTS, allen gelyk. Wat is dat, Baas! BASTIAAN. Onze lieve Prins heeft Hattem en EIburg inge* noomen. met ile heei draaiende. Hoezee! hoezee! AL DE KNEGTS, insgelyks met de hoeden en mutfer> draaiende. Hoezee ! hoezee ! hoezee ! VIERDE TOONEEL: EDUARD, BASTIAAN, ZEVEN KLEERMAAKERS KNEGTS, JOACHIM, en VYF LYNDRAAIJERS. JOACHIM, fchielyk uitkomende; Wat weerglas en bakfteen is dat voor een helsch rumoer ? — Hoe fchtceuwt gy zo fchobbejakken ? BAS.  rfo D E P A R T Y 2 Ü Ö Tï BASTIAAN. Schobbejakken ? JOACHIM. Ja ! ert gy zyt het hoofd der fchobbejakken ! EEN KLEERMAAKERSKNEGTf tegen Joachim. Wat hebt gy op myn Baas te zeggen ? EEN LYNDRAAIJER. Speetluis! waar fteek jy je moei in ? "** EEN KLEERMAAKERSKNEGT. Patriotfche Hangebast! neem jy 't voor dien druipneus op? EEN LYNDRAAIJER. Oranjegaauwdief, houd den bek zeg ik, of ■' Zy raakt» aan 't vegten. BASTIAAN. Toe maar jongens! klopt die Weegluizen, dat 'er de wol aiftuift! EDUARD. Myn Buurman is niet zeer natuurkundig! DE VEGTENDE, onder elkander fchreeuwende. Moord! moord ! help! help ! VYf-  DE PARTYZUGT. wl VYFDE TOONEEL. EDUARD, BASTIAAN , ZEVEN KLEER-' MAAKERRSKNEGTS , JOACHIM, VYF LIJNDRAAIJERS, FREDERIK. FREDERIK , met den bloot en degen in de hand, Scheidt uit Canailje! of ik ryg u al te faamen aan myn deegen. Be Krtegts neemtn hol over bol de vlugt. BASTIAAN, tegen Frederik. Wie maakt u zoo ftout, Snotjongen ! om u in ; onze Staatskrakk?elen te fteeken ? FREDERIK, tegen Bastiaan. Ziet gy hiet , dat ik een Krygsman ben , oude i Weerwolf! En is het myn pligt niet, om alle ongelukken , zo veel in myn vermoogen is, te verhoeden ? En weet gy wel, dat een Snotjongen ge!yk gy my noemt, hem dreigende. U kan doen fidderen en beeven ! BASTIAAN, fw Zyde. ,, De Kavel word boos! " tegen F R E D E R I K. Als gy een rcchtfchapcn Krygsman zyt, dan he* i ■ i v. hoor-.  Xia DÈ PARTYZUGT. hoorde gy, net als ik, het voor Zyn Doorlugtig* Hoogheid óptevatten! JOACHIM. t)aft was hy een Gaauwdief, een Canailje, gelyk gy zyt, en dan was hy waardig, om zes weeken lang, alle dag vyfmaal, door de fpitsroeden te lóopen! BASTIAAN. Ben ik een Canailje! j O A C HIM. Ja! ja! een Canailje! ja, en wel een Oranjecatailje! BASTIAAN, dreigende. Barnfteen en Donderbus, Karei! JOACHIM, toeflaande. Een Patriot laat zig niet dreigen ! daar i daar! BASTIAAN, weerom ftaandet Daar! daar! daar! FREDERIK, op beiden gel-jk Jlaande. Daar! daar! daar! daar! BASTIAAN «» JOACHIM al vegtende binnen. SES-  DE PARTYZUGT. *»£ ZESDE TOONEEL EDUARD, F R E D E RI Ki FREDERIK. "Wat zyn dat voor raazende Gekken? EDUARD. Gaa eens naast my zitten myn goede Heer! — tk merk dat gy gekoomen zyt, om hier den vreedé te bevorderen! Uw voorneemen is pryslyk doch uw onderneeming vrugteioos! FREDERIK. En hoe dat, oude Vader ? EDUARD. Dm dat deeze Luidjes voiftrekt oriverbeetèrlyk zyn! FREDERIK. Hebt gy dat reeds beproe/d ? EDUARD; Ja ! myn Heer! meer dan duizendmaalen ! FREDERIK. Zeg my dan toch wat dit voor Wargarens zy*n 1 Ik heb een weinigjë tyd; ook beti ik verdrietig ert tooede van de Stad door te loopen dwaalem kig ntdmdtmde, H EÖU>  U4 BE PARTYZTJGTï EDUARD. Het zyn beiden myn Buuren. De eene is een Kleermaakersbaas en de andere is een Touwverkooper. De' eene yvert fterk voor het Patriotrismus, en de andere is byna' zinneloos van Oranjeliefde. Dag aan dag , hout elk zyne gevoelens ftaande, met zulke gewigtige drang- en klemreedenen , a's gy daar op het oogenblik gezien hebt! By extra geleegenheeden koomen 'er ook de Knegts aan te pas, en wanneer die -rechtaan de gang zyn, dan ook de VVyven en Kinderen, en dan is er zulk een helsch leeven in de bjurt, dat ik menigmaaler» blind en doof denk té worden. FREDERIK. En wie wint het dan ? E D U A R D. Eigenlyk niemand als de Chiiurgyn, die de gekneusde vingers, de blaauwe oogen, 'of de geforceerde neuzen , ooren en kaakebeenen repareert. FREDERIK. En wat doet gy onder dit alles? EDUARD. Myn pyp rooken! om het Klugtfpel lachen en uit de voeten 'loopen ! FRE-  DE PARTY ZUGT. H5 FREDERIK. Dat is zeer verftandig gehandeld! Maar onder wat Clasfis behoort gy dan ? EDUARD. Voor verre het grootfte gedeelte behoor ik on- i der de Toezienders! Althans, Patriotten en ; Oranje verdeedigers zo als myn Buuren zyn , ftaan % my op de Lyst der Zotten ! en zo zyn •er met duizenden ! • FREDERIK. ! Gy hebt gelyk , Vriend! Staatszaaken zyn igeen aardappelen, Ze koomen niet daaglyks op onize tafel. - Wy kunnen 'er niet gemaklyk dver lóordeelen ! Wy zitten in den Bak en zien niet wie èr agter de fchermen zyn rolleert'. —— Evenwel, is de Partyzugt eene befmettend'e koorts, die van huis tot huis overflaat, en die den eenen van het jVaderland en den anderen van den Prins doet raasikallen ! — Ik heb er myn vermaak in, om deeze mieren door elkander te zien woelen ! —> Eindlyk itoch komt de groote Man , die er zyn voet op zet !én ze altezaamen verplettert! EDUARD. Dat is doorgaans het lot van dien verftandeloozeri Doch wat haar betreft ! Al heb ik haar Voogden al wat afgeklopt, dat zal de koop niet breeken ! de Meid heeft my lief, — en verliefde Meisjes, -— EDUARD. Die laaten haar zotte Voogden maar afkloppen t niet waar? — de grootfte zwaarigheid zit hem echter daar, dat er nog twee Vryers in de baan zyn ! , FREDERIK. Hoe ? !-*■■ nog twee Vryers ? dat ze de ~— EDUARD. Sus! Sus ! niet te vloeken ? haar Voogden dringen die Vryers, met drommels geweld, aan uw Liefite opi en zy, *— moet, FREDERIK, Een van beiden neemen ? EDUARD. Neen! Broer t zy moet ze haar Vryers laatea noemen, maar ze wil ze geen van beiden hebben. FREDERIK. Dat verandert de zaak ! En wat zyn dat voor Luisöoren, die zig door twee zulke "onzalige Lonebosfen laaten recommaudeeren >  DE PARTYZUGT. tzt EDUARD. Dc eene is de WelEdele Manhafte Heer Joris Smeerbuik, Adjudant, en Kroeghouder. — En de ander is de WelEcrwaarde zeer geleerde Heer Broeder^ Maleachie Stekelbaard , Catechifeermeester en Baas Knoopendraaiei I FREDERIK. Aan de naarmn en tytels te hooren is er van dien ; kant geen zwarigheid. Zoud gy my wel een dienst I willen doen ? EDUARD. U en alle menfchen, myn Heer! indien ik flegts kan ? FREDERIK. Laat ik dan voor eenige dagen by u logeeren \ I Ik zal u myn kostgeld betaalen : 't komt op een i Vit, of ik by u of een ander myn geld verteer ! even i Wel kunt gy wei zeggen, dat ik uw neef, of uw ; zwaager, of zo het een of ander ben I EDUARD. Zeer goed ! maar ik zou u raa.den om u nog niet ! daadlyk aan iemand bekend te maaken , voor dat ; gy weet hoe het zit. Ik beloof u myn best te zullen doen. Doch zou het wel kwaad zyn , dat gy dat Officierspak nittrokt? H S FRE>  12» DE PARTYZUG T. F R ED ERIK. En waarom dat ? EDUARD. Om dat deeze afgeklopte Voogden u aanftonds herkennen zullen! gy zoud u in een Matroozengev?aad kunnen vermommen : dan zoud gy althans met de opgevatte verbittering niet te kampen hebben ! dan zouden ze u voor een ander aanzien ! FREDERIK. • Gy kent my niet, Oude Heei t —— Voor geen mensch in de Waereld , zelfs voor myn Liefite niet, verzaak ik dit Livrei van myn Souverein , dit Eereteeken van de Staaten van Holland ! en voor gêen eenen Duivel zet ik een voet uit den weg , om myn Meisje te vryen, te zoenen, en — te trouwen ! — Ik zal die Kleermaakers, die Lyndraaijers, die Collegiebroeder, die Hoerewaard , en al dat manhafte gefpuis! wel dra de wetten voorfchryven. EDUARD. Gy fpreekt als een Held. Ik moet uw voorn eeT men pryzen. Maar.zie eens om ! FREDERIK. Wat Satan! is dat voor een Vent ? ZE-  BE PARTTZUCT. 123 ZEVENDE TOONEEL. EDUARD , FREDERIK, M. STEKELBAART. STEKELBAART, met zeerftyvt en gemaakte Lpudingtn; en. in ' t bruin gekl.ed. Ach! .- met het hoofd of dl borst en zeer langzaam fpreekende. Ach ! Wat is een Men/ch ! ■ Ach ! —■ hy legt zyn handen op zyn borst, en treed tot voor op het Tocntel. Ach ! Ellendige Waereld ! Helaas ! — Treurtooneel! — Treurtooneel ! Ach !-^— Floe diep ! tot in uw middenpunt, • op zyn hart wyzende. Tot in uw middenpunt ! middenpunt! —zyt gy bedorven ! —Ach ! FREDE'RIK, met een forfcht fiem. Ach ! STEKEL-BAAD, fchrikkend,. o Wat is dat ? . Wat is dat ? FREDERIK. Dat is de zugt van een Krygsman! STEKELBAARD. Zondig fchepfel! moet gy uw mediteerend mede* menïch zo geweldiglyk doen ichrikken } F RE-  Ïi4 D E P A R T Y Z U G T: . FREDERIK. Vermaledyde Kuibroer ! moet gy ons door uwe fchynheüige zugten zo janhagels koomen ergeren ? STEKELBAARD, met een afgewend geugt. o Dat is een Godlooze! Dat is een■ flerkc Stier van Bazan ! een Phüiftyn , een Saulus, FREDERIK. Wat fna-erje, Karei! van Stieren en Philifty- ren> lk heet geen Saulus! bruine Babok ! STEK E LB AARD. Ac'a ! FREDERIK. Spreek, Doodvreeter! tegen wien hebt gy het ? — STEK EL BAARD. Gy bezondigt uwe arme Ziel op eenejerfchükly- ke wys ! foei! foei! foei ! F R E D F. RIK, hem nabootsende. Foei! foei! foei ! Welk een mislyk Figuur! Hy gelykt wel een uitgediende Geesfelpaal. STEKELBAAR D. Gruwelyk ! gruwelyk ! Tot welk een boosheid vervalt het arme Adamskind ! Wat heb ik u misdaan , Hemeltergende Zondaar ? F R E-  DEPARTYZUGT. izy FREDERIK. Uithangbord van Beëlzebub! Je doet naauwlyks uw zeverbaard open, of gy fcheld en verkettert my ! Wie heeft u de vryheid gegeeven, om een eerlyk Man by Koeien en Stieren te vergelyken ? STEKELBAARD. Gy bezit een verftokt, een verfteend , een onbekeerlyk hart! — Gy zyt een Satan , die den zultenden Vro.omen vervolgt, en my met vuisten ilaat! FREDERIK, toornig. Hagel en Bakfteen ! Vent! Ben ik de Sa¬ tan ? Sla ik je met vuisten ? — doe ik dat, verroeste Kuikentrekker > — Myn handen zyn veel tegoed, om ze op uwe merglooze Dieveknokken te leggen'. STEKELBAARD: Ach! ■■ met de uiterfte yeragting op Frederik ziende. FREDERIK. Myn geduld loopt ten einde, Hangebast! fpot niet langer met my ! — Of — STEKELBAARD. Ach! — FREDERIK, zyne desgen trekkende. Ik word raazende ! — Hdfch geraamte! — E D U-  U6 DE PARTYZUGT. EDUARD, htm tegenhoudende. Gy moet er geen Treurfpel van maaken, Broer! Bedaar! en ga met my in huis! Ik zal u eene gewigtige ontdekking doen ! Kom ! FHEDÈRIK. Laat ik eerst dat Eerftequartierskind aan 't fpit rygen! EDUARD. Gy zult alles verbrodden ! hem medefeurende. Laat Maleachie loopen ! FREDERIK. Hoe ! — is dat Maleachie ? — Ei! Ei! — Hem met veel opmerking aanziende , terwyl Eduard hem iets inluistert. STEKELBAARD. Ach! — FREDERIK. Broeder Maleachie! Ik had de eer niet u te kennen!— dag, Mal-le-aag-je ! tot weerziens. AGSTE TOONEEL. STEKELBAARD. Ka verfche'tdcn mi'felyke houdingen gemaakt te hebben. Kch. \ — Hoe zyn wy niet daaglyks tot een be- fpot-   Ix8 DEPARTYZUGT, DE KNEGTS, hem alM van n*> by beziende. Ja! Baas!— dat is hy ! — duishy! ' STEKELBAARD, met een hardt | Jlem. 'Ach! > B A S T I A A N. fchrtkkendt. Te Hagel! is dat fchrikken! EEN KNEGT. Is dat ook heiligheid , Baas ? BASTIAAN. Hoort gy hem dan niet zugten ? — Al wat , hy doet is heilig ! STEKELBAARD. Ach! ■ | BASTIAAN, zyn hóed afneemendé i en hem zoetjesaan* '. potende. Broeder Stekelbaard ! Broeder Stekelbaard ! Hoe langer hoe harder. Broeder Stekelbaard ! Broeder Stekelbaard ! EEN KNEGT. Zyn Heiligheid is hardhoorende. Laaten wy mal* kander helpen! allen te gelytt. Broeder Stekelbaard ! Broeder Stekelbaard ! S T S>i  DEPARTYZUGT. 129 STEKELBAARD. ö Welk een verbaazend geluid in de openingen myner ooren ! — Ach ! — gy zoud my doof maaken! BASTIAAN. Wy dagten dat gy doof waart, Broeder! STEKELBAARD. Ik mediteerde, en zond myn ftille zugten ó'pwaards. EÈN KNEGT. Stille zugten Baas! S BASTIAAN. Ja! wy hebben zé gehoord, Broeder! De fchrik zit nog in 't dik van myn beenen. -— Maar waarom zugtte gy tóch ! STEKELBAARD. Ach ! ■ t welk eene vleeschlyke vraag ! ■ ■ vraagt gy waarom ik zugtte ? Ziet maar eens Oostwaards! Wcstwaards! Zuidwaards en Noordwaards ! EÉN KNEGT. ïk zie niemendal, Baas'. BASTIAAN. Ik ook niet! maar Broeder Stekelbaard Is een Heilig man, die ziet meer dan een ander. I EEN  13a DEPARTYZUGT. EEN KNEGT. Laaten wy dan nog eens rondzien , Baas'. STEKELBAARD. Ach ! BASTIAAN. Als vooren ! Ik zie niets. STEKELBAARD. Dan hebt gy fchellen op uwe oogen! EEN KNEGT. Schillen ? Baas! hebje fchillen op je oogenr STEKELBAARD, fcliielyk cpryzende. Ziet gy daar niet de zonden en ellenden, zig onder allerhande gedaanten vertoonende f Ziet gy daar niet, de weelde, danzende hand aan hand, met de verleiding en het zedenbederf? Ziet gy daar niet een geopenden kuil, met een net over denzelven ? EEN KNEGT. Baas! ik zie waaragtig niemendal. STEKELBAARD. Ziet gy daar niet een Legio van huppelende , laghende , fchaterende , brooddronkene , wuipfche Waereldlingen; die elkander voortduuwen ; voort- fleepen naar die gaapende Kloof? Naar de kloof daar! waar uit al die rook en die ys- lyke vlammen opryzen ? — waar' uit vuurfpuuwen- de  DE PARTYZUGT. «3* de Draaken j gloeiende Slangen, gehoornde Crocodillen, brandende Serpenten, en affchuwlyke Duivels , door elkander gevlogten en geflingerd , tp voorichyn koomen ? EEN KNEGT. Baa$! zie jy wat ? STEKELBAARD. Ziet eens wat al vuurigc klaauwen!— Vanronds'-' omme grypen zy toe ! Bergt u! Bergt u! EEN KNEGT. Baas ! Baas ! bergje ! bergje ! STEKELBAARD. Ziet daar zyn ze in de pooten des Satans gevallen ! Ziet hoe hy ze knypt! hoe ze zig wringen ! BASTIAAN. Broeder Stekelbaard! als "t gepermitteerd is te •vraagen, wie word daar daar zo geknepen ? STEKELBAARD. Vraagt gy dat ? en gy ziet het ? BASTIAAN. Op myn woord van eer, Broeder! van al dat moois, dat je Ons daar geweezen liebt, zie ik niemendal ! STEKELBAARD. Verblind Zondaar ! gebruik dan oogwater, óm de di^en te aanl'chouwen, die in een Geestelyken zin 1 2 , §«-'  tfi DE PARTYZUGT. gezien en begreepen moeten worden! EEN KNEGT. Wil ik eens voor een fluiver oogwater haaien t Baas! —— dan kunnen wy er onze oogen ook eens mede uitfpoelen! want, by al wat heilig is, wy hebben ons byna blind gekeeken, en niets hoe genaamd anders gezien, dan het geen wy daagiyks zien! . STEKELBAARD. Eénvoudigen ! kleingeloovigen ! doodonkündigen! die dingen kunnen met geen hchaamlyke oogen gezien worden ! BASTIAAN. Èn laatje ons dan zo rcndkykcn ? STEKELBAARD. Dat zyn geestlyke vooritellingen ! verrukkingen vari zinnen en zicls'oevindingen! BASTIAAN. Dat mogt ge wel wat eerder gezegd hebben. Myn hals is geheel' verdraaid, met nu hier en dan daar te zien. STEKELBAARD. o Dat gy vroom waart, gy zoud nog wonderlyker dingen zien ! BASTIAAN., Daar dóe ik myn best toe, Broeder! ik'én myn Kncgts  DE FARTYZUGT. 133 Knegts werken er alle dag aan ! Is 't niet waar, Mannen ? AL DE KNEGTS. ja wel, Baas! Ja wel! BASTIAAN. Maar, Broeder Stekelbaard ! vermits je ons al die fraaie dingen geweezen en uitgelegd hebt, wil ik u nu ook eens wat goed nieuws zeggen ? STEKELBAARD. Ach ! goed nieuws, uit een zondige Wae¬ reld ! ' BASTIAAN. Neen ! neen ! Broeder ! niet uit een zondige Waereld , maar uit Hattem en EIbürg ! STEKELBAARD. En wat is dat dan ? BASTIAAN, zyn hoed af neemenie, Zyn Doorlugtige Hoogheid , . Zy neemen allen hun hoeden en mutfen af; Stekelbaard legt zyn handen faamen en doet zyn oogen toe. heeft al de Patriotten er uit gedreeven! . Hy heeft er een party van laaten ophangen, wu;geh , radbraaken en verbranden ! STEKELBAARD. Maar zou die tyding wel egt wcezen ? - ■ 1 3 Gy  134 DE PARTY Z.UGT. Gy verblyd myn ziel in myn binnenik. BASTIAAN. Of die tyding wel egt is ? twyfelt gy er Jan ? — Hier, Mannen! is die tyding niet egt ï AL DE KNEGTS. Ja wel,.Baas! Ja wel! ze is egt! ze is egt! BASTIAAN. Egt is ze ! wel deeglyk is ze egt! — Het zou er flegt met ons uitzien, als ze niet egt was. STEKELBAARD. Hoe veel ftoffe van dankzegging voor den Billen, ïn den Lande ! — Zo heeft dan onze Jofua, die den Kryg der Gelderfche Heeren voert, de Canaapiten , de Pherefiten , de Hethiten en de Jebufitea uit Hattem en Elburg verdreeven i BASTIAAN. Of de Burgers van die Steden zo heeten, Broeder ! dat weet ik niet! — maar dat zyn Hoogheid ïe er uit gejaagd heefr, dat is zeker. STEKELBAARD. 't Is wonder dat de aarde ze al niet voor lange heeft ingezwolgen even als Koran, Dathan en Abiram! Die Lasteraars van de geenen die in Hoogheid gezeten zyn ! Die wederftreevigen en Oproerigen , die weigeren onderdaanig te zyn , aan alles wat over hen gefield is, komen er op deezen wys nog «... ... ■ ^  DE PARTYZUGT. 135 al genadig af. Zyn ze niet anders gedaan, dan verjaagd , of gehangen, of gewurgd, of geradbraakt, of verbrand ? BASTIAAN. My dunkt, Broeder! onder uw welneemen , dat dit voor eerst nog al pasfeeren kan ? — Ik weet wel, dat het, gelyk gy zegt, Atheisten zyn , die in geen Prins gelooven, maar 't zyn toch menfehen, STEKELBAARD. Menfehen ? — Het zyn Duivels, die uit den Afgrond losgebroken , de aarde beroeren, de troonen omkeeren, de Steden in vuur en vlam zetten , de Overheeden verguizen en allerlei gruwelen en Josbandighceden pleegen , onder den fchoonklinken- den en fraaiblinkenden naam van Vryheid ! > Zy moesten in een mortier geilooten, in ftukken gezaagd, door de baktanden van oude Leeuwen vermaard , en in den Olie gekookt geworden zyn ! —. De Man naar ons hart moest met al de geftrengheid van Jofua te werk gegaan , en Mannen , Vrouwen , Kinderen , groot en klein Vee , huizen , boomen , Landerycn, Poorten, Kerken, en al wat in die Steden gevonden werd, door het Vuur verbannen en uitgedelgd hebben ! BASTIAAN, ' Maar, Broeder ? *> I 4 S T E-  ï}6 DE PAR. TYZU.GT. STEKELBAARD. Hebben deeze Kinderen der duisternis niet den Souvereinen Prins durven tegenfpreeken? Hebben ze zyne bevelen niet veragt i Hebben ze zig niet tegen hem durven wapenen? Hebben ze niet Dphen',:die gezonden waren om hen te tugugen, en hen tebekeeren, gefchooten ? Hebben ze hier door niet'alle lighaamlyke en geestelyke flraffen verdiend? Ja ! myne Broeders ! wy moeten hen haaten, met een eeuwigen haat ! want zy tasten den Gezalfden van Gelderland , den Prins van Oranje aan ! zy benevelen den Fakkel der Rechtzinnigheid , en zyn er pp uit, om onze Kanzeis omtekeeten, en zo wél de Formulieren van Eenigheid als de Catechismus uit onze Bybels te fcheuren ! ' BASTIAAN. 'l Is een verdoemlyk Volk ! STEKELBAARD. Wy moeten ons telkens in de bresfe ftellen , want alles wat Hoog, wat Eerwaardig en Heilig is, word door dit flangen en adderen gebroedveHe^ lasterd en gefchonden ! — De Hemel cischt hunne ftraf van onze handen ! Ons geweeten vérpligt 'er ons toe ! BASTIAAN, Hoor je dat wel, mannen ? . AL  DE P A R T Y Z U G T. 137 AL DE KNEGTS. Ja wel, Baas! Ja wel! BASTIAAN. En benje dan ook voorneemens om, volgens je geweetende Patriotten op dsn bek te trommelen ? AL DE KNEGTS. Ja wel, Baas ! Ja wel, Eaas! STEKELB AA RD. Nederland! hoe groot is uw Voorrecht, dat 'er nog Helden- In uw midden gevonden worden, gereed om den ftryd des Stadhouders te voeren ! — en die de philiftynen uit ons Heiligdom zullen verdry ven ! BASTIAAN. Wees 'er geruft op, Broeder Maleachie ! Wy zullen die Patriottifché Philiftynen zo fyn kloppen als , Pannenkockenbicm ! — Mannen ! de eerfte Philiftyn , die je ontmoet, moet je den hals maar omdraaien ! AL DE KNEGTS,. 't ls goed, Baas! 't is goed ! BASTIAAN. Dus ziet ge, Broeder Stekelbaard ! hoe gereed we zyn , om zyne doorlugtige Hoogheid by zyne wettige eminemien, waardigheeden , prerogativen en rech,n te befcheimen ! — Zou het nu wel zonde weeI 5 zen ,  138 DE PARTYZUGT. zen, dat we eens ter eere van zyn Hoogheid dansten ? 't Is van daag een Heiligendag; fin te Hattem enElburg, met roode Letters. STEKELBAARD. Danzen ? — Ach ! BASTIAAN. Wel, zyn Hoogheid danst zo dikwils. STEKELBAARD. Ik mag die ydelheid niet zien ! BASTIAAN. Wel doet dan je oogen toe, Broeder! STEK ELBAARD. Ik wenfchte u liever over eene gewigtige zaak te fpreeken ! • BASTIAAN. Dat kunt ge immers wel doen , als wy gedanst hebben ! STEKELBAARD. Danzen ! Ach ! BASTIAAN. . Ja! Broeder! danzen moeten wy ! Wy geloover. in den Prins, en de tweede vraag in zyn Catechismus is: Wanneer villen wy danzen. ? , E E N K N E G T. Wat is dan de eerste Vraag, Baas > BAS.  DE f ARTYZUCT. 139 BASTIAAN. Wat zullen wy drinken ? EEN KNEGT. Dan zyn wy oprechte Catechismus Kinderen. STEKELBAARD. Ik wilde u fpreeken over Magdalena, uwe Pupil. Gy weet dat ik haar bemin , en, — Ach ! —• BASTIAAN. Wel nu ? STEKELBAARD. Dat myn vleesch zwak is! — Ach! BASTIAAN. Denkt gy dan, dat het fterker by haar zou worden ! — o Ho Broeder! hoe verftandig dat ge ook zyt, hier fla je den Bal mis! By een Meisje of een Vrouw word ons Vleesch hoe langer hoe zwakker! STEKELBAARD. Gy verftaat my niet. Ik wilde alleen maar zeggen, dat ik haar, zo fpoedig mooglyk is, tot eene. hulpe tegen over my wenschte te maaken. BASTIAAN. Zo dra als ze u hebben wil, kunt gy ze maar naar u neemen, en 'er alles van maaken wat gy kunt of goedvind ! — Moogen wy nu eens danzen ? STE-,  i40 DE PARTYZUGT- STEKELB AARD. Danzen ? ■■ Ach ! BASTUAN. Wy zyn ook van vleesch en beenen, Broeder!—« uw hart trekt wel naar een jonge Meid ! STEKELBAARD. •D;it zondige danzen ! — Ach ! Zig met eene aj k-Mvtude houding omkecrende , gaat hy langzaam tan iet Toneel: Bastiaan e>t de Knegts zien hem m; wenken eikander dat hy weg is , en donzen ein Ballet. E 'mde van het eerfte Bedryf.  DE P A R T Y 2 U G ï. -14* TWEEDE B E D R Y F EERSTE TONEEL. MA GD ALEN Aj BARBARA. MAGDALENA. J^düaar hoe is het mooglyk, Mejufvrouw? ——kan ik aan twee Menfehen genoegen geeven , die ia alles zo regelrecht t:gen elkander oveiitaan? BARBARA. Maar is dan myn Man uw Voogd niet ? MAGDALENA. Is Sinjeur Bastiaan, dat ook niet? BARBARA. Maar myn Man is de oudüe ! MAGDALENA. In het ftuk van Voogdyfchap komt oud nog jong te pas Ik heb voor u i lvl n en voor Sinjeur Bastiaan even veel achting. Het zyn beiden myn Voogden. BAR-  142 DÉ PARTYZUGT. < BARBARA. Wilt gy dan den Heer Joris Smeerbuik volflrekt niet tot uw Man hebben ? Zult gy dan uw Voogd zo bot weg maar vöor den kop ftooten ? MAGDALENA. Gy begrypt de zaak niet, myn lieve Jufvrouw ! of gy wilt ze niet begrypen. Uw Man zegt: dat ik met Joris Smeerbuik moet trouwen ! en. Sinjeur Bastiaan zegt: dat ik Maleachie Stekelbaard tot myn Man moet neemen ! Ik kan ze immers al¬ le beiden niet gelyk hebben ? BARBARA. Gy zoud evenwél, by provifie, den Heef Joris Smeerbuik maar eerst kunnen trouwen ! MAGDALENA. En als die verfleeten was, dan met Broeder Maleachie , niet waar ? en weet ge dan geen derde? BARBARA. Gy fpöt er mede ! Maar ik geloof dat ge in geen van beiden zin hebt !• Anders vallen de Meiijes zo naauw van Confientie met; al hadden ze vyfentwintig vryers, ze weeten er den besten wel uit te pikken ! En de Heer Smeerbuik is immers alles wat een Vryer van vleesch en beenen weezen kan ? —— Wett ge iets op zyn PerZoon te zeggen ? MAG-  DE PARTYZUGT* 143 MAGDALENA. 0 'Neen ! Mejufvrouw ! niets ! in 't geheel niets ! BARBARA. En waarom wilt gy dan niet met hem trouwen ? MAGDALENA. Om deeze eenvoudige reden, dat ik in 't geheel geen zin in hem heb. BARBARA. Hebt gy dan meer zin in den Profeet Maleachie. Stekelbaard > MAGDALENA. Ook al niet. BARBARA. Dan ben ik agter het geheim ! Dan is het net zo als ik zeg ! Dan hebt gy nog een anderen Vryer , waarin gy zin hebt! Want het is onmooglyk, dat een Meisje van uw jaaren, cn van uw bakkesje , geen Vryer zou hebben ! MAGDALENA. Dat zoud gy evenwel m:s kunnen hebben. BARBARA. Als ik dat mis had, dan had gy vast zin in eei* van de twee anderen ! MAGDALENA. En waarom dat ï BAR-  £44 DE PARTYZUGT; BARBARA. 'Om dat gy het zonder Vryer niet ftellen kimÊ lk ben ook een jong Meisje geweest ! o Die Vryer-Ziekte is dë kwaal van alle Meisjes! MAGDALENA. Gy zyt'ér niet recht achter, Mejufvrouw ! —maar hoe dit ook zy , ik heb u niet anders te zeggen t als dat Joris Smeerbuik, zo min' als Maleachie Stekelbaard de eer zal hebben, om myn Byilaap te worden. barbara; Dan moet 'er het hoogde woordv.it , Matje! dat cy en de Heer Smeerbuik, binnen veertien dagen als Man én Vrouw naar bed zullen gaan MAGDALENA. Dan zal de tyd der mirakelen ook moeten wedsfkeerën. BARBARA. Ik zal den Heer Joris nog eens by u zenden , misfchien als gy hem terdeeg, en van digte by beziet, dat gy nog wel zin in hem krygt. MAGDALENA. Die moeite kunt gy wel befpaaren, Mejufvrouw} myn befluit is gehoomen. BARBARA, En dat is i —— MAG-  fj É PARfYZüGT. t4$ M AGD ALE N A. Öm nooit met een Baviaan te trouwen, TWEEDE TOONEEL. MAGDALENA. Welk een verdrietig leeven ! — Dag aan dag betl ik met Gekken gebruid ! —. Twee zotte Voogden , en twee nog zotter Vryers! Ik zou het fpel wel moede worden, indien ik niet nog een heimlyke hoop op myn lieve Frederik had ! - Hy blyft wel lang weg. 't Is nu over het jaar dat hy buitenslands geweest is. Hy moest al over eent maand te huis geweest zyn. Ach ! als hy komt, hoe zal ik hem in de armen vliegen ! Hem aan myn hart drukken ! Hem kusfehen! En Maar ik zou my zelve wel verraaden. DERDE TOONEEL. MAGDALENA, EDUARD. MAGDALENA. Al weder een pyp in den mond, Buurman ? —r» K Gy  i46 DE PARTYZUGT. Gy zyt een eeuwige Rooker! EDUARD. Waar zou ik anders myn tyd mede- doorbrengen, myn lieve Jufvrouw ? In myn jeugd heb ik zo veel gewennen, dat ik nu, op myn gemak, myn pyp kan uitrooken. MAGDALENA. Dan doet gy wel, dat gy het 'er van neemt. Gy hebt toch geen Erfgenaamen. EDUARD. Zo begryp ik het ook, myn lieve Matje ! Evenwel ben ik 'er niet te beter om, dat ik geen Erfgenaamen heb. MAGDALENA. Dan moest gy u in "t Huuwelyk begeevcn hebben. EDUARD. Dat doet my leed genoeg ! Als ik den tyd te rug kon roepen, zou ik het zekeflyk doen! —— Nu ben ik te oud ! MAGDALENA Ziet gy dan zo veel heil op het Huuwelyk ? EDUARD. Ja! Jufvrouw! het Huuwelyk alleen kan ons op aarde gelukkig maaken! als het met verftand gefchicd en op zuivere Liefde en deugd gegrond k! MAG-  DE PARTYZUGt 147 MAGDALENA. Dat laatfte doet de Deur toe , Buurman! EDUARD. Ja! Zonder dat is het Huuwelyk geen pyp toebak waardig- Maar ,- hoe ftaat gy 'er by ? — Zal ik u eerlang met een Man geluk mjpogen wenfchen! ■*> - MAGDALENA. Ik heb geen haast, Buurman ! EDUARD. Hoor eens, myn lief Schepfcltje! als dat waar Is, dat gy geen haast hebt, dan zult gy , of nooit trouwen, of een flegt Huuwelyk hebben! Meisjes moeten haast hebben , Matje ! o Hetinftinét! Het inftindt! Uit een Wolzak is geen Vuur te Haan ! Een Meisje zonder haast, is even als een Kruiwagen zonder wiel; men kan er niet mede door de Waereld koomen, en op zig zelve deugt hef nergens anders toe , dan tot een Vuilnisbak ! < Zyn vinger opfteekende.. Matje ! Matje ! gy bedriegt my ! MAGDALENA. Wat reden zou ik daar voor hebben ? —- Ik ben openhartig genoeg , om u myne geheime^ te zeggen ! Ik heb u immers zo dikwils voor myn Doofpot ge' bruikt! K z EDU-  14? DEPARTYZUGT. EDUARD. Caronje ! Hoe veel Vryers hebt gy ? MAGDALENA. Volgens de Inventaris van myn Voogden heb ik er twee. EDUARD. En volgens de Inventaris van uw hart ? MAGDALENA. Heb ik er, EDUARD. Lie<* niet! want ik heb ook een Inventaris. MAGDALENA. Zyt ge ook myn Biegtvader geworden , Buurman ? Of hebben myn Voogden u uitgezonden. EDUARD. Neen ! myn zoete fchaap! ik heb eene geheel andere zending ! MAGDALENA. Eene andere zending ? en van wie ? EDUARD. Ja! van wie ? MAGDALENA. Och ! myn lieve Buurman ! wat ik u bidden mag, zeg my toch van wie ? ■ hoe kunt gy my zo nieuwsgierig maaken ? EDU-  DEPARTYZUGT. *4> EDUARD. Gy zyt een Meisje zonder haast, niet waar ? MAGDALENA. Kwelgeest! Vrouwenplaag ! EDUARD. Scheld my niet, of MAGDALENA. Nu , nu, Buurman ! ■ zeg my dan maar, wie dat u gezonden heeft ? . EDUARD. Biegt dan eerst recht op! Hoe veel Vryers hebt gy ? MAGDALENA. ' Maar één! EDUARD. Hoe ! dat is er een minder als daar even ! MAG DALEN A. Ja! maar die twee tel ik niet. EDUARD. Zo ! — en bekenje nu ook dat je haast hebt ? —- fpreek de waarheid! of! MAGDALENA. Dat is een lompe vraag, Buurman! Ik moet immers (ie eer van de Meisjes ophouden ? K 3 EDU-  «5» DEPARTYZUGT; EDUARD. En by gevolg, anders fpreeken dan gy denkt ? «•—i © bednegelyke Meisjes ! MAGDALENA. De Mannen maaken ons bedrieglyk ! Maar laaten wy daar nu niet over twisten! —™ Zeg my lie^ EDUARD. Wie my gezonden heeft ? ook ? MAGDALENA. Ja, als het u belieft, allerbeste Buurman ! —i» Ik kan aan myn hart voelen, • EDUARD. Dat het Frederik is ? M AGD ALENA. Frederik ? -— ach ! Frederik ? —■- waar is hy ?— waar is hy ? r—— waar is hy ? EDUARD. Dat Meisje heeft geen haast. MAGDALENA. Martel my nu niet langer! waar is myn lieve Pre-; ^erik ? -r- kem by den arm trekkende. Wys hem my ! wys hem my! EDUARD@ gat inftinct! dat initinct! —— kom', myn fchaap!  DE PARTY'ZUGt. ffl fchaap ! ik zal u by den gelukkigen Frederik brengen! Daar ginder komt nog een Vryer van u , Joris Smeerbuik. MAGDALENA. Wat bruit my Joris Smeerbuik! ■ Waaris Frederik ü EDUARD. Ja! ja! Frederik moet het weezen ! VIERDE TOONEEL. JORISSMEERBUIK, hahkeltndt. Zo, 10, zo, z, z, z, zo zie, zi, z, zie, i, I, ik kik, kik, ze, en w, w, w , wip, wip, is ze we'. , weg , weg ! ■ Da , da , dat, dat, beduid , duid , n , n , ni, ni, niet veel goeds! - Ha ha , ha , haar, haar, vo, vo , vo , voogd, voogdes, des, es, f, U ft , ft , ft , ftumt, mirt, m, m, my, hie, hie, hier, e, e, en,mar, mar, mars, mars, ga , gaat, gaatze ! fl , fl , fleg , flegt, liegt, ge, gedaan ! Wa, wa , waar, waaragtig! fl, 11, fleg, flegt gedaan ! K4 VYF'  DEPARTYZUGT; VYFDE TOONEEL: JORIS SMEERBUIK, BARBARA. BARBARA. Hoe, myn Heer Smeerbuik, ik dagt u by Magdalena te vinden ? JORIS SMEERBUIK. Da , da , da, dat, da , dagt ik , kik , kik, o , 0,0, ook! m, m, ma , ma , maar, Ja ! — V, v, vo , vor, vort is is, f, f, ze! BARBARA. Dan heeft die Kleuter u zien aankoomen en is op de loop gegaan ! Ik zal haar wel fpreeken! ftel' uw hart maar gerust, myn Heer! JORIS SMEERBUIK. Ma, ma, ma, maar, maar, al, al, als, Is, ze, ze , ze, m , m , my , my , ni, nie , niet, heb, eb, eb, heb, hebhen, wil, wil? »—Wa, wa,wat, wat dan ? BARBARA. U niet hebben willen ? U niet hebben willen ? Zy heeft geen wil! Zy moet u wel willen hebben ! —- Ik zweer het u. Zouze zulk een Patriot, die zo veel voor het Vaderland doet, die voor de  DEPARTYZUGT. 153. Vryheid alles over heeft, niet willen hebben ? — Gy wiltze immers wel hebben ? JORIS SMEERBUIK. Ja, ja, ja, ja, ja, he, he, heel, gaarne, gaarne , gaarne ! BARBARA. Nu, dan zult gy ze hebben ! Myn Man zegt het ook! Al de Patriotten zeggen het ! En dat alles afdoet, ik, ik zeg het, en dat is overgenoeg al zei het geen menlek anders in de geheele Waereld ! JORIS SMEERBUIK. Da , da , dan , dan , b , b , b , ben ik , kik , kik, ge, gerust, rust! BARBARA. Wat beelden de Meisjes zig tegenwoordig niet al in ! Ze zeggen maar, die wil ik niet hebben ! Daar heb ik geen zin ! Die deugt niet! Die is dit en die is dat! JORIS SMEERBUIK. Da, da , da, dat, at, is, s , s, s, we , wel, wel waar, waar l BARBARA. Maar 't zal er anders gaan. Magdalena zal voor deeze keer geen keur hebben ! Ik, die zo veel ouder ben , en die by ondervinding weet, wat goed K 5 \oar  tS4 DEPARTYZUGT; voor een Meisje is, ik zal haar een Man bezorgen; daar ze mede voor den dag mag koomen ! Zulk een Man moet ze hebben! gelyk myn Heer Smeerbuik ! Kyk eens, wat kuiten heeft hy ! JORIS SMEERBUIK. Ja, ja, ja, ze, ze, ze, mo, mo, moog, moogen, b, b, bc , be , bezien , bezien worden ! BARBARA. En een Patriot in zyn hart, daar maar geen eene Funfeman aan zou moeten ruiken ! JORIS SMEERBUIK. Wi, wi, wi, wis, wis niet! ZESDE TOONEEL. JORISSMEERBUIK, BARBARA, BASTIAAN en EEN KNEGT agter of het Tooneel, zonder door Smeerbuik of Barbara gezien te worden. EEN KNEGT. Baas! Baas! BASTIAAN. Wat is het ? — Wat is het ï EEN  .DE PARTYZUGT. 155 EEN KNEGT. Daar fhat een Philiüyn ! BASTIAAN.' Doe dan, zo als we aan Broeder Stekelbaard beloofd hebben, en draai hem den hals om ! BARBARA. Als ilc u zo van het hoofd tot de voeten bezie, myn Heer Smeerbuik ! dan zou ik wel zin in jc krygen. JORIS SMEERBUIK. Ik, kik, kik, be, ben, ben, n, ni, nie, niet lelyk, n, nc, neen ! BASTIAAN. Toe dan ! draai om ! draai om ! EEN KNEGT, geeft SMEERBUIK een flag en loopt fchielyk weg. Daar Philiftyn ! JORIS SMEERBUIK. Wa , wa , wat, wat, is, is, dat, dat ? BARBARA. Wat fcheelt er.aan, myn Heer Smeerbuik! JORIS SMEERBUIK. Ze, ze, ze, fla, Haan me, op, pop, pop, myn kop 1 BAR-  •ijS DE PARTYZUGT. BARBARA. Slaan ze u ? — En daar is niemand ? — Wie zou u Haan ? JORIS SMEERBUIK. Ze, ze, ze flaan me , ze , ze, ze , zeg ik , kik, je! BARBARA. Gy droomt, myn Heer! — 't Zal een groote Vlieg weezen, die tegen uw hoofd flootte! JORIS SMEERBUIK. Ee , een , een , vl, vlieg ? me, me, myn, oogen , oogen dra , dra , dra , draaien , m , m , m, m, m , myri hoofd , hoofd ! EENKNEGT, hem wederom een flag geevende. Daar, daar, Philistyn ! J O R I S S M E ER B U I K. hem grffende. Ho, ho, hou, hou ! St, ft, ft, fta, fta , • Karei! Sta, fta ! v BARBARA. Hondsvot! ben jy dat ? Ik zal de oogen uit uw kop haaien ! EEN KNEG T. Baas! Baas! help! help ! De-Patriotten vermoorden me! help! BAS-  DEPARTYZUGT. IJ? BASTIAAN, naar binnen roepende. Mannen ! mannen ! Voor Oranje! Voor Oranje ! JORIS SMEERBUIK, naar binnen roepende. Ma, ma , ma, man , man , mannen ! Vo, vo , vo, voor, voor 't, 't, 't. Va, va, va, vader, vaderland ! land! ZEVENDE TOONEEL. JORIS SMEERBUIK, BARBARA;' BASTIAAN, JOACHIM, ZEVEN KLEERMAA KERS KNEGTS, VYF LYNDRAAIJERS. AL DE KNEGTS en LYNDRAAIJERS.Hier zyn wy! hier zyn wy ! BASTIAAN. Draait de Philistynen den hals om ? BARBARA. A fa ! Jongens! lustig als Patriotten ! Slaat toe ! Slaat toe. BAR-  JS8 DÈ PARTYZUGT. BARBARA. A fa ! Jongens! als Prinsfekinderen ! Slaat toe ! Slaat toe ! Slaat toe ! ALLEN GELYK. Slaat toe ! Slaat toe ! Slaat toe ! Slaat toe ? EEN KNEGT, tegen BASTIAAN. Baas! Baas! daar komt die groote Philistyn. BASTIAAN. Dat is Goliath! AGTSTE TOONEEL. JORIS SMEERBUIK, BARBARA, BASTIAAN, JOACHIM, ZEVEN KLEERMAAKERS KNEGTS, VYF LYNDRAAIJERS , FREDERIK. FREDERIK, met de degen in de hand. Wat is dat weer voor een helsch leeven ? —■—« er op Jlaande. Canailje ! — 'k Zal je voeten maaken ! ALLEN, hol óver hlhirimn, behalve» Frederik en Barbara, NE-  DEPARTYZUGT. 159 NEGENDE TOONEEL. BARBARA, FREDERIK. BARBARA. Helhond ! wie heeft u hier gezonden om eerlyke Luiden den hals te breeken ? FREDERIK. Ha ! was hier nog iemand ? BARBARA. Ja, Duivelbanner! hier is nog iemand!—- maar iemand, die voor jou, noch voor al de Nikkers uit de Hel, geen voet uit den weg zou gaan. FREDERIK. Wie zyt gy, Moedertje ? BARBARA.' Wie ik ben , Luisdief!. Wil ik dat eens met tien nagels op je diefagtige fmoel fchryven ? FREDERIK. Gy fchynt boos te weezen, Vrouwtje ! —. Het geen ik deed, heb ik om best wil gedaan. BARBARA. Om best wil ? FREDERIK. Wel ja'. wat behoeven die eerlyke Luiden elkan-' der bbauwe oogen te kloppen ? BAR-  :ób DE PARTYZUGT. BARBARA. Is het niet voor Vryheid en Vaderland ? Zouden wy dulden dat de Öranjecahaal triumfeerde ? FREDERIK. Gekkepraat! Moedertje .» gekkepraat! zodaanig een yver eischt het Vaderland niet van ons ! dit is dollemanswerk ! yerftaï:dige Luiden vegten niet! die onderzoeken eerst de zaak, eer zy er over vonnisten ! Zy wikken en weegen, met bedaardheid en voorzigtigheid, wie gelyk en wie ongelyk heeft! en dan , dan eerst liaan zy handen aan het werk! Maar zy bemoeien zig niet met, of Hooren zig aan geen Zotten ! die laaten zy loopen, om dat die altoos tegen den man in denken, en in der eeuwigheid het harrewarren zoeken ! BARBARA. Wie heeft u hier gezonden, Snotneus! om een Vrouw als ik ben een lesje te geeven? waar is je plak ? FREDERIK. Ik wenschte wel, dat er zo niet gefchreeuwd en gevogten wierd, en daarom neem ik de vryheid u te waarfchuuwen ! Al de Buuren klaagen er over! ■ BARBARA. En nu wil ik fchreeuwen, en nu wil ik vegten f zie !——  DE PARTYZUGT; zie! — en wat zult gy daar tegen doen? zeg HaVerdief! FREDERIK. Het u beletten, Wyf! , BARBARA. Beletten? Grasbok ? beletten? sa zoud gy my dan flaan ? Wyvebeul ? — toe ! fla eens! toe ! —m als ge 't hart hebt! toe ! toe ! toe ! toe ! FREDERIK. Terg my niet, Vrouwmensch ! BARBARA. Toe! toe ! toe ! toe ! toe ! toe ! FREDERIK, dreigende. Wyf! - . B ARBAR A. Toe! fla maar als gy durft! Ik ben een Patriot^ Oranjebeest! toe ! toe ! toe ! FREDERIK. Scheerje uit myn gezigt ! BARBARA, dg recht voor hem fiellende. Heen gaan ? neen ! . Yzervrecter! ftaan zal ik ! ftaan zal ik tot in der eeuwigheid! — Je hebt een Vrouw voor! Toe ! jaag my nu weg! FREDERIK. Dat wyf is onoverwinlyk ! —«> Ik agt myn han5., éttB  t6i DEPARTYZUGT. den te goed, om ze op je oud flangenvel te leggen ï blyf dan ftaan! BARBARA, hem flaande. Neen ! nu zal ik heen gaan ; maar u eerst op den bek kloppen! FREDERIK, geeft haaf een fchop. " Duivelin ! Maak je weg 1 of ik fcheur je in honderd duizend Hakken ! ■ Wat helfchcr wyf i9 dat ? TIENDE TOONEEL; FREDERIK, EDUARD, MAGDALENA, EDUARD. Dagt gy , Broeder! dat die Vrouw zo gemaklyk te bepraaten w as ? FREDERIK. Ik heb nooit haar weergade gezien ! — Zult gy ook zo weezen, Matje ? EDUARD. Zo of zo omtrent! Dat geflagt is met één fop ♦vergooien! MAG.  DEPARTYZUGT. W! MAGDALE NA. Laat die oude Vryer maar praaten, myn lieve Frederik ! Gy zult over my geen klaagen hebben. . F RED ERIK. Ik weet ook dat gy edeler denkt. Maar wie was dat gryze fpookzel! MAGDALENA. De wettige Huisvrouw van myn Heer en Voogd £ Sinjeur Joachirh! EDUARD. En dus hebt ge al wederom tegen de Heiligen gezondigd! FREDERIK. Waaragtig, ja ! Dat ichynt myn noodlot te wee-. zen ! EEN KNEGT, agur op hetTooneel zonder, door de anderen gezien te werden.. Blyf daar, Baas! Goliath en de Philistynen zyn 'er no >! binnen* EDUARD. Schoon ik wel verzekerd ben, dat gy tegen al die Voogden en Voogdesfen rykelyk op kunt, is het (chter zeker dat gy, door dit geval, 'er veel modlykheid mede hebben zult. Ls' , . FRE*  «O* D E PARTYZUGT. FREDERIK. En waarom dat ? EDUARD. Om dat het Teftament al zo wonderlyk is ah de .Voogden.- Zo lang als Magdalena minde.jaarig is, mag zy, zonder toeftemming der beiden. Voogden, niet trouwen, ten ware, dat haar iemand pretendeerde, die deugdlyk bewyzen kan tienduizend Guldens ryk te weezen. MAGDALENA. Wat de toeftemming myner Voogden betreft, daarop is in 't geheel niet te hoopen! FREDERIK. En wat de tienduizend Guldens betreft, daar heb ik omtrent twaalf Zeeuwfche Ryksdaalders van. EDUARD. Ergo ! is het Huuwelyk af! MAGDALENA. Wel zo ! Wel zo ! EDUARD. Ten zy, dat gy wagt tot ge mondig zyt r" FREDERIK. En hoe lang iyd dat nog wel? MAGDALENA. O dat is nog zo lang! Daar.is geen wagten na, myn  DE PARTYZUGT. f$? tnyn lieve Frederik ? Ik ben pas drieëntwintig jaaren en zeven maanden oud ! EDUARD. Wel nu, myn Kind! Gy hebt immers geen haast. MAGDALENA. Och ! zwyg ! — moet gy my dan altoos plaagen ? FREDERIK. Maar, oude Heer! Gy zyt zo oud in de Waereld geworden, en hebt zó veel hoeken en gaten dooikroopen, weet gy my geen raad te geeven ? Wy moeten trouwen, dat is bepaald! — Maar ? EDUARD. Ja ! dat mm •' dat maar !■ dat heeft drommels veel in. 't Is moeilyk. MAGDALENA, Eduard omhelzende. Och ! myn aïlerlieffte Buurman ! Ik bemin u als myn eigen Vader. Indien gy 'er iels op weet , verberg het dan niet. Gy hoort immers, dat de zaak geen uitftel Jyd ! EDUARD, hen halen by de ■ hand vattende. Hoort eens, myn Kinderen ! Gaat eens naast my zitten. Ik houd veel van Matje! 't Is een goed , ecrlyk, deugdzaam Meisje; ik heb haar grondig ]_, 3 keren  166 DE PARTYZUGT: leerert kennen, en nooi; zal het aan my haperen, jyanneer ik haar geluk bevorderen kan. MAGDALENA, hem kusfehende. Best Menfch ! EDUARD. Maar u , Frederik ! U ken ik pas van een halven dag ; — Gy fchynt my van een goed, openhartig caracter te weezen ! — evenwel! ik zou my kunnen bedriegen. Had ik zo veel zekerheid van uw gedrag en hart, als ik van Matje heb! o dan ■ ,\yas de zaak in een oogenblik gevonden! MAGDALENA. Hy is zo goed als ik ! Hv is zelf veel beter dan ïk! myn lieve Buurman ! ■ Hy is de hupfte, de braaffte Jongen, die over den aardbodem gaat. EDUARD. Dat is een onpartydig getuigenis, dat een verliefd Meisje van haar Vryer geeft! — Dat is onfeilbaar ! MAGDALENA. Ben ik de naaste niet ? EDUARD. Ja ! maar de bevoegdfte niet. Begryp niet, Fredeïïk! dat ik u verdagt houde ! Ik geloof dat gy een onbefprooken Jongman zyt, maar met dat alles; ik iieb 'er geen bewyzen van. F RE-  DE PARTYZUGT. 167 FREDERIK. Gy (preekt als een braaf Man; en gy doet zeer we!, dat gy niet blindlings uw vertrouwen Helt op een Perzocn, die u tot nog toe vreemd is. —Ik zal u dan tot nader Opheldering zeggen, dat ik te Leyden gcbooren ben ! myn Vader, de fchomlers opnaaiende. heb ik het geluk niet te kennen. myn Moe¬ der was Catarina Zuidpool , en ik heet Frederik Ontydig , zekerlyk, om dat ik buitentyds in de Waereld kwam. EDUARD, met zeer veel belar.cneemïng. Uw Moeder heette ? FREDERIK. Catarina Zuidpool! EDUARD. Ja ! ik ken haar, ik ken haar zeer wel! Leeft uw Moeder r.og ? FREDERIK. Zy is, nu omtrent een jaar geleeden, gefloryen. ED U ARD. Heeft zy nog al iets nagelaaten ? tFREDERIK. j^Iiets! Ik heb haar van myn Gagie onder-. L 4 non»;  I6S DE PARTYZUGT. houden tot haar dood toe; en dat is de reden dat ik geen geld heb. EDUARD. Gy hebt 'er by uitftek braaf aan gedaan ! — hem de hand drukkende. De Hemel zal 'er u voor Zegenen ! — Om deeze blyk van Ouderliefde zult gy gelukkig zyn ! Sprak uw Moeder wel van uw Vader! F REDERIK. Zeer dikwils! —- En altoos al fchreiende ! EDUARD» in 't heimelyk zyt traanen afdroogcnde. yerweet zy hem zyn trouwloosheid niet ? FREDERIK. Dat heb ik nimmer gehoord Dikwils omhelsde ze my, en wanneer ze my dan aan heur hart drukte, zei ze menigmaalen: Frederik! word zo braaf als uw Vader. EDUARD, zyne aandoening verbergende. Nu! nu! — Ik zal u helpen. MAGDALENA. Goede Buurman ! Och ! — hem kusfchende. Maar wanneer ? en op wat wjg ? ED Ut  DE PARTYZUGT. "169 EDUARD. Nog deezen dag ! — Hoort! ik heb Gelds genoeg, ik zal aan u, Frederik! tien duizend Gulden geeven, dan kunnen haar Voogden het Huweiyk niet weigeren ! Mits — dat gy dan by my komt inwoonen , wanneer gy getrouwd zyt'. FREDERIK. Edelmoedige Ziel! dat ik u omhelze ! — WV-daadige ! — EDUARD. Tref myn Ziel niet meer! •— Ik ga myn pyp ontfteeken! ter z.yde. ,,Ik kryg het te kwaad ! H/ is myn Zoen!" TWAALFDE TOONEEL, MAGDALENA, FR EDERIK. . MAGDALENA. Dat is een edelmoedige Ziel! Frederik! met wr'.k eene tederheid ! FREDERIK. Ik- ben zo getroffen, dat ik wel eens helder fchreien wilde. Lj MAG-  170 DE PARTYZUGT; MAGDALENA. Schreïen ? en dat by my ? FREDERIK. Zo dra als ik dien ouden Man zag, gevoelde ik iets aan myn hart, dat ik zo geen naam kan geeven. Wy waren ten eerften zo eigen ! Zo gemeenzaam! 'er was zulk eene overeenftemmiug! MA GD A LEN A. Ja ! Frederik ! 'tls een deugdzaam menfeh, ik heb hem, zo lang ik hier gewoond hebt, als een Vader geraadpleegd en bemind. FREDERIK. En ons zo edelmoedig te heipen ! Ik durf zyn aanbod haast niet aanneemen ! MAGDALENA, Hoe ! -. Wilt gy my dan niet trouwen i Frederik ! Bemint gy my nier ? FREDERIK. Twyffelt gy daar een oogenblik aan ? — Magdalena ? MAGDALENA. Bekommer u niet over die tienduizend Gulden ! Wanneer wy getrouwd zyn, zal ik ze Buurman Eduard weder te rug geeven. Ik begeer het geld van dien braaven Man niet; maar er is geen andere weg, om u, myn lieve Frederik! }n myne armen  DE PARTYZUGT. ijl men te krygen! dus bedien ik my van zyn edelmoedigheid , en neem een gift aan, die ik in alle andere gevallen weigeren zou. FREDERIK. Magdalena! doet gy dit alles om mynen wil ? MAGDALENA. Ik wil het niet ontveinzen, Frederik! ik heb u tot in myn ziel lief! Zonder u zou ik ongelukkig weezen ! Voor u zou ik myn leeven laaten! hem omhelzende. Deeze belydenis ftrekt my immers niet tot fchande ? FREDERIK. Eeuwig zal ik u beminnen ! MAGDALENA, Laaten wy nog eenige oogenblikken by Buurman Eduard gaan ! Gy hebt my gezegd, dat gy nog eenige Boodfchappcn te verrigten had , die kunt gy dan doen , terwyl ik by myn Huisplaagen ga. Eindt j-vj» het Tweede Sednf. * * * DER-  172 DE PARTYZUGT/ DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. MAGDALENA. JüCemtl! Stond dit Lot my te wag- ten ? moest hy weder keercn , moest ik hem aan myn warm hart drukken , hem in myne armen knellen, om hem zo fchandlyk, zo wreed» te verliezen ? met de jferïjfe drcifieid. Hy ! hy! een Trouwlcoze ? Een Misdaadi- diger ? Een Geftrafte i Hy ! Ach ! Had ik hem nimmer gezien.- Wat zeg ik? — Op dit Woord bevriest het bloed in myne aderen !*Wie kan den beminlyken Frederik aanfchouwen, en wenfchen hem nooit gezien te hebben ? Zy zet zig kotyhos neder. Hy zweert my eene eeuwige Liefde! —- Hy omhelst , hy kufcht my ! Ik geef my geheel, in zyne armen , aan de Zaligheeden der Min over! — De Hemel lacht my toe, op het_vriendiyk, —. op  DE PARTYZUGT. If 3 op het open gelaat van den verliefden Frederik! — Ik geloof alles wat, ik zie ! ■ En, Hemel! Frederik is trouwloos, en een Bedrieger! iitterlyk [chruende. TWEEDE TONEEL. EDUARD, MAGDALENA: EDUARD. Hoe ! — Matje ? — wat is dat ? Zo be-> droerd ? — wat fcheelt er aan ? M A G D A L E N A: Ach! myn beste Vriend ! EDUARD. ïs u iets overkoomen ? Spreek! Gy maakt my ongerust! MAGDALENA. Frederik! — ach ! EDUARD. Wel nu ? — wat is er van Frederik ? ■ Ik heb zo veel belang by hem als gy! MAGDALENA. Zyt gy zvne Beminde ? EDU-  t?4 DE PARTYZUGT. EDUARD. Neen ! •—* maar ik ben zyn Vader! MAGDALENA. Zyn Vader ? , Ach! ongelukkig Vader ! onwaardige Zoon ! EDUARD. Laat my niet langer in die doodlyke ongerustheid ! wat is er van Frederik ? MAGDALENA, hem een brief ges* vende. Daar , Eduard ! — lees zelf! EDUARD, kezende. mejufvrouw! Ik acht het van myn piigt te z*;v. UEd. te wadrfckmwen voor een zeker Perzoon , wiens egte Naam FREDERIK», doch die, onder verfcheiden Naamen, er- op uit :s, om ongelukkige» te maaken. Hy heeft, reeds twee Vrouwen getrouwd, dte beiden in leeven zyn, en waarvan ik er een ben. TVagt u voor myne Ligtgeloovigheid en rampzalig Noodlot ! HENRIETTE LAtAIN. Die vervloekte Schobbejak ! — Twee Vrouwen te hebben! en dan hier nog een derde te koomen zoeken! — Ik trek myn hart van hem af! Ik ben blyde dat ik tegen hem niet gezégd heb, dat ik zyn Vader ben! MAG-  DEPARTYZUGT. 1/5 MAGDALENA, hem een tweeden Brief'geevende. En of dit nog niet genoeg was! — Lees! Lees! ongelukkige Weldoener! EDUARD, ketende. mejufvrouw! Watt u voer aw nieuwen Vryer.' By is reeds tweemaalgtgeezeld en gebrandmerkt, en onlangs te Amfterdam tilt het Rasphuis gebrooken. Be Juftitie is hem agter na. een onbekende. Moest my dit overkoomen ? moest myn Zoon door my omarmd worden, om hem uit myne Va- derlyke. armen, —- ten' derdemaale ! ■ ■ naar het Schavot ! Ach ! in een fterke droefheid. Myn Zoon ! — myn Zoon! MAGDALENA. Hoe fchielyk is myne blydfchap in droefheid, in w anhoop verkeerd ! Droom ik ? Is het waar dat ik zie? Bedriegt myne veibeelding my ? ■—- Brieven ! -— gy zyt de onwederlcglyke Getuigen van myn onherftelbaar Ongeluk ! 't Is maar al te waar! — De Beul zal — mynen Fredeiik , —< van myn hart fcheuren ! EDUARD. Die flag trof my , om dat ze onverwagt kwam ! —f Her-  ï76 DE PARTYZUGT; Herftelkn wy ons, myn lieve Matje 1 Doof eigen fchuld heeft hy zig in 't onheil geftort! laat hy 'er de ftraf voor draagen! — Hy is uwe traanen niet waardig ! Vergeet hem ! MAGDALENA. Die Trouwlooze ! die Geveinsde ! Ja '. ik zal hem vergeeten ! — maar eer ik Hem vergeet , zal hy het gevoelen! EDUARD; Ginds komt iemand; lk ben om geen Gdzelfchap verleegen. DÊRDE TOONEEL. MAGDALENA, in diept gedagten, EEN KNEGT. EEN KNEGT, wenkende. Bans! Baas! de baan is klaar ! De' Philiitynen zyn vertrókken ! BASTIAAN, van binnen roepende. Is Goliath er niet ? EEN KNEGT. "Neen ! — er is memand dan Juffrouw Matje! BASTIAAN. Nu, zie dan wel toe ! Zo gaauw als er Philiftytieh koomen, moet je om hulp roepen ! EEN  D E PARTYZUGT, 17% EEN KNEGT. *t Is heel goed, Baas! BASTIAAN, tegen.Magdalena. Jufvrouw Matje 1 Jufvrouw Matje! * jufvrouw Matje! Zyn handen aan zyn neusdoek afvsegénde tn Haar aanftootende. jufvrouw Matje! MAGDALENA. Ach! Sinjeur Bastiaan ! neem het my hiët kwalyk! ik ftond ergens op te denken , en zag u niet. BASTIAAN. Ik heem ü niets kwalyk, en vooral niet dat gy in gedagten ftaat. Als de Meisjes iri gedagten ftaan i dan is 'er hoop voor de Vryers! MAGDALENA; Had gy ffiy iets te zeggen ? BASTIAAN; Ja Kind! Gy weet, dfit ik u duizend maaien aangezogf heb voor den Heer Maleachie Stekelbaard; een Mart, die het zö wel meent met het doorlugcige Huis van Oranje en Nasfauw, én dié zyn uiterfte best doet,- om door bidden en vasten 3 den vervolgden en beftoölen Prins zyne ernihente waardighëeden en prérögativen weer te bëzörgen ! erf bygévolg t een Man, die de achting van de garitM fch*  ffiB DE PARTYZUGT. fche Waereld, .en vooral van Juffrouw Matje vertiient! Nu kwam ik je maar eenvoudig vraagen, of je zin in hem hebt, en — of je met hem trouwen wilt ? MAGDALENA. Gy treft my in een tydftip aan, dat ik al hed greetig uw voorflel zou inwilligen. ter Zyde. ;>Dus wreek ik my best op Frederik." tegen Bastiaan. Beproef eerst of gy het met uw Medevoogd eens kunt worden! Ik zal hem by u ftuuren; maar zo dra gy twist zoekt, is bet afgedaan. BASTIAAN. Ik beloof u, niet te zullen twisten, — Mits — dat zyn Vrouw niet mede komt. VIERDE TOONEEL; BASTIAAN, EEN KNEGT; BASTIAAN. Zou zy dat waarlyk roeenen ? — Zc heeft my nog  DE PARTYZUG'f; W nóg nooit zo veel goede woorden in eens-gegee-1 ven! Zy zag er zo ernstig, zo betrokken uit! — Ze zou net goed weezen voor onzen Catechizeermeester, nu ze zo effen ziet! Wat zouden ze met hun beiden kostlyk voor zyn doorlügtige Hoogheid kunnen bidden. EÉN KNEGT. Baas! Ëaas! een Philiftyn ! BASTIAAN; Houd u -ftil! ik moet hem ipreeken ! EEN KNEGT; Wy zouden hem met ons beiden gemaklyk deri hals om kunnen draaien ! — Hy is maar alleen ! — Zeg Baas! willen wy dien Patriot, net als eer» Eend? He? BASTIAAN. Neen ! van daag niet! EÊN KNEGT.- Morgen San ? BASTIAAN. Ja i maar nu moetje u fchuil houden i EEN KNEGT. 't Is goed, Baas f JA a Wi*  j8o DÉ partyzugt. VYFDE TOONEEL. BASTIAAN, JOACHIM. BASTIAAN. Buurman ! wy zullen voor eenige oogenblikken onze Staatskrakeelen ter zyde zetten, zyt gy er mede te vreeden ? JOACHIM. Ja wel, Buurman! Ilc heb al lang u over een gewigtige zaak willen onderhouden, doch ons ver* fthil, BASTIAAN. Laaten wy maar daadlyk aan de Hoofdzaak be» ginnen, zonder ergens anders van te fpreeken, JOACHIM. Ik kwam om u overjMagdalena, —« BASTIAAN. Over dezelfde was ook myn boodfehap \ JOACHIM. En wel om haar een Man te geeven! . BASTIAAN. Ik eveneens. JOACHIM, Ik ben haar Yoogd ! BAS-  DE PARTYZUGT. . iEi -BASTIAAN. Ik ook. JOACHIM. Dus begryp ik recht te hebben om haar uittchuuwelyken. BASTIAAN. Dat zelfde recht heb ik ook, en geen fterveling, die ons zulks kan tegenfpreeken. JOACHIM. Gy hebt volmaakt gelyk. BASTIAAN. Ik ftem alles toe wat gy zegt. JOACHIM. Nu weet ik een Vryer voor haar , een beste jongen! * BASTIAAN. Ik weet er ook een ! En insgelyks een puikje van al de Vryers! JOACHIM. Die wel niet veel geld, maar die een braaf eerlyk hart in zyn lyf heeft. BASTIAAN. Ik geloof, dat wy een en dezelfde Perzoon op 't oog hebben ; de myne bezit ook niet, als eerlykheid en deugd! —• 't Is vast dezelfde ! ! M 3 J O A-.  DE PARTYZUGT; JOACHIM. Willen wy Magdalena dan maar aan dan Mam fcelpen ? BASTIAAN. Ik heb er niets tegen'. Dat is fpoedig gefchikt, JOACHIM. Wat behoeven wy om zulk een beuzeling ook veel woorden den hals te breeken , daar wy het in dit ftuk volmaakt eens zyn ? De Meid moet een Man hebben , dat is buiten allen kyf. BASTIAAN. Recht zo, Buurman ! en de Maatfchappy zou 'er by te kort koomen , byaldien wy dit Huwelyk , om pns byzpnder Staatsgefchil, nog langer uitftelden! JOACHIM. Zo dat wy dan nu verder niets te doen hebben; dan het geld, dat onder ons berust, aan Magdalena uittekeeren, zo dra zy getrouwd is. BASTIAAN. Daar over kunnen wy elkander nader fpreeken, Wülen wy Magdalena nu niet maar zeggen, dat zy een Man krygt! JOACHIM. Wel ja! je dient het wel te wceten! BASTIAAN, Hoe eer hoe beter dan! .  DE PARTYZUGT. ;t&3 JOACHIM. Dan zal ik haar maar eens roepen. naar b'mntn roepende. Matje! Matje! ZESDE TOONEEL. BASTIAAN, JOACHIM, MAGDALENA. JOACHIM. Matje! wy zyn het eens geworden, om u aan den Man te helpen ! Als een gehoorzaame Dogter, 'twyffelen wy geen oogenbljk, of gy zult by uitftek Over' onze keur voldaan weezen. BASTIAAN. Je krygteen Kareltje, dat 'cr al de Meisjes jaloers om zullen worden! -— Een fchoone Vent ! JOACHIM. Ja! hy mag van onderen tot boven wel bezien worden. BASTIAAN. Je hebt 'er immers niets tegen , Buurman ! dat hy haar aanftonds eens komt fpreeken ? JOACHIM. Ik verlang 'er zelf zeer na ! Maar dan was het ook M 4 al  #*4 PI PARTYZUGT. al zo goed, dat wy de jonge Luiden haar vryheic| lieten ! BASTIAAN. Ik ben te yreeden. —r-t Het beftand is geëindigdi JOACHIM, ter vyden. v Wat ben ik blyde, dat ik myn zin heb! " BASTIAAN, ter zyde. ,,Dat had ik niet gedagt zo gemaklyk te zulletf winnen,!" ZEVENDE TOONEELj MAGDALENA. • Om uwen wil, trouwlooze , meineedige Frederik! word ik het Slagtoffer der grilligfte dwaasheid ! — Ach ! Bs—a welk een beiluit ? —— myn hand aan een Dwaas, aan een Huichelaar te fchenken! s-ss myn leeven met een Man te flyten, dien ik haat, dien my walgt ! Het ongeluk, het onbefchryf- lykfte hartfeer in den mond teloopen! Hemel! t—• welk een verfchriklyk Noodlot! maar —Fre.ierik moet geftraft worden ! geftraft worden ? r—: Ach ! ——- even of hy reeds niet genoeg geftraft ware ! ■—~ R  BE PARTYZUGT. 183 in etne hoopeloozt houding. Laat na dit verlies my alles overkoomen! Jk qnderwerp my! . p Eerlang, eerlang zal de dood my toch verlosfen. AGTSTE TOONEEL. MALEACHIE STEKELBAARD; MAGDALENA. MALEACHIE STEKELBAARD. Myne ftille verzugtingen zyn dan verhoord gewor-den ? —— Myne eenzaame wenfchen, de reikhal-, zende begeertens myner Ziele, zullen dan voldaan Worden-? — Myne vleeschlyke behoeften zullen vervuld worden ? Gy zult dc Hulpe tegen my over worden? Gy zult myn Rachel en ik uw Jakob worden ? MAGDALENA. Zyt gy eigentlyk de Perzoon , die myn Man moer worden ? ter zyden. s, Welk een veragtlyk Figuur! " MALEACHIE STEKELBAAR D. Ik ben het, die van voor de eeuwen af, reeds tot uw Man gefchikt is geweest. «—r Om aan myn M 5 zwak_  '1Z6 DEPARTYZUGT/ zwak Vleesch te gemoet te koomen; om my niet te doen ftruikelen op de glibberige Paden der verJeidelyke Wellust, heb ik u tot den Mondftopper myner fchreeuwende verdorvenheid verkooren ! 1 Wy zul'en te faamen waaken, bidden , vasten en in onze gebeeden aan het Doorlugtige Huis van Oranje en Nasfouw gedenken ! Gy fchynt in diepe gedagten te weezen ! -— Mooglyk zoud gy wel met de Dokter van Jephta nog eenigen tyd, uw Maagdom willen beweenen? —- Het valt hard, ik weet het, oin zig den Man te onderwerpen ! Doch, gelieft te bcgrypen, dat dit uwe beftemming is! - Wy zullen zaad winnen en het opvoeden , met al de aangenaamheid des harten, die een deugdzaam Kroost ons verfchaffen kan ! •. Zyt gy nog nog al afgetrokken ? Magdalena ? — Gy zugt ! Gy flaat uw, oogen ten Hemel! —.. . Slaa ze ook eens op my ! MAGDALENA. Helaas ! MALEACHIE STEKELBAARD. Uw treuren zal in juichen veranderd worden ! —. kusch my eens! — Magdalena ! hoort gy me niet? — kusch my eens! •.—»— Of wilt gy, dat ik aan de roaagdlyke fchaamte iets toegeeve ? Begeert gy dat ik u kusfche ! Wat zegt gy ? «-*«—. - M AG  DE PARTYZUGT. 18? MAGDALENA, zeerflaauw. Ja! — als 't niet anders weezen kan ! MALEACHIE STEKELBAART, haar kusfchende. Een kusch des vreedes! ■ Wat is de Mensdi pen behoefd» fchepzel! Magdalena ! ——r o Bedorven yleesch ! Ach ! NEGENDE TOONEEL. MALEACHIE STEKELBAARD, MAGDALENA, JORIS SMEERBUIK. JORIS SMEERBUIK. Me, me, me, me, Mejuf, juf, juf, Jufvrouw, Vrouw! uw, uw, uw o, o, o, o, oot, oot pot, moedig , moedig , moetlig , dig , dig, moedige fte, d, d , d , di, dienaar! MALEACHIE STEKELBAARD. Gy fchynt wat zwaar van taaie te weezen, Broe^ der en Vriend ! JORIS SMEERBUIK. Wa, wa, wa, wat, wat, wat, ra, raak, taakt, } ? J > j > jou, da , dat, jou dat? ■ ' MA.  *88 DE PARTYZUGT. MALEACHIE STEKELBAARD. Moet myn Jietde en medelyden zig niet over alle menfehen üitftrekken ? —• Zyt gy myn Broeder niet naar den Vleefche ? JORIS SMEERBUIK. De, de, de, d, d, dui, dui, Duivel, Duivel is, is, s, lis, je, je Broer, je Broer! Vent! Ik, kik, kik, be, ben , ben , e, e , e, ce, een Pa, Pa, Patri, tri, tri, Patri, Patriot! MALEACHIE STEEKELB AARD. Dan heb ik deernis met uwe verblinding! Dan wandelt gy nog in de duisternis, en mist het Oranjelicht, dat tot troost van alle rechtgeloovigen in Nederland is opgegaan ! : o Dat gy de grootheid, de goedheid, de luistervolle Heerlykheid van den altoos gepreezen Stadhouder kende, gy zoud het ketterfche Patriottismus verzaaken, en beneffens den lullen in den Lande Oranje boven! roepen. JORIS SMEERBUIK. Op, op, op, opioer, roer, Oproermaaker! MALEACHIE STEKELBAARD. Gy zondigt in uwe onweetenheid! Aan alle deeze lasteringen bekreun ik my niet! — Ik zal, pp het voetfpoor van Oranje, my deeze verengelyking getroosten. M,aar , Vriend ! vermits ik deeze Jufvrouw noodzaaklyk alleen moet fpreeken , zon ik  DÏ PARTYZUGT. 189 iou ïk vriendlyk verzoeken dat, gy u abfenteerde ! JORIS SMEERBUIK. Ne, ne, neen! da, dat, dat niet! — dat's.das, s , s, S, mis'. — Ik , kik, kik , moet, moet ha} ha, ha , haar ook, kook, fp, fp, fpree , fpreeken ! — 0,0,0, ook , al, alleen, alleen ! Broer I o , ook , al, alleen ! MALEACHIE STEKELBAARD. Hoe ! — moet gy haar ook alleen fpreeken ? —, En w at had gy haar te zeggen ? JORIS SMEERBUIK. Brui, brui , bruit, jou , jou, jou, dat? * wa, wat, wat, had, j, j, jy, jy, ha , ha, ha, haar, te, te, te, te, te zeg, zeggen, zeggen? MALEACHIE STEKELBAART. Om u een bewys te geeven.hoe reedenlyk, hoé infchiklyk, hoe onagterhoudende de waare liefhebbers van Oranje zyn, zal ik uwe vraag , fchoon daar toe geheel onververpligt, beantwoorden. JORIS SMEERBUIK. We, we, we, wel, wel nu ? MALEACHIE STEKELBAARD: Weet dan, dat ik verwaardigd ben geworden, om met deeze Jufvrouw in den Heiligen Huuwelyken ftaat te treedenj JO*  rgo de partyzugt,' JORIS SMEERBUIK. Jy» JY • Jy ■ Me, me , me , met, ha, ha, ha, haar trouwen ? ■—- Trou, trouwen ? — trouwen i MALEACHIE. STEKELBAARD. Ja! Vriend en Broeder Smeerbuik ! Met haar trouwen ! Is dat de wil en begeerte niet * Jufvrouw Magdalena! van myn Heer uw Voogd, Sebastiaan ? MAGDALENA. Ik weet het niet. Joris smeerbuik. Ne, ne, neen ! ^ By, by, by myn Ziel, myü Ziel! da, da, dat, dat, ze, ze, zei, zei, e, e, ee',een leu , leugen , leugen weezen ! -j- Bly , bly , bly , blyf, af! — Blyf af! — lk, ik , kik, ik moet, ha ha, haar, heb , hebben, hebben , ik , ik , ik , ik ! —=■ MALEACHIE STEKELBAARD. Gy en zult haar niet hebben, Broeder! mm Hst, is het Deel myner Erve! JORIS SMEERBUIK, Ik, ik, ik, moét ha, haa, haar heb, hebben, hebben! Ab, abfo, abfo, abfoluit ! Ik , ja ! Ja ! Ik ! MALEACHIE STEKELBAARD. Vermoeid uwe lighaamsdeclen niet, Broeder ris  DEPARTYZUGT. löi ris Smeerbuik! — Haar Voogd heeft haat my ge- geeven ! Juffrouw Magdalena is de myne! JORIS SMEERBUIK. Bly, bly , blyf, af, af, ze , zeg, zeg, ik ! MALEACHIE STEKELBAARD. Begint gy met geweld! — Juffrouw Magda'ena ! Zeg eens aan dien inbreeker en indringer, dat ik de Man van uw hart ben ! JORIS SMEERBUIK. Je, je, je, je, mogt, tnogt, d, d, de Duivel! -i— 't Is, is, fis, my, myn, myn Vrouw, myn Vrouw ! — bly, bly. blyf, af, af! Ba, Ba, Bavi, Baviaan ! MAGDALENA, Twist niet, Heeren ! en vooral pas op, dat gy geen geweld gebruikt! MALEACHIE STEKELBAARD. Broeder Joris Smeerbuik ! Ik weet er iets op. —. Wy zyn beiden Rechtzinnigen ! — Laaten wy om, haar bidden! die het eerst verhoord word, zal haar hebben! JORIS SMEERBUIK. Da, da, dat, zou, zou, zou,te, te, lang, du; duuren! laa, laaten wy, wy, o, om, om, ha, kaar, ye, vegten! MA-  DE PARTYZÜGf. MALEACHIE STEKELBAARD. Gy betoont u een recht Patriot te weezen, Bröë*' der ! —— Gy zegt maar, Ik wil dat ! Dat moet Zó weezen! Dat zal zo weezen ! en als het dan zo niet is, dan wilt gy er om vegten! Maar weet gy wel, dat een Meisje het Vadetland niet is ? -—- Of hebben de Genootfchappers ook oudé Prerogativen, uit welken hoofde, alle Vryftershunne Vrouwen moeten weezen ? JORIS SMEERBUIK. Ja! ja! ja! ze, ze, ze, zeker, zekerlyk j hej heb, heb j hebben ze die. Ze , ze , ze is, is my, inyn Vrouw ! myn Vrouw ! myn Vrouw ! MALEACHIE STEKELBAARD. Verblind Adamskind ! tot welke losbandigheederi Vervoert u de fpoorelooze VryheidszUgt! JORIS SMEERBUIK; Wil, wil, wil, jy, jy , jy, ze , ze , noü , ee; eens, eens te, te, ten eer, eersten , lo, lo, lo j los, laaten ? — hè ? MALEACHIE STÈKELBAARD. Verwek my niet tot toorn ! — Want ik ben met twee goede vuisten gefchapen. ««* Zie eens! JORIS SMEERBUIK. Drei, drei, dreig je ? — daar ? daar! daar! MA-  DE PARTYZUGT. 193' MALEACHIE STEKELBAARD. De wet van wedervergelding ! — Daar ! daar! EEN KNEGT, agter op 't toomt]» naar binnen roe' pende. Baas! kom gaauw hier! Baas! Baas! Kom hier! Kom hier! de Philistynen. Hei matinen hei! Voor Oranje ! Voor Oranje ! te wapen ! te wapen! —• Baas! Baas! Voor Oranje! TIENDE TOONEEL. BASTIAAN, JOACHIM, MAGDALË? NA,EDUARD,MALEACHIE STEKELBAARD, JORIS SMEERBUIK, BARBARA, ZEVÈN KLEERMAKERS KNEGTS, V YF LYNDRAAIJERS. JOACHIM*» en myn hand aan een van deezen geeven ! JORIS SMEERBUIK, fchielyk toe-. treedende. A , a , a , aan, my ! a, aan my ! aan my ! M) Ik kik, ik mo, moet je, je hebben, hebben ! MALEACHIE STEKELBAARD, toelreedende. Mejufvrouw Magdalena! Uw Voogd wil dat ik uw Man worde! FREDERIK, tegen Stekelbaard en Smeerbuik. Te rug fchelmen! Wat wilt gy ? « MAGDALENA. Het zal u niet baaten, troüwlooze Frederik! Gy zult, —— wat zie ik !» ■ ö Hemel! — N 2 TWAALFjj  196" DEPARTYZUGT. TWAALFDE TOONEEL. BASTIAAN, JOACHIM, MAGDALENA, EDUARD, MALEACHIE STEKELBAAR D.JORISSMEERBUIK, BARBARA,ZEVEN KLEERMAAKERSKNEGTS, VYF LYNDRAAIERS, FREDERIK, ' DE SCHOUT, en cexigt DIENDERS. DE SCHOUT. Jy Stekelbaard ! -En jy, Smeerbuik! zyt myn gevangen ! tegen de Dienders. Boeit hen, en brengtze weg! STEKELBAARD, onder'tBoeien. Ach! EEN KNEGT. Ja ! nu is het tyd om, Ach ! te zeggen. MALEACHIE STEKELBAARD. Waarom boeit gy my met banden van yzer ?. DE SCHOUT.' , Vraagt dat aan je twee Vrouwen, die je op een fchelmagtige wys misleid hebt L MA-  DEPARTYZUGT. 197 MALEACHIE STEKELBAARD, bedremmdd. Hoe ik ? —— Welk eene befchuldiging ! DE SCHOUT. Ja ! jy ! Maleachie , alias Frederik ! JORIS SMEERBUIK. Moe , moe, moe , moet ik , kik o , o , o , ook mee? Ik, kik, heb, eb, ge, ge, geen, tw, twe, twee, Vr, Vrouw, Vrouwen ! DE SCHOUT. Neen '. Maar gy hebt twee brandmerken ! JORIS SMEERBUIK. Hoe, hoe, hoe, wee, wee, weet, jy, jy,dat? DE SCHOUT tegen de Dienders. Zonder Complimenten, Mannen! Biengtde fchurken weg! tegen de overigen. Heeren en Dames! Ik heb de eer om je Dienaar te weezen. MALEACHIE STEKELBAARD, ia 't heen gaan. Ach ! Ach ! EEN KNEGT tegen BASTIAAN. Dat is een onbarmhartige Phüiftyn, Baa»! N 3 DER-  rg? DE PARTYZUGT. DERTIENDE TOONEEL. BASTIAAN, JOACHIM, MAGDALENA , E D U A R D, 13 A R B A R A, F K EDERIK, ZEVEN KLEERMAAKERSKNEGTS, .VYF LYNDRAAIERS. MAGDALENA, knielende. . Frederik ! Ik heb u beleedigd ! Vergeef het my ! Ik heb my zelf ongelukkig misleid. FREDERIK. Rys op, waardfte Magdalena! Ik ben ver- byfterd door het geen ik hoor en zie ! Ik be- gryp van het een zo min als van het ander! MAGDALENA. ' Men bad my berigt, dat een zekere Frederik, die zig voor myn Vryer uitgaf, een fnoodc Bedrieger , cm eervergeeten fchurk was, die reeds twee Vrouwen getrouwd had! Een andere brief waarichuuwde my insgelyks voor een Vryer, die tweemaal gegeesfeld en gebrandmerkt, en uit het Rasphuis gebrooken was ! — Ik dagt dat gy die Vryer waart! — En ■ • " hem  DEPARTYZUGT. m hem omhelzende. Ach ! myn lieve Frederik! Vergeef het my ! Ik was misleid ! FREDERIK. Myn Magdalena ! ftel u gerust! — Ik ben Hyde, dat die Schobbejakken in handen van het gerecht zyn. IJOACHIM. Wat zegje, Buurman Bastiaan ? Wat zegje van die Historie ? BASTIAAN. Wat zou ik 'er van zeggen , Buurman Joachim ? -m 't Is een malle Historie ! BARBARA. Ik fta te kyken of ik gek ben. EDUARD, zyn pyp op zyn duim uitkloppende. Vrienden ! ik heb u allen wat te zeggen. Ik hoop 'dat gy naar ray luisteren zult. Gy weet , dat ik my nooit met uwe Partyfchappen bemoeid heb. Wanneer gy ter liefde van het Vaderland, of 'ter eere van den Prins, elkander blaauwe oogen , of dikke neuzèn floegt, heb ik zulks van verre, of van naby onverfchülig aangezien; ik Hopte myn pyp ; ftak hem aan; rookte hem uit, N 4 en  2oq DE PARTYZUGT.' cn liet u zo lang vegten als gy zelf begeerde, of als uwe vuisten het konden uithouden! JOACHIM. Dat is de zuivere waarheid, Buurman? EDUARD. Ik heb my niet buiten dit krakkeel gehouden , om dat ik my de zaak van den Stadhouder of het Va- derland niet aantrok! — Neen ! onder het rooken van myn pyp Helde ik meer belang in de zaak van het gefolterde Nederland , dan alle de fcheldende en vloekende Voorvegters der beiden Partyen, te faamen genoomen ! Ik wist dat er verftand en doorzigt, in een ruime maate, toe behoort, om weloverdezaaken te kunnen oordeelen , om te vonnisfen, wie der beiden twistende Partyen gelyk had of met ! — Ik wist ook dat wy , Burgertjes, .wier hoofd niet gefchapen is, om een Proviziekas van Staatszaaken te weezen, onmooglyk met grond over verfcheiden gebeurtenisfen konden oordeden , om dat ze doorgaans op zulk een magtigen verren affland van ons voorvallen, dat wy meestaltoos aan onzen Buurman moeten vraagen, of ze wit dan of ze zwart zyn i — en die Buurman weet het zo min als wy! FREDERIK. Waaragtig ! 't is zq. EDU-  DEPARTYZUGT. 20* EDUARD. Daarenboven ben ik niet grys geworden, zonder veel ondervonden te hebben ! Ik heb meer als eens myn kop geftooten, en even daar door begreepen , dat, wilde ik geen builen loopen , ik verpligt was voor uittezien ! duizendmaalen ben ik door fchoone praatjes myn geld kwyt geraakt; eindelyk leerde ik echter daar door, om , in 't vervolg , geen duit te befteeden, zonder te weeten, wat waar ik ervoor: had! BASTIAAN. Zo wys wer.schte ik, dat ik was! EDUARD. Ik heb die greote Sinjeurs leeren kennen, die, als het naar hun zin gaat, den Burger, even als een vuilniskar, voorby flappen, doch hem gezuikerde woorden geeven , wanneer zy hem r.oodig hebben !—< Ik heb meer dan eens, den armen Ambagtsman tot op zyn hemd toe nat van 't zweet gezien, om deezen of geenen Staatsman op het kusfchen te tillen! en wanneer de heerschzugtige Knaap meende welgevestigd te zyn , deeze als dan tot den eenvoudigen Daglooner hooren zeggen: fcheerje Rekel! van daar ge gekomen zyt! JOACHIM. Dat is niet al mis. N 3 EDU-  £02 DE PARTYZUGT. EDUARD. Dit alles heeft my voorzigtig gemaakt, om my riiet in de gefchiüen der Grooten te fteeken ! Ik v/eet wel dat die Knaapen uit al hun magt fchreeu>ven : 't gejdt de Vryheid! 't geldt de onfchuld van ,Zyn Doorlugtige Hoogheid! —^ Doch voor het grootfte gedeelte is dit bombario; eigenlyk geldt het c:e groote Heeren hun beurs ! Derhalven . dagt ik altoos: die om een beerenhuid verleegen is, mag er zelf op los gaan, om hem te vangen ! ik fclyf t'huis! Want wanneer ik met lyfsgevaar den beer al had helpen den hals breeken, dan zou ik nog geen eens aan zyn agterkwartier moogen ruiken; laat ftaan er een ftuk van hebben. BASTIAAN. ■ ,'t Is, by myn ziel! 't is zo ! EEN KNEGT.' ja ! Baas ! 't is zo ! 't is zo ! EDUARD. . Ik wagtte derhalven op eene bedaarde en verflanÖige werkzaamheid, om de zaaken op een goeden voet te brengen; onder 't wagten befloot ik op myn gemak myn pyp te rooken ! Ik hoorde deeze den Prins vervloeken en voor al wat lelyk en gruuwlyk is uitfchelden ! die hoorde ik, met duizend Matroozen vloeken, of vyfhonderd Schrift-, tuur  fDE PARTYZUGT. 2oj tuurplaatfen de Patriotten en de Staaten verdoemen, en tot in het onderfte van de Hel wenfchen ! —■ Ik hoorde het en bleef rooken, want, dagt ik, dit alles is vooroordeel en onverftand. By het opfteeken van een verfcbe' pyp, zag ik zo hier als elders, de Prinsgezinden en de Patriotten, met zwarte of Oranje Cocarden langs de ftraaten zwieren, elkander tegen 'den huid locpen en als dolle Honden met elkander vegten! —• Ik zag dit, en fmookte zo hard als te vooren, want, dagt ik, dit is volfiaagen Zotten en Dollemanswerk ! EEN KNEGT. Dat raakt ons, Baas! EDUARD. En aldus heb ik tot heden toe, myn pypgeftops; aangeftooken, uitgerookt! wederom geflopt, aangeftooken, uitgerookt, en zo van den eenen dag tot den anderen ! — Ik hoorde zo nu en dan wel een verftandig woord, of zag hier en daar wel eene edele en pryswaardige pooging, ter bevordering van het algemeene welzyn, doch het kwam my nimmer van dat gewigt voor, om er myn pyp vcor uit de hand te leggen. Dit, myne Vrienden! had ik over het algemeen te zeggen. FREDERIK. Maar nu volgt de toepasfing l EEN  *>4 DE PARTYZUGT, EEN KNEGT. Doe uw ooren wyd open , Baas! EDUARD. Zo dra als de fch rrfcen Stekelbaard en Smeerbuik in deeze buurt vericneenen , was het uit met den Vreede ! De eene preekte voor den Prins, de andere hakkelde voor 'tVaderland, en beiden zogten ze niet anders, dan op uwe beurs te vreeten en te zuipen, en een deugdzaam Meisje ongelukkig te maaken ! D^eze vervloekte Opftookers hebben de twee beste Vrienden, Bastiaan en Joachim, in Vyanden herfchapen ! Hebben Vrienden en Buuren tegen elkander in 'tharnasch gejaagd! En zyn de eenige oorzaaken van de helfche Twisten en Vegtpartyen, die deeze voorheen ftille en eerlyke Buurt, tot eeve eeuwige fchande ftrekken! BASTIAAN. Die Satanskinderen! JOACHIM. Die Helwigten ! EDUARD. Die Guiten zyn nu in hand .n van het Gerecht, en zullen hunne welverdiende ftraf ontvangen ! Maar, myne Vrienden ! zal hunne nagedagter.is onder ons bewaard blyven , door, volgens hun opfloo- ken, te blyven twisten? Zult gy u nog langer in  DEPARTYZUGT. 205 ïn de bresfe ftellen voor Perzoonen en zaaken, die gy niet genoeg kent, niet genoeg onderzogt hebt, om 'er naar waarheid over te kunnen oordtelen i Zult gy voortgaan met u zelve ongelukkig te maaken , door u even als de Kat door den grooten Aap te laaten gebruiken, om de Kaftanjes uit den gloeienden afch te haaien ? BASTIAAN. Maar moeten wy dan de zaaken maar laaten rollen , zo als ze willen ? Zyn we dan geen Burgers,, d.e belang by het algemeene welzyn hebben ? EDUARD. Buurman Bastiaan ! Die Vraag is zo verftandig, dat ik 'er haast myn pyp voot zou nederleggen. Wy moeten in 't geheel nietf onverfchillig zyn , by den toeftand van ons Vaderland ! —. Integendeel, wy moeten alle onze vermoogens infpannen, om het beste deszelven , 70 veel wy kunnen, te bevorderen , — doch _ met verftand en bedaardheid ! — Wy moeten eerst onderzoeken, grondig onderzoeken, eer wy oordeelen, JOACHIM. Eduard ! ik geef u volkomen gelyk, en het zou my aangenaam weezen, wanneer gy ons ia dat on-. derzoek wilde te hulp komen. BAS-  ao<5 DE PARTYZUGT. BASTIAAN. Buurman Joathim! Ik leg alle haat en vyahdfchap éf! Daar is myn hand ! JOACHIM. Daar is de myne ! BARBARA. Daar is de myne! EEN KNEGT. En daar zyn de mynen ! EDUARD. De Hemel zy gedankt, dat de Vreede tot dus verre gemaakt is. Maar nu heb ik nog iets, dat my zelf betreft. Zoud gy , Buurman Bastiaan en Joachim ! uw Pupil, Jufvrouw Magdal ena, wel aan deezen Jongman willen uithuuwelyken ? EEN KNEGT, tegen Bastiaan ; ter Zyde. Baas! denk er om, dat is die grimmige Golï"3, ath , die , — je weet wel! " BASTIAAN. Hm ! hm! JOACHIM. Hy heeft ons gansch niet vriendlyk behandeld ! FREDERIK. - Ik beken fchuld , Heeren ! en ik verzoek om verfchöoning! 't Geen gefchied is, is in haastigheid ge-  de partyzugt. 207 gefchied ! Ik hoop in 't vervolg myn voordeel me? ' de lesfen van Eduard te doen ! EEN KNEGT. Dat is braaf gezeid van Goliath ! BASTIAAN. Wel nu, dan vergeef ik het u ! JOACHIM. Ik ook! BARBARA. Ik ook! Een knegT. En ik ook! AL de KNEGTS. En wy ook ! wy ook ! wy ook ! EDUARD, Magdalena aan Frederik geevende. Zie daar Frederik! eene deugdzaame Bruid ! - . •—- De Hemel zegene u met haar! Omhels my nvt ook! want Frederik ! i ik — ben uw Vader ! FREDERIK. Gy myn Vader ? ^_ ach ! welk geluk ! ^ Myn Vader ! myn Vader! Maar hoe ? » EDUARD. Ik zal u al de omftandigheeden, als wy in huis zyn, verhaalen. Kinderen! gy zult beiden myne Erfgenaamen zyn! mag-  so8 DE PARTYZ U„G T. MAGDALENA. Welke eene gelukkige ommekeer! Hoe veel verpligting heeft de Waereld niet aan den deugdzaamen en verftandigen Burger ! BASTIAAN. Laaten wy ter bevesriging van den Vreede eens een gemeenfchaplyken dans doen ! JOACHIM. Daar heb ik niets tegen. Komt Vrienden! kom Eduard ! EDUARD. Ik zal u met alle vermaak zien danzen! Maar excufeer myn oude beenen. Ik zal intusfehen eens opfteeken en rooken. Terwyl Eduard rookt, wordt 'er een Ballet gedanst. Einde van het Derde en laatfle Eedryf. «f # DE  D E VERLIEFDE MEISJES, 7; /i li T 'J I ] OF DE t* :. pi. , /- l i O 2 COURANTEN* S L Y S P B Lt  PERZOONEN. ZWAARHOOFD» LIG TH ART. SOFIA, LIZETTE, • ^vwZwaathoofA LEONOR A, Dotter. I ANTJE, ifctó*. J  D E VERLIEFDE MEISJE & O F D È COURANTEN* EERSTE BEDRYFEERSTE TOONEEL; SOFIA. B minlyke Ligthart! heb ik dan de taal uwer oogen verkeerd verftaan ?. — Hebt gy dan niet regelrecht tot het hart geiproken, dat by eiken opflag van uw vriendlyk oog , u , op gefmoorde zugties te gemoet ihelde ? — Bemint gy dan eêh ander Meisje ? — Ach ! welk een wreed bedrog ! ik verbeelde my door d bemind te worden. eert brief ytithaalrr.it. O 2 ttéb  Stï DE VERLIEFDE MEISJES, Heb ik niet deezen Brief van u ontvangen ? Hebt gy zelf, -f— hem niet gefchreeveri ? — Jai! f- maar wat betekent dit ? Kan niet elk een een Blief ontvangen ? Schryft gy daaglyks geen Brieven ? — Het ontvangen van dien Brief evenwel, — en — dat uwe lieve hand hem gefchreeven had, — vervulde myn Ziel met een denkbeeld, dat alle aardfche Zaligheeden in zig floot! zette my in volle vlam ! Hoe redeneerde ik toch in die ooger- blikken van geestvervoering? — Hy zend my een Brief! zei myn jaagend hart, een Brief, door hem zelf gefchreeven! bygevolgi Hy bemint my \ ■ . Is 't mooglyk, dat ik, op dat rydftip, de bedrieglykheid van dit, Befluit niet opmerkte ? — Dat ik zo veele weeken er myne onnozele Begeerte mede gevleid heb ? — o Liefde ! welk eencn Nevel verbreid gy rondom uwe fl.igtoffers! na tenig bultnkens. Leonora heeft dan uw hart? f-f- Ik misgun her haar niet! Zy is uwer waardig ! Ze is deugdzaam, j:eftallig ! — Het Meisje heeft een aanvallig , verleidlyk oogje ! — Maar heeft myn oog u dan ook niet toegefprooken ? Doch, gy willekeurige Beheerfcher der jeugdige harten ! gy Liefde ! bouwt gy wel op beredeneerde gronden ? Verklaart wel immev het waarom uwer verrigiingen ? TWEE-  <] F DE COURANTE N. 113 TWEEDE TOONEEL. SOFIA, LIZETTE. LIZETTE. Zy verbeeld zig wel veel! Zy gelooft dat zy haar oogen niet kan opflaan zonder overwianln- gen te maaken ! SOFIA. Van wie fpreekt gy, Lizette ? LIZETTE. Van Leonora ! —» die zig laat voOrftaan dat Ligthart haar bemint! — Dat romanesque Meisje ! r n Als hy zyn adem haalt, rekent zy het zig zelve voor een verliefd zugtje aart! —r- Als hy haar aanziet, zq als hy alle menfehen aanziet, dan Haat zy haar oogen voor zig neder, cn pronkt met een verleegenheid, waar toe geen de minfte aanleiding SOFIA, Gy zyt jalours, Lizette ! • ; ' •' • LIZETTE. Dat is niet beweezen , Sofia ! SOFIA. Zoud'gy anders de oogen befpieden en de zugtjts gadeflaan; Zoud gy de geheimen «n kunstgree0 3 pen  «4 »E VERLIEFDE MEISJES, f en der verliefden opmerken en ontfyfferen , wan? peer gy zelf piet verliefd waart ? LIZETTE. Wel nu, wat zwaarigheid, al was ik verliefd ? —- ÏJgthart verdient bemind te worden! . SOFIA. Dat ftem ik volkoomen toe! Ligthart is in allen Opzigten beminlyk ! — Maar waarom neemt gy het dan Leonora kwalyk, dat zy hem beminnenswaardig vind, dat zy hem daadlyk lief heeft, en dat zy haare poogingen aanwend , om zyne wedermin optewekken ? L IZETTE. Kwalyk neemen of niet! *fe- Zy moest zulke fioute gedagten niet hebben! SOFIA. Dat wil zeggen, dat zy niet beminnen moest \ 9ien zy als beminlyk befchouwt! om reden ? — dat gy hem bemint ? Lizette! Lizette I LIZETTE. Waarom zon ik er om veinzen ? ja ! ik bemin hem! SOFIA. Tragt u dan zyner waardig te maaken, door niet jalours te weezen ï LI-  OF DE COVUflTP* *45 .LJiETréFvRr-;: cnthabcV Gy hebt gemaklyk fpreekfin, Spfta ! gy zyt nifet verliefd! SOFIA, ttr zyde. b -;D „ Ach ! —r- " -v ;:d LIZETTE. . Daar komt Oom! »f?0.3ifc'to,8»jl»W o«S 4—s— Noftï fcoofcr: bSv os gort ' i ' Jtaa i(Ö ! i ''"!'.)of{ stoo'si's rib , s^ibsd « • a wi,,;-»--' .•' , r:smoo;iï:a '-.:^r;r nasooUad DERDE TOONEEL.; „„ .sul r»H — «iwawsaisivi-i f^vWhdA ZWA ARH.OOFP, SOFIA, LIZETTE. : .-..luimaf, ZWAARHOQFD. ö Ons Land J ons Land | waar zal het,-nog ljegn ? IV heb rust noch duur! de^ avftnds., Ae§iïi?g\l, rflft* morgens, des middags! nqoip., gooit is het ongelukkige Vadeilard een oogenblik uit ir.yn^agten!— Wat ftaat ons over te koomen i —j - tegen Sofia en Lizette.- Zyt ge daar, myn lieve Kinder-en ? -Ach'! ikHcan u niet aanzien, zonder dat de traanen langs my- ne wangen biggelen ! • . Ik ben oud , enaJa&lIaer- lang ten grave; maar gy ! -helaas" 4 ■Gy zult in den bloei uwes leevens den val, de «nvocsting van uw Q 4 Va-  §16 BE VERLIEFDE MEISJES," •Vaderland aanfchouwen ! - gevoelen ! - * en — 'er onder verpletterd worden ! LIZETTE. Gy denkt ook altoos zo zwaarmoedig, Oom f fcet Vaderland heeft nog zo veel nood niet! ZWAARHOOFD. Ja! dat is het ongelukkigfte ! Het Vaderland heeft nog zo veel nood niet! Zo fpreeken al die on- bedagte, die zorgloo/e hoofden ! Gy zult'er iedroogen mede uitkoomen, ik verzeker het u ! liet Vaderland is nog nimmer in zulk een allerverfchriklykst gevaar geweest! — Het ftaat op het punt, om te vallen, om" omgekeerd te worden, om te verzinken! boos wordende. En nu zeg ik, dat het Vaderland wel deeglyk in den alleruiterften nood is! SOFIA. Wy! hoopen 'er het beste van , Oom! Moog-j lyk zal het nog gered worden ! ZWA ARHO OFD. "•Gered worden? Dat geloof ik niet, Nigtje ! SOFIA. Het is zo metiigwerven uit groote gevaaren gered! ZWAARHOOFD. -.:%i<\ maar nu gaat het vast verloeren! — Spreek  OF DE COURANTEN. 117 my niet tegen , Kinderen ! — Het moet verlooren gaan! —— Die Courant van gisteren! —, 6 die Courant heeft my al den moed benoomen! —— Zoud gy wel naar goeden raad willen luisteren. SOFIA. Zeer gaarne , Oom lief! Z W A A R H O O F D. Onderneemt dan niets van eenigbelang ! gaat geene verbintenisfen aan hoe genaamd! koopt noch verkoopt niet! Gaat nergens anders, dan waar gy volftrekt niet van daan kunt blyven ! Pakt alles wat gepakt kan worden in kisten , en laatzein 't Voorhuis zetten ! Neemt eenige Kruiers aan , die, op den eerften wenk gereed zyn , óm onze Meubilen weg te kruien ! Wy moeten elk oogenblik vaardig zyn om te vlugten ! - want elk oogenblik , elk oogenblik, is ons Vaderland in. een doodlyk ge-r vaar! LIZETTE. Ik bedank u , Oom ! voor uw Raad; doch het is nog tyds genoeg, om hem uitttevoeren. ZWAARHOOFD. Tyds genoeg ? — Tyds genoeg ? 1 daar gy my zelf de Courant van gisteren hebt voorgeleezen ? > Ik wil dat hy op (taande voet zal uitgevoerd worden! O 5 SO-  $ti "DE VERLIEFDE MEISJES, SOFIA. Sjel u gerust, Oom ! wy zullen voor alles behoorlyk zorg draagen ! ZWAARHOOFD. Ja ! Sofia! maar het moet ten eeriten gefchieden ! SOFIA. Maar, myn lieve Oom ! ZWAARHOOFD. Maar, myn lieve Nigt ! door al die duiveüche tnaa't i gaat het Vaderland verlooren ! -. De Prins zegt maar! de Aristocraten "zeggen maar! de Vadei> landlievende Regenten zeggen maar! di Gewapende Burgercorpfen zeggen maar! de Burgers en al den drommel zegt maar! en ondcrtusfchen fteeken de goeden geen poot uit ! r en wy verzinken onder ?! die maarcn! S O F I A. Ik wilde u alleen vraagen, Oom ! of het niet best zou weezen, dat wy het inpakken en het beuellen van de Kiuiers uitfielden , tot dat wy ds Couranten van deezen dag geleezen hebben * ZWAARHOOFD. In dien tyd kumen wy en het Vaderland al voorlang naar de Maan weezen ! SOFIA. De Couranten zullen op het oogenblik hier" syn, Z W A A R-.  OF DE COURANTEN. 2ij ZWAARHOOFD. Nu ! maar dan ook geen oogenblik langer te wagi ten! ■ Dat uitftellen ! Dat uitftellen ! 't is de Bron yan ons verderf! 't Is de Erfzonde van de Patriotten; ze zullen 'er wis en waaragrig door verlooren gaan ! Houd u digt by de deur, Kinderen ! om de Couranten zo fpoedig aantevatten als mooglyk is ! Vat gy ze aan , Sofia ! en gy Lizette ! kom my intusfcben roepen ! Maat ten eerften ! -—— Hoort gy het wel! SOFIA en LI ZE TT*. Ja, Oom ! zeer wel! zeer wel ! ZWAARHOOFD. Nu onthoud het dan! 't Is of myn hart tusfchen een Rasphuisdeur geklemd werd ! — Ik zweet etter en bloed van benaauwdheid ! O Die Courant ! — die Courant ! Ja! ja ! wy zyn er om koud! . Lizette ! gy moet my ten eerften roepen als de Courant komt! ■ Kan ik er ftaat op maaken ? LIZETTE, Zo dra, Oom ! ais ik hem zie, of zelf maar ruik zrj ik uit al myn magt naar u toe koomen loopen, SOFIA. Ik zal er wel oppasfen, Oom ! ga gerust heen'! VIER-  •52© DE VE'R'L'IEFDE MEISJES; VIERDE TOONEEL. SOFIA, LIZETTE, LE ON O RA, ter zy^ de luisterende. LIZETTE. Zo dat wy ons dan roarschvaardig moeten houden , Sofia! ! De Man zal nog flapelzot worden. SOFIA. Het fpyt my van dien goeden ouden Man! gy behandelt hem inderdaad al te befpottend, Lizette ! LIZETTE. Zyne buitenfpoorigheeden verdienen het! SOFIA. Maar moeten wy geen geduld hebben, met de gebreken van den Ouderdom ? Wie weet, tot welk? ongerymdheeden wy nog vervallen zullen, wanneer wy tot die jaaren zullen gekoomen weezen ! lk heb medelyden met hem, en wanneer gy, Lizette , my niet bedroeven en ergeren wilt, ontmoet dan uw braaven Oom met wat meer eerbied ! LIZETTE. 'Begeert gy dan, dat ik al het huisraad maar ga  OF DE 'COURANTEN, sai inpakken, en al de Kruiers beitel, die er in de Stad. te vinden zyn ? SOFIA. Gy zyt wys genoeg, Nigtje ! om te weeten waf ik begeer. Dit zou een ander uiterfte weczen , waar door wy ons zelve aan groote buitenfpoorigheeden zouden fchuldig maaken, die in ons belachlyker en Itrafwaardiger zouden zyn dan in hem ! LIZETTE. Wat moet ik dan doen , Sofia ? SOFIA. Hem met een zoet praatje van zyne grillige invallen aftrekken ! Hem wat te gemoete komen , op dat hy zyn eigen verftand niet voor by loope! —« Hem in kleinigheeden genoegen geeven, om, in gvooter zaaken, meer invloed op zynen geest te hebben, en hem gemaklyker te kunnen tcgenfpreekea ! LIZETTE. Dat zou ik gaarne doen, Sofia! indien ik uW geduld bezat ! maar zyn kuuren komen my altoos zo befpotlyk voor, dat het onmooglyk is myn geest te bedwingen. SOFIA. In eene zaak echter zoud gy menschlievender kunnen handelen , en zulks wenschte ik dat gy deed !  ziz DE VERLIEFDE MEISjES^ LIZETTE. En wat is dat, Nigt ? S O FIA. Dat gy, wan»ecr gy dc Courant leest, niet altoos het ergfte uitkipt, en al de zwaarigheeden , tot de minden toe > hem op de ziel drukt, door ze met allen klem en nadruk te leezen ! LIZETTE, ter zyde. ,,Ze is niet agter het geheim! " SOFIA. Gy brengt hier door den ouden Man in de kwellendile ongerustheid. Gy maakt hem tot den dood toe benaauwd , cn ik zou niet veel bezyden de waarheid fpreeken , wanneer ik grootendeels aan uwe wyze van leezen, al die zwaarmoedige grillen - Neem my dan hiet kwalyk ! Dat wist ik niet! •* Ik hoorde u zugten , zonder te weeten waarom , en daarom vroeg ik wat u fchee'de? ZWAARHOOFD. Hebt gy dan niet gehoord, wat ik voor myö zugten vooraf heb laaten gaan ? L E O N O R A. Neen ! Papa ! — Ik — ftond in gedagten. ZWAARHOOFD. Nu, dan Zal ik liet u zeggen. De Courant van gisteren behelsde zulke fchrikbaarende tydingen, dat ik de zaak van het Vaderland geheel heb opgegeefen! — Dat ik de noodige fchikkingen geordonneerd heb, om, op het eerste gerugt, naar een P 2  *28 . DE VERLIEFDE MEISJES, ander Land te vlugten, en voorneemens geworden ben , om alle Banden , die my aan dit onzalig Gemeenebest kluisteren, los te maaken, te verbreeken, te vernietigen! LEONORA. . Alle Banden, Papa ? ZWAARHOOFD. Ik weet wat gy zeggen wilt, Dogter! — Maar daar is geen kyken na ! — Trouwen ? — Neen '• niets dat 'er naar gelykt! Neen ! neen ! geen Huwelyk met Ligthart! — in 't geheel niet ! ■ in 't geheel niet! Gy moet er niet van fpreeken , —— niet aan denken zelf! — In zulke alleraakligfte omllandigheeden van ons Land te trouwen ? Ik word yskoud, als ik 'er flens aan denk ! Was het Vaderland buiten gevaar! dan, ja! dan ! LEONORA, ter zyde, 5, Ha ! ha ! — nu ben ik op den weg ! — Wy -j zullen het Vaderland wel ras uit alle gevaaren ver,,losfen!" tegen ZWAARHOOFD. Ik zou ook volftrekt geene Veibindtenisfen willen aangaan, myn lieve Papa ! Zo lang 'er flegts een ichaduuw van gevaar, ten opzigte van het Vaderland was! — Maar is 'er waarlyk zo veel gevaar ? ZWAAR-  , O F DE COURANTEN }gg ZWAARHOOFD. o Dogter! in welk eene onverfchoonbaare onkunde leeft gy ! — Elke Regel in elke Courant verkondigt ons den volflagen ondergang van onze Republiek ! — en gy, gy vraagt of er zo veel gevaar is? LEONORA. Ja ! Papa ! ik lees geen Couranten ! ZWAARHOOFD. Dan word het hoog tyd, dan is het eene van uwe Hoofdpligten, dat gy ze leest ! — Gy zyt onverantwoordlyk, indien gy het langer nalaat! Uw Nigt Liiette leest ze wel! — en ze heeft 'er pok voordeel by. LEONORA, «r zyde. ,, Ja! ja! ik hoop er ook voordeel by te hebben ! " ZWAARHOOFD. Weet ze niet alles wai er in Nederland gebeurt ? weef ze niet alles wat een rechtgeaart Patriot be? hoort te weeten ? 't Is flegts jammer dat. ze 'er altyd zo Jugtig over denkt! 't Is doorgaands: Het Vaderland heeft nog zo veel nood niet! Dat gevaar is nog zo groot niet! Dat en dat is zus en zo , en 'c zal alles nog wel fchrkken! Ze weet er al te veel toe, om er zo los over heen tb loopen,! • ij3 Efc  «3» DE VERLIEFDE MEISJES, L E O N O RA, Ik wenschte dat ik ook zo veel wLt, ik zoa e •ten beter gebruik fan maaken. • ZWAARHOOFD. 6 Welk een gezegend woord, myn Dogter ! vloeit daar van uwe lippen! Indien het u waarlyk $rnst is! maar meent gy het ? LEONORA. Ja ! Papa! Ja ! 't is ray -echt ernst. ZWAARHOOFD. Wel nu, onderzoek dan de Couranten ! LEONORA. Dat zou ik gaarne doen, maar daar is eene kleine 2waarigheid, die er my van doet afzien, ZWAARHOOFD. En waar in beftaat die ? LEONORA. Er zyn veel dingen in , die ik niet verfta, en nog oneindig meer, die ik zo min met het weinigjeverftand , dat ik bezit, als met de waarfchynlykheid', |af als raet elkander kan overeenbrengen ! ZWAARHOOFD. Dat is de fchuld niet van de Couranten, maar van "Ü De Gebeurtenisfen zyn dikwils onbegryplyk en ongelooflyk, dus moeten de berichten het ook wee^  ÓF DE COURANTEN. LEONORA. Maar de eene Cöüfant fprëëkt dikwils de andere 'legen ? ZWAARHOOFD. Dan weet de eèné hèt oók bdter dan de andere! De Courantiers tyn feilbaare menfehen l 's Is voor den waarheidiievenden Onderzoeker genoeg, dat hy verzekerd is, dat zy nooit met opzet liegen'. LEONORA. Nooit met opzet liegen ? ZWAARHOOFD. Wat belang zouden de Courantiers er by hebben, om goedsmoeds ons leugens op den mouw te fpel- den ? Een Courantier, in 't afgetrokken be- fchouwd , is niet anders dan een eenvoudige befchryter van Gebeurtenissen, die hy, naar zyn beste weeten en in gemoede , gelooft de waarheid te weezen. Een Courantfchryver is een der nuttigde en onontbeerlykftc Leden der Maatfchsppy! want hoe veele loflyke daaden brengt hy hiet in het licht 'i hoe veele verdienstlyke Mannen ctoet hy ons niét'kennen ? Hoe veele weetenswaardige voorvallen levert hy niet aan de Nakomelingfchap over ? en hoe zeer fielt hy ons en onze kinderen niet in ftaat, om over den toeft'and van ons Vaderland, over het algemeen ' P 4 be»  DE VERLIEFDE MEISJES, belang, waar aan het onze verknogt is, juist en za. ter fe kunnen oordeelen! - LEONORA. Hm! hm! ZWAARHOOFD. Welk een Zegen is het derhalven voor een Ge»eenebest, dat er zo veel'e verftandige en eerlyke Mannen gevonden worden, die , uit enkele liefde tot de waarheid, en uit zuivere zugt voor de algemeene goede zaak, zig verleedigen om Courante» te fchryven ! LEONORA, ter zyde. 's> Ik zal ftrak ook Couranten maaken! '* ZWAARHOOFD. 't Is waar, dat men wel eens eenigekleinetegenItrydigheeden in de Couranten vind, doch dat is het gebrekkige in de menschlyke Natuur! Hoe veele regenftrydigheeden vinden wy daaglyks niet in ons zelve? De beste kan misleid worden! —_ Het is genoeg, dat onze meeste Courantiers zuivere Vaderlanders zyn, die voorbedagtlyk hunne Medevaderlanders niet misleiden zouden ! Zy komèn immers openlyk voor de belangen van Vryheid en Vaderland uit ? Zy ftellen zig driemaal, of by geleegenhcid van eenNa- CÖÜfc  «F DE COURANTEN. k& I courant, viermaal ter week , voor de goede zaak in I de bresfer en zouden zy, die edelmoedig'genoeg I zyn, om zig zulke groote Opofferingen te getroosJ ten, laag genoeg van ziel weezen, om ons leugens I met voordagt in de hand te floppen ? LEONORA. Dat is in 't geheel niet waa fchynlyk , Papa! ZWAARHOOFD. Nu Dogter! Zet u dan ook vlytig aan het onder. i| zoeken der Waarheid ! Wanneer gy wys wilt | worden, dan moet gy geen enkele Sylabc uit da § Courant laaten verlooren gaan! En, om het ( u gcmakl'yk te maaken; kom des morgens by my , 1 en lees de Courant voor my! LEONORA. Maar Lizette leest ze immers voor u? ZWAARHOOFD. Gy kunt ze beurtlings leezen; zo dat by voor1 beeld, als Lizette een artikel uit eene Courant ge1 leezen heeft, dan kunt gy een uit een andere bei ginnen, en zo vervolgens. LEONORA. Die fchikking is zeer goed , Papa ! Ik bé- 1 dank u wel zeer • Ik wenschte wel dat cr de 1 Couranten al waren ! P 5 ZWAAR-  «34 DE VERLIEFDE MEISJES, ZWAARHOOFD. Ja ! Dogter ! dat wenschtc ik ook wel! Ik begin doodlyk ongerust te worden ! Wie weet, — wie weet wat er voorgevallen is ! LEONORA, Ligthart, of het Tóoneel koomende, treed fchielyk agter mt en : ■ : tni 5 . . vetbergt zig. Wil ik eens uitzien , Papa ? — ZWAARHOOFD, Ja, Leonora ! en om re zekerder uittezierr, tal ik met u gaan , en ook uitzien, o Myn Vaderland ! — myn Vaderland ! ZEVENDE TOONEEL, LIGTHART, Die oude Zukkelaar zugt in der eeuwigheid over het Vaderland ! — en wy, wy Zoonen der Vryheid , hy dtmst. Wy danzen er voor! Het eenigfte daar ik ïointyds ora zugt, is om een ledige beurs en een zuur gezigt van een Meisje. Welk eene verwonderlyke rol fpeel ik in dit huis! —  OF DE COURANTEN. 339 huis 1 —— drie Meisjes beminnen my ! een kan ik er maar van hebben, en evenwel kan het my niet van 't hart, om de twee andere lieve fchepfeltjes zulk een janhagels lelyk compliment te maaken , en te zeggen : Mejufvrouwen ! het doet my leed, dat ik uw Minnaar niet weezen kan ! Zulk eene haatlyke betuiging zal ik echter nog deezen dag moeten doen, * AGTSTE TOONEEL. j . -.„.... LIGTHART, ANTJE. LIGTH ART. Wel goeden dag, myn zoete, lieve, lekkere Antje! wel meid! ik ben blyde dat ik u zie. ANTJE. Gy zyt nog gezond, mynheer! dat hoör ik ^ LIGTHART. Ja, Antjc! dat ben ik. Maar hoe ftaan onze ' mken ? ANTJE. Uw zaaken ftaan zo, dat alk drie de Jufvrouwen 11 even fterk beminnen! LIGT-  S3$ DE VERLIEFDE MEISJES, LIGTHART. Vertellen ze u dat? ANTJE. Jufvrouw Leonora fchreeuwt het uit; Jufvrouw Lizette betwist het haar, en Jufvrouw Sofia hoort het aan; houdt zig ftil en zugt! ergo! LIGTHART. Kon ik ze nu alle drie-maar-trouwen, Antje? ANTJE. Trouwen ? en dat alle drie ! j | LIGTHART. Wel ja ! — wanneer ik er een neem, dan zullen de anderen immers niqc wel te vreeden zyn? ANTJE. Dat zullen ze zekeriyk niet. | Doch, dat kan niet anders weezen! Wy arme Meisjes zyn zo. dik¬ wils ontevreeden , wanneer deeze of die Kleuter met een vryer doorgaat, waarop wy gehoopt, en waarnaar wy gefnakt hebben ! — Wy toonen het echter zo weinig als mooglyk is voor de menfehen , en derhalven hoeft gy zo. heel veel in dat geval niet te vreezen! maar.is het u ernst ,tmyn Heer ! dat gy trouwen wilt! LIGTHART. Zou ik anders uit vryen gaan, Antje ? dat is een vraag! AN-  O F DE COURANTEN. 137 ANTJE. Om dat gy er drie te gelyk vryt, begreep ik dat het u geen ernst was. LIGTHART. Eigenlyk gcfprooken , Antje! vry ik er een ! de andere twee vryen my ! . ANTJE, En wie is die gelukkige eene ? LIGTHART. Gy zyt in het geheel niet nieuwsgierig, Meisje ! orrt myn geheim aan uwe Jufvrouwen overtebrengen, niet waa ? ANTJE. o Neen ! • maar om dat ik zelf niet onver - fchillig ben wie gy neemt ! LIGTHART. Wel laat eens hooren , Antje ! wie zou de beste van de drie wcezen? Om te trouwen meen |l " ANTJE. Jufvrouw Leonora is te or.beftendig en telos; om een beter zou ze u al heel fpoedig verleggen, hoe veel werk dat ze ook nu van u fchynt te maaken! Lizette is wraakzugtig, en laat zig geene geleegenheeden ontflippen , om zelfs de geringfte beleedigingen t£ wreeken ! Ik vrees dat ze zelf het  238 DE VERLIEFDE MEISJE*! u duur betaald zou zetten , wanneer gy gerouwd* waart, dat gy immer een ander Meisje vriendlyk hebt aangekeeken ! maar Jufvrouw Sofia, dat is een best, allerliefst fchepzeltje! van een zagt humeur, verftandig, beftendig» vriendlyk , bevallig, LIGTHART. Gy zyt partydig, Antie! ANTJE. Dan r.ou ik geheel anders moeten handelen * want Jufvrouw Sofia heeft my nimmer gedwon» gen , om ten haaren voordeele by u te fpreeken! LIGTHART. Ik begryp u, kindlief! ANTJE. Maar biegt nu ook eens helder op, wie van de drie bemint gy ? LIGTHART. En gy oolyke Verfpiedfter der minnende Harten ! Gy zoud dat niet opgemerkt hebben ? ANTJE. Hoe veel moeite ik aangewend heb, is het my nooit gelukt, dit te doorgronden! De verliefde Juf. vrouwtjes fchynen het zelf niet te weeten , althans met zékerheid hiet. LIGT-  OF DE COURANTEN. 23$ LIGTHART. Nu 1 Antje! nog deezen dag zult gy het weeten I ANTJE. . En waarom nu niet! LIGTHART. Dat kan niet weezen ! — Neen! nu nog nieti ANTJE. En van daag wel! LIGTHART. Ja! Antje! ANTJE. D..t begryp ik niet. LI GTHART. Dan zal ik het u begryplyk maaken. Myn Oom J die gy'weet, dat myn lot geheel in handen heeft, begeert volftrekt, dat ik my deezen dag verklaare, en my eene Egtgenoote verkieze ! Dus ben ik in fiilte hier gekoomen, om een gunstig tydftip aftewagten , en my in de armen van myne Geliefde ts werpen ! Wagt nu Heats zo lang, Antje! en dan zal ik u het vermaak doen , ANTJ E. Cm my iets te vertellen, dat de geheele Waereld weet? Ik heb veel verpligting aan uwe openhartigheid, myn Heer! Ljl G Ta  240 DE VËRLÏÉFDE MEISJES LIGTHART. Gy zult de eerftc zyn die het weet ! mits dat gy tay geleegenheid bezorgt, dat ik my hier verberge , zo dat ik alles kan zien en hooren , zonder zelf gehoord of gezien te worden. h&ar tets geivends. Gy hebt my laatst geld verfchooten, niet waar ? ANTJE. Ja ! maar dat was zo veel niet! LIGTHART. Nu, de rest verfchiet ik u; van uw Èrfgenaamen zal ik het wel eens weder krygen. ANTJE. Ik bedank u, myn Heer! Ga in deeze Zy- kamer, daar zyt gy veilig. NEGENDE TOONEEL. ANTJE. Dit zal een groot*. dag weezen , die het lot vari drie Me'sj s befl^chen zal. Mogt ik maar eens weeten, wie de gelukkige zal zyn 1 — Ik ben ef zo nieuwsgierig na , als of ik er zelf belang by had!— o die Vryers, die Vryers! hoe veel kosten ze niet aan de zugtende Meisjes ! Einde van liet Eerfit Bedryf. TWEE-'  OF DE COURANTEN. 24Ï TWEEDE BE DRY F. EERSTE TOONEEL. ZWAARHOOFD, SOFIA, LIZET^ TE, LEONORA, ANTJE. ZWAARHOOFD, in een zieklyke houding in een leen foei zittende, terwyl de overigen druk bezig zyn met inpakken van meubilen. A' h ! myn 1 ieve Kinderen ! haast u toch ! haast u toch ! ■—■ fclk oogenblik is duurbaar ! Sofia!, hebt gy de Kruiers al by de hand? SOFIA. Stel u toch gerust, myn lieve Oom ! alles is wel en, ZWAARHOOFD. Alles is wel ? Sofia ! — Waar blyven dan de Couranten ? — Wanneer alles wel was, dan zouden ze er al lang geweest hebben ! AN TJE. Ik heb u immers gezegd, Mynheer! dat de Jongen al voor een paar uuren met de Couranten is Q uit-  442 DE VERLIEFDE MEISJES, uitgegaan ! zyn Meester zegt, dat gy ze al voorlang •moest gehad hebben! ZWAARHOOFD. Wel nu! dar is juist het geen ik ook zeg ! — Dat maakt de zwaarigheid! ■>—ANTJE. Ja .' maar -hy meende , dat 'er in 't geheel geen zwaarigheid was! ZWAARHOOFD Maar waar blyven dan de Couranten ? ANTJE. De Jongen zal zig zekerlyk ergens ophouden! SOFIA. Geloof my, Oom ! gy ontrust « zelve zonder grond. LEONORA. En gy helpt ons aan eene verfchrikiyke moeite, papa ! — LIZETTE. Zo dat wy ftrak weer werk zullen vinden om al„les te ontpakken! ZWAARHOOFD. O Hoe bedroeft gy my ! Ik, een weerloos ojid Man! die op het punt ftaat om als een Balling buiten zyn Vaderland te moeten zwerven ! Ik, een dei ongelukkigfte Ingezetancn van dit verzinkend Ge-  ÖF ÖÈ COURAnTÉN. 243 Gemeenebest, kan heul nóg troost by myn eigen bloed vinden ! Ziet myne zwakheid en hooge jaaren aan, myn lieve Kinderen! en fpreek my nie| langer, tegen ! SOFIA. Gy ziet immers t Oom ! dat wy alles doen, wat wy* kunnen, om u genoegen te geeven! Wy pakker* immers zo fchielyk in als mooglyk zy ! ZWAARHOOED. Ja ! maar gy zyt niet benaauwd , niet bevreesd ge-' noeg ! Het onvermydlyk Noodlot van het lieve Vaderland weegt u niet zwaar genoeg op de ziel! ■** gy moest fidderen en beeven by elk ftuk dat gy inpakte ! ANTJE. Wy hebben er geen rtden voor, myn Heer i ZWAARHOOFD. Hebt gy er geen .reden voor , Antje ? daaï' éns Vaderland door verraaders en moordenaars Overvallen en overwonnen , de Prooi der verbit* terdfte wraakgierigheid geworden is ? ANTJE. Dat is iets, dat ik, noch deeze Jufvrouwen , nocè mooglyk eene leevende ziel, buiten u, weet. Dtf 'GouKinten fchryven immers dat alles wel is? Q 2 ZWAARV  i44 DE VERLIEFDE MEISJES, ZWAARHOOFD. o Hemel! — welk eene onbedagte, fliafwaardige en allergevaarlykfte taal! Ik ys van dezelve te hooren! In welke Couranten ftaat dat, Antje? ANTJE. Dat weet ik niet, myn Heer! ZWAARHOOFD. Leest gy dan ook al geen Couranten ? ANTJE. Ik heb wel andere bezigheeden, myn Heer! — wanneer ik al de Couranten las, wie zou dan de Pot kooken, de vaten wasfchen, de kamers ftoffen, de Bedden maaken, en honderd dergclyke dingen meer doen, die oneindig noodzaaklyker zyn, dan het., leezen van de Couranten ? Z WA ARHO OFD. Noodzaaklyker ? Ach ! ANTJE. Ja ! ja! noodzaaklyker ! ZWAARHOOFD. Welk eene verregaande onverfchilligheid ! ANTJE. Als gy eens niet te eeten kreegt, en op de vloer' moest flaapen ! mynheer! hoe lang', denkt gy dan de Courant wel te zullen leezen i ZWAAR-  OF DE COURANTEN. 145 ZWAARHOOFD. Maar gy zond in een fnipperuur immers wel eens 4 eene algemeene kundigheid van zaaken kunnen opi' doen! ANTJE. En waar toe zou my zulks dienen ? ZWAARHOOFD. Waartoe? ftelt gy dan geen-belang in uw VaderI land? ANTJE. Ik heb geen ander Vaderland dan myn Keuken , | wanneer die in order is, dan bemoei ik- my met de 1 rest niet ! ZWAARHOOFD. o Gruwel! ANTJE. Gy hebt gemaklyk fpreeken , Myn Heer! Gy hebt I den geheelen dar; niet anders te doen, dan de Cou■ ranten te leezen , over het Vaderland te fpreeken , te f denken, te zugten en te fchreie'n ! Ik verze- | ker u, wanneer gy in myn plaats waart, en gy moest J het geheele Huishouden eens waarneemen, waartoe 1 fomtyds drie Hoofden en twintig handen verëischt 1 worden, gy zoud om geen Couranten denken! En dj in een-fnipperuur! Dan heb,ik wel tien gaten o| in myn kousi'en te floppen , en wel vyfentwintig lapQ 3 Pd  44« DE VERLIEFDE MEISJES, pen op myn jak te zetten! Ook kan ik niet zien, mynheer! dat gy, door de Courantengetro.uw te leezen, er zo veel beter aan zyt, dan ik. ZWAARHO OFD. Weet ik niet al de zwaarigheeden, gevaaren en doodsnooden, die ons Vaderland boven 'ihootd hangen? ANTJE Die kennis maakt u in 't geheel niet gelukkig! rAls ik myn haart gefchuurd en myn vloer gedweild beb, dan ben ik duizendmaal beter er aan toe dan gy ! dan zet ik my op myn gemak neder; verversck my met dat 'er een faamenzweering tusfchen u al-  252 'DE VERLIEFDE MEISJES, allen tegen my is! — Gy wilt het gevaar van myn Vaderland voor my verdonkeren ! ■— Gy verbergt de Couranten voor my, en poogt my te misleiden ! — Durft gy een oud Man bedriegen i ANTJE. Maar, ZWAARHOOFD. Geef my de Couranten, zeg ik, Meid! of ik breek u den hals! LEONORA. Myn lieve Papa ! maak u met moeilyk ; het waren de Couranten niet! het was iemand anders ! ZWAARHOOFD Wie was het dan ? ANTJE. Het was de Aschman ! ZWAARHOOFD. Had hy geen Couranten ? 'ANTJE. Couranten-niet, neen! ZWAARHOOFD. Had hy dan eenige andere Nieuwspapieren ? De Post van den Ncderrhyn ? ANTJE. Neen! ZWAAR-  OF DE COURANTEN. Z53 ZWAARHOOFD. De Politique Kruier? ANTJE. Neen! ZWAARHOOFD. De Courier van Europa ? of de Postryder ? ANTJE. Neen ! ZWAARHOOFD. Had hy dan de Batavier ? De Vaderlander ? De Republikein aan de Maas ? de M^rcurius ? De Staatsman , of iets dergelyks ? — Spreek ! ANTJE. Hy had niets van die natuur! ZWAARHOOFD. Wat Satan had de Karei dan ? ANTJE. Niet anders dan een Ratelaar met een Kruiwagen ! IZW AARHOOFD. 't Is om raaiende te w7orden ! Ik zie het duidlyk , men verraad my ! Ontaarte zielen ! is dit de belooning voor myne weldaaden? Dat gy my befpot, my uitlacht, my verraad, my vermoord ? SO-  254 DE VERLIEFDE MEISJES; SOFIA. Ik bid u, ZWAARHOOFD. En ik beveel u, dat gy al te faamen uit myn ge- > zigt gaat! —— op ftaande voet! en dat gy niet eerder onder myn oogen komt, voor dat gy my de Couranten brengt. SOFIA, - , • Laaten wy zyn zin doen ! Hy is in een he* vige drift! Hy zal in zyn eenzaamheid wel tot bedaaren komen ! ANTJE. •De Hemel helpe hem aan Couranten I VIERDE TOONEELi ZWAARHOOFD. Zig in eene hooflooze houding in zy» kenfitel werf inde. Wat ben ik ongelukkig ! — 't Is dan maar al t$ waar! hoe zeer men het voor my verbergt„ ik zie door het veinzen heenen ! — Het is afgedaan , voor altoos afgedaan met het lieve Vaderland ! Indien dit niet ware, Waarom zou ratö  Öf DE COURANTEN. 255 men my dan met geweld de Couranten onthouden ? —— Welk eene verfchriklyke faamenzweering! men poogt den val van ons rampzalig Ge- meenebest voor my te verbergen! Ach ! mya ' " Vaderland! gewislyk zal ik met u verzinken ! Maar welk eéhe barbaarschheid, dat men my, voor myn dood» .den troost ontzegt, om nog eenmaal 4e Couranten te. leezen ! — zou, — maar — VYFDE TOONEEL. ZWAARHOOFD, LIGTHART, LIGTHART. Myn Heer Zwaarhoofd! uw Dienaar I ZWAARHOOFD. Ach ! geef hier! geef hier! fpoedig geef hier 1 .LIGTHART. Wat? ZWAARHOOFD. De Couranten ! de Couranten ! —. by a] wat heilig en lief is, geef ze my ? L I G T HAR T. Ik heb geen Couranten ! wat raaken my dc Cou-: rante»! - , ZWAAR»  255 DE VERLIEFDE MEISJES; ZWAARHOOFD. Gy hebt ze wel, myn Heer! maar gy verbergt ze voor my ! gy wiltze my niet geeven ! maar 't is lang genoeg, gy moetze my geeven ! LIGTHART. Ik heb, by myn ziel! oude Heerl ik heb geen Couranten ! als ik ze had, ik zou ze u geeven ï ZWAARHOOFD. Wat zit daar dan in uw zak ?' LIGTHART. Een neusdoek ! zie daar 1 ZWAARHOOFD. En wat daar ? LIGTHART. Een memorieboekje ! daar is het! ZWAARHOOFD. En is dat dan geen Courant, die daar uit je zak fleekt? LIGTHART. Neen , oude ziel! dat is een Brief! ZWAARHOOFD. Is het een uittrekzel uit een Courant ? LIGTHART. Neen, Vader Zwaarhoofd ! het lykt er niet na! Z WA ARH OOFD. Ach! wat is het dan ? LICT-  'OF DE COURANTEN. *5f LIGTHART. Het is een' uittrekzel uit een verliefd meisje * ZWAARHOOFD. Is dat dan geen Nieuwspapier ? LIGTHART. Neen ! 't> is een minnebrief ! daar lees! ZWAARHOOFD. Ik kan niet meer leezen ; myn oogen zyn te oud. LIGTHART. Nu, wees dan te vreden. Ik kwam, 1 ZWAARHOOFD. Als gy zonder Couranten komt, ga dan in den naam van Engelen en Menfehen, hoe eerder hoe liever van daar gy gekoomen zyt! LIGTHART, Maar , myn goede Heer! ZWAARHOOFD. Zonder Couranten verveelt gy my op eene doodlyke wys. LIGTHART. Maar! ZWAARHOOFD. Loop naar de Hel! — met al dat maar! Ik moet Couranten hebben ! LIGTHART, ttrzyde, ,,Hy raaskalt."  538 DÈ VERLIEFDE MEISJES.* tegm Zwaarhoofd. Wel nu, gy zult Couranten hebben! ZWAARHOOFD. Och ! waar zyn ze ? waar zyn ze ? . LIGTHART. Ik moet u eerst drie woorden over een andere" zaak fpreeken ! Z WA A R H O O F D. Is er iets in de Waereld, behalven de Couranten en het Vaderland , waar over gy my fpreeken kunt ï LIGTHART. Wilt gy my niet hooren ? ZWAARHOOFD. Ja ! maar de Couranten ! LIGTHART. Die vervloekte Couranten! — Ik zeg u immers dat gy ze hebben zult! maak my niet boos! ZWAARHOOFD. Nu, nu! — met drie woorden hebt gy beloofd ! LIGTHART. Uw Dogter, ZWAARHOOFD. Zwyg ! — in 's Hemels naam, zwyg! — Ik Weet wat gy vraagen wilt! —■ Geen woord meer ■fan die zaak ! — Waar ziet gy my voor aan ? — Voor een Verraader van myn Vaderland en van * myn  OF DÈ COURANTEN. 259 myn eigen geluk ? — Voor een Moordenaar vaii myh Kind ? —=-4 LIGTHART. Gy zyt, — ZWAARHOOFD. Ik ben een rechtgeaart Vaderlander, die ïn dë algemeene Rampen deelt! die den ondergang vari zyn Land met heete traanén befchreit, en die door een ontydig, een ongeoorloofd Huwelyk, geene ongelukkigen meer maaken wil! LIGTHART. Ik fpreek, - ZWAARHOOFD. Gy fpreekt gelyk een jonge onervaaren Losbol J wien het om 't even is, of het Vaderland dryft'of verzinkt! Gy fpreekt 10 als er duizend zotten fpreeken, onverftandig. LIGTHART. Maar zy heeft, ZWAARHOOFD. Al had zy ! — 't helpt niet! en al ftond zy met ü voorde Preekftoel, dan zou ik nog uw huwelyk beletten! — Is dit een tyd om aan trouwen te denken ? — 't Is gruuwlyk ! — 't Schreit tot den Hemel! Foei! foei! — Al waart ge zelfs reeds over de bedfteeplank geflapt, zie daar ? dart R 2 xöti  pöo DE VERLIEFDE MEISJES, tdtt ik nog niet dulden, dat zy uw Vrouw wierd; maar u terug trekken ! LIGTHART. Uw Nigt, — ZWAARHOOFD. Myn Nigt heeft over myn Dogter niets te zeg. gen! Ik ben haar Vader! Ik heb 'er geeven over! — Wil myn Nigt u hebben, dat bruit my niet, maar myn Dogter krygt gy niet ! — Hoe durft gy zo onbefchaamd, zo verhard, zo verftokt zyn, om in zulk een droevigen- tyd als deeze is, waarin het Vaderland totaal bedorven is, van trouwen , — van myn Dogter te fpreeken ? LIGTHART. Ik, — ZWAARHOOFT. Maak my den kop niet warm! Gy krygt ze niet! Gy krygtze niet. LIGTHART. Dat is om i'aazende te worden! ZWAARHOOFD. Dat hebt gy, my al lang gemaakt ! 't Is afgedaan ! Waar zyn de Couranten ? LIGTHART. Aan de Galg! Vent! ZÉS-  OF DE COURANTEN ZESDE. TOONEEL. ZWAARHOOFD. Aan de Galg ? — Hoe ! — Loopt hy weg ? — o Die Verraader! Hy belooft my de Cou-. vantcn , en hy geeft ze niet! handen en voeten uitfieekende. 't Zal best zyn, dat ik de ellendige ziel maar uit^ blaaze ! Einde van het Tweede Bedryf. $ t * R3 DERg  2*>3 DE VERLIEFDE M EISJES? DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. ZWAARHOOFD, SOFIA, LIZETTE, LEONORA, ANTJE. ZWAARHOOFD, hebbende de handen, vel met Couranten. ^ÜÜaar ze moesten er op zyn tyd geweest zyn SOFIA. Dat was onmooglyk, Oom! ZWAARHOOFD. En waarom was dat onmooglyk > SOFIA, Gelyk wy u gezegd hebben, om dat de Courantjongen zyn been gebroken heeft ï ZWAARHOOFD. Maar wat behoefde hy juist zyn been op een Conrantedag te breeken > En wat doet zyn Meester met een longen , die de beenen breekt ? —i L E.  OF DE COURANTEN. ^63 LEONORA*. Gy kunt begrypen , Papa! dat de Jongen er ïelf niet zeer over geftigt was! ZWAARHOOFD. Ja! die Schelmfche Jongen! — 't Is afge- fprooken werk! —r- Hy kon my wel eerst de Couranten ge bragt hebben ! SOFIA. Wel nu , gy -hebt ze immers nu ! ZWAARHOOFD. Ja! maar nu het te laat zal weezen om te vlugten ! — met die vervloekte gekheid van dat beenbrceken, ben ik geheel van myn Hel! — Ik zal 't bederven ! SOFIA. Maar de Jongen. ZWAARHOOFD. Maar de Jongen, maar de Jongen ! Laathy de beenen breeken, daar heb ik niets tegen, al wilde hy drie beenen op eenen dag breeken, als hy maar op zyn tyd my de Couramen bezorgt! LEONORA, tenCoumntmemendf Belieft, Papa! dat wy beginnen? LIZETTE. Hoe, Leonora ! zult gy ook leezen ? R 4 L Er  264 BE VERLIEFDE MEISJES, LEONORA. Ja! Lfcette ! Ja ! ik zal ook leezen f' LIZETTE. Ik kan het alleen wel af! Gy behoeft die moeite «iet te memen. LEONORA. o Die moeite neem ik met vermaak ! ' LIZETTE. Ik heb ze tot nu toe alleen geleezen. LEONORA. Ik ben ook nieuwsgierig, om te weeten, wat 'er in ftaat ! LIZETTE. Wel nu, gy kunt immers toeluisteren wanneer ik lees. LEONORA. Ik lees liever zelf. LIZETTE, ter zyde. ,,Daar fchuilt iets achter! 't Is haar om Ligt>> hart te doen. " tegen Leoncra, kaar de Courant uit de hand ruikende. Ik verkies om ze alleen te leezen; gy kunt luisteren als gy wilt. LEONQRA, de Courant te rug neemende. En ik wil, cgk leezen, ik ben. ZWAAR-  OF DE COURANTEN. 265 ZWAARHOOFD. Wai vervloékter 'aapénfpel is dat ?•—Eerst'laat gy my, op den dood af, twee, drie, vier uuren naar de Couranten wagten ! dan breekt de Jongen zyn beenen ! en nu er de Couranten zyn ! nu zult gy gaan vegten, wie ze leezen zal, en ondertusfchen al de Couraniei den hals breeken ! — 't Is, hy myn ziel! 't is een faamenzweenng ! enkel aangelegd, om dat ik niet weeten zou, wat er inde .Couranten ftaat'. LIZETTE. Dat is de fchuld van Leonora, Oom ! die wil my het werk uit de hand neemen ! LEO N O RA. Hebt gy my piet gezegd, Papa ! dat ik ook Couranten zou leezen ? ZWAARHOOFD. Ja ! ja ! dat heb ik gezegd ! en dat zeg ik nog ! — Gy zult ook Couranten leezen. Gaat zitten en maakt een begin! LIZETTE. Las ik dan niet goed ? LEONORA. Mag ik dan ook niet leezen ? Steekt 'er dan iets agter ? RS ,  z66 DE VERLIEFDE MEISJES, LIZETTE. Hebt gy 'er iets mede voor ? — Zoud gy, — ZWAARHOOFD, Dat is een duivelsch werk ! - Ik zeg dat gy alle fceiden den hek houd en de Couranten leest! ANTJE. Dat is volftrekt onmooglyk, Mynheer ! ZWAARHOOFD. Hebt gy ook wat intebrengen ! Zyt gy ook van de Confpiratie ? — Wat is onmooglyk , Kleuter ? ANTJE. Den bek te houden en de Courant te leezen. ZWAARHOOFD. Eens vooral, zwyg ! — Lizette ! wanneer gy een prtikel gelcezen hebt, houd dan op, dan zal Leonora beginnen ! LIZETTE. Laat Leonora maar eerst leezen, dan zal ik wel beginnen als zy gedaan heeft. LEONORA. Ik zal doen wat my belast word. LIZETTE. Gy zyt zeer gehoorzaam, Nigt > LEONORA, Ik b?n, . ZWAAR-  OF DE COURANTEN, z6? ZWAARHOOF D. Leezen wy dan in der eeuwigheid geen Couranten meer? - Ik zeg dat gy begint, Lizette ! Hoe zal 't hier langer weezen ! LIZETTE, fclniende. Moet ik dan, daar ik tot nog toe zo getrouw de Couranten voor u geleezen heb , voor die dwarsdryffter onderdoen ? Laat zy leezen | ZWAARHOOFD, Lees gy dan, Leonora! — talm niet! aan, LEONORA, fchreiende. Moet ik dan de zin van myn koppige Nigt volgen, daar gy zelf, Papa, nry belast hebt de Cou- ranten te leezen ? ZWAARHOOFD, Als gy voorgenoomen hebt, om my van kant te helpen! Maakt het dan kort, en hangt my lieve* ten eersten op , al was 't maar aan uw kousfebanden I SOFIA. Hoe kunt gy den ouden Man zo kwellen! Lizette ! wees gy de wyste! LJZETTE. Om dat gy het my verzoekt, Nigt! zal ik het d0CUl AN-  ^3 D£ VERLIEFDE MEISJES,1 ANTJE. Eindlyk zyn wy 'er ! LIZETTE, Itttmdf. NEDERLANDEN. rü UTRECHT den 20 December. Hoe zeer men „zig tot nog toe gevleid heeft, met eene eindJyke „ afkomst van zaaken, fchynt echter de Hoop hoe „langs hoe meer te verflaauwen. De Staatkundig, „fte verftanden alhier zyn niet geheel vry van de „ vrees , dat de Aristocraaten eindlyk het foei meeseer zullen worden! Men ziet van dag'tot da. „dat alles op de lange baan gefchooven word, om „aldus den Burger aftematfen, en hem dan eind„met alle magt op het lyf te vallen. Men befpeurt „ een zigtbaar genoegen op de aangezigten der Oran„jeverdeedigers, en zo men geloof mag fiaan aan „losfe gerugten, zouden 'er gewigtige zaaken op „het tapyt zyn. „ N. B. De Brieven van Delft en den triel zyn wet ■„ontvangen, doch door gebrek aan f laats, uit gefield tot j, onze volgende. ZWAARHOOFD. Aeh! wie weet wat 'er volgen zal! — die ver^oemlyke Aristocraaten ! _ Wat behelzen die Brieven,  OF DE COURANTEN. z69 ven , Lizette ! — die Brieven die nog komen moeten? LIZETTE. Dat ftaat 'er niet by , Oom! ZWAARHOOFD. Ja ! in die brieven zal de zwaarigheid zitten ! o Die brieven ! die brieven ! Waren ze 'er al! —■ Nu is 't uw beurt, Leonora ! L E O N O R A, kezende. ,,WYK BY DUURSTEDE den 21 Deccm„ber, Hoe zeer men reden heeft, om over de ver,, traaging der goede zaak te klaagen, hebben de ,,beste Patriotten echter gegronde Hoop op eene „fpoedige en voordeelige Herftelling! — 't Is „zekerlyk het belang wel van de Prinsgezinden en 5,de Aristocraaten om den tyd te rekken, doch ,-, daar het de Belaagers der Vryheid aan Penningen „ontbreekt, om hun oogmerk te bereiken , en de „Burger het geduld verliest, om langer bedroogen ,,en verdrukt te worden, zal ongetwyffeld de zaak „eerlang ten goede fchikken. Althans men is hier „vol moed, zonder zig aan de kwaadaartige uit"ftrooizels te bekreunen, die ingerigt zyn om den „Burger bevreesd te maaken." ZWAAR-  *7° DE VERLIEFDE MEISJES, ZWA AR HOOFD. Dat verzagt liet een weinig ! LIZETTE. Ja ! maar dat is een tyding uit Wyk! — die uit Utrecht is alt 009 zekerder. ZWAARHOOFD. Dat is waar,.Lizette! 0 Dat zorgelod- ze Wyk ! u. hoe duur zal hen die gerustheid opbreeken. LIZETTEj kezende. „ Amersfoort den 11 December. Men Is hier „drukker dan ooit bezig, om de noodige Artilj.lery in gereedheid te bréngen, ten einde mét jj kragt van wapenen de Patriotten te ondertebreni", gen ! • " ZWAARHOOFD; o Hemel! LIZETTE, kezende. ,,Zelf verzeekert men, dat, behalven de tróupeh ,>op de repartitie deezer Provincie itaande, verscheiden buitenlandfche Hulptroupen in dienst s, zullen genoomen worde». ZWA ARH OOFD. Ach! daar heb ik lang voor gevreesd! — 't Is Of er een mes door myn hart gcftooken word ! — Vreemde Hulptroupen! Dan worden wy al tè  OF DÈ COURANTEN. 271 te faamen vermoord ! Als de Couranten ge- kezen zyn , kinderen ! dan daadlyk weer aan het inpakken !' LEONORA, Uixjndi. ,,'sGRAVENHAGE den 26 December. De Staaten van Holland en Westvriesland zullen op morgen Extra - ordinair vergaderen ; ZWAARHOOFD. Dat zal over die vreemde Troupen weezen ! — 't Is dan maar al te waar, dat ze komen zullen ! LEONORA, kezende. ,,Zo men verneemt zou het zyn ± wegens eeis ,,verfpreid gerugt, als of Utrecht en Gelderland ü vreemde Troupen in dienst zouden neemen < waaraan geen verftandig Mensch geloof ftaat.'' ZWAAR H O O F D. Wat behoeven dan de Staaten te vergaderen ? — Als er geen verftandig mensen geloof aan flaat, Zouden de Staaten het dan doen ? Die Couraruier fpreekt zig zelve tegen. LIZETTE. . Dat kan geifUkiyk gebeuren , OomJ Vooral als e: haast-by de. Courant-is. I ***  27* DE VERLIEFDE MEISJES,! kezende. 1 DUIT S C H LAND. „WEENEN den 10 November. De Keizer ,, heeft order gegeeven aan het Regiment vanSchweinkepf, om op de èerfte order naar Utrecht te mar,,cheeren; ook zouden nog vyf andere Rcgimeriten order hebben, om zig gereed te houden ! — Deeze Troupen zyn tegen de Patriotten gefchikt. ZWAARHOOFD. Nu lyd de zaak geen tegenfpraak meer! — o Myn Vaderland ! myn Vaderland ! gy zyt 'er om koud ! — Sofia ! Ahtje ! gy hebt niets te doen ! — Ik bid u, vertoeft niet langer, maar pakt in , pakt in ! zo veel als gy met Kanden en voeten inpakken kunt; SOFIA. Misfchien komt 'er nog nader tyding, Oom ! Z WAARHOOFD. Daar kan geen nader tyding komen ! om 's Hemels wil palt in ! LEONORA. Wagt een weinigje ! Luister ! kezende. ,, 's G R A V E N H A G E den 26 December. De ,, Keizerlyks Gezant heeft gisteren aan de Vergadering  # F DE COURANTE-R. IQ ijring van Hun Ed. Gr. Mog. plegtig verzekerd, j,dai° zyn Meester niet voornecmens was, zig in de Gefchillcn der Provinciën te meieeren , enodk „niet te voldoen aan de reqüifitie van Hulptroe-. „pen! — " ZWAARHOOFD. Dat is nader tyding ! xjyn zweet afveegende. De Hemel zy geloofd voor deeze onvfcrwagti redding! ANTJE. Behoeven wy dan niet intepakken, Mynheer ? ZWAARHOOFD. Wel deeglyk inpakken ! de Couranten zyn ncfp miet uit. Weet gy wat 'er volgen kan i — Eep tydige voorzorg fchaadt niet! SOFIA. Daar word al weder gefcheld! ZWAARHOOFD. Laat alles wagten , zo he: geen Couranten, ExtrtS Couranten, of Na-Couranten zyn! Ik bëri voorma-' mand te fpreeken, zo lang de Couranten gelecieÜ worden ! ANTJÈ. Dat zal mooglyk Ligthart weezen! S 3WAAj%  *?4 DE VERLIEFDE MEISJES, ZWAARHOOFD. Ligthart! — Zou hy alweer aan myn hoefJ komen maaien! LIZETTE. Wat wil hy dan hebben ? ZWAARHOOFD. Hy wil myn Dogter hebben ! LIZETTE. Wel nu > en hebt gy hem die niet toegeftaari ? ZWAARHOOFD. Zou ik hem rfiyn Dogter geeven , in een tyd , zr; droevig, zo hachlyk , als dee/.e ? Daar de Cou: anten niet dan van verwoesting, moord, verderf en vernietiging fchryven ? — Als het gevaar over was, dan zou ik zien wat ik deed ! LEONORA, ter zyie. 5j Wy zullen het wel over maaken ! '• LIZETTE, ter zyde. js Het gevaar zal hoe langer hoe grooter wcr* t> den!" A N TJ F. Dan zullen de zaaken al heel fpoedig moeten veranderen, want van daag moet hy een keusdoen.1 Zyn Oom begeert het! SOFIA, ter zyde. ,1 Ach ! Ligthart! wie zult gy kiezen ? " ZWAAR-  OF DE COURANTEN. ^ ZWAARHOOFD. Zyn Oom begeert het ? . En is die Oöm eea feedlyk mensch ? — een Burger van Nederland l ANTJE. Wel ja ! Mynheer! — Dat is hy ! ZWAARHOOFD, En leest hy ook Couranten ? ANTJ E. Dat weet ik niet, Mynheer ! ZWAARHOOFD.. Nu! als het dan van daag niet beter word met 6è omftandigheïden van ons Land , dan verzeker ik ' hem, zal hy myn Dogter niet krygen ! LIZETTE. Oom ! 'er zyn nog verfcheiden Artikels van ge* wigt! willen wy niet voortleezcn ? ZWAARHOOFD. Zonder four ,• Lizette ! — Voortleezen, wel deö^' gelyk voortleezen! LIZETTE, kezende. „AMSTERDAM den 28 December. Ecrgistei kwamen in Texel binnen, de vliegende Eekhoorn, ,, Schipp. Zephanja Haringneus, van Bourdeaux erf 5, Kapt. Langoor van , ZWAARHOOFD. Sla dat Zeenieuws maar óver, Lizette !  *j6 DE VERLIEFDE MEISJES, LIZETTE, kezende, t 'ifCopie van een Particulieren Brief van een Heer uit Gelderland; in dato 24 December. De Post flaat 20 even te vertrekken, derhalven „meld ik u met allen fpoed, dat hier alles in rep 5, en roere is! alle de troupen zyn in beweegim»! „een menigte oproerige Landluiden hebben de wa„penen opgevat, en zyn reeds in aantogt, om in „ de voornaamfte Steden de Patriotten den Hals te „ breeken ! Men ziet alhier een yslyk Bloedbad tc gemoet! — Ik moet fluiten. — Morgen nader! Ik ben enz,. ZWAARHOOFD. . Qnderfiennt my , Kinderen ! . ,— onderftrunr my! ik fterf van de fchrik ! ach ! Tt-elk eene vreeslyke tyding! — een bloedbad ! — •Hemel! Kinderen ! fluit toch deuren cn ven- fters digt toe ! die verdoemde Boeren ! . ik dagt wel dat er verraad fmeulde! wat hoor ik? wie is daar? zyn het de troepen van Gelderland? of zyn het de oproerige Landlieden ? — fpreek ! ■ ach ! LEONORA. Stel. u gerust, Papa ! hier heb ik eene nadere tl  OF DE COURANTEN, rff ketende. „Copie van een particulieren grief van ein Heer tik Gelderland, in dato 15 December. ZWAARHOOFD. Die Brief is een dag laater gefchreeven. Nu tullen wy meer hooren! Ik word zo koud als de dood. LEONORA, kezende. „ Ingevolge myne beloften zend ik u deezen, met nader berigt, ■ " ZWAARHOOFD. Stil 1 laat hooren, Dogter ! —— Zyn dc Patriotten al vermoord ? LEONORA, kezende. ,,Er zyn werklyk Soldaaten op marsch, ook Heb* „ben een menigte Boeren, omftreeks deeze Stad, „met allerlei moordtuigen gewapend, in aantogc ,, geweest!" ZWAARHOOFD, Myn hart fluit toe ! myn.pols houd op! — de gorgel komt in myn keel! o myn Vader¬ land ! LEON O RA, kezende. „Gy begrypt ligtlyk, in welk eene doodlyke ,, ontfteltenis wy allen geweest zyn , daar wy elk „oogenblik niet anders dagten, dan op de allerver-* S 3 „fcurik,  «?8 DE VERLIEFDE MEISJES, „fchnldykfte en affchuuwlykfte wys vermoord te t! zullen worden !" ZWAARHOOFD. Ik begryp h^zeei leevendig! Ik ga maar van my telve af ! — Antje ! ach ! Antje ! AN TJF. Wat is ervan uw dienst, myn Heer? • ZWAARHOOFD. . Ligr myn doodgoed al klaar t LEONORA. Hoor eerst verder, papa! ZWAARHOOFD. Ach! nog al meer! dat is niet langer om (aan te hooren! myn Yocten zyn „ ^ en dood ! daar voel vry ! LEONORA, leemde. . „Dan! myn Vriend! de Hemel zy geloofd ! by „nader onderzoek, is al hetverfchriklykeverdweey, nen ! Z WAA RHOOFD . Hoe ? LEONORA, ketende. ii De Soldaaten , of zo als het gerugt was, de $>Troupen, waren niet anders dan Verlofgangers; 4i en de gewapende Boeren waren met geen andejé oogmerk uitgetrokken ,- dan om een grooten Wolf  OF DE COURANTEN. *j| ï,te vangen, die in de Nabuurfc a zeer veel kwaad .,deed. — Men ziet er uit, hoe ligtlyk men door ,,gerugten kan misleid worden ; fchoon wy teffens ,, met erkentenis hebben opgemerkt, de vigilantie >,van onze Mayiftraat, die op dit vry waarfchynlyk ,, oproer, daadlyk de noodige precautien in 't werk ,,iïelde. Voor 't overige is hier alles wel. Ik ben enz. ANTJE. Dat gevaar is wederom allergunstigst van ons afgewend. Myn Heer! worden uw voeten niet 4 weer warm ? ZWAARHOOFD. Ik gevoel een nieuw leeven ! Schoon ik de fchrik weg heb 1 Ze is my in 't bloed gefiss gen ! LIZETTE, ter zyde. ,, Zy is er op gefleepen; maar ik zal ze wel krygen!. kezende. Deeze a}hrgew'igt)g(le Ka - courant werd abmme vion de ofd.naire Prys uhgegecven. ZWAARHOOFD. Een alfergew'gugfte Na «courant? — Ach! —i wat %al dat weezen ? • van vyat dag is zy ? S 4 LI-  «o DE VERLIEFDE MEISJES, LIZETTE. Van heden! ze komt pas van de Pers! — ze jS fcog nat! *■* voel! ZWAARHOOFD. Ja! waaragtig! — fpoedig lees opJ acht fcch ! r-~—- LIZETTE, kezende. Extract uit eene Mhfive van Utrecht, dato ij Dec. «, Met grievend leedweezen , myn Heer! moet iR t»u ons doodlyk lot verkondigen! myn hand *> flddprt! myn oogen zyn fpringbronnen ! — is, o myn Vaderland ! ZWAARHOOFD. o Myn Vaderland! houd myn hopfd vast, lintje! LIZETTE, kezende. ,i •— Bezwyk op het hooren van het g'ootfte g,onheil, dat u immer trof of treffen kan !" ZWAARHOOFD. Antje ! Vryf my aan de flaapen van myn hoofd ! —, f ofia! houd my eau de Luce onder de »eus! - - LIZETTE, kezende. ^ 9, De Aanhang van Oranje zegepraalt! Ut- s.> recht \s ingenoomen! -— en alles wat'er in 5>.w?s, — op dc oi^armhajrtigftg wy? vermoord!/  ©F DE COURANTEN. i8* ZWAARHOOFD. Sluit myn oogen maar! — en legt my in de kist! LEONORA. Dezelfde brief ftaat ook in deeze Courant'. ZWAARHOOFD, met ten fiaav■wt ftem. Het — Con — fir — meert I -— Begraaft « my ! LEONORA. Maar ftaat 'er niet nog iets by, Lizette ? ZWAARHOOFD. Nog — al — meer ? LIZETTE. Neen! — my dunkt dat het overvloedig genoeg 'V- LEONORA. In deeze Courant ftaat 'er nog een N B onder» ZWAARHOOFD. Lees! — lees! — eer ik fterf. ANTJE. Ja ! Juffrouw ! lees toch fpoedig, dan kan Myn-, heer het nieuws nog mede naar de andere Waereld neemen ! LEONORA. ' M N B. De bovenftaande Brief is in verfchejd?* S |  ï8| DE. VER LIEFDE MEISJES, Steden by de voornaamfte ratriottcn rond gezan,,den, met het vervloekte oogmerk, om een zho-,meenen fchrik te veroorzaalan ! — Het is een ,,verdigte Brief: de Schryver van denzei ven is reeds ,, gevat, en heeft by het eerste verhoor beleeden , „dat hy door eenige Grooten daartoe was omge* „kogt! — Men twyffelt met, of hy zal binnen ,, kort zyne welverdiende ftraf ontvangen. In Ut-> recht is alles in een goeden ftaat van defenfie;de ..Burgery is vol moed; en gereed om het uiterfte „ aftewagten , hoewel m-cn op vaste gronden zi<* „verzekeren kan, dat 'er geene attaque te dugten Wi is, Z W AARHOOED. Dat is een gruuwlyk Bedrog ! — Hoe boos is het menschlyk hart. — Ik verkoin geheel en al. — LIZETTE. Leonora! met uw verlof? mag ik die NB. eens zien ? LEONORA. Lizette ! met uw welneemen ! zoud gy my dien Brief w;l eens willen toonen ? LIZETTE. Die NB. is verzonnen ! Leugenaarfler! LEONORA. Die Brief is ve.digt! Btdrkgf'.erl LI-  OF DE COURANTEN. 283 LIZETTE. A! wat gy geleezen hebt is onwaar! — dat hebt gy alles uit uw poot gezoogen ! LEONORA. Van al wat gy daar voortgefnapt hebt, is geen een woerd in de Courant te vinden ! — Dat zyft vervloekte leugens, die gy myn ouden Man voor waarheid uitvent! — en dat hebt gy ai lang gedaan , Deugniet! LIZETTE. Ik, ik, Teef? LEONORA. Ja ! gy ! gy! — Gy hebt myn Vader altoos de grootite Zwaarigheeden diets gemaakt, om daar door te verhinderen, dat hy niet in myn Huuwlyk met Ligthart itemde! LIZETTE. Om dat gy my, op allerlei listige wyzen , myn Minnaar hebt zoeken te ontfutzeien , heb ik ook listen m octon gebruiken ! 't Is waar, ik heb meest altoos geleezen , dat niet in de Courant ftond, en wat wilt gy daar nu van hebben ? LEONORA. ATchMuwiy-kfle Lcagenaarfter! Gy zult evenwel Ligthait niet hebben I . LI-  ««4 DE VERLIEFDE MEISJES, LIZETTE. En gy zult hem ook niet hebben! TWEEDE TOONEEL. ZWAARHOOFD, SOFIA, LIZETTE, LEONORA, ANTJE, LIGTHART. LIGTHART. Vermoeid u niet langer, myn lieve Juffertjes! Ik Jieb uw gantfche Pleitgeding aangehoord, en verfchyn hier, om eindlyke uitfpraak te doen ! ANTJE. Nu zullen wy wat gewigtiger tyding hooren das ttit de Couranten! LIG TH AR T. Het doet my tot in de ziel leed, dat ik maar enkel ben ! Ik wenschte dat ik driedubbeld was, dan fcou ik geen oogenblik in twyffel ftaan, om aan ,11 alle drie, myn hart, myn liefde, m'y-n hand es alles wat ik verder heb, op te draagen! SOFIA, ter vjde. ,, Ach ! — hoe jaagt my 't hart! " LEONORA. „ Ik zal hem vast hebben, hy komt zo digt by f, my ftaan! LI-  OF DE COURANTEN. LIZETTE. Hy ziet na me ! De man is binnen! '* LIGTHART. Nu ben ik in de Noodzaaklykheid om een keurtè moeten doen! — Myn Oom begeert het! Ik zou anders die keur nog eenigen tyd hebben uitgefteld, om dat zy de moeilyklle e«r onaangenaarafte is, die ik immer gedaan heb. ANTJE, fllltegen Ligthart. ., Gy liegt, Mynheer ! " LIGTHART,/^ tegen Antje... .,'c Is uit medelyden, Antje." ANTJE. Wel nu, Mynheer! kies dan ! LIGTHH ART. Eén , maar één van u diien , o beminlyke Schooaheeden ! kan myn gelukkig Ded weezen ! de overigen gelieven echter te begrypen, dat ik hen niet uit minachting voorby ga ! — Dat ik hen myn hart en hand niet geeve, gefchied. enkel en alleen daarom , om dat ik maar een Hart en eene Hand ka», en mag weggeevcn ! . ANTJE. I* 'i Hemels naam , maak hei tech kort! LIGT-  S8Ö DE VERLIEFDÉ MEISJES, LIGTHART. Welk een angst beknelt my ! -Ik moet da* kiezen! — Ach! . ANTJE. Als gy nog langer draalt, dan zal u niemand willen hebben! LIGTHART. Welaan dan ! _ Deugdzaame Sofia ! Gy zyf het, aan wie ik eene eeuwige trouw , en onvcranderlyke Liefde zweer ! SOFIA, veringen. Myn Heer ! LEONORA , met fpyt. Ei! ei ! LIZETTE, met bitsheid, Heb ik daar nog al zo veel Couranten voor'gc/efa zen ? DERDE TOONEEL. ZWAARHOOFD, SOFIA, L I G THART, ANTJE. LIGTHART. Voldoe aan myne wenfchen, Myn Lief! Gyzvf Set  OF DE COURANTEN. 2S7 liet eenigfte voorwerp myner trouwe min ! ' Wat zegt gy ? ' SOFIA; Dat ik geheel de uwe ben! LIGTHART, haar omhelzende l. Welk een onuitfpreckelyk geluk ! ANTJE. Heb ik het niet gedagt! Dat is een keur naar myn zin. ZWAARHOOFD. Ik zit even eens, of ik voor den kop geflaagen ben! Alles -wat die ondeugende Varkens my daar voorgeleezen hebben , is dan gcloogen! — Van al die gebeurtenisfen is geen woord waarheid ! Antje ! Ik ben immers wakker ? Ik zit verftomd ! Antje ! ben ik wakker ? ANTJE. Ja ! Myn Heer! ja! zo wakker als of gy nooit geilaapen had. ZWAARHOOFD. Is het mooglyk, dat een mensch zo godloos bedroogen kan worden ? —— Dat alles, wat ze gezegd hebben dat in de Couranten ftaat, is dan een vervloekte leugen ? Is 't mooglyk ? alle$ onwaar! quwaar! helfche leugens ? ach ! —■ AN-  aÖ8 DF VERLIEFDE MEI5JES,) ANTJE. Wildet gy liever hebben dat het waarheid was ? ZWAARHOOFD. Wel neen ik ! Maar is het nu niet even i-ems ais of ik de Couranten niet geleezen had ? — Ja! ben ik 'er niet veel erger aan toe, dan of ik nooit geweeten had, dat 'er zulke dingen, als de Cou*' xanten zyn, in de Waereld waren ? ANTJE. Hoe meent ge dat, Myn Heer? ZWAARHOOFD. Heb ik, door het hooren leezen en gelooveh vart die helfche leugens, geen ondraaglyke hoofdpyn, geen zwaare hartkloppingen, geen doodlyke fchriïc in myn bloed gekreegen ? Is my het hart niet uit den ouden romp gedraaid, door a! de aandoeningen en angsten? — Leg ik niet cp den oever des doods, en dat door dat Satans bediog, van die twee Adderengebroedzels ! — Maar ik zweer, — ANTJE. Vergram u niet, Mynheer! Uw Dogter en uw Nigt hebben kwalyk gehandeld, doch wat deden zj anders dan de Courantiers daaglyks doen, en dat gy evenwel hen nooit kwalyk genoomen hebt ? dc ee- se liegt wat meer «h de «Hdere wat minder! > Des  OF DE COURANTEN. 289 Deeze om hét geld en die om een Vryer, doe als ik en leef gelukkig zonder Couranten! SOFIA. , Dus zoud gy tot een ander uiterfte overflaan, ftiyn lieve Oom ! Lees de Couranten met verftand en gy zult 'er nut mede doen. ZWAARHOOFD. Bemoei gy u met uw Vryer! —> Antje! Uw raad is de beste ! — Ga daadlyk al de Couranten opzeggen ! Er moet 'er geen een meer in myn huis komen ! en bruit deeze op het vuur! Einde van het derde en iaatfle Sedryf. a   . By dea Drukker deezes zyn ook gedrukt ea te bekomen: INWYING VAN DE GENOOTSCHAPS-SOCIETEIT TE DELFT* VADERLANDSCHE LIEDEREN voor het Genootichap van Wapenhandel, onder de Spreuk: Tot herllelderDelftfchéSchut? tery voor Vryheid en Vaderland , door ABRAHAM VAN DER POTH. BUITENGEWOONS PLEGTIGHEID en aanfpraaken by het Vaderlandse!* Genootfchap te Delft, ter gelegenheid van de hooge Kerkvergadering van Zuidholland, buiten den gewoonen tour in dezelve Stad gehouden. GEWIGTIGE AANMERKINGEN jover de klagten en bezwaaren der Kaahfche Burgery by H. H. Mogenden, de Heeren Staaten Generaal, ingeleverd. Eenvouwig gefprek tusfehen twee Vaderlanden Godsdienstminnende Christenen. Ta Me*  MEMORIE, aan de Edele MogendeHee* ren, den Heere Raad-Penfionaris van Bleis± wyejt, en de Heeren de Gyzelaar, van Berkel, van Wyn^ Nederburgh en Ryfer, Respeftive Penfionarisfen en Secretaris der Stecden Dordrecht, Amfterdam, Gouda, Rotterdam en Alkmaar, overgegeeven. Uit naam en van wegens Johannes Roos , Johannes Hemicus Redelinghuis, en Johannes Augustus Bresier, voor hun zeiven, en als Gecommitteerdens van de Klaagende Burgerye, van Cabo de Goede Hoop.