HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN, door GERRIT JAN van WT, stads operateur van den steen, chi« rbrgyn van het pesthuis, en van db wa ale Dl aconie-armen teamsterdam; als mede, lid van he t provin Cl AL eutrechtsche genootschap van kunsten en weetenschappen, en van de hol» landscke maatschap?'/ der weetenschappen te haarlem. TWEEDE DEEL. tweede stuk. Te AM STERDAM, Py, JO ANNE S van SELM. ^dcclxxxvi.   VOORREDE. 2^sf ie daar goedgunftigeLeezer\ hetflot van bet twééde deel myner* (aan uwf leergierige jongelingen, inzonderheid, opgedraagens èn-toègeweide ,) Heelkundige Mengelfloffen ——— ik heb gerykhalsd naar de yoltoojing, deezes, op ondervinding ge* gronde werks; niet zo zeer, om eenige andere nuttige bezigheden deszelfs plaats te doen vervangen, als %vel3 om na een'en aanlloudendènlust tot bet te boekftcllen en waarneemen vdn de nut tigfte zeldzaamheden der Natuur en Kunst, ulieder kundigheden te verryken, óp zodanig eerie wyze, dis my meest duidelyk, vatbaar en leerzaam toegefcheenen beeft: — den last der uitvoetinge, zal my duhbeld vergolden voorden, en mis- ftbié.  VOORREDE. fchien ter voordzettinge van deeze gemengde ftoffen, hoe gebrekkig ook, aanfpooren bonnen; indien hétzelfde vonnis, en de weetgraage yver van ulieden, zo wel als de gunflige beoordeeling van doorkneeds Heelkunstkundigen , 77,7 daartoe aanleiding geeven. AL-  ALGEMEENË INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL, TWEE DE STUK, D E E Z E S MENGELWERK S. EERSTE WAARNEEMING, 5 Wegens het gebruik der Spirit. Sal. ammon. cum c. Viva, tegen een Ulcus Phagadenicum. ...» Bladz. I. TWEEDE WAARNEEMING, Wegens het gébruik der Sp. Sal. amm. c c. v. tegen verouderde Zweeren aan de beenen. ..... g. DERDE WAARNEEMING, Wegens eene Venerifche Neus- en Lip'Zweer. . ... . 6. S VIER.  INHOUD; VIERDE WAARNEEMING, Wegens bet nutloos gebruik van de t. ï. a. c. a v. tegen een Veneiïfche «eer. .... Bladz. 8; ItifpeflioAnatomica, van een nieuw aangegroeid , aanmerkclyk Onderkaaksgedeelte. . . . . . ii„ Waarneeming, wegens eehe affcbeiding tn vernieuwing van"de Onderkaak, door den Heer Q ons tics. ... iq„ .VYFDE WAARNEEMING* Óf, TnfpecHo Anatcfmico Pathologiea, eener doodelyke Hsemorrhagia Uceri, verzeld van Polypus Uceri. . . jjj Brief, aan dén Heere G. Greeve; beroemd Stads Heel- Breuk- én Vroédmees;er te Utrecht; vjegens onverwachte, zo wel als gevüoone omftdndigbeden, welken fomwylen de beknelde breuken en breukfnydmgen verzeilen. < . g. En ee.ie infpeftio-anatomico-Chïrurglca betrekkelyk hei zelve onderwerp. . 43 - Ontleedkundige befchoUwing , en hèIchryviog van den paai eeniger zieke armbecmicren, . , n Heel  INHOUD. Heel- en Ontleed - kundige Onderzoeking, van den Staat, eener ongelyk geneezene Scheen- en Kuit-beens-breuk; briefswyze medegedeeld. aan den Wel Edele zeer Geleerden Hcere M. S. do Pui, A. L. M. Ph. & Med. Doel. Anatomise Chirurgia; & artis ObftetriciaïLeétor, enz. enz. te Campen. , . . Bladz. 65, Antwoord van den Heere M. S. du Pui, over het zelve onderwerp. . . 8/- Raadpleegmg, wegens eene Kanker des aangezichts { door een'' Heelmeester in Gelderland. . . . . . 0^, Antwoord en Raadgeeving aan den GelderJchen Heelmeester , wegens de voorgemelde Lip en Aangezichts-Kanker. o3. Tweede Proefnecming, met het Sanguis Bovinus. . . .' I2~# Derde Proefneeming, mei het Sanguis Bovinus. . . , . j32? P-RUK.  DRUKFEILEN. Bladz. 9 Regel 27 ftaat Th'agadinua lees Fhagadenica. 23 ? ■ Anatmnica anatomko 24 4 orifiiium —— onjicium 24 6 ■ wonden wanden _ 25 7 Catheterimts Catheterismus 27 9 ~— "tfilittm ortficiuut "~~ 2 7 lï ~~~~ f^'* Labia 31 9 Inlerum Internum 66 7 I?6. g6 70 20 vooraan n = II = % v^aTn ft" ^° ZT ^ 140 i7 : terwyl dan, terwjl HEEL  HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN. EERSTE WAARNEEMING, Wegens het gebruik der Spir. Sal. ammon. c. c. viva, tegen een Ulcus phagadenicum. A.. • J.... v?.n Gouda , oud 23 Jaaren, kwam den i5den November, 17^3, in pps Hospitaal, mee een Ulcus phagadenicum aan het linker been, welke het vel, vetvlies, een gedeelte van de kuitfpier, en de geheele Pees van achilles vernield had alle aangewende en meest in die gevallen gebruiklyke middelen, waren vooraf, en ook fommigen onder myn opzicht, vruchtloos beproefd -—.. Het DecoEi. cort. peruv. en een foortgelyk afkookfel van den willigenbast, uitwendig aangelegd, en dat my anders, in zeer veile gevallen, van uitfteekenden dienst geweest is, was nu alleenlyk in ftaat de pynen draagelyker te maaken, maar niet vermogend genoeg om te beletten, dat de verdere omvreeting en vergrooting der zweer geenen ftand hield, A Het  $ BtEtnSBICl! Het inwendig gebruik van de Cort. peruv. met Opium , ofïchoon in eene genoegxaame hoeveelheid, en van langzaamerhand opgeklommen, baatte niets, en noch de in- noch de uit- wendige hulpïtii.idelen hadden den I5den December, iets voordeeligs ten gevolge: hierom verbond ik de Lyderes , tweemaal daags, met het water van jvf. marti n et „ en daarna bevond ik haar den i6den en ijfe" dito iets beter; de zweer zag min» der miskleurig, en in het midden derzelve befpeurde men , een meer naar zuivere etter gelykend vocht, het welk naar het inwendig gebruik der Sp. tal: amm. c. c. viva in eene goede witte welgebondene etter veranderde. De Lyderes klaagde dat dit hulpmiddel , tot ruim een uur na de verbinding , zeer veel pyns verwekte , welke' echter daarna verdween , en geene verdere onaangenaame aandoeningen meer veroorzaakte. De omflandigheden van het zorgelyk ongemak fcheenen my toe te vereifchen, dat de hoeveelheid van Spir. [al. ammon. cum d v. vermeerderd werd , en het was ook hierdcor dat ik .een gewen^cht gevolg ondervond , zonder dat de pyneft verzwaarden Ondertusfchen was ik genood¬ zaakt , den ao^" December, na dat ik reeds een deel Sp. /. a. c. e. v. tegen drie deelen regenwater aangelegd bad, met bet gebruik deezes middels opte-  mengelstoffen. 1 tehouden, mettegenftaande de uitwerking allerge. wenscht was,om dat de klagten der Lyderesfe, wegens de koude aanlegging, zo dringend waren, dat ik niet voorby konde haar verzoek ter aaniegginge van een minder fchrikverwekkend middel, toete? ftaan , en hiertoe verkoos ik weder het Decoiï, cort, faïïds. Haare zieklyke omfiandigheden verergerden, en «ïertegenftaande het gebruik der Kina vermeerderd werd, namen haare krachten in korten tyd zodanig af, datzy den 8ftenJanuary, 1784, overleed. TWEEDE WAARNEEMING, Wegens bet gebruik, der Spiritus falis ammoniaci cum calce viva parati, tegen verouderde zweeren aan de beenen. J" n ...., tusfchen 50en 60 jaaren oud, had, federt eenige jaaren , aan pynen in armen en beenen, welken uit onbekende oorzaaken ondtonden, doch die voor het meerendeel van eenen jichtigen aart fcheenen te zyn, gefukkeld. Vier jaaren vóór dat zy op het verband in ons ziekenhuis geplaatst werd, (17 December 1784,) was zy aanhoudend, regelmaatig, en op verfchilA a len-  4 heelkuvdi sb lende wyzen behandeld, door een'HeelmeeHer, di» geene middelen onbeproefd gelaaten had, om verfeheidene vuile , fpekkige zweeren, aan beide de beenen, met verharde eeltige randen rondsom voorzien, inzonderheid een aan het rechter been, ter plaatze en in den omtrek van de Malkolus inlernus os fis tibia, ter grootte van eenen handpalm, te ge» neezen. Ik oordeelde den o5ften January, 1785, na haar insgelyks tot aan dien tyd, op de gewoone en bekende wyze, zonder eenige verbetering, behandeld te hebben, de Sp. fal. amm. c. c. v. p. ter beproevinge tot de geneezing overvvaardig, en wy begonnen dezelve te gebruiken, op de wyze waarop m. m a r t i* net, dit middel tegen den kanker aangepreezen beeft, naamlyk, de plukfelwieken en compresfen daarin nat te nnaken. Tot aan den odeil April was ik genoodzaakt, met het gebruik deezes middels, (langzaamerhand verkerkt, tot één deel Spiritus tegen twee deelen •waters,) aantehouden, eer de zweeren volkomen gezuiverd, en met de oppervlakte van het vel, in den omtrek, gelyk begroeid waren, en ik gefchikte gelegenheid had, om de velmaaking met het velmaakend middel van schxigting te beproeven; offchoon verfcheidene kleine zweeren, hiermede , in grootte reeds veel verminderd waren, en het groo£'  MENGELSTOFFEN. 5 grootfte Ulcus aan het rechter been, veel verkleind was. Sommige kleine zweeren aan 't linker been, waren' vroeger geneezen, alleenlyk door het aanhoudend gebruik van gemelden gedilueerdèn geest, met die oplettendheid, dat ik de Sp. /al. amm. c. c. v. in minder hoeveelheids gebruikte, naar inaate de geneezing naderde, of de velmaakirig vorderde. Staande den tyd dat deeze Lyderes in ons ziekenhuis was, werd er naauwkeürig achtgegeeven op de toediening der inwendige geneesmiddelen, welken in den beginne befbnden, uit een gewoon De\ cocl. cort. peruv. eerst met twee dragmen Sp. fal. amm. c. c v.p. 's daagsj vervolgends,(den aoftfi« December, 1784,) met een half unce; dén ü6ftea dito met zes dragmen, en den 3iften met één unce, waarmede zy aangehouden heeft , tot den 20ften April des volgenden jaars. Staande de gemelde behandeling, en geneezing der zweeren, had onze Lyderes plaatslyke pynen, en knobbelige zwellingen in de onderarmen, waartegen een koude ftooving , van gelyke deelert Sp. f. a. e. c. O. en water, met goed gevolg en herftelling gebruikt werd. Vóór het begin van de maand Mei, 1785, was önze Lyderes volkomen geneezen , en verliet ons Hospitaal gezond. A % Ï>£R,-  6 heelkundige DERDE WAARNEEM ING, iVegtns eene Venerijche neus- en lip-zwesr. J^. de V* had langen tyd aan Lues venerea? en eene kwaadaanïge uitwendige, voordvreetende neus- en lip-zweer gefukkeld, eer zy, den 22ften February, 1785, tot ons ziekenhuis toevlucht nam. Da rug, en vleugels van den neus, zo wel als de bovenlip, waren geheel géêxuleereercl, zeerpynlyk en door veele mercuriale fmeeringen, pleisters enz. vruchtloos behandeld. De gewoone inwendige middelen tegen de venusziekte, baatten niets tegen gemelde zweeren, zo min als de uitwendige plaatsmiddelen van denzelfden aart, voor en aleer ik tot de Sp.fal. amm. c. c. v. toevlucht nam , dan van toen af veranderden dezelven zodanig ten goede, (offchoon ik niet meer dan de voorgefchrevene hoeveelheid van m. mar.ti net gebruikte, ter bevochtiginge van plukfelwieken en comprësfen , waarmede hec ongemak gedekt werd,) dat de volkomène geneezing* van den *aden tot den 26^ Mei voltrokken werdy en zy,kort daarna, zonder eenig venerisch overblyvend kenteken, volkomen gezond, ons-ziekenhuis véHaaten konde. . - Dee-  MgNÖElSTOFFEN. f Deeze Waarneeming bewysc mede ons aangenomen gevoelen, (zie myn ade Deels ifte Stuk ^inzonderheid wegens veele uitwendige ongemakken,, overblyffels van veuerifche befmettingen , welken niet door die fmet, maar door eene zuure verbastering der vochten onderhouden, ongeneezelyk, en fomtyds doodlyk gemaakt worden, indkn men dezelven als venerifche blyfc befchouwen en behande» len, zonder daartegen Alcalia volvtilia, aantewenden: ondertusfchen kan ik niet voorby, hier aan» temerken, dat men in fommige gevallen van Zweeren, en andere nagebleevene ongemakken, na eene langduurige venusziekte, met het evengemelde middel, alzo weinig ter volkomcne geneezing flaagen kan, als door het aanhoudend gebruik van in- en uitwendige kwikmiddelen ; het zyn die gevallen Welken by den uitflag leeren, dat de venusziekte verzeilende, of alleenlyk nog overgebleevene ontaarting der vochten, van geenen zuuren aart is, en des door geene Alcalia, gepaard met Mercurialia, of alleen, kan weggenomen en geneezen worden5 ■maar dat er eene ontaarcing der vochten van eenen anderen aart , by voorbeeld Scorbutique bygeko* men of overgebleeven is, welke door zuure plaats» middelen en inwendige toediening van Kina mej Sp. vitrioli, of iets dergelyks , moet overwonnen wor den:voor het uitwendig gebruik, heb ik insgejyks de .Sp>. vitrioli, met water verilapt, en A 4 in  3 heelkundige in die boevee'heid aangelegd dat het eene draago lyke prikkeling, maar geene pynen van aanbelang, verwekte , aïlervoordeeligst bevonden ; en daarna veele geneezingen zien gebeuren, naar bevinding deigevallen , met-, of zonder by voeging van kwikbereidingen, inwendig. VIERDE WAARNEEMING, Wegens het nutloos gebruik van de Spiritus fair. amm. cum c. viva tegen eene venerifche zweer. JP m.. was aan verfcheidene hardnekkigs en verouderde Sipbilitifcbe ongemakken onderhevig geweest, eer hy, (den 2üften Maart, 1785,) zig ter onzer hulpe begaf. Rondsom den Anus was eene pynlyke ontfteeking welke zig uitbreidde naar de rechter bil , alwaar eene aanmerkelyke vuile, rottige zweer, ter grootte van eenen handpalm gevonden werd, welke op onderfcneidene wyzen, door verfchillende kwikzalven . en andere plaatsmiddelen, (taande den tyd dat hy inwendige kwikbereidingen gebruikt had, was behandeld, en niet alleenlyk blyven ftandhouden, msar,  MENGELSTOFFEN. £ maar, desniettegenftaande , van ryd tot tyd verergerd. De Sp. fal. amm. c. cake viva, met welke ik ten dien tyde bezig was in verfcheidene gevallen proeven te neemen, fcheen my toe een gefchikt middel tegen dit uitwendig ongemak te zyn, althans ter, beproevinge tot de radicaale geneezing, achtte ik het dubbel waardig, ter oorzaake van veele weiuitgevallene geneezingen, met deezen Aicalifchen geest. Dan, ondanks de trapswyze vermeerdering van denzelven , onder het water waarin de wieken en het overig verband nat gemaakt werden, tot dat men eindelyk Spir. f. a. c. c. v: aq. comm. a„ p. aeq gebruikte, nam de zweer in grootte niet alleenlyktoe, maar het was daarenboven niet mogelyk, den voordkruipenden, gangraeneufen kring, paaien te (rellen, veel min te doen affcheiden. De Heer' vanbriciem, oordeelde met my dk geval van dien aart, dat de falivatie onöntbeerelyk was , waarin wy ons oogmerk bereikten , door eene meer dan gewoone ingeeving van kwikmiddelen, en uitwendige kwikfmeeringen; terwyl ik intusfchen het Ulcus gangraenofum ex caufa jenerea, liet bedekken , of alleenlyk verbinden, met gort, die zeer lang, en met eene ruime hoeveelheid Aq. pbagxdenka gekookt, en tot pap  JO II £ E L K Ü Sf D l O fi ber eid Was , en welke in zeer veele Venerifche zweeren van uitfteekenden dienst is , als men ze enkel! om of over het deel en de zweeren legt, zonder dezelven met iets anders te dekken: de bekleedzelen van 't hoofd , door huidziekten , van eenen venerijchen aart, aangedaan, heb ik menigvuldig, onder het gebruik van deeze pap, om en over'het geheele hoofd gelegd, zien geneezen. Met de kwyling en gemelde uitwendige behandeling, gingen wy voord, van den 13£ viel : vervolgends werden de toevallen langzaamer* hand draagelyker, hoewel zig fomtyds aanmerké» lyke verheffingen van pyn openbaarden, gelyk by beenaffcheidingen meermaalen gebeurt. Na eenigen tyd ontdond een nieuw gezwel aari de linkerzyde, aan den voorkant van den Mas/eter, 9twelk, geopend zynde, naderhand gelegenheid gat dat de kaak zig aan deeze zyde hierdoor ontlastte 9 terwyl, aan de andere zyde, de etter door den mond, en ter plaatfe alwaar de kiezen gezee ten hadden, uit* liep : het was ook langs dien weg dat de kaak zig aan deeze zyde, ontlastte: deeze ontlasting gefchiedde eindelyk mede in de maanden Augustus en September, zelfs met de Condyli, en Procesfus corotioidei er aan hoewel zy in hunne uiteinden „ alwaar zy zig van de inplanting der fpieren en banden hadden losgémaakt, meer door bederf waren aangedaan, dan de overige oppervlakte: na deeze ontlastingen trok de kin aanmerkelyk te rug, en de plaatzen werden door eene vaste doffe weder ge« vuld bevonden: de beweeging heeft zig langzaamerhand weder begonnen te herdellen; echter is dezelve, inzonderheid de gaaping, merkelyk bepaald gebleeven. Het zonderlingste by deeze waarneemiög, is my altyd toegefcheenen. dat na eene zodanige geheele ontlasting tot in de geledingen, echter geene gelidsverftyving gevelgd i$ , 't geen anders by alfe B % ai-  *ï lï E E L K U N D ! G t andere geledingen volflrekt plaats heeft: doch de re* den hiervan fchynt my toe te zyn, om dat de on* derkaak, als met eene dubbelde geledingsholte aan iedere zyde, door middel van het halfmaanswyze kraakbeen, voorzien is, zo dat by de hergroeirg van eene. nieuwe kaak, deeze zig met de onderfte oppervlakte van het kraakbeen moet verëenigen, en met hetzelve een lichaam uitmaaken; terwyl de hovende oppervlakte van het kraakbeen, met hetflaapbeen nog eene beweegelyke geleding blyft overhouden ; die daarom ook meer onvolkomen en bepaalJer is dan de voorgaande. Deeze Lyderes is voor drie jaaren overleeden, en men heeft, de ontlastte beenftukken met haar doen begraaven, zo dat ik ze niet weder heb konnen te zien krygen. In het jaar 1765, heb ik in alle opzichten een dergelyk geval, aan zeker' man , te behandelen gehad ; het was aan de linkerzyde geplaatst; de ontlasting gefchiedde ook naar buiten: van het begin van Mei, tot diep in Augustus duurde de behandeling; de beide Procesfus werden hier ook ontlast^ echter mede door bederf aangedaan : by dit geval had eene verzakking van etter langs den hals plaats : fia de ontlasting en fluiting der wonde, werd de ontfluiting des monds en de beweeging der kaak aanmerkelyk bevorderd, door eene aanhoudende en onwederflaanbaare neiging tot geeuwen: voor hit,  M E N O B ï» S T O F F E ï?. 'a$ hét overige had dit geval niets aanmerkelyk ver* fchillends met het voorgaande: de mond is echter een weinig fcheef getrokken, om dat deeze zyde der kaak eenigzins verkort is. tYFDE WAARNEEM ING: O F 1NSPECTIO ANATOMICA PATHOLOGICA,' E'tner doodlyke Hsmorrhagia uteri, verzeld van Polypds uteri. menigvuldig als de bloedftortingen uit de baarmoeder en fchede voorvallen, zo talryk konnen misfchien ook derzelver verborgene oorzaaken zyn —■ het zal ook niet onwaarfchynelyk blyken, dat in het geval, 't welk wy voorneemens zyn alhier medetedeelen, de oorzaak verborgen, en niet dan a pofte, riori, gisfelyk is bekend geworden; het is ten min* ften zeker, dat men uit geene kentekenen, welken zig, ftaande het verblyf der bloedloozende zieke in ©ns ziekenhuis , opdesden, eenig vermoeden kon de 6 4 heb-  34 Heelkundige hebben op eene Polypus uteri, veel min (fchooa men in die vooronderltelling gevallen ware,) de caufa proxima, der doodlyke bloedloozing, wegneemen; dewyl het Orifitium uteri, niét te ontdekken was, en er geenen toegang althans, ter onderzoekinge van de wonden der baarmoeder, vergund, en derhalven, in 't geheel geene gelegenheid ter afbinüinge van het langhalzige gezwel, gevonden werd. margareta d a v Rf , oud 33 jaaren, geboortig van Daaiheim, kwam in ons Hospitaal, den 21ften November des jaars 1785, na zy, volgends haar verhaal, reeds drie weeken té vooren aanhoudend, doch nu meer dan minder, aan bloedflorting üic de Pudenda gefukkeld had; waardoor zy, fchoon anders robust van geitel, in krachten zeer verminderd was —— deeze bloedflorting was federt eene kort te vooren wèl gedaagde, en natuurlyke kindeabaaring begonnen : de Lyderes klaagde over gee« ne andere zieklyke ongerteldheid, dan, by tusfehenpoozen, onlydelyke pynen in den onderbuik: de Heer d. van erighem befpeurde, by 'teerde onderzoek, een zeer zwakken onderdrukten pols, en in haar gelaat duidelyke blyken van bloedloosheid — zyn Ed. fchreef haar, om die redenen, verfterkende, zamentreukende, en bloed verdikkende middelen voor , en dee?en fcheenen eene gewenschte uitwerking; te hebber*; immers de bloeding  Jtf E N G E L S T O 3f F E N„ &g ding verminderde van dag tot dag, en de eetlusi werd merkelyk opgewekt 9 zo wel als de krachten' gradatim toenamen. De pynen in den onderbuik bleeven ondertusfchen onverminderd aanhouden, ook viel haar fom» tyds de waterloozing zeer moeielyk^zo zelfs j dat ik eens genoodzaakt was de Catheterirnus in 't werk te Hellen, offchoon ik er weinig waters door ontlastte : in deezen toeftand bleef onze Lyderes eenigen tyd , tot dat eindelvk alle aangewende vlyt,. door inwendig toegediende hulpmiddelen, vruchtloos bevonden werd, wanneer zig op nieuw eene hevige bloedftorting verhefte; eene bloedftorting welke in korten tyd meer krachten wegnam, dan men door toegediende geneesmiddelen, en krachtopbeu-. rend voedzel, had konnen winnen; te meer 4 dewyl er zig by deeze bloedloozing eene (lerke diarrbgavoegde, verzeld van walging en afkeer van fpyzen — in deeze omstandigheid appliceerde men, by aanhoudendheid, op den onderbuik en over de fchaamdeelee, doeken, nat gemaakt in koude azyn, en gaf haar, op aanraaden van bovengemelden Genees, heer, de genoemde inwendige geneesmiddelen: hierna wérd de bloeding minder, echter hield dezelve niet geheel op, het welk van dat gevolg wasj dat door de aanhoudende, fchoon geringe bloedloozing , de krachten byna geheel bezweeken — de bloedftorting verhief zig, den 12*"» December, verzeld B 5 van  ié HEELKUNDIGE Van hèvige pynen in den onderbuik, zodanig, dat de ruime toediening van het Opium, onzen Geneesheer allernoodzaakelykst toefcheen: de blosding ondertusfchen fcheen hierdoor eer vermeerderd dan verminderd te worden, zo dat de Lyderes^ den I3den, in eenen gevaarlyken en zorgelyken Eoeftand geraakte. In deeze omftandigheid fchoot niets beters, ter bloedftelpinge, over, dan eene zachte, echter genoegzaam (leunende opvulling der Vagina, of infpuitirtgen te doen met Alcohol vini: het eerde oordeelde ik best te zyn; ook had ik riieermaalen hiervan het gèwenschte gevolg gezien, fchoon het by fommigen, inzonderheid wanneer de Vagina zeer ▼erzwakt is, en de bloeding lang geduurd heeft, Wel eens wat pynlyk, althans zeer ongemaklyk valt; ik ben zelfs eens, in foortgelyken gevalle, genoodzaakt geweest, na vier-en-twintig uuren, eene, naar de ruimte en langte der Vagina gerichte fpons en ingebragt plukfel, om reden der hevige fmarten, wegteneèmen: de bloeding ondertusfchen, die vee. Ie jaaren nu min, dan meer, aangehouden had, en voor deeze behandeling geweldig en allergevaarlykig geweest was, was geheel opgehouden; keerde niet dan na veele dagen weder, en maakte een einde aan het leven der Lyderesfe, dewyl zy tot geene nieuwe opvulling der Vagina, fchoon met zacht Haarlem*  M E fj GEL STOFFEN. temmer plukfel, te beweegen was, en hiettegen° daande alle aangewende vlyt, van den kundiger! Geneesheer broekman, De Eamorrbagia uteri van eerstgemelde Lyde* resfe in het Buiten «gasthuis, kwam my voor, tof foortgelyke behandeling gefchikt'te zyn, en totdat einde vervaardigde ik eene langwerpige ronde, zamengeperde fpons, die de geheele ruimte der Vagina vulde, tot aan en tegen het Orifitium uteri, terwyl ik de nog overgebleevene ruimte beneden dezelve, en in den mond der fchede, zo wel als toe aan en buiten de Labia pudendte, met zacht Haarlemmer plukfel naauwkeurig toefloot en ophoogde; dit alles werd met behoorelyke compresfen, en T. verband voorzien; eenige uuren door de hand van eene naastbyzynde helpfter gedeund, en was van dat gevolg, dat de bloeding ophield —deLyderes was den i5den oogfchynelyk iets beter, en betuigde geen de minde hinder van deeze behandeling te lyden, dan eene draagelyke perfing, of drukking, de? fpons: haar pols was iets opgewekt» Den volgenden nacht was zy zeer ongerust en, haare bloedloosheid was zodanig verergerd , wegens eene aanmerkelyke ontlasting van bloed, door den mond, dat men den i6dea byna geen pols meer konde ontdekken: het verband ondertusfchen weggenomen zynde, vond men, dat geen® nie«-  *8 heelkundige nieuwe bloeding uit de baarmoeder, federt de aanlegging, gebeurd was; integendeel, hetzelve was genoegzaam droog: denzelfden dag, haar, naden, middag, nog eens willende bezoeken,was zy,even te vooren, overleeden. De zeldzaamheid van dit geval, en de duiflerheid welke zig in het bepaalen der waare oorzaak van deeze bloeding, van den beginne af aan had opgedaan , moest natuurlyk onze nieuwsgierigheid gaan* de maaken, tot nafpooring opwekken, en tot onderzoek na den dood aandryven: immers hoe zeec de voorafgegaane zwangerheid, en de daarop gevolgde bloeding, eenigen fchyn opleverden, alsof, onder de verlosfing, in de baarmoeder of belendene deelen, iets gebeurd ware, het geen aanleiding tot dit toeval gegeeven had , bleef het, desniettegen» ftaande, een raadzel, welke deelen, waar, en op hoedanige wyze dezelven aangedaan waren? temeer daar de Lyderes by haar leven betuigd had, dat zy gemaklyk gekraamd had : her was den lyden £|aar« aanvolgende, welken wy ter onderzoekirige bepaalden , en zie daar wat wy door de naauwkeurige ontleeding des Heeren g. greeve Junior, ontdekten ! de buiksholligheid ki uislings geopend hebbende , werden alle de buiksingewanden in eenen volmaakt gezonden ftaat bevonden, alleenlyk door Moedloosheid, njeer dan natuurlyk flap eh ver* bleekt:  m e n g e l s t © f r S n. &£) bleekt: de deelen in het bekken gelegen, fcheenen, op het uiterlyke aanzien, zeer gezond te zyn, dan, 8e ingewanden uit den buik uitgenomen hebbende, öm die van het bekken meer naauwkeurig te konnenbefchouwen, vonden wy, 1. ) Dat és 'Uterus uitwendig volmaakt gezond was, maar niet zo vry, als in den gezonden en na» murlyken ftaat konde bewogen worden 5 volkomen zamengetrokken en des niet grooter dan natuurlyk. 2. ) Aan den bodem derzelve ontdekten wy veele en zeer aanraerkelyke Hydatides. 3. ) De Ovaria, de TabaJaUopiatia, en de breede band waren, inzonderheid aan de linkerzyde, zodanig aan en in elkander vastgegroeid, dat zy niet dan eenen pnregelmaarigen klomp vertoonden. 4. J). Het Mtestinum retlum was, ten opzichte yan pladtzing en maakfel, vry natuurlyk; alleenlyk was de Cellulofa in de nabyheid, inzonderheid de verbinding van deeze met de Uterus, zeer verhard en ontaart. Na dit onderzoek alle de ingewanden van den, buik voorzichtig uitgenomen hebbende, vond men het volgende: . De linker Urether was tot eene aanmerkelyke wydte uitgezet, en de deelen onder in het bekken Ifsmaakendè, voaden wy eene fterke tegenkanting aan  '3$ a « e lï u s o i a s aan de linkerzyde, ter hoogte van de Arteria. es, Vena ilïaca interna; de Celluhfa naamiyk , was hier geheel ontaart; maakte een hard, en by de gedeeltelyke doorfnyding een gekraakmaakend ge? zwel, het geen de Vrether en de voornoemde va= pen aan deeze zyde, geheel toedrukte, en hier van daan, was ook de uitzetting der linker Urether. Alle deeze deelen fcheidden wy vervolgends, en namen dezelven in eens te gelyk uit, waarna wy he? volgende ontdekten; Het verhard ceVuleus gezwel was geplaatst aan de uitwendige lfKker en voorfte zyde van den rechten darm; ftrekteTMg uit, tot aan het bovendeel} achterfte gedeelte der Vagina, en het begin van het Osculum uteri: aan het achrerfte gedeelte van dit gezwel, deed zig eene Ftftuleufe opening zien =, het welk aan een dun Stilet doorgat:g vergunde, tot |n het Inteftinum reclum , en van daar, Schuin nederdaalende, tot in de Vagina: een andere.Sf«as van deeze Fiftul volgende, bragt dcelve het Stilet, in de Uterus zelve. Hierna hetTentyzer door den eerden boezem binnen gebragt hebbende, en op hetzelve eene door? fnyding gedaan zynde, zag men dat deeze openingen met elkander onmiddelyk gemeenfchap oefenden , terwyl er reeds eene aanmerkelyke hoeveelheid -danne drekftoffen in de Vagina bevat werden. Na  MENGELSTOFFEN. gï Na dat die deel'gerynigd was, fpoorden wy ook de tweede opening, in de Uterus uitkomende, naauwkeurigna, en vonden datdezelve, ter hoogte van het Osculum uteri, haaren uitgang had. Hierop de Vagina in de gantfche langte geopend zynde, bevonden wy dat de opening in dezelve ruim twee duimen van de uitwendige natuurlyke opening derzelve, aan den linker en achter kant te zien was; van het os Tincce of Interum uteri, was niets te erkennen, hetzelve was geheel verfmoken; niets dan eenige wankleurige vezels waren er van overig, en juist hier ter plaatfe eindigde de tweede opening; dan, aan de rechter zyde, op eenen afÜand, evenwydig van den bodem en het Osculum uteri, vertoonde zig een, op het oog, vleezig lichaam of uitwas, ter, gedaante van een peer, beginnende met een dun fteeltje, en eindigende, nederwaards daalende, juist daar ter plaatfe, alwaar in den natuurlyken ftaat hei Osculum internum uteri, geplaatst is; aan deszelfs bovenrand, was eene roode bloederige flrip, en het was in deeze ftip, dac mm de lucht inblaazen , en daardoor het uitwas geheelyk opfpanrienen uitzetten konde; achter dee? ze ftip, was het 'fteeltje, waarmede dit uitwas aan den Uterus was vastgehecht, welk uitwas bekleed was met eene continuatie van de inwendige rok des feaarmoedèr. • - Voqr  «3 . heelkundige Voor het overige was hetzelve van rondom los en konde opgeligt worden. De blaas was gezond, en de nieren, hadden niets ongewoons, dan, dat het Pelvis renalis der linker nier, zeer derk uitgezet was; een gevolg van de drukking op den Urether — Te recht zeide de Heer creeve: „ My dunkt dat dit geval gepaste gelegenheid geeft tot de volgende vraagen —% „ Welke zyn, hoogstwaarfchynelyk, de afgelegene s, oorzaaken van deeze ontaarting der deelen, ovs* het algemeen ? „ Is eene voorafgegaane ontdeeking hier de bron van ? „ Waar zal men (lellen die het eerst begonneffi ^ te zyn? „ Welke is de oorzaak der bloeddorting ? „ Is die van het uitwas ontdaan ? „ Tot welke foort van gezwellen moet men he* y brengen? „ Is het een Polypus uteri? „ Is het een Fungus ? „ ïs het een verwyd bloedvat, het geen zig zo uitgerekt en wonderlyk opdoet ? 9, Of is heC eene afwyking van het inwendige vlies van de baarmoeder, waarin een verwyd j, vat eindigt? „ Is het waarfchynelyk dat de bloeding uit dit « uitwas is te voorfchyn gekomen? Of  MENGELSTOFFEN. ,, Of zyn het de veifcheurde vaten van het ver» 5, gaane Osculum uteri, die dit bloed hebben uitl\ geftortP „ En, eindelyk, hoe kan het, volgends aangë„ nomene begrippen der Geneeskunde, uitgelegd „ wórden, dat er zo eene aanmerkelyke ontftee„ king,in deelen van zo veel aanbelang, plaats gry„ pen kan , zonder eenige kentekenen opteleve,3 ren?" PI. I. Fig. III ■ de overlangs opcngefnedene Uterus. \ * a a; de wanden der doorgefnedene UteruL b: het hol der baarmoeder, welker oppervlakte glad en gezond is, uitgenomen ter plaatse van t, alwaar een peerswys verlangd gezwel; c\ meteen klein fteeltje begint. d: byzonder, hol, vliezig verlengfel, aan welks uiteinde een zeer klein openingje gevonden wordt} langs welk het geheelê peerswys gezwel eenigzins' door middel eener Tubus , met lucht kan opgevuld worden , en alwaar men voorgemelde bloederige ftip gevonden heeft. eeeee : overgebleeven ongelyk gedeelte de'? wanden van de baarmoeder, en hals derzeive, 't welk zig als afgeknaagd door de verzweering, vertoont, ƒ: cngelyke ruwe, door de verzwèering wegge-, p 1'iaag-  g4 tffcELKUNDlGC knaagde oppervlakte, in het benedenfte gedeelte van 't hol der baarmoeder. g. b. i. k. l: verfcheidene groote en kleine Bp datides. BRIEF, Aan den tieere g. greevb; Beroemd Stads Heel- Breuk- en Vroed- Mee/Ier te Utrecht; Als mede, Lid van verfcheidene geleerde Genoot' fchappen, enz. enz. Wtgens onverwachte, zo wel ah gewoone omfïaridigheden, welken fomwylen de beknelde breuken en breukfnydingen verzeilen. MYNHEER ! fjet onderwerp door Uw Ed. verhandeld, en bnetswys, in het jaar 17H* aan 01 y toegedraagen, deed niet minder eer aan de kunst, als aan Uw Ed. in 't byzonder, voor zo veel althans uwe kloekmoedige, fpoedige en gelukkige toetreeding tot de breukfnyding, dui-  MENGELSTOFFEN, duidelyke blyken van derzeIvernoodzaakeIykheid,e}i nuttigheid, tot behoud van veelen, welken anders fterven, opleverde: voormy zeiven ten minften hierover zeer voldaan, als daarin veele leerzaame zaaken opgemerkt hebbende, heb ik van tyd tot tyd naar gelegenheid uitgezien , om Uw Ed. gemelden brief, met een foortgelyke, over hetzelfde onderwerp, tot dankerkentenis, wegens de eer,my door Uw Ed. daardoor aangedaan, omftandig te beantwoorden; dan, tot nog ontbrak my hiertoe de gelegenheid ; misfchien zal den eenen of anderen tyd die gelegenheid geboren worden ; intusfchen zal het Uw Ed. hoop-ik, niet onaangenaam, en de Heelkundigen in 't algemeen niet onvoordeelig zyn, dit kort verhaal, inzonderheid wegens een zeldzaam verfchyni'é, by eene breukfnyding aan een lyk, medetedeelen. Daar zyn gevallen, waarin de breukfnyding, door veelen, niet raadzaam geoordeeld wordt, het zy om reden, dat men vooronderstelt , dat de aangroeing des ingewands, aan den breukzak, door eene veeljaarige uitblyving derzelve, (welke de Lyders fomwylen verzwyg|n, het zy uit onkunde', het zyzy niet geweeten hebben,aan een breuk onderhevig te zyn, of om andere redenen,) zo aanmerk^lyk zyn zal, dac de losmaaking ter binnenbrenginge, by de operatie, ondoenlyk zal bevonden worden; C « of  gtf HEELKUNDIG!! of dat de beklemming zo aanmerkelyk is, en lam* geduurd heeft, dac men niet dan eene volkomen» verderving van een aanmerkelyk gedeelte, en ingevolge van dien, den dood kan verwachten; de krachten des Lyders te veel verloeren zyn, om op eeneri goeden uitflag van de operatie te konnen hoopen, en wat dergelyke zwaarmoedige redenen meer zyn konnen, Uw Ed., zowel als my, overbekend. My dunkt ik hoor Uw Ed. hierop tegenwerpen, alle deeze aangevoerde en andere hinderpaalen, konnen niet opweegen tegen de noodzaakelykheid der uit* roeringc van eene operatie, die in zig zelve nietgevaarlyk is, en welke, naar omdandlgheden, volgends wèl opgegeevene kunstregelen , kan en moet behandeld en gered worden; is het niet met wêderinbrenginge des darms,die aangegroeid of verdorven , en naar het een of ander geval, kunstmaatfg behandeld is, het zal ten minden konnen zyn', met de doorfnydingé des darms, wegneerriinge des verdorvenen gedeelte, en vasthechtinge in de wond, tef daardellinge van eene Anus artificialis, om ten mirtftén het leven des Lyders, ware 'c moge!yk,te fpaarén, enz. : dan, van wege$. deeze en andere gegronde tegenwerpingen, heb ik niet voorgenomen th'ans te fpreeken, maar bewaar dit tot eenen anderen tyd en gelegenheid: het zyn alleenlyk byzondere' gevallen, die men ziet gebeuren, en waarover ik' meer-  U B N G E L S T O F F E N. %7, nieermaalen-myne gedachren heb laaten gaan, welt ken ik Uw Ed. thans wilde mededeelen, zon der verder in onderzoek te treeden, wat men in dit en andere gevallen, vroeger en beter behoorde te doen. Ik heb my menigmaal die gevallen voorgefteld, waarin de Natuur, tegen alle verwachting, en niettegenftaande de voorfpelfing der kundigfte Heelmeefleren,van eenen gewisfen dood,die volgen zoude, kart na het uitftel der zo noodzaakelyke breukfnydinge, de doorbooring der huid en ontlasting der drekftoffe , op eene tegennatuurlyke plaats, met behoud van het leven des Lyders, werkftellig maakte j of gevallen waarin de Heelrneeflers tot het doen der bewerkinge te befchroomd waren, en waarop deeze gelukkige, (echter zeer zeldzaame,) uitflag volgde; of daar de raadpleegende Artfen het niet ééns waren, ten opzichte der vyligheid, of noodzaakelykheid der kunstbewerkinge; en daar het gezwelmaakend ingewand, 't welk intusfchen het verwylen, verflorven zynde, geen gelegenheid heeft, naar buiten doortebreeken, en bygevolg, zeer dikwyls naar binnen openberst, met gevolg van uitftorting der drekftoflfe binnen de holligheid van den buik, 't welk noodzaakelyk den dood ten gevolge moet hebben j en hieruit met verwondering my zeiven gevraagd — waarom befluit men in die gevallen , daar de operatie tog vruchtloos, of ondoenlyk geC 3 oor-  3$ HEELKUNDIGE oordeeld wordt, niet even zo gereed , als in andere heelkundige gevallen, daar men de natuursaanwy • zingen volgt, en daar deeze, anders getrouwe dienaaresfe, te traag, of niet genoeg in ftaat is, of geheel krachtloos bevonden wordt , tot eene ruime infnyding ? Immers , my dacht niets gemaklyker te zyn, dan, in die gevallen, waarin de uitftorting der drekftoffe , en affcheiding van het verftorvene ingewands gedeelte, 't welk binnen de holligheid van den buik uitgeftort wordende, gelyk gezegd is, niet dan dendood ten gevolge kan hebben,eene voldoende opening door de bekleedfelen, breukzak en darm, in hec werk te ftellen, ten einde, de ontlasting naar buiten te bezorgen, en op dusdanige wyze eene Anus artifi* cialis te maaken: althans in die gevallen, welken ik my hier voorgefteld heb, en van dien aart zyn, dat er eenige tyd verloopt eer het leven des Lyders, door de beklemming van een darmgedeelte, in gevaar geraakt, heeft men daartoe gelegenheid genoeg; want in die omftandigheden is de ontfteeking en toetrekking van den ring der buikfpieren, of poupartfchen band, niet meer zo aanmerkelyk, dat de uittogt der drekftoffe, en ontlasting van het verftorvene darmgedeelte, hierdoor verhinderd zoude worden, dewyl ik hier alleenlyk die gevallen bedoel, waarin de toevallen van beklemming reeds eenige dagen, ten minften dietydperken, doorgeduurdhebben , in welken de ftaat der ontfteekinge reeds zodanig  MIS G E IS T O F F ! H, 2)9 pig veranderd en verergerd isylat de zsmentrekking van den buikring, of knalling van denpoupart/cbe» band, zo niet geheel ophoudt, ten minften zeer aanmerkelyk verminderd en verflapr is: daarenboven heeft men op deeze infnyding geen gevaar te verwachten ; integendeel, het vooruitzicht begunftigt deeze onderneeming , en men heeft , (aangezien de gevallen waarin de Natuur zig zelve fomwylen zodanig redt,) gegronde hoop, dat de ver worging, of beklemming, en ontfteeking, het ingewand op deeze plaats zo niet heeft doen aanplakken, ten minden eenigzins bepaald, en de terugwyking in den buik en hierop volgende uitftorting van drekftof, in deszelfs holligheid, verhoed zal hebben , en dat dus, na, de affcheiding van het verftorvene darmgedeelte 9 het overige aan den omtrek der infnydinge zal konnen aanhechten en vastgroeien. Ik ben eerst op die gedachten gekomen, na ik, voor eenige jaaren, een allerbedriegelykfte breuksbeknelling behandeld had: zekere vrouw, ruim 50 jaaren oud , had veele jaaren een rechter lieschhreuk, die aanhoudend uitgeweest, en waarfchynelyk vastgegroeid was, gedraagen: eindelyk deeden zig toevallen van 'beklemming op, en dewyl er duidelyke kentekenen van eene waare ontfteekings (en niet fpdsmodifchs) conjlrïblie van den ring der buikfpieren, als onder anderen, hevige pyn by het aanraaken der zwellinge en plaats van den4*»»^>aan«: C 4 we«  40 HEEUÜ NDIGfi wezig waren, drong ik zeer op de breukfnyding aan,- dan alle moeite hiertoe was vruchtloos, ende Lyderes ftierf, niettegenftaande alle andere bekende hulpmiddelen, en fchoon zy tusfehenbeiden verligting van toevallen had gehad, en de ontlasting van drekftof door den anus weder te voorfchyn gekomen ware, in die tusfehentyden dat de drekbraakingen ophielden: by de opening van haar lyk, vond ik de beknelling door den buikring aan die zyde, alwaar de breuk tast-en zicht-baac was, niet zeer aanmerkelyk ; de beknelde darm was niet meer dan ontdoken, en hier en daar aan den breukzak vastgegroeid; dan, geene oorzaaken van den dood openbaarden zig aldaar, maar eene verdere navorfching deed my dezelven vinden binnen de holligheid van den buik was een menigte drekftof uitgeftorr, en ik vond een zeer klein darmgedeelre in den linker buikring beklemd, zo gering, dat het hol van het darm- " kanaal maar zeer wéinig verengd was, en volftrektlyk geen uitwendig tumor gemaakt had ; ook had d« Lyderes nimmer over eenige hinder in de linker liesch geklaagd; het darmkanaal was, van de beknelde plaats af, ten minften een half el lang, geheel ver. ftorven, en ter plaatze van de beknelling, was die darmgedeelte met een gat,ter ontlastinge der drekftofFe, doorboord: voorzeker zoude in dit geval de breukfnyding vruchtloos gefchiecf'zyn , dewyl het niet .Kiogelyk wss, vódr de ontleding na den dood , eene  H ü H G E L'S T o r r ï H. eene darmbeknelling aan de andere zyde te vermoeden — Ik dacht toen reeds, by het vinden van de uitgeftorte drekftof in de buiksholligheid, dat men, In gevallen van een tast- en zicht-baare, althans aanmerkelyk uitgezakte en beklemde darmbreuk, welke niet fpoedig dood|yk wordt, om reden dat de toewqrging van den ring niet van de fterkfte fport is, of dat dezelve reeds eenigzins begint te refolveeren, en des alleenlyk doodiyk wordt, om dat de drekftof en afgefcheiden gedeelte des darms, zig in den buik uitftorten, als een uiterst middel tot behoud van het |even, de doormyding van het gezwel zoude konnen beproeven. Ik weet vyel dat tegen deeze-bedenking zeer veele en gegronde tegenwerpingen gemaakt _ konnen worden, maar, men moet zig voorftellen dat het alleenlyk als een hulpmiddel wordt opgegeeven, om het leven des Lyders , ware 't mogelyk, te fpaaren , in gevallen welken anders volftrekt doodlyk' zyn, of die ten minften niet zeer waarfchynelyk door de werking'der Natuur konnen geholpen worden, het zy om reden dat er zig geen uitwendig abces, óf doorbooring der huid , kan, of wil openbaaren, of wat ook anders de hinderpaal in' de poogingen der Natuur zyn moge: zie hier welk genoegen ik voor my zeiven , uit deeze gedachten getrokken heb, voor zo verre het, ten minften, de goedkeuring van oordeelkundigen weggedraagen heeft,' P 5 Een  43 H S 2 L K O ÏJ D 1 6 S Een zeer kundig Heelmeefter , anders gantsch liïet befchroomd om de breukfnyding uittevoeren, maar die, integendeel, dezelve , herhaalde ryzen, zeer wel en met gewenschten uitflag gedaan had, bevond zig in geval van eene beklemde en verouderde 'breuk te behandelen, alwaar en de omftandigheden tot het doen der fnydinge , en de ongenegenheid der Lyderesfe, benevens andere beletzelen, zamenliepen, hem in de uitvoering te verhinderen, zo dat hy genoodzaakt was den uitflag, die niet dan doodlyk te gemoet geden werd, aftewachten % tien a elf dagen na de beklemming der breuk, en aanhoudende drekbraaking, zonder eenige ontlasting door den Anus, fprak de Heer d. van erjchêm* die in dit geval Geneesheer was, met my, wegens deeze ongelukkige Lyderes; ik gaf zyn Ed. bovengemelde gedachten in bedenking, welke na rype overweeging en goedkeuring , aanftonds daarvan gebruik maakte, en den voorgemelden Heelmeefter daartoe bewoog , die ook den volgenden dag ,den 2aften Mei, deezes jaars, 1786, dit voordel, zonder eenige bedenking, en overtuigd van deszelfg gegrondheid , zoude ter uitvoer gebragt hebben, had niet. de dood deeze beproeving te leur gefield. Voor ditmaal zal ik, (wat de beknelde breuken betreft,) eindigen ; doch. eer ik deeze draad af= breeke, Uw Ed. nog een ander geval, wegens eene ver-;  MENGELSTOFFEN. 43 verouderde breuk, na den dood waargenomen,mededeelen; niet twy'felende, of het zal uwe aandacht waardig zyn, en iets nieuws, dat niet geheel nutloos geoordeeld kan worden, konnen tcedraagen. INSPECTIO- AMATOMICO- CHIRURGICA, JK/gn IVJan, oud 84 jaaren,ftierf, denken Mei_, deezes jaars, 178Ó, in ons ziekenhuis;en dewyl hy veele jaaren een aanmerkelyke Hernia fcroialis, die nimmer ingehragt was, gedraagen had, en ik bezig was myne leerlingen in het doen der heelkundige bewerkingen op lyken te oefenen, verkoos ik dit Cadaver tot de breukfnyding te gebruiken: vooraf ontdekte ik aan den onderkant der breuk, bovee en vóór den linker bal, een kleinder en zachter, eenigzins afgezonderd gezwel,.dan dat van de breuk * doch zo digt aan deeze aangehecht, dat het een vervolg van dezelvefcheente zyn,alleenlyk byzonderafgedeeld op eene byna onmerkbaare wyze: het was hierom dat ik voornam, de infnyding by de operatie wat laager dan anders noodzaakelyk, tot ontbloomg en binnenbrenging des darms, te verlangen, teq ein-  44 HEELKUNDIGE einde te konnen nafpooren, van wat aart deeze few* zondere zwelling, welke ik vooraf voor 't naist %ot de» waterbrei^k forteerende, befchouwde , *>ypa mpgt. Ik vond in de doorfnyding van den breukzak, geen vocht, tusfchen deeze en den darm, welke geheel los en vry, zonder aangegroeid te zyn, bevonden werd; en dit was de reden dat toen ik eenige diepe tsndineufe vezelen,en de hovende vliezige lagen van den breukzak, op de Sonde doorfneed, zo verre, dat de ondergelegene darm eenigzins doorscheen , en ik de mede iets laager dan de darmbreuk uitdrekte, met gevolg van ontlasting eener bruine, naar het zwarte hellende, fmeerige, klyachtige doffe, welke, op het eerde oogenblik, niet veel van drekdof verfchilde , dat eenige myner leerlingen dachten dat ik den darm, aan 't onderde gedeelte, by ongeluk doorfneeden had; dan, zy werden aanftonds van het tegendeel overtuigd, zo dra.ik den breukzak gelven opende; na vooraf, op raad van den grooten richter, deezen met een welvattend Pincet opgeligt, en in denzelven , met een platliggend Jii/iorie, met de fnede naar my toegekeerd, eene ïsleine opening gemaakt, en na , vervolgends, den geheelen breukzak, door middel van een fchaar, op eene myner ingebragte vingeren geleid, doorbeden te hebben'9 want toen bleek dat de geheele uit-  MÉN GEL STOFFEN. tór|ézakte darm , gezond , niet vastgegroeid, eh niet gekwetst, maar geheel was, en na de terugbrenging deezes ingewands, zag men de gladde oppervlakte van den breukzak van binnen volkomen afgezonderd, van eene byzonder laagere holligheid, (zie PI. I. Fig. IV. i. p. q. r. s. t. Waarin nog een gedeelte van gemelde donkerbruine en fmeerige ftof, bevat was, welke ik ontlastte , en waarna bleek dat dit byzondere hol, volkomen afgezonderd was, van dat van den breukzak, en dat de randen deezer byzondere fmeerbeurs, kraakbeenig waren , welken my in de doorfnyding veel moeite verfchaft hadden Ik wil wel bekennen, dat de vertooning der gemelde llofFe, my,. Onder het doen der kunstbewerkinge, vóór ik hetzelve nader onderzocht had, zeer bedenkelyk voorkwam , en my in 't eerst deed denken, dat misfchien' bet laagfte kleine gezwelletje een afgezonderd ge-: deelte darms, door eene fcheur in den breukzak doorgedrongen, en 't welk ik hier toevallig doorfneedèn had, zyn konde, gelyk ik eenmaal waargenomen heb; of dat er iets foortgelyks, 't welk men vooraf niet konde bepaalen, plaats had, en dat de gedachten van myne leerlingen^niet geheel- en- al ongegrond waren, fchoon ik te vooren wel overtuigd ware, dat dit niet aan onoplettendheid, maar aan eene zonderlinge omftandigheid, die by de onïieeding zou-  4$ HEELKUNDIGE zoude moeten blyken, moest toegefchreeven worden. Vanwaar dan deeze ftof gekomen, en van wat aart dezelve geweest is, zal ik niet bepaalen, dewyl alle bedenkingen deswegen onzeker zyn; het geene ik met deeze Infpe&io anatomico chirurgie® bedoelde, zoude daardoor niets bevoordeeld worden, alleenlyk kan ik zeggen dat de ftof, welke ik uit deeze beurs ontlast heb, in 't geheel geene iireklucht van zig gaf, en dat het allerwaarfchynelykst , eene verzameling van verdikt kliervochr, afgefcheiden door kleine fmeerkliertjes, welken aan de binnenfte oppervlakte van de meefte holligheden gevonden worden, geweest is. Men ziet hieruit hoe dikwyls men in het doen der Heelkundige operatien, op het alleronverwachtst, zaaken aantreft, welken in ftaat zyn jonge Heelmeefters aftefchrikken, om , inzonderheid zulk eene gcwigtige operatie, onverfebrokken te voltooien. Hoe noodzaakelyk is het niet, dat men geene gelegenheid laate voOrbygaan, om zig in het doen der Heelkundige operatien op lyken te oefenen, en die lyken inzonderheid, aan welken heelkundige gebreken plaats hebben, heel en ontleedkundig te onderzoeken ! hierom heb ik den breukzak met den bal en ïaatvaten uitgefchild, en binnen den ring der buikfpieren afgefneeden. De  MENGELSTOFFEN. 4f De Tunica vaginalis van den bal, vond ik, voor een gedeelte, van den bal afgezonderd, nlaakende eene byzcriiere ontaarte holligheid , welke door een kraakbeenigen fchors omkleed was, zynde, vóót de doorfnyding, met gemelde ftoffe zacht opgevuld, Fig. IV. a. b. c. d. e.f. g: de uitwendige oppervlakte van den breukzak. h-: de inwendige of achterfte oppervlakte van den" breukzak. i: de grond van den opengefneedenen breukzak. k. k: de zaadvaten achter den breukzak liggende , en door denzelven heenfchynende, aan deszelfs onderkant, inzonderheid, tegennatuurlyk verwyd, of uitgezet. /. /. /: de rand van den doorgefneedenen breuk» zak, aan deszelfs voorkant. m: de rand van den afgefneederien breukzak aan de achterzyde, zo als dezelve boven den Annulus afgefneeden is. h. n : het vervolg van denzelfden rand, aan den voorkant van den breukzak. o. o. o : de bal in zyne natuurlyke ligging en vliezen beflooten. p. i: de langte der doorfnydinge van het byzon» dere bedriegelyke hol, hetwelk zig uitbreidt in den omtrek van i. p. q. r. s. t. welks byzondere diepte in v. gezien wordt. Dè  4$ (I t 8 li KUNDIGE De omtrek L p. q. r.s.t, is met eenen kraakbscnigen rand voorzien, voornaamlyk u. u. duidelyk" zichtbaar. Ik achtte deezen inhoud niet geheel onwaardig, ter uwer bèoordeelinge zamenteftellen, en Uw Ed. orj deeze wyze te doen toekomen, ten einde het nuttige, hierin vervat, hoe gering ook, ten algemeëhen welzyn, toetedraagen ; dewyl ik door me. nigvuldige gevallen , al te wel overreed ben van * de noodzaakelykheid , dm alle aanmerkingen en waarneemingen , welken iets ter ophelderinge in durftere gevallen toedraagen konnen , medetedeelen ; vermits de leerlingen der Heelkunde, inzonderheid om reden der verfchiilende leerftelzels , dé Onderrichting, aandacht en leiding waardig zyn en noodig hebben, zo om by hen het denkbeeld vari zeldzaame noodzaakelykheid der breukfnydinge , en den (chroom tegen deeze kunstbewerking, weg- teneemen; als om hen , ia gevalle van aanftaande onderneemingen, tegen onverwachte verfchynfelen te wapenen en te verfhouten.. Aan het eerfté oogmerk heeft Uw Ed. met vrucht, (ten minften, volgends de gedachten van onpartydig, kundige, Genees- en Heel- meefters,) in gemelden brief, voldaan; aan het tweede oogmerk heb ik met deeze ontleed- en heel kundige onderzoeking, getracht eenigzins nuttig ie zyn, en te voldoen. Ik ben, enz. IN-  Mengelstoffen; 4# 'Ontleedkundige beschouwing, en befchrijving van den ftaat eeniger zieke drmbeenderen. JsAfiK voorhout, oud 55 jaaren, werd den 5den April 1780 , onder de zieken in het buitengasthuis geplaatst; herflelde van zyne ziekte, doen* bleef tot hulp, van eenige huishoudelyke bezigheden , inzonderheid tot het doen van handreikingen by het dagelyks verband, in het huis vertoeven , als mede om te beproeven, of het mogelyk ware, hem van eene fiftuleufe zweer aan de ünkerzyde der borst, welke na eene verzweering,die zig kort vóór zyne ziekte geopenbaard had,en nagebleeven was, te geneezen, waarin ik eehter myn oogmerk niet heb konnen beryken, om reden dat er zeer waarfchynelyk aan eene der ribben , Caries plaats had ; onze Lyder had zeer weinig hinder vandeezenFiftul,en leefde voor 't overige gezond, tot dat hy den 14^ April, deezes jaars, (i?Ü6,)ni eene ziekte van weinige dagen , overleed. De zeldzaamheid zyner armen, met betrekking tot de elleboogsgewrichten, wekte, flaande zyn ver/blyf in ons Hospitaal, geduurig onze aandacht cp, D en  <[© HEELKUNDIGE eh baarde niet weinig verwondering by alle Ontleed* zo wel ajs Geiaees- en Heel- kundigen, die van tyd tot tyd, deezen man met naauwkeurigheid bezichtigd en onderzocht hebben: ieder was verwonderd, hoe bet mogelyk was, dat hy veele dingen, waartoe gezonde armen en aanmerkelyke krachten vereischt worden, konde uitvoeren. De verwondering van ons, zo wel als van veele Jberoemde mannen, wegens deeze zeldzaame geledingen, flaande den tyd van zyn leven, beftonden hoofdzaak dyk hierin: de rechterarm, die het fterkfte en minst naar alle zyden bevveegelyk was, konde zeer flerk gebogen, doch veel weiniger dan natuurlyk, uitgeftrekt worden: op het uitwendig aanvoelen fcheen het, als of aan het onderfle van het Os bumeri, het Olecranum van de Ulna aangegroeid was; voor het overige was er wegens de onregelmaatigheid deezes beengeftels , even zo min, als van den linkerarm , iets met zekerheid optemaaken. Den linkerarm kon men allerwegen ontwrichten, zonder dat de Lyder eenigen hinder had; ontwricht zynde hong den onderarm flap, en aan den opperarm heen en weder flingerende, by het lichaam 'neder, zonder dat de Lyder eenig vermogen had, als dan, eenige fpierbeweegingea re maaken ,* in deezeomflandigheid herflelde hy, met zyne rechterhand  MENGELSTOFFEN. 51 hand, op eene zeer gemaldyke wyze, deezen ontwrichten onderarm, welken hy daarna, zodanig en tot eenen zekeren hoek wist te buigen en te vestigen , dat de fpieren van opper- en onder- arm een aanmerkelyk vermogen uitoefenen konden: althans ik heb hem, met deezen arm, geholpen door den insgelyks gebrekkigen rechter, iemand van 150 ponden zwaar, zien omvatten en, eenige fchreden ver, wegdraagen. Op het uitwendig aanvoelen kon men niets zekers, wegens de gewrichtsuitlleekfels van deeze drie beenderen opmaaken; het febeen, wanneer men den onderarm ontwrichtte, (die zig vervolgends buitenen binnen, waards tweemaalen liet omdraaien,) of wanneer de arm herlleld en gevestigd was, als of het onderfte gedeelte van bet opperarmbeen , aan de Ulna vastgegroeid ware; terwyl men voor het overige niet anders dan onregelmaatige oneffenheden ontdekte. De verwondering van ieder werd grooter, toen men vernam, dat hy nimmer eenig ongemak aan zyne armen , waardoor zulk eene gedaanteverandering en mismaaktheid konde bekomen worden, onderhevig geweest was; integendeel berichtte hy ons, dat zyne ouders de zeldzaamheid deezer elleboogsgewrichten , van zyne vroege kindsheid af, zonder dat er ooit eenig uitwendig geweld, of anD 2 der  52 HEELKUNDIGE der ongemak aan voorgevallen was, befpeurd hadden; dat zy er daarom ook-geene de minde hulp voor gezocht, noch zig immer anders deswegen bekommerd hadden, dan zorg te draagen, om hem tot geen zwaar handwerk, maar tot het paruikenmaaken, waarin hy ook gedaagd was, en waarmede by zyn kost gewonnen had, aanteleggen. Wat hier van zy, men heeft nimmer eenige twyfeling, wegens zyne berichten hieromtrent konnen maaken, maar, het eenige dat in dit geval, en na de befchouwing, in bedenking kan komen, is, dat misfchien zyne armen door het een of ander geweld, ten tyde der verlosfing, op deeze plaatfen gebroken; of liever, dat de nog kraakbeenige gewrichtsuitfteekfels deezer beenderen, van de Diaphyfes afgewrongen zyn, en dat deeze naderhand op zulk eene onregelmaatige wyze hebben konnen vastgroeien, en met het overige der beenderen zodanig gelyk vereenigen; fchoon het waar zy, dat uir de ondervraagingen, en berichten, voor zo verre hy ons, van wegen zyne ouders, konde mededeelen,geen de minde grond tot deeze gedachten gelegd is. i Na het zeldzaame, het geen in zyn leven plaats had, en befpeurd konde worden, kortlyk medegedeeld te hebben, zullen wy nu overgaan tot de befchryving van het geen na den dood waargenomen is, en hiertoe de nevensgaande afbeeldingen,(PI. II. Fig. I. II. III. IV.) verklaaren.  MENGELSTOFFEN. 53 Fig. I. II: de linker armbeenderen, wier uiteinden, z.z.z. z.z z. afgezaagd zyn, om reden dat het ondienftig is , de gezonde gedeelten aftebeelden: deeze beenderen zyn, ter aftekeninge, zodanig nedergelegd, op dat het aanmerkelykfte, met betrekking tot het gewrichtsgedeelte, in 't oog vallen zoude: hierom vertoont zig Fig. I. die zyde van het opperarmbeen , welk naar de borst gekeerd is, de Ulr.a naar boven en vooren, en de Radius naar achteren gedraaid. Fig. l.a: het opperarmbeen, het welk, naar beneden, puntig uitloopt, b. c: een ongelyke kraakbeenige rand, aan het onderfte uiteinde van het opperarm been ? welke zeer los in d. d. d. de diepe gewrichtsholte van den Radiuste, en Ulna,f,gearticuleerd was, (welke holte insgelyks met eenen ruwen kraakbeenigen fchors bedekt was, en waardoor eene aanmerkelyke kraaking in de beweeging gefchiedde,) allerwegen ronddraaide , en gemaklyk buitenflipte,door geene andere banden bepaald, dan door \\tx.Ligamentum capfulare , het welk ongemeen dikker en fterker dan natuurlyk was, aan beide elleboogsgewrichren, maar inzonderheid aan dit; en door drie bandachtige koorden,g. h. i. van welkeng.h. beginnen van eene kleine verhevenheid, aan het onderfte en binnenfte van het opperarmbeen, £;terwyl i. van de uitwendige zyde van een fcherpen rand zynen oorfprong neemt. D 3 . ii  54 HEELKUNDIGE i: plant zig in het bovenfte en gewrichtsgedeeke van den Radius, aan een kleine uitpuiling in xv. g: plant zig in aan een klein byzonder los beentje , aan de ruwe oppervlakte, of rand, van dat uitfteekfel van de Ulna, dat in den gezonden en natuurlyken ftaat, Olecranum genoemd wordt, en bandachtig daarmede vereenigd is, x, b: hecht zig in aan de inwendige zyde en top van laatsrgemelde uitfteekfel, y. I: een byzondere band, welke zyn begin neemt van het binnenfte gedeelte en rand van het bovenfte gewrichtsuitfteekfel van de Ulna, en zig vasthecht aan een byzonder beenig bywas, m: het welk even als de Patella voor de knie, beweegelyk op een oppervlakte van den Radius, welke daartoe eenigzins eene bolle vlakte heeft, gearticuleerd is: dit uitfteekfel heeft de plaats en dienst van het Olecranum waargenomen. n: het gewrichtsuiteinde of uitfteekfel van den Radius, welke zy waards met de Ülna ,0.0, vereenigd is, en eene zeer geringe draajing toelaat. p.p.p: gewrichtsuitfteekfel, of uitwendige ruwe, knobbelige oppervlakte, aan de Ulna; in den gezonden en natuurlyken ftaat, Olecranum genoemd. q. q: ongelyke puntige uitfteekfels aan den achterkant van de Ultia. Fig.  MENGELSTOFFEN. 55 Fig. IL Het Os bumeri, Radius en Ulna het onderfte boven gekeerd. a: het opperarmbeen: d. e. f. de banden, die Fig. I. g. h. i. insgelyks vertoond worden ,en welken, in plaats van de Ligamenta lateralia, welken aan beide de armen ontbreeken, fchynen daargefleld te zyn. g: de inwendige zyde van het onderlle opperarmbeensgedeelte , welke met eenen ruwen kraakbeenigen fchors bedekt was, en welks rand , het onderlle beengedeelte (Zie Fig. 1. c.) omvattede. h: het byzonder los en beweegélyk beenig bywas van de Ulna: (Zie ook fig. I. x.) i: een knobbelachtig uitfteekzeltje van de Ulna. b: de Radius van deszelfs achterfle en buitenfte oppervlakte ce zien. c: de Ulna. k: een klein fpitsuitfteekfel van deUlna. I: de band Fig. /. /. afgebeeld, van den achterkant te zien. m: het zelfde kniefchyfswyze beentje, (zie Fig. I. w.) op den radius. n: het puntig uiteinde van den Radius. o: de elleboogsknobbel van den Radius, gelykende naar een Olecranum van eene gezonde Ulna. Uit deeze afbeelding blykt, dat de gewrichtsuitfteekfels van deeze beenderen,veel van hunne natuurlyD 4  50 HEELKUNDIGE ke gedaante verfchillen, en om dit naauwkeurrg te ontdekken en de wonderbaare afwyking of fpeeling der Natuur nategaan, kan men niet beter doen dan hiertegen een gezonde ontleedkundige befchryving en afbeelding naar te zien : alles zamengenomen, komt het verfchil tusfehen dit, van de Natuur afwykende, en gezonde elleboogsgewricht des linkerarms» hoofd* zaaklyk hierop neder; dat deeze beenderen, in plaats van eene Ginglimus diarthrofeos zamen te (lellen , veeleer, eene Enarthrofis diarthrofeos formeeren; ten minden, AeRadius enUlna, maaken hier veel meer een Acetabulum, of diepe pan, dan wel eene Cavitas gknoidea, en met dat onderfcheid, dat het hoofd, aan den onderkant van het opperarmbeen daartoe ontbreekt, alleenlyk aan zyn (pits uiteinde tot eene foortgelyke, fchoon meer vrye, beweeging, naar alle zyden, met eene kraakbeenige oppervlakte gedekt; althans van dat foort van geleding, 'twelk anders tusfehen opperarm en ellebeen plaats vindt, en Ginglimus angularis, of cok by fommigen Ginglimus froximus, genoemd wordt,is geen fpoorte vinden, even min als er eene Cavitas gknoidea aan de hovende oppervlakte van den Radius , ter geledingemetden ronden knobbel van het opperarmbeen, gezien wordt ' Fig. III. IV: van de rechter armbeenderen wier  MENGELSTOFFEN. uiteinden zzzzzz. afgenomen vertoond worden, en, ter aftekeninge, zodanig geplaatst zyn, dat de voornaamfte, van het natuurlyke verfchillende , zaaken, duidelyk zichtbaar zouden worden, zyn Ra* dius en Ulna geheel en al geancbylofeêrd. Fig. III. de armbeenderen, zo veel mogelyk gev bogen. a: het opperarmbeen, van achteren eenigzinszywaards gedraaid. h; het glad uitfteekfel aan den onderkant, van 'c opperarmbeen, het welk volkomen overeenkomst heeft, en denzelfden dienst doet,alsOlecranum,^ het welk natuurlyk en in den gezonden ftaat aan de Ulna moest gevonden worden, doch hier inzonderheid met zyn uiterfte punt, e, (waaraan een peesachtige band, d, die zig aan een uitfteekfel van de' Ulna,e. vasthecht.,ingeplant is,) een uitfteekfel van den Radius-omvat. g: de knobbelachtige verhevenheid aan den onderkant van het opperarmbeen , zywaards eenigzins, zichtbaar, welke, ter geledinge, in eene Cavitas gle* jioidea van Radius en Ulna , fluit. h: de Radius van de buitenzyde te zien. i: de Ulna van den onder- en binnen, kant zichtbaar, l; een uitfteekfel aan den boven- en binnen-kant D 5 van.  g3 HEELKUNDIGE van de Ulna, dienende om de Cavitas gknoidea, welke voornaamlyk door den Radius gemaakt wordt, (ter ontvanginge van een hoofd, aan den onder- en voor-kant van 't opperarmbeen gefchikt,) ,te helpen yergrooten. /: uitwas van den Radius, mede dienende ter voltoojinge der gemelde Cavitas gknoidea. m : knobbelachtig uitwas aan den onderkant en buitenzyde van den Radius, tot evengemelde einde inzonderheid dienende. Fig. IV. dezelfde armbeenderen, doch omgekeerd, en zo ver mogelyk . van elkander afgezonderd , ter naauwkeuriger befchouwinge afgebeeld. a. a : het opperarmbeen van den voorkant te Zien. b: een rond glad hoofd, aan den onderkant van het opperarmbeen, eenigzins kleiner dan men natuurlek en in den gezonden ftaat aan deszelfs boven, fte gedeelte , ter geledinge met het fchouderblad, ontdekt: dit hoofd was met een gladde, dikke, kraakbeenige plaat overdekt. c: het byzonder uitfteekfel, (zie deszelfs achterkant b. Fig. III,) het welk de Natuur in plaats van het Olecranum, dat aan de'Ulna ontbreekt, hierin de plaats fchynt gevoegd te hebben; terwyl betZelve, door eene byrondere verdieping, of fleuf, d, van het hoofdje, b, afgefcheiden is. li  MENGEL STOFTE N. 53; e: de Radius. g: opryzend knobbelachtig uitfteekfel aan de buitenzyde van den Radius, ter verdiepinge van de holligheid, waarin het hoofd, b, gemaklyk draait.. h: de eigenlyke holligheid, of Cavitas gknoi* dea, welke byna alleen, door het bovenfte gedeelte van den Radius gemaakt wordt. i: een bandachtig lichaam,zig van het uitfteekfel g, tot in d, in een fleuf uitftrekkende, en vasthechtende. k: halfmaar&wyze fcherpe rand, aan den voorkant van den Radius, de befchreveneholligheid, bepaalende. f: de Ulna van deszelfs onderkant te zien. /: het uiteinde of bovenfte gedeelte van de Ulna, het welk in den gezonden en natuurlyken ftaat* Olecranum zyn moest; van deszelfs voor- ofbin' nen-kant te zien,mede behulpzaam tervergrootinge van gemelde holligheid, h. gelyk mede gefchiedt, door een ander byzonder uitfteekfel , m. van dit zelfde been. n: een fterke band, vastgehecht, inzonderheid aan den rand der geledingsholligheid, en ook gedeeltelyk aan het uitfteekfel van de Ulna. ^plantende zig zeer fterk in een pet, ter zyde'n het hoofdje, b. ü"it de afbeelding, en befchryving deezer arm- been-  ÓO HEELKUNDIGE beenderen, blykt nier minder als uit die van den linkerarm , de ongemeen wonderlyke omkeering welke in deeze natuursfpeeling plaats heeft De wegen welken de Natuur heeft ingeflagen, oiw het gebrekkige te vergoeden, en eenen ongewoonen rol te fpeelen, en evenwel, (fchoon iets min' der volkomen,) aan het oogmerk, waartoe deeze armbeenderen gefchikt zyn, te beantwoorden, zyn zo overtreffelyk en fraai, dat het der moeite waardig is, hierby natuurlyke en gezonde armbeenderen te yergelyken, )f De byzondere gewrichtsonderfcheidingen , komen hoofdzaaklyk hierop uit : I.) Dat er in 't geheel geene Ginglimus angulatis of Proxhnus, zo als in den natuurlyken ftaat plaats heeft, gevonden wordt: het byzonder uitfteekfel van het opperarmbeen het welk voor Olecranum zoude konnen aangezien worden, indien men dit been alleen en afgezonderd van den Radlus en Ulna befchouwde, kan , voor zo verre het 't uitfteekfel van den Radius omvat, en in dit uitfteekfel fluit, eenigzins overëenkomftig befchouwd worden mep de natuurlyke Ginglimus, welke gemaakt wordt door de onderlinge ontvanging en inleding van het Olecranum der Ulna, in het hol aan den achterkant van het Oskumeri, en langs de katrolswyze oppervlakte, aan den onderkant van 'c gemelde opperarmbeen, HO  MENGELSTOFFEN. 6i II.) Dac het kleine ronde, oppervlakkige, naïiiürlyke hol, aan den bovenkant van den Radius, in den gezonden Haat gefchikt ter ontvanginge van een daaraan beantwoordend knobbeltje aan den onderkant van het opperarmbeen, zodanig uitgebreid, vergroot, en dieper is, en daarin geholpen wordt, door zydelingfe verhoogingen van ukfteekfels van de Ulna , dat hetbyzondere ronde hoofd aan den binnen-en onder- kant van het opperarmbeen, daarin, even als het natuurlyke hoofd deezes beens aan deszelfs bovenfle uiteinde, in de Cavitas gknoidea van het fchouderblad, per Artrodia diarthrofeos, gearti' cideerd is, en daarin gemaklyk beweegen kan: die elleboogsgewricht, was, even als het linker, mee een ongemeen dikken Herken beursbandomvat,(a')9 en alle de gewrichtsuitfteekfels , zo wel, als de holten , waren gedeeltelyk band, gedeeltelyk kraakbeenig bekleed; daarenboven was deeze gewrichtsholl'gheid, met ongemeen veel fynovia voorzien, het welk natuurlyk fmeerig, maar anders veel meer overëenkomftig was, met fpeekfel: de gladheid welke dit fmeerfel aan de gewrichtsuit- fteek- (a) Welken ik, van beide de armen, noodig geoordeeld heb, te moeten wegneemen, vermits er voor het overige niets zonderlings aan 't zelve plaats had , en liet gewrichc zelf, waarop het inzonderheid aankwam, anders niet vol. komen konde afgetekend worden.  02 HEELKUNDIGE fteekfels bezorgde, was oorzaak, dat de beweeging deezer beenderen , of onderlinge tegen elkander wryving, geene kraaking veroorzaakt had, zo als by de beweeging van het linker elleboogsgewricht befpeurd werd. De fpieren van deeze beide armen,' waren, over het algemeen genomen, fterker dan men in zulk een teder lichaam zoude verwacht hebben ; de buiken der tweehoofdige fpieren waren ongemeen dikker dan gewoonlyk, zekerlyk doordien ze, meest alcyd,in eenen zamengetrokkenen ftaat geweest waren. Ik heb alleenlyk het hoofdzaaklyke, ten opzichte der fpieren in acht genomen, en het er niet op toegelegd, orn eene naauwkeurige myologifche befchryving hier by te voegen, dewyl het my toefcheen, dat het hier inzonderheid aankwam, op het beenkundige in 't oog te houden : de volgende aan* tekeningen dacht ik , zouden genoegzaam zyn. Ten opzichte der eenigzins veranderde ligging der fpierlagen , is niets aanmerkelyks medetedeelen , dit kan men gemaklyk opmaaken; met woorden zulks te befchryven is niet wel mogelyk, zonder tot verveelens toe uittewyden; en om er aftekeningen van te laaten maaken,achtte ik te kostbaar,om redsn dat men daardoor niets meer, althans met betrekking tot het heelkundige, leeren konde, dan met  MENGELSTOFFEN. 63 met eenvoudig de inplantingen en aanhechtingen der fpieren optetekenen. De inplanting van de tweehoofdige fpier was aan beide de armen aan de bovenfte knobbelachtige verhevenheden van den Radius, De Brachiaus internus was met zyn onderftege. deelte gehecht aan het beweegelyke beentje, aan den linkerarm,CFig. Laf.) en aan den rechterarm (Fig.IV.) ter plaatfe van G, aan een uitfteekfel van de Ulna, het welk zig achter om den Radius vertoont. De Triceps brachii, was met zyn dikke ongemeene fterke pees, aan den linkerarm, aan het kniefchyfswyze, losfe uitfteekfel van den Radius (Fig. I. II. m.~) vastgehecht, en aan den rechterarm aan het Olecranum van den opperarm, (Fig. III, IV. c. c.): het peezig uiteinde deezer fpieren, breidde zig langs de onderarmen,een klein eind wegs,peesvliezig uit, zig, ten einde, vasthechtende aan het vel. Van de Anconeus, heb ik aan geen van beide de armen eenig fpoor konnen vinden. De Supinator longus en brevis, namen hun begin aan den linkerarm, van het bovenfte gedeelte van den Radius, (Fig. II. ».) de eene boven den anderen, en aan den rechterarm van de buitenzyde des opperarmbeens, (Fig. III.) op de hoogte van g, op dezelfde wyze. De Pronator Rotundus, nam, aan den linkerarm,  $4 HEELKUNDIGE arm, zyn begin van het bovenfte gedeelte van dé Ulna, (tig. I.) op de hoogte van y; en aan den rechterarm van het bovenfte uitfteekfel van den Radius. (Fig. ///. k. en Fig, IV. m.) De Radialis externus enUlnaris externus, begonnen aan den linkerarm van het onderfte uitwendige gedeelte des puntigen armbeens, en aan den rechterarm van het buitengedeelte des armbeens, (Fig. III.') onder g. De Radialis internus en ulnaris interims, namen hunnen oorfprong aan den linkerarm, aan den binnenkant van 't opperarmbeen, ter plaatfe van D. (Fig. /.) en aan den rechterarm (Fig. IV.) boven ' het hoofd, b, ter plaatfe van E. De Palmaris longus, en de fublimus, begonnen aan den linkerarm onder de voorgaande , en aan den rechterarm insgelyks onder E, (Tig. IV.) doch een weinig meer binnenwaards: de Profundus had, ten opzichte der aanhechtinge van zynbeginfel, niets byzondeis , ter aantekeninge waardig. De Extenfor digitorum Communis, begon aan den linkerarm aan de uitwendige zyde des armbeens van dien ruwen kraakbeenigen rand, (Fig.i.)tusfchen c. en b; en aan den rechterarm van de uitwendige zyde des opperarmbeens, ter plaatfe van T. en hieronder nam zyn begin de Extenfor proprius digiti minimi , welke aan den linkerarm insgelyks oorfpronglyk was, onder den voorgemelden. Tos  mengelstoffen» 6$ Tot dus vérre de fpieren rtaauwkeürig Vervolgd hebbende, oordeelde ik met de verdere aantekeningen meer te zullen verveelen, dan nuttigheid voof myne Lezers te zullen konnen aanbrengen, en der» halvfen heb ik geoordeeld het hierbij te konnen laa» len berusten. Heel en ontleed-kundige onderzoekingen den ftaat, feenér ongelijk geneezene fchesn- en kuit-beensbreuk • briefswyzë medegedeeld, aan den Wel Edelen Zeer Geleerden Heer e, den Heere m. s. du pui, A. L. M. Ph. & Med, Doel Anatomi» Chirurgias et Artis Obftetricia; Lector, enz. enz. te Campen. wel'edele zeer geleerde heer! Zfie hier de bewuste In/peBio Anatomico ChU rurgica, omtrent welke Uw Ed. aanmerkingen van geen geringen dienst, ten algemeenen nutte, geoordeeld werden , toen wy onderling, deswegen, Ê ferieé  66 heelkundige briefwisfelden, en ik betuigde te zyn, gelyk ïk thans herhaal, wel edele zeer geleerde heer! Uw Ed. Zeer D. V. Dienaar, g. j van WYj /fm/ïeldam . .... 176 < \_j V oud 53 jaaren, had federd veele jaaren, ee,:e moeielyk te geneezene zweer, van eene zeer aanmerkelyke grootte, fdikwyls van verlterving in den omtrek, die dezelve geduurig deed vergrooten, verzeld,) aan het linker been gedraagen. Verfcheidene jaaren te vooren, eer hy den 9** April f^8'4,om geneezen te worden, onder myn opzicht kwam, en eer hy gemelde zweer gskreegen had, was zyn linker Tibia en Fibula, door een' val gebroken, en door een zeer kundig Heelmeerter, behandeld en geneezen. De geneezing ondertusfchen was langwylig gewcest, en in zo verre ongelukkig uitgevallen, dat de zamengrocjinc, gelyk uk de af beelding, (Plaat II. Fig V. VI.) blykt, zeer ongelyk en waarfchynelyk oorzaak was der moeielyke geneezing, van de "naderhand hierop volgende zweer; dewyl hec voor«  MÉJjëÉf, STOFFEN* $f vooruitfteekend fcheenbeenftuk, (Fjg4 V. a.) 'geduurige knellingen en drukking tegen de dekkende deelen of bekleedfelen veroorzaakte, en het achterüitwykend bovenftuk, b, niet minder prikkelingen $ kneuzingen en andere nadeelige gevolgen ten wege brengen konde. Niet voor den sifon December van 't gemelde jaar, konde onze Lyder, van zyne zweer geneezen zynde, tot zyn handwerk wederkeeren. Het leed niet lange, of hy was genoodzaakt zig weder onder myne behandeling, en in veel Hechter omftahdigheid dan te vooren, te begeeven; de« wyl niet alleenlyk de zweer ter zelfde grootte en kwaaden aart, zig vertoonde, maar dat daarenboven zyne krachten, door aanhoudende koortfen, zeer on? derdrukt waren. Zyn zeer kundige Geneesheer, wendde alle mogelyke moeite, met de toediening van inwendige geneesmiddelen, inzonderheid de Kina, ter zyner her» ftellinge aan, even als ik, met de uitwendige behandeling, moeite had, om in myn oogmerk te flaagen. Wy hadden eindelyk hierdoor, èen' tyd lang, het genoegen te zien, dat de koorts verdween, en de krach* ten zig, fchoon langzaam, heiftelden, de zweer zuiverder werd, enter geneezinge helde: dan, niettegenftaande alle zorgen ter volkomens geneezinge, E a kon  68 HEELKUNDIGS kon ik het van den I4den January 1785, tot ifi dfe zelfde maand van het jaar 1786, niet verder brengen , dan tot een zweertje ter grootte van een* duiver - - - dit zweertje was plat, zuiver, en be^ loofde in kort eene volkomene fluiring, te meer dewyl onze Lyder, nu voor het overige zeer gezond fcheen te zyn. Op het alleronverwachtst, cn zonder dat hy van eenig ongemak geklaagd had, ftierf hy, den 6denFebruary van laatstgemelde jaar, aan een onverwacht toeval, waarvan men de oorzaak, na den dood, niet konde ontdekken. In verwachting dat eene ontleedkundige nalpooring van de breuk deezes beens, ten opzichte vaa het heel- en ziekte- kundige, eenig voordeel doen konde, wilde ik deeze gelegenheid niet laaien voorbygaan, en ik zal my gaarne aan het oordeel van kundige rechters onderwerpen , om te oordeelen of ik hierin geflaagd ben; althans voor my zeiven, heb ik, uit dit geval, verfcheidene nuttige aanmerkingen konnen maaken Ik zal alleenlyk weinigen daarvan , na de verklaaring der afbeeldingen j, mededeelen. Plaat II. Fig. V: het linker fcheenbeen, zywiards gekeerd, ten einde de voorbyelkander fchui* ving der nukken, verkorting van bet been, en uit-  MENGELSTOFFEN. 69 puilende voorpunc, a , van het ondèrfte gedeelre der gebrokene Tibia en achteruitpuilende punt, b, vm het bovenfte gedeelte deezes beens, duidelyk te konnen zien. c: het Tubsrculum tot inplanting van het Ligatnentum patella, b. d: de aanmerkelyke hoek, gemaakt door de nederzinking van het bovenfluk, en opligting van het benedenfte gedeelte deezes beens. e. e. a. e: de ongelyke, hoekige en afgebrokene Linea afpera Osfis tibiz. Fig. IV: het zelfde linker fcheenbeen, eenigzins binnenvvaards gedraaid afgebeeld; om ook de ongelyk geneezene breuk des kuitbeens te konnen zien. f. f.f.f: de inbuiging van het kuitbeen. g: de zamengroejing der Fibula met de Tibia. door tusfchenkomende Callus, h, b: twee gaten tot ingang van bloedvaten. i. i. i: een ongelyk knobbelig en beenig uitwas, aan het kuitbeen , door onregelrsaatige uitftorting, en begroejing van Callus. t: de bultige bogt des fcheenbeens, welke gemaakt wordt door het nedergezonken bovenftuk. k: de vooruüfteekende fcberpe punt, die de Li* nea afpera in tweiëa verdeelt, en door de voorbyE 3 fchie-  fö jïeelkund1q® fchieting van het onderftuk gemaakt wordt; in deeze plaatzing of houding des beens flaauwlyk te zien. Uit deeze verklaaring der afbeeldingen , zoude men in deezen verlichten tyd, veelligt op de gedachten konnen komen, dat de Heelméefter, aan wien de geneezing deezer beenbreuk was tasvertrouwd geweest, geerie genoegzaame zorg gedraagen had, of te onkundig geweest ware, om de doorzakking van het bovenfte fcheen- en kuit-beensgedeelte, en opligting van de onderfte ftukken, door eene gebogene plaatzing des lids te verhoeden ■ ~-»■dan, ik zoude, ten bewyze van onfchuld, ten dee. zen opzichte, en van bekwaamheid des Heelmee^ iters, aan wien althans de behandeling der beenbreuken, zeer wèl toevertrouwd was, niets anders noodig hebben, dan deszelfs naam te noemen; ten minften om de beenbreuken op de algemeen gebruikelyke wyze, in dien tyd in Amfteldam alleen bekend , te behandelen; ik zeg in dien tyd nog alleen in gewoon gebruik , want ik heb naderhand denzelfden Heelmeefter, het eerst,de beenbreuken,op de wyze van de beroemde Heeren sharp en pott, met veel beter gevolg, zien behandelen. Het mangelde derhalven alleenlyk daaraan, dat hy van laatstgemelde betere handelwyze, niet vroeger geweeten had, veelmin dat reeds h. fabricius AB AQUAi'ENDENTEjinde zestiende eeuw, de fchuinligging de? gebrokeue beenen, in de volgen- de  MENGELSTOFFEN. 71 de algemeene bewoordingen, als de beste behandeling ter geneezinge, reeds aangetekend heeft: zie hier met welke uitdrukkelyke woorden, volgends de vertaaling van een beroemd geneeskundige. Hieronym- Fabricius ab Aquapendente, Oper. Chir. L. B. I7SJ. L. 4. de fraflur. C. <;.p. ,, Praeterea, in pofttione, ficut etiam in extenfwne, et deligatione, eportet congruam membri figurationem confiderare; quae fcüicet doh' re vacat , et musculos iniegros fervat ex utraque parte \ haec autem eft figura media , in qua, dum otiamur, fingula membra continere eonjüevimus; utincubito, figura angularis; in carpo re&a, & ea nimirum quae tater extremos cujusque membri motus intermedia eft, Haec figura nifi obfervetur, exiguo post tempor c meihhrum doler e joht, ï Daarenboven moet men by het leggen, als ook by het uitftrekkenen verbinden van het gebroken deel, wel acht geeven, om hetzelve in eene behoorelyke richting te plaatfen; zo eene naam* lyk, welke geen pynverwekt, en de fpieren van beide zyden niet hindert j dat is, die half gebogen richting, waarin wy onze ledemaaten, wanneer wy kdig zyn , gewoonlyk houden; als b. v. in den onderarm, eene hoekige; in de voorhand, cle uit» gellrekte houdingenz. die naamlyk het midden houdt tusfehen de twte tegenovergelleide beweegingen van ieder lid: verzuimt men dit in acht te neemen, als dan begint het deel in korten tyd pynlyk te worden. .4 En,  f%' HSBLKUND1GB En, C. m. de, Chirurgie. Operat. p. 6*93. ei feqq alwaar hy, fpreekende over het behoorelyk plaatfen van een gebroken lid, het volgende, dien aangaande, aanbeveelt. Ut autem es hoe quoque exa&e intelligatis , •cidelicet, eur membri figurationi profptciendum, et quae fequantur abfurda, fi despiciatur, prius, quid congrua men* bri canfiguratio fit, preemtttere oportet; et quomodo in omnibus operationibus fit obfervanda, et ut ita dicam , con fummanda. Congruam membri figurationem dupliciter intdligere posfumus; vel quae pasfim a galen o media cujusque membri figura dicitur, quae ad articuIds pertinet ; vel eam membri figurationem, quae ad musculos fpectat. Utramque declare. li- Om nu ook wel te be- grypen , waarom men voor de plaatzing van het deel zorg moet draagen, en wat kwaade gevolgen het na zig fleept, wanneer men dezelve verzuimt, is het noodig vooraf te feepaaien, wat eene behoorelyke plaatfing van het deel zy; en op welke wvze dezelve altoos moet waargenomen, en om zo te fpreeken , volbragE worden: men kan de be» hoorelyke plaatzing van een deel op tweederleie wyze verftaan , of de zodanige, welke gewoonlyk door gale nus (a) de middel plaatzing van ieder deel genoemd wordt, eii die haare betrekking heeft op de gele. (ü) Welk? 131 jaaren na Christus geboorte leefde,  b e 1» O ï l s T 8 ï ï E n, lila dicitur media figura cujusque membri a galew o pas firn, e* articulis competit, quae [me do/ore, et in qua. cum otiamur , fingula membra continere confuevimus , et in qua prteterea musculi nulli êgant, et in fummam, eft illa, quae aequaliter diftat ab extremis articulorum motibus, id eft* ff xionibas et e%ten[imibus , quae in omnibus articulis uniformls non eft, et una, quin imo varia, et multiplex, et quidem penes figuras angulares , reclas , tt curvas 3 adquas prona, et fupina reducuntur ; quam [ane me-.iam cujusque membri figuram pon difficulter deprebendemus , et obfervabi mus, ft omnes cujusque articuli extremos mottts7 yidelic-ït flexiones* et, ledingen; of dfe plaatzing van hec deel, welke :-- de fpieren behoort; die beiden zal ik uitleg, gen. De eerfle wordt meestal de middelhouding van ieder deel, door galenus genoemd, ten opzichte van de geledingen, welke geen pyn verwekt, en waarin wy, wanneer wy rusten gewoon zyn onze leden te houden , en waarin ook daarenboven, geene fpieren werken • kortom het is die houding, welke even ver af is van de tegen overgehelde beweegingen der geledingen , dat is, de buiging en uittrekking, die in alle leden niet even eens, maar zeer verfchillende en onderfcheiden i», en wel hoekig, recht en krom, naar maate de deelen voor- en achterover gebcgen worden; en men kan deeze mid. delplaatzing van ieder deel, zonder veel moeite, opfpooren en ontdekken . indien men de twee te- E S gen-  74 HEELKUNDIGE et extenfiones maliamur, et deinde pun&um medium inter eas conftituavnus: verbi gratia, in cubito media figura angularts eft anguio fere reffo, quia fatlis extremis cubiti motibus, hoe efi.fumma fua flexione, turn extenftone, et putteto in iis conftitiito , fi in medio [patin extremorum , motuum puncluni ftmiliter conftituamus, et cubitum ad boe punc. turn transferamus, tnve* niemus angularem anguio reclo esfe cubiti medtant figuram. In carpo autem diverfa eft; nam fa&is extremis motibus, ut diclum eft, et notatis tribus punclis , reèlam esfe mediam carpi figuram inveniemus. Ingefiu Veto eadem animadierfior.e vfi, reptriemtis, mediam figurant angularem esfe an•mla obtufo; fimiiiter in 'digitis. In dorjb vero ér'tt curva. Nam ft extremos fpinae motus moliatnur , vidclicet cur* genovergeftelde beweegingen van ieder lid, te weeten de buiging en uitftrekking, tracht daarteftellen, en dan het middenpunt tusfehen dezelve bepaalen; dus is b. v. in den onderarm de middenplaatzing byna rechthoekig, dewyl men de twee tegenovergeftelde beweegingen van den onderarm, dat is, fterkftebuiging en uittrekking, verrichtende , en het middenpunt tusfehen die beiden zoekende, en den onderarm op dit puntplaatfende, bevinden zal, dat de middenplaatzing van den onderarm een rechten hoek maakt; doch in de voorhand is deeze plaatzing verfchillende ; want zo men dezelve, gelyk gezegd is, in de tegenovergeftelde beweegingen brengt,en het middenpunt tusfehen die beiden zoekt, zal men zien, dat de uitgeftrekte richting de middenplaatzing van den Carpus uitmaakt ; doet men het zelf.  MENSE^ST OFPÈM. eurvos, profpiciemus mo ■ jorem motum esfe cavum, quant curvum , quia animal omne atiterius magis infle&itur quam exierius retro inourveiur; fimiiiter et homo , et fic de fingulis die endunt eft. Itaque media cujusque membri figura eft ilta quae aqualiterab extremis citjüsque aniculi flexionibus, et extenfionibUs diftat ; quae etiam illudproprium ac peculiare habet, quod fine dolore , cum otiamur, diutisfime fm* gula membra cont'tnere in ea eonfuevimus, Quae omniafunt aGALENO depromptay cumexLib. de matu muscul cj? %ging van het been, toegefchreven worden — „ Immers by het gewoone gebruik van korte fpal„ ken, en het recht liggen van het deel op de kuit, „ ziet men niet zelden dezelfde omftandigheid ; „ vooral zo men de hiel, zo als dikwyls gebeurt , „ niet dan op eene pynlyke wyze, genoegzaam „ onderfteunen kan en dit zou by de gewoo- „ ne handelwyze nog vry wat meer plaats hebben, „ indien niet veelmaalen, 'het onderfte fchuinfe „ ftuk beens, achter of onder het bovenfte gewee,} ken ware. *, Ik heb nog onlangs in den Heer ,te , „ daarvan een doorflaand bewys gezien: deesHeer, ?, door twee kloeke Heelmeesters, op de gewoone v wys,"(naamlykmet een rechtliggendbeen,),, beF „ han.  82 HEELKUNDIGE „ handeld, kwam negen weeken na de breuk by „ my: ik vond het onderfte fchuinfe ftuk van de „ Tibia, een vinger breed over het bovenftuk, en ,, met een punt zodanig tegen de huid fteeken, ,, dat wy vreesden, dat het de huid doorbooren „ zou; vooral, wanneer hy de teenen rechtuit ftak, ,. en de hiel niet gefteund werd; ja het' fcheen „ dan, of de breuk, die waarlyk vast zat, nog ,, los ware." „ Welk heil en gemak in het gebruik der Engelfcne fpalken (*) plaats heeft, behoeft men niet te „ bewyzen, dewyl hun gebruik in Europa thans vry „ algemeen en bekend is, enz." De ongelyke geneezing der Tibia en Fibula, van onzen Lyder, is nog daarenboven zeer begunftigd , doordien de aanmerkelyke ontfteeking van 't vel, en pyn op de fcheen, ter plaatze van de breuk, en alwaar het onderfte afgebroken ftuk tegen het petiostium en uitwendige bekleedzelen fchaafde, eene aanhoudende bevochtiging, met eene oplosfende ftooving vereischt had ; waardoor het vel, (*) Welke de Heer van dek haar, van'ligt hout, die, volgends de ondervinding, van denzelfden dienst zyn, heefc laaten maaken, en die, volgends getuigenis van beroemde Heelkundigen, met even het zelfde voordeel, als die der Engelfchen van leer, gebruikt zyn, en verkiesbaar, om reden , dat men ze gemaklyker en voordeliger bekomen kan.  men gei, stoffen. 83 vel, weekwordende,van de kuit en op fommige andere plaatfen losgegaan en afgefcheiden was, en fchreinende pynen, die de anders zo nadeelige opligting des beens, ftaande den tyd der geneezing, dikwyls noodzaakelyk gemaakt had Ondertus- fchenzal niemand, die genoegzaam kundig en geen vreemdeling in de heelkunst is, dit ten verwyte van den Heelmeester konnen ftellen Immers tegen gemelde pyn, ontfteeking van 'tvel, en gevaat van doorfteeking van de punc des afgebrokenen fcheenbeens, door het vel, na eene dreigende verzweering, was niets anders aantewenden, en h.y had genoeg by ondervinding, hoe veel voordcels zulks doen konde , en noodwendig was tegen dreigende gevaaren behalven dat hy tot dit zyn doen , by de beste fchryvers en waarneemers der Heelkunde, gènoegzaame verdediging konde vinden : inji mers, om van geene anderen, welken in zynen tyd aanwezig waren, melding te maaken, vinden wy bet nog dagelyks, by hen, die gelegenheid gehad hebben, veele beenbreuken te behandelen, aangeprezen; 'onder anderen met korte woorden, by o. van gesscher, in zyne Hedend: Oefend: Heelk: I d. bl. 247. $ 1126. en 1127. alwaar wy deswegen het volgende aangetekend vinden. Het is bezwaarelyk te bepaalen hoe dikmaals „ de verbanden der beenbreuken moeten veranderd „ worden; vermits zulks meestal afhangelyk is van  84 HEELKUNDIGE eenige bykomende toevallige omftandigheden: im „ 't algemeen echter, moet deeze verandering nimmer. gefchieden buiten noodzaakelykheid,* en deeze „ heeft plaats, als het verband meer of min ontwikt „ kela wordt; als het lydend deel zeer pynlyk is; „ of wanneer deszelfs bovenfte en onderfte uiteinde „ merkelyk gezwollen zyn: buiten deeze omftandig. „ heden waarlyk, daar men nog eene zeer lastige ,, jeukte, ontvelling en aanmerkelyke kneuzing kan -, byvoegen, is het best dat men zeer zeldzaam ver„ binde, om te minder gevaar te loopen van de „ herftelde beenëinden te verplaatzen. De behandeling der gewoone toevallen, moet „ aan de verfcheidene hoedanigheden van deezen be>, antwoorden, en kan derhalven tot geene algemee?, ne regelen gebragt worden; gelyk echter dezelven ?, meerendeels beftaan in pyn, fpanning, onftee» „ king, koorts, ftuipachtige beweegingen, inzonI» derheid in den flaap, ftaaploosheid, en dergely» „ ken, kan men deezen dikmaals, te hulp komen, „ door ontlastende , verkoelende, en rustverwek„ kende geneesmiddelen; gelyk ook door verzach.„ tende, oplosfende, verkoelende, of zachtlykza3, 'mentrekkende vochten, met welken het verband ?, by aanhoudendheidmott bQÏpvoéidi worden." Zie daar dunkt my-, de onfchuld, in de ongelyk geneezene beenbreuk, alhier medegedeeld, met be- trek^-  MÊNGELSTÓPF^li; 85 trekking tot de behandeling des Heelmeesters, in den tyd waarin hy leefde, klaar en duidelyk aangetoond , en tevens , dat hy even zo wel als de beste Heelkundigen in deezen tyd, zoude geftaagd hebben door het been in eene fchuirie of gebogéne ligging, ftaande ('den tyd der geneezinge, të bepaalen, ware hy zö wel als onze tydgenooten vari de nuttigheiden voortrefFeiykheid deezer handelwyzè onderricht geweest. De eenige zwaarighéid wélke nog fchynt opgelost të moeten worden, is deeze — toen de Heelmeester in de noodzaakelykheid was, het been', ter verbindingeder ontvellingen, tè ontblooten, konde her immers niet misfen de fcheefgroejing, of doorbuiging van hetzelve te ontdekken; waarom dan, dewyl de Callus, öp dien tyd, nog niet vast was^ niet het een of ander hulpmiddel, ter nederdrukkingë van het vooruirfteekende ftuk van het onderfte gedeelte des fcheenbeens, aangewend? Hierop antwoorde ik kortlyk: dat er volftrekt tot dit oogmerk niets vyligs uittedenkeri mogelyk is, en dat onza vrygefproken Heelmeester, ook ten deezen opzichte , met betrekking tot den tyd waarin hy de beenbreuk behandelde, volkomen te verontfchuIdN gen is ; dewyl hiertoe niets in ftaat was, zonder .veele en gevaarlyke toevallen ten wege te brengen ; alleenlyk in laater, of deezen tegenwoordigen tyd, zoiiF 3 if  86 heelkundigs de men misfchien dit "toeval hebben konnen verheipen , wanneer men het been eerst weder op nieuw uitrekte, de ftukken der gebrokene beenderen gelyklyk by elkander voegde, en de rechte plaatzing des deels, in die der gebogene, veranderde: of waaneer men bet been in eenen rechten uitgerekten ftaat, waarin hetzelye al den overigen tyd der geneezinge konde blyven, bevestigde; even als men doet, wanneer een aanmerkelyk gedeelte beens uitgenomen is, om de verkorting des lids voortekomen, en welk niet beter, dan door het werktuig des fchranderen Ileerea. baltiia zaar. (ZieGenees-Nat: en Huishoudk: kabinet 3. d. bl.518 enz.;uitge/oerd kan werden; (een werktuig, het welk waarlyk ook ten deezen opzichte niet genoeg bekend is, doch 't welk alle aanpryzing verdient, en aan den uitvinder, om des eenvoudigheids en vólkomenheids wille , veel eer aan doet:) dan, door drukking op den rand van het fcheenbeen te maaken, door eenig werktuig, hoe ook genaamd, ter plaatfe van de breuk en neder* drukking van hetopryzend gedeelte des fcheenbeens, kan dunkt my in het brein van een oordeelkundig Heelmeester niet opkomen; althans ik heb reden om niet te twyfelen, dat indien *?ulks al eens by hem in bedenking kwame, terwyl hy in zyne eenzaamheid op het heil van zynen Lyder zat te peinzen ,de uitoefening, hem, vóór de applicatie, ondoenlyk, pynlykengevaarlykzou toefchynen, enbewee» gen  MENGELSTOFFEN. 87 gen ter befpaaringe van het uitgedachte en zamengeftelde werktuig, tot een ander gelegenheid en geval. Is het de pligt van ieder Heelkundige, zo veel in zig is, ter opiuifteringe der Heelkunde, alle poogingen aan te wenden ? ik achte my om dies wille verpligc, allen blaam, of fchoon ten laste van een niet meer aanweezig Heelmeester, tegen te gaan, dewyl de waarheid hulde te doen myn grootfte vergenoe1 ging is. Ik ben, enz. WEL EDELE HEER.' "^V^anneer ik met eene nauwkeurige oplettendheid overweege de ontleding van het been des Lyders» welke onder de gevolgen van eene ongelyk geneezene fcheen- en kuit-beensbreuk gefukkeld had, en welke Uw Ed.my de eer aan doet, van biiefsgewyze medetedeelen, kan ik gereedlykin Uw Ed. gevoelen komen, en toeftemmen, dat. de ten dien tyde in gebruik zynde manier van beenbreuken te behandelen, en des door den Heelmees er, aan wiens zorg deeze geneezing is aanbetrouwd geweest, gebezigd, voor oorzaak der wanftaltige hereeniging der beenderen, en der daarop gevolgde ongemakken te houden zy; F 4 en  88 HEELKUNDIGE en dat meer dan waarfchynelyk het een en ander zou* de zyn voorgekomen geweest, indien men van die fchuirfe ligging van het deel, waarin;de bteuk voorgevallen , en van wtlke, wel is waar,'i-abricius ab aquape'ndente inde XViden Eeuw (zie Lib. IV. c. v. in fine ,) in a'gemeene bewoordingen gehandeld heeft, doch welke voorzeker de Heeren wm. sharp en p. pott uit. gezonde befpiegeJing en daarop verzekerende ondervinding, in een helder daglicht hebben gefield, had gebruik gemaakt. Ik heb zo veel te meer reden om hieraan myne toellemming te geeven, als ik van te vooren van de behandeling der beenbreuken van die Heelmeesters onderricht, in den jaare 1778 gelegenheid had van in St. Dartels Ziekenhuis te London, den Heer pot t veelvuldige beenbreuken te zien behandelen* en des in uitoefening onder de hand van dien zelfden grooten Heelmeester bevestigd te zien, het geen my uit zyne fchriften voorheen reeds zo aan» neemelyk was voorgekomen. Men moet gelegenheid gehad hebben, zal men over de voordeden der gebogene en zywaards geplaarste ligging der gebrokene ledemaaten met grond konnen oordeel- 0, van deeze behandeling, zo als zy thans in gebruik is, en die, welke een vroeger tydvafc der Heelkunle, en waaraan, helaas! en nog aanzienlyk deel uitoefenaars, by mangel van  MENGELSTOFFEN. 8|> van bewustheid der vorderingen in de Heelkunde , of door vooroordeel verklecft is, gezien en dezelve onderling vergeleeken hebben , en men zal weldra, bedrieg ik my niet, wanneer men onzydigaan de waarheid alleen wil hulde doen, het befluit konnen opmaaken, welke de voorkeur verdiene ■ ■ — vak iemand, welke ongelukkig genoeg is van één zyner ledemaaten door eene beenbreuk te verminken , onder het beuuur van eenen, die zig van de verbeterde wyze van beenbreuken te behandelen bedLnt, hy zal het genoegen hebben, van, terflaaking zyner pyne, en ongemakken, gemaklyk in zyn bed geplaatst te zyn, zig Ontheeven te zien van die wreede behandeling, welke onder den naam van Extenfie en Contra Extenfie weleer by den Heelarts bekend was, en daarentegen ondervinden, dat men zulk eene plaatfing aan het gebroken deel geeft, welke de eigene ingeeving den lydenden, op het oogenblik,. wanneer het ongeval voorvalt, doet uitkiezen; eene geboogene plaatfing naamlyk, en eene zy waardfe ligging van het gebroken deel, byzonderlyk zo het de onderfte ledemaaten betreft: door zulk eene plaatfing, als het waare, de fpiervezelen het vermogen benomen zynde, om nadeel te konnen doen, zal het den Heelmeester gemaklyk zyn, om de verbrookene, of voorby elkander gefthoovene beeneinden i» hunne natuurlyke plaatfing wedertebrengen; en de fpieren door eene F 5 zelf-  po HEELKUNDIGE zelfde plaatfing; geduurende den tyd, welke de natuur vordert, om de gebrokene beenen te hereenigen , in dien zelfden ftaat van weereloosheid blyvcnde, er alleenlyk ter zyde, door het aanleggen van genoegzaam lange fpalken, welke van den eenen tot den anderen beenknokkel gaan, voldoende (leuning noodig zyn, ter weeringe van doorzakking, of afwyking der beencinden ; om de geneezing, doch niet alleerlyk de geneezing, maar te gelyk zulk eene, welke noch ontfiert, noch ongemakken, als gevolgen eener kwaade behandeling, achter wegen laat, te bewerken. Hoe gunftig eindlyk wordt nog het gemak, het welk men den Lyder. door deeze handelwyze aandoet, bevorderd door het verband, van het welk men in beenbreuken, 't zy enkelvoudige, 't zy zamengefielde, thans gebruik maakt! daar voorheen de rondgaande en kruisgevvyze zwachtel het verband uitmaakte, en, by vernieuwing, telkens vorcorde, dat het gebroken been werd opgeligt, en in gevaar gefield van verplaatst te worden, of pyn te veroorzaaken, geeft nu eene verbeterde handelwyze , een eenvoudig agtienhoofdig verband aan de hand, wiens infnydingen met den draad van, 't linnen eenen hoek maaken, het welk door éènen fpelde wordt vast gehouden, en 't geen, geduurende al den tyd der geneezinge, naar goedvinden en noodzaakelykheid telkens kan veranderd worden, zondèr dat het gebroken been eenige plaatsverandering be-  MENGELSTOFFEN.1 gelyker te maaken: ondertusfchen noch uitwendig Saturnina, noch /lluminofa, hebben iets gebaat: eindelyk befloot ik, op uwe aanpryzing, in het eerfte ftuk van het tweede deel uwer Mengeftloffen, de kina met Spirit, jal. amm.c.calce viva, inwendig, en 3n eene ruime hoeveelheid toetedienen , en de lip-kanker, benevens de wang met het water van M. Martinet, te verbinden: van toen af zag jk merkelyke verandering in de kankerzweer, en ik verblydde my zeer met een gebondene etterachtig, in plaats van kboreus vocht, voor den dag te zien komen. Daa  MENGELSTOFFEN. O? Dan, hoe ongelukkig voor de Lyderes, en alleronaangenaamst voor my ! er deed zig, in de maand juny, iemand van haare naastbeftaanden op, die haar aanraadde en befluiten deed, een middel, thans in Gelderland zeer beroemd, te beproeven, gelyk zy reeds, (na my hiervan verwittigd, en verzocht te hebben, om haar, in gevalle zy niet flaagen mogt, weder ter hulpe te komen bezoeken,) daarmede begonnen is: onlangs heb ik vernomen, dat haar ongemak in den beginne iets fcheen gebeterd te zyn — voorleden week ondertusfchen, haaren man ontmoetende, verhaalde deeze my, dat zy zwaklyk en ziek werd; dat de pynen vermeerderden; de onderkaaksklieren in groete toenamen een menigte bloederig fcherp vocht zig uit de zweer ontlastte,' dat er een aanmerkelyk gat in de wang gevallen was, en dat ik misfchien kortlings weder ter hulpe geroepen zoude worden. Hoe komt UwEd. dit geval voor? en hoe zal het best zyn, my in de behandeling van dit, (waarfchynelyk ongeneezelyk,) ongemak , te gedraagen, indien myne hulp weder gevorderd werd ? ïk ben, enz. G AN T-  HEELKUNDIGE antwoord en raadge eving aan den GeU derfchen Heelmeester, wegens de voorgemelde lip- en aangezicht>kanker. •^)in uwen veelbeduidenden en algemeen aangelegenen brief., wèl ce beantwoorden, en op dat gy voor u zeiven eeraig nut, en uwe Lyderes, ware het mogelyk , zo niet geneezen, echter inhaare'zorglyke omftandigheid en pynen, eenigzins verligt mogte worden , heb ik noodig geoordeeld , denzelven, ("doch kortlyk,) in negen afdeelingen te be» handelen, en daarin ten I.) Aantoonen, dat de wegneeming van he.% knobbelig gezwel, noodzaakelyk was, en de woede des gebrek, (waarop nu misfchien de dood, in gevolge van dien, niet zal konnen voorgekomen worden,) zoude voorgekomen hebben; te meer, dewyl de Lyderes, volgends uwe melding, toen» maals gezond was. II.) Bewyzen de ongeoorloofdheid der gerustftellinge aan foortgelyke Lyders , waardoor gelegenheid tot zorgeloosheid, in het waarneemen der bykomende toevallen; verergering en ongeneesbaarheid van het ongemak, gegeeven , en de Lyders eene onvergeevelyke en verkeerde ftoutmeedigheid, on; .;8  mengelstoffen"; qq om de gevaaren onverfchrokken te gemoet te zien, ingeboezemd wordt. III. ) Zal ik aantoonen dat de opzetting der klieren in de nabyheid der kankergebreken, niet altyd een verbiedend kenteken is ter wegneeminge, veel min een aanduidend kenmerk van ongeneeshaarheid der kankerzweeren, of algemeene vcchtsverbastering. IV. *) Zal ik bewyzen, dat de gemelde fmartlyke ■ ontmoetingen , van een kundig en gemoedlyk Heelmeester , in het meesterachtig veroordeelen van zynen goeden raad, door andere Heelkundigen, meest nadeelig zyn voor de Lyders, maar geenzins in fl:a?t zyn, den moed van een ervaaren en kloek? moedig Heelarts uittedooven; het zy in de uitvoering van Heelkundige handgreepen, of in de sanlegging en toediening van plaatsmiddelen. V. ) De nadeeligheid van het zo algemeen aangenomen gevoelen, om de kankergebreken te Pallieeren, zonder eenige geneezingsbeproeving in \ werk te ftellen, aanwyzen. VI. ) De voordeeligheid van Alcalia, in-en uit^ wendig gebruikt, nader ophelderen. VII. ) De ongelukkige beproeving van het Gel. dersch middel, met myne ondervinding overeenkornftig, ftaaven. VIII. ) Opgeeven wat te doen ftaat, als eene nieuwe hulpvranging geëischt wordt. G 2 IX.)  ïqo heelkundige IX.) Aantoonen dar. in laatsgerrielde geval, een tot nog toe onbekend Akalisch kankermiddel, beproevenswaardig zyn zal, waartoe de waarneemingen, dewelken hierop volgen zullen, ten richtsihoer (trekken konnen. Uit de befchryvitóg van het ongemak, is, ver-, moedelyk, en niet onduidelyk optemaaken, dat delip van uwe Lydcresfe, toen gy haar voor het eerst on. derzocht, alleenlyk plaatslyk door eene kleine kankerachtige lipknobbel aangedaan was, zonder dat er eenig vermoeden van eene algemeene -kunkerbefmetting der vochten, konde ftandgrypen; bly kens haare anders gezonde gefteldheid, en onaangedaane feelendene, of afgelegene klieren; immers van die laatfte maakt Uw Ed. geene melding: de plaatfing der lipknobbel was allergefchikst ter wegneeminge. en zoude by uwe Lyderesfe, juist om redenen haarer anders gezonde gefteldheid, meer dan waarfchyndyk, vaneenen gunftigen uitflag gewéést zyn; «en minnen, (zo men uit fpreekende bewyzen, welken alleaantehaalen overtollig zyn zoude,) gevolgtrekkingen mag ïmaaken; ik zwyge van gevolgtrekkingen, uit waarneemingen van meer aanbelang, onde r anderen die van de Wedwe. w. sterk, welke vrouw, (Zie myne Mengelftoffea i deel. bi. 141. enz) niet tegenftaande de omftandigheden niet zo gunflig waren, evenwel door de wegneeming der borst- en oxel-klier gered is, en thans nog vol-komen gezond, en zood«p eenige hinder van haare bor§?s  MENGELSTOFFEN. tot borstkanker herfteld blyft — Uweaanpryzing ter wegneemjnge was gebouwd óp de beste Heelkundige grondbeginfelen; wenfchelyk ware het voor de Lyderesfe, dat zy uwen heilbedoelenden en wyzenraad niet gewantrouwd en van de hand geweezen had; dan had zy, (even zo zeker als men van meest alle de Heelkundige handwerken voorfpellen mag,) eenen thans zeer waarfchyneiyk fpoedig aanuaanden dood,>fgekeerd; het ongemak, toenmaals plaatslyk, bepaald zynde, ofïchoon er geene uitwendige belediging vooraf plaats gehad heeft, zoude, geheel en al uitgeroeid zynde, geene nablyvende kankerftof fchuil gelaaten hebben;want zonder op de eene ofande« re plaats eenige kankertekenen daar te (lellen; en zonder de gezondheid eenigzins te benadeelen, kan men zig geene verborgene kankerftof verbeelden. /3.) Het blykt uit het geval van u've Lyderesfe, zo wel als uit honderden anderen, dat ook de Lipknobbels even zo als Scirrhi in de mammen, verkeerdlyk voor niets beduidende ongemakken, of verhardingen van een goedaartig foort, aangezien worden; terwyl dezelven zeer gemaklyk, met gewenscht gevolg, en zonder eenig gevaar konnen weggenomen worden; daar ze integendeel door eenige bykomende omftandigheid, of uit haar ei«-eti aart,enlangzaamerhand,kwaadaartig worden,de belendene klieren aandoen, en veelal in eene ongeneezelyke, ja doodlykekankerontaarten. — Is hec G 3 hier-  102 HEELKUNDIGE hierom niet zeer te verwonderen en ongeoorloofd i dat zelfs beroemde Heelkundigen, ("die ongetwyfeld zeiven dikwyls hierin misleid geweest zyn,) in hunne raadgeevingen, de wegneemingen der lipknobbel, of Scirrbi, op andere plaatfen, zo zeer veroordeel en, offchoon zy zelve-n niets ter geneezingsbeproevinge aanraaden; maar alleenlyk om de aanwakkering van de woede des gebreks, of om den overgang der Scirrbi in Carcinoma lang tegen te houden, eene, in fchyn veelbeduidende, echter in de daad weinig berekenende, raad, om niets te doen, en alleenlyk aanfchou wet te zyn , aan de hand geeven 5 voorfpellende dat buiten dien, de ongemakken kwaadaartig, gevaarlyk, ja doodlyk worden zullen,* daar ze anders jaaren lang zonder hinder konnen ge* draagen worden! deeze raadgeeving, hoe heilzaam in fommige gevallen, daar volftrektlyk geene wegneeming in 't werk gefield kan worden, of raadzaam is, komt echter zeldzaamer te pas als men wel voorgeeft, en zoude misfchien in de meeste gevallen van raadpleegingen, ais onder anderen in het geva! van uwe Lyderesfe,een meer foortgeïyken, verfchoonlyk zyn, ware het niet dat de ondervinding leerde, welke flechte gevolgen de raadgeevingen van beroemde Heelkundigen hebben konnen, in gevallen van zulk een aanbelang, en wanneer zy, «it fchroom voor den Hechten uitflag van eene of andere operatie y dezelve niet durven aanpryzen, veel min eigenhandig  lij 6 H'O E L S T Ó ï FE Bd io^ 'dfg uitvoeren; alleen, om dat haar de eene of andere ongelukkige uitflag bekend is; of, om dar. het tegen hun aangenomen gevoelen, gebouwd op foortgelyke ongelukkige, (fomtyds onkundige,) uitvoeringen, ftrydig is. Ik zoude de ongeoorloofde vrypostigheid van fommigeHeelkundigen,welken den raad en hulp van andere,kundigeHeelmeesteren, als nadeelig, ja zelfs hoogst: gevaarlyk dóen befchouwen, en den hulpzoekenden^ Lyder eene onvergeevelyke en misleidende floütmoedigheid, om de gevaaren onverichrokken te gemoed te zien, inboezemen, uit eene menigte waarneemiagen, van eenen zelfden aart als die van uwe Lyderesie, konnen bewyzen —— dan ik acht zulks onnoodig, oni dat het hun die van ons tegengefteld gevoelen zyn, niet overtuigen zoude, dewyl men valsch vooronderfteld, dat de waare kanker altoos zyne plaatsbepaling verichuldigd is aan een voorafgegaane befmetting in de vochten, en derhalven nimmer uitgeroeid kan worden, zonder dat hetzelfde ongemak op de eene of andere plaats zig weder openbaart; dewyl volgends die vooronderftelling, de vochten algemeen befmet zyn, en altoos nog fmetftof ter wedervoortbrenging bevatten, zonder dat men zelf weet, wat eigéolyk kankerfmët is, en even als of er nimmer eene plaatslyke kanker gevonden wérd; want» offchoon men geralien van gelukkig ge wegneemingen tegenwerpt, en ze zelve in hunG 4 ng  104 heelkundj.ee ne tegenwoordigheid, tegen de voorfpellingen van eenen flechten uitflag, uitvoert, en de volkomene geneezing daarop volgt, zo fchynt evenwel hun vastgeftelde Systhema daardoor niet veranderd te konnesi worden: immers het geval van de Wed^e w. s t e r k ■> voorgemeld, werd vdór de kunstbewerking even zo wel door andere en beroemde Heelkundigen, als doormy, voor kanker aangezien; men raadde, als vruchtloos, de wegneeming af; ik deed desniette. genftaande de operatie; men was beducht dat de aangedaane oxelklieren , indien ze niet naauwkeurig weggenomen werden, (waarvoor ik zorg droeg,) zeer fpoedig in een zelfde ongemak, als dat der mam, zoude overgaan: niettegenftaande alle deeze ongunflige voorzeggingen, is de Lyderesfe, (zie "bovengemelde MengelftoffènJ niet alleenlyk volmaakt geneezen, maar zy leeft thans nog zeer gezond. Billyk zoude Uw Ed. vertrouwen, dat dit geval fterk genoeg overtuigen zoude, dat kanker, tydig weggenomen, geneezen wordt, indien ze plaatslyk zyn kan, het welk immers duidelyk gebleeken is; en dat het kanker ware, lydt immers geene tegenfpraak, waarom had men anders de operatie afgeraaden ? immers niet om dat de pynlyke verharding, in de borst en oxel, van eenen anderen dan kankerachtigen aart ware, die geene kwaade gevolgen hebben konde, want dan had men niet zo zorgvuldig behoeven te zyn, om toch niets van de oxelklieren', die me-  MENGELSTOFFEN» I05 mede aangedaan waren, door het nies ongemoeid te Iaaten; en evenwel is het er wel verre van daan , datjfommigen thans niet zouden durven ftellen, dat het ongemak van myne Lyderesfe, nimmer van eenen kankerachtigen aart geweest is; zo anderen niet tot nog erger dwaaling overhellen, met nog heden de radicaale geneezing te wantrouwen , als of de kankerftof, nog in 't lichaam omzwervende, den eenen of anderen tyd, nog eens zal losbreeken, op eene plaats die nog nader bepaald ftaat te worden- Hoe belachlykUwEd.ditook voorkomen moge,en boe wei« nig ik my des bekreune, genoeg voldaan zynde, dat ik dan ten minften myne Lyderesfe, tot hier toe, voor het gevolg van zulk een kwaakaartig ongemak bevryd hebbe, zo bewyst het evenwel genoeg, dac de verkleefdheid, van fommige beroemde Heelkundigen zeiven, aan een, hoe zeer ook wankelend leerftelfel, door hunnen invloed op de gemoederen van hulpzoekende noodlydenden, zeer veel nadeels doet, gelyk gy maar al te duidelyk ondervonden hebt : voor het overige kan ik ter antwoordinge van uwen brief hieromtrent kort zyn, dewyl gy voor u zeiven het beste gevoelen aangenomen hebt, ten einde zonder huivering, alle plaatslyke kankers door het mes uit uitteroeien. y.) Het is, gelyk wymeermaalen gezegd hebben; G 5 by  JÓ6 HEELKUNDIGE by fommigen een 'algemeen aangenomen gevoelen 1 dat de geheele masfa van 't bloed door kankerftof aangedaan is, wanneer eenige klieren, in de nabyheid van eenig met kanker aangedaan deel, opgezet en verhard zyn, en dat in die gevallen de wegneeming zeer gevaarlyk is, en nimmër door eene gelukkigeen beftendige geneezing achtervolgd wordt. Onder veelvuldige waarneemingen door de beroemdste Heelkundigen, kan ook myne van de Wed^e' w. sterk, weder gerangfchikt worden, ten bewyze der ongegrondheid deezer ftelling: het is veelmin altyd een genoeg voldoend bewys, of kenmerk van ongeneesbaarheid der kankerzweeren, of van eene algemeenevochtsverbastering; dewyl fom. mige kankerzweeren geneezen, niet tegenflaande de aangrenzende klieren opgezet zyn; dit zal in eene Volgende waarneeming, wegens eene lipkanker, duidelyk blyken; behalven andere gevallen waarin ik het tegendeel gezien heb j zelf by de allerkwaadaartigfte borstkankers, daar de oxelklieren eenen tyd lang verhard en opgezet bleeven, en eindelyk tot goedaartige verzweeringen overgingen, die gemaklyk en ais van zeiven genazen, offchoon de borst-kankerzweer aanhoudend voordwoedde, ten be» wyze, dat deeze klieren per Confenfum aangedaan zynde, opzette, onrftoken raakten, en tot verzweering overgingen, zonder dat evenwel de kankerftof der*  mengelstoffen. laf derwaards verfpreid was: immers in dit geval zoude anders, geen goedaartig ettergezwel, veel min de volkomene geneezing gevolgd zyn. . Het is heel iets anders in die vergevorderde kankergebreken, welken hun gift, door middel van de watervaten, als waar tegen ons de beroemde camper waarfchouwt, naar afgelegene of nabyzynde klieren verfpreid hebben; of alwaar het algemeen verfpreide kankerfmet, door knobbelachtige en pynlyke opzettingen, langs de verfpreidingen der watervaten, zig openbaart; of daar , volgends de waarneemingen van den beroemden en kundigen schMucker, eene algemeen verfpreide kankerbefmetting, door de ontftokene oogranden, of zelvige ontaartingen der Glandula meibomii, kenbaar is, en alle handwerken ter ontwortelinge verbiedt; dit alles kan met geen oppervlakkig oogbefchouwd worden, zullen er nuttige gevolgtrekkingen uit opgemaakt worden; maar hiertoe behoort Ontleed- en Heelkundige kennis, met veelvuldige onder vinding, onbevooroordeeld gepaard te gaan. Even zo min als men,by voorbeeld, in gevalle van zenuw- of pees-kwetzinge, panaritium, of andere ongemakken van dien aart, aan de vingeren, waar by niet alleenlyk de oxelklieren , maar ook den geheelen arm pynlyk aangedaan en opgezet zyn, ons doen denken, dat de geheele inasfa van 't bloed met eene ontfteeking veroorzaa- ken-  ICB HEELKUNDIGE kende ftof aangedaan is, en alle hulp, door middel van infnydiugen, enz. verydelen zal,- maar deeze door ondervinding noodzaakelyk bevondene geneeswyze, ons, in tegendeel, mee een goed gevolg, daartoe aanfpoort; even zo min kan men, zeg ik, in alle gevallen van kankergezwellen of verzweeringen, alwaar de nabygelegene klieren gezwollen verhard, of ontftoken zyn, befluiten, dat daarom het kankergebrek niet plaatslyk zyn kan; volftrekt, ota de algemeene kahkerverfpreiding, ongeneezelyk is, en de wegneeming, door middel van het mes, verbiedt. $0 Het kan niet dan onaangenaam en fmartlyk zyn voor Uw Ed. by den uitflag te zien, dat uwe goede, fchoon afgekeurde raad zo noodzaakelyk door daadlyke uitoefening, had moeten achtervolgd worden ; dewyl het meer dan waarfchynelyk is, dat uwe Lyderes in haare toenmaals gunftige en gezonde omftandigheid zoude geneezen zyn geworden'; dan voor u zelve ondertusfchen, kunt gy reeds de grootfte voldoening vinden in de overtuiging van misleiding, waarin uwe Lyderesfe en haare naastbeftaanden van nu af aan geraaken, en nog verder geraaken zullen, ten minften in Zoverre, dat zy den gefchikten tyd ter wegneeminge en door deeze de geneezingsbeproeving met zulk een flecht gevolg, roekelooslyk,ten minften vruchtloos beb-  MENGELSTOFFEN. jgg hebben laacen voobygaan: geene van hun, welke haar de ontworteling afgeraaden hebben, zuilen die zelve konnen ontkennen. Met welk een ingebeeld en onverdiend recht, fommige beroemde Heelkundigen, maar al te dikwyls zig by den raadpJeegenden Lyder ook doen gelden, om het vertrouwen, op den raad en hulp van anderen, te doen wankelen, zo niet geheel te ontrooven is overbekend; dan, de tyd en gevalle n geeven genoegzaame gelegenheid aan de hand, dat ieder op zyn beurt, middagklaar, (zelfs van het algemeen) kan beoordeelt worden: ongelukkig! wel is waar, voor die noodlydenden, welken niet zelden het flagtöfFer van valfche leerftelfels zyn moeten, maar echter voor veele anderen zeer gelukkig, voor zo verre zy, door voorbeelden, het waare van het valfche leeren onderfcheiden, blykens uwe Lyderes , welke reeds van haare dwaaliqg, (doch, helaas! misfehien te laat,) te rug keert, waardoor het vertrouwen ten opzichte uwer kunde, by haar en de haaren, aanmerkelyk zal aanwinnen, en hierin zult gy uwe vertroosting vinden,en de poogingen, welken gy in het toekomende ter haarer hulpe mogt in het werk ftellen, al konnen. ze nu maar alleenlyk dienen ter verzachtinge en afwendinge van eene haastigen dood, zult gy onverhinderd met een geheele toevertrouwing^ van uwe Lyderesfe, konpen aanwenden: althans dit heeft de ondervinding, my wel eens geleerd, en ik heb my nimmer aan ver:  IJO HEELKUND I G E veroordeelingen myner, (20 ik dacht,) goede raadgeevingen geftoord; ook zal ik nimmer by hun, die myne raadgeeving niet wantrouwen, en zo lange ik niet beter van het tegendeel overtuigd worde, de aangeprezene handwerken, tegen dit boosaartig gebrek, nalaaten; maar zo dikwyls in 't werk Hellen, als ik, op gronden der ondervindinge, van de beroemdfte en in de daad kundige Heelartfen, en myne eigene onderzoekingen, zulkstydig en noodjg oordeele. £.) Het is even ongeoorloofd als onverantwoordelyk, geene onfchadelyke beproevingen tegen kankerzweeren aantewenden, maar in tegendeel, Zo dra men op zekere, onzekere kentekenen meent te mogen befluiten, dat de lip- of borst-zweeren ^inzonderheid) , van dien aart zyn, van alle geneezingSf beproevingen afziet, niet alleen, maar zelfs den fpot dryft, met alles wat hierroe aan de hand gegeeven wordt, al is het wel beredeneerd uitgedacht, en door beroemde Heelkundigen aan de hand gegeeven , en zig te vreeden houdt met het ongemak, zo niet openbaar, ten minften by zig zeiven voor volftrekt ongeneezelyk te verklaaren, en hierom alleen en geheellyk toevlugt te neemen tot de, in fommige gevallen, zonadeelige cma Palliativa: immers daar het dikwyls de allerkundigften gebeurd is, dat zy in de beoordeeling der febynbaare kanker misleid geweest zyn, zo zelfs, dat onkundigen foorrgelyke dó-  PENGELSTOFFEN. 511 ppgemakken naderhand zeer voorfpoedig en volkonien geneezen hebben, zo blykt, dat het altyd oir yerfchoonelyk onvoorzichtig is, te fpoedig tot de pngeneesbaarheid te befluiten , dewyl hierdoor geneesbaare ongemakken, integendeel getergd worden , voor zo verre men ten minften de waare geneesmiddelen onbeproefd laat, en den gunftigen tyd laat voorby gaan; terwyl jntusfchen zeer dikwyls andere ongefteldheden in het lichaam plaats grypen, die de vochten zodanig verbasteren, dat de kankerzweeren, of zeer daarnaar gelykende ongemakken, hierdoor alleen ongeneezelyk gemaakt worde. £.) In die gevallen althans alwaar men eenigzins reden heeft te gisfen, dat het ongemak van geenen fcheurbuikigen aart is, maar ontftaat uit eene oneaarting der vochten van eenen zuuren aart, het welk men,indien andere tekenen ter onderkenninge ontbreeken, uit de ongunftige beproeving van zuure geneesmiddelen kan ontdekken , zullen alcalia altoos best aan het oogmerk voldoen ; want uit veele waarneemingen fchynt het my meer dan waarfchynelyk toe, dat de kanker altyd van dien aart is, en dat zo men ooit dit woedend ongemak in alle mogelyke gevallen radicaal geneezen zal, het op deeze gronden, en door alcalia zal moeten gefchieden; immers de ondervindingen in veele gevallen hebben reeds getoond, dat deeze den meeften dienft doen; niet nalaaten fommige kankers te geneezen, enan- de-  IIS HEELKUNDIGE dere meer dan gewoone hulp aanbrengen, ter afwendinge van toevallen en ipoedige toeneeming van de woede des gebreks: want offehoon men al, in alle gevallen, de volkomene geneezing hierdoor niet ten wege brengen kan, zo zal men immers hierom geen recht althans hebben, om te Hellen, dat juist in die gevallen alwaar dit middel geflaagd heeft, het ongemak geen kanker geweest zy, maar dat zulks alleenlyk gebleeken is, in dezulken, alwaar ook de beproeving van dit middel ter volkomene geneezinge vruchtloos bevonden, of waarop de dood gevolgd is; zonder acht te geeven, of het ongemak reeds te vooren al te aanmerkelyke voordgangen gemaakt had, of andere by gemengde liehaams ongefteldheden, het ongemak onherftelbaar gemaakt hadden, zodanig dat de dood noodwendig daar op volgen moest, en niet voorgekomen kon worden. Zo zulk een vreemd fyltema doorging, dan valt het even gemaklyk te Hellen en ftaande te houden, dat de beste heelkundige handwerken, of plaatsmiddelen, volHrekt geene geneesmiddelen zyn , als by toeval, in die gevallen, alwaar men dezelven tegen een anders, niet gevaarlyk of buiten dien doodlyk ongemak, als men zig, voorgefleldheeft',aanwendt:by voorbeeld, en om uit veele gevallen maar één op te noemen , zo kan ik even gemaklyk Hellen dat de breukfnyding geen aanpryzenswaardig Heelkundig handwerk is, en nimmer den dood afgekeerd heeft.  MENGTSLSTQ-FF&N ti3 heeft, in die gevallen, alwaar eerte waarè Beklerii» ming plaats had, maar dat alle welgeflaagde breuk» fhydingen bewyzen, dat de toevallen J welken metl dacht uit beklemming van ingewanden ontdaan té zyn, en de operatie vorderen , geene echte bewyzen 'daargefteld' hebben ; Om redert dat de bewerking gedaagd Wj maar dat alleen die gevallen 4 ih welken de Lyders ,"niettegentlaande deeze kunstbewerking, derven,den waaien daat derbeklémming aanduïderi, en derhalveti, dat de breukfnyding,eene onnoodiga zo niet nadeelige kunstbewerking is, in het geval, waarin men zig voordek, dac dezelve noödig is, dewyl fommigen, riiettegehdaande deeze 'operatie behoórelyk en tydig gefchiede, daar' rist evenwel, en in gevolge der breuksbeknellinge, foffchoon door bykömënde toevallige omdandighedenjl dérven. ©hdertusichen hoe dwaas en ongerymd^ foortgelyke dellingen zyri, en hoe weinig dezelv'en den toets der ondervinding doorftaah konnen, zat ik u zelveh laaten béoordeelën. Ik zal rekenen* gènoeg voldaan te hebben, mét tlw Ëd. de verderë beproevingen , ter overtuiginge van het vermogen der alcalia, aahteraadèn, verzekerd zynde dat gy er u wel by bevinden zuk. y. Heel dikwyls heb ik gezien dat de applicatie' van een nieuw middel eenige fchynbaare verarideiing ten goede iri de' kankerzweeren ten wegê' H bragti  114 heelkundige bragt, dan het was van korten duur: de kanker» zweeren raakcen fpóedig weder aan het woeden, en verergerden, trapsgewyze, naarmaate men langer met zulk een middel aanhield: dit was ook het lot van het Hinkend en kostbaar geldersch middel, (het welk in veele opzichten overeenkomt, met dat van de beruchteBagynen,en even ondienfiig is,) althans in verfcheidene gevallen, en op den duur, zyn myne proefneemingen hiermede, mislukt, en derhalven verwondert het my niet, dat het zelve ook in het geval van uwe Lyderesfe, myne en andere waarneemingen bekrachtigt. 6 Myne raadgeeving betrekkelyk uwe vraag s „ hoe komt Uw Ed. dit geval voor ? en hoe zal het „ best zyn, my in de behandeling van dit, (waar„ fchynelyk ongeneezelyk,) ongemak tegedraagen, „ indien myne hulp weder gevorderd werd ?" heiraat hoofdzaakelyk hier in. i.) Dat gyalle mogelyke moeite aanwenden moet om, zo dra uwe hulp weder gevraagd wordt, de Lyderes,duidelyk te doen begrypen, welken eigenlyk de aanleidinggeevende oorzaaken haarer deerm'swaardigen ennuzofpoedig verergerden toeiland zyn de bronnen waaruit die onheilen gefprooten zyn, aan haar en de haaren duidelyk kenbaar gemaakt zynde, zult gy eenen; volgenden misftap voorkomen, en uwe beproevingen tot nut van haar zeiven, en herftel van vol- Jcq.  MENGELSTOFFEN. ïl£ komen vertrouwen \ ten opzichte van uwe bekwaam» heid, ongehoord in het werk ftellën konnen. • 2.) Zal hei nodig zyn, de zieklyke en zwakke gefteldheid te herftellen, en de krachten optebeuren; door zodanige inwendige geneesmiddelen , welken in ftaat zyn de vochten te verbeteren, en de vaste deelen te verflerkenwaartoe waarfchynelyk geene anderen, dan de Cort. peruv. c. fpir.fah 'arntn. c. c. v. Waarvan gy in vroeger tyd gebruik gemaakt hebt, zullen noodig zyn. 3.) Noodzaakelyk zal het zyn, allerlpoedigst 5 het thans gebruikt [Wordende geheim , wegtelaaten, indien het nog werkelyk gebruikt wordt, en een ander béter akalisch middel, (waarvan nader,) in deszelfs plaats aanteleggen, door welk een en ander de pynert, indien ik my, volgends myne ondervindingen, niet geweldig bedriege, bedaaren zullen; de ontlast wordende Ishor, in goede etter veranderen zal; het woeden en vergrooten dei' karikerzweer tot liaan en bedaaren gebragt; en ten minften het leven der Lyderesfe, aangenaamer en draagelyker gemaakt zal wordenr, zo zy niet tot die gelukkigen behoort, welke nog tydig gered en geneezen worden , eh zo niet andere ongefteldheden, welken eenen onvermeidelyken dood ten gevolge hebben moeten; reeds aanweezig zyn, of de kanker zelve, even gelyk by alle andere ziekten kan plaats hebben, te veel in woede gevorderd is, en het levensbeginfel te fel H 2 ge.  Il6 HEELKUNDIGE gefchokt heeft, zo dat geen geneesmiddel in andere gevallen, alhier baaten kan; doch even daarom zult gy, zo ik vertrouwe, al zo min aarfèlen als de Geneesheeren, op goede gronden voordgaan, den koortsbast toetedienen, offchoon zy dikwyls ondervinden, dat ook derzei ver geneeskracht bepaald is, en fommige Lyders, door bykomende omftandig» heden, niettegenftaande de naauwkeuriglle oplettendheid in de toediening, bezwyken. 4.) In laatsgemelde geval, wanneer naamlyk uwe behandeling met volkomen toevertrouwen , weder aanvang neemt, geloof ik dat het niet ondienftig zyn zal, den aanleg van een tot nog toe onbekend alcalisch middel te beproeven, dewyl ik hiermede, in hooplooze gevallen, wel eens eenen gelukkigen uiiflig ten wege gebragt heb; en teneinde Uw Ed. hier van een volkomen denkbeeld te geeven, zal ik u, myne hiermede genomene proeven , mededeelen ondertusfchen denk ik dat gy het niet overtollig achten zult, dat ik vooraf;laargaan, op welke wyze ik de voordeeligheid van het bedoelde middel, toevallig ontdekt heb. Na zeer veele gelukkige geneezingen, van verfchillende ongemakken, met de Spir. [al. amm. c. c. v. van welke ik fommige reeds medegedeeld had, uitgevoerd te hebben, was ik ook begeerig te beproeven, of het Succus gastricus, volgends de veel beloovende berichten, in fommige gevallen. vol-  mengelstofpen. Hj voldoender zyn zoude, of ten minften even goede uitwerking hebben ■ ■ ■ Tot dat einde onderzocht ik vooraf, wat hieromtrent in het hoogduitsch medegedeeld was, het welk hoofdzaakelyk hierop uit komt. Juvine, Heelmeester in Geneve., heeft het eerst beproevingen met het Succus gastricus in 'c werk gefteld; vervolgends aan senebier, medegedeeld, die terftond deeze beproevingen aan den Graave morozzo, in Turïn, en spallanzani, in Pavia, bekend maakte Hierna werden de Heeren carminati en toggia,terbeproevinge en verdere onderzoekinge verzocht. Den Heer carminati, begon zyne proefneemingen, wegens de eigenfchappen en heelkrachtigen aart des maagfaps, in het begin van het jaar 1784; hy voorzag zig tot dat einde van dit vocht, uit de maagen van nuchtere menfchen en van verfcheidene vogels, alskraajen, rygers,valken, uilen, enz. öok opende hy'verfcheidene dieren, om dit fap te verzamelen hy beproefde dit middel tegen ver- .zweeringen; in ontfteeking, en tegen den kanker; door de ongemakken te dekken met plukfel, mee gemelde maagfap bevochtigd,en van tyd tot tyd nat gehouden; of ook, als de verzweeringen veel en zeer overvloedige etter gaven, dan leide hy twee \ drie maaien daags, versch bevochtigd plukfej H 3 aan -—*  i?v3 heelkundige aan —— De voortreffelyke nuttigheid des maagfaps, wordt door veertien zyner genomene proeven en waarneemingen bevestigd. By het gebruik deezes middels deed zig in weinige dagen eene betere etter in de zweeren op; dezelve zuiverde zig fpoedig en de volkomene heeling was meeftendeels in twee a drie weeken voltooid. Onder veele anderen werd dit middel in de kanker des aangezichts, fpoedig werkzaam bevonden Zonderling was het dat de Heer carminati door zyneproefneemingen ontdekte, dat het maagfap van vleeschvreetende dieren, (waar toe hy de voorgemelde verkoos) zulke yoordeelige uitwerkingen had, daar dat van grasvreetende niet zo goed bevonden werd; integendeel by etlyke proefneemingen verergerde de ongemakken, als men ze met het laatstgemelde verbond —De Heer carminati oordeelt, dat men in de rneefte gevalien dit middel met behoedzaamheid, e» in den beginne verdund, moet gebruiken, vooral wanneer er ontleeking by de ongemakken plaats, heeft. Het door kunst nagemaakte fap van vleeschvreetende dieren, en waardoor byna dezelfde uitwerkingen gezien werden in fommige kwaadaartige zweeren, wordt gemaakt, volgends voorfchrift van denHeere carminati, door versch vleesch in water te digereer en, en met keukenzout te vermengen; hier-  MENGELSTOFFEN. 119 hierdoor bekomt men een vocht, dat het maagfap byna overeenkomftig is in uitwerking. Het maagftp van vleeschvreetende dieren verkrygt men doorze een lpons te laaten doorzwei» gen, welke, een draad daaraan vastgemaakt zynde, de eerughaaling met maagfap toelaat, na dat dezelve eenigen tyd in de maag gebleeven zynde, met het maagfap doortrokken is. Dit maagfap moet zo veel mogelyk versch,en niet lang bewaard aangelegd worden; des is het noodzaakelyk, dat men ter verzamelingevan eene genoegzaame hoeveelheid, en geduurige verversfching van gemelde Saccus gastri* cus, een menigte vleeschvreetende dieren by elkander heeft. Het baart derhalveh niet weinig moeite, in allen opzichte naar vereisch deromftandig. heden, in de aanwending deezes geneesmiddels te handelen, en het is misfchien om redenen der inoeielykheid ter verkrygingehiervan, dat de proefneemingen zo weinig nagevolgd worden. Alle onderzoekingen van gemelde maagfap komen hoofdzaaklyk daarop uit dat hetzelve van eenen zuuren aart is: de fmaak was zout en bitter; doch de reuk was niet ongemeen, maar de uitwerkingen krachtig antifepüscb. Wat deszelfs vermogen inwendig ingegeeven , tegen veele inwendige ziekten betreft, hiervan zullen wy, als buiten ons beftek, niet melden, maar aan de beoordeeling der Geneeskundigen overlaaten. H 4 Niet  liO HEEL KiU ND 1 G £ Niet in de gelegenheid zynde, Succus gastricui van leevende vleeschvreetende dieren te konnen be, komen, dacht ik het ten minden niet öndienilig te zyn , aateipooren, welke uitwerking het maagfap van doode grasvreetende dieren op fomringe uitwendige ongemakken hebben zoude; tot dat einde gaf ik ter bezorginge aan een' osfenflager last, om my die vpcht, van tyd tot tyd, uit de maagen der pas geflagte osfen en kalveren, vereen te bezorgen; dan, men delde my geduun'g een bloederig vocht ter hand ; Volgends berichten uit de maagen der osfen gezameld, offchoon ik dikwyls. myne twyfeling om, reden der kleur , en hunlieder verzinning te kennen gaf In deezen tweedryd fchoot er voor my niets anders over, dan te gelooven dat ik? ten minden in zo verre, door onoplettenheid in de verzameling misleid werd , dat zig eenig bloed by het maagfap gemengd had, en in dit vertrouwen ging ik ook voord met proefneemingen te doen,(welkenhierop vol gen zullen,) tot dat ik eindelyk by eene nadere onderBoeking en by toeval ontdekte, dat ik door de onkunde des flagers, in zeker opzicht, misleid was. Het zal, om reden van den gundigen uitflag, wel der moeite waardig zyn, een verbaal deswe. gen medetedeelen , ten einde' aantetoonen , dat men dikwyls onverwachts,en by toeval, zaaken van ■ücer veel aangelegenheid ontdekt; welken, vooraf befchouwd, löiutyds belachelyk en krachtloos toefchy- nen,  MENGELSTOFFEN. 121 .pen, en die wel eens, hoe beuzelachtig in fchyn, echter niet nalaaten , ongemakken, op den lysc der ongeneezelyke geplaast , te geneezen» Den ï 5de« April deezes jaars , kwam B , V , oud 28 jaaren in ons Hospitaal, met eene kankerachtige zweer in het aangezicht, welke de geheele top van den neus, en helft der bovenlip, ondes eerstgemelden , ingenomen had, begonnen met eenen kleine blaauwachtige, pynlyken knubbel, welke, omtrent zes maanden te vooren, opengebroken was, en van tyd tot tyd in, grootte toenam, niet tegenftaande alle aangewende hulp ter geneezinge —? Wegens de oorzaaken of beginfelen van dit ongemak wist onze Lyder niets medetedeelen , dan alleen dat hy onder het laaden van tarwe, aan boord van zyn fchip, onder zyn rechter oog in het aangezicht, eenige pyn ondekt had, waarna kort daarop, het ongemak door hem befpeurd was, in de gedaan' te van een klein blaauw flipje. Dit geval fcheen my allergefchiktst toe, om het vermogen van het maagfap te beproeven, waartoe ik den I7detl daaraan volgende, de vuile en pyniyke neus- en lip-zweer, twee maal daags met dit vocht liet befmeeren , en bedekken met plukfelwieken, met hetzelve vocht natgemaakt, en hierover compresfen en een windfel, overeenkomftig met de Funda nafalis. Den 18den dito was de pyn reeds bedaard , en de H 5 blaauw,-  is2 heelkundige blaauwachtige en ontftokene omrrek der zweer raerkelyk verbleekt, zacht geworden , en tot eene meer natuurlyke kleur veranderd; ook was het vocht, uit de kankerachtige zweer ontlast, eenigzins gebon» dener Deeze fpoedige verbetering ging traps- ge wyze, doch vervolgends langzaam voord, zodat de zweer van tyd tot tyd zuiverder en ondieper werd, en zigeindelyk, tegen den 6^n Mei, tot geneezing fchikte. Omllreeks deezen tyd ontdekte ik, toevaJ lig, door één. myner leerlingen, welke by het verzamelen van het tot hier toe zogenaamde Succm gastricus, tegenwoordig was, dat het vocht, my daarvoor toegezonden, uit de regter holligheid van het hart der osfen genomen werd — Op dit verhaal begon ik in der daad te twyfelen, of wel de goede uitflag en geneezing van dit ongemak, aan dit middel moest toegefchreeven worden, en of misfchien niet de goede uitflag, alleen daaraan toegekend moest worden, dat men het pynlyk en voordvreetend ongemak, te vooren, te veel getergd en kwalyk behandeld had, en nu op eene zachte wyze, door iets, dat noch goed noch kwaad doen konde, gedekt wordende, de natuur alleen geneeskrachtig genoeg was , om alle deeze veranderingen en geneezingsbeginfelen, daarteftellen. Ondertusfchen ook in dit geval, en gefield my. ce gedachten, die niet weinig door den Heere van erichem, geflerkt werden, gegrond fcheenen, zo  mengelstoffen. I23 m vónd ik voor my zeiven echter geene vryheid van de verdere beproeving aftezien; integendeel, ik hield daarmede aan, tot aan den 26ften Mey, en had het genoegen te zien, dat de kankerzweer, in verfcheide kleine zweertjes veranderd, de volkomene geneezing fpoedig naderde -— Ondertusfchen was het grootde vertrouwen, door de misleiding van gemelden flager, 't welk ik gefield had in het veel geruchtmaakend maagfap, zodanig verminderd, dat ik bedoor, om eene velrnaakende zalf in deszelfs plaats te gebruiken, ten einde ipoediger geneezing te beryken; dan, niet tegenftaande de kleine overgebleevene zweertjes plat wa» ren, en niets dan met vel gedekt , behoefden; zo vorderde ik echter hierdoor in den beginne zeer weinig , en naderhand begonnen zy weder fcherp vocht te ontlasten; pynlyk en grooter te worden; zodanig, dat ik den iadat> Juny, omreden der velontfteekinge, genoodzaakt was, het geheele verband telkens met het water van go ut. ar d telaaten be? vochtigen, hec welk evenwel geene de minde ver-r andering ten wege bragt; integendeel, de ontdeeking en pyn nam van dag tot dag toe, de zweeren werden grooter , en dreigden de voorige woedde weder te zullen aanneemen, en ik befloot den i8den na vergeeffche proefneemingen van ook andere gewoon gebruiklyke plaatsmiddelen, het eerstgemeide Sanguis bovinus weder aanteleggen. Van  1*4 heelkundige Van toen of aan bedaarden alle kwaadvoorfpel* Jende verfchynfelen, en de Lyder beterde van dag tot dag, zo dat hy den 22ften dito volkomen geneezen was. Hierop, en alleronverwachtst,werd onze Lyder zieklyk , zonder dat men eenige oorzaak daarvoor vinden konde , veelmin zyne ziekte, die van dag tot dag verergerde, en hem, na verloop van eenige dagen in levensgevaar bragt, tot de eene of andere foortbepaalenden, onderfcheiden konde; alleenlyk zyne zwakheid, of algemeen verval van krachten, gaf eene Febris nervofa te kennen. Ondertusfchen had ik het genoegen te zien, dat door de byzondere oplettendheid desHeere van erichem, naauwkeurige toediening der geneesmiddelen, en gewillige ge. bruikmaaking der voorgefchrevene hulpmiddelen, myn Lyder behouden bleef, volkomen herfteld werd, en verblyd, gezond en dankbaar, ons Hospitaal konde verlaaten, en tot den zeedienst, den ipden jujy yan zejfcje jaar ^ we(1erkeererK Hoe aangenaam deeze geneezing voor my, zo we! als voor den Heere van erichem, ookzynmogte, waren wy echter nog niet genoeg overtuigd, wegens de nuttigheid van het Sanguis bovinus, tegen kankerachtige zweeren des aangezichts, dede wyl een enkel geval,onzes bedunkens ; niet voldoende toeftheen, om daaruit gunftige gevolgtrekkingen te maaken; ik bewaarde ondertusfchen het  mengelstoffen. het geene ik gezien had in myne gedachten, en •nam voor, met dit gemaklyk te bekomen middel meer proeven te neemen. tweede pröefneeming methet Sanguis Bovinus. ^....11.... geboortig van Leeuwaarden, kwam metkoorts, fcheurbuikige vlekken over het geheele lichaam , en foortgelyke zweeren allerwegen., den ió*™ Mei deezes jaars, in het Buiten - gaschuisi een kleine zweer aan de onderlip, welke pynlyk en diep was, weerftreefde van tyd tot tyd alle aangewende - middelen, ook een fneering vanille/ rofar: met eene behoorlyke hoeveelheid Spit. fal marini gemengd, 't welk tegen foortgelyke zweeren anders een fpecificum genoemd mag worden, werd langen tyd vruchtloos gebruikt, zodanig zelfs dat ik genoodzaakt was hiervan aftezien, om reden, dat onder het gebruik deezes middels de zweer in grootte toenam, de lip aanmerkelyk opzwelde, omkrulde, onverdraageiyk pynlyk werd de onderkaaks-klieren opzetteden, en zamen, eene vol-  ISÓ HEELKUNDIGE volkomene vernietiging * zo niet van het leven , (dewyl ook zyne zieklyke gefteldheid trapsgewyze toenam,) ten minften van dit aangezichts gedeelte, dreigde; althans de onderlip was reeds met een aanmerkelyk gat doorvreeten. Den sden July, was ik genoodzaakt een ander plaatsmiddel aanteleggen, dewyl noch in- noch uitwendige middelen, eenig voordeel aanbragten, en het fcheen te blyken, dat ook eene andere, als fcheurbuikige ontaarting der vochten, plaats had: het was ondertusfchen moeielyk te bepaalen, welk het middel ter geneezinge zoude konnen zyn, èn dcrhalven was het in deeze onzekerheid niet ongeoorloofd, maar beproevenswaardig, wat de uitflag van 't voorgemelde Sanguis bovinus zyn zoude, dewyl tog tegen de regelen der kunst niets misdaan werd, alzo ten deezen opzichte niets verzuimd was. Het goed gevolg van het gebezigde Sanguis bovinus, fpoorde my aan, om ook te beproeven, of niet het Sanguis humanus> van een zelfden uitflag zyn zoude, en totdat einde, had ik eene genoegzaaroe hoeveelheid, van een gezond , jong en fterk man, verzameld: hiermede werd de zweer dikwyls daags befmeerd, en vervolgends gedekt, met een plukfelwiek, daarmede bevochtigd; voor het overige werd de kin, omgekrulde lip, en uitwendige lipzweer, ook met een foorgdyke wiek ba.  MENGELStOPFEN. IS7 bedekt, waarop vervolgends zachte compresfèn gelegd, die met een behoorlyk verband, ter ophou° dingeder lip, gedeund werden. Tot den iodetl dito ging ik voord met dezelve behandeling, of fchoon ik geene beterfchap beipeurde, integendeel, de ontfteeking in de omtrek vermeerderde: hierom nam ik weder toevlucht tot het Sanguis bovinus, dewyl ik onzeker was9 of het nutloos gebruik van het Sanguis humanus afhing Van een verborgene zieklyke gefteldheid, hetwelk zoude hebben konnen mogelyk zyn, offchoon hetzelve van een fchynbaar gezond man genomen was,en hield hiermede aan, ftaande de dagelykfche toediening van een ruime hoeveelheid DecoB. cort* peruv. tot aan den ioden dito, in welken tyd de fcheurbuikige kankerzweer veel zuiverder geworden was, goeden etter gaf, en zig ter geneezinge fcbikte —— Het is zeker duidelyk kenbaar, dat het Sanguis bovinus, ook in dit geval, van zeer goede uitwerking geweest is, en dat men aan dit plaatsmiddel ook de geneezing moét toefchry ven, dewyl de voorgemelde middelen, onder anderen ook Ml rofar. cum fp. fah marini, ftaande het gebruik der kina, vruchtloos beproefd waren ,' doch men kan niet in alles, en alleen,den goeden uitflag aan het Sanguis bovinus toefchryven , om reden , dat men in de eerfté dagen, vóór dar men door het vermeerderen in de toediening van Cort.peruy. zicht- baar  laB HEELKUNDIGE baar voordeel verwachten konde, geene vordering ter geneezinge befpeurde, offchoon ook de zweer niet meer ambuleerde —-••■ het was om die reden, dat ik' begreep , dat het Sanguis humanus: , rftlsfchien dezelfde uitwerking zoude gehad hebben, had men in den tyd van de applicatie een zelfde hoeveelheid kina toegediend, en hierom beproefde ik zulks ook den iodeïl dito, en in het vervolg, met gewenschten uitflag. Veelligt zoude Uw Ed. in gedachten vallen, eene tegenwerpingi die zeker niet ongegrond zoude zyn, indien ik wegens het gebruik der kina, flaande den eerllen tyd der behandelinge me*; die plaatsmiddelen, welken algemeen tegen de fcheurbuikige zweeren aangepreezen zyn, wilde zwygen*. immers, dan zoudtgy met recht denken, datdezelven, evèngelyke uitwerking als het Sanguis humanus en Bovinus iwz den gehad hebben , indien men maar dezelfde ruime hoeveelheid kina, indien tyd toegediend had; dan.j in den tusfchentyd van den ioden tot den iodendito, heb ik herhaalde ryzen hiervan -de proef genomen, door de zweer, met tegenfcheurbuikigé middelen, als onder anderen het evengemelde fmeerfel van Mei rojar. c.fp. fal.mar. te behandelen , en beftendig hierop, verergering der zweer en toenee. ming van pynen waargenomen; en derhalvcn blykc heel duidelyk, aposteriori, dat het ongemak ontftaanis, door eene algemeene fcheurbuikige vocht- ver-  MENGELSTOFFEN; I2p verbastering, welke door geene plaatsmiddelen alleen, konde geneezen worden, maar welke ontaarcing der vochten, ook fchynt zamengefteld re zyn geweest, niet alleen van eenen fcheorbuikigen aart, maar gemengd met een byzonder zuuraartig gift, 't welk alleen door kina, gepaard met een uitwendig byzonder alcaüscb plaatsmiddel, konde ondergebragc en geneezen worden; ten minften, zulks fchynt my toe genoegzaam duidelyk gebleeken te zyn, dewyl ik met gemelde Sanguis humanus, tot het einde der volkomene geneezing, en op voorgemelde wyze, aangehouden heb, en te vooren met geene andere plaatsmiddelen, van eenen zuuren aart, flaagen konde Ten op. zichte der heelingswyze is niets byzonders, der aantekeninge waardig, voorgevallen; dedoorgevreetene en geheel geëxulcereerde lip, is gemaklyk doch langzaamerhand, zonder verder iets, als 't bovengemelde, noodig te hebben, aangevuld, en tegen den iode« Augustus volkomen geflooten. De lip heeft weinig van haare gedaante verleoren, alleen is de afïïand der hoeken van den mond, hierdoor eenigzins, doch niet hinderlyk, verkort. Uit deeze waarneeming mag men vylig opmaaken, dat indien deeze kwaadaartige lipzweer, plaatslyk geweest ware, niet ontftaan uit eene algemeene vochtsverbastering, zy alsdan alleen door ons even-  fJO HEELKUNDIGE evengemelde plaatsmiddel zoude geneezen zyn, even zo wel, als in het voorgemelde geval van |J V , alwaar de neus- en lip-kanker, alleenlyk plaatslyk was. Waarom zoude men ook geen geneesmiddel konnen ontdekken tegen een waare kankerzweer, of» fchoon dezelve uit eene algemeene befmetting der vochtendoor kankerftof, ontftaan ware? Immers , waarom niet zo wel, als tegen andere zweeren, die uit eene andere, of bygemengde ontaarting der vochten ontftaan, en die tog dezelfde uitwerkingen en gevolgen, den dood naamlyk, ten wege brengen, wanneer men daartegen geene juiste tegengiften tydig genoeg aanwendt 9 althans ik, en alle die deezen Lyder gezien hebben, twyfelen geenzins, dat, wanneer men de woede deezes gebreks, door evengemelde middelen niet hadt te keer gegaan en overwonnen, dat deeze Lyder den dood, in gevolge van dien, even zo wel zoude ondergaan hebben, alsof hy door een waare kankerzweer, uit eene algemeene vochtsbefmetting, door kankerftof, aange* daan geweest ware. Dat de algemeene vochtsbefmetting, niet zo algemeen is, by kankergezwellen en zweeren, als men wel voorgeeft; dat men deswegen ligtlyk in de beoordeeling dwaalen kan; en dat men eindelyk ook niet uit de opgezette en verharde klieren  mengelstoffen: ren eo aangodaane deelen, tot eene algemeene kankerbefmecting der vochten, en des ook niet tot de ongeneesbaarheid der kankergezwellen en zweeren, recht heeft te befluiten, en die ongemakken als ongeneeslyk te behandelen, zal uit de volgende waarneeming allerduidelykst blyken. Ik kan derhalven deeze waarneeming met de volgende aanmerking, (ten opzichte van het heelmiddel tegen den kanker des aangezichts, hetwelk misfchien in Uw Ed. geval met voorgeftelde Lyderesfe van dienst zal konnen zyn,) voegelyk befluiten, alleenlyk daarin beftaande, dat myhet gebruik van het Sanguis bovinus, in uw geval, vyliger, dan het Sanguis humanus, om voorgemelde redenen, toefchynt, dewyl men, ten opzichte van gezond bloed, by de dieren, meer dan by de menfchen zeker is; voor het minfte, in zoverre het beweezen is, dat de eerften over het algemeen genomen, gezonder en minder aan verborgene, zo wel alskenbaare ziekten onderhevig zyn, als de laatften: om die reden althans, zal ik in het toekomende, eerder het eerfte, dan het laatfte genees* middel kiezen. ^ * d e r»  JUS HEELKVNDI6S DERDE PROEFNEEMlNq, Biet het. Sanguis bovinus* J)en 22ftet» Juny van dk jaar, kwam H..i,n W , geboren te Kirre, oud 60 jaaren, in eenen allerdeerniswnardigen toeftand, onder myne behan* deling, in ons Buiten-gasthuis : hy verhaalde ons, dat zyne lipkanker, welke reeds het grootfle gedeelte der lip, van den eenen hoek tot den anderen, en ruim een duim breed naar de kin toe , geheel weggeknaagd had, verzeld van eenen breeden, dikken [cirrbeu/en en blaauwen omgekrulden rand, langs den onderrand der kankerzweer, benevens opgezette en verharde Glandulae Jubmaxillares begonnen was, met een klein blaauwachtig knobbeltje, ruim vier Jaaren te vooren. De beroemde Geneesheeren van erichem en themmen, (welke laatfte, op dien tyd ons Ziekenhuis kwam bezchitigen,) getuigden, even zo wel als ik, zelden boosaartiger lipkanker gezien te hebben; wy voorfpelden, in *t kort een doodlyk Uiteinde te zullen zienom reden van de vergevorderde woede en vernietiging der lip, zodanig, dat de wegneeming niet werkftellig gemaakt konde wor*  MENGELSTOFFEN, ijfj borden* te meer, dewyl dé belendene klieren aan* merkelyk verhard en opgezet waren. Ik befehouwde deezen man* in de akeligfle vooruitzichten, met leedweezen, om alleen als toeziender, het einde der elendë aftewachten, en my alleenlyk te vergenoegen, met eene zogenoemde verzachtende en onderhoudende geneeswyze, cura palliativa ■ y*. De lust ter behoudenisfe van 's menfchen leven, ftrekte my ten fpooriïag, om wedef eene beproeving met voorgemelde Sanguis bovinus, in *t werk te (lellen; immers, dit ftrookre met het denkbeeld, 't welk ik zedert lange van den kanker gehad heb * en 't welk ik uit menigvuldige Ondervindingen, overweegingen, en redeneeringen wegens dit gewigtig (luk, met den fchranderen Heere van erichem, opgemaakt heb* ncam^ lykj dat verre de meeste,zo niet alle kankerftoffen# Van eenen zuuren aart zyn4 en dat het des natuurlyk is, dat men uit alcalia geneesmiddelen zoeken moet: dit wasmyin veele gevallen, door het gebruik der Sp. [al. amm. c.cv. zo duidelyk gebleeken9 dat ik hieromtrent geene twyfeling meer overig had'. De Heer van erichem.). fpöorde my hierom in dit geval ook weder aari , ter vernieuwing myner tvelgeflaagde beproevingen, mee evengemeldenalcalifeken geest; dan,de bovenmaats pynlykheid deezer woedende kanker, deed my eenigzins fchroomen voor de prikkelingverwek I g ken  434 HEELKUNDIGE kende ammoniac geest", en dewyl ik zulke gewenschte uitwerkingen van het zachte Sanguis br>* vinusgezien had, en 't zelve,ten opzichte van het aleaüsch tegengift, inzonderheid wanneer hetzelve eenige dagen oud en rottig wordt, in uitwerking daarmede overeenkomlHg is, zo verkoos ik liever dit nieuwe middel te beproeven. (*) Van den goeden uitflag, konde ik my ondertusfchen weinig goeds voorfpellen , aangezien deeze Lyder, tot dat hy onder myne behandeling kwam, reeds eene pallistive kuur, door een zeer kundig en ervaren Heelmeester, alhier, ondergaan had, en ©p wien men althans zeer veel vertrouwen, ten opzichte derkermislèaan waare kanker, Hellen mag. dan, dewyl ik ten deezen opzichte grootendeels in denkwyze van zyn Ed. verfchille, zo kon ik niec van my verkrygen, hoe veel vertrouwen ik ook anders in zyne oordeelvellingen ftelle, zyne handelwyze tegen eene ohgeneesbaare kanker te, volgen; niettegenflaande zyn Ed. zig nog, onderwyl den tyd (*) Men moet ondsrtusfchen wel acht geeven, dat men het Sanguis bovimïs niet al te oud laa'e worden; de ondervinding heeft my geleerd, dat hetzelve maar een zekeren graad van rotting moet ondergaan hebben, zal men er de gewenschte uitwerkingen van zien. Ik heb ondervonden, dat hetzel I 4 t«  136 heelkundige te krachtloos befchouwt, en de gelukkige gevolgen welke deeze gehad hebben, aan andere byzonder gelukkige omftandigheden, zig daar 6y voegende, soefchryft; zo kwam het my evenwel voor, dat gemelde verhaalen niet geheel en al van waarheid onsbloot konden zyn, en het fcheen my nu meer dan ooit waarfchynelyk toe., (aangezien de voorgemel. de gevallen,) dat het vleesch en de fappen der dieren, tegen fommige ongemakken der menfchen, waare tegengiften zyn konden ■ hierom befloot ik te gereeder tot de derde proefneeming met het Sanguts bovinus 1 ook in dit wanhoopig geval, met gerustheid voor my zeiven, van geene ligtvaardige of gevaarlyke beproeving, voor den Lyder in 't werk te ftellen ; en zie daar welke gevolgen ik hiervan on. dervonden heb. De geheele verharde omtrek der lip, en zachte deelen der kin, zo wel als de kankerzweer, welke de lip weggeknaagd had,, werd tweemaalen daags, roet Sanguis bovinus, 't welk reeds een aanmerkelyke graad van rotting aangenomen had, befmeerd;, en alles werd daarna met plukfelwieken, met dit zelve vocht doortrokken, gedekt, en bevestigd mee een coerukum plehler, (tegen de velonfteeking in den omtrek der verharding,) enbehoorelyk verband. Dén «4ften dito was de ontfteekïng in den omtrek reeds vei dweenen, en het vel ter plaatze der verharding minder miskleurig ï ltaande den voordgang met  MENGELSTOFFEN? *37 met dit middel, werd de verharding der onderkaaksklier minder, zo dat dezelve tegen den aiea Augus* tus geheel ge weeken was, zonder dat men iets meer door het gevoel konde ontdekken; ook befpeurde de Lyder toen geen de minfte pyn in het aanraaken deezer plaatfe. Den 5den july was de affchuwelyke lipzweer, reeds zo veel in beterfchap toegenomen, dat dezel? ve niet dan eene zeer goede welgebondene etter ontlastte , de verharde randen der lip werden zachter en beterkleurig, en- tegen den i8den dito fchikte de randen der zweer zig tot geneezing, het welk langs de geheele oppervlakte derzelve aanmerkelyk toe nam, tot aan den 2Qften dito, toen de linkerzyde der weggeknaagde lip weder iets harder en pynlyk begon te worden, en verzeld ging van nieuwe velontfteeking , dat ten gevolge had, een nieuw gat, 't welk ik den aden Augustus ontdekte, en 't welk by nadere onderzoeking bleek de opening te zyn van een hol tusfehen het uitwendig vel, en de onderkaak, zig uitftrekkende tot aan den onderhen rand derzelve, waaruit zig een menigte fcherp bloederig vüchc ontlastte. Dit nieuw toeval kon my echter niet affchrikken in degeneezingsbeproeving, dewyl ik tot hiertoe zo wel geflaagd was, maar wel myne oplettendheid ter ontlediginge van 't fcherpe vocht uit gemelde holte, en aanvulling met gemelde middel, door indrui1 5 / ping •  i$9 H E E L K Ü N D I G fe -, by ieder zacht aanfluitend verband , opwek3 ken *. ..in... Voor het overige bleef de behandeling de Ifde, behalven, dat ik in vervolg van tyd, nu en dan, wanneer ik het noodzaakelyk oordeelde, drie maaien daags Het verbinden, enfomwylen, wanneer ik een weinig prikkeling ter bevorderinge van ettermaaking noodig oordeelde, eenige druppelen van het water van m. martinet, onder het Sanguis bovinus mengde. Langzaamerhand genas de rand der weggeknaag* de zweer, en het holle canaal aan de linker zyde der ka.k, begon tegen den i5den Augustus reeds wel gebondene etter te ontlasten, en ondieper te worden. Verfcheidene veranderingen ten opzichte van het verband, welke niet met woorden te befchry ven zyn* en ieder kundig Heelmeester in foortgelyke gevallen, naar voorkomende omftandigheden, als noodzaakelyk, kenbaar zyn, weglaatende ;zal ik alleenlyk nog maar kortlyk aanmerken, dat ik hierdoor zeer veel vcordeels ondervonden heb 5 dat men niet te veel aandacht hierop vestigen kan, wil men anders in de geneezingsbeproevingen, zo wel in dit, als andefe gebreken , wèl flaagen, het welk de beroemde en fchrandere Heer j. van der haar, (*) ins- ge- (*) Aanmerking op het nader bericht, wegens het geenezen van iwaadaartige vet zweeringen in het aangezicht, na een korstmaakend middel van vtüraltekruid; doorjo H J* N a F, t BOLsi ïSi Heelmeester ts 'sBosefr.  MENGELSTOF F- Bh: gelyks zeer wèl aanmerkt, daarby voegende, dat dit docr weinigen te recht befefc wordt. Tusfehen beiden, en na den 3den dito, was ik verpligt eenige tanden, welken op de hoeken der weggeknaagdelip ftonden, weg te neemen, om reden, dat dezelve in de geneezing hinderlyk en pynlyk waren, doordien ze door de aanfluiting van *t verband, te flerke knelling en indrukking veroorzaakten. Den 3ofteD van gemelde maand, waren de randen der weggeknaagde lip, waarvan alleen wederzyds kleine gedeelten van de haeken van den mond overgebleven waren , volkomen geneezen; alleenlyk was het gemelde gat en hol langs het linker zydelyk gedeelte des aangezichts, nog ongeneezen, toen hy ons Hospitaal, ondanks myne begeerte om hemradicaal geneezen te zien, volgends zyo zeggen, om zyne veel geledene een armoedige kostwinning, weder optevatten, dankbaarlyk verliet, niet twyfelende of het overgebleevene ongemak, het welk hem thans weinig hinderde, zoude door den tyd wel geneezen. Ik was ondertusfchen hierover gantsch niet voldaan , en vreesde met reden, dat eene onachtzaame behandeling van zyn, tot hiertoe wel geneezen, ongemak en overblyfzel van hetzelve, flechte gevolgen hebben zoude, en alle myne aangewende moeite en zorgen verydelen'j ik getroostte my hierom,zo we! als om het heil des Lyders en ten nutte van *c al - .  I4Ö HEELKÜtfDÏGË algemeen, (welk misfchiên door de geheele mede* deeling des gevals, ten einde de geneezing, eenig voordeel hebben könde) hem in zyne vvooning, da* gelyks,en op de voorgemelde wyze, door myrteleer^ lingen te laacen verbinden, en nu en dan cerregelinge der behandeling, zelf te gaan zien. Het leed niet lange of zyne armoedige leevenswys badde flech te gevolgen, Welken ik reeds te vooren ge* vreesd en voorfpeld had; hy werd zieklyk, koortzig, en eindelyk door eene Tusfis catharralis, welke aan het ongemak zeer veel nadeels deed overvallen — Dan , niettegenftaande dit alles, en offchoön hy daarna nog langen tyd, aan afgaande koortfen fuk* kelde* is hy echter alle deeze ongunftige omftandig*heden, door behoorelyk toegediende geneesmiddelen, te boven gekomen; en ik heb het genoegen gehad ■> hem eindelyk volkomen geneezen te zien : terwyl ik dit fchryve, vrees ik dat zyne armoedige ftaat en leevenswyze , die niet te verhelpen is, wederom flegte gevolgen hebben zaL De gelukkige uitflag van dit geval, bevestigt niet alleenlyk de getrouwe waarneemingen, en het daaropö-ebouwde Systhema, dat de kanker des aangezichts, die der onderlip zelve, offchoon met aandoening der nabuurige klieren,locaal zyn kan; maar kan ook ten bewyze ftrekken , dat de waare kankers der onderlip, (offchoon misfchiên niet alle,) doorplaats- mid»  HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN. I4I middelen en behoorelyk verband kan geneezen worden. Ik zwyge tbansvan den voortreffeyken dienst en nuttigheid, welke ik by ondervinding van het Sanguis bovinus, gezien heb, ook in andere gevallen; inzonderheid tegen fommige verouderde zweeren aan de beenen — Verdere proefneemingen zullen misfchiên anderen, of my, by gelegenheid in ftaat Hellen, hieromtrent byzondere waarneemingen medetedeelen. Zo heb ik insgelyks, als niets ter zaake doende, voorby gegaan, de onlangs, met het Sanguis bovinus, nauwkeurig genomene fcheikundige proeven, welken de bekende beftaandeelen, niet dan nader konnen ophelderen, terwyle ik dit befpaar, tot dat ik in andere gevallen, des noodig oordeelende, hetzel*. ve mededeelen zal. Zie daar, My nheer , het richtfnoer ter behandelinge uwer Lyderesfe, door voorbeelden bekrachtigd ,naar myn inzien duidelyk en klaar opgegeeven; maak er een nuttig gebruik van, tot heil van de ongelukkige ; flaag in de geneezing volgends den wensch en bedoeling van hem die is, enz.   <'.. "«ïvumaïv