KERKEN E N GODSDIENSTIGE GESTICHTEN T E N Y M E G E N*   Bladz. 3 Eerjle Kerk der Chrijïenen te Nijmegen. D oor de gSmeenfchap met de Romeinen hebben de Batavieren, en andere overoude Inwooneren deezer landen, die in de duifternisfe der Afgoderije diep gedompeld lagen , verfcheidene nieuwe Godheden leeren kennen. Een groot getal van Beelden en Altaaren met opfchriften in de (V) vorige, en ook in deeze eeuwe , in den omtrek der Stad opgedolven, dragen daar van getuigenis. Uit dezelve ontdekt men, dat, behalven de onbekende plaatzelijke Goden, Jnpiter, Mercurius, Mars, Neptu- nus , Qq) Een gedeelte van deeze Afgodsbeelden en Gedenkflukken is door de Magiftraat vereerd aan den dooriuchtigen Furst Mauriti van Nasfau, Stadhouder des Furftendoms Clevc en GraafTchaps Mark, en in den jaare 1660 naar Cleef overgebragt', volgens liet Raadfignaat der Stad Nijmegen van 12, 20, en 31 Julii 1660. A 2  C 4 ) nus y Minerva , Hercules , Priapus , enz. eeuwenlang, als Goden, ook hier te lande, (b) gediend zijn geweest; En dat gelijke godsdienstige eere bewezen wierdt CO aan de Matronae Aufaniae, Matres Mopates, Matres Trevirae enz. een zeker flag van Waarzegfters, welke men in de gewigtigfte gevallen raadpleegde. De Romeinfche Keurbenden, federt den tyd van Caefar Augustus tót omtrent dien Van Honorius en Placidius Valcntinlanus , een tydperk van ruim vier eeuwen, langs deeze zijde des Rhijnftrooms tegens de invallen der Alemannifche Volken gelegerd zijnde geweest, hebben, hier verkeerende, waarfchijnlijk al zeer vroeg, eenige kennis van den Chrifielijken Godsdienst met zich ge- (ü>) Caesar de bello Gallico lib. vi. cap. 16. Tacitus de r.wrib. Germanor. cap. 9. (c) Zie mijne Uitlegging van de Opfchriften op Altaaren en Gedenkfteenen, binnen en omtrent Nymegen uitgegraven , Madz. 40, 45, 48. vergeleken met mijne aantekening op de Epiftolae illuftrium erw ditorum de Aris et lapidibus votivis apud Noviomaigupt ejfosjiu pag. 13 et 15.  C 5 ) gebragt. Het Leger der Romeinen was. niet onvoorzien van (d) Chriftenen. Ook is het te vermoeden, dat langs de Gallifche of linker zijde des Rhijns, in de vierde eeuwe, of vroeger, eenig flaauw fchefnerlicht der Evangelifche kennisfe is opgegaan geweest, waar van een voortreffelijk (e) overblijfzel, even beneden de Stad aan den oever van de Whaal in de vorige eeuw gevonden, ons kan overtuigen. Doch door her wwrwt fier Romeinfche Keurbenden uit deeze Gewesten, en door de herhaalde invallen der Franken, Saliers, Quaden en andere Alemannifche Volken, bleef mejn in de vijfde en zesde eeuwen.bij den Qcï) Tertullianus in stpolog. cap. 37. (?) Dit overblijfzel van het eerjle Chriftendom berust met de verdere Oudheden, door mijnen Oudovergrootvader jo. smetius alhier verzameld, in het Kabinet van Antiquiteiten van den Keurvorst van de Palts. Men vindt daar van eene befchrijving in de Antiquit. Noviomag. pag. 60. en bij fortuniusi licetus in Hieroglyph. Gemmar. Anular. pag. 390, gedrukt te Padua in den jaare 1653; mitsgaders ill een door mij uitgegeeven blaadje de gemaiï Smetiand crucsm et pisciafos refereute.  C 6 ) den vorigen Afgodsdienst. De ongeloovigc Saxers en Friefen hadden, in de zevende eeuw, zich der onderwerping aan de Franhn, die over een groot gedeelte deezer landen het hoog bewind verkregen hadden, onttrokken, en zich meester gemaakt van de Betuwe, in welke, tegen het einde dier eeuwe , Suidbertus Cf) en Werenfridus de Inwooneren tot het omhelzen van den Chriftelijken Godsdienst begonnen te bewegen. Nijmegen was, na het verval des Romeinfchen Gebieds.hier te lande, en het veroveren van Gallie, de opperheerfchappije der Franken onderworpen gebleven, enwierdt ten tijde van Pipinus, Groothofmeester en Vorst der Franken, met het licht der Evangelie - leere (g) beftraald. Men bouwde tot voortplanting van het Geloof, omtrent het jaar 602, of wat later, eene (ƒ) Marceilinus Presb. in vita S. Swiberti. C?) Willem van berchem, Rector der Kerk. te Kiel, naderhand Canonik van St. Stevens Kerk, geleefd hebbende ten tijde der Hertogen Arneld en Adolph, in Chron. Celriae MS. op het Raadhuis ah hier berustende.  ( 7 ) eene'Kerk evenbuiten de muuren der Stad» aan de Oost-zijde. De Chriftelijke Godsdienst , verbonden aan de plegtigheden der Kerke van Rome, maakte hier opgang, en de zorg voor deeze nieuwe Gemeente wierdt den Bisfchop van Keulen opgedragen. Sedert bleef deeze Kerk de KerfpeU kerk, waar in de Inwooneren den openbaar ren Godsdienst oelfenden , tot den jaare 1249, wanneer (li) Cunradus Aartsbisfchop van , (70 Den Brief van Cunradus, gefclireven te Nuis den .14 Novemb. 1249, heb ik geplaatst in het Vervolg der. Handvaten van. Nijmegen bladz. 119. De Aartsbisfchop verklaart daar in tot het afbreeken van deeze Parochiekerk vrijheid te vergunnen, om dat Graaf Otto, ter eere van de heilige Roomfche kerkt de Keiferlijke Èurgt overweldigd hadde. En met betrekking iul uil iül-ul men te weeten, dat 'er in die tijden groote twist was tusfehen den s'toel van Rome, en het Opperhoofd des Rijks, Keifer freDitiKden II, in zoo verre, dat fredrik door den Paus gehouden wierdt van zijn Rijk vervallen te zijn. Hier door waren in het Rijk twee parthij en ontftaan. Zommige der Rijksvorsten hielden het met hunnen wettigen Opperheer Keifer fredrik den II, doch andere trokken de parthij van den Paus innocentius den IV, uit vreeze voor zijnen Isanblikfem, en diens  C s ) van Keulen, met het Capittel van de Kerk der Apostelen, Patronen deezer Kerk, op verzoek van Otto den III, Grave van Gelre, vrijheid verleende tot het afbreeken, en veïplaatzen van dezelve binnen de muuren der Stad. Dit gefchiedde ook in den jaare 1254. Maar op dat de oude Kerk, daar veele Chriftenen begraven lagen, van ontheiliging mogte blijven bevrijd, gaf^/lertus Magnusy Bisfchop van Regensburg, bij dien? gevolgen. Door hulp deezer laatften wist ïnnocentius het zoo verre te brengen, dat willem, Graaf van Holland, een afhangeling van hem, tot Roomsch-koning eindelijk verkoozen werdt. Zoo ras ïVillem die aangebodene kroon had aangenomen, toonde zich Otto dm 111, Graaf van Gelre, ert Bloedverwand van Willem, een ijverig voorftanrler van den Paus, en van den verkoozen Roomsch-koning, en Helde al zijn vermogen in het werk toC afbreuk van de Keiferlijke parthije. De Roomschkoning Willem beloonde ook de diensten der Rijksvorsten, die hem tekens den Keifer hielpen, rijkelijk. Aan Otto den III, Grave van Gelre, verpandde hij den 15 Junii 1248 de Rijkrtad Nijmegen met de Burgc en het onderhoorig district, waar van nochtans fredrik de wettige Overheer was. Doch dewijl da Burgt in 's Keifers bezit was gebleven, en door den Burg-  C 9 ) bij de inwijing der nieuwe Kerk, in detl jaare 1273, bevel, dat rondom de plaats der oude Kerk, alle jaaren, agt dagen na Pinksteren, eene plegtige omgang gedaan zoude worden. Men befpeurt thans niets van deeze Kerk. De plaats is in het jaar 1467, bij de uitlegging der Stad, binnen derzelver muuren getrokken, en het grootfte gedeelte van ■ *9 vh j • ' ..... , het Burggraaf wierdt bewaard, moest Otto den Burggraaf van de parthije des Keifers to: de zijne overhalen, of denzei ven, zoo hij aan den Overheer, ingevolge zijnen eed, getrouw bleef, met geweld dwingen, ten einde de bezettelingen van de Burgt geene ftroperijen daar uit mogten aanrichten. De toenmalige Burggraaf fchijnt getrouw aan zijnen eed gebleven te zijn, om de Burgt, en, was het mogelijk, de Rijksltad Nijmegen, ten behoeve van Keifer fredrik, door behulp der Burgzaten en Lheenmannen te verzekeren, en daarom maakte zich Otto met geweld meester van de Burgt. Zie hier over de fraaie aanmerkingen van den Heer p. bondam Charterboek van Celderl. I Deels $de■ Afdeeling bladz. 474. Want bij geene der Historiefchrijvers leest men iets van deeze vermeestering der Burgt, 'e geen egter in den Brief van den Aartsbisfchop van Keulen zoo uitdruk* Jtelijk wordt gezegd. B  het Oud Kerkhof is, of tot gemeen gebruik, gefchikt, of tot woonhuizen verbouwd, welke zich langs de Oostkant van hetKelfkensbosch tot aan de Wal toe uitftrekken. Capellen op den Burgt. ' A :' r",rrntd .btn't wb $($011 x\l van ouds wierden deeze Capellen bij de Inwooners Heidenfche Capellen en Afgodstempels genoemd, en gehouden voor plaatzen , gefchikt tot het waarneeraen van den Offerdienst door de Priesters. De Capel, binnen den tweeden ingang van de Burgt, geeft wegens fijne rondë gedaante, overdik muurwerk van duifficen, en de grootsheid van het metzelwerk, overtuigende bewijzen van grijze oudheid. Naar gisfing van Merula was ze toegewijd aan Janus; en naar het gevoelen van Gcïdcnhait- ' rins aan de DU Manes. Doch beide deeze gisfingen zijn (a) ongegrond. Oude Ge, . fchied- •• «r ' ", ■ 1 uil -::h »■ •■■ n) gefundeert, welke jure patronatus Honden ter begeevinge des Konings van Hispanien als Hereog van Gelre. Het verdweenen Heiligen Geesthuis en St. Anthonis Capel; Broederjchappen. FT J-J-et Heiligen Geesthuis was gelegen op een der heuvelen aan de Noordzijde der Stad. Door wie, en wanneer, hetzelve zij gefticht, is geheel onzeker. Uit oude befcheiden weet men, dat het, onder anderen , was gefchikt om noodbehoeften aan Armen uit te deelen. Volgens de Legeren Vergelijk het Raadfignaat 31 Julii 1580, en het Reces des Quartiers van Nijmegen 27 Septemb. 1653.  C 13 ) gerboeken is in de Stad nauwlijks een huis, 't welk niet, oudstijds, met deezen of geenen uitgang, tot behoeve van het Heiligen Geesthuis was bezwaard. In het jaar 1358 wierdt het Heiligen Geesthuis en de Capel veranderd in eene Capel van St. Anthonis. Waarfchijnlijk, om dat de Broederschap van St. Anthonis met die van den Heiligen Geest er het beftier over hadt. Bij Verdrag tusfchen de Roomfchen en Gereformeerden over de oeffening van den Godsdienst, den 27 Februarii 1579 ingegaan , wierdt de Capel van St. Anthonis den Hervormden ingeruimd, waar in Henricus Leo en Johannes Timmerman, reeds te vooren, opentlijk gepredikt hadden: maar in den jaare 1592 vondt men goed het oude Heiligen Geesthuis, en St. Anthonis Capel aftebreeken; het uurwerk en de flagklok van het Torentje te plaatzen (a) op de Burgtpoort; de grond (b) tot bijzondere woonhuizen aan te leggen, en een gedeelte van (a) Raadfign. 4 Julii 1593. (V) 14 April, 5 Mai 1641.  C 14 ) van het Kerkhof (c) bij vergunning aan de Eigenaars der nabuurige huizen ten gebruike te laten. In eene deezer. wooningen hebben de Proviforen Regenten van de Ellendige en andere gevoegde Lroederfchappen (d) hunne bijeenkomst. De tijd van de oprichting der Broederfchappen alhier is onbekend; immers van die oudheid, dat geene blijken dererectien te vinden zijn. In dezelve wierden genodigd en toegelaten Geestelijke en Waereldlijke perfonen van een onbefproken leven, en bekwaam om te communiceren, onder belofte, van de inftellingen en regelen der Broederfchappen ftiptelijk te bullen nakomen. Gemeenlijk wierden ze opgericht met approbatie van den Paus, en geregeerd door Meesteren. Men vindt in de oude Charters, dat binnen ( 1580,  C *6 ) fen; op gefielde uuren te bidden, en andere Godsdienstigheden te plegen; de gedachtenisfe van den Patroon der Broederfchap , of van deezen of geenen Heiligen , te vieren; ook wel eene aanmerkelijke gegebeurtenis te gedenken; te bevorderen den wclftand van de Broederfchap; voorts om al het zelve te doen verzeld gaan met milde uitdeelingen van aelmisfen, en het verrichten van andere liefdadigheden.. Over ieder deezer Broederfchappen wierden, uit een getal van agt, bij Burgemeefteren Schepenen en Raad en Meesteren van St. Nicolaas Gilde verkoozen (g) vier tijdelijke Meesteren, van welke, alle jaar, één moeste afgaan, dienende dus ieder niet langer, als vier jaaren : En deeze Meesteren der Broederfchappen wierden nevens de Boekhouders en Meesteren van de Ampten en Gilden in verfcheide zaaken, die het welzijn van de Stad betroffen (li) geraadpleegd : 't gunt gelegenheid gaf, dat men- fchen O) Raadf. 7 Deccmb. 1581. .. (VO Guedesdb. n,ta post Exaudi 1532. Raadf. 25 julii 1581. 21 Deccmb. 1586".  c ir :> fcheo van fatzoen, geene neering of handteering doende, en dus onder geene Ampten en Gilden behoorende, zich in de eene of andere dier Broederfchappen deeden infchrijven, om daar door eenigermate aan deezer Stads regeering deel te hebben. Doch met de verandering in dén Godsdienst, en in de Regeerings vorm, in het begin van het jaar 1592, wanneer die onderfcheidene Broederfchappen in het ftuk der Stads regeeringe wierden (i) afgefchaft, er» in de vrije uitoeffening van den Godsdienst bepaald, verlooren de Broederen die twee voornaame oogmerken hunner infchrijving, en daar door wierden te gelijk hunne conftitutien en regelen, als van zelvs , vernietigd: zijnde den 1 Maart 1592 door de Magiftraat, uit kracht van haar recht van Overheid en opperdirectie, alle de goederen, tot die (*) gedisfolveerde Broederfchappen be- (») Raadf. 27 Januarii 1592. (Je) De inkomsten van de Broederfchap der Romeinen zijn gelaten aan de Diaconie der Nederduitfche Gereformeerde Gemeente, waar tegens dezelve het glas der Romeinen in de St. Stephanus Kerk verplicht is te onderhouden. Raadf. 2 Decemb. 1601. c  C 18 ) behoorende, gemaakt tot één corpus, en te gelijk aangefteld (/) agt perfonen, om de inkomsten derzelve te adminiltreren tot der behoeftigen meesten voordeel. Deeze eerst aangeftelde Adminiftrateurs, gelijk ook hunne Succesfeuren, zijn, geduurende hun leven, in bedieninge gebleven, en bij het afflerven van Mede-Adminiftrateurs zijn door de tijdelijke Adminiftrateurs , eigener auctoriteit, buiten praefentatie aan de Magiftraat, immers (m) naar het tegenwoordige gebruik, andere Leden in de plaatzen der geftorven aangefteld. De tegenwoordige Proviforen Regenten, die in hunnen dienst eenen door hun aangeftelden Rentmeester hebben, zijn verplicht de revenuen der Broederfchappen te emploieren tot (n) kleeding der arme en gebrekkige lieden, en tot onderhoud van (o) be- (/) Raadf. I, 22 Maart, 12 Jul. 1592. (w) Voormaals hadt pracfentatie plaats van een dub« beid getal aan de Magiftraat, ten fine van electie. Raadf. 12 Decemb. 1621. 00 29 Decemb. 1652/ 27 Decemb. 173.7. 14 A:ig. 1739.  ( 19 ) (o) behoeftige Krankzinnigen , welke, boven het getal van twee tot laste van het Cellebroederen-Huis, in dat Huis zijn opgenomen 5 wordende de geene, die Borgeren zijn, en den ouderdom van zestigjaaren bereikt hebben, door het BorgerenGasthuis onderhouden : En mogen wijders Proviforen Regenten geene fubfidien aan iemand verkenen, als op fpeciale refolutie (p) van de Magillraat. Het gewezen Hospital der Johannitcr Ridder* Orde ; thans de Kerk der Walfche Gereformeerden. V ▼ an alle Geestelijke Conventen binnen Nijmegen verdient de eerfte plaats hetHospital en Commanderije der Ridders van St. Jan van Hierufalem , naderhand Ridders van CO Raadf. 4 Maart 1607. 27 Decemb. 1737. 14 Aug. 1739. 3 Decemb. 1755. 1 Decemb. 1755. 20 Decemb. 1777. 00 27 Decemb. 1737. 14 Aug. 1739, -5 Januarii 1741. C a  C " ) van Rhodus, en nu van Maltha genaamd. Het wierdt gefticht door Alardus, (a) Graaf van Nijmegen, en fijne Gemaalinne Uda, in den jaare 1196, op hunner eigendom melijke grond in het midden der Stad, ter eere van Johannes den Dooper, en begiftigd met een gedeelte hunner Erfgoederen onder Heés , Ewijk , Weurt of JVercheren, Woefik en (b) Lent. -Deeze ftichting wierdt vervolgens, op ernstig aanzoek van Alardus en Uda, door Keifer hendrik den VI den 20 Octob. u9ö CO bevestigd, die ook het Godshuis in fijne bcfcherming nam. TNTaderhand is het door toedoen van zekeren Jacobus , een Hospitalier van St. Jan van Hierufalem, met andere inkomften gedoteerd geworden. Het Hospital en Convent fchijnt gefchikt te (a Dus wierden oudstijds de Burggraven of Graven van de Burgt genoemd. 00 Waar van aldaar noch overig zijn de Bouwboven de Broodkorf, lawik, en het Visveld. CO Ik heb deezen brief van Keifer hendrik den V! ukgegeeven in het Vervolg der Handvesten van Nijmegen èladz. 138.  r ai) te zijn geweest, om Pelgrims, te bedevaart gaande naar het heilige Land, voor eenen korten tijd, te huisvesten ; en was voorzien van (d) drie Priesters tot het verrichten van den Godsdienst, Broederknechten tot behulp, Orgelist, Zangers en Koster; Ook deedt het zelve in elke week (e) drie uitdeelingen aan huiszittende Armen. Van de inkomsten wierdt in den fchoot der Orde niets gebragt dan eene geringe jaarlijkfche recognitie voor den Grootmeester te Maltha ; levende de Commandeur en Con- ventualen naar de inzettingen van den Oudvader Augustinus, onder beloften van gehoorzaamheid, van kuisheid en afftand van allen bijzonderen eigendom. Na het overlijden van den laatftfen Commandeur te Nijmegen Birnhard van' Colt' Jlein, injanuarii 1638, vondt de Magiftraat goed de bezittingen deezer Commanderije Cf) aan 00 Rekening van St. Jans goederen gedaan in 1573, als zich de Hertog van Alba te Nijmegen bevondt. Brief van Wilh. van der Lindt, Bisfchop van Roermonde, aan den Secretaris Joh. v*n den Have, feria idapost Quaftmodo 1573. ' (O Raadf. 2, 23 Novimb. 1631.  C »» ) (f) aan te flaan, en dezelve te fchikkea tot dienst en onderhoud der hervormde KérkenDienaars, (g) Schooien en Amen. Ernftige pogingen deed de Ridder-Orde om hunne goederen wederom magtig te worden. Walraven Scheisfaert van Merode, Commandeur, en Gevolmagtigde, eischte, uit naam der Orde, de goederen gerechtelijk op. Ook wierdt de Magiftraat bij fententie van denHove Provinciaal engeadjungeerde Leden uit de Quartieren van Zutphen en VelllWe op Intendit, den 15» Decemb. 1646", in contumaciam (//) veroordeeld, . om de Commanderije met alle daar toe behoorende landerijen, rechten en gerechtigheden aan de Ridders, van Maltha weder te geeven. Doch de Magiftraat, oordeelende, dat die fententie laboreerde aan verfcheide nul-, Cf) Raadf. 6, 1?, 22 Januarii, 5, 16, 18 Mai, ! 7 Nov. 4, 14 Decemb. 1638. $Febr. 1639. l%Febr.i6^, i7,i9Juliiy 10Aug. 1642 15 Febr. 1643. Reces des Quartiers van Nijmegen 13 Mai 1641. 26 Mai 1643. Cê) 27 Julii 1597. 7 Jgjmii 1598. 2, 23 Nov. 1631. O) 21, 27 Decemb. 1646.  r a3 ) nulliteiten, zoo bij gebrek van jurisdictie, O') als uit anderen hoofde, en dat de Commanderije te Nijmegen, vermogens deoorfpronglijke fundatie , op zich zelvs een lijzonder corpus uitmaakte, privative en alleenlijk gefticht uit de goederen van Burgeren en Ingezetenen ad vere pios ufus, dat is tot onderhoud van het Hospital, Kerk, en diensten van dien, zonder met de Orde van Maltha, verder als in de Kerkelijke caeremonien, te doen te hebben, bleef even ongezind pm de aangeflagene goederen af. te ftaan. Na het fluiten der Munfterfche vreede in den jaare 1648 zocht de Orde door minzaa. me onderhandelingen in het bezit hunner goederen herfteld te worden. Hiertoe werkten de Commandeurs der Orde in Duitschland en Vrankrijk. Ook had de Graaf WEJlrades het afdoen van 't geene de Orde te vorderen hadde, uit den naam van den Ko- (0 Justificatie van het aanvaarden der Gommanderije van St. Jan met de goederen daar toe gehoorende, gedrukt te Nijmegen in den jaare 1639. Iteratae vindiciae Noviomagenfium. Reces des Quarticrs van Nijmegen itf Januarii 1647.  C H ) Koning van Vrankrijk, den (£) Staten ernftelijk aanbevolen. Dan de zaak wierdt hier fleepende gehouden tot den jaare 1698, wanneer uic aanraerkinge van de moeilijkheden, veroorzaakt door het onophoudentiijk aanzoek van de Orde, zoo bij de Staten, als bij de nabuurige Hoven en Furften, eene f7) Commisfie uit de Magiftraat wjerdt benoemd om met Gofuin Herman'r Otto van Merveldt, Commandeur der Orde te Rotenburg, over het ingaan van een Accoord in gefprek te koomen : En men befloot eindelijk, na verfcheide opereufe befoignes, het oud gefchil afte doen. De eisch der Orde op de Stad wierdt dan, met concurrentie der Gemeentslieden, op den 18 Mai 1700 vereffend, en- (*») bij onderling Verdrag bedongen, dat de Commandeur, binnen den tijd van een jaar, zoude moeten uitbrengen de bevestiging en goedkeuring niet alleen van den GrootPrior der Orde in Duitschland, en van zijne Emi- (£) Reces des Quaniers van Nijmegen 6 April 1661. (J) Raadf. 1 Mai 1698. (w) 19 Mai 1700. 27 Aug. 1709. 30 Maart I/li. 31 Jartmrii, 5 Junii i^ta.  C *5 ) Eminentie den Grootmeester te Mahha » maar ook van den Paus. De overeenkomst wierdt eerlang bekrachtigd door den GrootPrior in Duitschland, en door den Grootmeester der Orde te Mahha, maar niet geftendigd door zijn Heiligheid. Door welk gebrek van ratificatie van den Paus, binnen den bepaalden tijd, het Verdrag geacht wierdt te zijn vervallen. Men oordeelde, dat de bekrachtiging van het Hof van Rome noodzaaklijk was, om dat de Orde ten eenemaal aan den Pausfubjecc is, en urba- nus de VIII, bij eene afzonderlijke Bulle, in den jaare 1624, den Ridderen van Maltha, onder ftraffe van excommunicatie, hadde gelast, bij het ontftaan van eenig verfchil over de goederen van de Orde, zich aan den Stoel van Rome te gedragen. De Orde deedt, hier na, eene procedure tegens de Stad voor het Hof-Gericht van Cleve entameren, om in posfesfie gefield te worden van den Bouwhof Wolfswijck , te Niel in de Duffelt gelegen, en vervolgens om te erlangen het accomplisfement van de transactie van den 18 Mai 1700» Doch die eisch wierdt bij fententie van D den  ( a-5 ) den 10 Januarii 1714 gerejecteerc : Men appelleerde van dit Vonnis aan het Keiferlijke Camer- Gericht te Wetzlar. Niet te min trachtte de Ridder-Orde met de Magiftraat in nieuwe fchikkingen te treeden. Herman Diederik Vrijheer van Schade, Commandeur, offereerde in den jaare 1731 de geftipuleerde ratificatie van den Paus uitte brengen, inval de Magiftraat aannam het beloofde bij de transactie aan haare zijde alnoch te voldoen. Hij vermeende daar toe bevoegd te zijn , om dat bïj de transactie niet was bedongen, dat de ratificatie van zijn Heiligheid binnen 's jaars, op poene van nulliteit van het getranjigeerde, geëx> tradeert moeste worden; en boodt teffens aan, bij ontftentenisfe van dien, in nadere onderhandelingen te komen. Dan de zaak wierdt alhier gehouden voor afgedaan, en de voorftélling, als ongerijmd, gefeponeert en zonder antwoord gelaten. Ondertusfchen zijn de goederen van de Commanderije, voor zo verre dezelve niet veralieneerd, of in handen van bijzondere perfonen geraakt zijn, gebleven onder het opzicht van twee Leden uit de Magiftraat,  ( =7 ) bekend onder den naam van Proviforen der Ceeflelijke goederen, wordende benevens de andere Geeftelijke goederen, dooreenen (») Rentmeefter uit het Collegie der Gemeentelieden beftierd , die van zijne adminiftratie jaarlijks rekening doedt aan Heeren Burgemeefterenen Rekenmeesteren, zoo uit den Raad, als uit de Gemeente. In het begin der Geloofs-hervormingwas, onder begunftiging van Willem van Heuckelom en andere Leden der Regeering, de Kerk van dit Convent den 2.9 Augusti 1566 aan den Hervormden toegeflaan. De Hervormden hadden, reeds te voren, eerst heimelijk in bijzondere huizen, daar na in het open veld op het Joden Kerkhof, aan den Kop , en Wcisfenburg , en vervolgens op het Valk-hof ", het prediken begonnen. Een gewezen Monich Ludovicus Ornaeus leerde aldaar de meenigte, die dagelijks talrijker wierdt, op eenen ftoel, hem nagedragen. Dan in de maand September 1566 wierdt de bijeenkomst der Hervormden (») Raadf. 23 Aug, 1552. 25 Novemb, 1646. P 2  C 28 ) den (o) door een oproer geftoord. De Stads Banier kwam op de Markt, de Knods op de Straaten; de Predikftoel wierdt uit ó>. Jans Kerk gehaald, met vuiligheden bezmeerd, en, na aan den blaauwen fteen met roeden te zijn gegeesfeld, nevens den hoed van OrnaeUs, die het, na twee dagen en eenen nacht in een lakenkist verborgen te zijn geweest, gelukkiglijk ontkomen was , in het openbaar verbrand. Maar zoo dra de rust herfteld was, wierdt ze andermaal, den 21 Octob. 1566, aan den Hervormden ingeruimd, en bij Verdrag den 27 Februarii 1579 bevestigd. Dan in den jaare 1650 vondt de Magiftraat goed St.JansKerk (p) te doen afbreeken; de plaats, waar Co) Gucdesdagb. 20 Septemb. 1566. Brieven van de Hertoginne van Panna, Opper-Landvoogdes der Nederlanden, en van Carel van Briemeu, Graaf van Megen, Stadhouder over Gelderland, van den 20 Julii, 10, 11, 13, 26, 28, 30 Aug. 10 Octob. enz. 1566. op het Raadhuis alhier berustende. Stukken voor de Faderlandfche Historie uit de Verzameling van den Heere g. van Hasselt i D. No 38. 52. 144. O») Het afbreeken en verkoopen van St. Jam-Kerk is  C 29 ) waar op dezelve Hond, met een gedeelte van het Kerkhof, tot eene (5) Markt te fchikken, en den afbraak opentlijk te verkoopen; voorts het Convent in den jaare 1656, bij de inwijinge der Quartierlijke Academie, te verordenen ten dienste der Hooge School, tot het houden der plegtige opentlijke redenvoeringen, promotien, disputatien enz.; gelijk uit een opfchrift boven den ingang alnoch kan worden gezien. Na het verval der Academie wierdt het groot Auditorium in den jaare 1686 aan de Vlug- is door den Commandeur van Merveldt biigebragt als de reden, waarom hij, onaangezien alle vlijden moeite, zo door hem zelvs, als door anderen, bij het Hof van Rome aangewend, het Pausfelijke confent en ratificatie van het Contract, den 18 Mai' 1700 ingegaan , niet had kunnen verkrijgen. Zijn Heiligheid niet gewoon zijnde approbatie en confent te verleenen, wanneer een Kerk is afgebroken, en de plaats gefchikt ad proprios et profanos tifus j Volgens brieyen uit Rome, door den Commandeur aan de Magiftraat overgegeeven. (q) Raadf. 15 Mai io"53« Rekening van den Rentmeester van St. Jans goederen over 1651, en volgende jaaren.  C 3° ) Vlugtelingen uit Vrankrijk tot oeffening van den Godsdienst vergund (r), Men verbeterde het Auditorium in den jaare 1701 tot eene Kerk, en liet het ten gebruike over aan de 0) Walfche Gereformeerde Gemeente, aan welke, te vooren, de Kerk der (O Regulieren was verleend geweest, terwijl een gedeelte van het Hospital met het Huis des Commandeurs bleef verftrekken tot eene wooning voor een of twee Predikanten van de Nederduitfche Gereformeerde Gemeente , zijnde het overig gedeelte van het Kerkhof uitgedaan aan (o) de bewooneren der nabuurige huizen tot bleekvelden, tuinen enz. tegens betaling van zekere recognitiën. De Kerk, die in den jaare 1777 met een nieuw Orgel is voorzien, wordt tegenwoordig bediend door éénen Predikant, die met . 0 ) Raadf. 7 April CO 9 Novemb. 1701. (0 3 Junii 1674. 25 April 1688. 30 April 1690. 00 18 Mai 1638. 6 Mai 1670. 14 Sept. 174$.  ( 31 ) mSt twee Ouderlingen uit de Magiftraat, en twee uit de Gemeente, benevens éénen Boekhouder en vier Diakenen den Kerken* raad uitmaaken. Na het openvallen van de Predikantsplaats verkrijgt de Kerkenraad van de Magiftraat verlof om die te mogen vervullen, («) recommanderende de Magiftraat alsdan eenen Predikant of Proponent, welken ze tot de bekleedinge van dit Ampt bekwaam acht. De verkiezing der Ouderlingen en Diakenen gefchiedt, van jaar tot jaar, drie weeken (iü) voor Paasfchen. De verkooren Ouderlingen blijven ieder twee jaaren in bedieninge. De Boekhouder wordt uit de Diakenen, of uit de Gemeente, geëligeerd, tot eenen dienst van twee achtereenvolgende jaaren, wanneer afgaande tot Ouderling mag yerkooren worden. De Diakenen worden meede uit de Gemeente benoemd, en zijn ieder (x) verpligt te fungeren den tijd van ge- («) Raadf. 2 Januflrii 1723, 4 April 1717, 1 Mai 177.6. 5 Decemb. 1792, 39 7* nuarii 1793. (w) —"*•» 10 Decemb. 1732. (*) 3 April 1717.  C 3* ) gelijke twee jaaren , wanneer van den dienst afgaan , ten waare een derzelve tot Boekhouder mogte worden aangebeld , kunnende de geene , welke als Diakenen gediend, en een jaar ftil gezeten hebben, wederom tot Diakenen beroepen worden. Hst gemzen Convent en Kerk Marienburg. Onder de Cloosters der Jongvrouwen waa het oudfte, aanzienlijkfte (a) en rijkite het Convent Marienberg of Marienburg, aan Maria Magdalena toegewijd. De nette tijd der ftichting is onzeker : Waarfchijnlijk tusfchen de jaaren 1190 en (b) 1230, buinrtx ,s , imsffzad -wtmmaO oh ji« 'tl te» O) Al van ouds behoorden de Thienden, en de i-vee Bouwkoven te Oosterhold, tor de goederen van dit Clooster. O) Volgens het bericht van bbrchemius , in zijne onuitgegeevene Chronijk, zouden de Conventualen zijn geweest van de Orde der Poemteiitenttn naderhand  C' 33 5 ren de rnuuren der Stad aan de Zuid-oostkant, binnen welke het zelve in den jaare 1467 bij de uitlegging der Stad getrokken is. In Charters van de jaaren 1271, 1277 en 1280 worden de Corivenïualen genoemd dlbae Dominae; en Canonkae Regulares Sti. Augustini: Zij Monden onmiddelijk onder het Kerkelijk Rechtsgebied van den Aartsbisfchop van Keulen, volgens brieven van den Aartsbisfchop Cunradus van den jaare Ï248: Ten tijde van Reinald den I, Graaf van Gelre, wierden ze gelast den Abt van Marienwaerd voor Opziener te erkennen. Na de oprichting der nieuwe Bisdommen in Nederland geraakte Marienburg onder den Geestelijken Rechtsdwang van denBisfchop van Roermonde, en Bisfchop WH' lem van der Lindt hervormde en vereenigde het zelve met het Klooster van St. Agnes. Bij de beroerten om den Godsdienst wierden deszelvs goederen ten behoeve van de Stad Band van de Prdemónfifeit'er Orde. Doch ik gis, dat dit zijn verhaal betrekkelijk gemaakt zal moeten worden tot het Clooster der Nonnen, E  C 34 ) Stad (V) geconfisqueert, en aan de Priorinne en Conventualen, alleenlijk geduurende haar leven , een jaarlijks (d) onderhoud toegelegd. Eenige huizen en een gedeelte van het Kerkhof wierden vervolgens gefchikt (e) tot een Stads-Doelen; een ander gedeelte aan bijzondere perfonen tot het aanleggen van tuinen enz. (ƒ) vergund ; het Klooster bekwaam gemaakt tot een Munthuis, en tot eene wooning voor den Muntmeester en Muntgezellen der Stads Rijksmunt; zijnde, na het ftilflaan der Munt, met de bijgelegene huizen en fchuuren opentlijk (g) verkocht. Na de bemagtiging van de Stad door de Franfche wapenen in den jaare 16/2 befloot men de Kerk en Capel naar de Roomfche wijze te doen (0 Raadf. 14 Sept. 1580. 6 Juni: enz. 1592. (V/) ■ 28 Jqnuarii 1601. (O 16 Ociob. 1639. (f) 27 Maart 1633. 25 April 1C60. 30 Mai 1677. 14 Julii 1680. l3 Junii 1684. GO 10 Januarii 1731. 7 Decemb. 1748. 29 Januarii 1749.  C 35 ) doen hertellen. Sedert is de Kerk door de Bezettinge (Ji) tot een 's Lands-turffchuur gebruikt; daar na bij de (i) Stad te rug genomen ; en eindelijk is belloten de Kerk en Capel, als tot geenen dienst gebruikt wordende , te doen veranderen in eene (£) Stads Muficq-zaal. De Kerk hadt in het midden een klein fpits Torentje, 't welk, bouwvallig zijnde, in den jaare 1742 is afgebroken. De Groote Kerk der Nederduitfche Gereformeerde Gemeente. W anneer Paus innocentitjs delVKeifer fredrik den II in den ban gedaan, en van het Rijk vervallen verklaard hadt, en Willem de II, Graaf van Holland, door toedoen van den Paus tot Roomsch-Koning ver- 00 Raadf. 31 Octob. 1742. 00 5 Octob. 1743. O') 27 Decemb. 1781. E 2  f 36 ) verkooren, de Rijksftad Nijmegen aan Otto den III, Grave van GeJre, hadt verpand, verleende de Roomsch-Koning Willem tot het ftichten deezer Hoofdkerk een Huk gronds, Hundisburg genoemd, 's Kei&rs eigendom, op den laatften heuvel ip het midden der Stad gelegen. Cunmdus, Aartsbisfchop van Keulen , onder wiens Kerkelijk Rechtsgebied de Gemeente alhier behoorde, hadt in den jaare 1249 vrijheid vergund tot het afbreken der'oude Kerfpelkerk, welke, tot dien tijd toe, buiten de muuren der Stadt hadtgeftaan, en het overbrengen van dezelve op eene andere gevoegzaamer plaats binnen de Stad. ' Hier in hadt meede'bewilligd het Capittel der Apostelkerk te Keulen, als van ouds het recht van Patronaatfchap over deze Kerk geoefTendhebbende. Men begon de grondingen in den jaare 1254. In het jaar 1258 was het vak van het Choor voltooid, en wanneer het middenvak , en het vak ten westen, met de verwelfzels en de bijdaken waren gebouwd, wijdde Albertus Magnus, Bisfchop van Regensburg, op den j September 1273, de Kerk in, ter eere van Ste- ■pha-  C 37 ) phanus, eersten Martelaar, Befchermheilig der Stad. Sedert zijn nog eenige gedeelrens aan de Kerk gefticht omtrent de jaaren !39°> HOS» 1426, 1429, en 1456. Aanzienlijke fommen wierden daar toe hefteed door Henrik van Steenberghen, Proost van Oude Munster te Utrecht; ook door/ido/r phus van Bomell, Rector der Kerk, en door deszelvs opvolger Ilenricus Collart. Deeze Parochiale Kerk wierdt in den jaare 1461, met bewilliging van Paus pius den II, verheven tpt eene Collegiale, en daar in opgericht een Capittel, beltaande uit Deken en Canoniken. In volgende jaaren verkreeg het Capittel veelerlei voorrechten, waardigheden en goederen; Tusfchen den Proost Deken en Canoniken van de Kerk der heilige Apostelen te Keulen, als Patronen, en Deken en Canoniken van St. Stcphenskerk wierdc in den jaare 1480 overdragen, dat de Proost cn Deken van het Capittel der Apostelkerk, in kerkelijke Vergaderingen te Nijmegen verfchijnende, zouden zitten voor den Deken van het Capittel van St, Stephenskerk, en op gelijken rang de Canoniken van het Capittel der Apostelkerk voor de Canoniken  C 38 ) ken van het Capittel van St. Stephenskerk: Voorts, dat in de kerkelijke bijeenkomsten in de Apostelkerk te Keulen de Deken van het Capittel van St. Stephenskerk naast den Deken van het Capittel der Apostelkerk, en de Canoniken van het Capittel van St. Stephens kerk insgelijks ieder naast een Canonik van het Capittel der Apostelkerk plaats zouden neemen. Bij de verheffinge der Kerk tot eene Collegiale was dezelve voorzien van dertig Altaaren, en negen en twintig Vicariaten, waar van 'er negentien ftonden ter collatie van den Rector, en de overige ter begeeving van verfcheide waereldlijke en Geestelijke perfonen jure patronatus ; En volgens eene lijst der Geeftelijke beneficiën van den jaare 1561 ftonden de Canoniksdijen of Praebenden der Canoniken, over de andere maand met het Capittel, ter begeevinge van den Koning van Hispanien als Hertog van Gelre. Zoo dra de Stad in het Verbond der Unie van Utrecht in den jaare 1579 getreden was, begon deeze Kerk ten dienste der Hervormden gebruikt te worden; de goederen van het Capittel wierden in den jaare 1580  C 39 ) geinventarifeert: Doch, daar de Stad in het jaar 1585 aan de zijde van den afgezworen Hertog, den Koning van Hispanien, wierdt gebragt, bleef de Kerk aan het Capittel, tot dat in den jaare 1591 de Stad wierdt gereduceert aan de zijde der Staten, wanneer men de Kerk, in het einde van dat jaar, dien van den hervormden Godsdienst wederom inruimde. Het Capittel wierdt vernietigd; de goederen ten behoeve van de Stad 00 aangeflagen; het zilvervaatwerk (b) naar Amfterdam verzonden en verkocht; de (c) Beelden der Heiligen, met pikkransfen verfierd, opentlijk op de Markt verbrand, enz. Maar in den jaare 1672, toen de Stad door de heirmagt van lodewyk den XIV was ingenomen, wierdt de Kerk 00 Onder deeze waren de Thienden te Hees, de Hatertfche Thienden voor de helfre; het derde deel van de Thienden te Beuningen; de Vicarie-Thiend, fn de [malle Thienden aldaar; een vierde gedeelte in het veer over de fFaal met den uitgang van dertig malder haver, enz. 05) Raadfign. 6, 7 Junii, 19, 31 Juüi 1592. 00 Bij de beeldvorming in den jaare 1565 waren reeds vecie beelden verbrijzeld.  C 40 ) Kerk naar de Roomfche wijze heriteld, endoor den Cardinaalrff Bouillon, Broederszoon van den Hertog de Turenne, Marfchalk, Generaal van 'sKonings Leger op nieuw ingewijd. Hij deedt op het hoog Altaar onder het Wapenfchild van Vrankrijk flellen het opfchrift Regi tnumphanti. De Kerk is van eene aanzienlijke hoogte en ruimen omtrek; en, al van ouds, voor «en proeflluk der bouwkunde gehouden, rustende op vijf en dertig groote pilaaren,' zeer voortreffelijk naar de kunst gewerkt. In het Choor ziet men het verheven Graf van Anna Catharina, dochter van Carel van Valois, Hertog van Bourbon , Gemaalinne van Hertog Adolph, en nloeder van Hertog Carel, den »f Mai iA69 te Nijmegen over- " leden, welke naar het leven in het koper op de Grafftede isuitgelheden; zijnde rondom omvangen met beeldtenisfen der twaalf Apostelen, en haare zestien Stamwapens. Deeze Graftombe was gemaakt door (d) 00 Blijkelijk uit de Quitancie van Eesken, zijne huisvrouw, van den jaare 1512, in de iade N> mr de Provinciale Rekenkamer berustende.  ( 4i ) Willem Loemansz van Keulen. Wanneer dezelve in den jaare 1739 wierdt geopend, bevondt men daar inditopfchrift: Anno Domini 1469 die Lunae 22 menfis Maji obiit illustris Anna Catharina de Bourbon, Duxisfa Gelriae et Juliae, Comitisfaque Zutphaniae, cujus anima fancta requiescat in pace. Amen. De Confistorie-kamer is aan de zuidzijde van het Choor, en ten noorden der Kerk de Blok, een vertrekje rondom in zwaare muuren, waar in de (e) oorfpronglijke Privilegiën der Stad, bij Keiferen en Roomschkoningen enz. gegeeven, bewaard worden, 't welk in vorige tijden, zelvs noch in het begin van deeze eeuwe, niet mogt geopend worden dan met veel geheimenisfe, wanneer bevorens de wachthebbende Hopmanfchap de Kerk van binnen hadde bezet, en de overige Hopmanfchap. (V) Bij de laatrte opening van den Blok heb ik zelf alle deeze Privilegiën, hoewel zeer moeilijk te leezen, afgefchreven, en, ten dienste mijner Mede-Burgeren, door den druk gemeen gemaakt onder den titul van Handvesten van Nijmegen, en Vervolg der Handvesten, met vertaaling van de Latijnfche in het Nederduitsch. _ r  ( 4i ) fchappen voor de Kerk, en op de Markt, (f ) onder de wapenen waren. Tegenwoordig is die geheimhouding overtollig, en de opening gefchiedc met minder omflag, ten overftaan van (g) de twee tijdelijke Heeren Burgemeesteren en Gecommitteerden uit den Raad benevens den Raadfecretaris, mitsgaders in bijwezen van den Woordhouder en Gecommitteerde Gemeentslieden, onder welke beide Collegien de (/;) fleutelen van den Blok, naar inhoud van verfcheide Raadsrefolutien, zijn verdeeld. Het Orgel is geplaatst in het Westervak der Kerk tegens over het Choor. Het zelve was in het jaar 1601 vernieuwd, en door een kanonkogel bij de Franfche belegeringe in 167a befchadigd zijnde, in 1682 merkelijk (0 verbeterd. In het jaar 1774 wierdt het (ƒ) Raadfign. 2, 14 Aug. 1689. 22 Julii 1702. 16 Mai 1703. GO 17 Decemb. 1766. (jt) 1 Maart 1592. 28 Jamiarii 1603. 19 Aug. 1620. 9 Febr. 1625. 21 Aug. 1689. (0 ' 10, 15 Julii 1672. 16 Aug. iö'Ss..  ( 43 ) het afgebroken, en een geheel nieuw Orgel in dezelvde plaats (k) gefteld, kunstig gemaakt door Lodewijk Koning, Orgelmaker te Keulen, en rustende op agt Dorifche colummen van zwart marmer. In de Kerk hangen verfcheide groote en kleine kopere kaarskroonen, door de Ampten en Gilden in den jaare 1645 aan de Kerk (l) gefchonken. Een nieuw Geftoelte voor de Leden van de Magiftraat, Richter, Sijndicus en Secretarien wierdt gemaakt (in) in den jaare 1644, wanneer het Magiftraats oude Geftoelte, (n) 't welk in den jaare 1600 vervaardigd was, wierdt gefchikt ten behoeve van de Edellieden, binnen en buiten de Stad gezeten. Doch naderhand (0) vondt men goed, dat in het Magiftraats Geftoelte , onder den openbaaren Godsdienst, ook zou- (k) Raadfign. 11 Sept. 1776. (/) : 9 Julii 1645. 18 Maart 1685. (w) 11 Oct. 1Ó43. 17 Oct. wNovemb. 26 Decemb. 1644. Qn) 22 April 1600. 6 Januavii 1669, Qo) 26 Oct. 1746. 6 Novemb. 1748. F a  C 44 ) zouden mogen plaats neemen die geene, welke binnen deezen Staat werkelijk Leden zijn van de hooge regeering, van de hooge Collegien van Juftitie en Financie in dezelve, en van de Steden binnen deezen Staat, en resfort van dien, metderzelver Secretarisfen, wanneer bij Cnmmisfie, of bij ander toeval, zich binnen deeze Stadmogten bevinden: Ook hooge militaire perfo. «en, in rang boven Collonel wezende < en verder niemand, dan bij Raadsrefolutie daar toe fpecialijk gequaiificeert; zijnde in den jaare i?ft voor de Heer£n O) Gedeputeerden en derzelver Secretaris een nieuw Geftoelte verleend. De Predikftoel wierdt in den jaare Ï64f, het Doophek in den jaare 1652 (3) gemaakt, en beide aartig met veel lofwerk , in hout gemeden, verfierd. Voormaals plagt de Kerk met fraai befchilderde glazen voorzien te zijn, doch deeze hebben door verfcheide toevallen zeer veel geleden. Met het bouwen van den Toren wierdt in OO Raadfign. 1 Mal i7?u (?) ■ 17 Fcbv. 1647. ? Januarü 1652.  ( 45 ) in het jaar 1284, door toedoen van Lambertus Frifo, Rector der Kerk, een begin gemaakt. De Toren was met een hoog fpits opgetrokken; Hij geraakte, óp den 27 November 1429, door onvoorzichtigheid des Torenwachters, omtrent den middag, bij heldere lucht, inbrand: en wierdt (?) binnen weinige uuren tot op het fteenwerk verteerd. Er fmolten zeven klokken, van welken eene geluidshalven haars gelijken niet hadt. Terftond lag men de hand aan de herbouwinge, en binnen den tijd van anderhalf jaar was de Toren fchooner en hooger, dan tevoren, opgebouwd, en met nieuwe luiklokken voorzien: Maar op den 21 Mai 1566, des morgens ten vier uuren, wierdt (j) dezelve door een blikfemitraal, verzeld met eenen zwaaren donderdag, in het fpits getroffen, waar door hij binnen weinig tijds tot op den buitenromp afbrandde, en de Kerk merkelijk befchadigd wierdt. Noch in dat zelve jaar wierdc (r) Berchemius in zijne cnuitgegeevene Ckrcnijk. (s) Rekening van den Stads Rentmeester over 1566.  C 46 ) wierdt het befluir genomen tot de herbou wing, en ook dadelijk werkilellig gemaakt zijnde de Toren met een doorluchtig fot* twee fierlijke omgangen, zwaare luiklokken, kunstig uurwerk en klokkenfpel, omtrent in dien ftaatgefield, waarin men denzeiven tegenwoordig ziet. Het klokkenspel was in het jaar 1663, na dat de Toren te voren was verfterkc , met verfcheide klokken (O vermeerderd : maar in den jaare 1738 wierdt een nieuw gegoten welluidend fpeelwerk , door Jean Baptist h Vache , klokkengieter te Luik , begonnen en voltooid door Pieter en Matthias van de Geijn, klokkengieters te Leuven, in de lantaarn van den Toren (v) geplaatst. De bezorging en het bewind over het gebouw der Kerk en kerkgoederen ftaat aan een («) Kerkmeester uit den Raad, en twee uit het Collegie der Gemeentslieden. De Kerk wordt, met die der Predik- Broe- CO Raadf. 9 April, 28 Julii ifj34. 26 Septemb. 1663. W 1 ! i3 Junii 1732. 9 Mai 1734. 19 Septemb., 15 Octob. 1738. 00 ' 6 April 1580. ,  ( 47 ) Broederen of Kleine Kerk, door (10) vijf Predikanten bediend. Eene Predikants bedieninge openvallende wordt handopening tot het doen van een nieuw beroep van de Magiftraat verzocht: Deeze bekomen, en in den tijdelijkèn Kerkenraad ingebragt zijnde, ga-)t dezelve, beftaande uit de Predikanten, Cjc) vijf Ouderlingen Leden van de Magiftraat, vijf Ouderlingen uit deBurgerije, en agt (ij) Diakenen, benevens den Boek- (•»') Na de hervorming door drie Predikanten: doch in den jaare 1629 wierdt Abrahamus Tilenim tot vierden; en in 1736 mijn Vader Gisbertits in de Betottw tot vijfden Predikant beroepen. Raadf. 2 October 1629, 5, 14, 21 Decemb. 1736. (V) Raadf. 4 Decemb. 1748. 17 Junii 1772. (Jj) De Diakenen hadden voormaals in het beroepen van Predikanten geen (Tem, zijnde voor het eerst den 29 Januarü 1703 daar toe geadmitteert. Den 18 Januarii 1730 wierdt goedgevonden de behandeling der kerkelijke- zaaken wederom te brengen in dien ftaat, waar in dezelve federt de hervorming tot den jaare 1702 geweest waren: Dan den 11 Decemb. 1747 u'ierdt die refolutie vernietigd, en aan de Diakenen de ftern in het beroep van Predikanten op nieuw geaoncedeerJ. Raadf. 29 Januarii 1703. 18 Januarii 1730. 8 Novemb. 1745. 11 Decemb. 1747.  C 48 ) Boekhouder en Scriba -Boekhouder, welke laatfte echter geen concluderende ftera heeft, over tot de benoeming van een twaalftal, vervolgens tot een zestal, daar na tot een drietal, op welk drietal voor de verkiezinge , en naderhand op het dadelijk gedaane beroep , de goedkeuring van de Magiftraat verzocht en vereischt wordt. De verkooren Predikant goedgekeurd zijnde wordt der Gemeente drie achtereenvolgende Zondagen voorgedragen , waar na hij, indien 'er niets op zijn gedrag en leer te zeggen valt , in den dienst bevestigd wordt. De vijf Predikanten behooren onder de Clasfis van Nijmegen, en hebben in alle Clasficale Vergaderingen (z) den voorrang in de zitplaatzen. De Ouderlingen blijven twee jaaren in bedieninge, waar na dezelve twee jaaren moeten ftil gezeten hebben, eer zij wederom verkieslijk zijn. Jaarlijks gaat de helft af, wordende als dan de openvallende plaatzen door den Kerkenraad bij meerderheid van ilemmen vervuld. De O) Raadf. 31 Aug. 1703. 15 April, 8 Sept. 17". 30 April, 1 Mai 1737.  ( 49 ) De tijdelijke Boekhouder en Scriba-Hoek» houder dienen, ieder, een jaar, wordende van jaar tot jaar refpective in die qualiteiten verkooren ; De Diakenen zijn twee diensten , ieder van twee achtereenvolgende jaaren, onderworpen. De Kleine Kerk der Nederduitfche Gereformeerde Gemeente. In de maand Junii desjaars 1293 zijn de Pre» dikheeren of Dominicanen, wier Orde in den jaare 1216 door Dominicus, eenen SpaanfchenMonich, was ingefteldom tegens de ketterijen te prediken, op aanhouden van Margaretha, Gemaalinne ven Reinald den I, Grave van Gelre, binnen deeze (d) Stad gekomen , aan welken eene Capel , die door Thilman, Zoon van Werenbert, Heer van Ubbergen , in het midden der Stad, omtrent den jaare 1280, was opgericht, wierdi O) Berchemiüs in zijne omtitgegeevene Chrcmijk. G  C 50 ) wierdt ingeruimd. Thilmans Capel wierdt vervolgens afgebroken, en in eene Kerk en Clooster veranderd, zijnde omtrent den jaare 1375 geheel voltimmerd, ten deele uit vrijwillige giften der Godsdienftigen, ten deele door mildadigheid van Hertog Willem van Gelre en Gulik, wiens Gemaalinne Catharina van Beijeren, bij haare uiterfte wille van den 3 Novemb. 1400, had verkoren in deze Kerk begraven te worden, hebbende, in dien gevalle, voor de ruste haarer ziele , en der zielen van alle afftervende Furften en Furftinnen van Gelre en Gulik, eeuwige misfen gedicht ten voordeele der Predikheeren. Het Convent ftond onder den Geestelijken Rechtsdwang .van den Aartsbisfchop van Keulen, en wierdt omtrent het jaar 1430 merkelijk vergroot, en met verwelfzels voorzien door de aanhoudende zorge van Hermannus van Schardenlerch, Prior van het Clooster. In het zelve wierdt in den jaare 1459, 1487, en 1548 een (Z>) generaal Capittel van de Orde der Dominicanen, en, na het eindigen van de zel- (5) Pvekening van den Stads Rentmeester 1548..  C 5i ) zelve, een Provinciaal Capittel (c) gehouden. Ingevolge het Verdrag , tusfchen de Roomfchen en Gereformeerden in het ftuk van den Godsdienst, den ^Februarii 1579 gemaakt, moesten de Predikheèren dcKerk aan den Hervormden inruimen, en het Clooster wierdt (d) tot wooningen voor Predikanten verordent: Doch wanneer de Stad naderhand in den jaare 1585, bij de omwenteling, de zijde van den afgezworen Hertog verkoos , namen zij de Kerk enhet Clooster wederom in, maar wierden in den jaare 1591, bij de reductie van de Stad aan de Staatfche zijde, andermaal daar uitgedreven , en de goederen van Stads wegen aangeflagen. De Predikheèren vluchteden toen haare rékeningen, legerboeken, dagregisters, en andere Charters naar Calcar, welke men van daar niet heeft kunnen wederom (e) magtig worden. In den jaare fV)'De Landelijke bijeenkomften van Ridderfchap en Steden wierden oudstijds in dit Clooster gehouden. Ook vergaderde alhier de Gemeente der Stad, en ontzette den geheelen Raad op den 6 Maart 1585. Qd) Raadfigu. 27 Febr. 1579. (e) 11 'Nov. I607. G 2  C 5* ) jaare 1595 wierden de Kerk en het Clooster herfteld (f) tot de oeffening van den hervormden Godsdienst, en , ten dien einde vondt men goed eenige erven en huizen; des Cloosters te verkoopen. De Kerk is een langwerpig gebouw, in het midden voorzien van een fpits Torentje. In het jaar 1672 Hortte een groot gedeelte des gewelfs van het Choor in, 't welk bij de belegeringe der Stad door het invallen van een bombe geborsten was. Drie of vier perfonen wierden toen verpletterd , en etlijke gekwetst. Men befloot in den jaare 1683 het geheel gewelfzel van de Kerk te doen inflaan, om daar door de ge> dreigde ongelukken voor te komen. In het jaar 1725 is de Kerk voorzien van een (/V) Orgel, en in den jaare 1755 van een nieuw Geitoelte voor de Leden van de (/) Magiftraat en Secretarisfen, in het welk , onder den openbaaren Godsdienst, ook mogen plaats (ƒ) Raadf. 16 Aug. 1595. 7 Novemb. 1628. (g) 9 Maart, 11 April 1683. (/O Raadf. 15 Maart, 25 Julii 1725. (0 22 Januarii 1/55.  C 53 } plaats nee men de Leden van de Ridderfchap, en der verdere hooge regeering, enz. bij Refolutien van den 26 Oct. 1746. en 6 Novemb. 1748 daar toe gequalificeerd. Het gewezen Convent en Kerk der Regulieren, thans het Oude Borgeren-Gasthuis. De Kerk en het Convent der Regulieren is met de huizen, daar onder eertijds gehoord hebbende , gelegen aan de zuidzijde der Stad. De Geestelijken van dit Clooster worden in de oudfte Charters genoemd Canonici Regulares beatae Catharinae Virginis Sancti Augustini. De dichting van het zelve is onzeker, immers uit de Hukken, die voor handen zijn, niet op te maken. Doch 't was al in het jaar 1340 in wezen, en fchijnt, (V) niet lang voor dien tijd, gebouwd .te zijn. Naderhand is het vergroot en verrijkt, hebbende behoord onder het Kerkelijk Rechtsgebied van den Aarts- (d) Zie mijne Annal. Noviomag. pag. 80.  C 54 ) Aartsbisfchop van Keulen., en vervolgens van den Bisfchop van Roermonde. In het jaar 1580 wierden de goederen van dit Convent OO-.geinventarifeert, en een Rentmeester aangefteld, die fijn woonplaats hadt in het Clooster; doch in den jaare 1591 zijn dezelve van Stadswegen (V) aanvaard. De Magiftraat aanvaardde ter zelve tijd de goederen van de.twee Gasthuizen, te weeten van St. Nicolaas en van St. Jacob, en yondt tefFens goed, dat die twee Godshuizen zouden worden geconfolideerd, en van de goederen en inkomsten, daar toe fpecterende, Cd) ééne masfa gemaakt, voorts dat der beiden familien en Armen in het Clooster der Regulieren gelegd zouden worden , zo dat de erectie van het Oude Mannen-en Vrouwenhuis in het Clooster der Re- 09 Raadf. 19 Octob. 27 Novexb 1580. 23 Junii 1583. O) l-en 4 Febr. 1592. I 00 1 Maart, 24 Mai, 6 Junii, 16 Julii, 17 Oct. 1592. 23 Januarii .1607. 22 Nov. !. 1642. 7 Aug. 1644. 27 Decetnb 1737. Rekening van de goederen van St. Nkolaas en St. Jacobs Cast huis over 1599.  C 55 ) Regulieren kan gerekend worden van den 24 Mai 1592. Het tegenwoordig Gasthuis, 't welk is vernieuwd in den jaare 1645, iseenfchoon, groot en fterk huis, voorzien met eenen voorhof bij deszelvs ingang , en van achteren met eenen graoteh tuin. Over dit Gasthuis wierden, behalven de O) Huismeesters , vier Proviforen uit den Raad aangefteld, welke voor hun leven dienden, en in welker plaatzen, bij affterven, wederom nieuwe uit den (f) Raad wierden gefurrogeerd: In de eerste zestig jaaren na de erectie vindt men geene anderen, dan Leden van de Magiftraat , over dit Huis tot Proviforen benoemd; zijnde, voor het eerst, den 22 Novemb. 1642 (g~) vier Leden uit de Burgerije geëligeerd, en na den jaare 1672 de electie promiscue gefchied. Reeds Cf) Raadf. 13 en 16 Mai i6~o. (f) Stads rekening over 1596 fol. 112 verfo, 113. verfo, 114 recto et verfo. Raadf. 12 Aug. 1632. £g) . over 1654 fei_ x^ gvgr j6{)9 fol. 5. Raadf. 15 April irjóg. 5 Januarii 1681.  C 56 ) Reeds te voren, in den jaare 1640, waren de huisvrouwen der Proviforen tot Qi) Buitenmoeders, zonder eenige voorgaande nominatie, aangefteld. Tegenswoordig ftaat dit Godshuis onder het beftier van (V) agt Proviforen Regenten en zes Regentesfen, die uit de aanzienlijkfte Burgers en Leden der Regeeringe, na voorgaande nominatie van een dubbeld getal, bij de Magiftraat verkooren worden. Om de goede orde in het Huis te behouden is den 21 December 1681 een Reglement of Ordonnantie door de Proviforen beraamd, en door de Magiftraat geapprobeerd, en bij het arresteren van dit Reglement wordt de naam (£) van Oude Borgeren- Gasthuis in de Raadsfignaten der Stad het allereerst gevonden. Ten tijde der erectie wierden niet alleen ongetrouwde Burgeren, den ouderdom van zestig jaaren bereikt hebbende, maar ook andere behoeftige , getrouwde en ongetrouwde, Burgeren (b) Raadf. 13 Maart 1640, 20,27 Januarii1641. 27 Septemb. 1644. 27 Decemb. 1737. G) 2 Mai 1668. 00 . 21 Decemb, 1681.  C 57 ) reri en Vreemden, gezonde en kranke, voor minder en meerder tijd, naar bevind van zaaken, in het zelve verpleegd, zoo nochtans , dat het geene door hun bij over* lijden wierdt nagelaten, ten voordeele van het Godshuis (7) moeste blijven. De jaar» lijkfche rekeningen wierden afgehoord en gefloten bij Gecommitteerden f» uit den Raad, daar toe fuccesfivelijk benoemd. In den jaare 1739 wierdt vastgefteld, dat in het Huis, als Commenfalen of Dischgenoten, alleen geadmitteerd en verpleegd zouden worden ongetrouwde behoeftige Burgers, Mannen en Vrouwen, bereikt hebbende (n) den ouderdom van drie en zestig jaaren, Geen plaats open zijnde, wordt een behoeftig Burger-Man of Vrouw, boven de zestig jaaren , inmiddels door een maandelijksch fubfidie, onderhouden. Behoef» (0 Raadf.-i^ fumï 1597. 28 Aug. 1771. X"0 ' 14 Julii 1581- 25 Julii 1593 23 April 1617. 24 Julii 1624. 17 Novemb. 1665. 00 1 H Aug. 30 Decemb. 1739, H  ( 53 ) hoeftige getrouwde Burgers, den ouder» dom van zestig jaaren bereikt hebbende, worden meede gealimenteerd door een fubfidie ter maand, te begrooten naar derzelver gelegenheid en armoede tot dien penning, dat daar van, zonder tot laste van anderen te koomen, kunnen fubfifteeren: doch een van beiden ftervende, wordt de overblijvende aanftonds in het Huis, wanneer'er plaats is, en anderzins bij de eerstopenkomende plaats, ingenomen , wanneer het fubfidie voor het vervolg ophoudt. De Kerk, van welke het uurwerk in den jaare 1592 wierdt verbragt (0) naar de Windmolenpoort , heeft in het midden een fpits klein Torentje. Dezelve is verfcheide malen ten gebruike gegeeven aan de (p) Walfche Gereformeerden; aan de Lutherfchen wegens het groot Guarnifoen van die Gezinte; aan de Proviforen van het BorgerenGasthuis tot oeffening van den Godsdienst voor (p) Raadf. 4 Julii 1502. (f) 25 April 1668. 3 J'wü l — 10 Julii ij$6.  C 61 ) lijk(OverD°den. Eengeruimen tijd moesten zij den Godsdienst op zolders, hier en daar, in bijzondere huizen, gelijk als ter fluip, oeffenen. Een Lutersch Predikant, inden jaare 1637 vergadering gehouden hebbende, wierdt gelast uit de Stad te vertrekken. Een ander Predikant wierdt in den jaare 1655 de Stad ontzegt, met waarfchouwing, dat hij, indien hij goedvondt wederom binnen de Stad te komen, door des Schouts Dienaars zoude worden uitgeleid. Ook wierdt een Proponent, onderftaan hebbende voor Luthersch-Gezinden te prediken, ernftelijk beftraft. In den jaare 1657 wierdt een Luthersch Predikant en een Voorlezer voor de Magiftraat befcheiden, en gelast van prediken en voorlezen zich te onthouden; zijnde aan de Schoutsdienaars bevolen de Lutherfche Vergaderingen te ftooren, en de ftoelen en banken weg te neemen. De Lutherfchen echter , niet afgefchrikt, bleven Vergaderingen houden, en werden federt, door voorfpraak der Deenfche, Bran- den- (/) Raaüfigh. 10 Novemb. 1637. 13 Junii 1655. 3 Decemb. 1656. 26 Mai 1657. 11 Maart 1660.  C 62 ) denburgfche, Brunswijkfche en Lunenburgfche Gezanten , niet meer gemoeid ; wordende tegenwoordig van een gedaene beroep eenes Predikants door den Kerkenraad aan de Magiftraat kennis gegeeven, die alsdan den beroepen Leeraar (ƒ) toeftaat zijn dienstwerk bij de Gemeente te verrichten. Het verdweenen St. Jacobs Gasthuis; ClooJler en Capel der Zwarte Zusteren. De ftichting van St. Jacobs Gasthuis, Clooster en Capel der Zwarte Zusteren, gelegen geweest aan de (0) Hefelftraat, is meede onzeker. Ook zijn 'er geene papieren overig, die van de Conftitutie van dit Godshuis melden. Het fchijnt in oude tijden gediend te hebben tot fpijzing, genezing en verpleging, voorzekere tijd, van al- (ƒ) Raadfign. 21 Febr. 1690. 11 Decemb. 1696. 16 April 1710. 00 Guedesdagb. 41a pest palmarum 1559.  ( 63 ) allerlei arme Kranken, en daar onder zelvs van zulken, die door de pest bennet waren; wordende het zelve in het Protocol der Verponding fol. 8r. uitdrukkelijk genoemd het Gasthuis of Pesthuis. De Capel en het Clooster, de wooning van de (U) Zwarte Zusteren of Celliten, was een gedeelte van St. Jacobs Gasthuis, en het oppasfen en behulpzaam zijn der kranken de profesfie deezer Geestelijke Maagden. Het Gasthuis, het Clooster en de Capel zijn in den jaare 1591 vernietigd, en naderhand gefchikt tot eene Glasblaferije, onder den naam van het Glashuis : doch alzoo het glasblazen te niet liep, is dit Godshuis en Clooster wederom (Y) aan de Stad gekomen, en benevens andere Geesftelijke goederen, welker corpora binnen de Stad gedichten gelegen waren , van tijd tot tijd bij gedeeltens door de Magiftraat verkocht , blijkelijk uit de (J) Raadfignaten, Schepen-Protocollen, en die van Bezwaar. Het (£) Vergelijk mijne Annal. Noviom. pag. 81. (O Raadf. 30 Scptemi. 1674. 19 Januarii 1687. (.'/) 16 Maart 1712.  C 6+ ) Het gewezen Convent en Kerk der Minderbroeders Obfervanten, nu'sLasds Ammunitie-huis. N A a dat men aan den Paus hadt doen blijken , dat een Clooster van de Orde van St. Franciscus, naar de onderhouding van den ftrengen regel geheten Obfervanten, aan de Gemeente alhier aangenaam zoude wezen, zijn de Fratres Minores de Obfervantid, anders genoemd Minderbroeders, Graauwe Monichen, Bedel -■ Monichen, en Barrevoeters, binnen de Stad gekomen. Het Convent en de Kerk, omvangen met een groot Kerkhof, wierden gedicht inden jaare 1336, zijnde gelegen geweest aan het benedenfte einde der Papengasfe , en van vrijwillige giften en (a) aalmisfen zoodanig voorzien, dat de Conventualen daar van een rijkelijk beftaan hadden. Men vindt, dat een (b) Capittel van Franciscanen in den jaare 1549, O) Raadfign. 4 Septi 1585. ■(/>) Rekening van-den Stads Rentmeester over' '549, 1553, eij 155b'.  ( 65 ) 1553 en "55^ in <-it Convent gehouden is." Bij de verandering van den Godsdicnstwiardt het onder de geïncorporeerde Geestelijke goederen bij de Stad (c) aanvaard; de ledige erven, plaatzen en hoven verkocht; het Convent tot een oude Mannen-Gast' huis gefchikt, en naderhand aan den Raad van State overgelaten om tot een 's Lands(dj Ammunitie- of Wapenhuis gebruikt te worden; zijnde 't zelve thans een groot gebouw, waar in de Krijgs-voorraad geborgen wordt ; de Commis zijn wooning heeft; endeHeeren, jaarlijks uit den Raad van State wordende gecommitteert tot het opneemen en nazien van 's Lands Fortificatiën , geduurende hun verblijf, logeren. Het Kerkhof wordt in Pesttijd meede (e) tof het begraven der aan de Pest geitorvcne gebruikt. Het 00 Raadfign. 3 Juüi 1580. 23 Mai 1581, 26, 28 Jannarii 1603. O?) 17 Mai 1676. 16 Mai 1703, (0 ■ Q Mai 163.(5. ï  C 66 ) Het gewezen Convent en Kerk op den '• Hesfmberg ; thans het ArmenKinderen - Weeshuis. D it Jongvrouwen Convent, het tweede in rang en waardigheid, is in het jaar 1449 op den Hesfenberg, een heüvel aan het westeinde der Stad gelegen, gefticht. Volgens brieven van den Aartsbisfchop van Keulen van den jaare 1450 , 1451 en 1452 waren de Conventualen van de derde Orde van St. Franciscus, bijgenaamd die van Poenitentie, en erkenden oudstijds den Aartsbisfchop voor hunnen Rechter in kerkelijke zaaken en gefchillen. De goederen van dit Clooster wierden met die der andere Geestelijke Corpora in den jaare 1580 geinventarifeert, in 1591 van Stadswegen aanvaard, en een gedeelte van het zelve, in de vorige eeuwe, (d) aan de Diakenen vergund om houkinderen, dat is, arme ouderlooze kinderen, of vreemde (_dj Raadfign. 11 April 1636. e julii 1696,  ( 67 ) de weezen, welkers Ouderen niet bekend waren, te verplegen; 't welk, in orde gebragt zijnde, aan daar toe aangeftelde (Z>) Proviforen en Buitenmoeders wierdt overgegeeven met eene 00 Inftructie of Ordonnantie van Fundatie. Dit 00 Armenkinderen Weeshuis is thans een fchoon en groot gebouw, ftaande onder het bellier van agt Proviforen Regenten en fes Regentesfen, welke, naar voorgaande nominatie van een dubbeld getal, door de Magiftraat worden aangefteld; zijnde het zelve tegenswoordig gefchikt tot opvoeding van arme ouderlooze kinderen, die van geene Burgeren gebooren zijn, en van vreemde weezen. Ook worden in het zelve onderhouden verlatene kinderen en bastarden, geene Ouderen hebbende, onder den naam van (O Vondelingen. De Jongens mogen in (O Raadfign. 9 Januarii 1639. (0 13 Febr. 12 Sepf. 1639. 30 Sept. 1640. (/) 2 Mai 1662. O; 23 April 1651. 3 Aug. 1653. 3 Novemb. 1730. I 2  C 68 ) in het Huis (f) niet verblijven boven Jen ouderdom van twee cn twintig jaaren; noch de Meisjes boven dien van twintig; maar door lichaams gebrek buiten ftaat'zijnde om de kost te winnen, worden zodanigen door Proviforen Regenten in het Huis ge^ houden, of anderzins van alimentatie verzorgd, tot den ouderdom van dertig jaaren. 'De Kerk van dit Convent is ten gebruike van het Genootfchap ter bevordering van Handwerken en Fabrijken. liet verdweenen Clooster en Capel Bethkhem. D -L-'ir. Convent of Zusterenhuis is gcfticht in de vijftiende eeuwe door Margareet Weduwe van Florentius van Meeckeren*. op haren eigendommejijken grond aan den Hesfenberg. Het getal der Geestelijke Maagden was bij de fundatie bepaald op (a) vier (ƒ) Raadfign. 20 Fcbr. 1737. O) Gnedesd. 6td ppt adfeenf. Dni. 1558,  C 69 ) vier; maar Catharhia van Cleve, Gemaalinne van Hertog Arnold , Hertoginne van Gelre en Gulik, begiftigde dit Zusterenhuis op St. Barberen avond des heiligen juffers 1463, ter eere Gods en tot zaligheid haarer ziele, met verfcheide inkomften, flellende het getal der Zusteren op zes, met begeerte, dat het zelve zoude genoemd worden het Zusterhuis te Bethkhem. Hertog Adolph vermeerdérde op dingsdag post converfionis Pauli 1465 het getal tot zeven Zusteren met de eerwaerdige Moeder Regenresfe van het Huis; ftaande het zelve, gelijk de andere Conventen te Nijmegen , onder het Geestelijk Rechtsgebied des Aartsbisfchops van Keulen. In brieven van paulus den II, Paus van Rome, gegeeven te Rome den .... Decemb. 1468, vind ik, dat aan Henrïcus, Abt van Clooster-Camp , het opzicht over dit Convent was toebetrouwd, en dat door Robertus, Aartsbisfchop van Keulen, in den jaare 1469 permisfie was verleend tot het ftichten van eene Capel. De Biegtvader der Maagden wierdt gemeenlijk door den Deken van het Capittel van St. Steven aan-  C 70 ) aangefteld; en, fints de oprichting der nieuwe Bisdommen in Nederland, geraakte Bethlehem onder den Kerkelijke Rechtsdwang van den Bisfchop van Roermonde. Wilhelmus Lindanus oiWtllemvan der Lindt, Bisfchop van Roermonde, hervormde het zelve in den jaare 1586 naar de regelen van den Oudvader Augustïnus. Maar in den jaare 1591 wierden de goederen door de Stad-aanvaard, en aan den Rentmeester des Convents Marienberg, Hesfenberg en St.Agneten, meede bevoolen de (a) adminiftratie van het Clooster Bethlehem. Het verdweenen Convent en Kerk der Nonnen. Het verlooren gaan der ftichtingbrieven verbiedt iets zekers te bepaalen aangaande de oprichting van dit Clooster. Bij brieven van den jaare 1275, alnoch oorfpronglijk op het Raadhuis voorhanden, wordt het zelve gezegd te zijn geweest van de Prae- 60 Raadf. 16 April 1617. 7 Septemb. 1636.  ( 7- ) Praemonfireiter Orde. In opdragten van dc jaaren 1340, 1390, 1415, 1496 enz. vind ik Priorisfa et Moniales Conventus Noviomagen/is Ordinis Praemonflratenfis; in anderen, Conventuaal Juffrouwen en Zusteren des Contents der Praemonfireiter Orde binnen Nijmegen, genaamd Nonnen. Di: Clooster was gelegen tusfchen de Nonnenftraat en de Laagemarkt, uitkoomende in de Priemftraat. Het Praitshof bij de Rofengasfe fchijnt tot dit Clooster behoord te hebben, als een wooning van den Praepofitus et Provifor Monialium Conventus Nonnarum Ordinis Praemonflratenfis, waar van melding wordt gemaakt in brieven van de jaaren 1426 en 1461. Aan den Rector van St. StevensKerk plagt de zorg voor dit Nonnen Cloolter te zijn aanbevoolen. Waarfchijnlijk heeft het zelve oudstijds den Abt van Marienwaerd tot Opzichter erkend, en, te vooren, meede behoord onder het Kerkelijk Rechtsgebied des Aartsbisfchops van Keulen. Reeds in den jaare 1580 befloot de Magiftraat de goederen der Nonnen (a) te aan- («) Raadf. 5, T4, 28 Septemb. 14 Oct. 1580.  C 72 ) aanvaarden, en het Convent en Kerk met de Nonnenhoven aan de Nonnenplaats te verkoopen. Het gewezen Begijnen- Clooster, thans het Borger- Kinderen - Weeshuis. Van den tijd der ftichting van dit Clooftervindt men, onzes wetens, nergenseenige aantekening. Alleenlijk leest men, dat deeze Geestelijke Maagden haare Erven hebben afgeftaan tot een (a) Burgerkinderen-Weeshuis, gelegen ineen ftraat, welke alnoch den naam van Begijnengasje draagt. ' In het jaar 1560 zijn daar over vier (b) Proviforen benoemd, aan welken , op hun (O verzoek, eene Ordonnantie of (d) runda- O) Gnedesdagsb. post circumcif. D„i 1558. (£) . . post circumcif. Dni 1560. Raadf. 22 Aug. 1593. Qc) ^ pM triu,n fc£um I-(;Qt Cd) Raadf.. 20, 27 Januarii 1641.  C 73 ) datie-brief wierdc meedegedeeld; BuitenMoeders zijn 'er in den jaare 1641 toegevoegd. Dit Huis, een groot gebouw, voorzien met bekwaame vertrekken, ruime plaats en tuin, ftaat tegenswoordig onder de beftiering van agt Proviforen Regenten, en fes Regentesfen, welke uit eene nominatie van een dubbeld getal door de Magiftraat worden aangefteld. De Magiftraat heeft in den jaare 1679 ten aanzien der Conftitutie van het zelve goedgevonden, dac geene kinderen daar in zouden worden aangenomen, (e) dan welkers Ouderen, ten tijde van het affterven, werkelijk Burgers en Inwooners deezer Stad zijn geweest; voorts dat aan kinderen, die goederen in het Huis gebragt hebben , haare ingebragte goederen zouden worden overgegeeven, en de opkomsten daar van bij hun genoten, zoo dra zij, of meerderjaarig geworden, of met kennis en goedvinden der Proviforen getrouwd zouden zijn. Wanneer een (ƒ) jongen of meisje, in het Weeshuis opCO Raadf. 29 Octob. 1679. (ƒ} ~ 14 Aug. 1739. K  ( 74 ) opgebragt tot de daar (g) toe gefielde jaaren , zijnde voor een jongen twee en twintig, en voor een meisjp twintig jaaren , door lichaams gebrek buiten ftaac geraakte om de kost te winnen, wordt zoodanig weeskind in het Huis verpleegd, of anderzins van alimentatie verzorgd, tot den ouderdom van dertig jaaren. De kinderen van het Huis gaan half zwart en half rood gekleed (Ji) naar de kleur van het Wapen der Stad. Het verdweenen Convent De Eenigheid. Tm J-,e Zusters van het Cloosterhuis De Eenigheid, tusfchen de Houtftraat en de Markt gelegen, behoorden tot geene Geestelijke Orde, en waren ontflagen van alle geloften buiten die van gehoorzaamheid en kuisheid. De tijd, wanneer het zelve zij ge. GO Raadf. 20 Feb. 1737. (O 8 Maart 1641.  ( 75 ) geftichr., is mij niet gebleken ; de oorfprong waarfchijnlijk te zoeken zijnde in de uiterfte wil van deezen of geen en Godsdienstigen. De Zusters fchijnen genoten te hebben eene vrije wooning, en ettelijke inkomsten, voor verder onderhoud zelve hebbende moeten zorgen. Bij de groote omwenteling van zaaken in den Godsdienst en Regeering is dit Cloosterhuis van Stads wegen aanvaard, en thans tot eene wooning voor den Rector of Conrector der Latijnfche Schooien gefchikt. Het verdiveene Zusterenhuis aan St. Anthonis Kerkhof. Hubert van Vaern liichtte bij St. Anthonis Capel in den jaare 1428, op eigen kosten en tot zaligheid zijner ziele, een Huis voor vier Zusteren van het gemeene leven, bij brieven, verleden des Saturdags na onzer lieve Vrouwendag Nativitatis, en begiftigde het zelve met eenige Renten. Na K 2 de  C ?6 ) de verandering in den Godsdienst, is het Fier Zusterenhuis in gemeene woonhuizen verbouwd. Het gewezen Fraterhuis cn Kerkje, nu de Looyhaven en Bleeken aan de Boddelftraat. D J-'it Huis, of Kweekfchool, heeft zijn aanvang genomen omtrent het jaar 1475, wanneer aan het zelve wierdt opgedragen het Erf van Reinald, Heer van Oij, en eenige nabijgelegene Hoven in de Boddelftraat, wordende in de Charters van dien tijd genoemd Domus Fratrum Gregoriana; ook wel Domus ad Sanctum Gregorium, als fchuilende onder de befcherming van den Oudvader Gregorius. De Fraterheeren waren vrije Geestelijke lieden, (V) gefchikt om de jeugd in de Latijnfche en Griekfche taaien, en in de O) Rekeningen van den Stads Rentmeester over 1552 en 1553,  C 77 ) de beginzelen der Philofophie, te onderwijzen: En het Convent was van een goed aantal van fraaie boeken voorzien, zijnde uit het zelve verfcheiden geleerde Mannen voortgekomen. Reinier van Os, Canonik van St. Stevens Kerk, wordt onder de voornaamfte begunftigers van dit Fraterhuis geteld, waar van Pieter van Os, uit het Fraterhuis van 's Hertogenbosch, eerste Regent geweest is. In den jaare 1591 zijn de goederen en (b) boekerij van dit Convent van Stads wegen aanvaard ; het Erf tot een (c) Looijhaven uitgegeeven; het Kerkje (d) of Capel verkocht enz. wordende de noch overige door den Rentmeester der Geestelijke goederen beftierd, en derzelver revenuen jaarlijks verantwoord. De (£) De gefchreven Boeken van dit en andere Conventen wierden tegens zes Huivers, en de papieren tegens twee ftuivers het pond, aan den Boekverkoper Arent Corneliszen verkogt. Raadf. 8 Febr 1626;. GO Raadf. 10 en 11 Jan. 1593. GO 3 Mai 1620. 19 Mai 1676. 8, 30 Septemb. 6 Octob. 1692.  C 78 ) De verdweene St. Joris Kerk. Onder de Kerken en Conventen, welke de Ingezetenen voor den tijd der hervorminge alhier hadden, vindt men meldinge gemaakt van (V) St. Joris Kerk; zijnde waarfchijnlijk geweest het Kerkje van het Fratren-Convent. Het gewezen Cellebroederen Convent cn Capel; thans het Krankzinnigenhuis. TT J-J-et Cellebroederen Clooster, aan de westzijde der Stad gelegen , fchijnt gefticht te zijn geweest uit de inkomsten van het Huis der Melaatfchen, geftaan hebbende buiten de (a) Ziekerpoort, volgens brieven van den jaare 1414. Naar de regelen van het Convent waren de Cellebroeders gehouden kranken in hunnen nood op te pas- (a) Guedesdb. 10 Octob. 1582. Ca) ___ igy 2c> Juin  ( 79 ) pasfen ; overledenen ter aarde (Z>) te dragen; krankzinnigen, ook wel losfe en ongebonden perfonen, in hunne Cellen op te fluiten, en tegens redelijke betaling te verplegen enz. Na dat dit Clooster met de daar toe gehoorénde goederen en inkomsten in den jaare 1580, en naderhand in 1592, door de Stad was aanvaard, heeft de Magiftraat het gebruik daar van gefchikt (V) tot het inneemen en het verplegen van krankzinnigen , onder het opzicht van (d) twee Proviforen, Leden der Magiftraat. Van de krankzinnigen, die ontblood zijn van middelen van beftaan, worden 'er twee uit de revenuen van het Cellebroederen huis, en de overige, geene Borgeren deezer Stad boven de zestig jaaren oud zijnde, uit de inkomsten der faamen gevoegde Broederfchappen onderhouden. De (è) Guedesdb. 14 Julii 1575. Cf ) Rekening van den Stads Rentmeester over 1592. 0/) Raadf. 14 Novemb. 1632.  C 3o ) De verdweene St. Geertruids Capel. St. Geertruids Capel wierdt in den jaare 1460 gefticht, nabij het oude kerkhof, tot gedachtenis aan de eerste aldaar begravene Christenen , zijnde door de giften van milddaadige menfchen , bijzonderlijk van St. Geertruids Broederfchap, gebragc tot die hoogte, dat men eenen Vicaris daar in konde plaatzen. De opkomiïen deezer Vicarie, benevens die der Capellen op den Burgt, zijn naderhand geadfigneerd tot onderhoud der Predikanten, en de Tertien der Vicarie, in deeze Capel gefundeerd, bekeerd (a) tot betalinge van den Koster in de Walfche Gereformeerde Gemeente. Het Cloosterhof. jtiaereditas Conventus vallis Comitis de Nijencloefter, of het Cloofterhqf, een Erf van het Vrouwen-Clooster V Gravendal, 't welk eer- (O) Raadf. 31 juin I58o< 9 Jm,,arii l6p5<  ( Si ) eertijds voor eene zoogenaamde Refugié aan het Clooster fchijnt verdrekt te hebben, was gelegen nabij de Papengasfe, waar van de verkoop en het transport met de daar toe behoorende leedige plaatzen, (a) op verzoek van de Abtdisfe van NieuwClooster, door de Magiftraat, in den jaare 1661, is toegedaan. Men vindt noch een ander verkocht Erf, het Clooflcrhof genoemd , aan de Boddeldraat, zijnde geweest een gedeelte (Z>) van den Hof en Kerkhof van het Clooster der Obfervanten. Huizen der Jefuiten. N a dat de Jefuiten allengskens waren in* gedopen, en onderdonden Erfgoederen aan zich te verwerven , zijn dezelve, in den jaare 1555, gelast de Stad (a) te verlaten. Na- O) Raadf. 7 Mai 1661. CO 27 Jutji 1664. 2 Febr. 1C66. CO Guedesdagsb. altera circiimc. Dm'. 1555. tyd post Severini 1559. L  C 8. ) Naderhand zijn ze wederom toegelaten (b) tot het prediken voor den gemeenen Volke. Verfcheide Huizen der Jefuiten zijn bij de verandering van den Godsdienst van Stadswegen genaast en verkocht. Het verdiveenen Convent van St. Agnes D e Zusters van dit Clooster, waar van het Corpus in het Schependom aan den Ters gelegen was, leefden naar het voorfchrift van Augustinus, en behoorden oudstijds onder het kerkelijk rechtsgebied van den Aartsbisfchop van Keulen ; daar na van den Bisfchop van Roermonde. Ik heb den tijd, wanneer het zelve gefticht zij, niet kunnen opfpooren. Willem van der Lindt, oïLindanus, Bisfchop van Roermonde, vereenigde dit Convent in den jaare 1587 met Marienburg : zijnde de goederen van het zelve ten tijde der beroerten door de (a~) Stad aanvaard, en daar na gedeeltelijk verkocht. Kerk- CO Gnedesdagsb. Zondag quafi modo getiiti 1572. 00 Raadf. 31 Julii, 5 Sept. 14 Oct. 1580. 29 Decemb. 1624.  ( 83 ) Kerkhuizen der Roomschgezinden. "Wan de vier Statiën, of Roomsch-Catholijke Kerken, binnen deeze Stad, is ééne der Je/uiten, gelegen aan de. Lagemarkt, in welke de dienst door Priesters Ex-Jefidten alnoch wordt waargenomen. De Priesters, die in de drie andere kerken dienst doen, met hunne Socii of Medehelpers , zijn geordend; van welken ééne kerk door Franciscanen of Minderbroeders , en ééne door Augustijnen wordt bediend, beide gelegen aan de Houtftraat. De Dominicanen of Predikheèren hebben ééne kerk in den Jodengasfe ten gebruike. Het verdiveenen Kerkhuis der Remonftranten. In den jaare 1613, 1615 en 1617 wierden dezer Stads Predikanten door de Magiftraat vermaand (a) zich ten aanzien van de ver- fchil- O) Raadf. 21 Julii 1613, 2*28 Mai 1615, 30 Januarii 1617.  C 84 ) fchillen in de kerk te gedragen met alzulke moderatie, dat de vreede en eenigheid onderhouden mogte worden tot voorkoming van fcheuring. Doch, na het ui'fchrijven van de Nationale Sijnode , in den jaare 1618, wierden (b) de Stads Predikanten, Hem kus Lcpflerus, Gcrhardus Livius, en Johannes Coetfius, als de leere van Arminius toegedaan, in hunnen dienst gefchorst; de Vergaderingen (cj der Remonftranten vervolgens geweerd, en die geene , welke dezelve bijgewoond hadden, gebreukt. Na verloop van eenige jaaren verwierven de Remonftranten vrijheid tot het ftichten van een Vergaderplaats, die tot den jaare 1705 door éénen Predikant bediend wierdt, wanneer de Remonflrants gezinde familien, of uitgeftorven, of in den fchoct der Gereformeerde kerke wederom waren overgegaan. In den jaare 1727 befioot de Magiftraat O) Raadf. 8, 9, 15, 20 April % 15, i7 Julii, 2, 5, 6, 28 Aug. 20 Septcmb. 12 Decemb. 1618. (t) , 20, op Junii, 2, 3, 28 Julii, r, 4, 12, 14 Aug. 13 Sept. 1, 12 Novemb. 1626. 4 Januarii 1627.  ( 85 ) ftraat het kerkje, en de effecten van die vervallene Gemeente, als goederen \ die geenen eigenaar hebben, te (d) aanvaarden en te (e) verkoopen. . .. Kerkhuis der Doopsgezinden, cf Mennonitcn. De ftrenge Placaten , die uitkwamen in den jaare 1535 tegens de Herdoopers, veroorzaakten , dat 'er ook tegens de vreedzaame Doopsgezinden of Mennoniten ftrengelijk wierdt gewoedt. Uit Charters van dien tijd blijkt, dat 'er zoodanige alhier door het (V) vuur ter dood gebragt zijn. In den jaare 1655 wierden de Gods'■' • dien- CO Raadf., 29 Aug. 17 Decemb. 1727. (e) Verkoopsvoorwaarden van 27 Octob. 172.7. (a) Getrit Hafepoot wierdt in den jaare 1557, en Johan Block in den jaare 1569, levendig verbrand. Zie mijne aantekening uit de Rekeningen van den Stads Rentmeester over 1557 en J569, in het Bijvoegzel tot de Anna/es en Chronijk van Nijmegen bladz. 14 en 21.  C 86 ) dienftige Vergaderingen der Doopsgezinden alnoch ernftelijk (b) verboden; dan die Raadsbefluit fchijnt niet lang ftand gehouden te hebben : En de Mennoniten kochten in het jaar 1727 de kerk van de vervalle Gemeente der Remonftranten , wordende thans door éénen beroepen Predikant bediend. Te voren gefchiedde zulks door twee Vermaaners, uit het midden der Gemeente daar toe verkooren. Sijnagoge der Jooden. De Jooden genieten volkomen vrijheid van Godsdienst, dien zij in eene welgefchikte Sijnagoge of Vergaderplaats verrichten. Het is een vierkant nieuw gebouw aan het midden der Nonnenftraat in den jaare 1754 gefticht. Aan de zuidzijde der Stad is den Jooden een kerkhof (Y) vergund. O) Raadfign. 13 Junii 1655, 00 7 Fcbr. 16S3.  Bijvoegzel tot vervulling der bladzijde. Brief van Reinoud den I, Cravc van Gelre, f» gefchreven den 28 Octob. 1316aan Richter, Schepenen,. Raad, en Burgeren der Stad Nijmegen, op welke die van Nijmegen , bij refcriptie van den 31 Octob. 1316 , zich hebben ontflagen van den Eed, en het gezag van Graaf Reinoud den I afgezv/ooren. N os reynaldus Comes Gelrie Vobis Judici, Scabinis, Confulibus, totique univerfttati in noviomago intimainus , quod cum nobis hactenus in pluribus rebelles fueritis, nosque- ea pertractatione tractaveritis , qua fcitis , prefeciinus Vobis Reynaldum, noilrum dilectum filium in dominum, abfolvendo Vos , et quitos proclamando ab omni fubjectionis et fidelitatis praeftite debito, quo huc usque nobis adftricti fueritis. Quare vobis diftricte precipimus et manda- mus, C«) Oceze zoo merkwaardige Brief tot opheldering der Gcfchiedenis, cn welke aan Pontanus en andere Historiefchrijvers van Gelderland fchijnt onbekend te zijn geweest, is gevonden bij de ftukken ecner Procedure, door de Stad Nijmegen in de zestiende eeuwe gevoerd tegens de Stad Ven'lo, onder 's llovcs onafg. zanken No. 862. waar van mij doordc g ledbeid van den Hoogvvelgcbooren Heer JV. A. Baron van Spaan tot Iletrdtnjlcin een «Schrift is, meede gedeeld. De Brief van die van Nijmegen aan Graaf Reinoud den I heb ik geplaatst onder de Uandvestèn van Nijmegen lladz. 90.  mus, quatenus eidem filio nofiro fidelitatis juramentum preftetis, flbique tanquam vero domino vefiro in omnibus obedire et intendere curetis et tenemini . reverenter. In quorum teftïmonium vobis mittimus has litteras noflro figillo figillatas, Dat, anno Domini millefimo trecentefimo fexto decimo, in die beato- ■ rum Symonis et Judae Apostolorum.  \- J QUARTIER.LYKE ACADEMIE EN.'' APOSTOLISCHE O F L ATYNSCHE SCHOOL T E   Bladz. 3. De illustre School, en vervalle Quartierlyke Academie. D e Magiftraat van Nijmegen hadt, reeds in den jaare 1647, 00 gedacht om eene illustre School binnen de Stad op te richten. Hier toe verwicrfze , in den jaare 1653, van de Staten des Quarticrs (b) de Quota in het Subfidie , 't welk aan's Lands hooge School te Harderwijk, die geenen opgang maakte, gegeeven wierdt. Men be- O) Raadfign. 12 Mai 164.7. 2, 18 Febr. 1651. 18 Aug. 23 Dec. i653- 4 Januarii, 7, 22, 24, 26 Junii 1654. Allermeest op aanraading van den Sijndicus Lamb. Goris, en van mijnen Oud-Overgrootvader Joh. Smetius. Zie thëo. leo. roukens in Orat. de Acad. Neomag. pag. 7. doch voor de oprichting der illustre School waren die twee groote begunstigers der geleerdheid, in den jaare 1651, overleden. (bj Quartiers Reces 5 Octob. 1653. Raadf. 12 Oct. 1653. 26 Junii 1654. 14 Fcbr. 1655. 25 Aug. 1656. A a  C 4 ) begon het gewezen Hospital der Johanniter Ridder-Orde (c) te fchikken tot ieerzaalen met het geen tot den gewoonen omfiag eencr illustre School wordt vcreischt, en men plaatste de Stads Bibliotheek in een der vertrekken naast het groot Auditorium 00 tot algemeen gebruik. Op het verzoek der Magiftraat wierden tot Curatoren benoemd de Burggraaf Diederik van Weideren wegens de Ridderfchap, en (O Wil. lem Verheijden, Raad der Stad Nijmegen, tvegens de Steden des Quarticrs, en aan dezclven, als Mede-Curatoren , toegevoegd (f) de twee tijdelijke Burgcmeeste- ren. CO Raadf. 23 Decemb. i653. l8 Januarii 1654. Quartiers Ree. 10 Febr. 1654. CO Raadf. 11, 12, 26 Novemb. 1656. CO Qamievs Reces 10 Febr. 1654. Na het overJijden van W. Verheijden is tot Curator aangefteld Pontiaan Singendonck. Quart. Ree. 30 Oct. 1662 in plaats van wijlen P. Singendonck Willem Water. Quart. Ree. 29 April 1669. na den dood van welken' gefuceedeert is Willem van Heuckelom, Quart. Ree. 2 Mai 1670. CO Raadf. 13 icpt. 1654.  C 5 ) ren. Ook zach men al aanftonds uit naarde gclcerdfte Mannen om aan deze nieuw opgerichte Quartierlijke illustre School luifter bij te zetten. Antonius Matthaeus, Profesfor juris aan de Academie te Utrecht, wierdt genoodigd tot het waarneemen van het Ampt van Hoogleeraar in de Rechten; maar dit verzoek was (g) vruchteloos. Men ondertaste daar op Johannes Jacobus Wisfenbachius, Profesfor juris aan de Academie te Franeker; Qi) doch te vergeefs. Georgius Hornius , Hoogleeraar in de Godgeleerdheid cn Geichiedenisfen aan de Academie te Leiden, wierdt meede, eerst door brieven , daar na door eene bezending, aangezocht, om op eene aanzienlijke wedde het Hoogleeraars Ampt alhier te willen aanneemen; (i) Dan Hornius verfchoonde zich met zeer verpligtende uitdrukkingen. Ook was de beroemde Spanhemius daar toe (£) niet over te haaien. Op het aanprijzen van O) Raadf. 6 Julii 1654. (A) 18 Octob. 1654. (0 15 Nov. 6 Dcc. 1654. 4 Febr. 1655, (*) - 18 Oct' 1654.  C 6 ) van den voortreffelijken Letterheld Johannes Ftedericus Gronovius fchreef men aan Tanaquillus Faber, Hoogleeraar te Saumur in Vrankrijk, hem aanbiedende het Hoogleeraars Ampt in de Gefchiedenisfen en welfprekendheid , dan dit was insgelijks (7) van geen gevolg. Men beriep daar op Petrus de Greve, Profesfor juris aan de Academie te Harderwijk, (m) tot Hoogleeraar in de Rechtsgeleerdheid. Ook wierdt Chrifiophorus Wittichius, een man van groote geleerdheid, overgehaald om zijne Profesfie te Duisberg te verhaten, en het Hoogleeraars Ampt in de Godgeleerdheid alhier 00 aan te neemen. Guilielmus Saudan was reeds te vooren benoemd (V) tot Hoogleeraar in de Wijsbegeerte. Op den 3 Mai 1655 wierdt deeze illustre School (/) Raadf. 1 Aug. rr, 12, 23 Sept. 1655. O) 6, 17 Dcc. 1Ö54. 12, 2I Januarii 00 18 Oct. 15 Nov. 1554. 4 Febr. 7 Maart 1655. (0) 6 juL I0 4ug^ ;7j i8 Qcu  C 7 ) School met veel plegtigheid ingewijd. QO Des morgens ten zeven uuren gefchiedde in de groote kerk eene gepaste redenvoering door een der Predikanten, om 's Hemels zegen over dezelve te fmeeken; na het eindigen van welke de Heeren ordinaris Gedeputeerden , de Heeren Curatoren, de Leden van de Magiftraat met de Profesforen, Secretarien en Predikanten in orde naar het Raadhuis gingen. De geheele Burgerije was onder de wapenen, hebbende zich ge- fchaard van den blaauwen Steen naarde Burgtpoort, en zoo voorts door het Kelfkensbosch tot het Belvedère. De Bezetting was meede onder het geweer, zijnde het Voetvolk gefield op de Markt van den blaauwen Steen tot aan de Kerk, en de Ruiterije tegens over het Voetvolk. Ten tien uuren wierdt de toer gemaakt van het Raadhuis door de Burgtpoort tot het einde van het Kelfkensbosch, en van daar wederom door de Burgtftraat langs het Raadhuis naar de groo' C/0 Raadfign. so, a2, 25, 29 April, 2, 6 Mai 1655.  C 8 ) groote Kerk. Voor uit gingen Trompetters, blazende op hunne Trompenen; op dezelve volgden de beide Roeidragers met hunne plegtige mantels en roeden. Toen de Heeren Gedeputeerden des Quartiers; vervolgens de Heeren Curatoren Diederik van Weideren, bekleed met des Burggraafs Covel, en Willem Verheijden, gaande in het midden Chrijlophorus Wittichius, Profesfor in de Theologie, en zijnde gepraecedcerd door den Pedel in een plegtig gewaad, hebbende eenen met zilver beflagen Academifche ftaf in zijne hand: Wijders de tijdelijke Heeren Burgemeestercn Willem van Heuckelom en Anthonis Vos in hunne Covelen , tusfchen hun beiden hebbende Petrus de Greve, Profesfor in de Rechten, en de Helbardiers met hunne mantels en heibarden ter zijden : Voorts volgden de twee oudfte Leden uit den Raad, gaande tusfchen dezelve Guilielmus Soudan, Profesfor in de Philofophie: Eindelijk de overige Leden van de Magiftraat, Sijndicus en Secretarisfen, terzijde hebbende de verdere Stadsbediendens met hunne mantels; de Pre:  C 9 ) Predikanten van de Stad en het Schepen* dom, en de aanzienlijkste Burgeren, gaande twee en twee. Onder deeze plegtighcid wierdt beurtlings op den Tooren gebeijerd, en alle klokken geluid. In de groote Kerk gekomen , en door de Heeren Ordinaris Gedeputeerden , Curatoren en Magiftraat zitting genomen zijnde , wierdt op Trompetten, Waldhorens, Orgel en andere fpeeltuigen gemuficeert, tot dat de Raad-Secretaris het Diploma of Octroij, en de Leges der illustre School in de Latijnfche taal begon te leezen. De Profesforen WitïicMus, de Greve en Soudan deeden vervolgens hunne inaugurale Oratien; na het eindigen van welke de Sijndicus Johan van Someren de Heeren Ordinaris Gedeputeerden, als repraefenterende het Quartier, bedankte voor de gunst en de goede genegenheid aan de Stad bewezen in het toeleggen van het Subfidie. Dit verricht zijnde wierdt de plegtigheid met Muficq befloten, en men keerde uit de Kerk wederom op gelijke wijze naar het Raadhuis. Toen wierdt het Kanon op de wallen, en van hetFortKnodB &n-  ( io ) fenburg, driemaalen gelost, aan zeventig of tagtig perfonen van Stads wegen (?) eene deftige maaltijd gegeeven, en de dag met het oeffenen van allerlei blijken van vreugde geëindigd. De illustre School was naauwlijks tot Hand gebragt, of 2ij wies fterk aan ia ge. tal van Studenten, zoo dat dezelve in het jaar 1656 wierdt veranderd in eene Quartierlijke Academie en Univerfeteit met gelijke voorrechten, als waar meede andere Academiën voorzien mogten wezen, zijnde de Profesforengemagtigd, om, na voorgaande wettig onderzoek, te verleenen titulen aan Doctoren, Licentiaten, Meesters enz. Vervolgens wierd een (;•) Senatut Academicus ingeftelcT, en aan dezelve gegeeven jurisdictie, (f) zoo over burgergerlijke als ftraf baare zaaken; beftaande de Senaat of Academie-Raad uit de Heeren Curatoren, de tijdelijke Burgemeesteren, de 00 Den 7 Mai daar aanvolgende wierden de geimmatriculeerde Studenten plegtig ter maaltijd onthaald. Raadf. 6 Mai 1655. 00 Raadf. 29 Maart 1659.  de Rector Magnificus, en alle de Hoogleeraars. Aan de Studenten wierden dezelve voorrechten en vrijheden van excijnfen (O gegeeven , welke die van andere Academiën hadden, en bij befchrevene rechten aan Hooge Schooien zijn toeërkend. Voorts wierden, om de ongebondenheden der Studenten te beteugelen, verfcheidene wetten gemaakt. O) Men beriep wijders Johannes Sehultingius, een man van ongemeene letterkunde, van de Academie van Duisberg tot Hoogleeraar in de Gefchiedenisfen en Welsprekendheid; Theodorus Cranen in de Wijsbegeerte, en Chrijlianus Otterus in de Wiskunde. O) Ook Helde de Magiftraat den (s) Quartiers Reces 20 Junii 1657. Raadf. 2 Febr. 29 Apr. 1655. 26 Mai 1657. 6 Januarii 1658. (0 Raadf. 21 Febr. 1655. 29 Oct. 10 Dec. 1656. 25 Febr. 16 Maart, 9 Apr. 1657. 27 Sept. 1659. 10 Sept. 3 Oct. 1660. 8 Apr. 1663. (yj —— 12 Sept. 16SS. 5, 19 Febr. 30 April, 30 Julii, 12 Novemb. 1656. Naderhand is Samuel ten-  ( H ) den Stads Geneesheer Emanuel van Mandevilk aan tot Hoogleeraar in de Geneeskunde op eene jaarwedde ten afzonderlijken J*te van de Stad, en Jacobus Uivens tot lector. Parus Jordan wierdt de eerfte aan deeze Academie den g Julii 165Ó tot Doctor in de Rechten («) gepromoveerd, en de gedachtenisfe van deeze eerfte promotie door eenige goude penningen, ieder ter waarde van zes en dertig guldens, daar toe- Tennuuus, Proresfor te geu,ccedeert ia plaats van den overleden Johannes Sehultingius : > hannes Braunius in de plaats van Guilielmus Soudan; Thomas Pels en Johannes Teïjtér in de plaats van Theodorus Tranen; en de wijdvermaarde Cerhardt Noodt aan zijnen leermeester Petrus de Greve toegevoegd, 00 Raadf. 9, ij April, 28 Mai 1656. 26 Mai, 21 Oct. 1657. De brief van' promotie, onder mijberustende, is getekend door Petrus de Greve, Rector Magnificus; D. van IVelderen, Curator; IV. van Heuckekm, Curator; Chriftophorus fFittichius, Theologiae, en Johannes Sehultingius, Historiarum eC eloquentiae Profesfor, en onder het groot Zegel van de Univerfiteit door derzelver Secretaris afgevaardigd.  toe expresfelijk geflagen, vereeuwigd, welke men aan de Heeren Curatoren,. Profesforen en aan den Candidaat vereerde; gelijk ook aan die geenen gefchiedde, die de eerfte in de Medicijnen, en in de Philofophie tot Doctoren gecreëerd wierden. Maar de fchoone bloei deezer Academie was van geen langen duur. In het noodlottig Jaar 1672, na de onderwerping van de Stad aan den Koning van Vrankrijk; doch bijzonderlijk in het Jaar 1674, wanneer het Quartier verklaarde het gewoon Subfidie wederom aan de Academie te Harderwijk, welke op voorfpraak van den Heere Erfftadhouder was herfteld, te zullen verleenen, begon haar verval te naderen. Hier bij kwam de aankomst van zo veele Ambasfadeurs, en andere Gevolmagtigden tot de Vreedchandcling te Nijmegen, met een zeer groot gezelfchap van verfchillenden Landaart in de jaaren 1676, 1677 en 1678: in welk jaar echter Abraham van Senden, een Amfterdammer, de laatfte tot Doctor in de Rechten wierdt gecreëert. Zij ging te  C 14 ) te niet 00 omtrent het Jaar 1679, Gerhard Noodt, de langftovergebleven der Profesforen naar Franeker beroepen en vertrokken zijnde. Alleenlijk wordt de gedachtenis O*) daar van bewaard in een opfchrift boven den ingang van het Academie-gebouw, zijnde thans de Kerk der Walfche hervormde Gemeente. 00 Quantos Ree. 15 Mai 1078. Raadf. , Febr 1675. 23 Januarii i6?7. 90ct. 9Dee. 1678. 2% Mai 1679. Ook verweigerde het Hof Provinciaal admisfie tot het postuleren voor den Hove aan Advocaten te Nijmegen gepromoveerd. 00 In het jaar 175Ö vondt de Magiftraat goed de illustre School te herftellen, doch dierefolutie wierdr m den jaare 1757 vernietigd. Raadf. 22 Sept. i7<6 13, 27 Julii, 5, 6 Aug. i757. Ds  C 15 ) De Apostolifche of Latijnfche School. X)e oudfte Inwooners deezes Lands verftonden (V) noch leezen, noch fchrijven. In de eerste eeuw der gemeene tijdrekening, na de overkomst van eenige Romeinfche Keurbenden herwaards, bijzonderlijk door het langduurig verblijf alhier van de legio x GEuina, of de ingelijfde tiende Keurbende , begon men door de verkeering met Romeinen in het een en ander onderwezen te worden. Doch de lust tot wetenfchappen en geleerdheid wierdt door de invallen der Franken, Saliers, Quaden en andere Alemannifche en Noordfche onbefchaafde Volken in de vijfde, en volgende eeuwen , uitgebluscht, en begon niet voor de vijftiende eeuw, dat is, na het jaar 1400, te herleeven, de fraaije letteren den tijd van omtrent duizend jaaren gekwijnd hebbende. Nochtans fchijnen er Schooien, ten tijde van het gebied der Frankifche Koningen en Kei- ze- (a) Tacitus de morib. Getman. cap. ip.  zeren, teNljmegen geweest te zijn. Bruno, die naderhand den Pausfelijken Stoel in den jaare 996 heeft beklommen, onder den naam van gregorius den V, (J>) was te Nijmegen in de gronden der geleerdheid onderwezen, uitwijzens'zijn Graffchrift in de St. Pieters Kerk te Rome. Voor de hervorming waren 'er verfcheidene Schooien in de Cloosters, in welke de Jeugd in de Latijnfche en Griekfche taaien onderwezen wierdt. De tegenswoordige Latijnfche School , ftaande aan de zuidzijde over de groote Kerk, wel eer de wooning van den Plebaan of. Rector der Parochiale Kerk, is in den beginne der zestiende eeuwe door het Capittel van de Kerk der (c) Apostelen te Keulen, Patronen van St. Stevens Kerk, bekwaam gemaakt tot een Capittelhuis, in het welk meede veeltijds de Ampten en Gilden, wanneer over eenigerhande Stadszaaken moest worden geraadpleegd, vergaderden i C-0 Zie mijne Annales Noviomag. pag. 53. CO De naam van Schola ApoUolica is hier van ontleend,  C 17 ) den; zijnde daar na, in den jaare 1544, gefchikt ter onderwijzing van de Jeugd in de LatijnCche en Griekfche taaien, benevens andere voorbereidende wetenfchappen. Het is een breed en deftig gebouw, voormaals pronkende met een fpits Torentje, 'c welk voor eenige jaaren is afgebrooken; van buiten verfierd .met de beelden der twaalf -Apostelen , Engelen en Kerkleeraars , die nochtans bij de beeldftorming in den jaare i5<56 veel geleeden hebben. Boven den ingang is het laatste Oordeel uitgehouwen, en langs de voorgevel leest men de tien geboden in elf Latijnfche verfen. De School is in vijf Clasfen verdeeld, ftaande onder het onmiddelijk beftier van eenen Rector, eenen Conrector, en twee Praeceptoren. Tot Scholarchen of Curatoren zijn vijf Leden uit de Magiftraat benoemd, ten overftaan van welken de Letterjeugd tweemaal des jaars wordt onderzocht, cn na het eindigen der gewoone vacantien, volgens verdiensten, 't zij met of zonder praemien, uit de laagere tot de C  C 18 ) hoogere Clasfen 00 bevorderd. De Latijnfche redenvoeringen van zuiken , die bekwaam verklaard worden tot de Academiën over te gaan, en de uitdeelingen der prijzen, ter belooninge van naarftigheid, en tot opwekking van den onderlingen naarijver, gefchiedcn met veel plegtigheid. Ook is 'er een Schrijfmeester en een Zangmeester, die de Jeugd der laagfte Clasfen in de fchrijf- en zang-kunst f» onderwijzen. 00 Verfcheide Ordonnantiën zijn van tijd tot tijd omtrent de Latijnfche Schooi gearresteerd, te vinden in de Raadf. i Maart 1643. 8 Aug. 28 Sept. 1645. 19 Maart 1648. 8 Januarii 1652. 12 April 1654. 6 Mai 1660. 23 Aug. 1724. 9 Julii 1728. 30 Ja imarii 1737. 5 Maart 1739. (0 Raadf. 30 Januarii, 27 Novemb. 1737. 15 Oct. 1738. Ce-  C 19 ) Geleerde Nijmegenaars. ■ XJ^ir. de gemelde Schooien zijn zeer veele geleerde en vermaarde Mannen in alle wctenfchappen voortgekomen. Onder de beruchtften inde vijftiende, en in het begin der volgende eeuwe, telt men Wilhelmus Berchemius , en Gerhardus Geldenhaurius. Van Berchem is de eerste Gelderfche Gefchichtfehrijver met naame bekend. Hij was Protonotaris en Canonik van St. Stevens Kerk, en fchreef in den jaare 1466' een Compendium Chronicorum Gelriae. Geldenhaur of Geldenhouwer voert den bijïfaam van Novi&magus naar de Stad , waar uit hij in den jaare 148a gefprotenwas. Hij wierdt beroepen aan het Hof van Oostenrijk tot het onderwijs van den Aartshertog Carel; ook tot Capellaan van Philips van Burgundien, Bisfchop van Utrecht, wiens leven hij befchreven heeft. Ter opheldering van de oudfte Gefchiedenisfen deezes Lands kan zijne Historia Batavica, en zijne Befchrijving van liet Eiland der Batavieren . vee-  C 20 ) verftrekken. Engelberm Cultificls, of Mesmaker, naderhand Prior in het Clooster der Dominicanen te Zwolle, was te Nijmegen geboren. Zijne Epistola declaratoria privilegiorum Fratrnm Ordinum mendicantium , en zijne Epistola de Simonid vitandd, zijn de eerste Boeken , die na de uitvinding der Drukkunst te Nijmegen zijn gedrukt in het jaar H?9 in folio (a) bij Joh. de Westphalia. Johannes Noviomagus en Rudolphus de Noviomago, van de Orde der Dominicanen, die zijne pen aan het befchrijvèn van het leven van Albertus Magnus, Bisfchop van Regensburg, en de inwijmg van St. Stevens Kerk alhier, ten kosten gelegd, en te 00 In de ungeftrekte en zeer zeldzaame Bibliotheek van den Hcere Jaeob Fis/er in 's Hagè heb ik gezien een Exemplaar deezer ftukken in 1479 te Nijmegen in quarto uitgekomen, zonder bijvoeging van den naam van den Drukker: doch vólgens het"formaat der. letters niet gedrakt bij Joh. de IVestphalid. In het jaar 1481 is ook, zonder des Drukkers naam tc Nijmegen in folie gedrukt Albertus Magnus de ™* ** {™™rtalitateanimae. Zie mijne Atsnales tVovdomag. pag. 143.  C *! ') te Keulen in den jaare 1490 toeft uitgegeeven, zijn te Nijmegen ter waereld gekomen. Petrus Faber is ook te Nijmegen geboren omtrent het jaat 1479 : Hij wierdt Doctor in de Godgeleerdheid te Parijs > en door de Orde der Dominicanen in de Nederlanden naar Rome gezonden, daar hij in 1525 geftorvcn is. Theodoricns Bornius-, cn Johannes Henricius Batavus, beide Nijmegenaars, hebben zich, de eerste in de Godgeleerdheid, de ander in de Wijsbegeerte, vermaard gemaakt. Johannes Falcoburgins of van Valkenburg, een Oudheidkundige , eh Gerhaidus Falsoburgius, bekend door zijne aanmerkingen op Noimi Dionyfiaca, en andere Griekfche Schrijvers, moeten onder de beroemde Nijmegenaars gerekend worden. Egbert van Tricht, Broeder van Gregorii Orde binnen Doesburg, ter tijde van Hertog Carel van Egmond, en Arnoli van Tricht, die te Keulen in 1569 uitgegecven heeft Prima adolescentiae Progymnasmata, zijn geboortig van Nijmegen. Paulus Noviomagus, D octor in de Godgeleerdheid, cn Antonius a  ( 22 ; a Konincftein, Prior in het Convent der Obfervanten, die behalven andere ftukken gefchreven heeft Concordantias Bibliorum, cn een Commentarius in Epistolam Pauli ad Romanos, waren Nijmegenaars. Petrus Canijius, alhier geboren in 1521, munt uit onder de Godgeleerden. Na geleeraard te hebben aan de Academiën te Rome, in Sicilien, Zwitzerland en Duitschland, is hij Capellaan geweest van Keifer Ferdinand, en Primus Provincialis van zijne Orde in Duitschland , door den Stichter derzelve Ignatius Loijola daar toe benoemd ; ook Lid van de Kerkvergadering te Trente. Men heeft van hem meenigvuldige Godgeleerde werken. Henricus Canijius, Hoogleeraar in de Rechten te Ingolftad, en Jacobus Canijius, die ten tijde van Carel van Egmond, Willem van Cleve en Keifer Carel den V, als Hertog van Gelderland , eenen grooten roem door zijne ftaatkunde verworven heeft, waren ook uit Nijmegen van geboorte. De Stadt heeft wijders voortgebragt Franciscus a Craneveld, Penfionaris te Brugge, naderhand Raadsheer in  ( *3 ) in den hoogen Raad te Mechelen in 1522. Hij heeft de werken van verfcheidene Griekfche Schrijvers in het Latijn vertaald. Arnoldus Nijlen, van de Orde der Dominicanen, bekend door zijnen Commentarius de Sacramentis, en door zijne benoeming töt Bisfchop te Groningen in den jaare 1589, was insgelijks uit Nijmegen gefproten. Bij hem mag men voegen Bernardus Sellius, en Daniël Santbechus, een wis • kundige, die te Bazel in 1561 in het licht gegeeven heeft Problematum AJlronomicorum et Geometrkorum fectiones. Van den eerstgenoemden heeft men Problemata ex utriusque Testamenti historiis defumta, te Leiden gedrukt 1593. Godefridus Driellius, een Godgeleerde , Schrijver van de Defenjio Rofarii, te Wurtzburg in 1588, en Gerardus de Jode, een Wiskundige, die te Antwerpen in 1580 heeft doen drukken Speculum Orbis , zijn beide te Nijmegen ter waereld gekomen. Ook moeten onder de beroemde Nijmegenaars gehouden worden Wilhelmus Fabricius, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid eh Wijsbegeerte te Leuven,  C H ) yen, mitsgaders Cenfor librorum in 1594. Hermannus ab Hortenberg, Bisfchop van Arras; Jacobus van Triest, Rector in het Juridisch Collegie te Keulen in 1598 ; Guilielmus Gentius, Raadsheer in het Hof van Braband in 1579, die Adagia e jure civili te Parijs heeft uitgegeeven,, en Theodorus van Wees, die zich te Keulen heeft beroemd gemaakt. Op Gerhardus Bitfaeus of Buijs, Canonik van het Capittel vanSt. Victor te Sancten, leermeester van Johan Wilhelm, Hertog van Cleef en Berg, die te Keulen in 1572 heeft gefchreven Catechismum ad Senatum Neomagenfem, roemt Nijmegen als haaren kweekeling. Zijne Broeders Johannes Bufaeus, in 1563 Doctor in de Godgeleerdheid te Rome, naderhand Hoogleeraar te Maints, en Petrus Bitfaeus, Hoogleeraar te Weenen, waren geboren Nijmegenaars. Voorts beroemt zich Nijmegen in haaren fchoot ontfangen te hebben den fchranderen Johannes Bronckhorfiius, Hoogleeraar in de Rechten te Roftok in 1560. Hij was Vader van den geleerden E verhard van Bronckhorst, nader-  C 25 ) derhand Profesfor Juris aan de Academie te Leiden. Johannes Smetius a Kettenis , lchoon te Aken geboren, en wel eer Hoogleeraar in de Wijsbegeerte aan de Academie te Sedan, heeft te Nijmegen den meelton tijd zijnes levens doorgebragt. Na de ontzetting der Remonftrants- gezinde Predikanten , wierdt hij , tot het bekleeden van den Predikdienst alhier in den jaare 1618 uit Vrankrijk beroepen, en, onaangezien de herhaalde aanzoeken tot het aanneemen van het Hoogleeraars Ampt in de Godgeleerdheid en in de Wijsbegeerte aan verfcheide Academiën, door de Magiftraat bewogen te Nijmegen te verblijven De Stad heeft veel aan hem te danken. Hij fchreef het doorwrocht werk Oppidum Balavorum. Zijn Zoon Johannes Smetius, te Nijmegen geboren , bekleedde insgelijks aldaar den Predikdienst. Van hem heeft men de uitgave der Jntiquitates Noviomagenfes, der SijnodaJe Ordonnantiën en Refolutien, en der Chronijk van de Oude Stad der Batavieren. De geleerde Jefuiten Paukt van den Bergh, Petrus Roest, JohanD nes )  C 26 ) nes Jordanaeus, Capellaan bij den Bisfchop van Munster; Justus Meierus, Hoogleeraar in de Rechtsgeleerdheid te Straatsburg; en Laurentius Uivens, Rector in het jefuiten-Collegie te Antwerpen, waren Nijmegenaars. Op Gerhard Noodt, Hoogleeraar in de Rechten aan de Academie te Leiden , aan wiens geleerdheid men zo zeer verpligt is, draagt Nijmegen, als haaren inboorling, grooten roem; en de voortreffelijke Wetgeleerde Antonius Schultin* gius, meede Hoogleeraar aan de voorfchreve Academie, is binnen de muuren van Nijmegen geboren. Onder de Rechtsgeleerden hebben uitgemunt Jtfhan Bors , Willem Water, Willem Roukens , enz. Ook zijn geduurende deeze eeuwe Cornelius Valcrius Vonck, en andere Mannen van verdiensten en geleerdheid, (b) te Nij- me- (]>~) De levens bijzonderheden van eenige deezer geleerde Nijmegenaaren zijn te vinden bij vossirs de Hifi. Latin. lib: III. cap. 6. melchior adamus in vitis Jurisconfulter. valerius andreas desseljus in Bib!. Belgic. p. bayle in Dia. Hifi. ct Ctït. ï. WM»  C 27 ) inegen geboren, en aldaar in de Latijnfche en Griekfche talen en andere wetenfchappen onderwezen geworden. p. wf.Ricmus in Orat. in laud. Smctii. joh. franc, foppens in Bibl. Belg. casp. burmannus in Traj. eind. joh. barbeyracius in vitd G.lVoodtii. theo. leon. ROUKEns in Orat. in laud.G.Noodtii. j. arntZCNius in Orat. de opt. jur. Rom. Antec. forma in Ger. Noodtio fpectata. en in het Onomasticum litterarium van den wijdvermaarden Heere christoph. saxius Parte Hl. 59, 174, 191, 305, 447, 540. et Anal. 620, 633, 653, 657. Parte IF. 54, 438. Parte F. 90, 220, 410 Anal. 600,