VERKLAARINGEN DER KORTE STELLINGEN VAN HERMAN BOERH AAVEj In zyn Ed. Leeven Hoogleer aar in de Medicyne, in de Academie te Leyden^ &c. OVER DE KENNIS EN GENEEZING DER ZIEKTE NS. Q E RA RD B A R 0°N°van S W IETE N', Raad en Eerfte Lyf-Arts van Haare KeizcrlykeMajefleiten, tës. Uit het Latyn Vertaald. DOOR B. J Ü R " R N S, Med. Do&. vyfde deel > tweede stuk* Te AMSTERDAM, $y . E. j. tan TBTKOODE, Baekvwkooper. m d c c x c i,   $. 1445» DE VENÜSSMET. 8or dat het lichaam door de voedingswyze, de kwyling, het zweet enz., vermagere: want als het vet van het lichaam bynagefmolten zynde, en uitgedreeven , word het venu>gif, nu van de band bevryd, uit het lichaam verblazen, en de gezondheid komt wederom, waar uit het gevoelen van Boerhaave fterk fchijnt bevestigt te worden. Wanneer de befmetting van de venusziekte eenig deel bezet, bezet zy, ten zy men terftond krachtdadige hulp aanbrengt, al aangroeijende de nabuurige deelen \ en, offchoon zy zich meestentyds in den beginne uitwendig door die tekenen te kennen geeft, welke in't vorige Hoofddeelopgenoemt zyn, isheteventwel altyd te vreezen ^ dat zy de fluipende, vroeg of laat de bin» nenfte deelen bezette, en dus de allerergfte, en byna ongeneeslyke kwaaien voortbrengen; wanneer zy dezelve bezet. De lippen, het tandvleesch, het verhemelte, de tong, 'de keel, de neus. Alle deeze deelen hebben geen dikke huid en zyn met een flymachtig vlies bedekt, waarop het enkel velletje legd, dat talryke zenuwachtige tepeltjcns, uit het flymachtig vlies voortfpruïtende, befchërmt. Zo het venusgif in zich het taaije, flymachtige, vette, in duizend plooijeny rimpels,. bogten, gewonden vlies, zal vertoont hebben, is het te over bekend, hoe moeilyk het is het zelve daar- uit te wikkelen ; aangezien dit vlies altyd aan de lugt blootgefteld is , waarom terftond krachtdadige hulp zal moeten gebruikt worden, maar dit vlies dekt de beenderen van het verhemelte, van de neus, het kouter been, het zeef been, de fpongieufe beenderen, de nagel, het platte been, de beenkasfen; het bekleed de boezemhollen der kaakbeenderen , de tengere uitfteekzels van het wiggebeen , deszelfs holligheden onder het zadelbeen, en de holle boezems in het voorhoofdbeen (g); zo dit vlies nu van een venuszweer was uitgeè'eten , wordt tg) In prsefatione Aphrodjfiacit yYFDE Deel. Iiiii i  8o2 D E V E N U S S M E T. §.1445. word het onderleggende been noptwendig bedurven, dewyl het dun en plaatachtig is , en kan op geenerhande wyze behouden worden, maar de beenëting die het zelve bezet, gaat tot de.naatoe waar meede dit beentje aan de nabuurige deelen gehegt if en zal ofte geheel bedurven op eenmaal, of by bedurven ftnkken en brokken uitvallen, want het beenvlies vernietigd zynde fterven deeze beentjens, verrotten, en worden opgeëeten. Het kouterbeen dusdanig aangetast zynde, zal de neus nederyinken en het van te voren fraaije aarcgezigt, word mismaakt $ de neusbeenderen dus aangevallen , word de neus affchuuwlyk niat- de kraakbeenderen van de neus op deeze wyze vernielt zvnd'e blvven de neusgaten tot een leelyk fchouwfpel geduurig cMoen en geeven door de fnot, welke de ellendige niet meer kunnen uitfnuiten, te laaten loopen , een allerleelykst aanzien. 70 het voorhangzel van het verhemelte, geheel of ten deele uitJeëeten de hufg vernielt is, komt de fpys en drank , wanneer fy door'gefiokt word, langs de neusgaten wederom , het geene een affchuuwlyk gezigt geeft, de ftem blyft geduurende het geheeleleevencWffehde, en geeft aan een ieder te kennen, wat leelvke ziekte de ellendige heeft gehad, ik heb het agterfte vlies win het keelgat zodanig van een zweer uitgeknaagt gezien , dat zich de naakte wervelbeenderen , maar reeds allerellendigst uitgeknaagt voor't gezigt vertoonden . . Maar hoe wel in zodanige gevallen het overige van het lichaam door een bekwame geneeswyze , van de venusziekte verlost word zal eventwel geduurende het geheele leven een ongeneeslvke mismaaktheid overig blyven. daarom heeft Boerhaave zeer iel o-ewaarfchouwt (£) : die niet meer wil beloven als de kunst wenste zal ml zorg dragenydel tepoggen, wanneer hy het firnkendc,lerrotte, garjïige, waterig bloed in groot e menigte ziet uïlnuHen of het agterfle van de keel, het voorhangzel, de amandelen, het dikke vlies van het verhemelte door zweer en, even eens 0i) In Prsfatione Aphrodifiaci.  j.1445* D E VENUSSMET. 803 als fpek, ziet afweiden, maar alles goeds met vlyt te werk /lellende, niets verzuimende, verfcheide middelen beproevende , inttisfchen altyd over het einde bezorgt, in de' voorzegging voorzicht tig, zal hy veiliglyk. de,zivetfers, dis intusjchen himne zieken él* lendig maaken, uitlaggen.- die keelzweeren moeten wel onder-, fcheiden worden, op dat men fomtyds niet*met andere kwaaien van de keel verward worde, van te voren, wanneer wy over dc kwaade keel gefproken hebben, heb ik gcwaarfchouwt, dat, na een kleine voorafgegane kooits, die eenige uuren opgehouden heeft, de keel zeer doet, en op deeze of op geene plaats binnen in de mond, zich een witte vlak vertoont; welke ook.fomtyds geelachtig word; welkers randen zeer rood zyn, enfcherpe pyn doen gevoelen, zo deeze vlakken verzuimt, worden, kruipen zy voort, 'er komt een Hinkende adem uit de mond, en de aangetaste deelen worden fomtyds vry diep uitgeknaagt : zy komen dikwils in de fcheurbuik voor, gelyk ook in de kinderen, en zyn nietmoeilyk tegeneezen, zo men by tyds hulp te werk ftelle. zy worden nochtans ligtelyk onderfcheiden door die roode pynlyke rand, en dat zy ligtelyk voor de geneesmiddelen wyken , zo dat de plaats vry fchielyk word gezuivert; maar het tegendeel heeft plaats in de venuskwaalen; gelyk in 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest, die fpek couleur, die in de venuszweeren van de keel en de.mond van binnen' p'aats heeft, zal een genoegzame zekere kennis voor de Geneesheer zyn, die deeze kwalen maar eens aandagtiglyk heeft befchouwt. Fa'fopius (i), deeze venuszweeren , welke hy zonder korst noemt, befchryvende, zegd: de couleur is in 't midden wit , van rondom is de couleur als van gezoute varkens vleesch, en kan niet uitgelegd zvorden , want zy is niet rood, niet zvit en niet bleek; maar fnyd een ham midden door, zodanig is de couleur van de zweer en zonder korst, en zy vertoonen zich dusdanig onder het verhemelte enz.; die venuszweeren kruipen op deeze plaatfen meer in de breedte voort, als in de diepte, daarom weiden zy agtervolgens de nabuurige dee- (£) Aphrodifiac. pag. 8a4» Iiiii %  804 DE.VENUSS M E T. S-i44o. deelen af, en 'er volgen alleraffchuuwlykfte kwaaien, in het lyk van een zeer oud man, reeds zeer veele jaaren van de venusziekte aangetast, zo dat hy naauwlyks konde verftaan worden, wanneer hy fprak, heeft de zeervermaarde Motgagni het volgende gevonden (k): de huig, zvaar aan een gedeelte ontbrak, het bovenfte agtergedeelte van de tong, en de aan het zelve door de banden gehegte "kraakbeen fir oplap, waren zadanig gelidteekent, dat zy niet meer konden, en dus eindigde dat kraakebeen, ongelykelyk te zamengetrokken, byna in een driehoek, veel meer naar dat van een hond, als van een menschgelykende, zelfs verfpreide zich het gebrek over het overige van het frottenhooft, en de hier digt by geleege fiam van de longpyp, en een van de fpleetmakende kraakebeeneu was als verrekt, niet in dezelfde lyn : maar binnen in de longpyp, waren als ongelyke en groot e vleezige uitfteekzels enz. hierom verwonderen wy ons niet, dat de fpraak moeilyk, en alleronaangenaamst blyft, na de zweerender keel. maar zo de affchuuwlyke kwaal langs de longpyp voortkruipt, volgd 'er fomtyds een ongeneeslyke benaauwde ademhaling op; welke volgende, vermaant ons Fallopius (/), dat de ziekte ongeneeslyk is: gy zult de zieke met een benaauwde borst niet kwellen, om dat gy hem niet zult geneszen; de in zyne kunst vermaarde Petit (m), heeft de longpyp van de venusziekte uitgeknaagt gezien, en ge^ lukkiglyk geneezen, na dat de kraakebeenige ring van de andere gezonde deelen afgezondert, ter langte van vier of vyf linica was uitgevallen, een gat agterhtende, kdaar men een vinger in konde fteeken. Hetblykt ligtelyk, dat de venusziekte, wanneer zy de ftrot en de longpyp bezet, als langs een fchninfe weg in de long kan komen, ik heb zelfs in een verouderde venusziekte , een lange rib gezwollen gezien , bezet met een venusknobbel, welke in korten tyd tot een lelyke zweer ontaarde, en agter de reeds opge- 00 de Sedibus & Cauf. Morb. &c. Tom. II. pag. 198. (7) Aphrodifiac. pag.: 8r. 782. £«0 Academ. Royale de Chirurg. Tom. I. pag. 348. &(V  §.1445. DE VENÜSSMET, 805 geëeten wordende rib voortkruipende, de binnenfte deelen van de borst met een doodelyke uitgang, befmet heeft, de in bet Hoofddeel van de Teer mg zo menigmaal gepreezen Bonnet (n\ heeft gezegd: twee maal heb ik het vergif van de indiaanfche ziekte tn de holligheid van de-borst zien vloei jen , terwyl de menigte van flaande tekenen zich flil hielden, van welke d- venusziekte verzeld gaat, maar de teering nam met zvoede de plaats m; waar door de aamborftigheid', een zeer lelyke flanken een byna volkome vernieling van de long, door de verrotting, bet geene uit de beide geopende lyken blykt. maar in de zaadloop die niet kwaadaanig is , en in de wederhoude vloed van de vrouwen, heeft hy eenige maaien waargenomen, dat, wanneeteen Jcbcrpdrukkende hoest, en oppropping der lugtvatjms gevolgd zyn, zo dra de verplaat ft e flof de dikte bekomen had om uitgedreven te worden, en de hoest eenigermate geftilt was, de voortvloeijmg heeft opgehouden (0). zekerlyk volgd op de verouderde venusziekte dikwils een ongeneeslyke teering, welke ook fomtyds aan de herhaalde kwyling kan toegefchreven worden, wanneer zy onvoorzigtiglyk gebruikt word , vooral in lichamen , van een tenger geitel, en die uit haare eigen gefteldheid tot de bloeoTpuwing, en de daar uit volgende teering geneio-t zvn men zie hier over het geene dat N°. 1. §. u98. is gezegd geweest, maar aangezien de teering uit haare inborst een ziekte is moeilyk te geneezen, blykt het, hoe klein de hoop is, wanneer de venusziekte zich by deeze ziekte vervoegd, ook heeft Antonius Mufa Brafavolus aangetekent (p), dat een klein wondje, dat anderfints binnen vier-en-twintig uuren geheet zoude geweest zyn, naauwlyks binnen veertig dagen heeft kunnen geneezen worden, in die geene, die de venusziekte hadden gehad, ja hy neemt voor een algemeene vaste flelregel, het geene volgd: zo veele als van deeze kwaalkwalyk zyn («) Tabid. Theatr. pag. 35. O) Ibidem. ^ QO Aphrodifiac. pag. 729. Iiiii 3 I* :  8o6 DE VENUSSMET. behandeld geweest, en nochtans gezond xyn gezvorden, zal altyd die ziekte, waarin zy vervallen, van wat foort die ook zy, in die geene heviger zvorden, als zy zoude ge weest zyn in iemand die de venusziekte niet had gehad. £)e hersfenen. De venusziekte, offchoon zy byna alle de deelen van het lichaam fomtyds bezet, valt nochtans de bovenile deelen het meest aan : dit leeren ons de puistjens van het aangezigt zo menigmaal voorkomende, de zweeren van de keel, de neus enz.: maar dewyl, de vliezen die deeze deelen bedekken , uitgeknaagt zynde, de tedere beenderen van deeze deelen befmet worden, zet zich de kwaal voort tot de overige beenderen van het bekkeneel; waar door ook de hersfenen, in het zelve gefloten, zeer leelyk worden aangetast, en 'er verfcheide ziektens van het hoofd op volgen, men neemt menigmaal in de verouderde venusfmet waar, dat de hersfenen door een ligte duizeligheid, tot een dodelyke beroerte toe, gekwetst worden: ik heb een allerergfte vallende ziekte, blindheid, doofheid enz., in een verouderde venusziekte gezien; welke, gelyk $.1454. gezegd worden, als dan gewoonlyk de middenfte beenderen , voornamentlyk in het bekkeneel, bezet, 'er kunnen venusknobbels.en beenige uitwasfen in het inwendige gedeelte van het beene bekkeneel ontftaan, welke door de hersfenen te drukken , alle deszelfs werkingen verftoren: de hersfen tafel uitgeknaagt en bedurven zynde, ftort fomtyds, een zeer verrot waterig bloed, ik heb een geheele regter opperhoofds been dus verteert gezien , met een ondraaglyke flank, daarom worden de hardnekkige hoofdpynen zo verdagt gehouden in de venusziekte, welke Éotal (q) in een man waarnemende, die reeds geduurende eenige maanden,, door allerhevigfte fmerten, omtrent het voorhoofd en de flaapen van het hoofd, flaapeloozenagten overgebragt had, door eenige brandmiddelen een uitgang heeft willen maaken voor de kwaal, die de beenderen knaagde: de zieke wilde hier aan zynetoeftem- ming {3) Aptuodifiac. pag. 884-  §. 1445. DE VENUSSMET. 8o/ ming niet geeven: de oogen hebben haar ligt beginnen te verliezen, wanneer hy als muggen voor de oogen zag vliegen , en als fpinnekopswebben; en allengskens wierd hy geheel blind : de zieke verfchrikt, heeft toegeftaan om een brandmiddel aan 't voorhoofd te gebruiken , ter plaatfe waar de meefte pyn was ; maar hy heeft niet willen toeftaan dat de plaats open zoude gehouden worden, welke wanneer de korst afviel, van zelf een lidteeken vormde, omtrent veertig dagen naderhand is hy gefturven : men heeft het bekkeneel, in de nabyheid van de kroon enpylnaad, verft urven en verrot gevonden ter grootte van een kroonftuk; en het bekkeneel terftond met een zaag geopend, is 'er overvloedig waterig bloed, dat verrot was , ge ly ken de naar water dat met fchoorfteen roet en fajfraan overftort was , uitgevloeit, zo langs de opening van het been, als langs de ooren en de neus , de vliezen die regt tot het aangedane been liepen, waren verrot, maar noch geheel; welke doer het aanraken gemakkelyk braken : ook waren de hersfenen en de gezigt-zenuzven bedurven: maar de overige ingewanden waren in haar geheel. De lever. Het is bekend , dat men de lever eertyds voor een bloedmakend ingewand gehouden heeft : want aangezien behalve de poortader, ook de aanmerklyke tak van de opklimmende holle ader door de lever na het hart ging, en de aders van de gylmaakende ingewanden te zamen liepen in de poortader, geloofde men gewoonlyk, dat de gyl door de maag en fcheilvaten in de lever gevoerd worden , en dat zy door de kracht van dit ingewand in bloed verandert, dat tot het gebruik van het geheele lichaam moet dienen ; maar na dat de omloop van het bloed is bewezen geweest, en de wegen naauwkeuriger zyn bekend geweest, langs welke de gyl in het bloed komt, heeft men de lever deeze magt ontkend, ja Bartholimts heeft voor dezelve, als dood en begraven zynde, een graffchrift gemaakt, hierom is het niet te verwonderen, dat de Geneesheeren , die gefchreeven hebben , wanneer de venusziekte zich in Europa vertoonde, de toevallen van de ziekte, die zich in 't overige van het lichaam vertoonden, aan de lever  8o8 DE VENUSSMET, $•'445- ver, door de venusziekte gekwetst, hebben toegefchreven. hierom vind men aangaande de losmaking van de aaneen houding in de lever, over de verfcheide ongefteldheid van dit ingewand, volgens de vier gefteldheden afgeleid, lange en verdrietige verhandelingen, maar de geneezing van deeze lelyke kwaal wierdvoornamentlyk door onderfcheide dranken en veranderende fyroopen beproeft, op dat de ftoffe door deeze gereed en beweegbaar gemaakt, daar na met gemak, door het braaken, de afgang, het zweetenenz.; zou kunnen ontlast worden, zy waren tevens zeer omflagtig in te zamengeftelde voorfchriften van geneesmiddelen te verzamelen, welke van een ander foortin bloedryke als in flymzugtige, van een ander foort in galachtige als in zwartgallige moesten zyn. fommige maakten een zamenftel van deeze gefteldheden met elkander , en leidden daar een nieuwe geneeswyze van af, en dus maakten zy een overgroote vermenging van voorfchriften , tot walgens toe; gelyk duidelyk zal blyken aan alle de geene, die deeze verzameling van Schryvers, die voor'het jaar 1567. hebben gefchreeven, doorleezen zal, waar van onder.de naam van de verliefdheid zo menigmaal gewag is gemaakt. Sommige van deeze hebben de ziekte aan de onderfcheide gefteldheid van de lever toegefchreeven, en de meefte van deeze hebben de venusziekte voor een reeds van ouds bekende ziekte gehouden, anderehebben wei een nieuwe befmetting erkend , maar hebben ftaande gehouden, dat de lever terftond van dezelve word aangetast, en dat de kwaal naderhand uit de lever na de overige lichaanisdeelen voortgezet word, welke na mate de onderfcheide ongefteldheid van dat ingewand, onderfcheide uitwerking had. Aangezien dierhalve de lever van een iegelyk de fchuldkreeg, heeft het Follopius behaagt (r), de waarheid van dit gezegde na te fporen in de lyken; en, dewyl men geloofde dat Manardus en Montanus uit hem hadden vastgeftelt, dat 'er een losmaaking van de aaneenhouding der lever in de venusziekte plaats had , heeft hy het tegendeel beweezen: maar dit is valsch , deivyl s»b n iöÜb li 01 'er , CO Aphrodifrac. *>ag. 771»  5.1445- DE VENUSS1IET. 809 'er in de lever, geen voet ft ap is van dikte, verzweering of zvond. ik heb dit door de ontleedkunde willen onderzoeken , en ik heb in een jaar meer dan vyftig menj'chen ontleed, en nimmer heb ik de losmaking van de aaneen houding in de lever gevonden, edoch dewyl Follopius zeer ervaren was in de ontleedkunde, gelyk zyne ontleedkundige waarneemingen leeren , verdient hy hier in alle geloof, daarop verwerpt hy in de volgende hoofddeelen het gevoelen van het koude, warme, en andere ongefteldheden van de lever, voor zo verre de venusziekte oorzaak van de kwaal was. en hy haald een waarneming aan (s) van een jongeling, door zich met een hoer te verzamelen,' befinet. 'er vertoonde zich niets in de ftchaamdeelen , den volgenden dag is terftond een lasbuil uitgeb ar ft en , en naderhand is de geheele baard, de wenkbraauwen , en de haairen verdweenen ; en hy heeft allerhevigfte pynen gevoeld, waarom heeft deeze dan zo hevig kunnen befmet worden, dat de lever de volgende morgen de ft of na de fchaamdeelen heeft overgezet? maar, offchoon de lever niet kan befchuldigt worden, als of het venusgif in dit ingewand geboren wierd, of het eerst van al door de befmetting aangetast wierd, kan men nochtans niet ontkennen, dat de lever even eens als de andere inwendige deelen bevonden is geweest van de venusziekte aangetast. Marais Aurelius Severinus (t) , heeft in het gasthuis , dat zeer vol met zieken was, die aan de venusziekte lagen, verfcheide lyken ontleed, en heeft 'er zeer veele gevonden, by welke de ftokdarm, de longpyp, verzworen, als ook de long met puistjens, gelyk lever bezet was, maar de voorftanders verzworen waren enz. de zeer vermaarde Baader («), heeft in het lyk van een vrouw, de geheele uitwendige opprvlakte van de lever , vol met digte cn vry CO Ibidem pag. 777. (t^i Aftruc de Lue Venerea Tom. II. pag. 921. O) übl'ervat. Medic. incifionibus Cadav. Anatom» ïlluftrat» pag. 181. v Vytde Deel. Kkkkk  tio DE VENU SS MET. §.1445. vry grootepuistjens bezet gezien, welke in alle kenmerken gelyk waren aan die, welke in het aangezigt, handen enz., ander [mts van menfchen gezien worden, die met de venusziekte befmet zyn. deeze heuveltjens doorgefneeden zynde , hebben van binnen dezelfde plof'ingehouden, als wy anderzints in de venusknobbels en fpek' gezzvelhn zien. ■ , Men leest verfcheide waarnemingen vergadert (tv) by de zeer vermaarde Morgagnus, die waarfchouwt, dat de long, de groote hartfagader, en denieren met haare aanhangzels dikwerviger eenigzints befmet zyn gevonden in die geene , die deeze venusziekte)angen tyd en zwaarlyk gehad hebben, als gy wel uit het hezen van de meefie Boeken ligtelyk zou kunnen opmaaken. hy voegd 'er by , dat het hem niet heugt immer de lever by de geene die de venusziekte hadden, befmet gevonden te hebben, en nochtans ontkend hy niet, dat andere dit ingewand in de lichamen die met deeze ziekte befmet waren , befchadigt gevonden hebben, want die groote man wist zeer wel, dat deeze ziekte, zo gelyk als zy zich onder allerhande gedaantens fom"tydskan vertonen, zo ook alle ingezvand kan befmetten. daar op haald hy uit de goede Schryvers waarnemingen aan , welke ons leeten, dat de lyfmoeder niet alleen, maar ook de geheele trompet van de lyfmoeder door de venusziekte is verettert geweest, waarom 'er geen twyffel over blyft, dat zo wel de fn als uitwendige deelen, van deeze ziekte aangetast worden. Maar dit affchuuwlyk vergif, in het midden der beenderen zelve, bederft het merg , en brengt allerwoedendfte fmerten voort' waar over naderhand §. 1452. en volgende zal gefproken worden. Antonius Mufa Brafavolus heeft waargenomen (x), dat de nagels door de venusziekte zyn afgevallen, de haairen, de tan-' den uitgevallen zyn, het gezigt verloren is gegaan doordien de (w) De fedibus & Caufis Morb, &c. Tom, II, pag. 369. 00 Aphrodiüac. pag» 659.  5.1445- DE VENUSSMET, Sn de oogen vernielt waren ; en dit gebeurde niet wanneer de ziekte veroudert was, maar hy tekent aan, dat de ziekte met dit fomtyds begonnen is. dus getuigt hy, dat het uitvallen van de tanden fomtyds vooraf gegaan is, fomtyds ook het uitvallen van de haairen gevolgd is. het zelfde verzekerd hy ook van het verlies der oogen. Elders (y) vermaant hy , dat het uitvallen van de tanden meestentyds op het uitvallen van de haairen volgd , fomtyds enkel op een lasbuil, en op die eerst verhaalde aandoeningen, welke in de roede zyn., en de mond. maar de tanden vielen, zonder eenige vlakken, niet geknaagt, nochte opgcè'eten, nochte verrot , uit. het is bekend, dat de tanden fomtyds na de kwyling, vooral zo zyfterkis, uitvallen; nochte dit is te verwonderen, dewyl het tandvleesch zeer fterk zweert: maar hier word geen gewag van kwyling gemaakt. Bernardinus Tomitanus (s), over de veranderingen in het beloop van de venusziekte waargenomen, fchryvende, omtrent het honderdfte jaar na dat de venusziekte een begin genomen had, tekent aan , dat het by deeze zieken zeer dikwils gebeurt is, dat zy de ha&iren en de hoofdhaairen kwyt geraakten; daar op voegd hy 'er by: de voorgaande tyd heeft by veele de tanden zien uitvallen; dit zien zuy tegenwoordig zeldzamer ; maar veel dikwerviger dat de wenkbraau' wen, de hoofdhaairen, en de baard uitvallen. Uit dit alles blykt, hoe ver de heerfchappy van de venusziekte zich in het menfchelyk lichaam uitftrekt, dewyl 'er byna geen deel is, dat van de leelyke venus ziekte befpaard word ; hoe zwaare ellenden, wat yslyke pynen, hoe groote mismaaktheid , ontftaan 'er in een eertyds allerfchoonst lichaam , wanneer de verouderde venusziekte alle de ledematen met een langzame teeling door knaagt, wanneer in de bloei der jeugd zelve (a)9 ■ Jam (y~) Ibid. pag. 727. GO Ibid. pag, 1053* 00 Fracaftor. Ibid. pag. 187. Kkkkk 2  6ia DE V E N U S S M E T. $.1445.1446-. Jam nimium fidentem animis > nee tanta timent em, Invafit mifernm labes, qua fcevior tisquam Nul/a fuit; nul/a unquam aliis fpetlabitur annis. Paulatim ver it nitidum, flos ille juventce, Difperiit, vis illa animi; turn fquallida tales Artus (Joorreenduin) miferos obduxit, & alte Grandia turgebant foedis abfeeffibus offa. Ulcera (Proh Divum pietatem) informia pulchros Pafcebant oculos, & dice litcis amorem; Pafcebantque acri corrofas vulnere nares. Ik geloof dat 'er geen fcherper teugel voor de losbandige wulpsheid is, dan dat iemand die allerellendigfle flagtoffers der hoerery, in de ziekhuizen die tot de geneezïng deezer ziekte ingeftelt zyn, met aandagt befchouwe. ik twyffel niet , of de allerwellustigfte zou zyne moetwil en dertelheid laten varen. (j. 144.^. YYT"6^6 druipen van een üymige bloedige, W taaije , groenachtige etter , die het vleesch uitknaagt 5 meer in de breedte, dat in de diepte voortkruipende. Het is van het grootfïe nut in de kunst, wel de venuszweeren van andere te onderfcheiden ; om namentlyk de behoorlyke geneeswyze werkitellig te kunnen maaken; dewyl de venuskwa- Jen  $.Ï44Ö. DE VENÜS'S ME T. 8j3 len (ziet §. 1444.) aan de gewoone middelen geen gehoor geeven. in 't vorige Hoofddeel is gezegd geweest, dat de vemisfmet in de celachtige rok, of in het dikke vet, of de taaije vetachtige flym , ingewikkelc word, en dus zich aan de onderfcheide deelen van het lichaam hangt, dezelve uitknaagt, door de befmettende, voortbrengende kracht, alles bederft, dewyl ieder deeltje dat befmet is een nieuwe oorzaak der befmetting word. Maar aangezien deeze ziekte gewoonlyk eerst door het enkel aanraken bekomen word , daarom befmet zy meest met haar waterig bloed dat deel van het lichaam, dat zy aanraakt, edoch wy hebben gezegd, dat deeze ziekte ouderfcheiden is, naar mate het deel dat eerst aangedaan is met de huid , of van deeze beroofd , enkel en alleen met het velletje bedekt is. wat 'er gefehied, zo de plaatfen alleen met het velletje bedekt, van de kwaal worden aangetast, hebben wy gezegd: in dit Hoofddeel worden die teekenen opgenoemt, aan welke men de venuszweer kan kennen, welke de plaatfen van het lichaam met de huid bedekt afweid, maar aangezien de zeer vermaarde Boerhaave (b) deeze allernaauwkeurigst heeft befchreeven, zal ik ten naasten by zyne eigen woorden gebruiken. Hy tekent voor eerst aan, dat zo de plaatfen met de huid bedekt, het eerst van de venusfmet worden aangetast, 'er als dan daar ter plaatfe een kwaadaartige zweer ontlïaat, die met moeite, word geneezen; en dan heeft het geheele lichaam meestentyds voor die befmetting te vreezen ; dewyl het een vergif fchynt van een allerkraehtdadiglte kwaadaartigheid , dat door de huid heen dringt, als dan verheft zich gewoonlyk de aangedaane plaats tot een heuveltje met wit geelachtige ftoffe vervult, zo dik als de room van verfche melk, die naauwlyks aaneen houd , maar even eens als die room byna weg- vloev (V) In Frffifatione Aphrodifiaci. Kkkkk 5 '  8j4 D E V E NUSSMET. §.1446". vloeijcnde, dewyl zy tusfchen de vingers gegrepen , door deeze van elkander af te doen, afvalt; welke uitgedroogt zynde , geel uit den groeue, met het linnen waar zy intrekt, verhard : deeze afgeveegd, druipt geduurig op nieuw, en houd niet op, nochte maakt een affcheiding van de gezonde deelen door de verettering; in tegendeel, het naby geleege deel trekkende, en dezelve venynigheid in dit voortplantende , verfchaft zy altyd nieuwe ftof; waar door de breede zweeren, welke altyd in het vetvlies zitten, op deeze zelfde wyze langzaam de bovenfte bekleedzelen bederft, de ondergelegene fpieren ontbloot, in haar geheel, en zeer hoog rood van couleur vertoont. Want de befmettelyke kwaal, tot de cellen van het vetvlies gekomen zynde, en zich aldaar met de te gemoet komende olie vermengende , befmet zy deeze kleevende olie met haar vergif, en zal door deeze olieachtige taayheid wederftand bieden , gekoefterd worden, en door de warmte, beweeging, het ftilzitten meer en meer worden omftokcn, knaagd de opleggende huid en het velletje, bederft dezelve, en intusfchen befmet zy de olieachtige cellen onder deeze verfpreid; waardoor de wond altyd brceder word bevonden in het vetvlies, als wel het geene van de opleggende huid verloren en uitgeëeten. De floffe uit zodanige zweer komende, is zo onderfcheide van die, welke in andere foorten van zweeren voorkomt, dat iemand die in de ziekte ervaren , dezelve terftond van het waterig bloed , de bloedige etter, de etter, het zenuwwater der 'kreeftgezwellen onderfcheid. want deeze zelfde ftof, in de venusziekte voortgebragt, blinkt als half gefmolte ruet, is niet taai genoeg om aan een te houden , is van een byzondere couleur, wit, flykerig, groenachtig; is naauwlyks fcherp, heet, pynlyk, bytende, maar zy doet alleen dit vlies verrotten, zonder gevoel van zwaare pyn. De lippen van deeze zweeren, op de plaatfen met de huid bedekt, nimmer opgeheven, of omgckrult, maar gekrompen, plat, als  J.144& D E V E N U S S M £ T, Sja¬ als gepolyst, en bleek, fchynen dik wils als te golven, dewyl zy niet meer door het ondergeleege vetvlies , dat gewoonlyk breeder word uitgeëeten als de opleggende huid, ondérfteunt worden. Zo het gebeurt, dat zodanige zweer.geneest, als dan groeit de huid altyd, tot een leelyk aanzien, aan de fpieren vast die aldaar geleegen zyn; de holligheid blyft, dikwils diep op de plaatfen, alwaar overvloedig vet onder de huid is geleegen; als b: v: in de billen plaatsheeft; 'er blyft een onbeweeglykheid derfpielen, en daardoor een ftyvigheid van het deel, over, door dien de fpieren aan het lidteeken en de naby geleege huid zyn vastgegroeid ; het lidteken word altyd door een blaauvve roodachtige couleur mismaakt, welk lidteeken zeer gefpannen , dor, naauwlyks doorwaasfemend is, en zich door de fierke fpanning eenigzints blinkende vertoont. Zodanige zweer geneezen zynde, zal zich, ten zy een krachtdadige geneesvvyze de befmetting vernietigt zal hebben, gelladig op de nabuurige plaats een kwaal voor doen gelyk aan de eerfte, dezelfde loop houdende, wederom dezelfde kwalen agterlatende. wanneer deeze alleraffchnuwlykfte zweeren op verfcheide plaatfen te gelyk of agtervolgens , het lichaam afweiden, word het lichaamsgeftel door leelyke lidtekenen mismaakt, en de fchandelyke tekenen van de fchandelyke ziekte blyven geduurig voortduuren. Uit het gezegde blykt, dat deeze zweeren eerder in de breedte als in de diepte voortkruipen , en alleen maar de vetrok afweid; ja zelfs de huid niet befchadigen , ten zy voor zo verre, de vaten onder de huid gelegen verteert zynde, zy zelve, haar voedzel kwyt zynde geraakt, vergaat. Zodanige zweeren hebben fomtyds plaats na dat de lasbuilen geopend zyn ; welke de uitmuntende Heelmeefter Goulard (V), zeerwel heeft befchreeven, en aangeteekent, dat deeze zweeren niet CO Sur lesMalad. Vcneriennes, pag. T07.  8i5 D E V E N U S S M E T. §.144(5.1447. niet dieproaar vuil zyn, en dat de ftof, die "er uit komt, niet zeer knagende, maar fiymachtig is. tevens waarfchouwt hy, dat het eerfte teken van het lidteken zich in 't midden op de bodem van de zweer vertoont, als een dun en rood vliesje , dat zich uit het middenpunt langs de geheele omtrek uitfpreid ; daar het lidteken in de zweeren , uit andere oorzaken ontftaan , van de omtrek beginnende, zich na het middenpunt begeeft, die roode couleur fchynt daar uit te ontftaan, dat, de geheele celachtige rok vernielt zynde , de couleur van de onderleggende fpieren door dit dunne vliesje heen fchynt. maar het lidteken van de vemiszweer kan niet wel van de omtrek af beginnen, om dat, zodanige zweer, gelyk van te vorea is gezegd geweest, gewoon is in de breedte voort te kruipen, en onder de noch geheele, of ten minfte noch niet uitgeknaagde huid, de nabuurige celachtige rok, te verteeren. Nu volgd 'er een nuttig onderzoek van die kwaaien , welke men verneemt op onderfcheide plaatfen van het lichaam door de venusfmet veroorzaakt te worden, en naar maate het onderfcheid van het aangedane deel byzondere ziektens voortbrengen , offchoon zy van de zelfde oorzaak afhangen, maar dewyl de venusziekte dikwils door een onzuivere verzaming word voortgebragt, daarom komen de eerfte nadeelen dikwerf in de teeldeelen te voorfchyn. (j. 14.4.7. ~T^\aar uit, uitwendig op de roede kankers, Y^J 'inwendig een druipert, in de fcheecje de zogenoemde witte vloQd. Aangezien de manlyke roede in de onzuivere verzaming het meest aan de venusbefmctting word blootgefteld , is het geen wonder , dat dit lid dikwerf, zelfs in 't begin der ziekte word aangeias-: van te voren % 1442. is gezegd geweest, dat zoda- ni-  §.i447- D E V E N ü S S M C T. 817 nige puisten vry fchielyk door de plaatfelyke toevoeging van dc beftnetting ontftaan, of wel door de zelfde befmetting, welke de aders opzuigen, met het bloed vermengd, en naderhand daar uit door verplaatfing na deeze of geene deelen ter neder gezet; en als dan komen deeze zweeren langzamer te voorfchyn. §. 1441. alwaar over de venusziekte, door de melkgeeving meedegedeeld, gehandeld wierd, heeft gebleeken, dat de eerfte tekenen van de kwaal in de teepels en derzelver nabyheid te voorfchyn zyn gekomen, naderhand zyn de fchaamdeelen aangetast geweest, met een hevige jeukte, waarom zweeren der fchaamdeelen volgden, waar door de mannen befmet wierden, en dus de affchuuwlyke kwaal voortgezet wierd. Op die plaatfen, waar aan de venusfmetzich ten eerften hegta of op welke zy door verplaatfing is ter neder gezet geweest, vertoont zich een vlak, in den beginne plat, byna gelyk aan een opkomende pokvlak , of vloobeet; 'er heeft een ligte jeukte plaats; byna zonder pyn ; deeze vlak verheft zich een weinig naderhand tot een uitfteekend tepeltje; onder welke gedaante de zeer vermaarde Aftruc deeze opkomende venuszweeren met de volgende woorden befchreeven heeft (d) : inden beginne fteekt een klein meelachtig puistje, of dat een weinig groot er is, uit , rood zynde, fpits , warm , jeukende , welkers punt allengskens plat word- en zvit, en eindelyk een kleine opening maakt , zuaar uit eenig waterig bloed zvord geworpen, de uitknaging der randen daar na voortgaande, word de zweer groot er, zvyder, hol; zvord met eelt omringt, dat min of meer hard is, en digt; is vol dikke ly machtige kleevende etter, en verwekt in de nabuurige deelen meestentyds foortgelyke zzoeeren. deeze zweertjens worden gewoonlyk kankers genoemt, dewyl zy voor de gevvoone middelen niet wyken, dikwerf eeltachtige randen hebben, hartnekkig zyn, en derzelver bodem met veel witachtige ftym bedekt is (e). ik heb eenige maaien gezien, dat de grond van zodanige zwee- ren (jV) de Morb'. Vener. Lib* III. Cap. 7. pag. 242. (O Ibidem pag. 248. Vyfde Deel. , L111I  8j3 de venussmet. §.h47. ren geelachtig groen waren: mooglyk , wanneer zich een weinig bloed uit een klefn uitgeknaagt vat 'er meede vermengd, ontftaat die blaauwe couleur, dus worden deeze zweenjens ligtelyk onderfcheiden , van de vervelling en andere ligte kwaaien deelen; aangezien deeze, het zy van zelfs , of door de gewoone middelen ligtelyk geneezen worden. Het is der moeite waardig , te weeten, of deeze zweertjens aan de verfche befmetting na een onzuivere verzaming geweeten moeten worden, dan wel aan de befmetting die reeds over lang jn het lichaam verborgen is ; in welk geval 'er een gewigtiger geneeswyze zoude vereischt worden , dewyl in een nieuwlings ontftane kwaal men hoop heeft, het vergif, tot nu toe in deeze alleen zittende, langs deeze zelfde wegen wederom uit te kunnen leiden, zonder het overige van het lichaam te befmetten. het is waar dat de opregte bekentenis der zieken alle twyffel uit de weg kan ruimen; maar, gelyk Aftruc zeer wel waarfchouwt (ƒ), verbergen deeze dikwils de oorzaak, dewyl zy liever hebben de verouderde venusziekte te befchu'digen, dan zich aan een nieuwlings gepleegde hoerery fchuldig te erkennen, de weduwen hebben veel de gewoonte de fchuld op haaroverlede man te leggen; de mannen, nu bejaard zynde, gelyk ook de geene die belofte van zuiverheid gedaan hebben, bekennen liever de misdaden haarer jeugd. Aftruc leid uit het volgende nochtans een bewysbaare gisfing af (g): zo cle zweertjes by de mannen de band, by de vrouwen de vlezige beuveltjens, de nymphen, of de kittelaar, bezetten; zo 'er veel, hvaadaartige, en op een hoop, gevoegt zyn, zo zy fchielyk baar en loop volbrengen; is het bewysbaar, dat zy door een nieuwlings gepleegde verzaming bekomen zyn; aangezien die, welke van de verborge venusfmet afhangen, de band van de voorhuid, of de fchamelheid der vrouwen , en de beuveltjens der fcheede, niet meer aandoen dan de overige deelen, meestentyds zveinig in getal, afgezonden, goedaar- tig Cf) de Morb. vener. Lib. III. Cap, 7, pag. 249. Q) Ibidem.  §. 144/. e v E n U s s *j e. T. 8t9 '4' meestentych geoordedt worden, maar, gelyk in 'x vorige Hoofddeel is gezegt geweest, deeze zweeren verfcbillen veel van een, naar maate zy plaatfen met de huid bezet, of van deeze berooft, bezetten: het zelfde heeft plaats in de roede, deeze zweeren bezetten menigmaal het hoofd der roede, en het bovenfïe van dezelve, en veroorzaken aldaar andere kwalen, als op andere plaatfen: dus b: v:, het allerdunst velletje dat het hoofd van de roede, en de inwendige oppervlakte van de voorhuid bedekt, uitgeknaagt zynde, fpringen de hier zo talryke zenuwagtige tepeltjens voor den dag, en ontaarde tot wratten, de uitwerking zal geheel anders zyn, zo diergelyke zweer de band van de voorhuid bezet, gelyk zo menigmaal gebeurt, dan wel zo zy in de uitwendige huid, de roede omvangende, zit. de zelfde zweeren, wanneer zy de inwendige oppervlakte van de voorhuid uicknagen, verwekken wonderlyke gezwellen, die opgeblazen, doorfchynende zyn; waar uit de phynofis en paraphymofis volgt, en een ontfleking, verftikking, en het heet vuur der roede; over welke §. 1440. zal gefproken worden. Hoewel de zeer vermaarde Aftruc bekend (i>), dat alledeteeldeelen aan het zelfde gevaar worden bloot gefield in een onzuivere verzaming, vermaant hy nochtans, dat alle niet eveneens befmet worden; het geene zeer waaragtig is, en duidelyk uit het vorige gezegde blykt. maar hy ontkend, dat die zweeren of venuskankers, immer de uitwendige oppervlakte van de voorhuid, of van de overige huid, bezetten, welke de roede bekleed.' zo ook verzekerd hy, dat deeze zweeren by de vrouwen de fchede en de fchamelheid wel van binnen bezetten maar nimmer uitwendig, intusfchen heb ik meer dan eens gezien dat de uitwendige huid van de roede, en het buitenfle van de fchamelheid der vrouwen, met venuskankers bezet zyn geweest, en ik twyffel niet, of alle die zich op de genezing van de venusziektens hebben toegelegt, hebben het zelfde waargenomen.* maar wanneer Aftruc veel werk deed om de oorzaak te onder- ti • 1 zoe(Tg Ibidem pag. 243. Lllll 2  82Q 13 E VENUSSMET. §-r 447- zoeken, waarom de roede en de fchamelheid der vrouwen nimmer uitwendig met venuskankers wierden bezet, heeft hy gelooft, dat men dezelve konde afleiden van het byzonder maakzel dier deelen (*'; \ en heeft gewilt, dat de inwendige oppervlakte van de voorhuid, en van de roede, voornamentlyk aan de zyde van de band, en de omtrek van het bovenfte van het hoofd der roede, zeer digt met talryke zeer kleine vatjens bezet zvas, naauwlyks een halve linie diep, evenlynig, langrond, hol, van onderen toe \ met het ander einde met een kleine opening buitenzvaarts, zvelke uit het rondomlopende bloed een wit, zeepachtig, venynig vocht afzonderen, en afgezondert zynde druppelsgewyze uitwerpen; waar uil de gladheid, gevoel, zachtheid, flibberigheid der deelen geftadig gekoestert worden ; maar waar uit, zo het vocht ontbreekt, in 't kort vuiligheden vergadert worden, die witachtig, 'olieachtig, (linkende en zvo aar riekende zyn. foortgelyk maakzel heeft hy volkome vastgefteld by de vrouwen, inwendig in de fchamelheid, eu van alle de kliertjens, welke inde fchamelheid uitftekeu. deeze kliertjens, dit venynig zeepachtig vocht vergaderende, en vergadert zynde, uitwerpende, heeft hy gewilt, dat de eige en regte zitplaats waren van de venuskankers. deeze reede brengt hy voornamentlyk by, om dat de ontleedkunde leerd dat zodanige holletjens in deeze plaatfen zyn,en het uit het vorige gezegde genoegzaam blykt, dat de venüsfmet ligtelyk in de vette, taaije, flymachtige "vochten worden ingewikkelt, en dus aan zekere plaatfen als gehegt worden, welke naderhand door een langzame uitknaging vernielt worden. Naar dat deeze holletjens, aan deeze plaatfen der teeldeelen, welke nu aangeweezen zyn, niet eigen zyn, hebben de ontleedkundige ten duidelykfte geleerd. Abraham Kaad (k) heeft zodanige kliertjens in de billen en de rug van een kind van een aanmerklyke grootte gevonden, en elders (/) waar hy byzonderlyk dee- 0) de Morb. Vener. Lib. III. Cap. 7. pag. 244.. (£) Perfpir. dieft. Hippocr. Cap. V. pag. 44. CO Ibidem Cap. XI. pag. 103, & feq.  S.I447- D E VENUSSMET. 821 deeze befchryft, waarfchouwt hy het volgende : 'er is daar en boven een ander foort van zweeting, van binnen na buiten , dat even eens op die plaats ge/chied, alwaar het velletje over de teepeltjens heengaat, en alwaar het de huid bekleed; het geene namentlyk ge/chied met behulp van de bl&asjens, die overal in de huid zitten, ten zy in de handen, voelen, en vinieren van binnen, dewyl de zeer vermaarde Ruysch, de naam van klieren niet wilde toelaten, en die regtzinnige ontleedkundige het aanwezen der zeepblaasjens in de huid niet konde ontkennen, heeft hy dezelve ijsver Boerhaaviaanfche holletjens willen noemen ; welke naam hen in deeze tyd vry algemeen gegeven word. men zal de befchryving van deeze langronde holletjes zeer naauwkeurig op de aangehaalde plaats kunnen leezen. dit nochtans verdient aangemerkt te worden, dat de zeer vermaarde Aftruc gewild heeft dat deeze holletjes lang rond zyn de wydberoemdeBoerhaave in tegendeel dezelve bevonden heeft te zyn fommige kleine, rondachtige, holle ontfangbuisjes, met een vemaauzvde hals toegaande , welke, met een ope mond, die niet gemakkelyk het vogt dat inwendig in het blaasje bevat is, uitvoerpt, in de huid gaapen, en aldaar de genoegzame zigtbare zweetgaten van de huid vormen, het maakzel van deeze holletjes der huid gelykt niet kwalyknaeen handgranaat, edoch 'er word opgemerkt, dat die blaasjes, of holletjes (m), een flibberig vogt uitwerpen, dat de huid befmeert, en wel vooral op die plaatfen , welke aan de buitenlugt, of de bezueeging meest zyn bloot gefield, of met haairen bezet zyn. dewyl dierhalve de fchaamdeelen in beide geflagten met haair bezet zyn , gelyk ook de bilnaad, en de dyen binnenwaards, en zy dus zodanige zeep ten hoogfte nodig hebben, om de wryving te verhinderen, is het geen wonder, dat men op deeze plaatfen vry groote en talryke blaasjens vind, zonder welke, de men- Qn) Ibidem pag. ïcó. Lllll 3  822 DE VENUSSMET. S-H4.7. menfcheri allerpynlykfte ontvellingen zouden Jyden ; gelyk die geene ondervinden , die door het langduurig te paard ryden al dat zeepachtige uit deeze blaasjens uitparsfen. En dewyl dan dat alle deeze deelen dusdanige talryke zeepachtige blaasjens hebben, en zy door de onzuivere verzaming van het venusgif befpoek worden, blykt het duidelyk, dat in dezelve kankers of venuszweeren kunnen ontftaan ; terwyl onfeilbaare waarnemingen tevens de waarheid van deeze zaak keren. Inwendig een druipert. Dit woord zou, in 't latyn overgezet zynde, vloed uit de teeldeelen, betekenen; welke van de oudfte tyden bekend is geweest, maar zeer onderfcheiden van de druipert, waar over hier gehandeld word. dus, ter plaatfe alwaar over de onzuiverheid door de wet bepaald , in de heilige bladeren gefproken word (nj, leest men het volgende: een man, die een zaadvloed beeft, zal onzuiver zyn, en zal als dan geoordeeld worden aan deeze kwaal onderhevig te zyn , wanneer alle oogenblikken aan zyn vleesch een vuil vogt blyft vast zitten , en aan het zelve groeit, de fchaft, word, gelyk wy terftond zullen zeggen, van flymachtige vogten bevogtigt; de voorftander gaapt met haare opening in de fchaft; waarom , zo de afzondering en uitloozing van zodanige vogten vermeerdert, zal zodanig taai vogt door de holligheid van de fchaft allengskens voortgeftuuwt worden , dat aan het uiteinde van de fchaft vast blyft, en aan de inwendige oppervlakte van de voorhuid, en groeit met dezelve vast; het geene wel leelyk is, maar geenzints befmettelyk. daar en boven moet men aanmerken, dat in de venerieke druipert het uitgaande vogt niet vast blyft hangen of aangroeit aan het'opperfte der roede ; maar door een leelyk druppen het linnen bevlekt; waarom zy ook in fommige taaien de naam van druiper, tripper, enz. heeft. Na («) Levitic. Gap. XV. vf. 2. 3.  5.1447. D E VENUSSMET. 823 Na dat de venerieke druipert bekend is, is het by deGenees\Jieeren gcbruiklyk geworden, om deeze ligte, reeds opgenoemde kwaaien, wel met de naam van druipert te beftempelen,maar enkel, om dezelve van de venerieke en befmettelyke te onderfcheiden. zodanige enkele druipert neemt men waar veroorzaakt te worden , door het ongewoone drinken van bier, het al te veel lp paard ryden, het onmatig liefdepleging, als is zulks zonder[met, een al te warm clyfteer (0). ik heb diergelyke zien ontftaan uit het gebruik van fcherpe pisdryvende middelen, het opleggen van fpaanfche vliegen, zelfs uitwendig enz. maar deeze alle houden ofte van zelf op, ofte genezen in korten tyd ; het geene van de venerieke druipert in geenen deele kan bevestigt worden. De geene die uit die plaats van de H. Schriftuur ftaande hielden, de oudheid der venusziekte te kunnen bewyzen, hielden . ftaande, dat deeze zaadloop befmettelyk heeft moeten geweest zyn, aangezien 'er zo veel toeftel, en zo groote voorzorgen voor de zuivering wierden voorgefchreven. maar niemand zal hedendaagsch geloven , dat de venusfmet door het aanraken van het bedde, of door op een plaats te zitten, alwaar iemand met de venusziekte befmet, gezeten heeft, aan een gezond lichaam medegedeelt word. de onzuiverheid der wet heeft niets gemeen met eenige hoegenoemde befmetting. want ter zeiver plaatfe(/>) was een man die zyn zaad liet lopen, eveneens volgens de wet onzuiver, als een vrouw die de ftonden had; welke zo iemand aangeraakt hadde, ja zelfs derzelver bedde enz., was deeze van gelyken onzuiver, daar en boven worden in de enkele druipert, en voornamentlyk in de onwillige zaadloop, of dat zulks buiten weeten gefchied, zonder eenig gevoel van wellust, demenfehen verzwakt, en uitgeput: in tegendeel worden zy in de venerieke druipert dikwerf door oprigtingen van de roede lastig gevallen; waar door de genezing zo menigmaal vertraagt word; gelyk naderhand zal gezegt worden. j. Het (V) Aftruc de Morb. Vener. Lib. III. Cap. L. _§. IV/pag. 162, (/O Levit. Cap. XV. vf. 16. 19.  8o4 DE VENUSSMET. §.IHT. Het is zeker, dat de venusdruipert in den beginne geen plaats heeft gehad, wanneer de venusziekte in Europa heeft beginnen te heerfchen; waarom ook de eerfte Schryvers, die over de venusfmet hebben gefchreven, geen gewag hebben gemaakt van de druipert. Antonius Mufa Brafavolus (q) heeft in 't jaar 1551. een verhandeling over de venusziekte gefchreven, alwaar men het volgende vind : federt omtrent twintig jaar en, hebben zich eenige andere foor ten veropenbaart, welke men in twyffel moet trekken, of zy op de wykende ziekte volgen, dan of het eenig verandert is. hy befchryft vyf foorten van de veranderde venusziekte, het uitvallen van de haairen, tanden, nagels, het verlies der oogen en eindelyk de druipert. want de venusziekte begint met de druipert, en 'er volgt het uitvallen der haairen op; fomtyds begint en eindigt zy met een druipert. want 'er volgt niets anders op, dan dat zy voortduurt; en zy kan niet ligtelyk overwonnen worden; maar het is nootzaaklyk, zo zy geflilt moet worden , de beste behoedmiddelen te gebruiken, van welke wy naderhand zullen fpreken. Voornamentlyk verdient in deeze Schryver aangetekent te worden, dat hy reeds getwyflèlt heeft, of de druipert niet op de venusziekte is gevoigt, wanneer zy van haare eerfte kwaadaartigheid afweek, en dat hy tevens aangetekent heeft, dat de vqnusfmet met de druipert begint, en met dezelve eindigt, wanneer namentlyk door deeze vloed de ziekteftof uitgedreven is. wy nemen in onze tyd in de befmette alleen maar een druipert waar, (welke wel genezen zynde), het overige van het lichaam van de venusziekte bevryd, en dat 'er geene van deeze kwalen volgen, welke het venusgif door het geheele lichaam verfpreid, gewoonlyk verzeilen, waarom men niet zonder reede gelooft, dat door de druipert, wel behandelt zynde, de geene die befmet zyn ten eenemaal van de yenusfmet verlost worden, waar over wy nogmaals zullen handelen, wanneer wy over de genezing van de venusziekte zullen fpreken. maar wanneer de druipert (?) Aphrodifiac. pag. 650,  §.144-7. DE VENUSSME T.. fcg pert verzuimt, .of verkeerdelyk behandelt word, of wanneer de zieken door een tomelooze wellust door herhaalde onzuivere verzamingon zich de zelfde kwaal op den hals haaien, volgt 'er de venusziekte op. volgens deeze Schryver heeft zich de druipert voor 't eerst omtrent 't jaar 1531. voor 't eerst vertoont en zy fchynt ten tyde van Bemardus Tomitanus Cr) reeds zo me' nigwerf voorgekomen te zyn, dat hy gezegt heeft: hoe menie een is er met by wien de venusziekte met een druipert b er int? waarlyk men zoude tegenwoordig naauwlyks de een of ander kunnen vinden, die de venusziekte zonder druipert heeft ■ deeze Schrv ver is tot Geneesheer bevordert in 't jaar 1531. het is waarfchvnlyk dat hy de geneeskunde geoeffent heeft tot het jaar r: ik heb bevonden dat het hoofd der roede niets anders is , als waarlyk een voortduuring, zo wel van zenuw fpongieufe grootere en dikkere lichaam, het grootfle gedeelte van de roede uitmaakende, als van de kleindere en dunnere van de fchaft, hetgrootfle en voornamentlyk deszelfs onderfte gedeelte omvangende, zonder eenige verandering van zelfftandigheid. maar uit zyne figuuren blykt het duidelyk, dat het hoofd van de roede, om eigentlyk te fpreken, een voortduuring is van hetagterwaardsgebogefpongieufe lichaam der roede, en dat zy ten eenemaal afgefcheiden js van de fpongieufe zelfftandigheid van de roede, het blykt tevens, dat de Graaf (m) een misflag heeft begaan, wanneer hy vast CO Tn loco modo citato, pag. 75. $0 Ibidem pag, 81, 82. (O Ibidem pag. 95. (V) Ibidem pag. 96.  §.1447- D E VENUSSMET. 833 vast ftelt, dat het fpongieufe gedeelte van de fchaft, allengskens naar het roedenhoofd naderende, meer en meer rank word, en eindelyk in het roedenhoofd verftompt; want het tegendeel is waar; want het fpongieufe lichaam van de fchaft is in het uiteinde van het roedenhoofd het grootst en dikst, en maakt het geheele uitwendige gedeelte van het roedenhoofd uit (»). Het maakfel van het roedenhoofd gelykt naar een kegel, die van boven een ftompe fpits heeft; deszelfs onderfte rondigheid is plat ; maar de voet fchuins geleegen , welkers omtrek een weinig grooter is dan de fpongieufe lichamen der roede, waar zy op zir. de buis der fchaft loopt regt uit, niet midden door het roeden hoofd, maar langs deszelfs onderfte gedeelte, welk platter is, en in een langwerpige opening eindigt, gelyk een fpleet, en die naauwer is als de holligheid van de fchaft, welke ais toetrekt, wanneer zy in die opening eindigt (0). Ik zoude my zo lang niet bezig houden met de befchryving deezer deelen, ten zy ik geloofde zulks ten eenemaal nootzaaklyk te zyn , om de druipert te begrypen; en de verfcheide kwalen , welke dezelve verzeilen, of volgen, vooral, wanneer zy veronagtzaamt, of verkeerdelyk van onkundige behandeld is geweest/het blyft ons dierhalve noch overig, dat geene in aanmerking te nemen, het welke aan de fchaft, in deszelfs geheele beloop, van de blaas af, waar van zy een voortduuring fchynt, tot aan deszelfs uiteinde in het roeden hoofd , aangeveegd is , en dan dat geene, dat in de holligheid van deeze buis aanmerklyk voorkomt, om tot de kennis en de geueezing van de druipert te dienen. De fchaft, ter plaatfe waar zy van de hals der blaas af begint, is een eenvouwdige vliesachtige buis, en heeft noch geen fpongieus lichaam verkreegen : die buis word op deeze plaats door een zeker witachtig, dik, redelyk vast lichaam, van vorm als een O) Ibid. fig. 8r. 82. (0) Winslow Expofit. Anatom- pag. 567. & feq» Vyfde Deel. Nnnnn  834 DE VENUSSMET. §.1447. eencastanje, onderfteunt, en dat tusfchen de blaas en de bol van de fchaft geleegen is, (waar van wy terftond zuilen fpreeken). aan dit lichaam heeft men de naam van voorftanders gegeeven ; in het meervout namentlyk, om dat het als door een kloof in de midden in twee bollen verdeelt fchynt , lopende van de voet van dit lichaam, die na de blaas geleegen is, naar de fpits, die naar de bol van de fchaft gerigt is : in deeze kloof legt dit eerfte deel van de fchaft, en word als ter nedergedrukt; maar die buis groeit zeer fterk aan het lichaam van de voorftanders. Daarop gaat de fchaft voort, en, op de afftand van byna een en een halve vinger breedte van haare oorfprong af, komt deeze buis een zekere fpongieufe zelfftandigheid te gemoet, gelyk aan de fpongieufe lichamen van de roede , maar nochtans dunner , welke daar na de fchaft omvangt, en haar in deszelfs geheele beloop verzeld. die fpongieufe zelfftandigheid omringt niet terftond de buis der fchaft, maar vormt eerst een langwerpig lichaam, dat de bol der fchaft genoemt word. In de holligheid van de buis der fchaft komen verfcheide dingen voor om aan te tekenen : want in dat gedeelte van de fchaft, dat in de zelfftandigheid der voorftanders gedoken legd, is een -eirond uitftek, van agter dikker dan van voren , en in een fpits eindigende, dit uitftek word het haanen hoofd genoemd ; en is in zyn dikfte gedeelte meestentyds met twee gaatjens doorboort, fomtyds met één, doch zeldzaam met drie: deeze zyn de openingen van de leiders, langs welke de zaadblaasjes het zaad in de holligheid van de fchaft uitloozen. daar en boven zyn 'er ter zeiver plaatfe, langs beide zyden van het dikfte gedeelte van het zelfde uitftek, vier, vyf of zes gaatjens, als een wasfende maan gefchikt, welke de uitloosbuizen zyn van de voorftanders ; die dit vogt, door dit uitftek afgezonden, in de holligheid van de fchaft uitftorten (ƒ>)• Het O) Winslow Expofit. Anatom. pag. 567. & feq.  $.1447. P E VENUSSMET. 835 Het inwendige vlies van de fchaft, zeer dun en vaatagtig, is met zeer veelc langwerpige, grootere en kleinderegaatjens doorboort, vooral omtrent het hoofd der roede: de gaaten blyven voortduuren in de uitlozeude buizen van de klieren, welke in het fpongieufe lichaam van de fchaft geplaatst zyn: de buizen, of uitlozende leiders van deeze klieren, hebben haar beloop volgens het inwendige vlies van de fchaft door de fpongieufe zelfItandigheid, en dringen naderhand fchuins in d,e holligheid van de fchaft, welke zy met zagtaartig fiymagtig vogt beitryken; en dus dit zeer gevoelig vlies tegen de fcherpheid der pis verdedigen, en het zelve flibberig en buigzaam houden, maar dewyl deeze leiders fchuins geopent zyn in de fchaft, daarom hebben hunne openingen een halve maans wys maakfel de zeer ver-, waarde Morgagni (r) heeft deeze klieren in de doorfhede fchaft vertoont, maar onder deeze zyn 'er fommige die grooter zyn dan de andere: omtrent het begin van het fpongieufe lichaam der fchaft vind men twee zodanige , welke ook vry lange onlastbuizen hebben; maar zy hebben beide de grootte van een karsfenfteen, van een langwerpige en platte vorm. meer voorwaards voortgaande, vind men een derde aan de eerfte gelyk. deeze hebben zy de klieren van Cozuperas, die een uitftekende ontleedkundige geweest is, en die dezelve ontdekt en befchrevert heeft (s), genoemt, en hy heeft dezelve by een franfche boon vergeleken: gedrukt en van een eirond maakfel, geel van couleur, gelyk de voorftanders: zy leggen aan beide zyden van de fchaft 'boven deszelfs bol, en haare ontlastbuizenlopen,ter wydte van een halve duim, over de ronde oppervlakte van het in- weiis OjO Ibidem pag. 569. (r) Adverfar. Anatom. ï. Tab. IV. fig. 4. O) Drake Anthropol. Lib. I. Cap. XVIII, pag. 115. Nnnnn 2  836- DE VENUSSMET. §.1447. wendige vlies der fchaft, en worden als dan dunner, en dringen fchuin in deszelfs holligheid met twee onderfcheide openingen , op die plaats, alwaar de fchaft onder de fchaambeenderen in de bilnaad gebogen word; een derde dusdanige klier is in de nabyheid gelegen, klemder dan de eerfte, omtrent de aars, en met twee openingen in de holligheid van de fchaft gapende, ter afftand van drie lynen van de eerfte. om deeze klier in 't oog te krygen, moet het fpongieufe lichaam van de fchaft in de langte tot aan het inwendige vlies van de fchaft toe, doorfneden worden (O- op de aangehaalde plaats ziet men de afbeeldingen, welke de befchryving van deeze klieren ophelderen. Dit eerst in aanmerking genomen zynde, zal men dat geene gemakkelyker verftaan, dar men waarneemt in de druipert voor te vallen en welke onderfcheide zyn , naar maate het venus&if op onderfcheide plaatfen van de roede zit, en door het knao-en een zweer veroorzaakt, zo men ftelt, dat het hoofd der roede, van zodanige venuszweer na een onzuivere verzaming aangetast word 00; weeten wy zeker, dat het roedenhoofd, gelyk gêzegt is geweest, uit het voortduurend fpongieufe lichaam van de fchaft, tot aan het einde van deeze uitlozing, alwaar zy boven de eindens van de twee fpongieufe lichamen der agterwaards geboge roede, aan het bovenfte van het roedenhoofd eindigende, de uitfteekende rand van het zelve uitwaakt, beftaat • dierhalve is het hoofd der roede van het zelfde maakzel als het lichaam van de fchaft; waarom het, het flagaderlvk bloed in de cellen uitgeftort zynde, en verhinderd langs de aders wederom te keeren, opgevult, en tot barftens toe kan uitgezet worden ; het geene alleen maar in de liefdenspleeging, nabv het oogenbhk van het zaad fchieten plaats heeft : en daarom word het op dien tyd hevig ontftoken. maar het zaad gefchoten zvnde, word het roedenhoofd eerst flap; en óp dat oogenblik fterk pp' &> Drake Anthropol. Lib. I. Cap. XVIII. pag. 1*8. f** Cu) Aphrodifiac. in Prajfat. ^ 07 3  5.1447- DE VENUSSMET. 837 zuigende geworden, trekt zy ligtelyk in haare nu \eó]g geworder.e cellen , het geene doordringbaar aan die ziedende oppervlakte word toegevoegd, want aangezien de cellen van het lpongieufe lichaam der fchaft, door het bloed dat de flagaders uitftorten, en door de aders verhindert word wederom te keeren, op dien ryd, welke onmiddelyk het uitfehieten van het zaad voorafgaat, zeer gezwollen zyn, keerd het uitgeftorte bloed, na dat .zulks volbragt is, terftond langs de nu vrye aders wederom, en de mondjes der opzuigende adertjes, geeven ligtelyk aan de nu ledige bloed aders alles over, wat zy in zich hadden ontfangen. het byzonder maakzel van de aders in de roede geeft een gemakkelyke en onverhinderde wederopzuiging te kennen, want de groote ontleedkundige Ruysch (zv) heeft bewezen, dat de aders door de roede verfpeid, zo niet alle, ten minfte'zo veele, als hy'eiimmer gevonden heeft, met groote en zigthare gaten doorboord 'zyn, als een zeef enz. -diergelyke doorboring der aders is oorzaak , dat het bloed, langs de roede zvedergekeerd, zeer fchielyk uit de roede zvederom kan keeren, daar zy op 't oogenhlik byna zuederom flap zvord. maar dat 'er een onmiddelyke gemeenfchap tusfchen de cellen der roede en de aders plaats heeft, blykt daar uit, dat de fpongieufe lichamen der roede opgeblazen zynde, ook tevens meestentyds de aders word opgeblazen , die langs de rug der roede loopen (V); en hy heeft zodanige afbeelding van een opgeblaaze en gedroogde roede, vertoont; op welke wyze hy die gaten der aders heeft kunnen zien. elders (y) heeft Ruysch bewezen dat de beweging van het bloed door de roede vry rad is ; want hy wierd by een man geroepen, by wien een zweer tusfchen .het hoofd der roede en de voorhuid een ilagadertje uitgeknaagt had, waarop een zwaare bloedftoiting volgde, waar door de ellendige byna bloedeloos was geworden, en welke door de onderfcheide bloedftempende middelen niet had kunnen bedwongen wor- O) Obfervat. Anatom. Chirurg. n°. 100. pag. 97. Cxj Ibidem pag. 96. & fig. 75. (j) Obfervat. 42. Ibidem pag. 41. Nnnnn 3  838 DE VENUSSMET. §.I447. worden. Ruysch heeft het roeden hoofd met de voorhuid gedekt, en heeft dezelve, voorwaards getrokken hebbende, met de vingers toegenepen, en dus de zieke van dit gevaar verlost. mier uit verftaat men ook de reede, waarom de befmetting in 't begin der venusziekte zo fchielyk wierd opgezogen, en binnen weinige dagen het geheele lichaam befmette, in de beginnende venusziekte fchynt de venusfmet vry beweegbaar te zyn geweest, en zeer gemakkelyk om op te zuigen, na verfcheide jaaren heeft zy als begonnen zagtaartiger te worden , en, in dat gedeelte, waar meede zyontfangen word, vertoonde zy zich gewoonlyk het eerst, (ziet §. 1442.) en als toen is de druipert ontftaan, welke behoorlyk behandeld wordende, het lichaam zeer dikwils geheel van de venusziekte bevryd ; gelyk naderhand in de geneezing zal gezegd worden.' want als dan vestigt zich de venusbefmetting op de plaats, welke zy toegevoegd word • en als dan verfpreid zy zich zo fchielyk niet door het overige van het lichaam , of neemt in hoeveelheid toe. Aangezien de roede in een onzuivere verzaming het meest van al aan de befmetting word blootgefteld, begrypt men de reede, waarom dit deel zo dikwerf befmet word? waarom het fpongieufe gedeelte van het hoofd der roede zo menigmaal vol etterftof opgezwollen is, welke in 't voorgaande Hoofddeel befchreeven is , zo dat het gedrukte roedenhoofd deeze uitloost? waarom de zweeren in dit fpongieufe maakfel ontdaan , dit geheele famenftcl afweidende , cn in een veneriek waterig bloed veranderende , het "geheele roedenhoofd bederft en afvalt, van het overige der roede, die voor 't overige menigmaal ongefchonden blyft? eindelyk is het nog klaar, dat van het hoofd der roede af, door middel van het fpongieufe lichaam der fchaft, een voortduurende gemeenfchap plaats heeft tot onder de hals van de blaas ; dewyl dit een en het zelve geheel voortduurend celagtig weeffel is ; en dewyl de oppervlakte van deeze cellen altyd met een vet zalfagtig vogt befmeert is , op dat het tevens flibberig, en gemakkelyk om uit" te fpannen zy , blykt  S-1447- DE VENUSSMET. «39 blykt daar uit wederom , waarom het hier eenmaal ontfange vergif zich met zo veel winst voed, en onderhoud (z). voorts blykt hier uit , dat naar maate het onderfcheide deel, waar aan de befmetting in die geheele beloop zich vast hegt, 'er onderfcheide kwalen moeten volgen , en fommige van deeze gemakkelyker, fommige moeilyker, kunnen genezen worden: waar over wy nu zullen handelen. Het gebeurt dat door de onzuivere verzaming , de befmettende ftof, in de verwyde doorgangen van de oppervlakte der door de liefdenszwoeging opgerigte roede, zich op 't eerfte oogenblik, dat zy begint flap te worden in de cellen van het fpongieufe lichaam van het hoofd der roede indringt, dat tusfchen de twee vliezen van de fchaft tot aan de hals van de blaas voortduurt, maar de voortduurende gemeenfehap van het maakfel , veroorzaakt, dat door dit geheele beloop heen, ligtelyk het minfte van de toegevoegde befmetting , voortgezet word. maar wanneer zy tot dit allertengerst vetvliesje toegelaten is, verwekt zy aldaar terftond een zweer; welke de ftoffe vergadert, waar van wy van te voren hebben gefproken. deeze lelyke etteragtige ftof ontftaan zynde, op de vetagtige plaats van het zeer fyne maakfel, vormt zy altyd een ruime holligheid; waar in zy gevormt, vergadert en wederhouden word, gaat daar langzaam uit, maar word overvloediglyk uitgeparst. zo de uitgeëete holligheid in het fpongieufe maakfel van het roedenhoofd plaats heeft, en zich langs derzelver oppervlakte verwyde uitlozingen voor zich bereid heeft, als dan zweet zy in dit deel een allervuilst vogt uit, bederft het hoofd der roede en de voorhuid, verteert, en bederft fomtyds dezelve, dit noemde Boerhaave de venynige venusdruipert van het eerfte ftoort (a). Zy word gekend uit een lelyk vogt, min dik dan in de overige ziektens van dit foort, geduurig tusfchen het roedenhoofd en de voorhuid voortgebragt, of uit de fioffe uitwende uit het gedrukte hoofd der roede doorzwetende, voor 't overige, de be- 00 Aphrodifiaci in prsfatione» 00 Ibidem.  840 DE VENUSSMET. S.1447. befmetting weg genomen zynde, is de genezing van deeze druipert niet moeilyk. fomtyds vertoont zich een roode vlak in de oppervlakte van het roedenhoofd (een teken van de eerst van al verkreege befmetting); welke fomtyds in korten tyd verdwynt, en 'er volgt naderhand een uitlozing van de ftof der druipert langs de zelfftandigheid van het roedenhoofd zelve ; fomtyds ontaard die ziekelyke vlak eerst tot een zweertje, en de befmetting gaat uit deeze tot de fpongieufe zelfftandigheid van hetroedenhoofd voort, wanneer zodanige zweer, het zy in het inwendige van de voorhuid zit, of in het roedenhoofd, ftort zy een foorlgelyke ftof, en dat wel in vry groote menigte, gelyk die is, welke door het hoofd der roede te drukken uitgaat, wanneer deszelfs celagtige zelfftandigheid befmet is geweest. Maar aangezien de ftoffe van de druipen dikwerf langs de fchaft zelve uitdrupt, zo dat veele het zelve een zaadloop genoemt hebben, dewyl zy geloofden, dat deeze ftoffe het zaad was, maar door de befmetting der venusziekte bedurven, wanneer zy langs de zelfftandigheid van het roedenhoofd voortkwam, en niets uit de fchaft, hebben zy het wel een druipert genoemt, maar Basterd; om namentlyk dezelve van andere foorten te onderfcheiden. men leest {b) dat de vermaarde Geneesheer van de Hoogefehool van Montpellier Masfon, in drie zieken een byzonder foort van druipert heeft gezien, by welke het veueriek waterig bloed uit de klieren die het opperde van het hoofd der roede omringen uitdrupte, en welke ziekte door de gewoone middelen voor de andere druipers wierd genezen : hy voegt 'er by, dat de zeer vermaarde Barbeynac, en andere Geneesheeren van Montpellier, de zelfde ziekte van te voren waargenomen hebben, en dewyl de zeer vermaarde Littre zodanige klieren (c) op deeze plaats befchreven heeft, heeft men een nieuwe reede gevonden voor het aanwezen deezer klieren. de (F) Academ. des Scienc. 1729. Hift. pag. 16. (c) Ibidem 1'au 1700- Hiftor. pag. 39. & feq.  $. 1447- DE VENÜSSMÊ" T. #fe de zeer vermaarde Aftruc houd zich aan het zelfde gevoelen Cd) aangaande de naam en plaats der ziekte, alwaar hy over de: basterd druipert, of de venerieke drupping uit de roede, handeld ; 5et 18 beweezen> dat de^e klieren 'er zyn ; welke een ftof uitftorten van een venynige reuk, welke ftof gelegenheid geeft tot het vergaderen van vuiligheden tusfchen de voorhuid e? het hoofd der roede. Maar dewyl, gelyk van te voren is gezegd geweest, het venusgif «ch ligtelyk in de flymachtige tafiie en verachtige vochten foortgelyke als deeze klieren uifftorten, inwikkelt fchynt het bewysbaar , dat deeze klieren dikwerf befmet worden : maar ook fchynen zy allerbekwaamst, om het ontfan*e verg.f te vestigen, en daar door venuszweeren te veroorzaken! met welke ik fomtyds het gantfche bovenfte gedeelte van hét hoofd der roede heb bezet gezien, maar of de zogenoemde basterd druipert , altyd haare oorfprong aan deeze aangetastre klieren verfchuldigt is , fchynt men niet met zekerheid te kunnen bepalen Sydenham getuigt het volgende Ce) : ik heb namentlyk zelfs gezien, dat er eenzodanige giftige ftof langs de gaatige öppervlaktevan het roedenhoofd uitzweette, niet hfa de fchaft uit geworpen wordende, en ook zonder dat het roedenhoofd of de voorhuid met eenige zweer bezet was. l'crcelïonus getuigt Cf) dnr hy er zeer veele op deeze wyze aangetast heeft gezien, m^eh witachtige bloeaige etter, zonder zelfs eenige zweer te hebben langs-de gaalachtige zelfftandigheid van het roedenhoofd uitflortten, het heugt my zeer wel, dat ik meermaalen gezien heb dat het roeden hoofd van zodanige zieken gedrukt zynde 'er dnin pelen van het veneriek waterig bloed langs de geheele zè1fcd£heid van het roedenhoofd uitkwamen, ofTchoon ik nochte in de voorhuid, nochte op den rand van het bovenfte van het hoofd der roede, alwaar-deeze klieren geplaatst zyn, heb kunnen ontdekken, een ander foort van druipert is {g), wanneer het ve- GO De Morb. Verier. Lib. ITT. Cap. III. pa„ l0o 1,US* 00 Epiftola Secunda Refponforia pao-. 41L ö" ' ƒ) De Pudendor. Morbis Cap. III. pae. gó Oj) In Prafatione Aphrodifiaci. Vyfde Deel. Ooooo  84a' DE VENUSSME T. $.iUr. flttsgif zich door de gaatjens van het roedenhoofd indringende, tot in de celachtige zelfltandigheid , welke rondom de fchaft is doordringt , en aldaar een zweer veroorzaakt , welke de buizen in de fchaft zynde uiteet, daarom ftort zy langs dee,ze weg een verzwoore Hof, welke wel gcfladig uit deeze uitgang drupt, maar vooral , wanneer de fcliafc in dit gedeelte gedrukt word; drukkende dezelve van beneden naar boven, zo des morgens voor dat de zieke zyn water geloost heeft na den ilaap, de roede ter afftand van een duim van de punt van agter naar voren gedrukt werd, word 'er een aanmerklyk gedeelte van vuile ftof uitgeparst. waar uit blykt, dat zy niet in de fchaft heeft gezeeten, maar door de drukking m dezelve uit het fpongieufe lichaam van de fchaft is gebragt. in dit foort van druipert, zal 'er verders uit de geheele roede van de hals van de blaas af tot aan het roedenhoofd toe , niets van zodanige ftof te voorfchyn komen, waar uit men befluit, dat deeze plaats alleen aangetast is. Dus is de druipert dikwervigst in derzelver begin, welke dasglyksch voorkomt, gewoonlyk een overgroote veneriek waterig bloed verwekkende, vry langen tyd agter een, vooral in ilappe menfehen, en, zode ftof maar onverhinderd word geloost, offchoon zulks ook langen tyd duurt, veroorzaakt zy zelve de venusfmet, ja behoed zelfs byna voor dezelve, maar zy heeft voornamentlyk dit ongemak, dat zy langen tyd in die bogtige omwegen van het celachtig vlies zittende, zy langduurige druppin) Winslow Expofit. Anatom. pag, 569,  5.1447- DE VENUSSMET. 34£ Maar aangezien het fpongieufe lichaam der fchaft, gelyk van te voren is gezegd geweest, agterwaards omgebogen , het roeden hoofd vormt, is de fchaft in haare zelfftandigheid in het onderfte gedeelte dunner, en fomtyds word 'er op deeze plaats een gaatje geknaagt, het geene moeilyk is te .-geneezen, ja fomtyds het geheele leeven lang by blyft. van te voren is gezegd, dat de buis der fchaft over deszelfs geheele langte met openingen doorboort is , waar fommige grooter , fommige kleinder zyn; deeze kan de befmetting ook ligtelyk meeüegedeeld worden ; waar op de druipert volgd. deeze kwaal ontftaat gewoonlyk door de fcherpte of menigte van venusgif, door een brandende en herhaalde onzuivere verzaming, door voorafgegane druipers, door de liefdenspleeging, wanneer iemand een druipert heeft, door een groote hitte van de lugt, het fpringen, voornamentlyk door het te paard ryden; door welke alle het venusgif meer werkzaam en fchadelyk word. De zieken hebben een lastig gevoel in de roede, als of de fchaft vernaauwt wierd: 'er komt meer ftof uit, maar dezelve drupt langzamer, door dien de fchaft zo veel meer vernaauwt is, hoe 'er meer kliertjens zyn aangedaan : de ftof kan door de roede van agter af te drukken naar het hoofd toe, uitgedrukt worden; het geene niet gefchied , wanneer de zitplaats der kwaal in het bovenfte gedeelte van de fchaft by het hoofd is: 'er komt een wit vogt uit, dat, opgedroogt zynde, geel word, en het lynwaad ftyf maakt: zo de kwaal erg is, is het groenachtig; zo zy zeer kwaad is, is het flykerig , bloedëtterig en bloederig; want als dan beteekent zulks, dat het fpono-ieus maakzel der fchaft uitgeëeten is; waar uit men een moeilyke geneezing voorziet; maar dit heeft vooral by die geene plaats, die dikwerf met een oprigting. der roede geplaagt zyn, wanneer zy een druipert hebben, op gelyk e wyze verandert ook de couleur der uitdruppende ftof, wanneer de ziekte door een bekwaame geneeswyze beter word, de flykerig^ enbloed- 0oooo a èt-  344 DE VENUSSMET. §. etterige ftof begint groen te worden, daar na geel, naderhand wit, en zy vermindert in hoeveelheid. Men heeft dikwils waargenomen , dat de druipert zo veel erger is, hoe zy zich later na de verzaming met een befinette vrouw, vertoont, als daa word men als een moeilyke fpsuning in de roede gewaar, welke, wanneer men zyn water loost* wel geen pyn veroorzaakt, maar eventwei eenigfints een beletzei doet ontwaar worden, ik heb gezien dat de druipert de tweede of derde dag na de befmetting reeds plaats had , by andere fomtyds maar de veertiende dag, en zelfs noch laa'ter. De fttrfelyke oorzaak van de druipert fchynt het vogt te zyn, dat natuurlyker wyze uit de buisjes van de fchaft komt , en de inwendige oppervlakte van de fchaft beftrykt en flibberi°maakt: dit vogt is in de gezondheid weinig; waar in de vtTnusfmet zich inwikkelende, word de afzondering, en 'er or,titaat tevens een knagende fcherpte. zo het gif, wanneer de af zondering door de prikkeling der befmetting toeneemt, uirgefpoelt word, eer dat de plaats, waar aan het blyft hangen , van het zelve kan uitgeknaagt worden, geneest de kwaafzon• der verzweering ; zo het gif fcherp en in groote hoeveelheid is, of te lang op een plaats verborgen is geweest, eer dat de druipert zich openbaart, heeft men voor het uitknao-en en het verzweeren te vreezen. Scharp merkt zeer wel aan (i) , dat zodanige vloed , door de enkele prikkeling, die de afzondering van het natuurlyke' vogt vermeerdert, zonder zweer kan voortgebragt worden • dus word een zeer groote menigte vogten door een buikzuiverende prikkeling in de darmen afgezonden , en met de afgang uitgedreeven; door het tabak rooken word zo groote menigte fpog uitgeworpen , dat het -geheele lichaam fomtyds in een vermagering vervalt, de witte vloed der vrouwen heeft groo- iSaP &CfeqP CrUiCal incluiry of the Prefent flate of Surgery, pag.  §.1447- DE VENUSSMET. 845 groote overeenkomst met de etter, en komt nochtans in ruimte te voorfchyn, hoe wel men geen zweer ontdekt, by de mannen komt een veel grooter hoeveelheid ftof der druipert voor den dag, als van eenige. weinige zweertjes, de inwendige oppervlakte van de fchaft bezettende, fchynt te kunnen verwagt worden, dit word verder in een druipert van een vrcuw beweezen; want zy hebben fomtyds een zeer iterke vloed 5 en nochtans ontdekt men na een vlytig onderzoek geen voetfpoor van een verzweering in de fcheede ; het geene eventwel zuu moeten gefchieden, zo die vloed een verzwoore etter was. In de mannen kan men met de oogen de fchaft inwendig niet wel bezien; maar in de lyken der geene, die een druipert hebben, aan andere ziektens zyn gedorven , heeft men fomtyds tekenen van ontfteking gevonden, de flymbuisjes gezwollen , en mondjes der uitloosbuizen verzworen, fomtyds vergadert zich ook een groote menigte ftof in deeze deelen. dus heeft Morando (Jz) in een jongeling van twintig jaaren , die aan een langzame teering was geilurven , voor de dood door vermagering geheel uitgedroogt, een zwartachtig gezwel omtrent het hennehoofd gevonden, waar uit hy omtrentnegen drachma's van een foortgelyke ftof heeft vergadert, en wanneer hv tragt te bewyzen tegen die geenen, die van een ander gevoelen waren, dat het geen zaad is dat in de druipert uit de. fchaft drupt, getuigt hy, dat hy een weinigje van die vloed in de fchaft van een hond heeft gefpooten, met die uitwerking, dat uit de roede van dit dier tot de dood toe een geelachtige bloedige etter geduurig uitdrupte : edoch die hond is aan de dolligheid geftorven. De zeer vermaarde Morgagni (/) , die meer manlyke roeden, als mooglyk eenige andere ontleedkundige, ontleed heeft, ge- C/O Prima Decade di Lettere Famigliari pag. 108. 109. ito. (/) De Sedibus & Caufis Ivlorbor. per Anat. deteclis Tom. II. pag. 194. & feq. Ooooo 3  84<5 DE VENUSSMET. §.1447. getuigt, dat hy die gebreken in de fchaft, welke de befmettelyke druipert verzeilen, naauwlyks ooit of nooit gezien heeft:. want in 't eerfte begin der druipert, is de ftof, die te voorfchyn komt, niet etterig, ten minfte geen waare etter, en de pyn is zo hevig niet, als die een uitknaging aanduid, nochte 'er vertoont zich zelfs de minfte couleur van bloed niet, ik laat ftaan het bloed zelve, waar uit fchynt bevestigd te worden, dat die vloed, in den beginne ten minfte , van de vermeerding der natuurlyke flym afhangt, waar meede de holligheid der fchaft gewooniyk beftreeken word. want in een jongeling van vyf-entwintig jaaren , die een verouderde druipert, door een andere, over zes maanden vernieuwt had, en, deeze noch hebbende, aan een bloedftorting uit een wond, was geftorven ; de teeldeeien met aandagt befchouwende (m), heeft hy gevonden, dat 'er in de voorhuid', het hoofd der roede, de fchaft, geen zweer, kna~ ging, roodheid, of iets anders, dat tot de aanweezende druipert behoorde, plaats had, dan wel eenige vochtigheid, zvelke grooter zuas als gewoonlyk van het midden der fchaft af , tot aan het roedsnhoofd toe, plaatsheeft, maar hy heeft gelooft , dat dit tot de verouderde en langduurige- druipert behoorde ; eerftelyk zich van die-plaats byna af, zuaarde vochtigheid begon een verders fchuins lopende langzoerpige witte ftreep vertoonende enz. : by deeze vogrigheid der fchaft voegt zich fomtyds een roodheid"; welke het niet te verwonderen is in deeze mensch geen plaats gehad re hebben ; dewyl hy aan een bloedftorting 'is geftorven.' maar de opregte Schryver \ n) getuigt, dat hy, menigmaal de nagelatene voctftappen, van de voorafgegane uitknaging in defcheede, gezien heeft; namentlyk de vernietiging van de flymbuisje , lidtekenen in de fchaft, en de vernaanwing derzelve , op de plaats der O) De fedibus & Caufis Morb. &c. Tom. II, pag. 196. - («)• Ibid.. pag. 197.  $. 1447- DE VENUSSMET. 847 der buisjes een vleezige uitgrocijing. ja in een ander lyk (rAy was een beloop van drie vingeren breed of meer , zvaar door hy geneegen was te geloven, dat de fchaft eertyds verzworen was geweest, zvant in het aanzien, zo als die buisjes waren, waren "er drie of vier, fchuins lopende, witachtig, en als peefen; koorden, ■ vf'eerder banden, niet zeer uitfteckende, en zich nergens van bet inwendige vlies der fchaft afzonderende waar uit het gefchil , tusfchen de geene die over deeze ziektens hebben gefchreeven , gemakkelyk fchynt bygelegd te kunnen worden, want fommige hebben gewild, dat in de druipert nimmer een zweer plaats had, maar dat de afzondering en uitloozing van de natuurlyke flym , waar mcede de inwendige oppervlakte der fchaft overtrokken word, vermeerderden: andere hebben de ftof die uit de roede vloeid, gezegt een etterftof te zyn, en hebben daar uit befloten, dat in alle zaadloop een venuszweer plaats had; vooral dewyl zy zagen, dat door de ontfange befmetting van het venusgif, op andere plaatfen uitëetende zweeren ontftonden. de ontleeding der lyken heeft getoont , dat zich na de druiperts fomtyds voetfpooren van de zweeren hebben laten zien, en fomtyds niet. Zekerlyk een gezond mensch, fnuit in de zomer zelde de neus, offchoon het inwendige neusvlies vol flymkliertjes is : maar zo hy een verkoudheid krygt, drupt een overgroote menigte vogt hem uit de neus; zo dat hy geduurig genootzaakt is de neus te fnuiten. maar wanneer de ftof ryp word, komt een dikker vogt uit de neus, dat op 't einde der ziektezeer gelyk is aan etter, offchoon 'er in 't geheel geen zweer in de holligheid van de neus is geweest, foorrgelyke ftof word uirgefpuuwt, wanneer het inwendig vlies der long even eens als de neus word aangedaan , en als dan zegt men een zinking (d) Ibidem pag. 198»  848 DE VENUSSMET. §.1447. king plaats te hebben; die een allerlastigfïe hoest verwekt; welke verzagt word, zo dra de gekookte fluimen, als etter, te voorfchyn komen; en daar op volgd de volmaakte herftelling, zonder eenige voetftap van een zweer in de long. Waarom de vermaarde Schryver (*) vasrgeftelt heeft , dat dit vogt het zelfde was, welke een waare vloeijing in de druipen veroorzaakt, waar in de vergiftige ftof blyft hangen: waar cm als dan ook de pyn op die plaats het zwaar ft e is, alwaar het hoofd der roede ontbreekt; maar hoe 'er meer van deeze kliertjes befmet worden, zo veel te erger is de ziekte; en in tegendeel; en dewyl Cocburnius door het ingefpote vogt, bewezen heeft, dat zy met elkander gemeenfchap hebben, kruipt het ligtelyk van de eene ktvaal voort tot de andere, dus begrypt men ook de reede, waarom de befmetting der venusziekte min dikwervig door het geheele lichaam heen verfpreid is geweest, na dat de druipert zich heeft beginnen te vertoonen : wanneer namentlyk het vergif in de fchaft zittende, door de menigte afgezonderde flym jngewikkelt, afgefpoeld word, en uitliet lichaam gedreven: alsdan worden deeze blaasjes [eerder opgezet en uitgefpannen, gelyk ook de nabuurige vaten als uitgeknaagt. waarom de zeer vérmaar* de Motgagni in de lyken, gelyk reeds gezegd is geweest, een roodheid en grooter vochtigheid in het vlies van de fchaft heeft gevonden, hier uit verftaat men ook de reede, waarom Botallus gezegd heeft (p): die de venusziekte in 't begin weinig achten, norden door een langduurig zaadvloed wonderbaarlyk geholpen : want het geene befmettelyk ontfangen zvas, vloeit allengsket/s met het overige uit, dat noch niet bedurven, maar ongekookt uitvalt. lioe menigmaal het vergif tot in de klieren van Cowperus is ge- (*) Abrah. Kaau Perfpirat. Hippocr. pag. 124. (ƒ) Aphrodifiat, pag, 872.  §. 1447- DE VENUSSMET. tA9 gekomen, en dezelve bezet, ontlast zich de ftof langs de uitlozing van dezelve in de holligheid der pisgang; en als dan word dit het derde foort van druipert genoemt. Die klieren van Cowperus leggen, gelyk zy in dit zelfde Hoofddeel befchreven zyn, aan beide zyden van de fchaft, boven deszelfs bol, en deszelfs uitloosbuizen lopen een halve duim ver langs de ronde oppervlakte van het vlies der fchaft, en dringen alsdan fchuins in derzelver holligheid, ter dier plaatfe, alwaar de fchaft onder de fchaambeenderen in de bilnaad gebogen word. Zo het venusgif deeze klieren heeft aangetast, en in dezelve zyn zitplaats heeft genomen, zal het zeer moeilyk uit dezelve gêwikkelt kunnen worden; maar vastzittendeen door het verblyf zelve geduurig kwader geworden, zal het daar ter plaatfe zeer groote, holle, pypagtige boezems uitknagen, geduurig deeze etter uitftortende, zeer moeilyk af te vegen, en daarom ook om te genezen, dit is vooral te vrezen , zo de uitgang van de in de klieren vergaderde ftof in de holligheid van de fchaft door eenige oorzaak verhindert word: want als dan ontftaan 'er fomtyds zeer kwade zweeren aan de zyden van de fchaft, en de nabuurige deelen worden befmet; waar door fomtyds ook het vet, dat agter aan de roede onder het vel gelegen is, of hetcelagtig weeffel, bezet worden; en 'er zeererge kwalen ontftaan (q~). Deeze kwaal word dikwils door een voorafgegaane druipert van het eerfte en tweede foort veroorzaakt; vooral, zo de zieke reeds meermaalen zodanige ziektens heeft gehad : zonder deeze komt zy zelde voor, en de zeer vermaarde Littre (r), die een groot aantal lyken, van die een druipert hadden, ontleed heeft, heeft maar eens bevonden, dat deeze kliertjes alleen maar aan» gedaan waren, maar ter plaatfe, alwaar de uitlozingen van deeze klieren zich in de holligheid van de fchaft openen, was een rood- 00 Ibidem in Prsefatione. 00 Acad. des fcieuc. fan 1711. Mem. pag. 167. &c. Vyfde Deel. PPPPP  §5o -DE VENUSSMET. §. r447. roodheid, vier linien breed, meer naar de linker dan de regter zyde ïéggëfldé! byna in 't midden van deeze roodheid was een roodagiige zweer, van een halve linie middellyn, die een groot gedeelte'van de'linker opening befproeit had, gelyk ook een klein gedeelte van de nabuurige fchaft. de klier met deeze opening over een komende, wierd rood, hard en gezwollen gevonden; de klier der regter zyde was minder aangedaan. Dit foort van druipert word door een dikte en pyn h 't midden der bilnaad gekend, welke zich fomtyds tot aan de aars uittrekt, en 'er komt in dit foort van druipert niet veel ftof langs de; roede uit.' fomtyds gevoelen zy naauwlyks de hitte der pis; ïó 'er namentlyk geen verzwering in de nabyheid van de uit loosbuizen is. het gebeurt meestal, dat in de ïaaste poging tot het uitlozen van het water, een veel bloedetterige, bloed waterige, Hinkende ftof uit de iuede komt; gelyk ook, wanneer het gezwel in de bilnaad word gedrukr; wanneer namentlyk de ftof in deeze klieren vergadert zit; het geene dikwerf moet gefchieden, om de fchuinie legging van deeze klieren. " De zeer vermaarde Littre doet ons dit foort van druipert ligtelyk kennen {s)t gelovende, dat zy zonder veel moeite genezen kan worden, ja veel gemakkelyker, dan de andere foorten; het geene wonder zoude kunnen voorkomen, maar deeze verwor.dering verdwynt, zo men in aanmerking neemt, dat dieuitftekende man maar driederlei zitplaats der druipert erkend heeft, namentlyk deeze kliertjes van Cowpems, de voorftanders en de zaadblaasjes (t\ want hy heeft geen het minfte gewag gemaakt van de twee eerfte foorten van druiperts, van welke wy reeds cefproken hebben, hier by komt, dat hy dit foort van druipert naauwlyks immer behandelt heeft, welke hy maar eens in een lyk gezien had, en hy wierd by deeze gelegentheid indagtig, dat CO Acad. des fcienc. 1'an 1711. Mem. pag 27r. CO Ibidem pag. 263.  $. 1447. D E V E N U S $ M E T. dat hy eertyds zodanige zieke onder handen beeft gehad, tevens bekend hy, dat hy ter dier tyd de klieren van Couperus nog niet genoeg kende , en hy daarom alle aandagt niet te werk geftelt heeft, welke hy zoude gebruiken , zo hem foortgelyke ziekte op nieuw wederom voorkwam, en zo zulks gebeurt was, twyffel ik niet, of die uitmuntende man, zoude van gevoelen over het gemakkelyk genezen van deeze druipert , verandert zyn Cu), dit is eventwel waar, dat de befmetting deezer klieren minder te vrezen is, dan dat de zelfde kwaal de voorftanders , of de zaadblaasjens, bezet, over welke drie plaatfen hy maar alleen fchynt gehandeld te hebben.. Men moet aanmerken, dat door de toeneemende dikte deezer klieren ; en der nabuurige deelen , derzelver uitlozingen zodanig gedrukt kunnen worden, dat zy zeer weinig, of geheel geen ftof in de holligheid van de fchaft overzetten ; als dan hebben de Schryvers deeze kwaal een venynige drooge druipert t of een moeilyke venerieke drooge waterlozing genoemt (zv) ; welke die vermaarde Schryver vast fielt de hevige venynige druiperts voor af te gaan, of op dezelve te volgen•, Wanneer zy onderdrukt worden, edoch hy fielt twee oorzaken van zodanige kwaal ; namentlyk de ontfleking van de voorftanders of de zaadblaasjens; en de roosagtige ontfleking van de fchaft. de aanwezendheid der eerfte oorzaak leerd ons de zwelling, hitte, roodheid, pyn, van de bilnaad, hier word nochtans geen gewag' gemaakt van de klieren van Cezvperus , als ook op de zelfde wyze aangetast zynde; het geene wonder fchynt; dewyl hy elders (x) duidelyk het volgende zegt: men helft by ondervinding, dat de druipert, zvelke alleen plaats heeft in de zaadblaasjens of de voorftanders -wel zelde tot een verCu) Ibid. pag. 2*7» ; (>) Adruc de Morbis venereis Lih. III. Cap. III, pag. 185. Cr; Ibid. Cap. IV". pag. 197. Ppppp 2  852 DE VENUSSMET. §.1447. verzwering overgaat; het zy dat derzelver grooter en vaster lichaam aan de fcheuring, zonder welke geene verzzvering ontflaat meer weerf and'bied ; het zy dat de veelt, breede, korte, uitlozingen, welke uit deeze deelen zich in de fchaft openen, een vryer zveg laaten voor het vast zittende en bedurve zaad, waar door het de inft'uitende cellen met minder krachtdadigheid moet uitknagen : maar in tegendeel gaat de druipert, waar in de klieren van Cowperus aangetast zyn, door een tegen over gefielde reede, dikwerf tot een verzzvering over; het zy dat derzelver klemder en weeker lichaam hgtelyker zvord bedurven, het zy dat het zaad in dezelve vergadert {daar het langs een lange, fchuinfe, na auzve, buis m de fchaft zvord uitgeflort) langer in dezelve blyft, en dus haar famenflel zekerder vernielt. Waar uit men fchynt te mogen befluiten, dat de klieren van Cozvperus, met het venusgif befmet, de droge druipert voortbrengen, maar aangezien deeze kwalyk varende, de flym uit dezelve afgezondert, ofte niet in de fchaft uitgeloost word, ofre wel in minder hoeveelheid als gewoonlyk, de pis word met pyn geloost; welke zwaarder zal zyn, zo het nabuurige deel van de ichaft word ontftoken, gelyk men menigwerf waar neemt, en het waterig bloed uit de buizen deezer klieren druppende, zal m een knagende fcherpheid veranderen; welke fomtyds zo groot is, dat zy deeze klieren fomtvds byna ten eenemaal vernielt, dus heeft Morando (y) in het lyk van een man die dikwerf een druipert had gehad, waar van de laatfte langer als een jaar had geduurt, gevonden, dat 'ervan deeze klieren maar twee ongelyke en zeer kleine flukjens overig waren, welke een zeer di) had twee jongelingen gezien die door zodanige oog,ontfleking een oog verloren hadden, alle vlyt der Geneesheeren te vergeefs aangewend zynde. ook moet men zich niet op de krachten van de kwik zelve vertrouwen; want offchoon zy in een groote giftc gebruikt word, en dat wel vroegtydig, komt de ïchielyke aandrang deszelfs krachtdadigheid voor; want het ooggaat eerder verloren, dan dat de kwik haare krachten uitoefftnt. Üe kennis van .zodanige oogontfteking hangt voornamentlyk af van de kennis der oorzaak, de opftopping namentlyk der druipert, want die dikte van de aangewasfe oogrok, zo datde hoornagtige rok zich vertoont als of zy in een'kuil lag, heb ik fomtyds in oogontftekingen gezien, welke ik zeker was niet door de opftopping van een druipert veroorzaakt te zyn geweest, de genezing beflaat voor eerst voornamentlyk daar in, dat door'het geduurig baden, ftoven der roede en nabuurige plaatfen, met zeer verzagrende middelen, de vloed herfteld worden, die opgehouden had; terwyl men tevens de oogen wascht met Hovingen QO De Morbis Vener. Lib. III. Cap. III. pag. 293.  5-1447- DE VENUSSMET. 863 gen die zagtjens verfterken ; gelijk b: v: is de azyn van goud gelit , met hondertmaal zo veel water verduur, te g.lijk moet men kloekmoedig dat geene werk Heilig maaken dat in de genezing der ontfleking §. 395. geprezen is. want aangezien liet venusgif feberp en bytend is, zijn de allererr'fte uitwerkingen der ontfleking (§. 388".) te vreten. Men moer vooral aanmerken, dat de aangewasfe rok, door middel van bet celachtig weeffel aan de ondergelege witte rok vast zit, welke uit de vereeniging der pezen van de"fpieren van het oog word gemaakt; en dat de ontftoke dikte in deeze cellen plaats grijpt, dewijl de zeer tengere varen, en de cellen, met het ingedronge dikke bloed, van het vochtigfte gedeelte beroofd (ziet 382. 2.), opgevult worden, maar de aangewasfe rok is dun, en, met de ondergelege doorfchynende witte rok, maakt zy het zo genoemde oogwit uit: de aangewasfe rok is vol vaten zo nochtans, dat het ijrootfle gedeelte van deeze alleen maar de* vochten bevat, die dunner zijn dan het roode bloed; waarom het zich in kinderen geheel wit vertoont, deeze vaten laaten zich gemakkelijk verwyden, en als dan laaten zy ook dikker vochten toe. zo een gezond mensch de oogen wrijft, word de aangewasfe rok terftond rood: het zelfde heeft plaats, zo 'er eenzandje een druppeltje wijn, azijn, tusfchen de oogbol en de oogleden zit: want de oogleden worden als dan zeer fterk toegetrokken, en drukken het roode bloed in de vaten, welke gemakkelijk wyken; waar door al het wit van het oog met een roode couleur word overftort. maar deeze arn^ewasfe rok zelve, zö vaatachtig, dekt ook het doorfchynend hoorn, waar van zy met de punt van het pennemes kan afgezonden worden , en op deeze plaats nog uit veel fijnder vaten beftaat, welke te gelijk met de bevatte vochten, de ftralen van het licht door kunnen ïaaten. zo dan de vaten-van de aangewasfe rok, alwaar zy het hoornachtig vlies dekt door een hevige ontfleking met dikke vochten opgepropt worden , is het gedaan met de doorfchynentheid van herhoornachtig vlies, het geene geheel of ten deele verduifterd word. Dus  8*4 DE ' VENUSSMET. $.1447- Dus ontftaan 'er in bet hoorn witte duiftere vlakken , na hevige ontfteekingen der oogen, en als dan vertoont zich menigmaal een rood flagaderlyk vat, dat met het bloote oog gemakkelyk kan gezien worden , het geene uit de aangewasfen rok, alwaar zy de witte bedekt, naar de kant van het hoorn ftrekt, over het zelve heen trekt, en in het middenpunt van ■zodanige vlak eindigt, niemand heeft de ziektens der oogen met oplettenheid behandeld , of hy heeft dit meer dan eens gezien: de ontleedkundige infpuitingen, met een gecouleurde •ftof gedaan, hebben het zelfde ten duidelykfte bevestigd, wanneer de oogmeefters dit in aanmerking namen, hebben zy zodanig flagaderlyk rood vat, dat naar zodanige vlak regtftreeks liep, doorfneeden, eer dat het de rand van het hoorn overtrad; want aldus tragtede zy te verhinderen , dat langs die vaten dikkere vogten naar de hoornachtige rok konde komen, in het eene of andere zodanig dringende vat zoude men zulks mooglyk kunnen beproeven, met een geoeffende en ligte hand; maar de duiftere vlak blyft in 't hoorn , hoe wel het vat doorfneeden is dit bekend ook Aftruc (q) , zeggende : voorts nochtans , van hoe ■ proote kragt en werkdadigheid de verrichting zy, kan zy de aanwezende kwaal voel gencezen, en de toekomende te gemoet lopen , £V kan dezelve, eens plaats heibende gegrepen, niet wegneemen , of verbeteren waarom hy aanraad zulks ten eerfte te beproeven, ais de eenige openftaande weg van geneezing. hy heeft namentlyk gewilt dat men de ronde omtrek van de gezwolle aangewasfe rok geheel zou uitfnyden, en uitroeijen , op dat 'er geen oorzaak van"drukking overig zoude blyven, waar door bet oog zich kwa~ lyk zoude bevinden (r). hy befchryft de manier op welke zodanige verrigting moet gefchieden ; namentlyk dat de geheele omtrek van de aangewasfe rok naby de hoornagtige met zeer fyne fchaar- 0?) De Morbis.. Vener. Lib. III. Cap. III. pag. 293. ,(r) Ibidem pag. 294.  §.1447- DE VENUSSMET. 865 fchaartjens doorfneden worden, ja dat meer is, zo het inwendige der oogleden met een gelyke dikte is bezet, moet, het van gelyke/t met een fyn fchaartje afgefchrapt en doorfneden worden, maar het is te over bekend, hoe gevoelig, hoe aandoenlyk de inwendige oppervlakte der oogleden is; en zo men in aanmerking neemt, het geene in de algemeene befchryving der wonden (§. 158. n°. 5.) is gezegt geweest, dar namentlyk de lippen van de wond naderhand beginnen heet, pynlyk te worden, te zwellen, om te keeren, tevens met een koortsje en.hitte , welke lastigheden alsdan maar beginnen te verminderen, wanneer de etter gevormt is, geloof ik het genoegzaam te blyken , dat men van zodanig fnyden, dat in het ontftoke deel verrigt word , en dat met een fchaar, die altyd onder 't fnyden min of meer de lippen van de wond kneust, een gevaarlyke vermeerdering der omfleeking te vreezen hebbe, en zodanige wond kan niet klein genoemt worden, die zo groot is als de geheele omtrek van het hoorn , en r och veel grooter zyn zal, zo de inwendige oppervlakte der oogleden van gelyken doorfneden word. wat zal 'er van het hoorn zelfs, of ten minfte van deszelfs bui ten He plaat worden, welke een voortduuring is van de aangewasfe rok, gelyk gezegd is geweest, zo, de vaten in de gantfche omtrek afgefneeden zynde , het ten eenemaal fchielyk van de invloed der levensvogten word beroofd? dit zyn de redenen waarom ik deeze verrichting nimmer aangeraden heb. ik heb het eens bygewoond , wanneer zodanige ronde uitfnyding van het aangewasfen vlies gedaan wierd, om een langduurige oogontfleeking te geneezen': fommige verwonderden zich over de behendigheid van de Heelmecfler; ik heb my over de zeer droevige uitkomst bedroeft, 'er had eventwel geen druipert plaats, aan welkers opftopping de oorzaak had kunnen toegefchreven worden; en dus was de oorzaak der kwaal van minder aanbelang. In de fcheede de zogenoemde witte vloed. De vrouwen worden door de onzuivere verzaming van een foortgelyke ziekte als de zaadloop der mannen, aangetast, en hebben even eens' Vyfde Deel. Rrrrr een  SM DE VENUSSMET. §.IHr, een vuile venus drup, maar door een ander maakzel der deelen, komen onderfcheide toevallen te voren, de fcheede omvangt van rondom de roede van een man die befmet is, word gewreeven , gefchokt, ontfangt te gelyk met het zaad het waterig bloed der druipert, dat naderhand langzaam wederom uitvak, daarom is het geen wonder, dat dit deel dikwerf word befmet , en naderhand met venuszweeren word bedurven. maar aangezien de zc epklieren fs) in de lippen, de nymphen zeer digt ztiten, en in de lippen van de vrouwlyke fchamelheid , en omtrent de opening van de doorgang der pis zeer veele holletjes of buisjes worden gevonden, gelyk ook in de fcheede , welke natuurlyker wyze met een ilibberig vogt word bevogtigt, zyn in alle deeze deelen bekwame plaatfen, het flymachtig vogt is voor de hand, waar in zich het venusgif, zal kunnen wikkelen,, en foortgelyke kwaaien als op andere plaatfen van het lichaam voortbrengen. Het druipent waterig bloed, van een man, met het zaad in de verzaming uitgefchoten , raakt het bovenfte gedeelte van de fcheede, alwaar zy de vooruitfteekende mond der lyfmoeder in zich ontfangt. dit bovenfte gedeelte der fcheede is glad, zonder eenige rimpel; daarom word deeze plaats zeide befmet, door dien de oppervlakte glad is, en dat het vogt, in de fcheede gebragt, van zelf daalt, omtrent op de derde part der langre van de fcheede van die uitfteeking, vertoonen zich halfronde uitftekingen van het inwendige vlies der fcheede, of rimpels , welke grooter en meerder in getal voorkomen met nederwaards te daalen, tot dat de fcheede eindigt, nu naauwer en als toegeneepen, tot de vrouwlyke fchamelheid. in deeze rimpels zyn de zenuwachtige teepeltjes, werktuigen der wellust, geleegen; gelyk ook de flymblaasjes. Men heeft waargenomen, dat door de onzuivere verzaming in de fcheede zweeren ontftaan, drie of vier vingeren breed Jatigy van O) Perfpirat. dicta Hippocr. Cap, XIII. pag. 124. Morgagn. Adverf. Anat. I. Tab. 333. 6 **  $.1447- DE VENUSSMET. 86> van onderen.breed, van boven naauw, welke zich als wonden vertonen, die als door een kloof gemaakt zyn ; het beloop van foortgelyke zweeren is regtftandig naar de rimpels der fcheede: deeze zweeren ftorten een etterbloedige, dunne, zeer erg knagende, en zeer fchielyk de mannen befmetiende, die met zodanige vrouwen verzamen, ftof uit. Zo lang de kwaal in de fcheede is, vooral zo zy van een zagter aard is, word zy dikwerf voor de witte vloed aangezien , welke vry dik wils voorkomende, hebben de vrouwen zelfs geen agterdenïcen; dat zy befmet zyn; vooral, zo zy van te voren , hoe wel zeer weinig, de witte vloed hebben gehad. Maar de vrouwlyke zaadloop fchynt van de witte vloed te kunnen onderfcheiden worden, door de kennis der voorafgegane oorzaak; namentlyk van een verdagte verzaming ; welke oorzaak zy nochtans meest verbergen, daar en boven neemt de wirte vloed uit een ligt begin, geduurende maanden, ja zelfs jaaren, allengskens toe, en word maar langzaam fcherp , en fomtyds geel, eindelyk groen ; 'er ontflaat fchielyk een zaadloop, dezelve neemt geduurig toe, en vermeerdert haastelyk de voetflappen der kwaal; de couleur, in den beginne wit, gaat fomtijds vry fchielijk tot geel en groen over, en de vaten uitgeknaagt zijnde, vloeit het bloedig waterig bloed uit; zy worden in de fcheede een hitte en pijn gewaar, maar ook verfchaft de witte vloed, zo zy veroudert is, een grooter hoeveelheid uitvloeijende ftof, dan men in de zaadloop waarneemt (/). Ook blijkt het, dat, zo de oorzaak der kwaal in de fcheede zit, de vrouwen van een zaadloop aangetast , van de verhindering der pisloozing kunnen bevryd zyn, welke de zaadloop by ;q Ml ;icT> .UKdhJ sawaoV .<}■>.>?a ■'. \ ( -fêq. O) Aftruc Malad. des femmes Tom. II. pag. 228. & feq. Rrrrr 2  868 DE VENUSSMET. §. jU7. een man verzeld. waar uit men vastftelt, dat de druipert min lastig is, al het overige gelyk zijnde, voor de vrouwen , als voer de mannen (u). Deeze zaadloop tier vrouwen, van de enkele befmette holligheid der fcheede afgaande,, zoude men van het eerfte foort kunnen noemen, de opening der fchaft in de vrouwen is onder de kittelaar, in de tusfchenwvdte der nymphen geleegen, een heuvel, overal genmpelt, verwonende, en met verfcheide uitloosbuizen doorboort, uit welke een lym- of flymachtig vogt kan gedrukt worden, door de onzuivere verzaming worden die flvmbmsjes befmet, het zy alleen, of te gelyk met de fcheede: de Graaf (iv) heeft alleen deeze plaats voor de zitplaats van de vrouwlyke druipert gehouden; en daarom heeft hy gewilt, dat men om deeze van de witte vloed te onderfcheiden, de tecldeelen inwendig zoude bezien: aangezien gy de deelen , rondom de psgang geleegen, (in welke de buisjes eindigen,) met een zekere (lymftof bezet, en fomtyds verzworen zult bevinden, en hy heeft in het lyk van een vrouw, door deeze kwaal aangetast, gezien : dat de lyfmoeder en haare fcheede onbefchadigt zynde, het klierachtig lichaam, of 'de voorftanders om de fchaft geleegen , alleen aangetast waren, men weet dat dit foort van druipert by de vrouwen plaats heeft, wanneer dat klierachtige heuveltje, in welkers midden de opening der fchaft geleegen is, gezwollen , pynlyk is, en een veneriek waterig bloed uitftort, het zy van zelfs, ofwel doorliet drukken, de ipier welke Santorius tx) befchreeven, en de nedérdrukker der fcheede genoemd heeft, geprikkelt zynde , fpant zich , en doet het geheele klierachtige lic O) Aftruc de Morb. Venerea Lib. III. Cap. III. pag. 167. 00 De Mulierum organis. Cap. IX. pag. 140. 141. 00 Obfervat. Anatom, Cap. XI. pag. 208.'  5.1447- D E VENUSSM ET. 869 lichaam uitfteeken , waar door de moeilyke pisloofnig ontflaat; maar zy voelen niet altyd een hitte, wanneer de pis doorvloeit* maar dan alleen maar, wanneer de aangedane plaats verzworen zynde, door de uitgedrukte pis word geprikkelt: maar zy worden een vry lastige ftyvigheid en fpanning gewaar , wanneer de pis uitgeloost word, en zy klaagen, als of 'er iets uit de fchamelheid viel , of ten minfte poogde uit dezelve te gaan. maar dewyl dit deel met het nabuurige celachtige vlies gemcenfchap heeft, is het te vreezen, dat "het vergif zich voortzette tot de zogenoemde venus berg, welke een dikker vet vlies heeft, zeer bekwaam om de befmetting te bevatten, en de leelyke zweeren, op deeze plaats ontftaan, voort te zetten, het is van gelyken te vreezen , dat de fchaft door een nabuurige zweer van het klierachtige lichaam uitgeknaagt word; en alsdan volgd 'er een allerlastigfte uitvioeijing der pis na de buitenfte en bovenfte deelen van de fchamelheid. Deeze kwaal zou men het tweede foort van vrouwlyke druipert kunnen noemen. De vrouwlyke fchaft, van de blaas, of deszelfs hals haare oorfprong nemende, naauwlijks een duim breed lang, krom lopende, een weinig naar boven gekeerd , word naar buiten gebragt, en gaapt onder de kittelaar, het is een fpongieufe buis , gelyk aan de manlyke fchaft, maar veel korter ; loopt tusfchen de ftamvan dekittelaar, en de ondergeleege fcheede, en zit aan beide vast : in de inwendige oppervlakte vind men foortgelyke uitloofingeri, waar uit een fïymachtig vogt gedrukt word, waarom, zo de fchaft van het venusgif befmet word, zal 'er een derde foort van vrouwlyke druipert ontftaan, welke foortgelyke kwalen zal veroorzaken , als in de befchry ving van de manlyke druipert aangehaald zyn. 'er vloeit een foortgelyke ftof uit, valt lastig door de koude pis, en het is,te vreezen, dat de fchaft uitgeknaagt zynde, de pis zich in de fcheede zal nederftorten. In de lippen der vrouwlyke fchamelheid , is aan beide zyden byna het onderfte gedeelte , onder de fluitfpier., der fcheede , Rrrrr 3 een  8;o DE VENUSSMET. $.I44r# een groote klier geleegen, zo groot als een groote erwt: ieder van deeze klieren heeft een aanmerklyke uitloozing, waar uit veel lymig vogt kan gedrukt worden, het geene gelooft word in de liefdens brand van zelfs uit te komen, de zeer vermaarde Mor~ gagni (y) heeft de opene monden van deeze klieren afgebeeld, en een zodanige klier, van de andere deelen afgezonden, in plaat uitgedrukt. Santorini (z) heeft een van deeze klieren , welke van buiten onder aan de fcheede zyn, by Casparus Bartholinus voorftanders genoemd, van gelyken afgebeeld, dat in derzelver gapende mondjes het venusgif kan ontfangen worden, blykt van zelfs, deeze kwaal begint gewoonlyk met een zeer lastige jeukte , waarop het zwellen eri pyn van het deel volgd : het uitvloeijen van het vogt vermeerdert, het geene gelvk is aan het waterig bloed van de druipert : zodanig gezwel 'is fomtyds alleen , fomtijds zyn 'er twee in de bilnaad, van de lasbuilen onderfcheiden, met welke zy fomtijds verward worden, al het geene in de manlyke druipert van de klieren van Cozuperus gezegdes geweest, Haat hier van gelyken te vreezen. want ten zy zodanige dikte buitenwaards uit kan gebragt worden, of dat het Venerieke waterig bloed langs de uitloozingen in de fcheede ontlast word, word al het nabuurige uitgeknaagt; 'er ontftaan zeer bogtachtige zweeren; de fcheede en de nabuurige regte darm worden zodanig uitgeknaagt; dat de drek der afgang langs de fcheede uitfat: een allerleelykfte kwaal, het geene de alleronbefchaamdfte hoeren zich fomtyds in de ziekhuizen verwyten, wanneer zy daar zyn om geneezen te worden. Dit zoude het vierde foort van vrouwlyke druipert kunnen genoemt worden. Maar in deeze druiperts is de aangedane plaats het dikwervigst in de fcheede; men neemt zelf in de fchaft , en de omtrek van deszelfs opening, gelyk gezegd is geweest, dezelfde kwaal 00 Adverfar. Anatom, I. Tab. IN. * * & litera H. 00 Obfervat. Anatom. Tab. II. fig. i. f.  $.1447. DE VENUSSMET. ö;i kwaal waar; en dewyl dat geene, dat ten tyde der verzaming een man die een zaadloop heeft in de fchamelheid van een vrouw uitfchiet, van zelf naar het onderfte gedeelte van de fcheede daald, alwaar de uitloofingen van de reeds befchreeve klieren gaapen , fchynen die ook vry blootgefrelt te zyn aan de venusfmet. Of de druipert doordringt, en de lyfmoeder, de eijerleiders, de eijernesten befmet, twyffelt men te regt: het is wel waarfchynlyk, dat de venusfmet door het geheele lichaam verfpreid zynde, deeze deelen ook daar na aangetast worden : maar men is niet verzekerd, voor zo veel my bekend is, dat de druipert tot in de lyfmoeder doorgedrongen is, en aldaar foortgelyke kwaal veroorzaakt heeft, het is eventvvel waar, dat vermaarde ontleedkundige in de hals van de blaas eenige blaasjes hebben gevonden, van onderfcheide grootte, alle rondachtig, of eyrond, byna de ge~ heele inwendige oppervlakte van de hals met digte hoopen bezettende (a\ men vind dezelve in een doorfneede lyfmoeder afgebeeld \b). verfcheide Schryvers hebben deeze blaasjes een onderfcheide gebruik toegefchreeven : fommige hebben gezegd, dat het- waterblaasjes waren; andere hebben dezelve voor eijeren der vrouwen gehouden; andere hebben vastgeftelt, dat door derzelver maakzel een lymachtig vogt word afgezondert, waar meede de mond der zwangere lyfmoeder verftopt word. de zeer vermaarde Morgagni heeft altyd uit deeze blaasjes veel taaije flym kunnen drukken, maar aangezien van te vooren meer dan eens gezegd is geweest, dat het flymachtige , lymachtige, vette, door deszelfs taayheid allerbekwaamst is, om het venusgif in te wikkelen, en op een zekere plaats van het lichaam te vestigen , fchynt hier menigwerf het zelfde , in de hals van de lyfmoeder namentlyk , te moeten gefchieden. Santorini (c) , die O) Morgagni Adverf. Anat. I. pag. 44. '<■£) Ibidem Tab. III. L. L. 0 Obfervat. Anatom. Cap. XI. §. 9. pag. 213. & feq.  DE VENUSSMET. 5.1447. die deeze blaasjes naauwkeurig heeft befchreeven, en afgebeeld (i het kwikzilver gelukkiglijk rondom af, en dat fomtijds vry fchielijk : maar wanneer zy reeds voor een groot gedeelte verd we enen zijn , blijft 'er als een harde, wederftand biedende kern, die zeer moeilijk wijkt, en fomtijds tot een onoverwinlyke verharding overgaar. Men zie, het geene van te.voren §. 1337. is gezegt, alwaar over de verettering der borsten wierd gehandelt, en van gelyken over de verfcheidentheid der genezing, naar maate 'er iu hetcel- Sssss a ag-  876 DE VENUSSMET. §. r448. agtig gedeelte der borsten, of in het klieragtige, of in beide te •gelyk , een ónombindbaare plaats heeft. De venusbuil vertoont zich terftond, eer zich nog eenig ander kwaad in het lichaam openbaart, of na dat de zweeren van de roede door de 'vlyt van de 'Heelmeefters te fchielyk genezen zyn^ of na dat de druipert ontydig opgeftopt is (7). de zeer vermaarde Alexander Monro be'wyst (m), dat de zenuw watervaten met kleppen voorzien de vogten in haare monden opfiurpen; tevens tekent hy aan, dat de meeste groote ronde klieren, ten minfte eenige, takken van deeze aders in zich ontfangen. hetfehymdus niet te verwonderen,- dat, wanneer de jongelingen zich in een brandende liefdensdrift met ftinkende hoeren verzamen, het venusgif in deeze opflurpende vaten gaat, en te gelyk met het aderlyk zenuwwater naar de ronde klieren gevoert word, en dezelve befmet. het zelfde zal te vrezen zyn, zo het vergif in de roede een zweer zal veroorzaakt hebben, of in de fchaft een druipert voortgebragt, en men niet genoeg oplet, om door geduurig wasfchen, of een fterk vloeijen, het befmettelyk vergif uit deeze plaatfen te fpoelen, het geene, opgezogen zynde, ligtelyk omtrent deeze klieren zal blyven hangen, en dezelve tot een dikte verheffen, het fchynt zeer bewysbaar, dat die klieren eerder dan de andere befmet worden, welke het naaste by de eerst aangedaane plaats gelegen zyn; dus ontftaan 'er door de in de verzaming befmette fchaamdelen venusbuilen; in de minnemoeders, die kinderen zogen die met de venusziekte befmet zyn, en dus befmet worden, openbaren zich onder de eerfte tekenen van de befmetting dikwils gezwellen der oxelen. in de kinCO Alex, Trajan. Petron. de Morbo Gallico Lib. VII. Cap V. Aphrodif. pag. 1325. O) De Venis Lymphar. Valvul. pag. 46. & feq.  §.I448. .DE VENUSSMET. 877 -kinderen , die van befmette minnen 'befmet worden , worden •dikwils de ronde klieren der hals het eerst aangetast. Verders word dit bevestigt uit dat geene, dat men waarneemt in de inenting der pokjens te gefchiedcn. men maakt een klein -wondje op de arm, waar aan men een draad met poketter doortrokken toevoegt, 'er volgen dikwils klieren onder deoxelen; waar uit ervarene befluiten, dat de inenting niet te vergeefs gcr daan is; want het is een teken, dat het venusgif weder opgezogen is. maar aangezien de inenting nu op dc eene arm alieen, en niet op beide, gelyk eertyds gefchied, zwellen de klieren onder de oxelen der zeiver zyde gewoonlyk maar alleen (n). Waar uit blykt, dat de venusbuil in de lies een teken is van het vergif in de aders ontfangen, het geene zich geheel in deeze dikte vestigende, kan de zieke tot nog toe vry zyn van de befmetting. maar dit is ten eenemaal onzeker; want'er zal hier maar een gedeelte van het kwaad kunnen zitten, en het overige, met de vogten vermengt, het geheele lichaam befmetten. hier uit begrypt men, waarom de venusbuilen by ervarene altyd verdagt worden gehouden, waarom ook Sydenham (0), na over de druipert gehandelt te hebben, het volgende 'er by voegt: maarzo dikwils de befmetting door de langdunrigheid', en het verblyfin de gezegde deelen, naar boven word gevoerd, en het bloed allengskens befmet, of de vergiftige ftof, door het onbehoorlyk gebruik van fa■mentrekkende middelen in het lichaam wederhouden is, verrottende -vogten, 'er ontftaat een opregte venusziekte , waar in degezzvellen of de venusbuilen, menigmaal zich in de lies vertonende deszelfs eerfte trap uitmaken, het gebeurt, en ik heb dit zelfs eenige maaien gezien in zieken, dat de venusbuilen na een onzuivere verzaming, fchielyk, en zonder dat zich eenig ander kwaad op eeni"- deel van het lichaam vertoonde, voor den dag komen; en deeze kwaal is niet van weinig aanbelang; want het betekent, dat («1 Ibid. pag. 48. 00 Epiftol. Refponfor, n. pag. 4ió' S ssss 3  8r8 DE VENUSSMET. dat de venusfmet, zeer beweegbaar en werkzaam, zich niet aan de deelen heeft vast gehegt; waaraan zy onmiddeiyk was toege voegt, maar, in de vaten ontfangen, verder doorgedrongen is; daarom is het te vrezen, dat het geheele lichaam beimet word ten zy dezelve door een goede geneeswyze uit het lichaam worde verblazen, ik heb dus gezien, dat de derde dag na de verzaming met een hoer, zich niet alleen venusbuilen in beidodcliesfen van een fterk jongeling vertoont hebben, maar dar ook de gamiche huid met wratten befmet is geweest, het zelfde gebeurt menigmaal, wanneer de venuswratten (welke de Schryveti d : eertyds over de venusziekte hebben gefchreven uitlcnstriój reroemt hebben) door te rug dryvende, en fchielyk uitdrogénde middelen, behandelt worden, waarom Fallopius • tótciritoefigflc -waarfchouwt: zo het waarlyk een venerieke uithw?ir. is. e» \ riet ligt is, viaar zeer. kzvaadaartig, onthoudu va» fterk envolkom terug dryvende middelen;, om dat 'er venusbuilen zouden Qètpaan. de venusbuilen volgen gewoonlyk op.een nieuwlings onrtange befmetting, of op venuswratten in de teeldeelen opeen kwade manier behandelt, of op een opgeftopte druipert ■ hierbv voegt de zeer vermaarde Aftruc (q) een andere oorzaak; zo zy eindelyk buiten alle verzaming die kortelings, voor af gegaan is van zelf ontftaan, ma aken zy ook het ei ge kenmerk uit van deverborve -venusziekte, het is wel waar, dar het venusgif, met deomloperde vogten vermengt, zich naderhand op onderfcheide plaatfen van het lichaam kan ter neder zetten; en dus ftryd hier niet te gen, dat ook de venusbuilen op deeze wyze kunnen verwekt worden; nochtans fchynt dit zeide te gebeuren; het heugt mv ten minfte niet, immer een venusbuil gezien te hebben die de oorfprong met aan een nu eerst plaars gehad hebbende verzaming verfchuldigt was, of aan venuswratten, of druiperrs, die kwalyk behandelt waren, het is ook bekend, dat het by zodanige urn QAïlCt Cap* LXXXL Aphrodjf. pag. 8r4. ?*" Qj Lib. III. Cap. V. pag. 218. f  $. 1443. DE VENUSSMET. 879 zieken de gewoonte is, de misdaden der jeugd te bekennen, dan zich befchaamt te laaten maaken over- foortgelyke dwalingen van ryper jaaren. De venusbuil word van de andere liesgezwellen onderfcheiden, door de volgende voorafgegane oorzaaken; dooreen onzuivere, of ten minfte verdagte verzaming ; uit voorafgaande venuswratten, en druipert. Zo men in den beginne van de venusbuil de lies voelt, word men in de diepte verfebeide klieren, reeds meer dan gewoonlyk gezwollen, gewaar, welke, meer toegenomen, tot een harde klomp gaan, en een dikte vormen , breed van voet, van boven meestentyds fpits. de couleur van de huid fchynt niet verandert; word naderhand rood, wanneer de venusbuil ontftoken word en verzweert. De liesbreuk word niet dan van onervarene ligtelyk met de venusbuil verwarf ; want zy is in den beginne langwerpig , van een oneffe oppervlakte, en fteunt op een hreede voet; in de liesbreuk is de oppervlakte effen , en zeer naby de ronde vorm komende,' en wykt op 't drukken met de vinger, ten zy dezelve belloten is ; en als dan hebben' zwaare toevallen plaats, koortfen, braken, darmkronkel, enz.; welke de venusbuil nimmer verzeilen, zo de breuk niet ingefloten is, wykt zy op 't aanraaken , door het drukken word de dikte kleinder, de winden rommelen in de buik; het geene alles in de venusbuil geen plaats heeft, ja, zo men in de venusbuil, die reeds verzworen is, of noch zweert, eenige zagtheid gewaar word, of men het vogt door een duiftere golving gewaar word in de venusbuil verborgen te zyn , is dit weinig en diep geleegen , en bezet alleen maar het midden van de dikte (r). maar wanneer de breuk in de balzak nedergedaalt is, heeft zy in 't geheel geen gelykenis met de venusbuil. De 00 Ibidem pag. aas*  88o DE VENUSSMET. §.1448.1440. De Venusbuil blyft fomtyds langen tyd zonder te veranderen , ria dat zy haare volle grootte bekomen heeft , en naar mate deszelfs onderfcheide verandering, verkrygt zy verfcheide naamen. zo zy begint pyn te doen, warm en rood te worden, word zy phlegmonodes genoemt ; zo 'er een verzweering op volgd, zoude zy puodes kunnen genoemt worden; zo zy geheel verhard, en langen tyd zodanig blyft, word zy fchirrho' des genoemt; en zo voorts. Hier uit blykt ook de onderfcheide kénnis, naar maate de onderfcheide gefteldheid. men vreest hier zo zeer niet voor de Verzweering, maar word eerder gepreezen, zo zy door 't geheele gezwel evenredig plaats heeft, men vreest boven al voor de verharding, dewyl uit de zelve zeer kwaade kwaaien kunnen volgen, over welke alle naderhand §. 1461. zal gehandeld worden. s$. 144.9. f?n by de mannefi een zwaare ontfleking JL> der roede, in korten tyd in het heet vuur eindigende. De roede, gelyk gezegd is , word in de onzuivere verza- . ming, het meest van al aan de befmetting blootgeftelt; daarom word zy zo menigmaal het eerst befmet. maar op die plaats alwaar het venusgif begint te blyven hangen, ontflaat een jeukende vlak , die heet is , met een ligte ontfleeking (ziet §. 1444.); waar uit; zo zy door eenige oorzaak verergert, zeer erge kwalen, door de gevoeligheid van het deel, kunnen ontftaan. de oprichting-der roede, waar door de aangedane roede zwelt, en opgerigt word , is dikwils oorzaak van een'zwaare ontfleeking: om deeze reede, gebied men, gelyk naderhand in de geneezing zal gezegd worden , de jongelingen , van deeze kwaal aangetast, een dun zagt voedzel, verbied het gebruik van wyn cn geestachtige vogten ; zy worden gewaarfchouwt door fa-  §.i449- D E VENUSSMET. 88x famenfpraaken, het leezen van boeken , het bezien van wulpfche fchilderyen, geen gelegentheid voor het oprigten der roede geven , en door wellustige droomen , die allernadeeligst zyn. zo de kwaal reeds ouder is, en deeze deelen van een vemjszweer uitgeknaagt worden, hoe groot is dan 't gevaar voor 't breeken der vaten, men neemt in een zeer kwade druipert waar, dat de fchaft zwaar ontftoken word, of ook van zweeren uitgeknaagt; waarom zy niet zonder fcherpe pyn kan uitgerekt worden , wanneer de roede zich oprigt; nochte zy kan zich te gelyk met de zich uitrekkende roede uitrekken ; waar door de ftyfftaande roede nederwaards word gebogen en gekromt , als een eenigzints gefpanne koord, en als dan word zy een gefpanne fchaft genoemd (ƒ). het gebeurt fomtyds, hoe wel zclde, en niet als in een zeer zwaare druipert, dat de band der roede, waar meede zy aan de hegting van de fchaambeenderen gebegt is , ja een van beide de fpongieufe lichamen , welke de roede uitmaaken , ontftoken worden ;- als dan is het een noodzaaklyk gevolg , dat de roede met pyn word uitgerekt, en , uitgerekt zynde, na boven gebogen word, of fchuins na een van beide de zyden wykt. het komt de ellendige fomtyds over, dat, offchoon zy met alle vlyt de liefdens wellusten vermyden , de roede zich nochtans in de flaap oprigt; voor al zo zy lang op de rug leggen; en dat 'er fomtyds het uitfehieten van het zaad opvolgt, met een allerhevigfte pyn. hoe groot geweld lyd als dan de ontftoke roede, langs deeze of geene zyde gewrongen ! hoe groot gevaar voor het verbreken der vaten ! ziet hier een zeldzaam voorbeeld De roede van een jongeling zuas ftyfftaande fterk gebogen geweest , daar na groeit daar ter plaatfe een dikte, welke toeneemt; de huid over dezelve , als over het overige der roede , be- 00 Ibid. Lib. III. Cap. I. pag. aöf. &Lib.IV. Cap. XI. pag. 400; Vyfde Deel. Ttttt  882 DE VENUSSMET. $.1449. beweegbaar, ■aangezien 'er eenige zagtighcid inivendig was, als van een ryp zynde zweer, beeft men 'er zagte zalven, en pappen, om dezelve ryp te maken, zo men geloofde, opgelegdwaar 'docr het grooter is ^ezvorden. geen hoop zich vertoonende, dat het door deeze geneeswyze zoude doorbreeken , beeft men, het geene ik afgeraden had, een groote infnyding in 't gezzvel gedaan, ter fond is 'er bloed uit gefprongen, en anders niets: aangezien het niet ten eerfle met kracht konde uitbarflen , of onderdrukt worden, en daarop mtt moeite , hoe zuel niet ten eenemaal onderdrukt is gezveest. de jongeling zveinige dagen daar na geflur-, ven zynde, fneed ik de roede -open, de zitplaats van het gebrek zoekende, en deszelfs beloop, ik vond een groot zenuwachtig lichaam dat tot een dikte verzvyd zuas gezveest , door het uitzettende bloed; gelyk als in een fagader breuk, wanneer hy leefde zvas de roede krachteloos, de dikte minder en zagter; zvanneer zy zich oprichte, grooter en meer gefpatmen (t). Waarom een haastige overgang van de ontfleeking tot het heet vuur in de ontftooke roede te vreezen is , word ligtelyk uit dat geene afgeleid , dat in de Hoofddeelen van de ontfleeking en het heet vuur, gezegd is. het gevaar word in deeze kwaaien grooter, zo de ellendige veelfcherpe pisdryvende middelen hebben gebruikt, gelyk de ondeugende Kwakzalvers, en de onverftandige oude wyven de onvoorzigtige gewoonlyk opdringen ; de zogenoemde zwavelbalfem, drupolie van terebinthyn enz. Men moet aanmerken, dat onder de huid van de roede en van de voorhuid een zeer tengere celachtige rok zit, welke kwalyk varende, zich tot een groote dikte verheft, en zoude de ondergeleege deelen kunnen verflikken, door de flerke wryvinovan de roede veroorzaakt, door alles wat zich tusfchen de voorhuid en het roedenhoofd vergadert, worden deeze deelen zodanig geprikkelt , dat ik daar door wonderlyke gezwellen heb zien veroorzaken; vooral in zodanige*, weikers voorhuid ver over het hoofd der roede fleekt, terwyl tevens deszelfs ope- (ƒ) Albini Academ» Annotat. Lib. III. pag. 27.  $.1449' DE VENUSSMET. 883 ning zich gerimpelt toetrekt; gelyk men in de kleine kinderen waarneemt: deeze tengere celachtige rok fteekt fomtyds opgeblaazen over het hoofd der roede voor uit, en verbergt het zelve geheel, en verhindert de vrye uitgang van de pis, waar van een gedeelte tusfchen de voorhuid en het hoofd der roede vergadert blyft, door 't verblyf fcherper geworden, kwelt het deeze deelen meer; endusneemen alle kwaaien toe. die dikte is byna doorfchynende, op onderfcheide wyze verdraait, eenigfints voor de drukking der vinger wykende ; en word phimofis genoemt. maar wanneer de voorhuid, agter het hoofd der roede terug getrokken, van gelyken zwelt, als kan word zulks gewoonlyk pataphimofis genoemt, en, de ring zwellende, die van gelyken byna doorfchynende is, omringt zy de roede omtrent het bovenfte van het roedenhoofd, het geene geheel bloot boven deeze ringswyze dikte uitfteekt : in de phimb'fii kan de gezwolle voorhuid niet agtervvaards, en in de pat-aphimofis niet voorwaards gebragt worden. 'Er ontftaan zodanige gezwellen, offchoon 'er geen venuskwaal plaats heeft , en dezelve zijn niet moeilyk te geneezen. Heers (u) heeft een jongeling van vyftien jaaren gezien, die onbe[met zuas, en onkundig in de llefdensoeffeningen , een zeer opgeblaafe, en doorfchynende dikte zien hebben , zvelke men te Parys cryfiallyne noemt, te gelyk met een -woedende pyn der roede, -wanneer hy zich langen tyd vermoeit had met een vrouw, by welke geen opening zuas. hy heeft langs de opening van de voorhuid een blad dolle kervel, zagtelyk met de vingeren gezvrccven , ingeftoken, en door het herhaald gebruik van het zelve is de 'dikte geheel verdreven, dit middel naderhand meermaalen met goede uitzverking beproeft hebbende, heeft hy zulks geheim gehouden, ook waarfchouwt de zeer vermaarde Aftruc, dat door een arbeidzame en moeilyke verzaming met een zuivere vrouw , zodanige diktens ontftaan (zv) ; maar hy bevestigt tevens, dat dezelve buiten alle ge- («) Obfervat. Medic. N°. VII. pag. 85. Qw) de Morb. Vener, Lib. III. Cap. 1. pag. 250. Ttttt 2  884 DE VENUSSMET. 5.1440. gevaar zyn, en ligtelyk worden verdreeven , zo men de oorzaak maar verwyd. By kleine kinderen, vooral zo de voorhuid te naauwe opening heeft, vergadert zich fomtyds de pis tusfchen de vooihuid en het hoofd der roede; waar uit de phimofis ontflaat , met dusdanige groote doorfchynende dikte; die fomtyds zeer veel de vrye invloed der pis verhindert, zo men met een klein fpuitje langs de opening van de voorhuid zuiver laauw water infpuit, om de oppervlakte van het roedenhoofd en het inwendige der voorhuid aftefpoelen, zodat hier niets fcherps van de pis overig blijft , verdwijnt die dikte, na dat de prikkelende oorzaak weggenomen is, gewoonlijk vry fchielijk; vooral zo men ü&'azyn van goudgelit, met twee honderd deelen water van vlier bloemen verdunt, geduurig gebruikt word als een ftoving : maar de infpuiringen van laauw water moeten eenige maaien daags herhaald worden ; maar zagtjes en met opgeheeve hand; want als dan kunnen zy ligtelijk verdragen worden, zelfs van kinderen ; dewijl zulks zonder eenige pijn gefchied. Ik heb by een achtjaarig kind een zwaare phimofis zien ontftaan, wanneer het, om de ondraaglyke zomerhitte het lichaam van onder ontbloot had terwyl het fliep: de muggen hadden hui ne fteeken op de dyen en de beenen, duidelyk agtergelaaten, en men vond zodanige een eenige op de voorhuid: het kind had deeze plaats, het jeuken niet kunnende verdragen, fterk gewreven; waar door na drie uuren , een fterk gezwolle pbimofts volgde; welke nochtans op deeze zelfde wyze gelukkiglyk wierd geneezen. De phimofis of paraphimfis door foortgelyke oorzaaken ontftaan, verwekken wel lastigheid, en brengen de omftandersdikwils groote vrees aan ; maar nochtans worden zy gelukkig en gemakkelyk genezen, maar wanneer zy door de venuskwaal worden veroorzaakt, zyn zy veel gevaarlyker, en worden zo gemakkelyk niet genezen, want meestentyds neemen zy haar 00rfprong van verborge zweeren van de voorhuid en het hoofd der roede, welke , door dien de voorhuid bovenmatig gezwollen zyn-  5.1449- , DE- VENUSSMET. 885 zynde, verborgen worden; en de hand van de Heelmeefter niet toelaaten: over de genezing van deeze zal §. 1463. gefproken worden, alle de kwaaien neemen toe, wanneer de gezwolle voorhuid de vrye uitgang van het verzwore waterig" bloed verhindert ; waarom men niet alleen door het weder opzuigen van het zelve voor de venusziekte te vrezen heeft; maar ook worden de zweeren zelve, met dit waterig bloed, dat door 't ftilftaan fchcrper is geworden, geduurig bevogtigt, en verkrygenmeerkwaadaartigheid; zo dat de nabuurige deelen dikwerf allerellendigst worden uitgeknaagt, eer dat de voorhuid Hinkt, en devenynfge ftof een vrye uitgang verkrygt; waar door alles erger word, en de druipert zal, zo zy tevens plaats heeft, in hoeveelheid eu venynigheid toeneemen. waarom Sy denham (x) gezegt heeft : dat zo de zieke het hoofd der roede van alle kanten met de voorhuid bedekt heeft, en deszelfs rand door de ontfleking, zodanig gezvjollen, hard en eeltagtig zvord, dat zy op geenerlei zvvze kan te rug gebragt worden; is het te vergeefs geiverkt, indien men de druipert, zelfs met aller fterk ft e buikzuiverende middelen daaglyks tot zvalgens toe herhaald, aantast; ten zy men ter zeiver tyd te weeg brengt, dat het deel aldus aangedaan, tot zyn natuurlyke ftaat weder keer e, de hardheid en dikte weg genomen zynde, waar door eenigftnts een nieuw voedfel voor de druipert verfchaft word. maar hy pryst tot dit einde de allerzagtfle middelen ; dewyl hy zeeker is , dat deeze kwaaien door fcherpere middelen verergeren; en de ontfleeking die hier zo zeer te vreezen is toeneemt, waarom, het waterig bloed, zo met enkel water, of met een zeer verzagtend afkookzel moet uitgefpoek worden, welke tusfchen de voorhuid, en het roedenhoofd vergadert zit; en 'er zal een fterk e teegenvuurige geneeswyze hodig zyn • gelyk naderhand §. 1460. zal gezegd worden. " 7 Zo lang de dikte, de phimofis of paraphimofts ons veroorzakende, wit, doorfchynende, voor de vingers wykende, en byna GO Epiftola Secunda Refponforia pag. 424. Ttttt 3  88ct D Ë VENUSSMET. §.1449.1450. na zonder pyn is, is de kwaal min gevaarlijk; maar zo zich tekenen van een zwaare ontfleeking vertoonen , een fcherpe pyn, en hevige koorts plaats hebben , heeft men het heet vuur te vreezen , ten zy men fchielyk een krachtdadige hulp toebrenge. want in de phimofis zal het hoofd der roede, door de gezwolle ontftoke voorhuid van rondom gedrukt, verflikt worden ; maar veel fchielyker, zo het roedenhoofd van gelyken word ontftoken : in de paraphimofis, zal een harde ringsgewyze dikte zodanige de geheele omtrek der roede agter de rand van het roedenhoofd befluiten, dat de levensvogten verhindert worden in en uittevloeijeu; waar uit nootzaaklyk het heet vuur zal volgen ; en naderhand zal het bedurven roedenhoofd afvallen ; en dus zullen zy geduurende hun geheele leeven verminkt blyven. Zodanige ellende is niet ongewoon in de warme landen ; gelijk ook, wanneer de zieken de beginzelen van deeze ziektens veragten, en hunne, geneigdheid den vollen toom geeven. voornamentlijk heeft men voor zodanige kwaal te vreezen, zo'er een venuszweer tusfchen de voorhuid en het roedenhoofd ontftaan zynde, de zieke zich op weg begeeft, en rad loopende dezelve volbrengt, voornamentlyk door het te paard ryden. ik heb dusdanig droevig geval gezien, waarin een onvoorzigtig jongeling op 't midden van zyne reis van een phimofis wierd aangetast; en wanneer de ellendige zo veel te meer fpoed maakte, om in een groore koopilad te komen, alwaar hy gemakkelyk zou kunnen geneezen worden, had het heet vuur reeds piaats, dat byna de halve roede vernielt had: een ervare Geneesheer heeft hem wel het leeven behouden, maar het gantfche deel is door het heet vuur afgevallen. v- *4) o. 0 ook gezwolle teelballen, menigmaal tot de verzweerin^ overgaande , een ontftooke dikte in de zaadblaasjes ontftaan zynde. In  i45o. DE VENUSSMET. 887 In de druipert zwellen fumtyds de teelballen ; zodanige diktens noemt men gewoonlyk vernis teelballen, de teelballen beginnen in de eene of.andere zyde, grooter te worden, zo dat zy evenieedig- door.haare geheele zelfftandigheid, als van haar middenpunt van /waarte, langs alle kanten uitgezet word : de zieken gevoelen e ^u zekere onaangename fpanning als in hetbinnenfte 'van de teelbal.-, eveneens of deszelfs inwendige zelfftandigheid naar buiten wierd gedrongen : wanneer de teeibai begint te zwellen , word zy tevens hard, maar niet knoestachtig verhard; want zy wijkt eenigzints voor de zagtjes drukkende vinger: de dikte neemt zelde fchielyk toe; maar word langzaam zeer aanmerklyk grooter. de pijn is niet zeer groot, vooral in den beginne, maar een onaangenaam gevoel van uitrekking; daar na rekt de teelba door haare zwaarte de deelen uit, waar van zy afhangt ; en, zo door het leggen in 't bedde, of door een zagte draagband de gezwolle teelbal onderfteunt word, houd die pyn op , die door de uittrekking door de zwaarte der teelbal ontftaan is , of word ten minfte zeer veel vermindert, de opperklootjes zyn dikwils maar alleen gezwollen , wanneer de kwaal van weinig aanbelang is, en de dikte langzamerhand toeneemt; naderhand begint de overige zelfftandigheid der teelbal te zwellen, fomtyds zyn beide de teelballen gezwollen; meestentyds is de dikte aan de eene zyde grooter, als aan de andere: maar dewyl die dikte , wanneer zy grooter word, evenreedig is, fchynt de zelfftandigheid van de teelbal grooter te worden door de byeengehoopte ftof, en aangezien men ter zeiver tyd in de vaten die de vogten naar de teelballen voeren, en na de volbragte afzondering terug voeren, geene fpanning gewaar word, fchynt de dikte van de teelbal eerder te ontftaan door de verhindering Van het vogt te ontlasten, welke, door het maakzel van de teelballen uit het bloed afgezonden , in de zaadblaa>jes vergadert, en bewaard moet worden. Maar dewyl al het geene, dat in de teelballen word afgezonden, eindelyk door het zaadaanbrengend vat naar de zaadblaasjes gevoerd word, hebben vermaarde Geneesheeren befloten, dat de  888 DE VENUSSMET. J- '45°. de zaadblaasjens aangedaan zyn, wanneer de teelballen begonnen te zwellen, dus heeft Aftruc (y) vast geftelt; zo de teelballen, zonder oorzaak, of ten minfte om een kleine oorzaak (hy fpreekt over de zitplaats van de druipert te onderzoeken), in de ziekte haar deel hebben, de voorftanders en zaadblaasjens als dan van ue druipert befmet zyn. maar men gist dat maar een van beide de blaasjens aangedaan is, zo de eene teelbal maar warm is pyn doet, beide, zo beide. Van te voren §. 1447. is gezegt geweest, dat de zaadblaasjens zelve van het venusgif befmet worden, en dat als dan een allerergfte druipert plaats heeft, welke zeer moeilyk is om te genezen, en hoe allerdroevigfte kwalen volgen; maar hier word gezogt, of de ^welling der teeldeelen een zeker teken is, dat de venusfmet tot aan de zaadblaasjens is gekomen, het is genoeg voor de zwelling der teelbal, zo de vrye doorgang van het zaad, dat in de teelbal uitgewerkt is, door het zaad aanbrengend vat verhindert zal zyn geweest: daarom fchynt de teelbal re kunnen zwellen, offchoon de venusfmet nog niet tot aan de zaadblaasjens is gekomen. Want men neemt hier een wonderbaar maakfel waar (z). het zaad aanbrengend vat, in de opperklootjes voortduurende, te gelyk met de zaadvaten, agter dezelve gelegen, klimt langs de fchedeagtige rok op, en, wanneer het tot aan de vliesagtigejplaat van de penszak is gekomen, welke het begin fel van de zaadfehede bedekt, wyk het van deeze vaten af agterwaards, onder de gedaante van een boog, langs het celagtig maakfel van de penszak naar het agterfte gedeelte van de blaas lopende, waar aan het zeer vast zit; gelyk ook aan de plaaten van de penszak, waar mede het bedekt word; voorts gaar het tusfchen het ukér* fte van de pisleider en de blaas heen; aldaar loopt het het zaad aanbrengend vat van de andere zyde te gemoet, agter de blaas; en zy daalen te famen naar beneden tot aan de hals van de blaas! de O) He Morbis Vener. Lib. III. Cap. I. pa*. 16*4. CO Winslow Expofit. Anatom. pag. 563. & 568.  $.1450. DE VENUSSMET. 88o de holligheid van de zaad aanbrengende vaten is als een Ian*s ronde rol, en zet zich uit ter plaatfe, alwaar zy agter de blaas heen lopen; naderhand worden zy omtrent haar uiterften naauwer, en worden zodanig tusfchen nabuurige eindens van de zaadblaasjens geplaatst, dat het vogt door het zaadaanbrengend vat aangebragt, zich allengskens in het zaadblaasje van de zelfde zyde indringt; en nochtans dat vogt, dat in het zaadblaasje word bevat, niet in het zaadaanbrengend vat kan wederom keeren • het geene door het zaadaanbrengend vat van de eene zyde op te blazen, bewezen word. daar na verbergen zich twee buisjens van welke elk afzonderlyk uit de eindens van het zaadaanbren' gend vat en het zaadblaasje derzelve zyde gemaakt word, tusfchen de voet van de voorftanders en de buis van de fchaft, welkers zelfftandigheid zy fchuins doordringen, en in een heuveltje eindigen, het geene het hennenhoofd genoemt word. Alles dierhalve wat in dit geheele beloop van het zaadaanbrengend vat de vrye overgang van het vogt in de teelballen afgezonden, kan verhinderen, kan oorzaak zyn van het zwellen der teelballen, dit heb ik in een jongeling gezien, die een vry zanaartige druipert had; en aangezien hem aangeraden wierd veel dunne, zagte drank te drinken , en het in de lente was, had hy veel wei van melk gedronken, wanneer hy op een zekere da grondzetlel; het geene gewoonlyk gefchied door het gebruik van fcherpe pisdryvende middelen; en het gebeurt fomtyds na het opleggen van een fpaanfche vlieg tevens had een allerlastigfte druppel pis plaats, waar op een hevige ontftoke pyn in de bilnaad volgde. Zo by een gezond, fterk, en een zeer goed geflel hebbend mensen zo zwaare kwalen zyn gevolgt door het onvoorziens gebruik van zodanig middel, hoe veel te meer zal men te vrezen hebben, zo men dusdanige middelen toedient, wanneer de teeldeelen door een druipert gekweld worden. i 14-f'i- A K.ook de hertjes, koude pis, uitkna,fA ging der fchaft, van de voorftanders, de hals der blaas, der zaadvaten; diergelyke in de vrouwen. Uit het geene §. 1447. over de druipert in beide geflagten gezegd is geweest, zalmen ligtelvk de reede van de hier opgenoemde toevallen kunnen opmaaken. want de koude pis bearvpt men ligtelyk te onfftaan by het gebrek der flym die dc inwendige oppervlakte van de fchaft beftrykt, of doofde ontfleeking 'of verzwore uitknaging van dezelve, als toen is tevens gezegd geweest, dat in een allerergst foort van druipert de voorftanders, de hals der blaas, de zaadvaten , en al het nabuurige uitgeknaagt word. 'er is noch overig, dat wy van de klier fprèeken, die dikwerf ecu allerlastiefle kwaal is, over welkers inborst , en geneezing , de in de kunst ervarene noch niet ten eenemaal eens zyn van gevoelen, fommige hebben de klier voor een  §. i45i. DE VENUSSMET. 895 een vleefige uitwas gehouden ; en Sydenham (b), de kwaaien befchr\ vende, welke op de druipen volgen , of dezelve verzeilen , fchrijft aldus: fomtyds ook, de fchaft door het gefladig vloeijen der fcherpe etter uitgeknaagt en vervelt zynde, fielt de natuur al te zorgvuldig op de herftelling van hel verlor e vleesch, een zeker flap en jpongieus in de plaats , het geene daaglyksch grooter wordende , en allengskens verhard, de pisgang zodanig met de uitzo a.f en der kliertjes oppropt , dat de pis eindelyk geen uitgang vind; welke kliertjes niet te min een^'teker -waterig bloed uit de zweei en aan hun gegroeit , uitzo• er pen , en als dan .zyn zy een kruis voor de Geneesheer in het\geneezen, en een kwual die voor de zieke meer dan de dood te vreezen is. het is ligt te zien , dat de holligheid der fchaft door dusdanig uitwasfend vleesch vernaauwd word, en de vrye uitgang der pis verhindert, ja dat 'er zelfs waarlyk een volkome opftopping van de pis kan volgen, wanneer zodanige kwaal een begin neemt, en de buis der fchaft eventwel niet ten eenemaal opvult , komt de pis niet met volle ftroom voor den dag, gelyk by gezonde , maar met een fyne ftraal, fomtyds ook met twee ftraalen , wanneer de pis op een zekere plaats van de fchaft zodanige fpongieufe klier te gemoet komt, door de kracht der zich toetrekkende blaas, en de hevige poging van de zieke, voortgedreeven. zo de kwaal verder toeneemt, komt de pis druppelsgewyze voort, en word door dit beletzei byna geheel onderdrukt, de ellendige tragten als dan , door veel lucht in te ademen en te wederhouden, met benaauwtheid, en byna wanhopende, de pis met de fterkfte parsfing uit te parsfen, en verfchaffen dus voor de geneezende een allerdroevigst fchouwfpel. intusfchen bewyzen alle deeze toevallen alleenlyk,' dat de vrye uitgang der pis verhindert word door een belètzel dat de fchaft verïiaauwt; het zy het zelve in de holligheid, of (O Epift. li, Refponforia pag.. 415.  8o6 DE' VENUSSMET. $.I447. of buiten dezelve zit, wanneer b: v: een naby geleege dikte , door de fchaft te drukken, deszelfs holligheid naauwer maakt \ of geheel vernietigt, men heeft door de zwelling der voorftanders zo menigmaal een moeilyke waterloozing , en eindelyk een volkome pisopftopping waargenomen, offchoon in de fchaft geene verhindering wierd waargenomen, dus voelde men by een Soldaat, vyftig jaaren oud, een dikte in de bilnaad, welke, offchoon door verfcheide middelen wierd tegengegaan, zo o-root is geworden, dat zy een hoenderey gelyk was : de fchaftbdrukte die dikte zodanig, dat, 'erna een moeilykheid in 't water maaken, en de koude pis, een dodelyke pisopftopping volgde, de blaaspeilder kon niet in de blaas gebragt worden; noch de Heelmeefter beproefde, de dikte te doorfteeken, of op eene andere wyze de blaas te ontlasten; waarom de zieke, duizend fmerten uitgedaan hebbende, gefturven is. in het lyk heeft het gebleeken, dat de voorftanders, in een groote zweer overgegaan, gedeeltelyk vol etter, gedeeltelyk vol bloed , deeze dikte veroorzaakt hadden (c). De kunst had zekerlyk deeze ellendige hulp kunnen aanbrengen, maarzo 'er in het zelfde deel een harde,dikte ontftaat , welke nochte ontbonden kan worden , nochte etteren , of van een Heelmeefter worden weggenomen, als dan is 'er naauwlyks enige hoop overig, dus heeft men omtrent de wortel van de roede boven de fluitfpier der blaas een vleefige dikte gevonden zo groot als een klein hoenderey, en hard : wanneer de dikte midden door wierd gefneeden, wierd zy vol van een witte gipsagtige ftof bevonden, de voorftanders en de zaadblaasjes waren zeer verhard. Petit getuigt (rf), dat hy driemaal bevonden heeft, dat de gezwolle voorftanders zodanig de hals van de blaas gedrukt O) Bader Obfervat. Medic. pag. 136. ^ 00 Acad. des fcienc, 1'an 1718. Hift. pag. 40,  §. DE VENUSSMET. 897 hadden, dat'er een volkome pisopftopping op volgde, tevens tekent hy aan, dat hy in twaalf lyken, aan de pisopftopping gefturven , welke hy ontleed had, geene venuskiieren heeft gevonden, dit tekent hy maar kortelyk en als voorbygaande aan; maar het is zeer waarfchynlyk , dat de venuskliertjes in de fchaft hem voor de ontleeding voorgekomen zyn als oorzaak van de pisop-, ftopping der pis; of dat hy ten minfte heeft willen onderzoeken, of de venuskliertjes zo meenigmaal gevonden worden, als vastgefteld wierd. Maar aangezien de buis der fchaft, gelyk van te voren §. 1447. breeder is gezegd geweest, met een fpongieus lichaam omringt is, van dezelfde eigenfchap , als de fpongieuze lichamen der roede, en het uit waarnemingen blykt, dat de venusfmet in deeze deelen doordringt, en fomtyds een dikte voorbrengt, vooral in de fpongieuze lichamen der roede , daarom hebben ervaren Geneeskundige beginnen te denken, of niet ook het fpongieuze lichaam der fchaft door een foortgelyke oorzaak aldus zou kunnen zwellen, dat de holligheid der buis veel verminderde, of ook geheel te niet ging : daar uit geloofden zy ook te kunnen verftaan, waarom de fchaft zich na de dood onbelemmert vertoonde» offchoon zy in 't leeven vernaauwt, ja zonder holte was. want het fcheen hun niet onredelyk , dat zodanige gezwellen na de dood fchielykflonken. de uitmuntende Heelmeefter Scharp(e) ftelt dit gevoelen, als een enkele veronderftelling voor , en bekend, dat hy van dit gevoelen niet vervreemt is geweest, dewyl het zeker is, dat in fommige gevallen, de buis der fchaft, weinig uuren na het affterven, geheel vry is bevonden, daar zy in het leven belemmert fcheen. hy gelooft, dat dit bevestigt word, door dien het flymvlies der neus fomtyds zodanig is gezwollen , dat de opene neusgaten geheel verftopt worden, hy bekend nochtans, dat deeze oorzaak van de belemmerde waterloozing noch niet (e~) Critical Enquiry &c. pag. 166. Vyfde Deel. Xxxxx  898 DE VENUSSMET. $.i45l. niet zo duidelijk is beweezen, dat zy voor de algerneenfte kan worden gehouden ; zo fommige hebben gewild. Dewyl de fchaft, gelyk van te voren is gezegd geweest , in het onderfte gedeelte van de roede is geleegen, fchijnt zodanige dikte zonder moeite met de vingers gevoelt te kunnen worden. de vermaarde Antonius Benavoli(f), die met groote lof de heelkunde heeft onderweezen en geoefiem, in het Florentynlche gasthuis, tekent aan, wanneer hy over de oorzaak der pisopftopping fchrijft, welke zo menigmaal de fchult draagt, dat in Toscaneu zeer veele uitftekende Geneesheeren vast gelteld hebben, dat de onderdrukking der pis, aan de klier, of het heuveltje, omirent de hals der blaas ontftaan, moet toegetchreven worden , welke ophoud, zo dusdanig heuveltje ontbonden kan worden , anderfints, door als dan door de verettering, en de ontlasting van de etter der gebarfte zweer, de onverhinderde pisloofing te herftellen : waarom alle de geneeswyze tot dit einde beftierden. Benavoli bekend, dat dit gevoelen hem niet zeer behaagt heeft; de wyl hy niet veel moeite beeft gehad de blaaspeilder in de blaas te brengen , om de wederhoude pis uitteleiden ; het geene hem naauwlijks toefcheen te hebben kunnen gebeuren, zo diergelyk beletzel de uitgang der pis uit de blaas verhinderde. Daar uit heeft hy vastgefteld, in de lyken, aan deeze pisopftopping gefturven , naar de oorzaak der ziekte te zoeken, en de zeer geloofwaardige man bevestigt, dat hy alle de lyken, voornamentlyk in het groote gasthuis, waar van hy beftierder was, aan deeze kwaal gefturven, ontleed heeft; maar nimmer, zelfs een fchaduwe van zodanig heuveltje omtrent de hals der blaas, noch in de nabyheid heeft gevonden, maar hy heeft beftendig in alle deeze lyken gezien, dat de inwendige oppervlakte der blaas als gefchooren was , en ten eenemaal van de natuurlyke flym berooft, welke haar tegen de fcherpte der (ƒ) Differtazioni &c Diflert. II. pag. 42. & feq.  DE VENUSSMET. 899 der pis verdeedigt : fomtijds ook heeft hy op die plaats van de blaas, alwaar de flym weg was, eenige zwaardere of ligtere 'vervelling gevonden, naar rnaate de ziekte langer of korter had geduurt: zo dat men na een Jangduurige opflopping het inwendige vlies van de blaas meer vervelt, ja fomtyds zwartachtig is gevonden, tevens ook heeft hy in zeer veele van deeze lyken de voorftander zeer gezwollen gezien; nimmer nochtans heeft hy dezelve verzwooren gevonden, of op een andere wyze befmet. uit deeze waarnemingen is die uitmuntende man geneegen te geloven , dat deeze pisopftopping niet ontflaat door een venusklier, maar dat zy een gevolg is van de vervelling van het inwendige vlies der blaas/ en dat de ftof, welke te gelyk met de pis langs de blaaspeilder uitkomt, geen etter is, maar een flym die de inwendige oppervlakte van de blaas beftrijkt, waar meede zich fomtijds bloed vermengd, dat van de afgeknaagde vaten der blaas kan komen, maar aangezien, hy in de lyken, van de geene die aan een verftopte afgang waren gefturven, de inwendige oppervlakte van de regte darm waarnam vervelt te zyn, heeft hy gelooft, dat de geduurige en vergeeffche parsfing tot het waterloozen, in de pisopftopping, van een foortgelyke vervelling der blaas ontftond. waarom ook na een verftopte afgang zo menigmaal de zelfde lastigheid volgd in het waterloozen; welke fomtijds zo groot is, met een troebele, lymachtige en bloederige pis, dat men agterdenken had, dat by een jongetje, op deeze wyze aangetast, een fteen in de blaas verborgen was (g) : het einde der ziekte heeft nochtans het tegendeel geleerd. Het is wel waar, dat men aldus begrijpt, waarom de moeilyke waterloozing ontflaat, maar daar uit volgd niet, waarom de pisopftopping, of de volkome onderdrukking der pis van zodanige vervelling zou ontftaan : de Schryver gevoeld deeze moeilykheld, en tragt dezelve op verfcheide wyzen op te losfen (h) ; maar hy ' fchijnt (#) Ibid. pag. 44. (K) Ibid. pag. 48. Xxxxx 2  9oo DE VENUSSMET. §.H5l. fchijnt zijn gevoelen door de aldaar aangehaalde redenen , niet ligtelyk te kunnen bewyzen. want uit de geneeskundige gevallen , welke hy aanhaald, fchijnt men te mogen befiuiten, dat de vervelling der blaas eerder een uitwerking van de voorafgegane pisopftopping is, dan de oorzaak, want wanneer de blaas in de volkome pisopftopping boven maate word uitgefpannen, en, de pis door het ftilftaan fcherper word, is het niet te verwonderen, dat de blaas worde ontftoken , zweert, vervellen kan , het inwendige vlies zich afzonderende, ik heb eenige foortgelyke gevallen gezien, men vind 'er verfcheide in de geneeskundige befchryving, die het reeds gezegde bevestigen, aangezien de Schryver zelfs bevestigt, dat hy in 't grootfte gedeelte van zodanige lyken, de voorftander zeer gezwollen heeft gevonden, zoude de pisopftopping waarfchynlyker aan deeze oorzaak kunnen toegefchreeven worden, uit het gezegde blykt dit ten minfte , dat'de klieren zo dikwils geen plaatshebben in de fchaft, als wel gelooft word. want Morgagni heeft tekenen waargenomen ij) in het lijk van een aamborftige, dat de fchaft eertijds had gezworen: 'er waren drie of vier tuitte peesachtige koordjes, dwars hopende, niet zeer uitpuilende, en zich nergens van de inwendige oppeivlakte der fchaft afzonderende tusfchen deeze koordjes was een tusfchenwydte, byna in 't midden tusfchen de eerfte en de laat ft e, ■vemaauwde de fchaft zich op zo veel van haare langte, als men byna met twee vingeren breed zoude bezet hebben, zo dat zy dacr ter plaatfe byna de helft naauwer was als van boven ef onder. maar aangezien de koordjes ook in de holligheid van de fchafc ter zeiver plaatfe uitpuilden , konde het tenteer yzer niet doorgaan, nochte van het roede hoofd na boven , nochte langs de doorgefneede fchaft, alwaar de voorftander eindigt, beneedenwaards: hy maakt nochtans geen gewag van een vleezig uitwaswelk zeker, zo zy aanwezende was geweest, by zo groote ontleedkundige in 't oog zoude gelopen hebben. Dee- (0 de Sedibus & Cauf.Morb. &c, Tom. II. pag. 197. 198.  §.i45i. DE VENUSSMET. 9ci Deeze ooorzaak der moeilyke warerloozing, en opftopping van dezelve , van de enkele vernaauwing der 'fchaft afhangende , fchynt vry dd(vverf plaats te hebben; ja een vermaard Heelmeefter {&) heeft gelooft, dat zy het dikwervigst voorkwam , en fomtijds alleen maar op een klein plaatsje van de fchaft, ontftond, fomtyds tot een aanmerklyke langte; dikwerf op drie of vier onderfcheide plaatfen ; en dat zodanige toetrekking genoegzaam, is om alle die kwaaien voontebrengen , welke mein gewoon is aan de vleefige uitwasfen der fchaft toetefchryven. Het is zeeker, dat een al te fterke toetrekking in de vleefige deelen van het lichaam fomtyds moeilyke ziektens veroorzaakt. Sharp (7) frad viermaal de regte darm omtrent de aars zodanig toegetrokken gezien, dat in een van deeze zieken de holligheid der regte darm niet wyder was dan een fchryfpen dik is; de lidtekenen van de wonden en geneeze zweeren , laaten dikwils geduurende eenige weeken en maanden, zodanige toetrekking na; hierom is het niet te verwonderen , dat dusdanige vernaauwingen der fchaft voornamentlyk na dikwils wederom gekomen druiperts, menigmaal voorkomen, maar dit fchynt te verwonderen, dat dusdanige kwaal fomtyds verfcheide jaaren na de geneeze druipert wederom komt. zy beginnen met moeite het water te loozen ; welke allengskens toeneemt ; de pis komt met een fyne ftraal voort; fomtyds komt zy ook met een dubbele ftraal uit; ten zy men een goede geneeswyze fchielyk te werk ftelle, volgt 'er een volkome opftopping der pis; voornamentlyk, zo zy zich aan 't zuipen en nagtbraken den vollen toom hebben gevierd, het is bekend , hoe zeer alles in het lichaam gezwollen is , wanneer de aders met de drank van de vorige dag opgeblaazen zyn : mooglyk verdopt een weinig beduidend beletzel, dat zender nadeel zou hebben kunnen geleeden worden, de buis, wanneer, door de fchielyke zwelling der nabuurige vaten, de toetrekkingskragt «ier fchaft geprikkelt word, en dus de ruimte der buis naauwer word. (T) Sharp Critical Enquiry &c. pag. 143. &c. CO ibidem pag. 144. Xxxxx 3  902 DE VENUSSMET. §.1451. word. men moet aantekenen, dat in zodanig geval de moeilykheden verminderen, zo mende te' '.amengetrokke fchaft met een dik kaarsje, of een ftilet van lood, wyuer maakt; want de pyn en de koude pis worden verzagt, en de zieken kunnen de pis langer ophouden. Sharp verwonderde zich ini) , dat de verwyding van de toegetrokke buis de pyn verminderde: maar hy had waargenomen, dat het zelfde plaats had in andere foorten van te zamentrekkingen. de vingeren wierden door een zenuwknoop , onder de band van de voorhand geleegen , toegetrokken, Cgelyk gewoonlyk gefchied; zo dat derzelver toppen tegen de palm van de hand gedrukt wierden , met een zwaare pyn, welke in dezelfde evenredigheid verminderde, als de vingeren uitgerekt wierden, en door een bekwame band in deeze houding wierden wederhouden. men begrijpt ligtelyk, dat deeze uitrekking trapsgewyze, en niet op eenmaal moet gefchieden; waarom men ook in de veiwyding van de fchaft agtervolgens dikker ftilietten gebruikt, na dat de vingers ten eenemaal regt uit geftoken waren, hield de pyn op; welke wederom kwam, zo dra zy aan haar zelve overgelaten van zelf weder begonden toegetrokken te worden. Maar aangezien zodanige zieken zo fchielyke verlichting door de verwyding der fchaft gevoeien , dac men niet kan geloven, dat de verëttering in zo korte tyd in de fchaft had kunnen verwekt worden , waar door de verborge verhindering in de buis zou kunnen verteert worden, of ten hoogfte vermindert, en de koude pis tevens , wanneer men het kaarsje of het ftilet dat dezelve uitzet, terftond weder keerd, blykt het, dat men die verligting aan de onderfteuning van de vezelen, welke zich tot een fterke toetrekking ftellen, moet toegefchreeven worden. Uit deeze en andere verfcheide foortgelyke waarnemingen, hebben fommige gelooft , dat de venusklieren nimmer in de buis van de fchaft zyn , dewyl zo veele andere oorzaken bekend zyn, welke alle die kwalen kunnen voortbrengen, welke , men gewoonlyk aan deeze klieren toefchryft. het geene de in (jn) Sharp Critical Inquiry &c. pag. 145.  §. itfi. DE VENUSS.ME T. 003 in de genezing deezer ziektens vermaarde Duran , vergadert heefc, verdient wel gelezen te worden (n). Sharp heeft wel gelooft (0) , dat het zelde gebeurt, dat 'er alleen klieren in de pisopftopping in de venusziekte plaats hebben , maar dat zy meestentyds verzeld worden van de toetrekking der fchaft, eeltagtige lidtekenen , uitpuilingen van het fpongieufe lichaam der fchaft (welke zekerlyk tot de vlezige uitwasfen behoren), maar hy bekend nochtans, dat hy ook venusklieren in de fchaft heeft gezien , maar zo klein , dat zy niet grooter waren als een fpeldekop ; waarom zy naauwlyks fcheenen de buis der fchaft te kunnen verftoppen , ten zy ook tevens andere oorzaken 'er by zyn gekomen : hy gelooft ook , dat zodanige kleine kliertjens van die geene verzuimt zyn geweest, die in de lyken de oorzaken der pisopftopping onderzogten, dewyl zy in verwagting waren veel grooter vlezige uitwasfen te zullen vinden , en dat zy daarom de aanwezendheid der kliertjens ontkend hebben: het fchynt ook waarfchynlyk, dat die fpongieufe lichamen, na de dood geflonken, veel kleinder worden, men heeft waargenomen, gelyk van te voren §. 1423 is gezegt geweest, alwaar over de tekenen van de fteen der blaas gehandelt wierd , dat de inwendige oppervlakte van de blaas fomtyds bezet worden met vlezige uitwasfen van onderfcheide groote ; en dewyl de fchaft , als door een voortduuring van zelfiïandigheid , van de bals der blaas fchynt voortgebragt te worden, fchynt het geen wonder, zo 'er foortgelyke gebeurden in de buis der fchaft. edoch Sharp heeft waargenomen , dat zodanige uitwasfen , zelfs klein zynde, veel moeite veroorzaakt hebben in de fchaft van een maagd, de opening van de pisgang bezettende , en geduurende verfcheide maanden met een allerfcherpfte pyn kwellende; welke niet opgehouden heeft, eer dat zy alle uitgeroeit waren, hy voegt 'er by, dat hy fommige fchaften doorfneden heeft, in welke duidelyk klier- r» Obfervat. Chirurg, fur les maladies de l\)rethre. Difcours Prelim. pag. 30. &c. (0) Critical Inquiry &c. pag. 160. iöi.  9°4 DE VENUSSMET. §•1451.' kliertjens wierden gevonden: maar tevens heeft andere beletfelen in fommige gevonden: in de eene heeft hy een dwars leggende draad in de buis der fchaft gevonden, naby hethennenhoofd , dat de doorgang van de blaaspeilder in de blaas ten eenemaal belet had; waar door de pisopftopping doodelyk wierd. in een andere heeft hy verfcheide foortgelyke draaden gevonden, met deszelfs eene einde aan het vlies der fchaft aangegroeit,terwyl het andere onverhindert vlotte : een, eenige nochtans van deeze, negen linien lang, met beide deszelfs einden aan de fchaft vast zynde; deszelfs beloop was gelyklynig met de fpilder buis. in een derde, kwam behalve de te famentrekking der fchaft, een klein uitwas voor, welke gelyk was aan eene van de driepuntige kleppen van het hart. In de levende kan men die kliertjens met het bloote oog niet jdieny ten zy dezelve omtrent de opening der fchaft zitten, ik heb tweemaal zodanige klier gezien, een jongeling van twee-entwintig jaaren had een druipert gehad, van welke hy reeds was genezen geweest, zo dat 'er geen voetftappen der ziekte meer overig waren, na eenige weeken heeft hy my om raad gevraagt, my een kleine fpongieufe uitwas latende zien, omtrent op een linie affland van de opening der fchaft, welke zag'jens verwydende, heb ik gezien, dat zy vast zat aan het inwendige vlies van de fchaft, en als uit het zelve groenende: maar "het was van gelyke couleur met het deel, waar het aan vast zar. ik heb met de lapis infernabis de klier zeer zagt aangeraakt, welke terftond zonder eenige lastigheid der pyn geflonken is, geheel zwart wordende; deeze korst naderhand afgevallen zynde, heb ik dezelve, dewyl zy nog niet ten eenemaal weg was, ten tweede maale met de lapis infernalis aangeraakt, erf dus geheel weggenomen : maar, om voor te komen, dat deeze niet het brandmiddel aangeraakte klier, de tegenovergeftelde zyde der fchaft niet terftond zoude aanraken, heb ik de opening van de fchaft eenige minuuten verwyd gehouden, en het deel van het brandmiddel geraakt, met een fponfie met laauw water bevogtigt, geftooft, waar in ik eenige druppelen van de wynfteenolie door fmel-  $.i45i. DE VENUSSMET. fmelting bereid, had afgefpoelt. het is bekend, dat de lapis infernalis in een oogenblik het fpongieufe vleesch vernietigt;daarom is een zagte en oogenblikkelyke aanraking genoeg: maar de olie van wynfteen door fmelting, met veel water verdunt, word zo zagtaartig, dat zy in geenen deele kan prikkelen, terwyl zy tevens hét fterkst famengepunt zuur der falpeter (dat met allerzuiverst zilver vereenigt de lapis infernalis maakt) in zich trekt; het geene gedaan zynde, blyft het zilver alleen over, waar van men niets heeft te vrezen. Na eenige maanden heeft die zelfde jongeling op nieuw een druipert door een onzuivere verzaming gekregen; welke gelukkiglyk genezen zynde, is wederom een nieuwe klier op de zelfde plaats ontftaan, en op de zelfde wyze genezen: verfchrikt zynde, heeft hy naderhand zuiver geleeft, en is van alle kwaad bevryd gebleven. Het gebeurt fomtyds, dat de buis der fchaft, vooral omtrent deszelfs opening, met venuswratten bezet is; welke van de klieren onderfcheiden worden, dat zy harder en eeltagtiger zyn : maar of zodanige wratten dieper in de fchaft zitten, weet men niet zeker; ten minfte zouden zy, zo zy plaats hadden, een diergelyke verhindering voor de pis zyn', als de klieren , en mooglyk zwaarder, dewyl zy fomtyds in het roedenhoofd, en het inwendige gedeelte van de voorhuid ontftaan, zich tot een vry aanmerklyke groote voortzetten, by een andere gelegentheid §. 1372. torn. IV. pag. 737. heb ik aangetekent , dat in een jongeling, die een venynige druipert had, na een fterk zuiverend kwikmiddel, dat uit de turbith minerale, fcammonie, de harstvan nagtfchoon, beftond, niet alleen de druipert beter is geworden, maar dat ook zeer veele venuswratten, de opening van de fchaft bezettende, begonnen hebben zich te rimpelen, en flap te worden, en na-weinige dagen af te vallen, in zodanig geval, beken ik, dat ik van foorigelyk middel veel goeds zoude verwasten, ik geloof gezien te hebben, dat.'er na het zelve gebruikt was, llappe vliesjes met de pis uitgeïoost zyn, welke naar'ge- Vvfde Deel. Yyyyy rjm.  906 DE VENUSS M E T. rimpelde venuswratten geleken, welke in 't kort ftaan af te vallen; edoch dewyl ik dit maar eens heb waargenomen, zoude ik het niet als zeker willen bevestigen. Het blykt wel uit het gezegde, dat de moeilyke en opgeftopte pislozing, niet altyd na de druipert, van vlezige uitwasfen ontflaat, maar dat ook verfcheide andere oorzaken de zelfde kwalen kunnen voortbrengen: edoch zien wy dat eertyds verfcheide Geneesheeren en Heelmeeflers alleen op de klieren zyn bedagt geweest, en dat zy de geheele geneeswyze daar toe gerigt hebben , om deeze te vernietigen, maar aangezien zy wisten dat het fpongieufe vleesch in de wonden en zweeren niet ongelukkiglyk te rug gedrongen wierd door uitwendige opdrogende middelen, ja dat zy zelfs door het voorzigtig gebruiken van uitknageude middelen kan verteert worden, daarom hebben zy hunne gedagten op foortgelyke middelen gevestigt om dezelve de klieren der fchaft toe te voegen, en zy zijn niet altijd zorglijk geweest, om de geheele gezonde deelen tegen de werking van de uitknagende middelen te voorzien, dus raad Paré (p), om een lood rond langwerpig ftokje in de fchaft te fteken, waar van het einde ter langte van een vinger breed ruuw en fcherp is, gelijk een ronde vijl; dit wil hy voor by de klier voorgeftoten hebben, en dan bewogen, om dus die vlezige uitwasfen af te fchaven en te vernielen dit heeft hy gewilt dat vry ruuwlijk zoude verrigt worden ; op dat 'er namentlijk een aanmerklyke bloedftorting op volge; welke hy prijst om de opgepropte vaten te ledigen, ook befchrijft hy een fnydend werktuig, het geene veiliglijk door de fchaft tot aan de klier toe zoude voortgebragt kunnen worden; en als dan gebied hy, dat de roede tegen deeze fnydende punt moet gedrukt worden, om op deeze wyze de klier weg te nemen, ook heeft hy een wyze aan de hand gegeven, om fcherpe, ja zelfs bytende poeders tot de klier te brengen, uitzevenboom, fpiesglas, enz. ia CjO Oeuvres d'Ambroife Paré Livre XIX. Cap. XXVII. pag. 458.  $*®&u DE VENUSSMET. 907 ja zelfs van koperroest, auripigmentum, roomfche vitriool, heeft hy geraden te gebruiken, en heeft geen voorzorg gebruikt, om alleen dit fpongieufe vleesch met. deeze uitknagende middelen te raaken; en de overige oppervlakte van de fchaft niet te kwetfen. Naderhand hebben andere deeze wreede handelwyze nagevolgd, dus leesd men (q), dat Solingius, van een man om raad gevraagd, welke fchaft byna geheel met kwaadaartige en eeltachtige uitwasfen vervult was, in dezelve een gekromt zilver tenteer yzer heeft geftoken, dat overal gehakkelt was , door zuelkers behulp , hy , nochtans niet zonder overgroote pyn, aldaar zo veel ruimte heeft gemaakt, dat de ellendige terftond eenigermate zyn water loosde, hy heeft naderhand beproeft deeze eeltachtigheid met middelen te verteeren, maar te vergeefsch waarom hy de geheele langte der fchaft, uitgezonden het hoofd, doorfneeden heeft, met een bytend middel de geheele eeltachtige zelfftandigheid verteert, en daarna de fchaft met kleine zilvere naaldjes toegenaaid , gelyk men in de geneezing van de haazemond gewoon is te doen: maar hy ftak tevens een dunne buigzame blaaspeilder ten tyde van de geneezing naar binnen, om de pis een vrye uitloofing te verzorgen die man zo veel fmerten uitgeftaan hebbende, had naderhand de onbefchaamdheid zich te beroemen, dat hy aan de hoeren in Italiën, om de knoopachtige lidtekenen der roede, aangenamer was dan te voren. Niemand zal zekerlyk ligtelyk deeze geneeswyze navolgen , welke de doorfnyding van de geheele fchaft vereischt ; en noch minder die, welke met uitknagende middelen door de geheele fchaft tot aan de plaats van de verandering te brengen, beproeft word. het zal nimmer veilig kunnen zyn, knagende middelen te gebruiken, ten zy de oogen de hand kunnen 'geleiden, wanneer foortgelyke beproeft worden van de onbefchaamde Kwakzalvers, welkers'ftoutheid haare allerdiepfte onweetenheid gelyk is , hoe zwaare kwalen zyn als dan te vreezen ! een uitmuntend Heel- mee- (jf) Stalpart van der Wiel obfervat. rar. part. a. obferv.4o.p.4io. Yyyyy 2  oo8 DE VENUSSMET. 5.1451.- meefter heeft op deeze wyze , zodanige zieken allerellendigst zien fterven (r), ja zelfs dat zy in vier-en-twintig uuren fomtyds zyn gefturven, na dat men een kaarsje, met een bytend middel beftreken, in de fchaft had geftoken. maar, dewyl die Schryver geloofde, dat men nimmer klieren in de holligheid van de fchaft vond, heeft hy de eenige hoop op zodanige pisopftopping te genezen , gefteld in de langzamerhandlë verwyding der ichaft, door kaarsjes, allengskens dikker in dezelve te fteken, en langen tyd te dragen, terwyl tevens de geene die aan deeze kwalen onderhevig waren een fober leven leiden : want men neemt dikwils waar, dat deeze kwalen zich verheffen, wanneer de onvoorzigtige zich aan zuipen en brasfen overgeven. Voorzigtiger Geneesheeren hebben, offchoon zy bedagt waren op het verteeren van eie vleezige uitwas in de fchaft, de zaak met zagtaartiger middelen, en grooter voorzorg, aangevangen, zy onderzogten de fchaft met een dik waschkaarsje, tot dat de verhindering raakten, welke de vrye doorgang door de fchaft belette; zy meeten de langte tot hoe ver het zelve in de fchaft gong; en dus bepaalden zy naauwkeuriglyk de plaats, waar het beletfel zat. wanneer 'er veele zodanige beletfelen waren, konden zy op deeze wyze onderfcheiden, of, na het wegnemen van het eerfte, het kaarsje nu dieper in de fchaft konde geftoken worden, maar aangezien de wasch , waar van deeze kaarsjes ge' maakt worden, fomtyds, eer dat zy door de warmte van het lichaam week word, vry brosch is, en de fchaft, langs het onderfte gedeelte van de roede lopende, aan de omvangende lucht bloot geftelt word, gebeurt het fomtyds, dat de wasch breekt terwyl de lemmet heel blyft; waar door het kaarsje een hoek' vormde op deeze plaats maakte, en naauwlyks zonder kwetfins uitgehaald koude worden: om deeze reede hebben de Heelmee3- fters CO Saviard nouveau Recueil d'obfervat. Chirurg. No, 74. pag- 325» &c. ,  5-145i. DE VENUSSMET. 909 fters der zestiende eeuw reeds zorg gedragen, dat het kaarsje met zeer oud en allerfynst doek bekleed wierd (s). hedendaags, gebruikt men, gelyk bekend is, byna nimmer waschkaarsjes, maar wieken van opgerold linnen, en die door geduurig in te doopen met een kleefagtige ftof doortrokken zyn; welke niet kunnen breken, maar altyd geheel uitgetrokken kunnen worden. Zy beftreken het einde van zódanig kaarsje met zulk een middel, van welkers toevoeging zy verhoopten, dat door een zagte uitkna?.ing, of ook verettering, de verhindering konde verteert worden, dat de vrye doorgang der pis verhinderde; dewyl zy tevens poogden dit uit te werken, dat zodanig uitknagend rriid» del, het overige gedeelte van de fchaft kwelde, andere ftieteeen zilvere pyp door de fchaft voort tot aan het beletfel; en dan bragten zy langs dit pypje een dunner kaarsje of wiek na binnen, welke aan het einde doortrokken waren met een uitknagend middel zodanige zalf word befehreven (t), welke geene fcherpe knagende middelen heeft; maar eer uitdrogende; ceruis, tutte 9 goud gelit, poeder van fpiesglas enz.; ook opium daar by doende, om de gevoeligheid der aangedane plaats te verminderen, deeze en foortgelyke zouden genoegzaam kunnen zyn, zo het uitwasfende, zo genoemde fpongieufe vleesch alleen, het beletfel was. aldus ging men geduurende vyftien, agttien of'twintig dagen voort, volgens de zwaarte der kwaal, en naar maate de vlezigheid fcheen geopent te worden, en tot etter ontbonden, want zodanige genezing zal nimmer veiliger zyn, dan door een zagte verettering. maar wanneer gy zien zult, dat de pis onverhindert en met gemak geloost zvord, met een weinig etter getroebelt, als dan zal eerst de gry ze zalf (welke namentlyk de ceruis, tutie enz. bevat) van het kaarsje afdoen ; maar gy zult het geheele kaarsje met de tweede zalfbeftryken (wel- 0) Aftruc de Morbis Vener. Tom. II. pag. 817. Q~) Ibidem. Yyyyy 3  oto DE VENUSSMET. §. H5u ("welke uit de unguentum rofatum galeni, albo rhafis camphorato enpomato finefpeciebus, bereid word,) agt of tien dagen voortvarende , tot dat 'er met het kaarsje geen etter meet uitvloeit, en men geen pyn onder'het zvateren gewaar word, wanneer het tyd zal zyn met de middelen op te houden («). Het is ligt te zien, dat hier een ruim veld open gelaten is , voor mannen in de kunst geoeffent, om verfcheide dingen te beproeven, om deeze allerlastigfte pisopftopping te geneezen, welke zo menigmaal op herhaalde druiperts volgd , en dikwerf wederkeerd by veele, die zich ten eenemaal van deeze kwaal genezen , en bevryd geloofde. Die voorzichtiger zyn, wenfchen om niets meer, dan de manier te vinden , en de middelen die gebruikt moeten worden , om deeze beletzelen van de fchaft te vernietigen, zonderde buis zelve aanmerklyk te kwetfen, en zonder de allerkwaadfte toevallen, welke zo menigmaal op onvoorzigtige pogingen gevolgd waren; en dat menigmaal niet zonder levens gevaar, 'er wierd een krachtdadige geneeswyze vereischt, maar"die tevens veilig was: zonder eenigepyn, en lastigheid, verhoopten zy niet zeer de geneezing te kunnen volbrengen ; eventwel moest" men vermyden, dat deeze zo zwaar niet waren, dat 'er een gevaarlyke ontfleeking op volgde, maar dewyl 'er zo menigwerf agierdenken ontflaat. dat in deeze kwaaien de befmetting der venusziekte plaats heeft, is het niet te verwonderen, dat men het kwikzilver, en deszelfs onderfcheide bereidingen, gebruikt heeft, op dat dezelve niet alleen door het inwendig gebruik van zodanige middelen zou vernielt worden, maar ook door de plaatslyke toevoeging derzelve op de aangedane plaats inde fchaft. Alexander Trajanus Pttronius, die, twee eeuwen geleeden, over de venusziekte heeft gefchreeven (iv), heeft het roode prcecipitaat aangepreezen, om de venusklieren der,fchaft te verteeren; maarhy heeft O) Aftruc de Morb. Venerea Tom. II. pag. 817. (X) Aphrodifiac. pag. 1354. 1355.  DE VENUSSMET. 911 heeft tevens gewaarfchouwt, dat het gewone dat men in de winkels vind, dat gemaakt word van kwikzilver en fterk water, te zamen tot opdrogens toe gekookt, niet wel zonder gevaar kan gebeezigt worden, dewyl het in zich het te zamengepuut zuur van de falpeter bevat, en daar door fterk knaagt, waarom hy het pracipitaat aanpryst, dat zonder dat 'er eenige zuuren by gevoegd zyn, uit kwikzilver, met goud of zilver vermengd, langen tyd door de warmte uitgehaald, bereid word. daarop voegd hy 'er by: maar zo het waar is, (gelyk my fommige verhaak»,) dat het van kwikzilver alleen, zonder eenige andere menging , kan gemaakt worden, moet dit zeker lyk boven alles gekozen worden , en zal de minfte pyn van alle verwekken, en laten wy ons niet laten affchrikken , door het geene die zelfde zeggen, dat het zeer langen tyd nodig heeft , namentlyk van tien en meer maanden , met de groot ft e zorg en vlyt; ivant dit kan zvel verhinderen , dat het gereed zal gemaakt worden ; maar niet dat het, wanneer het bereid is, niet meer nut doe dan de andere, intuslchen zyn deeze werkzame kwikbereidzels, offchoon min fcherp als die, welke door de bygevoegde zuuren fcherp worden gemaakt, zyn nochtans niet buiten alle fcherpte , gelyk ik by een andere gelegenheid §. 135. N°. 4. gewaarfchouwt heb. Meestentyds hebben die geene, die zich het gelukkigfte beroemden in deeze kwalen te geneezen , hunne geheimen bedekt, dus word door de getuigenis van Trincavellius en Alexander Masfaria, een zekere Petrus gepreezen,zynde eenFranschman, die te Venetiën zeer veel roems behaald heeft, als zynde zeer ervaren in het uitroeijen van deeze venusklieren, en na hem zyn zoon: hy ftak kaarsjes in de fchaft, welkers punt hy met een zeker bytend middel beftreek ; daar na gebruikte hy een hegtend, en lidteeken vormend middel, de Hertog van Parma heeft dit geheim gekreegen; die dit aan de grootvader van Franciscus Roncallus, Geneesheer te Brixen , heeft meedegedeeld : het beftond uit een gedeelte van de unguentum cerusfe camphorati, en twee deelen van de unguentum de tutia v$- «  9ia DE VENUSSMET. $.1451. vigonis, by, welke te zamen vermengd, zo veel van de allerfynst gewreeve roode pracipitaat gevoegd wierd , als genoeg was om alles een roode couleur te geeven (.#)• het zou zeker voorzigtiger geweest zyn, de hoeveelheid door het gewigt te bepalen, dan door de couleur van het vermengde , welkers hoogte zeer kan verfchillen. Henricus de Vierde, Koning van Frankryk en Navarra, leesd men, geduurende agt jaaren een koude pis, en moeilyke pisloozing gehad te hebben (y), welke een gevolg was van een voorgaande druipert; en hy word gezegd op foortgelyke wyze binnen vyf weeken geneezen te zyn geweest. Loyzean,- die de koninglyke Geneesheer en Heelmeefter was , lag de poeder, welkers bereiding geheim is gebleven , met boter vermengd , met een pypje zagtjes op de klier der fchaft ; de volgende morgen fpoelde hy de fchaft met zagtaartige middelen uit: dus is hy voortgegaan , tot dat de venusklier verteert was, en naderhand gebruikte hy lidteekenvormende middelen, enz. maar offchoon die Geneesheer hoog van geboorte was, en zyn ampt vaarwel hadde gezegd, als ook dat hy zyn zoon verloren had , welke hy tot erfgenaam van zyn geheimen wilde maaken, heeft hy nochtans de middelen, welke hy gebruikte, verborge gehouden, zo veel vermag by de meeste de gewoonte, dat zy , het geene hun eertyds ■ voordeel aanbragt, voortgaan te doen, hoe- wel zy voor zich daar ■geen vrugt van kunnen trekken (z). andere hebben andere middelen gebeezigt, om de venusklieren der fchaft te geneezen ; meestentyds vermengde zy de levendige kwik, of zagtere kwikbereidzels, het witte pracipitaat, de zoete kwik, enz. alle hebben hunne middelen gepreezen, en hebben getuigt van dezelve de allergelukkigfte uitwerkingen te hebben gezien, veele hebben zorg- O) Aftruc de Morbis venereis Tom, II. Lib. VI. pag. 761. (y~) Ibid. Lib. VII. pag. 897, CO Ibidem pag. 898.  $.i45"i. DE VENUSSMET. 913 zorgvuldiglyk hunne geheimen bedekt, op dat zy openbaar geworden zynde, mooglijk niet in kleinachting zouden geraken, en de winst, welke zy daar van verhoopten, niet zoude verminderen, deeze alle naauwkeurig na te gaan, zoude te langwylig zijn, en de verdrietige arbeid zoude misfchien door het nut niet worden opgewogen, het zal genoeg zijn, als een Haaltje iets van de kaarsjes te zeggen, welke Jacobus Daran gebruikt heeft, die eertijds Heelmeefter geweest is in de Keizerlyke legers en gasthuizen; naderhand,de waardigheid van Heelmeefter des Konings van Frankryk bekomen hebbende , zich voornamentlyk op de geneezing van de kliertjes in de fchaft heeft toegelegd, en een verhandeling heeft uitgegeeven (a) , over een nieuwe wyze, om deeze kwalen te geneezen. ik heb deeze verhandeling met aandagt geleezen, en daaruit het volgende verzamelr. De wieken, of zogenoemde kaarsjes, hebben een breede voet en lopen fpits toe, zyn buigzaam, of worden ten minften door de warmte van de fchaft zelve zo week, dat zy een behoorlyke buigzaamheid bekomen, en met gemak van de.zieken kunnen gedragen worden. De uitwerking is, een verettering in de fchaft te veroorzaken, en, door deeze, het fpongieufe vleesch te doen fmelten en te verteeren, gelyk ook de fpongieufe uitwasfen en wratten ; maar zonder knagen; te gelijk komt onder 't gebruik van deeze de vloed van de geele, groenachtige ftof der druipert; en dus herroept hy de druipert, welke hy, opgeftopt zynde, vast iïeld de oorzaak te zijn geweest van deeze kwalen, en vernieuwt dezelve: dit bewijst hy voornamentlijk daar uit, dat de zieken, zo zy ten tyde der geneeswyze met een vrouw verzamen , zy dezelve befmetten. Die wieken zegd men deeze uitwerking te hebben, dat Zyop de gezonde deelen van de fchaft niet werken, maar alleen op die plaat- 00 Obfervat. Chirurg, fur les Malad. de 1'urethre &c, Vyfde Deel. Zzzzz  or4 DE VENUSSMET. $.i45r. plaatfen van dezelve, waar de beletzelen plaats hebben, die de fchaft vernaauvvcn, welke zy aldus door de veié'ttermg veneeren. waarom zy ook, in de fchaft van een gezond mensch geftoken, geene weiking doen , dewyl zy niet knagen : ja zelfs verwekken zy geen pijn by de zieken, offchoon derzelver werking zo ichielyk 'is, dat, drie of vier imren na derzelver toevoeging', de etter reeds te voorfchijn komt. Hy getuigt daar en boven, dat de knoestachtige verhardingen door het zelfde middel kunnen ontbonden worden : dat dit evenwel niet altijd volgd, blykt daar uit, dat de knoestachtige hardigheid, die de bol van de fchaft bezet, volgens getuigenis van de Schryver, daar meéde niet heeft kunnen geneezen worden, 'er word geen levenswyze ten tyde der geneezing voorgefchreeven; men gebruikt weinige, of geene middelen inwendig; maar de geheele geneezing verwagt men van dit plaatslijk middel, zo het'de aangedaane plaats maar kan bereiken, maar wanneer de geneezing nochtans langer duurt als naar gewoonte , bekend oe Schryver dat 'er als dan een eige byzonder middel nodig is, om het venusgif te vernietigen. * De geneezing word door deeze kaarsjes in dertig dagen volbragt; fomtijds duurt zy twee of drie maanden , ja in moeilyke gevallen fomtyds langer. Men gebruikte in deeze geneezing kaarsjes van onderfcheide krachtdadigheid, naar mate het onderfcheid van het kwaad, dat door deeze moest weggenomen worden, maar hoe wel hy verzeherd, dat dit middel geene de minfte pyn veroorzaakt , bekend de Schryver nochtans, dat hy fomtyds pijnftillende kaarsjes inde fchaft heeft geftoken, welke de pijn moeften verzagten, die de eerfte veroorzaakt hadden, het gebeurt fomtijds, dat in 't begin van de geneezing het kaarsje niet diep in de fchaft kan geftoken worden, wanneer het een beletzel ontmoet voor aan in de fchaft Zittende, het geene door de kracht van dit middel weggenomen zynde, word het dieper ingeftoken, tot dat het een nieuw beletzel ontmoet; dat op dezelfde wyze word weg genomen , tot dat  s .1451. D E VENUSSMET. 9i5 dat dc geheele langte van de fchaft geheel vry is, en 'er niets etterachtigs meer te voorfchijn komt, of dat men gewaar word dat het kaarsje na een langduurig verblijf in de fchaft blijft vast zitten, want dus zal men zeker zyn, dac de geneezing zonder gevaar vau wederkeering , volkome is. maar dewyl de Schryver vastfteld, dat de kracht van het middel alleen maar werkt op de plaats, alwaar het beletzei zit, dat de uitgang der pis verhindert, niet op de overige gezonde oppervlakte van de fchaft , daarom denkt hy, dat hy aan een uitgehaald kaarsje de langte en breedte van de aangedaane plaats kan onderfcheiden; namentlyk aan de etter die aan het kaarsje vast zit, ter plaatfe , die naby het beletzel gelegen had. andere, en wel vermaarde mannen in de kunst, zyn eerder van gevoelen geweest, dat door de toevoeging van het kaarsje in de inwendige gevoelige oppervlakte der fchaft, zodanig geprikkek wierd , dat de natuurlyke flym vermeerdert word, waar meede de holligheid van de fchaft by gezonde beftreeken word; en dat men dus, dat geene, dat aan de kaatjes die langen tyd in de fchaft hebben gezecten , vast zit, voor geen etter moet houden , maar voor de natuurlyke flym overvloediger afgezondert. deeze moeilykheid lost Daran door de volgende reede op : hy bevjestigt namentlyk, dat een kaarsje in de fchaft van een gezond mcnsch geftoken, dienimmer een druipert heeft gehad, en aldaar vier uu-ren lang gelaattn, ten eenemaal zuiver voor den dag komt, wanneer het uitgehaald word: zo daar op het zelfde kaarsje in de fchaft van een man word geftoken, die een druipert heeft, zal het, zo het binnen vier uuren, en nog minder, uitgehaald word, een dikke ftof op de oppervlakte hebben, het geene ook zoude hebben moeten gebeuren eveneens in een gezond mensch, zo dat dikke, dat aan het kaarsje zit, natuurlyke flym was, door de prikkeling vau het in de fchaft zittend kaarsje., in grooter hoeveelheid afgezondert. hy teekent daar en boven aan, dat de gehede omtrek vin het kaarsje als dan met die flym moet bedekt zyn, maar niet dat gedeelte alleen, dat tegen de kwalyk varende plaats heeft aarigeZzzzz 2 zee-  9i6 DE VENUSSMET. §.1451. zeeten; het geene hy ftoutmoedig verzekerd, altyd te gebeuren, de uitmuntende Heelmeefter Samuel Sharp (b) bekend met zyne gevvoone opregtheid , dat deeze redenen vau Daran van groot gewigt zyn ; eventwei heeft hy agterdenken dat deeze proeven niet dikwils genoeg in gezonde menfchen zyn genomen , die nimmer een druipert hadden gehad ; het geene uit de woorden zelve van Daran fchynt bewezen te worden Cc) , dewyl hy zegt, dat hy deeze waarheid door proefondervinding geftaafc heeft, welke hy belooft zo menigmaal te herhaalen , als men begeert; hy voegt 'er naderhand by, dat hem dunkt, dat deeze proef weinig nut heeft; dewyl de waarheid van het gezegde daar uit blykt, dat de etteragtige ftof alleen aan het kaarsje zit, op die plaats, welke de verhindering in de fchaft heeft aangeraakt. Om deeze twyffeling verder op te klaaren heeft Sharp (^)aan de jongelingen van onderfcheide ouderdom aangeraden, van het twaalfde tot het twintigfte jaar kaarsjes in de lchaft te dragen; welke naderhand uitgehaald wordende, altyd eenige ftof hadden aanhangen, by fommige meer, by fommige minder, maar Sharp was zeker, dat geene van die, in welke deeze proef genomen wierd, immer een druipert hadden gehad, hy heeft deeze kaarsjes ongelyke tyd in de fchaft gelaaten, namentlyk zes, vyf, vier, of ook drie uurem de Schryver befchryft wel niet, uit welke middelen de kaarsjes te famengeftelt zyn geweest welke hy gebruikte; want hy noemt enkel kwikkaarsjes, maar hy konde niet begrypen, dat deeze in zo korte tyd etter hadden kun1 nen (V) Critical Inquiry in to the prefent ftate of furgery pag. 134. & feq. 00 Obfervat. Chirurg, fur les maladies de 1'urethre. Difcours Prelim. pag. 35. 36. &c. (<0 In loco modo citato, pag, 140.  5.1451. DE VENUSSMET. 917 nen voortbrengen in een gezonde fchaft; waar uit hybefloot, dat de ftof aan de kaarsjes hangende geen verzwore etter is geweest, maar natuurlyke flym, door de prikkeling van het kaarsje in grooter hoeveelheid afgezonden, maar dewijl men zoude kunnen tegenwerpen, dat de kaarsjes van Daran van veel grooter krachtdadigheid zyn, en geen nieuwe etter binnen weinige uuren voortbrengen; maar de in de bedekte zweer verborge etter uitleiden, en dan de verzwore plaats zuiveren, en gezuivert zynde, geneezen, na dat alle venerieke befmetting door deeze verettering, en opgewekte vloed, geheel uirgelpoeld is; om deeze moeilykheid op te losfen, heeft Sharp, een kaarsje, in een gezonde fchaft geftoken , dat hy zeker was , volgens de manier van Daran gemaakt te zyn, en dat hy gevallig had gekreegen ; 'er volgde een even gelyke uitwerking als in de voorgaande proeven, wanneer hy zyne eige kaarsjes gebruikte. Maar dewyl Daran byna door geheel Europa heen zyne zendelingen verfpreide, die zyne kaarsjes in de groote fteden uitdeelden, was het niet moeilyk, om dezelve te bekomen, waar uit met regt kan befloten worden, dat de aanweezendheid der zweer in de fchaft niet bewezen word, zo, na de toevoeging van het kaarsje, iets uit de fchaft vloeit; dewijl het zelfde in de allergezondfte plaats heeft. Zekerlyk heeft de brave Sharp een groote weldaad aan het menfchelyk geflacht bewezen, door deeze proeven in gezonde en die van alle venusziekte buiten verdenking waren , te nemen : het is te zeer bekend , dat zeer veele , die in hunne jeugd zich met heimlyke liefdeplegingen hebben bezig gehouden , geduurig van vrees gekweld worden, dat 'er mooglyk iets buiten weeten van de venusfmet in het lichaam verborgen is , dat naar verfcheide jaaren kan uitbarften. winzugtige koefteren die vrees, en haaien de ellendige ligtelyk over, dat zyde kwyling ondergaan, offchoon'er geen teken van Zzzzz 3 ve»  918 DE VENUSSMET. §.i45r. venusziekte plaats heeft, alleen maar om van die geduurige vrees bevryd te zyn. na dat het geroep toegenomen had, dat door deeze kaarsjes niet alleen onfeilbaar de allerergfte gevolgen van de druipert genezen wierden, maar dat men door het infteken van een kaarsje binnen weinige uuren kan ontdekken, of zich in de fchaft nog een aanftookfel van de venusziekte verborgen zit, dat zich naderhand zoude kunnen.vernieuwen, zyn'ervee* le geweest, die deeze kaarsjes gebruikt hebben, om van alle vrees bevryd te zyn. want Daran bevestigde volftrekt (?), dat zyn kaarsje in de fchaft van een gezond mensch geftoken, en een behoorlyke tyd in dezelve gelaaten, geheel zuiver is, wanneer het uitgehaald word, zo dat het fcherpst gezigt zelfs niet het minfte van een vreemde ftof, die aan het kaarsje zit, kan onderfcheiden. J'ans que l'oeil le plas fin pütffe s''appercevolr , qifaucune liqueur etrange s'y Jolt attacuêe, hoe zal een man van lchrik getroffen worden, die, êertyds een druipert gehad hebbende, deeze proef in zich zelve zal nemen, wanneer hy op de oppervlakte van het uitgehaalde kaarsje een flymagtige ftreep zal vinden? hy zal zekerlijk geloOven befmet te zijn>; vooral, zohy niet in de geheele omtrek van het kaarsje, maar op de eene of andere plaats, zodanige fiijmagtige ftof zal aangekleeft vinden. Maar zo men in aanmerking neemt, het geene §. 1447. van het maakfel der fchaft gezegt is, zal het ligtelijk blyken, dat dit kan gebeuren; dewijl 'er in de holligheid van de fchaft eenige openingen gapen van grootere uitloosbtiizen, welke na de druipert verwijd , fomtijds ook uitgeknaagt, het ingeftoke kaarsj'e met meer llijm beftryken, op die plaats, welke zy aanraken, hier over zal nog het een en ander §. T459. gezegt worden , alwaar over de genezing van de druipert zal gehandelt worden. Ik geloof niet dat Daran immer zonder goede trouw heeft geCO In loco modo citato ad Literam C.  5- DE VENUSSMET. 919 gehandeltj maar hy fchijnt al te voorbarig befloten te hebben, xlat alles, wat na het infteeken der kaarjes uit de roede ki nu, een venynige ftof is, waarin de venusluiet onfeilbaar zit, waarom hy waarfchouwt, datzy, na het infteeken van de kaarsjes, wanneer de vloed wederom komt , zich van hunne vrouwen onthouden, op dat zy niet befmet worden, men weet, dat na een druipert, ook op een goede wyze geneezen , en aiie de lastige toevallen weggenomen zijnde, dit ongemak overblijfr, dat 'er 'smorgens, vooral na een goede flaap, iets van zeit uit de roede loopt, of door zagrjens te drukken-uitgaat, onder de gedaante van eenigzints doorfchynende flym. dit duurt fomtyds langen tijd, en na zich in Épijs of drank te buiten te hebben gegaan, neemt dit voornamentlyk toe, en jaagt de zieken air tijd vrees aan, of'er ook iets venynigs verborgen was. Sharp heeft waargenomen (ƒ), dat mannen, dus befmet, met hunne vrouwen gewoond hebben, en dezelve niet hebben befmet; ja hy verzeekert, dat hy zodanige gevallen gezien heeft, waarin een groote menigte van deeze vloed plaats had , zonder dat 'er eenige befmetting op volgde, het fchijnt ook aan te merken , dat hy het-woord veröttering gebruikt heeft, wanneer hy die flymachtige vloed beteekend , die na de druipert volgd , welke hy op het voorgaande blad gleet genoemd had. maar ook had hy een weinig van te voren (g) gewaarfchouwt, dat hy het woord van veiëttering gebruikte; om de vloed te bcteekenen, welke het kaarsje, in de fchaft zittende, verwekt had. . Maar Daran is van gevoelen geweest, dat het venusgif in de zweer der fchaft verborgen was; in het fpongieufe lichaam zelve van de fchaft; welke verzwoore plaats, in de fpongieufe zelfftandigheid voor uit fleekende, door het gebruik van de kaarsjes verteert wierd, en dat dus het venusgif door de ontftane verëtiering ontwikkelt wietd, en met de etter uitging, hy geloofde ook, dat Cf) Critical Enquiry &c. .pag. 142. I43. {§) Ibidem pag. 141.  920 DE VENUSSMET. §.1451. dat fomtijds het venusgif in de celachtige , of fpongieufe zelfftandigheid der fchaft, verborgen was, aldaar krachteloos bleef, en alsfliep, totdat het door het brasfen , of andere toevallige oorzaken, werkzaam wierd, de plaats, alwaar het zat, langs alle kanten uitfpreide, en dus de buis der fchaft eerst naauwer maakte, en daar na geheel verftopte, en een volkome pisopftopping voortbragt. maar hy fchreef zyne kaarsjes die kracht toe, dat zy de geflote zweer openden, afveegden, en , alle venusgif vernietigt zijnde , volmaaktelyk hegteden. in deeze veronderftelling, konde hy niet anders dan bevreesd zyn voor de befmetting, zo een man by zijn vrouw woonde, op dien tijd , wanneer de zweer, die van te voren gedekt was , nu door het gebruik der kaarsjes geopent, een befmettende etter uitftorte, en het venusgif, van te voren ftilzittende en krachteloos, nu werkzaam wierd. Daran bevestigt zyn gevoelen uit veele waarnemingen, welke men in zyne verhandeling over de ziektens der fchaft kan leezen. onder deeze is vooral aanmerklijk, de geene, welke de uitmuntende Heelmeefter van zyne eigene ziekte fchrijft, waar van hy getuigt, door 't gebruik der kaarsjes te zyn geneezen geweest (h). hy had in zyne jeugd een druipert gehad, welke door de gewoone hulpmiddelen geheel was geneezen geweest, zo dat hy naderhand geduurende twintig jaaren gezond leefde; en daar hy zich geduurende die gantfche tijd nimmer bloot had gefield aan het gevaar om de venusfmet te krygen, geloofde hy van alle kwaad verlost te zyn. hierom verwonderde hy, zich, wanneer hy gevoelde, dat de pis met een fyne ftraal , en met moeite en pyn uitgeloost wierd ; maar daar hy in het leger opper Heelmeefter was, kon hy het te paard ryden niet vermyden; waar door de moeilyk beid der pisloofing veel vermeerderde: maar wanneer hy het leger in Jtaliën moest volgen, heeft hy geen tijd gehad, om de kwaal met bekwame middelen (70 Daran fur les maladies de 1'urethre, pag. 96. & feq.  $. I45I- DE VENUSSMET. 92t len te hulp te komen , de onvermydelyke arbeid van zyne pligt, en de geftrengheid der lucht in de bergen, welke hy moest ondergaan, hebben de kwaal zodanig verergert, dat de druppelpis daaglyksch toenam , te gelijk met een uitwerping van lijmachtige llijm, welke hy genootzaakt was met fmerten uit te parsfen. daar op is een byna dodelyke opftopping der pis gevolgd; waarom hy zijn ampt als Legermeefter heeft moeten laten varen, om zyne eige kwaaien meer hulp toe te kunnen brengen; hy heeft zich na Bergen laten voeren, en heeft door behulp van vermaarde Geneesheeren zo groote verlichting bekomen, dat hy, zyne krachten herfteld zijnde, wederom begon te denken, om niet alleen het leger te volgen, maar zich zelfs na de winterkwartieren begaf, om die geene van nut te ^zijn, die met benaauwtheid om zyne hulp riepen, wanneer hy nu gereed ftond om na het leger te vertrekken, heeft hy een klein gezwel gevoeld in de bilnaad, dat fchielijk grooter wierd, zo dat het de grootte van een vuist kreeg ; het geene dodrgefnseden zijnde, heeft men een gat in de fchaft gevonden ; maar op dat de kwaal niet tot een pijp zoude ontaarden, heeft de zieke zelfs de eerst gedane fneede met het pennemes wyder gemaakt, met dat gevolg, dat, de pijp geneezen zijn* de, hy, eer twee maanden om waren, het leger heeft kunnen volgen, maar kort daar op is een'pisopftopping gevolgd, die vier dagen lang duurde; waar van de zieke geen hoop had, herfteld te worden, hy is eventwel geneezen ; maar hy heeft veel lijmachtige flijm , met overgroote moeite moeten'uitloo'zen. alle hoop van te geneezen afgelegd hebbende, is hy tot zynent gekeerd; en, geduurende zes maanden woedende fmerten geleeden hebbende, heeft hy de kaarsjes met zo gelukkig gevolg beginnen te gebruiken , dat hy getuigt, nu langer als een maand ten volle geneezen te zijn, wanneer hy dit verhaal van zyne ziekte fchreef. Uit dit verhaal fchijnt niet te volgen, dat de venusfmet twihVyfde Deel. Aaaaaa tig  ^ DE VENUSSMET. 5.1451, tig jaaren lang in de fchaft verborgen heeft gezeeten , de ge'zondhheid ongekwetst blyvende, eer dat zy op nieuw uitbarfte, en geduurende deeze geheele tijd geen kenteken van zien heeft gegeeven. dat de atfcnuuwiyke befmetting in 't binnenfte van de 'beenderen langen tijd kan blyven zitten , en moeilijk uitgewikkelt worden, fchijnt niet zeer te verwonderen, aangezien de levens vochten aldaar langzaam worden bewogen , en de mergolie een bekwaam nest verftrekt voor de wederhoude fmet. maar wanneer zy daar zit, doet zy nadeel , en geeft haar aan weezen niet onduidelyk te kennen , door de pijn der beenderen , gezwellen , bederf enz. ; over welke wy naderhand nog zullen fpreken. maar het is naauwlyks geloofbaar, dat het venusgif zo veele jaaren in de roede, deszelfs fpongieufe lichaamen, of het fpongieufe lichaam der fchaft, kan verborgen zitten, ten eenemaal krachteloos zynde , en geen tekenen van zich gevende op de plaats, alwaar zy zit, of in het overige van het lichaam, want wanneer zich de roede oprigt, zwelt zy door het bloed in de cellen van de fpongieufe lichamen der roede uitgeftort, en het fpongieufe lichaam van de fchaft zelve, word voor het uitfchietcn van het zaad, van gelyke met bloed vervult, na het uitfchieten, keerd al het bloed, dat de roede had doen zwellen, langs de aders in de vogten; en word door het geheele lichaam heen verfpreid; waar door het mannelyk lid in 't kort flap word. is het waarfchynlyk, dat het levende, warme, bewoge bloed, de befmette koefterplaats befpoelende, terftond door de aders wederom opgezogen, het lichaam niet befmet? zoude de venusfmet, ten tyde der ïiefdepleging opgewekt, de plaats waar zy zat, niet geknaagt, ontfloken hebben? welke bewysbaare oorzaak zoude men kunnen bepalen, dat het vergif, geduurende twintig jaaren flapende zoude ontwaken, op dat het, nu reeds niet meer fchadelyk zynde, onverwagt zo zwaare en menigvuldige kwalen zoude voortbrengen. 'Er kunnen veele andere oorzaken van de koude, en opge- ftop-  J.I45I» DE VENUSSMET. 923 flopte pis zyn; waarom de nood ons niet dwingt toevlugt te neemen tot het venynige aanftookfel, dat overgebleven was van de druipert voor twintig jaaren genezen, ik geloof, dat uit het geene §. 144c. is gezegt geweest, genoegzaam blykt, dat de oude Geneesheeren de venusziekte niet gekend hebben, en nochtans leest men by Hippocrates zodanige toevallen, welke .hedendaags voor kenmeiken worden gehouden van de klier in de fchaft na een druipert ontftaan. in de voorzamelde voorkennisfen (/) fchryft hy, na dat hy de tekenen van de ontfleking der blaas had opgegeven, en ge waarfchouwt, dat het een gevaarlyke ziekte is, die van het zevende tot het vyftiende jaar, voornamentlyk aantaste, en door een etteragtige pis wierd ontbonden, het volgende : die een gezwel omtrent de blaas hebben, dat een moeilyke pislozing veroorzaakt, gevoelen zich kwalyk, op wat wyze zy zich leggen, maar de ontbinding van het zelve, .ge/chied'wanneer de etter uitbarst de onmiddelyk voor af gaande voorftelIing, welke over de fteen handelt, leerd dat het woord x.i&krti van de legging van het lichaam moet verftaan worden wanneer hy waarfchouwt, dat hy, indien zy zodanig leggen dat de fteen niet in de pisgang rolt , gemakkelyker wateren! wanneer wy over de fteen handelden, hebben wy gezot dat die ellendige verfcheide lichaamslegging beproeven, om de (leen van de mond der blaas te verwyderen; ja dar zy zelfs op hun hoofd ftaan, om de fteen te rug te doen rollen, en de pis een vrye uitgang verkrygen. maar in deeze voorflelling komt het zelfde griekfche woord voor; het geene dierhalve van de veranderde legging van het lichaam moet verftaan worden. Daar uit blykt, dat tlippocrates deeze oorzaak der moeilyke en opgeftopte pis gekend heeft; namentlyk de dikte omtrent de blaas, en in deszelfs nabyheid; want een weinig van tevoren had hy over de ontfleking en verzwering der blaas gehandelt. maar (0 No. 472. 473. Charter. Tom. VIII. pag. 879. Aaaaaa 2,  P24 DE VENUSSMET. §.1451. maar ook heeft hy een onfeilbare kennis gegeven, waar door men de lastigheden door zodanig gezwel ontftaan van de finerten der fteen kan onderfcheiden : fchijnt Hippocrates hierniet te fpreken van dat gedeelte der fchaft, dat de voorftander omvangt,en dat naby de blaas is gelegen? zodanige dikte, in dit klieragtige gedeelte ontftaan, grooter wordende, kan door de drukking de holligheid der fchaft vernaauwen, en eindelijk zodanig te niet doen, dat op de voor afgegaane moeilyke pislozing, een volko-' me pisopftopping volgt/terwijl men tevens duidelijk een dikte in de bilnaad voeld, welke fomtijds buitenwaards uitbreekt, maar als dan zit de oorzaak der kwaal wel in de nabyheid van de blaas, maar buiten de holligheid der fchaft. En ook heeft Plippocrates waargenomen, dat zodanig beletfel niet alleen buiten de holligheid van de fchaft ontflaat, dat de vrye uitgang van de pis verhindert, in de nabyheid van de blaas; maar ook heeft hy elders (k) gewaarfchouwt, dat 'er in de holligheid van de fchaft een dikte ontftaat. die een dikte krygen inde fchaft, kry gen de ontbinding, wanneer dezelve verzworen en doorgebroken is. maar aangezien dit woord ontbinding dikwerf gebezigt word voor een heilzame ontbinding der ontfleking, zonder door opvolgende verzwering (ziet §. 386.), twist Galemis (7), in de verklaringen over deeze voorftelling, of'er buiten en behalve de verzwering van het gezwel, en het barsten deezer zweer, geene andere weg van ontbinding zoude overig zijn, offchoon zodanig gezwel der fchaft zeer dikwils tot de verzwering over ging. hy befluit eindelijk, dat het allerwaaragtigst is, dat men ^ van de enkele verzwering, en de uitgang der etter, de genezing ' te verwagten heeft, waar uit blijkt, dat hier door de ontbinding niet verftaan word de zagtaartige ontbinding der ontfleking, maar alleenlijk het uit den weg ruimen van het beletfel, dat de vrye doorCA) Aphpr. Sect, VI, No. 8a. Charter. Tom. IX. pag, 191. (/) Ibidem.  §.i45i. D E VENUSSMET. 5,25 doorgang der pis door de fchaft verhinderde, want defcherpepis gaat langzaam door de fchaft, en word met zwaare parsfing uitgeparst, wanneer de fchaft nog niet geheel vërftopt is; maar wanneer de moeilyke pislozing tot de opftopping der pis over gegaan W, is 'er een geftadige parsfing, en zy tragten met alle magt de pis uit te parsfen; waar door de ontfloke diktegeduurig geprikkelt word; cn dus is 'er geen hoop vooreen zagtaarrige ontbinding over: de verzwering die de fchaft verftopt, breekt door die zelfde parsfingen fchielyker door. door een anderevoorftelling van Hippocrates (jri) word dat geene bevestigt, dat over de waare betekenis van de ontbinding is gezegt. want hyfehrijft aldus : die gezwellen in de fchaft kry gen, worden, wanneer deeze verzzvoren en doorgebroken zyn, van de pyn verlost, het blijkt dierhalve, dat de oude die de venusziekte niet hadden gekend, zodanige kwalen befchreven hadden'; en hedendaags nochtans aan de verborge venusfmet gewoonlijk worden toegefchreven. Celfus Ui), die verfcheide voorftellingen van Hippocrates in zeer duidelijk latijn heeft overgezet, fchrijft, wanneer hy overdeezekwalen handelt, het volgende, dat ten hoogfte verdient aangemerkt te worden : die in de pisgang, kleine verzweringen, zuelke de Grieken (Pu/axtx noemen, beginnen te kry gen, genezen wederom, wanneer de etter uit dat deel gevloek heeft, waar uit men moet zveten , dat, dezvyl de meeste van zelfs voortkomen, onder alles zvat de kunst te werk pielt, de natuur het meeste vermag, aangezien dierhalve zodanige kwalen kunnen ontftaan zonder door de venusziekte veroorzaakt te zijn, fchijnt 'er geen duidelijke reede geweest te zijn, waarom de pisopftopping aan de druipert voor twintig jaaren volmaakt genezen, als oorzaak toegefchreven worden, het is wel waar, dat Celfus hier van kleine zweeren fpreekt, en dat de dikte by die Heelmeefter, welkers gefchiedenis reeds is be- fchre- 0*0 Aphor. Seft. VII. No. 57. Charter. Tom. IX. pag. 323» QO De Medicina Lib. II. Cap. VIII. pag. 70. Aaaaaa 3  92Ö DE VENUSSMET. §. 7451. fchreeven geweest, in de bilnaad ontftaan, een vuist groot was; waar in de fchaft laat de naauwte der plaats niet toe , gelijk als in de bilnaad, dat bet gezwel zich zo veel uitzet, edoch zodanige verzweeringen, welke hy klein noemde in de fchaft, waren Celfus (0) zeer wel bekend , zich te kunnen uirzetten tot een aanmerklyke grootte op andere plaatfen van het lichaam, alwaar 'er plaats voor is. want hy fchrijft aldus: phyma word genoemt een dikte gelyk aan een bloedzweer, maar ronder en platter , dikwils ook grooter. want een bloedzweer heeft zelde de groote van de helft van een ey, nooit grooter. ook gaapt de phyma gewoonlyk meer; maar de ontfleeking en pyn zyn in dezelve minder. Zoude die pisopftopping by deeze Heelmeefter niet hebben kunnen veroorzaakt weezen door het langduurig te paard ryden, eerder dan door een druipert , reeds twintig jaaren geneezen ? ten minfte Hippocrates (p)-tekent aan, dat de Scyten, door het geduurig te paard ryden , niet alleen zonder liefdensdrift zyn , maar ook eindelijk ten eenemaal onvrugrbaar , en vrouwachtig worden; zo dat zy de vrouwlyke werken doen, en aks vrouwen fpreeken als dan erkennen zy, met de vrouwlyke tabbaart gekleed, hunne onmagt, en, met de vrouwen levende, doen zy derzelver werken. Hippocrates tekent aan , dat alle de rijkfte Scyten , maar niet de armfte, van dusdanige kwaal aangetast worden, maar de voornaamfte, die de grootfte rijkdommen door het paardryden verkreegen. deeze kzvaal tast de armen minder aan, want zy ryden niet le paard, daar op voegd hy 'er het volgende by: ja ook by de overige menfehen vind men dit op de zelfde wyze. want waar de menfehen zeer veel en zeer dikzvils le paard ryden, daar zvorden zeer veelen van vloèijingen , heupen Co) De Medicina Lib. V. Cap. XXVIII. No. 9. pag. 325. (j>) In Libro de aëre lecis & aquis Cap. XI. Charter. Tom. VI» pag. aio.  5-i45r. DE VENUSSMET. 9z7 jigt, en voeteuvel, aangetast, en zyn zeer onbekwaam tot de liefdenspleeging. Men ichijnt hier uit te mogen befluiten , dat het langduurl-» en dikwervig te paard ryden, de manlyke teeldeelen kan ben-a'deelen, en in dezelve verfcheide kwalen voortbrengen, door de geduurige fchokken onder het ryden; en een byna onafgebroke drukking van het gewigt van het op het paard zittend lichBam ; gelijk by een nadere gelegenheid $. 1063. in de verklaaringett heb aangetekend. 4 Ook fchijnt men te moeten aanmerken , dat het woordje K«'fy«*r<*, niet altijd geduurige vloeijingen in de gewrigten , en vooral in de heup, betekent, maar ook een langduurige aandoening, welke de teeldeelen bezet (q). maar dewijl Hippocrates , in de reeds aangehaalde voorfielling , wanneer hy de kwaaien aanhaald, welke te vreezen zijn, van het al te veel te paard ryden , ook by de heupe jigt en het voeteuvel, de vloeijingen, en de onmagt tot de liefdens pleging telt, fchijnt het zo vreemd niet, dat hy door dit woord eerder de ziektens der teeldeelen, als van de gewrigten heeft beteekent. uit het gezegde blijkt duidelyk, dat de moeilyke en opgeftopte pisloofing niet altijd door de venuskwaal word veroorzaakt, maar ook door verfcheide andere oorzaken: ja, offchoon iemand van te voren een druipert heeft gehad, en'er, na dat dezelve geneezen is, een verhindering in de fchaft overig is, men niet altijd mag befluiten, als of het gif der ziekte noch in dit deel zit, het geene niet ontwikkelt en uitgedreven kunnende worden, kan men nimmer de volkome geneezing verhopen, na een druipert, kan de fchaft door de harde, rimpelige, lidtekenen der genezene zweeren getrokken worden; de draaden dwars "in de fchaft gelegen , hebben fomtijds de vrye uitloofing der pis verhindert , en een onverwinnelyke tegenftand tegen de inbrenging der blaaspeilder gebo> den, C?) Vide Foé'fii Oecon. Hippoc. in litera X,  9a8 DE VENUSSMET. §.1451. den. alle deeze kwalen kunnen droevige overblyfzelen zijn van de venusziekte; offchoon zy ten eenemaal uit het lichaam is verdreeven geweest, laatendc venuszweererf, in de uitwendige huid, niet leeiyke en gekrompe lidtekenen na , wanneer zy ten eenemaal zijn geneezen, en op de nabuurige plaatfen niet wederom te voorfchijn komen ? intusfchen zal niemand ligtelyk beloven, deeze lidtekenen, op welke men allerlei middelen zeer vryelijk kan leggen , te kunnen geneezen. dat men nu denke , dat de fchaft, in de druipert met zweeren bezet, even eens kan aangetast worden, maar wanneer de holligheid der fchaft, door de nabuurige diktens vernaauwt word, offchoon 'er geen de minfte kwaal is in de fchaft zelve, gelyk menigmaal gefchied , wanneer de voorftanders gezwollen zijn , door welke oorzaak zulks ook gefchied, als dan moet de krachtdadigheid der kaarsjes welke"in de fchaft zitten, zo groot zyn, dat derzelver geneeskracht zich langs de uitloosbuizen der voorftanders indringt, en de beletzelen losmaakt; en dus de vrye omloop der vogten door derzelver verftopte zelfftandigheid herfteld. Maar zodanige kwaaien ziet men gewoonlyk voor klieren aan, en worden op dezelfde wyze gemeenlijk behandeld, men vind een voorbeeld in een brief van Theodoricus de Mayerne, Lyfürts v&n jacobus den Eerften, Koning van Engeland, welke hy aan Hildanus heeft gefchreeven (r), van een Edelman , die men geloofde na een druipert, een venusklier in de fchaft te hebben , welke zich tot aan het hennenhoofd uitftrekte. het geene hy ook gezwollen heeft gevonden, maar aangezien de zieke met groote parsfing genootzaakt was zyn water te loozen , en maar druppelsffewyze , heeft Mayerne befloten , dat deeze verhindering door brandende middelen uitgeroeit moest worden ; het geene ]w ook voorzigtiglyk beproeft heeft , fomtyds zeer zagte middelen tusfchen beide gebruikende ; om de prikkeling door het by- (0 Epift. Centur. No. 100. Hildani opera omn. pag. 1032.  $-i45i- DE VENUSS ME T. 9^9 bytende middel ontftaan, te verzagten. want hy wist zeer wel: dat de geneezing van de venusklier meer door de langzvyligheid, dan door de haast geneezen worden, hy zegt, dat hy zo veel op deeze wyze gevordert is , dat de weg voor het zaad en de pis ruim is, en dezelve met een dikke, onafgebrooke regte ftraal uit' geloost zvord. De buis der fchaft was dierhalve vry, maar 'er is een langwerpige zweer overgebleven,. vry groot ten aanzien van het deel, welke hy niet tot een lidteeken heeft kunnen brengen; dewijl de zieke, om openbare zaken, uit Engeland wederom moest keeren ; waarom hy het overige, dat noch aan de geneezing ontbrak , aan Hildanus heeft overgelaten; en daarop voegd hy 'er by: op dat gy ons aitroeijend middel beproeft, zendt ik u een weinigje van het zelve, dat nochtans genoegzaam is om vier grvote klieren te doordringen en effen te maaken, zo het niet fchielyk werkt, verliest daarom de moed niet. het is beter zoetjes en vei' liglyk te werken, dan haastig en met gevaar, de uitwei-king van het middel zal nimmer ydel zyn, welke gy eventwel naar welgevallen zult verhaasten, door het byvoegen van roode gepracipiteerde kwik. Maar het blykt uit een andere brief van Hildanus (s), waarin over de zelfde ziekte word gehandeld, dat de kwaal nimmer zo ver verbeterd is geweest, dat alleen maar het lidteken vormen der zweer in de fchaft overig bleef ; gelijk Mayerne geloofde ; want de edele zieke in Zwitzerland terug gxkomen , klaagde noch over de hitte der pis , en deszelfs wederhouding ; welke kwaaien, door het gebruik van uitmelkzels, klylteeren, kaarsjes, wel vry gemakkelyk verligt wierden, maarhy heeft in het linker gedeelte van de bilnaad een fteekende pyn beginnen te gevoelen, wel niet zeer fcherp , maar eventwel geduurig. edoch daar hy in de voedingswyze misflagen had begaau, en in zyne oef- 0) Oper. omn. Centur. V, obferv. 64. pag. 454, Vyfde Deel. Bbbbbb  93o DE VENUSSMET. .§.r45r. oefFeningen de maat was te buiten gegaan, heeft hy een Zwaare ftank in de pis waargenomen, tevens zag men op de grond der pis een zekere lymachtige ftof, als kikvorschzaad. de kwaal wierd door de aderlating, uitmelkingen, enz., verligt; vooral fcheen zy door veel wei van melk met fuiker te drinken , verbeterd te worden, maar dit beftand is van korten duur geweest; 'er is een geduurige allerbrandendfte koorts , pis opftopping , een ontftoke dikte van de grootte van een .ganzeney in de bilnaad , met een zeer zwaare fteekende pyn, zwelling en hardigheid van de balzak, en van de roede, by gekomen ; hy kreeg een hartvang, en andere zeer kwade toevallen , welke van een iegelyk voor voorboden der aannaderende dood wierden gehouden, eindelyk brak in 't midden van de bilnaad een zweer door; daar etter van een ondraaglyke, en meer als krengachtige ftank is uitgekomen ; de geheele bilnaad is verdurven uitgevallen; en 'er is een zeer groote zweer over gebleven; welke eindelyk door de ervarentheid en kunst van Hildanus gezuivert, en ten eenemaal gehegt is geweest, zonder een pyp agter te laaten, en zonder 'dat de fluitfpier van de blaas befchadigt is geweest, zo dat hy zyn water heeft kunnen ophouden, zelfs in het felst van zo zwaare kwaal. Vooral verdient het volgende , -dat Hildanus verzekert (i), aangemerkt te worden : de zzveer hoewel benedenwaards naar de blaas lopende, was diep, en liep zelfs na de voorftanders, welke ik geloof reeds langen tyd kzvalyk gevaren te hebben, zo het beletfel de moeilyke en opgeftopte pislozing veroorzakende, inde holligheid van de fchaft zit, kunnen de plaatfelyke middelen met behulp der kaarsjens op de aangedaane plaats gebragt worden; welke voor de onderfcheide ftaat der kwaal, verfcheiden moeten zyn; maar ook moet men tevens zorgen, dat de middelen, zo zy een knagende hoedanigheid hebben, alleen maar de aan- (O Oper. omm Centur» V, obferv. 64, pag. 456.  §.i45i- DE VENUSSMET. ni aangedaane plaats worden toegevoegt, en het gezond gedeelte der fchaft niet kunnen raken, dus hebben fommige door een zilver pypje in de holligheid van de fchaft tot aan het beletfel toe geftoken, zodanige middelen in gebragt, welke het fpongieufe vleesch kunnen fmelten of verteeren, en dus een vrye uitgang vóór de waterlozing maaken. het blykt, dat men die uitknagende middelen zodanige moet verkiezen, die niet kunnen uitvloeijen; op dat zy het nabuurige gezonde deel niet befchadigen, éu een gevaarlyke ontfleking veroorzaaken. tevens blykt de noötzaaklykheid, dat de geene die in de kunst ervare zyn onderfcheide middelen gebruiken, naar maate de verfcheidentheid van het beletfel dat weggenomen moet worden, andere worden 'er vereischt om een venuswrat weg te neemen, welke dikwils vryeeltagtig is, dan wel wanneer een vlezige uitwas, welke week en fpongieus is, de holligheid van de fchaft verftopt. alle goedaartige komen hedendaags daar in over een , dat men geen fcherpe bytende middelen moet gebruiken; het geene zeker is eertyds beproeft te zyn geweest; gelyk van te voren is gezegt. van gelyken is ook die wreedaartige handelwyze veroordeelt, waardoor men met een fcherp lichaam,- byna als een vyl, de affchaving van het beletfel beproefde, ik heb gezien, dat de beste Heelmeefters, wanneer zy geloofden, dat een fpongieufe klier de oorzaak der pisopftopping was, de langwerpige gaten, die aan beide zyden omtrent de punt van de blaaspeilder zyn, met zagte verfche boter gevult hebben, op dat het fpongieufe vleesch in deeze gaten niet kwam, en gefcheurt zoude worden, wanneer de blaaspeilder door de fchaft geftoken word om de blaas te ontlasten : want wanneer de blaaspeilder in de fchaft zit, fmelt de boter aanftonds door de warmte der plaats, en de pis vloeit onverhindert uit. Maar wanneer de oorzaak der pisopftopping buiten de holligheid der fchaft zit, zal als dan deeze kwaal met geneeskaarsjens die in de fchaft zitten kunnen genezen worden ? dit isnietwaar- Bbbbbb a fchyn-  932 DE VENUSSMET. §.1451. fchynlyk Daran zelfs bekend zonder omwegen («), dat de kaarsjens niet werken dan op de deelen, welke zy onmiddelyk kunnen aanrakeh ; en dus niet op de voorftanders, nochte op de zaadblaasjens, nochte op de blaas zelve, hy geeft tevens de volgende kentekenen aan de hand, welke ons de plaats aanwyzen, waar de kwaal zit. zo de etter de pis vcor af gaat, zit 'er een zweer in de holligheid van de lyfmoeder, en de pis dry ft de etter voort, welke in de fchaft vergadert zat. maar zo de etter op de uitgedreve pis volgt, met die poging, waar mede in gezonde menfehen de Jaatfte druppelen pis uitgeparst worden, als dan is de etter niet in de buis der fchaft geweest; maar word uit de voorftander, welke door die laatfte parsfing in het waterlozen gedrukt word, in de buis der fchaft gebragt. ook tevens word men een ftompe pyn gewaar, zo de bilnaad op die plaats gedrukt word , alwaar de voorftander geplaatst is. in zodanige kwaal verhoopt hy minder van de uitwerking van zyn middel; offchoon hy gelooft, dat het op de uitlozingsbuizcn van die deelen kan werken, die hunne vogten in de buis der fchaft uitwerpen, ja dat deeze zelfde deelen dus fomtyds ten eenemaal herfteld worden, maar wanneer de zweer der voorftanders nu veroudert-is, of van een kwaadaartige hoedanigheid, zo dat zy derzelver zelfftandigheid vernielt heeft, als dan heeft hy vast geftelt, dat zy door de kaarsjens niet kan genezen worden. Want als dan is de eenige hoop, om zo gaauw mooglyk een weg naar buiten te baanen, door de aangetaste plaats in de bilnaad te doorfteken; zonder het welke, al het nabuurige uitgeknaagt word, en 'er vreeslyke kwalen op volgen; gelyk uit het reeds aangehaalde geval blykt. ik heb eenige maaien allerdroevigfte voorbeelden van zodanige kwalen gezien, welke van een verzuimde of kwalyk behandelde druipert ontftaan waren. Men heeft verfcheide middelen gebezigt om de fchaft van deeze («) Sur les Malad. de 1'ürethre Difc. pra:lim. pag. 185.  $.i4£ï. DE VENUSSMET. 5,3.3 ze heletfelen te bevryden; welke van veele voor een fpongieufe zelfftandigheid;, uit de inwendige oppervlakte van de ichaft uitwassende; daarom heeft men zodanige middelen gebruikt, welke aangeprezen wierden , om foortgelyke vlezige uitwasfen weg te neemen : die voorzigtiger waren hebben zodanige middelen te werk geftelt, welke dit gevoelige deel niet konden kwetfen;of, zo zy fomtijds iets fcherps beproefden, hebben zy alle voorzorg gebruikt, op dat deeze maar alleen op de klier zouden kunnen werken, niet op de nabuurige gezonde plaats, maar dewijl veele van gevoelen geweest zijn, dat deeze kwalen altijd de verborge venusfmet te kennen geven, op de aangedaane plaats, hebben zy de knagende kwikmiddelen boven alles de voorkeur gegeven; maar meestentijds alleenlijk maar zagtaartiger; b: v: dezvittegeprecipiteerde kzvik, de zoete kzvik, enz.: de kracht van deeze alle konde nog naar goed vinden vermindert worden, zo de hoeveelheid vermindert wierd, of zy met vette, kleefagtige middelen vermengt zodanig ingewikkelt wierden, dat zy zagtaartiger ' werkten. Andere hebben de genezing liever met levend kwikzilver willen beproeven; dewijl dit geene de minfte pijn verwekt; vooral, zo het door het vuur in damp ontbonden, werkt, dus getuigt Chevalier (zo), dat hy eenige door de damp van de kwik , met behulp van een tregter in de fchaft geleid, heeft genezen; en houd deeze geneeswyze beter dan de kaarsjes, welke altijd min of meer lastig zijn. De uitmuntende Heelmeefter Sharp (x") heeft de raauwekwik boven alle de overige kwikbereidzels de voorkeurgegeven; maar hy heeft geboden dezelve eerst ten onder gebragt, en door een zzvavel bad uitgeblust, ten naauwfte met een fap pleifter te vermengen; waar by hy een weinigje bourgondife pik voegde; om de pleifter beter te doen kleven : ook heeft hy 'er een gedeelteraauzu /pies- (w) Lettres a M. de Jean fur les maladies de St. Domingue &c. pag. 91. (x) Critical Inquiry &c. pag. 174. & feq. Bbbbbb 3 .  934 D E VENUSSMET. S-I45T. fpiesglas by gedaan, tot een fyn poeder gemaakt; niet zo zeer om de krachten van'het middel te vermeerderen, maar eerder, om dus aan de kaarsjes die daar van moeten gemaakt worden een vaster zelfftandigheid en gladheid der oppervlakte te bezorgen, de evenredigheid van de middelen hier in komende was de volgende :. de fap plet fier te gelyk met de by gevoegde bourgondife pik, vier deelen; twee deelen kzvikzilver; een deel raauw fpiesglas. hy befchryft tevens naauwkeurig, op wat wyze deeze middelen moeten onderling vermengt worden; gelyk ook de manier om daar kaarsjes van te maaken. want hy voegt 'er alle de voorzorgen by, welke in 't gebruik, en het toevoegen van deeze kaarsjes moeten waargenomen worden. Maar aangezien, gelyk van te voren is gezegt geweest, door het toetrekken van de fchaft alleen een foortgelyke verhindering in de fchaft kan ontftaan, hebben veele beproeft de fchaft mêt tenteeryzers van loot te verwyden , allengskens deszelfs dikte vermeerderende, op dat deeze verwyding trapsgewyze zoude gefchieden (y). andere hebben balyn gebruikt enz.; dewyl zy vreesden, dat de loode tenteeryzers fomtyds mogten breken; het geene zeer ligt zal kunnen gefchiedenzo zy dan zyn; of ook, zo de dikkere in de kwik worden geftoken, eer dat zy in de fchaft worden gebragt; gelyk by fommige de gewoonte is ; op dat zy niet alleen door de ichaft uit te zetten, maar ook door de kracht van de kwik werken, het is bekend, dat het lood gemakkelyk van het kwikzilver word doordrongen, en tot een mengfel met de kwik word. dus worden zodanige tenteeryzers wryfbaar, en breken ligtelyk, als men dezelve uithaald. zodanig ftuk agter blyvende, zal, ten zy het ontbonden kan worden, niet wel zonder fnyden uitgehaald kunnen worden, men leest fV) zodanig aanmerklyk geval in een brief, welke de vermaarde Heelmeefter.le Dran aan de Schryvers van het dagboek der geleerden gefchreven heeft, by een man was een ge- OO Critical. Inquiry &c. pag. 149. CO Journal des Scavans Mars 1750. pag. 144»  $.r45r. D E VENUSSMET. 035 gedeelte van een gebroke loode 'tcnteeryzer in de blaas gevallen, vier en een halve duim lang, zes drachma weegende. hy had op zeer veele plaatfen de ervarendfte Geneesheeren en Heelmeefters geraadpleegd; die eenparigiyk vastftelden , dat men de geneeziDg alleen door het fnyden konde te weeg brengen ; tot welke te ondergaan, zy hem aanmaanden, zo dra hy meer last 'er van gewaar wierd. van te voren, alwaar over de fteen gehandeld wierd, is het breeder beweezen geweest, dat alle onontbindbaar lichaam , in de blaas zittende , tot voetïtuk kan dienen , waar aan de fteenftof groeide, die altyd in de pis aanwezende is, al is dezelve ook allergezondst, een fteen van een onmatige grootte kan vormen; waaruit volgde, dat men niet te lang moet wagten. le Dran is van een ander gevoelen geweest, en heeft ondernomen, het Jood dat in de blaas was gebleven , zo vloeibaar te maaken«als het kwikzilver: hy heeft verfcheide proeven gedaan; ook in levendige dieren; en dus heeft hy gezien , dat het lood in de blaas zittende, vloeibaar kan gemaakt worden, zonder de blaas te kwetfen. dat meer is, hy heeft een ftuk lood in de blaas van een mensen gebragt, en deeze mensch in het huis van de zieke leggende, heeft hy het lood, in de blaas zittende , zodanig gefmolten, dat het wegvloeide, door welke proefneming de zieke gerust gefteld zynde , de geneeswyze ondergaan heeft, welke le Dran in agt dagen tijds volbragt heeft; door het infpuiten in de blaas heeft hy het lood vloeibaar gemaakt, zo dat het heeft kunnen uitgaan; en naderhand heeft hy het lood , wederom tot een vast lichaam gebragt zynde , aan de zieke overhandigt, hy heeft deeze brief agt dagen na de volbragte geneezing gefchreeven. de Schryver verzwijgt dat fraeltend middel, waar meede hy deeze geneezing volbragt heeft; maar de leezer krijgt terftond een regtmatig agterdenken, dat hy kwikzilver heeft gebeezigt, om deeze ontbinding te weeg te brengen, maar het word hier uit bevestigd, dat de Schryver verzeekert, dat dit ontbindmiddel niet op de fteen in de blaas werkt, van groot nut kan zyn in het ontbinden van loode kogels, welke de behendigheid  936 D E VENUSSMET. §.1451. heid van Heelmeefter niet heeft kunnen uithaalen , maar die na dat de wond gehegt is, in eenig deel van het lichaam zyn agtergebleven, en'fomtijds moeilykheid baren. Omtrent de zelfde tijd, heb ik een brief ontfangen van de zeer geleerde Geneesheer R. Sanches, die te Parys zyn geëerd leeven in de oeffening der letteren overbrengt; na dat hy het ampt van Lyf-Arts haarer Rus-Keizerlyke Majesteit vaarwel gezegd hebbende , aan de geleerdheid en zyne vrienden wederom is gegeeven. in die brief getuigt hy, dat hy te London gehoord heeft, dat de uitmuntende Sharp, vau welke ik zo menigmaal gewag heb gemaakt, ontdekt heeft, dat een once kwikzilver, met een half drachma bismuth vermengd, en in de blaas gefpoten , het lood gefmolten heeft dat in deszelfs holligheid zat. Uit dit alles blykt, dat deeze beletzelen in de fchaft ontftaan met een overgroote verfcheidentheid van middelen gekweld zyn o-eweest, eii wel met onderfcheide uitflag. en aan deeze zal niet ligtelyk een einde te vinden zyn, daar een icgelyk de zyne boven dit: van andere verheft: maar men kan over deeze geen oordeel ftryken, ten zy de middelen befchreeven worden, dit heeft Sharp, gelyk gezegd is geweest, opregtelyk gedaan, en ik heb van geloofwaardige mannen gehoord , dat deeze kaarsjes met een even gelijk gevolg zyn gebruikt geweest, als die , welke Daran zorgvuldiglyk heeft verborgen ,' en naar welke een Engelfche naamlooze Schryver heeft willen raden (a) , die onder de middelen, waar uit zy beftaan , gebrande fchoenzoolen en verfcheide andere opnoemt, het zy de Schryver geoorlooft dittegelooven. De vermaarde Heelmeefter Goulard(b), heeft het extra&um Saturni, zo hy het noemt, gebruikt , het geene een volkome ont- (a) Theor. and Practice of Chir'urgical Pharmncy London 1701, 8'J. pag. a24. & feq. (b> Remarques & obfervat. Pratiq. fur les Malad. Vcner. &c. pag. 317. & feq.  §.1451.1452. DE VENUSSMET. 93? ontbinding van glit is in wyn-azyn: van dit vogt mengt hy een halfonce, met een pond wasch, dooreen zagte hitte gefmolten, en dan doopt hy in dit mengzel een ft uk linnen , en vormt het naderhand tot kaarsjes, zo voor deeze de harde verhinderingen niet wyken, vermeerderd hy de hoeveelheid van het extra&um Saturni, tot dat 'er een gewenscht gevolg op kome. hy bevestigd door verfcheide waarnemingen het nut van dit middel. v- H5"2- Hper u*£ worc* ^et gevoerd in de ledema1- J. ten, met een pyn die des nagts de gewrigten in 't midden bezet, gelyk ook met een ftyvigheid der buigingen. Uit het geene in het vorige gezegd is geweest, blykt het, dat de venusfmet fomtijds op 't oogenblik zelve der befmetting in het bloed wederom opgezogen word , en , met de omlopende vogten vermengd, door alle de lichaams deelen heen word bewogen , en naderhand op verfcheide plaatfen ter neder word gezet , en dat zy daarom naarmaate de verfcheidentheid der plaats, onderfcheide kwaaien voortbrengt; maar meestenryd is die befmetting gewoon zich in de teeldeelen , door de vette of flymachtige vochten ingewikkeld, terneder te zetten; en dewijl dat vergif de magt heeft van ook de gezondfte vogten van het lichaam, naar de aangetaste plaats vloeijende , aan zich gelyk te maaken, zo dat zy ook befmettelyk worden , hl ijkt.het, waarom het geheele lichaam uit een klein venuszweerrje, by verloop van tyd kan befmet worden; het geene men waarneemt in deeze verouderde kwaal te gebeuren; gelyk §. 1445. breeder is tjeweezen geweest. Die kwaaien , welke gewoonlyk op de uitwendige oppervlakte van het lichaam ontdaan , zyn §. 1444. 1445. en 1446. opgenoemt geweest, en befchreeven, en tevens heeft het gebleeken, Vyfde Deel. Cccccc dat  Cny DE VENUSSMET. $. 1452. dat door deeze oorzaak fomtijds allermoeilijkfte ziektens, zelfs in de ingewanden, veroorzaakt worden, maar in de volgende Hoofddeelen is over de ziektens der teeldeelen, van de venusfmet ontftaan, breedvoerig genoeg gehandelt. Nu volgd 'er , dat wy over die kwaaien fpreeken , welke waargenomen worden , wanneer de afichuuwljke venusziekte zich in de ledematen vestigt, en de peezen, vliezen, banden, de beenderen zelfs, bezet, het geene zo menigmaal in een verouderde venusziekte gebeurt. Van te voien is beweezen geweest, dat de celachtige rok zeer wyd door het geheele lichaam, door alle de ingewanden heen verdeeld word, tusfchen alle de fpieren niet alleen legd, maar ook dezelve in haar geheel omvangt, tusfchen de bosjes der fpierachtige vezelen zich indringt , ja en ieder afzonder? lyk omwind, maar aangezien het venyn der venusziekte gewoonlyk door vet en flym ingewikkelt word, is de weg naar de beenderen zelve, en het binneufte der beenderen, gemakkelyk; waar uit allerdroevigfte kwaaien gewoon zyn te volgen; gelijk in 't vervolg zal blyken. Op deeze tijd, verzeilen de pynen der beenderen gewoonlyk de verouderde venusziekte, zelde de nieuwlings ontflaane; waarom zy ook , gelyk naderhand §. 1467. zal gezegd warden voortekenen van een gevestigde venusziekte, welke eeu fterk e geneeswyze vereischt, gehouden worden, maar op dien tijd, wanneer de venusziekte zich het eerst in Europa heeft beginnen te openbaren , wierden de zieken zelfs in 't beexa der ziekte van deeze pynen aangetast, dus leesd men by Gaspar Tqrella (c), die in 't jaar 1497, een klein boekje over de venusziekte heeft gefchieeven, van de jonge Nicolaus Vakntinus een jongeling van vier-en-twintig jaaren , die op dezelfde da'g, dat hy zich met een vrouw, die de venusziekte had, ver- (f) Aphrodifiac. pag. 545. §46,  §.i45a. de venussmet. f omtyds ook in andere beenderen. Daar (g) Aphrodifiac. in Prccfatione. (ƒ/) Ibidem pag. 6:4.  J. 1454.1455. D E VENUSSMET. 043 Daar en boven heefc dit in de pynen der venusziekte plaats, dat zy op 't aanraken niet toeneemen , ja de ellendige dikwerf door 'een hevige drukking van de pyndoende ledematen eenige verligtinggevoelen daar de jigt het aanraken, vooral zo het war hard'is. maar dit is te verftaan, eer dat de-beenderen zich tot harde kalkknobbels verhellen ; want deeze doen zeer wanneer zy hard aangeraakt worden. §• lJrSS- tTn ^an heffen zich de opgelegene deelen L-j tot de ergfte ettergezwellen op. Het is den Heelmeefteren bekend, hoe moeilyk de kwaaien te geneezen zyn, die haare oorfprong uit het eerst aangedane been trekken, zo het been door een uitwendige kwetfing aangedaan is, na wonden, verzweeringen enz., gaat de geneezing wel trager voort; maar flaagt nochtans; dewijl door de opleggende zagte deelen , welkers hegting van gelyken los is geraakt, de weg gemakkelyk is voor de bedurve vogten. maar, wanneer die opleggende zagte deelen na de nagtpynen tot een kwaadaartige zweer ontaarden , vreest men te regt, dat het merg der beenderen reeds verloren was gegaan , eer dat de zagte deelen aangetast wierden. men heeft gezien, dat de beenderen reeds ten eenemaal dcor een beenvreeting uitgeknaagt zyn geweest, offchoon de zagte deelen noch in haar geheel waren; zo dat het dye been van een man brak, wanneer hy zyne kousfen uittrok: zo de beenderen van het bekkeneel na een langduurige en verdraaglyke hoofdzweer , dus allengskens uitgeknaagt worden, hoe veele en zwaare kwaaien ftaan als dan te vreezen! men zie het geene van te voren § 1445. gezegd is geweest; alwaar zodanige allerdroevigfte gevallen aangehaald worden, het geene Joannes Devigo (i) over de venusziekte in zyne werken gefchreeven heeft, welke hy in 't jaar 1503 heeft £0 Ibidem pag. 449. 450.  944 DE VENUSSMET. §.1455. heeft beginnen te fchryven, en in 't jaar 1513 heeft uitgegeven, verdient zekerlyk wel geleezen te worden, maar dewyl hy Heelmeefter geweest is van Paus Julius de Tweede, heeft hy buiten alle twyffel de venusziekte gezien , wanneer zy zich eerst in Europa vertoont heeft, de ziekte begon met puisten der fchaamdeelen van beide geflagten, welke zich naderhand over het geheele lichaam heen verfpreiden ; fomtyds had de lyder met de gezegde puisten, of ten minfte omtrent een maand of anderhalf na dat zy zich vertoont hadden, fchreeuwende pynen , fomtyds omtrent het voorhoofd, fomtyds in de fchouderbladeren en fchouders, en armen, en fomtyds in de fcheenen, de heupen, en ysbeenderen. uit welke pynen fomtyds lang naderhand, namentlyk na een jaar, en langer, eenige knoestachtige gezwellen ontftonden, gelyk beenderen , door welke de zieken met fchreeuwende pynen gekweld -wierden , voornamentlyk des nagts , en welke over dag ftildcr wierden enz. maar het einde van deeze pynen was altyd het been te bederven; gelyk in de winddoorn plaats heeft, maar een of anderhalf of daar omtrent, zvierden'er eenige knobbelige uit wasfen, vol van een dikke en flymachtige ftof, ter dikte van een niet kleine castanje, wit van couleur, van een harde zelfftandigheid, als een koord, of een half verrotte zenuw, voortgcbragt, welkers rypzvording meest entyds alleen door de natuur, zonder behulp van etnig geneesmiddel, gemakkelyk uitgezverkt zvierd. zuaarom men, na dat zy gebaiftenwaren , ofgeopent, allerlei foorten van zzueercn zag enz. daarop weid hy over deeze zaak, met de verfcheide lootten van kwaadc zweeren op te-noemen, breeder uit, en bewyst, dat alle foort van pyn, alle befmettingen der huid, alle verfcheidemheid van zweeren, in deeze ziekte voorkomen ; en hy voegd 'er by: zvy hebben ten laatfte een koortsje zien ontftaan, zvelke door zo veele voorafgenoemde kwaaien den mensch als tot zyn zedelyke en laatfte dag bragt.  g>i456. DE VENUSSMET. 045 (j. 1^6. Ta zelfs verheft zy zich tot harde kalkknobJ bels, dof pynlyk, allengskens fcherper, als dan ook liet opgelegene bedervende. De venusziekte befmet, gelijk gebleken heeft, menigmaal de beenderen , ja , en vernielt dezelve door een wezentlyke beenvreting : fomtijds werkt zy zagter op de beenderen , en verheft dezelve allengskens tot harde gezwellen, die vry langen tijd blyven duuren , eer dat de beenvreting plaats heeft: ook doen zy naauwlijks zeer, zo zy hard aangeraakt worden, en alleenlijk maar dof, en die pijn neemt gewoonlijk langzaam toe , de bederving van het gezwolle been daar namentlijk by komende , of ook toenemende , waar door daar na de opleggende zagte deelen bedurven worden, alle kwalen daar op volgende, welke in het voorgaande Hoofddeel opgenoemt zijn. Deeze pynen worden nochtans gewoonlijk van die allerlastiglte beenpynen , die zich des nagts verheffen , voor af gegaan, die diktens in 't midden der beenderen ontftaan , zijn fomtijds zagt en taai , en eenigenrate kleverig , wyken voor het drukken van de vinger, en worden gommen "genoemt; om dat zy de gom uit de bast der boomen druppende , nu geftolt; en door de lugt uitgedroogt, maar nochtans nog niet ten eenemaal verhard en brosch, vry wel gelyken. zo zy hard zijn, en byna niet meer voor het drukken der vinger wyken, worden zy kalkknobbels genoemt; maar wanneer zy verhard zijn, geheellijk verbeent, als dan worden zy gewoonlijk benige uitzvasfen genoemt, zo de geheele zelfftandigheid van het been op die plaats gezwollen is, of ook overvloedige beens uitzvasfen , indien zodanige harde dikte alleen maar als op het been zit. ten Rbyne heeft een zodanige kalkknobbel gezien (li) , die het midden van de fcheen by een Schipper vyf endertig jaaren oud bezette, die van de venusziekte befmet, (£) Differtat. de Arthrit. Part. 2. pag. 64. Vyfde Deel. Dddddd  946 DE VENUSSMET. §.1456. geloofde , dat de pyflen, welke hy leed , jigtpynen te zijn;- welke dit hard foort van menfehen, dag en nagt aan de onffeftuimigheid van de lugt bloot geftek, menigmaal moet iyden. wanneer hy bezig was met bloote voeten het fcheepswerk kloekelijk te verrigten , heeft hy door met een fcherpe riem te fchaven , de kalkknobbel gebroken, de Heelmeefter heeft de plaats doorfneden ; en deed zijn best om met een brandmiddel en met mesjes het beenvlies eerst afgefchrapt hebbende , de kwaal te vernietigen , met een zwaare pyniging, maar te vergeefs, de plaats daar op naauwkeuriger belchouwende , heeft hy een klein gat gevonden , daar hy de punt van het tenteeryzer naauwlijks konde in krygen : hy heeft met de panboor de beenplaat afgenomen , en heeft zich dus een weg gebaant tot in de holligheid van de fcheenpijp , tn heeft gezien, dat het merg als tot een fpongieus vleesch ontaard was, dat zeer gevoelig was: daar op beproefde hy een foortgelyke manier, als men gewoon is in de breuken van het bekkeneel te bezigen, en die genezing van de venusziekte te werk Hellende, is de zieke herfteld. Deeze waarneming bevestigt, dat zodanige kalkknobbels wanneer het been eerst aangetast is, opgeheven worden, en dikwils daar door moeilijk zijn te genezen. Dusdanige diktens zitten fomtijds op fommige plaatfen , daar zy zeer lastig zijn , waar van ik een aanmerkbjk voorbeeld heb gezien, een man van drie-en-dertig jaaren, in Indien zynde, heeft door onzuivere verzaming meteen Indiaanfche vrouw een druipert gekregen, welke hy met geneva- olie, balfamus copayba, en andere zeer heete middelen getragt had te "genezen: 'er volgde een phymofis op, een aderfpattige dikte omtrent de teelballen , en na dat de druipert een geheel jaar hardnekkig had voortgeduurt, is zy begonnen te verminderen; maar terftond is 'er een groote venusbuil in de regter lies ontftaan; welke men in de Indien met een pennemes doorfneden heeft, en genezen, daar op zijn fplytingen van de huid op  $.1456-1457- D E VENUSSMET. 947 op de handen en de voeten met een,lastige pyn , gevolgt, en , wanneer hy vier jaaren na de eerfte befmetting na het Vaderland wederkeerde, zyn op de reis die fplytingen allengs afgenomen, hoe hy Holland meer naderde, in korten tyd genezen , wanneer hy t'huis is gekomen, 'er waren eventwel voetftappen der wrede venusziekte over gebleven , zo wel in de keel, als in verfcheide beenderen van het lichaam, onder andere kwalen, welke hem kwelden, was 'er een grootekalkknobbel onder de linker fiaapfpier, die de bekleedfelen niet veranderde; een foortgelyke, maar veel kleinder, was onder de regter fiaapfpier verborgen; waar door de ellendige de mond niet konde openen, en liet leven alleen met foppen onderhield; tot dat op zo menigvuldige en zwaare kwalen de waterzugt gevolgt is, en hy eindelyk is gefturven. 14?7. \Y7aar lllt men n£tetyk blyken heeft weW gens de tekenen , aan welke deeze ziekte gekend word. In het geene tot nu toe gezegt is, vind men, zo ik my niet bedrieg, de tekenen, welke ons leeren, dat de venusziekte in 't lichaam plaatsheeft; gelyk ook die uitwerkingen , welke van de onderfcheide lichaamsdeelen , van deeze ziekte aangetast, afhangen, tevens heb ik getragt zorgvuldiglyk aan te tekenen wat men te verhopen, wat men te vrezen hebben, want naar mate de verfcheide lichaamsgefteldheid, naar mate de verfcheide hevigheid der befmetting, naar mate de kwaal verfcher is, of reeds langer in het lichaam verborgen heeft gezeten , naar mate zy deeze of geene deelen van het lichaam bezet heeft, uitgeknaagt heeft, vernielt heeft, zullen 'er onderfcheide kwalen volgen, de genezing ligter of zwaarder zyn. „ Aangezien wy dierhalve over de kennis en voorkennis van de venusziekte gehandelt hebben, volgt 'er nu dat wy over de genezing handelen, ik zal opregt zeggen, wat ik gezien heb inde Dddddd s be-  o48 DE VENUSSMET. §.1457.1458. behandeling deezer ziekte, wat ik veiligs en waarlyks weet, ik zal die aanpryzeh , door welke ik voordeel heb gedaan, ik zal de redenen aanwyzen, welke my bewegen het eene voor het andere te verkiezen, ik gevoel my zeer bereidwillig om betere op te vblgen , zo dra zy my zullen bekend zyn : zo lang my dit geluk niet te beurt valt, zal ik van het myne gebruik maken. §• 14-5"8. t7en druipert word genezen door badftom-J ve, ftoving, infpuiting, dikwerf herhaalde zuivering door kwik, uitmelkingen, balfamieken, onthouding van alle wellustige fpys en drank, en tot de venuslust prikkelende, door een tegengeftelde fpys en dunne drank. De algemeene aanwyzing in de kwalen te genezen, welke van de ontfange befmetting der venusziekte ontftaan, beftaat voornamentlyk daar in, dat de befmetting zo dra mooglyk van de plaats waar in zy zit, worden verwydert, en uit het lichaam gedreven; op dat zy het deel dat zy bezet, niet verder benadeele, en niet alleen tot de nabuurige deelen worden voortgezet, maar ook niet tot de verst afgelege plaatfen. Dat 'er van de venusziekte onderfcheide uitwerkingen te vrezen 'zyn , ten aanzien der verfcheidentheid van de aangetaste plaats, en de befmettelyke ilof, ten aanzien van meer of min opwekkende hitte, gelyk ook ten aanzien van de onderfcheide gefteldheid van het lichaam dat befmet is, is §. 1444. breder gezegt geweest. Maar de venusziekte openbaart zich gewoonlyk op de plaats, daar zy blyft hangen, door een ligte ontfleking, een witagtigë;, fchelferagtige, knagende, flymagtige, puist, welkehardnekkiglyk aan de gewoone middelen tegenfland bied, en naderhand een ftinkende bloedige, flymagtige, taaije, groenagtige, knagen-  $.1458. DE VENUSSMET. 949 gende, etter uitftort; en als dan kruipt de kwaal meer in de breedte uit als in de diepte. Zo de befmette plaats in 't uitwendige der roede zit, word zy kreeftgezwel genoemt, om de moeilykheid der genezing, zo zy het binnende bezet, vloeit vroeg of laat zodanige bloedige etter uit de fchaft, en dan word het een druipert genoemt; welke men gewoonlyk in verfcheide foorten verdeelt, naar mate de verfcheidentheid der plaats, welke zy in 't geheele beloop van de fchaft bezet, en van de tegengelege deelen, of van die haare vogten uitwerpen in de holle buis der fchaft, welke met de venusziekte befmet zyn. om deeze kwaaien naauwkeurig te kennen, word 'er voldrekt een ontleedkundige kennis van deeze deelen vereischt, uit welke de verfcheide en allerverdrietelykfte kwalen begrepen kunnen worden, welke de druipert fomtyds verzeilen, of volgen, over dit alles is §. 1447. en de volgende gefproken. 'er volgt, dat wy over de genezing van de druipert handelen. Badftove , ftoving. De voornaamffe geneeswyze bedaat daar in, dat het befmetfel uitgezuivert worde, en de uitgang voor de uitvloeijende ftof vry en gemakkelyk gemaakt worden': daarom tragten voorzigtige Geneesheeren , door baddoven en ftovingen dit te verkrygen, dat de deelen geduurig vogtig en laauw blyven; en dus het ontfange vergif naar buiten uitgelokt worden, op dat het ten eenemaal met de gevormde etter urtvlöeijen. De ftof voor het bad, en de doving geven ons de verzagtende kruiden en meelen, met tevens 'er zagte tegen het bederf drydende middelen 'er by te doen, aan de hand. dusdanig vooifchrft vind men in de lyst der geneesmiddelen by dit getal, uit de verzagtende kaasjesbladen , en tegen het bederfdrydende, wynruit,. waterlook, look, te famengedelt; waar by bok een weinigfpaanfehe zeep en wat brandewyn voegt, de hoeveelheid der verz gtende middelen zal men naar goed vinden kunnen vermeerderen, gelvk ook de'tegen het bederf drydende, naar mate 'er een meer of min afvegend middel vereischt word: uit foortgelyke tal men» Dddddd 2 ook;  96o DE V E N U S S M E T. % i453, ook pappen, met welke deeze deelen bedekt worden, kunnen bereiden; waar by men gewoonlyk een weinig lymlie doet, om de al te febielyke uitdroging van deeze pappen voor te komen, men moet ten hoogde opletten, dat zich geenbloedettertusfchen de voorhuid en het roedenhoofd vergaderen, en aldaar blyven zitten; want daar door zoude men op nieuw de befmetting, de uitknaging van het roedenhoofd en van het inwendige van de voorhuid en de phymo/ts te vrezen hebben, daarom moet men zorgvuldiglyk affpoelen, en dan de voorhuid te rug gebragt hebbende, het hoofd der roede met een verzagtende pap omwinden, die de ftof naar buiten uitlokt, en die tevens een zagt tegen het bederf drydend middel bevat, deeze affpoeling en zuivering moeten des daags verfcheide maaien herhaald worden. Ik beken, dat het vry ongemakkelyk is voor zodanige, die zaken buiten huis te verhandelen hebben, of hun eige meeficr niet zyn, om meermalen op een dag zich tot deeze zuiveringen te verledigen, zonder dat zy agterdenken van de verborgekwaal inboezemen; het geene zy niet gaarne ontdektzagen. ikhebzodanige aangeraden, dat zy eenige malen op een dag de roede in een kommetje zoude dompelen, dat met even gelyke hoeveelheid water en verfche melk gevult is; waar in een weinig veneiiaarfche zeep word ontbonden; op dat het deeze gevoelige deelen zagtjens afvege, maar niet prikkelen, de voorhuid te rug gebragt hebbende, legt men op het ontblote roedenhoofd, na het zelve gezuivert te hebben, een zagte ilympleiiter of van geele fteenbreek, of foortgelyke. maar alhoewel men de baden, Hovingen, pappen de voorkeur moet geven, zullen deeze nochtans wanneer de nood dringt, derzelver plaats kunnen vervullen CO' De venusjonkers en hoeren , dellen groote hoop van het kwaad te zullen vermyden, zo zy de teeldeelen terdond na de verzaming affpoelen. Inlpuiting. Een vlytige en dikwervige affpoeling en zuivering, (/) Aphrodifiac. in Prsfat.  §. 1458. DE VENUSSMET. 951 ring, zyn vooral nuttig, ja nootzaaklyk, in dat foort van druipert (ziet §. 1447.), wanneer de bloedige-etter, door het roedenhoofd ie drukken , als uit deszelfs zelfftandigheid ais uitzweet, en onder de voorhuid verzamelt word; gelyk ook,wanneer de zitplaats van de druipert niet ver van de opening der fchaft afgelegen is. maar wanneer de zitplaats der kwaal verder afgelegen is, bereiken deeze baden en ftovingen niet onmiddelylc de aangedaane plaats; offchoon zy nuttig zyn, door de bloedige etter der druipert af te fpoelen, welke uit de fchaft drupt, en zich tusfchen de voorhuid en het hoofd der roede vergadert, daarom zyn veele van gedagten geweest, die zich op 't genezen der ziektens toeleiden, dat het ten hoogfte nuttig zoude zyn, zo men foortgelyke, als welke onder de gedaante van badftove, ftoving, pap, voordelig waren geweest, dikwils in de fchaftinipoot; om op deeze wyze de befmetting uit de aangetaste plaats te fpoelen, de lastige pynen te verzagten, en de koude pis te verbeteren. Aangezien zodanige infpuitingen de geheele langte der fchaft zouden kunnen affpoelen en zuiveren, en, naar mate de verfcheide gefteldheid der kwaal, onderfcheide geneesmiddelen gebruikt worden, verhoopten zy de druipert als een plaatfelyke kwaal, alleen met infpuitingen te genezen, dit was het gevoelen van een beroemd Geneesheer (/Q, die het water van- levendige kalk, lood fuiker, witte vitriool, het af kook/él van pokhout, enz., heeftin de fchaft willen gefpoten hebben, en verzekerde langs deeze weg een onfeilbare genezing van de druipen, ik beken, dat ik in 't geheel voor deeze handelwys niet ben, dewyl ik dezelve voor gevaarlyk houden, dewyl zodanige middelendoor het tefamen trekken zekerlyk nadeeïig zyn, en door de vloed tegen te houden , alleen maar een bedriegelyke hoop op de genezing geven , in geenen deele de genezing zelve, ook verdraagt de zo gevoelige fchaft geene fcherpe middelen zonder nadeel; maar zy leid fjmtyds ondraaglyke pynen ; word geheel gerimpelt, tot dat zy ver- (F) Morando Morando prima decade di Lettere &c.p. 111.112.  ^ DE VENUSSMET. §.1458. verzweert, door het herhaalde gebruik van zodanige middelen; waar uit naderhand zeer moeilyke kwalen volgen, behalve die, welke men van het tegengehoude venusgif te vrezen hebben. Voorzigtiger Geneesheeren hebben alleen maar zagte, en zagtjens afvegende infpuitingen gebruikt, om de aangedaane plaats in de buis der fchaft te zuiveren; "hoedanig voorfchrift in de lyst der geneesmiddelen by dit getal word gevonden, zo men een onmatige hitte in de fchaft gewaar word, bereid men uit de kweezaden, in rooze water gegoten, een dunne flym, welke laauw ingefpoten, nuttig is door het fcherpe knagende te verzoeten en in te winden. . . Maar ook moet men dit aanmerken omtrent de infpuitingen, die men in de genezing der druipert gebruikt, de genezing voorziet men zo veel moeilyker te zullen zyn, hoe de aangedane plaats meer van de opening der fchaft gelegen is , en naar de voorftanders en de blaas loopt, maar door de infpuitingen word de bloedige etter van de druipert, die in de fchaft vergadertzit, agterwaards gedreven, en de befmetting plaatst zich op verder afgelege plaatfen, het geene gevaarlyk is. het is welwaar, dat de fchaft langs het onderfte gedeelte der roede lopende, gemakkelyk gedrukt kan worden, en dus verhindert, dat het ingefpote vogt niet na agter komt; en als dan word het geheele gedeelte van de fchaft, tusfchen de plaats met de vingeren gedrukt, cn de opening van de fchaft, veiliglyk uitgefpoelt en gezuivert, maar zo hier het minfte verzuim in 't verkiezen der plaats die gedrukt moet worden, plaatsheeft, of zo de fchaft, door welke oorzaak ook, niet volkome toegedrukt word, zal een gedeelte van het ingefpore vogt dit beletfel over klimmen, en de venynige bloedige etter verder dryven. Van te'voren §. 1447. alwaar de wonderlyke vorming van de roede word befchreven," is aangetekent geweest, dat het inwendige vlies van de fchaft met veel langwerpige gaatjens of zweetgaten, zo grootere als kleinderc, doorboord is, welke door de uifkoosbuizen der klieren gëvörmt worden, die in het fpongieufe lichaam der fchaft geplaatst zyn : die buizen lopen langs het in-  $.1458. DE VENUSSMET. 053 inwendige vlies van de fchaft, door deszelfs fpongieufe lichaam , en dan dringen zy fchuin in de holligheid van de fchaft welke zy met een zagt afgezonden vogt beftryken, en tegen de fcherpheid van de pis wapenen, de openingen van deeze buizen gapen met een fchuins beloop in de fchaft, en hebben aldaar een half maans gewys maakzel. offchoon dierhalve de infpuitingen de bloedige etter niet agterwaards frieten , wanneer de fchaft met de vingeren toegedrukt word, kunnen zv eventwel het vergif in deeze openingen dringen , en dus dekwaal in het fpongieufe lichaam der fchaft voortzetten. Zo men dit alles in aanmerking neemt, fchijnt die' zuivering de veiligfte en gemakkelykfle te zyn, welke met de pis zelve gedaan word , waar door de geheele langte van de fchaft door af te fpoelen, gezuivert word; deeze word met genoeo' zame hevigheid uitgeworpen, wanneer de toegetrokke blaas na de tegenftand van de fluitfpier overwonnen te hebben, werktmaar de rigting van de uitftraling der pis is zodanig, dat zy de bloedige etter die in de fchaft zit meede fleept, maar dezelve in geenen deele in die buizen dringt, welke door de holligheid van de fchafr verdeelt worden , en waar van fommige met genoegzame opene monden gapen. Het is wel waar, dat zelfs de gezonde pis, fcherp is, welke lastig valt voor die vervelde en verzwore plaatfen ; maar het is in de raagt der kunst, de pis zo dun en zagt te maaken, dat zy de fchaft in geenen deele kan prikkelen, daarom beveelt men de zieken , datzy meer drinken, dan de dorst vereischt. zuiver water, zagte waterige ingietzels , afkookzels uit zeer verzagtende kruiden bereid, het ingietzel van zoet hout, de wey van melk, water en melk, uitmelkingen, dun bier, dat tevens zan is , enz. zullen overvloedige ftof geeven voorde gewoone drank • wiar uit men die verkiest, welke de fmaak van de zieke het meest behagen. Maar aangezien de rust, en een lange flaap , in deeze ziekte Vyfde Deel. Eeeeee goed  ^ DE VENUSSMET. §.1458. eoed zyn en de pis, de geheele nagt in de blaas wederhouden, altvd fcherper word, zal zich ten tytie van een lange llaap ■ tevens veel ltof in de holligheid van de fchaft vergaderen ; maaide nadeelen, die men daar van te vreezen heeft, zullen ligtelyk kunnen verwyd worden; zo de zieke twee ponden dunne drank drinkt eer dat hy zich tot flaapen begeeft, na drie of vier uuren zal hy'van zelfs wakker worden, om zyn water te loozen; waar na hy een goede teug zagte drank moet nemen, en op nieuw gaan flaapen; dus zal de pis dun blyven, en in geenen deele fcherp worden , terwyl de Ichaft tevens door het menigvuldig wateren van de vergaderde bloedige etter gezuivert zal worden; en dus zal men de lastigvallende, koude pis vermyden, of veel verzagten, van weike de druipert zo menigmaal verzeld gaat. op deeze wyze zal men alle het nut, dat van de infpuitingen kan verhoopt worden, zonder vrees voor eenig nadeel, verkrygen. Zo men zich op de zagte en alleenlyk maar zagtjens afveegende infpuitingen weinig kan betrouwen, blijkt het ligtelyk , wat men moet denken, wanneer fcherpere middelen van deKwakzalvers worden ingefpoten , hoedanige fomtijds de venuszwecren , op een plaats met de huid bedekt, toegevoegd worden ; gelyk naderhand §.1463. zal gezegd worden, zo deeze middelen vloeibaar zyn, tasten zy met een knagende kracht de inwendige gevoelige oppervlakte van de fchaft zeer kwaadaartig aan , en verwekken ailerhevigfte pynen. maar hoe weinig men van de enkele plaatfelyke middelen kan verwagten, zullen wy naderhand zien. het zelfde ongemak heeft men te verwagten van de waschkaarsies met welke fcherpe knagende middelen vermengd zyn ; waar ove'r men zie het geene §.1451- gevonden word. ja, offchoon zy uit weeke wasch beftaan, zullen zy , ten zy met een ervare hand ingeftoken, zwaare kwaaien kunnen veroorzaaken. een man door het geduurig druppen uit de fchaft verdrietig geworden , heeft  §.1458. 'DE VENUSSMET. o55 heeft tot raad bekomen, een zeer lang en vry dun wasch kaarsje in de fchaft te fteeken; dewyl het infteeken gemakkelyk ging heeft hy tot in de blaas doorgedrongen; zo dat een aanmerklyk gedeelte van zodanig kaarsje in de holligheid van de blaas bleef fteeken , en door de warmte der plaats buigzamer geworden heeft het een knoop gevormt. wanneer hy daarna het kaarsje wilde uitnaaien, belette de knoop de doorgang ; eindelyk heeft hy het met geweld voortgetrokken , waarop een zwaare bloedftorting volgde, met een zwelling van de roede en van de balzak, en een opzetting van de buik. hy is nochtans dit gevaar door behulp van (een ervare Heelmeefter ontkomen ; het geene zekerlyk niet van weinig aanbelang was (*). Dikwerf herhaalde zuivering door kwik. Zeer veele vermaarde Geneesheeren, hebben met goed gevolg de manier van de druipert, door dikwerf herhaalde zuiverende middelen te geneezen, met goed gevolg te werk geftelt, ja zelfs als de eem'gfte aangepreezen. dus is Antonius Mufa Brafavolus (/) , en na hem verfcheide andere , van gevoelen geweest, maar dewyl de krachtdadigheid van het kwikzilver in de geneezing der venusziekte zo vermaard was, daarom had de zuivering met kwik by veele de voorkeur, intusfchen is het zeker , dat andere zuiverende middelen dikwils genoegzaam zyn geweest, om deeze ziekte te verdryven. dus zegd Sydenham (m); wanneer hy over de druipert handeld : de geheele /pil der geneezing draait op de zuiverende middelen , voor zo veel zvy tot noch toe ondervonden hebben, door zvelkers behulp het zondigende vogt uitgeleid zvord of een verfpreiding van de natuurlyke fappen van hét lichaam ' zvelke anderzints de vyand tot voedzel zouden verf rekken, hy bekend tevens, dat allerlei zuiverende middelen dikwerf en lang agter een gebruikt, deeze ziekte kunnen geneezen ; hy heeft event- (*) Academ. Royal de Chirurg. Tom. III. pag. 6lo. (/) Aphrodifiac. pag. 684. 0ii) Epift. Refponforia II, pag. 418. Eeeeee 2  9SC DE VENUSSMET. §.1458. eventwel de fterkfte gekozen, welke de gal, maar voornamentlyk het vveiagtig waterig bloed, krachtiglyk uit het bloed zuiveren en uitnaaien. Van te voren is breder bewezen geweest, dat de befmetting der venusziekte zich in de taaije en vette vogten des lichaams inwikkelt, en zich met dezelve vereenigr. dierhalve zullen die middelen nuttig zyn , die al het taaije en vette ontbinden , en ontbonden zynde , uit het lichaam leiden 'er is groote hoop , dat de ontfange befmetting , die met dezelve vereenigt was geweest, van deeze band bevryd , uit het lichaam kan gaan. want door het herhaalde gebruik van zuiverende middelen, zal een vet mensen ten eenemaal kunnen vermageren, van te voren §. 761., alwaar over het gebruik der zuiverende middelen in de genezing van de tusfehenpozende kcortfen gehandelt wierd, is gewaarfebouwt geweest, dat door een zuiverend middel de vogten bedurven worden , en dan wanneer zy bedurven zyn uitgeworpen worden : het geene van Helmont, gelyk aldaar is gezegt geweest, tot zyn nadeel heeft ondervonden , wanneer hy van het fchurft wierd genezen ; hy vermagerde zodanig door het gebruik van zuiverende middelen, dat zyne kniën beefde, de ftem hèesch wierd, en alle de krachten vervielen, waar uit hy befloten heeft, dat de zuiverende middelen de levendige zelfftandigheid van het lichaam gefmolten, en hadden doen bederven, zodanige kracht hebben voornamentlyk die zuiverende middelen, welke gewoonlyk van de Geneesheeren waterafdryvende middelen genoemt worden. Sydenham getuigt (n) , dat hy dtor de enkele •wortel van nagtfehoon de armen fomtyds te hulp Is gekomen , welkers armoede, en naauw beflag in agt moest genomen zvorden. In de lyst der geneesmiddelen by dit getal vind men diie voorfchriften van zuiverende middelen, waar van de twee eerfte een vry ruime gifte van zoete kwik inhouden; het geene eveiit- («) Epiftol. Refponfor. II, pag. 419.  §.1458- DE VENUSSMET. 9ST eventwel niet volftrekt, of altyd, fchynt vereischt te worden. de wydberoemde Boethaave zelfs (o) heeft de kwikbereidingen niet geprezen om een druipert te genezen , maar de nagtfchoon , de hermodaclyls , en voornamentlyk de fennebiaderen. deeze dikwils herhaald, hebben de kracht het bloed in water te veranderen, dit naar onder te dryven, en langs de darmen te ontlasten ; deeze werken altyd hevig , ook op de pisvaten , de blaas , de fchaft. daarom is ook derzelver gebruik ten hoogfle aan te pryzen op de plaatfen daar deeze kwaal eigen is, Africa, America; ja zelfs zeer beproeft byna by de beste Genees hecren. de zelfde manier heeft hy aangeprezen , wanneer de kwaal nog versch zynde alleenlyk op een plaats uitwendig zit, en een zweer voortbrengt; daar op voegt hy 'er by: ik zal nimmer de floutmoedige pogingen van die geene goed keuren, die de jeugd -welke hun over deeze kwaal om raad vraagt , terftond bet gebruik van de kwik aanraden ; om dat zy altyd het lichaam benadeelt; en dikwils niet eens nodig is (p). en Sydenham waarfchouwt duidelyk (q), dat zelfs de kwyling door de kwik veroorzaakt, de druipert niet geneest, terwyl \y de venusfmet weg neemt , welke van de druipert verzeld gaar. waarom hy het volgende heeft vast geftelt: zo menigmaal de venusfmet en de druipert te gelyk plaats hebben , moet men , het zy voor de kwyling, of na dezelve reeds geeindigt is, de genezing van de druipert ondernemen , bet geene ook volgens myn oordeel veiliger gefchied, en ook gemakkelyker na hel eindigen van de kzvyling , dewyl de druipert van de venusziekte vergezeld moeilykcr te temmen is ; maar die eenigermate voor de kwyling ten onder gebragt is geweest , valt gewoonlyk gemakkelyker cm te verdryven. het zelfde bevestigt Boerhaave (r), ten zy hy gefproken heeft van de genezing der druipert die in de klieren van Couperus zit: waarom men hier ookfomtyds zyn toevlugt zal moeten nemen tot de aller■fterkfte middelen der kwyling. hoi wel noch- OO In Prss-farione Aphrodifiaci. (f) Ibidem. Q) Epift*. II. Refponf. pag. 432. (7) InPrsef Aphrodifiaci. Eeeeee q  558 DE VENUSSMET. $. 1453. nochtans de voorgaande druipert nimmer door dezelve geneezen worden, eventzvel dit laatpie foort, in het vastere gedeelte der klieren nestelende , zuaar inde flagaderlyke vaten, en de kracht van het hart meer zuerkzaam worden bevonden , veel fchielyker naar de kracht van het kwikzilver lui/leren, men moet aanmerken , dat detze klieren buiten de fchaft zitten, offchoon.derzelver uitloofingen in de holligheid der fchaft gaapen , en door de ontfange befmetting zodanig uitgeknaagt worden, dat zy tot holle diepe, en zeer moeilyke boezemzweeren ontaarten; waardoor ook het gevaar van een algemeene befmetting der venusziekte boven het hoofd hangt; om welke voor te komen, men gewoonlyk de kwyling beproeft. Nieuwere waarnemingen bevestigen van gelyken, dat de kwik middelen, welke de venusfmet gewoonlyk ontwortelen, weinig of niet van zyn in de geneezing van de druipert. de vermaarde Engelfcbc Ilèelmeefters , die de Soldaten , aan de venusziekte leggende, dikwerf in de legers onder handen hebben gehad, getuigen, dat de bytende opgeheeve kwik, in brandewijn ontbonden, (van welk middel naderhand breeder zal gefproken worden) de venusziekte, zelfs vry veroudert, geneezen heeft, maar in geenen deele de venynige druipert; welke, zo zy van geene andere kwaaien verzeld" gaat, zonder eenige kwikmiddelen zal kunnen geneezen worden (j)- Sydenham heeft in 't minfte geen vertrouwen gefteld (i) in het gebruik van de afkookzels, welke uit opdrogende houten, pokhout enz. bereid worden, want door deeze wierd het geheele lichaam van de zieke, en vooral het aangedane deel, nu eerst on> langs te zeer verhit, noch meer ontftoken; fomtyds ook is de drui' pert, die een zveinig van te voren zuas verdweenen, bet geene my heu. t dat ik waargenomen heb, wederom op nieuw te voorfchyn sekomen. è De O) Medical Obferv. and inquirys Vol. II. pag. 83. CO Epilt. Refponforia II. pag. 224.  §.i458. DE VENUSSMET. 059 • De zeer vermaarde Aftruc raad ons aan, de geneefing van de druipert met de aderlating te beginnen (u): want hy ziet dezelve aan voor een ontftcke ziekte, en houd , dat alle de uitgangen van de ontfleeking hier te vreezen zyn, ja dat 'er zelfs een zagtaartige kan plaats hebben, hoe wel zeldzaam, en byna nimmer dan in ligte' druiperts, en 20 de zieken zich willen overgeven aan herhaalde aderlatingen, cn een naauwkeurigc levensregel, heeft hy vastgeftelt. maar deeze kwaal van weinig aanbelang zynde, vereischt zo zwaar verlies van bloed niet, en zodanige ligte befmetting word ligtelyk met verzagtende afkookzels afgefpoeld, wanneer zy noch niet vast zit in het aangetaste deel; ja, om opregt te fpreeken, zy vereischt in 't geheel geen aderlating, want tot de ontbinding word, gelyk § 386. is gezegd geweest, een zagtaartige hoedanigheid der vogten vereischt, welke nimmer in een plaats kan verhoopt worden, waar aan de befmetting der .venusziekte blyft hangen, die niet alleen de huid, maar ook de harde beenderen kan bederven en uitknagen. want de geheele hoop op de geneezing beftaat daar in , dat het ontfange vergif door de vloeijing uitga, het gebeurt daar en boven' zelde, dat de zieke hulp zoeken, eer dat'er iets ongewoons uit de roede drupt; en dus fchijnt men naauwlyks zyn gedagten te moeten laaten gaan over de geneezing door de ontbinding, en het zal ook niet der moeite waardig zyn in alle druipers een ader te openen; intusfehen heeft de zeer vermaarde man geloofd, dat men, zo 'er een hitte, zaadloop, met een zeer groote moeite in 't waterloozen plaats heeft (w), niet trager of fpaarzamer in 't aderlaten moet zyn als in de Iongontft eeking of de roode loop. maar ik heb door het enkel afkookzel van de wortelen van heemst, met zoethout, in groote hoeveelheid te drinken, en zeer zagte flo- 00 Lib. Hl. Cap. I. §. IV. & V. pag. 165. Sc feq. OO Ibidem pag. 16.8.  960 DE VENUSSMET. ftovingen op te leggen zodanige zwaare lastigheden dikwilskunnen verzagten en te boven komen, welke terftond verminderden , zo dra de vloeijing in meer ruimte voor den dag kwam. want men moet hier meer verwagten van de inwikkeling van het fcherpe prikkelende door zeer zagte middelen , en de ontfpanning der wegen, op dat het veiliglyk zoude kunnen uitgaan, dan wel dat de geheele genezing tot de genezing van een ontfleking gerigt word. want de venusziekte is uit haaren aard niet zeer tot de ontfleking overhellende ; gelyk het blykt , wanneer men de uitwerkingen van de befmetting op een plaats voor 't oog zigtbaar opmerkt: want de eerfte tekenen zyn, jeukte, warmte, een ligte ontfleking; welke korlelyk gevolgt word van een witagtige, fcbelferagtige, knagende puist; waar over men nazie het geene §. 1444. word gevonden, hetis fomtyds wel gebeurt, dat het mannelyk lid by heete jongelingen die een weelderige fpys en veel wyns drinken, opgeblazen word , wanneer zy in de zomerhittens zich aan onmatige Hefdensplegingen over geven , en zich geheel uitputten : gelyk ook by nieuw getrouwde, dat zy, om de gewensehte omhelzingen te genieten met zich geweld te doen een weg baanen voor nieuwe wellusten , een foortgelyke op. blazing van het mannelyk lid met roodheid en pyn, 'ondergaan, de zelfde kwaal ondervinden zo menigmaal die geene, die tot het genezen van een druipert fcherpe pisdryvende middelen , natuurlyke en gemaakte balfamen in overvloed gebruiken, in foortgelyke gevallen heeft een fchielyke aderlating'plaats; gelyk 1460. zal gezegt worden, ik heb dit maar willen waarfehouwen, dat de venusdruipert geen aderlating tot de genezing nodig heeft, nochte dat dezelve altyd met de aderlating begonnen moet worden, op hoop van een gelukkigeren fpoediger genezing. Sy denham (x), die, gelyk bekend is, in de genezing van om> ftoke ziektens een overvloedige aderlating gebruikte, 'beeft de- zel- Epift Refponfor. II. pag. 422.  5.1458. DE VENUSSMET. 96i zelve in de genezing van de druipert, vooral in den beginne in geenen deele toegeftaan; dewyl hy daar van in het begin der ziekte geene heilzame ontbinding verhoopte, want hy fchryft al- dus: in een zeer bloedrijk ge/lel, en een hardnekkige kwaal, raad ik aan, om na een maand, of daaromtrent zuiverende middelen gebruikt te hebben, op zijn hoogst zeven of,tegen oneen, uit de regter arm af te tappen, maar om vroeger deaderlatmgtedoen, ftem tk met toe, op dat de befmetting door deeze voorzorg niet ten eenemaal indringen. De zuiverende middelen tot de afgang nopende zyn voornamentlyk dienstig in de genezing van de druipert, en worden aan. gemaant dikwils herhaald te moeten worden, by de zieken die gemakkelyk afgaan, is een afkookfel van tamarinde, met fennebladeren genoegzaam, wanneer het daaglyksch word gedronken tot dat de toevallen, ramentlyk de hitte der pis, de koude pis' een gevoel van toetrekking in de fchaft, verzagt worden dè hoeveelheid der uitvloeijende ftof vermindert, en de couleur beter word. want in den beginne heeft de vloed menigmaal een roode couleur, of ook wel donker groen; daar na geelagtig; als dan word zy gewoonlyk dikker, en daar volgt naderhand een witte couleur op. als dan geeft men de buikzuiverende middelen by langer tusfehenpozen, op dat de krachten door de ruime en langduunge afgang niet uitgeput worden , en het lichaam te zeer uitieeren. die geene, die fterker tot de afgang geprikkelt moeten worden, geeft men fterker buikzuiveringen, óm Sydenbam O), die bekend, dat hy de armen met de enkele wortel van nagtfeboon heeft genezen, gewoonlyk heetere buikzuiverende middelen, die aloë, colloquint, de barst van nagtfeboon, inhielden , en met wat balfem daar by te doen tot een klomp «remaakt wierden, waar van hy alle morgen te vier of vyf uuren geduurende twaalf of veertien dagen, of nog langer, toediende, tot dat de hitte der pis, en de zeer geele couleur van de zaad- O) Ibidem pag. 414, * Vyfde Deel. Ffffff  962 D E V E NU S SM E T. 5:1458* gekkende ftof, verminderden, daar na gaf hy om den anderen dag geduurende twee weeken buikzuiverende middelen, na welke tijd het genoeg is, dat de pillen tweemaal in de week worden gebruikt, tot dat het vogt, gewoon uit de fchaft te druppen, ten eenemaal verdwijnt; het geene meestentijds niet dan na veertig dagen gefchied. , f-fet is ligt te zien dat men altyd ae jaaren, krachten en gefteldheid moet in agt nemen, wanneer men fterkebuikzuiverende middelen toedient, in dezelve zo dikwils herhaald, vette lichaamen kunnen deeze verdragen; de magere en droge geenfints; in welke zagtere te pas komen, en niet zo dikwils herhaald moeten worden, zulke moeten op de dagen dat zy niet purgeren veel van de zagte afkookfels drinken en het lichaam met een zagte fpys verkwikken, zy zullen mooglyk langzamer; maar veel veiliger genezen worden, met de grootfte reede heeft Celfus gewaarfchouwt («): de zuiveringen ook, gelijk zy fomtijds nootzaaklijk zijn , zo zijn zij ook gevaarlijk wanneer zy dikwils herhaald worden, want het lichaam word gewoon niet gevoed te zvoréen, en daar door zal het zwak zijn. Hier by kómt, dat de zuiverende middelen, vooral de fcherpe wanneer zy de regte darm door een geftadig parsfen tot de afgano1 prikkelen, en byna vervellen, de nabuurige halsder blaas van °elyken aandoen, en de koude pis veroorzaken, of dezelve vermeerderen, wanneer zy de druipert verzeld. de in deeze ziekte te genezen vermaarde Schryver (a), heeft zeer wel aangetekent, dat, na dat de hoeveelheid van het vloeijen, door het gebruik van zuiverende middelen vermindert was , en de hoedanigheid verbetert, de kwaal niet meer verbetert word, zo, men met'derzelver gebruik verder voort gaat, maar de moeilykheid in 't waterlozen en de oprigting der roede op nieuw beginnen en de hoedanigheden der uitvloeijende ftof erger worden : waar- (V) Lib. I. Cap. III. pag. 31. ja) Turner Siphylis. pag. 70.  §.1458. DE VENUSSMET. 5Ö3 waarom hy genootzaakt wierd de genezing naderhand met zagte? re middelen te volvoeren, dit gebeurde voornamentlyk in menfehen van een droog, warm, galagtig geitel, de menfehen van een koud, flap, flymagtig geitel, kunnen deeze ontlastingen door de afgang gemakkelyker verdragen, hoe nadelig de oprigtingen der roede in de druipert zyn, zal ftraks gezegt worden; en zo dra de oprigting door het dikwervig gebruik van fterke buikzuiverende middelen ontftaat, zullen alleen zagtere en by langer tusfehenpozingen toegediende middelen ten nutte ftrekken. Het gebeurt fomtyds, dat onvoorzigtige jongelingen, wanneer zy de fchandelyke kwaal wilden verbergen, en met benauwtheid een fchielyke genezing zogten, daaglyks fchielyk en fterk zuiverende middelen geduurende verfcheide dagen gebruikt hebben; ik weet dat een van deeze, de rok der darmen uitgeknaagt zynde, het bloed langs de aars met menigte uitbarstende, fchie-. lyk is gefturven. andere heb ik gezien die geheel uitgeput, bleek, geduurende verfcheide maanden gekwynt hebben, eer dat zy de krachten eeniger mate hebben kunnen wederom krygen. hoe veele kwalen zyn 'er niet te vrezen, wanneer de geene die naauwlyks genezen zyn, zich aan nieuwe gevaren bloot fiellen, door herhaalde druiperts zeer kwalyk gehandelt worden, en zo doof hun eige, als door de raad van. fchandelyke kwakzalvers, een foortgelyke genezing herhalen, de oude hoerewaardinnen beroemen zich, dat zy door de ondervinding zeer ervare zyn in dee* ze ziekte te genezen. Maar hoewel de druipert gewoonlyk met zagte zuiverendej en nochtans genoegzaam ontlastende middelen genezen wonf, gebeurt het eventwel fomtyds , dat de genezing langzaam voortgaat;-en fommige moeilyker aan de afgang te krygen, zyn; als dan heeft Sydenham (b) foortgelyke middelen, in grooter. gifte, efc tot een drank gegeven; welke uit tamarinde, fènnebladeren, ■ n rlta* (J) Epift. II. Refponf. pag. 43©;.;;\ Efffff 2 -  9^4 DE VENUSSMET. 5.1458. rhabarber, manna, fyroop van hertsdoorn enz. bereid wierden. op welke de genezing niet volgende, heeft hy tweemaal '5 weeks, pillen gegeven welke uit gelyke hoeveelheid colloquint en fcammonie beftonden, met twintig greinen zoete kwik; waarom het te regt een van ftonden aan zuiverend middel genoemt word. maar hy fchynt de voornaamfte hoop daar in gefield te hebben, zo men de tnrbith mineralen tot zeven greinen alleen maar twee of driemaal gaf fen dat met een behoorlyke tusfchenpözing , op dat mooglijk de kwyling niet ont/la); welke middel zekerlijk in een moeilyke druipert uit te roeijen het allerbeste is de zelfde handelwyze heeft Turner aangeprezen (c) , wanneer de druipert zeer venynig was , en 'er tevens venuswratten plaats hadden in de teeldeelen. Uit al het gezegde blykt, dat de meest ervare mannen in de genezing van deeze kwalen , de voornaamfte hoop der genezing in hét herhaald gebruik van buikzuiverende middelen gefield hebben; eerst zagtaartige hebben toegedient; door welke de kwaal niet verbeterd wordende, zy fterkere, ja zelfs van ftonden aan zuiverende middelen gebruikt hebben; vooral in herhaalde, of zeer venynige druiperts; gelyk die gewoonlyk zyn, welke zich langen tyd na een verdagte verzaming alleenlyk maar openbaren, het heeft tevens gebleken, dat het niet altyd nodig is, om kwikmiddelen te gebruiken; en dat de druipert geen gehoor geeft aan de kwyling. Deeze manier van zuivere mishaagt gewoonlyk aan veele, en veroorzaakt hun niet weinig verdriet, waar van de wijdberoemde Boerhaave het volgende fchryft (d) : nochte ik zal geloven, dat eenige manier die tot nu toe gebruikt is, deeze te boven gegaan is: my zijn nament lijk veele andere bekend, ik heb ze beproeft, met deeze vergeleken, ik beken dat zy voor de hovelingen van groote CO Siphylis pag. 71» (<0 Aphrodifiac. in Prjefatione.  §.1453. DE VENUSSMET. 065 te ftaat, of die openbaar e ampten bekleden lastig is; edoch dat veilig is valt dikwils hard en moeilijk, ik ken de beloften der kwakzalvers van die geene te zullen genezen, die in de kon'inglyke wellust zwemmen, te paard ryden,. alle foorten van wellusten plegende, maar het heeft my, dit ook beproevende, niet mogen gebeuren zo gelukkig te zijn, ja zelfs heb ik menigmaal my zelve bedroeft , wanneer ik gezien heb dat doorlugtige mannen op deeze wyze behandelt , geduurende verfcheide jaaren hun zeiven over bragten aan de overblijffelen van de oude kwaal onderhevig. Sommige preezen het drinken aan van de minerale wateren , om de druipert, of ten minfte deszelfs overblyfzels uitteroeijen : ja Sydenham verontwaardigde zich , dat dit reeds een gebruik was geworden (e) : want hy heeft vasrgefteld , dat de eenige buikzuivering de plaats van alles hield, enten fterkfte ingeprent, dat de zieken zich van de mineraale wateren zouden wagten; want hy zegt dat hy verzekerd is, dat door deeze de overblyfzelen der ziekte uit het lichaam moeten gedreven worden , door derzelver toetrekkende , en meer dan geneezende kracht, naamver worden befloten, en als met een anker vast geflagen zvord; zvaar door zich, het geene hy meermaalen heeft waargenomen, gezzuellen der balzak vertoonden, zo menigmaal zy in derzelver begin , of op deszelfs hoogte, en noch ergere toevallen, als venusklieren , wanneer zy op deszelfs einde gedronken worden, de zeer brave man fchijnt dit van de mineraale wateren verftaan te hebben, want 'er zyn mineraale wateren, welke ofte zeer weinig, of niet, van het yzer in zich bevatten, en die gedronken zynde, de afgang vry los maaken; - zoüden deeze niet goed kunnen zyn op het einde der ziekte, dewyl zy door het zuiveren niet verzwakken, en men op 't einde van de geneezing alleenlyk zagtere geneesmiddelen gewoon is toe te dienen ? de zeer vermaarde Hofman (ƒ) pryst het drinken van felters water om deszelfs fïymdoorfnyden- de (V) Epift. II. Refponf. pag. 413. (ƒ) Med. Rat. Syftem. Tom. IV. Part. 2. Seft. 2. Cap. 7. p. 420» Ffffff 3 \  966 DE VENUSSMET. 5.1458. de kracht; daarop voegd hy 'er het volgende by : en dewyl ik in de verouderde druipert, en in de ziektens van de blaas en de fchaft uit deeze voorkomende, door eenige voorbeelden de wonderbare drank van de caroliniefche baden , en derzelver dikwervige infpuiting in de roede, had ondervonden, heb ik niet getwyffeld, derzelver gebruik en nut ten beste aantepryzen. maar deeze baden verwekken genoegzame afgang. ' Maar ook de nieuwlings ontftane druipert, welke een landbouwersjongen veertien dagen had gehad, van een zeer gefpannephymofis verzeld, als ook van een zeer moeilyke pisloofing, zeer fcherpe pynen, en zeer veele zweertjes , waar meede het bovenfte van het hoofd der roede, die ook zeer gezwollen was, was bezet, is door het gebruik van baregiaanfche baden, volkomen geneezen (g). Wanneer het dierhalve gebeurt', dat de gefteldheid der zieke, de zwakte, het lichaam door herhaalde druiperrs uitgeput, de door een al te llerke liefdensdrift vernielde levendigheid, beletten, dat men door herhaalde zuiveringen de geneezing kan onderneemen; als dan moeten de Geneesheeren , hoe wel tegen wil en dank, zagtere te werk ftellen. een man had reeds zedert vier jaaren een allerkwaadaartigfte druipert, had alle de krachten verloren , bleef des nagts flapeloos , döor dien een afweidende koorts hem alle avonden aanviel, alles is zonder vrugt beproeft geweest; 'er hong hem een langzame teering over 't hoofd, het is ligt te zien, dat men in een uitgeput, uitteerend lichaam , geene ontlastingen meer heeft te werk kunnen ftellen. men heeft hem het uittrekzel van dolle kervel, met daar op het ingietzel van vlierbloemen, met melk bereid , te drinken gegeeven , en binnen weinige dagen is de kwaal verbeterd geweest, de krachten zyn toegenomen, de eetlust en llaap zyn wederom gekomen. ■>> -i3.;;v/ ïvhIÜ ftftv wiïahb MO* G?) Specim. novi Medic. Confpect. Edit. alter. p. 175. in notis.  5-1453. DE VENUSSMET. 96? de zesde maand, is deeze ellendige zieke, fterk en ver, wederom herfteld (li). Uitmelkingen. Deeze kunnen voor gewone drank naar goedvinden gedronken worden, dewijl zy zagtaartig zyn, alle icherpe verzagtende pis verdunnen, en-min icherpmaaken. die van een klein beflag zyn, geeft men in de plaats, wey van melk, het iifkookzel van heemst, met een vierde gedeelte melk, of foortgelyke. men geeft ook fomtijds geneesuitmelkingen, uit de vier groote koude zaden beftaande; men mengt met de doorgezygde uitmelking [alp et er, fyroop van flaapbollen enz.; hoedanig voorfchrift in de lyst der geneesmiddelen by dit getal word gevonden, men gaf deeze gewoonlyk des avonds, na dat de ingenome zuiverende middelen haare werking volbragt hadden. Balfamieken. Wanneer de kwaal in de doorgang van de pis zit, en de vloed menigmaal met de pis voor den dag komt, daarom zyn veele de balfamieken middelen toegedient geweest; welke ook om hunne pisdryvende kracht geprezen worden, én gewoonlyk gebruikt worden in het genezen der wonden en zweren, de natuurlyke, zuivere, welriekende, balfamën, als zyn, debalfem van mecca, van peru, de zwarte tolutaanfche, de copayba, van terebinthijn, enz., hebben een groote naam verkregen in de genezing van de druipert. ook hebben de fcheikundige de drupoliën uit natuurlyke balfamen bereid ; gelyk zyn de olie van terebinthyn, van copaybabalfem enz., welke wel zeer doordringende zyn, maar altyd fcherper en heeter, als de balfamen zelfs, waar uit zy bereid worden; en dus niet dan voorzigtiglyk gebruikt voordelig zullen kunnen zijn, aangeprezen, de" teelballen zwellen nooit meer, dan na een ruim gebruik van foortgelyke middelen; vooral, zo zy, zonder buikzuiverende middelen te hebben gebruikt , in 't begin der ziekte terftond worden toegedient; gelyk by de domme kwakzalvers het gebruik 00 Anton. Storck Libell. sut de Cicuta Cap. III. pag. 250.  968 DE VENUSSMET. §.H5S. bruik is. wy zien nochtans, dat de beste Geneesheeren met buikzuiverende middelen te geven de genezing hebben aangevangen, en, de kwaal nu tot beterfchap gekomen zynde, natuurlyke balfamën hebben gegeven. Sydenbam (ij deed by de droge zuiverende middelen eenige druppelen balfem, om uit deeze een leidbare klomp te maken, waar van pillen gemaakt wierden. maar hy had de zieken van te voren eenige malen gezuivert, eer dat hy alle nagten vyf-en-twintig druppelen balfem, op een ftukje fuikcr gedrupt, gaf (k). de zelfde manier heeft Turner opgevolgt (/). die in de genezing dezer ziektens zo vermaarde Geneesheer; want hy volvoerde de genezing, na eerst de Xieke wel en genoegzaam te hebben laaten afgaan, met een oncebaïfimus copayba te geven, tot een witte klomp gemaakt met witte fuiker, of de conferf van hondsrozen, tot een fiikking gemaakt/ hy gaf van beide de voorfchriften de hoeveelheid van een moschaatnoot, des morgens en des avonds, hy vermengde fomtyds met deeze balfem zagte zuiverende middelen; en wel met de beste uitwerking, dus word in de lyst der geneesmiddelen by dit getal een klomp voorgefchreven, welke beftaat uit een once terebinthyn, en een half once rhabarber, met de bygevoegde poeder van zoethout, tot dat het een klomp word, waar uit pillen van vier grein gemaakt worden, waar van de zieke alle uuren een neemt, alwaar dit vooral moet aangemerkt worden, dat die balfamen met een bepaalde gifte worden toegedient, op dat zy niet te zeer verhitten , of prikkelen. Turner (m) geeft de balfamus copayba de voorkeur, om dat die beter koop is dan het fap van de balfcmboom; en om dat zy de pis zo zeer niet met die violettereuk doordringt, als wel de terebinthyn, waar uit fomtyds het geheele geflagt begrypt, welke ziekte dat 'er te genezen valt; dat in geene deele goed is. Met (O Epift. lï Refponfor. pag. 4'9' (£) Ibidem pag. 421. (/) Siphylis pag. 73(vï) Ibidem.  §.i458. DE VENUSSMET. 9fy Met deeze bepaling kunnen die natuurlyke balfamen veiliglyk toegedient worden, wanneer de ziekte reeds door het gebruik van zuiverende middelen verbeterd is; ik heb my altyd van die heete gemaakte , die de naam van zwavel ontkenen , onthouden ; want zy ontfteeken te zeer; vooral zo zy met zelfitandige fcherpe oliën gereed gemaakt worden, gelyk de balfamus fulphuris terebinthinatus, anifatus, juniperatus, fuccinatus, enz. ja zelfs word ook onder het gebruiken van de natuurlyke balfamen, veelafkookzel van verzagtende middelen aanbevolen, op dat de pis zagtaartig blyve, op dat de plaats, welke zy befpoelt, niet geprikkelt worde. Dit in arnmerking nemende, heb ik de reede niet kunnen begrypen , waarom zeer vermaarde Geneesheeren zeer fcherpe pisdryvende middelen in de geneezing van de druipert hebben aangegreez n, ja zelfs de fpaanfche vliegen, men leesd (n), dat een Geneeshetr te Leyden de venynige druipert alleen met /paanfche vliegen gelukkiglyk heeft geneezen , zvelke hy inrynfche zvyn zveekte, het ingiet zei met eenig ander vogt gemat igt toedienende ; maar dewyl hy inden beginne de geneezing niet dan met de hevig ft e fmcrt en de verzzueering des blaas volbragt, heeft hy 'er eindelyk olie van zoete amandelen, fyroopvan Fernelius, van zvolle kruid meede vermengd en binnen drie dagen, heeft hy door behulp van een overvloedige pisloofing, de kwaal zoetjes zveggenomen : dit had Matthias Jacobus Matthiades , te Leyden wonende , aan zyn oom Thomas Bartholinus gefchreeven ; waarop Bartholinus na verloop van een maand, het volgende heeft gefchreeven (0): ik heb ook het ingiet zei van fpaanfche vliegen elders in myne be/chryvingen aangepreezen als een middel voor de venynige druipert , en de opftopping der pis; zvelkers gelukkige ui'/lag ik meer dan eens heb ondervonden, maar men merke aan, dat de fpaa?ifche vliegen om («) Thom. Barthol. Epift. Mcd. Centur. IV. pag. 289. 00 Ibidem pag. 292. Vyebe Deel. Gggggg  97o DE VENUSS'MET. 5,1453. om geen nadeel te doen, geheel moeten ingenomen worden, wanneer men op de huid blaar en wil doen trekken, gooit men de uiterflens weg, in welke een zagt er hoedanigheid verborgen is; welke men in dit ingiet zei moet behouden, -wanneer men de piswegen zal zuiveren, het ingielzel behoorlyk vermengd, heeft nimmer , voor zo veel ik gezien heb, frnert, of verzweering der blaas verwekt, zo dat men ook geen vette afveegende middelen nodig heeft gehad, de in de geneeskunde zeer vermaarde Schryver Mead (ƒ>) prijst ook het gebruik van het afverfzel der fpaanfè-he vliegen, in deeze ziekte aangepreezen; niet wel onmiddeiyk als een geneesmiddel voor de venynige druipert; maar om die lastige, hoewel fpaarzame drupping voor te komen, welke fomtyds na de druipert over blyft, offchoon het venusgif uit liet lichaam verdreven is; waar over in 't volgende Hoofddeel zal gehandeld worden, hy gebood twee drachmaas fpaanfche vliegen in anderhalf poni overgehaalde brandewyn in te gieten: men deed 'er rkabarber, de gom guajacum, de gom lacca by , en een weinig coccinella. hy gaf dit ingietzel, doorgegoten zynde , twee maal daagsch met een voorzigtige gifte, 'smorgens, en voor het flaapen gaan, met een teug laauw water verdunt, van dertig tot vyftig droppelen toe, (namentlyk zo veel, zonder voor de moeilyke pislooiing te vreezen, konde verdragen worden), het blykt ligtelyk, dat de overige medicamenten, welke by de fpaanfche vlieden m deeze zamenftellir.g gevoegd worden , in zo kleine hoeveelheid naauwlyks eenige geneeskracht kunnen uitoeffenen , en dus de yeheele uitwerking van dit middel van de vermengde fpaanfche viiegen afhangt. Dat het venynige der fpaanfche vliegen een allermoeilykfle koude pis veroorzaakt, de pis bloederig maakt, de blaas, en voornamentlyk deszelfs hals, ontfteekt, is uit de geneeskundige befchryving bekend; vooral, zo deeze gekorvene dieren inwendig ge- Cf) Monit. & Frascept. Medic. pag. 256.  5.1458. DE VENUSSMET. 97i gebruikt zyn; diergelyke uitwerkingen heeft men , hoe wel zagter, door de uitwendige oplegging van dezelve waargenomen, fa groote hoeveelheid ingenomen, hebben zy een vry haastige dood veroorzaakt, een man van zestig jaaren, kloek en fterk, zyne eige krachten wantrouwende, om de kwynende liefdensdrift op te wekken , die hy voorgenomen had dapper uit te oeffenen, heeft een drachma poeder van fpaanfche vliegen ingenomen: een weinig daar na heeft hy pyn in de onderbuik, en een allergrootfte moeilykheid in 't waterloozen gevoeld, de Geneesheer de volgende morgen geroepen, heeft de ellendige over het geheele lichaam koud gevonden , van een llymachtig zweet bevogtigt; met een naauwlyks voelbare pols; de uiterftens van het lichaam yskoud , blaauw , de buik gezwollen en gefpannen: na weinige uuren is het gefturven. in her lyk was de penszak roodachtig blaauw in de onderbuik; de biaas was fterk •uitgezet, van een donker roode couleur op de g*rond, en voor al in de hals; de inwendige oppervlakte van de blaas geheel blaauw, heetvuurig (q). ■ Het is bekend, dat de wellustige oprigting der roede door fcherpe pisdryvende middelen opgewekt word, voornamentlyk door de fpaanfche vliegen men leesd {r) dat daar door een ontembare oprichting der roede, tot de dood toe voortduurende, ontftaan is. maar een iegelyk weet, dat niets zo nadeelig is voor de geneezing der druipert , dan de liefdenspleeging-. "waarom voorzigtige Geneesheeren zo veel mooglyk zorg dragen, dat de roede zich niet oprigt; zy bevelen de zieken flap voedzel; gebieden hun zich van alle geestachtige dranken te onthouden; ftaan alleen maar een weinig gekookt wit vleesch toe ; waarfchouwende dat men alleen maar geen visch moet eeren. Alexander Trajanus Petronius(s) gebied flrengelyk, zich van zout , het -geene gezouten is, van eejie al te fterke hezueeging, van (q) Barrere Obfervat. Anatom. pag. 205. -OO Jobi a Meeckren obferv. Med. Chirurg. Cap. XXXIV. p. 141. (O DeMorbo GallicoLib. VlI.Cap. IV. Aphrod.pag. 1322.1323. Gggggg 2  97* DE VENUSSMET. $. j458. van fpeceryen, eindelyk van al wat verhittende , en bytende is, en niet alleen van alle liefdenspleeging, maar ook van de verbeelding enz. te onthouden, en waarlyk deeze is de voornaamfte oorzaakvan de langduurigheid; welke voort duur ende, zult gy door het lichaam te zuiveren, te matigen, met het bekwaamfte voedzel te beftieren, geen voordeel doen. waarom het fommige voordeelig geweest is, van plaats te veranderen, om dat geene, dat tot de verzaming prikkelde, uit het geheugen te veegen: dus ook andere, om dat zy in ballingfchap zyn gezonden, andere om dat zy tn de gevangenis zyn geworpen, of van een zwaare gedagte aangetast zyn gezveest, zyn van een zeer verouderde druipert geneezen. zo dat het niet te verwonderen is , zo zy by de mannen, of fchoon zy na t begin van dezelve zich nimmer verzamen , nochtans van langen duur is. Hier uit blykt "het, hoe nadeelig het gebruik van de fpaanfche vliegen «is in de geneezing der druipert , dewyl zelfs een eenige oprigting der roede de geneezing zo zeer kan vertxagen, dat de zeer vermaarde Boerbaave het volgende (t) o-ewaarfchouwt heeft: hier door heb ik dikwils gezien, dat de *beproefdfte geneeszvyzen in deeze ziekte verydeld zyn geweest, zo den mensch, door zvelke oorzaak zulks ook zy, welke waarlyk hier meer dan te menigvuldig is, de roede oprigt, ja, dat de byna geneezene druiperts door een enkele opwekking tot de wellust, terftond wederom vernieuwt zyn, en opnieuw een peheele geneezing vereischt hebben, alles zvat dierhalve de jeukende verbeelding kittelt, het zy in de fpys, het toemaakzel, drank , geneesmiddel, ■ of door de verkeer ing met het vrouwlyk geflagt, het bcfcbouzven van fchilderyen, reedenvoeringen , het leezen , ''moet als de pest vermyd worden, het drinken van water , ofzvey van melk, veld en tuinvrugten zyn heer nuttig. Men moet zwaare lichaams oeffeningen vermyden; want zy vermeerderen de kwaal; het loopen, fchermen , fpringen, ho. ten en fchokken de hangende teeldeelen s het meest van al doet CO Ibidem in Prasfatione.  $.1458.1459-, DE VENUSSMET. m het te paard ryden nadeel, voor al zo zulks rad en langduurig is. ik weet niet immer droeviger geval gezien te hebben, dan in een adelyke jongeling, die, des nagts van een publieke hoer befmet, zich des morgens heeft- op reis begeeven ; en wanneer zich de druipert na vier dagen openbaarde, heeft hy zich dag en nagt, op een kloek paard zittende, gefpoed, om, tot de zyne wedergekeerd zynde, geneezen te worden. §• I±Ï9- ]V/|en moet met de geneezing voortgaan , ItJ tot dat 'er niets ongewoons meer uit de roede drupt, of zich in de pis veropenbaard. De geneezing van de druipert is vry moeilyk, omdat, gelyk gezegd geweest is, zy een herhaalde buikzuivering vereischt: daarom zal het der moeite waardig zyn , de paaien der geneezing te kennen, wanneer de zieke veiliglyk aan zich zelve kan overgelaten worden , zonder gevaar dat dezelve wederom zal komen, aangezien de Geneesheeren hier gewoonlyk de veiligfte weg volgen, rekken zy gewoonlyk de geneeswyze een weinig lang, ten minfte wat de naauwkeurige levensregel aangaat, ook dikwils geloven de zieken naauwlyks dat zy ten eenemaal zyn geneezen, en hebben liever zich aan nieuwe lastigheden over te geeven, dan 't minfte over de volkome geneezing in twyffel te zyn. zo lang 'er iets aanmerklyks uit de roede vloeit, gelooft men met regt, dat de druipert noch voortduurt; offchoon de hoedanigheden van de vloed verbeterd , de moeilyke en brandende pisloofing veel verminderd zyn. waarom Sydenham (u) zorgvuldiglyk gewaarfchouwt heeft, dat men op de geneezing niet moet betrouwen, wanneer van dusdanig waterig bloed, de hitte der pis, en de geele couleur van de uit druppende ftof geheel verdwynende, vooral des morgens, in het bovenfte der roede 00 Epift. Refponforia II. pag. 419. Gggggg 3  m DE VENUSSMET. §.I4^. de met de vingers gedrukt, eenige druppelen gezien worden, dat door de zwakte en {lapheid der deelen, door de langduurige flilJland van het venynige aanftookzel in dezelve, ontflaat; want de ellendige ondervinden tot hun groot nadeel, dat de overblyfzelen der befmetting noch niet geheel vernielt zyn, welke, hoewel eeniger maate ten ondergebragt, door eenige ligte oorzaak (namentlyk te veel drinken , of eenige al te hevige lichaamsoefening, of eepige andere foortgelyke oorzaak,) een nieuwe ellende verwekken , dewyl de druipert zich wederom vernieuvct, men kan niet ontkennen , dat in zodanig geval het tusfchen beide gebruiken van zagte zuiverende middelen ten nutte ftrekr, en dat men voornamentlyk op de ftrikfte levenswyze moet ftaan blyven ; want gelyk Sydenham aantekent , als dan vernieuwt zich de kwaal maar, wanneer de zieken wan deeze zyn afge^ .weeken; welke , zo zy voortgegaan hadden voorzigtiger te keven, allengskens vermindert, zich geheel zoude weggemaakt hebben. In den beginne begint de druipert daagiyksch meer en meer te lopen; de hitte der pis, en de druppelpis, vallen zeer lastig; het uitvloeijende waterig bloed, groen, fomtyds met.bloedige ftreepen vermengd, dun; fomtyds is tusfchen het groen, ook een geele couleur verfpreid; fomtyds word het geele met het groene vermengd, en brengt een okerachtige couleur voort; fomtyds ook is de vloeijende ilof geel ; welke , de kwaal allengskens meer en meer verbetert, tot het witte overhelt; als dan vermindert tevens de hoeveelheid der ftof, en zy word dikker, een vermaard Schryver (zv), heeft aangemerkt, dat by fommige de uitvloeijende ftof geel blyft tot den einde toe , waarop nochtans de volkome geneezing volgd. maar de kwaadaartio-hcid der druipert volgd gewoonlyk de agtervolgende fchikking°deezer couleuren ; zo dat de groene, met bloed vermengd, voor de ergfte word gehouden, de witte voor de zagt- aar- 00 Turnei Syphilis pag. 17.  §.H59- DE VENUSSMET. 975 aartigere; en, wanneer bekwaame middelen gebeezigt worden, beantwoord de trap van verbetering aan de opgenoemde couleuren. een eenig voorbeeld word hier uitgezonden, gelijk gewaarfchouwt is? dat de geele couleur fomtijds tot den einde toe blijft; het geene ik eenige maaien heb waargenomen. Van te voren §. 1447. alwaar over de druipert is gefproken , heeft gebleken, dat langs de uitlozingsbuizen een {lijmachtig, zagtaartig vocht in de holligheid van de fchaft word uitgeworpen, dat de binnenfle holligheid der fchaft beftrijkt, en tegen alle doorgaande fcherpte verdedigt, dat vocht is natuurlijk, en gaat in kleine hoeveelheid langs het opene einde van de fchaft uit, zelfs in allergezondfte menfehen, en maakt fomtijds ligte vlakken in de hembden , offchoon 'er nimmer eenig agterdenken plaats gfJbad heeft van een eertijds gelede druipert. Wanneer my de gelegentheid voorkwam, als ik zeer zeker was van de volkomenfte zuiverheid van het mannelyke lichaam, heb ik deeze zaak getragt te onderzoeken, en heb zodanige gevlakte tekenen in het linnen gevonden van gelyken heeft het van te voren gebleken, dat dit natuurlyke vocht van het venusgif befmet word, dat na een onzuivere verzaming ontfangen is, deszelfs afzondering fomtijds vermeerdert word, en deeze uitloosbuizen uitgeknaagt; waar door al het gif nu uit het lichaam gedreven zijnde, het natuurlyke vocht, van alle befmetting zuiver, uit zal kunnen gaan, en wel in grooter hoeveelheid, als het voor de ziekte gewoon was. van de zelfde oorzaak neemt men in pis draden, vlokjes waar, als kleine aaltjes, meest by die geene , die herhaalde maaien een druipert hebben gehad, indien by zodanige menfehen , na een goede flaap, de roede zagtjes gedrukt word , komt 'er eenige (lijm voor den dag , eenigfinrs doorfchynende, byna gelijk het wit van een ei; de Engelfche Gencesheeren noemen het gleet ; dat niets befmetelijks heeft, en fomtijds verfcheide jaaren duurt, alleenlijk las-  976 DE VENUSSMET. J.i45>' lastig, om dat de ellendige altijd daar door agterdenken hebben van eenig nog verborge, en niet genoegzaam uit het lichaam gedreven kwaad. En het valt niet gemakkelijk de geene die in hunne jeugd onvoorzigtiglijk geleeft hebben van deeze vrees te bevryden. ik heb 'er een gekend, die na een tienmaal herhaalde kwylingin een ongeneeslyke uittering is vervallen, dewijl hy voor de verborge kwaal bevreest was. de fchandelyke kwakzalvers koesteren deeze vrees, en, door de godloze winzugt aangezet, geven zy de ellendige een groote menigte kwik, om de kwaal in degrond uitte roeijen, daar zelfs geen voetftap van is. ieder kwakzalver beroemt zich op een nieuw geheim; heeft een andere wyze van het kwikzilver toe te dienen, die aan geen fterfling bekend is; hy weet de kwik, op wat plaats zy ook verborgen zit in 'tlichaam, te ontwikkelen cn uit te dryven; en verkoopt andere verfcheide foortgelyke buitenfporigheden, daar de ligtgelovige zieken ligtelijk geloof aan flaan, en allerellendigst bedrogen worden. Zo dierhalve de openingen van de buizen, die een ffijmachtig vocht in de fchaft uitwerpen, open blyven, na een herftelde druipert, of uitgeknaagt blyven gapen, zal de geduurige vloed van zodanig lijmachtig vocht blyven voortduuren in grooter of kleinder hoeveelheid, zonder eenige vrees voor de verborge venusfmet. ja zodanige uitvloeijing zal ongeneesbaar kunnen zijn. James Drake (x) heeft de gelegentheid gehad dit in een lyk van een zyner nabefiaande te zien, die geduurende verfcheide jaaren zodanige hardnekkige vloed van een lymagtige ftof had geleden, daar na aan een longontfteking zynde gefturven. men vond de klier, welke in de uitlozingsbuis van de linker klier van Cowperus gewoonlyk gelegen is , eertyds van een zweer uitgeknaagt te zyn geweest, zo dat de monden van twee buizen in O) Anthopolog. Nov. Tom. I. pag. 140.  £1459. DE: VENUSSMET. 9Tf in een zyn gelopen: hy heeft de afbeelding 'er by gevoegt, welke Cowperus zelfs uitgetekent heeft, daar door heeft een byna geduurige uitvloeijing van lijmagtige ftof moeten volgen , welke door deeze klieren bereid word (wordende^/^genoemt); het geene nootwendig een iegelyk zal moeten gebeuren, die een foortgelyk ongeluk overkomt; het zy in de zo genoemde klieren van Cowperus, die een vry zigtbare grootte hebben; het zy in andere kleindere uitlozingsbuizen, door de holligheid van de fchaft verfpreid. Daar uit begrypt men ook het onderfcheid der hoeveelheid van die vloed; naar mate namentlyk zodanige grooter of kleinder buizen , in grooter of kleinder getal, op gelyke wyze aangetast zyn. Sommige hebben gelooft dat het zaad was, dat door dusdanige geduurige drupping uitvloeide; waar door een rugtering, en de grootffe zwakte te vrezen ftond; maar het is een flymagtig vogt, ten eenemaal van het zaad onderfcheiden. Die vloed is gewoonlyk, hoewel 'er geen venusfmet plaats heeft, nochtans lastig, om dat zy de meeste een geduurige vrees aanjaagt van nog eenige verborge kwaal; maar vooral die geene, die herhaalde reizen een venynige druipert hebben gehad ; waarom zy met angst naar middelen omzien, om van deeze vrees ten minfte verlost te zyn, wanneer die vloed uitgedroogt word. uit het gezegde blykt, dat zy niet altyd kan genezen worden; intusfchen worden fommige middelen aangeprezen, welke ten minfte nimmer nadeel zullen kunnen doen, en fomtydseenigfints voordelig zyn, dewyl zy tevens voorkomen, dat zodanige zieken geen toevlugt tot gevaarlyke middelen nemen, en van de kwakzalvers misleid worden. Het,eerfte dat ik gewoonlyk aanprys, is, dat zy zich van de byna geduurige handeling der teeldelen onthouden : want zy on'Vïfde Deel. Hhhhhh, der-  '978 D 'E VENUSSMET. 5.1459.146-0. derzoeken gewoonlyk nieuwsgieriglyk , of de vloed vermeerdert of vermindert, ofte van couleur verandert; drukken de roede uit, 'om te onderzoeken, of zy 'er iers uit kunnen drukken } en dus vermeerderen zy eerder de afzondering en uitwerping van dat flymagtige , zy ftellen groote hoop in te famentrekkende middelen; want zy befchuldigen gewoonlyk de ziekelyke flapheid deezer deelen. zo zy onfchadelykc mid delen, vooral inwendig te gebruiken, vragen, zullen zy lig telijk kunnen toegeftaan worden, roode coraal, kreefisoogen , barnfleen, ma/lick, conferf van roode roózen, en andere foortgelyken, hebben fommige Schryvers zeer geprezen; in welke toe te dienen wy ons toegevende moeten toonen. maar in die geene , die plaatfelijk op de fchaft moeten gelegt worden , moet men grooter voorzorg gebruiken, want zo men fterke te famentrekkende middelen infpuit, aluin, vitriool, loodfuiker, worden zo menigmaal gevolg van toetrekkingen der fchaft, weeren , moeilyke, opgeftopte waterlozing, welke naderhand zeer moeilijk zijn te genezen. Turner heeft verfcheide gevallen by een verzamelt (y) welke leeren, dat fommige die zodanige, hoewel vry fterke vloed hadden, zich in 't huuwlijk hebben begeven, en hunne vrouwen niet befmet hebben, en gezonde kinderen verwekt hebben, het heeft tevens gebleken, dat de volkome genezing niet gemakkelijk is gevolgt. hy heeft wel verfcheide middelen beproeft, het gebruik van het fpawater, en foortgelyke bronnen, gelijk ook het matige gebruik van de balfamus copayba, zijn boven andere zeer nuttig geweest. (j. 14.60, T^\e opblazing van het mannelyk lid word m-J weggenomen door een pynftillende , ver- <£) Syphillis pag. 445. & feq.  §. i46"o. DE VENUSSMET. verfpreidende, verzagtende, pap, foortgelyke floving» een ruime aderlating, en liet gezegde (j. 14,? 8. Van te voren §. 1447. is over de wonderlyke vorming van de roede gefproken , en op wat wyze zy zich tot zo groot lichaam kan oprigten, en dan wederom flap worden; de fpongieufe lichamen van de roede alleen namentlijk gezwollen zijnde, of ook het fpongieufe lichaam, dat de fchaft omvangt, en de uitwendige zelfftandigheid van de roede uitmaakt; gelijk toen §. 1449. breder is gezegt geweest, heeft het gebleken, op wat wyze een wrede ontfleking de roede kan bezetten; waar uit een wonderbare mismaaktheid van het mannelijk lid, en verwringing naar deeze of geene zyde, kromming boven of benedenwaarts, moeilyke pislozing, vinnige pijn, en andere zeer zware kwalen kunnen volgen , zo de aldus aangetaste roede, heel pijnlijk is, moet men in geen twijffel ftaan; maar terftond een tegenvuurige geneeswyze te werk ftellen, of het heet vuur zal 'er in 't kort op volgen; het geene wy van te voren §. 432. gewaarfchouwt hebben, hoe moeilijk het te genezen is. waarommen terftond een ruime aderlating moet doen, welke by nootzaaklijkheidherhaald moet worden; om de roede fchielijk te doen Hinken, in een overhaast geval, wanneer, de ader die langs de rug van de roede loopt, zeer gezwollen was, heb ik dezelve met het lancet doorftoken; terwijl men tevens een aderlating op de arm deed. tegelijk gaf ik een zuiverend afkookfel van tamarinde, fennebladeren, lorkenzwamme, potychrest zout enz.; alle uuren ter gifte van twee oneen; tot dat 'er een overvloedige afgang volgde, byna tot flaauw wordéns toe, en de roede begon te flinken: ik heb de afgang door de kunst met het zelfde middel, maar in kleinder gifte toegedient, eenige dagen onderhouden; 'er heeft begonnen een vloeijing van een groene ftof uit de druipert te Hhhhhh 2 drup-  £8o DE VENUSSMET. §.1460. druppen, en wel in groote hoeveelheid; en dus is de zieke van het aanfiaande gevaar van bederf en verminking der roede, verlost, de roede wierd met zeer zagte Hovingen, met daar by gevoegde tegen het bederf ftrydende middelen, bedekt, gelijk ook de naby gelege deelen; des nagts wierd een pap van foortgelyke middelen bereid geduurig opgelegt (by dit getal vind men in de lyst der geneesmiddelen het voorfchrift); welke uit zuure gekernde melk bereid, krachtdadiglijk alle bederf afweerde; ook wierd 'er wat brandewijn by gedaan, of eenig ander fpeceryagtig vogt, op dat de deelen door de geduurige Hoving niet al te flap zouden worden, want geestagtige middelen zouden nadelig zijn, ten zy dezelve zeer verdunt wierden; waarom men met deeze pap naauwlijks een dertigfte gedeelte driakel brandewijn vermengde, ik heb gezien, dat by een jongeling de roede, op welke een onvoorzigtige en onwetende baardfchraper , die namentlijk de druipert zoude genezen, veel brandewijn had gelegt, op een ■ vreeslyke wyze gezwollen is geweest; daar een ander voorzigtioer geroepen kloekmoediglijk de tegenvuurige geneeswyze te werk Helde; uit de roede is meer dan een pond bloed gefpron«ren; waar door de dikte geflonken is, en de volgende dag is een vuile bloederige flijkachtige vloed te voorfchijn gekomen; van welke kwaal de zieke nochtans in drie maanden tijds is genezen geweest. . - . De Haphangende voorhuid, van geene fpiervezelen voorzien, beftaat uit het velletje, en een dunne huid; ook uit een dun celachtige vlies, dat zich gemakkelijk laat uitzetten, dat nimmer vet vergadert, ten zy by de gelubde: het maakfel is geheelvaatachtig en zenuwachtig, 'er ontftaan wonderlyke diktens in het celachtige vlies van de voorhuid, doorfchynende en als opgeblazen, welke het geheele hoofd der roede bedekken, en boven leyer het zelve uitfteken; en als dan word zodanig gezwel^/wwo- fii  5.146b. DE VENUSSMET. 581 fis genoemt; wanneer de gezwolle voorhuid niet agterwaards kan gebragt worden, nochte het roedenhoofd ontbloot; maar wanneer de voorhuid, agter het roedenhoofd te rug getrokken, door een diergelyke doorfchynende dikte opgeblazen, gezwollen is, de roede omtrent het bovenfte van het roedenhoofd met een gezwolle ring omringt, welk geheel buiten deeze ringfleekt, als dan kan de voorhuid niet voorwaards gebragt worden, om het hoofd der roede te dekken; als dan word dit paraphymofis genoemt; waar over van te voren §. 1449. breder is gefproken geweest. In dit geval word de roede gezegt opgeblazen te worden; offchoon de dikte, niet in deszelfs fpongieufe lichamen, nochte in het fpongieufe lichaam der fchaft zit, maar alleenlijk in de voorhuid, zodanige dikte heeft fomtijds plaats zonder eenige ontfleking; en vereischt dus niet altijd een tegenvuurige geneeswyze. het is wel waar, dat zodanige diktens, wanneer zy fterk vermeerderen , het hoofd der roede door het drukken kunnen ontfteken; vooral in de paraphimofis; de vrye uirlozing der pis, en de vloed der druipert, verhinderen; vooral in de phimofis; en dus verfcheide en allerergfte kwalen voortbrengen, welke niet zi^tbaar zijn, dewijl het roedenhoofd niet kan ontbloot worden, nochte de inwendige oppervlakte van de gezwolle, en wonderlijk verwronge voorhuid bezigtigt, waarom men altijd te vrezen heeft: nochtans fchijnt dit te moeten aangemerkt worden; dat, zo men geen hitte, of anderetekenen de ontfleking verzeilende, in het aangetaste deel worden waargenomen, zodanige diktens geen fterke tegenvuurige geneeswyze aanduiden. Tevens blijkt het, dat de menfehen die befneden zijn, by welke de voorhuid agter het bovenfte van het roedenhoofd geduurig getrokken zit, nimmer een phimofis krygen, en zelde een paraphimofis. De phimofis ontflaat menigmaal, wanneer een venuszweer het hoofd der roede, of de inwendige oppervlakte van de voorhuid uitknaagt; en fomtijds ontflaat 'er zo groote dikte, en word de Hhhhhh 3 ge»  vereischte; en dus heb ik verkregen, dat die diktens flonkert, de pislozing wederom vry wierd, en 'er een gemakkelyke gelegentheid géboren wierd, om de zweren af te vegen, en de vuiligheden uit te fpoelen; ik heb nochtans alleen zagte middelen gebezigt, vrezende, dat, door fcherper middelen te gebruiken de kwaal zich zoude vernieuwen, het is voorzigtiger («), dat de zieke, zo de ziekte van gewigt is, te bedde leggen, op de rug, ftil en gerust zy, zo om de middelen met meer gemak toe te kunnen voegen, en te behouden; als wel meest om de roede tegen de buik te kunnen vast maken; het geene in alle genezing van dezelve nodig is, gelyk Celfus waarfchouwt (b), die deeze ziektens gezien heeft en befchreven, maar niet van de venusfmet ontftaan, over welke hier word gehandelt. zo de roede door ontfleking gezzvollen is, en de voorhuid niet agter of wederom voorwaards kan gebragt worden, moet de plaats veel met warm water geftooft worden enz.; en die mensch moet zich inhouden, en van fpys onthouden, en zyn dorst alleen met water lesfchen. dus gebied hy, na een zagte ftoving met water, en zeer dun voedzel, ook met gezveld te beproeven, of de huid zich laat leiden, en zozy zulks (z) Aftruc de Morbis Vener. Lib. III. Cap. VIII. pag. 261. OO Ibidem pag. 260. O) Lib. VI. Cap. XVIII. pag. 393.  o34 DE VENUSSMET. J. 146-0. zulks niet toelaat, zal de voorhuid zagtjes met een pennemes moeten doorfneden worden, want wanneer de bloedige etter zal uitgevloeit hebben , zal die plaats /linken, en de huid gemakkelyker geleid -worden. Maar hoewel de phimofis en paraphimofis, gelyk van te voren is gezegt geweest, dikwerf zonder venusfmet by onnozele kinderen plaats heeft, gaat zy eventwel dikwils van een verzwering verzeld, het zy door de wederhoude pis tusfchen de klemmende voorhuid en het hoofd der roede, het zy door een uitwendig kwetfen door wryving, kneuzing enz.: want Celfus (e) voegt 'er het volgende by : maar het zy dezelve aldus zal overwonnen zyn, het zy dezelve nimmer tegengefireeft zal hebben, zalmen eventwel zzveeren vinden, zo verder op de huid, als op het roedenhoofd, of over het zelve op de roede, daar op haald hy verfcheide middelen aan om deeze zweeren te genezen. Zode ontfleeking voorde bekwame te werk gefielde middelen niet wykt, en men door de zwelling van de voorhuid de drukking en verftikking van het hoofd der roede hebben te vreezen, hebben de Schryvers geboden, dat men met een fchaar of pennemes, de voorhuid aan beide, of aan een zyde van het roedenhoofd zoude fplyten (d), om deeze klemming los te maaken. de zeer vermaarde Aftruc acht dit zo zwaar niet , daarom heeft hy gewild, dat zulks metjeen fchaar, of pennemes, naar goedvinden kan beproeft worden, het pennemes fchynt nochtans de voorkeur boven de fchaar te moeten hebben, om dat deeze meer of min onder het fnyden kneust, maar de ontfloke plaats , en die zo gevoelig is, te doorfhyden , verwekt de hevigfte pyn, en die niet terftond na het fnyden verdwynt; ja men mag met reede vreezen, dat de ontfleeking onmatig toe zal neemen ; het geene my bekend is gebeurd te zyn. want §. 405. is beweezen geweest, dat de ontfloke plaats met gevaar, en zonder nut word doorfneeden. Ik (cj Lib. VI. Cap. XVIII. pag. gM* 00 Aftruc de Morb. Venerea Lib. III. Cap. VIII. pag. 263.  $. 14.6b. .DE VENUSSMET. 985 Ik beken ongeveinst, dat ik nimmer aangeraden heb de voorhuid te fplyten, wanneer zy met een hevige ontfioke dikte bezet was, ja, het verhindert te hebben , wanneer het in myn magt was. ik heb door kloekmoedig de tegevuurige geneeswyze te werk te ftellen, altyd kunnen verkrygen, dat de dikte Honk, en de geneezing 'er np volgde, maar wanneer de voorhuid fterk gezwollen is, en niet ontftoken, of ten minfte maar zagtjes, heb ik de azyn van glit, met twee honderd deelen verdunt," als een ftoving, met goed gevolg gebruikt, indien zodanig geval gebeurde, dat door de groote zwelling de verftikking, of onderdrukking der pis te vreezen ftonden, als dan zoude een diepe infiiyding boven de manier van Celfus de voorkeur moeten hebben , van welke zo terftond is gefproken geweest, dewyl hy alleen maar de bovenfte huid doorfneden heeft willen hebben , op dat de plaats door het uitvloeijen van de bloedige etter flinke. De zeer vermaarde Alexander Monro (e) heeft fommige geneeskundige behandelingen verzamelt, welke buiten verwagting zyn voorgevallen, en onder deeze is de volgende : Een gezond man, van een middelbare ouderdom , had een kneuzing aan het einde der roede gekreegen : het gedeelte van de voorhuid, dat de band van het roedenhoofd'uitmaakt, zwol tot een groote cryftallyne dikte op. men lag op de plaats fpeceryachtige ftovingen en berokingen; men gaf zuiverende middelen, zonder dat de dikte afnam, men ftak een dunne feton door het gezwel, op hoop, om een weg te banen voor het uitzettende, waterige vogt, en een zagtaartige verettering te verwekken, de uitkomst heeft de opgevatte hoop bedrogen,"want 'er volgde een fcherpe pyn , en hevige ontfteking , zo dat men de feton heeft moeten uithalen , en een verzagtende pap 'er op leggen , uit melk en brood gereed gemaakt, de volgende dag was de dikte veel geflonken, de andere dag geheel verdweenen ; en heeft zich niet wederom vertoont. Zo O) Medic. EiTay and Obferv. Vol. V. Part. II. No. 47. pag. 494. Vyfde Deel. Iiiiii  DE VENUSSMET. 5-1460. Zo een ligte doorfteeking van de gezwolle voorhuid , door een feton gemaakt, een fcherpe pyn veroorzaakt heeft, en een hevige ontfleking, fchynen 'er noch erger kwaaien van een diepe ininyding van zodanige dikte te vreezen te zyn. Somtyds is het gebeurt, dat de ontftokene diktens der roede, met overvloedige aderlatingen behandelt, alieen maar gedeeltelyk wierden ontbonden, en 'er iets knoestachtigs verhard overig bieef. maar dit gebeurt voornamentlyk, wanneer, de kwaal nu afneemende, de geene die voorzorg wülen gebruiken voor deilapbeid aan deeze deelen eigen, en door Hovingen en verzagtende pappen geduurig gebruikt, vermeerdert, met een ruimer maat o-eestachtige middelen gebruiken, de voorhuid is geduurende het geheele leeven zo dik en harder als leeder gebleeven , wanneer een man uit onvoorzigtigheid, buiten raad van een Geneesheer, de gezwollen voorhuid met gecampherde brandewyn had geftooft, wanneer de kwaal noch versch is, zal zy verbeterd kunnen worden; ja en fomtyds volkome geneezen; zo zy des nagts met zes deelen wyn en water, en een deel azyn geftooft word, by ieder twee ponden van zodanige ftoving een drachma ammoniac zout gevoegd word. des morgens moet na een zagte wryving , het deel met een 'flympleifter, of vangeele fteenbreekbedekt worden, zodanige gevallen zyn niet zeer zeldzaam, de vermaarde de la Peyroiiie heeft verfcheide maaien opgemerkt , dat zodanige verhardingen in de fpongieuze lichamen der roede, de krachtdadigheid van het kwikzilver tegenftand boden , maar , alle befmetting der venusziekte eerst vernietigd zynde, weeken zy gelukkig voor de baregiaanfche baden, vooral wanneer zy lang genoeg uitwendig gebruikt worden; men meent, dat het gebrek van deeze wateren door de loog van de asfche van nieuw hout kan vervangen worden (ƒ> (ƒ) Mem. de 1'Academ. de Chirurg. Tom. U pag. 428. &c. §.1461.  $.1461. DE VENUSSMET. 9B? ■$. 14.61. T^e venusbuil word weggenomen > mét door byzondere pleifters te verlpreiden; te veretteren, zo deeze van geen nut zyn: en geopent zynde te zuiveren. Van te voren §. 1448. is over de venusbuil gefproken geweest en de tekenen opgegeeven, aan welke men dezelve van andere gezwellen kan onderfcheiden, welke de liesfen bezetten en ibmtyds in andere ziektens voorkomen. Men heeft fomtyds waargenomen, dat de venusbuilen voor ontbindende middelen gemakkelyk weeken; eventwel blyven zy dikwils langen tyd zitten , vry langzaam tot de verzweering overhellende, langz'aam ryp wordende, en tot vry moeilyk te geneezene zweeren ontaartende ; welke geen kleine verdrietelykheid baren, fomtyds worden zy knoestachtig verhard de allerbeste middelen zelfs tegenftand biedende. De verfpreiding der venusbuil, word van veele gewenscht zo zy kan verkreegen worden ; maar dewyl de venusfmet in de venusbuil plaats heeft, daarom zyn veele voor een onfeilbare venusziekte bevreesd geweest, zo de befmetting, door het gezwel te verfpreiden, met het bloed vermengd wierd. Antonius Mufa B-rafavolus (g), die eerryds een groote naam heeft verkreegen in de geneezing der venusziekte , ftaat in twyffel, of zodanige verzweering niet. onryp moet geopent -worden , dan wel of de volkome ryp-wording moet afgeivagt -worden? ik heb liever altyd de onrype willen door fnyden"; maar nochtans niet die ten eenemaal onryp -was, op dat 'er 'door de pyn geen ontfleeking ontfla: ja, de injhyding zoude zelfs goed zyn, zo zy gedaan wierd voor dat 'er etter was gevormt. want bet is niet kwaad, dat 'er eenige pyn plaats hehbe, door welke (gj Aphrodifiac. pag. 684. Iiiiii 2  986 DE VENUSSMET. §.ia6u ke de ftof naar de plaats word getrokken , en heen hopen ; de, zweer naderhand, zo veel meoglyk, open gehouden worden, naderhand zyn veele niet alleen van het zelfde gevoelen geweest, maar hebben de harde' ontfloke venusbuilen doorfneeden, tot groote pyniging van de lyder, en dat volgens de geheele langte van het gezwel; om zo veel te fchielyker een weg te baanen , langs welke het ontfange vergif konde uitgaan, eventwel heeft Brafavolus geboden zorg te dragen geen venusbuil, noch ten eenemaal onryp, door te fnyden; offchoon hy niet gewild heeft, dat men de volkome rypheid van het harde gezwel zoude afwagten. Ter plaatfe, waar Galenus over de geneezing der ontfteeking, welke in het klierachtige vleesch ontflaat, handeld (h), veroordeelt hy de verhaaste opening van zodanige gezwellen , ten zy, dat 'er eenige aanpierklyke etter ftof in het zweeren de gedeelte bevat is, is bet niet goed (bet geene fommige doen) vroeg te doorfnyden, maar de verfpreiding door hier toe bekwame middelen te beproeven, welkers nut uit de werking afgeleid word. want zo 'er eenige ontfteeking in het deel overig blyft , prikkelen de fcherpe middelen eerder, dan datzy verfpreiden. maar wanneer h'et geene uit de ontfteeking overig is, knoestachtig verhard fchynt, gebruikt als dan met vertrouwen fterkwerkende middelen, hy beveelt, des morgens en 'savonds de aangedane plaats zorgvuldiglyk te belchouwen, om, naar vereisch van zaak en, verzagtende middelen op dezelve te leggen, zo de plaats zeer gezwollen of rood is, of pynlyker word, en in het tegendeel fterker middelen te gebruiken, zo die ontfteekingen meer knoestachtig verhard zyn , ten zy de hoeveelheid der etter de middelen overtreffen, en zy niet ten eenemaal fchynen verdreeven te kunnen worden, moet het geene dus verzwooren is, op die plaats vooral doorfneeden worden , alwaar zy het meest zit; want daar zult gy de huid ook het dunfte vinden. Ik Qi) Method. Med. Lib. XIII. Cap. V. Charter. Tom.X. p,aQ8.  §. ia6i: DE VENUSSMET. 089 Ik weet wel, dat de geene die van een ander gevoelen zyn tegen kunnen werpen, dat Gaknus de venusziekte niet gekend heeft; en dus die vermaningen van de geneezing der lasbuilen, van geene de minfte achtbaarheid zyn in de behandeling van de venusbuilen; dewyl in dit geval voornamentlyk vereischt word, dat het ontvange vergif, in de lasbuil zittende, zo dra mooglyk uit het lichaam worde verdreeven, en ter deezer oorzake de plaats hoe eer hoe liever moet doorfneeden worden, maar dat befmettende zit in het harde gedeelte van de venusbuil , even eens als in dat gedeelte , dat reeds begint te rypen; of ook in die weinige etter, die reeds gevormd is, en welke, te lang daar gelaten, allengskens dat harde omringende, zoude ombonden hebben, en in etter verandert, maar wanneer de lasbuilen vroeg doorfneeden worden, maakt de bykomende lugt, de ryping moeilyker, en dit harde blyft langer zitten, en ontaard niet zelde tot een kno'estachtige verharding. Fallopius vaart fcherp uit tegen de geene, die de onrype venusbuilen doorfnyden (/); maar hy beveelt de rype volgens de geheele langte van de lies te doorfnyden : hy pryst nochtans meer een brandmiddel, om dat wy door dat veel van de huid wegneemen, en de zzveer word wyder, en 'er blyven geene holligheden ever; namentlyk boezemhollen, enpypen, die ten hoogfte moeilyk zyn te geneezen. om de zelfde reede heeft hy niet gewild , dat de reeds rypgeworde venusbuil toe zoude blyven, tot dat de bekleedzelen van zelf open gaan door de bloedige etter, met verfcheide en kleine openingen uitgeknaagt; waar doormen van o-elyken voor pypzweeren te vreezen hebbe. diergelyk heeft ook Botallus (Jt) aangeraden. Want 'er zyn zeer zwaare kwaaien van de venusbuilen, en de pypzweeren daar door veroorzaakt, te vrtezen,* zo zy diep info. CO De Morbo Gallico Cap. XCI. Aphrodif. pag. 8al. (Je) Aphrodifiac. pag. 873. 874. Iiiiii 3  f,po DE ' VENUSSMET. J.i^r, lopen, zodanig, dat zy nietten eenemaal doorfneeden kunnen worden, want de etter word fomtyds vry venynig, en veroorzaakt het heet vuur, naar de buik voortkruipende; fomtyds bok heeft de fchenkel-flagader van dusdanige etter uitgeknaagt, fchielyk een dodelyke bloedftorting veroorzaakt, de vermaarde Goulard heeft op deeze wyze twee Soldaten zien fterven f7). aangezien dierhalve de zeer vermaarde mannen Boerhaave en Aftruc, en verfcheide andere, de opkomende venusbuilen hebben beproeft te ontbinden, en , zo dit niet gelukte, de onrype, harde, ontfloke, tot de verettéring gebragt hebben, de venusbuilen nimmer hebben doorfneeden, kan ik, de voetftappen van zo groote mannen drukkende , de geneeswyze van hun, met myne eigene waarnemingen bevestigen. Ik heb getragt de noch versch, en fiiet te groot zynde venusbuilen , met krachtdadige pleifters te verdryven, welke de gomgalbanum, ammoniac, ftagapeen, en foortgelyke, bevatten; waar van veele in de winkels te vinden zyn, welke van deeze elk in 't byzonder, of te zamen vereenigt, hun naam hebben bekomen, en uitneemende krachten, tot het zelfde einde word de in de winkels zo genoemde emplaftrum de ranis aangepreezen ; vooral die, waar het kwikzilver bygevoegd word, en wel fri onderfcheide hoeveelheid; waarom zy genoemt word emplaftrum de ratiis cum mercurio , diiplicato , triplicato , enz. nochtans moet men waarfchouwen, dat deeze pleifters niet zeide de kwyling verwekt, zo 'er al te veel kwik meede vermengd is; het geeneniet altyd vereischt wordende, moet men hier voorzigtig meede re werk gaan. Meestentyds worden de venusbuilen niet gemakkelyk ontbonden , en , worden , wanneer de verettering vereischt word , moei- 00 Remartpies & Qbiervat. prat. fur les.Malad. Vener. §. jyc. pag. ic-6. <  DE VENUSSMET. 99t moeilyk totrypheid gebragt; daar uit zien wy, dat bynaailezodanige middelen hebben gebezigt, welke vast aan de huid kleven, en ook een genoegzame ïpeceryachtige, en ontbindende krachtdadigheid bezitten; om welke zy met nut op andere hardnekkige gezwellen gclegt worden : de boomgommen bezitten beide de krachten, gelyk ook de fchoenmakers pik; maar het is goed eerst de haairen van de liesfen af te fnyden, op dat zy geen groote moeite veroorzaken , wanneer de pleisters vernieuwt moeten worden, twee voorfchriften van zodanige pleisters vind men in de lyst der geneesmiddelen by dit getal befchreven; in welke men moet aanmerken, dat 'er veel bloem van zwavel by word gedaan, en, dat in de eene de loodjuiker omtrent ^ van 't geheel uitmaakt, in de andere, dat de pik voor voet heeft, alleen maar van 't geheel deeze zelfde loodfuiker uitmaakt; welke, gelyk bekend is, uit het zuur van de azyn, lood, en deszelfs kalk , bereid word. Het algemeen gevoelen was, dat 'er een bloedftempende kracht in de loodfuiker was; daarom hebben veele deeze voorfchriften verworpen; maar Goulard' (m) heeft met de beste uitflag een ontbinding van lood in azyn, die zeer doortrokken was, welke hy het uittrekfel van lood noemt, tot de genezing der venusbuilen gebezigt. hy verdunde dit met tweehonderd deelen zuiver water, en gebruikte het tot een Hoving (hy noemde dit mengtel aqua vegeto mineralis), of kookte in het zelve brood tot een pap; ook maakte hy uit het looduittrekfeleen waschpleister. dusdanige middelen lag hy op de venusbuilen en zy wierden ontbonden , offchoon zy van een groot beflag waren , en men duidelyk een vlotting in dezelve voelde, de etter in menigte door de gaten van de geheel, blyvende huid zwetende, welke daaglyks het ge- (m) Ibidem Cap. III. pag, 99, m, &c.  m DE VENUSSMET. §. 1461. geheele beflag bevestigde (»)• hy bevestigt de waarheid hier van door geloofwaardige getuigen. Zo de venusbuil hardnekkig weerftand bied aan de verhoopte ontbinding, moet men bedagt zyn om de verettering voort te zetten, welke middelen vereischt worden, om de zweer tot rypheid te brengen, is §. 403. gezegt geweest, alwaar over deeze zaak gehandelt wierd. maar men verkiest zodanige middelen, om de venusbuil te rypen, welke krachtig verzagten, en door een matig verwarmende prikkeling het opgeftopte ontbinden, in de lyst der geneesmiddelen by dit getal vind men een voorfchrift van een tot etter brengende pap, welkers voet zagte rypevygenzyn, die lang agter een in water moeten gekookt worden, tot dat zy jn een pap veranderen , waar by men honing doet, ei) gom gal' banum, eerst in de doijer van een ei ontbonden, op dat zyzeer evenredig door de geheele pap heen kan verdeeld worden, het best is, indien zodanige pap op de bloote huid word gelegt, en dan met een ftuk van een varkensblaas worde gedekt, welkers oppervlakte, zullende zeer naby de pap zyn, met amandelolie word beftreken en gewreven, om zagt te worden, dus verhindert men, dat de vochtigheid van de pap, en de welriekende kracht van de galbanum, ligtelyk door de warmte van het lichaam naar buiten worden verdreven, maar werkt uit, dat zy geduurig op de venusbuil werkten, dus zalmen veel fchielyker de rypwording vei krygen; en tevens zal men voorkomen, dathethembd, ■ en het linnen van het bedde zo ligtelyk befmet -worden, men vernieuwt zodanige pap des morgens en des avonds. Het is ligt te zien, dat men volgens de inrigting deezer pap verfcheide foortgelyke, met de middelen in dezelve komende te veranderen, kan te famen ftellen, die de zelfde kracht hebben.' wanneer de venusbuil ryp is, bereid men dcor het fnyden een weg (») Ibidem pag. 118. 119.  DE VENUSSMET. 993 weg voor de bevatte etter, op dat zy niet alleen onverhindert uit kan vloeijen, maar op dat 'er ook een gemakkelykegelegentheid zy om onderfcheide middelen tot de bodem van de venusbuil te doen komen , welke dikwils vuil word bevonden , en zelfs fcherpe afvegende middelen vereischt, om gezuivert, en dan genezen te kunnen worden. Dit is de reede, waarom de verzagte venusbuileerder volgens de geheele langte word doorfneden, dan wel dat zy alleen maar met een kleine opening word doorftoken dit gedaan zynde, onderzoekt men zorgvuldiglyk, met de vingers drukkende de nabuurige plaatfen, of 'er iets bochtachtigs of pypachtigs in de omtrek van de zweer voorkomt, op dat ook dit doorfneden worde, zo zulks veiliglyk kan gefchieden, en dus de genezing zoude verhaast worden, welke anderfints in 't lange gerekt word. Men voegt gewoonlyk de grond van de zweer metvoorzigtigheid fterke zuiverende, ja zelfs uitknagende middelen toe, op dat 'er fomtyds een ligte korst ontfta, welke, de verettering toenemende, gemakkelyk afgefcheiden word, en de grond zuiverder laat. zo eenige plaatfen reeds zuiver zyn, worden zy met een zagt ettermakend middel gedekt, terwyl in de overige, die nog vuil zyn, fcherper middelen worden geftrooit. zodanig poeder word in de lyst der geneesmiddelen by dit getal befchreven ; dat uit twee oneen fyn geftampt ivaterlook, twee drachmen witte vitriool en aloës beftaat andere hebben nog fcherper middelen gebezigt, uit de nedergeftote kwikmiddelen, de vermaarde Graslinis heeft een verhandeling uitgegeven over de voortbrenging van de etter, welke de Koninglyke Hoogefchool der Heelkunde bekroont heeft; en hier heeft hy aantekeningen by gevoegt; alwaar hy (oj het volgende getuigt: dat de venusbuilen, dïe moeilyk tot de verettering over gaan, door een korstmakend'middel'van de opgebeve kwik, in zeer korten tyd tot een etterachtig waterig bloed verfmelten, beeft de ondervinding geLerd hier is nochtans veel voorzichtigheid nodig, om dit middel behoorlyk, zelfs uitwen- (c) pag. 100. Vyfde Deei,. Kkkkkk  994 EE VENUSSMET. 5.1461, wendi-, toe te dienen : by Degner leest men een vreeslyk geval ?*?in de verhandeling byde bdchryvmg van delMeuwmecg che le loop gevoegt, alwaar een alleronbelchaamdfte kwakzalver Adelvke vrouw, die een dikte in de dye had, aangeraden Wfr een" brandpleister op de pyn-lyke plaats te leggen, welke, de zaak naderhand onderzogt zynde , veel opgeheve byiende Svvik ovevftrooit had: tot driemaal toe heeft zy zodanige pleister nn^eWt, door het aanraden van die allerfloutfte deugniet; waar 5nnr de ellendige zieke, na ondraaglyke fmerten te hebben uitcpftaan en na dat 'er een onmatige kwyling ontftaan was, ver, fl-il t is éefturven. ik ben verfchrikt geweest, wanneer ikbyA//1 *L over de genezing van de venusbuil fchryvende, las, ff hv in 'de reeds open zynde lasbuil fomtyds een poeder firooide Van rottekruid en oprement. het afkookfel van het rottekruid word zekerlyk van fommige aangeprezen tot het genezen van de fchurftheid, om met het zelve enke te wasfen twee SoWaaten, Sn een oud wyf het afkookfel van het rottekruid bekomen heb. ïpnde hebben met het zelve alle de met de fchurftheid befmette Stfen van het lichaam gewasfen; welke met dit wasfen wel >s ïèrdweenen; maar de teeldelen van beide zyn van zo zivaareontilVkintr en opzwelling aangetast, dat het vreeslyk was om te zien, waar by ondraaglyke pynen, een hevige koorts dorst, (lapeloos. Zid eevoegt waren; en de geheele aangedaane plaats wterdinkorten tyd zo heetvuurig zwart, dat ik bezorgt was voor een volkome Wnno7df zorgvuldigheid van Degner, verkreeg men een affchei. „ I het verfturvene, en de ellendige wierden allengskens ÏLrftpld intusfehen hadden zy de teeldeelen niet met dat afkook» ? 1 apwasfen maar de andere fchurftige plaatfen van het lichaam, wat zoude niet te vrezen ftaan, zo de verzwore oppervlakte van rd) De Dyfenteria biliofo-contagiofa pag. 034. & feq. De Morbo Gallico Cap. XCf, Aphrod. pag. 8ai. £r) Degnerus de Dyfenteria biliofo - contagiofa pag, 214. fty  §.i46i. DE VENUSSMET. m de doorfnede venusbuil met het poeder van het rottekruid befiiooit wierd. De geopende lasbuil moet wel menigmaal gelyk een vuile zweet behandelt worden, om dezelve te zuiveren, en toi een lidteken te brengen ; maar dit zal met veilige middelen kunnen verkregen worden , op dat het heil van de zieke, en de goede naam van de Geneesheer, niet in gevaar geraken. Voor 't overige, is een lasbuil, zo zy van een bekwame hand behandelt word, byna zonder gevaar, oifchoon zy fomtyds door de langwytrge genezing geen kleine verveeling verwekt, zo de lasbuil, door een verdagte onlangfe verzaming, na venuszweeren der teeldeelen. of na een die te fpaarzaam loopt, of die zonder goede tekenen ophoud, onrftaat, kan men op een gelukkiger en konftnndiger genezing hopen, want de vloed der druipert toenemende, de venuszweeitjes veel waterig bloed uitwerpt nde, heb ik zo menigmaal de begin nemende venusbuil zien flinkjn, zonder dat.de venusziekte 'er op volgde tevens fielt men da,c geene, zo wel in de fpys, als in de bnikzuiveringen, te werk, dat in de genezing van de druipert §. 1458 aangeprezen is geweest. Maar wanneer de venusbuil kwalyk behandelt is , zy , offchoon ook de beste middelen langen tyd gebezigt wierden , onveraiukrt gebleven is , en groot van omtrek is , als dan .vereischt zy de genezing van de venusziekie, gelyk §. J467. zal gezegd worden; vooral, zo 'er teyens andere tekenen van een gevestigde venusfmet armwezende zyn. zo zy tor eenknoescachtige verharding ontaard, wederftaat zy fomtyds hardnekkig de kwikkwyling. zo de venusbuil noch maar niet verfteent is, ftclt de-zeer vermaarde Jpruc zyn hoop Cs), in d.- venusbuil, met badwateren her-haalde reizen te befproeijen., de ziekehke Mes onder de drup van het vloeijende water [tellende, dan daaglijksph h 0) De Morb. Vener. Lib. III. Cap. VI. pag. 236. Kkkkkk 2  9o6 DE VENUSSMET. §. 146*1:1462. de kïey, welke zich op de r.rond van het water verzamelt, op de dikte te leggen, op dat het ge/lolde zenuzvwater allengskens /biel' te, en eindelijk worden ontbonden enz.; nochtans moet men voorzigtiglijk te werk gaan; en, zo de lasbuil daar door begint te verdunnen, heet en pijnlijk te worden, moet men ter/lond met het gebruik van het bad ophouden, op dat het knoestgezitel niet tot een kreeftgezivel overga, by heeft de baregiaanfe baden boven de andere verkozen; welkers gebrek, gelyk ik by een andere gelegentheid gewaarfchouwt heb, de vermaarde Franfche Heelmeefters zyn van gedagten, dat doordeloogvandeasfchevannieuw hout te kunnen vervangen worden, het is bewysbaar, dat men ook andere baden niet zonder vrucht kan beproeven, eertyds de geneeskunde oeffenende op plaatfen , in welkers nabyheid geene baden waren, heb ik dezelve door kunst getragt na te bootfen, wanneer ik by het vylfel van yzer en zwavel te famen geftampt, water heb gegoten, het geene ik zorg heb gedragen, dat ter hoogte van twaalf voeten op de aangetaste lichaamsdeelen nederviel. en zulks is van een gelukkige uitflag geweest. By een andere gelegentheid §. 122.8. heb ik uit de waarnemingen van Ruysch (t) aangehaald , dat, wanneer een venusbuil doorfneden wierd, een zenuw watervat doorfneden is geworden, waar uit daaglyksch een groote menigte zenuwwater vloeide, die allerervarendfte ontleedkundige, heeft door kusfentjes onder de aangedane plaats te leggen, en met een band fterk gegespt, de beweging van hetzenuwvocht langs de opklimmende zenuw watervaten bedwongen , en heeft die lastige drupping gelukkiglyk genezen. fj. 1462. T"\e gezwolle teelbal moet met foortgelyke -I—/ middelen geftooft worden (1460.): zo de nood dringt, moet een aderlating gedaan worden op de -arm; ook verligten met een pleister op de teelbal te leggen; tot -dat Zy volkome tot de natuurlyke ftaat wedergekeerd is. Van CO Obferv. Anatom. Chirurg. N°. 41. pag. 40.  §.1462. DE VENUSSMET. 99? Van te voren §. 1450.," is over de zwelling van de teelbal, in de venusziekte, of ten minfte door de befmetting der venusziekte ontftaan , breeder gefproken geweest : toen heeft het gebleeken, dat, zal zodanige zweliing van de teelbal voortgebragt worden, 'er niet altyd vereischt word, dat de venusfmet, tot in de zelfftandigheid van de teelbal zelve doorgedrongen hebbe, maar dat het genoegzaam is, zo de vrye uitgang van het vogt, door het wonderlyk maakzel der teelbal bereid," door eenige oorzaak is verhindert geweest, tevens is aangeteekent geweest, dat de zwelling der teelbal meest van al op de onderdrukking der druipert volgd, of wanneer dat zy fpaarzamer als naar gewoonte vloeit, gelyk ook op het onvoorzigtig gebruik van fcherpe heete pisdryvende middelen, waarom ook , de zieken, wanneer de vloed der druipert "wederom komt, zich van het gebruik van prikkelende pisdryvende middelen onthouden; gelyk zyn de gezwavelde balfemen, de vlugge olie van terebinthyn, enz.: de zwelling van de teelbal flinkt gewoonlyk in korten tyd, en word geheel geneezen, zo voorde nieuwlings ontftane kwaal de behoorlyke geneeswyze gebruikt word, maar anderzints heeft men voor de ontfteeking en alle deszelfs gevolgen te vreezen. Wanneer dierhalve de teelbal begint te zwellen, de dikte fchielyk toeneemt, op het gevoel heet is,, de huid van de bakak gefpannen en rood is, de koorts aanwezende is, moet men ten eerfte met een ruime aderlating te hulp komen; welke ook moet herhaald Worden , tot dat de toevallen zeer verminderen, als dan geeft men een genoegzaam werkend tegenvuurig zuiverend middel ; waar van verfcheide voorfchriften in de lyst der geneesmlddelenby verdeeling §.396. N°. 2. worden gevonden, alwaar over de geneezing van de ontfteeking word gehandelt; de balzak word met allerzagtfte ftovingen omlegd, in welke by ieder pond een drachma ammoniac zout, en een of twee oneen azyn , gedaan word. Sydenham (11), gebruikte dezelfde handelwyze, offchoon het (u) Epift. II. Refponf. pag. 425. Kkkkkk 3  998 DE VENUSSMET. §.1462. het gezwel wat ouder was: én ik dtlrf gerustelyk, op wat tyd van het beloop der kzvaal negen , of tien oneen bloed uit die arm laten aftappen, die aan de zelfde zyde is van de gezwoUe teelbal, zo de grootte van het gezwel, en de hevigheid der pyn , my zulks aanraden, want men moet de ontbinding der gezwolle teelbal op allerlei wyze beproeven , om de andere uitgangen der ontfteeking, die biei dikwils gevaarlyk zyn, en altyd moeilyk te geneezen , voor te komen, waarom Sydenham ouk de ftovingen uit verzagtende middelen bereid, met de bladeren van bilfem kruid, aan» pryst, welke de fcherpe p\nen, die de zwelling der teelballen zo menigmaal verzeilen, door een plaatfelyke oplegging, gelukkiglyk-verzagren. hy lag een pap van water en azyn en boonmeel op de dikte, tevens gebruikte hy buikzuiveringen en verkoelende middelen, èn een dun voed/el om de ziekte te verdry ven. door veel verdunde falpeterachtige uitmelk in gen te drinken , korüt men de oprigting der roede voor, die hier te vreezen is. Her gewigt v?n de gezwolle teelbal, rekt de zaad ft ren g, en verwekt aldus een vry lastige pyn : daarom word bet legden in het bedde vereischt; want dus word de teelbal onderfleunt, de ftovingen gemakkelyk opgelegd, en zullen naar goedvinden gemakkelyk kunnen vernieuwt worden, wanneer de zwelling der teelbal door deeze vermindert , als dan moet de teelbal met een draagband onderfteund worden, op dat de zieken buiten gevaar uit het bedde kunnen opftaan a!s dan word de balzak tevens met een emplaflrum mueilazinum , diapómpholygos enz., gedekt, fziet de lijst der geneesmiddelen by dit getal,) veele gebruiken de emplaflrum de ranis cum mercurio, tot het zelfde einde, of wryven ook de gezwolle teelbal meteen kwikzalf, wanneer men na de nu ve l vermindert zynde ontileeking, voor een knoestachtiie verharding bevreesd is. maar zy gaan met de kwikwryving fomtyds zo lang voort; tot dat 'er een ligte kwyling op volgd , welke het voordeel verbrokt heeft  §. 1462. DE VENUSSMET. 999 heeft (w). andere hebben met een gelukkig gevolg fterke kwik purgeer middelen gebruikt; vooral de turbith minerak; namentlyk wanneer de kwaal noch versch is, en de vrees voor de verettering door de aderlating, en de tegenvuurige geneeswyze , weggenomen is. Zo de opftopping der druipert de zwelling der teelbal voor af gegaan is, heeft men een fchielyke ontbinding te verhopen, zo dra de vloed in genoegzame hoeveelheid langs de fchaft zich vernieuwt; welke dus op allerlei wyze voortgelokt moet worden ; waar over van te voren §. 1458. is gefproken geweest. Ik weet, dat het gebruik van de dolle kervel uit en inwendig van nut is geweest , wanneer 'er na de ontfteeking der teelbal, een verharding overig bleef, by een man, zeveu-enveertig jaaren oud, ontftond door het opftoppen van een druipert, "met ingefpoten te zamentrekkende middelen, onverhoeds een dikte in "de balzak, hard, knoeftig, en grooter dan een mans vuist zynde : de teelballen waren nochtans beide ongekwetst, en gezond, die dikte is hem geduurende anderhalf jaar by gebleeven, te vergeefsch met pleifters , ftovingen, zeer fterke kwikmiddelen, de kwyling zelve, gekweld, men heeft hem het uittrekzel van de dolle kervel gegeeven, de gifte agtervolgens vermeerderende; maar, hoewel de zieke de twintigfte dag een geheel drachma van dit uittrekzel heeft gebruikt, nam men geen verandering in het gezwel waar. de dertigfte dag heeft hy anderhalf drachma van het zelfde middel gebruikt; na drie dagen is de dikte zagter geworden; na andere drie dagen heeft men hem een zuiverend middel toegedient, met zoete kwik vermengd, de veertigfte dag gebruikte de zieke reeds daaglyksch twee drachmaas , en de dikte nam af. met deeze gifte te gebruiken, is hy tot in de vyfde maand voortgegaan , alle veertien dagen een zagt zuiverend kwikmiddel gebruikende; toen is de dikte geheel ontbonden, en de man volkome gezond ■ ge- O) Hoffnu Med. Rat, & Syftem. Tom. IV. Part. V. pag. 184*  iooo DE VENUSSMET. 5.1462.146*3: geworden, edoch hy had ten tyde der geneezing veel afkookzel van kliis wortel gedronken (*}. §. 14Ó3. puisten en zogenoemde kankers moeten A met kwi .middelen tot het leven toe uitgeknaagt worden, worden als dan allengskens met de zelfde zagtere middelen genezen. Op wat wyze deeze gekend, en van andere foortgelyke kwalen kunnen onderfcheiden, worden, is van tevoren 1444. breeder gezegd. Men begrypt ligtelyk, dat, in deeze kwalen te behandelen , groote voorzorg nodig is: want het heeft uit het geene §. 14.4.5. gezegd is, gebleeken, dat de venusfmet in de uitwendige huid zittende, welke een puist of venuskanker voortgebragt heeft, zich uit de aangedane plaats door het geheele lichaam'kan verfpreiden , en allerergfte kwalen veroorzaken. Sommige hebben gelooft, dat de geheele kwaal konde weggenomen worden, indien dusdanige verdagte puist, of zoo-enoemde venuskanker, op eenmaal geheel uitgeroeit wierd; het geene met fterke brandmiddelen beproeft wierd; op hoop, dat het ontfange vergif zelfs te gelyk met de bekleedzelen van het lichaam, waar aan het gehegt is , in een doode korst zoude veranderd worden. Zodanige geneeswyze was eertyds van goed gevolg in foortgelyke kwalen, die niet uit de venusfmet, maarzit andere oorzaaken in de teeldeelen van beide geflagten ontftaan waren Lanfranc, een eertyds vermaard Heelmeefter, die omtrent het jaar 1296. gefchreeven heeft, omtrent twee honderd jaaren , eer dat de venusziekte in Europa bekend was Kx) , gebruikte tot de (*) Anton. Storck de Cicuta Tom. II. pag. 169, 170. O) Le Clerc hiftoke de la Medicine pag. 790.  §•14^3- DE VENUSSMET. icoi de geneezing van de zweeren der roede, een wasfing, die van hem de naam heeft bekomen: dit middel beftond uit een pond witte wijn, een drachma koper groen, en twee drachmaas oprement; het geene een vry fcherp plaatfelyk middel was. andere Schryvers , die foortgelyke kwaaien in de teeldeelen , uit de venusbefmetting ontftaan, behandelen, hebben op diergelyke wyze die befmetting op die plaats getragt uitteroeijen, alwaar zy zich door een puist, of zweertje, openbaarde. Dus zegd Joannes de Vigo (y>, over de geneezing der venusziekte handelende, dat de geneezing plaatfelyk moet zyn: voor eerst tot de oorfprong der ziekte komende, namentlyk tot de puisten, welke gewoonlyk in de roede voorkomen; zeg ik, dat, de plaats daar deeze puisten, (gelyk boven gezegd is,) niet anders als uit haar eerfle oorzaak voortkomen, zonder eenig tydverzuim met een fcherp geneesmiddel, dat derzelver kwaadaartigheid dood, moeten uitgeroeit zvord en, op dat daarvan daan derzelver kwaadaartigheid niet door het geheele lichaam verfpreid worde. Edoch zyn wy nimmer voïftrekt zeeker, of de ontfange befmetting in deeze enkele puist of zweertje zit; want het heeft ligtelyk kunnen gebeuren , dat een gedeelte van de befmetting, door de opflurpende aders opgezogen, de vogten reeds befmet heeft ; terwyl een ander gedeelte , 'in de vaten , of blaasjes der huid, ingewikkeld, een plaatfelyke kwaal voortbrengt. Want'uit het reeds gezegde heeft gebleeken, dat de venusfmet het gantfche bloed menigmaal befmet, hoe wel zich nergens eenig gebrek in de huid openbaart; en, dat zich alleenlyk maar na eenigen tyd vlakken en puisten op de huid vertoonen, dikwils met groote verlichting der fmerten, met welke 60 Aphrodifiac. pag. 452. Vyfde Deel. Llllll  1002 DE VENUSSMET. ke de ellendige gekweld worden , door dien de kwaal zich door verplaatfing naar de huid heeft ter nedergezet, maar offchoon 'er eenige hoop was , van de op een plaats vast zittende befmetting , wanneer het overige lichaam nog onbefmet is , te gelyk met etn gedeelte der bekkedfden , waar in zy zit, met een bytend middel te kunnen vernielen, zalmen dit geluk geenfints kunnen verwagten, wanneer de zelfde befmetting, met de vochten van het lichaam door de vaten vloeijende , naderhand door verplaatfing na de huid ter neder gezet puisten en venuszweeren voortgebragt heeft, want het heeft uit het geene §. 1442. gezegt is, gebleken, dat fommige puisten en venuskankers uit de plaatfelyke toevoeging van de befmetting ontftaan; anderfints uit de kwaal door verplaatfing na de huid ter neder gezet; en als dan kan men zich nimmer o-erustelyk op de plaatfelyke middelen verlaaten. Joannes de Vigo heeft dit ook onderfcheiden (z), wanneer hy by reeds gezegde voegt: anders zoude men moeten handelen, zo de voorzeide puisten uit een voorgaande oorzaak ontftonden; om dat de plaatfelyke hulp (ten zy door een algemeene zuivering) voor de zuivering van het lichaam, niet door geregeld te werken, zoude moeten toegevoegt worden, ja zelfs fchynt het, dat het uitknagen van de venuskankers tot het leven toe doorknagende middelen dikwils van een ongelukkig gevolg by deeze Schryver is geweest : want hy bekend , dat deeze uitknaging fomtyds heeft moeten herhaald worden; om dat deeze puisten fomtijds genezen-wier' den , en wederom opbarsten, van kzvaad vleesch verzeld; waarom het der moeite waardig is gezveest, de geneeswyze menigmaal ie vernieuwen. Wanneer deeze uitknaging beproeft word , ontflaat 'er een korst op de aangedane plaats, waar onder menigmaal de ontfange be- O) Aphrodifiac. pag..452.  $.1463. DE VENUSSMET. 1003 befmetting zit, welke van de aders opgezogen, het gantfche lichaam befmet, en zich in korten tyd op verfcheide plaatfen van het lichaam openbaart, het heugt my, dat zulks een zeer gezond jongeling overkomen is, die na een onzuivere verzaming een venuszweer op de uitwendige huid der roede had gekregen, een Heelmeefter heeft de aangedane plaats met de lapis infernalis geraakt, een fchielyke en zekere genezing belovende, door de plaatlelyke uitroeijing der kwaal, maar deeze geneeswyze heeft een geheel ander gevolg gehad: want na vier dagen wierd het geheele aangezicht met lelyke wratten befmet; welke een weinig daar na zich ook over het geheele lichaam heen verfpreiden; tevens wierd hy ook met nagtpynen in de léde-maten gepynigt; hy heeft begonnen pyn in de keel te krygen ; waar door de ellendige zieke°voor alks kwaads bedugt, een vry ftrenge kwyling ondergaan heeft, om tot in de grond genezen teworden. ook heeft /'"/go (aj na de uitknaging van 'foortgelyke venuspuisten dusda nige ongelukken gehad: want hy bekend, dat, offchoon hy op zyne wyze, de kwaadaar tigheid der zweer en puisten, door de verzwore plaats te dooden, of de puistachtige tot de veretteringvan een goedaartige ftof, en de zuivering der plaats, met zuivering van "veele ftof en gebragt had, nochtans, de fchurftige en verzwore* en wratachtige puisten zich na de vehnaking fomtijds over het geheele lichaam verfpreiden. waarom hy baden, fmeringen , en andere middelen heeft moeten te werk ftellen; en, om dat dusdanige ziekte fomtijds nergens gewoon is naar te lui fleren, vooral naar het zveg nemen der pijn, daarom moet men , wanneer die ziekte met zyne pynen en puistjes door de voorzegdegeneeswyze niet kan uit de zveggeruimt worden, tot verdere middelen overgaan; vooral tot de befmeringen en waschzalven, in welke" het kzvikziher komt. Uit dit alles blykt, dat 'er groote voorzorg nodig is, wanneer men de uitdoving en uitroeijing van het ontfange venusgif, door uitknagende middelen beproeft, plaatfelyk op die p'aats gelegt, alwaar men gelooft, dat de befmetting alleen zit. Botallus (b) be- (d) Ibidem. O) Aphrodifiac. pag. 870. Llllll 2  io ©4 D E VENUSSME T. bekend ongeveinst , dat hy nog jong zijnde , en in naarvolging van andere, fcherpe knagende middelen gebruikt heeft; maar ouder geworden, en door de beoelfening der kunst voor zigtiger geworden zijnde, van gevoelen is verandert, want hy heeft geleerd, dat deeze toegevoegd zijnde die geene alleenlijk tot hulp verftrekt hebben ,- die eerst de ziekte nieuwlings heb' ben gekregen ; zo dat het geheel, of byna het geheel, dat befmet was, door het zelve uitgedooft wierd: maar deeze worden ook zelfs door de enkele floving met water genezen, of door een herhaalde (zo 'er eenige hardigheid plaats heeft) befproeijing van de nedergejiote kwik, dat de zieke in geen 't minfte gevaar brengt maar in 't voorgaande is verfcheide maaien gewaar* fchouwt geweest , dat de venuskwalen het veiligfle weggenomen wierden, wanneer de plaats door ftovingen en zagte knagende middelen zodanige gefteldheid aangebragt word, dat het venusgif te gelijk met de etter uitga, want door het toedienen van die middelen, die het onderleggende vleesch hevig uit' roeijen, blijft een drooge zweer acht dagen lang, het geene 'etzo ver af is, dat het ten nutte kan verftrekken, dat het eerder geen klein nadeel is; want men moet zo veel mooglijk de te famenvloeijing van het aangedane deel tot de grond toe uitroeijen; want het helpt niet meerder, om dat het dieper ingedrukt word; want alles dat befmet is, word niet door het zelve gedood; dus befmet het geene dat overig blyft, de zveg voor bet 'zelve door een brandmiddel gefloten zynde, heviger het vleesch. dat rondom de zzveer gelegen is enz. het zal niet oneigen zijn hier iets van de venuswratten te zeggen, welke menigmaal de teeldeelen in beide geflachten bezetten , en vry lastig vallen, het is bekend, dat fomtijds de inwendige oppervlakte van de voorhuid en vooral het geheele roedenhoofd met dusdanige wratten bezet word. want hier is een talryke agtervolging van gevoelige zenuwachtige tepeltjes, welke van de rand van het Toedenhoofd, tot aan de opening van de fchaft, met gefchikte ryen , op de oppervlakte van het fpongieufe famenftelfel legt, en de uitwendige omtrek van het hoofd der roede zoda»  5.1463. DE VENUSSMET. 1005 danig bedekt, dat hier de uiterfie zenuwen, werktuigen van wellust en fmert, onder het zeer dunne uitwendige vlies van het roedenhoofd bedwongen, op elkander gelegen-zyn. zo dierhalve het venusgif dit allerdunne uitwendige vlies van het roedenhoofd doorgetrokken, het zelve zal uitgeknaagt hebben, worden deeze tepeltjes ontbloot, en verwekken fomtyds een ondraaglyke fmert. zo nu het dunne celachtige famenitel van het venerieke waterig bloed verteert word, groeijen de tepels van deeze band los geraakt uit , en vormen venuswratten, welke het roedenhoofd fomtyds gelyk een egel mismaken, en byna alle beweging van de voorhuid beletten, foortgelyke wratten neemt men waar in de fchaamdeelen der vrouwen , en omtrent de aars. Somtyds heb ik ook in de buis der fchaft zelve zodanige venuswratten zien ontftaan ; vooral omtrent het einde van defèhaff, deeze wratten verwekken fomtyds in de nympben en de vrouwlyke fchede een onverdraaglyke jeukte, en ontaarden, wanneer zy o-ekrabt worden tot een kwaadaartige hoedanigheid, en worden0 groot; als dan worden zy haanekammen, vygwerten genoemt. Botallus heeft gezien (*), wanneer hy nog jong zvas, dateen Spanjaard de geheele voorhuid en het roedenhoofd met groote wratten bezet had, zvelke zo groot waren gezvorden, dat zy het . deelen puisten, kinaadaartige zweeren, een venynige druipert, venusbuilen. maar deeze zyn, ten zy dat zy dieper indringen, noch de venusziekte niet, maar een begin en als een teken der boven 't hoofd hangende venusfmet. Dus word het van de Geneesheeren geen venusziekte genoemt, wanneer 'er eenige puisten over 't Jichaam, of in de fchaamdeelen te voorfchyn komen ; offchoon de venusfmet in dezelve zit , welke het geheele lichaam kan befmetten ; dus word de venusbuil geen venusfmet genoemt, offchoon in de'zelve het voedfel van de venusziekte zit: het zelfde heeft plaats in alie de overige tot noch toe opgenoemde kwalen , uit de venusfmet ontftaan; welke men elk ia t byzonder als plaatfelyke kwalen gewoon is aan te merken en te genezen, wanneer 'er nochtans veele te famen lopen in het lichaam, of dat zy , wanneer zy reeds hebben begonnen zagtaartiger ie worden , ja geheel opgehouden hebben, op nieuw zich veiheffen , heeft een regtmatig agterdenken plaats , dat alle de vochten bezoedelt zyn; en als dan moet men een krachtdadige geneeswyze te werk ftellen, om het zelve geheel te ontwortelen, vooral word dit vereischt, zo de ellendige doorpenen der gewrigten die des nagts toenemen, gepynigt worden, van te voren is reeds gezegt geweest , dat het zeer te vrezen is, wanneer de befmetting tot in de beenderen toe dooigedrongen is: want deeze zullen met overgroote fmert allengskens door een langzame beenvreting uitgeëeten worden ; en de befmetting in de beenderen zittende , zal moeilyk kunnen ontwikkelt worden ; waar door de ziekte zo menigmaal wederom keerd, zelfs na allerlastigfle en langduurige geneeswyzen. de in de behandeling der venusziekte allerervarendlle Geneesheeren , weeten , dat zodanige ongelukken gebeuren., vooral, wanneer de zieken, uit deeze ziekte opflaande, terftond aan haare wellust toegeven , en het door de uitgeftane fmerten en een ftrenge geneeswyze uitgeputte lichaam , met lekkere fpyzen fchielyk opvullen, aan het eeten en drinken de  DE VENUSSME T. 1019 de vollen toom gevende, om namentlyk de verlore krachten fchielyk te herftellen. het is zekeflyk zeer verdrietig voor de Geneesheer, wanneer de flaven van venus, na ter naauwernood genezen te zyn, haare kwalen vergetende, tot delosbandigftelevenswyze wederkeren , en op nieuw'befmet zynde, zich zeggen kwalyk genezen te zyn. ik heb zodanig man gezien, die dezelfde dag, na dat hy een ftrenge kwyling had doorgeftaan, uit zyne bewaarplaats was weg geflopen, en zich met een ftinkende allemans hoer verzaamt heeft; waar door hy met eenallervenynigfte druipert gellagen wedergekeerd is. hy heeft nochtans het feit beleden; om dat niemand hem, offchoon hy het ontkend had, zoude gelooft hebben. Met fchynt der moeite waardig, met aandagt in aanmerking te nemen, wat de Geneesheeren beproeft hebben, omdeaffchuuwlyke venusziekte te verdryven. wy hebben §. 1440. breder bewezen, dat de ziekte nieuw was in Europa, op welkers gezigt de Geneesheeren met regt verftomd hebben geftaan, dewyl zy van te voren geene foortgelyke behandelt hadden, waarom veele gevonden wierden, die de zieken van de venusziektebefmetweigerden te behandelen : andere liepen maar ligt over de kwaal heen; daarom lieten zy de zieken, verdrietig over de moeilykheden en de ontembare woede der ziekre, aan hun nootlot over. Aangezien het getal der befmette nochtans toenam, konden zy de ellendige niet fanger hunne hulp ontzeggen , en zy tragtende nieuwe ziekte met zodanige middelen te behandelen, als zy in andere ziektens gewoon waren, zy tragten de ziekreftof door het veel drinken van af kookfels, te famen gefielde fyropen, uiteen onnut mengelmoes van verfcheide enkelvoudige middelen, welke zy fyrupi magiflraks noemden, los te maken en in beweging te brengen; daar na door fterke zuiverende middelen dat reeds ontbonde ziekelyke uit te dryven. het geene gedaan zynde , keerden zy op nieuw wederom tot de vorige afkookfels en fyropen , op welke van gelyke buikzuiverende middelen volgden, onder onderfcheide voorfchriften op de zelfde geneeswyze uoch- Nnnnnn 2 tans  io20 DE VENUSSMET. §. 1467. tans blyvende ftaan deden zy hun best de walgende geneesmiddelen te verzoeten, en vergeleken die kunstiglijk met de vier onderfcheide gefteldheden. dus zogten zy hunne goede naam te bewaren, dewijl de hardnekkige ziekte niet week; om de zieken te kunnen overtuigen, dat zy alle bekend vermogender kunst hadden aangewend, en niets onbeproeft gelaten hadden, dat ten nutte konde ftrekken. edoch zy begonden hunne geneeswyzengewoonlijk met de aderlating; waar na zy de eerfte wegen door klyfteeren en zagte zuiverende middelen, van alle vuiligheden verlosten, op dat de toegang voor de overige middelen, welke zy bekwaam oordeelden om de ziekte te verdryven, gemakkelyker zoude zijn. men kan dit overal by die .Schryvers vinden, die in de eerfte tyden dat de ziekte oniftaan is gefchreven hebben, en diergelyke tot walgens toe herhaald hebben, dit wierd de genezing door veranderende en zuiverende middelen genoemt; deeze geneeswyze van weinig voordeel zijnde, is-men op andere bedagt geweest, die men van meer kracht geloofde te zijn. Dewijl de venusziekte in den beginne de huid met kwaadaartige puisten en zweertjes befmette, en het den Geneesheeren die in de eerfte tyden deezer ziekte geleeft hebben, bekend was, dat de kwikzalven met goed gevolg in de dauwworm, ringworm, het fchurft, gebezigt worden, hebben zy door de gelijkheid de venusziekte beproeft met de zelfde zalven te genezen, uit kwik bereid, het is bekend, dat de Griekfche Geneesheeren her gebruik van het kwikzilver verbannen hebben, als nadelig, en zelfs venynig (/). Maar de Arabieren hebben het eerst de kwik durven gebruiken, zo om de ongediertens der huid te dooden, als het fchurft, de dauwworm, en andere befmettingen der huid. eertijds was de zogenoemde unguentum faracenicum in groote naam, welke het CO Vide de his Aftruc de Morbis Vener. Lib. II. Cap. VII. pag. 118. & feq. v 6  §.1467. DE VENUSSMET. 1021 het kliskruid inhield,-een vry onfeilbaar vergif voorde ongediertens van de huid: want zo wanneer deeze zaaden geftampt zijn, en tusfchen de haairen worden geftrooit, dooden zy de luizen, maar aangezien die zalf byna een negende gedeelte van het kwikzilver inhield, heeft zy de kwyling by zeer veele moeten veroorzaken, offchoon de zieke zich maar eens in de week met deeze zalf fmeerde. De zeer vermaarde Aftruc zegt (m), dat Theodoricus, vermaard Geneesheer, omtrent het jaar 1280, en Guido de Canhaco in 't jaar 1363, deeze zalf gebezigt hebben tegen de hardnekkige luisziekte, en dat zy daar uit de kwyling hebben zien ontftaan. want de eerfte heeft gewaarfchouwt.: dat deeze beftmeering de overvloedigheden langs de mond door de kwyling, en onder de oxelen door het zzoeeten uitleid, en Guido voegt 'er by : dat het kwikzilver de voornaamfte ledematen, de tanden en het tanctvleesch benadeelt, die twee Schryvers gelooft men de eerfte te zijn, die de kwyling hebben opgemerkt, door het uitwendig gebruik van de kwik verwekt, maar men moet aanmerken, dat deeze twee Schryvers langen tijd gebloeit hebben, eer de venusziekte bekend was. Aangezien dierhalve het kwikzilver van zeer veele voor een allergevaarlijkst middel wierd gehouden , en zy nochtans zagen, dat het zelve in deeze ziekte van nut was, hebben voorzigtiger Geneesheeren zalven beginnen te gebruiken, die maar weinig kwik inhielden; en deeze hoeveelheid is allengskens vermeerdert: het was zeker het beste, en een prijsbare raadgeving, in het gebruiken van nog niet genoegzaam beproefde middelen , allengskens voort te gaan, pp dat men veiüglijk de krachtdadig, heid van het nieuwe middel konde ondervinden. Maar de domme kwakzalvers, die, en dat wel meestentijds ongeftraft zo menigmaal met het leven van den mensch fpeelen, ver- (mj Ibidem pag. ito. Nnnnnn 3  io22. DE VENUSSMET. $. htfrf verheffen , door de hoop van winst aangelokt, hunne geheime middelen, die niemand bekend waren, tot de wolken toe, welke zy dapper opfnoefden, met groote moeite en kosten bereid, te bezitten j zy overtuigden het ligtgelovig gemeen (deeze naam ftrekt zich wyd uit), gemakkelyk, dat zy alleen door hunne kunst dat nadelige, dat een iegelyk byna geloofde in de kwik te zyn, konden vernietigen; en dat zy door hunnen arbeid dus fchielyk en veiliglyk de venusziekte , al was zy ook nog zo veroudert , konden genezen, wanneer die roekelooze menfehen, zonder eenige voorzorg, veel kwik met hunne zalven vermengden , en de zieken in ruime-mate infmeerden , is by veele onverwagt zo zwaare kwyling , zodanige zwelling in de keel ontftaan , dat zy fchielyk verflikten, of dat zy , zo zy dit gevaar ontkwamen , door de al te fterke kwyling uitgeput , ftierven. weinige , die door hunne krachten, na zo veele en zwaare kwalen, het leven 'cr af bragten, wierden vermagert, blaauw, kzvynende, tandeloos, ftameïende, mei een toegetrokke mond, na langduurige en allerellendigjh ellenden , langzaam herfteld (»). Deeze ellenden zyn oorzaak geweest, dat byna een iegelyk voor het gebruik van het kwikzilver in de venusziekte , als voor de pest verfchrikte , tot dat voorzigtige Geneesheeren ons geleerd hebben dat deeze geneeswyze. veel veiliger konde beproeft worden, zo men d« behoorlyke voorzorgen "gebruikte. Nicolaus hlcsfa , die zeer wel over de venusziekte heeft gefchreven, eh in de genezing deezer ziekte een groote naam heeft verworven, heeft, wanneer de genezing na het beproeven van zagtere middelen niet volgde, de kwikzalven en bcrokingen met een gelukkig gevolg gebezigt. offchoon deeze twee foorten van middelen van fommige Geneesheeren, die alles niet wel beredeneeren , nochte de. beredenccringen door proeven fla- vcn , (V) Ibid. pag. 121.  DE VENUSSMET. 1023 ven, maar dior de fchyn der namen bedrogen, de middelen afkeuren, aangeklaagd worden, en als allernadeligst worden bejchuldigt, brengen die nochtans geene hulp zodanige aan, behalve fommige, die duizendmaal zonder vrugt toegedient zyn, en laten dus toe dat de zieken erger en erger worden, maar dat zy honren en leer en, dat in zivaare ziektens die geen schoor geven aan fterke middelen , men tot fterkere en de laatfte middelen, zo zvy Hippocrates geloven, zyn toevlugt nhet nemen {of Waar uit blykt, dat hy het kwikzilver voor het krachtdadigfte middel heeft gehouden; en tevens erkend heeft, dat'er in het toedienen van het zelve een groote voorzigtigheid nodig is. maar dewyl de vrees gewoonlyk minder is, zo het middel uitwendig gebruikt word, daar uit fchynt het gebruik van kwikzalv ven en pleisters de voorkeur gekregen te hebben; dewyl tevens ook de geneeswyze gemakkelyk konde te werk geftelt worden in plaatfelyke kwalen, uit de venusziekte ontftaan, venusbuilen, zweeren, gezwellen der beenderen enz., hetzelfde had plaats, wanneer de cinaber, uit de kwik en zwavel, door opheffing, met elkander vereenigt, in 't vuur geftrooit, tot dampen ontbonden, het lichaam van alle kanten berookte.- want zy deeden de naakte zieken in een warm gemaakte kamer, in een houte kist gefloten, zo dat het hoofd 'er alleen uit ftak, aan zodanige beroking bloot ftellen, welkers damp ook naar een zeker lichaams deel, dat men meest befmet dagt te zyn, konde gerigt worden, men vind by Alcxander Trajanus Petronius (p) , de onderfcheide wyzen, op welke die beroking kan gedaan worden, in het zesde boek van de venusziekte, befchreven : hy waarfchouwt dat de hoeveelheid van de cinaber in iedere beroking niet boven een (0) Aphrodifiac. pag. 90. (p) Ibidem pag. 1300. & feq.  Ï024- DE VENUSSMET. 5-146*7. een once, en niet minder als een half once moet zyn. tevens tekent hy aan, dat fommige die beroking eens, fommige tweemaal, edoch zeldzaam, binnen vier-en-twintig uuren te werk ftellen, fommige ook langer tusfchenpozingen tusfchen iedere beroking ftellen. maar hy heeft de infmeringen met kwik veel veiliger gelooft te zyn; en befluit eindelyk, dat men deberokin(ren, nimmer, dan ten zy de ziekte veroudert, en men byna van de genezing -wanhoopt, maar de krachten nog genoegzaam zyn, moet te werk ftellen. Want het is zeker, dat de cinaber, aangeftoken zynde, de kwik, in zeer kleine deeltjes verdeelt, door het vuur in beweging gebragt, van alle kanten de warme en zwetende huid toegevoegt word; en dus ligtelyk door de opzuigende vaten van de huid worden ontfangen, en met het bloed vermengt; en dat dus de uitwerking van de kwik in het lichaam, fchielyk volgt; offchoon men maar een matige hoeveelheid cinabef heeft gebezigt. Dit leerd ons het volgende geval (q): een vrouw van een zeer kloeke geftalte , drie-en-festig jaaren oud, had vier geheele jaaren de venusziekte gehad, de pols was om de derde of vierde ■dag tusfehenpozende. de fchaamdeelen waren byna met alle foorten van venerieke uitwasfen bezet; zo dat zy niet zonder pyn «aan konde, nochte zitten, de hoofd en andere nagtpynen, waren zo lastig, dat zy dikwerf gantfche nagten flaapeloos doorbragt. de langduiH-igh'eid der ziekte, de herhaalde aderlatingen , de fterke te \verk gefielde geneesmiddelen, hadden het lichaam zodanig van alle vlezigheid berooft, dat de ellendige een geraamte geleek, dewyl de ziekte wanhopende fcheen, en de zieke met benaauwtheid naar hulp omzag, heeft men, maar nochtans voorzigtiglyk, beproeft, wat de berokingen van de cinabervermoeten, u Des (?) Medical Effays and obfervat. Tom. IV. Artic. VIII. pag. 41.  $.ï46> DE VENUSSMET. 1025 Des morgens ten negen uuren wierden dertig greinen gemaakte cinaber aangeftoken , zo dat de zieke de rook in neus en niondontfing; dit Jigtelyk verdragende, en gretiglyk deN rook van de cinaber inademende; waar door een ligte hoest ontftond» het lichaam wel gedekt zynde, heeft zy begonnen te zweeten en te kwylen ; zo dat zy ten twaalf uuren reeds een half pond had uitgefpogen: 'er had een kugh plaats; en de ftank , de beginnende kwyling gewoonlyk verzeilende, vervulde de geheele kamer, de pols was volder, en radder, maar tevens zeer onregelmatig , en tusfchenpozende : ten drie uuren na de middag was de kamer zo vol ftank, als gewoonlyk plaats heeft, wanneer drie of vier ponden in een etmaal worden uitgefpogen. de kracht van do kwik heeft langs de afgang beginnen te werken; waarop zy driemaal met hevige buikpynen heeft afgegaan : de pols was rad, nedergedrukt, bevende, tusfchenpozende, terftond tien druppelen pynftillend vogt toegediend zynde in een hartfterkende te zamentrekkende koeldrank , wierd de zieke te bedde gelegd , noch gekleed, en wel gedekt, om het zweet uittelokken ; dat reeds ten negen uuren des avonds in ruimte ontftond, te gelyk met een radde, volle, fterke pols, alleen maar om de eenof twee-en-twintigfte ilag tusfchenpozende. des nagts, zyn de pynen, nadatzy, haar ontkleed hebbende, zich aan een kouder lugt had blootgeïteld, wederom gekomen, gelyk ook de afgang; welke alle geftild wierden door het herhaald gebruik van het pynftillend vogt; en het zweet kwam wederom. De volgende dag, kwamen de pynen om de tiende of twaalfde uur wederom, gelyk oek de benaauwtheid, en de tusfehenpozing der pols : rnalrV zy wierden terftond door het pynftillend .middel geftilt, en het zweet kwam wederom. Des morgeus van de derde dag liet men het opiaat agter, en Vyfde Deel. O00000 zy  IC26- DE VENUSSMET. $.1467. zy ging twintigmaal af, met de gewoone toevallen; welke door het opiaat middel ophielden, daar het zweet wederom kwam. De vierde dag heeft zy gelyk de tweede doorgebragt: de ftank, de kwik kwyling verzeilende, bleef. De vyfde dag heeft zy 's morgens ten zeven naren een zuiverend middel gebruikt; aangezien dit geen afgang verwekte, te negen uuren heeft men een prikkelend middel toegedient, dat de kracht van het vorige middel zoude aanzetten; de onvoorzigtige zieke heeft dit gebruikt, oflchoön zy reeds driemaal was afgeweest; waar door een zo hevige overmatige afgang is gevolgd, dat zy des avonds van de zesde dag op 't fterven fcheen te leggen, door een opiaat toe te dienen , in alles terftond geftild, en zy heeft, met zweet overftort, een geruste nagt doorgebragt. de pyn in de keel, en de overige toevallen van een verouderde venusziekte, waren geheel weggenomen, de volgende dag, het geen wonder fchynt, heeft zy zeven engelfche mylen te voet afgelegd, en twee andere op een wagen , in een vochtige en koude lugt. Die fterke afgang is geduurende zes weeken verfcheide maaien wederom gekomen, naderhand heeft zy pillen gebruikt van de zivavelvan fpiesglas en calomel; daarop een afkookzel van houten drinkende, door 't gebruik van deeze volgde een overvloedig zweet; wanneer het heet weeder was; maar alle de toevallen van de venusziekte waren verdweenen. zo dra het weeder in de herfst koud wierd, kwam de buikloop wederom; welke eindelyk in de maand February, die de tiende was na de berooking met de cinaber, ophield, toen zyn de beenen begonnen te zwellen; deeze kwaal beterde door twee zuiverende middelen toe te dienen; maar is op nieuw wederom gekeerd; het geene zy verzuimt heeft; de zwelling is meer toegenomen; zy is uitgeteerr; en omtrent het einde van de maand April, de dertiende maand na de berooking, is zy gefturven. Uit  5.1467. DE VENUSSMET. Uit dit zonderling geval blykt, dat weinige greinen kwik, in een aüerfynfte damp door het vuur ontbonden , en in de mond en neus ingeademt, terftond hebben doen zweeten en kwylen • en wel zo , dat na drie uuren de geheele kamer reeds met de ftank der beginnende kwyling vervult was. waar uit men mag befluiten, dat ook een kleine hoeveelheid kwik genoegzaam is om de gevestigde en verouderde venusziekte te geneezen. en dus blyft 'er geen twyffel over van de krachtdadigheid der be'rooking met cinaber. maar of het niet gevaarlyk is op deeze wyze de venusziekte te geneezen , is een andere vraag: in deeze vrouw werkte de kracht van de kwik terftond op de afgang, en verwekte een gevaarlyke overmatige buikzuivering, met hevige buikpynen, wel door een toegediend opiaat, en het overvloedige zweeten , ophoudende, maar dikwils wederkeerende, en lano-duurende. wanneer zy eindelyk ophield, is 'er een waterzugtfge dikte der beenen op gevolgd; het geheele lichaam is uitgeteert; en de dood heeft een einde van alle de kwalen genomen, daar en boven wanneer de cinaber gebrand word , komt 'er een verflikkende zwavelachtige damp uit, die in te groote hoeveelhid ingeademt, de dood veroorzaakt, of, zo zy dit gevaar zyn ontkomen, een ongcneeslyke aamborftigheid nalaat, en dikwils oorfpron? is van een longtcering. zo wvnu in aanmerking neemen, dat 'er! gelyk een weinig van te voren is gezegd geweest, niet minder als eert half, en niet meer als een geheel once voor iedere berookin» wierd gebruikt, die daaglyksch, fomtyds zelfs tweemaal opeen dag moeten herhaald worden, begrypt men ligtelyk, hoe zwaare flagting eertyds plaats heeft gehad, wanneer'kwakzalvers, batb lloof-meefters, oude wyven, die reeds over lang in 't ftry'dperk van venus uitgedient hadden , en andere van het uitfchot des volks, deeze gevaarlyke geneeswyze durfden ondernemen Het fchynt genoegzaam te blyken, dat de beroking der cinaber fterker werkt, wanneer zymet neus en mond word opgetrokken; maar hoe groot is dan't gevaar van verflikken, voor al, O 00 0 0 0 2 zq  ioaS I>E VENUSSMET. §. 1467. zo 'er meer cinaber by gevoegd is ? Antonius Mufa- Brafavoliss Cf) waarfchouwt liet volgende :: weet, dat fommige Geneesheeren hun berookt hebben ; ook zonder het hoofd vry te laaten ; het geene zeer gevaarlyk is, want ik heb 'er een gezien, die door de rook, naar het hoofd fygende, een beroerte heeft gekreegen ; en ter fond dood op de grond is gevallen, daarom prys en gebied ik het, dat zy met het hoofd vry, berookt worden, ja. dat de rand om, de hals zuorde toegemaakt, op dat 'er de reuk niet uit zal gaan , en dat zy de neus niet aantastte, maar hoe wel hy vastftelt, dat deeze man aan een beroerte is geihirven , is het veel waarfchynlyker , dat hy fchielyk is verflikt, want 'er is tusfchen de beroerte en de dood altyd eenige tyd tusfchen beide, en de aanweezende ziekte zoude niet kunnen onderfcheiden worden, ten zy zulks plaats had. Hoe wel Nicolaus Masfa(s) deeze berookingen als zeer krachtdadig pryst in de allerergfte venusziekte, ontveinst hy eventwel niet dat van dezelve zeer zwaare kwaaien flaan te vreezen;, daarom waarfchouwt hy de Geneesheeren, dat die geneeswyze niet zonder vrees is van de voornaamfte deelen te benadeelen; ja dat zy dikwils wederkomen, en tot ingewikkelde kwaade ziektens met dezelve ontaarden; welke zyn , de aamborftigheid, hoest, waterzugt en uitteering ; waarom zy niet moet gebruikt worden, ten zy in verouderde, en by de geene die fterk zyn , met een kwaadaartige kwaal, hy had in deeze berookingen zo fterke ontbindende kracht waargenomen , dat hy by twee , die dikwils de kwikzalving zonder daar op volgende kwyling hadden doorgeftaan, na gedaane berookingen niet alleen alle de verzweeringen heeft zien ontbonden worden, maar dat ook de zenuwen week zyn geworden, en verlamt; het geene hy nochtans niet veel telde, dewyl zy, eenige maanden, na dat de venusziekte was geneezen , ook van de lammigheid zyn. herfteld geweest;. Cf) Aphrodifiac. pag. 687: Q) Ibidem pag. 100. iqi.  DE VENUSSME T. 1029 weest. maar hy waarfchouwt zeer wel het volgende: iveet ook, dat zvy alle de deugden der befmeering aan de berooking kunnen toefchryven, met voorafgegane voorzorg, gelijk boven ; en de reede is bekenddewijl de grond in de werkende kracht zit van het kwikzilver; waarom ik zeg, dat het verfpreid, en tot alles bereid, gelijk de zalvingen. Uit deeze en meer andere, welke men overal by de Schryvers vind, over de nuttigheid van de berooking , om de venusziekte te geneezen , blykt duidelyk , dat deeze gantfche krachtdadigheid van het kwikzilver , in allerkleinfte deeltjes verdeelt, door het vuur bewogen, onder de gedaante van damp,, door de vaten van de huid ontfangen, voortkomt: want ten zy by deeze berookingen zodanige middelen gedaan worden, die kwik in zich bevatten, vind men geene de minfte uitwerking in de geneezing; offchoon de uitgeleezendfte fpeceryen, welriekende harften , en verfcheide andere gebeezigt worden, want de Geneesheeren , die de middelen , uit kwik bereid ,. over 't algemeen verfoeiden , liever alles willen beproeven ,. denkende dat door het fpeceryachtige warme dampende zweet,, uit de naakte huid voortkomende, dat vergif wierd uitgedreeven. fommige lieten deezen ook voor de berookingen der cinaber gaan , eerst zagtere en onfchadelyke middelen beproevende, eer dat de hardnekkigheid der venusziekte krachtdadiger en min veilige middelen vereischte. Dus heeft Fallopius (f) twee foorten van berookingen befchreeven; namentlyk berookingen uit een goedaartige ftof bereid, welke geen kwikzilver inhielden, maar alleenlyk enkel'; fpeceryen; en kwaadaartige berookingen, alwaar by de gemaakte cinaber de fandrak der Grieken , en de oprement gedaam w-ier>- (f)y Ibidem pag. 8o<5. 808. 809. Qo0000 3;  ro3o DE VENUSSMET. fög£ wierden; welke zekerlyk te regt verdachte middelen zyn. want hy fchijnt te geloven, dat het venusgif niet kan vernietigt worden , ten zy door een ander vergift, want hy fchryft aldus ; om de zaak te befluiten, weet, dat de geheele zaak beft'aat in bet kwikzilver , of in eenige andere ftof aan het zelve gelijk , gelijk is bet rottekruid, de fandrak, gemaakte cinaber, en het pracipitaat; die. fpeceryen worden te famen gefield, om de ingewanden te verfterken. maar dewyl een iegelyk weet, dat in het kwikzilver zodanige krachtdadigheid is, waar aan mende geneezing van de venusziekte kan verhopen , zoude het roekeloos zyn, het gevaar door het bygevoegde rattekruid te vergrooten, en de ellendige aan"de aïlerergfte kwalen , welke, zelfs op 't uitwendig gebruik van het rattekruid gewoonlyk volgen Het fchynt te geloven, dat Fallopius (V) nimmer die kwaadaartige berookingen heeft gebeezigt; want in het twee- en- zeventigiie Hoofddeel ffelt hy het volgende opfchrift : over de wyze van het geheele lichaam met een fterke ftoffe , maar die niet vergiftig is, le berooken. en daarop in het volgende Hoofddeel opnoemende het geene op die berookingen volgd , zegd hy : in ■ de berookingen komen eenige toevallen , fomtijds een zwaare Bfè#*g , fomtijds een bederf van het verhemelte , fomtijds een verzwakking van alle de tanden , zvelke ook gewoonlijk op de kwikfmeeringen volgen, maar deeze alle zyn uitwerkingen Van de kwikkwyling; want de damp van het rattekruid brengt geheele andere kwaaien voort, zo wy nu aanmerken, het geene de zeer vermaarde Aftruc (zv) uit onderfcheide proeven in het gasthuis genomen, byeen heeft verzamelt, zal het duiJelyk bly' ken, (V) Ibidem pag. 807. 00 De Morb. Vener. Lib. II. Cap. IX. pag. 178. & feq. in Secunda Editione.  §.l46>. D'E VENUSSMET. 1031 ken, dat de wyze van berookingen, in de venusziekte te geneezen , op geenerlei wyze boven de andere geneesvvyzen kan verkoren worden, die door de kwik zijn genomen; daarom is deeze hedendaagsch genoegzaam vervallen , en word zelde gebeezigt, dan van kwakzalvers ; nu en dan word nochtans de berooking met cinaber gebeezigt, zo, dat die rook door een plaatfelyke richting fommige deelen raakt; b: v: de venuslasbuil, die hard is, en de veretterende middelen hardnekkig tegenftand bied, gevaarlyke zweeren der neus. ik heb dit eenige maaien van voorzigtige Geneesheeren, met een zeer kleine gifte zien beproeven, men beval, gelyk gezegd is geweest, om de venusziekte door de berookingen met cinaber te geneezen , dat in iedere gifte niet minder dan een half, en nooit meer dan een geheel once cinaber zoude zyn, dusdanige berooking wierd daaglyksch , ja zelfs tweemaal op een dag gedaan, die voorzigtiger waren, en dit beproefden , beezigden alleen maar vyftien greinen , en herhaalde zulks drie dagen daar na, zich twee dagen van deeze berooking onthoudende, zy bezigden maar tien greinen , wanneer de damp langs de mond of neus moest ingeademt worden, op dat de long daar geen nadeel door zoude lyden. Francastorius, die de venus^ ziekte zo fraay in een allercierlykst gedicht heeft befchreeven, is van het zelfde gevoelen geweest over de berookingen met cinaber (x), zeggende: At vero & partim durum est medicamen, & acre. Partim etiam fallax, quo faucibus angit in ipfis Spiritus, elu&ansque animam vix continet agram. Quo circa totum ad corpus ntmo audeat uti, lndice me; certis fortajje erit utile membris, Qua papula informes, Chironiaque ulcera , pafcunt. Aa»« O) Aphrodifiac. pag. ipi»  3032 DE VENÜSSME T. Aangezien nochtans de venusziekte zich meest op de huid, door puisten, vlakken en zweeren, vertoonden, en de Geneesheeren de uitmuntende krachtdadigheid van het kwikzilver hadden gezien in de geneezing van de befmettingen der huid, is het niet te verwonderen , dat zy byna alle de geneezing der \ nieuwe ziekte, in het gebruik der kwik hebben gezogt, dewyl de gewoone geneeswyze der ziektens de ziekte naauwlyks verligting aanbragt nimmer genas. Maar dewyl de kwik by de oude Geneesheeren veroordeeld wierd, zyn zy in het gebruiken van dezelve onderfcheide van gevoelen geweest, want aangezien zy deszelfs krachtdadigheid in het temmen der venusziekte zagen, het zy uit of inwendig gebruikt, hebben zeer veele liever derzelver geneezing uitwendig te beproeven, de kwik doet waarlyk vry naar elkander gelykende uitwerkingen, langs wat weg zy in het bloed komt, en met het zelve door de vaten word gedreeven. de vogten worden ontbonden , ontbonden zynde , gaan zy «langs onderfcheide wegen uit het lichaam, het geheele lichaam vermagerd, en ten zy dit middel voorzigtiglyk worde gebeezigt, fterven de ellendige fomtyds, geheel uitgeput. De fterkfte uitwerking der kwik , is de zogenoemde kwikkwyüng , die zo wel op het uit- als inwendig gebruik der kwik volgd; gelyk een iegelyk bekend is. want 'er komt een gröote menigte ftinkende, fcherpe, de geheele mond fomtyds van binnen uitknagende, fpog, uit de mond ; byna geduurig uitvloeijende. zo dra de kwyling begint, ziet men een groote verandering in de venuszwceren, welkers couleur , en etter , beter worden, de pyn der beenderen des nagts, vermindert, de puisten en leelyke vlakken der huid , verdwynen allengskens. Fracastorius verdicht een ellendig jongeling , van de wreede venusziekte aangetast, ootmoedige gebeden Hortende, ♦lOt - ttq - eB»l  §.i46>. DE VENUSSMET. lö33 en, die van een nymph geleid en verzeld, tot het binnenfïe der aarde was doorgedrongen, en aldaar gezien heeft, dat 'er meiren waren, wyd en zyd firomende, en van een vloeibaar zilver vloeijende. waar op de nymph de zieke Argenti ter fonte falubri Perfundit, ter virgineis dat flumina palmis Membra fuper, juvenem toto ter corpore lufirat, Mirantem exuvias turpes, & labe maligna Exutos artus, pejlemque fub amne reli&am (y). Wanneer de zieken verblyd waren, dat zo hardnekkige kwaal voor de kwyling week, ftonden zy deszelfs lastigheden kloekmoedig door; welke zeker niet weinig moeilykheid veroorzaakten. Waar na die jongeling, door het bad van levend zilver genezen, na het gewenschte ligt uit de duifternisfen wederkerende, Accepit nova fama fidem, populosque per omnes Prodiit laud fallax medicamen, coeptaque primum Mifceri argento ftuitanti axungia porcae. Voorts verhaald hy de onderfcheide middelen, welke met de kwikzalven vermengt worden, en waarfchouwt, dat het geheele lichaam, behalve het hoofd en de borst, moet befmeertworden • ook gebied hy tevens, dat het lichaam fterk moet gedekt worden om het zweeten te doen voor den dag komen; daar op voegt hy 'er by: 00 Aphrodifiac. pag. 193. VyfdeDeel. Pppppp  im DE VENUSSMET. 5.1467. Hac tibi bisquinis fatis efi iteraffe diebus ; Durum erit, at quidquid tulerit res ipfla, ferendum ejl, Aude animis, tibi certa falus plans limine in ip/b Signa dabit. liquefa&a mali excrementa videbis Afliduè fputu immundo fluit are per ora9 Et largum ante pedes tabi mirabere plumen, Ora tarnen foeda erodent ulcufcula .... Sommige fchynen gedagt te hebben, dat de ftank van de kvvyï, ten tyde der kwyling, door de Hinkende venusbefmetting word veroorzaakt, en door de vogten door dezelve bedurven, langs deeze weg uit het lichaam gedreven, zy wierden in dit gevoelen bevestigt, wanneer zy zagen, dat de lippen, de wangen, het verhemelte, de tong zelve, wierd uitgeknaagt, en dat fomtyds vry diep, door de fcherpheid der fpog, die degeheelemond van binnen befpoelt. het is zeker, dat fommige zyn gefturven, wanneer zy aan een kwakzalver geloofden, dat door deeze kwyling al het kwaad uit het lichaam wierd gedreven; en zy daar door roekeloos een overmatige kwyling verwekten, niet zonder gevaar van verflik king; of dezelve zo lang deeden duuren, tot dat de zieken uitgeput bezweken. Maar het is zeker, en door talryke proeven bewezen, dat zeer gezonde menfehen, by welke nimmer eenig agterdenken' op de venusziekte plaats heeft gehad, wanneer zy zo in als uitwendig het kwikzilver onvoorzigtig gebruiken, in de kwyling vervallen , en een zeer ftinkende kwyl uitftpuuwen , in even groote menigte als de geene, die van een allerergfte venusziekte aangetast , deeze geneeswyze doorftaan. Gregorius Dordonus, Geneesheer te Placentiën, zegt, om deeze dwaling tegen te gaan, en  $.14*7. DE VENUSSMET. 1035 en te bewyzen, dat de kwyling ook by gezonde na het onvoorzigtig behandelen van de kwik volgt, dat hy zo menigmaal onder het te famenftellen van zodanige geneesmiddelen, zo veel vogt uit de mond is gekomen, dat hem zulks ten hoog/Ie walgde (s). Sommige hebben beproeft, door fcherpe fpogverwekkende middelen de vloeijing der fpog te verwekken, zonder kwikmiddelen te gebruiken, om de venusziekte te genezen; maar nimmer is de genezing gevolgt. om de venusziekte te genezen word de kwik vereischt; en de kwyling daar op volgende, betekent zeker, dat de kracht van het kwikzilver werkzaam is geworden; maar daar uit volgt niet, dat door de kwyling het venerieke waterig bloed uit het lichaam word gedreven Want het is niet te ontkennen, dat de met de venusziekte befmette fomtyds zyn genezen geweest, offchoon geen kwyling zelfs op 't herhaald gebruik der kwik volgde, de zeer vermaarde Aftrttè gebied nochtans zodanige zieken gerust te zyn («), en wenscht hun geluk , dat het hun heeft mogen gebeuren, door een vry zeldzaam geluk, van de venusziekte, zonder verdriet en gevaar der kwyling, en dus veiliger en gemakkelyker genezen te worden, maar dewyl zodanige zieken gewoonlyk altyd bevreest zyn, dat de woedende venusfmet nog in het lichaam verborgen is, hoewel flapende en niet ten eenemaal uitgeroeit, daarom heeft hy gewilt, dat men zodanige zieken met goede woorden zoude onderfteunen en opbeuren, vrezende, dat door het afwezen der kivyling, de genezing ook zal ontbreken > als of het ziekelyk zaad niet kan ten onder gebragt worden, ten zy het buiten* waards zvord uitgeleid, om dierhalve de ellendige alle bevreest"heid af te nemen, voegt hy 'er het volgende by; zeker lyk, de- zvyl O) Aftruc de Morb. Veaer. Edit. Secund. Tom.II. Lib. VI. p. 784. 00 De Morb. Ver.er. Lib. IV. Cap. VIII. % I. pag, 368. Pppppp %  io36- DE VENUSSMET^ §. H<$?. wylde ziekte zonder eenig zigtbaar vocht befmet, dat naar binnen (luipt, moet het niet wonder fchynen, zo zy volkome kan genezen worden, zonder eenige klaarblykelyke ontlasting van vocht, doed 'er voorts by, dat het gebrek der kwyling meestentyds door de afgang, waterlozing, het ziveeten, of ten minfte de ongevoelige doorwaasfeming, vergoed word; welke ieder afzonderlykdeplaats van de ontbrekende kwyling kunnen vervullen (b). wanneer ik alles met aandagt naar zag, wat in de venuszweeren voorviel, na dat het kwikzilver gebezigt was om de kwyling op te wekken, heb ik duidelyk gezien , dat deeze zweeren op den bodem gezuivert wierden, de vuiligheden afgezonden, de lippen van de zweeren de blaauwagtige, of donker purpure couleur afleiden, de lastige pynen der beenderen, die des nagts woeden, ftil wierden; eer dat de kwyling begon, toen heb ik met ernst beginnen te denken dewyl alle deeze tekenen reerden, dat het kwikzilver nu krach' tig op de ziekte werkte, of het niet mooglyk zoude zyn de venusziekte zonder kwyling te genezen; zo die zaaken maar in de zelfde ftaat bleven, waar in de kwik begint te werken, tevens viel my dit denkbeeld in, of men de zelfde uitwerking niet zoude kunnen erlangen, hoewel men veel mmder kwik gebruikte als wel wanneer men de kwyling wil opwekken, wy hebben van te voren gezien, dat die hoeveelheid kwik, die ui dertig o-reinen cinaber is , genoegzaam is geweest, om het kwylen te verwekken, en het geheele lichaam op een wonderbare wyze te verontrusten, wanneer zy onder de gedaante van een damp ingeademt wierd. Ik beken, dat ik 'er moeite in vond, wanneer ik zag dat de vermaardfte geneeskundige, de werking der kwik van deszelfs groote verdeelbaarheid en zwaarte afleiden, want de kwik, langs welke weg met het levend bloed innig vermengt, dewyl zy dertien- Qj De Morb. Vener. Lib. IV. Cap. VII. $. I, pag. 368.  $.1467. DE VENUSSMET. ? 1037 tienmaal zwaarder is, zal door de kracht van het hart, en de toetrekking der flagaders , met zo veel te meer geweld worden werkzaam gemaakt op het famen ft el van het bloed, dat het zelve ten eenemaal vernielt, de roode bolletjes ontbind, de geele weiachtige bolletjes kleinder maakt, en de overige deelen van het zelve ook zeer klein breekt, en dus in een fyn verrot vocht, dat buiten de vaten loopt, verandert, maar ook is het bekend, dat de 'eerfte beginfelen der kivik voor ongelooftyk klein bekend zyn, als zynde veel kleinder dan de weibolletjes van het bloed; zekerlyk , wanneer zy de gaten der huid, zonder verlies van kracht doordringt , weet men dat zy veel doordringender is dan de groot ere beginftelen van het bloed, maar wanneer zy zich in de gaten van het digfte der lichamen, het goud indringt, maakt men op, dat zy uit klein der e deeltjes beftaat, dan mooglyk het water zelfs; offchoon zy door de aantrekkingskracht haarer deelen, zkh tot een zekere trap van aaneenhouding verzamelt, eindelyk zien zvy ook die delf ftof zelfs ten hoogfte onver-ander lyk, en mooglyk het minst knagend en fcherp van alle tot nog toe bekende lichamen, welk alles zekerlyk weloverwogen, blykt uit de zwaare kracht, welke de kwik bezit als alleen krachtdadig, alleen genoegzaam, om deeze kzvaal te ver dryven (c). \ Deeze verftandige, eenvouwdige, uit de zekere en bekende^ eigenfehappen van het kwikzilver afgeleide uitlegging heeft byna een iegelyk behaagt; daarom heb ik liever de ei'ge woorden van de zvydberoemde Boerhaave willen gebruiken, op dat de zin geene verandering zoude ondergaan, maar het zy my geoorlooft die moeilykheden voor te ftellen, welke oorzaak zyn geweest, dat ik geloofde, 'dat de krachtdadigheid van de kwik inhetmenfchelyk lichaam niet uit deszelfs zwaarte en verdeelbaarheid, alleen kan uitgelegt worden. Vara O) In Prafatione Aphrodifiaci. PpPPPP 3  io3S DE VENUSSMET. $.I46>. Van te voren heb ik , in 't Hoofddeel van de verftopping J. 135- n • 4. alwaar over die middelen gehandelt wierd, welke door het te famen geronne te verdunnen, de verftopmngen los maakten, het een en ander gezegt, dat tot de kwikmiddelen herroepen.'11 ^ Zyn hm ter Plaatfe in '< geheugen te Pitearmus httït vast geftelt, dat de zwaarte van de kwik alleen genoeg is, om deszelfs wonderbare uitwerkingen te verklaren j ja hy voegt'er onbefchroomt by, dat het goud tor een gedaante gebragt dat het met het bloed kon vermengt worden geevenredigde krachten zal hebben, en alle de genelnTiddelen m zo verre zal overtreffen, als het zwaarder dandezdvezal zyn Maar of men uit de zwaarte der kwik zal kunnen uitleggen waarom de vogten door haare kracht ontbonden, eerder S fpeekfelvaten hunne weg nemen, als langs andere we^en van het ichaam? daar en boven doen alle kwikbereidfels der winkels in kle.ne hoeveelheid toegedient, de uitwerkingen, welke een veel grooter hoeveelheid kwik kan doen. een kwakzalver heeft de roode pracipitaat gebruikt, welke hy tot een pil maakte, en hetgeheele lichaam wierd door zo eene pil ten hoogfte ontroerd en zeer hevig verontrust; ja zodanige pil heeftaan een zwak mensen", die dezelve gebruikt had, het leven gekost, de zelfde dag voor' het middagmaal . delen vlytig door kunst uit dezelve bereid, het is geen wonder, dat veele een afichrik van het inwendig gebruik der kwik hebben gehad; want de oude Geneesheeren hebben dezelve als venynig veroordeeld; gelyk van te voren §. 135. 4. is gezegd. Dioftcorides heeft ze veroordeeld , als de inwendige deelen door haare zwaarte uitknagende. Plinius heeft een verzweezing van een altyd duurend vogt en vergif van alle zaaken genoemt; waarom hy ook het gebruik van de menie , (cinaber') waar uit de kwik word gekookt, in de geneeskunde als roekeloos gefield heeft. Galenus heeft kortelyk over de kwik gehandeld, bekennendedac hy van dezelve geene de minfte ondervinding heeft, dat zy nadeelig zoude zyn , het zy in- of uitwendig, maar dewyl de jongere GriekfcheGeneesheeren, Galenus byna in alles gevolgd hebben , hebben zy het gebruik van de levende kwik byna ten eene 0 maal uit de geneeskunde verbannen, de Arabieren hebben deszelfs uitwendig gebruik, om de huid-ziektens te geneezen, aangepreezen. Maar na dat de vanusziekte in Europa is toegenomen , heeft men het gebruik van de kwik beproeft, om dat de Geneesheeren de nieuwe ziekte met een ongewoon geneesmiddel zouden aantasten; en zy hebben de kwik niet alleen uit-, maar ook inwendig gebezigt. de zeer vermaarde Aftruc gelooft (f), dat Petrus Andreas Mathiolus, het eerst de venusziekte met de roode prrecipitaat inwendig heeft getragt te geneezen. Joannes de Figo en Nicolaus Masfta, kenden dit middel, deszelfs krachtdadigheid in de geneezing der zweeren ondervonden hebbende , in welke zy die poeder ftrooiden. edoch ter zelverplaatfe word beweezen, dat het zeer waarfchynlyk is, dat zy zich met het inwendig gebruik van dit middel alleen te vreeden hebben gehouden, maar Mathiolus (g), gebied, na dat hy de bereiding van de roode (f) De Morb. Vener. Lib. II. Cap. VII. pag. 126. Qjg) Aphrodifiac, pag, 366.  $.i46>. DE VENUSSMET. I043 pracipitaat naauwkeurig heeft befchreeven , dezelve met het weegbree eh zuuring water af te wasfchen, daarop gaf hy, daar paarlen, en hyacint fteenen by gedaan hebbende , met fommige hartfterkende middelen, vyf greinen van deeze bereiding, met twintig greinen van het ekiluarittm conciliatoris , tot vyf pillen gemaakt, welke een uur voor den dag ingenomen wierden ; en de zieke moest, deeze ingenomen hebbende, vyf uuren te bedde blyven leggen, in 't kort (gelooft my) zullen de fmerten der venusziekte door deeze pillen verdwynen , ook zal de flym , de zwarte gal, door het overgeven en de afgang, verdreeven worden, edoch hy betrouwde zich zo fterk op de krachten van dit poeder, dat hy dit middel ook in andere zeer zwaare ziektens, tot vyf of zeven greinen, heeft toegedient, en dat wel met goed' gevolg. Naderhand hebben zy de levende kwik, als pillen , met zuiverende middelen vermengd , gebeezigt ; dusdanige waren de pillen van Barbarosfa, zo genoemd van die vermaarde Koning van Algiers, en Admiraal der Turkfcbe vloot; zy beftonden uit kwik met rhabarber en fcammonie : 'er wierd een twintio-fte -redeelte tarwe meel, amber degrys en mofchus by gedaan f wefke te zamen zo zwaar wogen als het meel; waar door dit dee* een fterke reuk van zich heeft moeten geeven. men maakte daar* met limoenfap een klomp van , waar van men daaglyksch voor het avondmaal een pil gaf, ter grootte van een erwt: edoch in dusdanige pillen waren naauwlyks vier greinen kwik (h). men kan (i) verfcheide andere foorten van deeze pillen vinden, die daar in overeen komen , dat zy kwik inhouden , met limoenfap zo lang gewreeven, tot dat zy zodanig uitgedooft is , dat zy niet meer (70 Aftruc de Morbis Vener. Lib. II. Cap. VII. pag. 127. CO Idem Lib. V. Edit. e. Tom. II. pag. 672. 673. Qqqqqq 2  :044 DE VENUSSMET. §.i4 nefpel over te geeven, terftond Stopt men hem een fchandblad in de hand. Dat de breed uitgemeete krachten van dit of dat geheim,' om de venusziekte te geneezen , met opgefmukte woorden verheft. Maar dewyl de Kwakzalvers fomtijds het h'gtgelovig gemeen door krachtelooze middelen bedrogen; gaven andere, die veel erger waren, inwendig met eenroekeloofe ftoutheid kwikmiddelen, die wel krachtdadig waren , maar tevens gevaarlyk , ten zy dezelve met groote voorzorg, en onder het opzigt van een ervare en voorzichtig Geneesheer toegedient wierden ; waar door veel flagtingen zyn gefchied; daarom hebben veele een affchrik gehad voor de kwikbereidingen , door de fcheikunden gereed gemaakt; en vermaarde Geneesheeren hebben liever gehad de geneezing van de venusziekte, door het uitwendig gebruik der kwik aan te vangen; dewyl deeze manier voor veel veiliger wierd gehouden, en daarom wonderbaarlyk wierd gepreezen. De zeer vermaarde Aftruc gebruikt veele redenen (/), om te bewyzen , dat de kwikbereidingen ruuw door de puntjes van de zuure zouten, de maag, de darmen, de ingewanden, de long, en de overige weeke deelen van het lichaam benadeelen, en dat dierhalve het gebruik van dezelve "nimmer geheel onnadeelig is. maac CO De Morb. Vener. Lib. II. Cap. IX. pag. 147. 148. Qqqqqq 3  104,6 DE VENUSSMET. 5.1467. maar wie heeft immer deeze puntjes in de kwikbereidingen eezien ? eventwel heeft hy daarom bevolen zich van byna alle nedergeftote kwikmiddelen te onthouden ; dewyl zy het braaken en onmatige ftoelgangen veroorzaaken, de maag ómkeeren , ja dikwils knagen, wanneer de kwik door zuuren word ontbonden, en, door het bygieten van andere zouten bevryd word van de band met de zuuren, valt zy als een poeder op de bodem van het vat, dat daarna, meermaalen met water afgefpoeld , in de winkels bewaard word. maar of het waarfchynlyk is, dat in zodanige kwikbereiding alle die puntjes overig zyn , voor welke hy zo zeer vreesde? wanneer de kwik met zuur, fcherp , olie van vitriool, ineenglaafe vat, totverdrogens toe gekookt word, blijft op de bodem een zoutachtig lichaam, uit het zuur van vitriool en kwik te zamen geiïelt. maar de vereeniging van het zuur met de kwik is zo zwak, dat zy , door het bygieten van zeer zuiver water, terftond als een geel poeder op de grond van het vat valt, het geene in de winkels turbith minerale genoemd word; welk, dikwils zorgvuldiglyk afgefpoeld, en door het op fommige plaatfen in brand fteeken van brandewyn boven deeze poeder, van het aangchegte zuur bevryd word. nochtans is het een vry .krachtdadig middel om de venuswratten te geneezen ; gelyk van te voren §. 1463. is gezegd geweest, maar zyn hier ook die uitfteekende zoutpuntjes van alle kanten uitfteekende overig zyn"? Nochte hy veroordeeld alleen deeze kwikbereidingen, als nadeelig, maar wil ook dat zy moeten afgekeurd worden, als zynde weinig bekwaam om de venusziekte te temmen , om dat zy fpaarzaam in het bloed worden overgeliort, en dus een flaauwe kracht op het bloed, en het vergif, met het bloed vermengd , uitoeffenen. tevens teekent hy aan, dat de onyerdeelbare deeltjes van de kwikbereidingen, wanneer zy eindelyk in het bloed ko-  §.i46>. DE VENUSSMET. 1047 komen, met de ziuire puntjes diep ingedrongen, te zamen gehegt zyn, moeilyk, langzaam, in kleine hoeveelheid tot de natuurlyke ftaat der kwik wederom keeren , en zy dus maar een kleine kracht kunnen hebben om het venusgif te verdryven. maar de zeer vermaarde Schryver (m) fielt voor zeker, dat de geheele kracht van de kwik van die gedaante afhangt, waar door zy in oneindig kleine deeltjes verdeelbaar is , waar van elk zeer ligt een ronde gedaante aanneemt. Maar my dunkt, dat ik in 't voorgaande duidelyk heb beweezen, dat de wondere kracht der kwik niet van de geëvenredigde zwaarte, en de ronde vorm , welke de kwik in~zeer kleine deeltjes verdeelt, altijd behoud, afhangt, door het enkel fchudden, enkel uithaalen, verliest de kwik deszelfs ronde gedaante, en verandert in een poeder van een fcherpe metaalachtige fmaak, dat in een kleine gifte bet menfchelyk lichaam hevig en langduurig ontflelt; en die zelfde poeder, aan een hevig vuur blootgeftelt, veranderd wederom in kwikzilver , dat niet fcherp is, en even vloeibaar, ja zelfs vloeibaarder is als van te voren. Ik geef vrywillig myn toeftemming, dat de kwikbereidingen nimmer wederom tot haare vorige ftaat in 't lichaam keeren : want dit heb ik altyd voor onmooglyk gehouden; dewyl het uit onfeilbare en zo menigmaal herhaalde proeven blykt, dat hier toe zo groote hitte vereischt word , dat die nimmer plaats kan hebben in het levend menfchelyk lichaam, maar daarom kan men niet befluiten, dat deeze zelfde bereidingen de vereischté krachtdadigheid niet hebben om de venusziekte te verdryven : want men kan uit onmiddelyke proeven bewyzen , dat men door derzelver gebruik dat geene kan verkrygen, dat men . van de infmeering met kwik kan verwagten. De O) De Morb. Vener. Lib. II. Cap. IX. pag. 146.  PC43 DE VENUSSME T. §.14(37. De kwyling op de kwikzalvingen volgende , word van alle verhoopt, die het uitwendig gebruik van de kwik pryzen , het inwendig gebruik van de kwikbereidingen en van de levende kwik veroordeelen. de zeer vermaarde Aftruc (n) fielt voor een algemeene vaste regel der geneeskunde het volgende : men heeft by ondervinding, dat de kwik de kracht heeft de venusziekte uitteroeijen, zo dikwils zy de kwyling verwekt enz.: zy dwalen dierhalve, die denken, dat de kwyling in de venusziekte te geneezen, als de pest moet vermyd worden, en daarom blyven zy daar volftrekt op flaan, dat zy zeer zelde en zeer fpaarzame wryvingen te werk fielten, zvant dus fpeelen zy hun fpel, en misleiden hunne zieken, en niet min zondigen die geene, die de begonne , of aan(taande kwyling door ontydige zuiveringen fluiten , of terug dry ven • en dus de kwik, wanneer zy het gewenschte werk begint, uitlokken, en afleiden; zvant dus fchynen zy alleen dit uit te werken , dat zy omflagtig niets uitregten. . .,, ; , De uitmuntende man waarfchouwt voorzigtiglyk, dat die kwyling na het infmeeren met kwikzalven ontftaan, een voorzigtige matiging nodig heeft, opdat zy niet onverhoeds, wild, onmatig, aantaste; het geen nimmer buiten gevaar is ; maar die -a«t ^ematigt, zoetjes, gemakkelyk handelbaar is, die geene, of ien "ligte ontfleeking in de mond veroorzaakt, die zveinige en oppervlakkige zweeren, die een , oftzvee, of op zyn hoogst drie tonden fpog binnen vier-en-tzvintig uuren doet uitloofen. Zo zich de teekenen der kwyling noch niet vertoonden , of de kwyling die reeds begonnen is verflapte, daar de toevallen der ziekte een fterker fcheenen te vereifchen, moeften de wryvingen veelvuldig, of korter op elkander zyn, of meer kwik met de zalf vermengd worden , op dat'er een behoorlyke hoeveelheid fpog zoude te voorfchyn komen. C») De Morb. Vener. Lib. IV. Cap. IX. pag. 382.  5-I46?- DE VENUSSMET. 1049 Maar alle deeze vereischten om de kwikkwyling op te wekken en te matigen , wanneer zy reeds plaats heeft, zal men zekerder kunnen verkrygen , .ja zelfs veiliger, wanneer de kwyling door het inwendig gebruiken van kwikbereidingen word opgewekt, dan wel wanneer dezelve doör wryvingen met kwik veroorzaakt is. Niemand twyffolt, of de kwyling kan door het inwendig gebruik der kwikbereidingen verwekt worden, wanneer deeze, met verdeelde giften worden toegedient, blykt het ligtelyk , dat het in de magt van de Geneesheer is, dezelve fchielyker of langzamer uit te lokken , naar mate de ziekte vereischt. zo zy te fterk is , zal hy terftond ophouden ; zo te traag , zal hy op nieuw een gifte van een kwikbereiding toedienen ; zo zy behoorlyk voort gaat , zal hy dezelve onderhouden ; gevende by langer tusfchenpozing eenige giften , op dat de kwyling niet te zeer verminderen, of fchielyker dan vereischt word, ophouden. Daar en boven blykt het uit talryke waarnemingen , dat de kwik in fommige lichaamen fchielyk en hevig werkt; in andere veel trager en zagter. daarom zal een voorzigtig Geneesheer naar gelang van zaken ligtelyk bepalen , wat hy doen moet: want hy weet altyd, hoe veel kwik hy toegedient heeft, het geene door het infmeeren nimmer naauwkeurig zal kunnen bepaald worden, hy weet wel hoe veel kwik in de zalf is ; hy weet het gewigt der zalve , die by iedere infmeering de huid word toegevoegt; maar hem blyft altyd onbekend , in wat hoeveelheid de kwik langs de vaten der huid ingaat; de doeken worden zelfs by de eerfte wryving met de kwikzalf doortrokken , en op de tyd tusfchen de wryvingen raken zy geduurig de huid , dewyl zy geduurende de geheele tyd der genezing gewoonlyk niet weggedaan worden, deeze vuiligheid Vïfde Deel, Rrrrrr neemt  1050 DE VENUSSMET. neemt toe by ieder herbaalde wryving; daarom neemt het kwylen fomtyds tegen wil van den Geneesheer fcnielyk toe, met eeh gevaarlyke en fchielyke zwelling der keel, die meede verftikking dreigende, zy gebieden als dan wel, het linnen met de kwikzaif beimeert terftond weg te doen, zuiver, droog en warm in üe plaats te ftellen, na dat de ingefmeerde huid met zetploogaigewasfen, en zuiver is gemaakt; maar door dit wasfen word dat geene niet afgeveegt, dat tusfchen de fchelfertjes van het vel van de zalf overig is, of ten minfte zeer moeilyk, en de ellendige Jyden niet dan met groot ongeduld de zorgvuldige afwasiingen en vernieuwingen van linnen, op dien tyd, wanneer zy üe zwaare last eener Üerke kwyling ondergaan. Daar en boven, bevat de plaats, waar de zieke legt, die met kwik gefmeert word, een lugt vol van de kleinfte deeltjes tier kwik, welke hy geduurig inademt, die de geheele oppervlakte van het lichaam befpoelr. en uit deeze oorzaak zal het kwyien fomtyds kunnen onderfteunt of vermeerdert worden, daar de Geneesheer het wilde verminderen. Men vind hier van by Hildanus (o)eenaanmerklyk voorbeeld, een genas een jonge man, die zeer zwaar de venusziekte had, welkers vrouw, omtrent dertig jaaren oud, van gelyken door hem was befmet. offchoon het een zeer koude winter was, heeft hy de genezing van de man niet durven uitftellen, maar heeft hem dikwerf met kwikzalf ingefmeert; om de zwaarte der reeds verouderde ziekte, heeft hy de vrouw aangeraden, dat zy naast haar man zoude ftaan, en niet uit de verwarmplaats zoude afgaan; op dat zy niet meer en meer door de onguurheid der lucht zoude benadeelt, en de ziekte erger worden, de ftookplaats was klein en laag van verdieping, door de enkele damp van de zalf, is (oj Obfervat. Chirurg. Cent. V. obferv. 98. pag. 495.  '$.i4o>« DE VENUSSMET. I05i is de vrouw zodanig beroert, en aan het kwyien geraakt, dat zy byna op de zelfde wyze als haar man de flym uit de mond liet vloei' jen, ja dat zelfs de mond aan V zweeren geraakte enz.: eindelyk is het kwyien zo toegenomen, dat men haar in haar eige kamer van de man afgezondert, heeft moeten plaatfen. deeze vrouw is, offchoon zy niet gefmeert zvas geweest te gelyk met haar man van de droevige venusziekte zeer volkome berfleld. Hier uit begrypt men, hoe kwalyk met de zieken gehandelt word, die verfcheide te gelyk in het zelfde vertrek met kwikfmeeringen behandelt worden; het geene zo menigmaal in de ziekhuizen , tot het genezen der venusziekte gefehikt, plaats heeft, alwaar de infmeering veld heeft gewonnen. Ja het gevaar van 't kwyien hangt zelfs zeer gezonde menfehen boven 't hoofd, die, wanneer zy de ellendige ten dienst Haan, dag en nagt in zodanige lucht moeten zyn. de zeer vermaarde Aftruc heeft bevolen ^p), dat de zieke niet zelfs zoude wryven, maar liever de oppasfers, die tot dit werk bekwamer en handiger zyn ; ook heeft hy niet gewilt dat zy met handfchoenen, maar met de blote hand zoude wryven, op dat de wryving dus meerder warmte word bygezet. hy bekend wel, dat dusdanige dienst aan het gevaar van kwyien bloot gefield is, zo hy 'er verfcheide op een dagwryft; nochtans getuigt hy, dat 'er geen gevaar is, zo hy maar een wryft, en na het wryven de handen fchoon afwast, maar niemand die voorzigrig is, zal dit werk ondernemen; en wie kan hem van het kwyien vry fpreken? men legt de kwikzalf in de palm van de hand, en dezelve word door fterk wryven in de vaten van de huid van de zieke, die men moet doen kwyien, ingedrongen; daarom zal zy eveneens langs de vaten der huid van de geene die de wrvving doet, welke talryk en genoegzaam gapende zyn in de palmen der handen, ten Cp) Lib. 2. de Morbis Venereis Cap. IX. pag. 149. Rrrrrr 2.  io52 DE VENUSSMET. 5.i46>. ten zy deeze deelen door zwaare arbeid vereelt zyn, kunnen ingaan. . ' 'Er zijn veele, die de palmen der handen byna geduurig door het zweet vogtig zijn: men weet, dar in de ziektens, alwaar de Geneesheeren door een zagt zweet een heilzame beoordeling verhopen, deszelfs eerfte tekenen zich in de palmen der handen openbaren, dus is dar lichaamsdeel tot de uitwaasftming en de wederopzuiging zeer bekwaam, waarom de zieken, die het kwyien nodig hebben, meest geboden word bun zelve te wryven, op dat een ander die gezond is niet aan 't kwyien gerake; op dar, wanneer in de zièkhuizen verfcheide te gelijk op de zelfde tijd van de venusziekte worden genezen, de eene de andere met de kwikzalf wryven (q), in tegenwoordigheid van de Heelmeefter , die het opzigt over de genezing heeft. Dus verhoed men ten minfte, dat niemand buiten nootzaaklijkheid de kracht van de kwik ondervinden; namentlijk voor zo verre het wryven aangaat maar wanneer 'er veele die genezen moeten worden in de zelfde plaats leggen, is het altijd te vrezen, dat de kleine deelen der kwik, door de lucht heen veifpreid, in het lichaam komen, tegen wil en weeten van de geene die de genezing onderneemt, wanneer nu de verhoopte kwyling plaats heeft, houden alle die voorzigtig zijn, wel op met het infmeeren, of verminderen dezelve ten minfte, of herhalen die met langer tusfehenpozen, op dat namentlijk de aanwezende kwyling voortduuren, niet toeneemen ; aangezien nochtans de kwik in dit geval voort gaat met in het lichaam te komen, offchoon de infmeeringen gefpaard worden, blijkt het ligtelijk , dat 'er veele ongelukken kunnen gebeuren. En dat deeze vrees niet yde'1 is, blijkt uit de waarnemingen (V), de (q) Goulard fur les Malad. Vener. pag. ia. Cr) Ibidem pag. 55.  $.i46>. 'DE VENUSSMET. 1053 de vermaarde Goulard verwonderde zich , dat de geene, die voorbereid wierden om de kwikfmeeringcn te ondergaan, begonnen hebben te kwyien, wanneer zy by gebrek aan plaats, in het zelfde vertrek verbleven , met de geene, die reeds gefmeert waren geweest; maar hy bekend, dat dit zeer dikwils is gebeurt, hy verhaald een geval van een Soldaat met de fcheurbuik gekweld die in de zelfde plaats heeft moeten leggen, alwaar verfcheide zieken door het infmeeren met kwik van de venusziekte wierden genezen: het hoofd van de ellendige zwol op; 'er is een zeer overvloedige kwyling gevolgt, met zweeren binnen in de mond, waar op het heet vuur volgde, waaraan hy is gefturven, dewijl deszelfs voortgang door niets konde gefluit worden, de in de Heelkunde z" zeer vermaarde Petit prijst, wanneer hy ove* de beenige uitwasfen handelt (t), de kwyling aan, door kwikwrvv»ngen verwekt, en veroordeelt het inwendig gebiuik van de kwikbereidingen, als krachteloos, en altyd fchadelyk. nochtans ontkend hy met, dat ten tyde der kwikwryving, dehoeveelheid der kwik niet kan bepaald worden, die volgens het onderfcheid van de gefteldheden word vereischt om de venusziekte te genezen; dewijl de dampkring op die plaatfen, alwaar de geene die door infmeeringen moeten genezen worden, leggen, vol van de kleinfte deeltjes der kwik is; waarom de zwakke en tengere zieken, behalve het kwikzilver, door het inwryven ontfangen,ook van dat mededeelen, dat door de lucht zweeft, en dus een al te groote hoeveelheid kwik bekomen, in geenen deele aan hunne krachten evenredig; en dus fterven zy nakoortfen, ftuipen,een onmatig opzwellen van het hoofd (u). waarom hy de geene die met kwik gewreven worden in afgezonderde kamers te leggen , of (s) Ibidem pag. 5i- (O Traité des maladies des os. Tom. II. pag. 496. («) Goulard fur les malad. Vener. pag, 56. Rrrrrr 3  io54 DE VENUSSMET. §.1457. of ten minfte weinige in een groot vertrek , en de vengfters nu en dan te openen, om de lucht te vernieuwen; maar onder de kwyling de vengfters te openen, vooral by koud weder, is 't niet .veilig, gelyk een iegelyk weet. Daar en boven zoude, offchoon ieder zieke in een byzondere kamer was , dat gevaar wel verminderen, maar niet geheel weg genomen worden, het is bekend , dat een deel van de kwik uit de huid der zieken die gefmeert zyn , uitwaasfemt, zo wel als van de geene die de levende kwik ingenomen hebben ; daarom zullen zodanige zieken in hunne eige dampkring , met de kleine kwikdceltjes bezwangert blyven , en zo zy in een kleine kamer opgefloten zyn , zal het zelfde nadeel volgen, edoch ieder zieke die gefmeert moet worden , in een ruim vertrek alleen te plaatfen , is in de ziekhuizen onmooglyk. al dit zwaar gevaar word vermyd , zo de kwikbereidingen ingenomen zynde, de kwyling - verwekken, dus kunnen wy zeker zyn , hoe veel kwik in 't lichaam komt ; deeze bereidingen kunnen in zo kleine gifte toegedient worden, dat zy de maag of darmen niet benadelen, en geen braken of afgang veroorzaken; en de kwyling eventwel volgen; men kan de zagtfte en veiligfte , nochtans krachtdadige uitkiezen ; de begonne kwyling onderhouden , of zo zulks nodig fchynt, vermeerderen, daar en boven werkt de kwik niet eveneens by alle menfehen : want by fommige ontftaan van een weinig kwik .terftond toevallen , die de aanftaande kwyling aanduiden; by andere word éen veel grooter hoeveelheid vereischt; het geene vooral by die plaats heeft, die dikwerf de werking der kwik nodig hebben gehad ; gelyk overal van alle, die de genezing deezer ziekte befchreven hebben , is waargenomen, waar uit blykt, hoe groote voorzigtigheid en oplettendheid nodig is om de venusziekte door de kwik te genezen : maar dwwyl zodanige ellendige uit fchaamce voor - v. n 1 [ ' ■ de  5.i46>. DE VENUSSMET. 1055 de kwaal, menigmaal ervare mannen vermyden, vervallen zyin handen van kwakzalvers, die dit heiligdom met de bezoedelde 'handen aantasten, en door hun roekeloos beftaan zeer veele allerellendigst bederven. Want de kwik, wat men ook van deszelfs zagtaartigbeid zegge, benadeelt het menfchelyk lichaam, zo zy zelfs uitwendig gebruikt, in te groote menigte in het lichaam word gebragt, al is het allergezondst, veele fchynen van gevoelen geweest te zyn, dat de genezing gelukkiger en zekerder voort gaar, wanneer de zieke veeie infmeeringen kunnen lyden, eer zich tekenen der kwyling voordoen: want zyboopen, dat de venusziekte voornamentlyk door veel kwik kan verdreven worden : ja men heeft voor een vaste geneeskundige ftelregel, door zeer zekere proeven bewezen, gefield, dat de venusziekte zo veel zekerder word genezen, hoe 'er meer kwik in 't lichaam is {w); dat daarom de kwyling zorgvuldiglyk moet vermyd worden; gedeeltelyk, om dat de kwik langs deeze weg te fchielyk uitgaat, die met de vogten door de vaten vloeit; gedeeltelyk, om dat het fmeeren teu tyde der kwyling moet ophouden, of alleenJyk in minder hoeveelheid en langer tusfchenpozing kan gefchieden; en dus de zieke geen kwik genoeg in 't lichaam krygen. deeze manier van de venusziekte te genezen wierd de manier door uitdoving genoemt; die de eerfte Lyf-Arts des Konings van Vrankryk ■Chycoineau heeft aangeprezen, in een openbare redevoering op de Hoogefchool van Mompellier 1718 gedaan, bekend is ge. worden, en naderhand van verfcheide in gebruik is gebragt. Het is nochtans zeker, dat die geene, die veel kwik in dam- peg , 00 Goulard fur les Malad» Vener, pag. 10. in  3056 DE VENUSSMET. $.1467. pen ontbonden in het lichaam ontfangen, allerellendigst worden, alle krachten verliezen, verlamt worden, met bevende lendenen tot alles onbekwaam leven, en naauwlyks wederom gezond kunnen worden , zo deeze kwalen reeds veroudert zyn. die ziektens zyn gemeenzaam aan die werklieden, die zich veel bezig houden niet het vergulden van mentalen; gelyk ook'by die geene, die op wat wyze ook , langen tyd en onvoorzigtiglyk met de kwik omgaan, die geene, die het kwikzilver uit de mynftnifen uitkoken, lyden een ellendig leven, en fterven zeer dikwils in den bloei van hunne jaaren. . . Waar uit men kan befluiten , dat het in 't geheel niet veilig is, bet lichaam met kwik op te vullen; want, van de vogten afgescheiden, waar mede zy vloeit, zet zy zich fomtyds op onderfcheide plaatfen van het lichaam ter neder, en veroorzaakt behalve de reeds opgenoemde kwalen, ook nieuwe moeilykheden. Jntqniut Mufa Brafavolus (x) heeft in de graven meer dan eens kwik in de hoofden der lyken gevonden, hy heefteen andere gezien, die maar driemaal op de armen en beenen ingefmeert was, kwik' zien uitbraken, foortgelyke kan men by Bonet (y) leezen. Schenck (z) verhaald, dat men in het lyk van een openbare vrouw, die haastig was gefturven, in de holligheden der hersfenen vry veel kwik heeft gevonden. Fallopius (d) getuigt, dat hy menfehen gezien heeft, drie jaaren te. voren gefmeert, metuitknagingen der leenderen, in welke,wanncer het heen ontbloot is.kwik vergadert was. daarom zegthy .prys ik dit middelniet:ikgebruik het fomtyds,wanneer ik niet regtflreeks myn doelwit kan befchieteu YjMmezïFernelius de Cx) Aphrodifiac. pag. 694» (v) Sepulchret. lom. 111. pag. 45?« 453- , (z) Obfervat. Medic Lib. VI. Obferv XII. pag. 811. Cd) De Morbo Gallico Cap. LXXVI. Aphrodifiac. pag. 809. Patholog. Lib. VII. Cap. VII. pag. 229.  §.1467. DE VENUSSMET. sogr de beenderen door de venusziekte uitgeëeten , met het yzex uitfneed, heeft hy niet zelde trillende druppelen kwik gevonden, ik zou verfcheide andere getuigen kunnen bybrengen ; maar ik geloof deeze genoegzaam te zyn , om te 'bewyzen , dat de kwik, door het fineeren in het lichaam gekomen, door de vaten met de vogten bewogen, tot een grooter lichaam kan te zamen vloeijen , en zich op onderfcheide plaatfen van het lichaam ter neder te zetten; dikwils niet buiten nadeel en ge • vaar. De zeer vermaarde man Targioni Tozzetti (c) , heeft een handfchrift gezien, van een onzekere Schryver, dat veele weetcnswaardige zaaken over de genees- en ontleedkunde inhoud, in de zestiende eeuw gefchreeven, namentlyk van het jaar 1567 tot T584. in dit boek vind men het volgende : die de venusziekte gehad hebben, en ingefmeert zyn geweest, by deeze ontflaat, wanneer het lichaam ontleed word, een zwaare bloedftorting , zelfs tegen wil en dank van de ontleeder: van gelyke krygen zy, noch levende, een flagaderbretik: beide heeft plaats , om dat deeze de vliezen der aders zeer dun en fyn hebben, door een lang en fterk wryven ontzenuwt, dit heb ik van Meefter Carolus gehoord, die dit in zeer veele naauwkelirig heeft waargenomen, en ik ondervonden heb waar te zyn. Ik beken , dat ik niet zoude geloven, dat de rokken der vaten door het wryven zodanig verzwakt worden, dat'hier door een flagaderbreuk zou ontftaan ; maar dewyl de kwik , zeer fyn verdeeld in de kwikzalven, door de vaten bewogen, tot een grooter klomp ineen kan lopen , en onder haare" natuurlyke gedaante door onze vaten bewogen worden, en zich dan op onderfcheide deelen van het lichaam ter nederzetten, fchynt de vrees niet ydel te zyn dat dit vloeibaar metaal , zo menigmaal zwaarder dan het bloed, door de gantfche kracht van (c) Prima Raccolta di Offervazioni Mediche pag. 91. Vyfde Deel. Ssssss  J058 DE VENUSSMET. §.1467. van bet linker hart, in de groote hart-flagader, die uit het hart komt gedreven , de plaats der rokken , waar zy op indringt, veel meer uitrekke, als het bloed met dezelfde kracht van het hart gedreven, maar ik geloof het een iegelyk bekend te zyn, dewyl het uit talryke waarnemingen blykt, dat zodanige plaats van'de groote hart-flagader, zelfs waar weinig verzwakt door de al te'fterke uitrekking, inkorten tyd een zak van de (lag. aderbreuk vormt, die vry fchielyk in grootte toeneemt, welke eindelyk gebroken, een haastige dood veroorzaakt. Ik'denk, dat de kwik, in zeer kleine deeltjes verdeelt, niet ligt tot grooter bolletjes kan te zamen lopen, zo lang zy door de {ladders word bewogen, namentlyk door de te zamenhellende "vaten, en door welke de beweeging der vogten fchielyk en onafo-ebroke is. maar in de aders, alwaar de beweging tr.;ger en&door de kleppen onderfchept, en vooral in de groote holliigheden, in welke het aderlyk bloed , in grooter menigte, en met minder aandrang word afgeleid, gelyk zyn de ader boezems, de ooren en holligheden van het hart, zullen zy tot grooter bolletjes kunnen te zamen lopen, die een weinig daar naar door de kracht van het linker hart, in de kromming van de groote hart-flagader zullen lopen , met zo veel grooter indrang, hoe de geëvenredigde zwaarte van de kwik, de zwaarte van het bloed overtreft ; waar uit de vrees voor een flagaderbreuk ontflaat. Is zodanig iets niet gebeurt, die geene, die het eerst onder de Chriftenen, de pillen van Barbarosfa heeft gebruikt, en die fchielyk dood geval/en is op de Avenionfche brug, wanneer hy aldaar uit den firyd gevlugt was? zeker is niets gevaarlyker voor de geene die een flagaderbreuk hebben, dan een onverhoedfche en fchielyke beweging, het is nochtans waar, fat.de zeer vermaarde Aftruc aanteekent (dj, dat maar een van deeze pillen aan de zie- (rf) De Morb. Vener. Lib» II. Cap. VII. pag. 127.  $.ï46>-146*8. DE VENUSSMET. 1059 zieken des avonds toegediend is geweest, waar in naauwlyks vier greinen kwik waren, en dat dus deeze haastige dood niet aan het gebruik van deeze pillen kan toegefchreeven worden, maar dewyl men zegd dat deeze pillen een wonderbare uitwerking gedaan hebben , heeft men dezelve buiten alle twyfTel, of in grooter gifte, of te lang agter een gebruikt, en dus is 'er veel kwik in het bloed gekomen , die eindelyk deeze kwaaien heeft' kunnen voortbrengen. Al het geene tot noch toe van het uitwendig gebruik der kwik in de geneezing der venusziekte gezegd is, is oorzaak geweest, dat zulks nimmer op myn aanraden is gefchied want deszelfs onftandvastigheid is zo groot, dat zy nimmer naauzvkeurig kan toegedient worden ; want daar gy door deszelfs al te veelvuldig gebruik nadeel vreesd te doen, doet gy met dezelve weinig voordeel; dewyl gy met het geene gy wild helpen , dikwils zwaar kwetst • zo moeilyk is het deszelfs krachten te meeten , en in dezelve het geene bekwaam is, van het onbekwame te onderfcheiden (e) ik heb altyd liever gehad de kwyling door kwikbereidingen , die my bekend waren , op te wekken, want dus wist ik zeker, hoe veel kwik ik aan de zieken gaf, en ik had niets van de kwik, langer dan behoorlyk in het lichaam nestelende, en op verfcheide plaatfen ter neder gezet, te vreezen. §• '468- ^at deeze ontfta, moet de zieke eerst v~/ eenige dagen van te voren geritendrank drinken. Ik heb altyd de volgende manier gebruikt, om de kwikkwylirig op te wekken, ter geneezing van de venusziekte , tot dat ik naderhand een andere geneeswyze heb beginnen te beezigen ; waar over ik in 't vervolg zal fpreeken. Ik (e) Alex. Trajan. Petronii de Morbo Gallico Lib. VI. Cap. IX. Aphrod. pag. 1292. Ssssss 2 ■  ie>6o DE VENUSSMET. §.i46l Ik onderzogt eerst de zieken , of zy fterk genoeg waren, om de kwyling te verdragen, die zeker zeer moeilyk is. zo de lichamen droog en dor waren, zo de long befchadigt fcheen, zy van te voren een bloedfpuwing hadden gehad, zy een geduurig zich des avonds verheffend koortsje hadden, heb ik het kwyien altyd uitgefteld, tragtende de aanwezende lichaams gefteldheid door goed voedzel, baden, verblyf op 't land, eerst te verbeteren, fommige van deeze over de langwyligheid verdrietig, hebben toegevender Geneesheeren om raad gevraagd; maar zyn byna alle onder de kwyling gefturven ; weinige die overgebleven waren, hebben een ellendig en kort leven geleid, men leest by de geene die zulks opgemerkt hebben, verfcheide dusdanige gevallen (f). ten zy de krachten op deeze wyze toenemen , en het lichaam wederom eenigermate vleezig word, geloof ik, dar men het kwyien in zodanige uitgeteerde en vermagerde lichamen, niet zonder gevaar kan beproeven, men moet de zieken waarfchouwen, dat tot het volbrengen van deeze geneeswyze een onverhinderde verleediging van zes weeken nodig is. Zy gebruiken een geheele week, voor het gebruik der kwik, een zagt, bevogtigend, tegen het bederf ftrydend middel, uit ryst, gerst, haver, zagte moeskruiden, in melk of vleeschnat gekookt, gekookte appelen , wit vleesch , in kleine hoeveelheid, eerder gekookt dan gebraden, de drank zy zuiver water met een derde verfche melk. zagt, dun, niet dronkenmaakend bier, word ook aan de geene die aan het zelve gewoon zyn, ligtelyk toegeftaan. ook mogen zy geen wyn, of eenige geestachtige kruidige drank drinken. Want dewyl de fappen door de werking der kwik ontbonden worden, en de kwyling een zwaare ftank veroorzaakt, zal alles door zodanig zagt, en tegen het bederf ftrydende voedzel, zo veel mooglyk tegen de nadeelen der verrotting befchermt worden. Door <ƒ) Turner Sipbylis. pag. 327.  §.M8. DE VENUSSMET. l06i Door een zagt zuiverend middel, of ook door klyileerén worden de darmen geleedigt, op dat de daar gelate drek geene moeite veroorzake , ten tyde der kwyling, wanneer de afgang zeldzamer is. men gebruik in deeze week daaulyksch bet bad , op dat de gantfche huid afgeveegd en fchoon^zy , om dat het linnen onder het kwyien niet word verwisleld. Zo het een bloedryk lichaam is, doet men een aderlating; anderzints niet geduurende deeze geheele agt dagen word het lichaam gevuld met een zagt, doordringend afkookzel, uit de china, jarzaparil, grasivortel, enz voor minvermogende zal het afkookzel van klits, heumst wortelen, met zoet hout, de zelfde uitwerking doen. in de lyst der geneesmiddelen by dit getal vind men een voorlchrift van zodanig afkookzel. Ui; gedaan zynde, doe de zieke klederen aan, die hy in zes weeken tyds niet uit zal doen; hy zette een woile muts op om het hoofd warm te houden; want het is gevaarlyk, zo de koude lucht, ten tyde van het kwyien, het hoofd bewaaqe. Deeze voorbereiding is genoeg, eer dat de zieke de kwyling zal ondergaan. Sydenham heeft de omflagtige en langwylige voorbereidingen tot het kwyien, door buikzuiveringen , ettermakende middelen, baden, enz. veroordeelt (g). want hy heeft de kwik als een vergif aangemerkt, dat men nodig heeft om de kwyhng te verwekken; het geene gemakkelyker van een kloek en fterk lichaam kan verdragen worden , dan van een lichaam door aderlatingen en een dunne voedingswyze verzwakt, zender twyflel zal een verftandig man het heter febatten, niets te doen , dan door dusdanige vlyt te benadeelen. ook getuigt de ondervinding dat de geene die door geene ontlastingen , of op een andere wyze verzwakt zyn, de aandrang der kwyling veel beter kunnen verdragen, dan die, welke zenuwen voor den fttyd als gekurve zyn. Q) Epiftola Secunda Refponforia pag. 426"» ^' ^>ssss^ 3  it& DE VENUSSMET. f. r4«9; (j. 1469. T^at hy dan alle uur een bekwame gifte JL-J zoete kwik gebruike. De geene die de kwyling ondergaan zal , zal altyd in een warme lucht moeten blyven, in welke de kwik, in de thermometer van Fahrenheit (welkers twee-en- dertigfte graad het vriespunt aanwyst) nimmer onder de zestigfte graad daald ; zo de kwik tot de zevendgfte graad opklimt, kan dit ligtelyk verdragen worden ; maar zy moet nimmer de tagtigfte graad overklimmen; want men vind 'er weinige, die een grooter hitte zonder moeite en benaauwtheid kunnen lyden; waar door ook gewoonlyk de flaap belet word. want hoe wel ook een warm luchrgeftel ten tyde der kwyling word aangepreezen , moet men nochtans op de min of meer gemakkelykheid om de hitte te verdragen ; welke by or.derlcheide menfehen zeer verfchillende word bevonden. De vrouwen geeft men gewoonlyk de kwik , zo dra de Honden ophouden; op dat de lastigfte tyd der kwyling niet in de volgende wederkeering der ftonde invalle. Ik heb zodanige kwikbereidingen uitgekozen , die vry gemakkelyk van het lichaam worden verdragen , en geen braken of fterke afgang veroorzaken, ik heb my altyd van de ronde pratipitaai, en de zogenoemde turbith minerale, onthouden, om dat zy het lichaam gewoonlyk hevig ontftellen. ik heb deeze van andere zien gebruiken , en een fchielyke en overvloedige kwyling zelfs in fterke menfehen voortbrengen , maar die dikwerf vry gevaarlyk was, en niet ligtelyk tot de behoorlyke matiging konde herbragt worden, hier by komt, dat, door deeze tc gebruiken, dikwils ruime en verzwakkende buiklopen ontftaan ; dat dikwils niet zonder gevaar is. Ik  J. 140*0. DE VENUSSME T. jC63 Ik heb de witte pracipitaat , of de zoete kwik , driemaal opgeheven gebruikt, ik weet wel dat de calomel aangepreezen word; die de zevenmaal opgeheeve zoete kwik is; gelyk ook de zogenoemde kwik panacea; welke uit de vyftien maal opgeheve kwik bereid word. maar ik geloof waargenomen te hebben, dat deeze werkzame bereidingen wel veiliglyk kunnen gebeezigt worden , maar dat door een zo dikwns herhaalde arbeid, de waarde vermeerdert , de krachten vermindert worden, daarom heb ik liever zodanige willen gebruiken , die krachtdadiger waren, en die ik in een gematigde gifte, naar wel gevallen, zonder eenig gevaar, konde toedienen. Deeze voorfchriften heb ik gebeezigt. Vf. Mercur. pracipit. alb. gran. xxx. Sacchari alb. puriff. drach. j. te zamen lang agter een in een glafe vyzel gewreeven , in xxiv. gelyke deelen verdeeld, tot gebruik. fy. Mercur. dulc. ter. fulllmati gran. Lxxxx. of een en een half drachma Sacchari albi purijf. drach. ij. te zamen lang agter een in een glafe vyzel gewreeven , in ■ xxiv. gelyke giften verdeeld, tot gebruik. Ik  1064 DE VENUSSMET. $. H69. Ik gaf zodanige gifte des morgens ten zes, negen entwjialf uuren; na de middag ten zes en negen uuren. Maar op dat 'er geen braaken of buikpynen en vloeijende afgang op zoude volgen, nam de zieke na iedere gifte een lepel van het volgende: xp. Aq. ft Hl. Cort. Citri Unc. iy. Laudan. puri gr. ij. Miftce. Deeze hoeveelheid was genoegzaam voor fterke menfehen ; maar voor kinderen of zwakke , verminderde ik het getal der giften , of de hoeveelheid der kwikbereidingen in iedere gifte , want hier kan niets algemeen vastgefteid worden; maar moet van die geene worden bepaald, die de zorg voor de kwyling draagt, en de zieke dikwerf bezoekt, om de veranderingen na het gebruik van deeze middelen naarftiglyk aan te tekenen. By veele heb ik de eerfte dag alleen maar drie giften toegedient, zo zy dezelve gemakkelyk verdroegen, vermeerderde ik de volgende dag de giften, in de lyst der geneesmiddelen vind men negen grein zoete kwik voor een gifte ; maar voor zo veel my bekend is, heeft de zeer vermaarde Èoerhaave nimmer zo veel van dit middel voor een gifte toegedient ; het geene een iegelyk ligtelyk zal geloven, dewyl men in de voorftelling leesd, dat men maar alle twee uuren een gifte van de zoete kwik moet toedienen, maar het woordje bekwame word 'er by gevoegd ; waar uit blykt, dat hy de hoeveelheid der zoete kwik niet bepaald heeft, maar de voedingswyze blyft dezelfde , als ten tyde van de voorbereiding tot de kwyling is aangepreezen. §.1470.  ■ $. i47o. DE VENUSSMET. io^5 §• H7°- dra de adem begint te ftinken, het tand- ^ vleesch zeer te doen , de tanden om hoog fchynen gezet te worden, moet men opletten of' men met de kwyling voort moet gaan, ftil ftaan, of de. zelve inhouden. By deeze zieken ontflaat na het innemen der kwik, vroea of laat een koortsje; zelde de eerfte dag, fomtyds de tweede3 dikwerf de derde, fomtyds ook Iaater; zy worden heet benaauwt, dorstig, gevoelen een lastige kwyning, als of he't geheele lichaam magteloos was. als dan volgt 'er een ongewone ftank der adem , die niet minder lastig is voor de zieke als voor de omftanders, welke een teken van de aanftaande kwyling, en die geduurende de geheele tyd van het kwyien blyft die in de genezing deezer ziektens ervaren zyn , houden de aanftaande kwyling niet in twyffel, zo dra zy in de kamer tredende, deeze doodreukige ftank gewaar worden. Als dan begint het tandvleesch zeer te doen ; de tanden verheffen zich ; de mond word ftyf ; zo dat de fpraak moeilyker word; dan zwellen de lippen; het geheele hoofd word opgeblazen ; de. tong aan de zyden gezwollen , alwaar zy de tanden raakt., verzworen, word fomtyds diep uitgegeten "met een zwaare pyn; de mond word van binnen diep 'verzworen • fomtyds volgt 'er ook een zwaare bloedftorting; 'er volgt een overvloedige uitvloed van taaije flym, zo wel" by naot 'als bv dag; die zeer ftinkt. ö y Zo veele en zwaare ellenden verzeilen de kwyling door kwik veroorzaakt: waarom de geene die voorzmig zyn lieVyfde Deel. Tttttt ver  io66 DE VENUSSMET. $.1470.1471. ver hebben de krachtdadigheid der kwik te matigen, of ten minfte de eifte te verminderen, zo dra. zich de tekenen der beginnende kwyling openbaren, tot dat zy zien, dat de begonne genezing niet te geweldig voort gaat. Maar dit zal veel veiliger kunnen gefchieden , wanneer de kwvline door het inwendig dan wel door het uitwendig gebruik van de kwik word opgewekt, gelyk uit het vorige gezegde blykt; want ik ben zeker, hoe veel kwik ik ingegeven heb; maar ik kan in geenen deele zeker zyn hoe veel kwik langs de huid ingedrongen is, en welke fomtyds fchielyk begint te werken. Zo lm" men kan twyffelen of de begonne Kwyling fchielyk zal toenemen0, geeft men geen nieuwe gifte kwik; zo zy langzaam en gematigt voort gaat, houd men dezelve aan de gang, tusfchen beide nu en dan een kwikpoedertje gevende, zo er een al te hevige kwyling op volgt, moet zy eerder ingehouden worden; waar over naderhand zal gefproken worden. ; 'Er word ter deezer tvd veel zagte drank vereischt; welke eemaakt word van corenten zonder korrels, gezuiverde gerst, loethout, en by de doorzyging doed men een derde gedeelte verfche zuivere melk. 'er kunnen verfcheide andere foortgelyke gersten dranken gereed maken , volgens de fmaak der zieken. ïa.Ti. n^o ieder etmaal drie of vier ponden worJLi den uitgefpogen, is het genoeg. Het blvkt genoegzaam, dat de hoeveelheid van het vogt die uitsefpogen word , volgens de verfcheidentheid der jaaren en lichaamskrachten onderfcheiden is. men gelooft het genoeg te zvn zo 'er in een etmaal drie of vier ponden worden uitgeJwyld; fommige heb ik gezien die vyf of zes ponden uitfpogen,  $.1471. DE VENUSSMET. 1067 zonder veel van hunne krachten te verliezen, zo zy daaglyksch vier ponden uitkwylen, zullen zy in dertig dagen honderd en twintig ponden uitkwylen, en zo veel meer naar evenredigheid als de kwyling duurt, of dat zy daaglyksch meer uitkwylen. dat de oude lichaamsvogten langs deeze weg uitgaan, en 'er zoveel nieuwe niet in de plaats komen, blykt daar uit, dat de geenedie de kwyling doorgeftaan hebben, uit deeze geneeswyze vermagerd en uitgeput komen, zo dat de vlezigheid van het lichaam voor 't grootfte gedeelte verloren is gegaan, zelfs kan de overvloedige zagte drank, zo aanftonds aangeprezen het gelede verlies niet vervullen, déwyl de zieken in een warme lugt zynde rneestentyds genoeg zweeten, en gewoonlyk een overvloedige pislozing hebben, hier by komt, dat ten tyde der kwyling dikwerf een verzwakkende afgang ontflaat. Om de waarheid te zeggen, de vogten door het venusgif befmet worden door het kwyien en de afkookfels, ontbonden, ontbonden zynde, uit het lichaam gedreven, en worden door nieuwe zuivere vervangen ;. en dus zoude de gezondheid volmaaktelyk kunnen wederom keeren. maar dewyl 'er ten tyde deezer genezing meer van het lichaam verloren gaat, dan herfteld word, 'blykt het, dat 'er een voorzigtige matiging vereischt word, om dit heilzame doel te bereiken, en de zieke na zo veel geleden te hebben niet onder de genezing beswyken. hier uit blykt wederom een andere reede, waarom het zo ongelukkig met de ellendige afloopt, wanneer kwakzalvers, ja de heffe des volks zelfs, zich met zodanige genezing durft bemoeijen. Soortgelyke wyze is tot een lang leven aangeprezen geweest; om namentlyk in het hoog bejaard lichaam byna van nieuws op veranderingen der vogten door ontbindende middelen zouden ontftaan, en dezelve daar na zouden uitgeworpen worden; ge- Tttttt 2 lyk  io68 .DE VENUSSMET. §.1471.1472.1473. lijk de ontfange genezingen door de kracht der kwik, of door verdunnende , uitdrogende, zweetdryvende afkookfels. deeze brengen het lichaam dikwerf een gefteldheid aan om het verouderde uit te dryven, en het nieuwe levensvogt te herftellen(h). nochtans word 'er zeer wel by gevoegt: waarom de voorzigtige konstbehandeling door deeze tot een lang leven leid. ik geloof dat 'er weinige zullen gevonden worden, die de onzekerheid van een lang leven tot deeze prys zouden willen koopen. (j. 1472. Tndien te weinig, zal men de vloed opweV* JL ken door de zelfde prikkel. Het getal der giften, of de hoeveelheid der kwik word in iedere gifte vermeerdert, gewoonlijk helpt het veel tot de kwyling , zo het hoofd en hals met wolle doeken bedekt worden, men moet hier eventwel niet te haastig zijn; ik heb altijd liever gehad met de zelfde hoeveelheid kwik lang agter een voort te gaan, dan fchielijk te vermeerderen : want 'er volgt fomtijds een zwaare kwyling, buiten alle verwagting, welke een Geneesheer niet ligtelijk zal kunnen matigen, na veel kwik te hebben ingegeven. §• r473- ry° fterker dan de krachten kunnen lyden, £-4 zal zy tegen moeten gehouden worden door een zagt klyfteer, buikzuiverend of zweetdryvend middel, Het (h) H. Boerhaave Inftitut. Medic. §♦ iodj»  $.1473- DE VENUSSMET. tc69 Het gebeurt fomtijds, vooral zo de kwik in eenonvoorzigtije hoeveelheid, of door te dikwerf herhaalde giften toegedient is, of dat door het infmeeren meer levende kwik in 't lichaam is gekomen, als men geloofde, dat de kwik op eenmal tevens als uitbarst; als dan zwellen het hoofd, de lippen, de tong, de geheele mond van binnen fchielijk op; en wanneer de vaten deezer deelen doorgankelijk genoeg zijn, volgt .'er een zwaar en geduurig kwyien, die, op de zelfde voet voortgaande, het geheele lichaam in korten tijd zodanig zoude uitputten, datalledekrachten fchielijk zouden vervallen, en een flaauwte aaniïaande zijn; ja zelfs de dood te vrezen, de zieken worden altijd gewaarfchouwt, dat zy, om deeze voor te komen de drank gebruiken §. 1470- aangeprezen, zo dat zy de kwyling in hoeveelheid overtreffen ; men heeft zodanig voedfel, dat dun is, zonder moeite door kanygaan, voedzaam genoeg, byna geen werking der ingewanden tot deszelfs koking vereisfchende; gelijk deroom van gerst, haver, ryst, met fap van kalfsvleesch of melk bereid; op hoop, dat de krachten kunnen onderfleunt worden om het geweld der kwyling door te flaan. Zo deeze niet genoegzaam zijn, moet men de kwyling verminderen, de afleiding zo veel mooglijk naar een andere plaats bepalende, die inwendig middelen gebruikt hebben, kan men alleen maar ligtelijk van deeze afwenden; diekwikzalvengebezigt hebben, moeten terftond hunne onderkousfen, broek, hembde, beddelinnen, dat alles door de befmeering met de kwikbefmeurt is, afleggen; en zorgvuldig de geheele huid zuiveren, opdat de kwik niet voortwerkt, die in deeze vuiligheden blijft hangen, in het lichaam kome, en de kwyling vermeerderen, die reeds te Tttttt 3 zwaar  iorcv DE VENUSSMET. §,1473. zwaar is. tevens worden de buikzuiverende middelen aangeprezen om een gedeelte van deeze droesfem door de afgang uit tedrvven en dus eenige rust aan de bovenfte deelen verleenen, die dag'en nagt zonder ophouden vloeijen, en daar door de ellendige van alle flaap beroven. .... Hier moet men nochtans zeer omzigüg zijn: want het zal in 't volgende Hoofddeel blyken, dat het niet wenfchelijk is, dat de kwik op de afgang werkt, men beproeft dit door een zagt klvfteer: waar van men in de lyst der geneesmiddelen by dit getal een voorfchrift vind. het is bekend, dat de zogenoemde buikzuiverende klyfteeren, die door te zuiveren op de afgang moeten werken, niet alleen door de drek uit te fpoelen, uit vieronderfcheide dingen beftaan, welke men gewoon is in te nemen, om de afgang te verwekken, dit geftelt zijnde, blijkt de leede, waarom dit klyfteer zagt genoemt word. Bv het zelfde getal is nog een ander voorfchrift, om ïnwendio- te gebruiken, dat vijftien grein diagrydium, en zes drachimzs fyrupi rofarum folutivi cumfenna, in houd; anders mets; en dus maar zagtjes zuiverd. Ik zoude niemand fterke buikzuiverende middelen durven aannden- veel min zulke, die zouden doen braken, de zeer vermaarde Aftruc (O heefc alleenlijk zagte zuiverende middelen aangeraden; maar heeft 'er daar op by gevoegt: ja, zo eengroot 'eevaar over 't hoofd hangt, met anderhalf once aqua benedicta rulandi, of braakwyp. zo iemand maar een eenige aan 't kwyien heeft gezien, met de mond van binnen geheel verzworen, (O De Morb. Vener. Lib. IV. Cap. VIII. pag. 364. $6$.  $.j4?3- DE VENUSSMET, io7i de lippen, kanken, gezwollen, ftijf, de tong zeer doende, gezwollen, aan de kanten uitgegeten, 'naauwlijks meer in de mond kunnen gehouden worden, zal, ben ik zeker, verfchrikken, zo hy bedenkt, dat deeze ellendige na zo'veele wrede benaauwtbeden, mooglijk binnen weinige minuuren van een lievige braking zal aangetast woiden. de vermaarde Schryver heefr deeze moeilijkheid niet over 't hoofd gezien, zeggende: maar zo nt chtans het braken, door dien de keel door het zwellen der amandelen gefloten is, moeilyk fchynt te zyn, zoude het goed zyn eenige grei■r,-en van de tartarus ftibiatut< folubilis, b: v: vyf, in twee ponden water te ontbinden, en met verdeelde teugen te drinken te geven ; want dus getemt, en dus onbekivaam om de braking voort te zetten, zal de kracht van de ftibium voort gaan langs onder te werken, zvelke een weinig fterker aandrang naar buven zoude gedaan hebben. Maar zekerlijk verwekt de braakwijndeen afgefpoelt, ingenomen , menigmaal een walging en het braken, offchoon zy voor 't grootst gedeelte op de afgang werkt: het is bekend dat fterke zuiverende middelen dikwerf doen braken, wanneer zy het lichaam beginnen te verroeren, maar een eenige braking kan hier veel kwaad doen, zo men aanmerkt, hoe ellendig de keel, tong, de geheele mond van binnen, gefield zijn onder het kwyien. het gefchied niet zonder hevige pogingen by een gezond mensch, daar alle die deelen geheel buigzaam; beweegbaar zijn, wanneer het geene in de maag is met geweld word uitgeworpen, hoezeer zal men te vrezen hebben, wanneer de tong, de amandelen, en het voorhangzel van het verhemelte gezwollen en ftijf is, dat'er eenig deel van 't geene uitgebraakt moet worden in de longpijp valle met gevaar van te verflikken ; ten zy dit terftond door een zeer fterke hoest kan uitgedreven worden ? hoe fcherp zal de pijn zijn , wanneer alle die deelen gefpannen , ontftoken, zo raauw gefchokt worden ? hoe groote vrees vooreen bloedftorting, dje  iofa DE VENUSSMET. §• I473- die dikwerf in de kwyling plaats heeft, wanneer alle die deelen half uitgeëeten gefchokt worden, door het braken of de hoest, waar uit het, myns dunkens, klaar is, dat men het braken altyd ten tyde van het kwyien moet vermyden. Dewyl dierhalve veel voorzorg nodig was, bm de al te fterke kwyling door de afgang te verminderen , heeft men beproeft, de indrang en hoeveelheid der vogten door zweetmiddelen van het hoofd en de keel af te wenden, want wanneer de gantfche huid met zweet overftort word, heeft men hoop, dat die deelen minder gedrongen zullen worden, die de fpog afzonderen en uitlozen; en dus de kwyling kan worden vermindert. In de lyst der geneesmiddelen by dit getal worden vier- en- twintig greinen van de diascordion fylvii tot een zweetmiddel aangeprezen, dewyl dit middel in de Duitfche Apotheeken niet altyd te vinden is, moet ik 'er iets over zeggen, de diascordium, van de fcordium (waterlook) die het voornaamfte famenftelfel van het zelve is, aldus genoemt word van Hieronymus Fracaftorius Lib. 3. de morbis contagiofis cap.- 7. befchreven, en word in de befmettelyke ziektens tot de wolken toe verheven, en vooral in de pest. hy gaf namentlyk een teug, die een drachma van deeze conferf inhield, een once fchaapszuuring, een once citroenfap, en een once azyn: hy deed 'er twee fcrupulen by van het hartfter* kend JJeenpoeder. maar hy fchynt alle de geneeskrachten van deeze drank in het genezen van de pest voornamentlyk aan het elecr tuarium diascordii toegefchreven te hebben; waar van drie vierde deelen uit honing beftaan; waarom 'er vyftien greinen van alle de famenftelfels te famen genomen , in deeze drank waren, deeze conferf wierd, zo ik my niet bedrieg, van vyftien dingen te famen geftelt; waar door van elk in dit drankje maar een klein gedeelte was ; en daarom hebben fommige de zweetdryvende kracht liever aan de zuure fappen, als aan een drachma diascordium willen toefchryven. in deeze conferf is wel opium, maar wei-  §.i473- DE VENUSSMET. 1073 weinig; nochtans op onderfcheide plaatfen verfcheide. in fommige Apotheeken houd een drachma diascordium een derde grein opium in; in de Weener Apotheek maar een vierde, men vind gewoonlyk dit famenftelfel in alle de Apotheeken; maar niet volkome , zodanig als Fracaftorius heeft befchreven. Franciscus de le Boe Sylvius (k) heeft een ander diascordium van het vorige onderfcheiden, te famen geftelt: want hy heeft veele dingen weg genomen, en nieuwe by gevoegt; deengel' wortelen, de bladeren der gezegende distel, ftajfraan, flecprui* men, meefterwortel, moftchaatnoot. het grootïle onderfcheid beftaat daar in, dat 'er in 't geheel geen honing by gedaan heeft; die in foortgelyke famenftellingen de omflagtigheid, niet de krachten van het middel vermeerdert, want hy heeft geboden alle de famenftelfels in brandewyn te weeken ; welke hy daar na meteen zagt vuur door de helm aftrok; als dan bleef op de bodem van het vat een uittrekfel, dat nochte bederft, nochte befchimmelt; en dus heeft hy een proef gegeven, op wat wyze foortgelyke middelen in de winkels te famen kunnen gefield worden, welke in een klein beflag uitmuntende krachten bezitten, het blykt ligtelyk, dat de evenredigheid van de opium tegens de overige famenftellingen grooter word, wanneer in zodanige ftelling geen honing is. in de diascordium ftylvli kan de evenredigheid van de opium tegens de overige niet naauwkeurig bepaald worden ; dewvl deeze verfchillende is, naar mate dit uittrekfel dikker of dunner is. Sylvius zelfs, bepaald vyftien greinen voor een gifte 2'enoe.ezaam, om als een zweetdryvend middel te werken : inde ïyst der geneesmiddelen worden, gelyk gezegt is geweest, vier- en- Q) Prox. Medic. Lib. I. Cap. XLVIII. VyfdeDeel. Vvvvvv  1C74 DE VENUSSMET. §.1473.1474. en twintig greinen voorgefchreveti. ik heb tot dertig en meer n-Hnen "/onder nadeel zien toedienen, de te faamgepuntekracht der fpeceryen - en de doordringendheid der iaffraan, pryzen de krachten van dit middel aan. het zal fchoon voordelig zyn, zo het na een toegedient zuiverend middel in dit geval, de beioerWen door de werking der buikzuivering veroorzaakt, bedwingt en ftilf, en tevens de al te groote gevoeligheid der inwendige deelen van de mond, waar door de kwylmggewoonlyk toeneemt, verzagt, en ter zeiver tyd, door het zweet op te wekken , de afleiding der vogten naar elders voortzet. ) In Prasfatione Aphrodifiac. Xxxxxx 3  io86 DE VENUSSMET. §• H77- diep gefpleten word, de bloedftortingen, uit de inwendige uit\ een (jl) Turner Syphylis pag. 202. (V) Aphrod. pag. 368.  §• H77- DE VENUSSMET. 1087 een Spaansch Geneesheer, welke de zeer vermaarde Aftruc Cs) niet zonder reede gelooft onder de oudfte Schryvers over de venusziekte te moeten gerekent worden, heeft wei de kwikfineeringen gebezigt, maar heeft de kwvling die daar op moest volgen getragt te verhinderen, dus fchrijft hy : in t voorbrengen van de bloedige etter worden de koortften en pynen heviger, dan na dat de bloedige etter gevorml is'; en daarom is het het beste en by zonder e , tot zo lang een ontbindmiddel toe te dienen, op dat zy, eer dat het vogt langs de mond zvord uitgedreven, naar beneden ontlast zvord; en dus de mond van ftchade bevryd word, gelyk ik menigmaal heb ondervonden;- of zo hy puistjes of plaatfen heeft die verzzvoren zyn, moet men daar aantrekkende middelen zetten, om het vogt daar uit te ontlasten, en van de mond af te zoenden, hier ■uit blijkt, dat de manier bm de venusziekte zender kwyien te genezen, reeds van 't begin af, dat de ziekte in Europa is bekend geweest, is gebruikt geweest; welke naderhand verfcheide andere hebben geprezen, Amatus Luzitanus, Lconardus Pot alJus van Ast, enz. naderhand is dit de manier van Mompellier benoemt, zy fineerden kwikmiddelen in, of ook dekten zy verfcheide lichaamsdeelen met kwikbevattende pleisters: andere gaven verfcheide kwikbereidingen inwendig, zo dra de adem begon te fiinken, en de tanden als zich op te heffen, gaven zy terftond een zuiverend middel om de aanftaande kwyling te verhoeden; en dus deeden zy hun best, dat geene door de afgang uit te leiden , dat anders langs de mond zoude gevloek hebben; zv gingen voort met het gebruik der zuiverende middelen; tot dat de mond de zieke niet meer zeer deed, nochte ftonk, nochte heet was. daar op bezigden zy wederom de kwik, tot dat zich de tekenen der kwyling vertoonden; welke zy wederom door zuiverende middelen voorkwamen, op deeze wyze gingen zy voort overhands opwekkende en temmende, tot dat de toevallen der ve» 0) De Morb. Vener. Tom. II. Edit. 2. pag. 614,  ic38 DE VENUSSMET. §.147/. venusziekte verdweenen. fommige noemden dit de manier van de venusziekte door uitdoving te genezen; om dat de beginnende-kwyiing door de zuiverende middelen als uitgedooft wierd. daar is ook een andere wyze om de venusfmet door fmeeren te genezen, zonder de kwyling op te wekken, en zonder zuiverende middelen toe te dienen om de kwyling te verhinderen, de zeer vermaarde Chevalier (t), getuigt dat~hy deeze manier in America gebruikt heeft, en hy veroordeelt ten eenemaalde kwyling als onnut, ja fchadelyk; en daarom wil hy dat dezelve zorgvuldiglyk zal vermyd worden, hy noemt deeze manier wryvirig door uitdoving, zy beftaat daar in, dat men alle keeren minder kwik infmeeren dan gewoonlyk gedaan word, wanneer de kwikwryvingen tot dit einde gedaan worden;, om de kwyling op te wekken, hy leid de nuttigheid deezer wryvingen daar van af. dat dus grooter hoeveelheid van de kwik in het lichaam van de zieke komt, en dat 'er niets van dezelve uit het lichaam door de afgang of kwyling gaat. want hy waarfchouwt dat men daaglyksch zorgvuldig de mond der zieken van binnen zoude bezien; zo zich maar het minfte teken der kwyling zoude voordoen, gebied hy terftond van het wryven op te houden; en ten zy dat zich eerst alle tekenen der kwyling hebben vertrokken, zegt hy, dat de kwyling niet moet herhaald worden, maar op dat deeze tekenen der kwyling fchielyker verdwynen, prijst hy het afkookfel van de weegbrée aan, in welk ieder pond twaalf greinen aluin zijn ontbonden geweest, om de mond daar mede te fpoelen. De voornaamfte goede uittlag der genezing leid hy daar van af, dat op deeze wyze meer kwik met de vogten vermengt word, en met dezelve langer agter een door de vaten word bewogen; waar uit volgt, dat O) Letjes a M. de Jean' fur les maJadies de Su Domingue &c. pag. 69. parati, femel reëlificati , uncias centum & viginti; Deeze gifte vermeerderde of verminderde hy naar mate de daar op volgende uitwerkingen; en dus genas hy deeze ziektens zeer zeker, zonder eenige daarop volgende kwaal, 'er word by gevoegd , dat de kwyling naar evenredigheid volgd. Ik was zeerblyde, dat my dit middel meedegedeeld wierd : ik leerde daar uit, dat, dewyl in ieder once een half grein bytende fublimaat was, men een geheel grein van het zelve, zonder nadeel op een dag konde toedienen, maar dewijl het by de Scheikundige de gewoonte was, de alcohol vini , boven de fur» bith minerale en de roode pracipitaat te ontfteeken, op dat deeze dus zagter geworden , veiliger voor het inwendig gebruik zouden kunnen dienen, verhoopte ik, dat iets diergelijks zoude kunnen gefchieden, wanneer de bytende fublimaat dus door het vuur uitgehaald wierd, en ontbonden in zo groote hoeveelheid fpiritus frumenti re&ificati. dit middel heb ik te werk gefield ; maar ik gaf 'er aanftonds een pond afkookzel van de voortel van althaa, of van eenig ander verzagtend afkookzel, te drinken, daar een gedeelte zoet hout by doende, om de fmaak aangenaam te maaken ; fomtijds met een derde of vierde gedeelte melk, tot het zelfde gebruik, op deeze wyze konden de zieken het middel gemakkelijk verdragen , en klaagden nergens over, An-  §. xffl. de venussmet. ioqq Andere hebben in de plaats van "de fpiritns frumenti, de fpiritus vini gebruikt, en voor zo veel my bekendis, met het zelfde gevolg. Ik heb dit middel altyd in deeze evenredigheid gebruikt, welke D. Sanchez my had aangewezen ; namentlyk een half grein op een half once fpiritus ; waarom ik my verwonderd heb by een zeer geleerd Parysch Geneesheer (d) , in een brief van Sanchez aan Gmelin, een andere evenredigheid aangepreezen gevonden te hebben, namentlyk, dat vier greinen bytende fublimaat, in agt-en-veertig oneen fpiritus vini ontbonden worden ; dus is in ieder once maar een twaalfde gedeelte van een grein, ik twijfFelde, of mooglijk in de brief vier- en- twintig greinen was gefchreeven geweest, en de eerfte cyffer by geval uitgegaan was, en dus hier een misflag was begaan ? ik heb de lyst der misflagen naargezien, en zulks niet gevonden. Men moet aanmerken, dat in de brief van Sanchez geleezen wierd, dat het kwyien op het gebruik van dit middel volgd: wanneer zeven greinen bytende gefublimeerde kwik, in fontein water ontbonden , in agt dagen gebruikt wierden , begon de kwyling reeds de vierde dag, zo dat 'er daaglijksch drie of Vier ponden wierden uitgekwijlt (e). 'er word wel aangetekent , dat de mond van binne zo zeer niet gezwollen was , en de adem niet zo fterk ftonk, als gewoonlyk gefchied, wanneer het kwyien door de calomel word verwekt, maar dewijl mijn vvensch was , de venusziekte zonder kwyien te geneezen , heb ik het middel in kleinder hoeveelheid toegediend, namentlijk een lepel, of een half once 's morgens en 's avonds , om dezelve te vermy den. zo de geneezing in tterke menfehen, of in een verouderde ve- (Y/) Le Beguc de Presle fur 1'ufage interne du fublimé corrofif * OO^Medical Obferv, and Inquiries Tom. II. pag. 230. Zzzzzz 2  nco DE VENUSSMET. 5.1477. venusziekte, traag voortging , gaf ik 'smorgens en 'savonds zes drachmaas, dat is ander halve lepel; zo de uitkomst noch niet aan de verwagting voldeed, gaf ik 'smorgens en 'savonds twee lepels, de kinderen gaf ik een kleider hoeveelheid. Dewijl ik my nu uit verfcheide proefondervindingen van de nuttigheid van dit middel verzekerd hield, en ik ligtelyk voorzag, dat 'er veele jaaren zonden verlopen, eer ik het vijfje deel der verklaaringen zoude voleind hebben, heb ik verfcheide het gebruik van dit middel willen mededéelen, op dat deszelfs nuttigheid fchielyker zoude bekend zyn; daarom heb ik aan verfcheide Geneesheeren, en wel in zeer verfchillende lanrifchappen, met welke ik briefwisfeling hield, gelyk ook aan die, die my over andere ziektens raadpleegden, het zelve enkel te kennen gegeeven, voor de verklaaringen, het aanhalen der redenen belparende, die my aangezet hebben, om de bytende fublimaat te gebruiken, met eere die geene pryzende , die hier meede voordeel hadden gedaan. Dit is de reede, waarom verfcheide Geneesheeren gelooft hebben, dat men aan my het gebruik van dit middel verfchuldigt was; dewijl van te voren weinige dit middel, dat byna overal een zeer kwaaden naam had, hebben durven gebruiken 'Er was in de voorflad van Weenen , door de deugdzame ftichters, een ziekhuis, Sint Marcus genoemt, gebouwt, op dat de armen, van de venusziekte aangetast, zouden geneezen worden. b Deeze geneezing wierd tweemaal'sjaars ondernomen door een vry fterk kwyien, op dat zy namentlyk grondig zouden geneezen worden, de ellendige zieken, in groot getal verzamelt, konden geduurende de gantfche tyd van het kwyien, niet op de rug leggen; want zo zy in deeze houding maar begonnen te flapen, ftierven zy terftond aan de ftuipen ; andere kreegen een bloedfpuwing, braking, roode loop, welke zeer lastig en gevaarlyk waren. e fa Reeds  $-H77- DE VEN ENS SMET. i lor Reeds zedert langen tijd gebruikte men in dit Gasthuis een zeker kwikmiddel; dat zorgvuldig geheim wierd gehouden ; welkers toediening aan een man der geneeskunde onkundig wierd toevertrouwt; die zich op dit geheim verhovaardigde ; na welkers affierven ik eindelijk heb verkreegen , dat de behandeling der ellendige van een Geneesheer wierd ondernomen ; dit ampt heeft de uitmuntende man Maximilianus Locher verfcheide jaaren waargenomen , die , in 't begin van zyn bediening een affchrik hebbende van deeze yslyke ellende, my heeft geraadpleegr, een zeker en zagraartiger hulpmiddel tegen de affchuuwlyke ziekte met nadruk begeerende. ik heb hem de ontbinding van de bytende fublima; t, in fpiritus vini eens overgehaald , aangeraden , in die evenredigheid, en op die wyze van het zelve toe te dienen, gelyk gezegd is geweest, de eerfte proef heeft hy den eerften May 1754 genomen, in hondert agt- en-twintig zieken , die nu gereed tot het kwyien, in het bedde lagen; hy Heeft my dezelve, alle zonder kwyien geneezen, laaten zien. Naderhand heeft men uit dit Gasthuis de kwyling voor altyd uitgebannen; en, in de tijd van agt jaaren, van 1754 tot 1762, heeft hy 4880, die aan de venusziekte lagen, met het zelfde middel geneezen ; daar na is hy dus op den zelfden voet voortgegaan, tot aan zyn dood toe, die in 't jaar 1768. voorgevallen is, zekerlyk allerwaardigst langer te leeven. eventwel gaat zyn waardige opvolger voort op de zelfde wyze te geneezen (f). Edoch hy getuigt het volgende : niemand is door de kracht van het middel gefturven, of heeft een zwaar of gevaar lyk toeval gehad, daar en boven heeft dit ziekenhuis dit gemak , dat het niet tweemaal 'sjaars met een groot getal zieken opgepropt word, namentlyk in de lente en de herfst, maar alle maanden, alle dagen, • 00 Vide de his libellum Maximil. Loeher Obfervat. Praöic» Clrca Luern Vener. &c. a pag. 1—36. Zzzzzz 3  ïioa DE VENUSSMET. §.1477. gen, de geene die in hetzelve met de venusziekte befmet komen, kunnen geholpen worden. Ten zy 'er vuiligheden in de eerfte wegen zyn of een bloedrykheid plaats heeft, word 'er geen voorbereiding vereischt, anders beezigt men een aderlating, of buikzuivering In het gasthuis , worden de zieken na het gebruiken van het middel, in de ftookplaats gehouden, tot dat zy zweeten men geeft hun voedzel uit foeppen, meelfpyzen , dun heilagen, uit vleesch, goed brood : geen wijn of vette o-ezoute fpyzen : men ftaat hun het gebruik van dun bier toe voor drank geeft men hun, het afkookzel van garst, haver of iet anders uit verzagtende dingen bereid, rrret melk voor'zieken van een droog geftel: zy worden gewaarfchouwt veel te drinken; want dus gelukt de geneezing beter. Die door het gebruikte middel twee of driemaal daao-sch afgaan , worden zeer fchielyk herfteld. Loeier dit opmerkende, heeft hun nu en dan onder de geneezing een buikzuivering gegeeven. Jn fommige heeft hy waargenomen , dat het middel op de afgang werkte; ito andere op de waterloofing; in veele op het zweeten in duizende heeft hy naauwlyks immer het kwyien zien ontftaan; en" alleen maar in die, die eerst andere kwikmiddelen hadden gebruikt, op de eerfte tekenen van kwylins hield hy met dit middel op ; hy gaf veel verzagtende drank te drinken; dus hield het kwyien gewoonlyk van zelfs op • waar na , hy tot het gebruik van 'het middel wederkeerde • waar meede hy voortging, zo lang 'er eenig toeval van de' venusziekte overig was. zeer veele wierden^is zes weeken geneezen: maar de geene by welke de kwaal dieper wortelen bad gelchoten, en in de zagte deelen diepe zweeren veroorzaakt had, hadden twee of drie maanden nodig. Hy heeft waargenomen , dat de mannen gaauwer geneezen dan de vrouwen, by welke de ziekte zich gewoonlyk later openbaart,  §.W7. DE VENUSSMET. 1103 baart, en daarom menigmaal moeilyker is te geneezen. daar en boven, verwerpen de vrouwen, als zy de Honden hebben, gewoonlyk alle geneesmiddel, en wel veele vry hardnekkig, waar door de geneezing langwyliger wierd. ik ben nochtans door veele waarnemingen zeker, dat de Honden door het gebruiken van dit middel niet verftoort worden. Ik ben verzekerd, dat zelfs een vry langduurig gebruik van dit middel geen nadeel doet. want ik heb aan een adelyk jongeling, die na een zeer kwalijk behandelde ontfteeking der oogen,. beide de hoornachtige vliezen , als ook het cryftal der beide oogen verdooft had, 'smorgens en 's avonds, agttien maanden lang, een lepel vol toegedient; ik hield maar op, wanneer de ontfteeking wederom kwam; welke in korten tyd geneezen zynde, ging ik op nieuw wederom voort; de geneezing is van een gevvenscht gevolg geweest (g). dit had ik aan de zeergeleerde Londonfche Geneesheer Silveftre gefchreeven , op den 3 Maart 1758; ik heb dezelve dit jaar 1769 allergezondst gezien, in een zeer diep gewortelde venusziekte, heb ik het dikwerf lang agter een gebruikt, en heb 'er geen nadeel by gevonden. Dewyl het voor veele een groot winst verlies fcheen , zo de kwyling uit de mode geraakte, fluifterden zy alle, dat het een groot fchelmftuk was, de menfehen door het ingeeven van vergif in levens gevaar te brengen, dewijl dit vroeg of laat zekerlyk zou benadeelen. zy maakten de reekening op , en vonden dat de zieken in dertig dagen tijds, vijftien greinen bytende fublimaat innamen; welke hoeveelheid genoegzaam was om drie gezonde en fterke mannen van 't leeven te beroven, waar uit zy befloten , dat een tiende gedeelte van het leeven door deeze roekelooze geneeswyze nootzaaklyk wierd vernielt, ik heb deeze wonderlyke redeneeringswyze in fommige gedrukte fchriften ge- Cg) Le Begue de Presle fur 1'ufage interne du fublime corrofif, pag. Hl  1104 DE VENUSSMET. 5-1477 geleezen ; zelfs heb ik dit gezwets in de openbare geneeskundige reedenkavelingen gezien, ook heeft men getragt, de waarheid van de daad te ontkennen. Men had drie hondert Soldaten naar het gasthuis van Sint Marcus gezonden , om van de venusziekte geneezen te worden; de^Geneesheer Locher heeft zes van dezelve willen verfloten, als ongeneeslyk, dewijl zy, meermalen de venusziekte gehad hebbende , byna alle de groote beenderen van het lichaam uitgeknaagt hadden : maar door 'bidden en weenen verzogten zy , dat men deeze laatfte proef aan hun niet zoude weigeren; daarom zyn zy met de overige toegelaten. Die ellendige hebben byna geen verlichting gevoeld ; de overige zyn 'er gezond uit gegaan. Kort daarna wierd my een brief van den Krygsraad ter hand gefteld , waarin de Geneesheer van het gasthuis befchuldigd wierd, dat hy die drie honderd Soldaten, zonder eenigzints geneezen te zyn , ja zelfs zich veel erger bevindende , dan wanneer zy in 't gasthuis waren gekomen, "uit het zelve had weggezonden. Terftond heeft de Geneesheer my het register van het gasthuis gebragt; ik heb de namen der Soldaten, bende, van het legioen enz., gelyk ook de dag van het inkomen en uitgaan uit het gasthuie, alles naauwkeurig aangetekent gevonden, by geluk waren alle de Soldaten , die de geneeswyze in 't gasthuis ondergaan hadden , noch te Weenen in guarnizoen ; de' Geneesheer eischte met recht een naauwkeurig onderzoek der zaak ; en ik zelfs niet minder, dit wierd onder verfcheide voorwendzels uitgeftelt, en intusfchen is de lasteraar afgedropen, naderhand heeft Locher gerustelijk voortgegaan op de zelfde wyze de geene die van de venusziekte aangetast waren, te genezen. Die o-een behagen fchepte in deeze geneeswyze, hebben altijd volkome vryheid gehad, naar welgevallen een andere te werk te ftellen. de zieken, die geloofden dat zy nimmer veiliglijk konden  §.i477. DE VENUSSMET. 1105 den geneezen worden dan door het pijnlijk kwyien , vonden altijd eenige gereed, om hun ten volle hun zin te geeven. Ik heb my verblijd , wanneer iemand uit overtuiging , dat geene volgde, dat my beter dagt te zijn. maar altijd heb ik zorgvuldig vermijd, dat iemand zulks gedwongen zoude doen. alleenlijk heb ik die geene veragt, en aan hun nootlot overgelaten, die zich door fchandelyke winzugt hardnekkig toonden, ik heb de Kwakzalvers , de fchadelyke zuurdeefem van het menfchelijk gedacht, ftrengelijk ingetoomt, of zo dra mooglijk verjaagt, op dat zy de onvoorzigtigen niet zouden bedriegen, dewijl zy dooT eene roekeloofe ftoutheid ongeftraft onder het menschdom woeden, tot noch toe ben ik de hoeveelheid van twee oneen , of vier lepels daags niet te boven gegaan, in een meer verouderde venusziekte, zeer dikwils is een lepel 'smorgens en 'savonds genoeg geweest; de geneezing is mooglyk langzamer geweest; maar eventwel leeden de zieken daar geen meer last door; en dus konden zy, zo zy wilden, de leelyke kwaal verbergen, op dat niemand hier eenig agterdenken op zoude hebben; dewijl tevens zeer veele van deeze hunne gewone bezigheden konden waarneemen, en vooral inde zomermaanden de vrye lugt genieten, by nat koud weeder, en des winters, heb ik hun altijd aangeraden t* huis te blyven , wanneer zy dit middel gebruikten, veele nochtans zyn ongehoorzaam geweest; met welkers geluk het uit was, zo zy van die leelyke ziekte verdagt wierden gehouden; daarom gingen zy by alle jaargetyde uit; die ryker waren, reeden uit met een bonte pels gekleed, die zy uittrokken, zo dra zy in warme kamers kwamen ; zy woonden de openbare fchouwfpeelen by ; alwaar het genoegzaam de gewoonte is , met een pels gekleed te zijn ; waarom zy zulks buiten alle verdenking konden doen. op deeze wyze weet ik , dat veele ten tyde der geneezing-, het hof , de fchouwfpeelen , hunne vrienden, zonder nadeel, bezogt heuben. De gemeene man wierd in de winter in 't gasthuis ontfangen; vooral die geene, die hunnen arbeid onder den blooten Heemel Vyfde Deel. Aaaaaaa moes- \  tio6> JD E VENUSSMET. moesten verrigten, om de kost te winnen, de overige , die 'er om vroegen, wierd een gifte van dit middel, en van het verzagtend afkookzel toegedient, dat zy binnen vier-en-twintig uuren gebruikten.. Het was den Soldaten by warm. weder altyd geoorloofd, zich in de zon te begeeven. de Krijgsbevelhebbers verwonderden zich dat fommige hunne gewone krijgsverrichtingen konden waarneemen, wanneer zy dit middel gebruikten ter geneezing. van de venusziekte. De zeer vermaarde Lyf-Arts Pringle, heeft dit middel de Leger-Heelmeefters aanbevolen, om het zelve in de Soldaten, vande venusziekte aangetast, te beproeven (i).; het geene ook fchielijk is gedaan; wanneer 'er veele zodanige zieken waren , en te- • vens de gelegenheid ontbrak om de gewoone kwyling te werk te ftellen. 'er worden twintig dusdanige gevallen befchreeven , .. en gezegd, dat'er verfcheide foortgelyken hadden kunnen b_\gevoegd worden, van dertig Soldaten, op deeze wyze geneezen heeft niet een de ziekte wederom gekreegen.. Waarom men belloten heeft: dat deeze manier van de venusziekte te geneezen, kortheids halve, en om de veiligheid en zagt-heid, en de lichaamsgefteldheid na het eindigen der geneezing , de voorkeur boven de kwyling moest hebbetu want een iegelyk weet, hoe zwak, uitgeput, en deerlyk gepynigt-, de ellendige fomtyds na het kwyien zyn, zo dat zy nimmer wederom de vorige vlugheid van gezondheid krygen ; vooral; zo zy een onvoorzigtige en onervare befiierder der kwyling hebben. Men heeft in Engeland waargenomen, dat weinigezagtjes aan de afgang geraakten-, en maar in 't begin der geneezing ; want nimmer ging deeze ontlasting verder dan de derde of vierde dag : het middel werkte voornamentlyk door de pis af te dry ven, en ver-~ 00 Ibidem. CO Medical obfervat. and Inquiries Töirw I; pag. 365,- Tom»ü. pag. 73*  5.1477- DE VENUSSMET. ■ 1107 verwekte by nacht het zweet, eenige weinige wierden door het •gebruiken van de gifte des morgens een weinig lastigheid omtrent de krop van de maag gewaar; maar deeze lastigheid groeide niet. aan in evenredigheid, wanneer de gifte van het middel vermeerdert wierd. men liet geen voorbereiding voor af gaan, geen zuiverend middel zo zy de koorts hadden, 'er eenig toeval van ontfteking plaats had, of zy een pbymofis hadden , wierden zy adergelaten; anders niet. de lasbuilen wierden gelukkig» lyk genezen, zonder eenig beflag der Heelkunde, nochte men heeft voor de venuswratten, de vuile zweeren, fpongieufe uitwasfen, andere uitwendige middelen nodig gehad buiten de lapis infernalis. Maar wanneer de venuswratten ten tyde der genezing blyvende zitten, verdwynen, zo zy met de ontbinding van het fublimaat gewasfen worden, welke ingenomen word met viermaal zo veel water afgefpoelt; waar van men (k) een aanmerklyk voorbeeld leest: een vrouw van drie-en-twintig jaaren, tenger, in de vyfde maand zwanger, heeft het geheele lichaam van het hoofd tot de voeten met een venusfehurft overdekt gehad, met pyn en zwelling van de lasklieren. men heeft haar deontbinding van de fublimaat in de fpiritus vini toegedient, zo dat zy binnen vier-en-twintig uuren f grein gebruikte; maar de vier eerfte dagen van de genezing, had zy maar de helft van deeze hoeveelheid gebruikt, na vyftien dagen is deeze kwaal byna ten eenemaal verdweenen. zy klaagde nochtans, dat zy veel last leed van de ambaijen; na gedaan onderzoek, heeft het gebleken, dat het geen ambaijen waren, maar dat de aars en bilnaad met venuswratten bezet waren, witagtig van couleur, zagt; waar vaa fommige de dikte hadden van de top der kleinfte vinger; fommige fcheenen in een punt tot de verzwering te hellen. * Men (k) Le Begua de Presle fur 1'ufage interne du fublimè corrof. l>ag* 215. Aaaaaaa 3  no8 DE VENUSSMET. $-H7T- Men heeft haar aangeraden met het inwendig gebruik vaa de ontbinding der fublimaat voort te gaan; zy tevens de wratten met de zelfde ontbinding , in viermaal zo veel water afgefpoelt, zoude wasfen. binnen tien dagen zijn alle de wratten verdwenen; maar zy zijn niet afgevallen; de grootfte hebben bruine vlakken op de huid agter gelaten, dewijl zy geen* kwaad meer gevoelde, wilde zy met het gebruik van het middel ophouden: niet te min bekende zy, dat hier en daar nog eenige dikte overig wasf en, na gedaan onderzoek, heeft het gebleken, dat 'er op de regter lip der fchamelheid twee wratren zaten, gelijk aan de eerfte, en zy heeft bekend, dat zy dezelve nooit had gewasfen. vermaant zijnde, heeft zy deeze met het zelfde gewasfen; en zy zijn na weinige dagen op de zelfde wyze als de vorige, verdwenenWaar uit blijkt, dat dit zelfde middel uitwendig van nut is; ik heb gezien, dat kalkknobbels , knopen, beenige uitwasfen , onder het enkel inwendig gebruik langen tijd weder* ftand biedende, ten eenemaal ontbonden wierden, wanneer het zelfde middel , met viermaal zo veel water afgefpoelt, plaatfelijk gebruikt wierd. Petrus Andteas Mathlolus (l) ontbond twee oneen bytende fublimaat in omtrent zes ponden drupwateren , en met dit middel laau-w gemaakt, waste by alle famenvoegingen van bet lichaam , en de armen met de fcheenen , van de knie en de elleboog af, tot dat de pynen met het overige verdweenen. maar hier op volgde het kwyien. want hy voegt 'er by: op den dag der wasfinge, moet de zieke geen voet buiten de kamer zetten-, maar alles ver my den, als of hy ingefmeert wierd. op dit volgde ook gewoonlyk het geene wy voor af gezegt hebben; namentlyk de verzwering van de mond., flaauwtens, afgang, flapeloosheid. maar uit het gezegde blijkt,' dat deeze overgroote hoeveelheid fublimaat niet vereischt word, maar dat zeer weinig genoeg is om met nut uitwendig gebruikt te worden. Ik (f) Aphrodifiac. pag. 257*  S.I477- DE VENUSSMET. uo9 Ik ben tot nog toe altyd by de zelfde evenredigheid gebleven; namentlyk een half grein'fublimaat in een once fpiritus; maar ik heb gezien Qn), dat de hoeveelheid fublimaat voorzigtiglyk en allengskens vermeerdert is, tot dat zestien greinen in veertien oneen of acht- en-twintig lepels fpiritus ontbonden wierden; en aangezien 'smorgens en 'savondseen lepel toegedient wierd van zodanig mengier, wierd daaglyksch meer dan een grein toegedient: dit is wel van een goed gevolg geweest; maar wanneer men nog meer wilde vermeerderen, volgde 'er het braken op; waarom men tot de vorige evenredigheid heeft moeten wederkeeren, namentlyk van zestien greinen tot veertien oneen fpiritus. 'er word nochtans aangetekent, dat de geene, die dit middel dus gebruikten, aan 't kwyien geraakte; maar zonder eenige last. Offchoon het in geenen deele tegen de reedefcheemte ftryden", de krachtdadigheid van het middel te vermeerderen, heb ik altyd vermyd, dat de eerfte wegen daar van niet zouden worden aangedaan; en ik ben het kwyien voorgekomen; welke zo ik zag in te kruipen, heb ik my eenige dagen onthouden dit middel toete dienen, tot dat alle vrees voor het kwyien ophield, ik heb in moeilyke gevallen liever gehad, de hoeveelheid van het mengfet dat toegedient moest worden te vermeerderen, dan de evenredigheid0 van de fublimaat tegen de fpiritus, waar in zy ontbonden word, "te veranderen; want als dan zal 'er minder gevaar zyn dat het kwyien 'er op zal volgen, in die geene, die de keel door een grooter hoeveelheid' fpiritus geprikkelt wierd , zal ieder °-ifte met een verzagtend afkookfel, dat 'er op gedronken moe?worden, afgefpoelt kunnen worden, wanneer dit middel aan ion<^e lieden toegedient heeft moeten worden, hebikhet met water doen affpoelen, de eene of andere aangename fyroop daar bv doende, heb ik uitgewerkt, dat zy het liever innamen, en heb naar mate de jaaren en krachten de hoeveelheid vanhetfublimaat vermindert; zo dat ik fomtyds in een etmaal maar I grein heb toegedient.. Aan- Cm) Medical obfervat. and Inquiries Tom. I. p*g. 403. 404.v / Aaaaaaa 3  m.o -DE VENUSSMET. &**m Aangezien wy dierhalve zeer zeker .moeten zyn van de hoeveelheid der fublimaat, welke wy toedienen, word die manier metregt verftoten, waar in een groote hoeveelheid fublimaat in een weinig fpiritus, of alcoholvin i word ontbonden, en daar na deeze ontbinding by druppelen word toegedient. zodanig voorfchrift leest men (»): Suèlimati corrofivi drachmam, Alcobohs vim umcam. fiat fohnio. hier van gaf men X XII -XV druppelen in het afkookfel van haver, of eenige andere affpoelende drank alle morgen met den dageraad, en de geene die •fterk waren fomtyds des avonds, men vermeerderde trapsgewvze de gifte, tot XXX druppelen toe. een roekeloos en gevaarlvk middel zeker! maar ook volgden 'er vry geweldige uitwerkingen : want het ontlaste fterk van boven en van onder, fomtvds verwekt het ook, geduurènde eenige uuren, het kwyien; maar de zieke vervolgt, zonder dat hy zich meer hoeft te bewaren, na bet eindigen der genezing, zyne zaken, de uitmuntende Turner heeft deeze manier beproeft, maar kort daar na verworpen Co); alwaar van gelyke andere allerftoutfte .voorfchriften wordenVinden, en die niemand die voorzigtig is, immer zal te werk ftellen. aan hoe groote gevaren ftellen zich de ellendige niet bloot wanneer zy hunne welvaart toevertrouwen aan zulke die opfnoe' •ven van geheimen te bezitten, en dus de gezondheid onherftelbaar vernielen, wanneer zy zich beroemen de venusziekte te genezen, rk heb zo menigmaal met droefheid gezien, dat de gee. ne, die door de roode loop waren uitgeput, bezweeken ?vn eindelyk veele door een bloe^wiDg.Tdir^SSdeS: ring, uitgeteert zyn, na zodanige roekelooze geneesw?zen: dat fommige wel wat langer zyn blyven leeven, maar nimmer de fterkte der gezondheid wederom gekregen hebben, maar altyd kwynende een ellendig leven geleid hebben, tot dat zy in de bloei der mannelyke jaaren door de dood zyn weg o-efleept Wanneer dusdanige gevaarlyk e middelen druppelsgewyze worden 00 Turner Syphylis on the vener; Difenfe pag. oo. CO Ibidem pag. 199. & feq. v' 6 yy*  $.1477. DE- VENUSSMET. nu den toegedient, valt het veel moeilyker de hoeveelheid te bepalen; want naar mate de opening aan de hals van de vies grooter is, vallen 'er grooter of kleinder druppelen uit. Maar hoewel de ontbinding van de gefublimeerde kwik in veel fpiritus in kleine gifte toegedient, zelfs van tengere kinderen' kan verdragen worden, gebeurt het nochtans fomtyds, hoewel zeldzaam , dat zelfs geene volwasfene dit middel kunnen verdragen, myne zeer groote vriend de Lyf-Arts Storck getuigt (p~) dit waargenomen te hebben, daar hy 'er zo veele van deeze affchuuwlyke ziekte in 't gasthuis, door 't gebruik van dit middel, heeft verlost ;■- zelfs na te vergeefsch het kwyien beproeft te hebben. Want die een droge borst hebben, met de hoest gekweld zyn, Welkers zenuwgeftel zeer aandoenlyk is, die aan bloedffortingen onderhevig zyn, gebruiken dit middel niet zonder nadeel; offchoon zy ook veel verzagtende afkookfels daar op drinken. Hy bekend, dat het fomtyds gebeurt is, dat de venuskwalen, geduurende verfcheide maanden voor dit middel niet weeken, als dan heeft hy twaalf greinen zoete kwik in water ontbonden,■ met twee oneen fyroop verzoet, en viermaal daagsch een once van zodanig middel met een goede en fpoedige uitwerking, toegedient. andere is dit middel zelfs niet nuttig geweest; maar een lïerkaf kookfel van klitswortel, van het welk in vier ponden twee' greinen roode nedergeftote kwik ontbonden waren, is zeer voordelig geweest; en door dit middel heeft hy de hardnekkigfte venusbuilen, die aan andere middelen geen gehoor ga ven, genezen.- Dus heb ik getrouw verhaald!, het geeneik vau het gebruik van de bytende fublimaat in de genezing der venusziekte weet.myn doel is geweest, het gevaar en de last van het kwyien te Q>>" Anno Medicö' aV pag. aas. & feq.  ii is 'DE VENUSSMET, $-U77~ vermyden, en zo weinig kwik te bezigen als mooglyk was: want ik was altyd voor de kwik, dat een ontembaar, en de menfche]yke natuur een vyandig lichaam is, gelyk van te vooren breder is bewezen, bevreest. Ik verwonderde my niet,'dat veele de gemakkelykegenezing, die van re voren zo moeilyk was, verdagt hielden en geloofden, dat de ziekte dus nooit ontwortelt konde worden, ten zyzy van weinig aanbelang was; dat men daarom voor het wederkeren altyd te vrezen had. maar zekerlyk zal niemand ontkennen, dat zy zelfs na het kwyien wedergekeerd is. dit bekend de zeer vermaarde Aftruc zelfs (q); maar hy verontfchuldigt die tevens: my is wel bezvust, zegt hy, dat het infmeeren der kwik, zonder voor afgegane voorbereiding, in al te groote gifte, korten tyd gedaan, menigmaal te vergeefsch gedaan is geweest, maar ik ontken volftrekt, dat 'er immer eenig venusgif is, dat ni'et met de zvorteluitgeroeit zvord, zo de kzvlk, na behoorlyke voor af gegane voorbereiding, in kleine hoeveelheid, met behoor lyke tusfehenpozen, lang genoeg agter een, ingefmeert zvord. want van te voren is gezegt geweest, dat hy de voornaamfte goede uitflag der genezing, daar in ftelde, zo 'er veel kwik in 't lichaam kwam. maar dat hy de venusziekte na de kwyling wederom heeft zien keeren, overtuigt genoeg het geene hy 'er terftond by voegt: gelooft eventwel niet, dat, het zaad eenmaal uitgeroeit zynde f er geen gevaar meer is. zo geen f met van te voren aan de vaste deelen van het lichaam toegebragp is gezveest, zal alles volbragt zyn, zonder gevaar van zvederom te komen, maar zo ,er eenige gebreken van de vaste deelen overig blyven, die van te voren ingelaten zyn, zal het gevaar blyven, als niet zelde heimelyk zo ver komende,of zulke edele divlen bezettende, dat zy nu geene genezing meer maar alleen lyk de ver zagting toelaten; ja meest een kort duur ende verzag- ting iq) De Morb. Vener. Edit. 2. Tom. If, pag, ooj.  DE VENUSSMET. Ui.3 'ting. zekerlyk, daar de beenderen van het venusgif zo dikwerf •befmet, en van een leelyke beenvreting uitgeknaagt worden, zullen de gevallen vry dikwils voorkomen, waar in de befmetting in de vaste lichaamsdelen zit De zeer vermaarde Aftruc fchynt van te voren van een geheel ander gevoelen geweest te zyn (f), alwaar hy de krachten van de kwik verheffende, en het afkookfel van het pokhout verachtende, het volgende gefchreven heeft: dat zo'er eenige vaten in bet geheele lichaam ondoorgankelyk kunnen overig zyn; het geene zvel zeldzaam is, maar het geene nochtans van de vaten van harde beenuitwas/én, knobbels, knopen, enz., fomtyds zvaar is;des.ze zekerlyk, zo zy met een weinig kzvik niet kunnen doorgankelyk (Tcmaakt worden, kunnen naderhand door geene zwakkere kracht \eopent worden; en moeten dus voor ten eenemaal verftopte vaten gehouden worden, en het vogt in dezelve opgeftopt, voor een nimmer ontbindbaar vogt,' waar van men geen wederkeering te vreezen heeft, ik beken opregtelyk, dat ik nimmer gerust ben geweest , wanneer ik zodanig iets overig zag blyven in de beenderen na het kwyien; nochte heb ik andere gezien, die zich ten vollen toeleiden op de genezing van de venusziekte, die in foortgelyk geval de volkome genezing belooft hebben , maar altyd de wederkering gevreest hebben, en andere middelen hebben gebruikt, om dezelve voor te komen (s). de eertyds in de genezing der venusziekte vermaarde Turner (t) ontveinst niet, dat de venusziekte na een fterk kwyien van dertig dagen , wanneer alle de kwalen volkome genezen fcheenen, zodanig wederom gekomen is, dat zy op nieuw het kwyien vereischte. daarom heeft hy Cf) De Morb. Vener. Lib. II. Cap. IX. in prima edit. p. 142, O) Medic. EiTays Tom. I. pag. 57. Tom. III. pag. 328t (f) On the venereal Difeafe pag. 148. Vyfde Deel. Bbbbbbb  W4 DE VENUSSMET. §.1477.1478. hy de Geneesheeren voorzigtiglyk gewaarfchouwt, dat zy tot nadeel van hun gcede naam de ziekte niet te fchielyk voor genezen verklaaren. de genezing der venusziekte door de bytende fublimaat, nu befchreven, heeft ook ditvoordeel, dat zy zonder eenige ongemak kan gerekt worden; ja zelfs herhaald, zo 'er maar eenig agterdenken ontftond, dat 'er ergens nog iet van de venusziekte verborgen zat. edoch ik heb'er verfcheide gezien, die liever wilden fterven, dan nog eenmaal het kwyien te ondergaan. & 1478. T?n als dan word 'er geen ander middel tot Ï2j de gezondheid vereischt. ' Namentlyk veronderftelt zynde, dat door de werking van de kwik, al het venusgif uit hu lichaam is gedreven; want als dan zoude 'er niets overig blyven, dat het doorliet kwyien uitgeputte lichaam, met een zagt en goed voedfel, onder de van te voren opgenoemde voorzorgen, te vervullen. Maar van te voren §. 1476. is gewaarfchouwt, dat'er gevallen in de venusziekte zyn, alwaar zelfs de kwik niet krachtdadig genoeg is; op wat wyze zy ook het lichaam toegevoegd word. die zich alleen op de krachtdadigheid der kwik betrouwen, en de overige hulpmiddelen der kunst veragten, herhalen deszelfs gebruik, tot dat de zieken, door herhaalde kwyling uitgeput, bezwyken , of zy de kwaal voor ongeneeslyk houden. - Het is der moeite waardig, te overwegen, welke hulpmidde. ïen nog in de heilzame kunst overig zyn, om de ellendige te hulp te komen. De zeer vermaarde Freind (ti), over de eerfte oorfprong der ve- GO Heifter. of Phyfick Vol, II,i>ag. 343»  , 47$, DE V E N U S SM E T. 1115 venusziekte handelende , tekent het volgende aan , uit Leo, die de Gefchiedenis van Africa heeft befchreven, niet lang na dat deeze ziekte uit America in Europa is overgevoerd. • Barkaryen fterven de meeste die van deeze ziekte aangetast ~\n genezen zelde. in Numidien en I^ybien is deeze ziekte naauwlyks bekend, xvaarom de Barbaren , van de venusziekte aangetast , naar Numidien , en Landfchap van Nigritien , trekken, en, door de enkele gejleldheid van de lugt, zvanneer ~v daar eenigen tyd blyven , zonder hulp van een Geneesheer, of geneesmiddelen, volkomen genezen worden , en gezond in 't Vaderland keeren. hy verzekerd, dat hy 'er dus verfcheide genezen heeft gezien, het is zeker, dat deeze menfehen in een zeer heete lugt verkeerd hebben ; en dat zy geen vette fpyzen gebruikt hebben, is zeer geloofbaar; daar zy tevens door den arbeid de kost moesten winnen. Fracaftorius Qzv) pryst in een fraai gedigt, over de venusziekte , den zwaren arbeid in een zuivere iandlugt , en pryst het jaagen , ioopen , het opklimmen van bergen, ja zelfs de harde land arbeid aan. Vidi ego faepe 'malum qui jam fudoribus omne Flniffet, fylvisque Luem liquiffet in altis. Sed nee turpe puta, dextram fummittere aratro, Et longum traher e incurvo fub vomere fulcum: Neve bidente folum & duras prof einder e glebas, Et rjr) Aphrodifiac. pag. 180. iQo- Bbbbbbb a  in6. DE VENUSSMET. Et valida aè'riam quercum exturbare bipenni, Atque imis altam eruere a radicibus or.num. Maar hy waarfchouwt zorgvuldiglyk , zich, wanneer het lichaam dus door een hevige arbeid; geoeffent word , van allevette fpyzcn te onthouden: —— — tibi pinguis Anas , tibi crudior Anfer, Vitetur, potiusque vigil Capitolia fervet. Viteturque gravi Cotumix tarda fagina. Tu teneros Lacles, tu pandae abdomina Porcae, Porcae beu ter ga, fuge, & lumbis nevefcere Aprinis Venatu quamvis toties confeceris Apros, Ook hebben andere zeer goedé Schryvers, die over de genezing van de venusziekte hebben gefchreven, een fchraale voedingswyze en zwaaren arbeid aangeprezen, dus fchryft Gonfalvus Femandes (x), die geleeft heeft ten tyde toen de venusziekte uit America- in Europa overgevoerd is ,. en naderhand zelfs naar het vaste land van America is gezonden, om het opzigt over de goud en zilver fmelteryen te hebben , en die de volmaakfte ooggetuigen is van alle, het volgende, wanneer hy over het pokhout handelt: by de Indiaanen is de kwaal zo woedende- en zo gevaar lyk niet , als in Spanje en in koude lugtjlr eken; maar de Indiaanen worden met iveinig moeite door dee~ £0, Ibidem, pag. 3^7.  DE VENUSSMET. 1117 deeze boom genezen: de genezing vereischt- liet vasten en water te drinken, waar in dit hout gekookt is. en zonder het vasten, doet het zelve gezvoonlyk meer na dan voordeel. Door die vasten verftaat hy niet zich van alle voedfel te onthouden, maar zeer dun voedfel te gebruiken: hy onthoude zich van vleesch en visch ; maar hy voede zich met corenteu en drooge fpyzen ; en dat zveinig (genoegzaam namentlijk om het lichaam te onderhouden); en eenige ftukjes tzveebak. Antonius Mufa Brafavolus getuigt van de krachtdadigheid eener zwaaren arbeid in de genezing van de venusziekte (y) zeggende : eindelijk zijn 'er eenige., die door een allerfterkfte bezveging, daaglijksch uitgeoeff'ent, van de fmerten der venusziekte zijn verlost; gelijk het aan Dono Batano Campanario overkomen is , die door de allcrzvoedendfte fmerten wierd gepynigt, maar door het luiden der groote klok van de BisfchoppC' lyke Kerk van Ferraren, van die zelfde fmerten is verlost, ik heb fomtyds uit geloofwaardige menfehen verftaan, dat de geene die tot de roeibank verwezen zyn, wanneer zy in de middelandfche zee daaglyksch door harden arbeid afgemat worden, en alleen maar zeer fchraal voedfel krygen, van de venusziekte, zonder eenige middelen te gebruiken, worden genezen: het zelfde bevestigt Fallopius (z), die de geneeskracht van het pokhout in de genezing van de venusziekte verdedigende , tegen die geene, dat de afkookfels van andere houten de zelfde uitwerking doen , fchryft: ik heb fommige door de beukenboom genezen gezien , die tot de roeibank verzvezen , en zeer fchraal voedfel krygende , arbeidende , geheel verlost wier den. maar dit is de gewoonte niet der Geneesheeren. want zy (y) Ibidem pag. 6%o*0} Ibidem pag. 790. Bbbbbbbg.  jn8 DE VENUSSMET. §.1478. zy de harde nood prangt, zal men naauwlijks zieken vinden, die zo ellendig leven willen leiden , om van de affchuuwlyke ziekte verlost te worden. Ik heb zelfs een verhalenswaardig geval gezien, dat my geleerd heeft, wat de ftandvastigheid van gemoed eener zieke met ten eenemaal fchraal voedfel en zwaaren arbeid, in de verouderde en by wanhopige venusziekte, kunnen uitwerken. Een Adelijk jongeling, die in een allerellendigfte ftaat was, vroeg my om raad. hy had viermaal het kwyien ondergaan, de venusziekte naderhand altijd wederom opkomende, wanneer men dezelve genezen geloofde, driemaal had men de genezing met het pokhout, zonder beter gevolg, ondernomen, hy had knobbels op het borsbeen en de fleutelbeenderen, en een diergelyke op het voorhoofd; de huid was op verfcheide plaatfen met vlakken befmet; en hy had by nagt pijn in de beenderen, niets bezittende, wilde niemand hem ontfangen of zorg voor hem dragen; het gantfche geflagt fchuuwde de ellendige, hy bekende, dat hy meer dan eens van gedagten was geweest, door een geweldige dood het einde zyner ellenden te zoeken. Ik heb zyne droefgeestigheid opgebeurt, het verzagting van kwalen belovende, dewijl ik in zo verouderde ziekte voor de volkome genezing niet durfde inftaan. hy beloofde my, dat hy alles, zelfs het hardfte, wilde en konde ondernemen, zo hem maar eenige hoop op genezing aanligte. dewijl hy van een vry kloek gefte! was, en in de bloei zyncr jaaren, heb ik hem in een boere "kleed aan een landman verhuurd, om dezelvezondereenig loon voor zynen harden arbeid, dan de geringe kost, te dienen; want behalve brood, wierd hy met wilde en pastinakwortelen, aardappelen, appelen, peeren, gerst, haver, in enkel water gekookt, en foortgelyken gevoed, zijn drank was de dunne zuuragtige wei van de gekernde melk. in 't begin van April heeft hv dit  $.1473- DE VENUSSMET. mp dit'leven aangevangen, en heeft tot het begin van Ofbber zeer ftandvastig de harde landarbeid doorgefraan, wanneer hy by my gekomen is. geduurende deeze gantfche tijd heeft hy zich van visch, eijeren, boter, kaas, allernaauwkeurigst onthouden, ik heb hem eenige jaaren naderhand gezien, ineen vrugtbaarhuuvvlijk, en met een fchoon en gezond kroost gezegent. Zéker een wonder voorbeeld, het geene leerd, dat de venusfmet uit de plaatfen van het lichaam heeft kunnen uitgefpoelt worden, waar zy hardnekkig vast zat, en uitgedreven door het zweten, dat door zwaaren arbeid in een heete lugt word opgewekt, terwijl tevens een allerfchraalfie voedingsvyyze wierd onderhouden, en door veel ontbindend vogt te drinken een bekwame verdunning aan het zweet wierd toegebragt zy zijn'er nochtans weinig, die zouden kunnen, weiniger die zouden willen, deeze geneeswyze ftandvastig doorftaan. Daarom zijn de Geneesheeren, wanneer de krachtdadigheid der kwik te kort fchiet, gewoon hun toevlugt tot hetgebruik van het afkookfel van pokhout te nemen; dat een groote naam heeft verkregen; vooral, na Óa.t Ulricus de Hutten, eenDuitschRidder, opentlijk bekend heeft, door dit middel genezen te zijn (a), offchoon hy de kwyling elfmaal zonder goed gevolg doorgeftaan had, en de ziekte ten eenemaal veroudert was. want hy fchrijft: met zo groot gevaar, zo groote twijfelachtigheid,ftrijd ik reeds in het negende jaar met deeze ziekte, intusfchen fcheen de aanval der ziekte niet trager te zijn als de middelen met welke ik dezelve ben te keer gegaan, zvant ik wierd behandelt door baden en het drinken van kruiden, en het uitbyten van zweren, tot welk einde de arfenicum, de inkt, calchant, kopergroen, of fterk water,gebruikt wier den ;met zo hevige fmert en,dat men vryelyk kan geloven ,dat een iegelyk liever zou- 00 Aphrodifiac, pag. 28 u  II 20 DE VENUSSMET. de willen fterven , dan dus zijn leven te rekken, hy is gebo'ren eer zich de venusziekte nog in Europa vertoont heeft, namentlyk in 't jaar 1488. , en , dewyl hy in 't jaar 1523. o-efturven is , heeft hy de venusziekte gehad „ wanneer de ziekte eerst bekend was geworden ; op welke tyd de ziekte veel erger woede , en de genezing van onervarene ruuwlyk en nochtans gelukkiglyk wierd ondernomen 5 gelyk hy zelfs getuigt , dat na het fmeeren naauwlijks de honderdjle verligt wierd, de meeste wederom ziek tv ordende, dewijl deszelfs hulp naauwlijks geduurende eenige dagen duurde (i). maar hoe eilendHyk hy , met vuile zweeren , beenuitwasfen , fmerten , gepynigt wierd, befchryft hy zelfs Cc); zo dat hy voor een fegelyk affchuuwlyk en lastig was om te zien. hy getuigt; dat 'hy van zo veele en zwaare kwalen door het gebruik van het afkookfel van pokhout geheel verlost is geweest; te gelyk befchryft hy de manier het zelve te bereiden , en te gebruiken , "met de voorzorg ; welke wel verdienen by den Schryver gelezen te worden. Nochtans heeft men gefchreven, dat Huttenus, aan de wederom' gekome venusziekte, ellendig is gefturven, en voor hy nog ten volle vyf-of fes-en-dertig jaaren oud was (d). maar het zal zekerlyk in geenen deele wonder fchynen, dat een man, die elf maal het kwyien doorgedaan had, negen jaaren met eenallerergfte venuskwaal had geftreden, vhigtig, balling, arm, zyn leven vroeger heeft geeindigt. en het is ook niet zeker, dat hy aaneen, wedergekeerde venusziekte is gefturven; dewyl hy, onbedwongen levende , aanleiding tot een nieuwe kwaal heeft kunnen geeven; mooglyk nu minder voorzigtig, om dat hy vastelyk geloofde f» Ibidem. (V) Ibidem pag. 301. (d) Aftruc de lue vener, edit. 2l,a. pag. 630.  §>i47& DÉ VENUSSMET. iï$i de, dat hy een zeker raiddel wist voor de venusziekte, zo de Schryver van het boekje, dat tot opfchrift-heeft Epi/lola obfcurorum virorumy waar in de wreedheid van die tijd belachelijk word uitgekreten, zo gezegt word, Iiuttenus is geweest, ishy aangaande zyne zeden niet zeer prijsbaar. Edoch over de wyze van het afkookfel van pokhout te bereiden en toe te dienen, is van te voren §. 529., in 't Hoofddeel van de ziektens der beenderen gefproken ,• en in de lijst der geneesmiddelen vind men by dit zelfde getal een voorfchrift van zodanig afkookfel. de aanwyzing. is, het geheele lichaam met het afkookfel van pokhout te vullen, daarom geeft men viermaal op een dag eenige oneen alleronvervalschr afkookfel van pokhout; naarmate de onderfcheide jaaren, de onderfcheide gefteltenis en krachten van de zieke, geeft men grooter of kleinder hoeveelheid, hetzal altijd ten nutte ftrekken , zo veel te. drinken, als de zieke zal kunnen verdragen; zo dat hy ieder maal ten minjle acht oneen drinke; zo meer, zo veel te beter («"). de zieke moet in een zeer warme plaats gefloten worden, op dat hy byna van zelfs geneigt zy om te zweeten. Hy moet zich van alle fpijs onthouden, die maar eenigfints vet is. hy word enkel met een droog biscuit en corenten, en met niets anders gevoed, hy gebruikte voor den dorst geen drank dan een weinig dunner afkookfel van pokhout, gewoonlijk word die drank bereid uit het overblijffel van het pokhout dat van het flerke afkookfel overig is; want al de geneeskracht word niet met het eerfte koken uit dit hout gehaald; en dat tweede afkookfel is nog vry fmaaklijk; offchoon het met veel waterword gekookt; en gemakkelijk voof gewoone drank kan dienen, toen de Geneesheeren het afkookfel van pokhout begonden te b^zi- O) Herm. Boerhaave in Prsefat. Aphrodifiac!. Vyede Deel. Ccccccc  ^ DÉ VEN ü S S M E T. ren wierd dit weinig uit America naar Europa gevoerd; daarom wierd het duur verkogt: Nicolaus Maffa (f) verhaald, dat een pond van dit hout elf goude fcudi heeft gekost-s dat daarom de min vermogende, het zeilde hout meermalen hebben gekookt, met op nieuw 'er water:by te gieten, en dus de geheele geneeskracht hebben uitgeput, eer dat zy de onnutte overblyfleis van 'het hout weg wierpen, hy getuigt dat het drinken van zodanige afkookfels nochtans krachtdadig is geweest; zo dat een man, die veele jaaren de venusziekte had gehad , met pynen en zeer veele gezwellen, door het drinken van een pond van het af kookfd van dit hout, volkome is genezen geweest; hetzelve meer dan twaalfmaal herhalende; zo lang namentlyk het laatfte afkookfel nog eenige fmaak en reuk van het eerfte afkookfel, dathetfterkfte van alle was, behield. Huttenus getuigt (g), dat hybynavyf ponden van dit hout nodig heeft gehad, daaT andere acht, fommige tien ponden innamen, maar dewyl Huttenus voor Antonius Ma/Ta heeft geleeft, heeft hy het pokhout misfehien nog duurder moeten kopen, in de voorreden (b) ten minfte van de verhandeling over de genezing der venusziekte door het pokhout, klaagd hv dat hy veel geld befteed heeft in het genezen deezer ziekte. Ter deezertyd, word, om dat het pokhout goed koop is. het hout dat tot het fterkfte afkookfel gedient heeft, niet bewaard, om een tweede of zwakker afkookfel te bereiden; maar men neemt versch hout in kleinder hoeveelheid: een half once is genoeg voor ieder pond van het tweede afkookfel, dat voor gewoone drank moet dienen. Het is nochtans altyd beter, het pokhout tot het bereiden dee- (ƒ) Aphrodifiac. pag. ft* (£) Ibidem pag. 285(/O .Ibidem pag. 277, 278.  DE VENUSSMET. ii 23. zer afkookfels geduurende eenige uuren in water te weeken, dat tot het afkoken zal dienen; want als dan zal het afkookfel meer vervult worden met de geneeskracht van dit hout. Het afkookfel van het pokhout, voornamentlyk het fterke, is vry fcherp van fmaak, zo dat het de keel der geene die het drinken eenigfints rouw maakt; welk ongemak eventwel kort daarna van zelfs ophoud, dit kan voorgekomen, of ten minfte veel vermindert worden, zo men by het afkookfel zoet hout doet, ter zwaarte van de helft van het pokhout, maar men doet 'er het zoet hout maar byna in koken, en word een half uur in het afkookfel te trekken gezet, want door het koken, vooral door het ïangduurig koken, veranderd de zoete fmaak van het zoethout, en word minder aangenaam. Na dat dierhalve deeze afkookfel geduurende eenige dagen, in ruime hoeveelheid zyn gedronken, als dan is het lichaam van de zieke vol van het fap van dit hout, welkers doordringende fcherpte, en fcherpe halfamieke kracht zodanig is, dat zy. byna alle flijm ontbind, het vette affpoelt, het lijmagtige verdunt, het verrotte verhindert zich verder tot bederf te zetten, als dan heeft dat geneesvogt de kivade vogten geftooft, doorweekt; daar na blijft 'er overig, dat het zeer raschbezvogen en rasch door alle de vaten doorgejaagt, alles zvat van binnen zit affpoelt, afveegt,' zuivert, en dus het vette in het lichaam befmet, uit het lichaam allernaauwkeurigst uitdrijft, en dus, door het voortduuren van deeze zuivering, geneest (f). Dit laatfte einde verkrygt men, door het naakte lichaam van de zieke aan de warme doordringende aangeftoke brandewyn bloot te geven; om het zweet te verwekken; waar door het in■ ■ g-eCO TI. Boerhaave in Pra^fatione Aphrodifiacb Oececcc 2  ii 24 DE VENUSS ME T. $.1478. genome vost word verblazen, -en nieuwe gelegentheid ontftaat., om het lichaam met foortgelyke op te vullen, dit gefchiede op tweederhande wyze; want ofte de zieke zat m een tot dit einde vervaardigt houte kasje, regt op, met het hoofd vry, uit het kasje ftekende, onder het roofterije, ftak men de brandewyn aan., op dat deszelfs damp het lichaam langs alle kanten zoude heipoelen • als dan volgt 'er gewoonlyk terftond een overvloedig zweet op;' het geene een half uur geduurt hebbende, word de zieke uit het kasje" genomen in een digt by zynde droog, warm gemaakt bedde gelegt, op dat hy nog ecu uurtje aan 't zweeten blyvej korter of langer naar mate van de krachten, maar dewyl het gevaarlyk zoude zyn, zo de koude lugt-het zwoegende en van zweet weg vloeijende lichaam, bewaaide t hebben veele verkoren, de zieke naakt in 't bedde leggende, de waasfem van de aangeftoke brandewyn langs een lange pyp onder de dekens geleid, toe te voegen; het geene vry gemakkelyk kan gefchieden. want dus vermeid men het overdragen van de zwetende zieke uit het kasje naar het bedde, en 'er is minder gevaar van flaauw worden, wanneer hy lynregt legt, dan wel als hy regt op zit. zo eeni deel van het gebeente van de venuskwaal aangetast is, word dit leduurende het zweten met wolle lappen, van een fterk afPookfel van pokhout bevogtigt, omwonden, en tevens word de rlamrj der aangeftoke brandewyn langs een pyp zodanig beitierd, dat zv op dit deel voornamentlyk werkt; al het geene, de zieke in 't bedde leggende, gemakkelyker zal kunnen toegedient worden door deeze handelwyze, word het binnenfte der beenderen, en het verhole der verborgenfte deelen, ten eenemaal gezuivert; zelfs die, welke de kracht der kwik met geen krachtdadigheid konde bereiken, want het heugt my gezien te hebben, dat een irniaelintf, ten eenemaal tot de beenderen toe befmet, op deeze wyle behandelt, zo geweldig gezweet heeft, dat in hetfaevjgfte  p4?8. DE VENUSSMET. 1125 der werking, het groenagtige door het pokhout veroorzaakte zweet de reeds eenigfints los zittende korsten der zweren, van onder bedurven , ophefte en affcheide (k). De uitparsfing van het zweet, door middel van aangeftoke brandewyn, moet niet langer dan een half uur duuren. de brandewyn uitgedooft zynde, en de pyp daar de damp medebeftierd word, weg genomen zynde, zal het zweten in 't bedde voortduuren; maar matiger; het geene de zieke ligtelyk een uurtje zal kunnen verdragen; vooral, zo men hem fap van mager kalfs•vleesch, met een weinig ryst gekookt, ter hoeveelheid van acht of tien oneen toedient, het is goed dat de Geneesheer geduurende het zweten aanwezig is, op dat hy de behandeling beftiere, zyne tegenwoordigheid de roekeloosheid van de bedienden bedwinge, en de zieke fchielyk te hulp mooge komen, zo hem een flaauwté, of iets anders onvoorziens overkomt, het lichaam word daar op met warme wolle doeken afgeveegt; en de zieke fta naderhand op. des avonds word het zweten herhaald, op de zelfde wyze, en met de zelfde voorzorgen; tevens altyd in het drinken van het fterk afkookfel van pokhout voortgaande, gelyk ook van het dunnere afkookfel voorde gewoone drank, het zweten word geduurende veertien dagen tweemaal daagsch, namentlyk des morgens en 'savonds, herhaald; dan eindelyk andere veertien dagen eens daagsch, namentlyk des morgens; waarna, deeze o-eneeswyze afgelopen is; en de zieke moet door de hoeveelheid van fpyzen die niet vet zyn, te vermeerderen, verkwikt worden; want ten tyde van de genezing, moet hy behalve het nat van mager kalfsvleesch een ftrenge voedingswyze onderhouden. Nicolaus Majfa (l), ten zynen tyde door het gelukkig genezen der venusziekte vermaard, heeft het volgende gefchreven : men moet aanmerken dat de befmette, die zwaar befmet zyn van de venusziekte, niet dan door de flerkfte en uiterfte middelen genezen worden; gelyk is het afkookfel daar wy rteds van gefproketi hebben , te drinken, met zeer dun voedfel; namentlyk met onthouding (Q Ibidem. CO Aphrodifiac. pag. fU Ccecccc 3  lizó DE VENUSSMET. S.147S. ding van vleesch en wyn; en daarom moeten zy zo wel voor het middag als avondmaal drie oneen tiveebak en twee oneen corentcn eeten, zo het de krachten toelaten, maar ook gaf Majfa (m) een vry fterk afkookfel van pokhout: want hy vermengde tweeponden tot poeder geftampt pokhout met zestien ponden zuiver water; hy weekte het een of twee dagen, kookte het daar na tot de helft, hy- gaf des morgens van zes tot twaalf oneen van dit afkookfel warm, en even zo veel des avonds; tusfchen tyds beval hy de zieken, zo veel zy konden van het tweede afkookfel te drinken. Hy vermaant hier ter plaatfe nochtans, dat de Geneesheer al- tyd de gewoonte en krachten van de zieke in aanmerking moet. nemen : want 'er zyn menfehen, die de honger niet kunnen verdragen, het zy door gebrek aan de maag ofvandegewoonte;daarom zyt voorzigtig; en die zult gy meer brood en vleesch geven; 'namentlyk zes oneen brood en vier oneen vleesch. edoch hy fch\nt het wit vleesch, kalfs, geiten, hoender vleesch de voorkeur gegeven te hebben; fomtyds heeft hy ook kleine vogeltjes toegeftaan; maar altyd in kleine hoeveelheid. Leonardus Fuchfius (n), die in Duitschland de geneeskunde geoeffênt heeft en geleerd, heeft de zieken die bet afkookfel van . pokhout gebruikten om de venusziekte te genezen door het zweten, meer toegeftaan; want hy heeft vier, vyf, op zyn.hoogst zes oneen wel gerezen brood, en een weinig gezouten, met een gekookt hoen voor het middagmaal toegeftaan. hy heeft gewaar» fchouwt, dat men niet meer moet geven voor het avond, als voor het middagmaal, ja, zo de zieke het hoofd voor vloeijingen aandoenlyk heeft, moet het avondmaal' veelzueiniger zyn dan het middagmaal, edoch hy tekent aan, dat de Duitichers veel hongeriger zyn en beter verteren; daarom dat zy meer en overvloediger voedfel nodig hebben; en zy dus onder het gebruik van het pokhout ruimer moeten gevoed worden; dat zy voor 't' ove- ri* (ra) Aphrodifiac» pag. 62. 63. 6-, 00 Ibidem pag. 599. 600,  $.Ï47& . DE VENU S S M E T. (y^ rige, door die geftadige dunne fpyzen en het zweten? met het daar by komend waken en de overmatige pynen , die de krachten wonderbaarlijk ter neder liaan, in uitterende koortfen en vermageringen vervallen. Want dewijl alle fchielyke veranderingen voor gevaarlijk worden, en zijn, zal dit vooral plaats hebben, zo iemand, die'tfedcrt langen tijd aan weeldrig voedfel gewoon, haastig tot een alierfchraalst voedlél overgaat, waarom Huttenhs niet zonder aanraden , om de geene die door het pokhout genezen moeten worden, allengskens de fpijs te onthouden, eerst een vierde gedeelte van het geene hy gewoon was te gebruiken ; daar na een derde; een weinig daar na de helft, op dat hy leerc honger lyden; en men geeve hem wijn met veel water (o). waaruit blijkt, hoe kwalijk men met de zieken handelt, wanneer deeze omfiagtige geneeswyze aan onwetende en onervare menfehen word toebetrouwt, daar zy nimmer veilig zal kunnen behandelt worden dan van een ervare en voorzigtig Geneesheer, de menigte van zweet moet naar de onderfcheide verdraagzaamheid van de zieken bepaald worden ; of zy eens of tweemaal daags moeten aan 't zweten gemaakt worden? of de hoeveelheid van de fpyzen, die men de zieke toeftaat, genoegzaam is om de krachten te onderfteunen? 'er kunnen verfcheide andere dingen voorvallen, die de tegenwoordigheid, hulp en raad van de Geneesheer vereisfehen^ b: v: in flaauwtens, in het verminderen of vermeerderen der hitte van het zweetbad enz. Huttenus (ƒ)) had een dusdanige ge~ ■nezende gekend, die op een dag drie landbouwers, die hy in de /loof die meer dan behoor lyk heet zuas had geflooten, en die, op hoop van dus genezen te zoor den, langmoeder dan zy moesten, zvaren, tot dat zy door de hevigheid van de hitte niet gezvaar zvierden dat zy flurven, ellendiglyk om hals gebragt heeft, een goede ther- 00 Ibidem pag. 284. 00 Ibidem pag. 28 U  DE V E N U S S M E T. 14;». 'thermometer in de kamer van de zieke opgehangen , zal de Geneesheer ligtelijk aanwyzen, ja zelfs de aanwezende , zo de hitte der plaats te hevig of te zwak is. Maar dewijl hier door het zweten zo zwaare ontlediging;, en dat wel haastig gefchied , zal een voorzigtig Geneesheer deeze genezing niet beproeven in zwakke en dorre lichamen, zv nemen kwalijk hunne toevlugt tot het pokhout, diedoor herhaald kwvlen geheel uitgeput zija, en byna.uitgeteert. want ten zv de ingewanden neg zodanig in krachten zijn, dat zy door o-oed voedfel kunnen 'hervoed worden , en de toegevalle vaten weder gevult, en dus de vlezigheid van het uitgedroogde lichaam eenigfints vermeerdert,, zullen zy midden onder.het zelve b"Waarom ik fomtijds genootzaakt wierdgeduurendetweeofdrie maanden zodanige zieken met goed voedfel te verkwikken, eer ik de genezing door het pokhout durfde beproeven., zo het lichaam na een lang gebruik van goed voedfel niet verkwikt word, heb ik geraden eerder andere middelen te beproeven; van welke wv naderhand nog het een en ander zullen zeggen, intusfehenis het zeker, dat in zodanig geval geen vaste hoop van genezing meer overig is*; dewijl de kracht van de ingewanden en vaten door de venynigheid van de verouderde ziekte, en dikwerf door onvoorzigtige geneeswyzen zodanig ontzenuwt is, de hoeveelbeid der vogten zodanig vermindert, zodanig derzelver hoedanigheid verbastert, dat het lichaam uit de beste tot het koken bekwame fpyzen en dranken geen goede gijl meer kan maaken , en het bloed zodanig , dat uit het zelve niet kan herfteld worden , dat verloren is gegaan, als dan worden de ellendige dikwils door een ongeneeslyke teering verteert, of door een langzame vermagering uitgeteert. daar uit word ook de reede begrepen, waarom voorzigtige Geneesheeren Het zweet niet uitdryven door deaangetfoke brandewijn, .voor v dat  DE VENUSSMET. dat zy de lichamen der zieken , geduurende agt dagen, door het overvloedig drinken, met het afkookzel van pokhout zodanig vervult hebben, dat zy fomtijds beginnen optezwellen. want die doordringende damp van de aangeftoke brandewijn , lokt, wanneer htt ontvlambare aangeftoke gedeeke, het naakte lichaam van alle kanten befpoelt, zo groote menigte zweet buitenwaards uit, dat, ten zy zich eerst een menigte vogts in de vaten bevond, de menfehen door zodanige fchielyke ontlediging der vaten in flaauwtc zijn gevallen, ja zelfs in levensgevaar geraakt zijn. Aangezien dan dat deeze handelwyze niet geheel van alle moeilijkheid bevrijd is, en zy door het ftrenge vasten, en overvloedig zweeten, de meefte weinig behaagt, hebben de Geneesheeren beginnen te bedenken, of zy het venusgif niet op een andere wyze uit het lichaam konden fpoelen. dus heeft Alexander Mas[aria, volgens het verhaal van de zeer vermaarde Aftruc tq) gelooft, dat .men het afkookzel van het pokhout, op de zelfde wyze als 't badwater konde gebruiken j namentlijk door het zelve in groote hoeveelheid te drinken, tot tien en meer ponden • nu en dan tusfchen beide wandelende, hy verwondert zich, dat niemand deeze manier bedagt heeft, als Manardus ; edoch hy verzekerd, dat hy het afkookzel van dit hout meer dan eens op deeze wyze heeft toegediend, met het groot ft e gemak en geluk. Het is nochtans zeker, dat Antonius Masfa (r), die omtrent de zelfde tijd heeft gefchreeven, een foortgelyke manierj heeft beproeft; en men leest by hem het volgende": dewyl 'er veele menfehen zijn, die het vasten , of het voorgefchreven onthouden van fpijs en drank niet kunnen verdragen, daarom moeten die zo weinig fpys niet hebben, maar men moet hun het beste vleesch gee. ven, en redelykegoede zvijn, in dat afkookzel verdunt, want 'er zijn Cq~) De Morb. Vener. Edit. 2. Tom. II. pag. 844, (/) Aphrodifiac. pag. 7®, 71. Vyfde Deel. Ddddddd  H30 DE VENUSSMET. "zijn verfcheide door het drinken van de vermenging met het afkookzel van het Indisch hout, zo wel van het eerfle als tweede afkookzel by het middagmaal en avondmaal overvloedig te drinken , ook het beste vleesch eetende, en tot hunne gewoone bezigheden uitgaande, maar die op deeze wyze zijn geneezen , hebben deeze regel niet geduurende korten tijd , maar geduurende eenige maanden , gehouden, ook moet men aanmerken , dat de geene die zeer kzvaadaartiglijk van de venusziekte befmet zijn, niet dan met de uiterfte en allerflerkfle middelen geneezen worden. Met het grootfte vergenoegen zekerlijk, heb ik in het groote en allernuttigfte werk van de zeer vermaarde Morgagni (s) , wiens geleerdheid, door zig en onmeetelyke arbeid alle Geneesheeren verwonderen , en de laate nakomelingfchap zal verftommen, uit welkers werken ik zo veele en groote dingen dankbaar erken, geleerd te hebben, deeze manier van het afkookzel van pokhout te drinken , gelijk een geneeswater , gezien, het was de zeer vermaarde Valfalva in de gedagten gekomen , dit afkookzel niet anders als wy gewoon zijn de badwateren te gebruiken en te bezigen, hy gaf eerst twee of drie ponden, oplettende , of het gemakkelijk en door de zvaterloozing, niet door de afgang, (f het zweeten , gelyk fomtijds gebeurt, uitging, want zo het niet gemakkelijk, of langs tzvee wegen uitging, hield hy op. maar zo het met gemak, en langs depisloofing te voorfchijn kwam, gaf hy 'sanderen daags, en zo daaglijksch meer en meer; tot dat hy tot tien ponden opklom, dus deed hy veel en voorfpoedig, voordeel; zo dat hy fomtijds binnen drie dagen, niet langer, de verouderde zzv eer en geneezen, en de knobbels verdzveenen gezien heeft. Morgagni zelfs getuigt, dat hy de zelfde wyze gebeezigt beeft met een gelukkig gevolg; zo dat hy een vrouw geneezen heeft geCO De fedibus & Caufis Morb» per Anatomen indagatis, Tom* II. pag. 37o. 371.  §.-I478, DE VENUSSMET. • u3i gezien, die reeds twee jaaren met venuszweeren was bezet geweest, een groote op de eene knie, drie of vier in 't verhemelte die wel klein waren, maar langs welke het voedzel tot groot ongemak , uit de mond in de neus overging, by een man, welkers onderbuik en dyen vol vuile zweeren door de venusziekte bazet waren, heeft hy van dezelfde manier een diergelyke uitwerking gezien, waar uit hy bewijst, dat zy gedwaalt hebben , die door- de fchielyke loofing van het veel drinken van de badwateren, langs de blaas, fommige wegen verdigt hadden, langs welke zy, zonder eenigzints met het bloed omgevoerd te zijn geweest, in de blaas nederdaalden, want ten zy het afkookzel van het'pokhout, in het bloed ontfangen , en met het zelve door de vaten bewogen , alle deelen van het lichaam had bezogt, zouden de venuszweeren, op zo verfcheide, en van elkander afgeleege' deelen van het lichaam , zo fchielijk en gelukkiglijk niet hebben kunnen geneezen worden. Men begrijpt ligtelijk, dat dit afkookzel van het pokhout, wanneer het, gelijk de badwateren, tot tien ponden toe word gedronken, zo fterk niet zijn kan, als dat, dat tot de geneezing van de venusziekte door fterk zweeten dient; het geene zo doortrokken is, dat het de keel fterk prikkelt, ja fomtijds een weinig ontfteekt; vooral in 't begin van de geneezing ; want naderhand worden de zieken het gewoon, en verdragen het met meer gemak, men kan dit nochtans voorkomen , zo men op het einde van het kooken de wortel van zoethout 'er by voegd; gelijk ik elders heb gezegd; als ook , zo de zieken , voor en na het inneemen van het fterk afkookzel, vyo-en eeten; door welkers zagt vogt de keel beftreeken zijnde, veel minder word geprikkelt. Op tweederlei wyze zal men dierhalve het afkookzel vau het pokhout kunnen gebruiken: want of het met dit afkookzel vervulde lichaam, word door het fterk zweeten, door de hitte der plaats, en de aangeftoke damp der brandewijn, uitgeperst , tevens met een ftrenge en fchraale voedingswyze , ö Ddddddda uit-  ii3a / DE VENUSSMET. uitgeput, van alle vet berooft, want de deheele kunst deezer geneeswyze beflaat daar in , dat al het vet wederom ontbonden worde, en het lichaam zodanig uitgemergelt, dat het geen, olie beboude ; waarom deeze geneeswyze, de geneeswyze van uitdroging genoemd word (f); en als dau is 'er hoop , het venusgif te gelijk met het vette, daar het ingewikkeld is , uit het lichaam te dryven, de andere manier is, zo het dunner afkookzel van het pokhout, in groote hoeveelheid word gedronken,, gelijk de badwateren, op hoop, dat het met de pisloozing uitga, en dus de venusfmet uit het lichaam fpoele. dewijl 'er nu duidelyke kentekenen van deeze manier by de Schryvers worden gevonden , die over de geneezing deezer ziekte, omtrent het begin van de venusziekte in Europa, gefchreeven hebben, en de nuttigheid van deeze wyze, door de ontwyfïelbare getuigenisfen van de grootfte mannen, Valfalva en Morgagni', bevestigd word, fchijnt het der moeite waardig, dat zy ook van andere worde beproeft, want zy is veel gemakkelyker als de geneezing door uitdroging,, die ook tevens zo ftrenge vóedingswyze, die aan alle byna mishaagt,, vereischt; en het lichaam zal buiten alle twijffel daar door zo zeer niet verzwakt worden. In de vorige afdeeling is gezegd geweest, dat na het gebruik van het afkookzel van pokhout, tot de geneezing der venusziekte, by dag de pisloozing toeneemt, by. nagt°het zweeten volgd, fommige eenige maaien afgaan, waar uitliet fchijnt, dat de venusfmet langs onderfcheide wegen- uit het lichaam gaat. nochtans hield Valfalva op met het pokhout, by wyze van badwateren gebruikt, ten zy het enkel langs de piswegen werkte, mooglijk zoude een weinig zweeten, of eenige weinige buikontlastingen niet veel nadeel doen, zo zich tevens het grootfle gedeelte van het gedronke afkookzel van het pokhout langs de piswegen ontlasten, maar dit is enkel een gisfing; en dewijl deeze manier door zo fchielyke, zo heilzame uitwerking is bekroond geCO Aphrodifiac. in Prsfatione, ■  $.i4?8. DE VENUSSMET. ^33 geweest, fchijnt men eerder op de pïsTöofing te moeten blyven liaan, wanneer deeze manier beproeft word, maar de zeer berbemde Boerhaave(u), heeft, aangaande het gebruik van de kwik en het afkookzel van het pokhout, in de geneezing van de venusziekte, de volgende waarfchouwing gedaan : dewijl tot deeze allerergfte kwalen meestentijds het kwyien , en deeze afkookzels gebruikt worden , heeft het aan de geene die opmerkzaam waren altijd gebleeken, dat op het kwyien het uitdryven van het zweet gelukkiglijk volgd; maar, zo menigmaal als de Jappen van het lichaam door het vogt van het pokbout geheel waren ontbonden , gelyk tot deeze geneezing vereischt word, als dan is het kwyien, dat daarna door dekzvik moet opgerockt zuorden, naauwlijks vaneenig nut geweest; ja zelfs beeft de kwik, zelfs in zeer groote hoeveelheid ingenomen, of door fmeeren het lichaam toegevoegd, geen de minfte kzvyling veroorzaakt, daarom heb ik gelooft, na dat ik dit eenige maaien gezien had, dat dekzvik op de geheel verdunde fappen geen uitwerking doet, maar zonder uitwerking zvederom uitgaat , zonder byna het bloed te verontrusten. Maar ook heeft men het afkookzel van de wortel van zarzaaparille tot geneezing van de venusziekte gebruikt; ja fommige hebben dezelve groote lof toegezwaait; zo dat zy dezelve voor het afkookzel van het pokhout gekozen hebben: veele zijn nochtans van oordeel geweest, dat hetgeen onnut middel was; maar hebben 'er zo groote uitwerking niet van verwagt. Nardus Antonius Recchi (w), heeft vastgeftelt, dat het de fteekendc winde was, reeds by Diofcorides befchreeven ; waar van hy gezegd heeft: van deszelfs maakfel zal ik niets zeggen ; dewijl Diofcorides hetzelve naauzvkeurig befchreeven heeft, hy heeft vier foorten van zarzaïpaville opgetelt, en uitgetokent; en vastelijk geloofd, dat de worteltjes van de fteekende zvinde^ dezelfde krachten bezitten , die in deeze planten, in America zo zeer worden verheven. (V) Aphrodifiac. in Pra?fatione circa finem; (V) Rerum Medicor. novaj Hispaniaj Thefaur. Lib. VIII. pag, 288, & feq. Ddddddd 3  ii54 D E VENUSSMET. §.i4;8. ven. de menfehen zijn gewoon hel: uitheemfche zodanig te verwonderen, dat zy meenen dat 'er niets hy hun groeit, dat van verre aangebragt, zeer duur is. hy verwekt de zweetdryvende kracht van deeze wortel, door welke de pynen der gewrigten , en andere deelen, geftilt worden, en wederfpannige en ongeneeslyke ziektens ten ondergebragt worden, deeze plant heeft by de fteel een vry dikke en korte wortel, waar uit zeer veele dunnere rijsachtige worteltjes, niet dikker dan een ganzefchaft, van alie kanten voortfpruiten, en met de grond lijnregt voortkruipen, deeze worteltjes in bosjes gebonden, verkopen de kooplieden aan de winkels, en deeze gebruiken de Apothekers ik heb eventwel fomtijds die dikke wortel gezien, waaruit die rijsachtige worteltjes fpruiten ; welke daarom de moeder der zarzceparille genoemt word. maar deeze word in de winkels niet gebruikt; maar word gewoonlyk onder de zeldzaamheden bewaard ; dewijl meestentijds alleen maar de dunnere worteltjes aangebragt worden , in bosjes gebonden , die tot een groote langte ontwikkelt kunnen worden. Deeze worteltjes zijn uitwendig bruin, inwendig wit, en kunnen zeer gemakkelijk in de langte gefpleeten worden; het geene de Apothekers gewoonlijk doen, eer dat zy dezelve tot kleinder deeltjes fnyden om te koken ; want dus zal het water de binnenft-e zelfftandigheid van deeze worteltjes doordringen, en alle geneeskracht uit dezelve kunnen halen. Ik heb dikwils de wortelen der zarzjeparilie geproeft, en heb de fmaak lymig meelig bevonden; uit deeze heb ik een vry fterk afkookzel bereid; waar in ik een llaauwe, meelige , als eenigzints zoutachtig heb gevonden, dit worteltje heb ik altijd zon . der reuk gevonden, ik verwonderde my hier voornamentlijk over; dewijl Nicohus Masfa (x"), die onder de Schryvers over de venusziekte met regt een groote naam verworven heeft, het volgende heeft gefchreeven , «o iemand deszelfs fmaak door te kaait- O) Aphrodifiac. pag. 81.  $.i4?3. DE VENUSSMET. u3$ haauwen en in de mond te houden wil weeten, zal hy duldelyk eenige bitterheid, met iets famentrekkends, gewaarworden, en een hoedanigheid erkennen die de fmaak beledigt ; en daarom laten zy zwygen , die dezelve ten eenemaal zonder fmaak en reuk zeggen te zijn; want de ondervinding en zintuigen firyden hier tegen aan. hy bekend wel dat de zarzreparille zonder reuk is; dewijl de gedroogde woitel tot ons overgebragt word; maar hy verzekerd, dat deszelfs afkookzel een reuk van zjch geeft, die eer onaangenaam , dan aangenaam is ; zo dat zy eenigermaate zwaar van reuk is. Maar offchoon hy het afkookzel der zarzceparille in de venusziekte aanprijst, bekend hy niettemin, dat deszelfs krachtdadigheid niet in vergelyking komt met de krachten van het afkookzel van het pokhout , maar dat het een veilig middel is > dat zonder gevaar kan toegedient worden, want het is zwakker van krachten, dewijl de geene die met dit middel geneezen, worden gemakkelijk door eenige oorzaak , en na korten tijd dezelfde ziekte wederom krygen (y). Vefallus, die de zarza?parille, (die de fpanjaarden fpartapariïla, dat is: laage moerbefie, noemen,) uit de Indien overgezonden ,' naauwkeurig onderzogt heeft, en volmaaktelijk befchreeven, in een brief over de china wortel (z) , getuigt het volgende: deeze fieeltjes of rysjes moogt gy zeggen niet minder zonder fmaak te zijn als de china "wortel, ja meer van alle klaarblykelyke hoedanigheid, die in foortgelyke geneesmiddelen met regt vereischt word, als de china wortel ontbloot te zyn. maar in het papier by de zarzceparille gevoegd , las men , dat een once zarzaïparille, na voorafgegane zuivering, in twee maaten water moet gekookt worden, en van dit afkookzel des morgens , en voor het avondmaal, een beker warm moet gedronken worden, voor de gewoone drank by 't middag en avondmaal , wierd Cf) Ibidem pag. 82. 00 Ibidem pag, 594.  n3ö DE VENUSSMET. 5.1478. wierd het zelfde afkookzel gegeeven, zonder eenige fpyzen te verbieden, tevens konden de geene die dit afkookzei gebruikten vryelljk in 't openbaar verfchynen; op de zweeren, en pijndoende ledematen wierden doeken gelegd, met het zelfde afkookzel bevogtigt. op deeze wyze wierd het afkookzel van de zarzteparille, geduurende vier-en-twintig dagen toegedient; en dan nam de geneeswyze, na een zuiverend middel toegedient te hebben, een einde. Vefalius fchijnt niet veel op de krachten van de zarzjeparilJe rvertrouwt te hebben; want hy bekend, dat hy 'er geen proef van heeft willen neemen; dewyl die geene, die deeze rysjes als een Goddelyk hulpmiddel van zyne vrienden overgezonden zijn, reeds door het afkookzel van het pokhout herfteld fcheen ; en , met agterlating van deeze rysjes zy het my geoorlooft, eenige ftukjes van dezelve te neemen, en aan myne vrienden , op dat zy deeze Indifche beuzelingen onderzoeken, over te. zenden, en aan andere Geneesheeren voor te jhlien. Op dezelve tyd byna als Vefalius, heeft Gabriel Fallopius geleeft, van wien wy een verhandeling over de venusziekte hebben; maar van later tijd, en van zyne leerlingen uitgegeeven; die grooter kracht in de zarzfeparille fchijnt erkend te 'hebben ; welke hy naauwkeurig befchrijft, en bekend , dat hy geloofd heeft, dat het de wortel van hadig is ; tot dat een Spanjaard een weheele plant aan de Hertog van Florencen heeft gebragt; en hij als dan gezien heeft, dat de zarzreparille de wortel is van fteekende winde; het geene door proeven geftaaft is; want dewijl hy op den berg van den heiligen Julianus te Pifa, de fteekende winde zag groeijen, heeft hy deszelfs wortelen doen uitgraven ; welke hy altijd in de plaats van de zarzaparille gebruikt heeft; en geduurende twee jaaren , dat by daar geweest is , altijd met een gelukkig gevolg verfcheide van de venusziekte heeft bevrijd (a). hy teekent nochtans aan, dat de uit Spanje aangevoerde zarzaeparille grooter, dikker vleeschagtiger wor- te- O) Aphrodiüac. pag. 804.  5.1478. DE VENUSSMET. 1137 telen heeft; de fteekende winde korter haairen heeft; het geene hy denkt te gebeuren, om dat de plant op een fteenagtige grond groeijende, minder voedfel ontfangt. in al het overige is de fmaak, de bast, het merg, en de kracht het zelfde;ja zelfs levendiger in de onze, in de fteekende winde namentlyk. edoch hy fchryft zodanige dingen van de krachten der zarzteparille, die niet wel met elkander fchynen over een gebragt te kunnen worden : ik betrouw op de zalzceparille als cp het pokhout; zy is zekerlyk minder van krachten; zy heeft nochtans ook groote krachten, in welke zy het pokhout te boven gaat; en het is zo gelegen, dat, zo 'er na het genezen van de venusziekte zweren of kloven over blyven, zy tweemaal fchielyker geneest, dan het Indisch hout. hierom fchynt hy op de zarzreparille zyn hoop gevestigt te hebben , wanneer de venusfmet door krachtdadiger geneesmiddelen tot zo ver verdreven was, dat 'er maar ligte overblyffelen der kwaal, die altyd verdagt zyn , nog overig bleven, het geene ook door nieuwere waarnemingen fchynt bevestigt te worden. Fallopius bekend nochtans, dat zo de eerfte genezing door de zarzceparille niet genoegzaam is, de tweede, of ten minfte de derde, een goede uitwerking doet. want hy fchryft aldus: wanneer 'er dierhalve in de venusziekte zweren plaats hebben , nee m ik myn toevlugt tot dit middel, als tot het zekerfle en veiügfle hulpmiddel; en zo de eerfte voedingswyze niet helpt, helpt ten minfte de tweede of de derde, het pokhout is voortreffelyk , nochtans gebruik ik in ligte ziektens de zalzaparilla. ik ben ook wel gewoon deeze twee met elkander te vermengen, het geene hy ook in het volgende Hoofddeel befchr3-ft Cl?) ; en 'hy voegt "er het pokhout by , voor eerst om dat het afkookfel van de zar'/^parüle de maag eenigfints kwelt , en fomtyds de afgang verwekt-; de tweede reede was, wanneer hy de ziekte wilde ontill) Ibidepi pag. 805. Vïfde Deel. Eeeeeee  u38 DE VENUSSMET. §.1478. ontwortelen , en het nodig zvas de zalzceparille te gebruiken • de derde, wanneer hy een verouderde venusziekte moest genezen ; als dan gebruikte hy beide , het pokhout en de zalzceparille. Deeze manier van het pokhout by de zalzteparille te voegen is nog in gebruik ; dus geeft men in het Florentynfche Gasthuis , arcispedale de gfincurabili genoemt de geene die de venusziekte hebben het afkookfel van de zarzreparille met een weinig pokhout , te drinken. Fallopius bereide zyne afkookfels uit even veel pokhout en zarzceparille ; maar in dit Gasthuis worden volgens getuigenis van de zeer vermaarde Targioni Tozzetti 650 ponden zarzaiparille gebruikt, en maar ■zes'ponden pokhout (c). die uitmuntende man had liever dat men meer pokhout by de afkookfels deed, door welke de genezing van de venusziekte in dit Gasthuis ondernomen word; ten minfte tot gebruik van die geene , die zwaar van deeze ziekte aangetast zyn. Ja en hy heeft de opzigters van dit Gasthuis aangeduid (d), dat het nuttig zoude zyn, zo men aan de geene die een verouderde venusziekte hebben, voor al de geene die de beenderen uitgeëeten hadden het afkookfel van het enkel pokhout gaf, met al de beftiering en de voorzorgen van te voren voorschreven, want hy begreep ligtelyk , dat de genezing van zodanige kwalen van het afkookfel van de zarzceparille niet ligtelyk te verwagten is. de uitmuntende Fordyce (e) verhaald verfcheide gevallen van de geene die de venusziekte hadden, die groot nut van het afkookfel der zarzceparille zyn gewaar «rewoiden ; vooral, om de nagtpynen cn pynen der beenderen, die naauwlyks te lyden zyn, door de venusziekte ver- oor- (d) Prima Raccolta di offervazioni Mediche pag. 157. (d) Ibidem pag. 158. (O Medical Obferv. and Inquiries Tom. I. pag. 149. & feq.  §.1478. DE VENUSSMET. 1139 oorzaakt, te ftillen, dat afkookfel wierd op de volgende wyze bereid (f). . : . q.. rad. zarzczparille unc. 111. decoque in hbris Jex aquct fluviatilis, vafe aperto , ad colaturam duarum tibrarum {gewone ponden namentlyk, die twee-en-dertig oneen uitmaken). hy waarfchouwt, dat men zarzreparille moet kiezen, die door de ouderdom de krachten niet heeft verloren, of van de worm uitgeëeten is, nochte door de vogtigheid , of het zeewater (op reis), bedurven is. fomtyds voegde hy by dit afkookfel wat zoethout, om de fmaak. deeze hoeveelheid afkookfel gaf hy binnen de tyd van vier-en-twintig uuren, in twee of driemaal te gebruiken , koud of warm , naar mate het de zieke best fmaakte. alle twee dagen wierd dit versch afkookfel bereid; en het geene overig was gebleven, wierd op een koude plaats bewaard, tevens wierd het weinig eeten aanbevolen , en het onthouden vau de wyn. In jongere heeft hy het gebruik van de zarzceparille in poeder en afkookfel beproeft; maar dus heeft hy de venusziekte niet ten eenemaal kunnen uitroeden ; misfehien , om dat het gebruik van de kwik niet voor af gegaan was, of om dat zy de zarzïeparille niet lang genoeg wilden gebruiken. Het gebruik van dit afkookfel is zeer nuttig geweest voor die geene, die mager waren en een gefteldheid tot de teering hadden , door de venusziekte veroorzaakt; want de krachten kwamen wederom, gelyk ook de eetlust, de vlezigheid en de natuurlyke couleur van het lichaam (g). Als dan verhoopte hy voornamentlyk veel goeds van het gebruik van de zarztcparille , wanneer de kwik , en het gebruik van het afkookfel van het pokhout de venusziekte niet ten eenemaal genezen hadden (h). Waar uit hy befloten heeft, dat de kwik, over 't algemeen o-efproken , de meeste venuskwalen geneest ; de zarza:parille moog- (ƒ) Ibidem pag. 181. (g) Ibidem pag. 169. (11) Ibidem pag. 171. 172. r Eeeeeeea  114* DE VENUSSMET. 5.1478. mooglyk, die, die de kwik tegenftand bieden; en het dus bewysbaar is, dat door de vereeniging van deeze twee middelen-, alle venuskwalen kunnen genezen worden, waar van een voorbeeld in het zelfde boek gelezen word (f). De krachtdadigheid van het af kookfel der zarzreparille heeft Storck naderhand ook met zyne waarnemingen bevestigt en het zelve fomtyds veel krachtdadiger bevonden als de andere middelen die hy beproeft had; her geene door een genoegzaam wonderlyk geval bewyst: een vrouw, venuslasbuilen hebbende, heeft de badftoof meefler om hu!p verzogt; die door het opleggen van een zalf, de diktens binnen twee dagen heeft verdreven ; maar terftond heeft zy zware pyn in de onderbuik gehad; die des avonds, na voor af gegane huiverigheid, zich met een zware koorts verhief; en die aanval eindigde met fterk zweten, zy was niet benaauwt; maar 'smorgens was alle pyn weg; en de pols was natuurlyk. na de middag kwamen alle de kwalen in de zelfde agtérvolging wederom, in 't Gasthuis gebragt, heeft zyde oorzaak der ziekte verzwegen; maar daar de middelen , zelfsde koortsbast, geene verligting toebragten, heeft zv van zelfsde oorzaak der kwaal beleden, men heeft het afkookfel van de klitswortel beproeft, te gelyk met de zoete kwik, in water ontbonden; zo dat zy viermaal daags omtrent een grein innam : binnen twee dagen was de koorts en pyn minder; maar offchoon zymet het gebruiken van deeze middelen geduurende twee weeken aanhield, nam men geen meer beterfchap waar. men heeft het gebruik van de fublimaat beproeft; maar de groote hitte omtrent het borstbeen, de droogte van de borst, de dorst, de hoofdpynen, zyn oorzaak geweest, dat men zich van dezelve heeft onthouden, men heeft zuiverende kwikmiddelen toegedient, met veel verzagtende afkookfels; maar zonder nut; en de krachten verminderden Ein' (0 Ibidem pag. 406. (Jt) Ann. Medic. Secund. pag. 225. & feq.  §.i478.. DE VENUSSMET. n4i Eindelyk heeft zy een zeer flerk afkookfel van de zarzceparille gebruikt; en, de vierde dag daar na is langs.de pislozing veel donkeragtige lymige ftoffe te voorfchyn gekomen; devyfde dag, was de pis dun; maar langs de fehede is een fcherpe, dikke, flikkende, donker couleurige ftoffe uitgedrupt; dj pynen zyn tevens met de koorts veel vermindert; en na twee weeken is 'er niets meer uit de fehede gekomen; de koorts en pynen zyn tett eenemaal opgehouden; de krachten zyn daaglyks toegenomen , en de zieke heeft eindelyk de volkomendfte gezondheid wederom gekregen, men heeft haar geraden, dat zy nog geduurende eenige weeken het zelfde, maar minder fterk afkookfel zoude gebruiken, op dat, zo 'er nog iets van de ziekte mooglyk verborgen was, zulks geheel weg zoude gefpoelt worden. Omtrent het jaar T535. heeft men de china wortel in Europa beginnen in te voeren; welke als een onvergelykelyk middel geprezen wierd om de venusziekte te verdryven. dewyl 'er een veel minder ftrenge voedingswyze wierd onderhouden, geduurende de gantfche tyd, dat het afkookfel van de china wortel toegedient wierd, en een matig gebruik van de wyn, met dit afkookfel verdunt, wierd toegeftaan, en vry duur verkogt, in korten tyd is dit middel by de vermogende in naam gekomen; het geene ook als een allerzekerst middel tegen de pvnen der gewrigten wierd aangeprezen; waarom men den Keïfer Carel de vyfde dit afkookfel heeft toegedient. het wierd op de volgende wyze bereid: men fneed een once in dunne fchyfjes, die niet dikker dan de nagel waren ; welke fchyfjes geduurende vier-entwintig uuren in een weinig -water geweekt wierden; daar op wierden zy in twaalf ponden water gekookt, tot dat een derde vervlogen was. maar het vat waar in dit afkookfel bereid wierd, moest zeer groot zyn, op dat 'er niets onder het opkoken uitftarte, en met een dekfel gedekt worden, op dat de kracht niet Eeeeeee 3 zou-?  114* DE VENUSSMET. $. 1478. zoude uitwaasfemen. na het doorzygen, bewaarde men de fchyfjes van de gekookte wortel tot een ander gebruik, daaglyksmoest een nieuw afkookfel bereid worden, om dat het lang bewaard wordende, zuur word. Men gaf de zieke van dit afkookfel een groot glas, warm, in zyn bedde, met den dageraad, en, wel gedekt beproefde men het zweet geduurende twee uuren uit te lokken; want hoe meer de zieke zweet, hoe beter het is; daar na, ftond hy, na het lichaam wel afgedroogt was, op, bedekte zich wel met klederen, en meide zich van de wind: over dag dronk hy van het zelfde afkookfel; als het maar laauw was; maar hoe warmer het gedronken word,- zo veel voortreffelyker zal het zyn. hy mogt zich met hoenderen of capoenen die gekookt waren , maar zonder zout, voeden, de zieke bleef tot de achtfte dagt'huis; na deeze ging hy, het lichaam met klederen welvoorzien, uit. hy moest zich van alle zuur en gebrade vleesch geduurende veertien dagen onthouden, men prees hem het gebruik van de honing aan, om de opftopping van de afgang voor te komen, en nochtans moet hy alle Jpys matiglyk gebruiken ; vcant het is zeker, dat de voedingsregel niet minder goed doet, als het drinken van het af kookfel der china wortel (l). hy mogt geen vleeschiappen, nochte eenig ander vogt gebruiken, geduurende de vieren-twintig dagen dat deeze genezing duurde: geduurende deeze gantfche tyd wierd de lief den spleging verboden. De fchyfjes van de china wortel, die tot het koken gedient hadden, en uitgedroogt bewaard wierden, wierden ter hoeveelheid van twee oneen genomen, en op de zelfde wyze, gelyk eerst, met twaalf ponden water gekookt, tot dat een derde verteert was; dit afkookfel diende de zieke na de volbrenging der genezing (0 Andr. Vefal, Epift.de radice China: in Aphrodifiacop. 5S4 • 598»  §.1473. DE VENUSSMET. 1143 zing van vier-en-twintig uuren, voor gewoone drank, geduurende acht of tien dagen, wanneer 'er zweren plaats hadden, wierden deeze met het zelfde afkookfel geftooft, zo de zieke t'huis was, zo hy uitging wierden zy niet iet anders ge dekt, t'huis gekomen zynde wierd het zelfde afkookfel wederom opgelegt. na de veertiende dag der genezing wierd een weinig gebrade vleesch toegeftaan. de china wortel, die onder deeze naam verkogt word , is vry dik , knobbelig, knoop , houtagtig; de uitwendige oppervlakte is effen; en donker van couleur; van binnen byna van een rooze couleur; heeft naauwlyks eenige duidelyk fmaak en reuk. ik heb dezelve zo menigmaal geproeft, en heb nimmer anders kunnen bevinden. Nicrdaus Maffia (m) verftoord zich niet te min op die geene, die deeze zvortel zonder reuk zeggen en befebryven ; dewijl de reuk hun anders overtuigt: ik, zegt hy-, heb meer dan eens een fluk van die zvortel willen kaauzven, en heb het met de tanden gebroken, maar ook heb ik het zelve aan andere geleerde en verflandige mannen te kaauwen gegeven (op dat mijn eige zintuig my mooglijk niet zoude bedriegen) ; die alle , zo wel als ik, bevestigen , dat men na het kaauwen een eenig fint s bittere en famentrekkende fmaak duidelijk gezoaar word. van gelyken heb ik ze 71a het koken geroken , en aan andere laten ruiken; die alle met my verzekeren en zo zvel als ik erkennen, dat zy een ligte reuk gezvaar worden enz. Het is te beklagen, en tot oneer van de geneeskunde, wanneer Geneesheeren in hun kunst door ervaren, zo verfcheide van gevoelens zyn , omtrent de hoedanigheden van een bekend middel, die door de zintuigen kunnen bepaald worden, Vefalius (n), die met groote zorg de china wortel onderzogt heeft , welke toen ter tyd een nieuw en grootelyks gepreze middel was, waar van Keifer Carel de vijfde vast gefield had de C«0 Aphrodifiac. pag. 86. («) Ibidem pag. 588. 589.  I.I44 DE VENUSSMET. S-14?8. de kracht te ondervinden, heeft het volgende gefchreven. zogy de china, anders droog en houtachtig, eenigfints kaauwt, en met de tanden klein maakt, zult gy kunnen verzekeren, dat zy geen fmaak heeft; en nog veel minder {voor zo veel in haar eige, niet in de natuur der by gevoegde middelen is) heeft zy eenige reuk; nochte iets lij machtigs , het geene andere ftaande houden zvaargenomen te hebben, worden de geene die dezelve proeven, ofanderfints behandelen, daar in gewaar, daar op voegt hy'er een groote lyst by van geneeskrachten, welke gewoonlyk aan het afkookfel der china wortel worden toegefchreven ; eindelyk befluit hy : intusfchen komt de reeds van te voren gezegdeflaauwefmaak, buiten alle betvijs van famentrekking in de china voor, en hoe zeer gy dezelve in enkel zvater kookt, zult gy geen andere fmaak, dan van de ongepelde garst, en zeer weinig zoethout gewaar zvorden, het afkook/él der. china ook eenigftnts rood zijnde, gelijk hoog geele wijn, of die, die door lang in een kan ge ft aan te hebben , rood is geworden; zo dat hier van, wat de klaarblykelyke hoedanigheden aangaat, .naavzvlijks zo veel in het zzveet en pisdryven, en in die krachten, door welke de china hedendaagscb goedgekeurd zvord, uit het afkookfel van dezelve te verhopen is, als uit het afkookfel van de garst. Ook heeft Gubriè'l Fallopius niet veel kracht toegefchreven aan de china wortel om de vènusziekte te genezen (o); daar hy anderfmts Vefalius vry fcherp in zyne ontleedkundige waarnemingen, berispt heeft, deeze gaf een fterker af kookfel van deeze wortel; want hy kookte twee oneen in twaalf ponden water tot op de helft, maar offthoon hy dit middel niet onnut geloofde te zyn in de genezing van andere ziektens, raad hy deszelfs gebruik eventwel af in de genezing der venusziekte: want hy getuigt, dat hy drie en viermaal de venusziekte met dit afkookfel, zonder eenig goed gevolg beproeft heeft te genezen, waarom hy het (o) Aphrodifiac. pag 8C3,  $.1478. DE VENUSSMET. «45 het volgende waarfchouwt : ik heb dat middel gebruikt in de verzwakkingen der ingewanden, in verzwore kankers, in leepoogigheid, met een genoegzaam gelukkig gevolg; maar niet in de venusziekte, merkt nochtans aan, dat door het gebruik van die wortel den mensch zeer vet word: de overige wonderwerken weigerd zy in onze waereld uit te oeffenen. Prosper Alpinus (p) zegt, dat hy van de krachtdadigheid der china wortel om het lichaam vet te maken , ooggetuigen is geweest, de volkeren van Afiën verkiezen in het geene wat de vrouwen aangaat, vrouwen die eenigfints vet zyn. Hoewel uit het gezegde blykt, dat deeze wortel van geene uitftekende geneeskracht voorzien is, nochtans verdient zy ten aanzien van het menigvuldige water, daar zy meede verdunt word, een plaats onder die middelen, welke van de Geneesheeren bloedzuiverende genoemt worden; als die, zonder Vermeerderde beweging der vogten, door aftpoeJen; verdunnen, het zweeten pisdry'ven, uit de vogten het fcherpe kunnen uitfpoelen, en tevens de vaten zodanige gefteldheid aanbrengen, dat zy de vogten gemakkelyk doorlaten, dat het enkel water een groot middel is, weetén alle Geneesheeren; waar by een behoorlyke voe* dingswyze gevoegt wordende, zal men veel goeds kunnen verwagten. voor die geene, die onvermogend waren, heb ik dikwerf het afkookfel van de klits wortel gegeven; die overal goedkoop is; en ik heb van dezelve een evengelyke, ja grooter uitwerking dan van het drinken van het afkookfel der china wortel, gezien, uit de nièuwfte waarnemingen heeft gebleken, dat de dollekervel veel nut in de venusziekte heeft gedaan; die voor het kwyien, nochte andere kwikmiddelen, nochte afkookfels , .. eenU rf) Medicin. ^Egypt. III. pag. 16. & feq. Vyïde Deel. Fffffff  II46 DE VENUSSMET. §.1478. eeniger mate geweken was, maar alles tegen geftaan had. een man in de veertig jaaren, kreeg door het fchielyk opftoppen van een druipert door het infpuiten van een famentrekkend middel, een harde, knoestagtige dikte, grooter dan een mans vuist, in de balzak: beide de teelballen waren nochtans ongefchonden en gezond, deeze dikte heeft hy anderhalf jaar gehad; hetkwyleti, cn verfcheide andere zo'in als uitwendige middelen, zyn zonder eenige uitwerking beproeft. Toen heeft men hem de dolle kervel gegeven; tevens met veel afkookfel van klits wortel, maar offchoon hy de twintigfte dag reeds een geheel drachma van het uittrekfel der dolle kervel innam, nam men geen verandering in de dikte waar. de denigfte dag gaf'men hem anderhalf drachma : de drie-en-dertigfte dagwas de dikte zagter, en de zieke heeft zich wel bevonden ; de zes-en-dertigfte dag gaf men hem een zuiverend middel met zoete kwik; de veertigfte dag gebruikte hy daaglyks twee drachmaas, en de dikte is kleinder geworden. Met deeze gifte is hy tot in de vyfde maand voort gegaan, gebruikende alle veertien dagen een zagt kwikzuiverend middel: toen was de dikte geheel ontbonden, en de man volkome gezond (q~). een jongeling van negentien jaaren, had over het gantfche lichaam venuszweren, en beide de fcheenbeenderen waren diep uitgeëeten. alle middelen tegen de venusziekte hebben de ellendige benadeelt : hy was reeds zwak en fterk vermagert. Storck twytfelde (r) , of deeze middelen wel met behoorlyke gifte en voorzorg waren toegedient geweest; daarom heeft hy op nieuw verfcheide middelen beproeft; edoch alles te vergeefsch. Dier- Cq Anton. Storck Libell. Secund. de Cicuta pag. 169» (f) Ibidem pag. 171.  §.i4?8. DE VENUSSMET. ii47 Dierhalve heeft hy voor zich genomen, de krachten van de dolle kervel te beproeven, de zweren en yitgeëete plaatfen heeft hy met ftovingen van dezelve doen bedekken; inwendig heeft hy het uittrekfel van de dolle kervel gegeven, met veel afkookfel van de klits wortel, met een derde gedeelte melk. binnen weinige dagen, is 'er groote beterfchap gekomen; en de krachten zyn toegenomen, omtrent het einde van de tweede maand, was al het uitgeëetene zeer wel afgefcheiden; verfcheide zweren wierden met een zeer vast lidteken overtrokken ; de nagtpynen , die de zieke allerwreedst gepynigt hadden, waren ten eenemaal geflik. Nochte 'er was zo groote gifte dolle kervel nodig; dewyl de grootfte gifte binnen vier-en-twintig uuren niet boven een drachma ging. de derde maand der genezing ten einde zynde, fcheen de zieke zeer gezond ; hy was zonder pyn ; en de krachten waren goed. men vind ook een aanmerklyke uitwerking vandedolle kervel elders (s). Daar en boven hebben ons de allerfraaifte proeven van Storck overtuigt, dat zelfs de wolf zvortel tot het genezen deezer ziektens dienstig is, die eertyds zo fterk in kwade naam ftond, als eenige andere plant; want het zweefde op alle tongen; Lurida terribiles mifcent Aconita novercae. Linnctm ftond verdomd (/)» dat hy in lapland een oude vrouw voor haar huishouden een gerigt van wolf wortel zag gereed maken , dat zonder nadeel wierd geëeten. waar door Storck van gedagten wierd, in een allerkwaadlle venusziekte te beproeven, wat O) Henr. J~>f. Collin Nofocom. Civic. Pazmanniani Annitertii pag. I3i« & feq. 00 Flora: Lapponicae pag. 179. Ff fff ff 2  u48 DE VENUSSMET. §.i478. wat zy vermogt. een vrouw veertig jaaren oud, had reeds in 't actufte jaar de venusziekte; in alle de beenderen van het lichaam had zy verzwore kaikknobbeis ; vooral in het borstbeen; de keel was verzworen; het voorhangfel van het verhemelte geheel ujtgcëeten. alle .manieren van de venusziekte te genezen zyn in dee ze zieke beproeft; veele zweren wierden genezen; zeer veele kaikknobbeis verdwenen; maar de keel en het borstbeen, bleven in de zelfde ftaat; nochte de nagtpynen zyn vermindert; waar door de zieke haare krachten verloren heeft." Storck heeft driemaal daagsch een grein uittrekfel van de wolf -wortel toegedient, met dertig greinen fuiker gewreven, op élke gifte dronk zy twee kopjes afkookfel van klus wortel; het géène zy reeds van te voren in ruimte gebruikte. De nagtpynen zyn in korten tyd verzagt, ja zelf« orftilr en de zweren altcmaal beter geworden, de flaap, eetiu-n 'krachun zyn wederom gekomen; zy bewoog de ledematengemakkelyker. De nagtpynen geftilt zynde, ftond de kwaal; 'en de gezwellen wierden niet kleinder, nochte de zweren heelden; offchoon hy grooter gifte van het uittrekfel der wolf wortel gaf, en hv geduurende vyf weeken alle dagen zes greinen heeft gegeven, waarom hy anders te raade is geworden; by zes greinen van het uittrekzel der wolfwortel, heeft zy zo veèl greinen zoete kwik gevoegd , en met drie drachmaas witte fuiker heeft hy een poeder bereid, waar van hy driemaal daagsch wederom een half drachma heeft gegeeven, daarop het een of ander nat of ingietzel te drinken geevende. ° Door bet gebruik van dit middel zyn alle de knobbels der beenderen binnen twee en een halve maand verdweenen ; de groote uitgeeete ftukken hebben zich afgefcheiden • de pwegren zijn toegegaan; de verloore deelen van het voorhangzel van het verhemelte en de lel der keel, zijn zodanig wederom aangearoeb, *at de zieke zeer wel heeft kunnen doorzwelgen , en duidelyk fpree-  J.I47». DE VENUSSMET. II49 fpreeken. daar na is zy gezond tot haare bezigheden weder gekeerd, waar uit hy beiloten heeft, dat het uittrekfel van de wolf wortel niet alleen veilig, en met een heilzame uitwerking, kan toegedient-worden; maar dat zy, met een gelyke hoeveelheid zoete kwik vereenigt, fomtyds een krachtdadiger middel is, als alle ander; zelfs liet allerfterkfte kwikmiddel(u). Dus heb-ik de middelen, en de onderfcheide wyzen van dezelve toe te dienen, welke my bekend zyn nuttig te zyn geweest in de genezing van de venusziekte, opgenoemt. alle ontlasten zy min of meer langs onderfcheide wegen van het lichaam, veele van die verontrustende gezondheid , en beledigende krachten, ik beken, dat my die altyd behaagt hebben, die de ziekte konden weg nemen, en het lichaam minder verftoorden, wanneer zy werkten; offchoon de genezirigfehoorvoetendevorderde, my' zyn wel veele bekend die door fterke zuiverende middelen, die bêvig werkten, fomtyds niet zonder levensgevaar, vandevenusziekte zyn genezen geweest; maar ook heb ik verfcheide van deeze in ongeneeslyke ziektens zien vervallen, fommige hun geheel leven kwynen, tot alles onbekwaam, en voor zich zelve en andere lastig en hatelyk. ik beken, dat ik zelfs een alierfcherpst kwikmiddel heb gebezigt om de venusziekte te genezen, namentlyk de opgeheve bytende kwik, en het zelve andere heb aangeraden te beproeven, maar heb het zelve in zo kleine gifte toegedient, en met zodanige beftiering, dat ik daar nimmer eenig nadeel uit heb zien ontftaan. ik was altyd aandagtig, of ik eenig toeval waar nam, dat de minfte vrees konde aanjagen; want als dan heb ik, ofte de gifte van het middel terftond vermindert, of geheel opgefchort, gelyk ik meer dan eens van te voren gewaarfchouwt heb. Maar zelfs gebruikt men in America niet altyd het zelfde middel (V) Anton, Storck libellus, quo continuantur Experjmenta &£»• pag. 117-13,3, Fffffff3 \  u5o DE VENUSSMET, del voor de venusziekte; zy hebben 'er verfcheide beproeft, en pryzen dezelve aan. want men leest (y) aldus, dat de venusziek' te geen vast eige by zonder middel vereischt, dat in deszelfs geheele zelfftandigheid, ofte uit eenige verborge oorzaak, deeze ziekte geneest; dewyl wy zien dat de Americanen zeer veele, en van elkander zeer onderfcheide planten gebruiken, om deeze ziekte te ver dry ven. die nochtans alle daar in over een komen, datzy fcherp of bitter zyn, en ofte een zuiverende, ofte uitwaasfemende kracht hebben; gelyk van de Schryver in dit werk genoemt worden, de winden, groote fpurge, veele beziendragendeplanten, hetzelfde bevestigt Gonfalvus Fernandes (w), van vvien ik in deeze zelfde afdeeling gewag gemaakt heb; die in vveezen was, ten tyde toen de venusziekte zich in Europa heeft vertoont, en naderhand naar Hispanjola en het vaste land van America is gezonden geweest; want na dat hy over het pokhout heeft gefproken, voegt hy 'er het volgende by : nochte de Indiaanen worden enkel door dit hout genezen; want zy zyn groote kruidkundigen, en hebben kennis van veele planten, welkers krachten zy by ondervinding geleerd hebben van goede uitwerking te zyn om deeze en veele andere ziektens te genezen. Want tot noch toe is 'er, gelijk Sydenham (x) zeer wel waarfchouwt, eenig on middelyk eige by zonder middel gevonden , door welkers behulp, de venusziekte, zonder voorafgegaane ontlasting kan verdreeven warden ; want nochte de kwik ^ nochte de zogenoemde uitdrogende houten, moet men voor eige ly zonder e middelen houden , ten zy iemand door voorbeelden aan den dag te brengen , kan bewyzen, dat de kzvik zonder kwyling, - of het afkookzel der houten, zonder zweet uit te dryven , de venusziekte fomtyds vol' Cv) Rerum Medicar. novaj Ilispanh-e Thefaur. Lib. VI. pag. 2oo. in notis. ' C«0 Aphrodifiac. pag. 358. (x) Epiftola Refponibria Secunda pag. 418.  J.i4?8. DE VENUSSMET. 115* volkome heeft geneezen. de ontbinding van de fublimaat geneest de venusziekte zonder kwyien; maar niet buiten alle ontlasting; dewijl zy wel zeldzaam de afgang, maar nochtans het zweet verwekt, en zeer dikwils een dikke, grondzettende pis; waarom ook dit middel niet zonder ontlasting geneest, van te voren is gezegd geweest, dat zwaare arbeid, in een warme lugt, met een ftreuge, fchraale voediugswyzede venusziektefomtydsheeft genezen; maar ook onder dusdanige genezing word het zweet in overvloed uitgeparst, en de vettigheid van het lichaam byna geheel verteert word, waar in ik van te voren getragfheb te bewyzen, de venusfmet voornamentlyk te huisvesten. Hierom zal het geheel geen wonder fchynen, dat men veele middelen vind, die deeze wrede ziekte verligten , en fomtyds genezen ; namentlyk door te ontlasten ; offchoon zy van winzugtige met volle monden voor eige byzondere middelen uitgebazuind worden, en aan de ligrgelovige onder de naam van geheim duur gevent worden, de Geneesheeren, die een opregt gemoed en het algemeen welzyn ter harte gaat, verbergen niet het geen zy weeten nuttig te zyn. daarom is het te hopen, dat in later dagen, mooglyk meer, en betere middelen dan die tot nog toe bekend zyn, kenbaar zullen worden. Dus houde ik van een zeer vermaard én allergeloofwaardigst man, dat de radix lobelia , zo zy langzaam en zagtjes met zuiver water gekookt, of ook ingegoten word, een middel is, dat zeker en veilig binnen tien, of ten hoogfte twintig dagen, de venusziekte geneest, dit afkookfel word met een leege maag ingenomen; waar van een grooter gifte doet braaken, een kleinder doet afgaan, een nog, kleinder doet zweten, deeze plant word aldus befchreven : Lobelia, caule ereclo, foliis ovato lanceolatis, crenatis, floribus lateralibus. Prodrom. FloraeLeydenfis. Linnaei hort. Clijfort. pag. 4.26. Rapunculus Americanus flore dihite caeruleo. Boerhaave Index plantar. Tom. I. pag. 25, maar ook geneest dit middel door ontlasting.  «5» DE VENUSSMET. 5-1479- (j. 1479. T~~\e kaikknobbeis verminderen door plei-L^ fters (1461.); of, door een gemaakte opening, het been afgefchrapt. Wat de kaikknobbeis zyn , is §. 1456. gezegd geweest, zy wyken gewoonlyk voor de algemeene geneeswyze van de venusziekte, van te voren is gezegd , dat de hardnekkige knobbels zelfs ontbonden zyn geweest door het inneemen van de fublimaat, met viermaal zo veel water afgefpoelt, uitwendig als een ftovirig opgelegd, zo zy ook dus niet wyken , zal het ondergelegene been uitgeëeten zyn, en de bekleedzelen doorgefneeden zijnde, zal men de geneeswyze in 't Hoofddeel van de ziektens der beenderen aangehaald, moeten te werk Hellen. D E  S.14-SO. DE LENDEVAN G. II53 DE LENDEVAN G. (j. 1480. Tn \ midden byna van de zeventiende eeuw, X is in de middellandlche gewesten , éérst in Engeland, daarna door dit geheele ryk , eindelyk ook door alle de noordèlyke deelen van Europa, een nieuwe ziekte ontftaan, die hedendaagsch zeer gemeen is, Rachitis (lendevang) genoemt. De eerfte Schryver, die met oplettendheid over deeze ziekte beeft gefchreeven, is Glisfonius geweest, Hoogleeraar op de hooge ichool van Cambridge, die getuigt (voor zo veel hy uit het verhaal van andere, door een naauwkeurig onderzoek, heeft kunnen opmaaken,) dat deeze ziekte zich eerst in 't we'stelyk gedeelte van Engeland, omtrent dertig jaaren voor dat hy de verhandeling over de lendevang fchreef, geopenbaart heeft, maar dewijl de tweede uitgave van deeze verhandeling in 't jaar irj^o en dus de eerfte noch vroeger te voorfchijn is°gekomen heeft de zeer geleerde Floyer gedagt (a), dat de iendevang bet eerst ■ itta r» V>vwo\*r}x or the hiftory of Cold-Bating. pag. 77. Vïfde Deel. Gcra-o-acn- Ö O O D 5 O  U54 DE LENDEVAN G. §.1480. in Engeland is te voorfchijn gekomen omtrent het jaar 1620. Glisfonius getuigt (li) , dat deeze ziekte daar na byna alle de zuidelyke en westelyke deelen van Engeland doorgetrokken is. edoch in de noordèlyke Graaflchappen, kwam deeze ziekte zeldzamer voor, ja zy is het gemeen tot noch toe op deeze plaatfen naauwlijks bekend. De ziekte heeft in Engeland de naam van the Rickets gekreegen; wie de ziekte het eerst dus genoemt heeft , is zeer onzeker, als ook by welke gelegenheid, of zulks by geval, dan wel voorbedagtelijk gefchied is. Nochtans is het waarfchijnlijk, dat men, dewijl de rugfireng in deeze ziekte , ten minfte veroudert zijnde , kwalijk vaart, deeze kwaal een ziekte der rugfireng genoemt heefr; en dat gelykerwyze de griekfche Geneesheeren de ziekte of pijn der zyde , met een woord pleuritis genoemt hebben, de ziekte, in welke de rugftreng zo menigmaal allerellendigst mismaakt wierd en in 't begin der ziekte zelve allengskens de gewone fterkte veiloor, waar door de ftam van het lichaam , vooral in een regte houding moet onderfteund worden, ook rachitis is genoemt geweest, deeze naam fcheen de allerbekwaamfte, om dat zy een aanmerklyke vereischte tot de ziekte inhield , en genoegzaam onderfcheiden was van de naamen van andere toevallen en ziektens, en tevens vry ligt viel om uit te fpreeken , en gemakkelyk konde worden onthouden, edoch men begrijpt ligtelyk, op wat wyze het griekfche woord rachitis, door een misflag in het gewone uitfpreeken in rickets heeft kunnen verandert worden ; welke naam noch hedendaagsch in Engeland gebruiklyk is, om . deeze ziekte te beteekenen. Na dat de lendevang zich op verfcheide andere plaatfen van Europa , wier moedertaal het Engelsch niet was, heeft beginnen Q) De Rachitide pag. 3. & feq.  $. 1480. DE LEN'DE-V ANG. 1155 nen te vestigen, hebben zy de ziekte de naam van het land gegeeven, waar zy geloofd wierd het eerst verfcheenen te zyn; en dus is zy by de meelte engelfche ziekte genoemt geweest, fommige heeft het behaagt de naam van het meest voorkomende toeval in de lendevang afteleiden, en dus hebben de Duitfchers, dewijl de gewrigten in deeze ziekte ^gezwollen zijn , dezelve dubbele gewrigten genoemt, en de Franfche enfans nouées; waarom andere de lendevang in volmaakte en onvolmaakte verdeelt hebben, zo lang de aangewasfe beenderen omtrent de gewrigten alleen gezwollen waren, en de zieke nochtans eeniger maate gaan konde, wierd zy onvolmaakte lendevang genoemt; maar wanneer de gang verttaagde , min vast zynde, zo dat zy ligtelijk vielen, waardoor zy geduurig wilden zitten en leggen, wierd zy volmaakte lendevang genoemt. ik heb menigmaal kinderen onder handen gehad , welke de zorgvuldige moeders zeiden een groote lever te hebben , daar zy duidelyk de lendevang hadden, wy zullen naderhand zien, dat in deeze ziekte de lever zeer dikwils grooter is geworden, offchoon voor 't overige geen gebrek in dit ingewand na de dood wierd gevonden, dit zy genoeg over de onderfcheide naamen der ziekte. Glisfonius (c), die deeze ziekte, met noch zeven andere Londonfche Geneesheeren onderzogt heeft, heeft met dezelve over de hoedanigheid en aart, voor en na de kentekenen der ziekte raad gehouden hebbende, waarin ieder zyn gevoelen zeide, befloten, dat de lendevang een nieuwe ziekte was, want wanneer zy alle de tot noch toe befchreeve ziektens der kinderen by de lendevang vergeleeken, die toen ter tijd in Engeland heerschte , heeft hy 'er geene gevonden , die (c) Rachitide pag. 1. 2. Ggggggg a  it5ö DE LEN-DE VANG, §.1480 die met deeze r.aauwkeurig overeenkomen, ja zelfs heeft do nieuwigheid der ongewone kwaal deeze uitmuntende Geneesheeren aangedreven, om met vereende krachten den aart deezer ziekte, m onderzoeken , en dus de beste geneeswyze gem lager ontdekken, daarom hebben zy de byeen vergaderde tekenen der beginnende, toenemende ziekte, vlytig, en zonder agterhouden befchreeven; zy hebben overwogen, op wat wyze , en met welke toevallen zy tot de gezondheid , da dood, of andere ziektens overging; zy hebben aangeteekent , het geene men in de lyken , aan deeze ziekte gefturven , heeft gevonden ; en uit deeze alle hebben zy de aanwyzing. afgeleid , van het geene in deeze ziekte te doen valt. Het is aan drie van deeze agt Geneesheeren , Glisfonius ,. Bate en Regemorterus-, opgedragen, om dat geene te rangfchikken , dat door gemeene toeftemmiug goedgekeurd, was , en dan in druk uitgegeeven. maar op dat de fchrijftrant niet onderfcheide zoude zijn, wanneer drie, het werk verdeeld zynde, zich op het zelfde werk te- befchryven toeleiden, zijn de uitmuntende mannen van gedagten verandert, en men heeft zulks aan Glisfonius alleen overgelaten , dat hy het geheele ftuk alleen zou afweeven; hy heeft deeze arbeid ondernomen,. op voorwaarde, dat de twee overige haar gevoelen, uit haare eige omtrent deeze kwaal gedane waarnemingen , meede tot den inflag zouden toebrengen, en haar oordeel over zijn werk zouden vellen. Dus heeft men tevens een regel , en fraai voorbeeld , op wat wyze nieuwe ziektens onderzogt moeten worden, en hoe nuttig de eendragt voor 't menfcheiijk geflagt kan zijn , wanneer regtfchape Geneesheeren, zonder vooroordeel, zonder afgunst, op een en het zelve doelwit der kunst mikken , het algemeen welzijn namentlijk alle Geneesheeren zyn niet overeengekomen over de nieuwheid der ziekte , wijl fommige van g^~  §. i48o. D E LENDEVANG. 1157 gevoelen zyn geweest, dat zy by de oude bekend , onder een anderenaam befchreven, naderhand van Glisfonius Rachitis is genoemt. by een andere gelegenheid, namentlijk §. 1379. , alwaar over de pokken wierd gehandeld, hebik aangeteekcnt, datik uit de oude en latere Schryvers, die ik geleezen had , altyd" dat geene uitgekozen heb, dat ik my tot nut verhoopte te zyn om de ziektens te kennen en te geneezen. dit uitgekozene heb ik in myne bladboeken op zodanige order gcfehikt, dat ik als met een opflag van 't oog zien konde , al wat ik immer over eenige ziekte had geleezen, of zelfs waargenomen, wanneer ik doorzie het geene ik over de lendevang heb vergadert , zie ik , dat ik over deeze ziekte niets uit de oiide Geneesheeren heb gehaald; waar uit men ten minfle mag befluiten , dat de befchryving van de lendevang niet ligt te vinden is- in de fchrifren d'er. oude Geneesheeren, gelyk en iegelyk ligtelyk kan waarnemen. Zeker Geneesheer Kd), die zeer geleerd is, tragt met veele redenen de oudheid deezer ziekte te bewyzen, in een geheel hoofddeel, waar in de voornaamfte redenen van die geene by een verzamelt zyn, die de nieuwheid deezer ziekte beftreeden hebben; die zeker wel verdienen geleezen te worden. Over 't algemeen wil hy , dat alle , ten minfte de voornaamfte toevallen van deeze ziekte by de oude aangehaald zijn , het zy afgezondert, of te zamen vereenigt : maar zekerlijk beduiden de vereenigde toevallen der ziekte, de ziekte ; de afgezonderde kunnen in andere menfehen plaats hebben, offchoon zyde ziekte niet hebben, om de ziekte te bepaalen , word de zamenloop der toevallen deezer ziekte vereischt, en niet alleen het eén of ander toeval. Jk verwonderde my voornamentlijk, dat de uitmuntende Zeviani (e) gelooft heeft, dat de overige Geneesheeren , die zich te-. $0 Ze viani dèlla cura di Bambini attaccati dalla R-athitidj;,, pag, 15 $9, (&) ibidem pag, 30. GSëëSëë 3.  ii58 DE LENDEVANG. §. r43o. te gelijk met Glisfonius op het zamenftellen van de verhandeling over de lendevang, toegelegd hadden, niet gelooft hebben, dat de lendevang een nieuwe ziekte was, en dat zy daarom hunne namen 'er niet hebben willen onder zetten , ten zy dat zy eerst aangetoont hadden, dat zy anders van gevoelen waren als Glisfonius; om dat deeze zaak veel meer ingewikkeld was, dan hy wel geloofde, edoch in de aantekeningen word een voorreede aangehaald , die voor dit werk gefteld is. ik heb deeze voorreede geleezen en herleezen, maar heb de onderfcheide gevoelens deezer agt Geneesheeren niet kunnen ontdekken, daar uit fchijnt een misflag uit zorgloosheid ingeflopen te zijn. Daarop onderneemt de zelfde Schryver te bewyzen (ƒ) , dat Glisfonius zich zelve heeft tegengefproken. maar zo men de aangehaalde plaatfen met aandagt leest, zal het blyken, dat hyzich alleenlijk verwondert, dat hy de eerfte die de ziekte deeze naam heeft gegeeven, niet heeft kunnen ontdekken, het is zeker niets ongewoon, zo een noch niet bekende, en waargenome ziekte, op die plaatfen, waar zy zich het eerst heeft vertoont, een naam word gegeeven, die zy naderhand blijft behouden , wanneer zich de zelfde kwaal naar andere plaatfen voortzet, het is zeer waarfchynlyk, dat zy die naam van het gemeen heeft gekreegen, dewijl, voor zo veel my bekendis, niemand vpor Glisfonius over deeze ziekte heeft gefchreeven. en het valt zekerlyk niet ligt, na verloop van dertig jaaren, de eerfte uitvinder van deeze naam te ontdekken, of de zieke, die men het eerst gezegd heeft deeze ziekte te hebben. Glisfonius (g) geeft zelfs reede van deeze moeilijkheid: het volk, denaam aan deeze ziekte gegeeven hebbende , waant zich wat groots verrigt te hebben, en bekreunt zich verder niet over de uitvinder der naam, of de zaak zelve, om de meerdere oudheid deezer ziekte te bewyzen, moet men bewyzen, dat dit woordje rickets in Engeland in gebruik is geweest voor de tyd (ƒ") Ibidem pag. 31. (g) De Rachitide pag. 4.  §.i4-8o- DE LENDEVANG. llS9 tyd van de lendevang , of ten minfte reede geven , waarom een reeds over lang bekende ziekte van het gemeen een nieuwe en ongewone naam heeft verkregen. Maar ook heeft de lendevang. naderhand , in andere lauden te voorfchyn-komende,, van gélyfcen een nieuwe naam verkregen ,. het zy van het land daar zy zich eerst heeft vertoond, het zy van eenig duidelyk toeval der ziektegeiyk een weinig te voren is gezegt geweest. Na dat men te London de lendevang heeft beginnen waar te nemen , zyn de Londonfche Geneesheeren niet in twy'ffel geweest over de nieuwheid der ongewone kwaal,, maar hebben met vereende arbeid te gelyk met Glisfonius de moeite op zich genomen, den aart der nieuwe ziekte te onderzoeken: daarom hebben zy niet van horen zeggen geoordee't, maar hebben met eige ooge het beloop der ziekte befchouwt, zy hebben in de lyken der aan deeze ziekte gefiurvene die veranderingen waargenomen, die ten tyde der ziekte ontftaan klaarblykelyk voor de zinnen te zien waren, en, dewyl zy dit alles van te voren in geene andere ziekte waargenomen hadden, hebben zy befloten, dat de lendevang een nieuwe ziekte was, waarvan zy de befchryving voorgenomen hebbendé , hebben zy met regt onderzogt, op welke plaats de ziekte het eerst is waargenomen geweest, en welke naam zy gehad heeft, zy bekende opregtelyk , dat zy dit uit het verhaal van andere opgemaakt hebben ; van alle het overige zyn zy bekwame en oplettende ooggetuigen geweest. Ztvianus (h) haald-de in de geneeskunde van groot gezag zyude Sydenham aan (O, als of hy dezelve, met de teerin» der kinderen, die zo wel op de geduurige als tusfchenpozen* de herfstkoortfen volgt, vermengt had, en met de zelfde middelen bad genezen, want de buiken der kinderen, na langduurige herfstkoortfen, worden opgeblazen, dik en hard} fomtyds ook QO De Rachitide pag. 33. (f) Sefo I. Cap, V, pag.iai*.  1160 DE LENDEVANG. §..1480. ook ontftaat de koest, en andere toevallen van de teering ; maar hy voegt 'er terftond by, die volmaakt naar de lendevang gelykt. deeze ziekte der kinderen taste hy met zuiverende, geduurende verfcheide dagen herhaalde, maar gematigde middelen aan; dan heefi hy geboden de buik met een doordringende zalf te fmeeren. edoch dewyl de buik in de lendevang dikwils gezwollen is, en die ziekte fomtyds in de teering eindigt , blykt de reede der overeenkomst deezer beide ziektens, hoewel van elkander zeer verfchillende. Sydenham voegt'er by, dat hy zeer veele kinderen, die ook waarlyk de iendevatig hadden, op deeze zelfde wyze heeft genezen ; want dat de zuiverende middelen na langduurige herfstkoortfen plaats hebben,, zo zy maar voorzigtiglyk gebruikt worden, en de opgepropte buik gezwollen is, laat geen twyffel na; maar in de lendevang, dewyl 'er niet altyd zo groote menigte vuiligheden in de eerfte wegen zit in deeze ziekte, maar in deeze de buik door de gezwolle lever en Opgébl'aze darmen opgezet is, hebben die geene, die deeze ziekte hebben , minder zuiverende middelen nodig laat ons Sydenham zelfs hcoren (k), op een andere plaats het volgende waarfchouwende : aangaande de lendevang moet men aanmerken, dat in die dikt cm-, die , de buiken der^kinderen na langduurende tusfchenpozende koortfen eertyds aantasten , niet veel van de zvaare lendevang verjchillende , 'er ten eenemaal een herhaalde buikzuivering zoude fchynen aangewezen te worden ; dewyl die koortfen voor het gebruik van de koortbast zich zeer lang uitjlrektcn , en dus een grondzctfel afleiden , de oor zat. k van zodanige dikteus, die dus niet zonder herhaalde zuivering konde afgevoerd worden, nochtans hebben de buikzuiverende middelen in de zvaare lendevang geen plaats , ten zy dat de zieke eens of op zyn hoogst tweemaal zvorde gezuivert, eer men met veranderende middelen begint. enz. eindelyk wil Ik, dat het geene ik gezegt heb , zvel zvirdc ïk aanmerking genomen , dewyl Vee- OO Differtat. Epiftol. pag. 511,  $.1480. DE LENDEVANG, 1161 veele kinderen door herhaalde buikzuiveringen (die de dikte der buik mooglyk vereischt had) gelyk ik genoegzaam weet, zyn gefturven. hier uit is het klaar, dat Sydenham de lendevang niet met de tèering der kinderen heeft vermengt, die na langduurige herfstkoortfen ontftaat , en ook deeze twee ziektens niet op de zelfde wyze heeft genezen , offchoon zy iets gemeens onder elkander fchynen te hebben, namentlyk een dikke buik, en dat beide ziektens fomtyds een einde neemen in de teering. Maat om niet te twyffelen , moet men het volgende aanmerken : de zeer vermaarde Sydenham had tot het gebruik van zynen zeer beminde zoon , ook aaneen Geneesheer, een aanwyzer van de geneeskunde gefchreven , welke hy ook aan een uitmuntend Geneesheer uit vriendfchap heeft tot gebruik gegeven; die, op dat de allernuttigfte lesten in de geneeskunde van zo groote man niet zoude vergeten worden, dezelve heeft doen drukken , en 'er omtrent twintig voorbeelden van heeft uitgegeven aan zyne vrienden, om hun ook tot nut te verftrekken'. maar dewyl die zelfde verhandeling naderhand in de miscellaneis curiofts wierd gevonden, maar onnut door deszelfs befiag, heeft hy deeze aanwyzer onvervalscht niet alleen aan zyne vrienden , maar ook aan 't algemeen medegedeelt; waarom naderhand die verhandeling by alle zyne werken gevoegt is geweest, zo men nu de befchryyjng van de lendevan ^ (iy, die in dit werkje word gevonden, met de üchaams■geftéttenis der kinderen, welkers buik na lange heifstkoonfeu gezwollen is, ver.elykr, zal zich een groot onderfcheid voor doen , en het zal duidelyk blyken , dat deeze ziektens ten eenemaal onderfcheiden zyn. dan blykt het, dat Sydenham de zelfde geneeswyze in beide de kwalen niet heef aanbevolen, want daar ter plaatfe leest men bet volgende: in de gezwolle buiken der kinderen , die door te veel ontlastingen veroorzaakt (f) Diflertat. Epiftol. pag. 778. 779* Vyïde Deel. Hhhhhhh  jfttfi DE LENDEVANG. $.1480. zaakt worden , mo) Zeviani de Rachitide pag. 34. in notis. fqj Ibidem pag. 35. Hhhhhhh 2,  1164 DE LENDEVANG. 5.14*,. de voorftelling verbeterd, de reede is deeze; wanneer een eeuw by getal word uitgedrukt, blyft de naam van de verlope eeuw de volgende eeuw geduurende haar geheele b.eloop by, en daar uit ontftaat ligtelyk een misflag, wanneer de arabifchecyffersmet romeinfche letters worden gefchreven. want ik weet zeker, dat myn allerbeste leermeefter van 't zelfde gevoelen is geweest als Glisfonius omtrent het begin der lendevang , en dat hy deezetyd niet nader aan de oorfprong der venusziekte heeft willen brengen, gelyk de uitmuntende Zeviani gelooft heeft (r), om dat hy in 't verhaal deezer ziekte § 1482. had aangetekent, datzy voor die geene, welkers ouders aan een venusteering en herhaalde druiperts veel onderhevig waren geweest, kwader is. maar men moet aanmerken, dat hy, §. 1488, alwaar hy denaaste oorzaak van de lendevang befchryft, niet verzekerd, dat de venusziekte iets tot de naaste oorzaak van de lendevang toebrengt, maar dat hy het volgende als twyffèlagtig voorftelt •'mooglyk met een ligte verborge venuskwaal vermengt, hier over zullen wy naderhand fpreken: nu zullen wy verder gaan. Dit geheele verfchil zoude terftond bygelegt zyn, zo men zeker wist. dat de oude Geneesheeren een ziekte, hoewel onder een andere naam, befchreven hebben, welke die toevallen van de lendevang had, die door een zorgvuldig waarnemen deezer ziekte , door- vermaarde Geneesheeren gedaan , hedendaatrsch bekend en befchreven zyn, in die rangfchikking, waar in zy pp elkander m de beginnende, toenemende, volwasfe ziekte volgen, maar dit is, zo veel ik weet, - nog niet bewezen. De uitmuntende Geneesheer Navier (s), brengt inzy'nefraaije verhandeling over de ziekelyke weekheid der beenderen zodanig voorbeeld van een geneeskundige Schryver aan, die omtrent een eeuw voor 't begin der lendevang heeft gefchreven, en ge- 0) Ibidem pag. 35. (O Obfervat. Theor. & pratiq. fur 1'araolliffement de fof p. 24.  5.1480. DE LENDEVANG. 1165 gelooft word deeze ziekte aldus te hebben befchreven, dat men niet kan twyffelen, of hy heeft deeze ziekte gekend, offchoon by dezelve tot de ongedaantheid gefchikt, en dezelve geen andere byzondere naam gegeven, Joannes BaptistaTheodorus, Geneesheer te Bononien, heeft geneeskundige brieven gefchreven, welke zyn zoon Philippus Theodorus na 's vaders dood vergadert heeft en aan de Cardinaal de Cafarini in de maand April ig\\ opgedragen, zy hebben te Bazel by de jonge Episcopiusm Maart 1554 het licht gezien, maar de twee-en-veertigfte brief (t) heeft boven aan het volgende: pro puero ex caufri & hum. multis mal/s affe&ibus laborante confdium. ziet hier de befchryving der ziekte: deszelfs gefteldheid helt tot het koude en vogtige, zvaar door de couleur van de gantjlhe huid bleek zvord, zo dat zy tot de ongedaantheid fchynt over te hellen, en zich veel vogtighederr by hem vergaderen, de kzvaal is een verzwakking van de bezveegkracht, zo dat hy, wanneer hy nu zeventien maanden is, hy zich niet kan bewegen, nochte ftaan, en van de minne op de arm gedragen wordende, het hoofd naauzvlyks regt kan houden, een ander toeval het wreedfte van alle is een na buiten uit helling van de wervelbeenderen van drie korte ribben, en is een foort van gebult held, en de ribben fchynen ook als een boog gekromt te zyn. zo iemand dit vergelykt met dekentekenen van de lendevang, §. 1485. 1486. 1487., zal hy ligtelyk zien, dat 'er een groot onderfcheid is in deeze tekenen: in de voorftelling word geen gewag gemaakt van een gezwolle buik, uitfteken der beenderen in de gewrigten , nochte van een vroegtydig fcherp verfland, nochte van een genoegzame goede eetlust en vertering enz. ja, 'er word gezegt dat de ribben in dit kind gekromt worden, daar de (0 Theodofii Epift. Medic. pag. 250. lihhhhhh 3  tm DE LENDEVANG. §.1480.1481. de borst in de lendevang aan de zyden gedrukt is, en het borstbeen fpits oploopt, door de knoopagtige uirerftens der ribben. Dat de oudere Geneesheeren ongedaantige; gebulte en zwakke kinderen hebben waargenomen, heeft nimrneriemandintwyffel getrokken, maar dat zy de ziekte gekend hebben, die wy hedendaagsch lendevang noemen, is tot nog toe niet bewezen, maar dewyl 'er veel voor de nieuwheid deezer ziekte pleit, zy het my geoorlooft dit gevoelen te volgen, tot ik beter en zekerder zal onderwezen zyn. TVJimmer is zy de kinderen aangeboren, L ^ zelde krygen zy develve voor dat zy negen maanden oud zyn, byna nimmer na de twee jaar en, maar dikwerf in deeze tuslchentyd. De lendevang is nooit of zelde aangeboren, nochte het heugt my immer een eerstgebore kind gezien te hebben, dat die ziekte reeds had. want offchoon de gebreken der ouderen, gelyk een weinig hier na zal gezegt worden, de kinderen zodanige lichaamsgefteldheid aanbrengen, dat zy ligtelyker deeze ziekte krygen, gebeurt het nochtans zeer zelden, dat de lendevang werkzaam word voor de geboorte, maar aangezien Glisfonius^ en andere Londonfche Geneesheeren, zich bevlytigden deeze ziekte waar te nemen , heeft hy het volgende gefchreven (u): iemand van ons getuigt, dat hy eens, en ook maar eens, een kind met deeze ziekte geboren gezien heeft, en deszelfs rugftrengenhalszo zwak, dat zy het groote hoofd niet hebben kunnen onderjleunen. deeze is maar («) Glifionius dc Rachitide Cap. XV. pag. 172*  $.1481. 'DE LENDEVANG. ^67 waar drie maanden oud geworden, waar uit blykt, dat hy zeer zwaar ziek is geweest, waarom hy ook naderhand, over de voorkentekenen van de lendevang handelende (w) , volftrektelyk het volgende vast gefteld heeft : deeze ziekte aangeboren , of voor de geboorte aantastende, is allergevaarlykst, en zy word zeer zelde, zo immer, genezen, hoe zy korter na de geboorte de kinderen aantast, 'zo veel te gevaarlyker is zy - want de krachten zyn zo' veel te zwakker, van gelyken worden ds kinderen die ouder zyn, gemakkelyker dan de jongere, de geene die gaan kunnen, gtir.akkelyker dan die niet gaan kunnen, genezen, in een laater werk van de vermaarde du Verney (x) word vast geftelt, dat de lendevang meestentyds de vyfde of zesde maand na de geboorte aantast; men kan wel niet ontkennen, dat men op dien tyd fomtyds tekenen van de beginnende ziekte heeft waargenomen, maar meestentyds begint de ziekte laater, ja, gelyk 1486. zal gezegt worden, tast de ziekte vry dikwils de kinderen aan, na dat zy hebben beginnen te gaan, en het eerfte teken der ziekte byna is, dat zy trager in't gaan worden, en zwakker, totdat de kwaal toegenomen zynde, door zwakte geduurig genootzaakt worden te leggen, zo zich voor het tweede levensjaar geen tekenen der lendevang vertoonen, zyn zy meestentyds het gevaar deezer ziekte ontkomen, en zyn de beenderen zo vast geworden, dat zy het gewigt van het lichaam kunnen dragen, zonder dat zy ligtelyk ingebogen worden, hier by komt; dat de kinderen in deeze ouderdom zeer vlug zyn, en het lichaam byna geduurig bewegen, ten zy hunne oppasfers hun dwingen ftil te zyn; waar door het lichaam vaster en fterker word. waarom ook tot O) Gliffonius' de Rachitide Cap. XXIII. pag 285. 00 Traité des Maladies des os Tom, II,Livre III. Cap, I, pag. 289*  n68 DE LENDEVANG. §.1481.1482; tot de genezing deezer ziekte het dragen, fchokken, fchoppen , ryden , wryven, aangeprezen worden, tot dat zy door eige krachten het lichaam kunnen bewegen, waar over §. 1489. zal gehandelt worden. (j. 1482. l\yfaar vooral word zy voor kwaad gehouÏVJ den in een kind, welkers ouders van een Hap en zwak lichaamsgeitel, Ieedig, zagt, wellustige, vette, geiuikerde fpyfen, weinig brood, zeer zoete wynen, en veel warm water gebruikt hebbende, door langduurige ziektens, liefdenspleging, ouderdom uitgeput zyn, voornamentlyk aan een venerifche tering, en herhaalde druiperts veel onderhevig, de byna verileete voorttelmgsivraeht belteed hebben tot het voortbrengen van kinderen. Wanneer de Geneesheeren alles naauwkeurig onderzogten, dat de ziekte voor afgegaan was, om de oorzaak van de ziekte op te fporen, hebben zy gezien, dat de kinderen voornamentlyk van de lendevang aangetast worden, welker ouderen van een zwak geitel waren, en in een zagte ledigheid een kwynend leven leuieti, byna zonder lichaamsbeweging, terwyl een wellustig voedle! daagïyksc 1 een aanlokfel voor hun was, om meer dan hun genoegen te ecten. waarom Glisfonius (y) vast geftelt heeft, dat deeze ziekte de zuigelingen van vermogende voornamentlyk aantast, vooral van die geene, die een weekelyk leven leiden , als ouk van die geene, die een zittend en zorgloos leven hebben : .(y) Dc Rachitide Cap. XXIII. pag. 286.  $ r48a. DE LENDEVAN &- tlc9 ben : het minst van-al van die geene, die van een middelmatige ftaat, en aan den arbeid gewoon zyn; waar door zy voor hun en de hunne het nodig levens onderhoud moeten winnen, want de hinderen van het gemeene volk worden dikwerf van de lendevang aangetast, wanneer zy met hunne ouders door armoede genoodzaakt zyn , liegt voedfel te gebruiken, en tevens koude vochtige huisjes bewonen , niet genoegzaam tegen de onguure lucht verdeedigt, het geene wy naderhand zullen zeggen in deeze ziekte ten hoogfte nadelig te zyn. Veele Edellieden blyven door het jaagen, te paard ryden , het fpeelen met de bal, en andere lichaamsoefeningen, vair die kwalen bevryd, welke op de wellustige gastmalen en byna daaglykfche zwelgpartyen eindelyk gewoon zyn te volgen; maar in 't vrouwlyk geilacht word door zodanige levenswyze voornamentlyk alles ontzenuwt, dewyl zy tevens gewoon zyn lang'teflapen, en een zittend leven leiden, door een vadfige ledigheid verdooft, de wyze Lycurgus, heeft, gelyk ik by een andere gelegenheid §. 1291. heb aangeteekent, voor 't toekomende geflacht zorgende, geboden, dat de lichamen der maagden doorliet loopen, zvorftelen, het werpen met deftchyft, het fchieten met de boog, zouden geoeffent zvorden , op dat de zvortel der vrucht in fterke een fterk begin neemende, beter zoude opfchieten. dus heeft hy voorgekomen , dat geene weeke en tengere vrouwen, hoewel aan fterke en rustige mannen gehuuwt, een zwak en ziek-lyk kroost zouden baaren. Gefuikerde. Of de fuiker zo nadeelig voor de gezondheid is, als fommige gewild hebben, kan men ten minflen in twyffel trekken : de zvydberoemde Boerhaave (z) fchryft het volgende van dit wonderlyk lichaam, dat naauwlyks zyns gelyken vind. de fuiker in het menfchelyk lichaam door het natuurlyke vocht afgefpoelt , geeft een zeepachtig loogh, dat met behulp der levenskracht het olie en lymachtige ontbind , daarom verwekt zy nooit flym maar ontbind O) Elem. Chemice Tom. II. pag, 160. Vyfbe Deeu Iiiiiii  U70 DE LENDEVANG. §.1482. bind dezelve , nochte verwekt gal, ofte verandert 'er in, maar opent, verdunt, verdeelt, intusfchen kan zy door de oliën al te zeer te ontbinden, de vermagering veroorzaken • gelyk zy ook door al te zeer te verdunnen de zwakheid aanbrengt, en eene altegroote jlapheid. waarom men ook gezien heeft, dat zy in jde lendevang en fcheurbuik nadeel heeft gedaan, een weinig van te voren had hy het volgende gewaarfchouwt (V); de fuiker zvord zonderfchuld te hebben , befchuldigt, als of zy het menfchelyk lichaam benadeelde, daar dit nimmar is beweezen geweest, mooglyk zoude zy door haare al te fterke ontbindingskracht kunnen befchuldigt worden , zo men eene al te groote hoeveelheid van dezelve gebruikte, het gedenkt my eertyds geleezen te hebben van Bernardus Coster (£), een uitmuntend Rechtsgeleerde in Holland, die een zittend leven heeft geleid, maar tevens zeer matig; maar het zoet in fpys en drank zodanig heeft bemind, dat hy alleen zo veel fuiker heeft gebruikt , als voor vyf of zes menfehen ger noeg zoude zyn geweest, en nochtans heeft hy daar nimmer eenige walging van gevoeld, of galagtige oprispingen, en is ook aan geene ziektens onderhevig geweest, maar is ouder dan negentig jaaren, door ouderdom uitgeput, niet doorziekte, dood in zyn bedde gevonden, elders (c) vind men verfcheide voorbeelden van menfehen, die een overgroote menigte fuiker en honig gebruikt hebben, en eventwel oud en gezond zyn geweest. Een allerbeste moeder heeft een naauwgezet Geneesheer har-, telyk uitgelachgen, die een mengfel van weinige oneen, waar in een once fyroop was, had voorgefchreeven , dewyl hy tevens ltrengelyk verbood , aan het zieke kind niet de minile fuiker te geeven, zo zy haar zoon wilde behouden, de Geneesheerbedagt niet, dat in alle de fyropen der Apotheeken twee derden fuiker, waren. Men Ca) Ibidem pag. 159. (é) Hilhorisch Verhaal &c. in de Voorreeden. (V) Slare de Saccharo & Lapid. Bezoar. Londin. 1715. in 8°.  5.1482.' DE LENDEVANG. 1171 Men word veel duidelyker nadeel in die geene gewaar, die het lichaam , door geduurig waterige dranken te drinken, verzwakken; welke allerkwaadfte gewoonte by de Hollanders veld heeft gewonnen ; dewyl zy tevens met een zittend leven, de geheele dag een misbruik maaken van de coffy en thee. ik heb zodanige gezien, die het geheele jaar door geen koud water, bier, nochte wyn dronken , voornamentlyk toen de eertyds by de Hollanders "vermaarde Geneesgeer Bontekoe, en zyne navolgers, een iegelyk inprentten, dat 'er geen heilzamer middel om de gezondheid te bewaren, geen voortreffelyker middel in ziektens was-, dan wel de vochten van het lichaam, door veel laauwe dranken, een groote vloeibaarheid toe te brengen, op dat zy met gemak door alle de vaten konden bewogen worden, waar door zeer dikwils de maagdeziekte, dikwervige miskramen, de witte vloed, het kwynen der kraamvrouwen, enz., de Geneesheeren zo menigmaal verdrietig vielen, wanneer de vrouwen, naauwlyks geneezen , op nieuw zich aan deeze dranken overgaven, en dus dikwerf wederom inftortten. maar dewyl de fuiker by veele een kwade naam had , heb ik 'er veele gekend, die zich ten eenemaal van dezelve onthielden , of ten minfte zeer fpaarzaam gebruikten. : - Door langduurige ziektens, liefdenspleging, ouderdom , uitgeput. Dat zodanige ouders zwakke, ziekelyke, kwynende , kinderen teelen, heeft geen twyffel. waarom onder de teek enen van de vólkomendfte gezondheid getelt word (d), zo iemand van gezonde, kloeke ouderen, van volkome jaaren, zelde maar aan brandende liefdensdrift zich overgeevende, geboren is. Lycurgus , die de lichamen der maagden door fterke oefFeningen vestigde , heeft gewild , dat de nieuwgetrouwde, niet te famen zouden wonen, maar heimelyk en als fteelsgewyze zou- 00 H. Boerhaave Inftitut. Medic. $. 885. *. Iiiiiii a  I ïfz DE 'LENDEVANG. $■ 1482. zouden verzamen , en dus zeldzaam en driftig, zo veel zor^ heeft hy voor een fterk.en ftrydbaar nageflacht gehad, het is ligt te zien, wat kröost te verwagten ftaat, van door ouderdom verfleetene, gelyk ook van die, die in de-bloem hunner jaaren door de wellust en allerlosbandigfte levenswyze uitgeput, zich in 't huuwlyk begeeven, daar zy voor hun dertigfte jaar reeds krachteloze oude mannen, de uitgeleezenfie maagden fchandelyk bedriegen. Voornarnentlyk aan een venerifche teeringh enz. De geheele befchryving der venusziekte , waar van m 't voorige hoofddeel breeder is gehandelt geweest, heeft ons geleerd, hoe menigvuldige kwalen in deeze affchuuwlyke ziekte de teeldeelen van beide gedachten overkomen; zomen nu in aanmerking neemt, dat het voortteelend zaad van het ftinkende venerike waterig bloed befpoeld word, en dat een gedeelte van de befmetting met hetzelve te gelyk word weggetleept, vermengd, begrypt men ligtelyk, wat nakroost het gemeenebest van zodanige ouders zal kunnen verwagten. het is zeker , dat de kinderen meenigmaaï met de venusziekte befmet ter waereld komen, die dc minnemoeders die hun zogen, ellendiglyk befmetten, deeze haaremannen ; van welke ellende verfcheide voorbeelden zyn aangehaald geweest, maar of zulke kinderen vroeger of erger van de lendevang worden aangetast, dan andere, fchynt nog niet geheel zeker, want dc lendevang, is, gelyk naderhand zal blykén, een ziekte van de venusziekte onderfcheide; die ook gemakkelyker te geneezen is, en een geheel andere geneeswyze vereischt,"dan dc venusfmet; met welke de kinderen befmet ter waereldkomen, en niet met de lendevang; welke nooit of zeer zelde, met de geboorte een aanvang neemt, maar zich gewoonlyk een aanmerkeIvke tyd daarna openbaart, ik twyffel niet, dat de lendevang op de aangebore venusziekte kan volgen; maar ook ben ik zeker, dat kinderen., zeer gezond geboren,, van de lendevang zyn aan- ge-  •§.1482. DE LENDEVANG. getast, offchoon nergens in hun lichaam eenig teeken van venusziekte was te vinden, nochte men by de ouders eenig teeken van voorafgegane venusfmet ontdekte. Waarom men, dewijl het blijkt, de venusziekte en dikwervige druiperts , het geheele famenftel der voortteeling fomtijds zodanig ontzenuwen, dat de ellendige hun byna verfleete zaad tot het voortbrengen van kinderen befteeden,. fchijnt men temogen befluiten, hoewel zulks in geene deele zeker is, dat daar uit ee oorfprong van de lendevang ontftaat. dit zoude mooglijk waar kunnen zijn, dat de gebreken der ouderen-, in delze afdeeling aangehaald, de kinderen zodanige geftekenis kunnen aanbrengen, dat zy ook door ligte oorzaken in de lendevang vervallen , welke oorzaken zy , van een vaster lichaam voorzien, door eige fterkte zouden hebben te boven kunnen komen. Hoe veel een flap ,- zwak , {lijmachtig lichaamsgefte] van de moeder, tot de lendevang der kinderen doet, leerd de volgende waarneming (e). een vermaard Schryver, handelde, gelijk hy (ƒ) zegd', over de enkele wittevloed, zonder eene venerieke fcherpte enz. vermengd, welke in flappe, weeke, leedige , en een wellustig voedfel gebruikende, zo menigmaal voorkomt, hy waarfchouwde zodanige vrouwen , dat zy , ten zy dat zy volkome geneezen worden, voor dat zy trouwen, ligtelijk een miskraam krygen , wanneer zy ontfangen hebben. ■ daar door het geluk der kunst de miskraam zodanig wierd voorgekomen, dat de vrucht tot rijpheid kwam, heeft hy het volgende aangeteekent: maar zodanige vrouwen baren gewoonJyk dikke , vette , flerke kinderen, en deeze blyven zodanig geduurende verfcheide maanden; edoch naderhand vermageren zy, wor- (c) Anton. Störck Ann. Medic. fecund. pag. 215. (ƒ) Ibidem pag. 211. I i i i i i i 3  ii74 DE LENDEVANG. §.1482.1483. worden vermoeid en laten hunne ledematen hangen ; eindelyk volgd 'er een allevkwaadfle lendevang, die tot nog toe zelde heeft kunnen geneezen worden. §• 14-83. T¥~7anneer het kind een min gekreegen VV heeft met dezelfde kwalen behebt , neemt de ziekte by het kind vroeger toe. Dewijl eerstgebore kinderen byna van de melk aileen die zy zuigen, leeven, blijkt het ligtelijk, dat zo een min, die foortgelyke kwalen heeft, als in 't vorige hoofddeel opgenoemt worden , het kind laat zuigen, men alsdan liever van min moet veranderen , om de aanvallende kwaal een hinderpaal te ftellen. maar hoewel ik de moeders gewoonlijk vermaan, dat zy zelfs haare kinderen zouden zogen, zo zy zelfs gezond zijn, zoude ik in dit geval nochtans de melk van een gezonde en fterke vrouw voor de moedermelk verkiezen, zo zy een leedig vadfig leven leid, zwak van lichaam is , en door de kleinfte gemoedsaandoening ook geheel ontroerd word. de kinderen der Edellieden worden dikwerf van de lendevang aangetast; daarom zal een ervare en voorzigtig Geneesheer uit verfcheide die hem voorgefteld worden de beste kunnen verkiezen ; waar over in 't Hoofddeel over de ziektens der kinderen is gefproken, maar dewijl de lendevang meestentijds laat aanvalt, is de tijd van fpeenen dikwils daar, eer de beginnende lendevang veel voortgang heeft gemaakt; want zy gaat vry langzaam voort, en word, in 't begin, ten minfte van 't gemeen zo fchielijk niet gekend. 5.1484.  5.1484. DE LENDEVANG. 1175 §. 14.84. YTooral indien het kind te koud .en vochtig V word behandeld; met waterige, flymachtige * raauwe ooftvruchten , visfchen , meelachtige zuurdeegige, en gezuikerde fpyzen, word gevoed; langen tyd een tusfchenpozende herfstkoorts, een langduurige, of fcherpe ziekte, heeft gehad, door terug gedreeve, kwalyk geneeze, fchurft, dauwwormzweeren; door baden , ftovingen , fmeeringen , zalvingen , vochtige waesfemingen, verzwakt; geduurig in een kakftoel, met het lichaam van onder ontbloot, heeft moeten ftilzitten. Nu moeten wy in aanmerking nemen, het geeuè men waarneemt het begin der lendevang dikwils vooraf te gaan, en de reeds plaats hebbende ziekte, zeer doet toeneemen, Indien het kind te koud en vochtig word behandeld. De al te vochtige luchtverflapt,ontbind, verzwakt, de veezelen, door het geduurig ademhalen doet dusdanige lugt de longen aan, wederhoudde vvey der longen, vermeerdert, en hoopt dezelve op een, en belet derzelver doorwaasfeming (g); maar dewyl de luchtcellen van de longh, zo zy ontwikkelt waren, de geheele grootte van het lichaam ver zouden overfpannen , daarom is de doorwaasfeming door de longen zeer fterk. zo zich nu de koude lucht by de vochtige voegd, heeft men een weiachtige famenvloeijing te vreezen, zo wel in de longh, als in de holligheden zelve van de borst; gelyk van te voren, wanneer over de borst-waterzucht wierd gehandeld , breder is gezegd geweest, deeze fchynt eene van de oorzaken te zyn, waarom de gebreken der borst de len-. devang zo menigmaal verzeilen. Waar door het ook gefchied, dat de lendevang niet alleen de kin- C<) H. Boerhaave Inftit. Medic. §. 748.  n76 DE LENDEVANG. 5.1484. kinderen der vermogende, maar ook der armen aantast, wanneer zy door gebrek gedrongen , nochte hunne vertrekken verwarmen, nochte het linnen der kinderen behoorlyk kunnen drogen, zo nu dusdanige ellendige in vochtige en moerasfige plaatfen°genoodzaakt zyn te wonen, volgd het toeneemen der kwalen, naderhand, wanneer over de geneeswyze deezer ziekte zal gehandeld worden, zal het blyken , hoe zeer de warme en droge lucht voordelig is'; want zo de warmte zich by de vochtigheid voegd,. gaat alles fchielyk tot de verrotting over, en byna tot een onvermydelykc dood. Waterige , llymachtige , raauwe ooftvruchten enz. Want alle deeze ontfpanneu, verzwakken, en ontzenuwen door een laatfte poging de werking der ingewanden tot de eerfte koking dienende, het blykt van zelfs, dat zodanig gebrekkig voed* fel maar alleen plaats kan hebben in reeds grotere kinderen, dewyl voor jongere de melk der minne genoeg is. de vrouwen zyn wel gewoon de zuigende kinderen, vooraf zo zy hongerig val^ len, nu en dan wat pap van meel en melk te geeven, ja zyprop. pen de ellendige kindertjes fomtyds op, wanneer zy, zo menig-maal het kind huilt , hetzelve met de pap zoeken te ftillen : maar wanneer de meelachtige taaiheid door de begonne gestingniet verdunt word , gelyk in het brood gewoonlyk gefchied, zweet de buik,, door de vergaderde lym opgepropt, in korten tyd geheel op , en de kinderen geraken allerellendigst aan 't kwynen. het gebruik van visch word voornamentlyk daarom veroordeelt, om dat zy by zwakke kinderen haaren aart volgd, en ligtelyk tot de verrotting overgaat: daarenboven zit in verfcheide visfehen een menigte vette olie, die, ligtelyk gars wordende, en fcherp, grootelyks kan benadeelen. Over het gebruik der fuiker is 5. 1482. gefproken, nochtans heeft Glisfonius f» het volgende aangeteekent: men heeft waarge* QO De Rachitide Cap, XXL pag. 27a..  §.1484. DE LENDEVANG. n77 genomen, dat de geene die van deeze ziekte -aangetast zyn , zoete dingen , gelyk fyroopen, en fruiten met veel fuiker'of honig ingeleid , die andere _ kinderen een lekkerny zijn , walgen. hy fchynt te twyffelen, of'deeze hun mooglyk niet nadeeligzyn, om dat zy de vochten verdikken, de fyroop heeft een lymachtigheid , maar zo men alleen by de fyroop een vierde gedeelte water doet, vloeid zy terftond , de lymigheid weggenomen zyn, en, de fuiker, geiyk gezegd is, ontbind en verdunt, maar verdikt niet. Een tusfchenpozende herfstkoorts enz. Dat zodanige kwalen door de jonge lichamen te verzwakken, dezelve een gefteldheid kan aanbrengen tot de lendevang, fchynt zeerbewysbaar; ja dit fchynt de Geneesheeren gebragt te hebben, om'te geloven , dat de lendevang niet onden-de nieuwe ziektens te reekenen was, maar altyd het menfchelyk geflagt befmet heeft, offchoon onder een andere naam , dewyl' men waarneemt, dat de buik by jonge kindereu na andere langduurige ziektens, en langduurige koortfen, opzwelt, het geene ook gemeen is aan kinderen die de engelfchè ziekte hebben. " Maar %. 1480. heb ik getracht breeder.te bewyzen, dat de allerbeste beoordeclaar in de onderkenning der ziektens, Sydenham. groot onderftheid te hebben gefield tusfchen de dikte der buik, die by de kinderen gewoonlyk na langduurige koortfen ontftaat, cn die, welke de lendevang verzeld 'want hierover waarfchouwt hy het volgende (i) ; het is waardig aangemerkt te worden ,dat, wanneer de kindertjes langen tyd van de herfstkoortfen geplaagt zyn gezveest , 'er geene hoop is dezelve te ver dryven, zolang tot dat de huik , vooral omtrent de milt zal begonnen hebben te verbarden , en op te zwellen ; Want naar maate dit toeval aankomt, gaat dc koorts zveg. en mooglyk is 'er geen zekerder voorzeggingsteeken om te zveeten dat deeze ziekte baast zal verdzvynen , 'dan naarfliglyk waar te neemen of dit toeval een aanvang neemt* (f) Secf. I. Cap. V. pag. 121. 122. Vyfde Deel. Kkkkkkk  1178 DE L Ei N: D E VANG. §. r48,P. neemt, tevens vermaant hy, dat, wanneer de herfstkoortfen heerlenen, die diktens alsdan zich op 't gevoel der vinger niet anders voordoen , dan of zy. eenige knoestachtig- verharde ftof inhielden , daar zy in andere jaaren, op dezelfde wyze nament* lijk onderzogt , zich laat gevoelen, als of het week der zyden door winden opgefpannen .zvas. waarom ook in het kort begryp, dat hy tot gebruik ,van de Geneesheer zyn zoon, heeft gefchreeven (k) , wanneer by de kentekenen van de engelfehe ziekte opnoemt, geleezen word, een opvulling van de buik, een fpanning van het week der zijden. Door teruggedreeve kwalyk geneeze fchurft, dauwworm, zw eeren. De huid word by de. kinderen menigmaal door een fcherpe wey uitgeknaagt; en het gehaairde vel van hot hoofd word dikwerf aldus aangedaan ; en begint met jeukte vogtig te worden; waarom zy het hoofd geftadig tegens de kusfens van het bedde wryven , of tegens iet anders dat hun voorkomt': dewyl in 't begin van zodanige kwaal een zuurachtige, vry walgachtige ..ftank word waargenomen, daarom hebben fommige gewild , dat zodanige uitflag van de huid, fchurft is genoemt ge* weest. daarna begint de huid rood en kortachtig te worden, .alsdan hebben zy het geers dauwworm genoemt; om dat de kwaal .ook voortkruipt, en 'er als geerskorrels uit de huid fteeken. andere hebben ze vyg-dauwworm genoemt; om dat zich, even als in een doorgefneede vyg , kleine ronde zaadjes vertonen, dus ook in de huid zodanige heuveltjes verfchynen, alsdan neemt de uitvloejing der wey toe, die in 't kort tot leelyke korften te famen groeit, die fomtyds vry digt, en met veel gaatjes doorftoken zyn , en nog eenigermaate het taaije vocht doorlaten; maar dezelve begint zich aan de korst van alle kanten vast te zetten, en maakt dezelve dikker : eindelyk vergadert zich onder deeze korften de wey, uit de huid barftende, verrot, knaagt de huid uit, en deeze ontaart tot diepe zweeren, die een fcherpe, zeer ftin- C£) Ibidem pag. 778.  g.i4n4. D E L E N D E'V A N'G. 1*79 ftinkeude , bloedige etter ftorten, en gelyk de mot een kleed, aldus vernield het waterig bloed de huid; waarom zy ook gewoonlyk de dr oge fchurft .word genoemt. elders 586. E heb ik gezegd; .dat ik de opp-jrhooft!sb-cnderen van een kind bewaard heb, ten eenera ial door deeze bloedige etter uitgeknaagt, welke , offchoon gezuivert, de zelfde ftank nog verfcheide maanden vau zich gaven , die een iegelyk.ouverdraaglyk fcheen, wanneer het ellendig kind leefde Het is een iegelyk bekend, hoe moeilyk het is deeze kwaal te geneezen, .wanneer zy tot die hoogte geklommen is., dat zy reeds de beenderen van het hoofd heeft beginnen aan te tasten, en wat nootlottige uitwerkingen men te vreeze he-bbe, zo de uitvloed van dit waterig bloed onvoorzigtig word tegengehouden. ■ Q'/isjèpifts getuigt,, dat dit de kinderen,, die een gefteltenistot de lendevang hadden, voornamentlyk benadeelt heeft (/). daarenboven , het geene. op de ontydig onderdrukte Lwairworm, of fchurft volgd, gelijk wy menigmaal waargenomen heiben, wanneer de fchurft wederom voor den dag komende, en het jeuken ivedcrom zijnde opgewekt, en daar de warmte in de uitwendige ledematen vermeerdert, hebben wy zodanige kinderen liglelijk her field gezien, het geene.hy ook naderhand elders bevestigt Cw), alwaar hy de voorkenteekenen bjyéen «vergadert; de fchurft, en de puistjes op de huid, of wel het jeuken op deeze ziekte volgende, ■doen veel tot. derzelver geneezing. Door baden, ftovingen., fmeeringen, zalven, enz. Uit het volgende zal blyken, dat in de lendevang alle de vaste -deelen van het lichaam week en flap worden, zonder zelfs de beenderen uit te zonderen , terwyl tevens de vochten tot een krachtelooze , flymachtigc , koude kwaadfappigheid ontaarden, maar zo al dat hier in de vcorftelling opgenoemt is, langen tyd dtturtg CO De Rachitide Cap. V. pag. («O Ibidem Cap. XXIII. No. 27. pag. 2%.' -Kkkkkkk foortgelyke waarneming van een kind met de engelfche ziekte behebt, in welkers regter fchouder, boven de buiging van de elleboog men een dikke rok heeft gevonden, als een kraakebeen; welke geopent zynde, is 'er een witte ftof uitgevloeit, aan geronnen melk , of geftremde kaas gelyk. men vond in de dyeeen foortgelyke dikke kraakebeenige rok , die een dikte omkleede, die geopent zynde, is 'er een vocht, gelyk aan het voorige, uitgevloeit, wel een weinig dikker, wit, kaasachtig, niet ftinkende. ter zwaarte van omtrent drie oneen. Zo nu die aardftoffe, waar van de vastigheid en fterkte der beenderen afhangt, niet in behoorlyke hoeveelheid en op bekwame wyze zich voegd, zyn de beenderen buigzamer; waardoor, de beenige aanwasfen, wanneer het gewigt van het lichaam op de nog niet gevestigde beenderen fteunt, beginnen uit te fteeken, en te zwellen, en in de kinderen, die nog niet gegaan hebben, vertonen zich voornamentlyk zodanige uitftekken, om dat zy dikwils op hunne handen fteunen , wanneer zy zitten, gelyk Glisfonius (k) aangeteekent heeft, zo men die uitftekken onderzoekt bevind men, dat zy zich niet in de vleezige of vliesagtige deelen wortelen, maar in de uitfterftens der beenderen zelfs, vooral in derzelver aanwasfen. ja, zo die uitftekken der beenderen gefchrapt worden , ziet men, dat zy van een zelve zelfftandigheid zyn, als de overige deelen der beenderen (/). edoch dit heeft (70 Diflertazioni & offervazioni pag. 24?. h< Acta Phyfico Medica natur. curioforum Tom. I. pag, ia&> (k) De Rachitide Cap. II. pag. 10. CO Ibidem pag. li. Mmmmmmm3  ij o8 DE LENDEVANG. S-1485. heeft hy merkwaardig geoordeelt, om dat (m) fommige geëist lebben, dat de beenderen in deeze kivaal buigzaam zyn als wasch maar dit hebben wy nergens gezien ; of van een geloofwaardige ooggetuigen geboord, waarom wy dit teeken, als ten eenemaal beuzelagtlg, verwerpen, in volwasfene heeft men wel eenige maaien waargenomen , dat de beenderen geheel week zyn geworden maar in de lendevang worden zy min vast, worden zy door het opleggend gewigt gekromt, de gedrukte aanwasfen der beenderen fteeken vooruit, en dus word het lichaam ellendiglyk mismaakt en ten zy de ziekte by tyds geheel worde geneezen, verharden die mismaakte beenderen op nieuw, en geduurende het geheele leven vertoonen zich deerniswaarde voerflappen van de geiedene 9°. By de geene die de engelfche ziekte hebben , komt de grootheid der vaten, die naar het hoofd gaan, of daar van daan komen, zo menigmaal voor, dat verfcheide Schryvers die over deeze ziekte hebben gehandelt, gewild hebben , dat' deszelfs vveezen maar beftond in die ontaarting van voeding, waar door fommige deelen in den beginne door al te veel voedfel bezwaard worden, en daar door te zeer in grootte toeneemen, andere nochtans zo veel minder ontfangen, en dus noodzaaklyk uitteeren' over de ingewanden die in grootte toegenomen zyn, is van te voren gefproken geweest, en aangeteekent, dat zy niet altyd ziekelyk fchynen ; gelyk ook dat het hoofd en aangezigt grooter fchynen geworden , terwyl de overige deelen eerder af neemen oplettende op de oorzaak van de toeneemende groote van hetbovenfte gedeelte van het Ixhaam, hebben zy Waargenomen, dat de ilagaders en aders der krop wyder zyn, wanneer de andere naauwer worden. -Glisfonius (n) verzekerd het zelfde wel, maar voegd er met zyne gewone opregtheid by, dat die toegenome grootte van de vaten van het hoofd zich fomtyds vertoond heeft («0 Ibidem Cap. XXI. pag. 269. !f (V) Ibidem Cap, II, pag. 15.  $.1485.1436-. DE LENDEVANG. noo in lichamen eerst nieuKvlings geopend, hy durft daar uil eventwel niet befluiten, dat dit in deeze kwaal altyd plaats heefr, of nier, offchoon hy agterdenken heeft dtfl zulks altyd zo is. de reede, waarom hy hier van geen ooggetuigen kan bybrengen, zegd hy de voigende te zyn : het itm ons 'niet in de gedagten gekomen, zulks van den beginne van titfès ontleedkunde omtrent dit voorwerp M onderzoeken. 1 . r §. 14.86. T^|och 'm die geene die reeds begonnen. jLS Miièëii te gaan, k end-men de aankomende kwaal. r. uit al hét voorgaande. 2. uit een trager, zwakker , gang, ligtelyk vallen, los ftaan, tot een geduurige wil öm te zitten overgaande, daarop verkeerd in een geduurig leggen, eindelyk in een onmagtigheid van beweeging van alle de ledematen , een buigzame hals, knikkend hoofd. 3. uit een vroege fcherpte des verftands, een onbelemmerde uitoeffening der zinnen, byna volkome eetlust,. en verteering. Wy hebben §. 1481: gezegd, dat de lendevang byna nooit aangeboren is , zelde voor de negende levens maand begint, en zo zich geene teekenen voordoen dat de ziekte een beginfel neemt , voor dat de kindertjes twee jaaren oud zyn , zy zelde gevaar lopen deeze ziekte te krygen; en tot nu toe hebben wy gehandek over" de teekenen der ziekte in die geene, die nog niet gaan,; nu-zullen wy de teekenen der ziekte in* die geene onderzoeken, die reeds hebben begonnen te gaan. ig. Over deeze hebben wy reeds gehandelt. a°. Gezonde kinderen, zyn, zo lang zy wakker zyn, byna nimmer ftil, maar beweegen geduurig de ledematen en het'geheet  i2oo DE LENDEVANG. §. 1486*. heele lichaam, ten zy men hun zulks belet, daarom loopen zy geduurig nu hier dan daar, neemen ai wat hun te voren komt in de hand, het geene zy, na het verkreegen te hebben, terftond wegwerpen , zich wederom naar iet anders fpoedende, dus vermoeijen de kindertjes niet weinig de geene die op hun pasfen. het is bekend, dat byna alle ziektens, vooral zwaare, niet een van zelfs ontftane vermoeijing, en zwaarte van lichaam beginnen; niet lang daar na volgen de koortfen, of ook fcherpe ziektens op deeze voorfpelen der ziekte, wanneer dierhalve de vlugheid en woeligheid by de kindertjes begint te verminderen, offchoon 'er geene andere ziekte op volgd, baard zulks agterdenken op de engelfche ziekte; het geene meer en meer word bevestigt, zo deeze ongewone vermoeitheid en traagheid der beweeging lang blyven duuren, ja zelfs toeneemen. deeze zwakheid der fpierlyke beweeging begint met de eerfte beginzelen der ziekte, zo de kinderen binnen het eerfte jaar huns ouderdoms, of daar omtrent, van deeze ziekte aangetast worden, ftaan zy later als naar gewoonte op hunne voeten, door. die zwakte , en fpreeken meestentyds voor dat zy gaan ; het geene men in Engeland voor een kwaad teeken houd ^0). zo zy reeds hebben beginnen te gaan, eer dat zy van de -ziekte worden aangetast , gaan zy trager, ftaan zwakkelyk op hunne beenen, waggelen, ftruikelen, vallen, zo zy zich fomtyds verbjyden, lagchen zy zo hevig niet, en huppelen ook zo fterk niet, nochte bewecgen hunne ledematen niet als of zy de geene die hun op den arm hebben, wilde ontfpringen, en fchop» pen ook zo hard niet wanneer zy toornig zyn, en huilen ook zo hevig niet als de andere kindertjes van hunne ouderdom, zy vermaaken zich niet wanneer men hun fchud ; of in een fterke beweeging, gelyk de andere kindertjes gewoon zyn, ja, de CO De Rachitide Cap. XXI. pag. 263. 264.  DE LENDEVANG. 120'r de ziekte toenemende, hebben zy eerdereen afkeer van het fchokke»i wanneer zy kryten , worden zy niet door een hevig fpei, maar door een zagte en ftille beweeging, en rust, geftüt. nochte zy hebben veel vermaak in hun fpeelgoed, of vinden behagen in 't fpeelen, maar zyn eventwel niet bot, maar geestig en ernftig ; en, gelyk Glisfonius, welkers woorden ik gebruik, in de befchryving der teekenen deezer ziekte, zeer wel aangeteekent heeft (f)', men ziet het gezigt ftemmiger en geftrenger, als de ouderdom zoude vereifchen, als of zy op iets ernftig dagten. Maar dewyl, de vaste vleezigheid van de fpieren, uitgenomen die van het hoofd en aangezigt, allengskens afneemt, zo dat men dezelve ontfpannen en hangende onder de huid voeld, daarom verandert de geduurige wil tot zitten eindelyk in een geduurig leggen; om dat^y zittende het lichaam niet regf op kunnen hou* den; maar hetzelve voor of agter over, of naar de eene of andere zyde buigende, zoeken zy lleunzel, op welke zy fteunende, hunne zwakheid te hulp komen, het is allerellendigst om te zien, hoe het hoofd in grootte toegenomen, wanneer de ziekte ouder is geworden, door de dunne hals niet meer onderfteunt kan worden •, maar al knikkende naar deeze of geene zyde valt. foortgelyke zwakte neemt men in de rughftreng waar. wzaiomGlisfonius ook (q) deeze voorkennis aan de hand heeft gegeeven: hoe het hoofd grooter is, zo veel te langduurlger en moeilyker is de geneezing. hoe de rughftreng zwakker is, zo veel zwaarder en gevaarlyker is de ziekte. 3°. Die ellendige kindertjes , zyn, hoewel zwak, en onbekwaam om het lichaam en de ledematen te beweegen , fcherp van verftand, en zelfs meer als iemand in zo tedere ouderdom zoude verwagten : tevens blyven alle de zinnen onverhinden: werken. daar -(ƒ>) De Rachitide Cap. XXI. pag. 2^5. (jf) Ibidem Cap. XXLI, pag. a8r5. Vyfde Deel. Nnnnnnn  DE LENDEVANG. $. i48(J; daar door zynde. de werkingen der hersfenen vry onbelemmerd ten minfte ontbreekt of kwynt die werking, die de beweeging der fpieren, aan de wil onderhevig, beftierd. mooglyk zit de oorzaak van de verzwakte fpierlyke beweeging niet in de.hersfenen , maar hangt eerder af van .de verlore gegaan zynde vleefigheid en kraehtelooze k.wyning,.die in de lendevang plaats heeft, want wanneer de kraehtelooze kwaadfappigheid, in deeze ziekte aanweezende, verbeterd word, en de vaste deelen de gewoone fterktc.aan deeze ouderdom wederom krygen, komt de fpierlyke beweeaing gelykelyk wederom, waar door de gebreken der vas» te en vlaeibaare deelen van het lichaam verbeterd worden. Nochtans moet men niet ontveinzen, dat de uitmuntende J, Petrus-Buchner (r), die veel moeite gedaan heeft om deezeziekte na te fpooren,.het volgende gefchreeven heeft, ik heb tenmin° fie meer kinderen met de engelfche ziekte behebt, die dom waren,, dan wel die de dierlyke vermogens onverhindert hadden, totnogtoe gezien: hoewel ik deeze ook. gezien heb.. Edoch moet men aanmerken, dat hier over de teekenen van een beginnende lendevang word gebandelt, in die geene, die reeds hadden begonnen te gaan, eer zy van de ziekte aangetast wierden. daarom zoude het niet te verwonderen zyn, zo dé gee- ne die de lendevang hebben, de fcherpte van verftand en de oef- fening der zinnen onverhindert hadden in 't begin der ziekte, daar na in het beloop der toenemende ziekte, bot en dom wier- • den. dit zal voornamentlyk plaats hebben, zo de uitgeftorte wey zich in de holligheid van het bekkeneel begint te vergaderen. Glisfonius ,(Y) over de ontleede hoofden der geene die de engelfche ziekte hebben, handelende, getuigt het volgende : tusfchen het dikke en dunne hersfenvlies, en in de bolligheden zelve der hersfenen , hebben wy by fommige waterige wey gevonden; waar uit; O) Difputat. ad Morbor. Hiftor. oper. Halleri Tom, VI. pag 285» Af) De Rachitide Cap. II, pag. 15.  DE LENDEVA N :G, ^3 uit blykt, dat deeze kwaal met het waterhoofd kan vermengd worden, in andere hebben wy de hersfenen vry vast eu zonder gebrek, en zonder van de wey overflort te zyn, bevonden, waarom die botheid, zo zy de lendevang Ibmtyds verzeld, niet van de aart zelve deezer ziekte afhangt, dewyl in tegendeel dc ongewoons 'fcherpte van geest de Geneesheeren zo menigmaal tot verwondering verftrekt in de lendevang, maar zy heeft haar oorfprong uit een andere by komende ziekte, namentlyk uit de vergadering vaa de waterige wey in de holligheid van het bekkeneel. . Want Glisfonius (t) waarfchouwt de Geneesheeren wyslyk-, dat de ziektens by verloop van tyd , byna alle andere tot zich trekken , en dat daarom de langduurige ziektens meestentyds voor het fterven gemengd zyn. dierhalve moet men niet geloven,' dat alles wat in de lyken , aan de lendevang geftorve, buiten natuurlyk word bevonden, tot deeze ziekte behoord, dewyl zulks mooglyk eerder tot een andere ziekte, op de lendevang, voorde dood volgende, behoord, om dus iets zekers vast te kunnen ftellen , moet men verfcheide lyken aan deeze ziekte overleeden, doorzien , om wel te onderfcheiden, wat geduurig, wat meest, wat dikwerf, wat zeldzaam , in de ontleede lyken der aan de zelfde ziekte geftorvene word waargenomen, tevens waarfchouwt hy , dat men gedagtig moet zyn, dat die geene, die men ontleed , de lendevang allerergst moeten gehad hebben, dewyl zy voor de kwaal hebben moeten bezwyken, en men dus in de levende , nieuwlyks aangetaste , de zelfde toevallen , de Zelfde zwaarte der ziekte niet te verwagten hebbe, waar van men de uitwerking in het lyk ondervind, hy zoude zich voor dwaling bloot ftellen , die, na een etterborst in een lyk gevonden te hebben, befioot, dat die etter de oorzaak van het zydewe'e 'Was geweest , dat door de verzweering naderhand de etterborst heefc veroorzaakt. Voor ■(tj De Rachitide Cap. ÏI. pag. 8. IN' n n n n n n ü  1*04 DE LENDEVANG, §.1486.1437. Voor 't overige is de eetlust en verteering in deeze ziekte, voornamentlyk in 't beg'n , vry ongehindert. waarom de kwaal ftilletjes influipt, allengskens toeneementle. maar dewyl het uit het voorgaadde heeft gebleeken, dat de buik-ingewanden in de lendevang wel groter worden, maar voor 'r overige redelyk welvarende worden bevonden , is het zo zeer niet te verwonderen , dat derzelver werkingen in 't begin der ziekte nog ongehindert blyven. §. '14.87. lT\e ziekte toegenomen Zynde, vertoond IJ? een groot hoofd, met wyde naadenafgefcheiden; de borst aan de zyden gedrukt, by het borstbeen fcherp oplopende, met knoopagtige uitterftens der ribben; de buik vooruitfteekende; opgecetene en zwarte tanden; die allengskens vermeerdert, dkwilsgeduureude het geheele leven foortgelyke fchadelyke ziektens voortbrengen , voornamently.v een winddoorn en beenüeting. Nu volgen 'er die veranderingen , die men in de voortgangder ziekte in de zieken waarneemt. Een groot hoofd met wyde naaden afgefcheiden. In een eerstgebore kind, is de hersfenpan , gelyk bekend is, nog niet geheel been , maar de beenderen van het hoofd zyn nog van elkander afgefcheiden, en het' geene aan het been ontbreekt, vergoed het vlies, het is van dit nut, dat het hoofd van het kind, ten tyde van de verlosfing^ door de uiterfte naauwigheden van het bekken door moetende gaan , voor de hevige parsfingen van de baarendde vrouw kan wyken , en gemakkelyker voor den dag komen, op die plaats van het bekkeneel, alwaar de opperhoofds beenderen met de beenderen van het voorhoofd 'naderhand vereenigt zullen worden met een  J. 1487. DE LENDEVANG. 1205 een naad , is een gioote plek, van een onregelmatige gedaante, alwaar geen been, maar alleen enkel vlies, op 't gevoel word waargenomen, die plaats noemt men gewoonlyk de fontanel, de ouderdom toenemende , verandert dit vlies allengskens in been , vroeger of later by verfcheidene. ik heb meer dan eens gezien , dat de fontanel op het zevende of achtfte jaar nog voor een gedeelte vlies was. de beenderen van het bekkeneel worden naderhand met naaden vereenigt , al dat vliesagtige verdwynende, daarom word die tusfchenwydte tusfchen de beenderen van het bekkeneel, nog niet aan elkander gehegt zynde, naadgenoemt; die zo veel breeder zal zyn, hoe de beenderen van het bekkeneel meer van elkander af zyn. Men weet, dat de holligheid van het bekkeneel natuurlyk altyd vol is, en het heeft §. 205. gebleeken, alwaar over de wouden van het hoofd wierd gehaudelt, dat, ten zy de beenderen van het bekkeneel de zagte bevatte hersfenen bedwongen, dezelve gemakkelyk op dien tyd zouden uitbarften , wanneer den tnensch met hevig pogen een zwaarte opheft, eenige hoegenoemde tegenftand tragt uit den weg te ruimen, de harde afgang met zwaare parsfing uitdrukt, door een onverwagte en langduurige lach word gefchokt, door een hevig en herhaald niezen wordgefchud. waar door het gefchied, dat, zo dit beenebefchutfeldoor wonden gekwetst word, of door de Heelmeefter een rondftukuit het beene bekkeneel word gefneeden, om een weg tebaanen voor de buiten de vaten geftorte vochten onder de hersfenpan vergadert, en de weeke hersfenen drukkende, dat de Heelmeesters de gekwetfte plaats zo zorgvuldig beveiligen, wel weetende, dat zo zy zulks verzuimt hebben, de hersfenen op de plaats,alwaar de panbooring gefchied is, in korten tyd uit zullen puilen, als u'tgegroeit vleesch van een fpongieuze zelfftandigheid, welke afgefneeden zynde, fchielyk wederom groeit, en niet alleen het uitgefneede gat opvuld , maar ook boven deszelfs rand van alle kanten uitfteekt. Aangezien dierhalve een aanmerklyk deel van de hersfenpan Nnnnnnn 3 by  Taco" DE LENDEVANG. f.1487. by eerstgeborene natiuirlyker wyze nog vliesagtig is, en allengs, keus .in been verandert, blykt de reede, waarom het hoofd evenredig groter is by de kinderen , offchoon zy gezond-zyti het geene de fchiiders en beeldhouwers altyd in agt neemen. maar de beenderen zyn in de lendevang weeleer, de tusfchenwydiens tusfchen de beenderen van het bekkeneel zyn breeder, daarom wykt het geheele famcnftel van het bekkeneel gemakkelyker voor de uitzettende hersfenen.; waar uit tevens de reede blykt, waarom het groote hoofd onder de kenteekenen van de engelfche ziekte word getelt. zo men nu in aanmerking neemt, dat de hoeveelheid en indrang der vochten naar het hoofd door de grootte der flagaderen en aderen der krop vermeerdert worden (ziet §. 1485. n°. 9.) , blykt het klaar , waarom deeze drie te faraenlopendé oorzaken , de weekheid der beenderen, een groot gedeelte van het bekkeneel nog vlies zynde, en de overvloediger aanvoering van bloed, het hoofd groter word; terwyl-de overige deelenee£ der fchynen af te neemen. Dus ontftaat ook een gefteldheid tot het waterhoofd; welke .kwaal de engelfche ziekte fomtyds verzeld, fomtyds volgd. Van te voren §. 1485. n°. 8. is breeder gezegd geweest, dat de vastigheid der beenderen afhangt van de aarde in behoorlyke evenredigheid vermengd, en te famen gedrongen,-en dat, zo die aarde word weggenomen, het been in een veerkrachtig,buigzaam kraakebeen verandert: tevens is als toen aangeteekentgeweest, dat de inwendig met de beenderen vereenigde aarde, door de werking van een gezond leven afgewreeven word, uit het lichaam gedreven , en in deszelfs plaats een foortgelyke herfteld word, die de beenderen in haare behoorlyke vastigheid bewaard deeze vastigheid vermindert, zo niet daaglyksch het zelfde en foortgelyke herfteld word, hoedanig vergaan was, en tevens die hoeveelheid bygevoegd word, die tot de behoorlyke aangroei van het lichaam in-deeze ouderdom vereischt word. de vastigheid der beenderen vermindert zekerlyk in de lendevang; dit leeren alle de veifchyrdclen der ziekte; en fchynt niet zonder reede de vermin-  $.14$?; DE L E N D E V AN G. , 2:07 mindering van de ficrkre der beenderen toegefchreven te kunnen worden, aan de verminderde hoeveelheid aarde tot de vastigheid der beenderen vereischt, of aan deszelfs gebrekkige vcreeniging met de overige deelen het been te famen ftellend*. Men vind by de viydberoemde Boerhaave fommige fraaïje din* gin hier toe behoorende fV\ hy handelde aldaar over de ontbindende kracht van enkel zuiver water, da: niet alleen de zuivere aarde lichaamen ontbind , maar die ook, zo zy door zuuren geknaagt zyn , alsdan volmaaktelyk in 'c water kunnen afgefpoelt worden, en zich in 't zelve verbergen, zo da: ah het vocht zeer helder fchynt, de laatfte aardagtige, beenagtige, vleefige,fchelpagtige, en overige deelen der dieren,. kunnen zodanig in zuuren ontbonden worden , en ontbonden zynde , daarna in 't warer worden afgefpoelt,.en dus met het water, waar in zy verborgen zyn, een zeer helder vocht uitmaaken. Het tegendeel heeft plaats, wanneer de aardagtige lichamen inwendig vereenigt worden met alcalifche zouten ; want dan kan de aarde , met deeze vereenigt, naderhand niet in 't water ontbonden en afgefpoeld worden, dit leerd het glas zeer duidelyk, als uit alcali, met atrde inwendig vereenigt, beftaande; het geene zo veel minder ontbindbaar is in 't water, hoe deeze twee fterker met elkander vereenigt zyn : want dus word een ftof gemaakt, . die het minst van alle ontbindbaar is in 't water, daarom heeft de grote man gelooft , dat de Schepper byna alle het voedfel der dieren , zeer weinig uitgezonden , tot zuur worden overhellende heeft gefchapen. want dus worden door de zuure zouten, in de • eerfte plaats der maagh heerfchende, het ingenome voedzel beeter tot de ontbindig gefield, .welkers vaste deelen door de aarde voornamentlyk aaneen houden, en daarom veel moeilyk er rot een vkoeibaare gyl zouden ombonden worden: maar, wanneer naderhand uit deeze te wordene gyl wederom een ftoffe moet gevormt'- wor- • («) Element Chém. Tom. I. pag. 737.;.  ifloS DE L E N D E V A N G. $. ^87. worden , bekwaam om de vaste deelen te famen te dringen, als dan word de neiging tot het zuur worden, welke tot liet bereiden van de gyl noodzaaklyk was, geheel verandert, en 'er komt een alcafsch zout uit geboren, welk de eeifte aardagtige beginzelen aangrypende, een famenftel maakt dat in 't water niet kan ontbonden worden , maar fterk genoeg is om de vochten te bedwingen, uit welk alles hy eindelyk het volgende befluit: zo dra, wanneer de kracht van het zuur wordende in alcali te veranderen in het menfchelyk lichaam ontbreekt e, alsdan worden de beenderen , kraakebeendcren , tanden , banden, flap, zwak, week, buigzaam; gelyk men daaglyksch in de lendevang waarneemt. De borst aan de zyden gedrukt enz. Glisfonius, de teekenen van de engelfche.ziekte verhalende (w), welke zich in de lyken der aan deeze ziekte geftorvene vertonen, eer dat zy ontleed worden , teekent het volgende aan, zich omtrent de borst vertonende: de borst uitwendig mager, en zeer naauw, vooral onder de oxelen , en word aan de zyden als te famen gedrukt befchouwt; maar het borstbeen eenigzints fpits, als de kiel van een fchip , of de borst van een haan. de uit er flens der ribben, waar meede zy met de kraakebeenderen van het borstbeen gevoegd worden, zyn knooping, gel^kwy van de gewrigten van de voorhand en enkel gezegd hebben, want de beene ribben hebben de behoorlyke vastigheid niet; daarom worden zy ligtelyk naar binnen gedrukt, wanneer de geene die op de kinderen pasfen, dezelve aan beide de zyden met de handen van de grond opligten, of ook op de arm dragen : op fommige .plaatfen is het de gewoonte, dat de kinderen niet op de arm zitten, nu op de linker, dan op de regter, maar;.men de oppasfers een. vast kusfen om 't lyf bind, van paarde haair.gemaakt, waar op het kind zit, .terwyl het door de handen in beide de zyden der borst te voegen, onderfteund word , op dat het niet geduurig naar de eene of andere zyde wag- 00 De Rachitide Cap, il. pag. xu  $.r487. DE LENDEVANG. 1209 wasgele , maar in een regte houding Wyaé , met de voeten hangende, maar wanneer de zyden alleen gedrukt worden , zal de colom der wervelbeenderen agterwaards wyken, en het borstbeen voorwaards worden opgeheven ; en dewyl de wervelbeenderen meer tegen (tand bieden , zal het borstbeen ter deezer oorzaake meer opklimmen ; en dus zal de holligheid van de borst, de zyden gedrukt zynde, naauwer worden gemaakt , de long zal door de ingeademde lugt moeilyker kunnen uitgefpannen worden ; waar door een aamborstigheid en andere gevaarlyke borstziektens zo menigmaal volgen , en zo deeze ziekte lang duurt, gaat zy ligtelyk tot een teering over. daarom ftelt men in de voorkennis van de lendevang (x) vast : de aamborstigheid (vooral wanneer de ziekt regt op zittende adembaalen moet, als ook die moeilyke ademhaling, wanneer de zieke op geene van beide de zyden kan leggen) is zeer gevaarlyk : zy trekt byna geduurig voor de dood de teering tot zich , ten zy mooglyk een andere ziekte of zwaar toeval tusfchen beide komenc..: , de aankomende teering door een verhaaste dood voorkome. De buik voor uit fteekende. Hier over is §. 1485. N°. 6. gefproken. (Jpgeëetene en zwarte tanden. Dewyl de lendevang dikwerf ten tyde. van het tanden krygen aanvalt, varen de eerfte tanden gewoonlyk kwalyk , ja zelfs fomtyds ook de volgende , zo de ziekte lang duurt, zo dat ik fommige gezien heb die volwasfe waren , welkers ziekte men in den beg'nne te onagtzaam behandelt had, die geduurende hun geheele leeven tandeloos gebleven zyn : dit is wel zeldzaam; maar men neemt dikwJs waar, dat in een zwaare ziekte eenige tanden, vooral van de botertanden ontbreken , van welke nochtans fommige omtrent het zevende jaar, of ook wel later, wanneer de eerfte melktanden beginnen te waggelen en uit te vallen , vernieuwt worden, maar dewyl de beenderen , zo de ziekte lang f» De Rachitide Cap. XXIII. pag. 288. Vyfüe Deel. Ooooooo  I2ïo DE LENDEVANG. §.1487, lang duurt en hevig is.» kw-alyk-varen, is het geen wonder, dat de tanden van gelyken aangetast worden, onder de zo genoemde diamantkorst, die buiten het tandvleesch fteekt, is een teerder ■beenagtige zelfftandigheid verborgen, welke bedervende, valt de tand met ftukken uit. Glisfonius heeft waargenomen (y) dat wanneer de kinderen tanden krygen wanneer zy deengeifche ziekte hebben, zulks de ziekte veel voortzet; en tevens tekent hy het volgende aan : het is niet buiten gevaar, zo de tanden zwart worden > of by ftukken uitvallen, en dit is zo veel te erger, hoe trager 'er andere in de plaats groeijen. want hier uit leerdeenGeneesheer, dat de kwaal hevig is geweest, zo de tweede tanden, nog in de kasfen verborgen, door de meeltanden, die boven op dezelve zittende, bedurven zynde, kwalyk varen, oftenminfte .moeilyk naar de gebruikte geneesmiddelen luifteren, en langzamer ontwortelt kunnen worden, de van te voren reeds gepreze Buchner heeft aangemerkt (2), dat uit de tanden de ziekte ontftaat, waardoor, zo het kind laat, na het eerfte jaar, b: v: na anderhalf jaar, of zeven vierde .deel jaars,. of ten vollen reeds twee jaaren oud zynde, tanden krygt, het te vrezen is, dat hoe welvarende en vlug het kind van te voren is geweest, het zelve de lende-vang kry ge, het zy 'er ftuipen by het tanden krygen komen of niet. in de onvolmaakte lendevang worden de tanden door de beenëcting uitgeworpen, met de zeven jaaren herfteld, maar in de volmaakte niet. men moet aanmerken, dat deeze Schryver delendevahg volmaakt genoemt heeft, wanneer hy ten eenemaal wanhoopte de ziekte te genezen, de onvolmaakte lendevang word moeilyk, de volmaakte ze/de of nooit genezen, ten minfte heeft hy, offchoon de gelegent beid hebbende, de genezing niet willen beproeven, het geene eventwel niet te pryzen is, dewyl de zieken zo menigmaal uit deeze en andere ziektens zyn opgeftaan die ongeneeslyk fcheenen. edoch heeft hy waargenomen, dat'de ziekte (y) Ibidem pag. 287. 288. CO Difputat. ad morb. uittor, oper. HaUeri Tom. VI. pag  §.i4$7' D E' LENDEVANG. i2ri te byna dodelyk is, zo by het uiiè'eten der tanden vaneen zwaare ftank uit de mond verzeld gaat. maar ook heeft de traage uitbotting der nieuwe tanden in de lendevang de voorzegging van Glisfonius bevestigt (a). want de eerfte tanden zyn traaglyk voortgekomen, en met byna geduurige ftuipen : naderhand hebben alle de tekenen van een begin neemende lendevang plaatsgehad; de tanden wierden geel, daar na zwart, en zyn uitgevallen: zodat het meisje vyf jaaren tandeloos geieeft heeft; eindelyk is in haar elfde jaar een eenige tand voorden dag gekomen, die tot de dood toe gebleven is, die een einde van het ellendig leven maakte: hy geeft by deeze verhandeling een afbeelding in plaat van de wonderlyke mismaaktheid van lichaam, door een zo langduurig geleede lendevang Want offchoon de geene, die de lendevang hebben , dikwerf vroeger fterven, nochtans genezen 'er veele , maar liepen mismaakt een eilendig leven, en zyn byna tot alles onbekwaam,ten zy men by tyds een bekwaam middel te werk ftelr; over het geene naderhand gehandelt zal worden, waarom Glisfonius(èj,QV£t de voorkennis van deeze ziekte handelende, het volgende vast geftelt heeft: die tot het hoogfle van de ziekte komen, namentlyk dat zy niet meer toeneemt, genezen alle, zo zy wel behandelt zoorden,- ten zy mooglyk een andere ziekte daar meede vereenigt is, of door eenig geval 'er op volgt, en de zieke tot de vermeerdering der ziekte aandryft. het afns?nen der toevallen belooft van gelyken, maar zekerder, de herjlell'mg. Die-allengskens vermeerdert dikwils geduurende het geheele leven foortgelyke fchadclyke ziektens voortbrengen, voornamentlyk een winddoorn en beené'eting. Dat de beenderen in de lendevang de b.-hoorlyke vastigheid niet hebben, is van te voren breder bewezen ; daarom behouden zy haare natuurlyke plaats en vorm niet, wanneer zy door het opleggend gewigt van O) Difputat. ad Morb. hiftor. opera Hallen Tom. VI. pag.a8o. (b) De Rachitide Cap. XXIif. pag. 287. Ooooooo 2,  raia DE LENDEVANG. §.1487. van het regt opgerigte lichaam gedrukt worden; waar door de rugftreng zo menigmaal mismaakt word, gelyk ook de onderfte uiterfte deelen; in de bovenfte uiterftens heeft het zelfde plaats, wanneer zy geduurig in de kakftoelen zittende, of in hun bedde leggende, op de handen en armen fteunen, om de legging van het lichaam te kunnen veranderen; welke lang agter een dezelfde blyvende, zelfs gezonde en fterke menfehen lastig valt: waarom men in gezonde flapende menfehen waarneemt, dat zy in de ftaap eenige maaien van legging veranderen, om de lastigheid te verzagten, welke men gewaar word, wanneer het gewigt van het leggend lichaam deeze of geene plaatfen lang agter een drukt, want ten zy deeze verandering van legging fomtyds plaats had, zoude de omloop in de deelen, op welke wy leggen , verflikken , en het koud vuur ontftaan op de meest gedrukte plaatfen, gelyk de Geneesheeren zich menigmaal bedroeven gebeurt te zyn, wanneer de zieken buiten verftand en llaapzugtig leggen, en deeze last niet»gevoelen, en de oppasfers, hoewel gewaarfchouwt, tevens verzuimen de legging der zieken te veranderen., maar dewyl in de lendevang de zinnen ongekwetst zyn , gebruiken de ellendige dikwils de handen om de houding te kunnen veranderen; waar door de beenige uitwasfen van de kleine en groote ellepvp, de fchonder, uitfteken , en een gedeelte van de beenderen midden tusfchen de gewrigten, geene behoorlyke vastigheid hebbende , begint te krammen, ook zoude de werking der fp'eren, aan de beenderen gehegt , de natuurlyke vorm van de beenderen kunnen veranderen , die in deeze z ekte al r,e gemakkelyk wyken ; maar het heeft van te voren gebleken, dat de vlezigheid enfterkteder fpieren in de lendevang vernfndert, en derzelver werkzaamheid afneemt; waar door mooglyk minder van deeze oorzaak te vrezen zal zyn. edoch wanneer de fpieren dooreen gelukkige genezin^ de fterkte wederom krygen, die verloren was gegaan, en devasfgheid in de beenderen 'er allengskens op volgt, alsdan word menigmaal door de enkele kracht der fp'eren aan de beenderen gehegt , de vorm van de gekromde beenderen verbetert; waar over  $.1^7- DE LENDEVANG. iai3 over naderhand in de genezing deezer ziekte zal gefproken worden, de zeer naauwkeurige DatiberJon in de befchryving van het menfchelyk lichaam niet alleen , maar by wien niemand zelfs, in de vergeleeke ontleedkunde, zo men het noemt, welke zeer veele deelen der dieren befchryft, en met de men* fchelyke van de zelfde naam vergelykt, waar uit het begrip van alle de werkingen zeer opgeheldert word, kan vergeleken worden; die zeer vermaarde Schryver zeg ik, befchryft, wanneer hy de allerrykfte fchat van de natuurlyke zaaken befchryft (c), tot welkers bewaring en vermeerdering hy het opzigt heefr, verfcheide proeven, drukt ook fommige met zeer nette p'aaten uit, welke duidelvk leeren . op hoe wonderlyke wyzen de menfehelyke beenderen in deeze ziekte kunnen veranderen, ja zelfs de zelfftandigheid der beenderen fomtyds allerellendigst eindelyk kan vernielt worden, maar dewyl deeze ziekelyke aandoeningen naauwkeuriger in de drooge beenderen kunnen bezigtigt worden, daarom heeft hy ook geraami.cns befchreven en afgebeeld, in welke de beenderen met haare eige banden met elkander waren vast gebleven., dit alles verdient wel aandagtiglyk gelezen en overwogen te worden. Buchner heeft een meisje afgebeeld, dat tot haar veertiende jaar met de engelfche ziekte had geftreden, eer zy aan de ziekte ftierf (d). in deezev plaat vertoond zich wel een zeer groote mismaaktheid der ledematen, maar de gefteldheid der beenderen nog met de zagte deelen bekleed, ziet men niet; maar in de ontleding van het lyk van het zelfde meisje leest men het volgende (e): de kraakebeen der en waren boven maate week en gemakkelyk om te fnyden. maar de beenderen zelve hadden de natuur , weekheid en aanzien zelfs van de kraakebeendercr. ik (c~) fMoire naturelle nvee la dcfcriptïon du Cabinet du Roy Tom. Hf. pig. 57. & fu'vantcs, (jij Difp itat. «W morbor. Hiflor. opera Hallen Tom, VI pag. 50c. (O Ibidem pag. 28». O 000000 3  1214 DE LENDEVANG. §.1487. ik heb het dyebeeti zonder moeite met het ontleedmes geheel doorgefneden. de gewrigten , gelyk ook het geheele lichaam waren van haare natuurlyke gefteldheid ontaard, de beenderen van het bekken waren zodanig te zamen gettokkeu en tot een gevallen , dat zy naauzvlyks toelieten de vinger in 't fondament te '/keien, zo dat daar door de blaas in de buik wierd gedreven, de holligheid van de pypagtige beenderen, zvas vhn beide de tegen over gefielde zyden zeer te famen gedrukt, zo dat de ronde vorm plat en vierkantagtig zvas geworden, ook heeft Daubenton (f) zodanige wonderlyke misvormingen der beenderen in de lyken der geene die aan de'lendevang gefturven waren, waargenomen, maar zo onderfcheide, dat hy wanhoopte dezelve naauwkeurig te befchryven, offchoon hy" beenderen van dit geraamte, door de overgelate banden, zo veel mooglyk, inde natuurlyke gefteldheid gebleven zyn ; waarom hy de befchryving van dit geraamte dus eindigt: ik zal met een zvoord zeggen, dat de meeste beenderen plat waren gezvorden, op verfcheide zvyzen volgens derzelver langte. dit geraamte was drie voeten en twee duimen lang, offchoon uit de afmeting van ieder der beenderen in 't byzonder , en de waargenome voortgang der beenwording, het geloof baar fchynt, dat dit voorwerp 'achten of twintig jaaren oud is geweest, wanneer het aan doeze ziekte ftierf. van te voren §. ip6;, alwaar over de moeilyke baaring wierd ge-handelt, is aangetekent geweest, dat de Vroedmeefters altyd voor een moeilyker vfeflósïlng bevreest zyn , wanneer zy vrouwen in den arbeid moeten byftaan, die in haare jonkheid de engelfche ziekte hebben gehad, vooral, zo omtrent de laatfte wervelbeenderen der lendenen, en cle beenderen die het bekken uitmaken, een aanmerkivke misvorming is gebleven , die niet alleen een moeilyke verlosfing kan veroorzaken , maar dezelve ook fomtyds geheel onnWlyk maken, men zie na het geene ter dier plaatfe is gezegt geweest Soortgelyke ongemakken zullen uit de zelfde oorzaak kun- 09 In loco citato pag, 74, 75.  §.t487- DE LENDEVANG. 1215 uen ontdaan,' 20 de holligheid van dc borst door de misvorming van de rugftreng vernaauwt word, zo dat de longen nietvryelyk kunnen uitgeipannen worden; waar door zeer lastige, geduurige hoesten, een ongeneeslyke aamborstigheid, een ongelooflyke benaauwtheid, met een gezwolle blaauw aangezigt door dc beweging van het lichaam zelfs ligt vermeerdert,: long zweerén,ongeneeslyke teering, knoestagtige verhardingen, aangroeijingen der longen aan het ribbenvlies, volgen; gelyk van te voren heeft gebleken. Maar ook heeft men waargenomen dat 'er wondere gebreken in de overige beenderen ontftaan. Daubenton (g\ heeft in dat ï> E LENDEVANG. V2ir en voorhand fpier zodang gekromt word, dat het ronde gedeelte het voorlle word, maar het agterfle hol word; maar op deeze . plaau zvord het been zeer dikzvlls half gebroken gevonden ■ het "eene hy verfcheide maaien had gezien, dit ongeluk korft niet alleen het Jchouderbeen over, maar ook menigmaal de-ribben, gelyk ook het middenfte gedeelte van de dyebeenderen en fcheenpypen. in ten meisje , dat met haar volle zestien jaaren aau de lendevang is geftorven,.heeft-Buchner waargenomen, dat het dyebeen op°'t laatfte van haar leven door -kkin geweld gebroken is geweest (k">, Offchoon zy in dit laatfte tydperk der ziekte zelfs niet heeft kunnen zitten, ik laat ftaan, gaan. een ander meisje, byna geduu* rende twee jaaren gezogen hebbende, zich vry wel bevindende, daarop de engelfche ziekte krygende, na drie-en een half jaar oud geworden te zyn, heeft, op ftraat lopende, het dyebeen gebroken , en, offchoon men in haar lyk , daar zy meer dan tien jaaren naderhand geftorven was, deeze breuk wel gehegt heeft gevonden , -nochtans is zy, de ziekte toeneemende, na de breuk-, Van de gang beroofd geweest. Dit geloof ik genoegzaam te zyn om te bewyzen, dat de verminderde vastigheid der beenderen, in de lendevang dikwerf oorzaak is van het breeken der beenderen. Daar-en boven verdient aangemerkt te worden , dat de aanwasfen der beenderen by de gewrigten uitfteeken (ziet §. 1485. n^. 8.), en du-s over 't algemeen alle de beenderen omtrent de gewrigten zwellen, gelyk Daubenton in de geraamtens der geene die de lendevang gehad hadden waargenomen heeft (/): vooral de dye beenderen en van de fcheen hebben dit gebrek omtrent de uiterften der wrigting, nochte de holtens der gewrigten hebben een evenreedige wydte , om in zich het hoofd van het been datingewrigt moet worden te>ontfangen., het geene door de ziekte- groo-. '(f) Difput. ad morbor. hiftor. oper.-Hallen', torn. VI. pag. 079. CO Hutoire naturelle avec la defcript. du Cabinet du Rov tonu llft.pag. 74. J r Vyfde Deel. Ppppppp  12l8 DE LENDEVANG. f.1487. rrooter is geworden ; waar uit ligtelyk gevaar van ontwrigting ontftaat ; welke mooglyk dikwerviger dan men geloofc, 311 de lendevang plaats heeft, wanneer Glisfonius de voorkenteekcnen in deeze ziekte opnoemt fm), zegd hy onder andere: die de banen optrekken , dezelve niet guam laaten uitrekken, worden moeilyk Lneezen. zo het hoofd van het dyebcen niet diep genoeg in deszelf holligheid treed in de lendevang , wanneer de banden Hap zyn valt het ligtelyk uit dezelve, en uit zyn gewrigt gevallen , word het door de fpieren naar boven getrokken; waar door het lid korter word , en niet zonder moeite uitgerekt zal kunnen worden, hier toe behoord ook misfchien de laatfte voorkennis (V): die 'alle foort van fchudding met het lichaam gemakkelyker ver draeen worden , alles gelyk gefield zynde, gemakkelyker geneezen. want' deeze verdraagzaamheid toont aan, dat de gewrigten met alleen goed zyn , maar dat ook de borst vry isj het geene een zeer goed teeken is. waarom in de gevorderde lendevang, en wanneer men vooreen doodelyke uitkomst bevreesd is, de ellendige kindertjes niet alleen hun eige lichaam niet kunnen bewetgen maar ook zal de lichaamshouding door geen ander kunnen verandert worden zonder gevaar van verftikking. Buchner heeft zodanige allerzwaarfte ellenden, in een meisje met de engelfche ziekte gekweld , gezien (0), dat op 't laatfte van haar leven een geheele voet korter'wierd, en met een groot hoofd, en tusfchen de fchouderbladeren als ingefchoten , met kromme en wonderlyk verwronge armen en beenen, met het borstbeen opgeheeven en een vom~ uitfteekende buik, van een mensch in een wanfchepfiel ontaarde, alsdan , .zelfs niet kunnende zitten , met de armen en derugh, deerniswaardig fichouwfpel! moest in een band gehangen worden, en ten zy het hoofd geduurig befchermt wierd, viel het geheel agterwaards , namentlyk daar het door de kromte van de wervelbeenderen der hals wierd afgewend. Men. O) de Rachitide Cap. XXIII. pag. 287» 00 Ibidem pag. 290. . (O Difput. ad morbor. hiftor. opera Hallen, torn. VI. pag. 279-  §.1487. DE LENDEVANG. 1*19 Men fchynt ook zeer te vreezen te hebben, in die geene, die uit een langduurige lendevang zyn opgefiaan, dat 'er behalve de mismaaktheid van lichaam hier en daar zodanige verandering ih het maakzel der beenderen overig zy, waar uit naderhand kwade ziektens der beenderen, zeer moeilyk om te geneezen, volgen, namentlyk de beeneeting, en winddoorn. Het heeft van te voren gebleeken, dat in een vasten gezond been, door de werkingen van de gezondheid zelve afgewreeven word, en als uit het lichaam verdwynt, dat geene, waar van de vastigheid en fterkte der beenderen afhangen; welke ten zy uit het ingenomene , en door de werking van de vaten en ingewanden , in de natuur van de vloeibaare en vaste deelen van ons lichaam verandert herfteld worden, zal het famenftel der beenderen van deszelfs ingebore hoedanigheid ontaarden, en eindelyk ?:L>kelyk wotden , zo het zelfde gebrek langen tyd blyft duuren. maar dewyl de gantfche befchryving van de lendevang ons leerd, dat de ziekte de vaste deelen van het lichaam, en voornamentlyk de beenderen , nadeel doet, zal het geen wonder fchynen, dat 'er na een lang doorgeftane z;ekte in de beenderen, voetftappen der kwaal overig zyn, welke, de krachten herfteld zynde, de gezondheid wederom komende , zich zullen veropenbaten, en fomtyds van de gezonde deelen van het been afgefcheiden zullen moeten worden ; het geene wei het best zoude gefchieden, zo door een goede verettering der zagte deelen , een weg bereid wierd tot de af bladering der aangedane beenderen ; maar zelden is men zo gelukkig, dewyl in deeze ziekte, zo zy zwaar is,een grote geneigtheid tot de verrotting plaats heeft, welke fomtyds tot zo groote kwaadaartigheid opklimt, dat Buchner het ellendig meisje de laatfte dag haars levens gezien heeft (p), zo yslyke flank uit de mond geeven, dat daar door een allergezondst vogeltje in (/>) Difput. ad morbor. hiftor. opera Halleri torn. VI. pag. 279, Ppppppp 2  122© D E L E N D E V A N G. §1487.1483. in een kooy gefloten, die boven het hóófd van het meisje heng,, terftond is gefturven. Maar dewyl van te voran §. 512» en volgende in eenbyzonder Hoofddeel over de ziektens der beenderen is gehandelt., zalmen alles wat hier toe behoort, aldaar kunnen zien., %\ 1488. Tntusfchen word het lichaam geduurende hetx' geheele beloop der kwaal door een langzaame koorts tot de dood toe verteerd; en alsdan vertoont het doode lichaam alle de veezelen, vliezen..,vaten, ingewanden-, flap, de vochten ontbonden, .en ilymig. . Waarom de naaste oorzaak der kwaal een kraehtelooze , flymachtige , koude, vadfige kwaadfappigheid is-, mooglyk met een ligte verborge venusfmet vermengde, met een flap maakfel de,r -vaste deelejn.. De lendevang gaat langzaam voort., en houd haar beloop niet alleen geduurende verfcheide maanden , maar zelfs jaaren, eer dat zy het lichaam vernielt,, gelyk ligtelyk uit het vorige gezegde is, op te maaken. want'er zyn voorbeelden bygebragt., alwaar na het eerfte tanden krygen zich de eerfte.toevallen, der beginnende ziekte vertoonden , en het ellendig leven tot het veertiende, ja zestiende jaar toe , wierd gerekt, eer dat de dood een einde maakte van zo zwaare ellenden, edoch moet men aanmerken, dat veele, die de engelfche ziekte in de teedereouderdom hebben gehad, veel langer leven, want Glisfonius, heeft aangeteekent (V) , dat de geene , die voor dat zy vyf jaaren oud zyn niet volkome geneezen worden, naderhand ellendig en ziekelyk blyven leven, en voor de vaste ouderdom aamborffig, of ongedaantig, of aan de (?) De Rachitide Cap» XXÏÏIi pag. 289»,,  D E L" E N* D'' E V A N G. de teeringh fterven , of ten minfte naderhand, geboggelt, dwergen , krom, of anderfints mismaakt in't leven blyven. edoch "her is bekend, dar alle ziekte op driederiei wyze éindto: want ofte zy gaat over in de gezondheid, ofte in de dood , ofte eindigt'in een andere ziekte, van de vorige onderfcheideri, waar aan zy nochtans als oorzaak haare oorfprong verfchlvldfgt is: dus word een geboggelde niet 'meer gezegd de letrdevattg té hebben, offchoon de boggel aan de voorgaande lendevang haare oorfprong te wyten heeft.- het zelfde is waar van de andere mismaaktheden" gevolgen van- de lendevang. maar hier word bevestigt, dat het lichaam door een langzaam koortsjc allengskens tot de dood toe word verteerd , wanneer de eigentlyk gezegde lendevan^ plaats heeft-, hoewel zy menigmaal afweezende is, wanneer de lendevang naderhand tot een andere ziekte overgegaan is.- Men kan eventwel twyffelen, of in her eerfte begin der aanvallende lendevang reeds een langzaam koortsje plaats heeft. Glisfonius (f) , die met zo veel vlyt deeze ziekte nageTpoort heeft, bekend het volgende : zy ftuipt zo langzaam en allengskens in , dat- zy geduurende verfcheide maanden zich naauwlyks ie kennen geeft, ten zy misfehien deszelfs voortgang voort gezet word door zeer hevige oorzaken, gelyk door een hevige flytende, of voorgaande, of volgende ziekte, alle komen overeen dat die langzame koorts in een gevorderde ziekte plaats heeft; maar de traagheid der beweeging van-deeze ziekte heeft plaats in deszelfs eerfte aanval, maar over de teekenen van de beginneede ziekte in kleine kinderen, die nog niet hebben begonnen te gaan, is §. 1485.gefproken , alwaar tevens by het vyfde getal, die ongewone flapheid van de lyken der aan de lendevang geftorvene, is aano-ereekent geweest; daar het anderfints in andere ziektens gewoonlyk plaats heeft, dat het geheele lichaam, niet alleen na, maar ook CO De Rachitide Cap* CXvIII. pag. 219. • pPPPPPP 3  isaa DE LENDEVANG. § I488. fomtyds voor de dood ftyf word. waarom de nabeftaande deoverleedene die laatfte dienst bewyzen dat zy de oogen fluiten de mond toedoen, op dat het lichaam na de dood, metopeneooo-en cn mond , geen leelyk aanzien geeve ; dus ook leggen zyliet hoofd regt, en de handen te famen. zo zy te lang na de dood wagten , neemt men zo groote ftyvigheid in het lyk waar, dat dit goede werk met meer'kan volbragt worden, of ten minfte zeer moeilyk. maar in de lyken der aan de lendevang geftorvene blyven alle de gewrigten buigzaam, en het groote hoofd valt alleen door deszelfs zwaarte, ten zy het onderfteunt worde, naar deeze of geene zyde. De vochten ontbonden en flymig. Hier verdient ver^ekeken te worden , het geene in het Hoofddeel van de ziektens der zwakke en flappe ingewanden f. 41. en volgende gezegd is; gelyk ook het geene, dat aangeteekent is geweest in de ziektens der zwakke en flappe veezei §. 24.; en van een foortgelyk gebrek in de vaten plaats hebbende $. 3Ö. en volgende; want deeze alle hebben van gelyken plaais in de lendevang. §. 25. is beweezen , dat het gebrek der fpierlyke beweeging onder de voornaamfte oorzaken van de zwakheid en flapheid der veezelen , metregt getelt word; 30. heeft gebleeken, dat in de kleine kinderen ftü zittende , en groeijende, de veezelen zwak zyn; §. 05. 2 ' dat door het ftil zyn in een vochtige koude lucht, met veel flapen , de al te flyve en veerkrachfge vaste veezelen verbeterd worden ; wanneer zy namentlyk aldus weeker en zwakker gemaakt worden ; §. 43. 3. word daar uit de krachteloosheid van het vocht, door de groote vaten vloeijende, afgeleid, welke af haimt van de verminderde hoeveelheid, de waterigetoen-enomene vloeibaarhe:d , cn kwynende fpierlyke beweegirg. maar dit alles vrnd men in 't verhaal van de lendevang. 44.; alwaar de kwalen ut de al te zwakke en flappe vaten en ingewanden omftaande worden opgettlt, worden de ongedaanthe'd en kwaadfappigbeid on der  $.1488; DE LENDEVANG. 1223 der de voornaamfte gefield, en de allerergfie gevolgen van deeze, de teeriugh, etterborst, waterzugt, voedingsgebrek; welke alle in 't beloop der lendevang worden waargenomen, jj.48.is beweezen geweest, dat het bloed zelve, en het aderlyk bloed in zeer fterke, allerdigst, taay, zagt, in de tengerfte, ontbonden, ligt, fcherp, is. Dit alles loopt dus te famen in de lendevang, om de fappen te ontbinden, en zy d:e vastigheid niet hebben van het gezonde bloed, maar alleen een flymagtige taaihrid; waar over §. 69. en volgende is gefproken geweest. Onvervalschte waarnemingen bevestigen het reeds gezegde: de zeer vermaarde du Verney (j) bevestigt: dat het vleesch in de lendevang wit, zagt, zonder couleur is, maar het bloed waterig , en zeer ontbonden, in het lyk van een me'sje, was het bloed ten hoogfte dun, ontbonden, en blinkende,, getuigeBuchner (t~). ■ Waarom de naaste oorzaak enz. Uit het geheele verhaal der ziekte tot nu toe befchreeven, volgd de naaste oorzaak der lendevang, welke hier word befchreeven. de naafte oorzaak van de ziekte word gezegd te zyn , die de geheele nu aanweezende middelyk uitmaakt; welkers aan weezen de ziekte plaatst, en afweezen, wegneemt, want de vochten ontaarden van die vereischtens, welke vereischt worden in de geZondheid , en aldan noemt men zulks een kwaadfappigbeid; welke onderfcheide kan zyn , maar in deeze ziekte vind men dezelve krachteloos, vadfig, flymig. tevens heefteen al te flap maakfel van de vaste deelen des lichaams plaats, gelyk bewezen is geweest;, maar onze fappen worden door de kracht der va?- CO Traité des maladies des Os Tom. II. pag. 291. (0 Difputat. ad morb. hiftor» opera Hallen Tom. VI. pag. 281»  is£4 & E vL'E 'N D'E V 'A NvG. $j748-8, varen en ingewanden zodanig volmaakt, dat zy de hoedanigheden tot de gezondheid vereischt, bekomen; en dus allengskens ontaarden, wanneer de kracht der vaste deelen verflapt. Tevens word ock als twyffelagtig voorgeiïeld, of mooglyk eenige, maar alleenlyk Jigte vennsünet, in de Iendevag plaats i heeft. De zeer eerraaarde dfituc f» heeft gelooft, dat de venusfmet • fomtyds van een zagte aart kan zyn , zo dat zy door de krachten : allengskens word verteert, en vermindert, en eindelyk geheel uit het lichaam verdwynt. maar tevens waarfchouwt hy , dat men dit geluk nimmer kan verhopen , ten zy het venus gif zagtaartig en weinig is , en het bloed tevens zuiver, welge. fteld, en volmaakt bewerkt is. op. deeze wyze, zo het vergif niet geheel uit het lichaam wierd verblazen, begreep by, dat hetzelve lang na kon blyven in het lichaam, maar zodanig be. dwongen en beteugelt, dat het geen uitiverking deed; of, dat bet zelfde is, het zal wel in 't bloed fchuilen, maar zonder nadeel, gelyk men dikzverf in de Geneeskunde ziet. maar zo door de. koorts, of eenige andere ziekte, door misilagen in de voedingswyze, het waken, dronkenfchap enz.,; het bloed van de ftaat der gezondheid ontaard, zal het vergif om dezelfde reede, van te voren verborgen, fchielyk in krachten en hoeveelheid toeneemen , in de gewone wreedheid herfteld worden ; . zvaar door klaarblykelyk de venusfmet ontftaat. Hy tragt zyn gevoelen te. bevestigen met de reede, .van de wilde boomen afgeleid, welkers vruchten een wrang , fcherp vocht ftorten; dat nochtans door het befnoeijen zo zagt word dat het door zyne zagte ftnaak behaagt, maar zo men met de ,be- (u). De Morbis Venereis' Lib. 'II. Cap.'V, pag. 102. 103.  DE LENDEVANG, behoorlyke behandeling van zódanige boomen ophoud, keerd de fap roe haare vorige wrangheid, het zelfde heeft hy vast gefield in de venusziekte plaats te hebben, die zonder nadeel verborgen is, zo lang het zuivere bloed een ruimer vernieuwing van fbortgelyk vergif zal beteugelen; maar deszelfs oorfpronkiykt wreedheid wederom krygt, als ook deszelfs vergiftigheid, wanneer door de ontaarting van het bloed gelegen}beid aan het verborge vergif gegeven zvord om te benadeelen. Daar door legt hy-u"t, waarom de venusziekte fomtyds volgt, wanneer een van beide, man of vrouw, de venusziekte ver» borge in het lichaam draagt, ofibhoon zy langen tyd te famen in 't huuwlyk hebben geleeft, ten eenemaal van een klaarblykelyke venusfmet bevryd. zvant dit ver-onderfield hy , dat 'er van de eene kant iets verandert is geweest, dat van de befmette man afvloeid, nu krachtdadiger w rd, of dat het bloed van de vrouw, die befmet zvord, bekwamer is om het vergif te ontfangen. maar dewyl de uitmuntende man vast fteld , dat de kiieragtige aandoeningen, gelyk ook d e van de lendevang een ■ ontaart toeval zyn der venusziekte, daarom legt hy uit de zelfde grond uit, waarom van veele kinderen, uit de zelfde ouders geboren, fommige naderhand de engelfche ziekte krygen, fommige niet. want dit toont, dat deeze of geene aangebore lic baamsgefleldheid, -zelfs door de ziektens, zvelke, wanneer zy in ■de lyfmoeder gedragen zvorden, de moeder verzzvakken, kracht elozer is als de overige, -waar door het zwaarder van de lendevang .befmet zvord. Maar uit het verhaal van de venusfmet heeft gebleken, dat ■de allerbeste en fterkfte gezondheid het ontfange vergif in het Hchaam n'et ontzenuwt , maar in tegendeel dat zeer gezonde en vol fappen zynde jongelingen nog erger befmet worden door de onzuivere, verzaming. ja, zoser'na de genezing van de venusziekte beproeft te hebben 'nog iets van de venusziekte in bet lichaam verborgen is , zwygen alle de toevallen der vonusfmet, zo lang de ellendige kwynen , door fterke genezmgen en een fhenge voed'ngswyze u tgeput, edoch zo dra Vypce Deel. QQ E LENDEVANG, Ju 489. Eventwel heeft dit gelukkig gevolg Glisfonius niet tot het belang der fpaanfche vliegen overgehaald (0): want van zodanig middel tvord de kracht fchielyk uitgevoerd, en is terftond allengskens uitgeput; dat niet geheel in een langvoylige ziekte te pas komt. waar uit hy eindelyk befluit het geene volgt: waarom wy, aangaande het gebruik van een blaartrekkende pleister niet volkomen toeftemmen in de geneeswyze deezer ziekte., ten zy 'er zich een fcherpe ziekte meede vermengen, die ter oorzaake van zich zelve dit middel vereischt. Zagte braakmiddelen, eenige maaien met voorzigtigheid Herhaald. Zo namentlyk de tekenen geleerd zullen hebben, dat de maag, en andere buikingewanden, met galagtige, flymagtige, of andere vergaderde vuiligheden zodanig bezwaart zyn, dat zy haare werkingen niet behoorlyk kunnen volbrengen, dat zulks in de lendevang plaats kan hebben, kan men niet ten eenemaal ontkennen, eventwel heeft men in de genezing van de engelfche ziekte niet altyd braakmiddelen nodig, wel is waar (§. i48g. 61), dat meestentyds de buik in deeze ziekte gezwollen is , offchoon de zieken eerder mager zyn ; en men dus zoude kunnen geloven, de maag en darmen opgepropt te zyn , en dierhalve ontlasting nodig hebben, maat in de zelfde afdeeling is gezegt geweest, dat de lever in de lendevang naar evenredigheid te groot is., fomtyds ook de milt, hoewel deeze zelfde ingewanden goed van couleur en gezond fchynen, en in geenen deele verhard^ of door een ander aanmerklyk gebrek bedurven. maar men vind de darmen na de dood dikwerf door winden opgefpannen; gelyk ook in de levendige: waar uit ligt te zien is, waarom de buik in de lendevang eenigfints vooruitftekende en dik word bevonden. Men fchynt dierhalve niet te mogen befluiten , dat men altyd braakmiddelen nodig heeft, dewyl'er altyd geene droesfem aanwezende is die ontlasting nodig heeft; ja dikwerf zyn, gelyk §• I486« .3* gezegt i«> de eetlust en verteering .byna ongehindert. .maar CO Ibidem pag. 348.  5". i4-8>: DE LENDEVANG. «4? maar dewyl de lever in grootte toegenomen zo menigmaal over de ribben uitfleekt in de lendevang, zoude het dan immer veilig zyn, door een fterk braakmiddel dat ingewand aan de hevige fcbofct ken van het middenrift en de buikfpieren bloot te ftellen ? de lever word natuurlyke wyze door de opleggende ribben beveiligt; daarom word alleenlyk maar wanneer het nodigis,eenzagtbraakmiddel aangeprezen. Waarom in de lyst' der geneesmiddelen by dit getal een voorfchrift word gevonden van een braakmiddel, uit twintig grein! ipccacuaan in een once wyn een nagt lang ingegoten, des morgens gezuivert, toegedient worden, met fuiker zoet gemaakt.dit verlchaft een zeer zagt braakmiddel, en kan, zo het aan kleine kindertjes toegedient moet worden, de hoeveelheid vandeipecacuaan veiliglyk veel vermindert worden, zonder de krachtda- ' digheidteverliezen.de uitmuntende Geneesheer, SamnelPye(pj, vermaant dat Sydenham, by wiens tyd de ipecacuaan nog niet bekend was, een braakmiddel van fpiesglas heeft gebruikt; de gezegende wyn namentlyk ; maar dat hy menigmaal dit middel niet aan de kinderen heeft durven geven, dewyl het lichaam van het zelve zo zeer verontrust wierd, offchoon hy zeker wist, dat zy een braakmiddel nodig hadden, hy had waargenomen, dat offchoon de ipecacuaan veel zagter werkt, als de braakmiddelen van fpiesglas, dat ook door twintig grein van deeze wortel toe te dienen geen kleine beroeringen in het lichaam ontftaan. die uitftekende' Geneesheer heeft aan een veertigjarige vrouw, die een braakmiddel nodig had , twee grein ipecacuaan toegedient, die tweemaal * hadden doen braken met gemak en groote verligting. naderhand heeft hy in verfcheide volwasfe en kinderen van zo kleine gifte foortgelyke uitwerking gezien, ja een half grein is voor de eerstgeborene genoegzaam geweest, als ook voor kinderen maar weinige dagen oud: hy heeft verfcheide lysten doen drukken, diede na-- OO Medical Obfervat. and inquiries Vol. I. pag, 940* & fe%>-  I248 DE LENDEVANG. 5,1489. namen der zieken, fomtyds ook de ouderdom, en het getal der brakingen op een kleine gifte van de ipecacuaan gevolgt, vertoonen. men zoude dierhalve dusdanige kleine giften van een braakmiddel kunnen beproeven, zo de tekenen ons leerden, dat dezelve vereischt vvierden. Jk geloof, dat ieder die voorzigtig is deeze manier ligter zal navolgen, dan in de tedere ouderdom alles ftoutmoedig te beproeven. Buchner (q) heeft aan een kind met de lendevang behebt van anderhalf jaar ruime giften van de harst van fcammonie, braakwynfteen, zwavel van verguld fpiesglas toegedient; maar tevergeefs : eindelyk heeft hy het door met veel kwik met brandeivyn dikwils de rugflreng te wryven, en de tin&ura veneris helvetii, dat de hlaauwe vitriool in brandewyn ontbonden, bevat, zodanig toegedient, dat 'er wel pogingen tot braken, noehtans zeldzaam braken verwekt wierd, en de eetlust geheel nederjloeg, volkome genezen : een mazende geneeskunde! hy verontfchuldigt deeze roekeloosheid, dat hy geloofde de ziekte op 't uiterfte te zyn, en dus de uiterfte geneesmiddelen vereischte. maar hy voegt 'er tevens by: dit zult gy nog aa?imerken, dat offchoon ik de giften van de braakwynjleen en de vitriolum veneris vergeeten ben, ik nochtans verftomd heb ge/laan, dat ik om de walging en nederge/lage eetlust te verwekken zo groote hoeveelheid nodig is geweest; niet dat uit de leeringen der oude onbekend zvas, dat een flapwerkend middel een flerkwerkend nodig had, maar dat ik niet dagt dat dit geweld vereischt wierd. het is zeer vvaarfchynlyk, dat een kind, dat zo veel ©n zo zwaar heeft kunnen lyden, opeenzagter wyze heeft kunnen genezen worden. Daar na door verfterkende zuiverende middelen eenige dagen agter een gebeezigt. Van te voren §. 1480. en 1484. is breder bewezen, dat de lendevang een ziekte is van de dikte cn hardigheid der buik onderfcheiden, die men in de kinderen 1 waar¬ af) Difputat. ad morbor. hiftor. oper. IJaller. Tom. VI. pag. a8f5.  DE LE N D E V A & G. waarneemt, -na langduurige herfstkoortfen. toen is met de eige woorden -van Sydenham beweezen , dat hy door dikwerf herhaalde zuiverende middelen getracht heeft, dat geene uit te dryven, dat zich na de koortfen in de linker zyde der buik van de kinderen verzamelde ; maar hy raad maar twee of drie maal in de lendevang zuiverende middelen toe te dienen, dewyl hy veele kinderen door de herhaalde zuiveringen heeft zien flerven. Waarom ook in de lyst der geneesmiddelen by dit getal, geen voorfchrift van een zuiverend middel word gevonden, dat op eenmaal zoude moeten ingenomen worden , maar de rhabarber met quetfen , en een weinig van de koekjes van forkenzwam, word alleenlyk in de koude drank van de kinderen geworpen : want het is meest van een goed gevolg in kleine kinderen , zo de gewone drank geneeskrachtig gemaakt word : in den beginne neemen zy het wel met moeite ; maar zo men hun, wanneer zy dorst hebben, geen andere drank geeft, worden zy'er fchielyker aan gewoon , dan men gelooft: ja ik heb fomtyds gezien, dat zy naderhand het enkele bier weigerden, wanneer zy het geneeskrachtige niet meer nodig hadden. Men neemt hier toe zwaar bier, hoedanig van te voren aangepreezen is. na dat het bier door een koude ingieting geduurende 24 uuren met deeze zuiverende middelen getrokken heeft, beginnen zy het te gebruiken; daarom krygen zy in den beginne fymtyds, ontlasting; maar, dewyl men geen inzigt heeft het lichaam fchielyk te leedigen, fpoelen zy dat bier, met de zuiverende kracht doortrokken, wanneer zy zien dat de afgang te fterifc is, met een gelyke hoeveelheid zuiver bier af, ja zelfs met meerder bier , tot dat de afgang zeer gematigt is. maar dewyl de lever altyd naar evenreedigheid te groot is., zal een zagte, niet verzwakkende afgang, genoegzaam zyn. Die uitwerking is ligt te bekomen, zomen alle avonden een vies met het zelfde bier vuld; want dus word meer en.meer da kracht der zuiverende middelen daaglyksch benomen, die men Vv f de Deel. Ttttttt niet'  ï25ó DË LENDEVANG. 5.1489. niet gewoon is te vernieuwen : tevens heeft men dit gemak, dat de onaangename fmaak der geneesmiddelen, daaglyksch zagte* word, en, de zuiverende kracht der rhabarber en der quetfen uitgeput zynde, 'er nu maar alleen dè verfterkende en te famentrekkende kracht overig is ; die met het fterke bier in de lendevang ten hoogfte nuttig is. Alwaar men gewoon is water te drinken, zal zulks zeer moei* lyk gaan ; om dat het water , uit de natuur zonder fmaak en reuk, met de fmaak der zuiverende middelen doortrokken, te zeer mishagen zal. waarom ik het zuiver water ongefchonden heb gelaten ; en de zuiverende m'ddelen in verfche, zuivere meede heb doen ingieten; met een weinig canneel; en heb van zodanig ingietfel des morgens en 's avonds een lepel, iet meer of min, naar maate de ouderdom , toegedient. Eindelyk door het lang voortduurende gebruik enz. Het maakfel van alle de vaste deelen is flap; de hoedanigheid deivochten krachteloos, flymagtig, koud, flaauw; de vliezen, va* ten, ingewanden, week, flap; de beenderen zelfs, hebbende behoorlyke vastigheid niet. alles wat tot nog toe tot de geneezing van de kwaal aangepreezen is geweest, fpant te famen om deeze ziekelyke hoedanigheden der vloeibare en vaste deelen te veranderen, te verbeteren. In de lyst der geneesmiddelen by dit getal, worden enkelvoudige middelen opgenoemt, hoedanig §. 28. 4. verfcheide opgenoemt zyn , die onder verfcheide gedaanten kunnen beproeft worden, het gemakkelykfte van al zal zyn, zo men door eenige van deeze de gewone drank tot een geneesdrank maakt, men vind in de lyst der geneesmiddelen voorfchriften , volgens welke verfcheide foortgelyke te famen zullen kunnen gefleld worden, daar word een geneeswyn , befchreeven, waar by zagte fpeceryen en verfterkende middelen , het vylfel van ftaal, word gevoegd; een half once namentlyk by acht pond wyn; na de koude ingieting, geeft men driemaal daagsch hier van een once, zelfs met groot nut.  J.t48# DE LENDEVANG. 1251 nut. fomtyds heb ik in meede canneel doen ingieten, ixet een we'nig vyifel, en tweemaal daagsch een lepel toedienen; voor die ouder waren, de hoeveelheid vermeerderende. Maar dewyl de kleine kinderen dikwerf de middelen weigeren die men hun toedient, zyn de Geneesheeren fomtyds gedwongen, zodanige te gebruiken, d e ouder een kleine hoeveelheid van groot nut zyn. het middel van Boyle befchreeven , Ensveneris genoemt (r) , heeft een groote naam verkreegen , welke de fchryver als een eige byzonder middel tegen de lendevang, aanprees, dewyl reeds meer dan honderd kinderen, aan deeze kwaal tot wanhopens toe leggende, door dit geneezen waren geweest, nochte dit middel verontruste deeze tedere lichaamen op eenigerhande wyze, dewyl het alleenlyk tot twee of drie greinen wierd toegedient, hoewel het in fommige lichaamen nochthans zonder gevaar , tot twintig of dertig greinen heeft kunnen toegedient worden, in eenig drupwater, dun bier, of eenig hoegenoemd bekwaam vocht, wanneer het een gevoelige werking deed, werkte het door het zweet, en gedeeltelyk door de waterlozing, en was in Engeland een allerzekerst eige byzonder middel tegen de lendevang. In Italien heeft dit middel een groote naam behouden, en de vermaarde Antonius Benevoli (f) getuigt een allergelukkigst ge* vol» gezien te hebben in een hoogadelyk geflagt, waar in vier jongetjes wanneer zy twee jaaren oud waren geworden, aan de lendevang waren gefturven. het vyfde jongetje wist men zeer zeker dat de elfde maand zyns ouderdoms de lendevang had; waar van hy de toevallen opnoemt, een Geneesheer van Genua, door Florentien ryzende, van Benevoli om raad gevraagd, heeft het ge- (f) Robert. Boyle confiderat. circa util. philof. natur. exper. Exerc. V. Cap. VI. pag. 234. O) Diflertazioni 6c Oftervazioni: tre delle quali fulla Rachitide ,&c. pag. 229» r -r xtttxtt 2  I 252 DE LENDEVANG. 5.1489. gebru'k van de ensveneris Boylei aangeraden; dat hy geloofde bereid te zyn van de opheffing van de/al anvnoniac uk de vitriolunt Cyprianüm. dewyl dit middel te Florentien niet te vinden was,, heeft hy hetzelve, hem van Genua gezonden zynde, daaglyksch tot twee greinen toegedient; na eenige weeken heeft hy alle dagen drie greinen gegeeven; en op deeze wyze ging men geduurende twee maanden voort, met eenige verligting der kwaal, maar dewyl men het nuttig geloofde, het gebruik van dit middel fomtyds eenige dagen te laten rusten, en dan wederom'er meede te beginnen, heeft men dit ook beproeft; maar na acht of tien dagen namen de kwalen toe, waar by een bloedige afgang kwam, die 15 of 20 maaien daagsch ontlasting veroorzaakte, met koorts, weing warerloozen , en vermagering van het geheele lichaam; toen gebruikte men wederom de ens veneris; maar dewyl het wa» ter tusfchen vel en vleesch plaats had, fcheen het dat men het gebruik van het yzer moest te werk ftellen, offchoon het aan een der overleede broeders zonder vrucht beproeft was geweest, daarom, gaf men des morgein vier greinen crocas martis aperiens, en des avonds drie greinen ent is veneris. maar men heeft de c.'ocus marlis niet lang toegedient gehad, of'er volgde een bloedftorting uit de neus op, die op een zekere avond aanmerklyk vermeerderde, met een ontfloke aangezigt, en een zwaare yltioofdigheid: waarom men de geneezing alleen met de ens veneris beproefde: men ftelde nochtans klifteeren te werk, uit fraai water metroode roozen gekookt, of met een ey in het zelfde water verdunt, om de buikloop te ftillen. dewyl hy door de fpys benaauwd wierd, wierd hy met het af kookfel van brood, met een ey fomtyds daar in , gevoed, hy wierd met een wolle hembde gekleed, in deeze kwynende ftaat is hy tot de negentiende maand gebleeven. Êenige maanden ua hy twee jaaren oud was, wierd alles in weinige dagen tvds, fchielyk erger; het tandvleesch wierd zwart verrot ; op verfcheide plaatfen van het lichaam kwamen blaauwe vlakken ; en hy wierd zo zeer verzwakt, dat hy op het uiterfte fcheen  5.mH- D E LENDE V A N G. 1253 fcheen te zyn. hy was mager, zwak, had een buikloop; men heeft hem het af kookfel van falfapèrilla, met eenige lepelbladeren , en veld cypres; tevens gaf men 's morgens drie greinen ens veneris , en zo veel des avonds, tevens ftelde men het gebruik \au de vrouwe melk te werk ; waar meede men vier maanden heeft voortgegaan ; te gelyk met de -ens veneris; en na dat hy drie jaaren oud was, had reeds een groot gedeelte der kwaaien opgehouden; men heeft1 nog lang mei het gebruik van de ens veneris voortgegaan , en hy is ten volle herfteld. daar na noemt hy andere foortgelyke geneeswyzen op, die de krachtdadigheid van de ens veneris in de lendevang bevestigen; vooral wanneer men te gelyk het afkookzel van de falfreparilla, -en de vrouwe melk toediende1. - , Benevoli fchynt vart gedagten te zyn geweest, dat men weinig van het gebruik des yzers in de lendevang heeft te verhopen; want hy geloofde, dat de ens veneris Boylei uit de vitriolum cyprinum bereid wierd. het is wel waar, dat Boyle (t) het volgende zegd : hoewel de proeven van dit geneesmiddel en van van Helmont in geenen deele overeenkomen , en zvy waargenomen hebben, dat dit onder de gezuone middelen niet moet gerekend worden , hebben wy het , om het metaal, waar uit zvy het getrokken hebben, ens veneris genoemt. maar op de volgende bladzyde, alwaar hy deszelfs bereiding befchryft, maakt hy geen gewag van de yzer vitriool , maar in het voorfchrift leesd men : recipe vitriolum dantifcanum (aut hujus defeclu ungaricum, velgoflarienfe'), & calcina , donec calx celorem purpureum, aut rufum, obtineat. deeze zyn yzer vitriolen; en verkrygen die purpere of rösfe couleur door het calcineeren. daarop beveelt hy, deeze kalk door hetby* gie- CO In loco modo citato pag. 233. Ttttttt 3 :  io5+ DE LENDEVANG. $. i4{?0, gieten van warm water, zo veel mooglyk van alle zoutigheid te zuiveren ; en dus zal het metaalachtige deel alleen overig zyn. hy gebed deeze kalk zoet en droog gemaakt door in een mortier te flampen, of op eenige andere wyze volmaaktelyk met zuiver ammoniac zout ter zeiver zwaarte, te vermengen; en daar op heeft hy geboden dit mengfel, uit een glaze kromhals, door een zandvuur, trapsgewyze vermeerdert, geduurende tien of twaalf uuren op te heffen; na verloop van welke, het vuur vermeerdert word , tot dat de bodem van de kromhals, zo het mooglyk is, gloejend is. hy tekent tevens aan, dat het opgeheeve geel of rood is, en, zo het nietfchoon geel is, maar bleek, dat meestentyds gebeurt, zo de ingrediënten niet allernaauwst met elkander vermengd zyn ; en dan waarfchouwt hy, dit opgeheeve met het overfchot, de doodekop namentlyk, naauwkeuriger vermengd, op nieuw op te heffen, maar zo die bloemen, niet uit de doodekop , maar door zich zelve door herhaalde opheffingen behandelt worden, zullen, het geene gy mooglyk zult verwonderen, de couleur en het opgeheeve, in de plaats van toe te neemen, afneemen, zo men dit alles in aanmerking neemt, is het niet waarfchynlyk, dat de zogenoemde ens veneris uit de koper vitriool door Boyle te bereid geweest, 'er word geen gewag gemaakt van de blaauwe couleur, en de Schryver voegd 'er by, dat dit middel in fommi-, ge lichamen tot twintig of dertig greinen zonder gevaar kan toegedient worden, alle ervare Scheikundige weeten nochtans, dat de middelen, uit koper bereid, alleen maar veilig in kleine gifte beproeft worden, maar zo men naziet het geene gebeurt, wanneer ■het zo eerst gevylt yzer met een gelyke hoeveelheid ammoniac zout word behandelt, zal het blyken, dat de ens veneris, zozeer in de geneezing van de lendevang gepreezen, door de geneeskracht van het yzer werkt, Want  S-1489. DE LENDEVANG. 1255 Want wanneer deeze- twee te famen in een glaze mortier gewreeven worden (u) , hoe langer hoe beter, komt van deeze, van te voren geheel zonder reuk, een vlugge allerfynfte damp, als van de alcali, voort; want wanneer het zuur van het ammoniac zout in het yzer trekt, vliegt het vlugge gedeelte van desZelfs alcali bevryd beginnende te worden, van zelf weg. die poeder-word in een glaze, drooge^ zuivere, ruime, kop gedaan, op dat het op de bodem wyd genoeg verfpreid zy. men zet een ontfanger aan de helm ; alle de naaden worden met fiyk toegeftreekeu ; het geheele beflag worde in een zandvuur gezet, zo dat de helm 'er alken uitkomt; door een vuur van 220 graden zal een fcherpe damp te voorfchyn komen; zy zal eenfeherpzeer doordringend alcalisch vocht druppen, dat zeer vlug is: wanneer *er niets'meer opklimt, moet men het vuur vermeerderen, om de helm warm te doen worden; 'er zullen uitwaasfemingen opklimmen, die eerst wit zyn, fchielyk verfcheide couleuren kry. gen, en de geheele holte van de helm zal met vermengde onderfcheide couleuren , wit, rood, gheel, groen, zwartachtig, zo dat zy door onderfcheide fchilderingen bloemen fchynen; en daarom in de winkels flores falis ammoniaci martiales genoemt worden, worden overtrokken; die, zo dra mooglyk daar uitgenomen, in een drooge warme vies, die terftondtoegeftoptword, bewaard worden, en ten zy zulks gefchiede, fmelten zy door de vochtigheid van de lucht terftond, tot een goudachtig, vettig, wrang , zoutachtig vocht, het is zeker, dat het ammoniac zout mef zich het verdeelde yzer naar boven heeft genomen, wanneer het tot bloemen opgeheeven wierd; die met de geneeskracht van het yzer voorzien zyn. daarom zegd de wydberoemde Boerhaave (zv) : deeze bloemen hebben byna de zelfde krachten, zvelke Boyle in de ens veneris gepreèzen had. want dit middel is wonderbaar ver- fier- (u) H. Boerh. Chem. Tom. II. Proceflu CLXIX. pag, 44700 Ibidem pag, 449.  i£56 'DM L E N D E V A N G. §.[iAty. Perkend, verwarmend, openend, en bezit het openbare lichaam van de metaal zwavel, zo men dit alles met elkander vergelykt, fchynen die twee middelen van de zelfde kracht te zyn; maar Boerhaave heeft het bier maar twyffelachtig willen voorftellen, om dat Boyle (x) een weinig daar na, aangaande het zelfde middel , het volgende 'er by voegd : intusfehen, dewyl deeze opgeheeve doodekop len minfte in kleine hoeveelheid toegedient word, verdient het , wanneer het behoorlyk bereid is, niet minder dan volgens het gevoelen. van van Ilelmont, het middel van Butler, een geneesmiddel der armen genoemt te. worden, op dat het nochtans wel bereid worde verdient de bewerking meer oplettenheid, om niet te zeggen kunst ,. dan de leezer kan denken, maar zo men de befchryving van Boerhaave met die van Boyle vergelykt, zal, de rede ligtelyk blyken. Maar dewyl de kinderen dikwerf met gemakkelyk inneemen, heb ik menigmaal de tinêtura vitriuli mtirtis aurea gebruikt (y), waar van weinige druppelen , in fpaanfche wyn, nugteren gebruikt, verfterken, en de krachten opwekken, het word bereid uit de yzer vitriool, in de kroes tot kalk van een purpur roode couleur gebrand , welke kalk een maand lang in een langhalzige .vies, met twintigmaal zo veel van de beste zoete geest van zeezout ftaat te trekken, een eenige druppel van dit. afverfzel bezit een ongeloefiyke-kracht om de zwarte couleur voort te brengen; want zo een twintigfte gedeelte van een druppel aan een allerzuiverst porcellain kopje word geftreeken. waar in terftond getrokke thee word gefchonken , word het ten eerfte zwart, maar die zwarte couleur toond de aanweezendheid van her yzer; gelyk uit de Scheikunde bekend is. maar de geest van zeezout ontbind nooit deeze kalk ten eenemaal, offchoon men 'er meermaalen op nieuw (#>Confiderat. circa utilitat. philof. natur. Exerc. V. Cap. VI. pag. 235. • OO H. Bcerh. Chem. Tom. II. Proceffu CLXVI. pag. 444.  S 14-39- DE LENDEVANG. 1-2-57* nieuw by giet; waarom zy maar alleen uit de roode kalk het ontbindbare gedeelte van de yzer vitriool haalt, waarom fommige van geloof zyn geweest, dat dit afverwfel het drinkbare goud der ouden was. ik herdenk met blydfchap, dat ik veele met de lendevang gekweld , m« tweebak, zuiver, fterk bier, dat niet zuur of dronkenmakend is, genezen heb, wanneer ik van dit afverwfel fomtyds alleen maar drie of vier druppelen een of tweemaal op een dag, aan de geene die ouder waren, toediende. Dit fchynt de reede te zyn, waarom in de lyst der geneesmiddelen men in drie van de vier voorfchriften, yzer vind. want dat de ens veneris de krachten van het yzer bezit, geloof ik uit het gezegde genoegzaam te blyken. de uitmuntendeZeviamQz)bee-? zigt dit middel gelukkiglyk; edoch heeft hy zich vnn het gebruik der melk, dat Benevoli tevens aanbeval, liever willen onthouden, niet zonder reede voor de zuure fcherpheid in de lendevang bevreest zynde. de beenderen verliezen zekerlyk de vastigheid in deeze ziekte , zyn omtrent de beenige aanwasfen gezwollen , krommen; en het blykt uit de proefondervindingen dat de beenderen door de zuuren week worden, in tegendeel heeft men waargenomen , dat het geene de zuure fcherpte temt voordeelig is. de zeer vermaarde de Haan heeft de tot poeder geftampta oeflerfchelpen twee of driemaal daagsch ter hoeveelheid van een fcrupul in de genezing van de lendevang toegedient: zo de kinderen tevens de zonnefchyn, de landlugt genieten, zeer dikwils alle dagen in een kinderwagentje ryden, een droog bedde en ka* mer hebben, en gezond voedfel gebruiken, worden zy byna ahle' fchielyk genezen, die de meeste van deeze hulpmiddelen ontr beeren, worden door dit poeder alleen en door de beweging, wel langzaam, nochtans veilig en zeker genezen; zo lang da ontr (2) De Rachitide Cap. IV. pag. 135, 00 Ration. Medendi Part. IX. Cap. VI. pag, itft Vyfde Deel. Vvvvvvy  I2£& DE LENDEVANG. $.1480. ontaarting van liet geheele famenftel de genezing dooralletotnog toe bekend middel nog niet ten eenemaal onmooglyk heeftgemaakt. Een driejarig kindje lag zeer erg aan de lendevang', zwak, over het geheele lichaam gezwollen: veele middelen, die in deeze ziekte gewoonlyk voordelig zyn, te vergeefsch beproeft zynde,, heeft men des 'smorgens en 's avonds een grein uittrekfel van. dolle kervel toegedient; de vierde dag gaf men reeds vier greinen daagsch; het kind heeft beter eetlust gekregen, de achtfte dag heeft men zes greinen toegedient; het kind wierd fterker; heeft öp de voeten kunnen ftaan. de gifte van het uittrekfel der dolle kervel heeft men niet vermeerdert, dewyl alles daaglyksch beter wierd. Het kind, tot nog toe lui, gemelyk, vreesagtig, is in de tyd van een maand vlug, vriende'lyk geworden; en heeft zeer wel geëeten; de dikte der gewrigten is twee derden vermindert; de couleur van het aangezigt is rood en natuurlyk geworden, dederr de maand byna ten einde zynde, was het kind zeer gezond, en, is door het gebruik van de dolle kervel veel grooter geworden , nochte men heeft immer eenig kwaad toeval ontdekt (&). Dewyl de meekrap van de dieren geëeten zynde derzelver beenderen rood verwt; gelyk elders is geeegt geweest ; kreeg de vermaarde vroedkundige Levret agterdenken [c] dat dit middel in de lendevang nuttig konde zyn; dewyl het uitftekende pisdryvende krachten bezat, en in veele langduurige ziektens voordelig was. hy heeft de meekrap beproeft en getuigt, dat zy van nut is geweest. De in deeze ziekte al te weeke beenderen wyken voor het gewigt van het lichaam, of ook worden zy door de nabuurige harde lichamen gedrukt, dikwerf gekromt, waar door fomtyds wonderJyke mismaaktheden der beenderen ontftaan; welke, ten zy by tyds (£) Anton. Störck libell. fecund. de Cicut. pag. 150. (Ó VArt des Accouchements §, 143.1. pag, 244. & ftjiv*  §. ii?>9- DE. LENDEVANG. Hfö tyds verbetert, de beenderen naderhand de gewoone vastigheid bekomende, het geheele leven lang ongeneeslyk blyven. Inuisfchen moet men ten hoogfte in aanmerking neemen, dat zo de kwaal door een bekwame geneeswyze word te bovengekomen, de fpieren fchielyker dan men zoude geloven, van welke zeer veele uit de beenderen voortkomen, of in dezelve ingeplant worden, de kracht en vlez'gheid wederom krygen. edochdefpieren bezitten een groote kracht, en de vorm der beenderen,door de ziekte verandert, herfteld zich by veele allervolmaaktst; de tiitftekende beenige aanwasfen worden dan kleinder, de gebo"-gelde rugftreng, of naar de eene of andere kant hebbende, keerd tot de natuurlyke vorm. wederom, offchoon men geene ryglyven gebruikt, de ouders geene banden of laarzen te werk ftellen, wanneer zy fomtyds al te zeer bezorgt zyn voor het maakfel hunner kinderen, en de zorg hier van aan vrouwen over laaten, die door een fterk drukken dikwils meer nadeel, en zeer zelde voordeel doen, men leest by Benevoli (d) een aanmerk lyk voorbeeld van dusdanige genezing, van de zuster van het Adelyk meisje, welkers geval wy van te voren befchreven hebben, zy wierd gezond geboren, en zo wel van couleur in de eerfte maanden van haar leven, dat een iegelyk verhoopte, dat zy ten eenemaal van de ellende haarer broeders bevryd zoude zyn; naauwlyks was zy een jaar oud, of zy begon bleek te worden en benaauwd;debuik wierd dik, de voorhanden, kniën, enkels, zwollen op, de borst' verhief zich, de fleutelbeenderen wierden krom, de rugftreng wierd gebogt, alle de beenderen van het hoofd reezen op, als of zy aangewasfe beenderen hadden, het maakfel van alle de beenderen van het lichaam wierd gebrekkig, zy wierd van defcheurbuik, water tusfchen vel en vleesch, bloedige buikloop, fpaarzame waterlozing, koorts, moeilyke hoest, met benaauvvtheid en gevaar van verftikking aangetast: in deeze ellende heeft zy over de twee.jaaren geleeft. Benevoli bekend zelfs, dat hy byna zoude opgehouden hebben , de middelen , waar door hy haar (d) Diflertazioni & oflcrvazioni, tre delle quali fulla Rachitide ötc. pag. 236. •& feq. Vvvvvvv 2  i i6o DE LENDEVANG. haar broeder had behouden , in deeze zieke te vergeefsch , geduurende dertig maanden te vergeefsch gebruikt, te gebruiken, dewyl z'ch geen hoop van genezing opdeed, maar de allerbeste "moeder heeft niet gewilt, dat men eenige moeite of arbeid zoude fpaaren, en is onvermoeit voort gegaan. Eindelyk zyn de benaauwtheid en hoest minder geworden , én de koorrs heeft opgehouden : de couleur van het vleesch wierd beter ; de gezwolle buik flonk; de kromte van de rugftreng wierd regter; de dikte der gewrigten verminderde; de opgeheve borst daalde ; de kromte der ileutelbeenderen nam af; de beenderen van het hoofd zonken neder; zy begon te ftaan , daar na te gaan ; eindelyk is 'er geen voetftap vau zo zwaare en hartnekkige ziekte overgebleven-, en zy wierd o-e]yk in krachten en gezondheid aan die van haare jaaren. & Zo dra de fpieren de kracht wederom bekwamen , hebben de beenderen zonder eenige kunstgreep te werk te ftellen haare behoorlyke vorm wederom bekomen, die geduurende dertig maanden zo gebrekkig was geweest. 'Dit heeft Zeviani met zyne waarnemingen bevestigt (V), te regt verbiedende de geene die de lendevang hebben, te laaten ftaan of gaan, zo lang de-beenderen week zyn, en derzelver vorm door de zwaarte van het lichaam of door de uitwendige drukking , gemakkelyk kan bedurven worden ; hy heeft dus liever gehad, dat zy lynregt leggen, dan dat men hun op de armen draagt; om dat het te vrezen is, dat de rugftreng na deeze of geene zyde buigen, de uiterftens der beenderen meet gekromt worden, de holte van de borst veranderen, wanneer de nrnnen de borst met de handen vast houden, het is op veele plaatfen de gewoonte, dat zy op een bedje leggen, dat men op een wagentje legt, dat de vrouwen die de kinderen die de lendevang hebben oppasfen, voorttrekken : dus kunnen zekerlyk de zieken door de weldadigheid van eene zagte beweging de zonnefchyn genieten, wanneer het weeder goed is. wanneer de ziikte door goede.middelen begint af te neemen, verCO De Rachitide Cap. IV. pag. 133. fc.fcg.  DE LENDEVANG. 1261 •verkrygen de bewegingen der fpieren , die van te voren byna te .niet waren, haare kracht, zy beginnen de ledematen te bewegen, en in het bedde leggende, het lichaam van zelfs op te regten, zv neemen het fpeelgoed in hunne handen, bewegen de beenen, en begeeren van zelfs op de beenen te ftaan. wanneer ik dit za',, l eb k , offchoon de beenderen der beenen nog krom wa en,zuKs 1 gtelyk toegedaan , en de beenderen verkregen wederum deaangèbore vorm, zonder eenige werkttfgen te gebruiken. Is ook het indompelen dn koud water voordeelig ? Dat de koude baaden van oude tyden in gebruik zyn geweest-, ook hedendaagsch voor fommige ziektens worden aangeprezen, .en met vruü,t gebru'kt, is genoegzaam bekend, in die landen,alwaar het de gewoonte is, dat de jongetjes in hunne jongheid Jeeren zwemmen, is het koude bad veel in gebruik, men mag over het koude bad wel met regt de Engelfche Ridder Joamws Floyer leezen, die de groote kracht van dit middel tegen de lendevang -aangeprezen heeft, ja zelfs gelooft, dat onder de oorzaken van de •lendevang, een nieuwe ziekte, het verzuim van het koude bad moet gerekent worden. Hy bewyst in 't brede (f)uMt in oude tyden het doopfe'1 door een driewervige indompeling van het geheele lichaam toegedient is geweest, en niet door het enkel befproeijen met water, gelyk nu gefchied. het is zeker, dat het eertyds vry gemeen was, dat de menfehen van beide geflagten, met het naakte lichaam in de -naaste rivier of vischvyver gedoopt wierden. ja hy gelooft het ■klaar te blyken, dat men geene doophuizen heeft gebouwt, dan •in de derde eeuw van het Chriftendom; nochte deeze wierden •toen in de Kerken, maar buiten dezelve opgeregt, het geenehy in 't brede bewyst. waar uit hy befluit, dat die indompelingen in 'het water in de ope lugt gefchied zyn. Hy bewyst tevens, dat het.doopzel door indompeling langer in En- iC/O ¥wjtf>3*«u E V L O E J I N G. $.1490.. DE V L O E J I. N G. f.. 1490. |\/|en' vind een" zeer dikWe-rvige , natt de1V1 jigt,, het podagra, de fcheurbiuk naDeftaande ziekte, die vloejing genoemt word.- De wydberoemde Boerhaave heeft in de Korte Stellingen over de kennis en genezing der ziektens, welke hy voor zyne onderwyzingen te famen heeft geftelt, niet altyd over de vloejing gehandelt, want in de eerfte uitgave, die te Leiden in 't jaar 1709, is te voorfchyn gekomen, by Joannes vak der Linden, is de laatfte ziekte, waar overgehandelt word, de venusfmet, en'er word geen gewag, gemaakt van de lendevang en vloejing; maar in de vyfde uitgave der Korte Stellingen , die vermeerdert, endelaatfte is, die by 't leven van de Schryver 1737 te voorfchyn is gekomen, worden beide de ziektens befchreven. edoch in de derde uitgave, die gezegt word vermeerdert te zyn, vind men reeds beide de ziektens. maar of in de tweede uitgave van deeze ziektens gefproken is of niet, kan ik niet vast bepalen; dewyl, om dat, terwyl de Schryver nog leefde,, een nieuwe en vermeerderde  §.1490' D E VLOEJING. de uitgave uitgekomen is van het zelfde Boek, de vorige naauwlyks meer gezogt worden, en dus moeilyk te vinden zyn. « Het is nochtans zeer waarfchynlyk, dat de lendevang, maar niet de vloejing in de tweede uitgave is geweest, de xvydberoemde Boerhaave heeft opregtelyk aangetekent (/), dat in het geheele werkje (dus heeft de Schryver deeze fchat der geneeskunde gelieven te noemen) van de Korte Stellingen over.de kennis en genezing der ziektens., hy geen geneesmiddel aangehaald heeft, op dat de proef kundige, op 't hooren vau de naam van het geneesmiddel en ziekte, zich niet zouden beroemen bekwaam te zyn de geneeskunde uit te oefTenen, en dus ongeftraft de menfehen zouden vermoorden, hy had voor 'r gebruik zyner leerlingen, aan wien hy deeze Korte Stellingen uitleide, eenige weinige geneesmiddelen voorgefchreven, en dat wel met degrootfte omzigtigheid., op dat zy de geneesmiddelen behoorlyk in de genezing der ziektens zouden kunnen gebruiken, maar dewyl de naam van Boerhaave reeds overal bekend was geworden, heeft een geleerd man te London, buiten weeten en willen van Boerhaave, deeze allerbeste waarschouwingen omtrent het gebruik der geneesmiddelen doen drukken: maar niet zo wel, of'er zyn tevens veele. en febadelyke misdagen in de uitgaveingeflopen. daardoorgedwon. ■gen, heeft hy het overzien, verbeterd, fommige dingen ver* meerdert, waar na hy een Boekje heeft uitgegeven, behelzende de flijst der geneesmiddelen, en derzelver voorfchriften; die tot dc Korte Stellingen van de ikennis en genezing der ziektens dienen,; het welk te Leiden by Ifaac Stverinm\\?&t 1719. is uitgegeven, maar op dat andere uitgaven, met minder zorg gedrukt, geen nadeel zouden doen,, ftaat op de tegenkant der titel de volgende verCZ) In Praïfatione Materise Medicse. Xxxxxxx 2.  12615 DE VLOEJING. §.i4<,o. vermaning : de Schryver erkend geene exemplaren van dit lo;kje, ten zy dezelve by de Boekverkoper zijn uitgegeven, die zijn e'ue haam hier onder heeft gefchreven; het geene ook in alie gedaan is geweest. Ma ar in deeze uitgave, voor welke de wijdberoernde Schryver zo veel zorg heeft gedragen , word geen melding gemaakt van de vloejing; maar ter plaatfe, alwaar de middelen in de lendevang nuttig opgenoemt worden, pag. 259. ftaat 'er onder, Einde. daar op volgt een naauwkeurige aanwyzer der ziektens; waar in men de naam van lendevang vind, maar geeniints die van de vloejing. Waar uit men fchynt te mogen befluiten, dat in de tweede uitgave der Korte Stellingen niet over de vloejing gehandelt is geweest, maar in de derde uitgave, die té Leiden in 't jaar 1722:. by Joannes van der Linden is uitgekomen, vind men de befchryving van de lendevang en van de vloejing; welke ziekte als dm 'er fchynt bygevoegt te zyn, om dat de zvijdberoemde B erhaave de vreeslyke pynen deezer ziekte het zelfde jaar zelfs heeft geleden. Die groote man, van een allerbeste vader opgevoed, welke weinig bemiddelt, maar vol van deugden, door negen kinderen Op te voeden , een byzonder voorbeeld heeft gegeven , wat een naauwkeurige fpaarzaam- en foberheid vermag (m) , bad van dezelve de eerfte begmfelen der Griekfche en Latyr> fche taal geleerd, de tyden intusiehen verdeelende met het lic» haam van zyn zoon door een zagte landarbeid hard te maaken, en door de arbeid zelve, verkwikte hy de geest die onvermoeid 0») Alberti Schulteus Oratio Academica in memoriam Hermanni Boerhaevi pag. 5*  5 i49<^ DE VLOEJING. i^o moeid was , tot de ftudiën (n) 5 waar door hem geduurende zyn geheele leven de zelfde liefde tot den arbeid bygebleven is, zo wel als de kracht om dezelve te onderfteuncn, en heeft tot eene genoegzame Herculifche vastigheid het allerfterkst gezenuwt famenftel der gewrigten, verilerkt. maar niemand die met Boerhaave heeft omgegaan , is onbekend , dat de anders allermatigfte man het lichaam door een zekere onmatigheid in den arbed, vast en tot alles gereed, onder zyn bedwang en tot hardigheid gevormt had. Zo lang als hy het opzgt over de kruiden tuin heeft op zich genomen, w;ss hy reeds voor 't opgaan der zon, met alken "des zomers maar ook in de lente en herfst reeds in de tuin op dat alles , wat tot de Academifche lesfen , welke hy om zeven uuren des morgens gaf, gereed zoude zyn. het heugt my zeer wel, dat hy in 't jaar een pynvloejing in de bals en de fchouderbladeren heeft gehad, die vry lastig was, wanneer hy in een allerheetfte zomer aan zeer veele menfehen raad gaf in een koude plaats van het huis waar in hy woonde, en "het lichaam niet wel gedekt had; maar de kwaal hield in 't kort op ; zy is het volgende jaar alierwoedendst wederom gekomen. Want zyne gezondheid verfpillende, en al te zeer op zyne yzere lichaams fterkte betrouwende , is hy van een harde en langduurige ziekte aangetast geweest, byna in 't midden van dc maand Augustus van 't jaar 172a. is hy vyf maans omlopen lang na die tyd onbeweeglyk aan het bedde gehegt geweest, en heeft onmatige fmerten uitgedaan (0). De oorzaak van zo zwaare kwaal heeft de zieke zelfs ongeveinst beleden : ziet hier zyne eige woorden (p) ; de door de laauwigheid van het bedde ontfpanne zweetgaten aan de koude voor zonnen opgang, en de doordringende bevogtiginde daauw bloot gevende , beeft hy het leven byna verloren, zonder zorg voor zich zelve , in het geene hy aan andere getrouwlijk had in- O) Ibidem pag, 10, (O Ib'dem PaS- 39- (ƒ) Ibidem pag. 66. Xxxxxxx 3  i27o JDE V.LO.EJI.NG. §.H9Q. ingefcherpt zich te xvagten. het zal mooglyk wonder fchynen, dat de door zo wrede en geduurige pynen byna van het leven beroofde Boerhaave by de Korte Stellingen,, dat zelfde jaar uitgegeven, de befchryving van de vloejing waar aan hy in Augustus lag , heeft kunnen voegen, of de het vorige ja'ar doorgeflane • c-kwaal, hoewel veel ligter.en fchielyk geeindigt, hem heeft,aangezet, om over deeze ziekte te handelen, eer hy van de zelfde, hoewel allerzwaardst werd aangetast? dit fchynt niet ten eenemaal buiten reede. edoch het.geenë.hy over de vloejing heeft o-efchreven, vervult geen twee zydjes, en maaken een einde van de Korte Stellingen, daar en boven was de ftandvastigheid van gemoed zo groot in die alleruitmuntendfte man, dat ik niet twyffel, of hy heeft dit in die.woedende ziekte gefchreven. de volgende getuigenis van de zeer vermaaade Schultens (q), bevestigt dit gevoelen : eenige jaaren voor zyn dood, heeft de wydberoemde Boerhaave aan hem .zelve iets naauwkeuriger over de fcherpheid deezer ziekte vragende gemeenzaamlyk verhaald, dat hyde flaaplooze nachten en de voortduurende dagen , de onmatige fmerten door geene;andere verlichting gelukkiger gematigt heeft, dan met .een geduurig denken te doorlopen, en als in zyn geheugen te herlezen,-al het geene hy immer gelezen had, endathy, wanneer de wrede ziekte hem met haare angel ftak, zich eenletterfpel-inwendig geopent heeft, waar door hy de fmerten, als door de zang der mufen, verdoofde. Wanneer hy omtrent het einde van Junius van het volgende jaar, in 't openbaar over de. vloejing tegen zyne leerlingen fprak, heeft hy gezegt, dat hy geduurende byna drie maanden de allerxcherpïte pynen geleden hebbende, eindelykwerlamt heeft gelegen, zo dat hy naauwlyks eenig gevoel, of eenige beweging in de onderfte ledematen had. hy voegde 'cr by, dat zodradepyn een weinig zagter wierd, hy" begonnen heeft alle de Schryvers, .20 wel de vroegere als latere, te doorbladeren; want hy wekte ■ • '-ö •-' - . . . ■ . ; , !• . . zv- (dj Alberti Schultens^Oratio AcademicaJn memoriam Hermanui Boerhaeve pag. 67.  5.1490. DE V L 0 E J I N G. . 1271 zyne aandagt op tot zyne eigene kwalen; maar hy vermaande tevens, dat hy niet veel goeds heeft gevonden, als alleen in Sydenham. uit welk alles ik geloof genoegzaam bevestigt te worden , dat Boerhaave ten tyde zyner ziekte dat geene gefchreven heeft, dat men in de Korte Stellingen over de vloejing vind ;■ offchoon die uitgave 172-2. té voorfchijn is gekomen. Maar dewijl de eerfte uitgave der geneesmiddelen 1719;gedrukt is, is het niet te verwonderen, dat 'er geen melding van de vloejing in deeze word gemaakt, edoch ook in de tweede uitgave die 1727. te Leiden by Severin is uitgegeven, en in de derde, na de dood van Boerhaave door de zelfde Boekverkoper 1740. gedaan, vind men geene middelen tegen deeze ziekte; offchoon deeze uitgave op het titelblad niet alleen vermeerdert en zeer' naauwkeurig word gezegt, maar hy ook in de vermaning heeft durven zeggen : een boekje, waar in de Scbryver zelfs verfcheide nieuwe, zo enkelvouwdige als te famengeflelde middelen heeft bygefchreven , en nog by zijn leven heeft laten drukken, dit fchijnt my toe geheel bezyden de waarheid te zijn. Het is-geen wonder, dat de wijdberoemde Schryver, offchoon hy de Korte Stellingen met de befchryvingder vluejing vermeerdert heeft, de middelen tegen de zokte nochtans met by de volgende uitgave van de geneesmiddelen heeft gevoegd, want zo menS. 1493 in aanmerking neemt, alwaar de genez'ng van de ziekte word befchreven, zal het blyken, dat 'er geene middelen aangeprezen worden, als zodanige, van welke reeds mtcrmaalen: gewag is gemaakt, tegenvuurige zuiverende middelen, blaartrekkende, verdunnende, verzagtende, tegenfcheurbuikige middelen, tegenvuurige ftovingen, zullen aan alle bekend zyn, die met aandagt zich toegelëgc hebben om deeze Korte Stellingen te verftaan; en of deeze middelen niet terftond in 't geheugen kwamen, word bv de lyst der.geneesmiddelen een aanwyzergevolgt, ' * waar  127* DE VLOEJING. §.1490. waar in de namen van dezelve, te gelyk met de bladzyde, gemakkelyk worden gevonden, alwaar zy naauwkeurig befchreven worden. Dit heb ik gelooft voor af te moeten gaan, eer ik de ziekte aanvong te befchryven. De vloejing heeft de naam van jtó», ik vloei; waarom ftZ^i» by de Geneesheeren vloejing word genoemt; van wat deel zy ook voortkomt,.en op wat deel zy zich nederzet, ook van gelyken zinking genoemt, om dat men geloofde, dat zy van het hoofd altyd naar beneden vloeiden, en de gewrigten, door wat oorzaak ook verzwakt, bekwamer worden, op dat de ziekteftof rjaar dezelve geleid worden, by een andere gelegentheid §. 1261. alwaar over het voeteuvel wierd gehandelt, geloof ik bewezen te hebben, dat de oude niet gedwaalt hebben, wanneer zy de zinkingftof, van het hoofd af beginnende naaf beneden te vloejen, nedervloejing genoemt hebben. Maar dewyl alle de holligheden der gewrigten door een flibberige, vetagtige flym worden beitreken, zullen 'er, zo hier een foortgelyke verandering gefchied, als in het flym vies dat de neusgaten, keel, longen, enz. bekleed, wanneer een nedervloejing plaa'S heeft, allerlastigfte kwalen in de gewrigten, door de zelfde oorzaken kunnen volgen, dus ontftaan dikwerf in de lente en de herfst verkoudheden; maar als dan zyn de ziektens der gewri ten gewoonlyk ook menigvuldig, zo een mensch uiteen warme kamer in de koude lugt komt, zonder het lichaam behoorlyk gedekr te hebben, zal hy een verkoudheid krygen; en door de zelfde oorzaak hebben aïlergezondfte menfehen , na woedende fmerten geleden te hebben, zo menigmaal de beweging der gewr'g'en verloren. Dus behoord de vloejing tot die ziektens, welke de oude, vloejingen, nedervloejngen genoemt hebben; die de ziekteftof \ in  $.;i49p. D E VL0EJ1 N' G. ia;3 in eenig deel met zwaare pyn indreven , offchoon in het zelve van te voren geen aanmerklyk gebrek te vinden was. das ontftaat fchielyk een oorpyn, offchoon zich in het oor, nochte in deszelfs nabuurfchap iets kwaads heeft vertoont; waarom het gewoonlyk vloejing der ooren word genoemt. dus heb ik ook menigmaal een woedende tandpyn gezien, offchoon in geen tand van te voren iets kwaads wierd waargenomen : eventwel vloeit de ftoffe eerder naar de ntgeëete tand , zo 'er een in de mond is. het woord vloejing komt by de oude Geneesheeren zelde voor ; zy fchynen dezelve nochtans genoegzaam gekend te hebben , en onder de naam van jigt te hebben befchreven (?): want de jigt is een algemeene pyn van alle de gewrigten ; maar de pyn der voeten, hebben zy voeteuvel genoemt., die der heupen , heupen jigt, die der handen ., hand jigt.- maar dewyl in het voeteuvel, de ftof der ziekte zich in de tusfehentyd tusfchen de aanvallen, allengskens vergadert, eer zy zich in de voeten ter neder zet, en de ziekte verwekt, gebeurt het menigmaal, dat'de geene die aan het voeteuvel onderhevig zyn, eenige tyd verandering van gezondheid gevoelen ; eer dat zy de fmerten in de voeten gewaar worden (ziet §. t&5f .):i maar de vloejing tast meest onverhoeds aan. dit fchynt ook Aret zegt C^Ufusopiifalubris&noxiusinmorb.medeIaSe. DE V L O E j I N Gi ifcSa geefte f. 1151. in debefchryving van de fcheurbuik gezegt is. Erna. knus (7) de tekenen- en toevallen van de fcheurbuik opnoemende, haalddejigtpynenaan, en waarfchouwt den Geneesheeren terftond met het volgende: waarom deeze zaak een naarftige opmerking, kn naauzvkeurige onderfcheiding van de jigt der ouden, vereischt en verdient, op dat zvy de genezing niet- ondernemen, eer dat-zvy de ziekte en deszelfs oorzaak gekend en doorzien hebben, hy heeft niet gewilc, dat men in deeze fmerten, die de-fcheurbuik verzeilen , in het begin der ziekte fterke buikzuiveringen zoude toedienen ; om dat de pynen daar door verergeren, en de ziekte zelfs erger word. edoch hy waarfchouwt, dat die fcheurbuikige pynen , vooral in 't begin der ziekte, aan 't dwalen zyn, geduurig tot een ander gewrigt van de zelfde of van de tegenovergeftelde zyde overgaat, en door deeze vliegende verandering van aangedane plaats voornamentlyk van de jigtpynen word onderfcheiden. Sydenham (m), die met de grootfte aandagt de ziektens onderzogt, welke hy behandelde, tekent aan, dat, wanneer de vloejing niet gelukkiglyk en op een goede wyze was genezen,de zieken geduurende hun geheel leven met vliegende pynen zyn gekweld geweest, de eenen tyd woedender dan den anderen, die van min voorzigtige voor toevallen van de fcheurbuik worden gehouden, want offchoon hy niet twyffelde, of de fcheurbuik woxd in de Noordèlyke landen waarlyk gevonden, geloofde hy eventwel niet, dat zy zo dikwerf wierd gevonden, als wel het gemeen gevoelen is; maar dat veele van die aandoeningen, zvaar van zv-v de fcheurbuik de naam geeven, zo .zvel als van de wordende, maar nog niet geworden zynde ziektens, en die nog geen zeker kenmerk van zich geeven, .uitwerkingen zyn, of ook ongelukkige overblyffels van een ziekte die nog niet ten eenemaal overzvonnen is, zvaar door het bloed en de overige vochten befmet zvorden. b: v: in zvelke lichamen een zekere flof, bekwaam om de jigt voort te brengen, verscb 00 Re morbo fcorbuto n°. XXX. pag. 85. dó. (m~) Sect. VI. Cap. V. pag. 349. Vi'fde Deel. Zzzzzzz  ,28a DE VLOEJING. 5.1400. versch geloren zvord, nochtans nog niet in de gezvrichten nederflort, vertoor.en zich onderfcheide toevallen, die agterdenken op de fcheurbuik zullen verwekken, tot dat de jicht, reeds gevormt, en zich met gezveld uitoeffenende, geen plaats meer overlaat om te twyjfelen. "hy rekent zeer wel aan, dat ten zy op hetreedsgezegde met ernst gel t word, in de beocffening der geneeskunde, de naam van fcheurbifk tot het oneindige zal groeijen, en byna alle voomamentlijk de langduurige ziektens, zal uitmaaken. waarom men in d'e landen, in wdke de fchtuibu k dikwils voorkomt byna.alnjd in de vonrichrfien, der Geneesheeren tegenfcheu'bmkire middelen gc onden worden, en dat byna in 'i beoin van alle ziekte:.s, .en. zy houden met dezelve niet op, dan na zodanige toevallen waargenomen te hebben, d'e een andere ziekte van de fcheurbuik onderfcheiden, onfeilbaar aanduiden, edoch 'dcwjl het beloop der langduurige ziektens traag voort gaatA zjn zv sevvoon in de waterzugt zelve te zeggen; zvanneer de fcheurbuik ophoud, begint de waterzucht (n). maar Sydenham voegt 'er zeer wel het volgende by: deeze regel moet men nochtans dikwerf niet anders aannecmen , dan dat, zvanneer de zvaterzucht zich duidelyk te kennen geeft, het vo~>rophevatte denkbeeld van de Jcheurbuik terftond vervult, offchoon dierhalve: de uitmuntende Schryver van geloof 's geweest, dat het ziektens zyn.ten eenemaal van elkander ondeifche:den, bekend hy nochtans (>) dat het e:n foort van vloejing is, die zeer nahy aan de fcheurbuik komt, en de kenbaarfie toevallen deezex ziekte naarbootst, cn daarom noemt hy ze een fcheurbuikigc vloejing; die de zelfde middelen vere'scht als de fcheurbuik ; van wdke men {p* voorfchriften kan vinden ; door welkers gebruik hy verzekerd, dat dit foort van vloejing zeer gema''.keiijk kan verdreven en overwonnen worden, hy heeft op deeze wyze 'er zelfs zeer veele gene zen, O) Sea. VI Cap. V. pag. 350. (f) Ibidem pag. 351. (f) Ibidem pag. 352.  S. H90. DE VLOEJING. 1283 zen , by welke herhaalde aderlatingen , buikzuiveringen *, de melk voeding, fchulp poeders enz., van geen 't minfte nut waren geweest. Hy befchrijft dit foort van vloejing op de volgende wyze. de pijn bezet nu dit, nu dat gedeelte, maar doet het zelve zelde zwellen, en is ook van geen koorts vergezeld, en blijft zo vast niet zitten ; maar is meer vliegende, en van onregelmatige en ongefchikte toevallen verzeld. nu pynigt zy dit, of dat lid, dadelijk tast zy de inwendige deelen aan, en veroorzaakt de zieke! jkheid, welke, wanneer de pijn der uitwendige deelen wederom keerd , weder verdwijnt, en dus de zieke overhand kwelt, en word een ten hoogfte langduurige ziekte, ook heeft hy waargenomen , dat die fcheurbuikige vloejing de vrouwen vooral aantast; gelijk ook de mannen die van een zwakke natuur zijn ; daarom bekend Sydenham , dat hy gedagt heeft , deeze ziekte tot de opfteigingen te behooren; maar hy is door de ondervinding geleerd, dat de ziekte voor de middelen tegen dé opfteiging niet week. tevens tekent hy aan , dat de geene, die de koortsbast langen tijd gebruikt, herhaald hebben, aan deeze ziekte onderhevig zijn, en dat dit het eenigfle ongemak is , dat hy immer uit het gebruik derzelver heeft waargenomen (q). zo men nu al het geene in dit Hoofddeel gezegt is, aanmerkt, zal de reede blyken, waarom de vloejing, een zeer dikwervige ziekte, met de jigt, het voeteuvel en'de fcheurbuik gezegt word veimaagtfchapt te zijn. O?) Ibidem pag. 351. Zzzzzzz 2 '$• 149*-  J^4 D.E V L O E' J I N G. ^ 14"^T' \X7eIke voor af Saan een gefteldheid des bloeds met een. fcherpe fmet vergif, tigt. de mannelyke ouderdom, een lekkere levenswyze een op het verhitte lichaam fchielyk vattende koude ' herfst, een belette doorwaasfeming, een taaije onftoke gefteldheid zich door een zydeweejlg bloed te kennen o-eevende. met een geduurige koorts beginnende, verwekt een allerhevigfte., verfcheurende pyn,. op de minfte beweging allerhevigst toenemende, lang op een plaats gewsagt, de gewrigten van alle de ledematen bezettende voor 't overige meer fchadelyk voor de kniën, de lende'-'. nen en heupen, fomtyds de hersfenen, de longen^ ingewanden , pynigende, met een zwelling en roodheid dér plaats, met een omlopend yerdwynen en wederom komen. Nu volgt 'cr, dat wy aanmerken, het geene.dat men dikwerf heeft waargenomen, de vloejing voor af te gaan ; en. daarom fomtijds onder de_ oorzaken der ziekte, ten minfte de voorbereidende, gewoonlijk getelt worden. Een gefteldheid des bloeds met een fcherpe ,fmet vergiftigt. De oude hebben, gelijk in 't voorgaande Hoofddeel is .gezegt, de vloejing en andere ziektens der gewrigten volgens de vier vogten, het..bloed,..de geele, de zwarte ga] de llijm, onderfcheiden; en hebben onderfcheide geneeswyze'oebruikt, naar maate dat de een of ander van deeze vier vo^ten de overhand hadden, daar door hebben zy het voeteuvel zelve fomtijds bloedig geddt. maar in de vloejing, dikwerf een heete ziekte, hebben zy de overvloedige menigte van bloed menigmaal befchuldigt, en, gelijk naderhand in&de ge, , ne-  J*ï49-i D E VLOEJING. 1285 rrezitig zal gezegt worden, de Geneesheeren zyn dikwerf gewoon de genezing der vloejing door herhaalde aderlatingen zelfs te önderneemen. dit fchynt de reede te zyn , waarom het bloedryk ■ geftel tot de vloejing word'gelooft voor te bereiden, maar dewyl in anderfints gezonde menfehen veel goed bloed is, ontftaat de vloejing naauwlyks van deeze oorzaak alleen , ten zy tevens een andere oorzaak 'er by komt. want voornamentlyk is die ziekte te vrezen , zo in bloedryke menfehen tevens een fcherpe fmet plaats heeft. De vogten van het menfchelyk lichaam, zelfs de beste, bekomen door de werkingen der gezondheid een onvermydelyke fcherpte , en ten zy dit fcherpe uit het lichaam langs de natuurlyke wegen word uitgedreven, voor dat het kan benadeelen, volgen 'er in 't kort ziektens op. de zouten en oliën van het bloed nu fcherp geworden , gaan langs de pislozing uit ; langs de vaten van de huid gaan zodanige dingen uit, die te lang in 't lichaam gebleven zouden benadeelen, door de ongevoelige doorwaasfeming , of het zweet; wanneer tevens langs beide deeze wegen uitgaat het overvloedige wateragtige vau het bloed, waar in de reeds fcherp geworden zouten en oliën ontbonden zitten, en dus gemak kelyker uitgedreven worden; langs de afgang gaat de vuil'gheid van het voedfel overgebleven uit', gelyk ook al dat geene , dat van de gezonde vogten in de flokdarm, maag, darmen', nederdruppende, na dat eerstal het nuttige door de aders opgezogen is, over is gebleven. Zo dierhalve door- wat oorzaak ook de afzondering van het fcherpe van de gezonde vogten , en de vrye uitdryving van het afgezonderde uit het lichaam, verhindert zal zyn, ontftaat 'er een fcherpe fmet in het bloed, die oorfprong van verfcheide ziektens zal kunnen zyn. Edoch hebben de waarnemingen geleerd, dat de vloejing., en zelfs een langduurige vloejing, van foortgelyke oorzaken kan ontftaan. Zzzzzzz 3 3 Eén  Epf,6 DE VLOEJING. §.1491. Een vermaard Geneesheer getuigt (V), dat hy in langduurige vloej'ngen gezien heeft, dat op de huid een zoutagtige uitfiag ontftond. Fo vcdulo nei lunghi Rheumatismi, 0 vogliamo dire, doglie articolari, fiori're fulla cute tin minuto principio biancafró tale, qiiale e un fiore falino, che penetra i vafi, nel quali ft chiude il Jale. zo de doorwaasfeming vry was geweest, zoude het zoutagtige niet op de huid te famen gegroek zyn geweest, maar zoude ligtelyk ontbonden 'er af gevJoeit hebben. Sydenham (s), die in alle koortfen, die van een zwaare ontfleking verzeld gaan, zorg droeg, dat de zieken niet altyd te bedde lagen, bekend nochtans, dat zy, zo zy te lang agter een opzitten, vooral wanneer de ziekte aan 't afneetr.cn is, in vliegende pynen, die op een vloejing kunnen uitlopen, fomtyds ligtelyk vervallen enz.: het geene gebeurende, moet hy te bedde blyven, zvaar door de zweetgaten der huid geopent zynde, zodanige deeltjes gemakkelyk kunnen verblazen zvorden , die een voedfel voor de kwaal verf rekken ; edoch maar eenige dagen, zonder het zweet uit te lokken, (op dat namentlyk dat fcherpe, dat door de doorwaasfeming uit het lichaam gaat, niet meer wederhouden worden), het zelfde heeft plaats, aangaande het fcherpe zout, dat met de pis uit het lichaam gaat. men zegt waargenomen te hebben, dat in de geene die de vloejing hebben , maar het dertigfte gedeelte van dat zout word gevonden , dat in de pis van gezonde menfehen is (t). in de j;gt en vloejing heeft Slörck koortfen waargenc men (u), dat in een zwaare verheffing van pyn, de pis meestal waterig, bleek, fomtyds moeim (r) Pietro Cornacchini Della Pazzia pag. 64. (O Secl. V. Gap. II. pag. 283. (;) Raulin des maladies occafionnèes par les promptes & frequentes variations de 1'air pag. 308. («) Ann. 'Media Secund. pag. 121.  5 nor. DE VLOEJING 1287 moeilyk te hozen was; maar de pyn afieemende, de pis roschzvas die eerst voortkwam; de tweede troebel;■en heeft terftond beginnen te ftinken, en heeft een witagtig zeemdig grondzetfel gezet. d't alles fchynt te bewyzen, dat in ds vloejing een fcherpfaietis, d e fomtyds door een fterke waterlozing-, en een van zelfs ontfbfan zweet, heilzaam u'tgedreven word, of, door verplaatfing naar elders ter neder gezet, de z'ekte van pyn bevryd laat. Hofman getuigt (zv), dat hy d'kwerf opgemerkt heeft, datdepynen der gewrigten, na dat 'er van zelfs zweeren op de voeten zvaren o'.tftaan, terftond geftilt zyn geweest, die, na dat dezelve door de kén» zvaren gehegt 'gezveest, terftond wederom opgewekt zyn. wy zveelen van gelyken, dut de onmatige fmerten der-ledemaat en, na dal een fchurft, naar een witte lazery gelykende, ontftaan was, zveg genomen zyn. Van te voren §. 1051. y. alwaar over de langduurige ziektens wierd gehandek , heb ik gewaarfchouwt, dat van al te fcherpe ingenomene dingen dikwils en overvloedig gebruikt, het. bloed een fcherpte kan aanzetten; dat door het onmatig gebruik van heete fpeceryen, vooral peper, look, ajuin, mostaert, rammelatfen en foortgelyke, in het toemaaken der fpyzen, een aHwpynlykfte en zo menigmaal langduurige ziekte, een vloej.ng namentlyk , kan voortgebragt worden. De geleerde Geneesheer Baynard(x) is van gevoelen geweest, dat de vloejingspynen niet aan de zoute of zuure fcherpte van het bloed moet toegefchreven worden, maar dat zy eerderut de ly mige dikte van het bloed ontftaat, die de vaten uitzet, waardoor zy met moeite vloeit: naderhand zal hetblyken, dat in de vloejing een ziekelyke lymagtigheid van het bloed plaats heeft, maar diar uit volgt niet, dat 'er tevens geen fcherpte is, dieinde Iymagtige en taaije vogten ingewikkeh, hardnekkiger in de aangedane deelen vast zit, en moe:lyker kan mtgefpoelt worden, de uit- 00 Mediq. Ration. Tom. IV. part. i< pag. 437- 00 Philofophic. Transaft, Abridged Tom, HL pag. 265.  1288 D E VLOEJING. §.1491. uitmuntende Schryver verzekertzelfs, dat'er veel fcherp alcalisch zout in de vogten der geene die van de vloejing aangetast zyn , . plaats heeft', welk fcherpe niet genoegzaam met de pis uitgefpoelt word, die hy zegt min zout te zyn in de vloejing, dan in de ftaat van gezondheid, want wy zyn aan die zelfde Geneesheer de proefondervinding verfchuldigt, waar meede.bewezen word, dat de pis der geene die de vloejing hebben alleen maar een dertigfte gedeelte der zoutfloffe bezit, welke gewoonlyk in de p'svan gezonde menfehen aanwezende is. dat 'er op.de plaatfen van de vloejing aangetast een lymge taaiheid plaats heeft, hebben verfcheide., en dat wel vermaarde Geneesheeren, vast geftelt, en getuigen zulks in de lyken der aan deeze ziekte gefturvene gezien te hebben. Ballonius (y) heeft in het lyk van een man, die menigmaal pyn omtrent de fchouderbladeren en de fchouders hadgehad,gevonden , dat alle de zenuwen en banden der fchouderfpieren met een vette zvel vervult zvaren : het zelfde heeft men waargenomen in andere die foortgelyke pynen hadden gehad, zvelke dn.geheel byna door de geneeskunde niet verligt waren gezveest. de vermaarde Engelfche Schryver Clopton Jlavers 00, heeft zeer veele proeven te werk geftelt aangaande de flym, welke hy in de'gewrigten der groote dieren had vergadert, en .heeft gelooft, dat zy verdikt wierd door de fcherpe, voornamentlyk zuure ftoffeu met dezelve vermengt, hy .zegt, dat de blaartrekkende middelen op de pynlyke plaatfen gelegen, blazen maaken, die vol.zyn van een dikke gelei, gelyk aan een dik vel. maar hy fteunt voornamentlyk op de getuigenis van Drelincourt, vermaard Hoogleeraar in de geneeskunde te Leiden, die getuigde, dat hy in het lyk van een man, aan de vloejing gefturven, een geronne gelei op de fpieren heeft gevonden, die de dikte van twee of drie ducaaten had. maar ook beeft 'Havers naderhand twee gevallen gezien, die de waarneeming van Drelincourt bevestigden. iMen (j) Ephemerid. Lib. I. Tom. I. pag. 3p. O) Ofteolog. nova pag. 226. 227.  §.i49r. DE VLOEJING. fa8 Men heeft fraalje proeven gedaan aangaande foortgelyke geleiftof, uit een overgroot gezwel der dye, onder het beenvlies zittende , door verfcheide proeven uitgeleid (V), die ons leeren, dat 'er een zuure fcherpte in deeze gelei was. men fchynt daar eventwel niet voiftrekt uit te kunnen befluiten, dat de fcherpte, die de vloejing verzeld , altyd zuur is. want in de flym uit de gewrigten van groote dieren en menfehen genomen, heeft men diergelyke proeven gedaan, die fchynen te leeren, dat de fcherpte fomtyds niet zuur , maar alcalisch is geweest (é>); offchoon ' zy bekennen , dat by de meeste teekenen van zuur zyn gevonden geweest. Het geene tot nu toe gezegd is , bewyst genoeg , dat een bloedryk geitel, van fcherpte verzeld, dikwils de vloejing voorafgaat, en dat die fcherpte niet altyd de zelfde, maar onderfcheide kan zyn. dus blykt uit het gezegde , dat de fcheurbuikige fcherpte fomtyds de fchuld heeft, dewyl de vloejing daar door, een ziekte, met de fcheurbuik vermaagdfehapt, word gezegd te zyn. De uitmuntende Raulin heeft gelooft (V), dat men in deeze ziekte fomtyds op de venerieke fcherpte moet bedagt zyn ; vooral in die geene, die buiten hun fchuld geloofd kunnen worden, dezelve van hunne ouders te hebben gekreegen. want hy denkt, dat hoe verder de eerfte oorfprong van de venusziekte afgelcegen is, de pynen, waar meede zodanige ellendige gekweld worden , zo veel meer twyffelachtig zyn, en zo veermeer gelykheid met de vloejingsfmerten hebben, hy bekend opregtelyk, dat by be? drogen is geweest, wanneer hem het geheim der familie te laat gco- O) Memoires de 1'Academ. de Chirurgie Tom. T. pag. 377. 378. (» De Bonoo. fcient. & artium inftit. atque Academ. Comment! Toni. T. pag. 148. & feq. (c) Des naiadies cccafionèes par les promptes óc frequentes variations del'airpag. 306, Vyf de Dell. Aaaaaaaa  i2Qo DE VLOEJING.] £.1491. geopenbaart wierd, en in een ander foortgelyk geval de kwik< alleen nuttig is geweest, te vergeefsch beproeft zynde, het geene men gewoon is tot de geneezing van de vloejing te gebruiken. De mannclyke ouderdom. Alwaar Aretaus over de pynen van de gewrigten en heupen handelt (V), vermaant hy, dat de mannen ligter deeze ziekte krygen, en de vrouwen die van een vlugge gefteldheid zyn. de mannen worden aan den harden arbeid, ongemutigtheid der Jucht, het reizen, de ellenden van 'den oorlog, meer blootgefteld als de vrouwen; daarom is'tgeen wonder, dat zy van zodanige ziektens dikwerviger worden aangetast als de vrouwen: ten zy die, gelyk Seneca in zyne Brieven over de weelde uitvarende, van de vrouwen zyner tyd zegd : zy hebben de weldaad van 't ge/lagt door de mis/lagen verhoren;, en, om dat zy de vrouw hebben uitgetrokken, zyn zy tot de ziektens der mannen verzueezen (e). nochtans teekent Aretaus ook aan (ƒ) : offchoon de vrouwen zeldzamer deeze kwaal krygen, nochtans krygen zy dezelve zwaarder, want het geene nochte geb rullelyk, nochte gemeenzaam is, veroorzaakt, zo het door eenige dringende oorzaak krachtiger word, daar het heevig is , gro ter ellenden. dus heb ik in een magere, van opfteigingen geplaagde vrouw, die door de lichaams beweeging verhit, zich te veel aande koude herfstlucht bloot had gegeeven, een al.'erfcherpfte pyn omtrent het ftuitbeen zien ontftaan , die fomtyds verligt, door. het geheele lichaam heen verfpreid wierd , dan wederom veel. zwaarder naar het ftuitbeen keerde, zo dat zy niet in het bedde konde blyven : de koorts was redelyk zagt. de ziekte is wel in drie weeken geneezen geweest, maar naderhand heeft zy ieder herfst eenige overblyffelen van dezelfde kwaal gevoeld. Eerradelyk meisje, had zich door de lichaams beweeging zeer verhit, daar na ftil zittende in een open fchuitje, was zy aan de avond-- (d) Morbor. diuturn. Lib. II. Cap. XII. pag. 67* rd) Ibidem pag. söo. (ƒ) Ibidem pag. 67.  $• I491- DE VLOEJING. .1:01 avonddauw blootgefteli, de volgende dag had zy een overgroote pyn in de hals, die zich daar van daan het geheele lichaam door verfpreide, wonderlyk heen en weder vliegende, de voeten, ellebogen, vingeren, bezettende; fomtyds ook de lel van het oor aantastende , met roodheid en zwelling. Aretaus (g) zegt, wanneer hy de vliegende hoedanigheid van deeze pynen befchryft: na a/lts, worden de ooren, de neusgaten, en de lippen aangetast. Een lekkere leyenswyze. Om dat de bloedryke gefteldheid daar door toeneemt, ook dikwils worden op de groote gastmaalen fcherpe toemaakfels voorgezet, wanneer de honger over is; waar door het bloed fcherp word. Een op het verhitte lichaam fchielyk vattende koude. Dit is de dikwervigfte en zwaardfte oorzaak der vloejing; het geene ook door de getuigenis van Sydenham (h) over de vloejing handelende , bevestigt word. zy ontftaat meest uit deeze oorzaak: zo namentlyk de zieke, bet zy door eenige hevige oeffening, het zy anderfints verhit, terftond een onverhoedfe koude vat. De warmte, het zy door eene al te zwoegende lugt, het zy door fterke lichaams oeffeningen voortgebragt, neemt altyd de buitenfte dunne vochten weg , kookt de overgebleeve inwendige uit, verftrooit het beweegbaarfte, vergadert het taaifte, dringt te famen, droogt uit (f), punt eindelyk tot onontbindbare klompen te famen, waar uit de ondoorgankelykheid der fappen, en tevens de uitrekking, en verzwakking der vaste deelen. Hippocrates (ft) zegd, dat door de hitte de heu- pe Cs) Ibidem pag. 66* C/O Seft. VI. Cap. V. pag. 344. . Cf) Herm. Boerhaeve Inftitut. Medic. §. 746. (k) De Internis AfFectionibus Cap. LUI. Charter. Tom. VII. pag. 676. Aaaaaaaa 2  IW DE VLOEJING. §.H9U pe jigt ontflaat. zo iemand lang in de zon gegaan heeft, en de heupen verhit zyn, en het vocht dat in gezvrigten is, door dè hitte uitgedroogt is. edoch dat het uitdroogt en hard is, dat is my een zeker teeken. zvant de zieke kan de gewrigten door de pyn in dezelve niet draaijen of beweegen ; en om dat de Jlyve vingeren zich met beweegen. het verdient aangemerkt te worden, dat Cor* narlus die leezing voorgetrokken heeft, waarin in plaats van rt* ïwiwkiw word gevonden w fterk er zyn dan de vrouwen. Een taaije ontftoke gefteldheid, zich door een zydeweëig bloed te kennen gevende. Wanneer men in de vloejing een aderlating doet, vind men, dat het roode gedeelte van het afgetapte bïóed, in de wei zwemmende, met een wit, hard, dik, C«) De Alimento Charter. Tom. VI. p»g. "287. Bbbbbbbb 2  i3oo DE VLOEJING. S-r^or. dik, ftyf vel, byna gelyk de huid van een varken, bedekt word:. dit bloed word zydeweëig bloed genoemt;. om dat men in deeze ziekte byna altyd zodanige korst vind; waar uit men beflu't, dat in de vloejing een taaije ontfloke gefteldheid plaats heeft, men zal kunnen nazien het geene in de befcbryving van de omftekhw over dit ontfloke, zydeweë'g bloed genoemt, §. 384. word gevonden. Een ader geopent zynde in die geene die de vloejing van een zwaare koorts verzeld hadden, was het bloed altyd met een geele, dikke, zeer lymige korst bedekt; de zvel zonderde zich fomtyds geduurende vier of vyf uuren niet af; en, bet.geene zich afzonderde , zvas zoeinig en dik, en fomtyds heeft hy waargenomen (w),, dat dit, met een teentje opgeligt, tot draaden zvierd. waarom hy voorfteld : zvas de voornaamfte oorzaak van de ziekte in het bloed? want in deeze zieken zvierden de pynlyke deelen de tweede of ook fomtyds terftond de eerfte dag met een witte dikte opgeblazen, en ■ daar door was alles, zo zeer gefpannen, dat de zieken geen lid zonder de grootfte pyn hebben konden bewegen (#>. ja zelfs was op 't minfte aanraken de pyn zo hevig, dat de ellendige zich niet van fchreeuwen konden onthouden. Veele zieken zwollen door de vloejing overal; want de derde of vierde dag der ziekte begon het vel over het geheele lichaam gefpannen- te worden, tot een zvitte zzvelling zich op te heffen, enfcherp< zeer te doen; bet aangezicht was ook zelfs door de zwelling mismaakt öO. dit alles fchynt te bevestigen, dat de voornaamfte zitplaats der vloejing fomtyds in de wei, mooglyk ook in het zenuwwater van het bloed zit. fomtyds ook heffen de gewrioten in deeze ziekte aangetast, zich tot een roodagtige kleine dikte op gelyk ik dikwils heb gezien.. Zc (V) Anton. Storck ann». rnedic. fecundV pag, 11$ , 00 Ibidem pag. It4. > (j) Ibidem pag. «<$.  §.i49i- DE VLOEJING. 1301 Zo na dusdanige algenieene zwelling alle de ledematen fchielyk Honken, vormde de ftof, door het geheele lichaam heen verfpreid , z:ch op een plaats vergaderende, zeer groote zenuwwaterige gezwellen, d'e meestentyd de kniën, heupen, of de liesfen bezetten, en deeze gezwellen hielden niet op, door uitwendige verdryvende middelen op dezelve te leggen , of konden door zweet of pisdryvende middelen uit het lichaam gejaagt worden; maar men moest met het pennemes een weg maaken , en als dan is 'er altyd een geele lymige wei tiitgckomen, die met een kleine hitte heeft kunnen verdikt zvorden (a). by een eenige zieke ontftond zodanige dikte tusfchen de fchouderbladeren, grooter dan een menfehen hoofd; uit het welke, geopent zynde , negen ponden geele Iymagtige wei zyn gevloeit. Hier uit fchynen de lym en taaijigheid, en een gemakkelyk te famengroeijen der vogten, in de vloejing plaats te hebben , mooglyk ook reeds eenigen tyd voor deszelfs oorfprong aanwezende te hebben geweest; dat fomtyds zeer haastig gefchied; gelyk naderhand zal blyken. want het te famen groeijen van de vogten in ons lichaam , kan fchielyk ontftaan , gelyk genoegzaam bekend is. in de fcherpe ziektens druppen fomtyds eenige weinige druppelen bloed uit de neus , nog vloeibaar , edoch een oogenblik naderhand dik en geronnen ; dit bloed heeft een weinig van te voren door de long in het linker hart kunnen overgaan, en verkrygt een vastigheid, zo dra het uit: de vaten is gekomen, waarom ervare Geneesheeren dit gewoonlyk voor een kwaad teken houden, dewyl zy geloven, dat het bloed als dan gereed is tot ftollen, zo dra de werking der' vaten op de bevatte vogten, de te fimengroeijing belettende,, door wat oorzaak zulks ook zy begint te verminderen. Waarom, zo de ontfloke taaije gefteldheid in het bloed is, ■' '■' zali CO Ibidem pag* 117. ftbbbbbbb3  i3ca DE VLOEJING. S.j4gr. zal alles, wat de vrye omloop verhindert, oorzaak tot de vloejing kunnen geven, de zeer vermaarde Hofman (a) zegt eenige maaien waargenomen te hebben, dat door een zveinig te vastbinden na de aderlating, geduurende vier-en twintig uuren, door dien de wond wat te groot zvas, de pyn de gewrichten van de voeten , en vooral van de groote toon, niet anders als in het voeteuvel, geduurende veele dagen met lastigheid voortvarende heeft aangetast, dit was voornamentlyk een vermaard Geneesheer overkomen, die z'ch op de kuit had doen laaten, en door dien de ader diep was gelegen een ftyve binding nodig had gehad: maar de volgende morgen heeft een woedende pyn niet alleen de kuit, maar de gewrichten van de voeten aangetast. Met een geduurige koorts beginnende, verwekt een allerhevigfte verscheurende pyn enz. Nu volgt 'er dat wy overwegen, op wat wyze de vloejing begint, hoedanig deszelfs beloop is, van welke toevallen verzeld, zy gewoonlyk voortgaat. Sydenham heeft de volgende befchryving deezer ziekte gegeven (£): het treurfpel begint met rekking en rilling; die terfond van zvarmte , ongerustheid, dorst, en die overige ongelukkige hoop van toevallen, die de koorts verzeilen, zvorden gevolgt. een oftzvee dagen verlopen zynde (fomtyds ook vroeger) word de zieke van een zvreede pyn, nu in dit, dan in dat gewricht aangetast, in de voorhanden, de fchouders, vooral de kniën, die fomtyds van plaats veranderende, der zelve overhands aantast, eenige roodheid en dikte in het deel, dat zy het laatst heeft aangetast, noch overig blyvende, eenige der eerfle dagen komen de koorts en de reeds opgenoemde toevallen fomtyds gelyktydig; maar de koorts verdwynt allengskens , de pyn achterlatende, die fomtyds noch verwoeder word, de koorts f'of namentlyk in de gewrichten overgebracht zyn- de; f» Medicin. Ration. Tom. IV.parte fecunda, Cap.VIII.pag. 434. CO Seft. VI. Cap. V. pag. 344. , .  §.i49i. D E VLOEJING. 1303 de; het geen de koorts zelve zich dikwils wederom verheffende% wanneer de ziekteftof door het ontydig gebruik van uitwendige middelen te rug gedreven is, genoegzaam aanwyst. Na dat de koorts eenige uuren geduurt heeft, word men fomtijds een vliegende pijn gewaar, de zelfde dag nog, fomtijds ook de volgende, zich op deeze of geene plaats vestigende, diefomtïjds zwelt; fomtijds word men geen dikte gewaar, maar de pijn vermeerdert altijd op het aanraken van de plaats 00 fomtijds gebeurt het, dat zich dusdanige, en wel allerhevigfte pynen fchielyk verheffen, een meisje van een-en-twintig jaaren, gezond, maar van een bloedrijk geitel, heeft in de herfst van pjn, omtrent de rand van het rechter heupebeen beginnen te klagen: de volgende dag het lichaam fchiel'jk bu:gende om iets van de grond op te neemen, nam die pijn in een oogenbhk boven maate toe, en heeft zich terftond door de geheele rechter zyde verfpreid, zo wel als door het rechter been en de rechter arm, ja zelfs door de rechter zyde van het hoofd; door de allerminfte lichaamsbeweging nam de pijn fchielijk toe. na de aderlating zijn de ftonden aanftonds te voorfchijn gekomeh. de vierde dag der ziekte haddc pis veel wit, dik grondzetfel; gelijk ook de volgende dag; de zesde dag was de pis natuurlijk; de zevende dag nam alle pijn een einde. . . Hoe de koorts heviger is, waar meede de ziekte begint, zo veel te fcherper is meestentijds de pijn, en het beloop der gantfche ziekte lastiger, offchoon de pijn dikwerf het een of ander gewricht bezet, en de pijn zich daar vestigt, de koorts zeer vermindert zijnde, of ook wel geheel ophoudende, blijft zy nochtans niet altijd vast op de zelfde plaats, ik heb fomtijds gezien, datb- v: de pijn der vloejing uit de rechter huid in de linker knie is (c) Anton. Storck ann. Media fecund. pag. 112. 113.  i3°4 DE V L O E J I N O.- § 1491- is overgegaan, daar uit wederom naar de vorige plaats, of ook naar andere deelen van. het lichaam gekeerd is, ja fomtijds de eerfte plaats verlatende het geheele lichaam bezet heeft, dus heeft Storck gezien (<7) , dat de ftof, die de gewrichten der' handen en voeten bezetten ,. zich door 't heele lichaam verfpreid heeft , de uiterfte fmerten verwekt heeft, en een algemeene ftyvigheid , ja kramptrekking veroorzaakt heeft: nochtans is het onderfte kaakebeen alleen bevryd gebleven : de oogen zelfs met bloed overftort wierdeu voor uit gefloten, en door de pyn zyn 'er traanen voortgevloeit, die zo fcherp waren, dat zy de wangen hebben uitgeknaagt: daar na is de borst aangetast, met een diepe ademhaling, en vrees voor verflikking.. men lag vry fterke mostaartpappen op de gewrichten van de han-, den en voeten, en anderhalf uur daar na wierden de kniën en voorhanden met een zwaare pyn bezet, het gevaar der verftikking terftond vernr'nderende: onverwagt ontftond 'er een allerfcherpfte pyn omtrent de navel, die terftond verdweenen is; na door de infpuiting van een klyfteer zeer harde drek ontlast te hebben, voorts heeft de pyn de liesfen bezet; die daar op tot de teelballen overgegaan is, waar op ftuipen en flaauwtens, met een volkome ophouding der pols volgden ; die zeven minuuten geduurt hebben; daar op is de warmte der uiterfte deelen en de pols wederom gekomen; 'er volgde een zoete flaap, met een geduurig zweeten; in de kniën en voorhanden vertoonde zich een lichte zachte zwelling, met een weinig pyn; en na acht dagen is hy herfteld, na door het gebruiken van hetingietfel van vlierbloemen en wei van melk, een groote menigte pis was uitgedreven. Ik heb verfcheide gevallen gezien, die ons leeren, datdeziekteftof in de vloejing door een vry wonderlyke beweegbaarheid fchie- (S) Anton. Störck ann» Medio Secund. pag. ia<5. 127.  S.M9t. DE VLOEJING. 1305 fchielyk van plaats verandert:, en de gewrigten van alle de ledematen bezet; offchoon de ziekte voor de kn'ën, de lendenen, de heupen, kwaader is. maar de ziekte bezet niet alleen de gewrigten , maar ook de peesagtige uitfpanningen , waar meede de fpieren van de hals, de rug en gewrigten worden bedekt; welke zaak de zeer vermaarde Coccli zeer wel aangetekent heeft (e). Somtyds de hersfenen , de longen , de ingewanden pynigende. Uit het geene tot nu toe gezegt is, heeft dit duidelyk genoeg gebleken: edoch gebeurt het fomtyds, dat de vloejingsftoffe zeer vliegende is , en terftond de uitwendige , terftond wederom de inwendige deelen bezet (ƒ); waar door dusdanige zieken in grooter gevaar zyn. want fomtyds verdwynt de pyn der ledematen , 'er ontftaat een benaauwtheiJ van de borst, hartklopping, tusfchenpozende pols, en de pyn tot de ledematen wederkeerende, verdwynen deeze toevallen, en de pols, een weinig te voren beevende en tusfchenpozende , is wederom gelyk en zeer vry. elders (g) worden verfcheide foortgelyke ziektens befchreven, die in November 1759. in het Pasmanniamsch Gasthuis ontftonden, welkers begin een rilling over het geheele lyf is geweest, gevolgt van kwyning; naderhand een vloejingspyn, gedeeltelyk vliegende, gedeeltelyk vast zittende, die alle de ledematen bezet heeft, en fomtyds na een of twee uuren ophield , en als dan is de borst gedrukt geweest, en de zieken hebben begonnen te kuchen, ook was de hoofdpyn van verfcheide foort. fomtyds is de vloejingspyn na verfcheide uuren op nieuw door alle de ledematen heen verfpreid; en als dan heeft de hoofdpyn terftond een einde genomen , de drukking op de borst en de hoest zyn verdweenen. edoch die veranderingen hebben by de zelfde zieke dikwerf plaats gehad. Dce- 0) Dei Ba'gni di Pifa Traftato pag. 17r. (ƒ) Anton. Storck ann. Medio fecund. pag. iaö* O?) Ibidem pag. 40. 41- Vyfde Deel. Cccccccc  13oo- DE VLOEJING. $.1491. Deeze vlocj'ngftof, fomtyds zo beweegbaar en vliegende , vloeit, ten zy dezelve door een goede geneeswyze, waarvan een weinig naderhand zal gefproken worden, uit het lichaam kan verfpreidbof gedreven worden, fomtyds op een plaats te famen, en veroorzaakt groote zenuwwater gezwellen ; van welke in ditzelfde Hoofddeel is gezegt geweest, op wat wyze zy zich op de oppervlakte van het lichaam vertoonen, en 'er altyd een geelelymige wei uitgekomen is, welke men met een kleine hitte heeft kunnen verdikken , wanneer zy doorftoken worden, aangezien dierhalve blykt, dat deeze zelfde ftof uit de ledematen naar het hoofd kan trekken, gelyk ook naar de borst, zullen, zo zy ook daar van daan door een heilzame verplaatfing niet naar de leden wederkeerd, of door de geneeswyze uit het lichaam word gedreven, zich dusdanige diktens inwendig kunnen vergaderen, en deallerergfte kwalen voortbrengen, ja zelfs de dood veroorzaken, gelyk de ontleeding der lyken van de geene die aan deeze ziekte gefturven waren geleerd heeft, drie zieken, in welke de wei, van te voren over de geheele oppervlakte van het lichaam verfpreid', fchielyk naar binnen is gekeerd, zyn aan de vloejinggefturven (/O, in twee der lyken vond men zeer veele geele geleiagtige ftof tusfchen het vlies de Iongen omvangende, en de longen zelve; en de geheele zelfftandigheid der longen was tot een zeer kleine klomp te famen gedrukt, dusdanige ftof heeft ook in groote hoeveelheid tusfchen het dunne herifenvlies, de hersfenen en kleine hersfenen gezeten; de voorfte holligheden der hersfenen waren vol van dusdanige gelei. In de derde zieke is de dikte der leden verdweenen, 'er is een moeilyke ademhaling op gevolgt, cn een ftuiptrekkende hoest, die naar geen middelen luifterde; waar door de ellendige binnen veertien dagen, van alle krachten uitgeput, gefturven is. in 't midden van de regter long ontdekte men een zak, die vyf ponden geele fcherpagtige wei ingefloten heeft, de overige deelen waren onbefchadigt. Sy* (h) Anton. Störck ann. Medic» fecund. pag. 119.  5.1491. DE VLOEJING. 1307 Sydenham (i) over de vloejing handelende, zegt: deeze ziekte heerscbt reeds meer dan te veel, en offchoon de menfehen 'er zeer zelde van fterven, zo laaten, de koorts eenmaal verdreven zynde, de hevigheid en langduurlgheid der pyn niet toe dat dezelve veracht •worden, want zo zy niet zvel behandelt word, gebeurt het dikwils , dat zy niet alleen maanden lang, maar verfcheide jaaren, en zelfs geduurende het gantfche leven, de ellendige pynigt. maar uit het geene onmiddelyk volgt, blykt genoeg, dat hy deeze voorkennis van de vloejing die de gewrigten bezet, en in dezelve een vaste plaats heeft verkregen, gedaan heeft, want wanneer de vliegende vloejingsftof van plaats verandert, en zich in de levensingewanden nederzet, dan zoude men van deeze ziekte niet kunnen zeggen, dat zy zeer zelde denmensen wegrukt, naderhand §. 1495. zal blyken, dat de grootfte moeite fomtyds gelegen is in de ontdekking der ziekte, wanneer zy de hersfenen of Jong bezet; want als dan heeft het grootst gevaar plaats; en de daar op volgende dood zal aan de vloejing, als oorzaak niet toegefchreven worden. Sydenham zelfs (k) heeft gezegt, dat hy een zekere aandoening waargenomen heeft, die nu gelyk was aan de vloejing, nu niet veel van de pyn der ontfteeking van de nieren, watdeallerwreedfte lendenpyn aangaat, die gewoonlyk op de tusfehenpozende koortfen volgt, verfchillende; en deeze ziekte heeft hy aan de overbrenging' van de koortsftof in defpieragtigedeelen vaii het lichaam toegefchreven. hy heeft geboden in deeze kwaal de geneeswyze van de tusfchenpozende koorts te gebruiken, dewyl door CO Seft. VI. Cap. V. pag. 345. (1) In Epiftola I. Refponforia ad Robertum Brady in fine p. 406. Cccccccc s  1308 DE VLOEJING. § i49j. door 't dikiverf 'aderlaten, en alle andereontled!gingen dezelve vererger en ; en de zieke In leevensgevaar zoude geraken. Ik heb by Storck een merkwaardige waarneming gezien, die hier verdient aangehaald te worden CO; door welke bevestigt word, dat de tusfchenpozende koorts zich fomtyds met de vloeiing vereenigt. Een zieke wierd door het geheele lichaam metcenallerhevigfte vloejingspyn gekweld; hy heeft een zeer zagte koorts gehad; en is fomtyds geduurende drie of vier uuren van alle pyn bevryd geweest zo dra de pyn was, was de pols op ieder derde flag tusfchenpozende, en de tyd der tusfchenpozing duurde zo lang als de drie voorgegane polsflagen. Nochtans heeft de zieke nimmer over een benaauwde borst gcklaagt, altyd by zich zelve zynde, en heeft niet veel van zyne krachten verloren. De vierde dag 'smorgens was alles zeer zagt; omtrent de middag een ftyvigheid, en verheffing der koorts, maar zonder dat de pyn toenam, de volgende nagt onrust'g. de vyfde dag hielden de pynen op ; maar alle derde polsflag was tusfchenpozende; omtrent de middag zyn de pynen wederom gekomen, en de koorts was na voorafgegaane ftyvigheid zo hevig , dat de krachten zeer afnamen; daarom heeft men terftond de'koortsbast toegedient; de volgende nagt, een verzagtend middel toegedient zynde, was rustig. De zesde dag de koorts zagt ; omtrent de middag naauwlyks eianige verheffing; de pynen zyn eeven hevig gebleevem, men heeft de koortsbast met tegenfcheurbuikige confcrven vermengt , daaglyksch in een groote gifte toegedient, te gelyk - met (O Ann» Medio fecund, pag. 128. & feq.  $ iftn DE VLOEJING. 1300 net het ingietfel van vlierbloemen in de wei van melk. dus is de koorts geheel onderdrukt, maar de pynen in geenen deele vermindert geweest; zo zy verminderden, was de pols na ieder derde flag tusfchenpozende. Met deeze middelen is hy tot de twaalfde dag voort gegaan, wanneer veel ftinkend , roschagtig, kleverig zweet uitbarste, dat de zieke zeer verzwakt heeft: maar de pynen zyn geheel verdweenen; de pols is natuurlyk gewerden. Naderhand heeft men, de tot nog toe gebruikelyke middelen agterlatende , een dar et toegedient, en de wei van melk om te drinken, door een zagte en wel voedende voedingswyze zyn de krachten binnen eenige dagen wederom gekomen , en de zieke is zeer wel herfteld. Waar in vooral verdient aangemerkt te worden, dat de koortsbast de koorts heeft weg genomen ; maar dat de vloejingspynen en tusfchenpozende pols is gebleven, dit Hinkend zweet alleen uitgedreven zynde, zyn alle deeze kwalen verdweenen* Met een zwelling en roodheid der plaats. Dus gebeurt het gewoonlyk nochtans niet altyd. ik heb fomtyds gezien , dat de pyn allerfcherpst is geweest, zonder eenige zwelling of roodheid der aangedane plaats. Storck (m) tekent het volgende aaiK de plaats van de pyn aangetast, is fomtyds gezwollen geneest, fuintyds nam men geen dikte zvaar; maar alle aanraken heeft de fyn vermeerdert, hy heeft in veele zieken fomtyds gezien (ji) , dat na een voor af gegane rilling , een zwaare koorts ontftaan is; en de pynlyke deelen de tweede, fomtyds terftond de eerfte dag door een wit gezwel wierden opgeblazen ; waar door alles zo zeer gefpannen was , dat de zieken de leeden zonder de hevigfie pyn niet konden beweegen. hy heeft gezien (o) , dat ook veele zieken door de vloejing overat ep- (ni) Ibidem pag. ri3. 122. (m) Ibidem pag. 114. £0 Ibidem pag. 116. Cccccccc 3  j3io DE VLOEJING. §.H9z. opzwollen, want de derde of vierde dag der ziekte is alhetvelvan het geheele lichaam begonnen opgefpannen, tot een wit gezwel opgeheven te worden, en fcherp zeer te doen. het heugt my fomtyds gezien te hebben dat eenig lid door een allerfcherpfte vloejingspyn was aangetast, maar niet gezwollen; wanneer de pyn naderhand naar een ander lid verhuisde, vertoonde zich de eerst aangedane plaats roodagtig gezwollen, tevens was depyn op de zelf. de plaats verzagt. dit fchynt ook Sydenham aangetekent te hebben (ƒ>), alwaar hy over de pyn der vloejing handelt: want hy zegt: die fomtyds van plaats veranderende, de zelve overhand bezet , een zekere roodheid en zwelling in het deel, dat zy het laatst heeft aangedaan, nog overig zynde. Met een omlopende verdwynen en wederom komen. Alwaar over de uitlegging der vloejing gehandelt wierd, heeft het gebleken, dat die ziekte te regt gezegt word vermaagtfchap te zyn met de jigt, het voeteuvel en fcheurbuik; daarom is 't geen wonder, zo fommige dingen, die deeze ziektens voornamentlyk eigen zyn, ook aan de vloejing toegefchreven worden, dat de jigt en het voeteuvel, met een omlopen, verdwynen, en wederom komen, de fmerten vernieuwen, is aan alle Geneesheeren bekend. Sydenham heeft gezegt (q), over deeze ziekte handelende: deeze ziekte, zo dikwils zy van de koorts afgefcheiden is, -word dikwerf jigt genoemt, hoewel zy wezentlyk van dezelve onderfcheiden is, gelyk aan een iegelyk gemakkelyk zal blyken, die heide de ziektens naauwkeuriger doorzien zal hebben, edoch hy had zelfs een weinig te voren gezegt, dat de koorts in de vloejing allengskens verdwynt, terwyl de pyn intusfchen bly'ft, ja zelfs fomtyds fterker word: het zoude dus geen wonder zyn, dat van fommige zodanige pynen, zonder koorts, voor jigt zyn gehouden geweest, edoch hy heeft aangetekent (?), dat de vloejing, zo O) Seft. VI. Cap. V. pag. 344. (£) Ibidem. CO Ibidem pag. 345,  S.1491.1492. DE VLOEJING. r3ir zo zy kwalijk behandelt word, in een langduurige ziekte verandert ; in dit geval, pynigt zy fomtyds gelyk de jigt, niet altyd met de zelfde hevigheid, maar met ivederom komende aanvallen, maar dewijl de vloejing (ziet §. 1490.) een zeer dikwervige ziekte is, hebben de Geneesheeren dikwils gelegentheid, dezelve op te merken; en ik geloof, dat het blyken zal, dat de vloejing uitdie natuur dat omlopend verdwynen en wederom komen niet heeft, dat men in de jigt en het voeteuvel waarneemt, ik ken'er zeer veele, die maar eens in hun leeven de vloejing hebben gehad; hoewel vry fcherp; waar door zy voorzigtiger geworden, de allerdikwervigfie oorzaak deezer ziekte, een fchielijk toelaten der koude op het verhitte lichaam vermyden. ik heb veele gezien, die langen tijd ellendig bleeven na het kwalijk behandelen der vloejing; en ik heb niet kunnen ontdekken, dat de aanvallen op een bepaalde tijd wederom kwamen; maar zy fcheenen eerder door de fchielyke verandering van de gefteldheid der lugt opgewekt te worden; nochte die pynen waren zo hevig, als die geweest waren, die de vloejing in 't begin verzelden. §. 14.92. zy voort duurt en toeneemt, berooft £^J zy dikwils na de allerwreedfte fmerten 't lid van de beweging, verwekt een famentrekking van 't gewrigt, die naauwlyks voor eenig middel wykt. Het heeft uit het vorige gezegde gebleeken, dat de vloejing niet alleen de gewrigten, maar ook de fpieren en de vliezen, die dezelve bedekken, bezet; in 't vervolg zal blyken, dat de vliezen, die de zenuwen bekleeden, ook van de ziekte kunnen aangetast worden, in dit Hoofddeel word over die kwalen gehandeld  nl2 DE VLOEJING. $.1492. delt die de gewrichten door de vloejing overkomen; vooral, zo de kwaal toeneemt, en langen tijd duurt. De langduurige aandoeningen uit de nedervloejingen, die namentltik omtrent alle de gewrichten, en vooral omtrent de heup ontftaan heeft Galenus %i*y*r* genoemt (s); op een andere plaats ïpfchriift hv met de zelfde naam de nedervloejingen in de beenen, en voornamentlyk die, die de eerfte gewrichtiiiglangsdeheupbe- 22 Van te voren §. 362, alwaar over de ontwrichtingen wierd gebmdelt hebben wy over de oorzaak der ontwrichting gefproken, SS in de holligheid van het gewricht gegroeit, het ingewrxhte wn uitfloot, aldaar is aangetekent geweest, dat de banden der Gewrichten uit die plaatfen, alwaar de beenige aanwasfen met het nverbebee'n vereenigt worden, uitgewasfen, als een holle doos, hit geheele gewricht omvangen, en niets van buiten m laaten komen 0f binnenwaards vallen, in deeze doos zyn holligheden,u> terftens van het ontfangende en ontfange been, overal met kraakbeen bekorst; en in de grootere gewrichten zyn vry groote khcTen zelfs *elyk aan de kleinfle, in groote menigte, diedeinwenAwi onoervlakte van de band het gewricht omvangende bezetten, tpvens is aldaar bcweezen geweest,datdedunnemergachtigeohe, het holle gedeelte van de beenderen omtrent de gewrichten > in genoegzame hoeveelheid door de kraakbeenige uiterften ïèV ineewrichte beenderen doorzweet in de holte van hetgewrichr. Door deeze klieren word een flym gelyk wit van een ei afge- „nndert van een zoutachtige fmaak, die met de mergohe verrat dat beftrykfel vormt, dat de uiterflens der ingewrxhte beenderen beflrykt, en zeer flibberig maakt, op dat de gewrichten (/) FoëTü Oeconom. Hippocrat. pag. sol. 202.  J.r'402. D E VLOEJING. 1313 zonder dat de beenderen fterk tegen elkander wryven , naar elkander toe kunnen bewogen worden, tevens word ook die fyne daauw uit de uiterfte uitwaasfemende flagadertjes in de holte van 't gewricht gejaapt, welke in alle de'holten-s van het' lichaam,, zo groote als kleine, aanweezende is. Zo dierhalve de vloejing in eenig gewricht voort duurt en' toeneemt, zal de natuurlyke afzondering van de gewrichtflym verontrust worden; gelyk ook de uitwerping van de mergachtige olie in de holligheid van het gewricht; waar uit Simfon met recht de volgende voorkennis {t') beiluit : zo zy om de gewrichten te lang duurt, en op de omvangende deelen valt, verbreekt zy eindelyk derzelver fpanning en kracht door de al te fterke uittrekking ten eenemaal; welkers werking op deeze bui' ten de vaten geftorte vochten ophoudende, gefchied het, dat die vochten zelfs niet- vloeibaar meer blyven , en bekwaam om ge* lykelyk opgezogen te zvorden, maar dat zy in tegendeel lichtelyk ft remmen en hard worden, ten laatfte dat zy het gewricht geheel onbeweeglyk maaken. Waar uit blykt met hoe groote zorg men de vloejing terftond te hulp moet komen, dewyl het enkel vertragen de ziekte kan. vermeerderen, het gebeurt menigmaal, dat de zieken te/ Kat om hulp vragen; waar door de kwaal ongeneeslyk geworden is; dezvyl de Geneesheer de bezinfelen , wanneer de ziekte, zeer flaauzv is, niet tegengeftaan heeft ; daar zy door verloop van tyd krachten bekomen hebbende ;. de naarftigheid van den Geneesheer geen voordeel doet (u), ■ Ik heb dikwerf gezien , dat na doorgeftane pynen van de vloejing, zodanige famentrekkingen van de gewrichten in de' rugftreng ontftaan zyn, die de ellendige dwongen al hun lee-ven krom voor over te gaan, zo dat zy zich naderhand nimmer hebben kunnen recht houden, die landbouwers, die de tuin- O) De Re Medica differt. quatuor pag. nr. (V) Aret* Cappadoc, de cauf. & fign. morb. diuturn. Lib» IL ■ Gap. XII. pag* 66. Vyfde Deeu Dddddddd  'DE VLOEJING. l.i-49^ tuinvruchten voor de keuken in hunne tuinen aankweeken, zyn boven alle aan zodanig ongeluk bloot geftelt ; om dat zy hunnen vbeid met het. lichaam voor over gebogen doen : ;zo de rugftreng in de zomer door de zon verwarmt word, en het hembd of het kleed door een onverwachts nedervallende reegen, gelyk menigmaal ifchied, vochtig word, brengt de op de verhitte rugftreng fchielyk toegelaten vochtige koude dikwerf de vloejing voort, welke de ellendige zo . menigmaal verzuimen , of metnadeelige riicMelen behandelen, het-gebeurt deeze.menfehen, datzy na langen tvd groote fmerten geleeden tc hebben, eindelyk van dezelve hëvrvd worden, en dat, offchoon de eetlust goed is, en zy voor 't overige fchynen gezond te zyn, 'er een tot de dood toe ongen*eslvke gewrichtsfamentrekking in de rugftreng overblyfr. Sy denham heeft foortgelyke ongelukken waargenomen (w). want hv heeft gezien, dat na het ophouden der fmerten, de gewrichten der vingeren als omgekeerd %yaren, en met knoopachtige uitftekken gelyk in de jicht bezet, die zich meer op de binnenfie als op de buitenflc deelen der vingeren vertoonden. Van te voren §. 1490. is .gezegt geweest, dat Sydenham een foort van vloejing waargenomen heeft OJ), welke hy fcheurbuikicre nofcmt; die de voornaamfte toevallen deezer ziekte nabootst; want hy fchryft dus: de pyn bezet nu dit, dan dat gedeelte; maar doet het zelve zelden zwellen, gelyk in 't ander foort.; en word niet van de koorts verzeld. daar en boven blyft zy zo vast niet zit. maar vertoont een meer vliegendeen onzekere'hoedanigheid, -an onregelmatige en ongefchikte toevallen verzeld. dewyl de vrouwen *elyk ook de mannen, van een zwak geftel, vooral van d 'e ziekte wierden aangetast, had hy agterdogt, dat deeze ziekte tot het foort der opfteigingen behoorde; daar zy eventwel naar de middelen tegen de opfteigingen niet luifterden. 'er zyn vier-en- dertig jaaren verlopen, dat ik dit foort van vloejing voor 't Perst zas in een vrouw van vyf-en-twintig jaaren,, vaneenten See. VI. Cap. V. pag. 345. Ibidem pag. 351» •  J.I402. DE VLOEJING. eenemaal tenger gefïel, die dikwils van een zwaare fchrik was overvallen, d.e het door de beweging verhitte lichaam aan de koude lucht door een fpleet van 't vengfter indringende had bloot gegeeven..zy heeft zeer.fcherpe fmerten gevoeld, nu in dit, dan wederom in dat gedeelte van het lichaam, die drie of vier uuren duurden, dan verminderden, terwyl de eerst fcherp zeer doende gewrichten opzwollen-: 'er vertoonden zich duidelyke teekenen van een beginnend fcheurbuit in het tandvleesch. zy had de ziekte reeds tien weeken gehad, eer dat zy my om hulp verzocht. zy heeft van de voorgefclireeve middelen verlichting gekreegen; vier dagen naderhand heeft zy pyn gevoelt in de rechter fchouder', die z'ch zeer verhefte, wanneer zy de arm wilde opheffen, na acht dagen, 'smorgens uit het bedde opftaande, heeft zy alle de. ledemaen ftyf gevoelt; vooral defchouders; maar die ftyvigheid is in korten tyd verdweenen; na andere acht dagen, had zy moeite de voorhanden te buigen, dewyl zy dagt voor 't overige vry gezond te zyn, en de pynen, die fomtyds op verfcheideplaatfèn ' wederom kwamen, zeer lydelyk waren, heefthy.degeneeskunde veragr. na eenige maanden heb ik de gewrichten der vingeren en kniën gezwollen gezien; alle deeze gewrichten konden met moeite gebogen worden; eindelyk had byna een volkome famentrekking der gewrichten plaats, die tot de dood toe geduurt heeft.- Naderhand heb ik nog eenige foortgelyke gevallen gezien. Over deeze ziektens handelende, had Païiliis Aegineta(y)hèl volgende gewaarfchouwt r de overtollige vocht, die zich in de gevorichten dringt, nu galachtig, dan bloederig, dan wederom zwartgallig , meest ook Jlymachtig en raautv, door de Iioeveelheid of raat/wigheid van het voedfel, of door de ledigheid, vergadert, ■word door in de gewrichten te blyven zitten, dik en lymig; zo'- . ■ ... daP (j> Lib.. III, Cap. LXXVIII. pag. 258. Dddddddd at  ï3iö D E VLO E j IN G. $. 1492.1493. dat zy tot een allerhardnekkigfte hardigheid, by de Latynen kalk, knobbel, by de Grieken eelt genoemt, verhard. Dit gebeurt vooral, zo 'er een vocht van de natuur vervreemt, .tn een zwakheid der deelen plaats hebben (z). (j. 1493. lp\eszelfs naaste oorzaak fchynt een ontitejlJ' king te zyn in de zenuwwater flagaders der vliezen , die by de banden der gewrichten ,zo woedend niet is, dat zy tot de verzwering over gaat. zy word genezen door de aderlating, een Tierhaalde tegenvuurige zuivering, en altyd *s avonds door een verdovend middel gellilt, door een zacht, laauw, bad, tegenvuurige Hovingen op de aangedane plaats gelegt , fterke blaartrekkende pleisters, en brandmiddelen, middelen die ten hoogfte verdunnen en verzachten, een zeer gering voedfel, rust , warmte van het bedde, en op 't einde der genezing een drooge, warme wryving, te gelyk met het gebruik vau tegenfcheurbuikige middelen. Zo men in aanmerking neemt het geene §. 1491. isgezegt,zal het genoegzaam blyken, dat de vloejing tot de ontftokeziektens behoord ; want zy tast voornamentlyk zodanige aan, die een gefteldheid tot deeze ziektens, en een bloedryk geftel, met fcherpte befmet hebben, en zich wellustig voeden; vooral zodanige, in welke zich de taaije gefteldheid tot de ontfteeking zich door een zydewéekorst op 't bloed te kennen geeft; maar ook gaat de allerdik wervigfte oorzaak, de fchielyk op het warme lichaam toe* geCz) Paulus Aegineta Lib. III. Cap, LXXVIII. pag, 257»  Ï493- D E VLOEJIN G. *3'? gelaaten koude, zo meenigmaal vooraf, waar uit Sydenham befloten heeft (a) : dat 'er zelfs niemand zvord gevonden , die maar getzvyftelt heeft of deeze (de vloejing namentlyk hebbende') een ontfteeking hebben, deeze ontfleeking zit in de zenuwwater flagaders der vliezen , die tot de banden der gewrichten behooren ; maar van te voren is reeds gezegt, dat de vliezen , die de fpieren dekken, gelyk ook de peezen, zo dikwils van de vloejing worden aangetast: het zelfde gebeurt in de fcheeden die de zenuwen bekleeden, waar over wy in 't volgende Hoofddeel breeder zullen fpreeken; waarom de pynen van de vloejing der inwindfels van de zenuwen op deeze wyze aangetast, dikwils lang duuren, zonder de zenuwen te vernielen, in dusdanig geval volgt fomtyds de verlamming; die nochtans allengskens naderhand verdwynt; om dat de zenuwen geheel zyn gebleeven. de zeer vermaarde Boerhaave, van deeze fmerten gepynigt, is eindelyk verlamt blyven leggen, zo dat hy in de onderfte ledematen naauwlyks meer eenig gevoel, of eenige beweeging over hield, namentlyk de fappen door de hevigheid der fmerten verteert, is hy verlamt, de dyè'n, beenen, voeten, niet kunnende bezveegen, geheele maanden genootzaakt gezveest op de rug te leggen (b). na vyf maanden nochtans, de n Januarius 1723., heeft hy, hoewel nog zwak, zyne lesfen begonnen; en is daar na volkome herfteld, en heeft de kracht wederom gekreegen om de onderfte ledematen te beweegen, die hem geduurende vyftien jaaren en langer, tot aan zyn dood toe namentlyk, ongefchonden bygebleeven is. Dit fchynt te bevestigen, dat 'ex een ontfteeking der vliezen die (a) Sed. VI. Cap. V. -pag. 346. Q) Alberti Schultens Oratio Academica in memoriam Hermanai Boerhaevii pag. 67. Dddddddd 3  i3 j8 t) e VLOEJING. 5.1493. die tot de banden der gewrichten behorende, of die de fpieren en zenuwen in winden, plaats heeft, waarom de zeer-vermaarde Hofman waarfchouwt ^c), dat'ér gewoonlyk een groote verwarfng plaats heeft tusfchen de kennis van de j'cht en vloej'ng. welke ziekte hy aldus onderfcheidr daf de jichtpyn van deivynficenachtige fcherpe wei-, tusfchen de gewrichten zittende, voortkomt;.. maar in de vloejing eerder een wek zoutachtige brandende ftof inde vliezen der fpieren, en banden der gezurichten, uitwendig zit. in de jicht sok de klieren , die in de gewric&ten verborgen zyn, en ftymachtig, van de vermaarde Engelschman Clopton Havers gevonden, gelyk ook de klierachtige banden, dejichtftof 'uitzverpen: in tegendeel die fcherpe zvel, die in de vloejing ftilftaat, uit het bloed in de buizen tc veel vergadert, tusfchen de tusfebenzcydtens van de vliezen en fpieren zich meer afzondert en vergadert word: Maar hoewel de ontfteeking de naaste oorzaak vamde vloejing is, volgt nochtans de uitgang dér ontfteeking in de veretteft/g zeer zelde , en dus verfchilt de vloejing-van andere ontftoke ziektens. dè wydberoemdc Boerhaave heeft, geduurende vyf maanden de fmerten der vloejing doorgeftaan hebbende, geene verettering ondergaan. §• I491- heeft het uit verfcheide voorbeelden gebleken, dat de gezwellen door een hevige vloejing veroorzaakt', geen etter in gehad hebben, maar een lymig taai vocht, de uitmuntende Geneesheer Raubi» (d) getuigt, dat de vloejing -zich zelde tot een verzweering zet, offchoon dé deelen van deeze pynen aangetast, fterk zwellen : hy heeft gezien, dat de vloejingspynen zich by een man in de knie gevestigt heeft gehad, en dezelve zeer gezwollen is geweest-: enroffchoon-in drt gezwebdui- de- fV) Medic. Ratin. fyftemat. Tom. III. Cap. III. §. 34. pag. 49.. (J) Des maladies occafionnèes par les promptes & frequenter •^anat, de 1 air. Chap, XV, pag. 301. ^  5.1493- DE VLOEJING. fcij» delyk een vloejing te vinden was, wierd het zelve binnen weinige dagen geheel verdreeven. Jleeds had Hippocrates het volgende gewaarfchouwt (e): by welke de pyn, wanneer zy langen tyd van de heupejicht zyngeplaagt geweest, de 'heup uitvak, -en wederom invalt, by die word flym geboren, in de verklaring over deeze korte Helling bewyst Galemts Cf), 'dat het woord ifebium hier ter plaatfe de heup betekent. ■Of de vloejing volftrekt nimmer tot een verzweering over gaar? dit fchynt twyffelachtïg; maar het is zeker genoeg, zulks zelde.te gebeuren Cg), de zeer vermaarde Tisfot, teekent aan, wanneer hy de onderfcheide uitgangen van de vloejing opnoemt, dat zich fomtyds een verzweering vormt in het aangedane deel, óf in de nabyheid, hy heeft zelfs een man gezien, die een fcherpe pyn in de 'lendenen had gehad, een groote zweer in het bo-venfte gedeelte van de dye gehad te hebben.; die de zieke verzuimt heeft, en waar uit naderhand wanneer zy doorfneeden was, een groote menigte etter is uitgekomen, die ellendige is na eenigen tyd gefturven. Maar dewyl ook in die deelen , welke de vloejing bezet, een waare ontfteeking kan ontftaan, moet men met alle vlyt opletten, om een goede kennis van de aanweezende kwaal te hebben, over de teekenen van de vloejing is §. 1491. breedvoerig genoeg gehandelt geweest. Vooral fchynt dtisdanige misflag in de heupejicht te vreezen, op dat men de pynen, die de verzweering verzeilen, niet voor fmerten van de vloejing aanzie, ziet hier een plaats uit Hippocrates, die de moeilykheid der kennis fchynt te bevestigen (h): Eu- po- 00 Aphor. 59. Sed:. VI. Charter. Tom. IX. pag. a&Q. Cf) Ibidem pag. 290. Gj) Avis au Peuple fur la fantè. Chap. XI. C/ó Epidemie. Lib. V. Textu V. Charter, Tom. IX. pag. 334»  1320 D E VLOEJING. poknus in de wyngaarden wierd van pyn in de rechterheupen lies, cn in het gewricht, naby de heup van voren aangetast, deeze heeft men uit de enkel zeer veel zwart en dik bloed afgetapt, en na een zuiverende drank, uitgedronken te hebben, is hy veel afgegaan, en lieeft.zich eenigfints heeter gevoeld, maar de pynen hielden niet op, en verfpreiden zich eerder verder uit. de etter drong eerder diep door het. been als door het vleesch,. en hy heeft eenigen tyd niet geweeten dathy dit had, tot dat hy zeer zwak is geworden, naderhand heeft men hem zeer veele, groote en dikke korsten gebrand'f en 'er is veel dikke etter uitgevloeit, en hy is na weinige, dagen gefturven, zo wel door de groote en menigte der zweerenals door de zzuakte. van zyn lichaam. Hippocrates bekend', dat deeze zieke' had kunnen behouden worden, zo men in tyds een goede fneede'. gedaan had. het geene vooral verdient aangemerkt te worden, om dat Plippocratcs op de zelfde plaats een andere zieke heeft gezien,. Lyco namentlyk, die wel al het overige leed, maar de pynen drongen niet zo zeer door het been, en hy heeft geen verzwèe-ring gehad, maar is na langen tyd gezond geworden. Zo Hippocrates dierhalve, zo hy zelfs opregtelyk bekend, in zodanig geval heeft kunnen dwaalen, hoe zeer zullen dan alleGeneesheeren niet moeten opletten, dat hun het zelfde niet gebeuren, by T.ulp (i) vind men een geval van een vrouw, d:e na de verlosfing, door een bloedftorting uit de lyfmoeder byna utgeput, van een allerhevigfte heupenpyn wierd gekweld," die de ellendige genootzaakt heeft geduurende geheele veertig dagen op de zelfde plaats- te leggen, nochte zy konde een ftroobrecd van daar gaan , of zy wierd terftondftaamo, kreeg zenuwtrekkingen,. en het geheele lichaam wierdftyfals een paal. edoch daxTulp deeze pyn voor een vloejing^gehouden heeft, blykt daar uit, dathy ge- 00 Obfervat. Medic. Lib, UI* Cap,,.XXV, pag. 2,23.  §. .j rtODTÖw lTohn'!iisv;,itr;5f n$-h$:04 00 Avis au Peuple fur fa fante Chap. XI. §. 15Ö. pag. 197. 00 Lib. XI. Cap. I. pag. 600. (/) Seft. VI, Cap. V. pag. 348.  §.1493- DE VLOEJING. i33r zieken door een gering voedfel, en door het drinken van een gerftendrank of dun bier, onderfteunt wierden. hy heeft wel fomtyds een klyfteer van gefti;kerde melk doen infpuiten, om de afgang te verwekken, namentlyk op de dagen, wanneer geen aderlating gedaan wierd; edoch hy waarfchouwt ernftig, en vermaant ons, dat dit alles ten minfte acht dagen na de laatfte aderlatin», met vlyt worde waargenomen, deeze tyd verlopen zynde,fchre'ef hy een zuiverende drank voor uit verzagtende middelen, om des morgens te gebruiken; de zelfde dag des avonds gaf hy een weinig ruimer gifte van witte heul fyroop, op dat de drift van het bloed, door een zuiverend middel opgewekt, waar door hy de wedei keering der ziekte vreesde, geheel zoude onderdrukt worden. Dit gedaan zynde, keerde de zieke allengskens tot zyne voorgaande levenswyze wederom; nochtans zo, dat hy z:ch nog langen tyd van wyn en geesten, en fpyzen met zout of fpeceryen toegemaakt, onthield; gelyk cok van alles wat moeilyk was om te verteeren. De pynen verminderden wel zeer op deeze wyze, verdweenen nog niet geheel; nochte eventwel fchynt hy naderhand iet anders beproeft te hebben: want hy had waargenomen, dat het verlies der krachten, door de aderlating veroorzaakt, herfteld zynde, en een jaargetyde volgende, dat gunstiger was om de lichaamskrachten te volmaken, dan wel dat, waarin de zieke eerst was gaan leggen, alle de toevallen ophielden, en de ziekte naderhand wederom fterk was. maar dewyl, gelyk % 1491. is gezegt geweest, de vloej-'ngen in de herfst meest voorkomen, moestede lentetyd de overblyffelen der voorafgegane zwaare ziekte, verdryven. Doch heeft de uitmuntende Sydenham naderhand (s) fpaarzamer adergelaten; gelyk een weinig te voren is gezegt; en heeft dikwils buikzuiveringen gebruikt, in de geneezing van de vloejing. (g) Epiftol. I. Refponf. pag. 405. Ffffffff 2,  I332 DE VLOEJING. §•1493- jing. want hy had by ondervinding geleerd, dat het hier is, na de tweede, of op zyn hoogst de derde aderlating, zeer dikwils zuiverende middelen toe te dienen, en te herhaalen, tot dat de toevallen altemaal geheel zyn opgehouden, dan de geheele zaak aan dc aderlating over te laaten. hy heeft alleenlyk verzachtende zuiverende middelen aanbevolen; tamarinde, fennebladeren, rhabarber, manna, fyroop van roozen die de afgang verwekt; dewyl andere, die uit j'cammonie, jalappe enz., bereid zvorden, eenonfi'uimigheid verwekken, en de pyn doen verergeren, deeze waarfchou» wing van Sydenham heeft Störck gevolgt (h). want de aderlating vooraf gegaan zynde, ja zelfs herhaald, op alle derde dag, zo 'er een zwaare koorts, en zeer fcherpe pynen plaats hadden.met de beste uitwerking, heeft hy een tegenvuurig zuiverend middel toegedient. De zieke wierd zelde voor de vierde, vyfde, fesde, zevende, of fomtyds de rchtfte dag, eenige verligting gewaar; daar op is de pyn gemindert, gelyk ook de fpanning op de aangedane pfiaifen. Nochtans heeft hy zich niet lang met de zuiverende middelen opgehouden: want zo dra de hevigheid der toevallen verminderde, en de zwellingen week en flap wierden, en de zieken de ledematen zonder groote pyn konden verroeren, is het niet meer nodig geweest zo menigmaal de zuiverende middelen te herhaalen : het te dikwervig gebruik van dezelve verzwakte de zieken, en verlengden de ziekte. Nimmer is de pyn voor de twintigfte dag geheel verdweenen; daar zy fomtyds over de dertig of veertig dagen duurde. Sydenham (f), de geneezing van de vloejing door herhaalde aderlatingen onderneemende, had waargenomen, dat na het toedienen van verzachtende middelen, een zwaarder aderlating vereischt (A) Ann. Medic. fecund. pag. 115. u5. (O Seft. VI, Cap. V» pag. 347.  2-H93- DE VLOEJING. 1333 cischt wierd; het geene hy wilde vermyden; waarom hy het volgende waarfchouwt: waarom ik van gedagten ben, dat, hoe ook de pyn woed, ik my geduurende het geheele beloop deezer ziekte, zorgvuldiglyk van deeze moet zvagten; zo het myn zin is de geneezing van de aderlating alleen te verkrygen ; dezvyl door derzelver gebruik de ziekte gevestigt zvord, en zo ligtelyk niet voor de aderlating wykt; welke daarom, door dien dit middel al te gedienstig toegedient is, dikwerviger dan behoor lyk zvas, moet gedaan worden, ja hy had waargenomen, dat in het hoogfte der ziekte de pynftillende middelen dat geene niet uitwerkten, dat derzelver naam belooft, maar dewyl Sydenham na zuiverende middelen toewedient te hebben, gewoon was des avonds pynftillende middefen toe te dienen, heeft hy in dit geval het zelfde gedaan : want hy gebied , dat men alle avonden, na de afgang, een once fyroop van witte heul zoude toedienen, eenigfmts gematigder, dan zulks gewoonlyk gefchied (k). waar door de zieken buiten twyffel, verlichting van de fmerten die noch aanweezende waren, gekreegerr hebben. 'Er zyn nochtans fommige Geneesheeren geweest, die niet van 't zelfde gevoelen met Sydenham over het gebruiken van verdovende middelen in de geneezing der vloejing zyn geweest, dus heeft Raulin (l) aangeraden, dat men terftond na de eerfte aderlatingen daaglyksch verdovende middelen geeve. ik heb deeze geneeswyze zfen beproeven; maar de uitwerking beantwoorde niet aan de verwagting, die men van het gebruik deezer middelen opgevat had. In alle de zieken byna, van de jicht of vloejingskoorts aangetast, namen de koorts en pynen tegen den avond toe, en het toeo-edient verzachtend middel heeft altyd een kwaade uitfiag gehad: want de zieken hebben zeer onrustig gejlapen, geylt, be- naauw- naauzvde faapelooshedcn gehad, zyn dikzvils fchielyk ontwaakt door deeze gedzvonge flaap zyn zy zeer vermoeit, de gant/cle vol gende dag zvaren zy faperig, eenigfints ylhoofdig, en de-bols is rad, ongelyk, toegetrokken gezveest . m). by fommi 'e van deeze zieken verminderde de pyn des morgens; als dan~zVn zv van zelfs in een geruste flaap gevallen, hebben zagtjes gezweet en zyn daar na veel vlugger geweest: veele van deeze bleeven'ook waaken, en verzwakten, daarom gaf men deeze des morgens tegen dat de pyn afnam, een verzachtend middel; waar door een zachte flaap w:crd voortgebracht, die verkwikkende was en de zieken wierden bekwamer om de verheffing van de pvnen d;edeS avonds zouden volgen , te doorftaan. Hoe groot nut dat 'er ontflaat uit een vlytige waarneemt van het geene na en voordeelig is n de geneezing der ziektens °ontftaat, is ^ 602. 7. gezegt geweest. Wanneer de zieken zeer verzwakt waren, en de verheffing der fmerten daaglyksch op een gefield uur wederom kwam mei een vooraf gegane rilling., beeving ën koude, als dan heeft een halt once poeder van de koortsbast, op de vrye dag to 'gedient zeer veel verl chting toegebragt. 'ö ' Wanneer door eèn al te fterke verheffing der pyn een fpringen der zenuwen, en ftmptrekkingen der ledematen, ontflonden het geene fomtyds gebeurt is, als dan heeft men met de opaun' overhands toegedient, mogen verzachten en verdoren, nochtans fchynt de voorzicbtighe d te raaden; dat wy aityd de waarfchou w.ng van Aegineta f» indachtig zyn : met deeze, die de ledema ten verdoven, by dc Grieken verdovende middelen senoemt moei men met verder voortgaan, dan tot dat zy de hevigheid der pyn ten nunjle ver zagt hebben, zo men dezelve te ruim gebruikt ver. dikken zy het vast zittende vogt zodanig, dat het zelve tot een , kalkr» Störck ann. Media fecund. pag. 120. 121, 00 Lib. III. Cap. LXXVW. pag. 260.  5.1493- DE VLOEJING. 1335 kalkkuobbellge hardigheid;, welke dc Grieken t:u>ïs noemer:, vereelt , en langduurige moeilykheden der beiveeging veroorzaakt. Door een zagt laauw bad, tegenvuurige ftovingen op de aangedaane plaats gelegd. Van hoe groot'nut deeze kunnen zyn , is §. 296., alwaar over de geneezing der ontfteeking wierd gehandelt , breder gezegd geweest. Sydenham (0) lag geftadig op de pynlyke plaats een pap, van roggebrood en melk, met faffraan of koolbladeren gecouleurt; en heeft gewild, dat men dezelve dikwils zoude vernieuwen, veele andere ontbinden venetiaanfche zeep in even gelyke deelen water en melk, en leggen geduurig zodanige ftoving op de pynlyke plaatfen. een half -once venetiaanfche zeep word tot dit einde meestentyds in twee ponden vocht ontbonden, alle deeze baden en ftovingen, werden gewoonlyk ten minfte laauw op de aangedane plaatfen gelegd. Homberg heeft een gevoelen gehad, dat andere vreemd voor kwam, dat de vloejing eveneens met een koud als met een warm •bad en zweeten, kan geneezen worden, hy heeft de oorzaak der vloejing, geftelt te zyn, een fcherpe wey, en die vry dun was, welke uit de aders een uitgang vindende, door de fpieren heen verfpreid word, welkers veezelen zy fteekende, verftoort zy de beweeging , en dewyl die wey een groote vlugheid bezit, word zy zeer fterk verfpreid, en kan niet wederom in de aders ontfangen worden, waar uit zy gegaan is. Men fcheen dus de zelfde geneezing te verwagten te hebben ,het zy deeze wey uit het lichaam wierd verdreeven, het zy dezelve wederom in de aders ging, waar uit zy gekomen was. een grooter hitte zal die buiten de vaten geitorte wey door de door- waas- 00 Seéfc. VI. Cap. V. pag. 347- , C/0 Academ. Royale des fciences 1'an 1710. hiftoire pag. 46.  1336 DE VLOEJING. 5.1403. waasfeming uitdryven. de koude zal de deelen toetrekken, efl dus zal de wey wederom in de vaten worden gedrongen. Homberg was te meer op 't koude bad gefield, om dat hy geloofde dac de toegevoegde koude belette dat de wey op nieuw uit de aders kwam, terwyl intusfchen de reeds uitgeftorte, oorzaak van de ziekte verdunt word en verfpreid. door het warme bad fcheen het hem toe dat die dunne wey zodanige gefteldheid verkreeg, dat zy gemakkelyker uit de vaten konde gaan. Omtrent het einde der vorige Eeuw, en 't begin van deeze, heeft de Engelfche Edelman Jbon Floyer (q), het koude bad zeer gepreezen, tot de geneezing van verfcheide ziektens, en vooral van de vloejing. hy liet de aderlating en het gebruik van een zuiverend middel vooraf gaan ; de voedingswyze, en hergebruik der geneesmiddelen, wierden door de Geneesheer bepaald, naar maate de hoedanigheid der ziekte, en de gefteltenis van de zieke vereischten. Men gebruikte het koude bad niet, zo de zieke verhit was, of zweette , maar men wagte , tot dat deeze ophielden, de zieken bleeven niet langer in het koude bad, dan twee of drieminuuteu. in het eerfte bad, bleeven zy niet, na dat het lichaam ten eenemaal ondergedompelt was geweest; maar gingen 'er terftond uit. zy gebruikten dit bad maar negen of tien maaien, zo dat zy drie of ten minfte tweemaal in een week in 't koude bad gingen 00» Hy befchryft een geval van een zieke vrouw, die reeds vier geheele jaaren van de vloejing was aangetast (s). de gewrigten van de ellebogen, vuisten, knien, enkelen, zvaren zeer gezzvollen en bard; zy deeden alle zo zeer, dat zy geene de minfte beweeging konde lyden ; de vingeren waren geheel krom getrokken; de armen cn handen wonderlyk verwrongen; het lichaam zvas mager, en zy had C?) Of Cold-Bathing pag. 174. CO Ibidem pag. 17500 Ibidem pag. 24.  $■•493- DE' VLOEJING, 1337 had een kuch , welke agterdenken van de teering gaven, men voorzag ligtelyk de moeilyke geneezing van zo zwaare kwaak maar dewyl de zieke geene beweeg'ng konde lyden , wierd zy op een ftoel zittende driemaal in 't koude bad gedompelt, en dit wierd voor een bading gerekent. dus heeft men haar negen maal gebaad, maar na ieder bad wierd zy te bedde gelegt , dronk warm bier , men gaf haar wat geest van hertshoorn , waar op een fterk zweeten volgde , met verligting. wanneer het zweet eens of tweemaal niet volgde, gevoelde zy minder verligting. door dit gebruik van het koude bad, en daar op volgend zweeten, verminderden terftond de fmerten en de zwelling: hielden daar na geheel op; de ledematen kregen de beweeging wederom ; de eetlust wierd grager ; het lichaam wierd wederom vleez:g; de drooge hoest verm'nderde. , De Schryver door dit gelukkig gevolg niet alleen, maar ook door zeer veele andere diergelyke geleerd,, heeft vast geftelt; dat de koude baden de vloejingspynen verligten, door de vogten die in de omlopende vaten /lil /laan te rug te dry ven, die daar op gemakkelyk door het daar op volgende zweet ontlast zvorden. daarom vond hy het zzveet nootzaaklyk na het gebruik van het koude bad in de geneezing van de vloejing (t). hierom vermaant hy ernftig, dat men zodanige zieken niet lang in het koude bad moet laaten, maar alleenlyk driemaal indompelen, terftond uitnaaien , op dat de natuurlyke warmte wederom kome, en het zweeten volge, dat de pynen en diktens verdryve. de zelfde Schryver verhaald verfcheide gevallen, met welke hy zyn gevoelen bevestigt (V). Men fchynt de koude baden vooral in verouderde vloejingen beproeft te hebben , wanneer andere eerst beproefde geneeswyzen van geen nut wanen, maar Antonius Cor- chi CO Ibidem pag. 177• 178. ÖO Ibidem pag. 224-225» Vyfde Deel. &ggggggg  i338 D E V L O E J I N G. §.1493, chi (zv), die de baden van Pifa heeft befchreeven, en derzelver nut in de geneezing van de vloejing heeft gepreezen heeft het vólgende aangeteekent: het is zvaar, dat in fommige gevallen van een nieuwlings en middelmatige ontflaane , en zich over de oppervlakte uit/lrekkende vloejing , in genoegzaam, flerke menfehen, de ziekte met een wonderlyke fchlelykte en geluk zvord ontbonden door de enkele begieting (docciatura) met koud water op het pynlyke deel eenige maaien te herhaalen : zvaar door de te famentrekking en overhandfe ontfpanning der vaten, welke zodanig werktuiglyk middel veroorzaakt, de flilflaande vogten bezvogen zvorden, en in de gezvoone hoop van vogten wedergekeerd vryelyk omlopen, van te voren §. 390. en 396. 6. in 't Hoofddeel van de ontfleeking , alwaar over het llillen van de aandrang op de ontfloke plaats zelve gehandelt wierd, is gezegt geweest, dat dit op tweederlei wyze kan gefchieden; het zy door de verftopte vaten zodanig te ontfpannen , dat zy door haare laatfte eindens de ondoorgankelyke verftoppende brokjes in de aders laaten doorgaan; het zy met de vaten door verkoelende , te rug dryvende , of te famentrekkende middelen, zodanig toe te trekken, dat het ondoorgankelyke verftoppende uit de naauwigheden, waar in het zit te rug worde gedreeven , tot een ruimer plaats van het vat : tevens is als toen aangeteekent geweest, dat deeze te rug dryvende manier, dikwerf by de Geneesheeren in gebruik is geweest, wanneer een deel van het lichaam zonder eenige klaarbiykelyke voor af gegaane oorzaak ontftoken wierd;. en als dan leidden zy de oorzaak van- de vloejing af. maar tevens is in 't breede beweezen, dat het gebruik van verkoelende en te rug dryvende middelen niet altyd nuttig is , en dat 'er in 't gebruik van deeze voorzigtigheid nodig is , dewyl zy zeer kunnen benadeelen, zo zy geen voordeel doen. dus moet een voor- 00 Dei Bagni di Pifa. Capit. IV. pag. 173.  §.1493. DE VLOEJING. 1339 voorzigtig Geneesheer, naar maate de omftandigheden een onderfcheide geneeswyze verkiezen. Het gedenkt my zeer wel, dat een allerlastigfte Jendevle-efng, op verfcheide wyzen , te vergeefsch beproeft, geneezen heb, wanneer ik tweemaal daagsch een zeer verdunt ingietfel van thym, als een waasfem, warm, langs een pyp geduurende een half uur naar de pynlyke plaats deed ngteti; en dezelve daar opeenquartier lang met een warme linne doek deed wryven. Blaartrekkende pleifters. Dewyl, gelyk van_ te voren is gezegt geweest, in de lyken der geene die de vloejing hadden, de deelen met een flymagtige vuiligheid bedekt heeft gevonden , 'er fomtyds in de vloejing gezwellen ontftaan , welke doorgefneden zynde een diergelyke redelyk taaije ftoffe uitleveren ; dewyl, ■offchoon de ziekte met de koorts een aanvang neemt, de pyn na dat de koorts geftilt is, nochtans menigmaal toeneemt; is het geen wonder, zo de Geneesheeren van het gebruik der blaartrekkende pleifters groote hoop opgevat hebben in de vloejing, om de pynen te ftillen ; vooral, zo de koorts reeds geheel ophield, of ten minfte veel zagte'r nog overig bleef, de blaartrekkende middelen maaken gelyk bekend is, de opperhuid van de huid los, en onder de opgeheeve opperhuid vergadert zich veel zenuwwater, dat fomtyds al vry lymagtig is, en, zodanige blaasdoorftoken zynde, geduurende verfcheide dagen blyft vlpejen ; waarom zy niet zonder reede gelooft hebben, dat een deef van de ziekteftof, en prikkelende fcherpte, aldus word weg genomen en vermindert, de zeer vermaarde Tisfot (.v) heeft waargenomen dat de natuur zelfs iets dusdanigs aanwyst. want fomtyds, hoewel zelde, eindigt de vloejing door een verplaatfing van de fcherpe ftof in 'de beenen; die terftond blaazen opheft; deeze geopent zynde ontaarden in zweeren; welke te fchielyk toegaande, komen de vloejingspynen wederom. Ik heb van de blaartrekkende pleifters dikwils veel nut gezien : ik O) Avis au Peuple fur la fante Chap. XI. pag. 197. Gggggggg 2  *34o DE VLOEJING. §-1493. ik heb van dusdanige allerlastigfte pyn in de hals een Edel«ïan geneezen , die te vergeefsch een menigte middelen beproeft had , koppen , begietingen met water uit de baden te Aken, zalven, pleifters, wryvingen enz.; ik heb geraden een. groote, vry fcherpe blaartrekkende pleifter op de pynlyke plaats te leggen; de zieke ftond dit tegen; eindelyk heb ik het verkreegen; 'er is een menigte zenuwwater met aanmerklyke verligting uitgevloeit; en binnen weinige dagen is hy geheel herfteld , want door deeze en foortgelyke prikkelende middelen word de ziekteftof ofte uitgeleid , ofte zy verandert fomtyds van plaats, en dus word het aangedane deel van de pyn verlost, de vermaarde Geneesheer Tralies fy), wierd door de dikwerf onderdrukte doorwaasfeming, wanneer hy uit verwarmde kamers der zieken komende, aan de koude lugt, nevels, winden , bloot wierd geftelt , van een alJerpynlykfte vloejing de fchouder en het fchouderblad der linker zyde bezettende, aangetast, hy had geen koorts , maar de fchouder en het fchouderblad gloeiden, zo dat hy meende dat het de belroos was;, waar van nochtans geen teeken te vinden was. de allerlastigfte pyn ftrekte zich uit tot de barstfpieren, en veroorzaakte een bastaard zydewée. na een ruime aderlating, en het gebruiken van de beste zo in als uitwendige middelen, duurde die pyn hardnekkiglyk vier dagen lang. toen. heeft hy een pleifter gemaakt van geftampt mostaardzaat in zeer fterke azyn geweekt, daar wasch en therebiuthyn by doende ; welke opgeïegt zynde , zuierd de belroozige roodheid en pyn uitzvendig, zvelke hy van te voren valfchelyk gemeend had plaats- te hebben , zvaarlyk verdreeven , en. de inzvendig woedende vloejing gelukkiglyk weg genomen. Storck heeft het veilig gebruik der blaartrekkende pleifters Ün deeze ziekte bevestigt (s) , wyl hy , de koorts behoorlyk ge- (y) Ufus Opii falubris & noxius. Tom. II, pag. 3.12... (z) Ann. Medic, fecund. pag. 123» 123.  5.1493- DE VLOEJING. t.34> gematigt zynde , een blaartrekkende pleifter op de pynlyke plaats gelegt heeft; welke, zo dra zy heeft begonnen de opperhuid op te ligten , de pynen ofte geheel vernietigt heeft, ofte ten minfte veel vermindert, hy getuigt , dat hy nimmer eenig kwaad toeval van de blaartrekkende pleifters heeft waargenomen ; daarom is 'er byna geen plaats op 't lichaam geweest, waar hy dezelve niet heeft opgelegt, wanneer de pyn aandrong, hy heeft de verfche bladeren van de veld ranuncul gedampt , beproeft ; welke hy op de pynlyke deelen, in de plaats van een blaartrekkende pleifter gelegt heeft, dit middel heeft altyd zwaare pyn verwekt; daar op is 'er, na dat de opperhuid tot een blaas was opgeheeven , een menigte wei uitgevloeit -7 waar na de vloejingspynen geheel wierden verdreeven , waarom in zeer hardnekkige en verouderde pynen der eewrigten de bladeren van de ranuncul tot poeder geftampt , van groot nut zyn geweest, edoch de zweer door dezelve veroorzaakt , heeft veel langer een fcherpe wei geftort, en wierd met meer moeite geneezen , dan de fpaanfche vlieg ple'fter. Brandmiddelen. Dit is byna het laatfte middel geweest, by de oude Geneesheeren zeer gepreezen ; het geen ik niet weet dat in een verfche vloejing te werk geftelt is geweest, maar in een verouderde ziekte, na dat verlchede andere middelen te vergeefsch waren beproeft geweest, op het brandmiddel, zo wel dadelvk als vermogend, volgt de verettering, waar door de korst die door het brandmiddel veroorzaakt is van de gezonde deelen word afgezondert; het geene gefchiedende, komt 'er menigmaal veel waterg bloed uit dc zweer, met verligting van de kwaal. Gesner (a) getuigt van zich zelve het volgende, wanneer hy een allerhevigfte heupejigt had: van 't begin der ziekte zelve , is rer van zelfs een zweer ontftaan op "de bil van de zelfde zyde; welke ik niet twyffel of i't mv van nut geweest, en de plaats van een brandmiddel bekleed f beeft (a) E^iftolar. Media Lib. UT. pag. 83- verft. Gggggggg 3  F34* D E V L O E J I N G. heeft gehad: waar uit blykt, dat Gesner van gevoelen is geweest, dat de zweer door het branden veroorzaakt nuttig is, dewyl de korst afgefcheiden zynde, de uitgang voor het nadeelige, dat dieper zat, gemakkelyk is. een Geneesheer had geboden om de heupejigt te verligten, van een brood zo eerst uit de oven komende, midden doorgefneeden, eerst in een hnne doek gewonden , op de pynlyke plaats te leggen : de zieke deeze voorzorg vergeeten hebbende, heeft het heete brood bloot opgelegt; waar door de huid vry diep inbrande, en naderhand verzweerende, vry langen tyd etter heeft geflort; en na dat deeze zweer geneezen was, was 'er geene de minfte pyn overig(£). foortgelykgeval heeft de zeer vermaarde Tisfot aangeteekent c), van een vrouw, die een nllerpynlykfte vloejing in de arm van haarman, met brandewyn wreef; welke, by geval door de digt by zynde kaars ontftoken zynde, het aangedane deel gebrand heeft, wanneer deeze verbranding geneezen wierd, heeft de vloejingspyn geheel opgehouden. Be oude Geneesheeren hebben in de geneezing deezer ziekte dikwils brandmiddelen gebruikt; namentlyk in een hardnekkige, en voor geene andere middelen wyken de ziekte. Hippocrates'(*), ever de heupejigt handelende, heeft gezegt: zo de pyn zich op een plaats ter neder zet en vestigt, en door geene middelen word ver clr et ven, brand dan, op wat plaats de pyn ook mooge zitten • maar brxnd dezelve in met nat vlasch. dit was een zagt foort van branding, niet ongelyk aan die, die naderhand met de Afiatifche moxa beproeft is geweest, waarom hy elders (d), over het branden fpreekende, het volgende zegt: edoch de vleeschdeelcn moeten wel met yzer gebrand zvorden, maar de been en zenuwagtige deelen O) van der Heyden Difcours & advis fur les flus de ventre douleureux pag. 13U (c) Avis au peuple fur la fantè pag. 206. (*) Librode AfTedtionibust ap. VUL Charter. Tom. VII. pag. 629. (V) Libro de Internis affedionibus Cap. XIX. Charter. Tom. Vil. pag. 651. .  5 1493- DE VLOEJING. 1343 ten met zwam. nochte hy heeft dit branden op een enkele plaars beproeft; maar na dat hy de zieke met melk opgevult had, heeft hy op dertien plaatfen brandmiddelen gelegt; zo de pyne in het regter gedeelte van het lichaam zat, heeft hy onder het regter fchouderblad vier korsten gebrand, drie op de regter heup,twee op de billen, midden op de dyetwee, een op de knie, en een op de enkel, deeze zo gebrand zynde, laat de ziekte nochte naar boven, nochte naar beneden gaan (e). elders (*), alwaar hy over de vierderlei heupejjgt handelt, zegt hy, na dathy onderfcheide geneesmiddelen voorgefchreeven heeft: en hy word door deeze geholpen ; anders, brand hem verfcheide en diepe korsten in, op de beenagtige deelen met zwam, maar op de vleezige deelen met het yzer. Uit dit alles blykt, dat men de brandmiddelen alleenlyk maar gebruikt heeft, na dat men verfcheide andere middelen te vergeefsch beproeft had. tevens fchynt men gehoopt te hebben, dat door de zweer, altyd op het inbranden volgende, een weg voor de ziekteftof zoude bereid worden, welke de pyn omtrent de gewrigten veroorzaakt, dit heeft Celfus (ƒ) zeer wel aangeteekent. want alwaar hy over de ziektens der heupen handelt, raad hy voor 't laatfte middel, op drie of vier plaatfen op de heup, de huid met gloeijende yzers te doen verzweeren. want dewyl dit deel zo vleezigis, zyn zagtere brandmiddelen, die hedendaagsch gewoonlyk met de brandende Ailatifche moxa beproeft word fomtyds niet genoegzaam geweest, maar dewyl dikwils iets met een glteijend yzer moet aan 't zweeren gebragt worden, om de onnodige ftof uit te lokken, is zulk onveranderlyk, niet dit foort van zzoeeren zo dra mooglyk te geneezen, maar dezelve open te houden, tot dat het kzvaad, dat wy door deeze tragten te verhelpen, in rustis. Ook Ce) Ibidem. (*) Ibidem Cap. LÏII. pag. 677; Cf) Lib. IV. Cap. XXII. pag. »3&.  3 344 DE VLOEJING. $• 1493' Ook fchynt Hippocrates foortgelyke uitwerking van de brandmiddelen verhoopt te hebben, want hy zegt (g): by de geene, welkers heup door de langduurige heupejigt van zyn plaats gaat, en wederom te regt gaat, ontftaat (lym. in de verklaaringen'over deeze Korte Stelling waarfchouwt Galenus, dat hier door de heup het gewrigt van de heup verftaan word, en heeft niet gewilt dat men de volgende Korte Stelling (h) van de voorgaande zoude afzonderen, maar beide te famen tot een zien fmelten. dus fchryft hy : by de geene, welkers heup door de langduurige heupejigt van zyn plaats gaat, en wederom te regt gaat, ontflaat /lym, ten zy dat zy gebrand werden, op dat als dan de flym uitgedroogt worde, gelyk Galenus zegt (ï), en de flymagtige vuiligheid aldus •worde weg genomen, gelyk ook op dat de flapheid van de huid, waar in bet gewrigt uitviel, door het branden digter gemaakt, het getvrigt bedwinge, en niet uit de plaats laat gaan. Zagtere brandmiddelen, welke de oude uit nat vlasch, zwam en andere foortgelyke gereed maakten , worden hedendaagsch van de wol der byvoet bereid; die als dan moxa genoemt worden; deeze zyn veel zagter, en branden de huid niet tot een korst, en de pyn daar uit ontftaan, is vry verdraaglyk, dewyl in Afia de krnderen ook zonder kryten een brandmiddel van de moxa verdragen, ik heb op myne eige dye een vry groote keegel van de moxa gezet, die ik asn de fpits aanftak, en heb de pyn daar door veroorzaakt, gemakkelyk kunnen lyden. ikhadnergens pyn, maar heb zulks willen beproeven, eer ik het in de zieken te werk ftelde. de gantfche hoop fchynt daar in te beftaan, dat de ziekteftof fchielyker doorde werking van het vuur verdreeven worde, die zich in de gewrigten terneder zettende die moeilyke fmerten verwekt, ik heb het in de heupej'gt, maar zonder goed gevolg, OjO Seft. VI. Aphorism. 59. Charter. Tom. IX. pag. 289. (h~) Aphor. 60. Ibidem pag. 290. (0 Ibidem.  5.1493- DE VLOEJING. I345T volg, beproeft, de oorzaak der ziekte fchynt dieper te zitten, dan dat zy door het zagte branden van de moxa kan te boven gekomen worden. Men zie na het geene §. 1278. over de moxa en deszelfs gebruik gezegt is. Een veel wreeder inbranding met een gloejend yzer gedaan; daar ieder voorfchrikt, willen weinige ondergaan, zeer weinige met die ftandvastigheid verdragen , welk Tulp k) in een kloekmoedig jongeling gez;en heeft, die van de heupejigt gepynigt, wanneer de gebruikte middelen geen voordeel deeden, befloten heeft de hevige ziekte met een even hevig middel te gemoet te komen, hy heeft de Heelmeefter geboden , dat hy niet alleen met een gloe jend yzer de hu'd op de heup leggende te branden, maar tot het been toe door het vleesch heen te dringen, deeze ongewoone wreedheid heeft de Geneesheeren byna meer verfchrikt, als de zieke, d:e deeze pynigingen kloekmoediglyk heeft doorgeftaan, door het gloeijend yzer niet fchielyk, maar langzaam ingedrukt wierd. dit wreed geneesmiddel heeft hem geheel van de z'ekte verlost, door de geduurige vloejing van de diepe zweer ; welke hy zo lang "open gehouden heeft, tot dat alle ftof geledigt zynde , hy buiten alle vrees was dat de kwaal wederom zoude komen. Zy verdienen buiten alle twyffel de grootfte lof, die de genezing van deeze ziekte met nieuwe middelen ondernomen hebben, dewyl de kwaal hardnekkig weerftond aan alle de tot nog toe bekende middelen, zo dat het wreed gebru'k van het branden alleen maar overig fcheen te blyven. Storck heeft de dolle kervel beproeft (7)> in een man van twee- en-veert'g jaa-> ren oud, die reeds fints veele jaaren de vliegende jigt had gehad , die zich door de warmte van het bedde zeer verhefte. hy had verfcheide uitwendige , inwendige middelen ; zonder eent- 00 Obfervat. Media Lib. III. Cap. XXVI. pag. 225. 09 Libell. fecund. de Cicnt. pag. 75. Vyfde Deel. Hhhhhhhh  ï346 DE VLOEJING. 5.1493. eenige verVgting gebruikt, nochte de zwavelbaden, en andere van zeer onderfcheide foort, langen tyd gebeezigt, waren van eenig nut. eindelyk zette zich deeze vliegende ftof in de regter fchouder en heup vast. deeze zyde verloor het gevoel, en zy vermagerde, men heeft onderfcheide inwendige, uitwendige middelen, beproeft, zonder eenig goed gevolg, ook heeft de elektrieke kracht, diie maanden lang te werk geilek, eenig nut gedaan. Dewyl hy gezien had, dat in de vliegende en gevestigde vloejingspynen de dolle kervel veele zieken voordeebg was geweest, heeft hy des morgens en 's avonds tien greinen uittrekfel van dolle kervel toegedient, en tevens aangeraden veel afkookfel van klitswortel te drinken, na acht dagen is de zieke wederom gekomen ; klaagde, dat de pynen van de fchouder en heup toegenomen waren, 'er tevens een onaangename mierkiuiping door de geheele arm en voet by gekomen was. Toen heeft hy 'smorgens en 'savonds festien grein uittrekfel van dolle kervel gebruikt, en is met het gebruiken van het afkookfel der klitswortel vooitgegaan. De veertiende dag waren de fmerten minder, maar over de geheele aangedane zyde, gelyk ook de voet en arm, wierd men een jeukend, ftinkend zweet gewaar; 'er ontftonden witte,doorfchynende puistjens vol van een fcherpe wei; het gevoel was veel grooter in de aangedane zyde; de eetlust was goed, de afgang natuurlyk, de krachten vry fterk; de pisloozing overvloedig , een hitte in de fchaft verwekkende, wanneer zy voort kwam. Toen heeft de zieke des morgens en 's avonds begonnen twintig greinen van het uittrekfel van dolle kervel te gebruiken, en is voort gegaan het afkookfel van de klitswortel te drinken. De vier-en-twintigfte dag vertoonde zich de arm vleeziger, en men befpeurde eenige beweegbaarheid; maar'er vertoonden 2ich meer puistjens, en het jeuken hield niet op. De fes-en-dertigfte dag klaagde de zieke van een onaangename  5.1493- DE VLOEJING. m? me hitte en jeuk over het geheele lichaam; 'er kwamen uit de gebarste puistjens dikke korsten; en 'er kwam een fchurft voort, maar de voet en arm waren veel beweegbaarder, vry fterk, zeer gevoelig, als toen wierd het lichaam tweemaal daagsch met het ingietfel van de dolle kervel met melk bereid, ge wasfen; waar door binnen weinige dagen zeer veele korsten zyn afgevallen : maar de puistjens hebben zich hier en daar veel talryker vertoont ■ en het jeuken nam toe De vyftigfte dag konde hy de arm langs alle kanten beweegen; edoch de voet fcheen de zieke nog zwaar te zyn ; voor 't overige was zy beweegbaar, buigzaam; en 'er waren op alle plaatfen cSc beste teekenen van gevoeligheid. Als toen heeft hy hem'smorgens en 'savonds dertig greinen toegedient; en dus op een dag een geheel drachma van het uittrekfel der dolle kervel, en wei van melk in de plaats van het afkookfel der klitswortel. het 1'chaam wierd tweemaal daags met het ingietfel van dolle kervel, met melk bereid, geWasfen. Acht dagen daar na is alle jeukte opgehouden; de puistjens zyn verdweenen, en alle de korsten; de zieke heeft zich zeer wel beginnen te gevoelen. De negen-en-festigfte dag heeft de zieke kunnen gaan, en de arm langs alle kanten beweegen, en wierd door anderhalf uur te gaan niet zeer vermoeit. Toen is de gifte van de dolle kervel vermindert, en het 1'chaam niet meer met het ingietfel van de dolle kervel gewasfen geweest, maar hy heeft de zieke geboden, daaglyksch zeer veel wei van melk te drinken. De tachtigfte dag is hy volkome geneezen Storck komen bèdanken (m). . Na- («O Libell. fecund. de Cicut. pag. 80. Hhhhhhhh %  i343 DE VLOEJING. 5. im. Naderhand heeft het Storck behaagt, wanneer hy nu Lyfarts was, de wolfsworteJ te onderzoeken in zyn eige lichaam deeze plant wierd voor zeer venynig gehouden ; maar een oude'laplandfe vrouw, gebruikte deeze plant als een moeskruid, omhetmiddagmaal voor zich, haarman, haare kinderen, te bereiden, en met de vermaningen van de zeer vermaarde Lüwaus, die aanweezende was, lachende, heeft zy zonder nadeel deezefpysgeëeten. Deeze plant diende menigmaal tot vercierfel van den Hof; maar de Geneesheeren onthielden zich alle van deszelfs gebruik in de geneeskunde. Storck heeft een poeder gemaakt van de bladeren en de fteel; waar van hy een weinigje op de tong gelegt heeft: 'er volgde een hitte op, die Jangen tyd op de tong bleef, en de tong wierd dikwerf met oogenbliklyke, vliegende, verfcheurendepynen doortrokken; maar hoewel die poeder geduurende twee minuuten op de tong bleef, heeft zy de tong niet ontftoken, of rood gemaakt (>0; maar zo lang 'er een ge voel van hitte op de tong was, vloeide de fpog in menigte : anderiints deed hetgeen kwaad. Lly heeft het zelfde poeder in een kankerachtige, fpongieufe zweer geftrooit; maar 'er volgde pyn noch hitte, hy deed het zelfde geduurende vyf dagen, maar deeze fpongieusheid verteerde niet. Daar op heeft hy een uittrekfel van deeze plant bereid; waar van een weinigje op de tong gelegt, maar een ligte kitteling veroorzaakte, een grein van het uittrekfel van de wolfswortel heeft hy tusfchen het onderfte ooglid en de bol van het oog gelegt,en had daar geen andere aandoening van, als van alle andere méerdaantig lichaam, hy heeft twee minuuten lang het uittrekfel van de wolfswortel op deeze plaats gelaaten, 'er zyn wel veel traanen voort- 60 Libcllt de ftramon. hyofc, Aconit. Cap. III, pag. 71.  5.1493' DE VLOEJING. 1349 voortgevloeit, maar hy heeft geen byzondere hitte gevoeld, daar op heeft hy beproeft, wat het zelfde uittrekfel, wanneer het ingenomen was, op het lichaam vermogt, hy heeft twee gre:n van het Extract der wolfswortel langen tyd in een marmere vyfel gewreven, met twee drachmaas witte fuiker, op dat het een zeer fyn poeder zoude worden , waar van hy des morgens nugter fes greinen gebruikt heeft, zonder eenige aanmerkeiyke uitwerking; de tweede dag heeft hy acht greinen van het zelfde poeder genomen , de derde dag tien greinen; zonder eenige aanmerkelyke verandering in het lichaam. Stoutmoediger geworden, heeft hy de vierde dag des morgens twintig greinen van het zelfde poeder ingenomen, en nochtans wierd geen werking van het lichaam verontrust; maar de uiterflens en het geheele lichaam waasfemden meer door als naar gewoonte, en waren den geheele dag vogtig. Het zelfde heeft hy drie agtervolgende dagen beproeft; met de zelfde uitwerking. De achtfte dag heeft hy het poeder niet meer gebruikt; maar die vogtigheid had geen plaats meer. Hy heeft deeze proeven herhaald; altyd had die vogtigheid plaats, wanneer hy dit poeder gebruikt had; maarzo niet had dezelve geen plaats. Daar uit heeft hy befloten, dat het uittrekfel van de wolfswortel de doorwaasfeming en het zweet voortzetten, en dat dezelve, dewyl zy geene werkingen in het lichaam verfioorden, de zieken konde toegedient worden, van een kleine gifte beginnende, want twintig greinen van dit poeder hielden maar een derde grein van het uittrekfel der wolfswortel in. daarom zoude het kunnen van nut zyn in de ziektens, in welke de kwade ftof langs de zweetgaten kan uitgedreeven worden. Hy heeft de uitwerking van dit poeder in een man van dertig en eenige jaaren meer beproeft (0), die in de maand Ocbobereen anderen daagfche koorts had, waar van hy geneezen zynde zich vry Ce) Ibidem pag. 75. Hhhhhhhh 3  ,35o DE VLOEJING. §.Hn, vry wel bevond, maar in November wierd de geheele refter zyde van een zwaare pyn overvallen; de zieke heeft zelfs de hand niet kunnen beweegen ; de eetlust was ter neder heilagen, en hy konde 's nagts met flaapen Tot in de vierde maand toe heeft men allerlei middelen be^o°ed gevofg!' ZCer ÜerkC' Z° Uk 3lS inWendl'S> eenig De fmerten waren fomtyds zo hevig, dat de zieke kermde, gelyk de geene, die op de pynbank zitten Men heeft des morgens en 's avonds tien greinen van het gezegde poeder gegeeven , met fcep, of eenig ingietfel daar op te drinken, de eerfle nagt heeft de zieke fterk gezweet dat hy-van te voren met gedaan had. de volgende dag heef men hem nog zo veel gegeeven , en de pynen zyn veil zatter geweest: s nagts zweete hy wederom, maar flinkende; en de zieke verzwakte met door dit zweeten. de derde dag gaf men hem drie zodanige poeders ; daar op volgde des na«s het zweeten. de zelfde gifte heeft men hem dafglyks h toegedient dat is een half grein van het uittrekfel der wolfsworel , tot de twaalfde dag ; alle nagten wierd het lichaam van het zweet bevogtigt, gelyk ook by dag, wanneer de zieke n t bedde is geweest; de fesde dag is reeds de zieke van alle pyn verlost geweest, en heeft kunnen gaa„, de eetlust we derom gekomen , de afgang daaglyksch natuur^" de lllap Daar de zieke zich de dertiende da* zeer wpI hfn/nnd heeft hy deeze poeders niet meer $AkUêM heeft ge! voelt, oat de leeden kwynden, en de pyn wederom dreijde te komen, daarom heeft Siörck geboden P dat hy dr e we ken lang alle dagen dertig greinen zoude gebririken! d t hreftdezieke gedaan; alle de werkingen zyn herfteld, dfmageheid is verdweenen, cn de pyn bleef weg, na dat hy medegebruik van de poeders ophield', rrinar de laatfte veertien d?«? d^de zieke da poeder heeft ingenomennam men geen zweet By  §.1493- DE VLOEJING. 1351 By een andere gelegentheid, alwaar over de kennis van de fteen in de nieren wierd gehandelc §. 1422,, is gezeur geweest, dat in de pis van de geene die de vliegende jigt hebben dikwerf fommige draaden golven, die, hoewel zy m mioorlchynende zyn, dan de pis, nochtans daar uit genonit-n, kiaar zyn als cristal, lang uitgerekt kunnen worden, en in een witte kalk veranderen, wanneer zy uitgedroogt worden, dit geloofde men de ziekteftof te zyn. maar zekerlyk heeft Storck in deeze zelfde zieke waargenomen, dat hy meer pis dan naar gewoonte loosde, zvaar in veel vlokken en flymige draden zvaren (p). Naderhand bevestigt hy de krachtdadigheid van het uittrekfel der wolfswortel door verfcheide gelukkige geneezingen, en fielt het volgende voor (q); dat de wolfswortel een onfchadelyk en zeer krachtig middel is; zy doet fomtyds in een kleine gifte , dat andere zeer fterke middelen in een groote gifte, langen tyd gebruikt, niet kunnen doen. het fcherpe, dat omtrent de, gewrigten , perzen en beenderen zit, prikkelt de zenuwen, en verzoekt hevige fmerten , word daar uit los gemaakt, in beweeging gebragt, en langs de pisloozing, afgang of zweet, of ongevoelige doorwaasfeming uit het lichaam gedreeven. Het is zeker dat hy veele zieken, welkers geval hy befchryft, alle dagen maar een half grein uittrekfel van wolfswortel heeft gegeeven. in een man heeft hy met dusdanige gifte begonnen; maar de derde week heeft hy daaglyksch drie quart grein gegeeven ; en in 't begin der tweede maand de gifte zodanig vermeerdert, dat de zieke viermaal daagsch vyftien greinen van dit poeder (f) Libell. de ftramon. hyofc. Aconit. Cap. III, pag. 78. Qf) Ibidem pag, no.  135* DE VLOEJING. $.I493. der innam , en dus daaglyksch wederom een grein van het uittrekfel der wolfswortel; en hy heeft de gifte naderhand niet behoeven te vermeerderen,dewylhy een gewenschr gevolg verkreeg (r) De uitwerking van dit middel was meestentyds een vermeerderde doorwaasfeming en zweet; in een zekere vrouw wierd door het gebruik van 't zelve de doorwaasfeming van het geheele lichaam wel vermeerdert, maar ook had zy daaglyksch afgang (s) een vrouw van veertig jaaren, die een geheel jaar deeze fmerten had geleeden , en die in de gewrichten van de handen en vingeren zeer harde knopen en kaikknobbeis had, als oprechte beenige uitwasfen, die grooter dan een okkernoot waren, en door de pyn geen aanraken konde lyden, heeft door 't gebruik van 't zelfde middel, de eerfte vier dagen groote verlichting gevoelt en de derde maand ten einde zynde, heeft zy, dooreet enkel gebruik van het uittrekfel der wolfswortel geneezen, het gasthuis verhaten, nochte men heeft langs de waterloozino- nochte de afgang, nochte het zweet, een duidelyke ontlasting'waargenomen (t). 6 Ik geloof niet, dat een zieke, van deeze ziekte aangetast zich gemakkelyk aan de pynigingen van het gloeijend yfer zal overgeeven, ten zy het eerst dat geene beproeft heeft, dat reeds is aangepreezen. ik heb van deeze dikwils een fraaije uitwerkinggezien , en verfcheide anderen met my, zo dat ik naderhand nimmer het branden in de vloejing heb aangeraden. Middelen die ten hoogfte verdunnen en verzaeten Deeze hebben voornamentlyk plaats in 't begin van de ziekte- want 60 Libell. de ftramon. hyofc, Aconit. Cap. III. pag. ioq, CO Ibidem pag. iofj. CO Ibidem pag. 103.  §.i4<# D E VLOEJING. 13a3 want als dan heeft een geduurige koorts en allerhevigfte verfcheürende pyn plaats, die op de minfte beweeging allerwoedendst toeneemt, daarom word de vloejing in den beginne gewoonlyk behandelt gelyk een ontftoke ziekte, van deeze m.ddelen is in de geneezing der ontfteeking en van de ontftoke ziektens meer dan eens gefproken. deeze wordeu gewoonlyk in een ruime hoeveelheid toegedient, zo veel de maag van de zieke kan verdragen, wanneer Sydenham over de geneezing der vloejing handelt, beveelt hy het eenvoudig gebruik van zodanige middelen (ji); zeggende: ten zy het gemeen vooroordeel in de weg was, zoude ik geen fint s twyffelen, de reeds gezegde manier ook in andere ziektens die ik nu niet wil noemen, te gebruiken, om dat zy zekerlyk nuttiger voor de zieken zoude zyn, als die groote om/lag van middelen, die in de f ervende, als beesten, die gekroond zvorden, om ter fond ge/lacht te worden, kwalyk geplaatst zvord. . De uitmuntende Geneesheer Brocklesby (w), beval, wanneer hy de Soldaaten in het leger van de vloejing genas , zo zy van een fterke gefteldheid waren , een ruime aderlating, en gaf hun daar op veel afkookfel van haver te drinken, en ontbond in ieder pond van dit afkookfel een drachma zuivere fatpeter ; fomtyds maakte hy het zelve met fuiker zoet. hy heeft aangeraden, dat zy van dit middel, maar warm, zoveel zouden gebruiken, als de maag konde verdragen, en heeft fomtyds verkreegen., dat de Soldaaten de eerfte vier-en-twintig uuren fes, acht, tien, ja twaalf ponden van het gefalpeterde afkookfel van haver dronken; hy herhaalde de aderlating, zo zy nodig was; en ging voort met dit ru'm gebruik van de falpeter geduurende drie of vier dagen, met de beste uitwerking, de zieken gevoelden een aanmerklyke verligting ; maar ook wierden zy dikwils geheel herfteld, wanneer zy fterk begonden te zweeten. tevens kreegen zy van het ruim gebruik der (V) Epiftol. I. Refponf. pag. 403. * 00 Oeconomic. and Medical obfervations pag. 116. Vyfjde Deel. Iiiiiiii  ïS54 DE VLOEJING. S-H9S' der falpeter eens of tweemaal op een dag afgong; en dan vry fterk. in fommige, die zeer fterk zweeten, heeft men de afgang door een klyfteer moeten aan de gang maaken. Meest wierden zy in een allerpynlykite ontftoke vloejing , binnen zeven of acht dagen volkome geneezen; namentlyk d.e geene, die in de kracht hunner jaaren van deeze ziekte wierden aangetast. Ik heb in de fcherpe ontftoke ziektens de falpeter in genoegzame ruimte laaten gebru.ken ; ik heb dikwerf een half once, ja zelfs fes drachmaas binnen vier-en-twintig uuren toegedient; maar heb altyd zorg gedragen, dat de zieken tevens veel verdunnende middelen gebruikten, ik vreesde niets van de verkoelende kracht der falpeter, dewyl ik zeker wist, dat zy als dan maar begon , wanneer de falpeter ontbonden word , fchielyk verdwynt, na dat zy ontbonden is;, het geen de uitmuntende Schryver zeer wel aantekent, en met proefondervindingen ftaaft (x). Edcch voegt hy 'er voorzigtiglyk by fjO, dat men zodanige geneeswyze niet moet beproeven, ten zy in het begin van een ontftoke vloejing: want wanneer de ziekte reeds begint te verminderen, gelyk ook in de vliegende vloejingspynen, zonder koorts, of met een matige koorts, en in een reeds lang. geduurd hebbende vloejing , of heupejigt en pyn , heeft hy een andere geneeswyze gebruikt. In de verouderde vloejing, of ook by alle verandering der uitwendige lugt toeneemende , heb ik niets van beter gevolg, bevonden , dan dat ik de zieken een ruime hoeveelheid van een ingietfel of afkookfel gaf, uit zodanige middelen bereid,, die geene groote beweegingen in 't lichaam veroorzaken, nochtans al het te famen gegroeide fmelten, verdunnen, de doorwaasfeming zagtjes vermeerderen; een half onezfasjhfrashout* in twee ponden kokend water ingegoten , een dusdanig ligt aft* C*) Oeconomic. and Medical obfervations pag. ia2. & feq» C$ Ibidem pag,. izó.  §>1493. DE VLOEJING. ï355 afkookfel van de drie fandelhouten, van de vyf openende wortelen, heeft dikwerf een gelukkige uitwerking gedaan, ik heb de zieken onder de gemeene heden de wortel van lavas en zoethout als thee dikwils op een dag warm te drinken gegeeven deeze kan men voor een geringe prys koopen , en zyn ten'hoogfte nuttig, nochte verontrusten het lichaam op eenigerlei wyze. Een zeer" gering voedfel. Hier in is Sydenham vry gejïreno- geweestdie ten eenemaal niet alleen alle vleesch, maar ook deszelfs fap verboden heeft, hoe helder en dun dat zelve ook was: hy ftond alleenlyk de gersten, haver, broodfapnen en foortgelyke , toe , alleen met zuiver water bereid; voor drank, dun, zagt bier; dat hy tot minder goed dan den drank reekende uit gerst, de wortel van zoethout, zuuring, enz bereid, wanneer Boerhaave met de aller woeden dfte fmerten'van deeze ziekte gepynigt wierd, heeft hy zyn leven alleen met de wei der melk geduurende twaalf dagen onderhouden met genoegzaame lichaamskrachten, het blykt ligtelyk , dat 'in de eerfte hevigheid der ziekte alleen maar zeer gering voedfel plaats heeft, want wanneer de pynen en de overige toevallen verminderen, of een weinig beduidende vloejing lanoen tyd duurt, heeft die ftrenge régel van zeer dun voedfel te gebruiken, geen plaats meer Rust warmte van het bedde. Het is bekend , en van te voren'is fn de geneezing van de fcherpe ziektens meermalen o-ezeo-t geweest, dat Sydenham bevolen heeft, de zieken fomtyds &uit het bedde te doen opftaan , en eenigen tyd op een ftoel te laaten zitten , naar maate van de krachten ; dus zar-  r3oV DE VLOEJING. $.1493. Maar hoewel Huxham eertyds de werkingen der Chymisten en Alchymisten beproeft heeft, om uit het fpiesglas eenig nuttig geneesmiddel te haaien, en hy verfcheide bereidingen van het !p esglas bekend een wonderbare kracht te bezitten, bevestigt hy dit nochtans allerheiligst, da't daar van niets beter, veiliger, krachtdadiger , immer word gevonden, dan het gemeene en eenvoudige ingietfel van het glas der antimonie in goede witte wyn. De zeer vermaarde Sr.uvages had my voor twintig jaaren ge» fchreven , dar de electrieke kracht de pynlyke piaats toegevoegt in de vloejing grootelyks van nut is geweest, een vrouw, die twee jaaren lang van woedende jigrpynen was gekweld geweest, heeft de zeer vermaarde de Haen de fchokken der eleclriciteit doen ondergaan (k); maar hy heeft de eerfte dagen maar weingefchokken gegeeveii; welke zy zeer wel heeft verdragen;en naderhand heeft hy dezelve allengskens vermeerdert, de derde week daar op heeft zy zich kunnen beweegen, en is van de fmerten bevryd geweest, zo dat zy zich geduurende vyf dagen geheel geloofde geneezen te zyn; maar de oude kwaal is wederom gekomen, ten minfte voor een gedeelte, en zy is aan beide de voorhanden een dikte gewaar geworden, die, wanneer de pyn zagterwierd,verdweenen zyn , de pyn wederkeerende, wederom gekomen zyn. daar uit fchynt het dat de ziekteftof van plaats verandert is geweest, maar niet uit het lichaam verdweenen. dit word ookdoor ■de proefondervindingen in het gasthuis te Upfa!genomen,bevestigt (/). want men heeft dikwerf bevonden, dat de pynen der gewrichten verdwynen, wanneer de eleclrieke vonken u tfpnngen; maar de ziekteftof fcheen naar binnen gedreeven te worden, en 'er volgden gevaarlyker toevallen op. want 'er volgden menigmaal • 00 Rat. Medendi Part. III. Cap. VI. pag. 1240. 00 Verhandelingen uitgegeeven door de Hollandfche Maatfehappy der Wetenfchappen te Haarlem 3de deel pag. 526.  1*493-'494- D E VLOEJING. i36r maal na deeze herhaalde proeven hoofdnynen, draaijingen, lastigheden in de maagh , hevige buikpynen ; die wederom ophielden , zo dra de ziekteftof de gewrigten wederom bezette, fommige loosden, wanneer dit beproeft wierd, veel water, en zweetten fterk des nachts; waar uit men verhoopte, dat men de hardnekkigheid der ziekte zoude kunnen overwinnen; edoch de reeds aangehaalde kwaaien, kwamen wederom, en dat wel heviger dan van te voren. In de heupejigt , hebben fommige, wanneer zy geëleclnfeert wierden, groote verfgting gevoeld; maar de pynen kwamen naderhand wederom, by andere volgde geene de minfte verligting. by fommige gaf de ele&rieke kracht terftond hoop van goed gevolg ; maar na weinige dagen bezette de kracht der ziekte de ingewanden met woedende pynen (m). §• H94- Tuiert de lendevloejing de plaats der lendeA nen bezet , 70 de heupejigt de heup- of ysbeen aantast, word zy op dezelfde wyze, hoewel een weinig raoeilyker geneezen. Hier word over de vloejing gehandelt, die de lendenen bezet, en over de heupejigt, wanneer de vloejing het gewrigt van de beup en de nabuurige deelen bezet, het is wel waar, dat dezelfde geneeswyze gebruikt word , van welke in 't voorige Hoofddeel is gehandelt; nochtans komen de Geneesheeren eenpaariglyk overeen, dat de geneezing moeilyker is, zo zy zich op deeze twee plaatfen zet, en meestentyds langduuriger als op andere plaat- (wO Ibidem pag. 530* Vïfde Deel. Kkkkkkkk  ijftfe D ■ E VLOEJING. 5:1494. plaatféir van het lichaam : tevens zal het uit het geene terftond zal gezegd worden , blyken , dat 'er fomtyds ook eenig ónderfcheid in de geneezing is; waar over wy zullen bandelen. Het maakfel der fpieren in de lendenen geleegen, de zenuwen uit het rughmerg fpruitende, de wervelbeenderen van de rugh de peesachtige uitfpanfels, het diepgeleege heupgewricht, 'met fterke fpieren gedekt, de zo ^roote heupzenuwen enz., bewyzen ligtelyk de zwaare moeilykhedens die van de vloejing op deeze plaatfen te verwagten zyn, en dat de geneezing, alles gelyk gefield zynde, moeilyker zyn zal. M^.ar hoe zy meer in de allerkleinfte adertjes zit, en die het noodzaaklykfte in het lichaam zyn, en in veele en digte zenuwen cn beenderen, zo veel te langduuriger is zekerlyk de ziekte, en zo veel te moeilyker is zy te geneezen (n\ hy heeft ook het zelfde waargenomen , dat wy zo'menigmaal in de heupej'gt zien gebeuren, zvanneer de heupejigt ontflaat, tast de pyn de gewrigt ing 'van de heup aan, en het uiterfte van de bil, en de lende; eindelyk ook zweeft de pyn door het geheele been (0). want alsdan is 'er groote reede tè denken, dat de heupzenuw van deeze zieke aangetast is; het geene bevestigd word uit het geene Celfus van dezelfde ziekte heeft gezegd (p): zo een groote dofheid in de heup. pyn plaats heeft, en het been en de heup koud zvorden, en de afgang niet dan gedwongen voortkomt , en flymachtig is , en die mensch reeds boven de veertig jaaren oud is, zal die ziekte zeer lang duuren, en dat ten minfte een jaar. Dierhalve heeft Cotunnius \cf) niet zonder reede van de zenuw-heupejigt, die hy te regt van de andere heupkwaaien, hoewel aan dezelve gelyk zynde, onderfcheid, gefchreeven : hy heeft voor- Cn) Hippoc. de Affe&ionibas Cap. VUL Charter. Tor». VII. p.ö*Q, 00 Ibidem. J OO Lib. II. Cap. VII. pag. 75. (&) Dedfchiade Nervofa Commentar. pag. 6. &a»  &H94- DE V L O E J I N G. 13% voornamentlyk twee foor ten van heupejigt onderfcheiden: de een; in welke de pyn , in de heup gevestigd , niet verder loopt: maar. de andere , in welke de voet onder de aangedane heup, door een onafgebroke beloop van de pyn word aangetast, deeze laatfte heeft •de uitmuntende Schryver geloofd, de naam van zenuw-heupejigt te verdienen, waar over hy een verhandeling heeft uitgegeeven, die wel van een iegelyk verdient geleezen te worden, wy zien leeds hier en daar eenige voetftappen van de zenuw heupejigt by de oude Geneesheeren. wanneer Aretaus over deeze ziekte handelt ), zegt hy: dat zo de pyn in de binnmfle zenuwen zit, en het niet tuarm zynde gewricht ge/lonken is, nochte uitpuilt, mag, ik deeze koud noemen , zvaar in tot de herroeping der warmte, heete geneesmiddelen vereischt worden : maar men moet veele zeer fcherpe middelen gebruiken, want de heupejigt komt dikwils vooc zonder eenige teekenen van ontfteeking, zonder koorts; endaarom is het niet te verwonderen, dat zodanige ziekte koud word genoemd van de oude Geneesheeren ; of zo 'er in den beginne koorts en teekenen van ontfteeking aanwcezende zyn, blyft die pyn, wanneer deeze reeds ten onder gebragt zyn, nog hardnekkig voortduuren. dus teekent 'li~allianus aan (s), dat de enphorbie de zwaare pynen door het koude vocht veroorzaakt, verzagt heeft; en dat over 't algemeen het gebruik van die middelen, die de huid verwarmen, knagen, nypen, voordeelig zyn geweest, waar uit hy getuigt, een groote verligting gezien te hebben van het mostaart zaad, en de fpaanfche vliegen; want de puist, die door het middel ontftaan was, gebarften zynde, ftorte veel vocht, en , dit gefchiedende , zelde de zieke veel verligting te gevoelen. wel is waar, dat Trallianus, offchoon hy deeze uitwerkingen gezien had, de proeven niet aatipryst, dewyl het fcherpe zich van zelf -tafcd.ab i.-7 iiÊiistoo . r:ij>i)n.-. ->>/ - id?oy ^brfojuByn sj-cj j'a^ 00 Lib. IT. de cauf. & fign. morb. diuturn. Cap. XII. pag. 67. O) Lib. XI. Cap. I. pag. 623. 624. 625. Paul./Eginet. Lib. IIL Cap. LXXVIII. pag. 264. ÏCkkkkkkk &  1,364 D E V L O E JlN G. £4*4 zelf naar de pynlyke plaats begeeft, want hv geloofde dat dus maar het dunne ontlast wierd, maar dat het diicke en aardachtig word agtergeiaaten, en in de gewrichten vast gaat zitten: dat de volkome geneezing van de ziekte moeilyker zoude maaken. nochte Trallttnus fchynt hier zonder reede voor bevreesd te zyn geweest, want Cotunnws bekend het volgende (t): het is ook dis geene die een zenuw-heupejigt gehad hadden, óverkomen dat de blaas door de blaartrekkende pleifter verwekt, ftmtyds eea zeer taaije wey jtorle , en gelyk lym, welke wey uitgevloeit zvnde is de verouderde heupejigt verdweenen. zo dat in deeze zieken ' -0 door de eerfte blaartrekkende pleifter die taaije en kleverisetvev uitgehaald ts, die eerfte pleiftet de ziekte ten eenemaal heeft verdreeven: zo met, heeft men, de zweer van de eerjle pleifter sehegt zynde , dikwerf de pleifter moeten herbalen, tot dat het hmachtige geheel uitgehaald wierd. my komen dihvils gevallen voor in welke de blaartrekkende pleifter driemaal moet herhaald worden yuj. daarop befchryft hy verfcheide gevallen van zieken di« het reeds gezegde bewyzen. in een van deeze is met de eerfte pleifter een hoog gheele dunne wey uitgevloeit, met verlig™ van de pyn. door de tweede pleifter een groote blaar getrokken zynde , is uit dezelve na dat zy gebarften was, een wev uito-evloeit zo taai ais lym : daar door is de pyn nog meer vermindert na de derde heeft de opengetrokke blaar byna drie oneen zeer flymachtig zenuwwater uitgeftort, en na drie dagen is alle ovn verdweenen (w). ° vy11 Die dunne wey na de eerde pleifter, uit een zeer groote olaar, van zelfs gebarften, langs het been aflopende, heeft wyd en zyd alle de plaatfen van het been die zy raakte, vervelt Cxi Dus heeft in deeze ziekte een fcherpte plaats; welke uitgeleid zynde,! word de ziekte draaglyker; maar ook is dat fcherpe in het taaije flymachtige vocht ingewikkelt, oorzaak van de hard- nek* CO De Ifchiade Nervofa pag. 73. £0 Ibidem pag. 72,. GO Ibidem pag. 73. 74. £0 Ibidem pag. 72/ ë '  §;r494- ET" E" V L O E J I N G. 1263 nekkigheid der ziekte, die naauwlyks te boven te komen is, ten zy dat lymachtige, waar in het gewikkelt zit, van de aangedane plaats kan weggenomen worden, du fcherpe kan onderfcheide kracht lubben om te benadeelen , gelyk de .waarneemingen ons leeren. de lende , en heupejigt, worden te recht onder de langduurige ziektens gereekent. Cotunnius- heeft een man van boven de zeventig jaaren gezien (y), die geduurende byna dertig jaaren van de heupejigt was gekweld, voor 't overige gezond zynde. Storck (s) heeft in een gasthuis een man bygeftaan, die met een koorts , dia zeer zwaar was, een zo fcherpe pyn in de wervelbeenderen der lendenen gevoelde- dat hy dag en nacht kermde, de herhaalde aderlatingen , tegenvuurige middelen, in en uitwendig gebeezH'gt , hebben de pyn geenzints verzagt; en het heeft ook niet gehulpen dat men de vierde dag een groote blaartrekkende pleifter lag; alles- wierd erger, en hy is de zevende dag aan de timpen gefturven. door de ontleeding heeft men bevonden,. dat de twee laatfte zvervelbeenderen der lendenen in dat gedeelte, waar meede zy het rughmerg omvangen, ten eenemaal verrot zvasen, en tot een zzvart ftinkend zvaterig bloed ontbonden, het hoof! van het dyebeen heeft hy fomtyds tot zeer kleine ftukjes geknaagd gezien (a). Daar uit fcjhynt de reede te blyken, waarom dë Geneesheeren beproeft hebben, de ftof der ziekte langs de afgang weg te neemen ; want door de afgang word'het fcherpe genuttigde, de bedurve gal , en diergelyke ontaarde vogten, zo menigmaal met •goed gevolg ontlast, door het ontydig tegenhouden van een buikloop, is zo menigmaal de heupepyn ontftaan. in een zeventigjaarig man, die alle jaaren van de heupejigt was aangetast geweest, was in het aangedaane been zodanige kracht van beweegen gebleven , dat hy op een ftokje fteunende , vry gemakkelyk gong. Cotunnius (F) gelooft, dit gefchied te zyn, doordien hy alle - . driefjF) Ibidem pag. 6*. (0) Ann. Medic. fecund. pag. K54» ver dit alles aandagtig overwoog , heeft hy geloofd, dat de oorzaak van de heupejigt in de zenuwen zelfs, vooral in derzelver groote ftamtnen kan zitten, en heeft dit vlytig onderzogt. hy heeft wel niet gedagt, dat 'er iets fcherps immer in dit allerfynfte vocht zat, dat langs de zenuwen, uit de hersfenen ontfangen, door het geheele lichaam heen verfpreid word. maar hy heeft aangemerkt, dat de zenuwachtige zelfftandigheid, wanneer zy van het hoofd door het lichaam verfpreid word, en van een zeer tenger famenftel is , altyd met fcheeden gewapend word, en die wel vry fterk en vast zyn; de bloedvaten lopen in groote memgte door deeze fcheeden , en worden in de groote ftammen der zenuwen van een vry aanmerklyke grootte gevonden, uit deeze vaten gelooft hy dat het dunne zenuwwater afgezondert word , dat de eigentlyk gezegde zelfftandigheid der zenuwen geduurig koeftert en bevochtigt, en tegen alle opdroging verdeedigt; en dat dit dunne zenuwwater wederom van de aders word°opo-ezogen , na dat het deszelfs werking volbragt heeft; want Ten zy zulks gefchiede , zoude deszelfs hoeveelheid, geduurig uit de monden der flagaders, in de holligheid van de fcheede gapende, afgezonderd, al te groot worden, en een waterzucht van de fcheede veroorzaken. In dit zenuwwater kan het fcherpe dhtbonde zitten, en een .zwaare pyn in de zenuwachtige zelfftandigheid verwekken, die in deeze vliesachtige fcheede bevat, en door dezelve verdeedigd word. Edoch verdient het aangemerkt te worden, dat de holligheid van de rughftreng, die het rughmerg inhoud, grooter is, enniet ge-  3:i49'4- E) E V L O E J i 'N -G. 1369 geheel van het merg word vervult; en dus blyft 'er omtrent het 'rugmerg, langs de holligheid van de rugüreng nederdalende , een aanmerklyke ruimte, het dikke hersfenvlies gaat door eeri g'reot gat van het agterhoofd , en, beflait het rugmerg gelyk een holle fcheede, tot aan het onderfte van het heilig been. Deeze fcheede van het dikke hersfenvlies is niet zo ruim, dat zy van alle kanten de omtrek van de omringende holligheid der rugftreng raakt, en is ook zo naauw niet, dat zy het in^efljote merg naauw befluit; maar is eenigfints van de holligheid der rugftreng verwydert, vooral van agter op de plaats der gratige uitfteekfal, -en is van de omtrek der ingeflootemergaanmerklyk verwydert. deeze twee tusfchenwydtens, als den mensch in zyn geheel is, zyn niet ledig, maar ieder word met zyne ftof vervult, want zo veel als het dikke hersfenvlies van de wanden der holle ruggraat af is, zo veel heeft Cotunnius altyd met een zagt vlottend en dikwils vol vet zynde, celagtig weeffel vervult gezien; in welkers plaats in de teering een flymagtige waasfem, in dewaterzugt, waarlyk flym, d:e door een moeilyke arbeid verfmoort, gefturven zyn , een bloederige waasft m geweest, maar al de ruimte die tusfchen de fcheede van het dikke hersfenvlies en het rugmerg is, is ook altyd vol: niet wel met een bolle merg in levende, niet met een waasfemwolk, welke de grootfte mannen, in een nog duistere zaak verdenken, maar met water, en wel geIvk aan dat, dat het hartzakje omtrent het hart bevat, dat de holligheden van de hersfenen vervult, dat het doolhof van het oor, eindelyk dat de overige holligheden van het lichaam vervult, daar, de lugt in geenen deele by kan komen. De uitmuntende Schryver heeft gelooft, dat 'ereenfoortgelyk water in de holligheid van het bekkeneel was, en alle de tusfchenwydtens vervult, die tusfchen de hersfenen en de omvang van het dikke hersfenvlies gevonden worden; gelyk 'er altyd op degrond. van de hersfenen voorkomen : deeze vertoonen zich voornamentlyk in de geene die de teering hebben, en in oude lieden; in welke de hersfenen fterk gedrongen en hard worden: en het gee- Vyfde Deel. LUI 1111 ne  1.370. * DE VLOE JIN G. §. 1494. ne' het bekkeneel naauwlyks door de natuur heeft kunnen bevatten, word door de jaaren of de kracht der teering verhard, en het bekkeneel word allengskens kleinder. waarom men in de lvken van oude lieden, en de geene die de teering hebben gehad , de voute van het bekkeneel zorgvuldig uitgefneeden zynde, zo het dikke hersfenvlies nog ongekwetst zynde omtrent de hersfenen word doorfneeden, 'er terftond een waterige fprong voortfpringt; welke uitgeput zynde, valt het dikke hersfenvlies, geheel flap en gerimpelt op de hersfenen. Waar uit Cotunnius beflooten heeft dat deeze regel in de menfehen fchynt plaats te hebben , dat de ruimte omtrent de omvang van het rugmerg, met water opgevult, met de jaaren grooter is. want daar zy in de vrugt byna niets is , welkers merg, vooral in de hals, door de fcheede van het dikke hersfenvlies omvangen worden , verkryg zy door het toeneemen van de jaaren een groote ruimte, ik heb byna de eige woorden van Cotunnius gebruikt, op dat het zo veel te dui-delyker zyn gevoelen van de zenuw heupjigt zoude blyken. Hy heeft tevens gelooft , dat de ontleedkund'ige die vergadering van water omtrent de hersfenen en de rugftreng , om dat zy , wanneer zy de hersfenen zullen onderzoeken , het hoofd van de nek affnyden, daar door alle vogt, omtrent de hersfenen en het rugmerg vergadert weg vloeit, waarom hy de manier aan de hand geeft van een lyk in zyn geheel te ontleeden, om dat zenuwwater te kunnen aantoonen. want de bollen van de hersfenen met een zagte hand opgeligt, zal men ondervinden dat beide de zelfbeenige holligheden vol water zyn; en door het verder ophgten van de hersfenen, zalmen zien, dat al het geene onder de vereeniging van de gezigt zenuwen, en aan de zyden van het eironde uitfteekfel, zich in de afgefneede hoofden ledig vertoont, vol water is; het geene ook de fcheedeagtige boezemholte van het vyfde paar, en het gehoorgat geheel ves- Q) De Ifchiade Nervofo pag, d— 9*  §..I494. DE VLOEJ'I 'N G. T3f* vervult, maar omtrent de ftam het lange merg is de geheele tusfchenruimte met water vervult, en zode hersfenen' geheel weg genomen zynde, de geheele ftam van het doode lichaam regt op gezet word, zal men de fcheede van het dikke hersfenvlies, d:e het rugmerg bevat, vol water, al het merg omringende, bevinden, zo na dit gedaan te hebben, de zyden , eenige wervelbeenderen van de lendenen af doorfneeden worden, gelyk ook het onderfte gedeelte van het dikke hersfenvlies, de paardeftaart omvangende, nu ontbloot, doorfneeden worden, zal'er een helder vogt tut vloeijen, en het vogt, dat omtrent het bovenfte rugmerg was zal allengskens nederdalen, tot dat het langs de onderfte opening geheel word uitgeftort. dat, zo het hoofd geheel zynde., de wervelbeenderen der 'lendenen geopent worden, en het dikke hersfenvlies, het rugmerg influiiende, doorgefneeden worden, zal het vogt in groote menigte 'er uit vloeijen ; het geene uitgeput zynde, zo het hoofd van het doode lichaam word opgeheeven en gefchud, zal het water naar de geopende plaats, als of'er een nieuwe fprong open ging, in grooter hoeveelheid aandringen. Dewyl hy deeze proeven byna in twmtig volwasfe menfehen lyken herhaald heeft, heeft hy vier , fomtyds ook vyf oneen helder water uit de holligheid van de rugftreng kunnen haaien, dat fomtyds geelachtig was; maar in de vruchten, door een moeilyke baaring verflikt, heeft hy het zelve altyd roodachtig en duister gevonden (/). Dit water ftölt niet op 't vuur, maar fchuimt wanneer het opkookt , fpreid een reuk van zich gelyk het fap van warm vleesch, •en langzaam in damp ontbonden, verdwynt het zonder het minste teeken van ftremming. deeze proeven heeft hy zeven maal met het zelfde gevolg genomen. Maar dewyl ieder zenuw, uit het rugmerg voortgebragt, yan het dikke hersfenvlies, met een zeker aanhanglèl, gelyk een treg- ter (O Ibidem pag. ro. ii. . Lil 11111 a  W* B E V L OE'JI N G. $.i494;i ter en flappe fcheede word ontvangen, daarom,fchynt het zenuw, water, het rugmerg. omvangende, tot deeze fcheeden der. zenu. wen te kunnen overgaan. Cotunnius heeft verfcheide proeven genomen (», voornamentlyk in die fcheeden der zenuwen, diede zenuwen in de ftam der heupzenuw te famen zullende komen huiten de rugftreng geleiden, deeze fcheede is flap, welke de ftam der heupzenuw, omvangt, en de flagaderszyn aldaar zo groot, als Cotunnius in geene andere fcheeden der zenuwen gezien heeft (n) waar uit hy de reede afleid, waarom de zenuw heupeiiet d.kwerf ontftaat. Hier uit blykt,. dat- de zenuw heupejicht uit eene al te. groote hoeveelheid zenuwwater kan ontftaan, waar door de fcheede der zenuw word uitgerekt , en de ingefloote zenuwachtige draaden te famen gedrukt worden , waar door het been minder zeer zal doen dan dof worden, zo het zenuwwater fcherp is; als dan zal de pyn fcherper en aanhoudende zyn. maar uit wat oorzaak van deeze beide zy haare oorfprong zal getrokken hebben, zal eventwel de heupejicht des avonds wreeder zyn (o). Cotunnius heeft de heupejichtin twee foorten onderfcheiden (p) • in agterfle en voorfte namentlyk. T De voorfte heeft een vaste zitplaats in de heup, vooral agter de groote dyebeens draaijer, die naar boven tot het heiligbeen, naar beneeden langs de uitwendige zyde van de dye tot aan de haasfen haare kracht mtftrekt: deeze pyn eindigt zelde in de haasfen, maar byna altyd van de haasfen, langs het buitenfte van het hoofd des kifttbeens afwykende, daalt zy naar het voorgaande gedeelte van het been, het geene zy volgens de uitwendige zyde van de doorn van de voorfchenkel doorloopt, en eindelyk voor de buitenfte enkel Cm) De Ifchiade Nervofa pag. 36.., 00 Ibidem pag. 35. Co) Ibidem pag. 36. & 37* 00 Ibidem pag. 2,  §. 1494^ D* E VLOEJING, ^ k$l op de rug van de voet eindigt, het ander foort van de zenuw heupejigt, de voorfte namentlyk, vertoont een vaste pyn in de lies, die langs-het inwendige van de dye, en etn gedeelte van de. kuit word voortgezet. Hy waarfchouwt (q), dat de agterfle zenuw heupejigt een veel dikwerviger ziekte is, de voorfte veel zeldzamer en m'n lastig: deeze zit in de fchenkel zenuw, welkers beloop het gevoel van de pyn duidelyk agtervolgt. Maar aangezien deeze zenuw in haar geheel beloop rondom met fpieren bezet is, word het vogt verdreeven, dat in de fcheede blyvende zitten meer zoude toeneemen. waarom zy gemakkely* ker woid geneezen en altyd geweeken is, na dat de zieken eerst uit de ambaijen bloed geloost hadden, of op de ondergelege voet adergelaaten waren, als ook dat de afgang des morgens met ge* woone klyfleeren by hun verwekt was. het ftaat my voor, by Hippocrates (r) het volgende geleezen te hebben, dat gedeeltelyk op de voorfte, gedeeltelyk op de agterfle zenuw heupejigt zoude kunnen toegepast worden, over de heupziektens handelende, zegt hy: die deeze ziekte in de lendenen en beenen hebben,maar niet zo zwaar , dat zy in 't bedde behoeven te gaan leggen, meet men onderzoeken, of zy ook ergens een vergadering in de heup hebben, en ondervragen, of de pyn zich tot aan de lies uitftrekt; want zo zy dit beide hebben, is de ziekte- langduurig. dit fchynt tot de voorfte heupejigt te behooren. daar op voegt hy 'er by: men moet daar en boven vragen, of zy een dofheid in de dye gevoelen, die zich tot de haasfen uitftrekt, en zo zy dit bekennen, moet men wederom vragen, of zy langs de fcheen tot boven op de voet voort gaat; want die bekend zullen hebben de meeste van deeze toevallen te gevoelen, deeze moet men zeggen, dat hun de beenen' fomtyds koud, fomtyds warm zvorden. deeze fchynen meer toepasfelyk te zyn op de agterfle heupejigt* Daar Cq) Ibidem pag. 78. (r5 PraedicVLib. II, Cap. XVIIL Charter. Tom. VIII. pag,U7*- LH11111 a.  «374 D E VLOEJING. 5.1494, Daar op geeft hy een algemeene voorkennis: dat zo deeze ziekte de lendenen verlatende, by fommige naar de onderpie deelen gaat,: deeze kunt gy zeggen gerust te moeten zyn. maar by de geene zyde beupen en de lendenen niet ver laaiende, naar de boven/te deelen gaat, zult gy voorzeggen dat zulks kwaad is. De agterfle heupejigt, die veel dikwerviger is als de voorfte, heeft veel meer moeite om geneezen te worden: Cotunnius (s) beeft vast geilek, dat zy beftaat ih een aandoening van de heup zenuw, maar heeft de waarheid van dit gezegde eventwel nimmer in de lyken kunnen ontdekken, dewyl hy geen een gevonden heeft aan deeze ziekte gefturven. wat de zitplaats der pyn aangaat, dezelve is zodanig, dat, zo de zieke deszelfs beloop van het heilig been af tot aan de ondergeleege voet met de vinger wil aanwyzen, zal hy, zo wel als de ervarend ft e ontleedkundige, zeer wel de weg van de onderleggen de heup zenuzu volgen. Dit gezegde fchynt uit een brief van Conrad Gesner bevestigt te worden , welke hy aan de Geneesheer Cosma Holtzach, den 15 November des jaars 1560 gezonden heeft, de heupefgt befchryvende, die hy gehad had, alwaar men.het volgende leest: ik heb deeze kwaal zeer deer lyk gehad, daar ik eerst byna niet wist wat pyn was : 'er zvas dn de heup zvel een lichte pyn, maar bovenmatig vier vinger breed onder de knie , in 't buitenfte gedeelte, alwaar noch tot nu toe de overblyffelen zyn , zo ik met de vinger druk.^ -zuanneer de pyn een einde nam., is zy door een zekere dofheid en zzvaarte vervangen tt). dit is uit de Zelfde plaats, alwaar Cotunnius een blaartrekkende pleister deed leggen, om de agterfle zenuw heupejigt te geneezen. ö. Het is Cotunnius nochtans naderhand overkomen dat 'er een man gefturven is , die de zenuw heupejigt gehad had , aan een algemeenheerfchende rotkoorts ., en een flerke buikloop, overleeden. in het lyk waren de billen bedurven, en in beiCO De Ifchiade Nervofa pag. 4. (O F4,iftol. Medicin. Conrad, Gesneri Lib. III. pag. 83. verf3c  j. 1494- D E VLOE JIN C, ifófi beide de voeten tot half weg de kuit zat het water tusfchen vel en vleesch. men vond de regter heup zenuw nog met fcheeden bekleed , van de heup tot de fcheen toe hoger gecouleurt dan naar gewoonte, terwyl alle de fcheeden geelagt g waren, dikker dan gewoonlyk: de zenuw zelfs, hoewel bleeker, was niet van de couleur bevryd: van het hoofd van het kuitbeen af tot onder aan de voet was de zenuw witter, en vol zenuwwater, zo dat de opgevulde fcheeden aanmerklykvan de zenuw waren afgeleegen. Om zeker te zyn , of die couleur van de regter heup zeruw mooglyk aan deeze man eige en natuurlyk was_, zoude men ook de linker heup zenuw hebben moeten bezien , diê niet van deeze ziekte was aangedaan geweest, maar het heete lugtgeftel en de ftank van de opende buik en billen, als ook de vrees voor befmetting die by alle zeer groot was, hebben dit verhindert te onderzoeken, waarom de Schryver bekend , dat hy uit deeze ontleeding niets heeft durven beflisfen («). Om de agterfle heupejigt te geneezen, heeft hy de grootfte hoop in de oplegging van de blaartrekkende pleifter geftelt , zelfs herhaald , op dusdanige plaats , alwaar aanmerklyke ze nuwen, met byna geene fpieren gedekt, onder de huid doorlopen, maar dewyl in deeze heupejigt de pyn meer van de heup naar het kuitbeen woed , en van de kuit naar de voet minder , heeft hy gelooft, dat 'er meer fcherpe ftof m de fcheeden van de heup naar de kuit zit, en daar uit te vreezen was, dat de blaartrekkende pleifter onder aan de kuit en het bovenfte van de voet gelegt, door de lange weg , of de grooter naauwte van de zenuw fcheeden op die plaatfen, het. ö ne* (a) Cotunnius de Ifchiade Nervofa pag. 42. ad 45-  s&6 D E V L O E J I N G. 5.1494. nederdalen en ontlasten van de ftof verhindert; daarom heeft hy op die plaats, alwaar het hoofd van het kuitbeen is geleegen, onder de knie, op het buitenfte deel van de fchenkel en blaartrekkende pleifter gelegt, en in de af beelding van de dye en de fchenkel, heeft hy deeze plaats naauwkeurig aangeftipt. ■De krachtdadigheid van deeze geneezing bewyst hy door verfcheide waarneemingen, want de zieken weezen , wanneer de plaats door de blaartrekkende pleifter geprikkelt vloeide, dat de pyn de bovenfte zitplaatfen verlieten, en allengskens naar de getrokke blaar daalde, tot dat het prikkelend zenuwwater geheel uitgevloeit was. daarna is de pyn, die van dekuittotaan de voet ftrekte, verdweenen; wanneer ook de zweer door.de blaartrekkende pleifter veroorzaakt gehegt wierd. daarom heeft hygedagt, dat door de lyngelyke legging van het been met de grond, het vogt dat de fcheeden van de zenuw bezet, eveneens naar de zweer is gedaalt, zo van de heup naar de kuit, als wel van de kuit naar de voet, en dat zy langs de zelfde weg ontlast is,(w). De Schryver bekend, dat hy fommige gevallen gezien heeft, alwaar de blaartrekkende pleifter op het hoofd van" het kuitbeen gelegt zynde, de pyn van de heup naar de kuit verdweenen is. de pyn van het hoofd der kuit tor aan de voet toe nochtans overblyvende. in zodanig geval heeft hy onder aan de kuit vier vingeren breed boven de buitenfte enkel of op de voet, een blaartrekkende pleifter gelegt, met het beste gevolg, deeze twee plaatfen zyn in een afbeelding by dit boekje gevoegt naauwkeurig aangeteekent. hy bekend dat hy eertyds gelooft heeft, dat door een "blaartrekkende pleifter boven op de voet gelegt ;onmiddelyk alle vogt,datal de .bovenfte fcheeden van de heupzenuw oppropter uitgeleid. kon-' fivf) Cotinnius de Ifchiade Nervofa pag. 7.0, -71.  §.1494. H9> DE VLOEJING. 1377 konde worden. maar hy heeft door een geftadige oudervinding geleerd, dat de blaartrekkende pleifter nergenspynlyker werkte, dan op deeze plaats; waarom hy naderhand dit niet meer beproeft heeft. % H951- T~^aar wit blykt de dikwervigheid van dee\Jr ze ziekte, deszelfs onderfcheide gedaante , hooglte gevaar zo zy zich op de long nederzet of op de hersfenen, de grootfte moeite om dezelve hief te ontdekken , het gevaar waar in liet gebruik van Iieete middelen j of van te vroegtydige verdovende middelen ftort. Uit het geene, dat tot nog toe gezegd is in de vorige Hoofddeelen, blykt, dat de vloejing de Geneesheeren vry dikwils voor komt, ja fomtyds algemeen heerscht, vooral in de Herfst (ziet §. 1491."); en dewyl dat zy zo dikwils ontftaat, wanneer het verhitte lichaam fchielyk aan de koude word bloot gegeeven, blykt wederom een andere reede van het dikwerf ontftaan deezer ziekte. Doch vertoont zich de ziekte onder verfcheide gedaante: dewyl §• 1490. beweezen is, dat de vloejing met de jigt, het voeteuvel, de fcheurbuik, vermaagdfehapt is; dewyl zy de gewrigten van alle de ledemaaten bezet; dewyl zy dikwils van plaats verandert, fomtyds voor een bekwaame geneeswyze gelukkigiyk wykt , fomtyds hardnekkiglyk tepenftand bied (ziet §. 1492.), en de ledematen van alle beweeging geduurende het geheele leeven berooft, zo zy de lendenen of heup bezet, word zybezwaarlyker geneezen (ziet §. 1494.) Zo lang de vloejing alleen de gewrigten bezet, pynigd zy de zieken fomtyds met de wreedfte pynen, en laat het gantfche lee- Vyfde Deel. Mmmmmmmm ven  1373 DE VLOEJING. 5.1495. ven zwaare moeilykheden na, maar is zelde doodelyk; wanneer 2Y het hoofd of de longh bezet, komt terftond het allergrootst ger dans les Enfans les dilFormités du Corps Bruxell. 1743» 8vo. 2 vol. Andry. de la Generation des Vers, Paris 1741. 8vo. 4nfon (Georgc) Voyage round the World. London 1748. Antrechaus. Relation de lapefte de la vide de Toulon en 1726. Par. 1756. 8vo. Afthrodifiacus five de lue Venerea. cura Aloys. Luifini. Lugduni 1728. fol. a vok Apuhji Madaurens. Phüof. Platonici opera cum'Phil. Beroaldi Commentar. Bafilese apud Henric. Petri. 1560. 8vo. 2 vol. Aqtiapendaite (Hier012. Pabricnab) Opera omnia Anatomica & Phyfiologica. Lipfise 1687. fol, Arctai Cappadocis de Caufis & fignisacutorum & diuturuorura morborum Libri IV. cura Herm. Boerhaave. Graec. &Lau Lugduni 1735- f°!* Aretai Cappadocis ^Etiologiea , Seraeiotica , & Therapeutica morborum acurorum &diuxnorum Gratc. & Lat. Aug. Vind, 1603. fol. Ariftotelis Opera omnia Gr sec. & Lat. cura Guiï. duVallii. Parifiis 1654. fol. 4 vol. Arifiophanis Comccdia; Gra?c. & Lat. cura Nicodemi Frishlini, Francof. 1597. 8vc Aftruc (Joh.) de Morbis Vene- reis Libri Sex. Lutet. Paris 1736. 4to. Idem. Paris 1740. 4to. a vol. Aftruc (J. M.) Traité des mala- dies des femmes Paris l/ór. 8vo. 4 vol. Athenai Dipnofophiftarura Libri XV. Graece. Batikx 1535.10!. Atghifi (Tom.) Litotomia owero del cavar la pietra Tirenze. 1707. fol. AureUani (CatiQ de morbis acu- tis & Chronicis. Amftadedami 1709. 4to« Aviccmice Arab. Opera ex Gerar- di Cremoneuiis veifione & \n- drece Alpagi Cat'Ugat. Vu.c«is. J555» fol- 2 voL B. 'Q'aader (Joft) Obfervatione3 Medica: , incifionibus cadaverum illultratsc. Bïisgau. 1762. 8vo. Bmrii (Audr.) Elpidiani de Thermis Libri VU. Batav. 171 r.fol. Baccii (Andr.) Elpidiani. de Verenis & Anridotis Prolegomena Roma; 1586. 4ro. Bachftrom (Jo+ Frcd) Obfervationes circa fcorbmum. Lugd. Bat. 17-4. 8vo* Baconis (franc.) de Vertilatm'o.. Opera omnia qutc extant. Francofurti 1665. fol. Baghvii (Georg.) Opera omnia Medico practica & Anatomica. Antwerp. 1719. 4to. Bail"  NAAMLYST der SCHRYVEREN. Baillct (dndricn) Jugemens des So>»vans fur les priucipaux ouvrages des Auteurs. Amlterd. X725- 8vo. 6 vol* Ballónii (Guliel.) Epidemiorum & Ephemeridum Libri cura Jo. The vare. Venetiis» 1734. 410. 4 vol- Barbelle (Pauk) Praxis Medica ciim notis & obfervat. FricU Dcckeri. Lugd. Bat. 1669.12°. Banhoüni (Thom.) Medicnalium Epiftolar. Centuriaj l V.Hafnise. 1663. 8vo. 4 vol. & Hagaecomit. 1740. 8vo. 4 vol. Bartholini (Thom.) Hiflor. Anatomicarum rarior. Centuria? VL Hafiiiav 1Ó54. Bar r ere (Pierre) Obfervations Anatomiques tirées des ouvertures d'un grand nombre des Cadavres. Perpignan. 1753.4to. Bauhini (Caspd) Theatrum Anatomicum. Fiaacofurti 1605* 8vo. Begue de Prefle. Memoke pour 1'ervir a 1'ufage interne du mercire fublimè corrofif dans les inaladies Veneriennes. a la Haye 176\. 8-vo Bcllofle. Le Chirurgien d'Hopital. Amlterdam 1708. 8vo. Benevoli (Ant.) Differtazioni & Obfervazioni.. Tirenze. i?4> 4tn. BcnediSH(Clir.) Tabidorum Theatrum. Londini.. 165 • Benfa (Franc.-') Hiftoriea relatie pedis anni hujus üeculi. 12, 13,. (5c 14. Auitriam infeftantis. v ieittta? 1717. 8vo. Beibcder. Hiitoire de 1'Hydroce- phale de Begle. Bordeaux 1755' 8vo. Beverwyck (Jo.) Steenftuck. tot Dordrecht 1649. 8vo. Bianchi (Gio.) fe li vitto pittago- rico dei foli vegetabili fia gio- vevole per coniervare la fanité difcorlb. Venezia 1753. 8vo. Bianchi (Jo. Bapt.) Hitloria he- patica. Geneva: 1725.- 4to. 2 v. Bibliothequc nouvelle Angloife, par Al. D. L. R. Amfterdain* 1714. 8vo. Boerhaave (fferm) Libellus de materia medica & remediorum formulis. Lugdini Bat- 174°» 8vo. Boerhaave (Herm.) Elementa Chymi£e. Lugdmii Batav. 1732.4to. 1 vol. Boerhaave (Herman) InftitutionesMedica;. Lugd. Batav. 1734* 8vo- Boerhaave (Herman') Atrocis Rariffimique morbi hiftoria. Lugd. Bat. 1724- 8vo. Boe {Franc, dc la) Sylvii. Opera Medica- Geneva:. ló"8o. 4to. Boeder. Recueil des oblervations qui ont été fair.es-fur lamaladie de Marfeille. Strasbourg 17218vo. Bohnii (Jo.) de renunciationevulaerum, lethalium Exaaien» Amftelod. 1710. 8vo. Bohnii (Jo.) Circulus AliatoroiMm ram mm mm 3 cu*>  NAAMLYST der SCHRYVEREN. cus feu ceconomiacorporlsanimalis. Lipfia: 1686. 4to. Bonacioli (Ludoy.) ad Divam Lucretium Borgiam Fen-aria: Duciffam Enneas muliebris. fol. Boncti (Thcoph. I Sepulchretum five Anatomia pra&ica. Lugduni 1700. fol. 3 vol. Bononienfi de fcientiarum & artium Inftituto atque Academia Commentarii. Bononia: 1748. 4to. plura vol. Bontlus (Jacob.) Vide Pifo. Bonnet. Confiderations fur les corps organifés. Amfterdam 1762. 8vo. 1 vol. Borelli Jo. Alph.) de motu ani malium, cum Jo. Bernouilliide motu mufculorum. Lugd. Bat. 1710. 4to. Bourdet. Recherches & Obferva* tions fur toutes les parties de 1'art du Dentifte. Paris 1757. 8vo. 0 vol. Boyle (Rob.) Exercitationes de utilitate philofophia: naturalis experimenta. Lindavia:. róoa. 4to. Boyle (Rob.) Apparatus ad hiftoriam naturalem fanguinis humani. Geneva: 1685. 4to. Boyle'' Roberii) Opera omnia varia. Geneva: 1714. 4to. 4 vol. Boyle (Robert.) Medicina Hydrostatica- Geneva: 1693. 4to. Brocklesby (Richard) (Economical and Medical obfervations in two parts &o Lond, 1764. 8vo. Brouzet. Medecin du Roi. Eflai fur 1'education medicinale des Enfans. Paris 1754. 8vo.2voI. Browne (Patrick) the civilandnatural hiftury of Jamaica. London 1756. fol. Brunneri (Jo. Conr.) Experimenta nova circa Pancreas, accedit diatribe de lympha. Amftelod. 1683. 8vo. Brunneri de Scorbuto (vide Eugaleni.) Butter (William) a Methode of Cure tbr the iloneof Injections. Edinburgh 1754. 8vo. C. Oró' (Jo. Britannf) de Ephemera Britaunica liber. Londini 17 21. 8vo. Caldani (M. Ant.) Lettera fuif infenfitivita .& irritabilita d'al•cune parti degli animali al Chia;rifs. fis;r. Alberto Haller. 4to. Camus (le) Memoires fur diverfes fujets de Medicine. Paris 1760. 8vo. Cangiamila CFr. Eman.) Embryologia facra five de officio facerdotum & medicorum circa teternam parvulorum in utero exiftentium falutem. Panormi. 1758. fol. Cardani (Hieron.) Opera Medica. Lugduni 166.3. fol. VII. Tom. Caftcra (de) du Perron. Hiftoire du mout Vefuve. Paris 1741.8°. Celfi(Aur Corn.) de Medicina libri oóto cura Th. ab Ameloveen. Amfteiedami 17.13. 8vo. Cham-  NAAM LYST dek SCHRYVEREN. Chamberlcn (Huig?) Het Roonhuyfiaansch. geheim in de Vroedkunde ontdekt, te Leiden 1754. 8vo. Charas (Mofis) Opera Pharraacopoei regia Galenica. Geneva; i684« 4to. Charletorii (Gualtcri) Inquifitiorres medico phyficae de Caufis Catameuiorum & uteri Rheumatismo.. Lugd. Bat. 1686.8vo. Chevalicr. Lettre a Mr. de Jean fur la maladiede Sr. Domingue. Paris 1752. 8vo. Chirurgie, (Academie Royale de} vide Memoires. Ciceronis (M.\ Tuil) Opera cum delectu Commentariorum. Parifiis 1740. 4to. 9 vol. Citefii (Franc.) Opufcula Medica. Pariiïis 1639. 4t0- Clerc (Daniël le) 1'Hiftoire de la Medicine. Amfterdam r702.410 1 vol. Clerici (Dan.) Hïftoria naturalis & medica latorumlumbricorum intra hominem & alia animaiia nafcentium. Geneva: 1715.4to. Clufii Atrebatis. Rariorum Plantarurn hiftoria. Antwerpiae off. Plantin. 1601. fol. Cocchi (Ant.) dei Bagni di Pifa Trattato. Firenze 1750. 4to. Cocchi (Ant.) del vitto Pitagorico per ufo della medicina. Venezia 1745. ia*. Cockburn (Gulielm.) Vfrulentas Gonorrhea: fymptomata, natura, caufa, &curationes. Lugduni 1717- 8vo. Coe (Thom.) a Treatife onbilliary coneretions &c. London 1757. 8vo. Calitts Aurelianus (vide in A). Golttn (Henr.) Nofocomii civici Pazmaniani annus medicus, five obfervationes de morbis acuris. Vindobonse 1764. 8vo. Columbi (Realdi) Cremon. de re Anatomica libri XV. Venetiis 1559. fol. Colum?ice (Fabii) Phytobafanosfive Plantarum aliquot hiftoria. Neapoli 1592. 4to. Columna (Fabii) Minus cognitarum ftirpium ac etiam rariorum noftro Ccelo orientium Ecphrafis. Roma; 1606. 4to. Combalufier (Fr. de Paula.) Pneumato Pathologia, feu tractatus de flatulentis humnni corporis affeélibus. Parifiis 1747. 8vo. Commentaria Academire icientiarum Petropolitana: 1728-4to. Condamine (de la) Relation abrcgée d'un voyage fait dans Pin« terieur de 1'Amerique meridionale. Paris 1745. 8vo. Cornuthini (Pietro) della Pazzia. DifTertazione e duedifcorfi Accadcmici fopra la Medicina Elettrica. In Siena 1758. 8vo. Comaro (Lui/.) Raadgeeving in verzeekerde middelen om zeer gemakkelyk honderd en meer Jaaren in gezondheid tekonnen leeven. tot Leiden 1703. Coficri(Bernard.) Hiftorisch Ver* haal. te Leyden 1736. 4W. Co/ïe  NAAMLYST d r, r SCHRYVEREN. Coftc Traite pratique furlaGoutte. Amfterdam 1757. 8vo. Cotunnius (Dominic.) de Ifchiade Nervofa coramentarius. Carpi 1768. 8vo. Coukt (Steph.) Traftatus hiftoricus de Afcaridibus & lumbrico lato. Lugd. Bat. 1729. 8vo. Crantz 0L Nep.) Diflertatio de re inftrumentaria in arte obftetricia. Norimbergje 1757. 4to. Crantz (Hen. Nep.) Commentar. de rupto in partüs doloribus utero a fcetu. Lipfia: 1756.8vo Crantz (Jo. Nep.) Einleitungzur Hebammeu Kunft. Wienn. 1756' Curtii (Ruffi) Hiftoria Alexandri M. cum notis Variorum. Amftel. 1Ó84. 8vo. D. D aran (Jaques) Obfervations Chirurgicales fur les maladies de 1'urethre. Paris 1748. A. 1750. 8vo. Daran (Jaques) Obfervations Chirurgicales fur les maladies de furethre. Paris 1748. A. 1750. 8vo. Deckeri (Frid.) Exercitationes Medico practica:. Lugd. Bat. 1673. 8vo. Dcgneri (Jo* Hartmanni) Hiftoria Medica de Dyfenteria Biliofo Contagiofa qua: 1736. Neoma- gi graffata ruk. Trajecti ad Rhenum 1738. 8vo. Demetrius (vide Pepagomenus). Dcmetrius Aletheius Ouvrage dc Penelope ou machiavel en Medicine. Berlin 1748.8vo. 3 vul. Denys (Jac.) Heelkundige Aanmerkingen over den Steen der Nieren, blaaze. te Leyden 1730. 8vo. Denys (Jac.)Verhandelingen over het Ampt der Vroed-Meefters en Vroed-Vrouwen, te Leyden _ 1733- 4to. Dcfault. de la rage, 1734. 4to. Deventer (Henr. a) Operationes Chirurgicaj quibus manifeftatur artis obftetricandi novum lumen. Lugd. Bat. 1725. 4to. DiSiionarium medicum vel expofitiones vocum medicinaliumex» cerptie ex Hippocrate, Aretas», &c. Gr. Lat. apud Henr. Steph. 15Ó4. 8vo. Diemerbroeck (Isbrand.) Opera omnia Anatomica & Medica. Ultraje&i 1685. fol. Diemerbroeck (Isbrand) de pefte Libri IV. Arenaci 1646. 4to. Dellenii (Jo. Jac.) Hiftoria Muf» corumiconibusilluftrata. Oxoj nii 1741. 4to. Dionis (Char 1.) Diflertation fur le Taania ou ver plat dans la quelle on prouve que ce ver n'eft pas folitaire, &c. Paris 1749- 8vb. Diogcnis Lartü de Vitis dogmat. & npophtegmat. ClarnrumPhf lofop lorum Gra-c. & Lat. cura lf. Cafauboni. Parif. Henr. Steph. 1593. 8vo. 2 vol. Dionis. Cours d'Operations de Chirurgie demontrées au jardin  NAAMLYST der SCHRYVEREN. din Royal. Bruxelles 1708. 8vo. Diofcoridis (Pedacii) Anazarbaei Opera omnia Grsec. & Lat. ex nova interpret. Jo. Aötï Saraceni, apud Wechel. 1598. fo!. D/fertation on the origin -of Venerealdifeafe'. Lond. 1731.0vo. Dodoncei (Rembertt) Med. Caaf. Stirpium hiftoria; Pemptades fex. Antverpite ex off Plant. iöió. fol. Dodonai (Rembertt) Medicinalium Obfervationum exempla rara. Hardeviei 1521. 8vo. Dodonai (Rcmberti) Praxis Medica. Amfterd. 1616. 8vo. Doeveren (Gualtheri van) Diflertatio devermibusinteftinalibus hominum. Lugd. Bat. 1753. 4to. Donati (Marcelli) de Medica Hiftoria mirabili libri fex. Mantua; 1586. 4to. Donckers (Laur ) Idea febris petechialis five tracfatus de morbo puncticulari. Lugd. Bat. 1686. iap. Douglas (Jac.) Bibliographiae Anatomica? fpecimen five Catalogus omnium pene auctorum qui ab Hippocrate ufque ad Harvauim de re Anatomica fcripferunt. Lugd. Bat. 1734. 8vo. Douglas (Jac.) Lateralis operationis hiftoria, feudefcriptiomethodi calculum extrahendi. Lugd. Bat. 1728. 4to. Diake (Jamei) Antropologia no¬ va, or a new Syiïem of Anato- my. London 1727. 8VO.3V0I. Dran (Henr. Fr. le) Traite des Operations de Chirurgie. Par. 1742. 8vo. Drelincourt (C^ro/OOpufcula Me. dica, Hag. Com. 1727. 4*°. E. \^jifenfchmidt (Jo. Casp.) de ponderibus & menfuris veterum , Rom , Grsec, & Hebraeorum. Argentorati 1708. 8vo. Emett (Robert.) Theorie nouvelle du fluxe menftruel , & un traite des maladies de la tête. Paris 1757. 8vo. Emdtclii (Chr. Henr.) Warfavia Phyfice illuftrata, fivedeaëre aquis locis &incolis&c. Dresdae 1730. 4to. d'Efchcrny. Brother in Law to Mrs. Stephens. a Treatife of caufes and fymtons of the ftone. London 1755. 8vo. Efai fur 1'ufage & les effets de fecorce du Garou, appel 1c fa in bois. Paris 1767. 8vo. Efais and obfervations Phyfical and literary read of Society in Edinbourgh 1754» bvo. Ettmulleri (Midi.) Opera Medica Theoretico praftica. cura Jo. • C Weftphalii. Francof. 1696. fol. 1 vol. Eugaleni (Severini) DoccumanL de morbo fcorbuto liber. Amftelod. 1720. 8vo. Eripidis tragcedia: 19. Gr» ócLat. Nnnnnnnn cu-  NAAMLYST der SCHRYVEREN. cura /Einilii Porti. Heidelberg 1697. 8vo. Et/Jiachii ^Barthol.) libellus de dentibus. Venetiis 1563. 4to. Eu/lachii (Barth.) Opu 1 'cu 1 a Ai1a- tomica. Lugduni Bat. 1707. 8vo. Eu/lachii (Barthol.) Tabularum AnatomicarurnExplicatioljern. Siegfr. Albini. Leida; 1761. fol. & Leida» 1744. fol. Exton (BrudencU) a new. and ge- neral fyftem of Midwifery. London 1753. 8vo. F. X^fihricU (Alkrtijo.) Bibliotheca Grajca. ilamburgi 1718. 4to. 14 vol. F'auchard (Picrre) LeChirurgien dentifte, ou traite des dens. Paris 1728. 8vo. 2 vol. Fermlii (.Joh.) Ambiani. Univerfa Medicina cura notis Joh. & Othonis Heurnii. Trajccïi ad Rh en. 1656- 4to. Feuille (Louis) Journal des Obfervations phyfiques Mathematiqucs & Botaniques. Paris 1714. 4to. 3 vol. Fifcheri (Dan..) de Remedio rufti'eanovariolasperBaliieümaqua.'dulcis, poft vero fero lactis, feliciter curandi ( oramematio. Erfordite 1745. 8vov Floyer (John.) yyyjo>,cuïlot, or the hiftory of Cold Bathing. London 1732. 8vo. Forcfli (Petri) Alcmariani Med. Obfervationum & curatiorium Chirurgicarum libri V. Francofurti 1661. fol. Fougcroux Memoires fur les os. Paris 1760. 8vo. Fracajiorii (Hieron.) Opera omnia. Venetiis apud Juntas» 1555' 4to. Freind (J.) the Hiftory of phyfick froni the time of Galen ro the beginning of the fixtemh Century. London 17C.5. 8vo. a vpk Freind (J,) de purgantibus in fc^ qunda variolarum confluentium febri adhibendis Epiftola. Rotterdami 1720. 8.vo. Freind (J.) Emmenologia in qua fluxtss muliebris menltrui ph;cnomena diriguntur.. Öxoniaj É703. 8.vo. FreindiJ.) ad Celeberrimum % ic3. Mead. de quibusiiam Variolarum generibus Ëpifiola. 1724. 8vo. Fromond (P. D. Chrndio) Rifpofta apologetica ad una lettera filofofica Pui Commercio degliolii navigati procedenti da luoghi apeilati. Lucca 1745. 8vo. G. ^Jfagliardi (Dom.) Anatome osfium. Romaj 1639. 8vo. Gallo (Gio.. Mich.) Difiertaz:one del vero e ficuro metodo dell' ufo del latte e fuo abufo in Medicina. Tirenze 1753. 8vo. s vol. Gd-  NAAM LYST der SCï-lR YVEREN. Garengeot. (Rend Jaq. dc) Traité des Operations de Chirurgie. Paris 1731. Svo. 3 vol. Gjarengcot (Rend Jaq. de). Nouveau traite des Iuftrumens de Chirurgie. Paris 1723.-8vo. 2 Vol. Gafendi (Pet.) Viri III. Nic. Claud. Fabricii de Pcirefc. Senat. aquis extiens, vita. Haga: Cora. 1655. 4W«' Gaubü (H D.) inftitutiones Philofoph. Pathologie Medicinaïis, Leida: 1758- 8vo. Gcllii (Auli) Noétes attice cum emendat. Jo. Fridi Gronovii, Lugd. Bat. 1688. 8vo, Gtmeri Conr.) Epiftolarum Medicinalium Libri III. Figuri. 1577. 4to. Gesneri (Conradï) de Aconito primo Diofcoridis affeveratio, & de oxymelitis Eleborati utriusdefcriptio. 4to Ghifi (Mand) Lettere mediche. Cremona. 1749* 4W. Giicnrift (Ebenezer) The ufe of fea voyages in Medicine. London 1757» 8vo. G/ifomi (Fr.) Opera Medico anatomica. Lugd. Bat. 1Ó91. i$\ 3V°L Gurrai (Jo.) Paris. Opera. Definitionum Medicarum hbn 24. cura Jo. Gorrei filii. Parifiis. 1612. fol. Gorter (Jo.) Het regtgebruik der Sluitband, te Amrtcldam 1752. 8vo. Gorter (Jo? de Perfpiratione in* lei fibili. Lugd. Bat. 1 736.4to. Gorter (Jo.) Medicin Hip >ucratica Exponens t ph j.ismos Hippocratis. Amfteiou. 1739. 4ro. Goulard. Traité fur les Effetsdes preparatifs du plomb. & de lVxtrait de faturne. Pezenasi 7Ó0. 8vu. Goulard. Remarques & obfervations pratiques fur les maladies . Veneriennes. Pezenas i7Ócr. 8vo. Graaf (Regneri) de mulierumorganis generationi infervientibus Trattatus. Lugd. Bat. 16-2. 8vo. Graaf (Rcgn.) Traclatus Anato* rm'co Medicus de fucci Pan« creatici natura & ufu. Lugd. Bat. 1671. 8vo. Grashuis (Jo ) DilTertatio de Ge- neratione Puris. Amtlelod. 1747, 8vo. 's Gravefande (Guih Jac.) Phyfi* ces Elementa Mathematica ex- perimentis confirmata. Leida: 1742. 4to. 3 vol. Guntz (Juf. Gothofr.) Prolufio ad Panegirim Med. anni 1753. de utero & naturalibus fcemi- narum, 4to. H. J~Term\t\\ral Eflays. London 1764- 8vo. Maeati (Gaf.) de raraMedicatione vulnerum. Lipfia: 3733 4to. 1 vol. Malouin, Cbimie Medicinale. Paris 1750. Svo. 2 vol. Malpighii (Marcelli) Opera omnia Londini 1675. fol. idem. Londini 1687- fob a vol. Manningham (Kichard.)' Artis Obftetricia; compendium. Plalre Magdeburg 1 46. 4to. Marchettis (Domin. de) Anatomia. Hardevici. 1656. ia0. Marchettis (Domin. de) Obfervationum Medico-Chirurgicarum fylloge. Amttelod. 1605» Svo. Martinii (Georg.) de fimilious animalibus, & animalium calore, libri duo. Londini 1740» 8vo. Mafottf (Dom.) la Litotomia delle donne perfezionata, Faenza 1763. Svo. Mafotti (Dom.) Letter a fopra gl'iftromenti neceiTarii per la Litotomia delle donne, e de 1'ago Barbeziano. Tirenze 1756 4to. Matthioli (P. Andreal) Opera omnia cura Casp. Bauhini. Bafilea: 1674. f°b Mcad (Kichard.) Monita & prseeepta Medica. Londini 1751. 3vo. Mead. DilTertation fur le fcorbut. Paris 1749. Svo. Mead (Kichard.) de Variolis & morbillis liber. accedit Rhaz's Comment. de iisdem Morbis. Londini 1747. Svo. Mead (Kichard.) Diflertat'o de peftifera: contagionis natura & remediis. Haga: Com. i72r. Svo. Medical Tranfaöions published by the college of Phyficians at London 1768. 8vo. Medical Eflays Obfervations and fnquirie-s by a fociety of Phyficians. London 1757. 8vo. 3 vol. Medical -Effays and Obfervations revifed and Published bisafo-cietis of Edinburgh 1733. Svo. 5. vol. Meekren (Job. a~) Obfervationes Medico-Chirurgica: ex Belgico tranilata: ab Abr. Blafio. Amftelodami 1682. Svo. Memoires de 1'Academie Royale des  NAAMLYST der SCHRYVhREN. des fcicnces contenant les ouvrages adopies par ceue Academie , a la Haye 1731. 4to. 6 vol. Memoires de 1'Academie Royale de Chirurgie. Paris 1743. 4to. 3 vol. Memoires de Madiematique & de phyfique preien ées a 1'Academie Royale desl'ciences. Paris 1750. 4to. 4 vol. Mercurialis (Hieron.) de Arte Gymnattica. , lib. IV. cura Chnft. Coiïolani. Amfteled. 1672. 4t. Meiri (de la) Abregé de la Theorie Chymique tirée des ecrits de Mr. Boerhaave. Paris 1741. Svo. Metrie (de la) Traité de la petite verole. Pari.s 1740. Svo. Miscellanea cunofa , iive Ephenreridum Medico Phyficarum German. Acad. CuriofpruiH , Lipfia; 1670. 4to. Monro (Alex.) de Venis Lymp.baticis Valvulofis. Berolini 175". Svo. Monro (Alex.) Nervorurfi Anato me Contracta. Franequcra; 1754. 8vo. Monro (Donald.) An Effayonthe Dropfii. London. 1756. Svo. Montefaliscq (Gerxas tgn.) de 11 fu aquse frigidaj in Hremoptyfi. Rome 1756". 4to. Monta'gne (MicliA) les EfTaïspar P. C'->'re. P;vns 17:5. 4o. 3v. Moor (de) DiiTer.&tio in Apho- ri-rnum aS Hippocratis Scct. VI. Lugduni Batav. 1736.410. Morando Morandi. Prima decade di lettere lamigliari. Ferrara 174S. 4to. Morand. Hiftoire de la maladie finguliere & de 1'examen du Cadavre d'une femme &c. Paris 1752. Svo. Moreau 1Renat.) de Miflione fanguinis in Pleuritide. Hale 1742. 8vo. Moigagni (Jo. Bapt.) de fedibus & caufis Morbor urn per Anatomen indagatis. Venetiis 1761. fol. 2 vol. Morgagni (Jo. Bapt.) Adverfam Anatomica omnia. Lugd. Bat» 1723. 410. Morkeau (Francois) Traité des maladies des lemmes groftes, &de celles qui font accouchées. Paris 17 iq. 4to. & Paris IÓ94. 4to. Moriceau ''Francois) Obfervations fur la groftefle & Paecoucrte ment des lemmes & fur leurs' maladies. Paris 1715. 4'o. Morton (Rich.) Opera Med'ca. Geneva; 1727. 4to. idem. Geneva; 1696. 4to. Motte (de la Traité des accouchemens naturels , non naturels, ótcontre. alallaye 1726 4to. Motte (Guill. de la) Traité complet de Chirurgie. Paris 1733. 8 Vil. 4 vol. Muntingii (Air.) de vera AntiOooooooo ; quo -  NAAMLYST der SCHRYVEREN. quorum Herba Britanrtfca. Amfteld. ióöl. 4to. Mye (van der) de Morbis & C) mptomatibus popularibus Bredanis tempore obfidionis. Antv. 1627. 4to. N. "^^annoni(Angelo) Frattato Chi. rurgico delle mahmie delle Mamelle. Firenze 174Ó. 4t0- iVtfv/«-ObfervationisTheoriques &pratiques fur 1 AmollilTement des Os en general, & pnrticulierement fur celle de la femme fupiot. Paris 1755. 8vo, Necdham. Nouvelles obfervations Microfcopiques. Paris 175c. Svo. Nenei (P> Ant.) Parere intorno alle acque ftagnanti delle colmate per rapporto all' infalubritadellaValdinievole. Firenze 1760. 4to. Ntcholh (A. Fr.) de anima Medica PrslcCrio. Londini 1750. 4tn« ■ , Nihell (James) New ancl exti'aor* dinarii Obfervations concer- ning the prediclion uf various Crifes of the pulfe. London 174I. 8vo. Nonnii (Li.dd) Diseteticon, five • de re cibaria Libri IV. Aiuv, 1646. 4to« fflsortwyck (Wilhelm)Uten huma- ni gravidi Hiftoria. Lugd. Bat. *?43» 4-o» Nuck (Ant.) Adtnographia curlofa & uteri leeminei Anatome nova. Lugd. Bat. 1C192. 8vo. O. Obfervations ir.terefiantes fur la cure dc la Goir.e & du Rheu* matisme. Paris 1747. 8vo. Olainngni Gothi Archiep. Upfalens. Hiftoria de Gentibusfcptentrionalibus. Rome 1555. Ovidii Nafönis Opera eura Helvet» ad ufum fer. üelphini» Lugd. 168^. 4 vol. P. "P aleptraii. de IncredibilibusHiftorris. vide Opufcula mythologica Phyfica & anhica. GrEéc. & Lat, Amftel.' ió38. Svo. Pallucci (D. M.) Lettra a Mr. Humelaüer. Med. fur lacuie de la Pierre. Vientie 17 4.8vo, Pallucci. Med. Chirurg. Nouveiles remarques fur la LitÓthomie. Paris 1750. 8vo. Palmarius (Jul.) de Morbis Contagiofts Libri VII. Haga; Com. 1664. Svo. Paracelfi (Aar. Phil. Thcophraftï) Opera omniaMedicoChymica, Chhurgica. Geneva; i658.fol. 1 vol. Parai (Ambrof.) Opera a Jo. Guillemeau elimata. Parifiis 1582. fol. Pa*  NAAMLYST d-er S CIIRY VE REN. Pare (An'iroftc) Chirurg.-du R oy. Les O.-u/ics. Xne Ediiion. Lyon 1641. fol* Pechlini (Jo. Nic.) de aëris & alimenti defeétu, &vitafubaquis, meditatio. Kilonii 1676. 8vo. Pech int (.Jo. Nic.) Obfervationum Phyfico Medicarum libri tres. Hamburgi 1691. 410. Pepagomeni (Demetrii) Liber de Podagra. Graec. & Lat. cura Jo. Steph. Bernard Lugd. Bat. 1743. 8vo. Perrault. (C. & P.) Oeuvres de Phyfique & de Mechanique. Amfterdam 1727. 4to. 2 vol. Petit (Jean Louis) Traité des maladies des Os. Paris 1741. 8vo. a Vol. Petrarca , con 1'efpofizioni di Aleffandro Velutello. Venezia 1551. 4to.; Peu. La Pratique des accouchements. Paris 170:!. 8vo. Peyeri (Jo. Conr.) Parerga Anatomica & Medica Septem. Geneva: 1Ó81 8vo. Peyeri (Jo. Cour.) Merycologia, 'live de ruminantibus & ruminationeCommentarius. Bafilere 1685. 4to. Philofophical (the) Transaétions. Giving fome accompt. of the prefent untertakings of the in genious in manii confiderable parts of the wold. 1665. 4to. 'Phihfophï-al (the) Transaclions and Colleöions to the end of theyear 170'J. Abridged anddif- pofed under Genera! Heads» London 1731. 410. Pifonis (Carot.) Selectiorum Obfervationum & confiliorum de prastervifis haftenus morbis ab aqua feu ferofa colluvie & diluvie ortis. Lugd. Bat. 1733. 4to. Pifonis (Guil.) de India: utriusque re naturali öt Medica. Libri XIV. idem Jac. Bontii Hiftoria: nat. & Medica: Libri VI. Amfteled. 1658. fol. Pltcarnii (Archtbaldi) Opufcula Medica. Roterodami 1714.410. Plague (the) no contagious dileafc. London 1744. 8vo. Platcri (Fclic.) Praxeos Medica; Opus cum centuria pofthuma queeftionum Medicarum. Bafilea: ióóó. 4to. Pfouti (M. Accii) Comcedia: cum notis Varioium," cura Gronovii 1684. Svo. Plinii (C. Secundi) Hiftoria; mundi Libri 37 , cura Jac. Dalecampii. Francofurti 1599. fol. Plutarchi (Chceron.) Omnia qua: extant Opera cum Interpr. Herm. Crufery & G. Xylandri. Francofurti 1620. fol. s vol. Pcllucis (Julii) OnomafticumGra;ce & Latine cum Variorum notis Amftelod. 1706. fol. 2 vol. Pouteau (Claude) Melanges de Chirurgie. Lyon 1760. Pringh (John.) Obfervations on thedifcaferof thearmesin camp and Ga.rrifb.fl. Lond, 1752.8vo. O0000000 2 Prin*  NAAMLYST der SCHRYVEREN. Pringlc (John.) Obfervations on the nature aiad Cure of Hofpital and Jayl Fe vers. to M. Mead 1750. 8vo. Q. Kjailleti (CL') Caliipcedia, feu ^ de pulchra: prol-is haberda; ratione Poëma. Lond. 1708- 8J. R. ammazzini (Berd.') Opera ora- ' nia Medica & Phyfica. Lond. 1717. -4to. Raii (jfo.) Hiftoriaplantarum generalis. Londini 169 > fol. 3 v. Raulin (Jnfeph.) des Maladies Oicafionées par les prumptcs & frequeiites variations de 1'air. Paris 1752. tfvo. Reaumur. Memoires pour fervir a 1'hiftoire des'Lifect.es. Paris 1736. 4to. 6 vol. Recherches fur le pouls par rapport aux crifes. Paria 175Ó. 8vo. Recht (Nard. Ant.) nova plant»* rum , animaliuin , & mineraHüm Mexicanorum hiftoria, a Fr. Herraandezconipüaia. Ro- VK3i 1651. fol. Redt (Franc.) le Opere. Venezia 1712. 8vo. 3 vol. Redt (Franc.~j Obfervationes de Viperis fcriptse in litteris ad Laur. Magafotti ex Italica in Latin tranflat,^. 4to. Redi (Franc.) Éaperimenta Na- turalia ex ItalicoLatinitatedonata. Atnltelod. 1675. 8tfo. RJiyne (Wifhelnêi ten) DifTertatio de Arthridke. Mantifpa Schematica de Accupunclura. Londini 1Ö83. 3vo. Ridley (H.) Anatome Cercbrü, Londini 1695. 8vo. Ridley (Hum.) Obfervationes Medico-practicae de Afthmate & Hydrophobia. Lugd. Bat. 1738. 8vo.. Riveril (Lazar'i) Opera medica univerfa. GÖnévaS 1728. fol. Rondelctii (Ouilielmi) Methodus curandorumomniumniorborum Corporis -humani in tres libros diftincr.a. Lugdun: I5?6. 8vo. RoneaUi (Fr.) Europa; Medicina . a fapientibusllluftrata. Brixiaj 1747- fol. RitJfeU (Ricard.) de Tabe Glardulari, five de ufu aquse frigir d?e in morbis glandularum. Londini 1-50. 8vo. RujTel(A/ex.) tlie natural hiftorii of Aleppo and Parts adjaceius. London 1756". 410. Ruyfchii (Fred.) Opera Omnia Anatomico - Medico - Chirurgica. Amftel. 1737. 4to. 5 vol» Q s' ï^jrtfii (Diverfi. Pari.) De Febre Peftilentiali Traclatus. Bono- nia; 1584. 4to. Salmafii (Cleutd.) Epiftola; curan- te Ant. Clementio. Lugd. Bat. 1656. 460. $ak>  NAAMLYSÏ der SCHRY VEREN. Salmafti (Claud.') lnterpre'tatio . Aphorismi liippocratei 79. Seft. ÏV. de Calculo, cumEpi ftolis Jo. Beveiovici. Lugd. Bar. 8vo. Salmon (Th.) HedendaegfcheHi- ftorie i of tegenwoordige ftaet van ai!'; Volkeren, Amtlerdam 1729. 8 vo. 10 vol. SüUzmann (Goto/.) Differtatio . Medica. Ar^entina? 1734. Sammoiücus (Ouint. Sercnus) de Medicina ,' Cura Keuchenii. Araft. 1662, 3 ,0. San lor/i Sanctorii de Statica Me dicina Aphorismorumfect. VII. cura Comnient. Lifteri. Lond. 1701. 8vo. Santorini (%o. Dom.) Obfervationes Anatomica;. Venetiis 1724 4to. Sauvages (Fr.) Differtation furla nature & La caufe. de la rage. Touloufe 1749 4to.. Sauyages (Fr.) 1'ur les Medicamens qui affeftentcertainesparties du Corps humain. Bourdeaux 1752. 4to. Saviard. Nouveau recueil d'obfervatioas Chirurgicales. Paris I7Q2. 8vo. .Scaügcriana, Thuana, Pcrrouiana,Pitha;ana,&c. Remarques Hiftoriques Critiques de Jof. Scaliger, Jo. deThou, &o, avec les notes des plufieurs Scavant. Amfterd. ï.740. 8vo. Scharp (Samuel.) a Critical En quiry inio the prefent ftate of furgèry. London 1750, 8vo. Scheihr.mmeri (Guntheri Chr/frJ.) de Genuina febrey curandi methodo dilfcrtatio. Jena; 1693. Schcnkii (Joan. aGrafcnbsrgjO'ofervationum Medicarum rariorum. Libri VIL Francofurti ■ 166.5. fol. SclïrciBer (Jo. Fnd.) Obfervationes oc Cogitata de Ptftilentia qua; 17 ,8 & 39 in Ucrania graffataefr. Berolini 1744. 8vo. Schulteiu (Alberti) Oratio Academica, in Memoriam Hermanni Boerhaavii die IV. Novcmbr» 1738. Lugd. Bat. in 4to. Schulzii (Jo.l.'cnr.) Hiftoria Medicina; a rertim initioad annum urbis Roma: 535. Lipfia; 1728. 4to. Sclïwenckc (Thom.) Haamatologia, five languinis hiftoria. Ilags Com. 1743. 8vo. Schwedifc'her'Academie der Wisfenfchaften abhandlungen aus den Schwedifcber überfezet. 1739. 8vo. 20 vol. Scopoli (Jo. Ant.) de Hydrargyro Idrienfi Tentamina. Venetiis 17Ó1. 8vo. S.cribonii largi. de Compofitione Medicamentorum Liber. Curo" Ruellii. apud Cratandrum. 1529. 8vo. Scr/'pteres Rei Ruftica? veteres Latini. Cato. Varro. &c. Cu» ranre Matthia Gesnero. Lipfiae 1735. 4to. 2 vol. Senac. Traité de la ftru&ure du Coeur, defon aótion, ótdesmaladies. Paris 1749. 4W. 2 vol. Oooooooog  NAAMLYST der SCHRYVEREN. Scnects (L. An.) Opera a Jufto Lipüo llluftrata. Antwerpia; 1652. fol. Sennerii (Dan.) Opera. Lugduni 1650. fol. 3 vol. Sevèrltit (M. Aur.) de efficaci Medicina libri III. Francofurti 1682. fol. Seyerini (M. Aur.) de recondita ablceffuum natura libri VIII. Lugd. Bat. 1724.. 4to. Seycrini (M. Aur.) Trimembris Chirurgia, Lugd. Bat. 1725. 4to. Scvcrini (M. Aar*) Antiperipetias adverfus AriftoteleosdeRefpiratione Pifcium diatriba. Amftelod. 1661. fol. S'mfon (Thom.) the fyftem of the Womb. Edinburgh. 1729.8vo. Simfon (Thom.) de re Medica disfertationes quatuor. Edinburgi 1726. 8vo. Simfon (llwm.) an inquiry Hovv far the vital and animal aétions of the more perfect animalscan be accounted for independent of the brain. Edinburgh 1752. 8vo. Sinopki (Dam.) Parerga Medica» Petropoli 1734. 8vo. S/are. de Saccharo & Lap, Bezoar. Londini 1715. 8vo. Solano de Luque. Lapis Lydius Apollinis. Madrid 1731. fol. Solano de Luque Origen morbofo comun v univerfal generante de los accidentes todos fegun la Doftrina del grande Hippocra- . „tes. Malaga -1718. 8vo. Sorbait (Paull de) Confilium Medicum de Pefte Viennenfi 1670 8vo. iy Sorbait (Paul. de) Confilium Medicum , feu Dialogus , Oder freundliches gefchprach über den betrübten zuftand der Stad Wienn bey diefer gef arlichen Contagion. Wienn 4to. Spachii (Israël.) Gyneciorum, five de Mulierum, turn communibus, tum gravidarum, parientium & puerperarum , affeélibus & morbis, libri, Grsc, Arabum , Lat., Veterum Argentinië X597. fol. Specimen. novfMedicina; confpectus. Paris 1751. 8vo. Spigelü (Adriani) de Humani Corporis fabiica libri X, Venetiis 1Ó27. fol. .Springsfeld (Got. Cer.) Commentio de prsrogativa Thermarum Carolinarumin diffolvendo Calculo Vefficje. Lipfia; 1756.4to. Störck (Ant*) Annus Medicus quo Siftuntur Obfervationes circa morbos acutos & Chronicos. Vindobonae 1759. 8vo. 2 vol. Störck (Ant.) Libellus quo continuantur experimenta & Obfervationes circa nova fua Medicamenta. Vienmt 1765. 8vo. Störck (Ant.) Libellus deStramo* nio , I Iyofciamo, & Aconito. Vindobonas 1763. 8vot Störck C^//2/o/z.)Libe]lus fecundus, quo confirmatur Cicutam non folum ufu interno tutifiime ex-  NAAMLYST der S C HRY VER £ï5sL hiberi &c. Vindobonae \"6i. 8vo. & primii 2 vol. Storchs (D. Jo//0 Hiftora Hydro5*8 Univerfalis. Eifenachi753 4:0. Suetonii (C. Tranquilli) Opera ex recenf. Graevii cum Comment. Variorura. Traje&i adRhermm 1708. 4to. Suida Lexicon Graeco Lat. cura yEmilü Porti. Colonise Allobrog. 1619. fol. 2 vol. • Sutlwrland (Alcx.) A Médical Effay with obfervations on the fiïiall pofe. London 1750. 8vo. Süiton (Sam.) Méthode de pomper le mauvais air ^des vaiffeaux, avec mie Diflertation fur le Scorbut par le Dr. Mead. Paris 17^9. 8vo. Sxammerdamii (Joan.) BibliaNaturaa, five hiftoria infedorum Hollandice , 6c Lat. verfa per H. D. Gaubium. Leydaa 1737. fol. 2 vol. Sydenham (Thoma) Praxis medica experimentalis,' five opufcula univerfalia. Lipfiaa 17U.8VO. Sylviui de la Boe (vide in B.) T. r \l*abarrani (P*) Obfervationes Anatomicae. Luca1 1742. 8vo. Tachemi (Ottonis) Hippocrates chymicus» Lugd. Bat. i< 71.8°. Taciti (Cornel.y-Qfzza. cura Julti Lipfii. Antwerpia; lëófr. 1oT. Taliacotii (Gag.) curtortim Chirurgn per kfiuonem libri duo. Venetiis 1:97. fol. Targioni Tozzetti (Giov ) Prima raccolta di oflervazioni mediene. Firenze 1753. 8vo. Targioni Tozzetti (Giov.) Soprale cauië e fopra i remedi dell' infalubrita dell' aria dellaValdinievole. Firenze 1761. 4to. 2 vol. Terentii (7^0 Comcedisefexcura notis variorum Cura Corn. Schrevelii. Lugd. Bar. 16; 1» 8vo. Theodofd(Jo. Bapt.) Epiftola; Me» dicinalis. Bafileaa 1553. 8vo. Thcorii and Pradice of'chirurgïcal Pharmacii. London 1761. 8vo. Tilling (Jo. CJir.) de Calculo ad Vcficam adherente, Lipfiae 1737. 4to. Tifot. Avis au peuple fur fa fan- té. Laufanne 1761. 8vo. Tifot. De morbo nigro, fcirris vifcerum, cephalia, &c. Lau- fannae. i?6o. 8vo. Titfingli (Abi\) Verhandeling over de tegennatuurlyke fplytinge der Ruggegraat. te Amfterdam 1732. 8vo. Torti (Franc ') Therapeutica; fpe- cialis ad febres periodicas per- nicinfas. Mutinae 1730. 4to. Toumefort (Pitton. Rélation d'un voyage au Levant. Amfterdam 1718. 4ro. 2 vol. Tralies (B. Lud.) VexatifTimura noftra state de variolarum infi-  NAAMLYST der. SCHRYVEREN. fitione Argi ra niura. Vratiflavia: 1765. 8vo. Tralies (Balth. Ludov.)\5ï\xs Opii i'alubris & noxius inmorborum medela. Vratiflavias 1759. 4to. 2 vol. TredlieuiiCAlex.) Libri XII. GrEec. & Lat. Jo. Guinteriointerprete. Bafilese 1556. 8vo. Trembley. Mémoires pour fervir a i'hiitoire d\n genre des Polypes de l'eau douce a bras. Leide 1744- 4to. Trideri (Dan. PP'ilhelmi) Epiftola; duai.de Anthracibus &variolis veterum ad Gothofr. de Hahn. 4to. Trillen (Dam PVilh.) Succinfta commentatio de Pleuritide ejusque Curatione. Francolurti 1740. Svo. Trioen (Cornelii) Obfervationum Medico- Chirurgiearum fafciculus. Lugd. bat. 1 43. 4to. Tronchin(T. de Colica Pictonum. Geneva? 1757. Svo. Tulpü (Nic.) Obfervationes Med cae. Amftelred. 1672. Elzev. 8vb. Turner (Dan.~) Syphilis. a Practical differtation of venereal difeafe.'London 1732. Svo. V. "*Sf aderlaftdfche Hiftorie vervattende de Gcfchiedenisfen der 'Vereenigde Nederlanden. Amfterd. 1. 49. 8vo. ai vol. Valerii Maximi de Exemplis memorabihbus Jib. 9 ad ufürn Delphini. Parifns 1679 4 l" Valfalva. (Ant. ar.) De Aure Humana traétatus. Trajccti ad Rhenum 1717 410. Vandelii (Dom.) Diüertationes tres de Aponi Thermis, de infectis, terreilr bus &marinis, & de Vermium terra; reproductione. Patavü 1758 8v. Vanierii (Jac.) Pi'aidium rufticum. Colon. Mur ar. 1750.8vo. Van der Monde Efl'ai fur ia manière de perf'ectiunner 1'efpèce Humaine. Paris 3756 8vu. 2V. Velfe (Henr.Cor.) Difler tatio inaufturaiis de mutuo ingreflu inteltinorum & aliis machina; humans extraordinariis. Lugd» Bat. 1742. 4to. Vercelloni (Jae.) de Pudendorum morbis & lue venerea. Lugd. Bat. 172a. 8vo. Verhandeling van de Tegenwoordige Zkkte tn Sterfte van het Rundvee door vierGeneesheeren. n 's H ge 1745. 4tÖ. Verhandelingen uitgegetvcn door de Hollandfche Maatlcnappy der Weetenfchai pen te Haarlem. Haar!. 1755. 8vo. 9 vol. Verney (du) Traité des Maladies des O.s. Paus 1751. 8vo. 2 vol. VefeiHi JOperaomnia Ana- tomica & Chjrurgica Cura Hermanni Boerhaave & Bern. .Sigfr. Albini. Lugduni 1725. fol. 2 vol. tri  NAAMLYST per SCHRYVEREN. VieuJ/ens (Raymundi) Neurographia univerl'alis. Lugd. i/ór. fol. Villen (Servais de) Analyfc des eaux minérales du Chateau Roy. de Marimonten Hainau-t. a Louvain 1741. k'vo. Vioïarti* (Phil.) de Variolis & Morbillis trarïatus. Dresda; 1750. 410. VirgiHi (P.) Maronis Opera cura notis varior. Lugd. Bat. 1Ó80. Svo. 3 vol. W. Tepferi (Jac.) Cicutse aquatica; hiitoria & noxa;. Bafilea; 4to. Wepferi (Joh. Jac.) Obfervationes Medico-Pradicaa de affeftibus capitis internis ócexternis. Scaphufii 1727. 4to. Wcpferi (Jo. Jac.) Hiftoriie Apo* plecticorum Obfervationibus & Scholiis illuftrata; &c. Amft. 1724. 8vo. Werlhof (Paul. Gottlieb) Disquifitio Medica & Philologica de Variolis & Anthacibus. Hannovera; 1735. 4to. lyharton ('l h.) Adenographia, five glandularum totius corporis defcriptio. Vefalise 1671. 8vo. * Wknner Peft befchreibung und infections ordnung. Wienn. 1727. fol. Wiel (Stalpartii van der) Obfervationum rariorum Medic. Anatomie. Chirurgicarum Centur. Lugduni 1687. 8vo. 2 vol. Willis (Thom.) Pharmaceutice Rationalis, fivediatribademedicamentorum operationibusin Corpore humano. Hag. Com. . 1675. 2 vol. Willis (Thom.) Opera omnia cura Ger. Blafii M.D. Amftelodami 1682. 4to. 2 vol. Willis (.rAcOT.)Pathologiacerebri & nervofi generis Specimen. Oxoniae, 1667. 8vo» Wintringham (Clifton.) Commentarium nofologicum in urbe Eboracenfi & locis Vicinis. Londini 1733. 8vo. Winjlow (Jac, Ben.) Expofition Anatomique delaStructuredu Corps humain. Paris 1732410. Z. 'jhacuti Lufitani Opera medica. Lugduni 1Ó67. fol. 2 vol. Zacuti Lufitani De Medicorum Principum hiftoria. Lugduni 1642. fol. 2 vol. Zeviani (Gio. Verard.) Della cu- ra de bambini attaccati daJla rachitide. Verona 1761. 4to. Pppppppp KOR-  KORTEN INHOUD VAN HET GE II E E L E W E R K. In eene Alphabelifche orde gefchkt. 4> betekend, eerfte, b. tweede, c. derde, te der koorts h 56,4 /Iflaating, wat, c. 690 Afleidende middelen , welke dus genoemt worden , en op wat wyze zy werken, b. 653 Afueming van grootje in oude lieden, de reede van hetzelve a. 138. 139 Afwending, van hoe groot nut in het keelgezwel, b. 1.230. deeze is nuttig in de ont'.teekingen a. 269. 270. 271 tweede fluk. in de bloedftortingen helpt zy zelde, en wanneer ,«.664. 665 Alcalifche middelen , moeten niet aan kindereu gegeeven worden die het zuur hebben: maar wat, b. 439 Algemeen fcheivocht van Glauberus, wat, d. 733.. word in het voeteuvel toegediend el. ibid. Algemeen ftuiptrekking wecrend 'middel, word niet gevonden 655 Algemeen hcerfchende koortfen. Ziet Koorts. Algemeen hcerfchende ziektens", wat, e, 7. 372. de algemeen hcerfchende ziektens hebben fomtyds openbaare oorzaaken e- 32. 3 3. derzelvcr naasteoorzaak e. 356—372. afgelegene' «. 312—355. waar uit deszelfs natuur gekend word e. 373. 374 het algemeen heerfchende zickelyke in de lucht hangende is niet altyd het zelfde e, 349. of zy door de bloedelooze diertjens voortgezet word e. 351. 552. in de lucht ontftaan, of "zy altyd naderhand door behulp  K 0"R TEN INHOUD. hulp van dezelve word meedegedeelt , e. 357. eenmaal ontïtaan zynde kan zy, zelfs van hoedanigheid verandert zynde, de befmetting niet verdry ven * 5%' 359' 3U°- in beweeging gebragt, of hetfcherperword, £.362 367. zonder voorbereidende oorzaak is zy niet bekwaam om een befmettelyke ziekte voort te brengen e 371 de algemeen heerfchende gefleltenis beguniligt het voortbrengen van de teering d. 122. de algemeen heerfchende ziekte oefFendeen overheerfchend gebied op de andere tusfchenloopende ziektens e. 304. hoe deeze moeten geneezen worden, 5.306—311. wat iemand die de algemeen heerfchende ziektens zal geneezen moet waarneemen en doen , e* 374 tot 398. men heeft grootedoorzigt en aandagt nodig e. 388. Algemeene oorzaak der langdmtrige ziektens tweederlei c. 651 tot 654. oorzaaken van de eerfte , en geneezing c. 655—Ó73. uitwerkingen van de andere op de vochten , en geneezing c. 6jq. 676. ook op de vaste deelen c. 677. uitwerkingen van beide de oorzaaken c. 677 678. van wat nut het is deeze ziektens in zomroige foorten te verdeelen, c. 679.. regulen der voedingswyze in deeze c. 680. waarom de geneeswyze niet zeejr vexfchillende is c, 682. al- gemeene geneezingen c. ibid. tot 689. voorzegging e. 687. 688.689 Algemeene gavoelplaats, wat, b, 589. c. 502. 793. deszelfs zitplaats, oorfprongc. 503. edoch is deszelfs plaats onderlcheiderf van het eer lö beginfel der beweegingen c. 901. 902. waarom zy in fommige door oorzaaken verontrust word, die in andere geene verontrusting veroorzaaken, c. 79;. waarom dezelve in kinderen zo ligtelyk aangedaan word, 796 Altén , waarom nadeelig in de oogwateren c. 663 Alvleisehklicr, legging van dezelve c, 310. waarom de ziektens van dezelve moeilyk zyn te onderfcheiden, c. ibid. van welke ziektens zy aangetast is bevonden c. 311. of deszelfs wonden doodelyk zyn, a. 494 Ambaijen , vloejende , van wat nut , b. 1104. zyn voordeelig in de beroerte b. 606. c. 539. 564- 565. in de dolligheid lu 606. c. 1039. in de droefgeestigheid c. 1009. 1039. in 't graveel c. 463. in 't zydewéec. 47onderdrukt'zynde zyn oorzaak van de zinvang c. 617. van de hoofdzweer c. 565. van een wederkeere-nde droefgeestigheid.c. 1009. graveel 463. bloedfpuwing dt 59. van buikverftoppingen a. 608. 609 tweede Huk. van het zydewée c. 47., blinde ambaijen oorzaak van de.PP PP PP PP 3 ont-  KORTEN INHOUD. fmtfieeking der darmen en opitopping der pis c, 341. 342. op wat wyze zy gaande gemaakt worden, b. 606. 607. U13 Anajlomofis, wat, en deszelfs kenmerk d. 1* 9 Aqua vegets mineralis , wat, e. 991. ontbind de venusbuilen e, ibid. Arbeid, maakt het lichaam fterk a. 49. is nuttig in de fcheurbuik c. 1238- deszelfs verandering brengt een ongelooflyke verlichting aan c, 922 Afpergien, verhaasten de aanval van het voeteuvel d, 608. 609 Afciies, wat, ^.317. onderfcheid tusfchen dezelve en het trommelwater d. 341. 342.drievoudig foort d. 317. kennis van het eerfte foort d. 328,. 3 29. van het tweede foort. Ziet waterblaasjes., kennis van het derde foort. 4> 324> 325« S2(5. voorzegging ■ d. 326. geneezing. Ziet Waterzucht. Azyn , van wat kracht op onze vochten c. 1132. van wat gebruik in de rotziektens, 236 en tweede ftuk 469 Azyn, tot een geneesmiddel gemaakt , is goed in de hondsdolligheid c, 1132 Azyn met water, deszelfs gebruik b. 223 d. 99. gewaarwording van een verzwarend gewicht omtrent de borst-ingewanden, wat zulks beteekent c, 956 B» "fëaard, wanneer dezelve uitfpruit, b. 593. waarom de gefneedenc dezelve niet hebben? b. ibid. Baarende vrouwen , waarom lig— telyk van de beroerte worden aangetast, e. 534. 535 Bad van aarde, deszelfs gefcruik en wyze van te gebruiken in de teering d, 200 Bad van waesfcm, verzagt de ftyve, ja zelfs de allerhardfte deelen b. 262. wanneer van nut in de lammigheid c. 764. 765. word in de verftoppingen aangepreezen a. 557. en fomtyds in de eigenaardige verrotting a. 240 Baden , welke in de ongedaantheid van nut zyn c. 1309. warme worden in de winden en kramptrekkingen gebeezigt b. 445. laauwe, goed in de vloeiing*?. 1335. ook zyn in dezelve met goed gevolg koude baden toegedient e. 1335—1338. ook in de lammigheid c. 765. 766. waarom zy dikwerf in de allerhardnekkigfte ziektens van nut zyn geweest b, 120 Baden (halve') wat, e. 604. worden in de fteen aangepreezen e. ibid. Baden , worden in de langduurige ziektens aangepreezen c. 683. de Carolinafche baden in de fcheurbuik c, 1249. i» het voeteuvel^. 734, deeze hebben de  de fteen der blaas kleinaer gemaakt e. 679. 680. fpringende zyn voordeelig in de lammigheid c. 765 Balfem (geipiesglasde van zwavel) wat, d. 760 Balfamen worden aangepreezen in de bloedfpuwing d, 83. in de teering deeze doorbooring fomtyds gelukkig in de vallende ziekte c. 878 Bekkeneel-kneuzirtg. Ziet Kneuzing. uitbooring van hetzelve, wat, «.777. breuk,wat. Ziet Breuk. Bekkeneel, deszelfs vorm a. 739 deszelfs kennis is nodig om de diepte van de wonden te ontdekken «.740. deszelfs kwaade vorm is een dikwervige oorzaak van de vallende ziekte der kinderen c. 862. deszelfs wonden zyn naar verfcheidentheid deioorzaak, verfcheide a. 773 tot 778. derzelver kennis a. 773 tot 787. uitwerkingen a. 787 791. voorzegging a. 791. 79a. geneezing a. 792 805. onderzoek hoe te doen a. 778 tot 787. op wat wyzedegekwetfte plaats ontdekt word a. 795 tot 797. deszelfs zuivering a. 707 798 ö Ul Bekkeneel/pleet. Ziet Spleet, dit gefpleeten , gebroken, of het altyd doorboort moet worden a. 792. 793 bekkeneel, deszelfs inwaardsdrukking gefchiedop tweederlei wyze a. 777. uitwerkingen van het inwaards gedrukte a. 810 8:9. e. 807. kennis a. 830. geneezing 831—838. hetzelve gefpleeten , gebroken , gekneust, wat 'er volgd, zo 'er eenige vaten gebroken zyn, a. 838-—846. kennis van uitgertorte vochten in de holligheid van het bekkeneel a. 846 tot 853» op wat wyze de plaats alwaar de vochten vergadert zyn , ontdekt word , a, 853 X tot Qqqqqqqq  KORTEN INHOUD. tot 864. aanduidingen a. 865, %66, geneezing a. Óóó. 921 Buiaauwirhtid, kan met gi:en woorden verklaard worden b<. 346, deszelfs li.orten b. 358. ondericheid tusl'cnen deeze b. 359 Bericht van de wonden, wat, en op wat wyze te doen, 53ö-537 Beroerte, wat c. 4,97* is als een algemeene lammigheid c. 695. . onderfcheid tusfehen dezelve en de hartvang, flaauwte, diepe flaap c.498—5°l> tusfehen de zinvang e. 904. zitplaats 0» 555. naaste oorzaak c. 501.502 503. afgelegene en kennis van dezelve c. 504—553- tekenen dat zy aanftaande is e. 576 tot 584. waar de eerfte tekenen van een over 't hoofd hangende beroerte gezien worden u 582. kennis dat zy aanweezende is c. 584. waar aan deszelfs hooger en laager trap van gevaar te kennen is c. 558—561. ligtheid waar aan c. 562. hoe zy door middel van de natuur word ontbonden c, 562—570. uitwerkingen en uitgangen van een weinig zwaarder beroerte & 571—574. waarom zy zelde volkome word geneezen c, 575. welke de uitwerking en uitgang van een uitgezogte c. 575.576. 'er is geen algemeene geneezing voor de beroerte c. 584. 585. geneezing Van dezelve van koude zullende voortkomen c. 585 tot.596. maar aanweezend zyn- de c. 598-—604. maar wanneer zy uit bloedrykheid aanftaande. is, hoe zy dan moet gentezen worden,c.6c4—608. voorzegging en geneezing wanneer zy. reeds gevormt is c. 609.. zo zy. door de uitftorting der vogten. ontftaat, welke, 0. 610. 611. 6ia. hoedanige zo zy door de uitftorting van hetzenuwwater. outftaat, c. 612. Ó13. 614. zo zy door vergiften voortgebragt is, c, 614. 615. 616. waarom zy door ilymproppige te fomen groejingen veroorzaakt , niet kan geneezen worden, c. 6ló- Beroerte , uit wat oorzaak in de ouderdom gemeenzaam c» 523,. waarom deeze zeldzamer van dezelve worden geneezen c. 558 Beroerte veranderd fomtyds wonderlyk de gemoedsaandoeningen c. 672. deeze geneezen zynde , waarom de fpraak alleen verhindert blyvende, alle de werkingen dikwils herfteid worden e. 735. 736 Befchouwing van de lyken , van een allergrootst nut in de Geneeskunde a> 26. b. 1095^.631 Befpiegeling (diepe) heeft de zinvang veroorzaakte. 6:8. 629. de vallende ziekte c. 816. 817. brengt een gefteldheid tot het voeteuvel aan d, 581 Bevochtiging van het geheelc Sic haam , waarom van zo groot nut in de brandende koorden, b. 902. 903 Bevruchting, welke zy voordeeüg:  KORTEN INHOUD. Hg is geweest, a, 6$i tweede ftuk. ■Beweeging der vochten door de vaten, wat 'er vereischt word op dat zy vry zy, b 41. derzelver taaiheid in de koortfen wat, b* 117. dikheid, tot wat foorten zy gebragt kan worden ■c 613. oorzaak, kennis, voorkennis en uitwerkingen van ieder derzeive c. 512—525. van zelfs veranderingen wat,c.672. tot wat fcherpheden zy overgaan c, 672. Ö73. derzelver uitwerkingen c, 673. gebreken der fappen uit fcherpe ziektens, welke , c. 674. 675. 676. uitwerkingen en geneezing derzei • ve c. ibid» al te groote dunte der fappen waar van daan, c. 12Q1. 1292. uitwerkingen c. ibid. waarom de fcherpte zich vereenigt met de dunheid derzelve , door de kwetfing der longh c. 1292 ■Beweegingen, waar derzelver eerHe oorfprong zit, c. 901. de lichaamsbeweeging is goed in de vallende ziekte c. 888. inde teeringh (7. 195.196. altefterke , welke kwaaien zy kan voortbrengen b* 111. 215.223. deszelfs geneeswyze£. 217. 218 is oorzaak van de droefgeestigheid c. 926. welke daarom in deszelfs geneezing te pas komt, c. 972. ook is een fterke in zwangere vrouwen nadeelig*/. 995, 996. waarom fterke lichaams en gemoeds beweegin¬ gen voor de geene die van een dolle hond gebeeten zyn, gevaarlyk zyn, c. 1135. ZietO/fening. wurmswyze beweeging wat, b. 460.683. deszelfsnut en uitwerkingen op het genuttigde b, 683. c. 319. 320. 324. 325. door welke zy verhaast word b, 684 Bier, deszelfs bereiding a- 198e. 1231. 1232. wat foort in de Iendevang word aangepreezen e- 1257. wat foort in de teering, d. 187. fterk, wel gegist is een allerbest hartfterkend middel h. 295. word in een eigenaardige llymigheid aangepreezen a. 197 Biltere dingen voor vette menfehen voordeelig c- 660 Blaartrek-pleiflers , wat, a. 274 2de ftuk. derzelver werking en gebruik a. ibid. wanneer zyin 't zydewée moeten gelegd worden , en op wat plaats c. 91-94 wanneer zy minder veilig zyn, c. 93. wanneer zyin de beroerte plaats hebben, c, 614. inde waterzucht zyn zy op tweederlei wyze voordeelig d. 508. worden in het teruggedreeve voeteuvel aangepreezen d. 774. zyn van geen groot nut in de Iendevang e* 1244. 1245. 1246. in de vloejing met goed gevolg opgelegd e. 1339/1340. 1341. Bleekheid, wat beteekent, «.164 190. waar van daan in de koude der koorts, en in wqlke deelen Qqqqqqqq *  KORTEN INHOUD. len zy eerst word waargenomen, b. 38 Blt'xem , deszelfs kracht fterker als de Elektriciteit c, 759. wel ke ziektens zy geneest c. ibid. t Bloed, wat, a. 249. uit welke deelen het beftaat a, 248. 249. deszelfs Scheikundigebeginlé• len c, 9,17.918'. het grootfte gedeelte van hetzelve is water fa 661. vervliegt nochtans fchielyker door het vuur als wel het water fa ibid. het bloed is genoegen tot ftremmen a. 252. 323. op wat wyze zulks in een leevendig mens-ch belet word c. 516. oorzaak van deszelfs roodheid in een vrucht a. 253 254. deszelfs ontbinding in zouten en oliën, waarvandaan a. 268. hoe veel deelen van onderfcheide grootte het heeft, . 70 ,. 704 Borax, wat, a. 381. deszelfsnatuur en eigenfehappen a. 382 Borst, wat, *z. 921. proeven omtrent de wonden van dezelve genomen a, 508—511. kennis dat de wonden niet in de bollig,heid zyn doorgedrongen*?. 92a —926. uitwerkingen a, 927 928. geneezing a. 920-—932". kennis dat zy in de holligheid doorgedrongen zyn *z-932-93,8 uitwerkingen a. 938 943. teekenen van dezelve a. 943 — 948. geneezing a. 948 964 wanneer de borstopening in de borstwonden word aangeweezen , a. 953. op wat plaats zy moet gedaan worden a. 953.954 955. wyze van deeze te vèrrigteiM.956 957-deeze verrigtzynde,wat men alsdan doen moet,*?. 959-963- ter plaatfe verrigt alwaar de long aanhetborstvlies vast zit, wat men doen moet, 958. 959* ce" platte borst ■ geeft een gefteldheid tot de teering d. 17. teeken van deszelfsnaauwte */. ibid. waterzugt der borst d, 254.255. zitplaats van dezelve d. 258. 259. kennis*/.260.261. geneezing*/. 268-277 bovenbuik, wat,£. 592. geeft zeer • veele voortekenen zo van her-fteM  KORTEN I N H © O D. iftoHing als doodelykheid^. 796 c. 179- 279. welke derede hier van is , b. 576. waarom zy in de bastaard raazende koorts naar boven word getrokken ,c. 148- waarom de hitte derzelve in de ziektens kwaad is.,b. 576 (banning en .klopping, wat die fomtyds betekenen, b, 598. c. 1046. 1047. -wat de fpanning alleen, c. 1.99 .Bovenbuik , vry van pyn, zagt, eenpaarig , wat in de ziektens betekent, b- .796. zich tegen• overgefteld bevindende, wat, ibid. een harde pynlyke zwelling van dezelve, wat zy naar maate de onderfcbeideftaatder ziekte betekent, b. ibid. edoch zagt en zonder pyn , wat, b. ibid. pyn van de regter bovenbuik in zwangere vrouwen is kwaad d. 952. tusfehen de bovenbuik en neus is een groote gemeenfehap b. 836 kraaking, wat, b. 458.459. deszelfs itof b. 459.460.461. naaste oorzaak b. 46 u 462. waaide braaking voornamentlyk van afhangt, £.462. wat in de geene die braaken zich vertoond , b. 464. afgelegene oorzaaken^. 4'.4—'4/0. de koorts vermeerdert dezelve b. 467. uitwerkingen bt 4,0—475» geneezing b. 475- 47Ó.477* oplosfingvan verfcheide vraagen aangaande -de braaking b. 477—485- een .fterke braaking met een volle miaagh is gevaarlyk b. 247. braaking der zwangere vrou~ wen waar van daan ,d. 924. genees wyze d. 925.92.6. eendikwervige en fterke kan een miskraam veroorzaaken d. 936. braaking is kwaad tentydeder kwyling^. 1071. ofzyverwekt moet worden om het voeteuvel te geneezen d. 691 695. de braaking in de koorts, wanneer dezelve goed is , en welke , wanneer en welke kwaad is, b. 161. 47o. 471. 472. tekenen van een aanftaande fcheidende braaking b. 470 Braakmiddelen, wanneer dezelve in een buikloop worden aangeweezen, wanneer niet, b. 705 —709, ook in de yling, b. 603. 604. zyn zy in het voeteuvel van nut, d. 693—696. worden in de waterzucht beproeft d. 517——520 Braakmiddelen, wat, ziztverzagtende Braakmiddelen, toegevoegd in de koortfige yling , zyn zy het hoofd van nut, b. 603. 604. wanneer zy van nut zyn in een waterig keelgezwel £..1161. 1162. begunftigen het uitdryven van de fteen e. 605 Brandende koorts. Ziet Koorts. Brandmiddel (vermogend'') wat, a. 652. waar uithetbeftaat^. 513 ade ftuk. deszelfs uitwerkingen 5L3- 514 2de Huk Brandmiddelen (werkelyke) welke aldus worden genoemt a. 652 gebruik van dezelve om de bloedftortingen te ftempen, is niet  KORTEN INHOUD. niet veilig a. 652. 653. welk goed is in de vallende ziekte, ^870. 877. de oude hebben door deeze zeer veele ziektens aangetast c. 133 Breuk , wat , a. 312 en 39 2de ftuk. onderfcheid tusfehen dezelve en een fpleet a. 775. 776 ook tusfehen de beeubederving, kneuzing , ontwrigting a. 40. lborten a. 40—43. uitwerkingen a. 43 58. kennis a. 59 62. voorkennis a. 64—11. geneezing a. 72 108. waar uit meestentyds de ergfte toevallen der breuk voortkomen, a. 56 2de ftuk. wanneer men de Hukken moet wegneemen, a, 88. 89. 90 2de ftuk. zal de geneezing een goed gevolg hebben, moet de Heelmeester een goede kennis der ontleedkunde hebben a. 104 2de ftuk Breuk, wat, a. 397. 398 tweede ftuk. deszelfs foorten a. 398 2de ftuk. tekenen van een verflikte of beflote breuk tot het heetvuur overgaande a. 399 2de ftuk. geneezing a. 399.400 2de ftuk / Broejend leggend ey , proeven en waarneemingen met hetzelve n <*> 254- f55 Brunswykfche mom, wat , en voor wie goed, c. 1299. word in de lammigheid gegeevenc. 753. in de Iendevang e. 1233 Buik in de herfstkoorts beginnende verhard te worden en op te zwellen , wat zulks betekent, b. JÓ2 Buikloop, wat, b.6' 10^8.1029. 1030. geneezing door behulp der kunst- c, 1034 1038. door behulp der natuur c. 1038-1043. overgrooie kracht der dol ie, waar van daan, c. 10:9, waar van daan het waaken enz. c. 1029. wat de ontleeding in deeze aanwyst , c. 1032. 1033. andere foorten van dolligheid en oorzaaken c. 1043 —1049. geneezrng c. 1049—1056. voorbeelden van een op geftelde tyden wederom komende dolligheid c. 1045. waarom de dolligheid zich onder ontallyke gedaantens vertoond, c. 1047. waarom men de onderfcheïde foorten der dolligheid zorgvuldiglyk moetonderfcheidenc. 1056 de dolligheid op langduurige afgaande koortfen volgende word door ontlastende middelen kwalyk behandelt, met hartfterkende middelen weggenomen moetende worden*. 316 Dood \ de) is onvermydelyk «.97 van ouderdom of natuurlyke,/, ibid. en 141. de dood volgd dikwils, in de ziektens volgd zy dikwils zonder feheiding *. 101. tekenen dat zyaanftaande is *. ibid. Doof heid na fcherpe ziektens waar genomen c. 705 Door/lokking, onmooglyk in de wa* Rrrrrrrr %  KORTEN INHOUD. watevfchrik, waar vandaan, c. Doorwaesfemende middelen , wat, a. 462. 463 Doorwaesfeming is de geneeswyze der natuur, waar door zy het nadeelige uitdryft *. 155. de kunst kan dezelve niet bellieren gelyk de natuur *. ibid. Dorst, geen gevoel van dezelve, wat, *. 1071. in fcherpe ziektens van wat voorzegging, *♦ 1071. 1090 Dorst, wat, b, 378. oorzaaken van de dorst der koorts b. 379 —385. voorkennis*. 386.387 aanwyzing *. 387 390. geneezing *. 390—397. dorst is kwaad in de waterzucht b. 380 d. 401. 428.4:9* waarom dezelve in de koude der afgaande koortfen plaats heeft, *. 38f. geen dorst te hebben wanneer de oorzaaken der dorst aanwezende zyn is kwaad*. 385. 813 814. waar de dorst zich het eerst openbaart, wanneer zy door de onbekwaamheid ter doorgang van de vochten verwekt word, *. 386. of men de dorst, als een toeval der koorts zynde , trillen moet, of in de wind flaan, *. 387—390. dorst in de teering waar van daan, d. 152 Draafing, wat, c. 579 Drank , uit een buikwond vloejende wat betekent a. 979. nadeden van de laauwe dranken *. 76 Drek , uit de buikwonden vloejende wat zulks beteekend, a. 980 Droefgeestigheid wat, c. 907. onderfcheid tusfehen dezelve en de koortfige ylhoofdigheid , raazende koorts, dolligheid«?. 908. oorfprong c. 910. 911. naaste oorzaak c> 993. 994. afgelegene c. 994 1001. uitgangen c. 1001—1005. natuurlyke geneezing 1005 1010. door de kunst 1013 1025. welke de beste wyze van deeze is, c. 1012. 1013. uitlegging van de drie trappen der droefgeestigheid c. 931. de eerfte trap. Ziet Zwartgallig vocht- de tweede. Ziet Onderbuiks kwaa~ len. de derde. Ziet Zwarte gal. de droefgeestigheid ontbind of vermindert fomtyds de vooraf zynde ziektens c. 936. eigen kenmerk van deszelfs begin c. 938. waarom de droefgeestigheid fpouwers genoemt worden c. 1004. waarommen hun fomtyds moettegenrtreevenc. 1016 1017. waarom men niet hardnekkiglyk met het geneezen moet voortgaan, c. 975. waarom by droefgeestige 'vrouwen een gefteldheid tot het knoestgezwel in de baarmoeder ontftaat , c. 952. op wat tyd van het leven de droefgeestigheid gewoonlyk ontftaat, c. 982. welke zy meer, welke min gemeenzaam is, c. 1000. looi. in welke landen zy dikwerviger voor-  KORTEN INHOUD. voorkomt , en op wat tyd van het jaar c. 926. droefgeestigheid oorzaak van de waterzugt d. 395 Droefheid, kan de dolligheid, droefgeestigheid, ja zelfs hersfenontfteeking voortbrengen h. 1060 Droefheid brengt de droefgeestigheid voort c, 923 Droesfem, wat, c. 919 Dronken, wie dus genoerat word b, 250 Dronkenfchap, oorzaak van de vallende ziektec. 829 830.831 Dronkenfchap kan een doode-yke ftuip veroorzaaken c, 814. de waterzucht d. 394. 395. verftomming b. 56. basterd longhontfteeking b. 1454.1455. flaap c- Ó42 Dronkenfchap, geneezing van dezelve b. 25O. 251 Droogte, wanneer dezelvegezegt word aanweezende te zyn, b379- 380.579. kennis en ge-neezing van dezelve b. 579. 580. droogte van het geheele lichaam in de brandende koorts, waar van daan, h. 809 Druipen, wat, 980. 981. Ssssssss Egcr~  KORTEN INHOUD. Eyernesten , derzelver zitplaats d-2$i- derzelver waterzucht e/. ibid. kennis d. 294- 295- voorkennis d. 29?. geneezing ^,295 -298 f> "Plaauwte, voor fterke menfchen gevaarlyker als voor zwakke, a. 328. teekenen dat dezelve aanftaande is door een ruime aderlating a. 402. 403 Fluimen, in de brandende koorts wanneer, enhoedanige,£.868 869. 870. vergelyking van de fluimen met het neerzetfel der pis in de borstziekten* fa 1325 c. 8. op wat wyze de fluimen de longontfteeking ontbinden, word bewezen, fa 1325. 1320 1227. hoedanig deeze moeten zyn, b, 1328 1333- welke kwaad zyn, b. 1397 1402 Fhimcn, geele, zuivere, witte, flymagtige, ronde, waarom zy de longontfteeking niet ontbinden , fa i345« 134Ó. galagtige fluimen met etter in de longontfteeking na de zesde dag, wat die betekenen, b. 1397- zeer bloedige wat, b. 1398- zuiver geele wat, en wanneer zymde longontfteeking te voorfchyn komen , en wat zy betekenen, fa 1398. 1399* witte en ronde wat, en waarom zy niet kwaad, maar alleenlyk onnut zyn, fa 1399. fchuimagtige, wanneer zy zo genoemd worden , en Uraarom zy zo kwaad zyn in de longontfteeking, fa 1399.1400 wanneer zy in de longontftetking kwaad zyn, zo zy bruin, llykagiig, drabbig, zwart zyn, b. 1400. I4CM- waar door de fluimen opgeftopt worden, fa J439. 1440- 1441. uitwerkingen van derzelver opltopping fa 1442. hoe zy weder opgewekt moeten worden fa 1443 1444. 1445. wanneer en hoedanig zy in 't zydewée te voorfchyn moeten komen c. 53. 56 —00. etteragtige bloedagtige wat die in een hevig zydewée betekenen, c. 118. 119. geei.e of moeilyke wat , c, 120. in den beginne verfcheiden wat, c. ibid. indien de fluimen weg blyven, daardeaamborftigheid blyft, wat, c. 124- 125. de ftank der fluimen is nadeeiig in de teering d. 142. 143. wat het betekent zo een grooter menigte etteragtige ftof te voorfchyn komt , als welke overeenkomt met de grootte van de geopende zweer, d. 162. bloedfpuwing waar van daan, d» $*. hoe meer de fluimen in de longzweer on taarten, zo veel te minder hoop is 'er op de geneezing d- 138. zoete fpog is verdagt in de teering d. 141. de ftank der fluimen betekent in de teerirg niet altyd een nabyzynde dood d 142. de fluimen der geene die de teering hebben in zout water uitgefpogen, naardegrond zinkende, zyn kwaad d. 139-140 VU.TJ.  KORTEN INHOUD. van alle fmaak ontbloot zynde zyn de besterf. 142. onderdrukt zynde is een kwaad teken rf. 157 de fluimen worden in deborstziektens van de Geneesheeren zorgvuldiglykonderzogtrf. 165 Fontenel, wat, a. 275 2de ftuk. op wat wyze zy gemaakt word a. ibid- voor welke zydienftig is a. 275- 276 2de ftuk. word in de vallende ziekte te werk gefield c. 675. in de waterzugt é. 507. in de teering rf. 37. in de kinderpokjes e. 314. maaris in de Iendevang niet aanteraaden, £. 1244. G. ^Jal, wat,a. 384. isdefcherpfte onder alle de ingefchapene vochten van ons lichaamc. 171 word in groote hoeveelheid afgezonden c. 187. deszelfs nut a. 182. 222. 384. in het bloed wederom opgezogen, wordzy krachtdadigertorgebruikc 190 in groote hoeveelheid in de maa'gh vergadert, neemt zyde eetlust weg b. 400.401- uiteen buikwond vloejende wat betekent ét. 979. gal braaken in een hoofdwond, wat, a. 816 Gal, ontbrande, wat, <5-8l Gal, zwarte, waarom zy in de uitgang vertraagt, c. 172.ontaart! ng van dezelve in deszelfs :blaas, welke c. 988. 989. toevallen en uitwerkingen c. 989 Gal, koperagtige , waar van daa*. c. 848 Gal der lever , van die der galblaas onderfcheiden c. 190. komt ligtelyk in het bloed c. 250. uitwerking daar van c.ib. Gal der dieren, is dikwils een zeer voordeelig middel b. 403 Galagtig geflel, tekenen van hetzelve c. 669. droefgeestige 475. waarom de uitkomst van het verzworc graveel en van de gebroke zweer zo gevaarlyk is , c. 478» 479» 480. waarom de geneezing zo moeilyk is, £7.483- op wat wyze de etter door de afgang ontlast word n. 480- 48'i« uitgang van dezelve tot een knoestgezwel ie. 484-485. uitwerkingen en voorkennis van hetzelve e. 484. tot een fteen in de nieren £7. 486. 487. tot het heet vuur; deszelfs tekenen en voorkennis c7. 487- 488. 489- 'er zyn oneindig veel foorten van graveel £7. 490. naamen van dezelve c* 490. 491. welke dedikwervigfte oorzaak is, c. 491. waarom de geneezing niet veel verfchilt offchoon zy dooronderfcheide oorzaaken voortgebragt zyn,c. 491. 492. waarom zy dikwils in de koortfen en derzelver fcheidingen ontftaat, n. 493. 494. Graveelpyn, op wat wyze van het kolyk en darmpyn onderfcheiden word, c. 444. 445. 457 Graveelzand, zich geduurigin de pis vertoonende, watzulks betekent, è. 417. 418. Griliing, wat, b. 883. wat zy aanduid wanneer zy op een brandende koorts volgd b. 884,885 886Y feheidende, hoedanig dezelve moet zyn, en op wat wyze zy van de andere onderfcheiden word , b. 885- brandende koorts word wel met grilling losgemaakt, maar nochtans zelden of nooit door de enkele grilling geneezen b. 886" Grootte, waar uit deszelfs onderfcheid word afgemeeten ,£7- 506 Gyl, op wat wyze die in het bloed komt, b. 129.6. word niet door de fcheilndersopgeflurpttf 521 in het bloed gekomen zynde, zwemt zy, dewyl zy ligter is, eenigen tyd op hetzelve a. 325 b. 534. veroorzaakt een Jigte koorts b. 89. kortademigheid b. 1296. hoe zy in bloed word verandert a. 254. 255. 256 325 uit een buikwond vloejende , wat zulks betekend, a. 979 Gylmaaking, deszelfs uitlegging d. 668 670 HEL art (het) is een fpier a. 259. deszelfs zenuwen, of zy meer tot het gevoel, dan wel tot de beweeging dienen a. 259. het hart bezit de oorfprongen bronwel van de levensbeweeging^. 48. wonderlyke eigenfchappen van deszelfs beweeging a. 3. deszelfs uitlegging b. 34-35 43 44. dezelve word door verfcheide oorzaaken opgewekt en verhaast a. 259- is niet aan de wil ondergefchikt b. 43. hetzelve van alle de vaten afgefneeden zynde, gaat nog voort met zich te-  KORTEN INHOUD. te beweegen a, 4. heeft in zich een levendig beginfel verholen a. 4. bereid zich zelve door tusfchenkomst der agterhersfenen de oorzaak van zyn beweeging b, 43" waar aan deszelfs werking hefteed word a. 264. waar in zy beftaat, a. 550. waar uit de intrekkingen verwydingvan het hart verftaan worden, a. 478. proeven met het uit de dieren, die nog bleeven leven, uitgefneeden hart a. 483- welke wonden doodelykzyn 0.481 ■ 488. voorbeelden dat het van zweeren uitgeknaagt is gevonden b. 494 Haripyn, wat, c. 8 28. is fomtyds oorzaak der vallende ziekte c, 829 llartflagadcr, wat, a. 499. voorzegging wanneer dezelve gewond is a* ibid. proeven met dezelve gebonden zynde». 345 Hartflagaderbreuk, wat, a. 549. deszelfs oorfprong en oorzaaken a. 549 553. kennis en uitwerkingen «.553. geneezing a. 554. 555. klopping van hetzelve in oude lieden, waarvan daan, a. 125- deeze is dikwervig by de geene die een hartvang gehad hebben a. 328 Hartfterkendc wat, a. 458 Hart ft erkende middelen , wat, b. £94. veideeling van dezelve*/. 425. worden in de ^dolligheid aangepreezen c. 1049. 1050. 1051. in de droefgeestigheidè. 1024. in het voeteuvel */♦ 736 voorzorgen in deeze de water* zugtige toe te dienen d. 426. ook een baarende vrouw*/. 1042 1043. !044. een kraamvrouw d. 1173. 1174 Hartvang, vertoond dikwerf de dood*?. 1097. 1098. 1099.110e de geene die in een hartvang gevallen is moet opgewekt worden, *r. 723 Hartvang, waarom de geene die in dezelve vervallen zyn veelvoeten krygen, c. 673 Hamitritea. Ziet Koorts. Heelkunde, is het oudfte deel der Geneeskunde a. 406 Heelmce/lcr, wat hem nodig is te weeten inde wonden0.413.524 536- 537- Heetvuur , wat, a. 380 384 2de ftuk. deszelfs zitplaats a. 385.' 386 2de ftuk. naaste oorzaak a. 243—247 2de ftuk. afgelegene a. 387 416 2de ftuk. kennis a. 416—419 2de ftuk. voorkennis a. 417. 425. 426. 451 2de ftuk- aanwyzing a* 45°- 453 2de ftuk. geneezing a. 454 47<5 2de ftuk. heetvuur , op wat wyze hetzelve door het leggen ontftaat, a. 396 2de ftuk. op wat wyze dezelve voor te komen, of ontftaan zynde, geneezen moet worden,*/. 396 397 2de ftuk. uitwerkingen van een veroudert heetvuur a. 478. 479 2de ftuk. aanduiding a. 468 483 2de ftuk. geneezing a. 484 499 2de ftuk. tekenen van het heetvuur door  KORTEN INHOUD, door koude ontftaan0.420 2de ftuk. geneezing 0. 499 503 2de ftuk. heetvuur door ouderdom, waar van daan, 0.4 u 2de ftuk. in deeze helpt nochte de verettering noch te de afzetting 0.413 2deftuk. geneezing 0. ibid. befchryving van het heetvuur door de verftyving der flagaders 0. 412 2de ftuk. het heetvuur komt in zyn begin naast aan ontfteeking». 452 2de ftuk. waarom zy alsdan dikwerf gelukkiglyk word weggenomen 0.477 2de ftuk. waarom men het heetvuur fchielyk te hulp moet komen , 0. 432 2de ftuk. in welke voorwerpen het trager of fchielyker voortgaat, 0 427. 428 2de ftuk. Heilig kerskruid, heeft men de dolle toegedientc. 1035. de droef, geestige c. 1021. in de hondsdolligheid c. 1132. Heldere drop na fcherpe ziektens, waar van daan, c. 705 Herfst, waarom allervrugtbaarst in ziektens b. 67. is oorzaak van de vloejingc. 1295. 1296 Herfstkoortfen. Ziet Koortfen. Hersfenen (kleine) zyn zekerder befchermt als de hersfenen c» 504. kunnen zwaarlyk gekwetst worden , terwyl nochtans het leven overig blyft *?. ibid. kan daarom aan deeze alleen de oorfprong der levenswerkingen toegefchreeven worden, c. 505 deszelfs wonden zyn fomtyds doodelyk0. 471. proeven hier , omtrent genomen 0. ibid. Hersfenen, zyn het zintuig der zintuigen c. 503. heeft een plaats, waar uit alle de zenuwen voor de gewillige zintuigen en beweegingen gefchikt, haaren oorfprong hebben b. 589. of de werking van dezelve kruiswyze gefchied, 0. 857—865. c. 574- de hersfenvliezen zyn in dehersfenontftekingalsknoestagtig bevonden b. 1096. dezelve groejen in de hoofdwonden gelyk paddeftoelen uit 0. 825 —828. deeze zakken gewoonlyk in voor de dood 0. 911. afgefneeden groejen zy fchielyk wederom zonder de werkingen der hersfenen te kwetfen 0. 914. de beste_ geneezing van dezelve 0. ibid. de hersfenen zyn een voorwerp van de ontfteeking en verzweering». Bar. 82a 823. de wonden van dezelve zyn niet altyd doodelyk 0.472 kennis en uitwerkingen van dezelve ». 829. 830. hoedanig de hersfenen in een beroerde zyn gevonden, c. 520. 521. in dolle menfehen hoedan:», c.ioxi 1033 Hersfengeftel wat,0.523. deszelfs wonden. Ziet Bekkeneel. Hersfenpan. Ziet Bekkeneel. Hette (groote^ omtrent de borst en de plaats van het hart, waarom kwaad, b. 278 Heulfap wat en waar van daan d. 1311. deszelfs uitwerkingen d. 1312—1315. geneezing*/. 1316 --—1319. de droesfem is meTttttttt nig.  KORTEN INHOUD. tïigmaal oorzaak van ftuipen e, 802. hoe men weet dat dezelve • geheel uic het l.chaam ontlast is d. 13 17 Hettlfap , deszelfs uitwerkingen a. 2? 7 Heupejigt, wat, «.1361. deszelfs loorten e. 1362 1363. zenuw heupejigt wat, c. 1363» deszelfs geneezing a. 753. 754 2de ftuk. e. 1363 1367. gevoelen van Cotunius aangaande deszelfs oorfprong en geneezing e. 1368—1373. foorten van de zenuwheupejigt c. 1372. 1373. •zitplaats, voorkennis, en geneezing van de voorfte c. 1373 zitplaats van deagterftetf. 1372 voorkennis e. 1374. geneezing e. 1375. 137Ó. algemeene kennis in beide de foorten e. 1374 Hik, wat, b. 483. oorzaaken van dezelve £.484. wanneer kwaad, b. 484» geneezing b. 484* 485 wat zy in de ontfteeking der lever te kennen geeft, c. 166. in de fprouw wat, c. 431. 432 Hoererye, waarom nadeelig voor de geene die aan de vallende ziekte onderhevig zyn, c. 814 onmatige is oorzaak van de vallende ziekte èi 815. van de droefgeestigheid c. 927. 928. van het voeteuvel rf. 589. 590.' 608. en van zeer veele andere kwaaien b. 84- 85. uit welke tekenen men kan weeten dat iemand zich in de liefdensplëeging te buiten gaat, b. 927 Hoest, genoegzaam gedüurige in het zydewée c. 6". de hoest ontftaat niet altyd uit de long e. 15. 16. waar van daan zy komt, wanneer zy in de otltfteèking der lever plaats heeft, ei 185. is kwaad Sn de waterzugt rf. 400 401. is voor zwangere vrouwen nadeelig rf 997 Hol wat, a. 347 2de ftuk.' vcrfchil tusfehen hetzelve en de pypzweer a. 348 2de ftuk. oorfprong, oorzaak, aart, plaats en uitwerkingen, waar uit dezelve verftaan worden». 348— 353 2de ftuk. kennis van het geopende en geflotc a. 3^4. 3 5 356 2de ftuk. geneezing 369 2de ftuk Hond {beet van een dolle) op wat Wyze van de beet van een niet dolle hond onderfcheiden word' c. 1069. IO/° Hondsbeet, wat, c. 1031 Hondsdollighe'id, onder welke ziektens zy gereekendmoet worden' c. 1058. waarom zo genoemd, e. 1058- 1059. deszelfs oor-1 fprong c. 1059—1062. op wat wyze zy gewoonlyk voortgezet word e. 1063. dieren aan dezelve onderhevig f. 1063.1064 1065. voorafgaande oorzaaken c. 1065 lOÓ8- uitwerkende c. 1071-1078. tekenen en trappen van de beginnende in de dieren c. 10Ó8 —1070. in den mensch c. 1078— 1103. welke het onderfcheid der tyd is aangaande deszelfs aanval c. 1079 ——1086. kennis en voorke'n" ■ ■-• - ais  KORTEN INHOUD. nis c. IT03—1109. aanwyzing c. 1119—1122. voorbehoedende geneezing c. 1123—1136. *geneezing wanneer het vergif werkzaam is c. 1136—1142. tegen aanwyzingen c. 1142—— 1145. of men een tegengiftegen dit vergif kan geeven c. 1146. of 'er een eigenaartig middel is tegen deeze ziekte c. Honger , wat, fa 77. lang verdraagen veroorzaakt de koorts fa 78. hoe lang zy, in het leven blyvende, kan verdraagen worden , fa ibid. flymagtige verdraagen dezelve gemakkelyker als galagtige fa 203. is de beste faus der fpyzen fa 57. bepaald de hoeveelheid derzeive c.6Si in de fcheurbuik voortduurende, waar van daan, c. 1211 Hoofd (groot) waarom onderhevig aan de beroerte cl 506. hetzelve heeft met de maagh een groote overeenkomst c. 292 deszelfs tefamendrukkingisby kinderen oorzaak van dwaasheid en ftuipen geweest c. 653 deszelfs bekleedfelen, hoe veelerlei0.731. kennis der uitwendige gekwetfte a. 733;-73<5 voorzegging en uitwerkingen a. 73Ó—739- geneezing a. 749 —754. waarom'er gewoonlyk groote lidtekens op volgen, a. 739. waarom zelde verbonden moeten worden a. 750—754. kneuzing van het hoofd. Ziet Kneuzing, de wonden van het hoofd kunnen onderfcheide deelen van hetzelve kwetfen a* 73i» 732. wat men in deeze by het eerfte verband moet onderzoeken, a. 732. 733. wanneer zy doorfneeden, wanneer wyder gemaakt moeten worden, en wat 'er overig is na dat dit is gedaan , a. 758- 759* ook hebben zy, gelyk ook de kneuzingen, hoewel naauwlyks van eenig belang gehouden , dikwils lang daar na, een haastige dood veroorzaakt a. 473.in deeze welke de voornaamfte hoop op de geneezing, a. ibid. deeze is in de vallende ziekte van nut geweest c. 877. 878. waarom de vochtftortende hoofdzweeren der kinderen niet opgedroogt moeten worden c- 833 Hoofdpyn , op 't zelfde ,uur wederom komende, is door de kina geneezen b. 967. word in het heet en koudvuur aangepreezen «. 487. in de bloedfpuwing d. 71. 72. in de teering d. 175. 185. 186. in de kinderpokjens, wanneer toe te dienen e. 260. van wat nut in de opftygingen miltzucht b. 954. 1017. vervorderd de ftoelgang b. 1025 1026. wanneer zy in afgaande koortfen word aangeweezen , wanneer niet, b. 1014—1025 onder wat gedaante toe te dienen , en op wat tyd van de .koorts fa 1027—1032. met wat gifte, fa l«3a. Ï033, deszelfs Tttttttt 2 te  KORTEN INHOUD. te vroegtydig gebruik , wat H walen het veroorzaakt,*-1019 ' 1022, verdraagt het koo- ken zonder verlies van krachten *. 1028 wat zy fchynt te bewerken , wanneer zy de afgaande koortfen wegneemt *. 975. 'deszelfs krachtdadigheid hangt niet van de verwerkende maar van een andere kracht af *. 1025. tegen deszelfs gebruik ftryden de warmte van het bedde, en het gebruik van verwarmende middelen *. 1031. deszelfs al te langduurig gebruik veroorzaakt een fcheurbuikige vloejing *. 1024. deszelfs geneezing *. 1025. zy is in geduurige algemeenheerfchende, en in brandende ziektens baarblykelyk nadeelig*. 1031. 2x0 Hoofdftoffen, wat, a. 37. derzelver eigenfehappen a. 38 Hoornen, wat, a. 309. 310. 776 ade ftuk. e- 945. wie zy gemeenzaam zyn, a. 310. waarom zy in de venusfmet zo lastig zyn , a. ibid. geneezing e. 1108. 1150 Huid, moet in alle wonden en zweeren altyd behouden worden a. 758. deszelfs witheid, geelheid en groenheid, uit den geele in de ongedaantige,waar van daan, c 1275. 1276. of de roode couleur altyd een zeker teken van goed bloed is, c iaj6 opening van de huid is fluiting van de ftoelgang *. 64. 714 Huivering, wat, fa 11. deeze is altyd aanweezende in alle uit een inwendige oorzaak ontftane koorts fan- 12 Huuwlyk, fomtyds het beste vloedverwekkend middel d 887.888 TAPOKHAH.waterbreuk wat, d. 35Ö. driederlei foort van dezelve d. 355. eerfte d* 356-360 kennis van dezelve d. 358- geneezing d. 556. 557- tweede d. 355* 061. 362. kennis d. 355 362. geneezing d- 557. derde. d. 355. 363. 364. of'ernogeen ander foort is, d. 368.3Ó9-geneezing d. 558 566 TnosAPKA. onder vleesch leggend water, d. 309. 310. 311 I. "\ndompeting in het water is voor de waterfchrikkige voordeelig geweest c. 1106. 1107. 1129. op wat wyze deeze gedaan moet worden, c- 1130. heeft weinig kracht om de Iendevang te geneezen e. 1261 1265 Inenting der kinderpokjens, of dezelve aan te raaden is, e- 283 301 Ingewand, wat, a. 99. werking der ingewanden hoedanig, a* 100. zwakte en ftyf beid. Ziet Vaten, zwakte van dezelve veroorzaakt onderfcheide fcherphedens d 20> 21. 22. tekenen dat deeze fcherphedens de long aantasten d- 23. 24 Ipecacuaan, deszelfs kleine giften verwekken het braakenn. 1247 Zo-  KORTEN INHOUD. Infnyding word in het uitwendige waterhoofd te werk gefteld d. 049. maar is nadeelig in het inwendige 0. 249. 250. 251. in de opblaazing 0. 748. in het • heetvuur , en op wat wyze te doen, 0. 463. 482. 485. 486 2de ftuk. In verfchillende leeftyden is den mensch aan verfcheide kwaaien onderhevig». 141.142.143 K. I^ööj, waar van gemaakt word 0. 204. 205. deszelfs hoedanigheid 0. 215. maakt een byzonder foort van lym in ons lichaam 0. 214- 215. op wat wyze zy beroeid word c. 1182 1183- deszelfs misbruik brengt een gefteltenis tot de fcheurbuik aan<7-1183. geneezen zynde doet zy dezelve wederom komen c. 1238 Kaauwmiddelen, worden in de koude beroerte aangepreezen c 590 Kalk , word in de fteen aangepreezen e. 632—653. deszelfs water is van rwite. 653—655 voor welke deszelfs loog nuttig is, voor welke niet b. 239 waarom onder deszelfs gebruik de pis zorgvuldig moet onderzogt worden, b. ibid. de verfche kalk waar meede de huizen gemetfeld zyn, kan de berrjene veroorzaaken c. 551 Kanker (jbe/lote) wat, a. 649. 650 2de ftuk. openbaareofverzwo* re, wat, 0. ibid. wrattige wat, 0. 657 2de (tuk Kanker, deszelfs zitplaats a. 655 656 2de ftuk. naaste oorzaaic ■ 0. 645 2de ftuk. afgelegene 0. 650 658 2de ftuk. kennis van de beflote a. 658—68' 2de ftuk. voorzegging a, 676.677 6;8. 687—692 2de ftuk. geneezing 0.678—698 2deftuk geneezing door de afzetting, wanneer zy plaats heeft, wanneer niet, 0. 678.687 2deftuk 'er is geen volmaakte, ten zy de oorzaak der kanker te gelyk met de kanker worde weggenomen 0. 687. 688 2de ftuk. verzagting 0. 692 697 2de ftuk. de verborge kanker kan veele jaaren zonder ongemak in het lichaam zitten 0.677 2de ftuk. kennis van de verzwore 0. 664 2de ftuk. uitwerkingen 0. 664 676 2de ftuk. ver- zagtende geneezing 0 698.699 702 ade ftuk. afzettende». 702 703 2de ftuk. voorbehoedende ». 706. 707 2deftuk. waaraan men de trap van deszelfs kwaadaartigheid afmeet 0. 670—676 2de ftuk. deeze weggenomen zynde, word hetknoestgezwe), dat op een andere plaats van het lichaam zit, in 't kort in kanker verandert 0. 681 2de ftuk. de overblyffelen van eene niet volkome weggenoreene, fpruiten wederom erger uit 0. 686 687 2de ftuk. de wortel van: Tttttttts de  KOUTEN I N H OUD. de kanker , wat, a. 686 2de ftuk. deszelfs zaad,wat,a.687 2de ftuk. ongeneeslyke kankers, moeilyk om te geneezen, welke, a. 088—692 2de ftuk. kankers zyn ook in de inwendige deelen gevonden a. 707 2de ftuk. kennis van dezelve». 663- 664 2de ftuk. uitwerkingen a. 707 2de ftuk. kankers uit een inwendige oorzaak ontftaan , ook afgefneeden zynde, moete langmetgeneesmiddelen behandelt worden 0. 706 2de ftuk. maar van een uitwendige ontftaan , komen zelde wederom 0. ibid. 2de ftuk. voortbrenging der venus kankers e. 617. zitplaats e. 818- 819. 820 geneezing e. 1000 ion Kanker, wat, a. 643 2deftuk.e. 784.816.949. onderfcheid tuslchen dezelve en het knoestgezwel 0» 645 ade ftuk. ook tusfehen het heet en koud vuur a. 667 ade ftuk Kedmaia, wat, e. 927 Keel, wat, b. 1199 Keelgezwel, wat, b. 1120- irai 1122. deszelfs foorten tweederlei b, 1123. 1124. oorzaaken van het eerfte foort b, 1124. ixfij. voorzegging van het zelve b. 1129. I f30. 1131. 011derfcheide naamen van het tweede foort, waar van daan, lt'31. 1132. 1133. deszelfsonderfcheide zitplaatfen b, 1134 1146 Keelgezwel (waterig) wat, b. 1149 d:szelfs zitplaats b. ir 50.1151 oorzaaken b. 1152—1158. uitwerkingen*. 1158.1159. kennis en voortekenen *. 1159.1160 geneezing*. 1160-^.1167. waarom dit foort zelde van pyn vergezeld gaat, *. 1149. wie zy gemeenzaam is, *. ibid. Keelgezwel (dun zinking) Ziet waterig keelgezwel, met kramptrekking, wie daar aan meest onderhevig *. 1278. oorzaaken, voorzegging en geneezing van hetzelve 1278. 1279. brandig, wat, *. 11S0. deszelfs oorzaaken *. 118t—1187. zitplaats*. 1188. deeze in de longpypzit, wat te kennen geefc *. 1189. uitwerking*. 1189.1190. 1191 voorzegging*. 1191. in'tftrottenhoofd hoedanig *. 1192. voorzegging*. 1195. indeipieren van hetzelve en van het tongbeen, welke,*. 1196.1197 voorzegging en uitwerking *. 1197. 1198. in de flokdarm, hoedanig, b. 1199—1202. uitwerkingen voorzegging*, laor H02. indien in de amandelen,' de "huig enz. welke, *. 1202. 1203. 1204. voorzegging *. 1206. 1207. toevallen *. 1207 — !2tO. algemeene voorkennis van deeze vyf foorten *. I211 i—1216. viervoudige uitgang *. 1217. geneezing van het eerfte en tweede foort *. 1234. 124:1. deezealleniet,oftelaar, of te vergeefsch beproeft, wat te doen. Ziet Strotfneede. wie' aan  KORTEN' T N Ï VO Ü D.: aan het brsndig keelgezwel 1 meest oi.derhevig, *. 1183- 'op 1 'wat tyd van het jaar deeze dikwerviger b\ 1185. 118ó. 1187. wcike löorten van deeze dikwerf doodelyk , en waarom,*. 1198. 1199. I200 welke min' der gevaarlyk, *. 1204—1207 welke dikwervigst van alle, *. • 1203. 1204 Keelgezwel veranderlykst van alle de brandige ziektens *. 1231 , naar welke plaatfen het zich door verplaatfing gewoonlyk ter neder zet, *. 1232. 1233 Keelgezwel (zwcerend) deszelfs tekenen en behandeling *. 1255 ——1258- waar langs deszelfs ettergezwel doorgaans doorbreekt *. 1257. waarom hier fomtyds de aderlating vereischt word *. 1257. keelgezwellen welke nooit of zeldzaam verzweeren *. 1260 Keelgezwel met heetvuur, deszelfs kort aanftaande of reeds tegenwoordig zynde tekenen*. 1260 1263. oorzaaken *. ibid. uitwerkingen *. 1262, 1263 voorzegging*. 1263 Keelgezwel (knoeftig) wat, *. 1168 oorzaaken en geneezing van hetzelve *. 1168—H79- kennis *. n68- 1268. voorzegging .*• 1268. 1269 Kee 'gezwel (zugtig) Ziet Keelgczvsel (waterig') Keelgezwel met verlamming, des* zelfs oorzaaken, tekenen, en voorzegging *. 1270—1278 Keelgezwel (verflikkend) Ziet '. ■ Keelgezwel met kramptrekking, gevolgtrekkingen tot het vormen der voorzegging van keelgezwellen behoorende *. 1180— 1285 Keèlfcheur, wat, d. 288- deszelfs geneezing d. 289 1 Keizerlykefneede, wanneeraange* weezen, d. 1095—1107. moet met de zelfde voorzorg by een doode, als levendige vrouw gedaan worden d. 1100 Kennis der geneesmiddelen is nodig voor een Geneesheer a, 15. 'er word een bepaald tydperk vereischt tot de kooking derziekteftof *. 846 Kermes minerale , deszelfs bereiding en kracht *• 1445 Kikvorschgezwel, wat, *. II36 Kindersokjes, wat,». 377 2de"ltuk waar van daan, e. 2. oudheid van dezelve e. 2—5, zyn meestentyd algemeen heerfchende e. 7. 8. 9. zy heerfchen onderfcheidentlyk naar maate het onderfcheide jaargetyde e. 9—13 die aan de kinderpokjes ziek legd, befmet door zyn enkele adem de omftaanders *. 118. ontziet nochte jaaren, nochte geflagt e. 14 29. nochte devrucht in de lyfmoeder zittende e. 16—19. of de geene die dezelve eenmaal gehad hebben, het zy uit de natuur of door de kunst, nog aan dezelve onderhevig zyn, e. 19—26. b. 112 by welke zy ligter zyn, e. 29  KORTEN INHOUD. sp. 30. 31. by welke zy erger zyu, tf> 14. 31. op wat tyd van het leven de inenting gewoon* lyk te werk gefteld word, e. 30 de kinderpokjes worden in drie tydperken verdeeld e. 163. op wat wyze de befmetting, het eerfte tydperk zynde , word ontfangen , e. 32 56. toevallen en kennis van dezelve c. §3 96. de duuring is ver- fcheide <*. 97 103. uitwerkingen e. 70—96- naaste oorzaak e. 103. aanwyzing e. 112 113. 114. geneezing e. 115— 144. de kinderpokjes worden niet altyd door de befmetting medegedeelt e. 36- 3 7. verfcheide gevoelens aangaande de eerfte oorfprong van het voedzel der kinderpokjes, en derzelver oplosfing e- 41 46. de ftof der kinderpokjes is zeer vlug e. 57 62- gevolgtrekkingen van de befmetting der kinderpokjes uitgelegd n. 58 62. goedaartige kinderpokjes brengen niet altyd goedaartige voort, gelykook dekwaadaartige niet altyd kwaadaartige e. 60. 6i- 62. of het aanftookfel der kinderpokjes voorafin onze fappen is, e. 67- 68- 69. de befmetting der kinderpokjes brengt niet altyd terftond een gevoelige uitwerking voort e. 72. 73. 74. de neus inwendig toegevoegd is zy gevaarlyk e* 77 81. waarom zy zich zelde aan de oppervlakte van de longhegu.81.82. dikwervigst blyft zy aan de bovenfte mond van de maag vast hangen e. 8a zy doet de fappen fomtyds fmelten e. 92. 93. 94. of de kinderpokjes onder de ontftoke ziektens moeten gerekend worden, e. 103—107. welk onderfcheid hier is, n. 107—no. waarom de algemeene geneeswyze der ontftoke ziektens in dit tydperk der pokjes kan te werk gefteld worden, aanmerklyk niet, nochte binnen een zeer bepaalde tyd 6.. 125. edoch waarin het beloop der algemeen heerfchende verfchilt b. ibid. welke op langduurige of kwalyk geneezen koortfen volgen,*. 140. koorts word dikwils door koorts geneezen *• 141. waarom de geene die een hevige koorts hebben niet in het bedde gedrongen worden *. 574. geduurige koorts wat, . 742.743. alleieenvoudigtte geduurige. Ziet Eendaag/che. eenvoudige geduurige wat, b. 755. deszelfs oorzaaken, tekenen en geneeswyze *. 757. deszelfs aart is dezelfde als van de eendaagfche b. 755.' hoe lang zy duurt b. ibid. geduurige veranderen fomtyds in afgaande,en tegenovergefteld b. 131. beweegen de gezwollen zwarte gal «5.980 geduurige rotte koortfen wat, b. 746. 758. waarom zy rotkoorts word genoemt, b. 758. onderfcheid tusfehen dezelve en de eendaagfche en eenvoudige geduurige «5.758,759.760 foorten «5- 770. 771. oorzaaken *. 761—764. fomtyds ontftaat zy uit een kwaade geneeswyze van een geduurige enkelvoudige b. 758. kennis 765 770 voorkennis *• 770 798. geneezing «5. 798. 799. 800 deeze koorts word in 't begin niet gemakkelyk van de geduurig verpoozende onderfcheiden *. 765. wat het grootfte teken is van de rotkoortfen b. 766- 767 geduurige aanhoudende, wat, «5, 801. geduurige verpoozende wat»  KORTEN INHOUD. wat, *.8ot. kwaadaartigewat, b. 799. brandende wat, b. 802 word onder de geduurige verpoozende gefchikt b. ibid. waarom niet onder de aanhoudende b. 819. waarin deeze, offchoon zy een regte anderendaagiche koorts is, van dezelve verichilt b* 818. 819. verfchil tusfehen dezelve en de geduurige rotkoorts, afgaande koorts, ligte geduurige verpoozende koortfen b. 887. naaste oorzaak *. ibid. afgelegene b. 819.820.821 kennis en uitwerkingen b. 807 819. geneezing b. 890——909 brandende koorts bekleed de eerfte plaats onder de flegtfte koortfen b. 8^4- hoedanig de warmte van dezelve is b. 808 wat het betekent, wanneer zy zich opeffe dagen verheft*. 819 waarom gevaarlyk, *. 871. waarom onder delegerziektens geteld word, *. 820. wanneer de regte brandende koorts word geoordeelt *. 821 826. de onregte wanneer, *. 825. 8:6 827- de onregte welke, *. 871 door welke ontlastingen zy ontbonden word, *. 826. 827.867 868. 869. aanval op een effe dag voor de zesde dag , waarom zeer kwaad *. 870. 871, hemitritasa driederlei, en derzelver uitlegging *. 806. voorzegging van elke *. ibid. naar anderendaagfche gelykende welke, *. 804. waarom deeze van benaauwtheid verzeld, kwaadaardige zyn, *. 816 Koorts (afgaande) wat, b. 743,91 r daagiche,anderendaagfche,der« . dendaagfche, vierdendaagfche wat.i5.9i2.913 kennis van deeze vier loorteu *. 914. 915. enkeM anderendaagfche wat,*. 916 ■ gerekte anderendaagfche wat, *. ibid. zeldzaamheid en traag. heid der pols ten teken van de beginnende derdendaagfche koorts, *. 38. zelfs word de opkomende aanval uit de bleekheid der nagels gekend, *.924 zo iemund van deeze, eens in zyn leeven van dezelve aangetast zynde, op nieuw word aangetast, word hy niet lang van dezelve gekweld, *, 113 welke ziektens deeze geneezen heeft, *. 949.950.c. 864.1043 . bevryd van de vallendeziekte, c- 864. dubbele, driedubbele afgaande koortfen wat, *. 916 dubbele anderendaagfche of driedubbele derdendaagfche , hoe zy van de daagfeheonderfcheiden word , *. 916. 917 dubbele anderendaagfche,heeft een nieuwe aanval op den dag die in de enkele anderendaagfche koorts vry is, *. 743. op wat wyze denieuwe aanval van deeze op de vrye dag, van de daagfche onderfcheiden word, *. ibid. de aanval is gelyk aan die de derde, met de tweede dag weerkomt, *. ibid. de aart der anderendaagfche koortfen is ftrydig met de pest, *. 951 deeze hebben de dolligheid geVvvvvvvv 3 nee-  KOETEN INHOUD. neezen,e. 104 2. afga ande dwaalkoortfen wat, *. 744. vroegtydige afgaande koortfen bedriegen de Geneesheer dikwerf in dezelve te onderfcheiden, b, 744. 745. waarom zeer hardnekkig zyn, b. 79. wanneer zy beginnen en eindigen, de lente koortfen wanneer, b. 917.918 e. 381. waarom deeze vroeger, de herfstkoortfen laater eindigen, *. 976. ook waarom zy zeldzaamer wederkeeren,*.ioio voorzegging van elke, b. 918. 919. waarom onderfcheide geneezing, b. 920. waar de afgaande koortfen, zich onder de gedaante van een geduurige vertoonende door verdubbelde aanvallen, van afhangen, en waaraan zy gekend worden,*. 9t2- de ïcherpe herfstkoortfen beftaan uit verdubbelde aanval len van afgaande koortfen, *. 418. naaste oorzaak van de afgaande koorts, *. 951—956 afgelegene, *• 963—978.verfchynfelen van het eerfte tydperk der afgaande koorts , *. 923 930. van het tweede, *. '^o. 93T. 932. van het Iaatfte *. 932—935. deszelfs tydperken komen overeen met de tydperken dei geduurige koortfen, *. 928. heteerfte tydperk is het gevaarlykfte van alle,b. ibid. op wat wyze het begin van de afgaande koorts van de geduurige onderfcheiden word, f>> 927. uitwerkingen van de¬ zelve haaretydperkendoorloopennde, 6. 936 951. uitgang in andere ziektens ,b. 935 936. waarom de aanvallen met gewisfe ommegangen wederkeeren , *. 958—978. verwandfchap tusfehen de afgaande en geduurige koortfeti, B, 960. de aanvallen in de afgaande hebben de zelfde kracht als de dagen in de geduurige, *. ibid. waarom de regte vierdedaagfche koorts gewoonlyk met de zevende aanval eindigt, *» ibid. dc anderendaagfche lentekoorts verandert zelde in de derdendaagfche, maar de herfst anderendaagfche, dikwi's, *. 964. de voorfchikkende oorzaaken alleen de afgaande oorzaaken, bepaalen de verfchilJende foorten van dezelve, 6. 963. offchoon deeze in ieder foort verfchillende zyn, hebben zy nochtans zeer groote overeenkomst, * 964. de afgaande koortfen bezetten fomtyds maar een deel van het lichaam , * 966. 967. 968. op wat wyze dusdanige moeten geneezen worden, i. ibid. waar men de vervroeving of vertraaging van de aanval der afgaande koortfen aan moettoefchryven, *. 973. 974. waarin het onderfcheide en bepaald merkteken verhooien is,*. 978. aanwyzing van de afgaande koorts, *• '956' 957' 958 geneezing ten tyde van vryheid of in het eer-  KORTEN INHOUD. eerfte tydperk der aanval, b* 978 1004. in het tweede tydperk welke, b* 1004. 1005 100Ó. hoedauige in het derde tydperk, b- 1006. 1007. 1008 h^e inen een dringend toeval te hulpmoet komen,*-1008- 1009 voorbehoeding, b. 1010—1034 de afgaande koortfen worden door purgeer en braakmiddelen getergd, b. 900. de aanval van dezelve moet fomtyds door de tegenftrydige beweegingen van zweeten en afgaan verward worden, b. 994- wanneer dezelve met de koortsbast moet geneezen worden. Ziet koortsvast, wederkeerende wanneer zy door dezelve geneezen. is, moet zy niet meer met dezelve behandelt worden, B. 1024 door dezelve geneezen zynde word zy door een zeer zagt pur geermiddel', ja zelfs klifteer, terflond opgewekt, B. 1034 voorzegging en geneezing van ieder afgaande koorts, B. 1038 —1045. wanneer deeze nuttig zyn, en tot een langleven fchikken, B. 948. 949- 95°- 95'* de derdendaagfche koorts is de langduurigfte en veiligfte , B. 1039. de daagfche is dikwerf veel hardnekkiger als de anderendaagfche, B. 1030. de dubbele anderendaagfche begint zelde of nooit de volgende dag op het zelfde uur, B. 1040. afgaande koortfen, welke ligtelyk in geduurige veranderen, b. ro4i. welke en wanneer zy in brandende koortfen veranderen, b. 80}. afgaande zyn oorzaak vau de fcheurbuiit , waterzugt, witte fiymzugt, en gheelzugt, b. 944. 945. 946 vereenigt Z'ch fomtyds met de vloeijing, e. 1308 wat men als dan doen moet, e. 1308. 1309 die dezelve hebben is de verandering van lucht fomwylen heilzaam, b. 1044 Koorts, in de teering, welke, d. 14 8 Koper, deszelfs kracht in de vallende ziekte, c. 866 Koppen, zyn tweederlei, b. 446 welke de beste zyn, b. ibid. op wat wyze zy werken,». 271 272. 4.64; 2de ftuk. B. 447. c. 587. worden in de beroerte aangepreezen, c- 607. in het heetvuur, a. 464, in de lammigheid, en vooral zo bydeezede infnyding gevoegd word , c. 767. in de ontfteeking, a. 271 2de ftuk. worden inde ontfteeking der hersfenen aangepreezen", B, 1115. in kramptrekkingen door winden veroorzaakt, b. 445. om een longhzweer door te doen breeken, c. 1341. in een bloedftorting uit de neus, b. 837. eindelyk in de lammigheid en voornamentlyk met de infnyding, c* 767. foortgelyke worden in het brandig keelgezwel gebruikt,. B, 1224. I234« met of zonder infnyding zyn zy in de opregte longhontfteeking gelukkiglyk,  KORTEN INHOUD. lyk in de plaats van een aderlating gebruikt, *. 1413. Korst van heetvuur, wat, a. 478 itde ftuk. op wat wyze dezelve van de levende deelen gefcheiden word, a. 480—484. 2de ltuk. Koudvuur, wat, 0. 384 2de ftuk onderfcheid tusfehen hetzelve en het heetvuur». 387 2de ftuk zitplaats a. 385. 380 2de ftuk naaste oorzaak a. 255 2deftuk afgelegene». 388—4i62defr.uk tekenen dat het aanftaande is ». 416 2de ftuk. vanhettegenwoordige ». 417—425 adeftuk voorkennis a. 425 451 2de ftuk. aanduiding a. 505—508 2de ftuk. geneezing a. 508— 565 2de ftuk. het aanweezen van het koudvuur is dikwerf moeilyk te bepaalen 0.421.422 2de ftuk. het kruipt voort, ten zy de natuur of kunst 'er perk aan fteld a. 424 2de ftuk. teekenen van het voortkruipende a. 425 2cte ftuk. waarom het - koudvuur der uiterfte pecsagtige deelen, doodelyk is in de ouderdom, 0. 447 2de ftuk. toevallen her doodelyk koudvuur verzeilende 0- 449. 450 ade ftuk. waarom de fchielyke afzetting van de ledemaaten niet vereischt word, ten zy het koudvuur zeer fchielyk op- .. klimt, 0. 50Ó 2de ftuk Koude fis, oorzaaken van dezelve £.1213. welke van een goed voorteken is, c. 1213. 1214. is oorzaak van het lankeuvel c. 457 Koude, is geen berooving van warmte , maar een natuurlyk weezen 0. 500 2de ftuk. uitwerkingen van dezelve op ons lichaam 0. 250 2de ftuk. c. 713 de werking van hevige koude op ons lichaam, komt vry wel overeen met de werking van glimmend vuur 0.392 2de ftuk de koude moet van de geene die met opfteigingen gekweld zyn, vermyd worden c. 539. brengt . alle dieren vadfigheid aan c. 713. op het verhitte lichaam vattende is oorzaak van de vloejing, e. hevige kan een zwaare bloedfpuwing veroorzaaken, d. 45. vogtige welke kwaaien zy veroorzaaken , r. 715. 716 Koude, wat dezelve is ten onzen aanzien, b. 317. wat deszelfs oorzaak in ons is, b. 318. wat zy in 't begin der koortfen betekent, b. 318. 319. de koude der koorts ontftaat niet uit koude opbruisfingen, *. 320. welke dierhalve deszelfs oorzaaken zyn , *. 3 r8. 319. 320. uitwerkingen, b. 321—324.kennis en voorkennis , b. 324— 327. geneezing, *. 327, 328. 329. hoe zy zwaarder is in 't begin der koorts, hoe zy gevaarlyker is,*. 324.325.waar- . om zy fomtyds doodelyk is,*. 39. hoe zy grooter is, zo veel te grooter warmte volgd 'er op  KORTEN INHOUD, op b. 44» 45. word met heete prikkelende middelen kwalyk behandelt b. 326. 327. door welke middelen zy dierhalven veiliglyk word geneezen*. 3^7 328.320 Kraamvloedbaarhelpende middelen, worden in twee foorien ver deeld d. 1257. wanneer zy aangeweezen worden , wanneer niet, d. 1259 1260. I261 'Kraamvrouw, wat h^r 't eerst na de verlosfingoverkomt,d. 1159 — 1163. wat men alsdan doen moet, 'd 1166 — II76. op wat wyze een kraamvrouw moet behandelt worden, */. 1245—1257 zoogende kraamvrouwen' zyn aan demelkverplaatfing minder onderhevig als die niet zoogen d. 1121. de buikloop der kraamvrouwen tweederlei d. 1:55 aanwyzing d. ibid. Kraamzuiveringen , in wat hoeveelheid die moeten zyn , d. 1176. II77. 1178. derzelver vloejing duurt korter of langer */. 1182. 1183» oorzaaken van derzelver al te fterk vloejen */. 1176—1184. geneezing*/. 1185 1203. oorzaaken van derzelver onderdrukking d. 1203 I204, 1221 1228» uitwer kingen * 257. c, 33.832. TO51 I052. d. 41. 42. 1224. 1231 1232. 1233. geneezing d. 1243 1266. onderdrukking van dezelve door de ontfteeking der lyfmoeder ontftaan, is kwaad d, 1227 Kracht der fpyzen kan niet bepaald worden *z. 115 Krachten , waar aan derzelver grootte word afgemeeten*. 175 Kramptrekkingen, waarom zy door de aderlatingen niet moeten weggenomen worden, *. 445 Kronkel in de darm, wat, c. 3 26 oorzaak van dezelvec. 326. 327 328. 346. volmaakte en onvolmaakte, wat, c. 329. 382. uitwerkingen c. 332. 369. 370. geneezing 346—360. voorbehneding c. 362. waarom zo veeIe kinderen aan de kronkel in de darm fterven, c. 31 8 Krop/lagaderen , derzelver o:irfprong, beloop, en verdeeling a. 499. 500. voorzegging van derzelver wonden a. 500. Kruid, aangeftoken zynde is voordeelig in de algemeen heerfchende ziektens*;. 336 Kruidmutsjens van hcrsjenkruiden, wanneer die aangeweezeri worden in de beroerte c. 614 Kruiden (verfche bittere) waarom koude genoemt worden, *. 305 welk derzelver gebruik is in de ziektens, *. ibid. het veel drinken van het vogt van verfche kruiden word in de langduurige ziektens aangepreezen, c. 685 Kananken, wat, *. 1121. I 122 Kwaadaartigheidin de ziektens, wat by onervarene gezegd word , *. 520. Kwaadfappigheid, wat, *. 539 Waarom zy zo gemakkelyk niet Xxxxxxxx word  KÓR T EN INHOUD. word ontbonden als de bloed.. rykheid, b. 565. 566. verzeld nootzaakly k de ongedaantheid, c- 1259. word zeer onderfcheide by onderfcheide bevonden, c- i?75- zwartgallige, kan de beroerte veropr'zaaken, ie. 524 Ivmagtige van gelyken, c. 512 5aft 5*3 " ,. Kwik, is voordeehg geweest in t begin der kinderpokjens, e122. '23. op wat wyzezyontdeKt is geweest vöordeelig te zyn in de venusfmet, e. 1021. I022. uitwerkingen van dezelve op ons lichaam, e. 1032.de , Iterkfte is de kwyling, e- ibid. Ziet Kwyling. of deszelfs krachtdadigheid van deszelfs eigegewigt en verdeelbaarheid afhangt, e. 1036 1040. op wat wyze zy werkt weet men niet, e. 1041. men heeft dezelve inwendig onder verfcheide hoedanigheid toegedientgeweest , e* 1042. 1043. io44 of deszelfs bereidingen puntjes inhouden, e* 1045. 1046. zy . geneezen de venusfmet, e. 1040 opgeheeve bytende kwik wat, e. 1095. word in de lammigheid toegedient, c. 752. met water afgeipoelt, inwendig gebruikt , heeft zy verouderde zweeren geneezen, e. 1096. in de fpiritus frumenti ontbonden geneest zy de venusfmet zonder kwylen, e. 1098 1101 II11. welke deszelfs inwendig gebruik niet kunnen verdraa- gen, e. nu. op wat wyze rten met dit foort van geneezing moet voortgaan,*;. 1102—noó het wasfen met dezelve heeft de venuswratten vernietigt, e, 1107. 1108. ook de kalkknobbels enz. e. 1108. de kwik uitwendig gebeezigt heeft de venusfmet zonder kwylen geneezen, e. 1087—1090. waarom het beter is dezelve inwendig te gebruiken, e. 1091. kwikmiddelen zyn van weinig of geen nut in het geneezen van druiperts, e. 958. -zyn in de waterzugt beproeft, rf. 448— 451. zyn in de droefgeestigheid toegedient, c. 1021. inde dolligheid, c. 1035. 1036. of zy in de fcheurbuikplaats kunneifi hebben, c, 1251. J252 Kwyl, waar uit zybeftaat,». 202 2de ftuk. deszelfs eigenfcharpen , a. ibid. 2de ftuk. uitv werkingen van deszelfs vloejen, a. 202. 203. 2de ftuk. uitfpuwing van dezelve bewaard voor de befmetting, e. 83. wederhouding van dezelve heeft de lammigheid veroorzaakt, c. 703. 704 Kwyling, vooral in famenloopende kinderpokjes, wat zy voor goed doet, b. 160. e. 174.175 193. 194. welke kwaaien op de onderdrukte kwyling volgen, b. 160. iöf. is in veele ziektens fomtyds fcheidende , b. 161. is door de kunst in de waterzugt beproeft, rf.448.zy ge'  KORTEN INHOUD. geneest de druipert niet, tU 957. word nochtans inhetthrde foort van dezelve gebruikt, e. 957 958. geneest de venusimtiyCi 1032. verlchynfelen, welke ten tyde der kwyling worden waargenomen, e "1032 ! 1033. IQ34. de gezonde ftoffeii komen zo wel als de zieke- ■ lyke langs de fpogklieren te yoorfchyn, e. 1034.1035.het is veiliger dezelve door het inwendig gebruik van het kwikzilver te verwekken, als door het uitwendig wryven met het zelve, e. 1049. verfcheide in de zelfde kamer door het fmee- ?ren met kwikzalf te geneezen, is kwaad, e. 1051 1054. dit word vermyd zo de kwik in wendig toegedient word , e. 1054. bereiding van de zieke tot het kwylen , e. 1059.1060 toö n in wat gifte de kwik moet toegedient worden , 1062 " ïoöj- IO64. tekenen der aanftaande kwyling, c. t065. hoe veel de kwyling ieder etmaal zyn m >et, e. 1066. 1067. wat men doen moet zo zy te weinig is, e. t068. zo te fterk, war. c. 1068 10 o. zo de kwik • langs de afgang valt, wat men doen moet, e. 1074.1075. loj6 %vat het te zeer gezwolle tandvleesch, de mond en keel ver - eisfehen, e. 1076. 1077.1078 wat te kennen geeft dat men met 'de kwyiing moet ophouden, e. 1 Tc8u 1082. deeze geeindigt zynde, wat 'er nog overig blyft, e. 1083. 1084. I085 Kwyning na het zweeten, wat betekent, b. 94 r. L. IL/«7d-/j, kan de beroerte veroorzaaken c. .535. 536", fardonifche, waar uit ontftaat, c. 149 is een byzunder toeval der bastaard raaiende koorts c. 148 wat zy by kinderen die tanden krygen betekent, c. 149 Lammigheid der etne zyde, wat, c- 57 3* 730- voorkennis der volmaakte en onvolmaakte a* 443* 444' waarom zy voor de. beroerte gevaarlyker is als na dezelve c. 730. waar uit zy na een aanval der Villende ziekte1, ontftaat, 4. 842. zybewystdat het werktuig van gevoel en beweeging in uns, tweederlei is\ 574 Lammigheid, wat, r.690 onderfcheid tusfehen dezelve en de kramptrekking en flaap c. 691. naaste oorzaak c. 693. 694. al • gemeene afgelegene c. 695.696 697* byzondere c. 698—-718 uitwerkingen en voorkennis c. 719 737- op wat wyze zy fomtyds door behulp der natuur word geneezen c. 738 —— 74!. aanwyzing c. 741. 442. geneezing c. 742—773. 'er is geene algemeene geneezing in de lammigheid c. 742. van wat . nyt het is de zitplaats der lam- Xxxxxxxx 2 mig-  KORTEN INHOUD. migheid te kennen c. 710. 730 waarom het kwaad is wanneer dezelve in de fpieren van het aangezjgt haar zitplaats heeft, c. 728. 729. 730. lammigheid pp hoofd wonden vol gende, wat betekend, a, 819. wat het bete-. kend, wanneer het lamme deel tevens uitteert, c. 731.. 732. 733 , Lammigheid (geheelc) wat, c. 571 7 }0. by de ouden wat, c. 573 ondedch-id tusfehen dezelve en de lammigheid c. 573. oorzaaken c. 730. voorkennis c. ibidem. Landziekte, wat, e. 7. 373 Lankeuvel, wat, en waar'van daan, c. 326. 327. 328. is geneegen •weder te komen c. 362 Lazery, of zy tot de fcheurbuik kan overgebragt worden , c. 1206 Ledigheid, oorzaak van zwakheid, ongedaantheid c. 1265. van de fcheurbuik.*;. 1178 Legging , welke góed is in ziek, tens, b. 783. welke kwaad , b. ibid. en 784. welke van fter1 vende menfehen b. 783. langduurige veroorzaakt de ziektens der nieren c. 446. begunftigt het voortbrengen van de fteen e. 495. 496. 497. op de buik leggen , wat in ziektens betekent*. 784. wathetineen gewonde borst betekent, op de gekwetfte zyde eenigermaate, maar op de gezonde onmooglyk te kunnen leggen, a, 944. 945 Leidende middelen ', wat, 0. 376 Lendejigt vloejing , wat, e. 1275 136J. verlehil tusfehen dezelve en het graveel e. 1275.127Ö voorkennis e. 1361. 1362.1374 geneezing e, 1361. is in het begin der kinderpokjens van een kwaad teken, e. 86. word byna nimmer na de inenting der kinderpokjens waargenomen e, 87. Lendevang , wat, e. 1154. heeft groote gemeenfehap met de fcheurbuik a. 773 2de ftuk. deszelfs oorfprong e. 115$-—-— 1164. verdeeling e. U55. op wat ouderdom zy aanvalt e, 1166. 1167. naaste oorzaak e* 122c. 1223. voorbereidende oorzaaken e. 1168 1'73» voorttrekkende oorzaaken e. 1174 u8r. kennis van de beginnende ziekte in kinderen die nog niet gaan kunnen e. 1181 —— ln;8. onderfcheid tusfehen de dikte der buik in de lendevang, en die welke op langduurige koortfen volgd e. 1159. 1160. 1161. 1177. 1178. ontleding der geene die aan de len. devang gefturven zyn e. 1188 -—1191. 1208. kennis inde geene die beginnen te gaan e. 1199 1204. veranderingen in de voortgang der ziekte waargenomen, en uitwerkingen e. 1204—1223. geneezing e. 1227 1265 Letteroefening is nuttig voor den geest,  KORTEN INHOUD. geest, maar nadeelig voor *t lichaam c. 921 Lcucophlegmaiia, wat, a.igi.d. 312. onderfcheid tusfehen de zelve en de waterzugt, d. 312 geneezing.Ziet Waterzugt. waar zich de eerfte tekenen van dezelve vertoonen, c. 1276. waarom by de geene die dikwerf de vallende ziekte hebben gehad, een flyrnzugtig geftelontftaat, c. 847 Leven, volkomen, verhindert, geheel vernietigd , wat, a, 1 het. bederfd zich zelve a. 5 waar aan de kracht van'hejt leven afgemeeten word, a.4. het leven word in deszelfs bron aangetast, wanneer de koorts aanweezende is b. 30. 31. 32. wanneer het moet vermeerdert of vermindert worden, om de verzweering ryp te maaken,». 311 314* een zittend leven bereid tot de fcheurbuik*;. 1176 Levend zilver. Ziet Kwik. Levendig vogt, wat, a. 298-kwalyk gefteld, wat, a. 299. het geen dé bolronde gedaante verlooren heeft, waarom het zelyve tot de omloop onbekwaam is, a. 363. van zelfs ontftaane bederf der fappen brengt langduurige en fcherpe ziektens voort, c. 654. waar uit de gebreken van dezelve ontftaan, c. 6^5 666. verdikking; der- zelv° waar die van afhangt, c. 671- aan welke ziektens de ' vermeerderde radheid der be¬ weeging oorfprong kan gceven, £• 672. gebreken welke de Oiigedaantheid kunnen veroorzaaken, c. 1266. I267. welke de ftremming in onze vogten kunnen veroorzaaken, a, 365- 366 wat dezelve wegneemt of belet, a. 367 Levenswerkingen, wat, a. 3» natuurlyke wat, a. 5. ó. dierlyke wat, a. 6 Lever , heeft in haare zelfftandigheid geen zeer fcherp gevoel, c. 185- aan deeze word het werk der bloedmaaking valfchelyk toegefchreven, a. 255 de lever opgepropt zynde word ook de milt verontrust, c. 198 waarom zy zelfs in groote toeneemt, c. 980 Lever, door dezelve aangedaan, wie, c. 160 Lever, waarom deszelfs ontfteeking zeldzaam is, c. 161.deszelfs oorzaaken, c. 166—182 kennis en uitwerkingen,*.403 c 184 193. voorkennis, c. 18vierderlei uitgang,c. 193 de eerfte is in de gezondheid dooreen heilzaameontbinding, en hoe deeze moet voortgezet worden,*;. 194. 195. door koking en uitwerping, c. 196— 2oi. en op wat wyze deeze voort te zetten, c. 201—20S» tekenen van een volmaakte geneezing, c. qoB. 209. tweede ■in verzweering, e. 210- tekenen dat zy toekomende is, c. 2ïl. 212. dat zy gefchied is., XxXXXXXX 3 c. 212;  KORTEN INHOUD, c. 212 215. uitwerkingen en voorzegging, c. 216—2 o geneezing, c. 2*8. 2.9. 230 waarom üe heilzaam.- verettering van dit ingewand zelde te verhoopen is, c. 210. 211 waarom de verzweering zo zwaare benaauwcheid veroorzaakt , c. 220. deeze naar buiten uitpuilende, op wat wyze te behandelen , c. 1%%. 229 230. deeze geopent zynde, welke de tekenen van de dood of leven zyn, c. 23». 232. 233 door de op andere plaatïen ver gaderde etter ontdaan dikwerf ettergezwellen der lever c 169 de derde in ten knoestagtige Verharding; deszelfs uitwerkingen c. 233 237. waarom deeze vry dikwervig is, c. 234 voorkennis c. 237. 238. vierde ■ vierde in de dood c. 39—242 tekenen dat dezelve aanftaande -is c. 242 245. omfteekirtg der lever oorzaak van de geel-, - zugt c. 188 192 fomtydsverzeld een ligt foort van leverontfteeking de algemeenheerfchende afgaande herfsikoort fen b. 1023. hoe deeze gekend word c. 195. cp wat wyze te behandelen, c, ibid. hier word de koortsbast zeer kwahk gebruikte. 1023. aan welkekwaa kn een ligie leverontfteetking ■-norfprong geeft e. 238. 239. oplo.'fing van gevolgtrekkingen uit de ieveronifteeking c, 346 — 285.. j Lichaamen door een vloei/lof hem* gen , lyden tegenftand ó. 1300 deeze vermeerden naar i..aate de vermeerderde ihelheid*. it> inzuigende drooge lichaamen, wanneer zy vochtig worden gemaakt, verwyderen de deelen door welke zy bedwoi*gen worden met groote kracht va 1 derzelver onderlinge aanraaking a- 73°-73,« die voor het grootfte gedeelte uit vogtige deelen beftaan, kunnen ookveen groo-, te hardigheid hebber! 0. 319 . 2de ftuk Lichaamsgeftalte , dikwils opgeregte, van hoe groot nut inde ziektens, b. 893. is goed inde beroerte c. 608. in de etterborst 133* Lidteken, wat, «. 64Ö. tekenen van een opkomend lidteken rf. 6\8. wyze van hetzelve te behandelen a. 646. .647. 648. en t 584- 585- 586 2de ftuk Liefde, oorzaak der droefgeestige heid c. 922. geneezing van de-, zelve c. 945 Lintworm, wat, d. 1401 — 140-r deszelfs foorten d, 1405. 1406 1407. geneezing. Ziet Wormen Lobelia ,. is in de venusfmet met vrucht toegedient geweest *. ,1151. Long, deszelfs inwendige oppervlakte is allergevoeligst , en de Uitwerkingen van deeze gevoeligheid^. 1295. 1317. 1320 waarom deszelfs ontfteeking zo fchielyk naar. de uabuurige plaat-  'KORTEN IN H O U D. plaatfen overgaat, *. 1305. onderfcheid tusfehen het knoestgezwel en de verzweering van dezelve a, 619. 620 ade ftuk. uitwerkingen en voorkennis*. 1377.137b'. 1379. kennis *. 1379 waarom de longh na ontftoke ziektens aan hetribbenvlies vastgroeit, *. 1379. aangegroeit veroorzaakt het niet veel kwaad *. 1380. 1381 geneezing van de aangroejmg en knoestagtige verharding van dezelve*. 1436. 1437. ziettógang der longontfteeking tot een knoestgezwel, waarom de verzweering der long ryp moet gemaakt worden , ryp zynde, waarom fchielyk geledigtmoet worden, *. 1419 H23- op wat wyze men deszelfs doorbreeking moet beproeven , *. 1423. op wat tyd zy van zelfs doorbreekt, *. [424. tekenen dat zy op het breeken ftaat *. 1424. 1425. dat zy doorgebroken is *. 1426. 1427. wat alsdan van nut is, *. 1428—1431 waarom de geene die een verzweering in de long hebben , een drooge en hardnekkige hoest hebben, *. 1350. welke ademhaling, *. 1351. op wat wyze het bepaald word in welke long de verzweering zit, *. 135I« 1352. waarom zy byna altyd van nagtzweet verzeld gaat, en in welke deelen van het lichaam hetzelve te voorfchyn komt, *. 1353.1354. de zweeren in de long zitten dikwils langen tyd verborgen c* 1320. waterzugt der long d, 278 Zitplaats van dezelve rf. 2-80 2ilr . geneezing d: 287. uitwerkingen van deszelfs verlamming*-. 724. deszelfs wonden meestentyds doodelyk a. 490. de long brengt veel toe tot de verandering der gyl c. 1291. deeze gekwetst , aangedaan zynde, waarom het lichaam uitteert, c, 1292 Longontfteeking (opregte) wat, *. 1285. 1286.1287. tweevoudige zitplaats van dezelve, *. 1287 1288. 1289. naaste oorzaak,*1285.1286. afgelegene,*. 1290 — I3I5. kennis, *. I2!i9. 1290 13r4 1313- 6111384—1403 drievoudige uitgang, *. 132a de eerde door een goedaartige ontbinding tot de gezondheid, *. 1322 1327. wat dezelve helpt,*-1404. :4o5-1406.door loozing der fluimen, *. 1322— 1332. op wat wyze deeze gefchied , *. 1325. 132Ó. 1327 wat deeze voortzet, *. 1406" 1407. verhindert,*. 1438-1442 uitwerkingen der verhindering, *. 1442 1445. door de ftoelgang, *. 1323. 1333.1334 wat dezelve helpt, *. 1407 1408. door waterloozing , b. 1323. 1334- 1335- I33ó. maar deeze moet overvloedig zyn, ^ 1336. T337- welke onder deeze ontlasting voordeelig zyn, *. 1408. 1409. wanneer de  KORTEN INHOUD. de goedaartige ontbinding in deeze ziekte plaats heeft, *. 1322. 1337. 1338. tweede uitgang toe een andere ziekte, b. 133y> I34°« hierom tot de verzweering,*. 1340. 1341. 1342 waarom zy ligtelyk ontftaat , b, 1341. tekenen van de aanftaande verzweering , b. 1343 —1347. van de nu reeds ontftaande,*. 1348. 1349. geneezing, b. 1417—1421. tekenen dat zy reeds gemaakt is , b. 135°—'$55* deszelfs uitgangen , b. 1355—1363. geneezing,, b. 1422—1431. door ovei voeringen, b. 1363 — 1 $66 tekenen dat zy aanftaande zyn, b. 136Ó. 1367. 13Ó8. welke tekeuen zo zy naar de beenen gaan, b. 1369. 1370. zonaarde ooren, b. 1370. 1371. zo naar de lever, b. 1371. 1372. wanneer deeze overvoeringen goed, wanneer kwaad zyn, b. 137a —1377- wat ih ieder vandeezj moet gedaan worden, b. 1432—143Ö. tot een knoest ge/wel, b. 1377 1380. ken- 11 s van het zelve , b. 1379 voorkennis en geneezing , b, 1436. 1437. tot het heetvuur, b. 1381. 1382. 1383. kennis,*. 1383. voorkennisengeneezing, *. 1437. 1438. tot de dood , wanneer, en met welke toevallen, *- 1388 —1403. wie aan de opregte Jougonifteeking rceer, wie minder onderhevig z\n, b. J4Ó4. 1465. waarom deeze uit een andere ziekte ontdaan , zelde de aderlating toelaat, *• 1411. waarom wanneer in deeze ziekte de aderlating fomtyds aangeweezen word, nimmer tot bezwymens toe moet gedaan worden , *. 1412. waarom de pols der geene die van de longontfteeking aangetast zyn, fomtyds klein, zagt en ongelyk is , *. 1308 waarom de ademhaling fomtyds klein, menigvuldig, moeilyk is, *. (309. waarom een geduurige hoest, *. 1310. de longontfteeking is byn'a van alle de dodelykeziektensde laatfte uitwerking, *. 1309. 146Ó waarom zy op een hevig zydewée volgd, enwatzyaanduid, c. T2i- 122.123. bastaard longontfteeking wat, *. 1446. onderfcheid tusfehen dezelve en de opregte longontfteeking, *. ibid. op wat tyd van 't jaar zy meest voorkomt, *. 144.7.aan aan wie zy gemeenzaamst is, *. 1453- deszelfs voorbereidende oorzaak, uitwerkingen^ en voorkennis, *. 1449. -45° 1451. voorttrekkende oorzaaken, *. 1454. 1455. kennis, *. 1456-1459. geneezing, *. J459 1463- of de aderlating in de bastaard longontfteeking moet gedaan worden, *. 1450 I451. 1459. 1460.1461. waarom de geene die deeze kwaal hebben wanneer zy hoesten , een hoofdpyn als of het aan -ftuk-  ftukken fprong , en duizeligheid gewaar worden, b. 1459 drooge longontfteeking wat,*. 1411 Longhzweer, geopende, wat, c 1316. gelloote wat, c. ibid. longhzweeren de etrerborst veroorzaakende,c-1318—1326 welke toevallen verdwyneir, welke nablyven , wanneer de Jonghzweer ge vormt is,c, 1329 1330. 1331. kennis van de gedekte en geopendelonghzweer, d. 10Ó. 1,07. 108. uitwerkingen van de gedekte, d. 122 — 135. ook van de gebarste, d. 136—145. gevolgen vandein de holligheid der borst ddor- gebarste., d. 145 158. de longhzweer op een voor af gegaane bloedfpuwing volgende is kleinder als die opdelonghontfteeking volgt, d. 107. een groote longhzweer is dikwils minder gevaarlyk als de kleine heuveltjes, d. 124 127.een inwendige zweer is moeilykcr te geneezen als een uitwendige , <ƒ. 169 de aanwyzing in de longhzweer is driederlei , d. 167 171. geneeswvze van de eerfte, d. 172— 189. van de tweede , d. 189 209 van de derde , d. 209—220 Lood, is oorzaak van het colyk van poictou, c. 707 L oogachtige zouten, wat, a. 6. 854. uitwerkingen a. 653 ade ïtuk. c. 566. 627,628.6x2 d. 832-—834. 8.51. 852. 853 ontlasting op de maandftonden volgende d. 834 850. geneezing 856 895. de vloe- J|ng. der maandftonden is nuttig in de beroerte c. 566. ontroert de geene die de kinder* P 'kjens hebben niet e. 179— 183. wanneer derzelver uitlokking aangeweezen en hoe te werk te ftel len b. 607. de maandftonden komen in de zwangerheid fomtyds te voorfchyn , maar in minder hoeveelheid d. 9o4- 986. 937. waar dat bloed van daan komt d. 986. het • bloed in de zwangerheid wederhouden word tot het groejen van de vrucht en de lyfmoeder bedeed d. 914 Machteloosheid der /pieren , wat, e 697 Mammen, derzelverbefchryving a. 597 2de ftuk. d. 1270 maakzel van derzelver tepels 1283 1284. oorzaaken en geneezing wanneer dezelve pyn doen d. 1284. 1285. Pyn der borftenin zwangere vrouwen waar van daan , d. 933. een fchielyke ontlediging voorfpelt de miskraam d. 989. 990. de borften der zoogende vrouwen moeten niet over 't vuur gehouden of met brandewyn geftooft worden a. 603 2de ftuk. derzelver knoestgezwel ontftaat dikwils «• 597- 598 -de ftuk. hetwelk veroudert zynde, ook de klieren onder de oxelen aantast a. 598 ode ftuk. of de vrucht in de lyfmoeder deszelfs eigeborften zuigt, d. 1302. over de overige ziektens der borften , ziet Melk. Mazelen , derzelver uitkomen word altyd van de koorts vooraf gegaan *. 145. 734. onderfcheid tusfehen dezelve en de pokkoorts b. 734. 735. wanneer en volgens welke ngtervolging het uitkomen gefehied in een geregeld foort van dezelve, b. 724, 735. hoe in ongeregelde , b. 735. tekenen waar door zy van andere uitflag onderfcheiden worden*. 736. komen zeer naby de roos 0.377 2de ftuk. mazelen met te heete middelen behandelt, worden blaauw en zwart*. 728. waarom het uitkomen van dezelve in de kinderen een aanval van de vallende ziekte voortbrengt, e. 828 6 Meelachtige /pyzen, welke ongedaantige zy voordeelig, welke nadeelig zyn, c. 1295.1296 veroorzaaken flym in het lichaam a. 180. raauwen niet gegiste oorzaak van de fcheurbuik c. 1182. zyn voordeelig om de ver-  KORTEN INHOUD. yerzweeringen ryp te maaken a. 3 r i 2de ftuk. Mtxïkoorts is dikwerf alwaar de 1'prouw zeldzaam isc. 39Ó. waar van daan eeu bedurve zuurag. tige reuk voor deszelfs uitbarften gewaarword, c. 1007 Meekrap, in de Iendevang nuttig bevonden e. 1258 Melk, wat, a. 57. 256. deszelfs aart verfchilt van degylenhet bloed a. ibid. foorten d. 216 220. word in de zwakheid aun gepreezen a. 57. 58. in een bloedfpuwing d 87- 88. in de teering a. 59.6]. d. 215. 220 of de wey boven deeze de voorkeur moet gegeeven worden, d> 218. 219.220. is nadeelig in fcherpe ziektens, ten zy dezelve eerst verdunt worde a. 235 met een dubbele hoeveelheid waters afgefpoeld is zy voordeelig in de fprouw c. 421. is niet goed voor dorftige b. 391 is nadeelig in de kanker van de maagh c. 38v s&iur wordende is oorzaak van de vallende ziekte in kinderen c* 827. de wey der melk word boven de melk de voorkeur gegeeven in de droefgeestigheid c. 971. word in de fteen aangepreezen e. 602 606. in de ontfteeking der lever 203. 205. in de fcheurbuik c. 1248. 1249. l253- I254 in de zweer der nieren komt zy eerst te pas, daar na de melk zelve c. 4:6. in de teering d. 187. de melkvoeding is in het voeteuvel aan te pryzen d, 738 7 39. 779Melkkoorts, wat, oorzaaken van dezelve d. 1207. toevallen dezelve verzeilende d. 1213. 1214 waarom de melk zich omtrent de derde dag in de borften vergaderd c, 1052. wattevrcezen ftaat zo zich bloed in de plaats van melk aldaar vergadert, c, ibid. uitwerkingen van de meik in de borften ftilftaanderf. 1263 1273. kennis d. 1273. geneezing d. 1273—1277. tweevoudige zitplaats van dezelve tot verzwecring overgaande d. 1277. 1278- kennis d. ibid.geneezing cl. 1279 '-83- uitwerkingen van de melk uit de borften in het bloed terug gedreeven d. 1215. 1 üó. oorzaaken , uitwerkingen en geneezing van' deeze verplaatfing d. 1217—1222. uitwerkingen van al te overvloedige mei kV. 1286 1287. op wat wyze men bcpr even moet dezelve te verminderen , d. 1287. herftelling der ontbreekende d. 1287. 1 -38. 1289. oorzaaken van degeftremde melk in de maagh d. 13:9. 1354 — 1358. uitwerkingen d. I.)59"I3<52. geneezing d. 1362 1367- kennis dat de melk goed is d. 13 39. word de vrugt in de lyfmoeder niet met melk gevoed,d. T210.1211 demonden der meikaders verftopt zynde , zyn oorzaak van de buikloop b. 686 Yyyyyyyy 3 Meug.  KORTEN INHOUD. Mengfil, het lood in de blaks oi'ibindende e. vjó Mcusch , waar uit liy beftait', c. pjo. 911. welke deëleti in het 'begin van den mentch het groottte gedethe van het lichaam uitniaaken c. 795. 796 Mcnfchclyk lichaam, is de maaker van zyn bloed a. 256 is zo gemaakt dat het zelfs zonder lastigheid de miufte prikkeling - niet kan verdraagen b. 156. het vrouwlyke is zagter als het marnelyke a. 92 en 456 2de ftuk, verandert door de ligtfte oorzaaken a. 328 en 456 2de ftuk. Merg der beenderen, deszelfs maakfel a. 727. 728 2de ftuk. uitwerkingen van het bedurve merg a. 730 733 2de ftuk. Ziet Olie. voorkennis van de wonden van het rughmerg a. 477- Metaaldoor deszelfs feheivogt ontbonden , verkrygt nieuwe krachten c. 752 Mctaale lichamen, van wat nut in de kronkel in de darm c. 355 Middelen tegen het zydewée {eigen' aar tige byzondere") zyn onfehadelyk c, 96. Middelen tegen de fcheurbuik .wanneer en op wat wyze toetedfer>en, c. r 236—1240. wanneer verboden te gebruiken c. 1243 worden in de waterzugt aangepreezen él. 522. 5"-4' in het voeteuvel d. 720 726. ock inwendig gebruikt, hebben zy de diktens in de vloejing verd ree ven e. 1358 Middenrifi, deszelfs kenni1- moet naauw kt urig zyn, om een w« .nd in de bnxst behoorlek tc b palen a. 934. deszelfs befetuyving a. 951. c. 144. 145 14') deszelfs wonnen en derzelver Voorkennis a. 512. 513. 514, longhzweer naar boven doorbreekende is oorzaak van de etterborst c. 1324 MièdtJifciiot, wat, c. 154. tekenen en- toevallen der ofitüeeking van hetzelve c. 1^4. 155 voorkennis tn genee/.ing c. i§6 of men het borsrbeen m gdour fteeken wanneer dit zweert, c. 158. 159. wanneer deeze zweer, gebiokeu zynde, een etterborst veroorzaakte. 1324 Milt , kan uit het hchaam.'gefneeden worden, en den mensch in 't feeven blyven ». 493. deszelfs wonden zyn fomtyds do» deh k a. ibid. de milt krygt dikwerf de fchttld, vvani.'eer liet gebrek in de kronkeldarm zit c' S03' 3'04< tekenen van or.rfteeking in dezelve c. 303. 304 . deeze is fomtyds onder de naam van zydewée behandeltc. 305 toevallen van dezelve tot vtrzweerrng overgaande 307» sc8 ook van de tot een kimestgezwel overgaande c. 30&. 309. uitwerkingen van de kankef*gtige c. 309. een zagtc pyn vtta d e 7. e 1 v e w a r z y i n d e 0 > n t ft e ek in g der lever betekend c. igg. deeze  KORTEN INHOUD. ;ië uitgefneeden of veretterd zyndè , waarom de lever in grootte toeneemt,*?. 307. waar■ om de geene die een ontfteeking der milt hebben bloedftortingen krygen, b. 836. 837 Minne , verkiezing van dezelve d* 1336 13 39- deszelfs le- vensbeftiering d. 134O—i344 Misbruik van het drinken van de coffy benadeelt de gezondheid e. 1171 Miskraam, wat, rf.,935- 93<5- op wat tyd der zwangerheid dezelve meest voorvalt, d. 936 deszelfs drievoudig tydperk d. 935* 9^6» oorzaaken d. 972 9 6- Ziet Oorzaaken van da bloedflorting der lyfmoeder Miskraam , waarom dezelve dikwetyiger by de vrouwen dan by de beesten, d. gji. dezelve te veroorzaaken is gevaarlyk d. 9'4' 975 Moederkoek, van de lyfmoeder losgeraakt is oorzaak van de bloedflorting d. 976. 977. 980 of zy voor een gedeelte afgefcheurd is,zich wederom mét de lyfmoeder vereenigt, d. 1018. word in een miskraam tnoeily- *'■ ker afgehaald, dan wel wanneer de vrucht tot volle rypheid is gekomen d.972. wanneerzyna de verlosfing moet afgehaald worden, d, 1160. Ziet Nageboorte, Mocilykheid in 't verdraagen de fcheiding voorafgaande, wanneer die by dag, wanneer by nagt word waargenomen , l>, 157- Moerasfge plaatfen, die op dezelve woonen zyn tot de fcheurbuik overhellende c. 999. ook tot de droefgeestigheid c. ibid. Molgezwellsn, wat, a. 307. Mond van binnen, waar iu ee ziektens moet onderzogt worden , b. 278- 279. Mora, wat, ». 690. gebruik van dezelve in de ziektens a, ibid. ■ word in de lammigheid gebruikt e. 769. in de vallende ziekte c. 8yo. in het voeteuvel d. 765. 766. 767. sinde vloejing e. 1342 1345 Mofchus , word jn de vallende ziekte aangepreezen & 865. iu de uolligheidc. 1036.311 kwaadi.arrige ziektens c. 1:149. in de honds-dolligheid c. ibid. Moliaard middelen, wat, «..273 2de ftuk Mout, wat, d. 21 r. e. 1232 Mynf.ojfcn , derzelver vergiftige uitwaesfemingen, oorzaak van de beroerte c. 550. 551. N. XT ±\aaden , van het bekkeneel, derzelver nut, a. 7^7. derzelver wonden zyn gevaarlyk, a, ibid. Nachwicrry, wat, c. 582. 583 wanneer dezelve de beroerte dreigt, c. 584 Nachtwaak en , oorzaak van het voeteuvel, d. 583. 608 Na-  KORTEN INHOUD. Natuur, wat, a. 6, hoevanv»/» Hclmoot genoemt, b. 47. waarom men deszelfs pogingen in de koortfen moetgadellaan, b. 152 Negenoog, wat, a. 374.2deftuk. 1» eeniiiergelyk ongemak als de pestkool, a. 374. 2de ftuk. Net, befchryving van het zelve, e. 167. 31a. een grootgedeel te van het zelve kan afgefneden worden zonder groot nadeel, c. 312. deszelfs ziektens zyn moeilyk te kennen ,c. ibid. onderfcheide ontaartingen van het zelve, c. 313, 314. wanneer het zelve in de buikwonden naar buiten uit gevallen fchielyk wederom moet ingebragt worden , a. 999. waar op men onder het weder inbrengen moet agt geeven , a. ibid. wanneer het afgefneeden moet worden, a. ioco. het net uit versch geflagte dieren gehaald word in de kronkel der darm op de buik gelegt, c. 350 met vet uitgezet kan oorzaak van de onvrtigtbaarheid Zyn , c. 509. deszelfs vet bewogen zynde, waar het naar toe gaat cn welke kwaaien het kan veroorzaaken , c 167. 168 Neus, wat het betekend in de ziektens wanneer dezelve jeukt,*. 835 Neuidrupping eler oude lieden, waar van daan, c. 519 Nieren , derzelver wonden zyn nier altyd doodelyk, u, 494 derzelver zweeren zyn zeldzaam te geneezen, e. 619 Niezing, doetdikwilsde hikover gaan , *. 485. is goed in de lammigheid, c. 754. 755.door welke middelen zy opgewekt word , c. 755. al te hevige hoe die geltilt word, c, ibid. wanneer zy in de baaring, 122. 123. 124. oorzaaken, a> i24__.i-2g. uitwerkingen, a. 130 146. kennis, a. 146 —149. voorzegging, a. I49~~ 162. aanwyzingen, a. 162.163 geneezing van dezelve, «.165 — 174. waarom het ontwrigte lid meestentyds korter word, nochtans fomtyds langer word, a, 133. welke kwaal het eerst moet geneezen worden, wanneer de ontwrigting van een breuk vergezeld gaat, a. 154 wanneer de ontwrigte leeden herfteld moeten worden,*?. 156 waarom de ontfteeking op de ontwrigting volgt, a. 138- 156 waarom de ftuiptrekking , a. 140. 157. 158. waarom de ontwrigtingen met een wond zo gevaarlyk zyn , a. 158. 159 160. waarom de reeds lang ont wrigte leeden niet gemakkelyk kunnen herfteld worden, 0. 154. 155. 162. waarom de oiufteeking op een herftelde ontwrigting volgende geen nadeel doet, ja zelfs voordeel, a. 164-' 165. op wat wyze de ontwrigtïngen diena'deherftel- ling ligtelyk uit derzelver plaatfen zakken, moeten behandalt worden, a. 172. 173. alle2de ftuk. Onvrugtbaarheid, deszelfs oorzaaken kunnen in beide de geflagten plaats hebben, a. 614 2de ftuk. waarom zy gemeener zyn in hetvrouwlykgeflagt,^» ibid. het knoestgezwel der fcheede en lyfmoeder veroorzaaken niet altyd eenvolftrekte onvrugtbaarheid, a* 616 2de ftuk. Ooftvrugton, wel ryp zynde, worden in de droefgeestigheid aangepreezen, e. 948- 949' inde dolligheid, 949. wat kwaaien zy veroorzaaken, wanneer zy onryp worden geëeten, c- 663 712 Oog, gheel, ftofferig, watinhet zydewée betekenen,c-120-121 Oogen, waarom van de Geneeshecren moeten onderzogt worden, c* 933- gclyk de oogen vaaren, zo ook het geheele lichaam, fa 791. hierom geeven zy de meeste en zekerfte tekenen in de ziektens, b. ibid. wat het in fcherpe ziektens betekend wanneer zy het licht niet kunnen verdraagen , fa ibid. hoedanig zyn zy wanneer een aanval van de derdendaagfche koorts aanftaande is, b. ibid. hoedanig wanneer iemand in flaauwte zal vallen, fa ibid. wat derzelver grooter glans na voorafgegaane ziektens beteZzzzzzzz a kent.  KORTEN INHOUD. kent, b. ibid. droog, duifter, f" raet ftof begruist, wat, b. ibid. wat, wanneer zy omgedraaid worden , of het eene kieinder als het andere, b. 792 zuiverheid derzei ve, fchielyke of langzaame zuivering, wat, b. ibid. wat, wanneer zy in flaapende niet geflootenzyn,*. ibid. derzelver droogheid en duifterheid waarom een voorteken van hersfenontfteek'ng, b. 1062. verdraajing van dezelve , waarom zo kwaad, c, 729 waarom de verdraajing na de vallende ziekte fomtyds geduurende het geheele leven blyven c. 842- waarom zy in de droefgeestigheid groen uit den geele zyn, c. 935 Oogmiddelen, wat, *. 358 2de ft. Oordeel, wat, b. 585. waar hetzelve van afhangt, enhoeveelerlei, b. ibid. Öorklier,wat,a.37i 2de ftuk.*. 13 70 wanneer de opkomende oorklieren terug gedreeven, wanneer anders behandelt moeten wor den, b. 877. 878. 879. zy verzeekeren niet altyd de herftelling , wanneer zy in koortfen verzweeten *. 880. welke voor kennis wanneer deeze in de heere koortfen verdwynen *. 879. 880. waarom de zweerende oorklieren met pyn der bovenbuik gevaarlyk zyn, *. 1271 Oorpyn infcherpe ziehcus, wat dié aanwyst, b. $99, ruizing door het aandoen der hersfenen, wat betekent, c, 581 Oorfprong der haairen d. 755. oorzaak van 't uitvallen derzelve in de teering rf.i bid. affcheering van hetzelve, van wat nut in ziektens b. 263. 264. 516 Oorzaak van de beweeging der fpferen, waar van daan , c. 693. 694. is nu aan en dan afweezende *. 487 Oorzaaken van de bloedflorting der lyfmoeder, d. 975 Oorzaaken van de benaauwthcid der koorts*. 345 353. uit, werkingen *. 353. 354. geneezing 5. 366—378. welke door aandoening van het zenuwgeftel voorrkomt: hoe zy gekend word b. 3Öx. deszelfs geneezing •*• 368 7—373- zy is byna in alle ziektens omtrent de dood aanweezende *. 362. 363. deszelfs grootfte gevoel in de koude van afgaande koortfen, waar van daan, b. 115. in de teering waar van daan d. 151 Oorzaaken van de verhaaste omloop van het bloed a. 257-263 uitwerkingen a. 263 271. kennis a. 271, 272. geneezing a. 272—280. deszelfs gebrek,, welke ziektens hetzelve voortbrengt a, 281. Ziet Bloedrykleid. J Opblazing , wat, a. 746. d. 552. deszelfs zitplaats a. 746.^.55$ 554. oorzaaken a. 746. 747 geneezing a, 748. d, 554. verze ld  KORTEN INHOUD. zelcl dikwils de borstwonden a. 749. en wat zy alsdan aanduid a. 937 Opiaten, worden in de bloed ftorting der lyfmoeder aangepreezen d. ion. in de kronkel in de darm c. 347. in 't graveel c. 467. 468. in de vallende ziekte c. 879. in de gezwolle en bewooge zwarte gal c. 991. in de waterfchrik c. 1141. in de dolligheid c. 1053 1056. wanneer zy in de koortfen voordeelig, wanneer nadeelig zyn,. b. 292. 293, 316. gebruik van dezelve in een kraamvrouw d. 1171. 1172. 1173. 1179. deszelfs famenftellingen zyn niet veilig d. 117,3. de Geneesheer moet by de kinderen met dezelve voorzigtig zyn d. 1322. van wat gebruik zy in de kinderpokjens zyn, en op wat wyze zy toegedient moeten worden, e. 219—224. bereiden een weg voor de fteen e. 605. 606.607 Öpifthotonos, wat, 704. c. 906" onderfcheid tusfehen dezelve en de .vallende ziekte c. 906. ontftaat fomtyds ten tyde van een aanval der vallende ziekte c. 842 Opium, wat, a. 612. is de opregte temmer van oproerige geesten fa 44a. 443. is het voornaamfte onder de windbreekende middelen h. 443. deszelfs uitwerkingen a. 614. deszelfs werking word nietgemakkelyk uitgelegd a. ibid. moet in de droefgeestigheid met voorzigtigbeid toegedient worden c. 1023 Opperhuid, deszelfs natuur a, 423 2de ftuk. Oprispin'g , wat, a. 160. zuure, wanneer goed, #. 241 Opftopping der pis, wat, c. 494. deeze is tweederlei c. ibid. kennis en geneezing van beide c. ibid. die eenopitoppingderpis hebben ondervinden byna gelyk de geene die aan het koud vuur llerven a. 453. opftopping der pis in zwangere vrouwen, waar van daan , d. 953. 954. veroorzaakt fomtyds een breuk der blaas d, 954 Opftygi/ig , wat, c. 823. deszelfs oorzaak waar van daan, c, 324 kenmerk c. ibid. 996. toevallen c. 823. 824. 825. 452. opftyging oorzaak van de vallende ziekte c. 825. op wat wyze deeze in deszelfs laatfte deel der aanval moet onderfcheiden worden,c. 788. veroorzaakt de droefgeestigheid c. 996. de fcheurbuik c. 1184. over het overige ziet Droefgeestigheid* Orthopnoca, wat. a. 944. fa 1378 Opvoeding, onderfcheide, hoe zy het lichaam verandert». 48.49 Opzwelling der kdemaaten, in de teering wat betekent, d, 154, derzelver wonden zyn niet volftrekt dodelyk a. 526; 527* waarom de aders der onderfteledemaaten meer kleppen hebben als de andere c, 1192. welZzzzzzzz 3 ke.  KORTEN INHOUD. 1ce ziektens derzelverfchielyke zwelling dikwerf verligt, c, 739 Oude lieden worden kleinder, a. 8 4 welke dood de lieden in zeer hooge ouderdom overkomt, a. 361 Ouderdom (fchielyke') waar van daan, a. 97. 361. waarom de ouderdom in vleezigheid vermindert, c* 732. voorkennis, c. ibid. Overeenkomst, wat die leerd, a. 27. P. P\ardryden, word in de langduurige ziektens aangepreezen, c. 449. 686. in de geneezing der zwakke veezei, a. 65. 66 116. 365. in de uitteerende koorts, c. 385. in de droefgeestigheid , c. 1020. in de zweer der longh, b. 1430.uitwerkingen van deszelfs misbruik, c* 449. 450. 737. e. 926. 927. fterk tegen de koude wind gedaan, deszelfs uitwerkingen , b. 1184. 1185 1300 Paddefloelen. Ziet Hersfenen* Panboor, befcbryving van dezelve , a. 891- 894. wanneer zy aangeweezen word, a, 873 ——--876. op wat plaats zy gezet moet worden, a. 876. 883 —-887. op welke plaatfen zy niet gezet moet worden,a. 877 —882. men heeft dezelve op verfcheide plaatfen herhaald meteen gelukkiggevolg, ^86 bereiding tot de verrigting, a. 887- 888. 889. wyze van dezelve te verrigten, a. 890— 897. wat men doen moet wanneer de verrigting gedaan is, a, 901. 90a Panbooring, waar meede die gedaan word, en wanneer, 1077—X095. geneezing van de opregte door de natuur, b. 1107. door de kunst, b, 1108 —1117. geneezing van de toevallige, b. II17, l 118. 1119 wat de ontleeding van aan hersfenontfteeking gefturvene ver« toond, b, 1095. 1096. de opregte is op de derde, vierde, zevende dag meestentyds doodelyk, b. 1077 1078. maar de toevallige word gewoonlyk langer uitgerekt', b, 1078. waarom zy van longontfteeking , darmwée, ruuwheid der keel, en yling omtrent het nootzakelyke ontdaan, doodelyk is, b. 1092 1095. van kinderpokjens, hoewel zeer kwaad,laat nochtans nog hoop over , b* 1093. tot welke ziektens de hersfenontdeeking over gaat, b. 1079 1082. 1084. 1085 deeze door de opgedopte kraamvloed ontdaan laat zeer dikwils de raazende yling en geduurige onzinnigheid na, b, 1082. op wat wyze de toevallen na de geneeze hersfenontdeeking over blyvende moeten behandelt worden, b. 1116 Phyma, wat, a. 375. 37Ö. 2de ftuk. Phymofis, wat, e. 883. oorzaaken enz. Ziet Paraphymofis. Pikplyfters, wat, c. 767 Pis , wat zy in zich bevat , c. 1213 welke deszelfs dienst is, a.453. zy fpoelt de zouten en oliën uit het.  KORTEN INHOUD. liet bloed*. lil, wat het betekent, wanneer zy uit een buikwond vloeit, 0.980 2de ftuk. uitwerkingen van dezelve a. 245- zy geeft beter tekenen van kooking enraauwigheid als van fcheiding *. 163. 164. 165. of al de ziekteftof door de pis alleen ontlast word, *. 163. welke pis in hevige ziektens kwaad is,welke goed,*. 164-165. fcheiding van de troebele pis, het sy fchielyk , of langzaam, gefchied , of in 't geheel geene, 'wat betekent, *. 164. waarom op de ophouding der pis, koorts en aandoeningen der hersfenen volgen, *. 65. roodagtige pis, in het zydewée een ligt afzette! hebbende, wat die te kennen geeft, c. 47. 48. hoedanig Vte pis is die de ontfteeking der lever ontbind, en wanneer, c. 198. weinige dunne pis, wat betekent in 't graveel, c. 442 461. dunne, waterige, veel, pis, wat die te kennen geeft in de geene die met ópftygingen gekweld zyn, c. 452. dikke, ongekookte, in 't graveel war, c. 461. wederhoude pis, waarom die aldaar kwaad is, c.456 goede hoedanigheid van de pis fn het graveel, welke, c. 461. 462. de pis van een gezond mensch bevat in zich de ftof" der fteen c, 48ó. e. 405. legt van zelfs een fteenagtige korst aft. 673. uit hoeveelerlei reede zy nadeel doet, wanneer zy wederhouden word, c. ibid. onwederhouding der pis na de baaring waar van daan, c. 737 veel dikke pis in welk foort van beroerte nuttig , c. 564. dunne en ongekookte pis buiten gewoonte en zonder opvulling, van wat ziekte zy de aanval te kennen geeft, c.825 pis der geene die de 'Tfchetirtmik hebben c. 1198.12T4. zy word onder de voornaamlle tekenen van de fcheurbuik gerekend c. 1214. veel etteragtige pis heeft een verzweering in de buik geneezen a. 320 2de ftuk. ' Pisdryvende middelen, zyn goed in de waterzugt, d. 510—517 fcherpe pisdryvende middelen ■ftooten de fteen niet voort, c. 471- zyn nadeelig in de druipert, e. 969 Pisleiders , tekenen dat dezelve doorfneeden zyn, a. 527 Pisvloed, wat, *. 498. 499. des'zelfs foorten , *. 490.. 500 welke de gevaarlykfte van deeze is, *. 500, .deszelfs geneezing, b. 501 Plantin, welke gezegd worden op de fteen te werken , e. 682,683 Pleura wat, c. r. befchouwing van hetzelve c. 153 154. deszelfs gebarfte zweer is'oorzaak van de etterborsrr. 1322 Pluizen uittrekken, wat in fcherpe ziektens betekent, *. 60c Poging, deszelfs uitwerkingen*. I298» I299. c. 446. 447 Pels  KORTEN I N II- O U D. Pols, wat, *. 774. wat zy te kennen geeft, *. ibid. wat deszelfs nut is in de ziektens, B, ibid. ondergaat onderfcheide veranderingen van de ziekte niet afhangende ; maar waar van , B, ibid. hoe deeze verdeelt worden, B. ibid. derzelver uitlegging*. 774.775* welke voorzorgen het voelen der pols vereischt *. 775- waar deszelfs fnelheid aan afgemeeteu word, *. 12. wat Zy te kennen geeft, a. 271. welke de pols is in de koude der koorts, h. 31. onderfcheid tusfehen dezelve en die der warmte *. 36. waarom deszelfs order in de koude der koorts dikwils niet word onderfcheiden, *. 37- wat degolfagtigeenzagtepols inde koortfen betekent,*. 159.maar harde wat, *- ibid. de onderscheidingen der polsflagen kunnen met woorden zo wel niet uitgedrukt worden , als in de tegenwoordigheid der lyderen aangeweezen *. ibid. wat een tusfehenpoozende pols op de aanftaande fcheiding betekent, *. 160. wat naar maate deszelfs onderfcheide tusfehenpoozing, *. ibid. wat zy op de aanftaande zynde fcheiding betekent, wanneer zy tusfehenpoozende is met fpanning en hardheid der fpannende flagader, *. ibid. met zagtheidwat, *. 164. de hardheid van de pols betekent dikte der vochten a, 271. b, 535 in welke zy harder, in welke zagter is, *. 535. wat deszelfs grootheid toond, en waar zy naar 'afgemeeten word, *. 536 zy kan vol zyn offchoon niet groot*. 537. ongelykheid waar van daan, en in welke ziektens zy word waargenomen, *. 768 zwakker wat zy in de ziektens betekent, *. 776. fterker wat, *. 776. menigvuldiger ongelyker wat, *. ibid. hoedanig in ftervende, *. ibid. hoedanig in groote gemoedsbeweegingen, c> 923. hoedanig in blydfchap, in droefgeestigheid c. 924. hoedanig in de vallende ziekte, è." 786. hoedanig in de teering cU 150. in de fcheurbuik welke, c. 1236. hard, in welke ziektens dezelve word waargenomen , *. 1075. c. 5. welke in de hersfenontfteeking plaatsheeft, *. 1075. waarom zwak,' wankelend, in de zwakte omtrent de Ievensdeelen zittende, *. ibid. dubbeldflaande pols , welke, *. 838. welke bloedflorting zy gewoonlyk aanduid *.ibid. Iyfmoederlyke pols wat, d' 835. 836. wat zy betekend, d. 836 Pracordia, watt *. 59 r. 592. vuiligheden uit wat oorzaak ook by de hartplaats zittende, welke kwaaien zy voortbrengen, *. 592.' fpanning van dezelve, zonder pyn , wat zulks in een heete koorts betekent, *. 835. Prikkelende middelen, veranderen Aaaaaaaaa de  KORTEN INHOUD. de afgaande koortfen fomtyds in geduurige b. 58. in welke ontlastingen zy voor en nadeelig zyn, b. 51 l wanneer zyin de beroerte worden toegedient, en welke die zyn, c. 599. 636 mogen zy ook de eerstgeboren kinderen toegedient worden, d. 1322. 1323. zy worden de kraamvrouw na de verlosfing niet veilig toegedient d. 1174 Puistjens, wat, b. 720 Puistjes, wat, b. 719. waarzyuit ontftaan , b. 143. onderfcheid tusfehen dezelve en de roode vlakken b. ibid. Pukkeltjes, wat, b. 728. welke goed , welke kwaad zyn b. ib. gaan dikwerf van een koorts van byzondere aarten algemeen heerfchende verzeld b. ibid. vertoonen zich fomtyds in andere ziektens b, ibid. Purgeermiddelen , worden in de kanker der maagh toegedient a. 695. in de ontfteeking der darmen c. 354. inderoodeloop c. 386. 387- indefprouwc.427 in de beroerte c. 592. 593.606 • 612. in de vallende ziekte c. 873. in de hondsdolligheid c. 1131. 1132. in de ongedaantheid c. 1285, in de fcheurbuik c. 1234, 1235. in het waterhoofd d. 244. 251- in de waterzucht d. 511 527. in het trommelwater d. 549 in de onderdrukking der maandftonden d. 879—^83. in de venusdruipert e. 955—963. in de vloejingtf, 1329,1330.1331. inde ylhoofdigheid b. 604. 605. of zy in het voeteuvel aangepreezen worden d. 692—696. 751 75a. 753. of zy in de teering moeten toegedient worden, d. 181. 182. waarom zy in 't begin der hevige ziektens, wanneer 'er vuiligheid aanweezendeis, worden aangewetzen,*. 418. waarom zy een tegenaanvvyzing zyn in de walging door beroerde beweegingen der geesten ontftaan, b. 416. deeze herhaald wordende kunnen het lichaam uitputten b. 681. wanneer zy in de buikloop te pas komen , wanneer niet, b. 708 . 709. waarom men dikwils dezelve moet herhaalen, b. 709 wanneer zy ziektens met uitflag voordeelig zyn, b. 740 wat men doen moet op dat zy de afgaande koorts niet wederom doen komen , b. 969. op deszelfs einde toegedient maaken zy de koorts dikwils hardnekkiger b. 97x. wanneerzyin de afgaande koortfen aangewezen zynde moeten toegediend worden b. 984.985. onder wat hoedanigheden zy in de afgaande koortfen van nut zyn b. 992 993* wanneer zy nadeelig zyn, •?,91—997- welk zuiverend middel op het einde derherfstkoortfen noodzaaklyk is en waarom , b. ion. 1012. dit verzuimd zvnde wat 'er op volgd , b. 1012. welke tegenvuunge zuiverende middelen genoemt worden , c. 606. in wel*  KORTEN INHOUD. welke zy te pas komen c. 607» waarom op lterke zuiverende middelen fomtyds draajingen en flaauwtens volgen, a. 2.77 ade ftuk. de zuiverende middelen kunnen door klyfteeren ingefpoten worden; maar in wat gifte c. 354. 'er volgd een zui vering als boven. Pyn, kan met geen woorden uitgelegd worden b. 340. denkbeeld van dezelve a. 668-672 verfcineidentheid a. 672- 673. eigenfchap a. 674.675- naaste oorzaak a. 675. 676. afgelegene a. 676—681. wegneeming der oorzaaken a. 685—693. in welke ziektens de pyn door zeer verzagtende middelen word weggenomen, in welke aangezet , a. 687. deszelfs oorzaak heeft fomtydsplaats zonder gevoel a. 697. fteekende pyn, welke , a. 217 2de ftuk. pyn zeer fcherp zynde in een ontftoke deel, onverwagt verdwynende , wat dit voor teken is, a, 246 2de ftuk. fcherpe pyn is niet eigen aan de longontfteking*. f319.1320. 1321. zwaare, opgezette tydenwederkeerende pynen, oorzaak van de vallende ziekte c. 822. onderfcheide, verfpreide pynen , gemeenzaam in de fcheurbuik c. 1197. 1198. 1199. derzelver tekenen c. 1198. H99- verfcheurende pynen, op wat wyze zy de fcheurbuikige pynigen, c 1208. hoe zy van de venusziekte worden onderfcheiden,*;. 1208. ontftoke pyn met fcherpe koorts, zonder goede tekenen verd wynende, waarom de hersfenontfteeking eigen b. 1063. 1064. pyn in de rug in wat foort van keelgezwel gevoeld word b. 1202 Pyn der lies/en, in zwangere vrouwen waar van daan ,^.931.932 geneeswyze d. 932 Pynen der zyden, welke hersfenontfteeking , welke zydewée pynen genoemt word en,*. 1063 1064. want alle pyn op deeze plaats verdient de naam niet van zydewée c. 3. tekenen van een fcheurbuikige zydepyn c. 1198 pyn der zyden, als in het zydewée voor het uitbreeken der kinderpokjens of mazelen, wat voorbeduid c. 34 Pynflillende middelen, welke, a* 609. derzelver werking q, ib; wanneer nuttig in de vallende ziekte , t. 879. 881. wanneer van nut in de koortfen, wanneer van geen nut, *. 292.293 316. ook in de flaapzucht, *. 623. in de yling wanneer, b. 605. van wat gebruik in de kinderpokjens e. 219—224. baanen een weg voor de fteen e* 605. 606 Pypzweeren. Ziet Hol. deeze zyn voordeelig geweest in de vallende ziekte c. 875. verrigting van de pypzweer der aars a. 364 369 2de ftuk Aaaaaaaaaa R.  KORTEN INHOUD. R. JR. citcting, wat dezelve betekent in het zydewée, c. 120 Reizen, zyn voordeelig voor de droefgeestige , c- 945 Reizen, goed in de zinvang, c, 638 Reuken (zwaare) kunnen de vallende ziekte vernieuwen , e. 811 Reuteling der longh in oude lieden, waarom zo gevaarlyk niet als in delonghontfteeking,*. 1394 Roede, deszelfs befchryving, e. 828 837. gevolgen wanneer dezelve ontftooken is, e. 880 884 Roet, wat,a. 384. deszelfsfcheikundige ontbinding, aart en gebruik, a. ibid. Rommeling, wat, a* 162. 432 Roodeloop, wat, b. 673. c. 384 deszelfs onderfcheide en wonderlyke oorzaaken, e. ibid. eige kenmerk, b, (197. is fomtyds befmettelyk, b* 718. e. 33. voorbeelden, c. 384. roodeloop oorzaak van de waterzugt, d. 387 392. van de fpysloop, b. 701. welke inde ontfteeking der regte darm goed is, en wanneer, c. 34a. 343 etteragtige in de ontfteeking der darmen, wat die beduid, c, 364. 365. deszelfs geneezing, c. %66. 367. ftinkende, aschagtige enz. wat die betekent, c, 368. 369 gelyk ook een zeer fcherpe en geduurige, c, 376 377. de fcheurbuikige op wat wyze te geneezen,*.396.wanneer deeze doodelyk is, c. 1213 is nuttig voor dolle menfchen, c, 1040. wanneer de tegengehoude vrees voorde dolligheid aanjaagt, e, 1040. de roodeloop heeft geen eigenaartig en algemeen geneesmiddel, welke dierhalve deszelfs geneezing is. Ziet Buikloop, roodeloopkoorts, wat, c. 400. deeze is geneigt de fprouw voort te brengen, c. ibid. leveragtige roodeloop wat, c. 284.285. deszelfs voorzegging, c. 285 Roonhuifiaanfche handboom befchre yen, en deszelfs gebruik, d. 1092. 1093. 1094 Roos, wat, a. 743. 209. 2de ftuk. deszelfs zitplaats, *. 143 144. 724. voorzegging, 143 144. 724. 725. 1234. op de koorts volgende ontbind zy meestentyds dezelve , *. 143 heerscht fomtyds algemeen, *. ibid. wat men doen moet dat zy niet naar binnen fla, *. 1234 brandende roos wat, a. 210 2de ftuk. Rooskoorts, wat, *. 143. heeft geene onderfcheidingstekenen, *. I44. op wat tyd van 't jaar zy meest heerscht, *. 725. ander foort van rooskoorts gelyk aan de koortfige uitflag, *. 726 deszelfs oorzaaken , tekenen, en uitwerkingen, *. 726. 727 Rottekruid, de gekwetfte peezen toegevoegd verwekt ftuipen , a. 414  KORTEN INHOUD. o. 414. door falpeter vastgemaakt is het nadeeligombloedftortingen te ftuiten, ibidem, uitwerkingen van de damp van rottekruid, b. ia94» heeft het bloedwateren veroorzaakt, c. 45[. 452. een middel van rottekruid in de geneezing van de koortfen aan den huls gehangen , heeft zeer kwade toevallen voortgebragt, b* 208 Ruesegraat, in tweeën gelpleeten, deszelfs befchryving, d. 0.51. waar van daan het zenuwwater in de dikte van de in tweeën verdeelde ruggegraat bevat, 739. de uitteering van de fpieren in de tetring, waar van daan, c, 732. ontaarting van het maaklel der fpier , oorzaak van de lammigheid c. 695. voorkennis van de verlamming der fpieren tot de ademhaling, de doorflokking, enz. dienende c, 725—-728 Spiesglas, fchynt een middel te zyn om de borst te ontlasten b. 1444. 1445. dit en deszelfs bereidingen in de pokjens toegedient e. \ ao——125 Spiesglas, deszelfs boter wat, ». 511 ade ftuk. deszelfs gebruik in het koudvuur a. ibid. 2de ftuk Spleet, wat, 0. 773. 774.775-onderfcheid tusfehen dezelve en ' een breuk a> 775- 77° Spouwen , waarom zo nadeelig is in de droefgeestigheid wanneer zulks menigwerf is c. 1004.. dikwervig en onbetaamlyk op de omftaanders, wat zulks by "de zieken betekent b» 1087. 1088 Sprouw der ouden, wat, c, 388» geneezing van dezelve op wat wyze te werk gefteld, c. 388 —--391. wafzy by de nieuwefielwyvers zyn , en hoe zy KORTEN INHOUD. ontftaan c. 392. d. na. derzelver zitplaats c, 394.395. wie meest aan dezelve onderhevig zyn c. 396. 397 398. derzelver vergelyking met de meelkoorts ' c- 39^. 397. naaste oorzaak c.. 393- 394» afgelegene, toevallen dezelve voorafgaande c*. 398—406. kennis eu voorzegging c. 4c6- 412. 438 üif werkingen e. 413—419. d, 114 geneezing c. 419—427. fommige gevolgtrekkingen opgelost c, 428——438. zy zyn ook fomtyds affchetdende c. 4or 402. fprouw oorzaak van de teering d. 113. waarom zvin"t laatfte tydftip van de teeiingh dikwerf waargenomen word c, 405 437 Spys,, deszelfs kracht wat, b. 191 wrange, harde, aardagtige lp\ zen, geeven een gefteldheid u t de droefgeestigheid c. 928. 9:9 ' af keer van de fpyzen, wat zulks betekend b. 815. dry ving der fpyzen in het lichaam, wat zulks is, b. 503 Spys, onderfcheide, naar onderfcheide tyd des leevens a. 143 144. ook naar het onderfcheide jaargetyde a. 590. 591 Spysgebrek , oorzaak van de val» lende ziekte c, 829.830. neemt de bloedrykheid niet veiliglyk weg a. 130. waarom dezelve, drie dagen duurende veroordeelt word, b. 754 Spysloop, wat, b. 674 Spyzen, in hoedanigheid en hoeveel-  KORTEN INHOUD. veelheid zondigende , welke uitwerkingen die voortbrengen a. 46. 47- 596. 597. 6. 59~6S uit een buikwond uitvloejende wat zy aanduiden, a. 979 Spyzen , zyn dikwils algemeene oorzaaken van de koortfen , pest, enz. b. 51*52 Steen, wat, e, 400. 488. deszelfs zitplaats c 486. ^. 116. «.400 428. 447« onderzoek van deszelfs ftofen oorl'prorgtf. 400405. deszelfs eerfte begin,felen worden in alle gezonde pis gevonden e. 405 Steen (natuurlyke) wat , e. 406. kan naauwlyks tot een grooter groejen, ten zy 'er een andere oorzaak by komt e. 406 409 hoe zulks gefchied è» 409. 419 —42:. aan welk lichaam de eerfte beginfelen van de fteen zich het gemakkelykfte hegten e. 416. het gevoelen van van Helmont over het voortbrengen van de fteen, is valsch e. 443 —4:6. welke dierhalven deszelfs ftof is, <;. 448—465' wat de waarneeming omtrent deeze leerd , 465 477« deszelfs fcheikundig onderzoek e. 477 488. de kennis der fteen is dikwils twyffelagtig , ja zelfs onwaar e. 489. waarom jonge menfehen meer als oude aan dezelve onderhevig zyn e. 452— 497. waarom de vrouwen minder aan dezelve onderhevig Zyn als de mannen e. 452 Steen der nieren , deszelfs voor¬ brenging, e» 544 515* "inwerkingen,  KORTEN INHOUD. dende is (topt de fluimen in de longontfteeking op b, 1441. welke dierhalve goed, b. 1333 1334. witte, wat zy in fcherpe ziektens aanduid b. 1069 witte of tegengehoude, waarom kwaad in de geene die de koorts hebben, c. 703. galagtige met weinig bloed in de ontfteeking der lever voor de vierde dag , wat betekent c. 197. 198. op wat wyze deeze te helpen, c. 202 203. welke de beste is b, 684. welke doodelyk b. 682. 083. Ó84. door deeze word hetgezondezowel als het ziekelyke uit het lichaam gedreeven b. 689 alles door den ftoelgang weglopen, wat, b. 692 wegfmeltende buikloop war, b. 692. by welke deeze gemeenzaam, b. ibid. deszelfs voorkennis b. ibid. en 693. ftoelgang zonder gevoel in keelgezwellen vanwatvoorbeduidenis b. 1283. deszelfs opftopping in zwangere vrouwen , waar van daan, d. 955 056. op wat wyze teontfluiten b. 956 Stoffen (gekookte) waarom alleen in de ziektens moeten bewogen worden, geenraauwe, ten zy ze volheid maaken b. 260. langs welke wegen zygewoonlykuitgedreeven worden, b, 93. op wat wyze de natuur hier moet geholpen worden b. 307. 308 Stovingen, worden in de tusfehenpoozende koortfen gebruikt b. 1035. hartfterkende ftovingen op wat plaats zy gelegd moeien worden, a- 458 Strotfneede , wat, b. 126,1. wanneer zy word aangeweezen , wanneer niet, b. 1241—1246 1259. kan zonder levensgevaar gedaan worden b. 1244. op wat plaats , en wat wyze te doen, bi 1245—1248. deeze gedaan zynde , wat 'er over blyft, b. 1252. 1253 Strottenhoofd, wat, b. 1192 s Stuiptrekking , wat, a. 702, onderfcheid tusfehen deeze en het beeven a ibid. oorzaaken uit een wond voortkomende a 704 709. uitwerkingen a. 709 710. geneezing». 711.712. is doodelyk zo zy op een wond volgd a, }li, zo zy op een bloedflorting volgd, word zy door de middelen tegen de ftuiptrekking erger 0.715. oorzaaken van de ftuiptrekking der koorts b, 634 638. kennis b. Ö38. uitwerkingen b, 638 639. 640. voorzegging b. 638 ——650, geneezing b. 651 Ö57- de ftuipen ontdaan uit vervulling , of ontledigiug b. 637. in de koortfen ontdaan zy zelde zonder yling b. 647. het is beter dat de koorts op de ftuiptrekking volgd , dan de ftuiptrekking op de koorts *. 641. waar zy door ontftaat, als zy op een ontdeeking der hersfenen volgd, en waarom zyals dan allerkwaadstis, b, 6aa.6az Bbbbbbbbb3 in-  KORTEN INHOUD. inwendige ftuiptrekkingen in een aanval van de derdendaagfche koorts by de kinderen , waar vandaan, b.954.wanneer zy by kinderen ontftaan die de koorts hebben, b. 641. zyzyn voor deeze minder gevaarlyk dan voor volwasfene a, 142 van de vallende ziekte by kinderen in 't begin der kinderziekte waarom , en wat zulks betekent e. 88. 89 Styfiel wat, d. 213 Suiker, deszelfs kracht, e, 1169 1170. ontbind, a, 135.hoezy in de Iendevang nadeelig is, e. 1170. het gebruik van loodfuiker veroorzaakt het colyk van Poicton, c. 7CÓ Synanche, wat, b. U2I. 1122 Synochos, wat, b, 801 T. X aaihcid in de yogten, wat, b. 272. word tweederlei in dezelve bevonden , *. 504. oorfprong en kennis, b. ibid. en 505.op wat wyze zy ontftaat uit het gebrek der vaten, b. 265. en . op wat wyze uit de bloedrykheid, ibid. uitwerkingen en geneezing van dezelve , b. 265 a66* 267, welke deszelfs oorfprong is uit de veezeis door kramptrekking famengetrokken, b. 2Ó8. 269. geneezing, b. 269. 270. 271. de taaiheid uit de vogten zelve ontftaan wuid door de koorts ontbonden, b. 27 r. 272. 273 Tabak, op wat wyze deeze voor de befmetting bewaard, e. 83 Tafelfcheidfel, wat, a. 79c. ukwerkingen wanneer het zelve aangedaan is, 0. ibid. Tanden , opgeëeten wordende , geeven de fcheurbuik te kennen, c. ii96.drooge, met taaiheden bedekte , wat zulks in de koortfen betekent, b. 279 knersfen op de tanden , wac zulks in ziektens betekent, b* 598- 1090 Tanden krygen, d. 1479—1486" tekenen dat zulksaanftaandeis of reeds begonnen, d. 1487 tydperk van het tanden krygen, tweederlei, d. 1487.-1488.1497 uitwerkingen, d. 1489. 1490 1491. aanwyzing, d. 1491.1492 geneezing, d* f492 1498 tanden krygen, oorzaak van de vallende ziekte, c. 826 Tandvleesch , hoedanig in gezonde, en hoedanig in fcheurbuikige, c. IT96—1200 Tanvc ; raauwe) heeft in zich een taaije lym, b. 61. welke uitwerkingen zy in het lichaam te weeg brengt, b. ibid, Teeken, eigenaartig van een ziekte, wat, b. 27 Teehyd, geneest fomtyds de allermoeilykfte ziektens, b. 84 op deeze tyd worden de vogten van zagt, fcherp, d. 27 'er ontftaan alsdan nog andere veranderingen in het lichaam, J. 84. 85 Teering, wat, d, 1. 2. wat'er toe ver-  KORTEN INHOUD. vereischt word op dat deeze gezegd word aanweezende te zyn, d. 2. deszelfs foorten,d. 224. 225. 22ó»-naasteoorzaak, d. 3. 4. voorbereidende oorzaaken, d. 16—3 3. 110—12 l voorttrekkende, d. 34—48, de teering word ook waargenomen zonder voorafgegane bloedfpuwing ontftaan te zyn,d. 4.oorzaaken de teering zonder voorafgegane bloedfpuwing voortbsengende, d. 109—i22.kennis dat dezelve uit de bloedfpuwing ontftaan is, d. 9ó — 104. voorkennis van de teering, d. ia—15. 15ó. 157. regalen om dezelve te fanien teftoilen, d. 158 166. geneezing, d. 64 08. verzagtende geneeswyze. d 221. 222. 223. voorbehoedende, d 88 95 over het overige. Ziet Longzweer. tekenen dat de teering tot de dood overgaat, d. 150. 157 waarom in hoopelooze teeringagtige lyders na de verfmeltende buikloop brandigepuistjens in het aangezigt komen, fa 699 de teering is fomtyds befmettelyk, d. 143* erflyke, d. 31 32. uitleggingen geneezing van dè teering van heuveltjensverzeld, d. 119. 120. iai Tegcnbraak middel van Riverius, deszelfs famenftelling en gebruik, fa 476. welke deszelfs werking, fa ibid. Tegenopflygingsmiddelen, wat, b. 443. c. 881. nuttigheid van ver- fcheide in onderfcheide gevallen , b. ibid, wanneer zy in de vallende ziekte toegedient worden, c. 879. 881. onder het baaren , wanneer , d. 1045 wanneer zy aargeduid worden in de zwangerheid, moeten zy in kleine gifte toegedient worden, d. 950 Teugel (beste) voorde wulpsheid, e. 812 Te famentrekkende middelen, wat, a, 70. 79. 653. moeten in de buikloop met voorzigtighcid gebruikt worden, b. 711. onvooizigtiglyk toegedient, wat 'er op volgt, b. 712. 716. in tüs-fchenpozende koortfen wanneer aangepreezen worden, fa 1037. in keelgezwellen, wanneer, b, 1229. inwendig van gelyken toegedient in zwaare bloedftortingen onnut, a. 655 665. in of uitwendig toegedient kunnen de lammigheid veroorzaaken, c. 711. 712. op deeze wyze in een bloedfpuwing toegedient, wat zy uitwerken, d. 70, 82. 83 Thee, misbruik in dezelve te drmken benadeelt de gezondheid, e. 1171 Toeval, wat, b. 179.277. de toevallen welke de zieken lastig vallen, vereifchen fomtyds een byzondere geneezing, van de ziekte onderfcheide b. 170. wanneer zy kunnen verdragen worden, wanneerzybyzonderlyk moeten behandelt worden, fa 310  KORTEN INHOUD, l fa 310—313. die de fcheiding verzeilen moeten niet beroem worden b. 311. 312. hoe de fcheidende van de ziekelyke worden onderfcheiden b. 313 ontydige te hevige moeten weg genomen worden*. 313—316 wat de geduurige verandering van toevallen in de hersfenontfteeking te kennen geeft, fa 1091. zwaarte der toevallen, wat te kennen geeft, *. 751 Tongh , gezwolle , oorzaak van het keelgezwel *. 1135. dikke, ruu we, drooge tongh, wat betekent, *. 279. 599.1067. tongh hoedanig dezelve in brandende koortfen is , en wat zy beteekent, *. 811. 812.813. agtervolgende veranderingen van dezelve in de brandende koorts b. 812.813. zwartheid der tong, welke goed is, b. 812. de tongh wyst de inwendige gefteldheid van het lichaam aan b. 81 r. geeft het eerde teken van de toekomende hcrdelling b. 812 hoe zy vuil word ln de koortfen , c 394. 395. waarom de vuiligheden zich alleenlyk bo- ! ven , en niet onder de tongh vertoonen, c. 395. Traanen (tegenwiUige) wanneer zy de dood voorfpellen , b. 793 maar wanneer een bloedflorting, fa 793. 794 Trekkende middelen-, wat, a. 376 Trekking of breeking , wat, c. 1323 Trekmiddelen, wat, tf. 273 2de ftuk. werking van dezelve op het lichaam fa 601.c. 587. woiden in de beroerte aangepreezen c. 599. in de zinvangff.637 in de koortfige yling b. 60;. in de vallende ziekte c. 875 176. in de hersfenontfteeking b. 1115. waarom zy zo zeer geagt worden in de ziektens van het hoofd b. 156 Trommelwater, d. 338. 339. 340 onderfcheid tusfehen hetzelve en het buikwater, d. 341. 342 zitplaats, d. 34a. voortbrenging, d. 342. 353. voorkennis, d. 544. 545. 546. genee' zing, d. 546 555 Trompet van Euflachius, befchryving van dezelve, *. 1209.uitwerkingen _ en geneezing van deszelfs inwendig ontftoke vlies, *. 1209. iaio Tweede baaring, wat, d, 1145.of de nageboorte terftond na de verlosfing moet afgehaald worden , d. 1145 1149, 1153 1169. manier om dezelve af te haaien, d. 1150. 1151. 1157 1158 Tyd van zieding in afgaande koort fen, wat, fa 932. verfchil tusfehen dezelve en de hoogte der fcherpe ziektens, *. ibidem. Tyd van grilling in de afgaande koortfen, wat, b. 925 Tydperk van affchuimingin afgaande koortfen. wat, b, 932  KORTEN INHOUD. U. \J ilbarding, wat, cl. 56 Uitbarfiingen, waarom die in de kinderen voorzigtiglyk moeten behandeld wurden , c. 834 Uitbuitingen des navels, een uitwerking der waterzugt, derfcheid tusfehen deeze en de witte flymzucht d. 212. 313 voorkennis d. 313. 314- 315 uitwerking d. 316. geneezing Ziet Waterzucht Waterzucht, der teelballen , wat , en des;elfs verklaaring d. 355 - -—359 WatcrzWht der longhpyp, d. 287 288. 289. kenuis en geneezing van dezelve d. 289. 290. deszelfs wonden , en derzelver voorzegging a. 503. 504 Waterzucht (etterige) waar uit zy ■ ontftaan kan, a. 378 ade ftuk Waterzucht, wat, d. 227» deszelfs voortbrenging rf.228.2:9 230. zitplaats rf. 231.232. 233 • hoe zy van de flymzugt onderfcheiden word , b. 945. 946 foorten rf. 233 369. naaste oorzaak rf. 369—380. afgelegd  gene d. 380—— 395. kennis en uitwerkingen d. 395 -418. voorkennis d. 410. 417. 418. 496 497. drievoudige aanwyzing d. 418. geneezing van de eer (te d. 423 453- va" dl-* tweede d. 453 534. van de derde d. 535 562. wanneer de buikfteeking moet verrigt worden, ziet Buikfteeking. wan neer de waterzucht zich by een langduurige afgaande koorts voegende, met zuiverende middeien moef behandelt worden, wanneer niet, b. 1009. hoe zy moet behandelt worden wanneer de koorts nog volhard b. 945. 1009. waarom de geneeswyze van een beginnende waterzucht niet te pas komt als dezelve ge vestigt is, b. 213. wanneer de waterzugt voor de dolle voordeelig is, c. 1041. waarom de langduurige waterzucht van een langzaame koorts vergezeld word, de nieuwlings ontftaane niet, c. lal2. waarom de waterzugtige na dat het water ontlast is dikwils kort daar na op nieuw zwellen, a. 21 ade ftuk Waterzugt in de buik. tuffchen vel envleesch van de longhpyp. van de klieren, der eijemesten. van de longh. van de borst, trommelwater, van de lyfmoeder. KORTEN INHOUD. Ziet Buikwaterzugt, waterzugt tusfehen vei en vleesch, enz. Waterzucht van het hartzakje , d. 161—2Ó4. kennis van dezelve - d. 265. 266. 267. geneezing, Ziet waterzucht vart de borst, of • het doorftoken mag worden ^ Ziet Buikfteeking. toevaden wan» neer hetzelve ontdoken is c* I55» voorkennis en ge¬ neezing c. 156. 157. het is bevonden verzworen, knoestag" tig verhard aan het hart vastgegroeit 157. 158. tekenen en voorkennis van een zweer in deszelfs holligheid gebarftenc 1327. wanneer deeze een etterborst veroorzaakt c- 1324 Wcelig vleesch, waar van daan in wonden, a. 621. deszelfs geneezing, a. 623 Weerinftorting, in welke koortfen men dezelve te verwagten hebbe, b. iö8- zo men dezelve te verwagten heeft, op wat wyze de zieke moet behandelt worden, b. ibid. IVegneeming^warmter gedaan moet worden, a. 5(6. ade ftuk. op wat plaats, a. 518. 519. ade ftuk. bepaaling van dezelve , a. 521 524 2de ftuk. wat 'er tot de bediening van deeze verrigting vereischt word, a. 529—542. 2de ftuk. uitlegging van de verrigting, a. 542— 548. ade ftuk. geneezing van de toevallen op dezelve volgende, a. 549—565. ade ftuk. Wegvreetende middelen , wat, a. 624  KORTEN INHOUD. 6j4. derzelver uitwerkingen, d. ibid. wyze van deeze te gebruiken, a. 625 Wil, dezelve heelt geen onmiddelyk beftier op de levenswerkingen, c. 503 Wind, wat, c. 322. zy kan voor en nadeelig zyn in de algemeenheerfchende ziektens, e» 323—327 Windbreekende middelen, op wat wyze zy werken, b, 438. zy verwekken en verdryven de winden al eveneens, b. ibid. Winden, wat, b, 431. 432. welke ziektens zy veroorzaaken , b. 434. deszelfs kennis en naaste oorzaak, b, 42V 424- afgelegene , b. 425—432- geweld èn ondei fcheide tlank van dezelve waar van daan, b. 433 434. 435- geneezing, b. 436—457- oplosüng van verfcheide vraagen aangaande de winden, *• 45J—457 Winter, waarom zy ziektens omtrent het hoofd en boven het middenrift voortbrengt,*. 1447 Wolfsbeet, wat, c. 1031 Wolf.wortel, van wat krachten , e- 1348- 1349- 1350. beeft een verouderde venusziekte geneezen, e- 1147- ii48.devloejing, e- T354 , , , Wird de vrucht door het vocht van het lamvlies gevoed, d. i;co. 13c;. is dit vogteen uitwerp- fel, d.1%01 Wormen, (U \Z~t6. 1377- '378* derzelver voortbrenging [en zitplaats d. 1378——■1391» by wie zy zelde worden gevon de» d. 1391. foorten d. 1393 1419. uitwerkingen d. 1419— 1435, ». 177. 178. waarom Je geene die /titir qpruspen zelde van bet ^ydowëe aangetast worden Zuiiropjlurptnde geneesmiddelen , wat, 0. 1,7.1- 172. zy trekken liet zuur naar zich at 172. *. s ;5, in deknoes/tgezwellender darmen zyn zy van nut c 378 Zunren, zyn fommigeontbindende, fommige ltrenimende 0, 330 Zwagtels, deszelfs gebruik goed in de zwakke veezei teverfler* ken a. 68. 314. moeten naar maate het onderfcheid van de beenbreuk verfcheiden zyn c. 97 en 89 2dé ftuk. welke derzelver vereischte eigenfchappen zyn a. 98 2de ftuk. uitwerkingen wanneer zy te naauw toegehaald zyn a. 314. 315 en 2de duit 105. op wat wyze zy in het zydewée van dienst zyn c. 6. 141. gebruik en wvze van dezelve te gebruiken 211 eerst» gehore kinderen d. 1,25 1328. de buik en borst door deeze geduurig toegetrokken, veroorzaakt de teering d. 19 Zwagtels om de ledemaatcn in etlle bloedftortingen, van wat nut, b. 5.^9. c. 588. 589. welk in de hitte der koorts, c. 560. in i de beroerte welk, 589. hebben KORTEN INHOUD. de (tonden te voorfchyn doen komen, d. 874. een iterke en fchieiyke binding voor de aanval der vallende kiekte, heeft dezelve verhindert, c. 837 890 Zwakheid der koorts , wat, b. 486 onJerfcheid tusfehen dezelve en de lammigheid,*. 487.naaste oorzaak , *. ibid. en 488 ■ afgelegene, *. 489-495. kennis r*. 495—50^ voor-kennis, *. 521. geneezing,* 509 —519. zwakheid-in 't begin der ziektens waar van daan, b. 519. welke mi Idelen in deeze worden aangepreezen,' *. 519 vertraagt de baaring in een baarende vrouw , d. 1042.-— IC45. wat men alsdan doen moer, cL 1045 Zwakheid der vaten, veezelen en ingewanden. Ziet Falen, Foezels en Ingewanden. Zwakh'-id van de fiukdarm, welke ziekte, *. 1271. deszelfsttkenen, *. 1271. geneezing, b. ■■ 1272. 1273 Zwangere vrouw, had de vallende ziekte wanneer zv.cen jongetje droeg, maar vry van deZ' ;ve van een mei.-je zwanger zvnde*. 839. ziektens der zwangere vrouwen cl 896—-903. de oorzaak der ziektens in deeze is tweederlei el. 904-921.uitwerkingen van de eerfte d.gi i ■ 936. of deeze aan de enkele bloedrykheid moeten 10egefchreeven worden, d. è£i 922  KORTEN INHOUD. 922, 92,3. gereezing d. 936— 950- uitwerkingen der laatfte d. 950 — 964- geneezing , d. 964 970. levensregel der zwangere vrouwen, d, 946— 949 Zwangerheid Cyalfche) , d. l I 85 — 1190. ondericheide zitplaats van de waare, d. IH2. ii-13 Zwangerheid, kwetst vcrl'cheide weikingen in het vrouwlyk lichaam, d. 899. om deezetebepaalen heelt men groote voorzigtigheid nodig, d. 901. 902 903. tekenen van dezelve, */. 898—907. of 'er zekere tekenen zyn dat een vrouw van een tweeling zwanger gaat, rf. 962 ook of men weeten kan van wat geflagt de vrugt is, d.963.964 Zwarte gal, wat, a. 605. ade Ïtuk- waarom dus genoemt, *. 915. wat gevoelen de oude van dezelve gehad hebben, c. 91a ——917. deszelfs foort tweeder3ei, a. 605. sde ftuk. uitwerkingen , *. 966 969. tekenen, c. 969- geneezing,*.969 —975. wanneer de natuur dezelve volbrengt, en watmen als dan doen moet, *. 1005-1010 Zwarte gal (zwellende'), wat, a, 606. ade ftuk. 978-des¬ zelfs eigenicbappen, c. 987— 990. deszelfs verfcheidentheid van de enkele zwarte gal, *. 978. oorzaaken, 976 980 uitwerkingen, a. ai8- ai9« *. 981—987. voorzegging en geneezing , c. 990. 991. 99a wanneer derzelver verplaatfin* gen plaats vinden, *.984. van welke toevallen het barsten van zodanige zweeren verzeldgaat, *. 984. 985 Zwartgallig vogt , wat, *. 917 918. deszelfs beginfelen ,*. 942 oorzaaken, *..920—9^0. kennis en uitwerkingen, *. 931—■ 941. voorzegging, *. 943.geneezing, c 944. 951. waarom, wanneer, en waar dit vogt zich ter neder zet, *. 951 95-j. kennis en uitwerkingen van deeze ter neder zetting, *. 956. 957 * 958« aanwyzing,*. 960-— 963. geneezing, *. 963 — 9Óó Zwavel, temt de allerergfte venynen, b. 231. op wat wyze deszelfs damp moet verbeterd worden, op dat zy geene verftikking veroorzaaken, b. 231 want ingeademt verflikt zy rtrftond, b. 1295. geest van zwavel door de klok wat, b. 441 wanneer aangeweezen, b, ibid. welke keelgezwellen zy geneest, b. 1239 Zweer ing, wat, a, 530. opregte zweering bezet de zelfftandigheid der fpieren niet, a, 339 ade ftuk. in welke deelen van herlichaam men dezelve moet voorkomen , en waarom, b. 147. eerfte tekenen van een begonne inwendige zweering, b. 1348. 1349 Zweer ingmaakendmiddel dat algemeen  KORTEN I N H Ü U Ü. ten, *. 397. geneezing van het . zweet door de zwakte van het lichaam dat een langduurigeziekte ondergaan heeft, ontftaan, b. 671. zweet op het einde der aanval vsndeafgaande koorts, is nuttig, b. jcoó 1007. waarom het door de 1; uiist moet uitgelokt worden. *. 1007 1008. welk zweet de hersfeuontlteeking ontbind, *. 1107 Zweet Qengelsch) op wat wyze te behandelen, *. 666 Zwectdryvend fpiesglas, waar uit beftaat, b. 1444. waar in deszelfs kracht beftaat, b. ib. gebruik in de ziektens, b ibid. Zweetmiddelen, hoe veelerlei, b. 1164. waarom zy de buikloop geneezen, *. 715. neemend kwerf de afgaande koorts weg, en hoe, b. 998. 999. wanneer deeze niet moeten beproeft worden, *» 1000. 1001. zyu 1 zy voordeelig in het voeteuvel , d. 696. 697. Ó98. in d£ teerin'gh, r/. 178. 179. 180 Zwemmen, is waarlyk een bad c» 766. voor wie hetzelve goed is, c. ibid. Zydewée, uitlegging daar van . 132c. c. 12 of'er zulk een gevonden word, *. 12. 13. 14  BOEKJE van HERMAN B OERH A A VE, 9 HANDELENDE OVER DE GENEESMIDDELEN en VOORSCHRIFTEN, WELKE DIENEN TER KENNIS EN GENEEZING DER ZIEKTENS. Vit het Latyn Vertaald, DOOR B- J Ü R. R N S, Med. Doel. Te 'AMSTERDAM, By F. J. van TETROODE, Boekveikooper. MDCCXCIII,   H. BOERHAAVE AAN Z Y N E TOE H.OORDEREN, HEIL. N a dat ik, door 't gezag der voorftanders van de Hoogefchool my geheel toegewyd heb aan het onderwys der Geneeskunde , heb ik het voornamentlyk van myn plicht geagt, ulieden opregtelyk en zonder omwegen, dat geene te verklaaren, dat in deeze gevestigde kunst uit önvervalschte proefondervindingen, en de uitkomilen der goede gevolgen, gekend word. Daarom heb ik, door dit voorneemen aangefpoord 3 alles doorzogt , wat ons hedendaagsch is nagelaaten, het geene de ouden , voor met verftandige fcherpzinnigheid onderzogt hielden , en dat hun klaar en duidelyk bleek, maar wanneer ik dit vergeleeken heb met die zaaken, welke ik tot de beoeffening der Geneeskunde nodig vond, heb ik de naauwkeurig waargenome natuur overal naargevolgd gevonden : en niets kon 'er zekerder verhoopt worden, nochte iets beters van elders verzameld. Intusfchen was ik geneegen ook al dat geene te onder- * 2 zoe-  * H. BOERHAAVE zoeken, dat de Arabieren, wanneer Europa van uitheemfche volken overheerd was, de gêdenkfchriften der ouden bekomen hebbende, by derzelver vindingen gevoegd hebben , en dat in de latynfche taaie overgezet, voor ons begrip open lag. maar ik heb tot myne groote droefheid ondervonden, dat een 20 allervernuftigst volk, offchoon op zulke nuttige hulp fteunende, door derzelver fdierpzinnigheid, weinig goeds, veel kwaads, aan de Geneeskunde heeft toegebragt! Nochte ik heb ter loops de fchriften der laatere Schryvéren overzien, die zich zekerlyk door derzelver fraaiheid aanpreezen, het zy gy de vruchten der geoeffende natuurkunde , het zy gy de uitwerkingen der vrye kunften, tot voortzetting der Geneeskunde befchouwt. dus, my hier op toeleggende, verheugde ik my intusfchen met de vryheid van uitvindingen, ftoutmoedigheid van opvattingen, door eene al te haastige en eergierige overhaasting om de Geneeskunde te volmaaken. edoch door veragting, verzuim , of onkunde der eerfte Schry veren, fcheen de Geneeskunde, door alle deeze pogingen, meer na dan voordeel bekomen te hebben: zekerlyk wierd de bouwltoffe, waar meede zy gelukkiglyk konde opgebouwd worden, zo veelvuldig by een vergaderd, dat wy onze kunst 'er veel geluk meede konden wenichen, maar deszelfs Jot was  aan zyne TOE H O OR D E RE N. ? zo ongelukkig geweest, dat zy door de overhoopfe opeenitapeling deezer fchatten , eerder ovqrrompeld, dan geholpen zal worden. Dit onderzoek van zaaken dierhalven gedaan zynde, wat konde 'er , bidde ik u, meer met de reede overeenkomftig zyn, dan dat het geene in dit alles zo volmaakt wierd bevonden, dat niemand 'er aan behoeft te twyffelen, op 't papier gefteld wierd? dit werk dan eerst volbragt zynde, heb ik myn best moeten doen, om uit het geene. hier en daar verfpreid was, een zeker lichaam te lamen te flellen , dat na de regels der kunst gerigt was: waar in ik zelf naarftiglyk zoude kunnen zien, zo menigmaal ik met de beoeffening der kunst bezig was, en tevens daar by. voegen, het geene my mooglyk nieuw ofte ongewoon mogte voorkomen; op dat eindelyk het geene onfeilbaar en welgefchikt in myne geest gedrukt was, tot ulieder gebruik mogt uitgeftort worden. Door deeze oorzaaken dan hebt gy een boekje zien in 't licht komen, waar meede ik, het geene over de kennis en geneezing der ziektens, gefchreeven was, heb durven bezwaaren. waar over ik my zelve zo menigmaal gefchaamt heb , zo dikwerf ik deszelfs gebreken, my al te wel bekend, tragte te verbeteren, en met de werken der ouden te vergelyken. my hier aan toetzende namentlyk, bevind #3 jk  6 H. BOERHAAVE ik hoe weinig ik de naam van goede Schryver verdiene. eventwel konde ik niet nalaaten de ftoutheid te gebruiken deeze Korte Stellingen in 't licht te geeven, ten zyikaan de plicht te kort had gefchoten, die het openbaar gezag, waar aan ik onderdanig moet zyn, op myne fchouderen had gelegd. Dewyl ik altyd , wanneer ik dit werk aanvaard had, bedagt was, dat alle zorg ter geneezing moest aangewend worden, en allernaauwkeurigst worden vermyd, dat 'er niets zoude influipen, dat oorzaak van een misilag, altyd gevaarlyk in deeze kunst, zoude kunnen zyn, heb ik het nodig geoordeeld , in dit geheele werkje geen eenig geneesmiddel aan te haaien. En niet ten onregte; want ik was van gedagten dat het voornamentlyk nadeelig was, wanneer Proef kundige, op "t hooren van de naam der ziekte en van het geneesmiddel , zich beroemen bekwaam te zyn om de Geneeskunde te beoeffenen , en ongeftraft met het menfchelyk leeven ipeelen, tot dat zy te laat door de dood van de lyder wys worden. Dewyl ik intusfehen myne leerlingen voorbeelden verfchuldigt was , had ik tot byzonder gebruik van dezelve een weinig over de geneesmiddelen voor gefchreeven, op dat dit tot in rang fchikking volgens de wetten der Genees-  aan zyne TOEHOORDEREN. 7 neeskunde alleen maar voor die geene zoude dienen, die myne lesfen, die ik in myn huis, over de gelegentheden, waar in zy alleen nuttig konden worden, gaf, met aandagt hadden bygewoond. Gy zyt bekwame getuigen, met wat omzigtigheid ik te werk ga, hoe menigmaal ik my, byna tot walgenstoe, door my met kleinigheden bezig te houden, verdrietig maak , eer ik ulieden het minfte onder de naam van geneesmiddel durf aanbeveelen: zeer wel weetende, dat 'er niets te vinden is, dat altyd en overal goed is; maar dat men menigmaal gewaar word, dat, het geene nu heilzaam is, by verandering van omftandigheden, ten hoogfte nadeelig word. Dus heb ik het een misdaad gerekend te zyn deeze zeive onder de naam van geneesmiddelen te verbreiden, maar met een ftrenge vermaning heb ik dezelve alleenlyk laaten uitfchryven van die geene, die op myne geringe onderwyzingen oplettende waren geweest, terwyl ik hun de bekwame voorbehoedzelen had trachten in te fcherpen. maar, tot myn fpyt, heeft het zich geheel anders toegedragen : namentlyk een geleerd man te London, heeft, een al te verheve gevoelen van dit geringe werkje, en deszelfs Schryver, gevoelende en fchryvende, tegen myn wil en toeftemming, dezelve tot een algemeen gebruik, ter druk-  8 H. BOERHAAVE aan zyne TOEHOORDEREN. drukpersfe gelegd; maar eventwel heeft zulks zowel niet kunnen gefchieden, of 'er zyn in dé uitgave tevens veele en fchadelyke misilagen ingeflopen. Dus genoodzaakt, heb ik het overzien, verbeterd, en zommige dingen vermeerdert: waarom gylieder^, van de moeite om dezelve uit te fchryven, ontheven zynde, deeze kund gebruiken, intusfchen waarfchouw ik iloutmoediglyk en oprecht, dat gylieden, na de ziekte wel gekend te hebben, de nadeelige en heilzaame uitwerkzelen der geneesmiddelen nafpóord, en dus het goede van een nuttig hulpmiddel tracht te weeten: de overige zal het geene in dit werkje bevat is, meer na, dan voordeel aanbrengen, op dat dit zuiverder het licht zoude zien, heeft de zeer geleerde man Samuel du Rys zeer pryzenswaardig Leeraar en Beoeffenaar der Geneeskunde, zyne zorg 'er aan befteed , en tot ulieder nut 'cr een aanwyzer bygevoegd. Vaart wet Leiden 17719.  I N DE GENEEZING der ZIEKTENS VAN DE ZWAKKE en SLAPPE VEEZEL. Afdebltng- 28. No. r. Sloffe, waar in de eerfte beginzelen , bekwaam om de ft rke Ktezcl ., te maciksn, bevat worden. De melk van een gezonde vrouw, van een volkome ouder, dom door een heilzaame beweeging geocffent, goed voedfel gebruikende; zo dezelve word afgezogen, of rerliond warm word gedronken, zonder door 't vuur verandering te hebben ondergaan: deeze gaat de andere te boven, zo zy, na behoorlyk in de minne gekookt te Zyn, word gedronken^ hier op volgd naast aan de ezelinnne, daar na de geite, en koemelk, deeze worden op dezelve wyze gebruikt. Het nog laauw zynde wit van een versch ei, in een even gelyke hoeveelheid water en melk verdunt, zonder eenig vuur te beezigen. de fappen van vleefch zyn de beste tot dit einde dienende , welke bereid worden van vleesch dat van alle vet wel gezuiverd is, van een gezond,jong, geoetTend dier, gekneust. klein gefoceden, in een fterk digrge- flote: pot gekookt,dan koud laten worden 111 dezelve pot, en dan wederom van alle boven op zwemmendvet envuilighedengezuiverd. Ao men dusdanige pot niet heelt, kan men wel een keetel in de plaats neemen, maar hetvlugfte vergaat door de uitwaseming, waar uit de n-ede blvkr der wreedheid dier dieren, die zich met de roof van andere, welke zy levend verflinden , voe- na het kalfsnat, dan fchaaptimat emdelyk loep van osfenvleesch : de foepen welke uit de vermenging van deeze worden bereid, zyn de verfterkendfte. Jf hok/el van Brood. Tarwe brood met de zeemeien wel gereezen , tweemaal gebakken, viij oneen. Zeer zuiver putwater iij ». Kookt dit in een aarde pan die gefloten is geduurende een uur geduung er zo veel water by doende, als'er door het kookeï uitwaasfemt,en giet hetdandoor een zeef» ur A &.  2. IN D£ ZWAKKE EN SLAPPE VEEZEL. Gelei van Brood word gemaakt. Zo het voorige af kookfel op het vuur zo lang uitwaasfemt, tot dat een weinig van het zelve op een koude fteen gegoten, Holt. Room van Brood zal zyn. Wanneer het koudgeworde afkookfel de dikte van room bekomt. Indien een weinigje van deeze gelei met melk, vleefehnat, wyn, bier, of water vermengd word,komt 'erverfcheide. foort van ligt voedfel uit voort. Zo men van het befchreeve afkookfel neemt j ffi. Citroen fap. een half once. Drupwater van canneel twee drachmen. Rynfche wyn iv oneen. ■"Suiker zo veel als tot de aangenaamheid der fmaak nodig is, hèeft men een alleraangenaamst afkóókfej van brood, dat zeer gezond is, waar van men alle uuren een once warm moet gebruiken. Wederom, zo men by het zei-' ve doovers van eieren mengl, iieeft men een ander foort van fyys, weliters gebruik het zelfde i*; edoch fpaarzamer. Wrange florentynfche wynen,' gelyk ook roode fcherpe franlche;, en zwartagiig: griekfche w/nen, v.m een famentrekkende punk, worden meede aangepreezen: om dat zy een groote hoeveelheid geesten, en uen kracht om de veezeis te verfterken, bezitten Afdeeling 28. No. 4. Zuuragtige wrange Planten. Acacia, deszelfs vrugt, fap, bloem, bast. de gifie van het verdikte fap , is van iv grein , tot eendrachmen. Het verdikte fip van wilde pruimen , van zes grein tot anderhalf drachma. Het fap van zuuring. Zilvei kruid. Madelieven , van een tot vier drachmen. Bèrberisfe, de vrugt, het fap. Hertstonge, deszelfs wortel. Capper buom , deszelfs vrugt , bast, wortel. Kornoelje boom , deszelfs onry- pe vrugt, bladeren. Cypres boom, deszelfs vrugt, bladeren. Hondsrooze, deszelfs bloemen, vrugt, fpongien. Quee appelen, en peeren, en der zeiver mergh. Varen, deszelfs wortel. Aardbeziën kruid. Esfchen boom, deszelfs bast. Granaat boom, deszelfs bloem, appelen, bast. Sint jans kruid, geheel. Hypocistis, deszelfs verdikte fap, van een tot vyf drachmen. Patich, deszelfs bladen, bloem, zaad, wortel. Mispel boom, deszelfs onrype vrugten. Myrobalans, alle foorten van v.  IN DE ZWAKKE EN SLAPPE VEEZEL. 3 v grein tot twee drachmen. Myrten boom,deszelfs bladeren. Groote plompen, deszelfs blaie. deren, bloemen. Verjuis. .Pirapernelle. Porcelejn. .Wilde pruimbocm. Wrange peeren. Eiken boom, deszelfs bladeren, , eeckels. Vyfblad. Rnabarber, van een half tot twee drachmen. Smak, deszelfs bladeren, korrels. Roode roozen.. Bloedzuiger. Groote donderbaarJ. Zorben boom, deszelfs vrugt. Tamarinde, deszelfs vrugt, van een tot twee oneen, het wel uitgeparste en gezuiverde fap. van een half tot twee oneen. Tamarifch boom , deszelfs bast. Cacbuu. Zeven blad, deszelfs wortel. _ Uit welke men op verfcheide wyzen ingietfels , afkookfels , uittrekfels, piilen , geneeswynen, gemakkelyk kan bereiden, by voorbeeld. Te famentrekkend Ingiet jeu Br. Zilverkruid, een hand vol. Pimpernelle, een halve hand De wortel van zevenblad. een half once. Ondereen gefneeden met anderhalf pond kookerd water geduurende een uur ingegoten. Alle drie uuren van den dag een once.. Diergeiyk Afkook/el. ijt. De bladeren van Heerdig, een hand vol. De bloemen van roode roozen, vier oneen. De bast van de tamarisch boom, twee oneen. De wortel van zuuring, vier oneen. De gekneusde zaaden van patich, twee dracmen. ' Kookt dezelve met viij t&. ftaalwater, geduurendeeeu vierde van een uur, drie- viermiai op een dag een once van het doorgietfel- ' Ofte. Tf. Zuuring twee handen vol. Deworrelvan hcrtstonge,ejn half once. Granaat bloemen, tweedraeh men. Gekookt geduurende een vierde van een uur, mengd met een ffi van het zelve een once myrren fyroop,. om op dezelve wyze te gebruiken. Soortgefke Conferf. i$c. Het mergh van queeë'n, een once. Conferf van roode roozen, een half once. Granaat bloemen een drachma. Myrten fyroop , zo veel als genoeg is voor een conferf. Drie of viermaal op een dag een dracma. Diergelyke Uittrehfcl tf. Zuuring viij handen vol. Tuin patich, iv handen vó'. A a " Vyf  1 IN DE ZWAKKE EN SLAPPE VEEZEL. Vyfblad, vij handen vol. Klein gefneeden , welgezuiverd, in genoegfaam water gekookt, 'fterk tusfehen een pers gedrukt, ineen ruim bekken laten uitwaasfemen tot de dikte van een uittrek fel,'de gifte van tien grein, tot twee drachmen,of voegd by dit uittrek fel De wortel van drooge hertstonge, zo veel als genoeg, om een klomp bekwaam tot liet maaken van piilen te vormen. De gifte van vier tot vyftien grein. Géneesvyn* fc. Gekneustzaad van grote zuuring, vj drachmen. Granaat bloemen, v. drachmen Dewortel van de capper boom, ij oneen. De bast van esfehen boom, x drachmen. . De bladeren van de pimper- nelle, twee handen vol. Te famen gefneeden en gekneust, in drie © roograaffe of ponracqwyn ingegoten. Hier van drie of viermaal op een dag een once gebruikt. Re. De bast van de wortel van de capper boom. TamariscuSjVan elk een once. De bloemen van fint jans kruid met de fteelen, twee oneen. Maakt'er volgens de kunst met iij 18 wrange roodewyn een genesswyn va::* Zuuragtige wrange Delfftofe. De zuuren in de aardltorfen opgezogen, die zo veel kragtiger zyn, hoe het zwaarder zuur meer aarde opgeflurpt heeft. Staal in rynfche wyn ontbonden, van j tot iv drachmen. wyn-azyn ontbonden , van x druppelen tot xxx. —— — in olie van vitriool ontbonden, van een tot vj grein. Roode aarde. Witte gegroeide vitriool, vaneen tot vièr grein. Vitriool van tin, van j tot vj grein. Roomfche aluin , van j tot xxx grein. Uit deeze worden oneindige famenftellingen bereid. Poeder, ff» Aluin x grein. Rlubarber, v grein. De bast van granaaten, iij grein. Mengd dezelve en maakt 'er een poeder van voor een gifte. Pillen. fy. Tot witheid toe gecalcineerde yzer vitriool een half dracbma. Eikappelen x grein. De wortel van zevenblad j drachma. Het fap van hypocist zo veel als genoeg. Om pillen te maaken, ieder van ij grein. Laat de zieke drie, viermaal op een dag'er een van gebruiken. IN  ó: IN DE ZIEKTENS VAN DE STYVE EN VEERKRACHTIGE VEEZEE. Afdeeling. 35. No. 1. «. Dunne af kookfels van brood. Ziet =8. Nu. I. b. De fappe van rype, raauwe ooftvrugten, of met zuiver water een weinig gekookt, en met zuiker verzagt. Het fap van oranje appelen. Het fap van vlierbeziën. Alle foorten van zoete kerfen. Goede rype, zoete citroenen. Zagte komkommers- Zagte kawoerden. Vygen. Aardbeziën. Rype granaat appelen. Borstpruimen. Zoete limoenen. Abricofen. Meloenen. Moerbeziën. Perfikem Zuur zoete appelen. Zoete pruimen. Roode, witte, zwarte aalbeziën. Braambezien. Uit welke door kooken, braaden, enz. verfcheide fpyzenkunnen bereid worden, b: v: Voedend Afkooifel, Rs. Gefchilde rype appelen, x oneen. Met water een uur lang gekookt . gekneusd, en door een zeefgeklenst, dan by xxiv oncui hier van gevoegd.. Gefhmpte noot mofchaat , j draclima. Gedampte tweebak, j once. Rytifche wyn, ij oneen. Suiker, zo veel als genoeg is. Zier zagte Moeskruiden, en zagte Meelfpyzen Moeskruiden, of die aan deeze gelyk zyn» Melde. Brommelbezie. Beet. Bernagie. Roode kool. Aardakers. Kervel. Cichorei, alle deszelfs foorten. Artif hokken. Komkommers. Wilde cichorei. Endivie. Byna alle foorten van falade. Pastinaken. Porceleiu. Rapen. Suikerwortel. Gift wortel. Spinagie. Selderie wortel. Veld valeriaan. Meelagtige. Zoete amandelen. Haver. Boekwyt, of zwart koorn. Gerst. Turkfcbe tarwe, A 3 Giers  6 IN DE ZIEKTENS VAN DE -S 1YVE Giers. Ryst. Parnk koorn. Fisticeii. Tarwe. Rogge. Spcth Uit deezè worden afkookfels, room, pap, gelyk van het brood gemaakt, 28 No. 1. Van dezelve worden, raauw zynde, uitmelkingen gemaakt. Verzagende Uitmelkingen. Gebolderde haver, iij oneen. Zoete amandelen, j once. Met gerste water, maakt men hier van een uitmelking, en voegd by xxiv oneen van dezelve. Syroop van vioolen een half once. Drup canneel water, iv drachmen. 1 Hier van gebiuiktmenalleuuren van den dag'een once. Dier gelyk ontspannend en verzag- tent Jfkook/el. a. De bladeren van verfche bernagie. latouw. kleine valeriane. van elk anderhalve hand vol. De gekneusde wortel van verfche giftwortel, iv'oneen. Gekneusde gerst, ij oneen. Met water geduurende een vierde uur gekookt, en by vier van hetzelve gevoegd. ;-yroöp van heemst." . — vioolen, van elk een , once. ' alle uitren ij oneen. AFDEEIitNG. 35. No. 3. Wattragtige , nu.elagtige , , lieag- tige, zagte , verzagtende. o, Watermetmeelagtigegekookt, No. 1. van deeze ardeeling. ^-verzagtende gekookt No. I. van deeze afdeeling. Wilde maluwe, deszelfs wortel, bladeren, bloemen, zaad. Leeuwen voet. Muur. Heemst, deszelfs bloemen, bladeren, wortel. Madelieven. Al goede. Beere klaauw. Groote • Kleine Midden fineer wortel. Hondstonge. Bilfemkruid, deszelfs bladeren.De bollen van witte leliën. Vlas kruid. Linne kruid. Speen en welriekende lotus. Maluwe, heemst, deszelfs bladeren, bloemen, wortelen. Malloten. Bingel kruid. Glas kruid. Populier boom, deszelfs bladeren en botten. Brunelle. Longkruid. Vlier, deszelfs bladeren, bloemen. fchorft kruid. Salomons zegel. Nagt fchade. Hemel- fleutel. Lymagtige klaver. Wolle kruid. Vio-  EN VEERKRACHTIGE VEEZEL. 7 Viole. Syroop van bernagie. Abutilon. • — venus baair. Wond kruid. borst pruimen. c. Verfche boter, room varwnelk. -— witte pruimen. Vet van vogels, eenden, ganzen, roode heul. capoenen. — beeje klaauw van fer- Het osfe merg. nelius. Za^ie Olie uit zagte Meelagtige. enkele violen. Olie van bittere amandelen. Honig van bingel kruid. — zoete amandelen. Diergelyke Zalven. Lyn olie- Tezamengefteldezalfvan beemstl Olie van fly ragtige dingen. Gulde zalf. olyven. Konings zalf. palmboom. ^ Populier zalf. witte heul. Van deeze worden baden dam- nagt fchade. pen, Hovingen, fweeringen, af- — welriekend klaver, kookfels, dranken , klisteeren , violen. enz. _ bereid, maar de hondstonge Soortgelyke Syroopen. en bilfem kruid zyn alleen maar Syroopvan heemst van fernelius- uitwendig van nut. TEGEN DE ZIEKTENS VAN STERKE EN ' STYVE INGEWANDEN. Afdeeling 54. No. 2. Afdeeling 54. No. 4 De hoeveelheid word verminr Bevogtigende middelen , zyn derd door de aderlating. die veel water met zeepagtigheid De digtheid word verminderd of meelagtigheid bevatten, b. v. 1. de wei van melk, 2. door de a. Water met meelagtigegekookt middelen die de hoeveelheid ver- 35. N. 1. minderen ; 3. door het geene de. b. - verzagtende ge- ' drukking verminderd. kookt. 35. N. u Dedrukkingword verminderd, c, • ! ooftvrugten ge- 1. de hoeveelheid verminderd kookt. 35. N. 1. zynde, 2-de digtheid, 3. de be- d. -— moeskruiden geweeging verminderd zynde. kookt. 35. N. 1. Afdeeling 54. No. 3. e. origezoutè versch Hier toe behoord de rust van lig- , vleesch, of met de beenderen haam en gemoed. en hooj-ncri. %  3 TEGEN DE ZIEKTENS VAN STERKE ƒ. Water met rivier visfchen, of zee visfchen gekookt, kreeften joêfters, zeekrabben, vipers, enz. Bevogtigend, /eenig maakend, ver- zagiend,ontbi dendfap van vleesch. fy. Kalfs vïeesch, dat mager is, wel gekneusd, IB ij. Gezuiverde gerst, ij oneen. Geduurende drie uuren mtt viij ffi water gekookt in een wel geflote vat, en daar op H einde by gedaan. Zeer verfche latouw een half pond Schaape latouw iv oneen. Scorzoneer wortelen, vj oncen- Lsatze dan wederom geduurende een vierde vaneen uuropkoo* ken, 'er geduurig zo veel water by doende, dat 'er na het kooken vj 1B over blyven. Sap van rivier kreeften , om te be- yogtigen, lenig te maaken, te yerzagten. Levende rievierkreeften iij f5. Kookt dezelve met xij ffi water, en aladan uitgenomen zynde, ftampt dezelve té gelyk met de fchaalen, en kooktze nog geduu rende iv uuren in het vorigeeige vogt, 'er altyd zo veel water by doende , dat 'er omtrent viij ffi na het kooken over blyven, perst als dan het fap fterk uit, en giet in het zelve. Bloemen van bernagie, anderhalf once. — osfetong, j once. Selderie wortel, iiij oneen. Suik'ci wortel, ij oneen- Laatze daar na te famen een zestiende van een uur opkooken, men gebruike van een van beide alle twee uuren twee oneen. "Bevogtigend Afkookfel. R;. Zaad van witte heul, gekneust, j once. Zaad van geheele haver, iv drachmen. Roode gekneusde erwten, xij drachmen. Bloemen van bernagie. — «— heemst, van beide vij drachmen. Scorzoneer wortelen ij oncent Zoethout, ij drachmen. Maluwe, deszelfs bladeren. De bladeren van glaskruid, van beide een halve hand vol- Kookt dezelve geduurende een vierde van een uur met water ; mengd met twee pinten van hetzelve. Conferf van aalbeziën. •' vlier,van beide een once. Hier van alle uuren van den dag ij oneen genomen. Leenig-maakende. Zyn, die de hardigheid, dat is de ftyvigheid, wegneemen. Ziet $. 35* Verzagtende* Byna dezelfde als leenig maa>kende. Verdunnende. Deeze zyn welde voornaamfle. i. Zuiver water tot de laanwigheid van een gezond lichaam waim gemaakt, onder de gedaante  EN STYVE INGEWANDEN. 9 te van een bad, ftovirg, damp, klisteer, drank, toegevoegd. 2. Verfche wei van melk op dezelve wyze gebruikt. Openende, Zyn zodanige, welke bet geene, dat eerst vloeibaar geweest was, daar na te famen geronnen was, wederom vloeibaar maaken. u Verdunnende. 2. Zoutagtige uit zee zout , berg zout, falpeter, ammoniac zout , borax , vlugge of vaste alcalifche zouten , welgegeste zuure zouten, enz. uit deeze te .amengeftelde Polychrest zout, de zogenoemde tanarus tartarifatus , de zuiverende wynfteen van fennertus, het verdubbelde algemeen geneesmiddel van de Hertog van Holftein , gefpiesglasde falpeter, het fterke viper zout van tachenius, enz. 3. Zeepagtige, vlugge, geestagnge, fpeceryagtige, olieagtige, zouten. 4. Zeep der fcheikundige van nedergedrupteolieen vaste alcali gemeene zeep van uitgeuerfte olie en vaste ulcali. 5. Gehonigde. 6- Sappe van rype ooftvrugre en aloëtifche. 7, Werktüiglyke middelen , : wryvingen, enz. Deeze kunnen wederom op zo 1 veel onderfcheide wyzen gebee- 1 zigt worden, b. v. Onder de gedaante van een opc~~ nend Mengfel, Vf. Drupwater van wyriruit, xij' 1 oneen. , Venetiaanfche borax , ij drachmen. Vlug olieagtig zout, iij drachmen. Zeer zuivere honig, iij 01 een. Mengd dezelve , om 'er alle uuren van den dag j once van te gebruiken, in druppelen. Elixir proprietatis met wynfteen zout bereid. Vlug olieagtig zout. Purgeer zout van fennertus, van elk een half once. Viermaal daags xxv druppelen in wyn. Openende, zeepagtige Pillen. Venetiaanfche zeep.. Borax. Zuivere aloë, van elk ij drath, Mengd dit en maakt 'er pillen van iij grein van, om 'er viermaal daagsch een van te gebruikenDiergelyke slfkookfel. Versch zeep kruid, drie handen vol. Verfche waterkers, tweehan. den vol. v Verfche duive kervel een hand vol. Gras wortel. Cichorei wortel, van elk ij ■ oneen. * Kookt dit met water in een gelooten vat, geduurende een half Jur,voegdb.j drie pinten van het rfkookfel, doorgezygd en door tilftaan zuiver geworden. Conferf van vlier. Enkele azyn honig van elk ij oneen. Hier van alle uuren ij onc?n varm te gebruiken. B la  ié TEGEN DE ZIEKTENS DER STERKE ENZ. In Poeder. r.-. Walfchot. Borax, van elk ij dracmen. Gemengd zvnde maakt 'er een poeder van in viij giften verdeeld, gebruikt 'er alle twee uuren een van met een weinigje wyn. Afveegetide. Zyn die het vloeibare lymagti- ge, of half bedurve vaste uit de plaatfen verdry ven, aan welke zy zich door haare lymagtigheid gekleefd hebben, en zyn. i. Verdunnende, a. Openende. 3« Voornamentlyk zeepagti* ge, loogagtige , vaste, en houigagtige met azyn. TEGEN DE ZIEKTENS UIT EEN EIGENAARTIGE ZUUIIE VOGT. Afdeeling 66. No. f. Sappen van vogels, visfchen, en viervoetige dieren, vooral derzelver gebrade vleesch, geleien uit het verdikte fap. Wyn met zout dat een weinig alcalisch is. ïjc. Alfem zout ij drachmen. Witte franfce wyn xxiv oneen. Mengd dezelve, en laat 'er alle diie uuren een oncevan gebruiken. Tegen zuurige Planten. Alfem. Knoflook. Look. Uil- An thora. Engel wortel. Anys. Eppe. Holwortel, lange. — ronde. Wilde radys. Kalfs voet. Swaluwe wortel, Aspergies. Affodil, witte. Konings kruid. Kool. Welriekend riet. Water men te. Gezegende distel. Onzer vrouwen dillel. Carwy. Nagel wortel. Kruid nagelen. Lepelblad. Ajuin. Klein duizend guldenkruid. Kroontjes kruid. Raket. Kruiswortel. Edele rakette. Koninginnen kruid. Galiga, groote. - kleine. Alant wortel. Peper kruid. Majolein. Andorn. Moeder kruid. Berg peper., Stekraap. Star korst* Ka*-  TEGEN DE ZIEKTENS UIT EEN ENZ. it Katte kruid. Orego. Peper. Parei. Vuur wortel. Rammelatzen. Wyn ruit. Zeepkruid. Handekens kruid. Wilde thym. Zeven boom. Boon kruid. fccherpe bladelooze donderbaard. Mostaart. Zee ajuin. Thym. Wilde kersfe. Victorie wortel. Netelen. Zedoor. Gember. jM „ n Afdefling oo. INo. 2. Dusdanige zyn de vogels en vogeltjes, die zich met bloedeloze diertjes voeden, en voornamentlyk met visjes, gelyk eenden, ganzen musfchen, vinken, leeuwriken, lyrters, patryfen, meeuwen, kwakkels, de eieren van deeze alle. Afdeeling 66. INo. 3. Verwerkende» Zyn, die de veezeis, vaten, vliezen, ingewanden veerkrachtig maaken: 28. N. r. 4. gelyk ook gegeste geestagtige, fterk bier,wynen, meede,brandewyn. Afdeeling 66. No. 5. Zuur Opjlurpende., Door welke de ingeworpe zuu- ren de fcherpe kracht verliezen, zodanig, dat zy voortaan noch ie als zuuren, nochte als fcherpe , kunnen werken : daar zy intu*ichen zeiven geene de minde fcherpheid bezitten, waar door zy het lichaam benadeelen; dasc door worden zy dikwerf de andere voorgetrokken. Hier door alleen fchadelyk, dat zy, met krach telooze flym vermengd, door de klonteragtigheid en zwaarte, be~ nadeelen. Dusdanige zyn de drooge visch graaten, de fnoek bekken enz. De fteen, fchaaren, fchaalen van kreeften, krabben. Oellers, mosfel fclielpen, enz. Coraïlen, pa;rlen, paarl d'amour Kryt, bolus, been lym, mergel. Bloedfteen xv grein. Tin vylfel, viij grein. Yzer vylfel, xij grein. Zuur verdunnende Water en waterige 54. N« 4. Zuur verjrompende» Die door derzelver lymagtigheid de fcherpe zuuren stodaiiig inwinden, dat haar krachteloos gemaakt fcherp deszelfs benadeelende kracht verliest; terwyl zy tevens de vliezen verdeedigen, dat zy door de zuure puntjes niet beledigt worden, en dus ook derzelverreeds ingedrukte uitwerkingen wegneemen , alleen zyn zy fomtyds die geene nadeelig, welkers al te flappe lichaams famenftelling nog verder zoude bederven.5 a  i2 TEGEN DE ZIEKTENS UIT EEN ENZ. i. Olieagtige. Zoete en bittere amandelen. Fi fticen. Hafelnoten, okkernoten, cacós noten. Zaad van witte heul. De oliën uit deeze geperst, gelyk de olyfolie. enz. r. Qgleiagtigé uit de verdikte fappen van vleesch en visfchen. 3. Olieagtige fptceryen, zagte, ten aanzien der olie. ziet §. ' 66. N. 1. Dan ook oneindige bereidingen van deeze. V.uure Veranderende. Die met zuuren vermengd terftond met dezelve opbruisfehen , zo dat zy de beweeging aanzetten , de veezelen prikkelen en fehudden; maar naderhand met de zuuren zelfsvereenigten nieuw foort van zout vormen, waarin de prikkelende, uitwaasfemende, pisdryvende openende kracht nog overig is, nogthans zyn zy niet goed voor de geene welke een al te fterke beweeging nadeelig is. Vaste alcalifche zouten , uit alle verbrande plant bereid.vj grein. Vlugge alcalifche zoute uit de nederdrupping van dieren, verrotte ftruiken, of verfche tegenzuurige planten , bereid. Ziet §. 66. N. r. x grein. Vaste zeepagtige, venetiaanfche zeep enz. j drachma. Vlugge zeepagtige een halfdrachma. Welke voornamentlykldriederlei zyn. 1. De vlugge geesten, olieagtige zoutagtige van het bloed, pis, herts hoorn, zyde, enz. 2. De fop van van Helmont, uit zeer zuivere voorloop en zeer fterke geest van ammoniac zout, te famen vermengd, en vereenigt om neder te druppen. 3. Zeer fterke alcalifche vlugge zouten met fpeceryagtige oüé'11 dikwils opgeheeven,en dus vereenigt. b. v. Zeer zuiver droog zout van herts hoorn , j once. Drup olie van citroen fchil- len, j drachma. Heft dit dikwerf op in een vies, gelyk ook de bereidingen uit deeze. TEGEN DÉ ZIEKTEN VAN EEN EIGENAARTIGE SLYMIGHEID: Afdedt.ing 75. No. 1. De fpeceryen met welke de fpyzen en dranken gemakkelyk kunnen toegemaakt worden , zyn voornamentlyk: Canneel. Foelie. Mofchaat noot. Oranje fchillen. Thym. Orego  TEGEN DE ZIEKTENS VAN EEN ENZ. 13 Orego. Kruidnagelen. Gember. Peper. Gaiiga. Citroen fchillen. Anys. Coriander. Wilde tliyrii. Kardamom. Deeze zyn nuttig in het brood, wyn , bier, te doen gesten. Afdeeling 75. N. 2. Zied. 66. N. 1. 2. Aedeeling 75. N. 3. Ziet. 28. en 47. Afdeeling 75. N. 5. Verdunnende, openende, Ziet. 54. N. 4. Prikkelende. Die door groote digtheid , vorm , beweegbaarheid , in de veezeltjes der vaten ingedrongen, de famentrek kende kracht vermeerderen , de voornaamfte zyn. 1. Zoutagtige Zuuren. Gegroeide. 'Sap van citroenen. Oranje appelen. Druiven. Zuure ooftvrugten. Zouten uit de fappen van geperfte planten, alleen door het ftilftaan bereid.. Gegeste. Rynfche wyn. Moefel wyn. Wyn azyn. Bier azyn. Geest van azyn. Wynfteen. "Room van wynfteen. Zuurwordende melk. Zuurs wei van melk. Door V vuur yoortgebragt. Geest van zee zout. Bergzout. Salpeter. Vitriool. Zwavel door den klok, 2. Zoutagtige Alcalifche* . Vaste. ■ Alle uit de asfehen van planten bereid, gelyk: Zout «van alsfem. •' . Gezegende distel. Wynfteen. Potasch, vj grein. Vlugge. Alle uit de nedergedrupte oi verrotte dieren. Het zout en de geest van herts hoorn. Menfchen bloed. Beenderen. Ammoniac zout. 3. Te famcngeftelde, Zoutagtige. Zee zout. Berg zout. Gegroeit. Gemaakt ammoniac zout. Salpeter. Borax. De genoemde tanarustartarifatus. Herbore wynfteen. 4. Scherpe fpeceryagiige, of gebrande Oliën. Drup oliën van alsfem. Citroen fchillen. •■o. Oranje fchillen. B 3 Drtij^  J4 TEGEN DE ZIEKTENS VAN EEN Drup oliën van basterd canneel, Kermillen. Canneel. Kruidnagelen. Hyfop. Pok hout. Jenever hout. tóasfafras hout. Foelie. Majolein» Munte. Mofchaat noot» Chretifche orego. Polei. Rozen hout. Rozemaryn , wyn» ruit. Zevenboom, faliee, fpikenard. Anys, dil, carwy, venkel zaad. Barnfteen,rein vaar, terebinthyn. Geperfte Oliën* Van bittere amandelen. Laurier olie. Van folie. Notemofchaat. Natuurlyke Oliën. Hiernehuntaanfche balfem. Tolutaanfche balfem. Balfem van de dadelboom. Peru. Copal. Mecca. Terebinthyn. Gebrande , fcherpe, door de krom' hals nedergedrupte Oliën* Olie van gebrand bloed. Beenderen. Olie van gebrand hoornen. Eyeren. Pis. Houten. . Ticchel rteenen, 5. Ontvlambare gegeste Geesten. Van meel en de lappen van ooft- vrugten. 6* Zo genoemde fcherpe fpeccryagtige Planten, die vol zyn van het Zout. N. 1. en de Olie N. 4. De bladeren van averuit. Alsfem. Rhyn bloemen. Dil. Anys. Holworrel. Kalfvoet. Betoni. Water men te. Hartgefpan. Laage eike. Veld cypres. Grote ftinkende gouwe. Lepelblad. Dictamnum. Edel leverkruid. Edele rakette. Kennip koning- inne kruid. Venkel. Aard veil. Boom veil. Hyfop. Laurier. Lavas. Majolein. Andorn. Moederkruid. CS-  EIGENAARTIGE SLYMIGHEID. i5 De bladeren van Citroen kruid. Munte. Kersfe. Nepte. Tabac. Orego. Peperkruid. Scherp perfik kruid. Parei. Polei. Rozemaryn. Wynruir. Zeven boom. Salie. Keule. Waterlook. Wilde thym. Zeewinde. Thym. Hein vaaren. Wilde kersfe. Eer en prys. Netelen. Prikkelende Speceryagtige. Bloemen van kruiden,welkers bladeren zo even opgenoemtzyn, voornamentlyk. De rhyn bloemen. De bloemen van de oranje boom. Gouds bloemen. Thuin nagelen. Klein duizend gul- denkruid. Kermillen. Citroen. Saffraan. Koninginne kruid. Leliën van dendale Hop. De bloemen van malloten. Marioleyne van fy- ren. Salie. Schorft kruid. Kemel hooy. Spikenard. Stacharvan arabien Reinvaaren» Linde boomen. Prikkelende fpeceryagtige Wortelen. De wortelen van acorus. Look. Engel wortel. An thora. Holwortel. penninkbloemen Ever wortel. Berg nagelen. Grote ftinkende gouwe. Giftwortel. Ajuin. Tuin balfem. Oosterfe balfem, Curcuma. Verkens brood. Cyper wortel. Doronicum. Esfenkruid. Knobbelagtige duive kervel. Galiga. Maldergeer. Alantwortel. Meester wortel. Lisch. Lavas. Beerwortel. Ninzing. De  i6. TEGEN DE ZIEKTENS VAN EEN De wortelen van furkel. Dokke bloderen. , Peterlelie. Solfer wortel» Peonie» Parei. Nieskruid. Vuurwortel. Rammelatzen. Krappe. Steekende palm. Standel kruid. Speenkruid. Kromme venkel. Zee ajuin. Valenane. Victori kruid. Zwaluw kruid. Zeedoar. Gember. Prikkelende fpeceryagtige Zaaden. Zaaden van anacarder. Dil. Anys. Eppe. Akelyen. Klitfen. Caidamom. Carwy. Selderi. Scharlaken besien. Coriander. Commyn. fStaart peper. Kroontjes kruid. Raket. Edele raketten. Griex hooy. Jenever. Laurier.. . z Lavas. De zaaden van ftek raapen. Starkorst. Zwarte commyn. Paftinaken. Peterlelie. Parei. Rammelatzfn. Worm kruid. Kromme venken. Mostaard. Wilde kersfe. Noot mofchaat. Pitten van perfiken. Prikkelende Basten. De basten van pokhout. Sasfafras. Jenever. Oranje appelen Citroenen. Limoenen. Kanneel. Prikkelende Speceryagtige Sappen. Aloë. Amber de grys. Vloeibare amber. Duivelsdrek. Gom ammoniac» animé. • bdellium. benzoin. elemi. galbanum. Jenever gom. Gom lacca. • —- labdanum. mastix. —- myrrhe. -— fagapeen. Styrax. ■ 1 tacamacha. * wierook. 7.  EIGENAARTIGE SLYMIGHEID. 17 7. Gtkurvc Diertjes*Mieren, Mr.y Pieren, fpaanfche Vliegen. Deelen der Dieren. Bevergeil , civet, mofchus , pis, drek van dieren die weinig drinken. 8. Te famengeflelde Prikkelende, ' Zyn af kookfels, uittrekfels, conferven, afverwfels, geesten, waters, vlsgge,olieagtige, geestagrige zouten, pillen, poeders. Prikkelend Afkookfel tegen de Slymigheid» jv. De bladeren van ronde holwortel. Laage eike. Wynruit, van elk een hand vol. Gouds bloemen. Koninginnen kruidsbloemen van elk een half once. Engel wortel. Meefter wortel van elk vj drachmen. Selderie zaat. Zaad van tuin raapen, van elk iv drachmen. De bast van fasfafras j once. Magellanifchebastij drachmen. Giet dezelve in kokend water, en laatze byna ij uuren lang trekken, kookt dezelve daar na met een toegellote vat een zestiende van een uur, en geeft de overblyvende xlvj oneen om te gebruiken, alle uuren j once warm. Prikkelend en verdunnend Uittrekfel tegen de flymigheid. %. De bladeren van verfche alfem. De bladeren van verfche kennip koninginne kruid. f- witte andorn. ' rein- vaaren, van elk genoeg: Klein gefneeden, dan geftampt, drukt 'er het lap met een pers uit, zuivert het zelve met een zagt vuur door het nederzinken van de vuiligheid; laat het daar na uitwaasfemen tot de dikte van dikke honig, waar by gedaan moet worden. Alsfem Zout van Tachenius |Q. Tweemaal daagsch een drachma , nugteren met franfche wyn. Soortgelyke uittrekfels worden gemaakt uit de verdikte af kookfels , en met een pers geperst. Prikkelends Conferven tegen deSlynu De knoppen van verfche wynruit. —————— rein- vaaren. Bloemen van verfche wilde thym van fyriënr ————— roze- maryn. • lavendel, van elk iv drachmen. De wortel van verfche alant. " — zwa- luwkruid, van elk j once. Rammelats zaad. Starkorst zaad , van elk iv drach. Gekneust mengd met dezelve volgens de kunst witte fuik er, iv oneen. C '. Laat  i8 TEGEN DE ZIEKTENS VAN EEN Laat 'er vier maal op een dag met een ieege maagh een drachma van gebruiken , in witte traniche wyn, ut' ipaanfche, malvaiie, canarie wyn , enz. tVarme, m aagverfter kende, prikkelende Conferf. Geconfyte gember. alant wortel. Magellanifche bast, van elk j once. Syroöp van munte, zo veel als genoeg is, om een conferf van te maaken. Laat zesmaal daagsch een half oracma gebruiken. Prikkelend verwarmend Afverwfel. \. De wortel van maldergeer. anthora , van elk een once. De bloemen van klein duizend gulden kruid, j once. , _ >_ faffraan , j drachma. Laurierbeziën, jeneverbeziën. Zaad van raket. Mosterd zaad , van elk een en een half once. Met brandewyn in een hooge glaze phiool, geduurende xij uuren gekookt,tot iij-fS bewaard dezelve , driemaal daagsch ij drachmen nugteren, met j once meede. Soeceryagtigc, prikkelende Geest. Vf. De bloemen van lavendel. — ■- — reinvearen. - oranje. . — rozemaryn, van elk een once. Engel wortel. Alant wortel. Meelter wortel. Lavas, van elk een en een half once. De bladeren van water menteLepelkruid.Moederkruid., van elk een hand vol. Zaad van carvvy. Selderi. Raket. Starkorst, van elk een once. De bast van de jeneverboom. Sasiafras. Canneel, van elkeen en een half once. Met brandewyn nedergedrupt tot op de helft, tot dat 'er door het zelve tweemaal door de blaas over te haaien, drie fB overig zyn. Mier van moet driemaal op een dag ij drachmen gebruikt worden, met wyn of meede. Speeryachtig Water. Zo men in de plaats van brandewyn in het vorige , water neemt, heeft men een fpeceryagtig water. Driemaal op een dag een. en een half once. Vlug olieachtig Zout. s>f. Van de vorige geest, ij ®.' Potasch, iij oneen. Ammoniac zout, een en een half once. Door de kromhals neder gedrupt tot j 18. ontbind in hetzelve: Drupolie van citroenfchillen, vj druppelen. Drup-  EIGENAARTIGE SLYMIGMEID. -r9 Drupolie van lavendel,xx druppelen. * majolein, vj druppelen. Drie, viermaal op een dag lx druppelen met een once meede ol' vvynen. Maagverfterkende prikkelende Pillen. Rf. Gom amoniac. -— opopanax , van elk j drachma. ■Bollenvan Ualfsvoet,ij drachmen. Venetiaanfche zeep,] drachma Drupolie van reinvaaren x druppelen. Mengd dit en maakt 'er pillen van drie grein van, en verguld dezelve, laat'er alle drie uuren een van gebruiken. Verwarmend prikkelend Poeder. Nedergedrupteolie vanmunte. majolein. reinvaaren van elk vj druppelen. Zeer drooge witte fuiker, j once. Maakt 'er volgens de kunst een oliefujker van, daarby mengende: J)e wortel van witte gember. Magellanifche bast van eik iv drachmen. Laat 'er .driemaal daags een half drachma, met wyn van gebruiken. Gen'èeswyn. Maakt die gelyk de geest in deeze afdeeling befchreeven, of C a gelyk het afverwfel, kokende met wyn in de plaats van brar.dewyn, drie viermaal daagsch, ij oneen. Genees bier. Dezelfde ingedrienten van de geest in dezelfde hoeveelheid ingegoten in een quart van een tpn bier dat nog gest, laat 'er geduurig afdrinken. Galachtige. De gal van viervoetige dieren, en de gal van visfchen, voor? namentlyk van fnoek en aal, v grein. Galagtige prikkelende Pillen. Tfy. Stieren gal. Snoeke gal van elk iv drach men. Laat met een zagt vuur tot de dikte van honig uitwaasfemen , en mengd 'er dan meede: Het meel van de bollen van zeer verfche kalfs voet, zo veel ais noeg is. Maakt 'er pillen van, van iij grein , verguld dezelve . laat 'er s'morgens,s'middags,en s'avonds een uur voor den eetcn een van gebruiken. Hier toe behoord de pedradel porco j , welkers ir.gieting in drupwater van gezegende distel , of ook in rynfche wyn, ter hoeveelheid van twee of drie oneen word toegedient. Ook dat van van Helmont, van de. lever van een aal met een zagt vuur geroost tot poeder gedampt, dan tot j drachma in een ouwel ge-  £o TEGEN DE ZIEKTENS VAN EEN ENZ. fewonden met iij oneen rynfche wyn. Zeefachtige» Ziet %. 54. N. 4. onder de openende middelen. Afdeeling 75. No. 6, Bad voor de ly wigheid, b-, De knoppen van wynruit. Zevenboom. Alsfem. Reinvaaren. Kermillen, van elk drie handen vol. Gekookt tot xij pinten water, mengd met dezelve venetiaanfche zeep, iv oneen. Zout van de wyngaard , j once. Blaartrekkende, i£. Verfche en fappige rammelatfen gedampt, een half once. Legd dit geduurende een half uur op de huid, of zo lang tot dat de brandende pyn, en de roodheid van het gezwolle deel te kennen geeven dat 'er een genoegzaame hevige ontfteeking verwekt is. ■fy. Mostaard met azyn geftampt, iv drachmen. Legd dit op geduurende vier uuren. k;. Spaanfche vliegen zonder de vleugels tot een fyn poeder geftampt, ij drachmen. Mengd ze naauwkeurig met v} drachmen zuur deeg , met een weinig azyn gekneed. Legd ze op geduurende xij uuren, of tot dat de huid tot een goede blaar is opgeheeven. TEGEN DE ZIEKTENS UIT EIGENAAR. TIGE VERROTTING. Afeeel:ng 76. Kruiden tot de verrotting overgaande. Eetbare, tot toemaakfels dienende , venyuige. Alsfem. Knoflook. Look. Alysfon. Wilde radys. Kalfsvoet. Sterk riekende melde. Aspergiën. Barbara kruid. Kooien. Wilde wyngaard witte. zwarte. Wilde fteekraa- pen. Cameline. Brefilie peper. Hartgefpan. Waterkersfe. MoIIenkruid. Klein duizend gulden kruid. Laa*  TEGEN DE ZIEKTENS UIT ENZ, ai Laage eike. Groote ftinkende gouwe. Kleine Lepelblad. Ajuin. Corael yioliere. Vingerhoeds kruid. Raket. Edele rakette. Kleine fpurgie. Kennip koninginnen kruid. Gods genade. Iberis. Berg peper. Peper kruid, Paryfche raap. Water kersfe. Tuin 1 Roze laurier. Scherp perfik kruid. Parei. Rammelatfen. Wynruit. Zevenboom. Keule. Kleine fcherpe huislook. Mostaard. Zee ajuin. Wilde kersfe. Victorie kruid. Afdeeling. 78. Herknaauy/ende of niet herknaeu- tiende dieren. De ezeUnne, koe, geit»- iner¬ tie, fchaap, enz. geeveneen zuur wordende melk. Dieren , welkers voedfel uit ■ planten, graangewasfen, ooft of koornvrugten beftaat, hebben vleesch en vogten die niet ligte- . lyk tot de verrotting overgaan: waarom ook de fpyzen van dezelve bereid aan menichen van een warm geitel veiliglyk worden toegedient: Deeze zyn. Het lam. ■ De wilde of tamme eend met koornvrugten gevoed. De wilde of tamme gans. Het wild verken. De Ram. De geit. Het jonge geitje. De capoen. Het hert. De duif. De kwakkel. Het konyn. De hennen. De bok. De haas. De gemeste Patrys. Phaifant. Het verken. De fpreeuw. De fneppe. De tortelduif. Het kalf. By dit foort mag men de gekronkelde (lekken en groote Hekken voegen. Afdeeling. 79. Byna alle de visfchen, zo zee C 3 als  23. TECEN DE ZIEKTENS UIT als rivier, het zy zonder of met fchelpen, ofbeenagüge; naauwlyks eenige uitgezonden. Elft. Rivier eend. Zee gansZwaan. Sneppe, groote. kleine. Meerle. Musfche. Wilde phaifant. Edoch veri'cheide twyffelagtige vogelen voeden zich met diertjes of planten. Afdeeling. 88. No. i. Ziet 35- No. i. Afdeeling. 88. No. 2. Ziet 75. No. 5v ' Prikkelende zuure zouten. Afdeeling. 88. No. 5. Lecnigmaakcnd zuurmrdend afkookfeh Ongepelde haver, ij oneen. Zuiver water, iij ®Kookt dezelve tot 'er ij ffi overig blyven, mengd met het doorgekleinsde. Versch citroen fap, j once. Drupwater van canneel,ijdrach: men. Syroop van moerbeziën, j once. 'Laat het gebruiken voor fpys en drank. Ofte» iv. Gepelde haver, ij oneen. Zuiver water, iij ®. Laat het afkookfel tot ij ffi gehuiverd , in de laauwigheid geduurende xij uuren ftaan,totdat het begint zuur te worden, doet 'er als dan by. Syroop van vioolen anderhalf once. Rynfche wyn een half®. Drupwater van citroen fchillen anderhalf once. T?ot het zelfde gebruik. Diergelyke uitmelking tegen de verrotting, ije. Gepelde haver, iij oneen. Maakt 'er met genoegzaam water een uitmelking af, en mengd by anderhalf pond van het zelve. Zuivere falpeter een half drachma Syroop van vioolen, j once. Azyn van zee ajuin, ij drachmen. Laat het voor gewoone drank gebruiken. . Afdeeling. 88. No. 6. Zeepachtige, afveegende, zuu~ re, olieachtige mengfels. Azyn honig van zee ajuin, iij oneen. Azyn van zee ajuin, ij drachmen. Afverwfel van royrrhe in azyn j diachroa. Drupwater van cichorei, vj oneen. Mengd het, Iaat 'er alle uuren een half once van gebruiken. Ofte. ?. Azyn tot de dikte van honig gekookt een half once. Zuivere honig, een once. Syroop vant cichorei anderhalf once. Drhpwater van duivekervel vj oneen. Mengd  EIGENAARTIGE VERROTTING. 23 Mengd het, om als voren te Geest van gemeen zout, xx gebruiken. druppelen. Ofte* Afkookiel van gerst, iv ff* Conferf van aalbezien. Mengd het, Laat het naar wel- . —van vlier van elk ij gevallen voor geftadige drank oneen. dienen. Enkele azyn honig, j onee. \ TEGEN DE ZIEKTENS VOORTKOMENDE ALLEEN VAN TE GROOTE BEWEEGING DER VOGTEN. Afdeeling. 105. alwaar volkome over deeze zaak De pyn wegneemendc. gehandclt word. Ziet§. 202. A28. 229. hier na, TEGEN DE ZIEKTENS UIT GEBREK VAN BEWEEGING DER VOGTEN EN UIT BLOEDRYKHEID. Afdeeling. xo6". L. §. Zuure fcherpe toemaakfels ,§-75. Scherpe fpyzen. N. 5. onder het eerfte foort, Ziet §. 67. onder de naam van zoutagtige Scherpe fpeceryagtige toemaak- zuuren. fels, $* 75* N. 1. TEGEN DE VERSTOPPINGEN. Afdeeling. 135. No. 3. Zeepen door kunst uit alcali en Zeepen in de verftopping verdun- olie te famengefteld. nende. Zwarte zeep. Gegroeide zeepen uit olie en Venetiaanfche zeep, j. ij drach. alcali, zyn verfche , rype fap- men. pen uit alle de kruiden die uit Starkeyuanfche zeep, of zeep van hoofde van de alcalifche fcherp- van Helmont, iv grein, 1 fcru- te krachtig zyn, geperst* %* 75* ■ pul. . w a Roetaguge vlugge zeepen. u' Olie-  24 TEGEN DE VERROTTINGEN, Olieagtige , alcalifche geesten , uit fpeceryen tot de verrotting overgaande , §. 76. xv druppelen. _ . ■ uit roet xv druppelen. ,. „ — uit alle vogt of vaste deelen der dieren xviij druppelen. Het roet zelve. Afdeeling. 135. No. 4. Zoete kwik tot x grein. Opgeheeve bytende kwik, tot een 'agtfte grein afgefpoelt. Roode nedergeltoote kwik tot ij 'grein. IN DE W Afdeeling 198. Leverkruid. Onzer vrouwen mantel. Holwortel jenever bezien. Betome. Buxboom. Beet. Klein duizend gulden kruid. Konings imeerwortel. Midden fmeerwortel. He dens wondekruid. Aardappel. Saniekel. Speerkruid. Sint jans kruid. Limoen kruid. Leliën van den daale. Adderstong. Paftinaken. Geitenblad. Peifikkiuid. Witte nedergeftoote kwik tot iv grein. Geele kwik tot ij grein. Zwarte kwik tot xvj grein. Aantrekkende. Zyn welke de plaats daar zy naar toe leiden ontfpannen, vernaauwen. Ziet §• 35. 28. No. 4. Afleidende* Welke de vogten in een gefielde plaats dryven ; zodanige zyn ontledigende op de plaats, kunstige wryvingin hetnabygelegene. Voor t dryven de. Zyn prikkelende, §. 75.No.5. O N D E N. Vrouwen hair van apulejus. Witte zanikel. Wilde zanikel. Fiekruid. Groot wonde kruid. Valeriane. Eer en prysMaagdepalm. Af kookfels van Wondmiddelen en Drankeni- Verdunnend. ?-.'Dc bladeren van kleine laurier. ■ Eer en prys. ■ Wynruit,van elk een halve hand vol. ——— De kruidnagel worte1, j once. De Ibloemen van klein duizend gulden kruid, twee kleine handen vol. Met water gekookt, mengd drie ponden van het zelve. Zout  IN DE WONDE N. o< Gekneust zsad van kfitfen, x drachmen. : ■ itarkorst, iv drachmen. Saveldel bloemen. De bloemen van klein duizend guldenkruid, van elk twee oneen. Met water tot drie pond gekookt, laat het gebruiken als her vorige. 5. Door een byzondere kracht verbeterende, ï. Lymagtige, ziet verdunnende. 2. Zuure. 9.-. Mostaart zaad, een half once. Wilde radys. Edele rakette. Starkorst, van elk ij oneen. Zagtjes in een geflote vat, tot ij $ gekookt, geeft het te gebruiken. Laat 'er viermaal daagsch , ij oneen van gebruiken. 3. Alcalifche. fy. De wortel vanpatiel, ij oneen. De bladeren van zuuring klaver, twee handen vol. De wortel van kleine zuuring, j once. De bloemen van bernagie, xij drachmen. Zagtjes met water gekookt, tot ij ffi. geeft het tot het zelfde gebruik. 4. Olieagtige. Tamarinde, ij oneen. In de wonden. Cryftal van wynfteen, vj dracmen. D Met Zout van gezegende distel , j drachma. Syroop van devyf openende wortelen , iij oneen. Laat'er viermaal daagsch, iv oneen warm afdrinken. 2- Verdikkend. Hemelflemcl. Grote fmeerwortel. Kleine fm?erwortelKaasjes bladen. Muurkruid, van elk eenhand vol. Kookt dit met water tot iij f®. mengd 'er meede: Syroop van heemst, ij oneen. Gebruikt dit als het vorige, hier kan men ook toebrengen. Rhabarber. Rapoijfél. Sint jans kruid. 3. Verz»agtcnd. %, Gekneust zaad van witte heul, iij oneen. Bloemen van wolle kruid, ij oneen. De bladeren van zeegroen, twee handen vol; Scorzoneer wortelen, ij oneen. Zoethout, j once. Met water gekookt, tot drie porden, gebruikt het tot het zelfde einde. 4. Opwekkend. Ef. Meefrer wortel. De wortel van zwaluwkruid, van elk een once. " De bladeren van wynruit. waterlook, van elk een hand vol.  Met water tot ij & gekookt , mengd met het zelve Conferf van vlier ij oneen. Tot het zelfde gebruik. 5. Openend ziet verdunnend. 6.. Ontlpannend, ziet § 54. No. 4. bevogtigend afkookfel. 7. Te famentrekkende, ziet §. 28. No. 4. onder de naam van afkookfel. Afdeeling 201, Ds Afgang zagtmaakende._ a. Sappen van versch oslenvleesch die vet zyn. b. Zagte groentens in het fap gekookt, §• 35. No. I. c. Verzagtende en bevogtigende, gedronken en ingefpoten, §. 35. No. 3. g. 54. No. 4. J. Oliën vooral verfche uitgeperste van zoete amandelen, olyven. De afgang ontfpannende byna dezelve als de verzagtende. Buikzuiverende, a, Rype zuur, zoet, mergagtige, fappige ooft vrugten. Krieken van overzee. De bezien van hadig. ; ——■ vlier. Drooge vygen. Alle foorten van tuin karsfen. Laage moerbeziën» Aardbeziën. Borst pruimen. Abrikozen, gemeene perfiken. Witte, blauwe, pruimen. ,6 IN DE W O N DEN. Pruimen van damast, franichc, roode piignolen. Witte, zwarte, roode aalbezien. Gemeene zwarte braambezien. Witte, roode braambezien. Sebesten. Tamarinde. Wyngaard druiven van alle lborten. Druiven van duivenvoet. ——— —— berberisfe b* Derzelver verfche fappen en wynen. c. Casfia. Mainia. Tamarinde. Het merg van tamarinde van . elk ij oneen. Het fap van bfeeke roozen , j once. Rooze aloë vj grein. Corenten, iv oneen. Galbanum een half fcrtipul. De wortel van eike vaaren, anderhalf once. Rhabarber, anderhalf fcru- pul. .. - ingegoten , j drachma. Syroop van heemst van ferne- lius, iij oneen. ■ . — Cichorei met rha barber, anderhalf once. ■ ■ ■ Duivekervel, ij oneen. » Roozen die ont¬ bind, anderhalf once.  I N. D E WONDEN. 27 Syroop van enkel vioolen, ij oneen. Enkele honig in water ontbonden, ij oneen. Pilula rufl, tot vj grein. Ele< Geeft 'er een van voor een gifte, dezelve na een uur herhas» D 2 > len-  tcnde, zo de eerfte geen uitwerking gedaan heeft , dus ook de derde. Dier gelyk Poeder. rr- Zeer zuiveié opium, eenweinig gedroogt, ij greiu. Roode Corael. jPaerei fuiker, van elk een half drachma. Mengd dit en maakt 'er een poeder van in drie giften ver- deeld. Op dezelve wyze te gebruiken als de reeds befchreeve ' pillen. Diergelyke Conferf. Opium in poeder van het voor* gaande, een gifte. Merg van queën, j drachma. Maakt 'er een Brok van. Dit kan gebruikt en te famen gevoegd worden op de zelfde wyze. Drank in druppeltjesOpium een wcinigjegedroogt, j drachma. Overgehaalde brandewyn, j once. Maakt ''er een afverwfel van. Ter gifte van xxx druppelen , met Drupwater van citroen kruid, ij oneen. Syroop van kooren bloemen, 'een half once. Ofte Opium een weinig gedroogt, j drachma. Geest vau azyn, j once.' -8 IN DE WONDEN. Maakt ''er een afverwfel van. Ter gifte vau xxx druppelen, met Drup water van kooren bloemen, ij oneen. Syroop vau kooren bloen;en, een half uuct. Mengd het, Warm verdovend mengfel. Het afverwfel van opium in overgehaalde brandewyn , lxx druppelen. Syroop van witte heul, vj drachmen. Drupwater van citroen fchillen. ■ oranje fchil¬ len. , • ■ canneel, van elk twee oneen. Mengd het, laat 'er alle half uuren j lepel van gebruiken tut. dat de pyn geftilt is. Soortgelyk Koud mengfel. Afverwfel van opium, met bereide geest van azyn, lxxx druppelen. Syroop van moerbeziën, iv drachmen. Drup water van bernagie. - koore bloe¬ men , van elk iij oneen. Mengd het tot het zelfde gebruik. Sterker verdorvende Uitmelking. B;. Gekneust zaad van witte heul, ij oneen. Maakt 'er met het afkookfel van gerftewater een uitmelking af,  af, en mengd by tien onzen van dezelve. Syroop van flaapbollen , an . derhalf once. Afverwfel van opium , met overgehaalde brandewyn , xx druppelen. Diupwater van canneel, ij drachmen. . — citroen fchillen, x drachmen. Laat 'er alle uuren anderhalf once van gebruiken tut dat de pyn begint te verzagten. Verdovende Stoving» fy. Afverwfel van opium in de geest van azyn,üj drachmen. Drupwater van vlierbloemen. ■ roozen, vau elk drie oneenVlier azyn. Rooze azyn, van elk een half once. Mengd het,legd het aan beide flaapen van het hoofd met doeken. Hier helpt zeer veel verzagtende middelen, zodanig op hetpynlyke deel te leggen , dat de oorzaak van de pyn weggenomen worden, die de zieken belet te flaapen, welke de pyn is in dit deei zelve ; voornamejitlyk zyn hier toe goed de volgende laauw opgelegd, en in dezelve laauwigheid zo lang gehouden , tot dat de pyn verliet zal zyn. Verdovende verzagtende Pap* Verfche bladeren van tamme heul, een hand vol. - ■ zwart IN DE WONDEN. 29 bilfemkruid, een halve hand vol. Verfche bladeren van heemst, vier handen vól. Met verfche melk gekookt , mengd op het einde met hetzelve. Meel van lynzaad. een once. Versch geperde olie van lynzaad, ij oneen. Maakt 'er volgens de kunst een pap van. Diergelyke Vet warming. e:. Het uiigepente fap van het votige afkuokfel der pap meer verdunt, iij pond. Mengd 'er volgens de kunst meede. Zuivere opium , een half drachma. Maakt 'er een verwarming van. Roozen azyn langen tyd niet de wortel van bilfem kruid getrokken. Afdeeling 204. Zagte Wondbalfemen voor zuivers IVonden. Lym in wyn ontbonden terftoni 'geftolt. 1. Van de natuurlyke balfamus Copaivas. de Gilead. Liquidambar. de Mecha. OpoballamumPalme.de Peru, — Tolu. — Terebinthina. . Hars van de denne boom en lorkenboom. D s Bo-  'o IN DE WONDEN. Boter. Merg. Honig. 2. Door kunst gemaakte enkelvoudige zagte wondbalfemen. Gezuiverde oliè'n van wasch. - -■ ■ dikke tere¬ binthyn. * ■ vlasch. . . frintjans kruid. ———- roofen. •——— nagtfchade. i welriekende klaver. Verfche boter, ofte met de bloemen, en een weinig zout. 3. Diergelyke door kunst gemaakte enkelvoudigebalfemen- De bloem van zwavel, iij drachmen. Lyn of olyf olie, iv oneen. Kookt dit met een zagt vuur tot de volkome ontbinding der zwavel. fy. Gom eiemi, die zeer zuiveris en klein gefneeden, een deel. Met een zagt vuur ontbonden, aiengd met dezelve: Gegroeide zuivere venetiaanfche terebinthyn, eea deel. Ontbonden zynde, laatzedoor een doekje Ioopen, en mengd 'er dan meede: . Offe merg gekookt en van de vliezen gezuivert , twee deelen. Dit is een algemeene balfem gelyk de balfamus arcei. Róód fandel hout, j ft. Gemeen water, iv ft. Kookt dit geduurende twee uu¬ ren, kleinst het, verdikt het tot een dik uittreki'el, en mengd met hetzelve. Drakenbloed , tot zeer fyn meelgebragt, ij drachmen. Mengd een weinigjevan hetzelve met de voorfchreeve balfem, tot dat het een aangenaame roode couleur heeft, dit zal een roode balfem zyr. b-. Olyfolie, een en een half®. Rood fandelhout, een half once. Kookt dit langfaam, tot dat de olie hoog rood word , giet dit dan ziedende dooreen linnen doek ontbind hier in op een zagt vuur. Gheele wasch , een t£. Beste terebinthyn een en een half®. Dit is gelyk aan de balfamus lucartlli. Zo gy met dezelve mengd. Balfem van peru, een orce. Zal zy zo veel te voortreffelyker zyn. Het gebruik van alle is:warm gemaakt, in de wond gedrupt, daarop leggende een cempres, indé baIftm gedoopt, ombindze alle 24 uuren. B-. Maftik. Wierook. Vleislym, van elk zo veel gy wild.' Mengd dit en maakt 'er een zeerfyn poeder van om in de wond te ftrooijen. Afdeeling 205. Roode verhoed Plet/ter* Roozen olie. Wit  IN DE WONDEN. 3* Witte wafch, van elk vj oneen. Amnunifche bolus. Drakenbloed, van elk anderhalf once. Roode roozen tot poeder geftampt een half once. Mengd dit, roerd het tot het koud geworden is. Rlaauwe verhoed pleifter. Pleifter van menie. "Afdeeling 207. Ettermakende Pleifter. r% Gegroeide terebinthyn, een once. Ken doyer van een ei. Naauwkeurig gemengd , doet er al mengende bj: Rooze honig, een half once. Afvugende Pleifter. *. Alo£ ") zeerfyn ge- Myrrhe. Lftampt.van De bladeren van | elkijdrach- waterlook. J men. Venetiaanfche zeep, zeerfyn gefchraapt, een drachma. Naauwkeurig te famen geftamp, mengd 'er meede van de vorige ettermakende pleiner , iij oneen. Knagende Middelen. ï. Zeer zagte. Gebrande aluin. De asfche van groen hout. Zoete kwik. Witte nedergeftote kwik. Witte vitriool. 2. Sterkere. Roode nedergeftote kwik. De doode kop van vitriool. ( Koekjes van de menie van vigo. 5. Zeer fterke. Boter van fpjesglas. Helfche fteen. Bytende opgeheven kwik. Olie van wynfteen, door fmel- tin8- . . , Olie van vitriool. Hoe zy fterkerzyn, zoveel te voorzigtiger moeten zy gebruikt worden. Knagend Uittrckfel. r> Aloë. Myrrhe, van elk een drachma. Zout van wynfteen, ij drach men. Gemeen water, ij oneen. Mengd het, kookt het tot een uittrekfel. Uitdrogende Zalf. Koperroest, v oneen. Raauwe aluin, een once. Sterke azyn, vij oneen. Zuivere honig, xiv oneen. Kookt dit tot een zalf. Uitdrogende. Aluin ligtelyk gecalcineerd Water van levende kalk. Bloedfteen. Maftik. Drakenbloed. Vleislym. Afdeeling 209. Vleesch doende groejtn* Wond ba] fem , §. 204. r-» Gheeléwasch. Zwarte pik. Gemeene hars, van elk een half© Lynolie, ij fS. Mengd het. •  3* IN DE WONDEN. Dit is het koninklyk geneesmiddel. Gheelewasch, vj oneen. Olie van fint jans bloemen door ingieting bereid, ij f8 en een half. Op een zeer zagt vuur gefmolten, doet 'er by. Hars van de pynboom, gedroogt en geftampt. Gewoone beste fpiegelhars, van elk anderhalf once. Giet dezelve , wanneer zy te famen vloejen, van het vuur afgenomen zynde , door een linne doek. " Zuivere venetiaanfche terebinthyn, ij oneen. Met een Hokje geroerd, wanneer zy dik beginnen te worden, ltrooit 'er alsdan in. Beste maftik. Zuivere wierook, van elk een once. Zeer fyn geftampte fafFraan, een drachma. TEGEN DE EL Afdeeling ai8. Knagende* Witte vitriool. Helfche fteen. Olie van vitriool. Tc Samentrekkende* r. Die de vaten te famen trekken. Voorloop. Geest van terebinthyn. £ap van verfche onrype queën. Dit is de gulde zalf. Afdeeling ara. ïfc Diapalm pienter, zo veel als genoeg is. Zuivere olyfolie. Ontbind dit. Gewoone pik, zo veel als genoeg is. Smeert deeze op een linnen doek Al-deeling 217. Fdmakende Vleijier* Roode opdrogende zalf. Diapompholygos pleifter. Kalk. Geruis. Witte 7a]f van rhazes. Witte gekookte pleifter. Pleisfter van calaminth fteen, of gryze. mode menie. Sparadrap van gtialtherus. Spiegelhars uit terebinthyn gekookt tot poeder geftampt. wierook. Maftik. OËD STORTING. Draaken bloed. Duit. Yzer faffraan. r. Die bet bloed firemmen. Voorloop. Stuif meel. Geest van falpeter. — zwavel. Gecalcineerde vitriool. Loot fuiker. De  TEGEN DE BLOEDSTORTING. , 33 De fchillen van granaatappelen. Wierook. De bloemen van de granaat. Vleislym. Bloed fteen. Terebinthyn tot hardheid ge- Afdeeling 219. kookt. Mastik. TEGEN DE PYNEN. Afdeeling 228 en 229. Ziet 202. 'TEGEN DE STUIPTREKKINGEN. Afdeeling 234. No. 2. Ziet 66. 88. Afdeeling 234. No. 4. Dusdanig is het Jap van versch vleesch. Afdeeling 235. Middelen tegen de Stuiptrekking. 1. Le'enigmaakende. 2. Verdunnende. 3- Openende. 4. Zuurbrekende. Kreefts oogen. Paerlen. Yvoor. Herts hoorn. Bokken bloed. Wilde yerkens tand. Elands klaauw , enz. §. 66. No. 5. 5. Opiaaten, 5. 202. ö". De zenuwen verdovende. Olie van terebinthyn. copaybae. Afdeeling 236. Het geftremde buiten de vaten geftorte bloed word door deeze of foortgelyke verdunt. s?> Gemeene honig, ij oneen. Venetiaanfche zeep, ij drachmen. Zeezout, iv drachmen. Reegenwater, xij oneen. Mengd het. Ammoniac zout. Salpeter, van elk iij drachmen. Verfche gezonde pis, xij oneen. Gemeene honig, ij oneen. Mengd het. b-. Aloë in water ontbonden,van de vuiligheden der hars wei gezuiverd, wederom langzaam dik gemaakt, iv drachmen. Ammoniac zout, ij drachmen. Borax, ij drachmen. Zuivere honig, ij oneen. Franfche witte wyn, ij oneen. Regen water, ix oneen* IViengd dit. E De  34 TEGEN DE STUIPTREKKINGEN. De yoorzigtige infpuitïng van deeze laauw gemaakt zynde, en daar up derzelver fchudding op de plaats met het aldaar ftilftaande bloed, vei dunt, opent, bewaard Afdeeling 247. Ettermakende zalf voor kneuzingen verdunnende , tegen het bederf. Hief zyn goed de geene die verdunnen, voor de verrotting bewaaren. 1. Men legd deeze ettermakende zalf met een kompres op. Terebinthyn, ij oneen. Een doyer van een ei, Naauwkeurig gemengd,mengd met dezelve, Urguenteni bafilicum, ij oneen. Zuivere aloë, iv drachmen. 2. Hier op legd men deeze pleifter. ft-. Gezuiverde gomgalbanumdie met de doyer van een ey gemengd is, iv oneen. Gheele wasch, ij oneen. Olie van fint jans kruid, iij drachmen. Mengd dit. 3. Legd eindelyk op dit befiag deeze (toving in warme wolle lappen getrokken, uitgedrukt, welke ettermakend en tégen de verrotting ftrydende is, zo warm als men het kan verdragen. voor de verrotting , bereid de uitgang: waarom zy zeer nuttig zyn , wanneer het bloed buiten de vaten geftort in groote holligheden ftil ftaat, ltoit. •ff. Verfche bladeren van wynruit. - ■ wa¬ terlood, van elk ij handen vol. Bloemen van klein duiztrd gulden kruid. Vlier. ■ ■• Roozen , van tik iij oneen. Met water gekookt zynde en uitgeperst, tot xxx oneen, mengi daar meede Brandewyn, v oneen. Venetiaanfche zeep, ij drachmen. Afdeeling 252. No. 2. ff. Eens overgehaalde brandewyn , j once. Drupwater van roozen , een half once. Tot poeder geftamptemastik, iij drachmen. Ib een hooge phiool gekookt bewaard het tot gebruik. Afdeeling 279. Zuiverend Middel hier te fat- k mtëtidê. Een drankje het water zuive» rende, maar rióg'taris niet fcherp Prikkelende,-ötó hef Uitgeftorte in de aders wederom op te zuigen. Zui- IN DE HOOFDWONDEN.  IN DE HOOFDWONDEN. 35 Vf» Zuivere fcammonie van fyrien, xiv grein. Eau de la reine d'bongrie, ij drachmen. In een glaaze mortier volgens de kunst geftampt en van de drek gefcheiden, mengd 'er meede, Ontbindende fyroop van roozen metzenne, vj drachmen. Maakt 'er een Drankje van. Vf. De gedampte wortel van nagtfchoon, j drachma. Zuivere fuiker, ij drachmen. In een glaaze mortier langen tyd gewreeven zynde, mengd allengskens, en by gedeeltens. Regenwater, iij oneen. Maakt 'er volgens de kunst een uitmelking van, waar by dan doet Syroop van rhabarber, een half once. Maakt 'er een dfankje van. Afdeeling 281. No. 2. Verdunnend, waterig afkook/el in dit geval goed. sfc. Wit fandel hout, een half once. Gheel fandel hout, j once. Sasfafraa hout, eenhalfonce. Bladeren van wynruit, een halve hand vol. : Leverkruid een hand vol. Stsechas bloemen uit arabien. Lavendel bloemen , yan eik ij drachmen. Venkel wortelen. Peterfelie wortelen. Keer bezie wortelen, van elk j once. Met water in een gelloote vat gekookt geduurende een vierde van een uur tot op iv £8, geeft het te gebruiken. Laat 'er alle half uuren twee on» een warm van gebruiken. Afdeeling 281. No. 3. Ziet 247. No. 2. 3. Afdeeling 295. Over deeze middelen word af zonderlyk in de befchryving van deeze ziektens gehandelt. TEGEN DE BORSTWONDEN. Afdeeling 303. No. 3. Ziet 236» E 2 TE-  30 TEGEN DE BUIKWONDEN. Afdeeling 315. Bekwaams fioving of betting tegen het bederf, de levenswarmte weder opwekkende, te pas komende voor 'de darm langs de wond van de buik uitge- . komen., R. De gezuiverde darmen van een jong dier zo veel als genoeg. Kookt ze in water zo veel als genoeg is geduurende een festiende uur. Doet 'er als dan by De bloemen van kermillen. —!—1—. Lavendel. . -»• — -— Duizend gulden kruid., yan elk een halve hand vol. De bladeren vanmunte,een hand vol. Laat ze dan ftaan trekken geduurende eenfestiende van een uur. Dat het af kookfel als dan diene voor Hoving met doeken* (ogenblikkelyk middel. Verfche laauwe melk. Afdeeling 319. Stoving. Ziet 315. Afdeeling 320. Een zeer zagt prikkelend kliftecrin de buikwonden* r-. Gemeene honig, iij oneen. Zee zout, j drachma. Af kookfel van gerst, vij oneen. Mengd het, maakt 'er een klifteer af. Om des 's morgens en des avonds de drie èerfte dagen na de toegebragte. wond ingefpoten te worden. De gewonde voede zich enkel met vleeschnat met een weinigje zout. VOOR DE KNEUZING. Afdeeling 334. Sterken niet ontdeekend,zuiverend middel. Lorken zwamme, t'wee en een half drachma. Polychrest zout, j fcrupul. Mengd dit, en maakt 'er een poeder van. 11. De midden bast van hadichof vlier, j once» Maakt 'er met dezelve te (lampen, met regen water, en dan een weinig te kooken, eindelyk uit te persfen, een drankje van ivon» een van. Nagtfchoon, bereid gelyk afdeeling 279. Gedampte wortel van nagtfchoon , een en een half drachma. r. De  VOOR DE K N E U Z I N G, J}c. De wortel van meclioacanna, geltampt, 'ij drachmen. iy. De bladeren van verfche zeewinde, ij oneen. Ijt. Lorken zwanime, ij drachmen. Senne bladeren, iij drachmen. De wortel van meelioacanna, j drachma. Tamarinde, ij oneen. Te famen gefneeden en geftampt zynde, weekt dezelve geduurende een vierde van een uur in regenwater , laatze daar- na zagtjes opkoken, geduurende een achtfte van een uur, mengd als dan by negen oneen van het doorzygfel. Sal prunel, een half drachma. Ontbindende fyroop van roozen met zenne ,ix drachmen. Laat 'er alle half uuren een once van gebruiken, tot dat de zieke Iterk genoeg afgaat. Met kleinder voorfchrift het zelfde uitweiden. ïy, Syrifche fcammonie,xiij grein. Uitwaasfemend fpiesglas-, xx grein. Ontbindende fyroop van roozen met zenne, vi drachmen. Naauwkeurig gevree ven mengd met dezelve. Drupwater van cichorei, een half once.. Maakt 'er een drankje van. Leenigmaakende , doordringende , openende Sloving. De wortel van witte wilde wyngaart, ij oneen., Ronde holwortel, een once. De bladeren van verfche wyn* ruit De bladeren van zevenboom, van elk een hand vol. De bloemen van reinvaaren. Kermillen. De bloemen van moederkruid, van elk een once. Verfche ajuin, vj oneen Laatze geduurende een half uur met water in een geilote vat in de byna opkokende hitte ftaante trekken, laatze dan een ogenblik opkoken, mengd alsdan met xxv oneen van het lterk uitgcperfte fap, Lynzaad, een half once. Laatze op nieuw een weinig opkoken: mengd alsdan met het geheele af kookfel koud geworden zynde*. Driakel brandewyn, ij oneen. Ammoniac zout, een once. Legd het op met wolle lappen. Diergelyke Pap voor de kneuzing. Vf. Dezelfde middelen. Bereidze tot een pap; mengd'er op 't einde meede. Lyn meel zo veel als genoeg rs. Galbanum met de doyer van een ei ontbonden, een onceOlie van kermillen,anderhalf once. Pleifler voor hetzelfde. Wilde wyngaard wortel tot poéder geftampt, ij oneen. Bloem van zwavel, een once*. Zwarte kwik, iij drachmen. Zuivere galbanum, volgens de kunst ontbonden, iv oneen. Pleifter van maloten, ix oneen. Olie van kermillen, zo veel als genoeg is. E 3 Om  3* VOOR DE KNEUZING. Om 'er,een pleifter van te maaken. Middelen in dit geval goed, Pkilters van galbanum, of wasch pleifter voor de ziektens der lyfmoeder, of gendfche verbeterde tegengiften. —-— —— laurier beziën van mesne. ™—' —- betonie. ■ — commyn. Hoofdpleifters. Diaphylon, cum gummis. Uitwaasfemende pleifter» Heupe jigtpieifter. Pleider van maloten. Slym pleifter. Saffraan pleifter. Kikvorsch pleifter. •■' ■■ -— ■ met kwik. Inwendige Openende, Ziet in §. 54. N. 4. » Hier toe behoren ook. De rhabarber. Walfchot. Schel lac. 3V3yrrhe. Swaluwe wortel. Zweetdryvendc zyn, I. Verdunnende middelen warm gedronken; §. 54. £ƒ. 4. s. Inwendige openende, §5 4. ]y4 3. Prikkelende, 75. R 5. - 4. Lenigmakende; JJ 35. 9. 5. De uitwendige vogtige warmte, naar de huid gerjgt. Pisdryvende zyn. %. Verdunnende middelen , koud en laau w gedronken ;J.544N. 4. 2- Inwendige openende, j, 54. 3. Prikkelende : voornamentlyk zoutagtige, zeepagtige, §, 75. N. 5. _ 4. Leemgmakende, J. 35. N. 3. voornamentlyk door ftoving* klisteeren , de nieren toegevoegd- 5. Warmte de nieren, onderbuik, bilnaad, toegevoegd,maar het overige lichaam tevens een groter dan gewoonlyke koude toegevoegd. Afdeeling. 336. Ziet 88. N. 1. en 35. N. r. . IN DE ONTSTEEKING. Afdeeling 396. No. 2. Tegenvuurig zuiverend Middel, Hoorn van wynfteen, vj drachmen. Cryftal van wynfteen, vj drachmen. De wynfteen zelve, vj drachmen. Polychrest zout, v fcrupullen. De merg van tamarinde, iij oneen. Tamarinde, iv oneen. Conferf van vlier, iv oneen. Rapontigum anderhalf drachma* Tegenvuurig zuiverend* ontledigend* afleidend Middel. Beste rhabarber, j drachma. Polychrest zout, anderhalf fcrupul. Syroop van cichorei, met rhabarber j once. Vol.  IN DE ONTSTEEK ING. 39 Volgens de kunst naauwkeurig te famen gewreeven zynde, ontbiudze iu, Drupwater van vlier bloemen, ij oneen. ■ canneel, ij drachmen. Maakt dit tot een drankje. Zuiverende tegenvuurige Brok, de indrong van het Biucd Verminderende* fy. Het merg van beste tamarinde , ij oneen. Cryital van wynfteen fyn geftampt, iij drachmen. Mengd dit, laat er allcachtfte van een uur, een drachma van gebruiken , tot dat een gcaiakkeiyke ftoelgang volgd. Diergeljk Drankje* fy. Beste ('enne bladeren, zonder de fteelen, ij drachmen. Beste lorken zwamme, j drachma. Besté tamarinde, ij oneen. Kookt dit met drupwater van vlierbloemen in een geflote vat, geduurende een vierde van een uur, mengd alsdan met v oneen van het af kookfel', door een doek uitgeperst. Zuivère falpéter,een drachma:. Ontbindende fyroop van roozen, met zenne, vj drach- \ men. < Maakt 'èr een drankje van. ] Soortgelyk Afkookfel. »r. Senne bladeren, iij drachmen. ■ Tamarinde, ij oneen. Lorken zwamme, iij drachmen. Kookt dit met water ged uurende een vierde van een uur, mengd met een pint van hetzelve. Syroop van cichiei, met rhabarber, j once. Laat 'er alle half uuren een once van gebruiken, tot 'er afgang volgt. Het overige ziet. J 334. Afdeeling 306. N. 4. Aantrekkende Middelen» Beftaan uit aantrekkede naar de plaats, $. 135 N. 4. Beftaan uit afleidende naar dezelve, $. 135. N. 4. Beftaan uir voortdryvende uit de~ zelve, $. 135. N. 4. en J. 135. N.5. Blaartrekkende» Ziet. 5. 75. N. 6. Afdekling 396. N. 5» Verdunnend en tevens verkoelend Geneesmiddel in dit geval, onder de gedaante van een Af kookfel. Zuuring wortel, ij oneen. Graswortel. Scorzoneer wortel, van elk iij oneen. De bladeren vari waterkers. ■ Klaverzuring. < Leverkruid , van elk een hand vol. Geduurende een achtfte van eeri uur, met watert gekookt zy-ude, doet 'er by. De bloemen van bernasié.- 0,fetong. Roozen. Vioolen, van elk een greepje. Laat  40 IN DE ONT ST E E K I N G. Laatze trekken, in een gefiote vat geduurende een achtfte van een uur, alsdan gezuiverd zynde, mengd met drie pinten van hetzelve. Zuivere falpeter, ij drachmen. Conferf van vlier, iij oneen. Laat 'er alle imren van den dag drie oneen van gebruiken. Verdunnend, verkoelend, tegen» vuurig Mengfel. ' Drupwater van vlierbloemen, xv oneen. Conferf van vlier, ij oneen. Zuivere falpeter, j drachma. Mengd dit, laat 'er alle uuren, een once af gebruiken. Diergelyke Uitmelking* 9f. Gekneust klitfen zaad ,5 iv drachmen. peterfelie zaad, vj drachmen. —Cichorei zaat, een once. Maak 'er met drupwater van peterfelie een uitmelking van, en mengd met xij once van dezelven. Zuivere falpeter, j drachma. Syroop van de vyf openende wortelen, een once. Laat er alle uuren een once van gebruiken. ' i'erkoelsnd openend Poeder. Onafgefpoeld' uitwaasfernend fpiesglas,, een drachma. ■ Priemlrteen, een en half drachn a Zedoor wortel, een fcrupuk Mengd dit, maakt 'er een poeder af, in zes gften te verdeelen, laat 'er alle drie uuren een van gebruiken , met gerfte koeldrank Afdeeling 598. No. 1. Dun fpeceryagtig 'Nat, om warm te drinken, fy. Wit fandelhout. Gheel fandelhout. Rood fandelhout,van elkeen once. Ever wortel, j once. Peterfelie wortel. Venkel wortel, van elk drie oneen. Prang wortel, ij oneen. Met water geduurende een half uur gekookt , doet 'er dan by, . Affchaaffel van fasfafras hout: ij oneen. Bladeren van betonie. Wynruit. SchurftkruidPhards klaauw, van elk een hand vol. Laatze daan te trekken in kokend water geduurende een half uur, in een gefiote vat, geeft als dan v f8 van het .zuivere vogt, laat 'er alle uuren ij oneen heet van drinken. Afdeeling(389. N. i. 3, a. Ziet 5. 107. tot 144. I N  41 I N DE ETTERG E Z W E L L E N. Afdeeling 403. No. 1. c. Tot Etter rypmaakende. 1. Enkelvoudige ipeceryagtige gommen. Gom ammoniac, bdelliuin. elimi. galbanum. opopafiax. fa ge peen. Verzagtende, leenhjmakendc. vervogtigeride, § 54. N, 4. 7 'erzagter.de, rypmake de Pap. y. Rogge meel, iv oneen. Azyn, ij drachmen. Gom galbanum, met de doyer r. van een ey ontbonden, een once. Met water tot een pap gekookt, doet 'er op 't einde by. Oiie.van witte leliën, j once. Maakt 'er een pap van. ^c. Verfche zuuring bladeren, iv handen vol. Ongezoute boter, een once. Doet hier by, na dat zy een weinig zagtjes gekookt hebben, Zuurdeeg, ij oneen. Gom fagapeen, in de doyer van een ey ontbonden, iv drachmen. Maakt'er volgens de kunst een pap van, - Ofte. r. Honig tot een weinig meer -dikte gekookt , iv oneen. Ajuin onder de asfche gebra• den, iij oneen. Vette vygen, iv oneen. Met een wginigje water volgens de kunst tot een pap gekookt , doet by dezelve, Lyn meel, anderhalf once. -Maakt 'er een pap van, Ofte. r. Gebolderde haver, j once. Meel van versch lynzaad, ij oneen. Bollen van witte leliën, iij oneen. Bloemen van heemst, j once. Met verfche melk gekookt volgens de kunst, voegd 'er by. Ongezoute boter, ij oneen. Maakt 'er een pap van. Afdeeling 403. N. 3. Het gebruik van het afkookiel, ff._8o8. N» 1. verwekt tot dit doeleinde een genoegfame beweeging. Afdfeling 4cq. Pap, middelmatig fcherp, verzagtend, olieagtig. de doode beklecdfclen losmaakendc. r- Zuur deeg dat fcherp geworden is , ij oneen. Gefchraapte fpaanfche zeep, ij drachmen. Honig, een half orce. Olie van kermillen door ingieting, ij drachmen. Mengd ditenmaakt 'er volgens de kunst een pap van, Ook zyn voordeelig demiddelen $ 403. N. 1. 2. voorgefchreeven. Afdeeling- 412. Tfy. Pntaifche, iv oneen, F Le-  4.1 IN DE ETTERGEZWELLEN. Levendige luikfche kalk, vj oneen- Gedampt zynde, mengd dezelve ; laat ze daar cp een vogtige plaats inteken- laatze doorlek ken, verdikt dezelve ; op een hevig vuur in een i'meltkroes gefmolten zynde, gietze voorzigtiglyk op de lleenen, om ze ïn een droog wel. toegeltopt vat te bewaaien. Een weinigje van deeze afge lqhraapt,op eencompresgelegd, laat het geduutirende twee uuren opleggen, legd dan, na het eerfte afgeveegd te hebben, boter op ue plaats. Legd een weinigje boter van ipiesglas op de uitlieekendefpiis van het- ettergezwel, Ofte houd de helfche fieen eenigen -tyd lang op dezelfde Ipits.. IN DE GENEEZING DER PYPZWEEREN. Afdeeling 415.. Ettermakende vloeibaar gemaakte Lnfpaiting. Gegroeide terebinthyn,ij oneen. Doyers van eyeren, ij oneen. Volgens de kunst gemengd, mengd met dezelve.. Gemeene honig, ij oneen. Gemeene brandewyn , iv drachmen. Gemeen water, iv oneen. Warm gemaakt en wel gemengt, lpuit hetzelve in. Ofte,. s-.. Falfamus aresei-, Doyers van eyeren, van elk een 01 ce. Gemengd zynde, verdunt dit in, Gemeene brandewyn, viij.oncen. Gebruikt dit gelyk het vorige. slfveegende Infpulting. tf-K Roozen.honig, ij oneen'. Elixir proprietatis, met bereit zout van wynfteen, ten half once. Spaanfche zeeploog, viij oneen.Mengd dit: Aloë. Saffraan» Myrrhe, van elk j drachma.. Gemeen zout, iij drachmen: Inwater gekookt en doorgczygd, voegd by x once van hetzelve, x once wyn. Ofte. Balfanick af kookfel, de zuivere pypzweer vereenigende. Groote holwortel, ij oneen. Drooge bladeren van water* look xx oneen , Mengd hier meede , Gekneusde jenever beziën, i once. Met zwakke brandewyn een uur lang  IN DE GENEEZING DER PYPZWEERËN. 43 lang in een hoogephiool gekookt, . Myrrhc mengd met xxoncen van hetzelve, Wierook, van elk twee drach- Venetiaanfche zeep, j once- men. Gebruikt het gelyk voren. Langzaam kokende, brengt deWanneer de pypzweer zuiver is, zelve, gemengt (zynde, ten onheet dezelve de volgende der met ij oneen doyers van Infpuiting. eyeren. E-. Ingegote elie van üntjans Daar opeen weinig warm gemaakt kruid, iv oneen. zynde, giet het in een zuivere Aloë. vies. IN HET HEETVUUR. Afoetltng 434. No. 1. Mengfel de geesten opwekkende in het heetvuur door een hcete oorzaak vooHgebragt , en in een alealisch geftch Et, Versch geperst citroen fap , ij oneen. , Oranje, j on¬ ce. Verfche fyroop van moerbeziën , ij oneen. Drupwater van de geele citroen, iv oneen. «. _ Citroen kruid, ij oneen. . < Canneel, j once. Rynfche wyn, vj oneen. Doet 'er fuiker by, zo het nodig is. Mengd dit. Laat alle uuren of ook alle halt uuren j once van drinken. Ofte. ■ K-. Conferf van aalbezien. ■ . Berberisfen, van elk ij oneen. Geest van zout, een halfdiachma. Drupwater van citroen kruid, vj oneen. Rynfche wyn, x oneen. Mengd dit. Laat 'er alle uuren j once van gebruiken.Indien de zieke een koud heetvuur heeft, van een flymagtig of met zuur bezet geftel. Warm mengfel de geesten opwekkende. Vlug olieagtig zout, iij drachmen. Elixir proprietatis met bereid zout van wynfteen, ij drachmen. Levens drupwater van matthiolus, iij oneen. ■ Citroen fchil¬ len, vj oneen. Syroop van de vyf openende wortelen. ■ Byvoet van fernelius, van elk. een once. F 2 Vol-  'ing. iy. Vlier bloemen Bloemen van maloten. heemst, van elk een once. Met water gekookt en uitge¬ perst, mengd metanderha]fn0nd van het zelve. Driakel brandewyn, ij oneen, vlier azyn, een once. Zee zout, een drachma. Legd dit op met warme lappen verzachtende, openeude paL Kaasjes bladeren. r De bladeren van heemst, van elk twee handen vol. Bloemen van maloten. Met water gekookt, mengd 'er op t einde by, fa Lyn meel, zo veel als genoeg is. ° Driakel brandewyn, j once Lyn olie, een half once. Maakt 'er een pap van. Diergelyke zalf. Verfche boter, zo veel gy wilt, fpoeltzemet koud water, tot dat ze wit word. i}r. Van deeze boter. Kikvorsch eyeren. Sap van huislook, van elk even veel. Mengd het volgens de kunst. IN  41 IN HET K N O E S T G E Z YV E L. Afdeeling 490 No. t. Optnsnds verzachtendeft oving legen het knotstgczwel» &-. De bloemen van heemst- _#< ——- vlier, van elk. een hand vol. ■ m , . klein duizend gulden kruid, een halve hand vol. De bladeren van alsfem. ■ witte audorn. -—— 1 ■ ■ "Wynruit. — ;— zevenboom , van elk een hand vol. De wortelen van witte wilde wyngaard, iv oneen. Tamme engelwortel., j once; Met water in .een geflote vat gekookt, en door een doek uitgeperst, mengd met vier ponden van het zelve Driakel brandewyn, iv oneen; Legd het met wolle lappen op de bloote huid , buiten op de lappen een doorgefueede uitgefpan ne verkens blaas leggende, die eerst een weinigje met olie befmeert is. Diergelyke pap* Uit dezelve beftaande, kookt ze met genoegzaam water, op 't einde 'er by doende Gom galbanum in de doyer van een ey ten onder gebragt. iij oneen. Lyn meel, jj oneen.. Lyn olie, iij oneen.. Dkrgeijke pleifter voor het knoest: gezwel. r-. Gom ammoniac galbanum- fagapeen.- opopanax-, van elk twee oneen.. Op een zagt vuur in een aai de, pan gefmolten, zuivertdezelve. Mengd 'er als dan naauwkeurig meede, Vier wel geklopte doyers van ei? jeren. Geel wasch, ij oneen. Meel van de wortel van witte wilde wyngaard, iij oneen.. Olie van wynruit door irgieting, zo veel als genoeg is, Om 'ér volgens de kunit een pleifter van te maaken. Afdeeling 490. N. 4. Het voedfel zy verfche melk, gekernde melk, en wei van melk. Vleesch nat van alle versch geflagte dieren , zo viervoetige als vogels. Hoornvrugten, haver, gerst, geers, kanariezaad, rogge, tarwe, fpe.lt- Tuingroenten, 5. 35. N. 1. Zagtaartige, rype, zuur zoete ooftvrugten, vooral gekookt zyndeGerftefpyzen , broodpappen, en z De drank zy het afkookfel van de china wortel, farfa-. G,  5* IN HET KNOESTGEZWEL. parille, de drie fandelhou» ten, enz. Pynflillend Afkookfel in een knoest' gezwel, dat men moet laten zitten, Geftampt zaad van witte heul, ij oneen. Venkel wortel, iv oneen. Koren bloemen, vj drachmen. Kaasjes bladen, j hand vol. Wet water in een geflote vat geduurende een vierde van een uur gekookt, mengd met ij pinten van hetzelve, Syroop van witte heul, twee en een half once. Laat 'er nu en dan iijofiv onceii van drinken. Diergelyke Poeder, ty. Walfchot. Roode corael. Onafgewasfe uitwaasfemend ffiesglas, van elk j drachma. Zuivere opium, ij grein, Mengd dit, en maakt 'er een zeer fyn poeder van, in iv even gelyke giften te verdeelen. Laat'er des morgens en s'avonds by 't dringen van de pyn van gebruiken.Deeze zyn voor de inwendige. Soortgelyke uitwendige Stoving, ■»-. De bloemen van biizenkruid. ■ • • malloten. roode heul. ■ vlier, van elk een greepje. Met water in een geflote vat gekookt, mengd met anderhalfve pint van hetzelve: Azyn van vlier. - — roozen , van elk twee oneen. Overgehaalde brandewyn, iv drachmen. Pynftillende, Jootagtige, zag. te zalf, om te lmeeren. Azyn van glit, een once. De uitgeperde ojie van de zaden van bilfemkruid. De uitgeperde olie van witte heul. Olie van roozen door ingie» ting, van elk ij drachmen. Maakt er volgens de kunst een zalf van, by welke gy op het einde mengd, Zuivere opium, vj grein. pleifter. Pleilter van menie» - Witte tutie-zalf. Pynftillende, zagte, de beweeging trillende pleider, voor het knoestgezwel, dat nochte door onbinding, noch te door uitroejing kan genezen worden. R-» Verfche, uitgeperste en zuivere fappen. Van de bladeren van bilfemkruid. "T ; ' tamme heul. •* ~~~ — water- eppe, van elk iv oneen, Kookt dit met een zagt vuur, verdikt het, mengd'er op hetein. meede, Witte wasch, viij oneen. , . . . Olie:  IN HET KNOESTGEZWEL. 5,f Olie van roozen, door ingieting, een once. Maakt 'er volgens'de kunst een pleifter van. Zagte loot, kwik pienter. %. Loot fuiker. Ceruis, Menging van kwik en loot, van elk ij drachmen. Witte wasch, iv oneen. Olie van roozen, door ingiéthig, ij drachmen. Mengd dit, maakt 'er een pleifter van. IN D E K ANKE R. Afdeeling 507-. No. 2. Zuiverend\P teder in een nog niet verzwore kanker» *. Harst van nagtfehoon, vj grein. Scammonie, vij grein. . Uitwaasfemend onafgelpoelt fpiesglas, xxiv grein. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Diergelyk Km'kpoeder* Zoete kwik, xv. grein. ■■ Scammonie, xij grein. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Laat dit eens 1» een week gebruiken. Afdeeling 507:. INo. 3-» Het afkookfel van klitfen. ______________—— china. - venkel. •- — peterfelie. _ fasfaparille. _ ,11 1 fcharzoneeren> Openend* zagt aar tig. Poeder. r. Onafgefpoelt uitwaasfemendfpiesglas, viij grein. Walfchot, een drachma. Mengd dit, maakt 'er een poeder van in ij giften te verdeelen. Laat 'er s'morgens- en s'avonds een van gebruiken. Afdeeling 500» Stovingen en Smeeringen. • Lottagtige, pynftillende Stoving, Drupwater van roode heul. —1 — —— roozen. — — —— vlier, van elk ij oneen. Loot zuiker, een drachma. Afverffel van opium, een drachma Driakel brandewyn, ij drachmen.Mengd dit. Zagte lootagtige Smeering. Azyn van glit, vj drachme.. Roozen olie, iv drachmen» Maakt 'er een zalf af.  ft IN DE ZIEKTENS DER BEENDEREN. Afdeeling 529. No. r. /Ifvcegend, tegen het bederfjlry dende ingegote Afkookfel, in de wind doorn. %» Groen , zwaar gefchaafr. pokhout, x oneen. Zout van wynfteen, een half dtacbnw. Met gemeen water ter hoeveel hei-d van \j Sg.geduurendexxiv uuren hebbende fta-n te trekken in een dubbel vat, kookt hetzelve geduurende twee uuren,op heteinde 'er meede vermengende, Overgehaalde brandewyn, iv oneen. Laat ze eenwederom weinigopkoken,geeft het alsdan te gebruiken. Afdeeling 509, Ziet 28. No. 1.4. Afdeeling 603. STymigt, pynflillende, zagte Stoving, zagtjens openende. . Zes zaaden van queeappelen. Maakt 'er volgens de kunst met, Drup water van roozen. - - vlierbloemen, van elk iij oneen. Een uitmelking af en mengd met her gezuiverde vogt van hetzelve. Overgehaalde brandewyn,een half' once. Afverwfel van opium, een 1 drachma* Laat op het overfchot van het afkookfel op nieuw drie ponden water gieten , en laat het geduurende iv uuren kooken. Laat van het eerfte afkookfel viermaal op een nugtere maagh, iv oneen gebruiken, des morgens om zeven uuren, dan ren elf uuren, dan wederom om vier uuren na de middag, en het laatfte s'avonds te zeven uuren, Laat het tweede at kookfel voor gewoone drank gebruiken. Dus kan men van jenever, fasfafras, bux, eiken hout, enz. een afkookfel maaken. Laat Hnnedoeken met deeze a£. kookfels doortrekken, voor Hovingen gebruiken. Gulde zalf. Konings zalf. Tutie zalf. Seruis. Populier zalf. Zalf van roozen. Afdeeling 605. N. f, Gerften koeldrank. Leenigmaakend afkookfel. Afdeeling 605 N. 2. Zuurachtig, falpeterachtig mengfel in koortfen. uit alle groote hitte ontftaan* k. Afkookfel van gerfte water, xxv oneen. Zuivere falpeter, j drachma Ryn. IN DE GENEEZING DER KOORTSEN IN 'T ALGEMEEN.  IN DE GENEÈZINg d e 11 .53 Groene ro-zems-yn, 'vsnuk twee handen vol. Roomfche kennil bloemen» ■Roode rooze bloeroen. De bloemen van reinvaren. — lavendel, va« elk een hand vol. - — edele majolein van Syriën. De wortel van fiorentynfche lisch. Tamme engelwortel. Meester wortel, van elk ij oneen. Schaaffel van fasfafras hout, ij orcen. Gekneust zaad van celerie, iij oneen. Te famen gefneeden zynde maakt'er een poeder af, Strooit dezel ve in de plaats daar de zieke is. Afdee-ltng 605. N. ro. Zagte Braakmiddelen, in Koortje», door overvloed van Spyzen. r-. Een zagt afkookfel van gerst, met water, xxxvj oneen. Azyn , honig van zee ajuin, iij oneen. Gevitriojeerde wynfteen, die niet zuur is, ij drachmen, Mengd dit, Laat 'er alle half uuren ij oneen van gebruiken. Ofte, ■fy* Conferf van vlier, iij oneen. Azyn van zee ajuin, j once. Drupwater van eitr^n kruid» vj oneen. Mengd dit, G 3 Rynfche wyn, vj oneen. Conferf van aalbeziën. vlier, van elk ij oneen. Mengd dit, Laat 'er alle vierde van een uur, een of twee oneen van gebruiken. r. Drupwater van cchorei. . ■ •-—-- duive kervel. - <— citroen kruid, van eik iij oneen» Geest van gewoon zout, een drachma. Syroop van moerbeziën , ij oneen. Zuivere falpeter, een half drachma. Mengd dit, Laat''er alle half uuren, een lepel van gebruiken. Diergelyk Poeder Vf. Cryftal van wynrten ij drachmen. Zuivere falpeter , een half drschma. Mengd dit, en maakt 'er een ipoeder van, Laat 'er alle drie uuren een halve fcrupul van gebruiken met gerften koeldrank» , •' Ziet «<*t overige m het hoofddeel van dXalcabfce verrotting, en van de overmatige omloop. AFDE-. Witte gember. Magellaanfche canneel. Zedoor wortel. Giftwortel» Virginiaanfche flange wortel, van elk een drachma- Koekjes van vipers, ij drachmen. Afdeeling 625. Drank om in dt koude der koorts tt gebruiken. r-, Afkookfel van gerst met water, x_x oneen. Zuivere falpeter, 11 drachmen. Enkele azyn honig, iij oneen. Drupwater van kruidnagelen, ij oneen. Mengd het. Laat 'er alle vierde van een uur, twee oneen warm van drinken.  56". ENT DE KOUDE DER KOORTS. Uitmelking tot liet zelfde einde. t>f. Van de vier groote koude zaaden. — kleine koude zaaden., van elk ij drachmen. Maakt 'er met water een üllHfelking van, en mengd met iij iv van dezelve. Drupwa er van venkel, iv o;;cen. Sal prüflelï. ij.fcrupuls. Syroop van de vyf openende wortelen, ij oneen.. -. vioolen, een half once. Tot hetzelfde gebruik.. Dier gelyk mengfel.. Drupwater van bernagie, jf&; ■—■ —-—- roozen , ten once.. — 1 vlierbloemen,, viij oneen. ■ >~ canneel, anderhalf once. levens geest van matthiolus, een half once.. Syroop van byvoet van fcrneuus», ij oneen. Mengd het. Gebruikt het gelyk voren. Afkookfel van koffie. ~ fasfafras hout». ~"~—" lande] hout. &n foortgelyke zyn hiergoed, vooral zo gy 0p 't einde 'er een weinig fpecery by doet. TIT. biergelyk afkookfel; Wit fandel hout. Gheel fandel hout. ROod fandel hout,, van elk once. 3' Kook dit geduurende een vierde van ten uur met water, doet er, als dan by.. Venkel wortel, iv onc-n. Scluaffel van fasfafras, twee oneen.. Zoethout, een half once. Laat ze wederom een oogenb ik opkooken, geeft dan iv «? van dit. af kook le.1 tot hel zelfde eind* IN DE EENAAUWDBEID DER KOORTS: Afdeeling 634. Gemakkei, kt braakmiddelen in de keorts.. Tr.. Azyn honig van zee ajuin, iij OüCen. Drupwater vafi cichorei, v ar, een. Mengd dit. Voor-. een drankje, tf, D? bladeren van Verfche ha* felWpnel, No., viij. Maakt 'er met drupwater van gezegendedistel geduurende vier uuren een ingietfel van. Geeft dan v oneen van het uitgierde fap voor een drankje te vitri001. xxv. grein. Maakt 'er een poeder van. Geeft het met een weinigje bier te drinken, & Zuiverende middelen in de koortfen* tf. Gryftal van wynfteen, v drachmen. Met  IN DE BENAAUWDHEID DER KOORTS. 57 Met laauw gemaakte wei van melk. Zeer zagt zuiverend poeder» r% Cryltal van wynfteen, twee drachmen. Sal prunel, xij grein. Polychrest zout, xvj grein. Mengd dit, maakt er een poeder van. Dicrgelyk fterker drankje. r. Scammonie, vij grein. Maakt 'er volgens de kunst met een half once drupwater van cichorei een uitmelking van , en voegd daar by. Ontbindende fyroop van roozen met fenne , xij drachmen. . Maakt 'er een drankje van. Diergciyk afkookfel» r-. Tamarinde, iij oneen. Koekjes van lorken zwamme, iij drachmen. Senne bladeren, j drachma. Bladeren van groot fpeenkruid ' een half once. Met water gekookt en uitgeperst , voegd by viij oneen van 't zelve. Sal prunel, eenhalfdrachma. Ontbindende fyroop van roozen met fenne, anderhalf once. Laat 'er alle halfuuren ij oneen van gebruiken, tot dat de ftoelgang volgd. Dier gelyk afkookfel. ijc. Zuur zoete pruimen, iv oneen. Tamarinde, j once. Senne bladeren, ij drachmen. De bladeren van water fpeen kruid, vj drachmen. Met water geduurenele een half uur gekookt, dan d»,or een doek uitgeperst, mengd met xij oneen van het zelve, Syroop van cichorei met rhabarber, ij oneen. Laat 'er alle halfuuren iij oneen van gebruiken , tot dat de ftoelgang volgt. Zuiverende brok» r-. Electuarium diaprunnm fylvii, anderhalf drachma. Poeder van fenne bladeren , j fcrupul. Mengd dit, maakt 'ereen brok van. Electuarium diaprunum. of het galic-idend middel van fylvius, een half once. Confeciio hamecli, iv drachmen. Heilig bitter van galenus, anderhalf drachma. Verzagtende electuarie , een once. Electuarie van fap van roofen, een half once. Zweetdryvende middelen in ele koortfen. Deeze zyn altyd verdunnende en openenele. Zweeidryvend afkookfel» r-. De wortel van eppe, een half once. • klitfen. ■ ' — china, van elk j once. — cichorei. H De II  58 IN DE BENAAUWDHEID DER KOORTS. De wortel van gras. — —-— ftekraapen. «... . — peterfelie. — raapen. ■ muizen doorn , van elk een half once. ■ farfseparille , j once. De wortel van fcorzoneeren , een half once. De bladeren van zuuring. - cichorei. «*— ■■ endivie.| . ■ papenkruid , van elk een hand vol. Vlier bloemen, ij oneen. Gekneust zaad van eppe. . peterfelie, van elk een once. Met water gekookt, geeft 'er drie pinten af. Laat 'er alle vierdedeel uurs ij oneen warm van drinken, tot 'er een zagt zweet volgt. 'Uit dit voorfchnft kan men oneindige andere te famen dellen. Pisdryvende middelen. Waterdryvend middel van een pint verfche melk en drie pinten water. Wei van melk. .Gekernde melk. Traanen van de berken boom. Sappen van verfche rype ooftvrugten met water verdunt. Salpeter. Gelpiesglasde falpeter. Polychrest zout. De voorgaande zweetdryvende afkookfel met een voedingsbeftiering tot de pis af te dryvenJfvcegcnde. Zyn de zelfde. IN DE DORST DER KOORTS. Afdeeling "640. AMefêemakkelykfa. dranken -in de koortfen. r-, .Gemeen enkel .gerftenwater , xLoncen. Conferf van aalbeziën,, ivoncen. . Zo veel -druppelen ,geest van zout, als genoeg z,yn tot een aangenaam zuur. Drupwater van canneel, een once. Mengd dit. Laat het voor geduurige drank gebruiken. b. Gelei en conferf fyroopen van aalbezicn, vj oneen. Gelei en conferf fyroopen van qtie-e appelen , vj oneen, g rvan zwarte karsfen. !| < g-.j berberis fen. 3 ^ I moerbeziën. * 5* 3 ——- .braambeziën. , g j gsanaat afpelen. * ** u 1 —- Timoenen. .ta. S --—.citroenen. : § % —— oranje appelen. • g L—- chinaas appelen. J » Bereid 45e j.gelyk vorenh. >v. Ge-  IN DE DORST DER KOORTS. 59 jv. Gelei van queën, een once. Diaraorum nicolai, ij oneen. Syroop van citroen zuuring, een once- Drupwater van bernagie. _ — citroen kruid, van elk iv oneen. Enkelwater, xxiv oneen. Rynfche wyn, iij oneen. Water middelen. Wei van melk. Gekernde melk. Zeer dun bier. Getrokke coffie. Wyn, een pint. Zuiver water, X'j pinten. Citroen fap , een weinig. Afdeeling 641. • Afkookfel in een hevige dorst en-zeer groote zwakte* gt. Beste verfche citroenen, van de zaaden gezuivert, N.u. Met de fchil gefneeden , het witte fpongieuze vleesch weggedaan zynde, en gekneustingego- ten in Enkel afkookfel van gerstmet water, xxxij oneen. Doet 'er by fyroop van moerbeziën, anderhalf once. Rynfche wyn, viij oneen. Geroost brood, ij oneen. Bewaard ze in een gefloote aarde vat. Voor geduurige drank. Ofte. Syroop van limoenen, iij oneen. Zuivere brandewyn , anderhalf once. Rynfche wyn, iv oneen. Gemeen zuiver water,xivoneen.Mengd dit. IN DE WALGING DER KOORTS. Afdeeling 6"44: Dranken voor h eerfte. Ziet §. 640. 641Dranken voor 't tweede en geneesmiddelen. Ziet f. 634- , ' 'Voor het vyfde foort. Wrange, pvnftillend mengfel. Queevleisch, iv. oneen. _ Syroop van limoenen, u oneen. Levens drupwater, van mat- thiolus, een once. Drupwater van canneel, vj drachmen. Drupwater van citroen fchillen , vj oneen. Afverwfel van opium, lx druppelen. Mengd dit naauwkeurig. _ Laat 'er een once van gebruiken , tot de walging ophoud. R.. Drupwater van fterke munte, zo veel als genoeg is. Laat 'er alle vierde van een uur, een once koud van gebruiken. . . r. Quee vleisch, zo veel als ge- noegiS* Laat F a  6o IN DE WALGING DER KOORTS. Laat 'er alle half uuren een drachma van gebruiken. Drankje tegen het braakcn, R.-. Veriche fap van citroene:? , een ha'f once. Rynfche wyn, een once. Wel gemengd zynde ,doet 'er by Zout van alfem, j drachma. Laat het ten tyde der opbmifin.i drinken. ï!. Dunne fchyfjes van citroenen, met zuiker ovcrttrooit, laat die op de tongh gelegd in de mond houden, fn alls komen intusfchen byna te pas , bettingen , ftovingèn , w.isch, maagh pieifters, voornamentlyk wanneer 'er geen ont* ftéeking plaats heefr. R- Het fap van munte met azyn uitgetrokken. Legd dit met brood op. Maagh pleifter tegen de walging uit een ongefchikte beweeging, yan het zenuw vogt ontftaande, j?-.. Speceryagtig poeder van roozen. -—--—■ van gab'ga. abbj van elk een once.. Mengd dit. In fyn lynwaad genaak legd het op de midden bovenbuik. Pleifter in de walging der koorts, uit de verftoring van het zenuw vogt ontdaan, voor de maagh. r-. Wasch maagh pleifter van Galenus , zo /veel als ge. noeg is, op dat zy op zeemleer gefmeert, een pleifter voor de maagh worde. Zy is goed zo lang zy kleeft. BeUing tegen de walging uit de onregelmatige beweeging, van het zenuw vogt on'ftaan. e. Levens water van matthiohis, een once. Geest van engel wortel. WindJryvende geest van fylvius. Geest van munte, van elk ij, oneen. Legd een fneedj i geroost tarwe brood, wel met deeze gefproeit, warm op de midden boven buik, legd daar op een verkens blaas, met olie nat gemaakt, en, dan op dezelve een band. Vernieuwt dit na twaalf uuren. IN DE ZWAKHEID DER. KOORTS. Aedesling 667* Het fip vanosfe vleesch. kalfs vleesch. ■ fchaapen vleesch.. ~——■■• ■■■ hoender vleesch. In water gekookt, doet 'er een weinig zout en, citroen fap 0p. Versche melk. De afkookfels, 5. 38. N. 2. Ap»  Afdeeling 758- Gcneesmiddekn die hier toe behoren. Alle de tacheuiaanfche ak>ui ten, welke bereid worden voornainentlyk van alsfem. Gezegende distel. Van de fteelen vairboonen. Salpeter. Gelpiesglasde falpeter, Onafgefpoelde uitwaasfemend Ipiesglas. Ammoniac zout. Prunel zout. Polycrest zout. Weder herbore wynfteen. Verftecnde wynfteen. Zout van wynfteen met olie van terebinthyn , tot een zeepagtige klont gebragt. Alle de fpeeeryagtige-kruiden, in alle haare deelen. Ziet de geheele $. 75* N< 5' §■ 54. N. 4. vooral onder de openende middelen. Afdeeling 759. Braakmiddelen in de afgaande koor!s Braak wynfteen, v grein. Maakt 'er een poeder van. Laat het op eenmaal gebruiken. Braak pillen. r> Braak wynfteen , v grein. Brood kruim, zo veel als genoeg is- • Om 'er vyf pillen van te maar ken. Voor een gifte. Een braak drankje, fbrk besoerende. Rj, Braakwyn, ij oneen. Azyn honig van zee ajuin. Mengd dit, maakt 'er een drankje van. iy. Braak wynfteen, v grein. Gelei van aalbeziën, een half once. Canneel olie, een di tippel, Mengd dit, maakt 'et een brok van» Drank: ijk. Pillen van coloquint en a!ac., ij fcnipuls. Ontbindende fyroop van roozen, een half once. Drup water van vlier bloemen, ij oneen. "Maakt 'er een drankje van. Pillen. r> Gewasfe aloë, xij grein. Myrrhe, x grein. Opopanac, v grein. Rits zout, v grein. Mengd dit, maakt 'er ix pillen van. Afdeeling 761. Zweeidryvend, tegenkoortftg,, zelden bedriegend middelen* onder de gedaante van een mengfel. r*. Polychrest zout, ij drachmen. Syroop van de vyf openende wortelen, ij oneen. Zuivere opium, ij grein. Gegtst drupwater, van gezegende distel. 1 •—— alfem. ■— wynruit. . 1 majolein». ï£ 3 Gj> 61 IN DE AFGAANDE KOORTS. -  6 2 IN DE AFGAANDE KOORTS. Gegest drupwater van munte^ van elk een once. Uiitreklël van alfem,ij oneen. Mengd dit. Laat 'er alle vierde van een uur een lepel van gebruiken, daar op iv oneen van't volgend afkookfelna ieder lepel drinkendeDier gelyk, onder de_ gedaante van een ajkookfel, s-. Meester wortel, vj drachmen. Sasfafras hout. Rood fandel hout, van elk ij oneen. Bladeren van gulden roede, nvee handen vol. Bloemen van klein duizend guldenkruid, een half once. Gekneust zaad van eretisch kroontjes kruid, vj drachmen. Giet ze in een wel geffote vat geduurende ij uuren zonder opkokrog, maar byna ziedende, laat ze dan een weinig opkoken, geeft alsdan van dit afkookfel, ij pinten. Afdeeling 7153. Ziet Ó43- 640. Afdeeling 767. Poeder om in een langduurige herfstkoorts, het lichaam verzwakt zynde te gebruiken, r. Goede koortsbast, een once. Maakt 'er een poèder van in, xij giften te verdeelen. Laat 'er alle twee uuren een van gebruiken , met wyn- Afkookfel in hetzelfde geval. r-. Koorts bast, iij oneen. Gemeen water, xij oneen. Geduurende twee uuren ingegoten zynde, laat ze dan geduurende een uur opkoken: doet 'er alsdan by. Franfche wyn, iv oneen. Laat ze wederom in een hoog vat een weinig opkoken , geeft alsdan het zuivere afkookfel te drinken. Laat 'er alle twee uuren anderhalf once van gebruiken. r?. Koorts bast, iij oneen. Geduurende ij uuren in een geflote vat, met gemeen water gekookt zynde,geef'er xvj oneen van Laat het gebruiken als voren. Diergelyk uittrekfel. R-. Het voorgaande afkookfel. Last het uitwaasfemen, tot de dikte van honig. Laat het in iv giften verdeelt, gebrniken. f/. Het voorgaande uittrekfel. Verdunt het met een once fyroop vau de vyf openende wortelen. Dit zal een fyroop zyn. Laat het gebruiken gelyk het uittrekfel. Rr. Het voorgaande uittrekfel. Mengd 'er meede poeder van zoethoud zo veel als genoeg is, om 'er pillen van iv grein aftemaaken. Laat ze altemaal gebruiken, in de afweezigheid der koorts. Afdeeling 768. Warm infmeerfel, of de rughjlreng meede te fmceren. Olie van fcorpioen kruid. *~ bevergeil. Olie  IN DE AFGAANDE KOORTS *3 Olie van jenever beziën. —• campher, uit de wortel van canneel. . ■ laurier: ■ ■ ■ terebinthyn. Gezwavelde balfem van tere-_ binthyn, van elk een half once. Mengd het, voor bet befchreeinfmeerfel. Te famentrekkend afkookfel. tf. Breede weegbree geheel, x oneen. De wortel van zevenblad dat versch is, ij oneen. Geeft twee pinten van het afkookfel, van 't zelve, in water. Laat 'er alle twee uuren iij oneen van drinken. Diergelyk poeder. r,-. Steen aluin, j drachma. Moschaat noot, ij drachmen. Poeder van amenifche bolus, xij grein. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Laat het een uur voor de aanval gebruiken. Bettingen, tf. Corenten. De knoppen van hop. Zeezout, van elk ij oneen. . Tot een pap geftoten. Legd het op de flagaders der polfen. r?. De knoppen van verfche wynruit, ij oneen. Mosterd zaad, ij drachmen. Gekneust zynde, legd dit op de polfen» IN HET WATERIG KEELGEZWEL. Afdeeling 796. ZiÊNr N. i. §. 54. N. 4'. Ziet\N. 2. §. 201. IN HET KNOESTIG KEELGEZWEL. Afdeeling 797. Olie van wynfteen, door fmelting. Laat de plaats allengskens ttttknagen, door dezelve nu en dan aanteraaken met een penceekje van plukfël , van linnen aan een pen vast gemaakt, en hier meede bevogtigt. Dit word fterker gemaakt met levende kalk, maar het aanraken is van groter gevaar verzeld»JiÜ I N  6"4 IN HET BRANDIG KEELGEZWEL. Afdeeling 8cQ No. _. Zuiverend drankje. Diagryuie xviij grein. Aoaakt 'er met water een uitnielkirgvan, en meng met een half once van hetzelve. Syroop van fenne bladeren, anderhalf once. . Maakt 'ar een drankje van. Diergelyk klijïecr. Senne bladeren, een once. Met viij oneen water gekookt, mengd n:et hetzelve, Salpeter, een once. Syroop van fenne bladeren, een once. Maakt 'er een klifteer van. Afdeeling 800. N. 5. Byzondere badfloof', ver zagt end, openend. Azyn van vlier. roozen. .. goudsbloemen, van elk een once. Drupwater van vlier, vj oneen.Mengd dit. Laat de wanne damp met een tregter in de keel komen. Afdeeling 8ic. Leenigmakende, verzagtende pap. r:. Water linfen, vj oneen. Bladeren van verfche plompen, v oneen. •— tamme heul, viij oneen. - heemst, vj oneen. Vlier bloemen. Maloot bloemen, van elk iv oneen Met water gekookt zvnde doet er op 't einde by, Zwaluvve nesten, N. 2. Lynzaad, zoveel als genoeg is. Olie van witte leliën, iij oneen. Maakt 'er een pap van. Laat het afkookfel voor Hoving dienen. Afdeeling 81 r. Vcrzagtend, verdunnend, falpe* teragtig gorgelmiddcl. Het afkookfel van de voorgaande pap, xij oneen. Vlier azyn, ij oneen. Syroop van heemst. Zuivere faipeter, ij drachmen Mengd het. a-. Vette vygen, N. 22. Bladeren van heemst, ij oneen Lang gekookt hebbende, laat xxx oneen van het uitgeperfte fap gebruiken. Afdeeling 813. Voedende klijieeren. V?* Vleesch fap, x oneen. Salpeter, x grein. Geest van zout, vj druppelen. Mengd dit. Laat het alle acht uuren infpuiten , fna dat de aars eerst met een zuiverend klifteer uiteefpoelt is. I N  IN DE OPREGTE LONGONT5TEEKING. Afdeeling 850. Zagte, openende drank. fc. Afkookfel van gerst met water, xl oneen. Salpeter, ij oneen. Azyn honig, iv oneen. Mengd het. Laat 'er alle vierde van een uur, ij oneen van drinken. Afdeeling 851. Verzagt end afkookfel, het uitwerpen der fluimen, voor V zittende» De bladeren van glaskruid. . leverkruid- .; , paarde bloe- * men, van elk een hand vol. Gekneust zaad van witte heul. venkel,van elk een once. Zoethout, anderhalf once. Met water gekookt zynde, geeft 'er l oneen van. Laat het gebruiken als voren. Afdeeling 853. Openend, pi dryvend afkookfel* jji. Graswortel. Muizen doorn wortel. Peterfelie wortel. Venkel wortel, van elk twee oneen. Meester wortel, ij drachmen. Gekneust zaad van klitfen. .. ■ peterfelie, van elk een once. Geeft van het afkookfel met water xl oneen. Tot het zelfde gebruik. Afdeeling 855. No. 2. Voedfel» Moeskruiden. *] Meelfpyzen. | Erwten. J»Ziet 5- 35. N. r. Rypeooftvrug- | ten J Afdeeling 855. N 3. Zyn waasferaingen,§. 809. N.5. Afdeeling 855. N 4. Verdunnend afkookfel, de hoest zagtjes opwekkende* Bc. Azyn van zee ajuin ,vj drachmen. Azyn honig van zee ajuin, iij oneen. Polychrest zout, j drachma. Afkookfel van gerst in water, viij oneen. Drupwater van hyfop, iv oneen.Mengd dit. Laat 'er alle half uuren, een once van drinken. ije. Getrokke coffie, ij ffi. Honig, ij oneen. Mengd'het. Laat het warm drinken tot het helpt. Afdeeling 858. Openende afvecgende middelen, in een opend longzweer* De bladeren van gemeen vrouwen hair. ■ wit vrouwen hair, of muur ruite. I De  De bladeren van zwart vrouwen hair. » __________ geel vrouwen hair. , leverkruid. onzer vrouwen mantel. , ,, boekbunge. —-—i — betoni. 1 madelieven. — . bernagie. «• ■ duiven kruid. zegegroet!. —_ — haage eike* ,—,— yèid cypres. —i y, , cichorei. , paarde bloe¬ men. _ edele rakette. duive kervel. ■ honds draf. — .- edel leverkruid 1 — aard leverkruid - grote eppe. — fint jans kruid. ' hyfop. weed. latouw. ■' hertstonge. witte andorn* — ———— duivels beet. ■ ■• •- 1— penning kruid. ■ prang wortel. ~i— —— Letaei Üeutelen. brunellen. —i ,— gevlakt longkruid. — fchorfskruid. ■ waterlook. De bladeren van falomons zege!. fiecruid. paarde klaauw. tamme valeriaue — wilde valeriane. ' ■ yzer kruid. * eer en prys. maagde palm. -. gulde ioede. Gom ammoniac. galbanum, opopanax» Vleis Ivm. Maftik. Myrrhe. W icrook. Therebintbyn. Openend afyeegcnd. afkookfel* R-» De bladeren van versch leverkruid. '" versch gulde roede. — versch betoni ————- . tamme valeriane, van elk een hand vol. — — witte andorn» een vierde hand vol. De vyf openende wortelen , van elk j once. De bloemen van klein duizend gulden kruid. " leverkruid. " fint jans kruid, van elk een hand vol* Met water gekookt zynde , geeft 'er iv pinten van te drinken. Laat 'er alle twee uuren van den dag twee oneen van drinken. Een ander. De wortelen van klitfen. De 66 IN DE' OPREGTE LONGONTSTEEKING.  ÏN DE OPREGTE LONGONTSTEEKJNG, 6? De wortelen van eb ma. 1 •— farfaparille, van elk iij oneen. Geduurende een half uur met water gekookt, doet'er by. Sasfafras hout, iij oneer. Wanneer zy wederom een weinig opgekookt hebben , mengd met iij pond van het afkookfel. Syroop van de vyf openende wortelen, ij oneen. Om te gebruiken gelyk veren. Beste pillen tot hetzelfde gebruik. Heldere myrrhe, een drachmen. Met de doyer van een versch ei, een fcrupul. In een glaze mortier lang te famen gewreeven, mengd met dezelve. Beste wierook, ij fcrupuls. Maakt'er pillen van drie grein van. Laat 'er een of twee van gebruiken, eer het gebruiken, van het afkookfel. Dier gelyk verzagtend'poeder, ^. Beste myrrhe, ij drachmen. Walfchot, een drachma. Mengd dit, maakt 'er een poeder van, in twaalf onderfcheide giften te verdeden. Laat 'er s'morgens en s'avonds een van gebruiken , met het afkookfel. Diergelyk conferf. ^c. Myrrhe. Wierook, van elk j drachma. Witte honig, ij oneen. Mengd dit volgens de kunst, Laat'er alle uuren, j drnchma van gebruiken. Zagte opiaten om s'avonds te gebruiken. Piüulde cynoglos, J fcrupul. Maakt 'er zes pillen van. Laat 'er een of twee van ge* bruiken voor het fiaapen. Pilul de fyrace, in gelyke gifte. Tot het zelfde gebruik. Vtr'dovend poeder. e.-. Opium tot dunne febyfjes gefneeden en langfaam uitgedroogd, 'i grein. Roode corael, xij grein. Maakt 'er een fyn poeder van. r?. Borst fyroop, een half once. Levens water van matthiolus, j drachma. Drupwater van hysfop, een oneen. Mengd dit, maakt'er een dratikje van. Om des avonds in te neemen. Opium, j grein. Maakt 'er twee pillen van. Laat'er s'avondseen gebruiken. 9-. Opium, j grein. Syroop van vrouwen haair, iv drachmen. Drupwater van de bloemen van roode heul, j once. Mengd dit tot een drankje. Verzagtende dampingen» V* Kaasjes bladeren. De bladeren van heemst. -i bingelkruid. --— muurkruid, van elk twee handen vol. I a Meel  68 IN DE OPREGTE LONG ONTSTEEK INC, Meel van lynzaad, ij oneen. Laat de damp met de lugt inademen . Afdeeling 859. Ziet het tweede afkookfel, $ 858. Vtrzagterfd openend mengfel. Het uitgeperfte lap van verfche kervel. Zoete melk, van elk iv oneen. Syroop van hysfop, j onceMèngd dit, Laat 'er alle twee uuren een once van gebruiken. Afdeeling 86r. ./Ifkookfel na de verettering, de etter na de levertrekkende, dat meelopend en eifveegd, Rr- De bloemen van groot zeegekruid, ij handen vol. Verfche endivie, vier handen vol. De bladeren van wilde cichorei, iij handen vol. Met water gekookt, geeft iij pinten van het uitgeperfte fap. Laajt 'er alle twee uuren twee oneen van gebruiken. Afdeeling 866. Damping* Ziet 858. Openend, ontfloppend mengfel. 33c. Azyn honig, iij oneen. Syroop van de vyf openende wortelen, ij oneen. Afkookfel van honds draf , x oneen. Zuivere falpeter, een drachma.Mengd het. Laaner 'er alle uuren een once van gebruiken. Zagt, ontfloppend, tegen koertfig poeder, in de onderdrukking.deifluimen . y. Zuivere opium, ij grein. Bloem vau zwavel. Walfchot. onafgefpoeld uitwaasfemend fpiesglas, van elk een drachma. Mengd het, maakt 'er een fyri poeder van, in xij gelyke deelén te verdeden. Laat'er alle drie uuren een van gebruiken, met een of twee oneen van het voorgaande mengfel. Ofte, r-. Bloem van zwavel, ij drachmen. Wierook, een fcrupul. Walfchot, een half drachma. Onafgefpoeld uitwaasfemend fpiesglas, een drachma. Mengd dit, maakt 'er een poeder van in xij giften te verdeden. Laat 'er alle uuren, een van ge» bruiken, met een once van het vorige mengfel. Een zeer verzagtende en gladmaakende likking, in de onderdrukking der Fluimen. ^. Olie van zoete amandelen versch uitgeperst, anderhalf once. Syroop van violen. Virginiaanfche honig. Mengd dit naauwkeurig. Laat'er alle half uuren een half once van gebruiken tot dat de fluimen wederom komen. IN  6$ IN DE BASTERD LONGONTSTEEIUNG- . Afdeeling 873. N. 2. Laat dit klifteer dienen* ff* Honig, iij oneen. Salpeter, j drachma. Een doyer van een ey. Afkookfel van gerst in water, viij or.cen. Maakt 'er volgens de kunst een klifteer van, Afdeeling 873. N. 4. Affpoelend', afveegend, zeer zagt openend afkookfel* fy* Venkel wortel, ij oneen. Gras wortel, iv oneen. De bladeren van glaskruid. ——— leverkruid , van elk anderhalve handvolGekneust zaad van witte heul, j once. Zoet hout, anderhalf once. Metwatergeduurende een vierde van een uur gekookt, geeft'er twee en een halve pint van. Laat 'er alle twee uuren , ij oneen van gebruiken. Befmeering om de zyden te befmee* ren, aie leenigmakende, onï'floppende , afleidende is. r ♦ Lootzuiker, iv drachmen. Azyn, vj drachmen. Roozen olie door ingieting, j once. Mengd dit, maakt 'er een zalf Van. Populier zalf, ij oneen. r. Witniet pleifter, zo veel aïs genoeg is. Smeert ze op zeemleer. Afd eeling 890. N. 3'. Leenigmaakend', ontfloppend', zag- telyk openend af kookfel*. b-. Hoefbladeren. Kaasjes bladeren, van elk ij handen vol. Roode heul bloemen. I 3 Heemst IN HET ZYDEWÉE. Afdeeling 887. Ziet het afkookfel, §. 873. N.4. 861. 859- Afdeeling 890. N. a. leenigmakende, ontftoppende, ycr* zagtende, /lillende, Jioving. ff* Kaasjes bladeren. De bladeren van heemst- ■■ - glaskruid, van elk ij handen voU ■ tamme heul. ■ bilfemkruid, van elk een hand vol. Vlier bloemen. Malloot "bloemen, van elk iij oneen. Met zoete melk gekookt is dit een Hoving. Hier uit begrypt men de baden en laauwmakingen»  70 IN HET ZYDEWÉE. Heemst bloemen, van elk een halve hand vol. Peterfelie wortelen. Sarfaparil wortelen, van elk iij oneen. Gekneust lynzaad , iv drachmen. Latouw zaad. Lieve vrouwe distel zaad,van elk j once. Met water gekookt, geeft 'er iij pinten van. - Laar 'er alle uuren ij oneen van drinken. Diergelykc uitmelking. Vfi. De vier groote koude zaaden. kleine koude zaaden, van elk drie drachmen. Zaad van witte heul ,Mjoncen. Met gerftewater gekookt zynde, maakt 'er volgens de kunst een uitmelking van, en mengd by xiv oneen van dezelve- Zuivere falpeter , anderhalf drachma. Syroop van vrouwen haair, j once. Laat 'er alle uuren, of ook wel alle vierde van een uur , een once van drinken. Mengfel ter zeiver einde» Drupwater van koortn bloemen. - — vlier bloemen, van elk viij oneen. ' > bernagie,von* een. Kreefts oogen, ij drachmen. Prunel fteen, j drachma. Syroop van koorn bloemen. Syroop van witte heul, van elk j once. Mengd dit. Laat 'er alle half uuren, ij oneen van drinken. Afdeeling 903. Openend, tegen de verrotting Jlr j- dend afkookfel. vt. De bladeren van waterlook. ■ ■ knoflook. 1 witte andorn, Met water gekookt, mengd by ij pinten van hetzelve. Azyn honig van zee ajuin, viij oneen. Salpeter, iij drachmen. Driakel azyn, j once. Laat 'er alle half uuren twee oneen zeer warm van drinken. IN DE ONTSTEEK ING DER LEVER EN VEELVULDIGE GEELZUGT. Afdeeling 922. f 54- N- 4» Ziet naar over de j 75. N. 5. ontbinding. §. \ 88. N. 5. 6. I -35' Afdeeling 924. ZietHö8.N. 5. 6» At-  IN DE ONTSTEEKING DER. LEEVER EN Afdeeling 927. Bloeelflempend middel; her nodig in de bloedflorting itit de neus. 1. Zagt , ge. Steen aluin, j drachmen. .Drupwater van weegbree, j once. Ontbind dit, gemengd zynde. Steekt in de neusgaten wieken in hetzelve nat gemaakt. 2. Sterker.. B-. Loot fuiker, j drachma. Drupwater van roozen , een once. Mengd dit- Tot het zelfde gebruik. 3. Zeer flerk. r-« Gemeene vitriool, j drachma. Drupwater van roozen , vj drachmen. Mengd dit. Tot het zelfde gebruik. Afdeeling 928. Ziet 54. N. 4. Afdeeling 930. Middelen hier bjna eige. Tamme zuuring. Veld zuuring. Zuuring met ronde bladeren. Klaver zuuring. Wilde melde. Algoede. Wratten kruid. Wilde cichorei- Tamme cichorei» Paarde bloemen.. Endivie. Duive kervel. Havik kruid. Latouw. Patich. Porceleiai. Syroop van bernagie, ij oneen. —1 cichorei met rhabar¬ ber , iij oneen. duive kervel, ij oneen. ■ de vyf opende wortelen , ij oneen. Tegsnvuurich, openend, zagleljk afgang verwekkend afkookfel. Br. Tamarinde, j once. Zuur zoete pruimen, iij. oneen. Rozyncn zonder de kernen. Corenten, van elk ij oneen. Paarde bloemen. , Bloemen van wilde cichorei, van elk, j once. Scorzoneer wortelen ,iv oneen. Met water geduurende een viede van een uur gekookt, mengi met twee ponden van het zelve» Polychrest zout, j drachma. Syroop van cichorei met rha» barber, anderhalf once. Laat 'er alle half uuren, j once van gebruiken, tot dat de afgang zagc word,meteen behoorlyke voedings wyze. Diergelyk mengfel.Syroop van cichorei, met rhai- barber, anderhalf once. Prunel zout, j drachma. Drupwater van cichorei. ■ — duivekervel, van elk twee oneen. Mengd dit. Laat 'er alle half uuren j lepel van gebruike tot't zelfde gebruik* Af-  ;ra VEELVULDIGE GHEELZUGT. Afdeeling 944» In de zomer. Verkoelend-, de vertoning tegen' fiaand,de krachten verkwikkend, dorst Jlillend, drankje. Rype moerbeziën. —-— aalbeziën. vlierbeziën. ■ kers len. —— berberisfen , van eik iv or.cen. Gekneustzynde, kookt het uitgeperste fap, Mengd als dan met j once van dit fap. . Een doyer van een ey. Citroen fap, j drachma. Rynfche wyn, j once. Zeer fyn" geftampt geroost brood, zo veel als genoeg is. Suiker, zo veel als genoeg is. Maakt 'er een drankje van. In de winter. JJiergelyk, maar een weinig heeter. r.. De conferf van dezelfde vrugten, j oneen* Olie fuiker vannotemoschaat, v grein. Drupwater van citroenfchil- len, ij! oneen. Rynfche wyn, | once. Eyer dooyer, N. 1. Suiker, zo veel als genoeg is. Dient deeze toe met een weinigje geroost brood'er in geweekt en uitgeperst. Tot het zelfde gebruik. Rc. Uitgeleeze bladeren van verfche latouw. Uitgeleeze bladeren van ver fche endivie. Uitgeleeze bladeren van verfche paardeftoelen. .Uitgeleeze bladeren van verfche porcelein , van elk vj oneen. Uitgeleeze bladeren van ver, fche zuuring, iij oneen. Gezuivert, gewasfen, het water wederom uitgedrupt, met vleeschfapen een weinigje boter, zout en notemoschaat, zagtjens gekookt, geeft het om te eeten. IN DE ONTSTEEKING DER MAAGH. Afdeeling 954. ' Leenigmakende drank, enz» fy. De bladeren van verfche klaver zuuring, iij oneen. Kaasjes bladeren, anderhalve hand vol. Heele haver, j once. Met verfche wei van1 melk gekookt, doet byxiij oneen van hetzelfde. Twee dooyers van eyeren. Conferf van aalbeziën ,j once. Leenigmaakend verzagtend klifteer* De bladeren van verfche endivie. De bladeren van verfche cichorei. De bladeren van verfche duive keivel. Kaasjes bladeren. Bla-  IN DE ONTSTEEKING DER MAAG II. r3 Bladeren van heemst,-van.elk uitgeperst, gebruikt 'er tien oneen hand vol. een van voor een kh-teer twee Met wei van melk gekookt en of driemaal op een dag. IN DE ONTSTEEKING DER DARMEN. Afdeeling 966* Geneesvocdfel. Scorzoneer wortelen. Boxbaart wortelen. Suiker wortelen. Peterfelie wortelen. Cichorei wortelen, van elk ij oneen. , " .„ Met vleesch fap, volgens de kunst gekookt tot xxx oneen , mengd met het fap. Twee dooyers van eyeren. Zout zo veel als genoeg is. Balfamiek, afveegend afkookfel.^ r-. De wortel van tamme valedane, ij oneen. De bladeren van lavas, ij handen vol. Sint jans bloemen, j hand vol. Leverkruid, ij oneen. Met water gekookt, dient'er ij 18 van toe. Laat 'er alle uuren ij oneen van drinken. Uit het zelfde afkookfel word ook een klifteer gemaakt. IN DE SPROUW. Afdeeling 090. N. 1. Verzagtende, ontmannende drank. Gedampte versch gepelde amandelen, ij oneen. Fist-cen, j once. De vier groote r Geknei!St koude zaaden. 1 yan e]k 5j. kleme K drachmen. koude zaaden. I Gepelde haver, Üj drachmen. Kookt het met water in een geflote vat, geduurende een uur, doet 'er alsdan by. Gefchilde wortel van zoet hout. * . . Laat ze op nieuw een weinig opkoken, dient als dan van het afkookfel, naauwkeurig gewreeven , ij pond. Laat dit drinken, en de keel'er meede fpoelen, enz. Ofte. Een meer openend en afveegend afkookfel. De wortel van roode pastina.ken, met dunne bladeren. Suiker wortelen. China wortel. Sarfaparil wortel, Rapen, van elk iv oneen. Heele gerst, j once. Klein geftoten, met water gq. kookt, mengd by xxx oneen van het fterk uitgeperfte fap. K Sy-  74 IN DE SPROUW. Syroop van heemst, j once. Tot het zelfde gebruik. Verdunnend, ontbindend, afvee- tiend fap. r. Rapen met de fchillen zo veel als genoeg is. Schaaft ze met een fchaafyzer. perst 'er alsdan het fap uit , het geene zagtjens opkokende moet afgefchuimt worden, meugd alsdan met xvj once van het zelve. Twee dooyers van eyeren. Syroop van vioolen,ivdrach* men. Laat 'erallehalf uuren een half ©nee van drinken. De beste fpyzen. Ziet $. 35- N. i. 3. Afdeeling 990. N. 2. Verzagtcnd, afveegend afkookfel, Sf. Kaasjes bladeren. Beeren klaauw. Bladeren van heemst. ■ — glaskruid. - —— wolkruid. ■ — bingelkruid. ■ ■ onzer vrouwen mantel, van elk ij oneen. De wortelen van heemst, een once. Rapen, x oneen. Met water gekookt en uitgeperst, mengd met xxxvj oneen van hetzelve. Vier dooyers van eyeren. Roozen honig, ij oneen. Maakt'er een mondfpoeling van om altyd de mond meede te fpoelen, en laat het tot een geduurig gorgel middel dienen, maakt van het overige neerzaakfel een pap, om buiten op de keel te leggen. Ook kan men een klifteer uit dezelfde middelen bereiden. Afdeeling 990. N %• PTerzagtcnd, pynftillend, een weinig verf 1 erkend mengfel. Bi. Syroop van witte heul, twee oneen. Room van zoete melk , twee oneen. Twee dooyers van eyeren. Drupwater van roozen, twee oneen. Mengd dit. Laat hier een weingje van ge duurig in de mond houden. Ofte, fy. Gelei van hertshoorn, ofte ■ vleesch, die wel dik is, een weinig in ftukken gefneeden, zo veel als genoeg is. Laat het geduurig op de tong leggen, op dat het aldaar ontbonden dezelve beftryke: en laat het alzo langzaam doorflokken. Deeze verzagten het vervelde. Openend, het hart v erft erken d afkookfelin het afvallen van de fp roten ■fy. Het afkookfel vanverfche bladeren van leverkruid, vij oneen. Roozen honig, j once. Mengd dit. Tot het zelfde gebruik. Ditverlterkt het'flapgewordenen. Af-  IN DE S P R 0 U W. Dit verder kt de (hippe vaten van de darmen. Afdeeling 990. N. 5. Zuiverend, en tevens vcrfierkend drankje na de verrigting. Rhabarber, anderhalt' drachma. Gheele myrobalanen zonder de kernen, anderhalf once. Met water gekookt , mengd met drie oneen van het uitgeperste fap. Syroop van cichorei, met rhabarber, xij drachmen. Maakt 'er een drankje van. Afdeeling 990. N. 4. Te famentrenkend, meer verfterkend afkookfel na de ff rouw. e... üe wortel van patieh, j once. Koortsbast, vj drachmen. De bast van taniansch boom, vj drachmen. De bladeren van leverkruid, j hand vol. Met water gekookt tot anderhalf®, mengd met hetzelve. Syroop van fcharlake bezien, j once. Laat er alle uuren een half once van drinken. IN HET GRAVEEL. alle vierde van een uur ij oneen van gebruiken. Diergelyk. fi--, Graswortel, vj oneen. Gekneust zaad van meloenen, anderhalf once. Zoethout, j once. Met water tot drie ponden gekookt, Laat het op dezelfde wyze gebruiken. Afdeeltng iooo. Geneesmiddelen hier eigen. Leverkruid. Alcea. Onzer vrouwen mantel. Heemst. Waterporcefein. Kleine madelieven. Zegegrocn» Kervel. 1 s Wiid' Afdeeling 997. N. 2.- Tegenvuurig, leenigmakend , openend afkookfel, r> De bladeren van verfche kervel. .. water- porcelein. glaskruid, van elk ij oneen. De wortel vanklaverzuuring. ——— cichorei. ■ ■■■ klitfen,vanelk ij oneen. Roode erwten, anderhalf oneen* Gekneust zaad van witte heul. Gekneust zaad van onze vrouwen distel, van elk vjdrachmen. Met water gekookt geduurende een half uur, iij fê, laat'er  ?6 IN HET GRAVEEL. Afdeeling 1025. Mondffoelingen en gorgelmiddelen in ait geval. Kwyldryvend afkookfel, de indrang van het bloed van hei hoofd afleidende, zeer nuttig in de aanval van een koude beroerte* b-, Meester wortel. VuuTWortel. Galiga wortel,van elk jonce. Bladeren van verfche orego. . — wynruit. . thym,van • elk een hand vol. Lavendel bloemen. Moederkruid bloemen , van elk een once. Magellanifche bast, vj drachmen. Met water gekookt in een geflote vat, mengd met iij ffi van bet zelve. Geest van ammoniac zout, iij drachmen. IN DE BEROERTE. Wild kroontjes kruid. Paarde bloemen» Venkel. Aardbeziën. Zoethout. Gras. Duizent koorn. Herts tonge. Bingelkruid. Penningkruid. Waterroozen. Prangwortel. Glaskruid. Perfikkruid. Schorftkruid. Gulde roede. Netelen. 1 Syroop van heemst, van Fernelius* 1 vrouwen haair. —-— cichorei met rhabarber. ■■■ witte heul. • roode heul. —. violen. Ammoniac zout. Rots zout. Zee zout. Kaauwmiddelen de fpog verwekkende. iy. Maftik. Witte wasch. Gember, van elk jonce. Maakt 'er volgens de kunst kleine balletjes van. Slymdryvende worden van dezelfde middelen gemaakt. Afdeeling 1026. Braakmiddelen. r-. Braakwyn, twee en een half once. Azyn honig van zee ajuin, i once. Mengd dit tot een drankje. Room van braak wynfteen, vij grein. Voor een gifte. Het uitgeperfte fap van ramme- latfen, j once. Azyn honig van zee ajuin, ij oneen. Mengd dit tot een drankje. Le-  IN DE BEROERTE 77 iv» Levens kwik , ij grein. Zuiverend middel» r-. Scammonie. . Harst van nagtfchoon van elk x grein. Voorloop, ij drachmen. Naauwkeurig gewreven en ontbonden zynde, mengd'er meed* ontbindende fyroop van roozen met iënne, vj drachmen. Maakt 'er een drankje van. AFDf'ELING IO28. Reuk de neus prikkelende. Afverwzel van bevergeil. Geest van ammoniac zout, van elk ij drachmen. Mengd dit, . Laat hier aan dikwils rieken. r-. Zeer fcherpe azyn. Afverwfel van bevergeil, vau elk ij drachmen. Mengd dit, Tot het zelfde gebruik. Warme balfem in een flymachtigc beroerte. Drupolie van roozemaryn. _ . reinvaren. Drupolie van lavendel. - . —— wynruit. — alsfem, van elk iv druppelen. -Olie van bevergeil door ingieting j drachma. Zenuw zalf, j once. Vlug olieachtig zout, j drachma Mengd dit, maakt'er volgens de kunst een balfem van, voor een berooking onder de neus, en om de flaapeii meede te wryven. Scherp klifteer» Rs. Merg van coloqüint, een half drachma. Tabaks bladeren , anderhalf drachma. In x oneen water gekookt, mengd met hetzelve Rots zout ij drachmen. Maakt 'er een klifteer van» Afdeeling 1030. N. 2. Voornamentlyk van fenne en tamarinde. Ziet §. 396. N. 2. Afdeeling 1030. N. 3. Ziet §. 954 966. IN DE LAMMIGHEID. Afdeeling 1068. Ziet % 75- N. 5- §• 54- N. 4. Afdeeling 1069. Speceryachtig poeder voor berooking dienende. Maftik. Wierook. Bamfteen , van elk een half once. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Een drachma hier van op een kool geftrooit, ontfangt de rook in een drooge , warme , wolle lap , wryft dan daar meede fterk de deelen. Door- K3  7» IN DE LAM M I G II E I D. Doordringend mengzel voor de zenuwen , om de flappe deelen te prikkelen. Geest van lavendel iij oneen. — amoniac zout ij drachmen. Afverwzel van bevergeil, iv drachmen. Drupwater van lavendel, vi oneen Mengd dit. Wryft met ditmengfel de deelen Scherpe , fpeceryachtige , heetc pleifter. Commyn pleifter. Pleifter van geele fteenbreeke. Zuivere galbanum, van elk j once. Olie van bevergeil, een half once. Mengd dit, maakt 'er een pleifter van op zeemleer. Legd dezelve op het deel dat eerst gewreeven is. Befmeering voor de zenuwen , elie doordringende is, in de lammigheid. Olie van alsfem, door ingieting. ■ dil, door ingietin^ IN DE DO Afdef.ung ue6. Ferfterketide , hartfterkende conferf. r-. Koortsbast, ij drachmen. Magellanifche bast, iij drach. Conferf van roozeinaryn , j once. Olie van kermillen, door ingieting. ■ nepte , door ingie¬ ting. " wynruit, door in¬ gieting. — welriekende klaveren , door ingieting, van elk een drachma. ■ bevergeil, door in- gieting. ' faffraan, door ingie¬ ting. ■ herik, door ingieting ■ aardwormen , door ingieting. " ' .ïpikenard, door ingieting.aarde , door ingieting, van elk j drachma. Unguentum Agrippa. —— Arthanita:. Martiatum. Nervinum, van elk vi drachmen. Mengd dit tot een befmeering. Scherpe pleifters. Van commyn. galbanum. geele fteenbreeke, enz. L L I G H E 1 D. Syroop van fcharlaakebesfen, zo veel als genoeg is om 'er een conferf van te maaken. Laai 'er alle drie uuren des daags een half drachma van gebruiken. Of-  IN DE DOLLIGHEID. 79 Ofte diergelyke, r-. Diafcordium Syfvii, j drach. Oliefuiker uit citroenfchiilen, ij drachmen, gcconfyte alantwortel, j once Syroop van de vyf openende wortelen zo veel als genoeg is om 'er een conferf van te maaken. ■ Tot het zelfde gebruik. Ofte meer fpcceryachtig* r. Geconfy te gember, iij oneen. oranje fchillen, ij oneen. Mofchaat noot, iv drachmen. Syroop van byvoet vmFemelitts, zo veel als genoeg is om 'er een conferf van te maaken. Laat het gebruiken als voren. Ofte diergelyke. ty. Andromachife driakel. Paarde driakel van Mefue, van elk j once. Conferf van alsfem, een half once. Engel wortel, ij drachmen. Syroop van Betoni, zo veel als genoeg is, om 'er een conferf van te maaken. Laat 'er viermaal op een dag j drachma van gebruiken. Uartfttrkende,, -warme, verf erken - de gejiceswyu. B-. Koortsbast. Magellaanfche bast. Citroen fchillen. Oranje fchillen. Bast van China. canneel, van elkjonc. Knoppen van wilde thym. —— thym. 1 marum van Sy- rien, van elk een half once. Arabifche ifaichas bloemen. Lavendel bloemen. Bloemen van reinvaren , van elk j once. Aloë lyn. Sasfafras, van elk vi drachm. Maakt 'er met vi VS fpaanfche wyn volgens de kunst een geneeswyn van. Laat 'er viermaal op een dag, met een ledige maagh ij oneen van gebruiken. IN DE HONDS DOLLIGHEID. , Afdeeling 1143. N. 6. Dranken gereed gemaakt van appelen , pruimen, limoenen, roezen-azyn.Spys, kool in pekel ingelegd. Afdeeling 1144. Verkoelend klifteer. r. Salpeter, ij drachmen. Vlier azyn. Roozen azyn. van elk j once. Afkookfel van gerst met water, x oneen. Mengd dit voor een klifteer. Diergelyke. r-. Zeezout, ij drachmen. Azyn  So IN DE HONDSDOLLIGHEID. Afdeeling 1160. L. a* Zuiverend poeder., r-. Wynfteen met vitriol die niet zuur is. Cryftal van wynfteen. Polychrest zout, van elk een hidf drachma. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Geeft hetzelve s'morgen met wei van melk te drinken: Laat 'er dan xij oneen wei van melk op drinken. Een ander zuiverend middel, gelyk een drankje. Polychresr. zout, ij drachmen. Pilul. coch. major, j fcrupul. Ontbindende fyroop van roozen met fenne , vj drachmen. Drupwater van cichorei , ij oneen. Mengd dit voor een drankje. Van diergelyke kracht. -Elixir proprietatis met bereid zout van wynfteen, ij drachmen. . On.binderde fyroop van roozen met tenue \ vjj drachmen. Drupwater van duive kervel, ij «"meen. . Mengd dk voor een drankje. Zuiverende pillen in 't begin van de fcheurbuik. r.. Pilul. coch. maj. j drachma. Azyn van goudsbloemen, vj drachmen. Gemeene honig, j once. Drupwater van wynruit, x oneen. Maakt 'er een klifteer van. IN DE SCHEURBUIK. Maakt 'er xxj pillen van. Laat'er 's^avond voor 't flaapen gaan twee van gebruiken, 'smorgens vyf voor het ontbyt. Afdeeling 1060. L. b. Verdunnende, verteerende middelen» Afverwfel van zout van wynfteen van van Helmont, j drachma. Afverwfel van zout van wynfteen, in ij oneen wyn. Afverwfel van zout van wynfteen, van tL,rvejus. Afverwfel van zout van wynfteen, in iij oneen wyn. — —• yzer van Ludovicus, j drachma. yzer van Ludovicus, in een once wyn. Wyntteen met vitriol. r Ieder kan Criftal en room, van ! tot 1 half wynfteen- A drachma Yzer vitriol. gebruikt Polychrest zout. L worden. Tacheniaanfche zouten uit de planten, j drachmen. Tacheniaanfche zouten uit de planten, in iij oneen wyn. Elixir proprietatis met geest'van azyn bereid, ij drachmen. . ~, wynfteen zoutbcrek, ij drachmen... - fpeceryag- tige  IN DE SCHEURBUIK. 2i tige wateren bereid, iij drachmen. Vlugge olieagtige, fpeceryagtige zouten, j drachmen. Venetiaanfche zeep, iv drachmen. Starkejaanfche zeep, een halve fcrupul. Enkele azyn honig, ivoncen._ . — ■ van zeeajuin, iij oneen. Te famengeftelde azyn honig van zeeajuin, ij oneen. Concerf van zuuring. fchaaps zuuring. Oranje appelen. Chineefche appelen. Citroenen. Limoenen. Granaat appelen. Afdeeling I loo. L. c» Eigenaartige , zagte tegenfehcur- buikige middelen. Averone mannetje. wyfje. Alsfem met breede bladeren. .—- fmalle blideren. Alle foorten van zuuring. Alle foorten van klaver zuuring. Rhynbloemen. Leverkruid. Guichelheil mannetje. wyfje. ByvoetRakkruid.Klitfenkruid. ' Waterporcelein. Druiven kruid. Roode cabinskool. Yzer kruid. Buxboom. Kervel . Laage eike. Veld cypres. Cichorei. Zeekool. Commyn. Eudivie. , • Kennip koninginne kruid» Venkel. Duive kervel. Beide de foorten van geitenkruid. Hondsdraf. Patich. Lavas. Majolein. Citroen kruid» Munte. Waterkers. Tammekers. Penningkruid. Rhabarber. Salie. Schorftkruid. Waterlook. Fiekruid. Eer en prys. Netelen. Speceryagtige, welriekende appelen. Oranje appelen» Citroenen. Granaat appelen. Limoenen. Fruiten. Berberisfen. Allerhande rype karsfen. Aardbeziën. Stekelbeziën. Moerbeziën. Zuur zoete appelen. Abricozen. Per.  8a IN DE SCHEURBUIK. Perfiken. Alle foorten van rype pruimen. Paerfche braam beziën. Roode braarobeziën. Bramboizen. Vlierbeziën. Tamarinde. Myrtil. Afdeeling iir5i.. Scherpe tegenfcheurbuikigc middelen Lóök. Knoflook. Kalfsvoet. Pennink bloemen. Alsfem. Ajuin. Groote ftinkende gouwen- Lepelblad. Alant wortel. Edele rakette. Raket. Maldergeer. Gods genade. Weed. Peperkruid. Parei. Wilde dragon. Rapen. Rammelatzen. Wynruit. ZevenboomWormkruid.Zeepkruid. Scherpe kleine donderbaard. MoftaardWater klaver. Uitgeperst tegen fcheurbuikig fap. jj,. Gefchaafde rammelatzen, iv oneen. Verfche lepelbladeren. Penning kruid. Netelen van elk i v handen vol. Perst'er volgens de kunst het fap uit,en mengd het met fuiker. Laat 'er vier of zesm.ial op een dag ij drachmenxvan gebruiken. Diergelyke ge^st. E?. Mostaard zaad. Raap zaad. Raket zaad. Edele rakette zaad. Tamme kersten, van elk een once. Lepel bladeren. Bladeren van peperkruid. Bladeren van rammelatfen, van elk ij handen vol. Gefneeden en gekneust zynde, doet 'er by. Zeezout, ij oneen. Bloem van bier, j once. Brandewyn zo veel als genoeg is, tot het twee vingeren'er boven opftaat. Doet dit nederdruppen, en haald het driemaal over. Vlug zout. Mengd met de voorgaande, in de plaats van zeezout en de bloem van bier. Geftampt ammoniac zout. Potasch, vij oneen. Doet dit nederdruppen gelyk voren. Geneesbier, tegen de fcheurbuik. r-. Verfche lepelbladeren, i Bladeren van verfche raket. ——— "■ edele ra- kette. Bla-  IN DE SCHEUR BUI fc. 83 Bladeren van verfche waterklaveren, van elk j hand vol Versch geftampt zaad van tamme kersfe. — — —-rapen van elk ij oneen. Bladeren van klein duizend gulden kruid, j once. Rammelats, v oneen. Gefneeden zynde, doet dit op een half vat versch en gestend bier Voor gewoone drank. ' Diergelyke geneeswyn» y. Versch uitgegrave bol van kalfsvoet, een half once. Rammelats, j once. Lepelbladeren. Bladeren van waterklaver, van elk j hand vol. Mostaard zaad,Jj oneen. Rynfche wyn, vi ffi. Maakt 'er volgens de kunsteen geneeswyn van. Afdeeling 1162. Tegënfcheurbuikige een weinig te fa- mentrekkende middelen» Cappers. De bloera van brem. Esfchen boom. Patich, en alle deszelfs foorten. Hop. Eiken varen. Rhabarber. Thamarisch' boom. Eenigzints koude tegenfeheurbuikige middelen» ("van oranje. Welriekende ' citroenenvveinekenae . linioenen> appelen. . chinaas appeien, L granaat appelen. Zuur zoete ooftvruchten. Zuuring. Klaver zuuring, ,Chichoiei. Endivie. Schaapszuuring. Latouw. Paarde bloemen, Watergroentens in de zomer. Wei van melk. Gekernde melk. Wynfteen , en alle zuuren met wynfteen. Heete en fcherpe, Zietg. uól. AFDEELING IIÖ3. Mondfpoelingen. in een warm geflel. Rj. Limoen pekel. Roozen honig, van elkijonc. Zoete geestvanzout, een half drachma. Drupwater van wynruit, ij oneen. Mengd dit, ff» Geest van zeezout, ij drach. Drupwater vau falie, viij onc. Mengd het. r, Sap vau verfche limoenen, j once. Ammoniac zout, j drachma. Drupwater van wynruit , vi oneen. In een koud ge ft el» Bi. Geest van driakel. lepelblad, van elk' j once. Beste honig, ij oneen. Mengd dit. 3e. Gecampherde brandewyn,een half once. D 2 Af-  84 IN DE SCHEURBUIK. Betoni. Kervel , van elk een halve hand vol. Tamarinde, anderhalf once, Gefneeden zynde, giet het in iij ffi wei van zomer melk. Geduurende een uur, in een byna kookende hitte, nochtans zonder opkooking , mengd daar na met hetzelve, dooreen doek doorgeperst zynde, Syroop van citroen fap. ——- brsmboizen. violen , van elk j once. Laat van een van beiden alle uuren van den dag een once drinken. IN DE LONGTEERING. Mengd dit volgens de kunst, met zo veel fuiker als genoeg is, om 'er een conferf van te maaken. De gifte gelyk boven. V^-koelend , tegen het bederf flry- dend afkookzel. R-. De bladeren van zuuring, ij handen vol in j 18 wei van melk gekookt, . en uitgeperst, Laat 'er alle uuren van den dag j once van drinken. Dier gelyk plempend middel* Rc. De wortel van zevenblad, ij oneen. • ' vyf vinger zil¬ verblad, iij handen vol. Bloe- Afdeeling ifloo. No. 2. Verdikkende, fempende conferf. Re.- Conferf van roode roozen, iij oneen. Zagt gemaakte armenifchebo- lus, ij drachmen. Myrten fyroop , zo veel als genoeg is om 'er een conferf van te maaken. Laat 'er alle twee uuren j drachma van gebruiken. Verkoelende, jlempende conferf. tf. Bladeren van tengere weegbree iij oneen. Roode koorenbloemen, anderhalf once. Versch zaad van weegbree, j once. • Afverwzel van myrrhe,jonce Conferf van jenever beziën, j half once. Drupwater van alsfem,ivonc. Rotszout, j drachma. Mengd het. Zagt, tegen het bederf flrydend afkookfel, in een fcherp fcheurbuik. Duive kervel. Zuuring. Water porcelyn. Waterklaver,van el kj handvol Wei van melk. Gekernde melk , van elk ij pinten. Maakt 'er een afkookzel van. Tegënfcheurbuikige wei van melk. \. Klaver zuuring , een en een halve hand vol.  Bloemen van rood moerasch vylvinger kruid, \ once, Gekneust zaat van zuuring, een half once. De bast van de tamarisch boom, ij oneen. Geduurende een vierde van een uur gekookt, met iv 1S water , mengd met hetze!'e- Myrten fyroop, ij oneen. Laat 'er alle twee uuren van den dag ij oneen van drinken. Zeer zagte balfamieke middelen. Zeer verzagtende uitgeperste olie. r-. Zoete amandelen. Cocos pitten. Fisticen. Zaad van witte heul, van elk iv oneen. Naauwkeurig gekneust, perst 'er zonder veel vuur volgens de kunst, de olie uit. Laat van deeze olie alle twee uuren, of alle vier uuren, j drachma van gebruiken, met een behoorlyke voedingswyze. Zagte balfamieke pillen. r-. Gegroeide terebinthyn, een half once. Zoet hout zo veel als genoeg is, om 'er een klomp van te maaken, bekwaam tot pillen. Laat 'er alle vier uuren een van vier grein van gebruiken. Ofte. r-. Gegroeide terebinthyu , een half once. ^Gom dragant tót poeder geftoten, v drachmen. IN DE LONG TEERING 85- Ameldank, zo veel alsgèYioeg is, om 'er een klomp van te maaken, tot het zelfde gebruik.Balfamns lucatelhe. Laat'er driemaal daags met een nugtere maagh een half drachma van gebruiken, daar op een once van het 'volgende honig drankje latende drinken. Balfamiek honig drankje. Vf. Zuivere verfche bloemen van betoni. Zuivere verfche bloemen van firitj'ans kruid. . fieutclhloe- men, van elk een greepje. Giet dit in met warm water in een geflote vat, geduurende een halfuur, mengd als dan met anderhalf té van het zuivere ingietfel. Masfiliaanfche honig, ij en en half once. Afdeeling 1200. N. 3. B-. Zuiver water, ij f&. Versch gemolke melk, j ffi. Mengd dit. Laat dit alleen voor een drank gebruiken, zo veel als het behaagt, ff. Versch gemolke melk een. half®. Tweebak, j onee. Suikér, ij drachmen. Mengd dit ongekookt, Laat dit viermaal daagsch gebruiken , zonder eenige, andere fpys te nuttigen. Poeder tegen het zuur. Kreefts oogen, ij drachmen, a Ve- L 3  ■86 IN DE LONGTEERING. Klits wortel» Kruis wortel. Zoet hout wortel. Beer wortel. Peterfelie wortel. Wortel van fpeerkruid. Meecrap wortel, van elk een once. De bladeren van leverkruid. ' ■ byvoet -' vrouwen haair. — laage eike. ' —— veld cypres» ■ hysföpus. —; fchorftkruid — ——— paards klauw 1 netelen. ■ — kervel, van elk een band vol. Zaad van eppe. — fintjans kruid. — — peoni, van elk een once. Bloemen van betoni. " fintjans kruid. ■ ■ klein duizend gultienkruid, van elk een t greepje. Maakt van deeze, of zommige van deeze volgens de kunst een afkookfel. Laat van hetzelve alle drie uuren iij oneen drinken. Balfamieke'pillen , het bederf van het bloed door. de vermengde etter veroorzaakt tegenftaande. ff» Zeer fyn gedampte myrrhe, ij drachmen. Wal- Venetiaanfche zeep, een half drachma. Paereffuiker^ ij drachmenMengd dit, maakt 'er poeder van, in xij giften te yerdeelen» Laat 'er altyd een van gebruiken, voor het gebruik van de melk met brood. Afdeeling 1209. %. Enkele azyn honig, iv oneen. Wynfteen met vitriool, een drachma. Syroop van de vyf openende wortelen, ij oneen. Gegest drupwater van alsfem. • gezegende distel. —— hysfop , van elk iv oneen. Mengd dit. .Laat 'er alle twee uuren iij oneen van drinken. Geneesthee,- tegen de teeringh. r.' De drie fandel houten, van elk een once. Sasfafras hout, anderhalf once China wortel. Sarfaparil wortel, van elk iij oneen. Bloemen van klein duizend guldenkruid, een half once. Met water in een geflote vat volgens de kunst geduurende een halfuur gekookt,'doet 'er by. GefchiU zoethout, een once. Laat het op rieuw een weinig opkoken : geeft dan iv t5 van het afkookfel. Dier gelyk meer te famen gefieldBerg negelwortel, ij oneen. Eppe wortel.  IN DE LONGTEERING. 8* Walfchot, iv drachmen. Naauwkeurig te famen gewreeven, mengd met dezelve Gegroeide terebinthyn , een half once. Mengd 'er meede. Poeder van wierook, zoveel als genoeg is om 'er een klomp var te maaken, bekwaam tb': pillen. Laat 'er alle o.ve uuren iij grein Van gebruiken, iy. Witte balfem van peru. balfamus copayba, van elk ij drachmen. Doyers van eyeren, een half •mee. Naaukeurig ten onder gcbragt, doet 'er by Poeder van zoethout, zo veel als genoeg is om 'er een bekwame klomp tot pillen van te maaken. Laat 'er 's morgens, 's middags, 's avonds ij grein van gebruiken. y. Maftik. Myrrhe. Wierook, van elk ij drachm. Maakt 'er een fyn poeder van , laat het intusfchen op een zeer zagt vuur in een aarde pan fmelten. Verdikt fap van zoet hout. Zeer zuivere terebinthyn,van elk een half once. Mengd 'er alsdan meede het voorfchreeve poeder, 'er op het einde bydoende Balfem van mecca, j drachm. Maakt 'er een klomp van, die met veel poeder van zoet hout moet beftrooit worden. Laat 'er daaglyks viermaal, met een nugtere maagh een klompje van zes grein van gebruiken, daar op zes oneen van de volgende drank te drinken geevende. Wend, half antiek ingiet fel. */■ 1 engere bladeren van leverkruid. ■ ven kruid. draf. kruid. • -— paards klaauiv. • 1—- ——— eer en prys, van elk een halfonce. Zoet hout, anderhalf once. Maakt'er eeningietfel van zonder opkooking, in een groote hitte, met een naauwkeurig geflote vat, met ij ffi water. Afdeeling 1210. Ziet al het voorfchreevene §. 1209. Afveegend, openend afkookfel. tf. Verfche bladeren van eer en prys mannetje, anderhalve hand vol. - 1 ■ Glaskruid. . wynruit , van elk j hand vol- ———— • tamme va- leriane, een halve hand vol. Zaad van heul, geftampt, iij oneen. •' Pe.  88 IN DE LONGTE ERING. Peterfelie wortelen, vi oneen. Met water volgens dekunstgekookt, doet by iv ffi van hetzelve Syroop van vrouwen haair , ij oneen. Laat 'er alle drie uuren iv oneen van drinken. Laat 's avonds een van deeze pillen gebruiken. ij« l ilul. Cynogloff. j drachma. Maakt 'er pillen af van iv grein I helend, ver■ zagt end middel, toe te dienen wanneer de etter met ver- ligting ophoud, onder de gedaan- te van een afkookfel. r. bladeren van verfche bernagie — — . kleine waelwortel. Kaasjes bladeren, van elkeen hand vol. Klaproozen. Bloemen van wolkruid. — ' fint jans kruid, van elk j once. Groote waelwortel, een half once. Wortel van heemst, j once. Gekneust meloenzaad. ———• zaad van witte heul, van elk j once. Koortsbast, vi drachmen. Met iv t& water gekookt, Laat 'er alle vier uuren iij oneen van drinken. IN DE WATER Z\j G T. Afdeeling 1233. Geneeswyn uit maagh en verfterkende middelen , om het Jlilftaande zenuwwater te doen vloejen. **. Meetter wortel. beide de holwor.telen. Zedoor wortel. Wortel van wilde fermontai- ne, van elk j once. Gember wortel, vi drachmen. Bloemen van klein duizend gulden kruid, ij oneen. roozemaryn, j once. Duitfche Gods genade , iv drachmen. Laurier beziën. jenever beziën van elk ander1 h alf once. Thym. Wilde thym. Marum van Syrien, van elk - j once. Zaad van alsfem. remvaaren. ■ wormkruid, van elk j once. Mengd dit, maakt van alle volgens de kunst een fyn poeder , alsdan **♦ Van het vooffchreeve poeder vi oneen. Zwaare franfche wyn, iv ffi. Maakt 'er volgens de kunst een geneeswyn van. Laat 'er viermaal op een dag op een nugtere maagh ij oneen van drin-  IN DE - WATERZUGT. 89 drinken, met een behoorlyke voedingswyze. Ofte ecu diergelyke conferf. B-, Van het voorfehreeve poeder ij oneen. Conferf van roozemaryn. j onc. •Syroop van byvoet van Fernelius, zo veel als genoeg is, Maakt 'er een conferf van. Laat 'er alle vier uuren een half drachma van gebruiken. t Ofte. iy. Van het voorichreeve poeder xij oneen. Best bier, een vierde van een ton- Maakt 'er een geneesbier van. - Om dagelyks te gebruiken. Ofte wel. r. Van het zelfde poeder ivdrach. beste witte wyn viij oneen. Maakt 'er volgens de kunst een ineietfel van. . '. Laat 'er alle twee uuren j once van drinken. _,. . . Hier toe behooren, de blixina proprietatis. — vlugge olieagtige zouten. : - ■ - ■■ fpece- ryagtige zouten. ^ ten. _ ______ . fpece- ____Ie __!!___ hoofd geesten. moeder geesten. Hier toe behooren , de vluage olieagtige maaghgeesten, enz, Ziet % 75. JN..§.54.N.4.^ 135 AFDEELING 1234' Spsceryachtig, hart fier kend, zuur, . dorst /lillend, levenskrachten opwekkend , het zenuwwater yloej? .baar maakend mengfel. %. Drupolie van citroenfchillen. . - oranjefchillen. . . canneel, vau elk iij druppeler. ,. , - ——. lavendel bloemen. . -— jenever beziën, van elk ij druppelen. Maakt 'er met vi drachmen fuiker volgens de kunst een oliefuiker van, welke daar na moet gemengd worden met Conferf van vlier. „ . — jenever beziën. Geest van zout, j drachma. Drupwater van citroenfchillen ————. ——oranjefchillen. 1 < canneel , van elk ij oneen. ■ ——munte, xonc. Laat 'er alle twee uuren j once van geb'u ken. Openend, zuur, afkookfel „ „ r Duive "[ £ *. De uitgeperfte j kervel, S fappen van hetJ Cichord ' o geheele versch^ paarde h gefneede kruid , bloemen. vau LZuuring j s$ Room van wynfteen , een half.ffi- M Kookt  Kookt Uit meteen zagt vuur tot op de helft;, mengd dan met x •kiest van het gezuiverde afkookie;. .. ; ■ h1 K GojnSerf van vlier, x oneen, laat 'er alle twee uuren een hal f once van gebruiken. 11 ui .'f erkend, openend, zuur, mengfel, n, Zoete geest van falpeter, iv drachmen. Geest van !epelbad,.vj drachSyroop van Cichorei met rhabarber. '——— de vyf openende wortelen, van elk j once. Rynfche wyn, j S. Mengd dit. Laat 'er alle twee uuren j once van drinken. AFDe ELING l(t'yf» Ni 3. Voorfvhriften van zuiverende kwik poeders. Turbith mineral, een half grein. Witte gember, x grein. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Over anderen dag 's morgens te gebruiken, met een weinigje merg van een gebrade appel. £•» Roode nedcrgeltote kwik, j grein." Moschaat noot, vj grein. Mengd dit, maakt 'er een poeder van- Tot het zelfde gebruik, als voren te gebruiken. ■ !}•. Zoete opgeheeve kwik , vij grein. 90 IN DE W A T E R Z U G T. Magellanifche bast, viij grein. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Tot het zelfde gebruik. Braak poeder, fy. Braak wynfteen , j half grein. Olie fuiker van citroen , vj grein. Mengd dit, maakt 'er een poeder vanAlle drie dagen te gebruiken.. a-. Zeer zagte braakmiddelen van fpiesglas, ij deelen. Salpeter, v deelen, iv grein van het bereide nederploffende. Maakt 'er een poeder van. Q.m alle morgen te gebruiken. Pisdryyend, ontbindend, afverw/el. Vylfel van koper, x grein. . V iug olieagtig zout, vj drachmen. Mengd dit, maakt'er een blaauwe afverwfel- van. Laat 'er driemaal daagsch, op een nugtere maag xij druppelen van gebruiken, in een half once fyroop van de vyf openende wortelen. Afdeeling 1243. Ziet 3?4- Afdeeling 1245. Sterke geneesmiddelen, dikwils zonder lange tusfehenpozing te her* halen. tf. Gewone braakwyn, twee en een half once. Voor een gifte. . fc. Braakwynfteen, vj grein. Voor een gifte» *» Tur-  IN BE WATERZUGT. pt f de el ing i ■igb. Verfier ken de gen ees wyn. B-» Nieuw yzer vyif'ej, "dat nier. roedig is, ij oneen. Koorts bast. Magellanifche bast, van e1.:: ij oneen. Gedroogde wortel van rhabarber, een half once. Allerbeste rynfche wyn, ij 1?. Maakt 'er volgens de kunst een geneeswyn van Laat 'er driemaal op een dag met een nugtere maag ij oneen van gebruiken. Afdeeling 1252. N. tt* Sterk verdryvende pap. r-. Beste wortel van'wilde wyngaart. ■ • nagtfehoon.. Bladeren van wynruit. N —— alsfem. ■ tamme artichok- ken, van elk ij oneen. Bloemen van malloten. Klein duizend gulden kruid. Aiiiin boller'. Look bollen, van eik i}'oneen. Met zo veei gemeen water afs genoeg is , -gekookt- volgens de kunst tot een pap, mengd 'er op het einde meede Galgarcuirï ui erover van eieren volgens de kunst ten onder gebragt, ij oneen. Lynzaad, j once. Lyn olie, iv drachmen. Sal ammoniac,-iv draehméf?. J Mengd dit. M 2 Sto- «,-,'Tiirbith mineralis, vij grein, Voor een gifte. Versch geperst fapuitdemid^ denlte bast van vlier, een once. Syroop van violen, een half once. Voor een gifte. B-, De bladeren van zeekool, een once. Laat het op eenmaal opeeten. Bt. Wilde komkommers iv grein. Syroop van zuiverende rhyn"beziën, j once. Mengd ditVoor een gifte. Afdekung 1247 Sterk zuiverend afverwfel. R-. Harst van nagtlehoon. ——- fcamriTme , van elk j drachma. Poeder van fenne bladeren. Gekneust zaad van wilde faffraan,van elk iv drachmen. Overgehaalde brandewyn, j®. Maakt 'er volgens de 'de kunst een afverwfel van, en mengd by hetzelve, na dat het gezuivert is. Ontbindende fyroop van roozen metfenne, „Vj orjeen, Laat 'er tè morgens, j once Van drinken. *. Zuiverend züvervan.Boy";. Kruim van brood, van. elk-iv grein. Mengd dit, maakt 'er pihen-af van ij grein.- Laat 'et alte.hnlf uu:eu.e.3n,vah'', gebje^ikc-n- t»;t de Uoe'gangvoigd.  IN DE WATERZUGT. Stoving ten zeiven einde dienende. %. Venetiaatilcheztep^v drachmen. Driakel brandewyn, xij oneen. Mengd dit naauwkeurig voor een ftoving. Welke met wolle lappen moet opgelegd worden. Drooge betting voor de waterzugt der balzak, de wei verfpreidende, uitleidende. Gekraakt zeer droog, warm, zeer fyn geftampt zee zout, zo veel als genoeg is. Tusfehen linne genaait legd het op dezelve, hetzelve vernieuwende, zo dra het vogtig word. Ferdryvend poeder , voor een berooking in de waterzugt der balzak ' ^. Benzow. Wierook» Vleislym. Harst van pokhout, van elk een half once. Camphor, j half drachma. Mastik, j once. Ammoniac zout, ij fcrupuls. Mengd dit maakt 'er een'poeder van, laat de rook van dezelve, aangeftoken zynde, de blote balzak raaken, legd dan wolle lappen, met deeze rook warm gemaakt, op dezelve. IN HET VOE.T EUVEL. Afdeeling 1375. L. a. Ziet 1233. Afdeeling 1275. L. b, 9fi. Algemeen fcheivogt van Glauberus, j once» Laat 'er alle morgen ix druppelen van gebruiken, met kalfi nat. Asfche van Bremi, j once» Rynfche wyn anderhalf®. Mengd dit. Laat alle morgen van het gezuiverde vogt een half once drinken. IN DE ZIEKTENS DER MAAGDEN. Afdeeling i_qi, N» 3. Aloë. Myrrhe. Wilde wyngaart. Colloquint. Gom ammoniac* Gom b del li urn. —— fagapeen. •—— opopanax. _ 5—*" Galbanum. —— van duivels drek. Alle elixiria proprietatis. Aiv  Afdeeling 1291. N. 4. Al het geen hier boven ftaat N. 3. Halwortel. Byvoet. HartgefpanKermillen.Majolein. Marum. Moederkruid. Polei. Wynruit. Zevenboom. Salie. Vlier. Wilde thym. Reinvaaren. Wilde cypres. Thym. „ „ Dan ook §. 75- N. 5« S-54-N' 4» Afdeeling 1291. JN. 5. Pleifter van comyn. . . — malloten. - — galbanum* - ,— lauwrier beziën. ■ . — labdanum» Saffraan pleifter. Op de holligheid van de voeten, de navel en op de liesfen gelegd. Stooving , van fpaanfche zeep, en het afko, kfel van kruiden. N. 4. §. 1291. Befmeeringen van de unguentum martiatum. - - nervinum» . enulatum fi¬ ne meïcurio. ■ ii. 1 ' agripps. ■ • arthanita» IN DE ZIEKTENS DER MAAGDEN. 93 Speceryachtigedrupoliên. Ziet § 75 N. 5. onder de prikkelende zyn deeze de voornaam/ie. Drupolie van jenever beziën. hysfop. — foelie. • majolein. ■ ■ - —. cretifche orego. roozemaryn. ■ zevenboom. ■ fpicenard, ' -— reinvaaren. barnfteen. Ingegote oliën van alsfem. — dit. ■ ■ _______ kermillen» ; nepte. ■ wynruit. . bevergeil. ■ > faffraan. • r - herik. ■ aardwormen. By voorbeeld, fy» Unguentum martiatum• nervinum, van elk j once. Drupolie van jenever bezien j drachma. ■ — zevenboom. Ingegoote olie van wynruit. ■ ■ bevergeil, van eik een half once. Mengd dit, maakt 'er een befmeering van in dit geval. Befmeert 'er de navel, de fchaamdeelen, en de liesfen meede Dampen van het afkookfel. N. 4* in de lyfmoeder ontfangcn. Afdeeling 1291. N» 6Ziet 1250. M 3 IN  Ï'N DE ZIEKTENS DER ZWANGERE VROUWEN. Afdeeling 'T.%cq. Spcce'ryachlige, ha.-tjterkende gettceswyn. 15.. uezuiverde beste citroen fchilien. ■ , oranje fehilleh, van elk ij oneen. Canneel,, vi drachmen. MagêOaniiGhe bast, ij drach. Spaanfche wyn, iij ffi. Maakt 'er een geneeswyn van. Laat 'er des avends voor 't fiapen gaan ij oneen van gebruiken. Ilartjicrktnd, tegen opfygend afvenv/èl. k. v lug olieachtig zout, j drach. Afverwfel van boonlac , ij drachmen. ■ — bevergeil, een half drachma. Mengd'dit. Laat 'er xij druppelen van gebruiken in de aanval der opftyging Jlart/lerkend, fpsceryachtigzuur mengfel. . : , R-> Versch uitgeperst citroenfap, iv oneen. Syroop van feharlsken beziën, iv oneen. Rynfche wyn, iij fê. Afverwfel van canneel, ij onc. • - - 1 citroen fchillen ij oneen. Mengd dit. Lnat 'er in de kwyning anderhalf once van gebruiken. _u Dicrgtlyk. ■ r-.- Conferf vanv aa'bczjcn. Merg van quetn. Syroop van geconfyte berberisfen. *ï ■ citroen zuurirg, van elk ij oneer. Levensgeest van Matthiolus, j once. Drupwater van citroen fchil len, xij oneen. Mengd dit. Laat 'er in de kwyning een half once van gebruiken. Afdeeling 1302.' Verzagtende befmeering. 9> Populier zalf. Roozen zalf, van elkeen once Ceruis zalf, vi drachma. Lootfuiker, j fcrupul. Olie vanxoozen, door ingieting : violen door iugictir.g ' fintjans kruid, van ejk een half once. Mengd dit , maakt 'er een befmeering van in dit gevai bekwaam. Afdeeling 1307. Te famentrekkend opiaat meng Cel. BloeduVen. Armenilche bolus. Draken bloed, van e!k j drach. Myrten fyroop j opce. - Zuivere opium, iij yrein. Drupwater van wtt^biee, vi «neen. Mengd dit, , Laat 'er alle halfuuren ren h*}T once van- re-brui:cen , tot da? de. kwaal- begiijj tevwjzagi&u, i"jj}jf%. zy door dusdanig geneesmiddel kan te bbvefi gekomen worden. IN  95 IN DE ZIEKTENS DER KRAAMVROUWEN Afdeeling 131'. Befmeeringen. ' Ziet §. 35. N. 3. S» !302. IN DE MOEIELYKE BAARINGb Afdeeling 1324. Ilarlflcrkend', tegt nzuurig -.pynfiillend mengfel, tegen de pynen door de baariug onljlaan. ff. Kreefts oogen, iij drachmen Roode corael, ij drachmen. Paerlen, j drachma. Zuiveie opium, iij grein. Syroop van fcharlaken bezien, vj drachmen. Drupwater van citroen fchillen. kruid. > majolein, van elk iij oneen. Mengd dit. Laat 'er alle vierde van een uur een half once van gebruiken, tot de pyn ftilt, daar op ij oneen van het volgende latende drinken. tlanfterkend, affpoelend, zeer zag- telyk voedend afkookfel. r-. Gezuiverde gerst. Gebeele haver,vanelkj once. Met water gekookt geduurende een half uur, mengd 'er meede Rynfche wyn, j W. Drup water van canneel, twee oneen. Syroop van fcharlaken beziën, anderhalf once.. Fynf.illcnd poeder tegen het zw:r* 3. Drupoüe van canneei, ij druppelen. Paerei fuiker, j drachma. Maakt er volgens de kunst een otiefuiker van,en mengd dan daar meede. .VVesterfche paerlen, een half drachma. PaerJ d'amour, j drachma. Roode corae-len j half drachma Zuivere opium iij grein. Mengd dit, maakt 'er poeder van, zeer fyngeffcampt , verdeetc dezelve in yj geiyke giften. Laat 'er alle half uuren een van gebruiken met een half once rynfche wyn , tot de pyn verzakt word, geeft daar na maar een 's morgens en 's avonds, geduurende twee dagen. Afdeelino 1336 N. t. Middelen tegen het zuur. Ziet 5. 66. N. 5. §.-57 en j. 1304* Afdeeling 1336 N. 2. Affpoelende. Ziet 5. 54. N. 4. Afdkeling 1336% N. 3. Ver dryven.'o middelen die hier goed zyn. iy, Kermillen. Vlier  IN DE MOETELYKE BAARING. Vüerbloerhen. Mallote bloemen. Lavendel bloemen, van èlk ij oneen. Saffraan, j drachma. Met zoete melk tot een pap gekookt, mengd met dezelve. Venetiaanfche zeep, ij drach. Kruim van wittebrood zo veel i als genoeg is. Afdeeling 1336. r. Geest van roozemaryn, zo veel als genoeg is. . Legd dit meteen linne doek op. Leenigmakende, yerdryvend, bc- Jmeering, r. Olie van zoete amandelen. fintjans kruid, door ingieting. •' violen, door ingie¬ ting. —————— roozen door ingieting, van elk een half once. Mengd dit, maakt 'er een befmeering van. r-. Roozen zalf. Populier zalf. Geruis zalf, van elk j half once. ■Mengd dit. ÏN DE ZIEKTENS. DER KINDEREN. Afdeeling 1342. Lymagtig, losmaakcnd mengfel, e.-. Honig. Franfehe wyn. Meede, van elk een half once. Mengd dit. Voor een gifte. Di rgêlyk zagtjes zuiverend'mengfel. iv. Syroop van cichorei met rhabarber, iij drachmen. Venetiaanfche zeep, een half drachma. Drupwater van citroenkruid, j half once. Meugd dit. Voor een gifte. Afdeeling 1343» .Speeerydgtig, geestachtig, afverwfel, "voor een ftoving. r\-. Canneel. Foelie- Moschaat noot. Maftik. Wierook, van elk ij drachmen. Geest van driakelwyn,iv oneen Maakt 'er een afverwfel van. Speceryachtige betting, de uitwerping van de vuiligheid der -darmen , in een eerst gebore kind voortzettende, r. Dan een doyer van een ei. Van het voorfchreeve afverwfel, een half once. Drupwater van roozen, twee drachmen. Op een weinig kruim van brood gedrupt, legd het op de maag. Rr. Het geele van de citroenfehü afgei'chraapt,een half once. Moschaat noot, ij drachmen. Spaanfche wyn, ij drachmen. Mengd dit,te lamen in eenvyzel wryvende, en op kruim van brood gedrupt,legt het als voren. Af-  . IN DE ZIEKTENS DER KINDEREN. 97 Afdeeling 1346. Zagte zuiverende fyroop, bekwaam om de drek uit te dryven* Kr» Uittrekzel van casfia,een half drachnia. Rhabarber, iij* grein. Syroop van chichorei met rhabarber, ij drachmen. Mengd dit. Voor een gifte. Mengfel tot het zelfde einde dienende, ». Manna van Calabrien , ij drachmen. Ontbindende fyroop van roozen, j drachma. Drupwater van vlierbloemen, iv drachmen. Mengd dit. Voor een gifte. Witte honig, iij drachmen. Ontbindende fyroop van roozen, met fenne, j drachma. Drupwater van chichorei, iv drachmen. Mengd dit. Voor een gifte» *» Beste rhabarber, vi grein. Beste lorkenzwamme,ij grein Syroop van violen, ij drach. Naauwkeurig te famen gewreeven zynde, mengd met dezelve Drupwater van citroen kruid, ij drachmen. 'Voor een gifte. *•» Venetiaanfche zeep, een weinig tot een bolletje of keegeitje gevormt. Een klein bolletje of keegehje van broodfuiker gevormt. *. Honig tot hardheid gekookt, en tot een kleine zetpil gevormt. 1 %. Kaars ruet, een weinig; vormt het zo het behoort. Hartftcrkende middelen die hier te pas kooroen , hartf erkende drankjes die de drek uit dry ven. Honig, j drachma. [ Spaanfche wyn, ij drachmen. Doyer van eyeren, ij drachm. Mengd dit, maakt'er een drankje van. tf.. Drupwater van canneel, ij drachmen. Elixir proprietatis met wynfteen zout bereid, vi druppelen. Syroop van fcharlake bezien, j drachma. Mengd dit, maakt 'er een drankje van. Afdeeling 1347. ff. Verfche wei van melk , vi drachmen. Honig, j drachma. Mengd dit tot een drankje. Klif eer tot het zelfde einde, ff* Verfche wei van melk, ij onc. Venetiaanfche zeep, anderhalf drachma. Honig, ij drachmen. Mengd dit voor een klifteer. afd' eling I3I8. Olieach tige likkingen, om de darmen, met harde drek vervuld, glad te maaken. ff. Lyn olie, j drachma. Syroop van heemst, ij drachmen. , i N Mengd  98 IN DE ZIEKTENS DER KINDEREN. Mengd dit, Voor een gifte. *. Olie van van olyven. Syroop van vrouwen haair, van elk ij drachmen. Mengd dit. Vnor een gifte. Verfche olie van zoete amandelen, iij drachmen. Syroop van zoet hout, ij drachmen. Voor een gifte. Klifteer tot het zelve einde. Lyn olie een half once. Eyer doyer, ij drachmen. Honig van bingel kruid, een half once. Verfche wei van melk, jonce Mengd dit tot een klifteer. Om alle dag eenmaal te zetten, tot de gladheid zich te kennen geeft. Smeering tot het zelfde einde, sy. Te famengeftelde zalf van heemst, j once. Lyn olie, een half once. Mengd dit tot een fmeering» Waar meede de buik des morgens en 's avonds gefineerd moet worden. Afdeeling 1350. Opjlurpendpoeder tegen het zuur. Kreefts oogen. Been ly ra. Kryt. Snoek bekken. Oefter fchelpen, van elk i j drachmen. Mengd dit, maakt 'er een poeder van Ter gifte van vij grein twee of drie maal daags. Tegenzuurig mengfel. *• Drupwater van roode heulbloemen. ,, - ' venkel, van elk ij oneen. Kreefts oogen, ij drachmen, venetiaanfche zeep. vij grein Syroop van heemst, een half once. Mengd dit. Laat 'er alle uuren, zo het kindniet llaapt, ij drachmen van drinken. Afdeeling 1356% Mengfel tegen het zuur, degeftremde melk ontbindende, de afgang zagtjes aanzettende* b. Venetiaanfche zeep, ij drachmen. Eyer dooyer, iv drachmen. Kreefts oogen, iij drachmen. Rhabarber-, een half drachma Mengd dit, al wel wryvende, met J Drupwater van munte, iv onc. Syroop van heemst, anderhalf once. Laat 'er alle uuren een halfönce van gebruiken, tot dat de toevallen geftild worden. < Voorfchriften van klifteeren, om de melk in de darmen geftremt, te ontbinden. r-. Venetiaanfche zeep, een half drachma. Rotszout, iij grein. Zuivere honig, een half once. Drup»  Drupwater van venkel, anderhalf once. Mengd dit tot een klifteer. jy, Osfegal, een half drachma. Honig van bingelkruid , een half once. Drupwater van munte, anderhalf once. Mengd dit tot een klifteer. Inwendige olieachtige» Ziet §. 1348. Uitwendige olieachtige, zyn hier Unguentum martiatum. . nervium- Ohën door ingieting van alsfem. dil. ., : . kermillen wynruit. Uitgeperfte oliën van lauwner. 1—- foelie. . mofchaat root. . > dadelen- Afdeeling 1369. Verdunnend mengzelhet wormen nest ' vernielende, Gumm. opoparax, jdrachma. Eyer doyer, ij drachmen. Mengd het volgens de kunst, doet 'er alsdan by Venetiaanfche zeep, j drach. Syroop van byvoet,anderhalf once. Drupwater van venkel, iij óneen. Laat 'er alle vier uuren eenige ' dagen , met een behoorlyke je* vensregel j drachma van gebruiken." ÏN DE ZIEKTENS DER KINDEREN. 99 Zuiverend kwikpoeder tegen de wormen.Rf, Zwarte kwik. Koekjes van lorkenzwamme, van elk j drachma. Zuivere fuiker , anderhalf drachma. Mengd dit, maakt'er een poeder van in tien giften te verdeelen Laat 'er 's morgensen's avonds met een ledige maagh, een van gebruiken. Verdunnend mengzel, tegen de wormen. Vf. Zout van gezegende distel, ij drachmen. Syroop van de vyf openende "wortelen, j once. Drupwater van duive kervel, iv oneen. Mengd div. Laat'er alle drie uuren 113 drachmen van gebruiken. Diergelyke conferf. jr,. Zaad van gemeene alsfem. . — wormkruid. — reinvaaren, van elk ij drachmen. Honig., ij oneen. Mengd dit. Laat 'er alle morgen ij drachmen van gebruiken. Afdeeling i37°Befmeering het wormen nest vernielende , en tevens zuiverende. Unguentum agrippa;. arthanitae, van elk j once. Mengddit tot een befmeering, Na èn  ico IN DE ZIEKTENS DER 'KINDEREN. en 'neemt een weinigje, wsar meede men nu en dan de plaats om» trent de navel befmeerd» Zuiverende zalf tegen de wormen, Stieren ga'b Zuivere aloë, van eik jdrach, Unguentum aithe», j once» Mengel dit Tot diergeiyk gebruik. Diergt lyk .zeerJpcccryachtig, maar 'zonder zuiverende middelen, k» Olie van reinvaaren. —— bevergeil.» van eik een half once. Zenuw zalf, j once. Mengd dit Tot het zelfde uit te werken. In welke men waar moet neemen, of zy de afgang te tterk maaken ; want dit gebeurd dikwils: op dat het kind geen buikloop kryge, daarom moet men voor het al te fterk gebruik zorg draagen. Afdeeling 1371. Mengzel de wormen doodende. e. Honig, ij oneen. Rots zout, anderhalf drachma Drupwater van chichorei, iv oneen. Mengd dit tot een drank. Laat 'er alle uuren van den dag een half once van drinken. Diergelyke poeders. Gebrande hertshoorn, j fcrup» Laat dit viermaal op een dag, ■wanneer de maagh ledig is gebruiken , met twee drachmen fyroop vin bleeke roozen. Zeecorael, ij drachmen. Vylfel van .ftaal, een half drachma. Mengd du, maakt 'er een poeder van, in xvi giften te verdee* rleu. fy. Zaad van wormkruid. «—= wynruit. —■ —- reinvaaren. ~~■ .ahsfcai, van elkeen drachma. Suiker, iij drach men. Mengd eüvmaUu 'er een poe» der van in xvi giften teverdeelfti Tot het zelfde gebruik. Geneeswyn , tegen de wormen* ■r, Verfche meede, j ffl, Zeverzaad. Zaad van reinvaaren, van elk j once» Maakt 'er volgens de kunst een geneeswyn van; mengd dan met dezelve, gezuiverd zynde, Witte honig, ij oneen. Laat 'er 's morgens met een le» dige maagh j once van gebruiken. Kwikpoeders tegen de wormen. Zwart kwik, viij grein. Yzer vitriool een weinig gecalcineerd, ij grein. Mengd dit, maakt 'ereen poeder van, in ij giften te verdeelèn Laat de eene 's morgens, de andere 's avonds met een ledige maagh gebruiken, Bs. Zoete kwik, vij grein. Scammonie, v grein. Mengd het, maakt'er een poe» .«Ier van*  's Morgens met meede te gebruiken. Disrgelyk , maar zonder kwikmiddthn- *, Wynfteen met vitriool, iv grei u Yzer vitriool, iij grein. Mengd het, maakt 'er een zeer fyti poeder van, in drie giften te verdeden» Laat 'er '« morgens, omtrent «ie middag , 's avonds, een van gebruiken, meteen ledige maagh, *», Gemeene vitrioat, ij grein. Syroop van violen, iv draelimen.Mengd het. Voor een gifte's morgens nug•tereu te gebruiken, Afdeeling 1372. Kwikpotders om de wormen te do»den , en langs de afgang uit te dryven» fy. Scammonie, iv grein. Zoete kwik, vi grein. Mengd het, maakt 'er een fyn poeder van. Voor een gifte. Ijc. Wortel van nagtfchoon. Zwarte kwik, van elk xij grein. Mengd dit, maakt 'er een poeier van. Te gebruiken gelyk voren» Lorkenzwamme, viij grein. Zwarte kwik, xij grein. Gemengd zynde, maakt'er een poeder van. Te gebruiken als voren. iZuiverendpoeder tegen de wormen* fr* Aloë, iij grein. IN DE ZIEKTENS DER KINDEREN. tot Harst van nagtfchoon, jgrein Yzer vitriool, ij grein. Meugd dit, maakt 'er een poeder van. Te gebruiken gelyk voren, Afdeeling 1373. Vo,orfehrifien van het hlijlseren tegen ds wormen. %• Lyn olie, iij oneen. Maakt 'er een kiltteer vaa. a>. Honig, ij oneen. Drupwater van cichorei, ij oneen. Maakt 'er een klifteer van» r-, rtfkaokzel van reinvaaren,iij «neen. Aloc, vi grein. Mengd dit, raaakt "er een klifteer van. Re, Yzer vitriool, xv grein. Drupwater van cichorei , iv oneen. Mengd dit, maakt 'er een klifteer van. Diergelyke zetpil. Rr» Honig tot de behoorlyke dikte gekookt, iv oneen. Aloé, een half once. Yzer vitriool, ij drachmen. Mengd dit, maakt 'er volgens de kunst kleine zetpillen van. Om te zetten na de afgang. Uitwendige zalven» Ziet §• 1370. Afdeeling 1377. Verkoelende, tegenvuurigc mengzett» Salpeter, xx grein. Geest van zout, v druppelen. Syroop van violen, j once. Drup»  lèk IN DE ZIEKTENS DER KINDEREN, Drupwater van vlierbloemen, iij oneen. Mengd dit Laat hier mede het'tandvleesch betten. i.u Verfche room van melk. Eyer doyer, van elk j once. Syroop van violen, vj drach. Drupwater van roozen, drie oneen. Mengd dit Tot hetzelfde gebruik. R-. Verfche roozen bladeren- vlierbloemen, van elk een half greepje: IN DE KINDER POKJES. Afdeeling 1362. 'Knik poeders, en metjpiesglai, een tegengift tegen het fterkvergij der kinderpokjes. tf. Uitwaasfemend fpiesglas tegelyk met deszelfs vastftellende falpeter bewaard, vj drachmen. Zoete kwik, een halfdrachma. Üpregt polychrest zou?, een drachma. Maakt 'er door lang wryven een .zeer fyn poeder van, inxxiv geiyke giften te verdeelen. Laat 'er alle drie uuren een van gebruiken, ;>p elk van dezelve iv or.cen verfche wei van melk te drinken geevende. Bloem van zwavel■'} drachma. Cinaber van fpiesglas , een fcrupul. Gefalpeterd uitwaasfemend fpiesglas. ' Sluit ze in een linne doekje , daar loot aan hangende om zeon* der te doen blyven, doet. ze dan in een lange rolwys glas; giet 'er verfche melk by: laat het trekken; gebruikt de bovendryvende room, voor het ontftooke tandvleesch. Afdeeling 1378. r-. Geest van hertshoorn, drie druppelen. Laat dit driemaal daagsch met ij drachmen fyroop van fcharlaalebeziën gebruiken» Polychrest zout, van elk anderhalf drachma. Mengd het, maakt 'er een zeer fyn poeder van , te verdeelen en te gebruiken als eerst. Afdekling 1394, N. a. Ontfpannmd klifteer. ty. Kaasjes bladeren. Bladeren van heemst. paardebloemen, ■ wolkrtiid. - zeepkruid, van elk een half once. Lynzaad, ij drachmen. .Kookt het met water tot op xjj oneen. Maakt 'er een klifteer van. Om alle twaalf uuren in te fpui* ten. Men legge wolle lappen met het zelfde afkookfel bevogtigt én wederom uitgeperst", wVrniopliet onderfte van het lichaam, de voeten,  IN DE KINDER POKJES. I03 ten., haasten , liesfen, beenetr,én dyen. , , , Men laate met hetzelve de mond, de neus, keel, fpoelen, bevogtigen, ftoven. Afdeeling 1394.. w. 3Verdunnend, zuuragtig, falpeteraehtig afkookfel, om de prikkeling der kinderpokjes uittedryven. Ruode heul bloemen. Zeer verfche vlier bloemen, van elk j once. Geheele haver, J half once. Met water tot op xx oneen ge*-, kookt, mengd 'er meede , Gefpiesslasde falpeter, dat is van 't uitwaasfemend fpiesglas doorwasfen cryftalliceeren gefcheiden, J half once. Versch citroen fap, J once. Syroop van violen, anderhalt once. ■ Laat 'er na welgevallen van driuken. AT Afdeeling 1394. N* 4» Ziet n8. N. i. Afdeeling 1399- I* Ziet 28. N. li Afdeeling 1399 N* 2' Ziet 1394* N. 3- „ Afdeeling 1399* N; 3-, , Sap tegen de etter in het tydperk der ontfteeking in de kinaerpokjes, Versch uitgeperst fap van cichorei. „ : Versch uitgeperst fap van la- Versch^'uitgeperst fap van paardebloemen- Versch uitgeperst fap van duive kervel, van elk ij oneen. Versch uitgeperst fap van fcorzoneerwortelen, iv oneen. Zuivere falpeter, anderhalf drachma. Mengd dit Laat 'er alle uuren een once vau drinken. Dier gelyk afkookfel, B;, Wortel van farfaparille. china. ■ gras, van elk ij oneen. ——— ' feorzoneeren , viij oneen. Vlierbloemen, j once. Met water geduUrèhde, j uur gekookt, dient vj pinten van het zelve toe. Laat 'er alle uuren v oneen van drinken. Afdeeling 1399. N. 4. Aantrekkend middel, de iudrang der vogtcn van voornamere deelen afwendende. r=. Plei der van malloten. Galbanum. Sagapeen, van elk j once. Mengd dit. Op zeemleer uitgeftreeken, legd het op de voetzooien. Het zelfde Jlerkcr. Zuurdeeg, vj oneen. Wynruit, een hand vol. Geftampt mostaard zaad, vj drachmen. Azyn, iv drachmen. Mengd het Legd het op de holligheden van  io4 IN DE KINDER POKJES. van de voeten en haasfen, nagt cn dag. Afdeeling 1399. N. 6, Pynjlilkfide drankjes. *. Syruop van witte heul, een once. Maakt 'er een drankje van. 4. Zuivere opium, j giein. Maakt 'er een pil van. IN DE Afdeeling 14C5. MeesKruiden die hier goed zyn. Bc'rnagie. Kervel. Wratten kruid. Latouw. Peterfelie. Wortelen van kroontjes kruid. — - — raapen. Suiker wortelen. Haaze latouw. Scorzoneerer* Paarde bloemen. Selderie» Deeze, of zommige van deeze, reet vleeschnat gekookt, dienen hier voor het beste voedfel. Wei van melk. Van dieren alMelk, r leen met gras Gekernde melk.J gevoed. Het is allernuttigst met hetgebiuik van deeze zo lang voort te gaan, tot de afgang volgd, en eefugen tyd lang ontfpannen blyft; of fchoon daar door eenige verzwakking gevolgd is: want dezelve ontbind, dikwerf zelfs een verouderde kwaal. R> Zuivere opium, j grein» Drupwater van citroen kruid, een half once. Mengd het, maakt 'er een drankje van. • Afdeeling 1402, Ziet het geenegefchreeven is, 1394» en 1309. N. 6. STEEN. Afdeeling 1425, Openend, ontfpannend, y/eckmaakend klifteer , de fteen zagtjes voortdryyende, &. Kaasjes bladeren. Bladeren van heemst. • 1 —-— bingelkruid. " glaskruid. — -— beerenklaanw. * • melde van elk iv handen vol. Uit het zelfde afkookfel maakt men klirteeren, en ook dranken om geduurig te gebruiken; want zy ontfpannen openen, verzagten, dryven voort. Olieagtig afkookfel om glad te maaken. *f. Zoete amandelen, N. xxx. Fisticen, N. xx. Geftampt heul zaad, iij oneen. Gepelt, en geftampt, kookt ze met gemeen water zo vtel als ge-, noeg is,geduurende een halfuur, als dan fterk en langen tyd gcwreeven volgens de kunst, doet 'er by: Venetiaanfche zeep, iv drach. " Zoet  IN DE STEEN. 105 Zoet hout, ij oneen. Laat ze op nieuw een weinig opkooken, geeft dan iij © van het afkookzel. Laat,'er viermaal op een dag met een ledige maagh viij oneen van drinken, en laat dan de zieke een weinig zagtjes wandelen. Pyn/lillend, openend opiaat* fy, Syroop van de vyf openende wortelen, anderhalf once. Zuivere opium, ij grein. Znivêre falpeter, xx grein. Drupwater van peterfelie, vi oneen. Mengd dit. Laat 'er alle uuren een halfonce van drinken. Voortdryvend', pisdryvend middel* ty. Roode geftampte ciceis, ij oneen. Peterfelie zaad, j once» Graswortelen. Peterfelie wortelen , van elk iv oneen. Bladeren van leverkruid. 1 gulde roede. -■ ■ —— eer en prys mannetje, van elk een half once Zoet hout, j once. ^ Geduurende een half uur met iij & water gekookt, mengd met hetzelve Salpeter, ij drachmen. Laat 'er alle uuren ij oneen van drinken. IN DE VENÜSSMET. Afdeeling 1458. Bad uit tegen het bederf ftrydende kruiden , om de aangenaane deelen voor de verrotting te bewaar en, voor de mannen* Verfche bladeren van wynruit. ■ ———waterlook Bladeren van knoflook. Kaasjes bladeren , van elk ij handen vol. Met water gekookt en uitgeperst , mengd met ij fS van hetzelve Venetiaanfche zeep, j drach. Gemeene brandewyn , vi drachmen. Laat de lyfler in dit, laauwgemaakt zynde, de roede en balzak drie of vier maal daags geduuresde een half uur laaten hangen, en legd dan wolle lappen in het gemelde afkookzel gedrenkt , en uitgeperst, over het geheele fchaambeen, de balzak, de bilnaad. Maaktvan dezelve infpuitingen. sffveegende infpuiting voor defchaft door een venuszweer uilgeknaagt. tf. Roozen honig, j once. Zeer zuivere aloë, x grein. Ammoniac zout, iv grein. Drup water van venkel, vi onc. Mengd dit voor een infpuiting» Zuiverend middel. Wortel van nagtfchoon,, j drachma. O Zoe-  Zoete kwik, j fcrupul. Maakt 'er een poeder van, Voor een gifte. Scammonie, xij grein. Wortel van nagtfchoon ,xviij grein. Zoete kwik, xxv grein. Mengd dit. Als voren. W Pil ul. cochia: roajore, xl grein. Witte pra^cipitaat, iij grein. ' Mengd dit naauwkeurig; maakt 'er ix pillen van. By het aanbreeken van den dag te gebruiken. Verkoelende uitmelking* De vier groote koude zaaden en kleine koude zaaden , iij drachmen. Maakt 'er met gerftc water een uitmelking van , en mengd met twaalf oneen van dezelve Salpeter, j drachma. Heul fyroop, een half once. Balfamieke pillen , by tusfehenpoo- zing zuiverende. t>-* Gemeene terebinthyn, jonce. Rhabarber, iv drachmen. Droog zoet hout, zo veel als genoeg is om een klomp te vormen, waar van men pillen kan maaken. Laat 'er alle uuren ivgrein van gebruiken. Afdeeling 1460. Verdryvende, pynftillende pap, fff. Vlier bloemen. Bloemen van malloten. Kermillen. iotf IN DE VENÜSSMET. Roode heul bloemen. Bloemen van heemst, van elk ij oneen. Met gekernde melk gekookt zynde, mengd 'er meede Lyn meel, j once. Lyn olie, een half once. Driakel brandewyn, j once. Maakt 'er een pap van. Afdeeling 14Ö1. Verdryvende pleifter, r-« Bloem van zwavel, ij oneen. Zwarte kwik, ij drachmen. Loot fuiker, iij drachmen. Pienter van geele fteenbreeke. commyn, —■ galbanum» —— ammoniac. • fagapeen,vanelk een half once. Mengd het, maakt'er volgens de kunst een pleifter van. Smeert dezelve op zeemleer. E<. Bloem van zwavel, iv drachmen. Loot fuiker, j drachma. Schoenmaakers pek, ij oneen Mengd het. Tot het zelfde gebruik. Ettermaakende pap, voor devenuslasbuil. ^eC!f ffi' ryPe VygGn ' ®e!1 Verfche honig, ij oneen. Galbanum in eyer doyer ontbonden , j once. Maakt 'er , door hetzelve met water te kooken, volgens de kunst een pleifter van. Zut\  IN DE VENÜSSMET. 107 Zuiverend poeder, voor deopencve- nus lasbuil. fy. Poeder van gedroogde bladeren van waterlook, ij oneen Witte vitriool, ij drachmen. Aloë, j drachma.. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Om in de opene, eerst afgeveegde zweer, te ftrooijen, om dezelve te zuiveren. Afdeeling 1462. R;. Pleifter van geele fteenbreeke Emplaftrum diapampholigos, van elk zo veel genoeg is. Emplaftrum vigonis cummercurio duplicato, zo veel als genoeg is. Geeft dezelve op zeemleer gefmeert. Afdeeling 1453. Be, Opgeheeve kwik, j drachma. Water van levende kalk, ij oneen. Mengd dit. Raakt ze metdit water zeer zagt een en andermaal. Maakt het alsdan door 'er meerder kalkwater by tedoenallengskens zagter. Afdeeling 1466. /Ifveegende , tegen het bederf 'Jlrydende ftoving. Bladeren van versch waterlook, ij handen vol. Verfche bloemen van alsfetn. • ■' knoflook ■■ wynruit. 11 roozema- ryn, van elk ij handen vol. Verfche bloemen van reinvaaren. ■ —— klein duizend gulden kruid, ■ —gezegende distel, van elk anderhalve hand vol. Meefter wortel. De wortel van zwart nieskruid .van elk j once. Met water gekookt, mengd met v"tB van hetzelve Venetiaanfche zeep , anderhalf once. Zuivert met deeze ftooving de fchaamdeelen. |2. Roozen honig, iv oneen. Bytende opgeheeve kwik, een half drachma. Drupwater van.wynruit, x oneen. Mengd dit. Tot het zelfde gebruik. Afdeeling 1468. Verdunnend, openend afkookzel, \*bor de kwyling. te gebruiken. \y. Gras wortel. China wortel- Sarfaparil wortel, van elk ij oneen. Gezuiverde gerst, vi drachm. Zoet hout, anderhalf once. Met water geduurende2 uuren gekookt, diend 'er iij fS van toe. ' Laat van dit afkookzel aile uuren van den dag iv oneen drinken. Afdheling 14Ö9. Kwylvenrekkende brok. ft-. Gewreeve zoete kwik, iv grein 'Voor een gifte. O 2 Af-  ie>3 IN DE VENUSSMET. Afdeeling 1469. Kwylvcrwckkende brok* Gewreeve zoete kwik, ivgrein. Voor een gifte. Afdeeling 1473. Zuiverend klifteer, het geweld der kwyling verminderende, fy. Senne bladeren, j once. Lorken zwamme, iv drach. Zaad van wilde faffraan , ij drachmen. Wortel van nagtfchoon, een drachma. Met water gekookt tot twaalf oneen, Gebruikt het tot een klifteer. Zuiverende teug , tot het zelfde einde. r, Scammonie, xv grein. Ontbindende fyroop van roozen met fenne vj drachmen. Mengd het. Voor een gifte. Vf. Diascordu fylvii, xxiv grewi. Maakt 'er een gifte van voor een zweetmiddel. Afdeeling H74« Pynflilhndpoeder, om de vloejende Afdeeling 1489. De beste fpys. 1. Wel gereeze brood, tweebak, met een weinig faffraan , moschaatnoot, cardamom,canneel , felderie zaat, en diergelyke zeer aangename, en verwerkende fpeceryen, vermengd. 2. Vleesch van duiven, hoenders, konynen, fchaapen, geiten, kalveren , dat mager is , een weinig gebraaden, klein gefneeden; dan met dezelve mengende tweebak, zout, en een weinig peterfelie,thym, moschaat noot, of diergelyke* 3» Ryst» IN DE LENDEVAN G. afgang, door de kwyling veroorzaakt, te bedwingen. r:. Zuivere opium, iij grein. Roode corael, j drachma. Paerel fuiker, ij drachmen. Mengd dit, maakt 'er een zeer fyn poeder van, in vj gelyke giften te verdeelen. Laat 'er alle vierde vaneen uur j van gebruiken, tot dat de pyn van de afgang, en de buikloop geftilt word. Ofte een pynftillend en uitwaasfemend mengfel, tot het zelfde einde, r-, Hiascordii fylvii, j drachma. Borst fyroop» ij drachmen. Drupwater van citroen fchillen, iv oneen. Mengd her. Laat 'er alle vierde van een uur een half once van gebruiken, tot het reeds gezegde geftilt word. Vf. Adromachife drieakel,ij onc. Op zeemleer gefmeert zynde, legd ze op de buik, tot het zelfde einde. . -Afdeeling 1475. Ziet 142Ö.  IN DE LENDEVAN G. IOp 3. Ryst, geers, gerst, met water, en corenten,gekookt, dan met een weinigje wyn, en zagte ïpeceryen toegemaakt» De beste drank. Rype, roode, franfche, te famentrekkende wyn , drie of viermaal daagsch tot een once toe gedient. Hippocratifche wyn, dus ter hoeveelheid van een half once op dezelfde tyd toegedient. xr r u 1 Bronswykfche mom. Vtrfche lEngelfche ale. bieren, f Holiandsch b;er van als* J twaalf guldens. By deeze kan men in de zomer een evengelyke hoeveelheid geneesftaal water mengen, maar voornamentlyk de zuuragtige fpa wateren. Speceryachtig, ver/ïerkend, opdrogend poeder , voor een verjlerkend bedje en hoofdkusfen. De verfche bladeren, in de fchaduwe gedroogt. . —— vanvaa- ren, iij ffi. — van majolein. '- van ci- troenkruid. —————— vanmun*- te, van elk ij handen vol. Verfche bloemen in de fchaduwe gedroogt. - van malloten. ■ welriekende klaveren. ' 1 vlier. ■ 1 ' roozen, van elk ij oneen» Stampt ze tot een fyn poeder, mengd ze met tweemaal zo veel gerften kaf, en maakt 'er dan , ; door dezelve in linnen te doen bedjens en hoofdkusfens van„ waar op de kinderen flaape», en die wel bewaard worden van de vogtigheid , en dikwerf worden gedroogt. Diergelyk voor berooking dienende. Benzoin. Maftik. Wierook. Barndeen, van elk j once. Mengd dit, maakt 'er een poeder van. Laat dit poeder rooken, door een weing van het zelve op kooien te ftroojen,en beezigt de wolle lappen, die over deeze rook gehouden zyn, om de deelen te wryven. Een zagt braakdrankje, voor een klein kind. Vf. De wortel van ipecacuaan, j fcrupul. Witte franfche wyn, j once. Suiker, ij drachmen. Dient het zelve des morgeus toe, gezuivert zynde, na een geheele nagt te hebben ftaan trekken. Herhaald dit alle vier dagen, tot de vyfde maal toe. Diergelyk zuiverend, en tevens ver- ftorkend. if. Beste rhabarber, j half once. Gheeie myrobolanen zonder kernen, iij drachmen. Koekjes van lorkenzwamme, ij fcrupuls. Laat ze koud ftaan te trekken met iv % zwaar bier na xxiv uu0 3 ren  iro IN DE L E N D E V A N G. ren zal de drank bereid zyn, wel* fee geduurende iv weeken voor daaglykfche drank moet gebruikt worden. Maar zo het kind daar door te veel afgaat, kan een hoeveelheid van ander bier met water verdunt worden , min ofte meer , naar inaate het nodig zal zyn. Verfterkende, drogende opwekkende , tegei fcheurbuikige, kruiden, eigen om de Iendevang te gaieezen. Leverkruid. Betonie. De fehil van de wortel der cap' perboom. Steenvoren. Cichorei. Wrange. Sanikel. Endivie. Varen mannetje. Leverwortel. Herts tonge. Cjtroen kruid' Myrobolanen pruimen. Water varen. Eiken varen. bladeren, en eikels. Rhabarber. , De bladeren en wortelen van < braambeziën. Muur ruit. Scherft kruid. De bast,bloemen, bladeren, van de tamarisch boomWederdood.Eer en prys. , • Van deeze kunnen, door msneting "eneesbieren , wynen , met het grootfte nut bereid worden, ofte ook conferven,endiergeh ke te famen gefteld, b. y. Opwekkend, ver/ferkend, drogend, geneesbier. 1 Leverkruid. Steenvaren. De wortel van vaaren. . Herts tonge. De wortel van eiken varen; Muurruit, van elk ij oneen. Klein gefneeden, gemengd, in een linnen doek gedaan, laat ze met xij fê bier koud ftaan te trekken. Laat het voor gewoone drank gebruiken. Ofte wyn van diergelyke. r.-. De bladeren en bloemen van betonie, iij oneen. De bast, wortel, vandccap* perboom. ■ : tama- rischboom. *——— ' wilde braambeziën. Wederdood, van elk ij oneen. Staalvylfel, een half once. Met viij f§ wyn koud hebbende ftaan te trekken, geeft 'er driemaal daagsch, een once van. Ty. Ens veneris roylei, ij grein. Geeft dit des avonds, geduurende drie weeken , alle dagen met canariefel. Ferfterkend afverwfel van daal. r-, Vylfel van ftaal, j once. Zeerfchèrpe drupazyn, x onc. Suiker, iij oneen. In een hooge phiool hebbende zagtjes opgekookt, geduurende xxvj uuren; bewaard het doorgezygde vogt in een geflote vat. Geeft 'er daaglyksch vj druppelen van, op de geneesuuren, met een weinigje ipaanfche wyn»  LYST der HO O FDD EE LEN van het VYFDE DEEL. Dt Kinderpokjens. '. . Pag. i De dlgemeenhecrfchende Ziektens. . . 302 De Steen ~ • . • 400 De Venusfmet. . . 742 De Lenievang. . . . • • • • «H53 De Vloejing. \ ". . i * . '» '.' iaó'fj BERIGT aan den BINDER. Als dit Deel, beftaande uit Neegen Stukjes, ingebonden word, moeten alle Neegen de Tytels voor ieder Stukje weg gelaten worden, en de Roode Tytel, Vyfde Deel Eerfte Stuk, voor pagina 1; en de Tytel, Vyfde Deel Tweede Stuk, voor pagina 801. De Heeren Eigenaaren van dit Werk,zal het in hunne keus zyn, of men de Lyst der Geneesmiddelen, als een Tiende Stukje, agter het Laatfte Deel zal plaatfen, of dat zy het apart gelieven ingebonden te hebben.