1154] B i 4 5   N A N I N E, OF HET VERWONNEN VOOROORDEEL? B L T S P E L.   N A N I N E, O f het VERWONNEN VOOROORDEEL; B L r S P E L. Gevolgd naar het Franfche van den Heerc DE V O L TA i HE, DOOR N. W. o p d e n HOOF. Te A M S T E R D A M, by J.HELDERS en A. MARS, 1786. Met Privilegie. De Prys is 8. Stuivers,   AAN MYNEN HEERE, DEN HEERE I S A A C NEPHEU (Grim my, myn Heer, nanine u op te dragen, Toon haar de gunst die zy van u verwacht. Laat haar het wit van haare hoop bejagen, Neem haare deugd en zedigheid in acht. Al heeft men haar uit meêly opgebragt, Al kwam zy voort uit laaggeboorne Magen, Al maakt haar 't gif der jaloezy verdacht, Gun my, myn Heer, nanine u op te dragen. Treft haar het lot met de allerwreedfle plaagen , Haar zuivre ziel behoud haar voile kracht, Schoon zy zich ziet, als eereloos, vertzagen , Toon haar de gunst die zy van u verwacht. * 3 Ver-  Verzinkt haar glans als in een' duistren nacht, Hoort gy haarleet, haar ongeluk beklagen, ' Terwyl haar fmaad het wreedfle hart verzacht, Laat haar het wit van haare hoon bejagen. Gy zult haar zon weêr helder op zien dagen, Wanneer de list moet buigen voor haar magt, En fchoon zy elk doet van haar' lof gewagen, Neem haare deugd en zedigheid in acht. Heb ik, in 't eind, myn'pligt naar 'tFransch,^ En kon myn viyt uw goede fmaak behaagen, Zytgyvoldaan, gelyk gyeénydsplagt, G:m my, myn Heer, nanine u op te dragen. N, W. op den HOOF. De  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg hebben , volgens Oflrooi door Haar Ed. Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den 5denNovember, 1772. aan hen verleend, het recht van deeze Privilegie, alleen voor den tegenwoordfgen Druk van NANINE, of het VERWONNEN VOOROORDEEL, Blyfpel, vergund aan j. he u> ders en A. mars. Amfleldam, den 1. Sept. 1786. Gee.ie Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der Heeren Gecommitteerden ondertekend zyn. ^--~-\  VERTOÖNERS. de graaf, een Heer woonende ,p zyn Landgoed. de baronnes, Bloedverwante van den Graaf, een heerschzuchtige fpitsvinnige en onrustige Fromy. i)ï marquizin, Moeder des Graaf». na Ni ne, opgevoed aan het Huis van den Graaf. milip van wi^eengemeenMan^adervanNamne. Joris, een Tuinman. ïasquin, 1 >Dienstboodeii. Merlyn, J ■en knecht. Het Spel fpeelt op het Kasteel van den Graaf.  Pag. i N A N I N E, OF HET VERWONNEN VOOROORDEEL; B L t S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE TOONEEL DE GRAAF, i>E BARONNES* NDE BARONNES, u, fpreek, Heer Graaf; gy moet u openbaaren^ Gy moet, rondüic, u, jegens my, verklaaren. Noch gy, noch ik, wy zyn geen jeugdig paar Gy zyt nu reeds twee jaaren Weduwnaar: 'k Heb zêW' byna zo lang die Eer genoten. En ons Proces, dat lsng.ons heeft verdroten, Dat u en my, zo lastig viel, zo ftraf, Is, met myn' Echtgenoot, gedaalt in''t Graf. DE GRAAF. Procesfen! Ach! Die kan ik niet verdragen; DE ÜARONNÉS. Kan ik u niet, zo wel als zy, mishaagen? DE GRAAF. Wie! Gy, Mevrouwt A «  3 N A N I N E; de baronnes. n„ . Ja> ik- Dit 'S 't tweede Taar Dat, beiden vry vermaagfchapt aan malkaèr, J OP zeekren voet, wy by den tndren kwamên, Bloed, keur, belang, 't bind alles ons tezamen. rt de graaf. Hoe nu! Belang? Spreek beter.' d e baronne s. Ik fpreek heel wel, en 't doet my^J Sjj Ik z.e te klaar dat gy, door wufte zinnen , ' Wy Hechts befchouivt als andre Bloedvriendinnen. Ilr hau I ■ de gr a af. "eb het *'r eens wuften niet, naar 'k gis. . de baronnes. Gy hebt het air van een' dien ontrouw is. „Helaas!" de graaf. de baronnes. Gy weet, hoe reeds de onéeniehedert Vern'ieZT Erf' °"S k"g verwydren ^eeden, Vernietigt moesten zyn, en 't weêrzyds recht, Door dechtenband, volkomen zyn bedecht; Gv £,a- "iet- da" d°°r de" trouw bevreedigt, W fflelc dien uit: wie uitflel zoekt beleedigt. ■»/r DE graaf. Myn Moeder komt. de baronnes. Die mymert, de graaf. Dat ik haar acht; ik min haar. G°eA' °V Zkt de baronnes. Maar om my, du,, te hoonen eïvSchten, gy, gewis, hier niemand meer verwachten. Oa-  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. £ Ontrouwe! Ondankbre! DE GRAAF. Hoe! Wat razerny S Wie heeft dit alles u gezegt ? DE BARONNES. Wie? Gy, Gy zelf , uw toon, die my te flaauw verdeedigt, Üw fnood gedrag, kortom, dat my beleedigt, Myn oog verveelt, my wekt tot ongedult: Verweeru beter, of heb minder fchuld. Zie ik niet klaar de onwaardigheid, de fchande, •Den hoon, 't geweld der fpoorlooste offerhande? Óm 't flechtfte wicht, het laagfte dat men ziet, My dus bedriegen? DE GRAAF. Neen, 'k bedrieg u niet. De veinzery is my niet aangebooren. Ik was voor u, 'k liet my door u bckooren, 'k Had reeds, met u, my al het zoet belooft, Daar 's Hemels wil myn hart van heeft berooft; Ik dacht, gerust, in dit verblyf, te fmaaken, De nieuwe vrucht eens bands vol zielsvermaaken. Gy zyt het zelf die uw gezag vergeet. De Liefde draagt twee kokers, als gy weet; De eene is vervult met die ontvlamde fchichten,' Die, zagt van punt, een' vrede in 't harte ftichteni Dien, zuivrende ons gevoelen, onze fmaak, Ons meêr bezielt, méér deel geeft aan 't vermaak: De andre is niet vol dan met verwoede pylen, Die nooit den twist noch de agterdocht verwylen, De ziel misdoen, en, in 't verflaauwt gemoed , De afkeerigheid doen volgen op hunn' gloed, Dees kiest gy zelf om beiden te overwinnen. Is dat de weg waar door men moet beminnen? DE BARONNES. Goed. Ik heb fcljuld. Maar zo gy af keer voedt, A 2 Is  * N A N I N E; Is 't dan aan my dat gy zulks wyten moet? Uw vittery, uw walglyk vergelyken, Doen my, geftaag, uwe onbefuistheid blyken. Door welk een' ftap ben ik uw hart onwaard ? Wat kan men my verwyten ? de graaf. Uwen aard. Ja, twyfel niet, Mevrouw, de aanminnigheden, Behaagen 't oog: de ziel bemint de zeden, de baronnes. Maar zyt gy vry van fouten, gy? de graaf.' 'tr TT l i' , Ik! foei k Heb die, gewis, en om die zelfde reên Zoek ik een Vrouw wier gunflig mededogen, Wier fchoonheid zich, door tederheid bewogen, Naar myn gebreken voegt; die, buigzaam, Uil, My, met my-zelf, gefiaag verzoenen wil; My beter maakt, en, zonder vinnig tieren, Of dwingiandy, 'myn zinnen wil bellieren. Die, langzaam aan, zich dringt in myn gemoed, Ais \ zagte licht in fcheemrende oogen doet. Die't juk gevoelt, en, morrende, wil dragen Een liefde uit dwang vertlrekt een' bron van plaagt k Wil minnen,- ja: maar 'k wil niet dienen; neen. Uw hovaardv vernedert my alleen. 'kHeb myn gebrek: maar denk ook dat Vrouwen Zyn voortgcbragt om ons in toom te houwen Om onze drift, ons hartzeer, onze pyn Te doen vergaan, ons beter te doen zyn. Dat is haar lot; ik zou, zo 'k moest verliezen, Voor t wrevel fchoon, 't zagtzinnig leelyk kiezen. _ , de baronnes. Dat s wel gezegt, verrader! Gy begeert, Wy' gy my hoont, beleedigt en trotfeert, Dat ik ontzie, uit laffe infchiklykhedeti, ïlet  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. e 9'Het fchandlyk vuur, waardoor gy word bedreden} BDat, voor myn oog, een trotsheid die tny fart, (In u veifchoou', de lafheid van uw hart. de graaf. | Wel hoe, Mevrouw! de baronnes ■ Ja, dat braveeren, Komt van Nanine; een Kind kan u verneêren, Een Boere Meid, die dienstbaar wezen moet, Die 'k , onbedacht, uit zugt heb opgevoedt. Uw Moeder is 't, die haar, door fchyn bedrogen, Uit medely, heeft uit haar' ramp getoogen. Gy bloost? d f. graaf. Ik? Ach! Ik zoek haar best, met u. de baronnes. Gy bid haar aan, 't is my bewust. de graaf. Wel nu, Weet dan, Mevrouw, zo zy myn hart deedblaaken, Dat ik, ronduit, myn min zou kenbaar maaken. de baronnes. Zoud gy zulks doen ? de graaf. • Ontwyfelbaar ? de baronnes Wel hoe! Zoud gy, uw* rang, en, uwen luister moê, 't Eetaamen, dus , verraaden en verzaaken ? Uw aadlyk bloed, uw' Ham, veriiclulyk maaken? En door dat laf, dat fchandelyk beleid, tiwe Eer misdoen? de gr aa f. Zeg, de opgeblazenheid. Lk neem den waan, wat yder ook moog' denken, Geenzins voor roem, dat zou myn glorie krenken, v A 3 Gy  N A N I N E; Gy mint den praal, en ftelt de blyk van Eer» In 't wapenfchild, die ik in 't hart begeer. Een deftig Man, vol moeds, maar echter zedig, Een fchoone Vrouw, die deugzaam is en fnedig, Die nooit de zugt tot all' dien waan bewoog, Zyn de eerfle liên der waereld, in myn oog. DE BARONNES. Ik dacht, voor 't minst, dat gy den Adel eerde. Een fchamel Man; maar vroom, een arm geleerde, Zou dan by u, zo hy wat deugds bezat, Zo achtbaar zyn , als de eerlte van de Had? DE GR A AF. Die deugzaam was, zou ik den voorrang fchenken. DE BARONNES. Wat hart gedoogt dat needrig fpoorloos denken? Zo dat, by u, de rang heel weinig doet? DE GRAAF, Een eerlyk Man is my genoeg- D E BARONNES, Myn bloed Zou, evenwel, wat hooger (laat begeeren. DE GRAAF. Dat is heel hoog; het kan 't gemeen braveeret^ DE BARONNES. Benadeelt gy, aldus, uw kwaliteit? DE GRAAF. Neen: maar ik eer, aldus, de mënschlykheid. DE BARONNES. Hoe] Gy zyt dwaas, 't Gemeen! 't Gebruik! DE GRAAF. • , De Wyzen, Zien, in t gebruik, een zaak die zy mispryzen, Ik volg dat na, fchoon ik myn neiging krenk, ' In myn gewaad: maar niet in 't geen ik denk. Men moet, vooral, een mensch zyn ; doch, ervaren, Zyu keur, zyn fmaak, lleeds voor zich zelf bewaaren. Zou  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. ? Zou 'k, als een gek, aan andren moeten zien, Wie 'k pryzen moest, wie laaken, zoeken, vlién? We! hoe! Moet elk myn wezen onderfcheiden? *k Bezit myn rede , en , die moet my geleiden, 'k Boods niemand na; dat is, voor de Aapen goed: Men kent een' Mensen , aan 't werk van zyn gemoed de bar-onnes. Gy fpreekt recht uit, als Wysgeer, als Geleerde; Min een Boerin; ga heen, wyl ze u verneêrde. Grootmoedig hart, maak, fchielyk, dat gy trouwt, Stel u gelyk, met Pachter of met Schout, Eer uw geflagt; gy hebt het fpoor gevonden. de graaf. 0> Hemel! Ach! Wat raad! Wat onderwonden? TWEEDE TOONEEL. de graaf, de baronnes, joris. Wde graaf, ie daar? joris. Myn Heer, de Tuinman van je Hof, Die mit ontzag, mit eerbied, en verlof, ]c Grootheid fmeèkt.... de graaf. Myn Grootheid! Wat's uwvraagen? Spreek, Joris. joris. Maer... 't Is, mit je welbehaegen, Dat ik wou trouwen.... de graaf. Goed. Dat's wel gedaan, Ik ftem zulks toe, dat opzet flaat my aan; Die trouwt, doet wel. 'k Ben tot uw byltand vaardig. De aantaande Bruid, is die wat jong, wat aardig? A 4 joris»  N A N I N E; JORIS. Jae toch. 't Is, by men keel, een lekkre beet. DE BARONNES. En Joris wordt bemint? JORIS. Zo 'k aêrs niet weet, DE BARONNES. En wie is toch dat minzaam beeld? JORIS. Maer.... 'tls.... Liet ziene..: DE GRAAF. Wel nu?... JORIS. De aenminnige Naenine» AT , . DE GRAAF. Namne! DE BARONNES. A, goed! Zo gy haar krygen kunt, Ik ftem het toe. DE GRAAF. „ O, Hemel! Tot wat punt, „ Word tk verneert! O, neen, dat zal nooit flaagen." JORIS. Dat houwlik moet ons Heerfchip veul behaegen, ,T . D E GRAAF. Men mint u, Guit, zegt gy? JORIS. Vergeef me dat. u - DE GRA AF. ' -3 Heeft ze u gezegd, dat ze u bemint? JORIS. tui .. . Zo wat.... Wiet hielendal: ze liet me wel rais hooren, £0 half en half, dat ik 'er kon bekooren; 4e zaït me ftaêg, mit hiel veul geest eu zwier, mé  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. 9 Hiel faemelaer, men lieye Hovenier, ;Vrind Joris, kom, ei, help men oogwit flaegen, Zoek in den tuin, wet bloempjes, die behaegen, Aen onzen Graaf, dien aengenaemen Heer; Dan maekt ze, mit gevoeligheid, hiel teér^ Een mooije ruiker klaer, terwyl 'er oogen, Verbystert ftaen, verward en op'etoogen; Dan Itaet ze weêr verrukt, mit en gebaer, En zwier, die... kais, de drommel, ik zie klaer! de graaf. Loop, Joris, loop... ,, Hoe! Zouikhaarbehaagen!" joris. Nou; laet de zaek niet al te lang vertraegen. de graaf. Hom! joris. Let rais op , of dat ftuk land , in 't kort,' As ik 'er werk van maek, niet vruchtbaer word. Nou, antwoor dan. Waarom zo lang te rekken. de graaf. „ Myn hart is al te vol, ik moet vertrekken... " Vaarwel, Mevrouw. DERDE TOONEEL de baronnes, joris. de baronnes. 1 X X.y 's °P haar verzot, ! Ik zie zulks klaar. Maar hoe! Door welk een lot, Door welk een glans, door wat ervaarne zeden, Berooft zy my van zyn teêrhartigheeden ? ' Nanine! O, Hemel! Ach! Wat keur, wat ftraf! 1 Nanine! Neen; dat ftort my in het graf. Joris, wederkeerende. I Mevrouw lpreekt van Naenine'? A 5 De  lo N A N I N E; de baronnes. „ Ik ben uitzinnig-." t , . Joris. I* t nou met waer?ISzy niet hiel aanminnig? Neen. tor is. Zy doet al. Nou, maek dan dat ik miSpreek Joris voor. ' k mag- de baronnes. Ach, Hemel! Welk een flag | Meulyt.men hart, me zelf, df S Joris Denk dat mv„ drSfr^V N * \S< Myn lieve vrTend\ Ju t 'J™ hier !n »i Rankt gy; S a.V „ Óunm kan ■ * GeeF2;,f ÏLrtu'idSter ^ * ^ JORIS. I Doe zei ik !e Darm™ ua ■ Hoe ze' a J'e eeren • WatvreugdVr^^^'-en, en waerdeeren! de Baronnf s ik, my Vriend, dat ik ^0^^ Och, flaeg, Mevrouw/^tje toch belezen! f), iT.m„, , nE BARONNES. S/wSt^i^^--- mag wezen! JORIS Maër..". kan ik wachten? D E  #f het VERWONNEN VOOROORDEEL, li de baronnes. Ga. joris. Vaerwel. Ik kryg 'er vast, de drommel flae. VIERDE TOONEEL. T"\T7 de baronnes alleen• "W ie zag, voorheen, ooit diergelyks gebeuren. Wie zag zich ooit door feller hoon verfcheuren? Wat hart gaf ooit van zulk een lafheid blyk? Da Graaf maakt zich zyn' Tuinman dan gelyk? Holla, Lakei! Tegen een Knecht. Doe hier Nanine komen: 'k Moet zien wat ramp my heden ftaat te fchroomen. Waar heeft haar geest die vleikonst hier vergaart, r»P konst, die 't hart vermeestert en bewaart? Die konst, die, dus, een duurzaam vuur kan fmeeden* Waar* Uit haar oog, uit haare eenvoudigheden, 'k Geloof, nochthans,'dat die onwaarde vlam, Tot heden toe, niet recht te voorfchyn kwam ; 'k Zag dat de Graaf, by haar, zyn achting 4piarde. Ach' Dat is iets het welk my droefheid baarde; Ik had noch hoop, hield hy zich minder in. De ontaarde voedt een zorg van waare mm. Daar komt zy. Ach ! Wat word myn ziel beureden, Wat is Natuur vol onrechtvaardigheden ! Wie heeft zy toch haar fchoonheid toegedaan; Dat is een hoon, die't aanzien word gedaan. Kom, Juffer, kom, treê toch wat toe: wees vaardig. VYF-  & NANINE. V" Y F D E TOONEEL, DE BARONNNES, NANINE. MNANIKE. evroaw.... de baronnes. ^^^^^^^ Maar zo 't hemzeH,. ;i l,aar fe"daac- ^^ïSï/ii'ïi •Ach! (rand. NANINE. Tot mynen plicht. Ik kom my fP<,ede» DE baronnes. Vry lang «toeft Kn^J"**' ^ my" ve™oeden, My teb Srfcl„a„,,d,,s geUte thans, u kan betaamen:' Uw heil begint: dank dit aan myn beftier. ün, m éen woord, het is de Hovenier. tl • tt „ nanine. Hoe! Hy, Mevrouw? de baronnes. r> r ,' War wil die grimlach zerken* Durft gy myn' wil één omzien overleggen * ' Myn aanbod is een wet. Maak u bereid Verftaat gy 't wel? Of vrees myn grimmigheid. Maar.... nanine. de baronnes. Weet en leer, dat my een maar beleedigr. Het (laat u wel, dat ge U zo Hout verdeedigt. S nZ JI- T Van myne hand verfmaan ? Dat zedig hart bezit al heel veel waan» D.e wreevle moed is al te hoog gerezen: Uw zegepraal zal niet heel duurzaam wezen. mJ limi,bruikt een enkel wuft Ondankbre Pry, die my in toorn do "binken, Gy  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. 15 Gy durft u dan, uit moedwil, minzaam maaken ? Gy vat myn' zin: 'k zal u, die'k, onberaau, Dus hoog verhief, ook weer te niet doen gaan. Die zotterny, dien waan zult ge u beklagen; 'k Zal u, eerlang, vopr alle uw leevensdagen, Doen kloostreu. nanine. Ach! Ik val voor u te voer; Ja, fluit my op, dan word myn lot verzoet. Van all' de gunst, die 'k ooit genoot, voordezen, . Zal my die ftraf een van de waardfte wezen: iftj Sluit, (luie my op voor all' myn' leevenstyd, Dan zegen ik myn' Meester en uw vlyt; Dan zal ik my voor zwaarder leet bewaaren. Voor grooter vrees, voor wreder zielsgevaaren, Voor (terker angst, en doodelyker ftrik, Dan deezen toorn, waar voor ik beef en fclirik. Uitnaam diens toorns, Mevrouw, dien u doet woeden j Wil, zo 't kan zyn, my voor my zelf behoeden! Ik ben bereid, zo flraks, daar heen te gaan. de baronnes. Kan 't moeglyk zyn! Wat hoor ik ! is 't geen waan? , ïs 't waar, Nanine? Eu word ik niet bedrogen? nanine. Neen. Laat die gunst myn traanen op doen droogen j I Myn hart heeft die van doen. de baronnes, met een tedere verrukking. Rys op , wees b'ly ! ' Omhels my, kom. Wat heilryk uur voor my! Myn waarde kind ! Welaan,'k zal, zonder beiden , \ Zo ftraks uw plaats verkiezen en bereiden. ) Ach! welk een vreugde is 't geestlyk tydverdryf! nanine. il Het is, voor't minst, een troostelyk verblyf. de baronnes. ' Neen, 't is, myn kind, vermaakelyk, behaagend. na-  if N A N I N Ej NANINE. Gelooft gy dat? DE BARONNES. De Waereld is haatdragend, Jaloers i NANINE. Ja toch. DE BARONNES. Verwaand, zot, boos, ontaard; Verahderlyk, ontrouw verfoeijens waard. NANINE. O ja, 'k befpeur, dat ik haar list moest vreezén * Dat ik haar vlieden moet. DE BARONNES. Dat 's klaar bewezen, Een klooster is een vaste toeverlaat. B, Myn Heer de Graaf, ik kom u voor; zy gaat;" NANINE.' Wat zegt Mevrouw?' DE BARONNES. 'k Min u als uitgelaaten, En wenschte u zelfs, zo 't wenfchen ooit kon blaten , Om u vermaak te doen, zo vast, deez' dag, Te fluiten, dat men u nooit weder zag. Maar, ach, 't is laat, ik kan u niet vernoegen Voor morgen vroeg. Hoor, gy moet u vervoegen ln myn Vertrek, byna ter middernacht, Wy zullen t'zaam , in 't heimlyk, onverwacht Naar 't Klooster gaan, zo dra 't is vyf geflagen: Hou u gereed. ZESDE TOONEEL. nanine, alken. ^ÏX^at ramp ! Wat bittre plaagen! Wat moeilykheid! Wat opzet! Welk een fmart! Wat  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. j7 Wat felle Bryd gevoel ik in myn hart! I Helaas! Ik zal den braafften Meefter vlieden, i En myne vlucht zal ligt zyn' toom doen zieden; Doch zo 'k hier blyf zal zyn te goed onthaal, Ligt oorzaak zyn ter fnöödfte lastertaal, En, in Zyn hüis, de tweedragt gaande maaken; 3 Mevrouw gelooft dat ik zyn hart doe blaaken , Dat hy zich zelf töt my verneêrt. Voorwaar Ik vrees 'er voor, en durft niet denken Maar Wat grimmigheid is in Mevrouw gerezen f Hoe! 'k Word gehaat, en vrees bemint te wezen? Maar ik, maar ik! Ik vrees my zelve t meest; Mvn fiddrend hart is voor zich zelf bedeest. Hoe zal 't my gaan? Uit mynen ftaat getoogen Se 'k tot myn ramp, uit al te ervaarene oogen Hls een gevaar, 't is, moog'lyk heel veel kwaad pat myne ziel haar lot te boven gaat. , J"?. 4 Zal\ zo 'k vertrek, befterven: maar t moet weZEVENDE TOONEËL. de graaf, nanine, merlyn. Bde graaf, ÏCgén MERt yn. ewaar dees deür, doe my geen onraad vreezen, 'Ut^&m; SU m keii nèdrig fcJjJ^r* 7 5 . Laat ons hier zitten gaan; nanine; Wtë ? Ik, myn Heer! de GraAf. . 'k Wil niét dat gy zultftaaj.. Ik geef ü de Eer die uw volmaakte ka*ken, Die uw gedrag, uw deugd, ü waardig maaken. Een Diamant, ontdekt in 't flyk dér aard , Is die min fchooa, min kostbaar, minder wa*rd^  ,f NANINE; S ïrirpfur0? rtr in getraan verdronk-- i. in oeipeur t. Jaloers op uwe lonken Heeft wéér de Baronnes, doofbSïï ' Door gramfchap, u geuort in du geJ^' 2J2 neen' ^ Heer; haar go'edheid, die ik zegen Was my noch nooit zo gunitig, zo genegen egCn* 't Raakt a-les hier, * beken tt, nfy aan "t'hart. „\ , DE GRAAF. Cy doet rny vreugd; haar fpyt hield my benart. K.i . ,„ NANINE. Helaas! Waarom? DE GRAAF. r»„ t i . Bevallige Nanine, Zy treft den Man zo dra zy„ hart heJnt; Een Maa °T eér ZV »°<* «<*« bW 7a. ,Jmet d6Uëd en minzaaniheên gebooren Zal wat zy doet. haar Kunne nooit bekooren, ' Zo ve^I hvT meêf T 'C recht' *y wreektuwmagt, Zo veel hy kan, van dat jaloers geflagt. £ ' fa °1 'Jn°°f[l dat ik uw recht verdeedig; Ja, k mm dat hart van alle listen leedig; Ge Z'fT Vr6Ugd' t0t WeIk een' h°ogen graad, Ge uw fchoon vernuft, uw oordeel blyken laat StfïïÏÏ eeS's rkTaar0°r » ' ^ j ^.u vcej ais ik haar moet waardeeren. - . , NANINE. £dï,eto' Maar h°e! 'k Heb * befchouwc. My" laagen IfsTSft1' gr°nd gy bo™< Ik ^BirT g , g aft gv te veel verlichting; Ik denk door u, »k heb u te veel veipllchli£ 't Verftand is iets dat zich* nieUeeren laat. IV 1. NANINE. ik denk te roei in myn' geringen Haat; Het  öf het VERWONNEN VOOROORDEEL, ijl Het lot heeft my den laagften rang gefchonken. D E GRAAF. Maar uwe deugd doet u in d' eerften pronken. Zeg my, oprecht, wat werking, als gy leest, Dat Engelsch Boek verrigt op uwen geest. NANINE. Niets \ allerminst dat gy daar van zoiidt wachten; «k Ontmoet, veel meer dan ooit, in myn gedachte** Zulke eedle, groote, en znivre harten, dat, All' 't overig, daar by, iets laags bevat. Gy zyt daar van 't "ewyxf»WdSan, Nanine, Gun dat men u hier in een' rang bediene, Dien aan uw lot veel minderffchande doet. NANINE. Helaas! Myn lot was al te fchoon, te zoet. DE GRAAF. Neen wees voortaan een lid van ons gedachte. S£ Moeder komt, die , als haar kind, u achtte; Myn heig-ng, en, daar by , haar teer gemoed, Behooren u te ftellen op een' voet nien Teel verfchilt met dees verneedertagen, Waar toe u hier een trotfche Vrouw wil dwingen. NANINE. 7v deed niets méér, helaas! dan my te rata Tot mynen plicht.... „ Hoe duur zal my die (laan! DE GRAAF. Wat plicht? Ach! De uwe is dat gy moet behagen, Die if vervult, daar 'k tf onzen zie vertraagen U voegt voortaan veel meer gemak meêr pracht, Gv zvt noch niet tot uwen ftaat gebragt. NANINE. Ik trad daar uit, dat kan myn zinnen kwellen Dat is een ramp die 'k hooit weêr kan herftellen. Opflaande. Helaasl Myn Heer! Helaas! Myn Meester! Weer ü &  40 » a n i n é; Laatmnr?e;dien yd,en waa" **"Eer: ^«tmy, befchaamt van uw weldadigheden De Sl,erIeraChrmyn' tyd beftedï»? ' De Hemel fchiep me in veel geringer ft,at Dehned„gheid verftrekc myn" foeve'.aaf^ w.X \ 7 t0e 'n eeDzaa'"heid te leevenW« kM d ht def waereid e™. Naar uwe deugd myn ziel verwondreJ dfed^ W'gÏZ^*^* « wreed. ~ , , de graaf. Ontdekt uw hart. Beveel. NA ni Ne. Heeft my uw gunst 'La L™ tyd töt tyd' j uw suns. veel giften toegewydt. Cy kwetst myn ziel.DE*RAAF- acht-  •F het VERWONNEN VOOROORDEEL. *i ACHTSTE TOONEEL. P& graaf, nanine, pa s q_ u yn, pasquyn, tegen nanine. M evrouw vervalt in klagte», Mevrouw heeft haast. d e graaf. O! Laat Mevrouw wat wachten. (Pasquyn binnen.~) Hoe! Kan men u dan nimmer liaan ie woord, • Ten zy men flraks verrast worde of gefloort? nanine. Ik ga, met leet. Maar is het u vergeeten Dat ik, voorheen, haar myn Meestres moest heetenl de graaf. Dat weet ik niet, en wil 't niet weten. Ach! » nanine. Zy voert op my noch eenigzins gezag. de graaf. Dat 's tegen recht; zy heeft hier geen vermogen. Gy zucht!.... Wat is \? Hoe! Word uw hart beWat deert u toch? (wogen! nanine. 'k Verlaat u met getraan: Haar 'k moet wel.... Hemel! Ach! 't ls dan gedaan I NEGENDE TOONEEL. Ide graaf, alleen. kzie, zy weent; dewreevletyrannyë' Vau een verwaatne Vrouw, vol hovaardyë , Heelt baar te lang vernedert en veracht. B 3 **  3* NANINE; En door wat recht? Door wst gezag? Wat magt? Dat misbruik dient niet verder uit te fpatten. Dees waereld is een Jotery van fchatten, Van rang, van magt, van recht, en waardigheid. Door list bekuipt, en ongelyk verfpreid. Holla! Pasquyn!.... TIENDE TOONEEL. DE GRAAF, PASQUYN. MPASQUYN, yn Heer. DE GRAAF, Gy zult, op morgen» Op haar Toilet dees beurs met goud bezorgen; 't Zyn hondert Ryè'rs, ga, verzuim het niet; Volvoer met zorg, 't geen u myn mond gebied; Ik zal 't verwachten. PAS Q UYN, 't Geld kan elk verblinden, De Baronnes zal 't morgen tydig vinden Op het Toilet. DE GRAAF. Die Uil! Die domme bloed! Heen, Zyt gy doof? 't Is voor Nanine, PASQUYN, Goedi, DE GRAAF, laat my alleen. Vertrek. ELFDE TOONEEL. PE GRAAF, alleen, H et geen my griefde «, zekerïyk, geen zwakheid, neen, 't is liefde? Ik  •f het VERWONNEN VOOROORDEEL. Sf Ik bid haar aan , 't is waarheid, maar myn gloed Wierd enkel niet door haar gezicht gevoedt; Haar inborft moet de wysheid zelf bekooren; Haar fchoone ziel heb ik myn trouw gezwooren. Hoewel, haar ftaat.... Die geeft haar grooter eer, Hoe laag die zy, ik min haar des te meêr. Kan ik , in 't eind', haar trouwen ? Ja, met redan. Wat kost het toch naar zyn geluk te treden? Moet ik den fchimp der waereld zien te ontgaan, En myne keur, uit hovaardy, weêrftaan.? (gend , 't Gebruik, nochtans... Welnu! Dat ' £onmeédooNatuur gaat voor, haar recht is alvermogend. Maar Joris Waarom niet? Hy zoekt zyn wensen. Hy mint. Hy heeft gelyk. Hy is een Mensch. Zy" zal, gerust en vreedzaam, door haar trekken , 't Geluk van één', en elks vermaak verftrekken. Zy wint het hart van Meester en van Knecht, En myn geluk doet myn verkiezing recht. Einde ven hei eetjle £tdryf. S 4 TWEE-  •* NANINE; TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL A u. « ne graaf, alken. jTVch,! Deze nacht heeft my een jaar gefcheenen ; De vaak naar'k merk, iS uit myn hart verdween".. t Slaapt alles noch. Nanine fluimert thans: ' Die zagte rust vermeerdert haaren glans:' En ifc, ,k dwaal, ik zwerf, 'k wil fchr'yven, Ik lees: vergeefs wil iklnyn' tyd verdry ven. Myn duister oog, ziet, zonder dat het ziet, Xn myn yerfland begrypt den inhoud niet. Een heilige inkt, fchynt, om myn ziel te kwetfe» u :fd,erJ00rd Nanines »'"* te fchetferi. ' Holla! Myn volk! Hoe nu! Geen knecht noch knaap) .Is memand moê van zulk een' langen flaap? P Pasquyn! Merlyn ? ■ P- J. W E E D E TOONEEL. de graaf, merlyn. Mïrlyn, van binnen. Ik kom. de graaf. Kom i. j„ j % w« vadzig ieeven] „0!° xt5r\} ,Is,daS» de tyd zal ons begeven Voort, fchielyk, voort. ' "»fceven. merlyn. Hoe! Welk een fpook, mvn Hec» Brengt, zonder ons, zo vroeg u iï de we«? fee Liefdé graaf. ME*  pF het VERWONNEN VOOROORDEEL. s$ me rlyn. O, ho , die baart verbruide lusten. Be Barpnnes wil niemand laaten rusteu. Zeg uw bevel. de graaf, Ik wil, (ontzie geen geld,) Dat gy, ten langde op morgen, my bedelt, Zes nieuwe Paarden, Koets, en Tuig, beneven Een Kamenier:'maar goedig, wys bedreven; Twee groote Knecht, een Kamerdienaar, vlug En wel gemaakt, geen losfe gast, geen plug; Tuweelen, goude en zilvere Kleinoden,' De fchoonfte Stof die immer wierd ontboden. "Vertrek te post, vlieg , fchielyk, naar de dad, Ry all' de Eaarden dood. me r l y n. 'k Heb u gevat, Gy zyt in 't net. Mevrouw de Baronhesfè Word, dezen dag, ons aller Meesteresfe. Gy trouwt baar dan ? N de graaf. Hoe 't zy, en hoe 't mag gat*. Vlieg, en kom weêr. mirlyn. Gy zult u zien voldaan, DERDE TOONEEL Zde graaf, allee». al dan, in't eind', die 'k min gelukkig maaken { Haar eeren! Haar ontzien 1 Die zoetheid fmaaken 1 De Baronnes zal dol zyn, en verwoed: Zy raaze en tier', zo veel zy wil; dat's goed. De Baronnes, 't gefnap, all' 't ydel kwellen, *k Vrees nergens voor, en niets kan my ontdellen. •t Vooroordeel zwigte; ik lach met de achterklap. B 5 Me»  a6 NANINE; E" vroomkVeU^^faJÏÏlZvynn' "?hw»««»* Moar.... Wat geruch" Wat nf H-Ung W5Td,gHer is een Koe?s. °L" Wezen Wie zou daar zvn ? ■.''' n "'' met den •' Pasquyn!.. 4 U gt Zal mvn Moeder komen. VIERDE TOONEEL. Mpasquyn. yn Heer. de graaf. Het is eeri K0t*ti. de graaf. Wie komt ons by? Va" Wie' en Waar van daan? pasquyn. Zy komen niet: zy gaïn. Zjgaan! Begraaf. pasquyn. Zy gaat tot, „?,! EaroMts ">«"'' »«' Jk 7„ pasquyn. ygaït0p re"^n neemt NaW.e me6 Nanine! HoelW,eDgar„C3aADeFr^ ' »e Kamenier. ^«^yn.  di het VERWONNEN VOOROORDEEL. 27 de graaf- Hoe nu! Wat 's dit? PASQUyiN. Uw Nicht* Vertrekt «et haar, en brengt, gelyk ik meen, Haar, zo terftond, naar 't naadtle Klooster heen. de GRAAF. Ik loop, ik vlieg. Maar ach! Wat ondernomen? Ik ben te kwaad om voor haar oog te komen. Het fcheelt my niet, ik ga, al moest.... Maar neen. Men zag te klaar door myn gepeinzen heen. «lult alles digt, doe haar weêr herwaard (treeven; Sta voor tl in, vlieg heen, of't geld uw leeven» Breng my Nanine hier. VYFDE TOONEEL. de graaf, alken» j\.ch\ Hemel! Achl Men voert haar weg? Wat uur! Wat felle (lag ! Wat deed ik dan? Waarom, om welke reden, Om wat ondankbre en wrede onbulyitheden? ..,. w« deed ik toch , helaas! dan dat ik haar Hier aanbid zonder dwang, my niet verklaar, S a vroom gemoed niet kwellen wil noch krenken! ! Waarom gevlucht! Wat zal ik hier van denken? ZESDE TOONEEL. de graaf, nanine. -w-k de graaf. Kevallige Nanine, ach, zyt gy daar? Ontvlied ge my als een' Geweldenaar? Geef Zwoord, fpreek; ik bid, wil u verklaaren  *8 NANINE} Gy liet, gewis, door 't dreigen u vervaare» JJer Baronnos; de zuivre zugt, in 't end' JJie myuw deugd, voorlang, heeft ingeprent iJeedt, méér dan ooit, haar tot die bitsheid kómen Gj zoudt, van zelf, nooit hebben ondernomen ie vlién, noch dit verblyf de aanloklykbeéo' JJ>e t uit uw oog ontleent, te ontroven: neen TotSdaet h n W hart'.bedroeft' e» »*J waardig, lot dat btflmt op gistren avond vaardig? Geef antwoord, fpreek, zeg wat u vJ>den doet> Helaas» Myn Heer, 'k ral, beevende u te voet Ik beef noch méér. Ach! Uit my uw gedachten, NANINE. lylevronw,... DE GRAAF, Wei nu? NANINE. Heeft mv a ^evtouw' die 'k h°°S moet achten, f leeft myf door dwang, niet doen naarKlooster g„n. Waart gy 't dM zelf! Kan ^, ^ . „ n i , NANINE. J Jc Beken het ja, 'k bad haar zo verr' te komen Om myne z:?1 die dwaalt, weêr in te toornen, ^y had, myn Heer, my hier verlooft. DE GRAAF. En dat aan wie? Zy! Hier? NANINE. Aan uwen Horen.ier. ».„,-, . DE CR AA F. oen .chcone- keur! NANINE. Er ik, befchSnmr, deemoedig. Mis--  of het VERWONNEN VOOROORDEEL, ilisfchien veel méér dan iemand denkt rampfpoedig, lik, die, vergeefs, met kragt heb wederftaan .Gevoelens die myn lot te boven gaan , Die al te hoog wierd door uw gunst verheeveiij Moet die ontgaan om my myn ftraf te geeven; Dk ORAAFl :Gy! Gy, uw ftraf? Nanine! Ach! Om wat reên» na n1ne. :Om dat ik belgde, uit wederfpannigheên , .Uw Bloedverwante, en myn Meestres voor dezen. Pk Verveel haar oog, haar hart beeft my verweszen; !Zy heeft gelyk; ik heb, in dit geval, !By haar. een fchuld.... die nimmer einden zal3 Pk Heb die gevreest, ze is ligt niet uit te drukken* Ik heb getracht my aan my zelf te ontrukken, !En door de tucht, dat hart, te fier, te itout :Op uwe gunst, te ftraffen voor zyn fout, IZyn los misdryf, op 't felst daaraan te wreken. Maar 't grootst verdriet, het welk, uzynde ontweken, :Dat bart, helaas! verliezende alles, leed In u te ontvlién, was dat het u mjsdeedt. de graaf, zich omkeerende en wandelende-. Wat vroom gemoed ! Wat ongeveinsd gevoelen! !Zou haare ziel myn vreugd, myn heil bedoelen ? Heeft zy gevreest dat zy my minde? O deugd! nanine. [Zo 'k u misdeed, verfchoon, verfchoon myn jeugd: iMaar gun, dat ik, om niemands oog te tergen, .Myn droeve fmart in ftilte woog' verbergen, Ja, voor altoos, my heimlyk ondeihou ; Yan u, üw gtinst, myn' plicht en myn berouw. de graaf. Men zwyg daar van. Hoor toe De Baronnesfö .iBeguriftigd u, en fchenkt u, als voogdesfe, *eu' Boer ten Echt, een' lompen dienstbren gast: Maar 'k weet 'er een' dien m veel beter past. Ja,  3» NANINE} Ja, by wiens rang geen Joris is te tellen ; Hy 's eerlyk, jong, hy kan 'c *1 vry wel ftellen} *k Verzeker u dat gy hem dierbaar zyt; Zyn hart verfoeit de zeden van deez' tyd; En 't zal voor u, of ik bedriegme in dezen, Een minzaam lot, een heilzaam huuwlyk wezen. Streelt die party u hart ? Is die niet meer Dan 't Klooster leeven waard ? NANINÈ. Gantsch niet, myn Heer. Dees nieuwe gunst, die gy my toe wilt voegen, . 'k Beken 't rechtuit, kan my geenszins vernoegen. Ge ontfluit den grond van myn erkennend hart: Doorlees het, zie, en onderzoek zyn fmart. Befef wat my zo veel befchroomdheid baarde; Een Hovenier,, een Prins, een Vorst der Aarde, Bood hy zyn hand, als Bruidegom, my aan, Zou'k, een voor een, en eveneens verlmaan. DE GRAAF. Gy flist myn lot. Welaan, 'k moet my vernoegen, Ken, ken den Man die ik u toe wil voegen; Gy acht hem hoog. Hy eert uw heerfchappy, Hy bid u aan; befchouw dien Man,... in my. „ Ik merk haar' fchrik en haare ontroering teevens." Ach ! Spreek my aan: bellier het lot myns leevens. Herftel uw geest, bedaar, en zie uw' vriend. NANINE. Wat hoor ik? Ach ! DE GRAAF. Het geen gy hebt verdient* NANINE. Hoe! Gy bemint me ?... Ach! Wacht u ooit te denken' Dat ik uwe Eer zal door die zege krenken. fdult, Keen. neen, myn Heer, 't word nooit door my geDat ge u, om my, zo laag verneedren zult; Zulk een verbond maakte al myn onheil wreder; De  «f «et VERWONNEN VOOROORDEEL. 31 toe min vergaat, en 't naberouw komt weder. •Tk Smeek u , geknielt, dat ge uw gedachte ontziet dAch! Werp op my, helaas! uwe oogen niet. jjMyn jeugd kon u tot medcly belezen; tóGy hebt dit hart gevormt en onderwezen: \*t Wierd zulks onwaard, zo 't ooit dat zonderling, iüat heerlyk gunstbewys zo los ontving; |'k Moet u dit weigren, ja; myn ziel, naar dezen, Het offer.... DE GRAAF. Neen: gy zult myne Ega wezen. Hoe! Zo terftond hebt gy me uw hart ontvouwt, Gy hebt gezegt dat gy verfmaaden zoud, Wie 't zyn mogt, zelfs een' Prins. NANINE. Ja, zonder twyffel : En 't is die weigring niet waarom ik wyffel. D E GRAAF. Gy haat my dan ? NANINE. Zoud gy my zien beducht* Zou 'k, zo gy wierd gehaat, u zyn ontvlucht? DE GRAAF. Ach! Zulk een woord doet my myn lot befchouwen. NANINE. 'Helaas! Wat neemt gy voor? D E G R A AF. Met u te trouwen. NANINE. Bedenk.... DE G R AAl?. Ik weet myn' plicht. NANINE. Wees niet verblind. SE ©RAAF. Ik zie genoeg. NA>  U ft A N I N Ej nanine. Befef, zo gy my mint...; de graaf. 'k Befef myn heil, dac niet is af te meeteu. na n i ne. Maar gy vergeet.... ])I graaf. O neen, 'k heb niets vergeeteri; *t Is alles klaar, 't is alles reeds bereid. nanine. Hoe! Ondanks my, zo veel hardnekkigheid f £>e graaf Ja, ondanks u, zal myn onrustig blaaken, Dat heilryk uur met fnelheid doen genaaken; Ik laat uw' glans één oogehblik alleen, ©p dat ik ddftr my eeuwig aan vereen: Vaarwel, vaarwel, aanb'idlykfte aller Vrouwen! ZEVENDE TOONEEL. Onanine , alleen, ê) Hemel! Is 't een droom? Kan ik vertrouwen! Dat myii geluk myn onheil gaat te keer? Neéh j 't is geenszins dezè overmaat van Eer; Hoe groot ze ook zy, die my houd opgewogen, Die hooge rang is myn gezicht ontvlogen. Maar, vrouw te zyn van dat grootmoedig Mensch! Van hem, het doel van myn' befchroomden wensch ! Hem, dien 'k bemin, dien 'k heb gevreest te minnen! Dien my veel meêr dan ik verwacht doet winnen! 'k Acht hem te veel om hem zo laag te zien: Ik moest.... Maar néén, ik kan hem niet ontvlién: Myn vreugd doet my, hierin, my zelfverliezen. Ik ! Ik zyn vrouw ! Wat zy' moét ik verkiezen? Des Hemels zorg kan my hier gade flaan, tly bied me een (leun, in myne zwakheid aan. Ligt  of'het VERWONNEN VOOROORDEEL. « ligt...'k Moet dit fchryven, ja;'k moet overleggen.. *k Moet... Hoe begin ik best? Wat zal ik zeggen? Wat vreemd geval! kom, fchryven wy, terftond , Eêr 'k my begeef in 't allerminst verbond. 2y zet zich tot fchryven. ACHTSTE TOONEEL. nanine, joris; Djoris. : aer is ze. Wel ? Mevrouw de Baronnesle Wil dan, mit vreugd , men voorfpraek zyn, Pnnftsft i De droes, ze fchryft, ze krygt me niet in t oog. nanine, voortfchryvende. ik groet u, Joris. joris. 'k Groet, u, Joris, is hiel droog. nanine, fchryvende. Op iede- woord verdubbelt myne ontroering, De gantfche brief is vol van myn vervoering. Wat groot vernuft! ZeJfchryft'daèr as en wind. Wat is ze wys! En wat bin ik noch blind. A fa, ik zei.... nanine. Welnu? joris. 'k Durf my niet uitten Voor haer gezicht; Ze fchynt men mond te fluiten Door Lr gelaet...en... evel, 't is daérom Dat ik, espres, op me gemak hier kom. Vriend Joris, fpreek "wik gy me een'dienstbewyzén»' joris. O! Liever twee. nanine. . 'k Moet uw oprechtheid pryzeti, q 'li Ver*  34 NANINE; 'k Vertrouw my ook op uw befcheidenheid Op uw goed hart. - JORIS. ttrr. ^! ZeS maer wat 'er leid; Want Joris, z.e je, is tot je dienst'enegen: Spreek dan maerras, en zonder ommewegen. Gy gaat, zotntyds; een wandlin'g doen door 't land, Naar t naaste dorp, daar gints, ter rechter hand* Weljae. J0RIS' nanine. D1.1- «rgy daar weten naar te booten, Philip van Ween ? ' joris. to.m' Wie ma£ dat zy°? Laet hooren? Philip van Ween? 'k Heb nooit dien naem verllaen. „ nanine. Hy kwam, naar 'k meen , daar gistren avond aanVerneem 'er na. Bezorg hem deze panden, ' Dit geld, en dezen Brief, in eigen handen. Wel zó! Dat geld? J°RIS' nanine. •au ji Geef ook dit Pakie: viu-« Maar üyg te paard, des te eêr komt g-te ril Gy kunt, gerust, op myne erkentnis hoopen. PhZUvflnVw j°UW' der waereldloopen. 1nilip van Ween is en gelukkig held; De beurs is vol. De drommel wat en geld» Js dat en fchuld ? nanine. Ik ., , Ja coch' Ee is klaar bewezen. M«r i, g Z° heilig' 20 vo'Prezen. Maar, b00r, van Ween u; ^ ^ oab Of  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. 35 Of mooglvk is hy daar noch niet omtrent: Mvn waarde Vriend, zo hy niet wierd vernomen, Doe dan den brief my weêr in handen komen. joris. Men waerde Vriend ! nanine. Toon uw getrouwheid nu. joris. Men waerde Vriend! nanine. Ga heen; 'k verlaat me op u. NEGENDE TOONEEL. WtoRIS, «//«». C^ie plaeten?) et boodfchap! Maer... Hoe komt ze aen all Dat geld zou veul in 't heilik kunnen baeten. Maar kom, ik zie dat zy me vriendfchap doet, En dat is meêr dan 't befte geld of goed. Ik vlieg dan heen. . , Hy Steekt hei geld met het Pak,e tn zyn zak, en loopt de Baronnes tegen t lyf. TIENDE TOONEEL. de baronnes, joris. de baronnes "Vf^at lompheid! Welke nukken? Die domme guit! Hy loopt my 't hoofd aan ftukken. joris. Pardon, Mevrouw. de baronnes. . — . Waar heen.? Wat hebt gydaar? Wat doet Nanine? Spreek. Wierd ge iets gewaar? S onze Graaf, in 't eind', haar lot befnsfen? Wat brief is dat? joris. . Dat zyn geheimemsfen» e 2 De  3* N A N I N Ê$ De dro.es!..., de baronnes* Laat zien. jor is. Dan wierd Naenine boos, de baronnes. Wat zegt gy daar? Nanine! Ei! Dat is loos. Zy laat door u haar brieven dan bezorgen ? G?ef, of uw' Echt verbreek ik noch deez' morgen, Geef, zeg ik; geef. Joris, lackgende. Ho, ho! de b ar.0nne S. Waar lacht gy om ? „ JORIS. Ha, ha! 3 dë baronnes. 'k Wil voort den inhoud weten. Korö» Zy opent den Brief. Het gaat my aan, of ik ben zeer bedrogen. Joris, geduurig lachende. Ha ha; ha ha! Den aep is haer ontvlogen. Ze heit daer niets dan Hechts en lor paepier: Ik heb 'et geld, en gae, zo ftraks, van hier, (gen J, Nae Phlip van Ween; 'k moet naer men lief me voe- ELFDE TOONEEL. Wde baronnes, alleen. elaan. Zy Leest. » Myn liefde en myn genoegen, „ Zyn buiten maat, zo wel als myn geluk. „ Gy keert te rug! fVat vruchten zyn 't die 'kpfok ! „ Hoe! Kan ik zelve u hier niet zien noch fpreken) „ Kunt gy hw" arm om mynen hals niet /laan! „Ik  op het VERWONNEN VÓÓROORDEEL. 37 Ik bid, ontvang dit heilig liefdeteeken, " Fernoeg myn' wenfch, neem aeze pakjes aan. " Weet dat men my een lot wil doen verwachten i " IVaar door zich elk, met recht, verbyflren zou t '' Maar 'k weet hier niets dat ik niet zou verachten, " Om d'enklen Menfch dien ik in waarde hou." Ei- Dit 's haar ltyl! Dit zyn haar tyd verdry ven! De onnoozle Wees! Wat weet zy wel te fchryven! Hoe wel vertoond de drift zich van haar bloed! V/at fpreekt die klaar! Dees brief is, waarlyk, goed. Dit gut volmaakt, en 't kan myn zinnen vleijen. Doortrapte! My, en Joris, dus mislenen! Gy durft, bedekt, naar 't hart myns Minnaars ftaan! Gy veinst, als of gy wilt naar 't kloofter gaan! En a'1' het geld, u door den Graaf gegeven, ]s voor Philip van Ween! Nu moogt gy beeven; Dit ftaat my aan, en de ongetrouwe min Des Graafs, verdient, met recht, dien tegenzin, ïk zag wel hoe haar hart, dat elk hier achtte, Veel lager was dan haar veracht geflachte, TWAALFDE TOONEEL. ' PE GRAAF, DE BARONNES, KDE BARONNES, om hier, kom hier, gcvoelenskwekend held, Die de ydelheên des tyds ter zyde fielt, Teêrhartig Wysgeer, vroom, verftandig Minnaar, Dees trek is fraai: lach nu met uw' verWinnaar. Gy kent, gewis, een' zeker' jong' gezel» Philip van Ween, uw'Medeminnaar wel? DE GRAAF. Aan welk een taal wilt gy myii oor gewennen! DE BARONNES. Door dezen brief zult gy hem mooglyk kennen. , C 3 Ph!'  $8 NANINE; Philip van Ween is minzaam, naar 'k vertrouw, DE GRAAF. Al wat gy poogt, is buiten tyds, Mevrouw, 'k Zal, onvertzaagt, my naar myn opzet voegen, Laat u, voortaan, de vuile trek vernoegen, Die my uw geest, deez' morgen, had bereid. DE BARONNES. Maar deze trek is ruim zo loos beleid. Hou daar, en lees. Dees brief zal u bekooren. Tracht nu den aard en zeden naar te fpooren Van 't waardig beeld het welk uw' geest benart. „ Terwyl hy leeft word zyn verftand verwart. „ Zyn kleur verbleekt, en'tfchyut zyn rust te krenken.'* Wel nu, myn Heer, wat doet haar ftyl u denken ? „ 't Is of hy hooren, zien, poch fpreeken kan: Maar hy verdient het ook. Die arme Man!" DE GRAAF. Lees ik het wel? Ik fla verbaast. Verachte En fnoode daad! Ondankbre! Ontrouw geflachtej DE BARONNES. „ Ik ken hem; hy is heet, zyn drift vaart uit, „ Zyn aard is fel, hy neemt een kort befluit." DERTIENDE TOONEEL, DE GRAAF, DE BARONNES, PASQUYN. IP ASQUYN. k heb Mevrouw de Marquizin vernomen ? Ze is digte by. DE BARONNES. „ Is 't oude wyf gekomen ?" PASQUYN. Mevrouw uw Moeder, Heer, verftaat gy't wel? Is aan de poort. DE BARONNES. i, Hy 's doof van toorne. Ik win myn fpel." De  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. 39 „ De brief heeft kragt; zyn gra'mfchap wort verwoeder." pasquyn, fchreeuwende. Myn Heer. de graaf. Wat is 't?- pasquyn, hard. Daar komt Mevrouw uw Moeder... de graaf. Wat doet Nanine? Ontdek wat zy bedryfr. pasquyn. Zy is... laat zien... in haarvertrek; zy fchryft. de graaf, op een koele en drooge wyze. . Ontruk haar, ftraks, 't papier, ga haar berooven Van 't geen zy fchryft, en brengt het my hier boven. Men jaagt haar, voort, myn huis uit. pasquyn, Wie, myn Heer? de graaf. Nanine. pasquyn. Neen , daar toe ben ik te teér. Indien gy wist hoe ze ons bekoort, hoe goedig, Hoe braaf, hoe vroom zy is, hoe edelmoedigl de graaf. Gehoorzaam, of gy krygt de zak. pasquyn. Myn Heer.... VEERTIENDE TOONEEL. de graaf, de baronnes. Nde baronnes, u fchep ik moed, wyl 'k, eindelyk , triomfeer. Gy hoort naar rede, en dat kan my verblyden. Welaan, laat zien of gy niet moet belyden  4» NANINE; Dat ieder hinkt naar zynen eerften gang. En dat de liên van zeekren ftaat en rang, Zo eedel zyn van hart als van gedachte; 't Bloed doet het all', dat geeft een denkbeeldskrachte Een infpraak, die Nanue nooitbezat. DE GRAAF. 'k Geloof dat niet: Maar, 't zy zp , keer dat blad; Dit dient herftelt; gy weet, de grootste geeften Zyn, dikwils, dwaas; wy zien zulksaa»demeeften» Elk fchepzel dwaalt, en die zich best verfchoont, Is hy, Mevrouw, die ftraks berouw betoont. DE BARONNES. O ja, dat 's waar. DE GRAAF. 'k Wil niets meêr van haar weten. DE BARONNES. Heel goed. D E G R A AF. Laat ons, in eeuwigheid , vergeten Dat voorwerp van gefchil. DE BARONNES. Maar, hoe zal 't gaan ? Denk ge aan uw' eed? DE GRAAF. Heel wel. 'k Heb u verftaan. 'k Zal dien voldoen. DE BARONNES. 't Is niets dan waare hulde, Die 't leed herftelt dat ik zo dikwils duldde. Dat ge onzen echt onwaard verwylen doet, Strekt my tot hoon. DE GRAAF. Gy zult dien zien geboet. Men móet, Mevrouw.... DE BARONNES Men moet zyn' pligt betrachten. rs  er het VERWONNEN VOOROORDEEL. *i de graaf. Gy weet zeer wel.... dat wy myn Moeder wachten, de baronnes. Die is reeds hier. VYFTIENDE TOONEEL. de marquizin, de graaf, de baronnes. de graaf, tegen zyn Moeder. JVTeyrouw, ik moeft, bly van geeft.., Philip van Ween...." Gy zyt my voor geweest... 'Èn myn ontzag, myn vlyt, myn tederheden ... Wat fnood verraad, met haar geveinsde zeden! de marquizin. Mvn lieve zoon, uw zinnen zyn verdwaalt. Men heeft my reeds, eêr ik hier kwam, verhaalt Dat u verftand een weinig was ontvlogen. Maar 'k zie 't nu zelf, men heeft my niet bedrogen. Doch dat gebrek.... de graaf. „ Wat word myn geest gekwelt! i de marquizin. Krygt gy dat veel? de graaf. 't Zal lchielyk zyn herftelt. de marquizin. Ik wenlchtealleen, u hier iets voor te }ezen- Tegen de Baronnes, met een geringe gioei. Uw dienaares, Mevrouw. de baronnes. „ Dat rimpiig wezen! 'k Laat u 't vermaak, Mevrouw , van hier, gerust, Te fpreken met myn Heer, zo lang 't u lust. Ik ga, vaar wel. ZES.  4- NANINE; ZESTIENDE TOONEEL. DR MA RQUIZIN, DE GRAAF. DE MARoinziN fprekende fchielyks opdeniom van een Cnapagtig oud wyf/e. De Barbes hebt*^ iSSl' lmb°™ lot Dochter, en, gy word haar' Bruidegom? g«» de zaak t1aar >k hier> ZQ ras, Uw Baronnes rs, inderdaad, heel vinnig, Heel trots, heel onbefchoft, heel eigenzinnig Ze ontz.et rne niet; ja zeifs, voorIe(fen gj1» Heeft zy, aan 't huis der MarquizinneAa« Voor elks gezicht, my Zeeverkin geheefen ' De herne,, a da£ jk ^ ^ g eten . My Zeeverkin! 'k Weet, onder ons ««« Dat zy zo veel niet eens heeft opg" Wt . * ' wirc^Z' r,dicnt Ji; i«**** Heeft voor 1 u ^ fme" my doet "ooren, Eefoud p ots J ^ u^" flechtt webehow; n „ Pro<*es. dat noch niet is gefmoort yn laf e„ bloó,'t word ailes eeven dwaas. DE  I of het VERWONNEN VOOROORDEEL. 43 de graaf, den hief herleezende. pie Jacht het ooit! Die flig treft myne zinnen! ZEVENTIENDE TOONEEL. de marquizin,de graaf, pasquyn. VV el nu, Pasquyn ? pa squyn. Notaris Krimp is binnen» de graaf. O! Dat hy wachte. pasquyn. En dit is, nu, 't papier, Dat ze aan u fchreef, voor baar vertrek van hier. de graaf, lezende. Heel goed „ Zy zegt haar min houd my in waarde. En weigert me uit ontzag.... Ontrouwe ! Ontaarde! L Gy zwygt den grond van deze uw weigering. | de marquizin. Gewis, myn zoon krygt weêr een fuizeling; De Baronnes maakt hem verlieft by vlagen. de graaf, tegen Pasquyn. Zie ik in 't kort my van Nanine ontflagen? pasquyn. Helaas, myn Heer, zy heeft, alreeds, bedaard, En wei gemoed, haar Boerenkleed aanvaard, Zelfs zonder klagte of't minst gemor te toonen. de graaf. 'k Geloof het wel. pasquyn. Zy lyd dat fchamperhoonen Gerust en ftil, wyl ieder om haar weent. de graaf 1 Gerust en 'ftil? BE  44 NANINE, DB MAUQUiziw. Hem! Zeg my wie gy meent, Helaas Mevrouw! Nanine word verdreven Terwyl haar ramp all' 't huisgezin doet beven, „ , „ DE MARQUiZIN Hoe Myn Nanine! ik zou dat niet verfraan Wat is 't? Wat heeft de onnozle Wees m daan ? Ik ben t, my„ zoon die h toevertroude k4?B my «och, hoe, met haar tiendetar Reeds ledereen haa en Jjaar' De Baronnes heeft haar voor zich gnomen: k Voorzag terftond, wat haar zou overkomen Dat zoete lam! Ik heb het !ang voorfpel J0"16"' Maar k zie hoe min myn voorzorg by u geldt Gy w,k dat elk Uw hoofd volge. fs ^ ƒ Jaagt gy Nanine Weg! Dat 's onfatzoenlyk. ' DE GRAAF. „ Hoe! Zoiider geld noch hulp, alleen, te voet'"- PASQUYN. Maar , apropo, daar is een oude bloed, Een zedig man , die zich heeft aangeboden En, zo hy zegt, u hooglyk heeft van nood'en: Het is een zaak die niemant weten mag, Hy wil, naar 'k hoor, uw voeten kusfen. DE GRAAF. Ben ik bekwaam, in 't leed dat my doet beven AcM Aan eemg mensch het minst gehoor te geven ? ...r, DE MARQUIZIN. Ach ! Ik geloof dat u veel droefheid kweltMaar weet met édn dat gy my zeer onftelt.' iNanine weg doen gaan! Een huuwiyk wagen, Dat ik verwerp! 't Is u in 't hoofd geflagen. Fas op, pr.s op, gy zulr, naar allen fchyn, ▼oor t eerfte jaar malkair al moede zyn. 'k Voor-  b* het VERWONNEN VOOROORDEEL. 4? k Voorzeg het u , gy zulc het zelfde vaaren , Kis myn Coufyn, de Marquis van Tarrare: Zyn Vrouw was bits, en fcherp als mofiertzaad : iMaar, tusfchen ons, 'k acht de uwe ruim zc kwaads Het fcheen of nooit dat huuwlyk zou verdrieten: Maar 't duurde kort eér zy malkaar verlieren •, Mevrouw nam, voort, een* welgemaakt' galant, iEen lafbek* ligt, verzwiert, een' dwaazen kwant.J Myn Heer had, ftraks, een ligtekooi verkooren, Heel fyn, heel loos, en tót bedrog gebooren. :Men fmulde braaf, geen groöter Hén in 't land, juweelen, alles nieuWs, een Intendant, >Elk had zyn Koets, de pracht was niet te duiden, Men raakte in 't zand , en overhoopt met fchulden. [u 't eind', Myn Heer, Mevrouw, dat defcig pair, Geraakte t' zaam in 't Gasthuis 't naafte jaar: *k Weet noch iets vreemds, dat alles gaat te boven* Veel droever zaak, gy zult het niet gelooven: Het was.... DE GRAAF. Mevrouw, de maaltyd is gereed* Tree in.... O ramp! Kon ik dat bitter leed, Dien fmaad voorzien! DE MARQUIZIN* 't Moet u, gewis, ontltellerts Maar* kom , ik zal 't, aan tafel, u vertellen; ., Het is een zaak van aangelegenheid : T Bedien u Hechts van 't geen ik heb gezeid. Einde van het tweede Bed) yf.  4<* NANINE; DERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL nanine, gekleed als een Boerin , pasquyn» Dpasquyn. at gy vertrekt maakt all' ons volk bedroeft. nanine. Het is myn tyd, ik heb te lang getoeft. pasq u yn. Koe! Voor altoos? En dat in die gewaden? nanine. Myn eerfte deel beftond in deez' cieraden. pasquyn. Wat ommekeer! Hoe! In één enklen dag! Verdriet is niets. Maar zo te vallen! nanine. Ach! Men ziet den Menfch wel zwaarder nog kastyden. pas.quyn. Ik fta verbaast om zulk een vreedzaam lyden ! Myn Heer de Graaf heeft zich niet wel bedacht; De Baronnes misbruikt, gewis, zy* raagt. Zy is 't alleen die u zo fel doet hoonen; Myn Heer zou nooit die wreedheid kunnen toonen. nanine. k Hang van hem af: 'k gehoorzaam zyne Item: Hy jaagt my weg. Zyn weldaan zyn aan hem; Hy heeft het recht my daar van weêr te ontblooten* pasquyn. Wie droes dacht ooit dat hy u zou verftooten ? Wat zult gy worden ? Spreek. Wat is uw doel ? Nan ine. Dat ik vertrek, en lang myn rouw gevoel. PAS-  of het VERWONNEN VOOROORÜÈEL. 47 PASQUYN. Wat zal elks haat de Baronnes doen beeven! nanine. Myn ramp is groot: Maar 'k heb haar dien vergeven. PASQUYN. Wat zal ik toch, wanneer gy zyt gegaan, Van 't geen gy zegt, myn' Meefter doen veifhan? nanine. Zeg dat ik fteeds hem danken zal en eeren, Nu hy my weêr doet tot myn' oorfpronk keeren 5 Dat ik, zyn gunst erkennende, in myn lot, Miets zal vergeeten ... dan... zyn wreed gebod. PASQUYN. , Gy fplyt my 't hart! Indien 't u iets kon baaten, Ik zou , voor u, terltond dit huis verlaaten ; Ik kroop, met u, de gantfche waereld door: Maar in dat zoet is Joris ons reeds voor. Wat heil voor hem met u te mogen leeven! Om u te zien, wenfchte elk hem naar te Itreeven. nanine. Wie zou myn lot toch volgen? Ach ! Pasquyn, Ik ben verjaagt... Door wie? PASQUYN. Wis, Proferpyn Heeft Zich bemoeit met dat gefchil te brouwen. U raakt men kwyt... en onze Graaf zal trouwen. NA N1N E. Zal trouwen.... Ach! Die fiV treft my te fel! Verlaten wy, terftond, dees plaats... Vaar wel... TWEEDE TOONEEL. Mpasquyn, alleen. yn Heer de Graaf moet hart zyn van geweten. Word zulk een fchaap dus buitens huis gefineien! 2y fchynt, nochthans, een dochter van fatzoen: Maar, evenwel, 'k moest daar geen' eed op doen. DER.  4* 1 NANINE; DERDE TOONEEL. de graaf* pasquyn. X1TT de graaf. W el nu, Nanine is uit myn huis gedreven? pasquyn. la, zy is heen. de graaf. Dat doet myn ziel herleeveri. pasquyn. Üw hait is dan van fteen ? de gr aa f. Gaf haar Galant, Philip van Ween, terftond, haar niet de hand? pasquyn. Wie? Wat Philip van Ween? Helaas! Nanine Begeerd niet eens dat iemands hulp haar dienej Zy reist alleen , vol rouw en droefenis. de graaf. Waar gaat zy ? pasquyn. Waar? By Vrinden, naar ik gis,- de graaf. In 't naafte dorp? pasquyn Dat zou wel kunnen wezen; En 't fcheen dat zy dien weg had uitgelezen. de graaf. Ga, lei haar ftraks naar't kloofier , daar, deez' nacht,' De Baronnes haar heen te voeren dacht: Het raadzaamst is, haar, zonder tyd verlengen, Naar dat bevoegt, dat nut verblyf te brengen: Deez' beurs met goud zal haar ontvangen doen.' Ga heen... Draag zorg haar niet te doen vermoên' 6 Dat  of het VERWONNNEN VOOROORDEEL. 4» Dat dit gefcherik van my kómt: doe haar hooren Als of haar zulks myn Moeder had befchooren j 'k Wil niet dat haar myn naam gemeld zal zyn. PASQUYN. Heel wel 5 myn Heer, 'k zal u voldoen. " ' Hy gaat eenlge treden voort. DE GRAAF. Pasquyfl, Gy hebt haar dan , toen zy vertrok, gefproken? PASQUYN. Ta* Éeg ife, ]i. J ' DE GRAAF. Haar hart was, wis, gebroken? Zv was bedroeft? 3 PASQUYN. Zy deed veel beter; neen* Zy wederhielt haaf traanen en geween; £v wou niet builen. DE GRAAF. Maar, is u gebleeken Wat zv gevoelt? Gaf zy niet eenig teeken Van 't geen zy dacht? Kost gy befpeuren?... * PASQUYN. ^ DE GRAAF. Sorak zy geen woord van my, van dit, of dat. V PASQUYN. la toch; heel veel. , DE GRAAF. . Wat dan, Schavuit? Laat boofen. PASQUYN. Dat gy haar Meester zyt, een welgebooren, _ Een goed, een deugdzaam Heer; dat ze, in haar lot, Niets zou gedenken... dan... uw wreed gebod. DE GRAAF. Ga . Maar vooral moest zy hief niet vernachten. Pasquyn gaat neen. © Pas-  jf> NANINE, Pasquyn. pasquyn. Myn Heer. de graaf. Eén woord. Hou in gedachten» Zo zy, door list, een ander voetfpoor nam, En zeekre Philip van Ween haar volgen kwam, Hem, mee geweld, terrtond, van daar te jagen. pasquyn. O! Heel befchaaft, met honderd knuppeldagen: Vertrouw myn woord; 'k heb nooit déarin gemist. De jonge Philip van Ween, niet waar? de graaf. Die is 't. pas qüyn. Heel wel. 'k Hadnimmerde Eer hem hief te ontmoeten^ Maar de eerfte die verfchynt zal ik zó groeten En rosfen , dat hy krimpt gelyk een vis; Hy kan, daar na, dan zeggen wie hy is. Hy doet eenige treden en keert te rug. Die Philip van Ween, zal wis, haar uitgelezen, Een vlugge haan, en heel bevallig wezen? Laat my begaan. de gr aaf. Gehoorzaam myn bevef. pasquyn. Daar was voor vast een Minnaar, 'k dacht het wet. Ligt toont zy mede aan Joris liefdesblyken; Men mint zyn Heer toch min dan zyns gelyken. de graaf. Ca, zeg ik, vlieg. VIERDE TOONEEL de graaf, alleen. H eiaasl 't Is wel gezegt. Hy  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. 5» Hy vonnist my naar rede, en oordeelt recht; Want door den flag , bereid voor die Tygresfe, Straf ik my zelf; ik trouw de Baronnesfe; Het moet zo zyn, myn lot heeft zich verklaart. Ik zal vergaan: maar 'k ben 't ook dubbel waard J Dit huuwlyk zal, ten minste, beter voegen: De Baronnes laat zelden zich vernoegen: Maar ais men wil verbant men 't zwaarflë kruis; Een moedig man is Meester in zyn huis. VYFDE TOONEEL. DEG RA AF, DE MARQUIZIN, DE BARONNES. GDE MARQUIZIN. y dénkt, myn Zoon, dan met Mevrouw te paarerj? DE GRAAF. Och, ja. DE MARQUIZIN1 Gy zult haar tot uw Vrouw vetklaaren? Zy word myn Döchtet dan ? DE GRAAF. Indien gy 't duld; DE B ARONNES. Ik denk dat gy me uw ftem wel gunnen zult. DE MARQUIZIN. fcom, kom, 't is wel; ik zal 't wel moeten Iyden; Maar mórgen vröeg denk ik van hier te ryden. DE GRAAF. Wel hoe, Mevrouw, wat dryft u hier van daan? DE MARQUIZIN. 'k Zal myn Nanine ook laaten met my gaan; Gy jaagt haar weg, en ik zal haar doen trouwen $ Op myn Kasteel zal zy haar bruiloft houwen; De jonge Schout, wil ik dat met haar huuw', Een eigen Neef van onzen Heer Baljuuw i D s Ja*  SS NANINE, Jan Kommerklip, die dat geval gebeurde, Toen zyn Commies het halve dorp bekeurde* Ik kan dat Kind niet misfen Zonder pyn; * t Is een juweel dat wel gezet moet zyn. 'k Zal haar doen trouwen, hoor.... Vaarwel. DE GRAAF. Maar, Moeder, Maak toch, op ons, uw gramfchap niet verwoeder; Het beste is dat Nanine in 't Klooster raakt. Verander toch geen fchikking, reeds gemaakt. DE BAK ONNES. Geloof ons vry, Mevrouw, 't is niet geraden Met zulk een'wicht zich zelvtn te overlaaden* DE MARQUIZIN. Wel hce! Wat is 'er dan? DE BARONNES. Niet veel. BE MARQUIZIN. Maar... DE BARONNES. Niets. DE MARQUIZIN. Niets, is te veel. 'k Verfta 't, ik ben 't al diets. Heeft haar misfchien een minnekoorts bedreden? Dat kon we! zyn; zy heeft bevalligheden; Ik weet daar van ; men vleid , men word gevleid, Het hart is vol van onbeftendigheid; De Meisjes zyn wat dertel in haar zaakehi Het kwaad is niet zo groot als gy't wilt maaken. Maar, oögeveinst, doe my de zaak verftaan. Wat heeft, in 't einde, ons minzaam kind misdaan? DE GRAAF. Ik melden..,.Ik ... DE MARQÜ1ZIN* O, ho, 't fchynt, aan uw kaaken, Als of Nanine u eenigzmg kon fmaaken. En gy zoud zelf.... ZES.  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. g§ ZESDE TOONEEL. DE GRAAF,PEMARQUIZIN,DE BARONNES. MERI.YN, gelaarst. MERLYN, D at is, in 't eind', verrigt, Dat is bekuipt. DE MARQUIZIN. En wat « DE BARONNES. Wat toch ? MERLYN. Myn piicht Heb ik voldaan; 't is klaar: flaak uw verlangen; Gy zult, van daag. den toeftel noch ontvangen. de BARONNES. Wat toeftel? MERLYN. Wat? Al wat men wenfchen kan^ En gy verkrygt, van uw' aanftaanden Man, Zes fchoone P-arden 't fpan zal niets aan fcheelen*, De Ko«s is fraai, de lysten en paneelen, Zyn door Martin vernist, en fraai gewrogt; De Diamanten, hom! zyn uhgezogt, De ftoffen ... Maar, die zyn niet af te maaien, En van een fmaak.... O! Niets kan daar by haaien. de baronnes, tegen den Graaf. Gy hebt naar 'k hoor, dit alles dan beftelt? DE GR AAF. Ja,... „ Maar voor wie V" ... MERLYN. Jk zag ook na geen geld: De Koets is vol, gy zult het zelf befchouwen, p 3 t Kan  54 ' NANINE, ^ •t Kan vaardig zyn, des avonds voor uw trouwen.. Vivat den Haag , om, zonder 't minst bedil, Voor goede munt te krygen wat men wil : Bv myne komst ontmoete ik uw Notaris, Die wakker fchryft, hy maakt uw Inventaris. de baronnes. Dees huuwlyksband, draalt, waarlyk, lang genoeg. de marquizin. 4, Hy komt, by my, wel veertig jaar te vroeg." merlyn. ?k Heb, voor dees deur, een' armen bloed vernomen, Dien weent en zucht om voor uw oog te komen ; Hy wenseht, met fmart, dat hy mag binnen liaan» de baronnes. Wat overlast! Men doe hem aanftonds gaan. Hy kiest zyn' tyd niet wel. de marquizin. Om welke reden, Mevrouw? Myn Zoon , toon meêrgoedhartigheden, En hoor naar my; het is een gruuwzaam kwaad Indien men, dus, de fchaamle liên verfmaad. ?k Heb , in uw jeugd , u honderdmaal doen hooren * Dat gy hen nooit met fmaad moet ringelooren: Maar ftaan te woord met minzaam medely. Zyn zy zo wel geen menfchen, Zoon, als wy ? Wy weten niet wie wy zomwylen hoonen; Men krygt berouw van zich te ftraf te toonen; De hovaardy brengt nimmer voorfpoed meê. Tegen Merlyn. Ga heen, en haal dien armen bloed. merlyn. Alred. de graaf. (Binnen.') Mevrouw, verfchoon me; ik moest myn eerfte plichten Voldoen by u: maar 'k zal uw' wil verrichten; Ik ben gereed dien man te woord te ftaan. ZEr  of het VERWONNEN VOOROORDEEL. 55 ZEVENDE TOONEEL. PEGrIaF.DE marquizin,DE BARONMES* PHILIP VAN WEEN. de marquizin, tegen Philip van Ween. Tre nader. Spreek. Wees niet bevreest: vang aan. PHILIP VAN WEEN. Helaas! Myn Heer, wil my gehoor verleenen; fk ben. ... 'k Val u te voet. Gy ziet my wecnens l& breng u weêj:.... DE GRAAF- Rys op, myn vriend, ei, ryi. Men ftreelt my niet met zulk een eetbewys, Die hovaardy is nooit in my frezen: wezen. Gv fchynt, naar'fc zie, een deugdzaam man te wezen. Zoekt gy een' dienst, dat gy die pooging doet? Wie heb ik voor? DE MARQUIZIN. Herftel uw geest, hou moed,, PHILIP VAN WEEN. Helaas! Myn Heer, ik ben Nanines Vader. DE GRAAF. Gy? DE BARONNES. Uw Nanine is valsch en boos te gader. philip VAN WEEN. Dat was 't, myn Heer, waar voor ik ben bedeest. S. is den (lagwaar voor ik heb gejrees Zo groot een fom deed my, met rede, lcnroo Dat zy haar deugd moest zyn te na gekomen . 't Getinge volk vervalt heel ra, tot kwaad WyTthgt bederft by Uên van hoogen ftaat. DE BARONNES. Hy heeft gelyk: maar 't is een fnod verrader, ^ D 4  56 NANINE, Zy was een Wees, Nanine heefc geen' Vadee. PHILIp VAN WEEN, 't Is al te waar: 'k heb, in haar kindfcbe tyd, Maar toevertrouwt aan myner Maagen vlyt. Toen ik myn goed had met myn Vrouw verlooren.;, Heb ik den kryg voor verdren ramp verkqoren; Ik wilde niet dat zy, door elk verfmaad, Voor Dochter ging van een' gering' Soldaat; 'k Verbood haar zelfs dat zy my Vader noemde. DE MAR Q U 1 ZI N . En waaróm dat? Voor my, 'k waardeer beroemde En dappre lui, wier moed ons onheil wreekt. DE GRAAF. Ei, zeg wat fchande in dat beroep toch fteekt. PHILIP VAN WEEN. 't Is niet zo veel geëerd als eerenswaaniig. DE GRAAF. Wy achten dat vooroordeel onrechtvaardig, 'k Waardeer veel meêr een' detigdelyk Soldaat, Dien, met zyn bloed, zyn' Prins diend en den Staat* Dan meenigè'en dien, door zyn' rang, yerwaten, In vreé zich mest door 't bloed der onderzaten. DE MARQUIZIN. Gy hebt, gewis, veel Hagen bygewoont, Vertel my eens hoe zich dat werk vertoont. PHILIP VAN WEEN. Sta toe, helaas 1 met zb veel ramps belaaden, Dat ik alleen u toedien' dat myn daadeh Wel honderdmaal bevordring wierd belooft: Maar zonder hulp-zag elk my over 't hoofd; Altoos vermengd in, de algemeene woeling, Doch onvertzaagt, was de Eer all' myn bedoeling. DE MARQUIZIN. Zyt gy van rang, gelyk wel meêr gefchied? DE BARONNES, foei. Welk een vraagt'  pf „et VERWONNEN VOOROORDEEL. '57 PHILIP van ween, tegen de Baronnes. Helaas, Mevrouw, gantsch niet; ?k Ben laag van ftaat: maar, echter, niet ligtvaardig, En mogelyk, veel beter dochter waardig. ' pE MARQUIZ{N. Wat kan 'er beter zyn? PE baronnes. Hervat u woord. de marquizin. Dan uw Nanine ? D E BARONNES. Ik bid u, ei, vaar voort. P HILtP va n ween. Ik had verdaan dat ze, onder uw verbogen, Bemint, en wel onthaald, wierd opgetogen: Gelukkig, zegenende, om zulk een borg, De Hemel, u, uw vaderlyke zorg, Ben ik, dees dag, in 't paatfte dorp gekomen, Hoewel beducht, wyi my haar jeugddeedfchroomen., Eu vol van angst, naar myn vernedering, Voor 't enkle goed dat- ik te rug ontving. Wyzende op de Baronnes. ?k Merk aan Mevrouw, tot myn te grooter (matte, Dat ik niet miste ; en zy doorboort my 't harte; Ik zie te wel dat all' dat goed, dien fchat, Zo veel gefteente, iets al te groots bevat, Om niet, met Hst, door haar te zyn genomen: Zy is daar nooit onfchuldig aangekomen : Die achterdocht doet my veel liddruig aan; En 't zou my vast van fchaamte doen vergaan. Ik breng u weêr.' all' 't geen ze u dorst ontvreemen,; 't Behoort u toe. gy moet het wedernemen: Indien, in 't eind', myn Dochter fchuldig ts. Helaas! ftraf my: toon haar vergiffenis. de marquizin. Ach! Waarde Zoon, myn hart begint te fchryën! D 5 DB  58 NANINE, bk baronnes. Is dit een droom ? Zyn 't geen hedriegeryén? de gr a af. „ Wat deed ik ? Ach ! " PHiLiP van ween, de beurs en het pakje uit zyn zak haaiende. Hou daar, myn Heer, nou daar, de graaf. Ik? Neen, 't behoort haar toe; dit gaf ik haar: En 't waar' gebruik heeft zy daar van gevonden, *t Is dan aan u dat zy 't heeft toegezonden? Wie oragt u dit? PHILIP VAN WEEN. Uw Hovenier, aan wie Nanine zich vertrouwen dorst. DE GRAAF. Naar *k ?je, Zyr gy dien geen' dien haar zo teder griefde, PHILIP VAN VVtEN. O ja, 'k beken 't. de graaf. O fmart! O kinderliefde! Wat f:hat van deugd vertoont zich, weuerzyds! Hoe is uw naam? „ Wat voed myn hart al fpytsi" de marquizin. Ontdek ons toch uw' naam, verklaar u nader. philip van ween. Phjüp van Ween, Mevrouw. dl graaf. Helaas! Myn Vader t DE baronnes. Wat zegt hy daar? de graaf. Wat is de Hemel goed! Ik heb misdaan, myn fchu d moet zyn geboet. Ach! Zo gy wist hoe zeer ik ben te doemen! De  ot het VERWONNEN VOOROODEEL. g) De zuivre deugd dorst ik misdadig noemen. Hy gaat zelf by een- van zyn dienstboden* dien hy iets in H per luifter. Hollal... Vlieg been. DE BAR ONNES- Wat drift! Wat zotternyt DÉ GRAAF, Neem rytuig, ras. DE M ARQUIZIM, O ja, Mevrou\y , dat gy Haar voorfpraak zelf hier waart zoude u,betamen; Geloof me vry, men moet niets meêr Zich fchamen. Indien men , dus, onbillyk iemand hoont. Dan d?t men, ftraks, geen waar berouw betoont. Myn Heer myn Zoon heeft, dikwils, vreemdefinteQ Hy fcbynt, op 't oog, vervult met dws'.ze kwinten; Maar in den grond is hy grootmoedig, ftil, En vroom, van ziel, 'k doe met hem «a: ik wil: Gy zyt, verr' na, zo goed, noch zo müdadig, Dat fcheelt heel «veel. DE BARONNES. Wat kwelt men my geftadig! Wat ziet hv naar, verleegen en bedrukt! Wat vreemde drift maakt hem zo Iterk verru.u! Laat zien, myn Heer, wat gy hier van zult denken; D E M ARQU12.IN. Ta, van Nanine. J DE BARONNES. O! Die word door gefchenkeq Heel ras voldaan. DE MAK QUIZ! N. Dat is zyn minde plicht, DE B ARON N E ';. ! Maar ik wil nooit haar zien voor myn gezicht; Zy moet dit Slot. naar dezen , nooit genaaken. Verftaat gy't wel ? ^  <»* NANINE, DE GRAAF, 'k Verita 't. DE MARQUIZIN. Wat harde zaakral DE BARONNES. Poe, do,e myn achterdocht geen meêr verdriet. Gy twyffelt noch? DE GRAAF, naar een!gen ftilfland^ Q neen, ik tvyyffel niet. DE liSRONNES. *k Moet ook van n dat eerbewys verwachten • Gy toont uw' plicht, en 't gaat naar myn gedachten. DE MARQUIZIN. Kuntgy, rnyn Zoon, die wreedheid wel begaan? DE 1! A RQN N es. Wat zult gy doen? Verkies. DE GRAAF. Dat 's reeds gedaan. Gy kent myn hart en zyn vrymoedigheden; 'k Moet fpreken; 'k bood u aan in d' Echt te treden Wy hebben t'zaam naar deze hand getracht Om ons Proces te zien ten eind' gebragt: "k Zie daar van af, en, zonder tegenltreeven, ]a, zonder leet, zal ik u overgeeven Al wat gy wilt, myn eifcben, all' het recht Waar door den grond der tweedragt wierd gelegt; De renten zelfs zal ik u to.e doen komen; "t Is iW' voor u, neem alles, zonder fchroomen: Dat, voor het minst, de rede ons, vry van wraak, Is 't niet tot Man en Vrouw , tot vrienden maak'; Verzoenen we ons. Waar kan 't gefchil toe baaten?Al mint men nier, men moet daarom niet haaten. de i'ARUNnes. 'k Voorzag reeds iang dat ge ontrouw waard, en laf. Maar ik zie van u, en uw gefchenken af. Verradrr ! 'k Merk, met wie gy tracht te Ieeven , •k Merk, voor wat fchande uw drift u zal doen beeven: Sul  of het VERWONNEN VOOROORDEEL, tfl Ste! als een Slaaf, uiv' a^elorn te leur; *k Laat u ten prooi aan uw verachte keui1. ACHTSTE TOONEEL* t>E graaf, DE mar qui zin , philip VA» WEEN. DE graaf, een, néeti, geen mensch kan dit veracHtlyk vinden j 'Geen dvVaaze min kan myne ziel verblinden. Zoo groot een deugd, die ik te loonen tracht, Maakt my wel teêr: maar, echter, niet veracht. Al wat men laag in dezert Grysaard reekent Strekt hem tot roem, enheeftmeiets grootsbeteekeni. Myn Glorie wil dat hy zich zie beloont ; Al wie, van zelve, een aadlyk harte toont, En zich verheft door ongewoone zeden! Kan ons 't gebruik, met recht, doen overtreden,? Die nedrigheid, met zo veel deugd gepaart, Is, voor myn Huis, een nieuwe Tytel waatd. DE marquizin. Wat Tytel? Hoe myn Zoon! Wat wilt gy zeggen? NEEGENDE TOONEEL* DE graaf, DE marquizin, NANINEj philip VAN WEEN. HDE graaf, tegen zyn Moeder. aar Hechts te zien motft u dit uit doen leggen. DE marquizin. Myn lieve Kind! Omhels my honderdmaal.' Myn waarde fchat! Haar kleding is wat fchraal: Maar, welk een glans! Wat zedigheid! Wie dulde... N A-  fa NANINE, n A n i w è , zich in de armen van Philip van ïVeen, naar zich voer de*Marquizinne vernedert te hebben. Beiaas! Natuur begeert myrie eerfte hulde. Myn Vader! riïiLt? van ween. Hemel! Ach, myn Kind! Myn Heer! Dit lot verzoet myn biare rampen weêr! de graaf. M«u!t, hoe zal Ik den fmaad, de fchande boeten, Die'k zo veel deugds deed in myn huis oatmoeten? Wat ftraffen zyn 't die 'k niet, met recht, verdien; lu wat gewaad komt zy ons weder zien ! '« h al ie flecht: Maar zy, zy kan 't verê'eren; Biets ksln Nanine, of haaren glans verneéren. Spreek. Heeft u ziel my zo veel gunst betoont, ba. zy myn drift, myn wreed gedrag verfchoont; xani n e. Wat vraagt gë my; Helaas! Gy doet my beven Indien gy fchroomt of ik u 't kon vergeven, 'k Heb üooit gedacht dat gy, zelfs ih den fchyn,l\iuT zo veel deugds, in 't ongelyk kon zyn. de graaf. Zo gy dien fmaad hebc uit uw hart gedreven, Moet ge ook myn ziel daar't grootst bewys van geven: Ik wil niet méér dan éénmaal noch gebiêa: Maar zweer, vooraf, myn wet en wil te ontzien. philip van ween. Zy moet zulks doen, en haare erkentenisfe.... nanine, tegen haar'' f^ader Ik blyf hem borg voor myn oprecht gewisfe.. de graaf. Daar bouw ik op. Ja, 'k zal u doen verftaari Dat noch uw plicht niet ganfchlyk is voldaan. jk Heb u, geknielt, zien voor myn Moeder buigen, Üw* Vader, 't eerst, uw hulde zien betuigen. Dit heilzaam uur, vergt u noch meerder: kom.... Doe  of het VERWONNEN VOORO^ROEEL. 6j Doe hen dit zien»... omhels.... u«v' Bruidegom. NAMNEi Ik! DE m ARQUIZIN. Welk een gril! Zou 't wasrheid zyn; PHILIP VAN WtEN. Haar huuwenl de graaf, tegen zyn Moeder. Vergunt gy?.... DÈ MARQUIZ-IN. Ons geflacht zal 't nooit vsrdüüwen; 't Zal wonder vreemd daar tegen blaffen, Zoon. DE GRAAF Neen, 't volgt myn keur, zo dra'khaar flechtsvertoon. PHILIP VAN WEEN. Wat vreemd geval ! Neen , ik kan niet bevatten Dat gy zo laag u zelf zoud uit doen fpatten. DB GRAAF. Men heeft, my ftraks, gehoorzaamheid belooft..-..Ik wil 't. DE MARQUIZIN. Myn Zoon.... DE graaf. Waarom dat heil me ontrooft; Het zelfbelang maakt honderd huuwlyks banden; Wy zien, geftaag, dat de eedelfte verftanden De deugd of't geld wel 't allermeest ontfteekt: Haar deugd munt uit; daar's niets dat naarontbreekrV Ik doe, door keuze en billykheid verwonnen, 't Geen, honderdmaal, uit vrekheid wierd begonnen< Myn Moeder, 'k bid, bevestig deze trouw, Bellis myn lot. N A ISSI n e. Neen, doe zulks niet, Mevrouw: Weêrftfeef zyn vlam.... Doe die van my verdooven. Bat is, helaas! 't geen gy my moet belooven. Ver.  64 NANINE, of het VERWONNEN VOOROORD: Verlicht zynóog: de Min verblind hem. Ach} Gun dat ik hem, vari verre, aanbidden mag. Wyzende op haar'' Vader. Gy ziet wat lot myn maagfchap heefc verwurven. Zoude ik U ooit myn Moeder noemen durven? de marquizin. O }a, gy durft en moet zulks doen. Welaan, Die laatfte proef kan ik niet tegenftaan; Zy toont ons klaar hoe ge ieders hart kunt binden 5 Zy is als gy.... Zy kan geen weêrgaê vinden. nanine; 'k Gehoorzaam dan uw' wil; myn hart, Mevrouw Weêrirreeft de min vergeefs. de marquizin. Laat deze trouw, Voor zoo veel deugds, dan 'tbillyk loon veritrekken..*.' Doch zonder ooit dit in gevolg te trekken. de graaf. Welaan, Nanine, aanvaar myn hart en hand; Uw eerbre ziel ftrekt my ten onderpand: Vervul de hoop die 'k van uw deugd verwachte,Ên blyf een baak voor 't vrouwelyk geflachte. Einde van het derde en laatfte Bedryf.