AANMERKINGEN; Over den Droevigen toeftand in Luthers Kerk ; in deeze Nederlanden in een Brief, door een Heer van Amflerdam , aan zyn vriend te Rotterdam. mïn heer! De droefheid breekt myn herte als ik overdenk de vóorledene dagen, daar het Lucherdom zig altoos zoo eensgezind heeft gehouden, by hup Symbolium der Kerke, maar nu moet ik u openbaar betuigen, dat veele van de Predikanten het fpoor byfter zyn, en die leer verlaaten hebben, en Meinëedigen zyn geworden, zomnrige zyn, Pelagius; itudie toegedaan, andere Armyn, andere weer Socyn , dan zyn zy weer Bekkeriatms, enz. Met verwon, dering hebbe ik overgedagt, hoe zomraige van uwe Leeraars daar aankomen, daar zy doch in hun Jeugd goed onderweezen zyn; deeze gedagten heeft my als in een draai-kolk gebragt, ik dagt, zoudeü deeze Leeraars in hun Jeugd niet goed onderweezen zyn, zo dat zy die leer niet verftaan hebben, zo ja j dan moesten zy zulk een gewigtig Ampt niet aangenomen hebben, om dat des Menfchen heil en zaligheid daar aan afhangt, en ook een verftandig mensen geen Ampt aanneemt, dat hy zynen Eed niet getrouw bedienen kan, en dan was ook beter dat zulk een mensch eerst leerde wat zyn pligtwas, Uat hy doen moet, waar hy zig voor uit geeft. „ Maar ik hebbe ook al gedagt, dat kan niet zyn; dat zy zo dom in hun Jeugd geweest zyn; nadat my bekend is, zoo hebben veele doch goedeLeermeesmeesters gehad, van waar komt dan het onkruid in hun Leer, waarmede zy de waarheid tegen fpree» ken, die zy zeiver bezwooren en beleden hebben, die zy rein en onvervalst moeten voordraagen aan hun Gemeente, daar zy in geroepen zyn; ik dagt verder, myn Vriend, het is dog niet te denken dat A het  C * ) h t eiee wysbeid zoude zyn. om zig daar door te willen geleerd vertoonen, en dat door oude lang verworpen Dwaalde, en daarop als een trouwe Kncgt Gods loon teontfangen, dat door de Ledemaaten met zweren arbeid voor hun gewonnen word, of zoude 'er ook eenige leden zyn, in een of andere Gemeente, die hun daartoe aan zette, en om die dan in hun dwaaÜDgen te flerken, en te voldoen, en dan om die redenen de gantfche Oemeente met dwaalirgen op te vullen, en hunnen Eed verbreeken, ergernis aan de leken geeven, om zvnen Eed, die men in andere zaaken doet, oolc trouweloos daar in te handelen ; en op de Nakomelingen de dwaalingen over te brengen, en tumne 1-oitelvke Ziele, die door het Bloed van je sus duur gekogt zyn, tot het Eeuwig verderf te brenpen, hier hebbe ik al over gedagt metgroote droetheid, en dat wel byzonder over de eenvouuigcn menfchen en kiuderen. Ik weet wel, myn Vriend! dat in Dmtschland , op de Hoogen Schooien eenige Dwaalgeesten->yn, en v.elkers Boeken cn Schriften ook in het t\ederduitsch vertaalt zyn, en nog vertaald worden, zelfs daar eenige van de dwaaiende Predikanten, en ook door hun aangepreezen worden, of ook, dat zy uit een of ander oude Ketter wat te zamen Smeeuen, en dat voor hunnen Geleerdheid aan de waereld over geeven, gelyk nu nog over eemge dagen een nieuwmodisch Doop-formeilier, door w. goede, Predikant te Campen, het ligt ziet, en' ik tot verwondering u een in dezen Brief zende; deze Nieuwe Hervormers moeten al verre gevorderd zyn, terwvl men al aan de Formuliers bezig is, of "zy moesten van. agteren af beginnen, dat dog van wyze Hervormers niet te denken is, gelyk zy zig uitgeeven voor zulke wyze die nog verder opbouwen wat Luther en zyne Tydgenooten buiten ftaat in waren, daar doch uit hun Schriften blykt, dat het Geleerde Mannen geweest zyn, zoo komt het my dooh voor, dat zy hunne hedeudaag-, lchs  ( 3 ) frhe nieuwmodifche dwaalingen uit de tegen gods H. Woord ftrydige Bo^ktn haaien, en d>ar in uwe Gemeente, jong en oud, die niet welgegrond zyn, verleiden, en het fpoor byfter maaken. Jk zoude 't nog niet gelooft hebben, op het zeggen van andere, wanneer ik nu by gelegenheid dat 'er hier in Amfterdam niet op de proeve gepredikt was, ik ze g-, dat ik het niec gelooft zoude hebben, dat 'er al zo veele de nieuwe mode toon in uwe Kerk hadden aangenomen, maar met verwondering hebbe ik die vier laatüe Mannen aangehoord, wat die verre van den eerften verfchil, die op de proeve gepredikt heeft, doch dcezen Eerviinrdijen recht zinnigen man in alle zaaken kan u niet onbekend zyn, ":k zegge nogmaals, dat ik nog verwonderd iïaa, over de ltere die ik van de audtgehoord hebbe. je sus ch ris rus was by hun van weinig waarde, daar wierd zeer laag over gefprooken, hy was een weinig beter als andere Gezanten van God, om u een recht denkbeeld daar van te geeven, gelyk Sociniaanen en Arminiaanen gewoon zyn , daar van te-fpreeken! zyne verdiensten tvaren, dat hy de menfchen eenen Bieuwen Go'sdienft geleerd had, en die Ieere aan te neemen was het Geloove, en als daar dan de eigen deugden by kwamen, dan wierd gy zalig, my dacht, en jk geloove het ook vast, dat zulks ürydig is met den Apostel Faulus Rom. 3: vs 28. en ook met den geheelen Bybel, en ook met de Symbolifche boeken uwer Kerke. En terwyle ik een Knegt hebbe, die ook een goede Lutheraan is, en alzo ook een goede Christen , en die ook liefde tot het leezen heeft, die vroeg ik om het Coucordie Boek, op dat ik de zaak zeker wilde weeten maar het verfchilde met die Heeren hemelsbreedte, ik zag daar de kleinen Cathegismus in, en de derde Artykel van 't apostolische Geloove, en ik vond dat daar gezege word. Ik Geloove, dat ik niet uit myn eigen verflaud nog kragt aan jesus Christus mynen A 2 Hee.  ( 4 ) Heere geloven, of tot Hem komen kan, maar de H. g e e s t heeft my door het Euangellum beroepen, enz. en nog in andere plaatzen van het zelve Boek zag ik groo'te ftrydigheden, ik dagt, óongelukkige Lutheraanen, in die plaatzen daar zulke Mannen alleeD /laan, en zulke leere alleen gefladig hoorea, daar moet üuiüernis het aardryk bedekken, en donkerheid de Volken. Enwatdedierbaareverdienftevan jesus Christus betreft, daar kund gy ook wel van nagaan, wat dat van zulke, die een eigen gerechtigheid leeren, zal zyn, dit" weet ik u voor vast te verzekeren, dat zy ontkennen, dat de h e e r e jesus den Toorn Gods niet gedraagen heeft, nog m het Hof Getfemane, nog aan het Kruis, want zy hebben over Lyden van jesus gefprooken als ik wel meer van de andere Leeraars hier in uwe Gemeente gehoord hebbe, dat door hetuiterlyk lyden vancHRisTus dat het alleen gefchied is, (zoo als zy zeggen J om ons daar door af te fchrikken van het kwaad, en deugdzaam te werden, na dat het my voorkomt, zyn hec maar andere woorden , want Socyn heeft geleerd, dat bet maar tot een voorbeeld gefchied was, en dat de Nieuwe Hervormers niet meer daar: van moeten gelooven, blykt hier uit, om dat ik voor 2 a 3 Jaaren ook hebbe hier voor vast in Luthers Kerk, gehoord, en ik niet alleen, maar ook met myn noch veele Perzoonen, dat christcs den Toorn Gods niet ,'gedraagen heeft, en dit was over onze Verloflers vierde Kruiswoord, en daar wierd gezegt, dat de Heere jesus daar vroeg , isoaarovi moet ik zulk eenen Dood Jierven, en de Gemeente gebeden dat zy dog dat zelve niet langer zouden gelooven, dat j e s u t den Toorn Gods gedraagen hebbe l 't is wa3r, de eene is hier in Amfterdam niet meer aanweezig, maar na een andere plaats beroepen, voor Opziender der Kerke in dat land, dit kwam my'toen ter tyd wat tegenftrydig voor, volgens de leer'des Bybeis, en der Proteftante Kerken, io 't algemeen, en ik verzeker u, dat het waar-  ( 5 ) waarheid is, want ik hebbe het myne ooren, in het Hoogduitsch, als ook in myn moeder-taal hooren zeggen, op den Predik ftoel, in uwe Gemeente, en ik dagt, laaten wy (ïod bidden, dat zuUs ook niet overfla tot onze Gereformeerde Keik, dat zoude ongelukkig zyn voor de eenvoudigen zielen, en voor onze' Kinderen, want ik begreep dat zulke Leeraars het wezentlyke van jesus verdienfie ontkennen , en verloogenen dien sHeere, die hun gekogt heeft, en zullen eene fnelle verdoemenis over zig zeiven brengen, en allen die hun gelooven. En ik word ook zoo veel te meer bevestigt in dat gevoelen, dat die leer niet goed moet zyn, om dat in dit jaar by het ophaalen der Jaarlykfche Collekte hebben ontkent dat hier in Nederland dat Nieuwlich: niet en was, maar wel in Duitfchland, en dat hec Sectens waren, die niet goed waren! dit is my van Vrienden hier gezegt, maar van de Heer zei ven niet, want gy weet, dat ik van die Gemeente niet ben, ja. daar is nog by sevoegt, dat hier den oudften rechtzinnigen Predikant dat zeiver onder Eede beveiligt had, dat alle Leeraars met hem rechtzinnig waren, het welk my wit vreemd voorkomt, en ik niet geloof, dat dieEerwaarde heer hawel au zulks gedaan hebbe, en ik verzekere u voor vast. dat het bezyden de waarheid is, of by de waare leeken maar uit geürooide Leugens geweest zyn, die deeze Heeren uitgeftrooid hebbe. Ook hebbe ik al groote bedenkingen aldaar overgemaakt, wanneer het mogt gebeuren,, dac dien wel Eerwaardigen heek J, schol te, hier tot Amfterdam voor Predikant beroepen wjerd, hoe het dan in Rotterdam gaan zal, Godbewaare daar uwe Gemeente voor zulk een Man , die de nieuwe Mode toegedaan is, dat zoude het grootfie ongeluk voor de Gemeente zyn, en dat voor. jong en oud, want dan zoude hun ontnomen worden -2.1de waare troost op hun fterf- bedde, want hun leeren is als het kaf dat doof den wjnd verfrroo:t word, gelyk m uit de njeuw.modifche Boeken .zien kund en zoo A 3 gy  ( * ) gy' die in ziet, weest dan opmerkzaam op u zeiven, want zy zyn zeer liftigingericht, omdemenfchen te verlydeo, en de Jeugd die dezelve moeten leeren zuigen deSociniaanfche, Arminiaanfche, als ook Bekkeriaanfche Dwaalingen in, en weten het niet, en worden voor eeuwig ongelukkig; daarom weest voorzigtig dat uw teder Kroost met zu'k ziels vergif niet vergeven worden. Ik hebbe ook al met verwondering overdagt, daar deeze Nieuwe Hervormers al zo eenigeu geruimen tyd van liefde, liefde, liefde, geroepen nebben, en dat de haat en zeden hebben de overhand genomen, gelyk men in de ongelukkige ty.ïeu gezien en ehoord heeft, dat veele, van deeze liefdepredikers te gelyk geroepen hebben roof haast, -buit fpoedig Jes, 8. vs. 3. en den menfch opftookte, om den eenen tegen de anderen op te ftaan, gelyk die droevige dagen ons nog wel huegen, • doch om u, myn Vriend, door deeze naare gewezene tydsomftandigheden niet weer tot de oude droevige dagen te leiden, zo zal ik u, (zoo ik dwaale vergeef het my, ) myn gedagten zeggen, •over de liefde daar deeze nieuwe Hervormers mede begonnen hebben. en noch doen, gy weet immers, myn Vriend, zo wel als ik, dat geene goede werken hunnen door ons gedaan worden, of ons harte moer eerst door den Hf: Geest herfteld , en alzo ook geene goede werken kunnen doen die God behaagen, dan door 't waarachtig Geloove, cd alzo ook geene waare liefde tot God en den Naaüen hebben, zoo befluit ik ook, enftellevast, dat hun liefde Predikers net isgeweelt, als Socyns liefde prediken ln hetJaarv^ftienhondertt gy hebt het Boek daarvan, Vriend, ziet het wat voor Jaar het geweeft is, deeze en alle Dwaalgeesten hebben zoo gehandeld, want door hun fchreewen raaken de menfchen verblind en toegee"vend, op dat zy zoo veel te meer den naam krygen van liefderykheid en deugd zaamen om zoo in het vertrouwen te geraaKcn by de menfchen , als So.  ( ? ) Sozyo ook deeden by veelen hem ook gelukte, en 'in het vertrouwen raakte, als waarheid liefhebbende , als wat toegeevend te zyn , om zoo de menfchen van de oude waarheid af te trekken , op dat hy zoo veel te makkelyker zyne gevloekte dwaaling in het harte der menfchen te zaaijen, want dit heeft men altoos in het oog te houden, dat zulke Dwaalgeesten van hunneftellingnietstoegeeven, maar zy roepen het daarom, da» een ander na hun hooren zal, ende wnarheid verlaaten, en als men dan eerft den mensch twyfelachtig gemaakt heeft, dan zegt men dat de oude nog zoo verligt niet waren, anders zoude zy het ook wel zoo verklaard hebben, maar de menfchen hebben te veel te doen gehad, en niet lange genoeg geleeft, om dat zoo te leeren als zy, dan gteft men zig uit voor geleerden verftandige Mannen, om daar door gelegentheid te krygen, om de vaste gronden der Leere aan te tasten, en dan zal en moet er eene nieuwe Hervorming gefchieden, dan deugen de oude Boeken niet meer, dat zyn oude droomen, ja dwaalingen, zeiven, in tusfchen roept men nog geduurig, liefde, liefdel dat is om hun voor lief te houden, en alles toe te geeven, tot dat alles eerft het onderft boven gekeerd is, en dan moet 'er nieuw gebouwd worden, in de Leer , en terwyl dan eenige afbreek en, dat is, de grondartykelen weg neemen, en toedekken, en voor onnodig verklaaren, gaan de andere van ouds (door onze Vaderen verworpen) dwaalingen, Boeken maaken; de Afbreekers van het gebouw Gods, die maaken ^an Voorredens daar voor, pryzen het de menfchen aan, en dan komt by de liefde , verdraagzaamheid, want zy merken wel, dat zy ze alle in hunnen flinger niet kunnen krygen, want zy zyn altoos alle niet even onkundig, en die dan hunne laage laster-fchriften tegen jesus christüs niet wil aanneemen, en hun tegen blyft, dat zyn dan by hun Vervolgers, dan gaat Socyn huilen over vyandfchap en laster, om daar door die domme ver-  ( 8 ) verblinde menfchen, in die dwaalingen door hun vaster te maaken, dat hun lieten waarheid is, en was her mogelyk, daar door nog Vrienden te verwerven, en hun vereiftie zaad dat van den Vader der leugen is, h?, de menfchen harten te ftrooijen , en met hun tot leugenaars te maaken; hier za) ik voor ditmaal eindigen, myn beste Vriend, gy hebt nog al wat van de oude Ketterfche Boeken, ziet het na of zy zoo met gedaan hebben , en zoo ik my niet bedrieee zoo hebben deze Nieuwe Hervormers in onze dagen uit den ze,ven verdorven waterput gedronken, en de zelfde zoort van wolven zyn nu weer ia Schaapen-vellen verfcheenen, gelyk in vocrleedene tyden, waot öaiomon zegt, daar is niets nieuws m de waereld, onder de zonne, alzo moet volgen, dat hun Nieuws oude dwaalingen is Zie daar, myn Vriend, eenige van myne over- ?nS^ aanTr U, g!°,penbaardj' over de droevige toeftand der Kerke 1 daar nu zulk een onkruydzoo veel is, dat byna de Tarwe verdikt word, en belet om te groeijen, wat zal daar dog van worSchryft my by tyd en gelegentheid daar uwe gedagten over en met een of gy daar te Rotterdam ook al van de nieuwe mode hebtl God bewaare daar uwe Stad, voor zulke God - öntéerende Leer daar zeekerlyk volgens zyne Rechtvaardigheyd draffe op volgen moet. ü 3 Vwrt -wel met uw eebeele huis. PROTESTA&T.   II