GENEESWIJZE D E DRENKELINGEN.   D S GENEESWYZË DER DRENKELINGEN: door BARTHOLOMEUS TERSIER HEDICINAE DOCTOR* Te Leyden, B ij J. J. THYSSENS. m d c c x c i i i.  Cujui autem rei mn eji certa notitia, ejus opi> tiio certtim reperire remedium non poteft. C E L 5 ü S,  V O O R B E R 1 G T. 'JCoen de Regenten van het Elizaheihs, of grote Gasthuis dezer Stad, in den voorledenen jare, op het voor/Iel van de Geneesheren, 'en wel inzonderheid op aanleiding van- den Heelmeester , van dat ge/ligt, bejloten hadden, om in hetzelve de nodige inrigtingen te doen maken , om alle- perzonen, die in het water geraakt zijnde , als drenkelingen mogten worden opgehaald, aldaar te ontvangen, en de best mogelijke behandeling tot herftel te doen genieten: is''er, in ene bijeenkomst van de meeste haarlemfche Geneesheren en Heelmeesters, op de befchrijving van dezelve Regenten, in het Gasthuis , bij herhaling gehouden, een plan ontworpen, en vastgejleld, dat tot een rigtfnoer, in de behandeling der drenkelingen, al* 3 daar  vi VOORBERIGT. daar zou dienen. Ban daar ik hetzelve ene meerdere volkomenheid wenschte te doen erlangen, en ik vernomen had, dat de Heer van Ma rum , opzettelijk over dit onderwerp', en wel op andere gronden , als tot hiertoe ge~ fchied was, in Teylers jligting, enigs Lesfen zoude geven; heb ik het drukken, en gemeen maken, van dien korten hijst van middelen , te dier tijd afgeraden, om ook midden terwijl, na den aart van dergelijke inrig* tingen, elders* te hunnen vernemen. Nadat ik de Lesfen van den Heer van Marum, die, behalven de bijvoeging van het ge* bruik der elektriciteit, ene meerdere aanprijs zing der levenslucht, en ene gemakkelijke mamer, om dezelve te bereiden en te bewaren, volkomen met het zamenflel van den Heer Good-\v y n inflemden , gehoord had; en ik door-, gaands befpeurde, dat de leer van, den Heer Goodwyn, door de vertaling van zijne Verhandeling , veel ingang vond; fchoon dezelve , zo veel de ziekte der drenkelingen aan-, gaat, mij merendeels ongegrond, en ten aanzien van de geneeswijze derzelven^ ten hoogfle verderfelijk voorkwam; om dat die Schrijver , b\dtsn het herflel der warmte, en liet 'm-  VOORBERIGT. Ml inbrengen van lucht in de long, alle de middelen afkeurt , waardoor zo vele henderde drenkelingen gered zijn; vond ik mij verpligt, hoe zeer anders gene begeerte tot fchrijven hebbende, om de goede zaak van dat ongelukkig, en hierdoor , verongelijkt, gedeelte van het menschdom , ter harte te nemen, en deszelfs onbetwistbaar regt en aanfpraak te verdedigen^ Met dit oogmerk enige vroegere Schrijvers naflaande, heeft het mij toegefchenen, dat de ziektekundige /lellingen van zommigen derzelven, ten dezen aanzien, veel opmerking verdienen. He overeenkomst daarvan, met de uitwerkingen der ziekte,, die de ontleedkunde openbaar maakt, heeft mij aangemoedigd, om, op die gronden, ene beknopte fchets, ener beredeneerde geneeswijze , van de ziekte der drenkelingen, te ontwerpen; en mijne aanmerkingen, op de theorie en de geneeswijze van den Heer Goodwyn, gelijk mede een kort ver/lag, van de Prijsverhandeling van den Heer Kite , die ver volgends dikwijls word aange* haald, daar tusfchen in te voegen. Ten dien einde had ik dit fiukje afge* 4 fchre-  vin VOORBERIGT. fchreven, toen ik vernam, dat de Heer K ite ene wede Verhandeling, over de drenke» lingen, voornamentlijk ter wederlegging van den Heer Goodwyn, bij het Gêneeskundig Gcncotfchap te Londen reeds in V jaar 1796 voorgelezen, had op gefield, ik Heb van dezelve, daar ik- zulks zonder werkelijke verfchlkking Kon dobt, gebruik gewaakt, fchoon zij mij van méér dienst zou zijn geweest, als ik die Verhandeling, bij den aanvang van mijn opfid, had gekend. Wanneer 'men deze la'atfle Verhandeling van den Heer Kitk, met die van den Heer Goodwyn, vergelijkt, is het blijkbaar, dat dezelve twe zamenft ellen , omtrent de ziekte der drenkelingen, behelzen, die, in verjeheidene opzigten, regtftreeks met elkander ftrijden; fchoon de beide Schrijvers, hunne proefnemingen , voor hunne gevoelens, bijbrengt n. Vit dien hoofde zou het moeilijk zijn, om, zonder behulp van de waarnemingen van anderen , tusfehen dezelve te beftisjen, indien ''er gene omftandigheden plaats hadden, die het pleit ten enemaal fihijnen te voldingen. Ene oppervlakkige befchouwing van enige peilingen , en waarnemingen , dezer Schrijd. vcrst  VOORBERIGT. yers, kan hiervan een voorlopig denkbeeld ge* ven. De Fleer Goodwyï is van geveelen, dat de omloop van het bloed, door gebrek aan beweging van het linker hart, 'in de drenkelingen ophoud; fchoon 'er, volgends zijne opgegevene p; oeven , ene volkomen genoegzame hoeveelheid bloeds , in de linker holte,gevoerd word, om derzelver zamen;rekkingen , indien deze, tegen zijne gedagten, van de hoeveelheid, en niet van de prikkelende eigenf hap, van het bloed, afhingen, gaande te houden. Deze genoegzame aanvoer van hei bloed, in het linker hart, zou met zijn gevoelen juist inflemmen, om dat het zig natuurlijk, op die plaats, het v,:eest moet ophopen, daar het, in den omloop, den eerflen tegen/land ontmoet. Ondertusfchen geeft hij zelf, als den algemenen uit/lag van vele ontleedkundige waarnemingen , op, dat hij het linker hart, in dieren , die hij aanftonds na het verdrinken opende, half ledig heeft gevonden. Dit fchijnt ene ftrijdigheid, tusfehen de waarnemingen van denzelfden Schrijver, in te fluiten. De Heer Kite beweert daarentegen, dat, * 5 :  t VOORBERIGT. bij de drenkelingen, de omloop van het bloed\ het eerst in de long, gefluit word, door den verhinderden overgang van hetzelve, uit de longflagaderen in de longaderen. In ene verbazende menigte van proeven , op verdronkene dieren, heeft hij het regter hart, en de vaten daaromtrent, inzonderheid de longflagdderen , vol bloed, doch de longaderen, en het linker hart, bijna ledig waargenomen. Welke verfchijnzels volkomen, aan het gevoelen van den Heer Kite, beantwoorden, en ook met de waarnemingen, van den Heer Goodwyn, flroken. Zou men hieruit niet mogen befluiten, dat het niet twijfeldgtig is, welke der gemelde ftellingen,. door de bevindingen van beiden die Schrijvers, bevestigd word? Alhoewel ''er zig, in het opflel van den Fleer Kite, fchijnbare onnauwkeurigheden opdoen, die de genegenheid doen doorflralen , om de gevolgen, uit zijne proeven afgeleid, ter flaving van zijne bijzondere gevoelens, zomtijds ruim genoeg , en misfchien niet altoos op • dezelfde wijze, te doen gelden; dient men evenwel aantenemen , dat zijne proefnemingen , ever het algemeen, daar het voornamentlijk op aankomt, nauwkeurig genomen, en naar waar-  VOORBERIGT. xi waarheid zijn opgegeven ; om dat het bijna onmogelijk is, dat zig iemand, in zulke menigvuldige proeven, op gefchikte voorwerpen, en op zo veler lij wijzen, in't werk gefield, zou kunnen misleiden ; terwijl men iemand, niet dwaas en onbefchaamd genoeg, kan onder-fielten , om, in zulk ene ernflige zaak, ontrouwe opgaven te doen, waarvan de valschheid, bij de herhaling der proeven, die alle dag geschieden kan , tot onuitwisbare fchande van den trouwelozsn waarnemer, zou moeten blijken. Het is ontwijfelbaar zeker, dat het tegenövergefield zamenflel, van den Heer Goodwyn, daarmede geheel in duigen valt. Doch dit kan gefchieden , zonder het karakter van dien Schrijver, daardoor enigzins te bezwalken. De Heer Goodwyn kan , door de ontdekte fcheikundige werkingen, van de lucht op het bloed, in de ademhaling, die waarlijk bewondering verdienen, te zeer zijn opgetogen geweest, en ''er meêr in gezogt hebben, dan 'er eigentlijk in gelegen is; gelijk het met nieuwigheden , vooral in de Geneeskunde , niet zeldzaam gebeurt. Wanneer men, ter beves* (iging van een vindingrijk zamenflel, dat men ie  ga VOORBERIGT. te voren geest':g heeft uitgedagt, flegts enige weinige, en 'wel zommige ongelchikte proeven neemt , dan loopt de eerlijk ft e man gevaar, om in dwalingen te worden weggefleept. De Heer Goodwyn heeft zig zeiven niet boven dit gevaar verheven geoordeeld; zijne verkla~ ring, dienaangaande, is zeer befcheiden. ,, Dan", zegt hij, „ gelijk ''t getuigenis on- zer zinnen niet altijd toereikend is, en V „ naaawkeurigst onderzoek zoms. aan dwaling ,, onderhevig zijn kan, verwagt ik geenzins, „ noch verlang ik immer dat men mijne-ftel„ lingen aanneeme, voor en al eer de proe,j ven door andere zullen herhaald zijn; en „ indien men in V vervolg mogt aantonen, „ dat ik in een of ander van dezelve ben mis„ leid géworden , zal ik aanftonds mijn ge., voelen herroepen, en mijne dwaling erken„ nen. Immers is V belang der waarheid en „ de welvaart van V Menschdom van meerder waarde, dan de roem van een bijzonder „ perzoon, en, zo als de Heer Bonnet „ zig zeer juist uitdrukt: „ Un j'ai tort „ „ vaut mieux que een: repliques ingénieu- 5» 5» feS" Heedanig de voorgedragene theorie, die enkel  V O O R B E R I G T. ï?« kei op de denkbeelden, proeven , en waarnemingen van anderen, gebouwd is, en de wederlegging ■ van het zamenflel van den Heer Goodwyn, dat Vr de oorf'pr'ongelijke gelegenheid toe gegeven heeft, mogen worden beoordeeld; en of dezelve door den tijd, verder worden bevestigd, of tegengefproken : zo veel is zeker , dat de hier bijgevoegde Geneeswijze, ep dien voet is ingerigt, dat dezelve, met alle de onderfcheidene theoriën dezer ziekte, beflaanbaar is , en aan de Aanwijzingen, die daarop gegrond zijn, kan beantwoorden. Vcor het overige is het, zonder herinnering, blijkbaar, dat dit ft uk je , niet als ene volledige verhandeling, maar alleen als ene fchets, te voorfchijn komt, die nog enige flof tot verdere uitbreiding behelst ; doch waarin gene nauwkeurige orde, in het plaatzen van zoininige zaken, is waargenomen , zo ah, onder anderen, de drangredenen , voor het gebruik . van enige hulpmiddelen, die in de vierde afdeling behoorden , tot beter ver (land, of meer-, dere aanmoediging, in de vijfde afdeling zijn overgebragt. Indien het mingeüefenden, tot ten naarfiger en regelmatiger gebruik der middelen, in het bedoelde' geval, mag opwek* ken, of anderen aanleiding geven , om over dit  xiv VOORBERIGT. dit belangrijk onderwerp, meerder licht t£ yerfpreiden , en dus , op de ene of de andere wijze, de redding der drenkelingen, daardoor worde bevorderd, dan zal ik mijne pogingen rijkelijk beloond achten. Haarlem den li September, 1793. I N-  INHOUD; EERSTE AFDELING. Over de moeilijkheid, om ene goede Geneeswijze, voor de Drenkelingen, te tntwerpen. . ... Bladz. j TWEDE AFDELING. De ziektekunde van het verdrinken, uit de ontleedkundige waarnemingen , der vroegere Schrijvers, opgemaakt. » 6 DERDE AFDELING. De gevoelens, van zommige latere Schrijvers , over de Drenkelingen, onderzogt. 20 VIERDE AFDELING. De algemene aanwijzingen , ter genezing van redbare Drenkelingen, die uit de ziektekundige fiellingen, der vroegere Schrijvers, voortvloeijen. . 52 VIJF-  xvi I N H O ü D. VIJFDE AFDELING, Ontwerp van de behandeling, en de voornaamfte middelen , ter redding van Drenkelingen. . . Bladz, 6t ZESDE AFDELING. Over de tekens van het leven, of van den dsod, der Drenkelingen» . §\ O E  I D E GENEES WYZE DER DRENKELINGENEERSTE AFDELING. Over de moeilijkheid, om ene geede geneeswijze , voor de Drenkelingen, te ontwerpen* Xndien'er enige ziekte, in de beoefening der Geneeskunde , voorkomt , waarin het noodzakelijk is , dat ene goede geneeswijs ze , door onbetwistbare proeven bevestigd, algemeen gekend en gevolgd worde, dan is zulks, in de behandeling van drenkelingen, voorzeker van de alleruiterile noodzakelijkheid , dewijl het verzuim in dit geval, of zelfs dikwijls het uitftel, van het aanwenden der nodige hulpmiddelen, meteen onvermijdelijk doodsgevaar verzeld gaat. Ene goede beredeneerde geneeswijze, van de ziekte der drenkelingen, gelijk die van A an-  2 l. Af cl. Moeilijkheid in V ontwerpen andere ziektens, kan niet anders worden opgemaakt , als uit de ziektekundige befchrijving derzelve , die de oorzaak , de natuur, en de uitwerkzels der ziekte behelst, waarop de aanwijzingen , ter herftelling, moeten ge'grond worden. De verfchijnzels, die ten grondflage van deze ziektekunde kunnen dienen, heeft men, met veel reden, gemeend, in de lijken der drenkelingen te moeten nafporen. 't Was vermoedelijk, dat ene zo fchielijke, als gewelddadige verwisfeling, uit het leven in den dood, kennelijke tekens in het lichaam moest agterlaten , waarvan de vergelijking met den natuurlijken ftaat, kon aantonen, welke werktuigen, der levensverrigtingen, voornamentlijk waren aangedaan, en wel in diervoegen, dat zij, tot ene volkomene werkeloosheid gebragt zijnde, ene algemene verdoving, {\a~), of («) Ter voorkoming van misvatting dient hier aangemerkt te worden, dat door de benaming van de algemene verdoving, of bezwijming van enen drenkeling, die ftaat bedoeld word, welke hier agter, daar over de tekens van leven en dood word gehandeld, befchreven is, en dien de Ziektekundigen door het woord asphyxia verftaan. De nederduitfche taal heeft tot nog toe gene woorden, voor deze betekenis, zo min als voor de verfcheidene foorten van lucht.  ener Geneeswijze der Drenkelingen. g of een einde van het leven, ten gevolge hadden. Zommige Ontleedkundigen fchijnen, in die onderzoek, na de ware oorzaak , en de natuur van de ziekte der drenkelingen, zeer wel geflaagd te zijn. Maar, om dut zij dezelve misfehien te duidelijk en te eenvoudig vonden; zij hebben 'er doorgaans te weinig van gezegd, en de nodige bewijzen niet bijgebragt, om anderen te overtuigen. Terwijl de verfcheidenheid der ontleedkundige bevindingen, in de drenkelingen, en het niet behoorlijk onderfcheiden , tusfehen zodanige verfchijnzels, die onaffcheidelijk tot het wezen der ziekte behoren, en andere die enkel van toevallige omftandigheden afhangen, tot zeer vcrfchillende onderftellingen aanleiding hebben gegeven , waarvan de bijzondere voorftanders , in plaats van de ontdekkingen en denkbeelden van anderen , onderling, en met de hunne te vergelijken, en, als 't ware, door dezen verenigden arbeid, in dit opzigt, zekere gronden van ziektekunde uittevorfcheri en -va^ttcftcllen, zig meestal, aan de waarnemingen, en gevoelens van anderen, niet verder lieten gelegen leggen , dan om dezelve tegen te (preken, te ondermijnen en omver te werpen. En dus bleef het (leeds aan zekeA 2 "re*  4' I. Afct. Moeilijkheid in V ontwerpen re, en algemeen erkende gronden der ziektekunde, en daarmede, aan ene beredeneerde Geneeswijze, ontbreken. 't Is waar, dat men zonder ene volledige ziektekunde, tot ene vrij goede empirifche geneeswijze had kunnen geraken, gelijk het geval met zommige andere ziektensis, waarvan men de oorzaak, en de natuur, of geheel niet, of zeer gebrekkig kent. Dan de korte reeks van jaren, gedurende welke men de drenkelingen, het eerst in Vrankrijk, op Koninglijk bevel, door de aanleiding van den Heer Winslow, vervolgens op de aanmoediging van de Maatfchappijën, in Holland, en voorts ook elders opgerrgt, heeft tragten te redden; en de menigte van middelen , die men in de meeste gevallen, zo wel die geflaagd, als die niet geflaagd zijn, heeft aangewend : hebben het tot dus verre ten uiterfte moeilijk gemaakt, om een bepaald plan te ontwerpen, 't welk behoorlijk werkftellig gemaakt zijnde, in alle redbare gevallen, zeker voldoende is. Men kan wel niet ontveinzen, dat men uit het groot aantal van waarnemingen, door de Maatfchappijën, tot redding van Drenkelingen, te Jtnflerdam, te Parijs, en te Londen, uitgegeven, of in andere werken voorkomende ^  ener Geneeswijze der Drenkelingen. 5 «3e, enen genoegzamen voorraad van Hof zou kunnen vinden, om zodanig een ontwerp te maken. Velen dier gevallen zijn, op ongelegene tijden , en plaatzen, gebeurd, daar men zig dikwijls , alleenlijk van de voorhanden zijnde middelen, heeft kunnen bedienen; en dus zou men, door een vergelijk van die gevallen onderling, en ene navorfching van de nu of dan ontbrekende middelen, zo wel als van de middelen, die bij de meeste geredde drenkelingen gebruikt zijn, over het vermo- * gen, of onvermogen, van ieder middel, met genoegzame zekerheid kunnen beflisfen, en alleen de noodzakelijke, in het vervolg, te hulp behoeven te nemen. Dan hier doet zig ene zwarigheid op, die dezen weg, voor een gedeelte, onbruikbaar maakt. Wanneer men namentlijk de opgenoemde waarnemingen gadeflaat, zou men daaruit moeten befluiten, dat bijna geen dier middelen altoos noodzakelijk is, en dat men, onverfchillig, het een, in de plaats van het andere, kan gebruiken; of, daar dit onmogelijk is, dat vele dier waarnemingen, niet met de verëischte nauwkeurigheid, zijn opgegeven, 't zij dat de geredde drenkelingen met blijkbare tekens van leven uit het water getogen, of, uit ene ligte bezwijming, A 3 ya»  6 II. AfiL Ziektekunde,"'der vroegere. van zelfs herfield zijn ; of dat de aangewende middelen, niet behoorlijk, en raar waarheid, zijn befchreven; of eindelijk, dat door het gelijktijdig gebruik van veieriij middelen, de uitwerking van ieder in het bijzonder, niet onderfcheiden waargenomen, en gemeld heeft kunnen worden. En derhalven vervallen ook daardoor de gronden, waarop ene goede empirifche geneeswijze zou moeten rusten. TWEDE AFDELING. De Ziektekunde van het verdrinken , uit de ontleedkundige waarnemingen, der vroegere Schrijvers, opgemaakt. Xn deze onzekerheden, ten aanzien van zulk ene belangrijke zaak voor het menschdom, is het der moeite overwaardig, om te onderzoeken, of de ontleedkundige waarnemingen der vroegere Schrijvers, h©e zeer dezelve in bijzonderheden verfchillen, 'in he^ wezentlijke der zake egter, niet met elkander beftaan-? t§ar zijn , en of dezelve gene genoegzame gron-  Schrijvers, vsin 't verdrinken. 7 gronden, voor ene goede theorie van de ziekte der drenkelingen, opleveren. Bij de ontleedkundige befchouwing van de longen der drenkelingen , is het Camera r 1 u s , Waldschmid, Genselius, Bohn, Wepfer, en Kulmu s gebleken, dat 'er geen water in dezelven was ingedrongen , 't welk, onder zeer velen na hun, ook de Heer Littre, L e p r 0 t ï 1 , Winslow, Bruhier, Kaauw Boeriiaave, en Kundmann hebben waargenomen. Zommige andere Schrijvers , hebben , in dergelijke lichamen, water, of fchuim, in de longen ontdekt, zo als de Heer Roede- rer , van HaLLER, GüMMER, Ten Haaff, Faissoles, Ciiampeaüx, en Unzer, naFoRESTUs, Flater, Bo- rel lus, valentinus, LoüIS, evers, ïsnard, enz. gemeld hebben. Becker, Detharding, Senac, Weszpremus, Meckel, en andere, hebben in zodanige lijken, bij de ontleding, of het openen van de luchtpijp, bevonden, dat 'er lucht in de longen was opgefloten. De eerfte , om zommige zonderlinge gevoelens , die minder opmerking verdienen, voorbij te gaan, de eerfte willen het toevalA 4 Ier?  8 II. Afd. Ziektekunde, der vroegere Ien van de long, door de uitademing; de andere het ingedrongen water, dat de vaten toedrukt; en de laatfte de ingeflotene lucht, die de luchtblaasjes te veel uitzet; als beletzels voor den omloop van het bloed door de long (£) , en dus als de oorzaak van den dood, doen voorkomen. De waarnemingen der eerst-, en laatstgemelden, tonen duidelijk aan , dat het indringen van water in de long, tot het verdrinken , niet volftrekt verëischt word ; nadien het anderszins altoos en onafscheidelijk plaats moest hebben. Het is 'er evenwel verre van daan, dat door dezelve, de waarnemingen van alle andere Schrijvers, die, of water, of fchuim, inde longen van drenkelingen, gevonden hebben, zouden vervallen. Men kan de waarnemingen, van zulke bijna handtastelijke (£) De lucht kan in de long, van iemand, die met het hoofd in de modder valt , worden opgefloten. De Heer Kite heeft door pr.oeven, die hieragter worden opgegeven, aangetoond, dat de beweging van de long, bij de ademhaling, tot den vrijen doortogt van het bloed door dezelve, nodig is; en derhalven word de overgang van het bloed , uit het aderlijk in het ■ Hagüderlijk zamenftel, ook in dat geval, vsn ene onr bsweeglijk uitgefpanne long, verhinderd.  Schrijvers, van V verdrinken, $ lijke verfchijnzels, niet in twijfel trekken, zonder de kundigheid, of de goede trouw, van anderzins geloofwaardige Schrijvers, te verdenken, en alle gronden der Geneeskunde te doen waggelen. Doeh hoe zeer rnen zig, van de egtheid dezer waarnemingen, mag verzekerd houden, gelijk ze door zommige latere Schrijvers worden bevestigd , volgt daaruit geenzins , dat men de gevolgen, die 'er de Schrijvers, ter verklaring van de oorzaak en de natuur der ziekte, uit hebben afgeleid, behoeve aan te. nemen. Verfchijnzels, die flegts in zommige drenkelingen gevonden worden, waarvan het tegenövergeftelde in anderen word waargenomen, mits geen van deze beiderlij verfchijnzels na den dood ontftaan is, zijn enkel ge' vrogten van toevallige omftandigheden , die nimmer de beftendige, de algemene oorzaak, van den dood der drenkelingen , kunnen worden. Om derhalven de ware oorzaak , van het verdrinken, te ontdekken, heeft men te onderzoeken , of'er, onder alle de omftandigheden, die door verfchillende Schrijvers, als zodanig , worden opgegeven , of door enen anderen weg, ook ene gevonden kan worden, die, uit haren eigen aart, zeker en al* A 5 toos  io II.Afd. Ziektekunde, der vroegere toos dodelijk is, waarvan de mogelijkheid in alle drenkelingen blijkbaar plaats heeft, en die. tegen de verfchijnzels der proeven , op volkomene dieren genomen, niet ftrijd. Onder de reeds genoemde Schrijvers, zijn 'er verfcheiden, die ene oorzaak van het verdrinken hebben aangewezen, welke, aan zig zelve overgelaten, niet alleen zeker altoos dodelijk, in alle drenkelingen mogelijk, en met de gemelde proeven beftaanbaar is; maar die daarënboven kennelijk in 't oog loopt, en altoos ftand grijpt; en die derhal ven onbetwist* baar zeker alle de hoedanigheden in zig verenigt , welke men in de bedoelde oorzaak kan verlangen, waardoor dezelve dus boven alle uitzondering is gefield. Ene zodanige oorzaak is de ademhaling, die, door het uitwendige water, bij de drenkelingen, belet word. Maar op welke wijze veroorzaakt deze belette ademhaling den dood, of, als dezelve tijdig uit het water gehaald worden, de bezwijming, der drenkelingen? Zommige derzelve Schrijvers, en ook zelfs de meeste, die ene andere oorzaak, als de door het uitwen- 1 dige water belet wordende ademhaling, voor het verdrinken erkenden, hebben den verhinderden omloop van het bloed door de long, die onvermijdelijk den omloop van het bloed door  > Schrijvers, van 't verdrinken. i x' door het ganfche lichaam moet ftremmen, voor de natuur dier ziekte, of de naaste oorzaak van den dood, gehouden. Dat deze de ware oorzaak van den dood der drenkelingen is, bevestigen de ontleed* kundige waarnemingen, die, zoals ftraks zal blijken , van ene tegennatuurlijke ophoping van het bloed in zommige delen, en het ont* breken van hetzelve in andere delen, gewag maken, welke anderzins , zonder een zodanig beletzel, onmiddelijke gemeenfchap met elkander hebben; fchoon deze waarnemingen niet zo menigvuldig zijn, als men voor ene vrij algemeen aangenomene Helling zou mogen verwagten; 't welk men gedeeltelijk aan de waarfchijnlijkheid van deze Helling, daar men een uitvoerig bewijs misfchien onnodig voor heeft geoordeeld , doch vooral aan het niet tijdig genoeg openen van de lichamen, na het verdrinken, heeft toe te fchrijven; om dat het bloed, 't welk in enig deel, bij het fterven, is opgehoopt, in 't verloop van enige uren , zig in de overige vaten verfpreid, zo als Harveus deze waarneming, in zijnen tweden brief, aanRioEANUS, heeft medegedeeld (O i welke verplaatzing van het bloed, (c) De woorden van Haryeus zijn deze: Eg»  'It II. Afd. Ziektekunde, der vroegere bloed, door de pogingen tot herftel der drenkelingen , en de daarbij gemaakte- bewegingen derzelven, verhaast word; in welke gevallen, de gezegde ophoping van het bloed, vervolgens bij de ontleding, niet meer kan worden waargenomen. De gemelde ontleedkundige waarnemingen behelzen, dat, in zodanige lijken, de holle ader, de regter aderlijke boezem, het regter oor, de regter holte van het hart, de longflagaderen , de linker aderlijke boezem, en het linker oor , met bloed waren opgevuld , terwijl de longaderen , volgens den Heer Gummer, bijna zonder bloed waren, en het linker hart, geheel, of gedeeltelijk, ledig wierd gevonden Qd~). Deze verfchijnzels bewijzen de Helling, die doorgaands is aangenomen , dat de ademhaling , tot den vrijen dliquando in cadavere humano noviter jlrangula'o, intra duas horas a fafpenjione , aperta peiïore £? pericardio, (antequam faciei ruior evanuerat) auriculam dextram cou dis ö" pulmones, plurimum dijientos £? infarüos fanguine, multis attejlantibus {adftantibus) êftendi, praecipue vero auriculam, ad maximi hcminis pugni magnitudinem, turgentem adeo ut disruptam iri putares. Oiiae moles die fequente , refrigerato penitus corpore, £? per alias nias cruore dilapfo, detumefcens evanuerat. (<0 De Heer van Hai,i.£r zegt van enen hond, dier,  Schrijvers, van V verdrinken. 13 vrijen omloop van het bloed, door de long* verëischt word, en dat het gemis der ademhaling, om die reden, de oorzaak is, van de ziekte der drenkelingen. Het bloed word, door den fchrik, en door de drukking en koude van het water, uit alle de uitwendige delen van het lichaam eens drenkelings, binnenwaards, door de aderen, na het hart gedreven. Hierdoor word de holle ader, de regter aderlijke boezem, het regter oor, en het regter hart, met bloed gevuld. Het regter hart houd niet ogenblikkelijk op zig te bewegen , en het bloed in de fiagaderen voortteftuwen; en fchoon deze meêr en meêr vol bloed gedrongen worden, gaat het bloed nogthans, niet in ene genoegzame hoeveelheid, in de longaderen over, om dezelve, en het linker hart, te vullen. Hier ontbreekt derhalven ene werking, die den doortogt van het bloed door de long, te voren buiten het water, openhield. De enige dien hij verdronken had, en opende: fanguis in dexXris vafis plurimus, in Jinijlris nullus repertus ejl. Dergelijke bevindingen heeft de Heer Kite menigvuldig, zo als in 't vervolg nader zal blyken. In lijken van menfchen, die door den kooldamp gedikt waren, heeft de Heer Portal de holle ader, het regter oortje, bet ïegter hart, en de longflagaderen vol bloed, doch de longaderen, en het linker oortje, ledig gevonden.  f4 II. Afd. Ziektehinde, der vroeger & ge werking der long, die aanftonds, en bij alle drenkelingen , ophoud, is de ademhaling. Met gemis der ademhaling , bij de drenkelingen, is dienvolgens de ooizaak, van den verhinderden overgang van het. bloed j uit de longflagaderen in de longiideren. Dan dewijl deze verhinderde doortogt, van het bloed door de long, het nodige bloed aan liet linker hart onthoud, om in de flagaderen, ■door het ganfche lichaam, voort te Huwen., ën het leven, zonder dezen omloop van hec bloed, niet beftaan kan ; is het klaarblijkelijk, dat het gemis der ademhaling, 't welk den doortogt van het bloed door de löng verhindert , en' daardoor den nodigen aanvoer Van bloed in het linker hart, ter in ftand houding van den omloop van het bloed, door hetgan• fehe lichaam, belet, de oorzaak is van de ziekte, en deze van den dood, der drenkelingen. Men zou zig%nigermate over het bloed j in den linker aderlijken boezem, en in het linker oor, tusfehen de geheel, of gedeeltelijk ledige longiideren, en het linker hart, kunnen verwonderen. Dit laat zig aldus verklaren. Zo lang het linker hart in genoegzame beweging blijft, word het bloed in de grote flagadcr geftuwd, die daardoor, en om den tegenft ind, welke den omloop van het bloed in  Schrijvers, va;i verdrinken. t § in de kleinere vaten belemmert, doorgaands bij de drenkelingen niet ledig word gevonden. Als de beweging van het hart, en van het linker oor, ophoud, word het weinige bloed, dat nog uit de longflagaderen in de longaderen overgaat, uit de longiideren, die volgens de waarneming van den Heer van Maller,' zig enigzins als de flagaderen zamentrekken, in den linker aderlijken boezem, en in het linker oor, gcbragt, en blijft daar hangen, zonder het linker hart te vullen. Dit bewijs fchijnt volledig te zijn. De volgende bedenking geeft, aan dezelfde ftelling, veel waarfchijnelijkheid. Om dat de mensch, voor zijne geboorte, in 's moeders lichaam, beftendig in vogt verkeert, en de ademhaling moet derven, gaat het bloed, zo als bekendis, dat na het regter hart gevoerd word, onmiddelijk uit den regter aderlijken boezem, in den linker aderlijken boezem over, door ene eironde opening, die in het middenfchot, tusfchen deze beide boezems, opzettelijk daartoe, gemaakt is, en uit dien linker boezem ftort het in het linker hart; terwijl het bloed, dat in het regter hart geraakt, wel in de longflagiider word gedreven, maar daaruit, door het ilagaderlijk .kanaal, in de grote flagader word gebragt, en  ï€ ÏL Afd. Ziektekunde. der vroegers" en met het bloed $ uit het linker hart, doof ! het lichaamtje omgevoerd , zonder de long verder aantcroeren. Schoon nu de long , in enen drenkeling, niet zo volflagen toegevallen is, als in ene menfchelijke vrugt, die nimmer heeft ingeademd; uit den weg egter, dien het bloed in dit geval volgt, en de bijzondere inrigting der delen, welke de wijze Schepper, alleen voor dien tijd gemaakt en gefchikt heeft, om den ontbrekenden doortogt van het bloed door de long, voor zo veel den overgang,uit het aderlijk, in het flagaderlijk zamenflel, aanbelangt, te vervangen; mag men veilig befluiten, dewijl deze verfchikking om gene kleinigheid gefchied is, dat de uitfpanning van de long , door de inademing, na de geboorte , nodig is, voor den vrijen doortogt van zo veel bloed , als tot de inftandhouding van den omloop, door het ganfche lichaam, verëischt word: en dat derhalven, de ademhaling in de drenkelingen ontbrekende, deze doortogt van het bloed door de long , en alles wat daar verder van afhangt, moet verhinderd worden. Men zou hier ten laatfte nog kunnen bijvoegen: Dewijl de te voren opgenoemde gelteldheid van het hart, en van de vaten, in de drenkelingen, overeenkomt, met het geen men  Schrijvers, van V verdrinken. tf frien gewonelijk in lijken van menfchen, dia aan ene andere ziekte geftorven zijn, en dié buiten twijfel, zo veel mogelijk, allé lucht uitademen, waarneemt, i> het klaarblijkelijk, dat men dezelfde uitwerking, dat is, het geheel, of gedeeltelijk ledig zijn, van de longaderen, en van het linker hart der drenkelingen, in dezelfde omftandigheid , het gemis namentlijk van de inademing der lucht in de long, ook aan dezelfde oorz ak, te -weten, aan den verhinderden doortogt van het bloed door de long, hebbe toe te fehrijven. Dit zo zijnde, mag men 'er dezelfde gevolgen, als boven, uit afleiden (O* Uit (s) De verfchijnzels bij bet openen van het bekkeneel, in een levendig dier, namentlijk, dat bij dó uitademing de hersfenvliezen worden opeelig't, de vaten uitgezet, en het bloed uit de gekwetfte vaten Merker ftroomt, en dat bij de inademing het tegendeel plaats heeft, zo als de Heer van Doeveren, ert andere j veelmalen hebben waargenomen, tenen duidelijk aan , dat de doortogt van het bloed door de long, in de uitademing, word belemmerd, dat dit het bloed aan de regter zijde van het hart ophoopt, en de ontlasting van het bloed uit de hersfenen, door de aderen, gedurende dien tijd, tegenhoud; terwijl het bloed uit de longadsren tevens gedreven , door hët l.nker hart, na alle de delen, en dus och na hst hoofdj fi gr.  18 II. jffd. Ziektekunde, der vroegere Uit al hetwelke, men, deze ziektekundige Hellingen, fchijnt te mogen aannemen : Dat, bij de drenkelingen, het water, den toegang der dampkringslucht, door den neus en mond, na de long, affnijd, en aldus, 't zij 'er enige vloeiftof in de long is, of niet, de ademhaling belet. Dat deze belette ademhaling den doortogt van het bloed, uit de longflagaderen in de longaderen , en zo vervolgens in de linker holte van het hart, verhindert. Dat het linker hart, niet langer, door de nodige hoeveelheid van bloed, gevuld wordende, nalaat het bloed in de flagaderen voort te ftuwen. Dat daardoor, en door de uitwendige drukking, en koude, de omloop van het bloed, door het lichaam , ophoud, en de natuurlijke gevoerd word, en aldaar de gemelde opzetting der hersfenen, enz. veroorzaakt. Als men deze uitwerkingen der uitademing, op enen drenkeling overbrengt, die onder water de inademing niet kan hervatten , dan is het blijkbaar, dat het bloed in dezen ftand moet blijven , en daardoor de omloop van hetzelve geheel gettuit worden; waarvan de gevolgen reeds zijn aangewezen.  Schrijvers, van V verdrinken. i$ lijke warmte, door de uitwendige afleidingj en door den ontbrekenden aanvoer uit dé ademhaling, Verdwijnt. En x Dat, uit dien hoofde, het leven, 'twelk niet lang; zonder de ademhaling, de voortftuwing van het bloed door het hart, en dé warmte, beftaan kan, noodzakelijk moet bezwijmen , en, zonder redding, eindigen (ƒ). Alvorens tot de algemene aanwijzingen, ter genezing, van redbare drenkelingen ^ over te gaan, die hieruit natuurlijk voortvloeien* zal het misfchien, ter bevestiging dezer Hellingen, kunnen dienen, de proefnemingen en gevoelens van zommige nieuwere Schrijvers, kortelijk in overweging te nemen. (ƒ) De belette ademhaling, zou men, in de Ziekte-" kunde, de oorzaak van de ziekte der drenkelingen; «3e ondoorganglijkheid der long voor het bloed, uit het aderlijk in het flagaderlijk zamenflel, de natuur dier ziekte; en de overige tegennatuurlijke omftandigheden, fymptomata, naar het bijzonder foort, fymptomé morM, Jymptomafymptomatis, jymptoma, accidentals, enz; kunnen noemen; B 2 SÊft*  so III. dfd. Gevoelens, van zommige DERDE AFDELING. De gevoelens van zommige latere Schrijvers, over de Drenkelingen , onderzogt. as ene allczins loffelijke poging, van de Londenfche Maatfchappij , die zig den naam van the human Society heef: toegeëigend, om, over dit gewigtig onderwerp, ene Prijsvraag aan het Publiek voor te ftellen. In de twe bestgekeurde Verhandelingen, van den Heer Goodwyn en Kite, worden verfcheidene zaken, hiertoe betrekkelijk, uic een zeer verfehillend oogpunt befchouwd. Na de verbazende vorderingen, die, inde laatfte jaren, in de Natuur- en Scheikunde, gemaakt zijn, waardoor men, onder anderen, enige fcheikundige uitwerkingen van de ingeademde lucht, op het bloed, die tot hiertoe in 't duiftere verborgen waren, heeft ontdekt,- was het niet onnatuurlijk, daar de belette ademhaling, ene der kennelijkfte en on betwistbaarfte om Handigheden, bij de drenkelingen , uitmaakt, dat men tragtte te onder-  latere Schrijvers, over't verdrinken. 21' derzoeken , of men de ziekte, waaraan vele drenkelingen omkomen, door deze nieuwe ontdekkingen, in een helderer daglicht kon plaatzen. In de Verhandeling van den Heer Goodwyn , is doorgaands van die fcheikundige ontdekkingen, gebruikgemaakt. Door zommige zijner proeven , word de Helling , van enige vroegere Schrijvers , bevestigd. Hij meent, volgens zijne bevindingen, dat'er gcwonelijk, bij de drenkelingen, ene geringe hoeveelheid van water in de longen komt, dat met de (lijm der lengen vermengd, die fchuimagdge vertoning maakt, waarvan de meeste Schrijvers gewagen; doch 't welk hij niet toereikend oordeelt, om die veranderingen te weeg te brengen, welke bij het verdrinken plaats hebben. Terwijl hij, uit enige proefnemingen, dit zeer aannemelijk gevolg trekt: „ Dat het water alle de veriin„ deringen , die 'er bij drenkelingen plaats „ bebben, veroorzaakt, middelijk, door den „ ingang der dampkringslucht in de longen „ af te fluiten." Om de veranderingen te weten, die door de beroving van de lucht ontdaan, oordeelt hij het te regt noodzakelijk, de uitwerking der ademhaling te onderzoeken; Ten zulken B 3 ein-  sa III. Afd. Gevoelens, van zommige einde komt hier de uitzetting der long het eerst in aanmerking. Uit zijne proeven, onder anderen, afgeleid hebbende: „ Dat het „ bloed door de longvaten/omloopt, in alle „ de Handen van natuurlijke ademhaling; en „ dat de omloop door dezelve, na de uitade„ ming, vrij genoeg is, om de gezondheid „ van 't geftel in wezen te houden, " befluit hij: „ Dat de uitzetting der longen, het „ doeleinde niet is, van de ademhaling." De Heer Sandberg heeft deze Helling, zo niet volkomen weerlegd, tenminfle hoogstonwaarfchijnelijk gemaakt. Hij heeft, behalven de redenen, die 'er gemenelijk tegen ingebragt worden, aangetoond: Dat de proe^ yen van den Heer Goodwyn, ten dezen opzigte genomen, ongefchikt zijn, en niet naar behoren zijn in 't werk gefleld; dat zijne berekening onnauwkeurig, zijne redenering misleidend, en zijne gevolgtrekking ongegrond is ; dat, in het tegendeel, de ademhaling wel degelijk, tor den vrijën doorgang van het bloed door de long, (zo als Harvey, de grote uitvinder van den omloop des bloeds, reeds heeft gedagt) vereischt word; en dat de uitfpanning der longen, ene van de voorn.aamfle nuttigheden der ademhaling is. |n de twede plaats gaat de Heer Goo.d-  latere Schrijvers, over 't verdrinken. '23 WYN over, tot het onderzoek van de fcheikundige uitwerking der ingeademde lucht op het bloed; waartoe zommige der volgende fcheikundige ontdekkingen, van den Heer Lavoisier, Prikstley, Cigna, Hamilton, Crawford, Seguin, of anderen , gedeeltelijk door hem herhaald, tot enen grondflag dienen. Namentlijk, Het bloed, bij menfehen, die in de vrije lucht verkeren, door de longflagaderen aangebragt, word in de long , aan de werking der ingeademde dampkringslucht, blootgefteld; die, behalven een weinig vaste lucht, een mcngzel is, van omtrent drie vierde delen phlogistifche, en een vierde gedeelte levenslucht; welke laatfte de koolftof, en het beginzel der ontvlambare lucht, uit het bloed aanneemt, en enige warmteftof loslaat; waardoor de vaste lucht, en een gedeelte van den waasfem , die beiden in de uitgeademde lucht aanwezig zijn , worden voortgebragt; terwijl de losgemaakte warmteftof, met het bloed, dat door de ontlasting van de koolftof , en van het beginzel der ontvlambare lucht, meêr vatbaarheid voor de warmtcfh f heeft, tot onderhoud der dierlijke warmte, zig verenigt; welk bloed dan, uit ene donkere, ene ligtroode kleur verkrijgt. B 4. Zom-  94 UI* Af4» Gevoelens, van zommige Zcmmige dezer uitwerkingen van de le« venslucht, in de ademhaling, worden door de pneven van den Heer Goodwyn, bevestigd. De proef ondertusfchen , die aantoont , dat flagaderlijk bloed ontvlambare lucht aanneemt, en daardoor donker van kleur word; en het gevoelen, dat een gedeelte van de ingeademde levenslucht, met de ontvlambare lucht, die van het bloed word afgefcheiden, water voortbrengt; fchijnen den Heer Goodwyn onbekend te zijn geweest. Ten rninfte in zijn onderzoek, na de oorzaak van de verandering der kleur van 't bloed, heeft hij wel proeven met de vaste lucht, de phlogistifche lucht, en de levenslucht, maar niet met de ontvlambare lucht, opgenoemd, De e^rstgemelde proeven moeten hier dienen, om aan het gevoelen , dat het bloed in de long het vermogen ontvangt, om het linker flirt tot zamentrekking, en voortftuwing van het bloed door het lichaam , te prikkelen , enigen fchijn van betoog te geven; waaruit de Heer Goodwyn dan, naar zijne gedagten als ene bewezcne waarheid , dit befluit opmaakt: „ Dat de fcheikundige verande», ring, welke het bloed, bij de ademhaling, ,, in de longen ondergaat, aan hetzelve ene ^ piikkelende eigenfchap geeft, door welke  Utere Schrijvers, over "t verdrinken. 25 „ het gefchikt is, om het linker oor, en de „ linker holligheid, tot zamentrekking op te "y wekken. Dat indien de ademhaling belemmerd is , en de zamentrekkingen van „ het linker oor en holligheid ophouden, dit ontftaat, uit een gebrek aan prikkelende eigenfchap in het bloed; en derhalver», " dat de fcheikundige eigenfchap , welke het „ bloed in deszelfs doortogt door de longen "9 erlangt, noodzakelijk is, om de werking .] van het hart, en gevolglijk de gezondheid „ van het lichnam, te behouden. " In het algemeen zou men hier op kunnen aanmerken , dat de gehele prikkelende eigenfchap, die men meent, dat het bloed, in de long, van de ingeademde lucht, aanneemt, nog flegts ene enkele onderftelling is, daar men niet enig regtftreeks bewijs voor heeft. Uit de hoedanigheid der levenslucht dit te wülen opmaken, van welker beginzel, ten hoogfte genomen, een zeer gering gedeelte, tegen het zeer waarfchijnelijk gevoelen van den Heer Lavoisier, zig met het bloed verenigt, is niet meer dan ene gisfing, waarvan • de meeste fcheikundige verenigingen, die uit blote verwandfehap ontftaan, het tegendeel doen verwagten. Het blootftellen van enig dierlijk deel aan de levenslucht, zo als het  2<5 III. Afd. Gevoelens, van zommige uitgefneden hart van enen kikvorsch, in de proef van den Heer de la Metherie, en de meerdere en langdurigere beweging daardoor, dan door enige andere lucht, verwekt, kan , om de ongelijkheid der omftandigheden, niet in overweging komen; dewijl, in het ene geval, de dierlijke zelfftandigheid in onmiddclijke aanraking met de levenslucht word gebragt, en in het andere geval, niets meêr dan de enkele uitwerking dier lucht, waardoor het bloed van donker in ligtrood veranderd is, 't welk dezelve lucht zelfs door de vliezen ener blaas, volgens den Heer Priestley, te weeg brengt, in het bloed overblijft, en in het hart gevoerd word. En wat zegt het opfluiten van dieren in loutere levenslucht, en het langdurig inademen, enkel van deze lucht, door teringagtige lijders, en de daarbij plaats hebbende verfnelde ademhaling, en omloop van het bloed, volgens de waarneming van den Heer Fourcroy; wat zegt dit meêr, dan alleenlijk, dat de levenslucht , door de phlogistifche lucht niet behoorlijk, op de wijze der dampkringslucht, gematigd, ongefchikt is voor de ademhaling? Indien hier de levenslucht de ademhaling, en den omloop van het bloed verhaast, dan zou men kunnen vermoeden, dat zij zulks deed, door  latere Schrijvers, over "t verdrinken. 27 door de long, waarvan zij de gehele inwendige oppervlakte onmiddelijk aanraakt, te prikkelen; 't welk de boven aangehaalde proef, van den Heer de la Metherie, enigzins zou aan de hand geven. Terwijl voorts, in het bijzonder, door de zeer merkwaardige waarnemingen van den Heer Hun ter, en in ene mindere mate door die van den Heer Sandifort, blijkbaar js, dat het gemis, voor het grootfte gedeelte, van de werking tusfchen de lucht en het bloed, in de ademhaling, na de geboorte, zeer lang, met behoud van het leven, kan gedragen worden, zelfs zodanig, dat 'er het gehele lichaam, in het ene geval, ene zwarte kleur van had aangenomen, indien 'er in den overgang van het bloed, uit het aderlijk in het fiagaderlijk zamenftel, gelijk in de drie bedoelde gevallen plaats had, door de Natuur voorzien is (g). De (g) De aangehaalde waarnemingen van den Heer Hunter, behelzen, onder anderen, het volgende., In een land , dat dertien dagen geleefd had, was het begin der longflagSder, aan de regter holte van het hart, ineen vast lichaam, als ene koord , zonder enige opening, veranderd, zodanig dat de long gee» tóelen druppel bloed, door djt vat had kunnen ontvan. " " gen-  23 III. Afd. Geveelens, van zommige De Heer Sandberg heeft zig ook opzettelijk verledigd, om hét bovenftaande gevoelen, van den Heer Goodwyn, te ontzegen. Hetbioed, dat uit de aderen in het regter oortje wierd aangebragt , ging door de eironde opening, die zeer groot was, in de linker holte over, en van daar in de grote fiagader, zonder door de long te dringen, en gevolglijk zonder aan de uitwerking der ademhaling bloot gefield te worden. De iongflagader, fchoon zeer klein, was, behalven aan 't begin, overal open, en had, door het fiagaderlijk kanaal, een wei. nigje bloed ontvangen. In een ander kind, 't welk den ouderdom van dertien jaar bereikt heeft, was de Iongflagader derwijze vernauwd , dat 'ër nauwlijks een ftijlet in kon; het middelfchot van het hart had, daarentegen, ene opening nabij de bafis, zo groot, dat 'er de duim, van een volwasfen mensch, in kon gebragt worden. Hee kind was zwart, en had zeer tedere ledematen. Deze zwarte kleur fchreef men toe, aan den ftaat van het bloed, dat niet behoorlijk van brandftof ontlast wierd. De waarneming van den Heer Sandifort, van ene grote fiagader, die uit beiden de holten van het hart ontftond , en dus aderlijk en fiagaderlijk bloed ontving, is door den Heer Goodwyn medegedeeld, om te bewijzen, dat de blauwe kleur in 'taangezigt, en elders, veroorzaakt word, door het gemis van de werking van de lucht op het bloed, in den doortogt door de long, welke Lower reeds heeft waargenomen, dat hetzelve van donker in ligtrood verandert. *  latere Schrijvers, over "t verdrinken, zenuwen. Hij haalt ten dien einde het voorbeeld aan, van het regter hart, dat, zonder dit veranderd bloed, beweegt (h) h van de aan- doe- (fc) Dat de holle ader, het regter oor, en de regter holte van het hart, waarlijk door het aderlijk bloed , en wel evenredig met deszelfs hoeveelheid, tot zamentrekking geprikkeld worden, is, onder anderen, zeer klaar gebleken, ia de proeven van de Heren van Doeveren en van Geuss, op een jong hondje genomen, waarvan de borst en het hartezakje geopend waren. Het verhaal, hiertoe betrekkelijk, luid aldus: Hisce faepius repetitis, van vorige proeven fprekende, volgt daarop, cum cor interim frequenter, atque vivide Jatis, Juas pulfationes contitnmbat, ad egregium, atque evidens, phaenomenon Mendimus: ad venam, cavam fuperiorem, auriculam cordis dextram, tfcoripjim, refpicientes , in fmgulis iftis partibus objervavimus, non tantum difiinttas inter fe , fcf diachronas , contraüiones, jei fc? eo ordine continuo Je excipientes, ut primo vena iU la , dein auricula , mox cor , contraheretur, Juccejfione nempe., qua Janguis ex uno in aliud [excipulum promovebatur: & quidem, de quo dubitari foute pojjet, motus contrahens venae adeo evidenter inuscularis ejje videbatur, tamqueJaepe contraSiones auriculae, &f cordis, ipjum continuo excipientes, praecedebat, ut omni plane dubio careret, illuma repuljo ex cordis ventriculo Janguine, venam dijlendente, non juiffe produüum. quamvis eliam certo cor, £ƒ auricula, Jaepius absque praegreja apparente civae conjlriüione, motibus agüari non ita rsgularibus arnerentut, Cum jam dm thorax fmrat ap:rtus, notavimits, Ti-  go IfE Afd. Gevoelens, van zommige. doenelijkheid van het linker hart, dat door de ligtfte prikkeling, als warm water, melk * fpeekzel, den adem des mondsj enz. zig za- men- 'ïequiri aliquot fepetitas auriculae contraëknes, antequant ventriculi eordis conjlriftio fequeretur: Otiae autem valdè incitabaturfanguine venofo in ventriculum copiqfius adaUt^ comprejja etiam vena cava prope vafa iliaca. Perforationè ventriculi £f auriculae anterioris faüa, expreffoque fanguine , motus cordis ceffavit: Ouieverat autem (fublata refpiratione, ob collapfos pulmones) jam prius cor pofterius. Uit deze waarneming zou men misfchien deze gevolgen mogen trekken : L Indien men onderftellen mag* dat de Natuur denzelfden regel, in de beweging van de beide holten van het hart, in acht genomen heeft, dien zij doorgaands volgt, van namentlijk, door de minde middelen, die toereikend zijn, te werken; dat dan, tot de inftandhouding van de beweging van het linker hart, niets anders, als de toevoer van eflfe genoegzame hoeveelheid bloeds, verëischt word, ooij door deszelfs uitgebreidheid, de beweging van het linker hart op te wekken, zo als zulks in de holle ader, het regter ooitje, en in het regter hart gefchied. II. Als de voortduwende beweging van het linker hart ophoud, in omftandigheden die dezen toevoer gëheel beletten, of grotelijks verminderen, gelijk het Iaatfte in de drenkelingen gebeurt, en bijna algemeen word toegedaan ; dat dan het ophouden van deze beweging vari het linker hart, aan den ontbrekenden toevoer, en dus aan den verhinderden doortogt van het bloed door' de long, is toe' te fchrijven. En HL dewijl dë proe-  latere Schrijvers, over V verdrinken. 31 ïnentrekt; van fchijnbare doden, die door het enkel inblazen van den adem van een ander mensch, waarin dus minder levenslucht voorhanden was, herftelden; van de bewegingvan het hart in ene menfchelijke vrugt; en van het langdurig verblijf der duikelaars, of paarlvisfchers , onder water. Vervolgens gaat hij over, tot het onderzoek van de bewijzen, van den Heer Goodwyn, en toont aan, dat dezelve niet minder pleiten, voor den verhinderden doortogt van het bloed door de long der drenkelingen, dan voor de ontbrekende werking van de levenslucht op het ven van den Heer van Hall er hebben getoond, dat de holten van het hart ook door warm water, 't welk men niet kan vermoeden , dat anders als door zijn volumen werkt, tot zamentrekking kunnen worden opgewekt, fchijnt het uitgemaakt, als de doortogt van het bloed door de long in de drenkelingen belet, of althans aanmerkelijk verminderd is, en dus, de hoeveelheid, die door het linker hart bewogen moet worden, en die door hare uitgebreidheid tot ene genoeg, zame opwekking van de beweging van het linker hart verëischt word, ontbreekt, dat dan de omloop van het bloed doqr het ganfche lichaam , om twe, redenen, die, zelfs zonder aanmerking van de uitwendige drukkingen koude, elk afzonderlijk toereikend zijn, moet ophouden.  3* ÏIÏ. jffd. Gevoelens^ vanzommïgef het bloed, en dat ze dus, op het fterkst genomen , twijfelagtig zijn ; terwijl hij tevens de ongeichiktheid der drangredenen, uit de halfflagtige dieren ontleend , met veel regt doet opmerken (i). Men (0 De Ure voorname {tellingen van den Heer Goodwyn, dat de ademhaling niet tot den vrijen doortogt van het bloed door de long veiëiscbt word, maar alleen gefchikt is, om het opwekkend beginzel van het leven, van de beweging, en van de warmte der dieren, aan het bloed mede te delen, zijn reeds in de laatst voorgaan de eeuw, fchoon op ene verfchillende wijze beredeneerd, door J. Mayow verdedigd. Deze Schrijver is van gevoelen, dat het bloed, ten zulken einde, iets uit de lucht aanneemt, 't welk hij 724. trumaèreum noemt, en dat 'er iets overtolligs, door de uitademing, uit het bloed ontlast word. Bajchus e n heeft zig tegen dit nitrum aêreum, daar de Heer Blumenbach de thans bekende levenslucht door wil verftaan hebben, zeer nadrukkelijk, naar de denkwijze van ^dien tijd , verzet. Twe proeven brengt Mayow voor de gezegde ftellingen bij, waarran de ene voor de Koninglijke Sociëteit te Londen genomen is, en die hij dus opgeeft. Als men een blaasbalk in de luchtpijp van een hond vastbind, nadat 'er enige openingen aan de uiterftens van de long gemaakt zijn , en men , door het beftenJig inblazen van lucht, de longen uitgefpannen, en dus, als 'tware, naar zijne gedagten, buite:i ademhaling houd, dan blijft bet dier ïn  latere Schrijvers, over '/ verdrinken. 33 Men fchijnt, uit die alles, billijkte mogen befluiten, dat de proeven van den Heer Goodwyn, en de gevolgen , daaruit getrokken, verre afzijn, van de natuur der ziekte, die bij in 't leven, zegt hij, fchoon de long zonder beweging is: 't welk zig zeiven wederfpreekt, dewijl het beftendig inblazen van lucht, niet, zonder de beweging van de long, gefchieden kan. Zijne twedeproef, dat een dier onvermijdelijk fterft, als de neus en mond digt gefloten worden gehouden, fchoon de long vol lucht , en , naar zijn zeggen, de doortogt voor het bloed door dezelve, open is, heeft de Heer Kite, door zijne proeven, voor de noodzakelijkheid van de beweging der long, tot den doorgang van het bloed door dezelve, volkomen tragten te wederleggen. In het eerfte geval, zegt Mayow, blijft het dier leven, om dat 'er nieuwe lucht word ingebragt, en in het laatfte fterft het, om dat de vernieuwing van lucht ontbreekt; fchoon de long in beide gevallen uitgefpannen, en de doorgang door dezelve vrij is: welke Hellingen gene nadere wederlegging vorderen. Waaruit hij dan dit befluit afleid, 't geen op zig zelveri zeer goed is, en 't welk hij vervolgens omftandiger tragt te verklaren: Ex aère infpirato mnnihil vitae prorfus neeejjarium Janguini communieatur; quo, quicquid fit, exhaujlo, inutilis faclus efl air., neque amplius rejpirationi idoneus. Habet etiam exfpiratio ulterierem ufum, viz. ut cum a'ire expulfo, etiam vapores « fanguine exhalantes, fimul exfufflentur. 'tZal, te dezer gelegenheid, niet ondienftig zijn, C te  $4 III. Afd. Gevoelens, van zommige bij de drenkelingen plaats heeft , zo duidelijk te verklaren, en daarvan de bewijzen op te leveren, als die Schrijver zig heeft voorgefteld, en meent gedaan te hebben ; en dat dezelve proeven, integendeel, het niet onwaarfchijnelijk maken, dat 'er meer grond is, voor de Hellingen van vroegere Schrijvers, die hiervoren, uit hunne waarnemingen, zijn af- te herinneren, dat men door de weêrlegging van de ftellingen van den Heer Goodwyn, en van de hier gemelde proeven van Mayow, geenzins bedoelt, de noodzakelijkheid van de werking, tusfchen de lucht en het bloed, in de ademhaling, tegen te fpreken. Deze is over lang algemeen erkend, en door de laatfte ontdekkingen onwederfprekelijk bewezen. Doch zodanig fchijnt ook de noodzakelijkheid der ademhaling, voor den vrijen overgang van het bloed, uit het aderlijk in het fiagaderlijk zamenflel, te zijn. En derhal ven is de gehele vraag, welke van deze twe werkingen der ademhaling, in de drenkelingen, het eerst belet word/ en dezelven doet bezwijmen ? Dewijl 'er nu blijken, van dien verhinderden doortogt, van het bloed door de long, in de lichamen der drenkelingen, kort na den dood, gevonden worden, die in ftaat zijn, om zodanig ene bezwijming te weeg te brengen; wijst het zig zeiven, dat men die bezwijming daaraan hebbe toe te fchrijven, en dus den verhinderden doortogt door de long, voorde natuur der ziekte, of de oorzaak van den dood der drenkelingen, te houden.  latere Schrijvers, over V verdrinken. 35 afgeleid, dan voor die, welke de Heer Goodwyn, met zo veel vertrouwen, heeft aan den dag gelegd. In de geneeswijze, die dezelve Schrijver opgeeft, fchijnt hij vooral niet beter geflaagd te zijn. De Heer Goodwyn is van gevoelen, dat men, buiten het herftel der natuurlijke warmte, waartoe hij wel de nodige voorzigtigheden, maar gene bijzondere wijze opgeeft , niets anders te doen hebbe , als te onderzoeken, of men, door behulp van ene fpuit, water uit de long kan halen; en vervolgens , door het inbrengen van dampkringslucht , de ademhaling nabootzen; en zegt voorts, dat hij het inbrengen van levenslucht, daar dezelve voorhanden is, boven de dampkringslucht zou verkiezen, om dat het hem heeft toegefchenen, dat 'er de dieren fchielijker door herftelden; fchoon hij met de levenslucht nimmer geflaagd is, nadat de dampkringslucht vrugteloos beproefd was. Zonderling is het van een' Man, dien de zaak van 'tmenschdom waarlijk ter harte gaat, dat hij, enkel op grond van zijne theorie, en om zijne proeven ter herftelling, alleen aan dieren genomen, alle andere middelen hoegenaamd , op zulk enen beflisfenden toon, afkeurt, en ronduit verklaart, „ dat ze hunne C 2 „ ge-  36 III. Aj'd. Gevoelens, van tommigs „ geboorte verfchuldigd zijn , aan ene val„ fche kennis van de natuur der ziekte, ene „ verkeerde mening nopens de voorname zit„ plaats van 't leven, en aan onkunde van de „ kragtigfte middelen, om het levensbegin„ zei in werking te brengen. " De redenering van den Heer Goodwyn komt hier op uit. Het hart is de voorname zitplaats van het leven, om dat alle levensverrigtingen, met het eindigen van de beweging van het hart, ophouden. De beweging van het hart word, door het prikkelend vermogen van het bloed, 't welk dit in de long, uit de ingeademde lucht, verkrijgt, aan den gang gehouden. Bij drenkelingen , derhalven , moet men, door de ademhaling , dit prikkelend vermogen van het bloed herftellen, en, behalven de verëischte warmte, kan men daardoor eniglijk de werking van het hart, en hiermede het leven, opwekken. Het tegendeel van deze eerfte ftelling, met uitzondering namentlijk van alle andere delen genomen, is over lang voldoende bewezen. De maag en darmen hebben insgelijk ene beweging, die zelfs lang na den dood is waargenomen. Zijn deze daarom ook voorname zitplaatzen van het leven ? De prikkelbaarheid van deze delen, waardoor men derzelver be-  latere Schrijvers, over V verdrinken. 37 beweging, nadat ze uit het lichaam gefneden zijn, kan opwekken, is misfchien aan die van het hart gelijk, zo als de Heer van Ge ons, uit de Schriften van den Heer van Halier, heeft aangehaald. Wat zegt derhalven deze uitdrukking, van den Heer Goodwyn, dat het hart de voorname zitplaats van het leven is, die, in de toepasfing op het herftel van drenkelingen, inde enige zitplaats fchijnt te veriinderen? Men moet bekennen, dat dit aldus^ in het zamenflel van den Heer Goodwyn, het best fchikt, doch tevens, dat het tegen de bevinding ftrijd. De beweging van het hart is wel een noodzakelijk verëischte-, tot het onderhoud van het dierlijk leven, in de overige delen van het lichaam; maar geenzins de oorzaak van de prikkelbare hoedanigheid der andere delen, zoals aan de mening, van denHeer Goodwyn, zou beantwoorden. De waarneming van den Heer G 0 0 d w y n , dat de dieren, die, na het verdrinken, herftelden , enige reizen ademhaalden, eer het hart begon te bewegen, fchijnt dit ook regtftreeks tegen te fpreken. Het hart kan deze herhaalde ademhaling niet veroorzaken , alvorens zig zeiven te bewegen. Deze ademhalingen ontftaan derhalven , uit ene oorzaak buiten het hart; uit het leven, dat nog C 3 in  38 III. Afd. Gevoelens , van zommige in andere delen overgebleven is, en dat eerder, dan het leven van het hart, word aangedaan. Het is 'er dus verre af, dat het hart de enige zitplaats van het leven zou zijn. Men zou uit dit verfchijnzel, indien het doorgaat, fchier vermoeden, dat de lucht, behalven het openen van den doortogt, uit de longflagaderen in de longaderen, de long prikkelt, en daardoor de werktuigen der ademhaling in beweging brengt. Tegen de twede ftelling, zo als boven is aangeroerd, kunnen zeer bondige redenen worden ingebragt, waardoor zij ten minfte zeer twijfelagtig word. Doch af waren de beide Hellingen zo waar en bewezen, als ze dit niet zijn, zou dan nog het gevolg in drenkelingen doorgaan; zou dan de mogelijkgrootfte hoeveelheid van lucht , in de long van enen drenkeling, op het hart kunnen werken, en dit doen zamentrekken , enkel door het prikkelend vermogen van 't bloed te vermeerderen, zonder dat dit bloed in de long, tevens door ene andere oorzaak, als door het hart, in beweging gebragt wierd? Gewisfelijk neen! Dit prikkelend vermogen , van 't bloed, kan immers het hart niet aandoen, zo lang het in de long blijft hangen. En is 'er enige fchijn, als men het maakzel der delen in  iaiere Schrijvers, over 't verdrinken. 39 in menfchen gadeflaat, dat de lucht, in de long gebragt, het bloed in den linker aderlijken boezem, en in het linker oor, (want in de longaderen, zo als boven gemeld is, word weinig, of geen bloed gevonden) veranderen kan, gelijk de Heer Goodwyn zo geredelijk aanneemt? Geen van deze beiden gefchiedende, vervalt de mening, en daarmede de praktikale regel, van den Heer Goodwyn, om door het onderfteld verkregen prikkelend vermogen van ,'t bloed, het hart te prikkelen, en in beweging te brengen. De ingebragte lucht kan alleenlijk, met behulp der warmte, de voortfluwende beweging van het hart herftellen, in korteling, of maar ligt bezwijmde menfchen , daar de vernieuwing van doortogt door de long, en door de andere delen, alleen toereikend is, om het flauwe levensbeginzel, door het wegnemen van den tegenftand in de long, en elders, in ftaat te ftellen, om de voortftnwende werking van het hart te hervatten , die, door den geftuit geweest zijnden vrijen omloop, van het bloed, door de long, en de andere vaten, wierd tegengehouden. En onderfteld zijnde, dat de boven aangehaalde waarneming, van den Heer Goodwyn, alsoos bij het herftellen van menfchen en dieren C 4 plaaïs  4° III. Afd. Gevoelens, van zommige plaats heeft, dan is het, vooral in zulke ligte gevallen, mogelijk, dat, behalven het herHel van de opening, uit de longflagaderen in de longaderen, door de ingebragte lucht, de long geprikkeld word , en derzelver vaten in doorftralende beweging worden gebragt; dat dit de verëischte hoeveelheid van bloed, door den linker boezem, en het linker oor, in het linker hart voert, en hetzelve tot voortftuwende zamentrekking aanfpoort. Misfchien zou hier ook de confenfus, waarover vervol- | gens nog iets gezegd moet worden, tusfchen de long en het hart, ten voordele kunnen mede werken; indiervoegen, dat de Jong , door de ingebragte lucht geprikkeld wordende, het hart mede aandeed , en opwekte. In zware bezwijmingen, die lang geduurd hebben, is het herftel der warmte, en het inbrengen van lucht in de long, wel zeer noodzakelijk; maar men kan, om de opgenoemde redenen, niet verwagten , dat zij in ftaat zullen zijn, om de bovenftaande uitwerking daarteftellen, en door het hart het bloed te doen bewegen. 'Er is dan voorzeker gene denkbeeldige, of weinig werkende, maar ene dadelijke, ene zeer fterke prikkeling, en aanvoer van bloed nodig, om het hart kragtdadig op  latere Schrijvers, over 't verdrinken. 41 op te wekken, en den omloop des bloeds te herftellen. Wat de proeven , tot herftel, op dieren aanbelangt, behalven de verbazende verfcheidenheid tusfchen menfchen en dieren, gaat hetbefluit, van dieren tot menfchen, geheel niet door, onder anderen, om dat de omftandigheid, waarin men gewonelijk verdronkene dieren heriïelt, bijna nimmer bij een mensch plaatsheeft, of hebben kan. Immers worden, in het geval van dieren, als een vercischte , zonder hetwelk men zelden flaagt, de middelen tot herftel, der flegts verminderde warmte, en der korteling opgehoudene ademhaling , aanftonds gebezigd. Bij menfchen, daarentegen , is het daartoe benodigde toeftel, niet ogenblikkelijk, ja zomtijds in geen uur, en bijna nimmer binnen het half uur, gereed, zelfs nadat de'drenkelingen, die doorgaands enigen tijd in 't water gelegen hebben, daaruit gehaald, en op ene min of meer bekwame plaats gebragt zijn. Kan men uit deze ongelijke voorwerpen, en omftandigheden, met enigen fchijn van reden, gelijke gevolgen trekken? Kan zodanig ene wankelende theorie, mogen zulke twijfelagtige proeven , ten gronde worden gelegd , om aan de middelen , die 'er, van C 5 vo-  42 III. Afd. Gevoelens, van zommige voren befchouwd, mede inflemmen, alleen al het vermogen, ter redding van drenkelingen, toe te fchrijven ; en, aan andere middelen , die met dezelve theorie minder regtftreeks overeenkomen, enkel daarom ', volfirekt alle kragt, ter bereiking van hetzelfde einde, te weigeren? Mag men aan ene theorie, en de daarop gebouwde geneeswijze, die nog door gene enkele voldingende proef, in menfchen, bevestigd is, het leven van de drenkelingen wagen, en hergebruik van alle andere middelen uitfluiten , niettegenflaande de menigvuldige proeven daarmede, die , fchoon alleen volgens ene ruwe en onbepaalde empirifche manier, en dikwijls zeer gebrekkig, in 't werk gefield , egter vele drenkelingen in 't leven hebben behouden? — Men bedenke doch, dat het hier het leven van den werelozen medemensen geld, dien men wel fchielijk aan bijzondere begrippen kan opofferen, maar daar men zig niet even geredelijk van kan verantwoorden! De Heer Kite, de Schrijver van de twede Prijsverhandeling, heeft zig omflandig bezig gehouden, met het onderzoeken, van deverfchillende gevoelens, over de oorzaak van den dood der drenkelingen. De meeste derzelven worden, op ene overtuigende wijze, weder- legd.  latere Schrijvers, over 't verdrinken. 43 legd. Hij zelf is van gedagten, dat de belette ademhaling, en de daardoor verhinderde doortogt van het bloed door de long, ene ophoping van bloed, aan de regter zijde van het hart, in de grote aderen , en hierdoor in de hersfenen, veroorzaakt, en dat de meeste drenkelingen aan ene beroerte fterven. Eg. ter ftaat hij toe, dat 'er gene waarnemingen zijn, van uitgeftort bloed , in de hersfenen van zodanige lijken. Zijne voorname geneeswijze is gelegen, in het herftel der ademhaling, ter vernieuwing van den doortogt van het bloed door de long, om de ophoping van het bloed, nabij het hart, enz. weg te ruimen. Als dit alleen niet voldoet, moet 'er ene ader, aan den hals, geöpend worden , om het bloed, uit de vaten der hersfenen, te ontlasten. Voorts raad hij het aanbrengen der warmte, en het gebruik van velerlij, zo prikkelende, als andere middelen aan. — Van dit een en ander zal, op zijne plaats, melding worden gemaakt. De Heer Kite had deze uitgebreide Verhandeling, in een te kort beftek van tijd, ontworpen, om tot alles de nodige proeven te nemen. Althans in ene latere Verhandeling , heeft hij, door zijne menigvuldige proefnemingen , zodanige van den Ileer Gooc- . w yn  44 liL-j&k Gevoelens, van zommige wyn tegengefproken, die den grond hadden gelegd, voor zijne Schadelijke gevoelens. Aangenomen zijnde, dat de belette ademhaling, de oorzaak van den dood der drenkelingen is (k), neemt de Heer Kite de vraag in W Bu de proeven, welke de Heer Kite aanvoert, om te betogen, dat de drenkelingen niet door het water, 't welk in de long gedrongen is, maar door de belette ademhaling, fterven , en die gedeeltelijk met die van de Heer Goodwyn overeenkomen, had hij nog andere kunnen voegen, die hij genomen heeft, om te bewijzen, dat de gehangene ook, door de verhinderde ademhaling, omkomen. Dewijl deze proeven boven allen tegenfpraak fchijnen te zijn, verdienen zij medegedeeld te worden. De Heer Kite zegt: Uit „ de verfchijnzels bij het ontleden der dieren die „ gehangen zijn, moet men natuurlijk befiuiten, dat „ hunne dood*, uit dezelfde oorzaak, als die der ver„ dronkene, uit de opfchorting, namentlijk, van de „ werking der ademhaling , ontftaat. Evenwel heb „ ik altoos veel moeite gehad, om te begrijpen, hoe „ het mogelijk is, dat de luchtpijp zo volkomen, door „ de drukking van ene koord, zou kunnen gefloten wor„ den, dat 'er de gehele doortogt van de lucht door „ worde afgefloten; zelfs zo, dat ik nietkon toeftaan, „ dat de dood van het dier, alleen aan deze oorzaak, „ was toe te fchrijven; fchoon ik niet twijfelde, om „ dezelve als de voornaamfte te erkennen." „ Deze zaak zou men merkelijk licht kunnen bijzet- „ ten,  latere Schrijvers, over 't verdrinken. 45 in overweging, of zulks gefchied, door het gemis van derzelver werktuiglijke, of fcheikundige werking ? Men meent, namentlijk, dat het bloed ene hoedanigheid van de lucht aanneemt, daar de beweging van het hart van af- '„ ten, door een dier op te hangen, wiens luchtpijp niet „ in den ftrop ingefloten, of in welks luchtpijp vooraf „ ene opening gemaakt was, waardoor de doortogt van „ de lucht, in en uit de long, niet verhinderd wierd; „ indien een dier, aldus gefteld, in dezelfde tijd, of „ ten naasten bij in dezelfde tijd, fterft,als een ander „ dier, van denzelfden ouderdom, en 't zelfde zoort, „ dat op de gewone wijze gehangen is, dan moet de „ dood van dieren , die zo gehangen zijn, aan ene „ andere oorzaak, als aan de opfchorting van de adem„ haling, worden toegefchreven: Doch als het düer „ ene aanmerkelijke tijd langer, dan gewonelijk, blijft „ leven, dan ontftaat de dood van deze dieren, alleen „ uit de belette ademhaling." „ Een hond wierd, op de gewone wijze, opgehan„ gen; in agt minuten hielden zijne worftelingen op, „ en in negen minuten konnen de kloppingen van het „ hart niet meêr befpeurd worden." „ In de luchtpijp van een hond, die twe maanden „ oud was, wierd ene opening gemaakt, en, boven „ de opening^ een ftrop om den hals gedaan zijnde, „ hing men hem op. Hij fpartelde enigen tijd, doch „ ademde vrijelijk door de opening, op de tusfcheh„ pozingen der fpartelisgen. Op deze wijze, gedu- „ ren-  46 III. Afd. Gevoelens, van zommige. afhangt; dat als het bloed in 't linker harf donkerrood is, hetzelve ophoud te bewegen; en dat de verhindering van deze fcheikundige werking, van de lucht op het bloed, de oorzaak van den dood is. De „ rende anderhalf uur, aanhoudende, wierd hij afge. „ fueden, en fcheenzeer weinig ongemak, van het ban„ gen, geleden te hebben. Vroeg in den volgenden „ ogtend ontfnapte hij uit zijne gevangenis, en maak„ te het den dienstboden zo lastig, dat zij hem lieten lopen." „ Indien de dood der dieren, die gehangen zijn, „ ontftaat uit de drukking van den ftrop, die de te„ rugkomst van het bloed uit de hersfenen belet, dan „ moet een dier fchielijk fterven, als een ftrop, rondom „ de bloedvaten van denhals, nauw toegehaald word, „ zonder de luchtpijp daar in te bevatten." „ De luchtpijp van een hónd wierd, van de nabij „ gelegene delen, losgemaakt, en ene koord onder de» zelve, rondom de wervelbeenderen van den hals, „ gebragt, indiervoegen, dat 'er alle de bloedvaten „ van den hals in befloten waren, maar dat de door„ togt na de long vrij en open bleef. Toen vervol„ gens, het ene einde van het touw, aan een vast punt » vast gemaakt was, haalden het drie menfchen, met „ al hun vermogen, toe, en hielden het zo verfchei„ dene minuten, wanneer hij, de koord nog vrij nauw „ toegehaald zijnde, wierd opgehangen. In deze ge,, fteldheid bleef het dier nog twe uren en tien minu- » ten  latere Schrijvers, over 'f verdrinken. 47 De Heer Kite twijfelt aan de waarheid van deze Helling, en vind het vreemd, dat het regter hart deze prikkeling niet behoeft:, maar dat het linker hart, integendeel, dezelve nodig heeft, om te bewegen. Om de vraag te beantwoorden, of het linker hart waarlijk ophoud te kloppen, als het bloed in hetzelve donkerrood isverdronk hij een dier, opende het, zodra het geen tekenen van leven meêr gaf, en vond beiden de oortjes, en holtens van het hart, in beweging; die van het regter hart duurde dertig minuten, en die van het linker hart vijf kwartier uurs. Het bloed in 't linker hart was, bij de opening, donkerrood. De Schrijver herhaalde deze proef op elf dieren, en vond hierin enige verfcheidenheid. In zommigen duurde, de „ ten in 't leven, en fcheen toen meêr, door zijne ei„ gene worftelingen, dan door enige andere oorzaak, „ te fterven." „ Uit deze proeven blijkt het: „ Dat de dood der dieren, die door het ophangen fterven, niet veroorzaakt word, door enige druk„ king van de zenuwen, flagaderen, of aderen van „ den hals, maar dat dezelve geheel is toe te fchrij„ ven , aan het fluiten van de luchtpijp , door de „ drukking van dekoord, waardoor dus de ademha„ ling word opgehouden."  43 lil. Afd. Gevoelens, van zommige de beweging van het hart, wat langer, in anderen, wat korter. In vijf gevallen, duurde de beweging van het linker oor, een uur en agt en twintig minuten, en van het linker hart, agt en veertig minuten. In een, of twe dieren, vond men het gehele hart zonder beweging. Dewijl men misfchien zou kunnen vermoeden, dat de lucht, die bij het openen van de borst , uitwendig op het hart werkte, aandeel in de voortdurende beweging van hetzelve had ; opende men het hartezakje niet, maar men opende de holte van de borst, terwijl het verdronken dier onder water was; doch men vond het hart altoos in beweging, gelijk in de voorgaande gevallen. Op gelijke wijze wierden deze proeven, in koud, en in matig warm water,' herhaald; de beweging van het hart was even fterk en langdurig. Om dat, in de proef van den Heer Priestley, het bloed ene ligtrode kleur, door de zelfftandigheid ener blaas, aanneemt, welke het afgetapt bloed ener aderlating, ook merkelijk beneden de oppervlakte, en zelfs tot even onder de wei, verkrijgt, en men mis- , fchien, aan deze doordringende werking der lucht, de voortdurende beweging van het hart, zou kunnen toefchrijven; verdronk de Heer  latere Schrijvers, over V Verdrinken. 4£ Heer KiTEene jonge kat, in zoeten olie, waaronder het bloed, fchoon maar even ge» dekt, en aan de lucht blootgefteld, in enige dagen niet verandert. Beiden de oortjes, en holten van het hart, trokken zig fterk toe, een en vijftig kloppingen in ene minuut, 't welk omtrent drie kwartier uurs duurde ; fchoon 'er, nog omtrent twe uren daarna, enige beweging in befpeurd wierd. Uit deze, en meer andere proeven, befluit de Heer Kite, tegen de (tellingen van den Heer Goodwyn: '„ Datdelinkeraderlijkeboezem,hétiinkef „ oor, en de linker holte van het hart, niet op„ hquden zichzamentetrekken, omdenphlo„ gistieken ftaat van het bloed in dezelven." „ Dat de verftandelijke werkingen niet op- houden, — dat de gewaarwording, en ei„ genwillige beweging, niet belemmerd wor„ den , —— en dat de uitwendige tekenen 5, van 't leven niet verdwijnen, ter zake, dat ,,, de boezem, en het'oor, nalaten z'g zamen :„ te trekken. Want, in de meeste gevallen » blijft de boezem, het oor, en de holte, ,, zig met ene aanmerkelijke kragt zamentrek„ ken , lang nadat het bloed zwart geworden •„ is,, ên nadat de uitwendige tekens van *e 5> leven verdwenen zijn." D De  50 III. Afd. Gevoelens, van zommige De Meer Kite onderzoekt vervolgens, of de dood der drenkelingen, uit de verhindering van de werktuiglijke werking der ademhaling, ,ontftaat? Ten tijde der inademing, is het bekend , dat de vaten in de long verwijd, en bij de uitademing, vernauwd worden. In 'c eerfte geval, is dus de doortogt van 't bloed, door de long, vrij; in 't laatfte, min of meêr belemmerd. Een dier, door de luchtpomp, van lucht ontbloot, en geen teken van leven meêr gevende, wierd geopend; men vond de grote aderen, en de bloedöntvangers van 't regter hart, buitengewoon met bloed opg'evuld, en de linker zijde van 't hart, bijna geheel ledig. Uit enige proeven, ter beflisfing van de vraag, in welken toeftand men de longen der verdronkenen vind, in den ftaat der uitademing, of der inademing, ledig en toegevallen, of uitgezet en opgevuld, befluit de Heer Kite , dat de longen der drenkelingen, in den ftaat van uitademing , of toegevallen, zijn, en dat 'er gevolglijk, in drenkelingen, maar zeer weinig bloed, uit het regter, na het linker hart, kan gevoerd worden. Dit bewijzen ook de volgende proeven. Omtrent twehonderd dieren, die de Heer Kite verdronken had, opende hij, en vond bij  lettere Schrijvers, over i verdrinken. $i bij allen, de holle ader, den regter aderlijken boezem j en het regter oor, onmatig vari 9t bloed opgefpannen. De regter holte van het hart was niet altoos zo fterk opgevuld, zo als zig gemakkelijk laat begrijpen, omdat, in de bovengemelde proeven, gebleken is, dat de bewegingen van hetzelve, nog enigen tijd na den dood, aanhouden. Men kan hieruit ook verklaren, waarom hij de longflagaderen uitermate opgevuld, en uitgefpannen vond; terwijl de linker zijde van het hart, zo als hij elders zegt, en het fiagaderlijk zamenflel, bijna van bloed ontbloot waren. Behalven vele lezenswaardige zaken; die in dezé Verhandeling voorkomen , tragt de Heer Kite vervolgens zijn gevoelen, dat de beroerte de naaste oorzaak, van den dood der drenkelingen, is, alle mogelijkewaarfchijnelijkheid bij te zetten. Dan dewijl de belette ademhaling, den verhinderden doortogt van het bloed door de long, volgens de proeven van den Heer Kite, onvermijdelijk ten gevolge heeft, en daardoor de omloop vari het bloed, door het ganfche lichaam, noodzakelijk moet ophouden; fchijnt 'er weinig reden te zijn , om, behalven dezen frilftahd Van het bloed, na ene andere oorzaak vaü den Öoodj te zoeken. D s Ü#  52 IV. Afd{ Algemene aanwijzingen 1 De proefnemingen van den Heer KÏteV zo als dezelve worden opgegeven, tonen overvloedig de zwakheid, van het zamenflel van den Heer Goodwyn, en bevestigen volkomen, de ziektekundige flellingen, die te voren, uit de waarnemingen der vroegere Schrijvers, zijn afgeleid, en die, door zommige van dezelven, reeds als zodanig, fchoon minder ontwikkeld, waren voorgedragen. VIERDE AFDELING (/> Algemene aanwijzingen, ter genezing van redbare Drenkelingen, die uit de ziektekundige flellingen , der vroegere Schrijvers, voortvloeijen. D e algemene Aanwijzingen, ter genezing van redbare drenkelingen, die natuurlijk uit de ziektekundige flellingen voortvloeijen, welke '(0 De zonderlinge denkwijze van den Heer Goodwyn, over de werking der Geneesmiddelen , in de drenkelingen, heeft tot deze Afdeling gelegenheid gegeven.  ter genezing der Drenkelingen. 53 te te voren aangenomen, en door de proeven, en waarnemingen, van den Heer Kite, volkomen bevestigd zijn, vorderen het herftel der drie ontbrekende noodzakelijke verëischten tot het leven. Namentlijk , I. De vernieuwing van de warmte, II. Van de ademhaling, en III. Van de voort/luwende beweging van het hart. Wat het vergoeden der natuurlijke, door ene kunftige warmte , aanbelangt, het is van zelve blijkbaar, dat dit, voornamentiijk door warme zelfftandigheden, die uitwendig nabij, of tegen , het lichaam geplaatst zijn , kan worden te weeg gebragt. Tot het herftel der ademhaling , en der voortduwende beweging van het hart, word de opwekking van het levensbeginzel, in de werktuigen derzei ven , en in andere delen, verëischt. Om over de mogelijkheid van deze opwekking, en over de middelen, die daartoe nodig zijn, te kunnen oordelen , dient men vooraf emge gronden, uit de Natuurkunde ontleend, te herinneren. Te weten, Dat het levensbeginzel, door het ganfche menfchelijk lichaam , volgens de Heren Albinus, Gaubius, en vele D 3 mi-  g.f IV. Afd. Algemene aanwijzingen anderen, verfpreid, of aanwezig is, zo als het gevoel, of de beweging, en misfchien ook de voeding, van ieder deel , aantoont. En fchoon de proefnemingen, van den Heer van Haller, bewijzen, dat alle delen, niet in dezelfde mate, prikkelbaar zijn, maar dat het hart hier de eerfte plaats bekleed, dat daarop de maag en darmen, dan het diaphragma,en eindelijk, de overige fpieren, volgen; terwijl de elektrieke proeven, van den Heer Kite, fchijnen te doen zien, dat de fpieren van het ftrottenhoofd, het langst prikkelbaar blijven; blijkt nogthans uit de waarnemingen van Wepfer, en anderen, dat 'er zommige delen gevonden worden, zo als de maag en darmen, die cp gelijke wijze als het hart, ook na den dood, en zelfs van het overige lichaam afgefcheiden, hunne prikkelbaarheid enigen tijd behouden. Alhoewel de Heer Lorry, benevens, anderen , heeft bevonden , dat dezelfde prikkelingen, in zommige delen gevoel, in andere beweging, en in nog andere beiden, verwekken, en deze dikwijls enkel, in de geprikkelde delen, fchijnen plaats te hebben; is het egter zeker, dat het deze Prik-  ter genezing der Drenkelingen. 55 prikkelbaarheid is, die zomtijds in bezwijmde lichamen, zo als de geneeswijze, der arabifche geneeskundigen , die 'reeds bewezen heeft, kan aangedaan, en door middel van dezelve, met het gevoel, of de beweging van bijzondere delen, het levensbeginzel in 't algemeen, opgewekt worden. Waaruit volgt: Dat men, in redbare drenkelingen , de beste gevolgen, van alle prikkelingen, zou kunnen verwagten, als men dezelve regtftreeks op de zelfstandigheid, van de werktuigen der levensverrigtingen, die men in beweging, en tot werking, tragt te brengen, kragtdadig genoeg kon aanwenden. Dan daar dit niet altoos mogelijk is, komt het hier zeer te ftade, Dat 'er, tusfehen verfcheidene delen van het menfeheiijk lichaam, een confenfus, of medegevoel , plaats heeft, daar men de kennelijkfte uitwerkingen van befpeurt, hoedanige zijn: de hoofdpijn, door vervuiling van de maag; hartkloppingen , en tusfehenpozingen in de beweging van het hart, door wormen, of door opfpanningen van winden in de darmen; de braking, door {teentjes in de ureteres; het niezen, door prikkeling in de neus, D .4 veröor-  5 6 IV. Afd. Algemene aanwijzingen veroorzaakt, en vele andere blijken daar» van meêr, bij Bonetus, Wepfer, HoFFMANN, morgagni, WhYTT, Gregory, en elders aangetekend. Confiuxio ima , confpiratio una , & con/èntientia omnia. Ad univerfam quidem totius naturam omnia , &c. H i p p o c r ates. Wanneer men deze beginzels en waarnemingen , op de gemelde aanwijzingen toepast, mag men daaruit befluiten: Dat, op de overgeblevene prikkelbaarheid, der werktuigen van de ademhaling, en van den omloop van het bloed, en op den confenjus, of het medegevoel, 't welk zij met andere delen hebben behouden, het vermogen gegrond, en evenredig daarmede , bepaald is, van de middelen, die in waarlijk bezwijmde drenkelingen gebruikt worden. Op deze ontegenzeggelijke gronden, is het blijkbaar, dat men , om de ademhaling aan den gang te helpen, behalven ene kunftige nabootzing van dezelve, vlugge , prikkelende zelfstandigheden, enkel, of met de lucht vermengd , of anderzins, in de neus, in de luchtpijp, en ook voorzigtig in de long, moet brengen, ten einde het inwendig bekleedzel dier.  ter genezing der Drenkelingen* 57 dier delen, te prikkelen, en daardoor lier, levensbeginzel in dezelven, en doorliet medegevoel, in de verdere werktuigen der ademhaling , waaraan de Heer Blumenbach ene meerdere prikkelbaarheid, dan aan zommige andere fpieren, toefchrijft, op te wekken. En, dat men, om het medegevoel, 't welk de longen, volgens den Heer Percival, en anderen, met de maag hebben, van allerlij middelen, die het laatstgenoemde ingewand kunnen prikkelen, of aandoen, gebruik behoort te maken. Terwijl het leiden vanelektrieke fchokjes, door het diaphragma r dat, volgens de bevinding van den Heer Kite, daar zeer gevoelig voor is, en veel aandeel in de beweging der ademhaling heeft, mogelijk ook van dienst kan zijn. Gelijk mede uit die gronden volgt, dat, tot het herftel van de voortduwende beweging van het hart, verëischt word, het levensbeginzel in hetzelve, en in de delen, daar het enigen confenfus mede heeft, op te wekken. Het hart fchijnt, door twederlij wegen, geprikkeld te kunnen worden. De Heer van H a ller heeft waargenomen, dat warm water, of lucht, in de holte van het hart, van korteling geftorvene dieren , gebragt , hetzelve meer aandeed, dan fcherpe zelfïtandigheden, D 5 of  58 IV. Afd. Algemene aanwijzingen of het prikken met den punt van een mes, op de uitwendige oppervlakte. De invoer van het bloed in 't hart, daar men dezelfde uitwerking van kan verwagten, kan door de kundige ademhaling , die den overgang uic de opgevulde longflagaderen, in de longaderen, opent, waardoor het bloed uit den linker aderlijken boezem , en het linker oor, in het linker hart kan geraken, en door de uitwendige vrijving, die het bloed na het regter hart brengt, bevorderd worden; terwijl dit laatde middel tevens, den tegendand, in den omloop van het bloed, wegneemt, en daarenboven ene trillende beweging, in de kleine vaten, verwekt, die, naar de gedagten van den Heer Whytt, door den Heer Kite aangehaald, de voorname oorzaak is, van de doordraling door dezelve. De elektrieke fchokjes, door het hart geleid, zou men, als een twede opwekkend middel, van deszelfs levensbeginzel , kunnen beproeven. Onder de delen, daar het hart een zeer fterk medegevoel mede heeft, komen inzonderheid, de maag en darmen, in aanmerking. Van alle prikkelende, en opwekkende middelen, die gewonelijk op dezelve ene kennelijke uitwerking doen, en onfchadelijk zijn, mag men zig enig voordeel beloven. Over de bij-  $er- genezing der Drenkelingen. 59 bijzondere zoorten van deze middelen, en dewijze , van dezelve in drenkelingen te gebruiken , zal vervolgens nader gehandeld worden. Behalven de middelen, die, op deze beredeneerde gronden , met de gemelde drie aanwijzingen inftemmen, worden 'er nog an-! dere, op de bevinding van kundige en geloofwaardige Schrijvers , aangeprezen, waarvan 'er zommige in het vervolg zullen voorkomen, die men gene vrijheid heeft, om te verwerpen; fchoon zij zig tot nog toe bezwaarlijk, onder ene van deze drie hoofdverdelingen, laten brengen. Dan dewijl de juiste maat van de prikkelbaarheid, en inzonderheid van het medegevoel, van alle de delen des lichaams, nog niet nauwkeurig bepaald is, en de verfchijnzels, die in de behandeling van andere ziektens voorkomen , doen vermoeden , dat deze confenfus zig niet tot enige weinige delen bepaalt, maar dat dezelve veel uitgeftrekteris, dan de waarnemingen tot hiertoe onderfcheidentlijk hebben aangewezen ; is het zeer mogelijk, dat dezelve middelen, en misfchien alle andere prikkelende middelen , door verdere ontdekkingen , in het vervolg, ene gefchikte plaats, onder een van deze rangen, zullen vinden. Om deze reden, ten einde de dren-  6b IV. Afd. Algemene aanwijzingen, enz. drenkelingen van gene, misfchien heilzame; hulpmiddelen te beroven, en om dat het altoos voordelig, voorenen bezwijmden, fchijnt te zijn , zodra de werktuigen der levensverrigtingen , in de mogelijkheid van werking zijn gebragt, dat het levensbeginzel, in het ganfche lichaam, op ene onfchadelijke wijze, zo veel mogelijk, worde opgewekt; fchijnt men, voor het tegenwoordige, tot enen regel te mogen aannemen, dat men van alle prikkelende , opwekkende , en doorftraling bevorderende middelen, die het lichaam niet kunnen benadelen, nog tegen de gemelde aanwijzingen ftrijden, in drenkelingen, gebruik kan, en behoort te maken, tot dat ene nauwkeurige , herhaalde, en getrouwe waarneming, dit alles nader zal beflist hebben. VIJF-  \?>Jfd. Middelen ter redding van Drenkel 61 VIJFDE AFDELING. Ontwerp van de behandeling , en de voor* naamfle middelen, ter redding van drenkelingen. Op dezen grondflag zou men kunnen beproeven, om een plan te ontwerpen, volgens 't welk de gehele behandeling, van enen drenkeling, kon worden ingerigt; in de onderftelling namentlijk , dat dezelve, op ene gefchikte plaats, daar alle noodwendigheden bij de hand zijn, gebragt is. Vooraf egter zou men, volgens het niet onaannemelijk gevoelen, van den Heer Guwen er, kunnen aanraden, om de drenkelingen, wanneer zulks mogelijk is, het onderfte boven gekeerd, met de voeten het eerst, uit het water te halen, ten einde het water, dat in de luchtpijp mogt gedrongen zijn, of dat in den mond, keel, en neus hangt, 't zij met, of zonder flijm, of modder, gemengd, niet verder binnenwaards ga, maar door deze hou-  6 a V. Afd. Middelen ter redding houding eri beweging, na buiten zou kunnen ontlast worden. Na het ontdoen der natte klederen, eh het afdrogen van 't lichaam , met warme doeken^ behoort men met den vinger, ene pen, fpatel, of enig ander gefchikt werktuig j den mond en neüs te zuiveren; Wanneer men daarbij gewaar word, dat de keel vol flijkj of modder zit, die men niet kan opruimen*, moet men , volgens den raad van den Heer Unzer, doch alleen in dit geval, de bronchotomie in 't werk Hellen, om , langst dezen weg j de lucht in de long te brengen. Dewijl de koude, buiten het water, ene dergelijke bezwijming, en ene volflagene ophouding van de ademhaling , en daarmede van den omloop van het bloed, als in enen drenkeling, kan veroorzaken; waarvan Boer ha ave , met zijne reisgenoten , in den kouden winter van 't jaar 1709, gelukkig de beginzels nog tijdig ontwaar wierd, en te keer ging; die, zo als door vele voorbeelden., van postrijders en anderen i bevestigd is * door den dood gevolgd Word; is het klaarblijkelijk, dat men, volgens den algemenen raad, van bijna alle Schrijvers * bij enen drenkeling, de tatuuriijkc warmte^ zo dra mogelijk, moet tragcen te herftellen: fehoon men 'er doorgaands  van Drenkelingen. 6% gaands niet van moet verwagten, dat alleen de aangebragte warmte, de ademhaling, en denr bloedömloop , wederom aan den gang zal brengen, gelijk in het zonderling geval plaats had, dat door den Heer de Reaumur verhaald is, daar de bezwijmde drenkeling, enkel door de warmte der zonnellralen, zonder enig ander middel, volkomen herftelde. Bij de vernieuwing der verlorene warmte, dient men bedagt te zijn, dat ene fchielijke verwisfeling, van koude tot warmte, de dierlijke zelfftandigheden onherftelbaar bederft, zo als men in den winter, aan zeer koude, en vooral bevrozene delen , die te fchielijk verwarmd worden, maar al te dikwijls ondervind. De ftaat, van het lichaam des drenkelings, moet derhalven wel onderzogt worden; de warmte, die men aanbrengt, daarmede geëvenredigd zijn, en die van den drenkeling, telkens niet te veel overtreffen («O» In- (m) Het fchijnt niet, zegt de Heer Kite, dat het geftel, op dezen tijd, ik meen, als alle de levensverrigtingen, of geheel opgefchort, of veel verminderd zijn, een groten graad van hitte, tot deszelfs onderhoud, nodig heeft. In het tegendeel blijkt het, uit vele waarnemingen, en inzonderheid uit de proefnemingen van den Heer Huntek, „ dat de trap van  ©4 V. Afd. Middelen ter redding Indien men, volgens het plan van den Heer Goodwyn, waarvan het gevaarlijke kortelijk is aangetoond, aan de drenkelingen niets anders behoefde te dosn, als verfche lucht in de long te brengen, en de natuurlijke warmte te herftellen , dan zou men dit laatite, naar den raad van den Heer Engelman, Kundmann, en anderen, door behulp van een waterbad , met enen geringen trap van warmte , naar mate van de gefteldheid des lichaams , beginnende , en langzamerhand, tot den 96 graad van de thermometerfchaal van Fahrenheit, opklimmende, het veiligst en het fchielijkst kunnen volvoeren. Het is „ de uitwendige warmte, evenredig behoort te zijn, „ met de kragt van het leven; dat de warmte ene gro„ tere infpanning van de levenskragten veroorzaakt, „ dan de koude; en dat een dier, in enen zwakkelijken ftaat, genoodzaakt kan worden, zo véél va» „ de levenskragten in te fpannen, dat 'er de levens. „ kragten zelve door worden vernietigd." Om deze reden, raad hij, de uitwendige warmte, fpaarzaam en zeer trapswijze, aan te brengen, en oordeelt het dan nog raadzaam , om het lichaam maar zeer gematigd warm te houden, en het nimmer tot een trap van warmte te voeren, die met de natuurlijke warmte gelijk ftaat, voor dat de tekens van leven fterk genoeg zijn, om zo veel infpanning te kunnen verdragen.  der Drenkelingen. è$ h ondertusfchen, zelfs in dat geval, ene bewerking, waarvan men de moeilijkheid, mee •volwasfene liehamen, moet ondervonden hebben, om 'er enig denkbeeld van te kunnen vormen, Doch , bijaldien men oogmerk heeft, om, behalven het inbrengen der lucht, ook nog andere, en wel alle zodanige middelen, van tijd tot tijd aan te wenden, die men bij zekere bevinding weet, dat zij, de prikkelbaarheid van enig deel, kunnen opwekken, dan is, gedurende het gebruik van deze middelen, het leggen van het lichaam in iet waterbad, daarmede volftrekt onbeftaanbaar. Egter zou men op dergelijke wijze ■kunnen handelen, als men in Engeland, volgens the Reports of the humetn Society, veeltijds fchijnt te doen, en de Heer Kundmann, de Reaumür, Gardane, en andere, aanraden, dat men 'er, namentlijk * gebruik van maakte, als men zig met velerlij andere middelen , enen geruimen tijd, vrugteloos had bezig gehouden , en het lichaam nog niet behoorlijk verwarmd was. De gemelde zwarigheid tegen het waterbad, geld ook tegen het gebruik van warm graan, buistel, asch, zand, zout, en dergelijken , behalven nog daarenboven, dat men de warmte der laatften, niet naar welE ge-  66 V. Afd. Middelen ter redding gevallen , kan vermeerderen, of verminderen. Het herftel der warmte, buiten het waterbad, kan men, behoudens de volkomene vrijheid, om tevens allerlij andere middelen te gebruiken, op deze wijze, die gemakkelijk uit te voeren , en onwederfprekelijk zeker voldoende is, ondernemen. In ene losfe krebbe , voor een mensch , legt men, op enen warmen matras, een warm bed, en een fterk wollen onderkleed. Hierop plaatst men den drenkeling, onder twe warme wolle dekens, in ene horizontale legging, teneinde, bij het op de zijde keren van 't lichaam, zomtijds iets uit den mond te doen ontlasten. Langst het ganfche lichaam, en de ledematen, legt men zo veel fpawaterkannen, als mogelijk is, vol warm water, wel toegemaakt, en in flanelle zakken gebonden; daar men, van tijd tot tijd, warmere voor in de plaats kan leggen. Zodra men een ander bed, en, 20 men wil, ook enen anderen matras, op twe grote vuurmandens, doorwarm gemaakt heeft, ligt men den drenkeling op, aan de vier hoeken van het onderkleed ; men beweegt het lichaam, zo veel men nodig oordeelt, en men verwisfeit het bed, en den matras; 't welk men zo dikwijls kan herhaleni  van Drenkelingen. 67 tot dat de warmte herfteld is. Misfchien zou men dit kunnen verhaasten, door een aantal testen, met doorglommene turfkolen, of een ijzeren bak, of enige komforen, met uitgebrand zaagzel, of boekwijte doppen, ondef de ganfche lengte der krebbe te plaatzen, die daartoe van dunne onderlagen moest Voorzien zijn (»;. De O) De Heer Kite verwondert zig, mét veel reden, over den raad van den Heer Goodwyn, orri het lichaam doorwarm te maken, eer men lucht in dé long blaast. Hij meent, in tegendeel, dat men aanftonds de kunftige ademhaling moet te werk Hellen, zodra men warmte, aan de uitwendige oppervlakte vaii het lichaam, brengt. „ Niemand ", gelooft hij, „ twijfelt thans, of dë beftendige aanvoer van dierlijke warmte, word doof ,, de werking van de lucht op het bloéd, 'in de ademj, haling, veroorzaakt; dit is klaarblijkelijk genoeg ge» ,, worden, door de zeer nauwkeurige, en uitgewerk- te proeven, van Dr. Ckawfokd, Uit de man iel'4 j, op welke die Heer de voortbrenging der dierlij. 9> ke warmte verklaart, hebben wij reden om te vef- moeden, dat de kunftige ademhaling, een der krag,, tigfte , en vermogendfte middelen is, die wij, lü „ dit tijdsgewrigt, tot het voortbrengen van warrritö „ in het lichaam, kunnen bezigen; en dit zal dezelve „ waarfchijnelijk doen , in evenredigheid met de over „ blijfiels van hst leven. „ De zuivere lucht ", z^jt E a » W*  6B V. Afd. Middelen ter redding Dc zodanige, die, tegen het gevoelen van den Heer van Maller, het met'den Heer Goodwyn, en anderen, mogelijk oordelen, Dr. Crawfoed, „ die in de long ontvangen „ word , bevat ene grote hoeveelheid zamenflel. „ „ lend vuur; het bloed, dat uit de ledematen te„ „ rugkeert, is bezwangerd met het brandbare begin„ „ zei; de aantrekkingskragt van de zuivere lucht, ,, „ op het laatstgemelde beginzel, is groter dan die „ „ van het bloed. Dit beginzel zal daarom het bloed „ „ verlaten, om zig met de lucht te verenigen. Door „ „ deze vereniging word de lucht genoodzaakt, „ ,, om een gedeelte, van haar zamenftellend vuur, af „ „ te geven; en dewijl de vatbaarheid van het bloed, „ „ op hetzelfde ogenblik, vermeerderd is, zal dit ,, „ aanftonds, het gedeelte vuur, dat van de lucht „ ,, los geworden is, opnemen." Nadien 'er nur ,, alle reden Is, om te denken, dat het bloed, in de „ longen van verdronkene dieren, opgevuld is met het „ brandbare beginzel, en gevolglijk, indien'er enige „ overblijfzels van leven in het zamenflel zijn, dat het „ herhaald bezigen van verfche lucht in de long, waar„ fchijnelijk zoortgelijke uitwerkingen, fchoon in ene „ mindere maat, als in zodanigen, die enen groteren „ trap van leven hebben, zal te weeg brengen." „ Ter bevestiging van dit denkbeeld, dient het bij„ zonder tot mijn onderwerp, aan te merken, dat ik „ eens tegenwoordig was bij ene perzoon, die, ene „ zeer aanmerkelijke tijd, in het water gelegea had, en „ die  van Drenkelingen. b9 len, zouden de aangeprezene werktuigen, tot het uithalen van water, ichuim, of bedorvene lucht, die zig in de long onthouden mogten, gelijk meestal het een of het ander gebeurt , thans kunnen beproeven; fchoon zulks, in den aart der zake, zp niet doorgaands on- doe- „ die nog veel langer, in zijne ristte klederen, aan de „ werking van de lucht bleef blootgefteid. Op het „ ftrand gebragt zijnde, was 'er gene gelegenheid in „ het huis, daar hij aankwam, om hem uitwendig te „ verwarmen; doch alle andere middelen, tot herftel, ,, wierden met ongemene vlijt gebruikt, om zo veel „ mogelijk, het gemis, van dat voornaam hulpmiddel, „ te vergoeden. De kunftige ademhaling wierd, in „ het bijzonder, beftendig, en met oplettendheid, in „ 't werk gefteld; doch alles met weinig- vrugt: want „ fchoon 'er duidelijk, enige prikkelbaarheid in het „ lichaam, plaats had, konnen evenwel de levensver„ rigtingen niet weêr gaande gemaakt worden. In „ den voortgang der behandeling, deed zig ene om„ Handigheid op, die ons zeer behaagde, en die mij „ veel verwagting gaf, van ene gunftige uitkomst, „ daarin beftaande, dat, fchoon 'er uitwendig gene „ warmte van enig belang was aangebragt, 'er egter, „ na dat onze middelen enigen tijd gebruikt waren, „ ene zagte warmte zig, over hét grootfte gedeelte van „ 't lichaam, verfpreidde , welke ik aan de werking „ van de lucht, op het bloed in de long, toefchrijH ve.,  f ö V. Afd. Middelen ter redding doenelijk , althans ten uiterfte bezwaarlijk fchijnt te zijn, en men zig weinig voordeel van deze bemoeijing kan beloven. De Helling van Camerarius, Bruhier, en anderen , dat het neerwaards houden van her. aangezigt, den drenkeling doet flikken, fchoon op een verkeerd denkbeeld van de ziekte gegrond, fchijnt'nog bij velen in kragt te blijven. Ondertusfchen is dit, voorzigtig te werk gefield , misfchien het enige middel, om het water uit de long en keel, met enig werktuig, te halen, of van zelve te ontlasten, zo als de Heer Engelman, en ten Haaff, dit laatfle hebben waargenomen. De Heer Goodwyn raad deze houding van den drenkeling, ten dien einde, ook aan, JVIen zou 'er, met den Heer Gum mer en' de Ha en, kunnen bijvoegen, dat het met enige beweging van den buik, en de borst, en onmiddelijk nadat het lichaam uit het wa« ter getogen is, behoort te gefchieden; waardoor van Helmont ene vrouw, en twe jongelingen, heeft zien herftellen. Om aan dit oogmerk, op ene veilige en ge» makkelijke wijze, te beantwoorden, zou men de krebbe zodanig kunnen inrigten, dat delelve, voor ene korte tijd, aan het voet - ein« de opgeligt, en dpor ene fchraag, vijzel, of enig  der Br enkelingen. 71 enig ander fteunzel, ondervangen wierd, zo hoog men zulks nodig oordeelde; terwijl de drenkeling, in dezelve, met den buik op het onderkleed, geplaatst was, en men door de fpuit, de buigbare buis, en het neusftopje, die hier agter tot het inbrengen van lucht befchreven worden , beproefde , of men water, of fchuim, of bedorvene lucht, uit de long kon ontlasten, en dit naar verëisch herhalen. Daar het inblazen van den adem in de long, naar de gedagten van den Heer D et harding, Faissoles, Champeaux, Cullen, en Unzer, het fchuim en het water aanleiding geeft, om zig te ontlasten; daar het inbrengen van de lucht in de long, volgens den Heer van Haller, en vele anderen, na de vermaarde proef van Hook, door den Heer Fothergill gelukkig herhaald, het beste middel is, om drenkelingen op te wekken; daar dit, in ligte bezwijmingen, gelijk reeds is aangemerkt, alleen ter opwekking toereikend kan zijn ; en daar de andere middelen, in zware gevallen van dien aart, zomtijds gene uitwerking doen, zelfs na een uur tijds, zo als in de waarneming van denHeerWeszpremus , door den Heer Morgagni aangehaald, voor dat'erlucht E 4 word  7^ V. Afd. Middelen ter redding word in de Jong gebragt: is het van de uiterfte noodzakelijkheid, dat zulks, overëenkomftigden raad van den Heer Kite, Cueeen, Hensler, en vele andere Schrijvers, onverwijld, met de nodige omzigtigheid, begonnen worde. Men heeft, ten zulken einde, velcrlij werktuigen uitgedagt, en aangeraden. Zommige prijzen ene blaas, een blaasbalk, ene veerkragtige blaaspijp , ene pomp, of fpuit, enz. aan, met verfchillende monditukken, neusftopjes, pijpen, of buizen, die aan, of door den mond , of neus, gebragt worden, voorzien. Andere befchrijven ene dubbele fpuit, of pomp, 0f ook wel ene enkele, met hetzelfde oogmerk, om de lucht in en uit de long te voeren, en dus, als 't ware, de gehele ademhaling te vervangen. De Heer Kite heeft de voor- en nadeelen, van verfcheidene dezer werktuigen, omftandig overwogen , en opgegeven. De behoorlijke volvoering, van dit belangrijk gedeelte der geneeswijze, is altoos moeilijk ; om dat de long eens toegevallen, en de borst, in dezen ftaat koud geworden zijnde, niet zo gemakkelijk de lucht laat indringen, als de meeste Schrijvers fchijnen te denken. Veeltijds immers gaat de lucht, of  der Drenkelingen, n ©f een goed gedeelte van' dezelve , bij het inbrengen , voorbij de opening van de luchtpijp, door den flokdarm, na de maag, die zij opfpant •, 't welk de uitzetting van de borst nederwaards bezwaarlijk maakt. Door ene lange veerkragtige buis, dient men deze lucht, uit de maag te ontlasten; maar daarmede is het oogmerk der ademhaling niet bereikt. Misfchien zou , bij het verder inbrengen van lucht, ene zagte drukking, volgens den Heer Ckllen , met de vingers, op het boveneinde van de luchtpijp, deze verkeerde rigting enigzins kunnen voorkomen. De Heer Wrisberg heeft met bondige redenen aangetoond, zo als Th ruston, en meêr andere, van dit gevoelen zijn, dat de lucht in de long van kinderen, die eerst ter wereld komen, niet uit zig zelve indringt, maar door de werking der fpieren , die de borst uitzetten, word ingehaald, 't Is waarfchijnelijk daarom , dat de kinderen, in de herhaalde waarnemingen van Hannemann en Led el, die onmiddelijk na de geboorte bezwijmd waren, herftelden, als'er uitwendig aan hunne borst gezogen , en de long daardoor enigermate opgefpannen wierd Misfchien is her, op dezen grond, dat de Heer E 5 En-  74 V. Afd. Middelen ter redding Engelman raad, öm met een zuigleer, daar in 't midden een touw aan vast gemaakt is, op de borst geplaatst, en opgetrokken, de long voor den ingang der lucht te openen; 'twelk, op zig zeiven, weinig fchijnt te zullen uitwerken. Beter zou die kunnen gefchieden, door middel van ene ronde holagtige kopere plaat, daar men, met een luchtpompje , zo als men aan de kopglazen fchroeft, de lucht onder uit kan halen, als dezelve op' de borst gefield is, om dit, gelijktijdig met het inbrengen van de lucht in de long, tot het opligten der ribben, en het uitzetten van de borst, te doen medewerken. Tot het herflel der ademhaling, kan men de volgende manier beproeven. Ene fpuit, of pomp, ter grootte van ene gewone grote klijfteerfpuit, of iets groter, daar de buigbare buis, en het doorboorde neusflopje van den Heer Savigny (o), luchtdigt aan ge- (loCo) De Heer Savigns- heeft dit doorboord neusflopje van ivoir gemaakt, waarna de Heer van Mahu m het zijne van tin heeft laten afgieten. De veer. kragtige Iedere buis van den eerstgemelden, ter lengte van omtrent r2 duim, heeft de Heer van Marum van veerkragtige harst doen vervaardigen, gelijk hij in zijne lesfen uitdrukkelijk heeft gezegd, zonder zig da uit-  der Drenkelingen. 7S floten word, haalt men vol dampkrings-, of zuivere lucht, en doet het ftopje in het ene neusgat vasthouden, terwijl het andere neusgat, en de mond, gefloten worden. Als men dan de lucht, terwijl de borst uitwendig, zo veel mogelijk, word opgeligr, aldus in de long perst, en vervolgens, door het zagtjes drukken van den buik, en de borst, 'er wederom uitdrijft, kan men de ademhaling, door de kunst, enigzins nabootzen, en zulks, bij korte tusfchcnpozingen herhalen. In de meeste gevallen, daar men de goedö uitwerking van de lucht, in de long van bezwijmde menfchen gebragt, tot hiertoe heeft waargenomen, heeft men zig gewonelijk, van het inblazen van den adem, bediend ; 't zij dat men te weinig bedagt was, op de nood, zakelijkheid van deze vcrrigting, of dat men uitvinding van dit toeftel toe te eigenen, 20 als de Schrijver van den Letterbode, die nogthans onder zijne toehoorders geweest is , verkeerdelijk fchijnt gedaan te hebben. Dit eenvoudig, doch tevens zeer gefchikt werktuig, waartoe de houte pijp van den Heer Monro, d.o jnet het ene einde een der neusgaten vulde, misfchien aanleiding heeft gegeven, is men waarfchijnelijk aan den Heer Kite verfchuldlgd,  %6 V. Afd. Middelen ter redding zig, van de daartoe benodigde werktuigen, niet behoorlijk voorzien had. 't Is algemeen bekend, en uit het te vorengemelde duidelijk op te maken, dat de uitgeademde lucht, buiten haar werktuiglijk vermogen, om de long uit te fpannen, en ook zelfs in dit opzigt, minder gefchikt is, voor de ademhaling, dan de dampkringslucht. Het befluit is derhalven zeer natuurlijk , dat men deze laatfte, die ons overal omringt, liever dan den adem, in de opgenoemde bewerking, moet gebruiken. De Heer Macquer heeft de zuivere lucht van den Heer Priestley, die bijna gelijktijdig door den Heer Scheele, en Lavoisier, ontdekt is, het eerst, tot het hier bedoelde einde, om dat 'er het dierlijk leven, en de vlam der brandbare zelfftandigheden, langer in duren, dan in ene gelijke hoeveelheid dampkringslucht, met zeer veel nadruk, aangeprezen. De proeven van den Heer L a v o i s i e r , en anderen, hebben doen zien , dat alleen het zamenftellend gedeelte der dampkringslucht, 't welk men levenslucht, of zuivere lucht noemt, door de ademhaling , die hoedanigheid in het bloed herftelt, welke tot het levensonderhoud nodig is. Uit dien hoofde verkiezen de hedendaag- fche  der Drenkelingen. 77 fche Schrijvers, even als de Heer Goodwyn, deze lucht, boven de dampkringslucht, tot het herftellen der drenkelingen; 't' welk, zo als de Heer van Marum te regt aanmerkt, regcflreeks, uit het zamenflel van den Heer Goodwyn, moet volgen. Indien mende verfnelling van den omloop des bloeds, en der ademhaling , in de waarneming van den Heer Fourcroy, aan de prikkeling van deze zuivere lucht op de long, hebbe toe fchrijven , dan zou dit voordeel aan derzelver gebruik verknogt zijn , dat zij tevens , om deze prikkeling, als een opwekkend middel, kon worden gebezigd. De Heer Kite berekent, dat men, in een kort beftek van tijd, enige duizend teerlingfche duimen van deze zuivere lucht, bij enen drenkeling, nodig heeft; doch deze zwarigheid is gedeeltelijk, door den Heer van Marum , weggenomen, die onlangs ene zeer gemakkelijke manier heeft befchreven, om ene grote hoeveelheid, van deze levenslucht, op ene niet zeer kostbare wijze , te bereiden, en lang, in voorraad, te kunnen bewaren. ? Ondertusfchen kan men niet ontkennen, dat 'er tegen dit, tot nog toe, alleen denkbeeldig gebruik, van de levenslucht, vele bedenkingen kunnen gemaakt worden. Schoon de  f8 V. Afd. Middehn ter redding de Natuur gewild heeft, dat wij gene enkeld levenslucht, maar gemengde, of dampkringslucht, zouden inademen, en men daaruit veilig mag befluiten, dat deze, tot dit einde, gefchikter is, dan de zuivere lucht; fchijnt het evenwel daarom niet onmogelijk, dat deze laatfle , als geneesmiddel, in drenkelingen , den voorrang verdiene. De fchijn, dien men hieraan geven kan, moet daarop gegrond worden, dat de zuivere lucht, van de koolftof, waarmede de overgeblevene lucht, in de long'der drenkelingen, en althans het bloed daarin vervat, overladen is, ene driemaal grotere hoeveelheid kan aannemen, dan de dampkringslucht, en, evenredig daarmede , het bloed ene meerdere prikkelende eigenfchap mededelen. Met agterlating van deze iaatiïe onderftelde uitwerking, waarover reeds gehandeld is, het overige eens toegeftaan zijnde; is dit dan een voordeel, of een ■nadeel? 't Is proefondervindelijk bekend, dat de levenslucht, door het aannemen van koolftof, en van het beginzel der ontvlambare lucht, en door het loslaten van enige warmteftof, in vaste lucht verandert, en in water, die beiden zeer veel zwaarer zijn, dan de dampkringslucht, ïs het nu niet te dugten, dat enkele levenslucht, tpt in de enge verdelingen  der Drenkelingen. 79 gen der long gebragt, en aldaar op gezegde wijze veranderd wordende, veel moeilijker uit de long terug zal keren, dan wanneer zij, gelijk in de dampkringslucht, met drie vierde delen phlogistifche lucht vermengd , en daardoor zo aanmerkelijk veel ligter is ? En moet, deze ophoping van water, of wateragtige damp, en van vaste lucht, het op nieuws inbrengen van lucht in de long, en dus de mogelijkheid van herftel, niet grotelijks verminderen? ïs de bedenking van den Heer Kite waarlijk niet van meer gewigt, dan zij misfchien, in den eerften opflag, fchijnt te zijn? En is zij door den Heer van Marum, of liever over verfcheidene jaren door den Heer Hermbstudt O), niet maar voor een ge- deel- (p) De Heer HermbstSdt is van gedagten , dat de falpeter het gefchiktfie middel niet is, om de levenslucht uit te bereiden, dewijl een gedeelte van het falpeterzuur, in de bewerking, moet worden medegevoerd. Het gefchiktfte lichaam daartoe, volgens zijne bevinding, dat goedkoper dan alle de overige is, daar men veel lucht uit kan halen, dat zig in allerlij vaten laat behandelen , zonder dezelve te bederven, en dat ook geen fterk vuur nodig heeft, om de lucht los te laten, is de bruinfteen , magnefium vitriariorum. Zestien oneen bruinfteen gaven, met een matig vuur, 1518  Sb V. Afd. Middelen ter redding dcelte, ja voor een nauwlijks. noemenswaard dig gedeelte, opgeruimd? Als men de prikkelbaarheid , door middel van de elektrici»teit, drie, of vier uren lang, in enen drenkeling, kan gewaar worden, en men gedurende dien tijd, bij kleine tusfchenpozingen» lucht in de long wil brengen , zou men dan niet wel, ene grote reeks van duizende teerlingfche duirrien levenslucht, nodig hebben? Een volvvasfen meufchelijke drenkeling, zó als te voren herinnerd wierd, die lang be»' zwijmd is geweest, en daar men zig dus lang mede bezig moet houden, is geheel iets anders, als een konijntje, dat nog ogenblikkelijk leefde, en mogelijk door het twe - of driemaal 1528 teerlingfche duimen van de zuiverde lucht. Na dat 'er vervolgens zestien oneen vitrioololie op gegoten waren, kreeg men nog 1856 teerlingfche duimen lucht, van gelijke zuiverheid als de eerfte. De bruinfteen was, na de eerfte bewerking, tot de gewone gebruiken, even goed als te voren. De Heer HermbSTa»T maakt deze aanmerking, bij gelegenheid van het berigt van enige proeven, door den Heer Selle en Aciiard, reeds .over enige jaren, op aanleiding van Z. K. K. Prins Hendrik van Pruissen, genomen, om de lucht in de ziekekamers vaa het Gasthuis de Charité, te Berlijn, waartoe voorzeker gene geringe hoeveelheid nodig was, te vei beteten.  van Br wielingen. Maal inbrengen van lucht herftel t, of voor dood gehouden word. Dit gaat met een mensch niet aan. Maar, aangenomen zijnde, dat de levenslucht, in het afgetrokkcne befchöuwd, dè voorkeuze verdiche, en dat men 'er enen genoegzamen voorraad van hebbe; zal dan dé meerdere moeilijkheid, om dezelve te gebruiken, en het meerder tijdsverzuim, dat daarbij onvermijdelijk plaats heeft, door hare betere hoedanigheid, vergoed worden ? Immers, behalven het gebrek aan bekwame handen, vooral in de eerfte ogenblikken, cïic daartoe, en met zo zeer tot het inbrengen van dampkringslucht, vereischt worden; is het niet tegen te fpreken, dat zelfs de handigftc man, tusfehen beiden, door het vullen van de pomp, veel. meêr tijd moet verliezen, met het inbrengen van de levenslucht, dan van de dampkringslucht. Koe weinig men, op deze wijze, gezegd kan Worden , de ademhaling na te bootZen.; hoe zeer nadelig het nodeloos verlies van tijd in dit geval is; en hoe lïgtelijk daardoor, redbare drenkelingen, in de plaats van eenvoudig behouden, door ontijdige kunstoefening, kunnen verwaarloosd worden; kan een ieder gemakkelijk bevatten. Dan hoe hetfiiet dit alles moge gelegen zijn, 'men fchijnt F ■ 'er \  8s V. Afd. Middelen ter redding 'er het navolgende uit te mogen befluiten; Indien de levenslucht, in de hier bedoelde gevallen, de onderftelde bijna wonderdadige opwekkende kragt bezit, dan zijn deze bedenkingen geheel van gene betekenis; zij behoort dan altoos, daar het mogelijk is, zonder enige uitzondering, gebruikt te worden. Maar is zij, in het tegendeel, van dat verbazend vermogen , waarvan nog gene blijken zijn bijgebragt, en waarvan de gehele grond ene enkele onbewezene, en zelfs onwaarfchijnelijke, onderftelling is, ontbloot; dan zou het beter zijn, om de opgenoemde bedenkingen, dat men van het middel, 't welk de Natuur daartoe gefchikt heeft, dat wij overal in enen onuitputbaren voorraad onrmoeten, en dat zonder kunst of tijdverzuim kan worden aangewend, te weten van de dampkringslucht, gebruik maakte; ten einde, door de werktuiglijke werking dezer lucht, den weg, tot den doortogt van het bloed, door de long, in de drenkelingen te openen ; den aanvoer in het linker hart te vernieuwen; en daarmede tevens, de fcheikundige werking, van de lucht op het bloed, te herftellen (q). Om (?) De Heer Kite is van gevoelen, dat tot den vrijen doortogt van het bloed door de long, niet flegts de  van Drenkelingen. 83 Om de grote prikkelbaarheid der darmen, en den confenfus, dien het hart met dezelven heeft, moeten 'er van tijd tot tijd fterk prikkelende lavementen, inzonderheid met veel ontbonden zout, of ook verwarmende en verfterkende klijfteren, -zo als de Heer j>ê Co aite beter keurt, gezet worden, die, zig ontlastende , in ene platte onderfteekpan kunnen worden gevangen, om den drenkeling droog te houden. — De tabaksrookklijfteren , indien men, volgens den Heer D e s g r a n g e s , en de inademing, maar ook de uitademing , en de daarbij plaats hebbende beweging van de long, en derzelver verfchillende trappen van uitfpanning.verëischt worden. Om dit te bewijzen, Helde hij de longen van verfchcideue dieren, zommige in den volkomenften ftaat van uitademing, andere in dien van ene volle inademing. Tot het eerfte einde de lucht uit de longen van twe jonge katten, door behulp van ene handluchtpomp, gebaald zijnde, hielden de fpartelingen van die dieren in vijftig feconden op, en in het linker oortje van beiden wierd zeer weinig bloed gevonden, . De proeven tot het andere einde, namentlijk ene onafgebrokens volle inademing, zijn zeer moeilijk. In ene kat, een maand oud, fcheen dit, in een uurtijds, niets te doen. Ene andere kat, van drie weken , leefde agt minuten zeer fterk; in twaalf minuten verdwenen de uitwendige tekens van leven. De beweging, van alle de delen van fa bet  8* V. Jfd. Middelen ter redding en andere, tegen het gevoelen van den Heer Portal, Kite, le Comtk, enz. geen vermoeden behoeft te hebben, dat ze meêr bedwelmen dan prikkelen , en daardoor de ademhaling, en de beweging van het hart veragteren, kan men ook beproeven, dewijl ze door verre de meefte fchrijvers zijn aangeraden. De Heer Ki te geeft, tot dit gebruik, den voorrang aan de kruisënmunt, de pepermunt, de kamillen, of de alzem, die gemakkelijk branden , en niet onder het gezegde verhet hart, was fterker.dan de fchrij'ver immer had waaigenomen, en het bloed ftroomde fprongswijze uit de kleine flagaderen,- zo dat de omloop van het bloed was gaande gebleven. Na verfcheidene proeven, wierd dezelve eens in ene dergelijke kat herhaald. In vijftien minuten deed dit zo weinig uitwerking, dat het dief fchielijk wederom volkomen wel was. In nog twe andere dieren, wierden de longen geheel met lucht gevuld, en de luchtpijp toegebonden. Het een bezweek, in twe minuten en tien feconden; het ander, in twe minuten en veertig feconden, enz. Uit deze proeven blijkt de noodzakelijkheid, om bij de kunftige nabootzing der ademhaling, in drenkelingen, de long, door het in- en uitvoeren van de lucht, zo veel mogelijk, in beweging, en in afwisfelende trappen van uitfpanning, te brengen, ten einde den doortogt van het bloed door dezelve te herftellen.  van Drenkelingen. 85 vermoeden vallen, mits dat deze bewerking niet aanhoudend, maar zeer gematigd, en bij tusfchenpozingen, gefchiede. — Door het enkel inbLzen van lucht in de darmen , heeft men, volgens hetGentlemari'sMagazine, enen drenkeling zien herftellen;'t welk Boerhaave ook van enen drenkeling verhaalde, dien men evenwel eerst over ene ton gerold had. Middelerwijl dient de huid met ilanclle doeken, daar kragtige azijn, ene ontbinding van ammoniakzout, de geest daarvan, of van hertshoorn, de fpiritus volatilis oleofus, de fpirittss matricalis, de rook van fpecerijën, of andere prikkelende, of opwekkende middelen, ingetrokken zijn, of met enen fterk gekamferden olie, zo als de Heer Kite bij voorkeur goedvind, onöphoudentlijk, doch matig, gevreven worden, ten einde d? zenuwen onder de huid te prikkelen , en de doorftraling in de kleine vaten, zo dra het bloed door het hart word voortgeftuwd, te bevorderen. In de neus kan de vlugge geest van ammoniakzout, volgens den Heer Sage en Murraij, met behulp van een rolletje linne, of plukzel, waarvan de Heer Pia menigvuldige goede uitwerkingen befchrijft, of, hetzelfde vlug loogzout, agter in den mond, of keel, zo als Langhans met het beste gevolg F 3 heeft  26 V. Afd. Middelen ter redding heeft waargenomen, of Eau de Luce, of enig, ander prikkelend middel, gebragt; of de tabaksrook, dien de Heer Cullen aanraad, ingeblazen, en, aan de tong en het verhemelte, een weinig verfche mostert, volgens WiNslow, of zap van ajuinen, geftreken worden. Vervolgens moet men zijne pogingen aanwenden , om het aftrekzei van den braakwortel, volgens den Heer Cullen; of eene ruime gift van het vinum emeticum, zo als de Heer Raulin met een goed gevolg deed; of ene ontbinding van den tartarus emeticus, 't welk de Heer Desgranges aanraad; of de witte of blauwe vitriool, gelijk de Heer Kite opgeeft; of, zo als de Heer le Comte, en andere willen, het Eau de la Reine dTlongrie , des Carmes, de Cologne, en dergelijke kragtige fpecerijügtige middelen, in de maag te brengen, om te beproeven, of 'er dezelve door mogt geprikkeld worden. De Heer Halle' verzekert, dat de braakmiddelen het bestgefchikt zijn, ter opwekking van bezwijmden ; waarvan het vermogen, volgens den Heer de Villiers, door verfterkende middelen, zo als de kamferbrandewijn, of dergelijken, kan worden aangezet {r). Het fpuitje, met (r) Curiofunz etiam, quod Arabes in diutumimm fyn. • ttyen  van Drenkelingen. %7 met de veerkragtige buis, door den Heer Hunter uitgedagc, kan hiertoe dienen; inzonderheid als men den drenkeling, volgens den raad van den Heer d e H a en, ten zulken einde, in ene zittende geftalte houd. Het leggen van geestrijke middelen op het harten de maag, volgens den HeerTissoT enBiCKER, of van fpecerijagtige oliën, zo als andere aanraden, zou men kunnen te werk ftellen ; fchoon men van dergelijke middelen , met een gefchikt vehiculum, op gemelde wijze in de maag gebragt , meer voordeel fchijnt te mogen verwagten. Het gebruik der Elektriciteit menen velen, met den Heer van Hall er, en Gummer, dat van weinig, en de Heer Goodwyn, dat geheel van geen nut is, voor de drenkelingen. Egter zou men, volgens de gedagten van den Heer van Marum, kunnen onderzoeken, of een aanhoudende Aroom van elektrieke ftof, voor op de borst in diervoegen aangevoerd, dat dezelve door het hart gaande, op den rug, door eenen afleider, ontiast wierd, als een opwekkend middel mogt werken , tapen alreptos, provocato per inftrumentum aliquoi vomi* tu, rejiituere foleant. HOFFMAKK. F 4  88 V. Afd. Middelen ter redding ken, en enige beweging in het bar: veroorzaken. In de proeven van den Heer Kite nogthans, heeft het enkel elektriferen. gene kennelijke uitwerking op dieren gedaan, terwijl ligte fchokjes, die de Heer Marat» H a w e s, en H u r e e v*1 d, in het algemeen , ter opwekking van bezwijmden, aanraden, de fpieren in beweging bragten, waarom hij deze , in navolging van den Heer Fothergill en Henly, onder de fterkfte opwekkende middelen, opnoemt; zo als hieragter, daar over de tekens gehandeld word, nader zal blijken. In zommige , en wel vooral volbloedige geitellen, zou, volgens het vermoeden van den Heer Senac, de Ha en, Tissot en Bicker, en anderen, ene beroerte zig bij deze ziekte kunnen voegen, of, volgens den Heer Kite , 'er onmiddelijk door kunnen omftaan , zo als hij meent dat doorgaands plaats heeft. In dit geval zou ene fpoedige aderlating, als dezelve mogelijk was, en misfchien bij herhaling in 't werk gefield, van veel vrugt kunnen zijn. Zommige andere Schrijvers, b. v. de Heer Louis, Tis-5qt, Gardane, Unzer, enz. raden in \ algemeen, ene ruime hoeveelheid bloeds., Uit de venei jv.gularls, of uit den arm, te doen ont*  van Drenkelingen. 89 ontlasten. Nogthans dient het opzetten van *c aangezigt, en van de vaten, zo als de Heer Kite herinnert, zulks aan te wijzen. — De bloedige koppen, aan de flapen van 't hoofd, in de nek, of op de borst gezet, zouden dan ook, volgends den laatstgemelden Schrijver,, als een prikkelend, enbloedöntlastend middel, kunnen dienen. Het fchuijeren van de voetzolen, meteen borftel, of het zagtjes kloppen tegen dezelven, met ene roede van teentjes, of meteen ftok, als in 't klein enige gelijkheid hebbende met de berugte kuur van R ha zes, waarvan de Heer Pouteau ene verwonderenswaardige uitwerking befchrijft, zou men, volgens den Heer Desgranges, le Comte, Hoffmann en Sachs, veilig kunnen beproeven. Deze zijn de voornaamfte middelen, waarvan men zig, bij redbare drenkelingen, men een gunftig uitzigt, kan bedienen. Het getal derzelven is voorzeker vrij groot, en tot het gebruik, van velen dezer middelen, worden kundige handen verëischt. Dan daar het nodig is, dat de gehele'behandeling van enen F e dren-  oo V.jffd. Middelen ter■ redding van Drenhel. drenkeling1, door Geneesheren of Heelmeesters, beftierd worde, kunnen dezelve, uit de opgenoemde, zodanige middelen, naar welgevallen , werkftellig maken , waarvan zij de de meeste vcrwagting, of bevinding hebben, en de overige laten blijven. Zij, die te meermalen ondervonden, hoe fmertelijk het valt, in de behandeling van enen drenkeling, ten einde raad en hulp te zijn; hoe bezwaarlijk het is, om de helpers, zonder een groot verfchot van middelen, den behoorlijken tijd aan 't werk te houden; en hoe dikwijls men, in deze omftandigheden, wenscht, nog andere bronnen van hoop, te kunnen uitdenken; zullen zig minder over den overvloed, dan over het gebrek derzelven, beklagen. De kwetzingen en beledigingen van 't lichaam, bij het in 't water vallen, het uithalen, of het vervoeren, gekregen, gelijk mede de menïgerlij ongemakken, toevallen, of zicktens, die bij enen drenkeling, onder de behandeling tot herftel, of kort daarna, ontftaan kunnen , die men niet alle kan voorzien of opnoemen, vorderen het beleid, van kundige Geneesheren en Heelmeesters. ZES-  Yl.Jfd. Tekens van leven, of dood, enz. 91 ZESDE AFDELING. Over de tekens van het leven, of van den dood^ der drenkelingen. J) rie gewigtige, doch te gelijk zeer moeilijke vragen, moeten hier nog worden aangeroerd. Te weten, I. Welke drenkelingen zijn redbaar? Er» indien dit dikwijls twijfelagtig is, II. Aan welke drenkelingen moet men de middelen tot redding beproeven? En, III. Hoelang moet men zig, aan enen drenkeling, die volkomen bezwijmd blijft, bezig houden, om ten enemaal zeker te zijn, dat dezelve , door gene verdere pogingen , kan herfteld worden? 't Is algemeen aangenomen, dat men, door enen drenkeling, iemand verftaat, die levendig in het water geraakt is, en derwijze bezwijmd daaruit gehaald word, dat hij de kennelijkfte tekenen van leven , zo als de ademhaling, den omloop van het bloed, en het gebruik der zintuigen, en der fpieren, verloren heeft. Schoon  92 VI. Afd. Tekens van leven, of dood, Schoon nu deze tekens ook in een lijk plaats hebben, zijn zij egter op zig zei ven, zo als W i,\'slow , en vele andere, hebben aangemerkt, en de herftelling, van een aantal van zodanige drenkelingen, bewijst, gene kenmerken van den dood; en derhalven kunnen zij, omtrent de mogelijkheid, of onmogelijkheid, van het herftel, van enen voorkomenden drenkeling, niets beflisfen. De dood beflist het laatfte zeker. Het enige onbetwistbare blijk van den dood, in dit geval, is , volgens die zelfde Schrijvers , het bederf, of het beginzel van verrotting. Wanneer men dit al. gemeen aan enen drenkeling gewaar word, is het ene volftrekte onmogelijkheid, om 'er, door de kunst, enige hulp aan toe te brengen. Dit is afgedaan. Wenfchelijk ware het, dat men, aangaande de mogelijkheid, van het herftel der drenkelingen, even zekere gronden kon uitvinden] Dat men kon bepalen, of het levensbeginzel, in zodanig een lichaam, alleenlijk bezwijmd, maar niet vernietigd is ; en of daarenboven de werktuigen, die tot de levensverrigdngen worden vercischt, enkel werkeloos geworden, maar niet gekrenkt zijn; en dus voor opwekking , tot geregelde werkzaamheid , vatbaar zijn gebleven ? Dan men is tot dieg  in Drenkelingen. 'dien trap van kundigheid nog niet gevorderd. Het is klaarblijkelyk, dewijl de verrotting zomtijds niet dan enige dagen, of langer, na den dood ontdekt word, dat men, uit derzelver afwezigheid, geheel niets, omtrent de redbaarheid van enen drenkeling, kan befluïten. Het tijdperk der herftelbaarheid zal zig zekerlijk niet zo verre uitftrekkenl Immers de verhalen, van het redden van drenkelingen , die dagen lang, ja zelfs weken, onder water geweest waren, zo als men in de Handelingen van de Keizerlijke Akademie der Natuuronderzoekers, en elders, vind aangetekend, zijn waarfchijnelijk hunnen oorfprong aan misverftand verfchuldigd, en verdienen dus gene opmerking. De tekenen, die, door vele Schrijvers, voor het beftaan van 'tlevensbeginzel, in bezwijmde lichamen„ of van den dood, zijn opgegeven, worden meestal, door andere waarnemingen , tegengefproken, waarvan de Heer Kite 'er vele heeft aangehaald, en de onzekerheid daarvan aan den dag gelegd. In gevallen, derhalven, daar men van het teken, van den laatstgemelden Schrijver, 't welk hierügter zal worden medegedeeld, geen gebruik kan maken, gelijk zulks dikwijls kan ge-  £4' VI. Afd Tekens van leven, of dood, gebeuren, blijfc 'er niets anders over, zo lang men gene meerdere kundigheden bezit, als dat men zig op de omftandigheden , in zo verre men dezelve kan ontdekken, en op de tekens, die nog enigen fchijn hebben, alle te zamen genomen, gronde, en zig daarna rigte. Onder de omftandigheden, komt de kennelijke , of vermoedelijke wijze , waarop een drenkeling in 't water geftort, en de tijd, hoe lang hij daar in gebleven, of 'er vervolgens uit geweest is, voornamen dijk in aanmerking. De fprong,of val,waardoor iemand in het water geraakt, kan op zig zeiven dodelijk zijn. Het lijk,van een vermoord mensch, kan in het water geworpen, en als een drenkeling opgehaald worden. Doch dit een en ander, zal men, doorgaands uitwendig, kunnen ontdekken. Wanneer 'er gene duidelijke blijken van zijn, behoort het enkele vermoeden, gene vertraging, in het aanvangen der geneeswijze, te weeg te brengen, om dat ene misvatting hier onherroepelijk dodelijk kan zijn. De geloofwaardigfte voorbeelden, van herflelde drenkelingen, zo als alle de waarnemingen van den Heer Pia, bepalen zig tot zodanige, die minder dan een uur, en misfchien weinige, die een uur, of langer, in't water gelegen hebben, of die, 'er uitgehaald zijnde,  in Drenkelingen. 95 de, ene dergelijke tijd , zonder de nodige hulp, zijn gebleven. Aan zodanige drenkelingen moeten derhalven, de middelen tot herftel, zo dra mogelijk, beproefd worden. Het is, in de tegenövergeftelde gevallen, klaarblijkelijk,wanneer men kennelijke tekens van dodelijke kwetzingen, of wonden, de indrukzelsvan enen ftrop aan den hals, of andere blijken van een dodelijk geweld, aan enen drenkeling gewaar word; of, indien men verneemt , dat het lichaam lang in het water gelegen heeft, of een geriiimen tijd daarna reddeloos is gelaten; dat men gene hoop, in het gebruik der hulpmiddelen, kan ftellen. In het laatfte opzigt evenwel, fchijnt voorzigtigheid, en een nauwkeurig onderzoek, nodig te zijn, om zig voor alle nagedagten te bevrijden. 't Geen te voren, omtrent de opgave der 'genezingen, gezegd is, zou men, ten aanzien van de tekens, welke men in de drenkelingen wil hebben waargenomen,met hetzelfde regt, mogen aanmerken. De behandeling van drenkelingen , die altoos onverwagts voorkomt, valt dikwijls meêr te beurt aan onkundigen, dan aan kundigen. Hoe weinige zijn 'er, zelfs onder dezen , die de kunst van waarnemen bezitten; hoe vele minder dan nog, die dezelve  cj6" VI. Afd. Tekens van leven, of doocli zelve behoorlijk uitoefenen, en getrouwe aan* tekening houden! De genegenheid, om gewone gevallen, in het wonderbaarlijke te doen delen, ten einde de genezingen daardoor te groter te maken, beheerscht vele menfchen. De beloning, door menschlievende Inftellingen , voor de redding van enen drenkeling, aangeboden, kan denzelven, in de befchrijving, alle tekenen van leven benemen, ja als een lijk vertonen, "die evenwel herftelt. Ene reeks van dergelijke gevallen, onder den naam van cadaverous countenance, enz. heeft de Heer Kite, uit deReports of the human Society , opgeteld, die hij nogthans voor egt fchijnt aan te nemen. In de Handelingen van andere Maatfchappijen, tot het zelfde einde opgerigt, ontbreekt het mede niet, aan zodanige onwaarfchijnlijke berigten. Moeilijk is het, om hier het egte van het onëgte aftezonderen. De voorzigtigheid raad derhalven, om ze te laten rusten , en 'er geen gebruik van te maken. Onder de tekens , door andere Schrijvers opgegeven, die doorgaands in drenkelingen iets gunftigs voorfpellen, inzonderheid als de voornoemde omftandigheden niets dodelijks aanduiden, kan men de natuurlijke kleur van 't aangezigt, de heldere doorfchijnende gedaante van 't hoornvlies, de buigzaamheid der  in Drenkelingen. pf gévrigten, en het fluiten van dert mond eri aars, opnoemen. Met volkomene zekerheid egter, kan men 'er geheel niets uit afleiden. Alleenlijk wijzen deze tekens, voornamentlijk als zij, door gene der bovengemelde ongunfligé omftandigheden, vergezeld worden, de noodzakelijkheid aan, om de middelen tot redding te beproeven. Een veel meêr beduidend kenteken van het leven, in bezwijmden, geeft de Heer Kite adn de hand. Hij kreeg daartoe aanleiding, door enen drenkeling, waarin alle andere prikkelende middelen gene werking deden $ en daar de elektrieke fchokken, tot omtrent vier uren na dat dezelve in 't water gevallen Was i béftendig zamentrekkingen in de fpieren j Waardoor zij geleid wierden, veroorzaakten; 't welk hij vervolgends in dieren, lang na dat de levensverrigtingen hadden opgehouden, altoos zag bevestigen, zo als in de ondefftaandé aantekening (r)t breder kan worden nagezien. Deze («■) De volgende bedenkingen, die de Heer Kite, ©ver het gebruik van de elektriciteit gemaakt heeft, als een middel ter opwekking van het levensbeginzel, en als een teken van den ftaat eens drenkelings, zijri van te veel belang, om het voörnaamfte van dezelven, bij verkorting, niet mede te delen. Q Men  j8 VI. Afd. Tekens van leven, of dood, Deze ontdekking is waarlijk van zeer grote aangelegenheid. De proef kan gemakkelijk en veilig, in eiken voorkomenden drenkeling, dien men bij ene elektrifeer-machine brengt, geMen moet verbaasd Haan, zegt hij, en zig beklagen, dat de elektriciteit, die reeds, kort na de opregting van de Human Society, door den Heer Fothergil l en Heni.y, in gevallen van fchynbare doden, was aangeraden , zo zeldzaam in drenkelingen , en andere bezwijmden, gebruikt word, fchoon'er uitzigt is, dat zij de gunftigfte werkingen kan doen. Een driejarig kind viel uit ene vengfter, van de eerfte verdieping, op de fttaat, en lag zonder teken van leven. De Heer Sqires vond het geval hopeloos. Egter bragt hij, na 't verloop van wel twintig minuten , elektrieke fchokken , door verfcheidene delen, zonder enig zigtbaar goed gevolg. Eindelijk liet hij enige fchokken door de borst gaan, en befpeurde ece ligte klopping der flagaderen. Niet lang daarna begon het kind te zugten, met veel moeite adem te halen , en ook te braken. 'Er bleef nog enige dagen wat dofheid over, waarvan het kind, in ene week, door het gebruik der nodige middelen, volkomen herftelde. De elektrieke fchok wierd beproefd, in het lichaam van James Lawfon, vier uren na dat het uit het water was opgehaald , en alle andere middelen vrugteloos gebruikt waren. De eerfte fchok verwekte ene klopping, in de fiagader aan den flaap van 't hoofd; de twede verfpreidde ene blozende kleur over het aangezigt, en deed  in Drenkelingen. 91 genomen worden. De kragt, daar men mede wil werken, laat zig, door de hoegrootheid van het bekleed glas,en het minder of meerder fterk laden, bepalen. De Heer van Ma- deed rijkelijk bloed vloeijen, uit ene opening,die, in het begin der behandeling , in de kropader gemaakt was, zonder dat 'er een druppel bloed uit ontlastte. De volgende fchokken deden geen dienst, en alle de gunftige tekens verdwenen, i Dit laatfte verhaal is zeer fterk; doch het is niet van den Heer Kite, zo als de Heer van Marum opgeeft, maar uit de berigten van de Londenfche Maatfchappij der Drenkelingen, the Human Society, ontleend. Het volgend zeer aanmerkelijk geval, is door den Heer Kite zelf waargenomen. Een jongman, die, zeer lang onder water gelegen hebbende , nog een uür, met zijne natte klederen , in de koude lucht, zonder hulpmiddelen bleef, welke daarna , gedurende omtrent een uur, zonder enige werking, wierden gebruikt, ontving vervolgends elektrieke fchokken , in allerlij rigtingen, door de fpieren, die zig bijna zo fterk zamentrokken, als men zulks gewonelijk in gezonde menfchen ziet; 't welk nog twe uren, en dus vier uren nadat hij in 't water gevallen was , telkens met dezelfde uitwerking , herhaald wierd; die toen eindigde , zonder dat men verder enige verandering kon te weeg brengen. Zedert deze gebeurtenis • heeft de Heer Kite altoos dit middel, in zoortgelijke gevallen, gebruikt, en doorgaands met dezelfde uitwerkingen. Zijne procG 2 ven,  ÏPO VI. Afd. Tekens van leven, of dood, Marum raad hier toe, de lading van niet meêr dan een half voet bekleed glas, te nemen , of een groter glas minder fterk te laden. De Heer Kite is 'er voor, om met kleine fchok- ven, op dieren genomen, lang nadat de levensbewegingen hadden opgehouden, Hemmen hiermede volkomen overeen. Als deze uitwerking geen plaats meêr had, kon 'er door gene prikkelende middelen, zo als de olie van vitriool, een mes, of een gloeijend ijzer, enige beweging in de fpiervezelen worden veroorzaakt. Deze verhalen, zegt de Heer Kite, zijn van veel belang, en tonen duidelijk, dat het leven langer kan worden opgefchort, dan men zou denken; dat de elektriciteit de kragtdadigfte prikkeling is; en dat wij mogen onderftellen, dewijl zij zo flerkop.de uitwendige fpieren werkt, dat ze in ftaat zal zijn, om de beweging van het hart, 't welk nog veel meêr prikkelbaar is, te herftellen, en daardoor aan het voorname oogmerk, de vernieuwing van den omloop des bloeds, te beantwoorden. In. verdronkene dieren, vond hij, dat'er het diaphragma het fchielijkst door wierd opgewekt, zelfs als de fchokken door de oortjes van het hart gingen ; en dat de fpieren aan het ftrottenhoofd het langst prikkelbaar waren, enz. Dezelfde behoedzaamheid behoort, met dit middel, in acht genomen te worden, als met de warmte. Wanneer de fchokken fterk waren, hield de werking fchiehjk op;en,integendeel, waren ligte fchokjes vo/doende, en langduriger. §choo»  in Drenkelingen. ioi fchokjes, uit ene fles van omtrent 24 duim beklede oppervlakte , te beginnen; welke maat hij vervolgens op tien, of twaalf duim bekleed glas, bepaald heeft. Indien men 'er zam enSchoon de Heer Kitb zeer goede verwagting had, van het enkel elektriferen, en het dikwijls op dieren beproefde, kon hij 'er evenwel niets van gewaar worden. Matige vonken verwekten nauwlijks enige bewegingen zelfs de fterkfte, deden veel minder werking, dan de geringfte fchokken. Uit dit alles befluit hij, dat de elektriciteit nimmer zo zagt moet zijn, dat zij gene uitwerking doet, nog zo geweldig, dat ze kwaad kan doen. Het zal daarom, vooral in het begin der behandeling, het voorzigtigst zijn, ligte fchokjes, uit ene fles, die omtrent vierentwintig duim beklede oppervlakte heeft, te gebruiken. Deze moeten, door alle delen van het lichaam, doch inzonderheid door het diaphragma, de tusfchenribbige fpieren, het hart, de hersfenen, en door het merg der wervelbeenderen, gebragt worden. In zijne latere verhandeling, daar hij doorgaands minder verwagting van de elektriciteit , als een opwekkend middel, fchijnt te hebben, raad hij flegts kleine fchokjes., uit tien, of twaalf duim bekleed glas, te gebruiken, en, als deze gene uitwerking doen, dan dezelve langzamerhand te verfterken. Ten aanzien van den elektrieken fchok, als een onderfcheidend kenmerk, van enige overblijfzels van het dierlijk leven , is de Heer Kite, door alle zijne verdere proeven en waarnemingen, bevestigd geworG 3. de&,  102 VLAfd. Tekens van leven, of'dood. zamentrekkingen in de fpieren van ontwaar word, dan heeft men een duidelijk kenteken, dat misfchien het levensbeginzel, of althans de prikkelbaarheid, waarop alle mogelijkheid, van 't herftel eens drenkelings, gegrond is, nog in het lichaam ftand grijpt, en ene aanfporing, om de middelen tot herftel, ten eerften, met alle mogelijke vlijt, aan te wenden. Doch dewijl de prikkelbaarheid, uit zommige delen, fchielijker verdwijnt, dan uit anderen, moeten de fchokjes, in allerlij rigtingen, door onderfcheidene delen, geleid worden; en uit de evenredigheid, van de hoegrootheid der den , dat dit het enige middel is, om tusfchen den volftrekten, en fchijnbaren dood, te onderfcheiden. De iengte van tijd, die-de prikkelbaarheid duurt, en de delen, waarin zij het langst aanhoud, zijn in verfchillende proeven verfchillend. Vijf en een half uur is de kortfte, en drieëntwintig uren en veertig mjmten de langfte tijd , gedurende welke de Hees Kite, de prikkelbaarheid in het hart,heeft waargeno. men. In zommigen duurde dezelve het langst in 't regter oortje,maar in ruim zo velen in het linker oor. Zomtijds heeft hij bevonden, dat zij bijna alle de delen van bet hart verlaten had, een of twe uren, voor dat zij uit de ledematen verdween,- doch maar in weinige gevallen, bleef de prikkelbaarheid, in enig ander deel, nadat zij in het hart geheel ophield.  in Drenkelingen. 103 der zamentrekkingen tot de fchokken, kan men, volgens den Heer K1 te , den trap van het overgeblevene leven; of, zo als andere, op zekerer gronden, menen, de maat van de overgeblevene prikkelbaarheid, opmaken. Ondertusfchen is dit kenteken, van het aanwezen der prikkelbaarheid, geen waarborg voor het herftel des drenkelings; het is alleen ene conditiq fine qua non , een verëischte, zonder het welk men niet kan Hagen. En dewijl alle omftandigheden, en inzonderheid de trjp van prikkelbaarheid, die in enen drenkeling volftrekt nodig zijn, om te herftellen, nog niet bekend zijn, kan men door dit, zo min als door enig ander thans bekend teken , de eerfte vraag volledig beantwoorden. Dan het fchijnt volkomen, ter oplosfing van de twede vraag, te kunnen dienen. Dewijl het onzeker is, en men voor als nog niet kan bepalen, welke de geringde maat van prikkelbaarheid is, waarmede een drenkeling, door de nodige hulp, kan herfteld worden; is het klaarblijkelijk, dat men aan alle drenkelingen, daar men nog enige blijken van prikkelbaarheid in gewaar word, de middelen ter redding moet beproeven, of zig zeiven, in dit voor ons onbeflist geval, telkens voor het G 4 leven  104 VLJfd. Tekens van levert^ of dood, ériiè leven van een mensch, dat men misfchierf zou kunnen behouden, verantwoordelijk Hellen. Op gelijke wijze, kan dit kenteken, het antwoord, op de derde vraag, aan de hand geven. Het is zeker, zo lang enig deel van het lichaam prikkelbaar is, en 'er dus nog enige mogelijkheid, voor het beftaan van het levensbeginzel, in het lichaam plaats heeft, dat men, om dezelfde redenen, die de behandeling, ter redding van den drenkeling, deden aanvangen, met de middelen ter herftelling behoort voort te varen , zonder de lengte des tijds in aanmerking te nemen. Doch wanneer dit teken der prikkelbaarheid aanmerkelijk vermindert, en eindelijk volkomen ophoud, dan is het levensbeginzel niet meêr aanwezig. De grond van alle hoop is daarmede verdwenen. Alle verdere pogingen zijn dan zeker vrugteloos.