MAATSCH. T. B. D. GENEESK.   1 N T R E E- GEDAAN TE ARNHEM DEN xxxi. MAART mdcclxxxvih. TER AANVAARDING VAN DEN POST, ALS jlNATOUUE, CHIRURG1JE & slRTIS // OBSTETRICIAE LECTOR, DOOR L I D VAN DE HOLLANDSCHE MAATSCHAPPY DER WETENSCHAPPEN TE HAARLEM,- VAN HET PROVINCIALE UTRECHTSCHE GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, VAN DE HAAGSC.HE CORRESPONDENTIE SOCIËTEIT— EN VAN DE MAATSCHAPPY FEL IX ME RIT IS TE AMSTERDAM. Te ARNHEM, By WILLEM ALBERT van GOOR-, ordinavis Stads Drukker, 178 8.   VOORBERICHT AAN DEN Ju E Z E R» JL/e oorzaak van het laten drukken, en uitgeven dezer Redenvoering (V w/£ voornemens was") is de opvolging van het verzoek ^ Magistraat */ dan dezelve voor te dragen. Zy zeggen, „ Dat zoo het iemands noodlot is van eene ziekte op te liaan, of hy ,, een Geneesmeefter gebruikt of niet, hy „ echter gezond zal worden; " En in tegendeel , ,, Indien iemands lot is niet weder „ herlleld te worden, zulk een, of fchoon ,, hy eenen Geneesmeefter gebruikt, niet 5) Wederom herlleld zal worden. " „ Maar het is beide noodfchikkelyk , " zeggen zy; ,, ergo, is het onnoodig zig van p, eenen Geneesmeefter te bedienen. " De ongegrondheid dezer wantaal kon, indien 't noodig ware , door menigvuldige B i voor-  vóorbeelden klaar bewezen worden, indien wy den tyd niet nuttiger belleden konden. Ook geven ons de Hiftorien van Koning Hiskias, van Tobias, en van den oppersten HEEL-en Geneesmeester tegen zulke onbezonnene en vinnige tegenwerpingen te veel voorbeelden aan de hand, en ze zyn te bekend, dan dat ik noodig oordeelen zoude, my hiermede langer bezig te houden. Wy zullen liever voortgaan in de befchouwing der onbevlekte zydc, en Haande houden, dat er geene Wetenfchap, geene Kunft nuttiger, den mensch meer noodzakelyk, meer ftrekzaam voor deszelvs leven, en uitgebreider wegens hare nuttigheid en gebruik is, dan de Genees-en Heelkunft. Geen plaats, geen foort van menfchen, van welke kunne of jaren, zyn er; geene hooge, middelzoortige en lage ftandsperfoonen, Mannen, Vrouwen, Zuigelingen, Kinderen , Aankomelingen , Jongelingen, Ouden, Vrygeborenen en Slaven, worden er ge-  #[ 2i 34 gevonden, welke geene nuttigheid uit de Genees-en Heelkunde trekken zouden. Althans, met betrekking tot de Heelkunde; wie weet niet pan de krachtdadige hulp des kundigen Heelmeefters, in pynelyke, geyaarlyke en doodelyke toevallen te getuigen; en met betrekking tot het Vroedkundige gedeelte dezer edele Wetenfchap en Kunft, wie erkent niet het middel van zyne gelukkige geboorte aan heur beleid of handkuirft verfchuldigd te zyn?. Immers, wie weet en befeft niet, dat de handkunft der Heelkunde dadelyk werkt, om den mensch ter waereld te doen komen? en wie ontkent het middel van eene gelukkige geboorte aan haar fchuldig te zyn? Want, fchoon de Vroedvrouwen het ligfte werk waarnemen, zy doen nochtans dat gene, het welk aan de Heelkunft toebehoort. Hoe dikwils hangt niet het leven van moeder en kind (in zware en tegennatuurlyke -verlosfingen) van de vroedkunftige hand en werktuigen des Heelmeefters af? B 3 Hoe  Hoe menigmaal ziet men , helaas! dat de tydige hulp van vroede en bekvvaame He.elmeelters verzuimd word, en dat men maar al te dikwils aan onkundige en onvoorzigtige Vroedvrouwen het leven van moeder en kind toebetrouwt? Beklaaglyke vrouwen! die, na vele fmartelyke en vrugteloze Weën doorgeftaan te hebben , afgemarteld , uw teder Wicht aan den bezuurenden dood moet overlaten! Gylieden word in rouw gedompeld , terwyl gyzelven niet weinig met een bange ziel van de wae-. reld fcheiden moet! Raadplegen wy met des kundigen en braave Heel- en Vroedkunftenaren , mee kundige Vroedvrouwen zelve; zy zullen ons getuigeniflen geven die myn gezegde wettigen. Althans, indien laatftgemelde waarlyk vroed en wys zyn , zullen zy ons vele gevallen kunnen aantoonen, waaruit blyken zal, dat des Heel- of Vroedmeefters handkunft zieltogende vrouwen en kinderen uit de kaaken des doods geredt heeft; dan na-  namelyk, wanneer zy, haar veriland en oordeel vruchteloos te werk gelteld hebbende, dezelve zien te kort fchieten; en zy, dewyl haar het leven van moeder en. kind ter harte gaat, ter redding van beide, of ten minften van één derzelve, zig vroed en wys gedragende , den Vroedmeefter vroegtydig ter hulpe roepen. Immers, leven er niet duizende fterver velingen nog heden ten dage -gezond en fris, die niet zouden geboren geween: zyn, indien niet eenige kunftgreepen en vele nuttige hulpmiddelen door beroemde Vroedkundigen , in gevaarlyke en wiffelvallige verloffingen, uitgedacht waren, en indien men de Vroedkunde en deszelvs wyze beftiering, langs den weg der natuur en hare werking , met zoo vele omzichtigheden als wy heden zien, niet uitgevoerd had, Wy allen mogen dan wel betuigen; de Godheid heeft ons gefchapen, en zyne Wysheid heeft de Verloskunde tot myne geboorte begunftigd en beftierd , en de haridkunft der Vroedkunde ,- het zy van B 4 maa«  fc[ £4 ] mannen, het zy van vrouwen, heeft my geredt! Wy zwygen na dit alles van duizende andere gevallen, waarin de krachtdadige hulp tot redding en verlenging des levens door den Genees- en Heelmeefter toegefchikt, en zoo ontwyffelbaar aan den dag gelegd word , dat men zig zou moeten fchamen hieraan te twyffelen, en daardoor te toonen , dat men minder, dan weleer de Heidenen , voor overtuiging vatbaar was. Immers, de Heidensche Goden zelve hebben de groote nootzakelykheid, nuttigheid en luifter der Genees- en Heelkunde ondervonden, en daarvan getuigd: Want Homerus tekent aan, dat Mars, de God des Krygs , die de Trojanen wilde helpen , van den Griekfchen Vorft Diomedes in zyn onderbuik zwaar gewondt zynde, zig naar den Hemel begaf, daar van Pjeon, een gewoon Heelmeefter in den Hemel , zyne fchreeuwende pyn geftild, en de wonden geheeld wierden. Maar  M *5 ]# Maar wat behoeven wy ons langer met het getuigenis der Heidenen op te houden ? hebben wy by andere en befchaafder Volkereu geene duidelyke blyken om ons gezegde meer kracht by te zetten? immers ja! en overvloedig! Hebben niet van alle tyden, om de nuttigheid en noodzakelykheid, alle foorten van menfchen , Koningen en Prinsen niet uitgezonderd, de Genees- en Heelkunft, met luifter geöeffend? Om dit te bewyzen , zouden wy een aantal voorbeelden kunnen bybrengen , 't welk ons echter onnoodig toefchynt; alleenlyk willen wy ons vergenoegen met den weg tot verdere nafpooringen te banen. De Romeinfche Hiftoriefchryver, Titus Livius, getuigt van Massanissa, den Ko, ning van Numidien , dat hy ten tyde van den tweden Oorlog, welke die van Carthago tegen de Romeinen voerden, in, een fpelonk verborgen zynde , de wonden met zekere geneeskruiden wift te heelen.  Dionysius, de Koning van Siciuen, z$gt ^Eliantjs , heeft de Heelkunft ook zelve geöeffend, en met zyne eigene handen verbonden, en alles gedaan, dat de kunft vereifchte. Josina , de ix. Koning van Schotland , balling zynde in Yrland, had door de menigvuldige omgang met Heelmeefters, en getroffen door de voortreffelykheid en nuttigheid der Heelkunft, uit enkele luft, zoo veel en zoo wel aangenomen, dat naar zyn voorbeeld niemand onder den Adel in Schotland wasdie niet nog vele honderde jaren daarna de wonden wel wift te genezen. Hebben dan alle menfchen, Koningen en Vorsten niet uitgezonderd, het gewicht der zaken zoo wel bezeft, dat zy zig, om der voortreffelykheid, nuttigheid en noodzakelykheids wille , in de beöeffening der Heelkunft vermaakt en bezig gehouden hébben; - Wat wonder dan! dat de Naneef zig beroemt, hen volgt, en de iuifterrykheid en  efi vordering op de meeft mogelyke wyze tracht ten toon te fpreiden. Het belang der zake eifcht zulks, ter aanmoediging van hun , welke voorlichten, en in de beöeffening der kweekelingen in deze onontbeerlyke en heilryke Wetenfchap en Kunft hun behulpzaam kunnen zyn. Immers, beftaaat niet het leven van den menfeh in 't genot van volle gezondheid? Is de gezondheid het leven van het leven, en is eenig letzel van dezelve, hoe gering ook, het begin van fterven; Is het fterven en de dood in zig zeiven affchuwelyk en verfchrikkelyk; Heeft noit iemand zyn eigen vlecfch gehaat ; Wie zou dan eene kunft , (van welke wy zeggen kunnen, dat zy als een middel van de Goddelyke goedheid gefchikt is, om de gezontheid en een duurzaam leven te bevorderen,) verachten, en niet alles aanwenden, wat derzelver luifter en nuttig-  tigheid kan vergrooten, of hulp toebren- gen; op dat hare Wetenfchappen meer en meer volmaakt worden? Laten wy nu, waarde Toehoorders! ten einde ik myn gewenfcht oogmerk bereike, de nuttigheid, voortreffelykheid en noodzakelykheid der Geneeskunft U nog wat nader ontvouwen. Geen Wysgeer , die de gemoederen der rnenfchen begeert te kennen, of dezelve door zyne lyding zoekt te verbeteren, kan de hulp des Geneesheers ontberen; want wie , tenzy een Geneeskundige, zal het byzonder Temperament van elk een uitleggen? Wien is de vatbaarheid der ziel, aan elk Temperament eigen, meerbekend? Wie zal de gemoedsbewegingen, neigingen en ondeugden (die niet altyd dezelfzyn, en waartoe de rnenfchen, naar de verfcheide gefteltheid des lichaams, niet altyd met dezelfde drift overhellen) aanwyzen ï Want  Want, gelyk men niet op alle akkers alle zoorten van planten en boomen vinden kan, zoo ontmoet men ook in elk Temperament niet allerlei deugd of ondeugd : In alle vindt men iets goeds en iets kwaads, maar in elk wederom op eene verfcheidene wyze. In hetby de Geneeskundigen zoogenoemde bloedryke Temperament gaat een leerzaam en vlug verftand, als ook een gulhartige en buigzaame imborft, gepaard met zorgeloosheid, onftandvaftigheid en onmatigheid. In eene zwartgallige gefteltheid vindt men alles hier tegenovergefteld. Een trage bevattingskracht, dog zulk eene, die langzaam voortgaande allerdoordringenft word ; eene onvermoeide aandacht; een hardnekkig voortzetten van zyne eens aangevangene voornemens; eene zelfs de maat te bovengaande omzigtigheid, gierigheid, en argdenkend gemoed ; hartstogten, die wel  #[ 30 ] wel niet fchielyk opftuiven, maar naauWlyks uit te blusfchen zyn: Het fchrander vernuft, de flerke verbeeldingskracht , de blakende yver tot arbeidzaamheid en de ftandvaftigheid zyn alle lofwaardige hoedanigheden in een galachtig menfch; doch het is echter beklaaglyk, dat hiermede eene roekeloosheid , bekwaam om alles te durven ondernemen, eene wreede toornigheid en eene ondraaglyke hoogmoed verzeld gaan. Oordeelt dan nu, geachte Toehoorders ! of het niet ook zelve voor den Wysgeer van veel aanbelang zy, van deze dingen door den Geneesheer onderricht te worden; ten einde zyn eigen Temperament en dat van zyne leerlingen grondig te leeren kennen, en weten, wat goed en kwaad in dezelve zy ; wat bewaard en aangekweekt, wat tegengegaan en uitgeroeid moet worden. Zy, die hieraan twyffelen, handelen even dwaas, als of zy ons wilden wys maken, dat een en dezelfde kweeking voor alle plan-  W 3i ]# planten voldoende zy, en dat alle ziektens des lichaams door een eenig geneesmiddel kunnön genezen worden; en wie zoude zoo ongerymd kunnen denken. Immers, indièn eenige hulp tegen zielsgebreken, welke zoo nadeelig zyn aan de fterkte en duurzaamheid des levens, en fchadelyk aan dat verband en naauwen famenhang van ziel en lichaam, waaruit de Maatfchappy het meefte voordeel trekt, en die uit byzondere aandoeningen, welken haren grond in de Temperamenten hebben, ontftaan, kan uitgevonden worden, mits men llegts niet tot bovenmenfchelyke vermogens zynen toevlucht neemt; zoo zal, of een Geneeskundige , of niemand, deze hulp kunnen verfchaffen: Het is waar, dat de redeneringen,vermaningen, beftrafïïngen, zorgvuldige en ftren: ge beftieringen en onderwys in dit Huk hare nuttigheid, en kracht-hebben , en dat ze dikwils zeer bekwaam zyn om ondeugden te bedwingen, en te beletten, dat zy niet met groote drift en geweld uitberften: maar wanneer die in het famenftel des lichaams lang  #[ 32 ]# lang ingeworteld zyn, kunnen zy naauwlyks zoo geheel uitgeroeid worden, dat zy niet fteeds geduurig wederom te voorfchyn komen. De wortel, die in het lichaam vaftgehecht zit, moet uitgeroeid worden : want zoo men deze blyven laat, fchoon men het loof affnydt, zal er geftadig nieuw onkruid uit opgroei] en; en zy, wien de zorg om de gemoederen der rnenfchen te verbeteren en te befchaven aanbevolen is, zullen zonder de hulp des Geneesmeefters nimmer flagen, en, offchoon zy de leeringen en vermaningen van Socrates te baat nemen, geenen zegepraal behalen. Blykt niet de nuttigheid, en derzelver voortreifelyke uitwerkingen, ook in dit gewichtig ftuk alleróvertuigenft, daar het zeker is, dat de verbetering en leiding der hartstogten den Geneeskundigen voor het grootst gedeelte moet toebetrouwd worden; nademaal in elk Temperament eenige ongetempertheid plaats heeft, die, de maat te bovengaande, onheilen zoude te weegbrengen; doch welke door eene gepafte be- ftie-  *[ 33 1# ftiering der niet mtuurlyke dingen en door andere hulpmiddelen kunnen weggenomen worden. Democritus zeide reeds , dat de ziel toenëëmt met de gezondheid, en dat het derhalve^ billyk is, dat zy, die gezond oordeelen , daarin voorzien , om dat, wanneer het lichaam kwynt, ook de ziel tot de befchouwing der deugd niet vaardig is. De ondervinding leert dagelyks, dat de rnenfchen door den invloed der verfcheide -ouderdommen, of door de kracht der ziekten, fomtyds oök door eene veranderde levenswyze, uit het eene Temperament in het andere overgaan. Niets belet derhalven , dat Geneeskundigen ook niet het zelfde door hunne werktuigen zouden kunnen te weegbren- gem Het is een zeer bekende zaak, dat het onmatige, waaraan alle Temperamenten onderhevig zyn , door eene onordentelyke levenswyze aangezet word, en niet zelden in ziekten uitbarft. C Dc  #[ 34 }# De volbloedigheid alleen maakt in def daad de meefle dezer onmatigheden hevi* ger. ■ Wie derhalven Zal durven ontkennen, dat er ook hulpmiddelen voor handen zyn, die, fchoon zy de Temperamenten al niet veranderen, echter heur overmatig geweld verminderen, en hare drift beteugelen kunnen? Nademaal nu het buitenfpoorige in dezen de ziel inzonderheid beledigt, het verband met het lichaam berogrt of verltompt; de wil tot ondeugden doet overhellen, en tot het betrachten van deugd traag maakt; zoo is het eene ontegenzeggelyke waarheid, dat de hulp, die men, om deze hinderpaalen voor de ziel uit den weg te ruimen, by de Geneeskundigen zoekt, niet geheel krachteloos nog onnut, maar zelfs hoog noodzakelyk zyn zal, En indien het gezag in dezen eenig recht en plaats verdient, zoo zal Galenus, welke te gelyk een zoo treflyk Wysgeer als Geneesheer was, hier alleen zoo veel als  *[ 35 ]# als alle anderen gelden; die, wanneer hy over dit ftuk handelt, eindclyk niet het grootfte vertrouwen zig dus durft uitlaten: „ Dat derhalven'zy, die niet durven „ toeftaan, dat fommige door voedzels be„ zadigder , andere losbandiger, andere „ meer geneigd tot dartelheid, andere ze„ diger, fommige ftoutmoedig , andere „ vreesachtig, zadhtzinnig , vriendelyk, , en infchikkelyk, andere beminnaars van ,, twiften en krakeel kunnen gemaakt wor„ den, nu ten minften tot erkentenis der „ waarheid kom'en, en zig by my vervoe„ gen, op dat zy leeren, wat zy eeten, en „ wat zy drinken moeten! want langs de„ zen weg zullen zy in de redelyke ziels?, vermogens tot dcugds-betrachting toe„ nemen ; zy zullen fchranderder, lW„ ker van geheugen, begerig tot leeren, „ en wyzer worden; want, behalven de „ fpyzen en dranken, zal ik hen ook Icc„ ren, welke winden, luchtsgefteldhcden, „ en daarby noch, welke landftrceketi zy „ behooren te verkiezen, en te myden. " Hoe nuttig, hoe noodzakelyk en lufsC 2 ter-  tenyk is niet zulk eene Wetenfchap eö Kunft, welke in ftaat is de ziels-ziektens zelve te genezen. ■ Immers, vele derzelve ontftaan zoo kennelyk uit den verzwakten ftaat des lichaams, dat het van ieder een toegeftemd word, dat het der Geneeskundigen werk zy dezelve te genezen; als b. v. de dolligheid, mymerende krankzinnigheid, razerny, koortzige ylhoofdigheid, den zinvang en meer andere. Ook dan, wanneer men de ziekte der Ziel niet door eene lichamelyke oorzaak kanbefchuldigen aangedaan te zyn, is het vermogen der Geneeskunft niet altyd te veroordeelen, nog het kwaad buiten de macht derzelve, dewyl zeer dikwils heimelyk eene lichamelyke oorzaak zig fchuil houdt, die door den Geneesheer gevonden en weggenomen word, met de hulp in de verandering van het lichaam te zoeken. Indien er zelfs ziels-ziektens zyn, welke zuiver van het lichaam onaf hankelyk Zyn s en in het mi-iifte geen deel aan hetzelve heb-  37 ]# hebben; echter zal men moeten toeftaan, dat, zelfs in dat foortvan krankheden, de raad van eenen Geneesheer niet van alle nuttigheid ontbloot zoude zyn; want gelyk de lichaamsaandoeningen ligtelyk aan de ziel medegedeeld worden, zoo plagten ook aan den anderen kant de deelen des lichaams niet lang eene ongeftoorde gezondheid te genieten, wanneer de zielkwalyk gefield was. Hiervandaan nu, dat die ziektens, die in het begin enkel en alleen ziels-ziektens waren, en geene oorzaak nog voedzel buiten dezelve hadden, dewyl zy, door de werkingen des lichaams te bederven, langzamerhand in het lichaam overgaan, dus voor zig eene ftoflyke oorzaak bereiden, engeduurig vermeerderen, waardoor zy, gelyk als door een geftadig voedzel, niet alleen ger duurig onderfteund en aangekweekt, maar ook meer en meer opgehitft kunnen worden. Deze omftandigheid , dewyl zy zoo menigvuldig by Hypochondriften en m% C 3 .  merende Krankzinnigen waargenomen word, heeft by Geneeskundigen aanleiding gegeven tot die zeer bekende fpreekwyzen, waardoor men gewoon is te zeggen, dat fommige dezer lieden met, en andere zonder lichamelyke ftoffe ziek zyn. Hieruit is klaar, dat ook deze foort van ziekte , zoo niet in vele opzichten, althans voor een gedeelte, tot de Geneeskunft behoort , en dat de nuttigheid en noodzakelykhcid, hieruit blykende , deszelfs luifter ten klaarften aan den dag legt, Want, terwyl het kwaad nog verfch is, moet het lichaam befchermd worden, op dat het niet te gelyk door de gemeenfchap en kracht der ontftelde ziel in ziekte ftorte , en daarna de ontroeringen van deze door nieuwe aanvallen geftadig vermeerderen. En., wanneer het Jtwaad verouderd is 5 ziet men duidelyk, dat, ten zy de vergaderde en in het lichaam fteeds geduurig aanwasfende ftoffe uitgezuiverd worde, alle andere hulp, op-wat Avyze ook aangewendt, vruch-  #[ 39 ]# vruchteloos is; nademaal men geene genezing der ziel kan verwachten, zoo lang de ongefteldheid des lichaams, waardoor deze geftadig op nieuw aangedaan word, blyft aanhouden: ö Edele Wetenfchap ! welke met uwe naafte bloedverwante, de Heelkunft namelyk, zoo naanw verknocht zyt, en met haar vereenigd dien trap van volmaaktheid bezit, dat men u voor een der grootfte "fchatten , ter behoudenis van 't menfghdom, houden moet. ö Gelukkige en grootfte eer waardige Geneesmeesters ! die ook alles, wat verborgen en zelfs van de zinnen afgelegen is, door fynheid van redenkavelen ontdekt en uitlegt! Niemand denke, dat ik ten bewyze der nuttigheid en voortreffelykheid der Geneekunft te verre afgedwaald ben ; daar zoo wel oude , als hedendaagfche Zedenleeraars , niet min uitvoerig dit ftuk behandelt hebben; wy kunnen zelve niet ontkennen, maar pryzen in tegendeel de voorfchriftcn der Wysgeeren, tot het beftieren der Ge^ C 4 moeds-  #[ 40 ]# moedsontroeringen, en Hemmen geredelyk toe , dat dezelve ook in de beoeffening der Geneeskunft niet van alle nuttigheid ontbloot zyn; want, eene vriendelyke aanfpraak, eene bevallige reden, eene deftige redenering, eene ernftige vermaning, eene fterk en vertrouwenbarende belofte , of eene bedreiging, hebben eenig vermogen, waardoor iemand , die dit op zynen tyd weet te gebruiken, de hartstogten, als met toom en zweep, naar welgevallen regeren kan. Doch alle deze dingen zyn van dien aart, dat zy zig zeiven voor het grootfte gedeelte meer in befchouwing, dan in het gebruik, aanpryzen. Immers, ieder begrypt ligtelyk, dat de* zelve, nog ten allen tyden, nog aan alle plaatfen, nog by alle perfoonen, te pafte kunnen komen, en dat het een ieder niet gegeven is die allen te verftaan, en met wysheid toe te paften; en dewyl zy uit de bron der gezonde reden -(waar van weinigen veel bezitten) geput zyn, moeten zy ook, fchoon behoorlyk in het werk gefield, ■  fteld, zeer dikwils vruchteloos uitvallen; daar wy bevinden, dat zy zelfs by geoeffende verftanden niet altyd het gewenschte doel treffen. Na dat Dionysius zig vele jaren op de Wysgeerte van Zenö had toegelegd , en geleerd had , fterk van geeft te zyn, wierd hy eindelyk , toen hy door het Nier-wee wierd aangetaft, door de fmart zoo verre gebracht, dat hy al kermende uitriep ; „ het is valfch , al wat ik te voren aan„ gaande de pyn geloofd heb. " En doch, hoe menigmaal gebeurt het niet, dat de hevigheid , of hardnekkigheid dier bewegingen zoo groot is, dat alle redensgebruik daardoor opgefchort word, en dat hy, die dezulken door raad en vermaningen regeren wilde, zig eindelyk te leur gefield zou zien. Wy meinen derhalven overtuigend genoeg aangetoond te hebben, dat de nuttigheid , voortreffelykheid en noodzakelykheid der Geneeskunft zich klaar en duidelyk vertoont, ook zelve in de beftiering C 5 der  der hartstogten, welke de daden der rnenfchen , naar mate eener goede of kwade beftiering, meer of min roemruchtig, edel, en voor de Maatfchappye in 't algemeen nuttig doen te voorfchyn komen. Immers, wy hebben genoegzaam aangetoond, dat de ziel, naar den verfcheiden üaat des lichaams, te gelyk verfcheidene veranderde neigingen ontfangt. Hierin dan beftaat ook de rykdom, de railter, en de onontbeerlyke nuttigheid der Geneeskunft, dat, wanneer men niet genoegzaam op het gezag der reden in het regeren der hartstochten kan betrouwen, en dus de ziel door haar zeiven niet kan bellieren, dat zy dan veelerlei middelen by -de hand heeft, welke, fchoon zy flegts alleen op de.deelen des lichaams en deszelfs bewegingen werken, echter daardoor te gelyk deszelfs inwoonfter, de ziel, aandoen ; en deze als 't ware met toom en fpooren, wanneer zy te driftig is, bedwingen, en wanneer zy te log en vadzigis, opwekken en aanzetten kunnen. Is  #[ 43 ]$ Is het dan geen wonder! (Immers Gylieden, waarde Toehoorders! twyfelt nu even zoo min als ik aan de nuttigheid, voortreffelykheid en noodzakelykheid der Genees-en Heelkunde is het geen wonder, vraag ik, dat men evenwel met la Bruyere geloven moet, dat de Geneeskunft altoos, zoo wel befpot, als wel betaald zal worden ; en deze ftelling gaat noch hedendaagsch maar al te zeker door, dan dat wy aan dezelve twyfelen kunnen. Zelfs de uitftekende verdienften van den grooten Hippocrates hebben de fpotternyen zyner eeuw niet kunnen affchutten. Eenigen tyd, na dat dit licht der Genees-en Heelkunde fcheen , openden de fchimpredenen van Diogenes een veel ruimer veld van boerteryen. Lucianus gaf in zyne famenfpraken aan Apollo den ontmenschten naam van Leven-wreeter; en, wat wonder! immers in onze eeuw houdt noch eene gewoonte ftand, orn de Genees-en Heelmeefters te be-  #[ 44 ]# befpotten, en echter tot hen, wanneer men ziek of gekwetft is, toevlucht te nemen. Zoo ziet men zelfs noch hedendaags Diogenes, Molière en Montagne meefterlyk navolgen, Het is een bewys, dat alle deze, zoo wel oude als hedendaagfche befpotters en verachters der Genees-en Heelmeefters, geen rechtmatig denkbeeld gehad hebben van de kracht der middelen, welke de Genees-en Heelkunft ter behoudenis des menschdoms bezigt,' nog van de dierlyke huishouding, op welke zy zoo krachtdadig werkt, als zy zig verbeelden, dat ieder zieke, dien de Geneesheer niet herftelt, ten flachtoffer ftrekt van de verkeerde toediening der geneesmiddelen, en bewyzen aan de hand geeft van de nutteloosheid en fchadelykheid der Geneeskunde. Een verftandig Genees-en Heelmeefter weet, dat het niet alle de gevallen zyn, waarin men hem op gronden van zekerheid de eer van de behoudenis des kranken of  #[ 45 ]# gekwetften geven kan; even zo mirt als men recht heeft, om hem voor den veroorzaker des doods te houden.- Het is alleen fmertelyk voor den rechtgeaarten Genees-en Heelmeefter, dat zy met al hunne kunde fomwylen misfen; dan dit is geenzints vernederend. Het is gemakkelyker voor eenen onkundigen gelukzoeker, ondanks zyne misgrepen, te flagen. Ziet hier de bron van het gelukken der kwakzalvery, en de oorzaak van het ongeluk der ware Genees-en Heelkunde. De eene is alles aan de krachten der natuur verfchuldigd; de andere mift door de krachteloosheid der Geneesmiddelen.. Dus is er geen mensch onder allen, die zig met geven van geneesmiddelen of aanwenden van heelmiddelen bemoeijen, die ten zynen voordeele geene voorbeelden weet op te halen, waarin hy, gelyk men zegt, wonderen gedaan heeft; de kwakzalvers, de voorfchryvers van huismid-  *>[ 4 10. der lees dezer. 'n 1 ■ 7- 14- Hypocrates lees Hippocrates. -—— 12. —— 14. en 15. reden lees zeden. 14. 23. Chiron , Centaurus Ues Chiron-centaurus.