EX BIBLIOTHECA VIRI DOCÏISSIMI L. J. SURINGAR ANKO 18H7 DEFUNCTI UNIVERSITATI DONATA   e e _ t LEVEN VAN DEN GROOTSTEN en BESTEN ALLER MENSCHEN JEZUS; DOOR JOHAN JACOB HESZ, Bedienaar des Godlyken Woords te Zurich. UIT HET HOOGDUITSCH VERTAALD; II. DEELS, 2. STUK. TE HAARLEM, By J. BOSCH, Boekverkoper , 1777.. Met Privilegie der Edele Groot Mogende Heeren Staaten van Holland en West-Vriesland*   Bladz. ra ORDE E N O VER EENSTEMMIN G DER, GEBEURTENISSEN. ZEVENDE BOEK. TOT OI' HET GAAN ÜIT HET GEBIED VAN HERODEs. EERSTE HOOFDSTUK. Zedenleeren* Vertrek uit Galilïea : bericht van Reisgenooten ( i ). Geneezingen ( 2 ). Gefprek met Pharizeeuwen over de Echtfcheidinge C3). Byzondere onderrichting van de Discipelen hier. •mtrent (4). Men Jbid Hem om Zynen zegen * 2 voor  iv HARMONIE. voor Kinderen. Leere voor de Discipelen by deeze gelegenheid C5). Gebeurtenis met eenen ryken Jongeling (6). (1) Matth. XIX. vs. i, 2. Mtrkus X. vs; i." (2) —& —- vs, 2. (3) vs. 3-9. Markus X. vs. 2-9. (4) — — vs. 10-12. MarkusX. vs. io«i2; (5) '—— vs. 13-15. MarkusX. vs. 13-16. Lu- kas XVIH. ys. is; «7- (6) —— — vs. ifi-22. MarkusX, vs. 17. *2. Lu* kas XVIII. vs. 18-23. TWEEDE HOOFDSTUK. Omgang en Gefprekken met Terfoonen van zeer verfchillende maniere van denken, Gefprekken met de Discipelen over het even. voorgaande geval (1). Onderwys van eenen Wetgeleerden over het gewichtigfte ftuk der Heilige Zedenleere (2). Martha en Mar-ia (3). Onderricht voor de Discipelen , met opzicht tot het Gebed (4). (1) Matth. XIX. vs. 23-30. XX. vs. 1-16. Markus X. vs. 2j^3i. Lukas XVIII. vs. 24-30. (2) Lukas X. vs. 25 -37. (3) Lukas X. vs. 38-42. (4) Lukas XI. vs. 1.13. DERDE  HARMONIE. * DERDE HOOFDSTUK. Tegen bet Gedrag en de Leere der Pharizeeuwen* By eene byeenkomfte met Pharizeeuwen doei hun Jezus verwyten«, die zy grootlyks verdiend hadden Cl), en neemt van daar gelegenheid tot onderrichtinge van zyne Discipelen, in tegenwoordigheid van eene menigte Toehoorderen (2). Leeringen over het trachten na tydlyke goederen, zoo wel algemeene, als wel die meerder op de byzondere omftandigheden der Discipelen pasfen £ 3 )* (1) Lukas XI. vs. 37-54. (2) Lukas XII. vs. 1-12. (3) Lukas XIII. vs. 33-39' VIERDE HOOFDSTUK. Aanmerkingen over gewichtige Voorvallen, Parabelen, enz, Herinneringen, en waarfchouwing aan het Volk , in opzicht op de noodige verbeteringe van Zeden ( 1). Wonderdaadige geneezing op den Sabbath , en verdeediging daar van (2). Parabelen (3) over het getal van hen die * 3 zalig  « HARMONIE. zalig worden ( 4 ). Antwooord op de waarfchouwinge der Pharizeeuwen, om het Gebied van Herodes te ontwyken (5). (1) Lukas XIII. vs. 1-0. (2) Lukas XIII. vs. 10-17. (3) Matth. XIII. vs. 31, 32^ Mark. IV. vs, ai - 32, Lukas XIII, vs. 18.21. (4) Lukas XIII. vs. 23-30. (5) Lukas XIII. vs. 31 -35. AGTSTE BOEK, TOT OP ZYNE INTREDE BINNEN JERUZALEM. EERSTE HOOFDSTUK, Ceneezing, Tafelgejprekken. T ar abelen» Geneezing van eenen Waterzuchtigen ( 1). Aanpryzing van befcheidenheid , by gelegenheid van het gemerkte gebrek van fommige Gasten C2)- Leeringen voor den Gastheer (3). Parabel (4). Aanfpraak aan Zyne Reisgenoo* ten over de zwaarigheeden , met welken Zyne Naavolgers te worftelen hadden (5). Jezus verdeedigt Zyn gedrag tegen de Tollenaars en andere verbeterbaare menfchen (6")- Parabel van eenen arg-  HARMONIE, v« arglistigen Huishouder (7). Leeringen en Parabel , ter verbeteringe van de baatzuchtige Pharizeeuwen (8 ). (i) Lukas XIV. vs. i - 6. ( a) vs. 7-lï. (3) — —— vs. 12-14. (4) — vs. 15-24 (5) — — vs. 25-35. (6) XV, geheel. (7) XVI. 1-13. (8) —^ —— vs. 14-31. TWEEDE HOOFDSTUK. Leeringen en leerzaame Gebeurtenis/en* Over verleidingen en beleedigingen £ 1). Iets tot verfterkinge van het vertrouwen voor de Discipelen (2). Geneezing der Tien Melaatfchen (3). Van het Koningryk van God, en de gefteldheid der Weereld by Jezus wederkomfte (4)» Van het Vertrouwen op God (5). De Pharizeeuw en de Tollenaar (6). (1) Lukas XVII. vs. 1-4. (2) -— — — vs. 5-10. (3) vs. li -19. (4) vs. 20-37. (5) Lukas XVIII. vs. 1.8, 1 Drt word aangemerkt, op dat het den Leezer niet bevremde* als hy Jefus thans bezig ziet, met voor de laatfte maal na Jeruzalem te trekken, en echter Zyne aankomst in die' Stad noch zoo fpoedig niet verhaald vind. Gcwislyk behelzen de twee volgende Boeken van onze Gefchiedeniflè alleen tusfchen beiden voorgevallene gebeurtenilTen, die wel mede tot deeze merkwaardige seize behoorden, maar Zyr.e aankomst te Jeruzalem tot op weinige dagen voor Zyn lyden vertraagden. Naa de terugkomfte der zeventig Discipelen verliet de Heer Jezus Galikea, en nam zynen weg na Persa, en bleef derhalven noch eenigen tyd op het Grondgebied van Herodes Antipas (e> Van zyneGahleeiche ISaavolgeren vergezelden Hem veelen; en dat niet buiten hoope, dat deeze reize. waartoezy Hem de Ch) Lukas XIII. vs. 24.. Hy trok van Stad totStad , Ieerd° terwyl Hy zyne reize na Jerufalem voortzette. ' Te weeten, daar word juist van deeze laatfte reize gefprooken. (c) Want deezen kwam het Zutdlyke, of het in een bepaalden zin genoemde Peraa, toe; volgens Jozaruus Oudh. xvi".  X. HOOFDST. JEZUS. 181 de toebereidfels hadden zien maaken (d), meer dan de overigen, tot de gelukkige ontwikkeliugeZyner zaaken, toebrengen zoude. Men vind in het vervolg duidelyke proeven daar van (e ). Zelfs de Discipelen kodden dit geliefde vooroordeel noch niet afleggen. Ook trokken Vrouwen mede, die wy reeds voormaals in het gezelfchap hebben aangetroffen Allen verwachten van deeze reize gewichtige gevolgen. fchoon juist niet die, die Jezus te gemoet zag. Kwamen hun eenige treurige ichilderyen, denkbeelden van naiby zynde ongelukken, te binnen , (en het was onmogelyk, dat dezelven naa alles, watjezus zoo duidelyk aangekondigd had, niet by hen opkoomen zouden) (g), het oude vooroordeel verdreef dezelven ras weder- Het uitzenden der Zeventigen, die alleen de naoybeid-vm het Koningryk des Mesfias verkondigen moesten, en dewelken Hy zelf genoegzaam op de hielen volgde , had hen waarfchynlyk in dien waan niet weinig geflerkt; otfchoon gantfchlyk tegen het oogmerk van hunnen Leermeester. Noch was het zwakkere geflacht eerder bekwaam tot het afleggen van deezen waan, dan de Discipelen zelfs. By de Vrouwen was (d) By voorbeeld, het vooruitzenden van de zeventig Discipelen, het ontwerp om door Samarien te reizen, enz. (e) Voornaamlyk Lukas XIX. vs. 11. (ƒ) Dit verdient aangemerkt te worden, om dat zich dezelven by de ge*ichtigfte voorvallen te Jeruzalem , inzonderheid by de Opitanding en Hemelvaart van Jezus zoo by uitftek dienstvaardig en zelfs grootmoedig gedraagen hebben. (g) Ook hiervan vind men duidelyke fpooren, by . torbeeld, Markus X. vs. 32.  ï82 LEVEN van VII. wm was het meer zuivere hoogachting ën dankbaarheid, dat haar bewoog, om Hem van plaats tot plaats te. begeleiden, dan de verwachting vangrootevoordeden (b\ By de Discipelen ging het een en ander zamem En zelfs de eerbied, die zy voor Hem hadden, fcheen menigmaal alleen op het denkbeeld van weereldlyke macht en hoogheid, waannlly binnen kort zou verfchynen, gebouwd-te weezen. Met dataÜes kon Hy zich van hen bedienen, en moesten zy 'er, naahet afleggen van deeze vooroordeelen, noch eerst bekwaamer toe worden. Het eerde merkwaardige, dat 'er op deeze reize voorviel, waren wonderdaadige Geneezingen. Üeezen vermeerderden Zyn gevolg. Veelen, die Hem hunne gezondheid te danken hadden, Helden "er plicht eneerein, Hem te begeleiden, en den lot van hunnen Verlosfer uittebreiden. Dit en zyne ftandvastige verdeediging van zoodanige leer- en grondltellmgen, die regtftreeks tegen die der Pharizeeuwen gekant waren, haalde Hem van dien kant nieuwe tegenfpraak o ver den hals. Onder anderen beproefden zy hunnen ouden kunstgreep weder, om uit Zynen mond iets te lokken, hetgeen naar een tegenfprceken van Mozes Wet zweemde. Zy herinnerden zich Zyne naar hunne gedachten, al te geftrenge en verre boven de Wet gaande leere: dat de willekeurige echtScheiding niet geoorloofd was. Naadien hunne manier van redetwisten medebragt, dat zy eikanderen , enk- (h) Dit, dunkt my, ziet men. duidelyk uit fe*' W treVdyk gedrag by de gewichtige en voor de zeiven zoo vreslelyke vertooningen van Zyn b/derj, be praafeniffe, cv.z. De verdere uitvoering van üeeze be dachte gehoort niet tot deeze phtatle.  I. HOOFDST. JEZUS. 183 dikmaals zelfs zonder byzondere aanleidinge daar toe te hebben vraagen of zwaarigheeden over meer of minder gewichtige itukken van hunnen Godsdienst voorftelden, en in de verdeediginge van hunne eigene meeninge, of in die van eenen of anderen Rabbi, hunne fchranderheid of fcherpzinnigheid toonden j zoo bragten zy ook hierover eene zoodanige vraage ter baane. Dan men moet aanmerken, dat de Pharizecn zelfs over dit ftuk in meeninge verfchilden, naadien de Discipelen van Hillel de echtfeheiding in alle gevallen, maar van Schamai daarentegen alleen onder zekere voorwaarden , voor geoorloofd hielden (k). Zy, die den Heiland deeze vraag voordroegen, moeten van de eerlte partye geweest zyn ( /). Zeg (O Het kan wel zyn , dat tot deeze vraag , door een of ander voorval, of voorafgaand gefprek, gelegenheid gegeeven zy. (k ) Liohtfoort in h. L. Men vind eene meerdere ontwikkeling van dit gefchil, byzonder met opzicht tot dit gefprek, in Michaöus MozaifchRecht, II. Deel, g. 120. bladz. 323 en volgg. naar de Nederd. Vertaaling. (O Daar zyn in de Euangeliefche Gefchiedenisfen meerder voorbeelden, dat den Heiland ook over zoodanige ftoffen , waarover de Joodfche Leermeesters zelfs verfchilden , vraagen voorgelegd werden. De Vraagers bedoelden daarby voornaamelyk , te ontdekken , mee welke party Hy het hield. Dikmaals dachten zy, dat Zyn voorneemen met de leerftellingen van deeze of die School overeenkwam; en dan zou de algemeehe haat, die men tegen Hem had opgevat, zich verdeeld hebbende eene zou zich voor eenigen tyd met hem verzoend, de andere daartegen zoo veel te heviger tegen Hem gewpeld hebben; gelyk het geval van Paulus, Handel. XXIII. vs. ö-9, ten voorüeelde ftrekt. Dan, gemerkt de Heiland gsntfchlyk niet zogt, Zyne Leere, alleen om dezelve hier en daar beter te doen opneemen, met de LeerftelM 4 lingen  184 LEVEN VAN' VIL CGRK Zeg ons (zeiden zy,) uwe gedachten over de Echt. rcheiding Zoudt gy eenen Man veroorlooven zyne Vrouwe, in alle gevallen, als hy dat goedvond, de huwelyks - verbintenis op te zeggen? Of meent gy, dat daaromtrent uitzonderingen plaats hebbend — Met de waarheid hunner eigene meening geheel ingenomen, verwachtten zy de Zyne met veel zelfster vredenheid, reeds vooraf gereed, om Hem, wanneer Hy anders leerde, hunne Wet, of hunne Overlevering tegen te werpen. Jezus, die zich der verfcheidene meeningen hunner Schooien niet aantrok, ■ vatte de vraag aanftonds in het beste oogpunt; Hy gimrniet enkel, gelyk zy, tot verordeningen of veroorloovingen van de Mozaïfche Wet, maar tot de eerrte inftellinge van den Schepper te rug; dewelke, naademaal zy op de naatuur der zaake gebouwd was, door géén laater ingevoerde Nationaale Wet overhoop geworpen kon worden. — Uwe vraag (zeideHy). onderftelt weinig kennis van de Godlyke Schriften. Hebt gy nooit geleezen, dat de Schepper der Menfchen in den beginne Man en Vrouw zamengevoegd, m Annv deeze verbintenis vervuld heeft, hetgeen er lineen van deeze of geene Godsdienftige Gezindheidionte de Tooden overeen te brengen, offchoon misfchten dit fomtyds , zonder dat de waarheid daarbv'benaadee li wierd, zou hebben kunnen gefchieden, (gelyk m het voorgemelde geval van Pmlus); zoo gaf Hy, noen aan. rffizeeulfche, noch aan de ^adduceeuwfche, noch aan eeniae andere partye, welken zy ook w*ren, ooit eeniee Sgenheid, om Hem, als bekwaam tot een.ge par fdiggS voor' of tegen hunne «^e te kunnen verdenken Hy zeide den eenen de waarheid gegK Jffl anderen, en bekreunde zich gantfchlyk met, *M3M Singen een of anderenzamenftel van de Joodengunftig, dan ongunftig warén.  ï. HOOFEST. JEZUS. iBg ontbrooken zou hebben, als Hechts een van hen beiden gefchapen ware; en dat op deeze zelfde fchikking het zeggen rust: dat, boe naauw de verbintenis tusfchtn Ouders en Kinderen ook zy, echter tusjchen Man en Vrouw eene noch veelnaadere verbintenis is, waar voor de eer/ie moet wyken; zoo dat een Zoon, die te voren met zyne Ouderen allernaauwst verbonden geweest was, zich van Vader en Moeder Jcbeidtn, enindcnaauivftegemeenfehap van leven met zyne Vrouwe treeden moet; eens gemeenjebap, die van deeze twee meafeben één, (één Vleefch ) maakt. By deeze verbintenis derhal ven, houd elk van deeze twee op alleen voor zich zeiven te leeven, zy maaken te zamen maaréépen menfeh uit. Gemerkt nu deeze zamenvoeging van God komt, moet zich géén menfeh aanmaatigen, den Echt voor iets aan te zien, het geen men buiten bedenken mag fcheiden. Op die wyze zou men van den Echt geheel iets anders maaken, alsGod wilde hebben. Deeze zou deezen band, door de vorming van de menfehlyke natuur, niet zoo naauw toegehaald hebben, indien Hy gewild had, dat de* zelve zoo ligt weder losgemaakt wierd.. Tegen deeze Helling waren gééne redenen uit de natuur der zaake by te brengen. Dit gaf alleen eens tegenwerping aan de hand, dat evenwel hunne Godlyke Wet deezen eifch zoo hoog niet bragt. Als de zaak zoo is, (zeiden zy), hoe kon danMozeseena fchikking maaken, die onderftelt, dat het geoorloofd is, de huwelyks- verbintenis te fcheiden? Dit volgt immers daaruit, dat hy den geenen, die het doen zouden, bevolen heeft aan hunne Vrouwen Scheidbrieven te geeven, en haar dus opendyk van, de hiiwelyksplichten te ontheffen. M 5 Mozes  i85 LEVEN van VIL doek. Mozes ( gaf Hy ren antwoord ) had eene Natie voor zich, die al te ruw en zinnelyk was, dan dat haar, in dit geval, juist dat, het geen aan de natuur der zaake en de eerfte Godlyke inflellinge best beantwoordde , tot eene Wet zou hebben kunnen voorgefchreeven worden. Om verfcheidene büitenfpoorigheeden, waartoe deeze zinnelyke manier van denken uwe Vaders en u meest verleidden, voor tekoomen, gaf hy gééncWet tegen de willekeurige Echtfcheidingen, maar beval alleen, dat hy, die van zyne echte Vrouw zich wilde fcheiden . haar eenen Scheldbrief moest medegeeven, op dat zy daarmede baar ontflag van 't eerfte huwelyk, en dat zy gerechtigd was tot een tweede, gerechtlyk te kunnen bewyzen. Dan daaruit volgt niet, dat juist dit ook de eerfte fchikking van den Schepper geweest is, of, dat hetgcwceten en de Godsdienst zoodanige fcheidingen billyken. Men gewent zich niet zoo gemaklyk, om gebruiken of gevoelens, die door eene Nationaale Wet fchynen begunftigd te zyn, en aan welkerrechtmaatigheid men nooit getwyfeld heeft, voor oudere wetten, die op de natuur der menfchen, en hunne eerfte betrekkingen gebouwd zyn, te verruilen. Voor de Jongeren zeiven viel dit overgaan van het eene tot het andere bezwaarlyk. Zy verzogten Hem om naadere onderrich:ing omtrent deeze zaake; zy hadden die ver. geeten, die'Hy reeds noch eens gegeeven had ( m ) Dan, zy ftelden Hem hunne zwaarigheid niet eerder voor, dan toen zy weder alleen by Hem waren, als wan- (m) Matth. V. vs. 31, 32. I" onze Gefchiedeniffe, I. Deel, bladz. 218 en volgg. van deeze NeJerdukfche Vertaaling.  I. H00FD3T. JEZUS, 187 wanneer zy beleeden, dat hun Zyne Leer over dit Huk te hard voorkwam. Hoe zeer, het geen ik geleerd hebbe, tegen de heerfchende zeden aanloopt-, (hernam Jezus,) moet hot u niet bevremden; dewyl het immers in de natuur der zaak ligt, dat hy den huwelyksplicht fchend (eene Echtbreuk begaat) die om eenigerhande oorzaake zyne Vrouw verftoot, en eene andere huwt, ten zy dan dat de eerfte hem waarlyk mogt ontrouw geworden zyn, en daardoor van haaren kant reeds de verbintenis verbroken mogt hebben. Even zoo zeker is het, dat, wanneer eene Vrouw de vryheid neemt, om haar Mans echte bed te verlaaten, en zich met eenen anderen te verbinden, zy aan Echtbreuk fchuldig word. In het zelfde geval is iemand, die eene uitgeftootene of eigen-, machtig van haaren Man geweekene Vrouw ten huwelyk neemt; hy eigent zich eene zoodanige toe, die eenen anderen toebehoort, en neemt op die wyze deel aan de Echtbreuke («). Wettige gevolgen, uit de grondftellingc, die Jezus by dit gefprek vastgefteld had! De Jongeren moesten dezelven toeftemrnen, dewyl zy de grondftelliiigen zeiven, hoe hard hun ook dezelven voorgekoomen waren, niet lochenen konde. Maar tegenwoordig vervielen zy op eenen anderen dwaalweg, Zy dachten, dat deeze Leer de vryheid, die men tot hier toe in zoodanige gevallen had genogmen , veel te eng bepaalde, en dat den Man, indien hy wegens zyne verbintenis berouw mogt hebben, in het («) Men kan 'er niet aan twyfeJen , dat Jezus dit met byzonder opzicht op de toenmaals heerfchende bedorvenheid en misbruiken gezegd heb;.  ï88 LEVEN van Vil. boek. het geheel géén uitweg overbleef; dat het dus de grootfte bedenking der" weereld verdiende, om ooit zich in den Echt te verbinden, en dat men hy zoo veele redenen tot fcheidinge, waar onder 'er ook wel fterke en byna onoverwinnelyke konde weezen, liever geheel niét in het Huwelyk behoorde te treeden. Zy hielden de Helling van hunnen Meester voor eene nieuwe beweegreden tot onthouding, die van fommige Joodfche Geieerden zoo hooglyk geprcezén en van fommige Esfeen inden mengiten zin geoefend werd. Dan zy hadden daarby niet zoo zeer zich zeiven op het oog, dan wel anderen, die zich in het vervolg misfchien daar aan zouden ftooten; want naadien zy allen, althans de meesten, gehuwd (V,waren, konde zy dit gevolg, het geen zy isit Zyne Leere trokken, niet ligt als een voorfchrift van gedrao- voor zich zeiven aanzien; in tegendeel moest hun de zaak, met opzicht tot anderen, bedenkelyk voorkomen. ïk moet in het voorbygaan zeggen, dat her my niet toefchynt, dat zy byzonderlyk ïot het gebrek, waar van hier de rede is, overhelden; vooral, daar zy reeds eene niet geringe proef van hunne omhoudinge gegeeven hadden terwyl zy zich hadden laaten welgevallen , het gezelfchap van haare Echtgenooten van tyd tot tyd te misfen, zoo vaak het de belangen van hetDiscipelfchap vereifchtèn O). Men vind ook nergens, dat Jezus heeft noodig gevonden, hen hieromtrent te waarfchouwen. En op hunne vraag antwoord Hy zoo, dat men wel r ziet, (o) Eerde Deel, bladz. 281 en volgg, volgens deeze Nederduitfcbe Vertaalitrge. «... „m u*. lj>l voorbeeld, by de eerfte uitzending, om het Koningryk van God te prediken.  1. HOOFDSt. JEZUS, 18> ziet, dat Hy hen juist niet op het oog gehad hadde. In hoe verre het nuttig zy, (hernam Hy) ongehuwd te blyven, om zoodanige verzoekingen te ver', myden, daar over kan men niet allen dezelfde les geeven. Daar by komt het veel aan op aanleg en temperament. Naar dat deezen by eenen menfche geaart zyn, zal Hy meerder of minder tot den echtloozen ftaat bekwaam weezen. Men kan ook niet in het algemeen de zoodanigen gelukkig pryzen, of wegens hunne onthoudinge roemen, die niet huwen. Men vind fommigen, die van natuur tot het huwelyk onbekwaam zyn; en anderen, die opzetlyk van menfchen daartoe onbekwaam gemaakt worden. Nu zou hier eigentlyk gefproken worden van zoodanigen, die zich vrywillig daar van onthielden, of voor zich den weg daartoe zelfs toeflooten, om dat zy het voor gemaldyker hielden, op die wyze zich ganfch en al met lighaam en ziele tot die boogere roepinge te heiligen , die van zulke zaaken, die tot het Koningryk van God (tot de boven het aardfche verheevene gelukzaligheid^ behooren , haar werk maakt. Maar een zoodanige verheffing der ziele, een zoodanig afleggen der zinlykheid, kan men niet van elk eenen eisfchcn; die daar toe bekwaam is, die fterkte genoeg meent te hebben, om deeze hoogte te bereiken , dien ftaat het vry. Maar ik zet hiervan géénen regel voor allen.. Hoe verftaanbaar deeze verkiaaring op zich zeiven zy ; men zal echter de meening van den Heiland nog juister vatten, zoo men dezelve in tegenftelling befchouwt legen leeringen, die toenmaals haare yverige Voorftanders hadden^ leeringen, van dewelkefi de Jongeren konden denken, dat zy, door hetgeene Hy  ioo LEVEN van VII. boek. Hy van de draf baarheid der Echtfcheidingegcfprooken had, begunfligd wierden. VeeleEslèen of Therapeuten preezen het ongehuwd leeven grootlyks aan, en men weet* dat de ftrenge denkbeelden, die zy daarvan gehad hebben, reeds in den aanvang van het Christendom van veelen, die na eenen hoogen trap van heiligheid flreefden, greetig zyn aangenoomen, en in het einde, als iets wezentlyks, mede in de Christlyke Zedenleere gebragt zyn. Ik denk, dat de jongeren, die van hunne jeugd af aan zoo veel van de Joodfche meeningen hadden gehoord, den Heiland, toen Hy den Échten ftaat als zoo vol van verzoekingen fcheen voor te ftellen, zoo verdaan hebben, als of Hy dezelfde denkbeelden had, volgens welken veele Ësfeen het Huwelyk in het algemeen niet raadzaam oordeelden. Als men de zaak naar onze wyze van denken beoordeeldt, dan zou zekerlyk niemand uit het verbod van Echtfcheidingc, dit gevolg trekken ,* dan, men moet de zaak dikmaals mee joodfche oogen aanzien, om zekere zwaaiigheeden of tegenwerpingen der Discipelen wel te verdaan, en dan ziet men fpoedig, dat, die zich deeze vryheid van Echtfcheiding niet gaarne wilde laaten ontneemen, het verbod daarvan voor bynaa even zoo zwaar, als het airaaden van den Echten daatzelvcn, aanzag. Neemt men de zaak zoo op, dan begrypc men ligt, hoe welgefchikt en wys hec antwoord van Jezus was,hoe verre van dvveeperachtige angstvalligheid hoe bekwaam, om den Discipelen teleeren, dat zyn , ei(ch niet te veel vorderde, niet buitenfpoorig was. Men heeft aangemerkt, dat, in de Euangeliefche Schriften, van de Esfeen, de geftrengfte onder alle de Joodfche Gezindheeden, in het geheel géén melding gedaan word, en dat de reeden daarvan is, omdat deer  I. HOOFDSf. JEZUS. IQI deeze menfchen zich van het gezellige leven afzonderden , en de Heiland, die géén kluizenaars leeven leidde, niet veel gelegenheids kon hebben, om met hen te verkeeren. Men zou by deeze reden noch kunnen voegen, dat, indien de Heer Jezus anders voor het overige hunne manier van leven volkomen gebülykt, en voor een modél van een Godsdienftig leven gehouden hadde, men onfeilbaar daarvan ookeenigefpoo. ren in zyne reden moest vinden: en juist by dit gefprek zou Hy gelegenheid gehad hebben, om de onthouding van deeze menfchen als een voorbeeld voor te Hellen; het welke Hy nochtans om wyze redenen, die men ligt kan naagaan, niet deed. By de vraage, of het, in een zedelyk en Godsdienilig opzicht, niet voordelig zy, zich van alle vleefchelyke verbinteniflè te onthouden, weesHy den menfeh liever tot zich zeiven, en beveelt hem te onderzoeken, wat met zyne byzoedere natuur of temperament meest overéénftemde, en waartoe hy zich best bekwaam vond. Hoe veel wyshéids ligt 'er niet in deeze Zedenleere vooral wanneer men de onnatuurlyke wetten van onthouding-, die voor den menfchlievende regel, die bet vatten kan, die vatte het, in de plaats gefield zyn, daar« mede vergelykt Een Paulus , en andere Jongeren van Jezus, bleeven naauwkeurig byde denkwyzevan hunnen Leermeester. Jezus wist zelfs de kleinfte voorvallen voor Zyne Discipelen leerzaam te maaken: en de manier, waar op zy zich daar by gedroegen, gaf Hem dikmaals gelegenheid tot de allernuttigfte herinneringen. Het volgende geval fcheen niet van een byzonder gewicht te weezen, en word nochtans door het gedrag der Discipelen; en de Leere, dieHy voor hen daar uit trok,  ipa LEVEN van VIL boer trok, gewichtig. Godsdienftige Jooden warenfom-s tyds gewoon hunne Leeraars of Priesters, die zich door hunne vroomheid beroemd gemaakt hadden, om eenen zegen of voorbede voor hunne Kinderen aan te fprecken; waarvan zy zich zoo veel te krachtiger uitwerking beloofden, om dat zy wisten, dat dikmaals wenfchen of voorbeden van eenen rechtvaardigen zigtbaar verhoord zyn, en zegeningen van hunne vroome Voorouderen , het gevolg van daadlyke voorzeggingen gehad hebben. Van den grooten hoop werd Jezus Voor eenen Propheet gehouden. Joodfche Ouders, welker hoogachting voor Hem by hen den wenfeh ontftak, dat Hy hunnen Kinderen den zegen geliefde te fchenken, kwamen tot Hem , met hnnne kinderen aan hunne zyden, en bevalen Hem deeze kleinen aan, met verzoek, dat Hy ze met eenige oplettendheid verwaardigen, hun de handen opleggen , en een gebed voor hen na den Hemel zenden 'wilde, dat zekerlyk niet vruchteloos weezen zoude. De Bede had niets bygeloovigs; zy rustte op hun llerk vertrouwen op Zyne kracht om te zegenen, waarvan Hy reeds zoo veele proeven aan menfchen van onderfcheidene jaarenen behoeften gegeevenhad. Waarom zou Hy, dachten zy, Hy, die by den Almachtigen alles met bidden verwerven kan, ook niet voor onze Kinderen door Zyne Voorbede voordeelert kunnen te weeg brengen? Jezus vond in hun¬ ne begeerte niets tc berispen, en nochtans was Hy zeer ongeneegen, om onverlfondige Beden te ver-hooren. Maar de Discipelen zagen niet gaarne, dat men* tcrvvyl zy juist noch met het voorige gefprek bezig waren, Zoons en Dochters aanbragt, en Hem en hen  5. HCOFDST JEZÜ S. hen ftoorde. Het fcheen hun ie de Ouderen onbelcheiden, en wellicht de zaak zelve onnoodig, ten minften ten ontyde aangebragt. Dit listen zy zoo duidelyk blyken, dat de Ouders, in gééne geringe verlegenheid gebragt, denken moesten, dat, zo Jezus hen meteen even zoo onguniiig oogbefchonvvde, of in hun verzoek zelve iets gebrekkigs zyn moest, of Hy zo veel liefde en vriendelykheids voor de Kinderen niet moest hebben ,als Zynmenfchlievend gedrag anders deed verwachten. En zoo zouden Ouders en Kinderen, naar het begrip der Discipelen, onverhoord hebben moeten vertrekken. Tot geluk voor hen, dagt Jezus geheel anders. Hy riep de Kinderen met eenen uitnoodigenden toon tot zich, en deed den Discipelen, in tegenwoordigheid der Ouderen, een verwyt: Laat ze maar koomen, tot tny koomen, de kleinen; houdt ze niet te rugge; juist zulke befcheidene, zagte, onfchuicHgen zyn het, die allerbest bekwaam zyn voor het Hemelfche Koningryk , en allerzekerst in het zelve koomen. Laat hetu van my gezegd zyn: die aan het Godlyke Koningryk wen Icht aandeel te hebben, en niet zorgdraagt, dat hy de eenvouwigheid en buigzaamheid van een Kind hebbe; zoo vry word van inbeelding, zoo volgzaam tot het goede, als zy, die krygt nimmer eenig aandeel aan het Godlyke Koningryk. — • Nu richt Hy alle Zyne oplettendheid geheel op de Kleinen, omarmtze, drukt ze teder aan Zyne borst, legt op elk van hen de hand, en laat ze heengaan met eenen zegenwenfch. — DeOuders,verheugd,bragten ze wederom weg, en wenfchten zich en hunnen Kinderen geluk tot het goede gevolg. De Discipelen Honden befchaamd, II Deel. N Een  ip4 LEVEN VAN VII. BOEK. Een ander voorval volgde aanftonds op dit, dat even zoo leerzaam was voor het gezelfchap. Hier had Jezus eenen Perfoon voor zich, zoo als men 'er niet veelen in Zyne gefchiedeniffe aantreft. Zoo wel zyn gedrag, als de manier, waarop Hy met hem omging, is zoo merkwaardig, geeft gelegenheid om zoo diep in het menfchlyk hart te zien, en geeft, over het geene Hy van Zyne Discipelen eigentlykvorderde, eene zoo gewichtige opheldering, dat men naauwlyks eene andere even gewichtige gebeurtenis van deezen aart, by alle Euangelie-Schryveren aantreft. Drie van dezelven hebben daarom ook deeze gebeurtenis zeer omftandig verhaald , en zy munt reeds daardoor onder hunne verhaalen uit, om dat zy behoort tot die weinigen, die in het geheel niets wonderbaars, maar zoo veel te meer zedelyks bevatten, jezus was juist bezig met Zyne reize voortezetten; Hy was met de Discipelen weinige fchreden voortgegaan , als een zeker ryk Jongeling, die, zoo het fchynt, ter dier plaatfe woonde, en op Zyn perfoon en daaden acht gegeeven had,zich dit oogenblik van Zyn vertrek ten nutte maakte, en met eenen fpoed, die ietsbyzonders deed verwachten, Hem te gemoet liep. Jezus ftond uil, om hem tyd te laaten, om zyn belang te zeggen. Hy wierp zich voor Hem op zyne knieën. Reeds dit aandringen, deeze houding, zou toonen, dat, het geen hy te zeggen had, van het grootfte gewicht ware: en het was ook zoo. ■ Beste Leermeester, begon hy, (hyfprakdit woord met naadruk uit:) beste Leermeester! Gy kunt my best zeggen, het geen ik gaarne wilde weeten. -■■ - Noem my eens eene grooteen goede daad, waardoor ik my van het bezit eener beflendige gelukzaligheid in het Koningryk van den Mesfias verze-  t. HOOFtJST. ) E Z ü Si io§ zekeren kan (jq). ——- Daar waren flechts weinigen rot noch toe met deeze vraage zoo dringende coc Hem gekomen. Dat het hem ernst was, toonde gebaarden en uicdrukkingen, Gééne bede om gezondheid, gelyk anders de mees ten waren, kon met meer "aandoening voorgedragen worden. — Jezus fcheen zich eerst daar over te bevremden, dat hy Hem zoo naadruklyk den besten noemde, en zyne hoogachting zelfs door op de knieën te vallen te kennen gaf. ■" ■ Bedenkt gy wel, wat gy zegt, (zeide Jezus), gy noemt my den Besten, niemand is volkomen goed dan God. En deeze Beste zegt u immers * wat gy te doen hebt, wanneer gy der gelukzaligheid deelachtig wilt worden. -——« Gy behoeft flechts Zyne voorfchrifcen voor u ce neemen, om onder dezelven het antwoord op uwe vraage re vinden. —-■ Welke Voorschriften?———hernam de Jongeling. Hy kon wel zien, datjezus van de zedelyken, en zelfs van de zoodanigen fprak, die in de oude Wet (tonden : dan hy wilde , datjezus hem eene of andere grootedaad (daartoe vond hy zich in ftaat,) voordellen zoude; iets bepaalders, dat juist voor hem de meeste en zekerfte trap tot eenen hoogen rang van gelukzaligheid zou weezen. Eene aanmerking, die men hier niet behoort uit het oog te verliezen, dewyl zy tot de maniere, waarop de Heiland methem omging, den fleutel geeft. Hy beantwoord de vraag wat algemee- ner, (?) Volgens den Text, dat ik het eeuwig'leven verkryge. Maar deeze uitdrukking heeft hier eene bepaalde betekenis , en moet meer naar de denkbeelden der Jooden, no; pens het Koningryk van den Mesfias, dan volgens heÉ denkbeeld, dat het Euargelie ons daarvan geeft, ver» ftaan worden. N a  io6 LEVEN van VIL boek. ner, dan zy gemeend was, niet alleen om dat in het aleemeene reeds het byzondere lag, en het dan alleen daarop aankwam, of het den Viaager ernst ware, de toepasfing daarvan op zich zei ven te maaken , maar ook om dat Hy vooruit zag,dat de Jongeling, wanneer Hy iets, het geen ongemeen zwaar was, van hem eifchte, de proef niet uithouden zoude. Hy noemde de Geboden, en zeide hem die met dezelfde woorden voor, zoo als zy in de Wet ftaan: Doe géén echtbreuk, begaa géênen moord, géén diefput, geef géén valfch getuigenis, doe niemand onrecht (r); bewys uwen Ouderen alle hoogachting, en doe hun allen dienst; bemin uwe medemenfchen als u zelfs. Jezus zou'er noch meer hebben kunnen by voegen, dan het kwam hier alleen daarop aan,datHyhemdevoornaame of hoofdplichten herinnerde: by voorbeeld, zynen plicht, om den Ouderen hoogachting te bewyzen, (misfchien had hy noch Ouders); den plicht, om niemand onrecht te doen; dewyl dit gemeenlyk zoo ligt van ryke en ■ voornaame lieden gefchied. Intusfchen blylc het toch by de aanmerkinge, dat de Heiland hem niet zoo zeer eene by uitneemendheid groote en verdienstlyke daad wilde voorllaan, als wel by hem eene daad , waartoe alle menfchen verplicht zyn, aandringen. De Jongeling, die iets bepaalders verwacht had, zeide met alle oprechtheidt, zich van zynen goe- ■ den zedelyken ftaat bewust, verre van die trotsheid, die men misfchien by hem meent te zien: Ik kan zeggen, dat ik dit alles van myner jeugd af ben naagekoomen. Zeg my nu, wat ik nu noch (}■) Mij UKMievW'  4. IIOOïDST, JEZUS. noch verder zou knnnen doen, om het groote oogmerk, het welk ik bedoelde, des te volmaakter te bereiken. Een man, die dat kon zeggen, hadde verdiend, een Discipel, één van de voornaamfte Discipelen van den Heiland te worden, indien hy Hechts in ftaat geweest ware, om noch iets te doen. - Jezus zag hem met oplettendheid aan, en gevoelde eene zekere genegenheid voor hem, en wenfchtehem tot zynen Disdipel te hebben. Het onfchuldige in zyn antwoord, het waarlyk goede in zyn karakter, fcheenen zeer veel van hem te belooven. „ Wat zou dat „ voor een uitmuntend Discipel van den besten Leer,, meester hebben moeten worden, daar hy reeds in „ zynen tegenwoordigen ftaat, tot hier toe, zoo a, veel Godsdiensts en braafheids getoond had, mee „ zulk eene zucht, om zich te verbeteren, zich op „ eene zoo flhoone maniere tot Hem gekeerd, en „ Zyner verdere leiding aanbevolen had" I Had hy, zonder verder te vraagen, wat'er noch meerder voor hïm te doen ware, enkel deeze belydenis van zyne goede zedelyke gefteltenis afgelegd, ofte wel 'er noch bygevoegd, dat hy trachten zou, om op den goeden weg, waar op hy zich bevond, verder te geraaken, zoo fchynt het, dat Jezus zich met deeze verklaaringe vergenoegd zou hebben, en hem, zonder eenigen verderen eifch te doen, hebben laaten gaan. Maar, gemerkt hy zelf na hooger ftreefde, en flechts fcheen te wachten, dat hem de hand geboden wierd. orh op dien hoogen trap derzedelyke volkomenheid te klimmen, die hem anders onbereikbaar geweest zou zyn; zoo was het zekerlyk deimoeite waardig te beproeven, of hy daar toe te helpen ware. Jezus nam deeze proef. Die zou alN 3 toos  %,B LEVEN van VIL BOEK, toos leerzaam voorde Discipelen moeten zyn (s~), fchoon zy al, met opzicht tot deezen Man zeiven , vruchtloos ware. Met een vrolyk gelaat, en eenen bemoedigden toon, zeide Hy hem : als gy het noch verder wik brengen, ——— wel aan! zoo weet ik voor n noch iets te doen; gaa heenen, verkoop alle uwe have en goed, deel de waarde daar van onder de Armen uk; —— neem daar voor den fchac der Zaligheid en belooning, die in den Hemel op u wacht; koom tot my, word myn Discipel, en laat u , naar myn voorbeeld, het kruis opleggen. — Jezus bedoelde hem hier mede eenen raad te geeven, eene aanmoediging, eene proeve van Zyne vriendfchap voor hem, en van Zyne begeerte, om hem in het gezelfchap van Zyne Discipelen op te neemen, en tot den hoogden trap van zedelyke volkomenheid te helpen. Het zal op eene wyze zyn uitgefproken, dat het den Jongling veel eerder moest opbeuren, leevend maaken, en het edele vuur, het geen reeds in hem brandde, noch meer moest in vlam zetten. Dan, het had juist de regtdreeks daartegenover ftaande uitwerking. Dit had hy minst vermoed , en het (j) Het fchynt inderdaad, dat de Heiland hy dit gcheele gefprek het oog op zyne Discipelen gehad hebbe. Hier deed zich eene gelegenheid op, om hun te toonen hoe weinig hunne, noch niet afgelegde, denkbeelden van aardfche gelukzaligheid, dewelke deezs Jongeling immers in eene volle maate genoot, met het geen 'er tot declneeming aan het Ryk van den Mesfias vereifcht word, overeenftemden. Zy hadden, 't is waar, gelyk Petrus zegt, alles veriaaren, maar in hoope, van daar. voorveel mserder te bekoomen.  I. HOOFDST. JEZUS. 159 het geen hem duizendmaal zwaarer, dan de geheele overige Zedenleer, voorkwam. Had Jezus hem uitgenodigd om Zyn Discipel te worden, zonder iets van de voorwaarde te laaten merken, waarop zulks alleen mo. gelyk ware, dan zou hy wel greetig deeze aanbieding hebben aangenomen:maar dat kon niet welgefchieden. Jezus kon niet zeggen, word myn Discipel, zonder daar bytevoegen, verlaat, verkoop, wat gy hebt. Hy was jong, ryk, en had een openbaar ampt (/) Een eenig opflag van het oog op deeze voordeelen gericht, die hy thans zou moeten verlaaten , als hy inhetgezelfchapderarmeGalileefche Discipelen komen wilde, toonde hem een heir van hinderniflen en redenen, die het hem afrieden. Nu was zy verdweenen, die fchoone gemoedsgefteldheid, waarmede hy was gekomen. De eifch was zekerlyk onbepaald; maar zoo was immers ook zyne vraage. Hy was op de gevoeligfte plaats aangetast; maar het was ook in der daad het eenige, dat Jezus hem op zyne herhaalde dringende vraage voorflaan kon. Waarom zouHy van hem minder, dan van de andere Discipelen , geëifcht hebben ? Zekerlyk moest het eenen gegoeden Man zwaarer vallen , alles te verlaaten , dan Jongeren, die nooit ryk geweest waren: maar van deeze voorwaarde kon hy daarom (wilde hy een Discipel van Jezus weezen) niet ontflagen worden; en vooral thans allerminst by de tegenwoordige gefteldheid van zaaken , daar leiden en vervolging zoo naby voor de deur Honden, • Dan, als het al in dit opzicht zoo noodzaaklyk niet geweesc ware, hem eene zo zwaare proeve van zelfs- ver- (0 "Afjj»» i. e. unus oppidi fui Senatorum. Grot. dat is, één der Raadea van zyne Stad, N 4  £0) LEVEN van VU. boe*. verlochening op te leggen, toont echter de manier, waarop hy deezen eifch opnam, dat het, zelfs met opz;cht tot zyn karakter en zyne gevoelens, noodig ware, dat hem veel eerder dit, dan ietandeisvoorgeflaagen wierd. Jezus zag te diep in zyn hart, dan dat Hy niet juist daar, daar het de Jongeling minst by zich zei ven vermoedde, de grootfte hindernis der volmaakte vroomheid, en overgaave aan God, waar na hy ftreefde, by hem ontdekt zou hebben: eu deeze hindernis hem aan te toonen, was juist het eenige, dat hem tot eene diepere kenniffè van zi'ch zeiven kon brengen. Dikwerf kan den welmenendften menfche, die reeds uitneemendeproeven van vroomheid heeft gegeeven, ietsontbreeken, het geen hy zelf niet in zich waargenomen heeft; en het geen noch? tans, zo het hem niet getoond en uit den weg geruimd word, een aanhoudende hindernisfe vjm zynen voortgang in het goede is. Zou niet wel ook zyne aankleeving aan de voorrechten van zynen ftaat en zynen rykdom, by alle zyne overige goede eigenfchappen, een zoodanig heimelyk werkend vergift geweest zyn? Zelfs de leeringen, die Jezus voor zyne Discipelen, uit deeze gebeurteniiTe trok, fchynendiete bevestigen. Echter kostte het hem eenen harden ftryd, eer dit zyn hangen aan de omftandigheeden van zyn geluk de uitfpraak deed. Men kon aan hem zyne onrust t en verlegenheid zien. Een erbarmenswaardige ftaat, waaruit hem Jezus gaarne geholpen zou hebben, indien het mogelyk geweest ware. De Zamenfpraak nam thans een einde. De Jongeling vroeg niets meerder, en Jezus had hem niets meer te zeggen. Treurig , te onvrede met zich zeiven, en noch meer met hei antwoord van Jezus, gaat by zyns weegs. TWEEDE  ». HOOFDST. JEZUS. 201 TWEEDE HOOFDSTUK. Omgang en Gefprekken met 'Per/bonen van zeer verfchillende maniere van denken.. INHOUD. Gejprek meP de Discipelen over het even-" voorgaande geval( i j. Onderwys van eenen Wetgeleerden over het gewichtig fte/luk der Heilige Zedenleer e{i). MarthaenMa» ria (3). Onderricht voor de Discipelen, mee opzicht tot het Gebed ( 4 ). (1) Matth. XIX. vs. 23-30. XX. vs. 1-16. Markus X. vs. 23-51. Lukas. XVlIl, vs. 24-30. (2) Lukas. X. V3. 25-37. (3) Lukas.J«X. vs. 38-42. (4) Lukas. XI. vs. 1.13. N 5 De  lös LEVEN VAN Vtl. BOEK. De Jongeling was heen gegaan; maar Jezus bleef met Zyne Discipelen noch een weinig (laan. Het geval was te zonderling en te leerzaam, dan dat Hy hetzelve zonder eene gewichtige aanmerking voor hen zou hebben kunnen laaten voorby flippen. En zelfs de gefteldheid, waarin zy deezen Jongeling zagen heengaan, had voor een aandoenelyk hart iet ontroerends, Jezus kon hem niet zonder beweeginge agternaa zien. Hy had in het begin van het gefprek een zoo braaf hart doen blyken; hy fcheen ten voordeele van de deugd en van den Godsdienst zoo zeer ingenomen, dat het waarlykte bejammeren ware, dat zoodanig een menfeh aan Zyn gezelfchap, waar voor hy in verfcheiden opzichten zeer gefchikt fcheen, onttoogen wierd. Droevige gedachte, dat zelfs by zyne anders zoo goede gemöedsgeftalte hem de laatfte, de gëwichtigfte (tap, die hem geheel op den hoogden trap van zedelyke volkomendheid gebragt zou hebben, te zwaar was geworden ! De Kenner van het menfehlyke hart zag Zyne Discipelen met een oog van droefheid en van medelyden aan. Hoe zwaar valt het toch, menfchen, die gelukkig naar de weereld zyn, de goederen van het Godlyke Koningryk naar hunne waarde tefchatren! hoe zwaar,omzeteverkryge?i! — fprak Hy in eenen toon, die hunne aandacht uitlokte. Hy  5, HOOFDST. JEZUS. 503 Hy lochende daarmede de verdiende van den Jongeling niet, nogte ontkende, dat hy, in weerwil van zynen rykdom, eenen zekeren trap van deugd bereikt hadde.' Maar, gemerkt het hem evenwel uit hoofde van zynen rykdom zoo zwaar, zoo ongemeen zwaar viel, onl het geen 'er noch overfchoot ook te doen , het geen hem geheel tot eenen Discipel van Jezus gemaakt zou hebben; zoo kon men uit zyn voorbeeld met recht dit gevolg trekken, welke hinderniflèn de rykdom in het geheel hun in den weg legge, die wel na vroomheid trachten, maar te zwak zyn, om zich aan zoodanige banden te ontrukken, Deeze aanmerking ontdekte den Jongeren eene bron van zedelyk bederf, die zy tot hier toe noch nooit zoo naauw onderzogt, noch voor zoo diepen ondoorgrondelyk aangezien hadden. Noch nooit hadden zy zich de gevaarlykheid der Rykdominen zoo groot voorgeüeld; wanc over het algemeen komt het den Armen even zoo zeldzaam als den Ryken in de gedagten, dat de rykdom eenzoouitneemendgroote hindernis der deugd zy. Bovendien flemde, 'tgeen Jezus hun zeide, met hunne denkbeelden van het Koningryk des Mesfïas geheel niet overéén; want deezen waren zoodanig, dat zy in hunne gedachten noch wel met eikanderen vereenigen konden, ryk te weezen, en een Medelid van dit Koningryk te worden. Over het algemeen waren zy gewoon, den rykdom van géénen anderen kant te befchouwen, dan van den kant van den zegen, denwelken God mededeelde, dien Hy groote goederen naardeweereldin den fchoot wierp. En zoo ftelt ze ook de Zedenleer des Ouden Verbonds voor. Daai benevens deed hunne  20A LEVEN van VU- boek. hunne goedhartigheid hen voor eene gedagtefidderen die voor een ï.anmerkelyk deel der menfchen ( u ), het ingaan in het Koningryk des Mesfias zoo bezwaarlyk maakte. Tezus zag hunne met ontzettinge gepaarde verwondering- Om hun te toonen, dat het in eenen eigentlvken zin waarachtig ware, 't geen Hy van demoeilvkheid, om by rykdom zalig te worden, gezegd had, herhaalde Hv het met grooten ernst, maar tevens met eene bepaaling, die alle misverftand voorkwam ; Myne lieve Kinderen, zeide Hy, hoe bezwaarlyk valt het toch, de goederen van het Godlyke konmgrvk naar hunne waarde te fchatten, en tot het bezit daar van te geraaken, als het hart aan rykaommen hangt1 Eer zou men. een kabeltouw door het oog van eene naaide trekken, dan dat een ryke zich zou fchikken, om aan de goederen van het Godlyke üoningryk deel te neemen. Tezus verklaaringen waren altoos te zeer op de natuur der zaake gegrond, dan dat men mag denken, dat Hy hier van Zyne gewoonte, om de zaak in haar alkrjuistfte licht te befchouwen, zy afgeweeken. Hy zegt noch meerder noch minder, dan de natuur der zaake zelve zegt. Veele Zedenmeesters hebben bynaa het zelfde, hoewel met andere uitdrukkingen, ftaande gehouden. En wie zal zich by onbevooroor° deeld Cm1) Naamlyk , niet alleen van de in eenen hoogentrap ryken : maar i.aar evenredigheid alle gegoeden. Want ook by eenen mindeien rvken konden dtzeltde hind'.rniffen, als by deezen Jongeling, plaats vinden.  2. HOOfDST. JEZUS. sas deeld naadenken daar over verwonderen,dat het gehegt zyn aan den rykdom zeer bezwaarlyk van het bezitten des rykdoms 'is te fcheiden; en dat, zoo lang het zich daarvan niet laat fcheiden, dezelve een onoverkoomelyke hindernis blyft van die gemoedsgefteldheid, met welke alleen men een Burger van het Hemelryk kan worden? Niets, dan de aangenomene manier van denken, maakt dit zeggen tot iets wonderfchynends. De Discipelen zagen, welk een gevolg 'er uit deeze Leere vloeide. Hunne menfchlievendheid fchrikte voor degedagte, dat van het geluk der dagen van den Mesfias 'er zoo veelen uitgeflooten zyn zouden, dien thans, by het geruste bezit van hunnen grooteren of kleineren rykdom, niet eens in de gedachten kwam, dat dit hun het deelneemen aan het Godlyke Koningryk zoo droevig bezwaarlyk zou maaken. Zy vergaten tegenwoordig den Jongeling, en fielden zich de menigte van hen voor oogen, die noch op verre naa niet tot zoodanige gevoelens, als hy had, bekwaam zoude weezen. Als dat waar is ( zeiden zy, verfchrikt en treurig,) dan is'er voor weinigen redding te wachten! Dan moet men ten hunnen opzichte alle hoope vaarwel zeggen. Jezus had hen juist niet tot deeze gedachten willen leiden; eene gedachte, die hen by het ampt, waar toe Hy ze gefchikt had, zekerlyk geheel moedloos zou hebben moeten maaken. Hy had allleen gezegd , hoe groot in dit geval de hindernis aan de zyde des menjchen zy, en hoe het by eene zoodanige gemoedsgefteldheid onmogelyk is, in het Koningryk van God te komen. Maar dat ook alle poogingen , alle middelen, om deeze gemoedsgefteldheid te P  ao6 LEVENvAn VII. boek* te verbeteren, en ook Ryken tot betere gevoelens te brengen, vruchtloos zy, daar van had hy niets gezegd. De Jongeren hadden ten onrechte dit uit Zyne woorden beflooten. Hy zag ze nochmaals met een oog aan, dat aandacht eifchte. Geèft (fprak Hy) de hoop niet op, dat zulken ook met Gods hulp gered kunnen worden. Als men van de zyde der menfchen, Van den kant des rykdoms, en van zyne verleidende natuure, de zaak befchouwt, dan is het gewislyk niet alleen bezwaarlyk, maaronmogelyk , dat een menfeh, die zulke gevoelens heeft, tot het bezit van het Godlyke Koningryk zou kunnen geraaken. Hy is voor zich zei ven de grootfle hindernis. Hy maakt het zich zeiven onmogelyk Maar zoo ras men de zaak van eene andere zyde befchouwt, en denkt, wat God daaromtrent doen kan, wat Hy in ftaat is, om door de onderrichting en kracht der waarheid in het hart der menfchen uittewerken; dan houd de onmogelykheid op, en daar zyn middelen om de menfchen aan dit bederf te ontrukken. —Voor God zyn alle dingen mogelyk! Petrus in het byzonder had het voorgevallene met den Jongeling zeer gewichtig geoordeeld, en by alies, wat Jezus daar van zeide, de toepasfmg daar van op zich en op zyne Medediscipelen gemaakt; zy waren te eeniger tyd in het zelfde geval geweest, als de Jongeling nu was; uitgezonderd, dat het hun gééne ver. lochening van groote rykdommen gekost had, toen Jezus hen tot naavolgers van Hem riep. Nochtans hadden zy Ook hunne huislyke welvaart, en de verkeering met de hunnen, daarby moeten opofferen. Op de eerfte uitnoodiging hadden zy het aanftonds gedaan. Als dan Petrus den Jongeling, die zoo veel van  3. HOornsTi JEZUS. 207 van zich beloofd had, aan deezen deen ziet ftooten, dien hy zoo gelukkig voorby gegaan was; kan hy zich niet weerhouden, van by deeze gelegenheid aan te merken, datzy, twaalven, Hem voormaals gééne gelegenheid gegeeven hadden, om zoodanige aanmerkingen te maaken over de hinderniflen, die uic het bezit der tydlyke goederen geboren worden; dat zy op Zyne eerfte uitnoodiginge bereid geweest waren , om Zyne Reisgenooten en Discipelen te worden , dat een iegelyk van hen zyn beroep , zyne manier van leeven, aanftonds had laaten vaaren, van alle reeds verkreegene of noch te hoopen voordeden afftand gedaan, en Hem van ftonde aan op alle Zyne reize begeleid hadden; dat hy hoopte, dat dit hen in het Ryk der wedervergelding tot eenen hoogeren trap van gelukzaligheid zou brengen. . Petrus zeide gaarne onbewimpeld, het geen hy zeggen wilde. Dit behoort mede tot het goede in zyn karakter. Hy dagt en fprak ftoutmoediger, dan de overige Discipelen. Jezus deed hem hier over ook nooit eenig verwyt. En, offchoon het hier den fchyn had, dat hy het zich en zynen Medediscipelen tot verdiende wilde toerekenen, dat zy zoo vry willig, zoo met kleinachting van alle voordeden, Zyne Discipelen geworden waren; zoo vond toch Jezus niet noodig, hen dat als eene geheime trotsheid te verwyten, gelyk zulks misfchien wel menig Leeraarin dit geval zou hebben gedaan. — Petrus had toch waarlyk in de hoofdzaake recht, en die gelegenheid moest hem ook zeernatuurlyk op die gedachten brengen. Jezus antwoordde hem op die wyze, alsof alle de Discipelen gemeenfchaplyk zich zoo verklaard hadden. Zyc verzekerd ,( fprak Hy,) in de betere Wee-  2o3 LEVEN van VII. boek. Weereld naa de Opftanding, als de thans niet gekende Menfeh, die zelfs gééne merktekenen van Hoogheid engere draagt, op Zynen Majestueuzen Throon zal zitten; en in Zyne Godlyke Heerlykheid, voor Engelen en- Menfchen verfchynen zal, dan zult ook gy, die op myne reizen en by myne lotgevallen altoos by my geweest zyt, twaalf Koningen worden, elk van u zal zynen Throon beklimmen; elkeen Vorst en Richter van éénen der twaalf Stammen van Israël zyn. Maar ook elk een, wie hy zyn moge, die befluiten kan, van het zyne, van zyn huis, of zyne Zusters, of Ouders, of Vrouw, of Kinderen, of goederen, of wat het ook zyn mag, afftand te doen, en zich het gebruik daarvan te onttrekken ; (als hy het naamlyk doet, om des te ongehinderder tot de uitbreiding van het Euangelie te kunnen medewerken, en uit aanmerkinge van de veel hoogere waarde der goederen van Gods Koningryk;) die zal zich honderdvouwig beloond zien. Reeds in deezen tyd zal hy alles, waar van hy afftand deed, Hoizen, Zusters, Ouders, Kinderen, — ryklvk weder bekomen; onder de geenen, die met hem hier in van het zelfde gevoelen zyn, zal hy eene vergoeding voor dit alles vinden, hun eigendom als zyn eigendom mogen aanzien en gebruiken, en van hen met meer, dan broederlyke, vriendfehapbehandeld v/orden ( v ). Maar in de toekomende Weereld zal hy eene noch veel heerlyker belooning vinden, een eeuwig gelukzalig leeven, waar mede géén van de goederen, die hy hier beneden daarby verliest, te vergelyken is. Intus- (v) Gclyli het onder de Christenen waartyk was.  &. HOOFDST. JEZUS* SO£ Intusfchen (voer Hy voort) koomt het by deeze belooningen, dewelhen ik mynen Aanhangelingen beloove, juist gantfchlyk niet daarop aan, of iemand vroeger^ dan laater, onder het getal van myne Discipelen en Apoftelen gekomen zy. Gy zyt de eerften, en tot nu toe de eenigen. Dan veelen, van vvien reeds vroeg geëifcht is, datzy zich der uitbreidingeder Leere van den Mesfias zouden heiligen, en aan deezen eifch beantwoorden, zullen daarom boven anderen, die deeze roeping laater bekomen, géénen voorrang hebben: ook deeze laatften géén naadeel , om datzy niet zoo vroeg, als de anderen, in mynen dienst getreden zyn. Om dit te verftaan, moet men zich in de plaatfevande Apoftelen nellen. Petrus had na de belooning gevraagd, dewelke zy wegens hunne bereidwilligheid, om Zyne oogmerken te helpen bevorderen, in Zyn Koningryk ontvangen zouden. Het antwoord van Jezus had hem en de overige Discipelen verzekerd, dat eene zoodaanige belooning zekerlyk zou uitgedeeld worden; maar dat ook alle die geenen daaraan zouden deel hebben, die zich aan het EuangeÜe met even zoo veel zelfsverlocheninge, heiligden. De Discipelen hadden een tweeledig vooroordeel, van het welke zygeneezen moesten worden. Zy verwachten aan de eene zyde binnen kort eene opening van het Koningryk van den Mesfias, en konden zich in het geheel niet verbeelden, dat zy in het ampt der uitbreidinge van het Euangelie eerst noch veele Naavolgers zouden hebben, eer de prys zouv uitgedeeld worden. Aan den anderen kant zagen zy zich zelfs bynaa voorde eenigen aan, die op deezen prys eenige rechtmaatige aanfpraak maaken konden, en met welken juist daarom anderen in gééne vergelysing kwamen, dewyl zy reeds by de eerfte opentlyke 1L Deel. O ver-  LEVEN van VIL boek. - verfchyninge van denMesfiaszich aan alle moeilykheden van het Discipelfchap onderworpen hadden. De belofte , dat zy allen, en een eigelyk van hen, een machtig Vorst zouden worden, en over eenen der Stammen van Israël het gebied voeren, moest hen by deeze maniere van denken al te veel vleijen, dan .dat zyzich niet gerechtigd zouden oordeelen, om hunnen voorrang in een geheel uitfluitend oogpunt te befchouwen, zonder aan de verdienden van anderen genoeg recht telaaten wedervaaren. Nuzal men de volgende Parabel, waarby Jezus Zyne herrinnering voeg* de, verdaan: Met het Koningryk van den Mesfias is het, ten opzichte van hen, die tot oprechting en uitbreïdinge daar van het hunne doen, geleegen als met de fchikkingen van eenen Huisvader, die zich op de verbeteringe van zyne landhuishouding toelegt. Als zoodanig iemand , tot het bearbeiden van zynen Wyngaard, Daglooners noodig heeft, dan gaat hy des morgens vroeg uit, en verneemt na Arbeiders, om zynen Wynberg te bouwen. Met deezen treft hy een verdrag,belooft hen voor een dagloon een denaar, en beveelt hun aan den arbeid te gaan. Omtrent negen uuren wil hy gaan om te zien, of zy naardig arbeiden; maaralshyover de markt gaat, ziet hy daar anderen ledig daan, die, even zoo wel als de eerden, werken konden ; hy belast ook deezen na zynen Wynberg te gaan, en te arbeiden; fchoon zy wel, (zegt hy) , géén dag werks meer doen konden, wilde hy hun evenwel geeven, 't geen recht was. Zy gaan , en voegen zich by de eerstgehuurden. Op het middaguur en 's avonds om drie uuren koomt hy weder, om zyne Arbeiders te bezoeken, en vind beide die reizen wedeï  2s UOOFDST. j E Z U & au weder menfchen ledig liaan, die hy ook noch by de vorige Arbeiders voegt; Laat, om vyf uuren, komt hynochmaals, en ziet ook thans noch eenigen werkloos; hy vraagt hen, waarom zy den geheelen dag niet arbeiden; en om dat zy zich daar mede verontfchuldigen, dat hen niemand tot een geheel of half dagwerk gehuurd had, en thans wel niet meer zouden verdienen; zoo beveelt hy hun, offchoon her, al zoo laat was, echter noch aan het werk te gaan; dat hy hun evenwel ten minflen noch geeven zou, wat billyk was. Ook deezen gaan. Op het einde van den dag roept de Heer van den Wynberg zynen Rentmeester, en beveelt hem, dathy deArbeider3 zou laaten komen, eenen iegelyken zynen loon betaalen, en, zonder onderfcheid, den laat gekomenen zoo veel geeven, als hun, die den geheelen dag gearbeid hebben. Dit gefchied. Die eerstom vyf uuren hadden begonnen te werken, werden eerst geroepen, en elk ontvangt eenen geheelen denaaf. De overigen, die vroeger gehuurd waren , verwachten , om dat deeze laaflen zoo veel bekomen heb» ben, dat zy noch wel meerder zullen ontvangen* Maar ook van deezen ontvangt een iegelyk flechts hec beloofde. Nu worden zy over den Heere, by wien zy gearbeid hadden, te onvrede, en beklaagenzich , dat hy deezen, die zoo laat eerst begonnen hadden, en maar ééne uure aan het werk geweest waren, zoo veel loons gegeeven heeft, als hun, die den geheelen dag, en dat by de groote hitte, hadden gearheid. Dan hy gaf hem, die deeze klachte in den naam van de overigen voordroeg, tenantwoord: Ik doe u géén onrecht, Vriend! gy hebc u voor éénen denaar laaten huuren, en, om dat ik u dien beloofde , gearbeid ; jiu , daar hebt gy uwen loon, neem O 2 hem  LEVEN VAN VIIL BOEK. hem na n, en laat my in rust; ik wil u niet onthouden, wat u toekoomt; maar ik wil ook den anderen geeven, wat my behaagt; of heb ik niet het recht, om met het myne te handelen, zoo als ik wil ? En dunkt u, dat gy gegronde reden tot nyd en wangunst hebt, dat ik zoo veel goedsheid hebbe, dat ik iemand, die zoo lang niet, als gy, arbeidde, den geheelen loon fchenke ? —— Even zoo is het, myne Discipelen, met de geenen gefield, die op ongelyke tyden, by ongelyk moeilyke omftandigheeden, geroepen worden, om aan de uitbreidinge van het Euangelie te arbeiden. Het kan zyn, dat zy, die allereerst dit werk beginnen, meer te doen, en grootere zwaarigheid vinden, dan zy, die laater aan het werk komen. Als nu den eerflen een bepaalde loon beloofd is , dan zal hun dezelve zekerlyk ten deel vallen; maar daar uit volgt niet, dat de anderen, die eigen lyk zoo veel niet te eisfchen hadden , echter niet uit vrye goedheid even zoo veel kunnen ontvangen. De eerften zullen gelyk de laaflen, en de laatften gelyk de eerften behandeld worden. Onder de veelen, die tot uitbreidinge van het Euangelie gerioodigd worden, zyn 'er maar weinigen, aan dewelken een byzonder voorrecht boven de overigen gegeeven word (w). Met de meesten word zoo> gehandeld, dat onder hen by de uitdeelinge der belooninge géén onderfcheid gemaakt word, die op hunne (w) My dunkt, dit fchynt aan te toonen, dat . onaangezien de twaalf Discipelen, daarom dat zy de eerJl en waren, die aan het Euangelie hadden gearbeid, géén voorrecht boven de laater gezondenen hebben zullen, zy in andere opzichten nochtans wel tot uitftekender belooningen geraaken konden. Efl in. der daad, doet de  2, HQOFDST, JEZUS. ai3 ne vroegere of laatere zendir.ge gebouwd ware. — Een gewichtige reden ter aanbeveelinge van befcheidenheid aan zyne Discipelen! Want zy hadden gééne reden om zich te beroemen, dat zy de eerften waren , aan wien eenig dagwerk irt deezen Wynberg was aangeweezen, dat hun werk juist in de fterkfte hitte van den middag viel, en dat anderen, in vergelykinge met hen, maar weinige uuren te arbeiden hadden. Zy behoorden toch altoos noch met hen tot dezelfde foort, die laater en toen 'er reeds meerder voor hen gearbeid was, zich tot dit beroep heiligden. En offchoon onmiddelbaar te voren Jezus hun eene groote belooning, uitmuntende eerampten in zyn Koningryk beloofd hadde, was deeze toezegging niet daarop gebouwd, dat Hy hen zoo vroeg tot zyne Arbeiders had verkoren, maar op hunne bereidwilligheid, waarmede zy Zyne roeping beantwoord, en op de getrouwheid en ftandvastigheid, die zy tot hier toe en naaderhand geduurig in hun beroep bet weezen hadden. Van den Jongeling, die tot alle deeze gefprek ken gelegenheid gegeeven had, melden de heilige Schryvers verder niets. Met een geheel ander oogmerk, als deeze by zyne vraage gehad had, ftelde Hem zeker Godgeleerde eene belofte, dat zy twaalf Vorsten over Israël zouden worden, eene zoo lange uitftekende eer verwachten, dewei* ke zy zich evenwel noch eerst waardig moesten maaken. Al. leen daar door, dat zy zoo vroeg Discipelen waren gaworden, waren zy deeze eere noch niet waardig, Men vergelyke hiermede 1 Corinth. IX. vs. 16—18, O 3  4 LEVEN van VII. boek. ne eélykfoortige voor. Van de Joodfche Geleerden werd veel getwist, welkevoorfchriften de eigenlyke aanwyzing behelsden, hoe men tot de gelukzaligheid van een toekomend leeven kon geraaken. In de gebruiken en plechtigheden fcheen deeze aanleiding met ïe liggen; ten minden niet zoo duidelyk, dat'er niet noch verftaanbaarer verklaaringen daaromtrent zouden noodig geweest zyn. Intusfchen hadden de Pharizeen dezelven tot de hoofdzaak gemaakt, en juist daardoor den rang tusfchen de Godlyke Wetten zoo inde war geholpen, datmeenigJoodnnnietregt meer weeten kon, of hy de zaligheid eerder in het waarneemen van de Ceremoniën, danindievandezedelyke voor» fchriften had te zoeken, en of ten aanzien van de ïnnerlyke waardye en van de noodzaaklykheid ook in der daad tusfchen dezelven eenig onderfcheid plaats had. Men zal zekerlyk niet denken , dat het by menfchen, die eene Godlyke Wet hadden, een vraag om iemand te verftrikken, zou hebben kunnen weezen: Wat moet men doen, om zalig te wotden? En evenwel was zy in der daad zoodanig, naa dat eens het gezonde verftand van de verklaaringe der Wer verwyderd was; en men eene menigte van Leeraaren vond, die de plechtigheeden ten koste van de Zedenwet aanpreezen , en omtrent zulken, die de laatfte ovenreeden, veel meerder toegeevenheids betoonden, dan omtrent hen, die zich tegen de eerften misgrecpen. Nu kon men deeze vraage, die in haaren aart maar op éène maniere beantwoord kon worden, op verfcheidenerleije wyzen beantwoorden; en voor het Pharizeeuwfche Leerftclfel was het niet onverfchilhg, hoe men ze beantwoordde. Deeze Geleerde droeg ze echter niet zoo algemeen voor, hy gedroeg zich ?Jsware hy begeerig, om tot zyn byzonder onder-  2- HOOFDST. ' JEZUS. 21 § wyseenigeondemchting te bekoomen; alswenfchte hy te weeten; wat hem zeiven te doen Hond, om rot het eenwige leven te geraaken. Welke andere by-oogmerken hy noch by deeze vraage mag gehad hebben, valt moeilyk om te zeggen: dat alleen is zeker, naamlyk, dat hy niet in ernst bedoelde onderricht te worden. Jezus wees hem tot het Wetboek, tot het welke voor te leezenen te verklaaren hy zoo dikmaals gelegenheid had. Hy zeide, dat dit hemzouleeren, welken de voorfchriften waren, die aanweezen hoe men zalig kon worden, — ,, Welk „ een gebod vind gy daar (zeide Jezus) met byzon- „ deren naadruk aangedrongen ? " De Heer kon deeze hinderlaage niet beter ontwyken, dan datHy hem zelf op deeze vraage deed antwoorden. De Man kende, zoo het fchynt, zyne manier van denken tamelyk wel, en wilde opzetlyk iet zeggen, het geen daar mede overeen kwam; welligt om Hem op die wyze verder uittelokken. Ik vinde (zeide hy)zeer nadruklyk daarop aangedrongen: Gy zult den Heere, uwen God, liefhebben; Hem van gantfeher harte van gantfeher ziele, met alle uwe krachten endoen ! liefhebben; en uwen naasten als u zei ven. -—■ Een antwoord, 'tgeen zekerlyk naar den fmaak van Je- aus, en gantsch niet Pharizeeuwfch was. Gy hebt recht (hernam Jezus). Dat is juist het voorfchrift, het welke de zekerde handleiding tot zaligheid bevat. —— Volg dat, dan word gy zalig. Kort en treffende! De Pharizeeuw kon nu zyne gèdachten over de noodzaaklykheid der Ceremoniën nergens meer te pas brengen; en het geen hy zekerlyk in den mond van Jezus niet voor eene volkomen juiste beantwoording zyner vraage gehoudan zou hebben, moest hy, nu hy het zelf gezegd had, als O 4 waar-  flifj LEVEN van VIL BOEK, waarheid laaten gelden- Hy zogt eenen anderen uitweg. De Pharizeeuwfche Zedenleer maakte omtrent de zedelyke Wetten zoo veele bepaalingen , dat zy byna geheel verdweenen, en gaven aan de Ceremoniën zoo veel uitbreiding, dat deezen de hoofdplicht wierden. Gemerkt hy nu met deeze laatften niet kon voor den dag komen, zocht hy iets op, het geen ten minnen tot bepaalinge van de eerfte zou kunnen dienen^ en wel te meerder, om dat het korte woord: doe dat zyne trotsheid toch een weinig beleedigde. — Want, hoewel hy zich als leergierig aangefteld had, wilde hy echcer niet aangezien worden, als hadde hem tot hier toe gantfchlyk die regtgeaartheid ontbroken, die elk Pharizeeuw meende in zoo hoo-gen trap te bezitten. Zoo geheel kon hy zyn karak-* ter, het welke hy met zyne meefre Amptgenooten gemeen had, ook niet verlochenen, dat hy geheel befcheiden en dankbaar eene vermaaning aangenomen zou hebben, die fcheen te veronderftellen, dat hy noch zeer verre van de Israëlitifche vroomheid af was. Nu gaf hem juist het gebod: Bemin uwen naasten als u Z".'ven, tot welker nakominge Jezus hem had geweezen, eene zoodanige kunflige bepaaling aan de hand, kewelkeaandeeene zyde zou dienen , om den Heiland te toonen, dat de Wet zich in dit en andere zsdelyke Voorfchriften noch niet dui. delyk en bepaald genoeg verklaarde; anderdeels, dat hy meende dit gebod (naamlyk volgens de vermeende bepaalinge tot de Joodfche Natie) werklyk naagekomen te weezen (#). ——— Eu. „Wie is dan, „naar (x~) Deum quidem dubium non eft, quin fatiS amatum afe credi vellet ob exaiïam Cerimoniarum omnium obfervationem. De froximo, quia ambigipoterat ,quam late ea vox JpeUaret, in- ter-.  C. H00FDST. JEZUS. 31^ „ naar de meening Van dit gebod, (zeide hy) myn „ Naast e'i Elk Israëliet - zouden andere Joodfche Leer meesters en hy zelf geantwoord hebben. Want by deezen ftond het vast, dat de plicht, om zynen naasten lief te hebben, anders niets, dan de by zonderite achting voor zyne Landslieden, of zeer kwalyk be™ grepene Patriottifche gevoelens eifchte. Jezus ver~ ftond dit voorfchrift geheel anders, enfteldehem zyn antwoord in een gefchikt verhaal voor. Daar reisde (fprak Jezus) een Israëliet van Jeruzalem na Jericbo, en viel onder eene bende van Rovers. Deeze fchudde hem naakt uit, zy beroofden en kwetsten hem door flaagen, gingen heenen en lieten hem half dood liggen. Het gebeurde, dat kort daarnaa een Priester juist deezen zelfden weg trok; die zag den menfeh daar hulpeloos, en ging voorby. ——» Zoo reisde ook een Leviet denzei {-. den weg, kwam op die plaatfe, daar de gewonde lag, zag eens na hem om, maar ging voorby. —* Naadeezen kwam 'er een ander Reiziger, een Samaritaan, deeze hieldftil, bezag hem, had medelyden met den ongelukkigen Israëliër, klom af, trad naader toe, ging by hem, goot olie en wyn op zyne wonden, verbond ze, hielp hem op den Muilezel, dien hy tot eigen gebruik by zich had, en bragt terpretatimem Chrijli pojlulat. Grot. Dat is: [Buiten twyfel wilde hy, dat men zou denken, dat hy God genoeg beminde, terwyl hy zoo naauwkeurig alle plechtigheeden onderhield. Wegens den naasten kon 'er twyfel vallen, hoe verre dat woord'ware uit te breiden, djaj;. om vraagt hy hier over Christus verklaaring.J 0 5  2ï8 LEVEN VAK VII. BOEK. bragthet zoo,gemakIyk, in de naast bygelegene herberge. Hier koesterde hem , zoo lang als zyne bezigheden hem veroorloofden om daar te bly ven, en maakte fchikkingen, dat in het vervolg verder voor hem gezorgd wierd: daar hebt gy, fprak hy 's morgens tot den Waard, twee denaar en, ik moet vertrekken, gebruik dit weinige ten beste van dien man, en Iaat hem uwer zorge bevolen weezen. Hebt gy boven dit noch eenige kosten ten zynen behoeve te maaken, dan zal ik u dezelven op myne terugreize betaaien. Dat zeide de Samaritaan. Nu, als de ongelukkig geworden Israëliet zou hebben moeten zeggen, wie van deeze drie zich jegens hem als zyn naaste had gedraagen, wien denkt gy wel, dat hy genoemd zou hebben? Buiten twyfel, (fprak de Geleerde), die medelyden met hem getoond had. ——Dan weet gy immers, hernam Jezus , wie u naaste is. Gaa heenen en doe ook zoo. Men heeft het als een bewys van wysheid en bekwaamheid , die in deeze vertelling heerfcht, opgemerkt, dat het geval zoo opgegeeven word, dat hy, die de weldaad bewees, enniethy, die ze ontving, een Samaritaan (v) geweest was: want daar door werd de Godgeleerde reeds by voorraad genoodzaakt om dat voor eene goede en fchoone daad te erkennen , het geen van den reizenden Jood gedaan was, daar het in tegendeel, de zaak niet voor zoo loflyk, en ook niet voor zoo waarfchynelyk gehouden zou hebben, zo de Israëliër als weldoener, en de ÓV maritaan daarentegen, als hulpbehoeftjg ingevoerd ware \i) De Heidenen zelfs waren by de Jooden niet zoo veracht als de Samaritaanen. Vergel. I. Bock, cap. 4.  2. HOOFDST. J E Z U S. 219 ware geworden. ïn der daad zou op die wyze de vertelling iets veronderfteld hebben, het geen allerminst vooronderfteld kon worden, naamlyk, dat een Jood in een foortgelyk geval met zynen nabuur, den Samaritaan, even zoo wel en vriendlyk handelen zoude, ais*hy gaarne zou zien, dat deeze ten zynen opzichte deed. Wilde Jezus toonen, dat eene zoodanige Natie-haat, die hen tegen andere Naden verhardde, en, van hunnen kant (2), altoos heviger en bitterer was, dan van de andere zyde, volftrekt te verwerpen, en het gebod, het welk menfchlievendheid aandrong,, geenfints alleen tot Land-en Religie - genooten bepaald moest worden, dan was het gevoegelykst, het voorbeeld van milddaadigheid en ontfermenisfe van daar te ontleenen, vanwaar men het noch waarfchynlykst konde vermoeden, vaneen Volk, dat zoo veel verachting van de Jooden moest uitftaan, en offchoon het wel mede op zyne beurt vyandighen aanzag, nochtans altoos tot verzoeninge allereerst de hand geboden O). Zoodanig een voor- Cs) Onder de trekken van het Nationaale karakter der Jooden, meld Tacitus Hijlor. Lib. V. Adverjusomnes alioï hojiile odium; [teger. -Ileanderen een vyandelyke haat.] Hy voegt 'er by: Apud ipjos Fides objlinata, misericordia in promptu; [onder zich ftyfzinnig in trouw, toe barmhartigheid vaardig. ] Doch o.ok deezen vinden wy niet in de vertellinge, waarover wy fpreeken. Daar moeten in der daad onder hen menfchen geweest zyn, als de Priester en de Leviet. fa) De vyandfehap der Samaritaanen tegen de Jooden was eerder maak; daar tegen had die der Israëlieten te gen de Samaritaanen, verachting en Volkstrotsheid ten oorfprong. Hadden de Jooden deezen laaten vaaren, dan zouden de Samaritaanen zich gaarne als goede naabuurcu gedraagen hebben.  sao LEVEN van VII. boek» voorbeeld bewees, dat een menfchlyk en medelydig hart zich door gééne gevoelens van Volks-haat liet hinderen of bepaalen, maar altoos dien voor zynen naasten hield, die zyner hulpe en medelyden noodig had, hy mogt voor het overige zyn, die hy wilde. Even zoo voegzaam laat onze Heiland in Zyn verhaal 'er zoodanige omdandigheeden mede in vloei* jen, dewelken aantoonden, dat de Jooden, en onder deezen zelfs Geestlyken en Geleerden, voor hunne eigene Landslieden en Geloofsgenooten, niet altoos zoo veel liefde en medelyden hadden, als naar hunne eigene uitlegging het gebod van de liefde voor den naasten vereifchte; en dat deeze koelhartigheid, dewelke Israëlieten zoo vaak jegens Israëlieten betoonden , juist uit gebrek van algemeetie menfchlievendheid vloeide; dewelke hen niet alleen jegens hunne Landslieden en Medeburgeren, maar even zoo zeer ook jegens alle andere menfchen goedhartig en dienstvaardig behoorde te maaken. Jezus had aan de vraage van den Wetgeleerden, ten deele door het geen Hy hem zelfdaar op liet antwoorden, deels door de bepaaling, die hy maakte, voor ongegrond te verklaaren, zoo geheel voldaan, dat hy befchaamd moest heengaan, en, als hy zich al niet beter wilde laaten onderrichten, ten minde niet beletten konde, dat de Discipelen, en wie verder dit gefprek mogt hooren, daaruit de allernuttigde leeringe trokken, en den plicht van de liefde omtrent den naasten, in zyne geheele uitgedrektheid leerden kennen. Wy zien Jezus dikmaals in het gezelfchap van zoodanige menfchen, als deeze Wetgeleerde. Al was het gefprek met hen niet in daat, om hen van hunne voor-*  2. HOOFDST. J E Z U S, 221 tooroordcelen te geneezen, was het toch altoos een zegepraal van de waarheid, eene redding van dezelve tegen hunne verdraaijingen, eene Schoole der wysheid voor Jezus Discipelen. Men ziet met misnoegen hunne zeldzaame, dikwerf boosaartige, uitvluchten en Chicanes: Men gaat echter daarom nooit zonder onderrichting heenen: Men ziet de waarheid, om welker redding het te doen was, in het helderfte daglicht geplaatst: Men ziet met verwondering, hoedanig eene duidelykheid Hy door Parabelen, vertellingen, wedervraagen, wyzen op de iiitfpraaken der Heilige Schriften, of derzelver verklaaring aan veele, door hen vervalfchte, leerewisc te geeven. Heerlyke vertooning voor eenwaarheid- iievenden! Maar het is ook leerzaam, en geeft een noch hooger genoegen, Hem in Zyne vertrouwelyke uuren, die Hy met de Discipelen of Vrienden doorbragt, gade te liaan. Zyne leeringen en daaden hadden Hem overlang by de beste en braaflte Israëlieten bekend gemaakt. Onder deezen waren'er zulken, die Hem wel niet van plaatfe tot plaatfe begeleidden , maar alleen fomwylen het geluk hadden, van Hem, ais Hy doorreisde, te herbergen. Onzeker is het, op welke reize na Jeruzalem dit voorgevallen zy, het geen thans volgt om te vernaaien. Tot deeze laatften, en in de reije der tot hier toe verhaalde gebeurteniflèn, fchynt het niet te behooren: dan, gemerkt de Euangelist, die de naastvoorgaande gebeurtenis verhaalt, het by dezelve onmiddelbaar voegt, zal het ook hier de volgrei van het verhaal niet merkbaar af breeken. Jezus had met eene kleine Familie te Bcthanien vriendfehap gemaakt. Zy beftond uit eenen Broeder en  222 LEVEN VAU VII. BOEK. en twee zusters. De Broeder heette Lazarus, de Zusters Mat ia en Martha, de laatstgenoemde was niet onwaarfchynlyk eene Weduw, by dewelke de beide andere inwoonden ( b ). Als Jezus door die Vlek reisde, of zich in de daar digtby geleegene Stad Jeruzalem ophield, dan bezogt hy gaarne deeze Zus» ters; de gastvryheid van Martha (_ c), en hunne gemeenfehaplyke hoogachting voor Zynen Perfoon, had hun dit geluk te wege gebragt. Eens, als Hy zoo by hen was, en om voor hen zyne tegenwoordigheid nuttig te maaken, leerzaame gefprekken hield, was Martha heengegaan, om voor hunnen Gast, die welligt zyne Discipelen ook by zich had, eene gevoegelyke maaltyd te bereiden. Haare werkzaamheid, en om datzy dit voor het gewichtigfle hield, het geen zy als Vrouw van den huize te bezorgen had, veroorloofde haar niet , Zyne Leeringen in ftille ruste aan te hooren. Zy was geheel mef toebereidinge van de Maaltyd bezig , torvvyl zy het misfen van de hulp haarer Zuster begon te ge* voelen. Maria had eene geheel andere bezigheid. Stil. oplettende, vol van leerlust, bleef zy in de kamer, liet Martha haar werk verrichtten, luifterde na alle de woorden van haaren Leermeester, en nam zoo veel deel in zyne gefprekken, dat zy niet dacht om andere bezigheeden. Mdrtba komt met eenige onrust binnen, en wenfehte dat haare Zuster toch eindelyk merken mogt, dat 'er thans hand aan 't werk ge- (b) Een vermoeden, gegrond op Lukas X. vs; j8.» daar van het huis, als behoorde het Martha toe, word gefproken. (V) 'ï*fA|<«r» uvrh , heet het van Martha, «j ■*>> tutu *vt$t, Lukas X. vs. 38.  s. hoofdst; JEZUS, 225 geflaagen moest worden. Dan deeze flaat op alles géén acht. Mart ba kan niet langer zwygen doch dewylzy zich fchroomt, om haar eenigverwyt inde tegenwoordigheid der gasten te doen, en Jezus Christus haar ontevredenheid reeds gemerkt had , keert zy zich tot Hem, met eenen toon van verontfchuldiginge voor zich, en van ontevredenheid over haare Zuster. Heer! Zegt zy, gy zult zelf wel gemerkt hebben, dat het juist niet in de beste orde toegaat. — Myn Zuster neemt in 't geheel géén deel in uw onthaal, en laat my alleen myne Gasten bedienen. :— Ik denk, dat eene herinnering van u, dat zy^my behoorde te helpen, haar arbeidzaamer zou maaken. Maria begon 'er toen eerst om te denken, waarop het doelde; zy nam het haare Zusterniet euvel. Doch deeze verdiende evenwel een klein verwytdaar over, dat zy door'haare al te zorgvuldige werkzaamheid zich had laaten verleiden, om Maria van iets gewichtigers afteroepen, Jezus in zyne rede te ftooren, en Hem eene zaak van zoo weinig belangsklaagende voorteftellen. Martha, goede Martha! zeide Hy, waarom •neemt gy zoo groote en angstvallige moeite, om te zorgen, dat 'er niet te weinige gerechten op de tafel koomen. Om den honger te flillen, zou immers ééneenige genoeg zyn. In tusfchen heeft Maria, wyzer dangy, om zoo te fpreeken, het beste onder de gerechten (d~) verkoren; zy weet dat tewaardeeren, en boven alle anderen aan dat den voorrang te geeven, hetgeen deezen voorrang verdient. Endaar zy ( d ) TV «V«V# t*i(u*. Een Schildery, ontleend van eene maaltyd, als iemand daar hec beste deel omvangt.  s-4 LÉVEN van VIL boek. zy zelfinet goed overleg het uitgekoozen heeft, zou ik het haar ontneefnen, of ik haar daar van terugge houden? Neen, zy zal in het bezit van het geen zy meest ter harte neemt, ongehinderd blyven. Het vèrwytwaszagt, ëri pastte uitfteekend wel op de foute. By zoodanige angstvallige arbeidzaame gemoederen moet men het goede, 't geen ook altoos in hun doen is, (by Martha was het dienstvaardigheid en gastvryheid,) niet onderdrukken;het niet, mee het geen 'er gebrekkig by is, op dezelfde laagte ftellen; anders zou het verwyt meerfchaade, dan voordeel doen. Toont men daarentegen den zorgelyken iets beters, waaromtrent zyne werkzaame geest zich bezig kan houden, dan geeft hy ons eerder gehoor, en gelooft, dathy, die hem zoo waarfchouwt, het coed met hem meene. Voor het overige zal men deeze leere voor Martha voornaaralyk nuttig in het huislyke leven vinden, daar kleine zorgen en bezigheeden zoo menigmaal, en zoo dikwils ten ontyde, zich tusfchen de wichtigfte belangen indringen. Ik denk, dat myne Leezers met my zouden wenfchen, veele zoodanige huislyke vertoomngen m het leven van Jezus Christus te vinden; en liefst zouden zy Hem al vroeger in zyne eigene Familie teNaza» reth gezien hebben, daar men zich eene menigte fchilderyen van deezen aart kan voordellen , die ons zeer gewichtig zouden moeten voorkomen. Dan cemerkt het oogmerk der Euangeliefche gefchiedenis* Ten vereifchte, dat wy Hem meerder buiten deeze enge betrekkingen, maar naar Zyn openbaar karakter enAmptleerenkennen, komen'er zeldzaam vertooningen van deeerfte foort in voor. Maar de weinigen, die wy aangetekend vinden, om Hem ook als Zoon,  s. HOOFösr. JEZUS. aaj Broeder (V), en Vriend, kenbaar te maaken; Wie zal het vriendlyke, het zachte en gevallige in zyn karakter miflen te zien, die zelfs alleen deeze verhaalde gefchiedenis, en het geen niet lang daar naa in deeze zelfde Familie is voorgevallen, met gevoel leest? Zeer weinig weeten we vanZyn gedrag metZyne huisgenooten;dan dit word eenigfirits vergoed door de vertrouwde gefprekken met ZyneDiscipelen, waarvan 'er zoo veelen zyn opgetekend, die ons Jezus ook van die zyde leeren kennen, van welke wy Hem uit eene befchryvinge van Zyn huislyk leven wenfchten te leeren kennen. Het gezelfchap der Jongeren was, om zoo te fpreeken, Zyne Familie, of het geen voor Hem de plaats van Zyne Familie bekleedde. Zy genooten van Hem, onaangezien de eerbied, die hun Zyne daaden inboezemden, dezelfde vertrouwelykheid en vriendfchap, die men zich van Zyne verkeeringe met Bloedverwanten of Huisgenooten kan verbeelden. Op zekeren dag, als zy alleen by Hem waren, merkten zy, dat het Gebed Zyne aangenaamfte en gemeenfte bezigheid met zich zeiven, en de vreugde der uuren van Zyne rust was. Zy hoorden Hem Zyne gevoelens met woorden uitdrukken; zy zagen de levendigheid en verheffing Zyner ziele ; alle uitdrukfels van Zynen omgang met God. Het dage hun fchoon, zoo te kunnen bidden. Dat wenfchten zy ook te leeren. Zy gedachten aan zekere Voorfchriften van bidden, diejodnnes, de Dooper,am zyne {» Ofte Neef. II. Deel P  aaé LEVEN van VIL boek. fcyne Discipelen bad gegeeven; die, gelyk hyzetot vasten aanmaande, hun ook oefeningen in het gebed „ jals hulpmiddelen tot vroomheid, aanprees. Dit behoorde ten deele mede tot de naauwkeurige Gods* dienftige opvoedinge, die deeze Zedenprediker zynen Discipelen gaf, en aan dewelke zyn eigen voorbeeld een zoo groot gewicht byzette, Dan Jezus, hoewel Hy in de hoofdzaak met hem overeen kwam, en met dezelfde naauwgezetheid allen en een iegelyken plicht van den Godsdienst, door Zyne Aanhangelingen wilde waargenomen hebben, had echter in de maniere , waarop Hy met Zyne Discipelen omging, in dematiiere van opvoeding, iets Hem eigens. Hy wist de •ruuwe gedaante, dewelke jfoannes aannam, 'er van af teneemen, zyne leere eene menfchlievender gedaante I te geeven, en Zyne Discipelen van tyd tot tyd tot ' gevcelens van Godsvrucht en menfchlievenheid,zon- \ \ der zoo regelmaatig geftrenge oefeningen, te hervor- j men. Dit was des te gevoegelyker, om dat het oog- | merk der opvoedinge, die Hy ten hunnen opzichte | \ voorhad, van dat,'t geen Joannes bedoelde, on- \ derfcheiden was. Deeze kweekte zyne Discipelen hechts op als een Jood, die van hen vroomeJooden ( wilde maaken; maarJezusalseenLeeraar . die meer was dan Mozes, die het wezentlyke van het toevallige van tyd tot tyd onderfcheiden, en Zyne Discipelen tot aanbidders van God in geest en in waarheid maaken wilde. Hy had hen met het vastgeftelde vas- j ten op zekere dagen verfchoond Q ƒ). Ook vond j Hy niet noodig, hunbyzondere formulieren van ge- , beden voortefchryven; want naar maate zy zich in Zyneni (ƒ) II. Boek, Hoofdf. 3. bl. 251. volgens deeze Ne-> «teïduitfche Vsnaaling.  S. HOOOFDiT» JEZUS. üfl7 Zynen omgang tot vertrouwen en eerbied voor God gewenden, moest hun ook het bidden van zei ven ligterengemaklyker worden: ten minften Hy gaf hun zoo lang géén voorfchrift, (Formulier kan men het toch niet wel noemen,) tot datzy'er een van Hem verzochten, en dit gefchiedde by die zeer gevoegelyke gelegenheid, als zy eens, door Zyn voorbeeld getroffen, wenfchten, waardiger te kunnen bidden, Een van hen bad Hem in naam van allen, dat Hy de goedheid wilde hebben, van hen, gelyk Joannes zynen Discipelen gedaan had, te leeren bidden. Zy dachten zekerlyk niet, dat Hy hun , in ftede van alle wydloopige voorfchriften, flechts weder dat korte gebed aanpryzen zoude, hetgeen Hy hun reeds eens als het beste en volledigfte had aanbevolen ( g y Hadden zy zich dit voorfchrift herinnerd, of geloofd, dat het waarlyk alles, wat tot het weezen van een gebed behoort, in zich bevatte, dan zouden zy zeker* lyk wel mede hunne Bede agtergehouden hebben. Dan zy geloofden, dat tot iemand te leeren bidden, meer vereifcht wierd, dan een kort Voorfchrift, dat alleen het wezentlyke betrof. In de Joodfche Scholen ftelde men de zaak zoo voor, dat het gebed, gelyk het vasten, aan dagen uure en plaatle wts gebonden; dat het, om volkomen Godsdien'Hg te weezen, eene zekere lengte moes: hebben, en derge-1 lyken. De discipelen verwachten derhalven ge'ieel iets anders, dan dat Jezus alleen tot üen "zoude zeggen: — Als (g) II. Boek, Hoofdft. a, bl. aaj volgens dezelfda Vertaalinge. P a  328 LEVEN VAN VII. BOEK» Als gy bidden wik, zoo zegt „ Vader der menfchen .' Gy volmaaktfte en Hemelfche Vader! Ach mogten de menfchenU kennen en eerbieden! Moge uw Koningryk, het Koningryk der „ waarheid en gelukzaligheid, hoe langer hoe heerlyker zich vertoonen! Mogten wy hier op aarde ,, naar Uwen wil, gelyk de zaligen in den Hemel , „ leeven! Geef ons dagelykfch ons goed voedzaam „ brood! en vergeef ons onze feilen, gelyk ook wy eenen iegelyken , die ons beleedigde, zyne fout „ vergeeven! Laat ons ook niet in fchadelyke of ver„ leidelyke omftandigheeden komen: maar red ons „ van alles, wat kwaad is." —— Hoe zeer verfcheelde de kort- en eenvouwigheid in dit gebed van den fmaak der Synagoge (J)l Maar zoo weinig als Hy henzogt met wydloopige woardenryke voorfchriften van Gebeden te overlaa- den; (&) Men heeft hier meerder aandoening en gevoel, dan woorden. Zoo baden David , Jefaias, enz. Men vindt in hunne Schiiften bynaa niet zoo zeer eigentlyke Gebede (als onze zoogenoemde Morgen • Avonden andere Gebeden) , als wel zielsverheffingen tot God , die men iemand toch bezwaarlyk in Formulieren kan keren. (i) Enkelde Beden van die hier voorkoomen, vind men wel ook in Joodfche Schriften , en zy zyn ook te zeer op de natuure der zaake gebouwd, dan dat niet, ook reeds voor Jezus , menig verftandig Israëliër zich van ' dergelyke gebeden bediend zou hebben, maar eene zoo krachtige kleine verzameling van zoodanige Beden; ■ (want ieder Bede kan men ook alleen bidden;) —— vind men nergens inde vroegere Godlyke Schriften. Maar in den Pharizeeuwfchen fmaak zal dit naauwlyks] krachtig bidden hebben mogen genaamd worden.  a. HOOFDST. JEZUS. ^ den; zoo veel moeite nam Hy daarentegen, om hun dat, 'cgeenbyverflandigbidden altoo* de hoofdzaak is, een fterk onbepaald vertrouwen op God, te leeren. Hy had reeds lang byalle zyne onderrichtingen Zyn hoofdoogmerk daar van gemaakt, dat Hy zyne Discipelen tot etn zoodanig geloof aan Zyne zending, aan Zyne gemeenfchap met de Godheid, en volmacht van dezelve ontvangen, te gewennen; dat zy te eenigertyd, naa Zyn aicheiden van de aarde, in alle gewichtige gelegenheden, zich met volko* mene vrymoedigheid tot Hem, en door Hem tot G< d mogten wenden, en van de verhooringe te voorcn verzekerd zyn mogten. En van deeze vrymoedigheid zou het gebed altoos het uitdrukfel weezen. Stelt, (zeide Hy ), dat iemand van ulieden eenen Vriend had, en deeze kwam te middernacht voor zyn huis , en riep: Vriend! leen my toch drie Broodcn. . Ik heb onverwagt eenen gast gekreegen, en ik ben van niets voorzien, het geen ik hem zou kunnen voorzetten. In de eerfte gramftoorigheid over zyn ontydig roepen, zou die in het huis antwoorden j Wat is het? laat my in rust: gy ziet immers, dat de deuralgeflootenis, en ik ben met myne kinderen in myne flaapkamer. ■ Kan ik nu opflaan, en u brood geeven? En echter denk ik, dat, als hy al om dat hy zyn Vriend is, hem ten gevalle, niet opftaan zoude, hyhet nochtans zekerlyk in het einde om zyn aandryvend, onftuimig aanhouden doen zoude : Eer hy hem noch langer laat roepen, ftaat hy op, en geeft hem zoo veel, als hy eifcht. »•«•••«• Zoo zyn menfchen gewoon te doen. Dan, ik behoef u niet eerst te zeggen, dat als menfchen, zelfs by hun misnoegen, zoo veel doen kunnen, zekerlyk niet te vreezen is, dat de Algoedertierene hen, die met verP 3 -rou-  33© LEVïiN vAN VIL BOEK, trouwen en vrymoedigheid bidden, onverhoord zal laaten, Onthoud dit derhalven, als eene onfeilbaare Waarheid: „ Bidt, dan zult gy ontvangen; zoekt, „ dan zult gy vinden; klopt aan, dan zal u openge9, daan worden: want een iegelyk die bid, die ont„ vangt, en een ieder die zoekt, vind; en elk ee„ nen, die aanklopt, zal opengedaan worden1"—• Of leert u niet zelfs, dit, hetgeen by menfchen gebeurt, dat daar noch eenige liefde en natuurlyke aandoenlykheid is, deeze regel onfchendbaar in acht genomen word ? Ziet men wel eenen Vader, die in fiaat zou weezen, om zynen Zoon, die hem om een ftuk broods bad, in Mede van dat, eenen ileen te gee» ven; of als hy om eenen Vifch verzogt, eenen Slang; pf wanneer hy een Ei verlangde, eenen Scorpioen ? Indien nu gy, menfchen, hoe boosaartig en vyandlyk gy anders tegen eikanderen zyt, echter noch zoo veel goedsheids bezit, dat gy uwen Kinderen daadelyke weldaaden bewyst, hoe veel minder is 'er aan te twyfelen, dat de beste, de verhevenfle Vader, zyne goede gaaven, den geest der waarheid en goedheid zeiven, aan die geenen mededeejen zal, die Hem daarom bidden? Die zulke gevoelens heeft, behoeft weinig voorfchriften om te bidden. Jezus kon het daarom by het zeer korte gebed, datHy gegeeven had, laaten. Men ziet, uit het geen de Discipelen naderhanddeeden, dat zy deeze leering, van het vertrouwen op God, zeer wel hadden begreepen, en in hun gemoed zeer diep ingeprent hadden. *Het is de vertrouwlykheid van een Vriend tegen zynen Vriend, van een Kind tegen zynen Vader, die uit deeze maniere van bidden uitblinkt, van welke men in hunne Schriften zoo  #£ HOOFDST. JEZUS. .3t zoo veele proeven vind. Men ziet ook uit dezelven, dit zy bet voorfchri't, het geen hun Meester hun gaf, niet zoo zeer als een Formulier ( k), waarby zy blyven, en het geen zy van tyd tot tyd herhaalen moesten, maar als eene aanwy-ung befchouwd hebben , welke hun zoo wel de voomaamfle zaaken , waar van zy in hun gebed melding doen moesten, als ook de beste en eenvoudiglte manier, om de gevoelens van hun hart Gode voorcedraagen, toonen zoude Eene zoo verftandige aanwyzing zouden zy in gééne Joodfche Schqole gehoord hebben. (kï In ajle Brieven van de Apostelen, by voorbeeld, komt dit gebed zelf, noch geene vermaaning, om van woord tot woord naa te zeggen , voor; hoewel dit, ook om verftandige redenen, al vroeg by de Christenen ia gebruik is geraakt. P 4 DERDE  23» LEVEN van VIL boek. DERDE HOOFDSTUK. Tegen het Gedrag en de Leere der 'Phartzeeuwen. INHOUD. By eene byeenkomfte metPbarizeeuwen doet hun Jezus verwyten, die zy zeer wel verdiend hadden (x~),tn neemt van daar gelegenheid tot onderricbtinge van zyne Discipelen, in tegenwoordigheid van eene menigte Toehoorderen Qi"). Leeringen over het trachten na tydlyke goederen, zoowelalgemeene, als wel, die meerder op debyzondereomflandigbeeden der Discipelen pasjen 1^3), (1) Lukas XI. vs. 37-54. (2) Lukas XII. vs. i-ia. (3) Lukas XIII. vs. 33-39.1 2u  g. hoofdst. JEZUS. 233 ': f 0 iemand de gefchiedenis van Jezus niet eni f . kei in de vlucht leest, maar zoo veel, als Jr, *A hem mogelyk is, zich in de omftandigheeden en in de maniere van denken van de perfoonen plaatst, met welken Hy omging, dan zal eene naauwkeurige kennis van het karakter en de leerwyze der Pharizeeuwen (T), een fleutel tot veele reden van den Heiland geeven. Dan men leert deeze menfchen, die in de Euangelifche gefchiedenis eene zoo flegte, en nochtans gewichtige rolle fpeelen, bygééne gelegenheid beter kennen, dan by die ons tegenwoordig ftaat te vernaaien. Op zekeren tyd, als Jezus juist « eene ernflige rede tot het Volk geëindigd had, noodigde Hem een Pharizeeuw te gastj vermoedlykop een Sabbath , dewyl deeze dag, naa geëindigden Godsdienst, altoos met maaltyden, waartoe zy gewoon (O Met deezen had de Heiland geduurig meerder, dan met de Sadduceeuwen, te doen. Zy hadden naamJyk eenen veel fterkeren invloed op het gemeene Volk, en bedierven Godsdienst en Zeden door hunne angstvalligheid, die by veelen tot in fchynheiligheid ontaartte, veel meerder, dan de anderen door hunne regtttreekfche; ongodsdienllige grondftellingen. Het Pharizeeuwdom had toenmaals werklyk de Natie geheel aangeftoken, en do betere denkwyze der Vaderen uit het hart der Kinderen geyaagd. Jezus, die het dienen van God in geest en waarheid zogt in te voeren, kon met geene foorc vaa vooroordeelen minder» dan met deezen, ftrooken. P5  »34 LEVEN van VIL boek* woon waren elkander te noodigen, geflooten wierd. Tezus ging met hem naa zyn huis, en ze-te zich, zoo ras Hy gekomen was, zondereenigereinigingsplechtigheeden, aan tafel. Dit was péne geringe inisdaad naar het oordeel van den Pharizeeuw en der Gas:en IVlen had zich te zeer aangewend, alles, wat Hy deed en zeide, gade te (laan, dan dat men die verzuim ongemerkt zou hebben laaten voorby dippen. Men herinnere zich flechts eene andere gelegenheid, toen eenige discipelen dat uit onagtza .mheid naalieten (m), het geen Jezus buiten twyfel hier opzetlyk niet doen wilde; welke vinnige verwyten zy zich over den hals h lalden, waar tegen Hy ze met de bondigfte redenen verdedigde. Nu was Hy zelf in het geval- Verwyten deed men Hem niet, «relyk den Discipelen; men had Zyne overmacht in het bybrengen der Godlyke Schriften reeds by menigvuldige o-eleegenheeden te wel ondervonden, dan dat men hoopen kon, dat men Hem zoo ligt totftilzwygen zou kunnen brengen. Intusfchen waren daarom de tekenen van hun misnoegen en van hunne bevremding aanmerkelyk genoeg; zoo dat Hy, of iets ter Zvner verdediginge moest zeggen, of gedoogen, dat men Hem van profane verachtinge van de heilige gebruiken fchuldig kende. Zich aan tafel te zetten, zonder eene van de voorgefchreevene reinigingen te werk te hellen, fcheen een openbaare aanranding van het sezaar der Pharizeeuwfche inftellingen, waaraan men zich met eene angstvallige gemoedlykheid en blinde gehoorzaamheid onderwierp. Dan, hoe kon Hy lich verdeedigen, zonder regtflreekfch een zoodanig bygeloof, het geen noch daarboven voor de fchande- (m) i. Deel, bladz. 419. van deeze Vertaaliug.  P HOOFÖST, JEZUS, lykfle huichelaarye tot dekmantel moest dienen, aan te rasten? Hy deed het, en dat met eene zoo zegevierende taal van waarheid en yver, van verhand èn Godsdienst, datzy tot hier toe van niemand noch zoo fcherpe en verdiende verwyten hadden moeten hooren, „ Om dat het drinkvat, het welk rond gegeeven, en de fchotel, die opgedraagen word, aan de buitenzydc zoo angstvallig en gemoedlyk gezuiverd moet zyn; zal daarom» het geen 'er in is, minder uit roof en onrechtvaardig goed zamengeraapt weezen?—■ Dan, gelyk het met het drinkgereedfehap gefield is, zoo is het ook, ö Pharizeeuwen! met u zelven geleegen. Terwylgy u zorgvuldig vafcht.. en van alles dat met ongewasfehene handen aangeraakt word, verontreiniging vreest, blyft uw binnenfte een zitplaats van gierigheid, van roofzucht, van onrechtvaardigheid, Dwaazen! denkt gy, datHy, die den menfeh gemaakt heeft, zoo zeer veel fielt in het lighnam, dat dit niets onreins aanraake, en dat Hem in tegendeel aan de ziele niets zy gelegen ? Heeft Hy u flechts bevolen voor het lighaam te zorgen, mrar veroorloofd om de ziel te verwaarloozen? Ik zou wel haast van uwe volle fchotels en drinkvaten zeggen: Geeft, het geen daar in is, den Amen, dan kun: gy de zorg, dat zy misfchien onrein zyn, befpaaren; en van u met evenveel rechts: laat uw inwendig deel eene zitplaats van barmhartigheid zyn, en zich inwerken van weldaadigheid betoonen, dan moogt gy wel wegens de uiterlyke reinigingen onbekommerd weezen: Is het inwendige rein, dan is alles rein, Onza-  fl3rS LEVEN VAN VII. BOER Onzalige, verlorene menfchen! ——■ Hoekuntgy zoo overboodig zorgvuldig zyn, om van ieder kruidje, dat in uwen tuin groeit, den tienden te geeven, offchoon het van géén het minfte belang is, en daar tegen plichten van hetgrootfte belang, plichten, die het recht en de billykbeid eisfchen, zelfs den plicht om God lief te hebben, ganfchlyk in den wind liaan! Deezen behoorde gy te doen,' hierop voornaamlyk doelen; dan zoudt gy toch noch altoos gelegenheids genoeg vinden, om aan die minderbetekenende eistenen te voldoen. Onzalige, verlorene menfchen! ■ U,Pharizeeuwen, bedoel ik met uwe onbefcheidene eerzucht. Koe zoekt gy zoo angstvallig na de eerden plaatfen in de Synagoge, en meet uwe ingebeelde verdienden af naar de eere, die men u aandoet! Hoe greetig ziec gy op de openbaare plaatfen om, of u wel een iegelyk daar de eere bewyze, die gy met uwen yver voor de Religie meent te verdienen! Onzalige, verlorene menfchen! Gy moogt den naam van Wetgeleerden of Pharizeeuwfche Leeraaren draagen: Huichelaars noem ik u ! Gy gelykt naar verborgene Graven, van welken men niet wil, dat iemand weete, wie daar begraavenligge, en die gy daarom opzetlyk onkenbaar maakt, zoo dat men daaroverheenenwandele, zonder te denken, dat daar een graf zy. Even zoo weet gy uw bin- nenfte zoo wel te verbergen, dat géén menfeh het kwaade, dat daarin verborgen ligt, zoude vermoeden." Hy had opzetlyk de Wetgeleerden genoemd: want de zoodanigen waren 'er tegenwoordig. Niet alle Phari-  3« HOOFDST. JEZUS/ 237 Pharizeen waren Wetgeleerden. Tot de eerften rekende men, die de leerftellingen van eene angstvallige waarneeminge van plechtigheeden en overlee veringen, en zekere andere gevoelens aankleefden, voornaamlyk de hoofden van de partye, die zoo dagt: Wetgeleerden waren zulken, die zich met het onderzoek en uitleggen der Godlyke Schriften, met hec oplosfen van gefchilftukken, enz. bezig hielden, daarvan hun werk maakten, en van welken de eene de fteunpilaaren der Pharizeeuwfche, de anderen van de Sadduceeuwf che partye waren, naar dat hunne fchriftverklaaring met de leerftellingen van de eene of andere partye overeenkwam. Hier, by den Pharizeeuw, waren Wetverklaarders van zyne partye. Het geen derhalven den Pharizeeuw trof, moest ook hen treffen, offchoon hen Jezus niet uitdrukkelyk genoemd hadde. Dan, het noemen zette hen noch meer aan om tegen te fpreeken. Zy maakten een te aanzienlyk gedeelte van het gezelfchap uit, dan dat zyniec moesten denken uitgedaagd te weezen, om de'eere van hunne orde tegen deeze verwyten te verdedigen. Wy hebben reden, fprak 'er één, om ons over deeze verwyten grootlyks te bezwaaren; zy treffen niet flechts de Pharizeeuwfche Jooden in't algemeen, maar ons, Uitleggers van de Wet, inhetbyzonder; gy verfchoont ons zoo min, als hun allen. Zekerlyk fpreek ik ook van u , Wetverklaarders ! ( zeide Jezus ), Onzalige verlorene menlchen! Gy zyt het, die daar door, dat gy by de Wet eene menigte van Overleveringen voegt, dezelve tot eenen nederdrukkenden last voor den gemeenen man maakt, waar onder verband, vryheid en geweeten gantfchlyk moet bezwyken. In tegendeel, om hen te  838 LEVEN VAN VII. BOEK. te helpen, om de Wet, of ten minnen, naaf derzelver voornaamfte gedeelte, te onderhonden; om ze met uw voorbeeld tot het naarkoomen daar van op te wekken, daar toe wilt gy volftrekt gééne hand aan het werk liaan; gy vergroot maar geduurig den la.-t, en laat de menfchen zelfs daar voorzorgen, of zy ciien kunnen draagert, of daar onder moeten bezwyken. —--— Onzaligen! Verlorenen! Bouwt vry, zoo 1'choon als gywilt, de graftomben van uwe oude Propheeten op, befteed tot derzelver verfiering alle onkosten; gy recht daar door niet zoo zeer voor hunne vroomheid, dan voor de moorddaadigheeden uwer Vaderen,, die dezelven aan uwe Propheeten gepleegd hebben, een gedenkteken op; als Zoons, die naar hen aarten, wilt gy hunne daaden vereeuwigen; gy geeft uw wélbehaagen aan geenen daar mede te kennen, dat gy voor hen graven bouwt, ^alwaar zy, zonder u verder tellooren mogen rusten,) die van uwe Vaderen met het zelfde oogmerk om het leven gebragt werden.. Hoe kunt gy de gelykaartigheid van uwe gevoelens klaarder aan den dag leggen! Met het grootfte recht laatdaaiomdewysheidvan God door my verklaaren: Ik zal noch in het vervolg, gelyk voor deezen, Propheeten en Apostelen'tot henzexiden; maar ook van deezen zullen zy deneenen vermoorden, den an leren uit hun midden wegftooten. —1— Maar zoo zullen zy zich dan ook de fchuld van het vergoten bloed van alle Propheeten én Mannen van God, zoo veel 'er van hen van het begin der weereld af vermoord zyn, opzichlaaden. —— Een oordeel zich op denhals haaien, datfchriklyk genoeg zyn zou, om al het onfchuldig bloed te wreeken, dat ooit op de weereld vergoten is ge-  3- HOOTDST. JEZUS. *39 geworden. Van Abel, den onfchuldigen af, tot op dien Zacharias , die ginds op de Heilige plaatfe, daar zyn leven meest veilig behoorde te weezen, tusfchen den Altaar en den Tempel vermoord werd. — Weet het! zoo verfchrikiyk, a'sofgy dat alles in eigen perfoon gedaan had, zal het ftrafoordeel zyn, dat dit tegenwoordige gedacht zal treffen. Weeu, Wetgeleerden! datgy, in ftede van voor't Volk, de kennis der Waarheid uit de Godlyke Schriften gemaklyk te maaken, dezelve voor hen , door uwe iedele byvoegfelen, verdraaijingen en verkeerde uideggingen, onmogelyk maakt, Gy zelfs vind door uwe eigene ichuld de waarheid niet: en als anderen genegen zyn, om zich op den weg der waarheid en gelukzaligheid te laaten leiden, dan wyst gy hen af, en geeft hun, in ftede van hetgeene zy zoeken, uwe iedele leeringen en gebruiken in de handen. Zoo hadden de Pharizeeuwen noch nooit met zich hoorenfpreeken;noch nooit hunne huichelaary, en derzelver verfcheidene gedaanten, zoo ontdekt, zoo in derzei ver geheele fchandelykheid afgefchilderd gezien. Maar die de waarheid zoo geheel aan zyne zyde had, als Jezus, die aan het geweeten van den befchuldigden een getuigen had, die alles bclyden moest, wat men hen tegenwierp; die bovendien zulk een aanzien van onpartydigheid had gekreegen, dar. zelfs Vyanden aan Hem niets wisten te berispen; (want welk Pharizeeuw zon Jezus met eenigen fchyn,als eenen Vriend der Sadduceeuwen, of van eenige andere partye, die tegen hen was, hebben kunnen verwerpen ;) • die mag in vrymoedigheid verder gaan, dan iemand anders. Hykan die geenen, die de  ü4° LEVEN VAM VIL BOEK de waarheid zeer ongenegen zyn, dwingen, om dezelve te hooren; in zynen mond heeft zy eene geheel onweerftaanbaare fterkte, dewelke zy in den mond van eenen niet zoo onberispelyken, of niet zoo onpartydigen menfeh niet heeft. Jezus, die hun zoo dikmaals onder bekleedfel van Parabel de waarheid zogt te leeren, zeide ze hun hier zonder bekleedfel. En het vreefelyke wee , dat Hy over hen uitriep, deed hun (onaangezien allen fchyn van tevredenheid met zich zeiven, dien zy zich zogten te geeven,) fidderen, Zelfs, het geene zy thans tegen Hem ondernamen, verried veeleer eene met wraakzucht gepaarde verwarring, meer eenen inwendigen ftryd tusfchen waarheids haat en onrust van geweeten, dan dat het eene beredeneerde wraak genaamd kon worden. Zv zogten zich uit de verlegenheid, waarin Hy ze allen gebragt had, daar door te helpen, dat zy met noch meerdere zoodanige ftrikvraagen', waarvan zy in overvloed voorzien waren, met bedriegelyk gefnap, methetverdraaijen zyner woorden , zoo als hun hunne boosaartige fchranderheid ingaf, op Hem aandrongen, dan Hem o verhoop trachten'te werpen. Nu wilde men, dat Hy deezen , dan eenen anderen, op fnellyk bedachte tegenwerpingen, opzeldzaame vraagen, en arglistige vooritelfingeu zou antwoorden; niets zou hun meerder naar hunnen zin geweest zyn, dan wanneer zy Hem tot eene even zoo onbezonnene hitte zouden hebben kunnen verleiden , en dan plotslyk uit Zyne reden ;.-cts t het geen den fchyn van profaane manier van denken of lastering gehad had, hadden kunnen haaien. Dan, zy verwarden meer zich zeiven, dan 1 iem. Met  §i HÓOFDSt- J È Z Ü S. > 241 Met dit alles fchynt het, dat zy het voor deeze reize niet by woorden, fchimpen en uitlokken,-zou* den hebben laaten blyven, indien hun niet zekere hindernis in den weg geweest ware, dewelke hen van grootere uitbarstingen hunner wraakzucht, voor deeze reize, te rug gehouden had. Van zoo aanzienlyke, in den hoogden trap verbitterde Vyanden, was het ergfte te vreezen , wanneer zy te eenigertyd hunnen haat den vryen loop konde laaten. Maar juist daar voor had de Voorzienigheid reeds gezorgd, dat niets tot fland komen kon van het geene zoo dikmaals tegen Jezus voorgenomen en beproefd werd, voor dat de regte tyd daar was. Zoo meld de Euan» gelist, dat geduurende dit gefchil, dat tot befchaarninge der Pharizeeuwen eindigde, zich eene byna ontelbaare menigte Volks, voor en in het huis daar dit gebeurde, verzameld had; hetzy, dat de komst van Jezus hen na deeze plaatfe lokte, of dat eenigen, die van dit gefchil iets vernomen hadden, uit nieuwsgierigheid hier na toe drongen, en anderen mede liepen. Althans de menigte was zoo zeer toegenomen, dat men zich naauwlyks meer roeren kon. De Pharizeeuwen namen , zelfs noch by het aandringen van het Volk, proeven, of zy Hem niet door vraagen en fophisteryen op iets brengen konden, waardoor zy Zyne rechtzinnigheid, met betrekking tot. de Wet, verdagt konden maaken. Dan daar mede maakten zy alleen hunne eigene befchaaming grooter; wantzy noodzaakten Hem daar door j om noch verder in den toon van eenen Godlyken Gezant en Straf- prediker Voort te fpreeken, en hun in tegenwoordigheid van het Volk, noch menige bittere waarheid te zeggen* Doch, in het geene Hy noch te zeggen had, richtte Hy zich niet zoo1 zeer tot hen, als wel tot Zy- U Deel. Q oe  34* LEVEN van VII. BOEK. ne Discipelen, die het gefprek ftilzwygende aangehoord hadden. Uw eerfte regel, (zeide Hy tot deezen, in tegenwoordigheid van al het VolkJ zy, dat gy u voor het ongezonde zuurdeeg, waar mede de leer en het leven der Pharizeeuwen geheel doortrokken is, voor buichelaarye, moet wachten. Het is iede!, geheime, booze voorneemens en daaden te willen verbergen, en denzei ven eene fchoonc gedaante te willen geeven. Niets is verborgen, dat niet te eenigertyd openbaar worden za'. Niets word aan het oog der menfchen onttrokken , 'c geen niet te eeniger tyd in alle zyne affchuwelykheid ten voorfchyn komen zal. Gymoogtvry uwe verborgene gedachten alleen den vertroudilen perfoon willen toebetrouwen, daar komt een tyd, dat men het alles, als of het thans eerst gefproken waare, zal hooren, en naar zyne waare geaartheid kennen. Gymoogt, zoo veel gy wilt, denken, dat in de verborgene hoeken of vertrekken, daar men voorniemand vreest, u niemand hoore en zie. Daar koomt een tyd, wanneer alles openbaar worden zal, als of het midden in de Stad luidkeels uitgeroepen wierd. Schynzucht of menfchenvrees maakt, dat men zich dikmaals vermomt,en ulieden zou de vrees voor het aanzien en voor de macht van deeze partye kunnen verleiden, dat gy hunne verkeerde manier van denken volgde. Zyt daarboven heenen, myne vrienden! Vreest voor hen niet, die, wel is waar, hec lighaam om het leven brengen kunnen , maar niet bekwaam zyn , om naa dien tyd u verder eenig kwaad te doen. ■ Wilt gy my volgen, zoo vreest Hechts voor eenen eenigen te mishaagen: Dien, die niet alleen iemand het leven beneemen, maar vervol-  3» HOOFDSTV JEZUS. 243 volgens ook met ftraffen van de toekomende weereld bezoeken kan. Vreest Deezen ;jaa vreest Dien te mishaagen. Dan, Hy verdient niet alleen, dat gy Hem vreest, maar even zoo zeer, dat gy op Hem vertrouwt. Let toch op Zyne voorzorg, zelfs met de geringde Schepfelen. Wat is geringer, beterkoop, dan een paar Musfchen, die men voor weinige penningen verkoopt! En geenen van deeze geringe diertjens ontbreekt het aan de goede weldaadige voorzorg van God. Voor hem is het niet te gering, eenen iegelyken van dezelven zyn voedfel, zyne woonplaats, zyn lot aan te wyzen. En wat zal ik meer van u zeggen? Aan u is geenhairtje van uwe hoofd ongeteld: JNiets het geringde van uwe perfoonen, omdandigheeden, en lotgevallen, is zoo klein, dat God daar voor niet zorgen zoude. Vreest derhalven voor niets kwaads. Het is, buiten twyffel, verre van daar, dat zoo geiinge fchepfelen in waarde of gewicht met u zouden gelyk daan. Laat u door dee. ze myne verzekering u boven alle menfchenvreeze boven alle wantrouwen aan den goeden uitflaguwer verrichtingen, midden onder alle hinderniflen, verhefj fen. Een iegelyk, die opentlyk myne party neemt, en eene eere daarin dek, dat hy voor mynen Aani hangeling gehouden worde, en van My en myne i Leere getuige; die zal van deezen Menfeh,dien gy | zooeerbiedc, wederom opentlyk geëerd , en inde j tegenwoordigheid van de Engelen, van God,voorzy- ! nen Vriend verklaard worden. Een iegelyk, daartegen, die uit menfchenvreeze my de eere ,van my opentlyk te belyden, onttrekt, en zoo zyn geloof verlochent, die zal integendeel. in tegenwoordigheid van alle Engelen, voor o waardig verklaard worden, omaanmynee^reeenig aandeel te hebberi. Q a Druk  i44 LEVEN va h VII. boeic* -, ié- Drukt ook dit diep in uw geheugen: een iegelyk , die zich aan my uiterlyk, dewyl hy niets dart eenen gemeenen Menfeh aan my ziet, door onbekwaamheid * om zich tot hoogere denkbeelden te verheffen , floot; en, om dat hy dit gemeene uiterlyke aan my niet met zyne verwachtingen van den Mesfias overéénbrengen kan, kwaad van myzegt; dien zal zyne fout vergeeven worden: maar die de Leere der Waarheid zelve, die de goede daaden, die ik in kracht van den Godlyken Geest verrichte, lastert, die heeft gééne vergeeving te verwachten. En wanneer deeze voortellingen u moed geeven, om by allen haat en alle vervolginge myne Aanhangers te blyven, en u opentlyk daar voor te verkkaren, dan zult gy ook by alles, wat gy als myne Discipelen fpreekt en doet, mynen byftand ondervinden. Gy behoeft, wanneer zy u in hunne Synagoge, of voor hunne eigene of uitheemfche Rechtbanken leiden, niet te vreezen, dat het u, ongeleerden, aan woorden zal ontbreeken , om de'goede zaak te verdeedigen; gy behoeft niet angstvallig daarop te peinzen, hoe gy in dit of dat geval u zult verantwoorden kunnen; want dezelfde waarheidleerende Geest, van dewelken gy u onderweezen en verlicht zult vinden, zal u te zelfder uure ingeeven, wat gy zeggen moet. H ?t geene wy hier in eenige weinige fterke gezegden zamengedrongen vinden, dat had Hy hun voormaals uitvoeriger geleerd. Dan, men zal ligt zien, waarom het ook by het tegenwoordige geval voegde, hun wederom deeze leeringen , die hun tot eene handleiding by hun toekomend Apostelampt dienen moesten re herinneren. Hy had met de Pharizeen op eene zoodanige maniere gefprooken, dat, al» het al: tot  a. hoofdst; JEZUS. M5 tot hier toe de gedaante mogt gehad hebben, datzy Büsfchien met Hein zouden kunnen verzoenen, nu aan eene zoodanige verzoekinge geheel nier. meer was te denken. Noch nooit hadden de Discipelen gelegenheid gehad, zoo van naby éen fcheidsrnunr te zien, die tusfchen Hem en h n Wis. Èn wat konden nu zy, Discipelen vai eene by het aanzienly ^e deel van de Natie zoogehaa>en Leermeester, anders verwachten, dan dat zy by alle gelegenheid de uitwerkingen van hunnen haar, even ',oo wel, als Hy, gevoelen zouden ? Derhalven was noodig, hen op deeze gedachten te brengen, en hen by de/elven een ty^ lang te laaten bly ven, en even zoo noodzaaklyk, dat :t wél waarneemt, niet ontbreeken zal. Gy hebt voor iets gewichti- gers te zorgen, het geen gy, zonder zelf daarna te trachten, niet deelachtig worden kunt; naamlyk; om deel aan het Hemeljcbe Koningryk te verkrygen. Zoo gy daarvan uw voornaamde werk maakt, zyt verzekerd , dat u dan al dat overige, wat gy van tydlyke zaaken noodig hebt, als eene toegift bezorgd zal worden. Laat eindelyk eens de bekommernisfen varen, waar mede gy u plaagt, gy lieve kleine Kudde! — Vrees i let, dat gy van God verlaaten zult worden. Gy hebt te veel deel in z\ne gunde. Zoo veelen, als 'er van u daar toe behooren, ulieden heeft God vooral ( zoo groot is zyn genoegen in u !) het Koningryk van gelukzaligheid toegedacht! Gééne aardfche zorg houde u van het dreevenna deeze gelukzaligheid af. Ontdoet u van alles, wat or.trusc, en niet gelukkig maakt. Verkoopt uwe goederen en bezittingen, en deelt de waarde daar van onder de Armen uit. Verzamelt voor u op die wyze eenen beteren voorraad, dan die is, dien men met zich in den zak mededraagt; eenen voorraad van goede-  g. HÖOFDST. JEZUS. 253 deren, die door het gebruiken niet verouden, noch verminderen ; eenen fchat van Hemelfche, eeuwigduurende Zaligheid, in welks bezittingeu niets meer ontrusten kan; want gée'n dief kan 'er by komen, om ü daar van te berooven: roest noch eeni 4 naadeel kunnen hen ook niet deeren; want deeze goede» ren zyn niet buiten u , maar zy zyn binnen in u; zoo na by uw bart, dat men ze daar van onmogelyk kan fcheiden, en gy derhal ven verzekerd, van ze op den duur te bezitten. Zoo van aardfche zorgen ontflaagen laat u altoos gereed vinden, om op den eerften wenk het bevel van uwen Heere te volgen; ftaat alle oogenblikken gereed om het te ontvangen; als knechten , cpgefchort, met den brandenden fakkel in de hand, des nachts t'huis wachten, tot dac hun Heere van een gastmaal te rug komt, ten einde Hem, zoo ras als Hy koomt en aanklopt, aanftonds open te doen, en ten dienfte te ftaan. Gelukkig zyn zoodanige knechten, als de Heer op Zyne wederkomst, hen waakende, en behoorlykgereed, vind. Hoe zeer zal Hy zich over deeze zyne wakkere dienstboden verheugen! Verre boven hunnen ftaat zal Hy ze eer bewyzen, zich niet fchaamen, om hen, als Zyne Vrienden, en zelfs als Heeren, aan tafel te laaten zitten, hun bediende te zyn, en hen aan tafel optepasfen. Dit geluk, deeze eere zal hun daarom niet ontgaan, al ware het, dat hy eerst laat in den nacht, eerst omtrent de tweede nachtwaake, jaa zelfs eerst naa middernacht, t'huis kwam; ten allen tyde zal Hy hun, als Hy ze dienstvaardig vind, proeven van Zyn wélgevallen geeven. Ik fpreeke van den tyd Zyner wederkomst, als van eenen onzekeien tyd. Zekerlyk is die even zoo onzeker, als het onzeker is, omtrent welke uurein den nacht de dief  454 LEVEN van VIL boek. diefinbreekcn zal. Wist de huisvader dit onaangenaam oogenblikie voren, maar dat weet hy niet, — dan zou hy zekerlyk tot op da: uur waaken, en op deeze wyze het gewelddaadig inbrcckcti voorkoomen. Dan, naadicn dit tegenwoordig het geval niet is; gemerkt gy (even als knechten, die niet weeten", wanneer hun Heer, en gelyk als die Heer , dieniet weet, wanneer de dief koomen zal) altoos gereed moet zyn, of dezelve menfeh binnen kort, dan wel eerst naa eenen geruimen tyd, zal komen: Zoo zyt altoos wél op uwe hoede! ——— - Herinneringen, die in één opzicht zoo geheimzinnig (.0 ) ' en in een ander opzicht zoo klaar en duidelyk waren, en met zulken naadruk uitgefprooken, maakten alle de Discipelen oplettende, allermeest Petrus, aan het naadenken hoe lang1- hoe meer gewoon. . . . Of, denkt hy, heeft Jezus by deeze waarfchouwing ons, twaalven, alleen in het oog; en dan hoopte hy over zekere punten naadere opheldering te zullen bekoomen; of, hy wil aan allen Toehoorderen eene les geeven , en dan kon hy Jezus meening noch minder begrvpen. Met zyne gewoone vrymoedigheid vroeg hy: wien deeze waarfchouwing bedoelde; of alleen hen, dan ook wel alle de anderen? Jezus had voornaamlyk de Discipelen, dan evenwel niet hen alleen, bedoeld. Elk Toehoorder behoorde daarvan zoo veel op zich toe te pasfen, als de (o) Naamlyk, wat den tyd van Zyne wederkomste betreft.  S. HOOFDST. JEZUS. 255 de ornftandigbeeden, waarin hy by de bekendmaakinge van hec Euangelie zou moogen komen 9 meerder of mindere gelykvormigheid met het beroep der Apostelen mogten hebben, ofte reeds hadden. De hoofdleere, die Hy hun had ingefcherpt, was, dac zy zich van alles, wat hen van het vrymoedigfte en flandvastigfle deelneemen aan het Euangelie, en van deszei ven openlyke belydenis, aftrekken kon .geheel en al zouden ontdoen. Uit nu was zeekerlyk ni ;t alleen eene Leere voorde Discipelen. Alle anderen, die reeds toenmaals of naaderhand, zich der helydenisfe of der uitbreidinge van het Euangelie heiligden, waren met hen in het zelve geval; zy alle hadden meer of min met dezelve zwaarigheeden te worft.len Jezus zag daarboven zulke veranderingen in dtn ge* heelenjoodfchenflaat, en zulke geileldheeden, waar in Zyne Naa volgers nu binnen kort zouden koomen , te gemoet, dat Hyhet niet alleen voor derwaalveu maar ook voor allen, die Zyne party gekozen hudden, raadzaam moest oordeelen, ben tot het opoffe. ren van hunne tydlyke belange, en tot het ver.fcoopen van hunne goederen aantemaanen. Hy verklaa* de zich op deeze wyze: Ik fpreeke van eenen iegelyken,die geleg enheid heeft, om zich in de zaake van het Euangelie, als eenen getrouwen en verftandigen Amptenaar t:n Huishouder tegedraagen,en inderdaad zich alsz.oodanig gedraagt, van elk eenen, die daarom, dat hy zich vrywillig en geheel aan dit beroep heiligt, waardig bevonden word, dat hem een gedeelte van het opzicht over het huisgezien, — over de-zoodanigen die noch eenen Leidsman en Opziener noodig hebben , — toebetrouwd worde ; waarcüg, dat door hem  ft5f5 LEVEN vak Vïï. BÖEft hem de overigen onderweezen j en hun het goede * hetgeen het Euangelie aanbied, bekend gemaakt worde. Zoodanig iemand, hy zy wie hy zy, prys ik zalig; hem zal het tot geluk, hem tot eere gedyen, als de Heere by Zyne terugkomst hem met zoodanige werken bezig vind. Ik verzeker u, eenen zoo verfhvndigen en braaven huishouder wie hy ook zyn mag, zal Hy het bellier van Zyn geheele huis opdraagen — Dan, ik ipreek ook van eenen iegelyken, die te* genovergeflelde gevoelens heeft, die misfchien by zich zeiven denkt: „ Myn Heer zal in het geheel „ niet wederkoomen, — Hy moet het geheel ver-^ geeten hebben;" en door deeze dwaaze hoo- pe verleid, begint te denken, om zich eene heerfchappy, die eenen Opziener niet betaamt, aan te maatigen;om met de onder zyn bellier itaande knechten en dienstmaagden naar welgevallen om te gaan, gewelddadig zich omtrent hen te gedraagen, en hen te onderdrukken, zelfs de goederen van zyne Heere te verbrasfen, en een wellustig leeven te leiden. . Eenen zoodanigen (zeg ik ) zal overkomen, het geen hy verdienti zyn Heer, dien hy al lang niet meer wachte, zal koomen, —— op dien dagen die uure koomen, alshy hem allerminst verwacht; en zal hem ter firaffe uitzonderen, en hem eene plaats aanwyzen, die voor hem voegt; het loon en lot van ontrouwe dienstknechten zal Hy hem laaten ondervinden. Dan, hier heeft zekerlyk een groot onderfcheid plaats: gelyk als onder de knechten de één naader en bepaalder voorfchrifren van den Heere, en juist daarom het op zicht over de anderen ontvangt, de andere daartegen  S. hoofdst. JEZUS. a57 tegen gééne onmiddelbaare bevelen heeft hoe zich te gedraagen, en niet anders weet, dan het geen hy van dén opperknecht hoort en ziet; zoo zyn 'er ook onder de zalken, van welken ik fpreeke, die zeer eigenlyke bevelen, hoe zy zich in den dienst van het Euangelie te gedraagen hebben, ontvangen. Als deezen, daar zy in alles tot hun genoegen onderricht, en ook in ftaat zyn om anderen te onderrichten, tegen hun becer weten aan handelen; de duidelyke bevelen van hunnen Heer overtreeden; en zich tegen zyne wederkomlte niet voorbereiden, zulken verdienen en ontfangen veels /lagen. Anderen daartegen, die verder niets weeten, wat zy te doen hebben, dan het geene zy van die anderen hooren en zien; als zy zich door derzelver kwaad voorbeeld laaten verleiden, om anders te doen dan zy moesten, verdienen, 't is waar, ookflagen, maar niet zoo veele, als hunne verleiders ontfangen. In het algemeen zal met de menfchen, met opzicht tot het hun toebetrouwde, en tot het gebruik , dat zy daar van maaken , naar deezen regel gehandeld worden : een iegelyk , dien veel overgegeeven is, dien een eigentlyker en gewichtiger last opgedraagen is, en buitengewoone gaaven heeft, die zal van veel moeten rekenfchap geeven, en zoo ook by omkeeringe. Daar eene grootere maat van gaaven, en een gewichtiger post iemand opgedraagen is, daar zal altyd meerder geëischt worden, dan daar geringere gaaven , en minder gewichtige plichten van beroep zyn. Nu kon elk Discipel, en elk ander Toehoorder, dien daaraan geleegen was, bepaald weeten, in hoe verre die eisch en waarfchouwing ook hem aanging- //. Deeh Pv Eene  358 LEVENvan VII. boek. Eene flof, waarvan Hy eenige reizen enkel in hec voorbygaan had beginnen te fpreeken, bet lot, het welke zyne gezanten in de Weereld zouden hebben , dit verdiende nog eenige byzondere aanmerkingen. Myne komst op Aarde (zeide Hy) zal dat gevolg hebben, als wanneer iemand komt, om vuur aanteleggen ; —- Een vuur van vervolging zal 'er aan 't branden flaan en in vlammen uitbersten. En ach dat het maar aangeitoken ware! Ik, ik zelf moet allereerst deezen vuur-doop ondergaan. En, hoe worftelt myne ziel in my, (p) dat het toch fpoedig geleeden mogt weezen! —- Gy verwacht dat ge wislyk van myne komfte niet. Gy geloofde, dac rust en welvaart en gelukzaligheid te bezorgen op Aarde , het oogmerk en het gevolg van myne zendinge zou weezen. — Neen! dat is het niet! fcheuring, wederzydfche vyandfchap, zal in de weereld daaruit ontftaan. Daar men tot hier toe in eendracht leefde ziet, daar zal myn Euangelie eene gelegenheid tot de bitterfte verwyten , beleedigingen en vervolgingen worden. De Vader zal zich niet meer met den Zoon, en de Zoon niet meer met den Vader verdraagen. De Moeder zal der Dochter, en de Dochter aan de Moeder het leven verdrietig maaken; Schoonmoeder en Zoonsvrouwen, en andere naaste Bloedverwanten, zullen eikanderen ommynswil, alle zielsverdriet aandoen ; naamlyk de eenen zullen den tyd der komfte van den Mesfias erkennen, en zich fchikken om Hem te ontvangen; de anderen niet. {p) Eene van de plaatsen, die leeren, datjezus 2yn aanftaande lyden voor zeer zwaar aangezien moec hebben; een levendig gedenken daaraan fchudde om zo te fpreeken , Zyne geheele ziele. Als men op deeze plaatzen by voorraad let, dan zal men hy de gefchiedenis van zyn alele lvden, veel minder zich daar aan ftooten.  Si hoofdst. JEZUS. 259 By deeze gelegenheid zeide Hy tot de menigte der Toehoorderen: zoo gemakkelyk, als gy lieden uit de wolken, die van het Westen opkomen, befluit, dac het regenen zal, en zoo zeker als deeze volgt; en zoo gemaklyk als gy, wanneer de Zuidevvind waait, daaruit opmaakt, dat 'er eene hitte is te wachten, en dit ook altyd gebeurt: even zoo ligc, gy valfche Waarneemers, die u zeiven in uwe oordeelen tegenlpreekt ! behoorde gy uit dat alles , wat gy thans ziet en hoort, te kunnen befluiten, dat de tyd van den Mesfias daar zy. Gy hebt immers even zoo zekere voorboden en aanwyzingen daar van, als de ftand der wolken, ofte de richting van den wind een voorbode des Regens, der hitte ofte der koude is; waarom zegt u dan niet uw eigen verliand, wat gy by de tegenwoordige omflandigheeden van tyd te doen hebt, en hoe gy u dezelven behoort ten nutte te maaken ? Waarom leert u de aannadering van den Rechter niet, dat men voorzichtigst handelt (q), wanneer (?) In eene beoordeeling van dit Schrift (Algemeens Duitfche Bibl. B. xvn. St. 1. S. 94. ) word deeze overgang , als mede die by vs. 53 en «4. van dit XII Hoofdf. van Lukas, voor gedrongen aangezien. By vs. 5 $ en 54. vinden wy dit oordeel gegrond, en hebben de plaats veranderd. Hier komt het ons, by herhaald onderzoek, voor, dat tusfchen vs. 57 en 58. een zamenhang is, en de beide laatfte verzen ftaan niet zoo geheel alleen en op zich zei ven. Intusichen kan wel de gedachte van den Recenfent, dat deze verzen het laatfte antwoord van Je^us aan den menfeh bevatten, die hem vs. r3. tot fcheidsman tusfchen hem en zynen Broeder verzogt had, in zoo verre gegrond zyn, dat de Heiland hier zoo veel te eerder op het einde van Zyne reden op dit byzondere, op den plicht , om zich , zonder den Rechter m de zaake te roepen , onderling met eikanderen te verzoenen , te mg koomt, terwyl Hy op deeze wyze deezen Broeder R 2 noch  a6o LEVEN van VII. boek. neer gy met uwe tegenpartye of fchuldeisfcher, als gy noch met hem na den Rechter op weg zyt, us vriendlyk verdraagt; uit vreeze, dat hy u nufpoedig in handen van den Rechter mogt overleveren, en deeze u aan den bedienden van het fchuldgerecht overgeeven, en deeze u in den fchuldkerker opfluiten ? —— Laat u dit gezegd zyn: gy zult, wanneer gy eens daar in zyt, 'er niet weder uitkoomen, voor dat gy de fchuld tot den laatften penning toe betaald zult hebben? noch eenen nuttigen regel geeven kan. Dit is geheel niet onwaarfchynlyk, en kan ook met den zamenhang tusfchen vs. 57 en 58. we'1 beftaan. Jezus had van de gewichtige beoordeelfng der merktekenen, waaraan men den tyd van den Mesfias moest kennen, gefproken. Dit brengt hem tot de algemeene gedachte: Ti St *»< u$' invrüv n' x£ billen be- Jekten, en ,n myne befcberminge neemen! Maar gy wilde nooit gedoogen, dat ik u deeze weldaad bewees. - Nu dan moet gy ook u de gevo gen daar van troosten: Ziet, Zy zullen totfsfche Temnef"^611- ^ ,0C * UWe - uwen rempel treffen en zy zullen, des verzeker ik u, zoo lang eene Woestein blyven, als ik niet by u £ genwoord.g ben: tot dat 'er eindelyk een tyd kome lire gT°CienS 200 Seheel e« *1 veranderd zullen weezen, dat gy den koomenden Mesfias, dien ev thans met kent, te gemoet zult roepen: Heilly Mem geivenfcht; en zegening dien, die tot ons ITnghen ds heerlykbeU van m God mM GE-  t. HOOFDST. JEZUS* " 285 GESCHIEDENIS DER DRIE LAATSTE JAAREN VAW JEZUS LEVEN. AGTSTE BOEK, TOT OP Z YNE INTREDE BINNEN JERUZALEM. EERSTE HOOFDSTUK. Geneezing. Tafelgejprekken. T ar abelen. 1—■ —— INHOUD. Geneezing van eenen Waterzuchtigen (1). Aanpryzing vanbefcheidenheid, byge. tegenheid van ha gemérkte gebrek van fommige Gasten (a). Leeringen voor den Gastheer (' ) Lukas XIV, vs. 1 - ff. (a) Lukas XIV. vs. 7-11.  28d LEVEN van VIII. boek, beer (3). Parabel (4) Aanjpraak aan zyne Reisgenoten over de zwaarigheeden, met welken zyne Navolgers te worftelen hadden (5}. Jezus verdeedigt zyn gedrag tegen de Tollenaars en andere verbeterbaare menfchen ('6). Pai abel van een en arglistigen Huishouder (7). Leeringen en Parabel, ter verbeterwge van de baatzuchtige Pharizeeuwen ( 8 ). (3) Lükas xiv. vs. 12-14. (4) Lukas xiv. vs. 15 24. (5) Lukas xiv. vs. 2^-35. (6 Lukas xv. geheel. * (7) Lukas xvi. vs. 1 13; (8) Lukas XVI. vs. 14 31. Men heelt: reden om te gelooven , dat Jezus, naa deeze laatfte gefprekken met de Pharizeeuwen, in der daad het Gebied van Herodes verlaaten, en Zyne reize (n ) voortgezet hebbe. Naa dezelven vielen noch veele andere merkwaardige redenen en daaden voor, welker verhaal ons van tyd tot tyd, tot de laatfte en gcwichtigfte vertooningen van zyne gefchiedenis zal brengen. Hoe naader wy by deeze gebeurteniflèn koomen, hoe meer wy («) Zvne eigene woorden: nochtans ik moet beden en worgen verder reizen; raaaken dit waarfcbynlyk.  I HÓOFDST. JEZUS. 287 wy zien, dat Hy trachtte, om ook dit kleine overfchot van Zyn openbaar leven door redevoeringen en daaden opmerklyk te maaken. En daar toe gaven Hem zoo wel Zyne Discipelen en medereizende Toehoorders, door vraagen en aanmerkingen, als ook de Pharizeeuwen, dcor boosaanige berisping en ftrikvraagen, gelegenheid. Een van deezen, een aanzienlyk Man en Medelid van het Sanhedrin, noodigde Hem op eenen Sabbath , waarop men naa het eindigen van den Godsdienst gewoon was, om tot gezellige maalryden zamen te koomen, ter tafel, en met Hem ook andere Gasten, inzonderheid Pharizeeuwen. Ditgefchiedde' in een Stedeken, daar Hy op de reize vertoefde, en, naar Zyne gewoonte, de Synagoge bezogt. De uitnoodiging gefchiedde juist niet met het befte oogmerk. Dit toonde reeds de bedilzuchtige oplettendheid, waar mede men Zyn geheele gedrag gadefloeg. Misfchien hoopte men by dergelyke gelegenheedi n, waar by eerder een vry woord gefproken word, gemaklykerzyn oogmerk te zullen bereiken; naamlyk, Hem iets afteluisteren, of in Zyn gedrag te ontdekken , dat hun een voorwendfel, om Hem ten val te brengen, aan de hand kon geeven. In Synagogen, en op openbaare plaatfen waren hun zoodaanige proeven te dikmaals mislukt, dan dat zy Hem verder op zoodaanige plaatfen aantasten durfden. In huizen en by maaltyden, daar veelen van hunne partyen bye'én waren, fcheen de overwinning gemaklyker, en als dezelve mislukte, het befchaamdmaaken ten minflen niet zoo openbaar. Jezus mogt zich ophouden, waar Hy wilde, altoos hadden Hem ongelukkigen en kranken fpoedig ont-  s88 LEVEN van VIII. boek. ontdekt: het zy dit eene Synagoge, of een voornaam ot een gemeen huis was; aanltonds lieten zoodanigen zich daar heenen brengen. Wie Hem noodigde en ) in i'iuis nam, moest het aanltonds ook voor kranken t n t)«b Jl ydenden open ze> ten. En dus bekwamen de Pharizeeuwen, zoo ras zy aan tafel zaten, gelegenli eid, im hunne befpiedende berispzucht te toonen. Een Man, kwynende aan een ongeneesbaare Waterzuóit, kwam binnen, ftelde zich in hetgoedevertrouwen , dat reeds zoo meenig eenen had geholpen , vo ir Hem, en wachte op een oog van medelyden en van hulpe, 't geen Hy op Hem zoude flaan. De Gasten zweegen ftil, en floegen gade, wat Je^ zus doen zoude. Zy wisten, dat Hy meermaalen op .Sabbathen had gezond gemaakt; maar Zyne verdeediging yan zoodanige Sabbath geneezingen, was f voor hen noch zoo overtuigende niet geweest, dat t1 zy de dwaasheid van hunne vitterye zouden hebben lainren inzien. Thans was het niet de elende van deelen Man, het geen hen ter harte ging; niet de vrolyke gedachte: ach dat hy voor onze oo^en gezond wierd! niet de overweeging, dat het ten min- : ften even zoo onfchuldig was, deezen elendigen te he pen, als zich aan tafel wél te verlustigen. —. Dit alles kwam hun niet in de gedachten; het hare bleef koud en bekrompen; alleen deboosaartigeberispzucht was werkzaam, om op tegenwerpingen te ! denken, die men Hem wilde maaken, als Hy heden ondernam Geneesmeester te weezen. Zoo verkeerd bef-houwt de geestlyke trotsheid de dingen, wanneer I zy beleedigd is. Jezus, als ware Hy beiluiteloos, « wat Hy doen wilde, ftelde eene Vraag voor, en i bootste dus opzetlyk de Wetgeleerden naa, die dik- t maals de zeldzaamfte vraagen bedagten, die de ge- t zon- v  i, hoopdst. JEZUS. agp zonde reden van zelve ontbind, enzy metdengroot(ten ernst voordroegen, enkel om by het opwerpen van die vraagen hunne kennis van de Wetten of overleveringen, waarin eigentlyk de Rabbynfche Geleerdneid beltond, te kunnen toonen, Mag men wel met een goed gezveeten op eenen ' Sabbath menfchen gezond'maaken? Zoo luidde de Vraag. In den mond van den Heiland was eene zoodanig vraag een geheim verwyt, en het fchynt, datzy merkten, dat zy het wasi want zy antwoordden niets. Anderlmts worden vraagen van dien aart in der daad dikmaals met grooten ernst voorgefteld; en, dat noch flimmer is, juist deeze vraag werd dikmaals van deWetgeleerden opgeworpen, en met neen beant- ,,wm' ""«-'«i uitgezonderd, a s 'er don(iOT,,™r k„ Jezus zag de Pharizeeuwen, inzonderheid de Wetgeleerden van deeze party aan, als of hv eenig antwoord verwachtte. Toen 'er géén antwoord oP kwam, begon Hy, zonder zich hunner verder te bekreunen de geneezing. Alles, warmen hem daar by zag doen, was dit, dat Hyden Man aanraakte. 0P dit aanmaken alleen werd dezelve gezond. Cffchoon het ftilzwygen der Pharizeeuwen reeds een blyk van hunne verlegenheid ware, voegde Hv 'er nochtans noch iets ter zyner verdeedigingTby /o n 11e tegenwerpingen, die zy Hem in hefvefvolg moeten maaken, Voor te koomen. Hy herbragr.de zaak tot een gewoon geval van het gemeene leven zt wel ,emand, zeide Hy, zynen Ezel of Os, als hy denzelven m de weide zag in een kuil of Cisterne 1 (wa-  soo LEVEN van VIII. boek. (waterbak*) vallen (o), daarin laaten liggen, tot dat de Sabbath voorby ware; zou hy wel denken, dat zyn geweeten hem niet veroorloofde, om het dier aanftonds daaruit te haaien? Deeze gelykenis had gééne toepasfing noodig. De Pharizeeuwfche Gasten hielden een diep ftilzwygen. Deeze maaltyd werd ook door andere gefprekken merkwaardig. De fti!le , nedrige Jezus was daar onder trotfche rangzuchtige menfchen. Elk Hond zoo zeer op zynen rang, zocht zoo oplettende de plaats uit , die hy meende , dat zyner waardigheid of verdienften toekwam , dat men zich niet ligt een ongelyker gezelfchap verbeelden kan, dan Jezus onder zoo opgeblaazene, en tegen eikanderen naayverige Heeren. Hy floeg hen gade, maar niet boosaardg, zoo als zy Hem deeden. De Leere van de befcheidenheid kon nergens beter te paflè koomen. Hy keerde zich tot hem, die naast by Hem zat, en zeide tot hem : Onthoud deezen regel van voorzichtigheid en befcheidenheid, als gy van iemand op een gastmaal genoodigd word, zet u niet aanftonds boven aan. Daar moge misfchien een aanzienlyker Gast koomen, en dan zou hetugééne eere zyn, als de Gastheer zich genoodzaakt zag, om u te herinneren, dat gy niet op uwe regte plaats zat, dat de bovenfte plaats eenen anderen toekwam, en dat gy voor hem dezelve moest inruimen: beter zorg draagt gy voor uwe eere, als gy u aanftonds op de benedenfte plaats zet. Als dan de Gastheer uwe be« (o) [Men moet aanmerken, dat de Oosterlingen genoodzaakt waren, op veele plaatfen zulke waterbakken «tuk voor hun Vee ie hebben.]  ï. HOOFDST. JEZUS. m befcheidenheid ziet, uit eigene beweeging koomt, en u verzoekt, hooger op te gaan zitten , dan moet u dat by alle Gasten tot eere zyn. Men zou gée'n goed denkbeeld van de zeden deezer menfchen vormen, als men deeze herinnering daarom, om dat zy eenen by ons overal aangenomenen regel van wellevendheid betreft, voor eene herinnering van géén gewicht wilde houden. De Wetgeleerde, de Rabbi, dacht, dat hy zich zeiven onteeren zou, en ten aanzien van de Religie ten minflren eenigfints zou opofferen, als hy niet boven gemeenen en ongeleerden aanftonds den rang nam (ƒ>); jaa onder hen zeiven betwistte daarom den een den anderen zoo veel te eerderden rang, om dat dezelve niet zoo, als by ons, door den ouderdom, of de plaatfe die iemand bekleedde , naauwkeurig bepaald was. ,jc4U2, toonae, aat zy, het geene zy yvengstzogten, het meeste misliepen, naamlyk eere en hoogachting. : Het geval, dat Hy onderftelde, dat iemand van den ! Gastheer kon befchaamd gemaakt worden, gebeurde niet (p) Men zie de plaatfen naa .welke Ligt h koot op deeze plaatfe hybrengt Janneo Rege discmnbente cumSa.trapis quibusdam Perfta, accerfitus Simeon 2/eraShetab, cmJeclninter Regam £? Reginam. Inteerrogatus, quare? Rejpondit: tn libro Een Sirafcribitur: exalta Sapientiam, atque Uitte exaltabit & federe facie: inter Principes. [ Dat is: Als ;Vfminttus , de Koning , eens met fommige ï'orsten van Periïeii aan tafel zat, en Simeon* de Zoon van Shetab, :[gehaald werd, zette deeze zich tusfchen den Koning en lltfe Koningin. En, als hy na de reden daarvan gevraagd liwerd, gaf hy ten antwoord: In het Boek van den Zoon wan Syrach ftaat gefchreeven, verhoog de Wysheid, en faitt"] U ""k00^"» en 11 tUsfchen de Vorsten doen T s  acja LEVEN van VUL boek» niet zelden: mogelyk waren foortgelyke befchaamdmaakingen aan deeze zelfde tafel wel voorgevallen. Hy befluit deeze Zedeleer met eene fpreuke, die Hy dikmaals in den mond had, om te toonen, dat het gebrek, 't geen Hytberispte, niet alleen in dit, maar ook in veel gewichtiger gevallen, zyne ftraf medebragt, en de daar regenoverftaande deugd zich zeiven beloont: Een iegelyk, die zich zeiven verhoogt, zalvemederd, en in tegendeel, ieder eenen, dis zich zeiven vernedert, zal verhoogd worden. Het was eene oude, door de Wet geheiligde, gewoonte, dat men op fommige Maaltyden Q<7) arme Naabuuren mede te gast noodigde, om hen, door vriendlyk onthaal, de bitterheeden van de armoede te verzachten. Deeze fchoone gewoonte fchynt by Jezus tyd in onbruik geraakt, of geheel vergeeten geweest te zyn. Het zy nu, dat juist deeze Maaltyd eene zoodanige geweest zy, waarby dit had behooren te gefchieden (r); of dat de Heiland by het zien van den overvloed van fpyzen, en van zulke Gasten , die aan overvloed gewoon waren, de aanmerking maakte, hoe gevoegelyk het zou geweest zyn, indien men, in ftede van deezen, armen en ongelukkigen mede aan deeze tafel genoodigd hadden : Hy deed den Gastheer daar over vertoogen. Als gy lust hadde (zeide Hy) om by byzondere gelegenheeden eene Maaltyd , of een Avond • eeten te geeven, het welke gy u altoos met de grootfte vreugde (?) 13y Offermaaltyden, by Maaltyden van de Tienden , enz. {r) Dit is de meeuing van den Heere MicnAëus.  I. HOOFDST. JEZUS. »93 de zou kunnen herinneren, dan zou ik u raaden, om niet juist uwe ryke Viknden eo Maagen, de ryke Buuren , of Bekenden , te noodigen ; deezen zouden u flechts wederom te gast noodigen, en gy zoud nooit het genoegen hebben, van een Godewtlbehaaglyk werk verricht te hebben; daar zou géén meerder waare verdienflen in liggen, dan wanneer men zich aanflonds voor zyne dienften laat bataalen. Armen, hongerigen, byzonderzoodanigen, dieniets winnen kunnen, lammen, verminkten, blinden,— die moesten uwe Gasten zyn. Daar voor zouden die menfchen u danken, en God u belooncn. Om dat uwe Gasten buiten ftaat waren om u wederom ten00dïgen, zou het u by de opffandinge der Vroomcn, rykiyk weder vergolden worden. Een van de Gasten hoorde Hem met oplettenheid arm. De gedachte trof hem, hoe gelukkig weldoeners en grootmoedige menfchen in de toekoomende weereld zyn zouden. Jaa, voegde hy 'er by, die zoude gelukkig zyn, die dit deed: voor de Maaltyden , die hy hier den Armen gaf, zou hy eene veel betere in het Koningryk van den Mesfias vinden. Gelukkig hy, die op dat groote Vreugdefeest mede koomt! Deeze aanmerking gaf aan Jezus gelegenheid, om den Gasten eene Parabel voor te ftellen, die op de gelykvormigheid der vreugde in het Ryk van den Mesfias, met die by een Maaltyd, by de vrolykftegelegenheid gegeeven , gebouwd was. Zy is in alle haare trekken treffende. Daar wilde iemand ("zeide Hy) een groot Gastmaal aanrichten, en noodigJ.e veele perfoonen daarop; en dat T 3 d  204 LEVEN VAN VIII. BOEK. al vroeg, op dat zy zich daar naar zouden kunnen fchikken, en dan niet door hunne bezigheeden te rug gehouden zouden worden. Toen het vastgeftelde uur kwam, liet hy zynen knecht nog eens tot de genodigden gaan en hen verzoeken om te komen, dat de Maaltyd bereid was, en dat men ftraks aan tafel kon gaan zitten. Onaangezien zy nu tyds genoeg gehad hadden, om alles in orde te brengen, om te regter tyd zich op de Maaltyd te laaten vinden, gedroegen zy zich tegenwoordig als menfchen die veel te doen hadden, en als of hen de noodiging nu eerst gedaan wierd. Niet anders, dan als of zy zamen afgefprooken hadden, om den Gastheer het verdriet aantedoen, van te vergeeffch eene Maaltyd aangericht te hebben, verontfchuldigden . zy zig, dat zy niet konden komen. Ik ben ( zeide de ééne ) in befprek over den koop van een Akker, en moet noodzaaklyk heengaan , om denzelven te bezien; ik verzoek uwen Heer, dat Hy my veronfchuldige, en ging na zynen Akker. „ Voor my (zeide een ander) is het „ onmogelyk om te komen. Zoo aanftonds heb ik „ vyf paar Osfen gekogt, en ben bezig met ze te n bezien en befchikking daarover te doen, uw „ Heer zal my wel verontfchuldigen, ik verzoek hem „ het my niet euvel te duiden". Een derde zeide tot zyne verontschuldiging: „ dat Hy even getrouwd „ was, en om die reden niet kon komen". De knecht berichtte zynen Heere deeze weigerende antwoorden. Deeze, als hy zag, dat men zyne noodiging veracht hadde, werd te onvrede, en beval zynen knecht, op" dat de Maaltyd niet te vergeefl'ch toegericht ware, aanftonds op de ftraaten en openbaare plaatzen van de Stad te gaan, en alle de armen, die door eenig lig. haam-  I. H00FBST. JEZUS. 205 haamlyk gebrek rot den arbeid onbekwaam waren , lammen, blinden, verminkten, in zyn huis te noodigen en aan zyne tafel te zetttn. Dit deed de knecht, en gaf den Heere te kennen, dat 'er nog meerder plaats was Gaa ( zeide de Heer ) ter Stad uit, en als gy daar op de openbaare landwegen, of op de hoeken van verfcheiden wyken, nog anderen werkloozen of hongengen vind, doe ze allen zonder onderlcheid in myn huis komen, alleen opdat zy het getal der genoodigden vervullen; want gy ziet, dat ik niet van meeninge ben om éénen eenigen van d:eze, al ware het, dat zy nu nog kwamen , cn n yn gast wilde zyn , aan myne tafel te zetten. Levend'g fchildery van het gedrag der Jooden by de uitnoodiging, om zich tot de gelukzaligheid der dagen van den Mesfias te bereiden! zoo ongereimd als het gedrag was van hen, die op alle uitvluchten dachten om niet te behoeven aan een goede Maaltyd te verfchynen, zoo ongerymd was hun gedrag by de aankondiginge van het Godlyke Koningryk. Joannes noodigde hen uit, alles is gereed ( zeide hy ). De Mesfias met zyn Koningryk is gekomen, gy behoeft flechts te komen, en aan denzelven deel te neemen. Dan, in ftede van zich tot deeze van hen zelfs lang verwachtte gelukzaligheid re bereiden, was het, als of zy onderling afgefproken hadden, om de dagen van den Mesfias en zyne tegenwo jrdigheid, deeze grootfte van alle voordeden, te laaten voorbygaan. zonder zich daar van te bedienen. En dit ichynt niet alleen waar te zyn mee opzicht tot het zedelyke nut, het welke hun hec geloof aan den Mesfias gedaan zou hebben, maar ook van de tydlyke voordeden, die daar meede gepaardgegaan zouden weezen. Want indien de Natie den T 4 Mes-  apc5 LEVEN van VIII. boek. Mesfias aangenomen had, (O dan zoude (ik zal flechts het geringde noemen ) ook hun burgerlyke ftaat verbeterd zyn, en liet geen anders niet mogelyk was, moogclyk geworden weezen , naamlyk dat zy weder een vry en onaf hangelyk Volk, en in de gelukzaligfte geftekenisfe geplaast zouden geworden zyn. Nu behoorde zekerlyk mede tot het ontwerp der Voorzienigheid, dat de Mesfias van hen verworpen zou worden, opdat naamlyk door de toelaatinge van een minder kwaad een grooter goed ( / ) bereikt wierd. Maar-het was evenwel inderdaad, als men hunne met de Religie zoo naauw verbondene iïaatsgefleldheid befchouwt, van hunne zyde de flechtfte Staatkunde van de Weereld, dat zy hunnen grootften weldoener en Heer verwierpen, en daarvoor zag het ook de Heiland zelf aan (p). Dan het geen voor hen, zelfs in ty. delyke dingen, ik laat ftaan dan in hooger betrekkinge, het grootfte naadeel was , dat was voor die geenen , die by deeze gelegenheid uitgenoodigd wierden, om aan de gelukzaligheid, door de Jooden verwaarloosd, deel te neemen, het grootfte voordeel ( x ). Doch het Propheetifche gedeelte van de (O Het is eene geoorloofde nieuwsgierigheid, te vraagen : wat 'er op gevolgd zou zyn, wanneer de Natie haaren Mesfias openlyk aangenomen bad Het is ten minden een mogcyK geval. Gemerkt wy nu uit de gefchiedenisfe zien , welke rampen naa het verwerpen van den Mesfias deeze Natie getroffen hebben, en als ftraffen daarop gevolgd zyn kan men wel met reden onderftellen, dat in het tegenover' ftaande geval deeze elende niet gekomen zoude zyn, en hun burgerlyke ftaat eerder verbeterd, dan verilimrr.ei d zou geweest zyn. (O Naamlyk een gtqoter voor de gehele Weereld, daii het Nadonaale voordeel der Jooden, indien zy Hem aange-nomm hadden, geweest zou ïyn.  X. HOOFDST. JEZUS. 297 de Parabel heeft gééne verdere uitlegging noodig, naadien elk een de vervulling uit de gefchiedenisfê weet. Zoo leerzaam maakte Jezus aan deeze Maaltyd zyne gefprekken, alhoewel het iny den beginne fcheen, dac zyne vyanden hier al het nut van zyne tegenwoordigheid verhinderen zouden. Het wonderwerk, dat Hy op deeze plaats gedaan had, vermeerderde weder het aantal van zyne naavolgeren! Wanneer zyn gevolg zich van plaats tot plaats zoo vermeerderd hadde, tot aan Jerufalem toe, dan zou Hyin 't einde met een geheel volk van verwonderaaren daar gekomen zyn. Jezus liet daarom niet naa, die geenen na hunne woonplaarfen te rug te zenden, van dewelken Hyzag, datzy tog nooit zyne Difcipelen worden zoudcn,en veel meer zyne oogmerken hindcrlyk geworden zouden zyn. Hy fpreekt den grooten hoop aan ? en zegt: Bedenkt u wel, eer gy my verder naavolgt. Ik begeer géén gezelfchap, dan" van zulken , die ik geheel tot myne Difcipelen maaken, en als Apostelen uitzenden kan. Die my gaarne vergezellen , en rondsom my zyn wil, maar niet bellonen kan, om zyne voorgaande verointenisfente verlaaten, en (v) Hy zegt tóe XIX vs. 41 . dat hec tor. afkeeringe van den dreigenden ondergan;; der Stad gediend zou hebben, indien zy zoo gelukkig geweest ware, om den tyd haarer oezoekinge (dat is, den tyd, waarin de Mesfias kwam) te kennen en zich denzdven ten nutte te maaken. O ) Die word in de Parabel daardo.-.r te veritaan gegeeven, dat in de plaat/e van de Gaste», die vergeeffctl ■genoodigd waren, van alle kanten gemecne Menfchen in liet huis gebragt wierden'. T 5  so8 LEVEN van Vilt. bork. en zynen Vader, zvne Moeder, zyne Vrouw, Kin« deren, Broeders, Zusters, en daarenboven nog zyn leven, — voor my opteoiteren, ( al e deeze hindernisfen niet kan voorneemen te overwinnen , die kun ftiyn Difcipel niet zyn, (in dien zin zoo als het deeze w; inigen zyn ); en die niet in ftaat is om fchandeen lydente verduuren, en met het vaste befluit, omdat op zich te neemen, zich my tot gezellchap aanbied, die kan myn Difcipel niet worden: maar om dit befluit te vormen, moet men overleg gebruiken. Het is daar mede zoo geleegen , als wanneer men eenig ander werk van groote kosten en moeilykheeden onderneemt. Zekerlyk is niemand van u lieden zoo onbezonnen , dat hy, wanneer hy een huis wil bouwen, niet eerst tyd nemen zal, om een overflag van de kosten te maaken, die tot zoodanig een gebouw vereifcht worden, en of hy in ftaat is om dezelven te draagen; hy zal niet éérst het fondament tot het gebouw leggen, en zich in gevaar ftellen, van het niet te kunnen voltooijen, en om befpot te worden van zyn naabuuren en de voorbygengers, die hem met reden voor eenen dwaas zouden uitkryten, die begonnen had te bouwen , zonder te weeten, waar hy het geld van daan haaien zoude, Ook is 'er buiten twyffel géén Koning of Vorst, wanneer hy tegen eenen anderen Ko¬ ning te Velde treKken wil, zoo onbezonnen, dat ny zig géénen tyd gunne om met zyn Raaden te overleggen, ofhy machts genoeg hebbeommetden anderen in oorlog te treeden; of het waarfchynlyk zy, dathy met tienduizend Mannen een vyand, die met twintigduizend in aantocht is, met voordeel zal flag kunnen leveren. Oordeek hy, dat dit nietmogelykis, dan zal hy eer de vyand daar is, vrede zoeken te bewerken , en hem ten dien eipde gezanten zenden. - Zoo-  I. HOOFDST. JEZUS. Q09 Zoodanig een ryp overleg, zoodanig een onderzoek van zyne krachten, van de gevaaren, van het vermogen, van de kosten, word 'er vereischt, als iemand myn Difcipel wil worden; hy moet eerst by zich zeiven beflist hebben, of hy in Haat zyn zal, om van alles, wat hy heeft, afftand te doen, even als of hec hem niet aanging. Myne Difcipelen moeten een Zout zyn , onder Menfchen uitgeflrooid, en waar mede dezelven als doortrokken worden. Nu is het Zout zekerlyk eene nuttige zaak. Maar zo het fmaak en kracht verliest , dan zou het immers juist zoo veel, als géén Zout, zyn,- of hoe zou men het weder tot Zout kun: nen maaken ? Het dient tot géén gebruik meerder , ;men zal het op flraar moeten werpen. Juist dit zou shet geval zyn, als myne Difcipelen de proef niet uitj hielden; zy zouden de onbruikbaarflc Menfchen van )de Weereld zyn. Die verftand heeft om iets naa- tedenken, die denke het gezegde naa.' Onder een zoo talryk gevolg waren 'er veele geimeene Menfchen, Tollenaars, Perfoonen die flecht i er faame ftonden, die of groote fouten begaan hadden , of om hun beroep, dat by de Jooden in haat [was, mede onder de Zondaars en Heidenen gerekend I wierden. Dat 'er zoodanige Menfchen zich onder de naavolgers van Jezus bevonden, kanonsniet bevrem;den, als wy bedenken, hoe zagtmoedigenuitnoodiigende zyn gedrag was, inzonderheid omtrent Menfchen, die zich genegen toonden om zich te verbeteren ; hoe vervaarende en onmedogende daartegen de Joodfche Geestelyken met de zoodanigen omgingen; en hoe waarfchynelyk het is, dat Menfchen, die, meer ongelukkig dan ondeugende, tot buitenfpoorig-  300 LEVEN van VIII. boek, heeden vervallen, in den grond meerder goeds hebben , en ligter wederom tot de deugd te brengen zyn, dan anderen, die, in het veinzen geoeffend, veel te goede gedachten van zich zei ven vormen, dan dat hun in de gedachte zou komen, dat zy zich verbeteren moesten. Inderdaad bellonden fumwylen zyne toe- ] hoorders uit zooda'ige menfchen. Maar men weet uit gely kfoortige gevallen, hoe de Pharizeeuwfche geleerden zynen omgang met zoodanige perfoonen aangezien hebben. Hy zou hen, als zyne toehoorders, nog j hebben kunnen dulden; maar dat Hy zich met hen, \ gelyk zy zeiden, gemeen maakte; in'fol-comtoiren ging; zich van hen te gast li' r noodigen enz., dac kwam hun aanftootelyk, en voor eenen Israëliër, ik laat flaan eenen Propheet, onbetaamelyk voor. Ziet toch , zei-ien zy, hoe deeze Man niets ter weereld daarin ftcit, da; Hy met het flechtrte gemeene volk aller gemeenzaamst verkeert! Zydachcen, dat zy Hem geene groorer fchandvlek konden aanwryven, dan wanneer ?y op die wyze van Hem fpraken; maar Hy bewees hun, dat juist dit voor het oogmerk zyner zendinge allermeest betaamde. Ik zou wel willen vraagen, zeide Hy, of iemand die eene kudde van honderd Schaa- ' pen had, en één daarvan verloor, niet de overige negenen neger, tig in de wyde agrerlaaten, rat het ver- 1 loorene zoeken, en zoo lang zoeken zou, tot dat Hy hec vond. En of, als hy het vond, hy niet met vreugde het op zyn fchouderen zou nemen, en het weder tot de kudde brengen, en t'huis zyne vrinden ennuurenhet vertellen, en hun zeggen zou! Ziet* hoe gelukkig ben ik! Ik heb myn verlooren Schaap wederom gevonden! gelooft my, als een Menfeh, die ondeugend geleeft heeft, weder tot zich zei ven komt, en zich verbetert, dan is 'er in den Hemel grootere vreug-  I, H00FDST. JEZUS. 301 [vreugde over, dan over het niet dwaalen van negen-en - negentig rechtvaardigen, die zeKenytt ook ooae en den Engelen lief zyn, maar juist daarom, datzy niet eerst uit het verderf moeten gered worden, gééne zoo buitengewoone gelegenheid tot vreugde geeven, Of ik vraag u: zou niet een arme vrouw, die tien drachmen (y) ryk was, als zy 'er één van verloor, een licht aaniteeken, het huis veegen, alle hoeken doorfhuffelen, tot dat zy dezelve gevonden had? En als zy dezelve gevonden had, haare vrindinnen en gebuuren roepen, hec haar verhaile-, en zich daar mede laaten gelukwenfchen, dat zy de verloorene drachme weder gevonden had ? (z) Gelooft my: van deezen aart is de vreugde, die de Engelen Gods daar over betoonen, al ware het iemand, maar één eenig verleid menfeh, tot den weg der deugd wederom keert. Zeker Man f voer Hy voort") had twee Zoons. Eens zeide de jongfte tot zynen Vader: Vader, geef my nu, het geen ik te eemger tyd van u zou moeten erven, ik zal 'er handel mede dry ven Ca"). De Vader verdeelde zyn vermogen tusfchen hen; de oudfte liet zyn deel in de huishouding blyven, en wilde nog géén eigendom hebben Üe jongfte daarentegen, die hierdoor in ééne reize bezitter van een groot vermort) Een Drachma had omtrent de waarde van eenen Schelling. (s) Daar is in de kleine omftandigheedea van deeze beide 'Gelykenisfcn iets ongemeen bekorelylis. (o) Volgens de zeer waarfchynlyke verklaaringe van Groiius. (f>) Dit toont het vervolg van de Parabel.  30ï LEVEN van VIII. boek. mogen werd, dacht, dat hy in het huis van zynen Vader niet vry genoeg daar méé kon omgaan; bragc zyn geld byéén, en reisde na vremde Landen. Hier vierde hy zyne lusten den vryen teugel, en leefde zoo onmaatig en wellustig, dat het hem in't kort zyn geheele vermogen kostte. Hy had juist even hetgeringe overfchot van al zyn geld ook nog geheel verteerd, als 'er een vreefelyke hongersnood in dat Land kwam. Thans begon hy gebrek telyden; het kwam met hem zoo verre, dat hy eenen ingezeten zynen dienst aanbood, zelfs de geringfte diensten, als deeze hem Hechts daar voor de kost geeven wilde. Deeze beval hem na zyn Landgoederen te gaan, endeZwynente hoeden ( c ). Hier zou hy gaarne zynen buik met de ei kelen gevuld hebben, die de Zwynen aten ,• maar ook op die wyze kon hy zynen honger niet {tillen. Eenzaam en verlaaten denkt hy zynen toeftand naa. Hy begint om zyns Vaders huis te denken. Hoe veele daglooners ( denkt hy ) heeft myn Vader! En deeze allen hebben brood in overvloed! -- — Ik wil na huis, tot mynen Vader gaan, en tot hem zeggen: Vader! Ik heb my tegen God en tegen u bezondigd. Ik ben niet langer waardig, uw Zoon genoemd te worden; — laat ik maar één van uwe daglooners zyn. Straks flaat hy op weg en reist na zynen Vader. Hy was nog verre van het huis, als zyn Vader hem ziet en kent. Vol van medelyden loopt hem deeze te gemoed, valt hem om den hals, en kust hem op de tederfte wyze. De Zoon zeide to: hem: Vader ï Ik (o') Deeze omftandigheid word niet zonder reden gemeld. De Jooden hadden eenen afkeer van Zwynen en Zwynhoeders. Dit toonde derhalven , tot welk eene laagte dit Menfcb was gekomen,  I. HOOFDST. JEZUS. 303 Ik heb my tegen God en u bezondigd, en ben niet waardig uw Zoon genaamd te worden. — Brengt : my ( riep de Vader tot de knechten ) myn beste kleed en trekt het hem aan Steekt hem een duimring aan zyne hand. Deeze eere komt mynen Zoon toe. Brengt fchoenen,dat hy ze aantrekke. —— Haalt ons beste Kalf en flacht het; heden vieren wy feest en zyn vrolyk. Want ziet deeze mynen Zoon i Hy was dood; maar hy is weder levendig geworden. Verlooren was hy, maar hy is weerom gevonden. De oudite Zoon was op het veld by de Arbeiders, en kwam juist na huis, en hoorde, toen hy naby hec huis kwam, muzyk en vrolyk gezang. Hy bleefftil ftaan, liep eenen knecht, en vroeg wat dit nieuws I ware? Uw Broeder (zeide de knecht) is t'huisge; komen. Straks liet uw Vader van vreugde, omdathy hem gezond weerom bekomen had, het beste Kalf flachten , en eene Maaltyd aanrichten. Daarover ; werd de oudere Broeder verdrietig; hy wilde in hec 1 huis niet gaan, om in de vreugde te deelen. Toen ; ging de altoos goeder tierene Vader na buiten, en zogt hem te overreden, dat hy zou binnen komen. Hy kon zich niet weerhouden, van den Vader verwyten : te doen: zoo meenige jaaren, (zeide Hy) heb ik, ! als een knecht, u gediend; ik heb my niets, als myn eigendom aangemaaiigd, en nooit tegen uwen wil iets gedaan,- en gy zoudt nooic voor my een Boksken 1 overgehad hebben , om met myne vrienden eene kleine maaltyd te houden ,• maar hem, uwen anderen Zoon, die uwe haave en goed met hoeren heeft verteerd, hem ter eere laat gy, zoo ras hy komt, het beste Kalf flachten. > De Vader antwoordde : Myn Zoon! gy zyt altyd by my, gy hebt  3o4 LEVEN van VIII. boek. hebt het zoo goed, als ik zelfs, alles wat ik heb, is het uwe (d). Gy behoorde dit juist voor een geluk te,houden, dat gy zoo by my leevenkunt. En dat was immers ook wel eene maaltyd, een vreugde feest waardig, dat deeze, uw Broeder, (e) die dood was, weder levendig, die verboren was; weder gevonden werd. Ik zou aan myne Leezeren weinig gevoel moeten roefcbry ven, zo ik van de fchoonheid deezer Parabel veel wilde zeggen. Het carafteriftieke, het gevoelige , dat 'er in heerfcht, en de eenvouwige manier van verhaalen, moeten zich zeiven aanpryzen. Over de- bc-tekenisie valt niet veel aantemerken. De algemeene en bekende, die onder den Vader God, en onder de beide zoonen, de goeden of goedgebleevenen, en die kwaad geweest waren en zich nu verbeteren, verftaat, ftemt met haar oogmerk en inhoud zeer wél overéén. Jaa, als men het verhaal zelfs maar nis een voorbeeld, voorgefteld ons ten leerbeelde van goedhartigheid en tóegeevendheidomtrentzondige menfchen, die zich tot verbeteringe fchikken, wilde opneemen, dan zou men het zelve reeds als zeer leerzaam, en met opzicht op het geene daartoe heeft aan- (d) Gemérkt de jongde Zoon zyn erfdeel ontvangen , en de oudere zyn deel den Vader in handen hadde gelaaten, 400 was nu in den eigenclykften zin alles , wat de Vader had, het zyne: als hy zyns Vaders vermogen aaiitastte, dan tastte hy zyn eigen aan. ( e ) Deeze oude Broeder had by zyne aanfpraak van den Vader gééne lust getoond, om den anderen Broeder te noemen: maar als deeze uw Zoon enz. zeide hy. De Vader onderrichte hem: Die zegt niet; deeze myn Zoon, maar deeze uw Broeder.  "i; hóofdst; JEZUS. 305 aanleiding gegeeven, zeer beantwoordende aan het oogmerk moeten vinden. Ik hoope niet, dat iemand zulke Parabelen moede zyn zal. Daar volgen'er meerderen, en my dunkt, dat, als men ze zoo naa eikanderen leest, zy ook die ! nut kunnen hebben, dat zy ons de Ieerwyze van Jezus beter leeren kennen. Waarmede zou Hy de aan« dacht der Discipelen beter hebben kunnen onderhouden , aan hun verftand en hart meerder voedfel geeven, i dan door zulke verha.den? /Zy zyn daarin boven de | Fabelen verheven , dat zy niets wonderbaars be;i vatten, en zoo, als zy verhaald worden, hebben | kunnen gebeuren, en misfchien ook inderdaad meer1 maaien voorgevallen zyn. Zy maaken de fchoonheid ; of fchandelykheid van zekere gevoelens mede daar- - door zeer tastbaar, dat zy eene manier van doen, uit : de gemeene zamenleeving ontleent, voordellen,daar dat, het geen men aanpryzen of afraaden wil, in- - derdaad gefchied is; en om deeze handelwyze leven j by te zetten, verfcheide kleine omftandigheeden by j brengen, maar die allen zeer tot het oogmerk dieni ftig zyn. Eene menfehlyke handelwyze met een juist oog gade te flian, helpt dikmaals meer tot ke miflè ; van het menfehlyke hart, doet den grond van eene deugd of van eene boosheid dieper inzien, dan alles, wat men daarvan in algemeene Hellingen leeren zou! de. Maar deeze handel *wyze behoeft daarom juist niet van zeer verre gehaald, zy kan van de meest i gewoone gelegenheeden des levens ontleend zyn. »ic 1 beneemt haar zoo veel te meer den fchyn van veri dichting, en geeft haar een trap van wmrfchynlykj heid, die met de waarheid zelve < erwiflèld kat wórden. Jn den grond was hec onverichillig, of juist ' II. Deel. V dit,  5o5 LEVEN v a m VIII. boek. dit, het geen de Heiland verhaalde, of iets zeer gelykvormigs, voorgevallen ware. Het zou zekerlyk wel aan daadlyke voorbeelden niet ontbroken hebben, Waarby Hy tyd en plaats en p^rfoonen zou hebben kunnen noemen, indien zulks tot Zyn oogmerk noodig geweest ware. — ■ —• Meenigmaalen behelsden deeze daaden niet alleen Voorbeelden (ƒ), die men volgen moest, maar fomwylen toonden zy ook, hoedanig een denkbeeld men zich van Gods maniere van doen te vormen hebbe (g ). Op anderen tyden zogc Hy, uit de maniere, zoo als de menfchen by zekere tydlyke aangelegenheeden gewoon zyn te doen, begrypelyk te maaken, hoe men, naar dezelfde regelen , in gewichtigere gevallen te werk gaan moer. Van den laatften aart isde Parabel, waarin Hy zynen Di-cipelen, in tegenwoordigheid van eenige Pharizeeuwen (<&) toonde, dat men zyne tydlyke goederen zoo aanleggen kon, dat men 'er in de toekomende weereld noch voordeel van kon trekken. Een zeker Man, die zeer ryk was, had eenen Huishouder, dien hy de zorg over zyne inkomften geheel overliet. Van deezen werd hem uit zekere omftandigheeden bericht, dat dezelve met zyne haaveen goed naar welgevallen , en verkwistend, omging. Hy liet hem roepen, en verweel: hem: Zulks heb ik van uw beftier moeten verneemen; geeft rekenfchap van uwe huishoudinge; ik wil zien, hoe myne zaaken ftaan: U zal ik de zorg daarover niet verder (f) Gelyk in de Parabel van den Samaritaan en anderen. (g) Bv voorbeeld in het naastvoorgaande Verhaal. (A) Dit most uien wegens het vervolg aanmerken.  I. HOOFDST. JEZUS. 307 der toebetrouwen. De Huishouder kon niethoopen 2ich te zullen rechtvaardigen; hy ftelde vast, zyn ampt te zullen verliezen, en was nu alleen bedagr, hoe hy in het vervolg zyn onderhoud zou kunnen vinden. Wat zal ik beginnen ? ( zei hy by zich zeiven ). Van het huisbeftier word ik ontzet. In Jret Veld te arbeiden, om myn brood te verdienen, is het werk van eenen man niet, die zoo lang aan het gemak gewoon is ( i \ Om te gaan be'delen, ichaam ik my. ■ ■ ■ - Daar valt my in, wat ik doen kan: Ik zal my in de gunst van de fchuldenaars myns Heeren noch diep inwikkelen, en my hen zoo zeer tot vrienden maaken, dac, als ik niet meer huishouder ben vzy my toch gaarne in hun huis en aan hunne tafel neemen zullen. —— Aanftonds laat hy de fchuldenaars zyns Heeren, den eenen naa den anderen, by hein koomen, en Ipreekt met hen: Ik moet, fprak hy tot den eerften, myne rekeningen in orde brengen; Hoe veel zyt gy mynen Heere fchuldig ? Honderd tonnen Olie , zeide deeze. Terftond haalde de huishouder het handfchrift van den Schuldenaar voor den dag, waarin deeze fom ftond: hier (fprak hy) neem uw handfchrift te rug, en fchryf een ander: Stel de Schuld op vyftig tonnen, het overige zal u gefchonken zyn. Daarop vraagt hy eenen anderen , hoe hoog zyne fchuld beliep ? Op honderd mudden Tarw, zeide deeze. Goed, hernam hy, twintig zyn 'er u gefchonken, daar hebt gy uw hand- (i) Ook hier ziet men des Heilands juisten geest van waameemen. Zulke menfchen , als deeze , gteven zich veel over aan alle gemak, dikwerf n ic!i meer dan hunne Heeren, en, als zy dat eens miffsm moeten, dan zyn zy ongelukkig, V a  jog LEVEN van VIII. boek. handfchrift, fchryf 'er op tachtig mudden. Zoo ging hy niet alle de fchuldenaars van zynen Heere te werk, die hem van dat uur af voor hunnen grootiien weldoener aanzagen. Als de Heer het gewaar wierd, toen de zaak niet meer te veranderen was , kon hy» offchoon hy zoo veel danr by te kort kwam, zich niet onthouden, van den inval zyns ontrouwen Huishouders, enkel om zyner loosheids wille, te p yzet1. En inderdaad ziet men, dat menfchen van de weereld veel listiger handele , en hun tydlyk voor led veel beter in het oog houden; dan zy hun eeuwig belang, van welken men, als van verlichte menfchen denken zou , dat zy hun waar geluk onmogelyk uit het oog verliezen konden. Ik moet ulieden ook eenen zoodanige regel van voorzichtigheid geeven, als gy iedele [aardfche] goederen bezit; gebruikt dezelven, om u daar mede vrienden te maaken; om armen en noodlydenden daarmeede zulke dienden te doen, dat, als gy Iterft, zy u tot dankbaarheid op hunne beurt in de goederen, die zy ter plaatfe der Gelukzaligen genieten, laaten deel neemen (£\ Geeven is (toch altoos") zaliger (/) dan ontvangen. Die de geringe iedele goederen zoo gebruikt, bedeed ze naar het oogmerk van Hem, die ze hem gegeeven heeft; en die voor het kleine gemoedlyk zorgt, zal ook voor het groote gemoedlyk zorg draagen; maar die in tegendeel het kleine tegen het oogmerk (Jfc) ["Waarom niet liever: op dat, wanneer gy op uwe leurt in ongeluk ho?nt, gy ook menfchen vinden moogt, gereet om u op den duur in bunne huizen te neemen ? ] (/) Dit zeggen van den Heere Jezus, het welke Handel. XX. aangehaald word, offchoon het zelve niet in het Kuangeüum ftaat, kan men gevoeglyk hier inlasfchen.  I. HOOFDST. JEZUS. 3op merk van den Geever aanlegt, zou ook het groote tegen zyn oogmerk misbruiken. Wanneer gy niet eens met deeze geringe iedele goederen, als getrouwe huishouders hebt weeten omtegaan, hoe zoudt gy bekwaam zyn, om goederen van grootere waarde, waare Hemelfche goederen , te bellieren ? Hebt gy by het bellier van het geen niet uw eigen f maar alleen uiterlyk en toevallig) was, niet getrouw gehandeld Qm ); hoe zult gy met eigene goederen, aan welker bezitting waare gelukzaligheid verbonden is, verwaardigd worden ? Zal u God tot beftierders van deeze grootere goederen maaken, daar gy by het bellier van veel geringeren ontrouw geweest zyt ? Hy zal u v or knechten van eenen anderen Heere moeten houden; maar een knecht kan géén twee Heeren te gelyk dienen; hy zouden eenen haaten en den anderen liefhebben, den eenen getrouw, den anderen niet getrouw zyn Gykunt onmogelyk den waarenGod, en den Afgod des Rykdoms, te gelyk dienen. Men heeft in de Parabel, dewelke voor deeze aanmerkingen vooraf gaat, gemeend eenige duisternisfen te ontdekken. Dan, men kan ze gemaklyk opklaaren, als men flechts de zaak, die onze Heiland in het oog heeft, met het af beeldfel, of de Pa- (m) De Heiland noemt hier" ev.trouw handden, het zoo aanleggen, als de Huishouder het in den teginne deed, naamlyk , zyne goederen wellustig verkwisten. Want zyn volgend gedrag, dat hy den fchuldenaaien een gedeelte kwytfchokl, koomt hier niet als ontrouw, maar als loosheid in aanmerking. Zeekerlyk was zulks in dit byzondere geval ook ontrouw, maar hei ge.n daaraan in de gelykenis beantwoord, naamlyk het zyne ten beste der armen befteeden, dat is waare vonzichtigheid, gelyk het foy den huishouder valfche voorzichtigheid was. V 3  3io LEVEN van VIII. boek; Parahei vergelyke. God heeft den menfeh een goed deel tydlyke goederen toebetrouwr; Hy hee t hem tot huishouder daar van gemaakt; deeze goederen derhalve zyn niet des menfchen eigene, maar vreemde goederen. Nu handelt hy dikmaals met dezelven kwalyk, en misbruikt ze tot verzadiginge van zyne lusten, in ftede van ze naar den wil des eigenaars te beftieren. Hy moet thans van zyne huishouding rekenfehap doen; hy word van dezelve ontzet; de waarfchouwing, die hem gedaan word, is de nadering van den dood (»). De menfeh, zich be. wust dat hy üYcht huisgehouden heeft, overdenkt, wat hem te doen ftaa, op dat hy ergens toevlucht vinde; en koomt op de gedachten, om zich, dewyl het noch tyd is, met de goederen van zynen Heere den weg tot zyn toekomend geluk te baanen, met zich daar meede vrienden te maaken. In het burgerlyke leeven zou dit ontrouw zyn; God daarentegen ziet gaarne, dat de menfeh tot deeze gedachten komt: want Hy had hem immers juist die zelve goederen toe-betrouwt, op dat hy door milddaadigheid snderen aan zich verplichten zou. Nu doet hy het. Hy hefteed zyn vermogen, het geen hem binnen kort zou ontnoomen worden, ten besten zyner medemenfchen, en verdient by armen en ongelukkigen daarvoor zoo veel danks, dat hy nu hoopen mag, te eeniger tyd zoo veel meerder ter plaatfe te zullen komen, daar hun de wederwaardigheeden van deezen tyd vergoed worden. Nu behoort hy tot de geenen, die verftandig genoeg waren, om het geringe fn) Dat Mykt uit de woorden, ep dat zy u , als gy fterft enz. [N.B. Zie de bladz. 308. gemaakte aantekening  I. HOOFDST. JEZUS. 3" ringe wél te bellieren, en dien nu het groote toebe. trouwd word. En zoo verftonden ook de Pharizeeuwen, die het aanhoorden, deeze Parabel: maar zy befpotteden den raad, van zich met tydlyke goederen vrienden te maaken. Zy hielden deeze Zedenleer voor on- gerymd en buitenfpoorig. Zy vericheelde ook zeer van hunne maniere van denken. De liefde voor het geld had in hunne harten al te diepe wortels gefchoten, dan dat zy zich zouden hebben laaten overreden, dat de gelukzaligheid van eenen ryken menfeh daarin beflond, dat hy met z\nen rykdom vrienden voor de eeuwigheid won. En deeze Leer zou misfchien noch wel Pharizeeuwen aantreffen, die ze befpotten. Jezus fprak tot hen: ik ken u, gy zyt het, die uwe ingebeelde vroomheid tot een modél neemt, daar naar anderen beoordeelt, en om die zelfde reden Voorfchriften verwerpt, die met uwe gevoelens geheel verfchillen. Doch gymoogt, zoo veel gy wik, in uwe oogen cn in die van andere menfchen rechtvaardig zyn: God kent uwe harten, Hy oordeelt van uw geheel anders. Dat haat Hy in u allermeest , het geen in der menfchen oogen den ^rooiften fchyn van heiligheid en verdienden heeft. Weet dan, dar het tegenwoordig een tyd is, waarin van hen, die in het Koningryk van den Mesfias willen koomen, een zeer ongewoone, en volgens uw begrip al te veire uitgedrekte infpanning van krachten geeifcht word. Het geen zoo lang reeds van Mozes en de Propheeten verkondigd is, —— waarop alle hunne gezegden en beiofteniflèn doelden, dat is nu eindelykgekoomen. Van nu aan, van dien tyd af, dat de Dooier Joaxns» tot u kwam , werd V 4 het  3ia LEVEN van VIII. boek. het Hemeifch Koningryk niet meer enkel van verre aangekondigd, maar als tegenwoordig zynde aangeboden , en, even als wanneer na eenen zekeren prys gedongen word, zoo gefchied thans eene algemeene aankondiging, dat, wie aan dat Koningryk deel wil hebben, de grootfte moeite doen moet, en den toegang tot dit Ryk als met geweld openen. Verre van dsar, dat men één eenigen van de zedelyke eisfchen der Wet z u mogen verwaarloozen., Zy moeten allen, zondtr onderfebeid, door hem, die in dit Koningryk wcTchc te koomen, in acht genomen worden. Eerder zouden He-mel en Aarde in het niets te rug v.dlen eer het mogelyk zou zyn, dat flechts één eenia gebod buiten kracht ge leid zoade Worden. Trekt hieruit het gevolg op uwe bekwaamheid tot het Koningrv k van den Mesfias. Zelfs het geftrtngfte, wat ik ooit geleerd hebbe; zelfs dac, het geen u aanftootlyksc voorkoomt, moet letterlyk vervuld worden. Dus blyft het by myne verklaaring: Een iegelyk, die zyne Vrouw van zich floot, en zich met eene andere in huwelyk verbind, ts een Ecbtbree^er. —— En: een iegelyk, dte eene van haaren Manverftoottne Vrouw trouwt, is een lichthreeker (o). Dergelyke leeringen, hoe geftreng zy u thans mogen voorkoomen, moeten onfeilbaar van eenen iegelyken, die een Burger van het Godlyke Koningryk zyn wil , gelooid , en opgevolgd worden. Ik heb van het gebruik der Rykdommen gefproken. Hoort, wat ik u te verhaalen hebbe: Daar was (») De Heer kan hier eene byzondere reden gehad hebben, waarom hy juist dteze voorbeelden bybrengtj  t. hoofdst. fj E Z U S. 313 was een Ryk Man (^) , die zich vorstlyk in het Purper en Bysfus kleedde, dagelyks een kostbaare tafel hield, en zich alle vermaaken veroorloofde Ma..r ter zeUder plaatfe was ook een zeen arm Man, dezelve heette Lazirus (q) , die met een elendig en krank lighaam langen tyd voor de poorte van zyn Paleis lag, en wel tevreede geweest zou zyn, zo hy Hechts met de kruimpjes, die van des Ryken tafel vielen, zynen honger had mo^en Hillen. uien liet men 01 gekoesterd, onbezorgd van menfchen, daar ligen: niemand kwam tot hem, als nu en dan vriendlyke honden, om zyne zweeren te lekken. In tufchen gebeurte het, dat de Arme llierf, en van Engelen in de plaats der Gelukzaligen gebragt wierd, o:n aan het vreugdefeest der Vaderen, naast by Ab abam. plaats te neemen. INaa eenigen tyd flierr de Ryke ook, en werd overeenfteuimig met zynen Haat begraaven. Maar fj>) De volgende aanmerking van den Heer MrcHAëlis verdient naadere overweeging: „ Het verhaal van den Ryken Man, behelst niet eene al^emeene Z.den,1 leere, maar doelt perf >onlyk op de Familie van Han„ nas, en op zyne vyf Zionen. Want de Ryké Man, ,, die vyf Broeders had, die hem gelyk waren, die Mo„ zes en de Piopheten niet geloofden, en, zo het ,, fchynt, voor gééne toekoomende weereld vreesden, zal men in d Joodfche Gefchiedenis ligt kennen, als dat „men aan Kajaphas, den Sehoo zoon van Honnas, en „ aan de »yf Z j.men van Hannas, { Jozephus Oudheden, Boek XX. k;ip. 1.) denkt, die het Hoogepriesters„ ampt, .Je één voor, de anlcr naa, bekeed hebben ; „ maar d,aiby van eHoof Sartduceeuwen waren." Einl. in die Sthr des N. B 2 Th. pag. 1186 ( b ) Zou misichien Christus wel op een zekeren perfoon doelen ? Dan zou het noemen van den armen den ryken kenbaar gemaakt hebben. V5  g,4 LEVEN VAN VIIT. BOEK* Maar-ginds in de andere weereld gevoelde hy onwrdrnaPeïyke pyn; en als'iyte eeniger tyd opzag, werd hv van verre Abraham in deplaitfe der ge.ukzalken gewaar, en Lazarus aan zyne zyde. Hy kende ze, en herinnerde zich den voormaaligen toeftand van Lazarus, ö Vader Abraham (O . r*P hv, heb toch medelyden met my, ongelukkigen! er, zend Lazarus tot my neder: mogt hy flechts zy ren vinger een weinig vochtig maaken, en myne tong, die zoo zeer na verkoeling haakt, aanroeren want de fmert, die ik lyde in deeze vlamme , is met te verdraagen ? Zoo wenfchte hy thans, dat hy zich Lazarus tt vriend gemaakt had (O: maar hy kon zich gééne weldaaden, aan hem beweezen , her.rneren ... Abraham gaf hem dit te verdaan Zoon!'(ongelukkige naakomeling!) zeide hy : dat moet u niet bevremden, dat gy beiden thans in zoo verfchillende dand zyt. Herinner u, dat het u ten deele viel gelukkig te zyn. Ginds m han d re leven, genoot gy zoo veel aardfch goed, alsgy g nlten K gy befeerde niet anders, en zyt daarom'er zelfs fchuldig aan, dat gy, naa dat dit voorby is, niets beters hebt. Lazarus^daartegen had toenmaals een zeerpngefukkjglot. Mis hetgeheel omgekeerd. Hy vind troost en vergoeding voor zy- (r-\ Zoo doet liem de Heer driemaal uitroepen De Tood n hadden Vater Abraham geduurig in ^n -ond en lieten zich, op hun ailtammen van hem, met weinig, voorftaan. . . is maaken.  I. H00FDST. JEZUS. 3'S «ie wederwaardigheeden, en gy lydt finerten. Deeze verwïsfeling is rechtvaardig , en niet te veranideren. Bovendien heeft 'er tusfchen ons en u gééne gemeenfchap plaats, zoo dat wy by eikanderen zouden kunnen koomen. Een wyde ondoordringbaare tusfchenruimte fcheid ons vanéén, en maak: het even zoo onmogelyk, dat gy in onze gelukzaligheid dee. len, dan dat wy tot verminderinge van uwe pyn iets toebrengen zouden kunnen. Nu eerst begreep hy zyne elende, en haare oorzaak geheel. Had ik dit reeds in dit leven geweeten! dacht hy; en zeide verder: dan bid ik u ten minlten, Vader /Ibrahaml dat gy Lazarus weder op aarde na myns Vaders ihuis zend; ik heb vyf Broeders, die zoo leefden, igelyk ik leefde. Het zou myne fmart vermeerderen, ;zo zy ook in deeze rampzalige plaatfe kwamen. Laat ze door hem waarfchouwen, en laat hun zeggen j wat hier op hen wachte (_ t ). Zy hebben im¬ mers ( antwoordde Abraham,) de Godlyke Schrif| ten, die het hun duidelyk genoeg zeggen ? Laaten zy die gehoor geeven. —— Neen, fprak de gepynigde: door deezen zullen zy zich niet laaten onderrichten ; maar als 'er een doode opftond, en tot hen ging, en hun verhaalde, hoe het hier gefield ware, dan zouden zy verfchrikken, en zich verbeteren. In het geheel niet, ( fprak Abraham ). Wanneeer zy hunne Godlyke Schriften géén gehoor geeven, dan zouden zy even zoo min zich tot verbetering fchikken, als iemand van den dooden opftond, en hun predikte. Een (t) Dit fchynt in waarheid de meening, dat Jezus da Sadduceeuwen in het oog had te begunftigen»  316" LEVEN vam Vin. soek. Ken fterker en verfchrikkelyker fchildery van den toeland naa den dood vind men nergens, hoe dikmaals de Neere Jezus en Zyne Apostelen ook over dee/.e ftuffe ipreeken. De voornaame gedachte daar van is: ryk zyn, als men daarbyaanmenfchlievendheid en weldaadigheid arm is, maakt ons voor de eeuwigheid ongelukzalig. Ook km het niet anders zyn. Als dat, het geen de ingeSecUe gelukzaligheid van eeren menfeh uitmaakt, verdween.ni , van waar zal aanftonds een Hemel, eene gelukzaligheid koomen? De ziel geraakt in eenen toeftand, waar in zyzich van alles, het geen voormaals haar goed was, ontbloot, en tot dat, waarin de gelukzaligheid beftaat, gantfchlyk niet bekwaam vind. En dewyl naa den dood (volgens het bericht der Heilige Schrift) ook noch lighaamlyke bevindingen zullen plaats hebben, zo kunnen dezelven voorzodanigen zekerlyk niet anders dan fmertlykeen kwellende zyn. Armoede daarentegen, by een bedaard aan God overgegeeven harte, maakt ons juist daarom voorde Hemelfche gelukzaligheid vatbaar, dewyl zy niets aardfeh heeft, waarmede zy zich zou kunnen bedriegen, en het betere pm die reden verliezen. En wat betaamt bovendien der Voorzienigheid beter, dan dat Lazarus eene vergoeding gedaan worde, en de Ryke ondervinde , dat rykdom niet gelukzalig n^aakt, en honger en zweeren, over het geheel genomen , gééne fchade doen kunnen ? En hoe fchoon beantwoorden die beide vertooningen aan malkanderen; Hier Lazarus buiten voor de poort liggende, op zyn best met een ftuksken brood afgezet, voor het overige alleen van honden gekend en bezocht: óe ryke in kos baare kameren, aan een dertele tafel, by dagelykfche vermaaken. Ginds Lazarus naast by Mbrabam, vertrouwd aan zynen boezem liggende, en  I. HOOFDST. JEZUS. «ljr en met hem en de zaligen in het bezit van eenover, vloed van zaligheden: de Rykgeweezene van onver: draagelyke hitte na een dropsken waters faakkende, : ln eene gefteldheid, dat hy des anderen Feestelyke Vreugde van verre zien kon. Van den Ryken ftaat niet aangetekend, dat hy aan Lazarus niets hebbe doen geeven, maar even weinig ook, dat hy mild* daadig jegens hem geweest is; en dat zou evenwel mede tot de gefchiedenis behoord hebben, want had hy hem tot zynen vriend gemaakt Qtf), dan zou, (naar het fchynt) de klove doordringbaar geweest | zyn; en Lazarus zou hem in de woninge der geluk; zaligen hebben kunnen opneemen. Mjar zou het dan inderdaad niets gebaat hebben, : dat Lazarus tot de overgebleevene Broederen van den Ryken gezonden waren ? Ikdenkmet-^rtfiw//, ! dat het niets zou geholpen hebben. Zoo min, als Herodes zich verbeterd heeft, toen hy vastftelde, dat de vroome Joannes, dien hy had laaten onchoof; den, van den dooden weder opgeftaan was (v), i zoo weinig zouden zich deezen gebeterd hebben. Of l zouden zy Lazarus, dien zy in zyn leven niet hoo: ger achtten, dan om hem en den honden een ftuk - broods toe te werpen, thans zoo gemaklyk den toegang in hunne kameren vergund hebben? Hy z.m, om dit te verkrygen, in eene andere gedaante, en met (tt) Mea moet bier geduurig de voorige Parabel in i het oog houden, (v) Of ook, zoo we;nig als de opwekking van Hem, i die meerder was dan Lazarus, de denkwyze van Je^us vyanden veranderen kon.  3i8 LEVEN van VIII. boek. met eenen geheel anderen toeftel, niet meer als Lazarus, hebben moeten koomen; maar dan zou ook de zaak zoo veel te onwaarfchynlyker zyn geworden. Bovendien dacht Abraham met reden, dat hy, die de oude Openbaaring, dewelke hy gelooft, dat met Wonderen bevestigd is , géén gehoor geeft; ook niet bekwaam is, om, wegens eenigerhande nieuw Wonderwerk, al moest hy dat toeftemmen, zyne denkwyze en reden te verbeteren. TWEEDE  ft. HOOFDST. JEZUS. 2l9 TWEEDE HOOFDSTUK. Leer'mge en Leerzaame Gebeurtenis feu, INHOUD. Over verleidingen en beleedigingen ( r ). Iets tot verfterkinge van bet vertrouwen voor de Discipelen ( 2 ). Geneezing eter tien Melaatfcben (3). Van bet Koningryk van God, en de gefleldheid der weereld by Jezus wederkomfte (4). van het Vertrouwen op God (5). De Pharizeeuw en de Tolle* naar (6). (1) Lukas XVII. vs. 14. (2) Lukas XVII. vs. 5-10. (3) Lukas XVII. vs. 11-19. { 4 ) Lukas XVII. vs. 2037. (5) Lukas XVIII. vs. i-8. (6) Lukas XVIII. vs. 914. Naadlen  sao LEVEN van VIII. boek. Naadiende Heer Tezus zeerwel voorzag de menigvuldige hinderniflèn die zyne Discipelen byde verkondigihge der Leere, die Hy hun had aanbetrouw:, byzonder de zedelyke hinderpaa* len, kwaade voorbeelden en erger isieri, waar door veelen van het aanneemen der waa'heid te rug gehouden, en veelen, die dezelve reeds aangenomen hadden, daarvan weeder afgefchrikt zouden worden, hield Hy hun het volgende voor oogen: Het is onmogelyk voor re koomen, dat niet de leere der waarheid van alle kanten tegenftand ontmoete, dat niet kwaade menfchen, anderen, die dezelve reeds aangenomen hadden, verleiden; het zou met de vryheid der menfchen firyden, als dit met geweld verhinderd wierd, en met den lo'>p der zaaken. —Maar wee den geenen, die zoo de uirbreiding en werking van het Euangelie verhindert! Het zou beter voor hem zyn, dat hy, als de ergfemivdaadige, aan eenen molenfteen gebonden, in :ee geworpen wierd (w); beter, dat zyn gedachtenis met hem voor eeuwig van de aarde wierd uitgeroeid, dan dat hy ondernam, omieimnd, al ware het 'er maa' é men van de onmondige belyderen der waarheid, te verleiden. Zyt op uwe hoede, dat gy niet verleid wordt, en (w) Van deeze doödftraffen brengt Whitbï voorbeelden by uit de Ouden.  o HOOFDSTa JEZUS. 311 I en niemand verleid. Maar, 20 uw Broeder en Geloofs* genoot, zich (door verleidende reden of Voorbeeld) aan u misgreep, breng het hem onder het oog, —— en, als hy zyne fout ziet, en berouw daar over heeft, vergeef hem dezelve 5 jaa, al ware het, dat ; hy op eenen dag u zevenmaal beleedigde, en even zoo dikmaals toterkenteniilè van zynen misflagkwam, denzelven beleed, en beternis beloofde, zoo vergeef hem denzelven. Een droevig vooruitzicht voor de Discipelen, dar. Zy van alle kanten met verleidingen omgeeven zouden worden! Zy gevoelden zich noch al te zwak, om veele verzoekingen, en veele vooroordeelen te we! derftaan; zy hadden reeds dikwyls ondervonden, dac hun vertrouwen op hunnen Leermeester en Befchermer, zelfs in zoodanige gevallen, waarin zy gemeend ji hadden zich daarvan verzekerd te moogen houden4 Zeer zwak geweest was, en voor hen vooroordeel, hunne drift, het verleidende voorbeeld enz. was bezweeken. Deeze ondervinding leerde hun, hoe noodi zaakelyk het wafe, zich met een fterk vertrouwen op ! Zynen byftand te wapenen. Zy zeiden Hem, dat • het hun noch daaraan mangelde; en baden, dat Hy i hun daartoe wilde helpen. Waarfchynelyk herinnerI den zy zich zoo menigerleije verwyten, die Hy hun j wegens hun zwak geloof gedaan had. Jezus Hemd I dit toe; en verzekerde hun, dat zy, door middel j van een ftandvastig vertrouwen op Hem ,in ftaat zou1 den zyn, om de grootfte zaaken van de weereld uit* ! tevoeren. Indien uw vertouwen op myne zending i en mynen byftand flechts de grootte van een mostertzaad hadde, het geen, hoe klein het ook zy, echI ter de grootfte plan: word; dan zoudt gy alle hin- 11. ueei. a der-  32» LEVEN van VIII. BOEK» derniflèn, die gy by de verkondiging van myn Euangelie zult aantreffen, even zoo onweerftaahbaar uit den weg ruimen, als wanneer deezeMoerbezieboorn u in den weg ftond, en gy tot hem zeide, zyt ontworteld, en verplaats u in de zee, en hy u aanftonds gehoorzaamde. —— Dat moet uw vertrouwen niet verzwakken, dat gy thans noch niets, van hec geen ik uin myn Koningryk beloofde, tegenwoordig voor u ziet. Zou wel iemand van ulieden zynen knecht, die zynen Akker bouwde, of zyn Vee hoedde, als hy 'savonds van het Veld t'huis koomt, aanftonds aan zynen tafel zetten, en hem zeggen, dat hy moest eetenen drinken? Zal hy niet zeggen, maak eerst myn eeten gereed, en verzorg my van het noodige, dan kunt gy ook gaan etten en drinken. Of meent gy, dat hy uit dankbaarheid dien knecht meerder fchuldig is, om dat hy dien dag voor hem gewerkt heeft? Ik denk neen, want hy deed immers niets, dan het geen hem bevolen was. Zoodanige knechten zyt gy. U is een zeker dagwerk, een bepaalde arbeid belast; eer dat afgedaan is, zult gy gééne maaltyd houden; maar als het reeds afgedaan is, dan moet gy u daarom niet meerder aanmaatigen, dan het geen knechten toekomt; en, indien gy wegens verdienden zoudt beloont ofte geëerd worden, belyden, dat gy u dat niet waardig keurt, dewyl gy immers niets gedaan hebt, dan het geen gy fchuldig waart te doen. Op deeze laatfte reize na Jeruzalem (*), gebeurde 'er iets, dat het gezelfchap tot gewichtiger over- der» (ar) Het fchynt echter, dat dit iet vroeger, dan eenigen van de. reeds verhaald^gefchiedéniffcn, voorgevallen  S. KOOFDST» JEZUS, 323 denkingen gelegenheid kon geeven. Jezus had zich by Zyne geneezingen meest toe Israëlieten bepaald. Zelden genas Hy anderen; behalven wanneer Hy, om zekere vervolgingen , of ook om de onderneemingen Zyner Aanbidderen te ontwyken, in naabuurige Heidenfche plaatfen ontweek, en om hulpe verzogt wierd. En men weet uit meerdere proeven, dat op deeze vreemde plaatfen Zyne Wonderwerken dikwyls eenen fterkeren indruk maakten, dan by de Israëlieten zei ven; en dat, indien het oogmerk Zyner zendinge Hem veroorloofd hadde, om dikmaals buiten het Joodfche Land te gaan, Hy veeltyds daar waarlyk een gunftiger onthaal gevonden zou hebben. Eene voorbeduidende omftandigheid, waar uit men kan afheemen, wat 'er, by de verdere uitbreidinge der Leere van den Mesfias van de Jooden, en wat daarentegen van Grieken, Romeinen, en andere Natien te wachten waren. De reden van dit onderfcheid lag ten deele in de vooroordeelen der Jooden tegen Zynen perfoon, deels in eene zekere traagheid en ftompheid, zoo dat zy by Zyne grootfte daaden dikwyls onbegrypelyk onoplettende waren. Dit zag men ,'op eene voor hen befchaamende wyze , by de vollen is; want de plaats, daar het gebeurde, waaren da Grenzen tusfchenSamarien en Galilwa , Lukas XVII. vs. 11. Zy behoort derhal ven waaifchynlyk tot de laatfte dagen van Zyn vérblyf in Galilaea , niet lang naa de (Lukas IX. vs. 51, sa.) verhaalde vergeeffche proeve om door Samarien te trekken Maar, dewyl wy by de gebeurtenifien van deeze laatfte reize tot hier toe de orde van Lukas gevolgd hebben , om dat de meesten by hem alleen befchreeven worden; fcheen het onnoodia;, om, wegens deeze kleine verplaatfinge , den draad zyner Gefchiedentffe tc verlaaten. X 2  324 LEVEN vo VIII. boek. volgende gebeurteniflè: Hy naderde een Vlek; van verre Honden 'er eenigen, die Hem fcheenen te kennen, en zich over Zyne aankomfte te verheugen \ tien Melaatfchen naamlyk, die Hem in het Vlek niet volgen, noch Hem ook al te naa koomen mogten. Want, gemerkt hunne ziekte beimettende was, en voor ongeneesbaar werd gehouden, moesten zy, tot hun groot ongemak, zich afgezonderd houden. Van vremde hulpe verfieeken, zogt de een den anderen te helpen, en men zag daarom dikwyls meerder van hen by eikanderen. Zy hadden, zoo het fchynt, naarigt gekreegen , dat de groote Wonderdoener deezen weg neemen zou, en Honden gereed, om zich aan Hem te verwonen. Jezus! riepen zy, groote Leermeester! Laat u onze elende beweegen ! maar bleeven geduurig op denzelfden affland Haan, vol van verwachtingen , wat Hy hun zeggen, of met hen beginnen zoude. ■ Gaa, fpfak Jezus, laat u van de Priesteren bezien (y ). —— En ging zyns weegs. Deeze Melaatfchen hadden welligt gelyk Naëmtm gedacht, dat Hy iets met hen beginnen zou, waardoor zy zichtbaar van hunne melaatsheid bevryd wierden : maar zy twyfelden evenwel niet, dat zelfs hec enkel heengaan tot den Priester, op Zyn bevel, deeze uitwerking zou hebben. Eene Herke proef van hun . (y) Dat eifchte de Godlyke Wet. Die aan Melaatsheid ziek was, mogt niet eerder , noch in zyne Stad , noch in zyn huis , weder te rug keeien , voor dat de Priester hem voor rein verklaard had. Deeze moest op zekere kenmerken letten , waar aan hy den reinen van den onreinen moest onderfcheiden.  Ü HOOFDST. JEZUS. 325 hun vertrouwen! Hadden zy in het geringfte aan Zyne macht of goedheid getwyffeld, dan zou hun dat, het geen Hy hun beval te doen, bynaa zoo voorgekoomen weezen, als of Hy met hen wilde ipotten: want zoo melaatfch, als zy thans noch waren, zouden zy zekerlyk voor den Priester niet hebben moogen koomen; hy zou hen aanftonds weder als onrein hebben heengezonden. En wat lag toch daarin voor eene geneeskracht, als zy maar zoo toe den Priester gingen ? Doch zoo dachten zy niet. Vooraf bedoren hebbende, om, wat Hy hun ook beval, te doen, begaven zy zich op het zelfde oogenblik op weg, om den Priester over hunne melaatsheid te laaten oordeelen. Wat konden zy anders denken, dan dat zy dan ten minften rein-zyn zouden, wanneer zy voor den Priester itonden? lntusfchen iervjy! zy heengingen, werden zy rein. Zy werden oogenbliklyk, en allen te gelyk, eene groote verandering, die met hen was voorgevallen, gewaar. Zy zagen eikanderen aan, en elk van hen bemerkte, dat de andere ook niet meer melaatfch was. Negen van dezelven gingen na den Priesrer, en van daar , zonder Jezus weder te zien, na hunne wooningen te rug. Meerdere dankbaarheid , dan de vreugde over hunne geneezinge , beweezen zy Hem niet. Een éënige flechts onderfcheidde zich van hen door zyne dankbaarheid; één, die noch meerder, dan de overigen, te verontfchuldigen zou geweest zyn, zo hy het naagelaaten had, een Samaritaan, namelyk. ——— Hy had zich by de Joodfche Melaatfchen gevoegd , en met hen by Jezus. Hy dagt niet, X 3 dat  326 LEVEN v. am VIII. boek. dat Dezelve hem alleen uitfluiten, en Zyne Landslieden alleen gezond maaken zou (z). Zyne hoop werd vervuld. Daar hy zich thans , gelyk deezen, van die affchuwelyke Ziekte bevryd vind, daar hy den Israëlitifchen Propheet, tegen de gewoonte Zyner Natie, zoo onpartydig ziet handelen, (welke Joodfche Geneesmeester zou wel by eene gewoone krankheid zoo onpartydig gehandeld hebben ?) zoo is hy geheel vol van dankbaarheid en vreugde, fpoed zich te rug, zoekt zynen Weldoener op, valt voor Hem neder , en laat zyn dankbaar hart alles zeggen, wat het gevoelt; hoogachting tegen zynen Redder, endankbaarheid aan God, die hem eenen Redder had gezonden. Eene ontroerende vertooning voor den Heiland, den Samaritaan, met het hart zoo vol van gevoel wederomkeerende en dankende te den! Hy had hier het genoegen, dat Hy niet by ieder Wonderwerk had, van te zien, dat het op het gemoed van den geenen, dien Hy had geholpen, eenen diepen indruk maakte, en het tot den oorfprong van alle goed verhief. Aanmerkenswaardig was het, dat by hem alleen de dankbaarheid zoo groot was. Daar waren 'er tien, merkt Jezus aan, waar zyn denepen? Zy zyn immers, (zich tot de omftan- ders'keerende") zoo wel als deeze, geneezen; maar nie- (2O Wanneer hy Hem naamlyk maar eenigfmts van zynen zedelyken kant kende. Dat Jezus den Sama¬ ritaanen ge'én zoo vyandig hart toedroeg, als andere Jooden moest ieder een weeten, die Hem zelfs maar by gerucht kende, en te Sickar, een Samaritaanfch Stedeten , had Hy 'er eene bellisfende proef van gegeeven. Joann, IV.  2 HOOFDST. JEZUS. 327 niemand komt wederom , niemand bewysr zyne dankbaarheid aan God , dan alleen deeze Uitlander? Den Samaritaan verlier by op het vriendelykfle * Staa op , en gaa na uw bnis; uw vcrtruu wen op my is bet, dat u geholpen beeft, zeide Hy. Als ik den Samaritaan zoo dankbaar zie, dan koomt het my voor, dat hy ook wel in eenig ander geval de Israëlieten even zoo zeer in weldoen hefchaamd zou hebben kunnen maaken, als hy hen hier in dankbaarheid befchaamd maakte, en zoo koomt my dan ook de Parabel waarfchynlyker voor, waar in een Samaritaan als wéldoener, en de Priester en Leviet als onbarmhartig voorgeileld worden. —— Verfcheide Wonderen worden van den Heiland verhaald, en de meesten met omllandigheeden. dewelken den Jooden tot fchande dienen ! En nochtans meenden zy geduurig noch bevvyzen te moogen eisfchen, dat Zyne zending Godiyk ware. Zy wisten, .dat Hy veel van het Koningryk van den Mesfias fprak, en deszelven naabyheid verklaarde. Inderdaad was' dat, wél begreepen, de hoofdinhoud Zyner Leere. Zy gaven Ilem te verftaan, dat hun toefcheen , dat Hy hun hoop gaf op iets, dat nochtans nooit kw.;m. Wanneer zal, vroegen zy, dat langbeloofde Koningryk van den Mesfias eens opgericht worden ? wanneer zal men het in de weereld zien»3 wanneer zal de Meslias in perfoon koomen en regeeren? Men ziet ligt, welk een geheim verwyt deeze vraag, in zich bevatte. Het was juist zoo veel gezegd , als: Gemerkt uwe leer den Mesiias verkonX 4. ' digtj  3*8 LEVEN van VUT. boek. digf; terwyl uwe Aanhangers zoo genegen zyn, om u daar voor te houden, hoe komt het, dat'er noch gééne toebereidfelen tot het oprichten van dit Koningryk gemaakt worden? Jezus gaf hun kort antwoord, dewyl Hy wegens hunnen afkeer van de waarheid zich in gééne wydioopige ophelderinge van de geheele zaake kon inlaaten, en zy toch genoeg om te overdenken hadden, zo zy naadenken wilden : het Godlyk Koningryk (zeide Hy) zal in het geheel niet, zoo als gy u verbeeld, zich vertoonen. Géén pracht, gééne eerbewyzingen vergezellen den Mesfias. Men zal niet roepen: ziet hier is Hy! hier komtHy met glans en pracht te voorfchyn! — Ofte: daar koomt Hy san, de Koning, de Overwinnaar. . Gy doolt, wanneer gy denkt, dat het zoo zal toegaan, als wanneer een Koning in een Land koomt, en elk een hem te gemoet ziet, en op hem wyst. Gy moet met uwe oogen herwaarts en derwaarts dvvaalen, om Hem hier of daar in eene gedaante te zien, die de zinnen verblind; anders zult gy Hem juist daar niet zkn., daar Hy voaarlyk is. Let hier pp: In bet midden van u is Hy, en word van die> geene n gekend, die niet op den uit er ly ken fchyn, maar op het wezentlyke zien^ Den Discipelen gaf Hy noch eene uitvoerige onderrichting hierover. — Gy ziet (zeide Hy) denzelven menfeh niet altoos by u. , Gy zult eenen tyd beleeven, dat gy hartlyk verlangen zult om Hem weder op aarde te hebben (a). Maar dat zal niet kunnen gelchieden. Anderen, die dit zelf. de (a) dunkt, dat de Heiland doelt op die tyJen, waaua men. zqo zeer ca den Mesfias verlangde, en Hem vet«  2. HOOFDSr. JEZUS. 3*9 de wenfchen, maar zinnelyker denken, zullen u zelf willen overreden, dat Hy zich hier of daar heeft laaten zien, en dat men Hem daar zal vinden, enz. Ik raade u, dat gy op zoodanige reden géén acht flaac, en in hoope van Hem hier of daar te vinden, géénen éénen flap doet. Want, wat de manier, waarop Hy der weereld zichtbaar worden zal, aanbetreft, zoo gefchied zulks zoo plotslyk, met eene zoo doordringende kracht, die elk een aanftonds gewaar word, even gelyk wanneer een blikfem zich vertoonr, en ylings den geheelen Hemel in vlam zet. Men zal niet noodig hebben te vraagen: ff aar is Hy? . of aan anderen te zeggen , waar Hy is. • Maar tegenwoordig is het Zyn tyd noch niet, om zoo te verfchynen. Hy moet eerst veele lydens uitftaan, en van Zyne tydgenooten verloochend en verworpen worden. Verre van daar, dat Hy zoo met Kc- ninglyke ftaatfie verfchynen, van verre gezien en verwelkomd zöu worden; of dat de weereld zich tegen Zyne komft, als tegen die van eenen Koning, voorbereiden zou, zal 'er in tegendeel dan , wanneer Hy naastby is, van toebereidfelen tot Zynen ontvangst, allerminst te zien zyn. Het zal in de weereld niet anders toegaan, als gelyk het altyd toeging; nietan» ders, als reeds ten tydc van Noach, toen de Zondvloed naderde. Men leefde gerust; men at en dronk; men gaf en nam ten huwelyk. Men ging zoo voort tot op den dag, toen Noach in het Schip ging, en de Watervloed kwam, en allen hunnen ondergang aaia- verwachtte , op dat Hv den Joodfchen ftaat van svnen ondergang zou redden. Men vergelyke Matth. XXIV. en Lukas XXI. met de 'tegenwoordige plaatfe. X 5  33P LEVEN van VIII. boek. aanbragt. — OïakinLotbstyden, toenSodoms ondergang zoo naby, en toch alles gerust en zeker was. [Vlen at en dronk ,• men kogt en verkogt ; men plantte, men bouwde huizen. Intuslchen brak de dag aan, dat Lotb uit Sodom wegtrok; Vuur) en Zwavelregen vielen 'er toen van den Hemel, en vernielden hen allen Even zoo zeker zullen de menfchen ook dan zyn; even zoo overvallende zal de dag aanbreeken, als de Mesfias zich openbaart. Als deeze dag komt, dan zal 'er tusfchen menfchen en menfchen een onverwachte fcheiding voorvallen. Goeden en kwaaden zullen niet langer onder eikanderen vermengd zyn. Die zich redden wil, moetzichoogenblikkig van hen, dien het gevaar dreigt, afzonderen. Zyn zy hier óf daar in eene Stad by eikanderen, dan neeme hy, zoo ras het Verderf koomt, fpoedig de vlucht; zoo ipoedig, dac, wanneer hy boven op het dak van zyn huis ftond, hy niet eerst in de kameren moet rondom gaan, en zyn huisraad rnedeneemen ; en, zo hy op het Veld was, niet eerst na huis keeren, maar alles op het zelfde oogen- blik verlaaten. Plots'.yk zal men zich van alle tydlyke belangen, genoegens/en goederen, moeten losrukken. —- Denkt aan de Vrouwe van Loihy welk een flag hanr, enkel om dat zy waagde weder te keeren , trof! — Wie dan op reddinge van zyn leven bedagt is, zal daardoor juist in het grootfte gevaar moeten komen, om hetzelve, en om tevens zyne gelukzaligheid te verliezen. — Wie daarentegen zyn aardfch leven daarby infchiet, om dat hy zich van de kwaaden afzondert, die zal het voor de toekoomende weereld gered hebben. — Gelooft my: op dien dag der fcheidinge van goeden en kwaaden ,  2. HOOFDST. JEZUS. 33I . den, zullen, daar 'er twee op een bed flaapen de ééne van het verderf mede getroffen worden, en 1 de andere onbefchadigd daar van af koomen; of daar i 'er twee Vrouwen famen eene handmolen draaijen» de eene medegefleept, en de andere onbefchadigd ge laaten worden; of daar twee te famen op het Veld arbeiden, de ééne weggefleept, en de andere beveiligd worden. Met groote oplettendheid hadden de Discipelen toegehoord. Van den grooten dag der verfchyninge van den Mesfias hadden zy nu veel nieuws, groots, vreeslyksgehoord; fterk getekende trekken, die hun onuitwifchbaar in 't geheugen blyven moesten: maar waarheenen (vroegen zy ) zal de Mesfias de Zynen in veiligheid brengen ? waar is de bergplaats, waarheenen de één vlieden, de anderen uitgeflooten zyn zullen ? Wie zegt den Adelaar, waar de roof ligge? antwoordde Jezus. Zyn fcherp gezicht wyst hem van zei ven daar heen en. — Waar de Mesfias , waar Zyne verzamelplaats voor de geredden Ly , zullen zy, gelyk de Arenden hunnen roof, van verre zien, én met een fneile vlucht zich derwaarts verzamelen. Dan, naademaal Jezus zag, dat deeze tyd Zyner Openbaaringe noch in lang niet verfchynen zoude, en het nochtans voor alle Zvne Discipelen onontbeerelyk was, dat zy zich by alles, wat hun over- koo- (£) Deeze wyzen van voordellen toonen tevens het overvallende van deeze Oordèelen aan. Zy zouden de menfchen by hunne gewoanlykftc verrichtingen overkomen.  S3a L ETV EN van VUT. boeit. koomen zou, op Zyne wederkomfte, ten beste van de Zynen, met alle zekerheid verlieten; zoo verzekert Hy hun, dat, hoe lang dezelve ook uitgefteld mogt blyven, deezen dag van den Mesfias hun nochtans onfeilbaar de gewenfcbte verlosfing bezorgen zou; " dat zy alleen geduurig een vast vertrouwen op God moesten Hellen, hunne belangen aan Hem beveelen, en hoe lang die dag ook uitgefteld bleef, gerust blyven. In eene zekere Stad, zeide Hy, was een Rechter, die gééne eerbied voor God, en geene achting voor menfchen had. In dezelve Stad woonde eene Widuwe, dié dikmaals tot hem ging, en fmeekte, dat hy haar tegen het onrecht, het geen men haar deed, befcherming verleenen wilde. Hy hoorde in langen tyd na haar niet. Eindelyk, als zy niet ophield met haar klaagen voor hem te brengen, dacht hy op zekeren dag, laat ik haar dan recht bezorgen. Offchoon ik niets weet van Godsvrucht, die my daartoe, gelyk zy zegt, behoorde te verplichten; en na menfchen, die zoo weinig betekenen, als zy, niets vraage (c), zal ik haar flechts, om van haar lastig aanhouden ontflaagen te worden, recht bezorgen. Ik zou van haar met 'er tyd eeten noch flaapen kunnen. Hebtgy ge¬ hoord, wat de onrechtvaardige Rechter zeide ? Hy wil haar recht bezorgen, enkel om dat zy hem met (e) Dit karakter is fterk getekend. Deeze Man is niet alleen godloos, maar hy rekent het zich tot eere, dat hy het is, en durft overluid denken en zegaen, het geen een ander alleen in zyn hart zou gedagt hebben. [Of men zou moeten denken, dat Jezus Christus hedoelde te zejrgen, niet wat hy zeide, maar wat in zyn hart omging.]  3. HOÖFDST. JEZUS' 333 met haar kinagen overloopt. Zoo krygt meneindelyk by den flechtflen noch recht, wanneer men lang genoeg frneekt. Hoe kunt gy dan denken, dat God Zynen Vrienden géén recht bezorgen zou, die, by het geene zy uitftaan, dag en nacht met hunne klaa- gen voor Hem verfchynen; dat Hy zonder nood» zaake zal iritftellen, hunne beden te verhooren ? —— Gelooft my: verre van daar, dat Hy buiten noodzaake uitftel zou zoeken; Hy zal hun fchielyk, zeer fchielyk, verlosling bezorgen. Het zal hun maar een kleine tyd fchynen te weezen, dat zy op redding hebben behoeven te wachten. —— — Als flechts de Mesfias, wanneer Hy tot redding van de Zynen komt, op aarde noch zoodanigen vinden zal, die Hem verwachten, en gelooven, dat de belofte van Zyne wederkomfte vervuld zal worden! Men dient zich te herinneren, dat tot alle deeze Leeringen en Parabelen, Pharizeeuwen gelegenheid hadden gegeeven, die Hem wegens den tyd, wanneer het Koningryk van den Mesfias opgericht zou worden, eene vraage voorgelegd hadden. Het fchynt, dat noch eenigen hier tegenwoordig waren, die deeze uitvoerige onderrichting, hoewel zy eigent» lyk niet hen, maar de Discipelen aanging, mede aangehoord hadden. Gemerkt Jezus van het bidden te fpreeken kwam, en de Discipelen tot het aanhouden daarin , onaangezien allen fchyn van uitftel ter hulpe, vermaande; zoo was het natuurlyk, dat Hy by deeze gelegenheid ook noch eene Leering voor hen, die in dit ftuk hunne huichelary allerverst bragten, daarby voegde. Zy dachte fterke en onvermoeide Bidders te zyn, en hec Volk hield hen daarvoor. Maar hunne manier, van met God te fpreeken,  334 LEVEN VAN VIII. BOEK. ken, was zoo gefield, dat zy veel eerder een bewys van zelfstevredenheid, dan van nedrigheid , genaamd mogt worden. Het geen Jezus Zynen Discipelen nopens het gebed leerde, moest hun ongerymd voorkomen , om dat het noch met hunnen Leere, noch met hunnen Gebedsoefeningen, overeenftemde. Het geen hen tot beoefening van dit ftuk van den Godsdienst meest ongefchikt maakte, was het hooge gevoelen , dat zy van hunnen Godsdienftige Voorrechten vorm» den, waar door zy niet alleen Uitlanders, maar zelfs hunne gemeene Mede - Israëlieten , met verachting aanzagen. Twee Mannen, verhaalde hun Jezus, gingen te gelyk in den Tempel, om in ftilte hunne bedeltonde te houden. De eene was een Pharizeeuw, de andere een Tollenaar De Pharizeeuw, die op eene byzondere plaatfe Hond, bragt aanftonds in zyn gebed, het geen hy by zich zeiven , toen hy den Tollenaar mede in den Tempel had zien koomen, gedacht had, en waarvan bovendien zyn hart vol was. „ ö God! (zeide hy) ik danke U, dat ik niet tot den „ grooten ondeugenden hoop van Geldgierigen, On„ rechtvaardigen, Ëchtbreekeren behoore ( e ); dat ik «géén (rf) Men herinnere zich, het geen hier en daar van de verachting, die deeze menfchen wegens hun beroep, en zekerlyk ten deele ook om hunner fouten wil, ondergaan moesten, gezegd is, om ds grootheid dee zer tegenftellinge te begrypen. ( e ) My dunkt, dat de Heer Jezus hier fouten noemt, waar aan de Phaiizeeuwen met 'er daad overgegeeven waien, zonder dat echter te denken, Geldgierig worden zy Lukas XVI. genoemd. Dat zy de rechtvaardig, heid verwaarloosden, verwyt hun Jezus Matth. XXJÏl. Vs. 23. En aan Kchtbreuke moeten zy zich , volgens Jcain. VlU. vs. 8. fchuldig gemaakt hebben.  S. HOOFDST. JEZUS. 335 «, géén menfeh ben, gelyk 'er zoo veelen zyn , juist „ als deeze Tollenaar is. Wat weet die ramp- „ zaligen van vasten,-- — van bidden, van tien* „ den geeven! Zekerlyk ikmagmy welge- „ lukkig rekenen, dat ik alles, in den geilrengflen „ zin beoeifene. Twee Vastendagen houde ik ieder „ weeke; den Priesteren en Levieten geef ik van al* „ les,zelfs vanhetgeringfte gewas, de tiende." • ■ i\ laar de Tollenaar fiond verre van daar in eenen hoek van den Voorhof, en dorst niet nader tot het Heiligdom treeden; hy dorst zyne oogen niet opflaan na den Hemel, maar floeg op zyne borst, en fprakr God! wees my, Zondaar, genadig/ Gelooft my: deeze Tollenaar, dien de Pharizeeuw onder de Geldgierigen en Onrechtvaardigen telde', verkreeg Gods goedkeuring; hy kon met de bevinding, dac hy begenadigd was, na huis gaan; de Pharizeeuw niet. - " ■ Want al wie zich verbeeld groot te zyn, zal verootmoedigd, en wie zich zeiven verootmoedigt, zal geëerd worden (/). (f) Eene fpreuk , die de Heiland zelf zeer dikwils in den mond had. DERDE  336 LEVEN van VIII. boek. DERDE HOOFDSTUK» Gefprekken, die op het aanftaande Lyden betrekking hebben, Geneezing^ enz. INHOUD. Herhaalde verkondiging van bet aangaande Lyden Q i ). Bede der Zoonen van Zebedaeus, onderfteunddoor hunne Moeder {jij. Geneezing van twee Blinden by Jericho ( 3 ). Zachseus (4 ). Parabel van Knechten, aan welken hun op reize gaande Heer de bezorging zyner goederen overlaat ( 5 ). (1) Matth. XX. vs. 17-19. Markus X. vs. 3234. Lukas XVIII. vs. 31 34. (2) Matth. XX. vs. 20-28. Maik, X. vs. 35-45; (3) Matth. XX. vs. 20-34. Mark. X. vs; 46-51, (4) Lukas XIX. vs. 1.10. (5) Lukas XIX. vs. 11.17. Naa  3* H00FDST. JEZUS. 33? Naa zoo veele reden en daaden, die op deeze laatfle reize na Jeruzalem voorvielen, naaderde Jezus tot deeze Stad. Hy was reeds in Judasa aangekomen, en bevond zich omtrent Jericho, het welke maar zes uuren van Jeruzalem afgeleegen was. Het Paafchfeest, op het welke Hy voorhad in deeze Stad te koomen, was zeer naaby, doch om die reden behoefde Hy juist niet, Zyne reize te verhaasten, dewyl de minde Jooden, die gewoon waren na dit Feest te trekken, noch daar waren, maar eerst van alle oorden derwaarts de reize aannamen. Hoe naader Hy by Jeruzalem kwam, hoe meerder in het hart van Zvne Discipelen bekommernifièn opreezen, dewelken zy, tot hier toe, nooit plaats hadden willen geeven, maar die zy tegenwoordig, als Jezus gefprekken hen geduurig daar heenen leidden, en veele omihmdigheeden hun dezelven herinnerden , niet meer geheelyk verbannen konden. Zy gedachten aan die fmaadheeden en vervolgingen die Jezus de laatfle reize op het Loofhuttenfeest en Kerkheihsingsfeebt had moeten ondergaan (g). En wat kon 'er tegenwoordig beters voor Hem te wachten zyn ? Deeze gedachte, die tegen hunnen wil in hen opkwam, vervulde hen met vreezeenfchrik. Alszy Hem 1L Deel. Y  338- LEVEN Van Vilt boer. Hem zoo bedaard en wélgemoed voor zich zagen hééngaan, gelyk een Herder zyne Schaapen leid, en dan dachten , hoe fpoedig weder zulke ftormen, of nóch hefrigeren, opkomen konden, dan volgden zy Hem ■ met zwaarmoedigheid naa , en wenfchten, dat de zaak toch opklaarcn, en de duistere wolk, die over hunne hoofden zarrentrok, verdwynen mocht. Intusfchen waren zy verre, van zich zoo verfchrikkelyke vertooningen voorteltellen, als zy nu binnen kort zien zouden. Hunne vooroordeelen waren nog geduurig zoo fterk. dat zy dachten, dn, al ware het, dat Hy noch eenen en anderen zwaaren ftryd zou door te ftaan hebben, Hy echter over hen de overhand behouden zou, en op hunne geheele ontwapening den grond der oprechtinge van Zyn weereldfch Koningryk zou leggen. En zoo ras als deeze aangenomene gedachte maar in hunne ziele opkwam, zoo herrees daar ook rust, hóóp en vreugde. Dan volgden zy deezen zoeten droom zoo lang, tot dat iedelheid en eerzucht by hen eenen eeer hoogen trap beklommen; zonder te merken, hoe verre hen dat van Jezus maniere van denken afbragt, en hoe klein zy zich daardoor in Zyne oogen maakten. Jezus vond noodig , hun nogmaals en duidelyk te zeggen, het geen zy tot hier toe nooit hadden willen begrypen. Hy nam ze van den overigen hoop, die Hem vergezelde, ter zyde; en als zy oplettende luisterden, wat Hy hun in het byzonder te zeggen had, fprak Hy met eenen ernftigen toon: Ziet! \vy trekken na Jeruzalem; en op dat unietbevremde, het geen daar gebeuren zal, zal ik het u alles vooi-af neggen: De Ongekende Me-fias zal verraaderlyk aan de Hoofden der Priesrerfchap, aan de Wetgeleerden, en overige Leden van net Sanhedrin óver-  g. HO0FD3T. JEZUS. 339 overgeleeverd worden. Zy zullen Hem te recht Hellen, en Hem ter dood veroordeelen. Hierop zullen zy Hem gebonden aan de Romeinfche Overheid overgeeven, en van dezelve hun Vonnis laaten bekrachtigen. Dan zal men Hem de laagfle befpottingen aandoen, Hem geesfelen, Hem in het Aangezicht fpuwen, en dan het Doodvonnis voltrekken, en Hem aan een kruis flaan. Sterven zal Hy; maar op den derden dag van den dood opftaan. ■ f Zoo duidelyk, zoo met alle omflandigheeden, zoo in de juiste orde, als alles zich toedroeg, had Hy hun deeze gebeurtenis noch nimmer voorzegd. ■ Maar waarom dat alles zoo moest gefchieden, dat liet zich hun noch zoo niet zeggen ; de gronden lagen te diep in het ontwerp der Openbaarirge; hoe zouden zy hun hebben kunnen aangetoond worden, zonder dat Hy hun tevens veele andere zaaken, die zy niet zouden hebben kunnen verdaan, zou hebben moeten ontwikkelen? Hun enkel de zaak te zeggen , zonder de oorzaaken daarvan te toonen dac kon ten minden daar toe dienen , dat zy naaderhand, wanneer alles gebeurde, de Godlykheid der zaake ook daaruit zouden zien, dewyl zy zoo naauwkeurig met de Voorzegging zamendemde. Ook kon het by meenig eenen de hoop op Zyne naby zynde Throon. beklimminge verminderen, en evenwel het geloof aan Zyne Zendinge verllerken. Eene gewichtige nuttigheid , indien zy dechts by veelen bereikt ware geworden. Maar de gemoederen der Discipelen waren zoo niet gedeld, als wy thans in deeze laate tyden, by gebrek van genoegzaame kenniiïè hunner geftelte* niHè , misfchien wel zouden denken. Ons komt het onbegrypelyk voor, dat zy op dce^e, zekerlyk zeer duidelyke , voorzegginge, niet aanflonds hun V 2 voor  34° LEVEN van VIII. boek. vooroordeel afgelegd, en van toen af begonnen hebben, alles, wat hen vervolgens ontmoette, daarmede te vergelyken, en by alles, wat 'er gebeurde zich te vrede fielden met de gedachte, dat het juist dat was, 't geen Jezus voorfpeld had, en dat de uitkomst dan ook zoo troostryk zou weezen, als Hy hun by dezelfde Voorzegging beloofd had. IVlaar die de menfchen kent, en de in- en uitwendige gefteldheid der Discipelen weet, zal zoo niet denken. ■-- Vriend! wanneer gy eenKoningsZoon kende, en wist, dat de Vader hem reeds lang tot zynen Throons-opvolger gefchikt had , en dagelyks proeven zaagt, dat zyn Vader hem allertederst beminde , en zelfs eene fchriftlyke of mondlyke belofte laast, dat hy hem noch by zyn leven de regeering zou oTergeeven; en als deeze Konings Zoon u in vertrouwen zeide, dat zyn Vader, de Koning, hem wel noch geduurig zeer gunflig was, en hem noch daadlyk by zyn leven zou kroonen; maar dat hy hem nochtans eens van Jommige boosaartige menfchen zou laaten befpotlen en dooden. — Zou dit laatfte, (al waart gy noch zoo zeer van de waarheid zyner overige gezegden verzekerd,) u geloofbaar voorkoomen ? Zoudt gy niet eerder deezen of geenen verborgenen zin in zyne woorden zoeken, en denken dat hy u een raadfeï opgaf, 't geen moeilyk om opteloffen was; dan denken, dat alles zoo letterlyk zou gefchieden? —■— Voornaamlyk, wanneer die Konings Zoon fomwylen ook eene eenigzints oneigenlyke fpraake gewoon was te gebruiken? Zoudt gy om zoodanige woorden aanftonds de hoop opgeeven, om nu binnen kort van zyne verheffinge voordeel en eere te trekken ? Ik denke neen. Even zoo weinig konden de Discipelen, toen zy ééns in Jeïus  J. HOOFDST. JEZUS. 34i Jezus den Koning van Israël verwachtten , de hoop , om Hem fpoedig tot Zyne Throonsbeklimminge geluk te wenfchen, daarom aanltonds laaten vaaren, dat Hy hun thans zoo droevige vertooningen voorfpelde ? Een zonderling voorbeeld, hoe verre zy in deezen zoeten droom zich zeken verboren, geven de Broeders Jacobus en Joannes, de Zoons van Z bedaus. Zy waren van de yverigften en werkzaamiten; en als 'er iemand was, die hen hierin overcrof, dan was het Petrus. Deeze drie hadden dikmaals het geluk, om den omgang huns Leermeesters zelfs daar te genieten, en Hem daar te vergezellen, daar Hy de anderen niet by zich wilde hebben. En veellicht was het juist dit, het geen de twee Broeders deed gelooven, dat zy in het Koningryk van den Mesfias tot eene buitegemeene waardigheid konden genaken , en dat niemand van de overigen hen ligt dezelve zoude betwisten, — dan misfchien Petrus. ■■■ Zy hoopten des te zekerer dit oogmerk te zullen bereiken, wanneer zy zich by tyds van de byzondere gunst hunnes Leermeesters verzekerden, en, indien zulks mogelyk was, eene belofte van Hem verwierven, datzy beide de twee voornaamde Eerampten in Zyn Konigryk bekoomen zoude. Ook had Salome, hunne Moeder , eene groote begeerte, om haare Zoons boven de andere Discipelen verheeven te zien; en misfchien was zy het wel, die hen tot deeze eerzuchtige gedachten verleid had. Zy vleide zich, dac zy hun verzoek zou kunnen onderdeuren zogt na eene gelegenheid, om met Jezus alleen te fpreeken; ging met haare beide Zoonen tot Hem ; alle drie vallen zy voor Jezus op de knieën, en de Y 3 Moe-  LEVEN van VUL boek. Moeder zeide, dat zy kwam om iets van Hem tê verzoeken, inhoope,datHy haar deeze bede niet zou weigeren. —— Ook gaven haare Zoons te kennen, dat zy dit hoopten. En wat dan, vraagt Jezus, wat had gy gaarne van my? Salome ging voort, en zeide: ik wilde myne beide Zoons in Uwe gunst beveelen. Laat hen, wanneer Gy Koning word. in rang aan U de naasten zyn; laat hen uwe twee Voornaamde Staatsdienaars weezen. Welke eene vreugde zou het voor my zyn, myne Zoons naast aan uwen Throon te zien! Zy had dit met eene groote vrymoedigheid gezegd; en de Discipelen bevestigden, dat dit hun vuurigde wenfch, hunne hoogde eerzucht ware. Jezus wilde deeze Bede nogte rechtdreeks weigeïen, nogte toedemmen; liever wilde Hy hun doen begrypen, dat het eene kwalyk bedachte Bede was, gebouwd op verkeerde denkbeelden, die zy hadden van de grootheid, waar toe Hy ze wilde verheffen , en van de middelen, om dezelve te bereiken. Daar zy enkel voorwaarts geduurig op dien top van eere Oogden, dien zy wenfchten te beklimmen, wilde Hy hen eerst leeren zien op de zwaarigheeden, met dewelken zy noch te dryden zouden hebben. Gy bedenkt niet (zeide Hy^i waarom gy bid. Bevind gy u in daat, (langzaam-.n met ermt, zeide Hy dit ) om met my uit denzelfden beker den bitteren drank, die my aangeboden word, te drinken? Bevindt gy u in daat, om u met eenen doop, waarby het water tot aan uwe ziele gaat, met my te laaten doopen? Daarom bidt gy, als gy bidt, om my in myn Koningryk de naasten te weezen; want sonder het eerde kan het laatde niet gebeuren. —  5». HOÓFDST. JEZUS. 343 Jaa ( hernamen de Discipelen ) wy zyn 'er in ftaat toe. Dm, zy zeiden dit meer uit verlangen, on, al ware het onier deeze voorwaarde, flech s Zyne toezegging te verkrygen, dan met overleg. Gy zultij dit zekerlyk ( antwoordde Jezus ) zoo wel als de overige Discipelen moeten getroosten; gy zult met my uit denzelfden drinkbeker den bicteren drank drinken mede in dezelfde droefeniüen, die op my wachten , gedompeld worden : maar den voorrang boven de overigen, de naaste plaats aan mynen i'hroon kan ik rjiemand belooven, noch geeven, dan aan die geenen, die van mynen Vader daartoe uitgekoren zyn. - Hier brak Hy af. Jacobus en Joannes hielden voor de overigen niet zeer verborgen, dat zy Hem dit verzoek gedaan hadden. Deeze merkten uit hun gedrag, cd uit zekere gezegden , dat 'er iets van dien aart voorgevallen moest zyn. Het verdroot hun, dat deeze twee hun allen den voorrang in het Ko dngryk van den Mesfias wilden betwisten. Waarfchyneiyk nam Petrus dit meest euvel op; hy, die zelfs reeels eens, hoewel niet zoo uitfluitende , gevraagd had: Welk eene plaats bun te eeniger tyd in hec Koningryk van den Mesfias zou aangeweezen worden? Het antwoord Was toenmaals: dat zy twaalf Vorsten o.er de twaalf Stammen zouden worden. Meerder veroorloofde hy zich zeiven niet te vraagen. Maar de Zoons van Zebedaus gingen verder. Jezus zag het ongenoegen, het- geen zy daarover in hunne harten gevoelden, riep ze tot zich, en gaf hun eene les, die even zoo oefchaamende voor de eerzuchc van den eenen, als voor den naay ver van den anderen was. Gy weet ( fprak Hy,) waarin de Grooten en Mach.igen van deeze Y 4 Aarde  344 LEVEN VAM VIII. BOEK. Aarde hunne grootheid ftellen, daarin naamelyk, da: zy de geringen onderdrukken, en denzelven hunne oppermacht deen gevoelen. Maar daarin, myne Discipelen , moet gy uwe groorheid niet ftellen; nooit moet iemand van ulieden, met verkleininge van den anderen, zich groot maaken; maar laat het middel, waar van gy u bedient om groot te zyn, weezen: eikanderen ie dienen, eikanderen in alles bebaagelyk, en behulpzaam te weezen. Die het daarin verst brengt, zal on er u de grootfte worden Die de befcheidenfte, dienstvaardigfte, aller dienstknecht is, die zal te eeniger tyd verdienen de voornaamde te heeten. Neemt deezen menfeb ten voorbeeld, Hem, die, toen Hy op de weereld kwam, zich niet voorflelde, van de menfchen opwachting en eerbewyzen te ontvangen, maar veel eerder zelf hun bediende re weezen; en met zyn eigen leven, de gelukzaligheid van veelen te koopen. Jezus zette Zyne reis voort, en kwam tejericho. Buiten de Stad aan den Landweg za en twee Blinden, die van de voorbygangeren Aalmoefcn vroegen. Jezus werd hen gewaar. Dan , naadien veel Volks nrAe-rwJo pn Hv van Zvne weldaaden niet gaarne vertooning maakte, of ook om dat Hy deezen hulp- behoeltigen gelegenheid geeven wmc, uumuu vertouwen op Hem aan den dag te leggen, gingHy voorby. De Blinden, oplettende op de voorbygangeren, vroegen, waar deeze menfchen heen wilden, of wien zy begeleidden? Men zeide hun, dat dit het gevolg was van den Pr phee- uit Nazareth. ——. Naauwlyks hoorden zy Hem noemen, of zy dachten aan die veele Wonderwerken, die zy van Hem hadden hooren vei haaien, en die dikmaals aan hen het ver*  3- H00FDST. JEZUS. 345 verlangen hadden ingeboezemd, dat ook zy zoo gelukkig mogten zyn, om Hem ergens aan te treffen, en Zyne Wonderkracht aan zich zeiven te ondervinden. Men kan zich gemaklyk voirftellen, dat het algemi ene gerucht van Zyne Daaden ook tot deo^ren van zoodanige menfchen is doorgedrongen, en da: iet hun Zynen perfoon ren hoogftehebbedoen waardeeren, en na Hem doen verlangen. Menfchen nu, die zelfs in het geval zyn, dat zy die weldaad noodig hebben, waarvan men hun zoo veel verhaalt, oordeelen juister, dan zy, die zich niet in het zelfde geval bevinden. Wat konden blinden, lammen enz. voor vooroordeelen tegen Hem hebben ? Vooral armen en verlaatenen ? Of Hy uit Nazareth ware, dan uit Jeruzalem ; of Hy, als een ander menfeh , dan als een Engel, 'er uitzag; dat was hun onverfchillig, als hy flechts kon doen zien en gaan, enz. Dit kwam hun als buiten tegenfpraak groot en Godlyk voor, en den Mesfias, dien zy verwach.ten, ten hoo^flen waardig. Zy konden onmogelyk aan zulke misduidingen, als de Pharizeeuwen aan Zyne Wonderen gaven, denken. Ook wilden deezen ge. meenlyk zich niet zoo laag vernederen, dat zy zulken menfchen hun gunfiig vooroordeel voor Jezus, door gefprekken zouden hebben willen beneemen: en hun alle. n te zeggen, dac zy zich van Hem niet moesren laaten geneezen, (of fchoon Hy dat moge kunnen do.n,) dewyl Hy de kracht daar toevan eenen kwaaden Damun had; dat zou wel géenen diepen indruk op hun hart gemaakt hebben. Blinden zigen derhalven in dat opzicht, gelyk Jezus aanmerkt meerei) Joann. IX. vs. 30. Y5  346 LEVEN van VIII. boek. meerder dan de Zienden. Deeze beiden, inzonderheid de bekerfte, een zekere Bak-hmai , twvfeldelKin het geheel niet, of deeze Propheet van Nazareth was de Mes/tas Wanneer zy o^it in de Syna~ goge de plaats uir Jejaias hoorden voorleexen. dewelke tegen den tyd van den IVlesiias belooft, dat de oogen der blinaer. bet licht zien zouden (*'),• en deeze plaats met dat, het geen zy van Hem hoorden, vergeleeken, dan moesten zy zeer natuurlyk het zelfde daar uit opmaaken, het geen Jezus aan Joannes Discipelen beval, om daaruit te befluiten. Gy Zoon van DavidI groote Mesfias! riepen zy met luider ftemme, Zoon van Davtd! Mesfias! ontferm u over ons. En zy mekten hunne armen uit, of iemand hun de gunst bewyzen, en tot Hem brengen wilde. Veelen hadden eikanderen wel reeds zacfnelyk gezegd, dat Hy de Zoon van David, de Me>fias, was: Cdeeze uitdrukkingen waren van dezelfde betekennilfè ). Maar zoo overluid, zoo onder het Volk openlyk uit te roepen: Gy Mesfias ! — dat bevremdde. Zelfs wel anderen waren noch niet gewoon, om openlyk deeze taal te voeren. Hoe ligt kon 'er hier of daar een Pharizeeuw zyn, die het hem als een misdaad zou aangetygd hebben, dat by aan deeze ongewoone uitroeping zyne toeftemmingegegeeven hadde Men waarfchouwde de Blinden, datzy toch bedenken zouden, wat zy zeiden. ■- Hee. re, (O Jefaias XXXV. vs. 5- (k") Z»lfs by de intrede in Jeruzalem eifchten zy nog, dat Jezus dit roepen des Volks zou beletten.  HCOFDST. JEZUS. 347 re, gy Zoon van David! fj voeren zy voort, luidkeels uic te roepen,) ontferm u over ons, gy Zoon van David! Jezus Hond flik Hy wilde, Hy kon Zyne van hen erkende grootheid niet verlochenen. Hy liet zé door de omftanders tot zich roepen. Aanftonds gaven hun deezen moed, en deeden hun het beste hoopcn. Zy lieten zich tot Hem leiden. Bar ïimai. om des te ipoediger by Hem te zyn, wierp zyn opperkleed af. Thans ftonden zy voor Hem. Ik heb u hooren roepen, fprak Jezus, wat zoudt gy gaarne van my hebben? Dit, myn Heer en Leermeester! zeide Bar-Timai, dat gy ons bet gezicht weder geliefde te geeven- ■ Hun toeftand ging Hem aan het hart. Daar, hebt uw gezicht wederom f zeide Hy, en raakte hunne oogen aan, die zich aanftonds open deeden:) gaat nu heenen, om uw vertrouwen op my is het dat gy thans ziet. Vol van vreugde over het wederverkrygen van hun gezicht, hielden zy het voor hunnen plicht, hunnen Weldoener te begeleiden, en aile lleisgenooten aan te fpooren, om zich met hen tot lof van Godenvan Zynen Gezant te vereenigen. Maar wat moest men daaruit befluiten, dat Jezus op hun herhaald geroep : Gy Zoon van David! ftji ftond, en hun vroeg, wat zy van Hem begeerden? Dit was ligt te zien. Eene omstandigheid, die, met het Wonderwerk zelve vergeleeken, deszelven indruk op de gemoederen zeer verfterkte. Jezus ging met Zyn Gevolg uoor Jericho. Het laatile Wonderwerk bewoog noch veel meeree • menfchen  348 LEVEN van VIII. boek. fchen uit die Stad, om Hem te vergezellen. Onder deezen was zekere Zachaus, een Opziener over de Tolbedienden. Hy was by deeze kostwinning ryk geworden; en dat door zoodanige middelen , als joannts, de Dooper, reeds zoodanigen menfchen had verbooden. Eigenbaatzucht was een bynaa algemeene fout van de Joodfche tolbedienden , van de Romeinfche Tolpachteren des te eerder toegelaaten » om dat zy daarby hunne rekening vonden. Maar Zacbaus was thans niet meer, die hy geweest was. Reeds federt eenigen tyd, zoo het fchynt, had hy proeven van beterniflè gegeeven, of de voormaalige waarfchouwingen van Joannes, of het geen hy van Christus had vernomen, hem tot dit befluit gebragt hadden, is onzeker. Jezus komst te Jericho lokte zyne nieuwsgierigheid uit, en zyn verlangen om met Hem bekend te worden. Eenen man, dien z )o veele zoodanige Wonderwerken, als dit laatfte (dat onder de oogen van de Stad Jericho gefchiedde,) zoo beroemd gemaakt hadden; eenen Man, die van veelen voor den Mesfias gehouden wierd, dien wilde Zacbaus zien. Eer hy eene bekwaame gelegendheid daartoe vond, onderhield hy zich met levendige verbeeldingen, hoe Hy 'er toch uitzien, wat groots 'er in Zyne gedaante ofte gebaarden aan te merken zyn mogt? —- Maar nu, als Jezus door Jericho ging, drong hy door. Maar de toeloop en het gedrang was te groot, dan dat Zachaus, klein van geftalte, zoo naaby Hem zou hebben kunnen koomen, dat hy Hem regt zoude hebben kunnen befchouwen. Hy liep vooruit, klom op eenen wilde Vygenboom aan den weg, en wachtte aldaar tot Jezus voorby ging. Jezus kwam met Zyn gevolg, en ging onder den boom voorby hem heenen. Zachaus dagt, datjezus hem  g. HOOFDST. JEZUS. 349 hem niet had gadegeflaagen. Onverwagt (laat Jezus zyne oogen op, en zag hem aan; Hy had hem reeds , eer hy op den Vygenboom klom, gezien ( /) , en ; opzetlyk dit oogenblik afgewacht, om zich aan hem I verder bekend te maaken. Zachceus / — ( Hy i noemde hem by zynen naam, met wien Hy nooit i eenigen den geringften omgang gehad had,) kom aanftonds na beneeden. Gy moet my heden in uw huis | herbergen. ■ Welke vriendelykheid! Hy noodigc zich zeiven by dien Man te gast, die zoo hartlyk verjilangt, om Hem te leeren kennen, maar die by de ^erbiedeniilè, die hy Hem toedroeg, niets minder jdorst hoopen, dan dat Hy by hem zynen intrek zou neemen. In aller yl koomt Zachaus van den boom , en bied zich aan, om Jezus na zyn nabygelegen huis te geleiden; tot groote verwondering van de meejjnigte, die niet begrypen konden, hoe zoodanig een Propheet, zoo gemeenzaam, zoo onpharizeeuwfch, met eenen Man zonder Religie, (want daar voor hield men hem en anderen van zyn beroep,) kon om" gaan. Dat Hy zich zei ven by hem te gast nood^de gefprekken met hem hield , by het intreeden in zyn Ihuis gééne plechtigheid van reiniginge in acht nam , Izoo weinig daarin Helde, dat Hy met Tollenaaren jfpysde, zoo wel als met Pharizeeuwen , — Dit [alles was den Aanfchouweren in het algemeen, maar jallermeest den Pharizeeuwen, zeer aanftootlyk. Nu was Jezus by hem. Veelen gingen buiten twyfel, zeer geërgerd, zelfs om dat zy Hem over den dorpel van dat huis hadden zien treeden, na Jericho re rug. Anderen bleeven daar, om Hem naaderhand ver- ( / ) Even sis Nathtmaël, toen hy noch onder den Vygenboom zat.  35» LEVEN van VOL boek* verder tc begeleiden; inzonderheid zoodaanige menfchen , die foortgelyke bedenklykheden nu niet meer zoo zeer verre voortzetteden. Zachaus, die zich over deeze ongewoone toegeevendheid van den Propheet ook zelf verwonderen moest, wist zyne vreugde niet genoeg uittedrukken. Als by z^g, op hoe ongelyke wyze hy van het Volk, en in tegendeel van Jezus aangezien wierd, dagt hy, zoo wel aan zynen Gast, den welken men dit bezoek zoo zeer misduidde, als zich zei ven fchuldig te zyn, van zyne tegenwoordige manier van denken en gedraaginge rekenfchap te geeven, en zich van de verdenkinge als of hy noch de voormaalige ondeugende Man ware, te zuiveren. Hy keerde zich tot Jezus: Ik kan met een goed geweeten zeggen, ( zeide hy, ) dat ik thans niet meer zoo denke en handel, als voor deezen. De helft, Heere! van alles wat ik win, geef ik aan den Armen, en als ik iemand benaadeeld heb : dien vergoede ik het viervouwig. Jezus zelf gaf hem het getuigenis, dat Hy deeze zyne betere gevoelens kende, en dat Hy zich om die reden niet gefchaamd had, om by hem, als eenen Israëliet, die de verachting niet verdiende , die men hem wegens zyn beroep aandeed, in huis te gaan. Heden ( fprak Hy ^ heeft ook hy met zyn huis het geluk gehad, dat God allen Israëlieten wil doen gebeuren, (naamlyk om den Mesfias te leeren kennen) (m). Een geluk, waar van hem des te meerder een aandeel toekomt, dewyl hy zich als eenen echten Zoon van Abraham gedraagt, en van anderen , die zich deezer afkomst beroemen, juist om ■ (jb) Dit ligt in de woorden s#r«g/* i>.é,n».  g. HOOFDST. JEZUS. 351 om dat hy dit beroep heeft, of om dat hy zoodanige fouten beging, niet behoeft veracht te worden. Met Zoodanige menfchen om te gaan , ftrookt met het oogmerk van den Mesfias; denzelven is juist dat werk op aarde aanbevolen, dat Hy die zal zoeken en tot Zaligheid helpen, die op den weg des verderfs geweest zyn, maar zich wederom laaten te regt brengen. ' Naa dat Hy dus de gastvryheid van Zachaus had genoten en vergolden, zette Hy Zyne reize voort. Hy zou noch ten zelfden dage te Jeruzalem hebben kunnen aankomen (»), maar dewyl hecPaafchfeest noch niet voor handen was, maakte Hy gééne haast; liever beileedde Hy dien tusfchentyd noch tot gefprekken met Zyne Discipelen. Deeze, en veele anderen Zyner Reisgenooten, konden de goedkeuring, waarmede te Jericho en alomme Zyne Daaden vermeld en bewonderd werden , onaangezien het geen Hy van Zyn naaby zynde Lyden gezegd had, niet anders, dan voor eene Voorbode van grooter eerbewyzingen aanzien. En waar behoorde dan wel het ichouwtoneel van Zyne opentlyke aanneeminge der Mesfias-waardigheid eerder te zyn, dan te Jeruzalem? En waarom niet juist op dit Paafchfeest, waar op de Stad vol was van menfchen, die Hem eerbiedigden? -——- Zoo dachten Zyne Galileefche Reisgenooten. Onmogelyk konden zy by de gedachte, dacHydeMw/ïflf was, één oogen- blik naalaaten, zich Zyne regeering in het Joodlche Land, en de verovering van de Weereld, als zeker en naaby vounetlellen. En hoe veele zinlykfchoone Uitzichten moest voor hun dan de gedachte openen! „ Na (a) Jericho lag maar zes uuren van Jeruzaleaj af.  35* LEVEN VAM VUL BOEK» „ Nu gaan wy na Jeruzalem. Nu word Hy zekerlyk: „ van de gamfche Natie voor den Mesfias erkend en „ aangenomen! Nu zuilen op hunne reije alle die „ gewenfchce Veranderingen volgen, die deeze Al- „ leenheerfching medebrengt." Gemerkt de Joodfche denkbeelden van het Koningryk van den Mesfias, met waar en valfch vermengd waren, kon men niet fegtftreekstothen, die zoo dachten, zeggen: Uwe verwachting is ie del. Zy zou het niet ge weest zyn , indien zy eensdeels het onderfcheid van tyd tusfchen de eerfte en laatfte komt van den Mesfias, anderdeels de aardfche heerlykheid van dit Koningryk, het geen zy zich al te zinlyk yoorftelden , bedagt hadden. Jezus , om hen op juister denkbeelden te brengen, verkoor Zyne gewoone leerwyze, de Gelykenisien. Een voornaam Man (zeide Hy ) wilde na een ver afgeleegen Land reiz .n, om zich tot de Koninglyke Waaruigheid, waarop hy het naaste recht had, te doen verh.ffm: Hy had voor, om, wanneer dit gefchied zou zyn, weder in zyn eigen Land, waarin hy te vo-en geleefd had, te rug te keeren (0). Dat hy Koning worden zou, wist hy zoo zeker, dat hy tegenwoordig reeds alle fchikkingen maakte, op dat geduurende zyne afweezigheid, zyne inkomflen vermeer- f0) De aanmerking van Clericus is niet ongevoe. gelyk, dat, het geen hier in de Parabel voorgeft.-ld word, indiery^en, ondier de Jooden, met dei daad dikmaals gebeurd h; als by voorbeeld, toen Jrcbelaus en zyn Broeder Antipas na Rotien gereisd zyn, >in vm den Keizer de Koniuglyke Waardigheid en Macht te bekoomen.  j 3. hootost. JEZUS. 353 meerderen, en hy in ftaat geraaken mogt, om de J Koning] yke uitgaaven te kunnen doen. Hy liet tien < bedienden voor zich koomen, en ichoot aan elk van hen ■ eene zekere fom geldsop. Daar hebt gy geld, fprak Hy tot hen, dryft handel daar mede (p ), gebruikt het zoo, dat gy winst daar mede doeu Laat dat uwe 1 bezigheid zyn, tot dat ik wederkoome. Deezefchiki Icing om zich ryker te maaken, en zyne belofte om als Koning wederom te keeren, maakten zyne mede; burgers nydig op hem; ook konden zy hem van we! gens zyne rechtvaardigheid niet dulden, daar Hy* dat uiterlyke niet had, het geene zy by hunnen Koning verwachtten. In ftede van hem als hunnen me'deburger aantepryzen, zonden zy aanftonds, naa zyn vertrek, een gezanifchap na de plaats, daar hy voor jKoning verklaard zou worden, en de regeering zou IjMnvaarden, en verklaarden zich openlyk (protesteerfden), daartegen ( q). Wy, (lieten zy zeggen) willen zyne onderdaaden niet worden; eerder willen wy, aan iwien het ook zy, buiten hem, ons onderwerpen ——. Onaangezien hunne tegenkanting beklom hy den throon. Nu kwam hy in zyne woonftede te rug. Eerft liet jby zyne bedienden voor zich koomen, denwelken hy de zorg en het voordeel van zyn vermogen had opge- draa- O) Een van de gezegden, die de Heiland naar bet getuigenis der oude Kerkvaderen dikmaals in den mond gehad heeft, was: rWS, dat is : Zyt goede wisfelaars. ' (ql £°k hiemn 'f6!-' ,de Joodfche Gefchiedenis vcoibeelden , gemerkt de Jooden fomtyds hun , die na Romen reisden, om van den Ccefar nieuwe waardishee. (ten te verkrygen, gezanten hebben gezonden, om hun voorneemen te veriedelen. //. Deel. Z  354 LEVEN tan VIII. boek*. draagen, en eischte van elk eenen rekening. 1 Daar, myn Heer, fprak eene derzelve, is wat ik met uw geld gewonnen hebbe; tienmaal zoo veel als ik ontvangen heb. Braaf, antwoordde zyn Heer, de Koning ; goede , getrouwe knecht ! het was iets gerings, dat ik u toebetrouwde: Naadien gy by des-? zeiven beftier zoo veel getrouwheids en vlyt gebruikt hebt, zal ik u meerdere zaaken toebetrouwen: Ik ftelle u aan tot Regent over tien Steden. Hier is, het geen ik overwon, zeide een tweede; vyftnaal zoo» veel, als ik ontvangen hebbe. - Ook u prys ik wegens uwe getrouwe dienften, fprak de Heer, vyf Steden zult gy onder my te regeeren hebben. Maar daar was 'er ook een onder de bedienden, die ftouc en met verwonderinge, dat hy van zulk eene kleinigheid rekenfchap geeven moest, den Heere in 't aangezicht zeide, daar, myn Heer, is het geld, datgy my gegeeven hebt. Ik heb het wel bewaard in eene kist laaten liggen. Het is nog zoo, als ik het ontvangen hebbe; gewonnen heb ik niets. Ik wist niet hoe ik het met eenen Heer fchikken zou, die my niet meer, dan deeze kleinigheid toebetrouwde, en nogtans daar van, ik weet niet welk, eenen grooten winst verwacht. Dat is neemen daar men niets nedergezet; oogflen, daar men niets gezaaid heeft. De Heer gaf hem ten antwoord : dus veroordeelt gy immers u zei ven, in ftede van u te verontfchuldigen, ondeugende dienstknecht! Weet gy, dat ik dat kwaade menfeh ben, dat weinig geeft, en veel te rugeischt; oogst, daar hy niet zaaide, wegneemt, daar hy niets gat : waarom hebt gy u niet myne manier van denken ten nutte gemaakt, om een geëvenredigd loon te ontvangen'? Waarom niet myn geld in wisfclbanken gegeeven, op dat het my rente bragt,  3. HOOFDST. JEZUS» 355 bragt, en myne hebzucht bevredigd? . ■ ■ Ont. neem hem (beval hy aan de omftanderen ) hec geld, en geeft het aan dien, die tienmaal zoo veel ontvangen, maar juist zoo veel gewonnen heeft. Maar hy heeft (hernam men) zoo veel, dat het niet billyk fchyne hem meerder te geeven. • Geeft hec hem, fprak de Heer. Hier geldt de Regel wie beeft 9 bekoomt meerder, ( om dat hy door het gebruik, 't geen hy daar van maakte, meerder verdient te bekomen). "Die niet kan aantoonen, dat hy iets gewonnen heeft, zal ook dat, 't geen hem toevertrouwd was, verliezen. Zoo handelde de Koning met zyne Bedienden. En juist die onbepaalde macht, waarmede hy den eenen beloonde, de anderen beftrafte', Melde hem in ftaat, om zich het noodige gezach in zyn Koningryk te bezorgen, en om zyne vyanden te onder te brengen. Deeze, dewyl zy hunnen oulen wrok tegen hem behielden, en hem zelfs nu nog niet voor Koning erkennen wilden, liet hy voor den dag haaien, en voor zyne oogen afmaaken. Zeer veele , voor de jongeren zeer gewichtige, denkbeelden had Hy in deeze Parabel vervat. Dat Hy elders heenen gaan moest om het groote Koningryk in bezie te neemen (r); dat zyne medeburgers hen met befchimpingen zouden laaten gaan, en zelfs naa zyn heenengaan het bericht van zyne verhooging ter algemeenerheerfchappy nietaanneemenzouden (.); dac (r ) Om tegen te gaan het vooroordeel, als of deeze Aarde de eenige of voornaamfte Zere van dit Koningryk ware. ( s j Tegen het vooroord el , d it Aa Mesfias onmogeïyk van zyne Natie kon verondcht >.aamd en v«worpen worden. Z 2  #6* LEVEN VAN VIII. BOEK, dat Hy aan hun, zynen Difcipelen, by zyn vertrek, het vermogen, dat Hy op aarde bezeten had, ( de gaaven tot het waarneemen van het Apostel-ampt,) overgeeven (O*, maar, by Zyne wederkomfte, van hen en anderen rekenfehap eisfehen, en naar evenredigheid van hunne getrouwheid en vlyt in het gebruiken van deeze gaaven, hen beloonen zou; dat Hy eerst by Zyne wederkomst zich der Natie, die Hem verworpen had, als Koning voorftellen, en in den vollen glans zyner heerlykheid toonen zoude ( u) ; dat Hy dan Zyne getrouwe bedienden aan het Ryksbëftier zou laaten deel neemen, en hun verfcheide Provintien (Gewesten) overgeeven; dat dit Koningryk, uitfluitender wyze, nogte in den Hemel alleen, nogte op de aarde alleen, maar overal zyn zou ( v ); dat Zyne Vyanden noch tot hun ongeluk ondervinden zouden , dat Hy, dien zy verworpen hadden, de groote, van God uitverkorene, Koning was. ■ Dat dit alles in de Parabel ligge, is on- twyfelbaar; men behoeft flechts haar van ftap tot ftap in haare byzonderheeden naa te gaan, om 'er van over- (t) Strydig met den waan, datzy aanftonds aan zyne zigtbaare regeeringe deel neemèn zouden , zonder zich eerst dier eere door getrouwe dienften, die zy Hem doen zouden, waardig te maaken. (m) Tegen het denkbeeld, dat, dewyl Hy toenmaals géén zoodanig Koningryk, als zy wenfchten, opgericht had, Hy ook. nooit in het vervolg zich als Mesfias gedraagen, nogte het Oordeel houden zou. (v) Tegen het vooroordeel, dat het het een Koningryk van deeze weereld zyn zou Hy zou, naamlyk , in den Memel zyne Koninglyke waardigheid verkrygen ; maar ook op aarde blyken geeven, dat Hy een Godlyk Koning was.  3* HOOFDST, JEZUS. s$p overtuigd te worden. Maar dat de Discipelen reeds dit alles daarin gezien hebben, is niet waarfchynlyk veel eerder mag men uit hun volgend gedrag befluiten, dat zy niet eerder, dan naa het vertrek va» hunnen Meester, het Godlyk ontwerp duidelyk hebben ingezien, en deszelven overeendemming met de aloude voorzeggingen begreepen hebben. Intusfchen beneemt dit niets aan de waardye van deeze Parabel, dat zy toenmaals niet volkomen verdaan wierd. Zy moest, (gelyk andere Redevoeringen van onzen Heere,) ook voor het toekomende, voor den daat van verlichtinge, waar in de Jongeren naaderhand kwamen , ter onderrichtinge dienen. En ook voor ons in deeze laatere tyden, moet het een groot genoegen zyn, reeds in deeze eenvouwige Parabel, het geheele groote ontwerp te zien, naar het welke de fchikkingen der Voorzienigheid zich ontwikkeld hebbert , en vervolgens ontwikkelen zullen. Ook breid zy uit, en veredelt de toenmaals zoo bekrompene denkbeelden van het Koningryk van den Mes-[tas. Zy verbeeld de Aarde als eene Provmtie van het zelve, daar zich wel de Heerlykheid des Grooten Konings openbaaren zou, doch evenwel niet tot dit kleine Landfchap bepaald zou zyn; maar zich toe &l het gefchapene uitdrekken. Z 3 VIERDE  358 LEVEN van VIII. boer» VIERDE, HOOFDSTUK» Opwekking van Lazarus 9 met haare Gevolgen. J O A N N. XI. Terwyl de Heer met bedaarden gemoede zyn lot te gemoet ging, Zyne Jongeren daar toe voorbereidde, Zynen overigenNaavolgeren de laatite onderrichting gaf, en Zyne Vyandenby alle gelegenheid door leeringen en daaden fchaararood maakte; gebeurde 'er iets, dat aan den eenen kant Zvne Grootheid en Godlykheid op eene verbaazende wyze in het licht Helde, en aan den anderen kant, Zyne Vervolgers meer dan al het andere, dat zy van Hem gezien hadden, tegen Hem in 't harnas joeg ; eene gebeurtenis van de gewichtigfte gevolgen, die ons geheel tot op de Grenzen der Lydens-gefchiedmiiTe brengt. Nog eer Hy in Judaa was aangekomen (w), ontving de Heer Jezus uit Bechanien, een Vlek, nsaby ° Jeru- (») Dit blykt uit Joann. XL vs. 7.  4« HOOFDST. JEZUS. 359 Jeruzalem geleegen C x ), bericht, dat zyn Vriend, Lazarus, waarby Hy meermaalen zynen intrek had genomen, gevaarlyk krank was. Men herinnere zich het leerzaame bezoek, dat ons zoo wel de vriendfchap en hoogachting, die men in dit huis voor Hem had, als de denkwyze der beide Zusteren , leerde kennen. Martha en Maria hadden voor hunnen Broeder eene zoo tedere liefde , en op Jezus, die hen alledrie met zyne vriendfchap verwaardigde, een zoo groot vertrouwen, dat zy Hem zonder uitftel deeden zeggen, dat de Man , dien Hy lief had, krank lag; maar voor het overige zoo veel befcheidenheids, dat zy Hem verder niets voorfchreeven, wat Hy totreddinge van Zynen, Vriend te doen had. Jezus zeide met eenen bedaarde toon, in de tegenwoordigheid van Zyne Discipelen, die den Man kenden en beminden , tot hem, die deeze boodfehap bragt , dat hy aan de Zusteren moest zeggen, dat Lazarus géén gevaar liep, dat het oogmerk, waartoe hy in deeze krankheid was gevallen, niet was, dat hy daar aan fierven zou, maar de bevordering der eere van God; de bekentmaaking der Goddelyke Volmacht, waarvan Hy Zynen Zoon ten beste der menfchen voorzien had. ———Met dit antwoord zond Hy de Boden heenen, fprak verder niets meer van de zaake, maar liet twee dagen verloopen , zonder te laaten merken, dat Hy voorhad, na Bethanien te gaan. De Discipelen dagten uit dit uitftellen te mogen befluiten, dat het met hunnen Vriend moest berer geworden zyn. Want Jezus had anders de gewoonte van aanftonds tot de Kranken te gaan, voor welken Hy om hulpe was aan- (x) Slechts vyftien ftadien, dat is, drie qmrtier uur* van daar. Z4  360 LEVEN VAM VIII. BOEK. aangefprooken, of ten minften van Zyn woord te geeven , dat zy aanftonds gezond worden zouden; maar m het tegenwoordige geval deed Hy het een noch t andere. En nochans was niet te vermoeden, dat Hy , die zoo veele Kranken, zelfs vreemde en onbekenden, had geholpen, deeze waardige Familie haare Bede met vergund zou hebben, by aldien het gevaar zoo groot geweest ware, als de Zusters hetzelve voordroegen. Zoo moest het den Discipelen voorkoomen; maar Jezus had voor dit uitftel andere redenen. # Op den derden dag naa het bekomen van het be^ richt, noodigt Hy, zonder van Lazarus één woord te fpreeken , zyne Discipelen , om met Hem na Judaea te reizen. Zy waren toen ter tyd juist in zulk eene gemoeds - geftelteniftè, als wy onlangs in hen waargenomen hebben (v); kleinmoedig en verlegen wegens het herdenken van de vervolginge, die Hy de laatfte reize te Jeruzalem had moeten uitftaan, en noch meerder wegens het uitzicht op de toekomende even zoo verfchrikkelyke vertooningen. Vreeze en hoop heerfchten beurtlings in hunne gemoederen; en thans, als Hy zoo plotslyk van hen eifcht, om opzetlyk met Hem daar heenen te trekken, daar zoo vyandige gevoelens tegen Hem het gebied voerden , ontzonk hun alle moed. — Al wederom wilt gy na Juda?a reizen, (zeiden zy ,) na Jeruzalem, daar men U onlangs fteenigen wilde ? -— Hoe ongunftig in der daad ook het vooruitzicht ware, de waarfchouwing was niet minder ongevoegelyk. Zy be- hoor- (y) In het begin van het derde Hoofdft. in dit vierde Boek. (Vergelyk hier mede Markus X. vs. 3-)  4. HOOFDST. J E Z U S. 361 hoorden reeds lang gemerkt te hebben, dat Hy by allen Zynen wandel en gangen onder eene zeer byzondere Voorzienigheid ftond, die Hem zoo meenige maaien uit de Jdreigendfie gevaaren had gered; zoo dat gantfchlyk niet te vreezen ware, dat Hem vroeger of laater, dan het oogmerk Zyner Zendinge vereifchte , eenigerhande ongeluk overkoomen zoude. Meent gy, (zeide Jezus,) dat God my niet door zyne Voorzienigheid tot zoo lang zal befchermen , om dat, waar voor gy vreest, tot zoo lang te vermyden, als zulks myn beroep op aarde vereifcht? Heb ik niet, (zoo gelyk alle andere menfchen tor. hun dagwerk een zeker getal uuren hebben ) een bepaald beftek van tyd voor myn werk; en, zoo lang als dat duurt, even zoo veel zekerheids, dat my géén ongeluk beloopen zal, als hy, die by dag reist, voor aanftoot beveiligd is! Hy zou het niet zyn, als hy tot diep in den nacht voortwandelde ,• en zoo zou uwe bekommerdheid gegrond zyn, als ik niet wist, hoe lang de tyd, tot myne verrichtingen vastgefteld, duure; en dat, zo lang die duure, gééne plaats voor my onveilig kan weezen. Ook by dit antwoord van Jezus voegt de Aanmerking , dat Hy zynen Discipelen op hunne waarfchouwinge of bedenkingen telkens flechts zoo veel heeft geantwoord, als tot hunne gerustflelling, of wederlegging van zekere vooroordeelen dienen kon, zonder zich in eene uitvoerige verklaaringe van de redenen, waarom Hy zoo of anders handelde, intelaaten. Dït Hem vervolgingen te wachten ftonden, had Hy hun reeds eenige reizen voorzegd; dan, naadcmaal zy by zoo veele blyken, die zy gezien hadden, dat Hy nooit zich onvoorzichtig aan gevaaren bloot ftelde, Z 5 en  369 LEVEN van VIII. boek. en zich uit alle verlegenheden wist te redden, echter noch zwak genoeg waren, om Hem te waarjchouwen; hield Hy zich te vreede, met hun te toonen, dat Hy naauwkeurig wist, hoe verre de Hem bepaalde tyd ging, en hoe lang het voor Hem veilig ware, zonder thans te gedenken, wat Hy van zyn naabyzynde lyden gezegd had; want de vraag was tegenwoordig niet, of 'er gantfch géén gevaar was, maar alleen, of zonder eene onvoorzichtigheid te begaan, Hy thans Zyn voornecmen om tot Lazarus te gaan, uitvoeren kon ? Jezus vond, dat Hy het kon doen; dewyl dat, het geen Hy voorhad aldaar te doen; mede tot Zyn Dagwerk behoorde , en eerst dan de avond viel, wanneer Zyn werk een einde zou hebben. Met dit antwoord hielden de Discipelen zich te vrede, of moesten zy zich te vrede houden. Toen begon Jezus wederom van Lazarus te fpreeken , dien Hy fcheen vergeeten te hebben: Onze Vriend Lazarus, (fprak Hy,) 'ls m eenen diepenjlaap; maar koomt, ik gaa hem opwekken. - Het kon hun niet bevremden, dat Jezus wist, hoe het met afweezenden gefield was. Dan , het geene Hy zeide, verflonden zy van eenen eigenlyken ilaap. Op het opwekken letteden zy niet. Dan is het nu beter met hem, (zeiden zy,) dan zal hy ipoedig herftelt zyn. Dit wilden zy weder tot ee¬ ne reden doen dienen, om Hem van zyn voorneemen afetrekken. Jezus wist, dat Lazarus geff orven was; maar van eenen dood, die zoo ipoedig weder een einde neemen zou, fpreekt Hy als van een voorbygaanden flaap. Deeze taal voegt voor Hem best, die zoo ge-  4* hoofdst. JEZUS. 3^3 gemaklyk van den dood opwekken kan, als men iemand uit den flaap opwekt. Doch, naadien Hem de Jongeren niet verftonden, zeide Hy ronduit: Lazarus is geftotven. • Maar ( voegt Hy 'er byj ik ben verheugd, dat ik niet by hem was om het te verhinderen; gy zult daardoor dies te fterker van myne Zending overtuigd worden (z). Kooint, laat ons na Lazarus gaan. 2Vö den dooden Lazarus gaan, denkt Thomas, die om géén opwekken dacht, een zeldzaam voorneemen : waarom nu na hem gegaan , daar men hem, toen hy leefde, niet bezogt heeft? En de gedachte, hoe gevaarlyk het was, na Bethamen te reizen, maakte hem zoo angftig, dat het hem niec anders voorkwam , dan dat Jezus hen allen aan hec gevaar des doods wilde blootftellen. Nu, denkt by, na Lazarus gaan, zou zoo veel in de oneigentlyke taaie van zynen Meester beduiden, als, met hem jlerven. Wel aan dan, (zegt hy tot zyne MedeDiscipelen,) wy zullen met hem moeten fterven» Thomas ging altyd allerverst in 'c twyfelen. Om na Bethanien en Jeruzalem te gaan, zou hy in géén beienken genomen hebben, als Jezus gezegd hadde: Koomt, ik zal thans myn Koningi yk oprichten. —— Maar om tot den dooden Lazarus te gaan, fcheen hy géén voldoende reden te hebben, en by zoo ongunftig aanzien der zaaken te veel gewaagd. Over \ algemeen maakte het hen dan ten uiterfte verlegen, dat Jezus over dat geene, dat zy hoopten, en vol- geus (8) Hy geeft hun eenen wenk, wat Hy voorneeinens was te doen , maar zy verftonden dien niet.  364 LEVEN van VüI. boek. gens hun denkbeeld van den Mesfias hoopen moes-, ten, nooit op eene hen bevredigende wyze zich verklaaren wilde. ' Hoe fpoedig zouden zy alle vrees voor de Priesterfchap en voor derzelver aanhang hebben laaten vaaren, wanneer zy flechts ook iets, op* beurende naar hunnen zin, gehoord hadden ? ~- Maar het geene Hy hun laatst gezegd had, dat te Jeruzalem op Hem wachtte, waszooverfchrikkelyk, dat zy 'er niet aan wilden denken, en liever zoo tusfchen hoop en vreeze wilden dobberen, dan het befluit neemen, om eens vooral hunne gisfingen over de ontwikkeling der zaaken, en over den tyd en de wyze der oprichtinge van zyn Koningryk, tefmooren, tot dat Hy zelf naader onderrichting zou geeven. Van twee hartstochten beheerfcht, die beurtlings in hunne gemoederen de overhand behielden , de verwachting van Zyne Throonbeklimming, en de vreeze voorhagen, die men Hem zou leggen, geraakten zy hoe langs hoe verder af van die gemoedsgellelteniflè, die hun by de gebeurteniflèn, denwelken hun boven het hoofd hingen, zoo noodzaaklyk ware Ca). Zy gingen na Bethanien. Als zy daar aankwamen , was Lazarus reeds vier daagen in het graf geweest. Alles was in den diepften rouw. Veele Bekenden uit Bethanien en Jeruzalem waren noch by de Zusters des Overleedenen, om haar te troosten, en volgens de Joodfche gewoonte, de rouw-week b'y haar doortebrengen. Martha, de huiswaardin, vernam eerst (a) Men zal deeze aanmerking! voornaamlyk in bet vervolg nuttig vinden , tot opheldering van het gedra' der Discipelen , geduurende en naa de Lydens.gebeur" tcnuTen.  4; HOOFDST. JEZUS. 365 eerst iets van Jezus komst, liet haare Zuster, die 'er noch niets van wist, binnen by de Treurgasten, en ging Hem buiten het vlek te gemoet. Alle omftandigheeden bewyzen, dat zy Hem eerder en aanftonds op het bericht, dat zy Hem van haars Broeders krankheid had laaten geeven, verwacht hadde. Zyn uitblyven had haar verlegen gemaakt; tegenwoordig op den vierden dag naa zyne begraafeniflè verwachtten zy Hem in het geheel niet meerder, of op zyn best, dat Hy haar wegens de naby zynde Feestdagen ook eens bezoeken zou. Zoo ras Martha Hem te zien krygt, herinnert de tederheid van haaren Broeder haar op nieuw, het geene zy geduurende zyne krankheid geduurig zoo zeer gewenicht had, dat Jezus toch daar mogt weezen. Ach, Heere! —— waart gy hier geweest, myn Broeder zou niet geftorven zyn ! . Maar ik weet evenwel, ( een ftraal van hoope breekt door in haar gemoed, maar die aanftonds weder beneveld word; ) ik weet, dat God u alles, waarom gy bid, geeven zal. Met eenen zag ten, bedaarden, vertroostenden toon, gaf Jezus ten antwoord: Uw Broeder zal op/laan. Dan Hy deed zulk niet op eene wyze, dat Mar* tha, die haar verlies al te zeer gevoelde, dan dat zy eenen hoogen trap van hoop kon plaaas geeven, hec noodzaaklyk van eene nabyzynde opftanding verftaan moest. Men gewent zich, om een verlies, het welke te dier tyd, als men net wenfchte, niet voorgekomen wierd, nu, als het daar is, voor onherftelbaar te houden. En maakte niet juist dat agterblyven van Jezus zeer waarfchynlyk, dat hy hem niec wonderdaadig aan den dood had willen ontrukken. Ik weet het, zegt Martha, hy zal opftaan ten laatften dage. , fezus,  gffo* LEVEN van VIII. boeit. Jezus, die nooft te veel en nooit te weinig zeide, zag haar in eene gemoedsgefteldheid, waar in haar eene waarheid, van dewelke zy noch niet genoeg overtuigd was, in derzelver grootfte gewicht op hec hart gedrongen kon worden: eene waarheid , die> een onbepaald vertrouwen op Hem vereifchte; maar dan ook alles deed hoepen: . Ik ben de Opftan- ding en het Leven. - Men kent aan deeze taaie den Verlosfer; den Herfteller des Levens. —— Inbenopftandingenleven. ■ Wie op my een onbepaald vertrouwen ftelt, die heeft reeds een leven in zich het welke de Dood hem niet kan ontrooven. Zelfs wanneer hy geftorven fchynt, leeft hy. En die reeds in dit leven zulk een vertrouwen op my ftelt, die zal (ei« gentlyk gefproken ) nooit fterven. Dat 'er met hem voorvalt, is géén dood te noemen; het is eene voortzetting van het leven buiten dit lighaam, en wel van een leven, dat nook een einde kan neemen: gelooft gy dat ik daar zegge ? Jaa , Heer ! (_ antwoorde Martha:) ik geloof alles, wat gy zegt; ik ben overtuigd, dat Gy onze Mesfias, dat Gy de Godlyke Perfoon zyt, die ten ónzen beste op de weereld zou koomen; en zoo erken ik ook in U den oorlprong des levens. • Vol van hooge gedachten, vvenfchtezy haare Zuster hier te hebben, die aan zoo verhevene gefprekken (&) Naamlyk, juist daarin beftaat (gelyk Jezus elders zegt) het eeuwige leven, als men den alleen waaien God , en Jezus , den Mesfias , diea Hy gezonden heeft, kent. Joann.. XVIJ. vs. 3.  4* HOOFDST. JEZUS. 36> ken beter deel kon neemen, en reeds meer dan zy door Jezus onderrichtinge geleerd had. Maar dewyl Jezus niet in hec Vlek gaan, en het in haar huis verzamelde rouwgezelfchap bywoonen wilde, zoo ging zy, terwyl hy daar buiten wachtte, haare Zuster Maria uit het gezelfchap roepen. De Leermeester (zeide zy zagtkens) is gekomen, en wenlcht u te fpreeken. Géén aangenaamer berigt kon aan Maria gebragt worden. Met ongeduldigen ipoed gaat zy uit het huis, en treft Mem buiten het Vlek aan. Ach Heer! ("zeide zy, en viel voor hem op de knieën,) gy had by ons moeten weezen, dan zou myn Broeder niet geflorven zyn. Maar eer zy met hem in gefprek kon geraaken,' kwam het rouwgezelfchap agter haar aan en beroofde haar voor eenen poos van den troost, dien zy gehoopt had uit zynen omgang te fcheppen. Naadien Maria zoo mei uit het huis fpoedde, dacht men, dat zy tot het graf zou gaan, om daar haare traanen den vryen loop te laaten. Men ging haar naa, en zogt haare droeffenis te verzagten. Niet zonder ver wonderin • ge vond men buiten de vlekke den Galileefchen Propheet, en Maria voor Hem op haare knieën liggende. By de meeste inwoonderen van Jeruzalem en Bethaniën, was hy in perfoon bekend. Men wist in hoe naauwe vriendfchap hy met Lazarus verbonden was geweest. Nu begon onder de bloedverwanten en vrienden het kermen en klaagen op nieuw: want by elke nieuwe opwelling van treurigheid der naagebleevenen, dagten het de aanweezenden plichtig, met hen overluid te klaagen. Jezus nam deel in hunne fmerten. Hy kende de menschlyke elende, hy was, ook van de zyde van het hart, te zeer menfeh,  368 LEVEN van VUL boek.' menfeh , dan dac eene dergelyke vercooning Hem niet ontroerd zou hebben. Zusters, die over eenen Broeder zoo tederlyk weenden, wiens verlies gééne aardfche zaak haar vergoeden kon! Ook was het voor Hem onaangenaam, dat het Hem door der menfchen wantrouwen bezwaarlyk wierd, om zyne weldaadige kracht aan hen te oefenen, dewyl zelfs deeze Zusters, zyne Difcipelinnen, géén zoo volledig vertrouwen op Hem fcheenen te ftellen, als men van zoo veele proeven, die hun van zyne hoogere kracht bekend zyn moesten, zou hebben moogen verwach en. De gefteldheid der zaaken was thans zoo, dat, of fchoon niemand om een wonderwerk verzocht, ofte het zelve met zekerheid verwachtte, Hy toch niet vertrekken kon, zonder te helpen, en op eene maniere te helpen, als niemand anders helpen kon. — Waar hebtgy het Lighaam gelegd? (vroeg Jezus). Koom, Heer! en zie waar onze Broeder ligge; — zeiden zy met de aandoening van iemand, die gaarne zyne droefheid voed , gaarne na de plaats gaat, en zyne vrienden daarheenen brengt, daar het gedenken aan het geleeden verlies op nieuw aan den gang geholpen, en alle andere vertroosting, buiten die van ongefloord te kunnen weenen, buitengefloten word. Jezus zelf kon zich niet van traanen onthouden. Hy gevoelde alles, by dat ontroerende gezicht, dat ooit een teder hart gewaar worden kan. - Men bemerkte hec. Ziet, zeide men, hoe Hy over hem weene! hoe hartlyk moet Hy hem bemind hebben ! Aan Jezus was elke flerker uitdrukking van vreugde of treurigheid reeds daarom merkwaardig, dewyl Hy zelden zynegelykmoedige gefield-  4» hooofdst. JEZUS. 369 heid verliet. Dan eenigen merkten ook tevens op, dat men van deeze zelfde vriendfchap voor Lazarus zou hebben moogen verwachten, dat Hy zyne Wondermacht, waarvan Hy zoo veele blyken gegeeven had, ook ten voordeele van zynen kranken Vriend hefteed zou hebben. Men herinnerde elkande. ren, hetgeen Hy te Jeruzalem gedaan had, naamelyk, de geneezing van den Blindgeboorenen (c~). „ Het zou (zeide men) toch niet moeilykergeweesc „ zyn, Zynen Vriend by het leven te behouden, „ dan aan dien Man het gezicht te geeven." —— Zoo werd van Zyne Zendinge, welker bewyzen men niet lochenen kon, enkel daarom twyfelachtig gefprooken, om dat Hy in dit geval geen zoodanig Wonderwerk, als in andere gevallen, gedaan had. Jezus, die reeds zoo fterk bevvoogen was, werd, door de gedachten, hoe veel Hy noch met twyfelzucht en ongeloof zou te ftryden hebben, noch treuriger. Zy kwamen thans allen tot het Graf, dat in eene Rots was uitgehouwen, en met eenen grooten fteen gefloten. Hier zou men het geklag hernieuwd, en naa het verrichten van eenige plechtigheeden, het Graf weder verlaaten hebben, zo Jezus niet allé oplettendheid had gaande gemaakt, door te beveelen, dat men den fteen, die de opening van het Graf be. dekte, van daar zoude neemen. —— Der Zusteren was het ten troost, datjezus mede aan het Graf kwam. Maria zal misfchien ook uit Zyne bereidwilligheid om mede te gaan, en uit het bevel (c) Joann. IX. JL Deel. Aa  J70 LEVEN VAN VHI. BOEK. bevel om het Gra'f te openen, hoop gefchept hebben ; (indien anders een hart, dat zoo fterk her. verlies gevoelde, en thans by het Graf de fmert noch levendiger gewaar wierd, voor hoop plaats geeven kon O Mart ba daarentegen, die evenwel uit het geen Jezus haar gezegd had, meer dan enkel zwakke hoop hadde kunnen fcheppen, was zoo geheel onbekwaam , om zoodanig iets te verwachten , dat zy veel eerder ook hier iets van die angstvallige zorge vertoont, die in haar karakter lag; zy vreest, dat, als het Graf geopend wierd, de reuk van een Lyk dat vier dagen dood was, den Omftanderenhinderlyk zou weezen. Zoo weinig bedenkt zy, waarom Jezus het Graf liet openen! Zoo weinig aan het voorgemelde veel beloovende woord (d)l Heb ik u niet gezegd, zeide Jezus, dat gy vertrouwen moest hebben; Als gy dat hebt, dat dan niets te groot was, het geen gy van de Godlyke Almacht niet zoudt mogen verwachten? Heb ik u niet laaten zeggen, dat zyne krankheid ter eere van God zou dienen ? Zy liet den fteen ar.n een kant wentelen. Nu lag het Lyk, in zyne doeken gewonden, daar, dat men het zien kon: maar men had de oogen meerder op Jezus gericht, om te verneemen wat Hy doen zou; want men zag-wel, dat Hy toch eene byzon* dere reden moest hebben, waarom Hy den fteen van het Graf liet neemen. Jezus floeg zyne oogen na den Hemel, en fprak: Vader! ik dank U, dat Gy my ook deeze bede vergund Cf?) Ik ben dg Opftaading en bet Leven, enz,  4. HOOFDSTi JEZUS; 37< oundhebn zoo verzekerd van verhooring, als of die reeds gevolgd was. Ik ben niet ongewoon, van U verhoord te worden ; ik weet dat dit altyd gefchied. Ik wenfchte alleen, ook deeze Omftariders daarvan te overtuigen \ en daarom dank ik u te voren reeds voor dat, het geen gefchieden zal, op dat meneindelyk eens met overtuiginge geloove, dat ik tot alles, wat ik fpreeke en doe, van U den last ontvangen hebbe. Hy zeide dit, en riep met eene luide flemrae: Lazarus! koorn V uit! Aanftonds ftondde geftorvene op* zoo als hy daargeleegenhad, ineen hembd, zweetdoek, en andere doeken, waarmede armen en voeten omwonden waren. — Jezus beval 9 dat men hem zou los maaken, en laaten gaan. — Lazarus koomt uit het Graf. Zoo fpoedig, zoo in weinig oogenblikken zamerigedrongen, als deeze geheele handeling was, zoö duidelyk moest zy toch ieder eenen overtuigen* Hec rouwgezelfchap ftond voor het Graf. Voor aller oogen lag het doode lighaam daar. Voor aller oogen ftond ook Jezus daar, en fprak den Dooden aan. Voor aller oogen richtte deeze zich op, en ging uic het Graf. De Leezer Helle zich ia de plaats van da Aanfchouweren , en vraage zich zei ven > wat hy, ter zyner .overtuiginge , meerder begeeren zou '? Maar hy gevoele dan ook den indruk, dien dit Wonder op hen moest maaken. Meer uit vriendfchap, meer uit begeerte, om de wélmeenenden in het geloof aan Zyne Zendinge te bevestigen, dan flechts o Waarfchouwing tegen de manier van denken en de Zeden der Pharizeeuwen ( 8 ). Gefprekken over de Verwoestinge van Jeruzalem , en de Wederkomfte van den Mesfias ( 9 ). Meerdere Voorftellingen en Parabelen by deeze gelegenheid (10). C 1) Joann. XII. vs. 30-22. ^2} - - - - vs. 23-50. (3) Matth. XXII. vs. 15-22. Mark. XII. vs. 13-17- Lukas XX. vs. 20-26. (4) - _ _ . - vs. 23-33. Mark.XII. vs. 18.27. Lukas XX. vs. 37-40. (5) ----- vs. 34-40. Mark. XII. vs. 28-34. (6) - - - - - vs. 41-46. Mark. XII. vs. 35- 37. Lukas XX. vs. 41-44- (7) Markus XII. vs. 41-44. Lukas XXI. vs. 1-4. (8) Matth. XXIII. geheel. Markus XII. vs. 38-40. Lukas XX. vs. 45-47(0) Matth. XXIV. geheel. Markus XIII. geheel en Lukas XXI. vs. 5- 36. (10) Matth. XXV. DERDE HOOFDSTUK, ( Pdadz. 90. ) Foeteriwasfcbcn. Pafcha. Avondmaal. J:zus leert noch geduurig in den Tempel (1). vaatfte aankondiging van Zyn naby zynde Lyden ( 2 ). Befluit van het Sanhedrin ( 3 ). Jezus wafcht zynen Jongeren de voeten (4). Maakt hun het Verraad bekend (5). Judas begaat die misdaad ^ 6 ). Eenige Gelprekken van Jezus met zyne * 2 Disci-  vin HARMONIE. Discipelen (7 ). Aanleg van de Paafch - maaltyd ( 8 ). Jezus houd dezelve met Zyne Discipelen (9 ). Hy ftelt eene Gedachtenis-maaltyd in van Zynen Dood ( 10). Herhaalt de aanwyzing van den Verraader (11). Bekendmaaking van Petrus aanftaande ontrouw (12). (1) Luka* XXI. vs. 37, 38. (2) Matth. XXVI. vs. 1, 2. (3) - - - - - vs. 3-5 Mark. XIV. vs. 1, 2. Lukas XXII. vs. 1, 2. (4) Joanu. XIII. vs. 1-20. (.O - - - - vs. 21-30. (6) Matth. XXVI. vS. 14-16. Mark. XIV. 10, u. Lukas XXII. vs. 3. 6. (7; Joann. XIII. vs. 31-38. en XIV. geheel. (8) Matth. XXVI. vs. 17-19. Mark. XIV. 12-16* Lukas XXII. vs. 7-13. (9) _ - - - - vs. 20. Markus XIV. vs. 17. Lukas XXII. vs. 14-18. (10) ----- vs. 26-29. Mark. XIV. vs. 22-25. Lukas XXII. vs. 19, 20. OO ----- vs. 2i-a5. Mark.iXIV. i8-or. Lukas XXII. vs. 21-23. (12) ----- vs. 30-35. Mark. XIV. 26-5,1. Lukas XXII. vs. 24- 3?. e VIERDE HOOFDSTUK, C Bladz. 126. ) Laatfte Gefprekken van den Heere Jezus. Joann. XV. XVI. XVII. TIENDE  HARMONIE. TIENDE BOEK, TOT 07 DE VEROORDEELING VAN ONZEN HEERE. EERSTE HOOFDSTUK, C Bladz 14a. ) Gevangenneeming van Jezus, Jezus gaat met zyne Discipelen na den Olyfberg na Gethfemane ( i ). Waarfchouwing, hun gedaan ( a ). Hy verwydert zich van hen , en geraakt in den grootiten angst en beklemdheid van hart C 3 )• Hy gaat aan een zyde en bid ; voor de eerftemaai ( 4 ), voor de tweedemaal ( 5 ), voor de derdemaal ( 6 ). Laatfte waarfchouwing aan de Discipelen (7 )• Judas koomt met de YVacht en met de Gerechtsdienaaren, Jezus gaat hen te gemoet ( 8 ). judas CO Matth. XXVI. 36. Mark. XIV. 32. Lukas XXII. 39. Joann. XVIH. 1, 2, O) "vs. 58. Mark. XIV. vs. 34. Lukas XXII, vs. 40. (3) vs. 27. Mark. XIV. vs. 33. Lukas XXII. vs. 44. (4) 39-4L Mark. XIV. :5.38. CO 431*4* Mark. XIV. 39, 40. (6) vs. 44- Mark. XIV. 41. ' (.7) 4f, 46. Mark. XIV. 41, 42. Lukas XXII. vs. 4«r, 46. ■(8) - - • - - vs. 47. Mark. XIV. vs. 43. Lukas XXII. 47. Joana. XVIH. 2 9. * 3 (SO  * HARMONIE. Judas geeft hun het afgefprooken teken (o) pe. trus gebruikt geweld ; Jezus houd hem tegen en geneest den gewonden Knecht ( 10). Jezus geeft Zynen Aangryperen een verwyt , en laat zich van ben binden en wegleiden ( 11). De Jongeren vluchten (12). C9> Matth. XXVI. 48.fo. Mark. XIV. 4* <,<• Lukas XXII. vs. 47, 48. M4,4f ' ' 'x , v^?"*4* Mark'XIV. 46,47. Luk.XXII.49-Si. Joann.XViIl. ro' i t. ° ° " ' 'rVv^?^ M^k. XIV. 48; 49. Luk. XXII. 52.-54. joann. XVIII it. C«) S6. Mark. XIV. 50-51. TWEEDE HOOFDSTUK, C Bladz. 163. ; Gerechtelyk Verhoor 'van Jezus voor den Hoogen Raad. Jezus word na Ananus en van daar na Cajapbas gebragt, en van denzelven verhoord ( 1). J0. annes en Petrus volgen Hem tot in het Voorhof ( 2). Valfch getuigenis tegen Jezus ( 3 ). De Opper-Priester vraagt Hem onder eede , of Hy de Mesfias was , en op zyn zeggen alleen , dat Hy hec was, CO Matth. XXVI. n. Mark XIV. f3. Lukas XXII. 5-4. Joann. XVIH. ia. 10. CO " " Yvrn JS' Ma^k-Xiv' i LuL XVIH. vs. 1 ƒ -18. - : - - • S9'6z. Mark, XIV. 55-60. U)  HARMONIE. sa was, word Hy voor dood waardig verklaard (4), en van de Gerechtsdienaaren mishandeld (' 5 ). Petrus koomt in groote verlegenheid , en helpt zich daar uit door liegen (6). (4) Matth. XXVI. 63-66. Mark. XIV. 61-64. (5) 67,68. Mark. XIV. vs. 65. Lukas XXII. vs. 63-65. (6) ----- 69-75. Mark. XIV. 66-7*. Lukas XXII. 54, fy. Joann. XVIH. vs. 25-27- DERDE HOOFDSTUK. ( Bladz. 186. ) Eerjle Verboor voor Pilatus. Jezus word 's morgens nog eens voor het Sanhedrin verhoord ( 1 ). Tot den (Procurator ) Landit~ voogd Pilatus gebragt, en by denzelven aangej klaagd ( 2). Pilatus verhoort Jezus afzonderlyk. Merkwaardig Gefprek by deeze geleegenheid (3). | Pilatus verklaart Hem voor onfchuldig (4). Of 'er nieuwe klachten tegen Hem in te brengen waren , laat hy Hem na Herodes Antipas leiden. Wat daar voorgevallen zy (5).' Herodes zend Hem na Pilatus terug (6). Judas verhangt zich (7). C1) Matth. XXVII. vs. t. Mark. XV. 1. Luk. XXII. vs. 66.71. (2} ----- 2. 11-14. Mark. XV. 2-4. Luk. XXII. 1-3. Joann. XV111. 28-32' (3) Joann. XVIH. vs. 33-38. 3 (4) Lukas XX111. vs. 4. Joann. XVllt. vs. 38. (5) - - . - vs. 5-10. (6) - - . - vs. 11 - 32. C7> Matth, XXVII. vs. 3-10. VIERDE  4u H A R M O N I E. VIERDE HOOFDSTUK, C Bladz. 213. ) Tweede Verbuor voor Pilatus, en Zyne Veroordeeüng. F'Iatus brengt de zaak van Jezus nochmaals voor de Priesters en het Volk, en flaat hun de keuze, tusfchen Jezus en Bar - abbas , voor ( 1 ). Waarfchouwing van wegens zyne Gemaalinne Cs). Op aanhitfinge der Priesteren , begeert het Volk de loslaating van Bar-abbas, en alle voorltellingen daar tegen zyn te vergeeffch ( 3 ). Pilatus laat Jezus geesfelen en mishandelen , en brengt Hem nochmaals voor het Volk ( 4 ). Tweede byzonder Verhoor van Jezus Q 5 _). lVJen dreigt Pilatus met de ongenade van Ccefar ; dit brengt zyne lïandvastigheid aan het wankelen; hy geeft van Jezus onlchuld nochmaals openbaar getuigenis, en veroordeeld Hem ter Dood (6j. (O Matth. XXVII. 15.18. Markus XV. 6-10. Luk. XX11I. 13-16. joaDn. XV111. 39. (2 ) vs. 19. (3) vs. 20-13, Mark. XV. 11-r4. Luk. XXIII. 18-23. Joann. XV11I. 40. (4) Joann. XIX. vs. 1-6. C5) - - - - vs. 7-n. C6) Matth. XXVII. 24-26. Mark. XV. if-20. Luk. XX1U. vs. zq, 25. Joann. XIX. vs. 12 -16. CESCHIE-  Bladz. i GESCHIEDENIS DER DRIE LAATSTE JA AREN VAN JEZUS LEVEN. NEGENDE BOEK. TOT OP JEZUS GEVANGENNEEMINGE. < EERSTE HOOFDSTUK. Reden , Gebeurtenis/en , die eene naadere betrekking op de Lydens gefchiedenisfe hebben. INHOUD. Jezus word te Jeruzalem gemist ( i ). Hy gaat na Bethanien , en word van Lazarus Zuster op een Gastmaal gezalfd ('ft). Intreedc binnen Jeruzalem. ( 3 ). Beweegingen, die dezelve in de Stad veroorzaakt (4). Jezus keert na Bethanien te rug , maar op den HL Deel. ^  i LEVEN van IX. boek. volgenden morgen weder na Jeruzalem; het voorval met den Vygenboom ( 5 ). Uitdryjivg der Handelaars uit den Tempel, en Geneezingen (6). Nieuwe aanjlag tegen Hem (7). Leering by gelegenheid van den verdorden Vygênboom ( 8 ). PVederkcering na Jeruzalem , alwaar Bern gevraagd word , van wien Hy tot zoo vrymachtige daaden Volmacht bekoomen hebbe (9). Antwoord op die Vraage , benevens eene Parabel (10). Parabel van den Heere des Wynbergs (n> Derzelver uitwerking (12). (O Joann. XI. vs. i'5-57- (2) Joann. XII. vs. 1-8. Matth. XXVI. vs. I- 17. Markus XIV. vs. 39. (3) Joann. XII. vf. 9-18. Matth. XXI. vs. 1 - 19. Markus XI. vers 1-10. Lukas XIX. vers 99 - 44. (4) Joann. XII. vs. 19. Matth. XXI. vs. 10, 11. (5) Matth. XXI. vs. 17-19. Mark. XI. vs. 11 -14- (6) Matth. XXI. vs. |i2-iö- Mark. XI. vs. 15-17. Lukas XIX. vs. 45 48. C 7) Mark. XI. vs. 18. Lukas XIX. vs. 47 , 48. (8) Matth. XXI. vs. 20-22. Mark, XI. vs. 20-26. (9) Matth. XXI- vs. 23. Markus XI. vs. 27 , 28. Lukas XX. vs. 1,2. (10) Matth. XXI. vs. 24-32. Mark. XI. vs. 29-33. Lukas XX. vs. 3-8. (11) Matth. XXI. vs. 33-44. Mark. XII. vs. 1 -11. Lukas XX. vs. 9-18. (ia) Matth. XXI. vs. 45, 46. Markus XII. vs. ia. Lukas XX. vs. 19. Nu  X. HOOFDST. JEZUS. Nu waren reeds veele Feesrelingen te Jeruzalem aangekomen. Uit Ephraim , daar Jezus den dag zyner Intrede afwachtte , waren allen , die wegens reinigingen, geloften, Offerhanden, enz. iets vroeger te Jeruzalem zyn moesten, reeds vertrokken , en deezen verwachtten , dat Hy hen aanftonds zou volgen. Op alle Feesten werd Hy van Vrienden en Nieuwsgierigen met verlangen verwacht ; maar deeze reize was de verwachting grooter , "dan zy ooit geweest was ; want aan den eenen kant had de opwekking van Lazarus het gerucht Zyner overige daaden niet weinig gefterkt; en aan de andere zyde wist men , welken toeleg de Hooge Raad op Hem fmeedde, terwyl een opentlyk bevel elk eenen belastte , Hem aamewyzen , zoo ras men de plaats van Zyn verblyf kon ontdekken. Die nu van Zyne oogmerken gééne nadere kennis had , moest denken , of dat Jezus by deeze omftandigheeden van zaaken , volftrekt niet te Jeruzalem zou koomen, of dat Hy aldaar op eene zoodanige maniere zou verfchynen , die Zyne Vyanden zou buiten ftaat ftellen , om iets tegen Hem te onderneemen. Men fprak van Hem , men vroeg eikanderen , waarom Hy zoo lang weg bleef, daar men anders gewoon was, Hem op het Paafchfeest te Jeruzalem te zien Het verzamelde Volk zou Hem gaarne , gelyk op andere A 2 tyden,  4 LEVEN van IX. roEic. tyden, weder gehoord hebben. Men mistte Zyne Leetïngen , maar noch meerder Zyne Daaden. Ook is niet onmogelyk , dat het voornoemde Priestërlyke bevel veelen op Zyne aankomst oplettende maakte , ten einde door het aanwyzen, waar Hy zich ophield, dank te behaalen. Midden onder deeze Aanflagen , Twyfelingen , verwachtingen van Vrienden en Vyanden , koomt Jezus onverwacht te Jeruzalem ; zoo opentlyk, met zoo ongemeene ftaatlykheid , dat alles over Zyne aankomfte in beweeging geraakte. Zes dagen voor het Feest was Hy uit Ephraim na Bethanien te rug gekeerd, daar Lazarus woonde. Daar had Hem een zekere Simon . om zyne voormaalige krankheid de Melaaifcbe genoemd , te gast genoodigd O) ; 't zy dat hy aan Hem zyne geneezing te danken had , of uit hoogachtinge , wegens het Wonderwerk van Lazarus. Lazarus zelf was 'er mede als Gast tegenwoordig , en zyne Zuster Martha , Simons Gebuurin, bezorgde de Maaltyd, en pastte aan tafel op. Hier was alles aangelegd , om den grooten Gast eere aan te doen. Het gëzelfchap beftond uit menfchen , die Hem ten deele hun eigen leven, ten deele dat van de hunnen te danken hadden , en ten deele uit Zyne Discipelen. Zelfs was het geene geringe zaak, Hem zoo naby Jeruzalem met Zyne Discipelen als Gast te onthaalen , op eenen tyd , dat onder bedreiging van de hoogfte ongenade , ieder eenen belast was , Hem te ontdekken. Dan , het was ook de laatfte reize, dat Zyne Vrienden Hem een zodanig bewys van hunne O) Dat is, op den Joodfchen Sabbath; op den avond yan welken deeze Maaltyd gehouden werd.  I. HOOFDSE. JEZUS. 5 ne hoogachciflge geeven konden ; en de Zuster van Lazarus , de leergierige Maria , fcheen het als 'c ware vooraf te gevoelen , dat zy niet lang meer haaren voor den Mesfias ( b) erkenden Leermeester en Vriend by zich zien zoude. Zy gaf zich over aan de gevoelens van volmaakte hoogachting , waar mede haar hart jegens Hem was doortrokken. Zy, die reeds lang Zyne aandachtige Discipelin was ( c ) geweest , maar nu , federt dat Hy haaren Broeder had opgewekt, zich van den fterkften drift van dankbaarheid bezield vond , zette alle die geringe bedenkingen aan een kant, dewelken de gevaarlyke gefteldheid van Zyne omftandigheeden haar hadden kunnen vertegenwoordigen ; zy onderneemt aan Hem , deezen grooten Gast, eene eere te bewyzen , zoo als Hem noch nooit by foortgelyke gelegenheeden was beweezen ( d). Het was niets ongewoons , aanzienlyke Gasten met welriekende Zalf - Olie te begieten. In het Oosten is dat noch in gebruik. Dan , Maria deed hier eene koste , die onder andere omftandigheeden zelfs ( luxus ) overdaad zou hebben kunnen genoemd worden ; zy nam een pond van de fynfte welriekendfte Kunst - Zalf - Olie , en liet uit het glas, waar van zy den hals had gebroken , een gedeelte daar van op Zyn Hoofd in Zyne hair- (6) Joann. XI. vs. 27. geeft Hem Martha dien naam : en Maria kon zekerlyk geene minder geslachten , dan haare Zuster , van Hem vormen. (c) VII. Boek , Hoofdft 2. r/d) Lukas VII. vinden wy wel eene gelykfoortigegefchiedenis , (Boek III. Hoofdft. 2.>; maar dat de Zalfolie zoo by uitftek kostbaar geweest is , word daar niet gemeld. Het was meer de goede wil ; maar hier kwam eene groote onkoste by. A 3  6 LEVEN van IX. boek. hairlokken druipen , en een ander gedeelte befteedde zy tot het zalven van Zyne Voeten ( e ) , waarby zy den Balfem met haare lange hairlokken inwreef en afdroogde ; zy deed het op eene welvoegelyke en aangenaame wyze , ea zoo , dat haar hart , met hoogachtinge vervuld , zigtbaar , aan alle de kleine omftandigheeden deezer handeling deel had. Al had zy\ eenen Koning ten gast gehad , zy had hem mee geene meerdere hoogachtinge , en , naar haar vermogen , ook niet kostbaarer, kunnen bedienen. Van de zalving verfpreidde zich de Balfemgeur door het geheele huis. AI, wie zoodanig eene hoogachting, als zy, voor den Perfoon van den Heere Jezus had , moest haar gedrag in deezen ten hoogften welgevallen. Hetzelve maakte zich te zeer behaagelyk door Zyne innerlyke gefchiktheid by deeze gelegenheid , door de gevoelens , waar van het een uitdrukfel was, en door de edele manier , waar op het verricht wierd , dan dat het berisping had kunnen verdienen. Hoe kon zoodanig een perfoon , als Maria , eenen zoodanigen Gast, als Jezus, bedienen , en Hem niet, op die wyze , als het maaltyds- gebruik medebragt , de levendigfte proeve van haare hoogachtinge geeven ? En nochtans zag Judas de zaak met geheel andere oogen aan. Hy zag hier niets dan verkwisting. En gewislyk , van de Zalf - Olie zou geld te maakenigeweest zyn ; en van eenen anderen perfoon, en onder O) Dit zal misfchien Judas alleronnoodigst voorgekomen zyn , dat deeze waardige Balfem ook voer de voelen gebruikt wierd.  ï. HOOFDST. JEZUS. 7 der andere omftandigheeden , zou Jezus zulke onkosten zekerlyk zelf niet veroorloofd hebben ; Hy , die volftrekt géén werk van pracht of weelde maakte. Maar, zoo als de zaak nu lag, kon niets ongerymder zyn , dan de Aanmerking : „ Waartoe deeze „ onkosten! Had men liever de Zalf - Olie ver- " k0gC j meer dan driehonderd denarien ( ƒ) " zou men daar voor gekreegen hebben ; en deezen „ zou men immers -r— (hier kon Judas , zonder „ een voorwendfel te vinden, niet wel voortkomen) ]\ nuttker hebben kunnen gebruiken ; men zon ze „ tot Aalmoesfen hebben kunnen fchikken. " Een zoo fchoone reden , dat zy ook den overigen Discipelen aanneemelyk voorkwam , die nu insgelyks hunne bevremding over de daad van Maria te kennen gaven. Het was eene groote zwakheid , dat men het regte oogpunt miste, waaruit deeze daad befchouwd moest worden ; maar Judas aanmerking vloeit uit eene ergere bron voort. Men behoefde hem flechts een weinig te kennen, om de oorzaak van zyn misnoegen zeer fpoedig te ontdekken. Hy was gierig. Hy had de kleine ontvangflen en uitgaaven onder zyn beftier gehad , en droeg den buidel ( of het kistken ) by zich , waarin gegoede Vrienden van tyd tot tyd iets tot onderhoud van Jezus en van het Gezelfchap gewoon waren te geeven : en zelfs in dit kleine Ampt was Judas (g) ontrouw geweest. Tot noch toe had lezus hem hier over gééne befcbaamdmaukende ver- (ƒ) Dat is , meer dan zeventig guldens. A 4  8 LEVEN van IX.boek. verwyten gedaan (é) ; anders zou hy gewislyk hier niets van liefde voor de Armen hebben durven fpree ken. Hy kon niet denken , dat hy voor geenen eerlyken Man aangezien wierd , en de fpraak van eenen zoodanigen wist hy zeer wel naatebootfen. By deeze maniere van denken moest het hem zekerlyk fmerten , eenen Baifem van zoo groote waarde op deeze wyze te zien verkwisten. Maria had , naar zyne meening , den Balfem, zoo veel zy wilde , ten dienfte van Jezus mogen gebruiken ,' als het maar zoo gefchiedde , dat hy het geld tot onderhoud van het Gezelfchap in zyn zak bekomen had. In ftede van de Discipelen befchaamd te maaken , verdeedigde Jezus de Discipelin , die , noch bezig met haar werk, bynaa door deeze aanmerking verbysterd zou weezen. Wat is dat, zeide Hy tot hec gezelfchap , ( voornaamlyk tot Judas ,) dat gy in haar doen zoo grootlyks te berispen vind, en haar zoo verleegen maakt ? Laat haar voortvaarcn. Hec is eene fchoone daad, die zy ter myner eere doet. Armen hebt gy altyd by u, en als gy het zoo meent, gelyk gy het zegt, dan. kan het u nooit aan gelegenheid ontbreeken , om hun weldaaden te bewyzen. Maar My hebt gy niet altyd by u. Maria , als of zy van myn naabyzynde verfcheiden door voorgevoel kennis had, heeft alles gewaagd, om my nog de laatfte C 6) Het geen Hy Joann. VI. vs. 70. zegt : Em van uheden is een Duivel : toonde , het is waar , naaderhand , dat Jezus hem al lang h?d gekend : maar toenmaals werd het niet gezegd met oogmerk , om hem by de Discipelen verdacht te maaken. Men wist niet, van wien Jezus iprak ; en Judas pasttc het misfchien ook op zich zeiven niet toe, 1  I. H00FPST. JEZUS. 9 fte blyk van haare achting te kunnen geeven. Zy heeft den leevenden gedaan , het geen zy nu binnen kort den dooden ^gedaan zou hebben zy heeft my tegenwoordig, als't ware, reeds gebalfemd. Wanc lang zal het niet duuren, of het geval is daar ; zy is het zelve flechts als voorgekoomen. En met alle zekerheid kan ik u vooruit zeggen , dat overal in de geheele Weereld , daar het bericht van my uitgebreid word , ook haare daad met roem zal gedacht worden. Zoo fterke aanduidingen van de kort daarop volgende gebeurtenisfen behoorden de Jongeren tot naadenken .gebragt te hebben ; maar aanltonds houden hen weder andere gedachten bezig (i). Jezus maakc toeftel , om zyne intrede binnen Jeruzalem te doen. Eene opentlyke intrede by zoodanige omftandigheeden , kan ons in den eerften opflag bevreemden. Zoodanig een onderneeming moest immers Zyne Vyanden flechts meerder verbitteren ! Zekerlyk ; maar wat naadeel kon het doen , of hunne verbittering thans noch meerder gaande gemaakc wierd , of niet, daar Hy toch reeds befloren had , aan hunne aanflagen den vryen loop te laaten , en zich niet verder aan hunne vervolginge te onttrekken ? Verzekerd , dat het thans zoo de wil was van Zynen Vader , fchikt Hy met voordacht Zyne aankomst te Jeruzalem zoo , dat zy Zyne laatfte lotgpvallen verhaasten moest; Hy liet opzetlyk toe , dat Zyne intrede tot (O Men denkt van Judas, dat het verdriet over deeze daad , en over Jezus oordeel daar over , mede eene reden van die boosaartige handeling geweest is, die hy naderhand bedreef. Dit is nier on waarfebynlyk. A5  ïo L E V 'E N van IX. boek. tot bevestiginge diende , van het geen men Hem als eene groote misdaad duidde , dat Hy voor den Mesfias gehouden wilde weezen Tót hiertoe had Hy zich aan alle vertooningen onttrokken , van welken Hy gezien had, dat zy beweegingen veroorzaaken zouden, die Hem den weg tot aardfche grootheid konden baanen ; want om aardfche grootheid was het Hem nimmer te doen. Maar gemerkt Hy van deeze intrede , hoe veel geruchts dezelve ook maakte , zoodanige gevolgen niet meer te vreezen had gemerkt Zyne Vyanden veel eerder gelegenheid daardoor bekwamen , om zoodanige maatregelen te neemen , die Hem nader by zyn lang vooruitgezien lot brachten ; zoo droeg Hy géén bedenken meer , zich nu fterker, dan Hy met wooraen ooit gedaan had, voorden Mesfias te verklaaren, of liever daar voor te laaten verklaaren. Dan , offchoon dit voor het hoofdoogmerk der intrede aantezien is , fchynt het echter , dat Hy by de maniere , waarop Hy dezelve verrichtte , noch een byoogmerk gehad heeft. De geheele zaak heeft iets zoo nederigs , dat één van de hoofdtrekken van Zyn karakter, de Befcheidenheid , even zoo zeer daar in doordraait, als het oogmerk om zich voor den Mesfias te verklaaren ; en dat by gevolg Zyne Discipelen , wel is waar, thans de lang - gewenfehte gelegenheid vonden, om Hem voor den Koning van Israël te kunnen uitroepen ; maar te gelyk by even deeze zelfde handeling Zyne kleinachting van alle aardfche grootheid , aüerduidelykst zien moesten. En uit dit oogpunt befchouwd , was het inderdaad eene befchimping van hunne ingebeelde verwachtingen. Hy  i, H00FDST. JEZUS. I1 Hy roept twee van Zyne Discipelen (k) , Hy toont hun het naby geleegen Dorpsken Bethphage , aan den voet van den Olyfberg ; gaat, zegt Hy, na dat Dorpsken; gy zult, zoo als gy 'er inkomt, ergens een aangebonden Ezels - Veulen , (anders bedienden zich Ryken te dier tyd niet meer van eenen Ezel, maar van een Paard,) en de Ezelin daarby aan den weg zien ftaan. Het Veulen is noch nooit (l) tot dat oogmerk , waar toe ik het gebruiken zal , gebruikt. Maakt die Dieren los , en brengt ze herwaarts tot my. Zo iemand iets daar tegen zou willen zeggen , en ze niet gewillig laaten volgen, zegt dan: dat het gefchied op het bevel van den Heere (m) , die deeze Dieren noodig heeft, en dat Hy dezelven aanftonds zal te rug zenden ; dan zal men u niet hinderen. Hoe zeldzaam moest deeze last den Discipelen voorkoomen ! Het was tot in de Stad flechts een klein kwartier uurs, en om Hem daar heenen te brengen , moesten zy meer toeftels maaken , dan tot meenige groote Reize; en hoe ongewoon klonk het in Zynen mond: zegt, dat het gefchied, op bevel van den Heere. Intusfchen waren zy gewoon om te gehoorzaamen , en zich door de uitkomite , de Wysheid van zulke beveelen te laaten ver- (Ik) Dit'gefchiedde op den Zondag , den eerften dag der Lydensweeke. (2) Tot een heilig gebruik , of ook tot ftaatlykbeeden , bediende men zich gaarne v-an zoodanige Dieren, die noch niet tot ander werk gebruikt, en als 't ware , noch niet ontheiligd waren. OiO Dit vooronderfteld , dat het menfchen geweest moeten zyn , die Hem reeds gekend, en voor den Mesfias gehouden hebben.  i* LEVEN van IX. eohk. verklaaren. Zy gaan heenen. Zy vinden de Ezelin en het Veulen by eene deur op den hoek van eenen weg aangebonden ftaan. Zy maakem hen los. Daar ftaan menfchen by , die vraagen , wat zy daar willen ? Zy antwoorden : de Heer heeft deeze Dieren noodig. Men laat ze zonder tegenfpraak volgen.' Zy brengen ze tot Jezus. Hy zet zich op het Veulen. Dan op deeze wyze zou Zyn geheel gezelfchap alleen uit Zyne Discipelen beftaan hebben. Hier moec ik eenige omftandigheeden aanmerken , die ik , om het verhaal niet aftebrceken , overgeflaagen hebbe. Dat Jezus uit Ephraim weder te Bethphage aangekoomen was , werdt te Jeruzalem onder Vrienden en Vyanden aanftonds bekend ; thans was het derhalven zeker , dat Hy op het Feest zou koomen. De menigte van Zyne Aanbidders , en de noch grooter menigte van nieuwsgierigen , inzonderheid van zoodanigen , die uit verafgeleegene Landen op het Feest waren gekomen , was ongeduldig om Hem te zien. Géén van Zyne Wonderwerken had zoo veel geruchts gemaakt, vooral by de Galileefche en andere Jooden , die het Feest bezochten , dan de Opwekking van Lazarus. Dewyl Bethanien zoo naaby de Stad was , was het natuurlyk , dat zy, die iëdert deeze gebeurtenisfe in de Stad gekomen waren , en de zaak -vernomen hadden , ook noch na het Vlek gaan wilden , even als of daar noch iets van het Wonderwerk te zien ware : ten minften wilde men ook den weder Leevenden , dien Hy opgewekt had , zien. Zyne Aanbidders konden hunne hoogachting , en de nieuwsgierigen hunne nieuwsgierigheid niet beter voldoen , dan dat zy Hem tot Bethanien te gemoet gingen , en Hem van daar na de Stad begeleidden. Daar kwa-  1. HOOIDST. JEZUS. 13 kwamen geheele hoopen. Eene omftandigheid, zoo gehaat by den Raad en de Priesters , dat zy, om dit aanhoudende gaan na Bethanien te beletten , en de indrukfels van dat Wonder op het Volk uittewisfchen, zelfs tot de gedachtenj kwamen , om Lazarus zeiven heimelyk van kant te doen helpen. Dit leevende gedenkftuk van eene zoo groote daad , was eene al te zigtbaare wederlegging van hunne befchuldigingen tegen Jezus («). Deeze , zoo gunffig van Hem denkende, Feessgasten waren het, die Hem als in Triumph inhaalden. Als de Jongeren met het Veulen en de Ezelin terug gekoomen waren , vonden zy Hem reeds van eenen talryken hoop omgeeven , die zich gereed maakten , om Hem op de luisterrykfle wyze in de Stad te geleiden. Geduurig vloeiden 'er noch meerder toé. Allen gaven zich over aan de natuurlyklte vervoeringen van vreugde, gemerkt zy" zich als het gevolg van hunnen Mesfias , en deeze intrede misfchien zelfs wel voor de ftaatlyke bezitneeminge van het zoo lang reeds verwachte Koningryk (0) aanzagen. Thans maaken de Discipelen voor Hem eene be- O) Dat dit echter niet tot ft and kwam , mag men uit het ftilzwygcn der Euangelisten befluiten. Mogelyk heeft Lazarus zich met de vlucht gered. (0) Men kan niet wel zeggen , in welke orde deeze menfchen zich verbeeld hebben , dat nu het een na het aniere volgen zoude , dat zy van het Koningryk des Mesfias verwachtten. Waarfchynlyk geloofden zy , dat het rrtinfte, dat op deeze intrede zou volgen, zou zyn, dat Hy zich aan de geheele Natie , te Jeruzalem vergaderd , openlyk zou voorftellen , en aan hun Hoofd eene geheele omkeering onderncemen.  14 LEVEN VAN IX. BOEK. bekwaame zitplaats gereed ; zy leggen eenigen van hunne kleederen op het Veulen, terwyl het overige Volk , even als op Vreugde - Feesten, zich van Palmtakken voorziet, en van de Boomen, die aan den weg (tonden , bladryke takken affneed, om den weg , dien Hy doorreed, met dezelven te beltrooijen. Eene eere , waar mede men anders alleen aankoomende Vorsten begroette. Veelen trokken hunne Opper - kleederen uit , en fpreidden die op den Weg. Alle bedenkelyke bewyzen van openbaare vreugde waren daar te zien. Want de menfchen gingen thans vry te werk. Géén Pharizeeuwfche dwang hield hen te rug. En Jezus behoefde flechts niet aftekeuren , het geene zy deeden , dan was het aanmoedigings genoeg. En waarom dat afkeuren , die uit een goed hart voortkoomende bewys van eene vreugde , die , met gezuiverde denkbeelden verbonden , reeds zoo lang het heerfchende gevoel over de tegenwoordigheid van den grooten Zoon van David ; had behooren te wee zen ? Zy was ook te natuurlyk, te levendig , dan dat zy zich zoo gemaklyk zou hebben laaten onderdrukken; De ftaatlyke Optocht was. thans tot boven op den Olyfberg gekoomen , daar de weg nederwaarts na de Stad loopt. Hier viel hun Jeruzalem , met zyne witte marmere (ƒ>) Tempelgebouwen, in het oog. Straks verhief zich van den hoop der Begeleiders, die in lange reijen voor en agter Hem heen gingen , een Jubel - gefchreeuw. Eenftemmig, als wilden zy Hem (p) Volgens de befchryving, die Jozephus van den Tempel geeft, was dezelve van het fchoonlie witte Marmer opgetimmerd.  I. HOOFDST. JEZUS. 15 Hem der Stad door een luid geroep aankondigen , zongen zy hun feestlyk Hofianna: „ Heil, Hem, „ den Zoon van David. Daar koomt Hy , de Ko„ ning , dien God heeft gezonden. Over het zien „ van Hem , verheuge zich de Hemel! Gepreezen „ zy de Allerhoogfte ! Heil Hem , het koomende „ Koningryk , den Oppergebieder van Israël ! Den „ Zoon van David , Hofianna !" Thans herdachten Zyne Aanhangers alle die groote daaden , die zy gezien of gehoord hadden. Men herinnerde eikanderen dezelven , en flraks volgde een nieuw Jubel - gefchreeuw. En , naadien de indruk , dien Lazarus Opwekking gemaakt had , de nieuwfte en fterkfte was, werd van dit Wonderwerk voornaamlyk gefproken ( q ). Veelen, die 'er Aanfchouwers van geweest waren , verhaalden het den overigen. Merkwaardige famenloop tusfchen deezer luiden eerbetuigingen, en den ftillen prachtloozen Optocht van Jezus ! Maar zekerlyk noch veel grooter tusfchen deezen Triumph des Volks, 'en tusfchen hec geen weinige dagen daarna gebeurde ! Wie zou gedacht hebben , dat eene zoodanige verandering zoo naby ware ? Vooral de Discipelen niet, die thans in vrolyke vervoering over de eere, die hunnen Leermeester beweezen wierd , en over de vermoedelyke gevolgen daarvan , deeze vei welkoomende vreugdebetuigingen allerverst voortzette , en daarby alles vergaten , wat hun Jezus voorzegd had. Maar Jezus werd door deeze aandoeninge van vreugde geheel niet bedwelmd , zelfs , midden onder dit toejuchen des Volks, op het zien van de Stad Jeruzalem s (ï) Joann. XII. vers 17.  16 LEVEN VAN IX. BOEK. lem , zoo als Hy ze van de hoogte des Olyfbergs te zien kreeg , ftort Hy eenen. vloed van traanen. Een weemoedig gedenken aan het harde geval , dat hun over het hoofd hing , en het welke zy zich zeiven door de verwerpinge van den Mesfias berokkenden , kwam in Hem op. Waart gy ook zoo gelukkig, hoorde men Hem Propheetifcher wyze klaagen , dac gy ( zoo als deezen ) uw heil ter Éiarte naamt! vooral op deezen dag van myne aankomfte , die zoo gewenfcht voor u zyn kon ( r ). Maar dat begrypt gy thans niet ; vooroordeel en driften verblinden u ! Maar daar zullen dagen koomen , zy zyn niet meer verre af, dat Vyandlyke Legers zich rondom u nederflaan , en u van alle zyden benaauwen zullen. Men zal u en de trotsheid uwer Inwoonderen vernielen ; en gy zult zoo gantfchelyk, verwoest worden, dat géén fteen meer op den anderen zal blyven Ügpen. Dat zal het gevolg zyn , dat gy den tyd , waarin u gelukzaligheid aangeboden werd , zonder ze te gebruiken , hebt laaten voorbygaan. By deeze vreugdebetuigingen liep 'er zekerlyk veel onder, dat meer aan hunne iedele aardfche verwachtingen , dan aan de zedelyke natuur van het Ryk des Mesfias , beantwoordde. In tusfchen was het echter over het algemeen eene onfchuldige welmeenende uitdrukking van hunne vreugde. Maar eenigen , die dit Hofiannah-roepen mede aanhooren moesten, konden zich (»•) Dit geeft duidelyk te verdaan, dat, wanneer zy Hem voor den Mesfias aangenomen hadden, dit ook voor hunne tydlyke belangen de beste'gevolgen gehad, en ten minften een zoo hard noodlot, als nu op hen wachtte , Tan hen afgewend zou hebben.  ï. nooFDsr. JEZUS. 17 zich niet weerhouden, van hun misnoegen te toonen, en Hem te zeggen , dat zy het zeer aanfroodyk vonden , dat Hy zulke Lofzeggingen van den boog/ten naam van zich niet afkeerde ; dat Hy zynen Aanbiddereri een ftilzwygen behoorde opteleggen , of hen ten minften leeren befcheidener uitdrukkingen te gebruiken. Waarlyk , hernam Jezus, eerder zou de ftomme natuur een Vreugden-geroep aanheffen , dan dat verzweegen zou kunnen worden , het geen deezen hier van gantfeher harte my toejuichen. Ook merkten naaderband de Discipelen over de welvoegelykheid van deeze zegevierende Intreede aan: dat by dezelve dat geen in der daad gebeurd is, dat de Propheetifche Geest van Zacharias voorlang al zoo had befchreeven : Verheug u zeer , Dochter van. Sisn ! Roep luide , Dochter van Jeruzalem ! Zie uw Koning koomt tot u ; de Rechtvaardige. Hy is arm, en ryd op eenen Ezel en een jong Ezels Veulen. Hy zal de Natiën vreede verkondigen , cn Zyne heerfchappy gaat van de eene Zee tot de andere , van den grootcn Stroom tot aan bet einde der Aarde. ^ Deeze plaats , die zoo juist op deeze gebeurtenis past, werd toen eerst, met het geen hier gefchiedde , vergeleeken , toen Zyne laatfte hecrlyke lotgevallen , tot ophelderinge van Zyne geheele gefebiedenisfe, den' Piemel gaven. Zy waren thar.s in de Stad aangekomen. Hier baarde deeze Intrede algemeens verwondering; want het vreugde • geroep werd tot midden in de Stad voortgezet. Men zag door de ftraaten , in den befcheidenften optocht, eenen Man ryden , dien de voorafgaande en volgende hoop Volks om ftryd trachtten te roemen. Nieuwsgierigen , menfchen , die Hem kenden, zelfsKindt- III. Deel. B ren  ,8 LE V«J£ N van IX. boek" ren , drongen toe. Wie is die Man ? hoorde men alk rwegen vraagen : Maar ook van alle zyden antwoorden : Jezus ! de Galileefche Wonderdoener va Nazaretb ! Zoo gaarne nu de gemeene Man , inzonderheid de Uitlandlche Jooden , die het Feest bezochten , en allermeest de Galileërs , in deeze Vreugde deel namen , zoo gehaac was intusfchen de zaak by veele Inwooners van Jeruzalem (s) , inzonderheid by de Priesterfchap , en de geheele Pharizeeuwfche Partye. Daar ziet gy nu , ( wierpen de geftrengften den zagteren toe,) hoe by uw werkloos toezien , de zaak hoe langer hoe erger word. Wat helpt in het einde ons overweegen , als wy dagelyks het getal Zyner Aanhangelingen moeten zien toeneemen ? Hy heeft immers byna de geheele Natie aan Zyne zyde Doch dit was meer de fpraak van het misnoegen over (O Deezen hadden eene zekere Antipathie tegen de Galileefche Jooden , al hadden zy zelfs niets anders in Jezus te berispen gehad , mishaagde hen echter , dat Hy een Gaiiieer was. (t) Het is waarfchynlyk , dat by den haat tegen Jezus thans de vreeze kwam , dat by deeze intrede zoodanige wanordes mogten voorvallen, die den Landvoogd gelegenheid gaven , om zich van zyne Macht tot onderdrukkinge van het Volk te bedienen. Vergelyk.Joannes XI. veis 48. Jezus , die voorzag , welk eenen gang de zaak neemen zou , vreesde des niet; en het gefchiedde ook niet. Daar vielen by deeze intrede a hoe veel geruchts zy ook mogt maaken , geene wanordes voor, die Pilatus dringen konden , om zich daarin te fteeken , jaa by het verhoor werd van deeze intrede niet eens gerept , 't wfc'k echter onfeilbaar gefchied zou zyn , indien zy tot de Burgerlyke Onrusten van den tcenmaaligen tyd behoord hadde.  i.riooFDST. JEZUS. ifj over hec mislukken van hunne tot hier toe genomene Maatregelen , dan dat zy voor raadzaam gehouden zouden hebben , aanftonds tot geweldenaryen over te gaan. Zoo vast als zy voorgenomen hadden om dit te doen , als Hy in de Stad komen zoude, zoo ongunftig fcheen echter de tegenwoordige gefteldheid der zaaken , om een zoodanig befluit uit te voeren. Zy waren verlegener, dan ooit. Jezus ging noch verder; Hy fcheen zich van het aanzien , dat Hy had verkreegen , op eene buitengewoone wyze te willen bedienen : Hy begon eene eigenmachtige hervorming in den Tempel. Aanftonds op den dag van zyne intrede begaf Hy zich derwaarts, en floeg , op eene wyze, die duidelyk deed blyken , dat Hy zich het recht toeeigende om de heerfchende misbruiken aftefchaffen , alles gade; inzonderheid het gedrag der Geldwisfelaaren en Offer-Vee-Handelaaren , en dergelyk Volk , dat de Voorhoven , als 'c ware, bezet hield. De naaderende Avondftond belette Hem iets verder te onderneemen. Maar Hy bleef den nacht niet over te Jeruzalem ; maar ging tot zyne veiligheid met de Discipelen na Bethanien te rug , naa dat Hy den hoop van Zyne Begeleiders had uit eikanderen doen jgaan ; maar keerde des anderen daags vroeg («) -weder in de Stad te rug , daar Hy de weinige overige "dagen tot onderrichting , en tot het geeven van de laatfte Proeven Zyner Zendinge, befteeden wilde. Op deezen Zynen terugtogt van Bethanien na Jeruzalem gebeurde 'er iets, het geen in Zyne orrjftandig- heid («) Pes 'Maandags. B i  2o LEVEN van ■ IX.boek. heid zeer natuurlyk , maar in hec gevolg buitengewoon was. Jezus verliet 'smorgens vroeg Bethanien, zonder iets te gebruiken. Onderweeg kreeg Hy honger. Op zekeren afftand van den weg ziet Hy een Vygenboom , waarby merkwaardig was , dat hy in dit jaargetyde bladen had , terwyl andere Vygenboomen die noch niet hadden. Gemerkt by deezen Boom de bladeren , gelyk bekend is , eerst naa de Vrucht ten voorfchyn koomen , was te vermoeden , dat op denzelven Vygen zouden te vinden zyn , offchoon het jaargetyde zulks noch niet zou hebben doen verwachten. Jezus deed in zoodanige dingen juist zoo als andere menfchen , Hy ging heeren cm te zien , of Hy iets vond. Hy vond op den Boom niets dan bladeren , op welken men nochtans , dewyl hy van een vroeger en edeler aart fcheen te weezen , vruchten had mogen verwachten. Dit voorval, dat in zich zeiven niets gewichtigs behelsde , wilde Hy vor r de Discipelen leerzaam doen worden ; zoo als Hy dikmaals van de gemeende voorkoomende voorwerpen , gelegenheid tot nuttige Leeringen ontleende. Eene beeldfpraakige handeling fpteekt fterker , dan enkel Parabelen. Hy handeld, als Heer van den Boom ; Hy wil denzelven in Zynen Boomgaard i iet langer dulden. — Ver dor ' (zeide Hy) niemand geniete meer eenige Vracht van u ! Als te¬ genwoordig of naaderhand een Discipel dagt aan het geen Jezus onlangs ( v ) van eenen Vygenboom vei haald had , dien een Heer drie jaaren in zynen Tuin had ftaan , zonder dat dezelve hem eene eenige reize Vruchten gebragt had , waarom hy geboden had denzelven om verre te hakken; — dan kon hy de- f>) In het VII. Boek , Hoofdft. 5.  I. H00F3ST. JEZUS» 21 dezeifde leering , die in gemelde Parabel ftak, ook hier in cieeze daad uitgedrukt vinden. Daar was de leering geweest : de Joodfche Staat zal, om dat zy onverbeterbaar is , te gronde gaan. Of de Discipelen deeze daad van Jezus juist zoo , of in eenen wat uitgebreideren zin verftaan hebben ; en wat Jezus misfchien meerder ter hunner onderrichtinge gezegd hebbe , dan of Zyn oogmerk meerder geweest is, hun flechts een zichtbaar denkbeeld te geeven van de Macht , waar mede Hy Zyne Vyanden , wegens Zyne by hen mislukte poogingen ,' (zyn vergeeffch Vruchten zoeken ) wilde ftraffen , kan men zoo juist niet bepaalen ; zekerlyk heeft het zien van den verdorrenden boom, op Zyn bevel, eenen fterken indruk op hen gemaakt; eenen indruk, die wegens de fchynbaare hulpeloosheid , waarin zy Hem nu binnen kort zagen vallen , gewislyk niet zonder oogmerk gemaakt was ; vooral , wanneer men bedenkt , dat Hy van deezen indruk , dien het op hen gemaakt had , gelegenheid ontleend heeft , om hen tot een gelykfoortig fterk vertrouwen op de Godheid op te wekken , en gevolglyk tot zoodanige gevoelens, die, by 't geen zy nu binnen kort zien en hooren zouden , hunnen moed onderfteunen konden. Een. gelykfoortig werk van gezacb , omtrent een geheel ander Voorwerp, verrichtte de Heere Jezus ftraks. daarnaa. Hy was thans weder te Jeruzalem, en ging regtftreeks na den Tempel. Het eerfte, waar op daar Zyn oog viel , ( zoo als Hy in den Voorhof der Heidenen trad , ) was juist, het geen gisteren reeds zyn misnoegen gaande gemaakt had, het marktgedruis van de Geldwisfelaars en Offer-Vee-handelaaren , die zich in deezen Voorhof, als eene bende B 3 Roo-  Aft LEVEN VAN IX. BOEK. Roovers, gelegerd hadden, om van hen winst te ! trekken , die op het Feest gekomen waren ; of het Vee van hen kochten , dat zy, wegens de afgelegen- I \ heid der plaatfe niet hadden kunnen medebrengen , of Joodfche Geldfpecien inwisfelden , om eenige giften ten behoeve van den Tempel -fchat te betaalen. Op een zoo hoog Feest, als het Pafchen was, maakte de menigte des Volks , de menigte der Wisfelkraamen , de menigte van het Vee, dat uitgevent wierd, en dan ook het gefchreeuw en de bedriegeryen , die i 'er mede onder liepen , dat het op gééne marktplaats 1 zoo onrustig , als in de Voorhoven des Tempels, toeging. Meenig Israëliër werd daar door in zyne Godsdienstoeffeninge geltoord. Inzonderheid moest deeze wanvoegelykheid , den Profelieten uit andere ' Natiën , voor welken deeze Voorhof gefchikt was , 1 zeer hinderlyk vallen , om dat zy in de binnenfle Voorhoven niet mogten gaan, en hier in hunne Godsdienflige verrichtingen gehinderd wierden. Hier had de hebzucht en de Koopmans- geest alle Religie verbannen. De Priesterfchap gedoogde deeze onbetaamlykheid, om dat zy haar voordeel daar by vond , anders zou zy dezelve door goede fchikkingen ligt verhoed hebben , of ten minften de Handel na eene andere plaats verlegd hebben kunnen worden. Niets kon meer tegen het oogmerk , waar toe deeze heilige plaats gefchikt was, ftryden , dan dit misbruik. Jezus was geen Yveraar in dien zin , als de Joodfche Zelooten dat waren ( w). Hy zweeg dikmaals, daar f» Dweepzieke menfchen, die, waar zy iets meenden te zien , dat tegen hunne Religie aasliep, (waarby crfk meest Natie.haat tn Partyzucht onder liepen,) aaa-  Ï.HO0FDST. JEZUS., *3 daar de yver van deezen allerverst gegaan was , zelfs by deeze gelegenheid , die zoo zeer Zyn misnoegen rechtvaardigt, was het niet enkele ontroerenis , onbedachte hitte , 't geen Hem aanzette , om zich ter gen dat fchandelyk misbruik met al zyn gezag te ver-, zetten: maar Hy kon onmogelyk zich voor den Aifjfiau den Heer van deo Tempel, den Zoon der bodbeid , derwelke zy was toegewyd , opentlyk laaten uitroepen , en tevens deeze fchandelyke ontheiligingen van zyn Vaderlyk huis onverfchillig aanzien. Daar Hy gisteren, als Mesfias , te Jeruzalem Zyne intrede gedaan had, en, dat voordeezen nooit meer gefchied was, Zynen Discipelen , en den grooten hoop zyner Reisgenooten veroorloofd hadde, de waarheid , dac Hy de Mesfias was, opentlyk uitteroepen; zoo voegde het Hem beter, dan ooit te voren f>), zich van dit aanzien, het geen Hem zelfs voor de Priesterfchap geducht maakte , tot wegneeminge van dit misbruik te bedienen. Hy handelde op dezelfde maniere , als weleer Elias te werk ging , jaa op noch verfchotiender wyze. De groote Propheet, de Zoon van Üavid, de Zoon van den God van Israël, begint eens. flags zich als Heer van den Tempel te gedraagen. -— ° Hy aanftonds ter wapen vloogen , gelyk by voorbeeld Judas de Gaulonieter, en zyn aanhang. Van zoodanigen vind men veele zaaken by iozephüs aangetekend. f x) Ook deeze gedachte bevestigt my in het gevoelen het we'ke my , onaangezien alle tegenredenen , die men van de Harmonie der Euangelisten ontleend, geduurig noch het waarfchynlykftevoorkoomt, dat ^t uudry ven der Koopers en Verkoopers uit den Tempel Hechts #w is voorgevallen , en de gefchiedenis , door Joanne, al vroeg verhaald , Kap. II. dezelfde is met die , welke de andere Euangelisten vee! laater te boek Hellen. 13 4  $4 LEVEN van IX.boek„ Hy eifcbr de ontheiligde , als 't ware aan Zyn gebied onttrokkene , plaats te rug. Hy gebied met Godlyk gezach den Koopers en Verkoopers dezelve te ontruimen. Hy dryft het kleine en groote Vee , met eenen van touwen gemaakten geesfel, daar uit; en tevens daar mede de Veehandelaars en Duivenkraamers. Deezen en de Geldwisfelaars moesten van hunne banken en tafelen weg , en , daar zy noch fakkelen willen , daar werpt Hy hunne tafels en banken om , en houd niet op met hervormen, voor dat Hy den Voor'hof van deeze menfchen geheel gezuiverd had. Met dat aanzien, dat Hem, benevens zyne groote daaden, Zyne intrede van gisteren gaf, handelt Hy als in zyn eigendom. „ Weg met Vee, en Duiven, en Geld! ( zeide Hy ) — ftaat 'er te vergeeffch gefchreeven : Myn huis moet voor alle Natiën ter aanbiddinge der Godheid gefchikt zyn ( y ) ? —■- Acht gy dit bevel van mynen Vader zoo gering , dat gy van Zynen Tempel een Koophuis, een ( z ) Moordenaarskuil , Ceen zetel van eigenbaat en bedrog) van die plaats maakt , daar lieden van alle Natiën ter Gods- dienstoefeninge zamenkomen ? ■ Hy gebood; men gehoorzaamde; men moest gehoorzaamen. Hy ging zoo verre , dat Hy zelfs gééne Waaren , Werktuigen , Vaten , enz., door deeze geheiligde plaatfe meer wilde laaten draagen. Alles wilde Hy, dat (y) Deeze plaats Jef. LVI. vs. 6, 7. treft eigenlyk de Vreemdelingen of Profelieten uit het Heidendom , voor dewelken deeze, door de kraamery ontheiligde, Voorhof eigenlyk verordend was. (2) In het Joodfche Land waren veele eigenlyke Moordenaars-kuilen.  I. HOOFDST. JEZUS. 25 dat met deeze ftaatlykheid en bet oogmerk , waartoe dezelve gefchikt was, zou zamenftemmen. Te vergeeffch matigden zich eenigen (waarfchynlyk Priesters of Leden van den Raad) aan , van Hemt bewys te vorderen , dat Hy bevoegd was tot deeze handelwyze ; by voorbeeld , een Wonderteken van eenen beflisfenden aart. Wondertekenen eisfchen naa dat men 'er zoo veelen gezien heeft, was zoo veel, als zich voor onvatbaar voor overtuiging te verklaaren. Hy antwoordde bynaa het zelfde , dat Hy eens den geenen , die even onbezonnen een teken vaa den Hemel geëifcht hadden , ten antwoord gegeeven had: en even zoo duister en raadfelachtig. Laat dit ( zegt Hy ) tot bewys van myne zendinge dienen: Breekt deezen Tempel af, ( en wees op zyn lighaam) linnen drie dagen zal ik hem weder opgebouwd hebben ( a ). Deezen Tempel , hernam men, waaraan nu zesenveertig jaaren gebouwd is , zoud gy binnen drie dagen weder opgebouwd hebben ? Hy ver¬ klaarde zich niet naader , maar ging in zyne hervorminge voort. Hy had opzetlyk zoo gefprooken , hoewel Hy het misbegrip vooruit zag ; want van deeze woorden ontleende men tegen Hem eene aanklagte. Wat kon Hy waardigers van zich zeiven zeggen ? Zich, of zyn Lighaam , den Tempel noemen , was zoo veel, als ver- (a) Dat betekent : Dood my, zo gy wilt: myne op- ftanding zal bewyzen , dat ik de Mesfias ben. Dat nu zou Hy , om de dikmaals bygebragte redenen , niet duidelyk en ronduit hebben kunnen zeggen. Dat Jezus zich juist van deeze Schildery bediend , bragt de gelegenheid mede. BS  s6 LEVEN van IX boek. verklaaren , dat lly van de Godheid bewoond was, en Zy zich door Hem openbaarde. Te eeniger tyd moest echter dit zeggen, hoe raadfelachtig het thans ook fcheen, verftaan worden, en wel aanftonds naa Zvne opftandinge. Met deeze gebeurtenisfe vergeleeken , was het zoo veel als eene Voorzegging, die den Discipelen de voorweetenfchap van hunnen Meester , vooral met opzicht tot Zyn lyden en deszeiven gevolgen, mede.bewyzen moest (£). Zoo beledigende als dit voor de trotsheid der Priesteren was, die alleen meenden gerechtigd te zyn tot het hervormen , zoo zeer mishaagde hun het volgende : In den zeiven Voorhof waren eenige Elendelingen om een Aalmoes te verkrygen ; Blinden , Lammen , en dergelyken. Deezen maakte Hy gezond , ter zelfder tyd, als Hy het voorgemelde misbruik zoo fcherplyk tegenging. Intusfchen dat het baatzuchtige Volk der Kraamers , Wisfelaars en Veehandelaren , zoo kwalyk op Hem te vrede was, en by de Priesterfchap tegen Hem befcherming zogt , gaven Hem de door Hem Geneezenen den grootften lot. Zelfs Kinderen namen deel aan hun vrolyk juichen , liepen bv één , hieven luidkeels op , Hofiannah : Heil zy den Zoon van David ! den Koning van Israël en vervulden met hun vrolyk toejuichen de gaanderyen van den Tempel. Nooit was deeze, der Priesterfchap zoo gehaate , lofzang op Jezus zoo naa voor hunne ooren opgeheven. In den Tempel, naast de Vergaderplaats van het Sanhedrin (c) , Hem daar 5 voor ' ri-) Hier was omtrent dezelfde duisterheid, als by dat zeggen tot de Pharizeeuwen : U zal het teken van den Proybcet Jonas gegeeven worden enz. (C) De Kamer Gazüb.  I.HOOFDST. JEZUS. 97 voor den Mesfias te hooren uitroepen, was voor hen onverdraagelyk. „ Hoort gy , -wat deeze Kinderen „ roepen ?" riep Hem iemand met verftoortheid toe. Déeze vraag bedoelde Hem befchaamd te maaken , den befcheidenften aller menfchen ! Den Kinderen niet gebieden te zwygen, was zekerlyk hunne toejuichingen aanneemen. Maar hoe kon Hy de ftemme der onfchuld en waarheid gebieden te zwygen 2 Ik hoore ze wel, gaf Hy den Yveraaj ten antwoord ; komt u hun toejuichen zoo aanftootlyk voor ? Gy zult zekerlyk wel geleezen hebben : Zelfs uit den mond der flamelende Kinderen en der Zuigelingen zult gy u eenen lof toebereiden ? Eene plaats, die van de Godheid, ofte van eenen Perfoon , die de Godheid vertoont, al te duidelyk fpreekt, dan dat zy lartg twyfelen konden , wat Hy daar mede zeggen wilde. Wat anders , dan het geen Hy met alle Zyne Godlyke daaden , met het geene Hy dikmaals nopensJZyne Zendinge geleerd , en met Zyne intrede van gisteren , duidelyk genoeg gezegd had ? Maar juist dat was by hen Godslastering t By dit hen noch meer verwarrende Antwoord voegde Jezus géén woord meer, maar ging heenen , en liet hen alleen ftaan. Den nacht bragt Hy weder buiten Jeruzalem te Bethanien door. Den volgenden morgen Qd) keerde Hy vroeg met Zyne Discipelen weder na de Stad, Onderweg zagen zy dien Vygenboom , die gisteren daar zoo fchoon en bladryk ftond, ontbladerd en dor. Dit verzette de Discipelen, en Petrus byzonder. Zie daar, zeide hy tot Jezus, hy is al geftorven , de Vygen- (<2) Op Dingsiag*  ag LEVEN VAN IX. BOEK. genboom , dien Gy gisteren gebood te verdorren! Hoe kon hy zoo fchielyk zya fap, 'zyne fchoon- heid verliezen ! Thans was het juist de tyd , om hun eene waarheid te herinneren, die Hy hun, geduurende Zynen driejaarigen omgang , gèftadig boven alle dingen had trachten intefcherpen ; maar die Hy , zoo als Zyne overige leeringen , alleen by gelegenheeden , in gevallen , die hun van zelfs de oogen openen moesten , goedvond te pasfe te brengen ; de waarheid naamlyk : dat zy door middel van een fterk vertrouwen op God , en op Hem , de grootfte wonderbaarfte daaden ter uitbreidinge van het Euangelie, even zoo goed, als Hy zelf, in ftaat zouden zyn om te verrichten. Inderdaad kwam van hunne zyde alles op een zodanig vertrouwen aan ( e ). Laat eindelyk eens het vertrouwen op God fterk by u worden. —- Gelooft my, als gy dat hebt , en 'er zich géén twyfeling in mengt: gy zult niet alleen zoodanig iets, als met den Vygenboom gefchied is , in ftaat zyn om te verrichten ; maar , als iemand hier tot deezen Berg zou zeggen : hef u op en ftort u in de Zee; en hy daaraan niet twyfelt, maar gelooft en vertrouwt, dat, het geen hy zegt, zal ge- fchieden ; dan zal het gefchieden , wat het ook moge weezen. En altoos, als dat zelfde vertrouwen by ulieden plaats vind , als gy om iets bid , dan ' zal u uwe bede gefchonken worden. Nochtans moet gy by het bidden ook altoos in die gemoedsgefteldheid weezen , zonder dewelke een vast vertrouwen op God gééne plaats vind. Géén toorn , géén wraakzucht moet in uwe harten zyn. Iets van dien aart (e) Vcrgelyk hier mede het III. Boek, Hoofdft i.  I. ITOOFDST. JEZUS. co aart zou uwe bede verwerpêlyk maaken. By uwe beden komt het toch voornaamlyk daarop aan, dat God u uwe zonden vergeeve : hoe kunt gy hoopen , dat uwe Hemelfche Vader u uwe misfiagen vergeeven zal, als gy den geenen , die u misdoen , niet mede vergeeven wilt. Jezus kwam in het Voorhof van den Tempel te rug. Deeze plaatfe van opcnbaare onderrichting heiligt Hy noch zoo veel tyds, als Hy kon. Hier kwam veel Volks vroeg te zamen ; het komt nader; het kan zich aan Zyne onderrichtingen niet zat hooien; het fchynt thans eerst iegt zyne waarde te leeren kennen (ƒ). De Kerkzuivering van gisteren , de Intrede , de laatfte Geneezingcn in den Tempel , het Hofiannah - roepen der Kinderen. Alles is hun verich in het geheugen. Den Raad en der Priesterfchap werd het by een zoo fterk aankleeven van hec Volk , aan Zyn Perfoon en Leere , dagelyks moeilyker, hunne ontwerpen uittevoeren. Intusfchen dat Hy, al leerende , in eene der Tempel • gaataderyen heen en weder ging, kwamen daar in perfoon de voornaamften van den Raad , de Opperpriesters , aanzienlyke Pharizeeuwen enz. die bok weCf) Lukas drukt zich zeer fterk uit , Luk. XIX. 48. Tl'ii « Xu.ï>s 'ihx.£ipuTü dvTlt dxumv. Onder deeze Toehoorderen zullen waarfchynlyk zy het grootfte deel uitgemaakt hebben, die Hem by zyn intrede vergezeld hadden ; en van deezen kan men denken : dat zy van dag tot dag gehoopt hadden , dat het Koningryk van den Mesfias nu eindelyk eens ten voorfchyn koomen zou , en in die hoope des te geduurigev by Hem zyn gekoomen.  3° LEVEN van IX, boek. wegens hun beroep in den Tempel kwamen , en lieten zich met Hem , over het geene 'er gisteren was voorgevallen, in gefprek in , en dat wel in de tegenwoordigheid van" het Volk. Naadien zy met al het aanzien , 'c geen aan htm beroep en ftaat voegde , verfcheenen , werd elk oplettende. Hoe geliefd , hoe bewonderd ook Jezus ware , de gemeene Man had echter, inzonderheid de Ingezetenen van Jeruzalem , voor de uitfpraaken van het Sanhedrin , en der Pharizeeuwen , altoos een oor open. Wy komen U vraagen , fprak één van hen , of , bet geen Gy in den Tempel gedaan hebt, door U als een byzonder (privaat) perfoon , of wel als Gevolmachtigden van eene hoogere hand , verricht zy , en wie die hoogere ware ? In der daad fcheenen zy reden te hebben tot deeze vraage, terwyl Zyn doen zoo openbaar, zoo eigenmachtig, zoo met voorbygang van hen , die anders in den Tempel alleen te gebieden hadden, gefchied was. Hoe konden zy het anders, dan voor een inbreuk op hunne geheiligde Staats- en Priesterrechten aanzien? Dan , zo Jezus als Mesfias gehandeld had, dan verviel de vraag, volgens hun eigen denkbeeld nopens eenen gevolmachtigden van den God van Israël, die in Deszelven naam fpreeken en zaaken verrichten mogt, zonder van den Raad of de Priesterfchap alvorens verlof daartoe te hebben. Dit had immers een Elias , dit hadden andere Propheeten gedaan. Zy wilden derhalven , of dat Hy ronduit verklaaren zou , dat Hy de Mesfias was, —— waarop dan aanftonds andere vraagen , betreffende Zyne afkomst, enz. gevolgd zouden zyn ; of, zo Hy dit van zich zeiven  ï. HOCFDST. JEZUS. 31 zeiven niec zeggen wilde , dan kon men Zyn gedrag in den Tempel voor onbevoegd en ürafwaardig verklaaren. Hoe zeer nu her Volk in hec algemeen voor Hem was ingenomen, waren 'er echter nochtans verfcheiden tegenwoordig , die noch Pharizeeuwfch genoeg dachten, om Zyne handelwyze, zoo ras hun die van dien kant onder het oog gebragt wierd , voor te verregaande en aan flootelyk te houden. Jezus vond niet goed , zich hier rechrhreeks voor den Mesfias te verklaaren (g). Eene zoodanige vcrklaaring zou vermoedelyk toenmaals onrust gebaard en der Priesterfchap flechts een Voorwendcl , om Hem by de Romeinfche Regeeringe te verklaagen , aan de hand gegeeven hebben. Jn ftede van rechcftreeks te antwoorden , zeide Hy : Ik zal u eene wedervraag doen, en, als gy my deeze beantwoord, zal ik u zeggen, van wienik volmachc bekoomen hebbe om my zoo te gedraagen. Het is noch (£) Men zou kunnen denken , dat, naa dat Hy zich, by Zyne Intrede voor den Mesfias opentJyk had laaten uitroepen , Hy nu even zo wel zich daar voor had moogen verklaaren. Maar als men bedenkt , dat de eenige reize , dat Hy regtuit zeide , dat Hy de Mesfias was aanftonds het oordeel des doods daarop volgJe, (daar in tegen leel het geroep' van de Hem vegezellende menigte? Volks niet volledig voor Zyne eigene beiydenisfe gehouden kon worden ; want Hy moedigde ze niet aan , om zoo te roepen , en toonde daarover ook geene byzondere Vreugde ,) kan men wel denken , dat Hy thans noch fchoon maar weinige dagen voor Zyne openbaare belydenisfe daarvan , voldoende redenen kon hebber/, om die Vraagers niet regtftreeks te beantwoorden.  LEVEN van IX. eofk.' noch niet lang geleeden , of Joannes, de Dooper , geraakte by de Natie in aanzien , door zyn Leere en Doopen. Zegt my toch : wat denkt gy van zyn Doopen , en in het algemeen van zyne Zendinge ? Denkt gy , dat hy een Propheet was, en zyne Zending Godlyk ? Of, dat hy zich het aanzien , (zoo als gy van my denkt,) op eigen gezach heefc aangemaatigd ? Deeze vraag bragt hen in verlegenheid. Het was kennelyk , hoe naauw een verband het Ampt en getuigenis van Joannes , den Dooper , met het doen van Jezus gehad had , en dat , als eens de Zending van den eerften was toegeftaan , het Godlyk aanzien van Jezus niet meer gevoegelyk gelochend kon worden. Of hoe kon Joannes een Propheet zyn , zonder dat Jezus het tevens moest weezen ; Hy , tot wiens voordeel Joannes een zoo beflisfend getuigenis had gegeeven? Het geen hunne verlegenheid vergrootte, was, dat Hy hun deeze vraag , zoo als zy Hem de hunne gedaan hadden, in de tegenwoordigheid van het Volk voorleide. Wat zouden zy daar antwoorden ; zy , die aan den eenen kant Joannes zoo ongenegen geweest waren , en nochtans aan de andere zyde opentlyk niets kwaads van eenen Man dorften zeggen , wiens gedachtenis by de Natie in zegening was (#)? Men behoefde flechts den naam Joannes te noemen, om ieder eenen met eerbied voor deezen grooten Man te vervullen. Zy ( b ) Zie het III. Boek, Hoofdft. 4. omtrent het einde.  I. HOOFDST. JEZUS. 33 Zy waren even zeer belemmerd , het zy zy goeds of kwaads van Mem fpraken. Verklaarden zy zyne Zending en Doop voor Godlyk , zoo gaf dat natuurlyk gelegenheid tot de vraage , waarom zy Hem dan by de aankondiginge van het Godlyke Koningryk, en by het getuigenis, dat Hy van zynen Naavolger had gegeeven, niet geloofd hadden. .Stemden zy niet toe, dat Hy een Propheet geweest was, dan zouden zy het geloof van het Volk tegengefproken, en het zelve op de gevaarlykfte wyze voor het hoofd geftooten hebben. Zelfs de Priesterfchap, zelfs de Pharizeeuwen zouden 'er niet ongeftraft van afgekoomen zyn , indien zy der eere van 'Joannes te naa gekoomen waren. Zouden zy derhalven door een bepaald antwoord hun geheele aanzien , en zelfs hun leven , in gevaar ftellen ? Zy dachten , dac voorzichtiger wasden Vraager mee een kort, wy weeten hot niet , aftezetten. Dan zeg ik u ook niet, hernam Jezus, van wien ik volmacht hebbe om zoo te handelen. ■ En eer zy in ftaat waren om zich van hunne befchaamdheid te herltellen , ging Hy voort. Gemaklyker zult gy my hierop kunnen antwoorden : Zeker iemand had twee Zoons , die hem helpen moesten, om zyne Landen te bebouwen. Hy fprak tot den eenen : Gaa heen Zoon , arbeid heden in mynen Wynberg. Deeze gaf hem het traage en onbefchaamde antwoord : ■ Ik gaa niet. Korc daarnaa had hy 'er berouw over , dat hy zynen Vader deszelven verzoek geweigerd had, hy ging heenehen arbeidde in den Wynberg. Intusfchen was de Vader tot zynen anderen Zoon gegaan , en had denzelven III. Deel. C dien  LEVEN VAN IX. BOEK. 3* dien zelfden last gegeeven : hy beloofde aanftonds te zullen gehoorzaamen. —- Maar , onaangezien zyne belofte , ging hy niet heenen. Wie van die beiden was den Vader gehoorzaam ? De eerfte, zeiden zy. Welaan , hernam Jezus, gy weet welke menfchen het geweest zyn, die Joannes by zyne vermaaning tot j boetvaardigheid allermeest gehoor gegeeven hebben. Tollenaars Hoeren waren het. Menfchen , die voor de flechtften en verachtften gehouden wierden. En deezen zyn het, die u tot een voorbeeld hadden behooren te dienen , 'hoe men Gods oogmerken by de oprichtinge van zyn Koningryk moet beantwoorden en het zelve deelachtig moet worden. Zy, die te vooren van het houden der Godlyke Geboden niet wilden hooren , en hem rechtftreeks hunne ongehoorzaamheid fcheenen verklaard te hebben , zyn by de komst van den Boetgezant de eerften geweest, die hem gehoor gaven. Gy daar tegen, die al¬ toos van uwe bereidwilligheid om Gods wil te doen, zoo veel vertooning maakte, gy wilde de vermaaning van Joannes niet volgen , offchoon hy zoo zichtbaar alle de merktekenen van een Leeraar der Gerechtigheid droeg. En deeze verkeerde manier van denken hebt gv noch niet afgelegd, offchoon gy de goede uitwerkfels van zyn prediken aan de anderen duidelyk had behooren te zien. Zy zeiden.: wy gaan niet faenen en gingen nochtans; gy zeide jaa wy zuilen gaan, maar gingt niet , werwaarts de Godlyke vermaaning u blykbaar riep. Zy moesten nog meerdere zulke bittere waarheeden ihooren. Hy begin by wyze van verhaal, hun onder het i  I, HÖOFDST. j E Z Ü > S. bet bekleedfel van eene Parabel hun geheele gedrag omtrent Mem, en hoe zy in boosheid nog verder, dan hunne Vaders, gingen , voor oogen te (tellen. Een gegoed Man , zeide Hy, bezat eenen Wynberg (i), waartoe hy langen tyd ongemeenen vlyt gedaan had. Hy had by deszelven aanleg gééne kosten gefpaard; eene omtuinitg daar van aangelegd ; een kelder daar by laaten graaven, en een huis daar op bouwen : zoo wel verzorgd verpachtte hy den Wynberg aan eenige Wyngaardeniers , onder beding dat zy hem telken He'rfste een gedeelte van den Wyn zouden moeten geeven. Zyne belangen eifchtten, dat hy voor eenen geruimen tyd afweezig zyn moest. Intusfchen kwam de Wynleezing. Hy zond knechten tot de Wyngaardeniers , om de inkomlten voor hunnen Heer volgens affpraak te ontvangen. Deezen werden van heli kwalyk behandeld ; zy floegen den eenen , wierpen den anderen met fteenen, zoo dat 'er eenigen dood bleeven, de anderen zonden zy onder fcheldwoorden met ledige handen na hunnen Heer te rug. Over dit gedrag te onvreden , zond de Heer een rretal van knechten, met last, om het inge¬ zamelde van hen te eisfchen ; deezen werden even kwalyk bejegend ; eenigen gewond, anderen doodgeflaagen. Dit gëfchiedde juist, toen hy ten derdenmaale tot hen zond. Thans fcheen het, dat de Heer zelfs [zou hebben moeten koomen ; maar hy verfchoonde hen nog , en liet zyn Zoon tot hen gaan , niet om ze te ftraffen , maar om noch eens goedwillig het geen zy fchuldig waren , van hen te eisfchen» (O De SfsraêTitifche Staat, die in eenen byZorsderen z'm -van Godlyke ftichtinge was. C 3  3) lïy Zyne Intrede. m aer aaad by zich heboe laaten komen.  2.II00FDST. JEZUS. 45 volgens uwe vooroordeelen begrypen. Gy verwacht den Mes/las in eene aardfche grootheid te zien. Gelooft my , als myne verhooging van zoo uirgeftrekte nuttigheid zyn zal, als zulks het Godlyke oogmerk vereifcht, dan moet 'er eerst dat met my gebeuren , het geen met het zaad , eer het vrucht draagen, en zich' vermenigvuldigen kan , voorvallen moet. Anders zou het alleen blyven, daar het anders door zyne ontbinding in ftaat gefteld word , om ryke Vruchten te draagen. Juist zoo is het gefteld met dit aardfche leven : wie het zelve zoo hoog acht, dat hy het voor géénen prys wil laaten vaaren , om een leven van veel grooter waarde te bekomen , die zal van dat geene , dat hy zoo hoog fchat, beroofd worden ; maar wie daarentegen van zyn leven afftand doet, die zal juist daar door met zekerheid tot het bezit van het Eeuwigduurende Leven geraaken. Dat is myn regel. Wie zich in mynen dienst begeeft , die nioet denzelven aanneemen , die moet my op den weg van lyden volgen ; dan zal hy, myn Dienaar , ook by my in de plaatfe van gelukzaligheid komen ; en altoos by my zyn ; want die de bevordering myner eere zoo zeer ter harte neemt, dien zal myn Vader ook eere aandoen. Thans heb ik noch eenen zwaaren ftryd te ftryden ; het vooruitzien daarvan ontrust myne geheele ziel. Klaagen wil ik niet: Ach Vader ! mogt Gy my van het geen op my wacht bevryden ! Maar ik heb immers niet, zonder Uwe leiding , in deeze omftandigheden moeten komen. Doe , Vader ! het geen Uwe eer bevordert! Naauwlyks had Hy dat gezegd, of eene verftaanbaare Stem uit den Hemel (r) fprak Hem (e) Bath-kol' noemden de Jooden deeze foort van Openbaaring.  45 LEVEN van IX. boeïï* Hem dus aan : Myne eere is door u bevorderd, en zy zal noch verder bevorderd worden. Alleen zy , die naast by Hem donden , verftonden deeze woorden, en dachten, dac het een Engel was, die zoo met Hem fprak ; maar het hier en daar in den Tempel verftrooide Volk ha$ het niet verftasn , maar dacht, dat het gedonderd had. Men dringt na de plaats , van waar hec geluid kwam , te zamen ; men verzamelt zich rondom Jezus ; en tracht van de zaake verklaaring te bekomen. Jezus zoekt, in ftede van de bloote ontroerenis, hun eene gewichtige leeringevoor te draagen. Het geen van den Hemel gefproo- ken werd, (zeide Hy) , diende niet zoo zeer toe myne , dan tot uwe onderrichting. Met deeze ftemme werd aangeduid , dat thans het tydftip daar is, dat deeze Weereld aan de macht van den Geest der duisternisfe (O » waar onder zy zoo lang gedaan heeft, ontrukt; Hy zelf onttroond; en de heerfchappy over deeze weereld in betere handen overgeleverd worde. Dan , ik moet zelf eerst van de Aarde cpgeheeveti worden; dan zal ik allen van bet aard' fche af, na my toe trekken, (hen aan het Koningryk der Duisternis ontrukken, en in myn Gebied verplaatfen ). Jezus had zich van eene uitdrukking bediend , die verder doelde, dan zyne Toehoorders te dier tyd konden denken. Het zeggen, dat Hy van de aarde moest opge- CO Volgens de bekende tegenftelling , tusfchen het Ryk des Satans, dat is, des ongeloofs, des bygeloofs, én der boosheid ; en het Ryk van den Mesfias , dat is , het Ryk der Godlyke kennisfe, der Deugd , en der Gelukzaligheid.  •2. IIOCFDST. JEZUS. 47 \tpgeheeven worden , was eene gevoegelyke toefpeeI ling cp het geen binnen weinig dagen met Hem voorvallen zoude. Zoo verklaart het die Gefchiedfchryver, die zulke kleinere , en nochtans ten uiterften gewichtige omftandigheden , in de gefprekken en gefchiedenisfen van Jezus, het allernaauwkeurigfte aangemerkt heeft. De vooroordeelen der Toehoorderen vonden zich, met het geen Hy zeide, zeer kwalyk voldaan. Aan de eene zyde zoo veel, het geen men van niemand , |dan den Mesfias, verftaan kon. Van den anderen kant èene zoo duidlyke verklaaring/, dat Hy van ide Aarde moest wcggenoomen worden. —- Dit jfcheen zich zei ven te wederfpreeken. Dat leeren ons, eeide men , onze Heilige Boeken niet van den MesBas : die belooven ons, dat, als Hy komt, Hy zyn kerblyf by ons op Aarde voor altoos zal houden (f). |j Gy fpreekt van eenen Menfeh , ( door wien gy :nochtans den Mesfias fchynt te verftaan,) die aan (de Aarde weder ontrukt moet worden. Hoe iftrookt dat met eikanderen ? ■ Of moeten wy Onder deezen Menjch eenen anderen , dan den Mesfias , verftaan ? Het geen Jezus zoo dikmaals vermyd had ronduit te zeggen, als Hy naamlyk zag, dat het op hen den behoorlyken indruk niet zou maaken, dat bekleedde Hy |ook deeze reize met eene zoodanige omfchryvinge: te meer , dewyl hunne vraag géén gemoed te kennen gaf, CO Zoo verftonden zy de zinnelyke Schilderyen hun£Propheeten , van het Eeuwige Koningryk van den  4y LEVEN van IX.eoek/ gaf, zoo vry van vooroordeelen , als 'er vereifcht word , om de verbintenis van de nedrigheid en hoogheid in den Perfoon van den Mesfias te begrypen. Ja, (zeide Hy), Hy, van wien ik fpreeke; dat Licht (?<), dat tot uwe verlichting opgegaan is , het is u flechts voor eenen korten tyd vergund. Begeeft u op den weg (ter gelukzaligheid ) , zet de reize voort, zoo lang als dat Licht u voorlicht; anders mogt u de duisternis overvallen. En die het daarop Iaat aankomen , en de reize eerst onderneemt , als het duister geworden is, zal nooit weeten , of hy op den rechten weg is , en waar heenen hy koome. Volgt deezen Leidsman, dit Licht, terwyl gy zoo gelukkig zyt van het onder u te hebben , op dat gy eindelyk eens, aan de duisternis onttoogen , in de Landftreeke des Lichts ( der Waarheid ) moogt koomen en woonen. De toenmaalige gefteldheid, waarin Jezus zich met deeze menfchen bevond , had iets byz'onders. De ftem van den Hemel had eenen fterken indruk op hen gemaakt. Naa eene zoodanige aandoeninge der zinnen en der verbeeldingskracht, was altyd eene uitwerking te vreezen , die met zyne hoogere zedelyke oogmerken niet overéénftemde. Hy deed derhalven tegenwoordig, het geen Hy in andere foortgelyke gevallen '<«) Jezus verkiest opzetlyk dit fchildery : zy hadden Hem nopens den Mesfias, nopens den Zoon des Menfchen , gevraagd , maar by die beide uidrukkingen veel zeldzaams in hunne gedagten gevoegd ; Hy antwoord zoo , dat Hy deezen Perfoon, waarvan gefproken word, veel eerder naar zyne eigenfcbappen , dan naar zyn uiterlyke befchryft; Hy noemt het het Licht.  j. hoofdst. JEZUS. 0 vallen gewoon was te doen. Hy ontweek van daar. Doch kort daarnaa had Hy gelegenheid , om zich , met opzicht od dit zelfde geval, in deezervoégen te verklaaren {v) : Denkt niet, dat ik een geloof eisfche , dat eenigfints het geloof aan God zou kunnen benaadeelen. Het komt op het zelfde uit. Die op my het vertrouwen ftelt, 't geen de bewyzen , die ik van myne zendinge geeve , verdienen , die ftelt zyn vertrouwen niet zoo zeer op my , als wel op den geenen , die my gezonden heeft. Insgelyks, die my voor den geenen erkent, die ik bewyze te weezen , die ziet niet zoo zeer op my , als wel op den geenen , die my heeft gezonden , ( de Godheid myns Vaders). Aan my hebt gy een Licht: Om de menfchen te verlichten, ben ik in de weereld gekomen, op dat een iegelyk , die zich aan myne leiding zoo geheel overlaat , als men een licht volgt, niet langer in de duiternisfe ( van onweetendheid , van byge- loof, van boo.-heid) blyve. Als iemand mynê prediking aanhoort, maar dezelve zyne toeftemming weigprt , dan heeft hy van my gééne ftraf te verWachten \ want het oogmerk myner komst is niet, de weereld te veroordeelen! maar dezelve aan het verderf te ontrukken. Wie my ( myne leeringen en daaden ) verwerpt, die heeft den Rechter, die hem veroordeelt , in zich zeiven : die Leer zelve, die ik hem in den (u) Of ook , Hy zeide hun, 'tgeen 'er volgt, in hei heengaan : „ Hy ging heenen, en verborg zich voor hen" zegt Joannes. Dit geeft te kennen , dat Hy dien nacht niet te Jeruzalem , maar daar buiten aan den Olyf berg , heeft doorgebragt ; gelyk zulks ook de andere Euangelisten melden, 1IL Deel V  53 LEVEN VAN IX. BOEK. den naam van God voordroeg , maar die hy niec wilde aanneemen , zal hem ten geenen dage van het getal der Gelukzaligen uitfluiten , (juist om die reden, dat hy ze niet aangenomen , en derhalven ook niet gevolgd heeft). Want het was niet eene zelfs uitgedachte Leere, maar eene Leer, die ik last kreeg van mynen Vader om te verkondigen , en waarvan ik met zekerheid weet , dat zy in zich bevat, het geen den menfeh eeuwig leven en gelukzaligheid bezorgt; (zoo dat wie haar verwerpt, tevens het eeuwige leven van zich (loot) , en om die reden ben ik buiten alle verdenkinge , dat ik iets anders voordraage , dan het 'geene my de Vader bevoolen heeft te ipreeken. Wy hebben de Pharizeeuwen (va), de bit- terfte Vyanden van Jezus, in eene verbitteringe ge■ laaten , die hen op allerhande middelen deed denken, om hunne oude, dikmaals mislukte, ontwerpen te kunnen uitvoeren. Dan gemerkt zy Hem onder géén voorwendfel dorsten gevangen neemen , en de eene dag voor , de andere naa, voorby liep, zonder dat zy tot hunne oogmerken zelfs éénen eenigen ftap naader kwamen , zoo vielen zy op de gedachte , die hunner boosheid en arglistigheid voegde. Het onfeilbaarfte middel, om iemand.van kant te helpen, was, dat men Hem Oproermaakery tegen de Romeinfche Regeeringe wist aantetygen. In het gedrag nu van den Heere Jezus was niet het geringfte , dat tot zulk eene aanklagte gelegenheid geeven kon. Maar Zyne gewoone vrymoedigheid in het prediken maakte hec echter waarfchynlyk , dat als men Hem eens op de (w) Zie hier voor fioofdft. 1.  £. HO0FDST. JEZUS. Si de gedachten kón brengen , om Zyne denkbeelden , „ nopens de Israëlitifche Vryheid , en de onrecht>, matigheid der Romeinfche lasten ," vrymoedig te verklaaren , Hy zulks op eene zoodanige wyze zou doen , dat zy daardoor in ftaat zouden geraaken , om de ongunst van de Regeering Hem over den hals te -brengen. Nu dachten zy, dat , als Hy zich tegen iemand vrymoedig zou verklaaren , Hy zulks tegen de zoogenaamde Herodiaanen zou doen, dewyl van deezen , als menfchen , die zich voor de rechten van het huis van Herodes in de bresfe fielden , minst Ware te duchten, dat zy Hem wegens eenig gezegde, dat met hunne eigene maniere van denken overéénfternde , zouden verklaagen. De Pharizeeuwen , en eenigen van Herodes partye, behoefden daaromtrent alleen eenige affpraak te maaken. Onder de laatften waren 'er eenigen (x ) op Jezus genoeg te onvrede , om zich tot den laagften konstgreep , om Hem te verftrikken, te laaten gebruiken. Zy en eenige Discipelen der Pharizeeuwfche Leermeesteren (y), die zich met Hem in gefprek hadden ingelaaten, zogten het op 't onderwerp te brengen , waarin zy Hem zogten te verfchalken. Hoor , zeide 'er een ; hoor, Rabbi, wy wenfchten uwe ge- dach- (jO P"s vinden wy al vroeger in Christus levensgefchiedems een voorbeeld , dat de Pharizeeuwen en Herodiaanen zamen tegen Jezus overleg maakten. Markus III. vs. 6. (y) Want deezen dachten ook , dat het beneden da waardigheid was van eenen Israëliet, aan de Romeinen fchattmg en tollen te betaalen. Judas , de Gaulonieter , had , by zyne oproerige onderneemingen , voornaamlyk PJiarizeeuwen tot Aanhangers- D 2  ja LEVEN van* IX. soek. dachten over eene zekere zaak te hooren , waar over men zelden vrymoedig hoort fpreeken. Van U weeten wy , dat Gy de waarheid boven alles ftelt .. en gééne menfchenvreeze U afhoud van zoo te fpreeken, als Gy denkt , en zoo als het de Godlyke Leer medebrengt. Even zoo min vertoont Gy ook menfchenbehaaglykheid ; het is U onverfchillig, wat de menfchen van U denken : zeg ons, wat dunkt U van de rechtmaatigheid der Tollen en Lasten , dewelken wy , Israëlieten , den Romeinen moeten betaalen ? Kunnen wy in gemoede aan Ccojar , eenen buitenlandfchen en Afgodifchen Prins , Hoofdgelden betaalen ? Worden wy daardoor van Gods ünderddanen niet tot Onderdaanen van Ccsjar ? In het kort, wat eifcht de Religie met opzicht tot dat ftuk ? Eene in waarheid zeer listige vraag ! Zy betrof juist het ftuk , dat reeds federt veele jaaren tot beroertens aanleiding gegeeven had , en waardoor zoo menig onbezonnen yveraar byhet volk in gunst, maar by de Regeering in verdenking van oproer en hoogverraad was gekomen. Men was de onderneemingen van Judas , den Gauhniter , die dit opentlyk leerde , 't geen men hier uit Jezus mond zogt te lokken , noch niet vergeeten. En zoo dikwerf deeze vraag weder het onderwerp wierd van gefprekken , herleefde by den eenen de liefde voor vryheid , en by anderen kwam de nationaale trotsheid weder boven. Wat zou Jezus hier antwoorden ? Het betaalen der Tollen en Lasten voor rcchtmaatig te verklaaren , was juist zoo veel, als de Pharizeeuwfche iucht voor de Vryheid , en eene geliefde ftelling van het gemecne. Volk , voor het hoofd ftooten ; en bovendien fcheen hec niemand minder dan Hem, die voor den Mesfias gehou.  a HOOFDST. JEZUS. 53 gehouden wilde worden , te voegen , om dit betaalen der Schatting en Hoofdgelden voor plichtig te verklaaren ; want juist van deeze en foorrgelyke lasten hoopte men immers door den Mesfias verlost te zullen worden. Het voor onrecbtmaatig te verklaaren , was der Romeinfche Regeering in de zaak , die voor haar van het grootfte gewicht was, te naa koomen. Jezus tastte de zaak aan in het eenigfte oogpunt, waar uic zy op eene vrymoedige en echter onichadelyke wyze befchouwd kon worden. Eerst toonde Hy hun oogmerk te weeten Gy Huichelaars ! zeide Hy , uw oogmerk is enkel om voor my eenen valftrik te leggen ; maar uwe vraage zal ik be- antwooiden : toont my eene van de munten , waarin de fchatdng betaald moet worden. Het oogmerk van dit antwoord merkten zy niet. Men haalde eenen Denarius voor den dag; dien nam Jezus in de hand , en' gaf hem , op de munt wyzen- de , aanftonds wederom. Wien (zege Hy) moet dat afbeelden ? En wiens naam ftaat op de Munt ( z) ? Ccefars beeldtenis en naam , antwoordden zy. Dat zal zekerlyk dan wel Ccefars geld zyn (hernam Hy) hetgeen hy heeft laaten flaan, en hetgeen zyn beeldtenis en zyren naam draagt 'ï Jaa! Cz) Christus beantwoord de voorgelegde itrik-vraag ■uit de bellislingen der Schooien zel«en , daar geleerd wierd : Daar de Munt van eenen Koning gangbaar is, daar erkennen de Ingezetenen den Kiming voor bunnen Heer. Maimonid. in Gezelab, Cap. V. Lightfoot. D 3  54 LEVEN van IX. boek. Jaa ! (antwoordden zy). Betaalt dan aan Ctefar, (herzcide Hy), hetgeen Ca/ar toebehoort; maar betaalt ook aan God , het geen de Godheid te eisfchen heeft. By de zeldzaame vraage , die Jezus -zoo wyslyk had beantwoord , had zich , gelyk by de geheele Staatkunde der Jooden, de Religie met de Staatkunde vermengd. Daar over, of het in goeden gemoede geoorloofd ware , aan Cxfar fchatting te betaalen , zou géén twyfel hebben kunnen ontftaan , wanneer zy zich niet in het hoofd gebracht hadden , dat God , als Opperheer en Koning der Israëlieten, daar door onteerd wierd» als men eenen anderen Koning cynsbaar wierd. Hier in was iets waarachtigs ; want zekerlyk (treed het tegen de oude Israëlitifche Staatsgefteltenisfe , dat de Natie eenen Uitlandfchen en Afgodifchen Vorst tot Heer zoude hebben. Dan daarom beftond hunne misdaad juist niet dasrin , dac zy thans, overeenftemmig met deeze hunne onderwerping , onder het gebied der Romeinen te werk gingen , maar veel eerder in hunne ongehoorzaamheid aan hunnen God , (die hun reeds lang een beter lot toegedacht had ,) waarvan de tegenwoordige flechte gefteldheid der Natie het gevolg was. Jezus wysc hen derhalven te rug tot het geene , waarin zy met der daad gedoold hadden, en geduurig noch doolden. Het geen Ccejar op u heeft te eisfchen , (was Zyn zeggen) dat moet gy hem geeven ; maar geeft ook aan de Godheid , het geen Zy van u eifcht. —Dat was overeenftemmig met den geest hunner Staatsgefteltenisfe antwoorden, en nochtans zoo, dat men Hem niet verklaagen, noch Hem befchroomdheid in't handhaaven der waarheid ten laste konde leggen.  %. IIOOFDST. JEZUS. 55 Elk een van het gemeene Volk , dat zich hierby tegenwoordig bevond , was met dit antwoord wel te vreden. Het was te verftandig en te vroom, dan dac de Pharizeen en Herodianen zich met hunne uitvluchten in deezen zouden hebben durven behelpen. Zy moesten het verwyt, dat zy huichelaars waren-, ge. doogen ; eikanderen aanzien , zwygen , vertrekken , was alles, wat 'er voor hun overbleef. Het kwam onder anderen ook den Sadduceeuwen ter ooren , dat Jezus den Pharizeeuwen en der Herodiaanfche partye , (die eigentlyk mede tot de Sadduceeuwen behoorde ,) den mond geflopt had. Naadien de Leer van Jezus in andere opzichten even weinig met hunne meeningen , als met de Pharizeeuwfche naauwgezetheid , en het aankleeven der overleveringen , ft:ookte , hadden zy lust , om Hem ook zulke proefvraagen , maar die op hunne leerftellingen meerdere betrekking hadden, voor te leggen ; doch evenwel juist niet met zoo boosaartig een oogmerk , als de Pharizeeuwen zulks deeden. Zy zochten, door Hem in het naauw te brengen , alleen aan hun eigen leerftelfcl eenig aanzien te geeven. Dit ftreedt eve» fterk tegen 't gezonde verftand, als het tegen de Godlyke Schrift aanliep. Gelyk de Pharizeeuwen daarom mistastten , om dat zy zich het Godlyke Koningryk , en de toekoomende Weereld al te zinnelyk verbeeldden ; zoo beftond de dooling der Sadduceeuwen in tegendeel daarin, dat zy van eenen toekomenden Staat, van eene Opftanding , en van eene voortduuring der Geesten naa den dood, niets ter weereld wilden weeten. Het fchynt, dat het uiterfte, waartoe de Pharizeeuwen in dit ftuk vervielen , de Sadduceeuwen in hunne daartegenoverftaande dooling gefterkc heeft. D 4 Van  $6 LEVEN van IX. boek. Van deeze Partye dan koomen eenigen tot Hem en leggen Hem de vraag , tusfchen hen en de Pharizeen in gefchil j voor • doch juist niet rechtftreeks , maar zoo , dat zy een byzonder geval opnoemen , dat huns oordeels niet wel ontknoopt konde worden , zonder in openbaare ongerymdheid te vervallen , en zonder dat daardoor de Leer van de Opftanding, van eene zeer befpottelyke zyde, in het oog liep Rabbi, (zeiden zy,) boor eens, welk een geval 'er gebeurd is : Mozes heeft door eene van zyne Wetten bepaald, dat, als een Mansperfoon fterft, en eene Vrouw , waarby dezelve gééne Kinderen verwekt heeft, naalaat , de Broeder van den Overleedenen die Vrouw moet in huwelyk neemen , en dat de Kinderen , die uit dit huwelyk geboren zouden worden , als Kinderen van den eerften Man aangezien moesten worden. Nu waren'er zeven Broeders, waar Van de één naa den anderen fiierf, en zonder Kinderen te teelen , zyne Vrouw aan den volgenden naaliet , tot dat eindelyk naa den laatlten ook de Vrouw ftierf. Naadien men zich nu van den toeftand naa de Opftandihge verbeeld , dat dezelve aan den tegenwoordigen gelykvormig zal weezen , en de verbintenisfen van het tegenwoordige leven daarin voortgezet zullen worden («) , zoo wenfchten wy wel te Weeten , hoe het met dit tegenwoordige geval by de Op- (s) Dat de Pharizeeuwen den toeftand naa de Opiiandinge zich zoo aardfch en zinlyk voorltelden , kwam van hunne zinlyke en wanvoeglyke denkbeelden wegens Het Koningryk van den Mesfias, het welke zy dachten dat met de Opftandinge der dooden zynen aanvang zou neemen. Hoe gelykvotmig aan den tegen woord igen toeftand zy zich dien toekoomendcn voorgufteld hebben toont onder anderen de volgende plaats Van Lightfoot , Hor. Hebr.  2. HOOFDST. JEZUS. 57 Opftandinge zal toegaan; wie van deeze zeven Mannen dan de rechtmaatige échte Man van deeze Vrouwe zal weezen? Het is moeilyk te zeggen, hoe de Pharizeeuwfche fpitsvindigheid zich hieruit gered zoude hebben. Jezus , die de Leer van de Opftandinge niet naar hunne ruuwe denkbeelden , maar naar waarheid begreep, vond in deeze tegenwerpinge niets, dat Hem konde verbys teren. Hy tastte, gelyk altyd , de zaak in hec eenige regte oogpunt aan , weshalven dan zoodanige bydenkbeelden, als de Pharizeeuw hier nog bydacht, van zeiven vervielen. Gy doolt, (zegt Jezus) : en dat komc nergens anders van, dan dac gy den waaren geest van uwe Schriften, en hoe verre de Almacht van God zich uitftrekke , niet inziet. Uw denkbeeld, hoe het toekoomende leven gefteld zal moeten zyn , is reeds onwaarachtig. Ten huwelyk neemen , ten huwelyk geeven , behoort tot den tegenwoordigen ftaat der menfchen ; maar die waardig zal gevonden worden, om in het toekomende leeven , naa de opftandinge , zyn deel te bekomen, zal noch huwen, noch zich laaten huwen ; gééne voortteeling van het menfehlyke gedacht zal 'er meer noodig zyn , daar géén fterven meer plaats vind; maar men zal zich in eenen toeftand , meerder gelykende naar het leeven der gelukzalige Geesten , bevinden. De Verreezenen zyn niec zoo ffebr. in Matth. XXVII. vs. 15. aangehaald: Rabbi! Je'remias beeft bevoolen : als gy my begraaft , trekt my dan fcboenen aan myne voeten , en geef my eenen fiok in de hand , en leg my op myne ééne zyde ; op dat, als de Mesfias looms , ik gereed zy. D ;  5« LEVEN van IX.boek. zoo meer Kinderen der aardfche menfchen, dan Gods Kinderen , van wien zy dit Hemelfche leven bekoomen hebben. Wat de Opftandinge der Dooden zelve betreft, gy zoudt haar niet zoo onbepaald kunnen lochenen , als gy met aandacht geleezen had, 'tgeen God, toen Hy aan Mozes verfcheen, zoo ftaatlyk zeide: „ Ik ben „ noch dezelfde , die ik voormaals was, de God , 3, ( de hoogfïe Weldoener) van Abraham , de God „ van Izaak , en de God van Jakob, die ben ik „ noch"! Wiens God, wiens Weldoener God is, die kan niet dood zyn. Hoe zou hy op die wyze aan Gods goedheid deel kunnen hebben ? Hy moet leeven. God fpreekt van Abraham , Izaak en Jakob als van perfoonen , die leeven ; en in der daad zyn zy , in betrekking op Hem , allen leevend , die anders voor de weereld dood zyn. Uwe dooling is derhalven grof. Voor Schriftkundigen had dit bewys eene uitneemende blykbaarheid. In der daad kon eene zoo¬ danige manier, om van langverftovenen te fpreeken , by God onmogelyk plaats vinden , zonder dat men daaruit mogt befluiten , dat 'er een leven naa dit leven was Deeze blykbaaarheid werd van de Schriftgeleerden , die daar tegenwoordig waren , gemerkt en bewonderd. Zy zeiden , dat Hy de zaak uit- C &) De Sadduceen naamlyk lochenden niet alleen die iyzondtre manier van herftelling tot een toekoomend leven , dewelke men de Opflanding noemt : maar in het algemeen alle leven naa dit leven. Opftandmg der Dooden betekent in dit geheele gefprek met de Sadduceeuwen niets anders , clan het geen wy onder de uitdrukking  g. KOOFDST. JEZUS. $9 uitmuntend in het licht gefteld had. Ook zy van den gemeenen hoop, die dit gefprek hadden aangehoord , verwonderden zich over de eenvouwigheid en fchriftmaatigheid van dit bewys. Het moest zelfs den Pharizeeuwen aangenaam zyn, dat Jezus met een zoo eenvouwig bewys , de party , waar mede zy geftadig in gefchil waren , tot ftilzwygen gebragt, en befchaamd gemaakt had ; offchoon Hy hun eigen al te zinnelyk denkbeeld van den toekomenden ftaat wederlegd hadde. Een van deeze rechtzinnige Orde kon zich niet weerhouden, Hem noch eene zeer gewichtige , en onder hen noch op vérre naa niet eenpaarig befliste vraag voor te leggen; gewislyk ook met oogmerk om Hem te toetfen ; doch niet boosaartig, en met meerder leergierigheid , dan zyne Amptgenooten. Het voorgaande gefprek met de Sadduceeuwen had hem beter van Jezus leeren denken ; hy was verftandig genoeg , om de waarheid van Zyn antwoord in te zien. Leeraar van de Wet, zeide hy , ik zie, dat Gy diep in den geest der Godlyke Schriften dringt. Gy zult best de vraag kunnen beantwoorden : wat de gewichtigfte leering of eifch in ons Wetboek zy ? Jezus , met het oogmerk zyner vraage wel te vreeden zynde , gaf hem ten antwoord : het allergewichtigfte bevel is dit: ,, Let s, 'er op, Israël! Jehovah, onze God, is de eenige, „ de waare God : Jehovah , uwen God , moet gy „ van hceler harten liefhebben ; Hem moet gy van „ ganc- king vnn een toekoomend, een heter leven verftaan ; eenen toeftand van voortduuringe, van bevinden enz. naa den dood. Als men bet zoo opvat , koomt het bewys vau den Heiland r.och veel klemmender voor.  oo LEVEN VAN IX. BOEIT. „ gantfeher ziele liefhebben ; Hem met alle gevoel, „ Hem met het gebruiken van al uw verftand en wil „liefhebben." Dit voorfchrift is het gewich- tigfte , het overtreft alle anderen. Met het zelve is een ander allernaauwst verbonden ; en koomt by het zelve in gewicht allernaast : „ Gy zult uwen even- ,, menfeh, zoo, als u zeiven, liefhebben " . Wichtigere Geboden , dan deeze twee , zyn 'er niet. En wat u ook ooit anders mag voorgefchreeven zyn , dat moet voor deeze twee Voorfchriften wyken. Zy zyn de voornaame inhoud van alles , wat uwe God. lyke Schriften eisfchen. Deeze Schrift-verklaarder was niet één van de zulken , die niets daa plechtigheeden , en niets zedelyks in hunne Wet zagen. Het antwoord van Jezus voldeed aan zyn verftand en hart. Met volkomen gevoel dairvan zeide hy : Uicneemend , Rabbi, overeenftemmig met de waarheid hebt Gy geantwoord. Zekerlyk moet dit de voornaamfte Leere zyn. Daar kan niet meerder, dan ééne eenige Godheid zyn ; alle anderen is verdicht. En deeze ééne met alle gevoeligheid, en met het gebruik van alle vermogens van zyn gemoed beminnen en eerbieden , is meerder waardig , dan alle Brandofferen. Voor eenen Pharizeeuwfchen Schrift-Verklaarder was dit een ongemeen verftandig antwoord. Jezus had noch maar zelden het genoegen gehad , om met eenen zoo verftandigen Man van deeze orde in gefprek te geraaken. Uwe goede denkbeelden en ge¬ voelens , zeide Hy tot hem , toonen , dat gy vatbaar zyt, om een Medelid van het Godlyke Koningryk te weezen. ( Zy komen naby de maniere van denken van hen, die den Mesfias toebehooren). Zoo  a. HOOFDST. JEZUS. 6i Zoo herhaalde overwinningen der Waarheid over wel - en kwalyk • gemeende tegenwerpingen , en op de toets • ftellende vraagen , waren oorzaak , dat men Hem nu onaangevochten moest laaten. Gééne zoodanige vraagen werden meer ter baane gebragt. ' Jezus, die anders geheel niet , op hunne wyze, fpitsvindige vraagen voorik-lde of opwierp , vond hec deeze reize zelf gevoegelyk, door het voorleggen van eene zwaare vraage , te toonen , hoe weinig zy, in den grond , van de zaake verftonden , waar van zy zich verbeeldden , de grondigüe kemis te hebben ; naamlyk van den Mesfias. Toen Hy in de Voorhoven des Terfipels leerde , en 'er juist Pharizeeuwfche Geleerden ook tegenwoordig waren , wierp Hy de vraag op : Wat is toch de Leere der Heilige Schrift wegens den Mesfiasï Voor wiens Zoon word Hy verklaard V Hier over wenfehte ik gaarne de gedachten van der Heilige Schrift kundigen te hooren. Zy waren aanftonds met hun antwoord gereed : Zy zeiden , de Heilige Schrift leert, dat de Mesfias is één van Davids Naakomelingcn. Zy hadden recht: doch dewyl zy op deeze omftandigheid te veel bouwden , en dachten , dat dezelve aan alle de aardfche verwachtinge , die zy van den Mesfias vormden, beantwoordde, en zy zich derhalven eenen weereldlyken Monarch , gelyk David, en meerder niet, onder den naam van den Mesfias, verbeeldden ; zoo wilde Hy hun de zwakheid van deeze gevolgtrekking aantoonen , en hun een hooger denkbeeld , het geen hun de Schrift nopens deezen perfoon gaf, herinneren. Als de Mesfias niets meerder dan een Naakomeling van David in de gewoone betekenis is, hoe koomt het (zeide Hy), dac  6z LEVEN van IXboek. dat de Koning, zelfs van God verlicht, Hem met naadruk Zynen Heer noemt ? Kon Hy zich eerbiediger uitdrukken, dan Hy doet, wanneer Hy zegt: Jehovah deed mynen Heer de belofte , dat Hy Hem in Godlyke eere de naaste zou zyn , tot dat Hy Hem alle Zyne Vyanden zou onderworpen hebben ? Hy noemt Hem , met eene welbedachte keuze van uitdrukking , Zynen Heer: hoe is daarmede beftaanbaar, dat men Hem niet meer, dan in den gewoonen zin , voor Zynen Naakomeling houd ? Dat betekende juist zoo veel, als of Hy hun zeide, dat zy de Leere der Heilige Schrift nopens den Mesfias , ganfchelyk niet zouden kunnen begrypen , zoo lang zy by hunne zinnelyke denkbeelden bleeven ftaan, en niet met het oog des verftands het hoogere , het Godlyke van den Mesfias, het welke met de maniere zoo als Hy van David afftamde , zeer wel beftaan kon , leerden befchouwen. Men ziet echter , dat Hy hun hiervan niet zoo veel , als Hy wel had kunnen doen , wilde zeggen* Het was niet gevoeglyk , den Mesfias in alle opzichten zoo kenbaar te maaken s als naaderhand gefchied is. Hy had intusfehen genoeg gezegd, om hun de zwakheid van hun ftelfel over dit ftuk te doen zien; want deeze vraag bragt hen inderdaad in eene zoo groote verlegenheid , dat zy , met alle de fpitsvindigheid , waar mede zelfs zy gewoon waren de plaatfen van de Heilige Schrift naar hunnen zin te draaijen , géén antwoord daarop wisten uittevinden. Deeze ftilzwygende bekentenis van hunne onkunde in dit ftuk , in het welke zy meenden , dat zy anderen konden onderrichten ,. maakte Jezus overwinning volkomen. Zy namen zorgvuldig in *cht, om Hem in het vervolg niet meerder gelegen-  2. HOOFDST. JEZUS. 63 genheid tot wedervraagen te geeven. Andere Toehoorders werden in hunne hooge gevoelens van Hem bevestigd. Deeze gefprekken voerde Jezus in de Voorhoven des Tempels. Als Hv wedpr alWn ,»,n„ „ «„ zich neder m het zoogenaamde Voorhof der Vrouwen juist tegen over de Kist, waarin de Tempelgaaven 2e! , tij , ^ciyh. ny in net gemeen de handel wyzen der menfchen met een fcherpziend , doch hefderyk oog, gewoon was gade te liaan, zo gaf Hv ook hier op de menfchen nrhr. h , ^j, ^ CC1J icjjeIyK naar zynen ftaat of vermogen , hunne heilige eefchenken brachten Dis gefchiedde juist niet zoo geheim dat men niet elks eaave omn-pm- ? • . , * . .. , o «wij wccicu , jaa net is hgt te denken , dat de Pharizeeuwfche iedeltuiterv ook deeze gelegenheid, om zich als Voorftanders van den Godsdienst te laaten zien, niet zal hebben laaten voorby ftippen. Tezus zarr wrfrU^A , i ,■ •> —e» "-"^"«-jucjjc rvvKen aan- (merkelyke lommen daarin leggen. Dan Hy zag ook eene arme Weduw koomen. m „ ' . 7 .iiaai imct uennin- gen ( eenen du,t) in de Tempel - kist lag , en gi„ff heenen. Dit zou voor een Pharizeeuwfch oog weinif merkwaardig eebad hehhPn • a,„ t^„„u„A... "p haare daad ,n het regte licht; en daardoor kwam zy Hem voor , iets zoo groots en fchoons te hebben dat Hy zyne Jongeren riep, en hun de Weduw toon- 1h "Tr y 'füdt fkerIyk niet S^cht hebben , zeide Hy , dat deeze Vrouw ™aa„£- j... Tr. . » gelegd heeft, dan alle die Ky^^^ enZ1lvers bragten — Zy toonden hunne verwondering: Hy verklaarde het hun. Alle de anderen zeide Hy, hebben immers alleen van hunnen 0 ervloed, zoo veel zy wilden misfen , gegeeven ; doch Zy  64 LEVEN van IX. b0kk. Zy heeft van géénen voorraad dat kunnen neemen , het geen zy gegeeven heeft ; het was juist haare geheele voorraad zelf ; haar geheel vermogen , diat zy den Korban geheiligd heeft. Hoe overeenftem¬ mig met de waarheid leerde Hy hen van deeze foort van daaden oordeelen. De zaak der waarheid en van den Godsdienst eifchte , dat Jezus, die gééne byzondere vyandfchap tegen iemand had, nochtans der Pharizeeuwfche Orde het voorhangfel van huichelarye afligtte, en hen in hunne waare gedaante vertoonde. Hy had dit ook op andere tyden, maar noch niet zoo openbaar, als tegenwoordig , gedaan. In de tegenwoordigheid van eene menigte van Toehoorderen , keerde Hy zich tot Zyne Discipelen , en hen, die naast daarby ftonden , en gaf hun de volgende onderrichting: . De Geleerden en Uitleggers der Heilige Schrift; zelfs die van de Pharizeeuwfche Partye , mogen in zoo verre by u eene achting hebben, als zy u de Mozaïfche Wet in de Synagoge en Schooien verklaaren , en u dringen om dezelve te onderhouden ; daar in moogt gy hun gehoorzaamen , en alle de plichten beoefenen , die zy u voorfchryven ! Dan , wat hun doen en laaten betreft, neemt dat in het geheel niet tot een fVlodél , om het uwe daar naar te fchikken ; want zy fpreeken wel veel van plicht en Religie , maar ter beoefeninge brengen zy het niet. Zy maaken zwaare en lastige pakken ( eisfchen op eisfchen > Zy beveelen anderen menfchen dezelven ook op hunne fchouderen ie neemen , daar zy zelfs zich door het geringfte zedelyke gebod , als zy het moeten beoefenen , bezwaard vinden. En , dat zy noch doen, doen zy alleen met oogmerk om roem te verwerven.  2HO0FDST. JEZUS. ö*5 Zy kleeden zich by voorbeeld zoo , als zy'het om hunne uitwendige gedaante eenig aanzien te geeven, best oordeelen ; zy hechten al grootere en grootere (met Gedenkfpreuken der Wet befchreevene ) (lukken van Pergament, en andere foortgelyke Aanhang, fels , aan hunne wyde rokken ; zy zien 'er op , dac men by maaltyden hen boven aan plaatfe ; in de Synagogen eisfchen zy boven alle andere Leeraaren den rang ; niets is hun aangenaamer , dan eerbewyzingen op openbaare plaatfen , en dat men hen beroemde Rabbynen noemt. Volgt hun voorbeeld niec naa. Myne Discipelen, tracht nooit na den tytel van Rabbi (Leeraar ), en neemt ze nooit aan. Gy hebc immers allen éénen eenigen gemeenfchaplyken Leermeester , onder wien gy een gezelfchap van Discipelen , die Broeders zyn, uicmaakt. Even zoo betaamt het u ook den naam van Vaders , waar mede zy zich zoo gaarne van hunne Discipelen laaten begroeten , aanteneemen, of aan iemand te geeven, die het voor een bewys van uwe onderwerping aan zyne Leere zou willen aanzien. Gy hebt allen immers, ook in dien zin , éénen gemeenfchaplyken Vader \ wiens gezach by ulieden alles moet gelden , naamlyk den Hemelfchen. Even zoo min moet gy u geestJyke Leidslieden laaten noemen , gemerkt gy immers allen , en anderen met u , éénen gemeenfchaplyken Leidsman van God hebt bekoomen. Onder ulieden behoort gantfchelyk géén voorrang te weezen; die voorrechten begeert te hebben , die zoeke ze daarin , dat hy door zyne dienden anderen de nuttigde worde. Gy huichelachtige Pharizeeuwen en Uitleggers der Wet , gy zyt de rampzaligde Menfchen der weereld : Gy zult hec zwaar te verantwoorden hebben , III. Deel. F4 dat  €6 LEVEN van IX.bofk. dat gy, in ftede van voor de menfchen den ingang in het Godlyke Koningryk te openen, denzelvtn voor hen in tegendeel toefiuit. Niec alleen wilt gy zelfs geen deel daarin neemen , maar gy zyt hen bovendien in den weg , die gaarne zouden wenfchen deel daar aan te hebben. Onzalige Huichelaars ! gy bederft geheele huisgezinnen van Weduwen en Weezen, tervvyl gy, (en dat onder voorwendfel van lange gebeden !) in haare huizen fluipt, en u met het aangenaamfte doet vergasten. Zyt verzekerd, dat gy, om dat het eene fchandelyke huichelary is , des te meerder zult te verantwoorden hebben. De onzaligfte menfchen zyt gy, gy Pharizeeuwen en Leeraars der Wet, dewyl gy de onbefchaarndheid hebt, om de langfte reizen ter Zee en te Land te onderneemen, om, het zy hier, het zy daar , eenen Vreemdeling tot hec Jodendom te bekeeren ; en als hy een Jood is geworden , eenen noch ergeren , verdoemniswaardigeren menfeh van hem te maaken , als gy zelfs zyt. Onzalige blinde Leidslieden ! die de duidelykfte zaaken verduistert; gy leert, by voorbeeld, dat men by den Tempel wel mag zweeren , zonder dat de eed , daarby gedaan , verplichtende zy ; maar dat by den Tempelfchat, den Korban, te zweeren, ten allerftrengften verplicht. Gy dwaazen ! wat is heiliger, de fchat in den Tempel, of de Tempel zelf; die immers juist een fchat tot eenen heiligen (gewyden) fchat maakt ? Even zoo zegt gy dikmaals, dac by den Altaar te zweeren, niet veel betekent; maar by de Offerhande, die op den Altaar gebragc word, eenen eed te doen, ten fterkfte verplichtend is. Gy dwaazen ! blinden! wat is toch heiliger, de Oöergaave , of de Altaar, die door den Altaar tot eene heilige gaave gemaakt word ? — Volgt hier niet  2. HOOFDST. JEZUS. 6> niet uit, dat, die by den Altaar zweert, tevens by alles, dat op den Altaar gebragt word , eenen eed doet ? Dat, die by den Tempel zweert, tevens by de Godheid , die den zeiven bewoont, eenen eed doet ? Dat, die by den Hemel zweert, zoo wel by deezen Throon der Godheid zeiven , als ook by Dien zweert, die op den Throon zit ? Onzalige Menfchen , Leeraars der Wet, en gy Pharizeeuwen in het algemeen ; gy , die zoo naauwkeurig bezorgd zyt , om van elk Kruidje , dat in uwe Hoven wafcht, al is het van het allergeringfte belang, de tiende te geeven , en in tegendeel uwe phchren , van veel grooter gewicht, van onpartydig recht, menfchlievendbeid, getrouwheid en waarachtigheid , uit het oog verliest. Deezen plichten behoorde gy te voldoen , en dan zou het tyds genoeg zyn , om ook aan die anderen , minder gewichtigen , te denken. Blinde Leidslieden ! om kleine Muggen , laat gy den wyn door eenen zeef loopen ; ( wegens byzaaken is uw geweeten naauw gezet ) Kameelen flokt gy geheel neder; (in de gewichtigfte zaaken , van het geen recht is , afwyken , kan uw geweeten verdraagen ). Onzalige Menfchen I zoo bezorgd, om het buitenfle van den beeker en der fchotelen zuiver te wasfchen , terwyl de fpyze en drank den Armen is afgekneveld , of ten minden der wellust en dartelheid ten dienst moeten weezen - . Blinde Pharizeeuwen .' draagt eerst zorg , dat het geen m den fchoteï of in den beker opgedifcht vvord mets voor de onmaatigheid bevatte , dan zal hec gemaklyk zyn , om ook de buitenzyde zuiver te bewaa- ren Onzalige Menfchen! gy Leeraars der Wet en Pharizeeuwen in het gemeen: Gy huichelaars! E a wel»  68 r LEVEN van IX. bofic welker uiterlyke gedaante , met uw karakter vergeleeken , u naar graflieden doet gelyken, die men met opzet eene fchoone verw geeft, ten einde de oogen der voorbygangeren na dezelven te trekken , maar die daarom niettemin bewaarplaatfen van verrotte lighaa- men en doodsbeenderen zyn. Zoo houd men ook u , wegens uwe uitwendige gedaante, voor de braafllen ; maar in het hart zyt gy vol huichelarye en gruwelen. Onzalige Menfchen ! hoe fchoon gy ook de (vervallene) graven van uwe aloude Proprieten weder opbouwt , en tot het verderen der graflieden van braave Mannen kosten bedeed ; hoe vroom gy ook moogt fchynen , wanneer gy zegt : „ Had„ den wy in de dagen van onze Vaderen geleefd, wy „ zouden wel zorg gedraagen hebben , dat wy onze „ handen niet, gelyk zy, met het bloed der Pro„ pheeten bevlekt hadden." .... Zoo is hiervan niets waarachtigs, dan dit alleen , dat zy , die dit gedaan hebben, volgens uwe eigene bekentenisfe uwe Vaders waren, en gy hunne Kinderen .... Maakt dan vry de maat van uwe Vaderen vol ... . Slangen : vergiftige Adders ! hoe zullen menfchen , gelyk gy zyt, de verdoemenis kunnyn ontwyken ? . . . De Godlyke uitfpraak blyfc waarachtig : Ik zond reeds lang , en ik zende noch geduurig Propheeten , Wyzen , Leeraars tot ulieden ; maar , gelyk uwe Vaders gedaan hebben, zoo zult gy ook den eenen vermoorden , aan het kruis daan anderen in uwe Synagoge geesfelen , en van de ééne Stad in de andere vervolgen. Maar zoo zult gy dan ook de fchuld van het vergotene bloed van alle de Propheeten , van alle de Mannen Gods , zoo veel als 'er van het begin der weereld af tot nu toe vermoord zyn, op uwe halzen laaien ; van Abels, des rechtvaardigen?  5. k00fdst. JEZUS. 69 gen, bloed'af, tot opdien van Zacharias, die op de .heilige plaatfe , daar zyn leeven allerveiligst behoorde te weezen, tusfchen den Altaar en Tempel vermoord werd. Weet ! dat zoo fchrikkelyk , als of gy dit alles in eigen peifoon had gedaan, het firafoordeel zal weezen , dat het thans leevende geflachc zal treffen. Jeruzalem, Jeruzalem! Stad, wel¬ ker gewoonte het is, uwe Leeraars te vermoorden en Gods Gezanten te fteenigen \ Hoe dikwijs heb ik uwe Kinderen om my heenen willen verzamelen gelyk eene zorgvuldige Henne, die haare kuikens'aanlokt, en haare vleugels over dezelven uitbreid ; maar gy wilde niet. Laat u dan de gevolgen daar van wélgevallen. Ziet, gy zult tot 'ftof verkeerd , tot eene Woestyn worden , uwe Stad en uw Tempel ■ en zy zullen tot zoo lang woest blyven liggen als myne tegenwoordigheid aan u word onttrokken; ' tot dat de tyd koomt , dat gy den wederkoomenden Mesfias , dien gy thans niet kent, te gemoet zult roepen : „ Heil Hém , en Zegen, dien die „ koomt, en de Heerlykheid van onzen God mee „ zich brengt!" —; Met deeze woorden ging Jezus tfn Iempel uiT(f). Waarfchynelyk deed Hy het met opzet, en met opzicht opdat, het geen Hy zoo even gezegd had, „ dat men Hem nu binnen kort „ niet meer zien , en dan den Tempel woest li>gen „ zoude Hy fchynt inderdaad van dat uur af nooit weder in den Tempel gekoomen te zyn. De (O Matthxus verbind de laatfte woorden van Jezus - zult v,y voortaan niet meer zien , enz. onmiddelbaar met «ie : hn Ily gmg beenm, en begaf zich uit den Tempel. E 5  70 LEVEN VAN IX. BOEK. De aanmerkelyke woorden , waarmede Hy Zyne ftrafpreek beflooc, werden van Zyne Discipelen gade geflaagen. Het klonk hun vreemd in de, ooren , dat Stad en Tempel verwoest zouden worden. Als zy nu met Hem door de Voorhoven na de buitenfte Poort gingen , en hun in het voorbygaan de' prachtige Gebouwen in 't oog kwamen, Gebouwen die de tyden van den Mesfias waardig fcheenen (d ), konden zy zich niet wederhouden, Hem tot dezelven, mee verwondering over Zyne ongeluk - vooripellende woorden, te wyzen ; met bede, dat Hy toch op deeze uitgeftrekte, en aan derzelver verheven oogmerk beantwoordende Tempel - gebouwen , een oog flaan wilde, hoe zy van het fchoonfte witte Marmer , met groote vastheid opgetimmerd , eene duuring van veeSe Eeuwen fcheenen te belooven ; dat Hy toch geliefde te bedenken , hoedanige kostbaarheeden in den Tempel bewaard wielden, enz. Jaa , beziet ze flechts , hernam Jezus : deeze Gebouwen , ik verzeker het u , zullen derwyze gedoopt worden , dat 'er géén één fteen op den anderen zal blyven. Hy fprak verder niets, maar ging ter Stad uit na den Olyfberg. Op eene hoogte aan dien Berg zette Hy zich neder , en daar hadden zy weder den Tempelberg , en de geheele oostelyke zyde van het voor- naa- C<0 ^De befchryving van den Tempel , in Jozephus Joodfchs Ooilogen', Boek V. h. 14. verdient nageleezen te v orden. . Hy zegt onder anderen : dat het Marmer van den Tempel zoo wit is geweest, dat het zelve van verre als een Sneeuwberg zich vertoonde.  2. noornsT. JEZUS. ft naame en van de bygebouwen in hec oog. Petrus , jacobus en Joannes , die Hy zoo dikmaals mee byzondere onderrichdngen en ontdekkingen (e) verwaardigde , en Andreas, Petrus Broeder, hadden , het geen Hy van Jeruzalems ondergang gezegd hadde * haagedacht , en namen nu de gelegenheid waar, oiri afzonderlyk met Hem daar over te fpreeken IVlen ftelle zich in hunne Joodfche maniere van denken en gefteldheid , zo men de vraag en het antwoord wél zal verftaan. Zy hadden Hem juist even te vooreri hooren zeggen , dat de Natie Hem in het vervolg niet meer zou zien , tot dat de tyd zou koomen , dat zy zich bereidwillig toonen zoude , om Hem als haaren Mesfias te verwelkomen, en dat intusfehen Stad en Tempel verwoest zouden liggen. Nu hadden de Discipelen tot hier toe van den Mesfias géén ander denkbeeld , dan dat Hy een Redder van Zyn Volk zou zyn , het zelve op de been helpen, en het boven andere Naden verheffen. Deeze Redder, dagt men, dat zekerlyk voor het einde der weereld ( en eerder , meenden zy, zou de heilige Stad niet gefloopc worden ,) koomen zou ; als wanneer zy niet alleen aan de overheerfchingen van vremde Natiën omwrongen , maar ook tot eenen uitneemenden trap van gelukzaligheid verheven zouden worden. Zy verftonden der-' halven alles, wat Jezus van de verwoesting der Stad en des Tempels zeide , van deeze laatfte floopinge aller zichtbaare dingen. Wilde O) By voorbeeld , by dè verheerlyking op den Rer.<*. Zy waren ook by de opftanding van Jitirus Dochter tegenwoordig. E 4  f LEVEN VAN LX. BOEK. Wilde nu Jezus op ééne reize en te gelyk hun alle hunne verwarde denkbeelden over dit ftuk opklaaren ? Dat wilde Hy niet doen. De juiste denkbeelden van t Koningryk des Mesfias veronderftelden zekere gebeurtenisfen die noch niet voorgevallen waren : oeeze Aarde. — Eer deezen voorgevallen waren , uas het niet mogelyk , hun alle vooroordeelen te beneemen. Jezus moest zich bepaalen , en tot hun flechts zoo veel van de zaake zeggen , als zy voor dien tyd nood,g hadden: inzonderheid om hun den Shtt., beneeni™> dat deeze plaats, wegens haare heihgheid met verwoest zou worden , en dat de Mesfias ^ooren, zichtbaar op Aarde, tot redding der Natie uit de macht der Romeinen, moest verichynen. Hy geeft hun derhal ven zekerlyk eene openimr., wegens het toekomftige ; Hy fpreekt met hen van Jeruzalems verwoesting , en van Zyne wederkomfte ; maar, zonder dé lengte van den tusfehentyd te bepaalen , toont Hy hun deeze gebeurtenisfen als in eene icniidery ; maar, in een zoodanig fchildery , dat tegen de Joodfche denkbeelden ganfchelyk aanliep • naamlyk , m ftede dat zy geloofden , dat de Metfia) eerst de onderdrukte Natie weder op de been zou helpen, eer het einde der dagen C en met een de verwoesting van Jeruzalem) voorvallen kon , leert Hy hun , dat zekerlyk eerst de ondergang van den Joodchen Staat voorv ]len zm ^ ^ ^ J Jg het hinderen zoude; maar dat dan ook aan heteinoe der dagen de Mesfias zich zekerlyk weder openbaren zou , hoewel niet tot een zoo aardfeh oogmerk , als zy Hem toenmaals verwachtten, eu geduurig  t. iioofdst. JEZUS. 73 duurig noch verwachten. Intusfchen , gemerkt de wederkomst van den Mesfias voor hen toch tegenwoordig flechts in zoo verre van belang weezen kon , als dezelve eene betrekking op de Natie had , zoo' befchouwt Jezus de zaak ook voornaamlyk in dat opzicht. Van de overiee weereld word fWht-e i„ iw voorbygaan gefproken: Van het einde der dagen , even als of dat het einde der elende en der verftrooijinge der Natie zou weezen. Maar daar word in hec geheel niet gemeld , hoe lang, van de verdelging des Joodfchen Staats af, het tydperk des Christendoms in de weereld zou duuren (f) i nochtans , dewyl deeze verdelging , tevens met haare gevolgen , het groote rampzalige Tydperk van de Natie was , word de verfchyning van haaren Mesfias, alleen als op deeze betrekkelyk, befchouwd. Men ftelle zich derhalven Jezus hier als eenen Propheet voor , die zyner Natie haare otgevallen verkondigt, maar de Discipelen als menfchen, die in het geheel niets anders van Hem begeeren te weeten , dan het geen op hunne Natie , Stad en Tempel , betrekking heeft. Zyt op uwe hoede , begon Jezus te zeggen , dat gy u f>et opzicht tot de verfchyninge van den Mesfias , ter reddinge zyner Natie ,) yan niemand laac verwarren ofte bedriegen. —, Daar zullen veele Verleiders opftaan , die zich den naam van eenen van God gezondenen Redder (van den Mesfias} toeëigenen, en voor dat , wat ik hen, uitgeeven zullen. Zy zullen, (gelyk Joannes van my zeide,) de menfchen CO By Lukas, hoofdft. XXI. word gezegd- Jeruzalem X» van de Natiën vertreeden worden , tot dat detydefdTèl tün afgeloopen zyn , dan sullen 'er tekenen enz. E5  74 LEVEN van IX. boek. fchen met de hoope vleijen , dat de lang verwachte Mesfias nu daar it (g). En veelen zullen het gelooven. Laat gylieden u toch niet misleiden , begeeft u niet onder hunne Aanhangelingen. Noch meerder: In den Staat zullen groote omkeerin" gen gebeuren : Gy zult van oorlogen en krygstoerustingen hooren ; en ook dac zal veelen op de tekenen van het naderende tydperk van eene Godlyke reddinge het oog doen flaan. Laat u niet verwarren : dit zyn gebeurtenisfen , die zekerlyk over de Natie toegelaten zyn, maar die daarom noch niet aantoonen, dat God tot haare reddinge binnen kort tusfchen beiden zal komen. Neen , Hy zal gehengen, dat 'er de grootfte verwarringen komen; dat de eene Natie tegen de andere ( de Romeinen en Jooden beurtelings) de grootfte vyandlykheeden pleegen. Om de elende te vergrooten , zullen 'er hongersnood en aanfteekende ziekten by komen ; hier en daar zal men Aardbeevingen gevoelen ; en veele andere vreesfelyke Verfchynfelen en Luchtverhevelingen zullen de menfchen verfchrikken. Doch befluit uit dit alles niet, dat thans God ten beste van de Natie verfchynen , en haar den Mesfias zenden zal. Neen , dit alles is noch maar een begin van de fmerten. In ftede van u met de andere Israëlieten met iedele hoope te vleijen , let op u zeiven , ten einde u by deeze omftandigheeden , overeenftemmig met Gods oogmerken te gedraagen. Hoort, hoe het u gaan zal. Eer en alvorens deeze verwarringen een begin nee- (g) Het Koningryk van God is naby , zeide Jo nnes en Jezus zelf: Nu zullen deeze Bedriegers ÓöS zeggen : De tyd (yan den Meslias) is naby.  o, iïoofdst. J" E Z U S. 75 neemen , zal men gewelddaadig tegen u bandelen'; zy zelfs, uwe Landsgenooten , zullen de handen aan u flaan , u verklaagen , vervolgen , aan de Overheeden uitleveren , voor vreemde en inlandfche Rechtbanken fleepen , in banden flaan, in de Synagogen geesfelen , zelfs voor Koningen en Stadhouders tot verantwoordinge leiden , om dat gy van my , als den Mesfias , opentlyk /preekt. Daar zult gy gelegenheid hebben , om van uwe getrouwheid en flandvastigheid beflisfende proeven te geeven. Tot dér dood toe zal men u vervolgen : en gy zult by de geheele Natie om myns wil gehaat zyn. Onaangezien alle-deeze bindernisfen, zal de Leer van my, als den Mesfias , aan alle Naden in de weereld bekend gemaakt worden. Dit alleen wenfche ik u by dit alles diep in het hart te prenten , dat, als men u zoo ter zaake van het Euangelie ter verantwoording fleept, gy volftrekt geheel niet bekommerd behoeft te weezen , hoedanig gy uwe verantwoording voor deeze Rechcerftoelen zult doen ; gy behoeft niet angstvallig op woorden te denken ; laat het aan den Godlyken Geest over , van dien zult gy bezield weezen , zoo, dac Hy u juist te dier tyd , als gy 't noodig hebt, in den mond leggen zal, wat 'er gefproken moet worden. Want niet zoo zeer zyt gy het, die het woord zult voeren , als de Godlyke Geest uwes Vaders , die door u zal fpreeken. Ik zal u welfpreekendheid en de gaave om u overtuigend uittedrukken , in zulk eene maate fchenken, dat alle welfpreekendheid van hen , die zich tegen u verzetten , niet het geringde tegen u uitvoeren zal. Zyt deswegens onbekommerd: —— Maar dat wil ik voor u ook niet verbergen , dat Vervolgingen , en dat wel van den kant van uwe eigene Bloedverwanten , Ouders, Zusters, Vrienden  ?6 LEVEN van IX. boek. enz. op u wachcen; deezen zullen na uw leven Maan, gy zult om myns wil voor allen openlyken en byzon- deren haat blootgefteld weezen : Maar by dat alles kan u . zonder den wil van uwen Vader', géén hair van uw hoofd gekrenkt worden. Geduld en ftandvastigheid is het beste hulpmiddel, dat ik u kan aanbeveelen. De reden, waarom men u zoo behandelen zal, is, dat uw Euangelie veelen zeer aanftootelyk zal voorkomen. Zy zullen eerder, dan dat zy het aanneemen zouden , hunne eigene Vrienden en Bloedverwanten allerhevigst vervolgen. Ook zal het 'er aan gééne valfche Leeraaren ohtbreeken , die hen tot deezen haat aanzetten. Deezen zullen de geenen , die zich deiwaarheid zouden willen overgeeven , daarvan aftrekken ; en , dewyl de boosheid en geest van vervolginge geduurig toeneemen, zal zelfs de Ouder- en Broederliefde , en in het algemeen de natuurlyke aandoening by veelen verkoelen. Dan, noch eens: wie in deeze vervolgingen ftandvastig het uithard , en tot het uiterfte toe aan de belydenisfe van het Euangelie vasthoud , die zal dat, het geen de Natie anders vergeeffch zoekt, die zal Ver los fin g vinden. Wanneer nu op die wyze , by alle deeze moeilykheeden , de waare Leer van den Mesfias , en van Zyn Koningryk , in de weereld zal uitgebreid weezen , dan eerst zal het tydftip , van hec welke ik fprak , de Ondergang van den Joodfchen Staat , volgen. Wie van ulieden dan noch leeft , en ziet., hoe Jeruzalem van Vyandlyke Legers word ingefloten., die gedenke daar aan , dat het tegenwoordig de tyd is,  3 HOOFDST. JEZUS. 77 is (£), waarvan ik gezegd hebbe: dat Stad en Tempel woest zonden liggen. Wie dan getuige 'er van is , hoe die verfchrikkelyke verwoesting, waarvan de Propheet Daniël ipreekt, ( die de.plaats leest, merke daar op,) die Afgodifche ontheiliging, de Heilige Stad en Tempel nadert, die denke dan op gééne reddinge, dan alleen door de vluchr. i Die zich in Juda;a bevind , die vliede zonder tydverzuim op de Bergen en in de hooge Vestingen ; hy j hoope niet in eene of andere opene plaatze verfchuilinge te vinden : en die in de Hoofdftad is , die verlaate zich niet op de fterke muuren van den Ternpel ( i ) , maar trachte hoe eerder hoe liever uit de Stad te vluchten ; wie zich buiten op het Land ophoud , zy niet zoo dwaas, dat hy tot de Stad zyne toevlucht neeme. Vlieden , zoo fpoedig als men kan , is de eenige toevlucht : is men boven op het huis (k) , men fpoede zich om aanftonds over de daken heen en weg te geraaken (/) , zonder eerst na de benedenvertrekken te gaan , en daar te vertoeven. Is men op het Veld , men keere niet eerst na zyn (6) De geheele volgende befchryving moet met het verhaal van den Joodfchen Gefchiedfchry ver , wegens de verwoeftinge van Jeruzalem, vergeleeken worden, wanneer men de juiste naauwkeurightid , waarmede de Heiland dit fchildery der belegering en verwoesting veertig jfaaren te vooren heeft ontworpen , .behoorlyk wil begrypen. (i) Deeze werd , by de laatfte belegering , tot eene Iterke Vesting gebruikt. . (fc) Naamlyk , als het reeds zoo verre is gekoomen, dat de Stad van de Vyanden zal ingeflooren worden. ( / . Volgens de toenmaalige maniere van bouwen, waren alle de daken vlak.  ?H LEVEN van m floEii. zyn huis in de Stad te rug, óm zich van noodwen- digheeden te voorzien. Dit zyn die ter uitvoe- ringe van het Godlyke oordeel van ftrafte vastgellelde dagen , waarin gééne redding plaats vind- Allerongelukkigst zyn dan zwangere en zoogende Vrouwen; waarheenen zullen zy met haare onnozele Kinderen vluchten ! Gelukkig noch , wanneer gy met bidden verwerven konde, dac uwe'vlucht niet in den barren Winter, noch op den Sabbathdag , ( waarop men geweetenshalven niet durft reizen,) inviel . . .! Dan zullen de Natie elenden treffen , dergelvken 'er t^.n het begin der weereld af nooit gehoord zyn gewórden. In het geheele Land zal de onderdrukking algemeen , en dit Volk een byzonder voorwerp van Godlyke ftraffen zyn. Ontelbaar veelen zullen door het zwaard van kant geholpen , en de overigen onder alle Natiën weggevoerd en verftrooid worden. Dan zal de Stad zoo lang woest liggen , en in de macht van Afgodifche Volken zyn , tot dat het lange tydperk , het welke deeze Natiën gezet is, ten einde geloopen zal weezen. Ik zeg het noch eens , de elende der Natie in deeze dagen zal zoo groot zyn, dat, wanneer de Heer niet een perk gefteld had, hoe verre dezelve gaan mag , de gantfche Natie daar by ten gronde zou moeten gaan: maar om huns wil, die Hy beflooten heeft aan die algemeene elende te ontrukken , zal de fmerte niet zoo geheel lang duuren. De algemeene nood zal elk eenen, na eenen Mesfias , begeerig en oplettende maaken , van waar eene zoodanige koome. Hier zal u iemand zeggen: Ziet, daar koomt Hy, de Redder, die ons uit deeze elende verlosfen zal; daar, een ander: komt, wy hebben onzen Mesfias gevonden. Gelooft al dac voorgeeven niet j want daar zullen zich valfche Mes-  2. K00FD3T. JEZUS. ?p Mesfiasfen en valfche Propheeten opdoen , die , om aanzien te verkrygen, de zeldzaamfte wonderlyke zaaken verrichten , en zich eenen aanhang maaken zullen , zoo dat zelfs de betere , waardigere menfchen , zouden kunnen gevaar loopen om verleid te worden , indien zy niet zoo fterk in de waarheid bevestigd waren. Gy weet tegenwoordig alles te vooren ; neemt ; u in acht! Als ligrgeloovigen u overreeden willen , dat de Redder zich vertoone, by voorbeeld , buiten op de Heide, zoo verzet géénen voet derwaarts. - ; Even zoo min , als zy u in dit of dat huis, onder voorwendfel, dat hy zich daar in het geheim ophou- de , brengen willen. Op zoodanige manieren verfchynt de Mesfias nooit. Als Hy verfchynt, dan gefchied het op eene zoo plotslyke doordringende wyze , als wanneer een Blikfemftraal uitfchiet, en ylings van de eene ftreek des Hemels tot aan de andere zynen glans verfpreid. Waar Hy zy, zal men niet eerst na Hem behoeven te vraagen ; dien daaraan geleegen ligt, die zal de plaats zoo fchielyk kunnen ontdekken , en zich daar laaten vinden , als fcherpziende Arenden van alle kanten op hunnen roof fchieten. Tusfchen deeze tyden der verdrukking en der aankomfte van den Mesfias , zal 'er géén gelukkig tydftip meer voor de Natie zyn. Plofslyk breeken dan de voorgemelde weereld- en natuur-verfchynfelsdoor, die voor de komfte van den Mesfias vooraf gaan zullen. Zon , Maan en Sterren verliezen haaren glans. Natuur fchynt in wanorde geraakt. Daar heerfèht algemeene verbaasdheid , vreesfelyk verwachten van het geen 'er met de Aarde zal voorvallen, by het zien van de opbruizende , buiten zyne oevers getreedene Zee. Nu is de tyd daar, nu geeft de verwaarloosd^ menfeh  to LEVEN van IX. 30ek» menfeh zyne aannadering van den Hemel door zekere merktekenen te kennen. Intusfchen , dat alle Natiën hun klaag-gefchreeuw aanheffen, laat Hy zich zien , de Verisaarh osde. Op Hemeliche wol¬ ken verfchynt Hy , en koomt in verhevenen glans op de Aarde te rug. Aanftonds zal Hy zyne Gezanten uitzenden, die met helklinkende bazuinen zyne Hem welbekende uitgeleezene menfchen , van alle de vier hoeken der weereld zamen roepen , en als ééne Natie tot hun Opperhoofd verzamelen zullen. Als (kort naa myn vertrek)• deeze omwentelingen (met de Natie) haar begin neemen , denkt dan , dat het dat is, waarvan ik gezegd hebbe , dat zulks voor de aankomst van den Verlosfer voorafgaan zoude ; en laat het u tot een onderpand van de nabyheid uwer verlosfinge dienen. Zoo als by voorbeeld by den Vygenboom en andere Boomen, het uitbotten en volfappig worden der takken, een teken is van den naaderenden Zomer ; zoo zyn ook deeze gebeurtenisfen zekere kentekenen , waar uit gy befluiten kunt,. dat het Koningryk van den Mesfias zich zal openbaaren («O- (Het zal zich in de weereld juist in die maate uitbreiden , als de lotgevallen der Natie erger worden; maar in zynen vollen glans eerst dan verfchynen, wanneer het zichtbaare en aardfche ee n einde neemt.) Ik verzeker u: eer dit menfchengeflacht uitgeftorven is , zal het lot der Natie beflist zvn. Myne gezegden zullen waar blyven , of¬ fchoon Hier word naamlyk niet van die laatfte groote openbaaringe van dit Koningryk , van Zyne wederkomst gefprooken, ma?r van de tydkring QEptcbe^) , van het over alle Joodfche tegenkantingen zegenpraalende Euan^gelie.  HOOFDST. J E Z ü S. g£ fchoon Hemel en Aarde (al het zigtbaare) deswe. gens het onderfte boven keeren zouden. Maar van dat laatfte tydftip , (de verwoesringe van al het zigtbaare, en de wederkomfte van den Mesfias) kan men niet bepaald zeggen , wanneer dezelven voorvallen zullen; dat weeten zelfs de Engelen niet; dat weet zelfs de Zoon niet; myn Vader alleen weet het. Met opzicht tot het gedrag der menfchen , tot op Zyne wederkomfte , zal het niet anders in de weereld geleegen zyn, dan, zo als het in de dagen van Noach toeging. Gelyk toenmaals de menfchen zich door niets in hunne bezigheeden en genoegens lieten ftooren , maar zoo gerust, als of 'er géén het minfte gevaar te duchten ware , hunne ontwerpen voortzet» teden , en hunne oogen niet eerder openden , voor dat Noach in zyne Arke ging, de Zondvloed over de Aarde kwam , en alles wegfleepte ; jm'st zoo zal het vóór en tot op de wederkomfte van des Menfchen Zoon gefteld zyn : maar ook even zoo plotslyk zal dit alles beflisfende tydftip hen overvallen. Het Zal gebeuren, by voorbeeld, dat twee Perfoonen met eikanderen op het Veld arbeiden, de eene zal door het inbreekende bederf mede weggenomen worden , de ander het ontkomen. Twee Vrouwen zullen nevens eikanderen de handmolen draaijen (»); de een zal by dat ftraf- oordeel omkomen , de andere bevryd blyven. Zyt by deeze onveilige gefteldheid van zaaken op uwe hoede , dat gy niet, (gelyk als die vóór den Zondvloed ,) uwe zinnelyke* lusten, ; O) Een van de laagfte handwerken, waar toe Shavmnen gebruikt worden. JU. Deel. F  02 LEVEN van IX. boek. lusten, of knaagende zorgen den teugel viert , en in dezelve gewikkeld, tot het bezorgen van uwe gewichtigfte belangen onbekwaam, door dien dag overvallen word. Want, als een blikfemftraal zal dezelve over alle Inwoonderen van den geheelen Aardkloot komen. Zyt op uwe hoede ! Zyt waakzaam, op den eenen tyd zo wel als op den anderen, dewyl gy nooit weet, wanneer de uur der komfte van uwen Heere daar is. Altoos zy het uw yverigfte wenfch , dat gy onder het gelukkige getal van hen moogt weezen, die , by alle deeze groote veranderingen , onder de Godlyke befcherminge veilig, eens voor den nu verwaarloosden Mesfias r zich durven vertoonen. Gy weet, wat een Huisvader, die door eene huisbraake by nacht al het zyne heeft verloren , zou gedaan hebben , indien hy geweeten had , in welken tyd van den nacht de Dief zoude koomen ; hy zou gewaakt hebben; hy zou door het neemen van goede maatregelen , het inbreeken voorgekoomen zyn. Zyt zoo ook gy lieden op uwe hoede , daar gy weet, dat de Mesfias koomt, alhoewel de tyd van Zyne aankomfte voor u verborgen is. Met denzelven is het even zoo geleegen, als wanneer een bemiddeld Man eene reize voorheeft', en by het affcheidneemen zyne knechten het bezorgen zyner goederen en van zyn huis opdraagt; ieder eenen van hen zegt, wat dezelve te doen hebbe , en den Deurwachter waakzaamheid aanbeveelt. Verbeeld u eenen getrouwen verftandigen knecht, die , dit vertrouwen van zynen Heere waardig , over het huisgezin en deszelven onderhoud het opzicht heeft. Hoe gelukkig is hy , als hem zyn Heer by deszelven wederkomfte hier mede bezig vind ! Ik verzeker u, hy  a. HOOFDST. JEZUS. 83 zal hen tot zynen voornaamften Huishouder maaken. Maar, fielt u ook eenen nietswaardigen knecht voor , die denkt: myn Heer koomt noch in lang niet van zyne reize te rug , en by deeze dwaaze hoop het gezach , dat hy over de onderbedienden heeft , misbruikt , hen flaat , mishandelt, in ftede van te arbeiden , met zyne drinkebroeders van zyns Heeren geld brast en zuipt ; hoe zal het hem gaan , wanneer zyn Heer op eenen dag, waarop hy hem minst verwachte, op een uur, waarop hy meende veiligst te weezen , t' huis koomt ? Hy zal hem allerfcherpst beftraffen , en hem den verdienden loon zyner ontrouwe geeven. Wanhoop , en zich zeiven verteerende Nyd , zal zyn deel zyn. Noch eens : Zyt waakzaam , want gy weet niet, wanneer de Heer van het huis koomen zal, of 's avonds laat, of omtrent middernacht, of tegen den morgenftond, . of eerst met het aanbreeken van den dag ; want hy mogt, als hy onverwacht koomt j u flaapende vinden ! En het geen ik u zegge , dat zy ieder eenen gezegd : Zyt waakzaam ! ■ In dit aliergewichtigfte tydftip zal het met de Godlyke Regeeringe juist zoo geleegen zyn , als wanneer by eene Bruilofte de genoodigde Speelnooten toeftel maaken , om de Bruid en den Bruidegom , die thans gereed is om haar in zyn huis te brengen en in te leiden, af te haaien. Stelt, daar zyn tien Maagden, vyf verftandigen en vyf onverftandigen ; ftelt, dat de onverftandigen zich , 't is waar, insgelyks wel van Lampen hebben voorzien (0) , om dezelve voorde Bruid CO .Men zie de plaatfen , die Ligiitfoot uit de joodfche Schriften bybrengt. F 2  84 LEVEN VAN IX. BOEK. ' Bruid by haare t'huishaaling heenen te draagen. Wat zouden haar dezelven baaten , wanneer zy dezelven niet met olie voorzien hadden ? Stelt, dat daarentegen de verftandigen niet aUeen Lampen , maar ook olie by zich hadden. Stelt, dat de Bruidegom en Bruid lang weg bleeven. Dat de eene naa de andere van de Maagden , en eindelyk allen in flaap vielen , en fliepen , als of het Feest niet meer zou gehouden worden. Stelt, dat zy nochtans omtrent middernacht uitïhaaren flaap werden opgewekt, door het geroep : Staat op , het Huwlyks- paar koomt, gaat het te gemoet. Stelt, dat zy allen ontwaakten, na haare lampen omzagen , en dezelve gereed hielden. Dan eerst zouden de onverftandigen merken , dat zy géén olie by zich hadden ! Geeft ons, zouden zy tot de verftandigen zeggen, van uwe olie ; anders zullen wy moeten zien , dat onze lampen uitgaan , en wy in de tegenwoordigheid van alle Bruiloftsgasten befchaamd gemaakt worden. De verftandigen zouden antwoorden : gaat liever ter plaatfe , daar men olie verkoopt , en voorziet 'er u daar van. Stelt, dat zy heenen gingen. In dien tusfchen tyd kwam de Bruidegom met zyne Bruid ; de Maagden , die haare lampen gereed gehouden hadden , gingen hun te gemoet , droegen dezelven voor hen heenen , werden ter Bruilofts-maaltyd mede in huis genomen. De deur werd gefloten. Niet lang daar naa lieten zich ook de overigen aanmelden, en verzoeken, dat de Huisheer, de Bruidegom , haar geliefde in te laaten. Deeze zou haar laaten antwoorden , dat hy haar niet gezien had onder de geenen, die hem met lampen te gemoet gekoomen waren ; dat hy niet wist, wat zy hier te doen hadden. Zoo ziet gy , hoe veel het 'er op aankoome, dat men zich gereed houde. Laat  2. HOOFDST. JEZUS. 85 Laat u dit tot onderrichtinge dienen. Gy weet niet ter welker uure de verwaarloosde Mesfias zal aan' koomen. De zaak is van het uiterfte belang. Een Heer, die voorhad eene lange Reize te doen , riep zyne knechten , en gaf hun zyn goed over. Naadien hy elks bekwaamheid kende , gaf hy den eenen meerder , den anderen minder onder zyn beftier. Den eenen gaf hy vyf talenten (p) , met last, 'om een zoodanig gebruik d^ar van te maaken , als het voor hem, den eigenaar, voordeeligst zou weezen; eenen anderen gaf hy twee , eenen derden één talent; en zoo trok hy op reize. De knecht, die de groote fomme van vyf talenten ontvangen had, neemt een bedryf by de hand , en weet het zelve zoo wel te_ beftieren, dat hy met honderd noch honderd overwint , en binnen kort de dubbelde hoofdfomme kan toonen. Even zoo bekwaam en zorgvuldig gaat ook hy , die de twee talenten had bekoomen , met deeze fomme te werk; hy wint 'er twee by. De knecht daartegen , die 'er maar één had ontvangen , ziet dat voor eene verachtelyke kleinigheid aan , waar mede niets te onderneemen ware ; en om dat hy traag en onbekwaam is , maakt hy van het geld niet alleen géén gebruik ; maar om de moeite te fpaaren van hec te bewaaken , begraaft hy het in de aarde. De Heer bleef langen tyd uit: eindelyk nochtans kwam hy weder t'huis , en eifchte van de knechten rekenfchap van het befteeden zyner gelden. Hy die G>) Een Talmt van de Hebreen bedroeg omtrent mfuen honderd Daalders [ Duitfch geld, naagwoef omtrent 3000 gulden yan het onze. J F3  86 LEVEN viN IX. boek. die vyf talenten ontfangen had , moest eerst rekening doen. Daar ziet gy , myn Heer! zeide hy , onder het overgeeven van de hoofdfom , even zoo veel overwinsts ; vyf talenten had gy my ter hand geiteld ; vyf anderen heb ik daar mede gewonnen. Uitdeekend , antwoordde de Heer , gy zyt een braave en getrouwe knecht; hebt gy by het weinige u zoo getrouw getoond , ik zal u meerder toebetrouwen ; koorn , en zyt een gast aan de maaltyd van uwen Heere. Ook deed hy rekening , die de twee talenten ontvangen had : Daar zyn de twee talenten , zeide hy , die my zyn toebetrouwd , en daar twee talenten , die ik daarmede gewonnen heb. Treffelyk, zeide de Heer ook tot deezen, gy zyt myn getrouwen en braave dienstknecht, ik heb u zoo getrouw by deeze geringe fomme gevonden , daarom zal u eene veel grootere toebetrouwd worden : koom ook aan de Feest maaltyd van uwen Heere. Nu zou ook hy zyne rekening doen, die maar één talent bekoomen had. Die kwam voor den dag , en fprak : Heer ! verwonder u niet , dat ik u geen overwinsr toonen kan. Daar gy my flechts eene zulke kleinigheid toebetrouwde , zag ik reeds , dat gy liever neemt, dan geeft. Waart gy niet zoo kaarig , gy zoudt zelfs gezien hebben , dat van zoo weinig Zaads niet te oogden valt. Wat zou ik met dat eene talent doen ? Ik begroef het in de aarde , op dat ik het , zoo als ik het ontving , u mogt kunnen weder- geeven. Daar is het. De Heer gaf hem ten antwoord : Slegte , traage dienstknecht, kende gy my zoo ? wist gy , dat ik liever nam , dan gaf ? dac ik wel zou willen oogden, daar ik te kaarig geweest was om te zaaijen ? dan had gy om dezelfde reden geheel anders behooren te doen , als ey gedaan hebt. Wat  a. hoofdst. JEZUS, 8? Wat was natuurlyker , dan myn geld , wanneer gy zelf géén bedryf by de hand had willen neemen , teri muitten ter wisfel-tafel te brengen , op dat het my althans eenigen winst gave ? Zoo zoudt gy uwen harden Heere , zonder veel moeite , ten minden ee- niger maate, voldaan hebben. • Ontneemt hem, zeide hy tot de andere knechten , zyn talent , geeft: , het aan dien , die 'er tien had. Zelfs de billyk- heid eifcht het: by wien men vindt , dien vertrouwt men meerder; hem geeft men , zelfs tot overvloed toe : by wien men niets vindt, dien ontneemt men zelfs dat weder, dat men hem toebetrouwd had. Zet deezen onwaardigen knecht uit myn huis ; daar buiten in het donker mag hy zich zeiven befchuldigen , en het geluk van hen benyden , die thans met my ter tafel toegelaaten worden. Wanneer nu, zoo als deeze Heer , de verwaarloosde Mesfias in zyne Hem eigene , van God verkreegene waardigheid en verhevenheid , in het gezelfchap van alle Engelen te rug koomt , zal Hy op Zynen verhevenen Throon zich nederzetten , en voor Hem , hunnen Heer en Rechter, zullen alle Natiën vergaderen ! En Hy zal tusfchen het menichlyke Gedacht eene fcheiding maaken , even gelyk eene Herder de Schaapen van de Bokken fcheidt (4). De (a) Dit is een zeer welvoegend Schildery : men vind het geheel uitgewerkt Ezech. XXXIV- „Ik zal tusfchen „ de Schaapen en Bokken gerechtelyke uitfpraak doen. „ Denkt gy , dat het eene kleinigheid is , dat gy (Bok„ ken) de goede weide afeet : moetgy ook noch daar„ enboven het overige van uwe weide met voeten ver- „ treeden ? Gy hebt alle zwakke Schaapen in de ., zyden en fchouderen geftooten, en zyt met uwe hoorjs nen op hen aangevallen. Maar ik zal u " enz. F4.  «8 LEVEN van IX. boek. De goede zagtmoedige menfchen zal Hy aan Zyne rechterhand (r) , de ruwen en onbuigzaamen aan Zyne linkerhand doen plaats neemen. Dan zal Hy hun die aan zyne rechterftand ftaan , in deezer voege aanfpreeken: Koomt j gy uitgekorene Vrienden van mynen Vader ; neemt bezit van het Godlyke Koningryk , dat van het begin der weereld voor u gefchikt, en u beloofd was. Gy zyt het, die my te eeten hebt gegeeven , toen ik honger had ; te drinken , toen ik dorst had : gy zyt het, die my herbergde , toen ik een Vremdeling was ; my bekleedde , toen ik niets had om myne nanktheid te bedekken ; my bezoehtten , toen ik krank lag; u over my bekommerden , toen ik gevangen zat. • Deeze br'aave menfchen [niet gewoon hunne liefdedaden in vergrootend licht te zien] zullen ziéh hier over verwonderen, en Hem antwoorden : Wy weeten ons gééne gelegenheid te herinneren , Heere , waarin wy U hongerig hebben gezien , en U gefpyzigd ; dorftig, en U te drinken gegeeven hebben ; gééne gelegenheid , waarin wy U als een Vremdling hebben geherbergd , en van kleederen voorzien ; waarin wy U krank of gevangen gezien, en U in dien toeftand bezogt hebben. —— Zekerlyk hebt gy dat gedaan , zal de Koning herzeggen , want voor zoo verre gy dit aan eenen eenigen van deeze myne geringfte Broederen gedaan hebt, hebt gy bet my gedaan. Maar f>) Dit fchynt, zegt Whitby, op het Joodfche gebruik te doelen , waarby de geenen, die vrygefprooken zouden worden, in het Sanhedrin aan de rechter , en zy, die veroordeeld Honden te worden , aan de linker zyde , geplaatst werden.  ». hoofdst. JEZUS. 8c> Maar dan zal Hy ook den liefdeloozen, die aan Zyne linkerhand ftaan, aldus aanfpreeken : Gaat van my , gy ter ftraffe gedoemden , in het altyd brandende Vuur, dat voor den Satan en zyne Aanhangeren van langen tyd af bereid was. Gy hebt my toen ik honger had, niet te eeten , toen ik dorst had, niet te drinken willen geeven ; toen ik als een vremdling onder u verkeerde, my niet geherbergd ; toen ik gééne kleederen hadde , my niet gekleed ; toen ik krank , toen ik in gevangenis was , my niet bezogt. Zy zullen , 't is waar , zulke verwyten van zich trachten aftekeeren : Wanneer is dat ooit gebeurd , zullen zy zeggen, dat wy U hongerig of dorftig, eenen vremdling of naakt, of krank , of gevangen gezien hebben , en U onzen dienst niet hebben aangeboden ? In der daad , zal Hy antwoorden , dit alles hebt gy my niet gedaan. Naamlyk , in zoo verre , als gy tegen éénen van deeze allergeringften , die ik my niet fchaame myne Broederen te noemen , het zelve naagelaaten hebt te doen, hebt gy het omtrent my naagelaaten. Nu zullen deezen de altoosduurende pyn, en geenen , de rechtgeaarten, de eeuwige gelukzaligheid, tot hun aandeel bekoomen. F $ DERDE  £0 LEVEN VAN IX. BOEK. DERDE HOOFDSTUK. Voetenwasfchen. Pafcha. Avondmaal. INHOUD. Jezus leert noch geduurig in den Tempel ( i ). Laatfte aankondiging van Zyn naby zynde Lyden (q_). Be/luit van het Sanhedrin (3). Jezus waf ebt zyne Jongeren de voeten (4). Maakt hun het Verraad bekend (5). Judas legaat die misdaad (6). Eenige gefprekken van Jezus met zyne Discipelen ( 7 ). Aanleg van de Paafch - maaltyd ( 8 )• Jezus houd dezelve met zyne Discipelen (9). Hy Jtclt eene CO Lukas XXI. vs. 37, 38. Ca) Matth. XXVI. vs. 1, 2. (3) Matth. XXVI. vs. 3-5. Markus XIV. vs. 1, a. Lukas XXII. vs. 1, 2. (4) Joann. XIII. vs. 1-20. (5) - - - - - 21-30. (6) Matth. XXVI. vs. 14-16. Mark. XIV. iq, n, Lukas XXII. vs. 3-6. C7) Joann. XIII. vs. 31-38. XIV. geheel. (8) Matth. XXVI. vs. 17- 19. Mark. XIV. 12-16. Lukas XXI. vs. 7-13. (9) Matth. XXVI. vs. 20. Markus XIV. vs. 17. Lukas^XXII. vs. 14-18.  3. HOOFDST. JE ZUS. 91 eene Gedachtenis - maaltyd in van Zynen Dooi ( i o ). Herhaalt de aanvoyzing van den Verraader ( 1i ). Bekendmaaking van Petrus aanjlaande Ontrouw (12). (10) Matth. XXVJ. vs. 26-29. Mark. XIV. 22-31,'. Lukas XXII. vs. 19, 20. (11) Matth. XXVI. vs. 21-25. Mark. XIV. 18-ar. Lukas XXII. vs. 21-23. (12) Matth. XXVI. vs. 30-35- Mark. XIV. 26-31. Lukas XXII. vs. 24-38. Tot hier toe was Jezus dagelyks in den Tempel verfcheenen , en had Hy het gewichtigfte, dat Hy den Volke en deszelven Hoofden noch te zeggen had , voorgedraagen ; maar de nachten had Hy met de Discipelen buiten de Stad, nu te Bethanien , dan op eene andere plaats by den Olyf berg , in aangenaame eenzaamheid doorgebragt, om de laagen zyner Vyanden des te beter te ontwyken. By dag was Hy nergens zekerer , dan in den Tempel, alwaar Hem de toeloop des Volks altoos veiligheids genoeg bezorgen kon. Dan , het Pafchen was voor de deure. Noch twee dagen , en dan zou dit jaarlykfche Feest invallen. Voor dat Jezus in de Stad was gekomen , had bet veel meerder fchyns , dan nu , dat te deezer tyd de aanflagen op Zyn leven hun beflag bekomen zouden.  ü» LEVEN van ixM, den. Want. Zyne tegenwoordigheid had op nieuw een zoo groot gedeelte der Natie voor Hem insre nomen , dat het zelfs Zynen Vyanden ontydig voorkwam Hem openlyk aan hunnen haat op te offeren Intusfchen kon deeze hetere gedaante Hem niet bedriegen : hoe zeer men aan den anderen kant reden heeft om te gelooven , dat Zyne Discipelen voor zynen Perfoon en zich zeiven nu weder zeer gerust zullen geweest zyn. Gy weet, zegt Jezus onverwacht, dat op overmorgen (O het Pafchen gevierd word , en te deezer tyd zal des Menfchen Zoon verraaden , veroordeeld, gekruifigd worden Dat zeide Jezus om- trent op dien zelfden tyd , als de geheele Joodfche Kerk- en Staats-Raad in het Paleis van den OpperPriester Kajapbas vergaderd was, om de zaak, die hun van dag tot dag hoe langs hoe meerder onrust brouwde , op nieuw in overweeging te neemen Keeds lang hadden zy op eene gelegenheid, om Hem uit den weg te ruimen , geloerd. Maar de Uitnoodiging CO > om de plaats van Zyn verblyf aan te wyzen , was zonder uitwerkinge gebleeven : en Zyne openlyke intrede en verblyf in de Stad en in den lempel , had de nietigheid van deezen eerstgenomenen maatregel zoo duidelyk getoond , dat zy rm géénen anderen weg , dan dien van list en van verraïderye open zagen , om tot hun oogmerk te geraaken. Openlyk op Hem aan te vallen , fcheen gevaarlyk^ op fSS? JeZT zeïde dit noch des Dingsdan, en hetPaafch feest werd op den avond van den Donderdag gevkrd (O Men zie het vierde Hoofdftuk van het a-tde Beek omtrent het einde. * J fleele'  3, hoofdst. JEZUS. 53 op een zoo volkryk Feest, allergevaarlykst. Befluicloos , welke konst - greepen zy wilden gebruiken , {temden zy. echter allen daarin overeen , dat de Feesttyd tot hun oogmerk alleronbekwaamst zou weezen , en dat , zoo men géén tumult en oproer wilde hebben , men eerst het Volk van eikanderen moest laaten fcheiden , eer iets tegen Hem ondernomen kon worden. Doch zy begonden fchielyk geheel anders daar over te denken , als hun onverwacht eene gelegenheid zich aanbood, om Hem zonder veel beweeging in hunne handen te bekoomen. Dit laatfte , het geen tot veranderinge van hunne maatregelen zoo veel toebragt, was tot noch toe aan niemand, dan den verraaderlyken Discipel, en den Heere , die in zyn hart zag , bekend. Noch op den zelfden dag , waarop Jezus zoo bepaald den dag van Zynen dood aangeweezen had , vond (of maakte) Hy gelegenheid , om met het gezelfchap der Discipelen van deeze fchandelyke daad , waarvan Hy hun reeds te voren eenig licht gegeeven had (a), duidelyker te fpreeken. Daar was in het algemeen zeer veel aan geleegen , dat Hy hun toonde, dat Hy ganfchelyk niet door onvoorziene omftandigheeden verrafcht , in deeze verfchrikkelyke gefteldheid gebragt ware , maar dat alle omftandigheeden van Zyn Lyden Hem klaar voor de oogen lagen, en derhalven hetzeL ve van Zynen kant vrywillig werd op Hem genomen. Het was Woensdag avond , als Hy met de Discipelen , vermoedelyk te Bethanien in hunne gewoone Herberg, 's nachts at. Intusfchen dat zy zich rondom (n) Joann. VI. vers 70.  94 LEVEN van IX. Bot*, om Hem verzamelden , kwamen Hem alle de vertooningen , die zoo naaby kwamen , in alle derzelver duidelykheid voor de oogen. Hy wist, dat My binnen kort uit de Weereld tot zynen Vader zou gaan. Het zien van zyne Discipelen , die Hy altoos zoo teder bemind bad, en van welken Hy op het punt ftond van te fcheiden , ging Hem diep ter harte. Het is mceilyk te zeggen , welk eenen indruk de laatfte verkondiging van Zyn Lyden op denzelven gemaakt had; vermoedelyk géénen zoo geheel diepen , gemerkt hun de zaak nu weder geheel onwaarfchynlyk (tj) voorkwam: dan, geduurende het avondeeten begint Hy iets te doen , dat hen zeer bevremden moest. Zyner Grootheid wel bewust, en dat Hy uit eene Weereld , die Zyns niet waardig was , tot God , die Hem op den hoogden top van eere boven al het gefchaapene verheffen zou, wederkeerde, doet Hy iets , dat Hy , by alle Zyne afdaalinge tot Zyne Broederen , tot hier toe nooit gedaan had. Hy ftaat van de Avondmaaltyd op (ff), (intusfchen dat de Discipelen aan tafel blyven zitten ) ; Hy trekt zyn opperkleed uit, legt het neder, neemt eenen tot dit gebruik (u) Om dat zy Hem naamlyk in de Voorhooven van den Tempel geduurig van zoo veele menfchen, die Hem eerbiedigden, en van zoo veele Toehoorderen omringd zagen. (dc) Het Voeten-wasfchen gefchiedde wel gemeenlyk moor de Maaltyd , ftraks naa de aankomfte van den gast. Dan het kon, wegens de toenmaalige gewoonte van aan tafel te zitten , ook wel geduurende de Maaltyd gedaan Worden. Het was één van de geringfte dienften ; maar om den gast eere aan te doen , liet de Gast-heer het niet altyd aan zyn volk over, maar verrichtte het fomtyds zelf.  'g. ÏIOOPD5T. JEZUS. 95 gebruik-daar liggenden doek en daat dien om het lyf giet vervolgens water in een tot het voetbad gefchikt Vat, en maakt zich gereed , om den Discipelen , zoo als zy daar , rondom de tafel heenen geleegerd x hunne voeten laaten hangen , even, als een Bediende of Waard in deeze Landen , te wasfchen , en met den doek , dien Hy om het lyf geflaagen had , weder aftedroogen. De Discipelen zagen hunnen Leermeester met bevremding aan , doch niemand zeide nog iets. Als Jezus by de rye afgaande tot Petrus kwam , wilde deeze het niet gedoogen, Heer! zeide hy , wat zal dat ? wilt Gy my de voeten wasfchen? Jezus antwoordde : gy weet thans niet tot wat oogmerk ik dit doe ; maar gy zult het binnen korc wel gewaar worden. —— Petrus hernam : Heere! ik zal npoit toelaaten , dat Gy my de voeten wafchc. Jezus zeide , Zult gy u niet van my laaten wasfchen , ( in het geheel gééne dienden van my aanneemen , ) dan raaken wy eikanderen weinig. Petrus herzeide : Als hec zoo gefield is, Heere * welaan dan wil ik my gaarne niet alleen de voeten ' maar ook de handen , ook het hoofd laaten wasfchen ( alle dienden , welken die ook zyn moogen , van U aanneemen ). Jezus antwoordde : Het is genoeg , als gy u dechts de voeten laat wasfchen ; handen en hoofd hebt gy immers al vóór den eeten gewasfchen (y )i, gy hebt derhalven geenen verderen dienst nodig , dan deezen ; ik zie u niet voor onrein aan. Ik zie u , Discipelen , hoewel niet allen voor rein aan. —- Men (y) Men heeft by deeze plaats de verklaaring van den Heere Semmler aangenomen : om dat men ze voor de natuurlykfle hield.  9S LEVEN van IX. boëk, Men ziet ligt, wat dit niet allen wil zeggen: Doch daarop verklaarde Hy zich duidelyker. Jezus had den eenen naa den anderen (2) de voeten gewasfchen , en thans weder Zyn opperkleed aangetrokken en zich aan tafel gezet; men luisterde begeerig , of Hy de beloofde verklaaring zou geeven. Hy deed het: Leert nu, zeide Hy, wat dit te beduiden hebbe, het geen ik zoo even deed. Gy noemt my Leermeester en Heer: en met recbi noemt gy my zoo, want ik ben het. Nu hebt gy my, uwen Leeraar en Heer , het werk van eenen oppasfer zien verrichten ; gy hebt my ulieden de voeten zien wasfchen. Houdt het zoo veel te meerder voor uwen plicht, eikanderen zoodanige dienften , met aan een zyde zetting van alle eerzucht, te doen. Ziet deeze myne daad als een voorbeeld aan, dat ik u hebbe willen geeven , dat gy zoodanige gevoelens jegens eikanderen zoudt voeden , zoo met eikanderen zoudt omgaan , als ik omtrent u voedde , en ik met u omging. Het is immers eene befliste waarheid , dat de knecht of gezant niet grooter is, dan zynen Heer of Meester. Gy weet nu, wat ik bedoelde ; gy zyt gelukkig, als gy u daar naar gedraagt. Dat kan ik juist niet wel van u allen verwachten. . Ik kenne myne Discipelen , en ik kende hen reeds toen, toen ik hen uitgekozen hebbe. Daar gebeurt niets anders , dan het geen voor lang in de Godlyke Schriften te boek gefteld was: De Man , die myn Difchgenoot is, met wien ik zoo vertrouwd leefde, (2) Buiten twyfel ook die van Judas.  3- hoofDst. J E Z U & 97 leefde , die beeft zynen voet in de hoogte opgeheven , om my eenen fchop te geeven. ■ Merkt op , wac ik zegge. Ik zeg het met opzet vooruit, op dat, wanneer de zaak gebeurd zal zyn , gy een nieuw bewys moogt hebben , dat gy u in mynen perfoon en zendingej niet hebt bedroogen ; ik (lelie te veel belang in ulieden , dan dat ik niet alles doen zou , om u te overtuigen. Gelooft my. Al wie hen, dewelken ik zoo zenden zal, aanneemt en hun gehoor geeft, die neemt my ook aan ; maar wie my aanneemt, die neemt Dien aan , die my gezonden heeft. > Jezus 'gevoelde , terwyl Hy dit zeide , by het zien van zyne Discipelen en zynen Verraader, die by Hem zat, eene geweldige aandoening van gemoed , droefheid met medelyden en ongenoegen vermengd. Myne Discipelen ( fprak Hy ) ik moet u iets zeggen ! Eén van ulieden zal my verraaden. De uiterfte ontroerenis was op het aangezicht van allen te leezen. Zy zagen eikanderen aan. Naast by Jezus , tegen Zyne borst aan leunende , lag zyn Vriend Joannes. Petrus , die wat verder zat, gaf hem eenen wenk, dat hy Jezus zagtkens wilde vraagen, wie die rampzalige ware. Joannes buigc zich naader na Jezus toe , en zonder van de andere Discipelen beluisterd te worden , zegt hy fchielyk en zagtkens : Heere , wie is het ? Even zoo zagc antwoorde hem Jezus : Die is het, voor denwelken ik nu deeze beete Broods indoopen zal; Hy doopt de beete Broods, die Hy in de hand had , in den fchotel, en overreikte dezelve aan Judas, den Ifafchariter , Die nam dezelve , en at de beete. Voor de overige Discipelen was dit géén voldoende 111. Deel G teken  LEVEN van IX. BOEïC, teken, waaraan zy den Verraader zouden hebben kunnen kennen , alhoewel het eene betrekking hadde op; die woorden: De Man, die myn Difcbgenout is, enz. Het was nochtans iets gewoons} dat op elke maaltyd de Huisvader Brood rondom aanbood. Allermeest was dat eene byzonderheid , dat Hy juist op dat oogenblik der algemeene verleegenheid , en juist aan deezen perfoon het deed. Maar, naa- dien men van Judas over het algemeen niets zoo flechts verwachtte , en Jezus het ook met gééne gebaarden , of houding , waar uit men iets zoodanigs zou hebben kunnen befluiten, vergezelde, maar op de ongedwongenfte manier ( a ) hem de beet toereikte , en deeze haar aannam , zoo zou men veel eerder daaruit hebben kunnen befluiten , dat Hy dien Discipel een teken van zyne toegenegenheid geeven , dan dat Hy hem als eenen Verraader aanduiden wilde. Voor Judas zeiven nochtans was het dat, 't geen het zyn moest: een onverwachte flag voor hem , te hooren , dat Jezus van zyne verraaderye wist. En wat heeft nu , moest Judas denken , juist deeze beete Broods te beduiden? By eene beterdenkende ziele zou een zoo llerke wenk een geleegenheid tot weeromkeeringe hebben kunnen worden : By Judas had dezelve deeze uitwerking niet. Morrend ongenoegen overweldigde zyn hart: naauwlyks kon hy het zelve zoo verbergen, dat het niec in zyn gezicht te leezen ware. Jezus bemerkte, wat 'er in zyne ziele omging. "tGeen hy ter volkomene ontdekkinge hadde kunne» zeggen , zou by hem ( * ) Op dezelfde wyze } als Hy den kus van hem aannam.  g. hoofdst. J E 2 U S. 99 hem verloeren, en voor anderen van géénnurgeweest zyn. Hy zeide mee eene bedaarde ftemme alleen die tot hem : Gy hebt iets voor, doe het hoe eerder hoe liever. Dit gaf aan Judas gelegenheid, om zich van daar te begeeven. Onder voorwendfel van eenig werk, dat Jezus hem opgedraagen had, kon hy nog op de beste manier ( b ) uit eene vergadering , daar het langer verblyf voor hem onverdraagelyk was , weg gcaaken. Hy ftond op en ging met fpoed heenen. Buiten Joannes en Petrus dagten alle de Discipelen , dat Jezus hem eenig werk opgedraagen had , en dat hy daarom zoo fpoedig was heenen gegaan : anders zou zekerlyk zyn heengaan verdacht geweest zyn. Gemerkt Judas zekere bezigheden van het gezelfchap te bezorgen had : by voorbeeld , op het Paafchfeest, den aankoop van het Lam en de Kruiden enz. Of ook de aalmoefen , die Jezus fomwylen liet geeven , zoo dachten de goedhartige Discipelen veel eerder aan iets zoodanigs , dan dat hy die was , die Jezus verraaden zoude. Wy hebben Judas in onze gefchiedenisfe nog by eene eenige andere gelegenheid leeren kennen. Maar hy toonde reeds by dezelve, dat geldzucht , dat laaghartige ondeugd in zyn harte huisvestte (e). Uit deeze bron vloeide zyne verraadery voort. Reeds (&) De Vraag : Rabbi! ben ik het ? behoort tot de byeenkomfte des volgenden dags , by dewelke , even als by de Paafchmaaltyd , hy zich weder liet vinden. CO Bovendien fchynt hy een Man van eenen moirigen aart geweest te zyn, die van vriendlykheid en tederheid niets gevoelde ; voor zich zeiven gemelyk, tot ongenoegen geneigd. Dit knorrige humeur ziet men in zyn gedrag omtrent Maria op die bekende maaltyd , en morziek ongenoegen bragt hem naaderhand zoo fpoedig tot vertwyfeluig.  too LEVEN van IX.bosk. Reeds toenmaals , als hy zich ond cihot getal der Discipelen liet aanneemen , had hy eene hoope gevoed , die aan zyne hebzucht beantwoordde , en geduurende deeze drie jaaren , by allen naadeeligen fchyn van Jezus zaaken , deeze hoop nooit geheelyk opgegeeven. In zekeren trap konden zekerlyk zulke verwachtingen met het gewoone denkbeeld nopens den Mesfias zeer wel beftaan ; en wy zien immers , dat zelfs de overige Discipelen daar van niet vry geweest zyn : maar by Judas gaf de gemelyke gefteldheid zyner ziele , en zyne gierigheid deeze anders algemeene verwachting eenen gevaarlykeren keer. Hier uit kan men begrypen, waarom hy zoo lang onder Jezus Discipelen is gebleeven , en waarom hy evenwel thans nog in eene zoo fchandelyke misdaad viel. Hy dacht nog geduurig , dat Jezus wel de Mesfias kon zyn , maar dat het aan hem zeiven flechts mangelde , dac zyn Koningryk op Aarde nog niet was opgericht. Maar nu de zaak zoo lang agter bleef, zoo begon hy op geleegenheeden te denken , hoe hy ten minflen voor zich zeiven eenig voordeel kon behaalen. Onlangs te Bethanien was zulks mislukt. Hier deed zich, zoo hy meende , eene gunfliger geleegenheid daartce op. Hy wist, hoe veel den Hoofden van den Joodfchen Staat gelegen was aan het bekoomen van zynen Meester in hunne handen , en hoe veele vergeeffche konstgreepen zy daartoe reeds gebruikt hadden. Eene ziel, van geldzucht vervoerd, is niet onbekwaam om te denken : Ik zou 'er eenen fchoonen loon voor „ kunnen bekoomen ( d) , als ik hun iets zeide, of „ onc- (rf) By het bekende EdiU , Joann. XI. vers 27. werd 'er misleiden aan den geenen ; die den Heer aunwyzen zou ,  g, I1O0FDST. JEZUS. ioj , ontdekte , 't geen tot hun oogmerk kon dienen." Wat daaruit dan zou voortvloeijen, en of naa eene zoodanige ontdekking Jezus in der daad aan hunnen haat zou opgeofferd worden , zulks had Judas in het begin niet overwoogen. Het voorgevallene by het Avond-eeten had hem meerder verbaasd , dan bewoogen. Het fchoone en zachte in Jezus gedrag, maakte dien indruk op zyn hare niet, die het daarop hadde behooren te maaken. Hy zocht na de eerlte gelegenheid de beste, om zich by de Hoofden des Volks , den Hoogepriesteren , ( byzonder by Kajaphas ) te melden, zich voor Discipel van Jezus te verklaaren , en tevens zich hun tot hulpe , by hunne oogmerken tegen Jezus, aanrebieden. Wat wilt gy my geeven , zeide Judas (e). dat ik Hem in uwe handen levere ? Het laage van zulk een aanbod , hield hen niet te rug , om met den Discipel in onderhandeling te treeden. Van deeze manier , om tot zyn oogmerk te geraaken , vind men in de Joodfche Gefchiedenisfen van dien tyd meerdere voorbeelden. Zy ver¬ heugden zich , dat zy hun oogmerk, om Jezus aanftonds gevangen te krygen , nu door zynen eigenen Discipel zouden kunnen bereiken. Wie kon, zoo goed als hy , de eenzaame plaatfen aanwyzen , daar hy zonder veel geruchts te maaken , overvallen zou kunnen worden. En als zy Hem maar eerst in handen hadzou , eene belooning toegezegd , en mogelyk heeft dat wel Judas allereerst op de gedachte gebragt, om Jezus te verraaden. (O Ingevolge uwe openlyk gemelde begeerte (Joann. XI. vers 57O G 3  102 LEVEN VAN IX. BOEK. hadden , hoe veel gemaklyker zou het dan zyn , om het andere , 't geen zy reeds lang over Hem befchoren hadden, in 't geheim of openlyk uittevoeren. De belooning , die zy hem toezeiden , beftond in vyftien Ryksdaalders [Duitfch geld , naar onze rekening in omtrent dertig Guldens]. Hetismoei- lyk om te zeggen, welk een voordeel Judas meende met dat geld te zullen doen , dat hem deeze daad waardig fcheen. Nu fpeurde hy zorgvuldig de geleegenheeden op , om zynen Heer en Leermeester , die hem heden de voeten gewasfchen had te verraaden. Men zou denken , dat een Discipel , die in ftaat was om zynen Leermeester te verraaden , ten minfte om eenig voorwendfel voor zyne daad te nebben , van eenige zyner gebreken zou melding gedaan hebben : En dat zy , die deeze aanbieding van hem aannamen , ten minfte om aan de zaak eenigen glimp te geeven , den Discipel zelfs eene zoodanige aan wy zing van eenige fout afgedrongen zouden hebben. Maar in dac geval gefchiedde nogte het eene , nogte het andere. Judas wist niets kwaads van zynen Leermeester te zeggen , en hy werd zelf daar na niet gevraagd ! Jezus zat met de Discipelen aan tafel. Zelfs naa dac Judas was heengegaan , vond Jezus niet goed , hun den Verraader bekend te maaken. Hy bragt het gefprek tot het eenige, tot het gewichtigfte , waar over Hy noch met hen te fpreeken hadde ; Zyn naabyzynde aflcheiden ; dit groote onderwerp, over het welke Hy thans uitvoeriger , dan ooit te vooren , met hen wilde fpreeken ; het tederfte ftuk , waarin zy het meeste belang hadden ! Hy had hun wel  3, HOOFDST. J E 'Z U S. 103 wel op dien zelfden dag al eens ronduit gezegd, wat 'er overmorgen ftond te gebeuren; maar zy bevonden zich daardoor noch in het geheel niet in die gefteltenisfe , waarin Hy wenfchte, dat zy waren. Noch kwam hun op dë wyde weereld niets vremder voor , niets ftreed zoo rechtftreekfch tegen hunne oude vooroordcelen , dan dat Hy , de Mesfias, zou fterven 5 en wel zulk eenen dood fterven. Hadden zy Hem •flechts voor eenen Propheet gehouden, zoo zouden zy het noch eerder hebben kunnen begrypen , naardien verfcheide aloude Propheeten het zelfde lot ondergaan hadden. Maar dewyl zy de gewichtigfte redenen hadden , om Hem voor den Mesfias te houden , konden zy met dit verhevene denkbeeld , naar de denkwyze der Natie, de gedachte, dat Hy ter dood gebragt moest worden, volftrekt niet overeen brengen. En nochtans kon Jezus hun niet op ééne reize de jredenen van dit Zyn lot,-dié in het ontwerp der Voorzienigheid verborgen lagen, ontwikkelen. Zyne wyze oplettendheid op hunne noch zoo zeer bekrompene vatbaarheid , om zoodanige redenen te begrypen, die Hem tot hier toe terug gehouden had , van zich daarover met hen verder in te laaten , moest ook tegenwoordig noch het zelve afraade-n. Dan, over Zyn affcheiden kon en moest Hy uitvoerig met hen fpreeken , zonder daarom het eigentlyke oogmerk , waarom Zyn Vader Hem juist langs dien weg leidde , in het licht te ftellen. Ook kwam het thans in het algemeen niet zoo zeer aan op het ophelderen van alle hunne noch duistere denkbeelden; maar Hy moest flechts zorg draagen , dat zy het gewicht van de tegenwoordige gefteldheid van zaaken gevoelden, en G 4 de-  *o4 LEVEN VAN K.BOEK. dezelve nooit vergaten. Wy vinden daarom in deeze laatfte reden van onzen Heer even zoo veel van het geen voor hun hart, als dat voor hun verftand diende Zy ademen den geest der zagtfte vriendfchap. Ook koomen er zekere gedachten en leeringen , die Hv htm by uitnemendheid diep in het ban wilde drukken , verfcheidenmaalen in voor. A^Ï'^T Disci'Pe,en ' zeide ^ Heer Jezus, naa dat Judas heenengcgaan was , het is zoo. De verwaarloosde Menfeh zal in Zyne waare grootheid geopenbaard worden ■ — eo Zyne eere ook tot bevordennge van Gods eere verftrekken. Zoo zeker als het is, dat alles, wat 'er met Hem voorvalt ! Gods eere bevordert , even zoo zeker is het, dat Ood ook Hem in Zyne waare grootheid zal bekend maaken. —- Myne lieve Kinderen , die rondom my ftaat , ik zal flechts noch eenen korten tyd bv u blyven Binnen kort zult gy mynentwegen verlegen zyn , waar ik heenen gegaan mag zyn. Ik moet u thans zeggen', 't geen ik onlangs den Tooden zeide : Ik gaa na eene plaatfe , werwaarts ev my met kunt volgen. Tot affcheid geef ik n deeze les , die gy , als myne ]aatfte; m b£ . les, zorgvuldig in acht neemen moet; als u mvne onderrichting eenigfinrs ter harte gaat: Hebr o] kanderen lief Zoo als ik u liefgehad hebbe , 7oo' bemint ook el anderen. — D« is het kenteken* waaraan elk zal zien , dat gy myne echte Discipelen zyt, wanneer men ziet, dat gy eikanderen lief hebt. Gy fpreekt van heengaan , viel Hem Petrus in de rede , Heer , waarheenen zyt Gy van voornecmen om te gaan ? n ' ik  g. HOOFDST. JEZUS. 105 Ik gaa na eene plaatfe, zeide Jezus, werwaarts gy my nu, boe gaarne gy ook wilde , niet volgen kunt. Doch , vrees niet, dat wy voor altoos gefcheiden zullen worden. Naaderhand zult gy ook den zelfden weg gaan , en ook tot my koomen. Petrus liet zyn hart fpreeken. Heere ! zeide hy , waarom zou ik tegenwoordig niet met U kunnen gaan? Gy kent my. Ik ben bereid, om myn leven voor U opteofferen ; ( Hy begon te begrypen , dat dit heengaan fterven betekende). Met een vriendelyk , maar ernftig gezicht , gaf Jezus hier op ten antwoord : Gy zegt veel: Uw leeven wilt gy voor my opofferen : Petrus! geloof my, in den aanftaanden nacht, eer de Haan kraait, zult gy voor de derdemaal verzekeren , dat gy my geheel niec kent. Petrus had buiten twyfel de tegenverzekering al gereed , die hy den volgenden avond , toen Jezus hem het zelfde zeide , zoo levendig uitte : dan, zonder zyn antwoord aftewachten , ging Jezus in hec fpreeken voort, waarin zyn Jonger Hem gehinderd had. De algemeene ontroerenis over dat, 't geen Hy van zyn heengaan gezegd had, gaf Hem gelegenheid, om zich in deezervoegc te verklaaren. Gy zyt ongerust over het geene ik zoo even zeide: zyt bedaart, zoekt daarin rust, dat gy op God uw vertrouwen ftelt , en op my, Zynen Gezant. In myns Vaders huis is plaats om veelen te herbergen , 'zoo dat gy gerust kunt zyn , dat gy ook daar plaats zult kunnen vinden. Of zou ik u zoo lang met de iedele hoope gevleid hebben , indien de zaak anders gefteld ware ! Het koomt thans flechts daarop aan , G 5 dat  loS LEVEN vam IX.boek. dat ik voor - uit gaa, en tot uwe aankomfte toebereid- felen maake : Als ik dat gedaan hebbe , dan koom ik weder tot u , en dan zult gy in het vervolg voor altyd woonen , daar ik woone. Ziet, ik heb u nu gezegd, werwaarts ik my begeeve; ik heb u ook den weg, die daar heenen leid , bekend gemaakt. Deeze uitdrukkingen , van welken zich de Heere Jezus met zoo veel wysheids en vriendlykheids bediende , waren noch eenigfints raadfelachtig voor de Discipelen. Huis des Vaders, heengaan, we- derkoomen, hen mede neemen. Deeze uitdrukkingen waren hun by alle de eenvouwigheid , fchoonheid en juistheid , die zy in den mond van Jezus hadden , noch niet zoo gemeenzaam , als zy ons tegenwoordig voorkoomen moogen. Thomas , vol van zinnelyke verwachtinge van eene zigtbaare regeeringe ^ des Mesfias op Aarde , zeide , dat zy Zyne meening niet konde vatten , welk eene plaats Hy meende, waar heenen Hy zich begeeven zou. En om dezelfde reden , konden zy niet begrypen > welk een weg daar heenen leidde. Jezus zegt hem, dat hy deezen weg niet buiten zich moest zoeken ; dat Hy zelf, zoo als zy Hem hadden leeren kennen, en noch verder kennen zouden , voor hen wegs genoeg was: als het hun om de waarheid, dat is, om het weezentlyke van de gelukzaligheid , (in tegenftellinge van den bedriegelyken fchyn der Joodfche verwachtingen , ) te doen was , dat zy dan dezelve nergens anders , dan by Hem , konde vinden ; dat Hy voor hen enkel waarheid , onderrichting , openbaaring, by gevolg leven en gelukzaligheid was; dat zy flechts Hem behoorelyk moesten kennen, en Zyne gevoelens zich eigen  '3- HoofDiT. JEZUS. 107 eigen maaken , dat zy dan reeds alles hadden , wac zy noodig hadden, om tot Zynen Vader te koomen; dat 'er géén ander middel was , om Zynen Vader te leeren kennen , en om tot Denzelven te koo* men , dan wanneer men Hem tot Leidsman aannam ; dat, by gevolg, zoo zy Hem (niet flechts naar het uiterlyke, maar met het oog van het verftand, dac op hec innerlyke en wezentlyke-ziet ,) hadden leeren kennen , zy ook reeds lang daar door tot het kennen van Zynen Vader gekoomen moesten weezen. ■ En dat Hy , overmits Hy het aan niets liet ontbreeken , om zich door fpreeken en doen hun allerduidelykst te kennen te geeven , ook met reden kon zeggen , dat zy nu reeds ook Zynen Vader kenden , en denzelven zoo veel als gezien hadden. Hier valt Philippus Hem in de rede. Ook deeze kon zich niet overreden, dat het niet iets zinlyks en zigtbaars moest zyn, waarvan Jezus fprak. Hy vatte het op , „ dat zy den Vader in Hem hadden kunnen „ zien." Dat juist (zeide hy) hadden wy lang gewenfcht, dat wy den Vader ( hy wist, datjezus van de Godheid fprak) zien mogten: ach! toon ons denzelven eens ; dat is het, waarna wy verlangen. Men ziet, dat hy de eene of andere verfchyning van de Godheid , mogelyk van dien aart, als Mozes gezien had , bedoelde. Wagt gy noch. geduurig op eene verfchyninge van de Godheid ? hernam Jezus. Ik ben nu al zoo lang by u geweest, ik heb met u gefprooken, en ben mee u omgegaan , en gy moet my noch gantfchelyk niec recht kennen , naardien gy noch eerst eene verfchyning "van de Godheid begeeren kunt. Is iemand reeds zoo lang een getuige van myne redevoeringen en daaden  io8 LEVEN VAN IX. BOEK'. den geweest , hoe kan die noch eerst wenfchen , dat zich de Godheid ook eens aan hem mogt openbaaren. Voor zoo verre hy met my is omgegaan, heeft hy den Vader reeds zoo klaar gezien , als Dezelve gezien kan worden. Uw verlangen derhal ven , dat ik u den Vader toonen zal, is zeer onvoegzaam. Doe koomt het, dat gy niet zoo van my denkt, als gy reden hebt om te denken ? Kunt gy niet begrypen , „ dat de Godheid des Vaders waarlyk in my „ en door my fpreekt en werkt, (of dat ik inde „ kracht der Godheid myns Vaders zoo fpreeke en »> handele ?) " Het geen ik met de menfchen fpreeke, is immers niets anders, dan het geen de Vader my in den mond geeft om te fpreeken , (geene eigene uitvinding) ; zoo ook 'tgeen ik doe , is niet zoo zeer myn werk , als het werk der in my werkdaadige Godheid. Laat u dan eindelyk eens overtuigen , dat de Godheid niet buiten my, niet zonder my werkt, (en ik niet zonder haar). Gy behoorde ten minden om de daaden , die gy my zaagt verrichten , daar van overtuigd te zyn. Ik kan u aller- '' fterkst verzekeren , dat (tenbewyze, hoe volkomen de Godheid in my en door my werkt,) zy , dewelken daarvan overtuigd zyn, zich in ftaat gefteld zullen zien, om zelfs ook even zoo groote, of grootere daaden , dan de mynen zyn , te verrichten : en dat zoo veel te meer , om dat ik my nu niet meer zigtbaar op Aarde ophoude , maar tot mynen allerhoogften en besten Vader my begeeve, en van daar alle goede daaden, waar toe gy mynen byftand zult affmeeken, even zoo verrichten zal, als of ik my daarby zigtbaar bevond ; op dat, zelfs naa myn verlaaten van de Aarde , de eere van den Vader door den Zoon hoe langs hoe meerder bevorderd worde. Noch eens: alles,  3. HOOFDST. JEZUS. lop alles, wat gy ooit in vertrouwen op my van God bidden zult, dat zal ik doen ; (myne medewerking zal even zoo zigtbaar zyn , als of ik 'er zigtbaar tegenwoordig ware ). Als gy liefde voor my hebt, bewyst het dan daar door , dat gy de lesfen , die ik u gaf, nu naa myn vertrek opvolgt; dan zal ik u ook mynen Vader ten besten aanbeveelen , op dat Hy u het gemis van myne zigtbaare tegenwoordigheid vergoede , door eenen anderen Leermeester (ƒ) , die dan altoos by u blyven zal. Deeze is de Geest der Waarheid. —- De krachtdaadige werkende Waarheid zelve, zoo als God u dezelve nu binnen kort, zelfs zonder myne zigtbaare tegenwoordigheid , openbaaren , en diep in uwe ziele drukken zal; een Leeraar , die niet voor den zinnelyken hoop , maar wel voor u voegt. Zy namen Denzelven juist om die reden niet aan , om dat aan denzelven niets zinnelyks , niets zigtbaars is , en zy niets anders, dan van zinnelyke zaaken , eenig denkbeeld hadden: gy daarentegen kent Hem: den Geest der Waarheid , naademaal het juist die is , die thans door my met u fpreekt, en door denwelken gy ook , dan noch , wanneer ik niet meer op de Aarde ben, met u zal omgaan. Gy ziet, ik heb niet voor om u hulpeloos, en als Weezen , in de weereld te laaten; ik zal my weder, fchoon niet meer zigtbaar, by u laaten vinden. Het zal géénen langen tyd meer duuren , dat de weereld my by zich zal hebben. Ik ben (ƒ) Men heeft hier het woord *«{«xJi»t®. in de algemeene betekenis van eenen Leeraar genomen , uit hoofde van de redenen, die D» Ernesti in Oper. Philol, Ctit. bybrengt.  2io LEVEN van IX. BOEK* ben voor hen niet meer te zien en te hooren , maar met u zal ik geduurig omgang houden : want zoo zeker als ik , ongezien van de weereld , leeve , even 200 zeker zult gylieden een leven leeren kennen , dac boven dit zinnelyke verre verheven is. Dan eerst zult gy volkomen begrypen, dat de Godheid myns Vaders door my werkt, dat ik door u myne kracht oefene , en gy wederom door my. Ik moet u wederom myne lesfen herinneren. Wie dezelve kent en volgt, die toont, dat hy myn Vriend is. Maar wie my vriendfchap doet, dien zal myn Vader met Zyne toegenegenheid verwaardigen , dien zal ik ook met myne toegenegenheid onderfteunen, en my aan hem , beter, dan door myne lichaamelyke tegenwoordigheid , doen kennen. Men ziet, zonder dat ik het behoeve te herinneren , hoe wyslyk in deeze rede alles daar heenen gerichc is, om hun Zyn affcheiden van zulk eenen kant te doen voorkomen, dat zy eerder reden hadden, om zich over het zelve te verheugen , dan te bedroeven , dewyl zy op die wyze met der daad Hem noch veel naader zouden leeren kennen , dan wanneer zy Hem noch langer by zich op Aarde hadden. Edoch , de denkbeelden van de noodzaaklykheid Zyner zigtbaare tegenwoordigheid , (om de heerfchappy van eenen Mesfias te voeren ^) kwamen geduurig wederom in hunne zielen boven. Judas de Tbaddaer verklaart zich in deezer voege: Noch , Heere ! kan ik niec begrypen , dat, daar Gy ons belooft, dat Gy U aan ons in Uwe grootheid zult doen kennen , Gy ook daarvan niet fpreekt, dat Gy opentlyk voor de Natie als Mesfias verfchynen * Of  3. hoofdst. JEZUS. ,ïj Of ik my , hervatte Jezus, eenen menfche my km doen kennen, hangt alleen daarvan af, ofhy liefde genoeg voor my hebbe , en my wenfchte te leeren kennen. En dus komt het immers daarop uit, 'c geen ik zoo even zeide: wie genegenheid voor, en vriendfchap met my heeft, die zal, die kan niet anders , dan myne voorfchriften volgen. Maar juist daar mede wint hy dan ook de achting en liefde van mynen verhevenen Vader ; eene zoo uitneemende achting, dat wy, ( onzichtbaar in geest en waarheid,) by Hem, als onzen Vriend, koomen, en, als 'e ware , onze wooning by Hem vestigen zullen.' Wie gééne liefde voor my heeft, die volgt myne voorfchriften niet, maar berooft zich tevens daardoor van het geluk , van 't welke ik fpreeke ; want het is juist zoo veel , als verwierp hy de eigene voorfchriften van mynen Vader , dewyl myne lesfen allen , als de Zynen , moeten gevolgd worden. Zoo veel heb ik over myn affcheiden noch mondling met u willen fpreeken , dewyl ik my niet lang meer by u ophoude. Voor het overige , wyze ik u tot dien Leeraar. van denwelken ik even gefprokerj hebbe. Hy , de Geest der Waarheid , zal u onderrichten in het geen ik thans noch niet kan zeggen ; en 'c geen ik u gezegd hebbe , zal Hy u alles wederom te binnen brengen. Ik laat u eenen Affcheids- zegen naa ; den besten zegen , dien ik hebbe , geef ik u ; niet op de gewoone wyze , van by ons vertrek iemand te zegenen , maar zoo dat het eenen langduungen indruk op u hebbe. Laat uw hart met ongerust worden ! Gy hebt my immers op het zelfde oogenblik , dat ik van myn heenengaan fprak ook hooren zeggen: Ik koome weder totu, dat ik  ïi2 LEVEN van IX. boek. ik, naar den geest, weder, even als te voren, by u zyn zal. Myne Jongeren , indien gy waailyk van harte my lief had , hoe zoud gy anders kunnen , dan u verheugen , en my geluk wenfchen ,1 dat ik thans myn heengaan tot den Vader zoo naby voor oogen hebbe. Het is immers myn voordeel: Ik gaa tot den Hoogeren , in wiens gemeenfchap ik gelukkig zyn zal. Het geen ik u vooraf gezegd hebbe , dat zy u tot dat einde gezegd , dat gy u van de zekerheid myner verklaaringe overtuigd houdt, als zy hinnen kort door de uitkomst bewaarheid wordt. Gy zult niet veel meerdere mondlinge onderrichtingen van my bekoomen , want het is naby, dat de JVeereldlyke Macht, die zich van de konstgreeren der boosheid bedient, zich tusfchen u en my in het midden zal {tellen ; alhoewel de natuur van myn werk dezelve niet raakt. Het koomt daar op aan , dat ik der weereld een beilisfend bewys geeve , hoe zeer ik mynen Vader lief hebbe, en hoe bereidvaardig ik ben , om den last van mynen Vader te volbrengen. Koomt dan , laat ons , het geen ons boven hec hoofd hangt, te gemoet gaan ! Naa deeze gefprekken ging Jezus van Bethanien na de eenzaame plaatfe van den Olyf berg, of, wanneer wy denken , dat nu het grootfte deel van den nacht (g ) verftreeken was , rechtftreeks na Jeruzalem. Heden was het de dag ( h ) , op wiens avond Hy met Zyne Discipelen het laatfte Pafcha wilde vieren. Hec was de (g) Tusfchen den Woensdag- en Donderdag. (_b~) Des Donderdags.  g. H00FDST. J E 2 U Si ||| de dag , door de Wer bepaald (i). Thans was het tyd, om toeftel tot deeze heilige handeling te maaken. Waar wilt gy , vroegen Hem de Discipelen onderweg ( k ) , dat wy het Pafcha toebereiden zullen ? De Inwoonders van Jeruzalem hielden het van hunnen plicht, den Feest-gasten hier toe in hunne huizen plaats te gunnen. Die 'er Vrien¬ den of Bekenden had, meldde zich by deezen. Jezus had eenen zekeren perfoon op het oog , dien Hy den Jongeren niet noemen wilde ; maar Hy bediende zich van deeze gelegenheid , om hun te toonen , dat juist de Voorzienigheid alles , wat Hem overkomen zou , tot de kleinfte omftandigheeden toe bepaald had ; en hoe volkomene kennis Hy had van den loop, dien Zyne belangen thans neemen zouden, zelfs tot de kleinfte by zonderheden. Bovendien is het zeer waarfchynlyk , dat Hy het huis, ofte deszelven bewoner ook om die reden niet heeft willen noemen , op dac het Judas niet te vroeg gewaar zou worden, en mee zynen toeftel tot het overvallen en gevangen neemen van Zynen Perfoon , deeze laatfte Pafchaviering niec voorkoomen zou. Gaat, zeide Hy tot Petrus en Joannes , ( deeze twee zullen het waarfchynlyk geweest zyn (/_) , die Hem deeze toebereidingen herin- CO Men heeft om redenen , te uitvoerig om hier te melden , de meening van die Uitleggeren gevolgd , deweiken fteden , dat Jezus met de Jooden op denzeifdera dag Pafcha heeft gehouden. (*:) Tusfchen Bethanien en Jeruzalem. (O Zy alleen, naamlyk, wisten, dat Judas niet daarom gisteren uit het gezelfchap gegaan was, om dat hy (gelyk de andere Jongeren meenden,) toeftel tot de Paafch-* feestviering maaken ZOU. LIL Deel- H  H4 LEVEN vast IX. boe£. •herinnerd hebben ,) na het huis van eenen zekeren Man , dien ik u kenbaar maaken zal, zoo dat gy onmoogelyk daarin zult kunnen dooien. Zoo ras als gy in de Stad koomt, zal u op de ftraat iemand ontmoeten , die eene waterkruik draagt, volgt deezen , en > wanneer gy hem in een zeker huis ziet ingaan , zoo volgt hem daarin , en zegt tot den Huisvader: „ dat „ uw Leermeester , ( hy zal my aanftonds ken- ,, nen , ) hem laat zeggen, dat Hy met Zyne Discipelen by hem het Pafcha wil vieren , dewyl de voor Hem bepaalde tyd (rn ) daar is; dat hy u het „ vertrek gelieve aan te wyzen , waarin gy die toe„ bereidfelen daartoe maaken kunt." Aanftonds zal hy u in eene groote eetkamer brengen, daar de tafel reeds gedekt is : maakt daar fchikking , dat wy 'er deezen avond hec Pafcha kunnen eeten. De Discipelen vonden alles zoo ; elke omftandigheid ftemde overeen , met het geen Jezus gezegd had. Nu maakten zy toebereidièlen , (lachtten en braadden het Paasfchlam , en bezorgden , dat 'er ook Biood en Wyn was. Dit was dan nu de laatfte Avond voor Zyn lyden. Zy kwamen allen ter bepaalder uure in het afgefproo* ken huis. Ook Judas kwam (»). Men Cm) Ook dit vooronderftelt , dat het een Man , die Jezus en het gezelfchap kende : geweest moet zyn. Cn) Dewyl het naamlyk.om het Pafchavieren te doen Was , dorst hy niet wegblyvën.' Hy kwam ook, zoo hec ' fchynt , met oogmerk , cm uit te vorfchen , waar Jezus voornemens was aien nacht te veïblyvèn.  J» ttOOFDST. JEZUS. 11 g Men legerde zich rondom de tafel. Zoo heb ik dan het genoegen , begon je/us te zeggen , om dit Pafcha met üiietreft , myne Discipelen, nóch te vieren , eer ik naa mynen dood gaa. -— Ik heb u meermaalVn gezegd , dat ïrry m te wachten ftondt. jVu èeteri wy ttoth voor'de laatfte reize met malka .leren ;< voortaan zal ik rfier 'meer'met ulieden het Pafcha vieren; eerst moet de hoogere verlosfirg, die niet, (gelyk die was , waaraan men zich by het Pafcha herinnert,) aardfch geluk , maar de goederen van het Godlyke Konitigvyk ten doel heeft, te weeg gebragt worden ,. eer wy wederom zoo by malkanderen zullen koomen ! Met deeze gedachte .wilde My hun wederom midden in die zaake brengen ,. waarvan Hy hun op gisteren reeds zoo veel hartraakends gezegd had Men at het Paafchlam. Jezus toonde dezelfde bedaardheid van gemoed ; maar alles , wat Hy fprak , of by de hand nam , had eene openbaare betrekking op Zyn aanfhande lyden , alhoewel Hy het niet zoo zeer als lyden . maar enkel als een af fcheiden van geliefde Discipelen , en als eene weldaad voor het menfchelyke'gedacht , bcfchouwde. Als Hy onder-anderen , geduurende de Maaltyd , den Beeker liet rond gaan , (voor dit gebruik ging altoos een kort dankgebed vooraf ,) deed Hv hen aan Zyn affcheiden gedenken. Neemt den Beker , zeide Hy , en laat den zeiven rondgaan. Het is heden de laatde maal; nooit zal ik weder de vrucht van den Wyndok mee u genieten , vóór dat die gelukzalige fchikking , hec Koningryk van den Mesfias (0) tot dand komt. On- CO Niet zonier reden fchynt Jezus hfer zoo dikmaals op het denkbeeld van het Godlyke Ktningryk te koomen. H 3 Hy  Il6* LEVEN van IX. bobs> Onder zoodanige gefprekken werd her Pafcha genooten. Weinige woorden , maar genoeg , om tedergevoelige Discipelen , inzonderheid eenen joannes en Petrus , dat te zeggen , 't geen 'er gezegd moest worden , en dat hun, hoe veel fmertlyks ook daar onder ware , altoos noch dat, 'c geen zy op morgen zouden zien en hooren , draagbaar maaken kon. Toen het Pafcha gegeeten was, bleef men noch aan tafel, om , het geen 'er noch van hec brood en wyn overig was , verder te gebruiken. Dit was nu de bekwaamfte gelegenheid, die Jezus vinden kon, om het ftaatlyke der Pafchavieringe, en de gevoelens , waarmede hetzelve van regtgeaarte Israëlieten genooten wierd , op dat nieuwe grooter voorwerp , dat voortaan in de gemoederen Zyner Aanhangelingen al het zwakke en zinnelyke van de oude Religie uit zyne plaatfe dringen zou, als overtebrengen ; de bekwaamfte gelegenheid , om hun Zyn aandenken, byzonder met opzichc cot dac, 't geen thans met Hem voorvallen zou, onvergeetbaar te maaken. Zy zaten allen by eikanderen. Reeds geduurende deeze Paafchmaaltyd had Hy de gedachte van Zyn affcheiden zeer fterk in hunne zielen te rug geroepen ; eene gedachte , die zy zoo ongaarne hoorden, en die hunne vooroordeelen zoo kwalyk voegende vonden , en Hy kon, het geen Hy van Zyn naby zynde lyden te zeggen had , niet beter verzachten , of liever hun het aanJtootlyke van deeze zaake minder aanftootlyk maaken, dan wanneer Hy duidelyk liet merken , dat, onaange' zien Hem dit thans boven het hoofd hing , nochtans de verwachting van het Godlyke Koningryk. in Hem haare .volle fterkte behield.  '3. H007DST. JEZUS* uy en w. araan zy zich evenwel gewennen moesten om te denken. Daar ftond noch brood en wyn. Hy, het Hoofd van het gezelfchap, zou voor de laatfte reize , als naar gewoonte , het ampt van Huisvader feekleeden , het Brood uitdeelen , en den Beeker rondom aanbieden. Hy verrichtte het zoo dikwils, en altoos met aandoeninge uirgefprokene Dank - gebed over de noch overige fpyzen ; neemt daarop het brood in de hand , en , terwyl de oogen van alle de Discipelen op Hem gericht zyn (p), fpreekt Hy met eene verftaanbaare ftemme , geduurende dat Hy het brood aan ftukken breekt: Ziet daar myn lighaam , hoe het u ten beste gebroken word ! Neemt, ( zoo gaat Hy voort, terwyl Hy het hun overreikt,) eet het : zoo dikmaals als gy in bet vervolg zoo by malkanderen zyt, en eet, zyt myns daarby gedachtig. Daarop neemt Hy ook den Beker in de hand , in denwelken wyn gegooten werd, en zeide : Ziet daar myn Bloed, boe bet voor veelen vergooten word ! Dac Bloed , dat ik tot het maaken van het Nieuwe Verbond vergiete , door het welke vergeeving van zenden den menfchen ten deel word. Deeze Beker zy der gedachtenisfe van myne opoffering geheiligd ! Drinkt allen daar uit. Noch eens: Ik zal voortaan van de vrucht des Wynftoks niet meer drinken , tot dat de dag ons weder vereenigt, op den welken het Koningryk van mynen Vader zich in zyne heerlykheid zal openbaaren. Zoo Cp) Dewyl Hy het naamlyk met zeer merkbaare ont- roennge van Zyn gemoed deed. H 3  li8 L E V E. N van 'IX.boek. Zoo veel vriendelykheids in deeze handejing; zoo veel betrekkiiigs op hec. zegenryke oogmerk van Zyn lyden ; zoo veel innerlyke voegzaamheids , moesc - eenen dieperen induik op de Discipelen maaken, dan alles j, wac Hy zou hebben.kunnen zeggen. Hy had liun Zyn aandenken zoo naa aan her hart gelegd , dac voortaan ieder beete broods , die zy gerneenfchaplyk genooten , en ieder.Beker met wyn", het'hun in de gedachte te rug moest brengen. En hoena:uurlyk ftelde niet deeze handeling het vrucht baai e , het bartvoedende des Euangelies van-liet Iterven en opftaan van den Heiland voor ! Immers genooten de Discipelen het alleraangenaamfle gevoel van de waarheid dat Hy leeve , en de oorzaak van hunne: gelukzaligheid zy , eerst toen geheei , naadat Zyn lighaam gebroken en Zyn bloed vergooten was ; eerst toen, toen zy Hem niet meer onder dit aardfche bekleedfel , maar in den geest en in de waarheid leerden kennén. Eerst daar door , dat Hy ftierf (q), werd Hy dat voor; hen, het geen zy in de dagen van zyn vleeich , van wegens hunne altegroote zitfnelykheid, niet bekwaam waren om in Hem te zien , en op zynen prys' te waardeeren : waarheid , leven , opitanding. Hy voegde , by het geene Hy van Zyn heengaan zoo zigtbaar door teek-enen en woorden gezegd had , onmiddelbaar: lk 'moet het ü nogmaals zeggen , myne Discipelen ! (J Hy zeide dat met een zeer ontroerd gemoed :) waarlyk ! één van ulieden , die ; C$) Naamlyk te maren konden zy Hem onder zyne Xinntlyke gedaante niet .11 zyne geheele grootheid kennen, en derhalven ook dat nut niet van hem trekken , als naaderhand.  3.H00FDST. JEZUS. 'II» die met my hier by één zyn , zal my verraaden^-— j> Pafchavierïng en zyne gedaane belofte had furtaï herwaarts gebracht , om alle flappen 'eb gangen van Jezus te befpieden, alhoewel hy elk oogenbhk moest duchten ontdekt té zullen worden. Toen Jezus thans weder van verraaden fprak , verbergde de onbefchaamde zich achter de ontroerenisfe der overige Discipelen. Deeze bevonden zich in eene omftandigheid die elk van hen meerder op zichzelven , en het onhèrfteïbaare verlies, 't geen zy nu lyden moesten , dan op de fout van eenen anderen oplettende maakte. Daar zyn zekere omftandigheeden , waarin men zelfs uit tederheid en bekommernisfe , van zynen besten Vriend beleedigd te hebben, van zichzelven veel meer kwaads vreest , dan men inderdaad heeft : vooral, wanneer men zynen Vriend gereed ziet om ons te verlaaten, als wanneer de tederheid dikmaals eerder zich zeiven, dan hem , onrecht 'oer. My dunkt,'dat dit de gemoedsgefteldheid was van Jezus Discipelen. Elk van hen ftelde 'er veel' belang in , dat Jezus een goed denkbeeld van hem had. Elk van hen was zelfs tot zyne eigene gerustftelling , ongeduldig , om te hooren , dai hy het niet was , van wien Jezus fprak. Elk vraagt : wien meent gy Heer ? My immers niet ?' Jczüs noemde niemand en fprak niemand vry. jtfv B**S* zichzelven aanbrengen. In den tcderften , aandoenlykften toon vaart Jezus voort : één van de Twaalven , — een , die met my na de fchotel tast, zal my verraaden. Gewislyk, het is over den verwaarloosden Menfeh (gylieden weet wien ik meene) beflooten , dat hy langs deezen weg de weereld verlaaten zal;; zoodanig is de inhoud der Godlyke Schriften : maar 'dien , die Hem verraad , baat dac niets! Dien onzaligen ware H 4 hec  LEVEN n„ IXbom_ P«r« en /"„«?g "vwaarfchynelyk >to hem buiten .47e eVaS JefStVe,lon*" ■ «S™ zege Jezus. onzalige. j, gy , voor eene wrte^^r ^ ? Wa'e geweest, weli efchaamdmaakinge vatbaar kunnen vin" en SHad vïVT Uer phaK hebb™ Verbeid te op z,„ ha" "™^n ? ™ndlyk,,eid • denhuo;SSeSS^ret.tZa8hethOT™d" Joomen Dit deeden for«nugen\ ttS nnS door gefprekken wnarm ,„ » , e' anderen even weJJ'gc êaf dat, het geen Hv zon ook  J. HOOFDST. JEZUS. 121 ook hun natuurlyke zucht, om zich noch van Zyne gunfte te verzekeren , hun tot deeze gedachten gelegenheid , „ hoe het dan by Zyn heenengaan met „ dit Ryk afloopen zou"; en deeze gedachten bragt hen tot eene andere , die buiten dat maar al te gaarne in hunne gemoederen opkwam : wie van hen dan wel boven de overigen den voorrang zou moogen hebben ? • Zoo diep lag deeze hoope in hunne zielen geworteld , dat zelfs op eenen tyd, als men dat minst vermoeden zou , eerzucht zich onder hen vertoonde. Hier herinnerde Hy hun de les , die Hy hun by eene foortgelyke gelegenheid gegeeven had : Laat het aan de Vorsten , en de Grooten deezer Weereld over, hunne grootheid daarin te zoeken, en zich daarom Wddoeners (Euergeten ) te laaten noemen , om dac zy eigenmachtig gezag oefenen. By u moet deeze manier van hoogheid of rang gééne plaats vinden. Die eerst onder myne Discipelen gekoomen is, moet géénen voorrang boven dien hebben , die in dat opzicht agter hem is ; en die zich in ftaat bevind , om een Leidsman der anderen te weezen , moet even zoo weinig over de anderen willen heerfchen , als die flechts tot de geringde dienften bekwaam is. Gy hebt het voorbeeld aan my zeiven. Wien koomt het eerder toe aan de tafel te zitten , den Leermeester , ofte den Discipel ? Wien eerder aan tafel te dienen, den Leermeester , ofte den Discipel ? De Leermeester is immers altoos de voornaamfte. En ik heb my echter niet gefchaamd , om het ampt van die geenen onder ulieden waarteneemen , die aan de tafel oppasjen (r). Ik behoefde my des ook niet te fchaamen. Gy zyt het immers, die my by alle myne we- (O Op gisteren by het Voetenwasfchen, H s  E2* LEVEN TAM IX.BOFK. wederwaardigheeden getrouwe dienften gedaan hebt * en het mét my tot op deeze uure hebt uitgehouden ; en ik bevestig hier nochmaals, als eenen uiterften wil, het geen ik u beloofd heb , en met alle vertrouwen belooven kon , dewyl myn Vader dezelfde belofte aan my gedaan heeft : het Godlyke Koningryk, her naaste en grootfte aandeel in het zelve. Gy, myne Vrienden , zult, gelyk als zy , die van den Koning geduurig ter tafel genoodigd worden , aan alles , wat ik bezit en geniete , deel hebben. Gy, Twaalven , onder my het aanzien en de macht van twaalf Vorsten hebben , elk van u een van de twaalf Israè'iietifche Volks- ftammen beheerfchen. Men kan niet twyfelen , of het hart zal den Discipelen , by deeze befchryvinge , fterk geklopt hebben. Petrus, Jacobus en Joannes, hoe hartlyk zy den Heer Jezus lief hadden, moeten bynaa hier door vergeeten hebben , het geen hun evenwel tegenwoordig allermeest ter harte gaan moest; Zyn alïcheiden. Dan , Jezus brengt hen weder tot zich zeiven. ShnonJ Simon ! (zegt Hy waarfchouwende tot Petrus ,) gy hebt allen , en gy byzonder, reden , om op uwe hoede te weezen. Ziet de Verleider, die uwe zwakke zyde kent, heeft op het oog , om dat met u te beproeven , het geen de Landman doet, als hy de tarwe in den zeef doet, om er het ligte van af te zonderen. Doch door myne voorbede heb ik verkreegen , dat , hoe groot ook uwe fout zyn zal, gy nochtans in uwe onrrouwe niet zult volharden Als gy dan. weder op den regten weg gekoomen zult zyn , laaten u dan uwe Mede • discipelen aanbevolen weezen ; fterk hen in hunne getrouwheid , wanneer zy in foortgelyke verzoekinge koomen. Dit  g. hoofdst. JEZUS. 123 Dit bevremdde Simon. Hy was zich zyner groote getrouwheid en liefde Voor zynen Heer en Leermeester bewust :■ en deeze fcheen JezUs tegenwoordig in twyfel te trekken. Met een tedergevoelig hart verzekerde hy , dat Jezus hem van iets verdacht , waar toe hy in het geheel niet bekwaam was. Heer ! (zegt hy ,) daar mag U overkoomen wat 'er wil, gevangenis of dood , — ik ben bereid , om in alles met U te deelen. Het was voor hem - en de overige Discipelen al te leerzaam , dat zy naderhand uit het gevolg konden zien, dat de Heer Jezus zelfs de verborgerfle omftandigheeden van Zyn lyden vooraf geweeten had , dan dat-Hy hen in deezen, of fchoon welmeenenden , waan zou hebben gelaaten. —- Gylieden , fprak Hy , zult allen deezen nacht my noch ontrouw worden; Gwereenkomftig met de aloude Voorzegginge , zal de Hetder geflaagen , en de Schaapen verjtrrnAi worden. - Maar naa myne Opftandinge zal ik u , verftrooiden , weder verzamelen ; ik zal vóór u heenen na Galilaïa gaan -(r). Petrus kon zich daar mede niet gerust fteüen , dat hy moest hoorën , dac ook de anderen zich deezer trouwloosheid zouden fchuldig maaken : hy voor zich meent van zyn kant zeker te weezen En , offchoon alle de ande¬ ren , ( zeide hy ,) U ontrouw wierden , zal men dit Petrus toch nooit kunnen verwyten. Petrus, Ik kan u verzekeren , antwoordde Jezus , gy zulc noch (O Naamlyk , als het naa het Feest weder tyd werd om na üalikea te rug te keeren ; dan zou Hy ook , (en wel voor de laatfte reize, ) derwaarts te rug keeren , en hun aldaar verfchynen.  i*+ LEVEN van ty vftN IX. boek. noch deezen nacht. eer taaLflf ""*'"«<% fluiten van de DiscineverreTVtZZt^ 5 Hy laK he" flKh's ™ ÏÏefen" ^ «"V ,ZPnder ""o™" ™'«et' Sft^"/^? . * Land lier Eens mbrek 1?? 10' 0e" had ® tamera "ergens gebrek aan ? aan niets, hoe gerine ook feW J"?'' Vm„ vanhetvry7z„'nde geld , vulden van het geene men noodig heeft wfc nu niet te nbreekpr» \xr i ö ' ait wil rnZr u TT Wie z>n leven behouden wil , moet op het redden van zich zeiven bedachï zyn ; wie befchermd zyn wil , moet Ilh zoeken; wie onaangevo^M^^J Se"d *™ gemak is tegenwoordig in hec geheel niet te denken. Liever een kleed aan her lyf gemat, en gemaakt, dat men ter zj „er verdee diging een Zwaard hebbe I Leevend.V aSfel en Zvnetrf ***** ' e" dat^ ^ uu «a» Zyne Macht mee gebruiken zou , om hen te redden.  3. HOOFDST. JEZUS. redden. — Dan , de Discipelen, vol van hunne goede befluiten , zagen het eer voor een bevel aan , om voor Hem te ftryden, hoe weinig zulks ook in Jezus karakter was te zoeken. — Heer , zeiden zy , hier zyn al twee Zwaarden. Genoeg hier van , zeide Jezus. Het Pafcha-vieren werd met het zingen van de gewoone Pfalmen beflooten. VIERDE  U6 LEVEN van IX. boek. VIERDE HOOFDSTUK. 'Laatfte. Gefprekken Van den heere Jezus. INHOUD. Joann. XV, XVI , XVII. Het overige van den avond werd tot zoodanige gefprekken beiteed , die Jezus voor de tegenwoordige gefteldheid Zyner Discipelen de gevoegelykften rekende. Om te maaken, dat zy Zynen Perfoon, en lesfen, en daaden, en omging, nimmermeer vergeeten zouden ; om hun belang allernaauwst aan het Zyne te verbinden; en hunne gemoederen door de tederfte banden van het Discipelfchap jaa zelfs van Vriendfchap, noch naader tot Hem te' trekken ; om hun uitzichten in het toekomftige te geeven , die nochtans even zoo min hunne aardfche hoope voedden, als hun den moed benamen , maar veel meer dat, het geen zy zyn , en wat zy lyden moesten , en wat zy dan daarby te hoopen hadden , hun in het waare licht vertoonden : die was het oogmerk der gefprekken , in dewelken hy zich met hen op den laatften avond inliet. Alleen  g.HOOFDST. JEZUS. J27 Alleen voor zoo verre als gy voorvaart met myne Naavolgers en Discipelen te blyven , kan uw beroep van nut weezen, zegt de Heer. Gelyk den Wynftok, door middel van de ranken , die aan denzelven zyn , Druiven draagt, zoo zal ook ik door ulieden, in zoo verre als gy in myne maatregelen treed, ten beste der menfchen vruchtbaar weezen. Ik (ha in betrekking tot u , gelyk de wynftok tot zyne ranken. Myn Vader is de YVyngaardenicr: Indien een rank aan my, (één van myne Discipelen ,) by allen den invloed , denwelken myn onderwys , voorbeeld , omgang , op hem behoorde te hebben , onvruchtbaar y blyven zou, fnyd Hy hem af, (Hy verklaart denzelven voor onwaardig deeze voordeden , en dat hy dezelven verbeurd hebbe ). Draagt één van myne ranken vrucht, dan fnoeit Hy denzelven met de oplettendheid van eenen goeden Wyngaard ■ fnoeijer , en neemt het overvloedige , dat de meerdere vruchtbaarheid hinderen zoude, weg, om denzelven noch vruchtbaarer te maaken. In zekeren trap zyt gylieden reeds gefnoeide ranken; reeds in ftaat gebracht-, om Vruchten te brengen : de Leere , die ik u medegedeeld hebbe , kan nu reeds door u haare goede uitwerking hebben. Gy moet flechts zorgen , dat de zoo naauWe betrekking , waarin gy met my , en ik met u , ftaa . niet weder gebroken , dat de rank niet van den wynftfk afgelneden worde ; want gelyk de rank zyne vruchtdragende kracht verliest, zoo ras als hy van den wynftok gefcheiden word , zoo zoudt ook gylieden, zoo ras de verbintenis tusfchen u en my ophield, riet meer in ftaat zyn , om vruchten te draagen. Ik ben de: Wynftok, gy zyt de ranken. Al wié in zoodanige betiekkinge tot my blyft, die draagt overvloedig vruchten. Buiten deeze betrekkinge zyt gy buiten ftaat,  ia8 LEVEN van ÏX. boei?, ftaat, om ten beste van anderen vruchtbaar te zyn. Het zou ulieden , ( zo gy u van my Tcheidde,) nier* beter gaan , als den van den wynftok afgefneedenen ranke. Hy is nergens meer toe dicnftig, hy verdort; men bind hem met andere llruiken by een , werpc hem in het vuur, en hy word verteerd! Maar indien gy de verbintenis met my, (de getrouwheid aan my, beftendig het oog op my ) behoud ; zo myne onderrichtingen diep in uw hart geprent blyven, dan zult gy bevinden, wat gy aan my hebt; gy zult zoo goed of beter, dan wanneer ik hier langer by u ware , alle uwe wenfchen en beden door my vervuld vinden. Dat is juist, het geen meest de eere van mynen verhevenen Vader bevordert, dac gy ten beste van anderen zeer vruchtbaar , en in het leeren en doen myne echte Discipelen bevonden wordt, Zoo grootlyks als myn Vader my lief heeft, zoo hartlyk bemin ik ook u. Tracht deeze myne liefde te behouden. Daar door zult gy best myne liefde behouden, als gy myne voorfchriften volgc : even gelyk ik ook zelf de liefde van mynen Vader voor my behoude , daar ik altoos zyne voorfchriften gehoorzaame. , Het geen ik u gezegd hebbe , lieve Discipelen, heeft alleen ten oogmerke: dat ik gaarne de tevredenheid en vreugde , die ik daar over gevoele , dac ik zoo van mynen Vader bemind worde , ook in uwe harten kon overbrengen , en u zoo toe ruste der ziele en vreugde in God verheffen. Door hec volgen van myne voorfchriften , zeide ik , zoudt gy my altyd lief blyven. Alle myne voorfchriften zyn in dat eenige vervat, dat gy eikanderen zoo hef moet hebben, als ik u liefgehad hebbe. Ik kan u myne liefde immers wel tot een voorbeeld voorftellen. Nier  4. HOOÏDST. JEZUS. 129 jNiemnd geeft immers flerkere proeven van liefde en vriendfchap, dan wanneer hy zyn leven voor zyne vrienden opoffert. En myne Grienden zytgy, in zoo verre gy alles , wat ik u leere , naakoomen zult. Ik noeme u thans niet meer knechten , want knechten worden van hunne Heeren niet tot hunne vertrouwelingen gemaakt, met welken zy over hunne belangen raadpleegen. Naadien ik nu met een vertrouwen , dat alleen onder Vrieeden plaars vind , u van alles onderricht hebbe , wat ik (voor u nuttigst) van mynen Vader gehoord hebbe , zo kan ik u met recht Vrienden noemen. Ik heb u immers daarom tot myn byzonder gezelfchap verkoren, (op eenen tyd, toen gy ttiy noch niet kende , en my derhalven niet tot uwen Leidsman en Leermeester kondet verkiezen ;) op dac ik u te eeniger tyd uitzenden , en u ook door anderen tot my trekken , en nut doen mogte. Ik heb u in myne byzonderfte vriendfchap opgenomen , en daaraan hebt gy het te danken , dat gy nu alle uwe wenfchen en beden van mynen Vader om mynent wil vervuld zien zult. Jaa dat is al myn bevel, dat gy . eikanderen liefheht. —- De groote weereld mag u vry haacen, blyft flechts onder eikanderen Vrienden ; gy weet, dat men my eerst en meest gehaat heeft. Laat dit u ten teken zyn , dat gy even zoo min aan de zyde der weereld zyt, als ik het was (t). Zoo gy het met den grootften hoop hield, dan kon het niet misfen , of gy zoudt van denzelven voor de zynen aangezien , en van hem bemind worden. Maar nu gy het met hem niet houdt, maar u daarvan (t) Jezus toont aan hen hun Discipelfchap , voornaamlyk aan deeze zyde: zy mankten met Hem de ééne, en de bedorvene weereld de andere party uit. III. Deel. I  13° LEVEN i-A'tf IX. BOÈK. van hebt laaten affcheiden , en op wy»* zyde brengen , zoo moeten zy u met weerzin' befchouwen. Herinnert u , het geen ik u by eene andere gelegenheid gezegd hebbe : „ de knecht moet het niet bé- a, ter vorderen willen, dan zyn Heer" (uX , Juist zoo, als men zich omtrent my gedraagen heeft, zal men ook tegen u doen. Heeft men tegen myvervolgingen geltookt men zal ze ook tegen u verwekken ; heeft men hier en daar myne Leere verworpen , men zal het zelfde ook tegen de uwe doen. Enkel om myns wil zullen zy zoo vyandig tegen u te werk gaan , om dat zy by allen hunnen ingebeelden Godsdienst, dien God , die my gezonden heeft, in het geheel niec kennen nogte beminnen. Doch het zou hun noch té vergeeven zyn , dat zy Hem niec kennen ; zy zouden minder te verantwoorden hebben , indien ik niet juist gekoomen ware, om hen door myne Leere tot de kennisfe der waarheid, te helpen : maar nu kunnen zy hunne onweetendheid en ongeloof nergens mede rechtvaardigen. Wie niy haaien kan , die heeft gewislyk geene de minfte liefde voor mynen Vader. Zy zouden noch te ver- ontfchuldigen weezen , byaldien ik niet zulke daaden onder hen gedaan hadde, van dewclken zy zelfs moeten belyden, dat géén Propheet zulke werken gedaan heeft. Maar nu, hoe kunnen zy het verantwoorden, dat zy , die deeze weldaadige en Godlyke daaden gezien hebben , zich nochtans tegen My, en Mynen Vader, zoo vyandlyk gedraagen? Dan", zy behoorden uit hunne eigene openbaaringe te leeren , dat, ofTchoon zy my noch zoo zeer haaien, zy het oogmerk Myner zendinge nimmermeer beletten kunnen. 00 Matth. X".  4> H00F3ST. JEZUS. 131 nen. Men daar van te overtuigen , (zo zy noch voor eenige overtuiginge vatbaar zyn ,) dat zal het vyerk van dien anderen Leeiaar zyn , van den Géést der Waarheid, die in alles, wat de Vader /breekt, te kennen'is; Zy., de Eeuwige Waarheid zelve , zal voor my fpreeken ; en , van deezen hoogeren getuigen onderfieund , zult ook gylieden getuigenis van my geeven , om dac gy'yah het begin myner openbaare verrichtingen ? by alles, wat ik fprak en deed , tegenwoordig geweest' zyt. Ik heb ulieden de elgentlyke gefteldheid der zaaken niet willen verbergen , op dat u deeze ontmoetingen niet bevremden , en in verwarringe brengen zouden. Men zal u door den openbaaren ban , van alle Kerkgemeenfchap met hen uitfluiten.- Jaa , het zal zoo verre koomen , dat meenig een , juist daar in , dat hy u ter dood toe vervolge , zich zal verbeelden Gode den aangenaamften dienst te doen , en Hem zelfs eene offerhande te brengen. En wat zal de reden van dit gedrag zyn, wat anders, dan dac zy , nogte van mynen Vader , nogte van My , eene rechte kennis hebben ; eene kennis, waaruit liefde en hoogachting zou kunnen geboren worden ? Verre van daar , dat ik u zou hebben willen bedroeven heb ik alleen bedoeld , u in ftaat te ftellen , dat gy dan , als deeze dingen gebeuren , moed grypt, en denkt, dat er niets anders gebeurd , dan het geen ik u te vooren gezegd hebbe : Ik vond niet goed, aanftonds , toen ik u tot myne Discipelen aanftelde , u de zaak van deeze onaangenaame zyde te verwonen , om dat ik wist, dat ik noch vóór myn affcheiden tyd genoeg daar toe hebben zou. Maar nu wilde ik het niet langer voor u verbergen , dewyl de I a tyd  i32 LEVEN van IX. boek. tyd naadert, dat ik weerom zal keeren tot den gec~ tien , die my gezonden heeft. Ik zie u zeer treurig en verlegen. Niemand vrragt my meer , gelyk te voren , (toen ik u iets van dien aart zeide ,) werwaarts ik heengaa; maar federt dat ik u van deeze gevolgen van myn aflcheiden gefprooken hebbe , heeft angstvallige treurigheid geheel uwe zielen vervuld. Gelooft my, ik verzeker het u : het is veel voordeeliger voor ulieden , dat ik heen gaa , dan dat ik langer in deezen ftaat by ulieden blyve. Zo ik de Aarde nooit verliet, dan zou de Leeraar, van den welken ik u zoo veel goeds beloofde , niet tot u kunnen koomen : daar tegen kunt gy u volzeker daar op verlaaten , dat ik , naa dat ik heen gegaan ben, Hem aan ulieden zal zenden. Laat flechts eerst deezen Godlyken Leeraar koomen, en u regt bekend worden, en weest dan niet meer bekommerd, dat Hy myne zaak niet in de weereld met allen naadruk zal kunnen doorzetten. Hy zal der weereld allerduidelykst toonen , waar de dooling ligge , op welke zyde de waarheid is , en hoe het oordeel van .God de zaak beflist. ■ ■ „ Waar de dooling ligge": daarin , dat zy by alle de bewyzen , die ik van myne zending gaf, my nochtans niet gelooven; „ aan „ welke zyde de waarheid is ": die is niet in hunne aardfche verwachtingen, maar daarin, dat ik der aarde myne tegenwoordigheid onttrekke, en, naa dat ik eenigen tyd hier op aarde geleefd hebbe , tot mynen Vader wederkeere, (om daar de waardigheid van Mesfias te aanvaarden ); ,, hoe het oordeel van God „ de zaak beflist": zoo , dat Hy de weereld beheerfchende macht der duisternis en onweetendheid , aan dewelke de Jooden en Heidenen noch onderworpen zyn ,  4. HOOFDJT. JEZUS. i 33 zyn , voor overwonnen verklaaren zal. Dan ik be^in vun Ireringen te fpreeken , die ulieden thans noch ^waar zyn om te begrypen. Ik zou noch veele zaai en van dien aart kunnen zeggen , maar gy zoudt niet in ftaat zyn om ze te bevatten. Maar wan¬ neer die Leeraar koomt , de Geest der Waarheid, (de Waarheid zelve, zoo als God ze openbaart,) dezelve zal u van alle uwe vooroordeelen geneezen , en u eene volkomene bevatting van de Godlyke fchikkingen geeven. Want hy is géén menjchlyk Leeraar , die iets uitvinden , en by u voor waarheid uitgeeven kan ; maar Hy zegt u juist dat, het geen God u te kennen geeven wil, waar onder ook behoort , het geen het toekoomende noch verbergt, en echter noodig zyn kan , dat gy het te vooren weet. Aan my deelt myn Vader alles mede , wat Hy heeft. Deeze Leermeester kan en zal u derhalven niets anders leeren , dan het geene Hy van My heeft, en het geen dient tot verklaaringe van de wegen , die God mee my houd. Niet lang meer, myne Discipelen , en gy ziet my niet meer. Maar dan ook niet lang , of wy zien malkanderen weder. •— Ik heb géén voorneemen, om u voor altyd te verlaaten: Ik gaa maar na huis, na mynen Vader. Deeze manier van zich uittedrukken , .heeft iets van dat raadfelachtige , dat men in verfcheide redevoeringen van den Heere Jezus vind , en waarvan de reden altoos in de byzondere gefteldheid van Hem , of van de geenen , met weiken Hy fpreeken moest, te zoeken is. Hier wekte het de oplettendheid op. In dit zoo naby zynde heengaan , en dan in het even zoo naby zynde wederzien, wisten zy zich niee te I 3 vin-  XM LEVEN van IX.boeïc, vinden; wat dit tweemaalen niet lang betekende en wat zulks ter zaake deed, „ dewyl My tot den Vader „ wederom keerde": daarover had de ééne deeze oe andere die gedachten. Jezus wachtte niet, tot oat zy Hem vroegen , maar kwam hen met de ver- SrSrT -5kZie,' fdeHy' dacS>'het duister vind , dat ik zeide : dat het niet lang meer zou duuren dat gy my niet meer zien zoudt, en dan ook met lang, dat gy my weder zien zoudt. Gelooft my, ik verzeker het u : gy hebt droevige daeen te wachten ; dagen , dat gy klaagen zult , niet anders , dan als of gy My geheel verloren hadt. Zy , die m. ders denken , zullen 'er over juichen , (om dat zy meenén , dat zy nu van My geheel ontflaagen zyn); gy zuit in diepen rouwe zyn ; maar uwe treurigheii zal ipoedig tot vreugde worden. Even gelyk het gaat met eene baarende Vrouwe : zoo lang den Arbeid * uurt, heeft zy eenen bekommerlyken tyd ; dan , deeze moest koomen : zoo ras zy haar Kind gebaard m \1S dö vreugde over het Kind » dat zy ter weereld gebragt heeft, zoo groot , dat zy aan den voorleedenen tyd van nood niet eens meer denkt. Even zoo is het voor ulieden thans de tyd van angst Dan , gy zult het genoegen hebben , van my weder te zien ; dan zal de vreugde uw hart geheel inneemen ; eene vreugde , die u de geheele weereld niet kan ontneemen. Gy zult wegens alles, wat u tegenwoordig noch duister mag voorkoomen, zoodanig voldaan worden., dat gy zelfs gééne verdere oplosfin? VT ".Viï beSeercn- Vergeet niet, dat ik u verzekerdhebbe , en nogmaals verzekere ; dat naamlyk alles, waarom gy als myne Discipelen en Gezanten , den Vader zult bidden , u ook door mynen Vader gegeeven zal wordeni 'r. Js waar , zoo lang als ' 1 " 'x■■■■[ ;: • '- ik '  4. H00FDST. J E Z U S. 135 ik by u was, hebt gy daarvan gééne preuven gehad , (om dac gy niec zoo ligt in de noodzaaklykheid konde komen, om iets buitengewoons van God - te imeeken). Maar doet het nü vrymoedig; bidt, zoo zult gy ontvangen. Nu gy verzekerd zyt, van verhoord te zullen worden , moet uwe vrymoedigheid ten hoogden top klimmen. Ik kon tot nu toe niet wel anders , dan onder Zinnebjefiden en Parabelen met ulieden fpreeken, maar daar koomt een tyd, dac ik niet meer onder zinnebeelden met u fpreeken , maar u een onverbloemde onderrichting van het geene de Godheid betreft, mededeeien zal. En dat is dan juist ook de tyd , dat gy in vertrouwen op my , (offchoon ik niet meer zigtbaar by u ben , ) uwe belangen en gebeden Gode voordraagen zult, en dat de Vader, ik behoeve niet te zéggen, om myner voorbede wille, maar zelfs uit liefde voor u , dezelven zal verhooren; uk liefde voor u , zeg ik ; want Hy , myn Vader zelf, heeft u lief, cm dat gy my lief hebt; Hy heeft 'er genoegen in , dat de waarheid , „ dat ik van God „ gekoomen ben ," by u ingang gevonden heeft. Waar lyk ben ik , van den Vader gezonden , op de weereld gekoomen : nu verlaat ik de aarde weder, en keere terug tot den Vader. Reeds dikmaals had Jezus op deeze wyze van zich gefproken : maar noch nooit was hun deeze taal zoo duidelyk vporgekoomen , als tegenwoordig; het zy nu, dat zy door al het voorgaande voorbereid waren, om haar beter te kunnen verftaan ; of dat ook anders de manier, waarop Hy het zeide , iets toebragt, om het hun duidelyker te maaken. Nu vinden wy , zeiden ze, in die Uw antwoord genoegzaame opheldeI 4 ring:  IS* LEVEN van IX. boeiï. ring : het is allerduidelykst. Dit kunnen wy beter dan veele Parabelen, verftaan. Maar wy zien nu ook , dat Uwe kennis van alles zoo groot is , dat Gy met noodig hebt, om der menfchen gedachten ofte zwaangheden uittevorfchen, eerst hunne vraagen af te wachten f *> Een nieuw bewys , dat ons overtuigt , dat Gy , van God gezonden , in de weereld gekoomen zyt. Die gelooven wy nu. Dit gelooft gy nu, en gelooft het met overtuiging. — Myne Discipelen ! Ik zie eenen tyd koomen , zy is zeer naaby, — waarin deeze gevoelens u zullen begeeven , waarin de één zal herwaarts , de ander derwaarts vlieden , veiligheid zoeken , en my alleen laaten zal Doch alleen (verlaaten) ben ik met; want, al had ik niemand van allen by my dan heb ik nochtans den Vader altoos by my 1 By alles , wat ik u zeide , had ik op het oog u zoo aan my , en aan myne maniere van denken , te gewennen , dac gy nu uwe rust en gelukzaligheid juist daar zoudt zoeken, daar ik ze vinde. Ik wil het voor u met verbergen : in de weereld zult gy verdriet lyden ; maar ik vermaan u tot ftandvastigheid , want ik ben in ftaat, om uwe gelukzaligheid op eenen zoo vasten voet te zetten , dat de geheele weereld daartegen niets zal vermoogen. Hoe meer men zich by deeze Aflcheidsrede in de plaats van Jezus en van Zyne Discipelen ftelt, en in ftaat is, om zich alle de omftandigheeden , dewel- ken O) Dit heeft zyne betrekking daar op, dat Tezus hunne vraage met Zyn antwoord was vooxgekooïeï!  4. moofdst. JEZUS. 157 ken Hy in het oog had , en hebben moest, te vertegenwoordigen , hoe meerder ichoonheids, geest en harts men daarin zal vinden. Dat geruste , en naaby de vrymoedigheid koomende, dat in deeze aandoeningen heerfcht, die taal van het hart, dat zagte en zelfs tedere van fommige plaatfen, die eenvouwigheid in het op eikanderen volgen van de gedachten , dat beltcndig oogen op het groote in de oogmerken , en de gevolgen van Zyn lyden ; die wysheid , waarmede het onaangenaame, dat gezegd moest worden , geleenigd , en door de geheele rede zoo .verdeeld wierd , dat de zoetere gewaarwordingen de bitteren, als het ware , geduurig aflosfen; dat geduurige wyzen op eenen anderen Leeraar , van welken zy dan alles volledig hooren zouden, en die echter met Hem naauwkeurig zou overeenftemmen; dat rechte oogpunt , waaruit hun het gewicht van hun toekomende werk , in tegenfteliinge van den haat, dien zy op zich hy de weereld zouden laaden , getoond wordt; dat vermyden van het geen boven hun begrip zou geweest zyn ; die voor hen zoo uitneemend pasfende verbintenis van de zinnebeeldige uitdrukkingen met de eigentlyken , telkens naar dat nu deeze, dan die de gevoegelykfte ware ; dat wyze in het oog houden van hunne twyfelingen , vreezen , hoope, enz.: in het kort, die bekwaamheid , waar mede de' fynfte fnaaren van hun hart geroerd , en , nogte tè veel onderlteld , nogte het goede , dat zy reeds hadden , over het hoofd gezien werd ! Doch de Ge- fchiedfehryver behoorde niet te pryzen. De Euangelisten neemen deezen regel beter in acht. Voorbereid door zulke gefprekken , konden nu de Discipelen hunnen grooten Leermeester in Zyne geI 5 dach-  ■*3* LEVEN van IX.boek. dachten beter volgen , en , als het ware , van verre naagevoe en , als Hy , „aa het eindigen van dit ge! fprek , ach tot Zynen Vader keerde , en , met ol zicht tot hen , en tot het geene Hy zoo even mee heni gefpiüokeo had , hen tot vaarwel Hem rtaatTyk aanbeval, dien God , den welken Hy hun had keren kennen. Vader! (zoo fprak Hy:) de Uure is gekoomen voor „y de allergewichtig^ i Laat uien Zoon, ' dien Gy zelf daar voor verklaard hebt, nu in Zyne waare grootheid van de menfchen gekend worden ; op dat Uw Zoon , £7, Vader, ir!zyne waare grootheid openbaar maake ; overeenftemmig mee het einde waar toe Hy gefchikt is , waar toe Gy Hem volmacht over alle ftervelingen gegeeven hebc; op dac Hy aan allen , die Gy Hem gefchonken hebc nee eeuwige leven zou mededeelen. . Het eeu' wige leven , 'e geen daarin beftaae, dac zy U, die alleen God zyc, den waaren , eeuwigen ; - en dien , denwelken Gy gezonden hebc, Uwen Zoon Jezus, den Mesfias , leeren kennen. Op aar¬ de heb ik Uwe eere bevorderd. Ik heb hec groote werk verricht, dac Gy my opgedraagen hebt: nu eer my nu als Vader ! daar boven , in de zitplaats Uwer heerlykheid — Laat bekend worden , die Godlyke eere , welke ik reeds eer de weereld was, by U heb genooten. Ik heb Ü daarmede op Aarde verheerlykt, dat ik den menfchen , die Gy voor my Uit: den grooten hoop uitverkoren en my toegefchikc bebc, bekend maakte, wie Gy zyt: (Gv hebc ze m? toegefchikt; Gy hebc ze my gefchonken , hen, die te voren reeds de Uwen-waren;) en zy hebben het geen ik hun in Uwen naam zeide, voor waar aan' ge-  4- ÏIOOFDST. JEZUS» 4^9 genoomen. Nu hebben zy begreepen , dat alles, wat ik naar Uwen last fprak en deed , U ten oorfprong bad; want ik heb hun niets geleerd , dan het geene Gy my opgedraagen had om hen te leeren; en als zoodanig hebben zy het aangenomen , en zyn verzekerd , dat ik op Uwen last tot hen gekoomen ben , en zyn overtuigd , dat Gy my gezonden hebt. j Ik bidde voor hen , byzondcr voor hen ; voor den grootcn hoop bid ik tegenwoordig niet, ^maar voor deezen , die (ro) Gy my, Uwen geliefden , ten gefebenke gaaft. ( Gelyk alles , wat Gy hebt, het myne, en wat ik hebbe , het Uwe is > Een gefchenk , dat ik my tot eere reke- >ie ■ — Thans , daar ik niet langer in de weereld blyve , maar deezen noch langer in de weereld blyven , ( terwyl dat Ik tot U heengaa : ) thans by myn affcheiden bid ik voor hen , volkomene Vader! houd ze vast by het geene ik hen van U geleerd hebbe : deeze my gejehonkenen ( x) , op dat zy één hart cn ééne ziel zyn , gelyk wy het zyn. Zoo lang als ik by hen op de weereld was , was het myne bezigheid , hen by Uwe kennis en by het geloof te bewaaren ; jaa voor de geenen, die Gy my gefchonken hebt, heb ik zorg gedraagen ; géén van hen is er verboren gegaan , dan hy , de door zvne eigene fchuld ongelukzalige, overeenkomftig met Uwe Godlyke O; Zeer vcclc plaatfen van dit gebed , en juist ook deeze , hebben ten oogmerk , den Discipelen , die Hem aanhoorden , te toonen , welken prys de Heiland op hen iielae. * ( x) Zoo fpreekt Jezus Christus met opzet, om der toehoorende Discipelen wille , op dat zv het geheele gewicht van hunne verbintenis niet Hem "zouden leeren  14° LEVEN VAN IX.B0EK, lyke verklaaringen deswegens gedaan. Maar nu keer ik tot U te rug, en fmeeke daarom noch dit voor hen (y), om hun myne vrymoedigheid , met dewelke ik van de weereld fcheide, in volle maate naatelaaten. Ik heb hun Uwe Leer overhandigd, en zy ondervinden den haat der' aardfcbgezinden , om dat zy, zoo min als ik , tot hunne partye behooren. : Ik bidde niet , dat Gy hun thans reeds van deeze weereld wegneemt, maar dat Gy ze voor verleidinge gelieft te bewaaren. Tot het getal der Weereld- lingen behooren zy even zoo min als ik (2 ). Myne Bede is: laat hen door kennisfe der waarheid volkomen zoo gefteld worden, als U dat best behaagt; , Uwe openbaring is waarheid. Zoo als Gy my in de weereld gezonden hebt , zoo zende ik nu hen in de weereld ; jaa ik laat my zeiven juist daarom als eerst tot Uwen dienst inwyden , op dat ook zy U en der waarheid toegewyd worden. —- Dan niet voor deezen alleen bid ik , maar ook voor die, die zich door hunne leere zullen laaten beweegen, om in my te gelooven. Mogten deeze allen één hart en ééne ziel zyn , gelyk Gy en ik zyn. Juist zoo moeten zy zich met ons vereenigen , op dat de weereld een des te fterker bewys hebbe , dat Gy my gezonden hebt! Ik laat hen ook in de eere , die Gy voor my gefchikt hebt, alle deel hebben , op dat zy juist zoo volkomen met ons vereenigd zyn , als wy zulks onder (y) Men moet derhalven dit Gebed, voornaamlyk met opzicht tot de Discipelen , de welken het zelve aanhoorden , befchouwen. (2) Hoe groot een denkbeeld van hun toekoomend beroep moest het den Discipelen geeven , als zy Hem zoo hoorden fpreeken.  4.HOOFD5T. J ^ ^ U ö' onder eikanderen zyn : Ik met hen vereemgd, en Gy met my ; op dat de verbintenis, waarin zy met ons ftaan , volkomen worde, tot een fterk bewys voor de overige menfchen , dat Gy , niet alleen my gezonden , maar ook hen , gelyk als my, bewaard hebt. Vervul deezen mynen wenfch, Vader ! Laat hen , die Gy my ten eigendom gefchonken hebt, ook in die plaats koomen, daar ik zyn zal, op dat zy my in die heerlykheid zien mogen , waar toe Gy my verheffen zult , denwelken Gy, reeds eer de weereld was, zoo zeer hebt liefgehad. Rechtvaardige Vader • Nooit heeft de weereld U gekend en bemind ; maar ik kende en beminde U altyd: en nu zyn ook deezen zoo gelukkig, dat zy begrypen, dac ik uw Gezant ben. Zy zyn het, dien ik nopens U onderricht hebbe , en verder onderrichten zal, want zy zullen aan uwe liefde , die ik geniete, deel hebben, en alles, wat ik ben , ben ik voor hen. GESCHIE'  142 LEVEN van X.bcsk, GESCHIEDENIS der dris laatste jaaren van JEZUS LEVEN. TIENDE BOEK. tot op de veroordeeling van onzen heere. 4* 4* 4* EERSTE HOOFDSTUK. Gevangenneeming van Jezus. I N H O U- D. Jezus gaat met zyne Discipelen na den Olyfberg , na Getbjemane ( i ). Waarschouwing , bun gedaan (2). Hy verwydert zich van hen , en geraakt in den grootjïen angst en beklemdheid van hart ( 3 ). Hy gaat aan eene zyde en bid ; voor de eerftemaal ( 4), voor de  I. HOOFDST. JEZUS. 143 de tweedemaal (5), voor de derdemaal (6). Laatfte waar fch omving aan de Discipelen ( 7 ). Judas koomt met de Wacht en met de Gerechts' dienaaren. Jezus gaat hun te gcmoet ( 8 ). Judas geeft hun het afgefprooken teken (9)." Petrus gebruikt geweld : Jezus houd hem te♦ gen , en geneest den gewonden Knecht (10). Jezus geeft Zynen Aangrypercn een verwyt \ en laat zich van hen binden en Wegleiden(n\ De Jongeren vluchten (12). (O Matth. XXVI. vs. 36. Mark. XIV. vs. 52. Lukas XXII. vs. 39. Joann. XVIII. vs. j, 2. C2) " l "v^rr"vS-38" Mark. XIV. vs. 34. Lukas xxn. vs. 40. • Ci);." 7 - ' - vs- 37- Mark. XÏV. vs. 33. Lukas- XXII. vs. 44. 2i C4) vs. 39-41. Mark. XIV. vs,35.38. (55- - - _ - vs. 42, 43. Mark. XIV. vs. 39,40. C6) - - - - - vs. 44. Markus XIV. vs. 41. (7) . - - - - vs. 45, 46. Mark.XIV. vs. 41, 42. Lukas XXII. vs. 45, 46. LH (8) vs. 47. Mark. XIV. vs. 42. Lukas XXII. vs. 47. Joann. XVIII. vs. 2-9. (9) - ... . vs. 48-50. Mark. XIV.73.44,4*, Lukas XXII. vs. 47, 48. -*4>4*. (10) - - - . - vs. 50-54- Mark. XIV. 46,47 Lukas XXII. vs. 49-51. Joann. XVIII. Vs' 10, 11. (11) - - - - - vs. 55,56. Mark. XIV. 48, 40 Lukas XXII. 52-54- Joann. XVIII.'ia. C12) vs. 56. Mmk. XIV. 50-52. Zoo  £4-1- LEVEN van X.bosk. \ Zoo had Jezus zich zeiven en zyne Discipelen door het gebed en gefprekken , tegen de gewichtige gebeurtenisfen van deezen nacht en van den volgenden dag , voorbereid. Reeds was de nacht aangebroken. Het was de tyd , omtrent welken Hy gewoon was , met het gezelfchap uit de Stad te gaan , ten einde den nacht in eene eenzaame landftreek by den Olyf berg door te brengen. Hy nam , by den Maanefchyn ( a) , den weg over de Beeke Kedron , die door het Dal van deezen naam , aan de Oostzyde der Stad loopt, en kwam aan de Landhoeve Gethfemane , een Huis en Hoeve , daar Hy dikmaals, als Hy na Bethanien , en van daar na de Stad te rug ging , en in deeze laatfte weeke geheele nachten met de Discipelen vertoefde. Het is vermoedelyk , dat Hy daar Aanhangelingen had , by welken Hy, om dat zy daar voor niet bekend waren , zich in het verborgen ophouden kon. De plaats fchynt zoo veilig geweest te zyn , dat, zo niet Judas, die eenige reizen met Hem daar was geweest, dezelve aangeweezen had, iemand op de gedachten gekoomen zoude zyn , om Hem hier te zoeken. Jezus (») Het was juist Volle Maan.  *. HOOFDST. JEZUS. 145 Jezus zng , dat zyne Discipelen flaap noodig hadden ; maar de gefteldheid der zaaken was voor hen zoo gevaarlyk , dat Hy hun niet in rust laaren kon. Hy had wel voor, om hen, als Hy overvallen wierd, °t geen nu zeer naby was , het vluchten gemaklyk te maaken ; maar het was gewislyk , zo niet tot hunne veiligheid ten minfte in opzicht tot het zedelyke noodig , dat zy den nacht waakende en in goede gedachten doorbrachten. Het groote gevaar, dat zy liepen, was , dat zy mogelyk op het zien van het geen Hem overkomen zoude , uit kleinmoedigheid, en uit vooroordeel , dac dit den Mcsjias in het geheel niet Wedervaaren kon noch moest, op gedachten koomen zouden , die hun geloof te zeer aan het wankelen brachten, en dat weder omftieten , dat hun alleen eenige waarde gaf, en het geene zy tot op dit uur bewaard hadden , getrouwheid naamlyk aan hunnen Heer en Leermeester. Zeer veel hing daar van af , dat nu , in dit uur , waarin hunne vooroordeelen den hardften fchok leeden , hunne verbintenis met Hem ongefchonden bleef. Wat zouden zy voor zichzelven geworden zyn , hoe nud >os tot zyne oogmerken, zo zy nu , naa een driejaarig p-errouw aankleeven aan Hem , zich door het heerfchende vooroordeel , het welke nu ook door deeze onderdrukking alle mogelyke waarfchynlykheid bekwam . het vooroordeel , dat Hy, die zulks overkwam, onmogehk de Mesfias ken weezen , hadden laaten wegfleepen. Hy had hun wel alles, wat mogelyk was, gezegd, Om hen tegen deeze verzoekinge te wapenen : maar dezelve was toch ook werklyk veel grooter , dan wy ons haar verbeelden kunnen, ten zy wy ons volkomen in hunne plaats (tellen. Zy zouden Hem wegens zyne III. Deel. K be-  Ï4Ö LEVEN vam X. BOEK. belydenisfe , dat Hy de Mesfias was, zien veroordeelen , en zelfs van her hoogde Gerechrs-hof der Natie dit oordeel zien voltrekken. Zyne vyan- den daaruit het befluit hooren opraaaken , dat Hem dit on mogelyk zou hebben kunnen overkomen , indien Hy de Mesfias ware. Alle aardfche hoop zouden zy eensklaps den bodem ingeflaagen , zich verlaaten , en aan de fpotternye van die allen blootgefteld zien , tegen welken zy tot hier toe ftaande gehouden hadden , dat hun Meester de Mesfias ware. Zy zouden Hem, van denwelken zy hoopten, dat Hy Israël van de heerfchappye der Romeinen verlosfen zoude, zelfs voor den Romeinfchen Rechter zien , en Hem van denzelven ter Kruis- ftraffe zien veroordeelen. ■ Dat alles zouden zy moeten zien en hooren ; en echter niet in het minfte twyfelen , of Hy waarlyk deeze groote Perfoon ware. Wy lee- nen hun wel onze denkbeelden , als wy de verlegenheid, waarin dit alles hen brengen moest, ons zoo geheel gering voorftellen. Althans Jezus zelfs had nodig geoordeeld , om voor hen te bidden , dat hunne getrouwheid niet mogt een einde neemen, en hunne gefteldheid kwam Hem zoo gevaarlyk voor , dat Hy ze telkens de ééne reize naa de anderen waarfchouwde. Zet u daar neder (b) , zeide Hy tot het grootfte gedeelte van hen, en wacht, i— lk gaa heenen om te C§.) Of ook : rust hier een weinig (in dit huis) non mijus ejl ( zegt Erasmus) bos velut imbecilliores agonis fui tejtes facere , ne deficerent animis. [ Dat is: Hy dorst deezen, als te zwak zynde niet tot getuigen van zynm doodsangst maaken , op dat hun moed niet bezwj ken zou ]. Petrus, Jacobus en Joannes hadden hem reeds in veele byzondere om fh,ndi<, heden gezien, by voorbeeld by zyne verheerl} kmge. - *™  l. nooFBsT. ƒ Ë Z U S. I47 te bidden. Bidc ook , dat God u voor ver- zoekinge bewaare. Alleen Petrus, Jacobus en Joannes , Zyne drie getrouwfte Discipelen , liet Hy met Hem gaan, toen ■ Hy zich in deezen ftryd begaf. Nu eerst, thans in deeze eenzaamheid van den nacht, richt Hy zyne gedachten , die zich rot hier toe meerder met de Discipelen , dan met zich zeiven bezig gehouden hadden , op zich zeiven en op zyne tegenwoordige omftandigheeden. Hy had den dag van zyn lyden reeds lang tegemoet gezien, reeds dikwyls daar van gefproken: maar zyne onvermoeide werkzaamheid , ten beste der menfchen , en de in zyn karakter liggende gelykmoedigheid , waar mede Hy anders alles , wat tot hec ontwerp der Godlyke Voorzienigheid behoorde, gewoon was te befchouwen , Had Hem , als het ware ongemerkt, tot deeze uure gebragt. Nu was zy daar! My had thans niets anders meer , her geen Hem van zyne gedachten , die onmiddelbaar zyn lyden en deszelven omftandigheden ten voorwerpe hadden , afleiden kon. Jaa ik zou wel bynaa zeggen , Hy had onder zyne Affcheidsreden met zyne Discipelen het mecs/elyke van zyn Lyden , als het ware, vergeeten , ofte het zich ten minften niet zoo naa voor oogen gefteld; maar thans was 'er géén nader voorwerp voor Hem meerder , dan zyn Lyden en Dood. Dan wy behoeven daarom juist niet te denken , dat Hy dit lyden met oogen van eenen vertfaagden en moedloozen aangezien hebbe; hoe zou met zulk eene gemoedsgefteldheid een zoo onwinbaar vertrouwen op zynen Vader , als Hy hier byzonder toonde , hebben kunnen zamen beftaan ? Maar hoe kon nu aan den anoercn kant ook de Menfchenvriend, de geliefK ft de  Id8 LEVEN VAN X.BOEK. de van God , dit gantfche zamenweeffel van boosheid en onrechtvaardigheid ; hoe, de in zyn Perfoon onderdrukte onfchuld en goedheid , hoe de gruwelyke daad, die nu aan Hem gepleegt ftond te worden, met opzicht tot God, aan welken de Natie, daardoor, als het ware, alle gehoorzaamheid opzeide, niet opzicht tot de menfchen , die ze begingen , (waaronder één zyn Discipel was! ) hoe in opzicht tot zichzelven aanzien , zonder het onmenfchelyke van dezelve met fchrik en ontzettinge te gevoelen ? Het is ook gééne nieuwe aanmerking , dat gemoederen , die met opzicht tot Religie en Deugd zeer tedergevoelig zyn, door hec onrecht , dat hun aangedaan wordt, dikmaals ook daar over allervinnigst getroffen worden , om dat het hun ondraagelyk word , dat zy met alle hunne goedheid , in ftede van iets uittevoeren , zelfs nog eene geleegenheid tot grootere bezon diginge voor anderen moeten worden. Zelfs de Menfchlievendheid doec hen voor eene boosheid fidderen , tot dewelke hunne beste daaden tegens hunnen wil gelegenheid geeven. Kon het Jezus al ontroeren, als Hy van zynen Verraader begon te fpreeken ( c ), -— als Hy de verkeerde manier van denken van fommige menfchen bemerkte , zonder hen daar van te kunnen geneezen , als Hy zich het lot van Jeruzalem voorftelde Qe~) . enz. Dan kon Hem ook het gezicht van het geene Hem wedervaaren zou , niet onverfchillig weezen. Hy kon het thans niet alleen van dien kant aanzien , in zoo verre zulks voor het Menfehlyke gedacht de geCO Joann. XIII. vs. 21. 'Et«j^d t« 'mi^n. (d) Joann. XI. VS. 3J. 'Eufci/ttftT» ra nnvfitiTl , ^£jtf Èr«;«ft> eetvnt. (O Lukas XIX. vs. 41,  t. H0OFÏ5ST. JEZUS. 14<; gewichtigfte en beste gevolgen zou hebben , maar moest het ook uit het andere , niet min waare, oogpunt befchouwen , in hoe verre het eene onderdrukking van alle recht en van alle orde ware. Bovendien vond by alle zedelyke grootheid van onzen Heiland echter ook wel het zien op zich zeiven plaats; waarby dan wederom niet juist dat, dat Hy wist, wat goeds 'er uit deeze mishandelingen voor Hem geboren zou worden ; maar ook het onverdiende , hec verfoeilykc van deeze mishandelingen zeiven , en derhalven de grootheid des lydens , en van den fmaad , zich aan Hem vertoonde. Kan zelfs de beste, de wysfte , wanneer hy thans zelf in het geval is, die alles, 't geen in zyne natuur gruwelyk , onnatuurlyk , en onmenfchlyk is, over het hoofd zien , daar hy intusfehen , als een ander in het geval, en hy flechts aanfehouwer ware , het reet afgryzen aanzien , en zynen afkeer daarvan zou moeten toonen ? Zich door bet geweld der boosheid , van de aarde , waar op men zoo lang goeds gedaan heeft, gedrongen te zien , juist van die menfchen , aan welke verbetering men zoo lang gearbeid hadde ; en dat op eene wyze , die , alles wat heilig is, in het aangezicht hoont ; dat kan zelfs de vroomtie en wysfte niec zoo geheel onverfchillg aanzien, dat hy de gevoelens van afkeer en afgryzen zou kunnen of moeten verbergen. Jaa dat fchynt aan Zyn lyden zelfs noch eene hoogere zedelyke waarde te geeven , als Hy dit onrecht gevoelt: want in enkel lighaamlyke fmerten is het lyden van den Vroomen , van dat des godloozen , niet altoos onderfcheiden ; maar als zedelyke fmart daarby koomt, als de Lyder het onrecht, en de fchandelykheid der daad , met een hart, vol van menfchlievendheid , gevoele , en zich daarin alleronK 3 geluk-  ISO LEVEN VAN X. BOEK. gelukkigst rekent, dat hy, zonder het verder door zagtmoedigheid ofte goedheid te kunnen verhinderen zien moet, hoe de boos- en laaghartigheid , zelfs van zyne goedheid , gelegenheid ontleent, om alle paaien te buiten te gaan ; hoe zou hy daar by onverichillig kunnen wee2en ? Een minder gevoelig hart kan in zulke gevallen de oogen fchielvker van dit voorwerp afwenden , en op andere goede gevolgen van deeze zedelyke wanorde richten , veel eerder zich met de gedachten van zyne onfchuld , en der Godlyke Voorzienigheid troosten , dan een hart, dat de menfchlievendheid zelve is , en zien moet , dat het thans een voorwerp van alle wreedheid is. Eene zulke vernedering zou voqr het zelve altoos draagbaarer geweest zyn , zoo zy niet het werk der boosheid, en een triumph der ondeugd geweest ware. Dan dit alles , dat ons de ondervinding in het algemeen by die geenen , die voor waarheid en deugd lyden , doet opmerken , word door het byzondere van den perfoon , van het karakter, en van de geheele gefteldheid van Jezus , noch veel naader bepaald. Jezus had zich voor het beste der Natie op het tederfte laaten zien , en hunne liefde door duizend weldaaden trachten te winnen (/> Men kan zich gééne (ƒ) Vossius Hannon. Evangel. zect : Veterum non «ft ««• , fic doluijfe non propterfe , Jed%pterS, 1 tem amices , panim tmmicos : illorum periculum , horum etiam ITVSTfï [£atiS: Sommigen der budS ï£ gen , dat Hy bedroefd geweest is mei om zich ze]veni , maar om anderen , ten deele Zyne Vrienden, ten deele bederf der anderen , voorzien hebbe.] Hy brengt , om dit te bewyzen , plaatfen uit Ambrojius en Hieronymus by. HlERON.  i. noorosT. JEZUS. *5i gééne grootere tederheid verbeelden , dan die, waarmede de Heiland jegens zyn aardfche Vaderland vervuld was , en zich het zelve onder eene menigte van gunstbewyzen, als Weldoener en Mesfias aanbood. Ah men Zyn leven doorloopt, zal men ontwyfelbaar vinden , dat Hy gééne grootere vreugde kende , dan wanneer Hy hier en daar Zyn oogmerk , om het te verbeteren en gelukkig te maaken , bereiken kon, en géén grooter zielen • fmert, dan dat Hy zich hier in verhinderd zag. Eene zoo tedere liefde voor de Zynen betaamde ook den Mesfias by uitneemendheid. Zy waren toch de Natie , op dewelke Zyne Zending de naaste betrekking hadde. Nu zich zoo van dezelve en van haare hoofden te zien verwerpen ; te zien , hoe zy daar door zich zelfs onteerden, en de beste weldaad, die God hun gaf, met voeten traden; en juist daar door zich zelfs in de onvermydelykfte elende Hortten ; Zyne liefde met dezelfde ondankbaarheid beloond te zien , waar over voormaals de Propheeten , en de God van Israël zelf, zulke bittere klagten deeden ; dat moest Hem zekerlyk even zoo zeer grieven , als hec eenen edel - denkenden Burger fmertte , als hy zich van zyne Medeburgeren , of eenen H i e tl o n in Matth. cap. XXIV. Ctntrtjtabatur non timers patiendi, qui ad hoe venerat , ut pateretur, fed propter infelicisJimum Judam , ö? jcanddimi omnium Jpoftohrum , cjf rejectionem Poptili Judeeorum. [Dat is: Hy werd bedroefd niet door de vreeze voor het lyden , dewyl Hy gekoomen was om te lyden, maar om den rampzaligen Judas, en de ergfcrnis van alle de Apostelen , en de verwerping van het Volk der Jooden. Deeze manier van zich de zaak voorteftellen , is tmns oordeels niet onrecht, als men flechts het zien op zich zeiven daarby niet uitfluit. Daarvan vind men al vroeger Joann. XII. vs. 17. een duidelykjpoor. K 4  153 LEVEN van X.boek; eenen Vader , als hy zich van zyne Kinderen j of eenen Vriend , als hy zich van z'.ne Vrienden , zag mishandelen. Jezus kon zich Zyn lyden rfiet voorHellen , zonder aan dit alles ook daar by te denken , en het zelve mede te gevoelen. Hy leed niet Hechts als onfchuldig menfeh of als Israëliet, maar als verworpene Mesfias , die juist daarom , dat Hy Zyne Natie de allergrootfle dienden gedaan had , en haar tot haaren (iod weder brengen wilde, voor een Boosdoener en Bedrieger uitgefcnolden wierd. Elk oog , dat Hy op Zyn lyden wierp , toonde Hem hec ongeneesbaare verval van hen , tot welker Zegen Hy gekomen was, en het vertoonde Hem dat, met alle de treurige gevolgen , die het zou naa zich fleepen. En zou het Hem hier wel gevoegd hebben , te denken : „ Deeze menfchen zyn myns niet waardig. » Verwerpen zy my, dan moeten zy zich de ge- „ volgen daarvan laaten welgevallen "? Neen • dac zou Hem wel verfcheide treurige gedachten gefpaard hebben, maar in Zyn beminnelyke karakter zou het een groote vlek geweest zyn. De treurige Yver der aloude Propheeten voor het beste der Natie (/, ) , die zelfs daar , daar reden genoeg voor handen was , om zich wegens eigen lyden te troosten , het vroome hart gééne rust liet, maar het met angst en beklemdheid vervulde , maakt ons derhalven den toeftand van het gemoed begrypbaar waarin de Heer Jezus zich in deeze duisterde uuren bevond. Zekerlyk was hec Zyn naaby zynde lyden , dac (g) Gelyk, by voorbeeld , Socrates.  'i. hoofdst. JEZUS. 153 1 dat Hem kwelde , en waarvan Hy wenfchte ontflaa- fmart (O en fchande , maar veel meer het fcheuren van den allertederften band , waar mede Hy door wéldoen zich met de Natie had trachten te verbinden. Voor welk eenen trap van fmerten en beklemdheid in zulke omftandigheeden , een hart vol van menfchlievendheid vatbaar zy , dat zullen zy zich best kunnen voordellen , die zelfs reeds foortgelyke aandoeningen gevoeld hebben. Ik ben onuitfpreekelyk beangst , zeide Hy toe Petrus , Jacobus en Joannes. Blyfr. hier en waakt met my. Hy ging hier op een weinig voorwaarts, omtrent een fteenworp ver , en gaf zich daar over aan de wenfehen en gebeden, die Zyn diep beklemd hart Hem ingaf; viel op de aarde neder, bad tot God : moge ik van deeze uure ontflaa- gen zyn ! Myn Vader ! Alles is U mogelyk. -— Kan het zyn , zoo ver fchoon my van deezen bitteren drank. Doch niet myn , maar U wil gefchiede ! Deeze eerfte reize was Zyne benaauwdheid zoo vreefelyk , dat zy naar eenen doodsangst geleek , en Hem bloedig zweet uicper.stte. Niets bleef 'er ter Zyner vertroosting overig , dan het aanhoudende gebed , en dat Hem eenen Engel verfcheen , die Hem verfterkte. Het zien van eenen Gelukzaligen fcheen het eenige te zyn , dat in Zyne ziele nog eene vroJyke gedachte voortbrengen kon. Hy (p Offchoon wy ook niet willen lochenen, dat Hem reeds het denkbeeld van her lyden zelve, huivering en fchnk zal aangejaagd hebben K .«  154 LEVEN van X.boek. Hy ftond thans .van het .gebed op , en ging meï zichtbaare ongerustheid en zielsbenaauwdheid wederom tot de drie Jongeren, als of Hy by hen troost wilde zoeken. Zy waren de eenigen , aan welken Hy .jZyn hart openbaaren kon : maar tegenwoordig hadden zy zelfs troost noodig. Vréeze , van Hem te zullen verliezen , vreeze voor eigen gevaar, had hen geheel ingenomen. En , daar hunne zwakkere zielen minder bekwaam waren om het uittehouden , waren zy in eene onrustige lluimering gevallen ( k ) , waaruit Hy ze nu opwekte. Simon ! zeide Jezus , flaapt gy CO? En gy, andere Discipelen , flaapt gy ? Zoo hebt gy het dan ook flechts dit uur niet kunnen uithouden om met my te waaken ? ' Waakt, bidt God , dat gy het naakende gevaar ontkoomen moogt. . By alle bereidwilligheid van den Geest , is de zinnelyke menfeh toch zeer zwak (w). Vol onrust en troostzoekende benaauwdheid van hec hare, gaac Hy ren tweedenmaale na de plaats, daar Hy in eenzaamheid gebeden had , en doet weder de voorige Bede , doch mee onderwerping : —. Vader ! als het zoo zyn moet, als ik van het drin. ken van deezen allerbitterften drank niec verfchoond kan blyven, gefchiede Uw wil. Hy (k) Moefli remedium a fomno petunt , zegt Vossius , op deeze plaats. [Dat is: Bedroefden zoeken troost by den flaap]. (/) Simon verdiende wel een byzonder verwyt , terwyl hy zoo veel waakzaamheid 'en ftandvastigheid beloofd had. (?k) Jezus fchynt dit zelfs met opzicht tot zich zeiven te zeggen.  ■r.HoOFDST. J E Z U S. 155 Hy ftaat weder op , en gaat tot de Discipelen, naar vi.od hen noch in hunne ongeruste fluimeringe ; Duiten ftaat om Hem op Zyne herhaalde waarfchouwing te antwoorden, zoo duister zag het 'er in hun1e zielen uit. Van deeze Zyne Vrienden verlaaten s raat Hy ten derdemaale na de voorgemelde eenzaame alaats, en werkt zich nu volkomen door den angst leenen. In der daad heldert het in Zyne ziele op. Hy bekoomt alle die bedaardheid en tegenwoordigheid van geest weder , dewelke Hem nu zoo ononcjeerlyk was. Beflooten hebbende om te lyden, keert : Hy te rug tot de noch geduurig fluimerende drie Dis- jcipelen ! Zoo flaapt dan, zegt Hy. Nu zal hec u toch niets meer baaten. ■— Ziet toch ! het is al zoo ! De uure is 'er reeds , waar van ik u gesproken heb. Bidt toch nu noch dat gy onder Jde verzoekinge niet moogc bezwyken ! Wel op! ; Laaten wy hun te gemoet gaan ! De Zoon des 1 menfchen zal nu in Afgodifche handen overgeleverd | worden. Ziet, hy nadert, m yn Verraader ! Naauwlyks was Jezus tot de overige Discipelen in jhet huis te rug gegaan , en had ook deezen uit den iflaap opgewekt, of juist vertoonde zich de Romeinifche Tempelwacht («) en de gewapende Gerechtsdienaaren , die by nacht uit de Stad gezonden waren, en f>) Of liever flechts een gedeelte daar van. De Romeinen lieten op de Feesten , wegens het zamenvloeijea der gantfche Natie , om onrusten te verhoeden , door eenen troup Solduaten de gangen of gaanderyen van den Tempel bezetten. Wat voor het overige de naaste gelegenheid tot dit plotfelyk overvallen gegeeven hebbe , zal in het volgende Hoofdfluk getoond worden.  156 LEVEN van X.boek:. en omfingelden thans de Landhoeve. Het was een aanmerkelyk getal , en gemerkt deeze plaats zoo naby de Stad geleegen was , hadden zelfs perfoonen van den Joodfchen Raad zich tot dit werk laaten gebruiken , op dat het zoo veel te minder aan wyzen raad ontbreeken zou. De Aanvoerder was de Tempel-Hoofdman (0) ; de Gids, die hun na den een- zaamen oort den weg wees , judas Ifcharioth. Onverwacht zagen de Discipelen , nu eerst uit hunne fluimering ontwaakt, zich met Soldaaten en Gerechtsdienaaren omringd, die met Zwaarden en Spiefen, en Fakkelen , zoo wel in geval men eenigen weerftand wilde bieden , als dat men wilde vlieden , zich van alles wel voorzien hadden. Het overvallen was vreefelyk : Jezus alleen kon hec Zyne bedaardheid niet doen verliezen. Ten einde dan de Discipelen tyd te laaten om zich te herftellen , en hun en Zynen Vyanden te coonen , hoe gemaklyk Hy ook thans noch in ftaat ware , om zich zeiven te redden, als Hy niet voorgenomen had, om zich aan den Wil der Voorzienigheid overtegeeven j gaat Hy alleen den aanrukkenden hoop te gemoet , en laat de Discipelen (p_) op eenen kleinen afftand agter -zich. Wien zoekt gy? vraage Hy mee eene ftandvastige houding en ftemme. Zy ken- (0) Of Opziener over de geenen, die tot het onderhouden van goede orde in den Tempel geduurig de wacht hielden , en onder het bevel van het Sanhedrin ftonden. Hy was een Jood , en in waardigheid de naaste aan den Hoogepriester. Cp) Misfchien Jacobus en Joannes uitgezonderd , en Petrus , die Hem firaks , met het Zwaard op de hielen , volgde.  ï.nooïDST. JEZUS. 157 kenden Hem niet, dewyl Judas het afgefproken teken noch niet gegeeven hadde. Deeze vrymoedige laanfpraak bevremd hen. •— Jezus van Nazaretb , iwas het antwoord. Die ben ik ! hernam Jezus. iPlotslyk werden zy verbaasd. Ongewapend, in zyne ftandvastigheid en onichuld daar ftaande, jaagt Hy hun eenen fchrik aan. Zy konden dat aanzien niet uithouden , zy ftooven te rug , even als of hen een Vyand gejaagd hadde. Nogmaals vraagt Jezus met eene zagte ftemme » wien zy zoeken ? Zy antwoorden befcheide- . ner en vreesachtig: Jezus van Nazaretb. Jezus ; hernam : zoo als ik zeide , Ik ben die Man : Zyt gy 1 derhalven gezonden , om my optezoeken , dan be: hoeft gy deeze Landhoeve niet te omfingelen , ver- , gunt eenen vryen aftocht aan deeze Mannen : | en ziet, terwyl Hy dit zegt, op de Discipelen , die : nu nader gekomen waren. Zv hadden zich van hunne fluimering ontdaan , en waren nog in de eerfte ontroerenis over het bericht, dat de Landhoeve met Soldaaten omzet was. Nu drongen ook de overige Soldaaten en Gerechtsdienaars toe , die aan de ontroerenisfe , en het terug wyken der voorften , zoo het fchynt, minder aandeel gehad hadden. Jezus was thans niet meer al! leen , de Discipelen ftonden by Hem , met oogmerk : om geweld met geweld te keeren , alhoewel de ont! fteltenis by de meesten nog te groot was, om iets zodanigs te onderneemen. Judas bemerkte dit, neemt dat oogenblik waar, draagt zorg dat hy zoo naa, als mogelyk was, by Jezus te ftaan koome , en geeft den Gerechts- dienaaren het  158 LEVEN van X.bol'k, het afgefproken teken. Als een Discipel treed Judas onder de Discipelen , en geeft Jezus den kus, waarmede de Discipelen gewoon waren hunne Leermeesters eerbiedig te begroeten ; zyt gegroet Rabbi! voegt hy daarby (j). Jezus ziet hem meer ernftig , dan met misnoegen , aan. Vriend Judas ! hervat Jezus, —- wat doet gy hier? Ver! raad gy met een Kus den Zoon des Menfchen ? Judas was weg. De verwarring, waarin de Discipelen zich bevonden , en zyne onbefchaarndheid maakten hem dat mogelyk , het geen hem vermoedelyk het leven gekost zou hebben , als Petrus aanftonds de zaak in alle haare affchuwelykheid begreepen , of van dit plotfelyk overvallen weder tot bedaaren gekomen ware geweest. De Soldaaten en Gerechts - dienaars hadden Judas daad_ gemerkt. Naadien zy nu géén bevel hadden , om iemand , buiten Jezus , gevangen te neemen, en Hy aan Zyne kleeding enz. niet zoo ligt van de Discipelen, vooral in den nacht, te onderfcheiden ware, fcheen een zoodanig teken om Hem te onderïcheiden noodig. En wie kon dat beter geeven, dan Judas? Voor zyne dertig guldens moest hy niet enkel de plaats aanwyzen, daar zyn Meester zich ophield , maar zelf medegaan , zelf hun het plaatsje by de Landhoeve wyzen , en door een zeker teken zynen Meester doen kennen. Dan hy werd daartoe juist niet gedwongen. Men kan ook niec zeggen , dat de eerfte ftap , dien hy (?) Ook het uit fpreeken van deeze woorden behoort, zoo als de Kus zelfs , tot de verraadeiiyke Tekenen. Hy moest die zoo luide uitfpreeken, dat de Gerechtsdienaars die hooren konden.  I. HOOFDST. JEZUS, 159 fiy hierin deed, hem het wederom keeren onmogelyk maakte. ■ Maar nu was de geweetenloosheid by j hem ten hoogtfen top geklommen; hy was zeer naby dat oogenblik, dat hem, gelyk het by zoodanige gemoederen gemeenlyk gaat, tot vertwyfeling en wanhoop deed overflaan. Van dat oogenblik af aan lieten de Gerichts-dienaars en Soldaaten Jezus nooit uit 't oog. Op de Discipelen floegen zy minder acht, opdat niet, terwyl zy zich om die bekommerden, Hy ondertusfchen mogt j ontvluchten. Zoo juist volgden zy het zeggen van Judas ! „ dien ik kusfen zal, die is het, vat dien ; i;„ en leid Hem welbewaakt weg." Judas : naamlyk , om hun zyn dienften aantepryzen, had op jalle mogelyke gevallen gedagt. Op het ontvlieden rkon hy zoo veel te eerder denken , dewyl Jezus met de daad eenige maaien door eene zekere foort van vlucht de laagen zyner Vyanden ontweeken was. In tusfchen , dat de Gerichts-dienaars nu gereed (tonden om de handen aan Hem te flaan , en zich van zynen Perfoon meester te maaken ; klom by eenige Discipelen , inzonderheid by Petrus , de yver allerhoogst. Heer ! ( zegt hy ) zullen wy geweld met geweld keeren ? het Zwaard gebruiken ? —l iZonder antwoord af te wachten , had Petrus zyn Zwaard al getrokken ; viel op Malchus, den knecht van den Hoogepriester , (die waarfchynlyk hier eeinen der voornaamfte rollen fpeelden , en misfchien juist op dat oogenblik in den naam van zynen Heer en :het Sanhedrin , zich van Jezus meester maaken wilde, en brengt hem eenen flag toe aan het hoofd, die echter ■  rf LEVEN van XiBOEkf echter tegen zyn oogmerk affchampten , en alleen hem het oorlapje affneed. Bedwingt uwe hitte , fprak Jezus tot de Discipelen , en raakt, terwyl Hy dit zegt, het oor van den Knecht aan , Waar op de wonde aanltonds geneest. Dan men was , naar het fchynt , op het kwetfen opietunder , dan op de geneezinge. Deeze werd flechts van weinigen bemerkt. Petrus had nog het bloote Zwaard in de hand. ■ 'Steekt uw Zwaard in zyne fchede , zeide Jezus* Wie geweld gebruikt , lydt geweld Als gy hec Zwaard gebruikt, loopt gy, waarfchynlyk allen, gevaar van uw levens. Daarbenevens is my immers deeze bittere drank van mynen Vader aangeboden ! Zal ïk weigeren dien aanteneemen ? Zoo ik het lyden fchuwde, Petrus! dan behoefde ik alleen mynen Vader te bidden om befcherming , en Hy zou my (in ftede van ulieden) meer dan twaalf legioenen Engelen ter myner bedekkinge zenden ? Maar op die wyze zou dat niet gefchieden, het geen de Schriften zeggen , dat my moet overkomen ( r). De Discipelen gaven de gedachten van tegenweer op , en gemerkt het nog geduurig fcheen , als of de Soldaaten ook hen aanpakken zouden (inzonderheid wegens de overylinge van Petrus (s) , en 'er daar tegen (»■) Een fterke wenk voor de Discipelen , dot zy vooral niet moesten denken, dat dit by toeval gebeurde, en tegen de waardigheid van den Mesfias aanliep. (O Dit maakte den toeftand der Discipelen veel gevaarlyker , dan te vooren , en buiten twyfel maakten de Soldaaten reeds toeftel om ze allen gevangen te neemen.  ï. HOOFDST. JEZUS. tCt tegen géén de minfte fchyn was, dac Jezus in zoodanig een geval iets ter hunner reddinge zou doen, dewyl Hy tot zyne eigene niets deed , noch liet doen , zoo namen zy allen de vlucht, op hetzelfde oogenblik , als de Soldaaten zich van Jezus perfoon verder gèheel meesters maakten (t). Van alle zyden omringd en gebonden , als of men noch geduurig te vreezen had , dat Hy hen ontloopen zou, of hun ontweldigd zou worden, zegt Jezus tot den Hoofdman des Tempels , en tot anderen Uit den hoop , die niet alleen werktuigen van Zyne gevangenneeming, maar ook oorzaaken daarvan waren: Gy zyt tegen my , als tegen eenen Oproermaaker of Roover , met zwaarden en (fokken uitgetrokken ! Ik verkeerde dagelyks onder ulieden in het openbaar; op de volkrykfie plaats in den Tempel; daar zat ik , geduurende deeze dagen, geduurig onder de Leeraaren. Men hadde alle gelegenheid gehad, om de handen aan my te (laan , maar men deed het niet. —— Tot uw oogmerk , naamlyk, was de uure van den nacht allerbekwaamst; de macht der boosheid werkt gaarne in het duistere. Maar in dat alles is hec echter géén bloot geval ; alles koomt overeen met de Godlyke Schriften. Hy zweeg , en liet zich wegleiden. De Soldaaten , toen zy Jezus in hunne macht zagen , lieten de Discipelen maar vluchten ; zy hadden géén bevel om hen gevangen te neemen. Maar naa- dien CO Het geval van Malcbus had de zaak vertraagd : want Malcbus was reeds bezig geweest met de hand aan Hem te flaan , toen Petrus hem den flag toebracht. UL Deel. L  \6\ LEVEN vam X.boek. dien zeker Jongeling, waarfchynlyk uic hec een of ander tot de Landhoeve behoorende huis , door het geraas opgewekt, zich buiten het huis vertoonde, en uit hartlykheid voor Jezus, Hem fcheen na de Stad te willen volgen , vielen de Soldaaten op hem aan , en zochten zich meester van hem te maaken ; maar hy ontwrong zich hunne handen , liet het ligte gewaad , dat hy met allen fpoed om het lyf geilaagen had , toen hy uit het bedde fprong, in hunne handen achter, en ontvlood hen. Dan , zoo waren niec alle de Discipelen gevlucht, offchoon zy tot eenen merkbaaren afftand van Hem ge weeken waren. Petrus , toen hy uit de be¬ weeging van de Soldaaten van verre kon afneemen , dat men Jezus wegleidde , begaf zich aanftonds op weg na de Stad , doch op eenigen afftand van de Gerechtsdienaaren. By hem voegde zich een ander Discipel, die men uit alle omftandigheeden mag befluiten dat Joannes geweest zal zyn ; hy , die niet alleen een Discipel van den Heere, maar ook Zyn Vriend in den verhevenften zin was. TWEE.  ê. IiCCFDSÏ, J B Z V S. ic3 TWEEDE HOOFDSTUK. Gerechteljk Verhoor van "Jezus voor den Hoogen Raad. I N H OUD. Tezus werd tot Ananus , en van daar na Cajapbas gebragt, en van denzelven verboord ( i ). Joannes en Petrus volgen Hem tot in het Foorhof (a). Val fch getuigenis tegen Jezus (3). De Opper-Priester vraagt Hem. onder eeae , of Hy de Mesfias was , en op zyn zeggen alleen, dat Hy het was , werd Hy voor doodwaardig verklaard ( 4 ) , en van 'de Gerechtsdienaaren mishandeld (5 ). Petrus koomt in groote verlegenheid, en helpt zich daar uit door liegen (6). (1) Matth. XXVI. vs. 57. Mark. XIV. vs. 53. Lu¬ kas XXII. vs.'54. Joann. XVIII. 13. 10-24. (2) - - - - - vs. 58. Mark. XIV. vs. 54. ■ Lu- -kas XVIII. vs. is-18. C3) - • - - - vs. 59-62. Markus XIV. 55'-e<-e Ke geeringe zouden kunnen overleveren ; op dat, op den volgenden dag , niet alleen niet mogelyk zyn zou om zyne redding te beproeven , ■ maar ook ten einde het gemeene Volk , als het Hem nu reeds in de handen der Romeinen , en buiten ftaat zag , om zichzelven te redden, des te eerder hunne gedachten x dat Uy de redder van de Natie zou zveezen , mogt laaien vaaren. Volgens dit ontwerp hadden zy derhalven , geduurende deezen nacht, zeer veel te bezorgen. Eerst Zyne gevangenneeming , (tot dewelke echter den avond te vooren reeds de noodige fchikkingen moeten gemaakt zyn ;) dan Zyn verhoor , en veroordeeling by voorraad ; want zonder dezelvé konden zy Hem aan Pilatus niet als eenen overtuigden Misdaadigen overleveren ; en vervolgens Zyne overlevering zelve. De  £. noorDsr. JEZUS. 167 De eerfte ftap was gedaan. Jezus werd van de Gerechtsdienaaren voor hen gebragc. Van de hoogheid van eenen Mesfias was 'er thans aan Hem niets te zien. Zoo als Hy in de Gerechts-zaal trad , gebonden , met de Gerechtsdienaaren aan Zyne zyde, begon de Hoogepriester Cajapbas het verhoor. Wy zien hier eene Raadsvergadering van Geestlyke en Weereldlyke Leden \ Priesteren , Rechtsgeleerden , en andere aanzienlyke Israëlleren ; zoo wel Burgeren van Jeruzalem, als uit andere Steden; deels van de Pharizeeuwfche, en ten deele van de Sadduceeuwfche Partye. Zelden waren in zaaken van den Godsdienst deeze twee Partyen eensgezind ; en het is onzeker , welke van beide de Partyen toenmaals de overhand hadde. Doch thans heerfcht 'er eendracht onder hen, daar zy allen tegen den Galileefchen Propheet ingenomen zyn. Van de Pharizeeuwfche zyde zal waarfchynlyk de haat noch wel de fterkfte geweest zyn ; maar de andere Party vond echter n Hem ook veel te berispen, als welker leerftellingen en ondeugden Hy even zoo min , als de Pharizeeuwfche huichelaryc , verfchoond had. Hy, die in deeze Vergaderinge, ten minften by dit werk , het bellier had , en de zaak voorzichtig genoeg wist te befteeken* , dat niet ten ontyde de partyzucht tusfchen Pharizeen en Sadduceeuwen, in verdeeldheid uitbrak , was Cajapbas, de Opper-Priester en Voorzitter der Vergaderinge , wiens manier van denken wy nu reeds kennen. Daar Jezus thans gebonden v&or hem ftaat, legt hy Hem eerst verfcheidene vraagen voor , die Zyne Discipelen en Zyne Leer betreffen. By voorbeeld : Om welke reden Hy zoo veel Aanhangs maakte ? Waarom Hy ze in Galilxa en Judaea , als Boden van het Godlyke Koningryk , rond zond ? L 4 Waar-  168 LEVEN van X. boek; Waarom Hy voor eenige dagen , by Zyne Intreede , zich voor den Mesfias had laaten uitroepen ? Wat Hy van het Koningryk van den Mesfias eigentlyk geleerd had ? en waarom zonder openbaar verlof? enz. De verantwoording van Jezus was : Dat dit alles onnoodige vraagen waren ; dat de zaak zelve fprak. Ik hebbe , zegt Hy , in het openbaar geleerd : ( van de Discipelen fprak Hy opzetlyk (v) niet). Ik heb gééne geheime Leeringen , die men van my moec zoeken uittevorfchen , verbreid ; maar , dat ik leerde , dat leerde ik in de Synagogen en Scholen des Lands, en hier te Jeruzalem in den Tempel, daar ik het van alle oorden herwaarts verzamelde Volk , tot myne toehoorderen had. Anders leerde ik niets, dan het geene ik op deeze plaatfen opentlyk zeide. Waarom vraagt gy my daar na V (zoo fpreekt Hy den Hoogepriester in het byzonder aan ;) vraag her aan de zulken, die myne toehoorders geweest zyn. Deezen moeten weeten , wat ik hun gezegd hebbe , en hunne verklaaring ,daar omtrent moet u onparty* diger , dan de myne, voorkoomen. „ Vraag ben , die myne Toehoorders waren." —r Dit het Opperhoofd der Kerke, den Voorzitter (w ) van het Sanhedrin , ( want dit was Cajaphas toenmaals ,) in het aangezicht te zeggen, dat dagt eenen nevens f» Om gééne gelegenheid te geeven , dat ook zy i« verzekennge genomen wierden : het welke voor hen , by hunne zwakheid, zeer gevaarlyk zou geweest zyn.. (w) Anders was de Hoogepriester ook niet altoos Voorzitter in het Sanhedrin,  HöOFDST. JEZUS. I(5p nevens Hem (handen Gerechts - dienaar eene onvergeeflyke ftoutheid te weezen; de Man zag , welke gevoelens 'er in den Raad heerfchten ; hy wilde welligt een guntlig opflag van Cajaphas oog verdienen ; mogelyk dat hy alle verdenking wilde wegnee- men , als of hy mede van dezelfde geaartheid ware , als die andere Gerechtsdienaaren ( x) , die te voren , door hunne goede gedachten wegens Jezus, het bitterfte verwyt van het Sanhedrin zich over den hals gehaald hadden. Hy gaf Hem eenen ftokflag (;y), met byvoeginge : Antwoord gy den Hoogenpriester zoo ? —— Q En deeze redding van zyne eere liet zich de Hoogepriester wélgevallen !) Met ee¬ ne bedaarde ftemme zeide Jezus tot den Man : Zoo ik in myn fpreeken gefaald hebbe, wys my myne fout aan , maar als ik niet gedoold hebbe , waarom (laat gy my ? Inrusfchen dat het verhoor begon, was Petrus, die met Joannes de Gerechtsdienaars tot in de Stad naagevolgd was , tot voor het Paleis van den Hoogepriester gekoomen. Hy onderflond zich niec, aanftonds in het binnenfte Voorhof te gaan , om dat hy het zelve met Gerechtsdienaaren en het huisgezin van den Priester opgevuld zag ; echter wilde hy gaarne , zoo naa mogelyk , by Jezus weezen. Zyn MedeDiscipel Joannes bezorgde hem daartoe gelegenheid. Deeze was ftraks naa de Gerechtsdienaaren 'er ook ingegaan , zonder te vreezen , dat hem iets kwaads ontmoeten zou : want Hy was aan het Hof van den Hoo- (*) Joann. VII. vers 46. (y) Men heeft hier de Verklaaring van Semlir gevolgd.  ïjo LEVEN van X.boek» Hoogepriester bekend; vermoedelyk, om dat hy daap om een of andere bezigheeden eenige reizen geweest was (2)» alwaar hem misfchien dan ook wel zyn vriendlyk karakter mag bemind gemaakt hebben. Om nu zynen Mede - Discipel den toegang te bezorgen , ( dien hy buicen beval te wachten , tot dat hy hem zeggen zou , dat hy nu veilig mogt binnen komen ,) fprak hy met de Deurwachteresfe , en verkreeg van haar, dac ook Petrus in het binnenfte Voorhof mogt koomen. Om hem alle vreeze te beneemen , bragc hy hem zelf binnen. De Deurwachteres kon daaruit , dat Joannes zich zoo zeer aan hem liet geleegen leggen, wel beQuiten , dat Hy ook een Discipel van Jezus moest zyn. Zy zoekt juist géénen ophef van deeze zaak te maaken, om dat zy weeten kon , dat Joannes by haaren Heere wél ftond ; nochtans kon zy hem ook niet geheel zonder eenige aanmerking voorby laaten. Gy (zegt zy) zyt ook een van deezes Mans Discipelen ! lk ? neen , fprak Petrus , blykbaar in verwarring , terwyl hy zonder gevaar hadde jaa kunnen zeggen ; want, dat hy in gezelfchap van deezen Mede - Discipel binnen kwam, ftelde hem eens vooral genoeg in veiligheid. Maar de vreeze verraad altoos zich zelve : de Deurwachteres geloofde nu juist zoo veel te meerder, 't geen hy lochenen wilde. In hec Binnenhof trof Petrus Gerechtsdienaars en Knechten en Dienstmaagden van den Priester aan , die (s) Onder de gïsfingën der Ouden over de kennis van joannes met Cajaphas , is dat geene onwaarfchynlyke , dat hy zyne VVooning in Galilrea atm Cajaphas verkogt, of tegen een huis te Jeruzalem verruild had. Men zie S e m 1 c r. over deeze plaats.  2. HOOFÜST. JEZUS. 171 die zich, wegens de nacht - koude, rondsom het vuur? geplaatst hadden , bezig met fpreeken over het geene 'er in deezen nacht voorgevallen ware \ want Jezus was al te bekend , dan dat de zaak géén geruchts gemaakt zou hebben. Petrus kwam by het vuur , en gemerkt niemand op hem fcheen acht te geeven „ zette hy zich mede onder hen neder. Zyn hart was noch geduurig by zynen Heer en Leermeester; ongerust floeg hy gade , welk een bericht men uit het Paleis van den Hoogepriester zoude bekomen. Joan-. nes , fchynt het, ging 'er in. De geEteldheid , waar in Petrus zich bevond ^ kwam zeer naby die bedremmeling , waar in .men niet recht weet , wat men zeggen of niet zeggen zaL Verfcheide hertstochten ontrustten zyne ziel. Hec geen., hy deezen nacht al gehoord en gezien had , maakte hem neergeilagen , en ten uiterfte verleegen. Hy had Jezus in den grootften angst gezien. Straks daarop was Hy van zyne zyde weggefcheurd. Dac aan geene tegenweer verder te denken was, had hem zyne eigene överyling, en het verwyt, dat hem Jezus gaf, geleerd. Hy zaixHem thans in de macht zyner Vyanden , zonder dat zich van de Godlyke Macht, die zoo dikwils tot reddinge (a ) van anderen tusfchen beiden kwam , thans eenige fchyn vertoonde. Zelfs gééne omffandigheid, waaruit men de tusfehenkomst der Godheid ter Zyner bevrydinge zou hebben kunnen hoopen. Jezus gedroeg zich zoo lydende . als alle andere menfchen in foorrgelyke gevallen. ■ Zoo had Petrus. Hem noch nooit gezien , tot wien hy C a ) Naamlyk , by zoo veele wonderdaadige Genee»  Ï7* LEVEN van X.boek. hy gezegd hack: Gy zyt de Mesfias ! Hy moest daarenboven zien , hoe alle de overige Discipelen den moed lieten zinken, zelfs die twee, die by een foortgelyke beleediginge wilden , dat Jezus op de Samaritaanen vuur van den Hemel zou doen vallen. Dit was zekerlyk genoeg , om eenen Man overhoop te werpen, wiens levendig temperament zich van alle aangenaame en onaangenaame indrukfelen liet voortfleepen. Voor bedaarde overweeging onbekwaam , kon hy tegenwoordig alleen dat fpreeken of doen , waar toe hem een plotfelyke omftandigheid , die op de hoofdzaake, die hem ontrustte, eenige betrekkinge had, zyn gemoed vervoerde. Daarby kwam duister gevoel van gevaar ; vreeze , by het vluchtige te rug denken aan het geen den laatflen avond van lyden en vervolginge was gefprooken ; onzekerheid, wat hy en de andere Discipelen in dit geval te doen of te lyden hadden ; verlegenheid , om dac hy zich thans van de Discipelen gefcheiden zag , met welken echter nu een gemeenfchaplyke affpraak , over het geen nu te doen ware , zoo noodig fcheen. Alle deeze hartstochten joegen zyne ziele als in een doolhof om , en maakten , dat ieder kleine aanval hem in de engte kon dringen. Intusfchen , dat hy zeer ongerust by het vuur zat, en reeds hier en daar de oogen op hem geflaagen wierden , die hem ontrustten , ging boven in het Paleis het verhooren van Jezus voort. Het kwam thans aan op getuigenisfen tegen Hem intewinnen. Naadien Hy zoo ftandvastig zich op Zyne Toehoorderen beroepen hadde, du. van Zyne Leere zouden kunnen getuigenis geeven , zoo dagt men op menfchen je vinden, die Hem doolingen in de Leer, of ftraf- vvaar-  s.hoofdst. JEZUS.- 173 1 waardige gezegden zouden kunnen voorwerpen. , Veel had hy zekerlyk gezegd, het geen den Phari1 zeeuwen aanftootlyk kon voorkoomen; by voorbeeld , U zyn uwe zonden vergeeven, enz. Het was i derhalven zeer waarfchynlyk , dat 'er veel van dien aart kon voor den dag koomen , waar van men eene formeele hefchuldiging zou kunnen maaken. Doch men vroeg zekerlyk thans niet voor de eerfte reize na zulke getuigen. Naadien het al lang eene van hunne konstgreepen was, iets uit Zynen mond te lokken, het geen zy Hem als een gebrek van eerbied voor de Religie ofte de Regeering konden tegenwerpen , zoo zal men ook ftraks naa den eerften verraaderlyken ftap van Judas , daarop bedagt geweest zyn , welk eene gedaante men aan het Proces zou geeven , en welke verklaaringen van gewicht men tegen Hem inbrengen zoude, ban , zy konden niet gemaklyk zoodanigen vinden , die tot hun oogmerk voldoende waren. Van Vleijers en Verfpieders werd hun wel een en andere aangebragt, wat Hy by deeze of die gelegenheid gefprooken zou hebben. Maar telkens fpraken deeze berichten zich zeiven tegen, of behelsden niets van belang , of waren zoo gefteld , dat zy wel voor Pharzeen en Sadduceeuwen in het byzonder , maar niet voor het geheele Sanhedrin gewichtig waren. En zoodanigen moesten zy 'er evenwel hebben ( b ). Tot op het uur derhalven van het ge- recht- (6) Een befchuldigirg , by voorbeeld, dat Hy van de Pharizeeuwfche Leerftellingen en gebruiken verachtelyk gefproken hadde, zou hier, hoe gewichtig zy ook aan deeze partye gefcheenen mogt hebben, de bedoelde uitwerking gemist hebben ; want dewyl het Sanhedrin deels • uit Sadduceeuwen , deels uit Pharizeeuwen beftond , en deez«  fï74 LEVEN van X.Boefc. reclitfyk verhoor , kon men géén één gewichtig (luk om over te klaagen, by iemand oplpooren. Nu evenwel kwam 'er noch een zoodanige voor den dag, die , van hoe weinig belangs dezelve op zich zelverl ware , van den gezamentlyken Raad voor zeer gewichtig gehouden wierd. Daar waren twee Mannen, ( waarfchynlyk uit het complot van die Wisfelaars of Verhandelaars,, die Hy , voor eenige dagen , uit het Voorhof des Tempels had gédreeven ,) die eenige woorden , door Hem by die gelegenheid gefproken , ■zoo veel te eerder voor eene lastering tegen den Tempel aanzagen , dewyl hun eigen belang by deeze gelegenheid zoo merklyk geleeden had. Wy hebben Hem (0.> getuigden zy , iets hooren zeggen , dac opzetlyk daarheenen gericht fcheen , om ieder eenen een verachtelyk denkbeeld van onzen heiligden Tempel inteboezemen. Als men tot bewys van het gezach , dat Hy zich in den Tempel aanmaatigde , een Wonderteken van Hem eifchte , dorst Hy zeggen : Rukt deezen Tempel neder, hy is Menfchen werk Ik zal binnen drie dagen eenen anderen opgebouwd hebben , ( die meer dan Menfchenwerk zyn zal). Maar ook by deeze verklaaringe (temden de Getuigen niet overeen ; Jezus had zekerlyk wel iet foortgelyks gefpro- deeze partyen, by'elké gelegenheid, ligt in gefchil kwamen , zoude eene zulke aanklagte ( even als in het geTal van Paulus ,) veel eerder een gefchil onder hen onderling hebben kunnen verwekken , dan ze gezamenlyk tot het vellen van het vonnis des doods vereenigen. CO Gelykfoortig was de befchuldiging, die tegen Stcpbanus ingebragt wierd ; hy houd niet op met lasterlyke reden tegen deeze Heilige Plaatfe te voeren , Handelingen VI,  5. hoofdst. JEZUS. 175 gefproken (j) ; maar, om niet te zeggen , dat Hy het in eenen geheel anderen zin gezegd had , werden i niet eens de woorden zoo getrouw en overeenftemmig jbygebragc , dat een onpartydig Rechter daarop eene lukfpraak zou hebben kunnen doen. In tusfchen , dewyl de woorden nochtans voor Joodfche ooren in der daad aanftootlyk , en van dien aart waren , dat zy ook aan het gemeene Volk , wegens deszelven ijbuitenfpoorige hoogachtinge voor de heiligheid van iden Tempel eerder , dan veele andere gezegden van (Jezus, in een haatlyk licht voorgefteld konden worpen , zoo ftelde de Joodfche Raad een groot belang in deeze verklaaring. Cajaphas, de Opperpriester jen Voorzitter ftond van zynen Zetel op, trad midjöen in de Vergadering op , en vroeg Hem-: Wat welt gy tegen deeze Verklaaring in te brengen? Waarom /preekt gy niet ? Jezus fprak hierop géén één woord. Hy Het hen jtan die verklaaringe maaken, wat zy wilden ; Hy had beflooten gééne rede ter zyne verdediging , noch voor deezen , noch voor den Romeinfchen Rechteriftoel te houden. Kon zyn voorgaande leven Hem niet verantwoorden , dan zou het ook wel geene verantwoording in deezen doen. Ook had Hy immers lejlooten te lyden : Hy wil derhalven niet verhindeten , dat 'er in het geheel gééne verdenking op Hem Ivïel , dat géén van Zyne woorden verkeerd uitgelegd wierd. Hy alleen, die zich zeiven zoekt te verdedigen , zoekt dit te beletten. Maar Hy zoude zich laaten lasteren. De Joann. II. \ ■  tVÓ LEVEN van X. boek* De Opperpriester , die ten deele door dit ftilzwygen zyne .rotsheid beledigd vond, ten ueele een wydloopig onderzoek van deeze verklaaring ook daarom wilde vermyden , dewyl het zelve niet wel met hun ruwe ontwerp befhan kon , nam een middel by de hand , 't geen anders alleen in geval van locheningen van eene zeer groote misdaad , of van een bericht, van valfchheid verdacht gehouden , gebruikt wierd. Met de ftaatlykfte aanfpraake gebied hy Hem om te zeggen, voor wien Hy zich uitgaf. Dit was dan nu hec zoo lang voorzegde oogenblik, dat de openlyke bekentenis der waarheid . die Hy tot hier toe meer door daaden en figuurlyk te kennen gegeeven , dan duidelyk uitgezegd had , Hem het oordeel des doods over den hals haaien zoude. Dat zeer veele Israëlieten Hem voor den Mesfias hielden, dat Hy zelf deezen naam niet alleen niet geweigerd , maar door zyne reden deeze gedachten nopens Hem veel eerder bevestigd had, dat Hy voor weinige dagen zich als Mesfias openlyk had laaten uitro pen; dac alles moesc Cajaphas weeten. Of Hy zich zulks mee recht aanmaatigde, dan niet, daarop kwam alles aan. By het Sanhedrin was het beflist, dac Hy de Mesfias niec was, en niec zyn kon. Uic zyn uiterlyk voorkomen meenden zy zoo zeker hec tegendeel te kunnen befluiten , dat zyne eigene erkentenis van deeze waarheid hun noodzaaklyk als lastering , (als eene misdaad der gekvsetfie Godlyke Majefteit,) voorkomen moest. Hy had de vraag , die men Hem hierover verfcheidene reizen voorgelegd had , telkens ontweeken , dewyl het toen altoos noch te vroeg was, om zich openlyk voor den Mesfias te verklaaren. Maar thans was de tyd daar. Hy werd van den vergader-  S. ÜOCFDST. rJ E Z U S. 177 den Raad, van den Hoogepriester , en op eene zoo ftaatlyke wyze gevraagd; en wat noch meer ï(f, van het erkennen van deeze vraage hing tegenwoordig zoo eigenlyk dat a^, het geen Hy wist, dat Hy lyden zou, dat Hy dezelve nogte onbeantwoord laaten, nogte een ander dan beflisiènd antwoord geeven kon, De vraag was zekerlyk in den hoogden trap bedriegelyk aangelegd ; want ingeval Hy ze erkende , moest zy Hem ( dat was by hen beflooten ) het vonnis des doods over den hals haaien; en ingeval Hy ze lochende ; —•• doch wy onderllellen hier mede een onmo- gelyk geval ; liever zouden wy willen zeggen: ingeval dat Hy onbepaald atstwoordde , zouden zy evenwel tot het vellen van het vonnis des doods hebben kunnen treeden , nademaal reeds dat, dat Hy op een zoo daatlyk bevel niet bepaald antwoordde , een: nieuwe dof tot aanklachte zou gegeeven hebben. Ik bezweere U , fprak de Hoogepriester , op Uw geweeten , by den hoogden eed bezweere ik U : zoo' waar als de Eeuwige leeft! zeg my, zyt gy de Mesfias , de Zoon van God, den Hooggeloofden ? Jaa , ik ben het , zeide Jezus. En voegde 'er by : In deeze gedaante zult gy deezen menfeh niet lang meer zien : als gy Hem weder ziet, dan zal Hy Zyne plaats naast by den throon des Allerhoogden hebben, en op glinderende wolken verfchynen ! Met een vrymoedig gezicht, met den zegenvierenden toon der onfchuld en waarheid , had Hy deeze fchoone bekentenis gedaan. De Opperpries - ter fcheurde zyn borst.- kleed : Hy heeft gelasterd ! wat behoeft men de Getuigen te ver hoor en ? Gy hebt de lastering uit zynen eigen mond gehoord ! wat denkt gy daar van ? III. Deel. M De  17 J LEVEN van X.ro2rc« De hitte , waar mede de Opperpriester dit zeide, was genoeg in ftaat, om de gemoederen, die, zoo niet allen , nochtans grootdeels, Zynen ondergang beflooten hadden , in vuur en vlam te zetten. In eene Raadsvergaderinge , daar de Staats-regel van Kaipbai , dat men géén bedenken hebben moest , om eenen mcnfcb te laaien vermoorden , als de open" haare welvaart dat eijchte , ingezien en gebillykt wierd , daar kon gewislyk de ftem der Onfchuld en der waarheid niet doorbreeken : gefield al , dat zy niet anders , noch zoo veele redenen gehad hadden , om Zynen dood te wenfchen. En bovendien bedenke men , wat het contrast tusfchen zoodanig een perfoon , als Jezus was, den Burger van Nazaretb , die voor hen ftond, en tusfchen het glansryke tafereel , dat zy zich van eenen Mesfias en Gods Zoon gefchilderd hadden , tegenwoordig r.aa deeze bekentenis, op hunne reeds vooringenomene gemoederen uitwerken moest. Deeze verachtlyke Man ! (want zyne Wonderwerken hadden zy immers aan Beëlzebub toegefchreeven). Wat was 'er dan hier of daar aan Hem, dat hun by hunne aardfche en zinnelyke maniere van denken kon doen gelooven, dat zy zich aan'zulk een Gods Zoon vergree- pen, als zy Hem ombragten ? En was Hy maar een menfeh, gelyk anderen , dan veroordeelde Hem zelfs zyne eigene verklaaring. Dan aan eenen menfeh meende Kaipbas zich in het geheel niet zeer te kunnen bezondigen , als hy denzelven , al was het onfchuldig , om bet best van het Algemeen ( e ), zoo hy zeide, liet vermoorden. Hoe (O Joann. XI. vers 50.  $ HOOFDST. J E Z Ü S. f 7*> Hoe veel liep hier dan niec zamen, dac het vonnis des doods niec alleen fcheen te verontfchuldigen , maar zelfs te eisfchen ! En dan het duistere fnoode vooroordeel , dat zy de gefchondene eere der Godheid aan Hem moesten uoreckcn. Hoe fchoonfchynend een dekmantel van den geheimen haat, die zy tegen Hem voedden ! Het Vonnis werd eenpaarig geveld : dat Jezus den dood verdiend had ; en daar meede werd deeze Nacht - vergadering beflooten. Zy gingen van elkandcren , onder affpraake, om zich des morgens vroeg weder in het Paleis van hun Opperhoofd te zullen laaten vinden ; om alsdan de overleevering van den Gevangenen aan Pilatus , en de verhaasting van Zynen dood te bewerken. Voor het aanbreeken van den dag konden zy bovendien niet wel voor Pilatus koomen. Het fchynt, dat het Sanhedrin in den nacht niet zoo talryk , als in den morgenffond , is vergaderd geweest. Dewyl het derhalven noch géén tyd was , om den geheelen Raad te vergaderen , aan denwelken de zaak eerst voorgedraagen , en op welks goedvinden zy voor Pilatus moest gebragt worden ; zoo liet Kaiphas de by hem vergaderde Leden van den Raad fcheiden , om de weinige overige uuren van den nacht ter ruste te belteeden. Ware het oogmerk niet daar heenen geloopen, dac men de zaak den Roomfchen Procurator (Stadhouder) zogt in de handen te werken , en Jezus by denzelven als eenen Oproermaaker zogt aan te klaagen , dan zou de misdaad van Godslastering , waar aan zy voorgaven , dat Jezus zich fchuldig gemaakt hadde , volgens de Wet en de Joodfche gewoonte, met SteeM 2 niv - 'f' '' \  3 8» LEVEN VA N X,EOEK< niginge hebben moeten geftraft worden. Dan ook, deeze doodftraf zouden zy niet, zonder Pilatus verlof, hebben durven onderneemen (ƒ ). En gemerkt; nu eeenwel de zaak altoos voor deezen Rechter ko-i men moest, zoo oordeelden zy het in meer dan één, opzicht beter, Hem aan Pilatus. als een politycquen. Misdaadiger , die tegen den Burgerftaat had gezondigd , óverteleveren , wiens misdaaden zy ook , uic hoofde dat zy misdaaden van Staat waren , niet zelfs konden ftraffen , maar aan hem , als den Rcprefentant van den Landheer, ter ftraffe overgeeven moesten. Op deeze wyze dagten zy veel minder gevaara te loopen , van zich by het gemeene Volk gchact te maaken , en als Vervolgers van den Mesfias aangezien te worden. Want de zaak zou daar door de gedaante bekomen, als of Pilatus zelf, om de öpenlyke rust te verzekeren, en om Ccefars hoogde rechten te handhaaven, Hem als eenen Oproermaaker had doen gevangen neemen ; waarby dan niet aanftonds eenen iegelyken het waare beloop der zaake bekend zou worden , dat naamlyk het gevangenneemen en overleveren aan Pilatus , een werk van den, Raad en van de Priesterfcbap geweest was (g). Zoo ras als de zaak maar eens in de handen van Pilatuswas , waren aan de eene zyde géén verwyten meer , die het Volk anders niet naagelaaten zou hebben van hun te doen, en aan den anderen kant minder oproer * /en (ƒ ) Zy hadden het recht niet meer om aan het leven te ftraffen, Joann. XVTIJ. vers 31. Men heeft hier as meening en bewyzen van Lardner gevolgd. (g) Want hoe het eigentlyk met Zyne gevangenneemmg in den nacht toegegaan was , wist niemand , dar. tiie 'ei hy geweest was.  .p. 11007DST. JEZUS. 181 en geweld te vreezen ; want om dezelven te verhoeden, had Pilatus middelen genoeg in handen. En zoo kreeg de geheele zaak tevens voor Jezus eene Jchandeiyker gedaante ; Hy werd als Oproermaker behandeld ; Hy moest niet flechts de ftraf van Godslastering , maar van oproer ondergaan. De tegenwerping , die zoo veel fchyns had , dat, zo Hy de Mesfias was , Hy eerst zich zeiven , en dan de Natie aan het geweld der Romeinen zou ontrukken , kon Hem dan zoo veel te eerder gemaakt worden. Zoo was ook naar menfchlyk aanzien veel minder te duchten , dat de Jooden naaderhand ooit weder , uit hoofde van Zyne Daaden of Leeren , genegen zouden worden , om Hem voor onfchuldig te houden , wanneer zy Hem zoo verachtlyk door de handen der Romeinen ter dood gebragt zagen , dan wanneer Hem eene minder fchandelyke Joodfche Dood • ftraf aangedaan wierd. Zoo had dan nu de zaak eindelyk eenen keer genomen , dien zy reeds zoo lang gewenfcht hadden aan dezelve te geeven. Geduurig hadden zy zich by alle hunne aanflagen tegen Hem , door de vreeze voor den grooten hoop , geftuit en verhinderd gezien. Dan nu verdween ook deeze vreeze. In deezen eenen nacht hadden zy het , in de uitvoeringe van hun ontwerp , verder gebragt, dan in allen den voorigen tyd. Naa dat zy gefcheiden waren , moest Tezus het overige van den nacht van het graauw der Gerechtsdienaaren de hoogfte befpottingen ondergaan. Zoo ras deezen het Oordeel , van het Sanhedrin tegen Jezus geveld , vernamen , en dat het voornaamde M 3 punt  j8s LEVEN van X. boek. punt van befchuldiginge was: dat Hy zich voor den Mesfias had uitgegeeven , maar bevonden was een Bedrieger en Lasteraar te weezen ; waren zy nu de eerften , die Hem , in ftede van de eere , die men Hem had beweezen, en den Mesfias toekwam, met fpot en hoon zogten te overlaadem Jaa , het is te denken , dat 'er zelfs onder hen zoodanigen geweest zyn , die juist eenige dagen te voren aar, de lofgeevingen des Volks mede deel genomen hadden , en zich nu daar voor, dat zy zich zoo hadden laaten misleiden, als aan Hem wreeken wilden : zy fpoogen Hem in het aangezichre; zy bedekten zyn hoofd, gaven Hem vuist- en ftok - Hagen, en zeiden hoonende : Wel aan Propheet , Mesfias ! noem ons den man, wie het is , die u fioeg ? Hy moest de eene fpotterny naa de andere , de eene fmadelyker dan de andere , hooren. Noch kwam daar by , dat zyn eigen Discipel, en dat wel ten deele voor zyne eigene ooren , de laagheid had , van zyn Discipelfchap te verlochenen. Noch geduurende het verhoor in het Paleis , toen ieder een in het Voorhof nieuwsgierig verwachte , hoe het Vonnis zou uitvallen , werd Petrus, die nu opftond, dan weder by het vuur zat, en alle tekenen van ongerustheid liet bljken , hoe langer hoe oplettender gadegeflaagen. Men zag, dat eene zonderlinge reden hem derwaarts gebragt moest hebben , en dat hy zich evenwel hier niet veilig oordeelde. Zyn luisteren , zyn rondom zien , zyn verbaasd ftaan , alles onderfcheidde hem : zelfs dat , 't geen hy zeide of deed om niet bemerkt te worden , had iet vreesachtigs en gedwongens. De Deurwachteres , voor dewelke hy reeds by zyne intrede in het Binnen - hof gelo-  C. HOOFDST. JEZUS. 183 j gelochend had , dat hy een Discipel van den gevangenen Jezus was, ftond , geduurende dat hy by hec i vuur zac, (misfchien ook wel alleen om hem een i fchrik aan te jaagen ) tegen hem over , zag hem ftyf in de oogen, en zeide: Jaa, gy behoort buiten twy- \ fel ook tot het gezelfchap van Jezus van Nazaretb ! ■ Ik ? Neen , fprak Petrus , Vrouw ƒ ik weet 1 niet, wat gy daarmede zeggen wilt: dit raaks ' my geheel niet. Hy bleef evenwel niet lang ; meer by het vuur zitten , dewyl de zaak fcheen van : de aanweezenden gemerkt te worden. Zich in den ! Buiten - Voorhof te rug te begeeven, daar minder : menfchen waren , en daar hy evenwel toch noch / naby genoeg was , om alles, wat in het Paleis voor- I viel, te verneemen , fcheen hem de veiligfte uitweg 1 te zyn. Zoo als hy uitgaan wilde , kraait de Haan ; : maar daarop gaf Petrus géén acht. Hy was noch niet buiten , of een ander Bediende krygt hem in hec ? oog, en zege cot de Toehoorderen: Deeze Man i hield het ook met Jezus, den Nazarener ! Aan- ! ftonds vraagt men hem : Hoor hier, gy zyt dan ook I één van Zyne Discipelen ? Petrus lochent het, en I niet meer met een enkel neen , maar met eene be- 1 vestiging: —- Wyf! ik ben het niet ; men- : feben, ik kenne deezen Menjcb niet. Om niec ) noch meerder vreesachtigheid te verraaden , gaat hy j nu niet, gelyk hy voornemens geweest was , uit hec : Binnenhof; vooral om dat het naby was, dat het \ Sanhedrin fcheiden zou , en Jezus uic hec Paleis ge- 1 bragt zou worden : als wanneer de oplettendheid der 1 menfchen een nieuw voorwerp bekwam, en Petrus \ des te eerder hoopte, van verder aandringen op hem, i verfchoond te zullen blyven. M 4 In  tS4 LEVEN van X.bokk. , In der daad duurde het ook byna een uur, eer 'er weder iets van dien aart voorviel. Nu evenwel werd hy van iemand die 'er voorby kwam, fterk aangezien, i .die tot hem, in de tegenwoordigheid van meerdere menfchen, zeide : „ Het is in der daad evenwel „ zoo , gy zyt één van hen ; kennen moet gy Hem „ ten minden , en dar. gy met Hem bekend waart, ' „ heeft u herwaarts gebragt. IVien hoort het im- ! „ mers aan uwe fpraake , dat gy , even als Hy , een ! „ gebooren (h ) Galilaeer zyt " Ik zag u immers, hervat een ander , by Hem in de Landhoeve. i ( Die dit zeide , was een van des Hoogenpriesters Knechten ; een Neef van Malcbus , wiens oor Petrus gekwetst had). Van alle kanten ziet de Discipel zich zoo zeer in de engte gebragt, dat hy nu aan niets meerder , dan aan zyn eigen gevaar , denkt. Inzonderheid vermeerdert dat zyne verwarring , dat 'er van de Landhoeve gefproken wierd , en van het j geene daar was voorgevallen. Dat hem ftouc maakte om het noch eens te lochenen , was, dat hy evenwel flechts met knechts te doen had , tegen wel- , I ken de zaak zich noch liet daande houden ; vooral, daar hy reeds tweemaalen zich op deeze wyze 'er uit i had geholpen. Tegen zulke menfchen , dagt hy , was het zoo veel geoorloofder het te lochenen , terwyl zy immers geen recht hadden , om hem zoo met I m vraagen te dringen , en het der zaak van Jezus toch j geen naadeel kon toebrengen Maar, dewyl : zyn Neen, en zyne enkelvoudige bevestiging te zwak i geweest was, brengt hy zyne bevestiging tor het ui- ' terfte „De Godlyke Wraak , zeide hy , v mo& | (/;) Men hield derhalven de Galilseërs in het'algemeen voor Zyne Aanhangers.  3. H.OOFDST. JEZUS. ï8y „ mogt hem op het oogenblik treffen , als hy de ge- „ ringde kennis aan den Man hadr." Naauw- lyks had hy die woorden gefprooken , of de Haan kraaide ten tweeden maale. — Geduurende deeze laatfle gebeurtenis met Petrus was Jezus, naa het eindigen van het verhoor, uit het Paleis in eenen overdekten gang , die aan den Voorhof uitkwam , gebragt, van waar hy den Discipel zien en hooren kon. In den beginne by de hitte van zyne zelfs^ verdeediginge had Petrus Hem niet eens gemerkt; maar tegenwoordig keerde Jezus zich om na den Jonger, die nu een weinig tot zich zeiven was gekomen , en floeg een oog op hem, vol van een teder verwyt; dit oog gaat hem door de ziele. Nu valt hem in , wat Jezus by het aanbree- ken van den nacht tot hem gefproken had : Eer de Haan ten tweeden maale kraait, zult gy driemaal geloochend hebben , dat gy my kent. Petrus flaat zynen mantel om het hoofd., gaat uit het Voorhof, en ftortce bittere traanen. M 5 DERDE  186" LEVEN van DÊRDE HOOFDSTUK. Eerfte Verhoor voor Pilatus. INHOUD. Jezus word 'rmorgens nog eens voor bet Sanhedrin verhoord Q i ). Tot den (Procurator) Landvoogd Pilatus gebragt, en by den zeiven aangeklaagd ( 2 ). Pilatus verboord Jezus afzonderlyk. Merkwaardig gefprek by deeze gelegenheid ( 3 ). Pilatus verklaart Hem voor onfchuldig ( 4 ). Om of 'er nieuwe klachten tegen Hem intebrengen waren laat by Hem na Herodes Antipas leiden. Wat aldaar voorgevallen zy (5 ). Her odes zend Hem na Pila» tus te rug (6). Judas verhangt zich (7 ). CO Matth. XX. vs. 1. Markus XV. vs. 1. Lukas XXII. vs. 66. 71. Ca) - - XXVII. vs. 2. 11-14. Mark. XV. vs. 2-4 Lukas XXIII. vs. 1-3. Joann. XVIII. 28-32. C3) Joann. XVIII. vs. 33-38. C4) Lukas XXIII. vs. 4. Joann. XVIII. vs. 38. (5) Lukas XXIII. vs. 5-10. C6) Lukas XXIII. vs. 11-32. (7) Matth. XXVII. vs. 3-10. De  %i HoorusT. JEZUS. De morgendond was thans aangebroken, en de Raad was al wederom vergaderd, voltalliger dan in den nacht; het Vonnis werd noch eens overgezien , Jezus voor den Raad gebragc en gevraagd, of Hy by Zyne verklaaring , dat Hy de Mesfias was , volhardde ? Zeg de waarheid, fprak de Hoogepriester : Wanneer ik ze zegge , hernam Jezus , zult gy my echter daarom niet eerder gelooven ; en my even zoo weinig antwoorden , als ik u vroeg , waarom gy my niet gelooft. Ik ben in uwe handen. Los zult gy my niet laaten. Maar het ïs zoo. Deezen Menjch, dien gy verwerpt, zal zyne zitplaats naast by den troon der Godheid neemen. Dan zyt gy de Mesfias , (hervatte de Hoogepriester). Jaa , (zeide Jezus) , die ben ik. Nu hoorden zy het ook , die het Verhoor in den nacht niet bygewoond hadden. Deezen bekrachtigden het Vonnis van hunne Mede - Raaden : Daar is géén verder verhoor meer nodig , zeiden zy ! Nu kan men anderen ontbeeren , om ons bericht te geeven ; Zyne eigene bekentenis betuigt tegen Hem ; Hy heeft den dood verdiend, Voor het hoogde Gerechts - Hof van Zyn Volk was nu Jezus voor eenen Bedrieger in de allerheiligde zaake, voor eenen Godslasteraar verklaard. Aan de grootde misdaad , die een Israëliet begaan kon , fcheen Hy zich dan fchuldig gemaakt te hebben. Deeze »37  m LEVEN VAN X. BOEJf. Deeze bekentenis maakte Hem in hunne oogen erger , dan den Heiden en den Tollenaar. Hy had (dachten zy) zich de Rechten willen aanmaatigen van den geenen, dien zy als eenen Godlyken Verlosfer verwachtten; en Hy was de eerfte (i), die zich naar hun denkbeeld aan deeze misdaad fchuldig maakte ; voor eenen Godslasteraar had het hooge Gerechts-Hof der Zeventigen Hem eenftemmig verklaard. Naamlyk drift en vooroordeel hadden hen zoo verblind , dat zy nu zelfs geloofden , dat Hy een Bedrieger ware. Men moet niet denken, dat zy Hem voor den Mes/tas erkend , en nochthans verworpen hebben (k ). Om Hem te erkennen , werd 'er een onpartydig onderzoek vereifcht, en daar toe had hun weerzin tegen Zyne Leere en gedrag hen reeds onbekwaam gemaakt. In- tusfchen was Hy nu aiieihaatlykst gebrandtekend. Was het oordeel van het Sanhedrin waarachtig , dan had Hy de doodftraf en wel de geftrengfie verdiend. Deeze was naar hun begrip onder alle Godslasteringen de allerftrafwaardigfte. De Staatsgefteldheid , waar in zy onder de Romeinfche Regeeringe leefden , bragt , gelyk reeds gemeld is, mede , dat zy van den ( Procurator) , Landvoogd , of verlof verzoeken moesten , om hun doodvonnis op de Joodfche wyze ce volbrengen , of aan hem het voltrekken van het zelve , door zyne Romeinfche Soldaaten, moesten overlaaten. Om de reeds . (i) Vóór Jezus vind men niet, dat zich iemand vcor den Mesfias uitgegeeven bibbe. (fc) „ Ik weet , Broeders ! (zegt Petrus Hand. III.) s, dat gy het uit onweetendheid gedaan hebt, gelyk ook „ uwe Overlten.''  }. hoofdst. JEZUS. 1891 reeds aangewezene redenen verkooren zy het laatfte $ en om géénen tyd te verzuimen, deden zy de Raadsvergadering , zoo ras zy Zyne herhaalde erkentenis hadden , fcheiden , en gingen , in grooten getale « zoo ras zy met welvoeglykheid dit dorsten doen , na ;het Paleis van den Landvoogd tot (Procurator') die zich gedunrende den Feest - tyd gemeenlyk te Jeruzalem ophield (/). Pontius Pilatus, een Romeinfch Ridder (m), en van Ca/ar aangefteld tot ( Procurator ) Landvoogd , , was een Man die juist niet veel moeite deed, om zich oy der Priesterfchap en Natie aangenaam te maaken. Hy had reeds by fommige gelegenheeden getoond , dat hy niet zoo ligt toegaf, als de eere van Ccsfar en :de denkwyze der Natie met eikanderen fcheenen te jftryden. Ccejar te vleijen , was zyne zwakke zyde , gelyk van de meeste Landvoogden, en hierin ging hy jfomwylen de paaien te buiten , welken de Religie en !de Wet der Natie , dewelken echter zelfs volgens de Romeinfche Grondwetten van Staat, ongekrenkt be;hoorden te blyven , hem voorfchreeven. Dit harde en onbuigzaame in zyn karakter ( nj uitgezonderd , fchynt jtp Anders was Cafarea de gewoone verblyfplaats van den Procurator: dan dewyl op de Feest-tyden het Volk' idanr zamenvloeide , en daardoor ligt wanorden ontdaan konden , en dikmaals met de daad ontftonden , zoo hergaven zy zich gemeenlyk op deeze tyden na de Joodfche IHoofdftad. (m) Vermoedelyk , doch niet zeker. (fi) Het u/ielxtTtTH, 't geen hem Philo tocfchryfr. De onrechtvaardigneeden , dewelken dezelfde Pn;,.o hem aantygt, fchynen tot het einde yan zyne regeering te behooren.  |g$ LE VE N vaüj X.robk, fchynt hy juist géén zoo geheel flecht Man , en met op.'.icht tot rechtvaardigheid , toen ter tyd nog tamelyk onbedorven geweest te zyn. Kajapbas moet in zyne gunst gedaan hebben , dewyl dezelve , geduurende alle de tyd zyner Regeeringe ( o ), het Opperpriesterfchap behield, het geen zyn Voorzaat bynaa alle Jaaren aan eenen anderen opgedraagen had. De dag van heden, met den avond van welken de Sabbath zyn begin nam , was, wegens de Offerhanden en Offermaaltyden , die op het Pafchen van gisteren volgde , heilig. Dit veroorloofde den Priesteren en Leden van den Raad niet , om zelfs in het Paleis van Pilatus te gaan , en hem daar den veroordeelden ter ftraffe overteleveren. Zy vreesden voor eene verontreiniging , als zy op heden in het huis van een Romein gingen. Op hun verzoek kwam Pilatus buiten ; want in zaaken van dien aart drong men den Jooden niets tegen hunne gebruiken op. —. Het is geheel niet geloofbaar , dat eene zoo ta!ryke en hooge Raadsvergadering , die aan haar hoofd den Hoogenpriester had (p), om eiken Misdaadigen, dien zy hem overleveren wilden , in perfoon voor den Landvoogd kwamen: des te oplettender moest het hem maaken , dat zy op heden zoo talryk en zoo vroeg voor zyn Paleis kwamen. Een klaare blyk , dac zy in het ftraffen van deezen Misdadigen ongemeen veel ftelden. En daar is niet aan te (o) Pilatus regeerde tien jaaren. Joi. XVIII. y. (p) Kajapbas ging zelf mede; Marcus zegt 'ê\» « ïrwéfgW». LUCaS *V«W 70 5TAï9-®« KVlSl.  2« HOOFDST, JEZUS. te twyfelen , of zy hebben juist op dit talryke en perfoonlyk verfchynen voor Pilatus , hunne hoop gebouwd , dat hy zoo veel minder eerst noch een breedvoerig onderzoek zou doen, maar uit hoofde van het aanzien van dit hooge Collegie, hunne uicIpraak aanftonds zou bevestigen en laaten voltrekken. Ook moest het niec weinig toebrengen , om de proeven , die men misfchien om Hem te redden , zou willen neemen , in haare geboorte te ftnooren , wanneer de geheele Raad als klaager tegen Hem opkwam. Dan Pilatus gaf weinig acht op deeze omftandigheid. Hy had buiten twyfel reeds van deezen Gevangenen hooren fpreeken , en misfchien zelfs in Zyne gevangenneeminge toegeftemd (q). Het gerucht had hem nu federt twee of drie Jaaren herwaarts in en buiten 's Lands bekend gemaakt; het was aan hec Hof van Her odes gekomen; en op alle Feesten werd 'er van Hem zoo veel te Jeruzalem gefprooken , dat het gantfch niet geloofbaar is , dat Pilatus nog niets van Hem zou vernomen hebben. Zekerlyk zal hy zoo zorgvuldig na de zaak geen onderzoek gedaan hebben , als een wonderzuchtige en tevens agterdochdge Herodes; vooral daar de meeste daaden van Jezus niec te Jeruzalem, veelmin te Cafarea, daar de Landvoogden hun gewoon verblyf hadden, maar in het Galileefche Gebied voorvielen ; maar geheel kan hem de zaak ook niet verborgen gebleeven zyn , en als niets anders (3) Het is niet Waarfchynlyk , dat het opligten van Jezus in den nacht, waarby de Romeinfche Tempel wacht gebruikt moest worden , geheel buiten kennis of voorweeten van Pilatus gefchied zal weezen.  jps LEVEN vas X. b0eï4* anders zyne oplettendheid gaande gemaakt hadde , zou zn'ks ten minde zyne laatde intrede te Jeruzalem dit henben moeten doen. ■— Dan by alles , wat hy van Hem had hoeren zeggen , moest dat hem een goed vooroordeel ten voordeele van Jezus geeven , dat tot hier toe nopens Hem niets oproerigs was aan den dag gekomen , gelyk anders in gevallen, waarby men zich eenen Godsdienftigen aanhang maakt, zoo ligt pleegt te gefchieden. Pilatus trad op eene plaatfe voor het Paleis, en als hy aan de eene zyde den Gevangenen, en aan de andere zyde den geheelen Raad , als klaager, voor zich zag, vroeg hy aan de laatden: Wat zy tegen deezeh Man , als klagte , intebrengen hadden ? Dat het zekerlyk iets gewichtigs zou moeten zyn , terwyl zy zoo vroeg , en allen in Perfoon , tot hem gekoomen waren. Hy is een groot Booswicht, was het antwoord; wy zouden anders de zaak , zonder u daarmede lastig te vallen , afgedaan hebben : Maar daar de misdaad zoo groot en van zoodanigen aart is. Welaan ik zal het u veroorlooven , hernam de Landvoogd , gy moogt Hem op eigen onderzoek en bevindinge van zaaken , de draf aandoen , die uwe Wet medebrengt. Hoe zouden wy , herzeiden zy , Hem eigenmachtig de dooddraf, welke wy meenen dat Hy verdiend heeft, durven aandoen ? Het is een geval, alwaar de uitvoering van het Vonnis van u verzogt moest worden. Pila*  3» HOÖFDST. JEZUS. 193 Pilatus zou de zaak gaarne van zynen hals gefchooven hebben. Hy fcheen vooruit te zien, dat het iets betrekkelyk tot de Religie (r~) zyn zou * waar mede hy zich niet gaarne bemoeide , maar het liefst na hen te rug wyzen wilde. Dat het oproer , inbreuk op de Romeinfche Majefteits - rechten enz» bragt , daar aan dacht hy in het geheel niet, ten deele om dat hem nog niet het geringde van deezen aart, wegens Jezus was ter ooren gekoomen , ten deele om dat hy deezen Joodfchen Raad ook al te wel kende , dan dat hy van denzelven eenen zoo waakzaamen yver voor hunnen Romeinfchen Opperheer zou hebben kunnen verwachten , als zy in dit geval wilden fchynen te hebben. Ook kon hy uit verfcheiden omftandigheeden aanftonds wel zien , dac niet weinig drifts tegen den Gevangenen by denzelven heerfchte. Wat kon hy derhalven beter doen , dan dat hy , van den beginne af, de zaak van de hand wees , als voor hem van zeer weinig gewichts, dewelke hy , om dat het zekerlyk, in zyn oog, nier op eene doodftraf zou aankomen , aan hunne beflisfinge wilde overlaaten. Edoch , naademaal zy daar op aandrongen , dat de zaak van zoo veel belangs was , dat hy als de hoogfte Rechter in het Land hunne uitfpraak moest bekrachtigen en laaten voltrekken , nam by , hoewel ongaarne , de zaak by de hand. H* (O Dit ftemde met het geene hy naar allen fchyn van Joannes, den Dooper , eri van Jezus geheord zal hebben , ovérée'n. 7/1. Deel SÏ III. Deel  I£4 LEVEN VAN X. BOEK. Hy liet zich de klagte voordellen : wy weeten met zekerheid , zeiden zy, dat dit Menfeh oproerige oogmerken heeft. Hy brengt de Natie in beweeging: Hy brengt den menfchen in het hoofd , dat zy aan &gfar gééne fchatting of hoofdgeld meer behoeven te betaalen; dat deeze onderwerping gééne plaats meer Vind , want dat de groote Gezalfde , de Koning van Israël gekomen is, en dat Hy deeze Koning is. Haatelyker konden zy de zaak niet vborftellen , dan op die wyze. Zy zeggen by Pilatus niet, dat Hy den Tempel had gelasterd ; want dat kon hy als eene Religie-zaak tot hen te rug wyzen. Integendeel zyne bekentenis, dat Hy de Mesfias was, konden zy van eenen kant voorflellen , dat het Pilatus , zoo zy meenden, aanftonds tegen Hem inneemen zou. Naar de denkbeelden der Jooden was de Mesfias immers een weereldlyke Koning , en Zyne heerfchappy kon met de Romeinfche niet zamen bellaan. Ook moest Pilatus wel weeten , hoedanigen Mesfias dè Jooden verwachtten : want zy maakten 'er in het geheel géén geheim van ( s). Wat was derhalven van den geenen , die de Mesfias zyn wilde, geloófbaarer , dan het geen zy by hunne aanklagte voegden , naamlyk dat Hy het Volk van Ctsjar hebbe zoeken aftetrekken ? En daar zy Zyne eigene bekentenis, dat Hy zich voor den Mesfias uitgaf, konden aanwyzen, wat kon (dagten zy) den Landvoogd beletten om hen voor dit bericht te bedanken , eh hun Vonnis aanftonds te ondertekenen. Dan O) De Piiesters fpreeken ook inderdaad zoo, dat men ziet , dar zy vooronderftelden , dat Pilatus iets wist van ctnen Mesfias .- „ Hy zegt (is hunne taal) dat Hy de „ gezalfde. Koning is, dat is, de Mesfias.'*  g. H00FDST. JEZUS. 155 Dan Pilatus was te fcherpziende , om zich doof deezen fchyn der zaake te laaten bedriegen. Dat zelfde , dat hem hunne verwjchting van den Mesfias of Redder van de Natie wél bekend was , moest hem op de gedachten brengen : t, dat, wanneer Jezus ,, in den zin gehad hadde om de Natie aan de Ro>, meinfche heerfchappye te onttrekken , het Sanhe», drin daarom niet zoo aanftonds een haat tegen Hem ,, Opgevat en op Zyne veroordeeling gedrongen zou „ hebben. " Want eenen Mesfias verwachtten immers deeze Hoofden van den Staat ook zelfs , en zy geloofden in het geheel niet, dat die eene misdaad begaan zou, die hen van de Romeinfche Opperheerfchappye zocht te bevryden. Indien zy derhalven waarlyk geneegen geweest waren om te denken , dac Jezus deeze Man was, dan kon Pilatus wel vastlyk gelooven, dat zy Hem om die reden niet aangeklaagd zouden hebben. Daarby beantwoordde het uiterlyk aanzien van den Gedaagden zo weinig aan deeze befchuldiginge , dat het veel eerder eene wederlegging daar van fcheen te weezen. Bovendien , wanneer hunne aanklaage gegrond ware , dan had Pilatus reden om zich te verwonderen , dat hy tot hiertoe niec het allergeringfte van oproer en tumulten gehoord had? daar het gerucht anders zoo veel van Hem wist te verhaaien. Deeze en foortgelyke aanmerkingen deeden hem al aanftonds aan de waarheid van hun voorgeeven twyfelen hy moest het wel aan eenen byzonderen haat van deeze Leden des Raads toefchryven ; ja hy ontdekte ook fchielyk de waare reden vati deezen haat ; dert nayver wegens zyn aanzien by hel Volk; en vraagt dus den Gedaagdens N a Zit  lOtt LEVEN VAN X. BOEK. Zyt gy Koning van de Joodfche Natie (de Mesfias ) , voor denwelken men zegt, dat Gy U uitgegeeven hebt ? Ik ben het , antwoordde Jezus. Zoo was dan nu Zyne eigene belydenis daar. Inderdaad moest het Pilatus bevremden , dit thans uit Zynen eigenen mond te hooren , het geen by gedagt had, dat geheel onwaarachtig zou weezen. Hy moest denken , dat Jezus deeze befchuldiging gelochend zou hebben , hoe de zaak geweest mogt zyn. Want, indien Hy al met de daad eenige aanfpraak op de Koninglyke waardigheid gemaakt hadde , zou echter thans eerder te verwachten geweest zyn , dat Hy zich met het te ontkennen zou hebben zoeken te redden. Een zoo onbewimpeld jaa, daarentegen, had iets bevremdends. Het kon by Pilatus eerder nieuwe zwaarigheden baaren, dan hem de vorigen ontneemen. De Priesterfchap zag zyne bevremding, volhardde by de aanklagte, beriep zich op Zyne eigene belydenis , die immers alle verder onderzoek onnoodig maakte , en drong op de bevestiging en voltrekking van het Vonnis. Pilatus zag intusfehen den Gedaagden naauwkeuriger aan , en bemerkte, dat Hy by deeze herhaalde befchuldigingen zeer gerust, en zonder één woord te fpreeken , daar ftond. Ook dit bevremdde hem. Antwoordt Gy niets, zeide hy tot Hem, hoor toch, welk eene misdaad men U ten laste legge. Gy zuk U immers toch ook willen verdedigen. Dan Jezus , die reeds zoo veel , als noodig was , gezegd had , fprak géén woord meerder ter zyner rechtvaardiginge. Dan het was gééne verlegenheid, of verwarrende verbaasdheid, maar een wélbedacht bedaard ftil-  3. H00FDST. JEZUS. jf^7 ftilzwygen. De verwondering van den Landvoogd klom van oogenblik toe oogenblik. Om iets bepaalders van Hem te vernee men , hield hy voor best , Hem afzoncerlyk te verhooren» Hy liet Hem door zyne Soldaaten in het Paleis brengen , waarin hy zelfs gegaan was ; de Leden van het Sanhedrin bleeven , tot dat dit verhoor geëindigd was, buiten op de Rechtplaatfe ftaan ; niet zonder bekbmmernisfe , dat de zaak , zo niet tegen hunnen wenfeh uitvallen , ten minfte al te lang gerekt mogt worden : want dat was reeds tegen hunne verwachtinge , dat Pilatus, deeze anders driftige Man, zoo langzaam en wéibedacht te werk ging ; vooral by eene aanklagte van zoodanige natuur , aan dewelke de Landvoogden anders zoo ligt het oor leenden. In het Paleis vraagt Pilatus aan Jezus, of het waar zy, dat I ly zich voor den Koning der Joodfche Natie ( voor den Mesfias ) uitgeeve ? Jezus hernam : Vraagt gy my dit, om dat gyzelf eenig vermoeden hebt, dat het zoo is, of om dat anderen zeggen , dac ik my daar voor uitgeeve ? Ik ben géén Jood (antwoordde Pilatus^) , wat maken mv ulieder denkbeelden en verwachtingen van den Mesfias. De aanklagte komt van uwe Natie, van de Priesterfchap en haar Opperhoofd. Deezen leveren my U over met de belchuldiginge , dat Gy Koning hebt-willen weezen. Ik vraag U, wat'er van de zaak zy ? De zaak , fprak Jezus, is dus: myn Koningryk is niet van dien aart, als de Aardfche Koningryken zyn. Was myn Koningryk van deezen aart, dan zouN s den  198 LEVEN vam X.boek. den myne Onderdaanen zich tegen myne gevangenneeming verzet en voor my gefireeden hebben , toen de Joodfche Raad zich van mynen Perfoon meester maaken en my onderdrukken wilde. Van zulke poogingen , die tot myne reddinge gedaan waren, zult gy niets gehoord hebben. Myn Koningryk is niet van dien aart , als de Weereldlyke Staaten. Pilatus hervatte : Maar Gy fpreekt toch van uw Koningryk. Zyt Gy dan een Koning? Dit is zoo , zeide Jezus , ik ben een Koning. Ik kan met recht van my zeiven zeggen , dat ik tot dac einde gebooren en tot dat einde in de weereld gekomen ben , op dat ik ( door myne Leere , Daaden , Lotgevallen , enz.) de waarheid onder de Menfchen in aanzien brengen , en door dezelve heerfchen zoude. Een iegelyk , die de waarheid bemind en zoekt, is myn Onderdaan. Waarheid ! fprak Pilatus ; Gy fpreekt veel van Waarheid. Wat is dat voor een zaak ! Driftig , te onvrede op de Jooden , dat zy van eenen Man , die immers alleen van waarheid en dergelyken fprak , eenen Oproermaaker maaken wilden, laat hy Jezus in het Paleis (laan, keert tot de aanzienlyke Vergaderinge , die buiten het Paleis wachtte , weder, en zegt met een verwytenden toon : ik vinde plets ftraffchuldigs aan deezen Man. Dit bragt de Priesters in groote verlegenheid , en was zeer gevoelig voor dezelven. Zy dachten in den beginne 'er nog eere mede te zullen inleggen , als zy by Pilatus met aanklagte, dat Hy oproerige oogmerken in den zin,'en op de Koninglyke Waardigheid het  g. hoofdst. JEZUS. 199 het oog had , tegen Hem voor den dag kwamen : dat , dagten zy, zou hunne' buitengemeene getrouwheid aan hunnen Romeinfchen Opperheer , hunnen afkeer van muiterye , zelfs wanneer die zich onder den tytel van eenen Mesfias verborg , bewyzen : en Pilatus maakt integendeel van dit bewys in het geheel géén werk : Hy , die anders op alles , wat de Romeinfche Majedeits-rechten zelfs in het geringde te naa kwam, zoo opmerkzaam is , befchouwt tegenwoordig de zaak in het geheel niet van deeze zyde: hy vind daar niets gevaarlyks; terwyl zy oproer! hoogverraad! fchreeuwen. Zeldzaam contrast, dat hen zeer merkbaar deed gevoelen , dat Pilatus vry wat meerder , dan zy gaarne lieten blyken, van hunne waare gevoelens omtrent den Gedaagden ontdekt had. . Wat was 'er dan nu te doen ? zy moesten ten minfte den fchyn , als of zy met Ccefars rechten, en de Burgerlyke orde enz. veel op hadden, trachten te bewaaren. Zy drongen nogmaals op hunne klagte , en dezelve heftiger, dan de eerfte reize , aafl : „ Hy „ heeft evenwel , roepen zy , onrust onder het Volk gezaaid.! Het geheele Land heeft Hy met Zyne „ nieuwe Leere vervuld ! In Galilsea, daar Hy eerst Aanhangelingen maakte. En in Judsea is 'er gééne „ Stad , géén Vlek , daar Hy het Volk niet tot zich „ heeft getrokken , en met zeldzaame verwachtingen „ bezig gehouden." Men lette 'er op , hoe konftig zy om de zaak heenen praaten , van eigentlyk Oproer durven zy nu niet meer gewaagen , dewyl dit by het geringde onderzoek zou onwaar bevonden weezen. Zy fpreeken daarom thans alleen van zyne leere, doch zoo 4 dat het geene zy daatvan zeggen, met de voorige befchuldiginge van oproerige onderwerpen , enz, omtrent weder op het zelfde uitkomt. iN 4 Pita-  sop LEVEN vam Xboek Pilatus was hoe langer hoe ongenegener, om zich Jn een Proces intelaaten , by hec welk hy zag , dat aan de ééne zyde zoo veel partydigheids en veinzery onder liep , en hy van de andere zyde de beflisüng des te moeilyker vond , om dat hy, als Keizerlyke Amptenaar, by eene aanklagte, gelyk deeze was, hoe onbewysbaar hem dezelve ook voorkwam, echter zich [ niet zoo geheel onverfchiilig mogt gedraagen, als of in zyne oogen muitery enz. gééne zo gewichtige zaak ware. j Dan by meende nu evenwel eene uitkomst te zien, en de zaak op eene goede maniere van zynen hals te kunnen fthudden. Naadien de Aanklaagers van het Landfchap Galdam melding gedaan hadden, dat Hy daar zyne leer allereerst zou uitgebreid hebben , vroeg hy hen , of Jezus een Galiteer ware ? En als men hem dat zei- i de , nam hy in overweeging, dat, naadien het eenen j perfoon uit het gebied van lier odes Antipas betrof, hy de zaak gevoegelyk deezen Vorst tot onderzoek en be- fhsfing kon overlaaten. Herodes was juist te dier i tyd te Jeruzalem, daar hy als Jood Pafchen vierde. Zoo dagt nu Pilatus van deeze verdrietige zaake i ontflaagen te weezen : en wanneer hy by dit befluit Ook eenige gedagten op Jezus en zyne redding gehad heeft, het welke waatfchynlyk is, dan kon hy inderdaad denken^ dat Jezus op die wyze allerbest gered zou kunnen worden. Want, als Herodes de loofdbefchuldiging , wegens muitery ongegrond zou vinden , dagt hy , dat dezelve zynen onderdaan niet zoo ligt aan den haat der Priesterfchap te Jeruzalem ten prooij zou geeven. Ook kan daarby mede een Staatkundig oogmerk plaats gehad hebben , dat hy deezen ftap ten aanzien van Herodes deed. Hec -1 fchynt, dat hy denzelven door inbreuk op zyn rechtsgebied  g. HOOFDST. JEZUS. 201 gebied of op eene andere wyze had beleedigd (t") , en weder zyne vriendfchap zochc te winnen, Althans dit was het gevolg: Herodes toonde gééne geringe vreugde , als men deezen Gevangenen tot hem bragt ; niet zoo zeer over de beleefdheid van Pilatus, maar om dat hy reeds lang deezen Jezus gewenfcht had te zien , en noch nooit gelegenheid daar toe had gevonden. In Galitea had het gerucht hem menigmaalen op deezen Perfoon oplettende gemaakt. Hy was zelfs op de gedachten gekoomen , dat Hy Joannes , uit den dooden verreezen , wel zyn kon ; maar federt fchynt het , dat by deeze gedachten had laaten vaaren. Nooit kon hy Hem te zien krygen , welke moeite hy daar toe ook deed : en evenwel was Hy zyn Onderdaan , en een Perfoon , wiens groot gezag by het Volk, even als dat van Joannes, voor hem te duchten had kunnen worden. Onverwacht treft hy Hem dus aan. Aanftonds denkt hy om de Wonderwerken , dewelken hem van Jezus verhaald waren ; zulk eene daad wilde hy toch gaarne ook we! eens zien ; en dat Jezus zyne begeerte hem niet zou weigeren ' was ( dagt hy ) zoo veel eerder te hoopen, dewyl Hy tegenwoordig als Gevangene en Gedaagde verfcheen , denwelken de gunst van zynen Vorst niet zoo geheel onverfchiilig kon weezen. Zoo dagt de Vorst zoo dagt zyn Hof. Alles is oplettende op het g;eene deeze Man zoude fpreeken en doen. Jezus koomt. Dat Zyne gedaante zoo weinig aanzienlyks had , be- vremdt CO Eenigen denken , dat dit bv gelegenheid , dat Pilatus eenige Galileërs geduurende het offeren had laaten pm het leven brengen, gefchied is. 3 S  20S LEVEN vak X. boes-. vremdt den Vorst juist niet ; hy was gewoon geweest , den Dooper , Joannes , in eenen noch'veel geringeren toeftel te zien , en hem nochtans voor eenen grooten Propheet te houden. Maar van Jomnes had hy géén Wonderteken gezien ; doch, van deezen Propheet kon hy 'er nu een verwachten . als naamlyk zoo veele vertellingen gegrond waren. Maar hoe zal hy Hem nu best aanfpreeken ? Jezus zwygt. Hy doet gééne moeite, om zyne oplettendheid , of achting , of medelyden te winnen. Hcrodcs zeide Hem , dat hy Hem reeds by gerucht kende , dat by Hem voor eenen grooten Wonderdoener hield, dat hy begeerig was, om zich de naadere omftandigbeden van dit of dat Wonder te laaten verhaalen ; maar allerbegeerigst, om zelfs iets zoodanigs te zien. Dit en veele andere zaaken zeide Hem lierodes. Deeze vernedering van den Vorst moest den Priesteren en Schriftgeleerden , ( want dezelven waren als Aanklaagers mede gekoomen ,) bynaa hebben doen vreezen , dat zy ook hier niet veel tegen Hem uitvoeren zouden , inzonderheid als Jezus zich dit genadige gedrag van den Vorst ten nutte maakte. Maar die Jezus kende , behoefde dit niet te vreezen. Hy had den Vorst niets te zeggen , hoe veel ook deeze Hem te vraagen hadde. Herodes kon in het geheel géén antwoord van Hem bekoomen. Nu fcheen het de rechte tyd te zyn, om den Vorst, dien dit ftilzwygén zeer bevremdde , tegen Hem inreneemen. De listige Aanklaagers verzuimden dien ook niet. Zy zeiden hem alles , wat zy meenden , dat hem in de gedachten, die hy zelf reeds had opgevat , dat hier oproerige oogmerken onder verhor' gen  3.H00FDST. JEZUS. 203 gen lagen , bevestigen kon : en al wie de zwakke zyde van den Vorst kende, moest het gemaklyk vallen , hem deezen argwaan in te blaazen. Zy zeiden het in Jezus tegenwoordigheid , en Jezus zweeg (lil. Dan , nu vonden evenwel de Hovelingen , en Herodes zelf, dat het gevaar zoo groot niet was , als hy, eer hy Jezus gezien en gehoord had , zelfs gedacht hadde. In het ftilzwygén van deezen Man, dagt hy meer zwakheids van verftand, met trotsheid gepaard, dan list , of ftandvastigheid en Propheetifchen geest , te ontdekken. Joannes , hoe onaangenaame dingen dezelve hem gezegd had , had evenwel gefprooken , Jezus fprak in het geheel niets. Dit kon nu de Vorst en zyne Hofhouding, met het voorgeeven, dat Hy de Mesfias was , niet anders overeen brengen , dan wanneer hy onderftelde, dac dweeperachtige yver , en de loftuitingen des Volks , Hem tot deeze voorgeevens verleid hadden; maar het welke gééne zoo geftrenge ftraf verdiende , als hy reeds lang berouw had , dat hy Joannes had aangedaan , maar eerder met verachting moest heengezonden , en op die wyze allerbest onderdrukt konde worden. Het denkbeeld van het wonderbaare, het welk hy zich van Hem beloofd had , en thans in het geheel niet by Hem vond , bracht hem ook op de gedachte, dat 'er wel meerder gefchreeuw van Zyne Wonderen moge gemaakt zyn , dan dezelven verdiend hadden. Als men zich in groote verwachtingen bedroogen vind , wreekt men zich daar aan door verachtinge. Hy jouwt Hem met zyne Hovelingen uit; hy doet Hem een Koninglyk kleed aantrekken , en in deeze kleedye na Pilatus te rug brengen , met bericht, dat hy het, 't is waar , voor eene beleefdheid hield, dat hy hem zynen Gedaagden gezonden had , maar den-  ao4 • LEVEN van X. b0sk. denzelven door deeze befportinge genoeg gedraft oordeelde , en Hem eene ergere ftraffe onwaardig; vondt. ö Van de twee Opperde Rechters van het Land , met opzicht tot de misdaad van Oproer, voor onfchiildig verklaard , fcheen Hy nu naby Zyn ontilae te weezen. Dan het Sanhedrin delde 'er het hoogfte belang in , dat Zyn Vonnis voltrokken wierd. Zelfs hunne eere fcheen thans daar in belang te hebben. Welk eene fchande voor hen , wanneer Hy, dien zy eenpaarig voor Godslasteraar verklaard , dien zy perfoonlyk by den Landvoogd als eenen Oproermaaker en Vyand van Ca/ar , en ook by Herodes, verklaagd , dien zy nu reeds zoo lang alle moeite gedaan hadden , om Hem by de Natie gehaat te maaken ; wanneer die thans vrygefprooken , of Hem flechts eene geringe draf aangedaan wierd! Zoo dachten zy , en gebruikten hy Pilatus op nieuw al hun gezag , om de zaak door te zetten. Intusfchen werd het Iangzaamerhand in de Stad bekend ( u ) , dat Jezus gevangen genomen , en van Pilatus verhoord wierd. Maar, het geen in den nacht was voorgevallen , kon niet zoo fpoedig ruchtbaar worden ; en zoo kreeg het de gedaante , niet zoo zeer , dat de Priesterfchap en het Sanhedrin , als wel dat Pilatus Hem in hechtenis had doen neemen. Hy was nu in des Landvoogds handen , en dit toonde aandonds allen weldenkenden de onmogelyk- heid, (b) Allcrfpoedlgst kon het gerucht in de Voorhoven 1 '■van den Tempsl zich verfpreiden , daar het Volk zich om te offeren , heden vroeg vergaderde.  3- HOOFDSÏ. JEZUS. ioj heid "t om iets ten Zynen voordeele te onderneemen. Even zoo wist men ook niet aanftonds genoeg , hoe Pilatus 'er over dagt , om uit die omftandigheid, dat hy in den beginne weigerde het Doodvonnis te bekrachtigen , eenig voordeel voor Jezus te kunnen trekken. Over het algemeen was toch veel eerder te vermoeden , dat hy tegen , dan dat hy voor Hem zou ingenomen weezen O)- Het bericht derhalven van Zyne gevangenneeming , en het Gericht, het geen tegenwoordig over Hem gehouden wierd , was als een donderilag voor Zyne Aanhangerenbyzonder voor de Galileefche Jooden. Wie zou dat vermoed hebben; daar men Hem gisteren en voorgisteren in den Tempel had zien leeren ? Onzeker was het, hoe verre de zaak was geloopen , hoe veel of weinig aandeel het Sanhedrin en de Priesterfchap daar aan hadden, enz, In den Tempel was de grootfte zamenloop des Volks; hier of nergens moest iets tot Zyn voordeel ondernomen worden ; maar de fterke Romeinfche Wacht , die uit de nabygeleo-ene Vesting Antonia noch kon verfterkt worden , belettc ook hier de ftoute ondemeemingen van den kant van Zyne partye , als dezelve al tot eenige onderneemingen harts genoeg gehad hadde. Men kan ook met zekerheid onderftellen , dat de Priesterfchap niet zal naagelaaten hebben , door haare Aanhangelingen hier en daar veele dingen uit te ftrooijen , om het Volk kwanswys de oogen tg openen , en het bedrog in de daaden van Jezus aan te toonen. Hoe veel waarfchynlykheids had het by voorbeeld niet , als men zeide: Uitgenomen de Twaalf Apostelea , die vuu bet beloop der zaake iets meerder wisten.  LEVEN VAN X. BOEK zeide: „ Tegenwoordig zou het moeten blyken , „ zo Hy onze Mesfias: ware. Het zou ten miniten „ tegenwoordig, by Zynen Rechter , Pilatus, blyken. Wy loopen géén gevaar , dat de Romeinen onzen Mesfias zullen kunnen ombrengen. Als Hy zeker onze Mesfias is, dan moet Hy zich ook ontwyfelbaar uit deeze gevaarlyke gefteldheid Zyner zaake kunnen redden." Zoo moest men tot die menfcnen ipreeken , die noch tusfchen vreeze en hoope dobberden, en aan den eenen kant hunne goede gedachten van Hem noch niet wilden laaten vaaxen , en aan de andere zyde ook niet begrypen konden , dat zulks den Mesfias was overgekomen. ■ By anderen daarentegen , by dewelken een woord , van de Priesterfchap gefproken , meer gehoors vond , kon men 'er byvoegen : „ Dat men aan alles zien kon , dat 'er bedrog onder liep. Waar nu zyne Jongeren waren , die Hem voor twee da- gen Hnfianna toeriepen. Dat men nu wel „ zag, dat zy zelfs nu hnnne hoope hadden opge,, geeven , dewyl nu niemand meer voor den dag „ komen dorst , federt dat hun Meester gevangen genomen was. ■— Dat het evenwel ook niet „ van alle reden ontbloot geweest is , dat de Pries„ terfchap nooit Zyne flappen had goedgekeurd , j4 dat zy vooruit gezien had , dat de zaak zoo op „ den duur niet beftaan kon ; dat de Landvoogd eens „ in de zaak voorzien zou; dat, had men den goe„ den raad der Pharizeeuwen gevolgd , men van het j, bedrog zou vrygebleeven zyn , enz." Ook dat onderfteunde het vooroordec-1 tegen Jezus niet weinig , dat men de gantfche aanzienlyke Priesterfchap , ( zonder re weeten, dat zy zelve Hem aan  3- HOOFDST. JEZUS. £07 aan deezen Rechter overgegeeven had ,) op eene, zoodanige wyze by de zaake zag bandelen . die in der daad veel gerechtlyks , en niet weinig fchyns van Religie-yver had. Meenig een , die tot hier toe met deeze Raadsvergaderinge , wegens haar gedrag tegen Jezus , te onvreede was geweest, kon echter tegenwoordig eenige eerbied gevoelen , als hy aan het hoofd van zoo veele aanzienlyke Geestlyke en Weereldlyke Leden van den Raad den Hoogepriester met zyne befchuldigingen tegen Hem by Pilatus zag verfchynen. De geheime dryfveeren , die hen toe deezen ftap bewoogen , verborgen zich thans dieper , De zaake zou kunnen gehinderd worden , als hy zoo Itaat]yk zyn berouw betoonde. En zelfs het antwoord der Priesteren fchynt in te fluiten , dat zy noch wel iets tot 2yne reddinge zouden hebben kunnen doen , als zy het hadden willen onderneemen. Ook kan men iets zoodanigs uit de orce , waarin de Euangelist deeze omftandigheid verhaalt , opmaaken ; en uit de woorden : toen Judas zag, dat by veroordeeld was, enz. (y) Het L)k van hem , als van eenen Zelfs-moordenaar , werd naderhand fmaadelyk over eenen rots heenen na beneden geworpen, waarby hem dan overkwam, het geen Handel. 1. vs. 18. verhaald word.  3.ÏIO0FDST. JEZUS. £11 De Priesrerfchap had hem in eene vertwyfelinge , die iets zoodanigs te vermoeden gaf, zien heengaan ; zy had ook , wat hy met het geld gedaan had , vernomen. Nu overleiden zy , waar toe het geld gebruikt moest worden. Dewyl het op deeze plaats was neergeworpen, fcheen het tot den ïempelfchac te behooren ; doch dit vonden zy niet goed ; het is het geld , waar voor hy Hem verraaden heeft, zeiden zy : by de Tempelgaaven mag men géén Verraaders loon leggen. Zy fchikten het tot eene byzondere uitgifte. Zy kochtten voor dat geld eene Begraaf-plaats voor Vreemdelingen', die te Jeruzalem ftierven ( z) : eenen Akker , die eenen Pottebakker toebehoord had ; eene omftandigheid van weinig gewichts, zo zy niet met de daad tot bevestiginge der onfchuld van den Heere Jezus had moeten dienen. Het lot van Judas, mitsgaders deeze byzondere omfhndigh id , werd fpoedig ruchtbaar. Men vertelde .elkauderen, wat tot deezen koop aanleiding gegeeven had, en voor welk geld de Akker gekogt ware. Hec fchynt zelfs, dat de Priesters 'er noch zelfs eene eere in (telden , dat zy zoo naauwgezet geweest waren , dat zy dit geld liever tot dit flechte gebruik gefchikt, dan in den Korban gelegd hadden. Zoo kwam ook (2) Men moet zich hier gééne aanzienlyke en fchoone Begraafplaats verbeelden , maar een flegt Akkertje (zelfs de waarde toont het). Als Vreemdelingen of Uitlanders te Jeruzalem ftierven , konden zy niet op de begraafp!aatfe der Jooden bygezet worden. Alle flechte hoi ken hield men voor deeze Onreinen goed genoeg. Jaa , tot hier toe, was 'er zelfs niet eens een byzonder plaaisje voor gefchikt. Thans kwam hun in den zin , dat dit weinige geld , dat den Tempelfchat onthei. l:gen zou, noch best tot dit flechte onreine eebruik kon beileed worden. O ?.  ai2 LEVEN van X. boek. ook het gerucht van Judas zelfsmoord al fpoedig onder de menfchen , en veroorzaakte veel gefpreks en naavraagens (z* ). Men wilde de omftandigheden van zynen dood , en de gelegenheid van den zeiven weeten. En naadien op deeze wyze de verraaderlyke toeleg van tyd tot tyd aan den dag kwam, gaf dit gelegenheid tot bedenkingen , die voor de eere der Priesterfchap zeer naadeelig zyn moesten. Men noemde den Akker, voor dat geld gekocht, den BloedAkker. En naadenkende menfchen vonden dit geheele geval met de dertig Zilverlingen en den BloedAkker , in de zeer merkwaardige plaatfe van eenen ouden Propheet kennelyk afgebeeld. In een gezicht van den Propheet Zacharias fpreekt de Herder van Israël dus: Ik had hun gezegd: belieft het ut zoo geeft my mynen loon ; zo neen, laat het. En zy woogen my mynen loon toe , dertig Zilverlingen. En Jehovah fprak tot my : werpt het voor den Pottenbakker heenen ! ( de kostelyke Jomme , die ik van hen waardig gefchat ben , ) en ik nam de dertig Zilverlingen , en ik wierp ze in bet huis des Heeren voor den Pottenbakker. (2*) Handel. 1. vs. 19. Toen Petrus noch voor het Pinxterfeest zyne aanfpraak aan zyne Mede-Discipelen deed , was de naam van Bloed-akker reeds algemeen. VIERDE  4- HooFDsT. JEZUS. 213 VIERDE HOOFDSTUK. Tweede Verhoor voor Pilatus, en Zyne Veroordeeling. INHOUD. Flatus brengt de zaak van Jezus nocbmaals voor de Priesters en bet Folk , en /laat bun de keuze , tus/cben Jezus en Bar-abbas , voor ( 1 ). Waar/chouwing van wegens zyne Gemaalinne ( 2 ). Op aanhitzinge der Priester en , begeert het Folk de loslaating van Barabbas , en alle voor/lellingen daar tegen zyn te vergeef fch (3). Pilatus laat Jezus gees/elen en mishandelen , en brengt Hem nochmaals voor het Folk (4). Tweede byzonder verboor van Jezus (5). Men dreigt Pilatus CO Matth. XXVII. 1$. 18. Markus XV. 6-10. Luk. XX1U. 13-16. joann. XVIH. 39. (a) - - - - - vs. 19. (3) vs. 20-23, Mark. XV. 11-14.. Luk. XXI11. 18-23. Joann, XVIH. 40. (4) Joann, XIX. vs. 1-6. (5) - - - - vs. f-it. O 3 (6)  £14 LEVEN van X.eoek. lus met de ongenade van Ccejar ; dit brengt zyne Jïandvastigheid aan het wjaritejen ; by geeft aan Jezus Onjchuld nochmaals openbaar getuigenis , en veroordeelt Hem ter dood (6). (6) Matth. XXVII. 24.26. Mark. XV. if.2o. Luk. XX111. vs. 24, 25-. Joann. XIX. vs. 12 - 16. De morgenftond was reeds verre verloopen , en het lang duuren van het verhoor , maakte , dat de Priesterfjhap heden bezwaarlyk meer hoopen kon haar oogmerk te zullen bereiken. En nochtans gaven zy den moed niec op. Zy vreesden , dat, wanneer de zaïk tot naa het Feest verfchoven wierd , noch verfcheidene omftandigheeden , die tot Zyn voordeel dienden , voor den dag koomen mochten ; en Pilatus , die Hem nu al niet ongeneegen fcheen , zich door Zyne Vrienden, waar onder aanzienlyke Perfoonen en Raadsheeren waren, zelfs geheel op Zyne zyde zou laaten overhaalen. Als Jezus van Herodes te rug kwam , liet Pilatus den Hoogenpriester , en de Geestlyke en Weereldlyke Leden van het Sanhedrin , weder voor zich koomen. Aan deezen en het Volk , het geen zich voor het Paleis verzameld had , (het waren meest Aan-  4. hoofdst. JEZUS. 215 Aanhangers (a) van de Vyandlyke partye,) vertoonde Pilatus , hoe hy naa ryp onderzoek de zaak bevond. Gy hebt, fprak hy, deezen Man voor mynen Rechtbank gebracht, en Hem befchuldigd , dac Hy onder de Natie oproer ftookte. Ik heb de zaak in tegenwoordigheid van U , Aanklaagers, onderzogt , en kan niet vinden , dat Hy iets gedaan heeft, het geen uwe aanklachte rechtvaardigt: ik vinde Htm onfchuldig. En van het zelfde oordeel is ook Herodes. Want, als ik u na Hem hebbe gezonden , op dat hy de zaak nader onderzoeken en uitfpraak doen zou , heeft hy ook Hem aan gééne doodswaardige misdaad fchuldig gevonden , maar denkt Hem met eenige befpottinge genoeg geftraft te hebben. Ik kan Hem derhalven niet ter dood veroordeelen. Ik zal Hem laaten geeffelen , maar leven en vryheid zal Hem gefchonken weezen. Pilatus dacht zekerlyk zelf niet, dat Jezus de ftraf van geeflelen verdiend had ; maar om de Hoofden van den Staat en der Kerke niet al te zeer te hoonen en te beleedigen , als hy eenen Gevangenen , dien zy , als aan lyf en leven ltrafbaar , aangeklaagd hadden , en tegen wien zy perfoonlyk met hunne befchuldigingen waren opgekomen , zonder de geringlte kastyding losliet , vond hy beter tot die zagtere itraffe zyne toeltemming te geeven , om Hem des te eerder van de doodltrafïe te kunnen bevryden. Het ((O Of ten minden met veele kwalykgezinden vermengd , die nu door de voorftellingen der Priesterfchap opgezet , den toon aangaven , de betergezinden medefleepten , en de anderen overfchreeuwden. O 4  LEVEN VAN X. BOEK. Hec bleek zeer fpoedig , dac dit bêflütc aan de Pnesterfchap zeer mishaagde. Intusfchen kon men tegen de billykheid daar van niets inbrengen , en Pilatus was Heer. Hem moeilyk te maaken , 70U zoo veel zyn , als der zaake van den Gedaagden in de band te werken. b Geduurende deezen gantfehen tyd hield Jezus een diep fhlzwygen ; Hy betoonde over de goede gevoelens van Pilatus gééne vreugde , en even zoo weinig onrust daar over, dat zyne Vyanden daar mede geen genoegen neemen wilden. Nu kwam 'er eene nieuwe omftandigbeid tusfchen beiden , die der zaake weder eenen geheel anderen zwaai gaf. Daar werd ter baane gebragt, dat het heden de dag was, waarop Pilatus.jaarlyks gewoon was, om eenen Gevangenen los te laaten. Dit, met Ccefars bewilliging, ingevoerde gebruik was gefchikt , om de achting der Romeinen voor de heiligheid van dit Feest te betoont n ; het werd daarom voor eene byzondere Vryheid gehouden. Hier zou bet nu inderdaad het allergevoeg. iykfte geval geweest zyn , om hun deeze beleefdheid te bewyzen, daar het eenen Gevangenen betrof, dien Pilatus buiten dat al zeer groot bedenken droeg , om gerechtlyk ter dood te doen brengen. Ik H volgens aloude gewoonte , fprak hy , u op dit Fet-c eenen Gevangenen los geeven. Maar hoe hec nu aanteleggen , dat het ontflag van Jezus begeerd wierd ? Zoo wel gepast als de. gedachte was? om Hem op deeze wyze in vryheid te Hellen , (naadien dus de Priesters in het geheel niet meer zouden te zeggen gehad hebben , als het vergaderde Volk zelf op deeze loslaatinge gedrongen had van Hem . dien by, de Landvoogd, voor onfchuldig had veikiaard,) zoo  4.H00FU&T. JEZUS. 217 zoo was het nochtans twyfelachtig , welke gevoelens deeze hoop Volks omtrent Jezus voedde. Dat wélmeenenden daar onder waren , daar aan was niet te twyfelen. Pilatus moet dit gemerkt hebben , anders zou hy het zekerlyk niet aan hunne uitfpraake hebben verbleeven. Dan , naadien hy den invloed van het Priesterlyk gezach op de gemoederen kende , zoo was hy niet zeker genoeg , dat , als hy maar ia het algemeen vroeg : welken Gevangenen by los laaien zoude ? zy juist Jezus zouden noemen. Hy vond derhalven beter , hun de keuze tusfchen den Jcbuldigflen en den onjcbuldigp.cn onder de Gevangenen voor te houden ; hy kon , hy moest denken , dat, als zy al anders niet uit zich zeiven op Jezus vallen zouden , de blykbaare ftrydigbeid hen reeds daar heenen zou brengen , wien van die twee zy kiezen moesten. Bedenkt u , wien van beiden gy los hebben wik Jezus (b), met den toenaam Bar-abbas, of Jezus* den zoogenaamden Mesfias? zegt Pilatus , en gaat heenen. Hy wist wel, dat de Vraag: „ Wilt gy, „ dat ik u uwen Mesfias los laate"? iets verwytends voor de Priesterfchap had ; want dit betekende juist zooveel, als: wanneer gy eenen zoodanigen Mesfias hebt, dan vreeze ik in het geheel voor een oproer of afval van Ccefar niet. Dan , hy wilde hen met opzet een weinig vernederen. Hy wist maar al te wel, dat zy Hem niet uit liefde voor het alge- mee- (£>) Van deeze leezing doet Origenes reeds melding en zy word in eene Aanmeikinge van het Testament v?n l Enfant en Beausobre verdedigd. De naam Jezus Was toenmaals ook zeer gemeen. Prccf. Gen. pag. i fu O 5  siS LEVEN van X. boek. meene belang , noch uit getrouwheid aan Ccefar, maar uit perfoneelen haat aangeklaagd hadden. Een tusfchenkomend geval trekt intusfchen de oplettendheid van Pilatus van de zaak af, en geeft de Priesters met hunnen aanhang bekwaamen tyd, om het rondom - ftaande Volk , hetgeen tusfchen Jezus en Bar - abbas kiezen moest, door overreedingen te winnen. Het waren wel meest Inwoonders der Stad, en mogelyk ook Vreemden , die op het Feest gekomen waren ; menfchen, dien de Priesters en Raaden ligt diets maaken konden , dat de Religie gevaar liep. De Jeruzalemfche Jooden wisten boven dien ten deele zoo veel niet van Jezus, als de Galileefchen , dewyl Hy de meeste Wonderwerken in die Stad , en de meesten in Galilsea verricht had ; ten deele bragt ook hunne kleinachting voor de Galileërs mede , dat zy Hem juist daarom , dewyl Hy uit dat Land was , des te minder voor den Mesfias konden houden. Daarenboven hadden zy voor de uitfpraaken van den Raad en der Priesterfchap te Jeruzalem noch wel zoo veel achting, dat zy, wanneer zy al te voren gunftiger van Jezus gedacht hadden, thans echter zich lieten overreden , om hunne goede meening van Hem te laaten vaaren. En waren zy maar eerst van de gedachten , dat Hy de Mesfias ware, afgebracht, dan was 'er flechts noch een kleine ftap te doen , om hen tot den argwaan te brengen , dat Hy wel een Bedrieger kon zyn. Dan behoefden de Priesters hun flechts te zeggen : „ dat het geheele Sanhedrin im- mers zyne verklaaring voor niets anders , dan voor „ eene Godslastering had kunnen aanzien , dat, „ ware Hy in der daad de Mesfias, dit reeds lang op eene beflisfende maniere moest gebleeken zyn. —r „ Dac  4- HOOFDST. JEZUS. sip Dat men immers zeer wel wist , wat men van den „ Mesfias te verwachten had , en dat Hy van „ dat alles niets had gedaan ; dat de Natie im_ „ mers noch in dezelfde omflandigheden bleef; „ dat een Menfeh , die zich van den Vorst Hei odes „ moest laaten befpotten , die géénen anderen aan„ hang had , dan een klein getal van Discipelen , „ van welken zich tegenwoordig géén één eenige „ dorst laaten zien, enz. onmogelyk de Mesfias kon „ weezen ; en dat, zo Hy het niet was , Hy gewis „ de grootfte Bedrieger en Godslasteraar moest zyn , „ daar Hy zich voor den Zoon van God had durven „ uitgeeven ; dat het der Natie , dat het by- „ zonder den Burgeren van Jeruzalem , weinig eere „ zou aandoen, als zy de loslaating van eenen Man „ begeerden , die om zyn bedriegelyk voorgeeven , „ van den Mesfias te zyn , in hechtenis zat; „ dat het zou fchynen , dat zy op den naam van ee„ mn Mesfias zoo fmoorelyk"waren verliefd, dat „ zy^liever zelfs eenen overtuigden Bedrieger, die „ zich dien naam had aangemaatigd , dan een veel „ geringer Misdaadiger wenfchten losgelaaten te zien ; „ dat Pilatus met hen flechts fcheen te willen „ fpotten , als hy vroeg, of hy hunnen Mesfias los „ geeven zoude? dat de vraag zelve ondeiflelde, dac „ hy Hem daar voor niet aanzag , want dat hy zelf ,, Hem anders , als den gevaarlykflen Vyand van „ Cafar , wel zoude vervolgen. Maar dat, „ als hy Hem daar voor niet hield , hy hen wel voor „ ongemeen onnozel moest houden , als hy ver„ wachtte, dat men Zyne loslaating alleen daarom „ zou verlangen, om dat Hy de floutheid gehad had, 5» om zich voor den Mesfias uittegeeven, enz." Van  220 LEVEN van X.boek. Van Bar-abbas behoefden zy nu niet veel meer te zeggen , om zyne misdaad te verfchoonen. Dezelve fchynt boven dien van zoodanigen aart geweest te zyn, dat zy in Joodfche oogen op verre naa zoo ftrafwaardig niet fcheen , als eene Godslastering. Hy • was een Oproermaaker , dergelyken men 'er te dier tyd hoe langs hoe meerder vond ; menfchen , die of uic eenen blinden yver voor het geringe overfchot van vryheid , of om onder die openbaare verwarringen zekere oogmerken te bereiken , opfbnd verwekten. In eenen zoodanigen Opftand bad Bar-abhas , met zyne Medeftanders, moordenaryen gepleegd, en was van de Romeinfche Regeering gevat en ter dood gevonnist, en moest op den zelfden dag ter dood gebragt worden. Nu zag het de Natie in het algemeen niet gaarne , dat met zoodanige lieden geflreng gehandeld wierd. Dezelven fcheenen in zeker opzichc Verdeedigers van hunne vryheid te weezen. Daarentegen was het in hunne oogen onvergeeffelyk , zich voor den Mesfias uit te geeven , en in tusfchen niet doen , het geen van den Mesfias zoo hartlyk verwacht wierd ; gééne omkeering (revolutie^) van den Staat ! gééne groote onderneeming ! Dit alles ftelde de Priesterfchap in ftaat, het wufte Gemeen, dat hier de Natie verbeeldde, zoo te vormen, als met hunne oogmerken best ftrookte. En de hier ftaande Gedaagde , had ook naar het uiterlyke in het geheel niets, het geen hen kon doen gelooven , dal hy de Mefias zou weezen ! Het tusfchen beiden komende geval, waar mede Pilatut te doen had , was dit: Geduurende deeze zyne rechtspleeging, ontving hy eene waarfchouwing van wegens zyne Gemaalinne , die hem liet bood- fchap-  4-hoofdst. JEZUS- sai fchappen , dac hy toch voorzichtig zyn moest, van zich in dit Rechtsgeding niet dieper in te laaten : . dac de Gedaagde een braaf vroom Man was ; dat zy uit eenige Droomen , die haar deezen morgen haaren flaap geftoord hadden , moest beiluiten , dat hy zich de gramfchap der Godheid over den hals kon laaden , als hy zich verleiden liet, om een onrechtvaardig Oordeel over Hem te vellen. Dit was eene waarfchouwing van zonderlingen aart, zoo, dat Pilatus dezelve niet geheel in den wind flaan kon, hoe weinig lichts over de zaake dezelve hem ook gaf. De Vrouw fchynt een godvruchtig menfeh geweest te zyn, aan welke het goede, dat zy van Jezus kon hebben hooren verhaalen , des te eerder aanleiding tot eenen zoo bedenkelyken droom kon geeven , als zy misfchien reeds by het in flaap vallen , door berichten van Zyne gevangenneeminge , enz. ontrust geworden was. Ten minften zulke herinneringen vonden des te eerder ingang by Pilatus , dewyl hy reeds goede vooroordeelen wegens Jezus had opgevat, en Zyne onfchuld hem was gebleeken. Dan , van deeze gedachten word hy fpoedig afgebracht , doordien hy zag , dat het rondom - itaande Volk in de verwachting ftond, dat hy hun eene nadere verklaaring wegens de loslaating van eenen Gevange- -nen zou geeven. Ik hebbe u , fprak hy, twee Gevangenen voorgeflaagen. -— Verkiest nu Wilt gy den Joodjeben Koning , ( uit onvoorzichtigheid gebruikt hy , om de Priesterfchap te befpotten , eene uitdrukking , die het Volk noch meer in hitte bracht ,) of wilt gy den beruchten Bar ■ abbas los- gelaaten hebben ? Niet Jezus, ging van alle kanten het geroep op, maar Bar-abbas. Pila-  J222 LEVEN van X. BOER. Pilatus over den flechtcn uitflag van zyn welgemeend voorneemen ontzet, herfielt zich echter ras weder , en zegt, met eene ftandvastige houding en toon , dat hy zulks niet verwacht had ; en (c) zich over deeze zeldzaame keuze verwonderde. En als ik u nu , riep hy hun toe , Bar-abbas loslaat, wat wilt gy dan , dat ik met deezen Jezus, dien men den Métfias noemt, beginnen zal ? Van alle kanten rif p men : laat Hem aan het kruis flaan ! aan bet kruis ƒ Pilatus , juist niet gewoon , om fpoedig voor het gefcbreeuw des Volks te zwichten , zelfs dan niet, als Priesters en Leden van den Raad daar onder waren , riep hun nochmaals toe : Wat heeft Hy dan kwaads gedaan ? Ik vinde niet, dat Hy den dood verdiend heeft. Het zal blyven by het geen ik gezegd heb, geeflèlen zal ik Hem laaten , en dan fchenk ik Hem zyne vryheid. En inderdaad , als Bar-abbas los kwam , volgde daar uit ook niet voort, dat Jezus daarom gekruist moest worden. Hy kon hun , met opzicht tot den eerften, te wille zyn, en echter met Jezus naar goedvinden handelen. Zoo begreep het nochtans het van de Priesterfchap opgeruide menigte niet: zy meenden nu bynaa een recht te hebben, om op Zyne kruifiging te dringen : Het kruis , riepen zy , bet kruis heeft Hy verdiend. Het gefchreeuw nam de overhand ; het was den Priesteren en den Raad gelukt , (O Pilatus komt te rug tot het geene hy , reeds voer deezen voorflag , ter keuze tusfchen twee Gevangenen } vastgefteld had om te doen.  4. HOOFDST. JEZUS. 223 1 lukt , om hec Volk nu in eene zekere foort van 1 woede te brengen , zoo dat zy nu van niets, dan van kruifigen hooren wilden. Zoo geheel had de vraag ! van Pilatus haar oogmerk gemist. Dat zy juist op deeze foorc van doodflraf zoo gej weldig aandrongen , gefchiedde buiten twyfel ook op ! aanhitfen der Priesteren. Door niets konden zy fter1 kcr betuigen , dat zy Hem van het Israëlitifche ligj haam van Staat uitgeflooten , verbannen , en tot een i voorwerp van openbaar afgryzen gefteld wilden zien , 1 dan daar mede , dat zy op het kruifigen aandrongen! . Alle andere wyze van doodfiraffen zou den afkeer der Natie minder fierk uirgedrukt hebben. De fieeniging en andere foortgelyke halsftraffen , hadden in hunne oogen iets minder fmaadelyks > dan het ophangen , (in hunne Wetten word een gehangene affchuwlyk genoemd ;) en noch veel meerder een zoo fmerce; lyk foort van ophangen , als de by Vreemdelingen gebruiklyke , en meest voor Slaaven en Oproermaa» kers, beftemde kruifiging (cF). Offchoon Pilatus hun onftuimig aanhouden noch niet meende toeteftemmen , vond hy echter goed , eenen ftap verder re gaan, dan hy anders, volgens zyne overtuiging van Jezus onfchuld , gegaan zou zyn : hy laat Hem in het Paleis brengen en geeüelen ( e) Hy' (d) Josephus fpreekt van deeze doodflraf zeer dikmaal* onder de ftraffen van Joodfche Oproermaakers. (O Men ontblootte de Misdaadigers , bond hen aan een pylaar , en geesfelde hen. Dit trefchiedde anders gemeenlyk voor het kruifigen. Maar hier fchynt meer daar mede bedoeld te z>n , om door deeze Iyfftraffe den Jooden eenigermaate genoegen te geeven.  LEVEN van X. boek, Hy veroorlooft zelfs zyne Soldaaten , op eene woeste wyze met Hem den fpot te dryven , op die manier , als Herodes, maar wreeder en wild.T. Zy vlechten eenen krans van doorn ■ {buiken , en zetten Hem dien op het hoofd ; trekken Hem zyn Opperkleed uit, en hangen Hem een rood Soldaaten - kleed om , hec geen een Konings - Mantel zou verbeelden ; in de rechte hand geeven zy Hem , in ilede van eenen Scepter, een Riet, als of iedele verwaandheid Hem verleid hadde , om na Koningiyke waardigheid te ftaan ; vallen vervolgens voor Hem op de kniejen, onder hoonend toeroepen : Veel geluk , Joodfche Koning ! Yüngs veranderen zy hunne vleijery in booncn , fpuwen op Hem , rukken Hem den rietftok uit de hand , flaan Hem daar mede op bet hoofd , en vermeerderen dus de fmart der fteekende doornen. Zulke guichelaaryen en befpottingen liet Pilatus toe , om dat hy hoorde , dat zyne klaagers nu den mishandelden en onfchuldigen Man , zouden , zo niet mee medelyden aanzien , ten minften veel eerder befpotten , dan langer op eene noch fcherpere beftraffing , v;in een zoo onwaarfchynlyke , onbewysbaare , zelfs door hec zien van zynen Perfoon , in zeker opzicht wederlegde misdaad aandringen. Zoo mishandeld , befpoogen , met eene doornenkroone , rietftaf en mantel , laat hy Hem uit het Paleis na buiten tot het Volk brengen. Hy komt ook zelf weder buiten, en zegt met eene beflisfende ftemme : Ziet, ik laat Hem weder tot u brengen, ( naa dat ik Hem heb laaten geeflèlen en befpotten ,) en verklaare nochmaals , ( gy moogt van Hem denken , wat gy wilt ,) dat ik Hem aan gééne misdaad , die eenige hardere ftraffen verdient, fchuldig vinde. Jezus  4- h00fdst. JEZUS. 225 Jezus ftond eene poos met de Doornen - Kroon en hec roode Kleed. —. Ziet daar den Menfeh , fprak Pilatus. Zoo goed intusfehen als zyn oogmerk was , was hy echter hier ook niet omzichtig genoeg, om dat te verhoeden , het geen de Priesterfchap , die zich door de geheele wyze , waar op hy de zaak behandelde, zeer beleedigd vond, noch meer verbitteren moest. Het had al te veel de gedaante , als of hy fpotte met hun denkbeeld van den Mesfias ; en zoo was het ook ten deele. Juist dat, dat hy Hem zoo in de naagebootste Konings kleeding voor hen liet brengen , fcheen eene nieuwe fpotterny op hen te zyn , en mistte daarom het oogmerk geheel. Zy, de Priesters , die hier geduurig het werk beftierden , en in hunnen naam de hoogere en laage Gerechtsdienaaren , gingen het Gemeen in hun onzinnig kruis Hem ! te roepen , voor. Zy fchreeuwoen , dat het hier niet flech was en noch veel minder de zaak zich befpottelyk het behandelen , dat Hy de doodflraf, en wel d* zwaarfie doodflraf had verdiend: aan't kruis met hem ! was hun fchreeuwen. in ' nCnmt 5?ied6n Hem dan » MM m hitte , en flaat Hem aan hec kruis ! _- Ik wil er mets mede te doen hebben. Ik wil het u ook met beletten. Tb- ,„-„j. iKTU u » H» , Da «^KETS veel gewonnen had An* u„ -n_, .. %mn i™ j •— ' * 11 dilcs ' wac zy zeide. Kg "g aa,nSr0eiJende Volk onderfteund wierd begon met dit antwoord hoope te fcheppen , dat Pi ntu* 7,vi, —u , F . P Her w« ;„ j j 7 1 6eiyk mefi uit veele plaatfen ziet, niet naar hunne zeldzaanu d. nklv.-el,ien . «ni.ro,,. ,„..i ken zy ook wonderbaare Luehueifcbynfels en diergelyken begeerden te zien. b  xvi VOORREDE. wen. De eene doolweg brengt juist even zoo vëel in verwarring , als de andere. Jezus heefc even zoowel als Mesfias gehandeld, wanneer Hy V\ onderwerken .deed , als toen Hy leerde , of iets anders, to: Zyn Ampt behoorende, verrichtte. Zyne Wonderwerken kan meh ook niet uit het Euangelie wegneemen , of weg wenfchen, of weg verklaaren, zonder dat bet gebeel aan Hukken gefcheurd worde. Waren zy alleen zeldzaame Wonderwerken , flechts Schouwfpelen voor de Phantafie, daaden , die alleen van den kant van het wonderbaare, en niet even zeer van de zyde des fchoonen en des goeden, en wegens hunne betrekking op her hoofdwerk , het welke Jezus te verrichten had , oplettendheid verdienden , dan mogt men hier ( ook by allen fchyn van het bovennatuurlyke ,) dezelven voor eene byzaak , of voor een enkel middel , öm oplettendheid re verwekken , "aanzien ; maar daar zy , zoo goed als de leeringen , het oogmerk ook helpen bevorderen , en den Perfoon van Jezus in eene zoodanige grootheid , in welke noch niemand vóór Hem verfcheenen was , zouden vertoonen , Zoo behooren zy weezentlyk mede in Zyne Gefchiedenis ,. waar van zy ook, gelyk klaarblykelyk is, een Hoofddeel uitmaaken. By de Jooden was her. zekerlyk eene groote fout, dat zy deeze daaden' bynaa geduurig van de zyde van het zeldzaame en ■wonderbaare befchouwden , en het zedelyke daarvan uit het oog verlooren ; daar men zeer in de tegenovergeftelde fout zou vallen, als men alleen uit afkeer van het wonderbaare, daaden, die nochtans in zoo naauw een verband met de hoofdzaak ftaan, uit het Euangelie verbannen wilde. Dé  VOORREDE. xvu | De Leezer, die zich boven deeze vroegereeo laatere vooroordeelen verheft , zal zoodanige ftuki ken der Euangeiifche Gefchiedeniffe , die ons al: Jeen dan zeldz tam voorkoomen , als wy ze buiten i hunne verbmteniiTe met het hoofdwerk befchouwen , altoos in dat licht zien , en dan zal het hem niet meer bevremden , zoo veele (k) WondergefchiedemiTen in de Euangeüen te leezen. Hy ziet, dat het voor eenen Perfoon, gelyk Jezus was, juist even zoo gemaklyk en even zoo gevoegelyk was, Veele zoodanige daaden te verrichten, als wanneer een ander menfeh flechts in het algemeen veel goeds deed (l). Geduurig heeft Hy het een en andere te gelyk in het oog, het wonderbaare van de daad, I en de betrekking van dezelve op Jezus en op Zvn ijgroot werk. Die zoo, gelyk Hy, in den naam der iiGodheid fprak, dien voegde het ook wel , in den ij naam van de Godheid zoo te doen , en dikmaals j zoo te doen. Die volmacht had, om tot eenen j, menfche te zeggen : U zyn uwe zonden vergeeven ; || dien voegde het ook om te zeggen : Siaa op en \\noandel. Als (fc") Zoo min , als ik genegen ben, om het getal der Wonderwerken in de Euangeiifche Gefchiedenisfe te vergrooten , of meerderen te zoeken , zoo kan ik jüochtans niet anders vinden , dan dat het getal van dej zei ven zeer groot is. Om die niet te gedenken , die Uitvoerig verhaald woHen , zullen die reeds, die met leen bloot zeggen 4 en Hy genas aldaar alle Kranken , of, die Hem aanraakte , werd gezond , gemeld worden , een aanmerkelyk getal uitmaaken. (I) »♦ Hy is rondsom gereisd , zegt Petrus , en » heeft wel gedaan.'' ! DeeU * *  xvlli VOORREDE, Als ik my derhalven eenen Leezer voorftelle » die eenvouvvig de zaak zoo neemt, als zy daarvoor hem ligt, en geduurig het oog houd op de waardigheid en roepinge van den Perfoon , die deeze daaden verricht; dan dunkt my, vallen vanzcHenverfcheide zwaarigheden weg , dewelken over de menigteder Euangeiifche Wonderwerken gemaakt worden. Hy ziec, dat zy even zoo wel mede tot hec Dagwerk (m) van Jez"s behooren , als gewoone -daaden tot dat van andere menfchen. Het moest zigtbaar worden ; dat geene foort van menfehlyke elende, noch zonden, noch krankheid, noch dood, voor den geest en de kracht van Hem onverwinbaar waren, dien God voor Zynen Zoon verklaarde, en dien Hy alle macht geeven wilde. Nu zal hy in de daaden van Jezus hoe langer hoe minder willekeurigs en raadfelachtigs, in tegendeel hoe langs hoe meerder ontwerp en betrekking op de waare behoeften van de Natie , en op het hoofdoogmerk Zyner Zending aantreffen. Welk een zalig genoegen voor hen , in het wyze ontwerp in te zien , naar hec welke Jezus by zyn leeven en doen te werk ging ; en Hem dit ontwerp , onaangezicn alle tegenöreevingen , te zien uitvoeren ! Zoo veel geeven reeds de leeringen en de daaden van den Heiland den Leezer van zyne Gefchiedenisfc te befchouwen ; dan hy moet in het geheel niet denken, dat zoo korte Schriften, als de Schriften van de Euangelisten zyn, in dit opzicht reeds volkomen uitgeput zyn , cn verder niets tot voedfel van het verftand en van het hart daar in te' vinden C«0 Joann. IX.  VOORREDE. xu vinden is * dan het geen gemeenlyk in welmeenende maar zwakke Homiüen , en overdenkingen gezegd word. De vruchtbaare kortheid van deeze Schriften geeft aan elk, die niet los daar over heenen loepe, veel meerder, dan menige zeer vvydJoopigc Gefchiedenisfen te denken. En reeds dat is voor hem een werk, het welke tyd en oefening vercifcht : dac hy, wegens zyn eigen leezen en naavorfchen , van tyd toe tyd zoo veel verkeerde en flechte by.denkbeelden moet vergeeten , dewelken men by deeze Gefchiedenis in het algemeen , of by enkele ftukken van dezelven , zich van jongs af heeft moeten gewennen , 'er mede by te denken , en zich van alle die iedele dingen moet ontdoen , dewelken de verbeelding mecnig eenen, zoo ras hy flechts deeze Gefchiedenis in de hand neemt, tegen zynen wil voorkoomc. Die zoo ongelukkig geweest is , dat hem de Euangeliefche Gefchiedenis zoo misvormd geleerd is , en ik zou bynaa zeggen zoo averechtfeh is voorgedraagen, dien zal het zekerlyk eenige moeite kosten , eer hy zich van deeze fchilderyen ontflaan , en zyn nieuw Testament maar weder met een gezond verftand leezen kan. Doch voor deeze moeite zal hy zich dan ryklyk betaald vmden , wanneer hy nu zynen Heiland beter leert kennen , en thans in zeker opzicht een Aanhoorder van Zyne Redevoeringen , en een Refchouwer van Zyne Daaden word. — Wy koomen nu op Zyne Lotgevallen; dat derde gewichtige ftuk , het geen eeneu Leezer dei- Euangelien voorkoomt. 2 Die  xx VOORREDE. Die de Euangeiifche Gefchiedenis met eigene oogen leest, die moet fpoedig zien , dat hec zeer onbepaald en niet zoo vplftrekt waar is, wanneer men zegt, dat de Zedenleer van den Heiland noch héc eenige is , het geen men heden ten dage uit dezelve te leeren hebbe ; dat Zyne daaden ten hoogfte voor gewichtig zyn te houden , als middelen voegende voor die tyden , om aan Zyne voorflxllen kracht by te zetten , en dat het overige, hec geen van Zyne lotgevallen verhaald word, enkel een bepaald en Nationaal gewicht heeft; maar Zyne Leer daar tegen alleen een onbepaald en algemeen gewicht enz. My dunkt, die ooit de Euangeiifche Gefchiedenis met aandacht heeft geleezen, kan dit niet zo onbepaald zeggen. Want, zo men ooit uit den Inbond en febikkinge van een gefchrifc tot deszelven oogmerk mag befluiten , dan zal men ook reeds daaruic, dat de eigentlyke leeringen van Jezus flechts een gedeelte, maar de daaden en lotgevallen van den Lleiland daarentegen een ander , even zoo groot, of nóch grooter gedeelte van deeze Gefchiedenis uitmaaken (?Oj met reden kunnen b> (b) Men zou, wel is wa.tr, kunnen zeggen, dat de natuur van eene Levensbefchryving, byzonder van eenen grooten Leeraar, van zeiven mede brengt, dat ook zoo veel, als mogelyk is, van Zyne lotgevallen of ontmoetingen daarin moet gevonden worden ; en dat, onaangezien dit, Zyne leer hetgewichtigfteen voornaamfle blyft; dat derhalven de gefchiedenis van Jezus hier in niets byzonders hebbe; dat het om de Leere te doen ïs , en dat het geen van Zyne Lotgevallen opgetekend is ,  VOORREDE. xxi befluiten, dat haar oogmerk niet alleen daar heenen liep, dat zy ons van de Godsdienftige en Zedelyke Grondltellingen van den Heiland , maar even zeer ook van de daaden Zyner macht en goedheid, en dan ook van den loop Zyner Lotgevallen bericht zou geeven. En , zo wy ter vooren niet gedoold 'hebben, toen wy het oogmerk der befchryvinge van de Euangeiifche Gefchiedenisfe hebben gefteld te weezen: „ dat zy ons den Perfoon van Jezus, naar s, alles, wat dezelve ten beste van Zyne Natie en .„ van het menfehlyke geflacht geleerd , gedaan en „ ondervonden hebbe. bekend zou maaken, en gej, wichtig doen voorkomen",- —■ dan moet reeds daaruit volgen , dat men noch niet alles uit deeze Gefchiedenis heeft getrokken, als men voor zich de .Zedenleer van Jezus daaruit verzameld heeft.; Men verzoekt zeer ernftig, dat men dit zeggen niet zoo verftaa, als of men den Leezer der Euangelie-gefchiedenisfe de Zedelyke onderrichting van den Heiland als minder gewichtig voorftellen, of wel is, verder géén gewicht voor ons hebbe, dan dat men daaruit zie , hoe onwaardig een lot deezen Leeraar hebbe getroffen , en hoe God eiudelyk aan Zyne onfchuld en vroomheid getuigenis hebbe gegeeven , enz. Dan deeze manier van voorftellen 'put de zaak pp verre na*, niet in het geheel uit. Een inziend oog , op den inhoud der Enangelien geflagen, moet elk eenen overtuigen , dat de gantfche reeks der Lotgevallen van den Heiland noch een eigen en uirneemend gewicht hebbe, met het Godlyke ontwerp, om het menfehlyke geflacht van de zon Je en den dood te verlosfeu , in de naauwfte verbintenisfe. Ik beroep my op het geene kort hier naa van den gantfehen reeks der leidingen , die Gód met Hem gehouden heeft , by wyze van uittrekfel , gezegd word.  xxii VOORREDE. we! geheel buiten het gezicht brengen wilde , gelyk misfchien van hen gedaan kan zyn, die de Euangeiifche Zedenleer zelfs als een overblyffel van de aftefchaffene Wet voorgefteld hebben , om eene kwalyk • begreepene leer des Geloofs te onderfteunen. Van deeze meeninge zyn wy zeer vreemd , en hoopen , dat de geheele manier , waar op de Euangeiifche Gefchiedenis van ons behandeld is , ons tegen dat vermoeden zal befchermen. Hec Zedelyke heeft men overal eerder getracht in hec oog ce doen lichten , dan te verbergen, Maar onze meening is deeze : naa eene kennis der Euangeiifche Gefclvedemfib federt veele jaaren,, houden wy hec voor eene befliste zaake : dat de daaden en lotgevallen van Jezus een even zoo weezenllyk gedeelte van de Euangelien, als Zyne Leer , uitmaaken , en dat het even zeer eigentlyk bet oogmerk geweest is , ons dezelven bekend te maaken. Even zoo min zouden wy het gaarne verftaan hebben , als of daarom de Lotgevallen van jezus buiten verband met Zyne Leere befchouwd mogten worden ,• want, zoo weinig als wy gc-Iooven, dat men van de Leeringen en Daaden van Jezus naar waarheid kan oordeelen , als men ze niet geduurig in derzelver betrekking op elkander , en op Zyne Lotgevallen befchouwe ,• even zoo min gelooven wy , dat die Leezer de Lotgevallen van Jezus in her. waare licht kan befchouwen, die ze buiten betrekking op Zyne Leeren en Daaden befchouwen wilde. Ingevolge van dien hoopen wy , dat de Leezer der Euangeiifche Gefchiedenisfe, de Lotgevallen van Jezus , zoo als die in dezelve befchreeven worden, met eene byzondere aandacht zal verwaardigen; dan zal  VOORREDE. xxiir zal hy in dezelve ook veel meerder vinden, dan hy by het ter loops overleezen deezer Gefchiedenisfe ooit te voren heeft aangetroffen. —— Juist deeze Lotgevallen van Jezus , in derzelver begin, voortgang en einde befchouwd , ftellen hem het Godlyke Koningryk in zyne waare geaartheid en bejlaan voor; zy maaken , te zamen genomen , dat uit, hetgeen de Apostelen, als de hoogfte openbaaring van de Godlyke Wysheid , niet genoeg kunnen bewonderen ; zy zyn , in opzichte tot de voordeelen , die het menfchlyk geflacht daarvan heeft, juist bet Koningryk van God (de Godlyke Regeering) zelf. Ik verzoek daar toe het volgende te overweegen. De geheele reeks van Gebeurtenisfen, dewelke • ons de Euangeiifche gefchiedenis laat overzien (o), kan men kortlyk ,zoo te zamen vatten : ■ ■ Een tO Dit Uittrekfel der Gefchiedenisfe van Jezus zal hier Hechts daar toe dienen , dat het den Leezer aantoone, van welken kant hy de Lotgevallen van Jezus moet befchouwen , en hoe zorgvuldig hy geduu' rig het (onaangezien alle tusfchen-gebeurtenisfen, en tusfehengevoegde leerzaame vernaaien, ) naauwkeurig ■uitgevoerd Plan en zamenhang der Euangeiifche Gefchiedenisfen moet in het oog houden, wanneer hy het geheel wil overzien. Het zyn niet enkel afgebrokene leerzaame fhikken , het geen ons deeze Gefchiedenis levert, maar het is een zamenhangend geheel. Daarvan , dat de Lotgevallen van Jezus deezen , en geenen anderen, loop neemen'; dat uit zoodanige beginfelen Zyner Levens-gefchiedenisfe van tyd tot tyd dat voortkoomt, het geen eindelyk Zyn affcheid van de .weereld zoo heerlyk , en Zynen invloed op het beste van het menfchhke genacht zoo duurzaam en onbepaald maakt ; daarvan hangt het geheele gewicht va.rj deeze gefchiedenis af. ** 4  xxiv VOORREDE. „ Een Perfoon , waarvan aan de Israëlitifche Natia „ federt lang de grootfte beloften waren gedaan , „ koómt op de weereld. Hy word reeds voor Zy„ ne geboorte als die groote Koning , wiens heer„ fchappy geen einüe neemen zou, verkondigd. — „ Hoe nu ? Hoedanig een Koning zal Jezus van „ Nazaretb worden ? Is het oogmerk van God „ met Hem , om aan de Israëlitifche Natie eenen „ Erfgenaam van Davids Throon te geeven , die „ haar van het juk der Romeinen bevreide ? — „ Of zal misfchien deeze heerfchappy zich over het „ menfehlyke geflacht, en tot verre aan geene zy„ de der grenspaalen van dit leven uitftrekken , en „ by gevolg een Koningryk zyn niet van deeze „ weereld , en nochtans in den eigentlykften zin „ eene Regeering, een regeering van verftandige „ Schepfelen tot hunne gelukzaligheid , door mid„ del van de bekwaamfte Wetten en fchikkinge ? „ Zal het een Monarchie worden , die haare On„ derdaanen alleen voor den korten tydkring van „ dit leven'gelukkig maakt? Of eene regeering, „ die de invoering van eene hoogere eindelooze 3, Gelukzaligheid ten doel heeft; maar juist daar„ om , om dat zy haare aanneemers tot eene toe„ koomende Gelukzaligheid opleid, en zich niet „ gelyk de weereldlyke regeeringen tot de verbe„ teringe van den tydlyken toeftand bepaalt, van „ den gemeenenhoop, aan hetzinnelykeverflaafd, „ zoo lang verworpen moet worden , tot dat het „ aardfche een einde neemt ? — Van hoedanigen „ aart dit langbeloofde Koningryk zy, zal my de 3, Gefchiedenis der Euangelisten leeren. Ik leeze „ daarin voort, ik vinde niets daarin, het geen de « eerfte verwachting, hoe zeer de Natie het hoofd „ daar  VOORREDE. xxv „ daar van vol hebbe , begunftigen zoude. De „ gebeurteniiïen van Jezus van Nazaretb neemen M zoodanigen keer, dac zy hoe langs hoe minder „ zulke Staats • omwentelingen, als 'er by de opj „ richtinge van een weereldlyk Koningryk gemeen, „ lyk vooraf gaan, doen verwachten. Het Kind , j „ dac onder zoo ongemeene, [en nochtans voor „ de weereld zoo weinig in het oog loopende , _) a, omftandigheeden op de weereld komt, word een , „ Man, die rondom reist en wéldoet. iNaa dat i „ Hy eerst lang onderden hoop Zyner Landslieden i „ niet meer gemerkt word, treed Hy nu hervoort, „ zekerlyk onder buitengewoone omftandigheeden, I „ maar nochtans geheel niet met dien toeftel, dei „ welke den verwachtwordenden Koning vergezel. „ len zou. Zyn uiterlyk voorkomen heefeniets » dat . de weereld voor Hem zou kunnen inneemen. Zyne | „ redenen vertoonen eenen hoogen en Godlyken i „ Geest, maar niet den Geest van eenen Verove„ raar en weereldlyken Alleenheerfcher , maar den , „ Geesc der Wysheid en des Verftands, des Raads j „ en der Sterkte , der Kennis en der Godsvrucht, i „ Zyne daaden draagen allen het zegel van eene „ waarlyk Godlyke macht en goedheid. Hy deelt „ leven en gezondheid uit, intusfehen dat Zyne „ Leer het verftand verlicht, en het hare tot God „ verheft. AI Zyn fpreeken en doen heeft zyne , ,, zichtbaarfte betrekking op God , met wien Hy „ zoo gemeenzaam , als de Zoon met den Vader., „ omgaat. Ik hoore geduurig den Zoon van den „ Vader fpreeken. Ik zie geduurig den Zoon den , „ last des Vaders volbrengen, en daaden verrich„ ten , die Hem niemand , dan de Vader , geleerd „ kan hebben. Üy dat alles kan ik in Zyne Lotge! * $ » val-  xxvt VOORREDE. vallen noch niets ontdekken , het geen my zou „doen vermoeden, datjezus gefchikt was, om „ een üardfch Monarch te worden. Aan den ande„ ren kant word ik gewaar, dat Zyne Natie al te zeer aan. het zinnelyke verkleefd, Zyne waare „ voorrechten veracht, en , om dat Hy de zinne„ lyken niet heeft , die zy zich van dien Koning 3) beloofde , nu duidelyk meent te zien , dat Hy ,, die perfoon niet kon weezen , denwelken God „ hun had beloofd. !k zie ook , welke andere re* „ denen tot haat en nyd tegen deezen Perfoon by „ de Grooten , en Schriftgeleerden, en Priesteren „ zich opdoen. Nu in zoo verre heeft de loop „ Zyner lotgevallen zeer veel gelykvormigs met de „ lotgevallen van zoo veele Wyzen en Rechtvaar„ digen. Ik zie Hem vervolgd en om het leven „ gebracht. De Beminde van God fterft, — als ,, een godlooze Slaaf en Oproermaaker. De „ Macht der boosheid behoud de overhand. ■ „ Als ik nu dacht, wiens leven een zoodanig einde „ neemt, die kan de Perfoon niet zyn ( noch wor- den ) , aan wien zich alle verftandige Schepfelen „ behooren te onderwerpen, dan zou ik mynEuan- gelie daar neder leggen, en denken , dat hetge„ volg in het geheel niet in het geringde aan den „ aanleg beantwoordde , dat het zelfs wederleide „ die verheevene beloften, onder welken Jezus by „ de Natie hervoort trad. Maar zoo denk ik niet; ik leeze voort, en koome tot eene gebeur„ tenisfe , die my eensflags zeer veel opheldert. Deeze onderdrukte Zoon van God leeft thans „ weder. Hy is van den dooden opgeftaan. Ik „ zie Hem weder met de Discipelen omgaan. Zy 3> hadden reeds de hoop laaten vallen, dat Hy, „ naa  VOORREDE. xxvii „ naa zoo ter dood gebracht te weezen, bewyzen „ zou de Man te zyn, die hun beloofd was. Maar „ Hy verklaart hun den loop Zyner Lotgevallen. „ Juist langs deezen weg, zegt Hy hun, dat God ,, Hem heeft willen verheerlyken ; dat Hem nu ai ,, het gefchapene is onderworpen; datHy teeeniger ,, tyd het menfehlyke geflacht zal oordeelen. Maar „ dat Hy op aarde niet langer zal blyven, om daar „ als zichtbaar Koning, te regeeren. DatHy toe „ den Vader gaat, en het des Vaders wil is, dat „ a! wie Hem naa zyn affcheiden van de aarde voor „ zynen Geliefden , en voor den Heer en Rechter „ der Weereld , erkent, en het zeggen zyner Ge„ zanten gelooft, dat God Hem door lyden heeft „ volkomen gemaakt ; en Hem tot eene waardig5, heid, die alle andere waardigheeden overtreft „ heeft verheeven ,• door deeze zelfde over- y> tuiging , in het Koningryk der Waarheid en Ge„ lukzaligheid geplaatst, tot kennisfe van God ge„ bracht, van Ongeloof en Boosheid gered , en „ reeds tot de Schaare der Gelukzaligen , die ver„ heugd moogen zyn wegens Zyne groote Open„ baaringe, die te wachten ftaat, ingelyfd is. On„ der deeze verzekeringen verlaat Jezus de Aarde. 3, Maar Hy verlaat ze niet zoo, dat men naader- „ hand niets meer van Hem gewaar word. ln „ eene voortzettinge van de Euangeiifche (ƒ>) Ge- jj lchie« (P) Tot de Euangelie-Gefchiedenis behoort naamlyk ais een weezentlyk deel de Voortzetting , die ons Lukas in de Apostel-Gefchiedenis levert. Men kon. dezelve het Tweede Deel der Euangelie-Gefchiedenisfe noemen ; dewelke dj Schryver ook op gelyk - foort'ge wyze , als de Gefchiedenis van Jezus, bearbeid heeft [en reeds in het Nederduitfch , by den Drukker deeaes uitgegeeven , het licht ziet].  xxvin VOORREDE. „ fchiedenisfe leeze ik weder even zoo veele groos, te Daaden en Onderneemingen , waartoe Hy af„ weezend of onzichtbaar medewerkt, als ik Hem „ te vooren , geduurende Zyn verblyf op Aarde, 9, zag verrichten. Ik zie Hem inderdaad regeeren ; „ dat is, ik zie handtastelyke Werkingen Zyner „ voorzorge voor de uitvoeringe van het Godlyke „ Ontwerp, waarvan Hy de Stichter Was ,• Schik„ kingen, Onderneemingen , tot dewelken Zyne „ Discipelen uit zich zeiven onvermoogend zou„ den geweest zyn , en waar by Zyne medewer„ kende Kracht en Wysheid , ( Zyn Geest,} het „ meeste, of alles, deed. Jezus word my derhal. „ ven daar niet uit het gezicht weggerukt, daar „ het verhaal van Zyn aardfche leven ophoud. Ik „ vinde , dat alles , wat naaderhand gefchied , en ,, zoo uitmuntend voegt aan Zyn Ontwerp , eis, gentlyk geduurig Zyn Werk is en blyfc. My „ word ook van de Getuigen Zyner Opftandinge „ verzekerd , dat het niet altyd by deeze beginfe„ len , of eerfte werkingen van Zyne Regeering , 5, zal blyven, maar dat dezelve zich hoe langs hoe „ volkomener zal openbaaren, tot dat zy aan het „ einde der dagen , wanneer Hy de groote fchei9, ding tusfchen het Menfehlyke Geflacht zal maa„ ken, zich over alle Schepfelen zal uieftrekken. „ Ik zie ook, dat reeds in deeze eerfte tyden allen, „ die dit geloofden, zich voor ten hoogfte geluks, kig hielden, en zich reeds bewust waren , dat „ zy geen gering deel hadden aan de gelukzalighe„ den van dit Godlyke Koningryk; naamlyk aan M de vreede der ziele, aan de gelukzaligheid vaa m Godlyke gevoelens, en aan de krachten der toes, koomende Weereld. " Wan-  VOORREDE. xxïïT; Wanneer dit een getrouwe aftekening is van den geheelen reeks der GebeurteniiTen, dewelken hec Euangelie ons voorlegt , dan vind men immers tuaarlyk in de Lotgevallen van Jezus, zoo als zy zich van tyd tot tyd ontwikkeld hebben , het waare Koningryk van God; — dat een zoodanig Perfoon , a!s Jezus was, naa eene zoodanige vernederinge en ter dood gebracht te zyn , zoo , dac Hem zulks onder den hoop van Booswichten fcheen te ftellen, van den Vader, dien Hy gehoorzaam geweest was tot in den dood, weder tot het 'even opgewekt, boven hec aardfche verheven, en openlyk voor dien verklaard word , aan wien God alles heeft onderworpen, en door wien Hy het Oordeel houden, en de Eeuwige Gelukzaligheid van hen die God eerbieden , toe (land brengen zal. . Ziet daar bet eigentlyke Koningryk van God en van Christus , zoo als zulks hec Euangelie voor oogen legt Qq). Doch ik ben op die maniere den Leezer der Euarrgelien vooruitgeloopen : en nochtans wilde ik hem alleen tot dat {landpunt brengen, van waar hy de Gefchiedenis van Jezus, en by voorraad, den gehee» len reeks Zyner lotgevallen, diende te befchouwen. Dan (?) Het is hier de plaats niet , om ons dieper m deeze befchouwing inte'aaten , en zoo wel de juistheid van dit voordel, als degewichtigeopiosfing, welke dezelve aan het geheele plan der Opcnbaaringe geeft, uit den verwonderenswaardigen reeks van fchikkingen, denwelken ons den loop der Bybelfche Gefchiedenis voor oogen legt, afteleiden. Het was alleen daarom te doen , dat de Leezer der Euangelien herinnerd wierd , dat hy op dezen reeks der lotgevallen of gebeunenisfen van Jezus geduurig een opmerkzaam oog "most flaan.  VOORRED E? Dan hy zal my gaarne dit ten goede houden , als hy bedenkt, dat hem dit oogpunt niet wel getoond kon worden , zonder hem midden jn de zaak zelve in te leiden. Wanneer hy door eigen naadenken tot de zaake komt, dan moet hem onze manier van voorftellen altoos noch zwak en gebrekkig voorkomen , inzonderheid , als hy den indruk daar tegen ftelt , dien het eigene (dat zoo zeldzaame eigene) leezen der Euangelien op zvn verftand en zyn har Gefprekken van Jezus met Petrm naa deeze Verfchyninge ( 3 ). Groote Verfchyning , in de tegenwoordigheid van zeer veele Discipelen , op eenen Berg, en Gefprekken over het Koningryk van God (4). Indrukfels van de eerfte geruchten der Opftandinge van Jezus op de gemoederen des Volks. CO Matth. XXVIII. vs. 16. (2) 1 Corinth. XV. vs. 7. (3) Joann. XXI. geheel. (4) Matth. XXVIII. vs. 17-20. Markus XVI, vs. 15-18. VIERDE  tt HARMONIE. VIERDE HOOFDSTUK, C Bladz. 398. ) Laatfte Verfchyning en Hemelvaart van onzen Heere. De Discipelen reizen, by aannaderinge van het Pinkfterfeesc, na Jeruzalem te rug. Jezus gaat met hen , naa het doen van eene belofte , dat Hy hun Zynen Geest mededeelen zoude , na Bethanien , in eene Landflreeke , aan of op den Olyfberg , van waar Hy , naa Zyne laatfte gefprekken met hen, hen zegent, en ten Hemel vaart ( 1 ). Twee Engelen vertroosten de Discipelen met de gedachten Zyner Wederkomfte ( 2 ). Zy keeren welvernoegd na Jeruzalem te rug ( 3 ). (O Mark. XVI. 19. Lukas XXIV. vs. 49.fr. Handel, der Apostelen I. vs. 4-9. Ci) Handel, der Apostelen I. vs. 10, ri. (3) Lukas XXIV. vs. ya. Handeling, der Apostelen I, vs. 12. GESCHIE-  Bladz. 237 GESCHIEDENIS DER DRIE LAATSTE JAAREN VAN JEZUS LEVER ELFDE BOEK, TOT DE BEGRAAFENISSE DES HEEREN. EERSTE HOOFDSTUK, Jezus Christus uitleiding ter dood. INHOUD» Tegenwoordige gesteldheid der zaaken nart, onzen Heere. Hy word den Romeinfchen Soldaaten ter dood-firaffe over gegeeven ( t;). Zyne uitleiding , waar by Hy van goedhartige menfchen beweend word (2). Het kruis word Hem van den hals genomen ( 3). 111. Deel. Q Twee  *38 LEVEN vam XI. boek. Twee Misdaadigen worden mede uitgeleid ( 4 ). Zoo als Hy op Golgotba koomt, geeft men hem Edik , dien Hy weigert ( 5 ). (O Matth. XXVII. vs. 3r. Markus XV. vs. 20. Joann. XIX. vs. 17. Ca)' Lukas XXIII. vs. 27-31. (3) Matth. XXVII. vs. 32. Markus XV. vs. 21. (4) Lukas XXUl. vs. 31. (5) Matth. XXVII. vs. 33, 34. Markus XV. vs. 22 en 23. Zoo hadden nu de Vyanden van Jezus zyn doodvonnis by Pilatus bewerkt, en het geen zy niet konden hoopen , dat naamlyk het Volk ook in zyne veroordeeling zou hemmen, dat was door middel van hunne onafgebrokene poogingen met de daad gevolgd. Nu was zyn ter dood brengen zeker. Nu was 'er géén opftand meer van de zyde des Volks te vreezen. Men had zelfs niet eens te duchten, dat zy , de Priesters en Leden van den Raad , eenen kwaaden naam daar van by de Natie hebben zouden : dewyl het hun gelukt was, noch deezen morgen eene zoo groote party op hunne zyde te winnen, en dezelve daar heenen te brengen, dat zy de veroordeeling van den zoogenaamden Mesfias niet alleen niet begeerde te beletten , maar zelfs daar op drong. En offchoon ook Jezus hier en daar noch Aanhangers had,  a. hoofdst. JEZUS. 239 had , van deezen kon men hoopen , dac zy , of nu zelfs van gedachten veranderen zouden , als zy dien zagen ter dood brengen , op wien zy hunne hoope gefteld hadden; of dat hunne party toch te zwak zou zyn , om de naadeelige indrukfels weg te neemen , welken het ter dood brengen van Jezus op de Natie zou moéten maaken. In der daad was nu de uiterlyke gedaante der zaake geheel in zyn naadeel , en verklaarde Hem , zo niec voor een Bedrieger , ten minften voor eenen dweepzieken Menfeh, die zich veel meer van zich verbeeldde , dan Hy in der daad was. „ Want hoe kan dat „ nu , moest een Jood denken , met Zyne en Zyner „ Discipelen verklaaringe, dat Hy de Mesfias ware, „ beftaan , daar Hem dit alles thans overkoomt ? Wat ook immer den Mesfias mag wedervaaren 4 God kan ten minften onmogelykgehengen, dat Hy veroordeeld en ter dood gebragt worde* Dit ftryd immers reebtftreeks tegen alles , wat men van dee» „ zen grooten Perfoon verwacht. Dit ftelt Hem niet alleen buiten ftaat, om de Natie den geringften ,, dienst meer te doen, ik laat ftaan om haar van hec „ Romeinfche juk te bevryden; maar het maakt Hem „ tot den hulp-behoeftigften van allen ; het plaatst „ Hem verre beneden den allerverachtften Israëliet ; en het is derhalven tevens een bewys, dat God „ Hem voor eenen valfchen Mesfias, en zyn onder- „ neeming voor godloos verklaare Wat „ blyft 'er overig , dan te belyden : Wy hebben oné „ van Hem laaten misleiden; het wyzere oordeel van „ onze Priesteren , die het bedrog reeds lang hadden „ begreepen , recht te doen, en in den fchoot def „ waare Kerke te rug te keeren"? Q t Zoo  240 LEVEN van , 33. boek. Zoo zal zekerlyk meenig Jood wel gedacht hebben , fchoon ik daar mede niet bedoele te zeggen , dat het verftandig geweest zy, zoo te denken. Daar was immers aan den anderen kant noch veel , dat ten zynen mor deele fprak, en een zoo overhaast oordeel afried ? Dan deeze gronden tot betere vermoedens waren van eenen ftilleren aart, zy konden alleen op een oplettend verftand , gelyk anderen op de verbeeldingskracht, eenigen indiuk maaken. „ Hy heeft nochtans ( kon en moest men ookden„ ken) zoo veele groote Godlyke daaden verricht. „ Hy is by alle deeze daaden zoo befcheiden „ geweest, en , daar Hy meermaalen by toejuichin„ gen des Volks, de eerzucbtigfte oogmerken gemak„ lyk had kunnen bereiken , heeft Hy dat nimmer„ meer gewild. Zyne leer en zyn leven zyn zoo onberispelyk, den grootften Propheet zoo waardig „ geweest. Hy heeft zoo veele proeven ge- geeven , dat Hy dit lot hadde kunnen ontwyken , „ zo Hy zulks gewild had. Hoe gemaklyk had Hy „ den Landvoogd, die zo genegen was om Hem los „ te laaten , geheel in zyne belangen kunnen over- „ haaien ? En boven dien, Hy heeft im- „ mers Zynen Discipelen voorzegd , dat het Hem „ op deeze wyze gaan zoude." Doch zooda¬ nige overdenkingen zal men eerst naderhand gemaakt hebben : tegenwoordig in deezen ftorm der geweldenaaryen liet men zich door het voorbeeld der Priesterfchap , en haare woeste verfmaadingen van zynen Perfoon, overfchreeuwen. Nu werd de toeftel tot Zyne ter dood - brenginge gemaakt. Jezus bevond zich in de handen van Romeinfche Soldaaten , die het doodvonnis aan Misdaa- digen  i. hoofdst. JEZUS. 241 digen moesten voltrekken. Juist die waren het, die Hem kort te voren zoo gruuwzaarn mishandeld hadden. Noch ftond Hy , als Pilatus het doodvonnis uicfprak , in de naagebootste Konings-kleeding daar; een gezicht, dat zo wel aan Jooden als Romeinen tot wildere befpottingen gelegenheid gaf. Maar nu , nu het van fpot ernsi wierd , en Pilatus zyn oogmerk , waarom hy Hem op die wyze had doen kleeden , in het geheel niet bereikt hadde , trokken zy Hem den purperen Mantel uit , namen Hem Staf en Kroone af, en lieten Hem weder zyne eigene kleederen aandoen. Naadien dit ter dood brengen van Jezus meerder een werk was der Jooden , dan van Pilatus , is 'er niet aan te twyfelen , of veelen van hen hebben zich met het uitleiden en kruifigen van onzen Heere ook bemoeid; en zyn niet enkel aanfchouwers daar by geweest , offchoon de Ronuinfche Soldaaten het meeste daar by te doen gehad hebben. Bovendien was 'er een Hoofdman gefteld , om over het kruifigen hec opzicht te hebben , een man van eene menfchelykere maniere van denken. Pilatus trok zich de zaak verder niet aan, hy ging in zyn Paleis, en Jezus werd van de plaatfe , daar de Rechtspleeging gehouden wierd , weg, door de ftraaten der Stad, na de Gerechtsplaatfe geleid. Anders werden Misdaadigen niet aanftonds naa het vellen van het vonnis ter dood gebracht ( a ) : maar by hoofd - misdaaden , gelyk die was, waar van men Jezus CO Dit bewyst Byn.ïus uit Joodfche Schriften. Q3  sj2 LEVEN van XI. boek. Jezus befchuldigde, vond eene uitzondering plaats, en gemerkt tot het ftraffen van zoodanige euveldaaden de Feest - tyd opzetlyk beftemd was , op dat zy voor bet verzamelde Volk eene opentlyke waarfchouwing mogte weezen , zoo werd hier het uitftel niec noodig geoordeeld ; ik zwyge , dat de Priesterfchap en den Raad het ook daarom niet raadzaam vonden , om de uitvoering van het dood - vonnis uit te ftellen , op dat niet het thans naar hunnen wille zich vleijcnde Volk , by meerdere overdenking , zyne gevoelens veranderen , of zyne Aanhangers by Pilatus noch zelfs eene begenadiging mogten bewerken. Zoo viel dan , tegen hun in den beginne gefmeede ontwerp, het ter dood brengen van jezus juist op den volkrykften Feesttyd voor. In - en Uitlandfche Jooden bevonden zich in eene verbaazende menigte binnen de Stad. En hoe talryk ook anders de Galileejcbe Jooden , onder welken Jezus de meeste Aanhangers had , op het Feest kwamen , zoo maakten zy echter , in vergelykinge met de overigen , uit naby en verre afgelegene Landftreeken zamengevloeide Jooden , flegts een klein aantal uit. Zy , die thans den meesten invloed hadden , en naadeelige geruchten van Jezus verfpreidden , waren meest Jeru-calemfche 'Jooden , en onder deezen voornaamlyk de Priesters, Raadsheeren en Pharizeeuwen. De Vreemdeling , die op het Feest was gekomen , geloofde alles , wat hy van deezen hoorde zeggen , en offchoon hy aan den anderen kant eenig goed van Jezus (&) Ook dit toonen de Uitleggers uit de Schriften der Jooden.  I. HOOFDST. JEZUS. 243 Jezus vernam , zoo maakte nochtans, het geen de Priesterfchap zeide , by hem den fterkften indruk. Het was wel niet ongewoon , Oproermaakers op hooge Feesten ter dood te brengen ; maar het was buitengewoon, eenen Man , om dat Hy zich aanmaatigde de Mesfias te weezen , veroordeeld te zien ; want men vind géén fpoor , dat vóór Jezus van Nazareth iemand zich voor den Mesfias heeft uitgegeeven, hoe veelen ook naaderband dat bedrog gefpeeld hebben. Dit geheele talryke Volk derhalven was op de zeldzaame gebeurtenifle van deezen dag oplettende. Het gerucht, dat heden de voorgegeevene Mesfias , Jezus van Nazaretb , gerechtlyk ter dood gebracht wierd , had zich fnel door de Stad verfpreid. Voor twee dagen had men Hem noch openlyk in den Tempel zien leeren ; voor vier of vyf dagen Zyne opent- lyke Intrede zien doen : En heden zou Hy ter dood gebracht worden ! De Feest - Offerhanden en Feest Maaltyden van deezen dag , weerhielden hen niet , om aanfehouwers hier van te zyn ; ten minften van Zyne uitleiding en kruifiginge (c), die zoo veel tyds niet wegnamen. Daar waren geheele fchaaren tegenwoordig. Gelyk in de Gefchiedenisfe van Jezus alles Voorzienigheid is, zoo is dezelve ook in deeze omftandigheid te bemerken. De Natie moest zyn ter dood brengen zien ! Waarom ? Buiten twyfel daarom, op dat Hy , die nu binnen kort a!s opgeftaan , als Mesfias , verkondigd zou worden , reeds by ieder eenen als een Man , die, om dat Hy zich de waardigheid van (c; Als zy niet voorhadden , om het einde daar van af te wachten. Q4  ?44 LEVEN van XI. boek» van Mesfias had aangemaatigd , ter dood gebracht Was, bekend zoude weezen; op. dat men dan zou kunnen zeggen : Hy, die wegens zyne verzekeringe, dat m Gods Zoon was, voor de oogen der iNatie opentlyk gekruifigd wierd , leeft , en God verklaart Hem door Zyne Opftandinge voor dat geene , waar voor Hy z,ch zeiven heeft uirgegeeven. Eene zoodanige verkondiging zou zekerlyk eenen ongelvk fterkeren indruk op de gemoederen moeten maaken , dan Wanneer Hy ( by voorbeeld) arglistig om herleven gebracht , ofte op eene niet zoo veel geiuchtsbaarende wyze ter dood gebracht ware. In zoodanig een geval zouden zy , die Zyne Opflanding en Wesfias»PP der Nade zouden hebben willen bekend vaalten , eerst van de maniere Zyns doods hebben moeten fpreeken , eerst , het geen in bet verborgene was voorgevallen , onder het oog der Natie hebben moeten brengen: en op die wyze zelve zou men zich nooit zoo fterk daar voor geinteresfeerd hebben , als nu , daar het eene zoo opentlyk gebeurde zaake betrof. Jaa , by aldien Jezus heimelyk was aan een kant geholpen , dan zou zelfs om die reden al ook Zyne Opftanding veel minder geloof hebben gevonden. Zoo openbaar derhalven als Zyne daaden gefchied waren ; zoo openbaar als Zyne leeringen waren voorgedraagen ; zoo openbaar als de misdaad , dewelke men Hem aantygde , het aanmaatigen der waardigheid van den Mesfias , bekend wierd ; even zoo openbaar moest ook Zyn ter dood brengen gefchieden (d). 00 Dan , C<0 Waarom integendeel de Opjianding niet openthk ge. wn,-^6'^3"1' allè^ d00r Setuigeniffcn be weezen moesc WOlden, daarvan zullen wy de redenen by brengen.  I. HOOFDST. JEZUS. 245 Dan , het naadenken van deeze Godlyke oogmerken by de omftandigheden van Zyn lyden, was toenmaals zelfs niet eens voor die betere en gevoelige zielen mogelyk, die Hem by Zyne uitleidinge beweenden. Deezen waren niet de Discipelen ; deezen koomen hier noch niet ten voorfchyn ( e) , één éénige uitgezonderd. Verftrooid , verlegen , door het bericht, dat Jezus nu van den Landvoogd veroordeeld was, en tot den kruisdood geleid wierd ; van hun ftel geraakt; van twyfelingen rondsom gevoerd ; welligt ook over hunne vreesachtigheid befchaamd , die hen thans in de tegenwoordigheid van die allen deed verdommen , tegen welken zy onlangs by Zyne Intrede luidkeels betuigd hadden , dat hun Meester de groote Zoon van David was; dwaalden zy rondom, en dorden zy hunnen , van Soldaaten omgeevenen , mishandelden Heer en Leermeester niet naderen. Zy verftaken zich onder den grooten hoop ; zy luisterden na geruchten , en daar deezen ten deele zoo fchandelyk , ten deele zoo verfchrikkelyk waren , vonden zy noch by zich zeiven , noch de een by den anderen troost. Zelfs een Petrus, die zyne misdaad zoo zeer betreurd had, koomt thans niet ten voorfchyn. De eenige , die zich nader - by waagt , is Joannes ; hy , die reeds geduurende Jezus verhoor voor het Sanhedrin , daar naaby geweest was. Van de Disc'pelinncn , die hier in tederer getrouwheid , en zelfs in onbefchroomdheid , de Discipelen overtroffen , zullen wy ter zyner plaatfe fpreeken. (e) Zy kwamen 'er niet naaby; doch zy hebben naaderhand , toen Hy aan het kruis hing, van verre toegezien, Lukas XXIII. vs. 49. ndvrn éi yw?n d*rw.  446* LEVEN van XLboeï. ken. Maar ook onder de Inwoonderesfen van Jeruzalem waren welmeenende goedhartige zielen die, byal wat van het Sanhedrin, de Priesterfchap! de 1 hanzeeuwen , ten naadeele van Jezus gefproken wierd, zich niet weerhouden konden, van Hem voor onfchuldig, jaa in betrekkinge tot Zyne leeringe en daaden , waar van ook Jeruzalem zoo veele proeven gezien had , voor meer dan onfchuldig te houden. Deezen , als zy Hem order Zynen zwaaren Kruisbalk , dien moest Hy naar gewoonte zelfs na buiten tot op de Gerechtsplaatfe fieepen , heen en weder waggelende zagen; als zy Hem, reeds door de voonge mishandelingen vermoeid , bedaard en Jydzaam , den Marteldood zagen te gemoet treeden hieven eene tedere jammerklacht aan. By eenigen kan het enkel medelyden , by anderen het naadenken over Zyne verdienden , en dit onwaardige lot ; misfchien ook wel de herinnering van weldaaden , die zy ofte de haaren aan Hem te danken hadden , deeze uitwerking gehad hebben. Niet anders, dan , gelyk zy by begraafenisfen van hunne waardfte Bloedverwanten en Vrienden , ofte hoogstgeachte Leeraaren gewoon waren te doen, volgden zy Hem weenende naa , en offchoon haare klagte een verwyt was van wreedheid tegen haare Overflen ; vooral , daar onder dezelven ook meenige dankbetuiging en mee- nige lof zich gemengd zal hebben , gaven zy zich echter geheel aan de droefheid van haare harten over, waar in dit gezicht haar dompelde. Zy behoefden zich daar over des te minder te fchaamen , gemerkt zelfs het voorbeeld van Pilatus Huisvrouw , en de pooging , die zy tot Zyne reddinge gedaan had, haar vrouwlyk klaagen rechtvaardigde. By  Ï.HOOFDST. JEZUS. 247 By al zyn lyden was Jezus niet zoo geheel met zich zeiven bezig', dat Hy niet deeze ftemme des medelydens in aanmerkinge nam. Zy roerde Hem. Maar (zegt Hy, terwyfHy zich na haar omkeert,) gy goede Dochters van Jeruzalem , gy hebt niet zoo zeer reden om over my, als om over u zeiven en over uwe Kinderen te weenen. (Het geen met my gebeurt, moet voor u en hen de onzaligfte gevolgen hebben.) Daar ftaan dagen te koomen, waarin men uw geflacht zal beklaagen , over dat, het geen zyn zegen is; en die gelukkigst pryzen , die nooit Kinderen gebaard en gezoogd hebben ; dagen , waar in angst en nood meenig eenen zal doen wenfchen , dac hy eerder onder inftortende bergen zyn graf vinden , eerder van heuvelen bedekt worden mogt, dan dat hy dat moest beleeven Moet het frisfche (fappige) hout zich zoo laaten verteeren, wat zal dan het dorre wedervaaren ? Dit zeide Hy , en ging Zynen weg na Zynen dood voort. Zoo treft Hem haar ongeluk fterker, dan Zyn eigen lyden. Van Zynen eigenen dood fpreekt Hy niet anders , dan in zoo verre dezelve voor deszelven oorzaaken de droevigfte gevolgen naa zich fleepte. Dit vreefelyke uitzicht verborg Hy den geenen , die Hem beweenden , niet, op dat zy zich reeds zouden gewennen , om aan het rampzalige lot te gedenken, het welke de Natie boven het hoofd hing. Dat Hy haar hier omtrent de oogen opende, was meer eene weldaad , dan grieven. Zoo dikmaals als zy zich naaderhand deeze woorden , die Hy , by Zyn gaan ter dood , had gefproken, herinnerden, en zich dan van , Zyne Discipelen lieten verhaalen , het geen Hy met hen uitvoeriger van het lot der Stad, des Tempels, en  248 LEVEN van XI. boek. en des gantfchen Staats had gefproken , zoo kon hen dit van tyd tot tyd in die gedeldheid brengen, in welke zy by de naaderende groote Staats - omkeeringen (Revolutien) zyn moesten, en maatregelen leeren neemen , die by de verwachtinge van den naaby zynden ondergang van hun Vaderland , de besten en de verftandigflen waren (ƒ_). Van zulke gedachten verre vervreemd, voerden Hem zyne Vyanden , als 'c ware , in triumph voort. Om zynen fmaad te vergrooten , werden twee tot dezelfde doodflxaffe veroordeelde Misdaadigen mede uitgeleid. _ Eene omdandigheid , die zekerlyk by eenen verftandigen Aanfchouwer niets het geringde tegen Hem bewyzen kon , maar in de oogen van het Gemeen Hem met deeze Misdaadigen gelyk (lelde. Niets kon Hem zoo zeer in een valfch licht voordellen , niets de ruwe gemoederen meerder tot wilden hoon verleiden, dan dit Contrast tusfchen de waardigheid van Koning , na welke men voorgaf dat Hy getracht had , en tusfchen dit gezelfchap van Boosdoeneren. De Priesterfchap had het voornaamlyk van de zyde des Nationaalen hoogmoeds tegen Hem trachten in te neemen , en men weet, dat de wraak nooit bitterer is, dan wanneer deeze hoogmoed zich met (ƒ) Wy zien ook in der daad fpooren , dat de Discipelen des Heeren , kort naa Zyne Hemelvaart , dergelyke maatregelen hebben genomen, die eene betrekking op dm groote Staatsverandering hadden , die zy alleen te ■voren geloofd hadden. Daar onder mag men tellen , dat zy zoo fpoedig op de gedachten zyn gekomen, om hunne buizen en onroerenie goederen te verkoopen, van welken zy voorzagen , dat dezelven nu binnen kort een zeer onzeker eigendom zouden worden.  .HOOFDST. JEZUS. 245 met den Religie - yver vereenigt, om iemand te onderdrukken. Zy, die voor eenen Mesfias naar hunnen zin het leven gewaagd zouden hebben , dachten nu den hoon, die hun daar door werd aangedaan , dac deeze Nazarener (taande hield hun Mesfias te weezen , niet beter te kunnen wreeken , dan wanneer zy Hem met Booswichten in den zelfden rang plaatsten. Het is waarfchynlyk aan de menfchlykbeid van den Hoofdman , die de vier Romeinfche Soldaaten by de kruifiging aanvoerde, toe te fchryven , dat Jezus den zwaaren paal niet , gelyk anders gebruiklyk was , tot op de Gerechtsplaats toe voortfleepen moest. Hy bemerkte, datjezus, van het lange waaken, heen en weder leiden, en mishandelen, vermoeid, bynaa onder den last bezweek ; hy bediende zich van zyn gezach , om den eerften fterken man , dien hy op den weg aantrof, te beveelen , Hem het kruis af te neemen , en het Hem naa te draagen. Als de Gerechtsplaats , gelyk men meent, een Heuvel was (g)> dan zou Jezus, by het naa buiten fleepen vanhetkruis, noch meer Zyne krachten hebben moeten infpannen , en zich zeiven afmatten. Voor eenen man , noch niet door den arbeid van den dag vermoeid , was hec geen zeer groote last ( b). Hy trof eenen zekeren Sunon (g) Het is noch niet beflist, dat Golgotba een Heuvel geweest is. (b~) Het was ook geen zeer grooten hoon ; want als deeze Hoofdman zelf, en z>ne Soldaaten , zich met het ter dood brengen moesten bemoeijen , dan kon ook wel een gemeen Jood , zonder zich daar door gehoond te rekenen , een hand uitfteeken , en het Kruis na boven draagen ; men moet de zaak niet al te zeer naar onze hedendaagfche zeden beoordeelen.  2 Hy bid voor zyne Vyanden om vergeeving ( 2 ). Verdeeling zyner Kleederen ( 3 ). Op/chrift ( 4 ). Hy word van de Overpriesteren en Schriftgeleerden befpot, van anderen bejcbimpt (5). CO Matth. XXVII. vs. 35-38- Mark. XV. vs. 25. Lukas XXlll. vs. 33. Joann. XIX. vs. 18. C2) Lukas XXlll. vs. 34. C3) Matth. XXVII. vs. 35. Markus XV. vs. 24. Lukas XXlll. vs. 34. Joann. XIX. vs. 23, 24. C4) _ . _ . _ vers 37. Markus XV. vers 26. Lukas XXlll. vs. 38. Joann. XIX. vs. 19, 20. (S) vs. 30-44. Mark. XV. 29-32. Lukas XXlll. vs. 35-37. Nu  «. H00FDS.T. 'JEZUS. 355 Nu was het kruis vastgemaakt ( m ) , Jezus was ontkleed (n) , en aan hetzelve opgeheeven , eerst werden Hem de handen aan beide einden van den dwarsbalk , en dan niet verre van den grond de voeten aan den flam, ieder afzonderlyk , vastgefpykerd (oj. Zoo lydzaam, als Hy by het verhoor en de uitleiding geweest was, liet Hy dit alles zich aandoen ; dit alleen hoorde men Hem verflaanbaar zeggen: Vader ! vergeef het hun , want zy weeten met, wat zy doen ! De Misdaadigen werden ook gekruist; maar Zyn kruis werd opzetlyk in het midden geplaatst. De eene hing aan Zyne regte, de andere aan Zyne linker zyde. Zoo fcheen Hy onder de Oproermaakeren de grootfte te weezen. Zelfs gééne omftandigheid word vergeeten , die Hem fmaadheid aanbrengen kon. (m) Men heeft hier Byn^eus gevolgd. O) En wel , naar alle waarfchynlykheid , geheel. (0) Het lichaam rustte op een midden op den ftatn vastgemaakt hout , QSedilis exceffum noemt het Tehtohuaan ) zo men zoodanig een plaatfing rust kan noemen. Het diende om het lighaam overeinde te houden. R a  45rf LEVEN VAN XI.BOEK. Zoo zyn wy dan in de gefchiedenis van Jezus tot een punt gekoomen , het welke verdient, dat wy daar by dille ftaan. Wy moeten op het voorgaande te rug zien , wanneer wy hier iets meerder, dan raazerny der menfchen , en ook meer, dan lydende onfchuld , als wy Gods werk daar in zien willen ; dat zelfde werk , waar toe zoo veel toeftels van tyd tot tyd den weg moest baanen , en het welke het onverklaarbaarde raadfel van de weereld zou weezen , als niet kort daar op de Op/landing met haare gevolgen den fleutel daar op gegeeven hadde De reeds by Zyne geboorte voor den grooten Koning van Israël , den toekomenden Bezitter van Davids Throon verklaarde (p) , Jezus van Nazaretb ; deeze federt drie jaaren zoo beroemde Propheet en Wonderdoender , en , volgens zyne eigene belydenhTe, Zoon des Merhoogden, en Mesfias, word aan bel kruis opgehangen. By alle zyne tot hier toe geduurde nederigheid zou Hy noch eerder voor den Mesfias te erkennen geweest zyn; daar vertoonden zich toch geduurig noch fpooren van grootheid, van Godlyke zending/ Maar hier verdwynen alle deeze fpooren. Hy lyd het lot van Misdaadigers ; Hy , die heden noch gezegd had: Ik ben het , dien gylieden verwacht ! Is dat niet eene wederlegging van zoodanige aanmaatigingen ? In der daad , die zyne gedachten binnen de paaien van dit leven beperkt, wie de hefiemming van den Mesfias daar in dek ,, waar in de Jooden haar delden , die kan hier géénen i Mesfias meer zien maar moet zich het geval zoo < voordellen , als wanneer iemand , die na Koeinglyke i heerfchappye dong , het zy, dat hy door dweeperye i zichi (!>) Lukas I. vers js, 33-  z. iioofdst. JEZUS. 257 zich zeiven , of uit arglistigheid anderen bedroog, de ftraf-van Hoog-verraad moet lyden. Maar zoodanig iemand moet dan ook de geheele gefchiedenis tot hier toe bv uitneemendheid zonderling en zeldzaam vinden. Wie daarentegen reeds zoo veel heeft begreepen , dat God by de zendinge van deezen Perfoon Zyn oogmerk verder zou kunnen gericht hebben , dan op den aardfehen toeftand der Natie ; die zou , wanneer hy voor de eerfte reize de gefchiedenis van Zyn ter dood brengen las, (zelfs zonder van eene Opftandinge des Gekruisten iets te weeten ,) wel reeds by voorraad op het vermoeden komen , dat dit lot van den Gezant en Zoon der Godheid toch wel beftaan kon met het geene 'er groots van Hem beloofd was geworden ; dat Gods Wysheid opzetlyk de zaak zoo zou hebben kunnen bellieren , op dat zy Hem in eene geheel nieuwe en waare grootheid vertoonde , die juist , om dat Hy de valfche , kwalyk- begreepene grootheid niet had , waarin men den Mesfias verwachtte , verworpen , en voor eenen Bedrieger gehouden wierd. Hy kon denken : dit treft deezen Perfoon zekerlyk tegen alle verwachting van hen , die genegen waren om Hem voor den Mesfias te houden; het geeft zynen Vyanden het fchynbaarfte voorwendfel , om te zeggen , Hy kan Gods Gunfteling niet zyn, dewyl het immers anders met Hem zoo verre niet zou gekomen weezen. Maar het is evenwel ook niet buiten voorbeeld , dat God iets laat gebeuren , het geen kortzichtigen menfchen dwaas voorkoomt; iets, dat juist tegen het oogmerk fchynt aanteloopen , het geen zy zich voor' gefteld hebben, en in der daad toch juist het oogmerk helpt bereiken. Gy Wysgeeren! weet gy gééne zoodanige voorbeelden ? R 3 Doch  25« LEVEN VAN ' XI. BOEK. Doch men kan alles niet wel zoo vernaaien , en zoo van de zaake fpreeken , als wanneer wy die voor de eerfte reize hoorden of lazen ; hoe nuttig het ook zyn zoude, als men deeze geheele gefchiedenis , met het oog van eenen Leezer , dien zy voor de eerfte reize in de handen komt , befchouwde ( q). Dan , zoo veel moeten wy op ons verkrygen , als wy in dit allergewichtigfte ftuk van de Euangeiifche Gefchiedenis licht hebben willen , dat wy ze thans alleen als gefchiedenis befchouwen , en voor dien tyd géén Leerftelfel 'er inmengen. Wy behoeven niet bekommerd te zyn , dat wy het gewichtige , het Godlyke der zaake verliezen zullen , als wy niet altyd , by de gefchiedeniffé , tevens eene Theorie van de Verlosfing in het oog houden ; want dit gewichtige , dit Godlyke , ligt toch al te zeer juist in de zaake zelve, in de gebeurtenisfen , dan dat men het by een opmerkzaam leezen van dezelve uit het oog zou kunnen verliezen. Voor wien de gefchiedenis van Jezus leven in het algemeen gewichtig is , voor dien kan gééne omftandigheid van Zyn lyden onverfchiilig zyn. Zoo als Hy (?) Ik bevinde altoos, dat de Euangeiifche gefchiedenis op my dan den fterkften indruk maakt, als ik my ftelle , als of ik ze voor de eerftemaal las. Dat veelen zoo weinig groots en aanmerkelyks daarin vinden , zal wel, onder anderen, ook daar van daan komen, om dat zy niet befluiten kunnen, om eene gefchiedenis op nieuw en als voor de eerftemaal te overdenken , die hun van hunne jeugd af bekend is. Maar zy maakt dan ook juist daarom dien indruk op ons niet, dien men van een opzetlyk overweegen van dezelve zou kunnen verwachten. Men zie de Verhandeling, hoe men de Euangelisten moet leezen , [dewelke by dit werk mede gedrukt zal worden, j  2. H0OFDSV. JEZUS. *59 Hy tegenwoordig naakt aan het kruis hing , eigenden Zyne Kruifigers zich de Hem uitgetrokkene kleederen toe. Zoo bragt het de gewoonte mede. Het waren vier Soldaaten ; deezen verdeelden eerst het Opperkleed , (den Mantel,) het welke zich gevoegelyk liet losmaaken, en de overige Hukken van zyne kleedinge. Elk bekwam een gelykmaatig gedeelte , als de ander. Over het Onderkleed , den Lyfrok , hec welk een zamenhangend weeffel uitmaakte , en niec gevoegelyk van een gefcheiden kon worden, wierpen zy het lot , wien het ten deel zou vallen. Omftandigheeden , die de Heilige Gefchied - ) Menig een Leezer zal zich hier wparfchynïyk eene bekende plaats uit Piato herinneren. III. Deel  LEVEN VAN XI. BOEK. het kruis zich zoo te gedraagen , dat de gedachte: i Dit is Gods Zoon J al eerder in den Hoofdman ware : opgekomen , en dan zoo veele uitjouwingen der Sol- : daaten waren agtergebleeven. Gemaklyk , om met J weinige woorden de droefenis en beklemdheid zyner; Aanhangeren tot zulk eenen trap van hitte aanteblaazen , dat zy niet meerder Zyn lyden zoo ftilzwygén- ] de zouden aangezien hebben , maar zich tegen dei fpotternyen verzet, of ten minften Zyne onfchuld ge- ■ tuigenis zouden hebben gegeeven. Maar dit behoorde thans niet tot zyn karakter en werk. Hy moest: den bitteren kelk geheel uitdrinken; en dan was de \ fmaadheid niet van Zyn lyden aftezonderen. Hy moest ook Jmaadheid leeren verachten ; niet alleen die laage van Soldaaten en van het gemeene Volk, maar 1 ook den daadlyken fchyn van bedrog, die zich tegenwoordig over Zyn voorgaande leven daar door, dat Hy zoodanig een einde nam , verfpreidde. Hy , die altoos, als het de eere der Godheid betrof, zich zoo ftandvastig tegen het vooroordeel en tegen alle valfche uitleggingen van Zyne daaden had verzet , liet thans eenen iegelyken , die het gaarne gelooven wilde , gelooven , dat hy eenen Misdaadiger en Bedrieger aan het kruishout zag hangen. DERDE  3» H00FDST. JEZUS. s^i DERDE HOOFDSTUK, Jezus fierft aan het Kruis. INHOUD. Joannes by het K> uis ( 1 ). Voorval met twee Misdaadigers (2). Jezus beveelt aan Joannes zyne Moeder (3). Bericht van de Jongeren , die de kruifiging gezien hebben ( 4 ). Duisternis ( 5 ). Laatfte woorden van Jezus , met eenige omftandisbeeden ( 6\ Jezus fterft (?> ^ ( t) Joannes XIX. (2) Lukas XXlll. vs. 39-43. (3) Joann. XIX. vs. 26, 27. (4) Matth. XXVII. s6. Mark. XV. 40, 41. Lukas XXlll. 49. Joann. XIX. 25. CO vs. 45. Markus XV. vs. 22, Lukas XXIII. vs. 44, 4f. 3 (6) - - . - . vs. 46-49. Markus XV. vs. 34-36. Joann. XIX. 28, 29. C?) vs. so. Markus XV. vs. 37, Lukas XXlll. 46. Joann. XIX. 30. S 3 v Ecu  S7» LEVEN VAN XI BOEK. Een Aanfchouwer van Jezus kruifiging , die, met een hart vol gevoel , en te gelyk met een opmerkend oog, het geen ook de kleindere om Handigheden niet ontglipten , daar by ftond ; zoodanig een zag daar niet alleen het grouwzaame van deeze ter dood brenging; de langzaame martelingen ; dat bloeden ; hy hoorde niet alleen die wilde uitjouwing der Soldaaten , des Volks , en der Priesteren ; hy zag en hoorde bovendien veele andere zaaken, die alleen voor dien zeer gewichtig zyn konden, die Hem zelfs nu noch in deeze allerverachtlykfie geftalte wist te waardeeren; daar het in tegendeel de opmerkzaamheid der overigen moest ontduiken. Zoodanig een Aanfchouwer was Joannes, zyn Discipel en Boezemvriend : hy , die Hem kort te voren in eene heerlykheid C w ) had gezien , die in ftaat moest weezen , om den naadeeligen indruk , welken het aan/tootiyke deezer terechtftelling op Zyne Aanhangeren kon maaken , tot tegenwicht te dienen , indien zelfs niet byzondere Vriendfchap met zynen Heere en Leermeester hem zoo naa tot by het kruis gebragt hadde. Eer ' (w) By de verheerlyking van Jezus opden berg; waar van het oogmerk juist geweest was , om de Discipelen by ai het aanftootlyke van Zyn uiterlyke aanzien , en van Zyn lyden , in het geloof, dat Hy nochtans de Mesfias was, te verfterken.  3. HOOFDST. JEZUS. 2?3 Eer ik meerder van hem zegge , moet ik eene juist van Hem ( x) gemerkte omltandigheid gedenken , die ons den Heiland zelfs aan het kruis , in Zyne menfchlievendheid en zucht om te helpen , vertooat. Hy hing tusfchen twee IVJisdaadigers. By alle hunne eigene fmarten moesten toch eindelyk deezen ook op het geen 'er met Jezus gebeurde , en het zeggen der Omllanderen, opmerkzaam worden. Zy zelfs werden van de Aanfchouweren vergeeten, zoo geheel was de oplettendheid , op den eenigen , die in het midden hing , gericht. Zy hoorden Hem van de Omftanders en de Soldaaten Mesfias noemen ; en zoo zy voor deezen zelfs niets van Hem geweeten hebben , konden zy evenwel reeds uit deeze fpotreden , en uic het geen 'er boven Zyn hoofd gefchreeven was, ligt opmaaken , dat Hy deeze ftraf, om dat Hy zich de waardigheid van den Mesfias had aangemaatigd, ondergaan moest. Dan het is veel waarfchynlyker ( y ), dat zy te voren reeds iets van Hem geweeten hebben; vooral , daar Zyne daaden zo veel opziens in het land gemaakt hadden , en naauwlyks iemand onder hec gemeene Volk was, die Hem niec van Perfoon , ten min- (x) Het verhaal , van het geene 'er met de twee Misdaadigers is voorgevallen , is alleen by Lu>ws te vinden , echter moet dat op het mondelinge bericht van eenen Ooggetuigen , die zeer na daar by geweest is , rusten En die moet wel Joannes weezen. Maar deeze kon het des nkttegenftaande , gelyk zo veele andere omftandigheeden , die hy als bekend veronderftelde , in zyn verhaal o\ ei flaan. (5O Jaa van den eenen zouden wy wel mogen zeggen zekerlyk , wantft geen hy tot Jezus zegt, ondtrftelt toch eene voorgaande kennis van zyn perfoon en daaden. §3  274 LEVEN iMi XI.EOTiic. minden by gerucht kende. Zy zullen dus wel ook van Zyne Wonderdaaden enz. veele zaaken hebbenvernomen. Nu was hec zekerlyk eene buitengevvoonfc orrdandigheid hunner terechtlklling , dat zy dien Man nevens zich gekruist zagen , die van veelen voor den Mesjias gehouden wierd : eene omitandigheid , die hun , voor dat zy aan het kruis hingen , ( als zy noch in de Gevangenisfe vernamen , dat Jezus mee hen in het zelfde geval kwam ,) zelfs eenige hoop van reddinge kon gegeeven hebben. Boven¬ dien , fcheen de misdaad , waar mede Hy wierd be- fchuldigd , met de hunne veel gelykvormigheids te hebben (2:). De ééne van deeze Misdaadigers dacht uit alles, wat 'er gebeurde , duidelyk te zien , dat deeze Mede • gekruiste een Bedrieger ware , een valfcb Mesfias, gevolglyk een veel grooter Booswicht dan zylieden. Kwaads wist hy niets van Hem , maar , de Mesfias moest immers niet alleen niets kwaads hebben bedreeven , maar behoorde zich en anderen ook voor het kruifigen te hebben bewaard. Bovendien behoorde hy tot die ruwe zielen, die daar in dat zy anderen onverdiende verwyten mogen doen, eepe verligting van hun eigen ongeluk zoeken. Jaa ! riep hy Hem met bitterheid toe, ( waarfchynlyk meer dan eene reize ,) als Gy de Mesfias zyt, help dan U zclven en ons ! —- Een zoodanig roepen van den Medegekruisten fcheen een gevoeliger befpotting , dan alles , wat anderen zeiden. Jezus antwoordde niets. De (2) Men zie in het Eerfte Hoofdftuk de omdandigheeden der uitleidinge.  HOOFDST. JEZUS. 275 De andere , van zagteren aart, en niet geneegen, om in zyn lyden , door het hoonen van eenen anderen , troost voor zich zeiven te zoeken , dacht, zoo veel als hem zyne fmarten toelieten , aan het geene hy van Jezus en Zyne groote daaden , misfchien ook van Zyne Reden , had gehoord ; hy vergeleek dat met het geen ook nu noch , by allen naadeeligen fchyn Zyner zaaken , in zyn voordeel pleitte , en Zyne onfchuld bewees. Nu kwam hem in gedachten , dat Hy in der daad de Mesfias was , die , naa zoo veele bewyzen Zvner hoogheid , om de belydenis daar van , ftierff Het te rug denken op zyn eigen leven, en dan op het aardfche leven in het algemeen, kon hem tegenwoordig in een oogenblik het iedele , nietige der verwachting van eenen enkel aardfchen Mesfias toonen : want nooit denkt men juister over de iedelbcid der aardfche ontwerpen en hoope , dan wanneer men onder fmarten en benaauwdheeden zyn einde nadert. Wat moest voor hem nu in de omftandigheden , waar in hy zich bevond , de verovering van de weereld zyn ! dit allergrootfte werk , dat men den Mesfias toefchreef ? Men neeme noch aan , dat hy van de leeringen des Heeren had gehoord , en van de hoope eenes toe- komftigen levens niet onkundig geweest is; • dan kon dit alles hem tegenwoordig wel boven de zinnelyke denkwyze van eenen Jood verheffen, en hem in dien Man , dien hy nevens zich zag hangen , den Mesfias doen kennen. Te onvrede op zynen Mede • Misdaadiger , die de fpotternyen der Soldaaten zoo laaghartig herhaalde, gaf hy hem tot verwyj: Hebt gy ook zoo weinig Godsdienst als deeze anderen? En nochtans, gy S 4 ziet  »7* LEVEN VAN XI. BOEK. ziet u in denzelfden elendigen toeftand , en behoor- de allerminst om fpotten te denken. En dan is noch immers-obj lyden rechtvaardig ; wy ontvangen •den loon, dien wy met onze daaden verdienden. —• Hy daarentegen, heeft nooit iets kwaads gedaan! t Heer ! (terwyl hy zich met zyn hoofd , zoo veel hem mogelyk was, na Jezus toekeerde,) wees myns gedachtig , als Gy uw Ryk in bezit neemt l Jaa hernam Jezus, heden noch zult gy met my hy de Gelukzaligen zyn ƒ En dit was niet de eenige proef, dat Hy aan het kruis niet alleen aan zich zeiven dacht, niet alleen Zyne fmarten gevoelde. Was Hy jegens den Misdaadigen zoo gevoelig , hoe moest Hem de verlaatene toeftand der Zynen aan het hart gaan ! Aan de Discipelen moet Hy in deeze allerbitterfte uuren meermaalen gedacht hebben, offchoon de minften tot het kruis gekomen waren ; jaa wy mogen wel denken , dat Hem de geheele Natie , het geheele menfehlyke gejlacht, —- tegenwoordig voor de oogen zweefde. Hoe kon Hy hetzelve vergeeten in die oogenblikken , als hy zich tot Heer , Verlosfer, en Rechter van het zelve door dit bittere lyden , als het ware , liet inwyden ? Medelyden met deszelven verval, grootmoedig befluit om door te zetten , het geen Hy tot best var, het zelve had op zich genomen , moesten van tyd tot tyd , zoo lang Hy in fmarten daar hing, m Zyne ziele opkomen. _ Maar ook nadere vertrouwde Voorwerpen hielden Zyn hart bezig. Allernaast by Zyn kruis ftont Joannes , Zyn geliefde Discipel:. 't fa waar , buiten ftaat, orrj Mem iets vercroostends en moedgeevends toe  3. HOOFDST. JEZUS. a77 toe te fpreeken , dewyl hy zelf troost en verfterking van geloof noodig had ; maar wiens aanzien echter in den Heiland de gedachten kon doen opkoomen : „ dat Hy niet te vergeeffch by de Natie had gear„ beid ; dat Hy evenwel nu ook noch in deeze diep„ fte vernedering Zyne Aanhangers had , die Hem „ getrouw bleeven ; dat juist deeze Discipel de leer „ van zynen Heer en Meester nu binnen kort in de .„ weereld zou uitbreiden, en veele menfchen tot God M en den Mesfias zou leiden, enz." --—- Nevens Joannes ftont Maria, Jezus Moeder ; de liefde van Zoon was in Hem niet uitgeblufcht, federt Hy , door hoogere bezigheden van haar afgeroepen , haar huis te Nazareth had verlaaten : 'c is waar , Hy leefde van dien tyd aan voor haar niet meerder , dan voor andere Israëlieten ; Hy kende gééne andere bloedverwantfcbap meer, dan die op gelykaartige gevoelens gebouwd ware : maar het dertigjaarige leven te Nazareth bleef Hem nochtans onvergeetbaar. Maria, die reeds in Zyne eerfte jeugd alles had overlegd en in haar hart vergeleeken , wat haar met opzicht tot deezen Zoon voorzegd ware, inzonderheid dat Simeon had gefproken : dat een Zwaard haar door de ziele zou dringen. Maria , Zyne Moeder ! Sedert die vroegere jaaren, dat zy Hem had opgevoed , en ook eens met fmarten gezogt, toen Hem hoogere bezigheeden riepen , had zy zich geduurig omtrent Hem , als Moeder, gedraagen , en Hem als haaren besten Zoon bemind. Groote moederlyke tederheid was het, dat zy zoo naa by het kruis ftond. Nu was zy eene bedaagde Weduw ! Reeds drie jaaren had Hy niet meer voor haar onderhoud gezorgd ; maar zy had toch , als zy Hem ie eeniger tyd op Zyne reize verzelde , haar onderhoud in de roilddaaS 5 dig-  27 8 LEVEN VAN XI, BOEK. digheid van zulken kunnen vinden , die Hem en Zyne Discipelen van voedfel voorzagen. Nu zou Hy niec langer, van haar en Zyne Discipelen vergezeld, rondom reizen. Zy liep gevaar om in armoede te geraaken. En al was dat zoo niet, zoo verdiende zy al om die reden troost en bezorging, om dat zy juisc nu het allerfmertiykfte gevoelde, dat een Moeder ondervinden kon , haaren Zoon , van wien haar verzekerd was , dat God Hem den Throon van Zynen Vader , David , zou geeven ; Hem , uit aanmer- kinge van welken zy gejuicht had , dat God de nede- rigen verhoogt; Dien zag zy nevens Misdaadi- gers aan het kruis hangen , en las in Zyn gezicht de imart van Zyne hngzaame pynen , offchoon Hy zich niec in klaagen liet hooren. Met een gezicht vol tederheids zeide Hy tot haar , sis zy van droefheid (torn aan Zyn kruis en de Discipel nevens haar ftond : Zie daar , Maria , uwen Zoon. Zyn oog wees op Joannes, die de Ipraak van vriendfchap en tederheid zoo wel verftond. Joannes zag Hem aan : Zie daar, Joannes , uwe Moeder , ( zeide Hy,) en wees met Zyne oogen op Maria. Maria verftond Hem ; zy wist, dat dit Zyne laatfte zorg was, dat Hy haar aan den Discipel aanbeveelt , dien Hy als Zynen Vriend bemir.de. Hy gaf haar deezen , in Zyne plaatfe , ten Zoon.. Voor Joannes was deezen wenk genoeg. Maria was hem reeds te voren , als Moeder van zynen Heer en Leermeester , eerwaardig. Hy had ook wel aanftpnds naa Zyne gevangenneeming aan haar gedacht , en zich haare zaak ter harte genomen. Nu, op deeze  3. hoofdst. JEZUS. 279 ze aanbeveeling , oefent hy aan haar den plicht van Zoon. Van deezen dag af nam hy ze in zyn huis (a). Hy zorgde voer haar ; zy bleef vermoedelyk by hem tot aan haaren dood ( b ). By Maria en Joannes waren noch andere vertrouwde Perfoonen , Maria van Magdala , eene van Zyne vertrouwdfte Discipelinnen. en Maria, de Vrouw van Alphaus QEkopas), de Zuster van Jezus. Moeder. Op eenigen afftand van deezen , ftonden, benevens andere Jongeren, die zich van hunne vlucht wederom by één verzameld hadden , de overige Vrouwsperfoonen , onder welken aanzienlyken en vermogenden waren. Deeze ftandvastige Discipelinnen van Jezus waren tot het Feest mede na Jeruzalem gereisd ; eenigen hadden het reeds lang voor plicht gehouden , dat zy Hem en bet gezelfchap met haar vermogen byftonden ; de onderrechting , die zy genooten , was haar van zoo veele waarde , als den Discipelen ; anderen waren Moeders of Vrouwen van eenigen onder dezelven ; by voorbeeld Salome , de Vrouw van Zcbedcens , de Moeder van Jacobus en Joannes. Dezelfde hoogachting, die haar reeds lang op alle gelegenheden had doen letten , daar zy van Jezus leeren , en Hem bedienen konden , had haar heden na Golgotha gebragt. Hoe fmertlyk dat gezicht was voor zoo tedere zielen ; hoe verachtlyke blikken zy van die geenen , die haar voor Discipelinnen van Jezus kenden , ondergaan moesten ; hoe wei- (a) 'Efs t« i?«c. Eenigen denken , dat hy te Jeruzalem een huis gehad heeft. (6) Dit kon des te eerder gefchieden, om dat Joannes noch eenen geruimen tyd daar naa te Jeruzalem bleef.  *8o LEVEN VAN XI. BOER, weinig troost zy nu by de Discipelen vonden , zelfs by eenen Petrus, die eerder een voorbeeld van ftandvastigheid van haar neemen , dan 'er haar een geeven kon * zag men haar toch opmerkzaam naa het kruis zien , vol angllige verwachting, hoe verre het Gods onmavorfchelyke leiding met haaren Heere en Vriend noch zou laaten komen. Kwam haar al eens in de gedachten , dat Hy voorzegd had, dat hec zoo zou moeten gebeuren , enz. zy konden'echter onmogelyk dit, en noch veel minder , het geen Hy 'er van Zyne Opftanding had bygevoegd , tegenwoordig zoo duidelyk, en in alle zyne kracht van ver- troostinge , voor hun verftand brengen. Zagen zy nevens haar op de Discipelen , dan hadden deezen noch eene byzondere reden , om verlegen en troostloos te weezen , wegens de verwyten , dewelken zy zich zeiven moeiten doen , van Hem verloochend of verlaaten te hebben. . Maar hoe meerder zy haaren , aan het kruis hangenden , geliefden Heere befchouwden, hoe meerder zy dat aan Hem zien moesten, het geen zelfs het oog van zyne Vyanden niet kon ontglippen : dat Hy naamlyk , by alle de fmaadheid , by alle de fmaiten van deeze foort van dood , noch niet het geringfte mistrouwen op de Godheid , jaa zelfs niet de minfte bevremding , dat Hem , den Mesfias, zulks overkwam , deed blyken. Hy leed , zoo als Hy geleefd hadde, met het oog geheel naa Godgericht. Die was oorzaak, dat Hy thans zich zeiven geheel bleef bezitten , en dat by alles , wat Hy aan het kruis fprak , Zyn Karakter even zoo duidelyk te zien was, als uit Zyn overige leeven. Ook  3- hoofdst. JEZUS. a8ï Ook kon dat iets tot vertroostinge van deeze Discipelen en Discipelinnen toebrengen , dat onder den hoop der Aanfchouweren zich ook menfchen bevonden , die het meer of min met hen hielden , en het zy uit menfchlykheid, of wel om dat hunne hoogachting voor Jezus. noch niet geheel uirgeblufcht was , in hunne fmarten deelden. Zoo kan 'er een Nicodemus , by voorbeeld, of Jojeph van Arimathcta , of iemand van dien aart tegenwoordig geweest zyn, die hun deed blyken, dat zyn gemoed niet minder getroffen was , dan het hunne. Dan , nu gebeurden 'er andere omflandigheden, die op de ruwe gemoederen eenen even zoo fterken indruk maakten , als de voorgemelde gevoelige gebeurtenisfen op die betere zielen. Jezus had reeds omtrent drie uuren aan het kruis gehangen; Zyne Vyanden waren reeds in't lasteren uitgeput •, Zyne Vrienden hadden reeds het allerafgryfelykfte gezien , als het op den middag over het geheele Land duister wierd ; en deeze duisternis duurde tot des naamiddags om drie uuren. Eene gebeurtenis , die des te meerder , om dat het Volle Maan was, en dus eene eigentlyke Zonsverduistering geheel niet te vermoeden was , en voornaamlyk , om dat zy juist op dien tyd , als Jezus aan het kruis hing, voorviel, eenen buitengemeenen indruk maakte. Welke ontroerenis moet zelfs de Geleerden en Wyzeren getroffen hebben , als zy zich dus in den loop hunner gedachten, die alleen Zynen fmaadlyken dood ten voorwerp hadden , en waar by zy alle twyfelingen , die 'er noch overig waren : „ of Hy niet mis„ Jcbien onfchuldig mogi weezen," reeds onderdrukt hadden,  kU LEVEN van XI. boek. hadden , plotfelings geftoord zagen. Zy , die onder anderen ook dac in Hem berispt hadden, dat Hy nooit eenig Wonderteken aan den Hemel , maar flechcs altoos Aardjchcn verrichtte, zagen thans juist iets zoodanigs , waar uit zy altoos , wanneer het vóór of by een gewichtig voorval gebeurde, zoo veel buitengewoons wisten te befluiten. Thans konden zy het niet als een waarteken van eene toekomftige gebeurtenis aanmerken ; maar het fcheen juist op dat Voortvcrp , dat zy voor zich zagen , te duiden. En als zy nu de duisternis van deeze zyde befchouwden , dan konden zy ook niets anders , naar hunne eigene denkbeelden , dan dezelve voor een teken van Gods misnoegen verklaaren. „ Gefteld , moesten zy ten minften denken, dat het Menfeh, dat hier „ aan het kruis hangt, de Geliefde van God was , „ waarvoor Hy zich zeiven heeft uitgegeeven ; welk „ een fterker teken zou de Godheid hebben kunnen „ geeven , dat zy afkeurde , het geen men Hem aandeed" ? De Priesterfchap , en de Leden van het Sanhedrin hadden nu zekerlyk meerder reden, dan anderen, om te fchrikken. Intusfchen , gemerkt zy zich te voren zelfs door de fterkfle redenen , om te vermoeden dac Hy onfchuldig ware , niet hadden laaten ontrusten , maar dachten zeker te weezen, dat Hy den dood verdiend hadde, zoo kon de ontroerenis over deeze plotslyke gebeurtenifTe by hen niet zoo groot zyn , als aan de andere zyde de bekommernis groot was , dat zulk een Wonderteken op den grooten hoop eenen indruk, voor Jezus zaak al te voordeelig , mogt maaken. Men twyfclt bovendien niet zoo ligt aan de rechtvaardigheid van een Vonnis, dat men in gezelfchap van /" zoo  3.H00FDST. JEZUS. 283 zoo veele geleerde en aanzienlyke Mede • rechters geveld heeft : vooral, wanneer eene zoodanige misdaad , als de Godslastering is , den Veroordeelden fchynt te drukken ; want , naadien men in dat geval zich verbeeld , dat men de eere van God heeft gewroken , zoo kan men niet zoo ligt toeftaan , dat de Godheid dat , het geen tot redding Uaarer ee- ïe gefchied is, zou kunnen afgekeurd hebben. JYlisfchien , dat zy ook hier zich van de uitvlucht, waar mede zy Zyne grootfte Wonderwerken verkleinden , bediend hebben : „ dat Tover • of Dcemonï- „ fche krachten daar by in het fpel waren ; dat „ deeze duisternis géén werk was van God, maar „ kwam van den Vorst der duistermsfe , enz." . Zoo dachten Zyne Vyanden ; Zyne Bloedverwanten , Discipelen en Vrienden daarentegen moeten in dit vreefelyke verfchynfel veel moedgeevends gevonden hebben. Jezus maakte zich deezen wenk der Godheid in het geringfte niet ten nutte, om den Aanfchouweren Zyne onfchuld , en de onrechtvaardigheid van hun gedrag te bewyzen. Géén enkel woord fprak Hy dat daartoe diende. En by die algemeene ont- roerenisfe moet toch noch meenig een op Hem gezien , en acht gegeeven hebben , hoe Hy zich daar by zou gedraagen. Uit het Euangeiifche ver¬ haal kan men befluiten , dat Hy geduurende de drie uuren van de Duisternisfe een diep ftilzwygén hebbe gehouden. Die verfchrikkende gebeurtenis was thans voorby, en Jezus had reeds zes uuren aan het kruis gehangen ; geduurig vermeerderden de fmarten , en geduurig  LEVEN van XI. boek, duurig verminderden de krachten. God! myn God! riep Hy nu met verheffing van ftemme , waarom hebt Gy my verlaaten ! De Lydens - Pfalm, die met deeze woorden begint , drukt doorgaande de gewaarwordingen van de diepfte fmarte, maar ook van het fterk- fte vertrouwen Zyner ziele op God uit. Veel Volks zal zekerlyk van tyd tot tyd heen gegaan weezen (O» nochtans waren 'er noch veele Aanfchouwers tegenwoordig. De fchrik van de Zonsverduistering was over. Men bemerkte , dat geduurende deeze drie uuren , Zyne krachten merkbaar by Hem waren afgenomen , en Hy zelf gaf het door een zwaK : My aorst! te kennen. Intusichen dat een Soldaat op eenen wenk des Hoofdmans heen loopt, om Hem iets om te drinken te haaien , houden eenige Jooden zich daar mede hoonende bezig , dat Hy , zoo zy zeiden , Elias had geroepen. Het Eloi, Eloi, ( myn God ,) werd van hen zoo kwalyk verftaan of verdraaid. Houd op , riepen zy , Hy roept Elias. Was dit enkel fpotterny, dan was zy de armhartigfte en de laagfte. Intusfchen dat de Soldaat, met eene fponfe , in Hechten azynigen Wyn gedoopt, op eene Hysjoop fteel geftoken, aankomt, om Hem denzelven aan den mond te brengen , riepen zy : Houd op , laat zien of Elias koome, om Hem van het kruis te neemen. De Soldaat voer voort in zyn werk , hy hield Hem de (O Ook uit fchrik wegens de duisternisfe.  3; nooFDsT. J E Z U S. 225 de fponfe aan den mond , en Jezus neemt den drank , hoe flecht die ook ware , tot zich. De eenige laafenis voor Zyn gemartelde lichaam. „ Het is volbracht"! hoorde men Hem nu zeggen, na dat Hy den drank na zich genomen had. Dit maakte, inzonderheid den nabyflaanden Discipel , oplettende. Nu gaf hy op alle Zyne beweegingen naauwkeurig acht, en fpoedig bemerkte hy , dat Hy zich tot fterven fchikte. Zoo vroeg aan het kruis te fterven , was iets buitengemeens , en geleek meer naar eenen vrywilligen , dan geweldigen , dood. En by eene zoo gezonde gefteidheid van lichaam was het noch ongewooner. Hy was immers anders in ftaat, om de grootfte ongemakken uitteharden. En het kruifigen bragt niet mede, dat iemand zoo fchielyk daar van ftierf. Maar Jezus had thans alles geleeden , wat Hy lyden moest. Het geen den Medegekruifigden wedervoer , om het einde van hun leeven te verhaasten, moest Hem niet overkoomen. Zyne Bloedverwanten, Vrienden en Vriendinnen die deeze zes uuren lang het vreefelyk gezicht van Zyn Lyden hadden uitgehouden , moesten nu ook Zyn Sterven aanfchouwen. Hoe weinig zy in den beginne hadden geloofd , dat Hem zoodanig iets overkoomen zoude , was het hun nu toch bynaa tot vertroostinge , te kunnen denken, dat Hy nu door Zynen dood uit Zyn lyden was verlost ; hoe veel ook hun denkbeeld van Mesfias daar by moest lv- III. Deel. T den.  486* L E y E N van XI.boek. den. Voor Zyne Moeder Maria ten minften was het verdraagelyker , Zynen dood te verneemen , dan Hem langer in pynen en fmaadheid aldaar te zien hangen. , Dan , het waren thans niet zoodanige gedachten , die Jezus in de laatfte oogenblikken van Zyn leeven vormde ; maar wat Hem bewoogen had, om dit alles te lyden ; alles had uitzicht op het beste van het menfchlyk geflacht, op den wil van Zynen Vader: dat was het nu alleen, dat Zyne ziel in deezen laatften ftap kon fterken. Met luider ftemme riep Hy: Vader l in uwe handen beveel ik mynen Geest ! Hy boog het hoofd, en ftierf. VIERDE  4. KOÖFDST. JEZUS. 2g7 VIERDE HOOFDSTUKa Begraafenis van Jezus. INHOUD. Wonderbaare Gebeurtenisfen by den dood van Jezus , en indruk , dien dezelven op de Aanfcbowweren maakten (i). Pilatus word verzogt, om den Gekruifigden de doodflraf te bekorten (2). Wat 'er by die gelegenheid met Jezut gebeurde ("3). Jozepb van Arhnathea verzoekt om het doode lighaam van Jezus, en bekoomt het (4). Hy neemt het zelve van het Kruis, en maakt met Nicodemus toeftel, om het te balfemen en te begraaven (5). De Galileefche Discipelinnen zien toe , C 1) Matth. XXVII. gr - 54. Mark. XV. 38, so. Lukas XXIU. vs. 45-. 47, 48. 39 (O Joann. XIX. vs. 31. (O - - - - vs. 31-37. (4) Matth. XXVII. j;, f8- Mark. XV. 42.45-. Lukas XXlll. yo- 52. Joann. XIX. 38. CS") ' - • - - T9,6o. MarkusXV.'vs. 46. Lukas XXIII. f3,f4» Joann.XIX.39.41. Ta (ö) Matth.  i88 LEVEN vis XT.auxtf. toe, en voorzien zich van Speceryen (6). Voorzorgen van den Raad . om een bedrog té verhoeden (7). (6) Matth. XXVII. vs. 61. Markus XV. vs. 47. Lukas XXIII. vs. SS 3 5<5. (7) - _ . - - vs. 61-66. Jezus was aan het kruis overleeden , en juist dat tydftip van Zynen dood was het, dat de buitengewoone omftandigheeden voorvielen , dewelken de Heilige Gefchiedfchryvers vermelden.- In der daad was Zyn fterven zelf het allerbuitengewoonfte. Dat een Man , als Jezus , van wien men tot op de laatfte dagen van Zyn leven de grootfte verwachtingen had , den dood van Misdaadiger ftierf, en op eenen tyd uit de weereld zoo geweldig wierd weggenomen, dat men dacht, dat Hy nu eerst de vruchten van Zyne daaden , die zoo veel verdienden, zou inoogften ; dat Hy ftierf, die zich noch heden voor den Raad en voor Pilatus voor den Godlyken Koning had verklaard ; dat was op zich zeiven reeds wonderbaar en niet te begrypen ; maar op de gemoederen van het Volk maakte dat eenen veel fterkeren indruk f het geen voor Zyn fterven vooraf ging, en onmiddelbaar op het zelve volgde. De voorgemelde Duisternis had algemeene ontroering verwekt. Nu werd  4. hoofüst. JEZUS. 289 werd het zelve noch grootlyks vermeerderd, als van den Tempel een gerucht kwam , dat het dichte dubbelde Voorhangfel (rf) , tusfchen het Heilige en Jl/erbeiligfle , tegen den tyd van het Avond • Offer , jukt toen de Heer Jezus aan het kruis ftierf, van zeiven , van boven na beneden, in twee ftukken was van één gereeten. Die voorval, mee hec oog van eenen Godsdienftigen Jood befchouwd , dien al hec buitengewoone , hec geen 'er in hec Heiligdom voorviel , een wenk was van de Godheid, en die nergens minder aan een toeval kon denken , dan in het geene eenige betrekking had op zyne Religie , duidde aan , dat hunnen Godsdienst eene groote verandering te wachten ftond , en dat het ftaatlyke der Offerhanden en byplechtigheden niet langer den dienst in geest en in waarheid zou hinderen , niet langer het waare Heiligdom als vermommen zou. Als zich , verhaalt de Joodfche Gefchiedfchryver (O, mec lang voor de laatfte belegeringe der Stad, de Poorten des Tempels des nachts plotslyk van zeiven openden , ( een in zeker opzicht gelykfoortig voorteken ,) hebben de Wyzeren het als eene voorbeduiding, dat nu deeze heilige Plaats voor Uitlanderen openftaan zou , uitgelegd. Zoo kon de gefcheurde Voorhang aanduiden , dat nu tot de betere openbaaringe van God door den Mesfias , voor elk eenen de toegang open ftond. En in der daad hield met den dood van Jezus het Nationaale , het bepaalde van hunnen Goesdiensc op : want nu lag alle hoop op aardfche (f) verlos- (O LlGHTFOOT , reland. (O Jozephus Joodfche Oorl. VII. Boek. 32. (ƒ) Deeze hoop was juist daarop gebouwd, dat zy zich by uitfluiting als het geliefde Volk befchouwden , T 3 e»  200 LEVEN VAN XI. BOEK. fing , op eenen Weereldlyken Mesfias , eensklaps in hec voeczand. Was Jezus inderdaad de Mesfias , en was Hy , niettegenflaande dat, gefiorven } dan verviel juist daar door al hec aardfche in hunne verwachtingen , al hec zinnelyke in hunnen Godsdienst, het geen immers flechts een fchaduwtrek van geenen beteren aanleg van Zyn niet aardfchKoningryk zyn moest; dan kon 'er van dat alies niets meer plaats vinden , wat zy zich, zoo lang dezelve onvolmaakte fchikking ftand hield , uit misduiding van dezelve , wegens den Mesfias beloofd hadden ; in tegendeel kwam dan , naa wegneeming van het Voorhangfel der zinnelykheid , het waare Koningryk van den Mesfias, het waare Allerheiligfle, ten voorfchyn Cg). Dan men overweege ook de ontfieltenis der Priesteren , by het zien van het geopende Allerheiligfle ! Niet flechts zagen zy zich in hunne rerrichtingen ge- ftoord i en dachten, dat de gelukzaligheid van hunne Natie het ïoofd-doelwit was van alle Gods fchikkingen. Gemerkt rm evenwel hun Mesfias, die deeze gelukzaligheid naar Hunne meening zoude bewerken, ftierf, zoo verviel immers eensklaps de grond tot deeze hoope op eene uitiluitende aardfche gelukzaligheid , en tevens ook dat alles in hun Religie-ftelfel , dat deeze hoope te beguuftigen fcheen. ö (£) Dat de Mesfias ftierf, bewees, dat alle hunne *oop op aardfche verlosfing ongegrond ware. Zoo lang als Uy leefde, kon deeze hoop noch eerder plaats gegeeven worden. Maar was Zyn leeven van de aarde weggenomen , dan verviel het voorhangfel der zinnelykheid , «Jat: altoos tot hier toe voor hen de waare gefteldheid van fyn Koningryk had verborgen. Derhalven kon naauwZltenA ™fta"d'ghe]d op den dood van Jezus beter pas en, dan het fcheuren van het Voorhansfel . hef welke het Allerheiligfte bedekte. UürnailSlu > ne£ w ei  4. HOOFDST. JEZUS. 291 ftoord; moesten het niet alleen voor eenen wenk van de Godheid houden , maar zy hadden boven dien van den indruk , dien het op het Volk, (byzonder op den Feesttyd , daar hec aantal zoo groot was,) maaken zou , te vreezen , dat het voor de gedachtenis van Jezus zelfs al te gunftig mogt weezen. Het was op het oogenblik van Zyn fterven gebeurd. Op het zelfde uur werd te Jeruzalem , en in da Landftreek daar om heenen , een fterke Aardbeeving befpeurd (A). Noch buitengewooner was het, dat ook de Muuren der Steenrotfen rondsom Jeruzalem (i) fcheurden , en van een fpleeten. Het fchynt een Uitwerkfel van de buitengewoone Aardbeeving geweest te zyn. In deeze wanden der Steenrotfen waren holten ukgehouwen , die tot Begraafplaatfen dienden. Voor deezen waren zwaare iïeenen gewenteld; maar ook zoodanige holen , zegt een Heilig Gefchiedfchryver, openden zich door de Aardbeeving, en herhaalt by deeze gelegenheid , het wonderbaare , dac naa Jezus opftanding is voorgevallen , hec geene wy ter zyner plaatfe bybrengen zullen. Het eene verfchrikkelyke Wonderteeken naa het andere, vergezelde den dood van den verworpenen Mesfias. Niets, dan iets zoo geweldigs en ontroerende , (6) Van deeze Aardbeeving, gelyk mede van deeze Duisternisfe , fpreeken ook de Heidenfche Schryvers. («) Straeo , Geogr. Boek XVI. noemt den grond rondom Jeruzalem zeer fteenrotfig. T4  *B«~ LEVE N' van XLboeic, rende , kon de Aénfchouwers op de gedachten brengen, dat deeze Gekruiste, en nu Doode, misfchien wel een grboter Perfoon mogt weezen , dan Zyne uitwendige gedaante vertoonde. Zoodanig iets alleen kon hen verfchrikken , en door den fchrik tegen de gebeurtenisfen voorbereiden , die nu ftonden te vol- Sen- zy Werden dus tegen hunnen wil op de gedachten gebracht, dac , onaangezien dit ter dood brengen , de Gefchiedenis van Jezus van Nazareth wel de gewichtigfle gevolgen kon hebben. En hoe veel aanziens moest dit niet ook naaderhand aan de anders zoo aanflootlyke gefchiedenisfe van Zyne terechtflellinge geeven , als nu de veele duizenden Uitheemfche Jooden, die op het Feest gekomen waren, naa hunne wederkomst in hunne verftheidene Landen , onder andere omftandigheden van Zynen dood, ook deezen verhaalden ; naamlyk die Duisternis, de Aardbeeving , het fcheuren van het Voorhangfel , enz. Zekerlyk moest dit zelfs menfchen op den dood van Jezus oplettende maaken , die de ftillerp en hartroerende omftandigheeden .van den zeiven piet ter harte genomen hadden. Op deezen .was, benevens de Discipelen en Discipelinnen , ook de Romeinfche Hoofdman , die de Soldaaten aanvoerde , benevens andere Omftanders opmerkzaam. Hy had waargenomen , hoe Jezus, ftraks naa dat Hy gezegd had : Vader , in uwe handen beveel ik mynen geest , aan het kruis was ge- ftorven ; zoo vroeg , onder zoo ongemee- pe omftandigheden, by zoo fterke bewyzen van /yne onfchuld; waar onder juist ook deeze laatfte woorden waren , die een zoo fterk vertrouwen op %?Qd by het afTchejden van deeze ziek vertoonden. Een  4. hoofdst. JEZUS. ap3 Een Man van verftand en hart, gelyk deeze Romein, vooral , wanneer reeds te vooren andere omftandigheden , inzonderheid het opentlyk handewasfchen van zynen Heer , den Landvoogd , hem de onfchuld van deezen Lyder ten hoogften waarfchynlyk maakten , kon He-m niet anders , dan voor eenen Rechtvaardigen , onfchuldig Vervolgden , aanzien. De denkbeelden zyner eigene Natie nopens zedelyke fchoonheid waren niet zoo duister, dat zy hem hier niet mee zekerheid zouden hebben kunnen leiden , offchoon hy al weinig van de Propheetifche Schriften * en van het geen Jezus met dezelven overéénftemmigs hadde, mag geweeten hebben. Hy had nochtans gehoord , dat Jezus zich voor eenen Gods Zoon had uirgegeeven. Wat hy nu ook groots by deeze uitdrukkinge mogt denken, (verftaan kon hy zekerlyk dezelve niet, niet in de Joodfche , ik laat ftaan in de Christlyke betekenisfe ,) zoo vond hy echter den Gekruisten deezen eernaam waardig. Hy vond zelfs veel meerder in Hem , dan de Jood , door zyne verval fch te denkbeelden nopens den Mesfias verblind. In der daad, riep de Hoofdman, de Man is een Rechtvaardige ; Hy is Gods Zoon ƒ Hy gaf der waarheid noch fterker getuigenis ( *) , dan zyn Heer , die voor eenige uuren zeide : Ik wit géén deel aan den dood van deezen Rechtvaardigen hebben , en Hem ter dood veroordeelde. Menfchlyker heeft wel niemand van de Aanfchouweren der kruifiging gedacht en gefproken , dan deeze Man. Het is waare tevrede ■ ftelling voor eiken weidenkenden Leezer der Euangelie - gefchiedenisfe , als EuaneebstS ^ Gpd£ A° ^ gegeevcn>" zeSSen Eene omftandigheid, die de Priesters, die bekommerd waren , dac 'er by zoodanige terechtftellingen toch niets ftrydigs met de heiligheid der Feestviering gebeurde , bewoog , dat zy, toen Jezus aan het kruis noch leefde , (of, ten minften, eer zy wisten, dat Hy geftorven was , ) by Pilatus verzochten , dat hy den Gekruisten het leven geliefde te doen verkorten, en voor het eindigen van den dag hunne lighaamen aan een kant te doen helpen. Morgen was het Sabbath ; nu juist een des te heiliger dag , om dat dezelve verbindtenis met het Feest had , en onder anderen met het aanbieden van de eerfte Vruchten van den Oogst gevierd moest worden. En heden was het de Voorbereidings - tyd , waarin de bezigheeden , die niet op den Sabbath overgebracht mogten worden , gedaan , en andere fchikkingen gemaakt werden. Het zou tegens de heiligheid van deezen dag geftreeden hebben , als Misdaadigen , levendig of dood , aan hec kruis waren blyven hangen ; dit gezicht zou des veel te wanvoegelyker geweest zyn gemerkt, volgens de (/ ) Jozephus verhaalt in zyne Levensbtfcbryving , dat hy op zekeren dag juist daar was gekoomen , dat drie van zyne Bekenden onder de Gevangenen aan het kruis hingen , en noch leefden , dat hy door zyne voorfpr?ake by Titus had verkreegen , dat hy ze had laaten afneemen; dat vervolgens twee van dezelven onder dë handen der Artfen waren geftorven , maar één daar van het leven had behouden.  203 LEVEN VAN XI. BOEK. de Wet, ook op andere tyden het lighaam van Opgehangenen moest afgenomen worden. De Romeinfche Regeering fchikte zich in zoodanige gevallen naar de Landsgebruiken. Pilatus veroorloofde den Gekruisten de beenen te breeken , en hunne lighaamen van het kruis af te neemen. Dit beenbreeken , (anders eene byzondere doodflraf,) was zoo pynlyk , als de kruifiging zelve. Hier diende hec, om de geenen , die noch dagen lang aan het kruis konden geleefd hebben , hunnen dood te verhaasten ; eene korte , maar des te wreedere pyn. De Soldaac brak eersc de beenen met eene knodfe ; dan werd de flag ook aan die deelen des lighaams toegebragc, daar een zoodanige flag den Lyder doodt. Dit gebeurde den Misdaadigen. Met Jezus zou het zelfde gebeuren , maar Zyn bleek neerhangende hoofd, en dac Hy zoo roerloos hing , toonde , dat Hy reeds was geftorven. De Hoofdman had zelf het oogenblik van Zynen dood bemerkt. Dan, naadien een zoo fpoedig ademloos worden iets zeldzaams was , en van eenigen voor eene bezwyming kon aangezien worden ; en om aan het bevel te voldoen , dat eene gewelddaadige verkorting van Zyn leven eifchtte , werd 'er goedgevonden , dat de Soldaat Hem eenen fteek in de zyde zou geeven , op dat, als 'er noch leven in Hem was , Zyn dood onfeilbaar zou volgen. De fteek ging diep. Men zag bloed en water uit de wonde vloeijen ; een teken , dat hec Hare gewond , en derhalven de fteek doodlyk geweesc was. ueeze omitancugneici bemerkte de naast by het kruis ftaande Discipel , die hec met recht aan eene byzondere voorzienigheid toefchryft, dat aan het lighaam van den Heiland , dat zoo fpoedig herleeven zou , de beenen niet gebrooken , en, onaangezien dat, iets  4.H00FDST. JEZUS. 2Qa iets gedaan wierd , het geen Zynen dood even zoo zeker zou hebben moeten veroorzaaken , als of Hem de beenen gebrooken waren. m Nu moesten de lighaamen afgenomen worden De Discipelen en Discipelinnen konden niet anders verwachten , dan dat Hy met de Misdaadige The vit l0t Z0UATheb,ben 5 want bezwaarlyk hadden » van het geen Nicodemus en Jozeph gedaan hadden^ eenig medeweeten Tyd en omftandigheden veroor' loofden niet , zich met hen te beraaden , hoe de fmaad van het doode lighaam kon afgekeerd worden en de arme Galileefche Discipelen wisten zekSyk 1-' thans mets ter zaake dienftig , te raaden. D n de Voorzienigheid had ook hier voor gezorgd. Geduu rende dat de Misdaadigers afgemaakt wLden , had een vroome aanzienlyke , gegoede Jood, Jozeib d.e te Jeruzalem woonde, van Arimath^a (Ramlh) geboort.g, een Raadsheer, het befluit genomen dat een bewys is van zyne groote hoogachtinge vo0 t zus , offchoon zyn naam in de Euangeiifche Gefchiedenisfe noch nooit is voorgekoomen. Hy hadI den heunametyH h°°gaChtinS - en "n het g" heim met Hem en met hec Gezelfchap ommegang gehad; ten minften zoo dikmaals, als Jezus op S Feesten was gekomen. De vreeze va„5 hef on genoegen zyner Medeleden des Raads ovTden halï de Smaakc ^ 7 ï' ^ f*"*"*' agterhouden! de gemaakt. Zulke geheime Aanhanger? had Tezu< er meerder. Te Jeruzalem was het in der daad voor eenen aanzienlyken Man , die daar woonde laa°rf lyker dan voor de onbekende Galileërs, dieSL van tyd tot tyd aldaar kwamen , voor eenen A nhan ger desgehaaten Galileërs gehouden te worden Jezus t  300 LEVEN van XI. boek. Jezus , die vooruit zag, dat deeze béfchroomdheid van zelve zou wyken , als te eeniger tyd Zyne Gefchiedenis zich zelve ontwikkelen , en de waarheid , dat Hy de Mesfias was, gepredikt zou worden, had foortgelyke goede menfchen juist niet gedrongen, om zich openlyk voor Hem te verklaaren. Hy ging zoo toegeevend met hen te werk, dat Hy zich zelfs nooic op hen, als zyne Discipelen, beriep, of hen opeifchte , om voor den Raad hunne waare meening nopens Hem rondborftig te verklaaren; Hy wilde hen voor eene verlegenheid behoeden , waarin zy het karakter van eenen Discipel noch naauwlyks zouden hebben kunnen beantwoorden. Dan Jofepb gaf nu niet zyne voorige béfchroomdheid, maar het dryven der hoogachting en vriendfchap gehoor, waar mede zyn hart omtrent Jezus was doortrokken. Hy handelde nu eens naar zyne eigene denkbeelden. Hy zag, dac het op het punt ftond , dat nu ook noch Zyn doode Lighaam fmaadheid zou aangedaan worden. De gedachtenis van eenen zoodanigen Leermeester te eerbieden , Hem eene behoorlyke begraafenis te bezorgen , was voor hem, naar zyne Religie, en naar de toenmaalige maniere van denken , de allerheiligfte plicht , waar van géén gevaar , geen te vreezene kwaade naam , hem ontdaan kon. Hy zag ook , dat niemand, dan hy, en misfchien ook Nicodemus , bekwam waren , om zoo iets te doen. In dit befluic moest dat hem niet weinig verfterken, dat hy de kwalykgezinde party , over de fchrikverwekkende tekens by den dood van Jezus, zoo oncftelt, en ten deele op andere gedachten gebragt zag. Ten minften was deeze omftandigheid zyne onderneeminge in zoo verre gunftig, dat hy des te minder te vreezen had, van de zyde der Priesterfchap verhinderd te worden , om ■  4- HOOFDST. JEZUS. r0I orn deeze Veroorlooving by Pilatus re bewerken , of van den kant des G?;neens, om zich van dezelve te bedienen. Hy ging tot den Procurator. Of zulks met voorweeten van Nicodemus gefchied zy , is onzeker: hy ging des te vry moediger tot hem, om dat het de zaak van Hem betrof, dien Pilatus zelf opentlyk getuigenis van Zyne onfchuld had gegeeven , en wiens ter doodbrengitig men van denzelven had moeten afdwingen. De bede was , dat hem de Landvoogd hec doode Lighaam van den Gekruisten ter begraavinge wilde laaten volgen. Pilatus vond de bede redelyk en zich in ftaat om ze intewilligen. Dan het kwam hem bynaa ongeloof baar voor, dat Jezus, vooral by eene zoo gezonde lighaams - gefteltenisfe , en in de kracht van eenen manlyken ouderdom , reeds zou geftorven weezen. Dit dacht hem onderzoek waardig. Hy liet den Hoofdman , die by het kruis de wacht gehad had , by zich koomen , en vroeg hem , of Jezus geftorven was, en wanneer ? De Hoofdman verhaalde , het geen hy opgemerkt had, Pilatus vond de zaak van gewicht: Hy had noch niet vergeeten , welke bewyzen van 'sHeilands onfchuld zich noch heden by Zyn verhoor hadden opgedaan. Hyfchonk, zonder bedenken, Jozeph hec Lighaam van Jezus, en liet aan hem over, om hec zelve , zoo als hy beloofde , te begraaven ; tot het afneemen en uitleeveren gaf hy den Hoofdman de, noodige beveelen. _ Jozepb voorzag zig van fyn Lynwaad , om het Lighaam daarmede te omwenden, voor het welke hy reeds zyn eigen Graf, in eenen aan zynen Hofpaalenden Rotsfteen uitgehouwen, tot eene begraafplaatfe lil. Deel. V . ce-  3os "LEVEN van XI.boek. I gefchikt had. Intusfchen , dat hy met deezen toeftel bezig is , en des te haastiger voortgaat , dewyl alles j noch vóór den Sabbath , die met den ondergang der ] Zonne begon, moest afpedaan zyn , voegt zich by 1 hem Nicodemus , een Lid van den Raad , en openbaar Leeraar. Wy kennen Nicodemus reeds. De I béfchroomdheid , waar mede hy voor de eerfte reize tot Jezus kwam , had hy by eene andere gelegenheid \ afgelegd , en de goede zaak verdedigd. Jozepb en hy hadden eikanderen hunne gevoelens , met opzicht tot den Galileefchen Propheet, ontdekt; het was naar allen fchyn de eerftemaal niet, dat zy om Zyns wil, of ter Zyner zaake , by een kwamen. Nicodemus had omtrent hondert ponden (m) aan Myrrhe en Aloë, waar in de doode lighaamen gelegd , en voor de verroctinge bewaard werden , gekocht. Deezen liet hy door Bedienden op die plaatfe brengen , daar het lighaam zoude bygezet worden. Nu kwam het 'er op aan , dat het lighaam van het kruis afgenomen wierd. Jozepb , en vermoedelyk ook Nicodemus, gingen zelfs heenen , en droegen zorg , dat dit op de betaamelykfte wyze gefchiedde. De Discipelen en Discipelinnen , die de Gerechtsplajts noch niet verlaaten hadden , hadden den troost van te zien , dat twee aanzienlyke Mannen , onder de befcherming, en met hulpe van den Hoofdman en de Wacht, het doode Lighaam hunnes Heeren , tot («) Alle de leden werden met een zoodanig Specery■werk bedekt, beftreeken, en dan zorgvuldig omwonden. Hoe aanzienlyker de begraafenis zyn zou , hoe meerder van zoodanige Speceryeii daartoe gebruikt wiexd.  4. iioofost. JEZUS. 3°3 toe eene aüereerIykfte begraafenisfe, van het kruis los maakten en afnamen. Géén roekeloos gefpot, gééu laage feherifrry was 'ér mier te hooren. De gebeurde Vénfchynfels hadden den onzknigen hoop door fchrik uit malkanderen gejaagd. Ook die Discipelen en. Di?,cipelinnen , die tot hier toe uit vreeze verder af gedaan hadden , durfden , onverhinderd van de Wacht, nader koomen , en het ontzielde Lighaam, en de noch verfche wonden, befchouwen; intuslbhea dat Hy afgenomen , gewasfehen ( n ) , en met doeken omwonden wierd. Jozcphs Ho! en Graf of Begraafplaats waren naby de Gerecbtsplaatfe, Des te gemaklyker was de Sabbathsviering door verhaasting van deezen toeftel voortekomen. Het Graf was nieuw ; Juzeph , een Man van groot vermogen , had het voor zich en voor de zynen , naar Landsgebruik , in een Steenrots laaten uithouwen : Hy , Jnzrpb , zoude de eerfte zyn , die hier begraaven wierd. Eene omttandigheid van gewicht : want zoo kon niet ligt , op de eene of andere wyze , een val fch gerucht, als of een andere geftorvene uit het Graf was opgeftaan , Zyne Opftanding twyfelachtig maaken. Zoo ras men met het Lighaam by het Graf was aangekoomen , werd het zelve met het bydoen van Myrrhe en Aloë , om het voor den eerften aanval der verrottinge te bewaaren , zonder verdere plechtigheden , f dewyl het noch gééne eigenlyke begraafenis en balfeming zyn kon,) in het Graf gelegd: en tot betere bewaaring daar van , werd de hier toe ge- fchikte 00 Het wasfchen ging voor het balfemen. V 2  3°4 LEVEN van XL boek. fchikte groote fteen voor het hol gewenteld. Meerder veroorloofde de al te naaby zynde Sabbathviering wet, om ter begraafenisfe van het Lighaam te onder* neemen : doch reeds dit was genoeg , om de DNci ?uTeu \ dï beflooten hadd^ . aanftonds naa den iabbath de balfeming te doen , alle vreeze te beneemen , dat zy in dit liefdewerk verhinderd zouden worden ; dewyl het Lighaam onder het opzicht vüh eenen zoo aanzienlyken Discipel was. Geduurende den tyd , dat het in het Graf gelegd, en de fteen daar voor gewenteld wierd , zaten zy tegen over hec Graf in den. Hof, en zagen toe, wa? 'er gedaan wierd. Geene omftandigheid was haar onverfchiilig , die haaren geliefden Leermeester, en de bewaaring van Zyne gedachtenis betrof. Eer het vieren van den Sabbath begon , maakten zy zich de weinige overige oogen blikken ten nutte om Specerywerk en Zalve te koopen, of tegen over' morgen te beftellen. Zoo oplettende op alles , wa' zeeden en voorzichtigheid vereifchten , en nochtans zoo ontroostbaar over het affterven van Hem op wien zy haare hoope gefteld hadden. ' De Sabbath, die met het einde van den Vrydag begon , veroorloofde niet, om iets verder te onderneemen. Thans eerst werd haar veroorloofd , om zich in ftilte van de gevoelens , waar mede haar hart zich overlaaden vond , en aan het naadenken over Sh7Vyrhuden gefe" badden' over cela^n. Offchoon het fchouwfpel, gelyk dit was van heden, by zoo fmertlyke (lagen, die het op haar hart deed haar den dag van Zyn lyden onverdraaglyk lang had moeten maaken, echter waren federt den avond van gisteren > toen zy noch Zyn affcheids-gefprekken by- gewoond  4.HO0F0ST. JEZUS. 305 gewoond hadden , alle deeze voorvallen zoo fpoedig en onafgebroken op eikanderen gevolgd, dat de Voorzienigheid opzetlyk de zaak fcheen verhaast te hebben, op dat deeze allerbitterfte kelk zoo fpoedig , als mogelyk was, uitgedronken mogt zyn. En dit was ook een voordeel voor deeze Discipelinnen. Gemerkt zich alles in zoo weinige uuren zamendrong, konlen zy het by dc infpanning, welke het haar gekost heeft, om op alles toe te zien, en na dat zy betgruwzaamfte gezien hadden , noch op ieder kleiner plichtbetrachting oplettende te zyn, des te eerder uithouden. Bezwaarlyk zouden zy daartoe in ftaat geweest zyn , als dat allervreeslykst fchouwfpel langer geduurd hadde. By deezen tusfchentyd , waarin wy de Discipelen en Discipelinnen , van hunnen Heer en Leermeester beroofd, zich eenzaam aan hunne gedachten en gevoelens zien overgelaaten , zal de Leezer gaarne ook een weinig ftille zyn , een oog op het voorledene te rug flaan , en met het hart der Discipelen de geheele rey van Gebeurtenislèn , tot op den laatften en gewichtigften van den huidigen dag , doorloopen. Wy zullen dan zelfs des te beter voorbereid zyn , om de manier, waar op zich de Gefchiedenis van Jezus in het einde ontwikkelt , Zyne Opftanding , uit dat gezichtpunt, dat over Zyn voorgaande leven het helderfte licht verfpreid , te befchouwen. By eenen driejaarigen omgang met Jezus . waren de Discipelen in de kennis van het waare einde, waartoe Hy gekomen was, en van dat, 't geen eigenlyk de waardigheid van den Mesfias uitmaakte, noch in het geheel niet verre gevorderd. Zy bleeven noch Jouden, dat is , zy hadden noch niet tot over de enge grerspaalen van hunne Nationnale verwachtingen, leeren V 3 hee-  30Ó LEVEN VAN XI. BOPK. heenen denken ; en dat het oogmerk der Godheid zich misfchien wel tot het geheele Menfehlyke Geflacht , en i'.elfs tot in de Eeuwigheid toe, uk« ftrekken mogt , was hun noch nooit in de gedachten gekoomen. Intu>fchen was in hunne bepaalde verwachtingen toch noch iets waarachtigs ; een Alefias was den Jooden , en hun by uitneemendheid , beloofd. Deezen Mesfias te kennen, deezen aan te neemen , moest ook gewislyk voor de Natie van de beste gevolgen weezen ; het tydftip van Zyne komfte moest , onder deeze voorwaarde, voor hen het allerwenfehbaarfte weezen. Nu kan het den Leezeren onmogelyk ontdacht zyn , op welk eene wyze hun Jezus daar van , dat Hy deeze groote Perfoon was , van tyd tot tyd getracht heeft re overtuigen : gantfchelvk niet op die manier , als rren d.icht , dat de Mesfias, wanneer Hy verlcheen, zich der Natie voorftellen zou , en by haar geloofwaardig maaken. Ln zulks kon ook niet zyn. Hy kon zien immers niet anders openbaar en , dan zoo, als Hy was ; en Hy was géén Oorlogsheld , géén Veroveraar ; Hy handt I tl e niet met geweld. Men hoorde Zyne ftem niet op de ftraaten. Heerlykheid was 'er wel aan Hem te zien , maar niet die verblindende, geruchtbaarende, die men den Mesfias toedichte ; maar die ftille , weldaadige , die zich in groote, maar meerder wtezen, dan fchynhebbende daaden van Macht , en in het Gcdlyk aanzien Zyner leere , én van Zynen wandel vertoonde , waarby dan noch het getuigenis van Zynen Voorloper, en het geen 'er by Zynen Doop gebeurde, was gekomen. Uit zoodanige bewyzen liet Hy Zynen Discipelen zelfs meerder afleiden, dat Hy de Mesfias was, dan dat Hy het hun zeide. Nu ziet men wel, dat het by deeze maniere, om hun Zyne Hoogheid te bewy-  4. hoofost. JEZUS. 307 I bewyzen , flechts tot eenen zekeren 'trap van oyertuiginge komen kon, zoo lang naamelyk , als die beflisfende dingen , die op al het voorgaande hun zegel drukten , noch niet gebeurd waren. Deeze trap van overtuiging had eene juiste betrekking tot hunne, meerder of minder afgelegde, voor oor deelen : hy kon by den eenen Discipel kleiner, by den anderen groorer zyn. Jaa een geloof van deezen aart, kon by eenen en denzelfden perfoon nu toeneemen , dan verminderen, voorbeeld , men moet niet denken, dat het reeds eene aanhoudende volkoomene overtuiging by Petrus geweest is , als hy onzen Heer den Zoon van God, noemde. Het was meer eene uitdrukking van zyne hoogte achting , en van het geen hem thans zigtbaarst in het oog liep , dan een volkoomen duidelyk en wel overwoogen begrip van de Natuur zyns werks. Men kan derhalven met waarheid in het algemeen , van hem en van zyne MedeDiscipelen zeggen : ■ Zy geloofden , dat Jezus de Mesfias was. Maar , dewyl het meer het ge¬ volg was van eenen onafgebrookenen omgang mee Hem , en van het geduurige zien Zyner daaden , dan dat zy met der daad dat zouden gezien hebben , het geen naar hun denkbeeld van den Mesfias, aan Hem behoorde gezien te worden; Overwinningen, Throonbeklimming, Weereldbeheerfching ziet men zeer ligt , dat alles , wat zy van Hem geloofden , daarop uitkwam : dat Hy die was , dien te eeniger tyd de eere en hoogheid van eenen Mesfias ten deel zoude worden. Hun geloof rustte meer op het geene zy noch eerst van Hem verwachtten , dan op de overtuiginge , dat Hy , (fchoon onder deeze verachtelyke gedaante , ) Godlyke Hoogheid in der daad bezat. Men behoeft zich derhalven in het geV 4 heel  3c3 LEVEN van XI. boek. heel niec te verwonderen, dat deeze zelfde Discipelen , die van Zyn Mesfiasfchap reeds overtuigd fcheenen , geduurende Zyn lyden en naa het zelve , den moed bynaa geheel lieten vallen. In der daad, die behoorde den Mesfiat , naar hunne gedachten , in het geheel niet overgekoornen te zyn. Maar, dat het nu werklyk gebeurd was , was voor hun hec grootfte raadfel. Jezus.mogt het hun noch zoo duidelyk te vooren gezegd hebben ; het bragt hen toch noch tegenwoordig in verwarring: zy wisten niet, wat zy daar van denken moesten. Zy zouden zekerlyk , in deezen tnsfchentyd , de zaak van Jezus flechc voorgedraagen hebben , wanneer zy , by voorbeeld , met eenen Jood in verfchïl geraakt waren , en deeze hen gevraagd hadde , hoe nu toch de ter dood gebrachte Man , die nu in het Graf lag, de Mesfias kon weezen ? Het opftaan had Jezus zekerlyk duidelyk genoeg op den derden dag beloofd. Maar van dien kant was het voor hen noch al te duister, dan dat zy tot deeze gedachten zouden overgeheld hebben. Men hoopt flechts tot eenen zekeren trap. Zoo lang Jezus noch leefde , was het altyd noch waarfchynlyk , of althans mogelyk , dat Hy Koning zou worden. Dit was de reden, dat zy de gedachten van Zynen dood , zoo dikmaals Hy hun dezelven ook voorhouden mogt, geduurig weder uit hunne zielen verdreeven. Maar nu , wat had het toch nu voor eenen fchyn , dat de op dèeze maniere ter dood gebrachte Jezus ooit de Koning zou worden , die over Jeruzalem zou heerfchen ? Opftaan zal Hy zekerlyk te eeniger tyd , konden zy denken , by de Opftandinge der Rechtvaardigen; maar dat zulks aanftonds , overmorgen, gebeuren zou , dat was thans even zoo zeer boven hunne  4» iioofdst. JEZUS. 309 hunne verwachting , als Zyn Lyden beneden hunne verwachting geweest was. Maar wat hadden zy dan by dat alles, het geen hen te rug hield, om aanftonds naa Zynen dood, Zyne gedachtenis uit hunne harten te verbannen , toe de bezigheden van hun voorig berosp weder te keeren , zich voor bedroogen te houden , en dewyl Hy naa zulk eenen dood , onmogelyk de Mesfias kon weezen, den tyd van hun DiscipeKchap voor verlooren te rekenen , en weder een ander ontwerp van leven te verkiezen ? Hunne vriendfchap met Hem. Hy had hun hart gewonnen. Een zoo lange gemeenzaame omgang, waarby Hy, hun Leermeester en Heer , meesttyds zoo zeer tot hen was afgedaald , dat zy met Hem , als met eenen Vriend , omgaan dnrfden. Ongemerkt had Hy hun daar door , en door zyne leere en voorbeeld , die hun , zoo verre zy dezelven volgden, van zyne rust des gemoeds en gelukzaligheid reeds iets hadden laaten gevoelen j en door de groote daaden , waarvan zy getuigen waren , in zyn belang gebracht. Hoe konden zy die uuren van hartlykfte vriendfchap vergeeten , waarin Hy met goedheid en zagtmoedigheid hen leerde ; en al hadden zy ook die kunnen vergeeten , ten minften waren die twee laatfte avonden voor hen onvergeetbaar. •'•— Zy hadden Hem zoo welgemoed en gerust, van het geen heden noch voorvallen zou , hooren fpreeken. Hy had een gedachtenis • maaltyd van deezen dood ingefteld. Hy had hen met alle de tederheden van eenen Vriend verplicht, om met Hem en met Zynen Vader eene gemeene zaak te maaken ; en van Zynen dood zoo gefprooken , dat daar door de band van het Discipelfchap, waar door zy aan V 5 Hem  3io LEVEN van XI, boek. Hem verbonden waren , veel eerder noch vaster toegehaald , dan losgemaakt moest worden. Zy konden veel eerder aan al , wat het ook ware, denken , dan dat Hy zou voorgehad hebben om hen re bedriegen. Offchoon derhalven nu door deeze onverwachte allerverfchrikkelykfte ui;komst, over de waarheid, dat Hy de Mesfias ware, als een digt voorhanglèl viel, het welke hun in deezen alle licht benam , "zoo bleef nochtans de hoogachting , die Hy door Zyne leeringen en daaden by hen had verworven , onbewogen. Zy behoefden flechts op Zyn openbaar leven , waarvan zy zoo lang getuigen waren geweest , met hunne gedachten te rug te zien , om in Hem , wel is waar, juist niet den Mesfias, zoo als zy zich denzelven verbeeld hadden , maar toch ten minften eenen Propheet , eenen Leeraar , van God gekoomen , te zien. In zoo verre kon in hen over Zyne zendinge in het geheel gééne twyfeling ontdaan. En wat de waardigheid van Mesfias betreft , zy hadden reeds, in meerdere gevallen, gezien, dat Zyne denkbeelden hier van juist geheel niet de hunnen waren. Hy had immers van Zyn lyden, als van een lotgeval, gefprooken , dat zeer wel met deeze hooge waardigheid beflaan kon , enz. Zy konden niet begrypen hoe ! Maar Zyne uitipraaken had men reeds in veeïerhande gevallen waar bevonden , zelfs daar zy zulks minst gedacht hadden. Allerminst kon deeze hoogachting voor Hem by die ftillere en zagtere zielen een einde neemen , die door Zynen omgang en Zyne leeren zich reeds tot die denkwyze hadden laaten vormen , dewelke aan Zyne Discipelinnen betaamde. By de innigfte hoogachting , waar mede zy Hem op. Zyne reizen hadden ver-  4- HOOFDST. 'JEZUS. 3u vergezeld , en ten deele met haar vermogen onderfteund , kwam noch het levendige gevoel van het onrecht, dat Hem gedaan was, en de fmart over zyn verlies. Zy , die reeds by Zyn leven alle kleindere gemakken hadden opgeuftlrd , alleen om het geluk te hebben van Zynen omgang te moogen genieën , lie'en ook tegenwoordig haar hart zynen gang gaan ; zy beminden Hem te zeer, dan dat zy niet tot het best • mogelyke bewyzen van deezen laatften liefde • dienst, alles beueeden zouden. Zonder zich met hoope te voeden , zonder eikanderen by een verlies , als dit was, grondig te kunnen troosten , befteedden zy deezen tusfehentyd van den Sabbath meest, om te denken , hoe zy den volgenden dag Zyn doode lighaam de laatfte eere zouden kunnen bewyzen. Naauwlyks was met den ondergang der Zonne de Sabbath ten einde , of zy maakten reeds tegen den volgenden morgen den laatften toeftel ; zy brachten de op gisteren gekogte Speceryen in orde , en hielden alles in gereedheid , om , met het aanbreeken van den dag , de balfeming te beginnen. Zoo geheel waren zy in de verwachtinge , dat nu alles op de gewoone maniere zou voortgaan, en 'er niets buitengemeens meer volgen zou. Nu eerst kon het Gezelfchap zich langzaamerhand weder by een zamelen, naa dat de nacht der gevangenneeming en Zyn lydens - dag hen verftrooid had. Geduu-ende deezen tyd hadden zy nooit gerustelyk eenige oogenblikken met eikanderen kunnen fpreeken , en hunne gevoelens eikanderen mededeelen. Elk hunner vierde zyne droefheid den teugel. Elk  'm LEVEN van XLboek. Elk ging , daar hem vreeze , treurigheid , of liefde voor zynen Leermeester heenen dreef. De Vrouwen a leen h.elden zich by eikanderen ; terwyl intusfchen L?C'Pfnr\>MW uitgezonderd, onder de memgte der Aanfchouweren rondom dwaalden. Deeze Vrtend van Jezus zal nu aanftonds naa de begraafenis op het oefenen van Zoons-plichten omtrent Maria, de Moeder van zynen lieer en Leermeester , bedacht geweest zyn. Intusfchen dat het doode lighaam van Jezus in het Graf lag , en de Sabbathsviering alle verdere orderneemingen afgebroken had , konden de Vyanden van Jezus nIec rusten : maar gebruikten nolh het laatfte middel , om de zaak van Jezus den laatften doodfteek geeven. Het moest hun zeer mishaagen , dat aan bet hghaam van Jezus , naa dat het van het kruis was afgenomen , zoo veel eere werd aangedaan , en twee der Leden van hunnen Raad zich daar by zoo werkzaam betoonden. Dan zy konden het niet beletten dewyl het met verlof van den Procurator gefchiedde' Ook was zeer ligt te zien , dat de verfchrikkende' Wonderwerken - die by den dood van Jezus waren voorgevallen, eenen indruk op het Volk hadden gemaakt , dewelke het voor Zyne Aanhangeren zelfs tegenwoordig noch , mogelyk maakte, om Zyne se dachtems by de Natie weder levendig te maaken —Maar het geen hen allermeest ontrustte , was • dat zv ( wellicht van Judas Iscarioth) iets hadden vernomen van de onderrichting , die Jezus den Discipelen van Zyne opltanding had gegeeven ; en wel juist die omftandigheid , dat Hy den darden dag naa Zvnen dood daar toe bepaald hadde. In ftede van daaruit, dac Hy Zynen dood voorzegd had, de waarheid van Zyne  4. H00FDST. JEZUS 3*3 Zyne verklaaringen te befluiten, voedden zy den argwaan , dat juist deeze vei kondiging zynen Discipelen gelegenheid mogt geeven , om iets met het lighaam van Jezus te onderneemen , het geen aan de zaake van Jezus de gedaante kon geeven , als of Hy uit den dooden weder verreezen ware. Zeldzaame bekommernis ! Zeker konden zy volkomen weezen , dat de Discipelen géén bedrog van zoodanigen aart zouden pleegen. Want , zo Jezus in der daad iets zoodanigs voorzegd hadde , dan kwam immers by hen de Discipelen zelve , alles daar op aan , of Hy de waarheid gefprooken, dan of Hy hen bedroogen hadde ; zy konden in dat geval , het is waar , wel verwachten , dat iets zoodanigs gefchieden zoude, maar niet zelfs het bewerken , want dit onderftelde reeds vooraf, dat zy zelfs Zyne verklaaring voor valfch en derhalven Hem tevens voor eenen Bedrieger moesten gehouden hebben. En hoe onwaarfchynlyk was het, dat zy om de eere van Zyne gedachtenisfe te redden , zich in eene zoo vreemde onderneeming in laaten zouden ! Maar die zich niet ontfiet om , ter liefde van zyne vooroordeelen en driften * tegen de reden te handelen , die kan zich gemaklyk overreden , dat anderen even zoo onverflandig zyn. Eenigen van de voornaamde Priesteren en Pharizeeuwen, ( zoo gewichtig kwam hun de zaak voor ) gingen tot den Landvoogd. Daar is noch eene omftandigheid , Heer ! zeiden zy , betrekkelyk tot de zaak des gekruifigden Galilaers, die ons zeer verlegen maakt. Wy herinneren ons gehoord te hebben dat deeze Bedrieger, geduurende Zynen omgang met Zyne Discipelen, denzelven heeft hoop gegeeven dat Hy op den derden dag naa Zyne begraaving levendig  3'4 LEVEN van XI boek. ! dig uit het Graf zoude r pryzen. Hoe ligt konden Zyne Discipelen , gemerkt zy Zyn doode lighaam in hunne macht hebben , het zelve uit het Graf neemen , en elders heenen brengen ; en , als men het ledig vond , voorgeeven , dat Hy van den dood was opgeftaan ! Dan zou het laatfte bedrog erger zyn, dan het eerfte. Maar de zaak is ligt voor te komen. Gy behoeft flechts bevel te getven , dat het Graf tot op het einde van den derden dag door Soldaaten bewaakt worde. Den Landvoogd kwam de zaak in verre naa zoo gevaarlyk niet voor. Zy hadden hunne eerfte befchuldiging veel te flecht beweezen , dan dat thans deeze tweede by hem zoo ligt geloof gevonden zou hebben. In tegendeel kon hy wel begrypen , dat hun tegenwoordig alles daaraan geleegen zyn moest ,'om het geen zy tot hier toe ftaande gehouden hadden, op allerleije wyze te bekrachtigen , en het geen de gedachtenis van Jezus kon op de been helpen, en Zyne onfchuld rechtvaardigen, te onderdrukken. Hy voor zich zeiven , had van de goede zaake van Jezus een veel te voordeelige gedachte , dan dat hy zoo zonder eenig bewys, deezen argwaan tegen Zyne Discipelen zou hebben kunnen toeftemmen Intusfchen liet hy de Priesterfchap gelooven , wat zy gaarne wilde. Gy hebt immers , fprak hy , de Tempel wacht tot uwen dienst. Gy kunt daar van gebruik maaken , om het Graf, zoo goed als gy zulks noodig vind , te bewaaken. Straks werd een gedeelte der Tempel • wacht voor de Begraafplaats in den Hof van Jozepb gefchikt. Eene fmert voor deezen Man , die echter dezelve des j te eerder kon dulden , hoe meer hy van de iedelheid j van  4. HOOFDST. JEZUS. 3*5 van deezen argwaan verzekerd ware. Het ergfte daar by was, dat het thans de gedaante bekwam , als of door dit voorval de Balfeming tot over den bepaalden tyd zou opgehouden worden. Zelfs de fteen , die het Graf bedekte , (zoo verre ging de verdenking, ) werd verzegeld ; op dat zelfs de geringde verandering , die aan her Graf mogt gemaakt worden , niet ongemerkt zou blyven. Dit alles gefchiedde (denkelyk ) naa dat de Sabbath ten einde was geloopen , by het naderen van den nacht. Dan het werd den meesten Discipelen eerst naaderhand bekend. Als iemand in de Gefchiedenis van Jezus op de Ipooren der Voorzienigheid acht geeft, zal hy nergens meerdere en fterkere vinden , dan in de gebeurtenisfen en omftandigheeden van Zynen dood en van Zyne begraafenisfe. Eenigen zyn reeds aangemerkt , anderen kunnen wy niet voorby , noch kortlyk aanteroeren. Met de hoogfte wysheid trad de Godheid hier in het midden , op dat aan de eene zyde de menfchen in dat , waartoe hen drift en dooling dreef, niet met geweld verhinderd wierden , en aan de andere zyde echter duidelyk aan den dag kwam , hoe Zy de zaak befchouwde. Géén verteerend Oordeel , géén van den Hemel vallend Vuur , zoo als de Discipelen , by eenen veel geringeren hoon , hunnen Meester aangedaan, verwacht hadden ; ook géén afklimmen van het kruis Dit alles zouden dwangmiddelen (oj geweest zyn, die met den C<0 Was by voorbeeld Jezus van bet kruis geklommen , dan had men zekerlyk moeten gelooven. Maar, wat  JiÖ LEVEN VAN XI. BOEK. den vryen wil der menfchen, en mee het geene zelf de natuurlyke loop der zaaken , nopens de toelaatinge van het kwaade , leert, niet zouden hebben kunnen beftaan ; ik zwyge, dat de Mesfias niet was gekomen , om menfchen te verderven , maar te redden ; ook niet om hen zonder toedoen van hunnen wil , tot verbetering te dwingen , maar door overwicht van redenen tot veranderinge van hunne gevoelens te beweegen. De Voorzienigheid liet de macht der Boosheid zoo verre gaan , als zy gaan wilde , dewyl Zy dan veel grooteren zegen vooruit zag , die, zonder toelaatinge van dit kwaad, zou agtergebleeven zyn. En nochtans liet Zy daarom haar misnoegen , over het geen 'er gebeurde , niet onbetuigd. Zy gaf beflisfende bewyzen , met wien Zy het hield, en toonde zoo aan de naadenkenden , dat hec eigentlyk Haar , en niec der menfchen werk was , dat hier voorviel. Als op den zelfden tyd , dat de grootfte opftand tegen God, en waarheid en recht, toegelaaten word ; als de Uitverkorene van God den dood van eenen Misdaadiger fterft; als men in zoo verre gééne Voorzienigheid meer ziet, maar de macht der Duisternisfe de overhand fchynt te hebben; als op dien zelfden tyd , buitengewoone Natuurveranderingen gebeuren ; en juist het oogenblik des doods van dien Perfoon , van wien elk vroom en braaf menfeh dacht, dat Hy zoo niet had behooren te fterven, van omftandigheeden verzeld is, die uit haaren aart ontroering verwekken , en eene geheele Natie oplettende maaken , dan is dat toch wel een werk der Voor- zienig- wat zou dan ook dat geloof zedelyks (verfiandig vrywilligs) gehad hebben ?  4-HOOFDST. J E Z Ü S: *if zienigheid; en die verfchrikkingèn, die zulke gebéur'* tenisfen verwekken, moet met een gewichtigoogrtiëtfc veroorzaakt zyn. Het geval is daar niet zoo, als wanneer anders, buiten eenen zoodanigen famenhang Van gebeurtenisfen , zeldzaame Natuur • gefchiedenisfert , (Verfchynfels,) zich vertoonen ; maar, zo het anders verftandig is te gelooven , dat de wysheid , die de weereld regeert, zekere gebeurtenisfen in de zedelyke en in de lighaamlyke weereld zoo kan zamen. verbonden hebben , dat de eene ons oplettender op de anderen moesten maaken ; dan moet men ook toettaan , dat men zich by den dood van Jezus geerfe voegzaamere overeenftemming van zoodanige omftandigheeden kan verbeelden , dan deeze , zoo als 'dê Euangeliefchryvers dezelven verhaalen. En hoe uitneemend voegde ook dat aan het God^ lyk oogmerk , dat ftraks naa Zynen dood omftandigheeden gebeurde , die de manier van Zyne begraafenisfe geheel anders bepaalden , dan dezelve anders zekerlyk gefchied zoude weezen. Zonder te weeten , dat het ter bereikinge van het Godlyke oogmerk zoo veel toebracht, moest Jozepb van Arimalbea t enkel uit drift van hoogachtinge , jegens den besten Leermeester (p ) , de afzondering Zyns Lighaams van de lyken der Misdaadigers bewerken * en Hem in het Graf brengen , waar in noch niemand van zyne Familie begraaven lag. Daar moeten echter ook van de zyde der Priesterfchap alle' maatregelen genomen worden , om een bedrog te verhoeden. D# (p) Daar ftaat niet, det een of ander Engel hem zulk* hebbe geboden, of dat het hem door Godlvken aündia«tf Zy ingègecveri, HL Deel, %  3*8 LEVEN van XI, boek. De tusfchenkoomende Sabbath laat intusfchen de van treurigheid vermoeide Discipelen weder tot zich zeiven koomen, om hunne gemoederen tegen de volgende gröote gebeurtenis voor te bereiden. En voor Jezus zeiven , ( dat mag men zonder aanneeming van eene of andere meening , wegens de verblyfplaats Zyner Ziel in deezen tusfchentyd gelooven ,) was het rust, van zoo veel lydens zich bevryd , en alles volbracht te zien ; een Sabbath voor Hem , zich in dien toeftand te bevinden , welken Hy den eenen Mede - gekruifigden had toegezegd : lieden zult gy by My in bet Paradys zyn. GESCHIE-  Bladzi 3ï" «*» EERSTE HOOFDSTUK\ Op/landing van den Heere Jezus. I N H O U D. Tegenwoordige gcjieldbcid der Zaaken. Ma* ria van Magdala gaat met Salome en de andere Maria vroeg na bet Graf , omtrent den tyd , dat Jezus opftaat en de Wachters vluchten ; cn loopt, als zy den Steen weggeiventeld %iet, aanftonds naa Petrus en Joannes, die  320 LEVEN VAN XII. boek. zich met haar na het Graf fpoeden (i). Aanmerkingen , welken de Discipelen by het Graf maaken ; zy gaan daar in ; Maria blyft daar buiten (taan ( 2 ). Salome en de andere Maria hadden ondertusfchen eenen Engel in de Grafkelder gezien , die baar het eerfte bericht van Jezus Opflanding bad gegeeven ( 3 ). Maria van Magdala ziet thans ook Engelen , en kort daarnaa Jezus zeiven ( 4 ). Die nu ook aan Salome en haare Gezellinne verfchynt (5~). Andere Vrouwen , die naa deezen tot het Graf gekomen zyn , zien ook eens verfchyning van Engelen (6). Bericht, dat de Wachters den Priesteren brengen , en welke maatregelen door deezen genomen worden (7). C1) Matth. XXV11I. vs. 1 -4. Mark. XVI. 1-4. Joann. XX. vs. 1-4. (2) Lukas XXIV. vs. 12. Joann. XX. vj.j-ii. C?) Matth. XXVIII. ƒ-8. Mark. XVI. y-8. (4) Joann. XX. 12-18. Vergelyk Markus XVI. vers 9- 11. (5) Matth. XXVIII. vs. 9, 10. (6) Lukas XXIV. vs. 1-11. (7) Matth, XXVIII. vs. 11-if. Reeds-  I. HOQFDST. JEZUS. Reeds by Zyne komfte in de weereld , was Jezus voor den Heere , den Mesfias , en den Zoon van God verklaard Cq~) , die lang te vooren aan Zyn Volk beloofd bad , eenen grooten Redder te zenden. Maar, wat 'er voor Zyne Geboorte groots en Godlyks van Hem was verkondigd , en wat Zacharias en Simeon , in Propheetifche reden , hadden bevestigd , dac was veele Jaaren lang alleen aan die weinigen bekend gebleeven , die met Jozepb en Maria omgang hadden , of anderzints toe die gelukkige ontdekking geraakten , dat dit Kind de beloofde Mesfias ware. Voor de Natie was het noch een geheim. Eerst met het begin van de drie Jaaren , welker gefchiedenisfe wy tot op de laatfte allergewichtigfte gebeurtenisfe voortgezet hebben, trad Jezus, naa voorafgaande aankondigingen van Joannes den Dooper , onder de Natie op eene zoodanige wyze her voort, dat Hy het aanzien van eenen Propheet , en nu zelfs van den Mesfias bekwam. Dan hier mede was aan de verwachtingen , die Hy van (g) Naadien de opftanding van onzen Heiland , even gelyk Zyn lyden, niet als een afgebroken ftuk van Zyne gefchiedenis befchouwd kan worden , maar eene openbaare betrekking op derzelver vroegere deelen heeft , en wezentlyk mede tot het Plan der gefchiedenisfe van Zyn leven behoort, zoo gelooft men niet, dat het te verre gezocht zal zyn , als men hier op de vroegere gebeurtenisfen van Zyn leven te rug ziet. X 3  £3» LEVEN VAN XII. BOEK. van zich had doen vormen , noch niet voldaan. Zoo lang als Hy in Judaea en Galitea rondom ging , had het meerder de gedaante , dat Hy verdiende de Mesfias te weezen , dan dat God Hem ten eenigen tyde die waardigheid ftaarelyk zou opdraagen, of dac zulks al daadelyk gefchied zou zyn. Hy zelf fprak van Zyne heerlykheid , als van iets toekomftigs. En , als men zelfs die al te zinnelyke en iedele verwachtingen der Jooden aan een zyde zet, moet men nochtans zeggen , dat Hy enkel door Zyne predikingen en daaden , het einde , waar toe Hy gefchikt was , als Mesfias, noch niet zoo had vervuld, dac vprAav nÏAfc maa.^. ™ 1 ii. . . * i ,w~w. .m-Liuci mei gruna van nem te verwacnten ware. Immers Hy was op het einde van Zyn openbaar leven niet eens zoo verre gekoomen , dac Hy de Natie , zelfs wat alleen haar grootfte gedeelte betreft, ik laat flaan dan de weereld, verbeterd cn gelukkig gemaakt zou hebben. En hier zou het oogmerk , waar toe Hy gefchikt was , vervuld geweest zyn ? Neen, een drie-jaarig Leeraar- ampt onder het Joodfche Volk , (hoe verheeyene denkbeelden men ook vart de waardye Zyner leeringen en daaden geduurende dien tyd mooge hebben ,) was zekerlyk wel niet alles , dat in de oudere fchriften zoo ftaatlyk, en onder zoo inneemende uitlokkende fchilderyen was beloofd , waar toe zoo groote voorbereidingen waren gemaakt, en waar op de Natie van haare wyste en beste Mannen reeds zoo lang was hoop gegeeven. De Mesfias zou niet enkel drie Jaaren een Leeraar van Zyn Vo/k , een Helper van Kranken , een onberispelyk Man , en dan verder niets voor de Natie en voor de overigs Weereld zyn, Het  I. HOOI'DST. JEZUS. 323 Hec ontwerp der Voorzienigheid ftrekte zich uic tot in de Eeuwigheid. En dit is het, 'c geen de Gefchiedenis van Jezus Leven , dewelke , als zy met Zynen Dood eindigde , de raadfelachtigfle van alle Gefchiedenisfen zou weezen, ontknoopt. Ware het daar by gebleeven , dat Jezus, op eene zoo onwaardige maniere ware van kant geholpen , een offer der boosheid en des bygeloofs ware geworden , dan mogt men Hem , met opzicht tot Zyne Leere , den grootflen Wyzen , in opzicht tot Zyn Leven , den deugdzaam flen Menfeh , in opzicht tot Zyne Wonderwerken, den groot(le.n Propheet, met opzicht op Zyne Lotgevallen, den Onfchuldig - lydenden , noemen. Maar die Perfoon zou Hy daarom niec geweest zyn , dewelke leven en onfierfelykheid aan het licht gebragt hadde , en van God als Heer en Rech:er van levenden en dooden , elk eenen geloofwaardig voorgefteld , en naar den Geest een Zoon van God beweezen , ware ; en die zou hebben kunnen zeggen : lk hebbe macht om myn leven te laaten , en hebbe macht om het wederom te neemen. Die zulk een denkbeeld van den Mesfias vormt, die zou in de gefchiedenisfe van Jezus leven de hoofdzaak mibfen , als hy bevond , dat dezelve met de gefchiedenisfe van Zyne begraafénis , even gelyk de gefchiedenis van eenen anderen menfeh , eindigde. Of Hy de Perfoon was , dien Hy tot aan hec einde van Zyn leven zoo ftandvastig ffaande hield te weezen ; of de Belydenis , waar voor Hy Zyn leven opofferde , of zoo veele vertroostingen , dewelken Hy Zynen Discipelen had gegeeven , waarachtig waren ; of Zyne gantfche Gefchiedenis, een aanleg zonder gevolg , een reeks van veel beloovende vertooningen , zonder X 4 ont-  334 LEVEN van XII. boek. ontwikkeling , dan of zy daadlyk Godlyke aan- leg geweest zy , moest zich thans ontdekken. _ By Zyn fterven was zeker , dat die groote befchryvingen, die by de aankondiginge van Zyne geboorte, wegens Zyne waardigheid en het oogmerk , waartoe Hy gefchikt was , gegeeven . en die op oudere , even zoo prachtige, befchryvingen der Propheeten , gegrond waren , in deeze drieëndertig Jaaren , noch piet haare vervulling bekomen hadden; en zoo kwam dan alles daar op aan, of 'er nu nieuwe Verfchynfels volgen zouden , of Hy misfchien nu naa Zyntn dood tot die Godlyke Hoogheid zou worden verheeveo , in dewelke men Hem by Zyn leven niet had gezien. Pit was zoo veel te eer te verwachten , als men bedenkt , dat deeze hoogheid , deeze throom - bckiimtnmg , dit regeer en , wellicht zelfs in dien zin zou moeten opgenomen worden , dat zy volftrekt niec bmnen de enge grenzen van het aardfche leven bepaald konden worden , maar eerst in een leven naa den dood tot ftand kwamen. Ware het met de gemelde voorverkondigingen zoo gemeend , dan gaf dit aan de zaak in eens eene geheel andere gedaante, Zoo kon Jezus van Nazareth , in der daad de Mesfias , en nochtans ter dood gebragt, weezen. Doch naadien wy tegenwoordig niet zoo zeer het ontwerp der Voorzienigheid (r ) trachten ia hec Cr) De Schryver heeft 2yne gedachten , hoe men, deezen gantfcheri reeks der lotgevallen van Jezus , met ppzicht tot dezelve vroegere fchikkingen en voorzeggingen , als een zamenhangend werk der Voorzienigheid , ten beste van het menfehlyke geflacht hebbe aangezien , ni een byzonder gefchrift van Gods Koningryk, den fch riftfcundigen tot onderzoek, aan het licht gegeeven..  I.HOOFDST. JEZUS. 325 het licht te (lellen, als wel eene gefchiedenis te verhaaien , zoo Happen wy van deeze gedachten af. Thans was de Morgen ftond aangebrooken (ƒ) , dien de Discipelen en Discipelinnen daar toe gefchikt hadden , dac zy het doode lighaam van Jezus zouden balfemen. Zy hadden , naar het fchynt , noch niec vernomen , dat de Priesterfchap des daags te vooren eene Wacht vooi het Graf hadde geplaatst. De tyd en wyze van balfeming hadden zy zamen afgefproken. Maria van Magdala , de werkzaamftc onder Jezus Discipelinnen, had zich, in gezelfchap der Zuster van Jezus Moeder en van Salome, wat vroeger uit de Stad begeeven; intutfchen dat Johanna, de VrouwofWeduw van Chuza (t) , den Stadhouder van Heroder, mee ( s ) Men is hier by vergelykinge der Euangelisten , voornaamlyic West gevolgd ; nochtans is men ook in esnige Hukken van hem afgeweeken. Boven dien is 011zes oordeels blykbaar , dat zelfs de natuur van zulk eene gebeurtenis , als de Opflanding was, zo zy niet enkel een fchouwfpel tot verbaazinge van de Natie zyn zoude, medebragt, dat zy zoo van tyd tot tyd, door middel van eenen reeks van Verfchyningen , als gevolgen en bewyzen van dezelve , moest bekend gemaakt worden. Hier uit volgde nu , dat , wel is waar, ieder Discipel zoo veel van Zyne verfchyningen gehoord , en zelfs gezien moet hebben , als tot zyne overtuiginge noodig was ; maar dat ook een iegelyk , als hy de zaak zoo , gelyk zy hem van tyd tot tyd verhaald is, en tot overtuiginge toe tastbaar is geworden , verhaak , haar in een byzonder oogpunt befchouwen , en byzondere omftandigheeden bybrengen moest , die of den anderen ontdacht waren , of op dezelven géenen zoo Herken indruk gemaakt hadden, O) Derde Boek , Eerde Hoofdftuk. X 5 .  320' LEVEN van XII, boek. met andere Vrouwen , onder dewelken ook wel Inwoonderesfen van -Jeruzalem kunnen geweest zyn , zich gereed maakten , om met de gekogte Speceryen te volgen. Deezen waren bemiddelde perioonen (u ). De Zuster van Jezus Moeder daarentegen , zy zelve , en Salome , behooren tot de meer behoeftigen, en zouden , zonder hulp van de anderen , zulke kosten niet hebben kunnen draagen. Deeze Vrouwen kon het niet onbekend zyn , dat reeds Nicodemus eenen voorraad van Speceryen gekogt had ; dan , naademaal zy, of met opzet ter eere van den Verftorvenen, grootere onkosten doen wilden , of dewyl het door Nicodemus bezorgde meer gefchikt was, om het lighaam , geduurende den Sabbath , voor bederf te bewaaien , dan wel om het zelve daadeiyk te balfemen , hadden zy zich van nieuwen voorraad \an Reukwerken voorzien. Zy , die met Mat ia van Magdala vooruit gingen , wilden nu ook het Graf bezien , en toeftel maaken, dat, als de anderen vervolgens aankwamen, de Baïïëming aanftonds kon by de hand genoomen worden. Intusfchen dat zy zoo voor den opgang der Zonne uit de Stad gingen , werd in die ftrëek (lands _) eene fterke Aardbeeving befpeurd (V). Op dat oo- gen- 00 Van Maria van Magdala is onzeker, of zy ryk bemiddeld geweest zy. Sommigen nochtans maaken het daaruit op, om dat zy onder de Vrouwspcrfoonen bynaa ?ltoos de eerlte genoemd word. O) Doch van deeze Vrouwen in het gaan niet: want zy fchryven de wegwenteling van den Steen niet aan eene Aardbeeving , maar aan eene andere oorzaake loc. Joann, XX, ys, 2,  1.H00FDST. JEZUS. 327 genblik der Aardbeevinge verfcheen by het Graf, daar de Soldaaten de wacht hadden, eene vreesfelyke gedaante , en zy geraakten van fchrik buiten zich zeiven. Daar was een Engel , die den Steen van hec Graf wegwentelde , en zich op denzelven nederzette. Zyne gedaante was , gelyk die van den blikfem , en zyne kleeding wit, als meeuw. Dit was het tydftip der Opftandinge. Zy was meer uit haare gewrochten , dan onmiddelbaar , te zun Dan het veifchrikkelyke , hetgeen de Wachters mag ontzet hebben , zoo dat zy bleek , als ftervenden , van het Graf vlooden , was al niet meer te zien , toen de Vrouwen by het Graf aankwamen. Dc Wachters waren weg Alles kon in weinige 00genblikken afgeloopen zyn. In het heenengaan overleiden de Mar ia's en Salo~ me met malkanderen , met wiens hulp zy den grooten fteen zouden wegtillen. Eene niet geringe verlegenheid. Twee dagen te vooren had haar de Sabbath by haar werk zoo fpoedig overvallen } dat, wegens de opening van het Graf, geene affpraak genomen wierd. Het fcheen , dat dit zonder hulp van de Discipelen niet te doen zoude weczen. Intusfchen dat zy hier over met eikanderen eenige reden wisfelen , en het Hof, waarin het Graf was , naderen , ziet Maria van Magdala na het Graf, en merkt, dat dc groote fteen aan een zyde- gewenteld , en den ingang geheel open was , — tegen alle verwachting. Heden was immers noch geen Discipel by het Graf gekoomen , en anders kon niemand , zonder Jozepbs verlof, ten zy door geweldiger hand , tot het Graf gekoomen zyn. Of 'Jozepb het doode lighaam had laaten wegbrengen, dan of het Graf niet geweld geopend  328 LEVEN van XII. boek. opend zy geworden , kon zy niet beflisfen; fchoon zy waarfchynelyk, tot het laatfte te denken, overhelde (w). Aan eene Opftandinge dacht zy geheel niet. Zonder te vooren reeds zulke verwachtingen te voeden , was zulks ook noch in het geheel niet uit het geopende Graf te befluiten. Zoo ziet die tederhartige Discipelin , zoo vol van hoogachtinge voer Jezus, zich de laatfte gelegenheid, om haaren onvergeetbaaren Leermeester eere te bewyzen , ontwrongen. Zy kan het niet uitftaan , dat het dierbaare Lighaam , veelligt om Hem noch meerder fmaadheid aan te doen, uit de geheiligde plaatfe , daar Hy allerveiligst bewaard behoorde te weezen , weggenomen was. Het had haar, by alle de fmerten wegens Zyn lyden en dood, toch noch verheugd, dat zy Jozepb en Nicodemus het doode Lighaam zag afneemen , en in JozepVs eigen Graf byzetten ! Maar zelfs deeze laatfte troost, te weeten , dat Hy met eere begraaven en gebalfemd was geworden, fcheen haar thans ontweldigd. Zonder verder na het Graf te gaan, fpoed zy zich met dit bericht in aller yl na de Stad te rug. Petrus en Joannes, (deezé inzonderheid) zyn de Discipelen, waar op zy, als op Boezemvrienden van Jems, het meeste vertrouwen ftelde. Zy treft dezelven by eikanderen aan. Men beeft ons den Heere weggenomen , roept zy , wie zal ons zeggen , waar beenen men Bern gelegd hebbe ! De drift, waarmede zy zulks («O Want het geen zy klaagende zegt: Zy hebben den Heere weggenomen, enz. kan men gevoegelykst van Zyne Vyandeu verftaan. Zy zou zich ook niet zoo zeer daar over bekommerd hebben, als zy gedacht hadde, dat het op Jozepb van Arimatbeas befchikking gefchted ware.  ï. HOOFDST. JEZUS. 32f> zulks zegt, als ook de geheele manier , waarop zy zich in dit geval gedroeg , doet ons haar CharaBer zien : levendig ( x ) , aandoenlyk, onrustig, tot dat zy aan haaren drift van vriendfchap en hoogachtinge voldoen kan: Onbekommerd voor zich zelve ; de zorgvuldigheid zelve in de zaak van haaren Heer en Leermeester. Beide de Discipelen vinden de zaak zoo gewichtig , dat zy zich aanflonde met haar na het Graf fpoeden , om te zien , wat men misfchien uit de omftandigheeden , die Maria uit overyling over het hoofd gezien kon hebben , zou kunnen opmaaken. De Discipel, die ons alle deeze kleinere omftandigheden verhaalt, loopt Petrus voorby , en is nu al by het Graf. Hy ziet den fteen weggewenteld. Rondsom het Graf is alles ftil (y). IVu ftaat hy voor de opening van het Graf: bukt neder om 'er in te zien , en bemerkt , dat de verdieping, waarin het Lighaam moest leggen , ledig is. Zonder daar in te gaan , word hy met bevremding gewaar , dat de linnen doeken , zoo wel het grootere , waarin het geheele lighaam , als de kleineren, waarin armen en beenen gewonden waren geweest, geregeld neder lagen. Intusfchen dat hy over deeze zonderlinge omftandigheid ltont te peinzen , koomt Petrus 'er by. Deeze , als hem Joannes met verwondering de doeken (je) In ftede van flechts te zeggen, wat zy gezien had , zegt zy het befluit , het geen zy daar uir had getrokken. Zy had flechts het Graf open gezien , maar dit gaat zy als van minder gewicht voorby , en zegt in tegendeel het flechtere, het geen zy vermoed- Êen trek van haare levendigheid. (y) De andere Vrouwen waren 'er niet meer , gelyk uit het vervolg te zien is,  33° LEVEN va» XII. boek, ken wysc, gaat, om de zaak te onderzoeken , in de ruime Grafplaats,- en merkt, dat de Hoofddoek, de. welke men by het begraaven der Dooden over het Aangezicht leidde , behoorlyk zamengewonden , op eene byzöndere plaats ligt. Het heeft geheel het aant\ n , als of van het lighaam de windfcls en doeken , waarmede het bedekt en omwonden geweest was, 'de eene naa den anderen , met bedaardheid , even' als wamieer men zich ontkleed , afgenomen waren. ■ Maar door wien '? en waarom ? Om van de zaak overtuigd te zyn , gaat nu Jo* anres , die in den beginne by den ingang was bly w il flaan , ook in het Graf, en vind het op dezelfde wyze : (gelyk hy dan ook alle deeze omftandigheden zelfs met zyne gewoone eenvouwigheid verhaald}. Nu valt hem in , dat Jezus zelf wel misfchien deeze Doodkleeding mogt losgemaakt hebben ! In der daad was ook met geene waarfehynlykheid uit te denken , van wien anders, en waarom dit gefchied zou weezen ? Was het doode lighaam op bevel der Priesterfchap weggenomen , dan was ook in het geheel niet te begrypen , waarom men met zulke naauwkeurigheid de doeken losgemaakt, aan een zyde gelegd, en zamengewonden had. Even zoo min was de zaak te begrypen , als men onderftelde , dat Jozepb het Lighaam had laaten wegbrengen. Doch de eene vooronderftelling was reeds op zich zeiven zoo onwaarfchynelyk , als de andere. Pilatus had immers het doode lighaam aan Jozepb gefchonken , en dus was hec even zoo ongeloofbaar, dat hy dit bevel zon hebben  I. HOOFDST. JEZUS. 331 hebben ingetrokken , als de Priesters het gewaagd zouden hebben , om hem het docde Lighaam van Jezus , tegen den wil van Pilatus ( z ) , te onmeemen. En welke reden kon Jozepb hebben , om , zonder den Discipelen iets daar van te zeggen , het doode Lighaam van Jezus van daar te neemen , en elders heen te brengen ? Eindelyk zou op den Sabbatb , nogte de Priesterfchap, nogte Jozepb , iets van dien aart hebben durven onderneemen. Joannes helt over tot die groote gedachte. En zy licht hem hoe langs hoe meerder toe: thans denkt hy voor de eerftemaal aan eene Opftanding. Zoo laac begon zelfs Joannes te denken aan dat , waar van Jezus zoo duidelyk met hen had gefproken. Zy wisten naamlyk , nopens het geene de Godlyke Schr.ften van de lotgevallen des Mesfias zeiden, nog niets grondigs. Zy zagen zyn lyden noch niet als een middel tot zyne Verheerlyking aan. Zy bleeven by den dood met hunne gedachten flaan , zonder eene zoo fpoedige kort by zynde ontwikkeling Zyner gefchiedenisfe , gelyk de Opftanding was, te verwachten. Nu gingen beide de Discipelen uit het Graf, en naadien zy in en buiten het zelve verder niets gewaar wierden , het geen over dit buitengemeene voorval licht zou hebben kunnen geeven , begaven zy zich na de Stad ; vermoedelyk om zich daar over met de andere Discipelen te beraaden. Maria (z) En als men noch onderiteld , dat zy iets van és Wacht hebben geweeten , dan maakt dit de"manier, op welke het Lighaam uit het Graf is gekoomen , Ueclounoch onwaarfchynlyker. h  33£ LEVEN VAN XII. BOEK. Maria van Magdala bleef by het Graf te rug (a\ Het verblyven by de Graflieden van geliefde perfoonen , behoorde mede tot den rouw. Maar Maria bleef thans meer uit verlegenheid , of om misfchien noch eene of andere omflandigheid , die haar licht kon geeven, te ontdekken, 't Geen Joannes uit de omflandigheid der zamengewikkelde doeken befloot, kwam haar noch zoo aanneemelyk niet voor. Eer wy vernaaien , wat zich nu , toen zy eenzaam by het Graf ftond , hebbe toegedraagen , moeten wy ook der andere Vrouwen, Maria en Salome, gedenken , die heden vroeg met haar by het Graf waren gekomen , en als zy op het gezicht van het geopende Graf na de Stad liep, te rug gebleeven waren. Gemerkt 'er thans geene Soldaaten meer tegenwoordig waren , hinderde haar niets , om ter Graf-kelder in te treeden. By den eerften opflag van het oog , als zy in het Graf zien , worden zy eenen Jongeling (l>) , in een lang glinflerend wit kleed , gewaar, die juist van eenig werk uitterusten, of op iemand te wachten , fcheen. Zyn gedaante had niets verfchrikkelyks of bovenmenfchlyks ; want hy moest haar niet zoo vreefelyk, als den Wachteren van het Graf, verfchynen. Hoe zeer haar in den beginne dat onverwachte gezicht bevremdde , zoo veroorzaakte echter zyn menfchlyk zagt uitzien , dat zy fpoedig van de eerfte ontroering herftellen. Hy fpreekt O) Zy was eerst naa de Discipelen , die zeer fnel liepen , weder daar gekomen. ( b ) Zoo befchryft Markus den Engel. - Jn eene zoo ruime Graf-kelder konden meerder perfoonen ftaaiï, zitten , enz. r '  i. HOOFDST. JEZUS. 333 fpreekt haar aan : en zy dachten waarfchynlyk in hec begin , dat zy eenen Menfeh hoorden fpreeken Gy behoeft met te verjehrikken , [Zoo lpreekt Hy ze aan,] ik weet, waarom gy hier gekoomen zyt. Gy zoekt den aan het kruis geftorvenen Jezus. Hy is opgefiaan , zoo als Hy het u voorzegd heeft. Hier ziet gy de plaats, daar de Heere gerust heeft. Gaat heenen : haast u. Zegt het zynen Discipelen , - ook aan Petrus (o ). Zegt , dat Hy van den dood is opge laan. Zegt hun , dat Hy nu voor ulieden m Gahlea zal te rug keeren , gelyk Hy u beloofd heeft. Daar zult gy Hem moogen zien. ■ Gaat nu weet gy alles. Ontroerenis, met Vreugde gemengd , was zoo groot by haar, dat zy zich aanftonds wegfpoedden. Wat was waarfchynelyker, dan dat het een Enge! — 1Jtta, U(lu geiprooKen f in ftede van op de terugkomst van Maria Van Magdala (d) , óf op de aankomst der anderen te wachten, haastten zy zich na de Stad ; en dus verzuimden zy , om aan die geenen , voor welken dit bericht in den hoogften trap gewichtig zou geweest zyn, iets daarvan te zeggen. 8 Maria van Magdala vond derhalven, als zy naa Joannes en Petrus , weder aan het Graf kwam de Vrouwen niet meer daar. Zy had dezelven ook'onderweg niet aangetroffen. Uic j- u1^6 moest het deezen by de byzondere reden die by had om treurig te zyn, rerheugen , dat de Enmsï zyns byzonder gedacht had. ' tngeI (<0 Zy wisten, dat deeze alleen om den DisciDelPn «aarieht te brengen, na de Stad terug gCTtogS ÏE^ III. Deel. Y  334 LEVEN van XII. boek. Uit dit eerfte misloopen nu vloeide voort, dat de Verfchyningen , zoo wel van de Engelen , als van Jezus zeiven , zich vermenigvuldigden , en her bericht van Jezus opftandinge den Discipelen van verfcheide kanten, en onder verfcheide omftandigheeden , flechts van tyd tot tyd ter ooren kwam. Zoo als nu elk dezelve eerst door dit, of een ander mondlyk bericht vernam , ftelde Hy ze in zyne mondlyke of fchriftlyke befchryvinge voor (e). Voor de opening van het Graf ftond Maria van Magdala alleen, en weende. Zelfs de laatfte troost, waarna zy gewenfcht had , naamlyk om haaren Heer en Leermeester de eere der Balfeming te kunnen bewyzen , werd haar geweigerd ; of, indien al Zyn doode lighaam noch te vinden ware, dan moest zy denken , dat het daar toe nu te laat zou zyn. Thans begint zy te denken aan het geen Joannes en Petrus voor eene zoo merkwaardige omflandigheid hielden , naamlyk aan de doeken , dewelken ter zyde gelegd waren. Zy wil zien , hoe het daar mede gefteld zy, en bukt neder om in het Graf te zien. Ook ziet zy in het Graf twee Jongelingen in witte kleedinge. De kleeding had iets byzonders ; en merkwaardig was het, dat, daar 'er te voren niemand by tegenwoordig fcheen te zyn, thans twee Perfoonen zich vertoonden. Doch Maria is te zeer met de hoofdzaak ingenomen. Niets (O Als men , by voorbeeld , het bericht van Joannes naauwkeurig doorziet, dan vind men , dat hy enkel zoodanige omftandigheeden verhaalt , die by zelfgezien, of van de Magdalajcbe Maria, die hem en Fefrus alles meldde , gehoord heeft.  i. hoofost. JEZUS. Niets gaat haar meer ter harte , dan dat haar iemand kan zeggen , waarheenen het doode lighaam geraakt zy. .— Waarom weent gy} vroegen de Engelen. Zy hebben mynen Heer (is haar antwoord ; uit bet Graf weggenomen , en ik weet niet, waar heenen zy Hem gebragt hebben. En gaat daarop wee- nende van het Graf weg. Thans ziet zy iemand in den Hof ftaan , die zoo even daar fcheen aangekomen te zyn. Zonder iets ongewoons te vermoeden (ƒ) , ziet zy Hem voor den Hovenier van Jozepb aan. Heere , zegt zy , bebt gy Hem weggenomen , zoo zeg my toch , waarheenin gy Hem gebragt hebt, ik zal Hem clan in Zyne begraafplaats brengen. Zy had het gezicht weder van daar gekeerd, als Jezus , ( Hy was het, dien zy voor den Hovenier had aangezien,) met de aan haar bekende ftemme haar aanfpreekt: Maria l Zy keert zich om , ziet Hem aan, kent Hem, roept uit: Rabbuni! ( myn Leermeester !) En in dat oogenblik van verrukking wil zy voor Hem nedervallen, wil zy Zyne kniejen omvatten , en Hem in het aardfche leven weder welkom heeten. Maar om haar aanftonds , als Hy zich leevende vertoont , te gelyk te doen zien , dat Hy niet met oogmerk om weder op aarde te blyven leeven , het Graf had verlaaten, brengt Hy haar te binnen, 'tgeene Hy van (ƒ) Het kan ook wel zyn , dat Jezus haar in eene fcheencnU «edaante » of gezichtstrekken., is verY a  S36 LEVEN van XII. boek. van Zyn heenengaan tot den Vader gezegd had. Maria ! (zegt Hy,) gy moogt my niet zoo verwelkoomen , als of gy my , gelyk voor deezen , by u op aarde zoude blyven behouden. Ik ben opge/lgan , maar noch heb ik my niet tot mynen Vader begeeven ; en dit moet nu gefcbieden. Gaat tot my¬ ne Broederen, en zeg hun , ( niet, dat ik op aarde weder gekoomen ben, om by hen te blyven ; maar,) dat bet nu de tyd is , dat ik beenengaa tot mynen Vader en tot uwen Vader , tot mynen God en tot uwen God. Zoo wyslyk word de Discipelin, die de gedachte, „ van Jezus weder op aarde te heb„ ben ," al te vrolyk ontving , van deeze hoope afgeleid , en op de gedachte, dat Hy weder van hier zou fcheiden , gebracht; op de gedachte , dat zy zich zoo over het wederzien van Hem behoorde te verheugen , als of zy Hem op aarde voor de laatfte reize zag; bynaa niet zoo zeer wegens Zyne wederkomfte Hem verwelkoomen , als zich met de gedachte van Zyn heenengaan tot den Vader bezig houden. Ik kan niet voorby , om by deeze eerfte verfchyninge van den Heiland, op dewelke nu zoo veele anderen volgen , over den aart en wyze , waarop Jezus deeze overige dagen van Zyn verblyf op aarde met Zyne Discipelen omgaan wilde , eenige gedachten voorteftellen. Wat konden de Discipelen, zoo ras zy nu wisten , dat Jezus leefde , weder op aarde leefde, anders verwachten, dan dat Hy nu by hen blyven , en hen niet meer zoo fpoedig verlaaten zou. En hoe ligt was hec van deeze gedachte over te gaan tot de andere: dat thans toch wel eindelyk de tyd gekoomen zou weezen , dat Zyn Koningryk, waarvan  I.HOQFDST. JEZUS. 337 van zoo dikmaals was gefprooken , zou opgericht worden , enz. Ware Jezus, gelyk voor deezen , dagelyks met hen omgegaan , dan zouden zy zich weder aan Zyne zigtbaare tegenwoordigheid zoo zeer hebben gewend , dat het hun dan op nieuw ongeloofelyk zwaar gevallen zou zyn , als zy zich veertig dagen daarnaa weder van Hem gefcheiden zagen. Hy wilde zich derhalven aan hen wel vertoonen , maar op eene wyze, dat zy nooit daarop rekening konden maaken , dat zy Hem in het vervolg weder by zich op aarde zouden hebben; maar in tegendeel, reeds geduurende de veertig dagen , moesten zy zich gewennen, om Zyne afweezigheid, als iets, het geen met de voortduuringe van hun Discipelfchap zeer wel beftaan kon, te befchouwen. Het waren afgebrokene bezoeken, verfchyningen, dewelken aan den eenen kant genoeg waren , om hen daar van, dat Hy leefde, handtastelyk te overtuigen, en aan den anderen kant, om hun toch de gedachte van Zyne afweezigheid hoe langer hoe gemeenzaamer te maaken. Hy verfcheen hun , als iemand, die gereed ftond om de weereld te verlaaten , die zich reeds niet meerder als eenen Burger der Aarde aanzag die Zyn heenengaan , het geen anders reeds gevolgd zou zyn , flechts om zekere redenen noch vertraagde , enz. Het was niet meer de voorige manier van met hen om te gaan ; zy had veel eerder iets van de maniere , waarop eertyds naar allen fchyn dt Engelen met de Vaderen omgingen ; Zy kwamen tot hen in hunne hutte , fpraken met hen , aten en dronken (g) met hen , verlieten hen dan weder , werden onzichtbaar , tot dac Vj te eeniger tyd , by eene nieuwe gewichtige geleCs) Genefis XVIII. en Xlx. Y t  ggk LEVEN VAN XII. BOEK, gelegenheid , wederom kwamen. Niet veel anders fchynt des Heeren omgang ( b ) met Zyne Discipelen , naa Zyne opflanding , geweest te zyn. En in der daad was ook deeze manier van met hen om te gaan , tegenwoordig de overeenkomftigfte met Zyn oogmerk , veel meerder , dan eenige andere. Hy was nu flechts in zoo verre by hen op a.irde , als noodig was , om hen te overtuigen , dat Hy uit den dood was opgejtaan. Wy vinden , buiten het geen ons van deeze Verfchyningen verhaald word , niets meerder van de plaats, daar Hy zich ophield, niets van de reizen , of andere omftandigheeden van Zyn leven , opgetekend ; gelyk men anders verwachten zou, Het gefchied alleen by byzondere gelegenheeden , dat zy Hem te zien bekoomen ; en zy weeren dan niet, van waar Hy zoo plotslyk koome, of waar Hy heenen gaa, als Hy hen weder verlaat. Hy reist ook niet met hen naa het Feest , gelyk Hy anders gewoon was , na Galilsa te rug; maar heeft hun flechts eenen Berg genoemd , op dewelken zy Hem weder zouden mogen zien. Ook fchynt het, dat zy Hem overal te vergeefs zouden gezogt hebben, als, Hy juist niet goed vond om aan hen te verfchynen. Zy vraagen ook nooit , als zy Hem , naa eene zoodanige verfchyninge , gereed zien , om hen weder te verlaaten : waar Hy nu beenen gaa ? Nogte ook, als Hy plotslyk in hunne Vergaderinge koomt, waar hy van daan koome ? Deeze manier van mee hen (è) Ik wil deeze vergelyking niet zoo begreepen hebben 3 als of aan de d^adlykheid zyner lighaavdyke tegen-. woordightid door my getwyfelü wierd. want deeze be-' wees Hy uitdrukkelyk, Lukas XXIII. vs. 39. En zelf? het denkbeeld van eene opftandinge fluit dezelve, in.  i. hoofdst. JEZUS./ 339 hen om te gaan, zegt derhalven genoegzaam even het zelfde, als het geen Hy aanftonds by Zyne eerfle verfchyning aan Maria van Magdala zeide : ■ „ Denkt niet , dat myne opftanding my aan ulieden „ weder tot een Metgezel van uw aardfche leeven geeve. Verheugt u over myne zichtbaare tegen„ woordigheid niec, als of gy ze altoos zoudt genie- „ ten. Neen , daar moet nu iets anders „ volgen. Ik ben noch niet tot mynen Vader „ t'huis gegaan. Dat zal nu gefchieden. Ik „ gaa tot mynen Vader en tot uwen Vader, toe „ mynen God en tot uwen God." Naa dat Hy dit aan zyne Discipelinne gezegd had , zag zy Hem niet meer. Maar zy had Hem gezien, gehoord ; haast zich nu , om hec den Discipelen, inzonderheid aan die twee, die zy met het bericht van het ledig-gevondene Graf bedroefd had , mede te deelen. Salome en de andere Maria waren ondertusfehen op weg om weder te keeren na de Stad , om aldaar den last des Engels, die met haar gefproken had , te volbrengen. Zy hadden zich naauwlyks eerst van haare vreugde en verbaasdheid over deeze boodfehap herfteld , of zy werden door het zien van Jezus zeiven , die haar op den weg verfcheen (i), met nieuwe verbaasdheid getroffen. Jezus fprak tot haar : V/eest gegroet; en ftond nu al zoo naa by haar, dat zy Hem volkomen kenden. Vol van eerbiedenisfe , knielen de Discipelinnen voor Hem neder , omvatten zyne (i) Deeze verfchyning fchynt ftraks op die, waarmede Mariavtm Magdala verwaardigd wierd , gevolgd te weezen. Y4  34° LEVEN van XII. boek. zyne kniejen , en kusfen zyne voeten. De vreugde was met vreeze gemengd; maar Hy beneemt haar de vreeze door zyne vriendlyke Aanfpraake • Vreest met : gaat , en zegt mynen Broederen , dat £y my gezien hebt. Zegt hun , dat zy na GaliUa moeten te rug reizen, dat zy my daar zullen zien. Hv fcheidde van haar. Zoo uitneemend worden deeze Vrouwen voor haar vroegtydig heenengaan na het Graf beloond ; en men zou 'er kunnen byvoegen , ook voor haar edelmoediger gedrag ten dage van zyne kruifiginge. De Discipelen daarentegen moesten eerst door haar oplettende gemaakt, hun eerst eenige reden van Jezus herinnerd , en zoo door naadenken tot zyn wederzien voorbereid worden. De vergelyking van de verfcheidene berichten , die deezen morgen inliepen, moest hen aanzetten , om de zaak eerst van alle kanten te befchouwen , eikanderen hunne twyfelingen te ontdekken en te beantwoorden , en , zo zy dat niet konden , de oplosfing in zekere reden van den Heiland te zoeken. Intusfchen dat Maria van Magdala , aan dewelke Hy eerst verfcheen , en nu ook de andere Maria en Salome , zich fpoeden, om aan den Discipelen , wat zy gezien en gehoord hadden , te vernaaien; niet juist aan allen te gelyk , maar de eene aan deezen , de andere aan eenen anderen , ( want de Discipelen waren thans niet vergaderd) (*) ; zoo hadden Johanna en andere Ga- lilee-< W*?a}k$ ZieS men al daar uIt > dewyl 'smorgens vroeg Maria van Magdala enkel Joannes en Petrus bv elkanderen hebben aangetroffen. Ueezea waren waaricbvaelyk in dezelfde Herberge. De anderen waren hier en daar  I.HOOFDST. JEZUS. 341 lileefche Discipelinnen , en wie van de JeruzMemfche Inwooneresfen by haar was, de Speceryen , dewelken roe balfeminge dienen moesten , na het Graf laaten brengen , en waren thans zeiven daar tegenwoordig , zonder van de voorvallen , die wy tot hier toe verhaald hebben , iets te weeten. Deezen hadden ook niet zeer veel tyds geduurd ; en gemerkt de Discipelen en Discipelinnen te Jeruzalem , zoo veelen in getal, de eene hier , de andere daar, in die groote Stad verftrooid waren, zoo had zich nog geen gegrond bericht van hec gebeurde onder hen kunnen verfpreiden. Joanna met haare Gezellinnen vond nu ook het Graf open en ledig. Verlegen , ontzet, wee¬ ten zy niet , tot wien zy zich keeren zullen , als zy naby zich (/) twee Mannen in heldere witte kleederen zien ftaan. Verfchrikt flaan zy haare oogen neder, maar worden van de Engelen (juist dezelfden, die aan Maria verfcheenen ,) aangefproken en gevraagd : „ Wien zy hier in het Graf zochten ? Zoekt „ gy Hem , die leeft, by de dooden : Hy is op„ geftaan. Herinnert u flechts, wat Hy u reeds , „ geduurene Zyn verblyf in Galila;a ( m) , gewoon „ was te zeggen ; (naamlyk,) dat van God ver„ ordend was, dat dezelve Menfeh , (gy weet, „ wien Hy zoo noemde ,) aan de Afgodifche Over- heid in handen geleverd, gekruifigd, en ten der- „ den daar in de Stad verftrooid. Eerst des avonds verzamelen zy zich by 'een , en dit tydftip wacht Jezus Christus af, cm zich aan hen te vertoonen. (I) In of zeer naby het Graf. (m) Mattb. XVI. vs. 21. XVTI vs. 23. XX. vs. 12.  342 LEVEN VAN XII. BOEK, „ den dage opgewekt zou worden. (Zoo als „ nu bet eerfte gefchied is, zoo zeker kunt gy zyn , „ dat ook het laatfte zal gebeuren "). De Discipelinnen dachten aanftonds aan deeze woorden des Heeren , en zoo ras als zy uit de eerfte verwarringe tot zich zeiven kwamen, en aan de ftillere vreugde ruimte gegeeven hadden , fpoedden zy zich ook met de gewenfchte boodfchap na de Stad. . Deezen zagen Jezus zeiven niet. Slechts drie Discipelinnen waren het, die dit geluk te beurt viel: Maria van Magdala , die zich door haare tederhartige bevorderinge zyner belangen onderfcheidde'; Salome , de Moeder van twee Zyner geliefde Discipelen , en Maria , de Zuster van Zyne Moeder , die insgelyks onder de Twaalven eenige Zoons had. Van deezen vernam het buiten twyfel eerder , dan alle anderen , de Moeder van Jezus, dat haar Zoon , dien zy aan het Kruis den geest had zien geeven , leefde («). 6 ' Omtrent deezen tyd , als deeze Vrouwen het Graf verlieten , om deeze vrolyke boodfchap den Discipelen ', mede te deelen, kwam van eenen anderen kant bericht der gebeurtenisfe van deezen dag rot de Priesterfchap. De by het Graf gefielde Wacht, wanneer zy van den eerften fchrik over de verfchyninge des Engels , en van de Aardbevinge, tot zich zeiven waren gekoomen , was na de Stad gevlucht. Iets ongemeens ! Een Romeinfche Wacht zynen post ver- OO Het fchynt niet, dat zy eene byzoniere Verfchyning gehad heeft : maar wei is het geloofbaar , dat zy, toen Jezus aan het geheele Gezelfchap verfcheen , daar by tegenwoordig geweest is, , ,  i.hgofdst. JEZUS. 343 verlaaten ! De Soldaaten moestten aanftonds zien , dat zy zich deswegens by hunnen Heere , den Landvoogd , zouden moeten verantwoorden. In de eerfte plaatfe was het noodig, de Priesterfchap , en derzelver Opperhoofd , denwelken zy , geduurende hec Feest in den Tempel, ter verhoedinge van alle wanordes , ten diende ftonden, van de zaake te berichten , en zich te verontfchuldigen: want deezen was in dit geval veel meer, dan Pilatus , aan de getrouwheid van de Wacht geleegen. Deezen moest vreezen , wegens dit vluchten by den Landvoogd aangeklaagd te zullen worden. Om dit voor te koomen, begaven zy zich tot de Priesteren, en verhaalden , ( men kon den fchrik noch uit hun gezicht leezen ,) wat zy heden gezien hadden, het geen hun dien fchrik had aangejaagd. De Priesters befchouwden de zaak meerder van den kant der gevolgen , dewelken zy zoude hebben , wanneer zy mee deeze omftandigheden onder hec Volk kwam, dan dat zy daarom hunne flechte gedachten nopens Jezus zouden veranderd hebben. Niets verfchrikte hen zoo zeer , als de bekommernis , dat de zaak op die wyze , als haar de Wachters verhaalden , aan hec in zoo groote menigte te Jeruzalem vergaderde Volk, het welke grootdeels eene getuige van Zyne terechcftellinge geweest was , geloofwaardig mogt voorkoomen. Dit zochtten zy te beletten. Op een nader onderzoek lieten zy zich niet in , en het zelve zouden zy zekerlyk niet hebben kunnen vermyden, als zy gedacht hadden reden te hebben , om het verhaal der Wachteren te wantrouwen. Wat zou in dat geval natuurlyker geweest zyn , dan de Soldaaten ieder afzonderlyk te verhooren , om omftandigheeden te ontdekken , dewelken het waarfchynlyk zouden • ge-  344 LEVEN van XII.boek. gemaakt hebben , dat bet, of eene iedele fchrik of zelfs wel een met de Discipelen afgefproken bedrog geweest ware ? Maar van zoodanig wantrou¬ wen omtrent de Wachteren vind men géén fpoor Aan den anderen kant was 'er ook by hen die liefde voor de waarheid niet, die hen zou hebben kunnen beweegen, om aan eene zoo fterk voor Jezus zaak pleitende omflandigheid gehoor te geeven. My blyfc het fteeds waarfchynlyk , dat zy >ook hier, om aan zich zeiven deeze zaak te verklaaren, hunne toevlucht tot toverye, of tot de Dxtnons , genomen hebben ; waaruit men dan zou kunnen begrypen, hoe een voor de Wachters zoo vreefelyk Lucht - verfchynfel , eene Aardbeeving enz. zou hebben kunnen ontftaan f» Niet betere Kenners der Natuur, en Beoordeelers der Wonderwerken , als zy waren , konden zy zich wel iets zoo ongerymds in het hoofd brengen. De Raad vergaderde O): Op de uitbreiding of fmoonnge van deeze zaake , kwam 'er al te veel aan , dan dat de Hoogepriester zulks over zich alleen zou (o) Op zoodanig iets moesten zy toch vallen , naa dat zy zich eens in het hoofd gebragt hadden , om volitrekt mets Godlyks th de zaak te willen zien. De Sad duceen, die in het geheel gééne Opftanding, ook gééne Geesten geloofden , moeten dit verhaal geheel verworpen hebben. C/O In dit werk hadden de Pharizeen en Sadduceeuwen weder beiden even groot belang: geenen, om dac dus de zaak van den gehaaten Kruisfeling opentlyk gerechtvaardigd zou zyn geworden; deezen ook om die bvzondere reden , dewyl dus de van hen verworpene Leer van de Opftandinge een nieuw bewys zou hebben be-  i. hoofdst. JEZUS. 345 zou hebben willen neemen. Hier vond men : „ dat „ de Soldaaten aanklaagen , en op 't ftraffen van hen „ dringen, flechts dienen zou om hen te noodzaaken, dat zy de zaak ter hunner verdeediginge nog des te „ heviger ftaande hielden, en zoo zou zy onfeilbaar „ met alle omftandigheden ruchtbaar worden: als men „ in tegendeel zagtkens met hen handelde, zouden zy „ zich , onder belofte van veiligheid , gaarne laaten „ overreden, om de zaak op eene andere wyze, dan „ zy zich had toegedraagen , te verhaalen." Men verhoort hen ; men geeft hun toe, dat zy iets zooda- nigs zoude kunnen gezien hebben; dat men niec wilde onderzoeken , wat hec eigentlyk geweest ware ; dat nochtans niet oorbaar was , dat dit gerucht onder het Volk kwam ; dat men daaruit maar al te gunftige befluiten voor de zaak van den Gekruisten zou trekken; dat het beter was, dat de zaak zoo verhaald wierd : Dat zy, Wachters, in flaap waren gevallen ; dat de Discipelen van Jezus zich het zelve hadden ten nutte gemaakt, en het doode Lighaam by nacht uit het Graf hadden na elders gebracht enz. dat , als 'er iets van, voegde men 'er by, den Landvoogd mogt ter ooren komen, zy zich over hunne verantwoording niet behoefden te bekommeren ; dat den Raad met hem ten hunnen voordeele zoude fpreeken, en hen buiten alle verantwoording ftellen. : Om hen noch fterker in hun belang te trekken, gaven zy hun Geld: waarfchynelyk onder het voorwendfel van tevredenheid , dat zy , als Wachters , het hunne gedaan hadden. Nu gehoorzaamden de Soldaaten gaarne , en fpraken met elk eenen zoo van de zaak , als het hun de Priesterfchap in den mond gegeeven had. Zoo  346* LEVEN van XII. boék, Zoo vervalfcht werd het verhaal, van het geene den Wachteren was overgekoomen , door Stad en Land verfpreid ; en om de vervalfching meerder gezachs te geeven heeft, volgens het getuigenis van eenen der oudfte Christlyke Schry veren, de Joodfche Raad ook aan de uitlandfche Jooden de zaak op die wyze doen berichten: „ dat (naamlyk) eene 3, Atheïstifche , en tegen de Wet ilrydige , Sefte , „ waarvan een zeker Galileefche Bedrieger, Jezus , „ de Stichter was , zich opgedaan had ; dat den„ zeiven , naa dat men Hem had laaten kruifigen, „ Zyne Discipelen by nacht uit het Graf, waarin „ Hy naa de afneeminge van het kruis gelegd was , „ hadden weggeftolen , en thans trachtten elk eenen „ te misleiden , door het voorgeeven, dat Hy van „ den dooden opgedaan ware" (j). Men zou kunnen denken , dat het beste middel, om deeze vervalfching tegen te gaan , en de Opftanding buiten allen twyfel te dellen , geweest zou zyn , dat Jezus zich opentlyk aan de Natie vertoond hadde. Als Hy , dien zy voor twee dagen aan het kruis zagen derven , zich aanftonds noch op deeze Feestdagen hadde laaten zien , wat zou dat voor eenen derken indruk op elk eenen hebben moeten maaken, en hoe onweerfpreekelyk zou dit de befchuldiging van het deelen des Lighaams , en alle andere lasteringen , • wederlegd hebben ! Men heeft deeze gedachten voor zoo gewichtig gehouden , dat men zelfs eene tegenwerping tegen de Euangeiifche Gefchiedenisfe daar van ontleend heeft , dat 'er gééne zoodanige openCO Juftyn, de Martelaar, aangehaald van Grotius op Matth. XXVIII. ys. 15.  I.HOOFDST. JEZUS. 347 openbaare Vertooning van Jezus perfoon gefchied is. -— Men kan niet ontkennen , dat het eenen derken indruk op de gemoederen gemaakt zou hebben, als men denzelven weder levendig gezien had , uit wiens dood men zoo overyld befloten had , dat Hy onmo- gelyke de Mesfias kon weezen. Dan, deeze indruk zou echter alleen van zoodanigen aart geweest zyn , als Jezus al meermaalen door Zyne daaden zou hebben kunnen bewerken , indien Hy met dezelven vertooning hadde willen maaken < en de Aanfchouwers alleen tot verbaasdheid over Zyne Macht, maar dewelke alsdan verder voldrekt niets zedelyks gehad zou hebben , als het ware , hadde willen dwingen. Men zou zekerlyk , zelfs zonder liefde voor de waarheid , zonder naadenken, zonder verloochening zyner vooroordeelen , dat geene hebben moeten gelooven , het geen men gezien hadde. Maar wat zouden dan de verdere gevolgen van eene zoodanige toedemminge eener verbaasde Natie geweest zyn ? Zekerlyk zou zy nu , meer dan ooit-, van deezen weder levendig gewordenen , nu voor den Mesfias erkenden , Jezus , verwacht hebben , dat Hy eindelyk tot de groote Staats-omwentelinge het fein zou geeven, het welke naar haaren hardnekkigen waan voor het Ryk van den Mesfias den weg zou baanen. Ware dit niet gevolgd , had Jezus , even gelyk voor deezen, Zyne grootheid meerder door Uil wéldoen, dan door veel geruchts-maakende Wonderwerken en onderneerajngen , beweezen , dan zou Hy ook in achting by hen , van tyd tot tyd , weder gedaald weezen ; Zyn derven en opdaan zou in het einde een vruchteloos fchouwfpel der Phantafie (verbeelding) zyn geworden , dat hun Jezus wel als eenen Wonderdoender , maar nooit als de Verlosfer van zonde en dood , volgens  348 LEVEN van XII.boek. gens de geheele uitgeftrektheid van het fchriftmaarige denkbeeld wegens den Mesfias, zou bekend gemaakt hebben. En gefteld eens , dat Hy dan , kort naa deeze opentlyke verfchyninge , de Aarde had verlaaten , en nergens meerder (r) ware te vinden geweest , zou het dan niet naa eenigen tyd , den Pharizeeuwen weder even zoo gemaklyk geworden zyn, om deeze Verfchyning voor een Lucht ■ verfcbynjel , voor het werk van eenen Dcemon of van Toverye te verklaaren , als het hun gelukt was, om Zyne eerfte Wonderwerken door zoodanige uitvindinge verdacht te maaken ? In tegendeel, by de ftillere, min¬ der geruchtmaakende manier, waarop Jezus naa Zyne opftandinge zich aan Zyne Discipelen openbaarde, en door deezen de Natie en der weereld het liet zeggen , en niet enkel zeggen , maar ook met nieuwe bewysredenen (j) bekrachtigen, dat Hy leefde, werd in der daad naadenken , en liefde voor de waarheid vereifcht, om het eenvoudige , onopgefmukte , trouwhartige , en nochtans zoo krachtig beweezene verhaal der Discipelen , in tegenoverftelling van de fchynredenen en lasteringen , waar mede Zyne Zending beftreeden wierd , te onderzoeken , de «yde der waarheid te kiezen , en door openbaare bekentenisfe van dezelve , Gode de eere te geeven. Alleen het geloof van deezen aart was het, het welke het Euange* he voor die het aanneemen wilden , tot eene kracht van God ter zaligheid maakte. Zoodanig een geloof alleen had iets Zedelyks ; want eigentlyk was hec niets hebben ^ ^ ws'' gdyk EHüS' 0veral sezogt CO Zoodanigen waren de Wonderwerken, welken de Discipelen naaderhand zelfs deeden.  i. hoofdst. JEZUS. 349 niets anders , dan een getrouw gebruik van het verftand tot het naadenken van de innerlyke en uitwendige bewyzen , met dewelken God de Zending en Lotgevallen van Zynen Zoon , inzonderheid deeze Overwinning van den Dood , voorzien had. Intusfchen werden 'er echter, juist om dat dit bericht door de gantfche weereld uitgebreid moest worden , Getuigen vereifcht, die Hem naa Zyne Opftandinge lighaamlyk gezien hadden. En wie waren bekwaamer daar toe , dan juist die , deweiken reeds zoo langen tyd Getuigen van Zyne leeren , daaden en lotgevallen geweest waren , en nu , om die zelfde reden, ook voor eenen hoogeren trap van verlichtinge vatbaar , dewelke hen in ftaat ftelde, om naaderhand het verwonderenswaardige Ontwerp Zyner lotgevallen , in betrekking zoo wel tot de Natie , als op het Menfchelyke Geflacht , in te zien , en zoo veel daar van mede te deelen , als tot verlichtinge der menfchen noodig was ? Wien eerder, dan Zyne Discipelen , zoude Hy zich als Verreezen vertoond hebben, daar zy zich tot hier toe by uitneemendheid als Zyne waardige Aanfchouwers en Toehoorders gedraagen hadden ? Had men reden, om hun verhaal, wegens de. eerfte levens-gefchiedenisfe van Jezus , van het geene 'er naamlyk tot op Zyn lyden toe is voorgevallen , te gelooven , (en men had zoo veel te meerder reden daarcoe, dewyl zy zich by Zyne meeste daaden , op het mede- inftemmende getuigenis van geheele Steden en Vlekken , konden beroepen ; ) zoo was er ook gééne voldoende reden , om aan hunne verklaaringen van de laatfte gebeurtenisfen te twyfelen. Door middel van op deeze wyze , de Opftanding van Jezus te laaten bekend //. Deel. Z Wor-  35° LEVEN van XII boek. worden, werd het een proeffteen van het vernuft, en van de liefde voor de waarheid , met opzicht tot veelen , die tot hier toe de zaak van Jezus flechts met het oog van vooroordeel en drift befchouwd hadden % thans moest blyken , of zy nu , onaangezien deeze zigtbaar - Godlyke ontwikkelinge Zyner Gefchiedenisfe, dewelke hun de Jongeren voor oogen fielden , dezelve verder zoo , als tot nu toe gefchied was , aanzien , dan wel eindelyk eens der ftemme van de waarheid en het geweeten gehoor geeven wilden. TWEEDE  . HOOFDST. JEZUS. 35* TWEEDE HOOFDSTUIC. Jezus verfchynt aan de Discipelen in Judaa. INHOUD. riHw na Emmaus gaande Discipelen bekooJJ_ men Jezus tot Reisgezelfchap , zonder Htm in den beginne te kennen. In de herberg ontdekt Hy zich, maar onttrok hun zyne tegenwoordigbeid aanftonds weder , waar op zy na Jeruzalem terug reizen , 07/2 het den anderen te melden ( 1). Omtrent den zelfden tyd verfchynt Jezus aan Petrus ( 2 ). Daarnaa aan de Elven , die by eikanderen vergaderd zyn , en van Zyne Opftandinge fpreeken ( 3 ). Thomas , die 'er niet tegenwoordig was , wil het noch niet gelooven (4). Agt dagen daarnaa komt Jezus weder tot ben , en Thomas ziet Bern (5). Bericht van Opgeftaane Heiligen (6). CO Markus XVI. Vs. 12, 13. Lukas XXIII. vs. I3-3I- en 35. (2) Lukas XXIV. vs. 34. O Cor. XV. vs 5.). C3) Markus XV. vs. 14. Lukas XXIV. vs. 36-48. Joann. XX vs. 19-23. C4) Joann. XX. vs. 24, 25. (5) .... vs. 26-29. (6) Matth. XXVII. xs. 52, 53. Z 1 Noch  35a LEVEN van XII. boek. Noch had niemand van de Discipelen Jezus gezien. Daar kwamen nu eerst berichten van de Engel - verfchyningen. Dat Jezus zelf levendig gezien was , fchynen in den beginne niet alle de Discipelen vernomen te hebben (t j. De meesten der Vrouwsperfoonen hadden flechts Engelen gezien. Nu was 'er wel niets met reden tegen haare verhaalen in te brengen, nochtans voldeeden zy niet aan de Discipelen ; veelligt, om dat de Vrouwen niet aanftonds alle de vraagen, die haar van wegens deeze Verfchyningen gedaan werden , beantwoorden konden ; of ook wel, dewyl haare verhaalen , in den eerften opflag , niet volkomen overeenftemden ; of naademaal men niet vertrouwde , dat deeze Discipelinnen zeker genoeg van Engel- verfchyningen zouden kunnen oordeelen. En daarenboven waren zy ook , by de uiterfte treurigheid en verlegenheid , waarin zy zich bevonden (>)> juist niet gefchikt, om eiken fchyn van hoope aanteneemen. Met den dood van Jezus had hunne al te zinnelyke verwachting van Zyn Koningryk den hardften fchok geleeden. Ontzet van zulke hoope, die geduurende Zyn leven hen zelfs by de grootfte wederwaardigheden en gevaaren CO By voorbeeld , die na Emmaus gingen, wisten er noch niets van. (") Zy klaagden en treurden , zegt Markus , Kapitt. XVI. vs. 10. * • Tv  2. HOOFDST. JEZUS. 353 vaaren opbeuren konde; en aan den anderen kant, vol van gevoel van het onherfielbaare verlies van eenen Leermeester, die hunne hoogachting en liefde bezat , zagen zy zich hulp- en troostloos in eene weereld agcergelaaten, daar zy zich gantfchlyk buiten ftaat gevoelden , om Zyn groot werk voorttezetten , terwyl zy tbans niet eens eigentlyk wisten , wat van Hem geworden was , of wat zy noch verder van Hem te verwachten hadden. Droevige Schilderyen van het geene zy in deeze dagen gezien en gehoord hadden , zweefden 'er noch geduurig voor hunne gedachten. Zy zagen Hem noch in hunne gedachten , zoo als Hy aan het kruis hing , en onder duizend fmarten den geest gaf. En by dit affterven had Hy nochtans zelfs den allernaast by Hem ftaanden Boezem • Jonger verder niets gezegd, waar uit zy eene fpoedige terugkeering in het leeven zouden hebben mogen hoopen. .— Gééne belofte , om overmorgen weder by hen te zullen zyn. Dat Zyne ziele thans in het ergens der Gelukzaligen, in den fchoot van Abraham was , dat konden zy denken \ maar tot de gedachte van eene zoo naaby zynde Opftanding, klom 'er géén één op. By deeze verlegenheid vatteden zy , onaangezien al het geene hun van verfchyningen der Engelen enz. verhaald werd, nog in 't geheel gééne hoop op ( v ). Zy konden niet anders denken , dan : „ dat als 'er al „ zoo- O) Uitgezonderd Joannes en Petrus; deeze beiden , (ten mini'ten de eerfte,) hebben uit het geene zy in het opene Graf gezien hadden , in der daad beginnen te vermoeden , dat Jezus wel opgeftaan konde zyn. Zie het voorgaande Hoofdltuk. Z3  354 LEVEN van XII. BOtK. „ zoodanige Engel verfchyningen voorgevallen wa„ ren , zy (de Discipelen ) dan ook van dezelven „ iets moesten gezieB hebben. Waarom juist ,, alleen de Vrouw-^perfoonen ? enz " En dan fcheen ook de omflandigheid van het ledig gevondene Graf altyd noch zeer bedenkelyk. Zy vermoedden eene of andere boosaartige Onderneeming van den kant Zyner Vyanden. Een groot gedeelte van den dag was 'er voorbygeloopen , en federt de voorgemelde eerfte Verhaalen (w), was 'er verder niets aan den dag gekoomen , het geen hun genoegzaam beweezen zou hebben , het geen zy , hoe zeer zy het ook wenfchten , niet gelooven konden. Nooit geeft men eerder plaats aan twyfelingen , dan wanneer 'er van het eerfte bericht , het geen hoop begon te geeven, tot op het oogenblik , dat men de zaak vervuld ziet, een geruime tusfchentyd verloopt. Gemerkt het reeds avond was, en noch géén Discipel verhaalde , iets van dat alles gezien te hebben , het geen de Vrouwen verhaalden , namen de twyfelingen de overhand. Twee van hec Gezelfchap gingen wegens bezigheden uit de Stad , na Emmaus toe , een Vlek , twee uuren van daar (10) Van Maria van Magdala, Salome enz. Men zou, *t is waar, denken, naadien deeze Vrouwen naaderhand Jezus zeiven gezien hadden , dat dit de Discipelen , die aan de verfchyningen der Engelen twyfelden, zou overtuigd hebben. Maar dit laatfte bericht, (dat zy Jezus zeiven gezien hadden , ) fchynt wat laater verfpreid te weezen. En misfchien maakte juist dit haar verhaal by de Discipelen verdacht , dat men dan zeide , daar waren Engelen , dan Jezus zelf ware gezien. Zy dachten , wegens den fchyn-itryd, dat deeze berichten elkanderen vernietigden.  2. HOOFDST. JEZUS. 355 daar geleegen. Zy behoorden niec tot het getal der Twaalven , maar behoorden toch mede tot het Galileefche Gezelfchap. De eene was Cleophas , vermoedelyk dezelfde, dien wy als den Man van Maria , de Zuster van Jezus Moeder, kennen ; de andere naam is onbekend. Het gefprek liep, gelyk natuuriyk was , over het geene , waar van zy het hart vol hadden , waar van zy heden zoo veel hadden gefprooken , en zoo veel hadden hooren fpreeken. Zy wenfchen juist niet na Reisgezelfchap ; ten zy dat het de een of andere Discipel ware ; want waar van zouden zy met eenen anderen fpreeken ? Tot geiprekken over oriverfchillige zaaken waren zy niet bekwaam ; hun hart was te onrustig, te zeer op het meergemelde eenige Voorwerp gericht ; en van Jezus met eenen menfeh van eene andere denkwyze te fpreeken , zou hun noch meerder tegen de borst geltooten hebben. En echter komt 'er nu een onbekend Reiziger agter hen aan ; intusfchen dat zy met elkanderen-over de Verfchyningen fpreeken , dewelken men zeide , dat 'er op heden waren voorgevallen ; een gefprek, dat niet zoo fpoedig kon afloopen , want het bracht hen tot in het midden van Jezus gefchiedenisfe. Zy zien te rug op het voorleedene , maar zien in den levensloop van hunnen Leermeester géén zoodanig ontwerp , het geen hun licht gegeeven zou kunnen hebben. Zy keeren derhalven weder even zoo vol twyfel, als te voren , terug tot het eerfte voorwerp van hun gefprek, op de Verfchyningen van heden ;* maar zy kunnen niet ééns worden , wat zy daarvan zullen maaken. De Reiziger koomt naader. Hy gaat fneller om hen in te haaien , dan word wegens de levenZ 4 digheid  35 6 L G V EN van XII. boek. digheid van hun gefprek, niet aanftonds van hen bemerkt. Nu groet men eikanderen Hun komc met m de gedachten om Hem naader te befchouwen : en Hy fpreekt en gedraagt zich als een vreemde ( * ). Gy zyt ernftig in gefprek, zegt Hy, gy moet van eene gewichtige zaake fpreeken ; en waarom ziet gy zoo treurig ? En ging geftadig met hen voort, -r- Zy worden te onvreede , dat Hy ze ftoort, en noch meerder , dat Hy die vraag doet, even als of 'er zyns weecens in die dagen geheel niets gewichtigs te Jeruzalem , en Hy kwam echter uit de S^ad! voorgevallen ware. Ik zou niec gedacht hebben , gaf Lleuphas ten antwoord , dat er een eenig menfeh te Jeruzalem geduurende het fceest zich kon opgehouden hebben , die ons vraagen kon , wat aldaar van aanbelang ware voorgevallen , wanneer wy zoo ernflige reden wisfelden ? fVat danï zeide de Reiziger. Wat anders , hernam de Discipel , dan het geen met Jezus van Nazareth is voorgevallen, die (laat ik het maar ronduit /eggen ; een Propheet van God, een machtige Wonderdoener en Leeraar was ! Daar voor had Hem de geheele iNatie behooren te houden. — En dat weet gy niet ? En hoe Hem on¬ ze Raad ter dood heeft veroordeeld, en aan het kruis beeft laaten flaan ? En nochtans meenden wy de allergewichtigfte redenen te hebben , om Hem voor dien te houden , die Israël bevryden zou. . Maar het is nu met dat alles reeds de derde dag, federc Cao Jezus moet zich inderdaad niet alleen in Zyne hebben.' voorhet overige onkenbaar gemaakt  2. HOOFDST. JEZUS. 357 fed rt dat Hem zulks is overgekomen (y): Het is waar, ons hebben heden eenige Vrouwsperfoonen, die rot ons gezelfchap behocren , in geene geringe verwondering gezet. Zy waren des morgens vroeg na het Graf gegaan , maar hadden het liphaam van Jezus niet gevonden ; waarop zy in de Stad terug kwamen . en dit verhaalden , en verzekerden , dac haar Engelen waren verfebeenen , die gezegd hadden d .t Hy leefde. Eenigen van ons gezelfchap gingen hierop zelfs na het Graf, en vonden het met opzicht tot het lighaam zoo , als de Vrouwen gezegd hadden , maar Hem zeiven zagen zy niet. Zoo duidelyk ziet men , dat ook de kleine vonk van hoope , die zy , op her. verhaal van de Discipelinnen , mogten gevat hebben, reeds weder uitgeblufcht was. De Vreemdeling , zoo fcheen het, had opletten- de toegeluisterd. iSu nam Hy het woord , en (wac kon 'er onverwachter zyn ?) begon hun deeze taal van twyfeling te verwyten, en voor de zaake van hunnen ter dood gebrachten Leermeester , met allen yver party te neemen ; Hy, die in den beginne van de zaake niets het minfte fcheen te weeten. En wat is het dan nu , ( zeide Hy ,) dat u by deeze zaake zoo kleinmoedig maakt ? Gy onopiettenden! hoe zyt gy zoo zwaar te overtuigen , van het geen nochtans de Godlyke Schriften zeggen , dat met den Mesfias (y) Men ziet hieruit, dat toch noch een duister aandenken aan de belofte des Heeren , dat Hy ten derden, dage zou opflaan , in hunne zielen plaats gehad heeft. Misfchien is het echter wel eerst door de geruchten van deezen zelfden dag weder in hun opgewekt geworden Zy  358 LEVEN van XII boek. Mesfias zou voorvallen. Worden daar niet Zyne lotgevallen juist zoo befchreeven , als zy daadlyk gebeurd zyn ? Moest Hy niet eerst dit alles uitftaan , eer Hy zich als Mesfias in Zyne grootheid en heerlykheid kon vertoonen ? Het was by uitneemendheid zeldzaam , den Man zoo te hooren fpreeken! En nochtans, hoe zeer Zyn gefprek hun hart verwarmt , denken zy echter in het geheel niet, dat Hy meer, dan een of andere geleerde Rabbi is. Hy ging noch vefder. Hy herinnerde hun zekere plaatfen , of liever den geheelen inhoud en geest van hunne Godlyke Schriften ; Hy toonde hun , hoe al de oude Mozaïfche Schikkingen eene betrekking op eenen zoodanigen Mesfias gehad , en veel van Zyne lotgevallen , en van Zyn Koningryk, Symboliefch afgebeeld , en hoe, in opzicht van de vroegere Openbaaringen , ook de volgende Propheeten , meer of minder duidelyk , zoo wel de verhevenheid van hec Godlyke Koningryk , als wat Hem de oprichting van het zelve kosten zou, voorzegd hadden (s). Hy mengde 'er overal aanmerkingen onder , die hen deeden zien , dat Hy een buitengemeen diep inzicht in het Ontwerp der Openbaaring had. De (z) Het is hier de plaats niet , om ons in eene uitvoerige ophelderinge van deeze ftofle in re laaten. Dc Schryver meent om redenen, die hy in een ander Werk ontwikkeld heeft, den Mesfias niet bloot in enkele plaatfen , maar in den geheelen inhoud en geest der Schriften van het Oude Verbond te vinden. Hy is genoodzaakt, om ook hier zyne Lezers tot zyn Gefchrift van bet Koningryk. Gods , of Proeve over het Ontwerp der Godlyke Schikkingen en Openbaaringen , te wyzen.  2. IÏOOFDST. JEZUS. 359 De goede Discipelen wisten niet, wat hun overkwam , als hun verftand , geduurende deeze gefprekken , het eene licht naa het andere bekwam. Dan , noch gedaante , noch fpraake , deed hen merken , wie Hy was. Onder deeze gefprekken naderen zy het Vlek Emmaus, daar de Jongeren heenen wilden; maar hun Reisgenoot fcheen heden noch verder heen te willen (a ). Thans waren zy in het Vlek gekoomen. Het geen zy van Hem gehoord hadden , maakt hen zoo («) De manier , waar op Jezus in dit en in andere gevallen zich zeiven aan Zyne Discipelen en Discipelinnen ontdekt, heeft iets zoo fchoons en gevoeligs , dat een Ltezer van verftand en fmaak , het niet genoeg zal kunnen bewonderen. Hy verkiest , om zich aan hen te ontdekken; juist die gefteldheid, waar in zy tot eene zulke ontdekking van de zyde des verftands , of van het hart , of van beider, tevens , allermeest voorbereid waren : en dan heeft ook de manier , waarop Hy zich aan hen te kennen geeft , iets , dat onvergelykelyk gefchikt is voor deeze hunne gefteldheid , ofte ook voor hunne geheele maniere van denken en karakter. Aan eene Magdalafche Maria , by voorbeeld, geeft Hy zich te kennen , als zy juist by het zoeken van Jezus doode Lighaam allertreurigst en meest verlegen is , en de ontdekking ligt in één éénig woerd , het welke met Zynen gewoonlyken toon uitgefpvooken , haar in ééne reize aan het Discipelfchap herinnert. Eén éénig Maria .' moet haar den tedergeliefden Heer en Meester te kennen geeven. Aan deeze twee na Emmaus gaande Discipelen , ontdekt Hy zich insgelyks by de welvoegelykfte omftandigheeden , naa dat hun verftand tot dien trap verlicht , en hun hart tor dien trap verwarmd was , dat nu deeze ontdekking niet flechts eenen zinnelyk - fterken indruk maaken , maar een geloof, dat de vrucht van naadenken over Zyne gefprekken was , geheel en al tot overtuiging verheifen moeit. En de manier, waar op Hy zich  3&9 LEVEN van -XII, doek. zoo begeerig , om zynen omgang noch langer te genieten , dat zy Hem vriendlyk uitnoodigen , om hier by hen te overnachten ; dat het immers reeds avond was, en dat de nacht Hem zou overvallen. De Reiziger neemt de uitnoodiging aan. Zy gaan alle drie in een huis in het Vlek. Hoe zeer zy begeerig mogten zyn om te weeten , wie de Man ware , eene zekere eerbied echter hield hen te rug , dat zy het Hem niet vroegen. Men zet zich aan tafel. Brood en Wyn word hun voorgezet. Dat rondom aantebieden kwam den voornaamften toe , den Reisgenoot, die een geleerd Rabbyn fcheen te weezen ; en aan wien men derhalven de eere der voorzittinge overliet. Daar was thans, fchynt het, niemand in het vertrek tegenwoordig. De Reiziger neemt het Brood, doec zich ontdekt, heeft ook hier iets zoo zagts en aangenaams. I In het vervolg zullen wy uit Joannes noch eene gelykfoortige manier . van aan hen te verfchynen , bybrengen In het algemeen is de gefchiedenis der Opftandinge van Jezus by alle de Euangelisten eigenriyk niets anders, dan een eenvouwig verhaal van eenige Verfchyningen , waardoor zy daar van , dat Jezus leeft , ailerüerktst overtuigd werden, met meldinge van veele kleine omftandigheeden van deeze Verfchyningen , dewelken voor hun verftand leerzaam , en voor het hart gewichtig en inte. resjant waren. Die met weinig naadenken en gevoel deeze hunne Verhaalen leest, dien kunnen zy niet overtuigen : maar eenen Leezer , die met eenen Joannes denken en gevoelen kan zoo als hy , geeft zelfs zyn verhaal alleen zoo veel te bemerken ; hy vind daar in zoo veel karasteristiek , dat hy zyn verftand en hart geweld moet aandoen , wanneer hy hem zyne toeftemming weigeren wilde.  S HOOFDST. JEZUS. 361 doet het tafel-gebed, juist zoo als het Jezus dikmaals gedaan had ; breekt het brood, juist zoo als het Jezus veeltyds had gebroken ; bied het hun aan, juist zo als Jezus zulks te voren had gedaan. Gebaarden, /tem, en nu ook , toen zy Hem naauwkeuriger aanzagen , houding en geftalte, zyn die van Jezus. Hy is het. Wat zy op dit oogenblik gevoelden , kan men eerder medegevoelen , dan zeggen. Hy is het : hun tedergeliefdften Heer en Meester, dien zy voor twee dagen aan het kruis hadden zien fterven ; wiens doode lighaam zy in het Graf hadden zien leggen ; dien zy nooit weder hadden durven hoopen in het leven te zien. Maar zoo plotslyk als de ontdekking was, zoo plotslyk was ook weder de onttrekking van zyne tegenwoordigheid. — Zy zagen Hem niet meer ( h ). Men merke op de Wysheid in deeze maniere van zich aan hen te ontdekken. Eerst door redenen , dan door de zinnen. Zy moeten eerst naadenken , eerst door overweegingen daar toe gebragt worden , dat Hy niet in het Graf kan gebleeven zyn , en dan krygen zy Hem te zien. ,— De Discipelinnen in tegen- (b~) Maar juist deeze fpoedige ontwyking , gemerkt zy zoo aanftonds op de ontdekkinge volgde , bevestigd» dezelve , en verfterkte haaren indruk , in ftede van dien te verzwakken. Het was zigtbaar, dat Hy ze van langzaamerhand tot op het punt van ontdekkinge wilde leiden , en dan dewyl Hy hun niets meer te zeggen had , eensklaps alles aan hun naadenken overlasten.  36a LEVEN van XII. Boek. tegendeel , worden rechtftreeks door de zinnen van Zyn leven verzekerd. De twee Discipelen zaten nu noch alleen by elkanderen. Zy weeten nu , dat zy den Heer gezien hebben. Zy denken te rug aan het geen hun op den weg was ontmoet, hoe Hy tot hen was gekomen , enz. Zy verhaalen eikanderen , wat zy by Zyne gefprekken hadden ondervonden : Hoe klopte urn hart, hoe voorfpelde het ons enkel goeds en vrolyks, toen Hy, noch onbekend, met ons jprak, en ons de Schriften ophelderde; noch nooit gevoelden wy iets zoodanigs , als wy by Zyn gefprek gewaar wierden. Het duurde niet lang ,°of zy fpoedden zich , om deeze vreugde aan de anderen mede te deelen. Hoe konden zy die voor zich alleen houden ? 't Is waar , de nacht was naaby; maar zy trokken evenwel op het zelfde oogenblik na de Stad te rug. Het is onzeker , of zy van de Discipelen de eerften geweest zyn , die den Heer naa Zyne opftanding gezien hebben. Ook Petrus had , ( omtrent den tyd, zoo het fchynt, als deezen uit de Stad gingen ) het geluk gehad van Hem te mogen zien. Van de omftandigheeden deezer Verfchyning is niets bekend. Men kan 'er alleen zoo veel van zeggen , naamlyk , dat Jezus zich aan deezen Discipel zoo veel eerder heeft laaten zien , om hem te verzekeren , dat Hy hem zyne fout had vergeeven, hem weder als Petrus, Zynen geliefden Discipel, aanzag. Zekerlyk moet Petrus federt den tyd van de terecht- ftellinge zyns "Meesters, meerder dan één van de andere Discipelen hebben geleeden , dewyl hy zich had te verwyten , dat hy Hem beleedigd had. Treurigheid over zyn gemis  2. HOOFDST. JEZUS. S^3 gemis met deeze byzondere fmarte verbonden , maakt hem ongelukkiger, dan alle de anderen. Jezus haast zich, om hem gerust te dellen. Als de twee van Emmaus in den nacht te Jeruzalem aankwamen , en zich draks na het huis begaven, daar de Discipelen hunne Vergaderplaats hadden , ( het was het huis van eenen Jeruzalemfchen Discipel ,) vonden zy daar niet alleen het byzondere Gezelfchap der Elven (c) , maar ook veele anderen van Zyne Aanhangelingen, vergaderd. De eerden, denwelken zy verhaalden, wat hun onderweg ontmoet ware, konden her niet gelooven, zoo zeldzaam, zoo boven alle verwachting vrolyk , kwam hun de zaak voor. Maar , als zy tot in de vergadering van de Discipelen drongen , kwamen hun deezen , (eer zy hunne eigene vreugde mededeelen konden,) met eene even zoo vrolyke boodfchap voor , die zoo even onder hen uitgebreid was. „ De Heer is in waar„ beid opgeflaan , Hy is dan Simon ver fcheenen ," riep men hun aandonds by hunne intreede in de Vergadering toe. Simon Petras was onder de Discipelen in eenig aanzien ; het geen Petrus verzekerde zelf gezien te hebben, vond meerder geloof, dan het geene van de Discipelinnen verhaald werd. Het fchynt, dat Petrus een gedeelte van deezen dag in eenzaamheid doorgebracht hebbe , om het geen deezen morgen was voorgevallen , te kunnen overdenken , en dat Jezus in deeze eenzaamheid zich aan hem heeft vertoond. De (O Thomas uitgenomen, gelyk in het vervolg blykt. '  36+ LEVEN van X''I.bopk. De Vreugde , die nu reeds in de Vergadering heerfchte , werd nu noch grooter, als Cieopbas en zynen Mede • Discipel verhaalden , wat hun op den weg na Emmaus en in dat Vlek was overgekomen. Men delle zich voor, hoe hartlyk zy het verhaald zullen hebben , terwyl ieder indruk by hen noch zoo verfch , zoo levendig , en hun hart noch warm was, van het geene Hy met hen had gefproken , toen Hy hun de Schriften verklaarde. En nochtans, zoo de gemoederen der Discipelen niet reeds tot zulke naarichten voorbereid waren, zouden zy zich waarfchynlyk ook van deeze allervrolykfle zaake noch niet hebben laaten overreeden. De overgang van zulk eene treurigheid tot zulk eene vreugdó was veel grooter, en daarom ook zwaarder, dan wy ons kunnen verbeelden, als wy ons hunne gedeldheid maar oppervlakkig voordellen. Te gelooven , dat Hy was opgedaan , delde hen eensflags in eene nieuwe, noch nooit ondervondene, gemoedsgedeldheid ; dat gaf hun ongelyk meerder wederom, dan zy moesten vreezen verlooren te hebben. Want zyn Perfoon en waardigheid moest hun immers nu om die zelfde reden , van dit oogenblik af, veel Godlyker voorkomen ; Zyn uiterlykheid hun reeds om die reden veel minder aandootlyk zyn ; Zyn leven en lot hun van eene geheel nieuwe zyde in het oog lichten. Géén wonder , dat zy zich tot deeze hoogte der vrolykde overtuiginge bynaa niet konden verheffen. Nu genooten zy, het is waar, hoewel eenigen noch met eenige duisternis en twyfeling, oie vreugde van te weeten, dat Hy leefde. Zy waren voorbereid om Hem zelfs te zien. En  a. hoofdst. JEZUS. 36*5 En zy zogen Hem daadlyk allen juist nu. Lighaimlyk zagen zy Hem in hunne Vergadeiing komen Naauwlyks hadden de van Emmaus aangekomene Discipelen noch hun verhaal geëindigd , als Zyne aankomst hen verrastte. Zy waren juist aan het Avond - eeten gaan zitten. Uit voorzorg , om niec van Gerichtsdienaaren of kwaadwillige perfoonen opgefpoord , beluisterd , en welligt opgeligt te worden , hadden zy de deuren van het huis en van hec vercrek geflooten , en waren des te minder in verwachting van een zoo plotslyk bezoek. Allen zagen zy Hem koomen. Allen hoorden zy Hem , zoo als Hy in het vertrek trad , met Zyne gewoone ftemme zeggen: Zyt gegroet. Onaangezien zoo veele geruchten en zekere be» richren , die hen tegen deeze verfchyninge voorbereid hadden , was nu echter hunne verwondering en verbaasdheid bynaa even zoo groot, als coen zy Hem eens op de Zee zagen wandelen. Hec was ,* als of zy eenen Engel of Geest zagen. Jezus bemerkte die. Hy fprak : Wat maakt u zoo verfchrikt over myne aanivomst ? Gy fchynt zelfs nu , nu noch , te twyfelen , of ik, ik zelf, het wel ben. Gy behoorde reeds de berichten , die gy van anderen bekoomen hebt, geloof gegeeven te hebben (d). En wat ziec gy dan nu aan my , dat u zoo bevreemde ? Ik ben immers dezelfde, dien gy zoo wel kende. Ziet daar myne handen en voeten. Betast my: ziet my flechts oplettend aan; een Geest heefc vleefch nogte beenen , gelyk gy ziec, dat ik hebbe. En bood hun (d~) 'simiut tijv dwrixt uvtm. Zie Mark. XVI. 14. lil. Deel. Aa  36*6* LEVEN van XII. boeic. hun zyne handen aan, wysc op zyne voeten, alwaar men de lidtekenen der Nagelen noch duidelyk zien kon • toont hun zyne zyde , alwaar de wonde noch zeer kenbaar was. Zoo bragt Hy het eindelyk daar heenen , dat hun fchrik verdween , en zy de gedachte , dat Hy leefde , en met hen omging, in alle derzelver vertroostende kracht gevoelden. Verrukking , en daarop ftillere vreugde, volgen op de eerde verbaasdheid; nu hebben de Discipelen hunnen Leermeester weder, de Vrienden hunnen Vriend. — Echter dringt 'er zich noch by den eenen en anderen eene zwakke gedachte tusfchen in : Of het wel waar mogt zyn , dat hun Heer en Meester waarlyk weder hy hen wast of het niet misfchien maar een Geest was ? enz. Hy had geduld met de zwakken ; Hy gaf hun nog krachtiger bewysredenen. Heht gy hier iets cm te eeten , vroeg Hy. Daar lag een ftuk van een Vifch , en wat Honingzeem , op tafel. Dit bieden zy Hem aan. Hy neemt eri eet het dat zy hec zagen. Zichtbaarer kon Hy hun evenwel niet toonen , dac niet zyn Geest, maar Hy zelf het was, die met hen at. Zoo trapswyze kwamen zy tot overtuiging. Het zien van zynen Perfoon was al meer, dan het hoor en van de geloofwaardigfte verhaalen; het betasten meer dan het zien ; de lighaamlyke verrichting van het teten meer dan het heiasten. Zoo werd het bewys hoe langs hoe zinnelyker , en juist daarom hoe langs hoe fterker. Nu eerst kon Jezus hun ook de hoogere denkbeelden mededeelen, dewelken hen behoorden te leeren, om Zyne Opftanding in eene nadere betrekking op Zyne Zendinge te befchouwen. Daar is immers, zeide Hy , niets anders gebeurd, dan het geene ik u, geduu-  E. HOOFDST. JEZUS. 367 geduurende mynen omgang met ulieden , meermaalen vooizegd hebbe : naamlyk , dac alles aan my vervuld •zou worden, wat in Mojes Wetboek, in de Schriften der Propheeten , en m de P/almen op my doelr. Gelyk Hy even te vooren zynen beiden Discipelen deeze plaatfen, of wel den gantfehen aanleg van de aloude openbaaring , die op den Mesfias betrekking had , verklaarde , zoo deelt Hy nu dezelfde onderrichting aan het geheele Gezelfchap mede. . Thans gaat 'er voor hen, wegens den waaren zin en het oogmerk van zoo veele Godlyke verkiaaringen en fchik- kmgen, een Godlyk licht op (e). Daar ziec gy, ( zoo eindigt Zyne onderrichting ,) dat- het overeenftemde met het Godlyke Ontwerp , dat de Mesfias, in (lede , gelyk men dacht, van zich in het bezit van een weereldlyk Koningryk te ftellen , eerst zulke Lydens doorllaan, en dan, naa drie dagen verWyfs in hec Graf, opftaan , en langs deezen weg aan Zyne hooge roepinge beantwoorden moest. Nu eifcht het oogmerk van God vervolgens, dat van tyd tot tyd aan alle Natiën Zyne gefchiedenis bekend gemaakt, en van Gods kant aangetoond worde , dat ieder eenen , die den op deeze wyze verhoogden Mesfias in zyne boven het Aardfche verhevene Grootheid erkent, ( en op die manier eene proef geeft van zyne niet meerzinnelyke wyze van denken ,) vergiffenis van zyne zonden , en alle de gelukzalige gevolgen van deeze vergeevinge , zal ten deel worden. En met de bekendmaakinge van deeze allergewichtigfte Leere moet juist hier te Jeruzalem een begin gemaakt worden. Gy, myne Disci- (O Maar zekerlyk evenwel noch géén zoo helder, als zy uaaderhand by de uitgietinge des Heiligen Geestes ontvingen. A a 2  368 LEVEN van XII. boek. Discipelen zyt de getuigen, door welken God dit vrolyk bericht aan Jooden en Heidenen mededeelen wil. By het affcheidneemen zeide Hy nogmaals: Ik zegene u : Zoo als de Vader my tot de menfchen gezonden heeft, zoo zend ik ulieden thans tot hen. Naa deeze woorden blies Hy ze aan. Ontvangt nu van my (ƒ) , zeide Hy, den Geest, door denwelken ik leerde en werkte. Door ulieden zal Hy nu in het vervolg , gelyk tot hier toe door my , den menfchen vergeeving van zonden aankondigen, en wien gy ze verkondigt, dien zal zy ten deel worden ; maar door ulieden zal ook even die zelfde Geest aan anderen verklaaren , dat hun hunne zonden noch niet vergeeven zyn (g) , en aan wien gy dat moet zeggen , dien zyn zy noch niet vergeeven. Zoo waren nu de Discipelen , en door hunne zinnen , en door hun verftand , wegens de opftandinge van ■ _ (ƒ) Zeer juist merkt hier de Heer Semler aan , dat hier de zamenvoeging van de uitwendige zaak zeer ge1\ kvormig is aan die , welke by het Heilig Avondmaal befchreeven word : Simillima ejl rei externen conjunüio bic, ac in illa Sacra Ccena enz. Wy denken naamlyk, datjezus heeft willen zeggen : Ziet, zoo als ik u hier aanblaaze, zoo deel ik u nu mynen Geest (3-tt»^« betekent zoo wel geest als den adem) ™ede Zoo , als Hy by het Avondmaal zeide : Ziet, zoo als ik dit brood onder ulieden uitdeele, zoo geef ik myn leven ten uwen beste over enz. r_En biede u den eigendom daarvan , en alle recht daar op, en wat daaruit voortvloeit, by deezen mede.] (g) Aan hen naamlyk , die zich aan de voorwaarden , die het Euangelie eifcht, niet willen onderwerpen.  2. HOOFDST. JEZUS. 3^ van hunnen Heer en Meester overtuigd. Een eenige van het Gezelfchap had Hem niet gezien , Thomas , die deezen avond de Vergadering niet bygewoond had. Was 'er ooit een Discipel, die de hoop , van den Heere ooit levendig weder te zien , geheel en al had opgegeeven , en alle de verhaalen van deezen dag voor een bedrog der inbeelding hield , dan was hec Thomas. Misfchien is hy wel juist daarom uit de Vergadering gebleeven , om dat hy aan al de hoope, waar mede hy hoorde , dat eenigen zoo veel ophadden , liever in het geheel géén deel wilde neemen , dan zich met hen bedriegen. Dan , wat zal hy nu zeggen , wanneer hem alle de overigen , met eene vrtugde . die van haare genietinge zeker is , verhaa. len , dat zy den Heer by zich in de Vergadering hebben gezien > met Hem hebben gefproken , Hem dus en zoo hebben hooren fpreeken enz. ? Dat betekent evenwel nu meerder , dan de verhaalen der Vrouwen, van het Graf terug gekoomen. En nochtans is ook dit niet in ftaat, om Thomas van iets ce overcuigen , waartegen hy zich met vooroordeel en twyfelinge heeft gewapend. Thomas moet zekerlyk opzetlyk voorgenomen hebben, om, naadien zyne verwachtingen hem tot hier toe zoo zeer hadden bedroogen , nu in het geheel niets , dan het geen hy zag , ce gelooven. De dood van Jezus had alle de uitzichten , die hy in het hoofd had, toen hy Hem uit Galilasa na Jeruzalem volgde , eensflags zoo geheel overhoop geworpen , dat hem nu alle nieuwe fchyn van hoope verdacht voorkoomt. En hec fchynt hem toe , dat de overige Discipelen even zoo min als hy , het hoofd na nieuwe zaaken , die zy vet wachtten , behoorden te laaten hangen , ma'.;r, naa dat 'er zoo veel onverklaarbaars met Jezus was Aa 3 voor-  3>o LEVEN van Xtl. boek. voorgevallen , liever eens oprecht belydeh, dat de zaak tegen hunne verwachting was uitgevallen : want dat, zoo onwaarfchynlyk als het in den beginne was geweest, dat Hy , dien zy allen voorden Mojïas hadden gehouden , eenen zoodanigen dood zou lierven , het nu noch veel onwaarfchynlyker was, dat die van den dood zou zyn wederom gekomen. De Discipelen vonden hem dus hardnekkig van befluit om het niet te gelooven. Hy verklaart zich kort en beflisfende : Als ik niet met myne eigene oogen de lidtekenen der Nagelen in Zyne handen zie, en myne vingeren op dezelven legge , en als ik niet met eigener hand Zyne Zyde, daar de wonde is, betasten kan , dan moogt gy my zeggen wat gy wilt, ik zal het niet gelooven ( *). Hy had het gezegd , en het bleef daar by. Acht dagen gingen 'er voorby, dat Jezus zich niet vertoonde. Men kan ligt denken , dat Thomas, na verlo? p van deeze acht dagen, m> noch minder dan te voren, genegen geweest zal zyn, om van zyn befluit aftegaan. De andere Discipelen konden hem ook verder niets van eene nieuwe Veifchyning zeggen. Dan , nu waren zy weder by eikanderen , en deeze Vergadering woonde Thomas by. Niemand kon thans meer aan Jezus Christus opflandinge rwyfclen, dan alleen 2 homas. Alle de anderen ipraken 'er van als (*) [JDit is zekerlyk het algemeen gevoelen, jrmrde uitmuntende Heer Niemgyer heeft in zyne tiyieljche Karakters hem veel gunftiger , en dat met recl reden , afgefchilderd. j  A.HOOFDST. J E Z Ü S. 37t als van eene befliste zaake : en , al ware hy ook deeze reize by hen niet gekomen, hunne overtuiging daar van zou daarom niet verminderd geweest zyn. Maar Hy kwam. Hy wilde niet aan Thomas alleen verfchynen, maar deeze moest zyn overyld zeggen: ik geloof het niet , in tegenwoordigheid van de ar deren herroepen. Eene zegepraal der waarheid, die aan de verklaaring der Elven een nieuw gewicht byzette. Ook deeze reize had men de voorzorg gebruikt, ten einde veiliger voor de Jooden te weezen , om de deuren van het huis en van het vertrek, te fluiten. Met Zyne gewoone groetenisfe trad Jezus in het vertrek , tring eenige fchreden voorwaarts, en ftond nu in het midden van hen. Nu keert hy zich tot Thomas, ■ (op wien de overige Discipelen aanftonds hunne oogen gericht zullen hebben.) ■ Even als had Hy die woorden , vol van twyfehng , beluisterd , zeide Hy tot hem : Nu Thomas , geet my uwen vinger, zie daar myne handen : —— kom, houd uw hand tegen myne zyde, en betast de wonde, — en dewyl gy nu ziet en gevoelt, het geen gy zien en gevoelen wilt , zoo wees niet langer een twyfelaar, maar laat u overtuigen. Myn Hen , en myn God ! riep Thomas. Een uitdrukking van de volkomenfte overtuiging en van de hoogfte eerbiedenisfe; maar te gelyk het fterkfte bewys, dat hy tot op dat oogenblik verre was van het te gelooven. Zoo zyt gy dan nu , voer Jezus voort, geloovig geworden , dewyl gy hetA^Q hebt ' V)°^k;  37a LEVEN vam XII. boek. gelukkig zyn zy , die zich door redenen haten overtuigen , en zonder my te zien, der waarheid v,myner opftandinge) geloof geeven. De Verfchyningen , tot hier toe gebeurd, hadden allen ten oogmerk gehad , de Discipelen , van Zyn Leven , te overtuigen. Maar nu had Hy hun ook veele andere zaaken te zeggen. Veel, 'c geen zy te voren niet zouden hebben kunnen vatten , waren zy nu in ftaat om te begrypen , door middel van terug te zien op den geheelen reeks van Gebeurtenisfen , waarvan deeze laatfte , de Opftanding, tot ophelderinge van de voorigen , den fleutel gaf. .— En nochtans wilde Hy niet meer zoo met hen omgaan , dat zy Hem dagelyks, als te voren , in hun gezelfchap zien en fpreeken konden (A). Het was derhalven nu zoo verre gevorderd , dat zy na Galilsea moesten te rug trekken , om aldaar , volgers Zyne belofte , met verdere Verfchyningen verwaardigd te worden. Te Jeruzalem zal naar allen fchyn het gerucht deezer groote Gebeurtenis, onder menigerhande waare en valfche omftandigheeden , reeds hier en daar bekend geworden zyn Want van Jezus Naavolgeren, zelfs buiten het gezelfchap der Elven , was het aantal ce groot , en aan eene zaake van zulk een gewicht hun al te veel geleegen , dan dat het bericht van Zyne Verfchyningen , nu noch alleen binnen den kleinen kring van de Discipelen en Discipelinnen, verborgen kon blyven, Noch kwam 'er eene omftandigheid by , die een byzonder naadtnken verdiende. Iiy O) De redenen daar yan zyn boven gemeld.  2. HOOFDST. JEZUS. 373 By de fchrikbaarende omftandigheden , die den dood van den Heere vergezeld hadden , is gemeld , dac, door middel van de geweldige Aardbeevinge, die 'er toen voorviel, de Steenrotfen rondsom Jeruzalem wa• ren opengebarften , en de in dezelven uitgehouwene Grafkelders waren geopend. De Euangelist , die van deeze omftandigheid melding doet, voegt'er by» dat veele Geftorvenen , welker Lyken in deeze Graven hadden gelegen , by de Opftandinge des Heeren weder levendig zyn geworden (i), en naaderhmd in de Stad Jeruzalem zyn gegaan , en aan veelen zyn verfcheenen. Of het reeds overlang , dan eerst onlangs Geftorvenen, die den Heiland in zyn leven hadden gekend , zyn geweest, word niet bepaald. Hec laatfte komt ons waarfchynlyker voor Q k ). Deeze verfchyningen dienden , gelyk 't fchynt, om by fommige perfoonen te Jeruzalem te vergoeden , het geen om gewichtiger redenen , gééne plaats kon vinden , naamlyk eene Verfchyning van den Heiland zeiven. Het was toch bynaa juist zoo veel , als of zy Hem zeiven zagen, als zy bekende geftorvenen, die by gelegenheid van zyne opftanding het Graf verlieten, weder te zien kreegen, en van deezen hun de groote gebeurtenis van Zyne Opftanding verhaald wierd f /), Hoe (O Whitby merkt op deeze plaats aan , dat by de Jooden de gedachte gehcertcht heeft, dat, als de Mes/tas kwam , een zeker getal van vroome Menfchen zou opftaan. Ook Lichtïoot ftemt hier mede overeen. (k) Men zie Benson, van de met Christus opgeftaajre Perfoonen. (/) Als men naamlyk onderftelt , dat het zoodanige Verfchyningen geweest zyn, die ten oogmerk hebben gea 5 had,  374 F> LEVEN van XII. boek. Hoe geloofwaardig moest zulken , dien zoodanige verfchyningen te beurt vielen, het getuigenis der Discipelen , dat zy den Heere , verreezen , zelfs gezien hadden , voorkoomen , terwyl ook zy , het is waar, niet Hem zeiven , maar evenwel zoodanigen , die by hun leven aan Hem geloofd hadden ( w ) , omtrent dien tyd , dat Hy zelfden Discipelen verfcheen , het genoegen hadden van te zien ! En daar wy by de verfchyningen des Heeren zeiven eene zekere opklimming gewaar worden , terwyl de eene vroeger, de andere laater , de eene onder deeze , de andere onder andere omftandigheden , Hem zagen ; en ook zelfs by de Discipelen zekere Verfchyningen van Engelen voor Zyne eigene, als 'c ware, den weg moesten baanen ; zoo zal ook wel deeze manier , om zich door medeverreezenen te openbaaren , voor eenigen van Zyne Discipelen, of half - Discipelen (b), de bekwaamfte geweest zyn. Het was eene nieuwe oefe¬ ning had , om eene zekere loodfchap te brengen , en om , gelyk. by de bekende verfchyninge der Engelen by de geboorte van Jezus , eene groote vreugde aan te kondigen, naamlyk dat Jezus vias opgejlaan. (ra) Heiligen worden zy van de Euangelisten genoemd. Zoo werden in het algemeen de Christenen genaamd. Het is derhalven waarfchynlyk , dat de zulken te verftaan zyn , die in hun leven Jezus gekend, en in Hem geloofd hebben. (n) Zoo noem ik dezelven, die noch niet hadden kunnen befluiten, om Jezus, geduurende Zyn openbaar leven , voor den Mesfias aan te neemen , en nochtans de iïerkte der redenen , die Zyne Zending beweezen, reeds feegonden in te zien. Op zoodanigen kon eene verfchy- ° ning  G. H00FDST. JEZUS. 3^5. ning van dezelfde kracht, waarvan men in Zyn leven aan Lazarus en andere Perfoonen , proeven gezien had ; derhalven leidde het rechtftreeks tot de gedachte , dat cEe Man noch moest heven, dieeenen La> zarus , eene Dochter van 'Jairus , eenen jongeling te Naïn opgewekt had ; of aan welke andere kracht ken men het opftaan van deeze Geftorvenen toefehryven ? Maar waren zy van Hem, ( den Gekruifigden , en aan het kruis geftorvenen,) weder opgewekt, zoo was 'er noch maar een kleine ftap te doen , om Zyne eigene opftanding te gelooven. En boven dien , welke gefchikrere omftandigheden konden die gebeurtenis , waar door Hy bewees de Mesfias te zyn , en leven en onfterfelykheid aan het licht bracht, vergezellen , dan het mede opftaan van fommige Vroomen : vooral, wanneer men de Opftanding van Jezus van dien kant befchouwt, van welken haar Zyne Discipelen naaderhand zoo gaarne befchouwden, naamlyk als eene gebeurtenis, van welke de Opftanding der Menfchen in het algemeen een gevolg zyn zoude ? Het denkbeeld van de toekomende Mede opftanding (0) tot een Zalig leven , is , gelyk bekend is, eene van hunne geliefdfte en heerfchende Ide'ën. En dezelve moest by hen zoo veel te levendiger en fterker zyn , wanneer zy zoodanige Perfoo- ning van bekende verftorvene Vrienden eenen beflisfeaden indruk maaken. (O Naamlyk niet enkel in eenen zedefyken zin, zoo als dat mede.opftaan zekeilyk dikmaals gebruikt word • maar ook even zoo eigentlyk, als het opftaan van Christus aelven ; 1 Corinth. XV.  576 LEVEN van XII. boek. Perfoonen kenden , die daadelyk , in den eigentlykften zin, met Hem opgeftaan waren (p). (p) Het fchynt eenigen grond te hebben , her geen Pr. HeumaNn op deeze plaats heeft aangemerkt , zeggende : „ Quadratus, die een Discipel van de Apos„ telen geweest is, verzekerde in zeker Gefchrift, aan „ Keizer Hadrianus by het beg'n zyner Regeerinsre „ overgeleverd , dat Hy 'er zelf zeer veelen (plurimos) „ noch had gezien , dewelken van den dood opgeftaan » waren. Dit Gefchrift hebben Eusebius en Hierony„ mus voor oogen gehad, gelyk de eene in zyne Kerkge- „ fcbiedenisfen , Boek IV. kap. 3. en de ander in zy- » nen Catalogus Scriptorum, kap. 19. berichten. Ge- » merkt nu Quadratus van zeer veelen Wederopgeftaa„ nen fpreekr, zoo kan men dit niet alleen van die wei„ nigen , denwelken de Heer voor Zyn lyden het leven „ heeft wedergegeeven , verftaan ; maar zyne woorden s, moeten ook van die geenen, welken naa Christus dood » uit hunne Graaven zyn hervoort gekoomen, verftaan M worden.1' DERDE  3. hoofdst. JEZUS. 377 DERDE HOOFDSTUK. Jezus verfchynt aan de Discipelen,' in Galilcea. I N H O U O. Terugreize der Discipelen na Galileea (i); Jezus verfchynt aan Jacobus ( 2). Merkwaardige Verfchyning aan de Zee Genezareth, en Gefprekken van Jezus met Petrus naa deeze Verfchyninge ( 3 ). Groote Verfchyning , in de tegenwoordigheid van zeer veele Discipelen, op eenen Berg, en Gefprekken over het Koningryk van God ( 4 ). Indrukfels van de eerfte geruchten der Opftandinge van Jezus op de gemoederen des Volks. (O Matth. XXVIII. vs. 16. (2) 1 Corinth. XV. vs. 7. ( 3 ) Joann. XXI. geheel. (4) Matth. XXVIII. vs. 17-20. Markus XVI. vs. 15-18. Jezus  378 L E V E N van XII boek. Jezus had Zynen Galileefchen Discipelen beloofd , dat Hy naa Zyne Opftandinge , wanneer zy van het Feest na Galilaea terug reizen zouden , hen iri dit hun Vaderland zou koomen vinden , en zich daar aan hen vertoonen. In dat Land , alwaar Hy deeze drje. Jaaren meest met.hen had doorgebracht, daar oon Zyne meeste overige Naavolgers t'huis behoorden, wilde Hy hun de laatfte bewyzen van het weder-aanneemen Zyns levens mededeelen; op dac Hy aldaar, daar Hy aan zoo veelen perfoonlyk bekend was , een des te grooter getal van getuigen Zyner Opftandinge mogt hebben ( maakt hem dit des te waarfchynlyker, en een oplettend zien op den Perfoon bevestigde hem in zyne meening. Petrus, het is de Heer! —- zegt de verrukte Joannes tot den Discipel , die ne" vens hem iïond te werken. Dat trefc Petrus (■)/)• Hy ziet na het Strand, en meent Hem te kennen. Zy hadden flechts nog een paar honderd fehreeden verre behoeven te vaaien , om aan het Strand ce koomen , maar Petrus, al te ongeduldig om by zynen Heer en Leermeester te weezen , hielp zich op eene andere wyze. Dat houd hem niet te rugge , dat hy gééne andere kleederen , dan zyn flecht Visfcfiershemd aan het lyf heeft; hy bind het flechts fchielyk met den gordel toe, en fpringt in het water, om vervolgens na het Strand te zwemmen. De andere Discipelen kwamen in het Schecpsken , en fleepten het volle net agteraan. Jezus vaart voorc met zich als Vreemde te gedraagen. Nog niet allen hadden Hem gekend. Hy gedraagt zich, als of Hy enkel bedoelde , met hen te ontbyten. TV op hun aan land komen had Hy een klein vuur aangehouden, op het welke een Vifchken , het welke Hy voor zich fcheen gefchikt te hebben , en eenige fneden broods lagen Nu welaan , fprak Hy , als gy met My wilc eeten , zoo brengt eenigen van de Visfchen hier , die gy hebt gevangen. Simon Petrus (zonder iets te zeggen : wat kon by van eerbied en vreugde zeggen?) ging haastig weder in het Schip , dat nu aan Land (ar) Tweede Boek , Hoofdft. i. (y) Aan hem had zich Jezus juist zoo by eenen Yrocgeren Vischvangst bekend gemaakt.  g. HOOFDST. JEZUS. 38J Land gekomen was, hielp den anderen verder het net met de Visfchen op 't Srrand fleepen, en de Visfchen 'er uit neemen j men telde 'er honderd en drie en vyf- tig, allen van eene aanmerkelyke grootte. Een zoo buitengewoone Vifchvangst , met den welken naauwlyks eene andere , buiten dien , denweiken wy by gelegenheid van hunne roepinge tot het Discipelfchap hebben verhaald , was te vergelyken. JNu, zeide Jezus nog eens, laat ons zamen eeten. Dat het Jezus was, die dit zeide , was nu kenbaar. Zelfs hy , die Hem te voren niet gekend had, moest Hem nu kennen. Maar , naadien Hy in hec geheel niets zegt, 'c geen op de oorzaak van deeze plotslyke byéénkomst, ofte verfthyninge, betrekking had , zoo houd hen dit te rug van alle nieuwsgierige vraagen. In de geheele gebeurtenis was meer werken , dan fpreeken. Zy hadden zich op Zyn bevel rondom het vuur gezet. Jezus , als naar gewoonte, bekleed het ampt van Huisvader. Hy neen.c eerst het brood , en daarnaa den op het vuur üggenden Vifch , en deelt deeze fpyzen even zoo , als anders , onder hen uit. Zoo geheel niets ongewoons en vreemds was 'er nu meer in Zyne houding en gebaarden , dat het zeldzaame en plotslyke der verfchyning door dit gewoone in Zyn fpreeken en doen , als 'c ware, weder uitgewifcht, en uic hec gezicht gebragt wierd (2). Elk j (2) Dit was , zegt Joannes , de derdemaal , dat Jezus zich aan Zyne Discipelen (naamlyk aan het grootfte gedeelte van dezelven j vertoonde : de Verfchyningen, die flechts aan enkelde Perfoonen gefchiedden, zelfs die van gmmaiis, niet medegerekend. Bb 3  386* LEVEN van XII.boek. Elk woord van Hem, inzonderheid wat Hy tot deezen of geenen Discipel in het byzonder zeide , was voor hen nu dubbeld gewichtig; te meer, om dat zy naa elke nieuwe Verfchyninge weder in onzekerheid waren, wanneer en waar zy Hem we^er zouden te z>en bekoomen. De Discipel , die ons deeze laatfte Verfchyning zoo omftandig befchryft, tekent met veel naauwkeurigheids aan, war Jezus naa dit ontbyt met Petrus, en met hem in het by^.dnder, hebbe gefproken. Eerst liet Jezus zich met Petrus in gefprek in. Hy wilde hem voor het oog ven >'e overige Discipelen, als 't ware, op nieuws tot zynen Discipel aanneemen , en toonen, dat Hy hem zynen voorigen fialgreep volkomen bad vergeeven , en om hem bovenal de zaak van het Euangelie aantebeveelen. Hy wilde doen zien , dat Hy in de vriendfchap van Petrus groot belang ftelde, dat het Hem leed . doen zou, eenen Discipel, als Petrus was, ooit te verliezen. Hebt gy my lief, Simon , Jonas Zoon ? vroeg Jezus. ( Op dezelfde manier had Hy hem by de allereerfte byeenkomst aangefproken, en toen ter tyd toen hy Hem deswegens , dat hy Hem voor den Mesfias erkende, gelukkig noemde. Anders noemde Hy hem gewoonlyk niet meer zoo (a) , maar Petrus). (s) Clarke merkt op Joann. I.'vs. 42. daar hem Jezus den naam van Petrus geeft, het volgende aan: „ l?y dee„ ze nieuwe bcnaaming werd op zynen voorigen naam „ harjona gezinfpeeld, welke betekent iemand , die enkel s, een Hoorder of Scholier k , iemand die flechts eene vat„ baarheid heeft om te leeren , en eenige voorbereiding om de „ gemde van God te kunnen ontvangen , daar in tegendeel de „ naain Capbas of Petrus een Steenrots, dat is'eenen bes, Aendigen , geduldigen , en onvermoeiden Verdeedifer s, der waarheid zou aanduiden,"  3- HoorusT. JEZUS. 38; Petrus^); Hebt gy my meerder lief, dan myne andere Discipelen? Jaa Heer, hernam de Discipel, Gy kent my , Gy weet, dat ik U lief hebbe. . Jezus fprak daarop: zoo gaat dan heenen en weid myne Schaspen. ( Laaten uit liefde voor my allen» die my kennen en liefhebben , uw opzicht aanbevolen weezen ). Simon, Jonas Zoon, ( voer Hy naa een kort ftilzwygén voort), hebt gy my ook Yveriger hernam de Discipel: Jaa Heer! Gy weet het, ik bemin U! Draag dan zorg , (zeide Jezus) voor myne Schaapen, weid ze ! Nu vraagt Hy ten derden maal: Simon , Jonas Zoon ! Bemind gy my ook van harte ? Die herhaaling had iets zoo teders, zoo waarfchouwends ! Kea verwyt was het eigentlyk niet, nochtans moest het dien Discipel, die voor weinige dagen ten derden 'maale gezegd had : „ dat Menfeh raakt my niets ," naadenken veroorzaaken. Hy moest vreezen , dat Jezus aan de oprechtheid zyner verzekeiinge twyfeldc- Jezus twyfelde daar niet aan; maar wilde alleen den Discipel toonen, hoe veel belangs Hy in zyne wederliefde ftclde , en hoe noodzaaklyk het voor hem was, geduurig het oog op zyn hart te hebben. Heer! Gy weet alles fprak Petrus met droefheid, Gy kent myn hart Gy weet, hoe zeer ik U lief hebbe. Dan zy u hier mede , hernam Jezus, hec opzicht over myne Kudde bevolen 1 Hoor nu , wat op u wacht ( b ) , voer Hy voort, gy kost anderfints tot nu toe , en kunt nog geduurig vry (6) Petrus had Jezus, uit vreeze, dat zyne belydenis hem in gevaar van zyn leven zou brengen , verlochend. B b 4 Nu  S38 LEVEN van XII. boek. vry rondgaan , waar heenen gy wilt; (zoo gezond en wel by krachten , als gy nog zyt, behoeft gy niet te vreezen , dat gy van eene vreemde hand omgord en voortgeleid zult worden, maar in uwen ouderdom hebt gy te verwachten , dat een ander de hand aan u liaan , en u dwingen zal om daar heenen te gaan waar heenen gy liever niet gingt. Een wenk ' die hem zoo wel de vrees voor den teg:nwoordigen tyd beneemen, als aanduiden zoude, wat hem in het toekomende te wachten ftond ). Gy weet, Petrus welken weg ik gegaan ben ; gaa ook denzelven ' koorn met my ( c) J Terwyl Jezus dit zegt, fcheen Hy te willen heengaan. Petrus , die dit gaa met my eigentlyk verftaan had, wil Hem naavolgen, maar word gewaar dat ook de andere vertrouwde Discipel , Joannes, med«kwam.-. dit geeft hem gelegenheid, om Jezus te vraagen , wat deezen Discipel te wachten ftaa. Petrus en Joannes kwamen eikanderen in vriendfchap tegen Jezus en in yver , om zich by Hem aangenaam te maaken, meest naaby ('nt ,b>'naa a,s of'er toenmaals een kle?rie naayver tusfchen hen plaats had, het welk desteeerder waar zyn kon , dc*yl Jezus anders met Joannes alJervtrtrouwst omging , en Petrus daar tegen /in opzicht tot andeten, voorrechten fcheen te hebben, '  <2. HOOFDST. J ZUS. s$9 Joannes gaan ? vraagt Petrus. ( Joannes was één» van de jongfte Apostelen > Wanneer ik hem zelfs , gaf Jezus ten antwoord, tot op myne wederkomfte wilde laaten leeven (e) , wat zou u dat aangaan ? Van u eifch ik , dat gy den weg gaat, denwelken ik gegaan ben. Verfchyningen of Bezoeken van dien aart, als de tegenwoordige, hadden , 't is waar, niets ter weereld van dat verblindende en luidruchtige, waar mede volgens de Joodfche denkbeelden de verfchyning van den Mesfias diende vergezeld te weezen: maar zy hadden des te meer gevoeligs, en zelfs haare kleinfte omftandigheeden hadden iets , 't geen tevens diepen indruk op het hart der Discipelen moest maaken. In het algemeen vertoont zich by de maniere , waarop Jezus met Zyne Discipelen en Discipelinnen, naa Zyne Opftanding verkeerde, zeer veel menfchen - kennisfe. Hy verkoor, om zich aan hen te vertoonen , zulke gefteldheeden van zaaken , die of met anderen , waarin Hy hun ook reeds proeven van Zyne grootheid en zending had gegeeven , veel gelykvormigheids hadden (ƒ) ; of waarin zy anders bekwaamst waren om de zaak ryplyk naa te denken (g) , of waarin hun hart de fmarten over Zyn verlies juist allerbitterst geCO Dat betekende niet (gelyk Joannes zelf aanmerkt) dat hy tor op de terugkomst van Jezus zou leeven; maar Tezus wil alleen zeggen : gefteld, dat hy u zeer lang, en tot op myne wederkomst, overleeve enz. Joannes hee.t met der daad Petrus lang overleefd. (ƒ) Juist als die, welke wy zo even verhaald hebben. Cg) By voorbeeld, toen de Discipelen met Thomas vergaderd waren; of by de twee , die na Emmaus gingen. Bb y  $9* LEVEN VAN X/I.BOER. gevoelden ("*). Hy ontdekt zich aan hen , of van tyrt tot tyd (O , onder omftandigheeden , die Zyne tusfcncnkomst op zich zeiven gewichtig en wenfchbaarmaak'.en; of plotslyk (*), maar evenwel zoo, dat Hy hun tyd liet, om zich van de eerfte indmklelen , waar by meer ontzetting dan overleg plaats vond , te herftellen , en door bet herbaalde getuigenis hunner zinnen zich van dat te verzekeren , het geen hun anders als eene onverklaarbaare verfchymng, of zelfs wel als eene fterke ontroering van hunne verbeeldings kracht zou hebben kunnen voorkoomen. De manier zelve , waarop Hy hun verfcheen, zou hen al leeren, dat Zyne opftanding geene zaak was , die hen al te zeer moest bevreemden, dewyl zy immers alleen eene vervulling was van dat bet geen Hy hun uitdrukkelyk voorzegd had • de lang door de Propheeten verkondigde ontwikkeling der lotgevallen van den Mesfias. Op zoo veele byzondere Verfchyningen , dewelken dienden om den twaalf Apostelen ofte een gedeelte van dezelven Zyne Opftanding te bewyzen volgde die bekende Groote , van welken Hy reeds voor Zynen dood gefptoken had , en om welker wil Hy en de Engel hen belast had om na Galilsa terue te keeren (/> Het fchynt, dac Hy hun zelfs di plaats (ZO By voorbeeld, in het geval van Maria van Magdala ril Ln voorbKeelid> ■» ^t geval der Emmaüsgangers.' (fe) By voorbeeld, de eerfte reize, op den avond van den Opftandingsdag, aan de Discipelen. (I) De andere Verfchyningen fchynen meer »v ^ voorgevallen ; deeze, in tegendeel, Z opzet legd, en zy dus eene van dc voornaWe 5 ïeezen §  3-hoofdst. JEZUS. 391 plaats aanwees , daar zy allen het geluk zouden hebben van Hem te moogen zien, eenen bekenden ( m ) Be^g , daar Hy dikmaals met hen by een gekoomen was. Tot dus verre hadden Hem de Zeventigen , en veele anderen , die toch allen meer of minder Getuigen van Zyne Opftandinge zouden moeten zyn , niet gezien , en voor deezen was de tegenwoordige Verfchyning even zoo wel, als voor de Twaalven , gefchikt. Het fchynt door de gezamentlyke Discipelen te zamen afgefprooken geweest te zyn , dat zy op eenen anderen dag allen op den genoemden Berg te zamen koomen zouden. Daar bevonden 'er zich toen over de vyf honderd ( n ). Altemaal menfchen , dewelken den Heiland dikwils gezien , gefprooken , vergezeld , en ten deele aan Hem hunne gezondheid te danken hadden. Zy genieten het geluk van Jezus te zien. i Naadien 'er , onder eene zoo groote menigte , menfchen waren , die op het eerfte zien van Hem, meer ontroerenis en verwondering, dan overtuiging (O* te kennen geeven , trad de Heer naader na hen toe , en vertoonde zich aan hen, gelyk Hy zich aan Thomas vertoond had. Voor (?»■) Het was een eenzaame , en van Jeruzalem , en van de menigte der Jooden , verwyderöe plaats. Hier werden zy door niets geftoord, maar konden Hem oplettende befchouwen , en de waarheid en zekerheid Zyier Opftandinge bedachtzaam onderzoeken. (n) i Corinth. XV. ( o ) 'Oi ft «Vi'wa»: sisPi w£««>i>»ii &e. Eenigen, die veuiei ai ftónaen , ot Iiuker geiwyte.d hadden , en nu Biet gelooven wilden, voor dat zy Jezus van naby zagen.  39* LEVEN VAN XII. BOEK. Voor deeze talryke Vergaderinge verklaart Hy zich op de ftaatlykfte wyze voor den Mes/ias : voor den Gezaghebber van de Godlyke Rechten over de N*tie en over het Menfchelyke Geflacht. De horgfte macht, ( fprak Hy , ; het hoogfle gezach in de geheele Schepping is aan My gegeeven. Gaat derhalven nu in de geheele Weereld uit, en verkondigd allenthalven : dat ik ieeve, en tot Heer en Mesfias verhoogd ben. Dit moet door u by alle Schepielen bekend worden. Gaat heenen , vergaderd my Discipelen , onder alle Natiën , en weid hen in door den Doop tot het geloof aan den Vader, den Zoon, en den Geest, door welken God fpreekt en werkt. En wat ik ulieden , myne Discipelen, als Voorfchriften gaf, geeft die allen ook aan hen, an fcherpt hun het waarneemen daar van in. Al wie uwe verkondiging aanneemt, en door den Doop zich m de gemeenfehap rnyner Discipelen laat inweijen , zal redding vinden , (door den Mesfias gelukzalig worden). Maar wie daar tegen uwe aankondiging verwerpt , zal van het getal deezer Gelukzaligen ui'geflooten weezen. Gy ziet my nu noch. Maar ik ben niet alleen nu , deeze weinige dagen noch , maar ik ben en blyve altyd by u tot aan het bet einde der Weereld. Myne tegenwoordigheid , myn byftand zal zich daar door vertoonen, datzy, die my voor den Mesfias zullen aanneemen , zich in ftaat zullen bevinden , om Wonderdaaden, gelyk aan die , dewelken ik zelf gedaan hebbe , te verrichten. In het vertrouwen op my, onder aanröepinge van mynen Naam , zullen zy Daimonifcbe Menfchen tot het gebruik van hun verftand herftellen, nooit geleerde Taaien fpreeken, Slangen dooden , — vergiftige dranken zonder fchaade drin-  3. tlOOFDS'T. JEZUS. Z9i dTinken (p) , doodlyk Kranken door het opleggen van hunne hand gezond maaken, enz. Zoo hoort Hem deeze talryke Vergadering fpreeken: zoo opentlyk, zoo ftaatlyk, had Hy zich noch nooit voor den Mesfias verklaard , en nochtans zege Hy niet: nu neemt het aardfche Koningryk van My een begin , nu zult gy met my over de Weereld re- geeren. Zoo lterk als Hy hen verzekert, dac Hem onbepaalde Machc verleend was , melde Hy nochtans géén één woord van zulke Staats- omwentelingen , als zy dachten, dat met Zyne opentlyke aanvaarding der waardigheid van den Mesfias verbonden zouden weezen. Hy beveelt hun alleen , om in de geheele Weereld uit te gaan , en allen Volkeren te prediken: dat God Hem tot den Heer en Mesfias gemaakt had. Maar , zoo zal dan de Mesfias weder van hen genomen worden ? Zullen zy Hechts het genoegen gehad Qp) Grotius en Whitby brengen op deeze plaatfe gewichtige Voorbeelden daar van by , waar onder het ■voornaamde , zo het genoeg historisch gezag badde , dit Zou zyn : Talmudiftx cognatum quendam Jofuae, Filii Levi, cum venenetn bibifTet , pronunciatuo Jefu Nomine , coivoaiiafja narrant. „ De Talmudisten verhaalen , dat zekere Bloed„ verwant van 'Jofua , den Zoon van Levi, als hy Ver„ gift gedronken hadt , op het uitfpreeken van Jezus „ Naam is geneezen." Het geen onze Heiland hier voor het overige met de Discipelen fpreekt, koomt , naar het my toefchynt , op het zelfde uit met het geen Lukas in het begin der Apostel Gefchiedenis zegt , naamlyk , dat Jezus met Zyne Discipelen ook van het Koningryk van God heeft gefprooken.  39* LEVEN van XII.boek. gehad hebben , om Hem in deeze waardigheid ten oogenblik ce zien , en dan Hem voor altoos weder verliezen ? Om hun deeze vreeze te beneemen voegt Hy 'er by : Ik ben dagelyks by ulieden toe aan het einde der weereld. Dit was eene nieu¬ we gedachte , die noch nooit in hunne zielen was opgekomen : dat Jezus , naa dat God Hem door Zyne Opftandinge voor den Mesfias verklaard had , in het vervolg onzichtbaar, door middel van Zynen Geest en van Zyne Leere , over de menfchen zou regeeren ; dat Hy nu niet, gelyk zy gedacht hadden, peribonlyk te Jeruzalem zou regeeren, maar van tyd tot tyd , door de beketidmaakinge van Zyne gefchiedenis onder Jooden en Heidenen , zich een Koningryk van Aanbangelingen vergaderen , en hen dan eindelyk tot Zyne Hemelfche Gelukzaligheid verheffen zoude. Aan dit nieuwe uitzicht, hec geen zich naaderhand eerst in zyne geheele fchoonheid zou openbaaren , moesten zy langzamerhand gewennen. Het Koningryk van God was voor hen tot hier toe noch niet dat , het geen hec by God en Zynen Zoon was : maar zy zouden nu fpoedig op eene waardigere maniere van deeze lofwaardige fchikkinge leeren denken. Daar is niet aan te twyfelen , of de Heer zal zich in Galilaja te meermaalen hebben laaten zien. Hy had van Zyne Opftanding af, veertig dagen daar toe gefchikt, om ze zoo by gelegen heeden , door afgebrokene bezoeken en gefprekken , te onderrichten , en , nu aan allen gezamendyk , dan aan eenigen van hen, bewyzen van Zyn leven, of beveelen wegens het gedrag, dac zy, met opzicht tot hun toekomend beroep, te houden hadden, te geeven. Door deezen  1 3. hoofdst. JEZUS. zen afgebrokenen omging werden zy gewoon , zoo wel aan Hem , als leevende, te gedenken, als tevens om Zyne zichtbaare tegenwoordigheid lang« zaamenband te misfen. Misfchien dat zy in deezen tusfchentyd op Zyn bevel ook noch hunne huislyke belangen, van dewelken zy nu voor altoos zouden afgeroepen worden , geheel in orde brachten Qq). Zoo lang als Jezus met hen in Galitea rondom reisde , waren zy van tyd tot tyd weder in hunne huizen tot de hunnen terugge gekomen ; maar zoo zou het niet langer gaan. Zoo veele gewichtige ontmoetingen naa Jezus Opftandinge geeven handleiding tot de vraag : Wat zoodanige Verfchyningen , of het gerucht daarvan toenmaals op het Volk voor eenen indruk gemaakt hebben ? Een oplettend zien op de gefteldheid der zaaken kan ons genoeg leeren , dat Zyne van zoo veele aanmerkelyke omftandigheeden vergezelde opentlyke ter dood brenging , al te veel opziens had gemaakt, dan dat men , wanneer zelfs al niet aanftonds het gerucht van Zyne Opftanding zich verfpreid hadde, de zaak al zou hebben kunnen vergeeten. Het geene zoo veele duizenden Israëlieten mede fezien , 't geen zy naa het Feest , als het gewichtige nieuws van Jeruzalem mede na huis gebracht hadden , 't geen elk des te fterker ontroerde , om dat het den Perfoon betrof, die in de meeste Steden en Vlekken door Leeren en Wonderen doen , bekend was ; ! dat kon buiten twyfel niet zoo ligt ophouden', het voorwerp der gefprekken en der oplettendheid van de Natie te weezen. Wat hec Sanhedrin, wat de Landvoogd , C?) We;t ziet het voor ontwyfelbaar aan, bl. is9. I  306 LEVEN van XII. boek. voogd , Wat de Vorst Herodes daar by gedaan hadde , wat 'er geduurende dien Feesttyd was gezien en gehoord ; van dat alles was de indruk op de gemoederen noch nieuw. Bovendien kon ook wel by meenig eenen de gedachten opkomen : Wanneer , hoe en waar van daan nu een andere Mesfias komen zou ? Of het niet, gemerkt men in den Perfoon gedoold hadde , even zoo mogelyk ware , dat men ook omtrent den waaren Mesfias , als die kwam , zou mistasten ? —Of die grootere daaden , dan Jezus van Nazareth, zou kunnen verwonen ? enz. En die noch dieper zag, en nochtans , dewyl de zaak van Jezus deeze uitkomst gehad had , zich nu niet meer verbeelden kon , dat Hy naa dit alles de Mesfias kon zyn , die moest den gantfchen reeks zyner gebeurtenisfen voor het onoplosbaarfte raadfel aanzien Of hoe kon Hy aan zich zeiven verklaaren , dat een Man , dien God, meer dan aan iemand anders , het getuigenis van Zynen Geest had gegeeven , dien de onberispelyke Joannes , de Dooper , zoo zeer had aangepreezen , dat Die ( zeg ik ) bevonden zou zyn een Godslasteraar te weezen ? Bynaa kon dit eenen naadenkenden zelfs in zyn geloof, aan de aloude Openbaaringen doen wankelen. Maar, hoe oplettende daar tegen moeten deeze allen geworden zyn, als 'er een gerucht liep, dat Jezus weder levendig was geworden. Hier fcheen eensflags een licht op te gaan , dat hen deed hoopen, dat het deeze anders zoo onverklaarbaare Verfchynfels van eene geheel nieuwe zyde zou ver- toonen. Intusfchen waren het toch alleen noch geruchten. ( Jezus had noch niet opentlyk van Zyne  3.HÖ0FDST. JEZUS. Zyne Opftandinge laaten getuigen). Jaa ver yalfchte geruchten ; want van de Priesterfchap werd immers de zaak geheel anders verhaald. Inzonderheid moeten de Galilseè'rs op zoodanige geruchten en verhaalen oplettende geweest zyn. Zy kenden Jezus; zy waren, als zyne Landslieden, meer of min voor Hem ingenomen. Zy hadden wel dikmaals by die van Jeruzalem daar op geroemd dac deeze hun Landsman de Mesfias ware. Zoo werden dan veelen reeds door zulke geruchten tot de groote Vertooningen , die nu binnen kort zouden voorvallen , voorbereid. -— En, hoe veel valfchheids 'er ook van den kant zyner Vyanden mede uirgeftrooid wierd , de waarheid kwam echter ook reeds hier en daar al ten voorfchyn. Intusfchen was er zekerlyk een veel grooter toeftel noodig , om eene waarheid , die de gefchiedenis van Jezus eensflags in een geheel ander licht flelde, en op zyne waardigheid van Mesfias het Zegel drukte , niet alleen hier en daar in aanzien te brengen, maar met onweeritaanbaare kracht en naadruk vast te zetten , en aan de Joodfche weereld bekend te maaken. III. Deel Cc VIERDE  398 LEVEN van XII. boek. VIERDE HOOFDSTUK. Laatjie Verfchyning en Hemelvaart van onzen Heere. INHOUD. De Discipelen reizen , by aannaderinge van bet Pinxterfeest» na' Jeruzalem terug. Jezus gaat met ben * naa htt doen van eene bekfte , dat hy hun Zynen Geest meaeatelen zoude , na Bethanien , in eene Lanaftrceke , aan of op den Oh fberg , van waar Hy, naa Zyne laatfte gefprekken met hen , hun zegent , cn ten Hemel vaart ( \ ). Twee Engelen vertroosten de Discipelen met de gedachten Zyner Wederkomfte ( 2). Zy keeren ixelvernoegd na Jeruzalem te rug (3). (O Mark. XVI. 19. lukas XXIV. vs. Handel, der Apostden J. vs. 4-9. (2) Handel, der Apostelen I. vs. 10, 11. (3) Lukas XXIV. vs. ja. Handeling, der Apof» telen J, vs. 12. Volgens  4.TÏOOFDST. JEZUS. 390 7 olgens de bekende al te zinnelyke verwachm/ tingen , waartoe men doorgaans overhelde , * zouden nu op deeze Verfchyningen , als zoo veele bewyzen van Jezus leven, geheel anderé vertooningen hebben moeten volgen , dan die , dewelken de Heilige Gefchied-fchryvers verhaalen: Jezus zou zich nu aan de Natie, aan de Priesterfchap, aan den Raad hebben moeten vertooneh, en dan dat bekende kwalyk begreepene Koningryk hebben moeten oprichten , en derhalven op Aarde blyven. -— Maar gelyk als het leven van onzen Heere reeds in zynen aanvang geheel andere vertooningen behelsde, dan zy naar hunne onedele denkbeelden van den Mesfias verwacht hadden ; en gelyk zyn geheele leven geheel en al meerder een ftil, befcheiden, agterhouden en verbergen was, dan een eerzuchtig vertoonen van zyne grootheid; en gelyk zelfs zyne duidlyksc Godlyke Wonderwerken nooit dat glansryke hadden , t welke men by de Wonderwerken van den Mesfias verwachtte : zoo was ook Zyn gedrag naa Zyne Opftanding aan deeze Zyne maniere van doen volkomen gelykvormig. Altoos meer weezen , dan fchyn Ook nu had de Jood niets om te zien , niets om te bewonderen. Van alle deeze Verfchyningen was 'er gééne eéne zoo gefteld , dat zy zelfs flechts van verre iets zoodanig , als men zich voorftelde , kon verwachten. Naamlyk de Godheid gaat andere wegen , dan de Menfeh. Alles, wat Zy van haare fchikkingen cn C c i haar  40O LEVEN VAR XII. BOEK. haar Koningryk openbaart, moet altoos kwalyk begreepen worden , zoo ras de menfeh dat naar zyne aardfche zinnelyke maniere van denken beoordedt. Zelfs de Discipelen , dewelken naa zoodanige bewyzen van Zyne Opftandinge eenen grooten ftap verder in de kennisfe der waarheid waren gevorderd , voedden nog geduurig het denkbeeld , dat Hy nu het groote Koningryk der weereld zou oprichten Het geen Hy hun reeds eenige maaien van zyn weggaan , van zyne afwezigheid , en laatfte wederkomst gezegd had , dat had nog in het geheel géénen diepen indruk op hun gemoed gemaakt ; zelfs dat niet, dat Hy reeds by zyne eerfte verfchyning in zoo fterke uitdrukkingen aan Maria van Magdala gezegd had. Nu naaderde het Pinxterfeest. Wat vroeger , dan de Feestverrichtingen eifchten, reisden (r) de Discipelen uit Galilasa na Jeruzalem. Hier was het, daar zy Jezus voor de laat/temaal zien zouden. Jeruzalem , de Hoofdftad , zou hen allereerst als getuigen van zyne Opftandinge zien hervoort treeden. In ftede van dat Hy, geduurende deeze drie jaaren, zich meest met hen in het afgeleegene Galitea had opgehouden, zouden zy nu op de opentlykevertoonplaatfe verfchynen. Hy beval hun uitdrukkelyk , dat zy naa het Feest niet weder na Galilsea zouden terug keeren. Dit bevel was noodzaaklyk. Wat zou hen anders , daar zy aan zoo openbaar werk zoo weinig gewoon , waren, (O Wy kunnen gerustlyk vastftellen , dat zy by deeze laatfte reize na Jeruzalem, met opzicht tot den tvd, en andere omftandigheden , zich geheel naar Z)ne beveeleu hebben gefchikt.  4. HOOÏDST. JEZUS. 4QI waren, hebben kunnen weerhouden , om aanftonds weder naa Pinxceren naar hunne huizen te rug te keeren. Maar My zeide hun ook , wat hun te Jeruzalem naa Zyn vertrek overkoomen zoude , het geen hen dan' van zelvcn de begeerte , om na Galilsea terug te keeien , beneemen zoude. Wacht (zeide Hy) op de vervulling van de belofte , die Myn Vader , u , door My , laat doen. Het is niet meer daarom te doen , dat gy , gelyk eertyds Joannes , (en gy zelfs,) door den IVaterdoop de Menfchen tot verbeteringe inwydt. Men liet zich toenmaals , dewyl 'er noch géén beteren Doop was, in den Jordaan doopen. Maar gy hebt eenen anderen Doop te verwachten. Naa weinige dagen zult gy in de Godlyke Leer - en Wonder kracht , als het ware , ingedoopt , en daardoor tot Myne oogmerken bekwaam gemaakt worden. Jezus fprak zoo duidelyk , als 'er by mogelykheid gefprooken kon worden , Hy beloofde hun eenen veel hoogeren trap van bi kwaamheid tot bevorderinge Zyner Oogmerken: eene ryke maate van dat geene , dat men in de reden en daaden der Propheeten den Codlyken Geest noemde ; juist dat, 't geen Hy hun reeds in de bekende Affcheidsreden voor Zynen dood als eene vergoeding van Zyne, als dan niet meer zigtbaare tegenwoordigheid beloofd had : en nochtans ontbrak 'er , naar hunne meening , nog iets aan die belofte. Hy had niets , gmtfchlyk niets van hec Mesfias Koningryk gezegd Heere, fpia- ïien zy . zal dan dit het gelukkige tydftip zyn , dat Gy het Groote Koningryk onder de iNatie zult oprichCc 3 ten?  fl.o? LEVEN van XII. BOEK» ten ? Jezus voldeed hunne nieuwsgierigheid niet Aan de eene zyde .was 'er veel in hunne verwachtingen , dat nooit zoo , als zy het dachten , vervuld worden zoude ; aan den anderen kant was wel de mededeelirrg van de krachten des Geests inderdaad een begëi tot de oprechtinge van het Koningryk van den iViefias: ( naar de meening der Heilige Schrift.) Maar dat groote tydllip van Zyne wederkomfte, wanneer dit Koningryk zich allerheerlyks zou openbaaren, lag nochtans veel te diep in het toekomende verborgen ; en eene juiste aanwyzing van den tyd Zyner wederkomfte was dat , het geen zy allerminst noodig hadden. U voegt het niet, antwoordde de Heiland , om te weeten , op welke tyden , en met welke omftandigheeden , die groote Veranderingen voorvall n «ullrn. De Vader heeft dezelven zVner Alwi etuidheid voorbehouden. U zy het genoeg , te weeten , 't geen ftraks naa myn vertrek van hier zal gebeuren. Gy zult in eene ryke maate de Godlyke kracht des Geestes verkrygen ; en daar door bezield, en met alle vereifchte hoedanigheden uitgerust, te Jeruzalem en in Samaiien , (een groote Wonderfpreuk voor hen , dat ook in Sarrrarien , en in andere Landen dit bericht zou uitgebreid worden !) en in de geheele weereld als getuigen van My en van Myne Opftanding hervoort treeden. Hy had hen onder deeze gefprekken uit Jeruzalem naar Bethanien aan den Olyfberg gebragt , in die Landftreeke , daar Hy dikmaals , en onlangs in den Nacht , vóór Zyn lyden , met hen byeen gekoomen was. Hier was het, dac zy Hem voor de kultamaal zagen. Die  4. HOOFDST. JEZUS. 401 Die belofte , dat Hy hun een ryke maat van den Godlyken Geest mededeelen zoude , was byuaa alles , dat Hy hun nu nog té bevestigen hadde. —~ Eene uitvoerige onderneming over de natuur van zyn Kmingryk zou de uitwerking nu toch nog hebben konnen misfen ; genoeg, dat Hy hun eenen anderen Leermeester , die hen in alle waarheid leiden zou , beloofde *, dit maakte alle verdere mondlyke onderrichtingen overtollig. Hy had hen zoo verre gebracht, als Hy door mondlyke leere en omgang hen brengen kon. Noch wilde Hy op eene zoodanige maniere van hen fcheiden , dat zy zien zouden , werwaarts Hy beent, n ging , en Hem dan niet zouden denken verloven te hebben , wanneer nu Zyne Verfchyningen ophielden : en dat zy dan niet altoos weder nieuwen zouden verwachten. Zy zouden zien , (zoo goed als die gezien kon worden , j dat Hy van de A irde tot Zynen Vader terug keerde , dat God Hem tot zich nam , even als de Discipel van Elias dat zag. Zy zouden aan de weereld als iets , dat zy geiten hadden kunnen zeggen , dat Hy op den Veertigften dag naa Zyne Opftandinge de Aarde op deeze wyze had verlaaten. ' (Want het was toch de Eerfte Vraag , die men hun, zoo ras als zy van eenen Verreeztnen Mesfias fpraken, voorleggen kon: Waar is Hy dan tegenwoordig? Levendig zyn en nochtans zich nergens op Aarde veitoonen , dac kon meenig eenen zinnelyken Israëliet aanftootlyk voorkomen. Met het getuigenis van Zyne Op¬ ftandinge moest noodzaaklyk het getuigenis, dat Hem Go.i by leevenden lyve rot zich had genomen , verbonden worden, als het niet misfen zoude zyneuitwerC c 4 king  404 LEVEN van XII. BOER, king te hebben.) Te weeten dat Hy leefde en zich in den hemel bevond, dat was voor hen by hun aanftaande Groot Werk onontbeerelyk. De gedachte : Hy leeft Hy is by den Vader , «moest hun fteeds voor oogen zweeven , als zy met zulke kloekmoedigheid , als of zy Hem geduurig nog aan hunne zyde hadden , zouden fpreeken en handelen. Met opgeheevene handen geeft Hy hun Zynen zegen- Stem , gebaarden , enz. deeden duidelyk merken , dat het Zyn Affcheids - zegen was. Ui— Nu, (zegt HyJ myne Discipelen, Vrede zy met Dwljeden, En Hy had nu immers het oogmerk van Zyne Verfchyningen bereikt, om hen naamlyk van Zyne Opftandinge te overtuigen : Wat kon Hem dan verder op Aarde terug houden ? De manier, waarop Hy van hen fcheidde , beantwoordde aan alles , wat 'er gebeurd was , allerwyst. Men flaa nog eens het oog op het voorgaande , en dan op Zyn affcheiden. Zy leerden Jezus kennen , zoo als Hy juist Zynen ftaat, als een byzonder ( Privaat) Perfoon , verliet. Van tyd tot tyd moesten zy aan Zynen omgang gewennen , om door het uiterlyke, als 't ware, heenen te zien , en den Zoon van God in de gedaante van eenen Sterveling te leeren kennen. Maar dit viel hun des te moeilyker , om dat Hy zich zoo diep beneden alle hunne denkbeelden van de Grootheid des Mesfias vernederd hadde , dewyl Hy naa een leven, vol van moeilykheden, den dood van Misdaadigers ftierf. Maar eensflags hielp hen Zyne Opftanding weder tot het rechte qogpunt, van waar zy Zyne  4. hoofdst. JEZUS. 405 Zyne geheele gefchiedenis behoorden te befchouwen; nu eerst begonden zy licht te zien, nochtans bleef het vooroordeel overig, dat Hy weder by hen op Aarde blyven zou : om ook nog dit uit den weg te ruimen , en hunne oogen volkomen voor het licht des Geestes en der waarheid , het welk hun binnen kort opgaan zoude , te openen , verliet Hy de Aarde , maar op eene voor hen zichtbaare wyze. Zoo waren zy trapswyze tot eene geduurig meerder gezuiverde kennisfe van Zynen hoogen Perfoon en roepinge geleid. Zy zouden Hem in het geheel niet meer naar het Vieejeh kennen (r). Wy zyn niet van meening , om op het einde der Gefchiedenisfe van onzen Heere Jezus , den Regel: „ om niet te verdichten, maar te verhaalen," van denwelken wy met opzet nooit zyn afgeweeken , te overtreeden : nochtans kunnen wy niet naalaaten den Leezeren te herinneren , zich deeze laatfte vertooning en dit affcheiden , ook noch zoo duidelyk en levendig , als hun dat mogelyk is, voor te ftellen. Jezus was voor de laatfte reize in het gezelfchap van Zyne Discipelen. Hy geeft hun Zynen affcheidszegen. Maar het is een geheel ander affcheiden, dan wanneer Vrienden eikanderen verlaaten. Hier was eigentlyk géén verlaaten. Hy had gezegd, dac Hy by hen bleef tot aan het einde der weereld: en de Leeraar , dien Hy hun in Zyne plaatfe zou zenden , Zyn Geest was, en Zyne Waarheid, en derhalven Hy zelf; dat alleen de zichtbaare Jezus aan hen onttrokken (x) 2 Cprintben V, C c 5  4©6 LEVEN van XII.boek, ken zou worden; maar dat de Mesfias leefde , dat Hv voor hen leefde , dat Hy ze kende en lief had , dat Hy Zyn weik , 't geen Hy op aarde begonnen bad , voortzette : dat Hy by Zynen Vader was , en van daar alles hoorde en zag , het geen Zyne Dis* cipekn op Aarde fpraken en deeden , dat Hy geduurig ter uitbreidinge Zyner heilzaame Leere by hen was, dat zy dit alles binnen kort door do ontwyfel- baarfte proeven zouden ondervinden , —- eene zoodanige ve-rwydering ( ofte zulk een heengaan ) was alleen in eenen zekeren zin verwydering ( aficheiden ). Hy , die de Opftanding en het Leven is , kon zoo van hen niet heenen gaan , dat zy behoefden te vreegen , dat Hy hen geheel verlaaten zou. In zoo verre, als zy dit by deeze laatfte byeenfeonrfte begreepen , f en in eenen zekeren trap begreepen zy het ) was de bitterheid van zyn affcheiden niet meer zoo groot. Want, terwyl zy Hem zagen weggaan , zagen zy ook, het geen hen wegens Zyn weggaan gerust (feilen kon , Zyne Verheejlyking ; ten minften het begin daaivan. En dus kon het by hen die treurige aandiening niet veroorzaaken , dewelke het affcheiden v;in eenen ftervenden , of van eenen voor altoos van ons vertrekkenden Vriend , gewoon . is te verwekken- Droefheid kon 'er zich wel eenig» iluts onder mengen. Maar, als de Hemelfche Wolk kwam. en Hem aan hun gezicht onttrok, was zekerlyk de gedachte van Zyne luisterryke Verheffing in den Hemel by hen allerfterkst, zy konden thans onroogelyk meer dat gewaar worden, dat zy gevoelden „ Zoo, zeide Hy , moeten zy , die My kennen * „ en aan Myn Koningryk deel willen hebben, onder ,, verdrukkingen en lyden My aanneemen ( d ) " ( ln denzelfden Brief van Baknasas, §. 7.). Een gelykluidende plaats tot die bekende : „ Wie My nuavolgen wil, enz. " 4* 4» . » Zoo treft ons dan by een zoodanig gedrag hègeen de Heer gefproken beefc: Ah ik u zelfs reeds " (J ,DirchSenooten of Boezemvrienden) rondom u My heenen verzameld zag , en gy wilde Myne „ Voorjchriften niet volgen , dan zou ik u gebieden „ te vertrekken. Weg van My , zou Ik zegpen ,, G;y raa*r niets, gy Ondeugenden fe\" —J (Clemens Rom. Epijt. '2. ad Cor. §. 4./ Deeze laatfte woorden zyn , gelyk bekend is, ook te vinden in het Euangelie. Dezelf- (d) src , fa,, , „ ^ lhtt } ^ u^t^, «s «K Saraas , ^hA*,-, S-A^.»rÈ5 !T«3-.,Tg{ f«. in pil ^ rmvtw* » r» p* , ^ /t, ^5 h. , «^«a« ^«s, w te\» vfu, ; ïT«y5Ti «;r *<« 4 «* «(eC« 1,^*5 sr!l jjyafo, «,,^,«5, 2//. Z)«/. Dd  4T4 BYLAAGEN. «£• ,; ; ,j Dezelfde Clemens ( £/> H 5.) heefc het volgende Gefprek van Jezus mer Petrus , het geen zyne betrekking heeft op Matth. X. vs. 19.'28. „ De „ Heer zegt: Gy zult zyn , geh k als Schaapen „ onder Wolven. Betrus geeft Hem ten am> „ woord: hoe dan, ah de Wolven de Sc.haapen ver- „ Jcheuren ? Je;:us antwoordde hier op aan „ Petrus : zoo hebben echter de Schaapen , wanneer „ zy dood zyn, verder niets van de Wolven te vree- , zen : en zoo behoeft ook gy hen niet te vree- „ zen , die u dooden , dewyl zy u toch verder geen „ leed doen kunnen. Freest veel eerder den geenen, „ enz." ( f ). <4> „ Houd bet lighaam zuiver , en het Zegel ,, (des Doops, of des Geestes,) ongejehonden , op „ dat gy het eeuwige leeven daar van afbrengt." 1 lbid. $. 4. ($)• 4» «=> *> Wordt bekwaame Wisfelaars" ! (ymbt 7(ioi7rttf<*t Jampot). Een gezegde , dat men in de Con- C/) Afy« » ««ji®-, tc&z ut ag/ia 11 ptiru Pwxuv. Av»xg^«S ?E 0 ITïJj®- *uT Waarin ik u dan vinden zal, daar over zal tk u oordeelen ( b ). Word als eene waarfchouwing, die de Heiland heeft gedaan , van Jtjstyn , den Martelaar, n zyn gefprek met Tnpho, aangehaald; van anderen als een gezegde, het welke men in zeker Gefchrift van Ezechiel vindt. 4> „ Bidt, zegt Jezus, om het groote, zoo zal uhec „ kleinfte tot eene toegifte gefchonken worden (i). „ ( Clem. Alexandr. Stromat. Lib. I.) 0:ugl\es „ brengt dat zeggen even zoo by , alleen met byvoe„ ginge : bidt om het Hemeljcbe , zoo zuk n h*t „ aardfcbe tot eene toegifte bekoomen." Ieder Leezer moet de gelykvormigheid van dit zeggen met . Matth. VI. vs. 33. m het oog vallen. 4> -e> ^ „ Jezus gaf te kennen : Om der zwakken wil, „ werd (b ) Zv nt «» *«7«a«/s, , „ TS7.I5 £ (O A.r.7, r» f*m««} TX ^ Vftlf ^„^^ Dd 2  '41Ó- BYLAAGEN. „ werd ik zwak ; om der hongerigen wil, honge,, rig ; en om der dorfligen wil, Aorfiig." Okig. Comm. in Matth. (k). „ Die het genoeg weet te waardeeren , die „ zal Qin het Koningryk van God) eene aanmer„ kelyke plaats bekoomen ; en die dezelve wet be„ kleedt zal tot rust koomen" (k*). Clem. Alex. Stromat. Lib. I. 4> *> O „ Nooit hebt gy meerdere reden om vrolyk ,, te zyn , dan wanneer gy uwe Broeders liefdaadig „ ziet handelen" (/) , zou Jezus tot Zyne Discipelen gezegd hebben, volgens Hj.ek.on. Comm. in Epift. ad Epb. Cap. V. 4» «> „ Als iemand den Heer vroeg , wanneer rn het Koningryk Van God zou koomen , zeide Hy : „ wanneer eens de twee een , het uiterlyke zoo als „ bet r'(it) Dc tot hier toe aangehaalde plaatfen zyn allen ■uit Grabii Spicil. Patrum, Sec. 1. de volgende deels uit Grabe, ten deele uit Fabricius genomen. () O S-ttvfixrx; fixFiMvm , « ^«s-Msyraij, xyuTtiwS-jjrs7«<. (/) In Hebraico quoque Evangelie- legimus Dominum ad dis. tipulos loquentem : Et nunquam , inquit , Ittii f.tis } niji cum fratrem vejlrmn videritis in (haiitatt.  BYLAAGEN. ±l? „ bet tnnerlyke, en alle onderjcheid tusjcben de twee „ ge/lachten zal weggenomen zyn" (m). (Clem Rom. Epift. II. 5. 12.). * * „ In het zoogenaamde Egyptifche Euangelie ftond „ het volgende : Salome vroeg , hoe lang wel men- fcben zouden moeten fterven ? De Heer zeide : „ zoo lang "er menfchen in de weereld geboren zul- ten worden (»). Gemerkt nu Salome het „ zich zeiven tot een verdicnst toerekende , dat zy „ nooit Kinderen ter weereld gebracht hadde , ant„ woordde haar de Heer : daar is een fpreekwoord : Eet , welke Kruiden gy verkiest, maar laat de „ bitteren liggen ( dat is , ieder heeft vryheid , om in dat opzicht te doen wat hem behaagt, wat hy voor zynen toeftand dienftig keurt, en naa te laaten het geen hem kwalyk mogt bekoomen). 1. In O) Men zie de volgende Aanmerking. 00 Over deeze en de voorige plaatfen zal men het oordeel van Grotius zeer verftandig vinden. Hy «et Cby gelegenheid van Matth. XX. vs. 20. daar hy deeze plaats aanhaalt; : Qua omnea , fi quid halent veri, (de quo merito antiqui üubitarunt: neque enim videntur ijlajaperejin.plicem illam majeftatem , quce in verbis Cbrifti uhique elucet ) non opus babent Jübiüiter excogitatis «xuy»ei»v invducris, quiz ijtis interpretandis veteres adbibusrunt. quum mibi apertum videatur , nibil aliud Mis verbis fignificari , quant quod, apud Lucum dicit Cbriftus: o« Dd 3  4i8 BYLAAGEN. 4» 4* 4* „ In dat zelfde Euangelie word eene verbloemde ,, uitdrukking des Heeren bygebracht: Ik ben gekoo- men , om de werken der Vrouwe te verftooren ; welke Hy zelf zoo zou verklaard hebben : dat Hy „ dnor baar , welker werken Hy verftooren zou, „ verftond de zinnelyke begeerte ; van welker uit,,' werkingen , het werden en het fterven , Hy eens „ zou een een einde maaken." 4* 4» 4> „ Wee den geenen , die hebben en zich toch „ laaUn geeven , als of zy arm waren ; of , wan„ neer zy van hun eigen goed leeven konden , liever „ van anderen willen ontvangen " (o). Conft. Apoft. VI. 3. 4> 4* In een oud Griekfch Handfchrift leest men Matth. XX naa de woorden : Gelyk als de Zoon des menfchen niet gekoomen is voor veelen het volgende : „ Gy , in tegendeel, fireeft van het „, laagere na het hoogere en komt juist daardoor „ van het hoogere tot het laagere af ( p ). Gy „ moet C_ 0~) Ovxi %i( typn '. i&i ii mttKfira >.stp(Zwycrit, SvvafitMi fSatóm ix.v-.cii n&i A«,«j6ee;«v tr«g iteat /SïA^sveif. (p) TC fiets & Qirem tx. (iixgi «! 4* 4* De Heer fpreekt in het Euangelie : „ zoo gy „ voor het geringe niet 'hebt zorg gedraagen , wie „ zal u het groote aanbetrouwen " ? ( q ). ■ (Clem. Epist. II. S- 80- Wat aanbelangt den zin , volmaakt eenftemmig met het geen wy Lukas XVI. vs. 11, 12. leezen. 4* 4* 4* By C lemens, den Jlexandryner, Boek VI. word het volgende, als een ftuk van eene door Petrus opgetekende affcheidsrede van den Heiland tot de Discipelen , bygebracht: „ Zo nu iemand van de „ Israi. lieten zich bekeer en, en daardoor dat by My „ aanneemt, aan -God gelooven wil, zoo zullen hem „ zyne zonden vergeeven zyn. Naa twaalf (q) jaa- ren, ( die zy re Jeruzalem doorbrengen moesten ), „ gaat heenen ! met deeze uitnoodiging tot andere „ Natiën , op dat niemand mooge kunnen zeggen, ,, dat hy niets daarvan geboord hebbe Cr)." By ( q ") !< t» ftixp* kk. «m{)i«-*«, m (ttyx ris vfti* *W«. (r,. Dat de Heiland dit den Discipelen luboe bevoolen, meld ook Euseb. Hift. Lib V. cap. 18. ftn sf> ris $-tX)) ra i I» en. adv. Hcerejes. Lib*. L Cap. 17. •O ïren/eus brengt uit Papus eene zeer zinnelyke befchryving by, die de Heiland van Zyn Koningryk * hoe het zelve op aarde , ftraks naa Zyne opftandinge,' zich vertoonen zou . gemaakt zou hebben. Zy bevat een fchildery van eene zeer buitengewoone viuchtbaarheid der Wynftokken en des Koorns. G r '& b e en F.abricius oordeelen , dat zy geheel niet in den Geest van den Heiland is gefchreeven ( u). Even n«i> Mitu, t% ïah»* igiA&iri sis nv wftn, (i* ris «*ï s*K ■ xairetftti. ** fX<" rn snstrx. f («) Presbyteri meminerunt , qui Joannem Discipulum Domini viderunt , audijfe je ah eo , quemadmodüm de temporibus ïllls docebat Dominus £? dicebat: Venient dies , in quibus vinece nascentur Jingulte decen millia palmitum habentes fi? in uno falnnte dena millia Bracbiorum ; & in uno brachio palmitis dena milha flagellorum , fjf in unoquoque flagello dena millia bttruum , ö> in unoquoque botro dena millia acinorum £f mumquodque acinum expreffum. dabit vigintiquinque metretas vim. htcum eorum aliquis apprehenderit fanüorum botrum, alius cl*wabit 1 botrus ego meliorfum , me [urne , per me Dcminnm befiwe ere. ere.  BYLAAGEN. 4s.r 4* 4» 4» Even zoo twyfelachting met betrekking rot den zin en verdicht is het volgende gezegde , het welke uit den mond van den Heiland zou voortgevloeid zyn; ik zal het onvertaald hier by voegen : Pseudolinus de Pasfionè Petri Apostoli: „ Unde Domhuis in my„ jierio dixerat: fi non feccritis dextram. ficut fini„ (tram , fint/tram ficut dextram , & quce Jur„ [urn funt , ficat deorfum, &? quce ante ficut retro, „ non cognojcetis regnum Dei." Fabricius verffaat deeze plaats van het wegteneemen onderfcheid tusfchen Jooden en Heidenen. I I. VERHAALEN NOPENS DEN HEERE JEZUS, Die in de Vier Euangelien of niet, of anders voorkoomen. Men heeft OverMyflèls van Schriften , die den naam van Euangelien draagen , en eenigen daar/an moogen wel misfchien zoo oud zyn, datzy bynaa to; den ouderdom der echte Euangelien reiken. „ Daar hadden naamlyk reeds in de vroegüe tyderi „ van het Christendom veelen ondernomen, om GèD d 5 „ fchie-  42ï BYLAAGEN. fchiedenisfen van het Leven en'van de daaden onzes „ Heeren Jezu te vervaardigen" (tj). Edoch rnen bemerkt aan dezelven een hoofd-gebrek , waarin zy zich van de echte Euangelien zeer verre onderfcheiden , dat zy naamlyk op het wonderbaare al te zeer gezet zyn , zonder daarom het zelve in eene zoo gevoegelyke verbintenisfe met Jezus Leere te brengen , als de Euangelisten doen. Wie zou anders géén belang (tellen in Gefchied - Schriften te leezen , die een omftandig verhaal der jonge jaaren van Maria ( w )) en van den Heiland zeiven (x) , belooven ? — Dan men vind by het. leezen aan zyne verwachting niet voldaan. Men word over het veele naar vertellingtjes gelykende moeilyk , en legt de Schriften aan een kant. Even zoo weinig , het geen ons bevredigt , levert ons het grootfte deel van het zoogenaamde Euangelie van Nicodemus. Het is daarom ook myn oogmerk niet mynen Leezeren deeze en andere vertelfels voor te leggen. Alleen verzoek ik hen een oogenblik ftil te ftaan by de gedachte , hoe het zy toegekomen, dat de Gefchiedenis van Jezus zoo vroeg al, zonder een kwaad oogmerk , misvormd is. Reeds toen ter tyd , toen de gebeurtenisfen met den Heere Jezus noch onlangs waren voorgevallen, jaa geduurende dat Hy noch op aarde leefde, werden zy met geheel verfchillende oogen van zeer verfchillende kanten befchouwd , naar dat nieuwsgierigheid of wonderliefde , (en de laatfte was (v) Lukas I. vs. i. (au) Protevangelion Jacobi. (x) Evangelium Iiifantise Cbrifii. .  BYLAAGEN. 4c3 was by de Jooden (y) zeer fterk) of iet anders mede eenigen invloed op dat onderzoek hadden. Reeds toenmaals, als meenige , zelfs eerlyke Jood , de Gefchiedenis van Jezus zou hebben willen fchryven, zou zy waarfcbynlyk zeer misvormd aan het licht gekoomen zyn. Geduurig zou die foort van Wonderwerken boven anderen uitgeblonken hebben , die Hem het meeste had verrast, en om dat hy deeze Gefchiedenis noch niet in het geheel zou hebben kunnen overzien, gelyk zulks de Apostelen naa Zyne Hemelvaart doen konden ( z ) , zoo zou naar allen fchyn een zoodanig verhaal wel eerder naar eene te verregaande, aan het oogmerk niet beantwoordende, wonder Gefchiedenisfe geleeken hebben ; te meerder , wanneer hy niet als ooggetuige , ook niet als onmiddelbaare Discipel van de zoodanigen, maar op bloote geruchten af, gefchreeven hadde. Hoe veel eerder moesten dan zoodanige onvoldoend* , offchoon welgemeende , berichten nopens den Heere Jezus, naaderhand moogelyk zyn ; daar men bulten dien zoo geneegen is , om van bewonderde Perfoonen alle geruchten , die zyne voorrechten fchynen te verheffen , aan te neemen ? Men vroeg naa deeze en geene omftandigheeden van Jezus leven , die de Apostelen als. (y) i Corinth. I. vs, 22. (r) En ook zy zelfs, denk ik , zouden ons , eer dat Jezus zynen geheelen loop voleindigd hadde , flechts eene zeer afgebrokene , en dikmaals zeldzaame gefchiedenis van Jezus, geleeyerd hebben ; want het is kenbaar, dat zy zelfs noch veele zaaken uit een verkeerd gezichtpunt aangezien hebben, eer.de Geest van Jezus hun deezen reeks vim Gebeurtenisfen , als een met de aloude God.yke Schikkingen in de naauwflc verbintenis ftaande gecea hadde keren befchouwen.  4U BYLAAGEN. als van minder gewicht in hunne Gefchied - fchriften overgeflaagen hadden , of alleen flechts in het voorbygaan aangeroerd ; en men bekwam berichten, zoo als het gerucht die geeven kon. De Apostelen waren te zeer met het allergewichtigftc in de gefchiedenisfe van Jezus Leven, met Zyn flerven, opftaan , enz. ingenomen , dan dat zy zich daar mede konden ophouden, om alle tusfchen beiden inkoomende berichten van de merkwaardigheeden Zynes levens, te volmaaken , of te wederleggen, offchoon zy wel konden. Genoeg: als zulke naarichten flechts den grond van het Christendom , dat is , die Historifche ftellingen , dewelken het Geloof der Christenen uitmaaken, ( i Corinth. XV. vs. 1-4 ) niet ondermynden. Dan mogt voor het overige de eene dit, de ander iet anders, nopens de omftandigheden van Jezus Leven weeten, en die Zyne Levensgefchiedenis fehreeven , eikanderen meer of minder op hunnen weg aantreffen : dat deed in den grond het Christendom géén naadeel. Reeds toen Lucas Zyne gefchiedenis fchreef, waren 'er verfcheidene berichten nopens Jezus, die wel door het verhaal van deezen Discipel van Paulus , op eigen onderzoek gegrond , in verfcheide opzichten gezuiverd werden , maar in verfcheidenen ook niet. Eene gefchiedenis, zy mag zoo nieuw zyn als zy wil, wanneer zy over duizend lippen voortrolt, en in duizend handen koomt, moet dikmaals de zeldzaamfte gedaanten aanneemen ; een geheel juist verhaal van dezelve kan men alleen van hen verwachten , „ die ooggetuigen zyn geweest, ,, of zelfs dienften daarby gedaan hadden" ( 0). De Voorzienigheid wilde niet beletten, dat de gefchiedenis (a) Lukas I. vs. 2.  BYLAAGEN. 45J nis van den Heiland der Weereld ook aan het lot der Gefchiedenisfen in het algemeen zou onderworpen weezen. Daarvoor alleen droeg Zy allernaauwkeurigst zorg , dat, „ het geene voor het menfchelyke „ gedacht noodig was , om uit deeze Gefchiedenisfe „ te weeten " ( b ) , door Gedenktekenen , waarop men zich verlaaten kon, bewaard wierd. Het is derhalven zekerlyk meest enkele nieuwsgierigheid , wanneer men zoo zeer noestig in de Fragmenten van Verhaalen , die men Apocrypb noemt, fnufFelt. Intusfchen zal een opmerkend oog , op die ruïnen geflaagen , noch hier en daar iets ontdekken , dat, als het in de bekende vier Euangelisten ftond , ieder eenen aanmerkenswaardig zou voorkomen. En waarom zou ook niet de eene en andere van Jezus reden en daaden op deeze wyze bewaard zyn gebleeven ? Men vind immers dat zoo , by veele gewichtige gefchiedenisfen , dat nevens het geen de eigentlyk voor echt erkende befchryvingen behelzen , hier en daar noch eene Anecdote, die een klein , doch niet te verachten , licht geeft, ook in onechte Berichten te vinden is? My zou by voorbeeld , het volgende verhaal van Pa pias , als de Man voor het overige meerder oordeels, hadde, by uitftck wel gevallen : „ Ik houde het niet voor onnoodig , dat „ ik , benevens myne uitleggingen , verhaale, wat „ ik van de Oudften geleerd hebbe , het Ngeen ik „ my zeer wel herinnere. Als ik iomwylen iemand vond , die met de Oudften was omgeo-aan, „ vroeg ik na de gezegden der Oudften , wat een „ Andreas, of wat een Petrus zeide; wat Pbiiip- » pus f (ZO Lukas XX. vs. 31,  426 BYLAAGEN. „ pus , Thomas en 'Jacobus hadden gefproken; wat „ Joannes of Mattbants , of wat andere Discipelen „ van Jezus gewoon waren te zeggen : wat Atistion , of wat Joannes de Oudite , de Discipelen „ des Heeren fpraken : want ik was van meening , „ dat ik niet zoo veel uit Boeken , als van Lecven„ den leeren kon" (cj. Van dergelyke Fragmenten tot de gefchiedenis van Jezus zal ik een paar Voorbeelden bybrengen. In het Euangelie der Ebrteers worden nopens den Doop van Jezus de volgende omftandigheden verhaald: „ De Moeder van Jezus en Zyne Broeders zeiden tot „ Hem ! Joannes de Dooper doopt tot vergeevinge „ van zonden ; laat ons gaan , en ons van hem laaten doopen. Hy antwoorde: Wat heb ik gezondigd, „ dat ik gaan zou en my van hem zou laaten doopen ? Of dit moest misfchien juist, het geen ik daar gezegd heb , eéne overeiling zyn." „ Dan, naadien al het Volk den doop ontving, „ kwam ook Jezus , en liet zich van Joannes doo„ pen. ( Als Hy zich uit het water verhief, openden „ zich de Hemelen , en Hy zag den Godlyken Geest „ in de gedaante van eene Duive zich nedei laaten , ,, en op Hem koomen. En eene ftem riep uit den „ Hemel: Gy zyt myn geliefde Zoon , aan u heb „ ik ivelbebaagen). En wederom : Heden „ heb ik u geteeld ( zyt gy , Heer ? De Stem van den Hemel zeide „ tot hem (Joannes) : Deeze is myn Zoon, de „ Geliefde, in denwelken ik een welbehaagen hebbe. „ Joannes viel voor Hem neder, en fprak tot Hem: „ Ik bid U, Heer ! doop my ! Maar Hy zeide: t, Het betaamt , dat men naar plicht en Wet han„ dele , enz." 4* 4» In dit zelfde Euangelie zegt men , dat de Gefchiedenis van den Ryken Jongeling op deeze wys verhaald is: „ De ééne van den Ryken vroeg Hem : „ Leermeester ! Wat moet ik doen , dat ik zalig „ worde? Hy hernam : Menfcb ! doe, 't geen de „ Wet en de Propheeten eifchen. De Ryke zeide : n dat,heb ik gedaan. Jezus hernam : zoo gaa dan, „ verkoop alles , wat gy bezit, deel bet geld onder „ de armen uit , en koorn, volg my naa. De Ry„ ke deed merken , dat hy hier mede te onvrede „ was. Toen zeide de Heer tot hem : hoe kunt gy „ zeggen , dat gy gedaan hebt , wat de Wet en de „ Propheeten eisfchen ? In' de Wet ftaat gefchree„ ven : heb uwen naasten lief , als u zeiven. En „ zie eens veelen van uwe Broederen , Zoons van „ Abraham, gelyk als gy, moeten >.ïch met de elenj, digfte kleederen behelpen , en ftervtn van honger; „ intusfchen dat gy , in uw huis , van alles vol-op „ hebt, (O Deeze omftandigheid heeft ook Justyn de Martelaar.  4aS BYLAAGEN. hebc, zonder dat hen iets daarvan ten deel worde." Hy keerde zich hierop tot Simon Jonas Zoon , en zeide : Ligtcr zou een Kameel door het oog van een Naald , dan een Rykaan tn het Koningryk van Gvd koomen. 4» 4» 4> Naa Lukas VI. vs. 5. leezen eenige zeer oude Handfchriften de volgende gefchiedenis: ,, Op den „ zelfden dag zag Hy iemand , die op den Sabbath „ arbeidde Tot denzelven zeide Hy : Menfeh , als „ gy naar overtuiging zoo handelt, dan kan ik u zalig pryzen ; maar als gy het zonder reden doet, „ dan zyt gy een Overtreeder van de Wet, en de „ verdoemenis waardig." 4» 4* 4* Hieronymus meldt, dat in het zoogenaamde Hebreeuwfche Euangelie in. de gefchiedenis van Jezus Opftanding, het vólgende ftaat aangetekend : „ De ., Heer, naa dat Hy het lynwaad aan den knecht van „ den Priester had gegeeven , ging heenen en ver3, fcheen aan Jacob. Deeze had zich by eede ver„ plicht enz." Noch zal ik de bekende Brieven , die Jezus met Abgarus , den Vorst van Edesfa, gezegd word gewisfeld te hebben , hier byvoegen. (*) [Zie Boek XII. Cap. 3. bladz. 381. daar dit reeds ■verhaald is. j . Brief  BYLAAGEN. ^ *> 4> Brief yan Abgarus aan JEZUS (*). " A B,GARUS' van Edesfa, aan Jezus » IX den goeden Heiland , die in het Land rond„ om Jeruzalem verfcheenen is , alle Heil I Ik heb- , eenT^flT^ T Uwe g^ndmaakin» gen, hoe Gy dezelven zonder artfenyen of kruiden * verricht Want de fpraak gaat, dat Gy de Blin» denkende raankt; de-Lammen gaande; dat Gy de " Melaatfchen remigt , en de onreine Geesten en " P*»onen uitdryft; en zulken geneest , die onder V Jangduurige Krankheden zuchten; ook de Dooden " ÏTft uu™ ik alJe deeze ^n U ge" „ hoord hebbe zoo heb ik by my zeiven beflootJL „ dat een van beiden moet waar zyn , CnaamlvkS „ dat Gy moet God zyn , en van den Hemel nfder„ gekomen : of Gy, die deeze zaaken doet, zyfeen " jT Va" Grod' I!< verzoek derhalven doo/mid" tK V8ïudli rcb:yVen > om cot W te tornen en " n% 0kv.heid; dieikhe«be, te geneezen. Ik heb „ ook gehoord dat de Jooden fegen U morren , * en Ü leed aandoen willen. Ik heb eene , 't"g „ waar kleme maar wélgefchikte Stad , dewelke „ voor ons beiden genoegzaam zal weezen." ///. Deel. E e Antwoord  43o BYLAAGEN. 4> 'Antwoord van JEZUS op den Brief yan Abgarus. „ Abgarus, gy zyt gelukzalig , dewyl gy My niet gezien hebt , en toch gelooft. Want „ daar flaat van My gefchreeven , dat zy , die My „ gezien, hebben , in My niet zouden gelooven , op „ dat zy , die My niet gezien hebben , gelooven en „ leeven moogen Wat dat geene aanbelangt, dat „ gy My gefchreeven hebt, naamlyk , dat lk tot u „ zoude koomen , zoo is noodig , dat al dat geene , „ waarom ik gezonden ben , ter deezer plaatfe aan „ My vervuld worde ; en dat Ik , naa dat het ver„ vuld zal zyn , tot dien opgenomen worde, die My „ gezonden heeft. Als lk derhalven in den Hemel „ zal opgenoomen zyn , zal ik u eenen van Myne „ Discipelen zenden , op dat hy uwe krankheid ge„ neeze , en u, gelyk ook den geenen , die by u * „ zyn , gezondheid geeve." Eusebius meldt, dat de Apostel Thomas naa Christus Hemelvaart, Thaddceus , eenen der zeventig Discipelen, na Edesfa heeft gezonden, alwaar hy Abgarus hebbe geneezen , en zyn Volk bekeerd. Men  B- Y L A. A G E N. 4SI 4> 4* ' Men verwachtte misfchien veel meerder en gewichtiger zaaken van eene „ Verzameling van het beste „ uit de Apocryphe Schriften." Men kon ligt meerder leveren , inzonderheid uit het Proteuangelie van Jacobus , het Euangelie van Jezus Kindsheid, hec zoogenaamde Euangelie van Nicodemus , enz. Dan de Leezers, die deeze Schriften nog niet kennen zouden in'het geheel dat niet gevonden hebhen ' het geen zy van Stukken , dje tot het verhaal der Euangeiifche Gefchiedenisfe behooren , zouden moogen verwachten. Daar word geftadig na het wonderbaare gezocht. Ik vinde hoe langs hoe meerder, dat het toenmaals , zoo wel voor de Jooden , die tekenen zochten , als voor de Grieken , die geleerdheid eifchten by uimeemendneid zwaar was , om zich de Gefchiedems^ van Jezus in het eenige waare Gezichtspunt daar er zoo veele verkeerden mogelyk waren , voorteitellen; tot dat van tyd tot tyd de menigvuldige vooroordeelen , die over deezen reeks van gebeurtenisfen een verkeerd licht verfpreidden , opklaarden. Hadden met begeerte na wonderwerken , en het geen veel dimmer was , de zucht , „ om door de manier, „ waarop men de Gefchiedenis van Jezus verhaalde , " S6 t Gevoe,e"suen Leerftellingen , die men uit „ het Jooden- of Heidendom mede in het Chris„ tendora overgebracht had, te bevestigen," bv meemgen Schryver de pen gevoerd: en hadden zj zich, gelyk de Euangelisten, meer om daadlyke zaaE e a ken,  43$ BYLAAGEN ken , die rechtftreeks eene betrekking op het allergewichriglte Werk van Jezus hadden, bekommerd, dan om andere, enkel van den kant van het Wonderbaare zich onderfcheidende , verfchynfelen van Zyn leven , dan zou 'er meerder goeds uit hunne Fragmenten te haaien zyn. Maar dat zy zoo ligt en zoo verre van de eenvouwigheid der echte Euangeiifche Schryveren afwyken , daar over zal men zich niet verwonderen, als men bedenkt, hoe zwaar het zelfs nog heden ren dage, by ongelyk meerdere verlichting van het verftand is, zich by het leezen der Euangeiifche Gefchiedenisfe , zoo als zy in haare eenvouwigheid voor ons ligt, van die vooroordeelen te ontdaan, die, offchoon van eenen geheel anderen aart, dan die Joodfche en Heidenfche , nochtans ons even zoo zeer het Groote en Godlyke in deeze Gefchiedenis ongemerkt uit het oog doen verliezen , en ons alleen dat daarin laaten zien , ( het zy het daarin ftaa of niet,) het geen voor een of ander aangenomen leerftelfel, of onze byzondere manier van denken voegt.