Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam 01 2125 6382 UB AMSTERDAM  MENZIKOFF. TREURSPEL. DOOS. nico laas simon van winter. Te Amsterdam; j>y P J ETER JOHANNES UYLENBROEK, in de Nes. 17Z6.  -  VOORBERICHT. Onder de menigvuldige ft and- en ftaatsvtrwisfelingen , die het menschdom in '/ gemeen, en fommige ft erve li ngen in V byzonder, in dit leven treffen, /zeeft de eerste flaatsdienaar van Czaar Peter, den eersten, zodanig een lot ondervonden als aan weinigen ten deele valt. Menzikojf in Siberiên te vinden, trof myn1 geest zo geweldig , dat ik, zynen toeftand geftadig voor myne gedac 'iten hebbende, be/loot myne denkbeelden bot te vieren, en te wangen om hem naast Monzongo te ftellen: weinig dacht ik, toen ik Monzongo , myn eenig tooneelftuk , 'gemaakt had, dat my, twintig jaar en daarna, een ft of zon voorkomen, die my daartoe zou kunnen doen beduiten. Ik durf my niet vleien dat myne aandoeningen, onder het faamenftellen van Menzikojf ondervonden, my borg genoeg kiiiuit n zyn voor zulk eenen a 'gemeenen goeden uit/lag als myn'' Monzongo te beurte gevallen is; dan hoe dit zyn mooge, myne klimmende jaaren verzekeren my, dat dit myn la at ft e dichterlyke arbeid zyn zal dien ik myne deugd- en dichtlievende land genoot en zal tanbicd-u. V E R.  VER T O O N E R S. ALEXANDER MENZIKOFF. IWAN, Zoon ) )van Menzikojf. EUDOXE, Dochter ) GUSTAAF BIRON, onder den naam van Conjlantyn. ALEXIS FEDOROWITS, voorheen Luitenant van Menzihff. NATALIA, Voedfter van Eudoxe. BAZILIUS, Vertrouweling van Conjlantyn. ZfVTGENDE N. GEVOLG van Alexis. EENIGE SLAAVEN van Menzikojf en Biron. Het TOONEEL is in SIBERIËN, in de woesteny van Jacoutska, naby Beroz&v. Het eerste bedryf fjeelt in een woest landfchap; de overigen in ten boseli, by het huis yen Menzikoff.  MENZIKO FF. T R E U R S P E L. EERSTE B E D 11 Y F. Het tooneel verbeeld een woest bergachtig landfchap, met eenige hoornen op den voorgrond, by welken, aan de eene zyde, een fteeuhoop is opgericht. EERSTE TOONEEL. MENZIKOFF, alleen; in het gewaad van een'' landman , zyndc een py van grof bruin laken, hebbende een muts met een' bonten rand op het hoofd, en een'' fok in de hand, op li elken hy van tyd tot tyd leent, langzaam optreedende. Hot licht verdryft in 'teind'hetmaandenduurend duister: De zon verfpreid haar' glans met nieuwherbooren luister, En geeft liet leven wéér aan deze woesteny; Maar, wie zy troost verleen','t word nimmer dag voor my. Myn kwynend hart, verteerd door 't woen der wreedfte ramWaarmede ooit fterveling op aarde had te kampen, (pen, W ord eindloos, 't ay dit oord een' langen dag geniet' A 3 Of  6 MENZIKOFF. Of by het maanlicht kwyn', gefolterd door verdriet, ó Gade, in blyder tyd myn troost en welbebaagen, Op reis bezweeken door 't gcwigt van onze plaagen! Hoe zwaar me uw fterflot viel, gy wicrd voor 't minst bevryd Van al de clende, die uw troostloos maagfchap lyd. En gy, myn Dochter! gy, wie zich myn hoop dorst vleien Dat Ruslands Troonmonarch ten zetel zou geleien! Gy, die alrecde alom begroet wierd als Vorstin, En, fints Ryksballing, als de onwaardigfte Slaavin Veroordeeld waart met ons hier dcerlyk om te zwerven ! Van hoe veel jammers zyt ge ontflaagen door uw fterven! Gelukkig by, wien 't graf een ffille fchuilplaats bied ! Hy treed naar den Jieenhoop. Slaap vreedzaam , dierbaar Pand! 'k benyde uw rust u niet, Schoon ik, zo lang ik leef, uw flerflot zal beweenen: Een wenfchelyke dood zal ons welhaast bcrccnen. Door hartewee verteerd, door droefheid afgeleefd, Gevoel ik dag aan dag dat my de kracht begeeft. Maar ach ! Eudoxes lot en dat van haaren Broeder... 6 Denkbeeld, dat my moord... ö Hemel! wees hun hoeder !... Tot welk een onheil heeft de ftaatzucht my gebragt! Ach! had ik nooit naar eer, nooit naar bewint getracht; My met den Rand vernoegd, waarin ik wierd gebooren; Myn huis noch my waare ooit dit ongeval befchocren! ïly knielt met moeite by den Jieenhoop. t> Ziel van 't waardig Pand, dat in deez' grafkuil rust! Is u nog iets van de aarde en van ons lot bewust, Smeek dan den Hemel om een einde aan myne elcnden, En dat hy 't onheil van myn troostloos kroost will' wenden. TWE E-  TREURSPEL. TWEEDE T O O N E E L. 7 MENZIKOFF, IWAN. IWAN, in het opkomen. M yn dierbre Vader by myn Zusters graf geknield ; Ten prooie aan al den rouw, die hem en ons ontzielt! Wat fcHouwtooneel! Helaas! hy weent. Best dat ik nader', Eer hy door droefheid fterv'. Hy knielt by Menzikojf. Myn teergeliefde Vader! MENZIKOFF, opziende. Myn Zoon! IWAN. Verlaat een plaats, die uw verdriet vergroot. Uw ziel beweent met recht Eiizes vroege dood; Dan ach ! wat zal het zyn zo u de (mart doet fnecven' Denk om de Kindren, die u ovrig zyn gebleeven. Duld dat uw Zoon u trooste, en opbeure uit het ftof. Hy richt hem op. MENZIKOFF. Uw ouderlievend hart verdient den hoogften lof; Doch kan ik ooit dit graf befchouwen zonder traanen ? Zich grafwaart wendende. Elize'. is1 dit de Weg, dien ik u dacht te baanen, Toen Peter u beminde en naar uw huwlyk dong; Toen Ruslands maagdenrei uw deugd ter eere zong; Toen alles vaardig feheen u als Vorstin te groeten ? Bedrieglyk fchyngeluk, dat gy te duur moest boeten! A 4 T«-  8 MENZIKOFF. Tegen Iwan. Wat bleef haar ovrig van den glans en heerlykheid, Waarmede ik te onbedacht haar zinnen had gevleid? Een wreede ballingfchap in barre wildernisfen, Waarin zy niet alleen en troon en kroon moest misfen, Maar huis en vaderland, en kleeding en gemak; En, maanden achter een, zelfs fchuilplaats onder 't dak, Tenvyl zy, nevens ons, gedrukt wierd door elenden, Waarvan we in blyder tyd den blooten naam niet kenden; Tot zy in 't eind' bezweek door 't woeden van 't verdriet. Op het graf wyzende. Zie daar, zie daar, helaas! all' wat haar overfchiet. IWAN. Deze akelige plaats verleent den rouw flcchts krachten; F.l''zes blyde ziel hoort niets van onze klagten. Toon, fmeek ik, met uzclv' toch meerder deerenis; Vergeer, zo veel gy kunt, het geen geleeden is: Gy hebt geen nieuwe ftof tot grooter fmart van nooden. MENZIKOFF. 'k Beween de levenden nog fterker dan de dooden. Myn eigen ongeluk waar' my geen traanen waard', Zo door uw beider lot myn druk niet wierd verzwaard. Ik nader, ik gevoel 't, het einde van myn Iyden; De dood zal my eerlang van myne elend' bevryden; Waartoe u zulks ontveinsd ? Bereid u tot dien flag, En troost Eudoxes hart, zo troosten helpen mag; Myn tcdrc voorzorg kan noch u noch haar meer baaten ; M) n Zoon, ik zal welhaast u beiden achtciiaaten. IWAN.  TREURSPEL. 9 IWAN. De Hemel hoede ons voor den ramp, dien gy voorfpelt! Ach! is uw moed geheel door 't onheil neergeveld ? Gy waart, tot aan dit uur, groothartig, onbezweeken. MENZIKOFF. Het is geen wanhoop, 't is gevoel dat my doet (preeken. Ik heb gelegenheid gewenscht tot dit bericht. Uw Zusters dierbaar lyk, dat hier bcgraaven ligt, Deed in dit oogenblik my met meer krachts beleffen Hoe onvoorzien die flag u beiden fiond te treffen. Elizcs droeve dood toont dit, helaas ! te klaar; Wanneer ik fterf, myn .Zoon, begraaf my nevens haar. IWAN. Dc Hemel keer' dien ramp, en rekke uw dierbre dagen! Dan geeft Siberië ons voortaan geen ftof tot klaagen. Uw trouwe voorzorg heeft den hoogden nood geweerd, Sints ge aan ons klein gezin den landbouw hebt geleerd: Hun onvermoeide vlyt doet onzen voorraad groeien; De lammrenkudde tiert, de frisfche runders loeien Langs vlakten, waar weleer noch gras noch lover ftond; Het akelig gebrek verdwynt van onzen grond. Gelukkig, zo men hier, in eenzaamheid gezeten, Den hooflehen jammerpoel voor eeuwig kon vergeeten ! MENZIKOFF. Gy maalt dit bar gewest thans van de beste zy'. Siberië is en blyft een naarc woesteny: De bosfehen zyn vervuld met ongetemde dieren; De lange en bange nacht, waarin de ftormen gieren, Vergroot den ilhrik van dit in meeuw begraavcn oord; A 5 Het  ïo MENZIKOFF. Het landjdoor ons bebouwd,brengt fchaars ons vocdzel voort. Welk een verfchil, helaas ! by 't heil van vroeger jaaren! Nog ftrekte 't ons ten troost, indien hier menfehen waaren; Doch buiten Conflantyn, die zich, in 't (omber woud, Met zyn gering gezin niet verr' van hier onthoud, En uit weldaadighcid fomtyds ons komt bezoeken, Genaakt geen fterveling deze onbewoonde hoeken. IWAN. Dit is 't misfchïen, dat my dit oord verdraaglyk maakt. Ik gruw van 't menschdom, dat van woede en afgunst blaakt: 'k Zie in elk' fterveling een' booswicht en verraader; Bewerker van 't bederf van ons en onzen Vader. Wat heeft hun fnoodheid ons al ongevals bereid! Met welk een laagheid heeft hun list ons niet gevleid! Elk offerde ons zyn' dienst, zyn goedren , ja zyn leven; En naauw' heeft ons 't geluk en's Vorsten gunst begecven, Of elk keert ons den nek, bejegent ons met fmaad , En geeft om ftryd ons blyk van langverkropten haat, Ik wenschtc in dit gewest geen fterfiing ooit te aanfehouwen. MENZIKOFF. Deze onbedachte wensch kon moogiyk u berouwen. Uw ziel, myn Iwanl is verbitterd door 't verdriet. Stel op dezelfde lyst het gantiche menschdom niet. Daar zyn 'er, ik beken 't, die fnood denveinsaart fpcelen, Maar ook getrouwen, die in 's naasten onheil deelen. 'k Heb dikwerf my beklaagd, dat ik, te fterk verknocht Aan 't heil dat ik bejoeg, geen vrienden heb gezocht. Geef my ge!oof,myn Zoon; doe met myn dwaaling voordeel; Beimet uw vroomheid niet door een partydig oordeel. Leg  TREURSPEL. n Leg waarde op 't fchoon der deugd, wanneer gy de ondeugd vloekt. De braave Conflantyn, die fierk uw vriendfchap zoekt, Wiens edelmoedigheid met reden my verwondert, Verdient voor 't minst door u te worden uitgezonderd. IWAN. Hy toont zich tegen ons gedienstig en beleefd, En fchynt de lofi'praak waard', die hem uw goedheid geeft; Maar doet hem 't zelfbelang niet naar myn vriendfchap traehEn zou hy voor zyn'dienst geen ander loon verwachten? (ten, MENZIKOFF. Wat loon wacht hy van ons, daar ons de tegenfpoed... ? IWAN. Eudoxe is in zyn oog een onwaardeerbaar goed. 'k Heb meer dan eens zyn liefde in zyn gezicht geleczen, Hoe loos hy die verbergt. MENZIKOFF. Mogt zy de zync wezen! IWAN. Wat hoor ik! Kan het zyn! Veelligt beproeft gy my. Eudoxe eens ballings gaê! MENZIKOFF. Wy zyn 't zo wel als hy. IWAN. Herdenk de waardigheid waartoe gy wierd verheven. MENZIKOFF. Kan ik in dezen ftaat haar beter weerhelft geeven? Denkt gy, dat eenig menseh voortaan haar minnen zal; Zich huwen aan een huis, geaonken door zyn' val? De  ia M E N Z I KOF F. Dc Grootcn, die weleer naar haar bezitting trachtten, Zyn met het wuft geluk veranderd van gedachten. Men acht het ongeval befmetlyk op deze aard'. IWAN. Die fnoode weiflaars zyn Eudoxes hand onwaard'. 'k Veracht de dwaazen, die verdienste in hutten febuwen. Maar wat beweegt u toch, om thans haar uit te huwen ? Waar is zy veiliger dan in dees wildernis, Zo lang haar Vader of haar Broeder by haar is ? MENZIKOFF. Vertrouw myn woord, mynZoon, myn leven loopt ten ende; En 't zou in 't uiterste uur my troosten in de elende, Indien myn band Eudoxe aan een' Gemaal verbond, Waarin ze een' toeverlaat, en gy een' Broeder vond. IWAN. Verbeeld ge u 't geen gy zoekt in Conftantyn te vinden? MENZIKOFF. Hy durft ten minsten aan rampzaalgen zich verbinden; En, balling nevens ons, heeft hy, in laater tyd, Hoe zich het lot ook wend', geen reden tot verwyt. IWAN. Ik zorg dat dit ontwerp ons onheil zal voltrekken, En aan ons zinkend huis tot grootcr febande ftrekken. Hy heelt ons wie hy is, en hoe hy herwaart kwam. 't Is mooglyk dat hy fproot uit een' verachten ftam. MENZIKOFF. De deugd verheft den mensen, al wierd hy laag gebooren. Ikzelf, myn Zoon, (ik heb u meermaal zulks doen hooren,) Ben in geringen ftaat geteeld en opgevoed. De  TREURSPEL. 13 De waare grootheid hangt niet af van aadlyk bloed. IWAN. Zo Conftantyn, als wy, zich door gevbekte trceken Van valfche vrienden zag gedoemd naar deze ftreeken, Ik deed dit oogenblik vervolgde vroomlieid recht; Doch ligt wierd hem die ftraf om misdaên opgelegd. Wie weet wat hy misdreef; hy lydmisfehien rechtvaardig; En, zo hy fchuldig is, is hy Eudoxe onwaardig. MENZIKOFF. Verban uwe achterdocht; de braave Conftantyn, Wat hem ook herwaart bragt, kan nimmer fchuldig zyn. IWAN. 't 7s veiligst, wie hy is ten minsten uit te vinden, Eer wy hem, te onbedacht, aan onzen ftam verbinden. Een onbezoedeld hart is alP wat ik begeer. MENZIKOFF. Zo hy Eudoxe mint, weet zy welligt iets meer. IWAN. Indien hy durft beftaan zyn trouw haar op te draagcn, Heeft zy ten minsten recht hem naar zyn' ftaattc vraagen. MENZIKOFF. Zy zoekt ons hiernaar 't fchynt. Men toets' haar met beleid, DERDE T O O N E E L. MENZIKOFF, IWAN; EUDOXE, in eens droefgeestige houding opkomende- IWAN, haar minzaam te gemtet treMttuK. Eudoxe, nadert ge ons dus peinzende en beichrcid ? r. t;-  14 MENZIKOFF. EUDOXE, hem met tederheid amziends. Helaas! MENZIKOFF, tegen Eudoxe. Schep moed, myn Kind! laateindlykafvanweenen. EUDOXE, haar Vader de hand kusjende. Kan iets op aard' voortaan my ftof tot troost verleenen, Daar ik met wanhoop zie hoe gy vervallen zyt? Myn hart voorzegt het my, wy beiden zyn u kwyt. Myn Vader, kan uw Kroost uw fterfuur ovêrleeven? En, zo die zwaare ramp myn' Broeder 't eerst doet fheeven, Dan zwerf ik troosteloos in deze woesteny; Een naar verblyf des doods; ach! te akelig voor my! MENZIKOFF. Vertrouw op 's Hemels zorg, en die van uwen Broeder. EUDOXE. Waar zal ik veilig zyn, beroofd van hulp en hoeder? De dood is al de troost, waarnaar myn ziel verlangt. MENZIKOFF. Denk dat ons fterflot niet aan onze keuze hangt. Tracht met gelaatenheid uw ongeval te draagcn; Uw moed, myn Kindrcn, zal den mynen onderfchraagcn. EUDOXE. 'k Heb moeds genoeg, zo lang myn Vader by ons is. Haar' Vader omhelzende. Ach! zo ik hoopen kon op uw behoudenis, Dan wierd dees woesteny een lusthof in myne oogen. MENZIKOFF, zyne Dochter omartnende, en de hand aan zyn' 7.oon reikende. Ik weet wat ouderliefde en kindermin vermaogen. Uw  TREURSPEL. 15 Uw beider trouw voor my heeft myne clend' verzacht, En veel tot ftelping van myn hartwond' toegebragt. IWAN. 't Is 't minst van onzen pligt u onze trouw te toonen. Tegen Eudoxe. Myn waarde Eudoxe, kunt ge een gulle vraag verlchoonen, De vraag eens Broeders, die uw ongeval beklaagt, En voor uw welzyn waakt? EUDOXE. Vraag all' Wat u behaagt, IWAN. Gy zaagt de vleiers, die, door eigenbaat gedrceven, Eens dongen naar uw hand, u in het leed begeeven* Ligt wierd u eedier hart bewaard in dees woestyn. Na '.en weinig flilzwygens. Ontzeg me uw antwoord niet. EUDOXE. Bedoelt gy Conüaiuyn? MENZIKOFF. Verberg ons niets, myn Kind, het kon tot voordcel (trekken. EUDOXE. En mooglyk tot verdriet. Wat baat u dit te ontdekken ? Gy zaagt van 't oogenblik, waarin ik herwaart kwam, Met hoe veel drifts hy deel in onzen toetend nam. IW A N. En heeft hy om uw hand nooit aanzoek durven vraagen? Gy zwygt en bloost, F.udoxe! EUDOXE. Ik heb hem afgeflaagen; kan  i6 MENZIKOFF. Kan ik, in dezen ftaat, ooit denken aan een' echt? Doch ichoon hem alle hoop op weermin is ontzegd, Hy houd ilandvastig aan. MENZIKOFF. Deed hy u nimmer hooren Hoe zyn geflachtnaam is, of waar hy wierd gebooren; Wanneer, of om wat reen, hy herwaart wierd gedoemd? EUDOXE. Hy heeft my nooit zyn' naam of vaderland genoemd, Noch zich van 't lot beklaagd dat hy, als wy, moet draagen; Doch 't fchynt dat hy zich vleit met hoop op blyder dagen. IWAN. Weet gy niets meer? EUDOXE. Hy heeft my verder niets ontdekt MENZIKOFF. Het is niet zonder reên dat hy myne aandacht trekt. Hy heeft tot ons behoud zich als een vriend gekwecten. 'k Wensch, (ik ontken zulks niet,) iets meer van hem te weeEudoxe, vind gy ooit daartoe gelegenheid— (ten; EUDOXE. Misfchien vond hy daardoor zich in zyn hoop gevleid: Men doet geen onderzoek naar hen die wy verachten. Ik waag door dezen flap te veel, naar myn gedachten. MENZIKOFF. Indien de jongling aan geen misdaên fchuldig is, Verdient zyn trouw voor ons oprechte erkentenis. EUDOXE. En zo hy fchuldig waar'? IWAN.  TREURSPEL. 17 IWAN. Dan voegt ons hem te myden. MENZIKOFF. Nochtans behoud hy recht op billyk medelyden. EUDOXE. ik zal, indien gy 't wilt, dit onderzoek beftaan. MENZIKOFF. Tracht alF wat hem betreft oplettend naar te gaan; Tracht... Maar wie nadert ons ? IWAN. Hier is geen reên tot vreezen Dat iemand ons befpied. EUDOXE. 't Schynt Conftantyn te wezen." VIERDE T O O N E E L. , MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE, CONSTANTYN. CONSTANTYN. Myn Vrienden! 'k ben verheugd dat ik u hief ontmoet, 't Gel Lik van u te zien verzacht myn' tegenfpoed. (dren M ogt, mögt myn herwaartkomst uw kwelling ook vermin- MENZIKOFF. Getrouwe Toeverlaat van my en van myn Kindren! LHve edelmoedigheid, die ons zo duur verpligt... CONSTANTYN. Gy houd u ras voldaan; 'k heb niets voor u verricht. Geloof my, zo myn magtmyn' wensen kon evenaaren, ■ Dit  i8 M E N Z I K O F F. Dit akelig gewest zoude u geen droefheid baaren. MENZIKOFF. Myn Vriend, ik twyfel niet aan uw mensehlievend hart. Myn redding is.naby; ik nader 't eind' der fmart. Doch 't onheil van myn kroost en'ruwe doet my zuchten. Gy allen zult zo ras uw lyden niet ontvluchten. Ik zorg dat gy allengs mistroostig worden zult. De duurzaamheid der fmart baart eindlyk ongeduld. CONSTANT ÏN, tegen lwan. Laat ons, in dezen nood, ons onderling verëcnen: Ik zal Eudoxe en u ftandvastig byftand lecnen; Steun, bid ik, op myn trouw, die onverbreeklyk is. IWAN. Gy kunt verzekerd zyn van onze erkentenis. Laat fteeds de vriendfchapsband ons onderling verbinden: Het lot brengt Broeders aan.de deugd alleen 1'chenktVrindcn. CONSTANTYN, tegen Eudoxe. Kan ik my vleien dat gy ftemt in dit verdrag? EUDOXE. Uw nutte b)'ftand, ons beweezen dag aan dag , Heeft u met billykhcid myn \ riendfcbap doen verwerven. MENZIKOFF. Na dccs verbindtenis zal ik geruster ftervcn. Leeft altoos eensgezind, en blyft elkandren by. Gy allen, wreed gedoemd naar deze woesteny, Van vriend en maag beroofd, uit have en erf verflooten, Zyt thans door vriendfchap, als door rampfpoed,lotgcnooten. CONSTANTYN. Het leed baart minderlinartalsons.de vriendfchap fchraagt. Maar  TREURSPEL. 19 Maar hoor, ik bid 11, wat dus vroeg my herwaart jaagt. Een van myn flaaven, korts om voorraad uitgezonden, Heeft, in 't gebergte, een' ftoet van reizigers gevonden; Zy fpoeden naar dees plaats. MENZIKOFF. Wie had hier volk verwacht ? CONSTANTYN. Zo hooren we eindlyk iets van 't menfehelyk geflacht. IWAN. Zy moogen, zo 't hen lust, vry elders heenen trekken; Voor my, ik wensen geen nieuws van dat geflacht te ontdekHet vormt een faamenftel van boosheid en verraad: (ken; Dit tuige ons Ostermans en Dolgorukkics haat. MENZIKOFF. Ach! zyn wyzelf, myn Zoon, bevryd van zielgebreken5 En... Tegen Conjlantyn. Doch Bazilius wenscht u, naar 't fchynt, tefpreeken. Volg ons na dat gefprek, en blyf deez' dag ons by; Dus vormen we onderling een kleine maatfchappy. CONSTANTYN. Ik acht dees bede eene eer. V T F D E T O O N E E L. CONSTANTYN, BAZILIUS. CONSTANTYN. H ebt gy my iets te ontdekken?  ao MENZIKOFF. BAZILIUS. Laat ons, zo 't mooglyk is, terftond van hier vertrekken. Wat zal het zyn, als ons het reizend volk herkent, Dat, zo men ons bericht, zich naar deze oorden wend ? Indien het aan het Hof uw' vreemden flap doet hooren, Zyt gy en uw geflacht in eeuwigheid verloorcn. CONSTANTYN. 't Is niet waarfchynlyk dat my iemand kennen zal. BAZILIUS. Gy ftort moedwillig u in 't fchriklykst ongeval. Wat raakt u MenzikofF en zyne tegenfpocden ? Verlaat rampzaligen, die gy niet kunt behoeden. CONSTANTYN. • De deernis, waarde Vriend, geeft my eene eedier wet. Gy hebt tot deze deugd weleer my aangezet; Gy deed my luïstren naar der droeven jammcrklagten; Gy leerde my hun lot, zo veel ik kon, verzachten; En zoud gy, nu de kans daartoe my gunstig ftaat, Thans de eerste kunnen zyn , die my dien pligt ontraad ? BAZILIUS. Het voegt eene eedle ziel, met 's naasten leed bcwoogen, Hen blyk te geeven van grootmoedig mededoogen; Doch niet dat zy zichzelf met hen in rampen ftort, Waardoor hun ongeval niet draagelyker word. Hebt ge uw weldaadigheid door my zien tegenftreeven, Toen gy, door deerenis met Menzikoff gedreeven, Hem flaaven leende tot bebouwing van den grond, En hem een lammrenkudde en nuttig melkvee zond ? Toen zag ik met vermaak uw werkzaam medelyden Een  TREURSPEL. 21 Een troosteloos gezin van hongersnood bevryden. Het kan door uwe zorg thans op zichzelf beftaan: Wat houd u langer hier? wilt gy met hen vergaan? CONSTANTYN. 'k Verberg u niet, dat, toen ik MenzikofT ontmoette, En, in 't gevolg myns Ooms, hem in Cazan begroette, Zyn ongelukkig lot my met verfchrikking trof. Een Man van zyncn rang; de tweede aan'tRusfisehHof; Wiens Telg verkooren was om op den troon te treeden; Verftooten uit zyn' ftaat; beroofd van waardigheden ; Gevloekt van 't laag gemeen; ontzet van allen troost, En zittende op een kar, omfingeld van zyn Kroost; In ballinglehap gevoerd, om, na 't beklaag!} kst leven, In 't woest Siberië den veegen geest te gecven; Verguisd door laagen nyd en onverzoenhren wrok; Scheen my een voorwerp dat met recht myn deernis trok. 'k Bewoog myn' Oom alleen naar Petersburg te trekken, Opdat ik AlenzikolT alhier ten (leun mogt (trekken. Hy vond my in dit oord, wanneer hy hier verfcheen, En acht me een' lotgenoot in zyn rampzaligheèn. BAZILIUS. 't Verwondert my met recht dat hy u niet herkende. CONSTANTYN. 'k Zig hem gedompeld in de jammerlykfte elende, Toen op zyn' naaren togt zyne Egaè de aard' begaf. Hy groef', met hvan, haar met eigen hand een graf, Terwyl een traanenvloed hem langs de kaaken vloeide, En, by dien droeven pligt, het dierbaar lyk befproeide. Zyn Dochters fcheenen, in dat doodljk oogenblik, B 3 Her- Scheen my een voorwerp dat met recht myn deernis trok  aa MENZIKOFF. Hervormd in marmerftecn, verftyfd door fmart en fchrik. De wrecde rouw verbood haar 't weenen en het klaagen. Haar oog bleef roereloos op 't koude lyk gcllaagen. Nog zie ik 't naar toonecl, by d'omgedolven grond. Ach! dacht toen een van hen aan't geen rondom hen Hond ? Veel minder dat hen 't lot in my een' Vriend deed vinden, Die zich vrywillig aan hunn' rampfpoed zou verbinden? BAZILIUS. 'k Beken hun ongeval is waard' te zyn beklaagd; Maar is het niet te veel, dat ge alles daaraan waagt? Wie heeft, als gy, zyn' rang, zyn gocdren en zyn ftaaten, Ooit om rainplpoedigen, die hy niet kent, verlaaten? Wie deelde ooit willig in eens anders ballingfchap ? Gy maakt u fchuldig aan een' fpooreloozen ftap. CONSTANTYN. Hoe! zou ik Menzikofl", op d'oever van zyn leven, Door zielverdriet verteerd, in zyne elend' bcgecven? BAZILIUS. Hy is het niet alleen die u hier blyven doet. Waartoe geveinsd ? Ik peil den grond van uw gemoed: Eudoxe boeit u hier. CONSTANTYN. Wie zou haar niet beminnen? BAZILIUS. Breng u, zo 't mooglyk is, een oogenblik te binnen Wat gy vcrfchtildigd zyt aan uw beroemd Geflacht, En welk een glori u aan 't Rusfisch Hof verwacht. Vorst Dolgorukki, thans ten top van eer verheven, Vleit zich zyn jongfte Telg aan u ter bruid te geeven, Zo  TREURSPEL. 23 Zo ras zyn oudfte fpruit de kroon van Rusland draagt. CONSTANTYN. 't Is u genoeg bekend hoe my die eeht mishaagt. Zou ik aan 't fnood Geflacht van Dolgorukki huwen, Dat haatelyk geflacht, welks naam my zelfs doet gruwen ? BAZILIUS. Zo gy beflooten hebt dit aanbod af te flaan, Daar is geen maagd in 't Ryk naar wie gy niet moogt Haan. CONSTANTYN. Ik heb myzelv' gezegd all' wat gy my doet hoorcn; Weêrflreef myn min niet meer; uw arbeid is verlooren. B AZÏLIUS. Gy zult het offer zyn dier fpoorelooze min. Zo gy Eudoxe kost verheffen tot Vorstin, Of haar flechts door uw' echt van ballingfchap bevrydcn, Gy zaagt my moogelyk uw opzet niet beflryden. Doch nu haar, in het leed, geen uitkomst ovrig is, Nu zy verkwynen moet in deze wildernis, En gy, indien gy ooit haar weermin kunt verwerven, Befluiten moet met haar hier raadloos om te zwerven, Ontzet van alles wat voorheen uw ziel zo waard'... CONSTANTYN. Eudoxe is 't ecnig goed naar 't welk ik wensch op aard'; En, liever dan beroofd van haar gezicht te leeven, Getroost ik my de dood; hier baat geen tegenftreeven; M) .1 lot is hier bepaald. BAZILIUS. Hoe zwaar uw keus my vall', Denk nimmer dat myn trouw u ooit begeeven zal; B 4 Schoon  24. MENZIKOFF. Schoon ik al 't leed voorzie, 't welk u en my zal treffen, Ten zy ge uw waar geluk in tyds neg mogt bezeffen. CONSTANTYN. Schoon my uw raad mishaagt,'k waardeer uw trouwvoor my. Maar mooglyk zyn alreeds de reizigers naby. Ik kan uit hunne komst voor ons niets kwaads voorfpellen. BAZILIU S. Gedoog voor'tminst, myn Prins, datikumoog' verzeilen. CONSTANTYN. Uw byzyn is my waard'; doch noem my Conftantyi. Ik ftel myn veiligheid in onbekend te zyn. Einde van het eerste Bedryf. TWEE-  TREURSPEL. o5 TWEEDE BEDRYF. Het tooneei verbeeld een bosch- en bergac htig L :pdfchap: aan de eene zyde ziet men, naby den voorgrond, het houten huis van 'Menzikojf , en, vóór hetzelve, ee:i zitbank. EERSTE T O O N E E L. EUD.OXE en NATALIA, uit het huis treeiende. NATALIA. Stel, myn Eudoxe, ftel eens paaien aan uw fmartc. Uw maatelooze rouw verfcheurt ons beiden 't harte. Denk wat het eind' zal zyn van uwe treurigheid. Uw Moeder had, helaas! zichzelve blind gefchreid. Indien myn raad by u geen invloed kan verwerven, Zal droefheid u, als haar, eerlang het licht doen derven. EUDOXE. ö Moeder! NATALIA. Zy ontweek deze aarde en haar verdriet; Stoor toch haaf zielrust door uw jammerklagten niet. EUDOXE. Och! flicp ik nevens haar en myn geliefde Zuster Den zachten flaap des doods , zo waar' myn ziel geruster. NATALIA. Leef tot uws Vaders troost; gy ziet hoe veel hy lyd; Denk, waarde Eudoxe, denk wat gy hem fchuldig zyt. B ,5 Zou  ü6 m e n z i k o f f. Zou u het ongeval de pligten doen vergeeten Waarvan ge u tot dit uur zo loflyk hebt gekweeten ? EUDOXE. Ach! 't is myns Vaders lot dat my het hart doorboort. Vriendin ! befpeurt gy niet dat hem de droefheid moord ? Zyn eertyds helder oog ftaat kwynende en verflaagen; De beenen weigren fchier 't verzwakte Ivf te draagen. Hy heelt voor ons vergeefs 't vermindren van zyn kracht; Zyn fterfuur is naby, en word door hem verwacht; En zoude ik, in dien ftand, naar't leven kunnen wenfchen, Ik, een verlaaten wees, verftooten van de menfchen Naar't woest Siberië, Avelks naam verlehrikking baart? Wie zal myn toevlucht zyn ? Waar vind ik heul op aard' ? NATALIA. Schep moed : uw Broeder zal in 't lêcd u niet begcevcn. EUDOXE. Ik ken zyn hart, hy zal dien flag niet ovcrlccvcn; En, zo hy my ontvalt, helaas! waar berge ik my? 6 Aklig voorgevoel! ö barre woesteny! NATALIA. Waartoe, zo verr' vooruit, den zwaarftenramptevreczcn? De wakkre Conftantyn zal uw befchermer wezen; 't Is klaar genoeg te zien dat hy u teèr bemint. EUDOXE. Hy ftrekt ons in dit oord een' medclydend' vrind; En, ftond het aan zyn magt, hy zou ons lot verzachten: 'k Heb echter voor myzelf geen ftcun van hem te wachten. NATALIA. Gy veinst vergeefs, ik heb uw neiging lang belpeurd. e y-  TREURSPEL. -7 EUDOXE. 't Is billyk dat myn ziel hem achtingwaardig keurt; Hy troost, door zyne deugd, myn'Vaderen myn'Broeder, En is voor ons gezin een trouwbevonden hoeder. Doch, fchoon hy my bemint, en ik zyn deugd erken, Ik weet nochtans wat ik myzelf verfchuldigd ben. Zoude ik, in dezen ftaat, aan huwen denken kunnen ? Ik Conftantyn ooit deel aan onze elende gunnen, En ligt een nieuw geflacht zien leeven door die trouw, Dat beider ongeluk nog meer verzwaaren zou? Wy hebben elk genoeg aan onzen ramp te draagen. NATALIA. Zo hebt gy dan bereids zyn aanzoek afgefiaagen? EUDOXE. De weigring van zyn hand verftrekt my niet tot blaam; Men weet van Conftantyn niet anders dan den naam. Myn Vader wenscht dat ik zyne afkomst naar zal lpooren, En hoe hy herwaart kwam. NATALIA. Hy is niet laag gebooren; Dat tuigt zyn ecdlc zwier. Geloof my, hy verraad In zyn gedrag een' man van Vorstelykcn ftaat. EUDOJE. Wat baat ons ftaat of rang als wy die moeten derven, En, zonder have of erf, in wildermsfèn zwerven? NATALIA. Ten minsten geeft het recht om vriendfchap aan te gaan. Gy moet, zo 't mooglyk is, dit onderzoek beftann. Hy komt. Myn byzyn zou tot hinder kunnen ftrekken; Hy  £3 MENZIKOFF. Hy zal aan u-alleen te vryer zich ontdekken. T W E E D E T O O N E E L. EUDOXE, CONSTANTYN. CONSTANTYN. Durf ik betrouwen op 't geluk dat my weervaart ? Acht my Eudoxe in 't eind' haar dierbre vriendfchap waard' ? Kan ik my vleien, dat myn min, haar opgedraagen, 3Na ons gewcnscht verdrag, haar minder zal mishaagen ? EUDOXE. Verwar de vriendfchap niet ontydig met de min. Uw hulp, ons huis betoond, verpligt me als uw vriendin ; Doch waare uw trouw voor ons uit zelfbelang gereczen , Zy zou, hoe laag ik zonk, myn gunst onwaardig wezen. CONSTANTYN. Waan nooit dat zelfbelang myn grondbcginfel is. Myn liefde fproot uit zucht tot uw behoudenis. Uw fchoonhcid, ik beken 't, verwon myn jeugdig harte, Dat, eer myn oog u zag, de kracht der liefde tartte; Doch, uw verheven deugd, uw onvermoeid geduld, Uw onbezwecken moed in 't lyden zonder fchuld, Uw tedre liefde voor uw' Vader en uw' Broeder, Daar gy beroofd waart van uw Zuster en uw Moeder; Bezaten grooter kracht dan 't uiterlykc fchoon. Geef my geloof, (ik ben het veinzen ongewoon,) De liefde, die myn ziel naar.uw bezit doet haaken, Wenscht minder my dan u gelukkiger te maaken. E L'-  TREURSPEL. 29 EUDOXE. De liefde, in dezen ftand, betaamt noch u noch my. Het leven floepende in een barre woesteny, Verzwaart gy myn verdriet door vruchtloos my te kwellen; Laat ons ons waar geluk alleen in vriendfchap Hellen. CONSTANTYN. Befcft gy, waarde Eudoxe, al 't onheil dat 11 dreigt? Uws Vaders levenslicht, dat reeds ten avond neigt... EUDOXE. Ach! welk een denkbeeld wekt ge! Ontzie myn bittre fmarte. Myn dierbre Vader is de wellust van myn harte. CONSTANTYN. 't Is u niet onbekend hoe hoog ik hem waardeer. Doch, zo hy u ontviel, gy hebt geen Moeder meer; Wie zou in uwen ramp u tot befchermer (trekken ? EUDOXE. Myn Broeder zou gewis zyn zorg my niet onttrekken. CONSTANTYN. 'k Doe Iwans deugden recht; ik eer hem als myn' Vrind; Doch een getrouw gemaal, die ongeveinsd bemint, Verftrckt tot grooter troost dan de allernaaste maagen. Gy keert u af, en weent? EUDOXE. Vergun my u te vraagen Vanwaar gy 't recht hebt om te dingen naar myn hand? Al ben ik thans gedaald tot een' verachten ftand, Al heeft my 't wuft geluk uit hoogen rang verftooten, Al zie ik my gefehuwd van de onbedachte Grooten, Die my beminden eer de voorfpoed ons verliet, Al  3o M E N Z I K O F F. Al derf ik huis en, have, ik derf myne onlchuld niet. 'k Bezit nog 't zelfde hart, dat, in gewenschter tyden, Verdrukten byftand bood, uit werkzaam medelyden. Nooit heb ik voor myzelf naar hoogen ftaat gehaakt, 'k Mis niets dat in myn oog my minder waardig maakt; En hy, die waagen durft naar myn bezit te dingen, Moet myner waardig zyn; en geen dier ftervelingen, Die in dit woest gewest om misdaên zyn gedoemd. CONSTANTYN. Nooit wierd ik in 't getal der fchuldigen genoemd. EUDOXE. Dit is my niet genoeg; ik bid u, doe my hooren Uit welk een' (lam gy (proot, en waar gy wierd gebooren ? CONSTANTYN. Waartoe dit onderzoek ? EUDOXE. Met fchynt dat ge u zulks fchaamt. CONSTANTYN. Neen, waarde Eudoxe, doch ik weet wat my betaamt. Noch naam noch vaderland moet my uw weermin geeven. Zo gy befluiten kunt met Conftantyn te leevcn, Als balling, zonder Ichuld EUDOXE. Ben ik zo laag vcrneSrd, Dat gy tot zulk een' prys myn wedermin begeert ? CONSTANTYN. Laat myne ontwyking u geen ongenoegen wekken. Ontwring my geen geheim, 't welk ik niet kan ontdekken. El'-  TREURSPEL. 31 EUDOXE. Bewaar uw groot geheim; ik onderzoek niets meer; Doch fpreek Eudoxe na dit oogenblik nooit weêr. 'k Weet ook wat my betaamt, en zal myn'roem bewaarcn. CONSTANTYN. Uw Vader nadert ons. Laat toch uw' toorn bedaaren! EUDOXE. Vaar wel. DERDE T 0 0 N E E L. CONSTANTYN, MENZIKOFF, IWAN; vier ' Slaaven, gewapend met vuurroers en pistoolen. CONSTANTYN, tegen Iwan. w aar heen, myn Vriend ? IWAN. My is bericht gebragt, Dat hier een boschwolf zwerft, en in den jongftcn nacht Niet flechts een naar gehuil gehoord is om deltallen, Maar zelfs een jeugdig lam door hem is overvallen, Roofgierig weggefleept, en zekerlyk vcrfcheurd. Ons volk, 't welk dit verlies te fpade heeft befpeurd, Is nevens my gereed het fchrikdier na te jaagen. CONSTANTYN. Die wreede roover zal voortaan ons niet meer plaagen: Myn llaaven hebben my dien ramp terftond gemeld: Wy volgden hem op 't fpoor, en hebben hem geveld. Dus is door onze zorg dit onheil reeds verdreeven. Zo 'c u nochthans behaagt ter vosfehenjagt te Ureeven, De  32 MENZIKOFF. De dag is gunstig, en men vond een legërfteê. IWAN. Wys ons die aan, myn Vriend; verzei ons, op myn beê. CONSTANTYN. Ik ben bereid. Tegen Menzikoff. Vrees niets; wy zullen fpoedig keeren. IWAN, tegen Menzikoff. Laat u de droefheid in ons afzyn niet verheeren. Myn "dicrbre Vader! wees getroost; en fta my toe, Dat ik, vóór myn' vertrek, deez' kinderpligt voldoe. Hy kust hem de hand. CONSTANTYN, hem de andere hand kusjende. Ik fmeek u my voortaan ook als uw' Zoon te aanfchouwen; Dus kweekt men meer en meer het onderling vertrouwen. MENZIKOFF, tegen Iwan. ■ Myn waarde Zoon! Tegen Conftantyn. Myn Vriend, hoe duur verpligt gy my! Sla toch myn' Iwan gade. CONSTANTYN. Ik blyf getrouw hem by. VIERDE T O O N E E L. MENZIKOFF, alleen. w at fchenkt de wendende aarde al wisling van tooncelcn! Moet ik, helaas! myn' Zoon een' vreemdling aanbeveelen; ]k, op wiens naam-allecn zich Ruslands Adel boog, Toen elk my eerbied toonde, en op myn wenken vloog; Toen  TREURSPEL. 33 Toen ik fchier eiken dag myn aanzien zag vergrooten? Hoe fpoedig vind ik me in een' afgrond ncêrgeftooten ! Hy treed, in diep gepeins, vóóraan op het tooneil, ouder een der hoornen. 6 Glori! 'k heb te fpade uw nietigheid befpeurd. Doch wierd myn bloedend hart nietjammerlyk verfeheurd Door 't fmertlyk ongeval van myn geliefdfte Maagen, Ik zou my van myn lot, hoe deerlyk, niet beklaagen, Hy heft zyne oogen en handen hemelkaart. F T F D E T O O N E E L. menzikoff; alexis, met groot gevolg. alexis, van verre, in het opkomen, teg;en zyn gevolg. M en ruste in 't gindfche dal, fjaat daar de tenten neêr; Houd. u vooral byè'en, totdat ik wederkeer. Het gevolg vertrekt. Maar welk een vreemd tafreel ontdektzich aan myne oogen! Een oud eerwaardig man.» in eerbied opgetoogen!... menzikoff, zonder hem te zien. 6 Hemel, die myn fmart en heete traanen ziet! .Straf, Itraf de Kindren om de fchuld huns Vaders niet! alexis, allengs naderende, ter zyde. Ach ! de ouderdom verfehaft aan veelen ftof tot treuren. Hy fchynt door't leed verzwakt.Ik wensch hem op te beuren, Wat bragt hem in dit oord, dat naauw' bewoonbaar is? menzikoff, Alexis ziende, ter zyde. Zie ik Alexis niet?.. Hy, in dees wildernis!.. Hoe ongedacht ontmoet de fterveling elkander! C ALEX-  34 MENZIKOFF. ALEXIS, tegen Menzikoff. Eerwaarde Vreemdeling! hoe noemt ge u? MENZIKOFF. Alexander. ALEXIS. Hoe! Alexander! MENZIKOFF. Ja, fints my het onheil trof; Weleer wierd ik genoemd, de veldheer Menzikoff. ALEXIS. Is 't wonder dat ik my door deernis voel verwinnen ? Een oud verlaaten man; en ach ! beroofd van zinnen! MENZIKOFF. Kan 't mooglyk zyn dat gy my zinloos acht, Mynhcer! Herkent gy Menzikoff in zyne elend' niet meer ? ALEXIS. Zo ge uw verfkmd bezit, behoort gy u te fchaamen Voor fpoorloosheden, die geen.eerlyk' man betaamen. Ik ken Prins Menzikoff; hy is me een waardig vriend. Ikzelf heb onder hem in 't Rusliseh heir gediend; De Zweedfche lcgcrmagt by Pultowa geflaagen. Blyf die gy zyt; gy zoud dees dwaasheid u beklaagen. De naam van Menziko.f, de waereld door vermaard, Is heilig in het Ryk; en aller eerbied waard'. MENZIKOFF. Dit, dit ontbrak dan nog aan myn' vernederingen Dat ik myn' eigen naam me in 't eïnd'moest zien ontwringen! Is myn gelaat zo fterk veranderd door verdriet! Alexis, zie my aan: herkent ge uw' Veldheer niet? • Toen  TREURSPEL. 35 Toen ik, aan 't Rusiisch Hof Vorst Peters last verligt»» En met hemPetersburg cn'tfterkcKroonflotltiehtte;(zwaani; Het Zweedfche en Turkfche heir deed bukken voor ons Toen ik, door zyne gunst tot Vorst des Ryks verklaard, Nadat my 't ordenslint des Aadlaars was gegeeven, In 't Ingermanlche land tot Heerfcher wierd verheven; Toen my Alexis zelf, gcboogcn aan myn' voet, Daarvan den giftbrief bragt en vorstel) ken hoed, En ik, op eiken flap, die my in magt deed ryzcn, Myn vrienden deelen deed in 's Vorsten gunstbcwyzcn; Toen was u Menzikoff tot uw geluk bekend: Doen nu hy, verr' van 't Hof, gedompeld in elcnd', Zyn leven grafwaart fleept, gedrukt door onvermogen, Is hy een vreemdeling, en zinloos in uwe oogen. J\ ALEXIS, ontjhki. Zou 't mooglyk kunnen zyn? MENZIKOFF. Nu kent ge uw' redder niet., Wie was 't, die 11 behield, toen alles u verliet? ALEXIS, hem te voet vallende. Gy waart het, gy, myn Prins! Ik moet uw woord gelooven! Doch uw vernedering gaat myn begrip te boven. Wat wislling van fortuin, en in hoe kort een' tyd! Schoon 't oog nog twyflen kon, myn hart zegt Wie gy zyt. Ikzelf liet me, onbedacht, doordwaazen waan verblinden. Ach! wie dacht Menzikoff aan 's Irtis boord te vinden. MENZIKOFF, hem met moeite opheffende. Gy vind hem echter daar, gedoemd tot ballingfchap; Doch 't is van zynen ramp gewis de laatfte flap. Ca Ik  $6 M E N Z I K O F F. Ik ben getroost de dood geduldig af te wachten. Vrees niet dat ik u zal vermoeien door myn klagtcn. Ik heb te fpade door ervaarenis ontdekt, Dat hoogheid en gezag, hoe groots, hoe uitgeftrekt, Hoe driftig zy den mensch naar heur bezit doen haaken, Slechts de oogen vleien, nooit het hart gelukkig maaken. Wat zegen, dat ik, in myn' levensavondftond , Van 't Hof tot aan het graf een tusfchenwydte vond, Waar my de dille deugd haar zachte fiem doet hooren; Waarin ik niets beween van 't geen ik heb verlooren, Dan myn getrouwe Gade en oudfie Huwlyksvrucht, Ter goeder uur voor haar de nietige aarde ontvlucht! ALEXIS. Uw Gade en Spruit, helaas! MENZIKOFF, wecnende. Zy zyn voor 't leed bezweeken. ALEXIS. Schep moed: zy leven thans in wenfchelyker ftreeken. Doch, zo het uwen rouw niet al te fterk vergroot Ontdek my, bid ik, waar uw ongeval uit fproot. Wie had gedacht dat u dit lot zou wedervaaren? Toen ik uit Moskou trok, voor naauwlyks twee paar jaaren, Om 't land te ontdekken tot den boord der witte zee, Bevond ge u aan het Hof in glori en in vreê. De groote Peter, door erkentenis gedreeven, Had zyn beroemde Gaè tot Keizerin verheven; Gy waart zyn gunsteling. MENZIKOFF. Vorst Peter leeft niet meer. ALEX-  TREURSPEL. 37 ALEXIS. ó Hemel! Is die Vorst, zo gloriryk weleer, Die't woest vooroordeel bande, en Ruslands onderzaaten De zeden minnen deed der meer befchaafde Staatcn, Die hen toL Helden vormde, en een barbaars geflacht, Door zyne kundigheên, tot kundigheden bragt; Die nooitvolprcezen Vorst aan 't Ryk, aan ons onttoogen, En wierd gy, door zyn dood, ontzet van uw vermogen ? MENZIKOFF. Zyne Echtgenoote, die hem volgde in 't Ryksgebied ALEXIS. Zy fteeg ten troon, en gy, gy fterft hier door verdriet; Daar uw weldaadigheid haar kluisters hoeft verbroken, En moogelyk den Vorst tot haar in liefde ontltoken ? MENZIKOFF. Zo lang zy heersehte was ik veilig en gerust. Zelfs heeft zy, eer de toorts haars levens wierd gebluscht... ALEXIS. Wat zegt gy? Moet de Staat haar fterflot ook beklaagen ? ö Dubble ramp! MENZIKOFF. Zy ftierf, in 't bloeien van haar dagen. Nooit, nooit ontdekte ik in haar gunst voor my verfchil; Zelfs blonk die glansryk uit in haaren laatftcn wil. Den Kleinzoon van den Vorst was 'tRyksgebied befehooren, En myne Elize tot zyne Echtgenoot' verkooren. ALEXIS. Wat hoor ik! Hoe! 'k Gevoel dat my de fchrik verhoert. Regeert die Prins dan niet? Is Rusland omgekeerd; C 3 Of  38 MENZIKOFF. Of buigt het weder voor de woede van tirannen, Die door hunwreedheid deugd enmenschiykheid verbannen? MENZIKOFF. De tweede Peter heerscht in Ruslands Monarchy, En maakt tot nu geen mensch elendiger dan my. Wat zeg ik ? neen : zo my vergund waarc, op myn fmeeken, Den jongen Vorst te zien, 't bedrog waar' hem gcbleckcn. Hy minde myne Elize, en toonde my geen haat. Ach! Dolgorukkics list en heillooze eigenbaat Bewerkten ons bederf. ALEXIS. Die fnoode! MENZIKOFF. Ik had voordezen Zyn' Zoon den jongen Prins ten gunstling aangepreezen; Hun beider leeftyd kwam genoegzaam overeen. De jongling drong welhaast in zyn genegenhcèn; Tcrwyl zyn Vader, die met ccnigen der Grootcn, Door loosbedacht verraad myn' val reeds had bcflooten, My onophoudlyk vleide; en zelf my in dien Zoon Voor myne Eudoxe had een' bruigom aangcboön, Om onder vriendfehapsfehyn my te eer ten val te brengen. ALEXIS. 6 Hemel! kan uw magt deze euveldaên gehengen ? Mistrouwde uw fchranderheid dees laage vleitaal niet? MENZIKOFF. Geen (krfling heeft een oog dat 's menfchen ziel doorziet. Ik twyfelde aan 't bedrog, doch twyfelde te fpade, En zag me eerlang ten docle aan 's Vorsien ongenade. ALEX-  TREURSPEL. 39 ALEXIS. Hoe treft me uw ongeval! MENZIKOFF. Het Hof wierd my ontzegd, 'k Verzocht den Vorst te zien , en fineckte alleen om recht. Vergeefs, helaas! ik had geen recht, geen troost te hoopen. 't Kortftondig uurglas van myn heil was uitgeloopen. Belèf, Alexis, hoe myn hart moest zyn gefield, Toen my, op 't onverwachtst, door vonnis wierd gemeld, Dat ik, met Gade en Kroost van 't Vorstlyk hof verdreeven , My naar Oranjenburg, myn lusthuis, moest begeeven. Ik heb, 't is 11 bekend, aldaar een fiad gebouwd; Dus wierd dit ftreng bevel door my niet wreed befchouwd; Het deed my hoopen dat de ftaatflorm overdryven, En ik van 't hoog gezag niet zou verfiokeii blyven. ALEXIS. Was door zo verre een' togt de wraaklust niet voldaan ? MENZIKOFF. Dit was gering by 't geen ik fints moest ondergaan, 'k Was naauwlyks in die ftad,wanneer men my deed hooren, Dat ik myn ftaaten, rang, en goedren had verlooren, En zelfs gevonnisd was, om, met myn Gemaalin En dierbre Telgen, verr' van huis en van gezin, In naare ballingfchap van oord tot oord te zwerven. Om in dit woest gewest te kwynen en te fterven. ALEXIS. Ach! toef een oogenblik... Gun my verademing. MENZIKOFF. De haat, nog niet vernoegd met myn vernedering, C 4 Dwoog  4o MENZIKOFF. Dwong my, myn Gade en Kroost, een wollen py te draagen. Verbeeld u onzen ftaat: gezeten op een' wagen, Nu door een enkel ros, dat door zyn' last bezweek, Dan eens door honden, ach ! van de eene in de andre ftreek Rampzalig voortgefleept naar wouden en gewesten, Waarin de hongersnood haar' zetel fcheen te vesten; Met zwart onweekbaar brood op al den togt gevoed, En meestendeels gedrenkt met water uit den vloed; Terwyl by zo veel fmarte ons wreeder fmart verfcheurde, Als ons 't ondankbaar volk dit onheil waardig keurde. ALEXIS. Is 't mooglyk dat een mensch, een fterfling, zo veel draagt? MENZIKOFF. Wy wierden echter ook van fommigen beklaagd. Wy zagen reeds Cazan, wanneer myn dierbrc Gade, Aireede blind geweend, bezweek voor de ongenade Van ons beklaaglyk lot, en, door een vroege dood, De duurzaamheid des rouws in 't ftille graf ontvlood. Verbeeld u myne fmarte en die van myne Spruiten. De wanhoop groeide, toen de wreedheid wilde ftuiten Dat ik haar dierbaar Iyk aan de aard' beveelen mogt. Men duldde naauwlyks die vertraaging van den togt. Ik, die weleer een heir zag op myn wenken draaven, Ik heb met eigen hand een graf voor haar gegraaven. 'k Bezweek van. droefheid by 't volbrengen van dien pligt. 6 Myn Sophie! de aard' valle uw gebeente ligt! ALEXIS. Ach! ongelukkig Prins.' my al uw leed te melden Waare u te veel gevergd. MEN-  T R E U R *S P E L. 41 MENZIKOFF. Myn treurig hart vond Zelden Gelegenheid om zich te ontlasten door zyn klagt. De woede toonde in 't eind' zich eenigzins verzacht. Men gal" een klein getal van onze huisbedienden, Ons trouwer in den nood dan al de hooffche vrienden, Verlof, op hunne bede, om hier ons by te ftaan: Zy kwaamen kort na ons in deze landflreek aan, En bragten ons bericht, dat, tot behoud van 't leven, Een kleine jaarwedde ons was" door den Vorst gegeevcn, Die ons tot heden dient ten nutten onderfiand. Ik heb dit huis gebouwd, dit jong geboomt' geplant, En de omgelegen ftreek doen door ons volk beploegen; En zou my mooglyk naar myn noodlot kunnen voegen, Zo door Elizes dood, met bittren rouw betreurd, Myne eerfte hartwond' niet op nieuw waare opgefcheurd. ALEXIS. Uw ramp doorgrieft myn ziel. Indien ik tot verzachting Daarvan iets kan beftaan— MENZIKOFF. Voldoe aan myn verwachting; Blyf, zo 't u mooglyk is, een weinig tyds ons by. Dit is het eenige dat gy vermoogt voor my. ALEXIS. 't Waar' wreed, zo dit verzoek door my wierd afgeflaagcn, Daar ik,ik zweer u zulks,met vreugd myn bloed zou Waagen, Om u of uw geflacht van eenig nut te zyn. MENZIKOFF, hem omarmend': Uw trouw, geliefde Vriend, verzacht myn boezempyn. C 5 Treed  42 MEN*ZIKOFF. Treed nevens my in huis; 'k zal u een' Jongling toonen, In wiens grootmoedig hart ook de eêlfte deugden woonen; Hy ftrekt ten toeverlaat aan my en myn geflacht, En keert, ligt binnen 't uur, met Iwan van de jagt. ALEXIS. Uw' Zoon en hem te zien zal my tot blydfchap ftrekken; Doch myn vertoeven zou myn volk ligt zorg verwekken. Ik meld uw heusch verzoek hen in de legerfleê, En tevens myn befluit. MENZIKOFF. Keer fpoedig, op myn beê. Menzikoff treed naar zyn Luis, en Alexis vertrekt. Einde van het tweede Bedryf. D E R-  T R E U R S P . E L. 43 DERDE B E D R Y F. EERSTE T O O N E E L. MENZIKOFF, ALEXIS. ALEXIS, rondom ziende. Deze aklige eenzaamheid moet uw verdriet verzwaaren. Welk een vcrfchil, helaas !by 't heil van vroeger jaaren, Toen gy, de tweede in 't Ryk in aanzien en in eer, Omringd van uwen floet... MENZIKOFF. Ik wensch dien tyd niet weer. Laatandren.in myn plaats, voortaan hun heil verwacUten Van dagen zo vol zorgs, van zo veel bange nachten Als ons het hoog bewint in 't Vorstlyk Hof bereid; 't Is al geen zuiver goud dat flonkrend de oogen vleit. Befpied, belaagd, beticht door vrekkc hovelingen, Bezwykcn wc onder 't juk, naar 't welk zy driftig dingen; En naauwlyks heeft hun nyd den Gunsteling verncêrd, Als hen de ervaarenis te fpaê dees waarheid leert; Zy zien zich in zyn plaats ten top van eer verheven, Doch derven op hun beurt de vreugd en rust van't leven. Deze aklige eenzaamheid, die gy verfchriklyk vind, Heeft my ontdekt hoe my de Staatzucht had verblind ; Demensch.aan haarverflaafd.word trotseh enonrechtvaardig. ALEXIS. 6 Ongelukkig Prins, een beter noodlot waardig! Wat hebt gy 't Rusfisch Ryk al glori aangebragt! 'k Heb,  44 ME.NZIKOFF. 'k Heb, in uw' hoogen ftaat, voorheen u groot geacht, Doch in dees wildernis, beroofd van uw vermogen, Zyt gy, hoe laag verneêrd, nog grooter in myne oogen. MENZIKOFF. De wederwaardigheid, hoe hevig ze ons vcrdrukk', Wyst aan het vroom gemoed een' weg tot waar geluk; Zy leert my zonder pyn alle aardfche grootheid derven, En leven zonder fchuld, en zonder wroeging fterven. Meld op myn bede, als gy te rug in Moskou zyt, Aan Dolgorukki, dat'myn ziel hem niet benyd: Zeg hem , dat Menzikoff, op d' oever van het leven, Hem al 't geleedcn leed goedwillig heeft vergeeven: Dat ik hem voorfpoed wenfche, en glori in 't gebièn, Es dat ik fpoedig 't eind' van myne elend' zal zien. ALEXIS. Och! of myn deerenis uw onheil kon vermindren! MENZIKOFF. Dit is te fpaê.- Doch zo uw voorfpraak voor myn Kindren , Of d'eedlen Vreemdling, die zich met ons hier bevind, Van eenig nut kan zyn, bewys hen hulp, myn Vrind; Doch wees vooral bedacht uzelven niet te waagen. ALEXIS. Nooit zal uw dierbaar Kroost zich van myn trouw beklaagen. Dan ach. myn jnvloed is aan 't Rusfisch Hof gering. Doch meld me, op myn verzoek, wie is die Vreemdeling Voor wien gy my beveelt als voor uw Kroost te zorgen ? MENZIKOFF. Zyn naam is Conftantyn; by houd zyn' ftaat verborgen; Doch had zyn voorzorg ons niet yvrig bygeftaan, Wy Ét  TREURSPEL. 45 Wy waaren in dit oord door hongersnood vergaan; Zyn vriendfchap tracht elk uur mynwenfchen voor te komen. ALEXIS. Zo veel behulpzaamheid doet my voor onheil fchroomen. Men deelt niet zonder reen zo diep in ons verdriet, 't Is mooglyk dat hy u, op last van 't Hof, befpied. MENZIKOFF. Hy doet zyne eedle ziel ons door zyn daaden blykcn; Laat des uwe achterdocht hem niet verongelyken. ALEXIS. Gy fchat zyn deugden hoog. MENZIKOFF. Ik doe zyne inborst recht. ALEXIS. Indien hy inderdaad zo braaf is als gy zegt, Is 't vreemd, daar uw verdriet zyn mededoogen wekte, Dat hy zich nooit aan u of aan uw Kroost ontdekte. MENZIKOFF. Hy mint Eudoxe, en heeft zyn trouw haar aangeboón, Doch houd dit nog geheim voor my en voor myn' Zoon; Zy tracht, op myn bevel, zyne afkomst naar te fpooren; Wy zullen, langs dien weg, welligt iets naders hooren. ALEXIS. Ik fpreek alleen uit zucht tot uw behoudenis. De Hemel geev' dat hy haar weermin waardig is! MENZIKOFF. Hun echt,'k ontken zulks niet,zou my tot troost verllrekken. ALEXIS. En mooglyk Iwan aan zyn ongeval onttrekken. MEN-  46 MENZIKOFF. MENZIKOFF. Myn Zoon ! W at hoor ik ?Wat bedoelt ge?..Ach! viei my niet. 'k Stierf blyde. indien ik hem niet hulploos achterliet. ALEXIS. U door de gunst vaTi 't Hof met hoop voor hem te vleien, Waare u, ( waartoe geveinsd ?)door ydlen waan misleiên; Doch, zo Eudoxe was gehuwd aan Conftantyn, Zou hun herroeping niet geheel onmooglyk zyn; Hun wederkomst aan 't Hof kan niemand fchaadlyk wezen; Daar die van uwen Zoon uw haaters zou doen vreezen Voor zyn getergde wraak; gy kent hun razerny; Doch raad hem dat hy vluchte, ik zal hem redden. MENZIKOFF. Gy? Vergeefs ontwerp! Helaas! wat kan de vlucht hem baaten? ALEXIS. Hymoct, in flaafsch gewaad, dit oord met myvcrlaatcn. Ik zal hem, op den togt, naar Poolen doen ontvliên; Het valt hem ligt van daar naar fchuilplaats om te zien. MENZIKOFF. Getrouwe Vrind, gy doet my vruchtloos uitkomst hoopen. Gy zoud gewis die hulp met uwen dood bekoopen. En, zo myn Iwan op de grenzen wierd ontdekt, Zou hy, helaas !.. ' ALEXIS. Waartoe dit denkbeeld opgewekt? Hoe dikwerf word in nood iets hagchlyks ondernomen! MENZIKOFF. Eens vyands oog ziet fcherp. Ah EK-  TREURSPEL. 47 ALEXIS. Hy zal dat oog ontkomen. Schep moed, en hoop veeleer op zyn behoudenis. MENZIKOFF. Zo al dit ftout ontwerp niet onuitvoerlyk is, Waar bergt zich myne Eudoxe, ontzet van haaren Broeder ? ALEXIS. Zy zie, door haaren echt, in Conftantyn haar.' hoeder. MENZIKOFF. 't Is mooglyk dat zy hem haar hand onwaardig vind. ALEXIS. Hy moet die waardig zyn, zo zy haar' Broeder mint. MENZIKOFF. Zy komt. Het ftaat aan u haar dit ontwerp te ontvouwen. TWEEDE T O O N E E L. MENZIKOFF, ALEXIS, EUDOXE, MENZIKOFF. Treê toe, myn Kind. EUDOXE. Ik dacht myn' Broeder hier te aanfchouwen. Wie weet wat ongeval hem op de jagt weêrvaart! Ach! zo een roofziek dief..! MENZIKOFF. Waartoe u dus bezwaard? ALEXIS. De zon is naaüwlyks tot het zuiderpunt gereezen. EU-  45 M E N Z I K O F F. EUDOXE. Een ongelukkig mensen vind altoos ftof tot vreezen. Wy zyn fints lang ten prooie aan wreeden tegenfpoed, En 't ongeluk, helaas.' heeft nog niet uitgewoed. 'k Zou met ftandvastigheid myne eigen rampen draagen, Indien ik uitkomst zag voor myn geliefdfte Maagen; Doch Dolgorukkies nyd en wrok op ons geflacht Zal nimmer dulden dat ons onheil word' verzacht. ALEXIS. En zo ik middel wist tot redding van uw' Broeder ? EUDOXE. Wat zegt ge?.. Alexis!.. gy ? Ach! red hem. Wees zyn hoeder. MENZIKOFF. Befcft gy tot wat prys hem hulp gebooden word ? En dat gy, als het lot den draad myns levens kort, I lier eenzaam zwerven zult, van vriendenhulp begeeven ? EUDOXE. Als hy behouden word, wat vraag ik naar het leven ? Hier zonder u en hem te blyven was voorheen Een denkbeeld , ik beken 't, dat my ondraaglyk fcheen; Thans fchynt my alles ligt, als hy flechts uit zyn lyden ... Tegen Alexis. Ach! voed gy hoop, Mynhecr, dat gy hem zult bevryden ? ALEXIS. Ik zal, tot zyn behoud, het uiterste beftaan. EUDOXE. Myn Vader! geef gehoor. Dit aanbod af te flaan Waare ons des Hemels hulp misfehien onwaardig maaken. 'k Heb u met zo veel krachts zien naar ons welzyn haaken; Al  TREURSPEL. 49 Al uwe zorg was voor uw Dochter en uw' Zoon; En zoud gy aarslen nu hem hulp word aangeboon? Vrees niet dat gy zyn' troost en onderftand zult derven; Eudoxe zal, getrouw in leeven en in flerven, U toonen dat haar liefde en nood en dood trotfcert; Dat zy haars Vaders rust meer dan haar rust waardeert, 'k Zal, om myns Broeders heil, myzelf gewillig waagen, En nimmer my van 't lot, dat ik verwacht, beklaagen. ALEXIS. 6 Voorbeeld van de deugd,! EUDOXE. Myn daad verdient geen lof. Wy hebben 't zelfbelang vergcetcn met het Hof. De tegenfpoed, Mynheer, verbind de harten nader, En leert my zorgen voor myn' Broeder en myn' Vadet MENZIKOFF. Myn waarde Telg! uw trouw vertoont zich in haar kracht. Maar hebt gy uw befluit naar eisch wel overdacht? Indien ik hier alleen in ballingfchap moest zwerven, 'kZou, tot behoud myns Zoons, zyn byzyn kunnen derven; Doch wyl ik zeker ben dat my de dood genaakt, Is 't billyk dat myn ziel ook voor uw welzyn waakt. Zo ik voor't minst iets meer van Conftantyn kon weeten, EUDOXE. Ik heb my van den last, my aanbetrouwd, gekweeten. Hy heeft my fterk betuigd dat hy onfchuldig is; Doch 't geen hem voorts betreft blyft een geheimenis» Dichy niet raadzaam vond my op myn vraag te ontvouwen. D AL EX-  50 MENZIKOFF. ALEXIS. Deze achterhoudendheid baart billyk misvertrouwen. MENZIKOFF. Uw ongewenscht bericht vermeerdert myn verdriet, 'k Dacht, door een echtverbond... EUDOXE. Myn Vader, wacht dit niet. Schoon ik geen reden vind als fchuldig hem te doemen, Hy is myn hand onwaard', die fchaamt zichzelv' te noemen; lk heb hem zulks gezegd; zyn min flrekt my tot hoon. MENZIKOFF, tegen Alexir. Ach' oordeel zelf. Kan ik gedoogen dat myn Zoon Met u dit oord begeeve, en hier zyn droeve Zuster... ? EUDOXE. Stel, flel toch, kan het zyn, uw teder hart geruster, lk wacht, bedaard, met u hier 't eind' van 't ongeval. Vrees niet dat de onfchuld oeit befchermers derven zal; De Hemel waakt voor haar en zal haar uitkomst baanen. Myn waardeVader! hoor myn bede;aanfchouw myn traanen. Zend Iwan uit dit oord, nu gy hem redden kunt. Ik zal, zo lang op aarde u 't leven word vergund, Met onbezweeken moed my kwyten naar vermogen, 'k Zal met een zachte hand uw dierbre traanen droogen; En maaien u, ten troost in uwe droefenis, Dat gy in hem herleeft; dat hy beveiligd is; En dat de Hoogfte magt in gunst voor my zal zorgen. ALEXIS, ter zyde. Heiaas! is zo veel deugds in een woestyn verborgen! MEN-  TREURSPEL. 51 MENZIKOFF, Eudoxe omarmende. Myn Kind! gy had verdiend gelukkiger te zyn. ALEXIS. Wie zie ik in 't verfchiet ? MENZIKOFF. Myn' Zoon met Conftantyn. DERDE T O O N E E L. MENZIKOFF, EUDOXE, ALEXIS, IWAN, CONSTANTYN. Verft 'leiden jlaaven, van welken eenigen vuurroers en netten, en anderen het gevangen wild en gevogelte draagen. IWAN, in het opkomen, tegen een' der jlaaven. Breng't wild in huis, en berg de vuurroers en de netten; Mcndient,waar fchaarsheid heerscht,op alles naauw'teletten. De jlaaven vertrekken achter over het tooneel, naar de zyde waar het huis van Menzikoff gezien word. Tegen Conflantyn. Wie is dees vreemdeling ? CONSTANTYN. Hy is my onbekend, 't Schynt een der reizigers; zy leegren hieromtrent, Zy naderen en groeten Menzikoff, Eudoxe en Alexis. Tegen Menzikoff. 't Geluk heeft ons gediend. Da MEN.  52 MENZIKOFF. MENZIKOFF. Gy hebt zeer veel gevangen. IWAN, Myn Vader, kan het zyn, voldoe aan myn verlangen: Heb ik deez' vreemdeling in 't Rusfisch Ryksgebied Voordezen niet gezien? MENZIKOFF. Herkent ge Alexis niet? IWAN. ó Ja! hy is 't. Tegen Alexis. Mynheer, wat heeft u hier gedreevcn ? Dwingt u 't geweld als ons aan 's Irtis boord te loeven ? ALEXIS. Herdenkt gy niet waartoe ik uitgezonden wierd? 't Geval heeft op den togt my naar dit oord gelh'crd. 'k Dacht weinig Menzikoff hier met zyn Kroost te vinden. IWAN. Gy ziet het loon der deugd,'tgefchenk van valfcbe vrinden. Indien gy deerenis met onzen tocftand voed, Meld, als gy 't Hof betreed, meld hoe ge ons zyt ontmoet: Dat gy myn' Vader vond op d'oever van zyn leven, En dat wy beiden ons getroosten hier te fneeven; Doch zeg de werkers van ons drukkend ongeval, Dat hun geduchte ftraf niet aebterblyven zal: Zy zullen, op hun beurt, 't gewigt te fpaê betreuren Van al de elenden, die ons jammerlyk verfebeuren. Tegen Menzikoff. Maar welk een' wreeden angst fpelt me uw ontroerd gezicht? Heelt  TREURSPEL. 53 Heelt gy voor Iwan iets 't welk u op 't harte ligt? Staan wy op nieuw ten doele aan Dolgorukkies treeken ? Gy zucht, en antwoord niet. menzikoff. Ach! laat uw Zuster fpreeken. constantyn. Wat is hier omgegaan ? iwan. Het zy dan wat het zy, Geliefde Eudoxe, fprcek; verberg het niet voormy; Al eischte 't Hof myn hoofd. eudoxe. Ons ftaat geen leed te fchroomcn; Gy kunt in tegendeel uw ballingfchap ontkomen. iwan. Ik die ontkomen ? Langs wat weg ? Gy word misleid. Wie gaf u dit bericht ? Met wat waarfchynlykheid Kan ooit een balling uit Siberiën ontvlieden ? menzikoff. Aiexis is bereid u onderftand te bieden. Hy is, om uw behoud, het grootst gevaar getroost. iwan, tegen Alexis. Zoude ik gedoogen dat ge uzelv' verrockeloost ? Alexis. 't Valt my niet moeilyk u den weg ter vlucht te ontfluiten. constanten, ter zyde. Welkeen ontwerp, helaas! Hoe zal, hoe kanik't ftuiten? iwan, tegen Alexis. Befchouw myns Vaders en Eudoxes droeven ftaat; D 3 Ik  54 MENZIKOFF. Ik ftrek hen, in hun fmart, ten fleun en toeverlaat, En zou myn liefde en trouw om een verachtlyk leven, Uit fchandlyk zelfbelang, hen in den nood begeeven ? Neen; op hoe duur een' prys my dit befluit moog' flaan, Myn ziel is niet gevormd tot heillooze euveldacn. Tegen Mer.zikoff en Eudoxe. Uw Zoon, uw Broeder zal zyn pligten niet verzaaken, En door een laffe vlueht zichzelven fchuldig maaken, Terwyl gy hier ten prooie aan 't akligst zielverdriet,., EUDOXE. Bedien u van de kans, nu gy die gunstig ziet. Myn maagfehapminnend hart is niet voor u verborgen, 'k Zal voor ons dierbaarst Pand hier in uw afzyn zorgen; Myn' Vader troosten, door 't vertrouwen dat uw vlucht U ademhaalcn doet in een gewenschter lucht. Het denkbeeld van uw heil zal onzen druk verzachten, En ons met lydzaamheid ons flerfuur doen verwachten. IWAN. Het fmart my dat myn taal uw droefheid wekken moet. Myns Vaders kracht bezwykt door al den tcgenfpoed; En mooglyk zou hy zich met recht van my beklaagen Zo ik hem wenfehen kon nog lang dien last te draagen; En zo hy door den dood van u wierd afgefcheurd, Welk een verfchriklyk lot viel u dan niet te beurt? EUDOXE. Uw redding zal my troost in allen rouw verleenen. IWAN. 'k Heb u nog dezen dag het denkbeeld zien bewcenen Van hier alleen te zyn. EU-  TREURSPEL. 55 EUDOXE. Toen waart ge niet bevryd. MENZIKOFF. Myn dierbaar Kroost, dit is een hagcbelyke ftryd. Schoon 't Vaderlyke hart de Kinders noö kan derven, Zo gy hier beiden blyft zult gy hier beiden fterven; Myn fterfuur nadert fterk, naar uiterlyken fchyn; Een van u beiden zal altoos de Iaatfte zyn. Tegen Iwan. Als gy in vryheid zyt, kunt gy door uw gebeden Uitheemfche Vrienden tot haar voorfpraak overreeden. Eudoxe fchynt haar lot getroost te zyn, myn Zoon; Veelligt verwerft haar deugd door u een heerlyk loon. CONSTANTYN, ter zyde. Dit ongewenscht befluit werpt al myn hoop ter neder. ALEXIS. 't Vcrachteloost geluk keert mooglyk nimmer weder. IWAN. Ik roem uw vriendfchap en de hulp die gy my bied ; Doch, zo my iemand kende en op den togt verried, Zou ik fleehts grooter ramp op al ons maagfehap brengen, En mooglyk, zonder nut, u in ons onheil mengen. ALEXIS. Gy voert de zorg te verr'. Wanneer ge in flaafsch gewaad , Omftuwd van myn gevolg, met my dit oord verlaat, Zult ge een verfpicdend oog niet ligt vermoeden baaren ; En 's Hemels gunst zal ons en uw geflacht bewaaren. MENZIKOFF. Ach! Iwan, volg myn' raad; vlucht, nu 't u mooglyk ïs. D 4 EU-  56 MENZIKOFF. EUDOXE- Geef my het leven weer door uw behoudenis. Verheug uws Vaders ziel. Gy ziet myn traanen lecken. Moet ik u aan uw kniên om deze weldaad fineeken ? IWAN, haar wederhoudende. Myn waarde Eudoxe! verg, verg my geen euveldaên. Indien ik u begeev', hoe zal 't met u vergaan? Waar vind ge een' toeverlaat, die u zyn hulp zal wyden ? EUDOXE. 't Gerust geweeten troost de onfchuldige in het lydcn. Verhoor myn jongste beê: verzacht myn felle fmart. Verbeeld u al 't berouw, de wroeging van myn hart, Indien ik my, nelaas! als de oorzaak moest befchouwen Dat gy hier hoojjlooa kwynt, daar ik u kan behouên. MENZIKOFF. Nooit heeft de band des bloeds met zo veel krachts geklemd Tegen Conjlantyn. Gy zwygt! Ach! fla ons by, zo word' hy overftemd. CONSTANTYN. Ontzet van zo veel deugds en zo veel trouws te vinden, Verleegen over 't lot van zo veel dierbre vrinden, Wikte ik naauwkèurig wat voor hen myoorbaarst fchecn. ALEXIS. En wat befluit ge in 't eind' dat ik hem berge ? CONSTANTYN. Neen. EUDOXE. t> Hemel! MEN-  TREURSpELm 5? MENZIKOFF. Ach! waartoe... EUDOXE, ter zyde. Ik voel myn leden boeven. MENZIKOFF, tegen Conjlantyn. Spreek: zeg wat u beweegt zyn vlucht te wcderftrecvcn ? CONSTANTYN. 'k Voorzie daaruit een bron van 't jammerlykst verdriet. Wat zal het zyn, zo hy ontdekt word? ALEXIS. Vrees zulks niet. IWAN, tegen ConjlantynIk had my niet verbeeld dien raad van u te ontfangen; Doch twyfel nier, ik zal voldoen aan uw verlangen. Tegen Alexis. Mynheer, gy hebt my duur aan uwe gunst vcrpligt; Doch 't was te veel gewaagd, 'k Zal, in dit tydgewricht, Myn maagen niet ten prooi' der wreedfte elende ka ten. EUDOXE. Ach! Iwan! IWAN, tegen Eudoxe. Wees getroost EUDOXE Geen troost kan my meer baaten. ALEXIS. Neem geen verhaast befluit eer ge u te laat beklaagt. IWAN. De last drukt minder zwaar wanneer men faamen draagt. De maagfchapsliefde geeft ons hoop op 's Hemels zegen. D 5 MEN-  58 MENZIKOFF. MENZIKOFF. Laat ons in huis 't ontwerp nog nader overweegen. Het licht is my te ftcrk. CONSTANTYN, tegen Iwan. Myn waarde Vriend! 11a pal. IWAN, op een' misnoegden toon. Gy hebt geen zorg te voên dat ik verandrcn zal. Hy volgt Menzikoff en Alexis. VIERDE T O O N E E L. EUDOXE, CONSTANTYN. CONSTANTYN, Eudoxe wederhoudende , die haar' Broeder wil volgen. Sta, bid ik; weiger niet me een oogenblik te hooren, Zo myn oprechte raad... EUDOXE. Uw arbeid is verlooren. 'k Zie niet dan al te klaar wat ons te wachten ftaat. My moord ge door uw min, myn' Broeder door uw' haat. Kunt gy, oneedle ziel, ons dus verongelyken? Waar is de vriendfchap, waar de hulp die ge ons deed blyken? Ik vleide my weleer dat uwe onwrikbre trouw Aan ons ten toeverlaat in 't lyden ftrekkcn zou; Dan ach! zy houd geen proef. Gy hebt misfchicn vernomen Dat u vergund word in uw woonplaats weêr te komen. Gy vreest, door Iwans vlucht, verdacht te zullen zyn Dat gy hem byftand bood. CON.  TREURSPEL. 59 CONSTANTYN. Gy word misleid door fchyn. Waartoe my 't hart doorgriefd door ongegronde klagten? 'k Ontfing geen tyding, die my uitkomst kan doen wachten. Myn trouw voor uw geflacht trotfeert het ongeval; Ik zweer u dat zy ramp en tyd verduwen zal. Doch oordeel zelf voor my. Kan ik een pooging flcrken, Die, zo ze al flaagen mogt, meer onhcils zou bewerken? EUDOXE. Indien 't ontwerp gelukte, ik zag myn'wensch voldaan. CONSTANTYN. Uw Vader zou daardoor met u verloorcn gaan. lk wierd met billykheid verachtlyk in elks oogen Had ik aan dit gevaar u beiden niet onttoogen. EUDOXE. Gy hebt voorheen uw' dienst zo dikwerf ons gcboön. Zo gy den Vader, na 't vertrekken van den Zoon , Beloofd had, als weleer, goedhartig te onderfchraagen, Myn Broeder had gewis iets meerder durven waagen. 'k Las in zyn oog dat hy dit aanbod had verwacht; Doch beter niets beloofd dan 't namaals niet volbragt. CONSTANTYN. Gaf eenig mensch aan 't Hof van Iwans vlucht vermoeden, Dan kon ik Menzikoffs noch uw bederf verhoeden; Dan wierd myn vonnis met het uwe ftraks geveld. EUDOXE, Ik zie hoe veel belang gy in uzelven Helt. Gy hebt my dezen keer uwe inborst niet verborgen. Gy zorgt \oor uw behoud, laat ons voor 't onze zorgen. V X P-  6o MENZIKOFF. F T F D E T 0 O N E E L. CONSTANTYN, alleen. Ach! myne Eudoxe! ftond uw heil aan Conftantyn, Gy en uw maagfchap zoud welhaast gelukkig zyn. ö Slaaven van het Hof! Bewerkers onzer plaagen! Wat moet ik, onverdiend, om u al fmaads verdraagen! Gelukkig dat myn hart, van gruwlen onbewust, Zich door geen wroeging, als het uwe, vind ontrust. De Hemel zal in 't einde ons allen recht verfchaffen , Myne onfchuld toonen, en uwe euveldaaden ftraffen. Doch Iwan kon veelligt verandren van befluit; Hy fcheen misnoegd dat ik hun pooging had gefluit; En echter zal myn trouw dit dwaas ontwerp bepaalen, Al zou ik met myn bloed myn' tegenftand betaalcn. Einde van liet derde Bedryf. VIER-  TREURSPEL. 61 VIERDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. CONSTANTYN, ALEXIS. ALEXIS. Het beige u niet dat ik u herwaart heb geleid, 't Is voor ons allen nutst, in deze omftandigheid, Dat Menzikoffs geflacht in vryheid zich bepaale; Opdat, wie ook van ons de wcegfchaal overhaale, Geen van ons beiden zich beklaage in laater tyd, En 't hart geen oorzaak vind' van heimelyk verwyt. Doch, vraag ik niet te vry, meld my de waare reden Van uwen tegenftand. De meeste zwaarigheden, Die gy gevaarlyk noemt, acht ik van klein gewigt. CONSTANTYN. Hoe weinig gy die acht, ik kwyt my van myn' pligt. ALEXIS. Is 't pligt dat gy uw' Vriend in zyne tegenfpoeden .Een nutte vlucht ontraad ? CONSTANTYN. Kan hem die vlucht behoeden? Denk met bezadigdheid aan welk een ongeval Ge uzelven waagt, Mynheer. Het Hof heeft overal Verfpieders: zo hun list uw gangen naar kan fpooren, Bewerkt ge uw' ondergang, en gaat gewis verlooren. ALEXIS. 't Verwondert my met recht dat ge u om my bezwaart; ■ Of  62 M E N Z I K O F F. Of aeht gy my uw zorg meer dan uw' Halsvriend waard'? Is dit, vergeef het my, uw trouw aan hem bezegeld? 'k Belèf de pligten niet waarnaar ge uw daadcn regelt. CONSTANTYN. 'k Verlui u klaar genoeg; gy houd myn deugd verdacht; En echter heeft welligt dit onderdrukt geflacht Geen yveriger Vriend, noch geen getrouwer Raader. 'k Eerbiedig Menzikoff gelyk myn' eigen Vader. ALEXIS. Hy is uw' eerbied waard', en heeft my, zelfs deez'dag» Doen zien dat uw belang hem na aan 't harte lag; Hy wenscht u door myn hulp aan uwen ramp te onttrekken, En wil dat ik by 't Hof uw voorlpraak zal verftrckkcn. Zyn liefde werkt zo fterk voor u als voor zyn Kroost. CONSTANTYN. Gy geeft door dit bericht me een' wezendlyken troost, 't Zy verre dat myn ziel zyn tederheid zou doemen; Doch, zo ge my gelooft, moet gy me aan 't Hof niet noemen. ALEXIS. Wat wonderfpreuk is dit ? Gy wenscht naar allen fchyn... CONSTANTYN. Geen voorfpraak is in ftaat om my van nut te zyn. Gy ftaat verbaasd, en tracht myn oogmerk uit te vinden; Doch vonnis niet te ligt, laat u geen waan verblinden; 't Vernoege u dat myn zorg voor de onderdrukten waakt, En meer naar hun geluk dan naar myn wclzyn haakt, 'k Schat Iwans deugden hoog, en min hem ,als myn' broeder; Hy ftrekt zyn' Vader en Eudoxe ten behoeder. Wie zou han trooster zyn, indien hy hen begaf? ALEX-  TREURSPEL. 63 ALEXIS. De droeve Menzikoff ftaat op den rand van 't graf; De zorg van Iwan kan voortaan hem weinig baaten. CONSTANTYN. Kan hy, in dezen ftand, Eudoxe dan verlaaten? ALEXIS. Kunt gy niet zorgen voor de Zuster van uw' Vriend ? Heeft haar verheven deugd uwe achting niet verdiend! Zyt ge ongevoelig voor den luister van haare oogen ? Wekt haar rampzalig lot u niet tot mededoogen ? Gy zucht, en antwoord niet! CONSTANTYN. Aeh! onderzoek niet meer. ALEXIS. Verberg u niet voor my. Bemint gy haar, Mynheer? Of bond een vroeger echt.. ? CONSTANTYN. Waartoe dit aan te dringen ? Wat kan 't u baaten my myn hartsgeheim te ontwringen ? Eudoxe is 't hooglte goed dat ik waardeere op aard'. ALEXIS. Indien gy haar bemint, waarom u niet verklaard? CONSTANTYN. Zy kent myn hart; 'k heb haar myn liefde niet verzweegen ; En mooglyk zoude ik haar tot wedermin bewecgen, Indien zy weeten kon wie haar zyn liefde bied. ALEXIS. Zo ge u met reden vleit, waarom ontdekt ge u niet ? CON-  64 MENZIKOFF. CONSTANTYN. Ik bid ii dit geheim niet verder naar te fpooren. Ginds zie ik Menzikoff. Nu zult gy d' uitflag hooren. TWEEDE T O O N E E L. CONSTANTYN, ALEXIS, MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE. MENZIKOFF, tegen Alexis. Jk heb, op uw verzoek, alleen met myn geflacht Uw voorgefteld ontwerp bezadigd overdacht, En ben in 't einde in ftaat u ons befluit te melden. Wy kunnen nooit de trouw, die ge ons betoont, vergelden, Dan door te zorgen dat ge uw welzyn niet verkort, En in ons dccrlyk lot niet ingewikkeld word. Het byzyn van myn' Zoon zal onzen druk verzachten; Hy is getroost met ons de dood hier af te wachten. CONSTANTYN, ter zyde. Nu fchep ik weder aêm. ALEXIS, tegen Menzikoff. 'k Had heimlyk my gevleid» Dat ik, uw huis ten nutte, in dees gelegenheid Van myne erkentnis u een blyk zou kunnen gccven; Den naam van Menzikoff in Iwan doen herleeven. Ik ken myzclven vry, en heb myn' pligt voldaan. IWAN. De myne noodzaakt my myn Maagen by te ftaan. ALEXIS, t>;nen hvari. Verknocht aan Menzikoff, geraakt door mededoogen, Had  TREURSPEL. 6$ Had ik u met vermaak aan uwen ramp onttoogcn; Doch nu uwe eedle ziel het ongeval trotlèert, De zorg voor uw geflacht meer dan uw heil waardeert, Zou 't onbetaamlyk zyn tot vluchten u te dringen. De hoogfte Magt befcbikt het lot der ftervelingen.' IWAN. Ik ben dat lot getroost, het zy dan hoe het zy. Dan, 't zy ik leeve of fierve in deze woesteny, Ik zal de vlyt en trouw, waarmee ge u hebt gekweeten, Zo lang ik adem fchep, ik zweer 't u, nooit vergecten ; En als myn ziel herdenkt hoe 't menfchelyk geflacht Zyn pligten overtreed, verdienste en deugd veracht, De grooten ichandlyk vleit uit laage zelfbelangen, Zyn firikken uitzet om de onnoozelheid te vangen, En hen, die 't lot verdrukt, noch troost noch byftand bied, Dan zal ik denken, ach! dus was Alexis niet. MENZIKOFF. Laat u ons ongeluk tot geen verbittring -wekken. ALEXIS. Dewyl myn byzyn tot geen redding u kan ftrekken, Verzwaarde ik flechts uw' last zo ik hier langer bleef; Gedoog dat ik myn volk bevel tot d' optogt geev*. MENZIKOFF. 'k Had my gevleid , dat gy hier langer zoud verbeiden. ALEXIS. Hoe zwaar ons 't fcheiden vall', wy moeten eindlyk fcheiden. Doch zo 't verpoozing geeft aan uwe droefenis, Zal ik flechts zorgen dat myn ftoet reisvaardig is, Zo ras de zon op nieuw het aardryk zal verlichten. E lk  66 MENZIKOFF. Ik keer terftond. MENZIKOFF. Gy zult ons allen duur verpligten. DERDE T O O N E E L. MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE, CONSTANTYN. MENZIKOFF. De trouw, myn Telgen, die ge elkandrenblykendoet, Hergeeft de zachte kalmte aan myn ontroerd gemoed. Ik kon om uw behoud, myn Zoon , uw byzyn derven, Doch 't denkbeeld van den ftaat waarin ik, na myn fterven, Uw Zuster achterliet, verfcheurde my het hart; Uw deugd heeft my bevryd van eene ondraagbre fmart. IWAN. Het voegt ons onderling elkandren te onderfchraagen. Eudoxe heeft, helaas! al leeds genoeg te draagen, Al zwerft zy niet alleen in deze woesteny. EUDOXE. Het valt my echter zwaar dat gy hier kwynt om my. Doch nu myn maagfchapsliefde uw opzet niet kan wceren, Zal ik, indien ik kan, myn ziel tot rust doen keeren, En, op myn beurt, voor u geen minder zucht doen zien. CONSTANTYN. Ja, laaten wy om ftryd elkandren byftand biên. MENZIKOFF. Uw zorg deed, in de elende, ons nimmer hulp ontbreeken. EU-  TREURSPEL. 67 EUDOXE. Myn waarde Vader! 'k zie u boeven en vcrbleeken. Gy hebt op dezen dag uw kracht te veel gevergd. Denk, als ge uzelv' behoed, dat ge ons liet leven bergt. Neem, neem een weinig rust. IWAN. Laat u haar raad behaagen. Verleng, zo 't mooglyk is, uwe overige dagen; Zo lang gy by ons zyt, zyn wy ons leed getroost. MENZIKOFF. Wat ramp my treffe , ik ben gelukkig in myn Kroost. VIERDE T O O N E E L. IWAN, EUDOXE, CONSTANTYN. CONSTANTYN. Helaas ! ik durf niet lang op zyn behoudnis hoopen : Zyn levenskracht neemt af, elk uur fchynt hem te floepen. EUDOXE. Is in ons deerlyk lot ons nog die flag bereid! CONSTANTYN. Wat groot geluk', myn Vriend, in deze emftandigheid, Dat ge, op Alexis raad, dit oord niet zult bcgceven. Uw Vader kon dien fchok onmooglyk overleeven. Ge ontgaat, door uw befluit, het knaagend naberouw 't Welk op 't bericht zyns doods uw hart verfcheuren zou. EUDOXE. Het zal myn' Vader van het fterffot niet bevryden Dat Iwan hier met my ten prooi' blyft aan het lyden. E a Had  68 MENZIKOFF. Had ge u niet tegen ons met zo veel krachts verzet, Myn liefde had misfchien myn' Broeder nog gered. Wat zal 't nu zyn, helaas! ik zal hen beiden derven; Uw raad is oorzaak dat ik troosteloos zal derven. CONSTANTYN. Waartoe dit fcherp verwyt ? Eudoxe, indien ik dacht L>at deze ontworpen vlucht tot nut van uw gedacht, Of tot behoudnis van myn' Boezemvriend kon flrekken, Ik had onfeilbaar hem geraaden weg te trekken; Doch nu ik klaar voorzag wat hem te duchten Hond, Bcfpeurde in welk een' daat uw Vader zich bevond, En welk een ramp u dreigde, als hy den geest zou gecvcn, Moest ik, myns ondanks zelfs, uw' yver wederdrecven. IWAN. Uw tegenfpraak is 't niet die my hier blyven doet; Ik heb myn keus gericht naar de infpraak van 't gemoed, 'k Ontveins u echter' niet dat ik my uwer fchaamde: Gy kweet u niet voor my gelyk 't een' Vriend betaamde. CONSTANTYN. Gy toonde u onvernocgd, en echter had uw Vriend, Door zyn' oprechten raad, uw' onwil niet verdiend. De tyd, die 't all' ontdekt, zal mooglyk u doen blyken Hoe onverdiend myn deugd zich ziet verongelyken. IWAN. Een, die gebannen is naar dit rampzalig oord, Waar hem geen dcrvling troost of naar zyn klagten hoort, Zal, daat het aan zyn keuze, altoos gezelfchap wenfehen. CONSTANTYN. Ach! Iwan, acht ge my d'onwaardften aller menfehen ? Heb  TREURSPEL. 69 Heb ik my immer zo verachtelyk betoond, Dat gy my door uw taal zo wreed, zo ichampcr hoont ? 'k Zou, u verliezende, een' geliefden Vriend verliezen; Doch, zo ik myn geluk voor 't uwe kon verkiezen, Waare ik onwaardig dat my 't zonnelicht beftraalt. IWAN, op eene koele wyze. Ik kan gelooven dat ge onfchuldig hebt gedwaald, CONSTANTYN. Ik dwaalde niet, ik heb trouwhartig my gckwectcn. Zo ge al de redenen van myn gedrag kost weeten... EUDOXE. Indien die wettig zyn, waarom ze ons niet verklaard? CONSTANTYN. Dan wierd ik 't eenig heil, naar 't welk ik ftreef, onwaard'. IW A N. Wat heil bedoelt ge? ik kan uw oogmerk niet bevroeden. CONSTANTYN. Zoek toch geen nieuwe ftof tot ongegrond vermoeden. Gy zyt in 't menschlyk hart zo groot een vreemdlingniet, Dat gy my niet verftaat, wanneer ge Eudoxe ziet. IWAN. Ik heb uw min befpeurd en tot dit uur gezwcegen; Doch, zo ge u inderdaad durft vleien met dien zegen, Geef ons voor 't minst bericht van waar en wie gy zyt ? CONSTANTYN. Gy zult u op uw vraag voldaan zien door den tyd. Het ftaat niet aan myn magt als nog u meer te ontdekken. IWAN. Gy zoekt door deze list haar in 't bederf te trekken, E 3 Ver-  7o MENZIKOFF. Vermoede! ik zie te klaar het oogmerk dat gy voed. Gy moet misdaadig zyn, of uit verachtlyk bloed... EUDOXE. Myn waarde Broeder! CONSTANTYN. Woont de deugd alleen by Grooten? IWAN. Vcrraader! tot uw fchande uit flaaven voortgefprooten.. CONSTANTYN. Gy dwaalt van 't fpoor, Mynheer. Bepaal uwhevighcên. Ik ben myn' oorfprong niet vcrfchuldigd aan 't gemeen. IWAN. Dan zyt gy hier gedoemd om heilioozc euvcldaaden; Of dient ten fpie aan 't Hof, opdat ge ons zoud verraaden. EUDOXE. Ach! Iwan! CONSTANTYN. Welk een hoon! IWAN. Zo uw vcrmcctlc waan Durft waagen op-ümdoxe een minnend oog te flaan, Zult gy uw fpoorloosheTd-Hny met uw bloed bctaalcn. CONSTANTYN. En wie, wie zyt gy, die zo Hout my durft bepaalen? Ik min de deugd, en fproot uit geen' oncedlen Stam. Dank 't groot vermogen 't welk Eudoxe op my bekwam, Dat ik den hoon verkropp', zo bits. my toegedreeven. Verbeeld u nooit dat ge aan myn hart de wet zultgeeven. Ik min Eudoxe, en zal haar minnen voor uw oog. EU"  TREURSPEL. 71 EUDOXE. Myn Broeder!.. Conftantyn!.. helaas! dit gaat te hoog. IWAN, tegen Conftantyn. Vertrek uit myn gezicht. CONSTANTYN. Ik laat my niet trotfeeren. IWAN. Vcrraaderlwyktgeniet, dan moet ge uzelv' verweeren. Hy trekt zyn zwaard. CONSTANTYN, het zyne trekkende. Welaan. EUDOXE, Iwan wederhoudende. o Hemel! help ! IWAN, tegen Eudoxe. Wat wederhoud gy my? EUDOXE. Ach! Iwan ! geef gehoor! ö Hemel! fta ons by! V T F D E T O O N E E L. IWAN, EUDOXE, CONSTANTYN, ALEXIS. ALEXIS, fchielyk opkomende. "Wat razerny is dit ? Bedaart. Houd u te vreden. Hy vliegt lusfchen Leiden. Verzwaart uw lot niet. Steekt uw zwaarden in de fcheden. Geeft my gehoor. Gy werkt uw eigen ongeval. IWAN. Ik zweer u, dat hy nooit myn wraak ontkomen zal. E 4 CON-  7* MENZIKOFF. CONSTANTYN. 'k Zal toonen dat ik my grootmoediger kan draagcn. Vaar wel. Gy zult te Ipade u van dees daad beklaagen. Hy vertrek'. EUDOXE. Ach! welk een wreede fmart! IWAN. 'k Bemerk dat gy hem mint, Doch zorg dat ik u nooit weer in zyn byzyn vind'; Ik zou myn woede aan hem, en mooglyk u,doenblyken. EUDOXE, ttr zyde. Ik beef, helaas! Tegen Iwan. 't Voegt my te zvvygcn en te wyken. Z E S D E \ T Ó O N E E L. ALEXIS, IWAN, die driftig gmds en weder wandelt. jj ALEXIS; ter zyde. Hoe ftil ik best den florm die aller ramp verzwaart' Wie ftuit een hollend ros in 't hevigst van zyn' vaart* Zyn boezem jaagt, de woede is uit zyn oog te leezcn. Tegen Iwan. Uit welk een oorzaak ia dit misverftand gereezen ? Ik liet u hier vernoegd; ik keer op 't oogenblik, En vind een fchouwtooneel van wraakzuchten van fchrik! Hoe heeft de toorn zo flerk u beiden ingenomen? IWAN. Hy vliede waar hy will', hy zal my niet ontkomen. ALE  TREURSPEL. 73 ALEXIS. Bedaar, eer gy door drift u meer verdricts bereid, En deel my de oorzaak mee van zo veel hevigheid. IWAN. Die fnoodc mint Eudoxe, en durft, zelfs voor myne oogen... ALEXIS. De fchoonhcid voert alom een onbepaald vermogen. Wie, die uw Zuster ziet, vind haar niet minnenswaard'? IWAN. Zou een verachte flaaf.. ? ALEXIS. Ach: antwoord meer bedaard, 't Staat niet aan onze keus te minnen of te iiaatcn. IWAN. Die dwaaze liefde zal, ik zweer 't, hem weinig baaten. Doch 't geen my woedend maakt, Eudoxe mint hem weêr. ALEXIS. Ik twyfel of de drift u niet verblind, Mynheer. Heeft ze u gezegd dat zy zyn liefde zal gehengen? IWAN. Wat dreef haar anders aan zich in 't gefchil te menden ? Zy wederhicld den flag die hem -wierd toegcbraft. ALEXIS. Ligt heeft zy d'uitflag meer bezadigd overdacht, Die u te duchten ftond uit dit rampfpoedig ftryden. Het geen gy weermin noemt, is mooglyk mcdelyden. Uw dreigen en verwyt doorgriefden haar het hart. Waartoe, helaas! waartoe vermeerdert gy haar fmart, Daar zy zicli voor uw heil zo yvrig heeft gekwceten ? E 5 Hebt  74 MENZIKOFF. Hebt ge in een oogenblik de poogingen vergeetcn, Die zy belïeedde om li te ontheffen van verdriet? Verdient zy dit onthaal ? IWAN. Neen; zy verdient het niet. Het grieft my dat myn drift haar tedre ziel beroerde. Maar hy, wiens dWaaze min my tot die drift vervoerde, Zal haare ontlteltenis betaalen met zyn bloed. ALEXIS. Herinner u in tyds op wien uw gramfchap woed. Uw Vader heeft deez' dag zyn deugden hoog gepreezen, Gyzelf hebt my betuigd aan hem verpligt te wezen. Wat heeft zyn yver, tot vermindring van de elend' Die uw geflacht begrimde, al zorgen aangewend! IWAN. Nooit zal myn Zuster 't loon van zynen dienst verftrekken. Hy vleit zich vruchteloos haar in 't bederf te trekken. Hy fpaar' zyn zorg voortaan. Ik acht my niet verpligt Aan gunstbetooningen, naar zelfbelang gericht. ALEXIS. Ten minsten geeft het u geen reden u te ftooren Dat hem Eudoxes oog en eedle ziel bekooren; Of is hy ftraf baar die de deugd beminlyk vind ? IWAN. Zo ik my vleien kon dat zy hem niet bemint Had ik my moogelyk bezadigder gedraagen. Dan ach' ik zie te klaar dat hy haar zal behaagen. Men kan niet loogchnen dat hy veel verdiensten heeft. Bevallig van gelaat, vcrpligtende en beleefd, Tracht  TREURSREL. 7S Tracht hy beftendig ons verlangen voor te komen. Een teder m agdenhart word ligt vooringenomen. Vvien ziet zy, buiten hem, in deze wildernis? ALEXIS. Wie weet of hy haar hand geheel onwaardig is ? Of zou 't onmooglyk zyn dat hy uit een' der Grooten, Weleer naar dit gewest gebannen, waar' gefprooten? Zyn houding draagt geen blyk van een' geringen ftaat. IWAN. Hy meld zyne afkomst niet. ALEXIS. Waarom hem dan gehaat ? Of moet het in uw oog zyn fchande en fmaad verzwaaren, Dat hy niet raadzaam vind zyne afkomst te openbaaren? Zoud gy, zo gy met my deze oorden waart ontvlucht, En adem had gcfehept in een gewenschter lucht, Uw' ftaat en afkomst wel aan elk ontdekken kunnen? IWAN. Geenzins. ALEXIS. Dan is 't uw pligt de vryheid hem te gunnen, Die gy met reden voor uzelv' begeeren zoud. IWAN. k Beken, ik heb de zaak niet in dit licht befchouwd, En door oploopendbeid my moogelyk misgreepen. ALEXIS. Denk wat al ramps die twist zou kunnen naar zichfleepen, Daar ge u alleen met hem in deze ftreck bevind; Daar u de tegenfpoed, uws ondanks zelfs, verbind; Daar  76 MENZIKOFF. Daar hy ftceds middlen heeft,die gyniet kunt ontdekken'4 Om aan uw huis ten fteun en toeverlaat te (trekken. Befef van welk een hulp ge u onbedacht berooft! Wat heeft uw Vader zich al troost en heil beloofd Uit de eensgezindheid, die u allen zou verëenen! Hoe zal zyn ftervend oog dcez' bittren twist beweenen, Als hem de droeve Eudoxe uw hevigheid verhaalt! Wie zal zyn trooster zyn ? IWAN. Myn Vriend! ik heb gedwaald. Ik zie te fpade dat myn drift my heeft bedroogen. Myn dierbre Vader is de wellust van myne oogen. Ach' moest ik zyn verdriet vergrooten in een' tyd Dat hy bezwykt en fterft door 't onheil dat hy lvd? Doch 'tis te fpaê geklaagd ; 'k zal hem in 't graf doen zinken; Den beker van 't berouw tot op den bodem drinken; En de onbedachte min van trotfehen Conftantyn Zal oorzaak van zyn dood en van de myne zyn. ALEXIS. Het grieft my, ik beken 't, u in dien ftaat te aanfehou wen. Laat ons bezadigd hem het misverftand ontvouwen, En ftillen met beleid uw Zusters droefenis: Wie weet in welk een' ftaat zy door haar wanhoop is ? IWAN. Myn hart voorzegt het my, ik zal hen beiden derven. My blyft niets over dan te weenen en te fterven. Einde van het vierde Bedryf. V Y F-  TREURSPEL. 77 VYFDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE, ALEXIS. MENZIKOFF. 't Ts edelmoedig dat ge uw wanbegrip erkent; Dan ach! myn Zoon, 't geeft ons geen uitkomst in de elend*. De Hemel had, ten troost in ons rampfpoedig leven, Ons in dien Jongeling een' dierbren Vriend gegeeven, Die ons ondraaglyk leed verzachtte door zyn vlyt: Die dagen zyn geweest, helaas! wy zyn hem kwyt. De gunst, in haat verkeerd, is t'allen tyd gevaarlyk; Maar in dit bar gewest maakt hy 't beftaan bezwaarlyk. Waar vind gy beiden hier uw levensonderhoud, Als 't volk des eenen breekt ,'tgeen 't volk des andren bouw'.? De flaaven zullen als de meesters zich verdoelen, En ach! ik zie geen kans om deze breuk te heelen. EUDOXE. Waar vind men middlen tot verzoening van den haat? ALEXIS. 'k Heb daartoe weinig hoop. MENZIKOFF. Ik ben ten einde raad. IWAN. Verwenschte hevigheid, die my zo verr' vervoerde Dat ik myn' Vriend trotfeerde!  78 MENZIKOFF. Tegen Eudoxe. En uw gemoed beroerde! EUDOXE, tegen Iwan. Ach! was zyn vriendfchap als de myne in uwe magt! MENZIKOFF. Hier dient, het zy hoe 't zy, een middel uitgedacht. Indien men met beleid den haat niet kan bepaalcn, Zal ik door zielverdriet ten duistren grave daalen. IWAN. En moet ik de oorzaak zyn van zo veel harteleed! ALEXIS. Wie weet, indien ge een' flap tot nieuwe vriendfchap deed.,? IWAN. Hoe noode ik in myn oog myzelven zou verlaagen, 'k Ben tot myns Vaders rust bereid dien flap te waagen. EUDOXE, tegen Alexis. Wie weet of dit ontwerp den twist niet groeien doet ? Een rookcnd vuur, Mynheer, barst ligtlyk uit in gloed. Ik zorg dat zich de drift bezwaarlyk zal betoomen. MENZIKOFF. Men moet de zaak niet tot dat uiterst laaten komen. ALEXIS, eg n Iwan. Het is myn oogmerk niet dat gy hem zoeken zoud; Doch, zo gy uw belang en rust my roebetrouwt, Ben ik gewillig hem uw neiging voor te draagen. IWA f. Is vrees niet zonder reen dat ge u vergeefs zult waageri. Myn woeste oploopendheid was de oorzaak van 't gefchil. Hy zal verbitterd zyn. ALEX-  TREURSPEL. 79 ALEXIS. Het zy daarmee zo 't will'. IWAN. Wie weet of hy in drift op u niet uit zal vaaren. ALEXIS. Verkropte fpyt eischt lucht; hy zal allengs bedaaren. MENZIKOFF, tegen Iwan. Weêrhoü Alexis niet in zyn goedwilligheid; Denk dat ge uw' Vader in het uiterst rust bereid. IWAN. Hoewel ik weinig goeds durf uit dees pooging fpellen, 't Zou my verblyden zo zy de eendragt kon herlïellen. Tegen Alexis. Ga, i'prcek met Conftantyn; vernieuwden vriendfchapsband. Zeg hem... wat u behaagt... 'k ftel alles in uw hand. ALEXIS. Steun op myn zorg; 'k zal uw verneedring niet gedoogen. TWEEDE T O O N E E L. MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE. MENZIKOFF. Nooit, nooit, myn Iwan, waart gygrooter in myne oogen. Toom, op uws Vaders raad, voortaan uw driften in, En ban, zo 't mooglyk is, den luister uit uw' zin Die 11 aan 't Rusfisch Hof voordezen heeft omfcheenen; De grootheid en 't gezag zyn uit ons oog verdweenen. Al fehynt ons deerlyk lot verfchriklyk voor uw jeugd, Toon dat gy't niet verdient; zoek grootheid in de deugd. Uw  So MENZIKOFF. Uw ftaat verpligt u dat ge u needrig moet gedraagen. Waan nimmer dat elende en armoede ons verlaagen; De fehuld alleen baart fchande; en hy, die dwaas vermoed Dat aanzien of gezag onze achting ryzen doet, Laat zich door d'ydlen glans van klatergoud verblinden. Verdienste is menigwerf in hutten ook te vinden. EUDOXE. Alexis keert te rug. Ach : 't is vergeefs getracht DERDE T O O N E E L. MENZIKOFF, IWAiV, EUDOXE, ALEXIS. ALEXIS. Ik ben naar wensch gcflaagd, en eerder dan ik dacht. Het kostte my geen moeite om Conftantyn te vinden: Hy dwaalde hier omtrent, en haakt reeds naar zyn vrinden. IWAN. Wat zegt ge? ö Hemel! EUDOXE. Is het mooglyk! MENZIKOFF. Dat hy koom'. F I E R D E T O O N E E L. MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE, ALEXIS, CO STANTYN. CONSTANTYN. Up dit gewenscht gebod verfchyn ik zonder fchroom. Hy  TREURSPEL. u Hy kust Menzikojf de hand. MENZIKOFF, hem omarmende. Myn waarde Conftantyn: gy geeft my 't leven weder. IWAN, tegen Conjlantyn. Ach! ziet gy zonder wrok op uwen hooner neder ? CONSTANTYN, hem omhelzende. Ik wrok vocn tegen u ? denk aan 't voorlccdnc nier. Geef my uw vriendfchap wcêr, nu gy de myne ziet. IWAN. Myn Broeder!'k was.doordriftvermeesterd.onrechtvaardig'; Doch uw grootmoedigheid maaktumyn' eerbiedwaardig, 'k Zal u vergoeding doen; verlaat u op myn woord. CONSTANTYN. Is fchoone Eudoxe nog op Conftantyn geftoord; Of zal zy, op zyn beê, haar vriendfchap hem vergunnen? EUDOXE. Wie zou, na dezpn ftap, dees bede u weigren kunnen ? Zy reikt hem de hand toe, die hy kust. CONSTANTYN. Nooit heeft myn dankbre ziel gewenschter ftond bcfchouwd. Myn Vrienden, zo ik u myn' ftaat niet heb ontvouwd, Ik wierd door reedaen van gewigt daartoe bcwoogen. Doch 't zwygen is dit uur niet meer in myn vermogen Nu ik uw aller gunst en vriendfchap wederwon. Gy ziet in my een Telg van 't Stamhuis van Biron. MENZIKOFF. In u ? Kan 't mooglyk zyn! IWAN. Gy, uit Biron gesnoten ' F 131-  8a M £ N Z I K O F F. BIRON. Ik heet Gustaaf, en ben de jongflc van zyn Loc-ten. MENZIKOFF. Dan zyt ge niet gedoemd naar deze woesteny. BIRON. 'k Ben hier uit eigen keuze, en 't keeren ftaat my vry. MENZIKOFF. 6 Onwaardeerbre trouw! EUDOXE. Wie kon zulks ooit vermoeden! IWAN. Gy naamt vrywillig deel in onze tegen fpoeden ? MENZIKOFF. Verberg my niet wat u hiertoe heeft aangefpoord. BIRON, tegen Menzikoff. Ik wierd van jongs af aan door uwen lof bekoord. Ik had aan alle zyde uw wysheid hooren roemen, En u de waare bron van Ruslands grootheid noemen; Want de eer, die 't vlug gerucht een' Opperheerfcher geeft, Behoort niet minder aan den Raadsman dien hy heeft: Een Vorst, hoe groot hy zy, kan nimmer wondren werken Als oordeel en beleid hem niet in 't heerfchen fterken. Vervuld van eerbied voor uw deugd en kundigheid, Wierd ik door mynen Oom naar 't Rusfisch Hof geleid, Alwaar myn Broedren reeds ten top van glori fteegen. Verbeeld u, zo gy kunt, hoe fterk 't my moest beweegen, Toen ik u by Cazan met al uw Maagen zag. Nog jaagt my 't angstig harte op 't denkbeeld van dien dag. Men had my geen bericht vaAi uwen ramp gegeeven. Ik  TREURSPEL. 83 Ik waande u nog aan 't Hof ten top van eer verheven, Wanneer ik u ontmoette in deerniswaarden ftaat, Verteerd door fmarte, en met de doodverwe op't gelaat. Verfchoon my dat myn taal uw zielverdriet moet wekken, 'k Zag u den laatften pligt aan uwe Gaê voltrekken. Dit fchrikkelyk gezicht zette al myn deernis aan. 'k Befloot u in dit oord ftandvastig by te ftaan. Myn Oom verbond zichzelv', dathy Vorst Peter fpreeken, En om verligting van uw ballingfchap zou fmeeken. Hy trok naar Petersburg, en ik naar dit gewest, Waar ik, reeds vóór uw komst, myn wooning had gevest. MENZIKOFF. Grootmoedige Biron! IWAN. 6 Deugd, te wreed beleedigd! BIRON. Myn Halsvriend! wees om my toch met uzelv' bevredigd. Waartoe herdenkt ge een drift, nooit door uw'Vriend herTegen Menzikojf. (dacht? Ik heb van maand tot maand, van uur tot uur gewacht, Dat ik van 't Rusfisch Hof berichten zou bekomen: Vergeeffche hoop, helaas! ik heb nog niets vernomen. MENZIKOFF. Ontzet, verwonderd door de grootheid van uw deugd, Die zo veel luisters fpreid in 't bloeien t.wer jeugd, Zoek ik naar woorden om myn dankbaarheid te tonnen. Ik wenschte u... ach! vergeefs... De Hemel zal uloonen. IW A N. De zucht tot ons behoud komt u te duur te ftaan. F 2 Ont-  ?>+ MENZIKOFF. Ontwyk dit naar gewest; laat ons in 't. leed vergaan. ' Waartoe u, zonder nut, om ons dus ftout te waagen? Wierd uw beftaan ontdekt, gy zoud dees daad beklaagen. MENZIKOFF. Uw dierbre vriendfchap heeft ons menigwerf getroost ■ Doch nu ik weet dat ge u om ons verrockeloost, Ben ik verpligt myn' raad by dien myns Zoons te voegen. Stel u niet langer bloot aan 't Vorstlyk ongenoegen • 't Hof acht hem fchuldig die een' balling onderfchraagt. Voorkom uw' ondergang: 't is reeds te veel gewaagd. BIRON. Myn yver voor uw huis laat nimmer zich bepaafen, En eischt de Vorst myn hoofd, dat hy dat hoofd doe haaien. IWAN. Waartoe u blootgefteld aan 't jammerlykst verdriet, En zonder dat ge ooit nut..? BIRON. Gy weet nog alles niet. Myn trouw is niet geheel bcvryd van zelfbelangen. Eudoxes minzaam oog houd me in dit oord gevangen. Gy zaagt, myns ondanks zelfs , myn'Herken liefdegloed. ALEXIS. Bazilius genaakt met ongewooncn fpoed. F T F D E T O O N E E L. MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE, BIRON, ALEXIS, BAZILIUS. BIRON. VV at jaagt u dus verbaasd ? wat is u wedervaaren? BA-  TREURSPEL. S? BAZILIUS. sk Ben ademloos; laat my een oogenblik bedaaren. BIRON. Gy fchynt ontlleld! gy beeft! Wat heeft u dus ontroerd ?. BAZILIUS. Een ftoet van ballingen word herwaart aangevoerd, In jammerlyken ftand en fchicr van rouw bezweeken, Een gryzaart, wien zyn lot in wanhoop fchynt te ontfteeken, Wekt door een naar gegil elks hart tot deerenis, Doch weigert, wat men vraag', te zeggen wie hy is. MENZIKOFF. Helaas! daar zyn 'er meer die bittre rampen lyden. EUDOXE. Kon 't mededoogen al de elendigen bcvryden! IWAN. 't Zyn lotgenooten in ons onheil. Laat ons hart Zich yvrig kwyten tot verzachting van hun fmart. BAZILIUS, tegen Biron. Hun Leidsman heeft terftond by ons naar u vernomen. Had ik hem niet gefluit, hy waar' met my gekomen; Hy wil u zien. BIRON, tegen Menzikojf. Ik ben hier yllings wederom. ZESDE T O , ONE E L. MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE, ALEXIS. MENZIKOFF. Ach! welk een uitzicht, zich in hoogeh ouderdom*  86 MENZIKOFF. Beroofd van goedren, in Siberié'n te vinden! De Hemel geeft aan elk geen onverwachte Vrinden. Wie kon ooit denken dat Biron, alleen uit trouw, Met zo veel yvers in ons onheil deelen zou? Zyn deugd is dubbel waard' dat wy ons dankbaar toonen. IWAN. Wy kunnen nimmer zyn grootmoedigheid beloonen. ALEXIS, tegen Iwan. Gy ziet nu duidlyk door wat drift hy wierd bezield. Toen u zyn tcgenfpraak in 't vlieden Wederhield. Hy hoopte dat zyn min Eudoxe zou bevryden, En kon niet dulden dat uw Vader in zyn lyden Hier eenzaam kwyncn zou, ontzet van allen troost. MENZIKOFF. Ik wcnseh geen heil op aard' dan 't welzyn van myn Kroost. IWAN. Geliefde Eudoxe' wist Biron t.w hart te winnen? MENZIKOFF. Verberg uw neiging niet. EUDOXE. Hy is wel waard' te minnen. IWAN. Dat hy u dan vcrlosfe uit deze woesteny; Uw redding is de myne; ik blyf myn' Vader hy. EUDOXE. \ erbeeld ge u dat Eudoxe in trouw voor u zal zwichten ? Ik zal hier nevens u myns Vaders druk verligten. Myn hart, 'k ontken zulks niet, voed achting voor Biron; Doch fchoon ik hem bemin, indien hy waanen kon Dat  TREURSPEL. 8? Dat ik om myn behoud u beiden zou vcrlaaten, Zou fey, myns ondanks zelfs, my dwingen hemtehaaten. MENZIKOFF. MynZoon,mynDochter,welk een'zegcn ftrekt me uwdeugd! Doch zoude ik dulden dat ge in't bloeien van uw jeugd, Om my ten fteun te zyn, u zoud rampzalig maaken ? IWAN. (ken. Het voegt aan deugdzaam Kroost voor's Vaders heil te waa- EUDOXE, Menzikoff omhelzende. Zo lang myn oog u ziet, trotfeere ik 't ongeval. IWAN, Menzikoff omhelzende. Ik zweer dat ik in 't leed u niet begeeven zal. ALEXIS. i Biron genaakt van verre. ZEVENDE T O O N E E I. MENZIKOFF, IWAN, EUDOXE, ALEXIS, BIRON, BAZILIUS. BIRON. Ik heb u veel te ontdekken, 't Welk u ontzetting en verwondring zal verwekken : Vorst lwans Dochter heerscht; Czaar Peter leeft niet meer. MENZIKOFF. Wat hoor ik! IWAN. Kan het zyn! F 4 ME Nb  SS MENZIKOFF. MENZIKOFF, naar de bank treedende. Tegen Iwan. Ach! zet me een weinig neer. Tegen Biron. Bedriegt ge u niet? wie heeft t, dit bericht gegeeven? BIRON. Een onverwachte kwaal beroofde hem van 't leven Men droeg den Scepter op aan Kourlands Hertogin. Een myner Broedren is de gunstling dier Vorstin i Hyzelf zond my een' brief. IWAN. Dan moeten we u gelooven. ALEXIS, tegen Menzikoff. Dus ziet uw vyand zich zyn' fiefkfien fïeun ontroovcn. BIRON. Hy is niet meer aan 't Hof. MENZIK O FF. Gy zyt gewis misleid. BIRON. Ik heb van 't geen ik zeg de grootfté zekerheid. Vorst Dolgorukki is, van eer en Haat verftooten Gebannen naar dit oord me. zyn rampzaalgc Lepten. IWAN. De Hemel zy geloofd! De boosheid heeft haar loon. Dat nu de Ontmenschtc leer'... MENZIKOFF. Bepaal uw' haat, myn Zoon ! Laat zyn rampfpoedig lot hem aan uw'toorn onttrekken: /au wiegend harte zal hem ftrafs genoeg verftrekken. b ï~  TREUR SPEL. 89 BIRON. Hoe veel zyn overmoed u eertyds lyden deed, Gy zoud geraakt zyn door 't befchouwen van zyn leed. Hy heeft zyne Echtgenoote ook op zyn' togt verlooren. Zyn Telgen fchynen in hun zielverdriet te fmooren, Tervvyl zyn grimmig hart al gillend aêmtocht zoekt, De Keizerin, het Ryk, en zynen toeitand vloekt. MENZIKOFF. Opdat hy aan zyn lot zich zou gewennen kunnen, Zal 't noodig zyn de woede een' ruimen toom te gunnen. Tegen Iwan en Eudoxe. Draagt zorg, zo veel gy kunt, dat gy zyn byzyn myd; Ons Hechts te aanfchouwen ftrekt voor hem eenfierk verwy't. IWAN. Had my de ontmenschte alleen naar dit gewest verdreeven, Ik zou zyn (hoodheid om zyn' rampfpoed hem vergeeven. Doch als ik denk aan uwe en aan Eudoxes fmart, Ben ik geen meester meer van myn verbitterd hart. Hoe zal ik tegen hem myn gramfchap wederhouên? biron. 't Zal mooglyk veiligst zyn hem noch zyn Kroost te aanMENzikoff. (fchouwen. Daar is geen middel toe in deze wildernis, Waar, buiten hem en ons, geen mensch te vinden is. biron. Befchouw dit aklig oord niet langer als uw wooning; Uwe eedlc deugd verwerft, na zo veel leeds, belooning. m E N zik o f F. 6 Hemel! F 5 IWAN,  90 MENZIKOFF. IWAN. Ach! Biron! EUDOXE. Neemt onze elende een' keer ! BIRON, tegen Menzikoff. Gy zyt herfteld in rang, in goedren, en in eer. MENZIKOFF. Door 't Hof in eer herfteld! IWAN. Dit gaat myn hoop te boven. BIRON, Menzikoff den lastbrief aanbiedende. Zo gy nog twyflen mogt, gy moet dit fchrift gelooven. 't Strekke u van Annaas gunst een onbetwistbaarpand, Gezegeld door haar' last, geteekend door haar hand. MENZIKOFF, ter zyde. Myn ziel bezwykt door vreugd. Tegen Biron. Vergun my 't fchrift te leezen. * IWAN. Eudoxe! welk een heil! EUDOXE. Ach! mogt het duurzaam wezeni BIRON. Myn waarde Eudoxe! fmaak dien zegen ongeftoord ! Wy fcheiden, nog deez' dag, uit dit verfchriklyk oord. Het Hof heeft in zyn gunst voor alles zorg gedraagen: Gewaaden naar uw' ftaat; een dienstbre fieep; de wagen, Die u vervoeren zal; 't is alles reeds naby. MEN-  TREURSPEL. 91 MENZIKOFF. Gewenscht bericht... Ter zyde. Dan ach! het komt te fpaê voor my. ALEXIS. Duld dat wy u geluk met uw herftelling wenfchen. MENZIKOFF, de hand aan Alexis en Biron biedende. Geliefde Vriend! en gy, trouwhartigfte aller menfchen! 'k Had op den rand van 't graf dees tyding niet verwacht. BIRON. 'k Heb door myns Broeders gunst naar troost voor u getracht; En dorst my vleien dat ge eens uitkomst zoud erlangen: Ik haakte elk oogenblik bericht daarvan te ontfangen; En hoopte dat dit heil, verworven door myn trouw, Aan myn beminnend hart tot voorfpraak ftrekken zou, Als ik u in dit uur myn' naam en ftaat ontdekte. Tegen Alexis. Befef nu welk een fmart uw voorftel my verwekte. Indien myn Vriend met u gevlucht waare uit dit oord, En 't Hof, tot gunst geneigd, de ontkoming had gehoord, Had dit vergryp die gunst in gramfchap doen verkeeren, Een vuur ontftoken, dat ons allen moest verteeren. ALEXIS. Ik dwaalde uit deernis, en doorgrondde uw oogmerk niet. MENZIKOFF, het gefchrift middelerwyl ten tweedenmaak geleezen hebbende, reikt hetzelve aan Iwan over. 't Is of myn fcheemrend oog de letters dubbel ziet. Na-  9* M Ë N Z I K' O F F. ' ATa eenig Jlilzwygen. Geluk, myn dierbaar Kroost! beleeft gewenschter tyden < emel zal my op eene andre wyz' bevryden. 't S< byrit dat dees fterke fchok myn krachten overwon; De vreugd voleindigt 't geen de droefenis begon. IWAN, toefchietende , en zyn' Vader in den arm vattende. Myn Vader! EUDOXE. Hemel! ach! MENZIKOFF, tegen Iwan en Eudoxe. Verbergt my uwe fmarte, En hoort myn' jongfien wensch met een weldaadig harte. Ik bon getroffen door myns vyands zielverdriet; 'k Vergeel' hem zyn beflaan; verzwaart zyn onheil nier. L i it hem, na uw vertrek, dit nedrig huis bewoonen ; Staat hem den voorraad af, en tracht hem hulp te toonen. De Hoog.le magt, die hem als ons vernederd heeft, Behoed den fterveling die 's naasten fchuld vergeeft. IWAN. Wy zullen uw bevel ons tot een richtfnocr ftellcn. MENZIKOFF. Zorgt voor de dienstbren die tot heden ons verzeilen; Maakt dat hun oude dag een dag van vrede zy ; Verfchaft hen onderhoud, en maakt hen allen vry. EUDOXE. Hun trouw verdient uw gunst... Ach! mogt gy vcele dagen... MENZIKOFF, tegen Alexis. Gy , die u troostte uzelv' tot heil myns Zoons te waagen, Grootmoedig Vriend! maak ftaat op zyne erkentenis. Gy  T R E U R S P E L. $| Gy zult gelukkig zyn, zo 't een der mynen is. BIRON. Myn Vriend! myn Vader! lehenkmy deel aan uwen zegen! MENZIKOFF. Ach! wat bezit ik dat uw weldaên op kan weegen? Eudoxe! nader my. Zy nadert, en Menzikoff legt haar hand in die van Biron. Tegen Biron. Ontfang haar van myn hand. Zy ftrekke u van myn liefde een onwaardeerbaar pand. Zy knielen voor Menzikoff. BIRON. Eudoxe ! myne Eudoxe! ach !' had ik durven denken Datgy my nog deez' dag uwdierbre hand zoud fchenken? EUDOXE. ó Welk een mengeling van blydfchap en van druk! MENZIKOFF. Myn waarde Kinders ! fmaakt een ongeftoord geluk. BIRON, tegen Iwan. Myn Iwan! ftemt gy ook... IWAN. Myn toeverlaat! myn Broeder! Op Menzikojf wyzeude. Dan ach! MENZIKOFF. Geliefde Zoon! de Hemel zy uw hoeder1 Gedraagu lofiyk in den rang, die u verwacht. Zorg dat ge altoos de wet der billykheid betracht. Laat trotsheid , zelfbelang, noch Baatzucht u verblinden,  94 MENZIKOFF. Indien ge in 't uiterst uur de kalmte wenscht te vinden Die in dit oogenblik ten troost ftrekt aan myn' geest. Begraaf my by Elize... ik hoop... BIRON. Hy is geweest. Biron en Eudoxe omarmen de kniên van Menzikoff, en buigen > v/eencnde, hunhoofdenopdezelven. ALEXIS. Noch heil, noch onheil, is beftendig op deze aarde; Maar de onbevlekte deugd houd zelfs in 't graf haar waarde. EINDE.