694   ra 126  I  CLEMENTINA; TOONEELSPEL,   CLEMENTINA; TOONEELSPEL. T je AMSTELDA M, Ity JAN HELDERS, in de Nes i?8ï. Met Piivil (ten, Maar ik zal tevens't geen myn'pligtvereischt betrachTen aanzien 't onderfcheid van afkomst, rangenftaat Waar in wy van elkaêr verfchillen. — Volg den raad Door dees verftandige Gravin aan u gegeeven; Gy zult, zo dra ge u zelv' door reden aangedreeven Verwint, hem billyken. dalhei m. ó Yfclyke flag! — Myn Clementina blyft dan onverbidlyk. Ach ! Waar vind ik troost en heul in alle de ongelukken, Die my van allen kant beftormen en verdrukken ? (Haar teder aanziende.) Helaas! blyft my dan niets. - Geen de allerminftc fchyn Van  TOONEELSPEL 3i Van hoop meer over ? clementina. Neen: uwhoopzouvrugtlooszyn... dalheim. Wat fchriklyk vonnis, ach! clementina. Myn Heer, wil my toch hooren! Gefield; het oogmerk, dat zo zeer ukan bekooren, Wierdt met bewilliging van 't Hof al eens volbragt, Was dan uw heil volmaakt? Gehaat van uw geflacht, Befpot van nydigaarts, beklaagd van weinig Vrinden, Zoud gymethaar, voorwie gy 't all'durfdeonderwinUw dagen llyten in een' afgefcheiden ftaat, (den, En u van ieder een veracht zien en verfmaad. Wat fmart! zo ge anderen zaagt boven u verheven , Die hun geflacht en rang in d'echt de voorkeur geeZou deez' vernedering uw teergevoelig hart (ven! — Niet ftrekken tot verwyt en lydelooze fmart? Zou Clementina, die 11 thans zo kan behaagen, (gen ? Zich dan nog vleijen,dat ze uwe achting wech zou draaGy zoud rampfpoedig zyn; maar ik nog meer dan gy! — Ach! Dalheim, hoor den raad van dees Gravin, en my: Van Clementina zelf, wil haar niet wederfpreeken, Zy is 't die 't u verzoekt! moet zy 'er dan om 1'meeken, En vallen u te voet ? dalheim, haar wederhoudende. Hoe ! gy my fmeeken ! neen : Gy voor myn voeten! tot wat einde; om welke reên? Wreedaartige ! welaan, 'k zal u gehoorzaam weezen, 'k Zal u vergeetcn, gy hebt niets van my te vreezen ! — Uwe edelmoedigheid maakt dei- vorftinnen rang U waard'; het éénigfte dat ik van u verlang Is dat ge uw ftreng belhiit nog weinige oogenblikken Vertraagt,'t zal alles zich totuwbehoudnisfehikken; Ik ben verzekerd, dat de twyfling, die men voed Om  32 CLEMENTINA; Om uw geboorte en ftam welhaast vcrdwynen moet. clementina. Gy vleit my te vergeefs: 't zal nimmer u gelukken, Myn hart der twyfeling van myn geflacht te ontrukken: Neen: Clementina, blyft voor eeuwig onbekend, Een klooster ftrekke alleen tot troost in haarc ellend'; Ik zal met dees Gravin my naar Milaan begeeven , Haar vrindlyk aanbod zal my, in dit bange leeven , De rust verfchaffen, daar myn ziel naar haakt. Mevrouw! Het is uw woord waar op ik my verlaat. de gravin. Vertrouw 'Er veilig op myn kind! dalheim. Wat bittere ongenuchten! — Myn Clementina; gy wilt Dalheim dan ontvlugten ! Wat fchriklyke afftand zal ons fcheiden. Wrcede! Gy Zyt onverbidlyk om dat gy behaagde aan my! Gy haat my! — clementina, aangedaan. Dalheim' ik u haaten? Kunt gy't waanen, Dat ik uw min dus zou beloonen?neen:myn traanen Getuigen dat dit hart om u genoeg reeds lyd. Moet gy my nogthans met het grievendfte verwyt De ziel doorfnyden? Ach! dalheim , knielt verrukt neder en kuscht haare hand. Zyt ge eindelyk bewogen Myn Clementina! heeft myn fmeeken het vermogen ? — Myn traanen! Dierbaare! is het mogelyk! de gravin. Myn Heer! Sta op, denk op wat plaats gy zyt, behoed uwe eer. Wat zou men zeggen, zo men u in deezer voegen Ver-  TOON F. ELSPEL. 33 Verraschte ? Gy hebt thans het wensehlykst vergenoegen. Heeft Clementina u beleeden dat ze uw min Niet ongenegen is; 11a meê haar voetfpoor in En laat op uwe drift de rede zegepraalen, Zo zult ge, om deeze daad, den grootften lof behaalen! VYFDE TOONEEL. de gravin, clementina, dalheim, jacob. Gjac ob, tegen de Gravin. ravin! Mevrouw van Bland, met haaren Neef, laat u Verzoeken , of ze u geen belet zal doen ? de gravin, tegen Clementina. Hoe nu ? Mevrouw vanBland ! zou dit misfchien ook Laura wee- clementina. (zeil? é Ja, zy is 't. de gravin, tegen Jacob. Zeg, dat zy komen. ZESDE TOONEEL. de gravin, dalheim, clementina. de gravin. f~7 'k ^^al by deezen Haar nog behandlen als de Weêuw van een' kaptein, Waar voor zy zekerlyk nog wil gehouden zyn. C ZE-  34 CLEME'NTINA; ZEVENDE TOONEEL. de gravin, clementina, dalheim, laura, bland. (De Gravin laat Clementina naast haar zitten, wyst Laura een tegenoverjlaande Jloel aan, waar op zy, toch niet zonder ongenoegen, plaats neemt. Dalheim Jlaat achter Clementina en Bland naast Laura.) "1¥7 laura, tegen de Gravin. W y hebben de eer van uw genade te begroeten. d e gravin. Ik ben u zeer verpligt, Mevrouw! maar u te ontmoeten Geichied thans in een naare en droeve omitandigheid. laura. 't Is d'afgeftorvnen, die voorlang zich had gevleid (gen, Een bloedverwante,aan hem zo dierbaar,eens te ontvanEn welkers aankomst hy, met innerlyk verlangen, Steeds te gemoet zag, niet gebeurd u voor zyn dood Te omhelzen. de gravin. Ons verlies, Mevrouw! is waarlyk groot; En zeker deed 't verlies, 't geen hy gevoelde om't fterven Der Baronnes, aan hem te ontydig 't leeven derven. — Gy hebt de Baronnes gekend ? laura. Gravin! gewis, 't Is pas zes maanden dat zy overleeden is, En reeds drie jaaren dat ik op't kasteel kwam woonen. Een onverwacht geval kwam mydees gunst betoonen, En 'k liet me, op 't heusch verzoek van hunn' HoogëdelOm tot gezelichap hier te blyven, overreên. (heên, Dal-  TOON F. ELS PE L. 35 (Dalheim/preekt in Jlilte tegen Clementina.') de gravin, tegen Bland. ■ En federt welk een tyd zyt gy hier aangekomen, Myn heer? bland. 't Is reeds een maand of agt: 'k had voorgenomen, Alleen een kort bezoek te geeven aan myn nicht (pligt. Mevrouw van Bland, waar aan'kop'thoogfte ben verIk had 't geluk voor my de vrindfehap te verwekken Van den Baron, die my niet toeliet te vertrekken. laura. Ja, hy beminde hem gelyk zyn' eigen zoon. dalheim. Myn Heer en gy Mevrouw van Bland! ik bid verfchoon Myn vraagen; zeker zyt ge uit eedlen (tam geboren ? laura. (ren, Myn Heer! 'k heb myn' gemaal voorheen in 't veld verloHy was in vreemden dienst Kaptein. — 'k Had nooit geDat u myn' rang en ftaat in twyflinghadgebragt,(dacht, Daar andren, wier geflacht men nimmer zal ontwaaren, In u geen twyfeling van rang of adel baaren? de gravin. Mevrouw denkt zeker hier nog wat te toeven ? laura. Neen: Ik wacht naar de opening des Testaments alleen, Waarna 'k tot myn vertrek het nodigst zalberaamen. dalheim. Mevrouw,als ook heer Bland, zyn mooglyk de erfgenaaVan den Baron! (men laura. Myn Heer! 't zal u bekend zyn, dat Onze afgeflorvene geen nabeftaande had; (nen, C % Dus  36 CLEMENTINA; Dus,zo 'k in 'tTestament mogt ftaan,zou hy flechts tooDat hy myn huisbeftuur en zorgen wilde loonen. (nen Gy wacht een andren naam voorvast in 't Testament.— bland. Wat my belangt, ik heb niets te eisfehen. — Ik beken 't, De goedheid des Barons... dalheim. Was hoog genoeg gereezen Omtrent u beiden. laura. Maar, zy mogt nog grooter weezen Omtrent het voorwerp van een zekre tederheid. T?.gen de Gravin. Men heeft vermoedlyk u nog alles niet gezeid; (Zy ziet Clementina met verachting aan.) Want anders zou ze, die uit enkel mededogen In huis genomen werd, zich niet zo trotsch verhoogen. d e gravin. Zo 'k u verzoeken mag, bemoei u niet, Mevrouw! Met 't geen ik weet of niet, en 'k doen of laatenzou. dalheim. En ik, Mevrouw van Bland! zou u op 't ernstigst vraagen Aan zeekre lieden zulk een eerbied toe te draagen Die voor het minst hunn' deugd verëischt. laura, met een' hoonenden lagch. Myn Heer de Graa Heeft daar bewyzen van misfehien. 't Is over braaf Dat m'alle deugden iieeds moet achten en waardeeren En immers ziet men hier all' die volmaaktheên eeren. — Ik raad u echter by dit alles, wees bedacht, Dat ik tot nog toe hier op uw bevel niet wacht. A G T-  TOONEELSPEL. 37 AGTSTE TOONEEL. dé gravin, clementina, dalheim, laura, bland, jacob. Zjacob. 0 even kwam 't Gerecht hier aan. laura. Ik zal 't ontvangen. (Spottende tegen Dalheim.) Heer Graaf! gy zult aan my die gunst nog doen erlangen, Dat 'k voor een' korten tyd het huisfchelyk beduur Moog' voeren; gy ziet haast het allcrwenschlykst uur Dat ik uwe onbekende een ruime plaats zal maaken. (Zy vertrekt, alleen tegen de Gravin buigende, Bland volgt haar, buigende tegen alle.) NEGENDE TOONEEL. de gravin, clementina, dalheim, jacob, agter op het tooneel. Gde gravin, y deedt veel beter, Graaf! dat ge u in deeze zaaken, Nooit met haar in liet. dalheim. 'k Ben myn' drift niet meester, als Dit laagc vrouwmensen, zo verachtelyk en valsch ,(nen, En door wier fchampren lagch we ons allen zagen hooZich, zonder fchaamte, voor myne oogen durft vertooüwtegenwoordigheid, Mevrouw! belette 'tmy. (nen. 'k Had anders Lauramethaar'Neefgetoonddatzy... de gravin. 't Is waar; zv eifchen beide een billyke verachting; C 3 Maar  38 CLEMENTINA; Maar wees geduldig; 'k heb een ftreelende verwachting Dat ons dit volk wel haast verlaaten zal. TIENDE TOONEEL. jacob, alleen. T> 'k JJeken, Dat ik, in dit geval, al heel nieuwsgierig ben, Wie of toch de erfgenaam van den Baron zal weezen; Zo 't Clementina is dan heb ik niet te vreezen: Ik gun het haar uit al myn hart, vooral wanneer Ik met een goed legaat bedacht ben: 'kheb myn Heer Toch immers trouw gediend ? Maar 'k durf zo veel niet hoopen, Men laat misfchien ons met een jaartje huur maar loopen En daar meê voort. — Hy had ons beter gunst betoond, Zo hy zyn dienaars by zyn leeven had beloond; Dan zou 't hem nog vermaak geweest zyn, dat wy allen Hem dankbetuigden. — Doch 't kan my niet wel gevallen Dat men by Testament zyn goed maak', 't Is niet goed , Om dat de Testateur vooraf juist fterven moet. Maar 'er is iets 't welk my voor ongeval doet fchroomen. 't Is goed dat het gerecht alhier is aangekomen, Dan; 't baart verdenking dat 'er Doftor, Chirurgyn Met dienaars van 't gerecht verpligt zyn by te zyn ; Daar fteekt wat achter, dat gaat vast. Wat zou het weezen? Zou ook 't vermoeden van venynweér zyn verreezen Gelyk by 't fterven van Mevrouw gebeurd is ? Ja... Maar daar komt Leónoor met Clementine: ik ga. ELF-  TOONEELSPEL. 39 ELFDE TOONEEL. clementina, leonora.' Aclementina. ch! elk vertrek word dan verzegeld, uitgezonderd De kamer der Gravin en Dalheim! leonora. Dit verwondert Mc in geene deele: want men zegt, het fterfgeval Van den Baron door gif veroorzaakt is. clementina. Men zal Zich niet bedriegen; neen: myn Leonoor! myn vrcezen ls al te wel gegrond; Gy weet wat ik voor deezen U by het fterven van Mevrouw ontdekt hebbe. Ach ! Myn kamer word dan ook verzegeld! droeve dag ! Helaas ! gy brengt my mede in fchandelyk verdenken Dat ik!... dan,'s Hemels gunst zal my haar'byftand leonora. fchenken. En wat of Laura van dit alles toch wel zegt? clementina. Ze is niet in 't minst ontroerd ;zy zelf leid het gerecht Naar elk vertrek. leonora. Zy is dan buiten fchuld ? clementina. 'kWil'thoopcn, Maar myn gemoed legt juist het tegendeel my open. Ach, Leonoor! myn hart verlangt naar 't oogenblik Dat ik dit akelig Kasteel verlaate! leonora. En ik! C 4 'k Zal  4o CLEMENTINA; 'k Zal immers met u gaan ? CLEMENTINA. Indien 't u kan behaagen. De vrindfehap die gy my altoos hebt toegedraagen Zal ik met dankbaarheid beloonen. Ben 'k in ftaat Om uw' gelukftand te bevordren met de daad, 'kZal dan.eer't klooster me in zyn muuren zal ontvangen, Vri:idin, u toonen, hoe ik deel in uw belangen. LEONORA. Hoe ! fpreekt ge al wederom van 't kloosterleeven? neen; Verban dit opzet toch; laat my u overreên! 'k Voorzeg het u,gy ziet wel haast uw heil volmaaken, Gy zult nog dagen van vermaak en blydfchap fmaaken. De Baronnes voorfpelde u dit ook menigmaal, Daar ze in detederfte verrukkingudeestaal (vreezen, Liet hooren. „ Ach! myn kind, myn waarde! wil niet ,, Gy zult voor al de liefde en trouwe aan my bewezen „Nog eens gelukkig zyn." C L E ME NTIN A. Welk een herinnering! (Zy ziet met aandoening naar den grond.) Myn dierbre Moeder! Steun van een verlaateling! Waarom mogt ik met u het levenslicht niet derven ?— Waar over klaag ik toch? 'k Mogt troost genoeg verwerIk vond uw wedergaê reeds weêr in de Gravin (ven; En Leonora blyft myn trouwe hartvrinden ! — (Zy omhelst op deeze woorden Leonora met aandoening.) Einde van het tweede Bedryf. DER-  TOONEELSPEL. 41. DERDE BEDRYF. Het tooneel verbeeld de zaal van 't eerfte bedryf. Midden op den grond fiaat een tafel, waar aan de Commisfaris zit, aan zyn linke hand zit de Gerechtsfchryver,aan zyne rechte hand, dog een weinig van de taf el, zitten de Grann, Clementina en Dalheim, tegen over hen Laura en Bland. Op de tafel ziet men een inktkoker, eenige papieren, en een klein tafel horlogie. EERSTE TOONEEL. de gravin, clementina, dalheim, laura, bland, de commissaris, de gerechts-schryver. T7< de gerechts-schryver, leest. v, J2jen fom van duizend Ryksdaalers legateer ik aan ,, vrouw Laura Bland, ter gedachtenis en uit dankbaar. „ heid voor de moeite die zy genomen heeft in 'tbe., fluuren van myn huishouden.''' laura, verwonderd,terwylde Schryver het blad omkeert. Hoe kan dit mooglyk zyn! de commissaris. Nu volgen de erfgenaamen, de gerechts-schryver, leest. „ lk verklaar by deeze lot myne eenigfte erfgenaame, ,, van alle myne goederen, roerende en onroerende, „ met volkomen magt over dezelven, om daar mede ,, naar goedvinden te liand,elen, en zulks alles uit hoof„ de haarer perfooneele eigenfehappen en deugden, „ maar ook inzonderheid over de aan my en myne waarin digfie Gemalinne, van der jeugd"... (ïly hoest.) C 5 l.-.u-  42 CLEMENTINA; laura, ftil tegen Bland. Wat is dit van der jeugd? Hoe gaat dit alles faamen ? bland, ontroerd. Zeer wel, heb maar geduld! gy word haast onderricht. de gerechts-schryver, verder kezende. „ van der jeugd af, bewezen kinderlyke liefdeken ,, trouwe, Clementina, myne aangenomene Dochter"... (De Gravin,en Dalheim geeven aan Clementina hunne vreugde door tekenen te kennen.) laura, driftig. Zulks kan niet zyn. de gerechts-schryver. Waarom toch niet ? of is u ligt Door den Baron beloofd dat gy zyn goed zoudt erven ? Hy heeft zyn oogmerk wis veranderd voor zyn fterven. Dit ziet men meer, Mevrouw! neen: gy zyt de ecrfte niet Die dus, op 't onverwachtst, uw hoop verydeld ziet. l aur a , ftil tegen Bland. Wat hebt gy uitgevoerd ? dec om miss aris. Myn Heer! ga voort met leezcn. De tyd is kostelyk. de gerechts-schryver, leest. 3, Clementina, myne aangenomene Dochter; doch met „ deeze uitdrukkelyke voorwaarde, dat zy den Heer „ Laurens Bland, tot haaren Echtgenoot verkieze''. dalheim. Dit kan niet mooglyk wezen , Hier fchuilt bedriegery; het Testament is valsch. d e gravin. Hoe! Clementina zou met Bland... laura, ftil tegen Bland. Verrader! de  TOONEEL SPEL. 43 de c ommissaris. Als MynHeergeleezenheeft,kanelk vrymoedig fprecken. Zo 't u gelieft, ga voord! „ Tot haaren Echtgenoot verkieze. Indien evenwel ,, Clementina, tegen alle verwachting, zich , na „ de opening van dit Testament, tegen deze dispofitie „ mogt verklaaren, zal zy verflozen zyn van deeze ,, erfenis, en als dan gaat dezelve in volkomen eigen„ dom over, aan den Heer Laurens Bland". laura, ftil tegen Bland. Beef, Booswicht! 'k zal my wreckcn. dalheim. Myn Heeren ! waarlyk men misleid u; 'k zeg 't als nog, I Iet Testament is valsch; hier fchuilt een fchelmsch bcZou een bedrieger dan deeze erfenis ontvangen, (drog. En Clementina tot zyne echtgenoote erlangen ! (Hy wil den Schryver het Testament uit de hand rukken.) bland. Gy ziet, myn Heer! hoe m' in uw tegenwoordigheid My hoont. de gravin, tegen Dalheim. Bematig u, Heer Graaf! de c omm s s aris. Men is bereid, MvnHeer, fteeds uw geboorte en waardighcön met achting . , (tinSTe eerbiedigen, dan't recht eischtook uw' phgtbetracn1 Iet vordert, fchoon ge in rang verheven zyt,myn Heer! Met billykheid nogthans ook fchuldige eerbied weer. de gerechts-schryver, leest verder. „ In kennisfe der waarheid, heb ik, Frans Jofeph , „ Vryheer van Belfort, benevens de ondergejehreeven „ getuigen, echter zonder hun nadeel en fchade, dtt ,, 1 es-  44 CLEMENTINA; „ Testament eigenhandig ondertekend, en alle drie met „ onze wapenfchilden bezegeld. Gepasfeerd, te Bel„ fort. Was getekend, frans joseph, &c. &.C. &c. de commissaris, invallende. Hier de ondertekening te leezen is niet nodig, Zulks is reeds in 't begin gefchied, dus overbodig. Bevestig 't met uw hand. (Tegen Clementina.) Geluk met de erfenis, Juffrouw J Zult gy voldoen aan 't geen bedongen is 1 Zeg uw befluit. clement ina. Myn Heer! dat heb ik reeds genomen, Ik fta deeze erfenis aan andren af, volkomen. de commissaris. Zo haastig niet, Juffrouw! Bedenk u eens te recht; Het is geen beuze'ling, die ge aan u zelv' ontlegt. Omtrent vier tonnen gouds. clementina. 1c Heb alles overwogen; Men vind zich mogelyk in myn befluit bedrogen; Maar weet, dat 'k onder dit beding, hoe feboon 't ook Deeze erfenis verfmaad. (fchyn', bland. 'k Moet u wel haatlyk zyn, Dat gy een kapitaal van zulk belang verachten En trostch verfmaaden durft. de gerechts-schryver. Waar toe nog meêr te wachten ? 'k Zal dan maar fchryven, dat Mejuffrouw afftand doet Van de erfnis. de commissar rs. Neen:de zaak is van belang, men moet Niet  TOONEELSPEL. 45 Niet al te fchielyk in dees zaaken zyn. Wy ichenken U tot den avond tyd om nader te overdenken Watu te doen Haat: want het Testament zegt klaar, Dat zy na de opening haar mening openbaar." En op een oogenblik kan men dit niet bepaalen, 't Voldoet zo zy van daag... laura. Myn Heer! waar tot dit draalen? Want immers nam zy haar befluit reeds ? de commissaris Maar wat gaat U dit toch aan, Mevrouw! krygt gy niet uw legaat? bland, tegen den Commisfaris. Zy kan van my wel tyd tot overweeging krygen. Ik ben de naaste. laura, in woede. Ook gy ! — 'k Zal nu niet langer zwygen. —. Kan zy die den Baron, met doodelyk venyn, Om 't leeven heeft gebragt zyne erfgenaame zyn ? (Zy zyn alle verfchrikt.') dalheim, in hevigen drift. Boosaartig fehepfel! durft gy dus de deugd betichten Met euveldaên, door haar onmooglyk te verrichten, Maar door u zelf misfehien bedreeven ? — Haar perfoon Worde in verzekering genomen, zy betoon' De fchuld van Clementine. bland. Ik moet dit zelfde uvraagen. clementina, tegen Laura. 'k Veracht den laster waar gy my meê komt belaagen! Tegen den Commisfaris. Myne eer eischt dat men ftreng in °t onderzoeken zy. de  4E  jo CLEMENTINA; de gravin. Ik geloof het ook, maar't eischtbewyzen. dalheim. Zy is een monfter, dat'kfteeds aanzag met afgryzen. Myn Clementina heeft wel geen getuigen, maar I Iet vry geweeten zal haar redden uit gevaar, Ilaare onfchuldzal, in't eind, met luister zegepraalen. de gravin. (bepaalen; Dus fpreekt uw hart, myn Heer! dan,'t recht moet zulks Och! Dalheim ,'k beef! wie weet met welk een fchyn en kracht Van redenen , door haar voorlang reeds uitgedacht, Dat eerloos fchepfel deeze onnoosle zal verftrikken. 't Zal, ongetwyfeld, all' zich tot haar voordeel fchikken. 'k Vrees Clementina zal het offer zyn! dalheim, met drift. Eer ik Dit zal gedoogen, zal ik op het oogenblik Myn Clementina met geweld 't gerecht ontrukken. (Hy wil weggaan; doch de Gravin fluit hem.) de gravin. Waar heen? Wat wilt gy doen?'tZal nimmer u gelukken. Gy maakt u fchuldig aan geweld; is 't op dien voet, Dat Clementina op haar redding hoopen moet ? Gy zoudt de rampen, die haar drukken,meer verzwaaren Doer uwe woede, en u nog grooter onheil baaren. ZES-  TOONEEL SPEL. 51 ZESDE TOONEEL. de gravin, dalheim, de gerechts' schuwer. de gravin, tegen den Gerechts-Schryver. IVÏynHeer! wat tyding brengt gy voor ons mede, zou 'Er hoop zyn om haar nog te redden ? de gerechts-schryver. 'k Vrees, Mevrouw! Men heeft haar zo terftond in haar vertrek doen leien, Daar zy bewaakt word. Gy moet u in't minst niet vleien. Men heeft bewys genoeg. Befchuldiging. — Venyn In haar bureau. — Thans zal 't gerecht reeds bezig zyn Met na te gaan om uit haarfchriften iets te ontdekken. dalheim. Neen: deeze zullen tot bewys der onfchuld {trekken, de gravin. Zo blyft dan Laura nog op vrye voeten ? de gerechts-schryver. Ja; Maar zy mag echter van 't kasteel niet gaan, dan na Het rechtsgeding zal zyn ten vollen afgeloopen. dalheim, driftig. Hoe, Clementina's..! de gerechts-schryver, bedaard. Ja; men moet de zaak ontknoopen: Zulks vordert het gerecht, Heer Graaf! enonzepligt; Men heeft hier't onderzoek by voorraad Hechts verricht. Wy moeten naderhand haar met ons ftadwaards voeren. D % i) al-  52 CLEMENTINA; dalheim. I Ioe nu ? men wil haar dan!.... de gerechts-schryver. Schoon dit u moet ontroeren „ Myn Heer! denk of men hier wel anders handlenkan. Want hier is immers geen gevangenis ? dalheim, in woede. Zou dan Myn Clementina nu in boeijens moeten zuchten! — Hoe! zou een kerker dan het loon zyn en de vruchten Van haare onnozelheid en deugd! — ó neen: welaan (Hy tast naar zyn degen.) Ik zal beproeven wie de hand aan haar durft flaan! de gravin, hem tegenhoudende. Gy zult op deeze wyz' nooit in uw oogmerk flaagen. Ons blyft niets ovrig dan haar' rampfpoed te beklaagen En om door voorfpraak nog, indien het mooglyk is, Iets te onderneemen 't geen tot haar behoudenis Verftrekken kan! . dalheim, neêrflagtig. Mevrouw! och, alles is verloren. Is dan de onnozelheid dit yslyk lot befchoren! (Hy gaat in een droefgeestige houding van het Tooneel.) ZEVENDE TOONEEL. de gravin, de gerechts-schryver. TV/T t de gravin. lY-laar onderricht my, is het in de daad venyn, t Geen m'inhaw kamer rond? de  TOONEELSPEL. 53 de gerechts-schryver. Mevrouw! Ja, buiten fchyn, En zo ik daadlyk van den Doctor heb vernomen Zyn het vergiften uit een vreemd gewest gekomen. de gravin. Dit 's tot bewys dat zy onfchuldig word betigt Met euveldaaden, die zy nimmer heeft verricht. Hoe kreeg zy een vergif, bereid in vreemde landen, Daar zy van het kasteel zich nooit begaf, in handen? de gerechts-schryver. Mevrouw! dit zy zo; 'k vrees nogthans dat ze ons misDoor loozc treken van geveinsde zedigheid. (leid Men heeft by 't onderzoek ook een paket gevonden Met minnebrieven, haar door den Baron gezonden... de gravin. Hoe! minnebrieven! luid het opfchrift dan aanhaar? 't Komt me onbegryplyk voor. de gerechts-schryver. Mevrouw! 't is nogthans waar. Schoon wel het opfchrift aan deez'brieven komt te ontbreeken Is 't echter dat ze aan haar gericht zyn klaar gebleeken. de gravin, verbaasd. Wat hoor ik ? Hemel! heeft men dan myn hartvrindin Dus fchandelyk misleid? Is 't waarheid, zou 'er in Daar' boezem zulk een flang vol fchehnfche treken woonen ? nen, Neen: haar bedaardheid fchynt het tegendeel te tooHaare onverfchrokkenheid brengt ons in twyfeling. de gerechts-schryver. Mevrouw! ik oordeel niet dan na haar twistgeding Ten einde is.—Echter zagmen meêr dan eens gebeuren Dat het bedrog zich zelf naar allerhande kleuren En vormen wringen kan. D 3 de  54 CLEMENTINA; de gravin. tT c, „ *k Beklaag u Dalheim! Aeh; U treft het allerzwaarst die felle donderdag. (Tegen den Gerechts-Scliryver.) (renMynHeer! kom gaan we,'kmoet nog meerder van u hoo- AGTSTE TOONEEL. Zlaura, alleen. y zyn vertrokken!.... Niets kan nu myn vreugd ver* 7. ftooren. (heeft k Zie haast myn'wensch vervuld; want in myn kamer Wen niets gevonden,'t welk op my verdenking geeft - Zy zal zich uit dees zaak onmooglyk redden konnen. — De brieven, het vergif; 't is alles wel verzonnen. Ha! Clementina; 'k zet dien trek u fchoon betaald, YVaarmeê gy by Mevrouw my vaak hebt afgemaald, En alle list beproevde om my te doen vertrekken • En nu, in 't einde, kost ge ook Bland tot liefde wekken! Die ongetrouwe vlamde om u en de erfenis Te krygen in zyn magt. Het eerfte is echter mis; Hy wist met dat zy op Graaf Dalheim reeds haar zinnen Gevestigd had, en zy zyn hart ook kon verwinnen. - Maar de erfenis.... ikzelv, zottin, heb in dit ftuk Myn hand geleend.Maar'k veins,hy komt. NEGENDE TOONEEL. laura, bland. laura. At^j ^ ■ T* 'k"Wensch ugeluk Met de erfenis, myn Heer! die gy thans hebt verkregen, Nogthans liep het befluit van Clementine u tegen; Doch  TOONEELSPEL. 55 Doch dit verlies word wel vergoed door 't kapitaal Van twee paar tonnen gouds.—Verdiende ik dit onthaal, Geveinsde Vrind, voor wien ik 't alles durfde waagen ? Is dit de erkentenis die gy my toe moest draagen ? Gy maakt, ten loon voor 't geen 'k om u heb aangewend, Oudankbre! wederom een ander Testament, (len, En durft het voorwerp van myn'haat, om my te kwelDaar in als erfgenaam, mits zc aan uhuwlykt, (lellen. Ik kon my wreeken; maar in weerwil myner wraak, Bemin ik u nogthans, verraader! — kom, volmaak Myn doelwit en vervul uwe eeden, my gezworen; Ik neem u dan in gunst weêr aan gelyk te vooren. BLAND. 'k Beken, myn Laura! dat ik grootlyks u misdeed; Dan myn voorzichtigheid is de oorzaak van dit leed: Nooit was myn oogmerk om dus fchandlyk u te hoonen, Noch , als ondankbaar, uw beweezen gunst teloonen. Gy zult me ontfchuldigen, zo dra gy hebt verftaan Om welke reên ik van 't befluit ben afgegaan. — Men wist dat de Baron, aangaande u, van gedachten Veranderd was, en dat ge uw afleheid had te wachten. Elk weet ook uit den mond van zyn Hoogëdelheid Dat Clementine alleen is de erfnis toegeleid. Moest het 'by 't huisgezin dan geen verdenking baaren, Wanneer ze u hoorden tot zyne erfgenaam verklaaren, En dit is de oorzaak, dat ik geen verandering Heb in den naam gemaakt; maar voegde het beding Van 't huwèlyk daar by, om dat ik wel kon denken DatClementina nooit aan my haar hand zou fchenken—. Is 't bygevoegde geen bewys genoeg, om my Te ontfchuldigen?— wie toch is 't beter waard' dan gy, Myn Laura! om met my deeze erfenis te declen ? 'kCen alles u verpligt!— LAURA. Gy kunt zeer vleijend ftreelen. D 4 't Is  5<5 C L E M E N T I N A; 't Is u vergeeven; gy bezit myn hart reeds weêr; Wees echter, in 't vervolg, niet zo geveinsd, myn Heer l Gy kunt aan Laura uw geheimen wel vertrouwen. BLAND. Gy hebt geen redenen om my verdacht te houên. Maar zeg my eens wat toch 't bewys zy dat gy geeft, Dat Clementina den Baron vergeeven heeft? LAURA. I Ioe! waarom vraagt gy zulks ? Wat vergt gy my te ontKan Clementine u nog tot medelyden wekken? (dekken! Neemt gy nog eenig deel in haar belangen ? BLAND. Neen: Maar myn bekommering is over u alleen; lk ben verlegen, hoe ge u in dit ftuk zult draagen, Wanneer 't gerecht van u bewyzen af zal vraagen. LAURA. Wees niet bekommerd. Iaat my maar hier meê begaan, 'k Zal u den inhoud der betigting doen verftaan. Ze is deeze: dat haar haat ten klaarfte ons was gebleken, Toen zy zich zag van d'echt met den Baron verfteken , En dat haar, fints dien tyd, (dit maakt haar meer verDoor onbekende liên veel brieven zyn gebragt. (dacht, Intusfchen hield zy aan met den Baron te vleien, Om hem, waar 't mooglyk, tot haar voordeel te misleien, En eens het Testament te krygen naar haar' zin; En boven dat fchonk zy hem gistren koffy in, Doch zonder zelve 'er van te drinken. BLAND. Wat gedachten! — Kost Clementina's hart naar zulk een huwlyk trachten ? Neen: 't is aan Laura 't bestbekend, wie naar die eer Zo fterk gedongen heeft. L A V' mm  TOONEELSPEL. 57 LAURA. Ei, zwyg hier van, myn Heer! (Eenigzins driftig.') Dit ftaat ons beiden Hecht. — Wil ernflig overweegen Dat uw en myn geluk in de eendracht is gelegen, Dat Laura u bemint, maar dat ze, ondanks dien gloed, Die wel in woede kan verandren.... Kies! Gy moet!.... TIENDE TOONEEL. HBLAND. eb reeds voor lang myn keus gedaan. — Hoe zoude ik huwen Aan een boosaartige, voor wie elk een moet gruwen ? Van wie my 't zelfde lot, dat zyn Hoogëdelheid Te beurt viel, wen ik haar verveelde, was bereid ? Neen:'k zal beproeven wat myn krachten hier vermogen; Dat ze, als bedriegfter, ook worde op haar beurt bedro- (gen! Einde van het derde Bedryf. D $ VIER-  58 CLEMENTINA; VIERDE BEDRYF. Het tooneel verheeld dezelfde zaal. Vooraan op het zelve ftaat een tafel, waarop een inktkoker, papier en pennen, een paket met brieven, twee doozen, en een klein flesje. EERSTE TOONEEL. de commissaris, de gerechtsschryver. Tde commissaris, s alles vruchteloos wat ik heb aangewend, Daar zy volftandig blyft en deezen moord ontkent. Ik fta in twyfel wat ik hier in zal beginnen. de gerechts-schryver. De zaak is van gewigt. de commissaris. Breng alles weêr naar binnen; Maar laat deez' brieven op de tafel liggen ; 'k zal Ze eens nader inzien. — Wat verfchrikkclyk geval! TWEEDE TOONEEL. Ade commissaris, alleen. anzienlykllechterambt, ach! wat benaauvvde zorgen Zyn onder 't dekkleed van uwe achtbaarheid verborgen! Hoe ftreng verbinden u de regelen der wet Om uit te voeren 't geen door haar is ingezet! Hoe dikwyls word van u, door eed en pligt gedreeven, (Schoon tegen uw gemoed) een vonnis onderfchreeven ! Bedriegt het menfchclyk verltand my niet, gewis; . 'k Zeg  TOONEELSPEL. 59 'k Zeg dan dat Clementine in 't ftuk onfchuldig is, En nogthans,moet ik hier,wyl 't my oribreekt aan blyken Tot haare ontfchuldiging, een ander vonnis ftryken. (Na eenige brieven aandachtig doorleezen te hebben.) Dan, 't geen haar onfchuld nog by my in twyfel Helt Zyn deeze brieven. Het is waar, Te vind niets gemeld 't Welk tot befchuldiging van haar zoukunnen ltrekken, 'kKan uit den faamenhang en inhoud niets ontdekken, 't Geen tot vergiftiging geeft d'allerminsten fchyn; En zo zy in de daad aan haar gefchreeven zyn, Dan kan ze in waarheid op haar deugdzaam hart niet roemen, (men. Maar weet haar fnood beftaan met veinzen teverbloeEene enkle misftap leid haare kunne menigwerf Van 't moeilyk deugdenpad in 't grondeloost bederf, En baant den ruimen weg tot verdre uitfpoorigheden. — Zou 't vuil bedrog dan met ondankbaarheid haar reden Vermecsterd hebben! — (Na een korte overweeging.) Ja , 't is nodig dat Mevrouw Van Holdberg Clementine eens nader onderhou': Haar vrindlykhcid zal ons veel eer te ftade komen Dan all' de vraagen van 't gerecht. DERDE TOONEEL. DE GRAVIN, DE COMMISSARIS. DE GRAVIN. Ik heb vernomen, Dat het verhooren is geëindigd voor deez' keer; Heeft de ongelukkige iets aan u bekend, myn Heer ? DE COMMISSARIS. 6 Neen; Mevrouw! zy blyft by haare ontkentenisfe , Ze  60 CLEMENTINA; Ze is onverandelyk en roemt haar vry gewisfe. DE GRAVIN. 'k Hou my verzekerd dat ze onfchuldig is. Als ik 't Geval herdenk is fteeds myn hart met angst en 1'ehrik Vervuld. Zou 't mooglyk zyn, dat zulke fnoodc treken Zicli onder 't dekkleed der onnozelheid verfteeken! De brieven, die zy van den Heer Baron onding, Venvekken echter in myn hart bekommering En achterdocht. DE COMMISSARIS. Gravin! gy zult, durf ik vertrouwen, Niet weigeren om haar eens heimlyk te onderhouên; Door minzaamheid genoopt en aangedrongen, zal Zy mooglyk eerder u de waarheid van 't geval, Danwel aan my,die thans haarrechterben,verklaaren. — Indien zy fchuldig is, zou zy met te openbaaren Dat zy deeze euveldaad bedreef, haar ongeluk Verzagten; echter, zo ze onfchuldig is in 't ftuk, Dan zal ze, in dit gefprek, zich zekre omftandigheden Herinneren, haar reeds in all' haar' ang6t ontgleden. D E G RA VIN. Myn Heer! Gy vergt my iets, waar na myn beevend hart Allanggewenscht heeft. — KonikClementina's fmart En druk verzagten! —■ Mogt ik haar onfchuldig heeten, Ik zou tot haar behoud my't grootst gevaar vermeeten.... DE COMMISSARIS. Mevrouw! verwacht haar zo terftond in dit vertrek En wees zo goed vertoon deez' brieven. VIER-  TOONEELSPEI. 61 VIERDE TOONEEL. de gravin. (Zy gaat zitten.) at gefprek! Wat faamcnkomst1 kan ik iets van myn moed verwachMynClementinal'k moet u als myn dochter achten (ten? En mogelyk hebt gy de dood verdiend!... VYFDE TOONEEL. de gravin, clementina. clementina, door de middendeur inkomende , welke een dienaar opent. M evrouw! Is 't my geoorloofd u te naderen'? 'k Vertrouw Gy zult niet weigeren voor 't allerlaatst te hooren Eene ongelukkige, die gy, nog kort te vooren, Zo teder hebt omhelsd en naamt als Dochter aan. (Zy valt de Gravin te voet.) Hier ligt ze en durft vol fchaamte op u haar oog niet flaan. (Beweeglyk.) De fchande, 'tgrievendstleedenfchrikkelykfteplaagen Voleindigen welhaast haar bange levensdagen. Helaas! Gravin! — ik ben.... wat lydelooze fmart! (Zy valt met haar hoofd op den fchoot der Gravin.) de gravin, haare aandoening ontveinzende; 't Is u bewust met welk een toegenegen hart Ik u beminde, zelfs eer ik u mogt aanfehouwen; Ik ftelde op uwe deugd het allerilerkst vertrouwen, En, fints gy in perfoon my zyt bekend geraakt, Heb  62 CLEMENTINA; Heb ik in liefde en trouw Itccds meêr voor u geblaakt. Uit dees bekentnis kunt gy zonneklaar befefren Met welk een droef gevoel me uw ongeval moet treilen; Het fchandlyk wanbedryf dat m'u ten laste legt Brengt me in onzekerheid. — Betigt menu met recht, Wil openhartig dan de waarheid my ontdekken. Indien gy fchuldig zyt 't kan tot geen nadeel ftrekken , Uw misdaad word door uw bekentnis niets bezwaard. Waarom aan my 't geval rondborstig niet verklaart ? clementina. Och ! dierbre Moeder ? och! gy, gymy ook verdenken, Dat ik myn liefde en pligt met zulk een daad zou krenken En myn befchermers door een doodelyk venyn Doen iheeven! Hemel! Ach! maar 't kan niet anders zyn, 'k Ben overal verdacht, 'k zie alles faamenrukken Om my rampzaalige in een' poel van ongelukken Te ftorten. — Echter, fchoon ik word befchuldigd, ken Ik my gantsch vry en weet dat ik onfchuldig ben. QZy legt de hand op haar hart.) Dit hart zal eeuwig hier getuigenis van geeven, En maakt alleen dat 'k niet door wanhoop word gedreede gravin. (ven. Ach! mogt zulks waarheid zyn! bedenk wat gy my zegt, Verdachte brieven, het venyn doen u met recht Verdenken, dat ge een daad, zo fnood,durfde ondervvin- clementina. (den. Gravin! niets kan myn woord byu geloof doen vinden. Dat ik geen fchuldheb aan deesfchandlykeeuveldaad! En zo de Hemel niet, in myn bedroefden flaat, Myne onfchuld brengt in 't licht, 'k ga dan gewis verlode gravin. (ren. Maar deed. u de Baron nooit van zyn liefde iets hooren ? Zyn brievenwisfeling met u ? CLE-  T O O N E E T, S P E L. 63 clementina. Met my, Gravin ? Hy fchreefmy nimmer, noch ontdekte my zyn min. Van zulke brieven beeft men, by het ondervraagen Door het gerecht, my niet het minfte voorgedraagen. de gravin, haarde brieven toonende. Menvond ze in uw bureau.'tGcrccht liet ze in myn hand, Om ze u te toonen. clementina, Jchielyk opryzende, rukt de brieven uit haare handen, en werpt ze allen, na eenige geleezen te hebben, nor haare vteten. Ook dit allerlaatlle pand! Men moest my ook myne eer, myn'waardige eer ontroven. <*> Snoode boosheid! dit gaat al myn fmart te boven! —~ Van all' wat 'k lyde, treft deze allerlaatfte flag My't meest. öITemel! breng myne onfchuld aan den dag! Verdenkt men my dat ik myn moeder dus zou hoonen Enhaarbefchermingmet een fchelmsch verraad beloonen! Myn Moeder! Ach, Gravin! heb meêlymetmyn'ftaat Die me aan de ellendigfte verdrukking overlaat; Ik bid u wil geloof aan myn betuiging geeven. De fuoodfte laster heeft dees misdaad me aangewreeven. Ik heb geen kennis aan dees brieven; maar't heeft fchyn Dat zy aan Laura, in dien tyd gefchreeven zyn, Toen men nog niets van haar verkeering kost ontdekken, (ken Niets kan myne onfchuld meer tot een bewys verftrekDan myn gemoed , waar op ik my gerust vertrouw. — 'k Weet vopr den Rechter geld zulks niet; maar gy, Mevrouw ! Zult myn bekentenis der waarheid niet verachten; Ik durf dit voordeel van uw deugdzaam hart verwachten. (Blymoedig.') Gelooft gy my ? Gy fchynt ontroerd, een traanenvloed Ont-  04 CLEMENTINA; Ontrolt uw oog. (Zy kust de hand der Gravin.) 'k Ben thans te vrede en wel gemoed Getroost ik my de dood. de graviNj haar omhelzende. Ik kan my niet weêrhouên, MynDochter! ja gy zyt onfchuldig,'k durft vertrouwen: Myn hart heeft u altoos gantsch vrygefproken; maar Wie kan u redden uit dit fchroomelyk gevaar? Het is onmooglyk dat ge uw' rampfpoed word onttogen, Och! buiten hooger magt is alle hoop vervlogen! clementina. 'k Beveel dan de uitkomst van myn zaak den Hemel aan! Word ik het offer, 'k zal gerust ter flagtbank gaan. De laster.... (Zy word geftoord door Dalheim, die in woede opkomt.) ZESDE TOONEEL. dalheim, de gravin, clementina. dalheim. 'k IVIoet ze zien, ik wil de brieven leezen. de gravin. Wat brieven? is uw drift reeds weêrten top gereezen? dalheim, driftig; de Gravin wil hem tegenhouden. Wat vraagt ge mynog? Ha, daar zyn ze ik moet ze zien. 'k Verwacht myn vonnis uit deez' brieven; 't moet gefchien! Ik moet ze leezen, gy zult my niet wederhouên! (Hy rukt de brieven van de tafel.) d e  TOONEELSPEL. 6j d e gravin. (wen 'k Bid doe het niet, myn Heer !Gy zult te laat befchouIn welk een ongeval ge uw zelve ftort. clementina. Hy ziet Noch hoort ons. dalheim, de brieven doorleezende. Is 't wel waar?bedriegt myn oog my niet? Neen:'t ftaat 'er duidlyk,dit 's de tweederaat ons leezen. (Hy leest.) De nacht die wy faamen in den tuin doorbragten." (Hy fcheurt den brief in Jlukken, en loopt in woede over het tooneel.) (weezen! ó Schande! Wanhoop! Helsch bedrog ! Kan 't mooglyk (Hy keert zich van Clementina af, en leunt tegen den wand.) clementina, tegen de Gravin. Hy houd my fchuldig en van i'nood bedrog verdacht! Helaas,Me vrouw! wie had van Dalheim zulks verwacht, Ik ben verpligthem van zyn dwaalingen te ontheffen. — Och! zulk verdenken moet myn ziel op 't grievendst treffen. Och, Dalheim, Dalheim, och! gewaardig u dat ik... dalheim, zonder om te zien. (blik! Wat mond noemt hier myn naam!—rampfpoedig oogen1 Iet is een Hangen tong. Gaweg, 'k wilu niet hooren, 'k Werd reeds te lang door u betoverd. clementina. Sluit uwe ooren, Niet voor de Item van haar, die overftelpt van druk Uw medclyden fmeekt in 't bitterlle ongeluk ; Voor Clementina, die van elk zich ziet verachten Eu valsch betigten.—'kWeet zy kan van u niets wachten, Zv vormt geen eifchen op het hart van Dalheim, neen: E Zy  66 C L E M E N T I N A; Zy vordert niets dan zyn rechtvaardigheid alleen. Geen bloot vermoeden moet haar,alsftrafwaardig,doemen. Zyt gy hetGraaf,die my het eerst durft fchuldig noemen? Wat wreedheid, Dalheim! dalheim. Och, helaas! clementina. ïly hoort my niet. Hy keert zyn aanzicht van my af! — ó wreed verde gravin, tegen Dalheim. (drieti — Is Clementina dan zo fchuldig in uwe oogen, Waarom dan niet terftond uit dit kasteel getogen ? Verlaat dees plaats, waar in uw tegenwoordigheid U zelve en andren niets dan fmart en druk bereid 1 — dalheim, zich omkeerende, en na Clementina aandachtig befchouwd te hebben. Kan ik't ontvlugten,daar'k gevoel myn voeten kluistren, Door een verborgen kracht ? 'k moet naar heure infpraak luistren, Ze is (lerker dan myn woede. 6 Clementina! gy, Die als de zuivre deugd u fteeds vertoonde aan my, Gy, die 'k beminde, in wie ik (telde al myn vertrouwen, Myn hart poogt, te vergeefs, u zonder fchuld te aanfchouwen, Voor u... Myn tong verftyft, Helaas! ik kan niet meêr... Wat vreeslyk woord! 'k moet voor u bee vcn,ik... clementina, ftvutmoedig. Myn heer! Deeze uw verachting geeft myn' moed weêr nieuwe krachten. Ach,hoor myDalheimlhoud myn woorden in gedachten, Het zyn de laatften, prent ze in uw gemoed: misfehien Zal Clementina nooit Graaf Dalheim wederzien. Geloof,dees' brieven zyn. aan my geenzins gefchreeven, Ik  TOONEELSPEL. 67 Ik heb my nooit zo ver van't pad der deugd begeeven. Ik ben onfchuldig, en hoogmoedig op dit hart Getroost ik my 't gevaar en de allergrootfte fmart. Ik ben verheven in de rampen die my drukken (ken. En wacht,met vreugd,naar't eind van alP myne ongelukGeen kerker, wreede dood, noch ftraf ontroofd me ecu Dat onaffcheidlyk tot in 't graf my volgen moet. (goed Myn vry geweten zal ten blyk der onfchuld rtrekken: De waarheid zal misfchien zich in het einde ontdekken , Als dan zal Dalheim haar, die hy thans trotsch verfmaad, Eerst kennen. dalheim, zich voor Clementina nederwerpende. Ja, ik ken 11 reeds, uit uw gelaat! Myn Clementina! hoe kon het toch mooglyk weezen Dat in myn boezem zulk een twyfling was gereezen Omtrent uw deugden, die in zulk een fchittrendlicht Staan in de trekken van uw fchuldloos aangezicht! —Nooit kan myn ftraf baar hart op uw vergifnis hoopen. 'k Gevoel my reeds genoeg door angst en fchrikbekro'k Beledigde u te zwaar! (pen, ([Hy reist fchielyk op.) Ik wreeke u zelfs! wel aan! — clementina. Och! Dalheim, och, myn Heer,wat wilt gy onderftaan! Hoe hebt gy dan, om my te pynigen, gezworen ? Kan Clcmentina's dood uw hart zo zeer bekooren? Gravin! de gravin. Wat woede ! treft haar' rampfpoed u niet meer? Gcvoelthaar droef gemoed geen angst genoeg.mynHeer? Wilt gy haar ongeval met nieuwen druk bezwaaren? Ik bid' verlaat ons ! 't is haar noodig tot bedaaren... dalheim, verlegen. Beminnenswaardige, myn Clementina! 'kweet Dat Dalheim tegen u op 't allerhoogst misdeed. E 1 Myn  68 CLEMENTINA; Myn bloed wisch' deeze fchuld. (Tegen de Gravin.) Wy volgen uw bevelen, Mevrouw! (Tegen Clementina.) Maar, Dalheim zal in uwen rampfpoed deelen. k Zal u bevryden of zelf fterven. (Hy gaat fchielyk heen.) d e gravin. tv_ \ Uw verdriet, Myn Dochter! eischt dat gy een weinig rust geniet. De zoete flaap moet aan uwe oogen, moe van weene'n, Eene aangenaame rust, die 't hart verkwikt, verkenen. Ga in uw kamer; wees getroost. Ei laat u raên. Uwe onfchuld zal welhaast in vollen luister ftaan. ZEVENDE TOONEEL. clementina, bland. T? bland. (ken JLV eeds lang,Mejunrouw! durfde ik naar dit tydftip haaOm u te fpreeken. - clementina. Gy, myn Heer! van welke zaaken ? ' p 1, bl and ' verleSen> nu en dan omziende. t Behoud uws leevens hangt van u alléén maar af. uy kunt nog deezen dag ontllagen zyn van ftraf, &n de erhus des Barons geheel voor u verkrygen. , clementina. cffen Deez dag nog ? Kent gy dan den moorder? wil niet zwvHoe . weet gy dan dat ik hier fchuldloos word betigt ? Untdek de.zaak dan aan't gerecht; het is uw' pligt, Uwe eer en uw gemoed gebiedenu te fpreeken. (JLau-  tooneel spel. 69 (Laura vertoont zich achter op het tooneel, zonder ontdekt te worden.') bland. TJ is reeds de inhoud'van het Testament gebleekcn. Neemt gy genoegen in het voorftel, u gedaan , Dan zal ik alles u naar waarheid doen verftaan? clementina. (fterven. Wanneer 'k uw hand verfmaad, doet gy me onfchuldig Rampzaalige! neen: 'k zal veel liever 't leeven derven. bland. Aan d'eenen kant ziet gy een alleryslykst lot, Gevangnis, banden, pyn en eindlyk het fchavot; Aan d'anderen geniet gy rykdom, vergenoegen En dierbrc vryheid:kies;wil naar myn bede u voegen!— clementina, heen gaande. Ik heb gekozen. bland. Blyf! hoor een woord, hoor naar my. 'k Befchuldig Laura dan, dat zy het offer zy! clementina. 'k Veracht u beiden. bland. Ach! zy weigert my te hooren. (Clementina gaat door de middendeur en bland door eene der zy deuren van het tooneel.) AGTSTE TOONEEL. l a u ra, woedende op het tooneel treedende. Ik word verraaden !... Is my zulk een ramp befchoreu! Ik zal het offer zyn!... ó neen: 'k voer alles uit. Jk zal my wrcekcn en vcrydlcn zyn befluit; (nen. De woede en wanhoop zyn reeds meester van myn zin- e 3 r  7o CLEMENTINA; Ik kan gemakkelyk myn rampen overwinnen, Daar ik de dood trotfeer, en 't leeven ftout veracht. Maar gy zult beiden ook met Laura derven. Zagt, 'k Hoor iemand komen: 'k ga, 't is best dees plaats ontweken. NEGEN DE TOONEEL. de graaf holdberg, in reisgewaad, de COMMISSARIS. (Zy komen in een ernjlig gefpfek op het tooneel.') GDE graaf, y zult verwonderd zyn dat, ik om u te fpreeken, Met zulk een haast verzocht, mynHeer! maar 'k weet dat Myne ongeduldigheid verfchoonen zult. Zyn wy (gy Alleen in dit vertrek ? Kan ons hier niemant hooren, Noch,op hetonverwachtst,onze onderhandling ftooren? Dii COMMISSARIS. ó Neen: myn Heer! ik zal bevelen dat myn knecht Hier niemant inlaat dan den Schryver van 't gerecht, En zal de deuren van dees beide zyvertrekken Toefluiten. (Hy gaat even buiten de middendeur , en fluit daarna de deuren der zyvertrekken.) DE GRAAF. 'k Moet voor af myn' naam en Haat ontdekken: Ik ben Graaf Holdberg. DE COMMSSARIS. Gy de Gade der Gravin, Die heden...? DE GRAAF. Ja, ik kom veel vroeger dan ik in Myn  TOONEELSPEL. 7' Myn brieven had beloofd. DEC OMMISS ARIS. Heer Graaf wil my verfchoonen, Dat ik in dit geval my moet verwonderd toonen. Waarom het eerst bezoek by haar niet afgelegd ? DE GRAAF. Hoe ! heeft me u van ons lot en rampen niets gezegd ? Sints zestien jaar', dat ik my van haar afzag lebeuren, Zal'tmy, haar weêr te zien,hier thans voor't eerst gebeu- DE COMMISSARIS. Cren« Dit ongemeen geval maakt my verbaasd. HoeteÊr Zal deeze ontmoeting zyn! 'k deel in uw vreugd, myn Heer! Gy zult voorzeker my thans tot uw'byftand vraagen, Om der Gravin allengs uwe aankomst voor te draagen. Zo 'k u van dienst kan zyn ik ben 'er toe bcrei l. 't Is nodig dat men haar 't verwittigg' met beleid; Want zo gy al te ras u aan haar mogt ontdekken, Zou zulks haar teedre fex' tot nadeel kunnen ftrekken. DE GRAAF. Dit 's een der redenen van myn dus onverwacht Bezoek; maar de andere is juist van geen minder kracht, 't Is om dat meisje, 't welk fints zestien jaar' geleeden Op dit oudaadlyk ftot, by hunn' Hoogëdelheden, Als Dochter heeft verkeerd. DE COMMISSARIS. Ach! waare uw komst in ftaat, Dees deerniswaarde van haar fchandlyke euveldaad, Waar meê zy word betigt, door uwe hulp, te ontheffen! DE GRAAF. 'k Ben u verpligt, myn Heer! haar onheil moet 11 treffen, 'k Werd by myne aankomst reeds dit ongeval gewaar, 't Is niet te zeggen hoe verfchrikkelyk dees maar' My in myne ooreuklonk.—Doordroefheid aangedreeven E 4 Moet  72 CLEMENTINA; Moet ik myn' bittren ramp aan u te kennen geeven: Is zy de zelfde die wy meenen, dan, myn Heer' Dart ,k u inftaan voor haare onfchuld, deugd en êer. Of anders... Hemel! och! wie treft dit onheil nader Ben . k de ongelukkigfte der Vaders! de commissaris. Van Clementina? Gy!... Gy de Vader de graaf. Tc v j i_ , • , , Ja' a,le tvvyfeling 'k p h6t be"Caht ^at 'k in Livorne omving, k BeOoot daarom terftond myn Gemaalin te fchrvven Dat zy te Belfort maar tot dat ik kwam , zou blvven Op dat myne aankomst geen verdenking baaren zou \ erzweeg ik voor myn volk myn naam en rang. ___V wou, ö Gelyk een' vreemdeling, voor den Baron verfchvncn Dan> zyne dood deed al myn hoop in asch verdwynen! AV at kon k dus beter doen, dan u, myn Heer, hier in Om raad te vraagen? Ik heb aan myn Gemalin Nog mets gefchreeven van de ontdekking deezerzaaken Maar,op wat wyze zou men't haar bekend doen maaken? de commissaris. Ik hoop dat de onfchuld van uw dochter haast aan 't licht Zal komen; 'k denkzclf ook dat zy word valschbctït En uit kwaadaartigheid deeze aanklagt is verzonnen ' Maar op wat wyze hebt gy dit ontdekken konnen ? ' de graaf. Het is noodzakelyk, dat ik u in dit Huk Een kort verhaal doe van al myn voorlecden druk Vier laaren, na ik was in 't huwelyk verbonden,' Werd k naar Itaalje met myn regiment gezonden Een zaak van groot gewigt drong op het fterkst my aan , In t heflykst jaargety', naar Napels toe te gaan. Myn Vrouw en eenig kind, uit onzen echt gelprooten, Ver-  TOONEEL SPE L. 7^ Verzeldcn my. — Ik ging dan , met myn togtgenooten, Te Genua aan boord. Genaderd aan de kust Van 't eiland Corfica werd ons fregat ontrust En door een Algeryn ons op de zy gekomen, Na langen tegeniland, in zyn geweld genomen. De rover deed terftond ons alle in ketens liaan, 'k Moest, met myn waardig kroost, en dienaar overgaan Op 't vyandlykc Schip. Daar kermen niets kon baaten, Moest ik myn Gade, die op 't onze bleef, verlaaten. Drie dagen , na men ons gevangen had gemaakt, Zyn drie Malthezers met den rover (laags geraakt, 't Schip, waar myn vrouw op was, moest, na lang tegenEn hevig ftryden, zich gevangen overgeeven. (ftreeven Dan, 't geen waar op ik my bevond, aan allen kant Door vyanden beftormd , doeg eindlyk in den brand En fprong voor haar gezicht, (wie kan deez'ramp verhaaien En, zonder fchrik, u dit noodlottig tydftip maaien?) In een' (lag in de lucht. de commissaris. Wat fchriklyk toeval! maar Ontdek my eens, myn Heer! wie redde u uit 't gevaar? de graaf. Zo dra de brand in 't Schip ontdekt werd door den roGing hy in floepen met zyn volk en flaaven over. (ver De nacht begustigde de vlugt van deez' barbaar. Wy landden eindlyk aan een eiland, dor en naar, Gantsch onbewoond van volk. Zo dra 't begon te daagen Reüoot hy zyne reis naar 't wreede Algiers te waagen. Iutusfchen werd my, nog niet fel genoeg verdrukt; Myn dierbaar kind en knecht ook van myn zy'gerukt, "t Gelukte dat zyn (loep behouden binnen raakte, (te. Wyl zich een Fransch fregat van de andre meester maak- d e commissaris. Hoe ging het u, uw gade en kind ? E 5 de  74 CLEMENTINA; de graaf. Myn Gemalin, Beroofd van haaren man en eenig kind, heeft, in Het vast vertrouwen dat wy beiden om het leeven Gekomen waaren, zich toen naar Milaan begeeven ,' En woonde federt by eene oude bloedverwant'. Intusfchen, daar ik naauw' te Algiers was aangeland, Werd ik aan imant, die my landwaards deed vertrekken, En wien ik, jaaren lang, moest tot een' (laaf vertrekken Verkocht; dan, eindelyk een onverwacht geluk Bragt my te Algiers te rug en eindigde myn' druk. Ik kreeg gelegenheid om my hier vry te koopen, En lei myn toefrand aan een' Joodfchen handlaar open, Die,gantsch toevallig, was bekend aan ons geflacht, Door'eenen dienst, hem door myn Vader toegebragt; Deez' heeft uit dankbaarheid in zyn gemoed gedrecven, Op fchuldbekentenis, myn losgeld my gegeeven, En ik ging daarilyk naar Livorne. de commissaris. Om de Gravin Uw waarde gade en kind te zoeken. de graaf. En hier in Mogt ik,voor dat ik zou van't woeste Algiers vertrekken, Gelukkig flaagen en de omftandigheên ontdekken Die ik u heb verhaald. Hoe wel van hoop ontbloot Liet ik niets onbezocht om eindlyk voor myn dood, Dees panden, my zo waard' en dierbaar, op te fpeuren. de commissaris. Dit blykt aan de uitkomst. Maar, hoe mogt dit u gebeu- d e graaf. ( ren ■ 'k Deed in Livorno het register open flaan Van 't Lazareth, en zag met vreugd myn hoop voldaan; Dat daar, juist op dien tyd, een Schip was aangekomen, 't Welk een Algierfchcllocp metflaaven had genomen ; Ln  TOONEEL SP E L. 75 En dat een Christen (laaf, doch doodelyk gewond, Niet een klein meisje, dat zich nevens hem bevond In vryheid was gelteld. Meer was hen niet gebleeken Orn dat deez' (laaf niet meêr in Haat was om te ipreeken, Noch aan deez' lieden door gcichrift de om Handigheid Te ontdekken, en hy 't kort daar na had afgeleid: Maar dat het kind,'t geen elk tot meêly'had bewogen, Met goede lieden naar Florence was getogen. DE COMMISSARIS. Hoe werd gy die gewaar ? DE GRAAAF. 'k Ontdekte dit terftond Uit hunne naamen, die 'k ook opgetekend vond. Ik had ook het geluk den priester nog te ontdekken, Die aan den flervenden tot byftand mogt verHrekken, En in wiens handen hy een boekje gaf, dat. ik Ook voor het myne erkende, op 't eigen oogenblik; Vermits 'er echter naam noch plaats in werd gevonden, Kon hy onmoogelyk ook iets daar uit doorgronden. Dan, eenig fchrift, door my en myne Gemalin Gefchreeven, maakte my hier meer verzekerd in. 'k Had naauwlyks dit berigt, zo aangenaam,verkreegen, Of ik begaf my naar Florence, gantsch verlegen, 'k Vernam daar dat Mevrouw van Belfort in het hart Met meêlyde aangedaan, bewogen met de fmart Van dit onnozel wicht, het met zich had genomen NaarDuitschland;dat zy't daar den naam had doen bekoVan Clementina, die zy als haar eigen kind (men Had opdoen voeden en zich nog aldaar bevind. DE COMMISSARIS. 't Gaat zeker ze is uw kind, wie kan 't in tvvyfel trekken ? TIEN-  16 CLEMENTINA; TIENDE TOONEEL. DE GRAAF, DE COMMISSARIS, DE GERECHTS-SCHRYVER. DD E C OMMISS ARIS. us driftig, hoe? DE GERECHTS-SCHRYVER. Is 't my geöorlofd iets te ontdekken , In tegenwoordigheid van deezcn vreemden Heer ? DE COMMISSARIS. Spreek vry. Want 'k vrees dat 't geen hier is gebeurd,niet Verborgen blyven zal. (meêr DE GERECHTS-SCHRYVER. Ik zal u dan ontvouwen, 't Geen ik zo even met myne oogen mogt aanfchouwen, Toen ik toevallig door de keuken ging. 'k Zag Bland, Bezorgd om eenige papieren aan een kant Te maaken,en dervlammeopteotfren. Ditontwaaren Moest aanftonds in myn ziel een Merk vermoeden baaren. 'k Schiet toe, ontruk het grootst gedeelte aan 't woên deiHet was een Testament. Zo dra hy dit vernam (vlam. Verfchrikte by en zocht my door de vlugt te ontwyken. Dan,'k hield hem vast; in 't eind' gaf hy genoegzaam blyken Dat dit het Testament van den Baron was. Voort Betigt hy Laura met deez' gruwelyken moord. Intusfchen bragt ik hem,zo ftil als 'tkongefchiedeu, In myn vertrek. Op dat hy ons niet zoude ontvlieden Liet ik een dienaar van 't gerecht by hem. DE COMMISSARIS. Zeer goed; Ik zal zo aanftonds hem verhooren; en gy moet Een' dienaar (tellen om op Laura ook te waaken. ELF-  TOONEELSPEL. 77 ELFDE TOONEEL. DE GRAAF, DE COMMISSARIS. I> DE COMMISSARIS. 5cken, Heer Graafidat dees verandering der zaaken My doet verbaasd ftaan; 'k had in 't minst zulks niet verwacht. 't Is billyk dat men 't als een gunst des Hemels acht. D E GRAAF. En gy, myn waarde Heer ! gy moest dees gunst volbrenGy moest hier rechter zyn. (gen» DE COMMISSARIS. Indien gy 't wilt gchengen Zal ik, alvorens 'k Bland verhoore, u een vertrek Aanwyzen , daar gy in een onderling gefprek Kunt met de kamenier van Clementina treeden En overleggen wat in deeze omftandigheden Aan u te doen ftaat, en hoe men dit gantsch geval Met alle omzichtigheid uw Gade ontdekken zal. DE GRAAF. Wel aan, ik volg u : 'k zal gerust op u vertrouwen, En als de oprechtfte vrind u ftecds in achting houên. Einde van het vierde Bedryf. V Y E-  78 CLEMENTINA; VYFDE BEDRYE Het tooneel verbeeld de kamer van Clementina. EERSTE TOONEEL. clementina, zittende in een leuning (loei. n J-/e flaap heeft eenigzins myn' afgematten geest Verkwikt.—Waar'hy voor my een zagte dood geweest! Dan ,'t lot gehengt zulks niet. — Ik zal met vreugde fterven , (ven. Nuikdeez'laatften troost mag voor myn dood verwerNu 'k weet dat haar Genade en Dalheim my in 't graf Beweenen zullen. TWEEDE TOONEEL. clementina, leonora. leonora. Staak uw droefheid, laat toch af, Van fchreijen! Ach! Vrindin! ik bid uwilmy hooren. Myn hoop, op uw behoud, is nog niet gantsch verloren. Geen dienaar van 't Gerecht bewaakt u meer. óNeen: Men hindert niemant om in uw vertrek te treên; Bland is ontdekt en viel reeds het gerecht in handen, Terwyl hy bezig was papieren te verbranden. Men dient terftond hem by den Commisfaris aan, En Laura moest, niet lang daar na, ook binnen ltaan. clementina. Ach! die ellendigen ik vrees voor eene ontdekking Die yder aan moet doen met zichtbre 1 chrikverwekking.  TOONEELSPE L. 79 leonora. Men twyfelt langer niet of beiden pleegden zy Dit yslyk gruwelftuk, waar meê de fchelmery Van 't fchriklykst wangedrocht, van Laura, u bevlekken En ftout betigten durfde. clementina. Ach! wil my toch ontdekken Waar is myn Moeder, myn befcbermfterin myn druk? l e o n o r a. Verheug u nevens haar; neem deel in haar geluk. Weet dat Graaf Holdberg reeds alhier is aangekomen. clementina, met aandoening. Hoe haar gemaal reeds hier? Kan ik myn vreugd betoomen! Haar' wensch is eindlyk dan vervuld! waarom mag ik Hen niet begroeten in dit heugchlyk oogeublik, En werpen my met dank voor hunne voeten neder? Zy leeven lang veréénd!... waar zyn zy ? leonora, ter zyde. „Ach! hoe teder, „En treffende is voor my de ontroering van haar hart „ ,, Na zo veel bittren druk en uitgeftaanen fmart! „ Ik zal 't ontdekken. Hoe zoude ik nog langer zwygen? ( Tegen Clementina.) Ook gy,Mejuffer ! zult eerlang ten toppunt ftygen Van uw geluk, uw heil zal ook niet minder zyn. DER-  8o CLEMENTINA; DERDE TOONEEL. CLEMENTINA, DE COMMISSARIS, LEONORA. T/" DE COMMISSARIS. erfchoon my dat 'k zo vry in uw vertrek verfchyn , Maar 'k ben verpligt, om, in deeze ommekeer van zaaken Uw flaakinge, in perfoon, aan u bekend te maaken. LEONORA. liet is dan waarheid? —Welk een aangenaam begin Wat bly vooruitzicht! CLEMENTINA. 'kKen u teder hart, vrindin! ( Tegen den Commisfaris.') Maar, u vooral, mynHcer! die deel naamt in myn fmarte En bitter onheil, is myn dankbetuigend harte Op 't allerhoogst verpligt! — DEC OMMISSARIS. Niet my, Mejuffer! neen: Maar aan den Hemel zyt gy uw behoud alleen Verfchuldigd: deeze heeft den rechter blyk gegeeven Dat nooit deeze euveldaad was door uwhand bedreeven. k Deed Bland en Laura zo terftond in hechtnis gaan Zy hebben reeds elkaêr befchuldigd en verraên, En beiden hebben zy gerechten loon te wachten: CLEMENTINA. Maar kunt gy, volgens recht,hunn'ftraffe niet verzagten? DE COMMISSARIS. Uw meêly gaat te verr', gy eischt in dit geval Iets dat onmooglyk is. — ó Eedle ziel! hoe zal Men u, naar recht, in uw beledigde eer herfteüen? Myn hart kan, tot uw loon, niets dan geluk voorfpellen. Waar-  T O O N E E L S P E L. Pa Waarom nog meer geveinsd? Uwheilftaat is naby! Het echte Testament is reeds ondekt en gy Zyt, zonder dat hierin u iemant kan verftooren, Alléén tot erfgenaam' van den Baron verkooren. leonora, Clementines hand kusfchende. Wees, wees verzekerd dat ik deel in uw geluk! — clementina. Maak ftaat op 't geen ik ü beloofd heb in myn druk (Tegen den Commisfaris.) En gy, mynHeer! van wien'k dees tyding mogt erlangen, Laat de eene blydfchap thans door de andere vervangen.. Ook gy gelukkig, gy, myn waardige Gravin! de commissaris. Juffrouw! Graaf Holdberg heeft verzocht hem by u in Te mogen leiden. clementina. Hoe! by my ? hem hier verwachten? (Schielyk opjlaande, gaat zy wegens haare magteloosheid weder zitten.) (ten Neen:'k vlieg hem te gemoet.HelaasImyn zwakke krachVerhinderen myn' pligt... ik kan... ik kan niet meêr. de commissaris, tegen Leonora. Hy wacht reeds aan de deur. (Onderwyl Leonora uitgaat komt de Graaf binnen.) VIERDE TOONEEL. de graaf, clementina, de commissaris. clementina. H oe! gy reeds hier.mynHeer? F Ver-  CLEM ENTINA;' Verydeld gy myn'wensch?—Door achting aangedreeven Was ik verpligt u van myne eerbied blyk te geeven. Dan myne krachten...!Hoe gaat my uw vreugd aan't hart! de graaf, aangedaan. Myn Clementina! Gy, gy eindigt onze fmart. Myn waarde ! Gy alleen maakt onze vreugd volkomen. Myn Dochter! (dat deez'naam u nimmer worde ontnoDie myne dierbre Gade u reeds gegeeven heeft.) (men, Ge aanfchouwt een tydftip 't welk u alles weder geeft! Gy zyt gered myn kind! en aan uw' ramp onttogen, En ziet u thans gefteld in aanzien en vermogen; Uwe ouders...! alles fchenkt de Hemel u deez' dag. clementina, verbysterd. Is't waarheid?Ouders?... welk een bly vooruitzicht! Ach! Wat liefelyke naam! dien 'k nooit heb mogen noemen. Gy neemt me als Dochter aan! 'k moet op uw gunften roemen Met welk een dankbaarheid is myn gemoed vervuld! Kan eerbied, liefde , pligt, gehoorzaamheid de fchuld... VYFDE TOONEEL. de graaf, clementina, dalheim, de commissaris. dalheim, zich met de grootfte blydfchap aaii Mhaare voeten werpende. yn Clementina! welk een heil komtuontmoeten! Hy die u aanbid ligt hier neder voor uw voeten. Zie uwen Dalheim, wien , door blydfchap aangedaan, 't Niet langer mooglyk was zyn drift te wederftaan. Gun dat hy de overmaat u van zyn vreugd doe hooren! Gy die men dacht te zyn uit laagen ftaat gebooren, Word thans in rang en eer te uitmuntender geacht; Ge-  TOONEELSPEL. 83 Gefproten uit een oud en graafelyk geflacht! — (len. Myn Hartvrindfn! de vreugd van Dalheim kent geen paa- (Tegen den Graaf.) Gy liet niet na om haar reeds alles te vernaaien? 't Is haar bekend dat zy uw Dochter is, myn lieer? clementina. (Zy valt in de leuningfloel.) Wat hoor ikfwelk een woord! ik ben my zelv'niet meer. Waar ben ik ? de graaf, haar omhelzende. Hier myn kind! in de armen van uw vader. Het is de waarheid, ja; myn Dochter! ken my nader. Uwe Ouders wilden eerst, in deeze omftandigheid, Tot deeze ontdekking zo gewigtig, met beleid U voorbereiden; dan zyne ongeduldigheden Verydelden ons wit. Bedaar, en hoor myn reden ! Lees in myn oog de vreugd van mynonlteld gemoed, Aanfchouw uw' Vader. clementina. Gy! ik val voor u te voet. Ach! welk een groot geluk, myn Vader! wie kon denken Dat thans de Hemel my een' Vader weer zou fchenken! Mevrouw van Holdberg is myn Moeder! Hemel!.— ZESDE TOONEEL. de graaf, de gravin, clementina, dalheim, de commissaris. de gravin, naar Clementina toevliegende. h Gy zyt myn Dochter, gy zyt myne Amelia. * (Zy omhelst Clementina , die, by haar inkomst, opgeftaan is.) F 2 Ik  84 C L E M ENTINA; Ik mag u eindlyk weêr van's Hemels hand ontvangen, Na dat ik zestien jaar, met uitgeftrekt verlangen , Vergeefs u heb gezocht. Wat heugchlyke ommekeer! Myn hart is oveirtelpt van blydfchap Ach, hoeteêr Is deeze ontmoeting! c lementina. Kon ik zulk een heil verwachten, ó Myne Moeder! Gy — myn Moeder! ik. .. de gravin, doende kaar nederzitten. Uw krachten Zyn veel te zwak. clementina. 'kGevoel geen zwakheid meenvermag Ik flegts uw voeten, met een kinderlyk ontzach, Te omhelzen. (De Gravin weerhoudt haar.) Hoe! Gy wilt, gy wilt dit niet gehengen , Gy wederhoudt mylmag ik niet myn'pligt volbrengen! — Myn dierbre Moeder! hoe, kunt gy dees beê weörftaan ? Dat gy voor't minst dan me in uwe armen fluit'! welaan, Druk my aan uwe borst! — betoon uw medogen, ó Hemel! word zy door myn fmeeken niet bewogen. de graaf. Deeze overmaat van vreugd kan u Mevrouw en haar Niet dan nadeelig zyn, zet u toch neêr, bedaar i (Hy neemt een ftoel, Dalheim doet het mede aan de andere zyde.) dalheim. En gy, myn Heer! neem hier uw plaats. (De Graaf en Gravin plaatfen zich naatst Clementina, Dalheim knielt voor haar neder.~) (Tegen Clementina.) Beminnenswaarde! Myn Clementina! Gy, al myn geluk op aarde, Zie,  TOONEELSPEL. 85 Zie, zie goedguuftig op uw' trouwen minnaar neêr. Gewaardig u om hem te hooren! durft hy weêr ? (Tegen den Graaf en de Gravin.') Dan uw bewilliging moet Dalheim hoope geeven, Zyn heil, zyn ongeluk, ja, zelfs zyn dierbaar leeven, 't Hangt alles hier van af. d» graaf, tegen Clementina. Amelia! (dit is Uw' rechte naam, myn kind!) dat gy zyn lot beflisf'! de gravin. Spreek, myne Dochter! clementina, hem haar hand met tederheid toereikende. Kunt ge een ander antwoord vraagen? dalheim, haare hand kusfehende. Myn Clementina! Gy,myn wellust, myn behaagen! Gy zyt voor eeuwig dan de myne ? Dalheim acht Zich den gelukkigftcn van 't menfchelyk geflacht. (Schielyk opflaande tegen de Graven.) MevrouwPkzalheden dit aan mynen oom nog fchryven. 'k Weet zyn bewilliging zal niet lang achter blyven, En dan zal niemand dees verëeniging weêrftaan. de gravin, lagekende. Nog even driftig en vol ongeduld, de commissaris. Wel aan; Nu moet ik fpreeken, die tot hier toe heb gezwegen, Om dat de tederfte verrukking, allerwegen My deed verwonderd en verftomd ftaan, fchoon dat ik Niet min gevoelig was , voor 't geen 'k dit oogenblik Hier mogt aanfehouwen, Thans betuig ik aan u allen Dat ik hartgrondig deel in all' uw lotgevallen, En dees verandering, die niemand kost vermoên.., F 3 ZE-  86 CLEMENTINA; ZEVENDE TOONEEL. de graaf, de gravin, clementina, dalheim, de commissaris, de gerechts-schryver. be gerechts-schryver, den Commisfaris A/i in zyn reden vallende. (doen. -_t-lyn Heer! 'k heb een verzoek, uit Laura's naam, te Zv kent zich fchuldig, en, zo gy het wilt gehengen, Verzoekt zy dat men haar in dit vertrek moog' brengen Op dat ze ïn't byzyn van deez'liên haar fchuld ontvouw'. de gravin. In onze aanweezenheid, myn Heer? qe commissaris. Ti ru ui i . ,. 6Ja,Mevrouw! tiaar lchuldbekentcms dient fchielyk afgenomen. (Tegen den Gerechts-fchryver.) (men Ga heen, myn Heer! en doe haar daadlyk herwaards ko- AGTSTE TOONEEL. de graaf, de gravin, clementina dalheim, de commissaris. * Mde commissaris, en moet geen tydftip zo voordcelig laaten gaan Om uit misdaadigen de waarheid te onderltaan; ' Vooral wanneer zy zelf naar fchuldbekentnis haaken: Een Rechter is verpligt zich zulks ten nutt'te maaken, de graaf. Heeft haar meêpligtige dan reeds het feit bekend ? de  TOONEELSPEL. 87 DE COMMISSARIS. Bland heeft beleeden dat hy 't valfche Testament Op Laura's aanzoek heeft gemaakt, en haar bedrogen Omtrent den inhoud; dan, hy blyft fteeds Hout betoogen Dat hy nooit kennis laad aan 't gruwelyk venyn, En dees vergiftiging alleen volbragt zou zyn Door Laura. DE GRAAF. En wat kan zy tot haare onfchuld noemen? DE COMMISSARIS. Wat haaf betreft, zy blyft op haare deugden roemen; Ze ontkent het alles; maar befchuldigt Bland met één, Dat hy zich fchuldig maakte aan veele uitfpoongheên. By nader onderzoek is ons nogthans gebleeken Dat zy een doos met gif had in haar zak verlteken Benevens nog een brief, juist van de zelve hand Als de andere. Dit zyn genoeg bewyzen. — bland Durfde in haar byzyn een gewigtig feit ontdekken; Te weeten: dat zy all' de fleutels der vertrekken Had naar doen maaken. Dan,'t geen meer vermoeden En zich tot 'groot bewys van haare fchuld verklaart; Is dat zy, pas voor zyn Hoogëdelheid het leeven Voleinde , zich alléén had in 't vertrek begeeven Van uwe Dochter, en zy langen tyd aldaar Zich opgehouden had. DE GRAVIN. Waarfchynelyk, om haar Verdichte brieven en vergift daar wech te fteeken, Ten einde zich aan myn onnozel kind te wreeken, En haar te fterten in het yslykfte ongeval; Helaas! hoe verre gaat de boosheid met. F 4 NE-  18 CLEMENTINA; NEGENDE TOONEEL. i)e graaf, de gravin, clementina, dalheim, d-e commissaris, laura, de gerechts-schryver, jacob, Dienaars. laura, ootmoedig. ~\/r IVJen zal Met recht verwonderd zyn dat ik my durf vertoonen, Voor een gezelfchapdat'kop't fmaadlykst durfde hoonen. Myn tegenwoordigheid moet, in dit oogenblik, U allen aandoen met afkeerigheid en fchrik. 'k Weet gy moet bjllyk voor my gruwen; doch wilt heden Me, als een boetvaardige door angst en vrees beftreden, Aanfchouwen. 'k Heb, alléén niet zyn Hoogëdelheid Maar ook de Baronnes haar doodlyk lot bereid. clementina. Helaas ! myn gisfing is maar al te waar bevonden. laura. Bland heeft,door my verleid,zyn'pligt en trouw gefchonHet valfche Testament heeft hy naar mynen zin (den. Vervaardigd. Ik heb hem bevolen my daar in Tot eeniglte erfgenaam' der goedren te verklaaren, En dat ik, tot zyn loon, daar na met hem zoupaaren. Door wanhoop,nyd en toorn vervoerd,heb ik haar valsch Betjgt en deezen moord op Clementina's hals Gd ehoveu, fchoon ik dit juist niet had voorgenomen, Verzekerd zynde dat het dus toch uit moest komen, En m'ook dees brieven met het doodelyk venyn By haar moest vinden. de gravin. Maar ontdek my toch, wat fchyn Vau  TOONEELSPEL. 07 Van reden heeft u tot zo wreed een daad gedreeven? Om welk een oorzaak ftondt gy naar myn Dochters leelaura- (ven? 'k Heb, reeds voor langen tyd, uw Dochter fel gehaat. (Met een hoonende houding.) Thans immers zegeviert ze en ftygt tot hoogen ftaat, Daar liên van d'ecrften rang haar voor hunn Dochter groeten. (ten. Nu kan ze als erfgenaam' haar trotfen hccrschzugt boeHet oogenblik genaakt dat Dalheim haar zyn hand En trouw zal fchenken tot een eeuwig onderpand. Wat groot v'ooruitzichti'k zie haar heil ten top gereezen; Maar jammer dat het van een korten duur zal weczen. dalheim. Verachtlyk fchepzel! welk een fnood verraad hebt gy Op nieuws bedreeven? laura. Beef voor Clementina, zy Is ook vergiftigd! (Zy ftaan alle verbaasd en vol fchrik.) dalheim, uitzinnig. Zy ? wat hoor ik! Hemel! — Aarde! Verfchriklyk wangedrocht! de gravin. Myn Dochter! och, myn waarde! dalheim, wil in woede zyn degen trekken. Vervloekte! wat beftaan? de commissaris, hem wederhoudende. Bedaar, bedaar, myn Heer! dalheim. Ik zal het wreeken, ik... de commissaris. Zet uwe woede neêr. F 5 De  9o CLEMENTINA; De wetten zullen a gerechte wraak verfchaffen, En haar, alsfchulrlige aan hetfchriklykst misdryf, ftraf( Te gen Laura.') (feu. Doe ons vooraf den aart van dit bedryf verftaan, En hoe het alles in dit ff.uk is toegegaan! laura. Myn Heerizeer gaarne: ik had nog naauwelyks vernomen Dat Clementina in haar kamer was gekomen Of 'k ging 'er daadelyk naar toe. Zy eischte een glas Met wyn en water, 't geen door Leonora ras Gehaald werd, en het geen ze in een der zyvertrekken Zette op de tafel neêr. Ik mogt dit niet ontdekken Of 'k nam dit tydftip, zo voordeelig waar; goot voort 'Er eenig gif in van het allerergfte foort; (fneeven; 'tWelk,op zich zelv' gebruikt,terftond den mensch doet Maar onder andren drank vermengd en ingegeeven Eerst weinige uitren,na men't heeft gebruikt,begint Te werken, zonder dat men ergens redding vindt. (Tegen Clementina, met de grootfle hvaadaartigheid.) Gehaate Vyandin ! ó ja, dit moest gebeuren, Gy, die arglistig, vaak myn wit wist af te keuren. Gy kunt nu eindelyk myn langgetergde wraak Toch niet ontkomen, neen : welaan , welaan vermaak U thans in uw geluk, nu hebt gy niets te vreezen!. Graaf Dalheims bruiloftsbed zal haast een lykbaar weczeu. (Dalhim ligt gantsch verflagen voor de voeten van Clememina, de Gravin houd haar in de armen.) de graaf, tegen Laura. Affchuwlyk monfter! (Tegen Clementina.) Och! och, myne Amelia! Myn waarde Dochter! — (Tegen Jacob.) Dat men om den Doctor ga. d E  TOONEELSPEL 91 de commissaris, tegen de Dienaars. Komt hier myn Dienaars om dees fnoode wech te voeren! laura. Vergeeffche poogingen... Gy kunt my niet ontroeren. Ik weet een middel, 't welk ik in dit oogenblik Van myne vryheid by der hand zal ncemen.. . Ik... (Zy haalt iets uit haar boezem, waar mede zy zich zelf wil vergeeven, doch word hier in door den Schryver wederhoudenJ) de gerechts-schryver. Laat af, wreedaartige! de commissaris. Waar word gy toe gedreeven? Ellendige ! woudt gy u zelve ook van het leeven BeroovenP laura, in woede. Gy weerhoud me in myn befluit! welaan; 'k Trotfeer u allen ;'k zie myn oogmerk toch voldaan. Ik heb myn wraak gekoeld. Geen aaklige oogenblikken Geen ftraf, hoe wreed en zwaar, niets kan myn ziel verfchrikken. Ik fterf kloekmoedig nu 'k dees vreugd nog ondervind Dat zy... de commissaris, Men lei haar wech! TIEN-  92 CLEMENTINA-, TIENDE TOONEEL. de graaf, de gravin, clementina, dalheim, de commissaris, de doctor. de graaf. Ach !Doc~tor,red myn kind! De fnoode Laura heeft myn Dochter ook vergeeven. de doctor, verbaasd. Wat hoor ik? Maar,myn Hcerlhoe heeft zy zulks bedreed e graaf. (ven ? Myn ongelukkig kind verzocht een glas met wyn En water, waar in zy het doodelyk venyn Behendig heeft gemengd. de doctor. Myn Heer! ik zal vertrekken, En eenig middel, 't welk haar kan tot rust verwekken , Bereiden; en dan zien of ik haar redden zal. ELFDE TOONEEL. de graaf, de gravin, clementina, dalheim, de commissaris, leonora. leonora, aangedaan, Clementina te voet val- Hlende. ier is zy, die men in dit doodelyk geval Alléén betigten moet. 'k Ben de oorzaak van uw fterven. Kan ik rampzaalige vergiffenis verwerven! Durfiknoghoopen ? Ach ! wat fchrikkelyk venvyt! — De wanhoop eindigt haast myn' bangen levenstyd. Myn  TOONEELSPE L. 03 Myn wechgaan, Hemelkleed haar het vergif vermengen. Waarom vertoefde ik om het daadlyk u te brengen! Nu heb ik zelve u 't gif gegeeven ! clementina, haar de hand toereikende. Leonoor! 'k Betigt u nergens mede. Ach! geef my toch gehoor. Myn waarde! neen: gy zyt geen oorzaak van myn fneeven. Gy hebt my nimmermeer het minfte blyk gegeeven Om my voorweetende te hoonen. En veel min' Dat gy van myne dood zoud de oorzaak zyn. Vrindin! Jk bid u, wees getroost; en ftaak uw angstig vreezen. Myn vroege dood fchynt wel des Hemels wil te weezen. Myn waarde Leonoor! niet ik, ó neen : maar Ach! (Op haare Ouders en Dalheim wyzevde.) Myne Ouders, Dalheim, deez' verdienen uw beklag. — Ween, ween met hen , wanneer om my hunn' traanen vloeijan, En zy myn grafzerk met dat zilte vocht befproeijen! (Zy heft Leonora op.) de graaf. Myn dierbre Amelia! hoe treft uw' ftaat myn hart! Moest ik dan eindlyk, na veel zwervens, ramp en fmart, Alléén u weêrzien om getuigenis te draagen Van uwe dood? Helaas ! de gravin. ó Al te bittre flagen! — Myn kind ! ik volg u haast. dalheim, met een droef en teder gelaat haar aanziende. Ach! clementina, gemoedigd- Alles weent hier dan! — 't Gefchied om my alléén, ik ben 'er de oorzaak van! — Myn  94- C L E M E N T I N A; Myn waardige Ouders ! 'k bid wilt uwe droefheid fmooren. (reil f Uw Dochter ziet zich thans haar' harte wensch befchooDaar zy 't geluk geniet dat zy haare ouders kent, En in hunne armen , op haar droevig levensënd, Hunn' zegening ontvangt. ( Tegen Dalheim.) En gy die door uw liefde, Zo zuiver en oprecht, myn teder hart doorgriefde, En zonder zelfsbelang my fteeds beminde, zult Grootmoedig zyn in 't laatst!.—'kVertrouw zulks. Heb geduld! ■ 'k Beken, 't vilt fmartelyk zyn wensch te zien beletten Maar , wie kan '§ Memels wil in zyn befluit verzetten ? (Hem de hand toereikende.) Myn Dalheim! Eedle ziel, ontzeg in uw verdriet Deeze allerlaatfte bede uw Clementina niet. Wil met een teder hart voor altoos aan haar denken. TWAALFDE TOONEEL. de graaf, de gravin, clementina dalheim, de commissaris, leo- ' nora, de doctor. Mde doctor. (fchenken. yn vrinden! weest getroost ik kom u blydfchap (Dalheim ftaat op.) Uw Clementine is niet vergiftigd. Het gevaar Werd door den Hemel nog in tyds gekeerd! dalheim. Is't waar? Myn vrind! myn waarde vrisd!wat vreugde komt ge ons geeveru (Hy  T O O N E E L S P E L. 95 (Hy werpt zich voor Clementina neder.) Myn Clementina! gy zult dan voor Dalheim leeven! de graaf. Hoe onverwacht verblyd gy ons , ó Memel! de gravin, nog vreezencle. Is Het waarheid, hebt gy daar bewyzen van? de doctor. Gewis; Bewys genoeg, Mevrouw! ik zal het u ontdekken. Bland, nog in vryheid , ging door één der zyvertrekken; Daar hy 't gevulde glas zag op de tafel (laan; Onkundig van 't verraad, grvpt-hy het-fclne-lyk aan, En heeft dit heilloos glas ten bodem uitgedronken. Een knecht, zulks ziende,heeft een ander ingefchonken, En Leonoor heeft dit uw Dochter aangebragt. Bland is ter dood benaauwd, en byna al zyn kracht Pveeds kwyt;doch ik heb hem terftond iets indoengeeven Het welk misfehien nog tot behoudnis van zyn leeven Zal ftrekken. de graaf, tegen den DoEtor. Zo myn kind nogthans niets fchaadlyks heeft Gebruikt, zeg my waarom de kracht haar dan begeeft? de doctor. Kan zulks,myn waardeGraaf!u nog verwondring baaren, Na zo veel rampen die uw Dochter zyn weêrvaaren ? Vernoeging , blydfchap, rust en 't wenfehelykst geluk Verdooven haast haar fmart en uitgeftaanen druk En doen het ligchaam weêr door nieuwe kracht herleeclementina, opftaande. (ven. Wat dankbetuiging zal ik aan den Hemel geeven? Wat blydfchap overftelpt myn teêr gevoelig hart! Gelukkig oogenblik! waar op ik aan de fmart Ben op een wondre wyz' door 's Hemels hand onttogen! Myn  po" CLEMENTINA; Myn leeven is gered! — Thans zie ik voor myne oogon, Myne Ouders,welk een vreugd! myneOuders wederom! Men fchenkt me, op 't onverwachtst, myn' waardften Bruidegom, En ik mag eindlyk op myn haaters triömfeeren. DE COMMISSARIS. Laat elk uit het geval, 't geen hier vertoond is, leeren , Dat de onfchuld, hoe verdrukt, naar waarde word bekroond , Maar dat het kwaad in 't eind' zyn eigen' meester loont. Einde van het vyfde en laatfte Bedryf.  I