L 234   O VER HEt COILLEGIE VAN DE VEERTIGEN DER S T A D X* E 0? X> E zsr.  Bfc'WttWCE BIBLIOTHEEK  VERHANDELING OVER HET C O L L - lE G I vÉ VAN DE VEERTIGEN DER STAD L E Y D E N. DOOR p I E T E H VUEEBE, TE L E T D EN, B ij C0RNEL1S HEYLIGERT, e n LEEN DERT HERDINGH, midcclxxxvii.  Voor het jaerivHi. wasJe— SouvereineMagt in handen der Graven. Hertogen, o'f zoogenaamde Lnndsheeren — en— bezaten de Vroedfchaps - Collegien in de Steden alleen die tweede magt — van naamlijk te ftrekken tot een Contra Poi'h tegen de Opperbeeren. — Na of door de afzwering van den Tijran keerde deszelfs Souverein gezag te rug aan het Volk, het welk dus geheel vrij was , om hetzelve geheel vernietigd te laten en een mcuweConftitutieofReaeeringsform vast te ftellen-— Maer de verpligting waer onder men zich bij vroegere overcenkomften, en Ipeciaa! bij de Unie van Utrecht had geiegt, om elkanders Privilegiën — in hun gel -el te iaten— maekte het noodzaakhjk om de oude Cos'liru'if in wezen te houden — en was het gereedfle middel om —de inroefkning der Sou vercine Magc te derrmnderen aen een Coltegie. ~ Tot zulk een - den Souvcrein verbeeldend Coüegie was naruurhjk het gefchiklle de vergaderin» der Staten van elke Provintie. — Dit raakte dus ongevoelig, per tacitum Coiifer.fum. en zonen-een expresfe opdr'apt van de zijde des volks alzoo in train en de langdurigheid van den Spaanfchen oorlog— was oorzaak dat men niet niet tijdig genoeg bedagt was om de—magt en last welke die ( Vroedfchaps ) CoHegieti toe hier toe bezeten hadden, om de regten des Volks tegen den S-ouveiein te handhaven — uit 'die handen , 'welke van toen af daar toe niet neutraal ge noeg meer waren te nemen, en nieuwe Gemeentelieden re creëren Dan —dat Uitftel, hoe lang ook begroeid, is eeenfints een derogatie van dat gedeelte der'cude Conftitune, welke vordert, dat het Vo'fc, zulke Gemeensluiden moet hebben tot toezienderstegens het misbruik, het welkdoór alle Eeuwen gemaakt is, en gemaakt zal worden van nee Oppergezag, in welke menschlijke handen hetzelve ook geltcld zoude mogen zijn. K r eet, Aanjpra. ik aan de Vroedfihap te Rotter dim, oplost van den Krijgsraad', en uiinaam vonden zeivenen Geconftitueerdtn , den 23. April i7&7  AEN M IJ NE MEDEBURGERS. JSLeeds in den afgeloopen Zomer had ik deeze Verhandeling over het Collegie van de V k e rt i g e n dezer Stad vervaerdigd, met oogmerk om dezelve bij de eerjle gnnfligc gelegenheid, die zich zoude voordoen, onder uw oog te brengen. Het onderwerp fcheen mij toe hoogstbelangrijk te zijn, daer'hetPrivilegie,betreffende de Veertigen, eene der gewigtigfie gimften is, die ooit door Graeflijke Opperheeren dezer Gewesten, onzen Vlorv aderen gefchonken zijn, en 't welke, wel begrepen in zijne radicale voortreflijkheid, nog ten huldigen dage, kan medewerken ter bevordering van het vastjlellen van eenen betaamenden Volksinvloed op zijne Regering, overeenkomjlig met der zeiver Representatief Caracter, Dagen van verbittering en hevige Burger* ' twist  II A EN MIJNE MEDEBURGERS. twist zijn zeker de gefchikflen niet, voor den tndruk, dien ik, door de ontvouwing onzer oude Regten, op uwe gemoederen, wenschte te maeken. Doch ik vleidt mij fteeds, dat eens einde-, lijk de hitte der pattijzugt aen het bedaeren zoude geraeken; dat eene zagte kalmte* (le verbijfterde geesten tot nadenken brengen, en de harten van verre de meesten, hoezeer cok in fommige opzichten met malkander verfchillende, echter zoude gefchikt maeken, om zich te toer tuigen, dat ''er een gemeen belang is, dat ons allen famen bindt; waer in ons hoogst geluk, in onze betrekking van Burgers en Ingezetenen van eenen vrijen Staet, ligt opgejloten; het genieten namenlijk van onze Voorouderlijke en Conflitutioneh Rechten. Ik vind mij in dit vooruilzigt bemoedigd, dsor de overweging, dat de zwecvende gefchillen omtrent de hoe grootheid van de Magt des Stadhouders, in het minjle niets gemeens, of eenige betrekking heeft, met de ontvouwing en uit den wegruiming onzer bil- w-  & EN MIJNE MEDEBURGERS. III lijke bezwaeren, omtrend de Regeerings be^ flelling dezer Stad, welke in zou veel opzicln ten flrijdig is met den eisch onzer Stads Pr'n vilegien ; daer de Stadhouder nimmer hier de hand in dezelve heeft gehad; nimmer Electien van Vroedfchappen of Burger meefleren heeft gedaen; nimmer recomtpaftdar fien gegeeven; en dus ten dez.en geheel buitten het gefchil is, en blijft. Het eenige wat de Stadhouder in deeze Stad heeft uitgeoefend, is de verkiezing van Schepenen uH de Nominatie van Sestienen. Men zal bevinden op Bladz. 25. deezer Verhandeling, (immers indien mijne redeneering aldaer den toets kan doorftaen, het geen ik vertrovwe) dat de Burgerij uit hoofde harer Privilegie^ geen regt heeft zich daer tegen te verzetten. Ik fchroom niet er bij te voegen, dat het mij en met den aert van het Stadhouderfchap, en mei de oorfprongelijke bedoeling van het Privilegie ^Veertigen betreffende, eigenaertig toe* 2 fehijnp  ÏV AIN MIJNE MEDEBURGERS.. fchijnt, dat de Stadhouders in der tijd dee* ze EleStie blijven doen. En wie zal boven dit alles twijfelen, die het voorgevallene op Maendag en Dingsdag den io. en zoflen Maert laestleden nadenkt, of de hoop op meerdere eensgezinde famenwerking in deeze Stad begint aenmerkelijk toe teneemen, daer deeze gebeurtenis, bij al wat vcrfand.ig en eenigzints gewoon is op te merken, het onderling vertrouwen moet verf erken, door het bezef, dat geene partijzucht ; maer eene hartelijke deelneeming in de gemene belangen der Burgerij , zonder uitjluiting of uitzondering, dezelve deed ontflaen. De Krijgsraed dezer Stad, gerugfltuna door een groot aental zoo Sjerp Officieren als Kwartiermeesters van onze van ouds beroemde Schutterij, heeft zich toen, manmoedig, op eene openlijke wtjze, en bekroond met den gelukkigflen uit/lag voor de gemeene regten , en ten nutte der geheels Burgerij, in de bres gefeld. De kragt zijner redenen, en het Majefiueufev&n zijnen or denlijken optogt, hebben  AEN MIJNE MEDEBURGERS. V ben in de Raedzael den gèwenschten indruk gemaekt; de bepaelingen , die het requestreren, dat aenmerkelijk en onvervreembaer Voorrecht van een vrije Burgerij , aen de zorgelijk/Ie belemmeringen onderhevig maekten 5 zijn weggenomen; en het geen men niet gevraegd hadi, en dus niet kon verwagten, is gebeurd: de lofwaerdige Regeering dezer Stad heeft uit eigen beweging een Commisfie uit haer midden benoemd, in wier handen de op last en uit naem der Geconftitueerd hebbende Burgeren in te leveren bezwaeren zullen worden gefield om daer over met het Collegie van Geconflitutecrdente befogneeren, en de Vroedfchapdaer van rapport te doen; terwijl de harten van yeclen den Krijgsraed voor deeze zijne edelaert\ge poging, dankzeggen en roemen; en zoo als ik mij durf vleien, genegen zijn, met mij in deeze gevoelens te volharden , en daer van Verdere gepaste blijken aen den dag te leggen. Nu langer mijne V?rhandeling in het duifter te laeten, j'cheen mij toe met mijne verpligting te flrijden.- Niet dat ik zoude wa3 ven  Vt AEN MIJNE tilLD EBURGEUS. tien een volledig Jluk te hebben afgewerkt; dit mijne omflandigheden en drukke bezigheden' kent, zal zulks van mij niet vergen. Ik heb nis Republikain, als Vrind der Burgeren1 ■gefproken; en Onzijdige mét befcheidenheid; maer ook zonder bewimpeling getracht de w'aer* dij te doen kennen van het fchoone Privilegie, watr over mijne Verhandeling gaet; getracht de veranderingen en afwijkingen aen te toofte*i die hetzelve van tijd tot tijd ondergaen* heeft; welke ik mij op dezelve onpartijdige en cordate wijze heb gerechtigd bevonden te beoor* dcelen; onteven door wie, of langs welke we■gen zij zijn veröorzaekU Dat kundiger Mannen , op dit voetjpoor mij met juister flappen voorbij fireven? — Ik ben voldaen van mijne moeite, indien ik hen hiertoe heb mogen aenfpor en; opdat, door hunne voorlichting, bij Lcydens brave Burgerij zich eerlange eene ivaere en algemeene kennis verfpreide van ha* re Regten. Mogt ik gelukkig genoeg zijn, hen fpoedig fiett mijne verwagting tc zien beandwoorden ! mogt  aen Mijne medeburgers. vit t0gt onder de aenmoedigcnde voorgang van 6 Lands Souverein, die reeds werkzaem is, tim eenige algemeêne gronden daer te feilen nopens eene billijke Reprefentatie van het geheele Volk, en den invloed, die het op zijne Vertegenwoordigers behoort te hebben —» inogt onder de daedelijke medewerking van bnze Stads Regeering, die tot het wegruimen tmzer Burgerlijke bezwaeren, van harent wege» door het benoemen eener Gommisfie, reeds aenvangelijk de grondfagen gelegd heeft—*mogt eindelijk, door de volijverige en onvermoeide Pogingen van het Collegie ytf«Geconftitueerden; yan 7 welke, als met een gunftig bef uit der Regering en het vertrouwen van zijne Conftituantcn vereerd zijnde, men eene welberaden en manmoedige werkzaemheid met reden mag verwachten; Leydens brave Burgerij eerlang in ha ere wettige Regten gefield worden! Ja mogt zij, na voor meer dan twee Eeuwen, den Overweldiger haerer Privilegiën manmoedig voor haere Muur en het hoofd geboden te hebben, yan haere Zege nu de heilrijke vrugien pluk-  Vm AEN MIJNE MEDEBURGERS» plukken, en door eensgezinde en ordenlijke gangen in het genot raken eener wa ere Surgerlijke Vnjheid; voor welke > in haere Voorouderlijke maer verdonkerde Voorrechten, zulke hegte grondslagen , zulke juiste [poren te vinden zijn. Eene Vrijheid, Medeburgers l met wier fcha* duwe wij ons tot heden vergenoegden; doch wier aenwezen Jleeds de vrugtbaere bronader is van onberekenbaere weldaden en ze* geningen. VER-  VERHANDELING OVER DË VEERTIGEN DER S M E TD JE Wl JVfijn oogmerk is eehe Verhandeling te {chrijvéfl") over de inftelling én den aert van het Collegie dezef Stad, bekend onder den naem van Veertigen; gelijk ook, om tegens deeze oorfprongelijke geaertheid en inftelling ter toetze te brengen en te be* oordeelen, hoedanig de gefteldheid van hetzelve thans is 5 waer door het niet zal k.onnen misfen > of ieder regtfchapen Leydenaer, die niet vervreemd is van zijne wakkre Voorvaderen, maer zijne belangrijke voorrechten als nog onfchendbaer wenscht te bezitten, zal zich aengefpoord vinden, om te trach* ten, met den meesten fpoed en nadruk, weder in het heilvol effect zijner Privilegiën > dat Collegie be* treffende, te geraeken, immers een met Stads welzijn evenredig genot van dezelven te bekomen. Natuurlijk laet mijn onderwerp zich fplitzett in A ' twee  ft "verhandeling over dé veertigen twee Hoofddeelen. Voor eerst in een Hiftorisch verhael van de inftelling van dit Collegie, en van de lotgevallen, die het zelve oudtijds heeft ondergaen, als mede in eene befchouwing van den aert 'en het gewigt van hetzelve. Ten tweeden in eene ontvouwing van den ftaet van het zelve, fints de de oprichting der Republiek, tot op den tegenwoordigen tijd. EERSTE HOOFDDEEL. Inftelling van het Collegie van Veertigen, en lotgevallen , die hetzelve oudtijds ondergaan heeft. ~\l"an ouds werd ons Leyden nevens de andere Steden, die onder het gebied der Graven fton. den, onder hun opper beftuur, geregeert en beregt door een Schout en Schepenen, 't Zal genoeg zijn tot ftaving hier van aentemerken, dat Graef Floris de Vijfde, reeds op den 19. December 1166 heeft vastgefteld, dat, wat door de Acht gezzvoornen ( Schepenen ) en den Schout tot nut en voordeel van deeze Stad zal ingefteid worden, elk verpligtzal zijn goed te keuren en opteveigen (e Jaer lanck , ende daer en *t enden van geenen weerden blijven (g). Aen den zelfden Graef van Holland, Hertog Philips vanBourgondien,door dievanLEYDEN, in zijne abfentie, eene Bede vergund zijnde, verlengde hij het zelve privilegie in alle punclen nog voor tien Jaeren, nae den uitgange van den achte Jaeren, en zulks op den 6. Maert 1451. (b)\ — dan is echter hier omtrend bijzonder, dat wel bepaeldelijk in dit Privilegie herhaeld wordt-, dat bij tusfchentijds affterven vaneen Schepen, de Graef -deszelfs plaetze zoude vervullen, met een Perfoon op de laetlte Nominatie van Sestienen geftaen hebbende, doch geen gewag word gemaekt van de verkiezing van een ofiijvigh geworden, of zich otit- yrijdt (g) Zie dit Privilegie in zijn geheel bij Frans van IWieris Handvesten der Stad Leyden Bladz. i26. Ik heb, daer dit voomeflijk werk iii veeler handen is , tot vermijding van nodelozen.omflag niet noodig gevonden, de Privilegiën hier bij te doen drukken. , (//) Atdaer Bladz, 116.  DER STAD LEYDEW. ƒ prijdt hebbende Veertig, waeromtrend mede. in het vorig Privilegie was voorzien; door het welke twijffelagcig zoude fchijnen te zijn, of deeze geduurende die tien Jaeren, dat het Privilegie verlengd werd, geftaen heeft aen het Collegie van Veertigen, of wel aen den Schout, Gerechten en Vroed? fchap, die de eerfte verkiezinggedaen hadden, ofte wel, dat echter minst waerfchijnlijk is, dat in dit verlengde Privilegie tot aen vulling der Veer ticen in het geheel geene fchikking beraemd zijnde, de vacant geworden plaetzen derzelven hebben moeten open blijven ; zeker althans is het, dat de bijzondere vermelding van het eene en het ftilzwijgen nopens het andere hier eenige twijfeling geeft. Het eerfte Privilegie, waerbij een permanent Collegie van Veertigen vergund wordt, is van 1476. ( i). En daer het vroegfte Privilegie hier boven aengehaeld, is van 22 April 1449, en geduurd heeft acht Jaeren, dat is dus tot 1457, en als toen verlengd is voor tien Jaeren, dat is dus tot 1467, zoo fchiet een tijdvak open van negen Jaeren, waer van geen befche"d voorhanden is. Het naetfte echter , hiervan te denken, is, dat met den uitgang van het verlengde Privilegie, en dus met 22 April 1467, de Veertigen hebben opge- Lou- (i) Frahs tab Mieris, Handvesten der Stad Leydta Üladz. ui. " A-4  $ VERHANDELING OVÏR DÉ VEERTIGEN houden, hetwelk in die beroerde dagen , waer in het vuur der tweedragt tusfchen de Hoekfchen en Kabeljauwfchen op nieuw vat kreeg , waer tegen w deeze Stad de aenmerkelijkfte voorzorgen genomen werden , boven dien aenleiding fchijnt gegeven te hebben tot murmuratien en tweedragten; want Maria van Borgondien, de Veertigen berftellende op den 23 Maert 1476, gaf te Rennen aen het hoofd van dit Privilegie, dat zij hetzelve ook fchonk, om daer door te fchuwen en nederteleggen alk tweedrachten en murmuratien, die uit caufe van ie voorfchreven Regimenten fpruiten mogten tusfchen onze Onderzaeten van onze voorfchreven Stede % welke om de voornoemde Regiments wille, uk tiijde of haete, die een van den anderen, fouden mogen vervolgen, en voor/lellen jaecken, daer kwade beroerte eft gefchil uit rijf en mochte, dat God verhoede f tot groten binder, quetfe-, en agterdeel yan onzer voor* fchreve Stad, en des gemeenen oorbaers. Ten anderen word dit gevoelen, dat zederd 22 April 1467. de Veertigen hadden opgehouden, niet weinig verüerkt, hier uit, dat Maria bij dit Privilegie van 23 Maert 1476, niet de aenzijndeVEERtigen verlengd; maar veroorloofd en ordonneert, dat de Vroedfehap en dus als op een nieuw kiezen zouden bij haere confeientien en feelen, van nu voortaentoteeuwigen dage, Veertig Perfoonen,die rijklie, cerbaerfte, notabclfte, recklijkfe en vreedelijkjh vaü var.  »e r stad leyden.' $ onzer voorfchreven Stede; hetwelk dus ten duidelijkfte te kennen geeft, dat'er geene voortduuring of verlenging, maer een geheele nieuwe aenflelling van Veertigen des tijds fchijnt te hebben plaets gehad. Wat hier van intusfchen zijn moge, uit de aen* haeling, zoo evengedaeu, ziet men, dat Maria als nu d,e Veertigen ten eeuwigen dage heeft ingefteld. Verder is bijzonder in dit Privilegie, dat de bepaling in het vorig Privilegie door Philips gegeven, naementlijk,dat de Veertig en kiezen zullen Sestien Perfoonen, 't zij uit ten Veertigen, 't zij uit de andere Paorteren onzer voorfchreven Stad, om daer uit tot Schepenen te zetten, hier in niet gevonden word \ maer dat alleen bepaeld word, dat de Veertigen bij haer confeientie 'kiezen en noemen zullen festien eerbaere goede, rijke , vreedfaemige Poort ertn. Ten twede verdient hier de hoogfte opmerking, dat de aenvulling van een overleden of ontvryeden Veertig , bij dit Privilegie niet, gelijk in het eerfte Privilegie door Philips gegeven , wordt gelaten aen de overige Veertigen; maer aen de Vroedfchap. Het leed echter niet lange, dat onze Voorvaderen in het gejiot bleven van dit aenmerkelijk voorrecht, want reeds op den 19 April 1480. werd hetzelve door Hertog Maximiliaen ingetrokken en .verbeurd verklaerd; waertoe aenleiding had gegeven de overrompeling der Stad door zekeren Heere R e r- A 5 NiüLT  ïo verhandeling over de veertigen kault van broekhuyzen, hendrik Nievelt en andere har er adhaerenten, die ge« wapender hand op den vroegen morgen van den 20 Januarij 1480. de Stad indrongen , de Regeering en eenige voornaame Poorters gevangen namen, en andere en veelerleië baldadigheden en moedwil pleegden; in al het welke zij door eenige kwaedwillige Inwooners werden bijgeiraen. Deeze geweldige oplland kort daer aen door Maxi* mi li aen gedempt, ende wethouderfchap weder in haeren vorigen rang herfteld zijnde, werd door dezelve niet weinig moeite en kosten aengewend, om het Privilegie der Veertigen weder te bekomen. Ten dezen aenzien is inderdaed opmerkelijk zekere Misfive in dato 6 May 1381 (k), aen dezer Stads Regeering gefchreven, door Willem van Bos ch- . •HSüyzen, Burgemeester en Jan Koningszoon, die in Commisfie gezonden waeren nae 's Hertogenbosch om te beproeven door negotiatien hetzelve Privilegie weder te bekomen, welke niet alleen te kennen geeft de groote moeite, die zij van dag tot dag hadden aangewend om aen een goed ewde te hoornen; maer daer te boven aen hunnen brief een lijst hegten van eene fomme van acht en dertig hon- (*) F. van Mi£gis, Handvesten der Stad Levden* Bladz. 65.  BER STA D L EYBE N, lï honderd en dertig Rijnsgulden, door hun reeds uitgegeeven, zoo aen den Heer Cancelier, Stedehouder, Maerfchalk en anderen, tot begunstiging van dit oogmerk; als mede een lijst van 't geen zij nog fchuldig waeren aen verfcheiden andere Giooten en Hovelingen tot dit einde te betalen, welke beliep eene fomme van drie duizend gelijke gulden, buiten en behalven nog een aenmerkelijk getal kroonen, zoo aen den Graef als anderen toegezegd, eindigende zij gemelde nota, in deeze bewoordingen, die zeer natuurlijk uitdrukken den prijs, waer op dit aenmerkelijk Privilegie bij den Grave en bij de Stad gehouden en gefchat werd: item zoo moechdy wel mercken, [uilen daer on[e ftucken comen van onze Previlege , het Jal oock costen moeten. Hoe het zij, of het dringend aenzoek van Stad» Gecommitteerden , of de goedwilligheid der Stad in het dragen van eene bede , daer, zoo als Gecommitteerden in dezelve Misfive te kennen gaven, de Graef van node was beholpen te worden, of eindelijk de klinkende munt der Stad, ofte wel alle deeze redenen te zaemen, ten goede hebben medegewerkt, zeker is het, dat Maximiliaen en Maria op den 20 Julij 1481 (/) de Veertigen herftelden, Waerora (/) F. van Miebis Handvesten, Bladz. 129^  'ït VERHANBELIN» OVER BE VEERTIGEN Waeromtrent is aentemerken , dat zij nu die Veertig Perfoonen, Poorteren der Stad, zelfs benoemden, en niet, gelijk te voren had plaets gehad, door de Vroedfchap benoemen en verkiezen lieten, en werd aen deeze Veertigen, nu weder als inde vorige Privilegiën de magt gegeeven,omjaerlijkste benoemen, bij die meeste flemmen van hun luiden, festien goede, eerbaere, rijke en notabele Perfoonen, Poorteren der Stad, waer uit Zij zich verbonden om acht Perfonen te kiezen, dit dat jaer Schepenen zouden wezen; en geene anderen ; maer ook, om even gelijk zulks in het Privilegie van Philips, in tegenftelling van dat van Maria, bepaeld was, de plaets aenvulling van een aflijvig of ontvrijden Veertig, te laeten gefchieden door de Veertigen, verbindende zij zich tevens om de Schepens plaetfen, die tusfchen tijds mogten open- vallen, aentevullen met Perfoonen, die op de laetfte nominatie van Sestienen geilaen hadden ; terwijl dit Privilegie zoude duuren tot hun, efte hunner nakomelingen wederzeggen, ten yvaere, dat breeder gracie noch namaels hier van verkend werd. Ook volgde deze breeder gracie kort daer aen, en wel op (ff») den 3 Augustus 1481, wanneer deeze zelfde Maximiliaen en Maria hetzelve Privi- (w) F raas tan Mieris Handvesten Bladz. 13?,  Deb stad leyden. i£ VÜegie verlengden tor de te ruggave van eene fomme van /even en dertig honderd Gulden , die de Stad hun ter leen hadde opgefchoten,in hunnen hoogen enJteeds aenzvakkerenden nood; gelijk ook eenige andere Penningen; verbindende zij zich de wederopzegging van dit Privilegie niet te doen, zoo lange de voorfchreven gelden niet volkomen zouden zijn afbetaeld. Niet voor 29 Jaeren daer na is mij eene nieuwe gifte omtrend de Veertigen voorgekomen. Wel is waer, dat, bij de inhuldiging van Philips, Aertshertog van Oostenrijk op den 14 December 1495, vergunt werd aen eenige Steden van Holland en ook aen Leyden om het Privilegie van de Veertigen, met het geen daeraen kleeft, te genieten, tot dat hij tot den ouderdom van 25 Jaeren zoude gekomen zijn (»); doch het is tevens zeker, dat onze Vaderftad, geduurende deezen tusfchentijd, niet weinig met haere Finantien zijnde ten agteren geraekt, zodanig dat haer verfcheiden refpijten in de beden hebben moeten verleend worden, het Privilegie der Veertigen gefurcheerd werd. Immers geven Maximiliaen, als voogc over Kakel, Aertshertog van Oostenrijk, en Graef van Holland, en dezelve Ka rel dit te kennen aen het hoofd van hunnen Brief van Octrooi van 19 Oc- (n) Oklers Befthr. van Leyden 3de deel Bladz, 58».  14 VERHANDELING OVER DE VËERTIGEN Oitober 1510 (0), met welken zij het Collegie van de Veertigen vernieuwden. Bij dit Privilegie, dat verfcheiden bijzonderheden behelst, die van de vorige fchikkingen afwijken, worden de Veertigen door den Keizer en den Graef zeiven benoemd, en valt aenftonds bij de befchouwing van hetzelve onder het oog, dat even als de Privilegiën in het gemeen gefchonken zijn aen de Stad, en dus aen hetgeheelelichaem der Poorteren, zoo als de oudere Handvesten met zoo veele woorden uitdrukken, dit ook bij uitdrukkelijke vermelding gegeven wordt aen de Borgeren en Ingezetenen derzelve Stad. Deeze Veertigen moesten, gelijk in alle voorigePrivilegien bepaeldwas, ieder Jaer Sejlien Perfoonen be^ noemen. Dit moesten zijdoen uit het geheele Lichaem •van derStede,en dus wederomzonder de bijvoeging van vit hun midden ofte andere Poorters, en verbondt zich de Graef uit deeze Nominatie van Sefïienen, die allen moesten zijn rijke, notable en verftandige mannen, acht Schepenen te kiezen; bij maniere van Leotinge ; welk laatfte dus weder eeno bijzonderheid oplevert. Nog eene van vrij meerder gewigt konit ons in dit Privilegie voor, hier in beftaande, dat aen de Veer- (9) F. van Miïjüs, Handvesten fier Stad Leyden, Bkdz, 134.  der sta» leyden j-§ Veertigen bij het zelve vergunt werd, geroepen en begrepen te worden bij de Vroedfchap, met welke zij, gelijke ftem hebben, en bij meerderheid Jaerlijks verkiezen zouden drie Burgemeesteren en twee Thefauriers, die zij op haer eed en Confientie tot den dienst de bekwaemfie zullen vinden. Voorts werd mede bij dit Privilegie bepaeld, dat de aenvulling van een opengevallen Schepens plaets gefchieden zoude uit die genen, die op de laetfte nominatie van Sestienen geftaen hadden, en werd deft Veertigen het regt hernieuwd om bij aflijvigheid van een derzei ven, te kiezen in des^elfs plaets eenander eerjaem, rijk en notabel man; oud- zijnde 28 jaer of daer boven; welke laetfte bijvoeging een laetfte bijzonderheid aen de hand geeft, die in de vooriga Privilegiën niet gevonden wordt. Eindelijk werd bepaeld, dat dit Privilegie duuren zoude , den termijn van drie agter één volgends Jaeren. Bij het afloopen van dit Octrooi fchijnt 'er eene hevige twist ontftaen te zijn tusfchen de Burgemeesteren , Schepenen, Vroedfchappen en den Rijk dom, Burgeren en Ingezeten der Stad: zoodanig zelfs, dat Maximiliaen en K a* r. e l vreezende, dat daer uit grote beroerte mogte ontftaen, goedvonden, eenigenvan hunne eerfte ambtenaeren herwaerds te zenden , ten einde, was het mogelijk, deeze verfchillen in het minnelijke bij te leggen. Tot  'Ït5 VERHANDELING OVER DE VEERTIGER Tot deeze twist fchijnt aenleiding gegeven te hebben een verfchillend begrip , nopen* eene geheele nieuwe verkiezing van Veertigen, of aenblijving der ouden,• althans 's Gra» ven Commislarisfen op den 10. November 1513. ten Racdhuize gedagvaerd hebbende den Schout, Burgemeesteren, Schepenen, Vroedfchappen, en het meeste deel van den Rijkdom der Stad , bevonden de aenleiding der twist hierin gelegen te zijn; beweerende de Schout, Schepenen en een deel van de Vroedfchap, dat het laetst opgenoemd Oélrooi van 151 o, dat Hechts 3 jaeren duur haddc, afgeloopen zijnde,zij, overéénkomftig hunne oude Privilegiën en Costumen, gerechtigd waeren tot het verkiezen van een geheel nieuw Collegie van Veertigen — daartegen beweerde hunne tegenpartij, beftaende uit drie Burgemeesteren , en veelen der Vroedfchap, en al den Rijkdom , dat het vorig Octrooi, fchoon de tijd bij hetzelve bepaeld verftreeken was, echter nog kragt had, vermits het confent van de laetfte bede nog loop had , bij 't welke 't voorfchreven Privilegie, naer hun oordeel, ge* noeg gecontinueerd was, en hielden hierom ftaande, dat de V e e r t 1 g e n', bij het vorig Octrooi van 1510. benoemd, behoorden gecontinueerd te worden. 's Graven Commisfarisfen gelast om deeze twist cp de best mogelijke wijze te vereffenen, en vrugtcloos beproefd hebbende, om de partijen bij den an-  der stad leyden. 17 anderen te brengen, maekten in Het einde dit mael, met gemeene bewilliging, fchifeking op de Magiftraets beftelling; en verkozen, nae dat zulks was afgelopen, op nieuw uit de Burgeren der Stad Veertig Perfonen, tot het Collegie van Veertigen: van het welke door hun aen hunnen Meester zijnde verflaogedaen, werd zulks door denzelven goedgekeurd en bevestigd; en zijn dus hier mede de Veertigen weder door Maximiliaen en Kar el ingefteld op den 3. December 1514. (p). Na genoeg kwam de inrigting over één met het geen bij het laetst voorgaendeOélrooi bepaeldwas.DenVeertigen werd gelast zétten Perfonen te kiezen, goede, notable; verft andigeMannen uit deBorgeren der Stad, en dus al weder zonder de bijvoeging van uijtten Veertigen of andere Poorteren. Ook werd nu bepaeld, dat ~aven Stadhouder of Pt efident, en luijden van zijnen Raidein Holland uit die zestien Perfoonen er acht kiezen zouden tot Schepenen; zonder te bepalen, dat zulks bij het lot zoude gefchieden; zoo als in het vorige bepaeld was. Tevens werd den Veertigen bij dit Octrooi het regt vernieuwd om zitting en Item te hebben met deVroedfchap,zo in het verkiezen van Burgemeesteren enTrefaurieren, als in andere der Stede zoeken, waer op men de Vroedfchap roeden zal', terwijl hun hetzelfde prefentie geld werd toegelegd, als O ) F. van Mieris, Handvesten der Stad Leyden, Bladz. 144. B  38 . VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN als die van de Vroedfchap genoten. Ook moesten zij de plaets van een aflijvig geworden of zich met zijn woon abfenterenden Veertig , vervullen , en de Leden van dit Collegie acht en twintig Jaeren oud zijn. En is het bijzonder opmerkelijke bij dit Octrooi, dat het zelve eene bijvoeging behelst, waer van tot heden niets bepaeld was; te weten, dat, de Veertigen onderling geen Gebroeders, Vader en Zoon zouden vermogen te zijn. De duur van het zelve was tot weder opzeggens toe. Het fchijnt echter, dat de fchikkingen door *s Graven Commjsfarisfen tot bevrediging gemaekt, niet hebben konnen fbekkcn,om alle degemocderen volledig te vrede te Hellen; immers vier der benoemde Veertigen weigerden denEed te doen , 't welk ten gevolge had, dat de Graef den fesendertigen , die den Eed gedaen hadden, gelaste, hem een Nominatie van twaelf Perfoonen, notable Burgeren der flad, overtezenden, waer uit hij op den iften Julij 1515. 'er vier koos, welke den i2den September daeraehvolgende den Eed afleiden (q). ■ Drie jaeren later, en wel op den »6ftcnOctoberr5i 8, werd dit Privilegie , door Kar el Koning van Üpanjen, om redenen hem daertoe porrende, herroepen, doch kort daer aen op den 21. Junij 1519. weder (?) F. van Mieris Handvesten der Stad Leyden, ïlcdz. 136.  der stad leyden. 19 der ingefteld (r), daer onze Voorvaderen den Graef duidelijk bewezen, dat zij van oude tijden en tot welvaert der Stad het Collegie van Veertigen hadden gehad. Of het deeze overtuiging was, dan wel het Confent in eene nieuwe bede, die zij hem bewilligden, en waer bij zij verzogten, dat het Collegie van Veertigen hernieuwd werde, zal luttel afdoen; 't zij genoeg, dat hetzelve heriteld werd; cn is dit het laetfte Privilegie betreffende de Veertigen, aen onze Stad gefchonken. Ten aenzien van hetzelve is opmerkelijk, dat de Veertigen, als nu niet door de Vroedfchap , maer bij de afgezondenen des Graven, zijn gekozen , uit de notabelfte en regtvaerdigfte Ingezetenen : zij verkregen weder de vorige magt, ora daegs voor St. Jacobs Apojlel Avond in Julij te kiezen Sestien notable, eerbaere, verftandige en regtvaerdige Mannen, naer hun beste dunken, en in hunne Confcientie de naijlt en bekwaemfte tot het Schependom, van welke festien''s Graven Stadhouder, ofdePreftdenten Luijden van zijnen Raïde in Holland acht zetten zouden tot Schepenen; en voorts, om met de Vroedfchap te kiezen BurgemeeftersenThefauriers,enge//>'c die van de Vroedfchap\totalle der Stede zaekenopgelijkeftem,peinenen boeten geroepen te worden. Nog werd bepaeld, dat zij Jaer- (r) F. van Mieris Handvesten der Stad Leyden, Sladz. 147. B z  50 verhandeling over de veertigen Jaarlijks alvorens tot de verkiezing der festienen pvertegaen in handen van den Schout en in Prefentie van Burgemeesteren en Schepenen, eenen Eed zouden moeten afleggen , dat zij bij de voorfchreeven Electie, naer hunne beste wetenheid zouden tewerk gaen, zonder iemands verzoek of'indultie, of iemand, wie hif zij', faveur te dragen; maer alleen des Graeven eer, 't gemeen profijt, en derStede weïvaert zouden in het oog houden;voorts,dat deVwERi ir.LNbij hunne verkiezing achtentwintig Jaer ot daer boven zouden moeten oud „ en geen Broeders, Vader of Zoon van eenigen der^ zclven wezen ; en dat bij aflijvigheid of ontpoortering van eenigen hunner medeleden , de overigen andere in hunne plaets kiezen zouden, uit de notabelfee en regtvaerdigfte Perfoonen, die zij in hunne Confcientiedaer toe nut en bekivaem zouden oordeelen te zijn. Dit Privilegie werd tot wederopzeggens toe verleend. Zoo veel van de Inftelling en Lotgevailen van het Collegie van Veertigen aen onze .Voorvaders; gefchonken. ik meen uit al het opgegevene te mogen afleiden en vastfleilen. Voor Eerst, dat offchoon in de eerfte tijden dest wegens niets is vastgefteld, echter volgens de latere bepalingen, en wel van Maximiliaen en Ka rel bij hunne Privilegiën van Ao. 1510., Ao. I£I4j en Ao. 1519, (welk laetften tot wederpnzeggens toe gegeven , en nooit herroepen is) de Veer-*  DERStA&LÈYDEtf» &I Veertigen, bij hunne verkiezing tenminftenagt erl twintigjaeren moeten ond zijn,enzich onderling niet be» beftaen in betrekking van Vader, Zoon, of Gebroeders. TenTwEuoEN,dat de verkiezing derPerfoonen bij de aenfteiling of herftelling van de Veertigen gefchied is, dan eens door de Vroedfchap, dun eens door den Graef, 't zij door hem zeiven, 't zij door zjjhd Comraisfarisfeft: door de Vroedfchap is zulks ge* ichied bij de inftelling Ao. 1449, en Ao. 1476. door den Graef Ao. 1481, en Ao. 1510. en door zijné Corrtmisfarisfeh Ao. 1.514, en Ao. 1519. Ten Derden, dat het regt van hetColiegic öerVEER» tigen om in de plaets van een afgeftorvén of abfe'nt ge» Worden Veertig eénen anderente kiezen,mcefendeeiSj en bijna zonder uitzondering aen het zelve is gehegteil gebleven; dat het aen het zelve bij het oudfte Privile» gie van Ao. 1449,is toegekend, gelijk ook bij die Van Ao. 1481 , 1510, 1514, crt 1519. Doch dal in het Privilegie van Ao. 1451, daer vsn niet gt« fproken wordt, en dat alleen in dat var) 14/6, terl eeuwigen dage verleend , doch kort dferop verbeutt» zulks aen de Vroedjchap is toegekend. Ten Vierden, dat oorfprongeiijk de verrichtingen der Veertigen zich bepaeld hebben tot het maeken Van een nominatie van fèsiienèn bij de meeste ftemnleil ? waeruit de Graef zich verbond acht Schepenen te kie» Zen ^-dat dit recht bij alle de Privilegiën zonder Uit» SOnderirig aen dat Collegie wordt toegekend — en B 3 dflfi  22 verhandeling over de veertigen dat eerst in i5io,en vervolgens bij de Privilegiën van 1514, en 1519 , aen de Veertigen is vergund,om zitting te hebben met die van de Vroedfchap,en met dezelve op gelijke ftem, regten en boeten, teproccdeeren tot de verkiezing van Burgemeefteren en Thefauriers, als mede te delibereeren over alle Stads zaeken. Ten Vijfden, dat in dit oorfprongelijk regt der Veertigen, om een Nominatie te maeken van een dubbeld getal Perfonen rot Schepenen , uit welke de Graef, als Opperheer en Wetgever, zich verbond acht te zullen kiezen, het aenmcrkelijk gewigt en de radicale voortreffelijkheid van dit Collegie is te zoeken, naerdien de Graef tot dien tijd onbelemmerd en naer willekeur gekozen hebbende zodanigePerfoonen tot Schepenen als hij goed vond, hij nu in tegendeel, door dit Privilegie zich verpligtede, om zijne verkiezing te bepalen, en te doen uit zodanigen , die hem door de Veertigen werden opgegeven. Ten Zesden,dat destijds het Collegie der Vroedfchap een afzonderlijk Collegie van dat der Veertigen moet geweest zijn; blijkende zulks voor eerst door de benoeming der Perfonen tot Veertigen , door de Vroedfchap op bevel der Graven in 1449, en 1476, gedaen; enten tweden, cn boven alle tegenfpraek, uit het zoo aenmcrkelijk voorrecht den V e ertic en verleend in A°. 151 o, en geconfirmeerd in A°. 1514, en 1519, om zitting en ftem te hebben met di e van deVroedfcbap^endat wel in alle zulke der Stede zas~ ken }  der stad leyden1; 23 ken, waer toe de Vroedfchap geroepen werd; de vergunning van welk recht niet zoude zijn te pas gekomen, indien des tijds Vroedfchap en Veertigen dezelfde Perfoonen en Collegien geweest waren. Ten zevenden, dat het regt der Veertigen omPerfoonen uit hun midden te brengen op de Nominatie van Sestieuen, alleen voorkomtin het Privilegie van Philips van Bourgondien, dat Hechts voor acht jaer gegeven is; doch dat in alle de volgende alleen melding gemaekt wordt, van festien Perfonen te kiezen uit de notable Burgeren of uit het geheele lichaem der Stad,maer niet uitten Veertigen of anders Poorteren. Ten Achsten en eindelijk, dat de Veertigen op hunnen Eed bij hunne aenfteliing verpligt worden, om zoo in het maken der Nominatien van Sestienen , als in de verkiezing van Burgemeesteren en Thefauriers, en in alle andere zaken, waertoe zij met de Vroedfchap geroepen worden te Memmen naer hunne beste weetenhcid en confcientie; tot het welke hun volftrekt alle de Privilegiën verbinden; terwijl het laetfte van 1519, boven dien ten overvloede van hun afvordert, dat zij voor het maeken der Nominatie nog met een bijzondcren Eed moeten beloven, dat zij bij de meeste ftemmen kiezen zullen, die zij in confcientie de nutfie en bekwaemfte keuren, zonder haet , of partijdigheid, ofte iemand9 wie Hij zij, faveur te dragen. B 4 Hier  verhandeling over de veertigen Hier mede meene ik het eerde deel mijner Vefhardeling te hebben afgelopen: 't zal nu tijd zijn tot de tijden der omwenteling, in welke wij den Graef afzwoeren, en, zoo algemeen pleeg begrepen te worden, onze Burgerlijke Vrijheid vestigden, te naderen , en te zien, in hoe verre de aengetogen Privilegiën thans nog in gebruik en van kragt zijn. TWEEDE AFDEELING. Befchomving van den Staet van bet Collegie der Veertigen fints de oprichting der Republieck. 't J^_omt mij gevoeglijkst voor dit onderzoek te fplitzen. Laet ons eerst nagaen hoedanig met hetzelve Collegie is te werk gegaen door de Heeren Stadhouders in der tijd; vervolgens door de Regeering. Alvorens daertoe te komen moet ik echter deze aenmerking maken , dat het geen de Eleclien tot Schepen betreft uit de nominatien, die de Veertigen maken noeten,mijtoefchijnt,voordeBtirgerij,hetminstbelang,rijk gedeelte der bijgebragte Privilegie uit te maken. Wij hebben inhet vijfdegevolg, uit de Privilegiën afgeleid, gezien, dat het radicale daer in gelegen is, dat door de Veertigen de benoeming tot de Sestienen gefchie-  DER STAD LEYDEN. 0,$ de, en dat daer uit door of van wege de Souverain de Schepenen gekozen worden. Zoo dra zulks nu plaets heeft, is de Burgerij ten dezen voldaen; en dus is het gefchil, in hoe verre het regt tot verkiezen uit die nominatien al of niet tot het tegenwoordig Stadhouderfchap is behoorende,meer eenStaetsgefchil, dan dat de Burgerij regtftrecks uit hoofde van haere privilegiën zich deswegens kan partij ftellen. 't Zal dus, mijns inziens ten dezen genoeg zijn, kortelijk neder te ftellen,datbehalven Willem den Iften, de Stadhouders van Holland, Maurits-, Fredrik Hendrik, en Willem de JIde de Electien uit de Nominatien der Sestienen gedaen hebben ; dat op den Bften December 1650, bij de Heeren Staeten dezer Pro vintie befloten zijnde, dat de ftem hebbende Steden haer Wethouderfchap, ten meesten dienfte der Stad zouden mogen beftellen, ten dezen door onze Regering te dier tijd eene fchikking is beraemd , waer bij de Electie aen Heeren Burgemeesteren werd afgeftaeti, doch dat bij de aenftelling van Willem den lilde deeze fchikkingen weder zijn vernietigd geworden, en hem de Eleérie even als aen de vorige Stadhouders is gegeven; dat eindelijk na zijn dood weder alles tert dezen opzichte is herfteld , zoo als het voor zijne aenftelling had plaets gehad; 't welk geduurd heeft tot op de aenftelling van Willem den lVde; wanneer weder alles is gebragt, op den voet zoo als plaets had, tijde 5 der  verhandeling over de veertigen der vorige Stadhouders, en zulks alzo tot heden is gebleven. Zoo veel van deEIectien tot Schepenen; Iaet ons nu zien wat met de Heeren Stadhouders in der tijd omtrend het Collegie der V e e r t i g e n is voorgevallen. Het eerlte, dat wij ten dezen aenzien ontmoeten, is van Willem den Iften, den Grondlegger onzer Onaf hangelijkheid van den Spaenfchen Tieran, die op den i4den Oétober 1574., goedvond het getal der Veertigen tot op acht en twintig te verminderen, en denMagiftraetbuitentijds te veranderen ( 0). Eene fterke, doch vruchteloze Proteftatie deden Die van den Gerechte ten zelfden dage daer tegen. Burgemeesteren en Schepenen bevestigden dit Protest twee Jaeren later, op den 10. Januari] 1576, betuigende van meeninge te zijn, met de Perfonen van de Vroedfchnp en Veertigen, als toen op het Raedhuis aenwezig, tot de Electie van Burgemeesters en Thezauriers naervolgens de Privilegiën der Stad te zullen Procederen. Vader va n de W e r f f , deed verfcheiden Jaeren daer na ten dezen eene aentcckening, die treffende is, en den ouden dooreerlijken Burgervader kenmerkt, die met gevaer van (o) Frans van Mieris, Handvesten van Leyden ; Bladz. 121.  DER STAD LEYDEN» van zijn leven, zijn dierbaer Leyden behouden had./» een tetken,votgi hij 'er in het Hot bij dat dit waer w,( te weten, dat hij in de verandering derRegeringe niet had toegeftemd, maer daertegen, ziende dat het niet anders wezen mogt, mondeling hadde geprotefteert) hebbe dit met mijnder handt voor God, dis 't al ziet, onderteekent ; op dettll. Augustus 1600, als ik ghecomen was tot den ouderdom van over die één ende zeventig Jaeren , doen ick ghercetfchap maeckte, gezond pijnde van harte, dan zvat traech op de gange, om uit deezer Werlt te Jcheijden, ah 't God beliefde (b). Niet lange heeft ook de vermindering vanher Collegie der Veertigen ftand gehouden, daer het zelve op den 9. October l57Ó, reeds weder gebragt is, conform de oude Privilegiën, op Veertig Perfonen (c)- Prins Maüri t s heeft op den 13. Oélober i6i2, (d) mede de Veertigen veranderd, verfchelden ouden afgezet,en anderen in hun plaets aengefteld. De Lijsten daer van door van Mieris en Orlers opgegeven, hoe zeer in opzigt tot eenige (h) Frans van Mieris, Handvesten van Leyden, Bladz. 155- (c) Oulers, 3^e Deel Bladz. 589. (rf)Frans van M 1 e * 1 s, Handvesten, Bladz. 155. Ok lek s 597.  S.i verhandeling over de veertigen ge namen, die de een onder de Veertigen, dé andere onder de Vroedfchappen plaetst, verfchillende, geven echter beiden een aental op van twee en veertig Perfonen , die als toen de Regering hebben uitgemaekt,- hoe dit zij weet ik niet te bepaelen , maer wel, dat mij het denkbeeld verbaest, en elk Burger moet verbazen, hoe op eenen enklen oogwenk van dien V o r s t een geheel Collegie dus vervormd werd, welks Leden volgens de oude bezworen Privilegiën , hun leven lang, immers zo lang het Privilegie loop had, waeren aengefteld. Willem de Jllde ging in het rampfpoedig Jaer van 1672, nog een flap verder. - In zekere Misfive,door hem gefchreven in het Leger bij Bode* graeven op den Giften September 1672. (e),welks acnhef, in deeze opmerkelijke woorden is begrepen i Wv Wi l h em Hendrik bij de Gratie Godes enz. — Doen te weten, dat wij in deeze bekommcrlijke tijden niets meerder ter harte neemende, ais dat de refpe&ive Steden der Provintien, onder ons Stadhouderschap ressorterende enz-. geeft hij te kennen, op zeker Request der Burgeren en Ingezetenen, uit een bijgevoegde lijst van tagtigPerfoonen aen hem overgezonden, vijf en twintig oude Regenten Pfovifioneel te hebben aengefteld op den ii den (« ) F. van Mieris Handvesten Bladz. isj>4  DER STAD LEYDEN. irden derzelve Maend,enalsnu finael difponerende, bevestigde hij dezelve aenftelling, en voegt 'er nog veertien Veertigen bij, doch hielde? om rede» nen de veertigfte plaets open tot zijne nadere Dispofitie. 't Scheen dus , datdiePrinsmetdePrivilegien naer zrjn meeste convenientie te werk ging; althans ik weet niet van waer hem het regtaenkwam , om het Collegie onvoltallig te houden ; waertoe voorzeker niet blijkt, hem door de Burgerij,de eenige eigenaers der Privilegiën, eenig verzoek gedaen te zijn. Ook fchijnt deze Prins de verkiezing der Veertigen te hebben blijven uitoefFenen, 't welk bij de Privilegiën den Veertigen is opgedragen , en waer van zij zonder fpeciale bewilliging der Burgerij geen overdragt aen iemand, hij zij wie hij zij, doen mogen. Zelfs blijkt uit de Refolutie der groote Vroedfchap van n Junij 1673, dat hij daer toe verkozen heeft eenen Mr. Jacob van We velich 0 ven , die zijne vaste woning niet in deeze Stad had, en eenen Mr. Ca rel Crucius, die geen Poorter der Stad, nog acht en twintig jaeren oud was(ö); allesregtftreeksaenloopenderegens de Privilegiën, gelijk uk het reeds verhandelde overvloedig kab worden afgenomen. Weinige Jaeren daerna, en wel in 1685, öntftond 'er geen geringe twist over de benoeming en ver-' (a)Frans van Mier 3 Handveften Bladz. 138.  30 VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN verkiezing der Schepenen tusfchen het Collegie van VEERTrGENonderling, en tusfchen ditzelveCollegie en denStadhouder, voornoemden Willem den lilden (f). Het raeerdergetal der Veertigen zondt hem de gewoonlijke nominatie vanSesfienenyian hij begeerde daer uit geene verkiezing van Schepenen te doen. Eenigen uit de minderheid hem naderhand ook een Nominatie zendende, koos hij Schepenen uit deze laetfte. De Hoofd • Officier weigerde deezen te beëedigen, en werd, daer over, door het Hof van Holland in zijnen dienst gefchorst; doch kort daer aer weder herfteld ; terwijl de gekozen Schepenen erkend werden en in functie traden. Zeven van deeze acht Schepenen behoorden tot de minderheid; die. dus waerfcbijnlijk zich zeiven tot de Nominatie geftemd hadden (ƒ *). Wie ondertusfchen,'t zij de minderheid,'! zij de meerderheid der Veertigen, tenaenzien van de bevoegdheid der benoemde Perfonen , het gelijk aen haere zijde gehad heeft, zal ik niet beflisfehen. Men betichtte de meerderheid, dat zij iemand op dezelve gebragt had, die nog geen acht en twintig Jaeren had bereikt; en nog een ander, die in de Indien was geboren. Het eerfte ftreedtzeker,zoodit waer was,tegen dePrivilegien;doch het laetfte was geen wettig bezwaar, zoo hij anderzints zeven Jaeren aen eenen (f ) TegenwoordigenStaetder NederlandenIV.DeelBIz. 589. (f*) Wagenaak , Verh. over 't Stadbouderfchap, BI. 89.  DER STA» LEYDEN. 31 eenen gange Poorter van Leyden geweest was; doch dit ftatrt mijns oordeels in allen gevalle vast, dat althans de minderheid der Veertigen niet gerechtigd was, een Nominatie van de Sestienen te maken, daer de Privilegiën uitdrukkelijk zeggen, dat de Veertigen bij de meeste stemmen,zo als blijkt uit het vierde gevolg uit de Privilegiën afgeleid, die Nominatie maeken zullen. En echter, Willem de lilde veroorloofde zich uit de Nominatie der minderheidjdat jaer, overLeyden Schepenen te zetten ! Hij verklaerde, dat hij de verkiezinggedaen haduit eeneNominatie gemackt niet door maer in de Vroedfchap • en dituitvlugt kon hem gerust ftellen ( g)! Eindelijk veranderde Willem de lVde mede de Regering dezer Stad op den 18. Oétober 1748(5*) Deaenhefvan het Stuk, daer toe dienende,is in dezelfde opmerkelijke bewoordingen als dat van Willem den lilden opgefteld : Willem Ca rel Hendrik Fris 0, bij der Gratie Gods, enz. doen te zoeten dat tv ij in deze bokommerlijke tijden niets meer ter harte ncemende, als dat de refpe&ive Steden, onder on s S tad h ou de rschap r e s so kt e r ende enz. Buiten de verlating van de Perfonen der Veertigen van hunne bediening, 't welk, zoo als in het hoofd ftaet uitgedrukt, gefchiedde op hun verzoek zelve, (£•) Wacenaar , Verh. over 't Stadh. Bladz. 89. (g*) Frans van Mieris, Handvesten, Bladzyde 162.  32 verhandeling over de veertigen zelve, ten einde de rust en het oriderling vertrouwen in de Stad te htrftellen, komt mij in dit Stuk, opzigtelijk het verder ftrijdigemet de Privilegiën, niets meer bijzonder aenmerkelijks voor. In het flot wordt gezegd , dat de verlaeting en verandering gefchiede zonder gevolgtrekking voor het toekomende, ten aenzien 'van de Privilegiën, Vrijheden of Gerechtig^ hedtn^de goede Burgerij of Ingezetenen Qompetterer.de ; welke buiten twijffel door dusdanige veranderingen en omwentelingen fteeds de geweldigfte fchokken bekwamen. . Wanneer wij dus nagaen, hoedanig de Stadhoudersin der tijd met de Privilegiën, betreffende de Veertigen, zijn te werk gegaen, dan zien wij, dat zij zich fteeds boven dezelve verheven hebben. Willem de Ifte dreef een geruimen tijd door, dat het getal der Veertigen tot op achten twintig vermindert werd. Willem de lilde hieldt de veertigile plaets een geruimentijd open, tot zijne nadere dispofitie; enbragt vervolgens onbevoegdePerfoonen in hetCol!egie,en ging dePrivi/egien betreffendedebenoeming vanSchepenen door deVEERTiGENte buiten.Beiden,en nevens hunMAURn s, en Willem de IVde, hebben hetgeheele Collegie verzet. Wel is waer, dat aen WlLLEMden Iften deHoge Overheid was opgedragen, en dat de overige Stadhouders van Holland zich gefterkt zagen door Staets Refolutien.Doch zonder mij in te laten in een onderzoek hoedanig die Staetsbefiuiten zijn genomen geworden; en wat zij inhielden, daer  DER STAD LEVDÈN. 33 ('daar mijn oogmerk nietis,omSt9ets»efchil!en optekrab* ben en te verhandelen; maer alleen om onzijdig de regtcn der Burgerij aen den dag te leggen, en de •inbreuken, die op dezelve gedaen zijn , tebeoordeelen) ■zal ik alleen zeggen , dat het eene onlochenbars waerheid is, dat de Privilegiën hec eigendom zijn der Burgerijen; maer niet der Vroedfchappen; een eigen» dom, dat aen de Burgerijen zoo wettig toekomt , alg aene kBurger zijne bijzondere bezittingen, van welken het zeker is, dat volgens ons landregt niemand, zon» der zijne kennelijke bewilliging, kan nog mag ver■ftoken worden, ten ware, vooreenig gedeelte derzei» ven , bij breuke , volgens Rechtelijke uitfpraek, ^ Ik zal mij niet inlaten in een ouderzock , in hoe ver» re de Landsheerlijke Macht der Graven zich ver* mogt uil te ftrekken tot het weder intrekken, ver» anderen of verminderen van Privilegiën. Bij de oprichting onzer Republiek, zijnde Privilegiën overen wcder bezworen, niet flechs door de rdpective Regeringen ; maer ook door de Ingezetenen. Men heeft ze malkander verzekerd; en op dat Contract dert gemeenen vijand bevogtcn en overwonnen. Op dit beginzel is de Republiek gevestigd; waer van de Unie van Utrecht de ontwijffelbaerfte blijken draegt. Er is vervolgens nimmer tusfchen Volk en Overheden een nader beding aenge» gaen, waer by het Volk hier van heeft afgelken , C en  34 verhandeling over de veertigen en dus kan ik mij niet overreden er ergens eenig vermogen jn ons Regeringswezen zoude zijn, dat de eigenacr der Privilegiën, van zijn wettig en bezworen Eigendom, buiten zijne kennelijke bewilliging zoude konnen ontzetten. Maer ten tweeden. Indien men een zodanig vermogen den Heercn Sta et en zoude willen toekennen, dan zoude men tevens hunne magt grooter keuren dan die, Welke aen de latere Graven, Landsheeren dezer Provintie, is toegekend. Immers dezeff bezworen, bij hunne huldiging, de onderhouding der Privilegiën en Voorrechten door hunne voorzaten gefchonken. Fjlips de llde, ondernam echter die te verkorten en te vernietigen, maer werd ook daerom inzonderheid Tiran verklaerd, en afgezworen. En hoe dan zouden de Staeten van Holland, die mede bij dieren Eede zweeren der Bnrgren Privilegiën te zullen onderhouden grooter vermogen hebben, dan de Graven; en nu konnen doen, om het welke inzonderheid de Landsheer verjaegd is? Mé»zoéke hief geeneoplosfirrg in de genoegzaemheid,diedetoeu.emming van de Vroedfchap, als reprefeftterende!de geheele Stad, rot eenige zodanige vernietiging van Privilegiën hebben zoude y want het is volgens ons gemeen Landregt weder kenneliik en uitgernackt, oMt gééft Eigenacr kan ontgoed worSPti , zeifsopeene fpeciale Procuratie daer toe door hein aen een gemagtigden gegeven.; maer datvolftrekt verei-  DER STAD LEYDEN §5 véreischt word, dat hij in Perfoon Corhparere, en in den afffand van zijn eigendom duidelijk bewillige. En hoe verre is het 'er af , dat de Vroedfchap 'eene fpeciale Procuratie van de Burgtri;, die zij repre» Tenteert, zoude ontvangen hebben! hoe verre is het er af, dat zij zelfs eenige Procuratie, hoe genërael ook, zoude konntn toonen! dit groote werk fchijrit voor den tegenvvoordigen tijd bewatrt te zijn. Ik weet wel, dat kundige en aenzienlijké Mannen de Souveremiteit van de Hoeren S t a et en, eeneüitgéftrektheid geven,ciie met het vorenitaendé is firijdehdei Het komt mij voor dat de Heer Sekrétaris Graswinkel, nog onlangs zoodanig gevoelen, te zeer beguhiligt heeft, door op de loutere bijbrenging van een gezegde van Hun En. Groot Mog. in hunne circulaire Miifive aen de Böndgenobteri ïn dato 15. April 1730., zoo onbepaeld, en als het ware voor alle bewijs, te laten volgen: en wie zal 'ditdurven ontkennen (ê)?doch mijns oordeels, is het genoeg, om thans niets anders aentcvocren, het oog te flaen op de Refolutfe, bij Hun Ed. Gr. Mog. geüomen op het voorftel van Haérle w, betreffende de Reprefentatïe van bet gebeele Volk, en den invloed die hetzelve op zijne Regeering behoort te hebben, om overtuigd te zijn, dat hoogstdezelven zelfs gee- ne {_}') Iri een Werkje getijtekt: Eenige byzonderheden emtrend ie Magiftraits befieiling der Stad Haeslem enz. Bladz. lot, Q 3  2,6 VERHANDELING OVER DE yEERTIGÊN' ne andere gedagten voeden van den aert en de natuur, hunner oouvereinitcit, dan welke metmijne vorenflaende Redenkaveling in Hemmen; want onder de Graefitjke Regeering zoude foortgelyke Propofitie niet te pas zijn gekomen. De Graef, Landsheer zijnde en de volftrekte Souvereiniteit in handen hebbende, kon voorzeker met zijne Onderdaenen niet in een onderzoek treden ,over de behoorlijke Reprefentatie van dczclven, en, den invloed, die hun op zijn voiflrekt beduur toekwam: en dus moet het aengeliaelde bij den Heer Graswinckel, uit de circulaire Misfive van Hun Ed. Gr. Mog. van dato 15. April 1730. dat door de. afziveering van den Koning van Spangien, de laetfte Landsheer, de Souver ainile '.t, niet al heer gevolg en toebehooren gekomen is den de Heer en Siaeten der refpective Provinticn, niet dan in een bepaelden zin worden opgenomen, en, door de Souverainetcit met al hoer gevolg en toebehoren nLts anders veriaën worden, dan de verbeelding et; uitoetfening van die oppermagt, die door de afzwering van den Koning van Spangien, den iactften Landsheer , in den Boezem van het gantfche Volk is teiug gekomen , en aldacr nog is berustende. En om ten dezen , ook duidelijk van het begrip van notable Staersjeden te doen blijken, zal ik hier nitfehrijven eenige regels vafi het Stattsrapport, nopens de zaek van Rotter-  der stad leyden. 3 7 terbam , door Gecommitteerden van hun Ed. Gr. Mog. op Zaturdag den 17. Maert 1. I. ter tafel van hoogst dezclven gebragt: te meer, dewijl het op uitdrukkelijke Privilegiën gegrond is, en wel op zodanig een Privilegie, zvelk niet alleen de wacra en oude Confiitutie der Regeering atdaer uitmaektl in als het eigendom dek fitlRG e r ij en niet der Vroedschappen, aen gemerkt meet worden, maer ook voor eeuwig en altijd gegeven is, naer de grond/lellingen onzer Regeering en ovcrêcnflemmende met de Principes onzer verbindtenis met de Unie, en bij gevolg nooit heeft kunnen vernietigd warden. Veel meer heeft het de altijdduurende kragt, datze'ifs ,wanneer eenigelaetereOcrao ijen (ofschoon zij op begeerte en met toestemming der stad, en gevolglijk in zooverre constitutionele verleend zijcr) de werking daer van rnogten gefufpendeerd hebben, hetzelve echter altijd met recht weder gedeclameerd kan worden, en nae zodanige reclame op nieuzv in Pra&ijk en werking herfteld moet worden. Het een en ander dus overwegende, zoude ik derhal ven vorderen, alvorens de opgegeven verrichtingen der Heeren Stadhouders te konnen wettigen , dac mij bleeke , dat de veranderingen door hun gedaen, gefchied zijn, telkens op de kennelijke begeerte van het ontwijffelbaere grootile en vermogendfte gedeelte van Leydens Burgcrije en IngezeC 3 te-  38 VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN tenen,daer toe uit vrijer keuze bewogen.Zonderdit ver-, valt mijns oordeels alle wettigheid, enmet welke Staetsbefluiten de Heeren Stadhouders zich ook gefteikt zagen, het geen zij verricht hebben, zal, tenzij deeze begeerte zodanig hebbe plaets gehad, fteeds behooren onder die dingen, waervan men den grondflag alleen in het regt van den fterkften zal moeten zoeken. Want men moet hier onderfcheiden, dat ik minder het oog hebbe op de door de Stadhouders buitentijds gedaene Magiilraetsverandering, dan op de afzetting der Veertigen. Het eerfte kan meer befchouwi worden, het beftuur der Provintie te betreffen, en dus van den Souverain aftehangen ; doch het laatfte rackt Stads Privilegiën, en hierin kan, zo als is gezegd, geen verandering gefchieden ,dan op begeerte der Burgerij, als eigenaeres zijnde van dezelve. Dan al eens vcronderftelt , dat deeze begeerte der Burgerij werkelijk en daedelijk is daer geweest; welk een hoogst zorgelijk en onwaerdig middel dan noch; dat eene geheele Burgerij haer edelfte bezitting, haer waerdigst eigendom, haere privilegiën, bezegeld met het dierbaer bloed haerer roemrijke Voorvac!ere-.n, ter befchikking overgeeft in handen van een derden ! In handen van een Vorst} dien, zelfs dan wanneer zijn Carac^er loffelijk, zijne verdienden voortreffelijk, en zijne bekwaemheden groot zijn, het onvoorzigtig is zoo veel op te dra-» gen, daar hij zich fteeds in zodanige gcfteldheid bevindt  der stad leyden. 39 vindt, dat het volgens den loop der mcnfchelijke neigingen, bijna niet anders kan zijn, dan dat hij zal pogen zijn gezag uit te breiden; welke gedagten gegrond is op de ondervinding, en door de gefchiedenisfen van alle Volken in alle Ecuwen bevestigd word. Doch boven dien, en om ten dezen thans geenen andere bedenkingen aentevoeren, hoe zeldzaem zijn de Vorften in de mogelijkheid om alles met eigen oogen te zien! Hoe dik werf veipligt hun vertrouwen te ftellen op derdens, die weder hunne bijzondere uitzichten, betrekkingen en belangen hebben 1 En hoe zeer vermeerdert dan het hoogst zorgelijke voor eene Burgerij om, aen deezen, haeieheilige Privilegiën, aen het behoud van welke haere Vrijheid hangt, ter befchikking in handen te ftellen? Met welk een fiddring zien wij dus te mg op het gedrag onzer Voorvaderen , die onvoerzigtig dezen weg betraden! te meer daer w'tj wel degelijk bevinden, dat tot de uitvoering, de Heeien Stadhouders hunnen toevlugt hebben moeten ntemen, tot derdens, die zij last gaven, en op wier rapport ten zij afgingen , in de befchikking over cn?e voortreflijkfte Privilegiën; daer het blijkt, dat Willem de I. daertoe gebruikt heeft, den Heer S m al i n g ; Willem de III. den Heer Aelesecht van Ni erop; en Willem de IV. den Bartin van Wassenaer en den Heer Willem Pa uw; hebbende zij, zoo als de twee laetfte met dtzelfde C 4 wooi*  40 VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN woorden fchreven, om Prefante affaires niet Perfoortelijk in de Stad konnen komen. Het waere ondertusfchen t'e wenfchen, dat wij ons van niets anders omtrent het Privilegie van de Veertigen kosten beklagen! Het waere te wenfchen, dat dezelvegeenen verderen aenftbot geleden hadden; maer datze als nog, deeze geweldige fchokken ontworfteld zijnde, gaef en ongefchouden zich in onze handen bevonden! Ja; het waere te wenfchen, dat zij aen geen langzaemer ,min opzichtigen; maer daerom niet minder geduchten aenval waren bloot gefield geweest; ik meelede afwijkingen en veranderingen , die *en de zy de der Regeering aen dczelven van tijd tot tijd zijn toegebragt! Ter befchouwing van het welke ik overga. Dan, is het immer moeilijk om door den fchors henen, tot in het kern der zaeken door te dringen, het is voorzeker in zodanige, die tot het fijne der Regeringe, of, zoo als men zegt tot derzelver aengenaemheeden behooren, omtrent welke de Burger zeer zeldzaem met zekerheid kan te weeten komen, wat binnen de muuren der AgtbaereRaedzaelomgaet. Het ontbreekt echter niet geheel aen echte frakken, die het goed geluk ons heeft in handen gegeven. Ik zal dezelve hier onderfcheidenlijk laeten volgen, zoo verre zij tot mijn oogmerk betrekking hebben, bij ieder derzelve aenteekene-nde, wat eenige opmerking verdient. Het  der stad leyden. 4ï Het oud/te derzelve draegt de Titel van Heiflcl- ling van de Harmonie tusfchen de Regeerders der Stad Leyden, en is gedateerd den as.. November 1685 (i). Eene gelukkige toeftand, voorzeker, indien die Harmonie in een 'gezonden zin word opgenomen, en verzelt gaet, met de ftrikite handhaving van der Burgeren edelfte voorrechten! Bij het zelve werd bepaeld, dat de RegeeringsbeJlelling in het generael en in alle haere deelen, zoude gedirigeerd ivorden , naar de orde en rang der re/pecfive Leden van dezelve; gelijk het aen ie oer Competeert, Zijn Hoogheid, Willem de lilde, des door de Regeeringe verzogt zijnde, en ten overItaen van wiens Gecommitteerden, deHeerHiERünymus van Bevernjng deeze Conventie was gefloten, approbeerde en corroboreerde dezelve, op den 21 December daer aen volgende; of zij ftrookte met Stads Privilegiën en Voorrechten zal veelligt dien Vorst, even min als de toenmalige Regeering, nauw gewikt en gewogen hebben. Nog werd aen gemelde Zijne Hoogheid verbleeven, de nieuw opkomende difpuuten, zoo onverhoopt dezelve omtrent deeze Conventie mogten ontluien, naer zijn aequiteit te beflisfen, Im- (i) Frans van Mieiis Handvesten, biadz. 166. waer deeze en da volgende Conventie» mee verbazing zujlen nagelezen worden, Cs  42- verhandeling over de veertiger Immers zien wij deeze Harmonie gebouwd op dit wanbegrip, dat alle de refpeétive Leden der Regeering een gelijk regt van aenfpraek zouden hebben tot het bekleeden der refpective Commisfien derzelve. Wij hebben gezien uit de achtfte bepaling, uit de Privilegiën getrokken, dat, zonder uitzondering van één éönige „ onder anderen den Veertigen, op hun Eed en naer hun Confcientit is bevolen; op de nominatie' van Sefïienen te brengen, nutte en bekwaamt Perionen. En volgens het l ae t s t e Privilegie , dat tot wederopzegging gegeven, nooit herroepen is, en des nog in obfervantie behoort te zijn, dat zij kiezen moeten, denutjlecn bekzöomtfte tot het Schependom zonder haet, n ij t , ofte iemand wie h ij z i j faveur te dragen: Höe kan dan met deeze verpligting ftrooken, een Conventie aen te gnen, waer door ieder Lid der Regccring op Zijn Tourbeurt regt verkrijgt, om op die nominatie geplaetst te worden ?— Ik wil het geen men gewoon is, tot ftaving van dusdanige Convcntisn bij te bren, gen, namentlijk dat alle Leden der Regeering, bij hunne verkiezing tot dezelve nut en bekivaem geoordeeld worden, toegeven; doch hier uit zal men vergeefsch de gegrondheid van deeze Conventie pogen goed te maeken. De verpligting, den V e e rt i g e n bij het laetfte Privilegie, opgelegd, vordert, dat zij op de nominatie van Sefiienen, niet alleen brengen «ut-  DER STAD L EYDEN. 43 puiteen bekivaemeVetfoonenymaet wel uitdrukkelijk de nutste en bekwaamste, die zij tot denSchepenftoel in hun Confcientie kennen: alle Leden der Kegeeringe konnen dus als nut en bckivaem, aenfprack maeken op het Schepens - Ampt; maer zij konnen nooit bcveeren, dat zij allen even nut en bekwaem zijn; dat zijgezamentlijk de nut/ie ca bekivaemjle Perfoonen tot het Schepensambt zijn,die er zouden konnen gevonden worden; en dus dat het Hechts noodig zou Je zijn van boven af te gaen van die Regecrings- Leden, die aen de beurt liggen, volgens den rang hunner verkiezing, om den nut ft en en bckwaemften man te hebben, die kan gevonden worden, zoo in, als buiten de Regeering. Zoo zeker het dus is, dat de grandflag, waerop dit Contract is gevestigd, geen (teek houdt, ten opzichten van een gelijk regt, uit hoofde van gelijke bekvvaemheid, dat het onderdek in de Leden der Regeering, om tot het Schepens-Ampt verheven te worden, even zeker ftraclt die verkeerdheid door, ten opzichte der verpügting, die daer door gebragt word op de Veertigen, die deeze verkiezing doen moeten j naerdien deeze zich dier door aen een band liggen, welke zij niet vermogen aen te neemen, niet vermogen, om dat zij verpligt zijn, naer hun Conjcientie en beste wetenfehap, Aenutften en bekwaemflen te kiezen. De tegenwerping, welke gemaekt word, uit hoofde van het voorkomen van alle jalouzij onder de Regen-  44 verhandeling- over de veertigen genten, door zodanige inrichtingen; — 't nut, dat erin gelegen is, ten tijde van Partijfchappen, daer als dan geene der Partijen in de Regeering, zich het volftrekt Magnificat konnen aenrnatigen; maer alle verfchillenddenkende Leden op hun beurt opklimmen , en alles wat des meer zij, zijn, om thans niet tetoonen, hoe kragteloos, deeze bolwerken bevonden worden tegen de overheerfching, daer zij zoo ras omver (torten, als de meerderheid zulks behaegt, niet anders dan enkel redenen van Gonvenientk.Redenen die ons toefchijnen te pas, en ons ten goede te komen ; maer zij bepalen het regt niet. Zij konnen voor het oog van een alziend God, de verpligting niet zoek maeken, die op de V e e r t i ge n ligt,oraniemand anders te (temmen,dan die elk hunner naer Confcientie en beste weetenfchap de nutften en iekwaemften houdt. Door zulk plooien word aen de Wet niet voldaen. Zij krijgt hier door een wasfche neus, die Kan omgezet worden naer begeeren - En ik voor mij weet niet, zoo deeze Qonveniemie meer kragt moet hebben, en gaen moet boven de wet, op wat grond men dan langer den oorlog, ons laetst door de Engelfchen trouwloosaengedaen, zal onregtvaerdignoemen, daer hunne Convwentievtzldegelijk mede bragt, dat wij aen de Franfchen geen hout leverden, fchoon zulks ons volgens den letter der bezworen Tractaten vrij ftond. Ze-  BE R STAD LEYDEN* 4J Zeventien Jaeren daerna, en wel op den g. September van het jaer 1705., werd eene tweede Con» vetitie nopens de Magiftraets hertelling bij de Regeering dezer Stad gefloten (k). 't Schijnt dat destijds dezelve in twee partijen is verdeeld geweest; althans het opfchrifr van deeze verbintenis, draegt den grootfchen titul van, Verdracb van Vriendfchap en Eénighsid van de twee Cslonnen onder de Regeerders te Leyden, gefloten nae den dood van den Stadhouder. 't Is een gemeene aenmerking, dat de eene misgreep ftraks gevolgd word van een tweede, en nog grootere; zoo ging het ook hier. Bij de vorige Conventie was flechts bepaeld, dat de Regecrings beftelling in het generael, en in alle haere dcelen, zoude gedirigeert worden, naer de tourbeurt; maer nu vonden de contracterende partijeri goed, dat zij in de verkiezinge tot Schepenen ega~ lijk zouden participeeren ; en dus dat men op de nominatie van Sestienen, van elke Partij er acht, ten minflen [es zoude brengen. Zij bragten zich dus onder een nog nauwer verband. Tenandren bepaelden zij, dat men,bij hetverkie* zen van een Veer tig, de plaets zoude vervullen met een, die behooi de tot de partij vanden afgeftorvcn, en (*) F. van Mieris Handvesten, Bladz. 169,  46 VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN en daer te boven, dat men voornamentlijk zoude de Voorkeus geven, aen die geenen zveiker Foorouderst magen, en aenzienlijke vrienden in de Regeering geweest, of die aen dezelve vermaegdfehap waren. Zoo zeker is het, dat men toen reeds het regt tot Regeeren als meer bijzonderlijk toebehoorende aen de Farhilien van hun, die op het kusfen zaten , heeft beginnen te befchbuwen, zonder te denken, dat men enkel des Volks belangen, dien ten nutte, adminiftreerde. Zoo zeker is het, dat toen de Veertigen, zich hunnen Eed niet herinnerden, dat zij zich eenen Medebroeder, naer hun beste ge^ vveettn, den nutften en bekwaèmften verkiezen moesten , en dat zij , flechts uitoeffenaers der Vastgefteldö Wetten zijnde , niet vermogten een verbintenis acntegaertj die boven de Wet Was, en flechts het belang van zommige uirgekipte Familien, ten prejudicie van anderen, gelijk recht hebbende, bevorderde. Zoo zeker is het, dat men toefi de grond lag tot eene fteeds onverdraeglijke Familie-Regeering. in den Jaere 1722., op den 23. Febr. (/) gingen fommigen onzer Stads-Regenten nog een' ftap verder. — Een aental van vier-en-twintig floten op dien dag een overéénkomst, die tot opfchrift droeg: Ordre beraamd bij de voornaamfle Regeerders der Cl) Frans van Mieris Handvesten Bladz. 172.  DER STAD LEYDEN. 47 der Stad Lei]den tot handhaving der gemeene zaeke en Eendragt. — Naderhand, en wel op den 9. IXov^ 1723., in welken tijd twee Veertigen waeren verkozen, met belofte om in de Correspondentie, zoo als men zulks noemde ,te worden aengenomen, werden bij de Leden derzei ve, ten huize van den toenmaligen Praefident Burgemeefter vergaderd zijnde, de twee volgende opmerkelijke befluiten genomen. „ Is op ?, op Propofitie van de Regeerende Heeren Burgej, mcefteren, met eenparige ftemmen goedgevonden, „ dat het getal van de Heeren van onze Correspon„ dentie, zoude worden vastgefteld, en altijd bliji} ven zal op Ses- en-twintig." Wijders — „ dat „ een plaets komende te vaeecren in de groote Vroed„ fchap, door het Overlijden van één van de Hee„ ren buiten deeze Correspondentie, de niewlijks „ verkoren Veertig, fchoon door onze directie „ daartoe gepromoveerd, alleen zal wezen, en gehouden woiden voor een Expectant, die, één „ van de zes-en-twintig Heeren komende te fier'ven, tot een Lid van onze Correspondentie, en „ het regt van het bijwoonen van onze overlegging i3 gen, tot het beftéllen van de vacant vallende char„ ges, zal worden aengenomen; ende indien daer „ meer zodanige Expeehnten mogten zijn, zullerï die ,naè ouderdom van haer Electie, in deeze Correspondentie vallen,, en ondertusfehen jouïsfeeren van de Beneficiën nae de andere Ses- en - tvvin-  48 verhandeling over de veertigen „ tig, en wel vöor diegeenen, welke geert Lederi „ van de voorfchreeven Correspondentie zijn."(?«) Ik zal geene aenmerkingen maeken omtrend het wederrechtelijke, dat gelegen is daerinj, dat een aental Regenten, te famen een verbindtenis aengaen, waerdoor zij het beduur uit de handen rukken van hunne overige medeleden, die daertoe dezelfde bevoegtheid hebben, en dus in effecte de Regeerings Perfoonen , buiten bewilliging en ten nadeele der Burgerij, verminderen, en een Regeering van weinigen , de flechtfte en onverdraeghjklte van alle Regeeringen, daedelijk invoeren. Ik zal geene aanmerkingen maeken,op het veragtelijke, dat bijzonderlijk in deeze Conventie doorftraelt, voor hun, die boven het getal der fes en twintigen zijnde, door zich (m ) Uit de eigenhandige Notulen van één der Heeren tot de Correfpondentie behoord hebbende, welke gaen van de jaeren' 1722, tot 1746.Uit dezeiven blijkt, dat in a! dien tijd , degehéefé Elagiftraetsbeftelllng, zoo omtrent de Verkiezing van Burgemeestfen , Thefauriers als Schepenen , door deeze Corresponderende Heeren is gedaen , als mede de overige Regeerings Commisfien zijn vergeven , ende vacante Veektioen piaatzen vervuld , daer ziide Perfoonen daertoebcflemden , ende meerderheid terVroedfchaps Vergadering tot de Verkiezing uirmaekten,; Ik zoude zulks konnen toonen met de naemen der verkozen Heeren en de dagteekeningen hunner beftemming ; dan ik bedoel flechts de zaeken te befchouwen , en wil alles vermijden wat bijzondere Perfoonen of Familien , buiten noodzaek, aoude kunnen Itootec of grieven.  DER STAD LEYDEN. 49 £kh naer de begrippen derzelven gedwee te fchikkcn , begrepen werden, de zoo vernederende hoedanigheid te gewinnen, van de verwagitng te hebben, of expectanten te zijn, dat is, omdus fiaefs voottgaende, bij vacature onder de fes en twintig te konnen worden opgenomen; gelijk deeze gunst aen den Heer Johan van Landfchot, Veertig in Rade, op zijne veelvuldige verzoecken, en ernflig atnhouden, eindelijk, echter nog onder zeer bezwaerende Conditiën, beweezen werd. (ö) 't Is mij genoeg deeze alfins beruchte Conventie intezien, voor zoo verre en niet verder dan zij betrekking heeft op het hoofdoogmerk deczer verhandeling. Voor eerst dan werd in dezelve vastgefteld, dat voortaen de Schepenen bank fodanig zoude befield worden , dat die bekleed werde door Perfonen volgens den rang en ordre, die er onder ons (te weten, de SesentwintigLeden der Conventie) is; en dat de nominatie van Jestieneu , en de verkiezing van Schepenen, daer nae zoude ge/chikt worden. Hier door werd dus plotfeling uitgemaekt, dat het Scheepens ambt zoude bekleed worden door geene anderen dan Leden van het Collegie van Veertigen, daer wij intusfchen in het zevende ge. (»)F. tah Mis ris, Handvesten, Bladz. 174. D  5© VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN gevolg, uk de Privilegiën afgeleid, gezien hebben,1 dat in de Privilegiën flechts éénmael voorkomt, dat de Veertigen de Schepenen zullen benoemen, uitten Veertigen, of uit andere Poorteren; waer tegen in alle de anderen, en bijzonder ook in het laetfte, alleen gefproken word van die benoeming te doen in het algemeen uit de notable Poorters der stad, zonder eenige verdere bepaling of bijvoeging. De gevvoone oplosfing, welke men dien aengaende geeft, is deeze, dat de Veertigen ook Poorters zijn, en dat de Privilegieu flechts vorderen, dat op de Nominatie van Sestienen Poorters gebragt worden; doch offchoon men al eens toefta dat Veertigen op die Nominatie mogen gebragt worden, zoo is dit echter zeker, dat zij nergens bij een eenig Privilegie, het regt hebben bekomen, om op dezelve, bij uitfluiting van alle overige daertoe gequalificeerde Burgers, gebragt te worden. Het is bovendien zeer opmerkelijk, dat niet flechts in maar één , maar ook in het eerst gegeven Privilegie, 'cwelk flechts weinige jaeren loop had, gezegd word, dat de Veertigen de Nominatiemogen maken uitten Veertigen, of andere Poorteren; in alle de volgenden houdt deze melding van de uitten Veertigen op, en wordt gevorderd, dat zij Sestienen kiezen zullen uit notabele Poorteren of uit het Ikhaem der S/ad. Befchouwt men derhal ven de Veertigen inden zi* dat zijeen lichaem,afge- zon-  der stad leydem. §1 honderd van het gros der Burgerij», uitmaken, zoo als de vergeleken inhoud van het eerfte en de volgende Priviïegien'fchynt te begunftigen,dan vermogen Veertigen zelfs niet meer op de Nominatie van Sestienen gebragt te Worden; daer de Jaeren reeds lange verftreken zijn, gedurende welke zij dat recht bezeten hebben. Maer befchouwt men de Veertigen daertegen, als tot het gemeene Lichaem der Poorteren behoorende, van waer dan het regt, om eeniglijk Perfonen uit dat gedeelte der Poorteren ,.dat tevens de kwaliteit heeft van Veertigen te zijn, op dê Nominatie van Sestienen te plaetfen ? — ten raccsten genomen, kunnen Veertigen gelijk ftaen met d« overige notable Poorters ; maer nimmer voor zich gerechtigd worden, om alleen, en met uitfluiting van alle andere Poorters op die Nominatie gebragt te worden, gelijk de conventien willekcuriglilk bepaelen,en het gebruik federt Conftant heeft opgelevert, zoo als vrij ftraks nader zien zullen. lnderdaed deeze omftandigheid is van meer ge* wigt dan zulks in den eerften opflagfchijnt te zijn; Zij is zodanig , dat gefteld zijnde, dat zij onder de Graeflijke Regeering flechts eene onverfchillige zaek was, z'rj , voor het behoud der Burgerlijke Vrijheid, van veruitzienden gevolge is geworden, en met eene wel ingerichte Regeringsvorm niet ftrookt, fints de• Vroedfchap, na de afzweering van Philips, is opgeklommen tot een Intregerend Lid Da te  £2 verhandeling over de veertigen te zijn der Souvereiniteit, waer door, daer bij deeze Conventie werd vastgefteld , dat Schepenen altijd zouden gekozen worden uit de Veertigen eensklaps de VVetgeevende en de WetfpreekenJe raagt in dezelfde Perfoonen werden veréénigd - eene verééniging voorzeker! die, op zich zeiven befchouwd, alle. gronden van Burgerlijke zekerheid den bodem inflaet , en het onderfcheid wegneemt tusfchen de geregelde Re geeringswijze der befchaefde Volken , en die der Barbaeren; bij weiken de Defpoot immer Wetgeever, en te gelijk Wetuitlegger of Regtfpreeker is; terwijl het alleen aen toevallige oorzaeken, welkers ontvouwing buiten mijn beftek loopt, niet weinig aen die algemeene, die nationale zugt voorjregtvaerdighfeid en billijkheid, 't welk inderdaed een trek van ons Volkscaracter uitmaekt, is toetefchrijven, dat deeze omtfandigheid, deeze hoogst zorgelijke vere'éniging van twee zulke ontzaggelijke magten in de zelfde Perfoonen, geene ergere gevolgen in ons Vaderland heeft voortgebrast. Ik gae voorbij een herhaling van het geen hi er boven reeds isaengemerkt, omtrend het iTrijdige dat gelegen is in het maken van de Nominatie van Sestienen volgens een vast rooster, naer rang en tourbeurt, en het geen bij de Privilegiën van de Veertigen word gevorderd ;"te weéten, dat zij op hun- / nen  der stad leyden. 53 nen Eed en Confcientie, de nutfte en bekwaamste Perionen daer op plaetzen zullen, zonder iemand faveur te dragen; welk verboden en afgezworen faveur dragen, bij deeze Cotaventie met zoo veele woorden werd goedgekeurd, aengenomen en vastgefteld. Vervolgens werd bij deeze Conventie bepaeld, dat de Schepenen twee agter een volgende jaeren dienen zouden,en dus door deVrERtigen daer toe benoemd worden, het welk eene geheele nieuwigheid is, welke ik niet weet van waer is aengewaeid; daer in de Privilegiën geen hinde of fpoor hier van is te vinden. Men zeggeniet, dat Veertigen telken jaere een Nominatie maeken van Sestienen, en daer op At acht Schepenen, die één jaer gediend hebben, plaetfen, met acht, die het voorgaende jaer niet zijn aengeweest; ook dit is een willekeurige fchikking , waervan men te vergeefs eenigen grond in dePrivilegien zoude zoeken; deze vorderen flechts, dat men telken jaere, Sestien Perfoonen op de Nominatie zette, die de Veertigen bij meerderheid van (temmen denutflen enbtkwaemfien keuren ; maer geenfius, dat men overéénkomt, alvorens die Nominatie te beginnen, er acht, en dus de volkomen helft op te plaetzen, die aen de tour leggen , en omtrent welken men dus deezej hoogst noodzaekelijke en gevorderde beoordeeling niet uitoeffent. Buiten deeze bepalingen komen er nog andren in deeze Conventie voor van minder aenbelang, als daer D 3 is,  54 verhandeling ©ver be veertigen is de uitzondering, dat iemand niet tot Schepen zoude verkozen worden, die den 10. November daer aen volgende, volgens zijn rang,'rotBurgemeester ftond verheven te worden; gelijk ook, dat iemand e'én jaer Schepen geweest zijnde, zich voor het twede jaer zoude konnen excufeeren, indien hij daer door, in zijne bevordering tot Burgemeester, door een jonger Lid zoude worden boven het hoofd gefprongen; alle welke bepalingen wel voortvloeien uit den aert dezer Conventie, waer bij alle de Regeeringsaengenaemheden op een gelijken voet ondei de Leden derzelve verdeeld worden; doch die tevens niet konnen worden goedgemaekt, ten zij men vooraf,met voorbijgang van alle Privilegiën, in gevolge en uit kragte van welke eehter- onze Regeringsvorm fchijnt in ftand te zijn, deeze onregtmatigheid tot een grondflag legt, dat het Regeeringswezen niet is een adminiftratie van derBurgren belangen, maer een eigen goed van hun die Regeeren, waer over zij dus, naer hunne zinlijkheid en meeste Conveuientie, onbelemmerd konnen en mogen befchikken; althans door foorrgelijke bepalingen werd de vrije ftem, die de Privilegiën vorderen dot de Veertigen, in het maeken der Nominatie van Sestienen, zullen uitoeffenen, al meer en meer geftremd. Het heeft ook van tijd tot tijd nier ontbroken aen verwarringen en onderlinge t wisten, die voorfproten, 't zij om den rang te bewaren , 't zij  der stad leyden. 55 'f zij uit hoofde van andere onbeflaenbaerheden, die deze Conventie voortbragt. Ziet hier wat deswegens op den 17. Julij 179.6. letterlijk genotuleerd ftaet. Heeft deHeerPrefident Burgemeester Rüysch aen die van de Correspondentie voor gefield de HeerN.T. Berkhout [eer gernt het volgende jaar geen Schepen foudefijn, 't welke gefchieden es N.van de Velde, buijte nootfaakelijkhcidScbepen te maken, foo als de Heer Joh. van Lanschot van desgelijken heeft gedaan, om dat fijn Szuager de Heer], van der Mark niet boven het hoofd'foude werden gefprongen,'t welk van feer veel Heeren feer tegen wiert gefproken,cn dat liever anders hadden gefien, meenende diergelijke mackfimes, de regte middelen zijn, om onfe Correspondentie te ruineeren, foo is hetfelve f onder Confequentie niet te min toegeflaen onder die mits dat wanneer een van de oude Heeren daar door quam te Leyden, de 2. bovengemelde Heeren dan ijder maar voor één jaar fullen dienen. Verder was meede nog een fivarigheijt, hoe het verder met de Heer N. van de Velde foude gefield werden, alfoo dien Heer nog niet onder het bepaalde getal van ons 26 Perfoonen was ingelijft of geintroduceeri. Soo is vastgeftelt, fijn daar buijten fal blijven maar het fpecktatif fal behouden om bij de Eerfte open vallende plaats in te vallen (0). Doch (•) Uit de eigenhandige Notulen van een ander Lid der Correspondentie, D 4  $6 verhandeling over de veertigen Doch het verder ftootende, dat in deeze Conventie voorkomt, en nog hooger draeft dan al het vorige is, dat niet alleen weder, zoo als in de vorige, bij de verkiezing van een Veertig voornamentl ij k zoude moeten gelet worden, op die gene, welker Voorouders en aenzienlijke Vf inden in de Regeering geweest waren; maer dat de voordragt van een zodanig Perfoon zoude gekhieöenop den Voor/lel vanBumGnmeesteren in der tijd. Deeze bepaelingvoegde al weder eene nieuwe bepaeling en belemmering in de volflrekt onbelemmerde, vrije keuze, die de V e e r t i g e n, volgens den letter der Privilegiën, ten dezen opzichten , verpligt zijn uit te oeffenen. Zij moesten volgens dezelve kiezen bij meerderheid van Hemmen, en naer hun Confcientie, dien Medebroeder, dien zij het gefchikfte keurden, en hoe kon dan hier mede worden over één gebragt, aen een derden over te laeten hun iemand voorteftellen ? door welke voorftellingzijwelin het afgetrokkene het regt behielden van af keuring; maer men behoeft flechts den gewoonen loop der dingen nategaen om te bezeffen ,en overtuigd te zijn, dat het regt van voorteftellen, eens overgegeven zijnde , ftraks de welvoeglijkheid begint te vorderen den voorgeftelden Perfoon te verkiezen 5 terwijl hier van met er haest de gewoonte een Wet maekt. In allen gevalle kan men niet ontkennen, dat door zoodanige voorftellingen de gemoederen min of meer voor ingenomen worden, en dus de verkiezing niet meer gaef blijft) integendeel die  DER STA» LEYDEN.' S? die zuiverheid, en onfchuld, die de Privilegiën zoo duidelijk vorderen zeer belemmerd worden. Ziet daer de echte Hukken, die voorhanden zijn; ziet daer naer dezelve afgemeeten, hoe het, federt de afzweering van Philips, met het oorfprongelijkgewigtig Privilegie omtrent de Veertigen is vergaen ; hoe,door wie, eninhoeverreindeszelfs uitoeffening verandering is gekomen.' Natuurlijk volgt nu de vrage: hoe is het er thans mede gelegen ? Indien men moge afgaen, en daer toe is alle grond, op het éenftemming getuigenis van zoo\eele eerlijke Regenten als wij het geluk hebben onze Raedzael te zien betreden, moeten wij aenneemen en geloven, dat er thans geheel geene Conventien, Actens, of Contraéten op de Regeringsbeftelling meerder aenwezig zijn. Wij worden dus op de aengenaemfte wijze in de hoope bevestigd , dat nu de aloude Privilegiën weder zijn in train gebragt , en hunne oorfprongelijke werking herkregen hebben. Ik voor mij vermeete mij geen ogenblik hier aen te twijffelen: maer wil wel toe ftaen te gelooven, dat er geene schriftelijke overeenkomften meer plaets hebben; — dan mijne Medeburgren ! hoe zeer men dit moge vast/tellen, er zijn zomtijds flilzwijgende overeenkomften, die, wat de uitkomst betreft, hetzelfde /«ró voortbrengen, als de Schriftelijke. Er is misfehien nu iets in ftede ingevoerd, het D 5 geen  *8 verhandeling over de veertigen geen den titul van Orde van Regeering voert, en dat dezelfde uitkomst oplevert , als voormaels de ondergeteekende Con ven tien. In de onzekerheid dus waer in wij ons bevinden, konnen wij niet beter dan afgaen op het geen wij zien gebeuren, op het geen eenparig, onafgebroken , en zonder uitzondering zoo , en niet anders gefchiedt. Welaen ; mijne Medeburgeren! laet ons dan deeze ondervinding ten vraegbaek aennecmen, en zien wat de uitkomst hier geven zal! Vooreerst; — wij zien zonder uitzondering, wanneereen Burgermeester moet gekozen worden, en er ©nder de Confulairen geen zijn, die konnen aenkomen, dat de oudfteVroedfchap daertoe benoemd word. - Wij zien dat denominatien van Sestienen,fteeds zoodanig1 worden ingericht, dat de festien oudfte Leden der Regeering , niet onder het Confulaet behoorende, voor zo verre zij veikiesbaer zijn,zonder uitzondering op de Nominatie van Sestienen gebragt worden. Wij zien dat op dezelve Nominatie norit Burgers worden geftéld; maer immer Veertigen of ©ud Schepenen. Wij zien , dat de Schepens twee Jaeren agter den anderen in dienst blijven, met uitzondering alleen, wanneer zij volgens hun tour een hoger rang bekomen. Wij zien,dat bij de verkiezing van een Veertig, immer deFamilien derRegeeringe worden voorgetrokken. Wij zien eindelijk , dat Burgemeesters immer de voor-  der stad leyden. 59 voortelling doen; jac mogen er gerustelijk bijvoegen, wij zien, dat niet alleen Burgemeesters in der tijd deeze voorftellingen doen; maer dat zij zulks doen, elk van hun op zijn tourbeurt, even als was een Veertig plaets, een Stads ambt, Wij zien dat deeze voorftelling immer bij de Vroedfchap met algemeene ftemmen doorgaet. Wij zien ten laetfte n, jae konnen vooraf bereekenen, wie zal voorgefteld en verkozen worden tot Veertig; wie dus de aenftaende Reprefentantder Burgerij zijn zal,zoo drae wij Hechts weeten, wie der Burgemeestren aen de Tour ligt, om de voorftelling te doen , en wij de geflagtlijst van deezen in handen neemen, zien wie hem in Familiebetrekking (eigen Zoon, en Broeder alleen uitgezonderd) de naefteis; of zijn vriendenrol openen, om daer uit te ontdekken, wie zijn gunfteling is. Indien wij dus, op het geen onze oogen zien en onze ooren hooren, mogen afgaen, dan moeten wij befiuiten, datnogheden het zelfde,naer de uitkomst bereekend, plaets grijpt, als toen de Acte 11 s enConventien, in wezen waeren; Actens en Conventien, die het voorgaende getoond heeft regelregt aeuteloopen tegens den aert en letter der Privilegiën. Maer de afwijkingen, die plaets hebben, befchouwden wij tot dus verre in veronderftelling, dat het Collegie der Vroedfchap, dezelfde aert en natuur had behouden als ten tijde der Graeflijke Re- gee-  6o verhandeling over de veertigen geering ; doch het geheel zal nog een veel ongunftiger gedaente krijgen, indien wij den tegenwoordigen aert der Vroedfchaps Vergadering naegaen; indien wij zullen gezien hebben, wat zij federt de afzweering van Pu i l i p s heeft aengewonnen, en dan daer bij op de tegenwoordige obfervantie van het voortreffelijk Privilegie de Veertigen betreffende , het oog vestigen. • Tijde der Graeven was de Vroedfchap, zoo als ik vroeger reeds hebbe opgemerkt, geen Collegie, dat met de Souveraine Regeering iets te doen had; 't werd alleen in fommige ftads zaeken bij ééngeroepen , tot de beftelling der Magiftratuur van Burgemeesters en Thefauriers; verkiezing van Clercq, nu Secretaris , en van andere Stads Ambtenaeren; alsmede om de Beden die door den Graef gedaen werden te hooren, en daer in al of niet, naer gelang der omftandigheden, confent te dragen, en om eenige ande-. re zaeken van dezen aert te verrichten. Maer met de eigenlijke Souveraine Regeering had het niets te doen ; de Graef was Opperheer ; en de Staeten der Provintie,in devroegfte tijden onbe\end, door het oproepen van fommige Steden door de Graven allengs voortgekomen,en van tijd tot tijd geregelder vormaenneemende, en ten laetfte eenige daden uitoeffenende, die anderfins aen den Souverain behoorden , vvaeren echter nimmer onder de Graeflijke Regeering tot de daedelijkeSouverainiteit opgeftegen; deeze bleef de Graef  DER STAD LEYDEN. 6l GraeF in handen houden, tot dat dezelve in Philips den Ilden werd afgezwooren. Twee voorbeelden agt ik genoeg te zijn om deeze gewigtige waerheid buiten twijffelte ftellen. Het eerfte is, dat offchoon tevooren enkelebijeenkomften mogen gehouden zijn, tusfchen fommigenEdelenenStedenmiet voor Anno 141 B,op den aoften Junij, door jANHertog van Büyeren , vergunt werd, dat de Steden van Holland en Zeeland zullen mogen raden en vergaderen met malkanderen, tot zijner eere; doch f onder dair aen tegens ons offonfer heerlicheijt te brokin offie misdoen, en zoo voorts (ƒ>). Het ander voorbeeld, is , dat bij de inhuldiging van den laetften Graef, Philips den Ilden , de Staeten van Holland bij monde van 'sLands Advokaet (nu Raed Penlionaris ) van der Go es, te Brussel op den 2.6. Oétober 1555. hem bedankten, dat hij hen wel voor zijne subjecten en ondérsaeten hadt g e l 1 e.v e n aen te neemen ( q ). De Stedelijke Regeering ftond aen het Collegie van Schout en Schepenen , naderhand aen dat van den Gerechten innaem der Graeven; maer noch eens de Vroedfchap (js ) P. H. v a sr d e Wall, Handvesten van Dordrecht, 2de Deel bl. 454, Kluit, Inwijingrede over het afzweeren van P fi 1 Lips de II, bijzonder in noot 24*, 32 en 33. Ziet ook F. v a ic Munt, over de Leenroerigheid, bl. 49. (q) W AGiKAii Vaderlandfche Hiftorie 5de Deel Bladz. 434, Kluit in Noot 9, van dezelfde Reden vaering.  €l VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN " fchap had met de hoge Regeering, 't zij Landelijke, 't zij Stedelijke niets te doen. Doch fints de heuchelijke omwenteling , die onze af hangelijkheid van een Opperheer vernietigde, heeft dit Collegie der Vroedfchap een aenvvinst gedaen » die hetzelve geheel van aert en natuur heeft doen veranderen. Philips afgesvvooren zijnde, vatteden de Staeten derProvintien,nae eenige Jaeren vertwijfeling , en vergeefsch het Oppergezag aen twee nabuurïge Vorflente hebben aengeboden, eindelijk het roer der hooge Regeeringe, in zoo verre zulks beftaenbaer was met de grond der Unie van Utrecht, dat plegtig volks verdrag, in handen; en beflaende, althans in Holland, buiten de Ridderfchap, uit afgeva erdigden van fommigeSteden ,werd onzeVroedfchap, die derwaerds mede haere afgevaerdigden zond,fints dien tijd een integreerend lid der Souverainiteit. Zij bekwam fints dien tijd, voor zo veel haer aendeel in dezelve aengaet, het opperfte gezag, en hielp de hoge wil van het geheele Volk(het gebrekkige der reprefentatienunietin aenmerking genomen ) met haere Item bepalen en uitbrengen (r). Wan- (r~) Orliss zegt in zyne befchryving van Lettiin 3de Deel bladz. 585. nae aengehaeld te hebben de Deductie van de Heeren Staeten van dato 6 October 1785. woordelijk ,, uit „ welke verklaering volkomelijk gezien werd , dat het Col- legie van de V e er t i 0 heeft het opperfte gebied in de Ste. den. Ende reprefenteert een gedeelte, en voor een lidt de ., Staeten van den Lande van Holland en Westvriesland. „ Ende heeft Liïdis onder dezelve Vergaderinge de vyf„ de Itemaie en plaetze, door zodanige Perfonen als by de „ groo-  der stad ie yb e N. 65 Wanneer wij nu deeze opmerkelijke Hands verwisfeling der Vroedfchap in aenmerking neemen, dan is met opzicht tot het Privilegie de Veertigen betreffende, een zoo notable verandering hier uit voortgekomen, dat deszelfs uitoelfening in de wijze, zoo als die thans gefchiedt, een nutteloos Ceremonieel is geworden, zonder iets van zijne oorfprongelijke nuttigheid en voortreffelijkheid te hebben overgehouden. Immers zagen wij in het vijfde gevolg, uit de Privilegiën der Veertigen afgeleid, dat het aenmerkelijk geivigt en de radicale voortreffelijkheid van deeze aenzienlijke gunst der Graeven, welke zo dier bij onze Voorvaders is gefehat geworden, daer in gelegen was, dat de Graef, die als Wetgever en Opperheer te voren Schepenen zettede naer goedvinden en willekeur, door dit Privilegie van deeze onbeperkte vrije keuze afzag;en in tegendeel veroorloofde, dat nu Veertig daer toe gequalificeerde Burgers , hem Sestien Perfoonen zouden voorflellen, waer uit hij zich verbond er acht te kiezen. DeSouverain derhalvenfchonk aenLeydensBurgerij dit aenmerkelijk voorrecht, dat, buiten hem en zonder zijne medewerking, door gequalificeerden uit de fiurgerij,cenNominatie van/^«Perfoonen tot denSchepenftoel hem ofden geenen, die hem reprefenteerden,vverd aen- ,. groote Vroedfchap fpecialyk daer toe i#trden gecommitteerdZiet ook F. van Mie bis, Befchrijying; van Leyden tda Deel, vervolgden niteegeeven doorMr. D. van Alphen oud Griffier dezer Stad, blaüz. 375  64 VERHANDELING OVER DE VEER'i IGEN aengeboden, om daer uit Jaerlijks acht Schepenen te zetten. Maer wat gefchiedt nu ? Nu, na de federt verkregen ftands vei wisfeling der Vroedfchap? Nu Vergaderen de Veertigen jaerlijks ten geftelden dage als Veertigen, en formeerea de Nominatie van Sestienen; 't welk gedaen zijnde, verfchijnen die zelfde Veertig Perfoonen ogenbliklijk weder in hoedanigheid van Vroedfchappen, en kiezen uit die Sestienen, die zij zelfs benoemd hebben, acht Schepenen , welken zij den Gedeputeerden ter dagvaert in handen ftellen, om voor het Votum der Stad ter Staetsvergadering dezelven te verkiezen; want dus moet het genomen worden, offchoon mij wel bewustis, darde Stadhouder de verkiezing doet, en de Vroedfchap dadelijk niet eligeert ,• naerdien de Stadhouder zulks volbrengt in naem van de Staeten, op een volmagt, die hij deswegens van hoogstdezelven gekregen lieeft. De Stadhouder moet door deeze overgifte aen hem door de Staeten gedaen, geacht worden den wil uittebrengen van de Sraeten, dat zijn de afgevaerdigden der refpective Vroedfchappen, die van dezelven hun last ontvangen, en dus moet hij mede geacht worden den wil van de Vroedfchap van Leyden, een integrerend Lid van dezelven, tea dezen te volvoeren. Hoe zeer derhal ven is het genot van het Privilegie, de Veertigen betreffende, in deszelfs voortreffelijkst point ontaert, en als het waere in zijne fundamenten geknot?  bER STAD 1EVCÈS. 65 knot ? hóe zeer daer de Vroedfchap (s) mede deel heeft bekomen aen de wetgeving, de Perfoon die benoemen, 'en de Perfoon die kiezen moet in een gefmolten , en daer door her gewigtig effect verloren gerackt, waer 'om dit Privilegie in zijnen oorfprong van zulk een hooge waerde is gefchat geworden ? Men zegge niet, dat fchoon het waer is, dat da Stadhouder moet geacht worden den wil van de Staeten en dus ook van Leydens Vroedfchap uittebrengen, de Stadhouder echter op zich zei ven een derde is, die geen last ontvangt van den Souverain, om uit iede^ re fpeciale Nominatie van Sestienen, die hem Word aengeboden , deezen of dien tot Schepen te kiezen j en dus dat in de daed dePcrfoön die benoemt, en de Perfoon die kiest onderfcheiden zijnen blijven van malkander. Ten dezen aenzien, dient alleen te worden opgemerkt,dat, daer de Stadhouder dit regt flechts uitoef fent, opnaem en van wege's Lands Souverain , door hoogstdenzelven daer in verandering gemaekt, en hetzelve direct, zonder tusfehenkomst van den Stadhouder, kan worden uitgeoeffend, waer door al het effect, dat de Burgerij van zijne verkiezing , als een derden befchouwd zoude konnen hebben, heden aenwezend, maer morgen buiten daed° lijk- (O Roor de Vroedfchap verftae ik dat Collegie, dat in de 1 tts Burgerkeur genoemd word, den breedem Raed; niet de eigenlijke Vroedfchappen, integenftellmg van de V e ; rti 3 en; maer het geheele Lichaam der ilegeering. Ik had dit reeds vroeger behooren asnteuierken. E  <56 verhandeling over de veertigen lykheid zijn kan. Doch bovendien dient gelet, dat tijde der Graven, de verkiezing van Schepenen uit de Nominatie van Sestienen ook gedaen werd door hunnen Stadhouder, of in zijne abfentie door den Prefident en deLuijden van zijnen liaide in Holland, Zeeland en Westvriesland, en zulks i-n 's Graeven naem, zoo als onder anderen in het jongfie Privilegie van Keijzer Karel van 1519 bepaeld wordt. De verkiezing gefchiedde dus destijds op dezelve wijze als nu 5 door den Stadhouder, in naem van den Souverain; doch 'er is en blijft, dit allergewigtigst onderfcheid in, dat toen de benoeming der Sestienen gedaen werd,, geheel buiten medewerking of toedoen van den Souverain; doorliet Collegie van Veertigen, dat geen aendeel had in de Souverciniteit of de wetgeving ; daer nu in tegendeel, nu daer de Vroedfchap lid der Souvereiniteit is geworden, deeze Nominatie wordt gedaen en opgematkt deor dezelfde Perloonen, die in hunne betrekking van leden der Vroedfchap de Sonverainiteit helpen uitmaken en bekleeden. Het radicale verfchil tusfchen des tijds, en heden komt dus hier op neder, dat ren tijde der Graeflijke Regeering , de benoeming en verkiezing beiden "•efchiedden buiten den Graef, doch dat alleen de verkiezing doör zijn Stadhouder in zijn naem gedaen werd, daer nu de verkiezing ook wel gefchiedt door den Stadhouder in naem ^/-Heeren Staeten, den tegen woord igen Souverain ; maer de benoeming uo- VECf  der. stad LEYDÉtfi êf Ven dien gedaen wordt, door dezelfde Ferfoo* nen , die te gelijk Leden det Souveniniteit zijn. In Stadhouderlooze tijden heeft deze in één fin elting van benoemers en kiezers, en dus de verbaste* ring orntrendditfchoonePrivilégie nog oneindigfterker plaets gehad ; daer wij bevinden, dat als toen de verkie* zing uit de nominatie van Sestienen gedaen is bij dé Heeren regeerendeBurgemeefteren , en zelfs dat Wanneer" èen of meer derzelven ziek of abfent waeren, daar tod bij de Veertigen, anderen zijn benoemd, bij Pre* fcrentie die geenen , die voormaels reeds Eurgemeefters geweest waeren; van al het welke, her geen in der daed immer de hoogfte verwondering van el* ken opmerkzaemen zal wegdragen, aen onze Stads Regeering is Octrooi verleend bij de Heeren Staetem in dato den 23 Junij 1651; het welk echter bij da weder invoering van het Stadhouderfchap van Wil* lem den lilden buiten obfervantie geraekt is. Men zoude dus moeten erkennen , dat zoo lange dis Octrooi van dadelijke uitwerking geweest is5 het radicale der Privilegiën, omtrent de Veer» t 1 g e n zoo goed als geheel opgehouden heeft 5 naerdien benoeming en verkiezing toen Zodanig in dezelfde Perfonen waeren in één gebonden, dat'ef naauwlijks eenig fpoor van onderfcheidirig overig bleef, daer als toen de V e e r ti g e n, bij den anderen vergaderd , de nominatie van Sestienen E % niaek*  VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN maekten en vier hunner Medeleden, de Heeren regeerende Burgemeefteren bevalen er agt uit te kiezen tot Schepeiïen, welke Burgemeefteren den 10 November daer te vooren, door die zelfde Veertigen tot Burgemeelteren verkozen waeren; terwijl één of meerder van dezen abfent zijnde, al weder die zelfde Veertigen, iemand hunner Medeleden bij de overige Heeren Burgemeefteren benoemden, om met dezelven de Verkiezing te doen, alle welke Kiezers boven dien als Veertigen tot de nominatie hadden medegewerkt ; terwijl teffens Burgemeefteren , Schepenen , Vroedfchappen en Veertigen, allen, Leden waeren der Souvereiniteit, zoo dar als toen wezentlijk haest niet anders beftond, dan een Collegie dat de direct"t aenftelling van Schepenen deed, verzelt met eenige Ceremoniën , en uiterlijkheden in de benoeming, die te kennen gaven, dat men nog niet geheel en al vergat, dat er oude Privilegiën, dezen aengaende, aen de Burgeren gefchonken waeren, offchoon de radicale waerdij derzelven geheel uit her oog verloren werd. Doch er is eene bijzonderheid nopens de tegenwoordige verkiezing der Regeerinrrsleden , die alle opmerking verdient, lu de derde gevolgtrekking uit de Privilegiën getrokken , hebben wij gezien , dat aen de Veertigen het regt is gegeven om bij vacature zich-  DER STAD LEYDEN erg zich een' Medebroeder te verkiezen. Zoo zeker dit is, zop zeker is het tevens, dat het Collegie van de Vroedfchap nimmer het regt heeft bekomen om zich zeiven een Medelid, een Vroedfchap te verkiezen. Dit blijkt uit den aert van dit Collegie zelve, daer het geen Collegie is, dat beftaet of bcltaen kan uit een bepaeld aental Leden, naerdien elk in hetzelve regtens fchijnt toegelaeteate zijn geweest, die immer tot de Magiftrature der Stad behoord had. '(*•) Even zeker als dit is, blijkt het ook, uit al het voren verhandelde, dat de Vroedfchap al mede het regt niet heeft, om een Veertig te verkiezen. Want offchoon men uit de tweede gevolgtrekking zoude willen afmeeten, dat de Vroedfchap tot het verkiezen van Veertigen zoudegeregtigd zijn, daer zij meer dan eens de Perfoonen tot het Collegie van Veertigen heeft gekozen, zoo dient hierop, dat zulks nooit dan op fpecialeauthorifatie, en voor die bijzondere gevallen isgefchied, en dan nog altoos, met uitzondering alleen van een enkeld geval, heeft plaets gehad omtrent het geheele Collegie, 't zij tot oprichting van hetzelve in 1449; 't zij tot wederinvoering in 1476, Dit (t) Ziet F. van Mieris, Befchrijving van Leyden 2de Deel, vervolgt en uitgegeeven door Mr. Daniël van Alp hen, Oud Griffier dezer Stad, bladz. 374. E 3  'yO verhandeling over de veertigen Dit alles dus famenvoegende is de vracg, of is den tegenwoordigen tijd verkozen wordt, een Vroedfchap ? of een Veertig? — Wanneer men het regt nagaet bij de Privilegiën bepaeld, zoude men buiten twijiïel het laetfte denken, en wel dat een Veertig, dpor de Veertigen, gekozen wordt; doch gaet men integendeel nae het geen men ziet gebeuren, dan moet men befluiten, dat wel degelijk het tegendeel plaets heeft, en dat de Vroedfchap gewoon is zich een'-Medebroeder, 'c zij dan een Vroedfchap, 't zij dan een Veertig te verkiezen. Immers de Regeering vergadert op iweeërleie wijze, als Vroedfchap, of als Veertigen. In 't eerfte geval worden de Leden, als leden der Vroedfchap , geroepen bij biljetjes, en bij den afloop der Vergadering wordt aen elk Lid nooit meer dan één Vroedfchapspenning uitgedeeld ; maer wanneer dezelfde Regeeringsleden als Veertigen Vergaderen, zoo als tot het maeken der Nominatie van Sestienen ■totSchepenen, of tot de verkiezing vanB.urgemceftercn en Thefaurier,alsdan worden, in het laetfte gcvaLmeerderePenningen uitgedeeld(«);dan is deVergadering bepaeldeüjk als.veertig e n belegd geworden ; en daer in. geene andere, 't zij Staets,'tz'rj Stads zaeken ,verhaudcld;in dieVergariering der Veertigen is ook de Heer Hopfdfchputgewoon „ voor het du :. der verkiezing de Le- (ii)¥. v.MiERiSjBefchn'jving vanLEYDEN vervolgd en.uitgegeven door Mr. D.v. Al?he:< au4Gïifr.dezer Stad,2dedeelbl. 37-5,  DER STAD LEYDEN. 71 Leden teverBiaenen,nacrhun beste weeten de mtft en en hekwaemften te kiezen tot de Nominatie ;'t geen ik hier in het voorbij gaen aenmerk om te doen zien, dat men hier mede wel degelijk op het oog heeft te voldoen aen den eisch der Privilegiën , die zulk een vermaen voor de verkiezing den Hoofdfchout oplegt, laetende ik aen eik over te beflisfehen over de betaeml'rjkheid en noodzaekdijkheid van deze plegtigheid, daer men te voren reeds is ovcrééngekomen, om genen dan Vee r ti g e n , en dezen naer hunnen rang, op de Nominatie te plaetzen. In Vroedfchapsvergaderingen nu, en geenzint5 in die der V e e r t i g e n, worden de open gekomen Veertigsplaetfen gedenuntieerd , de verkiezingen gedaen, en de verkozen Leden ingeleid: de Vroedfchap doet dus, daer zij als Vroedfchap vergadert, verkiest, en het nieuw gekozen Lid inhuldigt, iets, waertee de Privilegiën haer geen regt geeven. Koozen de Regeeringsleden,als Veerti genvergaderd, Veertigen, het was overéénkomftig dezelven. Maer zoo als het nu gefchiedt, zal men tevergeefsch zich afpijnigen , om daertoe eenig regt, gegrond op de Privilegiën, optefpeuren; en daer zulks ondertusfehen gefchied, daer zulks zints zoo veel tijden,is gedaen geworden, zoo dat althans tegenwoordig geen Regent anders dan op deze wijze verkozen is, wat wordt dan van de wettigheid van onsRegeeringswezen ? Wat wordt dan van deszelfs grondüagen, anders dan beE 4 zie*  fa VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN zitneemingvan den kant der Regenten, en toelaeting van die der Burgeren? En hoe zeer fchreeuwt dus alles om een grondwettig heritel, of om een verdrag aen te gaen tusfchen Raed en Volk, waer door eenmael op eenen grondflag, zoo hegt als in den aert der zaeke mogelijk is, ons Regeeringsweezen gebouwd worde? Ondertusfchen zijn de verwarringen, ontftaen uit gebrek aen onderfcheiding tusfchen de hoedanigheid, van Veertig en Vroedfchap, verbaezend. Ik fchaerne mij in der daed, dat ik ten dezen zoo veele. groote Mannen, aen wien de natie omtrent de kennis haerer Hiftorie en Oude Regten, zeer veel verpligting heeft, moet befchuidigen. Het voorgaende (ü) heeft reeds doen zien, dat de beroemde Orlers, Burgemeefter dezer Stad, het Collegie der Vroedfchap en der Veertigen, met malkander verwart, en als waere zulks onyerfchillig en om het even, het eene voor het andere noemt en. verwisfelt. Ik zoude naest dezen , eenen vooral niet minder geachten Wa g e n a e r , (zv) en (v) Bladz. 62 dezer Verhandeling, in de Noot. ; fjiü) 't Zij genoegde volgende regels uit zijne Verhandeling. tver'tStadhouderfchap aentehaelen op bladz. 72.zegrbij ,,De Rae„ den of Vroedfchappen, die voorzoo ver zij een vast gesal uic,, maeken, vanlater inileliing zijn dan de Burgemeesteren, zija ,, vermoedelijk voor de eerijlereize, in alleof de meeste Ste- » den.  der stad leyden» ft en anderen voegen kunnen. Niets is echter zekerer, dan dat het onderfcheid der beide Collegien zeer wezenlijk is, en zeer veel invloed heeft, op veelvuldige omftandighedcn; tot opheldering van het welke zal genoeg zijn aentemerken, dat het aenwezen der Vee r t ifiEN gegrord is, op Privilegiën: dat derhalven de Burgerij aen welke die Privilegiën toekomen op. dit Collegie een onmiddelijk regt heeft, en zonder haere bewilliging geen verandering in het zelve kan nog vermag te gefchieden; daer in tegendeel zulks met de Vroedfchap ha het geheel geen plaets heeft,, als welke eenen oorfprong heeft, die op geene, althans bekende, Privilegiën rust. Doch wat hiervan wezen moge , men zoude, vergeefch waenen, datmen deverbazende afwijkingen, die in denloopdezer verhandelingzijn aengetoond plaets te hebben,met: de eene ofte andereStaets refolutie (over de kragt van welke ik vroeger reeds eenige aenrnervingen gemaekt heb) eene fchijnbaere wettigheid Zoude konnen bijzetten; wij hebben reeds gezien hoezeer bij het Octrooi van den 23lten Junij lóst. v den, aengefteld door den Graeve; in fommige gelijk te Haarlem en te Leyden, eerst voor een zeker getal „ jaeren; doch allengskens voor altoos, 't Is buiten twijffel dat de groote Man hier het oog heeftop de Veertigenmaar hij noemt Vroedfchappen !  74 verhandeling over de veertigen 1Ó51. (x) in opzicht tot de Verkiezing wit de Nominatie van de Sestienen, het Privilegie der Veertigen geleden heeft; doch dit heeft, zoo als ook toen is aengemcrkt, nietlanger Hand gehouden , dan tot de weder invoering van het Stadhouderfchap, gelijk het zelve Octrooi ook ten huidigen dage in onbruik is; maer in opzigt tot de benoeming dtizdve Sestienen, waer op het hiervoornaementlijk aenkomt, liet hetzelve Octrooi de Privilegiën, op weinig nae, in hun geheel. Immers werd alleen hij dit Octrooi ten aenzien der benoeming de dag veranderd, en dezelve van den 23ftenop den i8den Julij verfchoven, en alleen indequaliteit, die een Veertig en Schepen moest bezitten, deeze bijvoeging gemaekt, dat zij zouden moeten Profesfie doen van de zvaere Gereformeerde Religie, — zoo als dezelve in de Nationale Synode te Dordrecht zvas verklaerd en bevestigd. 't is waer naderhand, en wel op den 8ften Novb. van het Jaer 1669 (v). is nader door dezelve Hee* ren Staeten bij alteratie op het vorige Octroi vergund, dat bij aflijvig worden van een Schepen geduurende zijn dienst, de Veertigen tot aen- yut C x ) Ziet het zelve onder andere bij Frans van Mieris , Handvesten, bladz. 124. (y) liet deeze Alteratie op hetzelve Octrooi mede aldae| bladz. I2j.  DE R STAD LEYDEN. ?$ . vulling zouden hebben eene vrije benoeming, zonder dat zij juist uit de laetfte Nominatie van Sestienen, die benoeming zouden behoeven te doen, derogerende tot dien einde alle voorgaende Privilegiën, bet contrarie disponerende, doch ook dit zijn de twee eenigfte Refölu.tien, die van wege de Staeten ten opzigte van het Privilegie der Veertigen genomen zijn; bij die zelfde Octrooien worden dezelve Privilegiën, buiten deeze vorenftaende afwijkingen , op een nieuw bevestigd en geconfirmeerd, en'dus behoef ik in geen breeder onderzoek te treden, in hoe verre de magt der Heeren Staten gaen zoude om de Privilegiën der Burgeren, welks onderhouding zij bij dieren Eede bezweeren, zonder kennelijke bewilliging vau dezelven aan welken ze toebehooren, te vernietigen ; ofte in hoe verre de Vroedfchap, die niet anders dan der Burgren belangen adminiftreren, en aen welk Collegie de Privilegiën niet gefchonken zijn; maer integendeel aen het lichaem der Ingezetenen, gelijk zulks althans met zoo veele woorden gezegd wordt in het laetfte Privilegie omtrend de Veertigen van Anno 1519, zoude bevoegt zijn, om op haer zeiven, zonder medeweten en toeftemming der Burgren daer in verandering te maeken, of te verzoeken , omcrend al het welke ik vroeger reeds eenige aenmerkingen gemaekt heb. Te meer kan dit onderzoek hier afgefneden worden, daer het de aengehaelde Octrooien van Hun Ed. Gr. Mog. niet zijn, die. voor zoo  ?6 VERHANDELING •VER DE VEERTIGEN ?oo verre dezelven thans van kracht zijn, den voornaamften hinder hebben toegebracht aen het effect van het radicale van dit ons voortreffelijk Privilegie, en hoogst dezelven hetzelve Privilegie in alle andere deelen,met deduidelijkfle bewoordingen,hebbènbevestigd en geconfirmeerd. Maer hebben Hun Ed. Gr. Mog. deeze confirmatie en bevestiging gedaen, gelijk zeer zeker is, hoe zeer worden dan hier door de verbazende afwijkingen, die van het zelve plaets hebben, te ongegronder en volkomen kragteloos; daer haer geen wortel overblijft, anders dan in een aengenomen gebruik; terwijl zij zelfs regelregt aenloopen tegen den wil der Heeren Staeten in hoogstderzelver Octrooien uitgedrukt, door de Confirmatie en bevestiging van de oude Privilegiën ? Jae kan men , om zulks hier in het voorbijgaen , ( hoe zeer anders niet onmiddelijk met mijn onderwerp verbonden>en te merken, wel een volkomener bewijs vinden, darde Regeering onzer Stad, immers zederd Anno 1669. tijde van het laest verzogt Octrooi tot heden, in het reo tmatig begrip ftaet, dat alle fchikkingen, de fiedelij, keMagiflraetsbeftelling betreffende, Stedelijk, en buiten medewerking der Heeren Staeten kunnen en moeten bepaeld worden, daer wij gezien hebben, dat driefoIemneie conventien de Magiftraetsbeftelling betreffen* de, en met de Privilegiën niet ftrookende , door de Vroedfchap of door Leden derzei ve zijn aengegaen en dc laetfte door de overigen is toegelaten geworden; en  ÖER STAD LEirDÈN. ff dat aile de afwijkingen van de Privilegiën, die nog ten huidigendagefland grijpen, niet alleen niet zijn vasügefield, bij voorgaend Confent of nadere confirmatie der Heeren Staeten ; maer geadmitteerd door de Vroedfchap zelve, jae in weerwil van de uitgedrukte begeerte van 's Lands Souverein, die bij zijne twee Octrooien, hier boven aengehaeld, alle overige pointen, in de oude Privilegiën voorkomende, op nieuw had geconfirmeerd en bekragtigd ? Verhandeld hebbende de beide Hoofd Pointen* die ik mij had voorgefleld, en hebbende getoond, hoedanig de oorfprongelijke aert is van het fchoonfte Privilegie, dat Leyden immer bekomen heeft,en hebbende doen zien, hoedanighet Collegie der Veertigen ten eenemaeleis ontaert en verbasterd, meen ik te konnen eindigen, met hierkortelijk op te geven, wat mijns oordeels zoude behooren plaers te hebben, om het zelve Privilegie in zijne voorige voortreffelijkheid te herflellen. Vooreerst; dat, aengezien de Vroedfchap is geworden een integrerend Lid der Souvereiniteit, er Veertig van de notable Poorters moeten worden verkozen , om uit te maken het Collegie der Veertigen, (ö) 't Welk jaerlijks moet verkiezen Burgemeestren en Thefauriers. (i) 't Welk afzonderlijk en buiten medewerking der Vroed-  7$ verhandeling over de veertigen Vroedfchap jaerlijks moet formeren een Nomina» tie van Sestienen, waer uit door of van wege den Souverein agt Schepenen moeten verkozen worden. (c) 't Welk moet geroepen worden tot deDeliberatien der Vroedfchap over alle Stads zaeken, op gelijke boeten, voordeden en ftem als de Leden der Vroedfchap genieten. Ten tweden;datdeLeden van hetdusaengefteldCollegie van Veertigen in het maeken der Nominatie tot de Sestienen, moeten hebben een vrije ftem; en dus (a j Niet gebonden zijn tot het plaetfen van louter leden uit de Ve ertigen op dezelve. (&) Veel min bij tourbeurte of naer hnnnen rang. (c) Dat van die Nominatie moeten afblijven ahle Leden der Vroedfchap, als helpende mt* maeken,'s Lands Wetgevende Magt. (d) Dat zij op hun confcientie dentttJJen en bekwaemften uit de notable Poorters, op die Nominatie moeten plaetfen, als mede, dat zij volftrekt door geene Conventien, 't zij befchreven, 't zij ftilzwijgende, verpligt moeten zijn om een Schepen , die een jaer gediend heeft, weder op de Nominatie te plaetfen, om hem twee jaer te lae^ ten dienen. Ten derden; dat bij vacature de verkiezing van een Veer-  der stad leyden. jrfi Vee rti Gdoor hetzelve Collegie moet gefchieden3 bij meerderheid van ftemmen, uit de notable Poorters ; en hunne keuze zieh bepalen tot den genen , die zij daertoe op hun confcientie den nut/len en bekwaemften keuren, en dus O) Geenzints op voorftelling van Burgemeesteren in der tijd : " (b) Veel min op voorftelling van den Burgemeester , die aen de tour ligt: (O Maer dat de Veertigen moeten hebben een vrije ftem, en dus al mede niet gehouden zijn, voornaamentlijk het oog te vestigen op zodanigen, wier Voorouders of aenzienlijke Familien in de Regering geweest zijn. {d) Dat deze vrije ftem echter bepaeld moet zijn5' daer aen , dat een te verkiezen Veertig moet oud zijn acht en twintig jaeren, en geen Vader, Zoon, of Broeder van eenig Lid van her zelve Collegie. BESLUIT. Wanneer men het ftelzel nagaet van onze Regeerings vorm zoo Provintiael als Stedelijk, dan ontdekt men een zaemenftel, dat zwak is in zijnen grondflag en met verfcheiden leemten bezet is. Van het Stedelijke beftuur, zoude men dienen vast te ftellen, dat de grondflag in de oude Privilegiën en Octrooien is gelegen, de flauwe uitvverkfeis daer  80 VERHANDELING OVER DE VEERTIGEN daer van nog zigtbaer, veriterken deeze gedagten } de uiterlijke gedaente, die nog bij de Magiftraets beftelling wordt in het oog gehouden, ftelt dit buiten twijfel. Maer wat zijn de Privilegiën, Op zich zeiven befchouwd? Wat anders dan blijken van een verzagte flavernij, veelal door de klinkende munt onzer Voorvaderen, den behoeftigen Opperheer afgebedeld? En zullen deezen ohs nog tot een regelniaet verftrekken? Zal men, nadat de Graef was afgezworen , na dat alle gezag weder was gevloeid in den boezem der Maetfchappij; Zal men zegge ik, nae zodanig eene omwenteling, de fchikkingen des afgezworen Landheers nog eerbiedigen ? En zijne hem afgetroggelde gunsten nog houden voorde lijn van afperking, die de regten des volks bepalen? Veel valt hier over-te zeggen; doch dit ftaet dunkt mij vast, en lijdt geenen twijfel, dat de Privilegiën der Graven, zoo goed en zoo kwaed als dezelve dan nog onderhouden zijn, ten huidigen dage nog alleen uitmaeken den hoekfteen, Vaerop het gebouw onzer ftedelijke Regeringe wordt Opgetrokken. Dan is dit ontwijffelbaer gelijk het is, dan is het ook uitgemaekt, dat de Burger'rjen, als aen welke die Privilegiën gefchonken zijn jregt hebben, om het genot derzelven te reclameeren, en te vorderen niet alleen, dat aen de uiterlijke gedaente van dezelven voldaen worde; maer wel voor al en voornaementlijk, dat zodanige inrichtingen naer den aert onzer tegenwoordige tijden, ©raftandighedenenConftitutiewordendaergefteltjdatde oude  BE R S TA D LEY DEN. 8l oudevoortreffelijkheidderzelven thans nogwerke, en de vrucht daer van genoten worde.ïmmers zo men in de Privilegiën het rigtfnoer onzer regeringswijze vindt;zoo onder hetGraellijk beduur dezelven den volke rot heil gedijden, dan moet onder de tegenwoordige vorm van regering, dat heil den volke ook toevloeien ? Dan is het bij voorbeeld, niet genoeg, dat 'er nu Veertigen zijn; daer zij nu een nutloos werk verrichten, terwijl zij onder de vorige Regeering den Burgeren van het hoogst belang waeren; maer dan moeten 'er tevens zodanige nadere bepalingen plaets grijpen, waer door dat zelfde heil door den Burger genoten wordt, als hij van dezelven heeft ontvangen , tijde der Graven, die ze hen gefchonken hebben. Indien men het tegendeel zoude willen ftaende houden, dan zoude men tevens beweeren, dat de Burgerij wezenlijk verloren had bij de afzwering van het Graeflijk juk , en twijffelachtig doen worden, of niet de ketenen haer heilzaemer geweest zijn, dan het affchudden derzelven; dan zoude men eene tastbare ongerijmdheid met fpitsvondige drogredenen willen goedmaeken. Menhoudehet veeleer daer voor dat het onvoldoende is, dat de Burgerij Hechts blijve in het genot van niet ruimerBurgerlijke voorrech.ten,dan zijvoor de omwenteling genoten heeft; maer dat zij integendeel ten dezen een wezenlijke aenwinst, bij de overgang van flavernij in het genot der Vrijheid, hcefc ■? moe-  {& verhandeling over de veertigen moeten doen; maer hoe ongerijmd is het dan niet9 haer mindere voorregten, dan ten tijde der Graeflijke overheerfching, te willen toeftaen? Echter wanneer men aen de andere zijde eens: riagaet, welk eene verbazende, omkeering, in de plaets hebbende gelteldheid derRegeerjng zoude moeten worden ingevoerd; wanneer mende opgegeven gevolgen, in het flot mijner Verhandeling, vergelijkt bij.het geen fiand grijpt; gevolgen, zonder welke het fchoone Privilegie, de Veertigen betrefl.*endc,eenWaterbel,een niets beteekende zaek wordt, welk ten verwarring zoude 'er dan niet ontftaen, eer en alvorens Leydens brave Burgerij, in haer wettig regt herfteld was? Zoude de Regeering, in haere oogen, niet bijna a^es verliezen, wat zij onder de acngenaemheden derzelve betrekt? zoude zij niet wanen de grootfte veroBgelijkingen te ondergaen ? en echter zoude zij wel iets meer doen dan den Burger in zijn wettig regt te herftdien ? kan deeze voor zijne nakomelingen wel. verantwoorden, die diere regten overtegevcn, zonder daer voor een naer den aert van eeri vrij Volk afgemeten vergoeding te bekomen ? ja is hij, zoo hij zulks doet-onteeven omwelk eene immer lage en onverdedigbaere oorzaek, dan wel langer waerdig anders dan in fiavernij ,'t zij dan van één , 't zij dan van veelen , zoo als het goed geluk het zal befchikken, te zwoegen? wel langer waerdig, dat een eerlijk en belangloos, man zich zijner ijverig bekommere ? Wan*  der stad leyden. $3 Wanneer men al verder den aert van hetPrivilegie de Veertigen betreffende, in zich zei ven befchouwd, nader aendagcig inziet, zonde 'er dan voor den Burger Zelfs wel zoo veel heil in gelegen zijn, dachij hec effect van dien in al deszelfs deelen , en juist zoo als het ligt , weder bekwaeme? als hij alles gewint wat hij kan vorderen, bekoornt hij daer door dan wel iet anders, dan een Collegie, dat zich zei ven bij vacature verkiest ? dat dus geheel uit zijne handen is ? dat met 'er haestzich weder het geheel magnificat zal aenmatigen, gelijk nu, door de geheele Magiftrattiur tot de Veertigen ©ver te brengen, da Vroedfchap verdrongen, Of in het Collegie der Veertigen geheel is ktgefmolten? De laetfte aenmerkiug, die ik derhalven maeke, het uiteindelijk befluit, dat ik uit al het gezegde, zoo ik meen, wettig en niet grond, trekke, is dit: Hoezeer is elks belang en heil, het heil en de verpligtmg beiden van Raed en Volk hellende en roepende, om te kornen, tot een billijk verdrag en overeenkomst, dat, naer den aert van onzen tegen wocrdigen tijd, omftandigheden en Reprefentatief Regerings - Caragter ingericht, den Burger zijne meest belangrijke Rechten verzekert en toekent, en zoo veel daer mede eenigfints beftaenhaer is, aen de andere zijde, de Regeering laet in het genot van dat geene , wat zij thans in bezit heeft. Het is deeze bedenking , die ik ieder Leydsch Burger aenbeveele ter ernfiïge overden- kin-  $4 verh. over de veertigen der stad leyden. en toepasfing , op alle vorderingen, die hij regt* matig zoude konnen dóen, bijzonderlijk uithoof, de van de Jaerlijkfche verkiezing van Heeren Burgemeeftren, door de Poorters van Leyden oudtijds gedaen, en het oud en intermediair vermogen weleer berustende in het lichaem der Staeten , Vroedfchappen en Veertigen, tot beveiliging der Burgeren regtenen belangen, tegenover denGraeflijkenSouverein, het welk, daer met de afzwem ring van den laetftenLandheer, deuitoeffening derSonvereiniteitin handen der ftem hebbende Vroedfchappen .en Veertigen is gekomen , verloren geraekt is, en tot vergoeding van het welke een Collegie van Burger Gecommiteerden, gekozen door en uit het lichaem der ftem gerechtigde Burgerij, mijns oordeels ..behoort te worden in de plaetsgefteld, waer bij komt de vastftelling eener behoorlijke inzage der Burgeren in de verkiezing van hunne Reprefentanten. Ik hoope, dat deeze Verhandeling iets ten nutte, hoe gering ook, zal mogen toebrengen, en meene hier meededen mij voorgeftelden taek te hebben afgeweven.