ROUGE PERD1
115
— Qu''al-je dit? Ne F ai-je pas ditl N'est ce pas que c'est . . .
— Das ist nun aber wirkltch zu . . . u . . . u . . . Noch de profeet noch de andere wysgeer hadden adjek-
tiven meer. En ook 't vuurwerks-pneuma van de anderen klonk wat gedempt, en als onder zeker voorbehoud. Men wilde adem sparen voor nog grooter verbazing. Hoe toch, als eens 't «lot» meer zwarten in voorraad bleek te hebben dan men in-staat was vreemd te vinden? «Rouge perd /»
— Vingt-deux! Que vous ai-je dit? Cest la noire qui . . .
En ons arme vrouwtje dat daar nog altyd zat met haar ongewisseld billet vóór zich! Bitter, bitter, bitter was 't voor haar, al die zwarte slagen te hooren uitroepen, zy die reeds lang op slechts 'n klein deel van zoo'n serie gehoopt had! Och, hoe wreed, hoe valsch, hoe martelend! Was 't niet of 't «lot» haar bespotte ? «Je ziet dat ik wel seriën 'van zwart in voorraad heb, maar voor U niet!»
Ach, nu had ze gaarne willen opstaan, maar daartoe had ze de kracht niet meer. Waarom niet terstond dat billet gewisseld, terstond na 't verlies van het laatste goud ? Dan had ze geen zetten laten voorbygaan! Dan ware in weinig slagen haar doel bereikt geweest! Dan had ze nu opgetogen van vreugd de pynbank kunnen verlaten, Waarop ze zoo gefolterd werd! Dan had ze. . .
— C'est madame qui a fait la coupe, hoorde ze nu weer verkondigen door den allemans-profeet, die nog altyd achter haar stoel stond. Ze voelde dat-i haar aanwees als de scheppende artiste van 't aanschouwd wonder. Maïs madame a eu le tort de rien pas proflter! Eh . . . eh 3. . . eh ... si madame voulait me procurer une nouvelle taille pareitle . . . eh . . . eh . . . eh . . . parole d'honneur je saurais parfaitement ce qui j'aurais a faire . . , eh . . . eh . . . eh!
Multatuli, "Millioenen-studiën : -Tweede gedeelte". Cohen, 1914. Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB02:200000008:00007