De Prinses Orsini
Zij schreef in 18G5 : „Een ding wenschte ik voor hem
datl hij zichzelf leerde kennen, als een zondaar voor
God, daarmede zouden zijne oogen opengaan voor al
hei andere. Misschien zou hij over mij glimlagchen
als hij deze regelen kon lezen of wel mij beschuldigen
als hardvochtig in 't oordeelen en toch, ik spreek uit
reine Christelijke liefde. Ik heb te veel tranen om dien
man gestort bij zijn heftigen aanval om hem nu niet
met meer ernst op het hart te dragen dan een vreemde.')
Uit deze regelen leert men Mevrouw Bosboom's karakter kennen. De ongeloovige, die Busken Huët m hare oogen was, liet haar niet los. Reeds was het eene overwinning van hare zijde, dat Busken Huët m datzelfde jaar behoefte gevoelde haar een openlijken brief te schrijven ter zijner eigene verantwoordinq, over gebeurde dingen, bij zijn treden uit de „Gids"redactie, te lang om hier thans te vermelden, met dat mooie slotwoord: „allen zullen erkennen dat er grootheid in uwe goedheid is."
En ook herinner ik mij hoe jaren later in 1880 mijne tante mij een brief van Busken Huet toonde, waarin deze regelen voorkwamen: „Uw geloof aan een eeuwige jeugd aan gene zijde van het graf is mij ei g* Toen m Guizot's laatste levensdagen zijne dochter op een avond, bij het heengaan als naar gewoonte hem goeden nacht kussend zeide : „Adieu, mon père I"
Ie!bf?r;enhi) haar met ^n glimlach: „Au revoir, ma fille! Ook voor mij lost het leven zich niet op in een : „Vaarwel I" maar in een : „Tot weerziens !" Te dien aanzien verbied ik mijne wijsbegeerte den baas te spelen over mijn gemoed."
^Uit deze aanhaling spreekt het hart. Mevrouw Bos-
') Aan eene vriendin.