de noodige waarborg bestaat, dat, hetzij dan op school of te huis, zooveel onderwijs wordt gegeven als wordt aangemerkt als het minimum van hetgeen ter bevordering van volksontwikkeling gevorderd mag worden.
In elk geval werd het zonderling geacht te vorderen, dat een kind, hetwelk te huis wordt onderwezen, reeds op het zesde (thans het zevende) jaar tegelijkertijd in al die vakken onderwijs moet ontvangen. Indien de wet dat eischte, zou dit terecht zonderling kunnen heeten, maar het spreekt van zelf dat dit niet de bedoeling is. Waar de wet voorschrijft dat op alle openbare en bijzondere scholen in alle genoemde vakken onderwijs wordt gegeven, heeft ook nog nooit iemand er aan gedacht te vorderen, dat in al die vakken terstond bij het begin van den leertijd wordt aangevangen. Dit zou niet mogelijk zijn, zelfs al bepaalde de wet dat het schoolonderwijs alleen behoefde te omvatten het lezen, schrijven en rekenen. Voor zoover echter de bepaling, waarop men doelt, tot misverstand aanleiding zou kunnen geven, zal gaarne naar een meer duidelijke redactie worden gestreefd.
Blijkt uit het voorgaande, dat ondergeteekende bezwaar moet maken een principieele wijziging te brengen in het besproken artikel en het grootendeels aan de schoolbesturen over te laten in welke vakken de leerplichtige kinderen onderwijs zullen ontvangen, toch heeft hij, gedachtig aan zijn stelregel dat zelfs de schijn moet worden vermeden, de vrijheid meer te willen beperken dan strikt noodig is, gemeend eenigermate aan de geopperde bedenkingen tegemoet te kunnen komen door uit de verplichte leervakken voor de bijzondere scholen en voor het huisonderwijs weg te laten vak i.
Ten slotte werd nog de opmerking gemaakt, dat later wellicht een andere methode van onderwijs wordt gevonden, die voor de ontwikkeling der kinderen de voorkeur verdient, en dat bijv. door velen wordt gewenscht, dat aan het slöjd-onderwijs een plaats op het programma wordt gegeven, waardoor een andere groepeering van de leerstof noodzakelijk zou worden.
De juistheid van die opmerking zal ondergeteekende niet ontkennen, maar hij betwist, dat daarmede reeds bij de hier voorgedragen regeling rekening zou moeten worden gehouden. Het is zeer wel mogelijk, dat men over eenigen tijd tot de overtuiging komt, dat in het leerprogram van de lagere school verandering moet worden gebracht, maar dat kan geen reden zijn om, zoolang dat leerprogram bestaat en verreweg de meeste scholen reeds bij de wet verplicht zijn er zich aan te houden, bij de wet op den leerplicht, welke zich aan de bestaande wet op het lager onderwijs aansluit, daarvan af te wijken.
§ 8. Volgens de bepalingen van het wetsontwerp kan gedurende eenige weken in het jaar ontheffing van verplicht schoolbezoek worden toegestaan voor kinderen, die men wil laten meewerken in het landbouwbedrijf enz. Daartegen hadden enkele leden bezwaar, omdat, zoo betoogden zij, tegenover het recht der kinderen op het ontvangen van goed onderwijs de belangen van landbouw en nijverheid behooren te wijken.
Vergeten deze leden niet, dat de wetgever verplicht is zooveel mogelijk op alle behoeften en alle belangen te letten? Er zijn tal van
"Leerplichtwet : oorspronkelijk en gewijzigd ontwerp ter vergelijking naast elkander gedrukt voorafgegaan door de Memorie van antwoord : -". Tjeenk Willink, 1899. Geraadpleegd op Delpher op 19-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000013559:00006