39170. 192 — 194. 275.176.
K 3
Willem de III.
Vrugt-
looze poógingen voor de geviugteFianfche Her. vormden.
454 GESCHIEDENIS
Wimf.m
b& nu
Ctaai1 Pr-
TER DE U
knm; in Holland enz.
Hrigen, bonden dit ftuk niet fterk aan. Lodewïj.k. de XIV. hieldt zich gehoond door den voorfbg zeiven , welke hem een inbreuk toefcheen op zijn Vorsi,lïjk Oppergezag. Ja , wel verre' van in dit ftuk geniaatigder te handelen, verzwaarde hij het juk der vervolginge. Het toeneemend bijgeloof maakte dien Vorst langs hoe bekrorhpener vau harte : en zulks vermeerderde de uitwijking zijner Onderdaanen , die dé Landen zijner geflagenfte Vijanden bevolkten en verrijkten (*).
Dit Tijdperk is merkwaardig, ter oorzaake van de reis, door Peter den I , bijgenaamd den Grooten , Czaar van Rusland, na deeze Gewesten gedaan. D:e Vorst hadr het groote ontwerp gevormd, om Kunsten, Weetenfchappen , Krijgskunde, Zeevaart, Koophandel, en alles, wat andere Staaten van Europa deedt bloeijen, in Rusland intevoeren , of, met andere woorden, als 't ware een nieuw Volk ï,e feheppen. Ter bereiking van zijn fte.atkundig plan, naa het bemagtigen van Jzof gevo: md, om de fccheep• vaart in zijn Rijk aamemoedigen , en eene Oorlogsvloot te bouwen, van welke hij zich, in tijd en wijle , zou kunnen bedienen tegen de Turken , was de Scheepsbouwkunde een allemoodzaaklijkst vereisente , en ziire Onderdaanen waren in dezelveonbedreeven. Hierop beftoot hij , ftrijdig met de beftendige gewoonte zijner Voorzaaten , buiten 's Lands te i' ' gaan,
(*) ASt. de la Paix de Ryswick , Tom. Ï.IT. p. 51^ Burnet, Vol.II. p. £03. Tikdal, Val. III. p.380.
der NEDERLANDEN. 425
gaan, en na Holland en Engeland te trekken , om bij die twee Zeemogenheden zich te laaten onderrigten in deeze Kunst, en andere Weetenfchappen , tot de Zeevaart betrekkelijk. — Eer hij op reis ging, vaardigde hij een Gezamfchap af naa de Algemeene Staaten, om eenige punten, den Koophandel betreffende, te regelen; en te onderflaan, of zij hem wel zouden willen onderfteunen in den ontworpenen Oorlog tegen den Turk. Welhaast volgde hij, in een onbekend gewaad, van flegts twee of drie Dienaars vergezeld , haalde het Gezantfchap in ,en zette met hetzelve zijne bedoelde reis voort. Onderden weg bragt hij niet weinig toe tot de verkiezing des Konings van Poolen, tegen den zin van Frankrijk. Zijne Gezanten , in Holland gekomen , verwierven terftond gehoor bij de Algemeene Staaten , fchoon het niet blijkt, dat op dien tijd iets met hem gefloten is. Terwijl dit Gezantfchap in den Haag zich ophieldt, fpeelde de Vorst eene aHerzonderh'ngfte rol; hij verkoos het Scheep- en Handelrijk Zaandam tol zijn verblijf', kleedde zich even als de Scheepstimmerlieden dier Plaatze , en nam zijn intrek in een Huis , op een gemeenen ftand van dat aanzienlijk Dorp (*), digt gelegen bij de Scheepstimmerwerf
waai
(*) Da plaats is het Krimp geheeten , en wordtnas hem , ook Voriter.burg genoemd. Veele Vreetndelinger leggen als 't ware eene Eedevaart af aan dit Huis : en i het onlangs bezogt door den tegenwoordigeu G:oatvors en de Grootvorstinne van Rusland.
K 4
Willem de Hl.
>
42Ö GESCHIEDENIS
Willem
de Ui.
j J 1 1
I 1 ] ( ( j
. ] 1
waar op hij arbeidde , als een Djglooner pp de Lijst der Werklieden aangetekend onder den naam van Peter Miciiacloff. Zij , die met hem werkten , noemden hem doorgaans Peter Baas ; een naam, die hem wonder wel fcheen te bevallen. Dit Dorp, doorZaag-, Olie - en Papiermolens , nevens andere Fabrieken , niet min dan door den Scheepsbouw, beroemd, gaf hem gelegenheid, om die allen, bij hei haaling, met het fcherpziende oog eens Kunstminnaars te befchoawen , en het zijne daar van medetcneemen. Zijn grootfre vermaak was , met een Boeijer, het geliefd fnelzeilend Vaartuig der Zaandammeren, van Zaandam na het bijgelegen Amfterdam te vnaren , waar hij de ontleedkundige Lesfen van den vermaarden Ruisch hoorde , en zich in de natuurlijke Wijsbegeerte oefende bij den liurgemees-
:er W1tsen. Deeze Timmerman hieldt intus-
chen een mondgefprek met Koning Willem den U. te Utrecht. — Vootts na Engeland overgelooken , volgde hij de zelfde leevenswijze op 's Kolings Werven te Deptfort, en leerde de Scheeps «ouvvkunst, werkdaadig te Zaandam beoefend, voleis de vaste regelen der Meetkunde Weder
ia Holland gekeerd, bleef hij 'er korten tijd, en trok ia Weenen, met oogmerk om daar langer te blijven, :n de Krijgskunde der Duhfcheren aftezien , als ook >m met Keizer Leopold , zijnen natuurlijken Bond;enoot tegen de Turken , Staatszaaken te verhandeen. Maar hij vondt zich genoodzaakt, welhaast na luslandte keeren, derwaards geroepen door de oproe-
der. NEDERLANDEN. 42?
roerige beweegingen te Moskow , verwekt van misnoegden, dieSopHiA, desCzaarsZuster,tenThroone wilden beffen. Het oproer was, bij zijne onverwagte komst, reeds gedempt ; doch de 1'chuldigen waren nog niet geftrafr. Uit gefchiedde drengüjk : en men wil, dat de Czaar, wreed van aart, eenigen met eigen hand onthalsde.
De Oorlogswolken, die over Europa dreeven , en hetzelve, op 't tijdftip van het duiten des Rijswijkfchen Frecles, dreigden , haalden veele Mogenheden over, om nieuwe Verbintenisfea aantegaan , en zich dus tegen het naderend onweer te dekken. De Algemeene Staaten maakten eenen aanvang door het vernieuwen der oude Verbinrenisfen met Zweeden. Zij kwamen overéén, om elkanders regten en bezittingen te handhaaven, en den algemeenen Vrede van Europa te bevorderen. Dit Verdrag wierd, in Sprokkelmaand des jaars MDCXCV1Ü , te Stokholm getekend. Koning Willem tradt 'er toe in Bloeimaand: en werd deeze Verbintenis in 'tjaarMDCC. vernieuwd (*),
Ondertusfehen was de Vrede niet algemeen. De Oorlog hieldt nog aan. De Keizer en zijne Bondgenooten , de Koning van Polen, de Czaar en het Gemeenebest van Ftnetie, ftreeden nog tegen den Turk. De oorlogende Mogenheden waren eenen lasiigen, langen en bloedigen Oorlog moede. Koning Willem
en
(*) Du Mont Corps Diplom. Tom. VII. P. II. p. 439. 440.
Willem ms JU.
Nieuwe Verbintenisfen.
iöp8.
De Vrede van Carlowitz.
Willem
de III.
4^8 GESCHIEDENIS
en de Staaten booden hunne bemiddeling aan. Deeze werd aangenomen: en zij hadden de eer, van het vermaarde Vredesverdrag van Carlowitz tot ftand te brengen , bij 't welk de Porte de beste helft haarer bezittingen in Europa verloor; Polen en Venetië (loten eenen volkomen Vrede met den Turk, zonder tijdsbepaaling ; de Keizer een vijfentwintigjaarigen Vrede, en de Czaar een Beftand van twee jaaren (*).
O) Du Mont, sis boven, p. 443.451, 453 45s.
dek NEDERLANDE N. 429
Onderhandelingen ever de Spaanfche Opvolging.
jfjL Msmjifcbt Vrede herftelde den Vrede in Europa flegts voor een korten tijd. Nauwlijks was dezelve getekend , of 'er reezen van alle kanten misnoegdheden tusfehen de Volken , welker rust den Vrede fcheen herfteld te hebben. De Franfchen, die eerst gemord hadden over het volduuren des Oorlogs, morden toen tegen den Vrede. Zij waren met verontwaardiging vervuld , om dat hun overwinnende Vorst eenen Vrede gefloten hadt , als ware hij overwonnen geweest. Darlay, Ckeci en Callieres, de volvoerden der bevelen des Staatsbeftuurs, werden bejegend als Verraaders van het Vaderland. Men vroeg in Frankrijk , welke de vrugt was vau zo veele gewonnen veldflagen, van zo veele gelukkige belegeringen , van zo veel geftort bloed? even of de Franfchen gelukkiger zouden geweest hebben, in gevalle Frankrijk eenige Steden meer gekreegen hacir.
Lenige weinigen mogten de edelmoedigheid van Lodewijk den XIV. hemelhoog verhellen, anderen zijne gemaatigdheid in den Vredehandel erkennen, Europa in 't algemeen fchreef die toe aan de noodzaaklijkheid, waar in zich die Vorst bevondt, even of de Bondgenooten in ftaat zouden geweest zijn, cm hem de vermeesterde Plaatzen uit de handen te
ruk.
Misnoe.gen der Franfchen over den Rijswijk' fchen Vrede.
1698.
Gedagten in Ewopa over den Vredehandelvan Lodewijkden XIV.
433 GESCHIEDENIS
Willem
de III.
I
] 1
rokken. Men beweerde openlijk, dat Lodewijk de X;V, min belangs Hellende in den tegenwoofdigen Üoilng, dan in de opvolging tot de wijduitgfcftreKe en rijke bezittingen van Carel den II, Koning van Spanje, wiens dood als zeer kort aanftaande werd aangemerkt, alleen den band des Bondgenootfchaps hadt wilien verbreeken, om de handen ruimer te hebben tot het vermeesteren dier opvolging. Met één woord, Lodewijk de XIV. zou , volgens diens begrip, naa het gebruiken van geweld, detoevJugttot list genomen hebben, om zijne Vijanden in flaap te zusfen , de gelegenheid afwagtende , om Spanje aan
zijne Kroon te hegten Vast gaat het , dat de
abtand van fchitterende vermeesteringen de openbaare rust moest verzekeren , de vrees, door het voorgaande gedrag van Lodewijk verwekt, ten aan. ziene van het toekomende verdrijvende; dat hij zelfs vóór den Rijswijkfchen Ft ede in eene onderhandeling getreeden was over die opvolging, enaanboodt, zijne eifehen te bepaalen tot eenige Landfclnpptn van weinige aangelegenheid. Hij dagt zo weinig, om alleen de Spaanfche Monarchy te erven , dat hij door verdeelings Verdragen , gelijk wij zullen zien, pan zijne regten op de gehtele opvolging afdondr.
't Is waar, Lodewijk-de XIV, verminderde met ien gellotenen Vrede zijn Krijgsvolk niet , terwijl Engeland en de Ferèénigde Gewesten een groot geieelte afdankten. Maar dit verfchil van handelingen can zeer wel ontitaan uit den onderfchc.den aart der legeeringsvormen: die van Engeland en het Gemeene-
oer NEDERLANDEN. 431
nèfeêst dulden de kosten niet van eene talrijke Leger magt in een tijd van Vrede; en fchijnt deeze wezenlijk te bebooren tot eene Altónheerfchitigals de Franfche. Daarenboven hadt Frankrijk drie jaaren, eer men van den Rijswijkfchen Vrede fprak , aangebooden , het ftuk der opvolginge aan de beflisfing van Zweeden overtelaatén. Men verweet Lodewijk den XIV , dat hij het afdoen deezer gewigtige zaak niet voorgefteld hadt op den Rijswijkfchen Vredehandel; doch zou men dit zelfde verwijt niet eenigermaate kunnen doen aan de andere Mogenheden , op dien Vredehandel tegenwoordig ? Het kan niet gelochend worden , dat het fluiten van dit Vredesverdrag met eene verhaasting toeging , die den Vrede niets meer maakte dan een onzeker en kortttondig Beftand.
Het fcheen, of de Gevolmagtigden op den Vredehandel alleen gedreeven werden door het onverduldig verlangen , om de oorlogvoerende Mogenheden de wapens te doen nedér'leggen. Waarom waren zij 'er niet op bedagt, om de onlusten, met welken de te gemoet geziene kort aanftaande dood van Cakel den II. Europa dreigde, te voorkomen ? Het welgelukken van zulk een beftaan zou de vrees , de haat en de ag-.erdogt, die van alle kanten ontwaakten, verdreeven hebben. Te meer geraakten deezen gaande tegen Frankrijk , dewijl het met de op de been gehoudene Krijgsmagt beweegingen maakte, zeer gefchikt om onrust te verwekken. Men verfpreidde niet alleen in 'c openbaar, dat, indien Frankrijk genood-
Willem
DE III.
Beweeoirgün in Frank'
rijk.
43*
GESCHIEDENIS
Willem Di 1U.
noodzaakt was den Oorlog aantevangen, om de zaak der opvolginge te beOisfen , Spanje gevaar liep van Verwoest, als een vermeesierd Land behandeld , en aan de Staaten des Overwinnaars als een Wingewest gehegt te worden. Lodewijk de XIV. hadt , daarenboven, in Compiegne een Herk Leger, onder voorwendsel van de jonge Prinfen van Frankrijk in de beginzelen van de Kunst des Oorlogs te onderwijzen. Naa het Krijgsvolk daar eene maand gehouden , en in alle de beweegingen van een aanmerklijk krijgvoerend Leger geoefend te hebben , werd het grootfte gedeelte na Dauphine en den kant van Petpignan gezonden, zo dat de Koning, op den minsten wenk, vijfentwintigduizend man in Spanje kon doen rukken. De zwakheid van Carel den II. nam, in Bloeimaand , zodanig toe , dat dezelve doodkrankheid' mogt heeren. De Koning van Frankrijk zondt eene fterke Vloot na de Middenlandfche Zee , die, om zo te fpreeken , de Havens van Spanje blokkeerde: eene andere Vloot kruiste voor Kadix , even of de Franfchen ten oogmerk hadden , de Spaanfche Galjooten , uit de lPest-Indien komende, opteligten. -r—• De Engelfchen lieten opk eene Vloot in Zee loopen, om de Spaanfche Schepen te befchermen ; doch deeze zou te laat gekomen zijn , indien Frankrijk het gemelde oogmerk gehad hadt. Het zou waarfchijnijk uitgevoerd geworden zijn , indien de Koning van Spanje gefforven ware; doch hij herftelde eenigzins.' Lïeene vijandlijkheid altoos werd 'er gepleegd. Lodewijk de XIV. bedoelde alken, Spanje in vreeze te
hou •
der NEDERLANDEN. 433
houden, zo lang Carel de II. leefde , om het opontbieden des Aardshertogs te beletten.
Lodewijk de XIV, Europa tegen zijne oogmerken ingenomen ziende, nam zijn toevlugt tot de verftandigfte ftreek vart Staatkunde, om het te leur te fielten ; te weten, hij zogt den Vorst , die de ziel en de drijfveer was van het Bondgenootfchap tegen Frankrijk , tot zijne zijde overtehaalen. Genoeg hadt hij op de Rijswijkfche Vredehandeling gezien, dat de belangen van Willem den 111, voor Koning vau Engeland erkend , zeer veel verfohilden van die des Prinfen van Oranje, enkel als Stadhouder befchouwd. Zijne ftaatzugt voldaan zijnde ,; was hij niet meer zo kragtig gefield op het houden van het ftelzel des evenwigts , door hem ter baane gebragt , en op alle zijne oude ontwerpen, om Frankrijk, wat lier, naa den Pyrenefchen Vrede , verkreegen hadt , afj handig te maaken. Toen meer op genot dan aanwas van bezittingen gefield, en het niet zo zeer, als eertijds, noodig hebbende, Europa tegen Frankrijk in \ harnas te jaagen , volgde hij nieuwe beginzelen , met zijnen tegenwoordigen toeftand overeenkomende.
Lodewijk de XIV. deedt hem polfeh door den Graave van Portland, toen Éngeljchen Afgezant aan 't Franfche Hof. Om deezen Staatsdienaar , die op Willem den Ilï. den zelfden invlued behouden hadt, als toen hij nog Graaf van Bentink was , te beter tot zijne oogmerken overtehaalen, ïiétóeFrart' fche Vorst hem met allen luister ontvangen , en de
grootfb
Willem de IÜ.
434
GESCHIEDENIS
Willem de III.
grootfte ecrbewijziugen doen. De Monarch en de Franfche Staatsdienaars vleiden hem , met al de eer des jongstgeflotenen Vredes aan hem toetefchnjven, even of hij alleen de rust aan £«™/wwedergegeeven, en de éénsgezindheid tusfehen de Mogenheden herfteld hadt. De Heer de Törcy bragt hem onder 't oog, dat de llegte ftaat der gezondheid des Konings van Spanje reden gaf, om den dood van dien Vorst als zeer nabij aantemerken , en reffens te dugten, dat zij, die eitch maakten op de opvolging , alle de verfchriklijkhedcn des Oorlogs weder zouden doen gebooren worden : dat het zekerst middel, ter voorkominge van de droeve onheilen , beftondt in het treffen van eene verdeeling der Staaten dier Monarchy, die aan elk dier Eifcheren een deel fchonk, overeenkomstig met de regten , op welken zij hunne aanfpraak grondden ; om de twee Kroonen , van Frankrijk en Spanje, niet op één hoofd tepiaatzen, was het genoeg , dat , de regten van den Dauphin erkend zijnde, deeze Prins toe'fteinde , dat de jongfte zijner Zoonen den Spaanfchcn Throon beklimmen zou, en dat de Spaanfche Nederlanden aan den Keurvorst van Beyeren zou-Jeu gegeeven worden, 't welk de Engelfchen en de Hollanders gerust ftelde wegens de vrees, welke zij anderzins zouden kunnen hebben, indien deeze Landfchappen aan eenen Prins van Frankrijk ten deel vielen : eindelijk zou men aan den Aartshertog een gedeelte in Italië afllaan, waar mele hij zich wel zou willen vergenoegen. — De Iorcy voegde 'er nevens, dat, het raadzaamst was,
deeze
der. NEDERLANDEN. 435
deeze verdeeling te maaken voor den dood van Koning Carel ; dat Engeland, Frankrijk en de Veréènigde Gewesten dit alles moesten regelen , en dat, wanneer alles wel gevestigd was door het vast befluit deezer Mogenheden , om die verdeeling ftand te doen grijpen , de anderen , van de nuttigheid overtuigd, niet zouden nalaaten zich daar na te fchikken ; in deezervoege zou de groote zaak afgedaan worden , zonder tot de wapenen te komen. De Staatsdienaar befloot, met aantemerken , dat Lodewijk de XIV. van dit plan geen opening hadt willen geeven aan iemand , eer hij des het gevoelen des Graaven van Portland wist, en of hij dagt, dat het goedgekeurd zou worden door den Koning van Engeland.
Portland antwoordde, dat noch de Koning, zijn Meester, noch de andere Mogenheden van Europa, hunne toeftemming zouden geeven aan den voorllagj om een Fransch Prins op den Throon van Spanje te plaatzen; doch dat het beste middel, om alle de ongerustheden te verdrijven , gelegen was , in deeze op. volgtng den Zoon des Keurvorsts van Beyeren u fchenken , en , voor het overige, die fchikking t< maaken, welke best beantwoordde aan de regten dei andere Mogenheden : dat 's Konings voorflag, miti deeze verandering, hem ongemeen behaagde, alseei bijzonder Perfoon aangemerkt ; doch dat hij , al: Staatsdienaar, den Koning, zijn Meester, onderrig ten moest van de oogmerken des Franfchen Vorsts, eer hij iet Heiligs daar op kon zeggen. Lo dëwijk de XIV, wel te vrede over deeze openhar
FIIl.DeeU^Su L tig
Willem de III.
l
436 GESCHIEDENIS
Willem
de III.
tigheid des Engelfchen Staatsdienaars , liet hem bet Ontwerp des Verdrags van verdeeling, overeenkom, ftig met de gegeevene opening, ter hand Hellen, nevens het gefchenk van zijn Portrait, op het heerlijkst met Diamanten omzet. Kortland kwam, in Zomermaand , van zijn Gezamfchap te rug in Engeland, zo wel voldaan over hetzelve , als zijn verblijf ten Franfchen Hove aangenaam geweest was aan den Koning (»).
De Heer de ïallard (tak, ten zelfden tijde , na Engeland over, waar hij verfcheide gefprekken hieldt met Koning Willem ; doch het was de Graaf van Portland alleen , die deezen Vorst kon bepaalen ten aanziene van eenen voorflag , gefchikt om hem te ftooren in de rust, welker genot hij zich hadt voorgefteld. Hij vondt'er bijkans onoverkomelijke zwaarigheden in ; doch deezen belemmerden den Staatsdienaar niet: en, fchoon zijne Groot - Brittannifche Majefteit dooreen geheimArtykeldes GrootenBondgenootfchaps zich verbonden hadt , om de eifehen van het Huis van Oostenrijk, naa den dood van Carel den II, voorteftaan , wist hij den Koning , bij (tappen, te leiden, tot het goedkeuren van het Plan der verdeelinge. Hij deedt hem zien , hoe noodzaaklijk het was , dat hij , om de rust, het hoofdoogmerk zijner wenfehen, te bewaaren, in de maatregelen van Lodewijk den XIV. tradt, en alies ver-
mijdde,
(*) Mem. du Comte d'Harrach, Tom. II. p. 51. 54. Mem. de Torcy, Tom. I, p. 43.
der. NEDERLANDEN. 437
mijdde, wat kon (trekken om een Vorst te ftooren , die, bij het ontüaan van het minfte misnoegen, het Oorlogzwaard aangordde; dat hij het fteunzel van dien Vorst niet kon ontbeeren op een tijd, dat het Parlement vzw Engeland vol was van panijfchappen en omkoopingen tegen het Rijksbeftuur en den Perfoon zijner Majefteit; dat deeze fiere Eilanders, onder voorwendzel, van de algemeene Vrijheid te befchermen, hem wilden dwingen, om de Krijgsmagt tot een zeer klein getal te brengen ; dat men zeer morde, dewijl hij de Hollandfche Lijfwacht, en ander vreemd Krijgsvolk, gehouden hadt; dat 'er in het Rijk zich eene menigte van onrustige Geesten te rondt, fteeds gereed om Jacobus toete vallen, als 'er eenige nieuwe onlusten reezen: Verwierp hij den voorflag van Lodewijk den XIV., die Vorst zou zich des kunnen wreeken door een fchielijken inval, ten voordeele van den ontthroonden Vorst, en al zijne Land- en Zeemagt, door den Rijswijk» feken Vrede thans werkeloos, tot dat einde gebruiken, 't Was derhalven van het hoogfte belang voor zijne Majefteit in de maatregelen van Frankrijk le treeden, en dit het eenig middel, om zijne rust en die zijner Staaten te verzekeren.
Niets was aan meer uitzonderings en tegenfpraaks onderhevig, dan dit Vertoog, naardemaal het Ver dcelings-verdrag, zonder toeftemming des Keizers en het Duitfche Rijk geflooten , geheel Europa kon dompelen in eenen Oorlog, zo langduurig en bloedig als een der voorgaanden, en wel verre was van L 2 de
Willem
de III,
Tekening
van het
eerfteVer-
deelings-
verdrag
der
Spaan»
fckeHoeiï
fchapprje,
43»
GESCHIEDENIS
Willem bi 111.
Inhoud des Verdrags.
de rust, die Willem deIII. beoogde, voorttebrengen: ondertusfehen werkte het bij dien Vorst zo veel uit, of liever volgde hij zo blindeling den raad van den Graave van Portland , dat hij dit plan met zo veel drifts omhelsde als zijn Gunlteling. De Staaten moesten 'er toe worden overgehaald. Koning Willem trok na Holland, en wierd door den Graaf de Tallard gevolgd, die het groote werk met de Staaten en den Stadhouder voortzette. Naa het te boven komen eeniger ingebragte zwaarigheden, tekende men, op den elfden van Wijnmaand, in den Haage, tusfehen Frankrijk, Groot-Brittanje en de Staaten een Verdrag, welks inhoud hier op uitliep: De Rijswijkfche Frede zou fhrnd houden. Doch, „ tot bewaaring der ruste van Europa, die zeker„ lijk geftoord zou worden, in gevalle de Koning „ van Spanje kinderloos overleedt, en de belang„ hebbende Mogenheden hunne eifehen op de „ Spaanfche Nalaatenfchap wilden doen gelden; ,, en, tot weering van de bekommering, die veroor,, zaakt ftondt te worden , indien deeze Naalaaten„ fchap éénen Vorst geheel in banden, viel, was men ,, overeengekomen, dat de Dauphin voor zijn aau„ deel in de Spaanfche Naalaatenfchap zou hebben „ de Koningrijken van Napels en Sicilië, de Spaan„ fche Plaatzen op de Tescaanfche Kust, en de naas„ te Eilanden, begreepen onder de naamen van St* Stephano, Porto Hercole, Orbitelio, Telamone, „ Porte Longone en Piombino ,de Stad en hetMark„ graaffchap van Fmal, het Landfchap van Gui-
„ pus-
I
der NEDERLANDEN. 45j
,, puscora, met naame, de Steden Fotitarabiê enSt. 53 Sebastiaan j\ als ook de Haven van Pasfage; doch ,, het geen tot dit Landfchap behoorde aan de an> s, dere zijde van het Pyreneefche Gebergte zou aan
Spanje blijven , en de toegangen over dit Ge„ bergte tusfehen Spanje en Frankrijk verdeeld 3, worden. — De Kroon van Spanje, en de ove„ rige Rijken, Staaten en Heerlijkheden, tot dezel. „ ve behoorende, zouden komen aan den Prinfe „ van Beijeren, oudften Zoon des Keurvorsts, die „ Voogd over zijnen Zoon zou weezen, in gevalle „ hem deeze heerfchappij, geduurende zijne mins, derjaarigheid, ten deele viel. —■ Het Hertog. „ dom Milaan alleen bleef van deeze afgeftaane „ Goederen en Heerlijkheden uitgezonderd, om aan „ den Aartshertog Carel, tweeden Zoon des Kei„ zers, te worden aanbedeeld. De Koning van „ Frankrijk, de Keurvorst of Prins Van Beijeren, „ en de Keizer en Aartshertog zouden van allen „ verderen eisch op de Spaanfche Naalaatenfchap „ ptegtig afftaan. De Koning van Groot-Brittan„ je en de Staaten zouden den Keizer en den Keur„ vorst van Beijeren opening geeven van dit Ver„ drag terftond naa de bekragtiging, en hen tragten „ overtehalen , om 'er in te bewilligen. Indien zij „ het weigerden, zou hun aandeel blijven in be„ waaring der Regenten, welken 'er, van wege den
Koning van Spanje, over gefield waren. Men „ zou, op het overlijden deezes Konings, de Naa„ laatenfchap laaten berusten in den ftaat, waar in L 3 „ zij
Willem
de III.
440 GESCHIEDENIS
Willem
de III.
„ zij was, op dat elk 'er, volgens de verdeeling, „ bij dit Verdrag gemaakt, bezit van naame: w.iar „ in de twee Koningen en de Staaten ieder der „ Erfgenaamen behulplijk zouden zijn. — Alle an„ dere Vorften en Staaten zoude toegefban en ge„ noodigd worden, om in dit Verdrag te treeden, „ en zij zouden 'er te gelijk Waarborgen van wee,, zen. — Zo iemand der Vorften, ten behoeve „ van welken de verdeeling gefchied was, mogt too„ nen, met zijn aandeel niet te vrede te zijn, maar „ dat der anderen met wapenen mogt willen ontrus„ ten, zou men gehouden zijn, hem met wapenen „ tot reden te brengen." Bij dit Verdrag waren eenige geheime punten gevoegd, volgens welken het aandeel van den Prins van Beijeren den Keurvorst, zijnen Vader, toegeweezen werd, in gevalle dePrins overleedt, zonder Kinderen naa te laaten. Ook zou het Hertogdom van Milaan, zo t in bewaaringe mogt blijven, niet geregeerd worden door den tegenwoorJigen Landvoogd, Prinfe van Faudemont, maar door Prins Carel , deszelfs Zoon. Eindelijk zou de Aartshertog Carel en de Prins van Beijeren in 't bezit van hun aandeel mogen treeden , fchoon zij nog minderjaarig waren (*).
Van deezen inhoud was het Verdeelings verdrag, 't welk, naar veeier inzien, nooit uitgevoerd of tot
ftand
(*) Du Mont Corps Diplom. Tom. VII. P. II. p. 444. Lambkkti Mem, Tom. V. p.12. Secr. Refol. Holl.\6$%. VI. D. bl. 40.
■er NEDERLANDEN. 441
ftanrl gebragt zou kunnen worden. Mogen wij op Burnet afgaan, dan hadt hij uit den mond van Koning Willem zelve gehoord, dat hij, dit Verdrag aangaande, altoos gedagt hadt, dat de andere Prinfen, inzonderheid die van Italië, en de Hertog van Savoije, niet zouden dulden, dat Frankrijk zich in 't bezit ftelde van het gedeelte, daar aan toegeweezen. Het valt zeer bezwaarlijk, de hartsgeheimen te ontdekken van ftaatkundige Vorften, doch het fchijnt van alle reden ontbloot, tegelooven, dat Willem de III. en de Raadpenfionaris Heinsius, die de befluiten der Algemeene Staaten regelden, zich lieten overhaalen, om uit al hun vermogen, een Verdrag te onderfteunen, 't geen zij als kragtloos en nieis beduidend aanmerkten. Veeleer hebbe men te denken, dat Koning Willem te goeder trouwe te werk ging, en alleen ten oogmerke hadt, zijne rust te verzekeren, fchoon de weg, welken hij infioeg, rechtftreeks daar van af, en op onrust uitliep.
Geheel Europa ftond verfteld, als het zag, dat Lodewijk de XIV. en Willem de III. zamenftemden, om dus het lot der Staaten te beflisfen, en de verdeeling te regelen van een Koningrijk, op 't welk zij geen regt hadden. De Staatkunde dier twee groote Vorften, zich door hunne verééniging, de Zegsmannen van Europa maakende, ontrustte bovenal het Huis van Oostenrijk. Men verwonderde zich , dat de Koning van Frankrijk toeftondt, om voor het aandeel zijns Zoons de Koningrijken van NaL 4 pels
Willem ue HL
Aanmerkingeover dit Verdrag
4 deedt hij den Uiterften Wil zegelen en tekenen ; doch, fchoon de naam,des Erfgenaams niet vermeld wierd, bleek het echter duidelijk, dat de keus, ten nadeele des Dauphins, gevallen was op den Keurprins van Beijeren, Kleinzoon van Margaretha Theresia, eene Dogter, door Philips den IV. in een tweede Huwelijk verwekt, en, bij ontfrentenisfe van dezen, op den Aartshertog , met agterftelling des Hertogs van Orleans. De Uiterfte Wil , eenen ilgemeenen Erfgenaam benoemende, vernietigde het Verdeelings-verdrags (*).
Lodewijk de XIV. beklaagde zich van dus :ene maaking , en liet, in Louwmaand des jaars vIüCXCIX., aan het Hof van Madrid een Vertoog nleveren tot het handhaven der regten des Dauphins. Koning Willem bevlijtigde zich, ondertuschen, om de fchikkingen in het Verdeelings-verIrag gemaakt, te verfterken, wanneer een'onverwagt 'oorval het geheele gelaad der dingen deedt veranleren, en éénsflags Frankrijk, Spanje en Engeland
(*) Taroe I. p. 156.
der NEDERLANDEN. 445
land, in de opgevatte verwarmingen te leurftelde. De Keurprins van Beijeren, de hoop zijns Geflacbts, werd, nog geen zeven jaaren bereikt hebbende, in 't graf gerukt. Het ontbrak aan geen Lieden, die, volgens gewoonte , deezen vroegtijdigen dood toefchreven aan de zodanigen, die 'er vrugt van konden trekken. De Keurvorst zelve, te ligt het oor leenende, aan volksgerugten, liet niet onduidelijk blijken, dat hij eenig kwaad vermoeden hadt op het Huis van Oostenrijk (*).
Deeze dood gaf oorzaak tot veel verandering en kuiperij. De Koning van Spanje moest op nieuw raadpleegen met dezelfde Raadslieden, als voorheen over de drie Dingers na de Opvolging. — Lodewijk de XIV. moest andere maatregelen neemen.
De Keurvorst van Beijeren , ontzet van al zijne hoop, verloor de groote fchatten, te Madrid gefpild ,
om zich voorfhmders te verwerven. Keizer Leo-
pold , vondt alleen zijn voordeel bij dit fterfgeval, en even zeer vertrouwende op de verknogtheid der Spanjaarden aan zijn Huis, als op den haat deezes Volks tegen dat van Frankrijk, was hij omtrent de gevolgen weinig bekommerd, en bleef in eene gerustheid, welke voor altoos de Kroon van Spanje ontnam aan een Geflacht, 't geen dezelve bijkans twee Eeuwen bezeten hadt.
Willem de III. bleef, als Koning van Engeland
en
(*) Daniël. Jturn. p. 190. Mem. de Tokcy,Toib. I. p. 8?..
Willem de III.
44Ö
GESCHIEDENIS
Willem
de III.
Onderhandelingtusfehen Lodewijk den XIV. en Willem den III., over een nieuw VerdeelingsVerdnsg.
en als Stadhouder der Veréénigde Gewesten, geen onverfchillig toekijker deezer Staatkundige tooneelen. De Graaven de Tallaud en van Portland raadpleegden veelmaalen met den Raadpenfionaris Hfinsius over dit onderwerp. Het gevolg dier raadpleegingen was het vervaardigen van een tweede Verdeelings-verdrag. Veelen der voornaamfte Leden in 't Gemeenebest kantten 'er zich tegen. De Heer van Dijkveld beweerde, dat men geen vertrouwen moest Hellen op de onderhandelingen des Franfchen Staatsdienaars, die niets anders zogt, dan Engeland en de Staaten tot verkeerde flappen te brengen, en toonde een Gefchrift, door den Markgraaf d'Harcourt , kort naa het fluiten des eerlten Verdrags van verdeeling, aan Koning Carel, ter zijner gerustflellinge, overgeleverd (*).
Terwijl men, in 's Gravenhage, de onderhandeling over het nieuwe Verdeelings - verdrag voortzette, hadt Don Bernardo de Quiros, Spaanfche Afgezant, in deeze Gewesten, iets van het geheim ontdekt hebbende, het den Koning, zijnen Meester, medegedeeld. Het Hof van Madrid, in deezervoege onderrigt van de raaderen in beweging gebragt, om een nieuw Verdeelings-verdrag te doen werken, befloot zich, des te beklaagen, ten aanhoore der voornaamfte Mogenheden in Europa. De Markgraaf de Canales , Afgezant des Spaanfchen Konings aan het Engelfche Hof, leverde,
ter-
(*) Lamberti, Tom. V. p. 95 —.97.
der N E D E R LANDEN. 447
terwij! Willem de III. in Holland was, een Vertoog in bij de Lords Regenten , vervat in zeer fteekelige bewoordingen. Tot een fiaal, dient de aanvang. „ De Koning, mijn Meester, in 't zekere
vernomen hebbende, dat zijne Majefteit, Koning „ Willem, de Staaten en andere Mogenheden, „ (in gevolge van 't geen zij, voorleden jaar, op
't Loo verhandeld en vastgefteld hebben,) thans ,, daadlijk bezig zijn , om een nieuw Verdrag te
vervaardigen wegens de opvolging tot den Spaan„ fchen Kroon, en, ('t geen nog veel verfoeilijker „ is,) eene befchikking maaken, op de verdeeling ,, van het Rijk, beveelt zijn' buitengewoonen Af„ gezant in dit Koningrijk aan de voornaamlte ,, Lords kennis te geeven van deeze verrigtingen, „ en dit beftaan, nooit gezien, nooit ondernomen „ door eenig Volk, ten opzigte van de belangen „ of opvolgingen van een ander; en nog min ge„ duurende het leeven van een Vorst, wiens jaaren „ hem grond geeven, om te hoopen op eene op,, volging, van alle Volken hoogst verlangd; zon„ der eene verfoeilijke gierigheid, zou men zich niet „ laaten vervoeren tot Staatzucht, om in eens an„ ders Land alles zich aan te maatigen, en alles „ het onderst boven te keeren." Het overige gaat, op dien zelfden trant, voort, en hij eindigt met eene bedreiging, van zijne klagten bij het Parlement te zullen inleveren , als het zou vergaderd zijn. — Men zondt dit fcherp Vertoog aan den Koning van Engeland, die reeds , om verfcheidene
re-
WlLLBM
Da III.
443
GESCHIEDENIS
redenen, misnoegd, was op dien Afgezant. De Geheimfchrijver van Staat, Ven non , verklaarde hem, uit 'sKonings naam , dat deeze het Vertoog hoonend en oproerig vondt, hem beval, binnen achtien dagtn, het Rijk te ruimen, en tot zijn vertrek in huis te blijven. Canalês antwoordde koeltjes: Te Deum laudamus, en vertrok ten beftemden tijde (♦).
De Quiros was gemaatigder, in een Gefchrift, door hem, den Staaten aangeboden: hij wees in 't zelve aan, ,, hoe vreemd de tijdingen van de on-
derhandelingen tusfehen Engeland, Holland en „ Frankrijk , over de verdeeling der Spaanfche Heer„ fchappijen, den Koning, zijnen Meester, waren
voorgekomen: eene onderneeming, waar van nim„ mer een voorbeeld geweest was, en die, in het „ tegenwoordige geval, geheel niet te pas kwam, „ dewijl zijne Majefteit nauwüjks achtendertig jaa„ bereikt hadt, thans in gezondheid herfteld was, „ en ,, fchoon nog met geene Nakomelingfchap be„ gunstigd, gansch niet buiten ftaat moest gehou„ den worden, om ten eenigen tijde Opvolgers in „ zijne Staaten voorttebrengen. Of, zo het de ,, Voorzienigheid al behaagen mogt, zijne Maje„ fteit kinderloos uit het leeven te rukken, welke „ uitheemfche Mogenheid kon tog voorwenden, „ regt te hebben, om de opvolging in 's Konings „ Staaten te regelen? De Koning hieldt het onrede-
» lijk,
(*) Lamberti, Mem. Tom, V. p. ai. 83. a6.
Willem de III.
oer. NEDERLANDEN. 449
s, lijk, iet zodanigs te onderneemen in de Staaten ,, van anderen, en zou hierom ook nimmer gedoo„ gen. dat men't inde zijnen deedt. Hjj alleen was „ hier toe bev.oesd, en men moest hem toevertrou-
wen , dat hij de vereischte zorg draagen zou. „ Ook hadt hij vastlijk bellooten , zich te kanten te„ gen alle Verdragen, welken andere Mogenheden „ ten dien opzigte mogten maaken, en uit welken „ een onvermijdelijke Oorlog te wagten was. Naa,, demaal nu Groot ■ Brittanje en de Staaten, een „ bijzonder belang hadden, om zulk een ramp „ voorttekomen, vertrouwde zijne Majefteit, dat „ zij, meer dan anderen, hun werk zouden maa„ ken , om zulke Verdragen te doen vernietigen, in„ dien ze reeds geflooten mogten zijn , of zorg te ,, dragen, dat zij nimmer tot ftand kwamen (_*)•"
Het Vertoog van de Qoikos werd niet aangenomen, en men voer, ondanks deeze klagten, voort met het opmaken des nieuwen Verdrags. De eerfte Artijkelen kwamen met het voorgaande overéén. Den Dauphin, werd het zelfde toegelegd. ,, Alleen „ zouden de Staaten des Hertogs van Lotharin„ gen ook aan den Dauphin worden afgertaan , „ in plaats van het Hertogdom Milaan, 't welk „ aan dien Hertog komen zou, alleen met uitzon„ dering van het Graaffchap Bitfche, 't welk den 35 Prinfe van Vaudemont zou te rug gegeeven wor„ den. — De Kroon van Spanje zou met alles,
wat
(*) Lambbrti, Mem. Tom. I, p. 54.
WlLI em
de HL
Inhoud
van hec
tweede
Verdee-
lings-ver-
diag.
45o
GESCHIEDENIS
Willem
de III.
„ wat daar toe behoorde, zo buiten als binnen Europa , uitgenomen 't geen den Dauphin was
toegeweezen, komen aan den Aartshertog Carel. „ Zo de Aartshertog zonder Kinderen overlijden „ mogt, zou zijn aandeel komen op een van 's Kei„ zers Kinderen, te zijner keuze, doch nimmer op „ eenen Roomsch ■ Koning of Keizer, noch op een ,, Kening of Dauphin van Frankrijk. Naa deeze
verdeeling zou en de Keizer en FranHrijk van al,, len verder regt op de Spaanfche Naalaatenfchap ,, afzien. —• Het tegenwoordig Verdrag zou den „ Keizer onmiddelijk naa de bekragtiging worden
medegedeeld, en, zo hij langer dan drie maanden
daar naa, of tot op den dood des Konings van „ Spanje, indien deeze binnen de drie maanden over„ lijden mogt, toefde, met zich in hetzelve te bej, geeven, zouden de twee Koningen en de Maaten ,, overeenkomen, in het aandeel van den Aartsher„ tog Carel eenen anderen Prins toe te leggen. ,, En, indien de Aartshertog, zonder in dit Verdrag
gemeden te zijn, zich in't bezit van zijn aandeel „ of van dat des Dauphins Hellen wilde, zouden de
twee Koningen en de Staaten hem zulks uit al „ hun vermogen beletten.
De alzonderlijke en geheime punten, ten zelfden tijde getekend, kwamen hier op neder: „Foor eerst, ,, om den Koning van Spanje, zo hij het Verdrag „ niet wilde aanneemen, het fiegten van eenige fter„ ke Plaatzen, die tot het aandeel des Dauphins „ behooren zouden, te beletten; ook dat hij 'er an-
„ de-
der NEDERL A N DEN. 45,
„ dere Bevelhebbers over ftelde , dan geboorerre
i, Spanjaards. Ten tweeden, dar Milaan , zo
de Hertog van Lotharingen weigeren mogt, zijne j3 Staaten tegen hetzelve afteftaan , den Keurvorst
3, van Beijeren in handen geftcld zou worden , mits het aandeel des Dauphins vermeerderd wierd met
it de Stad en het Hertogdom Luxemburg en het „ Graaffchap Chiny, of anders zou men Milaan ger= t, ven aan den Hertog van Savoye , die daar tegen
4, de Stad en het Graaffchap Nice , de Valei van „ Barcelonette en het Hertogdom Savoye aan den
Dauphin zou afltaan. — Eindelijk ftondt men j, den Keizer den tijd van twee maanden naa den „ dood des Konings van Spanje toe, om zich op de „ aanneeming van dit Verdrag te verklaar en. Zo de j, Aartshertog zich na Spanje of Milaan begeeven „ mogt voor den dood van Koning Carel , kwam 3, men overéén , om, des noods, deezen Koning
zelfs door daadlijkheden te verpligte^dathijhem s, van daar deedt te rug keeren ($).."
Willem de lil, uit de ingeleverde. Vertoogender : Spaanfche Afgezanten ziende, hoe zeer de Koning ] van Spanje "en de Spanjaarden legen hem verbitterd ; waren > zogt den Keizer overtehaalen, om in dit Verdrag te treeden, eer het getekend werd. Hij gaf hem te verftaan, dat Engeland en Holland in geen Oorlog wilden treeden, om de Spaanfche opvolging, en dat
dé
(*) Du Mont Corps Dip!. Tom. VII. P. N. p. 4J7» Lambeuti Mem. Tom, I. p. 97. FIH. Deel. 2 St. M
Willem be HL ■
rlandeingexi
net den
45*
GESCHIEDENIS
Willem
6ï iii.
de Koning van Frankrijk in ftaat was, om ziine eifehen door de wapenen te doen gelden, Catalonie en Arragon wegteneemen, en het Volk te noodzaaken , den Koning te erkennen, dien hij hun, terftond naa den dood van Carel, zou willentoefchikken; dat, om zulke heillooze gevolgen te voorkomen, en te beletten , dat 'er geen nieuwe Oorlog uitberstte , die geheel Europa in vuur en vlam zette, het beter was, «en gedeelte afteftaan, dan genoodzaakt te worden, om bet geheel te laaten vaaren; dat het de zaak zijner Keizerlijke Majefteit was , zich met alle omzigtigheid te gedraagen, om niet blootgefteld' te zijn, meer hij den Oorlog dan bij het Verdrag te verliezen, dat hij, Koning van Engeland, nooit zou dulden, dat een Framch Prins in Spanje den Throon bekleedde , en wenschte, dat de middelen, om denzelven te beklimmen , zo gemaklijk voor den Aartshertog waren , als diens regten hem duidelijk voorkwamen; dat Engeland niets kon doen , dan hen beklaagen ; dat Holland zich door den Vrede wilde herftellen van de reeds geledene onheilen ; dat Spanje , door den diepvcrvallenen ftaat, v/aar in het gebragt was, niets meer betekende , dan enkel in naam ; dat zijne Keizerlijke Majefteit, fchoon in vrede met den Turk , te over wist , hoe vol verdeeldheids het Duitfche Rijk was, als ook dat de Hertog van Wolfenhuttel, de Hertog van Saxen - Gotha , en de Bisfchop van Munfter, misnoegd wegens de opregting van een nieuw Keurvorstendom, zich uitdruklijk voor Frankrijk verklaarden; dat men het zelfde te vreezen hadt
vtn
ekr NEDERLANDEN. 453
van den Keurvorst vari Brandenburg, geftoord over de zaak van Elbing-, en, eindelijk, behfiorde opte. merken, dat het zeer bezwaarlijk zou vallen, alle die Vorsten te veréénigen , en dat zij, zelfs naa hunne verééniging, weinig gedtigt zouden weezen (*).
Des Keizers antwoord was dubbelzinnig genoeg» om te doen gelooven, dat hij wel zou hebben kunnen bewilligen in een Verdeelings-verdrag, het geen met zijne oogmerken ftrookte ; dan hij zogt lijd te winnen, en ftelde de zaak voor aan zijnen Raad, en alle de Leden waren van gevoelen , dat, indien de Koning van Engeland voortvoer met de verdeeling te begunstigen , het een minder kwaad zou weezen„ Spanje en America aan éénen der Afftammelingen van Lodewijk den XlV. afteftaan, mits de Aartshertog het Milaneefche , met de Koningrijken van Napel; en Sicilië, kreeg, f
• Het tweede Verdeelings-verdrag , den Vijfentwfntigften van Lentemaand des jaars MDCC , in den 1 plaag getekend, gaf ftoffe tot fchréeuwendeklagten. Men vroeg , welk regt Enge/and en de Veréénigde Gewesten hadden , om het gene te verdeelen , welk hun niet toekwam? en of dit was om de rust van Europa te bevorderen ? Europa was in dit Verdrag niet gekend. Strekte het, om de gelijkheid van magt té bevorderen, die den fterken belette den zwakkeren te verdrukken ? Welk een evenwigt ! Zou Frankrijk, met Lotharingen vermeerderd , vergroot
dooj
CO Tinbal , Vol. IV. p. tfa 65,
M a
WillM
de IIIo
iver dit /erdee-
lingsrerdragc
170®,
454
GESCHIEDENIS
Willem »e LU.
Toeftard van 'c Spaanfche Hof.
door de Grenzen van Spanje, en door het Koningrijk Napels meester in de Middenlandfche Zee, At fchaal der Staatsbelangen niet ten zijnen voordeele doen overflaan? — In de Veréénigde Gewesten toonde men zich niet zeer gereed met het toetreeden tot dat tweede Verdrag , Zeeland draalde eenigen tijd , en Holland nog langer. Men voorzag , weike misverHanden 'er uit ontftaan zouden in verfcheide Hoven van Europa. Doch het gezag van Willem den III. in het Gemeenebest was zo groot, dat men moest belluiten tot een afgekeurden flap (*).
De kunstfireeken en bedekte handelingen aan het Spaanfche vermenigvuldigden. De Grooten waren verdeeld. Eenigen begunstigden den Duitfchen Aanhang, geheel overgegeeven aan de belangen des Aartshertogs ; anderen , de Franfche Partij uitmaakende, wilden, dat een Fransch Prins,totThroonopvolger benoemd, de verdeeling der Monarcbye zou voorkomen. De Staatkunde des Konings van Frankrijk, afgerigt om de zaaden van hoop en vrees te zaaijen , naar eisch der ómftandigheden, hadt het grootfte gedeelte des Volks gewonnen. De Duitfckers ,. wel verre van den Spaanfchen trots ee. nigzins te ontzien , hadden denzelven getergd. De Cardinaal Portocarrero en de aanzienlijkfteRijksgrooten veréénigden zich, om Carel den II. overtehaalen , dat hij eenen Kleinzoon van Lodewijk den XIV. de voorkeur zou geeven boven een Prins,
vérre
(*) Tinüal, Contin. Vol. IV. p. 90, 92. 95,9Ö.
ber NEDERLANDEN. 455
verre van hem af , en buiten ftaat om het Rijk te verdeedigen. Men fchilderde dien zwakken Vorst, wiens geest voor 't ontvangen van alle indrukken vatbaar was , op het leevendigst voor oogen, aan welke rampen zijne Onderdaanen , naa zijn dood, zich zouden blootgefteld vinden , indien hij Frankrijks haat en wraak hun op den h2lze fchondt, door, in een Uiterften Wil, den Duitfchen Tak , ten nadecle Van dien van Bourbon , te begunstigen. Dit laatfte te doen , beweerden zij , ftrekte geenszins ter vernietiging van ftaatlijk bekragtigde afftanddoeningen der Moeder en Vrouwe van Lodewijk den XIV : dëezen waren alleen ingerigt, om-te beletten, dat de öudfte Zooren de Kroonen van beide de Rijken niet souden draagen; thans zogt men geen oudHen Zoon : zulk eene keuze handhaafde de regten des bloeds , en bewaarde de Spaanfche Monarchy voor Verdeeling. De fchroomagtige Vorst liet hiei over het gevoelen der Godgeleerden inneemen : zij ftemden even als de Raad. De Paus , dien hij ook raad vroeg, hadt reden , om niet van de Spaanfche Grooten en de Godsgeleerden te verfchillen. Hij wss in onmin mee het Huis van Oostenrijk , en zag de ve^grooting van 't zelve aan als heilloos voor de vrijheid van Italië: ook befliste hij dit geweetensgeval ten voordeele van het Huis van Bourbon.
Carel de ff. kon ondertusfehen zeer bezwaarlijk afftand doen van zijne verkleefdheid' aan het Hui: van Oostenrijk , tn zijn haat tegen dat van Bourbof aflegden. Hij bkef befkikloos. Zijne ziekte e/ M 3 zwak
Willem
de 111.
450 GESCHIEDENIS
rjn HL
zwakheid namen toe, en hij zigtbaar af: een fchielijke dood kon zijne Onderdaanen berooven van alle de vtugten der genomene zorgen , om de rampen van Spanje te voorkomen. — De raad-inneeraingen van Carel den II. konden niet onbekend blijven aan het Bof van Ferfailles. Lodewijk. de XIV, Spanje met zijne wraak gedreigd hebbende , in gevalle men fchikkingen maakte , ftrijdig met de regten van zijn Buis , deedt eene Krijgsinagt op de Grenzen van Spanje zamenrukken. De Cardinaal Portocarrero bediende zich van die gelegenheid , om eene laatlte pooging te doen op den befluitloozen Koning. H;j fprak met meer klems dan hij tot nog gedaan, hadt,, vertoogende, dat alle de Raadslieden van Staat, de voornaamlte Adel van Castijie , de algemeene Item zijner Onderdaanen , en , dat meer dan alles zegt, dat de wil van den Koning der Koningen vorderden , een Fransch Prins tot zijnen Erfgenaam te benoemen, dat de Grondwetten des Rijks de opvolging fchonken aan den naasten Bloedverwant , den Dauphin, of één van des Dauphins Zoonen ; dat de afstanddoeningen der Koninginnen, Mama Theresia en Anna van Oostenrijk, volflrekt kragtloos en van geene beduidenis waren in de tegenwoordige omilandigheden, waar in het welzijn van den Staat en de behoudenis der Spaanfche Monarchy om een Prins uit den Huize van Bourbon riepen, ten einde het Rijk bewaard bleeve voor de rampen , die het dreigende om 't hoofd zweefden; dat, koos de Vorst de andere Partij, of bleef hj bij zijne befluitloosheid , 'er
asR. NEDERLANDEN. 457
alle grond was, om te vreezen, dat de Onderdaanen in Castilie en Arragon, buiten ftaat om zich te verdeedigen tegen de Franfche Legermagt, op de Grenzen dier Landen zamengetrokken , zich in de armen van Lodewijk den XIV. zouden werpen , en den Hertog van Anjou voor Koning uitroepen , om niet ten prooij'e des Overwinnaars te (trekken : dat de Koning, in een zo hachlijk en dierbaar tijdltip , geen gehoor moest geeven aan eene bijzondere perfoonhj. ke geneigdheid; dat de Oostenrijkers geen Bloedverwanten zijtfs Volks , noch die uit den Huize van Bourbon hunne Vijanden waren ; dat hij , in het maaken van zijnen Uiterften Wil, geen ander geleide moest volgen dan de oude grondreg:!en zijn Rijks, de eenpaarige beflisling der bekwaame Leeraaren, door hem geraadpleegd, de Item des Volks , en bovenal den wil des Opperrigters , aan wien hij, binnen kort, verantwoording zou moeten geeven van den Itaat, waarin hij zijn Rijk, bij zijn aftterven, liet; naardemaal de Partij, welke hij koos, zijne Onderdaanen zou blootttellen aan alle de rampen czrii bloedigen Oorlogs , of dezelven brengen onder de gehoorzaamheid van den wettigen Erfgenaam, allee 1 magtig , om hen tegen alle hunne Vijanden te befchermen.
De Koning van Spanje, verfchrikt door de naarheden , hem vau den Cardinaal voorgefteld nut eene heftigheid, welke eene zo dringende omftandigheki Vorderde, en genoodzaakt zich te bepaalen , beilooi M 4 . em
Willem de
453
GESCHIEDENIS
Willem de'III.
Ca^kl
de II.
waakt een Uiterften Wil , ten voordeele des Hertog! van .injou.
1
! i \ 1
c
c
V
I c b d d h n S
eindelijk, een Uiterften Wil te maaken, het geen hij op de fhiatiijkfte wijze volvoerde. In denzelven verklaarde hij vooraf, om zijn geweeten te ontlasten, dat de afitanden van Maria Thekesta en Anna van Oostenrijk; alleen gedaan om de verde'niging der beide Kroonen op dén hoofd voortekomen , golden ten opzigte van den Dauphin , doch van geene de min (te kragt waren ten opzigte vau andere wettige Erfjenaamen; dat hij, derhalven , den Dauphin en Hertog van Bourgonje ten Franfchen Throon gechikt zijnde, tot zijnen algehteenen Erfgenaam aanlelde den Hertog van Jnjou ; bij ontftenten ste van leezen, den Hertog van Berry, en naa hem hunne Nakomelingen , vervolgens den Aartshertog, en enlel ijk den Hertog van Savoye. Hij verklaarde, inde 'olfte bewoordingen, dat hij, om zich overeenkomtig re gedraagen met de Wetten des Rijks , die da ■ervreemding der Kroone , Goederen en Heetlijkheen verbooden, zijnen'Opvolger of Opvolgers beval, m, Ifaande hun Rijksbeftuur , geene derzelven te ervreemden, noch dezelven te verdeden onder hune eigene Kinderen, of ten voordeele van eenig aner Perfoon. Alles moest altoos als een onverdeelaar Goed veréénigd blijven, gelijk het tegemvoor-
ig was. B'j dit Testament voegde de Koning
rie dingen, daar naa een Codlcl-l, bij 't welk hij et der Koninginne in haare keus gaf, of zij zich, aa zijn afflerven , wilde begeeven na eenen zijner :aaten in Italië, of na de Nederlanden ,-over één
van
bek. NEDERLANDEN. 459
van welken haar door zijnen Opvolger de regeering zou
worden afgedaan (*). Carel de II'. overleefde
het maaken van deezen Uiterften Wil nietlang. Naa eene'kleine maand kwijnens en afnfemens, eindigde hij, den eerften van Slachtmaand, in den ouderdom van negenendertig jaaren , zijnen luifterloozen lee▼enslonp.
Wat men ook (lellen moge van de oogmerken des Franfchen Monarchs en zijner Staatsdienaaren in het aangaan deezer Verdeelings-verdragen, welker 'zijverheid, uit eene en andere om Handigheid, hóógst twijfelagtig en verdagt is (f). Men kan niet locheiten, of het denkbeeld, om dezelven opteftellen, en wel inzonderheid de fchikking van het laatfte, was een meësterftuk, naardemaal de Koning van Frankrijk, indien de Keizer het hadt 'aangenomen , zijne •Staaten, zon der bloedvergieten, met nieuwe Koningrijken en de fchoonlte gedeelten van Italië vermeerderderd zag; weigerde dé Keizer daar in te treeden , gelijk wel te wagteri was, dan zou de fchrik voor eene Rijks - ontllooping Koning Carel beweegen, om , met de algemeene toeftemming a'ler Onderdaanen der Spaanfche Monarchy , ten voordeele des
Hertogs van Anjou te belluiten. Het een zo
wel als 't ander ftreelde de eerzugt van Lodewijk den XIV. De befchikking van Carel den II. verftaan hebbende , vergaderde hij zijnen Raad. Men
Óver.
(•) Du Mont Ctrps Dip!. Tent. VII. P. IJ. p. 458. (t) Wagenaar, Vaaeri. Hifi. XVII. D. bl. 43.50. M 5
Wil • em de Ui.' '
Lodewijk de XlV. berust tn den UiterilenWil v?,n
Cl r"l een II.
4öo GESCHIEDENIS
Willem be III.
Misnoegen der Engelfchen en Hei Jan ■ aeren 'k % ■ ■
Zonder den Koning van Engeland geraadpleegd te hebben, durfden de Staaten geen befluit neemen. Hunne gevoelens waren verdeeld. In eene Raadsvergadering, bijzonder aangelegd, om te onderzoeken, of het plaatzen des Hertogs van Anjou op den Spaanfchen Rijkszetel den Staat met eenig merklijk nadeel dreigde, beweerden eenigen, dat de frap , door den Koning van Frankrijk gedaan , in geenerlei opzigt nadeelig was voor 't Gemeenebest, dewijl Spanje op den zelfden voet bleef, en een bijzonderen Koning hieldt, zonder aan de Kroou van Frankrijk verbonden te
zijn.
(*; Lettr. de Louis XIF. au C. de Briord, No. XXX, & XXXI. p. 131. HU (f) Zie aldaar, No. XXXHI. p. 14?.
Wil- rM Dü UI.
Vetfchillencie gevoelensder Staaten op dn Huk.
462
GESCHIEDENIS
Willem
ee m.
zijn. — Anderen kantten zich tegen de Tbroons- j opvolging, dewijl dezelve, huns inziens , dtVeréé-. nigde Gewesten zou berooven van de beveiligende: voormuur, die , omtrent den tijd van Hendrik den IV, den Staat gedekt hadt; den Koophandel van Antwerpen weder herlkllen, en al het Geld, 'rweik uit de Spaanfche fVest- Indien kwam , na Frankrijk doen voeren, zonder dat 'er iets na deezen Staat of Engeland gebragt werd. DziFi-ankri ks ongenegenheid jegens den Staat reeds in vroegeren tijde gebleken was, en rist de Koning zijnen Kleinzoon ligtlijk bewcegen zou , om de eifehen van Spanje op de Veréénigde Gewesten te doen hei keven. Dat de nieuwe Koning van Spanje , afdammende uit den Huize van Bourbon, altoos op de zijde van Frankrijk zijn zou, gelijk de Duitfche en Spaanfche Takken van den Huize van Oostenrijk altoos eene lijn getrokken hadden. '£r greepen Verdragen ftattd; doch de onverbreeklijkheid derzelven hing van magt af. Het ftondt te vreezen, dat de vaart op de OostIndien , eene zo rijke bron van 's Lands welvaart, zou worden opgedopt, en dat de Levantfche Handel, van Zo veel aanbelangs, 'er veel bij zou lijden. Dat de LakenWeeverij in 't Gemeenebest tot verval zou kunnen geraaken , door het verbod van invoer der Spaanfche VVoile, die men.alieen na Frankrijk zou kunnen brengen, tot verbetering der Franfche Wolleweeverijen.. Zu'ks zou eene menigte van Werklieden, door bedrijfloosheid , in behoeften doen vallen, hen noodzakken deeze Ge westen te vei katen, en hunne kundigheden elders overtebrengen. Das-
der. NEDERLANDEN. 463
Dusdanige redenen, toet verfcheide anderen , uitgewerkt, en, naareisch, omkleed door fchrandere Staatslieden, bewoogen allen, om de verheffing des Herrogs van Anjou als gevaarlijk te befchouwen. Voorts raadpleegde men over 't geen zou kunnen te werk gelteld worden , om die verheffing te weeren. Eene zaak van diep en netelig vooruitzigt; dewijl die verheffing (leunde op eenen Uiterften Wil, —r op den algemeenen wensch der Spanjaarden, — en de groote Krijgsmagt van Franhi;k ten rugfteün hadt. Geene deezer zwaarigheden bleef egter onopgelost. Wat den Uiterften Wil belangde,
merkte men aan , dat dezelve kragtloos gemaakt was door het Verdeelings-verdrag , getloten op de veronderftelling, dat de Koning van SpanjeitrvdttZoonen van Frankrijk , of den Aartshertog Carel , tot zijnen Opvolger zou kunnen verklaaren;; waarom men overeengekomen was, om het Verdrag te doen (tand grijpen, indien flegts de Koning kinderloos overleed , welke befchikkingen hij ook over de opvolging mogt gemaakt hebben. Dat, fchoon
de Spanjaarden in 't algemeen den Kleinzoon van Lodewijk den XIV. zeer genegen fcheenen, de Aartshertog in dat Rijk zeker geen gering aantal ijverige voorftanders hadt. Grond was 'er, om te gelooven , dat men zich van het bijgeloof ol de onkunde des overledenen Konings bediend hadt) om hem zulk een Uiterften Wil aftedwingeu. De Franfche aanhang in dat Rijk was door kunstenaa. rijen de bovendrijvende geworden , en de Spanjaar
dei
VVlLI.em
de HL
Raadpieegingover de middelen , om die verhtffiigvoortekuoien.
1
46"4
GESCHIEDENIS
den zouden welhaast reden hebben, om zich' des te
beklaagen. Wat Frankrijks magt betrof, de
jongde Oorlog hadt dezelve niet min geknakt, dan dat Kijk van Geld en Koophandel berooid. De Keizer voerde thans geen Oorlog tegen den Turk : en, indien de Hertog van Anjou zich na Spanje begaf, zou Frankrijk genoodzaakt weezen , hetn met Krijgsvolk te handhaaven, indien het tot eenen Oorlog kwam; want Spanje was van Krijgsvolk ontbloot. Dit zou Frankrijks magt verdeden , en buiten ftaat Hellen, om aan. andere oorden iets van belang uittevoeren. Het zelfde gevaar , ,.'t welk het Gemeenebest dreigde , hing ook Engeland, Duitschland en Italië, fchoon om andere redenen , over 't hoofd, Hier uit mogt men befluiten dat het overige van Europa, hijkans een gelijk belanghebbende, ook in 't zelfde
plan zou willen treeden. Op het voordel,welk
een middel j als het kragtigfte en gereedfte tot afwending van het dreigende gevaar, moest worden aangezien, antwoordde één der Leden, zonder omweg, de Oorlog.. De verheffing des Hertogs van An-! jou, verklaarde hij „ zou den ondergang van den Staat, en veelligt van fjeheel Europa , na zich fleepen: en , zo men tog vergaan moest, was het veel eerli|ker, op 't voorbeeld der Voorouderen , te vergaan als dappere Lieden ,-en,' naa beproefd te hebben , of men , zich wakker weerende, hethachlijk gevaar niet kon ontworstelen. Zelfs moest men niet maren met het opneemen der wapenen , enden Oorlog beginnen, terwijl de wond nog bloedde , en de i
geest°a
Willem »tt Hl.
bek NEDERLANDEN. 465
geesten aan 't gisten waren , zonder Frankrijk tijd
te geeven , om tot zijn verhaal te komen. Dit
moedig opzet werd wederfprooken door bezadigder raad, en 'er vielen verfcheidenerleie overweegingen op dit ftuk , als mede over den bijftand , welken men zich van den Keizer en andere Duitfche Vorsten zou kunnen belooven, en bovenal van den Keurvorst van Brandenburg, die, na den tytel van Koning van Pruisfen dingende, zeer gefchikt fcheen,om te treeden in alle maatregelen, welken Engeland en de Veréénigde Gewesten zouden beraamen.
Het leedt niet langer dan tot daags naa het houden deezer Raadsvergadering, dat de Staaten fchrijvens vari den Koning van Engeland ontvingen, waarop zij door hunnen Afgezant, den Heer van Heemskerk, den Koning van Frankrijk lieten aanzeggen , „ dat zij verwagt hadden , dat het Verdrag „ van verdeeling heilig zou onderhouden geweest „ zijn; doch nu met de utterfte verbaasdheid verno„ men, dat zijne Allerchristlijkfte Majefteit bedui-
ten genomen hadt, vierkant ftrijdig met dat Ver„ drag ; dat zij hoopten, dat hij, zich nader be,, zinnende , blijven zou bij de Overeenkomst, „ te vooren gemaakt, en ten minften den Keizer „ twee maanden tijds gunnen, die hem bij een ge„ heim punt van het Verdeelings - verdrag waren toe-
gedaan, omzicb, naa den dood des Konings van ,, Spanje, nog op de aanneeming van dit Verdrag L te verklaaren." Dusdanig luidde ook het WederVerigt des Konings van Groot'Brittanje. -—- De
Sta».'
Willem, ge III.
Verklaa. riig der Staaten aan
Frankrijk.
466 GESCHIEDENIS
WttLEM DE IW
Brief van
LoDE-
wjjk' den . I,. aan «ie itaaten.
I
Staaren bleeven niet wetkloos , maar handelden aa« Ééiige Duitfche Hoven , om nieuwe Verbituenisfeu te (luiten.
Lookwijk de XIV., ten vollen bewust, van welk een invloed de Veréénigde Nederlanden konden weezen op deeze groote zaak, verzuimde, van zijnen kant, niets, om hen ten zijnen voordeele te doen befluiten. De Graaf van Biuoüd liet zich niet alleen breed uit over de voordeden, welke de Staaten van dee-se verheffing zouden kunnen trekken, maar de Koning vaardigde een wijöluftigen Brief af, in antwoord op het vevfla^ van den Afgezant der Staaten. Het zal der moeite waardig weezen, den voornaamen inhoud van denzelven op te geeven. „ Indien „ de Staaten verwonderd Honden, dat hij zich hieldt „ aan den Uiterlien Wil, die verwondering zou ras i, ophouden, wanneer zij met hun gewoon doorzigt „ zouden hebben overwoogen, welke verwarringen „ bet Verdeelings-verdrag, zo 't immer uitgevoerd „ ware, zou bebben te wege gebiagt. Dit Verdrag
bedoelde, den algemeenen Vrede te bevestigen;
doen deeze bedoeling zou men geheel verijdelen, „ dnor zich aan de letter des Verdrags te houden, 4, en eenen algemeenen Oorlog veroorzaaken. Het ,, oogmerk en de woorden van het- Verdrag kwamen „ overéén, zo lang de Koning van Spanje leefde. „ Maar de Uiterfte Wil en de dood van deezen Vorst „ hadden zulk een onderscheid te wege gebragt ,, tusfehen dat oogmerk en deeze woorden, dat „ men zich aan de laatlien niet houden kon, zon-'
dis
der NEDERLANDEN. 467
„ der het eerfte te niet te doen.- — De Spanjaar,, den, kragtig gefteld op het onverdeeld bewaaren „ der Heerfchappije, toonden reeds blijken, welke ,, onlusten men te wagten hadt. Milaan, Napels, „ Sicilië', en andere Gewesten, in de verdeelinge
begreepen, wapenden zich om tegenftand te bie> „ den, wanneer men het mogt beftaan, dezelven, ,, volgens her Vcrdeelings-verdrag, van de Spaan„ fche Heerfchappije aftefcheuren. Het geheele „ Volk was gereed , zich te voegen naar 's Konings
Uiterften Wil, die het Rijk onverdeeld liet. —. „ De Keizer was in de verwagting, dat deeze fchik„ king ten behoeve van den ^Aartshertog Carel 5, zou gemaakt wo*den: en zou zich, in zulk een „ geval, ongetwijfeld aan den Uiterften Wil gehou„ den hebben; doch, indien men, volgens het ,, Verdrag, den Dauphin in 't bezit van zijn aan,, deel wilde ftellen, zou men terftond de wapenen ,, hebben moeten opvatten, en eenen Oorlog aan-
vangen, welks einde niet te voorzien was. Of, „ wanneer de Keizer, tegen verwagting,'den Uiter-
Hen Wil afgeweezen, en het Verdeelings verdrag „ aanvaard hadt, zou men den Hertog van Savoije „ bezwaarlijk hebben kunnen te vreede ftellen. Veel ,, natuurlijker was het dan, dar de Koning van Frank„ rijk zich hieldt aan den Uiterften Wil, ten be5, hoeve van den Hertog van Anjou. Elk , die zich „ hier tegen wilde verzetten, zou als een verftoor-
der der algemeene rust moeten worden aangemerkt „ Hadt de Koning geweigerd, zich aan den Uiter-
VUl Deel. 2.. Stuk. N „ fien
os. 111.
468 GESCHIEDENIS
„ ften Wil te houden, 't regt tot de Spaanfche Heer^ ,, fchappij zou aan den Aartshertog vervallen zijn, ,, tegen wien men zou hebben moeten oorlogen, zo
men het Verdrag van verdeeling wilde doen ftand
„ grijpen. • Het aanneemen van den Uiterften
„ Wil deedt den Staaten. geen nadeel altoos. Im„ mers kon men zülks voor alsnog niet ontdekken. „ Zij hadden bij het Verdrag niets voor zichzelven
bedongen ; maar, dit regt moest men hun laaten
wedervaaren, alleen gezien op de algemeene wel„ vaart. Wat fchade kon het hun dan doen , dat ,, dit Verdrag niet nagekomen , en dat de gemeene ,, welvaart op eene andere wijze-bevorderd wierd ? ,, Het Verdrag was alleen met Bemiddelaars ,, gemaakt. Zo de Keizer het aangenomen hadt, „ zou het een ander aanzien gehad hebben. Over „ hen moest men dan klaagen, als men reden tot „ klaagen meende te vinden. —., Ook zouden ,, Engeland en de Staaten , het Huk nader inzien„ de, insgelijks denken , dat het veiliger voor hunj., nen Koophandel in de Middenlandfche Zee was , „ dat de Spaanfche Heerfchappij onverdeeld bleeve ,, in de magt van eenen Vorst , die, fchoon van „ Franfche af komst , het belang van zijn Rijk en
de eer zijner Kroone wel zou weeten te handhaa„ ven , dan dat Napels et) Sicilië , volgens hetVer-
deelings - verdrag, den Dauphin aanbedeeld , eri ,, met de Franfche Kroon veréénigd geworden wa-
5> ren. Indien de Staaten den Koning nog wiï-
„, den verpligten, om zich aan het Verdrag te hou-
ü da*,
Willem M UI.
eer. NEDERLANDEN. *f dat zij, in de onderhandelingen, die eerstdaags „ ftonden begonnen te worden, nader verklaaren „ zouden, op welke voorwaarden zij deeze erkente„ nis deeden, tot behoudenis derrustin/?«ro/«(*)."
Koning Willem volgde eerlang het voorbeeld der Staaten (f). Hij wagtte niet tot dat de Engelfchen Philips den V. erkend hadden, hij antwoordde den nieuwen Monarch , die hem kundfchap van zijne komst ten Throon gezonden hadt, en dagt, dat zijne bijzondere erkentenis diens Vorften van geen gevolg zou zijn, den fteun van de toeftemming zijns Parlements mislende. Hij maakte geene zwaarigheid, hem alle de Eertijtels te geeven, aan deeze nieuwe Waardigheid gehegt. Maar de onrustigheid des Engelfchen landaarts, in tijd van Vrede , veroorzaakte hem te veel verdriets, om geenen nieuwen Oorlog te wenfchen , die hem weder aanzien bijzette, en gelegenheid gaf, om op het vaste Land de fmaadheden, welken hij in Engeland leedt, te vergeeten. Dit gedrag, en het doen zamentrekken des Krijgsvolks in de Grensplaatzen, wees genoeg aan, dat Willem
DE
(*) Lamberti, Tom, I. p. 304. (t) Tindal, Vel. IV. p. 189. «43.
der. NEDERLANDEN. 47*
de III. alleen tijd zogt te winnen, om nieuwe Verbintenisfen anntegsan, en de noodlge Krijgstoerustingen te maaken.
Lodewijk. nt XIV. hadt den Graaf d'Avaux na den Haage afgevaardigd, onder den tijiel van Buitengewoon- Afgezant, om, nevens den Graave de Briord, te handelen over de middelen tot bewaaring van den Vrede. Hij hadt niet weinig toegebragt tot het laatfte befluit, bij 't welke de Staaten Philips den V. erkenden , hem met zijne komst ten Throon geluk vvenfehende. De Staaten eischten, dat de Engelfche Afgezant Alexander Stanhope te gelijk met hen in onderhandeling zou treeden. De Gemagtigden der S;aaten Helden eenige middelen voor, welken zij gefchikt oordeelen tot behoudenis der algemeene ruste. Dezelve kwamen hoofdzaaklijk hier op neder: ,, Dat men den Keizer redelijke voldoe,, ning behoorde te geeven, wegens zijne eifehen
op de Spaanfche Naalaatenfchap; dat het Fran„ fche Krijgsvolk de Spaanfche Nederlanden behoor„ de te ruimen, zonder ooit daar weder in te ko„ men; dat de Steden en Sterkten Venlo, Roer,, monde, Stevenswaard, Luxemburg, Namen, Char-
leroi , Bergen in Henegouwen , Dender monde, „ Damme en St. Donaas, tot verzekerdheid van „ den Ferèènigden Staat, behoorden gefield te wor„ den in bewaaring der Staaten, die de magt be,, hoorden te hebben, om 'er Bevelhebbers en Over„ flen in aanteftellen; dat geen gedeelte der Spaan„ fche Naalaatenfchap immer aan Frankrijk zou N 5 mo-
WlLLKIU DE 111.
Eifehen der Staaten en Engelfchen,
WlT.lem de III.
476 GESCHIEDENIS
„ mogen komen; dat de Ingezetenen der Fcrêènig„ de. Gewesten hunne oude Vrijheden en Voorregten „ behouden zouden in 't SPaansch Gebied, en dat „ den Franfchen boven hun aldaar geene voordee3, len zouden vergund woiden." — De Engelfche Afgezant vorderde , behalven de punten, door de Staaten geëischt, „ dat de Steden Oestende en
Nieuwpoort, met derzelver Havens , Kafteelen en „ Sterkten, z'jne Majefteit, den Koning van Groot„ Brittanje, in bewaaring zou gegeeven worden(*).'*
Deeze beide wijdgaapcnde vorderingen werden na het Hof van Ferfatlles en Madrid gezonden. Men oordeelde, dat de Staaten en Engeland aan Frankrijk en Spanje voorllagen deeden, als eene overwinnende Mogenheid eene overwonnene zou aanbieden. De Graaf d'Avaux verwierp ze, als hoogst onbillijk. De Qutaos toonde zich zeergebelgd, en wilde terftond vertrekken; doch de Franfche en Zweedfche Afgezanten haalden hem over, om te blijven. De Graat' de Biuorü betuigde, dat de Koning , zijn Meester, door deeze eifehen , dermaate gehoond was, dat de fchande, hem aangedaan, niet dan met bloed kon worden uit gewis cht. Hij verliet deeze Gewesten \ doch zijn toorn was egter zo hoog niet geklommen, dat hij éèniide Gewesten ten Oorloge toe.
brak aan dat vuur, 't geen de fchoonfte dagen zijner regeeringe zo zeer deedt uitmunten. Al de tijd werd, huns bedunkens , in raadpleegingen gefpild. De llard m Frankrijk fcheen niet te zien , dat het eenig middel, om de Staaten te dwingen , beftondt, in hun den Oorlog te verklaaren , Krijgsvolk op hunnen bodem te zenden, eer zij tijd hadden tot de toerustingen , die geheel Europa wist, dat gefchikt waren om de eifehen van den Keizer te ouderlTeunen. Men fchreef de rampen , in den volgenden Oorlog Frankrijk overgekomen, toe aan de traagheid der Raadsvergaderinge te Verfailles. De Vijandenvan dat Rijk hadden tijd, om alle hunne kragren.bijccntezatnelen , terwijl Frankrijk in eene werkloosheid bleef, zo vreemd aan de geaartheid des Volks, als aan het voorgaande gedrag des Konings. De Staaten, zich geheel laatende leiden door Willem oen III, hielden aan , dat de Staatsdienaar des Keizers deel zou hebben in de onderhandelingen met den Graave d'Avaux , die zulks hartlijk bleef weigeren. De- tijd , gefchikt om zich ten Veldtocht gereed te maaken, werd gefleeten in overleggingen , van welken men geen vrugt kon verhoopen.
Het gaat vast, dat de aankomst des Konings van Groot ■ Brittanje in den Haage, en de handelingen, door hem gehouden, gen-eg aanduidden , dat hij verfebeenen was , »m de Krijgstoerustingen vaardiger en fterker doortezetten. Zijne Vrienden hadden , srftond naa den dood des Konings van Spanje , de ..eden der Hooge Regeeringe tot het opvatten der
wa-
der. NEDERLANDEN. 47?
wapenen poogen te beweegen ; doch de meesten zagen tegen de kosten op voor een Gemeenebest, nog gebukt gaande onder den last des nauw geëindigden Krijgs. Koning Willem hadt, in den jongst verloopen Herfst, het verminderen des Krijgsvolks nauwlijks kunnen be!e:teu. Men vreesde, in Engeland geen fteun te zullen vinden; maar het intrekken der Franfchen in de Spaanfche Nederlandeu gaf een geheel ander gelaad aan den ftaat der dingen. Amfter dam, tot dus lang zeer gefteld op het houden var den Vrede, beiloot nu tot het opvatten der wape nen, indien de Koning van Engeland en het Parle ment konden belluiten , den vereischten onderflanc te leveren. Dit vlotte , dewijl de Koning onlangs eene groote verandering inde Staatsdienaars gemaakt, de Torys in plaats van de Whigs in't bewind gefteld en een nieuw Parlement , tot den Oorlog genegen, bijééflgeroepen hadt (*).
Van dit alles, en het voortzetten der Krijgstoerustingen te water en ten lande , kon Lodewijk. de XIV. niet onkundig zijn. Hij ontboodt derhalven den Graaf d'Avaux te rugge, die,bij zijn affcheid, een vertoog deedt, gefchikt om aantewijzen , met welk een oog Frankrijk de handelingen van dat Gemeenebest aanzag, en daarom verdient hoofdzaaklijk hier plaats te vinden. Hij vermeldde, „ hoe hij, in „ Sprokkelmaand jongstleden , in Holland gekomen
„ was
(*J Lïttk de Louis fjfi au C. de Briord, No. XXVI XXVIII. p. IIS». 123.
Willem
DE lil,
Aflcheids V< rtoog van den Graave d'Avaux.
#So GESCHIEDENIS
s, was, met een vast vertrouwen, dat eene zeer korts „ onderhandeling genoeg zougeweest zijn, om met de „ «taaien overeentekomen wegens de beste middelen, „ om de rust in Europa te verzekeren : een vertrou,, wen, grootlijks verfterkt door de erkentenis van „ den Kleinzoon zijns Meesters voor Koning van „ Spanje, Dit hadt hem doen vastftellen , dat de n Staaten, vervolgens, wel verzekering vöor zichzel-
ven zonden kunnen verzoeken, maar deongegron,„ de eifehen van anderen niet zouden hebben willen „ onderfchraagen.. Alles fcheen Vrede te fpellen. ,, Doch de overeenkomst van de eifehen der Staat„ fchen en Engelfchen wekten vermoeden , dat men
deezen Vrede verhoopte van de nauwe verbintenis „ tusfehen Groot-Brittanje, en de Staaten. Daar „ naa hadden de Staaten verklaard, dat hunne veel „ vorderende,eifehen niet aan betrouwen op hunne
eigene magt, maar aan de vrees voor de overmagt „ van Frankrijk, moesten toegefchreeven worden. „ Dan, indien deeze vrees, met zo fterke kleuren „ gefchilderd in den Brief, aan den Koning van Groot„ Brittanje, terwijl het Parlement zat, afgezonden, „ met de daad plaats gegreepen hadt, was het den „ Staaten zeer moeilijk geweest, dezelve te verdrij. „ ven, zonder zo veel Krijgsvolk bijééntetrekken, „ zonder uitheemfche Bondgenootfchappen ten duuri» ften Pr'ize te koopen , zonder een gedeelte des „ des Lands onder water te zetten, en , in 't kort, „ zonder zo groote toeoereidzels te maaken, als of
£ zij één der zwaarfte Oorlogen te gemoete zagen.
,, O p '
Willem
ie
ïser. NEDERLANDEN. 481
?, Op het verzoek der Staaten , waren de onderhan„ delingen aangevangen, en van de Franfche zijde „ nimmer vertraagd. Het ftondt aan de Staaten, dee«
zen te eindigen, en 'er alle redelijke zekerheid voor
hunne Gewesten, en alie voordeelen voor hunnen ,, Koophandel bij te bedingen. Doch zij hadden
fterk gedrongen op de toelaating des Engelfchen „ Gezants bij de onderhandelingen , ten einde de-
zeiven te rekken door de tusfchenkomst van eene ,, Mogenheid, die geene reden hadt , om zekerheid ,, voor zichzelven te begeeren. tiindelijk hadt de „ Koning van Frankrijk toegeftaan,1 dat de Engel„ fchen en Staatfchen beiden aan zijn Hof, en on> ,, der zijn oog, handelden over het geen Groot-Brit,, tanje vorderen mogt. Hij voorzag de nutloosheid ,, der onderhandelingen in den Haage. Hij oordeel„ de wijsüjk, dat de Engelfche Gezant zo ras niet ,, zou toegelaaten zijn, of men zou zich fchrander „ genoeg toonen, om nieuwe zwaarigheden uittevin„ den, die den handel zouden kunnen ftremmen. ,, Nogthans twijfelde hij, of men de Staaten ligt zou 4, kunnen beweegen, cm te dringen op voldoening
aan den Keizer, om diens belangen met die van ,, den Staat te vermengen, om zich optewerpen tot ,, Regters tusfehen de Huizen van Frankrijk en ,, Oostenrijk, en te beflisfen, dat Philips de IV. ,, regt gehad hadt, om de Grondwetten zijns Rijks ,, te veranderen, en zijne regte Erfgenaamen voor „ altoos van de opvolging uittefluiten; alsook, dat
Carel de II. daarentegen geen regt hadt, om
„ die
wil13m DK HL
4§2
GESCHIEDENIS
Willem
de III.
die Erfgenaamen wederom tot de opvolging te „ roepen, en de Grondwetten te herftelien doorzij'n nen Uiterften Wil. Voorwaar het was geenzins „ te wagten , dat zulk een verltandige Staat , ten „ behoeve van het Pluis van Oostenrijk , Verdragen „ met Frankrijk zou hebben willen breeken , die „ hier als de bevestiging, en, om zo te fpreeken, als het zegel van deszelfs Souvereiniteit , pleegen „ aangezien te worden; dat men zich, ten kosten ,, der Gewesten , des Koophandels en der Rijkdom„ men zijner Onderzaaten , zou hebben wijlen ver„ binden , om vreemde belangen voorreffaan, weini,, ge maanden uaa het doen van eenen gansch ftrij„ digen itap , het erkennen des Konings van Spanje. „ Doch het fcheen , dat deeze aanmerkingen, voor„ heen bij de Staaten als gewigtig gehouden, voor „ nieuwe grondregelen hadden moeten wijken.
„ Hij, Afgezant, zou het vertrouwen zijns Ko,, ninglijken Meesters misbruiken, wanneer hij, naa „ de verklaaiïng, hem door den Engelfchen Afgezant „ gedaan, langer bleef denken, dat'er eenig nut van „ eene verdere handeling te wagten ware. Te dui„ delijk hadden de Staaten doen blijken, dat zij zich
blindeling zouden onderwerpen aan de gevoelens „ des Konings van Groot-Brittanje , dan dat 'er „ twijfel overbleef, of zij zouden binnen kort der„ gelijk eene verklaaring doen. Ja zij was reeds zo ,, goed als gedaan, naardemaal zij zonder den En„ gelfchen Afgezant niet hadden willen handelen. „ Zijn verblijf in den Haage zou dan vervolgens nut-
,, loos
der. NEDERLANDEN. 483
„ loos weezen. Mogt hij het genoegen niet fmaaken, van den Vrede tusfehen Frankrijk en de Ver~ „ èénigde Gewesten te bevestigen voor veele jaaren, „ ten minden hadt bij doen blijken , dat het zijnen „ Meester niet te wijten was , zo deeze Vrede ver„ broo'ten wietd.
,, Zijne Majefteit hadt zich alleen gewapend ten „ behoeve van den Koning, zijnen Kleinzoon , en „ geenzins om zijn gebied uittebreiden , waar toe hij. in den zwakken toelïand van den Veréénigden „ Staat, onlangs goede gelegenheid zou gehad heb* „ ben: dit mogt hij, Afgezant, vrijlijk zeggen, „ vermids de Staaten zeiven geene zwaarigheid gemaakt hadden het alomme te verbreiden. „ Konden , ondertusfehen , deeze aanmerkingen „ den Oorlog niet voorkomen , h j vertrouwde, dat „ de Voorzienigheid 's Konings wapenen zou blijven „ zegenen en elk, die hem durfde aantasten, over., tuigen, dat hij zich wreeken kon van den hoon, „ zijne Vlagge aangedaan; dat hij kon beletten,dat „ zijne Onderdaanen door Hollandfche en Engelfche „ Oorlogfchepen genomen werden, dat deeze zelfde „ Schepen zn'ne Havens kwamen peilen , en op „ Franfche Vaartuigen fchooten ; en dat hij zich „ mee>tar kon maaken van Plaatzen, tot nog toe in geen ftaat van tegenweer gefteld: over den hoon, hem toegebragt , hadt hij zich tot nog niet ge3, voelig getoond, op lat men niet zou kunnen zeg. „ gen, dat de Rijswijkfche Vrede door hem in 't minst gefchonden was. Ten befluite wenschVIII. Deel. 2. St. O >3 te
Willem
CE III.
Willem
DE ili.
Antwoordder Staatea.
4B4 GESCHIEDENIS
j, te hij, Afgezant, dat de Staaten nog in tijds met hun waar belang mogten te raade gaan. Zijnver„ trek zon hetn wel beletten . titer toe de hand te „ leenen , doch hij zou altoos blijven deelneemen in „ den welfiand van eenen Maat, bij welken hij zo veele jaaren 's Konings bevelen hadt uitgevoerd (*)." Dit Vertoog, vergezeld van eenen Brief der herroeping des Afgezants, en eene herhaalde betuiging, van de gezindheid des Franfchen Monarchs tot den Vrede , werd omftandig beantwoord door de Staaten ,, die Koning Wjllem geraadpleegd hebbende, op deezen zin fchreeven : „ Aangenaam was hun „ geweest de zending van den Graave d'Avaux, als buitengewoon Afgezant : wel hadden zij een „ gunstiger uitflag van de onderhandelingen met hem ,, verhoopt; doch het tegendeel hier van fmertte „ hun te meer, dewijl de vrugtloosheid dier onder„ handelingen aan hun fcheen geweeten te worden. „ Nogthans hadden zij altoos hunne opregte zugt tot de behoudenis van den Vrede betoond: etiwashet aan het ongeluk der tijden te wijten , dat zij den Koning van Frankrijk des niet hadden kunnen 5, overtuigen.
„ Zo ras zijne Majefteit hun kennis hadt laateu „ toekomen , dat hij zich aan den Uiterften Wil des a, Konings van Spanje, en niet aan het Verdrag van verdeeling dagt te houden, hadden zij de reden „ vermeld, waarom zij raar de geiteldheid hunner
„ Re-
(*) Lambertj, Tom. I. p. 483.
der NEDERLAND EN. 485
„ Regeeriuge, geenfpoedig befluit konden neemen. ,, Vervolgens waren zij met den Grave d'Avaux „ in onderhandelinge getreeden, en befpeurende, „ dat zijne Majefteit zo veel belang ftelde in de ers, kentenis des nieuwen Konings van Spanje, had,, den zij hier toe beflooten, en teffens verklaard, 3, genegen te zijn. voor de onderhandelingen met de „ twee Koningen; doch met tusfchenkomst van zijne Groot - Brhtannifche Majefteit te willen vervolgen, op zulk eene wijze dat daar toe ook toe,, gelaaten zouden worden andere Vorlten en Mogenheden, in zo verre men oordeelde, dat zulks „ dienen kon, om de behoudenis van den Vrede op ,, zekerder voet te bereiken. — Gelijk zij door de erkentenis des Konings van Spanje geen nadeel ,, meenden gedaan te hebben aan de begeerde tus„ fchenkomst des Konings van Groot-Brittanje ,ééa. ,, der handelende Partijen in bet Verdrag van ver„ deelinge, zo hadden zij door dien ftap ook geene kennis willen neemen, veel min eenige beflisfing „ doen, van de regt vaardigheid of onregtvaardigheid „ der eifehen van iemand, we hij ook zijn mogt, ,, noch hunne belangen fcheiden vau de belangen der zulken, die, zoo wel als zij, belang (telden ,, in de behoudenis van den Vrede. De hoop, dat „ de erkentenis des Hertogs van Anjou tot Koning „ van Spanje, de onderhandelingen gemaklijker zou „ maaken, hadt hun tot dezelve aangezet.— Hierom hadden ze niet verwijld, met den Graave d'Avaux af te vraagen, wat hij tot behoudenis van O % 3t den
WltLKM DE III»
4SS GESCHIEDENIS
Wir lem be III.
„ den algemeenen Vrede hadt voorteflaan ? op ziine weigering om zich te verklaaren, hadden zij en de lieer Stanhope hunne gedacten, die grooven„ deels overéénkwamen, opengelegd. Eene over,, eenkomst, waar uit men, ten onregte, beil»ot, „ dat eer Oorlog dan Vrede te wagten ftondt. Menigwerf hadt de Koning van Groot-Brittanje over„ tuigende blijken gegeeven van zijne zugt voor den Vrede. De Staaten waren, zints veele jaaren, „ met hem in een naatnjv Verbond geweest. Hij „ was één der handelende Partijen in het Verdrag „ van verdeelinge, en de Staaten hadden vooraf ver„ klaard, dat hij, om deeze redenen , en ter oorzaa„ ke van de enge betrekkingen, welken zijne Groot„ Brittannifche Majelteit daarenboven hadt tot dee3, zen Staat, alles, wat de handeling betrof, met „ hem zouden overleggen.
„ Tot hiertoe hadt zijne Majefteit van Frankrijk „ hunne voorflagen onbeantwoord gelaaten; en ze al„ leen buitenfpoorig genoemd, zonder aantewijzen, „ waar in die buitenfpoorigheid beltondt. De be„ houdenis van den algemeenen Vrede, en de ze,, kerheid van deezen Staat in 't bijzonder, was hun „ b ofdöi ginerk geweest in de ganfche onderhan„ delinge ; doch het was eene van zelffpreekende ,, waar ieid, dat de Vrede niet kon behouden worden, zonder dat men den Keizer voldoening gave „ op eifehen, zo b kend, dat men bij het Veidee„ hngs-verdrag reed» m'dde en beraamd hadt, orn ,, 'er aan te voldoen. Ten dien einde, en tot hunne
„ ei-
der NEDERLANDEN. 487
„ eigene verzekering, hadden zij niets buitenfpoo ,, rigs gevorderd. Zo de vrees hun bewo gen hadt, ,, om iets meer te begeeren, dan men anderzins zou 9, hebben verwagt, zij hadden renen gehad om te 3, vreezen, ook naar het oordeel hunner Bondgenoo„ ten, en van den Franfchen Afgezant zeiven. Ge-
vaar had hun alleen aangezet om zich te wapes, nen. Het marren der onderhandelingen was veris, oorzaakt door den Graave d'Avaux.
„ Het was egter niet vreemd gedagt van zijne Ma„ jefteit, dat zij op voldoening voor den Keizer zou,. den aanhouden; doch nimmer hadden zij zelfs den „ fchijn gegeeven, van zich tot Regters te willen „ oproepen tusfehen de Huizen van Frankrijk cn ,, Oostenrijk, of beflisfen, dat Pnai?s de IV, oi
Carel de II., gelijk of ongelijk gehad hadden in „ 't regelen der opvolginge in de Spaanfche Heer9, fchappije. Frankrijk zélve hadt, nevens Groot„ Brittanje , niet lang voor den dood des jongst
overleeden Konings van Spanje, geoordeeld, dal „ men den Oorlog niet kon voorkomen , zondei
de Spaanfche Naalaatenfchap zo te verdeden , als 9) bij het bekende Verdrag gefchied was. Zo min „ de Staaten , zich bij het (luiten van dit Verdrag, als j, Regters over de verfchillen tusfehen zo magtigÉ „ Vorften hadden willen oproepen, zo min begeer „ den zij het nog te doen. Zij zogten niets, dan de „ behoudenis van den Vrede, op dezelfde grondda „ gen , die zijne Al 1 erchrist 1 ijkfie Majefteit, te voo-
ren, nevens hun redelijk gekeurd hadt. Hunne O 3 er-
Willem
de III.
488 GESCHIEDENIS
Willem
«e 111.
erkentenis van den tegenwoordigen Koning van „ Span e was hier mede met onbeftaanbaur, en be,, hoefde niet te beletten , dat men den Keizer re,, delijke voldoening gave,
„ Waren de -Staaten zo wijs. als Frankrijk fcheen
te oordeelen, dan moest men bun toevertrouwen, ,, dat zij hunne ri|kdommen niet zonder gewigtige 3, oorzaken , belteedeu of waagen zouden. Niets „ hadden zij gedaan, waar uit zou kunnen worden „ afgenomen , dat zij de Verdragen verbrooken had,, den, die men voor de bevestiging en het zegel „ hunner Souverainiteit plagt te houden. Ook wiss, ten zij niet, wat men hier mede zeggen wilde. „ Hunne Provinciën waren altoos Souverain geweest, „ hunne Voorouders hadden goed en bloed gewaagd, 5, tor befcherming der gemeene Vrijheid, tegen uit,, heemfche Geweldenaars. Zij zouden 't zelfde „ doen , wanneer iemand hunne Souverainiteit in „ twijfel wilde trekken of belaagen. Het gebied „ zogten zij niet uhtebreiden; maar, nevens de be„ houdenis van den algemeenen Vrede, de behou,, denis hunner bezittingen.
„ Middelerwijl fmerite het hun, dat de Graaf ,, d'Avaux zo weinig vrugten verwagtte van de han„ deling, alleenlijk om dat de Engelfche Afgezant „ voldoening voor den Keizer begeerd hadt. Hier „ in waren zij het volkomen ééns met zijne Gtooi-
Bnttannifche Majeiteit, niet, gelijk men hun toe„ fchreef, uit blirde onderwerping aan deszelfs ge„ voelens, maar uit agting voor deszelfs raad; ten
„ vol-
ser NEDERLANDEN.
„ vollen verzekerd, dat hem de algemeene Vrede en „ het welzijn van den Staat, ter harte ging. Zij „ wenschten dan wel, dat de handeling op deezen „ voet voortgang mogt hebben , wanneer zij 'er „ een gelukkig einde van hoopen zouden door de vlijt des Graaven d'Avaux , die, zo hij al te rug ,, mogt keeren, den Koning, zijnen Meester, zou „ kunnen verzekeren van de vreedzaame gevoelens „ der Staaten, en dus den argwaan doen verdwij„ nen, welken men tegen hen mogt hebben opge„ vat.
,, 't Was waar, zij hadden zich gewapend; doch „ niet, dan naa het Franfche Krijgsvolk in de Spaan,, fche Nederlanden getrokken, en het hunne van „ daar te rug gekomen was, 't welk de voormuur, „ door Frankrijk zelve van zo veel aanbelangs voor „ den Staat geoordeeld, geheel nutloos maakte. De
nauwe verééniging tusfehen Frankrijk en Spanje „ hadt bekommering in hun verwekt. Voorheen
hadden zij verklaard van gedagten te weezen, dat „ de Koning zijne bedrijven naar reden en billijk-
heid, en niet naar de ultgeilrektheid van zijne magt „ zou willen regelen; dan, zo men hun nu eenen „ Oorlog wilde aandoen, zouden zij gerust zijn, ,, niets verzuimd te hebben, 't geen zij konden in „ 't werk ftellen. om denzelven te ontgaan.
,, Indien iemand hunner Onderzaten 's Konings „ Vlag gehoond, zijne Havens gepeild, op zijne „ Schepen gefchooten, of zijne Onderdaanen geligt O 4 „ mogt
Willem de III.
49»
GESCHIEDENIS
Whi.em
de III.
Verbintenisfen,van we derzijden gemaakt.
mogt nebben, weigerden zij ben geene voldoening, 9, fchoon zij onbewust waren van eenigp voorvallen, ;, op welken deeze befchu!di!;iii:-;en ine: fcènigen grond konden worden toegepast. „ Voor het overige waren zij gezind, de Verdra„ gen met elk , en met den Koning in 't bijzonder, „ heilig te onderhouden. Gaarne zouden zij zien, „ dar de Graaf d'Avaux nog eenigen tijd bij hen Heef, om de onderhandelingen tor eeren algemee„ ren 'rede, waarin zij hunne bijzondere veilig„ leid zouden kunnen vinden, ware het mogelijk, tot een goed einde te iiuuren (*)." d'A.aus werd bij herhaaling opontboden, en vertrok na Frankrijk, laaiende zijn Secretaris blijven, als 't ware om de handelingen te hervatten; doch, met de daad, om het Gemeen te doen denken, dat Frankrijk geeri Oorlog in den zin hadt. Maar de Verdiagen, te wederzijden aangegaan , terwijl men béfüigde den Vrede te bedoelen, wederfpraaken die
betuigingen. Frankrijk en Spanic floot een Ver-
dtag van onderlinge befcherminge met Portugal. Lodk wijk de XIV: befwoog den Keurvorst van Keulen, en diens Broeder,den Keurvorst van Beijeren,töthei tekenen van een Verdrag van onzijdigheid. De Hertogen van Woljenbuttel en Saxen Gotha hadden zich door zwaare in^niïfen, hehdijk begonnen met verfcheide Dwtfche Vorsten, Volkomen haar bcflag gekreegen hadden, zonden een Agent na Spanje, onder voorwendzel, van zaaken den Koophapdel betreffende, door hem re regelen; doch zijn weezenlijk oogmerk was , den ftaat des Lands te töSfpfëdeü, de krngt der Sterkten , de gelegenheid der Havens, het aantal der Krijgsmagt, en de geneigdheid der Landzaaten voor den nieuwen Koning opteneemen. Hij onthieldt zich eenigen tijd te Kadix, en tr.ik na Madrid , waar hij verfcheide gefprekken hadt met den Admirant, die hem verzekerde van den vervallen ftaat aller Vestingwerken, en dat men den Throon van 't Bourbonfche Huis in Spanje zon omkeeten , indien men AAalufte, den fleutel des Rijks, bemagtitrde. Bij deeze onderrig. ringen voegde hij ten gtfehenke eene zeer groote en nauwkeurig uitgewerkte Kaart van Spanje ; hem te verdaan geevende , dat het Huis van Oostenrijk in dat Rijk een groot aantal hèimlijke Begunstigers hadt, die niet in gebreke zouden blijven, om zich te verkhfarèri bij den eerft-n inval. De Agent, in Holland wederkeerende, deedt verdag van zijn wedervaaren
aan
H Lamberg, Tom. I. p.ö"8p—6pi. Tindal , Vol. IV. p.385 439.
oer NEDERLANDEN. 495
aan de Algemeene Staaten : en deezen gaven kennis aan Koning Willem. De Koning van Frankrijk, des onderritit, liet het gedrag des Admirants ftipter nagaan, doch beter hadt hij gedaan met hem inhegtenis te neemen.
Lodewijk de XIV. was ijverig in de weer , om zich in eenen Slaat van verdeediging te fte'len , van welk een kant men hem ook mogt aanvallen. De wervingen , door hem in Frankrijk gedaan , waren zo fterk, dat men honderd nieuwe CompagnienRuiters en zeven nieuwe Reg'mcnten Dragonders oprigtte , behalven de vermeerdering van zes man in elk der oime Compagnien.
Willem de III, fchoon zwak van lichaam, vormde nog in zijnen geest de grootfte ontwerpen , en zogt andermaal de drijfveer te zijn van alle de beweegingen in Europa. Zijn lang gemist oogmerk , om het Parlement tot den Oorlog te doen bewilligen, Haagde , gelijk wij gezien hebben , door Frankrijks erkentenis van den Pretendent voor Koning van Engeland. Men maakte, uit vreesvoor eenen RoomschCatholijken Forst, een Befluit, om allen , die deezen Godsdienst beleeden, van den Groot-Britiannifchen Throon te weeren, en de Rijkskroon , naa overlijden van Anna, de Opvolgfter van Willem den III, te doen overgaan op de Prinfesfe Sophia , Hertoginne Douariere van Hanovcr, en dier r\aakomelingen. De Engelfchen waren ook zeer te onvrede over het doen intrekken der Franfche Krijgsknegten in de Spaanfche Nederlanden. Zij oordeelden , dat
de
Wit lem
DB 111.
lodeWIJK ds
Xiv. rust zich fterk ten Oorlog toe.
Willem
de III.
vormt de Groote Verbintenis.
496
GESCHIEDENIS
Willem be 111.
Inhoud van dit VerCrug.
de Veréénigde Gewesten alles te vreezen hadden van de taatzugt eens Vorsten, die geheel Europa voor zich zou doen bukken , indien men verwijlde met hem paal en perk te zetten. Koning Wiliem de Brieven, door hem en de Staaten, wegens de erkentenis van Phimps den V. tot Koning van Spanje, in het Parlement ovei geleverd hebbende , als mede de Plans der onderhandelingen tusfehen Frankrijk en Holland, oordeelden de Leden , dat Lodewijk de XIV. niets anders zogt, dan de Engelfchen van de Hollanders aftefcheiden , en dus te gereederzijn oogmerk te bereiken. Wel verre van te verftaan tot het voortzetten der onderhandelingen, om den Vrede te bewaaren , baden zij den Koning, den Oorlog aan Frankrijk te verklaaren, hem allen onderftand, daar toe noodig, beloovende. Deeze laatlle verzekering zette het zegel op alles. Van dit oogenblik af haaste hij zich , om zijne Verbintenis met den Keizer en de Veréénigde Gewesten te fluiten : een Verdrag , waar in vervolgens het grootfte gedeelte der Rijksvorsten ded nam.
Dit Verdrag , den zevenden van Herfstmaand in den Haage getekend, was gegrond op de vrees voor het benadeeien des Koophandels , voor de veiligheid der Veréénigde Gewesten, en ingerigt om den Keizer voldoening te bezorgen wegens zijne eifehen op de Spaanfche Naalaatenfchap, door den Hertog van sinjou i>> bezit genomen, 't welk de Franfche en Spaanfche Kroonen op het nanwfte aanéén verbondt. Immers dc Bondgenooten drukken zich in deezervoege uit. 9J De
der NEDERLANDEN. 497
De Koning van Frankrijk heeft bezit genomen
van de geheele Naalaatenfchap der Spaanfche Mo„ narchy voor den Hertog van Anjou , en is gewa„ penderhand getrokken in de Spaanfche Nsderlan„ den en het Hertogdom Milaan : hij houdt eene „ Vloot zeilvaardig in de Haven van Kadix, en heeft , verfcheide Oorlogfchepen na de Spaanfche Plaatzen ,, inde Oost - Indien gezonden : door dit middel,
en verfcheide andere , zijn de Koningrijken vau „ Frankrijk en Spanje zo nauw aanéén verbonden, „ dat zij voortaan als één en 't zelfde Rijk fchijnen „ te moeten worden aangemerkt. Dit in agt nee-
mende, is 'er alle reden, om te denken, dat zijne „ Keizerlijke Majefteit geene hoop meer moet heb„ ben op eenige voldoening van zijne eifehen op de „ Spaanfche Naalaatenfchap. Het Roomfche Rijk „ zal alle zijne regten op de Leenen in Italië en in „ de Spaanfche Nederlanden verliezen. De Engel„ fchen en de Staatfchen zullen de vrijheid van hun-
r.e Zeevaart en den Handel op de Middenlandfche „ Zee, op de Indien en elders, derven. De Veréé-
nigde Gewesten zullen beroofd zijn van de zeker„ heid, welke zij hadden door de ligging der Spaan„ fche Nederlanden tusfehen dezelven en Frankrijk, f, gemeenlijk de Voormuur geheeten. Eindelijk zou„ den de Franfchen en Spanjaarden , deezerwijze „ veréénigd, binnen korten tijd zo ontzaglijk worden, 5, dat ze geheel Europa aan zich zouden onderwer„ pen. Gehik nu deeze handelwijze des Konings s, van Frankrijk zijne Keizerlijks Majefteit in de
j, nood-
iVlIXFM
DE lil.
498
GESCHIEDENIS
Willem
BE 111.
,, noodzaak h'jkheid gebragt heeft, om een Leger in Italië .te zemen, zo tot haniiha,iving van zijne ei„ gene bijzondere regten, als van die der Leenen des „ Rijks, zo oordeelt de Koning van Groot Brit„ tanf'e bet noodig, zijne Hulpbenden aan de Ver„ éénigde Gewesten toetefchikken , als die zich in „ den zelfden toeitand bevinden, ais of de Oorlog
, reeds verklaard ware; en de Algemeene Staaten, „ wier Grenzen bijkans allerwegen open leggen door „ het inneemen der Barrière-plaat/en , zijn verpligc ,, voor hunne veiligheid en de behoudenis van het Gemeenebest alles te doen, hei geen zij zouden „ kunnen en moeten doen, indien zij zien in open„ baaten Oorlog bevonden. — Ver raids een toe,, Rand, zo twijfelag'ig en alzius zo onzeker, veel ,, gevaarlijker is dan de Ooriog zelve, en Frankrijk „ met Spanje zich daar van bedienen konden , om „ zich langs hoe nauwer te ve-réénigen , en dus de ,, vrijheid van Europa te verdrukken, en den ge„ woonen loop des Handels te ftreminen. — Alle „ deeze redenen hebben zijne Keizerlijke Majefteit, „ zijne Koninglijke Majeiieit van Groot Brittanje „ en hunne Hoog Mogenden , de Heeren Staaten ,, der Veréénigde Nederlanden bewoogen, om alle „ de onheilen , weiken daar uit zouden v< orkpnien „ tegen te gaarj , en , verlangende een kragtciaadig „ hulpmiddel te werk te (lellen, het noodig geoor,, deeld, eene nauwe Verbintenis re fluiten, om het „ groot en algemeen gevaar afteweeren." In het eerfte en tweede Artykel verklaaren de Bond.
ge-
bek. NEDERLANDEN. 49o
genooten, naa de gewoone betuiging van eene beItendige, altoosduurende en onfchendbaare vriendfchap, „ dat zij, niet zo zeer ter haite neemende „ als dea vrede en de rust van Europa, oordeelden, „ dat niets kragtdaadiger daar toe kon dienen, dan
zijne Keizerkjke Majefteit eene regnnaatige en re-
«lelijke voldoening te bezorgen ten aanziene van de „ eifehen op de Spaanfche Naalaatenfchap: als me-
de dat de Koning van Groot - Brittanje en de Hee-, ,, ren Staaten der Veréénigde Nederlanden eene bij„ zondere en genoegzaame zekerheid verkregen voor „ hunne Koningrijken, Landfcliappen, en voorden „ Koophandel en Zeevaart hunner Onderdaanen."
Het tweede en derde Artykel houdt in, „ dat de j, Bondgenooten alle mogelijke middelen zouden te ,, werk ftelfen, om de gezegde vo'doening en zeker„ heid te verkrijgen, en hier toe twee maanden lang „ minzaame onderhandelingen aanwenden; maar dat „ zij, in die hoop bedroogen , elkander beloofden
met alle magt bijteftaan."
Het vijfde en zesde Artykel behelst, ,,datdeBondy, genooten alle poogmgen zouden doen , om de 5, Spaanfche Nederlanden te herneemen , met oog„ merk, om ze tot een Voormuur te houden; enom't
Hertogdom Milaan, de Koningrijken van Napels „ en Sicilië , de Eilanden in de Middenlandfche „ Zee en de Landen langs de Toscaanfche Kust te
vermeesteren, tot beveiliging des Koophandels van „ Groot Brittanje en van den Veréénigden Staat. „ Desgelijks zonden Groot-Brittanje en de Staaten
VJII. Deel. 2. St, P „zich
WlLLSSi
de RL
WiLLttM
éi ïii.
5o» GESCHIEDENIS
„ zich van de Spaanfche Plaatzen in de Indien ie©. gen meester maaken, en dezelven behouden." In het vijfde en zevende Artykel belooven zij^ „ den Oorlog te voeren met onderling overleg; geen 5, Beftand of Vrede te fluiten , dan gezamen.ijk en ,, met het bekomen der geëischte voldoening en ze„ kerheid, als mede naa behoorlijke maa;regels ge,, nomen te hebben, om te beletten, dat de Kroo„ nen van Frankrijk en Spanje nooit veréénigd , of „ de Franfchen in de Spaanfche JVest Indien mees„ ter werden. Ook zou men den Vrede niet kun„ nen fluiten, zonder dat de Onderdaanen der twee „ Zeemogenheden de regten en vrijdommen genoo„ ten, welken zij hadden ten tijde van den jongst „ overleden Koning van Spanje.'"
In de overige Artykelen verklaarden de Bondgenooten, „ dat zij, den Vrede geflo Voorts zouden de Bondgenooten , indien de Koning van Frankrijk, of iemand anders , „ hun, ter oorzcake van dit Verbofid , den Oorlog aandeedt, elkander uit al hun vermogen bijftaan, i; — Naa het Hutten van den Vrede , zouden de „ Bondgenooten in een Verbond van onderlinge befcherminge blijven, terhaudhaaving van denzelven,
ii Alle
bsr. NEDERLANDEN. 501
\, Alle Vorsten en Mogenheden zouden in dit Ver„ borid toegelaaten worden, en de Duitfche bijzon-
lijk daar toe verzogt worden (.*)." " Eene Vloot , door den Koning ;van Groot-Brittanje en de Staaten, onder het opperbevel van den Admiraal George Rooke , in Zee gebragt, diende alleen tot beveiliging der Scheepvaart. De Franfchen hielden alom Oorlogfchepen in de Spaanfche Zeehavens , die voor de Engelfchen en Staatfchen gefloten bleeven (f).
Willem de HL' was, ftaande zijn jongst verblijf In Holland, zeer onpasfelijk geweest: hij gevoelde, fchoon nog geen hooge jaaren beklommen hebbende', dat hij fteeds verzwakte , en hadt, eer hij na Engeland overftak, de pooging , om zijnen Neef, den jongen Prins Jan Willem Friso , Stadhouder van Friesland en 'Groningen, tot zijnen Opvolger in het Stadhouderfchap van Holland te doen benoemen, herhaald. De Leden geheel niet genegen vindende,óm deeze zijne begeerte intewilligen, liet hij dit ftuk fteeken , met de betuiging , dat men dan wagten moest tot naa zijn dood, om een he/luit te neemen s het welk zo heilzaam voor den Staat zou zijn (§). Als of het aan trekken van veinzerij in het character tan Willem den III. ontbrak , heeft men gewild,
dat
(•) Du Mont Corps Diplom. Tom. VIII, P. I. p. ??« Lamberti. Tom. I. p. 619. (f) Tin dal , Vol. IV. p. 371. (§) Lawbïrti, Torn, I, p. 699.
P 4
Wille w
de Ilf.
Dood van Willem des* III.
1702Ó
5o£ GESCHIEDENIS
dat zijne onpasfelijkheid gemaakt was, om de Staaten te eer tot een befluit, ten voordeele van zijn Neef, te beweegen; doch hij verklaarde in deezen tijd den Graave van Portland, dat hij zich zo zwak bevoelde, dat hij meende, niet na den volgenden Zomer ie kunnen leeven: mét bijvoeging, dat men dit niemand, vóór zijn overlijden, ontdekken moest, la Engeland wedergekeerd, fcheen hij eenigzins te herftellen, en in kragten toeteneemen. Verfcheide keeren hadt, geduurende den Winter , het vermaak der jagï te Hamptoncourt, zijne heerfchende liefhebberij , aan zijnen fomberen geest opbeuring gefchonken. Op den vierden van Lentemaand des jaars MDCC1I, van Kenfington derwaards rijdende , ftortte hij, zijn Paard ftruikelende, ter aarde, en brak het fleutelbeen van zijne rechterfchouder. Dit werd vaardig en wel gezet: de koortzige ongeftekiheid , welke hij reeds voor den val hadt, fcheen zich ook tot beterfchap te fchikken. Hij gaf gehoor aan verfcheide uitheemfche Gezanten, en zijne toeftemming aan eenige gew'vgdgt Aclen des Parlements. De koorts kwam weder en fterker, met braaking en Itoelgang vergezeld. . Hij zag zijn einde naderen met die Itaiidyastigheid van geest , welke hij altoos betoond hadt. Ik weet, was zijn woord tegen zijn Lijfiirts Covert B-idlo,,. dat gij alles gedaan hebt, wat uwe kunst vermag, om mij ie helpen; maar V is alles vrugtloos : ik onderwerp mij '. De Graaf vznAibemarle, uit Holland te KenCmglon , weinig uuren vaor 's Konings overlijden, te rug gekomen, gaf hem een zeec kort ver.
llag
WlLLP.m de III.
Ber NEDERLANDEN. 503
flag van den gunstigen ftaat der zaaken. Hij hoorde het met de uiterfte koelheid. Zijn eenigst zeggen was : Je tire vers ma fin. — „Mijn einde nadert." •— Hij ontving, in den naanagt, het Avondmaal, naar de wijze der Engelfche Kerke , en ftierf, den negentienden van. Lentemaand, in het tweeënvijftig» fte jaar zijns ouderdoms.
Het waren de Engelfchen alleen niet , die eene ongunstige fchilderij van zijn character hebben opgegeeven (*): in de Fériénigde Gewesten heeft het aan geene Schrijvers ontbrooken, die zijne gebreken ten breedften uitmaaten. Wij zullen , in het opmaaken 'van zijne characierfchets , de getuigenisfen der getrouwfte Schrijveren volgen, en der Waarheid hulde doen. Men ftemt overéén, dat de Natuur hem met geene uitfteekende lichaams - vermogens of perfoonsbevalligheden befchonken hadt. Zijne vroegtijdige komst ter wereld (want zijne Moeder beviel van bem in de achtfte maand haarer zwangerheid) was ongetwijfeld oorzaak vau de zwakheid zijner gefteltenisfe. Zijn gelaad hadt niets bevalligs, en was veeleer deftig en ontzaglijk. De Engelfchen maaien hem af als geheel onaandoenlijk voor zagte en edelmoedige aandoeningen , en ontbloot van alle deugden , die iemand beminnelijk maaken. Doorgaans was hij tfil, ernstig, fomber, zeer zelden, en flegts bij weinigen,
vro-
(*) Eén der ongunstujfte eu nieuwfle vicdt men in Ca. thartne Macaulay. Gratianus Hi/lory of Engeland e Vol. VIII.
P 3
de III.
Chsrscterfcbet*▼an Willem deh III.
Willem
be iu.
504 GESCHIEDENIS
vrolijk. Hij fprak weinig en langzaam , uitgenomen in Veldflagen , wanneer hij zijn gewoon charaèter fcheen afteleggen , en eene vuurigheid betoonde, welke zijn Krijgsvolk een groot vertrouwen inboezemde. Eene beuzeling kon hem in grammen ino$de doen opltuiven, en wederfpraak kon hij niet dulden. Eene verregaande bedektheid , agterhoudenheid en veinzerij kleefden hem , van zijne vroege jeugd af, aan, en beroofden hem van die gemeenzame gulheid, die de Engelfchen in hunne Koningen, en onze Landzaaten in hunne Stadhouders verlangen. Hij verftondt de meest bekende taaien vanj£«repa, en fprak ze allen, fchoon geene op eene aangenaame wijze.
Men heeft opgemerkt, dat hij raeeruitftakindoordringenheid van oordeel over perfoonen en zaaken 9 dan in fchranderheid van verbeelding en uitvinding \ dat zijne Staatkundige begaafdheden hier ten Lanie meer dan in Engeland fchitterden , 't welk één zijper Gunstelingen al vroeg hadt doen vraagen : 0/ het niet beter geweest ware, dat men eer bewaard en kosten gefpaard hadt ? Misfehien ontftondt dit verfchil uit het onderfcheid tusfehen de twee regeeringsvormen, en dat hij in Engeland eenen voort vaarenden Fagel miste. In Holland was hij alleen gewoon te zeggen , hoe hij het verftondt , wanneetanderen het uitvoerden, doch in Engeland ging het geheel anders toe. De HeerNicoLAAs Witsen heeft aangetekend , „ dat men zich in Holland wel ge33 wagt zou hebben van hem het geen voortehouden,
n d$
B2«. NEDERLANDEN. 5*5
s, dar men hem in Engeland voorhieldt: en dat veele „ Leden van den Staat, zonder dea adem des Konings, 9, onzen Stadhouder, niets durfden aanvangen." De Engelfchen , zelfs de zodanigen , die hem ten Throon geheven hadden, dwarsboomden hem bij verfcheide gelegenheden zo zeer, dat hij der Engelfche Regeeringe bijkans wars wierd. Veele fchamperheden moest hij van anderen verduuren, die wilden, dat hij zich met het Regentfchap moest vergenoegd, en niet na de Kroon geftaan hebben. Dit gtng zo verre, dat men, eenen geruimen tijd, in de Kerken over den Theems, in "t gezigt van Whltehall, niet wilde bidden dan voor Willem en Maria , onze Gouverneurs. Men fchroomde op openbaare plaatzen niet te zeggen, „ dat men hier een Koning onthalsd hadt, een andere verjaagd, en dat men met „ den derden ook wel weg zou weeten." Zijne kennis van den wispeltuurigen aart der Engelfchen deedt hem bij Witsen uitroepen : Mogt de Raadpenfionaris [Fauel] eens opzien 1 wat zou hij zeggen van de wispeltuurigheid der Engelfchen ? Dikwijls' heb ik het hem voorfpeld; doch hij kon het niet geheven.
ileerschzugt was de bovendrijvende drift indeezen Votst. Schoon hij, in Veldilagen, eene vuurigheid van aart, eéne tegenwoordigheid van geest, en eene veragting der gevaaren betoonde, en daar in voorde ueffeiijkfre Krijgshelden tiiet behoefdi te wijken, was hij bijkans altoos ongelukkig. Van de veelvuldige Veldilagen , door hem geleverd, en de Belege-
P 4 rói
Wille»
be Ui.
§o6
GESCHIEDENIS
Willem
PE III,
ringen, door hem ondernomen, won hij alleen in Ierland den llag aan de Boyne , en Namen was de éenige Stad van betekenis, door hem ingenomen.
De jaargelden , aan één der Moorderen van de Witten in Holland, en aan den fchandel jken Oatet in Engeland gefchonken, laaten onuitwischbaare vlekken na in zijn character, en baaren «erdenking, dat hij deel gehad nebbe in de fchaudelijke zamenzweeringen dier fnooden,
Yverig betoonde hij zich in het handhaaven van den openbaaren en huislijken Godsdienst. De vol. ftrektheid der Godlijke Befluiten hieldt bij zo zeer vast, dat hij, bebalven deezen, geen grond zag voor het geloof in eene Godlijke Voorzienigheid. In Engeland fchikte hij zich naar de meefte gebruiken der Engelfche Kerke, fchoon hij hier andere uiterlijke Kerkzeden gevolgd hadt, en bleef volgen. Hij was geen blinde hoogagrer der Kerklijken , en verklaarde zich altoos rondborstig voor het verdraagen van allerlei Gezindheden in den Burgerftaat, en een vijand der vervolgingen.
Hoe vreemd is het, in het charaéler van Willem den III, dat hij, uit den aart niet vatbaar voor tedere aandoeningen, en af keerig van Vleijers , altoos Gunstelingen hadt, die hij met gunsten,rijkdommen en waardigheden ophoopte. Men heeft nooit kunnen begrijpen, hoe Burnet , een misprijzer van alle Vorsten, om geene, dan loftuitingen, aan zijnen geliefden Vorst te geeven, uit de pen heeft laaten vallen, „ dat Koning Willem de 111. vrij was van al-
„ le
mm N E D El LANDEN. 507
le ondeugd , ééne foort alleenlijk uitgenomen, ,, welke hij egter zorgvuldig wist bedekt te houden." Dit niet vermelden, heeft zommigen het ergfte doen gisren. William Whiston heeft in zijne Gedenkfchrifien aangetekend, dat, ten tijde vau het ovetlij. den van Koninginne Maria, ten Hove zekere Lady Vilxers verkeerde , welke de Koning ongemeene Kijken zijner gunst betoonde, en dat hij van ongeoorloofde gemeenfchap met deeze Mevrouw verdagt wierd gehouden. Hij voegt 'er nevens , dat de Aartsbisfchop van Kantelberg, naa het overlijden der Koninginne , den Koning onderhieldt over het ongelijk, 't welk hij etne uitmuntende Egtgenoote door deeze gemeenfchap hadt aangedaan, 't Is mogelijk, dat Burnet hier op doelde.
Willem de III. moet, niettegenftaande zijne ge. breken, in den rang 'Ier grootfie Vorsten, die ooit den Schepter zwaaiden , geplaatst worden. Het te bovenkomen der hinderpaalen tegen zijne verheffing tot Stadhouder , het verkrijgen van een volflrekter gezag in de Veréénigde Gewesten, dan iemand zijner Voorzaaten gevoerd hadt; de wijze , op welke hij den Groot Brittannifchen Throon beklom , en zich daar op wist te vestigen , ondanks den wederzin des wispeltuurigeu Volks , en het tegenwrijten des magtigften Monarchs van Europa ; de doorzigtige Staatkunde , met welke hij de raadflagen van zo veele vreemde Hoven wist te befluuren , en de maat te (laan, op welke geheel Europa zich bewoog ; zijne bekwaamheid in den Oorlog; zijne redmiddelen,om ï>5 de
Willem de HL
Willem
de III.
\
508 GESCHIEDENIS
de tegenfpoeden, welken hem treffen , te herftellen» zijne werkzaamheid in het Kabinet en in het Veld; en, eindelijk, de roem, van paal en perk gezet te hebben aan de anders onbegrensde Staatzugt van Lodewijk. den XIV. — Dit alles onderfeheidt Willem den III. onder de V-orsten, en doet zijn Naam leeven bij de laatere Naakomelingfcbap.
Het Gemeenebest is aan öeezen Stadhouder geen gering gedeelte verfchuldigd van den roem , welken het ten dien tijde verkreeg , en mogelijk het geluk van her ontkomen des dwangjuks , 't geen Frankrijk en Engeland, zamenfpanner.de tot deszelfs verdei f,
het meende om den hals te knellen. Engeland
heeft deezen Vorst dankteweeten het voordeel, dat zjjne tegenwoordige t-taatsgefteltenis rust op den grondflag. der (taalkundige vrijheid en het regt der Volken. — Men moet egter toeftaan, dat hij het verbaazend groot gezag, in de Ferèènigdt Gewesten verkreegen, zeer veel verfchuldigd v/as aan een zamenloop van omfhndigheden. Volksopfcbuddingen en oproeren bezorgden hem de Stadhouderlijke Waardigheid. De vrees voor de gevolgen van regeeringloosheid en verdeeldheden , toen heerfcherde, maakten , dat men hem een buitengewoon gezagopdroeg. Hij werd gemagtigd , om het groorife gedeelte der Wethouderfebappen en der Amptenaaren te veranderen. Hier door viel het hem gemaklijk , zijne Gunstelingen te bevorderen en te verheffen: ook hingen gevolglijk alle raadflagen van hem af. 'tls waar , dat de begeevingen der Ampten in Gelderland, U-
treski
ber. NEDERLANDEN. 5oy
irecht en Overijs/el, naa dat de Franfchen die Ge. westen ontruimden, hem voor eene enkele reis , en zonder dat zulks in gevolg zou kunnen getrokken worden, werden opgedraagen ; doch , zich bedienende van de onrustigheden dier dagen, van de overhand zijner Partije, en bovenal van het aantal zijner Alhangelingen in de Regeeringe, verkreeg hij in de drie opgemelde Gewesten een gezag, weinig van volftrekte üppermogenheid verfchillende. — Twee keeren mislukte hem zija doel, het wederftreevtn van den Vrede xzNieuwmegcn, in't jaar MDCLXXVIil, en het aanwerven der zestienduizend man , in den jaare MDCLXXX1I1. Doch deeze twee tegenkantingen beletten niet, dat zijn gezag zich vergrootte,, en langs hoe meer vestigde. Zijne verheffing op den Engelfchen Throon , wel verre van daar een krak aan toetebrengen, ftevigde het zelve : de hoogklinkende naam van Koning lag, om zo te fpreeken , den Gemeenebestgezinden het zwijgen op : en, indien hijd* Waardigheden van Koning en Stadhouder op eenen Opvolger hadt kunnen doen overgaan, zouden allengskens de Overwinnaars van Philips dien tytel hebben kunnen verdraagen, met welken het veror Gemeenebesten altoos gevaarlijk is zich gemeen te maaken. De Stad Amfterdam worftelde het langst tegen de overheerlching van Willem den III. Eindelijk hadt het gezag, door hem in 't Gemeenebest veiworven, zo diepe wortels gefchooten, dat alle Regenten , op 's Lands kosten , zich , bij zijn overlijden , in den ïouw kleedden. Dan, fchoon de tijding van 's Stadhouder?
WlLLEW DE Ui.
Willem be III.
Staat*
5i« GESCHIEDENIS
houders affterven groote ontfteltenis baarde, was, volgens zommiger opmerking, de droefheid zo groot niet, noch zo algemeen, als toen de maare van den dood der Koninginne Maria In deeze Gewesten kwam. De openbaare rouwbetooningen en het luiden der doodklokken, zes weeken lang , driemaal 's daags, telkens anderhalf uur lang, verwekten eenigen tot onvoeglijk fpotten met die treurigheid. Hier over geraakten zommigen te Rotterdam in hegtenis : en het Gemeen te Amfterdam nam het zo euvel, dat het den Spotter aanviel, en van 't leeven beroofde. Men kon het hoonen van de naagedagtenisfe eens Vorsten , die veronderfteld werd , bij de Landen zo veel verdiend te hebben, niet ongefixaft verdraagen.
der NEDERLANDEN. 511
Staatkundige toeftand der Veréénigde Nederlanden bij het everlijden van Willem
den UI.
]0)e bijkans gediiurige Oorlogen, in welken zich het Gemeenebest, ftaaude het Stadhouderfchap van Willem den III. vondt ingewikkeld, beletten niet, dat de Weelde en 't Verderf, haare gezellinnen, in 't zelve eenen aanmerkelijken rol fpeelden. Nooit was de dwaasheid van groote Geldverteeringen bij de anders zo zuinig en fpaarzaame Bewoonders deezer Gewesten tot zo hoog een top fgefteegen: deeze vertoonde zich bovenal in de Gebouwen, de. Huiscieraaden en Feesten. Men vergenoegde zich niet, gelijk eertijds, met gemakhjke Huizen van eene geraaatigde grootte. Burgers, van eenige middelen, dongen elkander na de kroon in het bouwen van aanzienlijke Huizen; zeer veelen der Huizen, die thans Amfterdam, Rotterdam en andere groote Steden vercieren, zijn 'er nog gedenktekens van. De Vorstlijke Buitenplaatzen, de prachtige Rijtuigen, de menigte van Huisbedienden, en verdere kostbaare toeftel, waren verdere betooningen van Overdaad. De drift;tot fpel, een gewoon gevolg van weeldeen ledigheid, ftak overal het hoofd op, Jonge losbollen verfpeelden, in korten tijd, de vrugt des veeljaa-
ri-
Weelde en Overdaad In de VeréSnigde Geviesten.
1702.
Willem
be 111.
Magt van den Staat.
£ia GESCHIEDENIS
rigen arbeids hunner noefte en fpaarzaame Voorvaderen. Een Zedebederf , 't geen veelen voor den ondergang des Staats deedt dugten (*).
Nogthans bevondt zich hel Gemeenebest in eenen □ntzagverwekkenden ftaat. De Stadhouder hadt onder het Krijgsvolk eene ftrenge Krijgstugt ingevoerd9 die eerlang fchitterende overwinningen hervoortbragt. De ttiiddelen,om de verbaazende kosten dier lahgduurige Oorlogen goed te maaken, vondt men in den rijkdom der Ingezeetenen, verkreegen door den Koophandel, de Fabrieken en Handwerken: het gunlhg onthaal der Vlugtelingen, uit Frankrijk herwaards geweeken, gaf aan de laatstgemelde bronnen van welvaart nieuwe en rijkgeevende wellen.
Men vindt aangetekend, datde Oorf-/h<#/cfe Maatfchappij,in den Jaare MDXCVI, eene fomme van driemillioeneriGuldens,voor het verlengen van haar Octrooi tot het Jaar MDCCXL, in de Generaliteits Itasfe betaalde. Deeze geeft, daarenboven, 'sjaarlijks, voor inkomende en uitgaande regten aan de Admiraliteits • Collegien , driehonderd en vierenzestigduizehd Guldens (|). Men maake hier uit op, welke verbaazende voordeden de Handel dier Maatfchappije moet opbrengen.
De dood van Koning Willem bragt het Gemeehebest in eenen vreemden toeftand. Vijf Gewesten
von-
(*) Mem. de Ker de Kerstand, III. p. 95. 178. 18a, (f; Tegenwoordige [iaat, I. St. bl. 437.
ser NEDERLANDEN. 513
Vonden zich van eenen Stadhouder, en de ganfche Staat van zijnen Capitein en Admiraal Generaal, beroofd. De Waardigheden waren in den jaare MDCLXXIV, erflijk verklaard in zijne Manlijke Naakomelingfchap; doch hij was overleeden zonder immer Kinderen verwekt te hebben. Hij hadt de laatfte keer, in Holland zijnde, gelijk wij zagen, zich veel moeite gegeeven om zijn Neef, Prins Jan Willem Friso, Stadhouder van Friesland en Groningen , die thans op de Hoogefchool te Utrecht zijna letteroefeningen voortzette , tot zijnen Opvolger te doen benoemen, gelijk hij hem tot zijnen algemeenen Erfgenaajn gefteld hadt; doch zonder vrugt: en de Staaten oordeelden te regt, dat deeze benoeming tot Erfgenaam hem geen eisch altoos gaf op de hooge Waardigheden, door den overleden Vorst in
't Gemeenebest bekleed De Koning van Pruis»
fen betwistte den jongen Prins het regt op's Konings Naalaatenfchap, deeze aanfptaak grondende op den Uiterften Wil vanFüEDERiK Hündrik , zijnen GrootVader van 's Moeders zijde. Hij liet dezelve zich. geheel toeëigenen door zijnen Afgezant in den Haag; van de Graaffchappen Lingen en Meurs maakte hij zich meester; en nam eerlang in perfoon bezit van het zogenaamde Oude Hof'xa den Haage. De Prinfesfe Weduwe van Nasfau, Moeder en VoogJesfë van den jongen Prins, noemde dit een geweldig bedrijf, beklaagde zich daar over bij deStaaren, en; Verwierf bij het Hof van Holland een Mandement, Waar bij zijne Pruisfifche Majefteit voor \ zelve, gedaagt!
WlLLETS DE III.
Gefchillen over de opvolging van Willem
DEJ* III.
gi4" GESCHIEDENIS
Wille»
Dl III.
Mfchaffin- 'a< het Satóhoudfrfcr »p i« vijf Gevesten.
daagd werd, 't welk hij zeer envel opnam. (*)< Hunne Hoogmogenden,door Koning Willem, zo wel als door Frederik Hendrik , aangefteld tot Uit* voerders van zijn' Uiterften Wil, durfden het gefchil tusfehen deeze twee Mededingers na 's Vorften Naalaatenfchap niet voluit terftond beflisfen: zij moesten den Koning van Pruisfen ontzien, die zijn Krijgsvolk dreigde opteontbieden, als zij hem geen regt lieten wedervaaren. Men regelde bij voorraad een Verdrag, ter deeling van de Etfênisfe. Een groote Diamant werd den Vorst ter hand gefteld: en hij gaf zijne toeftemming, dat zijn Krijgsvolk bij dat der Bondgenooten zou blijven. Hij nam, even als de Prins van Nasfau, den Tijtel en de Wapens van Oranje aan: doch Lodewijk de XIV, toen met dt Voorftanders des Aardshertogs, wegens de Spaanfche Opvolging, in Oorlog, nam dit Prinsdom in bezit voor den Prins de Conti (f).
De Vrienden van het Huis van Oranje zogten de 1 Waardigheden, door 's Stadhouders overlijden opengevallen , aan den jongen Prins te doen opdraagen,': en wil men, dat zij, om eene proef te neeuun van 'sVolks geneigdheid tot dien Vorst, een gerugt lieten loopen, dat hij krank, of zelfs overleden was; ter welker gelegenheid men ontdekte, dat de Landzaaten
voor
(*) Lamberti , Tom. II. p. 96. 97. 99, 033. Re-
fol. Holl. 170a, bl. 86. 116. 212 1703. bl. 134.
I70. 172. 237. Km'. 355- ea bl. 123.
i\) Mem. de Brandenbourg.
DER NEDERLANDEN. sig
Voor den naam van Nasfau verre van onverfcbiliig Waren. Poogingen en kunstgreepen waren even ijdel. De Staaten van Holland zich ontflaagen vindende van een gezagbetoon, meer gevierd uit flaatkunde dan uit genegenheid, vormden terftond een befluit, 't
welk den Stadhoudersgezinde» alle hoop benam i «
een befluit, om zonder Stadhouder te regeeren , waar van zij, op den vijfentwintigften van Lentemaand, in de Vergadering der Algemeene Staaten, naa een breedfpraaktig rouwbeklag over den dood van Koning Willem , op deeze wijzeJkennis gaven : Dat ,, zij, om de zwaare wonden, door dit fterfgeval toe„ gebragt, te heelen, geen beter raad wisten, dan ,, dat de Staaten der bijzondere Gewesten de han„ den inéénfloegen; eene volkome onderlinge éénig„ heid,liefde en vertrouwen aankweekten, en hoofd „ voor hoofd verklaarden, dat zij zich ftandvastig s, dagten te houden aan de gemaakte Verbonden, „ dezelven handhavende uit al hun vermogen , waar toe hunne Edele Gro'ot Mogenheden zich, van hunnen kant, volkomen gezind verklaarden, zul„ lende zij liever goed en bloed opofferen, dan het „ Gemeenebest, de Vrijheid en den Godsdienst zien ;, verlooren gaan." Verder verzogten zij, „ dat ,, hunne Hoog Mogenheden de Staaten der andere „ Gewesten wilden noodigen tot dergelijk eene verj, klaaringe, en dat men van de kloekmoedige be„ fluiten der Staaten ook kennis gave aan de Hoo„ ge Bondgenooten. En , in geval de andere Gewesff ten de zaaken en de Regeering van het Land, op Q de
Willem.
de Illi '
Si6
GESCHIEDENIS
Willem
de III.
Ü3 Vl,
andcring
op de be-
Helling
der Wet*
honder-
fchap
gaan in
Hol/and
zonder
vee!
moeite
cioer.
„ genoemde wijze, wilden ter harte neemen, twij„ felden zij niet aan eene gewenschte uitkomst (*).'*
Met deeze onbepaalde woorden gaven zij door de Algemeene Staaten de andere Gewesten duidelijk genoeg hunnen toeleg te kennen. De vier overige, thans Stadhouderlooze, Landfchappen , deeden dergelijke verklaaringen, zonder een enkel |woord te reppen van het begeeven der opengevallene hooge Waardigheden (f). In deezervoege greep de Staatsregeering weder ftand in 't Gemeenebest.
De Ilidderfchap en eenige andere Leden zouden gaarne gezien hebben, dat de verkiezing der jaarlijkfche Magiftraten, die voorheen aan den Stadhouder geftaan hadt, voor eerst, verbleeven geweest ware aan de Vergadering van hunne Edele Groot Mogenheden, aan welke men de benoeming wilde overgezonden hebben, met eene bijzondere aanprijzing der Perfoonen, welken de Steden gaarne verkoozen zagen. Doch de Magiftraat van Amfterdam verftondt , dat de Magiftraats-beflelling in de Steden van Holland op den eïgenlten voet behooide gebragt te worden, als waar opmen dien, in den jaare MDCL, ma het overlijden van Willem den II, gefteld hadt. De anderé Leden Hemden voor het groctfte gedeelte met Amfterdam, en de Wethouderfchappen vonden zich bekleedt met het zelfde oniif hanglijk gezag , 't welk zij voor de omwenteling , in den jaare
MDCLXXII,
(*) Refol. Holl. ijc2. bl. 7%. (t_) Net. Zeel. 1702. bl. 55. 52.
ékr. NEDERLANDEN. 517
MDCLXXII, bezeten hadden (*). Deeze verandering, ten aanziene van de beitelling der Wethouderfchap, ging in Holland, over 't algemeen? zonder merklijke opfchudding toe. Een gefchil daar over te Schoonhoven, te Gomichem en te Haarlem gereezen , werd door tusfchenkomst der Staaten bijgeJegd. En kwamen eenige Vroedfchappen, voorheen öntüaagen, weder in de Regeering (f).
.Maar in Gelderland, Zeeland, Utrecht en Overijsfel. waar het hooggefteege gezag van Willem den ■III, zints den jaare MDCLXXH, en de afzetting van een groot getal Regeeringsleden, veele misnoegden gelaaten hadt, liep het zo gemaklijk niet af. De afgezette Regenten wilden weder in hunne Ampten treeden , en de nieuwe zich in hunne Waardigheden handhaaven: deeze verdeeldheden gaven gelegenheid .tot zwaare gefchillen, gepaard met de gevolgen van gevaarlijke en langduurige tweefpalt. . De Staaten van Gelderland, na het overlijden des Stadhouders, te Nieuwmegen vergaderd, hadden op het ftuk der R.egeeringe beflooten , dat de Magiftraats-beftelling in de Steden, nu gekomen was, en voortaan blijven zou aan de bijzondere Wethouders derzelven. Deeze fchikking, ten voordeele der genen , die op het kusfen zaten, mishaagde allen, die
ten
(*) Wagenaar , Amft. VI. St. bl. «44. Groot Pla-
kaatb. V. D. bl. 7 15. Lamberti, Tom. II. p.
•60 8*.
(t) Wagenaar, Vaderl. Hifi. XVII. D. b!. 134. Ï35. Q2
WlLLEBt
oe iiL
Onlusten deswegen in de vier overige Ge^ westen.
In Gelderland,
51? GESCHIEDENIS
ten eenigen tijde daar ook eene plaats wenschten te bekleeden: en of voorheen van de regeering ontzet, of, huns ondanks, buiten bewind gehouden waren. De Gemeenslieden en Gilden hadden van ouds het regt gehad, om een dubbel getal te benoemen, waar uit de Wethouderfchap werd gekooren. DeGemeensluiden , welker getal tweeëndertig pleeg te zijn, waren thans tot op zes perfoonen uitgeftorven: deezen vorderden den Raad af, dat dezelve hun getal vol maakte. Hierop ontlloegen zij den ganfchen Raad van hunne Ampten, en Relden, nevens de Gildemeesters, een nieuwen Raad aan. Te Tiel en Bommel gefchiedde, ten zelfden tijde, bijkans op dezelfde wijze, de verandering der Regeerïng. De Staaten van Gelderland zogten de oude Regenten te handhaaven ; maar de Burgerij te Niemvmegen en Tiel droeg de nieuwe. Men richtte benden Vrijwilligers op, die, tot befcherming der nieuwe Regeering, gewapend, en met ontrolde Vaandels, door de Stad trokken : hunne zinfpreuk, restituta Libertas , de herstelde Vrijheid , duidde genoegzaam aan, wat zij van de oude Regeering dagten. De nog regeerenden lieten niets onbeproefd , om zich in de andere Steden van dat Gewest te handhaaven; zij zogtert zelfs de hulpe bij Krijgsvolk; doch de Burgers en Gemeensluiden, met moed en volhandigheid gewapend , krcegen de overhand, en verkreegen het aangelegen vooriegt om hunne Regenten te benoemen (*).
De
C) LASiCERTi, Tom. XII. p. 015. z66> 267.
Willem
be III.
der. NEDERLANDEN. 519
De Burgers in het nabuurigOw/yjr/è/bleeven geen onverfchillige Aanfchouwers van deeze Volksbeweegingen. De Gemeensluiden te Deventer, Kampen en Zwolle zetten de Wethouderfcbap af, en fielden eene nieuwe aan. Vrugtloos wilden die van Deventer zich ftaande houden door de Bezetting: twee Burgemeesters dier Stad namen de afzetting zo ter harte, dat zulks, naar zommiger oerdeel, hun den dood deedt (*).
De Staaten van Utrecht hadden de Regeeringszaaken op den voet van het jaar MDCLf. herfteld. In Amersfoort was het oud gebruik, de Wethouders, bij lootinge, te trekken uit de voornaamlre der Burgerije. Eenigen wilden, dat de verkiezing, even, als te Utrecht, bij ftemminge, zou gefchiedden. In Louwmaand des jaars MDCC1II, zogten de Staaten dit gereezene gefchil in der minne bijteleggen Maar Willem Teekman, Oud- Burgemeester, met Pietf.r van Houten en Richard Saap haalden de Burgerij over, om deel te neemen indientwist. De Ingezeetenen vatten de wapens op, verfcheenen gewapend voor het Stadhuis, zetten de Regeering af, en verkoozen, bij lootinge, dertien uit de aanzienlijkfte Burgers. Teekman, van Houten enSaapkwamen, met anderen van hunnen aanhang, op 'tkusfen. Korten tijd daar naa werd deeze verkiezing herdaan-, dewijl men de Burgers, uit welken de Kiezers
C) Lambirtt , Tem. XII. p, 192, Letir. de Tvssor ■«e Paict, Tom. Iï, p. 187.
Q 3
Willem
de III.
In Qver-
ijsfel.
In
Utrecht.
52o GESCHIEDENIS
Willem
de 111.
Verdeeldheden in Zetlaüd.
zers geloot waren, en de Gekoorenen, niet genoegzaam bevoegd oordeelde. In eene nieuwe verkiezing werd Teekman , met verfcheide anderen, voorbijgegaan. De nieuw aangeftelde Regeering ging, onder 't geleide van vliegende Vaandels en flaande Trom, na het Stadhuis, en ontvingen van de Burgers belofte van getrouwheid. De Staaten des Lands van Utrecht keurden de gehoudene handelwijze af, en zogten de oude Regeering te handhaaven. Deeze tegenkanting zette bet Volk, gellijfd door vak Houten en Teekman , aan , om eenigen der oude Regenten uit de huizen te haaien, vast te zetten , anderen te dwingen, de Stad te ruimen, en het pleegen van verfcheide balddaadigheden. Geene onderhandelingen konden de ontftelde gemoederen tot bedaaren brengen. De Staaten zonden Krijgsvolk, om de Stad inteneemen, gelijk z:j met de daad deeden, en Gemagtigden uit den Hove herftelden de Regeering. Van Houten , Saap en Teekman werden gevangen genomen, en de twee eerften veroordeeld om onthalsd , en de laatflen om met het zwaard over het hoofd gellaagen, en uit het Sticht. gebannen te wotden. Op de volvoering deezer ftrenge (traföefeninge volgde de rust: de Voorflanders der oude Regten «haddenmoeds noch magts genoeg,om ze te verdeedi&en (*).
Bij het afderven van Willem den Hl. herleefden de oude Partijfcbappen in Zeeland. Het Gemeen
feh;eeuw-
(*) Wagenaar Faderl. Hifi. XVII. D. bl. J44. enz.
der NEDERLANDEN. 521
fchreeuwde, dat de Stadhouder 's Volks Vrijheden gefchonden , en een onmaatig gezag geoefend hadt. De Staaten verklaarden de Waardigheid van Eerften Edelen vernietigd. Eenige onlusten te Tholen geree. ■ zen, magtigden zij de R.egeering dier Stad, om zelve eene nieuwe Wethouderfchap aanteftellen. Jacon Wouters, Rekenmeester en aanblijvende Raad der Stad , zijne Raadspiaats door deeze beflelling verboren hebbende, hitste het Volk op, en'tlieptot het uiterfte,zo dat Burger tegen Burger in 't geweer kwam, en verfcheiden gekwetst en gedood wierden. De Partij van Wouters, de overhand bekomen hebbende , voerde hem in zegepraal na 't Stadhuis. Eene nieuw aangeftelde Magifiraat gaf Wouters zijne Raadspiaats weder: doch de Staaten zich hiermede moeijende, veranderden andermaal de Regeering. —• Te Goes werden veele oude Regenten , in den jaare MDCXCü. geweldig afgezet en gebannen, door de Burgerij met de verloorene Ampten bekleed. Te Middelburg moest men gedwongen befluiten , de R.egeering te veranderen {*j.
De genomene voorzorgen, om de Volksbeweegenisfen te Itiïlen, Haagden overal niet even gelukkig. \ Het vuur van ongenoegen bleef fmeulen, en berste op i veele Plaatzen op nieuw met geweld uit. In Gel- k derlancl blaakte het met de grootlte hevigheid. De afgezette Regenten konden den hoon, hun aangedaan , vergeeten noch verkroppen. Zij vorderden,
in
(*) Wagenaaa, Vadert. Hifi. XVII. D, bl. 147.611-. Q4
Willem
de III.
Nieuwe mlusteri 1 Gel'srlartd.
522 GESCHIEDENIS
Willem 9'e ' lif.
in den jaare MDCCIV, de tusfchenkomst der Algemeene Staaten. De nieuw aangeftelde Regenten beriepen zich fchriftlijk op de wettigheid hunner verkiezinge. Die van Arnhem beweerden, dat de overleden Stadhouder de beftellinge der Regeeringe niet wettig hadt kunnen doen, dan naa dat hij daartoe gemagt'gd was van de Wethouderfchap, met toeftemming der Gilden en der Gemeensluiden; dat, deeze niet gevraagd zijnde, dan daar uit volgde, dat de oude Regeering nooit wet'.ig aangefteld geweest was. Dat liet regt, om de Regeering te bentellen, naa den dood des Stadhouders, niet gerekend kon worden vervallen te zijn aan eenige weüooze Regenten ? maar aan de Gemeente; zijnde de Stad reeds, in den jaare MCCXXX1II, door Graave Otho van Gelder vrij verklaard. De Algemeene Staaten zich ftreelende met het denkbeeld, om hun gezag in de Steden te vermeerderen, verzogten de nieuwe Regenten, óm eenigen na den Haage te fchikken. Dan deezen wilden hunne regten niet laaten afhangen van de onzekere beflisfmg eener bemiddelinge; zij verklaarden, dat zulk eene bezending van Gemagtigden volitrekt aanliep tegen het jus de non evocando, volgens 't welk niemand buiten zijn Gewest in regten kon betrokken worden. ■—■ Te Harderwijk rees, over dit brengen der gefchillen na den B^age, zulk een hooggaand misnoegen en tweefpalt, dat men met reden voor een bloedbad bedugt was. Vrij algemeen waren de klagten, dat de Algemeene Staaten, het oor kenende aan de tong van verfcheide omrits-
dek NEDERLANDEN. 523
f listige en eerzugtige Geesten, zich eene magt, welke hun geenzins toekwam, wilden aanmaatigen , en dat men Menfchen, lafhartig genoeg , om te beweeren, dat het Landsbeftuur een hoofd noodig hadt, om de éénsgezindheid tegen misnoegden te bewaaren, moest wantrouwen.
De Steden des Kwartiers van Nieuwtnegen hielden zich zeer gebelgd over de handelwijze der Algemeene Staatenj die, huns oordeels, meer naar bevelen dan naar verzoeken zweemde, en aanliep tegen de Vrijheid des Lands ; maar, en deeze verklaaring, en de tegenkantingen van Zeeland en Stad en Lande in de Vergadering der Algemeene Staaten waren van geene beduidenis. De Algemeene Staaten de Volksgezinde Regenten niet kunnende beweegen., om Gemagtigden na den Haage aftevaardigen , fchikten eene bezending na Gelderland. Doch wat konden zij uitvoeren tegen Regenten, wier gezag algemeen bevestigd en met 's Volks goedkeuring gefterkt was?
In Gelderland was een ander gefchil ontdaan tusfehen de Steeden en de Ridderfchap, over het heffen der gemeene middelen: men wierf volk tegen elkander. Niet weinig werd de bovendrijvende Partij geflijfd, door bewustheid, dat de Staaren|van Holland ze heimüjk begunftigden. Zij zagen met genoegen, dat de Regeering der Gelderfche Steden in handen bleef van de zodanigen, die met hen zamenfiemden in het goedkeuren eener Stadhouderlooze Regeeringe, en het handhaaven van dezelve. Vier Afgevaardigden vertrokken na Arnhem, om te' arbeiden aan Q 5 het
Willem de III.'
524
GES CHIEDENIS
Willem ie in.
het bijleggen der g ^fchillen, zulker wijze , dat de tegenwoordige Wet kouders de regeering in handen hielden, en elkandi :r redelijker wijze verdroegen , ten aanziene van het h effen der gemeene middelen. Van der Afgevasrdigdei i geneigdheid onderrigt, werd de wettigheid hunner : sendinge niet in twijfel getrokken. Zij bragten het zo verre, dat zij, op den dertienden van Wintermaand des jaars MüCCIV, een Verdrag troffen tusfehen de Ridderfchap en de Steden des Valuw fchen Kwartiers , inhoudende , dat* de Ridderfchap en de Steden wederzijds de Voorregten zouden blijven bezitten, welkenzij, van het jaar MDCLI. tothetjaar MDCLX'Xiï, gencoten hadden; dat de Verpagting der gemtïene Middelen door de Steden , en die dei Kwartier -tienden door de Ridderfchap gefchied, voor deeze r ïize zou Rand grijpen, en dat de regtspleegingen en all e daadlijkhedcn tegen elkander van nu af zouden oph ouden. De nieuwe Regters, in deezervoege, gerugfteund, ontwierpen het plan eener Verbintenïsfe, om elkander in de Regeering bijteftaan tegen de aanflagen der afgezette Rcgenteu; maar de Gemeenslfeden en Gilden, begrijpende dat het ontwerp dier Verbintenisfe tot niets minder ftrekte dan om tegenwoordige Regenten onafhanglijk en erflijk te maaken, weerden het in Rand brengen van dit Verbond.
In 't Velmvfche Kwar tier fcheen alles meer en meer tot rust te neigen; dc ch te Nievwmegen reezen op nieuw beroertens vau eenen alleriorglyköön aart. De Afgevaardigden jj w Staaten van Holland- tc dier
Ste-
DER NEDERLANDEN. 525
Stede gekomen, vonden dezelve vol beweeging om de oude Regeering te herftellen. Zij konden 'er niets uitvoeren: en de tweefpalt groeide aan. De afgezette Regenten en derzelver begunltigers fpanden zamen met eenige Titlemars, en hadden niets minder voor dan de Regeering gewapenderhand te veranderen. Tusfehen de vijftig en zestig Perfoonen, meest jonge lieden , op verfchTllende wijzen gewapend , verzamelden in een herberg ; trokken na 't Stadhuis. dwongen, met het geweer op de bprst, de Regenten hunne plaatzen te verlaaten, en deeden den Raads. vriend Willem van Loonx, dien zij voor een Begunstiger hunner Partije hielden, de plaats van Voorzittenden Burgermeester bekleeden. Het gerugt vloog door de Stad, dat het Stadhuis ingenomen en de Raad vermoord wierd. Op 't kleppen der klokken kwam de Burgerij in 't geweer, rukte na't Stadhuis, fchoot op de aanvallers, die in een oogenblik verftooven. De verdreeve Regenten namen de verlaatene plaatzen in. Vier der gevangenen werden dien zelfden avond uit de venliers van 't Stadhuis opgehangen. Eén der pude Regenten Dr. W. Roukens werd 's anderen daags op de plaats van het Stadhuis onthalsd, en nog één der handdaadigen gehangen. Van Loon verklaarde men tot Raadvriendsplaats onbekwaam, en het burgerfchap onwaardig. In andere Steden van dat Kwartier oniftonden dergelijke, fchoon geen zo hoogloopende, bewecgenisfen , door de geweezene Regenten verwekt; doch zij konden het gezag der
nieu-
WlLLEHt
de ui*
5a6 GESCHIEDENIS
Willem
se III.
nieuwe niet doen wankelen (*). Men wil, dat deeze heimlijk geftijfd wierd door Zeeland, in welk Gewest toen dergelijke partijfchappen heerschten , en bovenal te Middelburg , waar de Kiesheeren , gemagtigd om deel te hebben in de jaarlijkfche beitelling der Wethouderfchap, hunneregten, van welken men ze hadt willen berooven , zogten wedertekrijgen. In dit Gewest werd de rust ten ceezen jaare herfteld (f).
Maar in Gelderland ontbrandde het vuur van tweedragt geduurig weder, en, in den jaare MDCCVTI, op eene heftige wijze , ter gelegenheid van den voorflag der twee Gewesten, die eenen Stadhouder hadden, om dien zitting te doen hebben in den Raad van Staate. De Adel was hier fterk voor ; doch de Steden Arnhem, Harderwijk, Hattum , Elburg en Wageningen kantten 'er zich tegen, en wonnen het
ftuk eindelijk: met de meerderheid. De band der
éénigheid tusfehen de Steden werd verbroken, doordien Wageningen de Ridderfchap was toegevallen, en, tegen het gevoelen van Arnhem op eenen Kwartiersdag ter dier Stede , dreef , dat zekere Aaipten niet, dan geduurende den Landsdag , behoorde begeeven te worden. De Afgevaardigden van Wageningen waren niet te rug gekeerd, of 'er rees een genior onder 't Volk, dat zij hunnen pligt waien te buiten
(•) Wagenaar , Vader/. Hifi. XVII. D, bl 231.246. (\) Zh aldasr, bl. 24Öjenz.
Dik NEDERLANDEN. 5*7
Ten gegaan. De Regeering, verzekerd, dat dit gemor door de Gemeensluiden verwekt of gevoed werd, bewoog eenigen uit de Schutterijen en Gilden , om de hand te leenen tot het afzetten der Gemeensluiden. Het gefchiedde, ondanks de tegenkanting van het Kleermaakers Gilde, en een groot gedeelte der Sti Joris Schutterije. Eén der afgezette Gemeensluiden was Hopman over eene bende Vrijwilligen, die hij terftond op de been bragt, en een ander vervoegde zich na Arnhem, om hulpe. De Wethouderfchap dier Stad zondt twee Burgemeesters , aan 't hoofd van eenige Vrijwilligen , die met vier ftukken gefchuts na Wageningen trokken. Digt onder de Stad genaderd , zonden de Arnhemmers een Schildwigt, welken zij daar aantroffen, binnen , met verzoek om eenigen uit de Regeering te fpreeken. Vier verfcheenen 'er op dit verzoek; doch zij werden terftond gevat, in een Koetswagen gezet, en na Wageningen te rug gevoerd. De Poort was gefloten, men plantte het gefchut, en opende dezelve met geweld. Deeze Heeren moesten veel wederwaardigheids verduuren ; doch werden eerlang ontflagen , en in hunne Ampten herfteld. De komst van Krijgsvolk deedt de zodanigeu, die voornaamlik de hand gehad .hadden in het bemagtigen van Wageningen , ten Lande uitwijken. De benden Vrijwilligen in de Gelder fche Steden werden, bij een Plakaat der Staaten, afgefchaft. Nieuwmegen en Arnhem moesten Krijgsvolk inneemen, en 'er viel in die beide Steden eene groote verandering voor in de Wethouderfchap.
De
Willem de III.
'528 GESCHIEDENIS
Willem
xe III.
Da driejaarige Regeering , welke , in den jaare
MDCCIV, in de mééste Gelderfche Steden ingefteld was j hieldt Hand tot het jaar MDCCXV1I, toen de Wethouders door's Lands Staaten van den Eed, op de driejaarige Regeering gedaan, ontflagen, en voor hun leeven aangefteld werden, onder beding , dat de openvallende plaatzen door de overblijvenden zouden aangevuld worden, uiteen dubbel getal, door de Burgerij en Gillen, Gcmeensluiden, of Gemagtigden , naar de gewoonte van elke Stad, benoemd. Schoon deeze verandering , waar door de Gemeente zich verltooken hieldt van een gedeelte der Voorregten, welken zij, naa den dood van Koning Willem, hadt gehoopt wedertekrijgen, nieuwe opfchudding ia zommige Steden verwekte , hieldt dezelve welhaast op. Een Plakaat van algemeene vergiffenis, in Wintermaand 'des jaars MDCCXVTI. afgekondigd, herRelde de lang ontbeerde riLt in Gelderland. In eenige Steden bleeven do nieuwe Wethouders op'tkusfen; maar in zommige geraakten 'er de oude weder op; en in andere was de Regeering uit oudeen nieuwe zamr'v'g'Jl!ehl (*).
Men zouveelügt, het oog flaande op deeze bij. ééngevoesrde onlusten, in Gelderland ontftaan, zeer nadedwe gevolgen trekken tegen Regeringsvormen , waar in het Volk veel zejrgens heeft : maar , als men 't in den prond befchouwt, omftonden deeze onlusten min uit het aandeel des Volks in de Regeering,
(_*) Wagenaar, Faderl.Ilifi. XVII. D. bl. 099- 305.
der NEDERLA NDEN. S*?
Ting, dan uit de onzekerheid, veroorzaakt door eene verkeerde zamenvoeging der .'Stadsregeeringen , of liever uit de voorgaande gewe ldige aanmaatigingenWanneer het Volk Regten heaft , en deeze Regten wel bepaald en naar eisch op.'gewoogen zijn , kan de magt, aan 't zelve in de verkiezingen gegeeven i geene nadeelige gevolgen hebben. In tegendeel bragt ze zeer groote voordeelen toe, verpligtende elk Burger, dat hij, om in de flegeering te komen, min op geboorte dan op verdiensten moet fteunen. Het firaalt, wijders , elk 'm 't oog , hoe nuttig het aandeel van 't gezag des 'Volks is , bm de Befiuurders omzigtiger te maaken, en min vervuld met een dwaazen trots, die een Y.Vijsgeer aanziet als een hoon, der Menschlijkheid aaugedaan.
Bij hiet vermelden van deeze veranderingen in de Regeering der Steden, voorgevallen naa den dood van Willem den 'ill, zal het voegen, een korte fchets te geeven van de verandering, daar door veroorzaakt in de llegeer'ing derBondgenootfchaplijke Gewesten. Met de n aanvang des jaars MDCCIU , vorderde de Raad v an Staate , tot de onkosten van den aanfiaanden Ve ldtocht, twee millioenen en negenhonderdduizend Guldens, behalven nog vijfhonderdduizend GuldeniS tot de behoeften der Magazijnen. Tot in Itandho uding en verbetering van de Zeemagt, was 'er zes millioenen , honderd en negentig duizend, achthonderd en vierentwintig Guldens geëischt. Holland betvilb'gde, voor zijn aandeel , in beide deeze vorderin gen. De 21 idere Gew;sten toonden zich geheel
Willem de III.
't Gezag van Holland Jiïmeerderd.
53o GESCHIEDENIS
Willem
DE III.
heel niet gereed tot het "geeven van hunne toefremming. De Staaten van Holland verfcheenen daarop in voilen getale in de Vergadering der Algemeene Staaten, en de Raadpenfionaris Heinsius hieldt hun voor den gevaarlijken ftaat van het Gemeenebest; hoe Holland de Bondgenooten tot een moedig befluit, ter bewaaringe van Godsdienst en Vrijheid, hadt aangezet, waarop een magtig Leger ten Velde, en eene groote Vloot in Zee gebragt was; hoe geen vaste en duurzaame Vrede kon verkreegen worden t dan met den Oorlog ernstig doortezetten: 's Vijands toerustingen tot den aanttaatfden Veldtocht vorderder ;en de nauwfle verééniging en zamenfpanning van bragten ; gebrek aan ééndragt onder de Regeering van eenige Gewesten deedt de gemeene zaak agterwaards loopen ; de nood/ge bewüligingen kwamen traaalijk in, en de aandeelen werden niet tijdigopge* bragt; men verzuimde in de meeste Gewesten het Krijgsvolk voltallig te houden; de eisch tot het aanvuilen der Magazijnen was door eenigen niet aangenomen , en coor anderen liegt voldaan. Ging het voort op dien voet, dan zou geen Leger ten Velde gebragt, geene Vloot in Zee gezonden kunnen worden . en de Magazijnen zouden onvoorzien blijven van de noodige Krijgsbehoeften. Dit alles ftelde het Gemeenebest bloot voor eenen vijandlijken aanval. Om alle deeze veikeerdheden, en daar uit tedugtene rampen, te weeren , het tegenovergeflelde uittewerken , en 's Lands heil te bevorderen , ging Holland niet alleen met raad , maar ook met daad voor. De
fctaa-
der NEDERLANDEN. 531
Staaten van dat Gewest vertrouwden, dat die der andere oppermagtige Gewesten hun voorbeeld zouden volgen, en in de eifehen des Raads van Staate bewilligen: ten welken einde zij verzogten, dat aan de Gewesten mogt gefchreven , als mede dat Gelderland en Zeeland, diehaare aandeelen niet opbragten, mogten bezonden worden (*).
Deeze poogingen der Staaten van Holland, om de andere Gewesten tot het opbrengen van hunne aandeelen in de gemeene lasten te beweegen, naderhand dikwijls herhaald, wijzen uit, hoe zij, naa den dood des Stadhouders , dit gedeelte des Stadhouderlijken werks op zich namen. De Raadpenfionaris , die bij deeze gelegenheden het woord voerde, herkreeg het aanzien , door het Stadhouderlijk gezag verlooren; en Holland , het magtigfte en rijklle Gewest des Bondgenootfchaps, In de Vergadering der Algemeene Staaten, dat overwigt , het welk 't zelve altoos hadt ten tijde eener Stadhouderlooze Regeering.
In Slachtmaand des jaars MDCCIU, hadt de Raad van Staate in bedenking gegeeven, of men niet behoorde te befluiten tot het verkiezen van eenen Ca pitein-Generaal ? De voornaamste Gewesten betoonden hier toe weinig genegenheids. De Staaten van Friesland oordeelden , dat Jan Willem Friso niet alleen tot Generaal van het Voetvolk zou worden aangetield, maar ook met eenen rang boven de
an-
(*) Lamberti, Tom. II. p. 327. VUI.Deel.aSt. R
Willek* de UI.
Gefchillen over de bevorderingendes Prinfen van Oranje.
5S2 GESCHIEDENIS
Willem
BE III.
andere Generaals, die te ge'ijk ftonden benoemd te* worden. De andere Gewesten keurden dien P. in* te jong tot eene bediening van zo veel gMrigU , die rij. pe ervaarenis eischte; nogthans betuigende genegen te zijn, om hem te bevorderen, als de jaaren en ondervinding hem bekwaam maakten, om den Lande dienst te doen. De Staaten van Holland, inzonderheid bedagt, om zich aantekanten tegen alles , wat het Huis van Oranje kon verheffen , verklaarden , in Louwmaand des volgenden jaars , dat zij den Heer van Ouwerkeek tot Veldmaarfchalk , de Heeren Slangenburg en den Graaf van Noyelles tot Generaal van het Voetvolk , en den Graaf van Tilly tot Generaal over de Ruiterij benoemden. Eene Amptsbenoeming , die , aan den eenen kant, weinig genoegen gaf aan de andere voornaame Perfoonen, in 's Lands dienst, en, aan den anderen kanty allen de Gewesten niet fmaakte. Friesland en Groningen drongen op nieuw aan op de bevordering van hunnen Stadnouder. Eene Bezending , derwaards tiit de Algemeene Staaten afgevaardigd , werd deeze middelweg voorgeflagen : Dat de jonge Prins , van nu af , tot Generaal van het Voetvolk zou worden aangefteld, in rang naa den Graave van Noyelles , mits hij dit Ampt niet bekleeden , noch de Wedde, daar toe gefteld, genieten zou, eer hij den ouderdom van twintig jaaren bereikte : alleen zou bij, van nu af, zitting , doch geene ftem, hebben in de gewoone Knjgsraaden. Met eenige huivering
werd
O eb NEDERLANDEN. 533
werd deeze voorgeflagene middelweg betreeden door de overige Gewesten (*).
Zeeland al'een leverde eene fterke Verklaaring in tegen de aanftelling des Prinfen van Nas/au. De Staa'en van dat Gewest merkten aan, „ dat het 9, Land, in den tegenwoordigen ftand der dingen, „ niet gediend was met eenen Generaal in naam» „ maar met Overften van jaaren en ervaarenis ; dat „ de mindere Krijgsbevelhebbers niet zouden kunnen „ naalaaten voor den Prins eene agting te hebben , ,, die niet. overéénkwam metderzelver rang en ver„ diensten , offchoon zijne Hoogheid nog voor eerst 5, ge.noienst deedt ais Generaal; dat de Luitenant,, Generaa 's ook moedloos zouden gemaakt worden ,
als zij zich een Generaal, van zo veel minder jaa„ ren en bekwaamheid , boven 't hoofd gefteld za„ gen; dat deeze bevordering ook argwaan ftondtte „ geeven aan uitheemfche Mogenheden, die de Staat „ met reden behoorde te ontzien , vooral zo 't eens
gebeurde , gelijk ligt het geval zou weezen, dat „ het opperbevel over de Legers van den Staat den „ Prinfe , ten eenigen tijde, in handen kwam. — ,, Dat men ook agt moest liaan op de tegenwoordige „ gefteldheid der Regeeringe , en zich niet laaten ,, inwikkelen in bevorderingen, die eene brug leggen „ konden tot eenen vorm van gebied, waar toe noch „ Zeeland, noch de andere Gewesten , zich gaarne
„ zou.-
(*) Wagenaar Vadert. Hift. XVII, D. bl. 207 enz. R 2
Willem de III.
534
GESCHIEDENIS
Willem
de III.
,, zouden doen wederbrengen : waar op de Staaten „ van Zeeland inzonderheid ie letten hadden, dewijl „ de Prins van Nasfau gefield was tot Erfgenaam „ van Koning Willem, onder wiens ïNalaatenfchap
de Markgraai'fchappen van Veere en Flisftngen, „ twee Remmende Sreden van dit Gewest, behoor» „ den. Dat, wijders, huns oordeels, de goede or„ de in de Regeering van deezen Maat vorderde, „ dat een Stadhouder van eenig Gewest niet te ge„ lijk Generaal ware in het Leger." Hier op volgde eene volllagene ontkenning van den Prinfe van Nasfau als wettig vejkezenen Generaal: eene weigering , dat de Troepen, ter betaalinge van Zeeland ftaande, hem eenige gehoorzaamheid zouden bewij. zen: een beklag wegens de veragting en overheerfehing , met welken zij behandeld werden ; en met verzekering, dat zij maatregels zouden neemen tot handhaaving van de oppermagt hunsGewests- Geen de minste verandering maakte deeze Verklaaring in het befluit. Korten tijd daar naa , deedt de jonge Prins den Eed , als Generaal des Voetvolks, in de Vergadering der Algemeene Staaten (*).
Vreemd, in de daad, dat de Staaten van Zeeland toen beginze's beweerden , op welken de Raadpenfionaris de Witt het Eeuwig EdiEl gegrond hadt, tegen 't welk de Zeeuwen zich het allerfrerksf aankantten. Zo zeer-hadt het volftrekt gezag van Willem
(*) Lamberti, Tom, XIII. p. 17. 19.
der NEDERLANDEN. 555
iem den III. de geesten verbitterd , en met voorzorg tegen de Stadhouderlijke overheerfching vervuld. Groningen zelve verklaarde zijn Stadhouder, in den jaare MDCCVII. onbevoegd, om in den Raad van Staate te zitten. — Friesland naamlijk hadt, in den jaare MDCCV , eene nieuwe pooging gedaan tot bevordering van zijnen Stadhouder , en getragt te beweeren , dat hij zitring kreege in den Raad van Staate. De andere Gewesten vonden deezen voorflag onvoeghjk , dewijl de twee Gewesten , in zulk een geval, vijf Remmen zouden hebben van de dertien, uit welken de Raad van Staate , waar men hoofd voor hoofd, en niet bij Gewesten,Remt, dan beftaan zou ; dat ieder der twee Gewesten drie Rem. men, en dus zo veel te zeggen zou hebben als Hol' land ; dat zij ieder ééne Item meer zouden hebben dan Zeeland, en twee ftemmen meer dan Gelderland , Utrecht en Overijsfel (*). . Utrecht
verklaarde zich eerst tegen zulk eenen voorflag. Holland volgde dit voorbeeld, en Zeeland voegde zich bij deeze Gewesten. Naa veel gefchils over dit ftuk , waar in elk zich op Inftructien van den Raad van Staate beriep, werd het eindelijk, in't jaar MDCCVII, afgedaan. Gelderland voegde zich bij de weigerende
(*) De Raad van Staate beflondt, ten dien tijde , uit twaalf Leden , drie wegens Hol/and , twee wegens Zeeland, Fiiesland en Stad en Lande, en Cén wegens Celdn land, Utrecht en Overijsfel.
Willem de 111.
De Prins van 0ranjeontzet van het regt, om in den Raad van Staate te zitten.
53(5 GESCHIEDENIS
de Gewesten, en Stad en Lande was overgehaald, om zich niet aailtekamtenitegen het befluit , bij 't welk „ de Stadhouders van één of meer Gewesten, „ wanneer de overigen geene Stadhouders hadden^ onbevoegd verklaard werden, om in den Raad van Staate te zitten (*)." Men twijfelt niet, of de nieuwe Koning van Pruis/en , de Mededinger van Prins Jan Willem Friso, ten aanziene der erfenisfe v..n Koning Willem , wiens belang het was, dien jongen Vorst laag te houden , hadt veel toegebragt, om de Staaten deezen Rap te doen neemen. D >ch, om den Prins, die zich beroofd zag van een fchitterend Voorregt, en Friesland , 't welk een, zijns bedunkens , onbetwistbaar regt hadt moeten afRaan, eenigzins te gemoet te komen , werd befloten , dat de Prins, zo ras hij twintig jaaren zou bereikt hebben , het Generaalfchap over het Voetvolk zou aanvaarden , en de gewoonlijke Wedde genieten (+)• ^n werd hij zedert, in het Leger bij Soignies, door den Veldmaarfchalk Oltwerkerk voor Generaal verklaard.
De uitfluiting des Prinfen van Nasfau uit den Raad van Staate gaf een hevigen fchok aan deVrienden van dat Huis. Eenige Gewesten fcheenen dien niet fterk genoeg te rekenen , en 'er nog meer aan te willen toevoegen. De Staaten van Overijsfel waren
(») Refol. Holl. 1707. bl. 340.
(*; Lambkr.ii, Tom. IV. p. 662. 663.
Willem de III.
der NEDERLANDEN. 537
ren het, wegens het weeren des Prinfen uit den Raad van Staate, met Holland, Zeeland en Utrecht ééns geweest, in vertrouwen, gelijk zij verklaarden,dat de Bondgenooten met. hen ook wel zouden willen overéénkomen ten aanziene van de vastftelling derte" genwoordige Pvegeering in de Veréénigde Gewesten. Te weeten zij hadden befloten , „ nooit weder te „ komen töt het aanftellen van eenen Stadhouder, „ welk Ampt (zo zij beweerden) oulings ingevoerd „ was , om dat de Hertogen , Graaven of Heeren 5, deezer Landen niet altoos tegenwoordig waren in .„ het Gewest, waar over de Stuaten nevens hen re„ geerden; waarom het ten langden met den Mun„ fterfchen Vrede behoorde vernietigd geweest te „ zijn. Het gezag des Prinfen van Oranje hadt te „ wege gebragt, dat men nog naa dien rijd Stadhou„ ders hadt aangëfteld,: doch, deeze wijze van re„ geering eindelijk, met den dood des Konings van „ Groot -Brittanje, opgehouden hebbende, was de „ Staat in zijne volkomene en uitgeftrekte Vrijheid „ gekomen, waar in zij voorhadden in hun Gewest „ te volharden." Zij verzogten de andere ftfadhou. derlooze Gewesten , een dergelijk befluit te neemen (*). Het ftuk kwam in ernstige overweging • ja z 'ïnmigen fcheenen niets'minder ten oogmerk te hebben , dan om weder , gelijk ten dage van den Raadpeufionoris de Witt, eene harmonie of overéén-
(*) Refol. Overijsfel, 22 April 1707.
Willem de III.
Vier Gewestenraadpleegen , om peenen Stadhouder aante ftellen.
53ft GESCHIEDENIS der NEDERLANDEN.
Willem de III.
Einde van het Achtfte Deel.
éénftemming te bewerken onder de meeste Gewesten, bij welke men zich verbondt, geenen Stadhouder aameftellen. Men overwoog, men raadpleegde , en eindigde met niets te befluiten.