Kleine dichterlyke handschriften. Eerste(-twintigste) schakeering.
Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar
D E
EENDRAGT.
Een zagte geestdrift fpoort my aan. Verheven onderwerp! ik zal uw fchoonheid zingen,
Myn lier voor u de tonen (laan; ó Eendragt! u ter eer, de fnaren zagtjes dwingen.
U, dochter Gods! ja, u ter eer, Leg ik, op 't feestiiltaar, door 't reinst gevoel gedreven,
Myn nedrig offer dankbaar néér. Achl kon myn ftaamlend lied u hooger lofzang geven!
6 Grootsch verheven dichtrenry! Gy, wien de lauwerkrans reeds vast zit op de hairen!
Duld dat myn fchaamle poè'zy • Uw floute tonen volg', hoe jong en onervaren.
'k Vat, op uw fpoor, het fpeeltuig aan, En wil aan Eendragts heil, ach, eens het onze! denken:
Gy wraakt dit niet, ik ben voldaan; 'k Voel door voleindingslust my onweêrflaanbaar wenken.
Ga 6 Gy,