Vaderlands zakboekje, ter bevordering van wetenschappen en fraaije letteren. Of Almanak voor het jaar 1800
(19 y
Maar dat alles moet bezwijken,
Als 't noordwesten toomloos woedfc Reeds van de allervroegfte dagen Trof ons flora en waterstoodj Talloos voelden wij die Hagen;
Veld en dorp, van hulp ontbloot* Zonken in de woeste golven;
Measch en vee, geboomte en vruchï, Eeuwig in den poel bedolven,
Smaakten nimmer vrijë lucht, — Wijl de winter was geweken,
En de lente nader trad, loeide een flora uit woeste ftrekea *
Geesfelde het zilte nat: 't Water, buldrend opgeftegea, Beukte fluizen, dijk en dam , Niets hield dit geweld meer tegen»
't Stevigfle gewricht wierd lam, Volland deed een noodkreet horea,
Wijl zijn fchone Diemermeer Doorgebroken, fcheen verloren.
Huis en boomgaard fpoelden neêr; \ Vee, ten ftallen uitgedreven.
Zwom al zuchted in den vloed; De arme Landzaat redt zijn leven Naauwlijks, daarbij have en goe* B4