om JES. IX. s, 6. f9
den Mesfias aanmerken • ten mm m God Almagtig, den Opperheerfcher des HeelaJs. Doe het Hebreeuvvsch woord heeft niet alleen de betekent van Kaaien maar ook van vermaanen, gebieden, aaneen In dien. zin wordt het genomen aangaf de de Propheeten, welke Gods .wil den mJcheti openbaarden, en hen tot het opvolgen van denzelven aanmaanden Dat men den Mesfias als zulk een
aherdoorlugrigst Propheet bij uitftek te verwaten had, was reeds van Mofes in de voorheen gemelde Codfpraak aangeweezen. En van denzelven leest men ook m den XVI Pfalm (vers 7 > Ik zai den Heer£ looven, die mij raad geeft (dj. Die beide betekenislen daarenboven, van ragden, fchynen nog eene andere eigenlijke tot haaren oorfprong gehad te hebben, van met het hoofd naamelijk te knikken, of te wenken (0 , Waaruit ^
'J - . .. . na-
14. Jef. XLI. 28 Dus leest men bij Cic. de Lel
«I. 19. Est autem boni aüguris, méminisfe
Optdmo Maximo- fe ConfUiarium atque
CO Welke onder het Arabiseh gevonden worêf En deeze eigenlijke betekenis -dunkt mij gepast, Pf! AAXU. 8. Ik zalu toewenken met mijn oog. Zou het ook te verre gezogt zijn , het berigt van Strabo hierbij te brengen , dat in den tempel van Jupiter Hammon de godiluaaken gemeenlijk niet met woorden , maar met tokken, of wenken, en andere tekenen gegeven wierden? Geogr. Lib. XVII. P. 1168. C,
Stinstra, Joannes, "Oude voorspellingen aangaende den Messias en deszelven openbaaringe [...] in eenige leerredenen. : TWEEDE DEEL". "Tweede deel". Plaats, Volkert van der Harlingen, 1768-1801, 1779. Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=dpo:9727:mpeg21:0004