MORGENDAUW.
O, laat ons samen gaan en hand in hand stil-peinzend dwalen door mijn lentig land, waarover Mei den dag der stralen schiet, terwijl Zij in uw blik zich-zelven ziet....
Kom dan, mijn Kind, ik wacht en ben alleen, en door de nachten klonk mijn zacht geween, maar niemand was er, die mijn woord vernam en troostend aan mijn stille sponde kwam
Maar gij zult hooren op mijn moede stem en tot mij komen, dat üw liefde stremm' den weedom van mijn liefde en hunk'rend hart, dat vlocht voor u de bloemen zijner smart
91
Gerversmann, H. (Jr), "Morgendauw : verzen : -". [Alberts], [1914]. Geraadpleegd op Delpher op 25-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB02:100003665:00009