106
V.
Ten onrechte verklaart Wijnaendts Francken (de Psychologie van het Droomen, bl. 60) de geringe intensiteit der droomelementen uit het ontbreken van een objectieven grondslag
VI.
De door Ziehen (Psychophysiologische Erkenntnistheorie S. 8; 30) gegeven analyse van het naief bewustzijn is ir zooverre niet juist, als ook op dit standpunt reeds tusscher voorstelling en object onderscheid wordt gemaakt, al wordl ook gelijkheid van inhoud verondersteld.
VII.
Het opstel van H. Rickert: „Psychophysische Causalital und psychophysischer Parallelismus" (in Philosophische Abhandlungen Christoph Sigwart zu seinem siebzigsten Geburtstage gewidmet) lijdt voornamelijk aan de fout, dat een van de materieele causaliteitsprincipes, de aequivalentie van oorzaak en werking, bewust ter zijde wordt geschoven.
VIII.
Onjuist is de o. a. door Sigwart (Logik II § 97b) uitgesproken meening, als zou het verband tusschen wilsbesluil en handeling principieel begrijpelijker zijn dan eenige andere psychische causaliteitsreeks.
IX.
Wanneer Bergson (1'Evolution Créatrice p. 137) het menschelijk zenuwstelsel „un véritable réservoir d'indétermination" noemt, verliest hij daarbij uit het oog, dat ook de grootst mogelijke complicatie causale gedetermineerdheid geenszins buitensluit.
Stockum, T.C. van, "Spinoza, Jacobi, Lessing : -". z.u., 1916. Geraadpleegd op Delpher op 28-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB02:100003817:00007