De voorhof
Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar
XI
Nu 't overschoon tumult der bloesemvlagen
Opvlamt — bedenk, dat gij niet klagen zult.
Dit is óók schoon : als 't barsch beheer der plagen
Tot trotsche zwijgzaamheid de lippen krult.
Als 't luisterrijke juk der lentedagen
Getorscht wordt door een trotsch-gekromd geduld,
Een smart-verbeten mond, die niet wil klagen,
Totdat het straffe vonnis is vervuld. *
Ik wil uw handen, eigenwillig, kussen
En 't hoofd, nog overvol van aardsche dingen,
Getroost neerleggen in uw zachten schoot...
Wilt gij mijn klagelijke onrust sussen,
Dat ik, omhuifd van schemer, nog mag zingen
Zoetluidende praeludiën van den Dood.
89