Atjèh
een privaatrechtelijk karakter dragen, de bestuursbemoeienis voortaan zou zijn uitgeschakeld en dat de heffing dier rechten verder aan de belanghebbenden zou worden overgelaten (Bt. 13 September 1915 N°. 435).
Thans is dus het wettelijk maximum van wasé pangkaj en wasé peutoeha afgeschaft en is alleen nog maar bij uitvoer de wasé oelèëbalang verschuldigd a ƒ 1 per pikoel, welke in de betrokken (afdeelings-, onderafdeelings-, of) landschapskas gestort moet worden. In de meeste landschappen hebben de rechten der hoofden op de wasé oelèëbalang van peper en pinang zich echter reeds opgelost in de vaste bezoldigingen, die hun volgens de begrootingen van uitgaven van bedoelde kassen worden tegoed gedaan. Alleen in enkele landschappen (in de onderafdeelingen Bireuën, Lhö' Seumawè en Tapa^ Toean) hebben de hoofden nog geen afstand gedaan van hun recht op de opbrengst der wasé. Zij ontvangen het hun toekomende deel dan uit de landschapskas, zoodat zij in ieder geval geen rechtstreeksche bemoeienis meer hebben met de inning dezer gelden.
Hieronder volgt een opgave van de opbrengst van peper- en pinanghasil volgens de in druk verschenen landschapsbegrootingen.
1Q1Q 1920
1916 1917 1918 (geraamd) (gerafmd)
Kassen — ,
peper pinang peper pinang peper pinang peper pinang peper pinang
Sigli ƒ 3.212 ƒ 6.522 ƒ 4.665 ƒ 8.576 ƒ 7.227 ƒ 9.888 ƒ 3.500 ƒ 8.000 ƒ 3.500 ƒ 8.000
Meureudoe . . „ 4.076 „ 2.264 „ 4,501 „ 3.881 „ 5.039 „ 3.185 „ 5.000 „ 4.000 „ 5.000 „ 4.000
Bireuën 6.049 „ 5.347 „ 8.060 „ 9.723 „ 8.824 „ 8.745 „ 8.000 „ 6.000 „ 9.000 „ 6.000
Lhöc Seumawè „ 192 „ 3.711 „ 353 „ 7.077 „ 478 „ 7.732 „ 400 „ 6.000 „ 600 „ 6.000
Lhö'Soekön . „ 156 „ 9.952 „ 348 „ 10.976 „ 697 „ 16.215 „ 800 „ 11.000 „ 1.000 „ 14.000
Takéngön. .. — — — — — — — — —
Idi „ 6.504 „ 7.388 „ 12.199 „ 9.316 „ 15.574 „ 9.839 „ 15.000 „ 9.500 „ 6.000 „ 9.500
Langsa en Soe-
ngai Raja. . „ 8.076 „ 539 „ 9.622 „ 670 „ 11.970 „ 339 „ 11.500 „ 300 „ 10.000 „ 500
Peureula' 17.598 „ 815 „ 16.218 „ 750 „ 18.180 „ 547 „ 13.000 „ 500 „ 15.000 „ 250
Tëmiang . . . „ 2.190 „ 3.978 „ 1.603 „ 3.827 „ 1.728 „ 3.855 „ 1.700 „ 2.500 „ 1.700 „ 3.000
Sërbödjadi . . — — — — — —• —
Gajö Loeös. .
Tjalang 2.790 — „ 3.672 — „ 3.556 - „ 3.250 — „ 3.100 „ 20
Meulaböh. . . „ 1.857 — „ 2.709 — „ 2.603 „ 98 „ 2.500 „ 50 „ 3.500 „ 300
Tapa' Toean. „ 379 - „ 350 — „ 225 — „ 300 — „ 200
Troemon . . . „ 25 — „ 15 — „ 18 — „ 125 — „ 100
Simaloer ... — — — — — — —
Alaslanden . . — — — — — — — —
3. Accijnzen.
In nauw verband met de tariefwet staan de accijnzen op petroleum en lucifers. De accijns op petroleum, bedoeld bij de ordonnantie van 27 December 1886 (Stbl. N°. 249 c. s.) en die op lucifers, geregeld bij de ordonnantie van 14 December 1893 (Stbl. N°. 301 c. s.) werden bij Stbl. 1899 N°. 75 ingevoerd in de afdeeling Groot Atjèh (met uitzondering van Poelö Wè), bij Stbl. 1908 N°. 193