De grondslagen der maatschappijschool
School
Klasse| A I B C I D
15. Hij moet eerlijk met de cijfers zijn 1 — -j-
en het gedrag der leerlingen niet 2 + — -f-
verdisconteeren in de vorderingen. 3 -|_
4 + — + +
5 +
16. Hij moet niet nerveus zijn. 1 + — — _|_
2 + +
3 + +
4 - + - +
5 + +
17. Hij moet zelden een leerling ver- 1 — — — — wijderen en liever een goed ernstig 2 — — — — woord tot hem richten; geen straf 3 + — + + toekennen dan na grondig onder- 4 — — — _|_ zoek, den leerling meer onder han- 5 -f- _(__(_ _|_ den nemen onder vier oogen.
18. Hij moet niet saai zijn. 1 — — —
2 - — + _
3 — +
4 — — + +
5 + + + +"
19. Hij moet zich beheerschen, kalm 1 — — —
en flink zijn in zijn optreden. 2
5 + + + +
20. Hij moet geen schoolmeester zijn, 1 — — — — die slechts inpompt of dicteert 2 — — —
3 + _ + _
4 + - + +
5 | ~ + +
21. Hij moet niet te jong en niet te 1 — I — — — oud zfln. 2 j — -f-
4 + I + + —
5 + I + I -I-
ELZINGA, De Grondslagen der Maatschappijschool. 16