Reformatie is niet gekomen. Van omzetting van heele gemeenten met den parochiegeestelijke aan het hoofd hoort men niet. Het jongere geslacht is denzelfden geestelijken weg gegaan als het oude. Als in de schaduw is het leven der Hervormden in Brabant geleefd. En de „Fransche tijd", die de enkele openbare ambten in de dorpen ook voor RoomschKatholieken openstelde, zag het einde van verscheidene zelfstandig bedoelde Hervormde Gemeenten, waarvan slechts een enkele in deze eeuw tot nieuw leven is gewekt.
Hoe is dit alles nu te verklaren? Is onze Kerk in 1648 te laat gekomen, omdat de Contra-Reformatie en daardoor het zelfstandige herstel der Roomsche Kerk reeds te ver had doorgewerkt? Is het zoo geworden, omdat onze Kerk zich opdrong en niet heeft afgewacht? Had dan in Brabant „de Hertog van Alba door sine strenge Placcaten ende wreede vervolgingen de Roomsche Godsdienst niet óók veel nadeel toegebracht"? Heeft de overheid de hervormingspogingen te véél gesteund, of te weinig? Of is alles te verklaren uit raciale invloeden? Is het meer dan coïncidentie, dat het donkere pigment aan de Roomsche levenspractijk meer kansen biedt? Zijn hier quaesties van temperament aan de orde; van meer mystieken aanleg, sterker afhankelijkheidsgevoel, minder individualistische vroomheid? Ten slotte, waar is de Heilige Geest in dit alles?
Ge ziet, dat het woord probleem, in den aanhef gebruikt,
niet een te groot woord was.
* * *
Zoo stelt „onze Kerk in Brabant" ons ook voortdurend voor het vraagstuk van het Westersche Schisma, Karl Barth zou zeggen: voor „het groote smartelijke raadsel der kerkscheuring, der scheuring juist daar (n.1. op het gebied der Kerk van Jezus Christus), waar geen scheuring bestaan kan, waar scheuring contradictio in terminis is." In Brabant woont men in eenzelfde staatkundig, maatschappelijk, dorpelijk verband met een overweldigende meerderheid, die leeft en voelt en geestelijk ademt als aan de andere zijde van een niet te dempen kloof. Men gaat dagelijks om met die anderen „in heel hun verbijsterende andersdenkendheid, in hun beklemmende afgewendheid van dat, wat onszelf de
"Kerke-werk : beschrijvingen van den arbeid der Hervormde Kerk in stad en land". Callenbach, [1938]. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB06:000000313:00007