De grillige wolkenvorming bij het ondergaan van de zon en misschien ook onze gespannen verwachting hadden ons parten gespeeld, 't Waren geen zeiltjes geweest, maar eigenaardig gevormde wolkjes.
Nee — 't werd tijd, dat we eens land zagen!
't Was in die dagen tussen Kerst en Nieuwjaar, dat een kanjer van een haai steeds maar om ons heen zwom. Hij verliet ons gewoon niet! Als we hem eens een uur of wat uit het gezicht verloren, ademden we verlicht op. Want er is niets irriterenders dan een haai, die maar niet van je wijken wil. In de eerste plaats is het een onsympathiek huisdier en ten tweede kan je nooit weten, of er niet eens iemand overboord slaat. In dat geval hoef je heus je testament niet te maken, want daar gunt een haai je weinig tijd voor.
Nieuwjaar vierden we op z'n Hollands: ook weer met oliebollen!
Oud en Nieuw hebben we zo genoegelijk mogelijk doorgebracht in de onuitgesproken hoop, dat het jonge 1938 ons het vurig verlangde gezicht op de kust zeer spoedig zou schenken.
In 't begin leek het er niet bijster op, dat die wens in vervulling zou gaan. Geen gekleurd water kondigde ons de nabijheid van de Amazone-rivier aan.
,,Dirk — zei ik eindelijk — 't is die vervloekte haai, die ons dat lapt! Dat is onze kwade geest. We gaan 'm vangen!"
Nou heb ik wel eens op brasem gevist, maar zelden op haai. 't Leek me nogal een onderneming om zo'n heerschap van een paar meter aan de hengel te krijgen. Maar ik had het nu eenmaal gezegd en dat beest kriebelde me zenuwen, 't Moest dus maar gebeuren.
Het hengsel van een verfblik moest als haak dienen. Ik smeedde het ding zo goed en zo kwaad als
De ,,Hol land" 7
Kuyt, J.G., "De "Holland" : Zaandijk-New York v.v., reisverhaal". Van Kampen, [1939]. Geraadpleegd op Delpher op 20-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB06:000000333:00009