Liturgische poëzie, een violier-lezing
durf ik stellig beweren, het is dit: dat het proza der moderne Jezaja-vertolking volkomen prozaïsch is en dat de overzetters het taalmuzikaal gehoor, dat den Seminarie-professor Joh. Schets in zijn schoonen arbeid heeft geleid, al te duidelijk hebben gederfd. De bijbelkundige en aesthetisch-gevoelige lezer moge een vergelijkend onderzoek instellen naar dit leekenoordeel, ik veroorloof mij één voorbeeld tot toelichting ervan: De moderne vertaling heeft voor Jezaja XLIV, 16:
«De eene helft heeft hij verbrand in het vuur,
«op de kolen er van braadt hij vleesch,
«eet het gebraad en wordt verzadigd;
«verder warmt hij zich en zegt: Ha, ik ben warm en zie vlam!»
De katholieke, gelijk wij zagen:
«De helft daarvan verbrandt hij in het vuur,
«en over de andere helft eet hij vleesch,
«kookt zich een gerecht en verzadigt zich
«en warmt zich en zegt: Ha! ik word w a r m, ik v o e 1 den
gloed!»
s C. R. DE K.