De spreuken van Jezus Sirach
XXV : 2—10.
2. Maar drieërlei haat mijne ziel,
en hun bestaan verafschuw ik zeer:
den hoogmoedigen arme, den onbetrouwbaren rijke, en den onverstandigen grijsaard, die een echtbreker is.
3- Als gij in uwe jeugd niet vergaard hebt.
hoe wilt gij in uwen ouderdom iets vinden?
4- Hoe schoon staat de rechtspraak voor een grijs hoofd, en goeden raad te weten voor ouden van dagen;
5. hoe schoon staat wijsheid den grijsaards,
en doorzicht en raad voor mannen van aanzien;
6. de kroon der ouden is rijpe ervaring,
en hun roem is de vreeze des Heeren.
7- Negen dingen, die mij in den zin komen, prijs ik gelukkig in mijn hart,
en het tiende roem ik met mijne tong:
een mensch, die vreugde van zijne kinderen beleeft, een, die bij zijn leven den val zijner vijanden ziet;
8. gelukkig de man, die eene verstandige vrouw heeft, en die niet ploegt als een os en een ezel;
gelukkig die door zijne tong niet ten val kwam,
en die geen hunner onwaardige dient.
9. gelukkig hij, die wetenschap vindt,
en haar mededeelt aan luisterende ooren;
10. hoe groot is hij, die wijsheid verwerft,
maar hij staat niet boven hem, die den Heer vreest.