Samenleving
„Hoe is het met de kinders?" — viel hij opeens heftig uit, blij op dit onderwerp gekomen te zijn.
„God man! je laat me schrikken" — schokte Nelly van haar stoel op, naar adem hijgend. „Die onhebbelijkheid schijn je in je ziekte toch nog niet afgeleerd te hebben" — vervolgde ze scherp.
„Nou ja . . , dat weet ik wel" - lachte hij schuldbewust verlegen door haar openhartige berisping. „Maar zeg me nou eens: hoe is het met de kinderen ?"
— herhaalde hij deemoedig. „Ze zijn toch goed gezond, hoop ik, allemaal?"
„O ja" — antwoordde ze onverschillig. „Alleen Henny ... die heeft weer wat keelpijn gehad." „Hebben ze niet naar me gevraagd al dien tijd?"
— vroeg hij inniger, verteederd zacht-lachend. „Naaiden toovenaar" . ..?"
„In het begin wel, een enkele keer, later niet meer" — bekende zij onverschillig.
Hij bleef zwijgen, starend op zijn sigaar, het gezicht tot een fijnen, rustigen lach vertrokken, als weg-levend in aangename herinneringen.
„Denk je dat die kinderen nou nog om je denken?"
— spotte ze hardvochtig. „Nee hoor, die zijn je allang vergeten."
„Dat geloof ik niet" — zei hij opeens met overtuiging. „Dat geloof ik niet. .
„Nee, dat geloof ik ook niet" — stemde Leen gul in.