Kommentaar op den Brief aan de Romeinen
als berustende le op den toestand der schepping; 2« op het zuchten der geloovigen; 3® op het zuchten van den Geest; 4* op de wetenschap der geloovigen, dat het lijden hun ten goede moet medewerken. Schlatter slaat een anderen en beteren weg in. Hij vat de tegenstelling in het oog, die door Sé in vs. 28 gemaakt wordt. Dit geeft hem aanleiding, de pericope in twee deelen te splitsen, welke beide de gewisheid der christelijke hoop moeten aantoonen: le door een feit, dat van beneden komt, den zucht, die van de aarde naar den hemel stijgt, vs. 18—27; en 2e door een feit, dat van hoven komt, den raad Gods (vs. 28—30). In vs. 28 ligt zeker een sterke tegenstelling, die wij misschien eenvoudiger kunnen verklaren dan Schlatter gedaan heeft. Nadat de apostel in vs. 18—27 het algemeene lijden beschreven heeft, dat roept om een uitwendige vernieuwing, die het werk des heils voltooien zal, wijst hij in vs. 28 v. op het Goddelijk besluit der verheerlijking, hetwelk met dezen zucht overeenstemt en de voltooiing der verlossing in Christus verzekert. Het stuk omvat dus de ontwikkeling van vs. 17b; vs 18—27 geeft de ontwikkeling van „wij lijden met Hem"; vs. 28—30 van „wij zullen met Hem verheerlijkt worden" (vgl. betreffende „met Hem" in 't bijzonder vs. 29). Zoo lag in H. 7 : 6b het geheele stuk H. 7 : 7—8 :11 opgesloten.
NEGENTIENDE STUK.
H. 8:18—30.
De vervulling van den baad des heils , ondanks het
tegenwoordige lijden.
Het thema (vs. 18) formuleert de twee gedachten, die
nader zullen worden ontwikkeld: le het lijden van den
tegenwoordigen tijd (het <rvviri<f%eiv), en 2e de heerlijkheid, die daarop moet volgen (het euvloïixcQiivxi).
Vs. 18—27.
Vs. 18: „Want ik houd het daarvoor, dat het lgden