De gouden poort
Als muizen zijn we in de val geloopen.
De deur is achter ons gesloten!
De diefstal van dit vuur is onze doem!
Want nu 't vuur zich heeft verbrand,
Wat kunnen we nu nog dan 't hoofd terneder leggen
In duisteren hoek en sterven maar als domme dieren
Stilte.
Hier jongen... raap die stukken op...
Laat Pier ze nogmaals samensmelten,
Ik wil nog één keer trachten.
De jongen raapt de stukken op en gaat de smidse binnen. Men hoort het razen van den blaasbalg.
Een
Gezel,
in de smidse zingt:
„Wie wilt hooren een historie Al van eenen jongen smid,
Die verbrand heeft zijn memorie Daaglijks bij het vuur verhit,
Kloppende, kloppende met zijnen hamer, Kloppende, kloppende met geweld Op zijn ambeld."
Hobbe.
Opgebrand is alles, alles. De lamp die is er;
De olie is op! En alles is verbrand! Overdekt
Is onze weg met duisternis; een zwarten cirkel
Heeft God om ons heen geslagen. In een val
Zijn wij geloopen; 't spek dat hebben we gevreten,
Maar nu is 't op; voor immer blijft de val ons nu gesloten.
Pha!