Studies in Hölderlin
Wo umgebracht der Herr ist, wie du sagst.
Auch dir, o Weib! und Wahres sag' ich, dass
Ich nahe wandelt' auf dem Dreiweg, wo
Der Herold und auf einem Füllenwagen
Ein Mann herfahrend, wie du mir berichtet, mir
Begegneten, und aus den Wege mich
Der Führer und der Alte mit Gewalt trieb.
Ich schlage, wie heran er lenkt, den Fuhrmann
lm Zorn, und wie mich stehen an dem Wagen
Der Alte siehet, zielt' er mitten mir
Aufs Haupt und schlug mich mit dem Doppelstachel.
Ungleich hat ers gebüsst. Denn schnell getroffen
Vom Stabe dieser Hande, rücklings wird
Heraus vom Wagen plötzlich er gewalzt.
Mijn vader, een Korinter, en bij allen
Zoo groot geacht, was Polybus genaamd,
En Merop hiet mijn moeder. Ik befaamd,
Was in de stad, bij al de burgerij e,
Gezien, totdat mij dit ('t welk ik belije
Verwondrens waard,) gebeurt, maar mijnen staat
Niet paste: want een heer, door overdaad
Van drank vervoerd, steekt op, vaart uit en lastert,
En scheldt me voor een vondeling, een basterd.
Ik, dus gehoond, verkropte 't nauw dien dag:
Maar 's andren daags genaakte ik met beklag
Mijn vader en vrouw moeder, ondertastte
De zaak: en zij, dewijl men mij belastte
Met dit verwijt, vergramden, meer dan ooit
Voorhene, op hem die dit had uitgestrooid:
En ik, hoewel mijn ouders mij beminnen,
Krop dit verwijt in mijn gemoed, van binnen
Vol hartewee. Ik reis naar Delfis kerk
Zoo stil, dat geen der ouderen het merk':
En God Apol, wiens antwoord ik kwam hooren
Voorspelt me niets, uit zijne donkre koren,
Dan schriklijkheên, en jammer, en hoe 't lag