Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan ...
Zij stond op.
— Ga je weg
— Ik moet nu weg. Kom morgen bij ons dejeuneeren, wil je Elly?
— Ja, Ottilie....
Ottilie zag uit het raam. De zon straalde zwijmende en laag, uit mauve en roze wolken, en de wind had zich over de golven neergelegd ; de zee wiegde hem nog alleen zacht op hare diepblauwe deining, als een reuzigen minnaar, die lag in haar schoot uit te rusten van zijn bloedrijke razen.
— Prachtig, die wolken! zei Elly. De wind is gaan liggen.
— Altijd om dit uur, zei Ottilie. Kijk, Lot, daar is hij ....
— "Wie....
— Aldo. Hij wacht me.
Zij zagen op de Promenade des Anglais — weinig wandelaars waren daar — een man zitten en hij zag naar de zee.
— Ik zie alleen zijn rug, zei Lot
— Je zal hem morgen zien. Ik ben innig blij, dat jullie komen ....
De klank van haar stem bedankte, geroerd. Zij omhelsde hen beiden, ging.
— God, God, wat een mooie vrouw, zei Lot.