Nouveau dictionnaire
van nabij vervolgen; avoir mal aux — s, pijn in de lendenen hebben; avoir du —, de bons —s, Ie» — s lort», sterk in 't kruis zijn; fig. avoir les — s lort», rijk, machtig zijn; — h de voute, gewelfshoeken.
ReinearcéU rat ion, f. wederinkerkering, v.; —rer, v. a. weder kerkeren.
Reiiieaniatioii, f. wedervleeschwording, v.
Reincorporer, v. a. op nieuw inlijven.
Reine, f. koningin; - réguaiite, regeerende koningin; — mere, koningin-moeder; — du «•iel, de Maagd Maria; — de» cieux, Juno; — des 1111 it», de maan; avoir uu port de—, eene majestueuse houding hebben; — des bois, lieve-vrouwen-bedstroo; aui» a la —. anijs-
iteine-riaude, t. lijne groene pruim, v.; pl. de» reines-flaude.
Reiiie-niarguerite, f. Chineesche aster, v.; pl. de» rciiies-iiiarguerites.
Reine-iiiere, f. koningin-moeder; pl. de» reiiies-nieres.
Reinette, Rainette, f. reinetappel, renet, m. Reinleeter, v. a. weder besmetten.
Rein || script ion, f. weder inschrijving, v.; —scrire, v. a. weder inschrijven. Reiii»tal|jlatioii, f. herhaalde instelling of
. . . *•» —■"» v. «. wener ïnsieuen ot
inhuldigen.
neuiie, ee, a. oreed van rug of schoft (van jachthonden sprekend).
Réinté|jgrable, a. in het bezit herstelbaar; —grande, -gration, f. herstelling in het bezit van eenig goed of van eenig ambt, v.; —grer, v. a. in het bezit herstellen; — «in. dans «e» droit», iemand weder in zijne rechten herstellen; — dan» Ie» pri»on», wederom gevangen zetten; faire - de» nieuble», meubelen, welke men weggenomen had, weder op de plaats laten brengen, waar zij te voren waren.
Réinventer, v. a. op nieuw uitvinden.
Reinviter, v. a. weder noodigen.
R<'i», m. reis, Portugeesche munt, Braziliaansclie munt, v.
Reis-eflendi. m. reis-efendi, Turksch minister
van uuiicuiaiiusciie zaKen.
Reitcra||ble, a. herhaalbaar; —til', ivo, a. herhalend, hernieuwend; -tion, f. herhaling, v.
Reiterer, v. a. herhalen.
Reitre, lUtre, m. (allem. Reiter) (weleer) Diutsche ruiter; vieux —, iem. die veel rondgezworven en veel beleefd heeft, oude schalk.
RejailHlir, v. n. springen, ontspringen, uitspatten; terug stuiten; fig. terug vallen of koinnn on: —I ■*«»■>« «» n . _
. .. , r' «• iijvuiiu, ui¬
sluitend, opspringend, uitstroomend; — liane, inent. m. het springen, ontspringen, uitspatten; terugstuiten. '
Reje||t, m. afwerping, uitwerping, ver- of
f»'©, unopiuiisei ^van een ocom); overbrenging van een post op eene andere rekening, v.; uittrekkende bijenzwerm, m.;
— poetique, overbrenging van woorden in den volgenden versregel, v.; -table, a. verwerpelijk:
— té*Jt li m. w;it nrl iiuf io „w .i •! _J '
, .... IUUO,ijCl uiuaKje aan
een venster (ter afkeering van 't regenwater); —ter, v. a. weder werpen; terug werpen; uitwerpen, weder van zich f-?even; uitspuwen, overgeven; uitspruiten, uitschieten; overdragentig. verwerpen, verachten, afkeuren; — la foute' »ur «|U., iemand ergens de schuld van geven* -ton, m. uitspruitsel, spruit, zijloot, v.(van een
boom): fig. spruit, v. nakomeling; —tonner, v. a. de spruiten of uitspruitsels wegnemen.
Rejoin||dre, v. a. weder bijéén of samen voegen; — qn., iemand inhalen, achterhalen: v. pr. weder bijeen of bij elkander komen; —toieiuent, m. het weder dichtstrijken der voegen (bij metselwerk); —toyer, v. a. de voegen weer toestrijken.
Reiouer, v. a. et n. weder spelen.
Réjoui, e, a. verheugd, vroolijk; —, e, m. et f. gro» —, grosse —e, fam. vroolijke baas. lustige broeder, vroolijke zus.
Réjouir, v. a. verheugen, verblijden; vervroolijken; »e —, v. pr. zich verheugen of verblijden, vroolijk zijn.
Réjoui»|sance, f. vreugde, vroolijkheid, blijdschap, v. vermaak; been dat de slager bij het gewicht goed vleesch voegt; —»ant, ante. a. vervroolijkend, vermakelijk.
Rejuger, v. a. weder vonnissen, op nieuw uitspraak doen.
Relajjcliant, e, a. slapmakend, ontspannend; —ehe. m. het onhoudon: rust. vprkwiWkirm
ontspanning, \\; »an» —. zonder ophouden; Ie tli<»Atre fait —, er wordt niet gespeeld (inden schouwburg); —clie, f. oponthoud van een schip in eene haven; haven, waar een schip genoodzaakt is in te loopen, v.; —clié, e, p. et a. slap, losgelaten, ontspannen; fig. ongeregeld, ongebonden; — olienieiit, m. verslapping, ontspanning; slapheid; ontlating, verzachting; loslating (der gevangenen); verkwikking, v.; lig. ongeregeldheid, ongebondenheid, v.; —eher, v. a. et n. (préf. re et lAcher) ontspannen, loslaten; toegeven, matigen; loslaten (de gevangenen); v. n. eene haven binnenloopen, aandoen;
—» v. pr. slapper worden; verminderen; zachter worden; »e — dan» se»iiitcur». losse zeden aannemen ; se — IY*mit v. nr. ziin cp.pst
eenige ontspanning geven.
Relai, Relais, m. (préf. re et laisser) paardenposterij, \\; versche paarden of jachthonden, m.; wisselplaats, v.; tusschenruimte, welke de tapijtwerker tusschen twee kleuren enz. laat, v.; aanwas, m. aanspoeling, v. van land; bedekte weg onder aan den wal en de gracht; fam. etre de —, ledigen tijd hebben; het oogenblik van handelen afwachten.
Relai»||sé, a. m. vermoeid, afgejaagd (van hazen sürekendl: —n«t v n feen h«nc\ Hnr...
de jacht afmatten, afhuren: hp — v nr 9ir>ii
ophouden, verblijven; moe worden.
Relancer, v. a. weder werpen; weder opjagen; tig. iemand opzoeken en lastig vallen; hevig doorhalen.
Relaps, e, a. wederafvallig; —, e, m. et f. wederafvallige (in den godsdienst), m. en v.
Rélargir. v. weder breeder, wijder of ruimer maken, verbreeden.
Rela ter. v. a. flat. re 1 a1.11 m • de rpfovro
rapporter) berichten, mededeelen, verhalen: — teur. m. berir.htfiiv vprhalpr* —#if ii« .«
betrekkelijk; prononi —, betrekkelijk voornaamwoord; —tion, f. (rad. relater) opzicht, betrekking, v.; verhaal, verslag, bericht; gerechtelijke voordracht; kennis, gemeenschap, v.; —s «Ie «'omineree, handelsbetrekkingen; —tivenient, adv. met betrekking tot; betrekkelijk; —tlvité, f. betrekkelijkheid, v.
Rela ver, v. a. herwasschen, overwasschen.
Rela||xation, f. verslapping, ontspanning; loslating van een gevangene, v.; — xe, m. staking, v. der vervolging tegen een' beschuldigde;