den stijl kenbaar in den allengs zich wijzigenden vorm, voorgesteld in de typen A, B, C, I) (tig. 144). Xa de spitsboog-galerij A van den eersten
tijd komt in de 13® eeuw de drie of vierdeelige rozetvorm B; in de 14e eeuw is de gelijkzijdige driehoek C de grondvorm van de
Fig. 144. Balustrade-typen. t66iv.611111g, (116 111 (16 15 66UW A OOI
den fijnen, ingewikkelden flamboyant vorm D plaats maakt. De figuren 134, 142 en 93, doen toepassingen uit verschillenden tijd zien. Evenals bij de kapiteelen, wordt de sobere knopversiering der kroonlijst al-
fel
lengs aoor de rijkere blad- en bloemmotieven vervangen.
Karakteristiek is de bekroning van den torenomgang der Not re-Dame (fig. 143). Krachtig spreekt op verren afstand de hoekomtrek der balustrade, door de plaatsing van
decoratieve monsternguren.
Fig. 145. Sokkellijsten.
Lijstwerken. De overige horizontale gevellijsten zijn de sokkel- of voetlijsten, en de cordons of deklijsten. De eerste, evenals het basement deipijlers en zuilen, is een muurverbreeding en komt, alhoewel minder gedetail¬
leerd, in hoofdvorm hiermee overeen. Ook zijn hinderlijke, scherpe kanten aan den uitersten voorsprong vermeden. De typen C, 1), E (fig. 145) behooren achtereenvolgens tot de 13®, 14® en 15® eeuw. Hun onderling verschil bestaat vooral in liet bovenprofil, dat aanvankelijk een kraal was, doch wegens onvoldoenden waterafvoer, later door een afschuining of een hol werd vervangen.
De cordons of deklijsten bevinden zich op verschillende hoogte van den gevel. Zij
rig. 14b. Ontstaan van de uothische deklijst.
vormen de doorgaande dorpel- of gordellijst
1 *i i i •• n -i i
ner ï ciiiieii en spirsoooggaieiijen oi noen ais overgangslijst en bekroning bij de versmalling en de bekroning der contraforten dienst (fig. 129). Hun volume, minder of meer belangrijk, is veel geringer dan bij de zware, klassieke geledingen.
Evers, Henri, "De architectuur in hare hoofdtijdperken : 2". Veen, 1911. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSFUBA02:000012468:00018